K A R E L of de dankbaaré VOEDSTERLING, EEN ORIGINEELS HOLLANDSCHE ROMAN. Door den burger Js H. DE V * * * *' *. INDEN H:J A G Ey B v J. PLAAT. m, dcc. x c^v t   K A 3L E X OF DE DANKBAARE VOEDSTERLING EEN BUGER ROMAM. EERSTE CAPITTEI»' Aan alles moet een begin zyn. eeze waarheid zult gy beminde Lezers l zekerlyk geen van allen wederfpreeken, maar of het begin van een werk u daarom altyd bevalt daaraan zouden wy zeer fterk twyffelen; onbekend maakt onbemind en gy hebt als dan noch geene kennis met de Perfoonen voor welke men u belang zoekt" in te boezemen gemaakt doch evenwel offchoon wyuwe', verveling in deeze billyken is het lot van den Schryver nog veel ongunfliger, u Itaat het A toch  toch vry ten fpyt van dien het mishaagt om dat lastige begin over te flaan maar zy die hunnen tyd aan uwe vermaken opgeofferd hebben , moeten het koste wat het wil beginnen, hoe zullen wy het dan maken om die droge beginzels van alle verhalen u op een aangenamen trant voor te dragen ? Wy willen kort zyn in het boeken dier byzonderheden welke u noodzaaklyk te weten zyn, en brengen u zo rasch doenlyk tot de Jongelings Jaaren van onzen held over. Doch eer wy ter zake treden is het niet voegzaam u by den aanvang zo 't een en ander te beloven, of te verklaren neem eens dat dit werkje overal even belangryk zyn zal dus u van het begin tot den laatften regel toe hoe langs zo meer behagen, dat het overal der deugd dienstbaar gerust door u in handen uwer kinderen of kwekelingen mag gegeeven worden, die het volftrekt tot een Schoolboek hebben moeten, tevens of in plaats van de nieuwe druk der Franfche Tiranny, (*) De Vaderlandfche Historie verkort en diergelyke meer, wat deszelfs nuttigheid voorouden of jonge Kinderen betreft wy hoopen zorg te dragen dat men gene kettery daaruit trekken moge, ( * ) Een Werkje in 't begin des Oorlogs uitgekomen.  X 3 X moge, en ftaatkundigen zullen wy niet minder zorg dragen om uit de voeten te blyven, niet minder zuilen beide uiterstens door ons gemyd worden om te veel vernuft of al te groote domheid te vertonen, en dus willen wy langs het walletje varen uit vrees voor ftormen, fomwyien evenwel eens regt door in Zee ftekende als de Commisfie vaarders zo daar wat te kapen valt. ^Al inleiding genoeg wy beginnen. Willem Ernst Vader van onzen Held woonde in Arrfterdam, zyn beroep was 't geen men aldaar noemt pra&iferend Boekhouder, en in die bezigheid vertoonde de Man zo veele kundigheid van den handel aan onwankelbaare trouw gepaard dat hy ter beurze by de grootfte Kooplieden wel geacht wierdt, na langen tyd ten dienste van het algemeen der Dienaars van Mercurius geftaan te hebben, wierdE hy eerfte Boekhouder by een voornaam Koopman die hem voor zyn leeven aannam en bezorgde, toen had Ernst (zo men dat heet) zyne Schaapjes op het droge want' buiten eene aanzienelyke bezoldiging gaf men hem voor zyn zelf crediet, zo dat hy enigen han :el onderne^ men konde: hy maakte daar zyn gebruik van, eene Chitfen en Catoenen Winkel opzettende A 2 weike  X 4 X welke door zyne Huisvrouw waargenomen wierdt en bloeide, want de Man geloof geevende aan de woorden der openbaring hadt ook begreepen dat het niet goed was zo de Mensch alleen bleef en daarom zich san eene Overysfelfche deern zo dra hy Brood badt uitgehuwd, deze echt wierdt met eene fpruit gezegend dit was onze held. Al van zyner Moeders Buik af wierd Karei door haar aan den Heere. geheiligd; immers 2y nam voor indien een Mannelyk zaad te voorf.hyn kwam dat deze Jongeling eenmaal op den kan fel klimmen meest om het woord recht te fnyden. Vader Ernst offchoon een namflig kerkganger ,hadc zyn Kind en veronderftelden erfgenaam liever tot den Koophandel opgebragt, maar hy beminde zyne Ega te fleik, om haar in eene zo plechtige gelegenheid als het groot gaan te vertoornen, bang zyn de dat zy dan misfehien van een Oliphant of ftraaf Davids mannetje zoude bevallen , daarcnb-iVvn was Ernst vol eerbiet"voor den geeitelyken Hand , als die door waardige leden bekleed wordt, en zyn vrouwtje wist hem zo zwaar op zyn gemoed te druken hoe alle eerfteiingen des Heeren waren dat de Man toegaf, en zo wel als de Kraamvrouw vol blyd-  X s X blydfchap was, toen dezeeenen Zoon terWaereld bragt die naar de Ouders van beide Echtelingen de naam van Karei by de Doopplechheid ontvong. Zo dra de aariftaande roeping van den jongen Karei aan Buurvrouwen welke zyne Moeder kwamen geluk wenfchen door de Kraamvrouw zelve uitgelegd was, prezen zy deze keuze, te meer wyl het Kind eene wakkere ftera liet blyken, daar uit voorfpelden men hoe hy eens van den Stoel der waarheid donderen zou tegen alle hardnekkige zondaren: lagch niet geliefden over den uitleg dier Vrouwtjes hoa menigmalen zach men niet wel Generaals noch in de Wieg liggende? wy zullen volgens belofte aandachtigen! u met dekindfche Jaaren van Karei niet ophouden, zyne Moeder voedde hem met de Melk harer Borsten, en zach hem alle die ongemakken gelukkig doorworftelen, welke zo veele Wiegelingen in het graf rukken, de Vader leerde hem die nodige kundigheden van Lezen Schryven en ook de Rekenkunde, waarna men Karei in vervolg van tyd op dg Scholen zyner Moederftad befteedde om eenige Jaaren doortebrengen met het leren van die talen welke den aankoneling eens wel te p.s kom^n zouA 3 den, ( 4i  X * X den, daar zyne Ouders bepaald bleven by de keuze om hem tot het Predik-Ambt op te leiden, m;.ar hit mogt zynen Vader niet gebeuren dit te beleeven, hy overleed toen Karei we'ke groote vorderingen had gemaakt in zyn vyftiende Jaar trad. De Weduwe fcheen in 't eerst troostloos, doch na dat het Rouwjaar verlopen was matigde hare droefheid, zy ondervondt zo veel genoegen in de liefde voor Karei , die van zyne kant alles aanwendde om deze goede Moeder zyn Kinderplicht te doen blyken, dat dit haar rouw over het affterven van een bemind Man zeer deed minderen. De Jongeling die eenen goeden inborst bezat was zo als dit behoorde getroffen toen zyn Vader ftierf, hy betreurde hem , maar de vrolykheid aan de Jeugd eigen, laat niet toe dat zy lang onafgebrokene droefheid ontwaare , daar komt noch by dat wy in die gelukkige Honden een tiental Jaaren als een onafmeetelyk tydperk aanzien, van daar komt het dat zy die ouder van dagen dan wy zyn ligtelyk van ons als ftokoude Lieden aangezien worden dus treeft ons hun Sterven minder, wyl het toefchynt dat zy afgeleefd waren, Karei dus ook offchoonhyin 't begin geweldig over het Sterven zyns Vaders neerge*••»«*<* - fl»  % 7 ):C flagen was, wierdt welhaast meer gewoon aan dat gemisch , hy bevlytigde zich nu nog meer om fpoedig d'overige Scholen door te lopen ten einde voor d'Academie bekwaam te zyn; en deze loopbaan was hy doorgeftreeft met d'aanvang zyns zeventiende Jaars. Men ricdt zyne Moeder evenwel hem noch een Jaar t'Huis te houden eer hy naa de Ho ge School ging, en zy volgde deze inboezeming, haar gemaal hadt de Weduwe geen beflommerden boedel nagelaten, hunne Winkel bragt goede winsten aan , en hoewel zy niet gierig waren wierd overdaad van hun gefchuuwd, zo dat Jaarlyks hunne welvaart toenam, nyverheid en eerlykheid die deugden der aloude Nederlanders waren noch by dat Huisgezin te vinden, en dit deed hunne calanten geftadig vermeerderen. De patroon hadt na de Dood des Boekhouders zyne diensten in gedachtenis gehouden, en bevleitigde zich zyne Weduwe waar hy kon, voort te helpen de Moeder van Karei trachte door zuinigheid zo veel doenlyk te vergaderen om dezen geliefden Zoon eens een aanzienlyke uitzet mede te geven als hy Huwde , want zo ver liepen hare gedachten vooruit terwyl' reeds de Dood zynen Zeis over haar opgeheven hieldt A 4 want  X 8 x want zy wierdt plotzeling door eene Zinkingkoorts overvallen, die haar ten graye fleepte na dat zy Karei aan haren Broeder van Braaf bevoolen hadt, en hem d!c voor haar Sterfbed weende gezegend. Daar was onze held Ouderloos, de meerdere Jaren welke hy nu telde a's toen zyn Vader wec'.x iel, msakre hem dit laatfte verlies veel bitterder, evenwel moest de tyd ook zyn verdriet lenigen, dc vriendelyke behandeling van zyn Oom die hem dadelyk na de Begrafenis uit het Sterfhuis tot zich nam verzachte zynen rouw, na dat drie Maanden verlopen waren begon hy wat tot bedaren te komen, en verzocht zynen Oom nu den Joop zyner Studiën te mogen voleinden deze had daar niets tegen in te brengen, zo dat toen de Voogd door eenen vriend Kamers voor den aanftaande Student te Leiden had laten Huuren, en tevens de nodige inlichting wegens fommige byzonderheden van dit Academisch verbiyf ingewonnen, Ka.el met een aantal zegenwenfehen over zyne Studiën, heilzame raadgevingen wegens zyn gedrag, en eene redelyk wel geHofleerde Geldbeurs naar het verbiyf vanPallas en der Zanggodinnen vertrok, en wy die hem van zyne geboo/te af dus verge*  X 9 X vergebragt, en zyne Ouders al mede Begraven hebben rusten rut vegen het zweet af, en fluiten dit Capitfel. TWEEDE CAPPITTEL. Veel fpreeken, en wel fpreeken is eene kunst, begin der Academifche loopbaan. Karei kwam behouden in de Academie Stad aan, trouwens dit zullen onze Lezers wel vermoed hebben, want was hy onderwege omgekomen , dan zou ook deze roemryke, en zo wy hopen allefinds belangryke Roman te gelyk met hem een einde gevonden hebben, of gelyk men dat noemt in de geboorte gefmoord zyn. Maar neen hy geraakte te regt, en belande op de voor hem befprokene kamers, daar hy by een eerlyke Schoenmaker te buis lag. Meefter Drieftal, zo wel als zyne Vrouw en Dochter ontving hem met alle gulheid, bragt Karei op de gehuurde kamers, wees hem alles daar op wat hy weten moest, en boodt zyne dienften aan, waar de Jongeling die nodig mogt hebben, maar de Huisvrouw van den braave Schoenmaker ging veel verder, want zy ving aanftonds aan om Karei eene proef van hare fpraakzaamheid te geeven, die zo ver ging dat hoewel meeiter Drieftal vertrok, zyne Ega A 5 noch  X xo X noch al zich bleef beyveren om den Vreemdeling alles voor te rammelen, wat haar in het hoofd kwam. Karei was te goedhartig om aan deze Huismoeder te doen blyken, hoe zeer hem haare ydele klap verveelde; zo dat hun gefprek, indien men dit zo noemen mag, wyl Vrouw Drieftal alleen het woord voerde niet eindigde, voor dat haar Man en Voogd zich vertoonde, en zyne wederhelft te kennen gaf dat het eterstyd was, met eenige hier by gevoegde ernftige aanmerkingen over die toomloze praatzucht, en om nu zo veel dit van hem afhing zyn huurder voor dit uitgeftaan verdriet fchadeloos te ftëllen, vroeg de fchoenmaker aan Karei om met het Huisgezin te fpyzen, en deed dit aanbod op een zo beleefden toon, dat een geëmigreerd Prins zich over deze wyze van verzoeken niet zoude hebben behoeven te fchamen. De Jongeling voorzien van een goeden appetyd welke de vriendlykheid van meefter Drieftal noch in een helderder licht aan zyne oogen vertoonde weigerde dit niet volgde zynen Huisheer en deed beneden gekomen eer aan de voorgezette fpyzen, welke eenvoudig waren maar door het goed hart der aanzittende gasten gekruid wierden, in een woord het was een vriendenmaal, en deze overtreffen alle Eexe Feeilen.  X " X De fchocnmaker was een Man, die voor zyn deel die verlichting welke brave Mannen in onze dagen over de geringer ftanden der Maatfchappy hebben getracht te doen opgaan al thans niet verloren hadt, hy las en wel met oordeel, genoeg bezeffende dat zyn beroep niet toeliet zich in. alle takken van Letterkunde te oeffenen, en dit hem ook weinig te ftade zou komen , bepaalde hy zyn onderzoek tot 'sLands Gefchiedenisfen, en de daaglyks voorvallende zaken in alle oorden, daarover fprak hy op zyne wyze en wel. Karei die waarlyk vol zucht naar kundigheden heten mogt, en ze dus door zyn braaf hart aangevuurd ook in anderen met al de drifc der Jeugd eerde, was opgetogen over de taal van zynen Huisheer die hem een groot Staatsman toefch'.en, zo dat daar haperde niets meer aan ais dat de Jongeling geen Monarch of alleen heerfcher was, anders zou de Schoenmaker dadelyk tot eerfte Minister zyn verheven geworden , en wie weet of het volk, waaraan Meester drieftal als dan zyne kunst van Regeren zou beproefd hebben, niet gelukkiger onder zyn beftuur was geworden dan nu, daar d'een of andere georJende weetniet de teugels in handen heeft: dcch wyl zodanige verheffing buiten Kareis macht ftondt, vernoegde hy zich met den Schoenmaker naar verdienfte te pry- zen,  X « X zen. Vrouw drieftal trachte zich wel tusfchen beide in het gefprek te mensen, ja meermalen begon zy eene harer gewonen reden vo- ringen maar de Schoenmaker die zyne e^a we! degelyk onder de mannelykc achtbaarheid gebukt hieldt voer haar dan gedu ig fn 't vizier, tot dat zy afliet — hun te ftoren. Netje de Dochter dezer goede lieden, was een aartig Meisje, die ook veel fmaak in het lezen, en kundigheden had; Ja zo men hare inneriyke gedachten hadt mogen weten, ztkerlyk zou men bevonden hebben dat zy geen fmaak vondt in 't fchoenen boorden, en andere diergelyke bezigheden aan haar Vaders beroep vast waar toe zy, niets nuttigers te verrichten hebbende, nu haren tyd hefteden moest, zy beviel onzen held ook vry wel, daar het meisje aanftonds zucht naar verlichting blyken liet, want wy moeten onze Leezers, (aller genadigst zeggen de duitfehers wel eens als zy van fommige niet zeer genadige gevoelens hunner Vonten fpreeken) verklaren, hoe Karei ingenomrn was met het denkbeeld dat ieder fterveling naar meerdere verlichting ftreven moest, hy was dus zeer te vrede met zyn huisheer, en deze geftreeld over de goedkeuring welke onze held aan zyne redenen gaf, want wie is niet gaarn geprezen, vatte ook veel vriendfehap voor den beminnelyken Jon-  X *3);( Jongeling op, en men icheide dus vernoegd van eikander. 's Anderdaags begon Karei zyne Academifche loopbaan , liet zich als Student aantekenen, gaf den Brief van aanbeveling, welke een zyner meefters te Amfterdam bem voor een der hoog Leraaren in de Godgeleerde faculteit had medegegeven aan dezen over, en begon volgends den raad van die Letterheld zyne ftudien. De Profesfor hadt Karei vele vragen gedaan om over zyne vermogens te oordeelen, en de antwoorden waren zo bondig, dat de vrager veel goeds wegens den Jongeling en zynen voortgang in de moeilyke onderneming die hy wilde volvoeren voorfpelde en hem zeer aanmoedigde. Karei nu als het ware aan zich zelf overgelaten begon zyne gedachten ernftig te laten gaan over het beroep welk hy omhelzen wilde vol eerbied voor zynen maker bevatte hy tevens hoe achtbaar de Geeftelyke Hand was, en nam voor, zo wel door zynen y ver om kundigheden te verkiygen, als eenen onergelyken wandel zich tot dit beroep waardig te maaken. Op dit befluit riep hy de onderfteuning des aller Hoogften in, entwyfeldegeenfindsofd'Onzichr. bre zoude hem die fchenken. Misfchien hadden zyne Onders hem tot den Predikdienst niet  X 14 X gefchikt, had Karei dit beroep geenfinds gekozen ; Maar nu wyl hunner beider begeertens zo fterk daar op uitgelopen waren, zou zyn kinderliefde nimmer toegelaten hebben dat hy een ogenblik aarzelde daar aan te voldoen, voor 't minst zo dacht hy, en kan het niet wel voor bewezen gehouden worden waarde Lezers! dat dusdanige voorbefchikking der ouden van dagen vele broddelaars in alle Levensflanden heeft te voorfchyn gebragt wyl de goede voorzienigheid hun tot gantfch andere zaken voorbereidde? Karei lei zich met de borst op de ftudie der Godgeleerdheid, hieldt zyne Collegien met aandacht en volhandigheid, over zag t'Huis gekomen het verhandelde, zo zich daar by zaken voordeedden welke hy niet geheel begreep maakte de Jongeling daar zyn werk van om onderrichting by den Profesfor aan wiens vriendfchap men hem bevolen hadt te gaan halen, deze brave Man welke zich geheel en [al aan de onder zyne faculteit ftuderenden Jongelieden overgegeven hadt, was het nimmer te veel moeite hun buiten zyne Collegien onderwys te fchenken. Wel hoe! (zal menig Lezer misfchien denken ) is het dan by alle Leraars dus met zaak niet gelegen ? Misfchien ja goede Lezers?  X M X zers! veelligt ook neen daar worden wel lieden gevonden die zeer blyde zyn wanneer hun Collegie uur is verlopen, en welke vooral niet gaarn zien zouden dat men hen buiten dien tyd veel met vragen lastig viel en niet geheel en al zonder reden , immers men zegt dat een gek meer vragen kan dan tien wyze lieden bekwaam zyntebeandwoorden hoeveel te meer zoude een Student het zyn leermeefter met vragen te kwaad kunnen maken, en dat moet voor al niet gebeuren doch dit was dan, zo wy zeiden, geenfinds het geval by Profesfor Theron, daar en boven bezat hy zo veel eenvouwigheid in zyne onderrichtingen, als d'eerfte Chriften Leraars, overtuigd dat men de Godgeleerdheid in dezen agtienden eeuw anders dan in de middeleeuwen behandelen moest die fchikkende naar den ftaat der vermogens zyner hoorderen, of beter gezegd de meerdere verlichting by onze dagen gaade flaande, prentte hy de fluderende Jeugd in, dat een waardig Predikant zo wel menfchenkunde als kennis van den Godsdienst welke hy predikt hebben moet, dat de welfprekenheid hen daar en boven onontbeerlyk was, wyl de meefbe menfchen aan het uiterlyke hangende, de ftoffen welke verhandeld worden achten, of met onverfchillïgheid aanhoren, naar de wyze hoe die hun voorgedragen worden. Da  X 16 X De brave Kerkvoogd (hy was Academie Prediker) riedc dus zyne Studenten het lezen van d'oude vermaarde fchryyers aw> die hun de waare welfprekenheid en goeden fmaak leren konden, ja hy zou zelfs niet zuur gezien hebben , al hadden zy Romans of andere werken van fmaak'in een uur van uitfpanning gelezen mits datdaaringeene ondeugende gevoelens of Hellingen gevonden wierden hy zelf kwam daar voor uit dat de werken van Riqhardfon en andere goede Roman fchryvers hem bekend waren, en hy die met warm gevoel gelezen hadt: Karei dus gerust op de goedkeuring van zyn Leermeefter oefende zich ook in den Tempel der Zanggodinnen, dan hy rekende dit maar als eene verlustiging voor zynen geest, devaerzen vloeiden hem ook uit de pen, want welk Jongeling met geest begaafd heeft niet in zyne Jeugdige Jaaren Gedichten ter Waereld gebracht, deze zang.n bleven niet alleen echter by ernftige onderwerpen bepaald en zulke die ftrekkenkonde om dengeest te verheffen, neen ook fomwyjen behandelde hy vrohke ftoffen, Netje was wcldraa de vertrouwde aan wie deze uitvloeizeis zyner Dichtader vertoond wierden, en het Meisje weke zo wy zeiden veel las en fmiak in alles wat vernuftig was vondt, was nu zeer opgetogen dat een" voedfterling , van  X >7 X van Apollo mét haar te rade gong, en zy dikwils de Zanggodinne was, aan welke zyne ryi men gewyd bleven. Zy wierd echter niet meer dan als vriendin in zyne hymnes aangefproken, maar evenwel is het geen dagelyks werk om de vertrouwde vriendin van een dichter, ja Schryver te zyn, en door hun vereeuwigd te worden, in werken, welke zo wel de maker als zyne vertrouwde hopen, dat tot het Nageflacht overgaan zullen. Meester Drieftal was juist geen groot kenner of liefhebber van vaarzen, maar echter om dat Karei vlug een extempore op alle voorkomende zaken voor den dag wist te brengen, zach de goede fchoenmaker dit als blyken van vernuft aan, en daarom was hy ver van die te verachten, zyn vriendfchappelyke omgang me£ Karei hield noch aan; meermalen kwam deze by zyn Hospes een pypje roken,-kon uuren me£ Meester Drieflal over 'sLands aloude Historiën keuvelen, en fcheidde altyd van hem, des Mans kunde in dat vak bewonderende, want een van beide ftelde de Student als onwederlegbaar, de waarheid te moeten heten, dat de gefchiedfchryvers, welke wy tot nu toe ge-? had hebben, vele anecdotes, die hem Drieftal frerhaalde, niet geweten hadden of willens ver-- 3  X is x borgen, in het eerfte geval waren zy ( zeide Karei) ezels, maar in het tweede bedriegers. Netje, wy herzeggen dit, had groot behagen in de gedichten van onzen held, maar niemand bevond zich daar beter by dan des fchoenmakers Huisvrouw, want daar zy de vaarzen van Karei met genoegen aanhoorde, ja als betoverd was, wanneer de Jongeling op haar verzoek ecnige Dichtregels over den glazen wasfcher, Zcemelap, de Tabaksrook of wat voor andere zaken, die onder zyne oogen op dat tydftip waren , uit zyn hoofd ftootte, gebeurde dit meermalen, de dame noemde hem een Poëet zo goed ten minfte als Vondel, en hy, de eene beleefdheid is toch d'andere waard, durfde zich niet onheusch tegen zyne hospi. ta gedragen , al rammelde zy noch zo lang met haar ydel geklap, en~ dit was voor vrouw Drieftal een groot vermaak; want hoe meer men hare praatlust trachte in te tomen, des te fterker woedde deze: daar zy nu buiten dit gebrek niet van verftand misgedecld was, en wy Stervelingen nooit vernuftiger zyn dan om andere gebreken te ontdekken en die tot voldoening onzer lusten te gebruiken, gaf dit Juffrouw Drieftal ook een middel aan de hand, om ongeiloord by Karei te moogen door  X ip X doorpraten , en dit was niet anders dan hem naar. vaarzen te vraagen en zyne Dichtkunde te bewonderen , deze text behandelde zy met alle rnooglyke langwylighcid zonder dit de rymekar haar Hoorde, of zich toonde te vervelen , ja het was al zo ver gekomen, dat hy haar liever zyne regels opzei, of vooilasdan zyne vriendin Netje zelf, want deze was te vry met hem en bezat genoeg gevoel om het geen gemeen was of zonder fmaak niet te kunnen aantoonen, en, te verachten. Waarom was nu onze held zo op lof verzot ? Wel lezers! de Jongeling gloeids door al het vuur zyncr Jaaren, dit lei hem de Dichtmaat in den mond, maar daarom was hy geen D'chter, want deze moet fcheppen en Karei verhaalde maar 't geen hy zach op rym, evenwel heeft de zucht tot Dichteren Lauwrenkroon zo vele Jonge Lieden vervoerd, welke altyd rymelaars gebleeven zyn, dat onze held misfehien ook hun getal vermeerderd zou hebben, ten zy hy, eene andere richting bekomen hadt. DERDE CAPITTEL. Eene Epizode of een Rommelzootje, Geliefde menigte! alle Schryvers rullen bekennen moeten, dat uwe leeslust binnen weiniB 2 g9  X ao y.c - ge Jaaren merkëlyk aangegroeid zy, toen vond men veele Mannen, welke nimmer lezen dan den Bybel en de Couranten, de eerste om oudé berichten te horen, de laatste om nieuwe tydingente vernemen en evenwel zonder dezen fmaak te willen doemen ,' daar valt nóch al iets op de waereld te onderzoeken, zal men niet als een botmuil met zyn neus overal tegen de muur aanlopen, maar wy herzeggen het vol dankbaarheid aan de voorzienigheid, die tyden zyn voorby, ieder een leest hedendaags en onder deze menigte is het geflacht dat men bemint niet het minfte, neen der Jufferenfchaar is veeleer in onze dagen den toon geven de omtrent alles wat werken van fmaak mogen genaamd worden, zy regelen haar lot én niet een dat van dén gelukkigen; of rampzaligen Vader. Aan den kanrj der Schryvers zyn ook de hekken verhangen, over een halve Eeuw vondt men niet veel oorfpronglyke ilukken in onze taal voorhanden, dan gelchie-: nisfen , 'levens van groote Mannen, en Dicht-, regels,-;alle overige -Lettervruchten . der.. Nederlanden waren vertalingen, want wy fchaamen ons' haast dit te zeggen, en echter, is het waarheid, voormals hebben onzeLandslie den zich grootelyks door nieuwe ontdekkingen doèn uitblinken} maar nu helaas! zyn die tyden voor by  X ^ X voorby. Als alle Volken der Waereld eene nieuwe inrichting aan het geheel of een deel hunner belangens gegeven hebben , dan volgen wy Slaafachtig, niet om dat die zaak van ons beeter wordt bevonden, maar wyl alle die reeds in het gebruik gebragt hebben. Avocat! au fait (ter zake Advocaat), wy willen dan maar zeggen over vyftig Jaaren zach men gene oorfpronglyke werken van fmaak uit der Nederlanderen pennen vloeijen. Is het nu beter? Ja wel daar zyn thans Schryvers in alle takken van vernuft onder de Hollanders en hunne Bondgenoten te vinden, zy zyn dun gezaaid, 'tis waar, maar evenwel hun getal groi t aan, en als zy watfaanbeveling hebben, kan het fomtyds wel eens gelukken, dat zy hunne oorfpronkelyke werken aan den man helpen, want gemeenlyk hebben vertalingen den voorrang. • Van deze zaak flappen wy af; zy is te over bekend, de klachten der Schryvers tegen de Boekverkopers zyn ten Hemel geftegen, opvolging der Eeuwen zal daar verandering in brengen, maar nu willen wy van andere zwarigheden fpreken; Romans en verhalen, dat is het geroep van de gantfche menigte, en zy hebben immers gelyk, wat zal men toch leB 3 zen  X X zer ? het levend geflacht las alle gebeurtenisfen tot d'Akeniche Vrede, ja ftoute pennen hebben reeds de daarop gevolgde tydperken geboekt, zo wy nog vierder komen, wat ontdekt men? benaauwdheid by de Schryvers , de Baftillc is afgebroken, maar daar zyn Gevangenisfen van Staat overgebleven, by gevolg roepen de Schryvers voor Gefchiedenisfen, zeggen wy , Abrenuncio, vada vetro Satanas, wy zullen Romans en Verhalen Schryven, daar in zedeleer en grondige wysbegeerte leren, niemand moeten wy floten, want alles is Roman, verzonnen en vercierd, tot de deugden toe die men daar in aan fommige toefchryft, doch evenwel hebben zy die niet, het ware niec geheel onmooglyk dat zy die bezaten. Maar nu komt 'er eene nieuwe zwarigheid op voor oorfpronglyke Schryvers, men fchryft een Roman, deze moet lotgevallen behelzen; gy kunt nimmer een! toeval te berde brengen, of het is denkelyk hier of daar geboekt, aïfchoon dit buiten des Schryvers kennisfe zy, wordt hy toch befchuldigt dat hy die of een andere plaats van zyn werk uit dit of dat werk overgenomen heeft, maar is de Schryver zo vindingryk, of wil men gelukkig genoeg dat zyn werK voor öoorfpronkeJyk doorgaat, dan zal  X 23 X zarmen uitroepen, dat geval is onnatuurlyk j want rnyns wetens is het nooit gebeurd, en wie zullen dezen roep doen horen, halve geleerden , zelf buiten ftaat om twee zyden vol eigene vindingen op te ftellen , deze waagen het fomwylen geenen te beoordeelen, die hun ver overtreffen, 6 Reifig, ons al te vroeg ontvloden, zachte Zanger der deugd en van het rein gevoel, zwaait myne pen den*fchuidigen wierook toe, Bellamy de edele Zanger is van velen (na zynen dood evenwel) vergood, u Menfcnenvriend wil ik een" Cipresfekrans op den Grafheuvel hangen, Vaerzen Dichtgaat. Neen deze kunt gy, 6 Reifig, van my niet vergen, ik eer alle v uurvolle Dichters— Osfean bemin ik, myn geest lieft hunne aandoeningen , maar haat den dwang der regelen aan maat en rym gebonden, doch zyn de uitvloeizels van een hart door yver aangevuurd Dichtregels, dan Reifig! wil ik u bezingen: 6 Vriend! al te vroeg geftorven l 'k Zach u nooit, gy leeft in myn hart, lk denk treurig by het verjaren, Toen ik eerst uwe kennis kreeg, Reifig! ach! waart gy nog in leven. Hoe volvrolyk wierd ik dan uw vriend. B 4 Ja  |a «w vriend vol van deugdzaam wenfcheh; Ach! herdenkt toch ó Reifig! aan my. Ja herdenk fchoon w' elkaar hier niet zagen. Deugdenmin toch den Sterfling verbindt. Hola hei! dat wordt daar recht fentimen^ teel, ó hö? en daar zyn de Heeren Boekver kopers, Correcleurs, Vifitateurs, Detra&eurs (verachters) fterk tegen, het Pubiicq zo zeef niet, want fentimenteel is toch niet anders dan de befcbryving van de gevoelens en aandoeningen der Mentenen, en die te leren kennen, daar raar moet ieder enigfinds verflandig Afeasch begerig zyn, maar het woord daar van ons gebelgd, is in haat, men heeft de menigte wys gemaakt dat fentimenteele gefchnften fchaden konden en bet denkbeeld van nuttigheid is onder de geringfte Clasfe der ftervelingenzo heilig, dat men hun meermalen voor of tegen iets inne men zal door Jaande te houden, dat het tot voordeel of fchaade van veele ftrekken zal; eveneens heeft zich de vooroordeling van fentimentele geichriftentoegedraagen, men bracht de menigte in den waan, dat een bleikers meisje eert bulhond was, een enkeld Schryver hadt gezondigd, cn allen wierden in den ban gedaan. Maar  X *s x Maar gy gevoelvolle harten! die voor fyne aandoeningen berekend zyt, laat u door geenen fchyn misleiden , ftrepen, titteltjes, uit roepingen, deze alleen kenmerken het fyn gevoel niet, indien de Schryver uit de volheid van zyn aandoenlyk hart tot u fpreekt, zo zyne warmte niet alleen by zich zelf bepaald blyft, maar tot u overkomt, danjs zy nuttig: zo hy alverder dien aandrang gebruikt om u tot deugd en Menfchenliefde op te leiden, dan zyn zyne pogingen lofwaardig, want daarom alleen vermogt hy uwe harten te vertederen, buiten dien zoude fterke aandoeningen maar ftrekken om u tot verwyfdheid te vernederen, welaan vrienden! dat zy die immer deugd vóórpredikten, en het zachtemedelyden, aan u tyd genoten! en alle geflagten heilig zyn, daar zyn zoveele onheilen op aarde, die te bewenen waar men niet helpen kan, is der braven plicht, tranen van medegevoel zullen ee« nén ongelukkigen opbeuren, al kunnen wy hem anderfints gene hulp toebrengen, hy die nimmer over der anderen rampen weende, zal ook niemand tranen over zyne ellende zien ftorten. Vloeit dan; myne tranen. Doch juist daar wy deze zinsnede eindigen , herdenken wy gevalhg, dat het hier ons doelwit geenfints was om u klaagliederen te doen B 5 ho*  X 25 horen, en echter wy geraakten daar zodanig verdiept in het gevoel" der Menfchelyke ellende, ook het h rdenken aan verftorvene edelen en braven deed ons treuren, maar wyl wy tot uw vermaak , en kon het zyn tot uwe lering, fchryven , voegt bet deze droefheid zo verre palen te zetten , dat zy aan redenen gehoor geve: de Menfchelyke rampen moeten wy daar het zyn kan helpen dragen, arbeidzaamheid is hier toe nodig, gene ydele klachten , en wat hun aangaat, wier iloffelyk bekleedzei reeds tot d'elementen overging, terwyl de geest, dien wy beminden, gelouterd, veel nader aan den onzichtbre is, dit zy onze, groete aan hun by het verfcheiden. „ Gaat edelen! en „ braven , gy hebt volftreden , ook wy druk„ ken uwe voetftappen , en zo wanneer d'Al„ magtige ons wenkt moeten wy volgen en 3, dan geliefden! zullen wy u wederzien. VIERDE CAPITTEL. Academie Vrienden. Zo dra Karei zich op de Collegien vertoonde , kwamen verfcheidene oude Studenten om hem heen , en trachten kennis te maken; maar onze held was zo deer zynen voogd als Piofüaiör ïheron zeer gewaarfchuuwd omtrent de  X *7 X de behoedzaamheid, welke hem aan te raden was in het aanneemen van onbekenden tot zogenaamde vrienden, wy zeggen; zogenaamde, om aan te duiden hoe zeldzaam een beproefd vriend zy, Karei was dan door de aangehaalde waarfchuwingen wat bezorgd geworden, en bepaalds zich byBurgerlyke beleefdheden; in aloude tyden, zou men dusdanige handelwyze aan een jong Student betaald gezet hebben , door hem te ontgroenen, en misfchien als dan zyne bloeijende gezondheid te bederven, maar deze mode hadt uit, en de hooge School daaromtrent veel van haare vryheden verloren , niemand wierd meer ontgroend , dan die daar vermaak in fchepte en het getal van deze was gering , en Karei geenfints genegen om dit 'te vergroten, zo dat zy die geen fmaak vonden in zyne koele behandeling, zich voor ditmaal moesten vergenoegen hem met nydige oogen aan te zien, dit was het ook al, en onze held bleef in zyne eenzaamheid ftuderen, ook wel eens dichten, en de redevoeringen van Vrouw Drieftal aanhoren. Toen dit een rond jaar alzo geduurd hadt, begon zyn hart geweldig na eenen vriend te verlangen, maar de raad van den Profesfor lag hem te levendig in het geheugen om daar van afce gaan, ook waren de meeste Studenten zyner Facukéit niet genoeg met  X X met Karei overeenflemmende in neigingen, dan dat hunne vriendfchap aanlokkelyk voor hem vveezen zou, en andere Studenten zach hy weinig. Koffyhuizen wierden van onze helden zeldzaam bezocht, en op ftraat kan men de lieden gemeenlyk niet wel om hunne vriendfchap verzoeken, zo djit Karei leefde, maar eenzaam, wanneerhyeensflags den wensch zyns harte verkreeg. Hy was met de Vacantie by zyn Öom t'Huis geweest, en deze ontving hem zeer vriendelyk, want Profesfor Theron hadt zulke loffelyke getuigenisfen wegens het gedrag van Karei gegeven, dat zyn Voogd zich bevlytigde den Jongeling gedurende het verbiyf allerhande vermaken aan te doen, de gelegentheid was hier toe gunftig, wyl de Heer Braaf toen zekere Juffer vrydde, en aan deze was hy genegen zyne mildheid te laten zien, waarop de fchoone wel gefield fcheen, en Neef de Student kwam op alle partyen, de aanftaande Bruid van zynen Oom was minder van Jaaren dan de vryer, en zy betoonde vele vriendfchapsblyken aan Karei, zo lïerk zelfs, dat hy, die zonder arg was, evenwel vond dat de toekomende Tante wel wat gunftiger ïn haar gedrag omtrent zynen Oom , maaronverfchiliiger jeegens hem zyn mogt en vrezende dat de Heer Braaf dit ook mogt bemerken , en  X *p X en vertoornt worden , verkoos onze Held de vlucht, hy gaf aan Oom te houden, dat hy liever wat voor het einde der Vacantie naar Lei-, den gaan wou, om nog een apart Collegie by zyn Profesfor te beginnen: de Voogd kon de-zen yver van zyn Pupil niet als pryzen, hy deed het ook, maar de Juffer bemerkte wel • de redenen, welke Karei tot vertrekken noop-; ten, en zy gevoelde fpyt deswegens, fchoondie verkroppende, eindelyk onze held ver-' trok en kwam zeer onverwacht by den Hoogleraar Theron aan den anderen dag van zyne aanlanding in de geleerde Stad, fchoon hy de redenen van den Jongeling billykte, toen deze :hem in vertrouwen bloot lei, wat hem dus fpoedig wederbragt. Iedereen zal ligtelykbegrypen dat Karei noodzaakelyk dusdanige" be« kentenis aan Theron doen moest, op dat niet indien de Heer Braaf zich by den Profesfor mogt Vervoegen , om te weten of zyn Pupil hem in de daad wegens' dat verhaast vertrek de' waaré redenen opgegeven hadt, zyn Leeraar* zou weten wat te antwoorden. Theron was" ingenomen over de deugdelyke daad des Jongelings, en gaf hem dit te kennen. „ Myn Zoon ! s, (zeide by ) nu bemin ik u te meer, gaa zo 5; voort de Godsvrucht en deugd getrouw te ,, zyn, en gy zult zegen hebben op uwen ar- 3, beid ,  X 3° X „ beid , !rrmr hoe zullen wy het nu maken als „ uw Voogd onderzoek doet ? het ftaat ons a, toch niet vry een leugen om bestwil te zeg„ gen , niet waar? (Karei zweeg en was be„ deest) ru ik weet het al gy hebt van een „ privaat onderwys gefproken myn Zoon ! gy „ zult het bekomen, wy willen een Collegie „ famenftellen al is het van gene Theologanten alleen. Onze held was ten uiterste verblyd met deze belofte , welke van hem in een gan.^ch anderen zin verftaan wierd, wart de goede Profesfor verito::d daar meede eene vrienden byeenkomst , welke zo lang het Zoinerfeizocn duurde in zyn tuin buiten de Stads Poort gelegen, zou gehouden word n , maar 's Winters aan het Huis van den Profesfor , men fpr,ik dnar wel over floffen betrekking hebben de op de Studiën in het algemeen , en de Theologie byzonderlyker, maar ook luchtiger gpfprekken vervongen wel eens ernftige, en dat had Karei niet kunnen denken. Daar was het dat onze held zynen hartewensch verkreeg, namelyk eenen vriend, deze was een Hungaar, welke pas aankwam in dit hernieuwd Academie Jaar , en even a's Karei in de Godgeleerdheid ftuderen wilde, twee vrienden harten kunnen elkander aanftonds onderfcheiden , ook dit vrienden paar was op dien zelfden a- vond  X 3» X vond zo wel famen bekend, als hadden zy Jaaren met elkander omgegaan. Theron , aan wien de Jonge ...... zo wel als Karei bevolen was, toonde veel blydfchap, toen hy zach de onderfcheiding, met welke beide Jongelieden elkander behandelden „ Kinderen! (fprak de goo» „ de man) beide hebt gy eene treffelyke keuze „ gedaan, gy brave Hungaar I zyt hier te lande „ onbekend, myn Karei zal u te recht helpen, en „ Karei kan ook aan u een vriend en raadsman 5, treffen, zyt gy zo braaf als myne vrienden „ Schryven. Op deze woorden vloogen de Jongelingen elkander om denhals, en zwoeren altyd deugd en vriendfchap getrouw te blyven. De Heer Perini was eenige Jaaren ouder dan Karei, want hy hadt zyn een-en-twintigste Verjaringsdag reeds gevierd en was al op andere Academiën tot Candidaat verheven. Het vriendenpaar ging dien avond hunne aangegeve vriendfchapsband op Perinis kamer vernieuwen, en onze held, die nimmer te voren, het zoet der vriendfchap kende, was opgetogen van vreugde: dadelyk ftorte hy zyn geheel hart in dat des vriends over, en deze bleef hem niets fchuldig, de Hungaar was, zo wy zeiden , kortelings pas aangekomen, en Karei had te voren in een Ordinaris gegeten; nu fpraken zy af om zamen te fpyzen, en wel aan het kvvar-  X 3* X kwartier van onzen held, neemt niet euvei Lezers! indien wy een woord van het krygs* wezen herkomftig gebruiken het is Oorlog, en dan mogen de woorden wel Oorlogzuchtig zyn. Karei en zyn vriend wierden van dien tyd af geftadig by een vernomen, en in de daad was de keuze van onzen held gelukkig uitgevallen, daar Perini zekerlyk een Jongman van goede beginzels was, en het is wel nodig dat wy door vrienden gewaarfchouwd worden omtrent die gebreken, welke men in d'eenzaaraheid bekomt en welke anderen in den omgang ftoten zcuden, de Hungaar kon Karei ook onderrichting omtrent zyne Studiën geven, daar hy reeds meer hooge fcholen bezocht had, onze held , die gaarn zich na goeden raad fchikte , voor al nu komende uit een vrienden mond, volgde blyde wat Perini wegens hunne bezigheden voorfchreef, het leed mede niet lang ofhylas dezen vriend eenige vaarzen voor; de Hungaar luisterde geduldig toe; maar wanneer Karei zyn gevoelen deswegens wilde weten , antwoorde hem de vriend , dat d'eerzucht van een Dichter ligtelyk gekwetst wierd en toen onze held evenwel begeerde te vernemen", wat hy wegens d'uitvloeizels zyner Dichtader te zegden had en of hem deze wel kwalyk bevielen.  X 33 X' , Jen, dusdanig geperst zei d'edele Serini, daÊ hy hem riedt geene vaarzen meer te maken, wyl zyn genie daar heen niet fcheen te (trekken , hoe zeer hy denken mogt de roeping tot Dithteri te ontdekken, deze uitfpraak trof Karei, wa-t zyn vriend ontleedde hem de zaak zo rustig, als de vriendfchap maar enigzints toeliet dat gefchiede , zond r hem te kwetsen, hy was kort na het aanhoren van dat droevig vonnis wat neergefhgen, maar bedaart zyn de, nam hy voor, zynen Dichtyver te fmorcn, en hy hieldt woord. De Hungaar was een liefhebber van de zang- en fpeelkonst, behandel ie Meesterlyk de Viool, en beloofde aan Karei lésfen op dat Muziektuig te willen geven, hy begon daar cok dadelyk mede na dat Karei een Viool van een vriend en groot Muficus voor een tyd lang ter leen bekomen hadt; Profesfor Theron, die een rekkdyk Man was, toonde zich verheugd dat de twee vrienden zo wel famen overweg konden en h'mne vriendfchap fcheen ook gedurig toe te nemer; beiden, hoe zeer vertrouwde vrienden , beyverden zich om flryd elkandert-n voor by te ftreven; doch Serini waS meer gevorderd, dus koste het Karei veel moeite zynen vriend in te halen, en wyl deze C zelf  X 34 X zelf geftadige vorderingen maakte, was hy noch altyd onzen held vooruit. De tyd, die nimmer ftil ftaat,liepintusfchen al zachtjes heen en het tweede Academie Jaar baast ten einde: Karei was by de winter vacantien niet naar huis geweest, om dat zyn Oom hem niet fterk genodigd had en nu tegens de groote vacantie ortvong hy tydingen van hec Huwelyk zyns voogds met de Juffer, naar wie deze het voorig Jaar verkeerde. De Heer Braaf verzocht zynen Neef nu een gedeelte van den aanftaanden verloftyd byhem te komen, voor. gevende dat hy Karei zekerlyk op de bruiloft zou gevraagd hebben, doch dat hy wel wist, hoe zeer de Neef zyne Studiën om geene vermaken afgebroken zou hebben, dit was op een bitzen toon gefchreven, zo dat onze held wel be greep, dat Tante de hand in 't fpel had en het zyne zaak was zynen voogd te gaan bezoeken , wilde hy dezen door zyne vrouw opgeftockt niet geheel tegen zich verbitteren. Karei antwoordde dan in zeer beleefde uitdrukkingen , dat hy haast hoopte te komen om den Heer Braaf met dezen echt geluk tewenfehen, en hoe hy wel aan het voortzetten zyner Studiën verbonden bleef, doch echter gaarn den Ti ouwdag by gewoond zoude hebben. Weinige dagen  X 35 X dagen hier na eindigden de Collegien , en Karel vertrok naar Amfterdam, zonder even wel droefheid te gevoelen , daar hy van Serini fcheiden moest. De Hungaar deed hem begrypen, dat dusdanig afzyn fchielyk voor by zou lopen, maar hun die eenmaal geheel ver van elkander blyven moesten tot een beproeving ftrekte, hoe zy zich dan behoorden te gedraagen: onze Held vond weinig fmaak in het zeggen van dezen vriend, maar befchuldigde hem veeleer van onverfchilligheid, waarin hy zich zeer bedroog, want Serini was Kareis oprechte vriend, dan hy had meer vriendfchapsbanden door een noodzaaklyk vertrek moeten af breeken, dit maakte hem aan diergelyke wisfelvalligheden gewoon, ter wyl onze Held die nu voor 't eerst eenen vriend gevonden had, beefde op die denkbeelden, welke hem den Hungaar daar voorftelde, en daar om ftrekten deze verfchillendé gevoelens, om den eerflen grond van verkoeling te leggen, welke hunne zo warme vriendfchap eens zou treffen, en wy,die iets diergelyks meermalen met droefheid ondervonden, fluiten hier mede dit hoofddeel. € 5 S* GA&  X 3* X V Y F D Ë C APITTEL Die verliest, lagtzeldzaam een goed Man. Karei wierd met alle blyken van welwillendheid door zynen Oom ontvangen,de aartige huisvrouw des liefderyken voogds was voor het uitterlyke niet minder vriendelyk dan haar Gemaal jegens zynen voedfterhng, doch menfcbenhmdige zouden door dezen blindenden fchyn heenziende, wel den innerlykeu fpyt bemerkt hebben, welke haar gemoed ingenomen had, toen de jorgeling te voren zo kwalyk haare betoonde genegentheid beantwoordde : want zeldzaam ziet men eene Vrouw dulden dat haar dusdanigen fmaad overkomt, zonder naar wraak te dorften. Het is waar, nu noch had Karei het in zyne macht om deze vertoornde fchoone te bevredigen, maar dit zou ten kosfe zyner deugd geweest zyn, en de brave Jongeling was te zeer .aan deugd verknocht, om dusdanige denkbeelden in zyn gemoed op te laten komen, veel minder noch eenige flappen te doen, welke zyne Tante konden doen denken dat hy iets meer dan eerbied voor haar gevoelde. Zy bemerkte dit wel rasch, en dit vermeerderde haar ongenoegen tegen Karei , zonder dat zy evenwel rechtllreeks iets hier van blyken liet, maar zy was ge-  X 37 X gemelyk en onvriendelyk na dat de eerfte dagen van zyn verbiyf te Amiterdam voorby waren, zo dat onze held daar uit op maakte dat zy hem haatte; dit trof hem, die gaarn zich van allen bemind gezien had , en maakte dat hy reikhalzend naar het einde der vacantie uitzag, want om wederom onder gemaakte voorwendzeis vroeger naar de Acadenie Stad te trekken, was iets waar ro; hy ni.*t verfhan kon. Eindelyk die tyj kwam en Karei met alle betuigingen van dankbaarheid voor bet goed onthaal dat hy genoten had, affcheid genomen hebbende, vertrok zeer wel vernoegd dat hy van de gemelykheid zyner Tante bevryd was, hier in ook de proef gehad hebbende eener om Handigheid, welke meermaalen op aarde ondervonden wordt, dat men uitgaande om zich te vermaken do^r toevallen z >danig daarin verhinderd word, dat wy b'yde zyn als die b:eenkomst afgelopen is, en waar van wy oas zo veel vreugde voorfpeiden, daarom lezers! wilt nooit te voren op eene of and-Te plaats oftyd u gi oote genoegens beloven, maar vangt ze op, waar zy u te gemoed lopen, en uw leven zal vol vrolykheid heenrojlen, want de voorzienigheid heeft grooter vreugde, dan het driest gemeen der dwaazen denkt, over ons leven verfpreid, maar de kunst beftaat daarin, om niet C 3 angs-  X 3§ X angftig daar naar te zoeken, en evenwel niets 'er van verloren te laaten gaan: genoeg Karei kwam te Leiden aan, en begon den loop zyner Studiën als te voren met yver en lust. Sevini was blyde zynen Vriend te omhelzen, de Schoenmaker betuigde, lang naar een gemeenzaam pypje en praatje met den Jonge Nazireer verlangd te hebben, ja tot Vrouw Drieftal verwelkomde onzen Held met een ftichtelyk verhaal van alle aan haar bekende gevallen , van Lieden welke op groote en kleine reizen ongevallen bejegend waren, hem dus van harte geluk wenfehende met zyn behouden overkomst. crofcsfor Theron , welke gelyk wy zeiden, \van begrip was dat een Geestelyke in|?onze dagen vooral Menfchenkunde bezitten moet, zullen zyne Leerredenen op de Harten zyner hoorderen van vrucht zyn, en in de daad de heerfchende gebreken beftryden, riedt daarom ook zyne Studenten aan om met allerhande foorten van Menfchen,in zo verre dit gevoeglyk kon gefchieden,' om te gaan, hy had dus Karei ook meermalen berispt dat hy te veel eenzaamheid zocht, en de Man fprak met reden : 't is waar de achtbaarheid des Geestelyken fiands vordert van fcn zelfs die bezig zyn. de nodige kundighee- den  X 39 X den tot denzei ven op te gaderen, dat zy reeds ingetogener zich gedragen dan de woeste waereldling, maar zonder als een bevvys hoe het deStu Jerende jeugd vryfla naar vermaak te trachten by te brengen, dat Studenten in de Godgeleerdheid voormaals op de hoge Schooien de geene waren, welke de meeste boevenftukken bedreeven, zeggen wy, vreugde is geoorloofd , en ook de Studeerende Jongelingen mogen wel naar geoorloofde vermaken begerig zyn, offchoon zy eenmaal den Kaozel beklimmen zullen, het was ook geenfints om dat Karei een vyand van vrolykheid heten mogt, dat hy tot nu toe de gezelfchappen zyner mede Studenten weinig bygewoond had , maar de fmaak van veele der Voedfterlingen. van Pallas was de zyne niet, en daarom hieldthy zich wat ter zyde, maar nu Jgsraakte hy eensflags in kennis aan het Huis van een die op den floel der eere zat. Oaze held wandelde op zekeren dag buiten de Poort den weg op naar Leiderdorp, aan een Weiland gekomen, • zach hy een zyner mede Studenten ftaande tegen het hek te leuj nen, en met bedroefde oogen naar de aldaar lopende Koebeesten, welke vreeslyk loeiden te kyken, Karei ging by hem, hoorde en zach C 4 toen  X 40 X toen de redenen dezer verlegenheid, want een klein fchtothontje zyner Moeder, dat den Jongen Student verztlde, was onder door bet hek gekroopen , en ftond op het punt van door Holh.nds Rykdom aan alle kanten omcingeld te worden, te vergeefs riep hem zyn Meester, de vyanden waren te gaauw, belettende alle retraite en de Student dorst hun niet onder d'oogen zien, maar vreesde dat zyne Moeder hem vooral niet vriendelyk bejeegeren zoude , als zy het droevig lot van haren bedfukren lieveling vernam. Karei prees wel is waar den yver der Runden n in het verdedigen van den voorouderlykcngrond, maar wvl dit nu tegen ecnen weerlozen vyand gefci i. dde , en hy medelydend was voor alle ellendigen , flapte hy het Land in, verbrak de fligorde der dreigende vyanden, en ontzette het Hondje dat hy opnam ; maar nu trokken de Koebeesten party teg- n onzen Held , dien zy zo vervolgden, dat hy genoodzaakt was zydeJings af over een fl >ot te fpringen, en oen weder door het bek op den weg, ah waar hy zynen Makker vond:, die hem om den hah vloog, zo blyde mi>de< ze Jongeling, betuigende nim Ier bét Troerelbeest onder zyner Moeders oogen te hebben durven konijn, Nu wanauldcn de Jonge Lieden  X 4i X den blyde famen naar de Stad en de Vreemdeling, zo noemen wy hem brave lezers! verzocht aan Karei om hunne kennis toch te ivillen aanhouden, zo waard was hem de bewezene dienst en onze Held, welke daar door d'intreede in een Huis van aanxienlyke lieden dacht te verkrygen, misfchieh ook wel wetende hoe meest alle die den Geestdyken ftar.d omhelzen daar nimmer van wars zyn, beloofde by d'Ouders van den Student een bezoek af te leggen; want deezes Vader was in de Regeering der Academie Stad, aldus famen pratende kwamen zy t'Huls en fcheidden. Maar wy die dit hoofddeel vooral noch niet af breeken poëten u, eer wy voort verhalen, eene kleine aanmerking doen hooren , om eene tegenbedenking die anders veelligt by u opkomen mogt, te fluiten, misfchien zult gy de daad van Karei onvoorzichtig noemen, of ook wel zult gy het beuzelachtig vinden dat wy dit boeken ; maar beminden! wat wy u bidden mogen, oordeelt zo niet, hy die te naauv berekend wat voorzichtigheid beveelt of weigert als hy een Schepzel in nood ziet, kan een zeer voorzichtig Man worden, doch rimmer een weldoender des Menlchelyken geflachts, en onze hulp is voornamentlyk en eerst aan Menfchen verbonden, maar ook de redenloC 5 ze  X 4* X ze Schepzels hebben daar recht op, wee over hun die zich omtrent de Beesten en hunne lydens verharden, met 'er tyd zullen insgelyks Menfchen deeze hardvochtigheid ondervinden. Wat dunkt u lezers! is onze anecdote nu zo geheel zouderlering? wy meenen dat zy dienstig worden kar. Ter zake. Reeds des onderdaags wierdt Karei aan het Huis des Vaders van den Jongen Student ter ma<yd genodigd , en dit van hem aargenomen, alleen om Menfchen kennis te vergaderen, want anderfin ts zou hy veimakelykshalve liever met Sivini zyne dagelykfche portie opgepeuzeld hebben. Tegens den tyd dan van het Middagmaal flapte Karei naar hét Huis van den Heer Blanquo alwaar buiten de Huisgenoten niemand at op dien dag, offchoon zy anders omtrent alle dagen Menfchen ter Maaltyd hadden; doch daarom misfehien ook dat tydftjp verkozen om onzen Held te nodigen, wyl anders hy die maar van Burgerlyke afkomst was, veelligt niet aanzienlyk genoeg zou zyn gerekend, om by dit Huisgezin als gast toegelaten te worden ; niet dat Myn Heer Blanquo of zyne Ega zich op hunnen Adeldom veel konden iatcn ■voorftaan, ö neen, maar wyl zy by zekere om-  X 43 X omftandigheeden , in ons Vaderland uit den kring der Burgeren als gerukt en over Bergen en Dalen heen onder het getal der Regeerderen en hunne Vrouwen neergefmeeten waren, begrepen zy, dat dusdanig wonderlyk geval buiten medewerking der voorzienigheid onmooglyk hadt kunnen gebeuren en daar beiden vastkleefden aan den hervormden Godsdienst en het Dortsch Synode, begrepen zy al verder, dat de Heer Blanquo van eeuwigheid af gefchikt was tot Regent der Stad Leiden. Men moet den Man ook dit Recht laaten wedervaaren, dat hy tot diergelyken post zo bekwaam als veele anderen was; want, beminde lezers men kan geen Schoenmaker of Kleermaker worden zonder zynen leertyd doorlopen te hebben, ja daar moet zelfs ook noch zekere proef voor den dag komen, maar de kunst om over der Menfchen Leven en Goederen te befchikken, daartoe is ieder een volleerd en bekwaam, zodra zyne benoeming daar is, dus als gezegd is, de Heer Blanquo was een goed Regent en indien immer in de Stad zyner wooning en Regeering maatregelen genomen wiërden, of hadden kunnen genoomea worden, waarover de Burgers zouden klaagen, waarlykte onrechte zou men dfe dezen Burger Vader te laste  X 44 X laste gelegd hebben , neen lezers! hy was buiten Haat tot zo iets, en in de daad, hoewel hy yverig al'e befoignes en Raadsvergaderingen waarnam, gemeerlyk kwam de Man e en wys t'Huis als toen by uitging, want buiten het lopende werk , waarvan de flenter zich r.och al leeren laat, en daar hy rasch achter kwam, waren beredeneerde advyzen zo wel als het Roomfche Recht en 's Lands wetten geheel buiten zyn boekje. Voor 't overige was deze Regent even als meer lieden van dien aart de beste Man van de Waere/d in den omgang, als hy maargoed fchafte , lekkere Visch op Tafel hadt, met ge ede Saucen en noch een fyn fchoteltje daar te boven, dan was hy de liefderykfte gemaal, vanwien zyne Echtgenoote nimmer een zuinig of onvriendlyk gezicht behoefde te lyden, de Kelder en Stal, dit fpreekt van zelf, ftondën onder zyne eigene befchikking, zo dat' by zorg droeg om wel gdasfd te worden tn zy. ne beesten te doen voederen naar behoren, ook onbekwamen tot hunnen dienst onder zyne Paarden te doen vcrwisfelen, maar zedert dat zyn Zoon Student was geworden, nam dezen zynen Vader veel moeite des wegens uit de hand, hy hielp de Kdder in orde houden, en ins-  X 45 X insgelyks de Stal, het geen den Regent merkelyk van zyne zorgen, ja ook wel eens van zyn Geld ontlaste, maar wyl de tyd eene der weinige zaken is, die men nimmer kan te rug roepen . zo is dcszclfs befparing ver hoger dan eene hand vol gouds te achten. De Heer Blanquo zach veel gefelfcbap en men kon hem van gene hoogzuinigheid omtrent het bedienen zyner gasten befchuldigen, Wel ver dat hy hun de brokken of glazen Wyns toemat, was het hem aangenaam, wanneer zy hunnen gragen eetlust of drooge keelen blyken He en, en daar in voorzagen, ja de fmaakelykfte eters en dorftigfte harten waren hem 't best welkom. Zelf overtuigd hoe ons Land door den bloei van inlandfche Trsfiquen en buitenlandfchen handel zyn behoud hebben moet, ftondt hy de beste Schiedammer , of Weesper Gediftilleerde Wateren evenwel voor tot eigen gebruik, als Frankryks Geestryke Wyncn en overgehaalde Liqueurs, doch niemard wierd aan zyne Tafel gedwongen , want dit zou tegen 'sLands duurgekochte Vryheden geflreden hebben. Echter fommige hooge gezondheden was de Man gewoon in te Hellen en voor te drinken, en wee hem die dan niet mee deed, deze zou, als  X 46 X als diergelyke nalatigheid tweemaal was voorgevallen , al aanfionds by zynen gastheer voor een nieuwigheid zoeker, Philofoof, Jacobyn, en wat weet men het al, zo diergelyke naamen toen gekend waren geworden, zyn uitgekreten, doch de Man was niet haatdragend, indien de overtreder zyne fchuld boette met eene volgende keer een Berkemeijer op die geliefde gezondheden uit te drinken, was alles dood en en te niet, ja de zonde uitgedelgd, even als die van een Pelgrim, welke de fali van onze lieve Vrouw van Lorretto heeft mogen kusfchen. Wy willen ten flotte eenige zyner gevoelens Boeken, hy kleefde met Lighaam en Ziel aan den vastgeftelden Godsdienst, en was een yverig Kerkganger, waar toe hy den Middagdienst uitkoos, als wanneer hy wel is waar door eene zachte rust zyne Spysvertering zo veel dit van hem afhong, bevorderde, doch echter ftrekte het de gelovigen zeer tot ftichting hem met meer Vromen daar te zien, want de Man hinderde niemand met ronken, zyne Zedeleer ruste verder op dezen Staatkundigen grond, dat 's Lands Vryheid op de Conftitutie leunde , ja beide famen fraan of vallen moeften, tegen fterke verlichting yver- de  X 4- X de de Heer Blanquo, want onze Voorvaders zeide hy, waren minder verlicht dan wy, en echter hadden zy zich van Spanjes juk ontflagen ,• dezen fluitregel hieldt de Regent voor onwederlegbaar en kwam daar dus ahyd mee ter bane , en wy die zeer ver daar van af zyn om hem tegen te fpreeken, hebben alles van hem gezegd war men van hem kost verhalen, en beginnen daarom een nieuw hoofdftuk. ZESDE CAPPlTTELv Zo zyn 'er verten, alle Menfchen zyn gelyk, vooral aan ■Tafel. Mevrouw Blanquo, waardige echtgenote van den door ons in het vorig Hoofddeel befchreeven Regent, verdient ook wel eenige oogenblikken onze Pen bezig te houden. Gebooren in eene van Neêrlands Kooplieden, wierd zy door haaren Vader aan den Heer Blanquo in den echt befleed, wyl deze de ryk ile was van hun, die naar haare hand dongen de oude Man bedroog zich geenfinds in deze keuze, daar hy een ryken Schoonzoon hebben wilde, want de Jongeling bezat groote fchat- ten  >C 4* X ten, zyn Vader was in zyne Jeugd naar Indient gelievend, en hadt daar opgehoopte boogen Gouds in eigendom verkregen , misfebien, wel is waar, ten koste zyner eerlykhud, maar het was toen veel al het gebruik dat Indiichvaarders by het overgaan der linie hunne nauwgezetheid aan eenen kant fchoven. Hoe het daar mede zy, de Heer Blanquo wierdt in Indien ryk, en overleedt op de t'Huis reis, toen hy dacht in zyn Vaderland veele genoegens door zyne Rykdommen te zullen fmaken, zyn eenigen Zoon had hy reeds te voren naar Nederland gezonden, om al jaar opgevoed te worden, en deze erfde nu alles door zyns Vaders afflerven. Zo gezegd is, zyne febatten verworven h"m de goedkeuring des Vaders, toen de Heer Blanquo Mejuffer Hooghart bevrydde: wat het Meisje aangaat, zywasd..-or den ouden Man zo ftrak in toom gehouden, dai eensdeels alle haare neigingen daar op famenliepen, om buiten het Vaderlyk Huis te geraaken , zo dat het denkbeeld van trouwen haar zeer aangenaam toefcheen, ten andere zju zy rdmmer die gedachte hebben durven opvatten, om haaren Vader te wederfpreeken, zo dat ook by haar de Heer Blanquo de baan klaar vond, zyne  x 49 x Zyae wyze van vryen was niet zeer in den hedendaagfchen trant ingericht, maar zyne Minnaresfe nam daar genoegen in, verlangende om tot den Vrouwenftaat op te klimmen, zo dat hun minnetyd niet langer duurde, dan tot dat de Heer Hooghart zyn Schoonzoon die fchikking fmakelyk had weeten te maken, om zyne Bruid, zonder morgengaave, te ontvangen, en dit kon den Heer Blanquo zo veel niet verfcheelen, wyl toch zyne goederen meer dan toereikende waaren en die zyns Schoonvaders hem eenmaal geworden moeiten, zodat niets hunnen echt tegenhoudende, dezelve voltrokken wierd. , Blanquo , wiens begeerte was, zich aan een aanzienelyk Huis te vermaagfchappen, hoopte door den Heer Hooghart of zyne vrienden tot bevordering te geraken , want deze behoorde tot de Regering in de Stad zyner inwooning, en dit zou wel gelukt zyn, ten zy niet weinige Jaaren na zyn trouwdag verdeeltheeden onder de hooge machten aldaar voorgevallen waaren, en door een gevolg van dezelve wierd de Heer Hooghart buiten de Regering gezet, om dat de zyde welke hy orrhelsde de zwakfte bevonden wierd: gelukkig voor den Heer Blanquo had zyne Ega zonder D dat  m 50 x dat men weet waarom altyd den tegenövergefielden kant aangekleefd, ja dezelve meermaalen aanzienlyke dienden beweezen, niets billyker dus dan dat zy daar de vruchten van plukte, zo als gefchiede, wyl haar Gemaal te Leiden aan de Regering kwam: toen dit zo ver was, zagen beide hunne wenfchen vervuld. Myn Heer kon nu geruster in de Kerk flapen, daar .hy in een verheven gefloelte zat, hy had ook wat om handen, want of gy het niet weten mogt beste Lezers! Just het ons u dit te zeggen, daar zyn fommige lieden welke voorniets -fchu wer zyn dan voor te denken , die nu geenebezigheden heefc, moet wel van tyd tot tyd of hy wil of niet denken , maar zo dra men Ambten verkrygt , is men aanflonds bevryd van te denken, ten zy men wil. Mevrouw Blanquo mogt in haar Jufferlyke flaat voor eene fchoonheid doorgaan, dit wierd haar zo menigmaal verteld, dat zy daar niet wel onkundfg van zyn kon, al had geen fpiegel het al tè voren haar doen kennen , maar zy getrooste zich hier omtrent herhalingen te horen, trouwens de fmaak in dien tyd verlchafte haar dit vermaak genoegzaam , want zekere gewoonte misfchien van vreemde volken tot ons overgewaaid, heerschte toen by veele lieden van  X si X van fmaak, om" namentlyk de Vroüwen 'tzy fchoon of lelyk wegens haare bekoorlykheden te roemen en dus dat geklap dagelyks horende, Vergaten veele Vrouwen dat zy oud wierden, en dachten noch in haare blozende jeugd te zyn, terwyl de gryze hairen, indien zy niet kundig met Smout en bedorven Koorn waren overd-kt geweest, haar dit zelf bedrog wel verklaard zouden hebben. Het is waar, wanneer een echtverbintenis met verfcheidene fpruiten gezegend is, en deze tot volwasfenheid naderen, of gekomen zyn, dit voor een doopcedul verftrekken kan, of althans aantoonen, dat de ouders dier Jongelieden bedaart zyn moeiten, dit is de reden dat fommigè moeders wel eens gaarn die fpruiten boven al dochters van zig verwydercn\ op dat zy de coqcutte moedergene tekens van Wslbehagefl der Heeren onttrogchelen zouden: maar Mevrouw Blanquo had gelukkig zulk een mededingfter niet, en wat haar zoon betrof, zoo men na zy* ne Jaaren vroeg, gaf zy ze trouwhartig op, maaf voegde aanftonds daar by „ Ja ik was zoo jong „ toen ik hem ter wereld bragt, dat men my nöch .„ met de pop zach fpeelen. En in de daad de Dame hadt een Jeugdig gelaat, zo dat menig D 2 jongë  X 5» X jonge losbol, wiens Moeder zy hadt kunnen zyn, naar den ouderdom te rekenen, zich aan haar vergaapte en meer opmerkzaamheid voor hare verwelkte bekoorlykheeden blyken liet, dan wel voor die van vele frisfche jonge fchoonen, wier aanlokfelen minder verleidelyk waren, wantzy fpreiden die niet zo veel ten toon. Mevrouw Blanquo was echter niet geheel ondeugend , neen zy volgde alleen maar den bedorven fmaak veler vrouwen in haren leeftyd, en zo wy op de berichten, getrokken uitdegedenkfchriften of mondelinge overleveringen harer kameniers aan kunnen, heeft zy maar tweemaaien de Huwelykstrouw gefchonden, maar daar en tegen zich wel aan tien verfchillende liefhebbers by voorbaat verbonden, om hen, indien haar man overleedt, tot gemaal aan te nemen. En wat was het einde ? zo grillig is het noodlot, de Dame daalde het eerts ten grave, ter wyl haar man noch een fyn fchooteltje lmakelyk oppeuzelt, en zyn glas fchoon uitveegt. Voor 't overige was Mevrouw niet ongemakkelyk van aart of in den omgang, veeleer kon men haar vriendelyk en lieftallig noemen, vele, 'tis waar,befchuldigden ze van valschheid, dog was dit met recht ? zy fprak wel eer.s over de gebreken  •X 53 X breken van lieden, welke zy in hun byzyn zeer prees, maar moet dit valschheid heeten, immers hadtzy, wanneer die loftuigingen van haar wierden uitgeboezemd, dezelve waarlyk gemeent, maar behoeft men daarom blind voor de gebreeken derftervelingen te zyn? immers neen. De wereld was evenwel onbillyk genoeg om Mevrouw Blanquo voor valsch te houden, ja van tyd tot tyd trof haar het ongeluk dat fommige harer vonnisfen tegen de fchuldigen aan deezebekend wierden, en daar zy fomwylenin het vertrouwen waren geweefc van diergelyke uitfpraken tegen anderen, gebeurde het, datzy uit weederwraak aan hunne lotgenoten openbaarden , wat Mevrouw Blanquo van hun afgelegd hadt, en dit maakte het getal der vriendinnen dezer Dame zeer gering: zy ftoorde zig daar weinig aan, want zo gezegd is, de omgang met Heeren was veel bevalliger voor haar, dan die der juffers, dog ook het getal dezer aanbidders begon te minderen, fommigen , welken zy de furvivance op hare hand toelrondt, waren niet te min het wachten moede geworden, ja hadden zig in den echt begeven, zo dat Mevrouw Bknquo genoodzaakt wierd zich tot de Studeerende Jeugd te wenden; maar decze waaren zoo wispelturig, dat de Dame D 3 met  X 54 X rnet alle hare infchiklykheden riocli fomtyds mei flagen kon hun lang als vrienden te" behouden, ja" C Want zo onbillyk is dikwils de Jeugd ) fomwy. Ie wierd zy noch van hun befpot. Zo onze lezers met de bekoorlyke onfchuïd van vroeger tyden begaafd, by zich zelfdenken mogtcn, dat de Heef Blanquo wel'geduldig zyn moest om dusdanig onbehoorlyk gedrag zyner wederhelft te lyden, zo willen wy hun in bedenking geeven of niet mecrmaalen voorbeelden van dusdanig gedrag by mannen in onze dagen te vinden zyn zouden ? lieden van de groote werelt durven niet ligtelyk jalouzy Jaaten blyken, en Mynhcer Blanquo mogt gaarn zien dat zyn ega een vriend hadt,.bekwaam om haar tot leiheer te verftrekken, want daar was hy geen liefhehber van, overigens verliet hy zig volkomen op haar getrouwheid, die, zoo wy zeiden, op twee maaien na nimmer faalde en offchoon de goede man geweeten hadt, dat zyn Gemalin een ander by voorzorg reeds gekoozen hadt tegen dat hy ftierf, de Regent dagt te wysgeerig om zich daar aan te kreunen, vooral wyl hy zyn Vrouwtje hoopte te overleven, en dit I? hem gelukt, indien  X 55 X Indien men nu verder vragen mogt, welk haar caraéter was > antwoorden wy , zy hadt geheel geen carafter, maar was alleen zelfminnende, dus alles op haar eigen ik t'huis brengende: baar Zoon die voor een fpruit van twee zulke niets beduidende wezens ( men ver■fchoone dusdanige uitdrukking al fchoon van een Regent en zyne-hulpe gebezigd, want alle Regenten zyn immers niet deugdzaam? Brave Lezers!) noch al eene vry goede opvoeding hadt genooten, wist rasch de zwakheden zyner Moeder te ontdekken en die te leiden tot voldoening zyner genoegens: zy bezat hoogmoed,'maar deze was ondergefchikt aan den lust om te behagen , om nu-te behagen wilde zy jeugdig fchynen, en daarom de modes, hoe dol ook, Van de eerfto volgen, wanneet haar Zoon dan iets van zyne Moeder wenschte gedaan te hebben, wist hy haar te beduiden , dat het de mode was, en zelden mislukte het hem te zien gebeuren, 't geen hy wenschte. Mevrouw Blanquo was, indien men op haare mondelinge belydenisfe aan kan , eene yverigevoorftandfter van den heerfchenden godsdienst, ja wat meer is, alle deszelfs leerftukken wist z-yzo goed van buiten, en kondiemetdebehoörlyke fchriftuurplaatfen bevestigen , even als toen zy lidmaBt wierdt, doch zo men fpreken wilde D 4 van  X 56 X van den geest des Evangelies te kennen, en te belyden , dan was zy even onkundig als een zuigeling, zy vertoonde zich toch meermaalen in de byëenkomften der geloovigen, maar dit gefchiedde indiervoege dat haare vermaken daar zo min mogelyk by kwamen te Jyden, en echter dacht zy voldaan te hebben, en wy hopen dit van harent wege. Mevrouw Blanquo hadt, even als alle Vrouwen van aanzien, veel fmaak, of wil men, genegentheid voor honden, zo dat een vreemdeling even gelyk in meer goede huizen zyn intrede niet in de kamers doen konde, zonder van vier of vyf honden aangeblaft, ja fomwylen gebeten te worden, of ook als zy in den perfoon van dien aankomeling behagen fchepte, zyne klederen door hunne fcherpe klauwen of vuile poten bemorscht, of befchadigd te zien maar van alle deeze kinderen der weelde was een klein Spaansch hondje het geliefde, dit at, dronk, en fliep by zyne meesteresfe, terwyl de andere zich vernoegen moesten, buiten de kamer . hunne maaltyden, en nachtrust te zoeken. By zonderlinge gunst wierdt het den Hudent Blanquo fomwylen veroorloofd om met dit fpcelpopje eens te gaan wandelen, maar ge-  X 57 X gelyk de Commandant van den Bucentaurus (*), welke den doge en den Raad voert, wanneer de Doge met de zee trouwt, zich verbind om dit aanzienelyk gezelfchap behouden 't huis te leveren , alzo moest de jongeling beloven het hondje voor ongelukken te bewaaren, en veilig 't huis te brengen: men verbeelde zich dan eens, dit wetende, hoe de Student te moede was, wanneer hy deze aan zyne zorgen betrouwde fchat in een oogfchynlyk gevaar zach, echter daar roekeloze ondernemingen hem zeer tegen de borst ftieten, ja zyn moed niet groot was, maakte zyn geest aanftonds deze tegenwerping, wanneer hy zyn metgezel te hulp wilde koomen, dat het een ongelyk gevecht tegen zo vele hoorndragende Dieren zyn moest, welke hem niet ontzien zouden al was hy een Regenten zoon. Daar op voegde hy welhaast deze fluicreden , dat zyne Moeder zekerlyk razen en tieren zou , doch dat dit .Echter beter en minder zorglyk was, dan zelfs kwetzuren te krygen, maar toen onze held hem en het beest uit zwarigheden verloste, neigde dit zyn gemoed zodanig tot vriendfchap voor Karei, dat hy hem aanzach als een Jonathan, Pilades, of Pithias, waar van de ftudent de David, Orestes of Damon worden wilde. Dit C * ) Eene gröote galei te Veneticn. D 5  X 4* X Dit alzo van zynen kant overlegt, nam hy voor tot een aanvang dier warme vriendfchap , Karei den toegang tot zyns Vaders huis te bezorgen ,• en om dit op de aangenaamfte wyze voor zynen gewenschten vriend te doen, beOoothy zyne Moeder het ongeluk van haaren gunfteling te verhaalen, denkende dat zy, nu het ten beste gefchikt was, minder kyven zou: en om dezen ftorm nog meer te matigen, Helde hy de runderen voor als aanvallers, even of zy het hek uitgelopen waren, hem te gernoet, want de Student dacht, dat zyne Moeder uit hovaardy weinig lust zou betonen om een Burgers kind, waarvoor Karei by hem bekend ftondt, in hun Huis te halen. Alles liep af zo als hy dit voor uit zach, Mevrouw Blanquo berispte hanren zoon , doch wierd wel haast overwonnen door de Blydfchap dat het fpanjooltjc behouden was, dit boezemde haar ook lust in om zynen redder te zien, 'tis waar om dat deze op geen aanzienlyke afkomst zich beroemen kon, maakte zy wel wat tegenwerpingen, de faculteit van -Theologie ftondt naar 'tSchynt daar te boven ty haar in geen goed blaadje, maar de zoon wederlei dit alles met te zeggen, dat Karei bemiddeld was, en het daarenboven de mode wierdt een  X 59 X een geesïelyke fomwylen aan Tafel te nodigen, dit deed alles af en hy wierdt verzocht. Karei was in het begin toen hy by den Heer Blan. quo binnen tradt wat bedeesd, even als jonge lieden , welke niet gewoon zyn by lieden van de grote Waereld te verkeren; doch wyl hy genoeg wysbegeerte bezat om vast te Hellen, dat alle Stervelingen gelyk zyn, en zo veel te meer wanneer ;zy ons Gezelfchap zoeken, geraakte hy op eene behoorlyke wyze aan de praat, dit gelukte nog te beter om dat Mevrouw Blanquo veel met Mans omgegaan hebbende, eene goede wyze oeffenen kon als zy wilde, om jongelieden aan het fpreeken te krygen, eD toen dit zo ver was, beviel onze held haar zeer wel. Hy was in den bloei der jeugd, droeg de kenmerken eener Frisfche gezondheid op zyn ge. laat, en beloofde een fchoon Man te worden, dit is toch eene goede aanbeveeling by Vrouwen , zy bedankte hem voor zyne Edelmoedigheid omtrent haar hondje, want zo geliefde het de Dame dit te noemen. Karei antwoordde hier op met veel nedrigheid, en toonde teffens hoe beleefde uitdrukkingen hem gansch niet oneigen waren, wyl hy betuigdeblyde te zyn, dat eene daad, welke hem weinig moeite gekost hadt, nu beloond wierd, door de kennis aan een aanzienlyk huis, en eene zo beminne- ly.  Jyke Dame, dit laatfte trof haar en bragt onzen Held geheel in't bezit haarer vriendfchapDaar Karei als een gezond jongman fmaaklyk at, en hoe zeer geen drinker zynde, echter betoonde te weten, dat men in gezelfchap wel iets boven de gewoone maat gaan kan, voldeed hy den ouden Heer Blanquo ook ongemeen wel; 't is waar onze Held zou misfchien omtrent ftaatkundige gevoelens veel van zynen gastheer verfchild hebben, maar dit ftond in allen gevalle op zyn voorhoofd niet te leezen, en de Regent oordeelde naar het uiterlyfce* als hy hooge gezondheden inftelde , volgde hem Karei na, want hy wenschte niemand ziekte toe, maar de Heer Blanquo dacht dat zyn gast even yverig als hy voor de belangens d.er Perfonaadien kon heten, zo dat met een woord gezegd, de jongeling aangenaam was aan het huisgezin van den Regent, entoen hy heen gong de gastheer beneffens zyne Dame hem zeer gul aanboden, hunne tafel meermaaien te komen gebruiken, en hy zelfvoldaan over deze eerfte proef van omgang met aanzienlyken en machtigen, kittelde zich hier mene een weinig, ( de jeugd kan niet geheel zonder hoogmoed zyn,) gaf zyn woord met beleefde dankbetuigingen, en gong naar huis. ZE-  X ti X ZEVENDE C AP IT T EI» Nyd, afgunst aan alle kanten, Wy zagen aan het einde van het voorig hoofddeel, hoe Karei geheel vernoegd was, over de wyze, waarop hy aan het huis van den Heer Blanquo ontfangen wierdt, en zelf te vreden over zyne eigene houding by die gelegentheid, hadt hy zekerlyk voorgenomen die kennis aan te kweeken: zyn Hoogleeraar, aan wien onze Held zyne verrichtingen gaarn bloot lei, keurde goed dat de jongeling het huis van den Regent bleef bezoeken, hy gaf hem evenwel recht vaderlyk den raad om zien te wachten voor te veel verftroöijing. Serini, die zo als te vooren, de welmenende vriend van Karel bleef, liet hem ook zyne bedenkingen horen, hierin beftaande, datdie indewaereld op den duur wil behaagen , fomtyds naar zyn byzyn moet laaten verlangen, overigens was de eerlyke Hungaar blyde , dat zyn vriend ook van anderen geacht wierdt, al moest hy zyn gezelfchap daar eens door misfen: trouwens de man dacht zo redelyk, dat hy, wel wetende hoe verdienften zelfs yverige voorftanders behoeven, zullen zy op hunne waarde gefchat en niet miskend worden, zich veiheugde nu on-  X <** X onze Held in den Regent misfchien iemand aangetroffen hadt, welke hem konde voorthelpen. , Wat nu het gemelde huisgezin betreft, zy waren, namentlyk de hoofdperfonaadien, maar voor al de Dame, die men zekerlyk in diergelyke zaaken wel als voorzitter mogt aanmerken , geheel overvloeiende van Kareis lof, zyn welgemaakte leest had Mevrouw Blanquo krachtig in zyne belangens overgehaald, en zeker iets dat kwalyk te neemenvalt, maar vrouwen van de groote wereld genoegzaam aanduidt , dat de bezitter weinig met de fchoone fexe te voren omgang hieldt, is fomtyds by hun ook wel eene aanbeveling , vraagt gy nu lezers waarom? ö gy moet niet al te nieuwsgierig zyn, maar kom aan, wy willen u zo gaarn voldoen, evenwel met die mits, dat twee redenen door ons aangehaald zullen worden, kiest zelf naar uwe gedachten de waare, want wy willen ons boven al wachten om den troon der Vrouwen van aanzien, op onzen hals te laden, zy hebben toch ook een woord in 't Capittel by hunne Mans of vrienden te zeggen, en wie weet hoe ver haare wraak niet lopen zou ? Nu dan, wanneer een jongman door zyn gedrag en zyne houding b'yicen van weinig omgang met Vrouwengehactte hebben, geeft, dat,  X 63 X •dat, zeiden Wy > is hem fomtyds eene aanbeveling by Dames van de groote wereld, misfchien wyl zy aan deugd gehecht, zich dan verblyden, dat hy noch onbedorven is, want het is helaas eene droevige waarheid , dat men in den omgang meer flegte, dan degelyke lieden aantreft , het kan ook wel zyn Leezers, en wy willen u daar geen borg voor bly ven, dat de gemelde Vrouwen dan denken , hoe deeze jonge lieden eerder te verleiden zullen zyn,en hopen daar een proef van te neemen. Hoe dit zy, Mevrouw Blanquo was wel te vreeden, met het bezoek van Karei, wiens verHand en beleefdheid zy roemde, ja als een brave Moeder Hemde zy willig toe dat haar Zoon met een jongeling van zulke goede beginzels yriendfchap hadt gemaakt, want zy wist nu reeds dat onze Held zeer diep in de goedkeuring zyner Profesforen deelde, dit was geene tovery, want de Student Blanquo was niet karig geweest, in den welverdienden lof zynen vriend toe te zwaaïen, wanneer hy de redding van het Spanjooltje verhaalde, en thans door zyne Moeder aangemoedigd, verheugde hy zich dat zy niet meer op het verfchil der Handen dacht, want de Dame was anders zeer yverig om ook het onderfcheid tusfchen Patrice familien, zo fprak  X H X fprak men toen, en Burgers als een deel der oude en nimmer verftorvene Conftitutie te handhaven. De Regent zyne Gemalinne dus horende fpreken, wilde ook een Duit in 'tzakje geven, en haalde daarom tot roem van Kareis Braaf, heid aan, dat hy alle gezondheden tot heil van het Vaderland niet geweigerd, maar zyn glas fchoon ledig gedronken hadt, en al verder zei de Heer Blanquo, hoe onze Held zo fmaaklyk at dat het een vermaak was daar by tegenswoordig te zyn, want dat hy ( de Landsvader ) in geene drie maanden eene zo goede Maaltyd gedaan hadt. Misfchien zult gy u, beste Lezers! over zulke taal verwonderen, maar gy weet, zien eten verwekt Eetlust, en zodanig zyn c*ze behoeftens, dat wanneer het ligchaam kwynt, ook de ziel mat wordt, en hoe zou dan een Regent zynen zwaarwigtigen post behoorlyk kunnen waarnemen, als hy niet Smakelyk at, dus het is pryslyk dat veele aanzienlyke lieden, Cederen op den Libanon, zulke Lekkerbekken zyn, hier door bevorderen zy den welvaart van het dierbaar Vaderland, en ook dien volgends was de Heer Blanquo vol moed en blyde verwachting ( op goede Maaltyden ), toen hy hoorde dat zyne Gemalin in Karei behagen fchepte en hy  X es X liet zyne goedkeuring daar op in den volgenden trant volgen. „ Ja Mevrouw! die Jongman ftaat my wel „ aan, ik zach zeer gaarn dat hy hier veel kwam, die lafbekken welke zo menigmalen ft aan onze Tafel gegeten hebben, wel ik fpuw „ 'er van, hoor , zy hebben alle een zwakke „ Maag, dat is de mode, maar is ons Land ,, daar by groot geworden ? waarom floreren; „ de Engelfchen noch? waar door kunne zy „ zulke groten dingen verrichten? is dit niet „ om dat zy zich aan hun rostbeef en „ podding houden, maar ik wilde wel eens „ weten, waarom wy zo goed als zy geen Os„ fenvleesch zouden kunnen braaden, en als „ gy uw Keukenboek mar in ziet, Me„ vrouw! door myne handen befchreeven, „ wel daar vindt men recepten voor podding ,, trots de beste Engelfchen, en dus dat ik maar „ wil zeggen, wy kunnen even als zy grote za«; „ ken ten uitvoer brengen, maar dan moet „ men Kaerels als dien ftudent voorthelpen, „ doch wat voor lieden zagen wy tot nu toe „ aan Tafel, heb ik niet meermalen ondervon„ den, dat zy een Cabbeljauws ftaart ver„ fmaadden, enkeld om de ansjovis fauce, wel„ ke hun te veel prikkelde= " E De  X 66 X . De Regent fprak noch eenigen tyd door en zei vele wetenswaardige zaaken} maar dezelve] mogten onze Lezers eens niet wel bevallen, daarom befparen wy die, want men kan van gene fmaken oordelen, immers zelfs het Huisgezin van den Heer Blanquo fchepte geen groot vermaak in deze Redenvoering, als in zo verre dezelve inbieldt eene volledige toeftemming;, tot de wederkomst van Karei. De Student wierdt met algemeene ftemmen naar hem afgezonden , ten einde eens te vernemen of hy voldaan was geweest over het onthaal hem, aan 't Huis van den regent te.beurt gevallen, en den Jongeling tot een tweede, bezoek aan te moedigen. De Gezant was uittermate in zyn fchils met deze boodfehap, welke men hem opdr.oeg, want hy gevoelde al meer en meer begeerte, om met onzen held vriendfchap aan te houden, hy verborg dit •voor' Karei niet, en deze , wiens hart zo deelnemend voor het gantfd.e menschdom klopte, was geneigd om met den Jongen Blanquo nader bekend te worden., wam de wys om Karei te winnen, was vriendfchapsbetoning: onze held bleef dus niet in ger breken een twede bezoek aan 'het hUïs van Blanquo af te leggen, waar hy even wel als de eei fte maal onthaald wierd, en nog beter behaagde. Ver-  X *7 X Vervolgends wierdt Karei byna dagelyks aan dit huis. vernomen, dit duurde eenige dagen, to/. ;1'er iemand te rug kwam, die zich gewéldig aan deze komst van onzen held aldaar ftiet, en wie was dit anders dan de Heer van Zwanendons, eenHaagsch Edelman, want het Haagje is toch. vol Edellieden: deze jonker hadt reeds drie jaaren op Leidens hoogenfchool doorgebragt (want geftudeert zou te gemeen klinken) en was al eenigen tyd in het huis van den Heer Blanquo bekend, ja de vrouw van t'huis, by wie, zoo 't fchynt, het geflacht des Heeren van Zwaanendons in achting was, en die jonge lieden van edelen bloede gaarn voort hielp , ( Waarom zou zy zich; toch anders zo ver ingelaaten hebben) hadt den jonker wel eens met geld onderfleund, maar zedert dat het uitkwam, hoe de Hagenaar een matresfe gekamerd hieldt, was Mevrouw Blanquo wat op hem gebeeten, en weigerde eenige uitgaven op nieuw voor hem te doen, dit dwong den jonker een reisje buiten Leiden te ondernemen, want zyne fchuldeisfchers, over wanbetaling misnoegd, plaagden den edelen Zwaanendons onverdraaglyk. Het was geenzinds de meening van Mevrouw Blanquo om den jonker tot wanhoop te brenE a gen,  X 68 X gen, neen zy wilde hém alleen door geld gebrek tot deugd rpkider), narnehk dwingen zyne matres re laat> n varen,en dit wid de jonker ook wel, tn dut hy op die voorwaarde vree de met haar maken zou, maar tot zyn ongeluk kwam Karei, toen de Haagt naar reeds weg was, aan het huis van Mevrouw Blanquo te voorfchyn, en daar mede vervielen by de Dame alle gedagten om Zwanendons te rug te roepen, zoo datdeeze genoodzaakt was ongevraagd te koomen, en zig op genade en ongenade over te geeven, doch men kan wel bezeffen, hoe groot zyn ongenoegen was, toen hy onzen held daar aantrof, want nu alles ten kvvaadfte uitleggende, begieep de jonker dat Karol zyn opvolger was, en ram voor, hem niet ongedraft in het befit der vriendfchap van Mevrouw Blanquo te Jaaren , maar veel liever alles te wagen om dac dierbaar pand (de Goudbeurs zyner Vriendin) tót zyn gebruik te erlangen, want zonder dit kon hy niet bedaan. Het kwam 'er nu voornamentlyk op aan de beste wyze uit te vinden, om onzen Held uit dat huis te boenen, de ondernemende weg was, Karei zelf daar over aan te fpreeken, maar 't zy dat Zwanendons, hoewel een Edelman, geen moed bezat, of zich bedacht dat onze Held tot de weerloze bende behoorde, althans hy ketrde den weg van  X «9 X van onderhandeling met Mevrouw Blanquo veel veiliger, en volgde dien zo als wy op zynen tyd verhalen zullen. Deze was dan deeerfte, welke Karei benydde, doch ook' van eenen anderen kant vatte men argwaan op, want onze Held hieldt noch aan in zynen vriendfchaplyken omgang met Netje, en het Meisje wederom fchepte zo veel behagen in deze vriendfchap, dat zy niet naliet aan alle bekenden den lof van den jongen Student op te lezen, trouwens Karei benevens zynen handel en wandel, begonnen toen al in de Academie Stad bekend te worden, en hem daar van aile braven wel gezien te maken. Netje had een Vryer, met welken zy eenmaal hoopte te trouwen, hy was de zoon van eenen Hoedemaker, wiens winkel weibekent was en bloeide, zelfs wierdt de oude Castoor, zo heette men den Hoedemaker, als een welgeteld Burgerman en die 'er warmpjes in zat (kunstwoorden) van Leidens Burgery aangezien, doch deze zelfde redenen deeden misfchien Vader Ca?toor eene diergelyke warmte als een noodzaaklyk vereischte van een Huwelyk voor zynen Zoon rekenen, en dat was voor als noch by Netje of haar Vader niet te vinden: want E 3 wei-  x 70 x weinige Jaren te vooren woonde hy op een plaats waar men zeer voor de Gelykheid yverde, en dus wyl het Janhagel aldaar niet wel ge. meubileerd was, floegen zy het Huisraad aan ftukken der Burgers die meer bezaten, de groten liepen vry op weinige na, nu dit hadt Baas Drieftal zeer terug gezet, en hieldt Netje ook noch ongehuwd. Haar Minnaar Castoor was voor al de laatfte niet om te bemerken de Vriendfchap , welke zyn Meisje voor Karei voedde, wyl zy gedurig van den Student fprak, ja in zynen lof uitweidde, Menschkundig ingezien, was dit een vast bewys dat in haar Hart gene gedachte van ontrouw fchuilde, neen alleen zachte Vriendfchapgvoor Karei in den zwellenden boezem van Netje plaats vond, maar de jonge hoedemaaker was in 'tgeheel van die meening niet, veeleer befchuldigde hy zyn meefteresfe van trouwloosheid , en dreigde zich over haar en Karei te zullen wreeken , deeze manier van . handelen is juist de gefchiktfte riet om harten te winnen, de jufferfchap in 't gemeen is nimmer van hoogmoed misgedeelt en Jaaten wy bi.lyk zynde bekennen , dat indien de fchoone fexe die aenung, welke braaven mannen haar toedraagen, behouden wil, zydan geene beledigingen van het  X 7* X het ander gedacht dulden moet, ook zoo dacht Netje, daarom, beantwoordde zy de onvoegzaame voordellen van den jongen Caftoor met trots, hemtekennetigeevende, hoezy ongenegen tot rekenfchap van haar gedrag was, en dat hy, die haar kon verdenken,geene verantwoording van harentwegen verdiende; Hy hernam hier op met veel drifes dat zy hem nooit bemind hadt, welke taal door Netje beflooten wierd met een verzoek om uit haar byzyn te gaan, waar aan de Hoedenmaaker met veel kloekmoedigheid voldeed. Ziet daar nuCartoor niet minder dan den edelen Zwaanendons op Karei gebeeten, en echter was de man onfchuldig, want hadde deeze jonker zoo wel, als het burgerskind kunnen goed vinden om onzen held aan te fpreeken, zekerlyk zouden zy allezinds voldoening van hem erlangd hebben, hy hadt den loffelyken edelman en ook den hoedenmaaker aangetoond , hoe hy omtrent hun geene llinkfche voornemens koefterde, maar nu zweegenzy, en bleeven haat en nyd tegen den onfchuldigen Karei voeden % en waren by dit alles vooral niet gelukkg. Neemt daar een voorbeeld aan, brave Lcezers S zo gy door iemand beledigd waant te zyn, E 4 fpreekt  X 7* X fpreekt dien daar over aan, maar is uw aart afkeerig van twiften, of zelfs ( wie weet wat daar op lopen kan) gevechten, laat die koele voorzichtigheid u ook de wetten voorfchry ven, om geen haat tegen hem aan te kweeken, want dit benadeelt uwe gezondheid, en wyl gy door bh ode vrees ingenoomen, uw eigen zelf tracht m gevaar te brengen, Juiftert aandachtiV, haat ennyd kunnen u dooden, daar gy hen omdraagt. •A G T S T E CAPITTEL. Een goed beding maakt geen nakrakeel, iets over de /naken, en onderrichting omtrent de Broodfchryyers. Eerwaarde Lezers! in den beginne van dezen lezens. en wetenswaardigen Roman Cnaar wy hopen ten minste ) hebben wy geiproken van zekere beloften, welke men meermalen van onze Medebroederen de Schryvers aan u ziet doen, hoe vele zyn'er niet, welke u toezeg gen alle langwyligbeid te vermyden, die naderhandn,jazich zelf, inllaap praten mogten, wy door d,e voorbeelden geleerd, zullen bcteroppasfen ,voor 'c minst is dit onze bedoelingdoe, echter verftaat dit wei, geliefde menigte; wy wnlen ons daarmede zo nauw geenfints be! pa-  X 73 X palen, dat wy aan de gefchiedenis van onzen Held verbonden, even als een bulhond aan zyne ketting, u niet wel 'teen of ander zouden durven voorhouden, 't geen wy begrepen tot uw nut of vermaak te ftrekken, doch hier in veel fpaarzamer dan onze Duitfche Broeders, zullen wy deze epifodes bekorten, en trachten u lachende de waarheid voor te dragen, het lachen is toch gezond, en het getal van hun, die boos worden om dat men hun tot lachen aanfpoort, is bedroefd fchaarsch, misfchien al. zo gering als dat der eerlyke Staatsdienaren of magere Canunnikken. Niemant ergere zich. Ten bewyze dat het gros der ftervelingen gaarn lacht, ftrekt het aanwezen van zeker flag van menfchen , die 'er ten alletyde gevonden wierden, welke daarvan hun werk maakten, om anderen te doen lachen, deze noemen wy fnaken, hun beroep is al zeer oud, alle Hofnarren, Arlequins, Mezetins, Crifpynen, Scaramouches, Pierrots, ja Pantalons en Gilles, namen dezen post met algemeen genoegen op het Toneel waar, doch buiten deze befaamde fnaken ziet men noch in openbare gezelfchappen, neem eens Koffyhuizen, Trek en Zeil-Schepen, zo wel als in meer befloten gezelfchappen^ een fnaak die door zyne beE 5 ken-  X 74 X kenden daar voorgehouden wordt, ja beroemd is om zyne geeftige zeggingen, die toch mees* an het drollige vallen, en och .heden! wilde men de zaak uitpluizen, wie weet of de kanzei zelfs door gene fnaken beklommen wordt, welke tegen de zonden prediken, in taal waarom men lachen moet, het zy dat die in de daad grappig mag heten, of dat de onvoegzaamheid en onbehoorlykheid der flof, of ook der uitdrukkingen ,met de plaats of het ambt van den fpreker, als een gezant des vredes, hem tot den rang der fnaken doet opklimmen, du* hun gatal is ontelbaar. In vroeger dagen hadden degrooten der aarden alleen hunne fnrken tot wie zy zeiden, maak my aan 't lachen, en dat was nog al zo gemakkelyk niet, want die goede menfchen hebben het hoofd vol muifeneften , en óm die met aartige kwinkflaagen te verdry ven, gaat nietaltyd aan, daar by met alle eerbied voor die groote bafen zy gezegd, dat men veel geest bezitten moet, en niet onkundig zyn, om voor fnaak te fpeelen, maar hy, die beide deeze hoedanigheeden zyn ugen heeten mag, heeft meellen tyds te veel hoogmoeds om voor fnaak by een domkop te zyn, al was hy omhangen met ordenslinten even ais de beste geëmigreerde Prins, wy zeggen dan, dat nu fnaaken onder alle rangen van menfchen ge-  X 75 X " «vonden worden, zoveel zyn de zeden vetbeterd, wantals men na gaatieder een, tot de fanculottes toe, beweegt zjgin een zekeren kring , hv heeft vrienden of meest kennisfen met wie hv zyne vermaaken deelt, en met hun gezelligheid aankweekt, nu in elk dier kleine kringen is een fnaak daar voor by alle gehouden, tien niemand hunner opftraf van ongezouten gehekelt te worden, tegenfpreeken durft, en wiens fyne zetten door alle met open mond afgewacht worden, Inhetbyzonder heeft ieder Clubzyn verfchillende fmaak,dan in 't algemeen zullen deeerfle en laatfte flandcn omtrend het geen zy aartig noemen,fchoon over een koomen,met eenige affchaduwing, namelyk de groote en gemeene heden hooren gaarn van hunne fnaaken ftraattaal, het geen de Franfchen noemen Langage poisfard, (viswyven taal) met deeze bepaling, de aanzienlyken verwachten dezelve het liefst in dubbelzinnigheeden, daar veel van Sint arme, zoo mendatheet,onder loopt,maar alles moet zeer met een waas van beleefde welbefpraaktbeid overdekt zyn: de Sansculottes wederom moeten die zelfde zinfpeeling met plomper uitdrukkingen doorzult hebben, is dat nu niet het zelfde? dcmiddelftanddaar en tegen hoort gaarn aartige ver-  >(76 X verhaaltjes,offprookjes van denmeefterfnaak «gericht om den een of ander van de Club tebe' dotten dog de burgerfnaken moeten meer verflan bezitten, dan die der andere ftanden, * > ■ het fehynt dat een goed oordeel en gezonde WenS m den middehtandzich verborgen heb ben, afgefchrikt door het zedenbederf of de plompheid, welke de anderen kenmerken. ; Zou nu dit aanhouden van zulk flag van aar tige lieden goed of nadeelig genaamd moeten worden? wy denken deezen fmaak als fchadeyk te moeten uitkryten, wyl daar door kwaade toon gegeeve. word, endikwils voor verftandig gehouden, dat alleen vlug was f>y fpreeken zo als ligtelyk te vatten is, van dat foort van fnakeryen niet die oP de dubbelzinnigheden mtloöpen) daar en boven zullen jonge heden m groot gevaar zyn om door die ftaken bedorven te worden, zo men deze toejuicht zal de aankomeling veel begeerte re^oe len om ook op deze wyze lof in ce oooflen maar neemt dearlequin hem eensonder handen' ftaag, Zal hy daarom fpyt gevóelen, en gebeurt het meer dan eens, « dit bekwaam zyne geest uitte doven, wy willen dus alle feezers, het zy fnaaken, als anderen aangemaand heb-  X 77 X hebben, om van de fnakery zo dadelyk alslydelykaf te zien, maar liever in hunne Clubs vernuftige gefprekken ter baan brengen,.op dat de minst verlichtfle ook tot kennis geraken mogen, en de warelt tot dtugd en goede zeden opgeleid worden, want een onkundig mensch kan 'nimmer deugdzaam zyn , immers de deugd vordert beginzejs, dat is redenen te weeten, waarom zy boven de ondeugd verkozen worden moet, anders zullen wy alleen misdaden vermyden, wyl ons gees gelegentheeden voorkwaamen om die tebedryven, dus befiuitende „ onkunde leid. ons op tot ondeugd, verhchw ting tot deugd, en reke zeden". Nu willen wy ook onze lezers eenige onderrichting omtrent de brooafch y vers geeven, deze ftof kan nuttig zyn, men verftaat gemeenlyk doordeeze benaming lieden, wier pen hun onderhoud vei fchaft, of behoorde te.verzorgen , en met alle recht, immers naait den Landbouwer zyn zy in nuttigheid te rekenen: de Landman zwoegt en ploegt, het is waar, doch zal hy de meefte vrucht van zyn arbeid inoogften, fchryvers leeren hem hoe hy zyne welgefpiei de armen moet gebruiken, en is het dus met den akkerbouw geleegen, hoe veel te meer met de bereiding der aarde en alle handwerken, en wyl  X 73 X wyl de landlieden zo wel als alle die aan anderen iets verkoopen, zich daar voor betaalen laaten, kunnen ook fchryvers eenige belooning voor hunneri arbeid vorderen, zorgen en kommer verzeilen hunne voortbrengzels, al komen die vol vuur uit het brein des edelen fchryvers, zy bekoelen door de moeite om die aan het lichtte doen verfcbynen, daar mede is het noch niec uitzwermen van half geleerde zeggen daar hun o-ördeél over, heeft de fchryver geen voorfpraak by hun, wee over zyn werk, zyn zyne Hellingen nieuw, zy zullen die als dwaas en ongehoord optellen, doch heeft bereids een ander het zelfde ged?cht, wee rochmaals over den Autheur, zyn werk isgeftolen enz. Dcch het is geenzinds onze meening, geliefde lezers! hier over eenig beklag te doen, maar het gefchied om u op den weg te helpen, wy noemen broodfebryvers, hen, wier gehuurde pennen zich tegen de waarheid aan laaten gebruiken , die al was het ten dienfte der onderdrukkers van het menschdom, tegen hun beter weten aan het volk leugens voorhouden, als men hen maar betaald, dit zyn' eigenfJyk broodfebryvers, daarom wee dubbelt, wee over deeza ich: ndvlekken van het menscblyk geflacht, wyl het kwaad niette bei eekenen is't geen zy  X 79 X Zy\uitrichten, dwingelanden weten, dat het vermoogen der fchryvers veelgrooter en krach" tiger dan dat hunner heirlegers is , indien zy zig alle te famen vereenigden, doch de broodfchryvers daar evengemeld > beletten deeze heilzame gebeurenis-, dus zyn ze de oorzaak van veele rampen door willekeurige macht op aarde bedreeven', als eenmaal vryheid van de Drukpers overal bloeide en geen fchryver wierd beftraft, dan wanneer hy iets tegen deugd en goéde zeden of de Vryheid hadt gefchreeven, het menfchdom was weldraa gelukkig. Broodfchryvers daadelyk befchreeven! beeft! eenmaal zal uw gewisfen ontwaaken, dan zult gy even als Nero by de ondertekening van zyn eerfte doodvonnis, wenfchen niet te' kunnen - fchryven, maar blyft gy verftokt , eenmaal moet tog de tyd komen dat gy; uwe misdaden - erkennen zult, die letters, waar meede gy de volkeren misleid hebt, zullen dan als vuur op uwe harten ftaan te branden, en zoo gy met de Kerk aan hel en Duivel gelooft, houd u dan verzekerd , dat gy daar de flraf voor uwe laftertaal zult ontvangen God is waarheid, maar leugens wierden fleeds door u voortgeplant, en welke leugens nog ftrekken moeiten om uwe meedebroeders tegen el-  X 80 X elkander de wapens in. handen te geeven, o£ hun geduldig den nek onder het juk der dwm-' gelanden te doen krommen, de hemel geve, dat gy u eenmaal moogt bekeeren, ja een gewenschte omwenteling by u opkomen, of kan dit niet zyn, dat dan de zulken meer verlicht, uwe taal verachten zullen , onze lezers in't bizonder gunnen wy dit voorrecht en daarom zy dit Hoofdttuk hun:toegeeigend. NE GENDEC A PI T TE L. De Man ontdekt zwaarigheden. Karei onwetend van den nyd, die zyne komst by den Heer Blanquo, zo wel als de vertrouwde vriendfchap van Netje voor hem deed gebooren worden , gong voort aan het huis van den Regent dagelyks te verkeeren en met de jonge juffrouw drieftal zeer gemeenzaam om te gaan; want des jongelings hart was gevormd voor. liefde en vriendfchap, zonder beide te genieten konhy nimmer geheel gelukkig zyn, maar hy had noch nooit bemind en dan neemen wy voor vriendfchap die aantrekkingskracht der twee geflagten jegens elkander, daar zy een zelf bedrog des harte naar liefde dorftende zy, ó Jongeling! alsgy voor eerst die zoete aandoeningen van welbehagen in het byzyn ee- ner  X 8i X rïer fchoone gevoelt, denkt niet dat het vriendfchap zy, die u werkzaam doet zyn, veel eer dat deeze aanmerking door uwe zinnen fpelö en dan vraagt u zelf af: zoude ik haar, die ik hu tot vriendin verlange, wel als echtgenote begeren, indien uw hart ja zegt, overdenkt het ter deeg, en de hemel zegene uwe keuze, zo niet zyt op uwe hoede, of gy loopt gevaar j om, zelf verleid, ook een ander te verleiden. Mevrouw Blanquo vond meer en meer fmaak in den Perfoon van onzen held, 't is waar deze liet zig geenzinds in vleiende loftuigeri omtrent haar uit, zo dikwyls als andere jon-* ge heeren haar dit wel hadden doen horen, doch van tyd tot tyd bezorgde vrouw natuür dat de bekoorlykheden van des regents vrouw, die zy niet meer dan de betamelykheid vorderde, voor hem verborg, den jongeling betoverden, en hem blyken van welbehagen afdrongen , die de Dame te meer voldeeden, hoe natuurlyker zy waren. Karei was ver van eenig misdadig oogmerk by Mevrouw Blanquo te vcoronderftellen, hy zelf verfoeide alle ondeugd en overfpelige liefde, doch de omgang met eene fcho* ne vrouw is aanlokkend > men komt eer men dit weet, verder dan men immer dacht te ko- ' men, vooral indien de Dame ons genegen is, f zya  X 82 X zyn wy in groot gevaar van te flruikelcn, de voorzienigheid moet dan te hulp komen, redding geven,\ of onze kragten vermeerderen, anders zondigen wy onverwagt, toen wy nog waanden geheel vast aan deugd te zyn gehegt, en met deze eerde mistrede zyn fomwylen eene reeks van dwalingen verbonden, die wy allen begaan zullen, om dat eenmaal onze deugd fluimerde. Karei was nu in zyn derde jaar der Academifche loopbaan, het wierdt tyd om ernfh'g zyne roeping te onderzoeken, en tevens tot welke duure plichten hy. zig verbondt, wat zyne roeping betreft, hier mede verdaan wy of de jongeling meerder trek tot den gecstlyken dan wel andereftanden gevoelde, want hy was zo dwaas niet, of hovaardig om zich in te beelden dat de onzichtbre hem van eeuwigheid tot Prediker had bedemd, en in dien zin (prekende, zou hy groten trek gevoeld hebben tot de heilige orde, hit Menschdom deugdzamer te maken, ten minden daar toe werkzaam te zyn, is eene daad, die alle brave harten bekoren moet, vervpigends uit aller naam tot de Almagt gebeden op te zenden, is eene bezigheid welke de eerzugtigffie gemoederen vleien kan, en wederom uit overtuiging van den b'efelyken Jast des Evangelis woorden van vrede tot het Mensen-  X 83 X Menschdom te fpreken, gebieden As een gezant Chriïti,d*t alle Zwaarden in de fcheden gettoken worden, en de Kryg ophoude is eene bootfchap die alle Menfchenvrienden met vreugde op zich nemen wilden. Dus verre was dan Karei vernoegd met de bediening, die hy hoopte te omhelzen, maar als hy nagong, welke kundigheden daar toe vereischt wierden , zoude hy dien met vrucht kun* nen waarnemen, ftelde onze Jongeling vast, dat eens menfchen leeftyd niet te lang was, om dezelve alle te verkrygen: zo hy alleen volgends zyn hart, en 't geen by van zyne leeraren zich eigen gemaakt hadt, eene gemeente mogt vermanen, berispen, leren en troosten, hiertoe zach hy kans en zo hy hoopte met vrucht, maar die vreemde talen, dat eeuwig verfehü tusfchen de uitleggers, maakte onzen Held verlegen, en niet zonder reden, want het kwam hier op het verderf of de behoudenis van Millioenen ftervelmgen aan, en pen woord op deze of gene wyze verftaan, ja een Comma, Stip of Tittul kon den zondaar in Hemel of Hel brengen, de zwaarwichtigheid dezer bedenkingen hieldt Karei nu geheel en al bezig , ja maakte dat hy op dat pas niet vorderde, maar in zynen loop tegen gehouden wierdt. F *  X 84 >( Doch het bleef da:r nietby, alsleeraarvanden Hervormden Godsdienst, moest hy alle grondfteilingen zyner kerke, tegen de tegenfprekers verdedigen, item het Synode van Dordrecht enz. enz. enz. daaromtrent gevoelde hy zich zeer huiverig, en evenwel gene menfchelyke macht kon hem ontfLan, van de iterke verplichting, om die leerflelzels, was het nood, te verdedigen, indien hy eenmaal tot Prediker aangeiteld was, hier over onderhieldt de Jongeling zich meermalen met Profesfor Theron , en deze man, hoewel zeer rechtzinnig, (nu dit fpreekt van zelfs wyl hy een Hoog. leeraar was,) zach evenwel den nood der Kerke aan, want het mangelde toen aan bekwaame Candidaten Sacro fanfe Theologia?, door de behoefte der (tyden, en dus fprak hy zyn Leerling moed in 't lyf, hem zeggende, dat men veel toegevender dan voorheen omtrent alle die leerftukken was geworden, en in vertrouwen gaf hem Theron te kennen, dat hy zelf het Dordfche Synode verfoeide, met Bogermannus, Homnuus en alle verdere nomina in us, welke maar gediend hadden om vele Broederen van ons af te fcheuren. Maar dat alles was niet in ftaat, Karei te voldoen, hy bleef volharden in zyne mening, nim-  X 85 X nimmer iets te omhelzen, dat hy niet geloofde, nu indien by nu Leeraar der Kerke wierdt, zo ondérfchreef hy toch alle fteilingen van die Kerk, daarenboven myn Heer! (zei Karei) het gefchil is noch geenfinds uitgemaakt, of tóen het Hebreeuwsch met of zonder flippen moet lezen, en cit is gene geringe zwarigheid, het komt op Hel of Hemd aan. Theron deed : zyn best als de Jongeling dus fprak om hem neder te zetten, want zyn 'art hong over dezen beminden Leerlij, en onze Held gaf altyd gehoor aan zyn Profesfor, en liet zich van hem paajen, evenwel omtrent zaken die de eer betroffen, was hy teer van gevoel, want het bleef by hem eene laagheid met den mond te beleiden het geen men in't harte ontkende , dan tegens Theron dorst hy over dpze ziak niet meer fpreken, wyl hy zyne gronden niet kon wederleggen, maar hy onderhieldt 'er Netje eens over,die zeer vast aan haren Godsdienst kleefde, doch deze gaf Karei weinig troost, want hoe zeer zy verdraagzaam was zach zy den Student voor een ketter aan, zo dra hy etnigfmds twyfelde aan het Synode van 161'j, en zich de Hel voorflelde niet als een kopere ketel, waarin de zielen der Gojlozen opgekookt wierden. Baas Drieftal viel beter in Kareis fmaak, hy v F 3 fchud-  X W X fchudde hem nu nog veel hartelyker de hand, horende datbyrekkelyk dacht omtrent zaken die anders het ftokpaard der geeftelyken zyn, en welke de Schoenmaker als ftaatkundige gefchillen befchouwde, „ Heer en vriend! ( fprak hy) „ ons Synode van Dordrecht dat was geheel „ politiecq, ga maar den loop der z:;ken na, „ in orze dagen ziet men toch zulke Synodes niet meer, en de arminianen floreren, hoort „ maar eens fommigen onzer Predikanten, die ,, het meest getrokken zyn, wel ik wil een „ Jaar Schoenen voor niet maken, indien zy „ door de eerwaarde Vaders van dat Synode „ verketterd war^n, wat zégt dat? en het He,, breeuws, hoor ik, maakt u verlegen, ik geloof „ het wü, n.aar het Euangely is ligt te ver„ ftnan, in zaken die wy toe de zaligheid no„ dig hebben, diegvloofd zal hebben, en ge„ doopt zal zyn, zal zalig worden, (zegt on„ ze Heiland) kyk myn Heer daar komen ge,, ne flippen of tituls by te pas, ieder een vee„ flaat, dat wy wederom'tot de ee.ivouwig„ heid der Christenen moeten te rug keren, „ daar mee zal alles wel zyn. Karei was nog al voldaan over de oordeelkundige taal des Schoenmakers, doch daar deze hem met dezelfde oprechtheid toeftemde, dat  ):( 87 X by zwarigheid in de Hellingen der kerke vindende , ook in gemoede geen Leeraar worden kon,. was zyn antwoord al medj ongefchikt, om de nevels van des Jongelings gemoed op te klaren , Serini dacht zeer rekkelyk, maar dewyl hy geen rechtmatig begrip van het Synode in gefchil hadt, was by geneigd om Profesfors zyde te omhelzen , en zynen vriend toegevendheid aan te raden,by flondc op zyn vertrek van de Academie, en 't fchynt dat wy minder toegedaan zyn aan de belangens onzer vrienden, a!s wy van hun fcheiden moeten, niemand dus wist de bekommeringen van Karei op te heffen, en hy bleef daar mede bezwaard voor dien tyd, zonder op dat tydflip tot eenig befluit te komen, maar trachte zo door vlytig fluderen, als wel verflroijugcn die te verjagen. TIENDE C A P I T T E L. Als gy zon [preken wildt, gaat dm de deur uit, of de moed eencr vrouw is niet ligt te verbyfteren, help, hslp, dieyen, dieven. Jonker Zwanendons zach (zeiden wy) Kareis bezoeken by den Heer Blanquo met groten fpyt, enige dagen zocht hy vergeefs naar gelegentheid om zyne gewezene vriendin daar over te onderhouden, maar zy wilde hem dit F 4 met  X 88 ):( niet gemakkelyk maken en dus verliep eene gehele week, eer hy de Dame te fpreken krygea kon, ja toen het zo ver was, hadt de Hagenaar we! mogen wenfchen noch wat gewacht te hebben,- dit gefprek gelyk alle diergelyke tusichcn baatzuchtige heden, begon en eindig, de met vcrwyten; wart Zwanendons klaagde aan zyne vriendin, dat zy haar bart aan een ander wechgefchonken hadt, de Dame vroeg aan wien, hy zei aan Karei, Mevrouw Blanquo hernsm dat zy hem gene rekenfchap verfchuldigd was, maar evenwel vriendfchap voor hem behieïdt, en het woord toen wat ernitiger opvattende, voegde zy daar by „ Jonker Zwa„ nendonsl ik heb u wel eens geld verfchoten „ uit achting voor uwe aanzienlyke Familie « d(,ch riU wetende, dat gy myn geld met ge' „ me vrouwlieden verteerd, heb ik u myne „ hulp onttrokken, dat noemt gy het geinisch „ myner vriendfchap, niet waar Jonker"? hy antwoordde dat hy haar geld niet achtte, zo veel als die vriendfchap van welke hy hu verdoken was, verders in het gefprek in vlechten, de, hoe dat meisje, welk als de twistappel tusfèhi n hun geweest was, door den Jonker niet meer gezien wierdt, maar Mevrouw Bianquu gaf hem alleenlyk hierop te houden, dat hy dus doende zich zelf merkelyk bevoordeelde, doch dat  X 89 X dat haar dit voor 't overige zeer onverfchillig was, dusdanige koelheid kon de Edelman riet langer verdragen, maar begon de hoorns op te fteken, dreigende de fchoneDame, indien zy Karei bleef zien, aan haar man kennis te zullen geven van 't geen tusfchen hun voorgevallen was, dit bevestigende met hare briefjes, welke noch onder zyne berusting waren. Mevrouw Blanquo hernam zonder ontroering te laten blyken ,, gy zoudt handelen als een „ fchelm, doch het kan u niet baten, myn. „ man zal u niet geloven, die briefjes zyn niet „ van myne hand en zo gydeonbefchaamdheid ,, hadt u van zaken te beroemen, welke nim,, mer tusfchen ons plaats hadden, zal ik zorg „ dragen uwen Vader van uw gedrag te doen „ waarfchuwen, ja hem hier van de blyken te „ doen zien, want men zal u de Stad doen „ ruimen", tot eene proef hoe fiim Mevrouw Blanquo hare zaken overlegd hadt, verhaalde zy toen dat eene gewezene Kamenier altyd de pen leende als zyne vriendin hem fchry ven wilde, n eermalen verfchoot Mevrouw Blanquo den Jonker geld, maar gedurig om krytende fchulden af te doen, we ke zy dan op quitancien door een zaakgelastigden betalen liet, dit ftelde haar in Haat om Zwanendons des noods door dien gemachtigden te laten vervolgen, F 5 De  X 9° X De Jonker ftondt verzet toen hy hoorde hoe voorzichtig Mevrouw Blanquo gehandeld hadr, niet beter kunnende, zocht hy tot eene fchikking te komen, maar de Dame nu trots, daar zy begreep dat de Edelman wel fcherper taal voeren zou als hy maar kon, en op hare beurt zich verbolgen tonende, zei hem dat hy de vriendfchap, die zy hem wel eer betoond hadt, niet verdiende, en verboodt Zwanendons haar ooit weder onder de oogen te komen, ten zy om vergiffenis te vragen voor den aangedanen hoon. De Jonker wierdt in de daad aangedaan door deze ftoute taal zyner vriendin, het zy dat hy haar beminde, en treurig was, wyl zy aan een ander hare vriendfchap fchenken wilde en hem verfmaden, of dat zyne Goudbeurs geheel ledig was, dus op zyne linker knie buigende en naar Mevrouws hand grypende tadt hy om vergeving, maar deze vernedering kon hen niet te famen verzoenen, zy gaf hem te kennen dat nu haar huis ahyd gelyk te voren voor hem open ftondt, maar dat zy uit zyne dreigementen gezien hadt, welk een fchelmsch hart hy in den boezem omdroeg, en dat hoe zeer nimmer tusfchen hun iets gefchied was 't geen niet elk een gerust mogt weten, alle vrouwen genoegzaam  X 9i X 'zaara gewaarfchuwd behoorden te zyn, door zyn gedrag om geerfinds met Schelmen zich in te laten. Daarop verliet zy de kamer en den Jonker die zo buiten zich zelf door verwondering over de onbefchaamdheid dei Dame was, want zo vondt hy goed haare antwoorden te benoemen, dat by eene poos roerloos ftaan bleef, maar eindelyk, bedenkende hoe deze zaak buiten herflel was, vertrok hy uit het huis, en moest ook kort daar na, de Academie vaarwel zeggen, wyl hy zyne fchulden niet betalen kon, nu Mevrouw hem zonder onderfteuning liet. De Dame was zeer vernoegd, toen deze onderhandeling met Jonker Zwanendons wel afliep, want hoei zeer zy, gelyk wy zagen,zich tegen onverwachte toevallen gewapend hadt, en het haar ook aan geen moed mangelde, zou zy ongaarn gezien hebben, dat de Regent of Ka. rel door den Edelman in 't geheim voorgelicht wierden, van 't geen tusfchen hun wel eens W3s voorgevallen, maar nu de Jonker goedfchiks afhieldt, ja de Stad verliet, dacht zy niet meerder aan hem, als of hy nimmer haar bekend was geweest. Alles bleef intusfchen op den ouden voet, en  X 92 X ■en Karei al meer in de gunst des Recents*, die een goed man zyndc met onzen held wel kleurde, de Student Blanquo, welke veele goede hoedanigheden bezat, en alleen m?ar wat verwyfd kon heten, begon in het gezelfchap van Karei mannelyker zeden' en houding aan te nemen, en wy] hy een wel geplaatst hart hadt, vermeerderde daar door zyne Vriendfchap voor den Jongeling, zo dat het geheel gezin Karei als op de handen droeg, en Mevrouw die al gedurig flerk vlamde om zyne genegentheden te winnen, verwaarloosde geen gelegentheid om daar toe te komen, en in de daad zo vriendfchap haar hadt kunnen vernoegen, onze Held voedde voor haar eene tedere vriendfchap. In dezer voege'was de Winter voorby gelopen , en met de Lente verwisfeld; in de ïjeve Mei maand was de Heer Blanquo gewoon met zyn gezin naar buiten te gaan, hy hadt eene fraaje Hofftede in de Meyery van 's Bosch gelegen, ditmaal verkoos zyne Echtgerote wat later heen te trekken, trouwens dit was wel meer gebeurd als de Regent niet ffilzittend was, dus ook deze Zomer wierdt hun vertrek uitgefteld, en niet volbragt dan kort voor de grote Vacantie der lluderende Jeugd. Ka-  X 93 X | Karei wierdt uitdrukkelyk verzocht den verlof5 tyd tot hunnent te komen overbrengen, hy 3 nam dit aan op het goedvinden van zynen i Voogd, die daar toe door den Heer Blanquo I met eenen eigenhandigen Brief gebeden wierdt, |zyne toeftemming gewillig gaf, zelfs bedan1 kende voor de gunften welke zyn Pupil van JZyn Hoog Edel Achtbare ontvong, en hoopte ijjdat die Achtbaarheid daar mede zou voort gaan, i zo lang Karei zich deze gunsten waardig maak; te: dus praten de menfchen langs hunnen neus 5 maar wech, want immers de gemelde gunsten i hadden onzen Held op een geheel verkeerden :iweg kunnen brengen, indien de goede Voor. : izienigheid hem niet bewaard hadt. De Regent en zyne Echtgenote vertrokken ma dat men afgefproken hadt, hoe Karei met ilden jongen Blanquo volgen zou, zo draa huntne Collegien afgelopen waren. Dit gefchiedde," jzy ontmoetten op deze Reis niets, goed of' Ikwaad genoeg om daar van melding te maken, imaar landden behouden aan op het Buitengoed i'des Heercn Blanquo, na by een Dorp niet ver wan de Stad 'sHertogenbosch gelegen, men Jontvong hen zo men zegt, met opene armen •en de Jonge lieden waren niet minder verheugd by hunue Vrienden te zyn. Wei.  X 94 X Weinige dagen na deze komst was het Kermis cp het Dorp, de Regent en zyne Vrouw waren gene harde Meesters voor hunne bediendens, zo dat deze al ligtelyk vryheid verkregen, om mede in die vreugd te delen, ja met de Boeren een dansje te doen, en wyl a!le diergelyke vreugde feesten den nacht fchynen te be. minnen, hact men genoegen genomen om voor dien avond eene koude maaltyd te doen, zullende alle bediendens op de Kermis bly ven, en de Meesters zich zelf helpen. In dien tyd zworf eene bende Gauwdieven door geheel Brabant herom, daaglyks gefchieden 'er roveryen, en de Dienaars van Mevrouw Themis waren zelf befchroomd hen te vervolgen, daar zy fterk in getal en wel gewapend omtrokken, deze moeten zekerlyk ook op de Kermis hunne zendelingen gehad hebben, en alles befpied, althans tegens middernacht toen alles ftil was, kwamen zy in het Kasteel van Blanquo inbreken, door een vengfter van de Eetzaal, en geraakten binnen. De Jonge lieden fliepen op eene Kamer regt boven die Zaal, en Blanquo wierd wakker, terftond rieD hy Karei zagtjes, en maakte hem dit toeval bekend, beide waren verlegen: Blanquo  X 95 X quo wilde dat zy langs een achtertrap buiten 'tHuis zagen te komen, dan naar het Dorp lopen, en volk halen, maar onze Held floeg dit af, ais zynde telangwylig, ook wilde hy volftrekt zynen Gastheer en deszelfs Gemalinne niet verlaten, maar in hun lot delen, doch hy ftelde voor dat zyn Makker boven op de Vliering by het touw van den bengel zou zien te gei aken, en luien, hy zelf ging kloppen aan de Kamerdeur van den Regent, wiens Egahem in een onderrok kwam openmaken, en niet weinig verwonderd was Karei te zien, dan de reden horende, maakte hare verwondering plaats voor den fchrik. De Landsvader ontwaakte en keurde de Schikkingen van onzen Jongeling goed, maar vroeg hem, of hy wel durfde naar beneden gaan, en onder den hoop fchieten, het geen onze kloekmoedige Held aannam, doch de Vrouw des Regents wilde niet hebben dat haar vïiend zo zeer in gevaar wierdt gebragt, door deze tegenwerping aangevuurd, beloofde hem de Regent te helpen, trok eenige kleding aan, en ging toen met Karei naar zyn geweerkamer, die vlak naast het flaapvertrek was om aldaar wapenen te kiezen tot voordzetting hunner kiygsverrichting. Ondertusfchen hadt de jonge Blanquo het touw van den bengel gevonden en luide daar mede met  X 9* X met groten yver, zyne moeder die op het voorbeeld van alle oude en nieuwe heldinnen niet werkloos blyven wilde,daar vyanden haar Kasteel befprongen, en terwyl de Regent en Karel, die voor haar zo dierbaare panden, hunne Perfonen in gevaar gongen Hellen, befloot om de uittrekkende Krygslieden verfterking aan te brengen, ten dien einde klom zy naar boven by den Student, verhaalde hem wat zyn Vader en Vriend voer hadden, en moedigde haaren Zoon aan hun te verzeilen, terwyl zy de noodklok met haare fueeu witte en teedere handen trekken zou; wy moeten waarheid fpreken en zeggen dus dat de Jonge Blanquo weinig fmaak in dat voorftel, hoe rechtmatig ook, vondt, hy maakte veeleer allerlei tegenwerpingen , als dat 'er aan het luiden der klok meer geleegen lag dan men dacht, wyl dit hun hulptroepen verfchaffen moest, dat het touw hare handen kwetzen zou, de klok te zwaar zou zyn, en alle zulke gezochte redenen meer, maarMevrouw Blanquo liet zich daar mee niet afzetten, veeleer begrypende, waar het hem haperde, verweet zy den Student zyne blooheid, en geboodt hem naar benecden te gsan, teffens ten bewyze harer bekwaamheid tot den op zich genomen post aan het touw trekkende, met zodanige kracht, dat de klepel de wanden van  X 97 X. van zyn metale Huis met zulk een geweld beukte als moesten dezelve aan Hukken vallen, ja die klepel bekleedde toen omtrent zyne klok de plaats van den ftormram der ouden, op muuren van flooten en fteeden. De klank der klok daverde de rovers even verfchrikkelyk in de ooren, als of die bereids een teken hunner afmarseh naar de Galg gegeven hadt, zy zetten de gehoordelen naar het geluid, niet wetende wat dit beduiden zou> eri onzeker of zy blyven dan aftrekken moesten, terwyl verheugde zieh de Landvader over den yver van alle zyne Huisgenooten, ziende zynen erfgenaam volvaardig en verneemende, hoe zyne wederhelft zich met de klok inliet i deezé verflerking van een derde deel verfche Manfchap deed hem in der yl tot den aanval befluiten, hy gaf aan elk zyner Krygsiieden een geweer met dubbelde loopen, en hy zelf zeer fchielyk een Malienrok en ftormboed aangedaan en opgezet hebbende, voorzach zich alleen van een breden Sabel en twee groote fcheepspistoolen, die hy aan een Gordel om zyn lyf hing, doch den Sabel nam hy in de vuist, en ftapte rustig voort aan het hoofd zyner Brigade* G Wy  X 98 X Wy willen voor de waarheid niet inftaan, maar eene overleevering onder alle Boeren rontorn het flot bekend, zeide dat dit Borstwapen en de helm weieer aan den vermaarden Maarten van Rosium, dien beroemden overweldiger van 's Rage, toebehoord hadden, dus geen wonder dat de Landsvader zyne Ledenmaten daar onder dacht wel bewaard te zyn, wat daar van zy de oude Heer Blanquo (tapte met groote treden, even als iemand die ten Oorlog gaat, wy zeggen dit ter onderfcheiding, want de te Huis komst gefchiedt dikwils op krukken, en dan moet men wel zagjes voort, hompelen. De dieven wisten intusfchen niet wat te beginnen, de klok luidde onophoudelyk, maar daar kwam noch niemand te voorfebyn , het eerfte fpoorde hun aan tot de vlucht, het ander om te blyven; terwyl zy hier over onder zich mompelden , verfcheen de Generaal Blanquo met zyne bende, den wil hebbende om hun het beleg te doen opbreken, of flag te leveren. Hy rangeerde *yne Manfchappen in front van de loopgraaven, Cverfta hier door deeet* zaal  X 99 X ! zaal waar zy ingebrooken waren) en toen de i aanval geboden hebbende, kroop hy als een voorzichtig Generaal op de Trap, maar moedigde zyne bende met den Sabel in den vuist aan, om zich voor hem aan Hukken te laten ! houwen. Volgends zyne bevelen fchoot eerst i de helft van zyn Volk, en ziende dat de Ro, vers reeds op die eerfte fchoten deinsden, ge| boodt hy ook de andere helft te vuren metditn ; gewenfchten uitflag, dat de Vyanden op de j vlucht tegen, mede nemende hunne doden en i gekwetsten, zo zy die gehad hebben, althans geen der zeiven is gevonden. Toen de Generaal deze vlucht der vyanden vernam, beval hy niet meer te febieten, hier in zyne krygkundetonende, wyl 'er gene Ammunitie van Oorlog meer voor handen was, nu Melde by zich aan 't Hoofd zyner brave Lieden, en marcheerde het Slagveld rond, zo ten blyke van Overwinning als om Gevangenen te bekomen: wy zullen in het volgend Hoofdftuk verhalen, hoe de zaken aldaar gefield waren, maar willen eerst wat adem fcheppen, en eindigen daar om die 1 Capittel. G 2 ELF-  X m» X ELFDE CAPITTEL, Schrik, blyde omhelzing, ah de Vyand wech li O' idekt men pas de rampen des Grlogs. Mevrouw bleef, terwyl deze heldhaftige daden door hare verdedigers bedreven wierden, noch al aan de Klok hangen; dit kon men in eenen eigentlyken zin zeggen, want daar deze bezigheid haar ongewoon voor kwam, fpande zy alk krachten in om die te volvoeren, en hong aan het touw : ecnsfkgs wierdt haar Trommelvlies op eene onaangename wyze getroffen, door de eerfle Salvo der Fuzillade, welke beneden voorviel (neem niet kwa'yk Lezers! zo wy u die onduitfeh woord doen horen, het heeft Burgerrecht verkregen, blykens officiële berichten door Hollanders opgefteld) nu begreep Mevrouw dat partyen aan den gang waren, kort daar op volgde het twede Schot, dit nam de Dame voor het vuren desvyands, en wyl daar op flilte kwam, dacht zy niet anders of hare ftryders waren op het bed van Eer gefncuveld, en rekende zich dus als Weduwe, zonder Kind of Vriend overgehouden te hebben, want zo hollen 's Menfchen gedachten voort, en maken hem fteeds gelukkiger of rampfpoediger dan hy in de daad zich bevindt, hei  X lor X het fchoot deze bedrukte Vrouw niec eens te binnen, dat deze twee Schoten misfchien door hare Vrienden afgetrokken wierden, die door het vluchten des Vyands veelligt eene roemryke Overwinning behaald hadden. Zy gaf zich dan geheel aan de Wanhoop over, zodanig dat zy ook het touw van den ;| Bengel glippen liet; ;, wat zou my nu hulp , baten?" (galmde zy uit j daar ik alles v»er1 loren heb ? het ftondt maar aan ons, Geliefden \ a om deze bedrukte Vrouw vele fchone zaken in ji eene lange Redevoering, anders gezegd alleenspraak, in den mond te leggen, even als menig : misgedeeld van oordeel, vooral daar zyn belang in 't fpel kwam, dadelyk toen hy binnen tradt zach de Jager wel van waar die Kwetzuren ontftonden, doch wachte zich boven al zynen Heer te wederfpreeken, want deze verhaalde hem het gevecht met alle omftandigheden zo die gebeurd waren, of wel hadden kunnen gebeuren. „ Ja (zei Coenraad, de jonge lieden „ aanziende) die Schelmen! dat was wel ge. „ meend, vlak in 't vizioen (hy meende mis„ fchien Phifionomie,) 't is van de fynfte ha„ gel korrels, welke deze pyn en kwetzuren „ aanbrengen ,het zal wat pynelyk vallen maar „ zy moeten 'er uit, of gy zoudt gefchonden „ zyn Jonkers! als Mevrouw eene fyne nsald „ heeft, wil ik die hagel daar uit halen, Vervolgens zal ik u als de beste Chirurgyn gene„ zen". Mevrouw Blanquo toonde zo veel fchrik op dezen voorflag, even als hadt Coenraad gefproken van aan deze lyders het hart uit het Ligchaam tè rukken, doch hy fprak haar wederom moed in, en na dat zy eene zeer fcherpe naald voor den dag gebragt hadt, volvoerde de Jager zyne onderneming met een zo goed gevolg, dat die zogenaamde hagel uitgetogen wierdt, wy zeggen zo genaamde, fnedige Lezers zullen toch buiten twyfel al begrepen hebben, dat het fpatten van kruid waren, want ds  X i°9 X de Regent die de geweren laadde, hadt dezelve niet alleen van binnen zo wel voorzien, dat zonder de deugd der lopen, zy aan duizend ftukken in der Jongelingen handen gevlogen waren, maar ook de pannen wierden vooral door hem niet ovcrgtflagen; en dit maakte dat de Fuziliers omtrent geblakerd wierden, doch de Jager Coenraad hadt geen lust om dit te verklappen, hy bragt fyne hagel te voorfchyn, vraagt men van waar? wel uit zyn zak, en riedt nu de lyders hun gelaat met franfche wyn te wasfchen, daar hy kwanswys iets in mengde om kracht by te zetten, met deze geringe geneesmiddelen hielp hy hun in drie dagen te recht, en ontving een mooi prefent van zyn Meester voor deze kunstige genezing. Terwyl de naald werkte, was de Heer Blanquo in een diepe rust overgegaan, zyne Gemalin zach dit niet ongaarn, maar de kunst was noch om haaren Zoon uit de voeten te hebben, indien de Dame met Karei alleen fpreeken wilde, zy wenfchte dit, hadt het gevoeglyk kunnen gefchieden oogenblikkelyk, toen zy den Jongeling en hy haar zo teder in de Armen drukte, want het was Mevrouw Blanquo in 'c geteel niet ontfnapt, hoe die omhelzing op onzen held werkte,maar dit was nu wederom wat be-  X "O x bekoeld dacht zy, en daarom het beste naar beter gelegendheid te wachten om Karei te vefrasTcfièri, zy fprak dus vsn naar bed g;;an, iets waar naar de Jonge lieden zeer verlangden, zy maakte den Regent wakker, die noch een boorde volletje dronk om Karei te bedanken, bier meede nam men afïcheid tot den volgende morgen, als wanneer de Heer Blanquo hun befcheidde, om by de opening vanhetflrydperk te zyn en ten dien einde fprak de Dame af zou men in de Slaapkamer ontbyten, en daar hadt baar Gemaal niets ter waereld tegen, ieder gong dan naar bed en hadr. bet geluk van een goeden Slaap te genieten, dus waahet laat op den dag eer men verzamelde. Het entbyt afgeloopen zyndc, nodigde de Regent zyne Gemalinne om nevens hem en de Krygslieden „ naar de Eetzaal te gaan, ik wil „ de Dienstboden ook hier by roeptn (_ fprak „ de Man ) dan kunnen zy getuigen draagen „ van het geen wy vinden, ik geloof toch „ vast daar zal noch wel hier of daar een van „ die rakkers gekwetst óf aan ftukken ge. „ fchooten zyn blyven liggen, want de Jon3, gebeden hebben zich wel gekweten, en zon,, der my zelf te vlyen heb ik hun goede ori„ derrichting gegeeven. " zo gezegd als gedaan  >-C Hï X daan, men riep de bediendens, zy openden de Zaai en waaren getuigen van een jammer Toneel vol Lyken en gewonden. De groote Spiegel was geborften op drie of vier plaatfèn , de Glaazen der prenteborden van beste Engelfche zwarte kunst, alle hier of daar getroffen, een Porcelein de Seve Thee Servies onder den Spiegel aan gruis, en meest alle de groote Ruiten der Glasraamen geborften door de dreun, dit was de voorname fchade , want dat het papiere behangfel ook hier en daar gaaten bekoomen hadt, zullen de Leezers wel gelooven willen, dit alles was te weeg gebracht door de vier Schooten der Volontairen, terwyl hunne Geweeren voorzien waaren met eene duchte lading Piflool Kogels, Ganze Hagel en voortgeftuurd door eene dubbelde lading fyn Hollandsch kruit. „ Wel Man! gy hebt het mooi gemaakt, zei „ Mevrouw Blanquo, Hemel! welke eene ver- woesting! zouden die Dieven ons wel zoo „ veel fchade toegebracht hebben , hadt gy „ hun laaten begaan. Is dat zotte klap (ant„ woordde hy) zy zouden al ons goed geftolen t, hebben, en ons vermoord daar en booven , „ ziet gy niet aan deeze verwöefting zelfs dat  ,, zy üitgongen zo wel om te moorden als tê „ ltelen, want door ons Schieten alleen kon j, dit goed niet gebroken zyn, de Dame jam„ merde noch eene wyl over die ontredding, „ want in de daad de eetzaal hadt nu het uit„ terlyke als of Plunderaars daar buisgehouden 3, hadden, " doch wyl zy niet zo zeer aan het geld veriliafd was , begon Mevrouw Blanquo zelf om die mooije Krygsverrichting te lagchen, ja kwelde haaren lieveling Karei daar wat meede, en dus leerde de Regent ten zyne kcste, dat heldhaftige ondernemingen, al hebben zy een roemryk einde, dikmaals den overwinnaar noch duur genoeg te Haan komen, en dat dus met recht mag uitgegalmd worden daar is geen heil in den kryg, maar Vreede doet den welvaart toenemen. TWAALFDE CAPITTEL, Vermaaken van het buiten ieeven, iets diergelyks hadt m^n wel kunnen verwachten. Groote Mannen zyn al tyd ernfllg van dat gevoelen geweest ,-dat de mensen voor het buiten leven meer gefchiktheid heeft, dan in de be«  X "3.X benauwde en berookte Steden: ja zommigé hebben deze (telling dus ver getrokken, dat zy het menschdom ieder op zich zelf «pilden laten _ wonen, wechdus, gong dit door, alle gezelligheid en te gelyk kunsten en wetenfehappen. Andere vlugge geesten hebben (taande gehouden , dat de mensch alleen voör de Maatfchap. py gefchikt was, en door redenerende, even als de eerfte, göïigen zy ook wat te ver, zo als men gemeenlyk gebeuren ziet als wy,vol Van een onderwerp, het zelve met alle de krachten van ons vernuft doorzetten; want indien dit waar zy, dat de menfchen het meest kunnen verrichten, hoe meer hunne krachten vermenigvuldigd zyn, dan zouden Steden boven het Land tot woning te kiezen zyn, en dus grote Steden boven kleine te (teilen, nu dit hëeft ook al ongemakken in; want zo deze (telling voor' .'Küilstcn en Wetenfehappen als waar te rekenen zy, kan men (laatkundig de tegen overgeftelde zyde als voordeligst kiezen , want de bevolking wint als het platte Land meer gezocht wordt ter bewoning-, dan de Stelen, en verliest zo de Steden het platte Land ontvolken. Wat zullen wy dan kiezen ? Blyven in den Staat waar in. ons de Henel fcheen te roepen» H kun-  X "4 X kunnen wy op het Land wonen en ons nuttig maken, goed, roepen ons bezigheden oro Steden te helpen bevolken, dit zy zo, de lucht op het Land is zuiverder, maar met eene. matige leefregel, kan men overal zyne gezondheid bewaren, ook in alle Steden vinden wy honderdjarige Grysaards, en genomen wy waren aldaar nuttig, doch onze levensdraad wierdt . fchielyker afgefneden, men heeft , lang genoeg .geleefd, als men zich nuttig voor'het mensch. dom maakte. Jonge lieden houden gemeenlyk veel van het Landleven, en zo zy daar afkerig van zyn, ,.js 't een kwaad,teken, een blyk dat hun hart iets van de jeugdige onfc.huld verloren heeft, Karei was niet in dit geval, by was gaarn buiten, en de Jonge Blanquo koos ook verre het Landleven boven dat der. Steden, zy .vermaakten zich dikwils met grote wandelingen, , reeds in ;den vroegen morgen, dan zagetTzy ook zomwylen de Zon opgaan,,, een gezicht uJtt alle niet,,-geheel bedorven harten tot |de brot/ van moet verheffen, ja wie kan de Zon zi^n °Pryzen > en denken niet om zyne n maker. .... Lieden van de grote Waereld zelfs, dóen met  X H5 X met vermaak eens een buitentochtje, al beminnen, zy het Land niet, zy zyn daar vryer. en leeven voor 'e overige als of zy in de Stad waren, Haan laat op, de Vrouwen kappen en kleden zich of zy te Salet gaan moesten, men heeft Speelpartyen,buiten, daar zowel als inde Stad alverdervende dobbelfpellen aan den gang gehouden worden, eindelyk diivwils worden de •uren van dag. en nacht zo wel als in de Stad verwisfeld. De mode, die omtrent alles haren invloed blyken laat, heeft ook hier in enige verandering te weeg gebragt* zedert dat vele lieden hunne fondzen aan het dalen bevonden, moesten 'er bezuinigingen by der hand genomen worden, onder deze behoort het doorbrengen van meer,dan een half jaar op het Land, en ook alda.w. beginnen Lieden van de grote Waereld eene behoorlyke leef wyze aan te nemen, kleden zicheenvouwig, eten gene uitgezochte fpyzen, en zien niet dan lieden van den zelfden fmaak, die even als zy met zwavelflokken te befparen, zoeken wederom in te winnen, dat zymet duizenden, ja tien duizenden ineens verfpilden, al langzamerhand moet deze mode veld winnen ,, met het getal der lieden die aan lager wal zyn. H 4 *er-  ):( iio* X Ht huisgezin van Blanquo volgde wel de mode, maar niet daar in dat zy hun goed te grabbelen fmeten; de Dame gaf goede acht op haar huishouden, en Myn Heer fpeelde niet, voor 't overige waren zy ook gene liefhebbers om van den nacht hunnen dag en wederkerig te maken, zy de d,n in de Stad alles wel wat later af, als onze voorouders dit plegen te verrichten, om zich te voegen naar de zeden hunner tydgenoten, want indien iemand anders handelde, zou hy niet te recht kunnen, wy fpreeken namentlyk van lieden die met vele menfchen verkeren moeten, maar wyl dit door Myn Heer Blanquo en zyne Ega alleen uit nood gefchiedde, waren zy buiten aanftonds klaar, om deze kwade gewoonte te laten varen, en wederom in maal tyden als anderfinds zig naar deeigenfchap der zaken te voegen, den morgen niet door te luieren, nochtegens den avond pas het middagmaal te houden, en by gevolg waren zy op middernacht lang ter rust gegaan, wanneer lieden van fmaak zich weder aan Tafel begeven. Vrienden waren hun welkom , maar Gastmalen waar men enige uren achter een flok ftyf aan Tafel zit, konoen Man noch Vrouw behagen, en dus gaven zy die niet, maar zo veel te meer waren onvervvachte Gasten hun lief en aangenaam. Men  X. iï? X Men hadt de eerste dagen na het geval met de dieven buiten daar gedurig den mond vol van, en geenen fpot wierdt aan Blanquo of" : zyne gezellen gefpa&rd, door zyne aartige Huisvrouw; maar eindelyk was ook dat liedje ; afgezongen , en men fprak van iets anders: : Karei gaf daarby wederom blyken dat hy iets i bezat, waarop weinige lieden zieh beroemen i mogen, namelyk dat hy wel fpot kon verdraaj gen, als dezelve zonder denkbeeld van te bei ledigen in 'tfpel kwam, en de Dame mogt veini zen met den flag tegen de rovers te lagchen, al had deeze haar wat Spiegels, Porcelein en Glaï zen gekost, zy zach daar uit den moed van on! zen held, daarvan nu is de fchoone kunne eene i yverige voorftander, dus wyl Mevrouw Blanj quo ook deeze hoedanigheid in den Jongeling : aantrof, bevlytigde zy zich al meer en meer : om hem te behaagen, daartoe zynen fmaak inï volgende om hem alle vermaaken te verfchaffen, welke het buitenleven oplevert en zemet hem delende; wandelen , ryden , visfchen, jagen , wisfelden elkander dagelyks af om Karel eene nieuwe verlustiging aan te bieden , ja zy maakte hem het verbiyf op haar buitengoed i zo aangenaam, dat hy by zich zelf bekennen i moest,nimmer zynen tyd dus verftrooid door; gebragt te hebben, en de jeugl lief: meestal verftroyingen, H 3 Ze»  X «8 X Zedert dien merk waardiger) avond 'van hetgevecht was het een gebruik gewórden, dat Karei by het affcheid nemen 'sAvonds, ook des anderdaags by het te rug komen , aan Mevrouw Blanquo een kusch gaf, niemand toonde zich daar over gebelgd en wy moeten dit bekennen, de Jongelirg zonder kwaad ïn den zin te hebben, vond veel behagen in die omhelzingen , van dien tyd af wierd hy gemeenzamer met de Dame, wanneer zich geene gasten buiten bevonden, was zyne pkats aan tafel naast haar, ongevoelig gebeurde her eens dat haare hand in de zyne geraakte, hy drukte die zachte hand, enzy beantwoordde met deelneeming', van dien avond af lag haare hand meest altyd in de zyne, zo dra de Bedienden vertrokken waren, en tot dien tyd toe nam een kleine voet den plicht der handen waar, en bewees Karei vriendfchap-,dit alles gaf hem genoegen, vraagt men nu, wat dacht hy daar by? wy zeggen niets, hy was by eene fchone Vrouw, gevoelde dit, en verheugde zich over hare vriendfch:ps biyken, want voor meer hieldt hy alle diergelyke zaken niet, zy was eens anders Vrouw , dus niet voor h>>m gefchikt, maar vriendfchap met eene Vrouw kon hem bekoren, en dus was hy op den weg van zelfbedrog. Ms.  X 'i9 X Mevrouw Blanquo zach genoegzaam, wat 'er by hem omgong, en was het met haar zelf niet eens, of zy Karei alleen by verrasfching zou zoeken te overwinnen? of met hem in onderhandeling komen? en tot het laatste be. floot zy, hier toe gelegentheid uit te vinden, was haar riet moeielyk, want deze kwamen daaglyks te voorfcbyn, de cerfte dag de beste dat de Regent met zynen Zoon naar 's Bosch moest, vroeg uitreedt, en pas tegens de avondfchemering terugverwacht wierdt, bleef onze held by haar, hy deedt met de Dame eene wandeling aanflonds na het ontbyten, en zach zich geleid tot aan het einde der plaats in het Acafia bosch, een rustprieel ontvong het paar Wandelaren, daar begon Mevrouw Blanquo hare zo lang uitgeftelde onderhandeling. Zy zach 'er zeer bekoorlyk uit, een luehtig negligé bedekte pas even zo veel van hare bekoorlykheden als de welvoeglykheid volftrekt geboodt, en hoewef Mevrouw Blanquo reeds over de veertig Jaren oud was, zou men haar niet meer dan rykelyk dertig Zomer- en Winter-faizoenen toegefchreven hebben, zo frisch zach zy 'er uit, en de bekoorlykheden welke haar van de natuur gefchonken waren, wierden nog verfterkt door zeer veel menfchenkunde, maar vooral was de Dame uitnemend H 4 wel  X X wel bedreven in de kunst, om met Jongelingen ora te gaan, als men dit weet, en na gaat hoe Karei vriendfchap voor haar dacht te gevoelen , maar 't geen in de daad niets anders dan liefde tot de ichone Sexe in 't algemeen was, en hoe hy reeds aan kleine gemeenzaamheden by haar gewoon was geworden, zullen wy toeltemmen, dat dit prieeltje eene gevaarlyke plaats voor hem mogt heten. De fchone begon met hem te doen horen, hoe blyde dat zy was, nu onze Held bun huis als gemeenzaam viiend bezocht, dit z^ch zy genoeg, dat haar Zoon een ander mensch geworden was, zedert dat hy met Karei omgang hieldt, haar Man kon ook zo vel met onzen Jongeling te recht, Haar cn boven hadt hy hun pnbetaalbre dienften bewezen, want misfchien waren zy zonder hem goed en leven kwyt, was het kwalyk uitgevallen, dit wist zy genoeg moest men Karei niet wyten, maar veel eer haar Man, die voor eerst de geweren zo onVerflandig geladen badt, en wilde men alles Zeggen, zelf de hartigfi- niet wes, want anders hadt hy met hun de Rovers wel van naby kunnen befpringen, nu zy wist wel dat Karel hem moedig zou gevolgd zyn, en in die onderneming hem niet verleden gelaten hebben. Hier  X «i X Hier zweeg de Dame, denkelyk om onzen Held gelegentheid te geven haar te antwoor- : den, op dat zy uit deze redenen aanleiding mogt bekomen, om hem hare mening wat nader te ontvouwen: offchoon zy wel dacht, dat deze eerfte onderhandeling met een Jongeling wiens hart noch onbekend met de vryheden der grote Waereld was, zo belangryk niet worden zou, als zy wel wenschte. Karei vatte ook aanftonds het woord op, en betuigde Mevrouw Blanquo met veel levendigheid, hoe de kennis welke hy met een zo aanzienlyk gezin verkregen hadt, hem dierbaar was, ja zyne hoop, verzekerde hy haar, hierin te beftaan , de' gunsten van zulke achtingswaardige lieden te verdienen: de fchone Dame fcheen' niet onver noegd met deiie taal, en zyne hand vattende fprak zy „ beste Karei! laten wy alle over„ tollige en lastige plichtplegingen achterwege ,, laten, gy kunt niet geloven hoe zeer myn „ hart tot vriendfchap neigt, al myn leven „ zocht jk daar naar, dan te vergeefs; met „ m'yne kunne fchynt zy voor eene Vrouw in „ onze eeuw niet in ftand te kunnen blyven, „ nayver, kleine afgunftigheden verbreken „ die zo ligtelyk, my voor het minst mogt het „ nimmer gelukken eene vertrouwde Vriendin H 5 j, te  X X „ te bezitten, of my althans hier mede lang te „ verheugen. Nu, vervolgde Mevrouw Blanquo, wyl haar hart zonder de genoegens der Vriendfchap te finaken niet volkomen gelukkig zyn kon, wenschte zy dat Karei haar vriend zyn wilde, maar zy vreesde van neen. De Jongeling antwoordde hier op, gelyk ieder een aan eene bevallige vrouw, die hy niet ongenegen was, zou geantwoord hebben, dat hy niets liever wenschte dan haar tot eene Vriendin te hïbben, maar de Dame begon hem nu te doen horen, hoe zy van eenen Vriend het grootst vertrouwen begeren zou, en om hier van eene proef te nemen, vroeg zy aan Karei of hy noch gene Ikfdens verbintenisfen met een of ander Meisje aangegaan hadt? Onze Held zei al blozende, dat zyn hart onverfchillig was, en hy voor 't overige gaarn aannam met zyne Vriendin geheel vertrouwlyk om te gaan, ja niets voor haar te verbergen. Mevrouw Blanquo g mg toen voort, hem noch enige onderrichting omtrent den aart der vriendfchap tusfchen twee vienden van verfchillende geflachten te geven, by voorbeeld als dat deze vereniging, hoe pryswaardig ook, voor allen, is het moog- lyk,  _ X 123 X ïyk, geheim dient te blyven, en verders wist zy Karei op eene listige wyze te wapenen te. gen de vooroordelen, welke zy vreesde dat zyne deugd en burgerlyke opvoeding den Jongeling nopens het gevaar van zodanige nauwe vriendfchap met eene gehuwde Vrouw mogten inboezemen. En zo ligt is de jeugd te verleiden, dat onze Held op dit tydftip niet eens bedacht, dat zyne deugd enigzinds in gevaar zyn>kon, veel meer verheugde hy zich met deze aangegane vriendfchap, ja bevestigde die met eene tedere omhelzing, welke zyne gezellin vooral niet onbeantwoord liet, veel liever drukte zy Karei in de armen, en gaf hem kuschjes, die men geheel niet zusterlyk heten mogr. De Dame hadt genoeg befpeurd hoe llerk hare bekoorlykheden kracht op den Jongeling begonnen te oefenen, om niet te trachten naar eene volkomen overwinning op zyne deugd, zy wist hier toe in deze eenzame plaats hem op eene achteloze wyze vele denkbeelden te verwekken, waar toe hare luchtige kleding behulpzaam was, om hem zaken te doen zien, welke zyne begeertens aanbliezen.- het oud afgefloten voorwendzcl van benauwdheid, wierdt zelfs ook al te berde gebragt, kortom Karei ' zach zich op alle wyzen beflryden, en kon zyne vyandinne niet haten, want offchoon hier niets  X *H X niets minder dan den ganfchen ondergang zyner deugd bedoelt wierdt, was hy dit niet bewust , maar veel eer wel te vreden, en zo zyn gemoed ontrust was, het fproot uit gehele andere oorzaken, dan vrees om zyne deugd te verliezen. Hoe gaarn wy onzen Held als geheel zuiver uit dezen flryd gekomen te zyn, wilden voorftellen, de plicht van een menfchenkundig Schryver vordert, dat hy gene onwaarfchynlykheden te boek flelle, dit kon nadelige gevolgen hebben, want hoe ligtelyk zouden andere Jonge lieden daar door aangezet worden, om gene gevaarlyke gelegentheden tot ftruikelingen te myden, daarom zeggen wy, Karei toonde dat de bekoorlykheden van Mevrouw Blanquo veel vermogen op hem oefenden, zyne gemeenzaamheden namen daar door toe, en wyl zy van de Dame niet gefluit wierden, maar zy hem veel eer behandelde, als was dit zo de gewone flenter tusfchen vrienden, vuurde dit den Jongeling nog meer aan, en hy wierdt in de daad ondernemend, zonder te weten wat hy wilde, alleen door de overyling waarin hy was aangedreven , Mevrouw Blanquo zach met oogen fchitterende van blydfehap den Maat van Karei, en dat zyne verleiding aanflaande was,  ja volgends hare denkbeelden niet misfen kon en deed alles wat in haar vermogen was, om dit oogenblik nog te verhaasten, en wy die dit gedrag geenzinds goedkeuren, bewaren het . vervolg voor een ander hoofddeel. DERTIENDE CAPITTEL. Alle onverwachte ontmoetingen zyn juist niet aangenaam, Karei verkrygt veel licht. Wy lieten onzen held by het einde van het Capittel in groot gevaar fteken, ja het enig| fte 't geen hem belette zich geheel fchuldig I aan Overfpel te maaken, was de vrees dat zyne Vriendin die onderneming euvel zoude opnemen , en misfchien ook een overblyfzel van flaaffche eerbied voor haaren hogeren ftand, doch de dame rafch bemerkende, wat 'er by Karei omgong , wilde zich gaarn die moeite getroosten om die laatfte hinderpaalen tot haar geluk uit den weg te ruimen, gebruik makende van die Vryheid welke iommige Dames der groote waereld zich aanmatigen, zy zat op een Sopha en reeds waren haare verraderlyke armen geopend om den Jongeling tot zich te trekken en aan het ongeluk over te geeven, wan-  X X wanneer zy in deeze welluflige poging gefluit wierdt door den klank van twee ftemmen*» welke aanduidden dat ten minfte een paar Stervelingen naar het prieeltje kwamen. De fchoone herftelde alle zaaken, welke wat uit den plooi geraakt waren, met eene zonderlinge behendigheid, eerdat de aankomende in 't gezicht waren, ja zy hadt daar en boven den tyd om Karei noch eens te doen belooven om hunne vertrouwde Vriendfchap aan te kweken, zelfs verbondt zich de Man met een tot flipte geheimhouding, en nu verlchenen die rustverstoorders, welke niemand anders waren, dan de Edele Zwanedons, geleid door den Lyf knegt van Mevrouw Blanquo. De uitwerking welke dit onverwacht bezoek op de Dame en onzen held had, was volgends de gewoontens van 's Waerelds lotgevallen , en der Stervelingen, aandoeningen; wanneer wy toch in het bedryven van fiegte daaden gehinderd worden, ziet men hoe onbedorven harten fchaamrood worden zullen, maar zy die meer aan het zondigen gewoon zyn, vliegen door. gaands in toorn op tegen den floorder hunner vermaken, hoe zondig ook, en zodanig wss hier ook het geval, Mevrouw Blanquo wierd geheel  X' "7 X 'heel toornig, en Karei vertoonde juist het gelaat van een Schooljongen, die een plak van den Meéfter te verwachten heeft. V.ü" T.-'..'-.q ■• ■ '■> u " ■ SC ro bx De verlegentheid van dit paar ontfnapte den Jonker geefifinds, zonder zich aan de gramschap der Dame geleegen te laaten zyn, maakte by haar een bejèefd compliment over 't ver[ langen 't geen hem aangegrepen hadt om zyne " oude Vriendin te komen bezoeken , hier by voegde 'Avanedohs eenige "fpotachtige aanmerkingen over hét goed gezelfchap dat'hy by de Dame aantrof, welke haar het zyne zekerlyk wel zou hebben kunnen doen misfen, en eindigde 'niet betuigingen dat hy zyn tyd wel beter genomen hadt, zo.'hem bewust waare geweest dat hy Mevrouw eenigfinds flooren zou. Het was ver daar van dat deeze aanfpraak van den Jonker de Dame ' bevredigde, ' trouwens dit was hem om 't even* want hy zach " dat zyne plaats bezet was, en' nu zocht hy Mevrouw Blanquo fpyt aan te doen; zy daarenteegen gevoelde wel, dat Zwanedons ontzien moest worden, om 't geene hy klappen kon, * was dit mooglyk, te ontgaan'," anderfinds zoude zy hem haare wceds wel hebben doen ondervin-  X 1*8 X vinden,, want in de daad was de fpyt, die zy omdroeg wegens deeze .hindernis haarer vermaken, naar razerny ge'yk-nr'e. Zy gaf even we! om de gelegde redenen eene proef van , die hoedanigheid, welke wy in haare aftekejiing de Dame toefchreeven , namelyk eene zeer groote voorzichtigheid, door kwaade lieden valfchen aart benoemd, dienvolgends wierdt de jonker met veel hartelykheid verwelkomt, en zyne Hekelachtige aanmerkingen herdacht zy niet eens, maar verblydde zich alleenlyk een oude kennis weder te zien. Intusfchen hadt Karei zyne befchroomde houding wat afgelegd, en begon zich met den nieuwen gast ook wat in te laaten, die zich daar toe bereidwillig toonde, ja met onzen held zeer minzaam fprak : Mevrouw Blanquo ftelde den Jcnker vóór t'huiswaart te gaan, en zich te ververfchen, dat hy niet affh eg, zy boodt hem nu de hand, maar hy, deeze nemende, lei ze in die van Karei, welke na ecnigen tegenftand voor Leijonker fppelde, wyl de Dame fcheen dit te begeren, en alle ,drie wandelden toen gezamentlyk het prieel uit, pratende zo men dat heet over Koeijen en Kalven, de Dame verhaalde het geval der Dieven , doch dit wist de Edelman reeds gelyk meede alle gevolgen  X ï*9 X gen dier roemruchtige bataille, en nam daar uit zo wel, als uit alle maar even te pasfe komende woorden, gelegentheid om op de Dame te fchimpen, alles te huis brengende op deeze, en haare nieuwe liefde. De toon, welke de Jonker aangenomen hadt, verdroot zyne gewezene Vriendin geweldig, want zy vreesde dat dit Karei hinderen mogt, en dus veelligt rufie tusfchen onzen held, wiens moed haar bekend was, en den Haagfchen windmaker ontftaan mogt, doch veel grooter was noch haare bekommering, dat de geliefde Jongeling iets tot haar nadeel van Zwanedons zou verneemen, en dat nu daar zy op het punt hadt geftaan om met het beminde voorwerp den doel haarer wenfchen te bereiken, dit viel haar zo hard; want zy vreesde op dit rydftip zelfs dat Karei door den Jonker opgezet, haar verachten zou, dat deeze overdenkingen byna traanen uit haare oogen persten: de Dame begreep echter hoe zy zich welgemoed houden moest, ten einde den vyand, ( daar voor hieldt zy Zwanedons) geen voordeel door zulke blyken van droefheid te geeven, ja eene valfche wel te vredenheid wierdt door haar zo kunflig vertoond, dat onze held voor 't minst daar mee bedrogen, niet anders dacht of zyne Vriendin i WW  X is» X was boven 'maate vernoegd met de komst van den Haagfchen Edelman , te meer wyl deeze door Mevrouw Blanquo ter maaltyd genodigd wierdt, het geen hy ook dadelyk aannam. Mevrouw Blanquo met haare gezellen te huis gekomen, liet den nieuwen gast ververfchingen voorzetten , na dat hy zo wel als Karei daar van gebruik hadt gemaakt en zich een oogenbük uit het vertrek begaf, nam zy deeze gelegentheid te baate, om haaren gelief, den vriend vooreerst op te leggen , dat hy om harentwille op geene middelen van wraak be. dacht zyn zoude, al mogt de Jonker, dien zy als ruw en onbefchaafc voordroeg, hem eens beledigen; hier toe was Karei nog al gewillig, mits maar die beledigingen in woorden beftonden, dan beloofde hyze, kon het zyn, over te flappen of lagchende te wederleggen, ten andere vorderde zy van hem plechtige verzekering af, dat hy, 'indien de Edelman tot haar nadeel iets zeggen mogt, al boorde zy dit niet of was afwezig, na zyn vertrek haar zelf over die lafleringen onderhouden zou, dii betuigde de Jongeling en even hier na kwam Zwanedons weder binnen. Mevrouw hadt daarenboven paal vast voorgenomen wel zorg te draagen, dat den gewezen  X i3i X zen vriend-geene gelegentheid gegeeven wierdt: om onzen held van haaren voorigen vriend, fchappelyken handel en wandel met hem te onderrichten , ten dien einde verklaarde zy zich al aanfionds dien dag ongekleed te willen blyven, de Heeren kosten zich daar tegen niet verzetten, Karei was het aangenaam, en den Edelman onverfchillig, want hoeseer dit zyn hefluit fcheen tegen te gaan, wist hy genoeg dat lieden van aanzien zo weinig in de daad meefter over hunne handelingen zyn, dat het wel duizend tegens een was, dat het middagmaal niet voorby zou gaan, voor dat nieuwe ftoornisfen Mevrouw Blanquo hinderden, maar wat was dan zyn voornemen ? . Hy kwam, aandachtige menigte! om zich met zyne Vriendin te verzoenen , want zyn Vader die met veel ongenoegen zynen Zoon te huis zach komen, eer dat zyne Studiën afgeloopen waren, hadt hem op flraffe zyner ongenade , indien hy aan dit bevel niet voldeed, geboden., wederom naar de Academie-Stad te trekken, en afcefluderen: maar dit was den Jonker ondoenlyk zonder geld te hebben om vorige fchulden af te betaalen, wyl zyne Credi* teuren hem anders in zyne leergierige oogmerken wel eens hinderlyk konden worden, di{ J 2 ftllef  X i3* X alles overdenkende;, dacht hem best, zyne gewezene Vriendin te belezen, want hem was geenzinds in gedachten gekomen, dat Karei hier buiten zyn zoude, en volgends dien regel dat afwezenden by Vrouwen fcbuld hebben, twyfelde by in *t geheel aan de gehoopte verzoening niet. De Jonker ziende zyne misrekening, wyl de meedevriend aanwezig , ja in blakende gunst fcheen, voorzach daar uit zynen ondergang, want de oude Edelman was niet ligt te paaijen, als men zyne bevelen wederftondt, en diergelyke wetenfchap bragt den Jonker het hoofd op hol, zo dat hy voornam zich aan Mevrouw Blanquo te wreken, op Karei was hy ook vergramd, maar dezen met wraakzuchtige oogmerken aan te fpreeken, dacht hem ongeraden, veel liever wilde hy de Dame in Éyne oogen ten toon flellen voor 't geen za was, nameiyk al te tederhartig en misfchien kon het hem dan wei gelukken, meende hy om den Godgeleerden af te fchrikken, want zyn befluït was vooral geenen laster te fpaaren, zo waarheid al'een niet helpen mogt om zyn oogwit te bereiken. Met dit vredelievende voornemen zette hy zich by zyne gezellin aan Tafel, at en dronk fmaaklyk, zo om meer moeds  X 133 X moeds op te doen, wyl het hem noch toafcheen dat deeze onderneming niet buiten gevaar gefchieden kon, en hier van haatte hy zelfs den fchyn, zo voorzichtig was Zwanedons, echter was hy adelyk, en een Hagenaar daar te boven. De maaltyd was afgeloopen, en Mevrouw Blanquo om den Jonker de maat vol te meeten, hadt hem gevraagd, of hy niet twee of drie daagen by hun vertoeven wilde? dit verzoek was niet gemeend, want de Dame wist genoeg, hoe Zwanedons met haaren Man zich nooit hadt kunnen verdraagen , en het alleen haar invloed op den laatften geweest was, die hem dwong dezen Hagenaar in zyn huis te dulden , de Jonker bedankte daarom ook, en dit deed den moed van Mevrouw Blanquo al mede opryzen, daar zy nu hoopte de overige uuren wel door te brengen, zonder dat Zwanedons Karei alleen te fpreeken kreeg, doch het fchynt, dat deze dag door het onverbiddelyk nootlot bepaald was om de Dame met nieuwe zwarigheden gedurig te kwellen, want even na het eten kwam eene aanzienelyke Vrouw uit de buurt met haaren Gemaal te Paard voorby de Hofftede van Blanuqo ryden en ziende deze Dame met hare gezellen voor het huis ftaan, reden deeze Ruiters cp,e.i vroegen naar den I 3 wel-  X 134 X welfiand. Gevoegiykheid eischte toen van de eene kant nodiyngen om af te ftygen, van de andere zyde als men kon, dit aan te nemen, en dit gefchiedde beiderzyds, zo dat nu het gezelfchap vermeerdert zynde, Zwanedons gelegentheid kreeg om zyn verraderlyk oogmerk te bejagen, waarop by niets verzuimde. De Jonker nam ook de gelegentheid waar, terwyl Mevrouw Blanquo aan deeze geburen fommige veranderingen aan eenige Kamers van haar huis gemaakt, vertoonde, om Karei die hun uit de Eetzaal gaande, volgen wilde tegen te houden, de Jongeling herrinnerde zich wel het woord aan zyne Vriendin gegeeven, om met den Jonker geenen twist te zoeken, maar deeze zei hem iets te moeten openbaaren, en dat kon hy toch met geen fatzoen afflaan, Zwa. nedons vrezende tyd te zullen misfen, kwam aanftonds ter Zaake , hy gaf onzen held te verftaan, hoe hv wel zach dat deeze met Mevrouw Blanquo in dezelfde verbintenisfen was, of ftondt te komen, waar op de Jonker weleer roem gedragen hadt, en nu wilde hy Karei uit vriendfchap waarfchuwen, dat deeze Dame tevens geil, valsch, en wraakgierig was, ja eene der fiegtfte Vrouwlieden van het Land of misfchien der VVaereld, in een  een woord de Edelman ontzach zich" niet alles van Mevrouw Blanquo te zeggen, wat hy wist en zelfs meer dan hy wist, en eindigde met den Jongeling aan teraaden haar te verlaaten, want dat zyn verderf en het misfen van zynen goeden naam anders de gevolgenvan den omgang met dat flegte Vrouwsperfoon (dus noemde hy de Dame) zyn zouden. Onze held was zeer verwonderd, maar zich herfteliende, vroeg hy den Jonker af, waarom hy deeze braave Dame zo belaflerde ? maar op die woorden borst de Edelman in eenen luiden lagch uit, en toen dit gefchater wat bedaarde, gaf hy voor befcheid, dat hy zelf Mevrouw Blanquo tot zynen wil meermalen gehaat hadt , brengende ftaalen van haare fchaamteloosheid by, die Karei zelf deeden blozen, hy hernam toch hierop dat de Jonker zekerlyk, al was dit waarheid, een eerloos mensch mogt genaamd worden, die eerst zulke daaden welke het daglicht niet zien moeiten, bedreef, en naderhand rondvertelde om zyne medegenoote te benadeelen, dat hy althans hem voor eenen Eerrover en flegt kaerel hieldt. Zwanedons ziende dat onze held toornig wierdt, wachte zich wel dien iets in den weg te leggen, maar zeide „ nu myn Heer ernst, gelooft van my 1 4 wat  X X wat U lust, ik ben gekomen en fpreek alleen om U dienst te doen, wyl uw omgang met deeze zoo beruchte Dame my bekend wierden , wilde ik U waarfchuwen, indien gy my verdenken mogt van U leugens wys te maaken nopens myne voorige gemeenzaamheden met Mevrouw Blanquo, gaat haar gedrag met U zelf na, en ik twyfel geenzinds of gy zult redenen genoeg hebben om te bezeffen, dat zy die U vryheeden toeftond, dit ooktevooren aan anderen zal gedaan hebben. Karei ontkende dit wel fterk , maar de Jonker gaf hem te verftaan, dat beider verwarring toen hy hun bykwam, genoeg tot bewys zyner Helling fprak, en dat als de Dame hem nog niet geheel en al hadt verleid dit zekerlyk haate fchuld zoo zeer niet als misfchien zyne eenvoudigheid zyn zoude; hier meede betuigende alleen ten nutte van onzen held te fpreeken, verliet hy deezen en nam affchied, verblyd dat dit wel gelukt was, eer de Dame welke hy zo met zwarte kolen afgetekend hadt hem kon verhinderen , en toog van de Hoffteede af, Karei laaiende in eene verwondering, welke alle verflandige Leezers ligtelyk zullen toegeeven aan zyne geringe Waereldkunde en wy die daar niet even zeer over verwonderd  X 137 X derd zyn, fluiten dit Hoofdft.uk, om in een ander den draad weder op te vatten. VEERTIENDE CAPITTEL, , Vrouwen! wat zyt gy gevaarlyk. Het duurde niet lang , na dat de edele Zwanendons gereplieerd was, (in oude tyden zou men gezegd hebben vluchten,) wanneer Mevrouw Blanquo in de eetzaal te rug keerde, zy was alleen, want de Ruiter met zyne amazone , welke geene groote achting voor den Regent of zyne Dame koesterden, hadden by de wederkomst van het bezichtigen der nieuwe verfnijing hun affcheid genomen, en Mevrouw Blanquo ftelde zich hier niet fterk tegen, beducht voor de vyandelyke aanflagen van den ■ Jonker, toen zy zach dat hy noch Karei hun verzelde. Haare eerfte aandoening was blydfchap, daar zy van dezen geliefden Vriend vernam, hoe de Hagenaar vertrokken was, maar weldra ontwaarde zy uit de afgetrokkenheid van onzen held, dat de edelman zekerlyk iets ontdekt moest hebben, dat niet tot haren lof ftrekte, hier op wilde zy niet ftil zitten, daar moest geen gras over groeijen of zy liep gevaar, de genegentheden van Ij Ka-  X 138 X Karei te [derven , zo dat zy hem met de tederfte bezorgdheid vroeg, of hy zich niet wel bevondt, dat hy zo fpraakloos en lustloos fcheen? „ Of heeft de Jonker misfchien ge„ tracht lieve Vriend! my by u zwart te ma„ ken? Gy weet met de volftrekte operihartig„ heid beloofdetgy my, dus heb ik recht die van „ u te eisfchen, fpreek dan Karei! wat deert „ u ? dus luidden hare woorden. De Jongeling wüde in 't eerst niet uitkomen, maar antwoordde daarom, dat hy Mevrouw verplicht was, voor haren aandacht op xyn perfoon, dat hem niets deerde, en nog meer diergelyke gebruiklyke uitvluchten, als men iemand oP 't geen waar naar gevraagd wordt, geene opheldering geven wil; doch de Dame was daar mee niet aftezetten, maar hernam dat zy genoegzaam overtuigd was, dat men haar by hem belasterd hadt, vroeg dus enkeld of Karei geen belang daarin ftelde dat zy zich verontfchuldigde , en toonde zyne vriendfchap waardig te zyn, zo ja dan moest hy ronduit bekennen wat men hem diets gemaakt hadt, op dat zy zich zuiveren ken, dit vorderde immers rechtvaardigheid , indien hy haar Vriend al niet meer wezen wilde ; deze laatfte woorden fprak zy met veel vuurs uit, terwyl een traan  X 139 X i traan in hare oogen dreef, onze held was hier | tegen niet befland, maar toonde neiging om i haar te voldoen , alleenlyk bragt hy eene laat - I He tegenwerping te voorfchyn, hoe zyne hoog- i achting voor haar hem belette die zaken te ' verhalen, welke haar te laste wierden gelegd. Mevrouw Blanquo fchepte moed op dit antI woord, wel ziende, hoe zy het fpel winnen zou, wyl haare droefheid onzen held trof, zy drong hem dus aan, om alles met de grootfte naauwkeurigheid over te brengen, al waaren het ook de vuilfle lasteringen, en betuigde hoe zy dit als eene vriendfchapsblyk zou rekenen, „ in een woord beste Vriend! (fprak „ de Dame, terwyl zy hem teder aanzach) „ ik wil gehoorzaamd zyn." Karei was ver daar van , om deezen toon kwalyk te neemen, want laaten wy gerust denken , dat hy innerlyk wenschte, zyne vriendin onfchuldig te vinden; en zo gelukkig is het menschdom dat dit ons als dan gemeenlyk gelukt , onze vlugge verbeelding medewerkende : maar hy zeide even wel niet te hoopen, dat iemand anders oorgetuigen van zyn verhaal was, toonende dierhalven, vrees \ojr luistervinken, en wilde de deur fluiten. Me-  X 140 X Mevrouw Blanquo beaamde dit, en om haaren Vriend gerust te fteilen , floeg zy voor eene wandeling te doen, als wanneer hy zyne berichten kon verhaalen, terwyl de Dame oplette , dat zy niet verrascht wierden. Hy nam dit aan, gaf Mevrouw BJatjqU0 de hand, en beide toogen het huis uit. Met genoegen hadt zyne Vriendin Karei op dezelfde plaats, waar hunne vriendfchaps band geklonken wierdt, heen geleid; doch zy vreesde, dat dit misfchien hem achterdocht geeven zou, om 't geen aldaar by na gebeurd was; en zy wilde nu zeker fpelipelen, en och heden! wanneer ryke lieden, op hunne iommerryke Hoflieden buiten het gezicht zyn willen, vinden zy hier ook genoeg plaatzen uit, te meer zo zy geene verrasfching van vreemden vreezen: welafgerichte bediendens zullen hun wel uit de voeten blyven, en andere tracht men te verwyderen, lekt 'er iets uit van 't geen bedreven wierdt, wel nu daar voor hebben zy het Vermaak genooten , dit is een denkbeeld aan iómmige grooten eigen. Daar is eene mode ook in het aanleggen van Hoflieden, over eenige jaaren kwam die fmaak tevoorfebyn , om hermitages aldaar aan te  X Hl X I te leggen, met het graf van den hermiet, daar | by wel te weeten , wy willen niets tegen deeijj ze verkiezing inbrengen , offchoon naar ona ; gevoelen, weinige kluizenaars hun kluis zekerlyk in de nabuurfcbap eener weelderige buiten i woning, nog veel minder daarin of op, al naar l men dit noemen wil, ftichten zouden deze \ vinding is niet onnatuurlyker ,^dan de daar , 0p gevolgde fmaak der Engelfchen, van velen I aangenomen, om in hunne Plantagien fomtyds | zo on ef chikt als hunne harsfens, alles door | een te fmyten, zo dat men chineefche Tem' | pels, en afbraak, anders gezegd verwoeste GeI bouwen, watervallen, grafnaalden, goud vis| fchen, Vyvers, Bergen en Dalen, met nog duizend andere zaken, op een klein buiten < goed aantreft, en dus alles wat de vier waereldJ deelen in hunne Plantagien opleveren, behaU j ven lommer. Ter zake, op de plaats van den Heer i Blanquo, was ook een kluis, derwaards richte nu zyne Echtgenoote haare fchreden , en , aldaar met Karei op het bed van Mosch, ij voor den Heremiet gefchikt, zittende, hoorde zy het jammerlyk verhaal, van 't geen waari mede men haar befchuldigd had, het welk onze held nu zonder eenige verzachting overbracht, want daar lag hem te veel aan haar on-  X 14* X onfcbuld gelden, om niet duiielyk alle zeggingen van den Jonke- te verkksren. „ Vriend, zei Mevrouw Blanquo , toen „ hy ophieldt met fpreeken, kost gy zulken „ laster gelooven," hy betuigde van neen, maar dat Zwanendons even wel alles zo plechtig verzekerde, daar op gaf de Dame onzen held te houden, dat de Jonker haar zedert langen tyd vervolgd, en om wederliefde ge. beden hadt, maar nimmer iets van haar>kon verkrygen , ten bewyze voerde fzy aan, dat Karei zelf wel zien moest, dat hy alleen uit haat tegen haar zulke eerrovende berichten verzon, van waar kwam nu die haat als wyl de begeertens van den Edelman niet ingewilligd wierden, „ ja zoudtgy het wel gelooven „ lieve Karei! alsik uzegge dat die booswicht, „ na dat gy aan ons huis zyt gekomen, my op „ nieuw aangezocht heeft en gedreigd, wel „ te zullen maaken, dat gy afkeerig van my „ wierdt, als ik hem verhoorde, maar ik heb „ hem myne verontwaardiging doen blyken, „ en gezwooren alles aan myn Mao te nullen „ openbaaren, indien hy niet afliet, my te „ plaagen, toen vroeg hy om bergje< ing, en ,, toonde veel berouw, zo dat U hita weder. v om  X '43 X* I tt om den toegang , tot myn huis open liet j dien ft eerst verbood. Wat zegt gy nu 5, Jieve Viiend ! vvien gunt gy geloof, uwe j| „ vriendin of den fchender? " Karei vondt'Me verdediging van Mevrouw | Blanquo onwederlegbaar, en verborg haar jj geenzinds deeze gevoelens, dus terwyl zy geil durende dit pleidooi met het hoofd zeer naby '| zyne troni op zyn fchouder geïeegen hadt, 1 was het niet onnatuurlyk, dat een jongman van | twintig Jaaren zich voor die moeite beloonde I door een kusch op de wangen der Dame te t drukken, en zy nu opnaaiende van hunne vriend| fchap, vroeg aan onzen held of zy daarop ftaat ii maaken kon ? dit zeide zy terwyl de Jongeling | van haar omhelsd wierdt, hy verzekerde haar I dat deeze hem even dierbaar als te vooren was, I en zo van trap tot trap kwaamen zy al haast I in dezelfde omftandigheeden , waar uit hun de j komst van den Jonker redde, Karei by eene I fchoone zich bevindende, vergat zoo wel als 1 des morgens dat vriendfchap geene liefde is, I en daarom ook haare vermaaken ontbeeren I moet, of veel eer zyne zinnen overmeefterii den hem zodanig, dat hy in den ftaat van over\ yling geraakte, wanneer eene ons onbekende ! drift het bloed in de aderen voorjaagt, is men zoo  5:C i44 X Zoo onbemerkt aan het waggelen geraakt, dat de val daar is eer wy dit weeten, ja op dat tydflip wenseht men zelfs niet ftaande te blyven. De ftaat waar in onze held zich bevondt ontfnapte zyne gezellin maar in 't geheel niet , zy zach dit met veel genoegen aan en deed alles wat in haar vermoogen was om zyne bedwelming te vergrooten, dit gelukte haar en wyl zy 's morgens zoo naby aan de voldoening haarer lusten geweest was , toen men hun ftoorde, hadt de Dame beflooten, indien immer zich diergelyke omltandigheid opdeed althands die door te veel nauwgezetheid niet te zien verloopen; nu wilde zy dit voorneemen getrouw opvolgen, en bragt daarom alles by om Karei, wien zyne onfchuld misfchien be waard hadt,te doen vallen, in een woord wat zullen wy zeggen , onze held was geen Jofeph, het gelukte hem niet zich uit de armen deezer verleidfter te redden, zy overwon zyne kuiVcbheid en liet hem niet met vrede voor dat vermoeidheid en donkerheid, welke reeds viel, hun noodzaakten deeze verbodene daaden na te laaten , wy verbasen dit treurig, maar kunnen den loop des Waereld^ niet veranderen en eindigen daarom dit Hoofddeel, VYïj  I"X 145 X VYFTIENDE CAPITTEL. JDe wellust Jleckt als een adder , edele Zielen hebben fomtyds maar een wenk noodig om tot deugdbetrachting weder te heren. Sommige Leezers zullen misfchien afkeuren; dat wy Karei lieten flruikelen in het voorig Capittel, maar ons oordeel was, dat zyn val nuttiger voor anderen zyn kon, dan zelfs indien hy ftaande gebleven was, ziet daar ons gedrag gerechtvaardigd voor Waereld- en Menfchenkenners, doch zy die de daaglykfche voorvallen volgens hunne flaapmutzen beoordeelen, zouden toch over een Roman den neus opfaaalen, nu dan wy hebben met die lieden niets uitftaande, en keeren weder tot ü geliefde menigte! Karei, die met Mevrouw Blanquo naar huis wandelde, gevoelde wroegingen in zynen boezem opryzen over zyne misdaad ; doch de Dame welke de gevolgen van al het gebeurde nauw berekende, wilde hem in eene bevredigde gemoedsgeftalte brengen, want de Jongeling K was  x i4« x was baar veel waardiger geworden zederd haaren zegepraal, en zy zou ongaarn afftand van dé nu genotene vermaaken gedaan hebben, veel meer waaren deeze nodig voor haar geluk geworden : om nu onzen held gerust te ftellen oordeelde zy het noodig, hem wat van hsare zedekunde,die op verre na niet gefireng kon genaamd worden in te prenten „ nu zult gy „ uwe Vriendin misfchien wel verachten, „ Cfprak zy) zeg lieve Karei I redt my uit die „ twyfelingen welke my dooden, " de Jongeling antwoorde dat het gebeurde hem veel eer aan haar verbondt, doch dathy haar echter de afkeuring niet ontveinzen kon , welke zyn gemoed aan die gemeenfcbappslyfce daad gaf, Mevrouw Blanquo prees hem dathy openhartig fprak, en nodigde haarea Vriend altyd zo te handelen, daarop begon zy Karei gerust te ftellen door haare grondbeginzels, welke onzen held te vooren de hairen te berge hadden doen ryzen, maar nu van hem met deelneming aangehoord wierden, om dat hy wenschte dat zy W2ar mogten zyn, en deeze troostgronden waaren de volgende; de Dame rekende het Huwelyk als een beiderzyds verbindend contrac he omgang en alle deszelfs gevolgen hem nief langer als Overfpel toefcheenen , kon hy niet ontveinzen dat fommige naauwgezette lieden in een gemeente , deeze zaak uit een ander oogpunt tonden bcfchouwen, enby zelf moest toeftemmen, dat hoe vast de voorfchriften van zyne Dame doordrongen, het echter op onzen aardbol geenzints ftrekken zou om wanorde voor te komen, of te 'minderen, zoo alle Menfchen eensgezind met haar dachten en handelden, deeze tegenwerping leide hy zyne .Vriendin by de eerftu gelegentheid voor, doch zy wist we-' haast raad, namelyk dat onze held van allen eisch op den Geeftelyken Hand moest vaarwel zeggen, en in de Rechtsgeleerdheid ftudeèren, dan kan myn Man ( vervolgde zy) U beetcr voorthelpen, en gy zyt .veel min, der verbonden dan indien Prediken uw ]0ê was» Karei, wiens beklemdheid ;Wy omtrent fommige geloofspunten reeds aanhaalden, was vernoegd over deeze te rechtwyzing, welke Mevrouw Blanquo aan zynen geest beproefde, hy zelf hadt nimmer grooten fmaak voor den Geeftelyken ff and gevoeld, het ambt was ach, ting*aardjg in zyne oogen, maar dwaaze Menfchen hadden eensdeels zoo veel heiligheids van  X 153 X van deeze lieden gevergd, en zy zelf eerzuchtig wilden gaarn den lof der menigte inoogften, diergelyke denkbeelden moeften hunne Vryheid noodwendig zeer beperken , en daarom ook de vermoogens welke zy tot braave daaden in zich bezaten vernietigen, of tegenhouden, want hy dien men reeds voor heilig rekent wanneer hy ftil zit, ei! waarom zou deeze zich vermoeijen ? zoo dat onze held wel befpeurde dat hy in den ftaat, waarin zich de meefte Menfchen omtrent hunne denkvermogens thans noch bevinden, weinig nut als Predikant verrichten kon, waarom hy van nu af ernftig daarop bedacht was om zynen Voogd tot zodanigen ftandsverwisfeling zyne toeftemming te doen geeven, en hier over fchreef hy hem eenen langen Brief vervuld met zyne zwarigheeden en voorftellen. De naauwe vriendfchap tusfchen Mevrouw Blanquo en haaren geliefden Karei bleef intusfchen op denzelfden gemeenzaamen voet, ja laaten wy geene naamen misbruikende veel liever zeggen, dat zy voortgongen in hunnen misdadigen omgang, de Dame ziende hoe zy onzen held met haare zedekunde leiden kon, waarheen ze wilde, maakte.nutdg gebruik van deeze weetenfchap, en de Jongeling wierdt zo K 5 zeer  X *54 X .zeer in het kwaaddoen door haar verflerkt dat hy alle gronden deezer Vriendin zich eigende , voortaan deeze overfpelige gemeenzaamheden als gevelgen zyner echteiyke Verbintenis met de Dame en zy, meer en nuer aan hem gehecht, vondtzulk genoegen in hunne vereniging, wyl deeze , toen hy in haare handen verviel noch onbedorven Jongeling, een Alcides in het minneperfe was, dus fpande zy alle vermoogens in om hem te behsagen, en dit gelukte haar terwyl beide Keeren Blanquo cok gedurig grooter genoegens in het gezelfehsp van Karei ondervonden, ja wyl binnen kort de tyd van verlof' voor by gevloogen w:s, floeg de Student Blanquo zynen Vader voor als dan met het huishouden naar de Stad te trekken, de Regent was bereid, en zyne Gemalinne daar over aan gefprooken, verlangde niets liever. Indien de vriendfchap van Mevrouw Blanquo zedekundig befchouwd, ar.n Karei nade'ig was, ftrekte zy tot zyne befchaving, ja zo zeer kan de zucht om eene Vrouw te behaagen de fomtyds plompe manieren der Jongelingen pojysten, dat onze held in vier a vyf weeken van zyn verbiyf op de HofTteedc een voorbeeld van befchaving in taal en,5 manieren geworden was,  IX 155 X was, en wyl deeze verbetering fomwylen niet dan ten koste van den gullen aart verkreegen wordt was hy aangenaamer tot gezelfchap maar minder te betrouwen, in zyn hart overtuigd, dat hy den Regent benadeelde, wilde hy hem dit door gedienftigheeden, ja met het involgen zyner hebbelykheeden, vergoeden, dien volgends bevlytigde zich de Jongeling om zynen Gastheer aandachtig gaade te flaan , en alle die kleinigheeden tot zyn genoegen te verrichten , waar hy op gefield was, hy fleldede geliefde gezondheeden aan Tafel alle daagen in, dronk. zyn glas dan fchoon leedig, flopte een pyp na de maaltyd om den Landsvader die moeite te fpaaren, in een woord hy maakte zich zo bemind van alle Dischgenooten, dat zyn lof door alle monden herhaald wierdt. Eene kleinigheid alleen moest hy derven by dien gelukflaat (immers van hun met wie wy omgaan geliefd te zyn mag zoo heeten) hy kon niet meer denken, wanneer hy van alle verftrojingen afgefcheiden in eenzaamheid was , dan overvielen hem treurige denkbeelden, by kon zyne hedendaagfche leVenswyze niet voor goedkeuren, maar moest veeleer bekennen dat die der mannelyke achtbaaih.'id onwaardig was. Op  X 156- )< Op [zeekeren dag wierdt de Predikant van het naburig Dorp op de Hoffteede ter maaltyd genodigd, het was een oud man, wiens gryze Haïren eerbied afvorderden, zyn zachte inborst zoogelyk aan die der Apostelen, en toegevendheid omtrend allen, wier zeeden evenwel door hem beftrafd wierden, waar zy dit verdienden, maakten hem zoo wel bemind als geëerd Deeze Eerwaarde Geeftelyke zach Karei, hoorde zyne roeping, en befpeurde weldra den voet waarop jhy met Mevrouw Blanquo ftondt, een oogenbiik waaren zy alleen „ Broeder, (zei » de Predikant) gy zyt hier op eenen gevaar„ lyken weg, uwe Godsvrucht en Deugd gaan » verlooren, vliedt, zoo gy niet fterk g»i noeg zyt, of wellust'zal uwe daagen verpes» ten. Hier zweeg byj en Karei verftomde. Z EST l]E N,D E CAPITTEL, Inwendige Stryd, vertrek naar de Academie. De woorden door dezen braven man gefprooken, waren niet geheel vruchteloos, veel meer veroorzaakten zy by onzen held nadenkmgen , die hem tot in de armen zyner Vrien- dmne vervólgden, want hoezeer hy volkomen den raad des/ Grysaartó billykte, ging het tot m  X 157 X au toe zyne krachten tebooven, Mevrouw Blanquo te ontvlieden, en van haare gunsten af. ftand te doen, meermaalen nam hy daartoe, zoo hy dacht, een vast befluit, maar telkens zodra zy verfcheen en dien invloed, welke haare bekoorlykheeden haar op Karei gaaven, gebruikte, washy wederom even zwak dan te vooren, en alle goede befluiten laagen in bet voetzand. De tyd om naar de hooge School te keeren, was intusrchen gekoomen, men fprak af dat de Jonge lieden, gelyk by de komst, zaamen vertrekken zouden, en het Huisgezin hun binnen kort zou volgen, dit gefchiedde na een teederaffcheid, en elkander met de blydehoop verheugd te hebben om zich haast weder te zien, reisden de Studenten heen en kwaamen na eene voorfpoedige reis binnen Leiden, alwaar ieder zynen weg ging, en Karei door de Huisgenooten van den eerlyken Schoenmaaker zoo wel als van hem zelf met alle blyken eener welmenende vriendfchap ontvangen wierdt. Serini was ook afgereisd, wyl de dood van zynen Vader hem' naar Huis riep, zoo dat onze held meer aan zyne overdenkingen wasovergelaaten, dan indien deeze vriend noch op de . .... hooge  X I5« X hooge School zich hadt bevonden,' na "kwam hem geduurig de waarfchuuwing des eerwaardigen mans te binnen fchieten, welke zoo liegt door hem in acht genoomen was, en daar by moest hy zich zelf zeer mispryzen. De Jonge Blanquo was hem zoo geneegen als ooit, dan wyl deeze Karei eens iets hadt laaten blyken om hem te polsfen of 'er niet zoo iets naar naauwe gemeenzaamheden zwemende tusfchen onzen held en zyne Moeder plaats vond, maar Karei dit met verontwaardiging gelochcnd hebbende, durfde nu geenzints het tegendeel belyden. Profesfor Theron ontving hem wel vriendelyk, maar minder openhartig dan te vooren, dit maakte dat de Jongeling die'nu door zyn knagend geweeten gefolterd, dacht, dat alle menfchen zyne misflaagen reeds wisten en afkeurden, ook zich inbeeldde dat zyn Hoogleeraar deswegens koel tegen hem was, dcch de redenen van dit gedrag kwam hy welhaast te weten, deeze beflonden in het ongenoegen 't geen Theron opgevat hadt uit den brief des Voogds van Karei, vernoemende hoe onze held de Godgeleerdheid moede was. Tntusfchen waren de lesfen begonnen, en Karei noch geen antwoord van den Heer Braaf  X 159 X Braaf hebbende, durfde het niet waagen zonder zyne goedkeuring in de rechten te ftudeeren, evenwel ftond zyn voorneemen vast wegens eigene misflaagen nimmer den kanzei te ontheiligen, want zo dacht hy. Befluiteloos wat te onderneemen, zynen Voogd noch eens te fchryven of zelf naar Amfterdam te trekken orrj zyne toeftemming van Studie te erlangen, bleef hy eenige daagen draalen zonder te kiezen, tot dat Mevrouw Blanquo met haar gemaal aankwam, en hem aaöriedt tot fchryven. Offchqon het byzyn deezer Vrien» din vooral riet nuttig was tot bekeering onzes helds van misdadige gemeenzaamheeden, verblydde hy zich met geheeler harte over deeze komst, want nu hsgon hy reeds aan de verwyten van zyn geweeten zich te gewennen , en moeite te doen om die te onderdrukken of by openbaarde zyn berouw aan de Dame , en deeze wist het hem door vermaaken te verdooven, ook wel gezseten aan de tafel des Regents fpoe'de hy zyne zorgen in den wyn af, en daar dit middel zomtyds hielp, begon Karei ook al fmaakelyker te drinken, ja kon fomwylen den Landsvader het hoofd bieden. De ftaat, waarin de zeeden van onzen held , * zich  X »6o X zich bevonden, verergerde van' tyd tot tyd, ja hy begon te denken dat het hem onmooglyk was wederom de deugd te beminnen, en dat er dus niets anders voor hem overfchoot ais zich geheel en al aan zyne Vriendin over te geeven, en alles te doen wat noodig fcheen om haar te behaagen: als hy dusdaanige befluiten genoomen hadt, dacht het hem gerustheid te ontwaaren, hy haaste zich daarom de Dame zyne denkbeelden dan te openbaaren en men kan wel denken hoe zy .vooral hem die niet [uit het hoofd praatte, veel eer trachte Mevrouw Blanquo zynen moed te verfterken, beloofde hem eeuwig te beminnen, en wat zyne wanhoopige mismoedigheid en kwellingen over hunne gemeenzaamheeden aanging, dan liet zy hem wederom haar leerftelzel van zeedekunde hooren, 't geen zy van buiten kende, en dit gefhadig met 'overdenkingen der Dame verbeeterd, liet niet na gemeerdyk eenige kracht op den geest van onzen held te oefenen, zoo dat hy daar (door zyn geweeten zelfs mee in fkap kon zusfen en genieten dan eene bedriegelyke, kalmte, voorboode van öormen. Het mogt evenwel onzen held nimmer gebeuren, d'jeze rust lang ts genieten, ja veelmeer  X *6i X meer kreeg hy nu nieuwe zorgen in 't hoofd* t want daar zyn Oom op dien tweeden brief ook al niet antwoordde, beeldde zich Karei in, dat de Heer Braaf van zynert omgang met . Mevrouw Blanquo, en alle gevolgen van dieri bevreest, welhaast maatregelen neemen zou : om hen te fcheiden ; en dit was ook wel te' 1 denken, indien hy alle omftandigheden gade 1 flaande, zynen püpil waarlyk uit den fchroI melyken loop zyner misflaagen hadt willen redI den, deeze denkbeelden waren den Jongei ling zeer ongemaklyk, ja daar zo hy meende 4 geenen troost voor hem over bleef, dan zich rJ. op het naauwst met de Dame te verbinden, i zocht hy naar middelen, om nimmer van haar I afgefcheurd te kunnen worden; hier toe was I niets zekerder, dan met Mevrouw Blanquo I in een ander Land te gaan leeven. De eerfte i maal toen hy tot deezen inval kwam, ftuitte hem dezelve tegen de borst, zo dra hy het I affchuwlyke daarvan inzag, maar eene volgende keer vondt hy reeds minder zwarigheden I hier in voor handen, volgens haare eigene zedelecr, was zy todh zyne Echtgenoote, èn waarom zoude men met eene Gemalinne niet I naar andere gewesten mogen verreizen, zo fnel voert ons de ftroom der ondeugd heen, dat Karei na weinige dagen zyne uitvinding volL kr>  X ió2 X komen goedkeurde, en als heilzaam ter verkryging van kalmte befchouwde. Een groote hinderpaal ftondt noch op deezen glibberigen weg, namentlyk de moogelykheid om zamen buiten het Vaderland tot een beftaan te geraaken, doch daar over was Karel ook al niet verlegen, zyne Vriendin als Gemalin van den Jongeling gerekend, had immers recht, om haare eigene goederen te benaderen , de Dame was bemiddeld, en niet baat» zuchtig, dus zouzygaam haaren geliefden onderhoud verfchaffen: het kwam nu alleen daar op aan of Mevrouw Blanquo fmaak in deeze onderneeming vinden zou, dit moest hy beproeven, en nam voor, des anderen daags haar hier over te onderhouden, dit hadt hy beflooten, maar toen hy zich met de Dame alleen bevondt, ontfchoot onzen held de moed om zynen voorflagj te doen hoeren : ja na langen tyd met zich zelf oneens te zyn geweest, of hy deswegens fpreeken dan zwygen wilde, verliep de gelegentheid, men ftoorde hun en de Jongeling was] byna verheugd dat hy verhinderd wierdt, zyne belangens aan Mevrouw Blanquo te verklaaren, zo weinig kunnen wy alle denkbeelden van aangeboorene rechtvaardigheid uit ons hart rukken. Ver-  X 16*3 X Verfcheidene dagen liepen op dezelfde Wyzê Voor by, te huis zynde, nam by altyd voor den volgenden morgen ftoutmoediger te zyn, maar naauwlyks was hy by zyne Vriendin, of hy wierdt even blohartig als te vooren, het is te denken, dat Karei nimmer zou gewaagd hebben, Mevrovw Blanquo hier omtrent zyn hart te openen, zo zy zelf hem niet op den weg geholpen hadt; de Dame was nu reeds te fterk met den inborst van den Jongeling bekend ge* raakt, om niet te bemerken, dat hem wat deerde, hy hadt noch even als weleer alle haare genegentheden in zyn bezit, zo dat zy oök alles weeten wilde, wat'er in zyn hart omging, Karei door zyne Vriendin ondervraagd naar de redenen zyner zorgen, was in 't eerst wei» gerachtig zich daar over te uiten, maar de ~ Dame drong by hem zo fterk daar op aan , dat hy eindelyk al beevende haar verhaalde, hoe hy met zekerheid meende te moeten denken, dat men nu Icheiden zou, en dit kon zyne liefde voor haar nimmer verdraagen, daarom floeg hy zyne Vriendin voor, met haar op het pad te gaan, zo ver tot daar zy veilig zamen als Echtelingen leeven konden. Veelen zullen denken, dat Mevrouw Blanquo voor zulken aanflag fidderde, eer heeft L a kw  x m x uw hart geliefde leezers! die dit denken moogt, doch gy bedriegt u, de Dame antwoordde hem zeer vriendelyk, dat nu zyne liefde haar eerst recht in volle kracht bleek, zy beloofde zich op alles wel te bedenken, en indien 'er gelehentheid was , van haar vermogens meester te worden , dan wilde zy Karei volgen tot aan het einde der aarde, en door zyne liefdeblyken vervoerd , betoonde zich ook de Dame op dien dag geheel liefde en tederheid. Jonge lieden! die de deugd bemind, leert hier uit, höe verens een miyflag heen fleept, Karei was deugdzaam, zyn hart vol eddé beginzelen, echter wilde hy nu niet minder, dan eene gehuuwde Vrcuw van haaren Man aftrooaen, en hem van een gedeelte zyner goederen berooven: dwalingen, ja mirdaaden te begaan, daar voor is niemand vry , doch wanneer wy ons verbeelden niet meer tot deugd te kunnen wederkeeren, dan ja, dan zyn wy voor de affchuwlykfte misdryven niet meer bang. ZE-  X 165 X ZEVENTIENDE C APITTEL. Schikkingen tot de vlucht, goede raad kan verdwaalden te regt brengen. Reeds op den volgenden dsg, ra dat Karei Mevrouw Blanquo voorftelde, om haar te fchaken, gaf zy hem antwoord, en ftemde geheel toe, om met onzen Held te vluchten: nu tradt men in onderhandeling over de wyze hoe dit uitgevoerd kon worden, en de Dame verhaalde, dat wanneer de Regent eens ter vergadering in 'sHage geroepen wierdt, want hy regeerde nu weder, zy hem aanfporen -wilde, om den Student mede te nemen, het geen wel meer gebeurde, indien hy 's nachts 'uitbleef, dan was zyne trouwloze Echtgenote meestresfe in huis en wilde zich van dien tyd bedienen om alle Juwelen, Kostbaarheden en Papieren op het Land, welke even goed als geld waren, by een te pakken, zo wel als klederen en linnens, zo veel zy vooreerst no.üg hadt tot verfchoning, en dan dien buit medenemende, met den Jongeling aftrekken: ja zy gaf onzen Held al verder te verflaan, hoe zy alsdan wel iets bedenken zou, om, zonder arg. waan by hare huisgenoten te verwekken, zich L 3 doos?  X 166 X door hem met haar eigen Fergon en. Paarden te laten wegbrengen. Karei toonde veel blydfchap op deze woorden , hy bedankte zyne Vriendin met de levendigfte uitdrukkingen, voor 't geen zy ter liefde van hem ondernam, en beloofde haar zo als dit de manier is, door zyne genegentheid en flandvaste trouw hier voor fchadeloos te Hellen: hy gaf zyne Vriendin daarop ook dadelyk blyken zyner te vredenheid, en wierdt zeer opgeruimd door de gedachten, dat hy zyne rust weder verkrygen zou, als hunne vlucht in 't werk gefield wierdt, zy fpraken na dien tyd daaglyks over deze hagchelyke onderneming , wierden daar gemeenzaam mede, en beraamden alle fchikkingen nader, om ze wel te doen Hagen. Indien men nu redenen van dit gedrag der Dame weten wilde,zouden wy zeggen, zy was door den omgang met Karei, die allefinds de liefde eener vrouw verdiende, zodanig op hem verzot (eene zaak welke al dikwils gebeurt, wanneer twee lieden van ongelyke jaaren famen in den echt, of verboden minnehandel Verbonden zyn, dat de bejaardfte als dan wel het 1  X itf7 X het fterkst aan het geliefde voorwerp verknocht is,) en kon daarom het denkbeeld om van Karei af te zien niet verdragen, Mevrouw Blanquo geloofde dat haar de Jongeling even fterk dan zy hem beminde, en ftelde roem daarin, om in de oogen der waereld al was dit in andere landen, voor Gemalinne van een fchoon man als Karei door te gaan, en daar te boven, laten wy eens vooral vastftellen hoe Vrouwen daarin de jeugd gelyk, offcboon zy meer jaaren tellen'mogten, veel houden van afwisfelende tonelen, de Dame hadt dus al lang een afkeer van hare eenzelvige leefwyze gevoeld , en daar zy wel overtuigd was, dat Nederland weinig keur van vermaken oplevert, voorlieden die het gevoel beminnen, hoopte zy in vreemde gewesten meer levendigheid aan te treffen: alle deze redenen famen gevoegd maakten Mevrouw Blanquo zeer geneigd, om met den Jongeling te vluchten, al moest zy hier toe een Gemaal en Zoon verlaten. Om het verlies van haren goeden naam dacht zy in 't geheel niet, in tegendeel was deze Vrouw veeleer bezeten door zekere begeerte, om van zich te doen fp reken, 't zy ten goede of ten kwaden, dit was haar geheel onverfchillig, nu mag men niet ontkennen, dat zulk eene daad als hare huisverlating noodwendig veel gefnaps L 4 moest  168 >( moest veroorzaken, dit voorzag Mevrouw Blanquo, en in plaatfe dat zy deswegeus van haar voornemen weerhouden wierdc, flrekte het tot aanmoediging om voord te gaan. Karei, die noch geen antwoord van den Meer Braaf op zyn fchryven ontvangen hadt, ram ook daarom gene Collegien meer.waar, eindelyk wierdt hy van den Profesfor Theron op zekeren dag verzocht aan zyn huis te komen, daar lei hem de Hoogleeraar de redenen van het misnoegen, 't welk hy over het gedrag des Jongelings voedde uit: de Voogd hadt reeds twee malen aan Theron gefchreven, en liet door hem aan zyn Pupil weten, hoe hy nimmer tot enige andere Studie, als die der Godgeleerdheid, zyne toeftemroing geven wilde. De Profesfor voegde by deze weigering, zo uit eigene beweging als uit naam des Voogds ernstige vermaningen, dat onze Held wederom met de borst op het ftuderen vallen moest, ja hy gong Kareis tegenswoordig gedrag na, befloot, hoe zyne verkering aan het huis des Regents hem die fpoorloosheid in het hoofd gebragt hadt, om een tegenzin voor het Predikampt op te vatten, ja eindigde met den Jongeling aan te raden, liever dat huis te myden, $1? den wil van den Heer Braaf op te volgen. Ka*  X »*9 X Karei liet deze redenen van zyn voormaals zo geliefde Leermeester geenfinds onbeantwoord, maar vertoonde aan Theron, dat deze wel wist hoe by zedert lang zwarigheden in den geestelyken ftand gevonden hadt, waar onder zyn gemoed zo gebukt gong, dat hy om alle aardfche fchatten. niet wilde befluiten die te onderdrukken , en dus eenmaal zyn beroep te ontheiligen,- in ien hy den Kanzei beklom, maar nu daar zyn . Voogd, zo willekeurig fprak (liet onze Held daarop volgen) ftrekte. dit vooral niet om zyn afkeer van de Godgeleerdheid wegens gemelde redenen te verminderen , veeleer gevoelde zyn vry gemoed zich nu nog meer bekneld, die ftand, welke men hem dwingen wilde te omhelzen, kwam hem hatelyk voor, en voor 'c laatst zei.de Jongeling, hoe zyn omgang aan het huis des Regents hem tot eere flrekte, dé Heer. Blao.quo was een man waar op niet te zeggen viel, e n pilaar van Godes kerk, ja fteunzel voor 's Lands gerechtigheden, en hy Profesfor zou zekerlyk ongaarn zien, dat Karei aan den landsvader verhaalde, hoe hy zyn huis myden zou op raad van Theron, nu uitgefproken hebbende , wachte hy geen antwoord af, maar verliet ..den Profesfor, L $ Noch  x ï?° x Noch geheel vol drift, wegens deze onderhandeling , kwam Karei zyne Vriendin bezoeken, aan wie hy berichtte dat nu de tyd gekomen was, waarop hunne fcheiding volgen moest, zo zy niet in de voorbaat was en gaf haar een omflandig verhaal van het geen Theron hem in den naam zyns Voogds voorgehouden hadt. De Dame (loof geweldig op na het horen dezer tydingen, zy wilde in 'c eerst haren gemaal ook die belediging (zo noemde zy den raad des Profesfors") doen weten, en hem aanmanen daar voor voldoening van den geleerden af te eisfchen, maar onze Held deed haar begrypen, dat zo zy hier toe befloot hunne fcheiding zeker was, maar dat het veilig, fte raiddel gerekend moest worden, zo fpoedig mooglyk af te trekken, en na vele fmekingen -van den geliefden vriend, liet zich Mevrouw Blanquo overhalen, doch niet zonder grote moeite, want eene harer grootste gebreken was wraakzucht, en door deze verblind zou zy om haar te voldoen, zelfs het misfen van Karei geduldig verdragen hebben, ten minfte zy dacht het. Onze Held zyne Vriendin eindelyk hebbende doen afzien van haar voornemen, om den Regent  X I7i X gent aan te zetten, tot het verdedigen der eere van hun huis, fprak met haar af, dat hunne vlucht gefchieden zou, by de eerfle Vergadering van 's Lands hoge machten, waar zich de Regent moest laten vinden, sen deze was nu aanftaande, Mevrouw Blanquo hadt bereids alle Rentebrieven en Obligatien, die haar eigendom waren, in hunne ligplaats opgefpeurd, zo wel als de bewyzen van eigendom in Engeland en Vrankryk, hare Juwelen waren altyd onder de bewaring der Dame, die ook eene wel geftoffeerde Goudbeurs bezat, doch om voor eerst niet verlegen te zyn, befloot zy al het gereed geld mee te nemen. Dit alles overzien hebbende, zou zy in weinige oogenblikken dien fchat benaderen kunnen, en daar mede was Mevrouw klaar, want zy hadt by nader overleg goedgevonden, niet meer linnen als volftrekt noodzaaklyk was in te pakken, maar liever klinkende fchyven in de plaatze, wyl men met dezen toch alles kan verkrygen, daar voor zou zy hare zyde en wolle -zo wel als linnens aan den Regent overlaten, tot vergoeding van 't geen zy aan penningen mede nam, wantzy was te zeer aan billykheid gehecht, om iets dat haar niet toekwam, mee te pakken, zonder te bedenken dat zy zelf zyn ei-  X «r« X eigendom was, en \ari haar goed ook niets mogt vervreemden. Drie dagen moesten 'er noch verlopen, eer de vlucht voortgor'g, de Dame hadt haren Gemaal overgehaald , om zynen Zoon naar de hofplaats tot gezelfchap met zich te nemen, hy deed dit gewillig, en de Student hieldt veel van het Haagje: beide gelieven reikhalsden nu naar dat tydftip , wanneer zy reeds over de Grenzen getrokken, zich geheel aan hunne liefde konden overgeven, zonder vrees van immer dan door den dood gefcheiden te zullen worden, te gevoelen, doch onze Held verlangde noch flerker als de Dame, naar dat ge. val, niet uit genegentheid zo zeer, als dat hy bang was voor vei hinderingen: maar Mevrouw Blanquo vreesde niets diergelyks, ja zach het als zeker aan, dat zy met den beminden vriend binnen weinige dagen zou verenigd zyn. Wy hebben onze Lezers verhaald, hoe Netje de dochter des huiswaards van Karei een hoedemakers zoon tot vryer hadt; maar die misleid door de achting, welke zyne meestresfe voor onzen Held liet blyken, daar in bewyzen harer ontrouw meenende te vinden, na een  X i?3 X een zeer gewoon twistgeding tusfchen gelieven van haar zyn affcheid bekwam: de Jongeling treurde even vyel over zulk eene wrede fcheiding , fomwylen fprak zyn hart het meisje vry, maar op andere tyden haalde zyr.e minnenyd jegens Karei hem over, om in die fcheuring te berusten. De oude Castoor leverde hoeden, en wat zyn winkel verder bevatte aan waaren voor het huis des Régents; zo dat ook de Zoon daar wel eens geroepen wierdt: de vertrouwde lyfknegt Derk,eeii gelderfche jongen, maakte vriendfchap met den hoedenmaker, daar door kreeg deze gelegentheid om naricht van Karei te bekomen, doch die berichten waren voor het terug keren van de buiten plaats geenfinds van dat gewich.t, dat Castoor zekerheid bekwam, hoe onze Held in gemeenzaamheid met die Dame leefde, dus denkelyk op Netje niet verliefd was, maar naderhand veranderden de zaken geheel en'al, de bediende dacht toen dat Karei met lyf en ziel aan des Regents vrouw kleefde, onder belofte van geheimhouding openbaarde hy dit aan zynen vriend, en tevens, want de Gelderschman was deugdzaam, hoe het hem moeide, dat een braaf kaerel als onze Held, zodanig, aan eene getrouwde vrouw zich verllingerde. Dit bericht onthefte Calloor van vele zorgen, hy zach  X 174 X Each nu hoe zyn Netje onfchuldig was, weidra befloot Ly haar om vergeving te fmeken, en vondt hier toe het bekwaam tydftip uit, zyne Meestresfe hieldt zich in 't eerst koel en onverfchillig, maar ziende het oprecht berouw van dezen Minnaar, kon zy hem ook niet lang naar dc gewenschte verzoening zuchten laten, zo dat dit in orde geraakte , en beiden minden elkander nog Merker dan te voren. Deze Jongeling bezat een Edel menschlievend hart, befchaamd dat hy Karei, door eenen vaifchen waan misleid, hadt kunnen haten, wenfchte hy hem nu met zyne vriendfchap te kunnen belonen. Derk wierdt dikwüs door den hoedenmaker over onzen Held en zyn omgang met Mevrouw Blanquo onderhouden, en daar de lyfknegt (want wat kunnen dienstboden niet al uitvorfchen) hem zyne Mevrouw befchreef als van een zeer gevaarlyken inborst voor Karei, en die hem, ftondt het te vrezen, tot vele dwaze flappen vervoeren kon, befloot de hoedemaker dit, was hetmooglyk, tegen te gaan, hy wist noch niet hoe het aan te leggen, dan verzocht alleenlyk den knegt, hem, alles wat enigzinds van belang was, omtrent dit overfpelig paar  paar, over te brieven, met belofte dit tot een goed einde te begeren, en Derk te zullen fparen, het geen de bediende, op de toezegging van zynen vriend vertrouwende, ook aannam» Deze knegt was nu juist de perfoon aan wien de Dame haren aanflag betrouwde, zy hadt hier toe reden, wanneer zy haar huis verliet zou het argwaan verwekt hebben, indien geen knegt haar verzelde, nu een bediende mede te nemen, zonder dat hy van 'tgeheim wist, was zeer gevaarlyk, zo dat Mevrouw Blanquo die daar te boven dacht, dat Derk zeer aan haar gehecht was, hem het geheim openbaarde, en vroeg of h*y mede gaan wilde ? de gelderschman aarzelde niet haar dit te beloven, hy twyfelde niet of Castoor zou wel middelen uitvinden , om deze roekloze onderneming te fluiten , zonder dat het bleek wie dit te weeg hadt gebragt: zo dra hy van zyne Meestresfe heen gong, fnelde deze knegt naar zynen vriend, en verhaalde hem alles, waarna zy tefamen affpraken, dat Derk zich met niets bemoeien zou, als om de bevelen welke men hem gaf op te volgen. Castoor gong met Netje te rade, zy wierdt > dit met hem eens, dat Karei bedorven was, in» _ dien  dien deze vlucht gebeurde, de hoedenmaker wilde den Heer B'anquo bericht van de onderneming laten toekomen, maar het meisje deed he n befeffen, dat de Dame alles ontkennen zou , indien men haar niet op de daad betrapte , en dat het verlies harer eer zo wel als die van onzen Held, de gevolgen dusdaniger verrasfehing zyn zouden, „ ^k wil hem aanfpre„ ken (zeide zy), myne vriendfchap voor „ hem is onwankelbaar, zyn hart is nu ver„ leid, maar deugdzaam, wy moeten hem aan „ de deugd wedergeven." Haar Minnaar Hemde gereedlyk hierin toe, zo dat deze onderneming befloten wierdt. Daar was geen tyd te verliezen, want op den tweden dag na dezen, moest de vlucht haar beflag hebben, waarom Netje ook voornam , op dien zelfden avond eene proef te nemen, of zy Karei van zyn misdadig befluit kon afbrengen, hy fpysde alle avonden ten huize van den Regent, en kwam van daar gemeenlyk op ordentelyke uuren naar huis, ten zy ('t geen wel gebeurde) zyne Dame na dat haar Gemaal en Zoon zich ter ruste begeven hadden, een uurtje met den Jongeling bleef waken. De dienstmaagd van zynen hospes wachte hem dan, en hy vertrok dadelyk naar bo-  X *77 X boven. Dit gefchiedde wederom op den gemelden avond, maar nauwlyks hadt hy zyne kamer bereikt, of Netje kwam by hem, zy hadt zich in rouwgewaad gekleed, en hare vlechten onagtzaam over den boezem, die evenwel bedekt was, laten hangen: zy hieldt een witten zakdoek in de handen, met welke zy enige tranen, die uit de oogen vloeiden, wech, veegde, en in dien ftaat verfcheen het meisje, het onverwachte en plechtige van dit nachtbezoek, de rouwkleding en hare treurigheid, \ bragten den geest van Karei in een angstig verlangen , van 't geen zy hem te zeggen hadt. „ Hemel Netje (galmde hy uit) deert u iets? „ wat moet ik denken van dit treurgewaad? „ uwe ouders zyn immers welvarend? help my „ uit de ongerustheid : myne ouders genieten „ gezondheid, antwoordde Netje, ik draag rouw „ over eenen vriend, welke de deugd veriaten „ heeft, hy ftaat op den rand des afgronds eri „ ik kome om hem (zo dit doenlyk zy) tè „ behouden. Men kan ligtelyk begrypen dat onze held op deeze woorden geheel verbaast wierd; toen begon het meisje hem zyn misdadig gedrag voor te houden, en dat zyne voorgerjoom.cn fchaaking haar meede bekend was, „ Karei! M „ (dus:  X 178 X ,j (dus luidden haare woorden) vriendfchap, „ geene bedilzucht doedt my fpreeken, edel „ Jongeling! hoe zyt gy zo laag gevallen, „ niet te vreede met een overfpeeler te zyn, wildt „ gy noch eene vrouw haaren man ontrooven ,j en misfchien zyn vermoogcn zo veel u dit „ mooglyk is fteelen. Onbedachtzaame ! weet „ gy de gevolgen uwer misdaad wel? Zy is van dien sart dat gy nergens veiligheid vinden, maar misfchien het Schavot zoudt moej, ten beklimmen, en genoomen gy ontgaat „ het wraakzwaard der gerechtigheid , kunt 5» gy tiw gewisfen ontvlieden? Zullen de ,, foïtcrendfte wroegingen u niet overal heen „ verzeilen ? Karei! Karei! ja ik ween om „ u , zo deugdzaam tevooren, en nu bedor„ vtn , keer te rug van uwe dwaaling, het is „ noch tyd, een oprecht berouw kan den „ Hemel, verzoenen, en uwe deugd zal we5) derom ontwaaken." Netje zach hoe onze held getroffen wierdt door deeze hartige taal, daarom hieldt zy aan en zei mch meer belangryke zaaken, wélke wy kortheids halve overflaan, ja liet niet af voor dat zy hem traanen deed ftorten: toen oordeelende dat het vermoogen der ondeugd gebrookea was, begon zy hem moed in te fpreeken,  X 179 X ken, j, het is nooit te laat beste Vriend IcTpraïr. 5, zy) hem de hand toereikende, om tot deugd ,, weeder té keeren, neem een vast befluit eri a> gy zyc behouden." Karei door deeze vriendelyke taal bemoedigd, begon zich teegeri Netje uit te laaten , hy bekende met fchaamte zyne misdaad, en veinsde niet te zeggen, dat hem nu pas kwam te blyken, hoe ver hy verzeild w,ks geweest maar echter bragt zyri verleid hart noch veele dwaaze denkbeelderi te voorfchyrt, die het meisje alle weederlei, onzen held overtuigende dat wanneer meri zyne dwaalingen inziet, het ortvergeeflyk zyri zoude daar niet van af te gaan ; de Jongeling item ie dit wel toe', doch hy was noch zod overwonnen door den invloed der Wellust, dat hem goede raad volftrekt onontbeerlyk was, wilde men hem op het eigenfte oogenblik dat hy der deugd trouw zwoer, niet veel fterker dan te-vooren in de kluisters der ondeugd geklonken zien, deezen laad nu hadt hy aan het lieve Netje, en daar door zyn behoud te danken. Tot geluk van Karei bezat dit meisje meer gezond verftand, en menlorienkunde, dan men naar haaren ftand en Jaaren te reekenen wel zou verwacht hebben; want de Jongeiing was M % , niet  X i8o ):( niet lang zonder iiaar te belooven, zich voor eeuwig van Mevrouw Blanquo te willen losfeheuren , maar hy wilde dit, fprak hy, op eene roemryke wyze verrichten, naarnelyk 's anderdaags by haar gaan aflcheid neemen, en als zy alleen w:-:aren, haar zyn befluit doen hooren. Ver volgends den wil zyns Vcogds gehoorzaamende in de Godgeleerdheid iiudeeren, tot boete voor zyn misdryf; maar Netje keurde dit voorneeraen geheel af, zy toonde hem de gevaaren, waarin hy zich zou begeeven, maar riedt Karei aan, veel liever de Dame te ontwyken. Teegen zyn zin het Predik-Ambt te aan vaarden, kost het meisje even min behaagen , „ lieve Karei! (fprak zy) ik heb uwe genee,, zing ondernoomen, Iaat my»daar meede voort„ gaan." Onze held geheel door haare vriendfchap overmand, gaf Netje volkomen vryheid om in deeze zaak naar welgevallen te handelen, en beloofde wat zy ondernam , goed te keuren, mits hy daar door van de overfpeelfter verlost wierd: na deeze affpraak fcheidende, dorst hy zich weer voor't eerst met kinderlyk vertrouwen voor den onzichtbren neder werpen, en genoot eene ongeftoorde rust. ACH-  x in H ACHTTIENDE CAPITTEL. Als Vrouwen iets ter ha( 'er gedaan moest worden, zou men deeze zaa1: tot een goed einde brengen, en Karei behouden zo wel als zyn eer. Netje zei dat hy de Stad verlaaten moest, en nu in eens alle zwaarigheeden, welke haaren vriend noch drukken konden uit den weg ruimen, willende, vervolgde zy, aan den Profesfor voor ftellen, hoe by wel bewust was dat Karei tegenzin gevoelde voor den geestelyken ftand, en het haar dus voorkwam ongevoeglyk,ja eene ontheiliging te zyn van hetPredik-Ambt, hem te dwingen dat te omhelzen: dit kon de Hoogleeraar niec teegenfpreken , maar bragt alleerdyk die teegenwerping in, dat de Heer Braaf niet wilde toeftaan dat orze held in de rechtsgeleerdheid ftudeerde, maar Netje haalde hem ook hier by tot haar gevoelen over, zo dat hy met haar affprak, dat hy aan den Voogd van onzen held alles met zo veel hartelykheid, en tevens gematigd als doenlyk fchryven wilde en om onzen held in eens van de aanzoeken der Regentes te bevryden, beflooten zy dat Theron hem by zich zou logeren , tot dat de Heer Braaf over zyn lot bevoolen hadt, verders nam de Leeraar op zich, zodra de jongeling by hem gekoomen was, Mevrouw Blanquo te gaan bedanken voor alle gunften  X i85 X gunften aan Karei beweazen, uit zyn naam, zeggende dat hem zyn Voogd opontbooden hadt. Netje van den profcfor afkomende, ylde naar huis, óm Karei van 't geen zy ondernomen hadt kennis te geven; zy vondt hem aangekleed, en veel béter gemoed dan den vorigen avond, door de zelf bewustheid, dat hy de lieve deugd wederom omhelzen wilde: nu verhaalde hem zyne vriendin wat zy uitgewerkt hadt, en onze held wierdt daar door geruster, wyl hy zich gered zach uit de verlegentheid, welke hem noch by bleef, hoedanig het meisje zou kunnen flagen, om hem van Mevrouw Blanquo af te helpen, zonder dat hy zelf daarin behoefde te werken. Want laten wy volmondig bekennen, hoe wellust onzen held zodanig verzwakt hadt , dat hy offcboon ten fterkfte gezind om zyne misdagen te verlaten, gene krachten genoeg bezat, om werkdadig daar by te zyn, alles wat hy van zich tot nu toe verkrygen kon, was dulden dat men hem hielp, ja wenfchen aan de Almacht op te zenden, dat deze pogingen wel gelukken mogten, zo dat hy ten uiterfte verblyd was, horende alle gemaakte fchikkingen,en daarin tredende, haaste Karei om het huis van Theron te bereiM 5 ken,  X i85 X ken, na dat hy van Netje een teder en dankbaar affcheid genomen hadt De Profesfor die nu zyne Iesren gehouden hadt, was ook na het vertrek van het hef meisje, door herdenken aan hare edele denkbeelden, geheel tot zyne gewone zachtzinnigheid en liefderyke gevoelens omtrent dwalende, maar berouw hebbende ftervelingen wederge, keerd: hy ontvong daarom Karei met alle blyken van achting, en gulle vriendfchap zo als te voren: de jongeling was hier over aangedaan, ja meer bewogen dan of hem Theron de ftrengfte beflraffingen wegens zyne misftappen hadt doen horen. Hy deed eene oprechte bekentenis, betuigende zyn leedwezen, van godsvrucht en deugd uit de oogcn verloren te hebhen, en veegde hier op de edelfte wyze by, hoe zyn voornemen was, om deze dwalingen door brave handelingen uit te wisfehen: de Profesfor wierdt bewogen, horende hem dus fpreken, nu befefte hy pas, dat Netje onzen held beter dan hy kende, toen zy zei, dat toegevendheid, gene ftrenge behandelingen hem wederom op het regtepad helpen moest, „ myn ,, Zoon! (fpraak Theron hem de hand druk^ kende) wanneer men zo edel als gy fpreekt, „ vertrouw ik dat men deugdzaam handelen 5? zal,  & i8> X 5, zal, dan worden onze ftruikilmgen hei}„ zrarn-, de hemel zegene uwe voornemens, „ de onzichtbre hoort uwe befluiten, by is „ liefdi en vergeefr u, deugd en orde zyn zy. „ ne voorfchriften , volgt die tot uw eigen ge„ luk, want de ondeugd maakt ons rampzalig, „ en wellust verfhndt alle onze genoegens." Na dat de Hoogleraar deze woorden geindigd hadt, begonnen zy op den alouden gemeenzamen voet famen te fpreken; Karei bedankte Theron voor de gunst, welke deze hem bewees door hem te herbergen, want hy bskende oprecht zich zelf noch te mistrouwen, vrezende indien Mevrouw Blanquo hem met aanzoeken geplaagd hadr, of misfchien hem in 'c gemoed gelopen , hy tegen hare verleidingen, niet beftand zou geweest zyn, en Theron leemde zyn wantrouwen niet geheel af, evenwel zeggende dat hy door bezigheden wederom veerkracht in zyne ziel moest brengen, en leren de ondeugd beflryden. Zy fpraken verder af dat de Profesfor op dien zelfden dag noch den Heer Braaf fchryven zoude, en hem gemoedelyk aanraden Karei toe te flaan, om zich tot de rechten bekwaam te maken, maar op eene andere hoge fchool, want Theron begreep, hoe onze held op deze Academie veel aanftoot zou  X i8S x zou moeten lyden, ja misfchien wederom verleid worden, en verders beloofde hem de Profesfor zyn geval in het gunftigfte daglicht moogJyk arn den Voogd te fchryven, want daar van te zvvygen durfde hy zich geenfinds onderwinden, nu verliet Theron den Jongeling, om van zynent wegc affcheid by de Regentes te gaan nemen, wasr hy zeer onverwacht aankwam. Het wcs middag, en de tyd wanneer deze Dame Karei verwachte; de Leren hadden hunne bezigheden, de Recent ontving zynen last in de raadzaal voer der Staten ver adering, en zyn Zoon was in het köffihuis niet minder yverig, om zyn geld met billard of kaarten fpel te verfpilkn. Zodat Mevrouw Elanquo, geheel alLen, naaï orzen held verlangde, zekerlyk om de laatRe fchikkingen tot hunne vlucht, die 's anderdaags voortgaan moest, te beramen. Men oordeele nu hce ongelegen haar de Profesfor kwam , te vergeefs liet zy weten dat de Heren uit waren en Mevrouw ongekleed, Theron antwoordde hoe hy de Dame noodzaaklyk iets te zeggen hadt, en haar niet lang wilde ophouden : de goede naam welke zich de Hoogleraar by groten en geringen verworven hadt, beletten toen de Dame zich verder weigerach. tig  y.( 189 ):( tig te houden, zo dat hy binnen gelaten wierdt en van Meyrouw verwelkomt, doch nu fteeg hare verwondering ten toppunt, toen hy haar uit Kareis naam begroette, en dankte voor alle beleefdheden aan hem bewezen, zeggende hoe de Jongeling, van zynen Voogd opontboden, dien zelfden morgei» zyn kwartier en de Academie verlaten fhadt, dit zeggende fprak da man gedeeltelyk waarheid, doch een weinig bewimpeld. Indien de komst van Theron Mevrouw Blanquo ongevallig was, wyl zy daar uit misfchien hi.ïdernis aan haare vermaaken te gemoet zach, nu wierdt dit bezoek even haatelyk in haare oogen, als voor een misdaadiger de komst van den Fiscaal, Baljuw, qf hoe die Amptenaar ook heeten mag, welke hem den dood aanzegt, ja deeze komst hadt zeer zichbaare uitwerking op haar, kort op elkander verbleekte zy, en bloosde wederom, zo dat de Profesfor zelf medelyden met haar kreeg: hy wilde haar verlakten, zeggende genoeg te zien, dat Mevrouw niet wel was, maar de Dame verzocht te mogen weeton, hoe dit vertrek van Karei zo fchielyk was opgekomen, „ myn Man en Zoo?;, (fprak zy) zullen even „ als ik daar over verwonderd zyn, men wach- „ te  X 'PO >( >, te hém in ons huis , gisteren avond rech fpysde hy hier, en zei niets dat is wonder„ Jyk. Theron gaf haar te Verltaan , dat de ,ï Jongeling toen zelf noch niets van zyn aan„ ftaand vertrek wisc, „ maar wat zullen wy j, zeggen , Mevrouw, vervolgde hy, uwe goed„ heden voor hem waren misfchien te groot „ cn hindcrlyk aan zyne ftudien, ten mmilen ,,' zo kan zyn Voogd het begree pen hebben." Vruchteloos was het, cat Mevrouw Blanquo den Leeraar opheldering vroeg, hoe hy dit verftundt, de Man Was te flim om zich tiic te laaten, nopens zaaken welke hy nietbeWyzen kon, dus liét zy hem gaan, toen hy heen gaan wilde, en bleef alleen haar verlies be we enen. De Regent met zyn Zoon waaren evenzeer Verwondert, toen hun de Dame het vertrek van Karei aankondigde; zy liefden hem zonder te weeten, hoe na de Jongeling met hun bevriend was', doch zy troostten zich, en dit rcoest Mevrouw Blanquo ook wel doen, die weinig tyds hier na met Zwanedons verzoende , maar binnen weinige Maanden een lyfe was. Onze held hoorde met leedweezen, dat Me- vrouw  k w k Vrouw Fïinquo zyn gemis zo ter harte n&ffi* Want zyn goede inborst deed hem haar veele genoegens toewenfchen; en nu van die bandeö ontflaagen, dankte hy de ontzichtbre deswegens, Netje die een middel tot zyn behoud was geweest, zag hy als zyne verlosfter aan, oordeelende dat het niet voegen zou, dit M-isje by zich te ontbieden , fehreef hy haar tenen brief vol dankbetuigingen, ja zyn erkennelyk hart vloeide daar in over,ronduit bekennende, hoe hy zonder haar geheel zich aan de ondeugd hadt overgegeeven, na dit goed werk begon hy een plan voor zyn opvolgend gedrag te maaken, wyl nu alle verftrooijingen hem de eden vreezen< NEGENTIENDE CAPITTEL. Mercurius is Broeder van Palias. Theron fehreef zeer uitvoerig aan den Heer Braaf, en verzocht hem ten fpoedigfte antwoord te mogen ontfangen, niet dat de floogleeraar Karei al moede was, maar hy bedacht nu, het geen hem eerst was ontfchooten,namelyk dat zich de Jongeling niet lang by hem kon Verborgen houden, zonder dat het uitlekte, en ook was dusdanige opfluiting niet veel beter  X X ' ter dan gevangen te zyn, daarenboven mogt onze held geen oogenblik tyds verliezen, wyl hy nu eene geheel nieuwe ftudie by de hand neemen wilde, alle deeze redenen waren voldoende, om fpoed te vereisfchen, de voogd antwoordde, met de ommegaande post, maar deeze letteren waaren in een zeer ftraffen ftyl opgefteld , want de Heer Braaf fprak van zynen pupil als van een ligtmis, welke hy in 't verbeterhuis zetten wilde, of naar Indien zenden, wyl hy nimmer deugen zou, en weigerde daarom glad af, zyne tot (temming om in de rechten te ftudeeren, maar geboodt Karei by hem te koomen, zyne bevelen afwachten. De Profesfor ftond eerst in twyffel, of hy deezen noodlottigen brief voor onzen held verbergen wilde, zich houdende, als of daar noch geen befcheid was, maar Karei had den brief gezien, toen deeze aan Theron over gegeeven wierdt, en vroeg wat zyn Oom gefchreeven hadt? Nu moest de Hoogleeraar hem het antwoord van den voogd berichten , en beefde voor dewanhoopige uitwerkzels, welke zulke dreigementen op het gemoed van den Jongeling hebben zouden: maarKarel bleef bedaart, „Heer „ Profeslor! ( zei hy ) ik moet myn Ooms be- velen opvolgen , en hem gaan opzoeken, „ wü  X 193 X wil hy my ftraffen, ik heb gezondigd, dus „ ftraf verdient, in een verbeeterhuis ge„ plaatst te Worden, zou wat hard zyn, dan „ indien de Rechters my die boete opleggen, „ voor een eerfte misftap, waar over ik be„ rouw betoone, ja die ik nalaate, moet ik „ my troosten, evenwel koos ik de vaart naar „ Indien liever, God heerscht over al, ook op ,. de wateren zal hy my bewaaren zo het zyn „ wil is, Myn Heer! ik wil als het u goed„ dunkt, heden noch vertrekken, op dat die „ fpoed ten minden mynen voogd van myne „ gehoorzaamheid overtuige." De Profesfor, zo zeer verwonderd, als voldaan over deeze denkbeelden van den edelen Jongeling, omhelsde hem, en beloofde eenen brief te vervaardigen, waarin hy den voogi noch voorhieldt, hoe kwaalyk hy deed met Karei zo geflreng te willen ftraffen, wyl onze held reeds zyne dwalingen verlaaten hadt, eer iemand hem deswegens befchuldigde. Theron hieldt woord aan den Heer Braaf, fchryvende in zeer ernftige bewoordingen, en deezen brief fchikte hy af, zo dat hem de voogd voor Kareis komst in handen kreeg, want deeze vertrok met de pakfchuit, na dat hy van Netje, en haaren Vader, zo wel als N van  X 194 X van Theron, een recht bartclyk affcbeid genomen, en het meisje betuigd hadt, dat hy nimmer zou vergeeten, hoe zy hem tot deugd wede! bragt had. Wy haten het verhaalen van kleinigheden, die niets om 't Jyf hebben , daarom z.ï.1 niets door ons wegens de reis geboekt worden, de Jongeling kwam behouden in de Koopfhd, en by zynen Oom aan, die door den laatften brief van Theron \, zo wel als de fpoedige overkomst van Karei, een weinig verzacht was, ja laaten wy den man rechtdoen wedervaaren, het wr.s veelal door het opruien zyner Gemalinne gekomen, dat hy fprak van zynen pupil zo zwaar te ftraffen , want zy die niet vergeeten kon, hoe onze held haare genegentheden welé'er verfmaad had, vloog op in toorn , toen de Profesfor van Kareis verbondene minnehandel fehreef, ja het was goed, dat onze Jongeling aanftonds overkwam, want hoe zeer zyne Tante, door afgunst gedrecven , 1 em alle kwaad toegezegd hadt, zyn gezicht hielp veel, om haar tot bedaarder denkbeelden te brengen. Onze held was, zedert dat zy hem voor 't laatst zach,opgefchooten , hy had een Mannelyk gelaat bekoomen, waarop de frischheid en blos der jeugd toonden, dat hy geen ligtmis kon genaamd worden, en offchoon zyn omgang met Me-  X *95 X Mevrouw Blanquo voor zyne deugd verderflyk was, bekwam by daar door eene wyze, cm zich beleefd en gedienftig, jegens allen, maar voornamelyk Vrouwen te gcdraagen, die zyne Tante zeer beviel, daar zy by weinige Burgerlieden van Kareis jaaren gevonden wierdt. De Heer Braaf ontfing onzen held veel vriendelyker dan deeze verwachte, en wyl de pupil daar door aangemoedigd, 'er op toelei om in alles zich te fchikken naar den tyd, kwam zyn Oom wel dra in eenen goeden luim, want hy beminde Karei, en nu ziende hem zo beleefd, en zonder gemaaktheid befchaafde manieren betoonen, vergaf hem van harte zyne misflagen, offchoon hy daar van niets blyken liet. Karei was by het ontbyt aangekomen, toen dit afliep, gong de Heer Braaf buitenshuis aan zyne bezigheden , en keerde pas tegens het middagmaal na Beurstyd te rug, na de maaltyd vondt de voogd goed, zyn pupil over zyn gehouden gedrag aan te fpreeken , hy koos hier toe den tyd, dat zyne Vrouw afweezig was, hy hielde den Jongeling voor, hoe hy zich tegen God en de Maatfchappy bezondigd hadt, want dat men immers niets gruwelyker bedenken kon, dan een anders huisvrouw tot N 2 on?  X 196 X ontucht te verleiden. Onze held hadt hier veel tegen in kunnen brengen, want hy was de verleider niet geweest, maar hy erkende veel' liever fchuld, betuigde dit wel in te zien, en groot berouw over deeze misdaad te gevoelen, deeze bekentenis ontwapende zynen voogd gedeeltelyk, maar nu met Karei ïpreekende over den afkeer, welke hy voor het PredikAmbt gevoelde, gaf by te kennen hoe dit al mede uit zyne zondige verkeering was voortgefprooten, en hy dus geene redenen kon ontwaare , waarom onze held op eene andere Academie zyne Studiën inde Godgeleerdheid niet zou hervatten , indien hy waare blyken van berouw geeven wilde; doch de jongeling liet zynen Oom hooren, welke onoverkomelyke zwaarigheden hem in die Studie hinderden , en dit' lang voor dat hy aan het huis van den Heer Blanquo verkeer Je , en betuigde in alles behalven dit punt, wyl het zyn geweeten betrof, den wil van zynen voogd te zullen volgen. De Oom, welken misfchien ook al twyffelingcn omtrent het Synode van Dordrecht door het hoofd gewaaid waaren, vondt noch alzo veel reden niet, om Karei ongelyk te geeven, maar genomen „ (fprak hy,) gy, hangt den 5, mantel aan de kapftok, wat wildt gy be« ginnen ? Want nu in de Rechtsgeleerdheid j) te.  X 197 X „ te fludeeren ,kan ik, als voogd, geenzints ,, toeftemmen, de onkosten loopen te hoog, „ eerst wederom vier jaaren van nieuws af aan ,, ftudeeren, en dan nog wel een halfdou',, zyn jaaren eer gy geld wint , dat loopt te ,, ver, en zo als gy geleefd hebt Jonge Heer! 5, zullen 'er wel wat fchulden nagebleven zyn, ,, 't is waar uwe lieffte was eene Vrouw van „ aanzien, maar gy zult u daar alleen niet by „ bepaald hebben, Wyntje en Tryntje kosten „ handen vol gelds, Karei! gy hebt berouw „ zegt gy, ik hoop dit, en daar van blyken ,, te zien, ik vergeef u voor ditmaal, maar gy „ moet my recht uit uwe fchulden op biegten, ,, en ik zal ze betaalen, fchagcheraars en Joo„ den alleen uitgezonderd, wil ik de rest prompt „ voldoen, fpreek op Jongetje, lustig, maar my „ niet te foppen." Karei antwoordde, dat hy geene fchulden hoegenaamd hadt schtergelaaten, zynde de kamerhuur door hem by het vertrek voldaan, en alle overige leverancien meest van hem by koop betaald , om den Heer Braaf te overtuigen, bragt by zyn aantekeningboek te berde, en wees hem daar zyne uitgaven en ontfangst behoorlyk uitgedrukt, en verders toonde hy zyn faldo, zynde vry aanzienlyk. De redenen N 3 en  X 198 X en bewyzen hier overgelegd, behaagden zodanig aan den fleer Braaf, dat hy Karei omhelsde en zei, „ nu heb ik hoop, dat 'err.och „ eens vreugde door my aan u beleefd za'wor„ den , jongelieden kunnen wel eensdwaalen, „ maar fpaarzaamheid moet hun in 'e einds te „ recht helpen." Vindt men nu, dat deeze voogd meer aan het verlies van geld en goed dan aan dat van ondeugd of zeden febynt te kleeven , wy antwoordden, hy was een Makelaar en wel aan Amftels lïroornen woonachtig, nu men wil immers beweeren, dat Kooplieden met hunne ap- en dependencien, in onze Landen, het geld boven alles hoogfehatten. De voogd van Karei nu bevredigd met zyn pupil, vroeg, waarom hy zich op den Koophandel niet wilde toeleggen, „ gy zoudt ( waaren 's mans „ woorden ) eenige jaaren buiten 's Lands „ moeten reizen, daar kon men u een goed „ Comptoir verfchaffen, om den handel te lee3, ren wederkomende, zouden wy famen doen." Karei hadt noch nimmer zyne gedachten daar over laaten gaan, daar men altyd van Predikant te worden hadt gefprooken, maar hy was te verflandig, om den Koophandel niet met eerbied te befchouwen, wyl 's Lands welvaart daar van afhangt, en zyn Vader oei daar door tot ftaat  X 199 X ftaat gekomen was. Zo dat orz2 he'd geheel niets tegen den voorflag van zynen Oom wist in te brengen, maar hem antwoordde, dat hy met genoegen zynen iaad wilde volgen. De Heer Braaf fprak nu verders met zyn voedfterliüg af, dat hy hem het liefst in eene der handelfteden van Duitschland geplaatst zach, waarom hy reeds 's anderen daags met eenen Vriend deswegens in onderhandeling treden zou, hy hieldt zyn woord, de Vriend fehreef aan een correspondent te Frankfort aan den Main, wien hy Karei verzocht, op zyn Comptoir te plaatzen, maar was dit ondoenlyk, dan eene andere gelegentheid aan de hand te doen, hy hadt tevens van onzen held de beste getuigenis afgelegd, wegens verfland en inborst, handel en wandel, eer, en trouw, in een woord, hy deed zo als gewoonlyk, wanneer men lieden aanbeveelt , men ftelt zich in gevaaar om vrienden te misleiden. Karei afwachtende het antwoord van Frankfort, was nu wel te vrede, hy gevoelde ai het vermaak 't geen braave gemoederen inneemt, wanneer zy hunne misdagen nagelaaten hebben, hy durfde thans zyne voormaalige. gewoone zelfbeproeving alle avonden te werk JÏ 4 ftel«  X 2°0 X ftellen, 't is waar de Studie was voor hem nog aanlokkelyker, dan de koophandel, maar tevens volgde hy de wil van zynen voogd, en dat was in zyne eigene oogen eene plichtmatige daad, en dus gafditeenblyk van zyn hernieuwd deugdzaam gedrag , hy vergenoegde zich niet alleen met deeze daad op eene gedwongene wyze verricht te hebben, neen Karel gedroeg zich jegens zynen Oom, als zy famen daar over fpraaken, even als of hy grooten fmaak voor den handel gevoelde, en voor 't overige wendde hy alle pogingen aan, om zyn Com en Tante, zo wel als Albertina hunne Dochter, uit het eerfte huwelyk van den voogd gefprocten, in alles te believen, en dit gelukte hem zo wel by de Ouders, als hunne Dochter , deze verhaalde aan onzen held, hoe zy gevreesd hadt voor zyne komst, om dat haare Ouders zo toornig op hem waaren, maar nu daar hy hunne vriendfchap gewonnen hadt, verblydde zy zich uit waare vriendfchap. De Heer Braaf was zo vergenoegd , wyl Karel zich in alles naar zyne begeertens fchikte, dat hy hem ook eene zindelyke uitrusting, tot de reis naar Frankfort, in gereedheid liet brengen, de Jongeling was gelyk men zegt, van alles wel onderleid, doch nu daar hy ver weg gong,  X 20i X gong, wierdt zyn voorraad van linnen ook door den voogd verdubbeld , zyne klederen' waaren zo lang hy tot de leeringen der Godgeleerdheid behoorde, altyd wat in eenfteromige trant geweest, maar nu fchikte hem zyn Oom op met klederen van nieuwmodifche kleuren, vesten , Broeken, Neusdoeken, of Dasfen met kant wierden ook al voor den Jongeling in gereedheid gebragt, ja zyne hairen voormaals loshangende , behalven toen Mevrouw Blanquo hem regeerde, wierden nu gebonden, gefmeerd en gepoederd. Met een woord, Karei onderging eene groote herfchepping, maar zyn hart wierdt niet bedorven door de pracht, of hoovaardy, neen het bleef nederig en zich zelf achten, doch niet de uiterlyke cieraadien, en wy verblyden ons hem met zynen voogd verzoend te hebben , en eindigen dit Capitteh N j TWIN-  X aai )•*( TWINTIGSTE CAPITTEL. Zonder dit vertrek waaren 'er nieuwe Zwaarigheedm opgekomen, edels Zielen bentinnen Let Vaderland. Albertina, Voordochter des Voogds, was een beminnelyk Meisje, al was haar tronie iets meer dan eirond, offchoon de Kinderpokjes zelfs de gladheid van haar vel een weinig gefchonden hadden , ja hoewel ieder haarer trekken op zich zelf misfchien aan het vereisehte eenér regelmaatige fchoonheid niet voldoen tkonden, evenwel moest ieder kenner haar bevallig noemen, ja veelligt hadt zy minder kunnen be. haagen, indien die oppervlakkige onregelmatigheeden niet by haar gevonden waaren, het is van overlang door alle deugdbeminnaars toegeftemd, dat niets de lelykheid zelf aanvalliger doet fchynen, dan wanneer deugd en menfchen' liefde in het harte woonen, deeze hoedanigheden vertoonen zich in de oogen en luifteren het gelaat op, terwyl fchoonheid zonder deugd van korten duur is, zoo zy al immer beflaan kan. Op deezen grondregel aangaande, mogt de jeugdige Albertina in de daad fchoon heeten, zy was vol liefde tot de deugd, geheel vervuld  X 203 X vuld met het denkbeeld dat God liefde is, en wy hem onze hulde daarmee bewyzen moeten door wel te doen aan allen, zo veel dit in ons vermogen ftaat, en zich met een kindcrlyk vertrouwen op zyne goedheid in alle onnflandigheeden gedragende , was zy altyd te vreede, ja dachte geen kwaad. Karei die, daar in aan alle wysgeeren gelyk, door eigene misflaagen reeds eenige ondervinding verkregen hadt, behoefde maar weinigekceren met het bevallig Meisje in eenzaam onderhoud te zyn, om een gedeelte haarer waarde te leeren kennen, een deugdzaam gemoed laat zich veel eerder doorgronden , dan zy die eene fiegte zyde vertoonen, welke zygaarn in de fchaduw houden, onze held begon dan ook al haast Albertina te achten, en van achting tot liefde loopt de weg zo fchuin af, men glyd daar heen zonder het te weeten, Karei hadt ook deeze tusfehenruimte ongevoelig doorgeloopen , maar nu ftond hy Uil, liefde, hevige liefde begon zyn gemoed in te neemen en deed hem het onderfcheid befeffen tqsfehen eene hartstocht, welke deugd ten grondflag heeft, en die driften, die alleen door wellust gebooren worden, met Albertina te zyn , baar te fpreeken, de gevoelens van deugd die van haa_ ie  X 204 X re lippen vlooiden in te ademen, waren alle de begeertens welke zich Karei veroorloofde, want naar meerder geluk dorst hy niet ftaan, hy gevoelde te zeer hoe zyne ongerechtigheden hem in de oogen zyner Meestresfe verachtelyk maaken moeflen, daarom wilde hy van zyne liefde niet fpreeken, anderzints hoe gretig zoa by niet zyn gcweestomhaar in volle kracht aan Albertina te vertoonen, maar nu befloot hy die hartstocht in zynen boezem, en was ongelukkig. Het is byna ondoenlyk hevige liefde zodanig te verbergen, zonder dat iemand der omfhn° ders ze gewaar worde, de Moei van Karei die haare voorige genegentheden noch niet geheel onderdrukt hadt, was de eerfte om zyne opkomende liefdensvlam voor Albertina te ontwaren , nu wierdt zy van nieuws af aan op hem gebeten: in de daad het was voor eene Vrouw, welke meende niet onbevallig te zyn, geenzints gemakkelyk om te lyden, dat hy dien ze minde telkens op anderen verliefde, maar haare gene. gentheden ongemerkt voorbygong, deeze gemoedsneigingen der Stiefmoeder moest de onfchuldige Albertina ook bezuuren , zy kon niets naar den zin der vertoornde Moeder verrichten, maar Karei wierdt vooral geweldig van  X 205 X van zyne Tante over den hekel gehaald, zonder ophouden verweet zy hem zyn flegt gedrag door haar als dan in het hatelykst daglicht ge fteld, en gemeenlyk nam deeze vertoornde Vrouw daartoe het tydftip waar, als haar man afwezig was, doch Albertina zich nevens haar bevondt, en wanneer dit Meisje het vertrek verhaten wilde, befchaamd zynde dat onze held wegens gedaane zaaken, over welke hy berouw getoond hadt, telkens wederom berispt wierdt, geboodt haar de Moeder te blyven „ kind! „ ( fprak zy ) legt myne woorden in uw ge„ heugen , op dat wanneer ooit diergelyk flag „ van Ligtmisfen om U komen, zy U dan te „ binnen mogen fchieten. " Karei, hoewel op de gevoeligftejwyze getroffen, daar hy in by zyn van het beminde voor. werp zo medogenloos gehandeld wierdt , en daarmee alle hoop op haar bezit, indien hy die immer hebben kon, hem afgefneden, gedroeg zich zeer geduldig daaronder, maar toonde tevens zyn ver ftand , antwoordde zyne Tante met eerbied , dat by zelf zyn gedrag verfoeide, en hoopte dat zyne jeugd niet allen eisch op de toegevendheid der deugdzaame lieden verloren zou hebben, zyn voornemen was heilig met inwachting van de hulp der voorzienigheid, zich  X 206 X zich dus te gedragen dat daar uit bleek, hoe zyne misftappen hem heilzaam geweest waren. De Tante verftomd door zulke t-al liet onzen he'd verder ongemoeid met diergelyke onhebbelyke beftraffingen, in tegendeel begon zy zo veel te meer hem met vriendelykheid aan boord te klampen, Karei in bewimpelde uitdrukkingen genoegzaame blyken gevende van 't geen zy begeerde, maar de Jongeling bleef vohlandig, zo dat de Tante met verdriet alle genoegens daar in zoeken moest om Albertina van Karei afkerig te maaken , tot dit einde fprak zy haare Dochter 1 echtftreeks over de liefde onzes helds aan en zei niet te hoepen, dat het Meisje immer dien eervergeetcn ligtmis zou beminnen. Ouders, of zy die hunne plaats bekleden, moeten veelal zelf de fcbuld dragen, wanneer derzclver kinderen of bloedverwanten zich met booswichten in minnehandel begeven, vooreerst dragen zy gene zorgen genoeg wel op te letten, met wien zy dia lievelingen in kennis brengen, in het vervolg, wanneer de kennis gemaakt is en genegentheid in 't fpel komt, handelen zy nog dwazer, wanneer zy dien ligtzinnigen minnaar belasteren, of befchuldigen van vele kwade zaken ten onrechte}  X 207 X te want bleven zy by de waarheid, noemende zo wel zyne goede hoedanigheden als veelvuldige gebreken, zou het van meer vrucht by een weldenkend meisje zyn, dan den man te betichten met handelingen, en gevoelens, welke voor 'tmeest valsch worden bevonden,daar door verliezen zy alle geloof by hunne Doch. ter, of Pupil, maar de ligtrais wint veld, en eindelyk valt hem het arm fchaap in de armen, door fchuld der ouderen zelf. Zo veel te meer vermogt Jufvrouv Braaf weinig op het gemoed van Albertina, het meisje hadt Kareis dwalingen met ongenoegen vernomen, maar zy oordeelde dat hy tot deugd zou wederkeren, en nu by de lastige vermaningen harer Moeder, hoorde de fchone zelf, hoe Karei zyne loffelyke voornemens open lei, en tevens kreeg zy de zekerheid dat hy haar beminde, waar aan zy te voren alleen twyfelde. Beide omftandigheden deden haar dezen raad harer Moeder zeer verdenken, voor 't minst zo Albertina al niet geheel raden kon, wat Jufvrouw Braaf tegen Karei in 't harnasch joeg, zach zy onzen held als onderdrukt aan, ja misfchien wel onderdrukt om harent wil, en dit neigde deze edele ziel in zyn voordeel, zo dat, hoewel Albertina hare Moeder niet dorst tegenfpreken, antwoordde zy in algemene bewoordingen 3  X 208 X gen, nimmer naar echtverbintenisfen tegen den wil harer ouderen te zullen ftaan: maar bet hart aan genen dwang gebonden, befloot onzen held, indien hy zuiver minde, eadeugdzaam was, te begunftigen. Intusfchen hadt de Heer Mour, da Frankforter koopman, aan wien de vriend desVoogds verzocht hadt, om Karei op zyn Comptoir te nemen, geantwoord; hy fehreef dat 'er hy hem thans juist zo zeer gene bediendens ontbraken, en het zyne zaak niet was voor leermeester te fpelen, doch men moest elkander voorthelpen, voegde de man daar by, laat de Jongeling komen, ik wil gene voorwaarden maken, ftaat hy my wel aan, z3l hy zich daarover niet beklagen. De Heer Braaf hadt daar veel tegen, en wilde haast niet befluiten dit aan te nemen, maar zyn vriend beduidde hem, dat de duitfeher een edelmoedig man was, van wien men niets dat naar eigenbaat zweemde, te vrezen hadt, doch wiens zin gevolgd moest worden. De Voogd nam dan voor Karei deze gelegentheid aan, en nu moest de Jongeling binnen drie dagen vertrekken, zyn hart wierdt beklemd op dat denkbeeld, hoe hy den geliefden grond zyns Vaderlands verlaten zou, wie  X 2o9 X Wie is datverwaten mensch , welke het Vaderland niet bïmint? waar is hy ? /Op dat men hem eenen dolk in 't harte drukke , maar ö neen, veel liever moge hy tot beter gedachten geraken, zo niet — wel nu men banne hem, ja allen die even als hy het Vaderland met onverfchillige, ja misfchien wel afgunftige oogen befchouwen: doch onze held was ver daar van, „ ö vaderlyke grond! (fprak hy) woning en „ zetel der aloude Batavieren, om u vochten „ myne voorouders tagtig jaaren, om zich van „ het betalen des vyftigften pennings, en der Spaanfche dwingelandye te ontflaan, en nu „ myn Vaderland, zyt gy toch niet geheel ,, door uwe inwoonders begeven , velen 't is „ waar zyn verbasterd, zy beminnen u niet, „ doch daar is toch een edel kroost over ge„ bleven, braven, deugdzamen, zullen ook „ in dit land nooit uit fterven, ik hoop eens „ daar toe te behoren, en nu ö vaderlyke „ grond, moet ik my heen begeven, wie „ weet! ach wie weet,welke rampen u in myn „ afwezen treffen, met een zweeg hy, en wy' fluiten ook hier die klachten en het hoofd„ ftuk.': EEN*  X "° X E EN-EN-TWINTIGSTE CAPITTEL. Wy willen onze Lezers niet misleiden, affcheid. Karei verbeelde zich in de daad, dat hy alleen bedroefd was om zyn vertrek uit het dierbaar Vaderland, met alle deszelfs waarde panden , maar wy die het menschlyk hart meermalen in zyne gezegende onwentelingen gade fioegen , betuigen volmondig, hoe onze held wel het meest, ja misfchien alleen daarom zucbte, wyl hy van Albertina fcheiden moest, en dan ö bittere fmart met het hart verfcheurend denkbeeld heenreizen, dat zy hem haatte of verachte: ja hoe ligt kon het niet gebeuren, dat hy wederkomende zyne meestresfe gehuwd vor.dt, niet myne lezers! dat gy u daarom moet verbeelden, hoe onze Jongeling geen Vaderlandsch hart in den boezem droeg, ö ja trots den besten, maar hy was te vcrftandig om daaraan te twyfelen, dat het moederland niet even veel welvaart genieten kon, al was hy afwezig, dus wy herzeggen dit, door een gewoon zelfbedrog, noemde Karei het Vaderland , maar treurde eigentlyk om Albertina, en met alle recht, zy was toch ook een Vaderlandsch meisje, welke zo yverig voor de be- lan«  X *« X langens, der al van ouds vrye gewesten zich betoonde, als 'er immer onder de rokken dragende kunne eene gevonden wierdt, deswegens beminde haar onze held te vuriger, want zyn hart was geheel Vaderlandsch gezind, geen flavachtige aart kon hem bekoren, ö neen, hy dacht edel en vry. Het kwam Karei niet als onmooglyk voor, zyne Meestresfe evenwel eer hy vertrok zyne liefde te verklaaren , om kon het gebeuren eenigen troost met zich te neemen, maar zou hiertoe geleegentheid zyn? De Tante nu te vreede daar de Jongeling vertrok, trachte hem op alle moogiyke wyzen in den weg te loopen, op dat hy met Albertina geen woord buiten haar weeten wisfelen kon, ja de dag voor zyn vertrek was reeds aan den Hemel, zonder dat hy de gewenschte onderhandeling tot ftand hadt kunnen brengen, doch een geval, g^'lyk 'er in der Stervelingen leeven meermaalen, 't zy tot hunne genoegens of hindernis voorvallen , gaf den Jongeling vryheid. Zyne Tante wierdt by eene Vriendin, die eenigzinds onverwacht in het Kraambed lag, geroepen, en daar moest zy, wyl de Kraamvrouw dit begeerde, tot den avond van dien dag, wanneer het kind voor den dag fprong, blyven: Karei was O 2 * ver-;  X «* X verheugd over dit geval, zyn Oom vroegty- dig aan zyne zaaken gaande, bleef onze held by zyne meeflresfe alleen, het ontbyt was noch niet afgeloopen, maar Aibertina haaste zich daar van een einde te maaken, 't zy dat zy voor de gramfchap harer Moeder vreesde, indien deeze ontdekte, hoe haare Dochter met Karei allen geweest was, of wel dat de Juffer begrypende dat onze held na van zyne liefde fpreeken zou, hem die gelegentheid beneemen wilde, ja zy ftond op het punt om de Kamer te verlaaten, met meening om daar niet weder te koomen, voor dat haar Vader weder te Huis was, doch Karei welke tot dat tydftip ftiizwygend gezeeten hadt, niet weetende hoe zyne liefdensverklsaring te beginnen, vatte nu moed, daar hy Albertina gereed tot vertrekken zach, en opryzende nam hy het fchoon meisje by de hand, en badt haar noch een ogenblik by hem te vertoeven, „ ik heb u iets „ te zeggen (vervolgde hy,j voor myn vertrek moest gy dit weeten, ö Albertina hoe ,, hard valt my dit van u te fcheiden, van u „ die my veracht. Hemel ! Karei! verachten „ hoe kunt gy dit denken? was het antwoord terwyl zy zo rood als vuur in 't aanzicht, wierd. „ Lieffte Nicht! (zei de Jongeling) „ hoort my tcch met aandacht, ik bemin u, „ uit  X 213 X ,, uit achting voor uwe deugd is die liefde voort„ gefprooten , in 't graf moet my die liefde noch verzeilen, geene andere zal ooit my „ behagen, maar ik doe my zelf recht, ik „ weet hoe ik u nu niet verdiene, dan waare „ deugd is meedelydend, en toegeevend, gy „ zult zekerlyk die misflaagen , welke uit ver„ leiding en jeugdig bloed voortfprooten, eer vergeeven , dan dwaalingen die een boos „ hart aanduiden; ö! Albertina! gy hoordet myn „ befluit in Gods byzyn aan u opgedraagen, „ om deugdzaam te worden, ja ik zoek u te „ verdienen, en dan zo ik eene wenk van „ goedkeuring van u myne beminde kon ver,, krygen, zoude myne pogingen noch yveri,, ger zyn , Albertina! hadt Karei u eerder le„ ren kennen,zekerlyk nooit zou hy misflaa- gen begaan hebben, ik treur daarom nu te 5, meer , wyl gyray niet kunt beminnen." Hy voegde hier veel meer reedenen by, want verliefden zyn niet ligtelyk tot zwygen te brengen, als zy eens die ongemakkelyke woorden, ik bemin u, uitgefprooken hebben , en evenwel fcheen zyn aanfpraak het meisje niet te mishagen , voor 't minst zy Hoorde hem in 't geheel niet, maar eindelyk door Karei gebeden ora antwoord, fprak zy met eene beevende ftem, 3, ach! Karei! hoe kunt gy my dus aanfpreeO 3 3, ken  ):( 2i4 X „ ken? ik heb eenen Vader, zyne toeftem„ ming moogt gy daarop ftaat maaken? ze„ kerly^nu niet, wyl men u verzendt uwe „ misflaagen hoop ik zullen de laatfte zyn dan ,, kan men u daarom niet verachten , voor 't ,, minst myn hart niet, maar ik kan u geenzinds „ gelooven." Onze held behoefde men niet fterk uit te noodigen om haar op nieuw van zyne liefde te verzekeren, ly deed het met zo veel welfpreekenheid , dat Albertina op 't laatst daar van overtuigd, hem geloofde, doch daar het meisje veel verftands bezat, lei 2y hem te vooren waar dit alles toch toe (trekken zou, anders dan om beide ongelukkig temaken, indien hunne ouders niet goedvonden ze zaamen te verbinden, en dat dacht Albertina zeker te moeten (lellen , want zy hadt genoeg bemerkt hoe haare Moeder Karei ongeneegen was, doch deeze teegenwerping liet de Jongeling niet onbeantwoord, maar gaf zyne fchoone te kernen, dat hy alleen maar eenige woorden van troost verlangde, om met moed daar naar te (Ireeven, om haarer waardig te worden, „ en dan (fprak by) zal uw Vader my „ uwe hand niet weigeren, ik weet wel waarom „ Tante my afgunstig is, doch zwygen zal ik „ tot dat tydflip, wanneer zy wil bewerken dat „ my Albertina geweigerd wordt, dan zal ik  X 215 X „ fp reken, en haar befchaamcn. Voor 'tove„ rige was Karei zo edelmeedig, als alle min„ naars in dat geval l by wilde zyne Meestres„ fe nergens in bepaalen , zy moest vry bly„ ven , maar onze held zich aan haar verbon,, den reekenen, en het was ver daar van dat „ by haar tot iets beweegen wilde, dat tegen het ouderlyk gezach flreed, daar toe was zyne liefde te deugdzaam, in een woord gezegd, onze held fpelde Albertina alle die wel gemeende leugens op de mouw, die door minnaars by dusdanige plechtige gelegentheeden hunne Mecstresfen voorgeloogen worden : want immers dat diergelyke klap leugens inhoud, daar aan zult gy goede leezers toch t iet twyffelen, wat is het toch anders? hoe kan dit voorftel van Karei en alle minnaars zyne medebroeders anders als een leugen om bestwil heeten, immers hoe hangt dit zaamen dat de minnaar zich verbinden, maar het meisje vry zou blyven ? enz. enz. Nu de Juffer begreep het ook aldus, maar evenwel de Jongelirg vondt haar hart in zyn voordeel geneigl, of wist het daartoe te beweegen, zo dat ra een gefprek van meer dan twee uuren, Albertina de liefde van Karei met goedgunftigheid aanhoorde, en hem verlof gaf om op haare hand te hoopen, onder verfcheidene voorwaardens, O 4 al*  X «6* x als dat hy zich wel gedraagen zou, voorzichtig verftondt het meisje, dat hy zich vernoegen zou met eens om de maand te fchryven, aan het adres eener Vriendin, die zy hem opgaf, en al was Albertina eens langer zonder hem te andwoorden, moest hem dit tot geene dwaaze of onvoorzichtige flappen aanzetten, én eindelyk wilde: Albertina zich tot niets verbinden, als hem te paaren onder goedvinden van haar Vad^r, doch nooit teegen zynen wil, doch zy beloofde alle trouwverbonden tóet anderen dan Karei volftrekt af te liaan, en h ildè men haar dwingen, tegenftand te bieden zo lang dit gcfchiedén kon. Karei nu zo gelukkig als hy zich den voorigen dag , ja dezen zelfden morgen noch rampzalig rekende1, was echter evenals andere minnaars niette vreeden* ten zyhet meisje hem eene liefdensbekentenis liet hooren, doch zy Weigerde, „ Karei! (fprak zy) indien gymy „ OffverfchilJig waart, zoude ik my dan] wel „ zo ver met u inlaaten ? beWyist my nu een >> ge«ng gedeelte dier edelmoedigheid, waarvan „ gy zo veel geroemd hebt, vernoegt u door „ tekens te ontwaaren, hoe myn hart u niet ,, ongenegen zy, meer eisfehende zoudt gy „ my overtuigen, dat ik u reeds te veel'af- ftond:."  X 217 X „ ftondt." De Jongeling kon deeze taal niet wraken, hoe wel hy echter zo gaarn die lieve woorden „ ik bemin u," uit den mond zyner meestresfe gehoord hadt, moest hy nu geduld neemen, zy hragten een aangenaamen dag famen door, want de Vader ging na het middagmaal noch buitens huis en de Tante kwam pas cegen de fchemering te rug, en het zy dat zy uit der Jonge lieden vernoegde gelaat Herken argwaan opvatte, dat zy elkander wel verftonden, of gemelyk v/as om het uit-; blyven , waartoe men haar genoodzaakt hadt, maar zy deed nieüs dan fnauwen, en op alles bedillen. Naderhand kwam de Voogd te huis, welke nu aan zynen Pupil reisgeld, en een wisfeltjes voor zyne fpeelpenningen gaf, hy hadt voor den Jongeling een paar fraaye Pistoolen, door den beroemden Penterman gemaakt, in orde laten brengen, Kareis Vader hadt die, voor zynen patroon reizende, toteen gefchenk voor den Heer Braaf medegebragt, deeze vereerde ze aan Karei en nu was de Voogd aangedaan, „ myn Zoon! (het was zyn Taal) ik heb u „ altyd daar voor gehouden, gy gaat bui„ ten myn gezicht, maar God zal u gadeflaan, J} gedraagt U deugdzaam, van voorige misfiaO s a gen  X 2i8 >( gen willen wy niet fpreeken a!s alleen om 3, u voorzichtigheid aan te raaden, laat uw han3, del en wandel zodanig ingericht zyn, dat „ elk eerlyk man u gaarn tot man aan zyne 3, Dochter fchenken zou, weest niet gierig, ,, denk evpnwel dat geld zich niet meer dan „ eens uitgeven laat, doet my trouw van uwe uitga\'enrekening, or.tbreektu geld om „ me: ordentelyke lieden om te gaan, fchryft, „ en het zal u geworden, eindelyk Karei wacht u voor lieden zonder Godsdienst, huichelaars en waterdrinkers: een glas goede ,, VVyn heeft God den Mensch veroorloofd te drinken, als het in zyn vermoogen ftaat, ,, matigheid is daarby bevoelen, zo als in „ alle zaken; nu onthoudt dit affcheid myn ,, Zoon! want morgen moeten wy geen affcheid ,, neemen." Karei antwoordde met traanen, dat hy zyn Ooms qcsdheeden zo min als zyne lesfen niet vergeeten zou, en nu gongen zy weder by de Juffers, men begaf zich vroegtydig ter ruste, maar onze held wist evenwel noch eenige oogenblikken uit te vinden om van Albertina affcheid te neemen. Gy alleen die eens bemind hebt! weet hoe dusdanige gefprekken afloopen, met duizende verzeekeringen van liefde en trouw , door het  X 219 X het geeven en ontvangen van zo veele kujchjes a!s men kan fteelen en laten fteelen, met droefheid, en ook in vreugde, eindelyk fcheurt men zich los, komt fomwylen noch eens weder, en evenwel dit toneel moet eindigen, gelyk meede dit hoofddeel, TWEE-EN -TWINTIGSTE, CAPITTEL. Wat is de Waereld groot. Men zegt dat een onnozele Paryfenaar, welke cp een Zondag met de Galjoot (zo noemt men de Trekfchuit waar mee dit tochtje afgelegd wordt) naar Sf. Cloud vertrok, zich in diergelyke woorden over de uitgebreidheid van onzen aardbol uitliet, trouwens men heeft zelfs in onze daagen dien Landaar: zo veele woorden in den mond gelegd, zo menig eene daad aan hun toegefchrceven, welke zy nimmer gefprooken, of verricht hebben, dat misfchien ook deeze zegging van den Paryfche Burger geheel verdicht zyn zal, gelukkig ftervelin; ! hy die zich door geenen fchyn verblinden laat, maar fteeds het waare van het valfciie weet te onderfcheiden. Karei  X 220 X Karei vertrok met den Postwaagen naar Arnhem , en vervolgens alle nodige berichten tot zyne verderereize,welke hem gegeeven waren» ïn acht nemende, vervolgde hy zynen weg met de Postkoetzen en kwam behouden in Frankfort aan; wy willen van deezen Roman geen Reisbefchryving maaken, dus lust het onsgeenzincs hier eenige berichten wegens den afftand der Steeden, de Postroute of beste Herbergen op den weg, onze Leezers voor te houden, deeze floffe geheel aan onze Broederen de Rcisbefcbryvers overlatende. De gevoelens van onzen held by deeze cerfte yerwydering uit zyn Vaderland, kunnen voor de Leezende menigte van meer bélang ja misfchien groot rut worden, hy was zekerlyk ver daar van om zo dra hy den rook der Schoorfteenen van het bloeijend Amfterdam niet meer in den dampkring onrvvaarde , zich over de grootheid der Waereld te verwonderen , maar echter hadt de Jongeling geen reis dan naar het buitengoed van Blanquo, binnen de Landpalen bnzér Gewesten afgelegd, en daarom hoe zeer flard belezen was, ja zich met yver ctaaröp toegelegd hadt, om kennis van vreemde Landen en Volken, met hunne gebruiken en aart te verkrygen, moet dit ver achterftaan by eigc-  X «i x eigene ondervinding. Schryvers zyn meest al partydig, zy worden veeltyds door Volkshaat of lif de gedreeven, om de eene Natie boven anderen te verheffen, en fomwylen het geen nog erger luidt, peilen zy den Volksaart naar ontmoetingen, die hun by een Volk, of in een Stad gebeuren, even als de Duitfcher deed, welke te Blois,eene Stad vanVrankryk,ineen© Herberg zyne Hospita, die rood Haïr hadt, zeer kregel, en ongeraakkelyk bevindende, daarop in zyn aantekeningboek opfchreef nota „ „ alle Vrouwen van Blois hebben ros Hai'r en zyn wrevelig. " Kaarel, die de waarheid deezer Helling meermaalen hadt hooren betogen, was blyde zelf het een en ander te kunnen uitvorfchen, hy hadt voorgenomen deeze reize zich zo nuttig als doenlyk te maaken, en wyl hy van de waarde zyner Albertina geheel overtuigd was, wilde onze held ook haar daar door trachten te verdienen, dat hy kundigheeden vergaderde, laaten wy nu onze Lezers zyne denkbeelce.i op weg eens voorftelien, misfchien vinden zy wel veele hunner eigene gepeinzen by foort_ gelyke omftandigheeden daar onder, dan zullen zy den held deezer Roman te meer achten en naar recht; want wy willen zorg draagen her» als  X 222 X als menschh'evend af te tekenen, zyn plan van Waereld en menfehenkunde beginnende, meikte Karei op hoe de grond zo laag omftreeks de vVaereldftad, zich allengskens verhef te, ja hem Amfterdam als in een modderpoel verzonken voorftelde en gong hy verder na de hinderpalen, welke Vrouw natuur aan haaren handel in den weg lei, als dat zy geen haaven hadt, wyl Pampus, die gevloekte droogte, volgeladene Koopvaarders belette om voor de Stad te Zeilen „ dus heeft zy geen „ haaven, zei Karei, dan kon hy niet nalaten „ zich te verwonderen daarover, hoe Am,, fterdsm tot zulk eenen welvaart geftegen j, was. " Des menfchen denkbeelden hangen aan een als fchakels van eene keten, van het peinzen op den Koophandel der VVaereldftad, vielen Kareis opmerkzaamheeden neder op den handel van Neêrlands Gemenebest, en de Jongeling onderzocht de redenen waarom deeze Gewesten, welke zo te zeggen geene voortbrenzels van eigen grond markten kunnen , evenwel den handel van 't heelal geheel beftuurt hadden in vroeger tyden ? Zyn geest gaf hem de oorzaak deezer gebeurtenis al haast op, namelyk Vryheid van Godsdienst pleeg in Neerland (ver-i fta  X «»3 X fta hier door de Zeven Gewesten ) alleen genoten te worden, eene verbafende fom gereed geld was daar voor handen, en vrye uitvoer zyner Koopwaaren hier heen gevoerd ftondt den handelaar altyd vry, de bank van Amfter. dam beroemd om haare trouwbewaarde fchatten van vreemde Volken , het Koorn fomtyds duur ter plaatze des Wasdoms kon men in de Koopftad veelal beter koop bekomen, de Scheepvaart nooit door vreemde Volken gedrukt , om dat Neêrlands donderend Gefchut haare Vlaggen verdedigde , bedekte de Zeën met Scheepen, daar uit kwam de welvaart van Handwerken en Trafiquen, terwyl de Inwoonders zich door nyverheid en goede trouw by vreemden verdienftelyk maakten. Deze denkbeelden persten Karei tranen nit de oogen. Nu (herdacht hy) is men op meest alle plaatzen even vry omtrent den Godsdienst, als in ons Vaderland, het gereed geld is ge. Weken, door papier ziet het zich overftroomt, alle natiën dry ven thans koophandel, en hebben fchepen, indien eens ('t geen de hemel verhoede) ons land den ftapel van vele koopwaaren verloor, wat zou 'er van ons worden ? en evenwel de Jongeling kon zich niet ontveinzen, dat weelde en pracht de plaats van ar-  X a*4 X arbeidzaamheid en goede trouw ingenomen hadden, zulke bedroefde waarheden drukten hem neder, „ ö Neerland! (fprak by) een „ kunstftuk der menfchelyke vlyt kan men u „ noemen, met yverige pogingen, en grote „ kosten wordt gy boven wa'cr gehouden, ,, ach! keert weder tot uw aloude deugden, „ of de zee zal u verflm.Jtn, aan middelen ,, en macht moet bet toch eens ontbreken , zo „ uwe zeder. du* verbaste-d blyven, vryheid „ heeft u groot gemaakt, behoudt, ach! be„ houdt toch uwe zucht voor vryheid, zy „ alleen moet u bewaren, want alle de ele„ menten zyn u tegen, en bewerken uwen „ ondergang, welke God en uwe vlyt alleen „ door 's Hemels zegen verhoeden kunnen." Zo deze treurige overdenkingen den Jongeling hadden neergeflagen, zyn geest Juchte weer o>, ïjy"het gezicht der fchone velden om Naarden, welke een fchonen oogst beloofden, „ zo (dacht hy) dit is voor 't minst een bly„ vende rykdom, maar waarom toch die uit„ geftrekte heiden onbebouwd gelaten? het „ land levert immers niet te veel voedzel voor „ zyne inwoonders op? indien de eigenaars „ die onnut liggen laten, dan zoude ik, (wa,., re myne flem onder de landsvaders geboord) „ hun  X 2*5 X hun aanraden die grote vlaktens, wanneer „ zy van de bezitters verlaten worden, dat is „ onvruchtbaar gehouden, op 'sLands kosten „ aan te Haan, en te bebouwen, om ze na,, derhand voor betaling dier ongelden op tyd „ aan de eerde eigenaars te rug te geven." Men ziet hoe Karei, even als de meeste Jongelieden, by wie het vuur der bloeiende jaaren aanwezig is, grootfche plannen vormde. Amersfoort beviel hem niet kwalyk, doch hoe zeer de ommeflreken dier Stad welvaart aanduiden, zedert den Tabaksplant, was onze held van mening^ dat deze bloei zo duurzaam niet zyn kon, dan of men den landbouw en alle nuttige granen aankweekte, want de Jongeling was behebt met het fysthema van Rainal, hoe men eerst zyn land zodanig moet bebouwen, dat daar geen voet gronds meer braak ligt, eer wy om andere voortbrengzels denken mogen. Een inwoonder van Amersfoort, met wien Karei woorden wisfelde, terwyl de postwagen aldaar ftil ftondt, wist onzen held te zeggen, hoe deze kortftondige welvaart reeds ophieldt, daar de Aroericaanfche tabak de Hollandfche in waarde de loef afwon. Wy denken hoe de befpiegelingen des Jongelings onze lezers niet verveeld zullen hebben, doch daar het zekerst P mid-  X 226 X middel om aangenaam te blyven, is, kortheid te behartigen, willen wy van het overige zyner denkbeelden op de reis niet meer, als algemene waarheden boeken. Hy merkte dan op, dat men nergens meer gelds op reis verteerd dan in Holland, en wat die zo zeer getrokken zindelykheid betreft, waarop onze natie dus fterk wil roemen, ontfnapte het Karei geenfinds hoe de vloeren en wanden der huizen in andere landen minder als in Neerland fchoon gehouden wierden, maar omtrent het gereedmaken der fpyzen, zach hy al zo veel ordentelykheid, als men in Neerland denken durfde, en wat het voedzel aan gaat, kon niemand tegenfpreken, hoede Hollanders eene ellendige wyze van zich te voeden hebben , overal onder weg vondt men beter fpyzen, en betaalde minder prys daar voor dan in ons land. Onze held wilde redenen van alles, als hy kon, onderzoeken, en bevondt dat de geldwinnende burger in deze gewesten op zwaarder lasten zit dan elders, en zy dus zich voor deze uitgaven door den reizenden man doen betalen. Maar Karei was niet ligt te vreden te ftellen, „ men moet (fprak hy daarop in gedachten) „ alle reizigers hunnen tocht gemakkelyk ma5, ken, dit ftrekt tot voordeel van allen, en t) daar  X 2 27 X y, daar by des lands vreemdelingen worden „ daarmee aangelokt, zy brengen altyd geld „ mede en doen het land bloeien, de Regeer„ ders in alle gewesten moesten hierop den,, ken, en maken dat reizigers alle gemakken on„ dervonden, de herbergen behoren altyd van ,, verfcbillende foorten van eetwaaren voor,, zien te zyn, ook een pröef daar gefield, om ,? te betogen of hunne dranken onvervalscht ,, zyn, verbiedt den reiziger liever uw landj ,, dan dat gy dulden zoudt, dat hy vergeven ,, wierdt, en eindelyk moest men regels op de ,, betaling ftellen, om niet te zien gebeuren, dat een reiziger boven redelykheid geld af,, geperst wierdt." Dus dacht Karei, en wy die hem niet geheel en al in 't ongelyk ftellen willen, zeggen nochthans, de Jongeling wist niet hoe zwaarwichtig de bezigheden van de richters der aarde zyn, zy kunnen om het welzyn en gemak van allen ook niet altyd denken; verder reizende, bevondt onze held dat de wegen en middelen om die over te komen, veel beter' dan in de vrye gewesten gefchikt waren, hy fehreef hier van de redenen toe aan de vryheid onzer ingezetenen, welke niet toelaat eenen boer te dwingen om voorfpan te geven, maar Pa te-  X 228 X tevens kwam hem in den zin, want de Jongeling was vlug, dat voerlieden by ons in zekere gildens zyn, dat zy ook meestentyds aan bepalingen dienstbaar worden, hoe veel men hun voor ieder tocht betalen moet, „ wel nu „ ( zei Karei) zou men deze lieden niet even „ eens kunnen noodzaken , fterke paarden aan „ te houden, en tydlg gereed te zyn op dat „ geen reiziger wachte ? dit zou toch niet meer ,, tegen Neerlands vryheid ftryden, als dat ,, men die buiten het gilde zyn belet te ryden, „ en al te bouwvallige rytuigen afkeuren." Die menigte van tollen en hefbomen, welke de wegen overal onvry, zo niet onveilig maken, ftuitte Karei zeer tegen de borst, daar zy den doortocht belemmeren, en den koophandel overdwarsfen; onze held meende dat, indien deze hindcrnisfen nergens wierden gevonden, dit op het zelfde moest uitkomen, dan nu, daar zy alle wegen te land en te water overdekken , en dat daar door de gemeenfchap tusfchen vreemde volken veel winnen zou. In de daad hoe zeer zyne denkbeelden des wegens oppervlakkig mishagen kunnen, het zal gewis niet aan de burgers van elk land zyn, dus mogen wy veilig flellen, dat tollen, hefbomen, in een woord alle beletzels hoegenaamd ,  X X naamd, welke den vryen uit en ingang van menfchen of koopmanfchappen op prys ftellen, heilzaam voor de regenten en hunne onderhorigen zyn kunnen, doch gewis niet voor het volk. Op deze wyze maakte onze held onder weg vele aanmerkingen y die juist aan elk niet in den zin zouden zyn gekomen, en ook zo als het gemeenlyk daar by gaat, niet alle even bondig waren, intusfchen gewende hy zich hoe langs zo meer aan het denken, eene bezigheid waartoe alle geesten niet even veel vaardigheids bezitten, maar die door oefening verbetert wordt, en wy, om onze lezers meede hier toe tyd te gunnen, rusten eens. DRIE-EN-TW1NTIGSTE CAP1TTEL. Komst te Frankfort, een gelukkig huisgezin. Zo dra onze held binnen de ftad Frankfort, en aan het posthuis kwam, vroeg hy dadelyk den weg naar de woning van den Heer Mour, dezelve wierdt hem gewezen, en hy wandelde daar heen: indien men nu nieuwsgierig was, en weten wilde hoe Karei het maakte, om van Duitfchers verflaan te worden, konden wy genoeg voldaan met te antwoorden, dat Frankfort als een handelftad, ook lieden van verfchillenp 3 de  X 230 >:( de ïandaarten in ,',:h bevat, ja dat fransch of neerduitsch te horen fpreken, daar geheel niet vreemd is, maar wy willen vertrouw lyk met onze lezers omgaan, hun alle Kareis aangelegentheden openhartig bekend maken, en zeg.? gen daarom, Serini badt den Jongeling zeer aangemoedigd, om hoogduitsch te leren, Karei volgde dien raad, flaagde redelyk wel in bet begrypen der regels, wel haast verflondt hy een hoogduitsch boek, ja kon in die taal een brief fchryven; Theron was een duitfeher, zo dat hy met dezen al rasqh hoogduitsch rammelde, was her niet raak, dan was het mis, de Profesfor hielp hem te recht, en nu op weg oefende zich onze held zeer yverig, cn fprak ftoutmoedig met duitfehers overal mede, wel wetende hoe dit te Frankfort de eerfte flap. zyn moest om kundigheden te verkrygen, dus geëerde menigte! kon hy zich doen verdaan , en te recht komen. Het huis van den Heer Mour uitgevonden hebbende, vroeg hy om den meester|te fpreken j deze kwam te voorfchyn, en nam van Karei den brief des amfterdamfchen correspondents aan, welke hem voor geloofsbrief flrekken moest, de duitfche koopman dit fchryven gelezen hebbende, fprak Karei in 't hoogduitsch ' • aan,  X *3i X aafi, en de Jongeling beantwoorde hem naar genoegen, zo dat de Heer Mour, welke een vriend van Lavater was, en zeer ingenomen met de geheimnisfen der phifionomiekunde, hem de hand gaf, zeggende, „jongman! indien „ uw gelaat my niet bedriegt, zullen wy voor„ zeker wel famen over weg kunnen, myn „ viend te Amfterdam pryst u,maar de onder„ vinding leert best, kom binnen, wy moeten ,, nader famen bekend worden, als gy Ieer„ zaam en ordentlyk u gedraagt, zult gy u „ even als myne kinderen behandeld zien, in „ weet dat gy komt om te leren, niet om als „ bediende gebruikt te worden , kom vriend ! „ myne huisgenooten moeten ook kennis met „ u maken." De Heer Mour bragt Karei in de kamer waar men huis hielde en toen zach onze Jongeling alle de Huisgenooten verzameld ; zyn patroon hadt twee kinderen, eene Dochter en een Zoon, beide reeds tot Jaaren van onderfcheid gc-kö* men, ookzynVrcuws Broeder, een oud Kiygsman, woonde by hem in, maar zyne Huisvrouw was zedert veele Jaaren naar de gewesten der ruste overgeftapt. De Oom der Jonge Lieden, Altorf gcheeten, P 4 dien-  X 232 X diende weleer den grooten Frederik, onder een vrycorps geplaatst, en hadt zich naar men zeide loffelyk gekweeten: by de vreede van Dresde wierdt zyne. bende afgedankt, maar misfchien hadt hem mogen gelukken om onder de reguliere troepen over te gaan, doch eensdeels was der Pruisfen Koning met dat vooroordeel behebt (een wonder voor zulk een groot man) dat hy adeldom by zyne Officieren wenschte te vinden, in vreede namelyk, want by Oorlogsvlaagen dacht hy wel anders, nu Altorf was een burger, maar zo zeer van zyne waarde overtuigd, dat hy voor geen edelman hadt willen wyken, ten zy deeze even goed als hy kruit geroken en zich daarby ftandvastig gedraagen hadt, zo dat de Officier liever, den dienst vaarwel zei, en by zyn Schoonbroeder kwam inwoonen. De Oorlog die zo veele ryke lieden tot bedelaars maakt, vondt daar en teegen goed deezen vrycorporist vermogen toe te voegen, meermaalen verkreeg hy goeden buit, en echter waren nimmer weerloozcn door hem mishandeld, of gekneeveld, en van moorden of blaaken was hy gantsch geen liefhebber, ja menigmaalen verzachte hy eenen al te flrengen last, of onderfteunde behoeftigen die van minder gemoedelyke krygslieden uitgeplunderd waren. By zyn-  X 233 X zynen Broeder in rust gezeeten, ondervondt hy de gevolgen des krygs, kwalyk genezene wonden deeden hem fomwylen veel Iydan, het voeteuvel, vliegende Jicht, en Graveel vol. maakten deeze aanvallen en maakten den Krygsheld tot een voorbeeld V2n Menfchelyke eliende, het fpreekt vsn zelf hoe hy daar by dan niet zeer vrolyk was; zo dra zyne ongemakken hem maar eenige verademing te genieten gunden kon men geen opgeruimder gemoed op den gantfchen aardbodem vinden, en om zyn weldenkende aart was iedereen in huis geneegen. zyne luimen in te fchikken, daar die alleen uit ongefteldheid fprooten. Vooral was Therefia, Dochter des Koopmans, yverig om deezen Oom in alles te believen, daar door wist het Meisje den ouden Yzervreeter ook zo zeer te behaagen, dat de man niet onduidelyk te kennen gaf hoe zyne Nicht wel bedacht zou worden, indien zy huwde naar Ooms genoegen (dit fpreekt van zelf) of als de man tot de elementen wederkeerde. Therefia kon in de daad fchoon heeten, lang en ryzig van geftalte, bezat zy echter poezelheid genoeg om niet onder de magere Juffers geteld te worden, fneeuwwit of rood daar het voegde, was haar gelaat met fyne.trekken befneden, heldere blauwe oogen, neen wy bedenP 5 ken  X 234 X ken ons, zy waren bruin, flonkerden onder twee git zwartejwenkbrauwen,in een woord, want wy willen uitfcheiden , met haare gedaante aftekenen , dat is toch geene kunst, Therefia wierdt gehouden voor eene der Beautez, van Frankfort. Nu zullen onze Leezers misfchien verwachten, dat wy de Juffer een zeer zachtzinnige inborst willen toefchryven, doch dan bedriegen zy zich ,- Therefia was goedhartig, haare aanleg helde tot deugdzaame gevoelens over, maar zy was zo grillig, dat het geen het Meisje heden behaagde, morgen zekerlyk geheel haar tot last zyn zou : zy beminde haaren Vader en Oom, gelyk natuur en de banden des bloeds dit eischten, doch zeer dikwils klaagde deKoopman over den grilzieken aart zy nerDochter, dan oveiwon haare goedhartigheid volkomen deeze luimen, en zy vleide, tot dat de Vader beter te vreden, Therefia weder toelachte. Met haaren Broeder hadt zy geftadigen twist, die niet ophieldt, als wanneer zy hem daar over getroffen zag, dan beloofde zy hem, niet meer te zullen kwellen, doch eene poos daar na gong zy al wederom den ouden gang- Van veriland was Therefia vooral niet ontbloot, ja men mogt haar zelfs geestigheid toefchryven, maar  X a35 X maar deeze vlugge hoedanigheij, dooreen weinig oordeel geholpen , fchitterde meer, dan het verlichte, de Juffer was door aile de nu reeds verhaalde gemoedsneigingen zeer gereed om fchielyk vriendfchap , ja liefde optevatten, maar even rasch bekoelden deeze vluchtige aandoeningen wederom, en zy ontdekte in die voorwerpen haarer keuze gebreken, die zy in 't eerst over het hoofd zag. Xavier, Zoon van den Koopman, hadt een geheel ander carafter, ftandvastig van aart, was hy niet af te fcheiden van hun met wie by eens vriendfchap maakte, de Jongeling hadt veel genie voor den Koophandel, maar zyne koele bedaardheid maakte hem ongefchikt voor groote onderneemingen in den handel, zelf hadt hy tot nu toe de liefde alleen, uit berichten leeren kennen, wyl zyn hart noch niet beminde. Van zyne gedaante zeggen wy niets , in 't algemeen zyn Jongelingen die niet misvormd door geboorte of toeval wierden , altyd fchoon genoeg, althans zo lang hunne harten onbedorven blyven. De Koopman zelf was vaneen menschlievenden inborst, en in 't geheel niet behebt met den mtionalen hoogmoed, welke anders fomwylen de Hee-  X )< Heeren Duitfchers aankleeft, evenwelhevondt men hem zeer y verig om het cara&er van flrikte ecriy kheid, cf Duitfche rondheid, waar vcor hunne Stamvaders de Germanen beroemt waaren, en welke derzelver Naneven, de hedendaagfche Duitfchers, zich noch gaarn laaten aan leunen, ftaande te houden; dit is eene loffelyke eerzucht, waar by die met hem omgongen voordeel hadden , de man hadt zyne zwakheden en gebreken, was voor 'c overige even als andere menfchen Kinderen; de phifionomiekunde, uit de werken zyns VriendsdenZuricherLeeraar,en niet minder door omgang met dien braven man by een verzameld, het Stokpaerdje van den Heer Mour, en men wasduidds hem dit vooral niet ten kwaade, wy behouden toch alle tot in den hoogden Ouderdom onze Stokpaerden en Rolwagens, gelukkig wanneer deeze onze geburen niet te veel in den weg zyn , en dat was met de gelaatkunde van den Koopman maar zo wat, daar iemand die hem op het eerfle gezicht kwalyk beviel , dit zekerlyk moest bezuren als hy met den Heer Mour veel omgang hebben moest, by ongeluk voor allen, welke dusdanige onfpoed trof, was do man zelden bedrogen in zyne oordeelvellingen , volgends de Lavateriaanfehe regelen, en dit verfterkte zyn vertrouwen, hoewel hy evenwel gedurende Kareis verbiyf by hem  X £37 X hem grotelyks daar van terug kwam, doch Iaten wy niet voor uit loopen- Onze held aan het Huisgezin als een nieuw Lid daar van voorgefteld,wierdt van allernet beleefde vriendelykheid ontvangen, ieder naar beloop van den eigen aart, die wy bun toefchreeven, verwaardigde dezen Jongeling met zynen aandacht, de oude kryger was in eene kwaade luim, wyl zyne kwaaien hem op dat tydftip hevig plaagden, maar Karei die met deelneming alle goede en kwaade lotgevallen zyner medeflervelingen aanzach, verdiende aanftonds het vertrouwen des Ooms, daar hy hem hartelyk beklaagde, en zo als dit gemeenlyk gaat, de lyder begon aan deezen vreemdeling de oorzaak zyner rampen te ontvouwen, nu de Jongeling hadt gelyk, meest alle jeugdige gemoederen hebben eene fterke achting voor den krygsrnansftand, deeze is zo fchitterend, blinkt zozeer in de oogen uit: voor allen te waaken , en hun voor den overmoed van machtige vyanden te bewaaren, is eene edele daad, die alle weidenkenden moet bekooren ;doch wisten zy, die onbedorvene harten, hóe weinig keeren — het gebeurt dat een Oorlogsman het zwaard ter verdediging zyns Vaderlands aangordt, zy zouden anders gevoelen, ó* Frederik den ee- ni-  X *38 X ftigen! ( dus noemt u een uwer gefebiedfehryvers) hadt gy wel overdacht by het intrekken van Silezie, kort na uwe kroning, welke gevolgen óeie daad hebben kon, voorzeker gy hadt daarvan afgezien, want laten wy gerust ftellen, geliefde lezer?! hoe de zevenjarige Oorlog een gevolg van het wegneemen van Silezie Was, en nu, wie zal twyffelen, datFrederik, hoewel overwinnaar by het uiteinde dezes krygs, meer verloor aan onderdaanen, en Muntfpecien , dan het genoemd Hertogdom, offchoon vruchtbaar, hem vergoeden kon. Genoeg hier van, wy keren ons tot Karei en zyne lotgevallen. Hyachte (zeiden wy) krygslieden, de Heer Altorf verhaalde hem eenige gebeurtenisfen zyner Veldtochten, en onze held leende ^aandachtige ooren , ja toonde deeze vertelzeis met genoegen te verftaan, dit won hem het hart van den Officier, zo dat zy van dien avond af Vrienden wierden. Therefia hadt naar gewoonte groot behaa. gen in den nieuweling, hy fprak met haar op de verplichtendfte wyze, en aanneemende die Volkstaal thans by alle Juffers verftaanbaar, noemde Karei zich gelukkig met haare kennis, het Meisje fcheen verwonderd over deeze uitdrukkingen van een Hollander, want onze land-  X 239 X landaart ftaat te boek, (vergeef my deézö zeg§ing5 eerJyke landslieden!) als plompen onbefchaafd in andere waereldsoorden , dus al wat onverwacht komt is des teaangenaamer, als men het onder de behaaglyke gebeurtenis» fen rngfchikken mag, zo dat ook Kareis beleefdheden uitwerking hadden op Therefia, die ,,hem op dien ftond voor den waardigften Jongeling Meldt, welke zy immer gezien hadt. De Broeder veel langzamer in het aangaan van vriendfchap zynde, was wel vriendelyk tegens » den vreemdeling, want zyn Vader fteide hem Karei voor als een Jongeling van goeden huize, die kwam om den handel by hen te leeren, en omtrent wien hy de beste getuigfehriften ontvangen hadr, maar Xavier betoonde Karei voor ditmaal niets meer dan bloote wellevendheid. Het was avond, de Koopman liet eene flescÊ beste Rhynwyn brengen, en dronk met zynen gast deszelfs wellekomst, het fchynt dat de Man ook al een afkeer van waterdrinkers hadt, want hy verblydde zich toen onze held, offchoon alle regels van matigheid in 't het oog houdende , blyken gaf hoe hy begreep , dat God den Wynftok tot gebruik der flervelingen groeien liet, onderwylen vroeg hy op eene be- fchei*  ):( 24o X fcheidene wyze naar de afkomst van Karei, en zo eenige cmftandigheden meer, die men ■gaarn weet, ais ons de menfchen een tyd lang daaglyks by zullen blyven. Onze held hadt niets te verbergen, hy gaf dus wegens alles bericht, ronduit zeggende dat zyne Ouders hem tot Predikant gefchikt hadden , maar hy zelf by nader inzien zyn geweten bezwaard gevoelde, om zoramige zaaken met den mond te belyden, als die hem in 't harte tegenftonden; deeze bekentenis welke gul was, won den Jongeling nog meer de toegenegentheid des Koopmans, „ braven (zo „ dacht hy ) hebben hun hart op de tong, „ ik zal my met deezen Jongman niet bedro- gen vinden." Wederkeerig wierdt ook de Heer Mour openhartig , liet Karei de gefchiedenis van zyn huis en huisgenooten hooren, en roemde onzen held, dat hy geen huigchelaar, gelyk veele geestelyken ('t is de taal des Koopmans) hadt willen worden. Het wierdt eetenstyd, zy zaten aan, en Karel vertoonde zich nu wederom tot zyn voordeel, wyl men aan tafel zekerlyk, of iemand wel opgevoed is, dan kwade onderwyzingen ontvangen heeft, ontdekken kan; eene be- fchaaf-  X Hl X fchasfde opvoeding verbiedt toch, dat meri zich volproppe, even afs waren wy bang, dat de tafel weggeno.\en ftondc te worden, of dat xr.en eet? zcnJCi.- om zyne dischgenoten te denken. Op allo' diergelyke sar.raerkingen nu was de JóBgeliifjg gevat, en mede zyne fpraakziam'":.! orider de ffiailtryd^ opeerebehoorlyke v;-is , vcrt:cn?-:c\j 5 terwyl hy niemand cenvel in zy :e red;n^n ftoorde , of het gefp e'r alieen voerde j.alle huisgenoten des Koopm-'-s, en by zelf varen zeer ingenomen met den Hollander,- ja Therefia bo vees hem eene gunst', wélke zy anders niet dan na veel fmeeken gëwoon was tebewyzeni want daar men over de lieffJ?kc en zielbcvredigende M.iziek ibrak, hoorde Karei, dat de Juffer zi?g:n geleerd hadt, by verzocht om e^nig blyk daar van teverneemen, het Meisje deed het, en betoverde onzen hJd, dcor haare zuivere tooien, en buigzaame ftera. i Karei ontveinsde zyne gewaarwordingen deswegens niet, en maakte zich daar door van de Juffer nog meer geacht; het was de eerde avond dien hy in dit huis doorbrsgt^ evenwel was hy reeds met allen vry en gemeenzaam, als hadden zy zeèert veele jaaren bekenden gweest, de Jongeling opende zyn hart, en mannelyke Q denk-  X 24* X denkwyze, over de begeerte welke hy al lang gevoedt hadt om niet met zyne bloedvrienden, de kinderen der oude Germanen, nader bekend te worden, want hy eerde hun, wy ook, daarom , wyl zy offchoon zo veele eeuwen onder het iuk der alleenbeerfchers, of arfe' Regeeringen ( ariftocratien ) noch minder verwyfd dan andere volkeren zyn; op wiens fchouders dit iuk minder fchynt te drukken. De Jonge\ï g hadt gelyk, wy mede, doch zou ciemeerder verbastering van andere landaarten, ook in hun luchtgeftel en ligchaams hoedanigheden moeten gezocht worden ? Want gewis hun voedzel en luchtgeftel, ook leefwyze den mensch tot een gantsch ander fcheplèl hervorm; n , dan hy met andere levenswyze zou gebleven zyn. Het ftreelt altyd onzen hoogmoed, wanneer natuurgenoot en te kennen geven, hoe zy verlangden nader met ons bekend te zyn ; Karei won dus door deeze zegging de harten der eerlyke Duitfchers,met weiken hy fpysde , de Koopman liet zich hier over uit, en alle betuigden, van hunnen kant, hoe zy Holland genegen waren. Eindclyk wierdt het tyd, van zich ter nachtrust neer te leggen, en onza held naar de kamer voor hem gereed gemaakt  X *43 X gebragt: deeze was naby die der Ichoone Therefe, want wy verkiezen deezen tongval voor die met een a ten einde , dit is volgens het Latyn , maar Therefe mag uit het Fransch herkomftig heten , nu de Latynen hebben hedendaagsch minder op aarde te zeggen, dan de carmagnoles, en wy volgen de zon van geluk, het licht der vryheid. Nu basta zeggende om niet ver af te dwalen, befluiten wy daar mede, dit huisgezin telde gebreken, by elk haarer leden aanweezig, dan zy hinderden geenfints in het algemeen plan van geluk, en overdwarften elkander niet, veel meer beminde zy elkander, daarom zeggen wy, zy waren gelukkig. VIER - EN - TWINTIGSTE CAPITTEL. v, Is het eene Volk beeter dan het ander? Deeze gewichtige vraag aandachtigen l moet ons eenige oogenblikken bezig houden, zy fpruit noodwending uit het voorgaande , en ach! al volgde zy daar uit niet van zelf, wy zouden haar U toch voorhouden , met alle reden;, want wy wenichen te fchryven tot Q a uwe  X «44 X uwe verlichting', en laat de benaming van Roman ü niet affchrikken, misleden kan een Roman meer nuttige waarheden inhouden dan 's Waerelds Gefchiedenisferi, die mén ü als gebeurd daarftelt, Lezers ! het komt 'er voor U weinig op aan of een geval dadelyk gebeurd is, als niemand maar bewyzea kan d?.t dit rast geene mosglykheid hndtkunnon g:b:ursn, dan zo het zedekunde leeraart, is het voor U van nut, en zal uwe deugd bevorderen, of fchoon het waarlyk verdicht zy. De vraag aan het hoofd deezer afdeling geplaatst, is van zo veel belang, datzy in de daad ftoffe tot een boekdeel zcv.de kunnen opleveren , zonder evenwel beuzeh'ngen daar in te mengen, men heeft, dit is wr.::r, veelvuldig getracht te bewyzen, dat Ibinmige Volken deugdzamer dan andere waaren , doch onzes bedunkens ten onrechte, wyl de alleen wyze Schepper der Waereiden ook zekerlyk deugd en ondeugd over alle Volkeren verdeeld zal hebben , het is dus alleen de waan die ons verblindt , wanneer wy reeenen, dat de eene Natie in loffelykë hoednnijh.den bpovëii andere uitblinkt. Neem eens ten voorbeeld het Franfche Volk, hoe zeer wierden zy niet in vroeger daagen door veele wysüeuzen uit andere Ge:  X 245 X Gewesten gebrandmerkt, als of hunne beleefdheden alleen uit den mond voorïkwamen, zonder dat het hart daarin deelde, maar nu gaat eens de Waere.ld rond, zyn Duitfchers minder ryk in uitdrukkingen om iemand te pryzen of te vereerjn, a^s zy eenigzinds belang in zyne gene2,entheid ftellen? Is de luije Spanjaard of verwyfde Italiaan ingetogener in zyne Hoffelykhedeti, wanneer hy in .zyne Landstaal met iemand ft>reek£ ? Immers neen, veel meer mog?n hunne uitdrukkingen en gebruikelykheden zo zy met adderen verkeren, veel overdrevener dan ce Frairiche woorden of manieren genaamd worden, wy fpreken zo als van zelf volgt over de Fraufchen, gelyk zy in het begin der Regeerisg van Lodewyk den Laatften zich vertoonden, de hedendaagfche zyn Schoenlappers en Schoorfteenveegers, Menfchen in een woord die men in geen gezelfchap der lieden van aanzien eens neemen m3g, als om hen te vervloeken, en noch al niet zonder oorzaak, want zy hebben de grootfche berekeningen der Staatkundigen overftaag geworpen ; want dia Gauwdieven dwingen gantsch Europa hun te volgen, wie weet toch niet, dat hunne Volkswapening alhier en daar beproefd wordt, en durfde men maar, zy gong wel eenparig door, het papiere Geld der Franken Q 3 wordt  )-C 246 X Wordt ook door andere Mogendheeden ieder in het zyne te voorfchyn gebragc op hun voorbeeld, en gaat de Oorlog tegen die Sansculottes door, vreezen wy zelf op 't laatst Sansculottes te worden, het zy door overwinning , 't zy wyl zy ons geene Broek overlaaten zullen om onze achter en vooronderdeelen te dekken, daarom willen wy te minder van die verwaten Menfchenkinderen fpreken, welke niet eens aan Koningen eerbied toonen. Lindelyk koomen wy wederom ter zaake, zeggende het bovengemelde over den blaam aan Vrankryk weleer opgelegd, wegens de beleefdheid zyner In woonders, dunkt ons voldoen, de voor alle die de gebruikelykheeden en Taaien der andere Gewesten meede niet onbekend zyn , als wy nu eens voor algemeenen regel daarfrelden, hoe men, willende over Volksneigingen oordeelen, eerst berekenen moest , wat de Lucht en de gefteldheid der Ligchaamen bydraagen om deeze of die gewoontens en htbbelykheeden in zwang te brengen , dan zouden wy menfchenkimdig fpreeken, en geene verkeerde vonnisfen vellen. Neem eens de Rus drinkt zvn vol glas Brandewyn met Peper aangezet kdg, en Ce Hollander gebruikt veelal zyn  X «4? X zyn Genever, beide komt de Zuidelyke Inwoners van Europa als een fchandelyke neiging tot Dronkenfchap te vooren , maar wie bezeft, hoe de Noordlyke bewoner geestryke vochten behoeft om de bovenmaatse koude te kunnen verduren , en de Nederlander van wegens de dampen zyner Gewesten vindt die handdwyze goed , en befchuldigt geen dier beide Volkeren van overdaad- Zo kan men van 't een op 't ander overgaande, vastftellen, hoe het met alle menfchelyke hoedanigheden of gebreken eveneens gelegen is , ja dat elk volk zo vele deugdzaame lieden als een ander Landaart oplevert, hunne neigingen en gevoelens, zo der deugdzaamen als fnodaarts, zullen dezelfde zyn, als door de gehele waereld, alleen metonderfcheiding van 't geen climaat en ligchaamsgeftcl op hunne zeden kan uitwerken: wetten moeten ook het hunne toebrengen om der denkwyze eene richting te geven, doch dan moeten wy nagaan, wie de wetgevers waren, om daaruit te kunnen opmaken , of zy voor het gewest, waarvan gefprokenwordt, nuttige wetten konden.vervaardigen, want het fpreekt toch van zelf hoe wetten ingericht behoren te zvn nrar den aart des volks. Indien wy nu by voorbeeld de O 3 Room-  X 248 X Roomfche wetten gebruiken, veronderfteld dit ni.t dat wy den ge.st der Romeken bezitten? zou 'er nu hedendaagsch wel iemand dwaaa genoeg zyn om te dekken, dat de Amfterdamfche Burgers eveneens dachten en gezind wa. ren als Romes Eurgery, welke Coriolanus bande, en Manlius van de Tarpeijaanfchë rots afwierp, beide om volks onderdrukking gepleegd of gevreest? reen, neen, wy zeggen gerust, niemand is ma! genoeg om die Burgers zamen te vergelykeq., maar zy gebruiken toch dezelfde wetten, hoe kunnen die dan van nut zyn, indien zy anders gezind zyn zult gy z-ggen? ach! lezers! Iaat dat zo zyn, die zullen ook wel eens verandering ondergaan, wy fpreeken nu door, even of ieder Volk cis wette welke voor zyn land het dienstest waren, gebruikte, en zeggen , field als vast aandachtigen! dat ieder volk zo wel als ieder Mensch venchillende boedanigheden en gebreken van die zyner naburen heeft, doch dat die wel tegen elkander gewogen in de weegfcbaal der rede, ookgelykeiyk zullen uitkomen, zo wel als de yoortreffelykheid van een land boven het ander gemeen'yk opgewogen wordt door zekere gevaren of onheilen, waaraan het meer dan het ander bjpotgefteld is, want de onzichbre oefent veel meer billykheidin zyne gaven dan een  X 149 X een sardsch vader omtrent zynej kinderen te weeg zou brengen, deze zal veelal een troetelpopje onder zy:,?. Iooten hebben, 't welk hy boven de anderen trekt, maar de regeerde: der planeten en waereldftelzels zet de voordselen en tegenfpoeden tegen een, op rfat allen bedeelt zyn. Onze mening met dezen uitflap edele kzers! menfchen vrienden zullen 'er toch zekerlyk onder ulkden gevonden worden \ en om in keur niet mis te tasten, geven wy u allen dien lieffelyken naam: wy kozen deze floffe ter nafpeurjïJg, uitgelokt door deszelft nuttigheid ,• van waar komen toch die verdeeldheden tusfchen volk en volk dan om dat elk waant beter d*n zyn gebuur te zyn, of wel zyn voorfpoed benyoY, gaat het u minder wel afgunftigen / om dat uwe naburen voorfpo^d genieten! indien wy nu eens overtuigd wierden, dat alle natiën elkander in deugden gélyk zyn, hoe konden wy ons dan beter als zy achten! wech dan volks hoogmoed, die is een walg in de oogen des wysgeers, even ais bygeloof en dw eepzucht, deed zy gruwelen gebooren worden, elk fterveling moet,'zal by tot geluk kom en, zich bevlytigen dien rol in 't klein na te bootzen, welke onze aigemeene vader omtient allen Q 5 ver-  X 25° X verricht, hetmenfchdomteberninrieri maar niemand te haten, wanneer wy ingenomen met dezen plicht daar aan gewoon zyn geworden , ö hoe veele genoegens kunnen wy nog op aarde vinden welke ons tot nu toe onbekend bleven, hoe menige rampen zullen wech vallen, men kan zo gerust zyn hoofd daar op nederleggen als wy zeggen kunnen, „ vader! ik deed „ al het goede wat in myn vermogen was, en „ beminde alle fchepzelen, nu keer ik tot mynen vader, op wien myne hoop was." Alle weldenkende zullen hier op amen zeggen. VY F-EN-TWINTIGSTE CAPITTEL, Een groot geluk zyn eigen meester te zyn, Karei fchikt zich naar den tyd. Het was voor onzen held, die zedert eenige jaaren gewoon was zynen eigenen wil te volgen, een groot onderfcheid daarentegen nu verplicht te zyn een anders begeertens gade te fiaan ; doch Karei begon zich een zeker ftelzel van wysbegeerte tot zyn gebruik te vervaardigen , waarvan zo niet alle ten minste vericheiuene vQOifchrifceh dsr vvyzcn goedkeuring  X w X ring na zich getrokken zouden hebben. Onder anderen befpiegelde hy ook dien zo geroemden gelukftaat om heer zynër daaden te mogen heten, door het gemeen beftempèld met de benaaming zyn eigen meester zyn , en daar omtrent gevoelde hy hoe geen mensch op aarde in den volftrektften zin zyn eigen meester is, maar veel meer afhangt van alle die in zynen kring zich beweegen. Vorltenen Koningen zo men hun als goede Regenten voorfteldt, hangen geheel af van het ftaatsbelang en welzyn der onderdanen: zelfs de Wilde die geheel alleen in de Bosfchen omzwerft, indien men zich zodanig een fchepzel kan vooiftellen, gehoorzaamt aan de omftandigheden, of fterft van honger, maar tot dit laatfte befluit men zeldzaam. Karei voort redeneerende, begreep dat alles wat heilzaam is, door ons al was het onze wil niet, moet gevolgd worden offchoon van een ander geboden, en in dien zin kon hy gezegd worden zyn eigen meester te zyn, al volgde hy de beveelen van zyn patroon. Wy willen zyne werkdadige wysbegeerte niet tegenfpreeken, die zulke goede uitwerkzels hadt, 's anderdaags van zyn komst begaf hy zich op het comptoir des koopmans, en wierd voor eerst gebruikt tot het overfchryven van brieven , een werk dat wel vervelend is, doch waar-  X 25"- X waarby men raser oplettenheid dan vernuft nodig heeft, nu de eerfte hoedanigheid is ev^n,zeer vjocr eenen handel .ar nuttig dan de laatfte. Be Heer Meur wilde onzen held den Ito «phasdel in de grond leren, doch verkoos eerst by deeze begiozels aan te vangen om te onderzoeken . hoe Karei gezind wss, want de Koopman geloefd-* aan deeze waarheid dat men eerst moet leecen gehoorzamen, zullen wy eens op o::ze Leurt verftandige bevelen voor den dag brengen; na dat nu dit copieren van brieven ec-n maar;i cf daaromtrent geduurthadt, liet de patroon or.ssn jongeling eenige brieven fchryven, waar van hy hem den inhoud opgaf, en zach met genoegen hoe zy mKoopmaaaftyl vervet, volkomen zyne mening uitdrukten en r.an ieder die taal hooren lieten, waarin hy tot die verfchillende correspondenten was geween te fpreekn, vsn dien tyd z< verdubbelde hy zulks proeven, en onze held voldeed hoe langs zo meer, van frituren, cqgnosfementen, wisfcl en herw.'sfel,mec de rechten deswegens in alle landen, kreeg hy ook van langzamerhand kennis, met een woord gezegd men oeffende hem in alle delen des Koophandels; Zb  X 253 X Zo dra K?rel toegeftemd had!: om een koopman te worden, gaf hem zyn Voc^d zelf eenig onderwys in het bce.hou.Ien, ;en kocht voor zynsn Voeaftbrling ZömMgd höeièti waar uit by deeze noodiakelyke knnd'ghcid verder leren mogt: Te frankfort gëk'ojjKn', trachte nu onze held eene vaardigheid in het boekhouden te verkrygen, ten dien einde zocht hy de genegenheid van zyn patroons boekhouder te win een , dit gelukte, StoItzs een eerlyke Swaab, van Uien geboortig, was door Kareis vrien lelykheden rasch overgeha ld om hem verder In het boekhouden te ondsrrichten, en daar de Jongeling eene meesterlyke hand fehreef, wierd hy naderhand toen de boekhouder c:ns ziek wierd, van hem aan hunnen meester als bekwaam om zyne plaats te vervangen voorgeteld ; Meur ftcni zeer daar over te k.,ken, evenwel daar Scoltz niet gek was en van eene beproefde trouw, liet hy Karel eene ffoal van zyne kundlgheeden geven, deze viel zo wel uit,dat deKoopman bovenmate te vredén was, hy fehreef zelfs deswegens eenen brief aan den Vriend, dis hem Karei hadt aanbelen, vol van den lof des Jongelings, en verzocht deezen Vriend aan den Heer f3naf te zeggen, hoe onze held van nu af hem in zynen handel nuttig was, dus wilde hy geen geld  X 254 X geld van hem eisfchen, maar den Jongeling om niet huisvesten, en noch een jaargeld toeleggen, hy floeg ook voor, of men dit aan zyne biUykhéid wilde overlaaten, dan zou hy redelyk in deeze handelen. De Vriend des Voogds riedc hem, zo als te voren, alles naar genoegen des Koopmars in te willigen , betuigende hoe men zich wel daar by bevinden zou, en de Heer Braaf hadt zo veel betrouwen op zynen Vriend, die Mour kende, dat by tocftemde. De Frankforter beantwoordde hieraan ten eerfte met fchryven , hoe men Karei geene wisfel behoefde te zenden, om zich van kleding en andere behoeftens te voorzien, zullende hy heW van alles verzorgen: hy voldeed hier aan met geene fpaarzame hand, en onze held, gewonnen door zulke blyken van ïredelykheid', trachte van zynen kant den Koopman van nut te zyn, en op alles zo te letten, dat hy zyne kundigheden allengskens vermeerderde, waarin hy flaagde. Daar de} Heer Mour nu over Kareis yver en bekwaamheid voldaan was, wilde hy zyne cerlykheid ook beproeven , ten dien einde liet hy hem ontvangen en uitgeven, wilde kvvanswys van geene rt kening weeten, maar in de daad gong hy hem flipt na, en wy! de Jongeling  X *55 X iing zyne goede trouw betoonde, beproefde hem de patroon nog al fterker, geduurig moest hy by hem komen, als de Koopman in zyne fchryfkamer was , waar hy zyne dierbaarfte goederen bewaarde, even dik wils vondt hem Karei met verfcheidene zakken gelds op tafel bezig daar uit geld te tellen, dan kwam men Mour onder allerlei voorwendfels roepen , die dan onzen held by het geld liet, maar deeze en grooter flruikelblokken kwam Karei zonder zich daar aan te ftooten, gelukkig voorby, zo dat nu de koopman hem als beproefd in alle deezen aanzach; van dat uur af rekende hy onzen held als een Zoon, ja gaf niet onduister te kennen, hoe zyn voornemen was, den Jongeling merkelyk te bevoordeelen, als deze eenmaal zelf koopman wierdt, en om dat lang wachten, even als lang vasten wat moeïdyk valt, liet hy Karei onder zyn beftuur met geld, 't geen hy hem voorfchoot, of wegens verdiend falaris betaalde handel, dry ven , zo dat de Jongeling al gaande weg vermogen aanwon. Wy hebben in eenen adem veel van Kareis verrichtingen in den Koophandel verhaald, om daarna weinig hier van meer te zeggen, zy toch die Kooplieden zyn, zullen genoeg weeten hoe men den handel leert, ja liever tot nut, kon dit  X ^ X dit gefchie:-en, andsre "sasBén hooren, en zy die tot de Bïelaërs v: ï 54e2êÖriöi n?et behooren, z \ de z? fl-fcers oc- aVgv.oa» vo!Josn.: Laat?n wy da¥rómTïêvèÉ»fde" v,-;ze ;:ns nagaan, boe zich ds JoÏÏféSng r!s Hu! ?3doo- van den Keer Mou* goen Böe de cvsrije hem genegen oe on-"-e--n 'vrren, di ëude Yzervrèeter hatft K^c-L zeiden wy arr/lonJs, in vriecOfchap- aangenomen $ en ds:z? divuis onveranrlerly':, teai fpyt van tCh des K-ygs.nans Vrienden , j i fomwylen' va 1 Tièr'èfia Jniet dat dit Mei je sfgu:ftig was, dcc'i wémeer haar grilzieke aart aai Hët wérïëb goag, zou zy wel begeerd h' bbe:, dafc alle Mc-nfchei alleen op haar de oog;n hlêldeh, en d*t kon by den gebrekkl?en Oom na JSsxé& komst niet meer gaan, deeze hiéldt den Ouden Man gezélfchap'^ ja toonde hem zo veel Wèlwiliefidhèid, dat Altörf niemand liever d-sn onzen held by zich hadt, zo dat Karei 00'; löênrg avondje by hem doorbragt, en hem hoorde VanVeldffiageii, Schermutzelingen, Ver-'asfingen, en al het groot en kleingewoel des Oorlogs praaten, met groot genoegen van weerskanten. Dit was een zwak van Karei, want in de daad zyn de groote Manoeuvres des Oorlogs kunftig en waardig om gehoord tejj worden, wanneer zy van kundige ooggetuigen, die tevens Opper- Officieren waren,  X *S7 X ren verhaald worden, al het geene minderOfficieren van den kryg weten, is werktuiglyk , en geen aandacht verdienende, maar, zo wy zeiden, onze held hoorde dit gaarn, en de Kryger hadt gewillig zyne maaltyd daarom ver: zuirad, zo dat zyne vriendfchap voor onzen ji held ook deswegens zeer toenam, ja het fpeet . den Man geweldig, dat Karei niet in dienst kon I treeden. Hier in bedroog hy zich evenwel, ' want de zucht van den jongeling was over I Oorlog te hooren fpreeken, maar niet om deel I daar in te neemen, hier toe was zyn hart veel j te Menschlievend, maar de moed welke tot 1 den Krygsmansftand wordt vereischt, was hem I dierbaar, ook daarom de Heer Altorf,wiens ge- i korven Ledemaatenfpreekendebewyzenwaren, I dat hy niet altyd by de Bagagie zich hadt opgeI houden; de Oom intusfchen was zo zéér met ii onzen held ingenoomen, dat hy behalven TheI refia niemand op de Waereld hadt van wien li hy zo veel werk maakte. Maar hoe ftelde nu de fchoone Therefia het met Karei, zullen de Lezers misfchien denken ? haar grilzieken aard bezeffende zal men J wel moogen befluiten, dat zy niet altyd dezelfde denkwyze omtrent den Jongeling voedde, noch R by  X 25» X by gevolg geftadig het zelfde gedrag hr'dt, de eerfte zweem van welbehaagen die zy aanftonds voor nieuwe krnnisfen vertoonde, en ook omtrent Karei deed blyken, wasfpoedig overgedreven, ja even als een Zomerdag in April, en de gunst der groeten (een Hoogduitsch fpreekwoord) op decv.c Stormvlagen. Therefe begon al ratch gebreken by onzen held te beipeuren, deeze ver ".eerderden vrn Dag tot Dag in haare oogtn , welhaast konzy hem niet dulden, zy kwelde hem op allerlei wyzen, te meer op onzen held verft* oord, daar hy haare fchoonheid •gt-en hulde bewees, althans niet meer als Burgerlyke bel: efdheid aan de Juffer betoonde , zy was toch nkt coquet maar behaagde gaarn, want zy nam.wel voor als Karei aan haare voeten kwam zuchten , hem met de gantfche krach, tvn haaren wreedheid zo neer te drukken, dat hy tusfchen de keuze van Strop of Mainftroom ijiec wist wat te beginnen, en als hy zo ver was, en dit bleek uitonwederleghaarebewyzen, by voorbeeld hy liet een Strop koopen , of gong naar de Rivier, of op eene andere wyze van Zielsverhuizing, belust, Piftolen van haa. ren Broeder leende, zo als Werther wanhopiger gedachtenisfe van Aibert het Moordgeweer bekwam, dan zou zy pas medelyden met Karei heb-  X 25? X hebben, en verzachten zyn lot zodanig dat hy wederom op de beenen kwam, verfta hier mede tot hoop, en dan wilde Tberefe den Jongeling op nieuw kwellen, tot hy al weer wanhopig wierdt, even als een arme Matroos, die ten ftraf van den Raa vallen moet, maar gedurig uit Zee opgehaald wordt. Deeze wreedaartige befluiten van de Juffer bleeven zonder uitwerking, wyl Karei'niet opbaar verliefd wierd, was zy vriendlyk, ook beleefd , en Vriendfchaplyk zich gedroeg, en zo ver volgends als het Meisje op den zelfden Dag van vriendlyk ftuufsch, en van koel noch eens aanhalend wierdt , was onze held even fpoedig gereed om zich op zekeren af ftand te houden, zodat zyn koele eerbied haare grillen overdwarste : dan , waaiden die buijen over, Karei was op ftaande voet vrolyk en vriendlyk, zo dat Therefe niet wist wat van hemtemaaken, maar zy borst van fpyt, ziende alle die voornemens van kwellingen en wreedheid te leur gefield, wyl de Jongeling geen gelegentheid gaf, om die te oeffenen. Het was de Koopman zelf, die zyne Dochter kennende, hem eens dit middel aan de hand deed, om van haare kwellingen ontflagen te worden, als hy zach hoe Karei bedrukt was , R % wyl  X *«o X wyl hem Therefia geftadig plaagde: ja de Heer Mour ontnam den Jongeling op eer.s alle zwarigheden van hem te zuilen mishagen, die hy anders zekerlyk gevoed hadt, maar nu aangemoedigd van zyn patroon, handelde hy de Juffer gelyk zy hem deed, en bevondt zich daar wel by , ondertusfchen bekwam zy geduurig nieuwe minnaars zo als te voren, want de koopman leefde zeer gastvry, en het was alom genoeg bekend , dat hy een der rykfle koopüeden van de handelflad kon genaamd worden, waar door zyne Dochter ook eene voordeelige verbintenis aanboodt voor hem , die haar kon behaagen , want de Heer Mour verklaarde zich genoeg, dat hy Therefe in hare keuze wel beftuuren, doch niet dwingen wilde, op deeze geruchten herzeggen wy,kwamen geftadig minnaars af, maar de Juffer den ouden gang volgende, vondt in het eerst oogenhlik fmaak in ieder dier nieuwelingen, doch weidra kwamen hunne gebreken het Meisje onder de oogen, welke zy zo treffelyk wist te ontdekken, daar mee was de vryagie mislukt, en zy liet haare gedachten wederom op Karei vallen. Xavicr zag dat fpcl aan, bleef daar by onver fchiilig; hy gevoclie achting voor Karei, wiens  X 16*1 X wiens verdienflen, hem op het Comptoir daaglyks bleken, maar het kwam tusfchen hun toen ter tyd tot geene vriendfchap: de jonge Mour keurde onzen Jongeling niet zyner vriendfchap: waardig, want daar hy zag hoe Karei zich in allerhande bochten by Therefe wist te wringen, kwam dit Xavier voor als eene al te groote buigzaamheid van onzes helds carafter, die hem in eenen Vriend mishaagde ; Karei van zynen kant, hadt den jongen koopman op eene beleefde wyze om vriendfchap aangezocht doch wyl deeze alleen koel daar opantwoordde, gevoelde hy zyne waarde te wel, om nader aan te dringen. De koopman, vader van Xavier, hadt gaarn zynen zoon in vriendfchap gebragt met Karei, wien hy nu zo zeer als zich zelf betrouwde, doch wyl zy van zelf niet tot die gemeenzaamheid geraakten, liet hyhet ook daar by berusten , verzekerd hoe men vriendfchap noch liefde door dwang doet gebooren worden. ; ZES-ENTWINTIGSTE C A P IT TE L Brieven en blyken van Trouw. Wy hebben Kareis werkzaamheden op het R 3 Comp-  X X Comptoir achter een verhaald, en zyn daar door het tydperk der eerfte brieven, welke hy van Amfterdam kreeg ver voor uit gelopen; ieder behandelt de zaakcn op zyne wyze, wy mede en kozen daarom dezen weg, nu komen wy te rug en de lezers verliezen hier niets by j, veel eer krygen zy alles aanëengefchakeld voor de oogen, en dit heeft ook zyne verdienften. Karei fehreef aanftonds- aan de n Heer Braaf na zyne komst te Frankfort, hem meldende hoe hy wel aangeland was, en alles daar bevonden hadt, niet minder betoonde hy zyne liefde, door te gelyk aan de geliefde Albertina eene hartelyke Misfive te doen gewordsn, waar in hy haar van zyne ftandvastigheid verzekerde, en dat eer alle de elementen tot woestheid kerende, de aarde koud en onvruchtbaar laten zouden, dan hy wankelen in zyne liefde, of ophouden zou haar te beminnen. Zeer kort na het afzenden zyner brieven, bekwam by befcheid van den Voogd, welke hem vermaande tot een goed gedrag , en om den Heer Mour waar by kon te believen: de Heer Braaf melde hem, hoe zyn patroon aan zynen correspondent hun beider Vriend reeds hadt doen weten, dat onze held hem op 't eerfte ge-  X ^3 X gezicht wel beviel, hier uit fchepte de Voogd ftof tot aanmoediging vcor zynen voedrteriii-g, om van deze voordeelipe gefhldheid des Kuó\imans gebruik te niaaken r ook het fyne mi den handel tpoedig af te zien, en eindigde met veele heilwenfehen zyner Vrouwe , waaraan wy twyffclen of die van harte waren. Deeze letteren waren K:,rel aangenaam, doeh niets was by zyne vreugde te vergeleken, lik hy ruim een Maand daarna, eenen brief van Albertina bekwam, welke wy hier laten volgen: deze verraschte hem te blyder, daar hy te voren zich hadt- gepynigd, om de oorzaak uit te vinden , waarom zy hem niet beantwoordde. Lieve Vriend! Gy zult u al verwonderd hebben, beste Ka-~ rel! dat ik U niet antwoordde, onze aripraak is u bekend, om de Maand zoude ik u eens fchryven, nu zal het niet veel over den tyd zyn, even wel zoudt gy deezen eerder bekomen hebben, daar ik wel dacht dat gy met ongeduld daar naar wachten zoudt, maar z:■dert uw vertrek, lieve Vriend ! en het geval van den vorigen dag, dat myn Stiefmoeder vast R 4 dcec  X 254 X doet gelooven, dat wyzamen gefproken hebben, kwelt zy my op eene onverdraaglyke wyze, ja altyd zit zy my op de hielen , daarom kost ik deezen niet eerder vervaardigen, heden is zy uk om getuigenis van eene Keukemeid te haaien, en deeze gelegentheid moet niet verzuimd worden, gy zult wel denken, waarom niet byjansfe gefchree ven ? daar gaat Albertina toch meest tweemaal in de week , doch dat kan niet wel gefchieden Karei! baare Moeder valt wat praatziek, indien ik daar fehreef, dat kwam ligt uit, want Jansfe geniet voor haar zelf wel alle vryheid , maar de Moeder zou daar praats van hebben/, indien ik by haar fehreef en den brief weg zandt, nu weet zy daar niets van. Zo als ik u zeg, beste Karei! Moeder gunt my geen rust, om dat zy denkt, dat wy zamen verbonden zyn, meermaalen was zy my daar over aan, na uw vertrek, maar ik antwoord, wanneer zy vraagt, of gy my bemint, en het ja woord weg hebt, dat ik buiten myn Vaders toeftemming nimmer trouwen zal, zy heeft my kvvanswys deswegens geprezen, maar ik zach wel hoe innerlyk kwaad zy wierdt, toen heefc zy een oud Man van zestig jaaren, de Heer Ardes opgeruidt, om my ten huwelyk te vraagen, ik weet niet wat zy myn goeden ■  X X den Vader al beduid hadt, van de voordeden die hem daar door overkomen moesten, maar myn Vader zei dat was geen Man voor Albertina, en daar mee afgedaan: nu heeft zy wederom over een Neef van haar gefproken, en die zal eerstdaags om my uitkomen, ik ben van voorneemen, als het niet anders zyn kan, onze verbintenis aan mynen Vader te open-, baaren, dan helaas! ik begryp genoeg, hoe zy daar tegen worftelen zal, ik beveel alles aan de voorzienigheid, fomwylen is myn hart zo beklemd, dat ik geen adem fcheppen kan, of iets voorzien, waar door wy vereenigd zouden worden, doch dan bid ik met aandrang, en word geruster. Wat ik u fmeeken mag, lieffle Karei! verantwoordt gy myne keuze door een deugdzaam gedrag , ik geloof dat gy oprecht gefproken hebt, toen gy zeide my te beminnen, nu dan moet gy immers zelf begrypen, hoe ftandvastigheid uw plicht is, gy weet Karei! God haat trouwloosheid , in zyn byzyn wierden uwe beloften uitgefprooken , hem riept gy aan , ö.wordt niet meynëedig, ik zoude u geeniints aanklaagen , m;ar uw ge weeten ,• blyft ook deugizaam , men is zo gerust als wy geen kwaad bedreeven hebben, rechtvaardigheid ver* R s heft  X t€6 ):( heft den moed, ik weet niet beste Vriend! vergeef my zulke denkbeelden, daar zyn ryden wanneer my de vrees bekruipt, dat gy rn; ontrouw worden znfe , en de deugd vériaaoeri , ach! myn hart zoudt' overgeven, lieve Karei! ja voor u bidden, op dat gy geene ftraf voor die ontrouw lyden moogt, maar uw geluk zoude toch wegvlieden met Arendsvleugels , men is nooit ftraffeloos misdaadig, bewaart ook uwe deugd voor de aanlokzels der ontucht, men zegt hoe jonge lieden buiten 's Lands aan groote verleidingen blootftaan, en ik geloof dat myn Karei van een driftig geftel is. Uw lieve brief, beste Karei! heeft my wel wederom wat opgebeurd, ik moet daar uit opmakken, dat gy uw Meisje teder mint, maar gy kunt zo wel en overredend fpreken, wie weet of gy dat ook al Biet in de groote waereld ! ebt geleerd, en by die betuigingen niets gevoelt ? maar ik wil dit van mynen lieve Vriend niet denken, Albertina had altyd zulke goede gevoelens van uwen dsugdzaamen inhois', gy kunt geen voorneemen hebben om h sar o. g iukkig te maaken, neen Karei! ik betrouw op U, en zai hoopen, dat de voorzie, nigheid eene uitkomst fchenken wil, van myn kant beloof ik U trcuw en ftandvastigheid, ik ga  X 267 X ga meermalen in myne gedachten na, die woorden welke gy tot uw Meisje fpraakt, dea dag uwer liefdens verklaring , boe beweren waart gy , hoe dikwils heeft uw mond gezworen my alleen te zullen beminnen, Karei! herdenk daar aan, blyft my getrouw , ik zal van mynen kant alles doen, zo lang gy deugdzaam zyt, en my bemint om my eens te noemen, P, S. Vaarwel lieve Karei ƒ ik omhels u in de verbeelding. Geheel de uwe Albertina. Wy herzeggen, de gewaarwordingen welke Karei by het ontfangen deezer letterenzyner beminde gevoelde, zyn niet tebefchryven|, zy die eenmaal bemind hebben, zouden bet best over zyne aandoeningen kunnen oerdelen, al zweegen wy : eerst las hy die met een drift en zo fpoedig als of men hem die had willen ontnemen , en hy genegen was te voren den inhoud te weten, maar dus weldra ten einde gekomen zynde, hernam onze held den brief by het begin, even als een kind datleezen leert, en voor zynen Vader ten blyk van bekwaamheid de courant leest: in een woord Karei las, en herlas zo lang, tot hy den gantfehen brief omtrent  X 268 X trent van buiten wist, toen maakte by zyne aanmerkingen daarop, voldaan over Albertinas ftandvastigheid, maar evenwel hadt de Jongeling wel gewenscht dat zyn meisje duidelyker fehreef over hare liefde, ja het is de ei^enfehap van verliefden, om nimmer vernoegd te syn, voor dat zy i„ 't bezit van het beminde voorwerp geraken, dan fluimert de hartendnfr fomwylen in, of bekoelt, in de daad Karel zou nog beter te vreden over dit fchryven zyner Albertina geweest zyn, hadt by gewefenboe bet nafchrift eener vrouwjyke misfive «gentlyk de gewaarwordingen van het gemoed uitdrukt* terwyl do brief zelf door welvoegJykheid ingegeven wierdt. 's Anderdaags was het postdag, en onze held geheel vervuld van zyne liefde, fehreef aan Albertina het volgende; Lieve! Beminde! Uw brief was my zo aangenaam, dien ontvangende, ondervond ik de eerfte vreugde, die my zedert onze fcheiding verkwikken mogt, van Albertina tydiog te vernemen, horen dat zy, aandachtig aan hare beloften, my hoop geeft op hare hand, dit moest myn doen lier, le-  X 269 X 1 leven, maar helaas! hoe koel en onverfchillig i: zyn toch die geliefde letteren, niet eenmaal, , „ ik bemin u, wordt daarin gevonden", evens wel ik bemin u zo teder, maar 't is my bewust , welvoeglykheid gebiedt vele zaken, die ; een minnaar tegen ftaan, het past my te vreden j te zyn, offchoon onze fcheiding, de tusfchen I ruimte welke ons van een houdt, meerder toe| gevendheid zou kunnen verontfchuldigen, ik I wil niet klagen, myne godin zal ook eenmaal, i van myne liefde overtuigd, begrypen, hoe \ wederliefde my toekomt, en waaruit kan ik I arme ellendige van u verbannen, uwe genej gentheden vernemen? zo gy fchryvende niet 1 de taal der liefde voert. Gy fchryft, beminde! dat u#e Moeder, my■i ne Tante, u plaagt, zy handelt zeer onbei dacht, geheimen rusten in mynen boezem, zy I zullen daarin befloten blyven, ik wil de rust 1 myns Ooms, dien braven Man, niet ftoren, doch : laat zy my den mond niet openen, dan zoude ik fpreken en haar befchaamen: gy hebt dus myne geliefde! ook een huwelyk om my geweigerd, Karei erkent de waarde uwer trouw, blyft altyd zo ftandvastig, vreest niets, de on. Zichtbre fchikte ons voor elkander, hy zal ook I alle zwarigheden uit den weg ruimen, en wy wor-  worden verëetrigxL Van vorige misdryven , toe welke jeugd en verleiding my bragten, weet ik zal de edelmoedige Albertina niet fpreken, en nu heb ik de deugd op nieuw trcuiv gezworen , om my zelf en de geliefde van myn hart, ik herzeg beminde Meesteresfe 1 vreest niets, met 's Kemels zegen onderfteund, wil Karei u getrouw blyven, neen ik zal niet wankelen , my nuttig te maken, en kan dit gefchieden, wel te doen is myn doelwit, om u te verdienen, uwer meer waardig te worden, dit is myn oogmerk, en daar liefde my geleid zal het my gelukken. Myn patroon fchynt tot nu toe over my te vreden , hy is menschlievend, en vriendelyk , ik wil myne uiterfte pogingen aanwenden, om zyne genegentheid te behouden, van de Stad of omliggende ftreeken heb ik noch niet veel gezien, want daar ik nu eene nieuwe loepbaan begin, is myn vlyt daar aan bepaald, om kundigheden in den koophandel te vergaderen: en hoe zouden alle diergelyke berichten wegens Frankfort myne Albertina behagen kunnen, my dunkt, dat verzekeringen myner aanhoudende liefde u meer vermaken moeten, dan eene befchryving dezer gewesten, ik voer de taal, welke myn hart, geheel van liefde vooru, de pen.  X m X penne ingeeft, mogt ik zo tot u kunnen fpreeken , als ik nu fchryve, en daar dit toch niet zyn kan, mogten deze letteren u de waare gevoelens van myn hart kunnen inprenten, dan zoude myne beminde Meesteresfb aan deze liefde niet meer twyffelende , zekerlyk ook daar door bewogen, duidelyker te kennen geven dat zy my bemint, en myn geluk zou daar door herboren worden. Maar ik zal ophouden van klagen, en veel lisver myne Albertina de liefde, die mynen boezem geheel vervuld, befchryven; het is gene blinde dtift, welke uwe bekoorlykheden alleen veroorzaakten, ö neen, zy ontdondt toen; my uwe deugden bekend wterdïtn, en is daar om te duurzamer, ja enveranderlyk: geen afzyn, of tydveiloop kan haare krachten eenigfints verminderen, tot aan het graf zal my die hartstogt by blyven , en zo het waarheid zy, dat liefde ook het graf overwint, moet ik u na den dood noch beminnen, deze genegentheden fchoone Albertina! op deugd gegrond, gaven my zo dra ik u beminde het fterkst befluitin, om deugdzaam te zyn, het heiFt geen gy my vergund hebt te hopen , vermindert voor my de fmerten onzsr fcheiding , deze zoete hoop moet my in 't leven behouden, anders  X 272 X ders voerde my het verdriet ten grave, vertrouwt myne geliefde Meesteresfe ! dat deze verzekeringen waarheid zyn, en uit het harte fpruiten, maar denkt geenfints, dat my die door den bedorven fmaak der groote waereld in den mond gelegd worden; het is waar zielsbeminde ! daar zyn vele fnoodaarts onder de hedendaagfche, doch alle Meisjes wederom bezitten Albertinas deugden en hoedanigheden niet, ligtzinnigheid beheerscht zo dikwils haaren geest, en doet de taal van oprechte liefde verlmaden. Maar wat zoude ook myn oogmerk, met u te misleiden zyn kunnen? Verwoeste ik dan niet myn eigen geluk? Hemel! waar vond ik toch een Meisje dat zo voor my berekend is, als myne Meesteresfe., neen geliefde ! houd op aan myne liefde te twyffelen , Karei bemint u teder, zyn taal is oprecht, en wordt hem door liefde en trouw ingegeven. Ik zal zeer verlangend zyn te verneemen, dat gy van de aanzoeken des Neefs, waar van gy fpreekt, verlost zyt, ö Albertina,! laat u niet bewegen, alle Minnaars bezitten myne oprechtheid niet, gy zoudt ook uwe rust vernielen , indien gy uwe beloften aan Karei vergat;  X *73 X gat. Beste! teerbeminde! laten deze letteren als de waare gevoelens van myn hart u dierbaar zyn, en konden zy befchryven, 'tgeen dat hart gevoelt, zy zouden veel vuriger beantwoordingen vervatten, alle talen zyn zo flauw, drukken zo flegt onze gevoelens uit, wanneer wy beminnen, en niemand beminde ooit met meerder hevigheid, dan hy die voor zyn leven is van Albertina De tedere Minnaar. Karei Ernst. Zevenentwintigste capittel. Het edelst vermaak is, wel te doen. Wy hebben in het vyf- en twintigfee Hoofdftuk verhaald, hoe Karei door zynen patroon op den weg gebragt wierdt om geld te winnen 9 en hoe hy daadlyk onder opzicht van den koopman handelende overwinften deedt: het zal nu daar op aan komen, om na te zien wat voor gebruik hy van dezen tydlyken welvaart wist te maken. De ftervelingen vervallen zeer ligt tot uiterilens, geldverfpilling zien wy zo dikwils van recht edele jonge lieden bedryven, S €0  ):c m y< en zy , die van de waarde des gelds overtuigd zyn, worden fomwylen door gierigheid vervoert, beide ongelukkige dwalingen, wy weten niet welke als minstgevaarlyk te kiezen: *t is waar , gierigheid is eene pest, en zo zy reeds jeugdige gemoederen wist in te neemen, voorzeker in ouder dagen wanneer onze gevoeligheid vermindert, zullen zy aan hunne dikwils ten koste van alle gewoekerde gelden verflaafdzynde , zelfs tot eigen gebruik, geenen penning zonder fchrik durven uit te geven. Dit is voor hunne natuurgenoten eene hatelyke ondeugd, rampzalig zy dan, die dezelve bezitten, maar doorbrengers zyn minder nuttig voor het menschdom, als zy,oppervlakkig ingezien, fchynen: 't is waar hunne geldverfpilling brengt Muntfpecien in omwandeling, die de gierigheid begraaft, maar «elden zien wy hun verdienften belonen, of weldaden plegen, meesten tyds verfpreiden zy hunne penningen aan valfche vleiers , of gebruiken die tot fnode uitgaven, ea welke zyn de gevolgen? Haast altyd armoede, deze alleen kan die verdwaalde fomtyds op het regte fpoor brengen, dit gaat evenwel niet vast, want zeer dikwils zo, zy na zekeren ftaat van behoeftigheid, wederom tot welvaart geraken, zien wy hun die middelen op nieuw verkwisten, en blyven zy in armoede, ko-  X 275 X komen deeze ongelukkigen tot last vaii het s3r gemeen , wyl zy zeldzaam kunnen werken , noch daar toe bekwaam zyn. Daar is een ander verfchynfel, dat hoe zeer ohmoog!yk fchynende , meermalen gebeurt, namelyk doorbrengers worden fomwylen in den ouden dag gierigaarts, en bewaren hunne op nieuw verkregene goederen nu met even veel zorg eri angstvalligheid, als zy te voren die wyd en zyd vcrftrooiden. Karei was even vér van beide Uiterftens, hy achte geld als een teken, waar mede men alles verkrygen kan , de les van zynen Voogd , het herdenken hoe men maar eens dezelfde penningen kan uitgeven s lag versch in zyn geheugen: en onze held begreep, dat het dus de voorzorg van een braaf man zyn moest, toe te zien om Zyne uitgaven wel in te richten, maar tevens gevoelde hy, hoe ongelukkigen recht op onze goederen hebben , en wy alleen maar Rentmeesters daar van zyn. Diergelyke denkbeelden maakten den Jongeling cVen zeer af. kerig van geldverkwisten, als fnode gierigheid, hy hadt altyd mildadigheid geoefend, wanneer armen en ellendigen hem daarom fmeekten, doch indien de gelegentheid, om deze loffeJyke neiging te voldoen, Karei niet onder het S 2 ge=  X *7* X gezicht kwam, dacht hy te voren daar zo zeer niet aan , of meende hoe het plichtlyk was noodydende op te zoeken , maar nu zedert zyne liefde voor Albertina, beoefende hy zich om wel te doen, en zogt eerJyke noodlydende, zelfs in hunne fchuilplaatfen op, wyl deze meest al zo blode zyn, om hunnen ongelukkigen ftaat te ontdekken, als ftoutmoedige bedelaars onbefchaamd den nood welke hun drukt te kennen geven, ja verdichten. Onze held, met deze menschlievende gevoelens bezield, maakte zekere vaste inrichting op zyne uitgaven ; bewust hoe na zynen ftaat gekleed te zyn, zonder onnodigen wydfen pracht te vertonen, hem toekwam, zonderde hy daartoe zekere bepaalde fom af, daar op volgden aanftonds de noodlydende, welke hy gelyk fchuideifchers aanzach; als gene buitengewone gelegentheden om wel te doen, den Jongeling voorkwamen, befteedde hy een vierde zyner winften tot giften aan de armen , doch nimmer was Karei nalatig, als een nieuw middel om wel te doen voorkwam, dit aan te grypen; de wyze op welke hy zyne weldaden oeffende, ftelde hem in ftaat veel goeds te doen , offchoon zyne iukomften bepaald waren, wyl hy goede denkbeelden van 't geen den mensch  X *77 X gelukkig maakt, bezat, men heeft fchatten nodig, om gantfche huisgezinnen in eenen ftaat van werkloosheid te onderhouden, doch daar wordt meest weinig gelds vereischt, om hun op- de been te helpen, wanneer zy werkzaam blyven, de arbeid is eene verplichting die op allen ligt, en tevens is zy de bron waar uit wy gezondheid fcheppen, iemand dus van arbeid ontheffen, is hem aan verveling, en alle ondeugden overgeven. I Karei van deze gevoelens geheel bezield, i doorkruiste meermalen by avond de gemeene hoeken van Frankfort, dan vondt hy de voor» werpen, welke zyne zorgen na zich trokken, 1 fchoenmakers door dure tyden verarmt, be: kwamen van hem geld, om leder voor te koI pen, hy beitelde hun dan tevens werk, dat J hy of in het huis van zynen patroon, of door ■; den handel, wist te plaatzen: alle ambachtslieden zo ver zyne macht flrekte, wierden van hem op denzelfden voet voortgeholpen, gelyk mede winkeliers, welke bovenmatige winften der opkopers drukten , bekwamen door den invloed van onzen held, hunne waaren als uit de eerfte hand. Dit doende, lette Karei wel op, of zy, wanneer hunne welvaart groeide, ook dachten om 't geen zy aan hem fchuldig S 3 wa-  X X waren af te leggen, en faalde dit, danbefteedde hy zyne weldaden voortaan by anderen, wyl eerlyke ongelukkigen hem het naast aan 't harte lagen, nu men kan niet eerlyk zyn, en verkiezen liever eene gift te ontvangen, dan die door onzer handen arbeid te verdienen. Gene vrekheid beftuurde Karei, doch zocht alleen, om de menfchen, daar hy kon , deugdzaam te maaken, zo wel als hy hunne rampen verligte, Zyn Vriend, de Boekhouder Stoltz, was hem dikwils behulpzaam, om dergelyke gelegentheden van wel te doen op te lopen; zieken en behoeftige kraamvrouwen, waren altyd verzekerd zyne onderfteuning te ontvangen, als hy maar kon, aan deze fchonk hy 't geen lieden, in ftaat om te werken, alleen ter leen kregen, en alzo wierdt de kring zyner weldaden allengskens uitgebreider, want het behaagde aan de voorzienigheid , Kareis kleine handel merkelyk te zegenen, ja zelfs won hy twintigduizend Ryksdaalders uit eene Lotery, welke onze held aan zyn patroon aanboodt, om in den handel te gebruiken zonder intrest, doch de edelmoedige koopman dagt hier toe te verheven, hy nam het geld, maar tegens vyf ten hondert voor interesfen, en beloofde»' Ka:  X '79 X Karei, hem (zo hy wilde) wanneer zyne leerjaren uitwaren , als medegenoot in zyn Comptoir te nemen, en een vierde van alle winften te doen trekken : hier by was door Mour by zich zelf noch eene cmilandigheid verbonden, welke hy toen niet aan onzen held zei of wy aan de lezende menigte verklaren willen , maar houden die, even als de geheiligde Vader fomtyds zyne Cardinalen doet, inpetto. Deze vermeerdering van vermogen deed ook de liefdadigheden van Karei toenemen, nu wenschte by meerder goeds te kunnen uitoefenen en daarom in andere kringen van ëllendigen Happende , maakte hy zyn werk daar van om kooplieden die in 't nauw zaten te redden: bedrogene flachtoffers der welluft wierden van Karei uit derzelver verlegentheid geholpen en daardoor fomwylen moeder en kird gefpaard* Jongelingen wier onbedachtzame ouders weigerden hunnen nood te gemoet te komen in het afbetalen van enige fchulden, waarom zy laftig gevallen wierden , en die daardoor in handen van woekeraars en ander geboefte geraakten , zagen zich ook fomwylen van Karei geholpen , doch minder dan andere foorten van ëllendigen , wyl hy, een vriend van orde, hun niet voorfprak die fchulden maakten, onS 4 zeker  X 28° ):( zeker of zy die betalen konden, en als zy hunne penningen met fpelen verloren hadden, was onze held nog moeielyker te bewegen, daar hy deze neiging verfoeide, en veel meer afkeer voor hare flaven gevoelde, dan voor die der wellust, wyl ons de drift der natuur tot de aanlokkelykheden der vrouwen doet overhellen , dus ook medewerkt om ons, aan verleiding over te geven , maar fpeelziekte fpruit alleen uit hebzuchc, en is daardoor te haatlyker. Karei was van gevoelen dat fpeelders zeer zeldaam van dit gebrek genezen worden , terwyl zy , onvatbaar voor alle genegentheden , hun vermaak by de fpeeltafel zoeken. Onze held genoot by zyne weldadige levens, wyze het ftrelendst 'vermaak, zelftevredenheid ; want jgene genoegens kunnen daarby vergeleken woorden : en tevens i wierdt hy geliefdvan zo vele ongelukkigen, welke zonder hem geen gerust oogenblik hadden mogen ondervinden, hunne verzuchtingen tot God voor Kareis geluk klommen op boven de wolken, tot voor 's Hemels troon en ook het gerucht zyner brave daden verfpreidde zich. even als de laster in andere gevallen , het gaat wat trager maar evenwei worden edele daden zo wel  x-«si x wel op narde beloond , als de gebreken der menfchen kinderen berifpt, dus kwam de koopman ook al fchielyk door het algemeen gerucht ten ooren , hoe onze jongeling zich loffelyk kweet, en deze berichten : maakten indruk op hem, want de man was zeer menschlievend , {indien , hy minder werkzaam danonze held in dezen fcheen, dit was maar wyl by onder meerdere verplichtingen als vader, en. huisvoogd lag, want, niemand bedriega zich daarby, weldadigheid te oefenen is pryswaardig, doch wy moeten, eerst aan rechtvaardigheid voldaan hebben, die dus zyne goederen of inkomften aan armen wecbfchonk , maar huisgenoten gebrek lietlyden qf fchuldeischers. het hunne onthieldt, zou eveneens handelen als fant Crifpyn ,,de patroon der fchoenmakers, die raar luid van het fprookje , leder ïlal en dan fchoenen om niet voor den armen daarvan maakte. Het zelfde zou van hun bedreven; worden, die weldaden plegen, eer zy de nog heiliger plichten van liefde tot hun bloed, of bègeerte om aan hunne gemaakte vêrbintenisfen. te voldoen, gehoor gaven. De Heer Mour, weike even wel by het in 't oog honden zyner plichten omtrent 2yn gezin, goed arms was, zach met genoegen S 5 ho»  X *** X hoe Karei zich nuttig voor het menschdom daardoor maakte: ja de koopman beminde daarom onzen held te fterker, hy prees zich zelf by dit alles dathy zoweluitdeoogen hadt gezien, toen de Jongeling zich aan hem voor 't eerst vertoonde, en de koopman aanftonds zin in zyn gelaat kreeg. Wyzien daaruit deze onlochenbare waarheid wederom beveiligd ,J dat wy ftervelingen altyd in de weer zyn om uit alle gebeu.-tenisfen flof te rapen, tot het vergoelylrcn onzer gevoelens en neigingen : gelukkig noch wnneer] deze niemand fchaden, daar wy ba Karei ook in zyne weldadige verteringen befchreven hebben, eindigen \ry dit Capittel. ACHT-EN-T WINTIGSTE CAPiTTEL. De gastvryheid wordt dikwerf van booswichten gefchonden. De H*-r Mour dieef zvyaren handel, dit maakte zyne betrekkingen od vreemde gewesten fterker, vreemdelingen, zodra zymaareenigzinds door iemand zynerjhandel vrienden hem aanbevolen wierden, vonden altyd eenenvryen toegang tot zyn huis, aan tafel waren zy wel« kom,  X *«3 X kom , en aangename gasten, het kan niet anders gebeuren of vele onwaardigen maakten gebruik hier van, die alleen om de welvoorziene tafel verfchenen , maar wech gebleven zouden zyn, zo dra de gerechten minderden of de wyn niet zo keurig viel als te voren. De gastheer was daaromtrent niet te misleiden, zyne gastvryheid was zo wel door de begeerte voortgebragt om het aanzien van zyn comptoir op te houden , als wel alleen uit edele menschenliefde, en wanneer hy zyne gasten wel ontvangen hadt, was aan beide dryfveren voldaan: wilden de vreemdelingen ondankbaar zyn, en hem achter den rug befcbimpen, dit kon hem niet verfchillen , hy bleef daarom toch gastvry, en even dienstvaardig als ooit, offchoon hem al eens blyken mogt, dat zyne gasten flegt dachten. Op allen, die hy voor 't eerst zach, oefende de Heer Mour zyne phifionomiekunde, en deze proeven waren, zeideby, hem nimmer mislukt, zodat hoewel hy aan alle gasten een goed gelaat vertoonde , echter de lieden met gezichtstrekken, welke volgends de regelen een deugdzaam hart aankondigden , veel meer int zyne vriend fchap deelden dan zy, wier onregelmatige trekken 3 of weinig tekenende oogen , een  X' *34 X een (legt hart of veel domheid aanduidden; wy praten ais phifionomisten wy] toch haast zo vele uitzonderingen op die regels gemaakt moeten worden , als 'er zich ftervelingen op aarde bevinden. Karei, die den koopman op het eerst gezicht wel beviel, en naderhand zich geheel vertoonde gelyk de gelaatstrekken voorzeid hadden, dat hy moest bevonden worden, verfterkte zynen patroon nog meer in dit betrouwen op de waarheid der kunst, naderhand wyl de Jongeling geheel en al'aan de verwachtingen, welke de heer Mour van hem opvatte , beantwoorde , fprak deze ook met hem over de phifionomiekunde , en het Karei de werken van Lavater lezen, die van onzen held met veel graagte doorlopen Fierden , ja hy vatte ook vuur, begon zyne verkregene kundigheden te oefenen, en wist over een gelaat te oordelen trots zyn patroon zelf. Nu rees daaruit meermalen twist tusfchen hun op, wyl zy over nieuwelingen geheel anders vonniften, het wetboek wierdt dan te voorfchyn gebragt, om dit gefchii te vereffenen en dikwils hadt de Heer Mour geJyk , wyl Karei noch maar een leerling in die kundigheid was. Edelen en gropten zyn over de oppervlakte der  X 285 X der aarde verfpreid, tegenfpoeden komen hun zo wel te beurt vallen dan geringer clasfen van menfchen kinderen: het was dan ook geheel niet vreemd in Frankfort zelfs vorsten en waerelddwingers te zien , die hunne rampfpoeden uit huis en hof verdreven, en in de handelftad gebragt hadden. Doch laten wy volmondig bekennen, dat het aantal zulker ongelukkigen niet in aantal kon halen , by dat der gelukzoekers , welke een cyns op de ligtgelovigheid hunner medefter velingen leg* gende , zich uitgaven voor 't geen zy niet waren, om aanzien te verwekken. Toen Karei vier jaaren by den koopman gewoond hadt , kwam zeker vreemdeling zich by hem aanbieden ; hy bragt brieven mede van kooplieden te Lucca , inhoudende een credietbrief voor eene aanzysnlyke fom van penningen: de brenger was een Italiaan, die met zyn Secretaris en twee bediendens intrek in een der voornaamfle herbergen van Frankfort genomen hadt. De Heer Mour ontvong hem zeer beleefd, en zei niet t© willen dulden dat by buiten zyn huis zou vernachten ; de Italiaan liet zich dit welgevallen , kwam met bediendens en bagagie by den koopman, die hem zyne beste ka- uiers  X 286 X tliers inruimde. Over dezen vreemdeling kre» gen beide gelaatkykers ditmaal genen twist, want zy ftemden daar in over een, hos zyne trekken edel waren, veel deugd en eenen hogen afkomst aanduidden : zo dat hy by hun ten mir.fle voor een Prins gehouden wierdt, ja, indien een der koningen van Europa toen ter tyd reizende was geweest, misfchien zou hun gast daar voor doorgegaan zyn, zo edel was zyn gelaat, zei dephifionomiekunde, zo edel als de Italiaan hun toefcheen , evenwel toonde hy dat zyne opvoeding goed geweest was, ja zyne manieren waren geheel hoffslyk: hy liet zich noemen de Markgraaf van Melazzo, maar in gefprek met den koopman gaf hy in duiftere bewoordingen te kennen hoe hy van veel groter aanzien was. Dit wekte, zo als gewoonlyk gaat , de nieuwsgierigheid op , en de vreemdeling wierdt, ( evenwel op eene heusfche wyze ) uitgelokt zich nader te verklaren. Hy voldeed hier aan, na dat men hem eerfl: hadt moeten beloven de ftiptrte geheim* houding te bewaren , en zei dat hy een Siciliaansche Prins was , zeer naverwant aan den koning van Napels, doch dat hy valfch be= fchuldigd zynde,deel gehad te hebben aan eene famenzwering, nu ontdekt, de vlucht moest nemen, om niet ten onrechte geftraft te wor« den 3  X *87 )( den , wyl daar nu toen ter tyd juist zo een ftaatskrakeel binnen Napels uitgebroken was, kwam dit zeggen des Italiaans als waarheid voor en daarna wierdt hy van elk met den grootften eerbied behandeld, en toonde genoeg daaraan gewoon te zyn , zo deftig wist hy die blyken van eerbetoning te ontvangend Therefe was de laatfte niet om aan den Prins hare achting te betuigen , ja zeer fchielyk ftonden zy famen op eenen zeer gemeenzamen voet, wy hebben gezien hoe gaarn dit meisje behaagde, en de vorft verwaardigde zich geheel en al haar van liefde te fpreken! nu overwon de hoogmoed zo ver hare gewone grillen, dat zy zachtzinnig en lieftalig wierdt: zodat de huisgenoten, welke Therefe en haren inborst kenden, in de daad oordeelden, hoe liefde by haar een wonder verricht hadt. De koopman zelf zach dit met genoegen, 't zy dat hem ook de waan verblinde om zyne dochter tot vorftin te zien verheven , of dat hy enkel dacht dat Therefe hier- door eene verbetering in haar carafter onderging, welks langer dan deze vermeende liefde ftand zon houden, maar de Oom vondt geheel geen fmaaak in dusdanige aperyen , zo noemde hy die vryagie, de Prins zelf ftond hem niet aan,  X 283 X önn, men bekreunde zich des weinig, Want allé huisgenoten warén zo zeer overtuigd dat deze aanzienlyke ! man niet dan vriendschap voor den koopman en zyn huis gevoelde, dat zy alle hoofd voor hoofd, waren de gerechtelyke proeven der ouden noch in gebruik geweest, voor zyne getrouwheid hunne vingers op het vuur gelegd hadden , of door een vuurtje ( van koude turven ) zouden gelopen hebben^ Deze gefchiedenis hadt reeds een maand geduurt, wanneer den koopman iets onaange * maans overkwam, hy was gewoon dikwils zyn handen te wasfchen aan een fonteintje, 't welk een hoek zyner eetzaal befloeg: op zeker dag dit verrichtende , terwyl de Prins en Karei by hem waren, nadat een zyner comptoir bediendens hem eenen brief om te tekenen hadt gebragt, en dien mede genomen , miste Mour, toen hy gereinigd was, zynen kostbaren diamant ring, welke te voren door hem op tafel nedergelegd wierdt. De man was onruftig over dit verlies, de ring was een brillant van het fchoonfte water, en zonder fouten , meermalen hadt hy drie duizens guldens daar voor geweigerd, doch deze fchade trof den koopman noch zo zeer niet i  X 289 X niet, als het denkbeeld dat iemand zyner . aanhorigen ontrouw was; intusfchen, wien zoude hy befchuldigen ? de vorst en onze held waren beide by hem boven alle verdenking, zodat de argwaan rulle op den bedienden , ongelukkig was die perfoon om bezigheden uitgegaan, dit verfterkte het wantrouwen, want iemand die verliest, gevoelt weinig trek tot lagchen, daarom wierdt ook de koopman onrechtvaardig , en dacht dat zyn bediende uitgong om den geftolene ring ergens te verbergen. Hy zweeg daarby ftil, want Melazzo en Karei lazen zeer aandachtig de nieuwspapieren , doch de laatfle eindelyk op ziende, befpeurde dat Mour verlegen was, en gevallig de oogen op zyn patroons handen flaande, mifte hy het juweel, en vroeg of daar mee iets gebeurd was ? „ ik had mynen ring zo aan,, flonds noch C antwoordde hem de koop„ man) maar nu is hy nergens te vinden." Beide aanwezende verwonderden zich deswegens , en Melazzo betuigde daar op dat Karei, de bediende of by zelf het juweel geftolen hadden „ wat my aangaat (fprak hy) alle „ eerbewyzingen aan mynen rang verfchuldigd „ ter zyde Hellende, ben ik te vreden my te T laten  X 290 X laten befalten, ik twyfFel niet of de andere „ zullen daar even geneigd toe zich betonen, want een onzer drie moet de dief zyn. ** Maar de koopman betuigde hoe hy te veel eerbied voor zyne hoogheid voedde, en Karei te grondig kende , om hunlieden een van beide te befchuldigen, maar wat den derden man aangong, durfde hy niets bepalen als dat hy buitens huis was, want hierna hadt Mour reeds onderzoek gedaan , en dit berende ftemden de overgeblevene toe dat hy fchuldig zyn moest. De comptoir bediende, welke onder eene zo hevige verdenking lag, wierd daar over niet aangefproken, want de koopman wilde hem niet in handen van 't gerecht overleveren , gelyk anders zekerlyk hadt moeten gebeuren, indien deze zaak ruchtbaar geworden was ; hy vernoegde zich op] te letten of deze bediende ook meerder vertering dan te voren maakte , en daarenboven waren alle juweliers , joden en chriftenen door hem gewaarfchouwd, den diamant aan te houden, indien men hem te koop veilde. Het leedt niet lang, of de koopman wierdt in zynen argwaan tegen den vermeenden dief gefterkt, doordien deze veel heter in de noppen dan ,.... te  X 291 X te voren was, by hadt zich een goud-zakhor* iogie aangeschaft, droeg fyn linnen , mooié gefpen enz. Nu was Mour onverduldig, ja ftondt in twyfel om dien trouwlozen bedienden aan te geven , wanneer eene twede gebeurtenis hem kwam treffen , en van dieri aart fcheen , dat onze held daar in betrokken hadt kunnen worden; hoe zeer herri zyn patroon als Van eene beproefde trouw in voorige dagen bevond , zoekt iemand die verliest zyne fchade vergoed te krygen, en weinige ftervelingen denken dan edel genoeg , om niet hunne befte vrienden te wantrouwen. Daar werden op eenen pofldag aan den Heer Mour verfcheidene valfche wiselbrieveri ter betaling aangeboden, waarin de firma van zyn comptoir zo kunftig nagemaakt was , dat hy zelf moeite hadt om zyne waare handtekening daarvan te onderfcheiden, alleenlyk ontdekte hy daaruit het dedrog om dat de trekkers hem onbekend waren: gevallig nu hadt Kareis oom, de Heer Braaf deze wisfels gediscompteerd , en] ftondt dus daar op als een der endosfanten. Hieruit rees als een blixemftraal die gedachte in het gemoed des koopmans op, dat onze] held zich vergrepen, T 2 eri  X 29* X en die wisfels vervaardigd hadt; terwyl nu Kareis geld in handen van den Heer Mour beruste, betaalde hy die wisfels, en zei den jongeling niets van zyne denkbeelden , maar verwaardigde hem niet meer met het vorig vertrouwen , ja hy was gemelyk , en ongemakkelyk jegens hem , en het fcheelde weinig , of hy hadt aan zyn amfterdamfchen vriend den gantfchen handel opengelegd, want nu zou hy fomwylen geneigd hebben , om ook aan Karei het verlies van zynen ring toe te fchryven. De Prins was daar en tegen in eene blakende gunst by den koopman , ja men fprak nu luidruchtiger van zyn aanflaand huwelyk met Therefe , die zich noch even zachtzinnig tegens hem , en allen gedroeg: deze echt wierdt alleenlyk daar door te rug gehouden , om dat de oude Officier zich zeer fterk hier tegen verzette, maar men hoopte, hem van gevoelen te doen veranderen. Toen de zaken aldus ftonden, kwam een knegt die in het logement woonde, waar Melazzo zyn intrek hadt gehad, Karei op wachten ; deze jongeling hadt eene behoeftige moeder , welke door onzen held meermalen onderfteund was, en hy zelf wierdt door hem van den dienst  X 293 X dienst vry gekocht: met dankbaarheid jegens zynen weid oender ingenomen, kwam by diun nu waarfchuwen , hoe een Itaüaanfch Heer, welke by hun logeerde , den vorigen d;ig jufvrouw Mour met den Prins ziende wandelen , gezegd hadt dat het hem zeer verwondei de iemand, welke hy van haver tot garst kende, ja die knegt geweest was, in zulk een aanzien te Frankfort te vinden , en daarby hadt de vreemdeling meer zeggingen gevoegd , die nu te gelyk Karei ter ooren kwamen. Onze held was verlegen hoe te beginnen, de gevoeglykste weg was zynen patroon te waarfchuwen ; doch het ftondt te vrezen hoe deze, ingenomen met den vreemdeling, naar niets zou willen horen , voor dat hem onwederlegbare blyken van dit bedrog te voren wierden gelegd: daar om befloot Karei eerst den Italiaan in zyne herberg op te zoeken , en na bekomen bericht den koopman aan te fpreken , hy deed dit, hoordd alles wat hem van den knegt verhaald was ftaven , ja deze vreemdeling verlangende om een bedrieger te ontmaskeren, boodt zich willig aan om den Heer Mour alles in byzyn van Melazzo te vertellen. Nu hier over voldaan, gong Karei T 3 zynen  X 29+ X zynen patroon daar over onderhouden; gelyk hy dacht was de koopman in 't eerst halftarrirg om deze gezegdens nopens den Siciliaanfche Prins als laffer uit te kryten , maar toen de jongeling fterker fprekende zyn meefter zei, dat hy wel wist hoe de Heer Mour hem verdacht hadt gehouden wegens de valfche wisfels , en dat hy verplicht was voor zyne eer te waken , gaf de koopman , toe , en liet volgens afspraak met Karei genomen, den vreemdeling termaaltyd no dg en. NEGEN-EN-TWINTIGSTE C A P I T T E L. Een loofwicht laat zich ligtelyk overtuigen , als men hem yerrascht, alles komt weder te recht. Melazzo die niets van dit alles vermoedde, keek geweldig op; toen zyn landsgenoot verfcheen , want hy was van niets verwittigd , terwyl Mour, offchoon hy noch aarzelde en niet wift wat te geloven , wel begreep dat hem daar aan te veel gelegen lag deze zaak tot op den bodem onderzocht te zien , en hoe zeer dus door waan mifleid , bezat de koopman te veel oordeel om niet te befeffen, dat hier verrasfching plaats hebban moest om blyken  ! X 295 }< blyken te zien wie een fchelm was, de Prins of zyn benyder. Dus zweeg Mour, zelfs zich niet vertrouwende Therefe iets te zeggen van 't geen op til was , wyl hy vreesde dat zo de Prins eens fchuldig was, hy vluchte zoude als hem iets wegens deze famenfpanning verhaald wierdt, daarom geboodt hy Karei ook geheimhouding, maar onze held was verlangende naar den uitflag en zelf genegen tot zwygen. Het uur der m3altyd was gekomen, en de Prins, met zyne meeftresfe aan het kouten, zat met den rug naar den ingang der kamer gekeerd , toen de Heer Mour met den Italiaan binnen tradt „ myn vorst! ( fprak de koopman) ziet hier den heer Rofa," welke zegt u te kennen, op het gezicht van dezen voor hem zo onaangenamen gaft verbleekte Melazzo , hy ftond roerloos. ,, Ja ,, zekerlyk ben ik die, hondsvot (zei Rofa) j, hebt gy uwen meefter vermoord ? fpreek „ gauwdief ! ** de Prins eindelyk zich wat herhalende , betuigde deze, vremdeling niet te kennen , noch te begrypen hoe hy de ftoutheid hadt een man van zyne geboorte in zulke bewoordingen aan te fpreken :. maar Rofa zich toen nader verklarende ," zei dat hy T 4 zo  X *9<5 X zo wel als dezen gewaanden Prins van Palermo geboortig was, dat hy hem daar als kamerdienaar des markgraave van Melazzo gekend hadt en om hem tot bekentenis te brengen fprak hy „ Heer koopman I het geen ik „ daar zeg is de waarheid, deze man verfehynt ,, onder den naam van zyn meefter, men moet onderzoeken waar hy gebleven is , „ gebiedt dat het gerecht ontboden worde, „ dan kan men ons beide in bewaring nemen, ,. en handelen naar goedvinden. " Tegen dit dreigement was de Prins niet beftand , hy viel op de knien voor den koopman en Rofa neder, bekende dat deze laatfte gelyk hadt, badt om vergiffenis en dat men hem den vryen aftocht gunde; dit wierdt beloofd, mits hy eerst eene openhartige bekentenis van alles wat hy misdreven hadt, aflei. Dit deed de fchelm , en het kwam daar op uit wat het huisgezin des koopmans betrof, dat hy met zynen meefter den gemelden markgraaf op reis zynde, toen deze overleedt, zyne papieren hadt genomen , waar onder den credietbrief op het huis van Mour, by dezen hadt hy den diamant ring geftolen , en door het gezicht van de handtekening des koopmans zieh zo ver daar op geoefend ,  X 207 X geoefend , dat hy de valfche wisfelbrieven hadt kunnen namaken. Men liet hem den ring, en alles wat hy geftolen hadt terug geven, en wierdt om het gerecht gezonden, maar men gaf hem tyds genoeg om te kunnen ontfnappen, waar van hy gebruik makende verdween. De koopman bedankte nu den Heer Rofa, welke hem zo veel dienst hadt bewezen, daar voor met hartelykheid , dien Italiaan van zynen kant alles wat in zyn vermogen was om hem te verplichten,aanbiedende ,men at lullig en was vrolyk. Mour, die een gul man was, bekende openhartig hoe hy door den fchelm mifleid, en geblindhokt wierdt, niemand fprak hem daarin tegen, wyl de zaken zelf dit uitwezen, maar Therefe fcheen niet wel zo ligt als haar vader te vreden gefield , en geen wonder, het meisje hadt zich gevlyd Princes te worden , en nu moest zy weer tot den burgerrang nederdalen, voor waar dat mag eene gehele omwenteling heten. Daaren boven heeft het denkbeeld van trouw toch zekere zoetheid in zich , welke het nauwgezetfle meisje, fprak zy recht uit , zou moeten bekennen, want toch de vrouwelyke kunne ligt aan zware kluifters vast T 5 ge;  X 29? X geklonken , zy mogen niet uit vryen gaan , maar moeten afwachten tot men haar komt vragen: ftaat de minnaar wel aan, men durft hem dat zo aanftonds niet te zeggen , en komt eindelyk dat gewenfeht tydftip , dan is alles wederom in tweeftryd , de minnaar beklaagt zich over de koelheid der juffer , terwyl de wrede gebruiken haar verbieden te tonen hoe genegen zy hem is, in een woord ahyj gints en derwaard gedreven , zegt de natuur ja, maar de welvocglykheid roept neen. Alle deze aanmerkingen lal Therefe aan tafel overdacht hebben, althans zy fprak niet, de oom hadt te meer praats , wyl nimmer de gewaande Prins hem kost behagen , op het desfert verzocht men Therefe te zingen , doch zy weigerde, wantj haar hart was beklemd , en zo dra dit met de regels der gevoeglykheid beftaan kon, verliet zy het vertrek. De andere tafelbroeders begrepen genoeg waar het de juffer haperde, maar niemand fprak deswegens , zy namen nu andere ftoffen by de hand, en handelden die af met alle loffe vlugheid, welke tafelgefprekken meeftentyds verzeilen. De Heer Mour verblyd , wyl zyne fchade te rug gekomen was , liet zich zeer fterk daar over horen , hoe Duitfchers en Italianen elkander van oude m  X =99 X oude tyden wel zetten mogten , en breidde zich d^ar by uit over de voortreffelykheid van beide geweften ; de Heer Rofa kwam toen ook op zyn praatftoekje , by was verdaarvan om de zegging van zynen gaflheer te ontkennen , maar veeleer liet hy zich op zyne beurt over die ftoffen horen, met allen italiarmfchen woordenpraal : aanhalende dat zyn moederland de voedfter der kunften en wetenfchappen geweest was zo wel als deszelfs hoofdflad weleer de gcbiedfler der waereld. Altorf welke geen viiend der Italianen kon genaamd worden , fprak „ ja ,, Heer ! oudftyds mag dat zo geweeft zyn, „ maar van nu en heden moeten wy fpreken, was Italië de voedfter der kunften en we„ tenfehappen, thans hebben die geheel en al de kinderkamer verlaten, heeft Rome toen „ ter tyd de waereld beheerfcht, in onze dógen „ is dat geheel anders, die nu met een leger „ daar in valt overwint het, neen gylieden „ zyt laffe blodaarts, neem myne woordera „ ten befte Heer ! " De Heer Rofa was geheel neergeflagen door dien uitval van den Officier , en de koopman niet minder, hy zocht alles weer in orde te brengen om zynen gast, die hun dienst bewezen hadt , genoegen te geven , maar de Italiaan kon niet op zyn  X 30o X zyn verhaal komen , daarom nam hy kort daar op afscheid, hoewel hem de Heer Mour badt noch wat te blyven , doch hy fcheen deze fchande zyn vaderland aangewreven , niet te kunnen verduwen , althans men zach hem niet wederom aan, 't huis des handelaars verfchynen. DERTIGSTE CAPITTEL. Smenfpraak tusfchen de twee broeders, men moet fomwylen de praatzucht ontwyken. Karei gong te gelyk met Rofa uit het vertrek , van zins om zyn patroon van alle bekenteniffen , die hem moeijejyk hadden kuunen vallen te ontheffen, nu waren de twee broeders alleen „dat hebt gy daar fchoon „ gemaakt ( zei Mour toen hy weder binnen „ kwam ) hem die ons verplichte , jaagt gy » weg. " Altorf, Dat kan wel zyn, laat hem lopen. Mour, Broeder ! uw hart is te goed voor zulk eene ondankbaarheid. Altorf y Maar gy dan die van dankbaarheid rammelt , zult dankbarer wezen, hoop ik. Mour  X 3oi X Miur , Jltcrf , Mour , Altorf, Mour, Altorf, Mour, Altorf t, i Mour, Altorf t, Waarin als het u gelieft ? Omtrent Karei. Hoe zo ? Heeft by uwe eer niet gered, en u belet dwaasheden te begaan ? zonder hem zou toch die fchone kaerel met Therefe wech gelopen zyn. Dat wil ik niet ontkennen, ja daar valt meer te zeggen, want Karei is door my verontgdykt , in de daad my dacht dat hy zich aan die valsche wisfelbrieven vergrepen hadt. En dat hy den ring ook geflolen hadt niet waar ? fpreek maar uit de borst. Ja , het kwam my zo voor. Zo zyt gy kooplieden altemaal, gy maakt uwen god van het geld en denkt dat 'er gene eerlykheid in de waereld is, hem, hem, zo ;en brave jongen te verongelyken. Ik liet hem dit nooit blyken. Dat wonciert my niet, dan hadt hy u misfchien voor den fnotkoker geflagen, jammer dat die eerlyke jongen met een pen achter het oor  X 302 X Mour, Altorf, Mour, Altorf, Mour , Altorf, Mour , Altorf 3 Meur , Altorf, oor moet lopen, maar zal dat zo blyven ? Wel neen ik wil hem als eenen vriend en broeder aannemen. Ja tot dat 'er wederom een jakhals verfchynt, die den jorgelirg by U benadeelt. Maar in 's hemels naam wat kan ik anders doen , dan hem myne vriendfchap fchenken ? Ik zeg het nochmaals aan uwe vriendfchap heeft hy weinig , of gy moest hem daar blyken van geven. Wat zou dat zyn ? Wel hy heeft Therefe behouden , geefc haar aan Karei ten huwelyk; Broeder, meent gydat ? Wel buiten twyfel. Heeft Karei u ooit te kennen gegeven, dat hy myne dochter beminde ? Neen , ik ken den jongeling, hy is eerlyk en braaf, maar gevoelt zyne waarde, hy kan ook veelligt bang zyn om u daar mee te beledigen , zo iets diergelyks van hem voorgeflagen wierdt. Mour  X 3°3 X Mmr, Altorf, Mour, Altorf, Mour, Aterft Mour, Het is mooglyk,maar broeder! ik kan met Therefe niet te koop lopen , als hy haar beminde dan was het wat anders, 'e is een deugdzaam jongeling , hy zou my wel gelyken ," daar zit by hem grote kundigheid van den koophandel , met hem zou myn comp* toir bloeien en de handel uitgebreider worden , want Xaveer is geen koopman. Altyd lopen die gedachten op ge'd winnen uit, hemel! bezit gy noch geen vermogen genoeg ! Broeder ! wie weet of Therefe Karei wel zou beminnen ? Wie weet! ik weet het, ach ! uwe dochter heeft al lang fpyt gevoeld , dat Karei zich niet verklaarde. Nu beminde zy toch den Prins. Prins, ja van de gauwdieven, hoor gy zyt niet menfchenkundig, ik wed dat Zy niet den Prins, maar zynen ftand beminde, omdat gy haar zo gek hadt laten praten. Het zou kunnen zyn , hoor broeder als zy en Karei elkander beminnen, heb ik daar niets tegen, zyn  X 304 X Altorf, Mour , Altorf, M.ur, Altorf, De koopman verzette zich daar zo zeer niet tegen, maar overtuigde den eerlyken Soldaat dat die zaak zo driftig niet aangelegd moest worden , te meer wyl de gebeurtenis met den gewaanden Prins zekerlyk alle klap- pyen zyn geld is onder my , twintig duizen rykfdalers , en hy heeft by zyn voogd noch een mooi fommetje. Praat dan van geld , men zal het toch by u niet begraven, uw verftand heeft zich geweldig vergist, iemand die twintig duizend ryksdalers alleen by u uitflaande heeft, zou u een ring afftelen, hoor zulke lieden mogen de galg verdienen , maar zy flelen nimmer een anders goed, dan met penneftreken. Broeder , 't is een misflag waar over ik bloos. Verbeter ze dan. Het is geen goed overleg, Karei onze Therefe aan te bieden. Als hy nu bang was u te beledigen, indien hy fprak , zou men hem kunnen aanmoedigen, my dunkt gy zyt hem dit verfchuldigd.  X 305 X -pyeh der ftad aan den gang ;helpsn- zou, en dat het. daarom heelligt nodig kon worden , Therefe een poosje uit de voeten te zenden: dit li;t zich Altorf welgevallen , om dat het .redelyk was, maar hy befprak evenwel dat de koopman zynen vriend (zo noemde hy Karei ) ronduit moeit bekennen hoe hy kwalyk gehandeld, hadt , en Mour die waarlyk rechti vaardigheid bezat, nam daar genoegen mee, zo insgelyks in het geen zyn broeder naderhand voorftelde , dat de kryger by voorvallende gelegentheid den jongeling wel eens mogt ondertaften, en hem zonder rechtfireeks de zaak uit te leggen, aanmoediging genoeg geven , indien het waarheid was, dat vrees om zynen patroon te mishagen ; onzen held alleen belette de hand van Therefe te vragen. De broeders fcheidden nu , en de koopman 's anderdaags met Karei alleen zynde, fprak openhartig tegens onzen held, hem zonder om vegen bekennende, hoe hy hem miftrouwd hadt, voornamen tl yK daar die wisfelbrieven zo geval» lig den naam zyns ooms op den rug droegen: wat kon de jongeling veel zeggen ? het valt voor een eerlyk man-altyd drukkend te.zien, hoe men aan zyne deugd twyfelt, maar dit Was nu voorby, de patroon kwam zö ruiterV ïji  X 3°6- X lyk voor de zaak uit, dat Karei, die niet haatdragend was , en Mour daar te boven acbte , met veel dankbaarheid zyne betuigingen aanhoorde, dat hy onzen held voortaan als eenen vriend en broeder wilde tellen. Toen zy nu wat bedaarder over deze gebeurtenis fpraken, moeiten beide bekennen hoe zy zich in hunne gelaatkundige proeven op den gauwdief bedrogen hadden, maar Lavaters werk hier over opflaande, bevonden zy hoe alles wel nagegaan , zy alleen fchuld droegen, maar niet hun leermeefter , evenwel daar ftervelirgen niet gaarn hunne misdagen bekennen willen , verloor de phifionomiekunde veel van de eerfte waarde zo by den koopman , "als Karei, want indien men toeflemt, dat fommige kenmerken van deugden of gebreken op het gelaat te vinden dubbelzinnig zyn, wech vliegt dan ons vertrouwen op die wetenfchap. Karei hadt naar zyne denkbeelden voldoening genoeg bekomen, toen de patroon zyne vergisfing bekende; maar de oom met hem in gefprek komende, liet zich nog veel fterker daar over uit, hy fchroomde niet zynen broeder in des jongelings byzyn de eerfte dagen na bet geval meermalen deswegens te hekelen, en nu nader ontdekkende hoa onze held op het  X 30? X het fpoor kwam , wilde hy dat die eërlykê knegt uk de herberg daar voor zou beloond worden'j ja de Officier hielde niet op hiervan te fpreken eer dat de Heer Mour Gotlieb (zo hiette de borst) liet roepen, ja hem voorfloeg in zynen dienst te treden , waar toe hy gewillig was , en aan zyne moeder lei de Officier een klein jaargeld toe zo lang zy leefde. Om nu Karei eerbewys te tonen, fchikte d© koopman Gotlieb tot knegt des jongelings , deze hadt daar in 't begin veel tegen in te brengen, dan op het laatst wyl iemand dien hy welvaart gunde, hier mede voortgeholpen wierdt ,* liet hy zich deze inrichting welgevallen, echter gewoon b'yvende aan die nuttige hebbelykheid van zelf zich te kunnen helpen : daar de rykfte nimmer verzekerd is, van niet een maal genoodzaakt te zyn 3 zich zonder bediendens te moeten beleiden. De fchone Therefe zagen wy naar hare kamer zich begeven, befchaamd toen de vrya* gie met dien ge waanden Prins zo flegt afliep; zy was enige dagen onpasfelyk, of kwam ten minfte niet buiten het flaapvertrek : na dat dit over was, verfcheen zy , maar de juffer was geheel neerflachtig ; Karei die altyd gareed was, waar hy kon, troost uit te delen , V % fprak  X 3o8 X fprak nu de bedrukte Therefe ook aan, met veel deelneming vragende naar den welftand der juffer, en toen deze noch ziek veint-de te zyn, verftoutte zich onze held de fchone voorte houden, dat zy niet neergefJagen moeft zyn wegens het door eenen gauwdief gepleegd bedrog, hier by voegende dat men haar immers dit niet wyten kon, daar haar vader zelf de eerfte was geweest om den fchelm voor een vorst te houden, en als zodanig te behandelen. Therefe toonde veel genoegen over deze vriendentaai , maar zy antwoordde dat hy zelf haar misfchien nu verachten zou , omdat de gewaande Melazzo hare liefde hadt mogen verwerven, doch Karei fchikte dit in de befte vouwen , evenweJ te kennen gevende , dat de juffer daaruit kon leren hoe wy zelden op het eerst gezicht iemand, kunnen doorgronden ; na die kleine vermaning gong hy op nieuw voort met het meisje op te beuren , en dit zou wel gelukt hebben , hadt zy niet gevreesd dat andere lieden , maar vooral het dom gemeen, zo toegevend niet als Karei over dit ongeluk fpraken , en dat was geraden , want indedaad het geval met den valfchen Prins was alhaast verfpreid, ieder fprak daar van op zyne wy. ze, de koopman hadt vele benyders, om dat hy  X 300 X hy pyk was, en voorfpocd genoot, deze alle fcherpten nu hunne zinnen om hem qeheel uit te jouwen, maar vooral was Therefe niet bemind , hare grillen en onfhndvaftjgheidin 't verkiezen van vriendinnen, bragt hier ook veel toe, zodat de oude wyven en bejaarde vryers die juffer nu dus fterk tot. voorwerp van hunne gefprekken. namen, dat deze grol welhaast ook by geringer kringen overwaaide, en Therefe geen voet buiten de deur kon zetten , of zy wierdt op ftraat en in de huizen als vorflin begroet. Dit verveelde de juffer, die daar om aan baren vader verzocht een tydlang by hare grootmoeder te mogen doorbrengen , om terwyl die praatjes te laten overvliegen. Mour ftemde dit toe, en Therefe vertrok , die nu evenwel de achting der braven beter verdiende als te voren , want om den Prins te winnen wierdt zy gewoon hare grillen na te laten , en door het ongeluk hier by haar overkomen, veranderde haar aart zodanig, dat men Therefe onder de zachtzinnigfte harer kunne tellen kon. V % EEN:  X 3io X £ E N-E ND ERTIGSTE CAPITTEL. Btrkhten uit Holland , Karei bekcmt eenen 'vriend. Wy hebben onze lezers den eerften brief van Albertina. aan Karei, met het wederantwoord voorgefleld; in bet vervolg bekwam hy geregeld tyding , en almede daarby kwam hy te horen dat de neef van Mejufrouw Braaf ook te voorfchyn gekomen was, ja zyne meeftrefTe ontveinsde geenfmds, dat zy dezen nieuwen minnaar niets wist tegen te werpen, als dat zy Karei beminde; haar vader was mede op zyne hand , want alle onderfoek na dezes jongelings gedrag luidde in zyn voordeel, nu vroeg Albertina Karei wat te doen ? Deze brief veroorzaakte vele fmarten aan onzen held, zyne eerfte gewaarwording was minnenyd , hy befchuldigde zyne meeftrefTe van ontrouw , veranderlyken aart enz. naar de wyze der minnaars , ja in die drift doordravende , fehreef by aan Albertina eenen feberpen brief , waarby by haar volkomen in vryheid ftelde, met byvoeging hoe het hem genoegzaam bleek, dat zy hierna verlangde , en welhaast met zynen medevryer §§n paw zou uit maken» Ge»  X 3H X Gelukkig moest deze brief pas twee dagen hier na vertrekken , dus bleef 'er voor Karel tyd overig cm tot bedaarder zinnen te geraken ; des anderdaags las hy dit noodlottig fchryven eens na en kreeg aanftonds berouw van zyre overyling : Albertina ftondt nu met alle hare begaafdheden en deugden wederom in zyn gemoed geveft, en hy overtuigde zich weldra zonder het bezit van deze geliefde meeftrefTe niet gelukkig te kunnen zyn. Diergelyke gevoelens bragten ook eenen tweden brief te voorfchyn , waarin by zyne beminde met alle welfprekendheid aan liefde eigen , fmeekte, hem toch niet te verlaten : hy gaf haar aan de hand om den nieuweling > als by vertrouwen waardig was , zelf hunne verbintenis te bekennen , met byvoeging hoe hy zo men hem anders voor een eerlyk man houden moest, daarvan een afkeer hebben zou om Albertina alleen door dwang te verkrygen ; dit alles wierdt gefterkt met de tederfte betuigingen van liefde en trouw, ja bebeloften om nooit eene andere dan Albertina te beminnen. Dit alzo verricht, en deze letteren afgezonden zynde , wierdt de eerfte brief daar en tegen met blyken van verontwaardiging , als een gevloekt ftuk werk, verfcheurd , en ten vuure vtrwezen , aldus y 4 moei  X 312 X moet een onfchuldige dikwerf om anderer. misdryven lyden. Albertina keurde dit voorflel goed', en beloofde by gelegetttheid daarvan gebruik të willen maken ; eene poos later gaf zy onzen held kennis, boe dit verricht was, en dat -de Heer Thcodorus ( de neef) edelmoedig verklaart hadt, zich aan. het meisje niet te willen opdringen , daar een ander haar hart bezat : doch wyl de ftiefmoeder z\ne"; tante hem al geftadig tot .den echt met hare dochter bleef aanfporen', was Theodorus zelf verlegen hoe dit aangelegd kon worden , om .Albertina te iparen , en echter de fchuld van zulk eene weigering om zyne tante te believen niet geheel 'en al op zynen hals te halen. Aldus was zyn antwoord geweest, en van dien tyd af was hy van zins om de juffer woord te houden , zelf aan de ouders had hy begonnen zwarigheden voor te houden, ja zich koeler betoond : hy betuigde toen aan het meisje , dat hy die haar zo teder minde, nimmer befluiten kon , van haar af te zien zo lang zich enige hoop bleef vertonen, deze zocht de man nu daarin.dat Karei niet ftandvaftig blyven zou, en dan vermoedde Theodorus hoe Albertina ziende, dat de jongeling haar  X 313 X haar niet verdiende, hem de liefde ontnemen zou, welke hy nu genoot. Deze berichten wierden van onzen heli, ais ze hem toegezonden wierden , met de fterkfte betuigingen van ftand vaftigheid beandwoord, de zaken bleven drie jaaren lang in, dien zelfden ftand , en Karei kreeg van zyn meisje gene andere tydii'gen , als herhalingen van het reeds vermelde , waar by gevoegd waren aanhoudende klachten over de ftrenge behandelirgen harer ftiefmoeder, welke Albertina als de oorzaak van. dit verwyl aanziende , ook. den Heer Braaf tegen zyne dccbter oprekkende , en deze [wierdt dan met moeite van Alhertina verbeden , als hy daar met den gehelen vader, lyken toorn dreigde, indien zy Theodorus niet ten echt nam, wy ftaaken hier mede dit verhaal, en zullen onze lezers wat nieuws melden. Therefe was naar Hanau' vertrokken, alwaar zy:behouden aankwam , wanneer een vreemdeling zich by den koopman vertoonde, hy hadt aanbevelingsbrieven van een voornam huis te Mentz, en wierdt daarom ook gul van den Heer Mour ontvangen ; ja hy boodt hein volgens zyn gebruik de intrek in zyne wonning : doch de. reiziger weigerde , V 5 onder  X 3H X onder voorwen Jzel dat hy bovenal zyne vry. beid fchattende, niet gaarn zich zelf om an« deren daar van beroofde, of in het gebruik daarvan hinderlyk was. De vreemdeling , die zich als Hollander liet kennen, wierdt Zonderling genoemd, want aldus ten minfle dacht hem goed dit op te geven, en was in de daad vry ongewoon in gedrag , en manieren : dikwils kwam hy daaglyks by den koopman ter maaltyd , fomwylen wederom zach men hem de volgende week daar niet eens verfchynen, zyne redenen daartoe waren alleenlyk dat men zich aan de waereldfche zaken niet te veel gewennen moet, en deze regel wierdt in al zyn doen en laten vast opgevolgd , de eene dag zach men hem ter maaltyd lullig den beker ligten, maar reeds des anderdaags dronk hy niet als water. Zyne kleding was op den zelfden voet ingericht, fomtyds duidde zy niet dan pracht, weelde, en een flipt opvolgen der mode aan, en ook dikwils wierd Zonderling gezien met oude klederen aan te lyf, waar in hy 't uiterlyke eens geemigreeden franfchen ridders hadt, in een woord, wy hebben den man met den naam van Zonderling beflempeld, en wel te recht want hy fcheen geheel daarop te werken, om zon<  X 315 X zonderlinge denkbeelden van zich te doen opvatten. De vreemdeling beviel wel in het huis des koopmans, en het fcheen of hy daar ook gaarn verkeerde, Mour evenwel hadt by hem wat meer openhartigheid , en een geregelder gedrag gewenfcht: want men wordt daaraan in den omgang zo gewoon , dat lieden die wy zedert weinige dagen kennen, ons alle hunne geheimen meedelen , dat men die anders handelt ligtelyk voor geveinsd uitkryt, en zelfs meermalen gelooft dat deze wat op zyn hoorens moet hebben , waarom hy zich zo fchuil houdt. Dit moeten wy toeftemmen, dat indien men in onze duiflere tyden na eene verkering van vele jaaren zou wachten , om zyne aangelegentheden voor bekenden of zogenaamde vrienden bloot te leggen , dit zeldzaam gebeuren zou, want boe dikwils ziet een vierendeel jaars onze vriendfchap geboren worden , en ook fterven ? de Heer Altorf vondtmeer fmaak in Zonderling, trouwens zyne ftellingwas, dat die buitengewone lieden, welke hy op het levenspad aangetroffen hadt, meeftentyds een goed en eerlyk hart bezaten, dit geldt by den onden krygsman meest, en wy hangen gaarn ona zegel aan dezen grondregel. Ka<  X 316- X Karei hadt ook begeerte om met zynen landsgenoot gemeenzaam te worden , maaide man fcheen daar toe van zelf te moeten overhellen • of het ware vergeefsche moeite geweest het te zoeken, wy zeiden reeds van den jongen koopman fprekende, hoe onze held niet gezind was iemand zyne vriendfchap op te dringen , doch de Heer Zonderling was al aanfïonds.in de weer om zich aan Kare! als vriend:voor te doen, en dit veroorzaakte groot genoegen by den jongeling e want zyn hart fteeds voor waare vriendfchap open , hadt zedert zyn vertrek van de Academie om eenen vriend gewenfcht. De koopman en nog meer de oude Officier waren hem oprecht genegen , maar de jaaren vereifchen ook de vriendfchap gelyk te zien, 'zal men vrienden worden, immers hoe kunnen wy anders enerlei denkbeelden koefteren, nu zonder dit beftaat gene waare 'vriendfchap. Deze gelykheid van ouderdom wierdt tusfchen Zonderling en Karel gevonden, zodat ook zekere heimelyke aantrekkingskracht, by hun wederkerig werkende, beide even zeer gezind waren famen vriendfchap aan te gaan: dit wierdt op eené plechtige wyze volbragt, onze held was eens by Zonderling, wanneer deze hem op de navolgende wyze toefprak. „Kar  X 317 X „ Karei ! vriendfchap is de edelfte verbin„ tenis hier op aarde, want zy is belanglozer „ dan liefde, met de myne loop ik niet te ,, koop, maar een heimelyke trek neigt my „ tot u, onze fmaak is dezelfde, meer dan „ het u bekend is, ik wil uw vriend worden , „ myn lust is, nader uwen inborst te door„ gronden , of gy myne genegentheid ver„ dient , want men wordt in menfchen zo „ vaak bedrogen , ik ben zonderling van „ gedrag zo wel als in naam, maar in deugd „ en menfchenliefde zullen wy zekerlyk ('t is „ myne hoop ) famenftemmen , zyt gy be,, gerig naar myne vriendfchap ! ftaan u die „ onregelmatigheden in myn gedrag niet tegen , ,, en zyt gy niet achterdenkend zo myne aan„ gelegentheden noch voor u met eenen fluier „ bedekt blyven??? " Hier zweeg de vreemdeling, en Karei dooreen onbekende invloed naar hem getrokken, nam Zonderlings vriend, fchap aan , ook met alles genoegen en wy die hem met den aanwinst van eenen waaren vriend geluk wenfchen , beginnen een ander Capittel TWEE-  X 3>* X TWEE EN-DERTIGSTE C A PI T T E L. dhcel uit een ander vaatje. Frankfort is eene ftad van gewoel, vreemdelingen uit alle oorden vloeien geftadig daar heen, fomwylen om de fchone koopftad te bezichtigen , andere wederom daar zy eenen doortocht naar verdere geweften gemakkelyk maakt, en ook dikwils brengen hare welvaart , aanzien , en fchatten , gelukzoekers daar heen , die het zy van de ryke ftedelingen, of vreemdelingen zich te Frankfort ophoudende , hunne inkomften verwachten , mag dit op gene eerlyke wyze gefchieden, dan door bedrog? In het jaar waarvan wy fpreken, vloeiden vremdelingen van allerlei ftanden nog meer naar Frankfort toe, Europa ondervondt de eene ftaatsorawenteling na de andere, en de gryze tyd gong zwanger van nieuwe gebeur' tenisfen, dit alles vermeerderde ook de welvaart der koopftad , wyl daar flagen in den handel te doen waren, die men anders niet hadt kunnen verwachten. Da  X 3t9 X De Heer Mo ar deed by deze gelegen theid grote ondernemingen , zyne bediendens, ja hy zelf met zynen zoon moaften veel meer flaaven , maar de koopman was geen vrek , hy vergoedde dezen arbeid rykelyk , zodat ieder op zynen tyd wederom vermakelykheden bywoonde, welke in de ftad te vinden waren , waaronder de franfche toneelspeelders behoorden : Xavier vondt groten fmaak in het toneel, wanneer de bekwaamheden der vertoners hem in den waan onderhielden , als of hy de gebeurtenisfen zelf zag , hy was dus een groot liefhebber en getrouw aanklever dezer fransfche toneelliften : zyne zufter niet minder, maar de juffer gong dan gemeenlyk met eenen harer hoogfehatters, Xavier was liever alleen, wyl hy als een liefhebber gaarn aandachtig toeluifterde, zich geen woord of beweging, kon dit zyn, ontvallen latende , maar The* refe was een fchoon meisje , nu deze gaan gewoonlyk naar den fchouwburg om gezien te worden , zy zitten zelden ftil of zwygen, daarom herzeggen wy gong Xavier hefft alleen. Op zekeren avond bevont zich dej jongö koopman wederom in de comedie en daar hy intekenaar was, kon hy waar hem dit gelufte, plaats  X 320 X plaats zoeken; gevallig zag hy eene onbeï fprokcne logie en zette zich daar neder , de jongeling zocht ftüte om met meer vrucht zyne liefhebbery te kunnen botvieren": doch men ftoorJe hem , en deze aankomende waren twee juffers de ces e oud de andere in den bloei der jaaren , welke mede deze loge intraden en aldaar neder zaten, de eerfte aandoening van Xavier, want htt gordyn was al opgeheven, beftondt in gemelykheid over deze ftoornis , daar hy voorzag dat twee vrouwen den gehelen avond denkelyk niet zouden kunnen, ftilzwygen , of fryven zonder dat hun iemand bezocht : daarom zou de jongeling al aanftonds eene andere p'aats opgefpoord hebben , doch alle loges waren bezet, en het parterre vooral, de plaats waarheen petits maitres zich ophouden om een half uur met babbelen zoek te brengen, zodat dit alles over ziende, bleef Xavier zitten 3l grommende by zich zelf. Een aangeboren trek tot rdcuw?g*erigheid fchynt alle ftervelingen toch eigen te zyn , zodat de jonge kocpman, toen die gemelyke luim wat bedaarde , ook zyne oogen op die twee gezellinnen keerde, en de jonge juffer kwam hem voor het feboonfte vrouwenbeeld 4 te  X 9" x te zyn, welk hy nimmer aanfchouwt: jahare bekoorlykheden bragten Xavier in eene zo aangename verwondering, dac hy niet meer overdenkende , hoe zyne toneelmin daar by leedt, beide oogen niet verzadigen kon in het begluren van deze aanlokkelyke vreemdeling. Hy was niet veel gewoon, zich met Vrouwen in te laten, maar nu overwon deze fchoone gedaante alle vorige te rughouding, zo dat hy met de Juffers in gefprek tradt, de oudfte wierdt van hem erkend, voor eene gezeten Burgeres der handelftad, welke meermalen kamers aan vreemdelingen verhuurde, hy hadt ook gaarn geweten wie de jongde was, doch gevoeglykheid verboodt, hier naar plomp uit onderzoek te doen, maar zo veel bemerkte hy, als dat zy by de oudfle inwoonde^ Algemeene vermaken leveren aanftonds eene ftof van gefprek op aan lieden, welke het anders aan onderhoud ontbreken zou; dit was hier ook het geval, men fpeelde Clementine en Deformes, een fluk waarin tedere liefde zo fterk uitblinkt; de gefprekken van Xavier met de onbekende liepen ook ten eerfte over dit ftuk , en tot zyn over groote blydfchap, liet zyne gezellin , wy menen de jonge Dame , een zeer gevoelig hart, blyken met veel verX ftands  X 322 ):( Hands gepaard, dat Mour geheel daar door betoverd wierdt. Hy dacht nu al niet meer aan het ftuk, als voor zo ver dit hem behulpzaam was, om- de denkbeelden der Dame nader te Ieren kennen, maar voor 't overige fpeelden zyne gedachten alleen daar op, of zy in Frankfort eenen tyd lang blyven moest, dan maar doortrok, en (want wat kan ons hart in korten tyd veel wegs afleggen) zyne nieuwsgierigheid verlangde te weten, of deze fchoone noch ongehuuwd, dan reeds verbonden was: beide zaken, kon dit zyn, voor hunne fcheiding op eene befcheidene wyze te vernemen, wierdt zyne begeerte , en het geluk was hem dienflig om hier toe te geraken , ja hy hoorde met blydfchap, en naar ham dacht geheel toevallig , dat zy te krygen was, en voorëerst om geen vertrek dacht. De Schouwburg zou al haast eindigen , wanneer Xavier zo ver gevorderd was; nimmer, hoe zeer zyne liefhebbery voor de tonelen groot kon heten, hadt hem een avond zo kort toegefchencn, en nu ftondt hy op het punt, om van de fchoone te fcheiden, eer dat hem was gebleken, of hy haar weder opzoeken mogt: liefde maakt blohartig in byzyn van het bemind voorwerp , evenwel waagde het  X 323 X het de jonge Koopman, aan de Dams te betuigen, boe hy zo veel genoegen in haar gezelfchap hadt gevonden, dat daarom zyn verlangen was haar weder te zien, hy badt om deze vergunning, en vroeg, biddende zyne vrypostigheid ten beste te houden, den naam der Juffer te mogen weten. Zy antwoordde, dit voor eene beleefde zegging op te vatten, noemde zich Deformeanx, en verzocht op haren beurt den naam des Jongelingste verftaan, „ neem deze voorzorg niet kwalyk Myn Heer l fprak zy, ik wil niemand omgang met my „ toeftaan, indien zyne zeden niet onbefpro» „ ken zyn, gene mans komen by my, dan „ bloedverwanten , of perfoonen van eenen „ deugdzamen aart, daarom zal ik uwen naam wetende, ook naar u onderzoek laten doen, „ eer wy elkander wederzien." De Koopman noemde zich, en hoe zeer hy * daarom fmeekte , mogt hem niet gebeuren , de Juffers verder , als tot aan hunne huurkoets te geleiden: Mevrouw Desormeaux beloofde Mour, dat zy na agt dagen tyds, hem als een goede bekende zien wilde, indien zy berichten van zyn deugdzaam gedrag kwam te horen. Xavier gong dus alleen naar huis in eene gröote verwarring, aan de eene zyde, X % keur-  X X keurde hy de handelwyze der Dame volko« men goed, ja die nam hem geheel voor haar in; dan hy was zo door haar op het eerst gezicht betoverd, dat agt dagen zonder haar gezelfchap te zyn , hem eene onöverkomclyke zwarigheid toefcheen: evenwel Xavier twyfelde geenfinds, of zy moest gene kwade berichten wegens zynen wandel verkrygen, wyl de Jongeling aan gene buitenfporigheden zich fchuldig kende, maar toch elk een heeft, zo al gene vyanden, voor 't minst dan benyders, wie weet of men deze fchone Weduwe (zodanig hadt zy zich opgegeven,) niet lasteringen van den Koopman horen liet, in deze twyfelingen kwam de Jongeling te huis, en zat fpraakloos aan tafel. Xavier wierdt over zyne ftilzwygendheid wat gehekeld, ten minften ondervraagd; dan hy wendde voor hoofdpyn te gevoelen, en onder die uitvlucht, kwam de Jongman ook fpoedig vry, en naar zyne kamer, alwaar hy zich geheel aan de geliefde gedachtenis der fchone Vrouw, die hy minde , overgeven kon: het kwam hem niet eens voor den geest, zich ernftig af te vragen, waar heen deze drift hem geleiden moest ? en of het niet zeer mooglyk was, dat Mevrouw Deformeaux zyne hanj nooit  X 3*5 X nooit kost verdienen, al gelukte het hem haar die te mogen aanbieden, want zyn Vader hadt ook een woord uit het Capittel te zeggen; en Vaders, vooral kooplieden, welken de waarde van het geld bekend is, vinden zelden fmaak in Vrysters, welke men in de Comedie opdoet. Wy zelf zouden bekennen moeten , dat de liefde van Xavier geen goede uitkomst deed hopen, want Vrouwen van deugdzame beginzelen , en wier huwlykstrouw eenen Jongegeling gelukkig maken kan , zyn zo niet gereed, om aan eenen onbekenden omgang te gunnen, voor dat zyn goede aart hun gebleken is. DRIE-EN-DERTIGSTE CAPITTEL. Vervolg van het voorgaande, zy die wy beminnen zyn deugdzaam, ja bezitten alle goede hoedanigheden. Xavier bragt eenen flaaplozen nacht door, toen hy Madame Deformeaux had leren kennen; nimmer, zeiden wy, beminde by te voren , en by zulke ongeoefende harten kan eene eerfte liefde waarlyk kattefprongen maken, het voorwerp der keuze is dan ahyd X 3 ee-  X %%6 X eene Godin, aan wie omtrent niets menfcheï lyks is overgebleven, ja by jonge lieden gaat deze geestdrift fomtyds zo ver, en is zo ver* fynd in hare gevcclens, die zy den bezetene, want verliefde ware te zwak , ingeeft , dat waarlyk hem niet in de gedachten komen zou , zyne Meesteresfe op menfchelyke wyze en raamere te behandelen, al gaf zy alles toe, ten zy de Godin, F-ngeljng , of hce men haar noemen wil, van die goddelyke oer afziende , menfchelyke hulde begeerde, ook daar door aan die geestdrift eenigünds paal en perk zette. De Jongeling dacht ook eveneens over zyne fchoone Meesteresfe, alle zyne wenfehen liepen nu vooreerst daar op uit, dat hetilhem vergund wierdt, nader kennisfe met haar te maken; niet alleen gong zyn geest alle deszelfs bekoorlykheden na, ja maar ook ieder woord, dat zy gefproken hadt, lag geheel in zyn geheugen, en hy vondt ieder lettergreep even welfprekend, als welluidend, hare ftem klonk in zyne ooren, als toen zy naast hem zat, en met dusdanige lieffelyke herdenkingen bleef Xavier tot aan den morgenftond bezig. Volgens de bevelen zyner oppergebied ftcr, verzogt hy haar niet op zoeken, eer dat egt dagen vcoiby waren, maar zyue liefde .deed  X 3*7 X deed hem niet te min hopen, haar in de cos medie aan te treffen, doch dit rnischte ook al , ja zyne wandelingen voorby het huis, daar zy inwoonde, waren niet minder vruchteloos als het nafpeuren in den fchouwburg, medogenloze chasfinetten hielden de vengfterramen ondoordringbaar voor vreemde oogen , of waren deze wecbgeruimd, en de ramen opengefcboven, dan zach hy niemand. Mistroostig kon hy niets anders doen, als den bepaalden tyd .afwachten , en geduld nemen , iets waar toe de ftervelingen zo onwillig befluiten; eindeJyk na zich zelf dikwils ingebeeld te hebben , dat de tyd ophieldt voort te draven, en alle diergelyke grillen, meer, aan minnaars eigen, verfcheen de agtfte dag, die een einde aan dezen weiffelenden ftaat maken moest. Als die-gelukkige dag aanlichte, rees aanfconds by den jongen Mour deze vraag op , of hy tegen den middag mevrouw DeformeauK zou gaan bezoeken ? dan wel haar ih den fchouwburg nafpeuren? Ook kwam hem poch in 't hoofd, voor de comedie zyn bezoek af te leggen, doch na dat dit by Xavier gewikt en gewogen was, beflooï hy tot na het maal te beiden, maar pauwlyks floeg de klok twaalf maal, cffiy was wederom van voornemen verX 4  X 3^8 X anderd, eri ylde naar de dame (oe, zich evenwel te voren net aangekleed hebbende, en nu tusfchen hoop en vrees dobberende, fchelde hy aan, zodra zyne meestresfe de komst des jonglings vernam, wierdt by binnen gelaten, en van haar op eene zeer vriendelyke wyze ontvangen; zy glimlachte, nadat Xavier gezeten was, „ mi zoude ik haast geloven (fprak zy) dat gy in de daad myn gczelfchap aange„ naam hadt gevonden, zo yverig past gy op, „ om den dag dien ik u ftelde, niet onnut te „ zien voorby lopen, ik heb onderzoek naar u laten doen, zo ver dit, zonder gelegentheid „ tot lasteren te geven, gefchieden kon, en ,, de berichten waren gunftig, het ftaat u vry „ myn Heer ! my te komen bezoeken, hoewel „ ik weinig gezelfchap ontvang." Groot was de vreugde van Mour op die blyde rr.are, hy betuigde zyne dankbaarheid voor de verkregene gunst, belovende fteeds te willen zoeken die te verdienen, en nu begon hy te verhalen, hoe lang hem die week hadt toegefchenen , daar zyn verlangen, om naar weder te zien, zo levendig was; de dame nam dit, zo ze zei, als jok op , maar in de daad gaf hy haar genoegen, en nu praatte men over pnverfchillige zaken, want Mour durfde noch niel  X 329 X niet in gedachte nemen , haar van liefde te fpreken; al gaande weg ftelde hy voor de dame naar de comedie te leiden, maar dit weigerde zy, voorgevende, dat men elkander eerst beter behoorde te kennen, voor dat men de losfe tongen der menigte Hof tot fpreken gaf; zy wilde daar misfchien komen , en dan zcu het haar aangenaam zyn den jongeling te zien , maar hem anders dan aan huis van tyd tot tyd optewachten , floeg zy af, en noch verzocht zy liever den namiddagtyd hier toe uit te kippen , wanneer hy fomwylen gc-zelfchap zou aantreffen, want de weduwe wilde zich volftrekt aan gene opfpraak bloot ftellen , gelyk anders veeliigt het geval zyn zou, indien men hem meermalen by haar komen zag, op tyden, wanneer andere lieden geene bezoeken afleggen. Aldus liep ditmaal het bezoek af, want Xavier wierdt op deze taal nog banger, om zyne meestresfe door te veel voorbarigheid te mishagen , en nam daarom liever affcheid, verheugd over de toeftemming om haar te bezoeken , welke door hun verkragen was, maar aan de ander ezyde hadt de ingetogendheid , welke de dame vertoonde, groten eerbied vóórhaar ingeboezemd, en dit was zekerlyk 't geen zy X 5 daar  X 33? X der groote moeite niet meer van de dame af i kon. Zy, om de minneblyken te vergelden gaf hem mede trouwbelofte, en daarenboven I vele gefchenken harer handen werk, als goudbeurzen, rottingbandjes, lubbens, en wat nog I veel vermakelyker was een ontelbaar fommet- l'e  X 334 X je liefdenskuschjes, en zodanige kleine gunstbewyzen die voor eenen minnaar van grote waarde zyn moeten, wanneer ze door eene fchone die hy mint, gefchonken worden, ja ein. delyk na veel aanhouden van zyn zyde, en eenen deftigen wederftand van de weduwe, wierdt hy gelukkig, nu boven het menschdom in waarde zich verheven achtende, zach hy op alle andere ftervelingen met medelyken neder, ja dacht dat niemand in geluk by hem halen kon, en wy om hem geenfinds in dien waan te ftoren, eindigen dit capittel en keren weder naar onzen held. . VIER-EN-DERTIGSTE CAPITTEL. Zonderling wcrJt misleid ,Canl doei heldendadei2. De heer Zonderling vondt hoelang zo meer genoegens in de vriendfchap met Karei, zy waren nu onaffcheidelyk , de vreemdeling zyne luimen nalatende-, wierdt alle dagen aan het huis van deknocpman vernemen; en de overige tyd welke onzen held na het verrichten zyner bezigheden overfchoot, bragtenzy famen door: deze. gemeenzaamheid aan het huis van Mour maak-  X 335 X -maakte deh koopman ook vertrouw'yker jegens Zonderling, ja ziende hoe deze Karei acbte, Wydde de koopman breed tegen hem uit in den lof des jongelings, noch verborg den vreemdeling geenfinds hoe by onzen hdd zyne dochter met eene aarrieolyke bruidsgave toc-fchikte. Zonder'ing was daarop geheel ooren , en vroeg of Karei de juffrouw beminde. Mour antwoordde hem volmondig, hoe hy gene redenen ïtlthans hadt om daaraan te twyffelen, deza taal behaagde den vreemdeling, en de koopman verheugd, hem zó zeer in de belangens van onzen held te zien, liet zich nog fterker daarover uit, zeggende dat hem de hemel zegende, en by daardoor in ftaat was om het huwelyk met zyne Thefefe van eenen prins te doen begeren, enzy fcheiden, beiden tevreden over deze onderhandeling. Zonderling, die met den ouden krygsman zeer wel over weg kon, hielde ook met d?2en, over Karei, en dit vermeend huwelyk een gèfprek, dit was byzonder naar Altorfs zin, hy wenschte den jongeling aan zyne nicht gehuuwd te zien, en fprak gaarn daarover; door hem wierdt de vreemdeling in dien waan verfterkt, tiat onze held therefe beminde, en alleen uit vrees van dén koopman te beledigen tot nu'tóe hare  X 336 X hare band niet duideJyk gevraagd ^hadt, want zo wel Mour als zyn zwager hadden meermalen iprekendc zich laten ontvallen, dat zy Karel gaarn in hunne familie ingelyfd zagen, maar doordien zy zelf hunne mening beter verftonden dan een ander die begrypen kon, waren de uitdrukkingen maar algemeen, en behelsden dus niet meer dan blyken van hoogachting, die niemand gaarn van zich afwerpt, daarom hoorde onze jongeling dit ook ftilzwygend aan, of antwoordde alleen met dankbaarheid voor zulke gunftige gevoelens te betonen, en het einde van deze handelwyze was nu, dat degryze houwdegen Zonderling verklaarde, hoe Karei welhaast zyn neef ftondt te worden, ja om het niet te vergeten, verzocht hy den vreemdeling mede te bruiloft, het welk deze aannam onder dien mits, indien zyne zaken een zo lang vciblyf in Frankfort dulden konden. Te veel praten is een lelyk gebrek, waai?, door men in vele moeilykheden kan geraken; doch wanneer wy vriendfchap met iemand aangegaan hebben , is niets gevaarlyker dan hem achterhoudend te behandelen: indien Zonderling met Karei over't geen hy van zyn aanftaand huwet lyk met Therefe vernam, hadt gefproken, zekerlyk zou onze held die van het geen men hem deed ge-  X 33? X geloven , zekerlyk zou onze held die van niets wist of vermoedde, hem beter terecht geholpen hebben, dan kon hy op eene beleefde wyze hun insgelyks de dwaling, wasrin zy ftjnden, getoond hebben, en daarmee was alles verholpen, zo ver dit gefchieden kon. Maar nu was het gantsch anders , wyl Zonderling tegens Karei niets blyken liet van 't g en men hem deed jhoren , zulk eene geveinsdheid zou den Jongeling zeer getroffen hebben, ware die hem bekent geweest, doch d.iar van merkte hy niets, wyl zyn vriend hem even vriendfchaplyk ais weleer voorkwam , en in d.^ daad, hoewel Zonderling, indien hy de verbintenisfen van onzen held met Albertina wist a ja zyne noch afreizei dü minnebrieven, en daarmede bet, zo de oude lieden fj.raken , aanftaand huwelyk rnet Therefe vergeleek, indien by dit wist, zeggen wy, moest hy Karei als een trouwloos minnaar aanzien, die alle achting van braven onwarrdig was, en hem dus zyne vriendfchap onttrekken, ja zelfs nu kon de vreemdeling onzen held van achterhoudendheid befchuidigen, daar hy niets van zyne liefde voor Therefe immer aan Zonderling vertrouwde , zo dat al hadt de vreemdeling nooit van Albertina geweten, noch hadt hy redenen in overvloed om den held ,van deze roman met koelheid te Y behan-  X 3^8 X behandelen, maar hy deed dit liet, veel meer fcheen het of zyn hart geheel aan Karei gehecht wierd, door onverbreekbare banden zedert hy zynen lof uit den mond der ouden benevens hunne gunstige inzichten met hem, hadt vernom'-n; ja zo die onweerftaanbare invloed, welke men fimpatie noemt, in de waereld gevonim vvoidt, moet die nu op Zonderling gewerkt of hy kan redenen daartoe gehad hebben , die ons noch onbekend zyn, althans zyne vriendlchap voor Karei nam dagelyks toe en oi ze held, nimmer ondankbaar, beantwoorde, deze vriendelykheden met alle achting en gevoel , zo dat zy fleeds gemeenzamer wierden. Zonderling fcheen zo veel belang in Kareis geluk te ftellen, dat hy den koopman en ook Altorf haast alle dagen over het huwelyk van zynen vriend met de fchone Therefe onderhieldt, hun aanmoedigende dit toch door te zetten: men vroeg, daarop of onze held hem ook iets van zyne begeertens hadt geopenbaard, en Zonderling ( wy moeten zyn doen in dezen laken) gaf te kennen dat de jongeling zekerlyk zo wel als zy verlangde. Toen wilde men weten wat Karei gezegt hadt, doch zyn vriend gaf tot befcheid dat onze held hem niets uitdrukkelyks des wegens hadt doen horen, „ maar  X 339 X j, maar ik die hem ken (gaf hy te honden) „ weet genoeg wat myn vriend meent., al „ fpreekt hy met halve woorden." Dit verftaan hebbende, waren de zwagers daarin eensgezind , dat men Therefe van Hanau moest te rug ontbieden, en haar;van Karei laten afhalen, „ ik hoop ( fprak de koopman ) dat deze echt „■ fpoedig door zal gaan, myn koophandel gaat „ voorden wind, doch wy zyn overkropt van „ bezigheden , Karei heeft genoeg bekwaamj> heid om my te onderfteunen, want aan Xa„ vier heb ik niets zedert enigen tyd, my is ,, onbewust wat hem deert, ik vrees dat hy „ zich verloopt; want wy hebben veel flegt „ volk in de Stad, men kan op alles niet let„ ten, brandt hy zyn gat, moet by de blaaren i, voor'lief nemen. " Deze bondige aanfpraak wierdt van den oom goedgekeurd, ja de man wilde zelf met onzen h2ld zyne nicht afhalen, hy Was hier toe thans in ftaat, en men genoot in den l.e-fs:tyd toen aanwezig noch zonnefchyn en warme dagen , deze tocht wierd aan Karei voorgedragen , en hy, wien de begeerte van anderen in onverfchillige zaken fteeds tot wet verftrekte, was aanftonds gereed, Mour zelf niet, en daar Xavier toen weinig gezien wierdt, fprak niemand hem Y a van  X 340 X van' dat reisje, misfchien om'hém te verrasfchen. Twee dagen hierna was het mooi wee■der, en Altorf in eene nieuwe unifurme gedoucht, was reeds- vroegtydig klaar, or.ze held liet .ook niet naar zich wachten, zo dat zy al \ j tyds op weg waren: een Cales of Ben>uche, waarvoor vier moedige paerden van den koopman gefpannen waren, diende hun tot rytuig. Karei was geheel opgeruimd, de krygsman droeg zyne boogfte achting wech, wegens zyn eerlyk en menschlievénd hart, en men is altyd blyde by lieden die van: ons aldus aangezien Worden, de Officier was op zyne beurt gaarn met onzen held in gefprek, wyl by hem,dien eerbied toedroeg,jwetke jongelingen toekomt, wier zeden in oijze dagen deugdzaam en onbedorven zyn. Aan geen van beide viel daarom de tyd lang, ja zy kwamen te Hanau, byna zonder het te weten : afgetreden by de grootmoeder van Therefe, vonden zy de oude vrouw al in volle orde op hun wachtende, maar het meisje kleedde zich , de grootmoeder telde reeds naby de tagtig zomer en winter faizoenen , welke over haren kruin heengerold waren; d >ch gezond zynde en het gebruik harer zintuigen en geestvermogens, zo ver dit in den ouden dag zyn  X 341 X zyn kan, behouden Ebbende, was zy niet gerneiyk, of lastig voor-anderen, maar een voorbeeld van gelukkigen ouderdom, de gasten zagen zich van Imr n e. hartelykheid welkom her.cn, Ako:f boodt haar Karei aan, als de beïte vriend van het huis des koopmans, want de eerbiedwaardige vreuw was moeder van den koopman, zy liet de heeren ververfchingen ,o;;k tabak geven, en toen lei dekrygsma'n zynen last open , om Therefe af te halen, de groofmoeder hadt daar niet tegen m te brengen , maar zei hoe zy hoopte het meisje Irmt eens weder te zien, of te horen dat men haar in den echt verbonden hadt, en toen verhaalde d ze oude dame, hoe de juffer haar dubbeld welkom geweest was, terwyl het bleek, dat zy van aart geheel veranderde, wyl alle tiie vorige kuren en grillen niet meer by haar gevonden wierden. Altorf hoorde diergelyke "berichten met vermaak aan, en zeide te verlangen om Therefe te omhelzen:, doch daar de juffer noch al wech bleef, flo'g hy voor Karei naar haar toe te zenden: de grootmoeder vondt in 't eerst grote zwarigheden hierin, doch een wenk van den krygsman deed alle hinderpalen verdwynen, en nu duidde de oude vrouw onzen heid aan, y 3 hoe  hoe hy de kamer van het meisje vinden zou, de jongeling flapte daarheen met genoegen, Therefe was zyne beminde niet, maar eene vriendin , die hy genegentheid toedroeg, en zyn hart zo geheel ontfloten voor menfchcnliefde, kon niet verdragen dat onze held met flervelingen omgang hielde, zonder hen te beminnen : hy klopte daarom met aandoening aan Therefes kamer, en toen zy hem opende, begroette haar Karei met het warmst gevoel der kuisfche vriendfchap „ Therefe! (fprak hy „ haar omarmende) wat ben ik blyde U weder „ te zien, wy komen u afhalen, de heer Al„ torf is beneden, gy zyt lang wech geweest, „ lief meisje! neem toch niet kwalyk dat ik „ zo gemeenzaam in uwe kamer trede, uwe „ grootmoederen oom gaven my vryheid, en „ myn hart verlangde zo zeer u te zien. " Deze woorden waren niet onaangenaam voor Therefe, wy hebben onze lezers al te voren hare inzichten met Karei doen kennen; grilziekte gaf diergelyke befluiten in, maar een geheime trek tot onzen held lag daar onder verborgen, 't is waar, na dien tyd fcheen zy de liefde van den gewaanden Prins met wederkerige genegentheid te belonen, maar menfchenkundigen zou dit niet ontfnapt zyn, dat  X 343 X de jufforden ftaat, maarjbem niet welke, dien bekleedde, bemirde. Zo iemand daarom 'lberefe verachten wilde, hy neme zich in acht en leze eerst onze beQuiten deswe^ens, zy volgen, deugd zelf roept u toe „ ö üervelingen! laat j, af zelf aan de oppergebieders der waereldgewesten hulde te bewyzen, of veroordeelt „ niet de gevolgen uwer onderwerping, waa„ neer men ziet dat gy flaaffche eerbewjzin„ gen aan groten en aanzienlyken fchenkt, „ wie zou dan niet denken dat zy uiteere dietr ,, baarder ftoffe famengefteld waren ? en wie zou daarom niet wenfehen tot bunnen ftand „ op te klimmen als hem dit mooglyk ware?" volgends deze aanmerkingen, die waarheid behelzen , gefthiedde het ook dat Therefe vol genoegen eenen echt met den gewaand^n vorst te gemoet zach. Regeren over een land en volk, als Princes te gebieden , wemelde haar door het hoofd, maar met dezelfde voorrechten gezegend, zcu Karei zekerlyk hare keuze wechgedragen hebben: dus wyl nu die vorstendommen als waterbellen gefionken waren, gevoelde Therefe grote blydfchap, ziende onzen held zo vriendfchaplyk tot haar naderen, in een pobilag vloog haar bloed van het hoofd naar beneden, en fteeg met dezelfde fnelhtii wederom naar boven, en dit gebeurde meerY 4 malen,  X 344 X malen , eerst zweeg de juffer, van vreugde bedwelmd, ma'ar wyl dit al.'es zo fneilyk geichiedde, Bërftelde zy zich, en kon Karei antwoorden en met innemende vricnd!ykhe:d begroeien. Therefe zei dan dat hy een vriend haars vaders, en ook de hare, altyd welkom was, wanneer of het ook zyn meg:, zy verklaarde blydc te zyn dat men haar afhaalde', wyl zy reeds hadt verlangd om -een bemind vader , verdere bloedverwanten, ja zelf Karei, (hier zach zy hem zeer teder aan ) weder te zien, welke-vriendlyke woorden van hem meteenen handkusch vergolden wierden. Therefe was aangekleed, zo dat Karei haar de hand gaf, cm naar beneden te gaan ; de oude lieden welke famen over hun gefproken hadden, zagen dit lief paar met genoegen hand aan hand de kamer binnen treden : Therefe vloog naar den oom, dien zy omhelsde, en Karei opgeruimd 2ynde van geest omarmde de grootmoeder „ MevrouwI (fprak hy) vroa, lyke en goede menfchen omhels ik met zo ,, veel vermaak," de oude nam dit zeer wel op, en in de daad nimmer gefchiedde het dat een oud man gemelyk wierdt om dat hy van eene jonge fchone omhelsd wierdt, en gene bejaarde vrouw toonde zich ooit knorrig, oui dat  X 345 X dat een jonge vryer haar kusch-e. Dus concludendum, zeggen de advocaten, da grootmoeder vondt Kareis inval niet onaartig, en Altorf die hun aan den gang wilde hebben , zei tegen onzen held: nu jongman! moeten wy eens ruilen-* vivat amicitia," daarop gaf hy hem Therefe over, die van den jongeling recht hartelyk gekuscht wierdc, en de gefcbiedenis zegt , dat het meisje zich niet alleen dit welgevallen liet , maar Karei kusch voor kusch wedergaf, zekerlyk om hem niet op onkosten té jagen. Men gong naderhand aan tafel , en ieder "dier gasten was even fpraakzaam. Therefe toonde in, het byzondc-, dat zy in eene veel > bevalliger gemoedsgeftalte dan weleer was, zingende op het eerfte verzoek, 't geen men haar deed horen , een drinkliedje , dat de oom zeer bezinde. Karei op zyne beurt om een lied gevraagd, gaf voor zyn deel eene ode op de vryheid , welke godin toen noch al aanbidders begon te krygen, einddyk naderde de avondHond. „ Kinderen ! (zei de Officier tegrns zyne reisgezellen) „ het wordt al rafch donker, wy hebben een open rytuig, 't is tyd „ om te vertrekken ," niemand vondt deze woorden onredelyk, maar de oude dame liet Y 5 hun  hun koffy fcher.kcn, terwyl de koetzier aanfpande. Kort daarop verfcheen hy met de cales, men nam affcheid, de koetzier kLpte met de zweep , en zyne paarden vlogen over de ftraatftenen van Uanau heen, waaruit zy met hunne gladde hoeven allerwege het vuur deden uitfprirjgen, en toen rolde het rytuig eenen tyd lang ongemoeid voort , tot dat een ongeval dien loop al te fnel deed worden, en een nieuwe b!yk van Kareis moed en bedaardheid gaf, waar door by de harten zyner gezellen noch meer aan zich wist te verbinden. Het gezicht van een oud foldaat, wiens beide benen afgefchoten waren, zittende op eenen ezel, deed de voorlopers fchrikken, zy keerden zich om, de koetzier, welke naar duitfche gewoonte, een der acliterpaarden bereedt, y verde zeer om de voorpaarden tot hunnen plicht te brengen, maar vergeefs, vruchteloos waren alle zyne pogingen , ja het fpan geraakte al meer in wanorde, zo dat d* fchigtige voorlopers in hunne ftrengen verward gerakende, aan het Haan gongen, waar door ook de achrerpaarden hun voorbeeld van op ftand volgden , en zamen omkeerende, kreeg de cales zulke fchokken, dat zy omfloegj nu wierden de moedige paarden nog meer verwilderd, fprongen, floe- gea  X 347 X i gen en liepen te viervoet, tot dat zy gefluit ij wierden door Karei, want zo rasch hy den n hevigen twist tusfchen koetzieren paarden zach , :f vermoedde onze held, dat deze laatfte het géIding winnen moesten, en was daarop inde 'weer om zyne gezellen te behouden, dus zyne hand op den rand van het rytuig leggende , fprong hy daar buiten, Altorf biddende , dat hy Thereie by zich in het rytuig houden wilde, vreef t niets, (zei hy,) ik zal den koetzier helpen, en alles in orde brengen. Nu op de benen zynde, hielde by den wagen zo lang mogelyk aan de hoge zyde tegen, toen hy omviel, dit brak de kracht van den val wat, zo dat de officier met zyne nicht dasr niet eens Uitvielen. Daarop liep Karei uit al zyn mricht naar de voorthollende paarden, en de leidzels die los hingen , aangrypende , rukte hun in eens over zyde tegen een huis aan, waar zy ftuitten. Hy riep aan de bewoonders van dat huis, niet durvende zyne paarden verlaten , ; welke proesten, fnuifden en beefden van angst: boeren kwamen uitlopen, en hielden op verzoek van onzen held, de rosfen vast, nu durf. de hy pas omzien naar het rytuig, maar tot zyne verwondering ftondt die wederom op de wielen, wyl de koetzier, zo dra by Karei naar VQ.  X 348 X voren zach loper», <'an her paard gefprongen was, en geholpen door eenen gnxen fteen , w ar Jt gen '1e cales, toen zy over den grond fleepte ftukte , hadt hy hem overeind gezet, en nu bleef 'er niets overig dan zich van den fchrikte herftellen, en raadfpannen, op hoedanige wyze men de ftad bereken zou. Wat het eerfte aangaat, liet Altorf aanftonds een groot glas met brandewyn te voorfchyn bren- Jj gen, want gelukkig was deze woning een herberg of anders gezegd, kroeg , toen by met Therefe uit de cales gekropen was, en dwong rj haar zo wel als Karei 'een goede flok van dat 1 vocht binnen. Het m isje was bitter ontfte:d, I enhadt liever thee, koffy, of iéts diergdyics willen drinken , maar dat kon zy van den | kiygsman niet verwerven, die zeide, „ d nkt I „ gy dat ik u dood wil zie^? juffrouw! neen|| 5, neen, drink maar uit, dit is 't geen fo!-|| „ daten moed geeft, het zal u geen kwaad; 5, doen, eene dronke vruuw is, zegt men, „ een engd in 't bed, avous nichtje!" verders wierdt nu overlegd, hoe zy naar Frankfort komen zouden, van waar dit huis ruim eene royl afgelegen was, en in weerwil van Hans den koetzier , die -betuigde dat zyne paarden als lammeren voor de cales lopen zouden, wierden zy afgfpannen en twee werk- J paar. I  X 349 X paarden van den boer met zynen knegt daar op , voor het ligt rytuig gezet, waar mede dit gezelfchap naar de handelftad reed , (Hans belastende, met zyne paarden , wanneer by kon, te volgen na dat zy de boeren rykelyk voor de verleende hulp bedankt hadden. V Y F-E N-D E R T I G S T E CAPITÏEL. Weldaden verwekken tot dankbaarheid, het was tyd dat zy aankwamen, wy zyn u alles verfchuldigd. Toen de berouche weder aan 't rollen was, maakte de oom verfcheidene aanmerkingen, die juist wel niet nieuw heten konden, doch daarom niet minder zinryk waren, als by voorbeeld , hoe een nederige ftaat aan zo vele gevaren niet is blootgefteld dan een prachtige , „ want nu (zeide hy) met die twee „ knollen zyn wy geruster en zekerder dan „ met myn broeders moedige paarden," doch behoudens 's mans eerbied, gaat die ftelling niet altyd door, immers, voerlieden krygen veel meer ongelukken met hunne paarden , welke gemeenlyk ver van moedig zyn, dan de edele  X 3:o H édele des lands, en zo gaat het met vele 'leerifpreukem, oppervlakkig ingezien, zyn zy bon'dig, maar by nader; overleg vallen die in als bomys. Wy ftellen dit als een gedenkteken neder voor allen die veel met oude fprookjes op hebben, welke toch in nieuwe tyden weinig afdoen. Therefe begon ook in het rytuig Wê van den fchrik te bedaren, en zy zo wel als de krygsman betuigde aan onzen held hunne dankbaarheid, en tevens verklaarden beide hunne verwondering over zyne bedaardheid, en lieten zich in zulke verhevene tonen daar over horen, dat velen hun daarin niet hadden kunnen evenaaren. Niet dat wy daarby zeggen willen , dat vele ftervelingen zich niet even woordenryk als deze oom en nicht betoond zouden hebben, maar hunne zeggingen fproten uit het hart voort , en wanneer zy zeiden , nimmer dezen dienst of hunnen redder te zullen vergeten, dan was hunne mening dit te volbrengen. Karei, die dacht niet meer dan zynen plicht venicht te hebben, wilde hunne dankbaarheid niet verachten; veel meer was zy hem aangenaam , doch het fterk uitweiden daar over zon  X 351 X zou hem op andere tyden wat gehinderl hebben : maar nu hoorde hy waailehynlyk daar niet veel af, wegens de pyn , weike hem zyn arm veroorzaakte, want door de groote kracht , welke hy in bet tegenhouden der paarden gebruikte, was de fchouder verzwikt of buiten de geleding geraakt. Niemand zyner gezellen kon onder het ryden de omftandigheden van onzen held bemerken , wyl het donker geworden was , maar voor de deur des koopmans genaderd , en verwonderd dat Karei niet uit het rytuig fprong, wierdt 'er licht aangebragt, en toen zag men , dat hy in zwym \vg. Groot was de onfteltenis van alle op deze ontdekking , aanftonds wierd een wondheeler gehaald, zo wel als de geneesheer, want het ongemak aan Karei overkomen . was al bekend , en Alto.-f noch zyne nicht waren genegen hem den verdienden lof te onthouden , zo dat hun wedervaren 'ook zeer fchielyk door het huis, ja hunne buurt, rugtbaar wierdt. Ieder fprak daar van op zyne wyze , evenwel alle daar in overeenftemmendö, dar zonder Kareis hulp een zwaar verlies des koopmans gezin getroffen hadt, maar de huisgenoten daarvan meerder als vreemdelingen wetende, waren ook yve.  X ?52 X yveriger om deze nieuwe redding te pryzen , en kwamen daarin overeen , dat onze held , als de befchermengel voor het huis van Momkon aangezien worden, want nu wierdt mede herdacht aan de ontdekking der fchelmery van Melazzo, waar toe Karei mede werkzaam was. Men hielp Karei door een geestryk vcgt weder by kennis , toen wi;:rdt zyn arm in vorisjen ftand gebragt, en naderhand hy zelf naar bed geleid , en wanneer de geneesheer hem iets hadt voorgeschreven en vertrokken was, kwam de koopman aan zyn bed , hem zyne dankbaarheid betuigen , zo wel ais hoe zeer het hem fmerte . Karei gekwetst te zien, maar by hoopte dat zyne herftehing haast volgen zou, en den koopman in ftaat ftellen, op eene levendiger wyze zyne gevoelens voor dezen nieuwen dienst aan den dag te leggen. „ Rekent dit huis als het uwe Oprak „ hy) hemel! wat had ik begonnen zo myne „ lieve dochter een ongeluk overkomen was, „ alle goederen waren ny daar door niets „ waardig geworden , gy hebt my haar be„ houden , tot myn geluk Karei kwaamt gy „ hier in huis, maar ik hoop uw verbiyf hier' „ te veraangenamen," met een omhelsde, ja kuschte  X 353 X kufchte Karei met grote hartelykkeid, want geliefd te weten, eerwaarde menigte, hoe buiten 's lands mannen elkander, by plechtige gelegentheden, meermalen kusfchen, alles zonder arg of list (zo wy hopen), althans by Mour durven wy hier voor in te flaan. Therefe toonde ook deel te nemen in het onheil dat Karei overkomen was, ja hieldtbêm trouw gezelschap , zo lang den Jongeling verboden was zyne kamer te verlaten : want eene ligte koorts voegde zich by het plaatzelyk ongemak, naar gedachten veroorzaakt, wyl onze held zo lang geweest was zonder verbonden te worden, en elk zegge wat hem lust, maar zy die hunne deelnemende oppasfmg by zieke dagen ondervonden , zullen zekerlyk toeftemmen,hoe de vrouwelyke kunne veel beter gefchikt is om zieken te trooften en gade te Haan, dan wel mannen. Zonderling kwam aanllonds, wanneer hy deze gebeurtenis vernam,zynen vriend bezoeken, en prees den moed van Karei, maar tevens hem meest altyd gedurende zyne onpasfelykhud in gezelfchap van Therefe vindende, wierdt hy daar door in het geloof beveiligd, dat hun huwe-f Jyk welhaast voortgang hebben zou i hy fprak in dier voege ook des wegens met de broeders, en Z beide'  X 354 X beide betuigden hunne dankbaarheid voor den Jongeling , en de hoop die zy voedden , dat hy alhaast een lid van hun gezin door zyn echt met des koopmans dochter worden moest. De vreemdeling hiervan , zo hy dacht, zeker, bragt gene tegenwerpingen te voorfchyn , veel eer prees hy dit gezegde , en daarmede zagen zy hunne denkbeelden al wederom verfterkt, dat Karei Therefe minde. Het meisje was ( zeiden wy reeds) geheel van hare grillige luimen genezen , en daar zy Karei aityd een goed hart toedroeg, moest deze welwillendheid met zachtzinnigheid gepaard, haren omgang voor onzen held aangenaam maken , het was ver daarvan evenwel dat hy enige gevoelens daarby in het harte omdroeg , welke zyne Albertina niet hadt mogen weten, en met dat alles, zo wiilekeurig zyn de ftervelingen in hunne wenfehen en begeertens , dat zyne Meeftresfe, indien zy den vriendfehaplyken omgang van Karei met dit fchoon meisje gezien hadt, dit haar tot geen genoegen zou geftrekt hebben: Laten wy ook volmondig zeggen , dat vriendfchap tusfchen lieden van verschillende kunne zeer zelden vriendfchap blyfr. Onze Jongeling dan wel te vreden over de verandering van inborst, welke  X 355 X welke Therefe ondergaan hadt , beantwoodde' hare vriendfchapsblyken met gelyke goedhartigheid ; en dit hertheide mifchien zyne onpasfelykheid fchielyker, dan zy anders hem1 verlaten hadt : zo dat hy binnen weinige dagen wederom over huis gong , zynen arm evenwel in eenen band dragende , want de heelmeefter was buiten deze voorzorg bang. voor nieuwe ongelukken , met dezen raad won by nog enige guldens, en ieder nam daarmee genoegen. Xavier, zonder wiens medeweten bet tochtje naar Hanau ondernomen wierdt, lagchte nu de lotgenoten van deze haast zo ramipoedige reis deerlyk uit, voorgevende dat dit enkel w.as gebeurd omdat men hem een zaak ver-^ zweeg , die hy naar recht hadt behoren te weten ; voor 't overige hoorde hy de voornemens om Karei aan zyne zufter uit te huwen met veel onverfchilligheid aan, onze held was zyn vriend niet, doch hy wist wel dat het luk of raak was dat Therefe Juist aan iemand paren zou , waarvan hy eenen boezemvriend* maken kon , en vooral nu , hadt Xavier de genegentheid van het gehele menfchdom gaarn voor een kufchje zyner Meeftre'sfe afgeltaan,. op wie hy noch fmoorlyk verliefd was. Inge-' Z 2 vol-  X 356 X volge van 'e geen de jonge koopman wegens Kareis aanftaand huwelyk vernam, plaagde hy daar Therefe zeer fterk mee , want zo veel als zy oudtyds Xavier door luimen deed lyden,wilde hy het meisje nu vergolden hebben , doch zy fclukte zich daar wel in, niet eens tegensprekende , als de broeder iets van deze vry'agie met Karei uitftootte , maar veel eer b'yken gevende hoe aangenaam haar dit denkbeeld voorkwam, ja Therefe fcheen zich al bruid van onzen held te rekenen. Goede lezers! het kon al ligt gebeureu dat gy onzen held befchuldigen wildet omdat hy deze kaartchuisjes niet omver blies; maar eerlyke goedgunners ! de man wist niet hoe ver men beiefcikking over hem maakte , komt u dit «onderlyk voor? gaat eens na, brave menigte! hoe menigmaien men u leugens , wegens dezen of genen , zelfs miffchien omtrent gehele volken onbefchaamd op den mouw ge.ipeld heef:, dat zult gy zekerlyk niet ontkennen , dus willen wy ons wat nader by Karei bepalen. Altorf hadt in zynen ouden kop gebragt, dat orze held met Therefe een paar moeiten worden, hy beduidde dit zynen broeder , die niets lieverwepfchte, het meisje h.o/.'e de oude lieden praten, en dacht dat deze  X ss? X deze meer dan zy van de zaak wisten, zy lieden wederom meenden hunne dochter en nicht was al van onzen held aacgefpjoken ; zo dat terwyl elk waande dat andere meer van deze vryagie dan hy Ontdekten, fprak niemand den Jongeling daar over aan , maar wagte veel liever zyne voorflagen , en wy ruften, om ons tot het volgend hoofdftuk te bekwamen, ZES- ENDERTIGSTE C A P I T T E L. liet begint zich naar het einde te fpoeden. Onze held begon, na dat hy van zyne onpaffeiykheid herfteld was, wederom zyne oude leefwyze , van den \ fchouwburg zeiden wy was hy een liefhebber , ook deze plaats van vermaak en- nuttige leering, voor die oplettend op zyn geluk zo wel nut als vermaak aldaar komt zoeken, wierd van Karei als weleer bezogt. Xavier , wiens verbintenis met Mevrouw Deformeaux ftoeds aanhield , was daar mede altyd te vinden , deze minnehandel liep nu zeer fterk in het oog, wyl de jonge koopman van alle kanten gelden opnam , om «an cie geldveilpiliengen zyner bemiude teZ 3 vol-  X 358 X voldoen : onze held hadt meermalen reeds wiffels van Xavier voor hem betaald , of ingetrokken , en zich dan veroorloofd 'om den koopman voor te houden , hoe hy gevaar liep van zyn tydelyke welvaart in eens voor altyd te bederven , doch zodanig was de verblinding van Mour, dat [hy zelfs met tegenzin dienften van onzen held ontvong, zich inbeeldende dat deze daaruit redenen opvatte , om hem vermaningen te onpaffe te doen horen. Op zekeren avond was de koopman met zyne dame in de Comedie, in eene der eerfte loges zaten zy ; Karei die zich mede in de fchcuwplaats bevondt , gong toen men aan het fpelen was eene Juffer begroeten, welke tegen over de Franfche Weduwe was gezeten : een Franfch Edelman was haar geleider , en deze de oogen wendende naar Xavier, en zyne beminde, riep uit „ wel hoe, zie ik hier zulk „ eene gefchandvlekte vrouw in gezelschap „ met eerlyke lieden. " Het verftaat zich dat men den Franfchman vroeg , wie hy met dezen uitroep op de oogen hadt? dadelyk noemde de fpreker Madame Deformeaux, zeggende verder, dat zy na langen tyd in ontucht geleefd te hebben, zich aan diefftal hadt fchuldig ge-  X 359 X gemaakt , en deswegens openbaar geftraft was, zo dat hare fchone ledematen door ae Franfche leliën daarop in gedrukt, onteerd waren. De horers van dit verhaal fchenen verwonderd , doch Karei het] woord opvattende, vroeg aan den edelman, of hy wel zeker op zyn ftuk flaande, dit geval daar bet behoorde zou durven doen horen ? Ja zekerlyk antwoorde hem de Franfchman; wel nu zei Karel, ik zal u morgen aan het huis van den heer brengen, met wien zy gezeten is, by is myn vriend , in wiens welzyn ik groot belang ftel. De Franfche Edelman nam gretig dezen voorflag aan, en wierdt door onzen held 's anderdaags by den jongen koopman gebragt, aan wien hy alle byzonderheden wegens de weduwe verhaalde , waarmede wy onze lezers daar even ophielden. Lezers ! zy uwer die ooit beminden, en ondervonden dat het geliefd voorwerp hunne genegentheden onwaardig was, zullen bezeffen wat Xavier gevoelde , na dat de vreendeling zyn gefprek geeindigt hadt: in het eerft weigerde hy geloof te geven aan deze voor zyne beminde zo ontee rende getuigenis , maar de Franfchman te fterker daardocfr aangevuurd , hoe meer hy zach dat Mour op dit vrouwmenfch verflingerd was, beloofde in haar by zyn het zelfde ftaande te houden, en haar te doen bekennen f waarZ 4 op  X 3^0 X op by met den koopman en Karei naar de weduwe gong, welke verblikte zo dra zy den -edelman herkende, de aanfchouwers bemerkten hare verlegentheid wel, en toen de weduwe , naderhand tot zich zelf gekomen , alles wat de vreemdeling haar in't aanzicht zeide, en wy onze lezers reeds verklaarden, ontkennen wilde , wierdt zy door hem overtuigd, 7.0 dat zy nu alle veinzery Hakende, voor Xavier te voet viel, en hem naar. het fcheen fmeltende in traanen om vergeving badt, betuigende dat hare liefde voor hem zo groot was, dat zy het bellerven zoude, indien hy hpar verliet. Dit tafereel was voor den jongen koopman al te aandoenlyk , en hy ftondt gereed om de weduwe alles te vergeven ; maar Karei bcgrypende hoe zeer eene verbintenis met deze onteerde vrouw ook zynen vriend met fchande overladen moest, kwam tusfchen beide, riedt Xavier zich van daar te verwyderen, wyl hy op dat tydftip in eenen ftaat van bedwelming was, die hem niet toeliet alle zwarigheden in te zien, welke een al te groot medelyden voor de weduwe met zich voerde. Moto wilde in het eerst geen gehoor aan deze inboeze. Vlfi&vfl §e?kq j zRdat onze hejd hem omtrent met  X 3( Trillende van vermaak, her. geliefd voorwerp in de armen vliegen , hsar aan zynen zwoegenden boezem drukken, traancn van liefde en vergenoeging ftorten , dit waren de gewaarwordingen van onzen held by deze ontmoeting , de fchone was niet minder bewogen , zy floeg haren blanicen arm om den hals van Karei, ea liet het hoofd op zynen fchouder ru>tcn; na deze eerfte oog-nblikken van verwarring kwamen beide g. lieven aan 't bedaren , gezeten naast elkander , en reeds hunne handen in een liggenée , als ftonden zy voor 't echtaltaar, vroeg Karei aan zyne beminde af, of hy nog hare genegenheden mogt bezitten; deze vraag op eene tedere wyze beantwoord s wierdt alhaast door eene andere vraag der juffer verwisfeld, of onze held altyd haar getrouw was gebleven. Tn alle andere tydperken van ons leven, by weke omftandigheden of wy ook adem halen, altyd zouden wy onvernoegd zyn, wanneer men onze goede trouw verdacht hieldt, maar in liefdens onderhandelingen gaat het geheel andej s , geene liefde kan zonder een weinig minnenyd beftaan , wee den ninnaar, ongelukkig die minnaresfe, welke aan het gelief koost voor- ' werp  X 375 X werp nimmer argwaan inboezemde, zekerlyk wierden zy flaauw bemin 1 , doch deze minnenyJ moet nimmer zo hoog flcigen dat zy de rust der gelieven ondermynt. Karei van zyne Albertina ondervraagd naar de getrouwheid, welke hy gedurende zyn afwezen aan haar hadc d >en blyken, gaf van zyne liefde het getuigenis 't geen zyne meeftresfe moest behagen, hy zei namelyk, dat nimmer eene andere hem, fchoon maar voor een oogenblik, begeerteris in • boezendemd hadt, en ook van zynen k «nt vroeg hy aan de juffer of hy nr.ch zo behaaglyk dan weleer in hare oo^en was V De fchone aarzelde niet deswegens zyne twyfèlingéfi, Indien Karei die mogt gehad heb. ben, wech te nemen , op eene alfinds voldoende wyze , en nu alle onderzoek deswegens voor afgelopen houdende, zei onze held aan Albertina, dat hy nu hoopte fpoedig mee haar in den echt verenjgd te worden, hoezeer het lief meisje op dezen vraag alle ingetogendheid blyken liet, waar van weldenkende fchonen voor het huwelyk nimmer geheel afgaan, wist Aa 4 Ka-  X 376" X Karei haar zo wel te belezen, dat zy hen? beloofde toe te ftemmen in zyne verlangens als hy maar den voogd ook hier toe overhaalde. Duizend Jiefdenskusjes verzegelde deze belofte. Ja op het laatst wierden zy ontelbaar, en nu arm in arm geftrengeld , zaten onze gelieven den geheelen avond zamen te praten , en hy vervloog gelyk onze lentedagen in eenen oogenflag. Naderhand kwam de heer Braaf en zyne echtgenoot te huis, die in het eerst verlegen over het onthaal dat hun van Karei zou gefchieden, welhaast door zyne onbedwongen vriendelykheid geheel gerust wierden. Ja zyne Tante wierdt met deze edelmoedige behandeling zodanig verwonnen , dat zy het ongenoegen haar te voren om Kareis ongevoeligheid getoond, geheel en al uit het hoofd zette, ja op den vo'genden morgen met onzen held alleen zynde, maakte zyne Tante geene zwarigheid, om zelf aan den jongeling te bekennen , hoe zy weleer op hem gebeten was, wyl zy zich verbeelde , dat hy haar verachte , en daarom hadt zy , (dus luidde haare woorden ,) ook trachten te bewerken, dat Albertina aan eenen an-  X 377 X ander dan Karei de hand fchonk, doch nu, voegde zy hier by tot ilot, was zy door de edelmoedige handelwys van onzen held verwonnen, ja wilde zich alle moeitens geven, om hem deze kwade bejegeningen geheel en al te doen vergeten. Karei wierdt opgetogen van blydfcbap, dat zyne Tante fchuld bekennende, hem nu niet meer tegen wilde werken , zo dat hy van deze gunftige g?ie« gentheid gebruik makende, haar badt de hand daar aan te willen lenen , op dat by met zyne beminde welhaast mogt paren, het geen zy hem welmenend beloofde. In de daad zy volbragt deze belofte , en daar de voogd het huwelyk van den jongeling met zyne dochter vol genoegen zag-, en de fchoone alleen wel ftaanshatve zich verontfchuldigde, wierden zy binnen weinige djgen in den echt vereenigd. Karei die op zyn overkomst vyf en twintig levensjaren reeds zag verlopen, en daar van den gedenkdag vierde, hadt een bukehgoed niet var van de ftad zyner inwoning afgelegen, gekogt, hier was het, dat by met Aa 5 Al-  X 378 X Albertina verbonden wierdt, den handel hadt by geleerd, zyne pogingen daarin flaagden, dan nu wedergekeerd in 't vaderland , lei hy zich geheel en ai op den landbouw toe , overtuigd dat men in Neerland , hoe weing Uitgebreid de grond ook zyn moge , noch lands genoeg onbebouwd laat, maakte hy d?ar van zyn werk, om onbepldegde velden, dorre heiden rondfom zy.r landgoed liggende , vruchtbaar te maken, begrypende dat by hier door meer nuttigheids voor allen aanbragt , dan wanneer hy 's lands bron v;,n vi e'vaart , koophandel aankweekte, niet als of Karei kleinachting voor des koopmans ftand voedde, neen, maar hy be.;reep d ais gezegd is, dat een burger minder nuttigheid op z n comptoir, dm met het land te bebouwen kon te weeg brengen , wyl men onder geg< edde burgers meer kooplieden dan landbouwers aantref:. Met zyne Albertina vereent, vondt by (zo als men dat h.aet) eenen hemel op airde, niet als pf zy door van verfchillende gevoelens te zyn , en ieder zyne denkbeelden met aandrang ftnande te houden , riet fomwylen getoond hadden menfchen te zyn, want hoe is het  X 379 X het mogelyk , dat twee medgezellen op het levenspad elkander fomwylen niet eens in den weg lopen zouden ? maar wyl elk hunner zynen lotgenoot achtte, en vuurige liefde toedroeg, lagen zy zich nooit tot flapen neder, of tevens waren alle deze kleine oneenigheden vereffend. Wel te doen aan allen, zo ver dit in hunne macht Hond , was het doeleinde van Karel en Albertina, dezen grondregel opvolgen, de , wierden zy geliefd van allen die hun omringden : na dat dit paar negen groote maanden zamen verbonden was, wierdt deze echt met een manlyke fpruit gezegend, twee jaren die d..arop voigden, gaven elk een vernieuwd bewys, dat hun huwlyksbed vruchtbaar heeten mogt , daar Albertina een zoon met eene dochter ter waereld bragt: deze band.n eener reine huwlyksmin deeden ook hunne liefde nog groeijen, en gaven tevens aan dit minnend paar eene nieuwe gelcgenhe d om zich nuttig voor het menschdom te maken , door eene goede opvoeding aan deze jonge waereldburgers te geven. De  X 3So X De heer Braaf en zyne echtrenoote leeven nog , beide vinden het grootst genoegen in den omgang met Karei en hunne Dochter. TheocVus is met Therefe Mour, gedurende het leven der oude lieden te Frankfort gebleven , doch na dat de twee gebroeders overleden waren , gaf hy het comptoir aan Xavier over, welke naderhand wederom zyne vroegere kennis met Madame Deformeaux opvatte, en aan haar verbonden wierdt, tot gro ■.>•.*> droefheid van alle zyne vrienden , dit deed Theodorus nog befluiten, om naar Holland by zynen vriend Karei overtekomen, en zich aldaar neer te zetten , dat hy ook ten uitvoer bragt. Ziet daar lezers I u de gevallen van Karei en fommigen zyner kennisfen geschetst, mogt het lezen daarvan u behagen; gy zyt daar toe te eerder verpligt daar onze mening was nuttig te zyn terwyl wy u vermaakten : het fchryven van dezen burger roman was onze uitfpanning, ;terwyl ketens oftze vrye handen drukten , zekerlyk zult gy daarom, beminde lezers.' dit werkje met toegenegenheid be- fchou-  X 38i X fchouwen , daar u de lotgevallen van zynen fcbryver en zyne rampen , veeiligt traanen afgeperscht hebben , gebruikt het dan tot uw vermaak , misfchien kunt gy ook wel daar uit eene nuttige les verzamelen , en zyt overtuigd van de welwillendheid des fchryvers voor u en alle; braver. Ja wel te doen aan allen en kan het zyn niemand te fchaden , is het doelwit onzer betrachtingen, waar mede wy u dit laatfte Huk onzer lettervruchten aanbieden. EINDE*