Gedrukt voor den Auteur. KORTE S C H ET S, OFTE BESCHRYVING, der Nederlandfche Beroertens, voorgevallen in den Jaare 1780. i786 en 1787. voor de Gezegende O M WENTE' LING in'ons VADERLAND. meest betrekkelyk de Plaats M^^LS * TTXS, OPGESTELD Door een Burger van deeze Plaats welke mede een der Mishandelden Onderdrukten geweest is van de zoogenaamde Vryheids-Zoonen. 19   VOORBERICHT. ^eackte Leezer ! zie kier een KORTE SCHETS of BE SCHUTTING, der zaken ons Land, dog voor al onze Plaats b& trckkelyk. dl over lang , eve na de zoo gezegende Omwenteling , was ik voornemens dit jtuk.je in 't Licht te geven, op dat nog de laate Naneef zoude kennezien ,.wat tyden wy vrye Nederlan* den kebbe beleeft' en vooral welke mishandelingen wy, die openthk durfde uitkomen voor het dierbaar HUIS van OILdNJE, motsia: ondergaan. Dan daar het my aan tyd ontbrak , als ook aan gefcbikte gelegendheid , om dit ftukje ten uitvoer te brengen, was de reden dat dit zoo laat het Daglicht aenfchouwd. Het is egt er, beter laat als nooyt, zegt het fpreekwoord, en dus hier aan beantwoordt hopende den Leezer het zal aannemen niet ah een Werkje, gefchreeven om de byna ge» nefen wonde, weder open te krabbe, Neen& dan zeude ik myn oogmerk niet bereiken# want ben gefield op Kreede en Eendracht, maar om de te voore gebeurde zaken, gedurig te errinneren de nood waar in wy ge' weest hebben en de Redding van Gods Alver* mogen te erkennen. Zie dan waarde Lezer', een klein gefchrifi over groote zaken, die alle waa?gebeurt zyns t. 2 en  VOORBERICHT. en daar ik van veek dingen zelfs Oor en Oog getuigen geweest ben, de Jlyl waar in ik het gefchreven heb, is niet na de eerste fmaak , maar weet, dat ik het enkel heb voor gefield > by ivyze van een Relaas, en ik my ook niet uitgeef voor een Historie fchryver, ik heb 'er ook nog agter gevoegd eenige Bylagen welk ik begreep nodig waren , dezelve mede te ^deelen. Intusfen zal het my niet verwonderen dat dit Werkje van veele met eene verachtige zal worden aangezien en verworpen, dog dit "zal niet te verwonderen zyn , als men begrypt dat het ook van zulken zal gelezen worden die 'er ingenoemt worden* en welke dus geteekent flaan, voor het late Nageflacht. Gy dan die een medehelper geweest zyt, van myn en'sLands ondergang! Bloost! BloostI van Schaamte, en zyt Dankbaar, dat gy tot heden zoo gerust zyt vry gekomen, belooft verder beterjchap, verz$ekt vergeving, en leeft voorts zoo als het eene Oprechte Vaderlander betaamt voor Godsdienst, Vryhdd, Vaderland en Oranje. Maassluiser,  KORTE BESCHRYVING, wegens het voorgevallene in den Jaare 1780. 8ó cn 8/. IN HOLLAND, en byzonderlyk TE MAASSLUIS. TTTy kregen, gelyk elk bekend is, in ▼V den Jare 1780 Oorlog met onzen Nabuur en Bondgenoot Engeland. Gelyk het de Republicq algemeen gevoelde, had onze Plaats Maaslandsl uis , nevens het naburig Vlaardingen, mede voor geen gering deel ondervinding daar van , door het nemen van verfcheidene onzer Schepen, benevens onze Koopvaarders, en OostIndifche Schepen, die altemaal voor goede; A prys  ( ? ) pip verklaard wierden , waar door wy bit* tere flagen geleden hebben: — Wy Hollanders waren destyds niet zeer fterk ter Zee, dewyl den Oorlog ons onverwacht op het Lyf kwam, waar door dezelve oogfchynlyk tot ons Nadeel moest uitrallen , daar onzen Vyand fterfc, en gewapend was, echter gebeurde het, wanneer eenmaal eenigen onzer Oorloj>fchepen ter verdediging met de Engelfchen op den Oceaan in gevegt geraakten , dat den Holkndfche Leeuw, ontwaakte ; zyn Oude Heldenmoed toonde , en op den Vyand een glorieryke Triumf bevochten , — Ik bedoele den Slag op Doggersbank, welke den Engelsman niet ligt vergeten zal, te meer daar hy Negen Schepen van Linie, en de onze Hechts zes, fterk waren, zoo dat de overmacht aan hnnne zyde was, Echter na dit voorval wierden die verfchilïen wederom bygelegt. Dan eenigen tyd daar na, raakten wy op «ieuw in Oorlog met den Keyzer. en nog; ■<-» ■:, \ -■ - io gce* ftaat fan tegenweer zynde om ons behoorlyk te konnen verdedigen , liet den Keyzer eenige Buitenlieden en Plantfen, mei derzelver üatteryen en anders, flegten. —Dit inoeften viry al wederom gedoogen dan » Vrankryk tusfehen 1 eide komende , om de verfchülen by te leggen, werden die dan ook Wel dra uit de weg geruimd, mits Holland] daar weder voor boete, gelyk dan ook Vrankryk, volgens gewoonte,zynegoede dienden niet aanbied, dan om ze door Hollands Geld. t» doen betaalen. AJtans, die zaaken Werden mede afgedaan. Maar waren de opgenoemde zwarigheden Sêducbt.— Aliergeduchtst nochtans was het onweer dat zich over ons lieve Vaderland, verhefte, toen het korts daar na door ver« bazende ïnlandfcheBeroerten verteerd wierd. « Men gelaste allerwegen het Land door om aich aan te gorden, en elk Burger, om éven als, een Krygsman , voor Haarftêe en 41taren t% ftryden, en zich « verweeren, A * «f  f 4 ) óf 'er fotntyds de een of andere Vreemde Mogendheid ons mogt aanvallen, — het gefchiede , — maar van achteren zag men te laat, dat het Plan niet anders geweest was, dan om met die zelve Wapenen Onzen Waardigen en DoorI Vorst Willem de Vde, benevens Zyn Kon. Gemalin, en Vorftelyke Spruiten , en dus het gantfche Vorftelyk Huis, en daarby derzelver Aankleevers, de braaffte Vaderlanders, te bevechten en indien mogelyk uitteroeijen", en den Hervormden Godsdienst den doodfteek te geven. Het kwam dan zoo ver, dat zy die ziih niet wilden Wapenen, of onderftand weigerden aan hun die zig onmagtig bevonden zulks op eige kosten te doen, voor geen ware Vaderlanders werden aangezien , en zy die men bemerkte dat achter de zaak waren , en zich voor Orange verklaarden , befpot en vervolgd wierden, ja, wat zeg ik, het kwam zoo ver dat den Vorst en het Vorstlyk Huis het Hof moeften verlaten, en zyne Wyk te Ny*  ( 5 ) Nymegen, in de Provincie van Gelderland te nemen , het welk ten gevolge had dat hy, langfamerhand van alle zyne Charges als Erfftadhouder werd gedimitteerd. Het fpel ging dus "voort, zool dat in 1787 alles gewapend was , zelfs deze onze Plaats Maaslandfluis , die , zoo als onze WelEerw. Predikant van Sprang, eertyds plag te zeggen , eene Koningin onder de Dorpen was. Wy ftonden nu, onder onze Magiftraat, te weten Burgemeefteren en Schepenen — daar werd dagelyks op het Stadhuis Vergadering aangelegd , alwaar elk Burger zich moest verklareu, magtig of onmagtig te zyn om een Geweer te koopen, de eerde moeften het zelfs betalen, en de laatfte gaf men het voor niet, om den Wapenhandel te keren , verfcheidene Burgers leerden het in fchyn, maar daar moeften Opperhoofden zyn tot Capiteins, Luitenants, Vaandrigs &c. A 3 M&n  < ff ) Mén rhoèst daarby een Stuk Lands hebbek om cp te Exerceerén, waar toe de Heer Colknel P..S.Boekhouder van het Taanhuis, met zyne Aanhangers, een goed Plan wisten te maken „ men verkoos daar toe het zoogenaamde kleine Weitje , dit moest rondom door een Hek en Sloot, afgezet worden, en daarop een Dam gemaakt, op dat de Helden in hunne Exercitiën door de oprechte Vaderlanders niet zouden gehinderd worden , aldaar werd een Vaandel gebracht, door den voorgem. Collonel prefent gedaan, 't welk door zyii Ega op het zoogenaamde Slagveld werd overgereikt, ter. wyl door W , van derj..., aan alle de Leden van dit Genoodfchap eene Aanfprsak gedaan werd , een yder naar zyn ftaat en {oeftand. die woordelyk luide als volgt.  C 7 ) DICHTMATIGE AANSPRAAKEN, by geleegenheid derplegtige Overgifte van het VAANDEL, ten gefchenke van het Vrywillig EXERCITIEGEZELSCHAP, onder de Spreuk * VRT EN GETROUW, te MAASSLUIS. Aan de Gewapende Leden. Manhafte Burgers! myn geliefde Plaatsgenooten! H»e klopt myn hait voor {71— 'k Deel in uw ramp en heil. Ik voel myn droefheid in uw' tegenfpeid ver gr ooien, En in uw' voorfpoed ftygt myn vreugde aan 't boogfte peil. , Roe dikwerf gaf ik daar, met woorden, Jchrift, en daaden, De oprechtfte blyken van ; al Jmaakte ik «s#nigmaal Het bitterst Zielenletd% wen ik werd overladen Door 't razend enbefcheid, met hoon en lastertaal: Myn liefde kon hier door, MAASSLUlZERS! niet vermindren. Dat vuur dooft nog niet uit. — Die xelfde gloed Haakt nu •8 4 Vter  — — c t ) Voor 't Vaderland, — deez' Plaats,—* voor Vroui •wen, en voor Kindren; Zo veel myn kracht vermag, klopt nog dit hart voor V. 'k Deel dubbel in uw vreugd, nu ge, aan 'sLands Overheeden Gehoorzaam, V gereed ter wapening begeeft; Waartoe ge uw tyd en vlyt heldhaftig wilt befteedm, En toonen, dat in U Bataaffche moed herleeft. Dets lang gewenschte dagfchenkt ons de fchoonfte blyken, J ' Nu ge yder, als omftryd, uw krygsmans werk verrigt , Uit liefde voor 'sLands heil, die nimmer moet bexwyken, Maar eeuwig xyn befchouwd als d'allergroot ften pligt; Baar 't onbepaald Gezag der loeze Ariftocraaten Van eigenbaat bezield , de wreede Dwinglandy Door Oproer en Geweld, in Neirlands vrye Staaten, Vaak ftyft, en Bato's Erf dreig met de Slavetny. Gelukkig'. — dat het oog van 't eeuwig Alvermogen Nog waakt voor Nederland! en 't lang misleidde Volk, Door Godsdienstfchyn gedoekt , dat blindzel viel van de oogen, Eu  ( 9 ) Ën zag, van onder 't kleed, denfchitterenden dolk-, t)ien moorddolk , dien mtn lang in 't heimlyk dacht te Jtooten, In 't hart der VRYHE1D VAN DEN VRTGEVOCHTEN STAAT, Terwyl 't veelhoofdig Beest, met open muil en pooten, Vast brulde, alom gekitst door Kwelzugt, Nyd en Haat. Wy mogen, God zy dank! ons op dit heil beroemen. Dat hier dit Mtnfier geen — of weinig invloed heeft. MAASSLUIS mag openlyk zig zeer gelukkig noemen, Wyl thans men onderling hier in alle eeniragt leeft. Hoe wil al 't Vaderland uw glory uittrompetten! Ik zing, MAASSLUIZERS! myfchier'ademloos en ftom, Daar ik een' htogen toon poog op uw lof te zetten, By 't zwaayen der Banier' by 't romm'lcn van uw Trom. Die fchtone Veldbanier, milddadig U gefchonken, Door eener Vrouwe hand , om aller liefde waard; Banier, waarme gy moogt by Neêrlands Helden pronken, A $ AA  kit ge U, VRYEN GETROUW, in uw s>e. leedren fchaart. Wel aan: vergunt uiy dan, dat ik, in uwen Naame, Aan dees Wel-Edli Vrouw betuig uw dank. baarheid. Ik neem een Vryheid die 'k , om U, my nimmer Jehaame, Bewyl ze, en U, en My, een' waar en roem bereid. Wat zegt gy? Wakker Volk! Gyfchenkt my alle uw Jlemmen ? —, t Ja! 'k verdubbel des myn poging, U ter gunff! faets kan den vryen loop van myn gedagten ftremmen; Zy vloeijen uit myn hart, etnvouwdig, zonder kunst. Aan Mejüffrouwe SCHIM gebooren KEIZER. Ettbelg, Pronkpaerel in den kring van 's Landt Heldinnen! Jget bilge Uniet, dat ik thans aanhef e Uter ter', Wy mogen vry tan V, van U het eerst beginnen, Wyl gy dit moedig Volk, dus blinkende in 't geweer, Nog  C ii ) Verlert met uwe gunst, dit Paandel hun wilt fchenken , Op dat men eeuwig aan de Vaderlandfche trouw, Voor Vryheid van Aitaar en Haardfteé zcugedenken ; Genoopt door de eerejpotr van een Bataafjcke Frouw '. floe wil dies Maatjehappy op hand en hart U dragen , Met uwen Echtgenoot l — Zy looft vol dankbaarheid Uwe ovtrdlcrbre Gift] wat leed ons moog' belagen, Dtes Helden zyn, in nood, tot aller hulp bereid. Wy mogen thans in hun die Vryheidszoonen eereri. Die, op het cerfte alarm kloekmoedig zyn gereed„ Om allen oveil st van boos geweld te koeren : Te recht hbt gy aan hun deeg' eereprys beJttei. Zy loven U in \t harte om Uw weldadigheden; Zy wenjehm dat Gods gunst U lang in 't leven fpaar. Zy Jmetken om Uw heil met vuurige gebeden; Dat u die goedheid met uw Egcmaal bewaar Bevryd van ongeval driedubbel overladen, Met een onfthatbren Jchat; op dat zie ons MAASSLUIS 6 D*%  ( I* > Nog meer verlijden moge in Uw doorluchti'daden; En vrolyk juichen om de welvaart van Uw Huis. Nooit worde Uw Echtgenoot , aan 't Hoofd der Burgerye In 't Plaats-befiuur gefchikt, door hartverdriet belittém Maar dat het ieder, liefde , en eer, en achting wye; Daar Hy zig vaardig kwyt ten dienff van 't Algemeen. Lang blyv' de Naam van SCHIM aan KEIZER vastgeftrengeld; Die naamen by al 't Folk in zegening' gedacht; Terwyl der Burgren heil zig mei het Uwe mergelt, Tot onwaardeerbaar nut van 't laate NageJlacht! En wordt de wensch van hun, van My, van alle Braven, Bezegeld met Gods gunst, dan zult Gy, afgeleefd, Uw zielen beiden uit de onpeilbre heilbron laven , Daar 't eeuwig Hcmelsch goed tl 't Aardsch te boven ftreefe. Aan  ( is ) Aan de Edele en Achtbare REGEEKING van MAASSLUIS. Wel Edle Heercn'. 6 recht Achtbte Burgervaders! Dit hier het PLAATSELYK GEZAG VAN 'T VOLK vertoont, In wien 't Batavich bloed rolt levendig door is aders; Ik roem de Vryheidszucht, dis U in kam woont. Gy hebt, by de OPPERMAGT VAN HOLLANDS HOOGE STATEN, Door Burgerlievend en door Vaderlyk betoog. Ons van dc last ontlast der lastige Soldaten. Met recht waardeert MAASSLUIS U, zyn REGENTEN, hoog. Uw blakende yver is niet minder ons gebleeken. Ter vordring' van het nut voor deeze Maaifchafpy, Toen Twist, met laffe Vrees, in 't heimlyk iotr kwam breeken , Tot merklyk achterdeel der nieuwe Schuttery. Nu toont gy ons deez' dag uw minlyk vergenoegen; Veriert, voor aller oog, ms met uw byzyn hier. •. »  ( 14 ) Ai\ gunt mc een' dankbre wenseh U néirig toi te voegen. Uw tegenwoordigheid maakt onze Helden fier. Lang zyt gt en blyft gy ons den Wellust onzer oogen. De Hemel zegen' all' de poging, die gy doet, Tot welftand van Maas/luis; verdubbel uw ver. mogen , En maak de bitterheid van uw Regeering zoet. .él Hoe genoeglyk wil de Glory uw» Naamen, Met onuitwischbaar inkt, doen Jlellen m den rang , Dier Helden , die zich nooit der eedle Vryheid Jchaamen; Maar eeu-joig Vyand zyn van OPROER en van DWANG '. Aan de LEDEN van NABURIGE GENOOTSCHAPPEN. Xerotmde HELDEN', die, in onze NABUUR. STEDEN Waakt voor het dierbaar heil van 't zuchtend Vaderland \ l'y byzyn doet ons «r, met zoo vtel cd'le « LEDEN , Van  ( *5 ) VemWAPENMAATSCHAPPT}-— Wy biin U hart en hand. Vergunt tns, dat wy U ook vriendlyk hier bi' groeten. Een VADERLANDER voelt zich in de ziel verheugd , Als hy een' Midgezel in denkwyz' mag cnfmoeten : Geen wonder dut myn hart tok op uw komst verjeugt\ De ware Vryheidmin gloeit aller Braven harten l (Hy is een Aterling die hare kragt niet kentl) Zy lacht met lyfsgtvaar, en durft den dood zelf tarten; Zy wordt van lieverlei aan fmaad en hoen gewend. Onze ondervinding kan votr allen dit getuigen. Verdrukking wikt den moed ook in het hevigst leed. Laat vry, een fpin fenyn uit dees myn bloemen zuigen, De waarheid dekt zig nttit met een fchynheilig kletd. J 1 V allen eeren wy als VADERLANDSCHÜ MANNEN, * Die, aangegord met magt, dt Vryheid hm ■ tn duur, %■>'■ Kr Sr.  ( 16 ) Befchermtn, en den Dwang uit Neirland hebt verbannen; r Doortinteld met een' gloed van Bato's helaenvuur; Befchouwt ons Krygswerk thans met geene ongun/lige oogen. Het wint allengs neer aan Wy zyn door tegenjpued. Door 't Britfchc Roof geweld gefnuikt in ons ver. mogen ; Toen men ons , weêrloos, liet berooven van ons goed. Men doet hier wat men kan Meer is 'er nooit te vergen. Dan by dit alles houdt myn hart zich overtuigt, Dat dit GENOOTSCAP zich niet firafloos zou doen tergen, ' Terwyl 't zyn' vryen nek voor geen Geweldnaars buigt. AaDGe2e?f?h1p!en' eD 'tVCrder geWapWd AANVOERDERS van dees VRTE en WET GEZINDE BRAVEN, L Dat  C *7 ) Dat de EEND RAGT, WYS BELEID en MOED bejlendig flaven. i En Gy, grootmoedig Volk', ge yvrig , óngedwongen, Uwe Overheid bemint en eert haar hoog bevell Volbrengt uw loff'lyk werk; zoo leeft ge op dui■ zend tongen. Hy, die zyn plicht betracht, leeft hier, leeft eeuwig wel. Dat Onverlaten 't zaad van booze muitzucht zaaijen ' Een Oproermaker is een Peji der Maatfchappf: Dejirafvan 't kwaad volgt hem, engy zult deugdloon maayen- De Waapning wel gebruikt hoedt ons voer flaverny Denkt nooit by 't Vreeverdrag de waapnen neer te leggen: De zorg voor ons behoud waar hiér mêe niet voldaan. Wy kunnen nooit een eisch aan Mogendlttên ontzeg, gen , Die , nydig om onslot, naar onze VryheidJlaan, En dikwerf met 'er daad ons achten als hun flaven , Wanneer wy, zorgeloos, zyn bffien tnagt ge. field; B Daar  ( 18 ) Daar men zicb in 't geweer, als dappere Bataven, Foor eeuwig houdt bevryd van allerlei geweli.' ^ve^er™ * ^ W* V^id no'oit 1 dh gezbnd>en kloek> n°ë m DC WvervèT V06rm kWlt' datSchaamte ™ k**™ Z°Jchaaru 'm™ '■ by deze He!d;n IFaer myne zwakke kracht door tydnoch zoro- ver vervloog en, ö Ja, ging , FRT EN GElRQXJiV met uit., /trekt vermogen, ' lt&' AldZTu 'I^^cm, _ „v, in den ■ En koos veel lieyer nog voor Faderland te fneven ■ \Z7e!dHMmdSCh *"? <«>' D^nd Geen Batavier mag ooit 'sLands Vryheid overlever ■ De baders hebben goed en bloed 'er voor befleed; llrenf^ lktm Zt °m ten ™chtgebruik be- > geflikt. ^ dmrZm' &wi voor * t«*ft' ' Zo»  C 19 ) Zoo dat men 't nimmer tnoog' vervreemden of bezwaren , Maar 't blyv bejlendig vafl tot aan den jongflen nacht. Het Goddlyk hoogjl Gericht zal ook ftrafvonnis vellen, VoorSchenders van hetRecbt van volk en Vaderland, Met recht MAASSLUIZERSl gingt ge u in de IVaapnen Jlellen! God fterke, in nood, uw arm door zyn geduchte hand. Na het Afvuaren aan dezelven- Driewerf geluk, MAASSLUISCHE BRAVEN*. Hoe looft myn hart uw dappre gaven\ Uw krygswerk is met roem verricht. Den Nyd in 'f aangezicht. Nu moogt gy vrolyk • - veilig rusten-' Gy leeft nu wenschlyk vry, Tot aan de wederkomjl van 't Lente Jaargety? Om, met vernieuwde lusten , Een grooter vordering te maken in uw werk. Zoo ftell' men paal en perk Aan Heerschzucht met haar vuige Slaven, Als edele Bataven. B 2 Dm  { M ) Dan, door de Winteravond- uuren , JFe/i gy, by heetge/ioekte vuuren, De rust neemt van uw' arrebeit U veel geleegenheid Vergunnen om aan 't Land te denken, Heb ik aan U deez' raad: Dat gy uw''leeslust kweekt, en onderzoekt 'sLands JtUü/t» 't Zal waarlyk U niet krenken. Komt by elhandren. Praat een Vaderlanfche kout. 't Maakt dikwerf Bltodaarts ftout. Ai! zingt ook vrye Burgerzangen, Gemaakt voor uw belangen. Wy hebben Schryvers, en ook Dichters, Die, als otrechte VryheidJHchters, U leeren, hoe al 't Vaderland Geheel uittzyne /land Li 't eind zou 't onderst boven keeren; Indien,de Hemelmajefteit Ons met een ganfche reeks van Mannen had be. Die zich als Helden weeren; Om voor de Vryheid van uw kaardfteê en altaar, Nog daaglyks in gevaar, Vol moeds te waken en te /iryden; Die ons van 't juk bevryden. Gaat  ( 21 ) Gaat heen: —• Myn Patriotfche Vrinden\ Het aantal groey' van Welgeziiden\ Zo m'iet een Jaanaizoen, Den krygslus fterker voên! Zo plukken uw Nakomelingen . De Boomvrucht, door uw hand , Met zoo veel yvers, tot hun welzyn hier geplant, Als zy uw glory zingen ! Dat eendragt, liefde, moea, en onbezweeken trouw, U Jleeds verëenigd hou\ Vaart wel] -.- Gods gunst fchenke allerwegen U eeuwig heil en zegen. — Maassluis den'20. Oclober 1785. WILLEM van der JAGT. Dit alles gefchiede zonder voorkennis van onze Achtbare Vrouwe, de Baronnest van Boetfelaar, gelyk dezelve zulks aan my en anderen getuigd heeft Men moest vervolgens ook alhier eene Verdering hebben, om met elkander te overleggen, hoe men het best handelen zoude om de ware Prins en Vaderlandsgezinden te B 3 dwars-  C 22 ) dwarsboomen, waar toe reen een Huls verkoor op de Haven, voorheen bewoond door zekere Willem de Fes, welk Huis men den naam gaf van SOCIËTEIT, onder den Spreuk : Pry en Getrouw, daar ieder Lid van dat Volk in konde komen, en waar van W. van der J... de eerste Aanlegger en Aanvoerder van was. Men moest deze plaats van MAASSLUIS wel in order houden, om voor geen onheilen , of verrasfing van buiten te vreezen — Hierom gingen de zoogenaamde Patriotien naar DELFT, om twee ftukken Gefchut, dewelke zy ook verkregen, daar ook onze Predikanten Ooggetuigen van geweest zyn, wanneer dezelve aan het zoogenaamde Huis ter Lugt werden ontlost; Die ftukken wer- ■ den aanftonds naar het Hoofd by de Maas , getransporteerd, en men hield aldaar altoos de Wacht by , al hoewel , indien het 'cr eens op aan had gekomen, niemand van hun zoude in ftaat geweest zyn, om dezelve te regeeren, alzoo die wacht meest al door jon-  ( 23 ) Jongens bezet was, en de Opperhoofden veel al door het Bacchus Nat bedwelmd waren. Op het zoogenaamde Prikkegat moest ook alle Man aan het werk, om aldaar eene Battery op te maken. — Niemand wist meer van Negotie, of van zyn Trafiecq of Werk waar te nemen, elkarbeide daar aan als Leeuwen, niemand uitgezonderd. Daar kwam vervolgens ook te Woerden, het bekende zoogenaamde Defenfie Wezen, daar al mede de voorn. W. van der J . . . ook een eerst Lid van was, want van elke plaats had men een of twee Leden, die aldaar altoos moesten wezen, of elkander aflosfen , om de Voorftanders van het Huis van Oranje te drukken. — aldaar werd dan eigentlyk de Bloedraad gefpannen. Men was dan onder elkander Party. — 't Was even eens en nog erger als in de Hoeken Kabeljaauwfche tyden, een zoogenaamde Patriot kreeg den naam van Kees , en een brave Prinsman den naam van Foev maar men begon in de Patriotfe Sociëteit zoo grof , B 4 eene  C 24 ) eene Rol te fpeelen, dat het de Prinsliédea niet langer konden dulden , waarom deze laatste dan ook eene Vergaderplaats hielden, om zich te vereenigen, en andere by hun uit te, nodigen, die met ware Zucht voor Oranje bezield waren, om dat Huis in zyn oude Luister te helpen onderfchragen en het zelve met zyne Voorftanders uit de handen dezer Moordenaars te redden, het welke de God. delyke Voorzienigheid, die daar voor eere zy, ook wél dêde gelukken. Want op een morgen kwam zekere . . . SM . . . by een waar Prinsgezinde, z^o ik het wel heb, genaamt R t B.. ..n aan hem vragende, hoe het toch gaan moest, als men zich tegen deze woedenden hoop niet verrei tede , tervvyl onze Kaars dus doende in ae pyp brande, en zy Patriotten over alles triumfeerden, waar op voorn. R. B. antwoordde: wel wat zullen wy dan anders doen, als ook een Huis zien te krygen , om voor Zyne Hoogheid te teekenen, waar op dan ook aan zekere Jan Schouvaas, om een  C *5 ) een voorvertrek in zyn Huis verzocht wierd, het geene die ook ons verleende maar de . zoogenaamde Patriotten hoorende dat de Prinslieden daar bezig waren, zochten aanftonds zulks te beletten, dan te vergeefsch; Echter duurde het aldaar zeer kort, want den voorn. Jan S.: verb' od ons daar vervolgens meer te koomen , om wat reden weet men niet.' Men wist toen wederom niet wat men doen zoude want B. niet te huis zynde, kon men aldaa.' zonder zyne toefteraming niet vergaderen. Edoch Gert van T ,,, door de Meid bericht, waar hy logeerde , ging hem 's morgens vroeg te Delft Spreken, en gaf hem kennis dat Jan S ....... hun niet langer hebben wilden, waar op B antwoorder Gaat dan by my maar te huis, het welk van T en S .... ook dee- dcn.—De Tekening kreeg einddyk toeloop, en onze Zeelieden moeten tot hun Lof in Eeuwige Gedachtenis daar over zyn, want de meesten van hun tekenden met allen B 5 ernst.  C *5 ) ernst. Maar die Lieden geraekten ook niet minder in den baat, te meer daar ze meest al in die tyd een W. v. Oranje op hun Hoeden droegen 't welk toen ook al verboden werd, op poene dat men hun anders naar Delft of elders brengen zoude , dan de Zeelieden daar niet aanwillende , werden telkens voor de Welgeboren Mannen geroepen, die toen waren de Heeren N. D. de Hoest van Koly, en den anderen de Hr. Doétor W. Leon. Veerman , een Man van tamelyk verftand. Dit had voorts ten gevolge, dat de Stedehouder de beleefdheid had om met zyne twee Dienaars , by B.«'..„.•-. aan huis te komen op die tyd dat 'er de tekening lag, zeer gramftoorig, als een Leeuw, brullende wegens het dragen "van die Oranje W. doch het konde niet helpen, hy bleef echter op zyn hoed; maar de voorn Wel gebore Mannen znlks gezien hebbendemaakten met hunne Aanklevers , meerdere Combustie en leiden alle hinderpalen in de  C *7 ) (r'e w eg. - - Het was dan , dat dezelve by den Dykgraaf van der Lely ons allen met Leugens benenreden , als of wy eenïge Guldens hadden uitgeloofd, om Tekenaars te krygen , en Oranje tekens te dragen, waar op drie Vrinden op de Poort wierden gedagvaard met nog een Vrouwsperfoon, die het onder Eede verklaarde niet genoten, en de andere, ook nooit geen Oranje hadden aangeboden of iemand met goed en geld overgehaald, terwyl intusfehen de laatftgetn. Wilgebore Man, te weten Doctor Veeiman wel durfde zeggen tegt-n den Oranje Vriend D... van dat de GRAAF van BENTINK, Heer van Rhoon^ een heele gemeene was, en die getekend hadden, ook van dat zelve foort. ma;;r hy mocht liever zich zelve gemeend hebben. De tyd der Tekening met dezelve nu volbracht zynde, zond men de Lyst der Intee* kenaaren naar 'sHage, even gelyk men van andere Plaaifen deed. - Dit werk was nu voltooid , maar op een volgende namiddag ging  C 88') ging R B , met zyn Vrouw, en den Luitenant S .... eens voor plaifier naar het Eiland , om aldaar eenige goede Oranje Vrienden te bezoeken. -- Aan het Hoofd gekomen zynde , keek dat Volk, waar onder eenige onklaar waren, ons aan, even als of zy ons wilden op eten , doch lieten ons zonder ee-nig molest pnsfeeren. —• By onze Vrienden op het Eiland wat vertoefd, en eenige ververfching genomen hebbende, meenden wy 's Avonds onze te rug komst te nemen, dan zoo dra wy aan de Haven kwamen waarfchouwde men ons niet over te gaan, want dat de Patriotten voorgaven dat wy de Huislieden op het Eiland hadden aangehitst, om naar Maas/luis te komen — Toen was goed raad duur .— De eenen nam voor om op Vlaar dingen te gaan, en den andere op Hoogvliet, maar daar over Raadplegende kwam intusfchen Gerb. van T by ons van Maas- fluis. — Dat was nu de derde Man, wiens oordeel was om naar den Briel te gaan. — 4ft Zoo  C 29 ) Zoo gezegt zoo gedaan, wy gingen naar den Br iel en namen aldaar onze intrek in het Logement de Prins , alwaar wy met ons drie Perfoonen circa drie Weeken Logeerden , dan de koste te hoog loopende , befloten wy met ons tweeën om een Kamer te huuren , terwyl de Luitenant S... in de Prins verkoos te blyven Logeeren — Onze Vrouwen zonden ons eenige goederen, als Bedden , Dekens &c. maar roen die van Maasfluis naar den Briel zouden . vervoerd worden, kwam zekere Johannes JD , mede een groote Patriot aan het Huis van voorn. B , om de goederen , die getranfporteerd zouden worden , te bezichtigen , zeggende: dat hy mondëlyke order had ontfangen van den Fiskaal te Rotterdam , tot dat vifiteeren. — Wat nu daar van is, weet ik niet* maar dat weet ik, dat den voorn. B eens een Schuit Hooy van het r iland heeft afgehaald tot Voeragie van zyn Paard , en dat hy order gaf, om het ten eersten daar uit te losfen , en toen had  C 3° ) had jF: D de order niet, van den Fiskaal om zulks te laten doen , zoo dat men wel begrypen kan dat de voorn. jF. D een llegte Leugenaar en Falfa ris is. Gemelde jf. D....... zeide ook wel eens: dat 'er nooit zoo veel Drank aan het Hof was gedronken, als by dezen Erffladhouder en dn: hy of zyn Voorvaders daar nooit Schot of Lot aan betaalden; — Zie zulk een Lasteraar van Zyn Hoogheid is deze Commie-- D Uy was immers waar¬ dig van zyn Ampt geremoveerd te worden, hy die zulke enorme Lasteringen den Post van den Nederrhyn napraatte. Met ons dr'è'n in den Briel zynde, kwamen de Vrouwen van B en van T.. hunne Mans eens bezoeken —■ De eerstgem. wilde gaarne haar Man te huis hebben om naar zyn zaken te zien , maar hoe aldaar te komen was de zwarigheid , men begreep dïtt daarom de Vrouwen des Avonds uit den Briel zouden vertrekken, en wy  C 31 ) wy des Avonds tusfchen licht en donker te huis komen. — Dit deden dan B....... en van T. — Wy gingen 's Avonds om agt Uuren uit den Briel; over zynde, nam elk een Chais, die ons bragt op de zoogenaamde Huismans Wooning dï Vink, daar wy verzochten ons over te zetten 't geen ook gefchiede; — Over zynde, namen wy onzen weg achter de Buitenplaats Noord Nieuwland, om dus te veiliger op de plaats onzer Wooninge te komen. — Dog het mislukte ; — Wy wierden door Jan van Leeuwen en Ary Middelhuizen , gewaarfchouwt om te rug te keeren , vermits de zoogenaamde Patriotten ons opwagtende , wy gingen ook aanftonds te rug, en klopten aan de Wooning van Corn. V~alke«is , waar aan wy onze zaak te kennen gaven , vragende na gelegenheid om ons met een Vaartuig weder aan de BrielfcheKant te brengen — Deze ons in 'r, eerst niet kennende, vermits wy verkleed waren, ' beantwoorde zulks met Neen, maar dat wy naar  C 3* ) naar 't zoogenaamde Hamersgad of Spuy zouden gnan , dog her welk wy niet cVeden, maar langs de Maas onze weg namen , tot dat wy by Arend Tzcrman kwamen , die ons Logeerde. — Wy gingen vervolgens des anderen daags 's Morgens vroeg wederom denzelven weg te rug, naar Com. Valknis, om op een of ander Vaartuig te wachten. — Eindelyk zagen wy een Zalm Visfer, daar wy aanriepen; op het zelve waren Roskus en Klaas ...... die ons aan de kant van 't Eiland weder bragten, zoo dat wy, onverrichter zake wederom in den Briel aanlandden , dan echter nienwsgierig zynde om onze Plaats van na by te bezien, overleiden wy met eenige goede Vrienden om tot uitfpanning, eens naar den Sluyzen Heuvel te ryden, wy deden dit, en Bregtnan en van Teilingen gingen voor uit. — Dit was eenige dagen na dat het MoordRot te Oudbeierland een of twee ware Prinsgezinden nedergeveld , en met de Beenen aan de Galg hadden opgehangen , en Zondags  C 33 ) — De Collonel van het Moord Rot, zondt 'er kort daar ©p nog een by, want twee was niet genoeg, waar op myn Vrouw zoo driftig werd, dat ze aanftönds naar hem toe ging, en hem vroeg, wat voor manier van doen zulks was, en of hy buiten dat, den Burger niet genoeg drukte. — Piet den Bakker , of de Collonel van 't Moord Rot antwoorde: dan moet gy naar de Commandant toe gaan , die heeft het zoo opgegeven." — Al die zaken wierden my gefchreven. — Elk kan denken hoe onaangenaam my die Brieven te lezen vielen, veel kon ik infchikken, maar nooit, dat eenVrouwsC 4 Per"  ( 40 y pcrfoon alleen in huis zynde, drie gewapende Mansperfoonen moest ontfangen en kan derhalven nooit geen achting hebben voor zoodanig een Suppliant als is die P.. . den B , de Collonel van het Moordenaars Rot, want anders was het niet. Want hy had zelfs het Moordenaars Declaratoir van zyn Aanhangers aangenomen 4 op het huis alwaar men gewoon was den Bloedraad te fpannen. Den 14de September kwam ook de Commandant verzeld van twee Officiers uit het vliegend Leger by myne Huisvrouw, waar van de wegwyzers waren, C. Pannevis en C. Zwanenburg, de Jonge ran Piettr van Dalem, die met de hunne , voor de Deur bleven ftaan. 't Gefprek met den Commandant zal ik om de Kortheid, by Vragen en Antwoorden voorfteilen. De Commandant. Is Uw Man niet te huis? Myn Vrouw. — Neen. C. waar is hy dan ? M. V.  M. V. Ik weet wel waar na toe, maar niet of hy daar al gearriveerd is. C. hebt gy geen Geweer in huis ? M. V. Neen , maar myn Man beeft iu den Engelfchen Oorlog, Burger Serjant geweest, en heeft nog een Sponton hangen, met een verroest Zydgeweer, dat niet met zes Man uit de de Scheedete kiygen is, — Zoo dat U nog van dienst is, zal ik het U geven. Een van de Officiers: Gy hebt evenwel een Oranje Manteltje gedragen. Waar is dat ? Myn Vrouw. — Ja, dat heb ik gedragen , het is thans by myn Moeder te Wezel in Pruififch Land, alwaar ik myn goed gekten heb. Commandant. — Ja, dat zal ook daar bet:r te pas komen, als hier te Land. M. V. Ja, dat had ik ook gedacht. C Heeft Uw Man ook een Exerceerend Lid geweest ? M. V. Als hy' dat geweest had, had hy C S niet  C 4a ) «iet vnn zyn woonplaats behoeven te vertrekken. Een ander Officier; Wel ik ben onderricht dat gy Oranje vercierfels in huis hebt. M. V. Neen, die heb Jk niet, — Die O anders onderrigt moet gy maar hier laten komen. C. li ebt gy dan geen Oranje Vlagge? M. V. Neen, maar wel een Prinfe Vlaggen. C. De Prinfe Vlagge komt niet meer te pas, want wy hebben geen Prins meer, — Die is uit het Land. M. V. Hy mag uit den Haag zyn, maar niet ui: het Land. C. Ik heb gehoord dal gy een van de voornaamste zyt, en hoop dat gy U wat ftil zult gedragen. M V. Dat heb ik gedaan , en daar' ik voor ben , zal ik voor blyven, en 't geen in myn hart is zal 'er niemand uithalen. C. De gedachten zyn vry. M.  ( 4S ) M.M. Indien gydie colt konde benemen , zoud gy het niet laten. De Commandant vertrok hier op met zyn Moord Cabaal,|en zeide nog eens nader onderzoek te zullen komen doen, maar zulks is in de loop gebleven. Nu ftaat ons nog te verhalen wat onze eige Maasfluifche Majefteiten ten Huize van voorn. B. hebben uitgevoerd. — Het was dan op Maandag den i7e September, dat aldaar Vier Perfoonen in kwamen, altemaal gewapend met Zydgeweer als anders,te weten Ad. van der Jagt, Luitenant, C Pan* nevis , Secretaris van het Moordenaars Declaratoir ; Jan Zegers en Jan van den Hoek, Horologiemaker, die lamen als Wilden in het Achterhuis vlogen, vragende naar de Vrouw. — Die niet te huis zynde, aanftonds door de Meid gehaald wierd, welke laatste door de Vrouw beftraft wierd , om dat zy dat Volk zoo ver in huis had laten komen, en niet buiten de Deur had laten liaan. — De Vrouw achter komende , rees de  C 44 ) de Heer van der Jagt van zyn Stoel op en Vroeg: V. D. J. Hoe Vaart gy al? De Vrouw (zeer ontfteld en kwaad zynde; dat ziet gy wel, V. D. J. Als ik ordentlyk naar u gezondheid vraag kond gy ook wel ordentlyk antwoorden. De V..,. Dat heb ik al gedaan, gelieft maar ras de reden te zeggen , waarom gy hier komt. V. D. J. Wy komen uit order van Hun Ed: Gr. Mog. om de Tekenlyst te hebben. V Die kan ik U niet geven. V. D. J. Is ze dan niet in huis ? V . .. Neen, ik weet niet of ze in huis is of niet. C. Pannevis, weet gy wel dat gy voor een Alwetend God ftaat ? V Wist ik dat niet, dan zou 'er zoo veel haat, en twist niet voorgevallen hebben. C. P. Wy zyn aliyd goede Vrienden geweest,  C 45 ) weest, en dus zou het my fpyten, dat 'er Molesten zouden worden gedaan. Ik verzoek U vriendelyk dat gy ze maar zend, aan den Kaptein A. van der Énd, of den Vaandrig C. van der Lely. De V. Ik doe zulks niet, ik geef het Biet over. V. der Jagt, dan kanje zien wat 'er van komt, en 't zal best zyn U binnen kort, maar eens op een plaats brengen, daar gy behoord te wezen. 0 De V. Ik ben alle dag te huis , en ben ook niet van voornemen om uit te gaan, — Dus konnen Hun Ed. Gr. Mog. met my doen wat zy willen. V. D. J. Ja. gy hebt wel meer gedaan. De V Wel wat heb ik dan gedaan ? V. D J. Gy hebt Oranje gedragen. De V Wel wat heb ik dan voor Oranje gedragen, C. Pannevis, die Mantel en Rok die gy gedragen hebt, tegen de Wetten van'den Lande. De i  < 4* ) De V Ik heb dat goed publieq op de Haagfche Kermis gekogt, en had ik het niet mogen dragen, dan hadden de Heeren Staten tiet voor af moeten verboden hebben om te verkoopen, kortom : in eens af, Ik heb het gekogt, ik heb het betaald, en ifc heb het gedragen, en 't is wel gemeen dat men van zyn eige Burgers zo© veel overlast moet lyden. En op deze wyze heeft elk op de Plaats, een en andere laagheden, verdrietelykheden, ja, baldadigheden moeten uitftaan. — Niemand was vry, als alleen de Roomfchen, die waren de beste Lieden. — Dat meer is, tot cenblyk daar van, wierd, juist in dezen tyd, een Roomfche Kerk gefticht, waar van de voornaamste Voorftanders waren de Heeren Koole, — F. H... en Ad. v. d. J...., — De eerstgem. had 'er zelfs een ftuk Gronds aan verkogt, om ze daar op te bouwen, en ook Geld op Intrest daar op gefchoten, maar of Ad. v. d. J... zulks wel heeft gedaan,, geloof ik juist niet, om dat die Man zoo ftyf  C 47 ) ftyf in zyn Schoenen niet ftaat, zoo als wy uit eenige Couranten vernomen hebben , daar hy door zyn Vrouws Moeder niet weinig in 't Licht gefield is. Wat heeft dezen Handel niet- al Twist en Tweedracht veroorzaakt ! kwade Vrienden wierden goede Vrienden , en die goede Vrienden waren, wierden zwaar tegen elkander verbitterd. Ik zal maar een voorbeeld by brengen : W* v. d. J . . ., was voorheen een bitter Vyand van de Roomfchen, en die wederom op hem als vuur en vlam, byzonder om zyn Gefchriften, die hy zedert eenige Jaren tegen de Roomfchen gemaakt had, — Op een zekere Zondag waaide 'er van de Roomfche immers een Vlag van een Hoekerfchip, terplaatfe daar alle de Gereformeerde, als zy naar de Kerk gingen, moesten pasfeeren, waar op voorn. Wv. d.J... daar over een Boekje uitgaf, het geene de Roomfchen nog meer tegen hem deden verbitteren , maar dat wierd nu altemaal vergeten ,  ( 48 ) ten, daar hy vervolgens met hun volmaakt eensgezind leefde Zy konden ook op geheel Maasfluis geen beter Suppliant voor zulke zaken krygen Daarom is het Spreekwoord welwaar , hoe grooter Geest , hoe grooter Beest, en dat iemands Ferftand fomtyds wel in Razerny verandert. Maar hoe lang duurde hun Ryk ? zeer kort,- maar 't had ook al veel te lang geduurd. — Wat een verbazende verandering zoo fchielyk als onverwacht, viel 'er weinig dagen daar na voor. Des zeiven Maandags reeds , den 17 Sept. voornoemd , werd 'er op de Trom Alarm geflagen. — Men kwam daar op altemaal by een, en ziet men vertrok in aller yl van deze Plaats. — De tyding was gekomen dat de Ryngraaf van Salm, reeds uit Utrecht geloopen was en Gorkum al aan de Pruisfifchen overgegeven, onze Maasfluisfe Patriotten deden de Auxiliairen uitgeleide, en gaven in himne te rug komst ook aan eenige Boeren nog een Vizite, die hun al geven moesten waar zy om vroe-  C 49 ) vroegen — Vervolgens gingen zy by alle de Burgers die getekend hadden , om de Kaartjes ep te halen s dat wel niet gemakkelyk toeging, maar zy die zulks niet gewillig deden, wierden fterk bedreigd, zelfs door den meergem: Secretaris van het Moord Rot, die tegen een arme Vrouw zeide, Als gy het niet geeft dan zullen wy U met Uw Ziel de Deur uithaalen. Dit is geloof ik, de laatste Charge en Doodftuip, die de Majefteiten alhier op Sluis gedaan hebben. Inmiddels zal het in Maasfluis van Kinderen tot "Kindskinderen eeuwig in droevige Nagedachtenis blyven. — Het is een Vlek , die nooit uitgewifcht zal worden , al was het dat wy Methufalems dagen beleefden,— Over zulke zaken alhier, en doorgantfch het Land, gefchied zal de Nakomelingfchap , zich al bevende verwonderen. Den volgenden dag, zynde Dingsdag kwam inmiddels de Post, met een Oranje Cocarde op de Muts , van Rotterdam herwaarts ryden alzoo het toen aldaar reeds D over  C 5» > over al in die Stad, van Oranje fchitterde , dié tot zyne verwondering geen Vlag op de Maasfluisfche Toorn, of aan de Koornmolen vond. — In den achtermiddag vervoegden zich verfcheidene Perfoonen op de Toorn , en zagen van daar veele Vlaggen, en men verkreeg eindelyk om half vyf uuren nog met groote moeite van Pieter den Bakker of de toemalige Collonel, zyn ordre om de Vlag op den Toorn te zetten , terwyl fommige van den Toorn wilden affchieten, hier op gingen ten 5 a half 6 Uuren de Burgers tot het Removeeren van de Geweeren , waar onder men 'er geladene vond, zelfs een met Scherp, zynde die van Do. M.., — Des Nachts hielden de Burgers goede Wacht, zelfs voorde Huizen van de voornaamste van de Cabaal. -— Des Woensdags Moigens vervolgde men met het ophalen van Geweer, daar men ook by zekere ff. F... een doos met Handgranaten vond —- Des achtermiddags kwamen twee Boeren uit het JVeftland tt Paard naar Sluis, met bericht dat de Patriot*  C Si ) triotten de Prinslieden ontwapend hadden, die op het Dorphuis komende om Geweer en hulp te vragen, hield men ze een weinig op uit vermoeden van Verraad , en des nachts hield de Burgery van Maasfluis weder goede Wacht, uit vrees dat het Vliegend Leger weder mógt komen. — Men zond 's nagts 2 a 3. Expresfen naar de Oranje Sluis, maar die zagen niets. — Waar op Ary K., „, Klaas S en Jan W naar den Briel gingen om asfiftentie van Militairen, • die door den Commandant hulp beloofd wierden , als het de nood vereifchte, als wanneer zy tot een Noodteken ten eersten een brandende Lantaarn van de Maasfluisfe Toorn moesten laten hangen. — Inmiddels werd gantfch Sluis in Rep en Roer gebragt door dc Meid van den Doctor Ad, van der die des Nachts op een Ko- pere Ketel floeg, — Om vier uuren 's Morgens vergaderde daar op de Regeering, aan welke de Burgers verzogten, om asfiftentie van Militie uit 'sHage. — Men verkreeg D a va»  ( 5* ) van dc Regeering een Brief aaa denHeer van SI,., die door Dirk van en een ander Bnrger als Expresfen wierden afgevaardigt. — Die in 'sHage komende 's Morgens om 7 Uuren, wierden door van S.. afgewezen die het adres affcheurende , zeide hun niet te konnen helpen, maar naar den Graaf van Bentink verwees. — Aldaar komende berichten zy den Graaf hoe het op Maasfluis gefield was, die hun naar den Heer van Starrenbürg zond, die dezen door V. S.. gefcheurden Brief lezende, zeide: Die Brief heeft P. S.... aan vqn S.. gefchreven, dat is een Schelm, en wat belet my U lieden niet in Arrest te laten zetten. — Daar op zeiden die twee Lieden de Vader van 't Wees.... en Dirk van S..... dat hy naar hun vernemen konde, onder anderen, aan zeker Raadsheer, waar op hy, hoorende dat zy goede Oranje Lieden waren, een anderen Toon voerde , en die twee Luiden in dea Haag blyvende, tot dat 'er Zyn Hoogheid gekomen was, vertrokken vervolgens tot dat zy  ( 53 } zy tot Schipluy komende, eenige Ruiters tot hunne blydfcbap vonden die naar Maasfluis gedistineerd waren. Waar op zy ook he:de op de Plaats kwamen al waar hun te gemoet kwamen de Collonel van hét Moord Rot, nevens Corn. van Zwan..... ., van 't zelve Character , hun vragende hoe het met den Brief was afgeloopen , aan welke zy antwoorden , die afgegeven te hebben aan een Sche'm, namelyk van S.. volgens het getuigenis van de Heer van Starren ...., het welk ten gevolge had, dat de Heeren van het Moord Pot by elk weldenkend Vaderlander, om verzoening kwamen verzoeken, en dat men vergeten en vergeeven, en als Burgers als voorheen famen leeven zouden, gelyk dan ook de Regeerders, Schout en Schepenen daar toe aangefteld wierden, alwaar ook by ieder van dezelve een Lid van het Moord Rot mede gingen. De Namen van hun die om vergiffenis by de weldenkende kwamen, waren: D 3 SCHOUT.  ( 54 ) SCHOUT. Geremevterd.^ Pieter Schim. BURGE MEE STÈREN. fC. Zwanenburg, | Dirk Kooy. Gerenoveerd.^ Barth. van Dorp. j Dr. du Feu. ^Koole. SCHEPENEN. fjan van Arkel. GeremovkrdA Co™, de Heer. 1 L. Schelvisvanger. lAry van der End. Job van Veer. Jacobus Steur de Jonge, Jacobus van der Burgh, Uit de Regeering was ook den Burgemeester Barth. van £>orp en den Schepen Jan van Arkel, welke beide geadfifteerd waren door Pieter Nieuwenhuizen , Lid van  < 5$ ) van het Moord Rot, die te famen een mondgefprek, hielden met de V?ouw van r B en haar insgelyks zeer ernftig verzochten, op het allervriendelykste om de zaken die tusfchen haar alleen voorge. vallen waren te vergeten, en wederom verzoend , als in voorige dagen met elkander vriendelyk te verkeeren, waar op die Vrouw betuigde zulks wel niet te willen weigeren, maar niet te weten hoe haar Man te huis komen, hier overdenken en handelen zoude, de Vrouw van R B zond hier op aari haar Man een Brief met verzoek om naar Huis te komen, die daar op van Nymegen de terugreize naar zyne Woonplaats aannam, — 'sMorgens vroeg van daar vertrekkende 5 kwam die des Avonds te Dalem, Logeerde dien Nagt aldaar, vertrok des anderendaags over Gorkum naar Rotterdam en kwam aldaar des uamiddags ten 2 Uuren en ftapte ten huize van zyn Vriend N. C. aan , alwaar hy den volgende Nacht zyn verblyf hield, inmiddels met den Voerman D 4 van  C 56 ) van de Maasfluisfe Postwagen naar huis bericht zon* dat hy aldaar gearriveerd was, en 's anderdaags om ih Uuren zoude te huis komen, gelyk hy dan ook op die tyd aldaar in welftand aan kwam, wordende den voorn. R B...... dan by zyne aankomst te Maasfluis door de weldenkende Burgers met Geweer en Wapens, Trom en Fluit van het zoogenaamde Boenderflids afgehaald, en tot aan zyn huis begeleyd, alwaar hy dezelve voor de hem bewezene Eer bedankte , en na zoo veel omzwervers behouden by zyn Vrouw en in zyne wooning in vrede aan kwam. Tot Slot op het bovengemelde. M' ontzag nog groot nog klein , drong door in meenig Huis, Schier fcheen de Tyd van Hoeks en Kabelja auwfch herbooren, Een woedend onbefcheid hield maat nog perk, - 't Gedruis. Van domme Razerny , Bet wyd en zyd , zich hooren. En  C 57 D En eer 't weêrbarstig en verwoede Rot afliet, Moest eerst het afgepersie Jawoord zyn gegeven , Of dreigden fixaks het al te Domplen in verdriet- 't Was ernst... 't geen vaak elk een op 't OoTp in vrees deed beven, Niet vreemd dan , dat elk wierd naar zulk een Rot 's believ , Geperst in zyn gemoed, of in gevaar van fneeven, En Huis en Haav te zien ten prooy van elks geriev, Men hing dan aan 't geval, het onheil voar het Leven. Gewis, Maasjluizersl had God zelfs U niet bewaakt, Ten tyde van dces Nood , en bitter volle dagen, Wie weet, wat Oorlogskreet in 'r eind U had genaakt! Wat fpelde U 't voorgevoel al bittere onweersvlagen, D 5 Daar  C 5» ) Daar zag men'er. door 'tVolk, gefchaard langs gragt en ftraat, Hun Huis ontfleept, en met verwoed geweld, verdreven, Onzeker van hun Lot, — Waar 't dus, helaas! toegaat, Legt Vryheid neêrgeveld, het Leven van het Leven, ! 't Is waar , 't bleef by bedreig of flag, men deed geen Moord, Nochtans was 't yvervuur zoo hoog in top geftegen, Dat veele Burgers in hun ftille Rust verftoord. Mishandeld, afgetopt, voor 't woedend Graauw neêrzegen, En mooglyk had de Dood wel de overhand behaald, Had 't albewakend Oog het Volk niet zelv' weerhouden, En door een wys beftuur het woest geweld bepaald, Terwyl men, door de Vlugt, de boosheid niet vertrouwde. Het  C 59 ) Het bleef hier nog niet by , maar dreef alom den Spot, Met Vorst en Magiftraat, ó booze tyd en zeden, Wat zeg ik , ja men deed dit met den Grooten God, Terwyl men Godsdienst en de Vryheid zag vertreden, En om te meer aan hun verwoed verwilderd hart, De ruime toom te bien , zag men die toevlugt namen, Tot Bacchus geestryk Nat , hoewelz aldus verwart, Langs dezen glibberweg tot erger doolpad kwamen, Men dronk met vollen teug den drank, met kruid vermengd, Om daar door, keer op keer, weêr nieuwen moed te vatten, En woede en raasde of 't al in bloed moest zyn geplengd, , Dolwaardig zag men 't Rot in booze woede uitbarsten. Zie  C 60 ) Zie daar een ruwe Schets van 't growfaam woên verbeeld, Welmeenenden ! houd moed! betrouwd op 't Alvermogen, Zingt vry des Hoogstens Lof! — [Uw fmert worde eens geheeld! Gy kund nu, op herflel, en veiligheid, toch boogen, Na dees orkaan kwam weór Oranje's Zonnefchyn Gy ziet in 't eind bereikt Uw innig Ziels verlangen, De Vryheid en het Recht zal nu weêr byU zyn, En 't Oproer Rot hun Loon, naar Werken doen ontfangen, Wie wenfcht nu de Overheid, tot Rust; voor 't ganfche Land, Geen wysheid, om met ernst, het Muiters Rot te Straffen, Dat tegens Wet en Macht zich toomloos heeft gekant, En zoo veel driest geweld zich zelf wist aan te fchaffen, En  ( 61 ) En gy , 6 Eedgefpan ! ó Rot! betreurUw daan, Bezie 't naar Redenlicht, elk Stervling voor gefchreven, Het gansch Gemeenebest verfoeit Uw vuig beftaan, En God vergeef het U, fchoon 't ftaat in Schrift gedreeven, Zoo zie me als eertyds Vrede en Vryheid, hand aan hand, In 't Vaderland en ook in Masfluh gaan ten Reyen, En twist en tweedragt voor altoos gelegd aan band, Tot vreugd van Vredelief, om nimmermeer te fcheyen. Nog'eenige BYLAGEN, behorende tot dceze Befchryving. EG TE RELAAS, van het voorgevallene ten Huyzen van den Heer Willem Schely,opregte Vaderlander. Voor  C 62 ) Voor eerst had de voorgem Heergeinquartierdt, Commandant de L.... en Officier van de Artellery genaamt Fbsk.., waar op Docter van der H... 'sAvonds na tien Uure zynden den 14 Septemb. zig vervoegd aan het huys van de Heer W. Schelv byzig hebbende «vee gewapende Perfbone uit het vliegend Leger met Zydgeweer aanbellende en toen in huys komende, wilde de Naayfler die Perfoonen in een der Voorkamer in laate, maar de voornoemde Dofter, drong direct- naar Agtere alwaar de Commandant benevens den Officier van de Artellery en Huysgezin zaten, daar komende neemt den voornoemde Doftor een Stoel zon. der dat het van den Huys Heer werd geprefenteerdt, en gaat aan Tafel zitte, van welk Tafel neemt Pyp en Tabak, daar ftonde mede twee Flesfe den eene met Rood en de andere met Witte Wyn, welke Flefch hy tegen de Kaarsfe befchonwde, maar met geen rode of witte Wyn te vreden zynde 9 dwong den voorn. Dofter de Heer fV~. Schilv........ benevens zyn Vrouw, om Ryn-  C 6*3 ) Rynfche Wyn te hebben 3 die hy zeyde maar moets gegeven worden, onder Deygementen anders maar Removeeren , vervolgens onder het Roke en Drinke van gemelde Wyn fprak hy de Eygenaars van het huys in prefentie van de voorgenoemde vier gewapende Perfoone aan, op deze navolgende of foortgelyke bewoordinge. Aan den voornoemde Huys Heer, ik hoop dat gy nu bekeert en verandert zyt, en niet langer bent een aanhanger van dien Aardt S..... die Land V. ik meen Willem van Oranje, waarop de Heer W. Schelv antwoorde en ik laat den Prins 'in zyn waardigheyd, daarop Docter van 'der H... benevens de andere vier Perfooue zeyde te gelyk hy heeft geen waardigheydt. Gemelde Docter zeyde nog tegen de Heer Willem Schelv , gy behoorde een Ton te geven aan het Genootfchap dat kanje doen dat zalje moete doen en dan kunt gy evenwel nog met een Wagen met vierPaarden Ryden, daar op zoo zeyt Naay  C «4 p Naayfter toen aaa 't bnys zyiide , Mytrheer van der H... hoe kanje Oude Luyde 200 lastig valle, waar op de voornoemde Docter zeyd fcbeerje de Kamer uit gy zyt maar een bediende, eyndelyk kwam het zoo ver, dat de vornoemde Commandant de L.... zelfs naar het lang genoeg geduurt had de drie Perfoone ordonneerden om heen te gaan. DECLARATOIR. Aan de Edele Achtbaare Heeren Schout, Burgemeefteren en Scheepenen, Compofeerende de Weth van MAASSLUIS. C~* Eeven met den gepasten eerbied te ken1 nen, de Leden der Commisfie ter DirecHe van het Exercide Gez?lichap, onder de Spreuk: V~ry en Getrouw, te MAASSLUIS , ais daar toe door de gefaamedtlyke Leden gelast en gequalihceert Dat de Eifchen , welke Zyne Majeffeit de Koning van Pruis/en door den Baron vau  C 65 ) ' van Thulemeyer aan den den Heer Raad. penfionaris gedaan heeft , en in eene Nota , den 9 deezer overgegeeven, aan alle de Leden zoo vernederende en hoonende voor ge ■ wapende Nederlanders zyn voorgekomen , en zodanig een gevoel in huu veroorzaakt hebben, wat het is thans die gulde Vryheid nog te genieten , die ons door het bloed onzer Voorvaderen gekogt en gekeverd is, dat zy wel verre van door die allezins hoonende en met eene Vrye Republiek den fpot dryvende Eisfchen eenigzins te zyn geallarmeerd, integendeel, (leunende op de rechtvaardigheid der Vaderlandfche zaak, en dat die ongetwyfeld op de eene of andere voor ons rnbekende wys , door den God van Nederland, den God onzer Vaderen , zal bewaard en befchermd worden j die zelve Lisfchen hunnen moed hebben aangevuurd en geheel opgewekt. Zy gevoelen zeggen wy Ed. Achtb. Heeren, 't onwaardeerbaar genot der Vryheid, welke wy nevens onze Landgenooten tot op dit oegeablik nog mogen fmaaken, maar E heb.  C «6 ) hebben óók tévens zich het levéndlglte tafereel voor oogen gefield, hoedanig, al wat Vaderlands denkt en voor die denkwyze is uitgekomen , de woede en flagtöffers der Oranje Aanhang zyn zou, als de Koning van Pruis/en zyne Krygsbende tegen Heiland doet aanvoeren, en als wy óns dan lafhartig gedroegen en 't Geweer niet aahgordede. Immers zoo dra, Ed. Achtb. Heeren ! als wy verzekert zyn , dat de Pruisfifihe Troupen eenen inval op onzen Vryen grond doen , is ons lot befiist, en wy moeten voor altoos bukken voor den Nederlandfche Nero Willem de Vyfdën, ia ftaale boei/en gekluifterd worden en de» Scepter der dwingelandy kiisfen en eerbiedigen , zoo wy ons niet alleen als een eenig Man verëenigen om het Geweer te gebruiken ter plaatze daar het de hoogste nood vordert. Niemand kan eenige lafhartigheid Van den gewapenden Hollardert verwagten, veel eer verwagten wy , daar al wat eerlyk denkt , der flaverny en overheerfching vervloekt, of on«  C 67 ) «nze Kinderen ons allen 't Geweer zullen aanreiken, onze Ëchtgenooten, Zusters, of Minnaresfen het ons zullen aangespen, en ons aanfpooren voor hunne dierbaare Vryheid te ttryjen ; terwyl wy haar zweeren haar niet als Slavinnen te willen wederzien, maar dat beste pand ons van God gegeeven, nog by fterven trachten zullen haar nate laaten. Dan daar wy zorgeloos zouden handelen, indien wy allen, die de Wapenen voeren , uittrokken (dat echter als de nood daar is, zal moeten gefchieden) zonder alvoorens te zorgen voor de veiligheid deezer Plaats, die wy thans op ons genomen hebben , en ter verantwoording ftaat; zoo moeten wy UEd. Achtb Heeren, nog verder verklaaren : Dat ons onveranderlyk voorneemen is, óp het oogenblik onzer uittrekking ons meester te maaksn van die gedeclareerde Vyanden des Vaderlands , die zich door hunne daaden , op deeze Plaats hebben gedistingueerd zodanige te zyn; en dat wy niet zullen rusten voor dat wy de by ons bekende en hier zynde eerste Oranje Aanhangers wel be« E a zorgd  C 68 ) zörgd in onze magt hebben en met ons voeren, om fri gevalle wy ter plaatfe zyn daar de nood ons gebied , het Geweer te gebruiken , hun in het heetste vuur voor ons te plaatfen, en moetende , tegen ©nze verwagting, bezwyken, hun ha$ eerst voor onze voeten te doen (heuvelen, eer wy ons al dervende overgeeven. Deeze gedistungeerde Oranje Aanhangers zullen ons ( behalven dat geen wy haar veilig kunnen doen verrichten van dat nut zyn, dat ze waarborgen voor uwe aller braavett veiligheid zyn zullen, alzoo wy op de minfte tyding, dat onze Ouders , Vrouwen Kinderen, Zusters of Minnaresfen, of eenige onzer weldenkende Vrienden en Plaatsgenoten , by onze afweezigheid in hunne Petfoonen of Goederen eenig het minste nadeel worden toegebragt, die met ons gevoerde Perfoone daar voor onze gevoelige wraak zullen doen ondervinde, en des noods , oogenblikkelyk voor onze voeten nedervellen. Dit is, Ed. Achtb. Heeren, ons Declaratoir, dat wy de Eer hebben voor te draa- gen  C 69 ) gen, met die verzeekering, dat het daar in gepofeerde in allen deele ten ftiptften zal worden geëxecuteerd, Wy vermeenen zoo eene Refolutie niet voor UEd. Achtbare te moeten verbergen, térwyl wy vast verwagten, dat zy die van UEd. Achtbare in ftaat zyn het Geweer te draagen , by onze abfentie zich niet fchaamen zullen met andere wtlmeenende, die wy daar toe znllen uitnoodigen , het zelve ter bewaaring der plaatfelyke rust totonze wederkomst op te vatten , wanneerwy de zorg voor die rust' dankelyk zullen voorneemen. Na UEd. Achtb. in de Goddelyke (*) befchermingen te hebben aanbevoolen, hebben wy de Eer ons te onderteekenen: De Commisfie ter Directie van 't Exercitie-Gezelfchap, onder de Spreuk: Vry en Getrouw, te MAASSLUIS. En nit derzelver naam. (Was get.~) den 14 Stpt. 1787. N. PANNEVIS. (*) Wie heeft in dien tyd in zulk eei^piimenfelyk Declaratoir, niet al op de Goddelyke befcherming durv» beroepen? nu zy zyn ook befchermt. 1 £3  C 7° ) De twee volgende Verzen vind den Auteur van deeze Befchryving ook goed, hieragter te plaaifen, op dat den lezer oordeele, over den maker van dezelve. BREIDEL voor »bn DRIFT, tot Oproer aan de. ingezetene van M A A S S L U Tf, door WILLEM van der JAGT, TE MAAS'SLUTS 1762. Spreuken XXIV. vers ai. Myn Zoon vrees den Heere en den Koning en vermeng U niet met hun die naar verandering jlaan. BREI-  BREIDEL voo* den DRIFT, tot OPROER Jakpb III. vers §. Ziet een kleyn Her hoe grooten hoef Hout:; het aanfieeke. Grelicfiie Burgen» van ons wydberoemd Maasfluys, Ei waar toe verg ge my, Gy eifcht dat ik de Snaaren, Zal (lellen om een wreed en wreevelig gefpuis, Dat moord en Oproer dreigt te brengen tot bedaaren, Terwyl men hekelfchrift op kekelichrift verfprydt, En my alom begroet als maaker van die Dichten, En zegt, dat ik die flechts verlamde uit Listigheid, Op dat men dus voor my een ander zou betichten , E 4 Maar \  C n •) Miar Neen, geloof wou in myn Dicht ka- ftyden, Zou ooit myn yver zoo lafhartig kunnen Dat ik my Schaamende het daglicht zou vermyden, Ik min ook ider Taal, de waarheyd krygt geen regt, Wanneer men flechts och arm met doemen, dreigen, fchelden, Zig in de bresfe ftelt, die Wapens zyn te liegt, En pasfen heel onpas aan waaren Sions Helden , Ik leer in 's Heydlandsfchool, te Zeegnen die myn vloekt, Gêftadig wel te doen aan zulken. die 'myn haten , Te Bidden zelfs voor hem die ftoutelyk zig vervloekt, Om myn geloofsgenoot te dryven uit zyn uaaten, Waast  C 73 ) Waant egter niet, dat ik Uw vluggen yver laak, 6 Neen! wat Proteftant kan immer tog ge« doogen, In Neérlands Vrygewest, ó nooit gehoorde zaak, De Roomfche Beelde langs de Straat te zien vehoogen, En dat der Staate Vlag dus fchandlyk word misbruikt, Om door het misgeloof het geloof te onteeren, Die Paapfche Stoudheid dient gewis al vroeg gefnuikt, Of zy belfond allengs 's Lands Vryheyd om te keeren, Dus zag men door den tyd, hier Alvas wreed geweld, En de Inquitietiezaal met Geeslen, Hangen, Branden, Op 'tyfmoord Schavot, gelyk was eer herfteld, Tot onherftelbre fcha der zeven vryen Landen, E 5 lk  ( 7+ ? Ik Roem Uw waakzaamheyd maar laak Uw ' woede en drift, En al gloeijend vuur heethoofdige Zeeloo- ten, 't Welk veel te hevig blaakt in 't kreupel hekelfchrift, Dit hist den Oproer aan en zou den brand vergrooten, Vraagt gy dan, wat ik verge ik eifch Lang- moedigheyd, ^LandsRichters, wien liet zwaard vangode is aanbevoolen, Staan reeds gereed, naar eifch dit Spoorloos onbefcheyd , Te ftraffen wilt dan niet, van 't pad der deugden dooien, Het fehelden is te laag, het dreygen wekt den haat, En doemen in Gods werkt, dan wil ge iets goeds beginnen, Bidt Gods Almogendheid, dat die het heilloos Zaat, Des Oproers haast verfrikke en fchenk bedaarde zinnen, Aan  ( rs ) Aan hem die onbefuisd ten fmaadelyke hoon, Van ons Hervormd Geloof te (lont zyn Schip zou fiere, En Roomfche Fabels ftelde in Prinfevlag ten toon, Zoo zal geloof en deugd en Liefde Zegevieren , En gy 6 van der drift wat dolheid gaat U aan, Wat moet de Burgery van deze handel denken, Dat gy ó fnood bedryft die Stoudtheyd durft beftaan, Van zelfs 'sLands Hoogheyd in 'sLands ei* gen Vlag te krenken, Juist toen op 's Heeren Dag de Godsdienst wierd verrigt, In 't Heilig Bedehtiys naar .onze pïegtig- heeden, Hebt gy onze aandagt door Uw Scfeaamze Vlag onttigt, In 't Oog van att' Hu Nëêrlands Dwinglandy een Heir brengt in het Veld, En Utrecht dreigt en drukt door Staatfche Legerbenden, Om alter Vryheyds fluks te dwiuge met geweld. Laat Vreeswyk aan de Vaart — Jutfaas voor my fpreeken, Wat regt of onregt werkt — hoe heerlyk —• hoe vol moed, De vrye Burgers daar zig op den Vyjaad wreken. — En zyn bezoldeling doen wenden in zyn Bloed! Dat groot gedenkftuk ftrek tot fchand der Aterlingen, Zoo we' als ook tot roem van de Eedlen -Batavier; — Doet als 't welmeenend Volk, een Lof —* en Danklied zingen, Ter eer van Neêrlands God — wiens wys — wiens hoog bellier, Hier de overwinning fchonk als Heer derLe- germagten; En ons met hoop vervult, dat zyne Almo- gendheyd, F $ Vm  < 96 >....- Van wiens gedugten Arm men byftand moet verwagten, Den Vrygevogten Staat wel haast Triumph bereid: Het deert my in de Ziel dat ik niet mee kan werken, En van geen dienst kan zyn voor 't hiel van 't Algemeen. Neemt myn verfchooning aan — Gy kunt het zelfs bemerken: Helaas ik ka n niet meer — weest met myn wil te vreên. Ik neem myn affcheydnudaar't klimmen van myn er Jaren, En Geest en Lichaam my fteeds roepen tot de rust; Schoon 't Oud Bataaffche Bloed by 't Gry- zen myn Hairen, Nog gantsh niet is bekoeld dat vuur nog niet geblufcht. Neen 'k fprak wel eer — ik zeg — veel liever zoude ik fneven, „ Dan dat ik hulde deed aan 's Dwinglands wreed geweld, m Of dat ik eenig regt van 't Volk zoude overgeven. * „ Aan  ( 87 ) Aan den Aristocraat die Neêrland bitter kwèld.'' Dan wyl het Uurglas van myn 'Leven'loopt op 't leste, Bezwykt my reeds de kragt daar myn Na- koomlingfchap, Op welke ik myne hoop en vroeger tyde vesten, Gereed ftaat voor te treen in mynen vasten flap'k Wensch dat myn Vaderland zich nimmer van heur fchame, En dat men van haar zegg' — zie hier een braaf geflagt, ?t Welk meê vóór VryheyJ waakt — zoo wordt zy ook met name, By deze en later eeuw , met allen roem gedagt. Vaart wel danVrienderie, Rechtedele Bataven! 'k Beveel me aan Uwe gunst — God zy en blyff met UI " Deelt Eeuwig in den Lof van Neêrlands beste braven; Van allen flaaffche dwang en Overheers- fching fchüw! Wie 't eenig — Eeuwig — wys — en gunst- .ryk Alvermogen, . U  ( «8 ) V zeegnen op myn beê, dan zidt gy *t beste goed, Dat ooit een Sterveling (maakte op al Uw deugdryk pogen, Genieten met de rust in overvloed; Dan ziet gy eerlang weer zelfs zonder bloed te plengen, En Stad — en Dorp en Land herfteld volkomen vry; Dan zult ge wil hetGod en zynen raad gehengen, Qok Juichen om het heil van Neériands Bnrgery; Dan zullen geen Tyran — geen Ipoze Aristocraten , Meer hunkren op het zweet van Land, Qf Steêgenoot, Dan zy 't Gemeenebest der zeven vrye Staaten, En in — en buyten 'sLands, geducht — ont- zaglyk groot! Ontvngthier op myn hart! — zie daar zyn bei myn hande n! Niet dan dé dood alleen breekeonze Vriend- fchapsbanden. Maasfluys den 15 van Bloeimaand \-rif. WILLEM van de* JAGT«