REIZE langs den N E D E R R H Y N OVER HET LOO,ELTEN, EMMERIK, WEZEL, DUISBURG, KEIZERSWAART, DUS. SELDORP, KEULEN tot BON, en voorts over KREVELT, GELDER, KEVELAAR, KLEEF, NYMEGEN, ARNHEM, ROOSENDAAL en DIEREN te rug. IN OOGSTMAAND DES JAARS MDCCLXXXIV DOOR EEN GEZELSCHAP UIT EENE DER NEDERLANDSCHE STEDEN GEDAAN. in xxiv brieven aan eenen vriend medegedeeld, en met geschied- en oudheidkundige aanmerkingen doormengd. Te C A M P E N, Ter Drukkerye van J. A. de CHALMOT. MDCCLXXXF,  ^KONINKLA .BIBLIOTHEEK \ TE'S U AG E. /  R E I Z E langs den NEDER.RHYN OVER WEZEL, DUS, SELDORP, KEULEN TOT BON, EN VOORTS OVER KLEEF TE RUG. EERSTE BRIEF, Verzoek aan den Schryver. Reiswyze welke door den Schryver is gevolgd, afgekeurd. Duitjehen zynLiefhebbers van Hollandfche Ducaaten. Hoedaanig 'tnut, tigst ingevolge des Schryvers gedachten te reizen, . Schoone Wegen in Duitfchland, die, niettegenflaanda olie wyd fpoor hebben, egter zeer wel met Hollandfih Rydtuig zyn te gebruiken, De Menfchw zyn in Duitfchland vriendelyk. Voorval op de Parade te Wezel Vrouwen in den Burgerftand zyn in Duitfchland werkzaam. Middel aldaar te werk gefield om goede Huismoeders tt Kweeken, Ken voorbeeld daar van te Krevelt, Waarde Vriend! Weinig dagen vopr dat ik my op reis begaf 7 A om ,  •2 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, om benevens eenige vrienden een plaiziertochtje langs den beneden-Rhyn te doen, ontving ik uwen brief, waar in gy my op het vriendelykfte verzogt,om al het merkwaardige,dat ik op deeze reize zoude zien en verneemen, zorgvuldig op te tekenen, om u daar van by myne terug komst, by wege van bericht, verflag te doen; en gy ftond 'er op, dat ik geene omftandigheid, hoe gering my die ook mogte toefchynen , zou overflaan, dewyl, zo zyn uwe woorden, alles voor u van belang was. Hoe weinig bekwaam ik my zeiven kenne, om uw verzoek op eene voldoende wyze te beantwoorden , myne verplichtingen van vriendfchap zyn egter te groot, om zulks in het geheel na te laaten: myne dagelykfche bezigheden laaten evenwel niet toe, om binnen een naauw beperkten tyd, daar een volledig verhaal van op te ftellen; ik verkies dus liever zulks briefswyze te doen, dit verfchaft my het gemak om af te breeken wanneer ik het zal goedvinden, en aan u, om niet onder het leezen van een uitgeftrekt relaas, door verveeling aan het gaapen te raaken. De leiddraad onzer Reize volgende * zal ik zo naauwkeurig my doenlyk is, u eene befchryving van de plaatzen, lusthuizen enz. die wy bezogt hebben, mededeelen; teffens de vryheid behoudende, om hier, wanneer ik zulks goedvinde , het  Dusfeldorp, Keulen tot Bon^ enz. 3 het gefchiedkundige van fommige Steden en plaatzen uit de beste Schry vers by te voegen. Dan eer ik hier van een begin maake, zal ik, daar gy my uw voorneemen doet blyken, om, in navolging van ons gezelfchap, een dergelyk tochtje met goede vrienden te onderneemen, en de wederzydfche oevers van den Rhyn, die een verrukkend toneel van vrugtbaare Koornakkers en fchoone Weiden opleveren, te bezoeken, vooraf by wege van aanmerkingen het volgende bybrengen. De wyze op welke wy reisden, namelyk met twee verdekte wagens ieder met vier paarden befpannen, keure ik af; wel te weeten, in gevalle men voorneemens is de menage te betrachten en waarneemingen te doen: want hier door wordt men dikwerf bewogen, de zwaare kosten van een lang verblyf in aanmerking genoomen, om fomwylen plaatzen daar veel te zien is, fpoediger te verlaaten, dan vereifcht wordt om het merkwaardige behoorlyk na te fpooren. Doch voor de genen , die als groote Heeren willen leeven, geen geld behoeven te ontzien, en het alleen maar te doen is, om zich te vermaaken, vervalt deeze, zo wel als een groot gedeelte der volgende aanmerkingen. Ook bevonden wy, dat door de wyze van ons reizen, de verteering der Voerlieden en Paarden, genoegzaam de onze evenaarde; voeg hier by, dat A 2 deeze  4 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, deeze vrienden, het zy uit hooghartigheid, of om voor hunne Heeren meerder eerbied en aanzien te bezorgen, die vecltyds voor hooger van ftaat en middelen , opgeeven, dan zy zelvcn verlangen ; dit laatfte is ook geheel geen middel om de Oeconomie te betragten, want veeltyds heeft het de uitwerking, dat men in de herbergen deerlyk wordt gefnooten, dewyl de Duitfchers in 'c algemeen liefhebbers, van Hollandfche Ducaaten zyn. Was ik voorneemens weder zulk eenen of diergelyken tocht te doen, met inzicht om de menage te betrachten, en teffens zo veel doenlyk al het merkwaardige te zien, zou ik zoeken twee, of op zyn hoogst drie gemeenzaame vrienden by my te voegen , en in plaats van met eigen of afgehuurd Rydtuig, van de gewoone Postwagens of extra-Post gebruik maaken; door dit middel kan men niet alleen onbekend blyven waar men het verkiest, maar ook, op zodaanige plaatzen waar men oordeelt eenig verblyf te moeten houden om het merkwaardige te zien, na zyn eigen goeddunken vertoeven; ook zoude ik in dit geval trachten , brieven van aanbeveeling te verkrygen, het zy aan de Hperen Refidenten, Ministers of voornaame Kooplieden; zulks verfchaft gelegentheid, om in goede gezelfchappen te geraaken , en de Regeerwyze, Volksgebruiken, benevens den aart, der  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. $ en zeden der Natie, waar onder men zich bevindt, te leeren kennen. Van deeze algemeene Aanmerkingen, ga ik over tot de zodaanige, die meer betrekking tot onze gedaane reize zelve hebben. En dan merke ik in de eerfte plaatze aan, dat fchoon in Duitfchland de wegen alle wyd fpoor hebben, men egter met Hollandfch Rydtuig, niet alleen zonder eenig gevaar, maar zelvs met gemak kan reizen, doordien genoegzaam alle de wegen langs welken wy gereeden zyn, zonder eenige uitzondering, beter zyn, dan de meesten die men in Holland, en de andere Provinciën aantreft; beftaande genoegzaam alle, uit harde kley of grint-zand, het zelvde byna, als de aan u bekende kostbaare rydweg tusfchen Nymegen en Arnhem ; en, dit ftrekt zich niet alleen uit tot Bon, daar onze reize zich bepaalde, maar zelvs tot Koblentz een dag reizens verder; doch, van deeze laatfte Stad, tot hooger op in Duitfchland, kan men zonder gevaar geen gebruik maaken van Rydtuigen, die op naauw fpoor ryden. Nog moet ik aanmerken, dat hoe uitmuntend die wegen ook zyn, men zich egter zorgvuldig moet wagten, om met Hollandfch Rydtuig 'er by donker langs te koomen, om reden, dat de zwaar gelaadene wagens en karren, die 'er in meenigte heen en weer ryden, de fpooren zo diep uitmaalen, dat een A 3 rad  6 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, rad van den wagen daar in geraakende, het Rydtuig onfeilbaar zoude doen omftorten. Ontegenzeggelyk is in Duitfchland alles byna beter koop dan in de Nederlandfc he Provinciën, doch hier van heeft in 't algemeen geen Hollandfch Reiziger genot; het is genoeg, dat men hem daar ziet, om het denkbeeld van een ryk Man te vormen, die zyne verteering ten duurften moet betaalen: dit ondervonden wy, voor drie jaaren, op een reisje dat ik benevens drie goede vrienden , naar het Graavfcbap Bentheim en een gedeelte van Munsterland deed, te Steinfort; want aldaar in de herberg aan tafel zittende, kwam 'er een Duitfch Koopman te paard, die ook hier zyn maaltyd nam ; en voor ons opftaande om zyne reis voort te zetten, niet meer door den Hospes voor het eeten benevens eene halve bottel wyn wierd afgevorderd, dan zestien Huivers Hollandfch; daar deeze Grypvogel ons voor dien zeer foberen maaltyd, ieder een gulden, zonder den wyn, berekende. In de meeste Steden die wy doortrokken, zyn de Logementen vry wel, de Slaapplaatzen meest al goed; dan in plaats van hartigen Hollandfchenkost, als een goed ribbeftuk rundvleefch of ham, krygt men meest kuikens, duiven, fober kalfvleefch, en enkel een hameien-bout op tafel; ook zyn 'er de foupen allerjammerlykst: de wyn was fchoon veel-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. f veeltyds goed, evenwel nimmer uitfteekend, behalven te Krevelt, waar wy lekkere Rhynfchen wyn voor een maatigen prys dronken. Hoe het met de Herbergen op de Dorpen gefield zy, kan ik met geene zekerheid berichten, dewyl wy 'er zelden lang toefden en nimmer vernagtten ; doch door 't geen wy 'er ter loops van zagen, beloofden zy weinig. Van Keulen en hooger op, heeft ieder Landman zynen Wyngaard en het gereedfchap om wyn te persfen: ineen Herberg op een boerendorp , dronken wy van dien Landwyn, waar voor men ons niet meer dan derde halve ftuivers Hollandfch voor de vies liet betaalen , maar ik verzeker u myn vriend, het was 'er ook wyn na. Doorgaande zyn de Menfchen in Duitfchland vriendelyk en beleefd ; dan hier van moet het gros der Pruisjifche Officieren uitgefloten worden, ten minften moesten wy befluiten, door 't geen ons op de parade te Wezel gebeurde, dat die Heeren weinig achting voor Hollandfche Kooplieden hebben: een hunner wien men ons berichte Majoor te zyn, riep onzen huurlakey alleen, en vroeg hem wie wy waren ? hy antwoordde, AmJleldamfche Kooplieden, hier op kwam de Majoor met een barfch gelaat naar ons toe , en vroeg zonder eenige voorafgaande pügtpleeging, hoe fterk de parade te Amfteldam wel optrok? na, A 4 door  8 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel j door een van ons tot antwoord bekomen te hebben, dat daar geen militie paradeerde, maar de Stad door de burgers wierd bewaard, draaide hy ons zonder verder een woord te fpreeken den rug toe, en ging heenen (*). In (*) liet is waar, dat wanneer men de Brieven van den 'Heer Moore heeft geleezen, men ras overhelt, omzodaanig gedrag eerder aan onkunde, dan aaneenige andere oorzaak toe te fchryven; hier van zult gy overtuigd worden myn Vriend, met het volgende uit dien merkwaardigen Reiziger bygebragtj te leezen; " geen leevensftaat (zegt die Heer) kan jf werkzaamer en teffens eenzelviger wezen, dan die van een Pruisfisch Officier, in tyd van Vrede. Hy heeft fteeds „ dezelvde bezigheid, en bevindt zich altoos op dezelvdc j, plaats. 'Er is geerie verwisfellng van bezettingen. Ingevolge van dit beftendig blyven op eene plaats, dit „ altoos verkeeren met dezelvde Perzoonen, en het eenpaa,) rig waarneemen van dezelvde bezigheid , verkrygen de J( Pntisjifche Officiers een ftyf, ernsthaftig voorkomen. Hun eenig vermaak > hunne eenige uitfpanning fchynt te be. i, ftaan in het wandelen op de Parade, en het verkeeren met malkander. De laagere Officiers , dus verftoken van de ,i de gelegentheid om in algemeene gezelfchappen te verkee,-, ren, en geen tyd hebbende om zich op Letteroeffeningeii „ toe te leggen, kunnen geene zeer wyd uitgefh ekte denk„ beelden bezitten. Hunne kennis, men most het toeftaan, „ is bykans geheel bepaald tot dien tak der Krygskunde , „ waar in zy fteeds bezig zyn: en veelen hunner fchynen, in 't einde, te denken, dat, pal te ftaan, recht over eind te ,, wandelen, ter rechter- en ter flinkcrhand te zwenken, een }, Snaphaan te laaden en af te fchieten, zo niet hec eenig ge- „ bruik  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 9 In den Burgerftand (want van geen andere Clas^fe kan ik by mangel van onderrichting fpreeken) zyn de Vrouwen werkzaam en buitengemeen zorgvuldig in het naauwkeurig waarneemen van haare huishoudingen; zy ontzien ook grootelykfch haare Mannen. De manier die hier plaats vindt, om de Meisjes tot het een en ander te vormen, twyffele ik zeer, hoe gefchikt het middel ook fommigen mag voorkomen, om goede Huismoeders te kweeken , of men het immer wel in ons land zal navolgen, neen, de heerfchende vooroordeelen', zullen niet toelaaten 'er gebruik van te maaken. Een goed burger Dochter, veertien a vyftien jaaren bereikt hebbende , moet in Duitfchland voor eenigen tyd hetouderlykehuis verlaaten,en wordt het zy in een Herberg of ander huis waar veel omflag is en vreemdelingen verkeeren, befteld; en, fchoon zy al het werk van eene dienstmaagd verricht, wordt zy in andere opzichten egter, als kind van 't huis behandeld, en gaat na haar fatzoen gekleed. Wy zagen hier van een voorbeeld te Krevelt by den Kastelein Horneman : hier was een aardig Juffertje van zeventien jaaren , zeer netjes gekleed en gecoiffeerd, die benevens de Vrou- „ bruik der menfehelyke Wezens is, ten ininften als een voor„ naani einde hunner fcheppinge moet aangemerkt worden ". Moore brieven, II. D. bl. 16 18. A 5  io Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Vrouwe van het huis, die een alleraangenaamst en verftandig Menfchis, de gantfche menage waarnam , mede na de pot zag, ja zelvs bedden hielp maaken: zy at met ons aan tafel, doch zat met weinig rust, dewyl zy een ieder met de zorgvuldigfte oplettentheid diende. Horneman , zeide my, dat deeze een Koopmans dochter van Elberveld was, die een zoeten ftuiver in de wereld had, en nu reeds in het derde jaar by hem woonde; de beide eerfte jaaren had zy kostgeld moeten geeven, doch de overige drie jaaren die zy 'er nog ftond te blyven, betaalde zy niets, en verdiende den kost. Zie daar myn vriend, het geen ik dagt u vooraf te moeten berichten, in myn volgenden zal ik het verhaal van onze Reize beginnen. TWEEDE BRIEF. Zwaare regen. Heerde. De Bonenberg. Eepe. VaasJen. Papiermolens. Kopermolen, 't Loo. Waar dit Vorjlelyke Lusthuis eertyds toe verflrekte. Door Koning William met een prachtig Gebouw voorzien. Fraaije Schilderyen. Ruime Stallen. WaterJprongen. Cascaden. Grotwerk. Bojchjes. Schoone Dreeven. Ruime Laanen. Hoog en laag Gericht. Appeldoorn. St. Anthony. Beekbergen. Beekberger Woud. Loenen. Het oude 'huis de Horst. Doesburg. Drujus. Burgt aan den Tsjel. Doede Gerard van Nasfauw. Doesburg  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. ii turg wordt in de dertiende eeuwe met Stads Gerechtigheden beschonken. Duitfche Ridders. Zwaare overflrooming. Hekerens en Bronkhorst. Hertog Karei van Gelder., Spaanfche beroertens. LeiceAer. Steenen Muur afgeworpen. Vestingwerken vernield. BrandJchatting. Stadshuis. St. Martens Kerk. Weer-afleider. Gasthuiskerk. Gasthuis. WeeJmis. Weduwenhof. Latynfche School. Roode Toren. Regeering te Doesburg. Beeflemarkten. Wy begaven ons omtrent het midden van Augustus s' morgens vroeg op reize, niettegenftaande 'er eene zwaare regen viel en de rondom zaamgepakte lucht, ons voor aanhoudendebuyen deed bevreesd zyn. De eerfte plaats waar wy aankwamen was Heer dei een fraai Dorp liggende naby de heide , midden in 't Geboomte en vrugtbaare Koorenlanden ; men heeft hier oo> ftreeks ook eenige Lusthuizen, onder welke de Boonenberg thands aan den Heer opten Noort Burgemeester te Campen behoorende , zeer vermaaklyk is, wegens deszelvs houtgewas en menigvuldige plantagien. Van hier reeden wy over Eepe insgelyks een aanzienlyk Dorp een weinig bezuiden Heerde, naar Vaasfen, een groot uur gaans ten Zuidoosten van Eepe, zynde een lang Dorp zich vertoonende als eene ftraat, ter wederzyden met huizen bezet. Naby alle deeze Dorpen die tot het Landdrostampt van de Meluwe  la Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, we behooren , vindt men veele Papiermolens , welke door verfcheidene waterbeekjes, die uit de hooge Peluw e ontfpringen, aan 't gaan geholpen worden: ook is in het Dorp Vaasfen een fchoone Kopermolen. Voort rydende kwamen wy aan het Vorftelyk Lusthuis 't Loo, zynde eene Heerlykheid thands behoorende aan den Prince ErfItadhouder Willem de V. Het ligt naby eene geringe Buurt van den zelvden naam, waar men egter twee goede Herbergen aantreft. Ten tyde reeds der oude Gelderfche Hertogen, verftrekte het Loo tot hunne Lustplaats , en door een deezer Vorften is 'er het Slot geflicht, het welk men nu het Oude Loo noemt: hier begaven zy zich na toe, wanneer zy van het Landbeftier voor eenigen tyd ontflagen, of van den Oorlog afgemat, rust en uitfpanning behoefden, die zy hier gereedelyk in het jagt vermaak aantroffen, dewyl deeze lustplaats als het middelpunt van een jagtperk kan aangemerkt worden, het welk door den Tsfel, Rhyn en de Zuiderzee wordt beflooten. Willem de III Prins van Oranje door inkoop eigenaar van het Loo geworden, ftichte 'er een nieuw en veel prachtiger Gebouw, het welk in korten tyd voltrokken wierd. Deeze Vorst naderhand door een vreemde omwenteling van zaaken den troon van Grootbrittannien beklommen hebbende, maakte van deeze Princelyke eene Ko-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. ■ 13 Koninglyke Lustplaats; alles verkreeg wel dra eene veel grootfcher gedaante en nieuwen luister, en veel is 'er aan te kosten gelegd. In het huis vindt men een overvloed van welgeregelde vertrekken die deftig gemeubileerd zyn, en nog maar korte jaaren geleden, vond men hier fraaye Schilderyen van voornaame Meesters,dan deeze zo wel als die te Leeuwarden op het Princelyke Hof gevonden wierden, zyn in het keurig Kabinet van den Heere Erfftadhouder naar s' Hage overgebragt (*); de (*) Onder andere treffelyke Schilderftukken, eertyds op het Loo aanwezig, was 'er eene van den konstigen NsderlandfcJwn Schilder, Gerardt Douw; het welk door een ieder wierd bewonderd, en waar van ik kenners hebbe hooren ge. tuigen, dat het zo heerlyk en onbegrypelyk uitvoerig is gefchilderd , dat hetKonstpenceel niet hooger kan klimmen : het verbeeld een Vrouwtje met een Kindje op haar fchoot, benevens een jong Meisje, dat met dat op den fchoot zittend Wichtje fpeelt. j. C. Weyerman , in het leeven van G. Douw zegt van deeze Schildery, " dat in zyn tyd verhaalt wierdt, dat het „ door de Bewindhebbers der Oostindifche Compagnie voor „ 4000 Guldens wierd gekogt, en aan Karel den II Koning „ van Engeland gefchonken, toen die uit Holland overftak „ om het beftier van dat Ryk te aanvaarden. Anderen zeg„ gen (vervolgt hy) dat de Staaten Generaal der Vereenigde „ Nederlanden, in het jaar 1660 dit Konstjuweel aan gemel„ den Vorst vereerden , na dat hy gelukkig in het bezit van „ zyne Ryken getreden was, welk Stukje yoor een braave » font  14 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, de Stallen zyn ruim en wel gefchikt; de Tuinen keurig aangelegd , en met een menigte Waterfprongen, Cascaden, kondig gehouwene Beelden , Grotwerk enz. vercierd; lommerige Slinger-en andere door konst aangelegde Bofchjes, fchoone Dreeven en ruime Laanen met trotfche Eicken en andere Boomen beplant, die de gantfche Lustplaats omcingelen en tot deftige toegangen na dezelve (trekken, dienen teffens tot aangenaame en verlustigende wandelplaatzen. Koning William oeffende hier hoog en laag Gericht , dan die Heerlykheid verviel na deszelvs dood, en ingevolge Landdag Reces van den 4 April 1702, wierd die met het Drostampt van Peluw e en de Gerichtsbank van Appeldoorn vereenigd; dan toen men in het jaar 1748 het Erfftadhouderfchap zo gul aan Prins Willem den IV opdroeg , wierd niet alleen deeze Heerlykheid in het genot van alle derzelver voorgaande vrydommen herfteld, maar ingevolge eene publicatie der Heeren Staaten van Gelderland van den 2 2 Oótob. 1750 de Heerlykheid vergroot met het geheele Ambt van Beekbergen', en ingevolge hier van, aan een „ Toni was gekogt uit het berucht Konstkabinet van den Heo» „ re deBie, den Mecenas van onzen Schilder. Naderhand „ is dat heeWyk Stukje uit Engeland overgevoert naar het „ Loo , hy Koning Willem den IJl". Lesvmsb. der Ne, itrl. Konstjchilders &c. 11. D. bi. 118.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 15 êen ieder verboden, om in voorfchreeven Ambt voortaan geen jagt meer te oeffenen. Van het Loo komt men door een treffelyke allée te .Appeldoorn, een der beste Dorpen van de Velum, een haJf uur ten zuidoosten van het gemelde Lusthuis aan het beekje de Grift gelegen. Hier zyn veele Papiermolens die door de loopende Watertjes omgedreeven worden; en even buiten het Dorp, ftaat een oude Kapel, wel eer aan St. Anthony gewyd en eertyds beroemd, doch nu ten eenemaalen vervallen. Appeldoorn verlaatende, fpoedden wy ons naar Beekbergen of Bekbergen, een uur gaans bezuiden Appeldoorn, welk Dorp zynen naam ontleent van verfcheidene Beekjes die hier omtrent ontfpringen; 't geen oorzaak is, dat het land aan de laage zyde, behalven in zeer drooge zomers dras ligt. In dit Dorp is eene fraaije en deftige Kerk, en naby het zelve ligt een Bofch, het Beekberger Woud genaamd, waar in geen hout dan alleen by fterke vorst mag gefprokkelt worden. Aan het einde van dit Woud ligt Loenen, een Dorp dat niets byzonders heeft, dan dat 'er omftreeks eenige Veenlanden zyn, beneyens het ouda huis de Horst. Niet ver van dit Dorp reeden wy den grooten weg van Zutphen naar Arnhem, dwars over, het Lusthuis Dieren ter zyden laatende liggen , en kwamen niet lang daar na te Doesburg eene  r6 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, eene Stad in het Graaffchap Zutphsn en de twee* de aldaar in rang, liggende tusfchen den ouden en nieuwen Tsfel, ter plaatze waar die twee Rivieren zich met eikanderen vereenigen; zy ligt ruim derde half uuren gaans bezuiden Zutphen, en drie uuren beoosten Arnhem. Veele willen den naam van deeze Stad van den Roomfchen Veldheer Drusus Nero , vader van Germanicüs , en ftiefzoon van Keizer Augustus, afleiden, die omtrent twaalf jaaren voor s'Heilands geboorte hier te lande is geweest, en, volgens het getuigenis van Florus lib. IV. cap. 16. §. 26. wel vyftig Kasteelen of Burgten langs den Rhyn heeft gefticht. Het is dus niet onwaarfchynlyk, dat'er onder deezen , eene Burgt aan den Ysfel of Druziaanfche Graft geweest zy, die den naam zyns Stichters behouden, en met eene kleine verandering aan de Stad zou medegedeeld hebben. Ook wil men, dat van deezen ouden Druziaanfchen Burgt, de Burgt, in het oud wapen van Doesburg, herkomftig zou zyn; tot het waar, fchynlyk maaken van het een en ander zoude vertrekken, dat men in het jaar 1527, onder de overblyfzelen van den ouden Burgt, die aan de westzyde van de Stad plagt te ftaan, en toen afgebroken werd, een oude Ram of Muurbreeker, benevens eenige Keizedyke penningen en andere zeldzaamheden, gedenktekenen van het verblyf dep  Dusfeldorp, Keulen lot Bon j ehz. 17 der Romeinen hier te lande , werden gevonden, Anderen, by voorbeeld M. Alting in Gerin. inf, torn. II'. p. 46, fchryft den naams oirfprong van Doesburg aan eene geheel andere oorzaak toe, en wil, dat Doesburg zo veel als Doedes Burg uitdrukt, en dat de Stichter daar van, zekere Doede eene Fries, geweest zy. Gy zult my toelaaten vriend , om de redenen die elk deezer tot (laving van zyn gevoelen aanvoert, aan het onderzoek van die 'er lust toe heeft, over te laaten. Zeker is het intusfchen, dat Doesburg op eenen gryzen Ouderdom mag roemen, dewyl reeds deeze plaats in het jaar 884 onder de Voogdyevan Wichard, den eerflen Gelderfchen Voogd, door de toen in ons land ilroopende Deenen wierd bemagtigd, die om de goede gelegendheid welke zy aldaar vonden , eene vastigheid opwierpen, om zich tegens den op handen zynde winter te beveiligen, alwaar Zy ook tot het voorjaar vertoefden, en toen deeze Legerplaats verlieten , na dezelve verwoest te hebben. Door Gerard van Nassauw den III, Graave van Gelder en Zutphen, wierd Doesburg'm den aanvang der dertiende eeuw, met Stads gerechtigheden befchonken, welke in de jaaren 1231 en 1237 door zynen zoon Otto den III, Zyn beveiligd. In het jaar 1266 begonnen de Duitfche Ridders in deeze plaatze hun gezag te vestigen, welker onderhoorigë goederen <, zedert de £ Re--  18 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Reformatie aangeflagen , als nog onder de beftiering van eenen Kommandeur flaan, die ondergefchikt is aan den Landkommandeur van Utrecht. In het jaar 1340 ingevolge Sligtenhorst en Gabbema, doch 1342 volgens Outhof, was alhier eene zwaare overftrooming , die veel verwoesting aanrichtte, en waar door een gedeelte der Stad wierd weggefpoeld. Geduurende de Gelder, fche onlusten tusfchen de Hekerens en Bronkhorsten, waar van het hoofd der eene party Hertog Renaud de III, en dat van de andere zyne broeder Eduard was, is Doesburg in het jaar 1355» door den eerstgenoemden met de wapenen bemagtigd, doch naderhand aan zynen broeder Eduard weder overgegaan. De Stad hield zich onzydig, toen in 't jaar 1372 Hertog Willem van Gulik , die zich aan het hoofd der Bronkhorstfche party bevond , voor Landvorst wierd aangenoomen. Op Kruisdag binnen de Stad gehuldigd zynde , wierd dezelve door zyn vader en moeder tolvry verklaard , en de Burgers daar te boven gemagtigd, om hunne eigene Schepenen te verkiezen. Ook gunde Hertog Willem aan de Doesburgers de vryheid , om ftaande de verdeeldheden, waaren aan zyne vyanden te mogen verkoopen, mids niet verder ■ dan buiten de poorten te leveren. De Doesburgers beloofden in 't zelvde jaar , om noch den Graave van Blois, noch de broeders Walter en  Dusfeldorp,. Keulen tot Bon, vrat. 19 en Jan van Voorst Heeren van Keppel, te zullen beledigen, waar voor aan hun toegedaan wierd, met een pondfchip den Tsfel op en af te vaaren. Omtrent een eeuw laater, hield deeze Stad de zyde van den jongen Adolf tegens zynen vader Hertog Arnoud, 't welk oorzaak gaf, dat zy op nieuwjaars nagt van het jaar 1468, door de Kleef[chen, die heimelyk verftand met Pieter. van Boetbergen , Harmen van Beek en eenige andere Stedelingen hielden, onverhoeds wierd overvallen en bemagtigd , en niet tegendaande de gedaane beloften van niemand te zullen beledigen , deerlyk uitgeplonderd wierd ; niet lang daar na is de Stad weder aan den Hertog van Gel. der ingeruimd. In 't jaar 1505, hadt zich Koning Philips , om Gelderland te dwingen, met een leger op de Ve~ luwe begeeven; dit verbaasde die van Doesburg derrnaate, dat zy het hoofd in den fchoot lagen , en zich aan hem op voorwaarden overgaven. Hertog Karel van Gelder maakte zich egter, in 't jaar 1507 weder meester van de Stad; hy hield die zedert in zyne magt, en .dichte 'er in 't jaar 1527, uit de puinhoopen van den ouden Burgt, een nieuwen vastSlot, dat egter, in'tjaar 1537, terwyl de Hertog uitlandig was, in eenenoproer der burgerye, op aanvoering van den Burgermeester Jan de Gruiter onder den voet wierd B » ge»  20 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, gehaald, en tot den grond toe geflegt. In 't jaar 1552, hebben die van Doesburg op verzoek van Jan Schaap en Jam Gygink na bekomen verlof, den Ysfel die zcdert her j ur 1483, van de Stad verwyderd was, door het graaven van een nieuwe graft weder voorby de Stad doen flroomen. Reeds in het jaar 1572 by den aanvang der Spaanfche beroertens, werd Doesburg door den Graave van den Berg , voor de Siaatfchen bemagtigd; doch na weinige dagen weder aan Fredrik zoon van den Hertog van Alva ingeruimd, en door Hierges , welke in dien oord het bevel over de Spanjaarden voerde, met een zwaare inleegering belast. In 'tjaar 1576 viel het den Staatfchen andermaal in handen; zy behielden de Stad tot in het jaar 1585, wanneer eenigeSpaansgezinde Burgers, onder fehyn van vlugtelingen, veele Huislieden van buiten in de Stad deeden koomen; met behulp van deezen, joegen zy 'er deStaatfchebezetting uit, verdroegen zich met den Hertog van Parma, en namen Spaanfch Krygsvolk in. Leicester, wiens naam by de Nederlanders te recht in vervloeking is, kwam 'erin 't volgende jaar voor, en wierd eerlang meester van de Stad; hy ftelde 'er Johan Browers tot Gouverneur aan, die niet beter dan zyne meester , de Inwooners buiten gemeen kwelde. Het vrouwen Klooster wierd door  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. at door de bezetting in brand geftooken en tot asfche verteerd, ook de fchoone Boekery van het Broederhui", door de baldaadige Soldaaten naar de markt gefloept, en aan de vlammen opgeofferd. In het jaar 1596 wierd Doesburg verlterkt, en dertien jaaren daarna deszelvs fteenen muur afgeworpen , en met negen Bolwerken, vierRavelyns, en een Hoornwerk buiten de Oipoort voorzien. Tot in het jiar 1672 verbleef Doesburg onafgebrooken aan de zyde der Staaten, in welk jaar het d )or de F anfchen'werd borend; en, daar de Stad (legt voorzien was, de Bu~t;ers enhetKrygsvolk oneenig, lie-p alles te zamcn 'om die wel dra in de hand der vyanden te doen over geeven. De Franfchen hielden 'er flegt huis; door hunne achteloosheid ontftond 'er bi and, waar door byna de helft van de Stad verteerd wierd. Twee jaaren lang hielden de ongelukkige ftedelingen deeze lastige gasten, die voor hun vertrek in het jaar 1674, alle de Veftingwerken vernielden, en eene zwaare brandfchatting van de ingezetenen afpersten. Uit het getal der huizen die men berekend 533 te zyn, kan men afleiden dat Doesburg niet groot is, behalven dat het yl is betimmerd , en van binnen weinig aanzien heeft. Daar zyn vier Poorten om de Stad, als de Veerpoort aan de riB 3 vier-  l'i Reize langs den Neder Rhyn over Wetel, vierzyde; de Koeipooit, Oipoort en Rameipoort ! aan den landkant. Over den Tsfel ligt eene fcheepbrug. Men vindt te Doesburg weinig aanzienlyke Gebouwen. Het Stadshuis is klein en oud; het heeft egter een ruimen ingang, fraaije Raadkamer en eenige andere vertrekken. De grooteof St. Martens Kerk, eene Kapel van de allergrootfte foort, is een oud en deftig gebouw, met een fraaijen hoogen Toren voorzien. Men verzekert, dat dezelve oudtyds aan de Veerpoort heeft geftaan, maar in het jaar 1340 grootendeels door het overloopen van den Tsfel vernield zynde, afgebrooken is, en een nieuwe gefticht ter plaatze waar die nog heden fraat. In 1483 brandde deeze Kerk met haaren Toren geheel af, doch vry fchielyk wierd die door behulp van de ruime gaven welke men inzamelde, herbouwd. In 1548 trof haar op nieuw genoegzaam den zelvden ramp, want de blixem floegin den Toren, waar door die in brand geraakte, de Klok deed nederftorten, de Kerk mede aan flak, en in dezelve het orgel en al wat brandbaar was , deed verteeren. In 1717 den I September ftorte het dak van de Kerk,- en op Kersmis daar aan volgende, floeg de brand in den Toren, die op den 3 February des jaars 1737, door dergelyk een ongeluk ook zeer befchadigd is geworden. Nog niet lang geleden, heeft men aan  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 23 aan deezen Toren een Weer-Afleider gemaakt, om was 't mooglyk, denzelven voor 't toekomende voor zodaanige rampen te bewaaren. Behalven deeze, is 'er nog een Gasthuis Kerk, die voor heen door een byzonder Predikant werd bediend; dan voor eenige jaaren, de laatfte Gasthuis-Prediker overleeden zynde, heeft de Regeering aan wiens begeeving zulks ftond, geenen anderen aangefteld, maar bepaald, om debezolding daar van te befteeden tot onderhoud der groote Kerk, welker gewoone inkomften door de menigvuldige ongevallen, die zy heeft ondergaan, zeer ten achteren was geraakt. De Roomfchgezinden hebben ook eene Statie te Doesburg, die door eenen wereldlyken Priester wordt bediend ; het getal van die gezindheid is 'er vry groot, waar om hun, zedert veele jaaren reeds (het zy tot fchande van de mcnfchelykheid gezegt,) door de Regeering het Burgerrecht is geweigerd, zonder 't welke niemand eenige neering in deeze Stad mag doen. Voorts heeft men hier een Gasthuis, een Weeshuis, een Weduwen-hof en e'ene Latynfche School; welk laatfte beftierd wordt, door een Rector, een Conrector, en vier Preceptoren, Van den Burgt die door Karel van Gelder opgericht was, is nog lang een Toren in ftand gebleeven, die de ronde Toren genaamd wierd , B 4 doch  s4 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, doch by het flegten der Vestingwerken door de Franfchen, in het jaar 1674, afgebroken is. Zedert eenige jaaren heeft men Doesburg weder onder de Vestingen van ons Gerneenebest herfteld, door eene wel verflerkte Linie, aan de Oostzy^de$ om de Stad te leggen; binnen welke zo veel ruimte is, dat 'er een gantfch Leger kan geborgen worden. Deeze Fortificatiën hebben veel geleden j door de jongfte overftrooming en Ysgang van het jaar 1781. De Regeering van Doesburg beftaat uit een Collegie van agt Burgermeesteren en twee Secretarissen. Het getal der Gemeentslieden is vier- entwintigi Van ouds is by de Stad Doesburg een Richter-Ambt gevoegd, waar onder de Dorpen Angelo, Drempt en old Keppel, benevens de Buurtfchappen Olbergen, Beinhem , Eldrik en Angeloeroek , behooren. De Richter houd met twee Schepenen der Stad het Gerichte van dit Ambt, na voorgaand verzoek om aarde en plaats op het Stadshuis der Stad* Van ouds werd Doesburg onder de Hanzee-Steien geteld, en voor eene vermaarde Koopftad gehouden , dan tegenswoordig is 'er weinig handel. Daar worden jaarlykfch vier Beestemarkten ger houden , twee van magere en twee van vette Beesten. Veele Karren van en naar Duitfchland gaande, neemen hunnen weg door Doesburg, alwaar  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 25 waar ook een Comptoir is, ter invorderinge der gelei- en verlof-gelden. Ook houdt het Collegie ter Admiraliteit te Amfteldam hier een Ontvanger, een Contrarolleur en een Commis ter recherche. De ingezetenen van Doesburg , leeven gelyk die van de meeste Gelder[che Steden, veel al van hunne Akkers en Landeryen. Zy weiden Beesten , zaaijen allerley Koren, en teelen verfcheidene foorten van Aardvrugten. Ook vindt men omftreeks die Stad, Tabsksplanteryen. Zie daar myn Vriend een langen brief, weinig byzonders bevattende , dan gy vergt my dat ik naauwkeurig verflag zal doen, van al het geen ik heb gezien of te weeten kan komen, van de plaatzen die wy zyn doorgereist ; ik gehoorzaame; vaar wek DERDE BRIEF. Neder Klten. Hoog Elten. Smaaklyk eeten. Verkwikkelyke nagtrust. Verrukkende Gezichten. Koren landen. Bloeijende Boekweit. Klaverryke Weiden. MelkVee. Graafende Osfen. Bosfchaadjen. Rhynftroom. Gehuchten. Dorpen. Adelyk Geflicht. Papa te Romen, Angelo. Gydelendis, Nardingerland. KathenTol. Udo van Mekeren. Put van twee honderd agt en vyftig voeten diep. 1 B S Na  26 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Na den gantfchen dag regen gehad te hebben, kwamen wy by donker te Neder-Elten, een aanzienlyk Dorp naby den voet van een Berg gelegen, op wiens top eene Abdye of Geestelyk Geffcicht Hoog Elten genaamd, is gelegen. Te Neder-Elten is eene zeer goede Herberg, de Zwaan genaamd , alwaar wy ons intrek namen. De honger deed ons 's avonds met fmaak eeten, wy genoten daar op eene verkwikkende nachtrust, en na dat wy den volgenden morgen met lust ontbeeten hadden, wandelden wy naar den Elteren Berg, om met het ryzende Zonlicht, de verrukkende Gezichten te befchouwen, die deeze Verhevenheid oplevert: de Lucht was opgeklaart en ledig van de dryvende regenwolken die den voorigen dag ons deeden fchroomen; wy hadden dus het genoeglyk vooruitzicht, dat wy met bellendig goed weder onze reize konden voortzetten. Ten top van den Berg, langs eene zagt hellende, gemakkelyke, en aan weerskanten met hoog opgaande Boomen beplantte weg geklommen zynde, verlustigden wy ons met de heerlykfte gezichten die de Natuur in ftaat is op te leveren. Hier , eene menigte van Korenlanden , wiens goudgeele en top zwaare Airen naar den grond buigende, aankondigden dat de tyd des Oogstes naby was. Gints, gantfche Velden met weeldrig bloeijende Boekweit, een zóó ftreelend vooruitzicht.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 27 zicht, dat de fchamele Gemeente, dit zo noodwendig voedzel voor een maatigen prys zal kunnen bekomen. Beneden, klaverryke Weiden met een goed aantal Melk-Vee, en vet graazende Osfen beflagen. Kreupelbofch, Akkermaalshout , dichte Bosfchaadjen van opgaande Boomen, de Steden Emmerik en Kleef met deszelvs Bergen in 't verfchiet, verder Arnhem, Nymegen, eene menigte van Gehuchten en Dorpen, de Rhynilroom met eenen fnellen loop al kronkelende hier door vlietende ,• dit alles zamen genomen, vormt datgene, het welk men een onnavolgbaar Schilderlr.uk, door het penceel der Natuur gemaald, kan noemen; en teffens het heerlykfte vertoon oplevert, voor allen die fmaak vinden, om de groote en fchoone werken, door het goeddoenend Opperwezen gewrogt, met behoorlyken eerbied te bewonderen. Ja men wordt hier opgewekt, om met den zoetvloeijenden Nederlandfchen Dichter Zeeus te zingen Wanneer ge, ö menfch, op lucht of lant, Op barre klippen, zee of flrant, Op bron, op beek, op berg en duinen , Op bosfchen, hemelhoog van kruinen, Met aandacht let; of ftil blyft ftaan Op 't ftargewemel, zon en maen, En zóó veel vorm veranderingen, Vol hemelfche befpiegelingen, Geen  2$ Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Geen wonder, dat gy, wier ge u went, Den Schepper uit het Schepzel kent. Boven op deezen Berg, ligt een Adelyk Gefticht of Abdye, waar by eene Kapel die door Wichman Graav van Zutphen ter eere van den Zaligmaaker en St. Vitw is gefticht (r). Hy begiftigde die met ruime inkomiten , en ftelde 'er zyne dochter Lutharda of Lutgarda tot eerfte Abdis over aan. Zes Juffrouwen van de aanzienlykfte geboorte, waar van de eene Abdis is, maaken de leden van dit Gefticht uit. Door geene geloften zyn zy verbonden om daar altoos te moeten blyven, in tegendeel, zy kunnen het Sticht verlaaten, ja zelvs trouwen ; doch , in welke beide gevallen, zy geen aandeel meer aan de opkom ften hebben. Het huis of Abdye welke tot woonplaats van deeze Dames verftrekt, bevat niets aanmerkelyks; de vertrekken daar van zyn gemeen en liegt gemeubileerd. Ook is de Kerk welke door een Kapittel van vier Kanunrikken wordt bediend, in 't geheel niet fraay. De Abdis, welke de tytel van Abdis.door Gods genade, pleegt te voeren, wordt benoemd uit eene der vyf Dames, die ook benevens de vier Kanunniken, de verkiezing doen waar by de ftem van de overleedene Abdis wordt gevoegd , indien men die «na haar dood in een ver- (i) Zie Matth. Annal, ed. in tfo vol. III.pag. 453.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. z$ Verzegeld briefje , met haar hand gcfchreeven, vindt. Wanneer de Stemmen fteeken, zo als nuhet geval is, doordien de overleedene bdis geen gebruik van haar recht heeft gemaakt, en daar by een van de vyf Dames minderjaarig is, en dus niet mag ftemmen, wordt het naar Romen gezonden, om door den Paus beflist te worden. De veelvuldige giften door Graav Wichman aan dit Gefticht gedaan, zyn door Keizer Ottq den I. in het jaar 970 op den derden Augustus , niet alleen bevestigd, maar ook de Abdye van alle wereldfche jurisdictie ontflagen ,• hy nam het daar te boven in zyne befcherming; en, verleende aan de Abdisfe de magt, om een eigen Advocaat en Befchermheer te mogen verkiezen. Twee jaaren te vooren , had die zelvde Keizer het gebied van Urk en Nardingerland, nevens al het gene des Keizers Schatkist in het'Graavfchap van Hameland toebehoorde, aan de gemelde Abdye gefchonken , waar van de opene brief gezien kan worden by den Hoogleeraar A. Matth^us (i). Alle deeze giften werden naderhand door deszelvs zoon Otto den II bevestigd, by eenen openen Brief in het jaar 973 te Nymegen verleend. Door het een en ander , wierd de Abdye van Elten in korten tyd zeer ryk en vermogend. Graav Wjchman niet lang hier na overleeden zyn- (1) In Annal. vol. III.  3o Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, zynde, kantte zich Baldrik, Graav van Kleef, die met Adela, de tweede dochter van Graav Wichman gehuwd was, heftig, tegens de gemelde gift, zo zeer tot zyn nadeel verftrekkende, aan ; en zulks op gronden , dat die met de Saxifche Rechten, welke hier ook wierden gevolgd, niet zoude kunnen beftaan;dewyl dat Recht voorfchreef; " dat geen Landgoederen, inzonderheid „ die van voorouders afftamden, zonder toeftem„ ming der wettige erfgenaamen , mogten ver„ vreemd, of, aan een ander overdraagen wor„ den" (i). Dit gefchil, na langen tyd geduurt te hebben, werd ten laatften , op aandrang van Keizer Otto Hl dermaate beflist, dat de Abdye vier Hoeven, of Leenen, met al het bouwgereedfchap daar toe behoorende , aan Baldrik zoude fchenken, waar tegen de Graav, benevens Adela zyn wyf, van al hun recht op de Abdye van Elten, voor altoos moesten afzien. Dit verdrag was zo dra niet door de uitwisfeling van wederzydfche Brieven bevestigd, of Otto nam niet alleen de voogdyfchap en befcherming van het Gefticht op zich, maar hy bezorgde teffens ook, dat het alle de goederen, die door Lutgarda wa* ren nagelaaten, in bezit kreeg. In (r) Zie van dit gebruik, verfcheidene Voorbeelden , by den reeds meermaalen aangehaalden Matth. in Ann.tom. UI, m- 455- tfc-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 31 In het jaar 1055 bevestigde Paus Victor de II, alle de voorrechten door de drie' Keizers Otto aan deeze Abdye gefchonken; en daar te boven, ook alle die, welke in het vervolg aan het zelve mogten verleend worden, op den zelvden tyd deeze Abdye aan het Bisdom van Utrecht onderfchikkende; voorts bevelende, dat de Dames leden van dit Adelyke Gefticht, de beftiering daar van voortaan alleen zouden beheeren, en na doode van de Abdisfe, met believen van den Bisfchop van Utrecht, eene andere mogten verkiezen, mids dat Papa te Romen, voor deeze vryheid, jaarlykfch een pond zilver genoot (1). In het jaar 1473 werd het Drostampt van Elten , benevens het Kerfpel en Broek van Angerlo, het voornaamfte gedeelte des Rechterambts van Doesburg, door Karel van Bourgondien, aan Johan Hertog van Kleef, ter belooning van de aan hem zo menigvuldig bewezene dienften , weggefchonken; welke gifte vervolgens door Maximiliaan van Oostenryk, in het jaar 1577, is bevestigd (2). Zekere Gydelendis of Godelendis , Abdisfe van Elten (waar van men aangetekend vindt, dat Gooyland haaren naam heeft verkreegen (3) ) vond in (1) Sltchtenh. Geld. gefc. hl. 55. (a) lb. bl. 270. (3) M. v. d. Houve Chirt. Kron. J Deel bl. 113.  32 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, in het jaar 1280 goed, Nardingerland, nu Gooy~ land een gedeelte van Zuid-Holland , aan GraaV Floris de V onder zekere laftige voorwaarden * op te dragen. Den brief hier van vindt men geboekt, in het meermaalen aangehaalde werk van den Hoogleeraar Mattbleus (1). Van ouds heeft de Abdisfe van Elten, als Vrouwe van Nardingerland, het recht van Perfoonfchap $ over Naar dm enz. gehadt 5 welke Perfoon gewoon was, den Regent of Pastoor der Kerke, aantedellen. Over dit recht rees in't vervolg verfchil, tusfchen de Abdisfe van Elten, en den Proost en het Kapittel van St. Jan te Utrecht, het welk in 't jaar 1184 in der minne is beflist, en bepaald , dat de Abdisfe en den Proost deeze begeevinge by beurten zouden doen (2). Na de overgifte van Nardingerland aan den Graav van Holland, heeft de Abdisfe van Elten, geen het minde recht meer tot gemelde Perfoonfchap behouden. Onder veele anderè inkomden aan de Abdye Van Elten gefchonken, behoorde mede do Tol op den Tsfel, bekend by den naam van Kater of Kat hen-Tol. Deeze Tol, werd in 't jaar 124Ï dooide Abdisfe in eeuwige erfpacht gegeeven aan Schepenen en Raaden der Stad Deventer, voor een en- (1) In AnaUct. torn. Ut. p/458, ef' (2) m45th. Ut fltpTi' pi  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 33 en- negentig en een halve Gulden jaarlykfch (1). Dan in het jaar 1337» ontftond 'er verfchil tusfchen de Abdis van Elten en den Magiftraat van Deventer , over de waarde van de Erfpachtspenningen; men kwam wederzydfch overeen, om het gefchil te doen beflegten, door Hendrik , Proost van Emmerik, en Ude van Mekeren, Rechter van den Graave van Gelre in de Veluwe: deezen bepaalden, dat de geheele Pacht, voor. taan met een- en- negentig en een halve gouden Overlandfche Rhynfche Guldens zoude betaald worden. In het jaar 1467, verfchoot de Stad Deventer op gemelden Tol, aan de Abdisfe van Elten , zeven honderd diergelyke Rhynfche Guldens, onder voorwaarde, dat de Stad, zo lang dit opfchot onbetaald bleef, jaarlykfch aan de Pacht zoude korten, vyf en dertig Rhynfche Guldens. Dit opfchot door het Sticht van Elten, aan de Stad wedergegeeven, betaalde men dezelvde jaarlykfche Pacht als te vooren, tot omtrent het einde der zestiende Eeuwe, zedert welken tyd, men deeze Erfpacht heeft betaald, met drie honderd twintig Caroly Guldens en vyf ftuivers, met welke fom die nog jaarlykfch door de Stad Deventer voldaan wordt (2). De (j) Matth. Analeü. torn. III. pag. 464. (2) G. Dumear , Dev. bl. 468. en 469. c ,  34- Rdze langs den Neder Rhyn over Wezel, De Abdye van Elten, fhat thands onder de befcberming van den Koning van Pruisfen, die 'er ook alle jaaren Commisfarien na toe zend. Het ^byzonderfte, dat verder te Hoog-Elten wordt gevonden, is een Put, dien men verzekert 258 voeten diep te zyn, en waar uit het water door een Hond, in een ra i loopende, wordt opgetrokken. De Vrouw welke ons deezen Put liet zien, maakte een waslichtje, boven aan den nederdaalenden emmer vast, het welk beneden tot op het water gekomen zynde, eene flikkering als die eener Sterre van de kleinfte foort, vertoonde. Het water uit den Put is helder, killend koud, en zuiver van fmaak. VIERDE BRIEF. Afklimming van een Berg. Kerk te Neder-Elten. Vriendelyke Hospes en Hospita. Emmerik. Landhoevevan Emmericus. St. Willebrord. Apostel der Friefen. Emmerik met muuren omtogen. In het geruste bezit van de Hertogen en Graaven van Gelder. Aan Kleef verpand. In het Hanfeatifche Verbond aangenomen. Vryheid van Tollen gefchonken. Met de vrye verkiezing van den Magiftraat begiftigd. Wat aan het zeh'e ten tyde van de Nederlandfche Oorlogen wedervoer. Koene daad van eenen Hoogduitfchen Hopman. Emmerik raakt in bezit van den Koning van Pruisfen. Den  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 35 Den Berg langs den in myn voorig gemelden aangenaame dreef, afgeklommen zynde, wandelden wy het Dorp Neder-Elten door, bezagen de Kerk waar in niets byzonders te zien was, betaalden onze verteering, die vry maatig was berekend, namen affcheid van onzen vriendelyken Hospes en Hospita, die, ten blyke dat zy vergenoegd over het gezelfchap waren, ons op een glas lekkere liqueur onthaalden; waar na'wy op onze Rydtuigen flapten, en langs eenen wel gebaanden weg, wederzyds met fchoone Korenlanden bezoomd, naar Emmerik reeden, waar wy omftreeks twee uuren voor den middag aankwamen. Emmerik is eene bemuurde, vry aanzienlyke Stad, liggende zeer vermaakelyk aan de oostzyde van den Rhyn, benoorden de Stad Kleef, en behoorende onder het Hertogdom van dien naam, niet verre van de grenzen van het Graavfchap Zutphen, en vyf uuren van Wezel. In de lyst der Vafallen van de Utrechtfche Kerk, wordt het Emhrica, en in oude brieven, Emhrici villa, genaamd. De geleerde Menso Alting wil (1), dat Emmerik zóó veel wil zeggen, als het Dorp of de Landhoeve van Emmericus , wien men verzekert Heer (1) In dejcript. Gertn. infer. c %  36 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Heer of Bailjuw van die plaats geweest te zyn: dan de redenen die men aanvoert, om deeze gisfing waarfchynlyk te maaken, kunnen volgens veelen , den toets niet doorftaan. Sommigen hebben zich verbeeldt, dat Emmerikhet Afciburgium zoude zyn , waar van by Tacitus gewaagd wordt; doch anderen fpreeken dit met reden tegen; en willen, den oirfprong daar van afleiden, dat de plaats alwaar de Munfter Kerk getimmerd en de Stad aangelegd wierd, na een Emmer zoude geleeken hebben; of wel, dewyl by het graaven der eerfte Bronnen in de Stad, het water met emmers uit den Rhyn zoude gehaald zyn, en dat ingevolge hier van, de naam van deeze Stad zo veel betekent als Emmer-ryh Meer andere gevoelens over den naamsoirfprong van deeze plaats, zoude ik kunnen aanvoeren; dan wy willen het hier by laaten, dewyl ik vertrouwe, myn'Vriend! dat gy met de opgegeevene reeds zult verzadigd zyn. Dat Emmerik eene zeer oude Stad is, wordt niet alleen eenpaarig door de Schryvers bevestigd , maar ook ten vollen blykbaar , uit verfcheidene overblyfzelen van Burgten, en andere gryze gedenktekenen. De Historie-Schryver Egb. Hop (i) wil, dat hier terplaatze, reeds ten tyde van de Romeinen inlandfche vol- ke- (1) Befchr. van Kleef bl. 55.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 37 keren gewoond hebben , daar Tacitus van zoude gewagen ; doch, dat die door de geftadige overrompelingen der Romeinen, toen deezen op den Elterenberg en daar om ftreeks hun verblyf hielden, veel hebben geleden, en hunne wooningen meestal, vernield zyn geworden. Toen zich naderhand, de Saxers van deeze gewesten meester maakten, zou deeze plaats wederom verbeterd, en van nieuws betimmerd zyn doch enkel met Adelyke Hoven en Heerenhuizen. St. Willebrord een Engelfchman van geboorte, en de Apostel der Friefen gebynaamd , door Paus Sergius tot Aardsbisfchop gewyd zynde , kwam in 't jaar 700 hier ter plaatze, bekeerde veele inwooners tot het Christendom , en liet ten dienfte van St. Switbertus en zyne difcipelen, op den oever van den Rhyn, een Klooster en Kerk timmeren, welke hy de Mun(Ier-Kerk noemde, en even als den Dom te Utrecht, aan St. Martinus toewydde. Men vindt aangetekend, dat deeze Geestelyken in den beginne Regulieren zouden geweest zyn, doch dat hunne orde naderhand in lrreguüeren is verwisfeld; dat men voorts een Kapittel heeft gefticht, en verfcheidene wooningen voor de Kanunnikken gebouwd. Een weinig hoogerop dan de plaats waar de Kerk ftond, woonden eenige geringe visfchers, die de Kanunnikken en andere inwooners van vifch verC 3 zorg-  38 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, zorgden; deeze visfchers-huizen of hutten, wierden door eene Straat, welke nog de naam van Visfcherftraat draagt, aan de Kerk getrokken; en deeze vergrooting, gevoegd by den toenmaaligen bloey in den handel van graanen en andere producten, gaf aanleiding, dat Emmerik korte jaaren na 700, in eene Stad werd herfchaapen. 'Er zyn Schryvers die verhaalen, dat Emme. rik, wel vyfhonderd jaaren, fchoon met geene muuren be2et, in een bloeyenden toeftand is geweest. De meeste groote Steden , zo in Duitfchland, als inde Nederlanden waren des tyds nog onbemuurd; en , het was niet voor het jaar 908, dat de roofzuchtige Hongaaren , door hunne menigvuldige ftrooperyen, de eerffe aanleiding gaven, om de Steden met muuren te omringen. Dewyl nu St. Willebrord de eerfte Aanlegger en Stichter van Emmerik was , behield hy voor zich en zyne opvolgers, als Aardsbisfchoppen van Utrecht, den eigendom benevens het grondgebied van de helfte dier Stad, fchenkende de andere helfte aan het Kapittel te Emmerik. Deeze fchikking hield ftand tot in het jaar 1021, als wanneer de Aardsbisfchop van Utrecht, de helft van Emmerik aan her Sticht te Elten opdroeg; welk recht genoemde Sticht in 't vervolg wederom aan  Duffeldorp, Keulen tot Bon, enz. 39 aan het Kapittel te Emmerik heeft overgedaan. Da Scad Em nerik ei^entlyk op het grondgebied van 's H mnbtrg liggende, hebben de eigenaars daar van, langen tyd met het Kapittel verfchil gehad, zo wel over het grondgebied, als de inkomften en privilegiën,- dit gefchil liep ten laatften zo hoog, tajt de Stad die niet verfterkt was, en dus géén tegeniland kon bieden , te raade wierd, om zich onder de befcherming van Otto, Graav van Gelder, te begeeven; ten dien einde wierden 'er twee Gedeputeerden van het Kapittel aan gemelden Graav gezonden , die ingevolge den aan hun gegeevenen last, hem onder zekere voorwaarden, tot hunnen Befchermheer aannamen. Graav Otto , die al lang had geloerd, om eenige beftiering in de plaats te krygen, was wonderlyk in zyn fchik, dat zulks hem als van zelv in handen viel, en hy zo gelukkig met weinig moeite zyne inzichten bereikte; ook behartigde hy het wel weezen der Stad buitengemeen; was minzaam en vriendelyk tegens een ieder, tot den geringften ingezeten toe, en won door dit ftaatkundig gedrag, de harten van groot en klein. Dit baande hem den weg, om na vervolg van tyd, de befcherming, die hem alleen opgedragen was, in een eigendunkelyk oppergezag te vervvisfelen: om hierna genoegen in te flagen, behoefde hem nog, dat C 4 Hen-  40 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Hendrik de II regeerend Heer van 's Heerenberg, van zyn recht op 't grondgebied, 't welk hy waande, dat zich tot in de Stadsgragt van Emmerik uitftrekte, afftand deed: zulks gelukte hem boven verwachting , want hy een leepe Vos zynde, wist hem met zulke fchoone woorden te beleezen, dat deeze hem in 't jaar 1237 het begeerde rechtsgebied, vrywillig overgaf, onder voorwaarde nogthands, dat die van 's Reerenberg, door de ingezetenen van Emmerik in hunne vryheden en privilegiën nimmer zouden verkort of benadeeld worden. Graav Otto op deeze wyze het volkomen bewind over de Stad in handen gekreegen hebbende, heeft hy die in het jaar 1247 met bewilliging van de regeeren* de Keizer, Fredrik den II en Hendrik den VI, met dubbele Muuren rondsom ingeflooten, met veele Torens voorzien, een nieuwe Stadsgragt daar om gegraaven, en verder zodaanig verfterkt, dat het naast Wezel in deeze gewesten , de voornaamfte Stad wierd (1). Emmerik dus meer dan ééne eeuw lang onder het geruste bezit der Graaven en Hertogen van Gelder verbleeven zynde, ontftond 'er twist tusfchen de beide broeders Eduard en Reinoud over het verdeelen der vaderlyke erffenis. E- duard (1) Vid. E. Wassenbergh origo £f defcript. Embriccc £f M. Altikq defc. German. in/er. torn. II, p. 84.  Dusfeldorp, Keuten tot Bon, enz. 41 duard , onder voorwendzel , dat de gedaane looting daar over gegaan, niet ter goeder trouwe was gefchied, en men hem als de jongfte bekort had, beftond, door anderen opgeftookt, zynen broeder te beoorlogen. Reinout) hier geheel niet op verdagt, ftond als bedremmeld op het hooren van deeze maare , en zich zelv niet weetende te redden, verzogt van Graav Jan van Kleef, die met Magteld zyne halve zuster getrouwd was, onderftand , en leende van hem 2107 Oude Schilden, daar voor de Stad Emmerik" verpandende, en die tot dien tyd toe aan hem inruimende , dat die fchuld zoude afgelost zyn. Na het eindigen van den oorlog, eifchte Graav Jan, niet alleen de verfchootene penningen te rug, maar teffens ook de beloofde uitzetting aan zyne gemalinne Magteld, tot voldoening van welk een en ander, in 't jaar 1366, aan hem de Stad Emmerik wierd overgedragen. Op die wyze is deeze Stad tot in 't jaar 1402, aan Kleef als verpand gebleeven, toen Reinoud van Gelder, Graav Adolf van Kleef beoorlogde, doch de nederlaag kreeg, en in Kleverham zyn leger geflagen, en hy zelve, gevangen genoomen wierd: ook wilde men hem geen ontflag gunnen, voor dat hy volkoomen en plechtig afftand had gedaan van zyne aanfpraak op Emmerik, dit was hy, door overmagt beheerd, C 5 ge-  42 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, gedrongen te doen, en dus verbleef deeze Stad onder hot gebied der Hertogen van Kleef. E,nm?rik telde zich eertyds ook onder het getal der Hanzee-Steden, en wierd ten zelvden tyde als Keulen, naaraelyk in het jaar 1471 in het Hanfeatifche verbond aangenoomen. In 1403, wierd aan deeze Stad door Graav Adolf van Kleef, vryheid van Tollen gefchonken, en in 1490, door Hertog Johan den II, met de vrye verkiezing van den Magiftraat begiftigd ; dan toen in het jaar 1522, over de keuze hier van, groote oneenigheid en tweefpalt tusfchen Burgers en Burgers rees, nam Hertog Johan de II zyn flag waar, om onder begunftiging van deezen twist, de paaien van zyn gezag uit te zetten , kwam ten dien einde met eenige Soldaaten verzeld in de Stad, ftilde de beroerte, nam regens Stads privilegiën, dien hy bezwooren had, eenige Burgers gevangen, en onder dezelven den voornaamften y veraar voor de .vryheid, Viseler genaamd ; die door een eigendunkelyk gezag veroordeeld, het voorftaan der privilegiën met zyn kop moest boeten, en dus een martelaar voor de vryheid wierd; het is waar, alle de overige gevangene Burgers wierden op vrye voeten gefteld, maar tenens aan hun voor altoos het privilegie benoomen, om hunne eige Regeering te verkiezen; dit voorrecht hebben  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 43 zy ook nimmer weder bekoomen , want nog ten huidigen dage ftaat de verkiezing van den Magiftraat aan den Landvoogd; die egter onder de verplichting ligt, om niemand dan ingezetenen daar toe te verkiezen , en de verkorenen blyven ook, hun plicht betrachtende, geduurende hun leeven lang in dienst. Ten tyde der Nederlandfche Oorlogen, is Emmerik beurtelings in handen der Spanjaarden en Staatfchen geweest. In het jaar 1598, wierd die Stad, van de zyde der Spanjaarden door een Hoogduit/riten Hopman bezet, die, zich by ééde verbonden hebbende , niet meer dan vier honderd Knegten in de Stad te ontvangen, ingevolge van deeze belofte de edelmoedige koenheid had, om den Bevelhebber la Barlotte, die met een Regiment daar boven derwaarts kwam om in de Stad te rukken, buiten te fluiten, zeggende, dat hy ook onder eenen trouw! 00zen Overjlen, zynen ééd betrachten wilde (i)- Kort daar na noodzaakte Prins Maurits de Spaanfche bezetting deeze Stad te verlaaten, die hy benevens Zeventer aan de Stenden van Kleef wederom over gaf ; onder voorwaarde, dat de Spaanfchen de Vesting Rhynberk die zy in bezit hadden, aan den Keurvorst van Keulen zouden inruimen: dan vermits de Spaanfchen naderhand, niet (1) Wagen. Vad. Hift. IX. Veel, bl. 32.  44 Reize langs den Neder Rhyn over Wszel, niet alleen Rhynberk niet wilden verlaaten, maar zich daar te boven van andere plaatzen tot het Hertogdom van Kleef behoor ende, meester maakten , maakte Prins Matjrits zich ook op bevel der Staaten, met geweld meester van Emmerik en Rees, en liet die beide plaatzen verfteri ken (i). In het jaar 1672 wierd deeze Stad, door Franfch Krygsvolk onder bevel van den Prins van Conde bezet; voor de overgave maakte de Stad met den Bevelhebber een accoord, dat aan de zyde der Franfchen flegt wierd nagekoomen; want, onder anderen was 'er bedongen , dat de Inwooners hunne vrye Godsdienstoeffening, Kerken en Schooien zouden behouden , dan naauwlyks agt dagen na de overgave, wierden de Gereformeerden van hunne beide Kerken ontzet, waar van de grootfte door de Franfchen tot een Gasthuis wierd gemaakt, en de andere aan de Roomfchgezinden overgegeeven, zonder dat men zelvs toeliet, dat 'er Onroomfche Lyken in wierden begraaven. By dc.n vreede die naderhand tusfchen Lodewyk den XiV en den Keurvorst van Brandenburg wierd geflootcn , bepaalde men uitdrukkelyk, dat Emmerik benevens alle Kleeffche plaatzen , aan den Keurvorst moesten worden ingeruimd, die dczclven vervolgens in bezit nam. Dus wierd deeze (1) Vad. Hijl. X. Dselbl. 77. en A. Sauhs / W/451-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 45 deeze Stad, niettegenftaande zy den Vereenigden Staat zóó veel gelds gekost had, uit hunne magt gerukt, en wordt nu nog door den Koning van Pruis/en als Keurvorst van Brandenburg, bezeten. Zie daar vriend, al het merkwaardige dat ik met genoegzaame zekerheid van het gefchiedkundige der Stad Emmerik heb kunnen opfpooren; in den volgenden zal ik zóó naauwkeurig my doenlyk is, Ueene befchryving van de Kerken, en 't geen ik verder van die Stad meldingwaardigs achte, mededeelen. VYFDE BRIEF. Groote Kerk te Emmerik is dcor St. Willebrordus gefticht. Aartsdiaken van Emmerik. Witte Donderdag. Vierfchaar. Inkomften van den Proost. Graftombe. Oud Monument. Misbeker. Wonderdoenend metaalen Beeld dat de Rhyn is komen opdryven. Zilveren Kandelaars. Priesterlyke Koorkleeden. OverJlroomingen en Tsgangen. St. Aldegondis Kerk. Koster die de Klok voor zyn eigen Zielmisfen trekt. Gereformeerde Kerk. Lutherfche Kerk. Gasthuis, De groote Kerk te Emmerik doordeRoomfchgezinden bezeten, en welke men verzekert dat door St. Willebrord omtrent het jaar 700 is gefticht, draagt in de daad alle de kenmerken van  46 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, van eenen gryzen ouderdom; zy wordt de Mvmfter-Kerk genaamd, en door een Proost en Deken, benevens dertien Kanunnikken bediend: eertyds waren 'er nog vier Canonici honorarii, die wel den naam en kleeding van de Kanunnikken droegen , en benevens de anderen in het geftoelte mogten zitten, dan geene ftemmen in het Kapittel hadden; doch deeze laatstgenoemden , heeft men, zo wel als twaalf Vicarisfen, welke eertyds ook tot deeze Kerk behoorden, laaten uitfterven. De aanftelling deezer Kanunnikken gefchied, beurtelings maand om maand, door den Koning van Pruis/en, en den Hertog van Nieuwhurg als plaatsbekleder van den Paus. Oudtyds hadt de Proost of Aartsdiaken van Emmerik een uitgeftrekt rechtsgebied, niet alleen over de Stad en alle derzelver Kerken en Kloosters, maar daar te boven nog buiten de Stad, over de Pastorye van oud en nieuw Zeventer, en een aantal anderen meer. Ook was hy gewoon jaarlykfch 'op witten donderdag in de Munfter of St. Martens Kerk, een foort van Vierfchaar te fpannen , waar voor alle Kerkelyke perfoonen die verdacht waren tegens de wetten der Onthoudinge te hebben gezondigd, als mede de Leeken, die voor opentlyke Overfpelers berucht ftonden, gedaagd werden. De zaak wierd door den Proost of deszeivs Officiaal, in deezen tyd  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 4? tyd op een verheeven geftoelte tusfchen twee Priefters gezeten, onderzogt,en de Aangeklaag. de fchuldig bevonden zynde, na maate van de grootte zyner euveldaad, tot eene mindere of meerdere geldboete verweezen ; waarfchynelyk zal men de Schaapen ook gefchooren hebben na dat zy wol hadden. De inkomften van den Proost deezer Kerk, benevens zyn gezach, beide eertyds zeer aanmerkelyk zynde, viel die waardigheid niet open, of een gantfche drom van hongerige Baronnen, Graaven, ja zelvs Vorften, aasden na deezgn vetten brok. Hier moet men de reden voornamelyk aan toefchryven , dat de Kanunnikken zich van alle kanten door deeze fchraale Heeren, tegeris wiens magt zy in geenen deele beftand waren, geplukt en gekneveld ziende, in de dertiende eeuw het befluit namen, om Otto den III Graav van Gelder en Zutphen, tot hunnen Advocaat en Befchermheer aan te neemen. In deeze Kerk toond men nog de Graftombe van Hertog Gerard van Sleeswyk, Graav van Holftein, waar van de volgende byzonderheid gemeld wordt; dat. hy namentlyk, door zynen broeder opgeftookt, zyne Gemalinne, eene geboorene Markgravinne van Baden, die in de zevende maand na de voltrekking van haar huwelyk van Tweelingen beviel, befloot te verlaa- ten,  48 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, ten, doch haar tot Emmerik vergezeld hebbende, plotzeling ziek wierd, van hartzeer ftierf, en in het jaar 1433 in deeze Kerk wierd begraaven. De Koster die een zeer eenvoudig Menfch is, en heilig fcheen te gelooven 't geen de Kerk gelooft, vertoonde ons met den grootiteneerbied, de Heiligdommen en Cieraaden van deeze Kerk. Het eerfte ftuk beftond in een zeer oud Monument, dat van vooren met eene goudene plaat is bedekt, ter zyden, van achteren en van boven is het met zilvere vergulde plaaten overtrokken, en zo wel als van vooren met allerleye figuuren van Sanften en Sanclinnen befneden. Van welken Heiligen hier de beenderen in bewaard worden, of tot welk ander gebruik het verftrekt, is my waarlyk vergeeten; zo als het ons voorkwam, doopte onze vroome Koster het zeer oneigentlyk met den naam van Arke, want het had geheel en al de gedaante niet van die door Vader Noach vervaardigd , ten minften volgens de befchryving die Moses ons van dit eerfte Schip geeft, of hy kan 'er deezen naam aan gegeeven hebben, na hqt Latynfche woord Ar ca, 't welk allerleye foorten van kisten betekend. Hoe het ook zy, dit monument der Oudheid , was zo als onze leidsman zeide, en wy moesten hem op zyn woord gelooven, want de gift-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 49 giftbrief was niet voor handen, door St. Willebrord die eene byzondere affectie voor deeze Kerk fchynt gevoed te hebben, daar aan gefchonken, en Paus Sergius had het te vooren aan deezen Heiligen vereerd. Voorts befchouwden wy een zilver vergulden Kelk, die vry zwaar en antyk was, want St. Willebrordus was gewoon om 'er by zyn leeven de Mis mede te bedienen. Dan het grootfte wonderftuk dat onze ongewyde oogen zagen, beftond in een metaalen Vrouwenbeeld , van ruim anderhalf voet langte, 't welk de Koster ons met veel fiducie verzekerde, dat tegens den ftroom aan den Rhyn was koomen opdryven , voor de Kerk onbeweeglyk op de Rivier was blyven liggen, met behoorlyke veneratie en plechtigheid in de Kerk was gebracht, en zedert dien tyd veelvuldige mirakelen verricht had. Nog zagen wy een lange houten kist, opgevuld met zilvere Kandelaars , en andere Cieraaden van die kostbaare itoffe meer; benevens eene kast, rykelyk met Priefterlyke Koorkleeden , en verder opfchik voor deeze vet gemeste knaapen, voorzien. Deeze Kerk ftaat naby den Rhyn, en heeft van tyd tot tyd veel geleden, door Overflxoomingen en Ysgangen, inzonderheid door de jongstgeledene; zynde op den derden Maart 1784, het water te Emmerik tusfchen de vyf en zes D dui-  50 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, duimen hooger gereezen dan in 't jaar 1740. Dit veroorzaakt ook dat 'er fomtyds buitengewoone kosten aan de Kerk moeten gedaan worden , en dewyl die thands op lange na zo veel inkomen niet meer heeft als voordeezen, brengt zulks te wege, dat die fober wordt onderhouden , en zich niet zeer aanzienlyk vertoont. De tweede Roomfche Kerk te Emmerik, mede een Parochie-Kerk, is aan St. Aldegondis toegewyd: deeze Kerk wierd in het jaar 1483 onder de regeering van Johan Adolf Hertog van N Kleef opgebouwd, en met een konftigen enhoogen vierkanten fteenen Toren vercierd, die in het jaar 1651 door den Blixem in brand geftooken, gedeeltelyk verteerde, zynde het bovenfte agtkante gedeelte door het fteenen verwulffel der Kerke geftort: de Toren is niet herbouwd , maar flegts by den vierkanten omgang plat gedekt, en met een baluftre omzet. De Paftoor van deeze Parochie-Kerk is altoos een Kanunnik van St. Martens-Kerk, wordende volgens eene aloude Gewoonte door het Kapittel der gemelde Kerk verkoren. Men vindt als iets zonderlings aangetekend (1), dat in het jaar 16 r 5 , de Koster van St. Aldegondis Kerk, by leevenden lyve de klok voor zyne eigene ziel-misfe geluid heeft: want bezig zynde, met (1) E. WasseNbergh Origo & dtfcript. Embricz.  Dusfeldorp, Renhn tot Bon, enz. 51 met de klok tot de dagelykfche hoog-misfe te trekken, viel hy onder deeze bezigheid dood ter aarde,- de Vicarisfen in de Kerk koomende ora de hoog-misfe te doen, en den Koster dood vindende , veranderden ten zynen gevalle de dagelykfche hoog-misfe, in eene ziel-misfe, voor den Overleedenen. De Gereformeerde Kerk binnen deeze Stad, welke . door Fredrik Willem vader van den tegenswoordig regeerenden Koning van Pruisfen in het jaar 1716 wierd gefticht, is van binnen fraay en netjes, en ten eenemaalen gebouwd in de fmaak van de Oosterkerk te Amjieldam. Ook heeft men eene Lutherfdie Kerk te Èmmei rik, benevens een Gasthuis, en eenige Geestelyke Geftichten. Boven eene der Stads Poorten werd deeze Infcriptie geleezen Felix Civitas, qiice in tempor e Pacis . de Bello cogitat. ZESDE BRIEF. Rees is eene armmoedige Stad. Graav Herman van den Berge. Trompetter vastgehouden. Rees door de Spaan, fchen ontruimd. Prins Maurits. Marfchalk de Turenne. Rampen door de Overjlreoming en fitèürg Do „/;  52 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, veroorzaakt. Fraai]e Lindeboom. Dirsfortfche Bofch. Schelmfche uitkyk. Wezel. Lastige Etiquette. Vriendelykheid van een Pruisfisch Officier. Logement. Uitfteekende bediening. Jonge Vermeulen. St. Nikolaaspret. Van Emmerik reeden wy op Rees, eene kleine , en na het geen wy 'er van zagen armmoedige, doch voor deezen fterke Stad, in het Hertogdom van Kleef, aan den Rhyn gelegen. Eertyds behoorde zy aan den Keurvorst van Keulen, maar wierd in het jaar 1435 by ruiling, en ten deele voor Oorlogskosten , aan de Hertogen van Kleef overgedaan. Het ligt op den weg van Emmerik naar Wezel, ruim twee uuren gaans ten Oosten van de eerfte, en vier uuren ten ' Noorden van de laatfte Stad. In het jaar 1598 wierd dit plaatsje gedwongen Spaanfche bezetting in te neemen, en zulks veel fterker in aantal dan bedongen was. Het jaar daar na, belegerden het de Staatfchen; de Kardinaal Andreas had het bevel van binnen aan Graav Herman van den Berge toevertrouwd, die kleine konst behoefde, om eene Vesting te verdeedigen, welke door twistende hoofden, en luije, ongeoeffende knechten, zonder behoorlyk krygsgereedfchap , werd aangetast. Al in 't begin van 't beleg, floot men een Beftand voor eenige dagen: na 't eindigen van 't welk, het werk  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 53 werk egter traag voort ging. De Staatfche delvers, die men nog bekoomen hadt, hielden zelve den arbeid draagende, om te meer daggelden te verdienen. Zo flof werd 'er ook gewaakt, dat de Spanjaard tot drie reizen toe, verfch volk in de Stad bracht. Met het begin van Herfstmaand, werd zy egter opgeé'ifcht; doch naar Krygsgebruik, te voorbaarig: waarom die van binnen, den Trompetter vast houdende, onverwagt, uitvielen op de belegeraars, tweehonderd derzelven verfloegen , en eenige Hukken gefchuts naar binnen fleepten. Al 't welk zo veel fchriks in 't Leger baarde, dat men 't beleg niet opbrak, maar fchandelyk verliep, voorraad en Schepen achter laatende, die door de Spanjaards en door de Duitfchers zeiven, geroofd werden (1). In 1600 wierd Rees door de Spaanfchen ontruimd, en veertien dagen daar na door Prins Maurits vóór de Staatfchen bezet. De Marfchalk de Turenne, veroverde het in 1672, en plaatfte 'er Franfche bezetting in; doch twee jaaren laater, werd het aan den Keurvorst van Brandenburg ingeruimd , na dat egter alle de Vestingwerken door de Franfchen gefiegt waren. Rees heeft ook in de rampen der jongfte O verflrooming en Ysgang van 1784 gedeeld, drie huiCO Wagen. Vad. Hijl. IX. D. bl. 54, D3  twee en een vierde fluiver Hollandfch geld , daagfch, benevens twee pond brood, in geduurige bezigheid van Krygsverrichtingen, en op de wagt trekken worden gehouden, waar door men hun het middel beneemt, om met handwerken of anderzints iets te verdienen; ook genieten zy geen loonwagten; het traótement der ge* nen die met verlof afwezig zyn, het welk maar enkel aan wel vertrouwde Landzaaten Wordt vergund, fteekt de Kapitein in zyn zak, en men moet tot dien graad bevorderd zyn, om ordentelyk te kunnen leeven, want de bezolding der fubalterne Officieren is ook zeer gering. Dezelvde bezetting ligt altoos in Wezel, en dit heeft met alle de andere Guarnizoenen plaats. De reden die men 'er van geeft is, de vrees, dat, indien zy van de eene plaats na de andere verlegd wierden , de vreemden in den Krygs* dienst, die zeer tot wegloopen genegen zyn, daar toe gelegenheden zouden vinden , die zy nu derven (i). Schoon de kans zeer gering, is om weg te geraaken, verzekerde men ons dat fbmmigen het nog al weeten te ontkomen: op* per? (?) Moore Bef IJL Deel bh &  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 79 pervlakkig befchouwd zoude men zeggen , dat het genoegzaam onmooglyk is, maar wat wordt 'er al niet gedaan en gewaagd, om de banden der Slavernye te verbreeken, en een vrye lucht te ademen!' Zo dra men een Man uit het Guarnizoen vermist, dat zeer fpoedig door de menigvuldige vifitatien ontdekt wordt, lost men eenige kanonfchooten, aan de Boeren tot een zein verftrekkende dat 'er een Deferteur is; de arme Landlieden zyn verplicht den Ongelukkigen op te fpooren, aan te houden, en naar zyn ftrafplaats te voeren; hier voor genieten zy ,eenige Ryksdaalders tot belooning; maar verwaar. loozen zy zulks , en de Snaak ontkomt het door hunne achteloosheid of medewerking, dan moeten zy zwaare ftraffen ondergaan. De Delinquant te rug gebragt zynde, wordt ongenaadig met fpitsroeden geftraft, en in de Citadelle opgeflooten, om aldaar den dienst waar te nee» men. Wy ontmoeteden een deezer Ongelukkigen , binnen de barrière van de Citadelle op fchildwagt flaande, die voor de derdemaal had getragt om het te ontkomen ,• deeze had twee dagen agter een zo ongenaadig door de fpitsroeden geloopen, dat by naauwelyks zyn Snaphaan konde draagen, en ons betuigde gantfche gaten in zyn rug en fchouders te hebben; anders is de ordinaire ftraf van een Deferteur twee dagen agter  80 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, agter een, zes maal op en neder, door twee honderd Man te loopen; het gebeurt fomtyds wel dat een karei bezwykt en tegens den grond valt, dan dit baat hem niets, hy moet zyn getal Hagen ontvangen, en, dan gaat Man voor Man hem al flaande voorby; dit bedryf van wreedheid ten einde géloopen zynde, wordt de Geftrafte naar 't Hospitaal gebracht, waar hy fomtyds den geest geeft, doch meestal herftelt. Ik zoude haast vergeetcn, om u te waarfchou. , wen, dat gy te Wezel zynde by regenachtig weder, het midden der ftraaten moet vermyden, om niet in een ogenblik doorweekt nat te worden: de gooten naamelyk van de meeste huizen, in plaats van aan de zyden door ncdergaande gooten vervangen te worden, fteekenvan boven tusfchen de huizen drie a vier voeten uit, en laaten het water. horifontaal in het midden der ftraaten nedervallen. TIENDE BRIEF. Dingslaken. Dingsdag betekend zo veel als Gerechtsdag. Duisburger Wald. Fraay ras Paarden, Vrugtbaar Koren en Moesland. Grasryke Weiden. Duisberg. Kan op eenen gryzen ouderdom roemen. Lot gevallen. Wanneer de Gereformeerde Leer te Duisberg is beginnen- te bloeijen. Wordt op bevel van  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. Sz van Spinola door de Spanjaarden bezet. Oprichting van een Hoogefchool te Duisburg, inwying daar van. Senaatkamer, Bibliotheek. Hortus Medicus. Gereformeerde Kerk, Sober Logement, Wy verlieten Wezel meer aangedaan over da elenden en folteringen, die een gedeelte onzer Natuurgenooten 'er dagelyks ondergaan , dan getroffen door de geringe merkwaardigheden die wy 'er gezien hadden; en zetten onze reize voort over Dingslaken , thands eene kleine morsfige Stad, zonder koophandel of handwerken, waan van de huizen oud zyn en een zeer flordig vertoon maaken; ja by het inryden der Poort vreesden wy onder derzelver ruinen en los liggende fteenen , te zullen begraaven worden. Dingslaken , dat zynen naam zoude ontleend hebben, om dat van de oude Inwooners op die* plaats het Gericht wierd gehouden, het welk eertyds een Geding genoemd wierd, waar van: nog overig den Dingsdag, die zo veel betekend! als een Gerichtsdag, is eerst een Dorp geweest en naderhand een Stadje, eindelyk is het een Dynastie en Heerlykheid geworden, het land van Dingslaken geheeten, waar onder ook Wezelheeft, gehoord, en was eertyds leenroerig aan het Ryk, , Het heeft zyne eigene Heeren gehad tot op het jaar 1220, als wanneer het met bewilliging van den Kejzer, aan Kleefschland i? gekomen, F en  8a Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, en daar mede voor altoos ingelyft. Hertog Adolph de I heeft een hoogen en fchoonen Toren aan het Kasteel gebouwd, die voor jaaren reeds door onweer grootelyks is befchadigd, en 'er zedert de hand niet aan gehouden zynde, nu ten eenenmaale is vervallen. — De Heerlykheid Dingslaken heeft doorgaans tot een appanage voor de jongfte zoonen der Graven en Hertogen verftrekt, die op dit Kafteel hof gehouden hebben , dat thands zeer vervallen is Van hier reeden wy naar Duisburg, eene zeer oude Stad, liggende als in een driehoek tusfchen de Rivieren den Rhyn, den Roer en den Anger. Aan de eene zyde van deeze Stad, alwaar men eene frisfche en gezonde lucht ademt, ligt een fchoon uitgeftrekt Bofch, het Duisburger Wald geheeten, dat zeer beroemd is wegens het fraaije ras Paarden, 't welk daar in 't wilde voortteelt ; aan den anderen kant is de Stad met vrugtbaar Koren- en Moesland bezet; en, aan de derde zyde, met grasryke Weiden en daar nevens met eene in den Roer loopende graft omringd. Duisburg, in 't gemeen Duisberg van Tufcohergum, door de oude Frankifche Schryvers Dispargum en Duispargum genaamd, was wel eer eene Koninglyke Stad der Franken, daar na eene Rykftad. Zy kan op eeneri gryzen ouderdom roe* (i) E. Hop, Befchr. van Kleef bl.jo,  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 83 roemen; en eertyds, befpoelde de Rhyn haare muuren. Lang was deeze plaats maar eene Sterkte of Burgt, waar van de fondamenten uit zeer dikke muuren, onder den grond rondsom de middelde Markt der Stad, nog gevonden worden. 'Er zyn, die willen, dat Duisburg in de eerfte eeuw na Christus geboorte, van de Romeinen tot cenc Stad is gemaakt. Na de Romeinen , hebben de Thuringers die eenigen tyd lang bezeten; en deezen, zyn daar uit door de Franken verjaagd, die het lang in bezit hebben gehouden, en van allerley oorlogsbehoeftens rykelyk voorzien. Varemundus en Clodius Conatus , beide van den eerften Stam der Franfche Koningen, hebben 'er den een na den ander eenigen tyd hun hof gehouden. De Westphalingers door de ftrooperyen van de bezettinge deezer Stad, ongemeen gekweld wordende, voegden zich in een aanmerkelyk getal by een, ers zogten in het jaar 776 niet minder, dan om da Stad te overrompelen en geweldiger hand in te neemen, doch zy wierden door de vereenigdej Burgers en Soldaaten, met bebioedde koppen te rug gedreeven. Men denkt, dat Keizer Karel de groote, Duisburg het Duitfche Ryk heeft toegevoegd, en dat die Stad vervolgens onder Otto den III, tot eene Ryksflad is gemaakt. Zeker gaat het, F 2 dat  §4 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, dat daar aan van tyd tot tyd voortreffelyke voorrechten zyn gefchonken, en, dat de Hertogen van Limburg en Graaven van den Berg , wegens de Keizerlyke Hooge Overigheid totRyksvoogden en Schutsheeren daar over zyn aangefteld. In 't jaar 1290 heeft Keizer Rudolf de I. na dat hy te Erfurt alle de voorrechten van deeze Stad had bevestigd, die met Margaretha , zynes broeders Everhards dochter, aan Diederik den VIII, Graave van Kleef, tot eenen bruidfchat gefchonken; na wiens dood, deszelvs weduwe Margaretha, die in 't jaar 1312, aan Adolf Graave van den Berg, tot eenen bruidfchat met haare dochter Agnes , heeft overgegeeven; moetende hier de reden in gezogt worden , dat deeze Stad nog ten huidigen dage de Bergfche Rechten, volgt. In het jaar 13 25, loste Diederik de IX Graav van Kleef die weder in, en behield ze tot dien tyd toe dat Graav Johan van Kleef den eigendom van Keizer Lodewyk van Beyeren, voor een gefchenk van twee duizend mark zilvers, nog te beter voor altoos in zyn huis bevestigde, zynde zulks naderhand door Keizer Karel den IV goedgekeurd, na dat hy nog tien duizend mark zilver voor zich bedongen had; door welk verbond, in het jaar 1352 te K'ulen geflooten, hy Duisburg met bevestiging van alle derzelver voorrechten, gantfchen al  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 85 al aan den Hertog van Kleef en zyne opvolgers afftond. In den oorlog van het jaar 1445 tusfchen Diederik Aardsbisfchop van Keulen, en Adolf Graav van Kleef, trachtede de eerstgenoemde, in een ftikdonkeren nagt, de Stad te overrompelen, doch wierd, inzonderheid door den heldenmoed van de jonge Manfchap, die zich in de Stad bevond, dapper te keer gegaan, en afgeflagen : tot eene gedachtenis hier van, is nog overgebleeven de zogenaamde kost verloorenbrug, de plaats waar het volk van den Aartsbisfchop op de vlugt wierd gedreeven, en de Krakelingendag op St. Gre goor, den 12 Maart, wanneer aan de.kinderen tot eene gedachtenis, zo als men my verzekerd heeft, nog Krakelingen worden uitgedeeld. , - Toen de Rhyn nog langs de muuren van Duisburg ftroomde , verzekert men, dat het eene voornaame Koopflad was, waar in verfcheidene wolle Fabryken met veel voordeel wierden geoeffend , waar door de Stad niet alleen in welvaart en bloei toenam, maar ook in het beroemde Hanzéé verbond, wierd aangenoomen (1). In de jaaren 1493 en 1496, is in deeze Stad de vereeniging tusfchen de Gulikfche en Kleeffche landen geflooten. In 't jaar 1499 trof de Stad een (1) E. Hop Befchr. van Kleef bl. 100. F 3  85 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, een bittere ramp, doordien het Jaagfte gedeelte daar van, nog het Olderich genaamd, tot den grond toe afbrandde, zynde alle de pogingen die men te werk ftelde niet toereikende, om den brand te blusfchen, tot dat alles door de woede der vlammen verteerd was. Keizer Maximiliaan de I, die door de Landftenden aangezogt wierd, om de voogdye over zynes broeders zoon te aanvaarden, is in 't jaar 1505 tot driemaalen toe van den Ryksdag die toen te Keulen wierd gehouden, in deeze Stad geweest«. om die zaak ten einde te brengen, en in het jaar 1508 toen hy naar Braband reisde, heeft hy hier, op de heen- en te rug reize eenige maaien overnagt, en by deeze gelegentheid, alle de voorrechten van tyd tot tyd aan deeze Stad gefchonken, bevestigd. Met den aanvang der zeventiende eeuw, heeft de Gereformeerde Leer reeds te Duisburg gebloeid; en in 't jaar 1609, is deeze Stad met het gantfche Hertogdom Kleef in handen van den Keurvorst van Brandenburg geraakt, wiens bekende iever voor de Reformatie bezorgde, dat 'er in dat zelvde jaar binnen Duisburg eene algemeene Kerkvergadering van de Gereformeerde Kerken dier landen wierd gehouden, op welke de toen in gebruik zynde Kerkenordening, onder opzicht van den Heidelbergfchen Godge- leer-  Dusjeldorp, Keulen tot Bon, enz. 8? leerden Abraham Schultetus gemaakt, door de Landftenden wierd bevestigd. In 'tjaano'14, werd Duisburg op bevel van Spinola door de Spanjaarden bezet, waar door de Gereformeerden niet weinig wierden onderdrukt, doch in 't jaar 1629 deeze ruwe gasten door Staatfch Krygsvolk verdreeven zynde, heeft de Gereformeerde Leere, welke de gantfche Magiftraat en Burgery belyd, de overhand behouden. In het jaar 1560, verkreeg Willem Hertog van Kleef en Berg, Graave van der Mark en Ravensberg, Heer van Ravenftein, die alle deeze zes Landfchappen te gelyk bezat, van Paus Pius den IV verlof, om te Duisburg eene Hoogefchool op te richten, tot welker onderhoud, de inkomften van alle de wereldlyke Broederfchappen, in deeze zes Landen, zouden gebruikt worden; Maximiliaan de II bevestigde dit verlof met zyne goedkeuring, twee jaaren laater. Toen ten tyde was 'er nog maar een fchemerlicht van Kerkhervorming in deeze Landen; Georg Cassander, die zomers altoos zyn verblyf te Duisburg hield, was daar de eerfte Hoogleeraar in de Godgeleerdheid ; Franciscus Balduinus leeraarde 'er de Rechten, en daar waren meer andere Mannen van grooten naam en geleerdheid, die de overige Weetenfchappen onderweezen. Doch door de in 't vervolg ontftaane troubelen in de F 4 Ne-  88 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Nederlanden en den oorlog met Spanjen, waar by deeze La1 d-n aanmerkelyk leeden, verkreeg dit werk zyn volkomen beflag niet, voor dat door den Munfterfehen vreede, de rust in Duitfchland en Nederland herfteld was: en, fchoon Keurvorst Fredrik Wilhelm, die zaak ter harten nam, bleef evenwel het werk wegens de zwaare kosten nog onvoltooid, tot dat in 't jaar 1655 * Joh. a Raab Burgermeester te Duisburg, aanbood, om de kosten, die 'er tot de volkomene voltooijing vereifcht wierden, op te fchieten, welke kosten hem ook in vervolg van tyd, zyn vergoed. In dat zelvde jaar is op bevel van genoemden Keurvorst, de Hoogefchoolmetveeleplechtigheid te Duisburg ingewyd, in tegenwoordigheid van Vorst Mauritz van Nas/au , Stadhouder van Kleef enz., de Gedeputeerden uit de Ridderfchap en Steden, de Predikanten enz., onder eenen grooten toevloed van Menfchen; wanneer de bovengemelde Burgermeester, door Vorst Mauritz , wegens zynen betoonden yver in 't bevorderen van dit werk, opentlyk wierd bedankt, en benevens den Raadsheer Muntz, tot eerften Curator van de Hoogefchool, aangefteld (r> Het Gebouw, 't welk de Academie uitmaakt, heeft weinig aanzien , egter is het Auditorium daar (1) Vid. Achdtmia Luisiurgenfis inavgurata A. 1655-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 89 daar van ruim en fraai, de Senaatkamer behelst niets bezienswaardig, de Bibliotheek is fober, en de Hortus medicus minder dan gemeen; want, behalven eenige Medicinaale Planten, jonge Aloës, en eenige weinige Serpentaria's, zag ik 'er niets dat eenige aandacht verdiende. Het gewoone getal der Profesforen op deeze Hoogefchool is elf; namelyk drie in de Godgeleerdheid , drie in de Rechten, twee in de Geneeskunde, en drie in de Philofophie, van welke laatfte Clasfe, één in de Wiskunde, één in de Griekfche en Latynfche welfpreekenheid en gefchiedenisfen, en één in de Oosterfche taaien en Oudheden. Alle de Hoogleeraars moeten belydenis van den Gereformeerden Godsdienst doen. De Gereformeerde Kerk te Duisburg is groot, doch bevat niets aanmerkenswaardig, dan alleen, de Wapenfchilden van de Duitfche en Hollandfche Officieren , die in het jaar 1702 voor Keizerswaard zyn gefneuveld. Toen de Rhyn nog langs de muuren der Stad ftroomde, heeft zyhet Stapelrecht gehad, 'twelk zedert benevens de Misfe naar Frankfort is verlegd, na dat de Rhyn van loop veranderende, omtrent een quartier uur van de Stad een nieuw bed heeft gemaakt. By hoog water kunnen egter nog tamelyk groote Schepen , uit den Rhyn door den Roer, tot aan de Stadspoort koomen, F 5 en  po Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, en weekelykfch vaaren 'er ook verfcheidene Beurtfchepen van en naar deeze Stad, zelvs tot Amfteldam toe; ook gaat 'er vry wat handel te Duisburg om, zo in hout- als yzerwaaren en Rhynfche wynen. Van ouds heeft ook de wolleweevery hier gebloeid, en men vervaardigt 'er tegenswoordig nog zeer goede Lakenen. In 't algemeen zyn de huizen te Duisburg van weinig aanzien, fchoon men 'er enkele fraaije Gebouwen vindt. Zie daar, myn Vriend! al wat ik u van Duisburg weet te melden: ik zal 'er nog alleen byvoegen, dat om wel gelogeerd te zyn, men in het Pruisfisch Posthuis moet gaan; wy waren ongelukkig in het Munfterfche geaddresfeerd, daar het vry morsfig is, eeten in overvloed , doch fober toebereid, geen beste wyn en flegte flaapplaatzen; en dit alles moest egter ten duurften betaald worden. ELFDE BRIEF. Schone Korenlanden. Keizerswaard. Eertyds eene Ryksjlad. De Franfchen maaken 'er zich meester van. Gaat aan de Bondgenooten over. Was eertyds eene zeer flerke Vesting. Deszelvs Fortificatiën geflegt. Verwoefle Citadelle. Verrukkend ge- zigt  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 01 zigt van eene hocgte. Aanzienlyke huizen. Kapittel van Kanunnikken. Tucht' en Werkhuis. Fabryken van Wollen en Linnen Stoffen. Fraaije Weg. Dusjeldorp. Onbefchaamde Jongens. Zweybrucker Hof. Madam Zimmerman. Table d' Héte. Goed gezelfchap. Van Duisburg reeden wy langs fchoone Korenvelden, naar Keizerswaard, eene kleine doch wel eer fterke Stad, aan de oostzyde van den Rhyn, ruim derde half uuren gaans benoorden Dusjeldorp. In 't Latyn wordt zy by de Schryvers Infula Rheni en ook Ccefaris IVerda éf infula, genaamd. Eertyds was het eene Ryksftad; maar Keizer Karel de IV gaf haar in pand aan Hertog Adolf van Kleef, wiens broeder Gerhard, die omtrent het jaar 1399 , aan den Aartsbisfchop van Keulen, voor 100,000 Duitfche Guldens verkogt. Naderhand moet zy weder verpand zyn geweest; want, men vindt aangetekend, dat-de Aartsbisfchop Diederik de IIJ, de Stad benevens het Slot en den Tol, op nieuw van Graav Gerhard loste, en die met muuren en toorens verfterkte (r), en, in 't jaar 1464, werd zy aan gemelden Aartsbisfchop, nevens Kieljlein en Frederberg , voor Soest en Zanten, door Johannes , Hertog van Kleef, voor altoos af- (1) A. F. Busschino nieuw; Geograp. III, Dsel. z. ft. 11. 1135.  9a Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, afgedaan (i). In,'t jaar 1(568 maakten zich de Franfchen, geduurende de twist over de verkiezing van een Keurvorst van Keulen, voor den .Kardinaal Furstenberg , meester van deeze plaats; doch de Keurvorst van Brandenburg nam die het volgende jaar, na dat 'er de Franfchen uitgeweeken waren in bezit. In 't jaar 1702, ruimde de Keurvorst van Keulen, op nieuw Keizerswaard voor de Franfchen, dan kort daar na, wierd het onder bevel van den Prins van Nasfauw Saabrugge belegerd; en, korte dagen na het mislukken der onderneeming om Nymegen by verrasfehing meester te worden, ging Keizerswaard aan de Bondgenooten over, by een verdrag, het welk op den vyftienden van zomermermaand geteekend was (2). Eertyds is Kizerswaard eene zeer flerke Vesting geweest, met een Kafteel of Citadelle voorzien ; dan in de belegering die deeze plaats in het jaar 1702 onderging, wierd een groot gedeelte van derzelver Fortificatiën plat gefchooten, en alle de niet vernield zynde Vestingwerken, zyn ingevolge het beding daar van op de vreedehandeling te Utrecht in het jaar 1713, ten eenemaaIen geflegt. Eenigen van ons gezelfchap klommen met veel moei- (1) Ziïileri Topograph. (O Wag :w. Vai. Hifi. XVII. Deel bl. 162.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 93 moeite langs op een geftapelde puinhoopen, op de verwoefte Citadelle, welker muuren nog voor een gedeelte in weezen zyn: wy beklaagden ons deeze klautering niet, dewyl het ons 't verruk, kelykfte gezigt verfchafte, dat men kan verzinnen : recht nederwaarts zagen wy den fnelvlietenden Rhyn, te midden van deszeivs boorden met vrugtbaare Korenvelden en grasryke weiden bezoomd, zo verre als het oog konde gluuren al kronkelende voortftroomen: in het verfchiet, aan alle kanten heuvelen, bergen en bosfchen, en voor uit wierd dit fchoone perfpectief bepaald, door de Stad Dusfeldorp. Ik herinnerde my by deeze gelegenheid de volgende dichtregels. Hier klouter ik door naauwbegrensde paan En zie het land getooit met goudgeel graan, Dat, door Zephir. gelyk een zee bewogen Den akkerman van vreugd houdt opgetogen, En hem bezielt met onverfchrokken moed, Nu 't bloemryk zaad zyn noefte vlyt verzoet. Hier rust de koe op 't groene veldmatras, En kaauwt en kleinst het afgefchooren gras; Daar fmaakt het ros de vreugd van rt vrye leeven 3 Gints loost de Duif haar korrend mingezucht; De Leeuwrik ftygt al zingend in de lucht, Ik hoor 't muzyk van lieflyke orgelkeelen In 't fchomlend loof van hemelhooge abeelen.  P4 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Ik zie de zon op 't rimplig ftroomnat fpeelen, 't Gevlokte lam in kommerloozen vreê En 't ftroomgeneucht van 't blank gefchubde vee. Men vindt nog al verfcheidene fraaije huizen te Keizerswaard, zynde de gevels daar van, met een foort van pleifter overtoogen, niet kwaalyk naar grysachtigen fteen gelykende, doch , die fchoon men ons verzekerde, duurzaam te zyn, egter niet heiland is tegens het water, dewyl die niet alleen geheel was miskleurd, maar ook deelen daar van waren uitgevallen, en wel tot op die hoogte welke het water door de over. ftrooming in het voorjaar van 1784 in deeze plaats bereikte, welke hoogte vry aanmerkelyk is geweest, fchoon 'er geen fchaade van eenig belang door is veroorzaakt. In deeze Stad is een Kapittel, van een aanzienlyk getal Kanunnikken. — In de Kerken vindt men niets byzonders. — Een Tucht- en Werkhuis voor fnood Geboefte, is 'er zeer wel ingericht. — Ook zyn hier eenige Fabryken van linnen- en wollen-floffen , die benevens den koophandel, het plaatsje bloeijende en zeer leevendig maaken. Onze reize bevorderende, kwamen wy omtrent anderhalf uur, na Keizerswaard verlaaten te  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 95 te hebben , langs eenen fraaijen weg te DusfeU dorp. Aan de poort genaderd, booden zich een meenigte jongens aan, om ons den weg te wyzen, en fchoon wy een uit den hoop kipten , verzelden zy ons egter allen, en wy konden aan het logement gekomen, 'er niet van ontflagen worden, voor dat elk een drinkpenning had ontvangen. Wy namen ons intrek in het Zweybrucker Hof, by Madam Zimmerman. Hier zo wel als in de meefte logementen van Duitfchland, is eenegemeene tafel, die den naam van table £ Hote draagt, dewyl de Hospes aan 't einde daar van zit, om het eeten te fnyden en voor te dienen: de zoon van Madam Zimmerman nam deeze functie wa3r. _ Wy vonden zeer goed gezelfchap aan tafel, ook wierd daar vry wel opgedifcht. Or ver het geheel is het een zeer goed Logement, van veele nette en gemakkelyke vertrekken voorzien, de bediening is 'er ook goed, en wy hadden geen reden te klaagen, dat de gemaakte verteering te duur moest betaald worden. TWAALFDE BRIEF. Dusfeldorp eertyds eene Ryksftad behoort nu aan den Keurvorst van den Paltz. Heeft haaren naam van de Beek Dusfel ontleend. Ligt zeer vermaakelyk aan den  96 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, den oostkant van den Rhyn. Kostbaare Kribwerken. Keurvorst Johan Willem. Burgerfchap om niet. Stichtkerk. Metaalen Beeld. Baleis of Vorftelyk Slot. Dubbele Galery. Vyf ruime Zaaien. Kostbaare Schilderjlukken. Beroemde Kwakzalver. GerardDouw. Jacob Campo Weyerman. Tafereel van Petrus Paulus Rubbens, afbeeldende het laatfte Oordeel. Kostbaar Konstjuweel. Godfried Schalken. Vyf wyze en vyf dwaaze Maagden. Vervoering. Serafyntjes. Dusfeldorp, voor heen eene Ryksftad, doch nu aan den Keurvorst van den Paltz behoorende, is de Hoofdftad van 't Hertogdom Berg, en eertyds de gewoone verblyfplaats van den Keurvorst, die egter nu meest te Manheim woont. De Stad heeft haaren naam van de Beek Dusfel verkreegen , die hier haare heldere wateren, door het onderaadfch kanaal onder het Vorftelyk Slot doorloopende, met den Rhyn vereenigt. Zy ligt zeer vermaaklyk aan den oostkant van den Rhyn, in 't midden eenerfchoone vrugtbaare vlakte, en deeze Rivier ftroomt 'er met zulk eene drift voorby, dat men kostbaarè kribwerken heeft moeten vervaardigen , om de kragt van derzelver werking te beteugelen. De Stad is niet over groot, doch fraay en wel verfterkt; daar by, buiten gemeen volkryk,beftaande veele huizen uit vier a vyf verdiepingen , waar in men ons verzekerde dat in fommi- gen f  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 97 gen, wel agt verfchillende huishoudingen woon. den. — In 't jaar 1709 heeft de Keurvorst Jor han Willem , deeze plaats die zeer wel tot den koophandel is gelegen, beginnen te vergrooten» vergunnende aan de zodaanigen die een nieuw huis timmerden, het Burgerfchap omniet, en daar te boven voor dertig jaaren vryheid van alle lasten. De Stichtkerk aan St. Martyn gewyd, is een treffelyk en fraay gebouw, waar in de Praalgraven van de oude Hertogen van Gulik en Berg zyn te zien. — De Jefuiten pleegen hier voor de vernietiging van hunne Orden, een Collegie, Gymnafiiim en Seminarium te hebben, benevens ééne fchoone Kerk die nog in weezen is, ——■ Ook zyn hier verfcheidene Monnikkcn en Nonnen-Kloosters; en, voor de Keulfche poort, IhaU eene Kapellc, met fraaije Schiidcryen vercierd, welke gemaakt is volgens het model van die van onze Lieve Vrouwe te Loretto. Ook hebben de Gereformeerden en Lutherfchen, hier elk ééne byzondere Kerk. Op de markt die ruim is, en wel geregeld, heeft men een metaalen Beeld opgericht, meer dan leevensgroote, zeer kondig gegooten , de Keurvorst Johan Willem > te paard afbeelden* de: men moet dit gevaarte of gelykfoortig zien s Qm overtuigd te worden, dat de konst zo verre G is  98 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, is gevorderd, om in brons wezenstrekken van een Menfch , vlottende krullen eener paruik, wel gevoedde en uitgerekte fpieren van een moedig Paard, treffend en natuurlyk te kunnen nabootzen. Dit konstgewrocht, flaat op een marmeren voetftuk, zonder verdere cieraaden, met dit Latynfche opfchrift Ser. Joan. Wilh. Elect. Palat. Artium ProlettorL Het Paleis of oud Vorftelyk Slot, dat zeer vermaakelyk aan den Rhyn ligt, heeft een verrukkend -fchoon uitzigt: dan, behalven eene deftige dubbelde Galery, is 'er weinig aanmerkenswaardig te zien. Het bovenfte gedeelte deezer Galery, beftaat uit vyf ruime Zaaien, waar van 'er twee grooter zyn, dan de drie anderen; alle loopen in een, en zyn opgevuld met de kostbaarfte Schilderftukken van de beste Hollandfche, Italiaanfche en andere Meesters, als onder veelen, Dolcy, RaphaSl, Rubbens, van Dyk, Douw, Schalken, de Ridder van der Werfp, en een meenigte andere Konftenaars. Daar werd eene veele ruimere kundigheid en fynder fmaak vereifcht, myn Vriend, omunaar begeerte, flegts eene flaauwe fchetze, van alle deeze overheerlyke Tafereelen mede te deelen; ook zult gy my gereedelyk toeftemmen, dat de keurig uitgevoerde Penceelkonst, eene meenigte  Dusfeldorp> Keulen tot Bon, enz,. 99 te Schoonheden bevat, die het bereik: van de wel befhedenfte Pen, verre te boven ftreeft: ik zal het egter waagen, eene gebrekkige befchryving te geeven van drie Schilderftukken, die my het meeste troffen, en ook volgens getuigenis van voornaame kenners, alleruitneemendst zyn. Het eerfte , is van den zo beroemden Kwakzalver, van den Leidfchen Konftenaar, Gerart Douw ,• eene Schildery, die voor eene der besten van zyne meesterftukken wordt gehouden, -en waar in alles zo uitvoerig is behandeld, dat men 'er op gluurende, ieder oogenblik nieuwe -voorwerpen daar in ontdekt. De Kwakzalver op een verheeven Theater geplaatst, vertoont alle de gebaarden, die men kan verlangen, om zyne waaren, aan de gaapende meenigte, uit allerley flag van Menfchen beftaande, met voordeel uie te venten; een Vrouwsperfoon, zit ter zyden van het Theater poffertjes te bakken, en veegt teffens de billen van een poezel wigt op haar en fchoot liggende: in het verfchiet, ziet men ee, nen knaap, op wiens wezen de fieltigfte trekt ken van een Gauwdief zeer naïf zyn afgebeeld, met een vluggen handgreep, een heerfchap die met opgefpalte kaaken aandachtig ria den Kwak, zalver ftaat te luifteren, van zyn beurs ligt: om kort te gaan, het ftuk is zo uitvoerig, zo heerlyk gecoloriet, de minfte beuzeling ?o wel afG 2 ge*  ioo Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, gewerkt, zo treffend alle de vereifchte hartstochten afbeeldende, dat my geenzints verwonderd, het geen de grappige doch geleerde Jacob Campo Weyerman , die niet gewoon is te vleyen, van deezen Schilder zegt (i). Het (i) ,. Die Gerart Douw (zie leevensb. der Ned. Schil„ dcrs II. Deel bl. 114. enz.~) fchildeide zyne weergalooze ,, Kunsttafereelen met eene onbegrypelyke lydzaamheid, en zindelykheid,- in het eerfte overtrof by alle de jonge Mon„ nikken der Karthuyzers, en in het laatfte ftak hy de loef „ af aan alle de kraaknette,Noordbollandfche Juffers. Hy wreef zelvs alle zyne Verwen op een kristal, vervat in ,, een vierkante houten bak, en vastgelegd in Cement;ook „ maakte hy alle zynePenceelen met zyn eigen handen. Hy „ floot zyn Palet, benevens zyne Penceeien en Verwen, „ zorgvuldiglyk op, in een daar toe gemaakt koffertje, om „ daar doof het ftof, waar over by zich jammeriyk beklaag„ de, te contramineeren. Als hy op zynen ftoel ging zit„ ten, om een aanvang met Schilderen temaaken, zat hy „ nog een lange poos ftok ftil, zonder zich te durven be„ weegen, bevreest van door die beweeging die bezaadïg„ de deeltjes, en die ondeelbaare vezeltjes op nieuws te „ doen herleeven,- en na eenigen tyd aldus gezeten teheb„ ben, kreeg hy zagtje's zyn Palet en Penceeien uit het „ koffertje, temperde zyne Verwen, en viel aan het Schil„ deren, zonder bykans te durven ademhaalen; en gedaan „ hebbende, wierd alles zorgvuldig opgeflooten. Daar by „ had zyne groote Schilderkamer, voorzien met eenbyfter ,, groot glasraam, haar uitzicht op het Noorden , en om nog „ zo veel te beter het ftof voor te komen, was 'er eene , groo-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 101 Het tweede ftuk, dat ik inzonderheid bewonderde , is een zeer groot Tafereel, van den Vorst der Konstfchilders Petrus Paulus Rubbens, waar op het laatfte Oordeel afgebeeld ftaat. Alle de Voorwerpen, zo van Mannen en Vrouwen, als Engelen en Duivelen, hier in voorkoomende, zyn zo wonderlyk fraai, dat zulks alleen het getuigenis verdient, 't welk van deezen grooten Kunftenaar wordt ge^eeven ; dat na- groote ftilftaande Sloot onder zyn venfter, waar in alle ,, de ondeelbaare ftofjes van Descartes moeiten verdrin„ ken. Dus verre aangaande zyne zindelykheid, en nu ,, een ftaaltje opgezongen van zyne Lydzaamheid. „ Joachim de Sandrart ging hem eens, vergez^lfcbapt ,, met Pieter van Laar, anders Bamboots, bezoeken. ,, Gerart Douw ontving hen niet alleenlyk m;t eene on„ gemeene heufchheid en vriende'ykheid, maar hy haaide ,, ook alle zyne weergalooze Konstftukken voor den dag, zo „ de eerst aangeleide, de half voltooyde, als deopgemaak„ te Schiideryen, waar op zy verftomd (tonden te ftaroo,, gen, en inzonderheid de konst en het geduld des Ronst„ fchilders tot den Hemel toe opbeurden. Maar boven al' ,, verwonderden zy zich over een gefchilderd Bezemftokje „ omtrent een vinger lang, zo keurlyk, zo natuurlyk, en ,, zo uitvoerig gefchilderd, dat zy oordeelden dat 'er niets „ by gevoegd kon worden tot deszeivs volmaaktheid; doch ,, hunne verwondering veranderde in eene verrukking, toen „ Gerart Douw zeide: dat hy 'er , eer het opgemaakt zou „ zyn, nog ten minjlen drie dagen over moest Schilderen, G 3  tol Reize langs den Neder Èhyn over Wezel, namentlyk, " de kragt der uitdrukking van zyn Penceel, de natuurlyke gloed der kleuren door „ hem gebezigd, en de vrugtbaarheid zyner ver,j beeldingskragt , den grootften lof verdiej, nen " (i). Ik zal my niet vermeeten u eene befchryving van dit kostbaar Konstjuweel te geeven; doch dit zal ik 'er egter van zeggen: dat terwyl op de aangezichten van de Gelukzaligen, welke ter rechterhand als gereed ftaan, om naar den Hemel gevoerd te worden, de^ ftille kalmte van een gerust geweeten, geloovig vertrouwen ën volmaakte vreugde, ten duidelykften te leezen zyn, en den Aanfchouwer als buiten zich zelvs vdérendé, doen wenfchen, deelgenoot van hun geluk te worden; in tegendeel, op de wezens van de Rampzaaligen, die ten eeuwigen verderve Haan geleid te worden, de angstvalligfte trekken van vertwyffeling en fchrikbaarende wanhoop befpeurd worden 5 zo dat hier met ruimte flé volgende dichtregels op kunnen toegepast worden (2). Gods boden zweeven voorts op rasfe vleuglén heen j Én fcheidden 't vrdome volk en 't kwaade fluks vaneen; Geen (1) Moore Maatfch. tn Zeden III. tfc. Deel bl. 07. (2) Poitijche Mengelft. II. Deel bl. 80U  Dusfeldorp, Keulen tot Bon9 enz. 103 Geen dwaaling kan hen in deez' groote keus doen misfen; Geen twyflend kenmerk hier naaryders ftaatdoen gisfen; Neen! zy zien 's Heeren volk door hemellicht omftraald, En 't booze volk de vrees in 't aangezicht gemaald. Het derde ftuk, eindelyk, 't welk inzonderheid ook myne aandacht veftigde, is door Gotfried Schalken gefchilderd, en bevat eene afbeelding van de vyf wyze en vyf dwaaze Maagden:. en fchoon al wat in dit ftuk voorkomt , overheerlyk is uitgevoerd, treffen egter het meest de brandende Lampen van de wyze Maagden (1); niets kan natuurlyker zyn; het fchynt of de vlammen der ontftokene lemmeten door eenen zagten wind bewoogen, heen en weer wapperen; en ik moet bekennen, dat toen ik de vonk zag, die van eene der Lampen als af valt, myne eerste neiging helde om die weg te neemen, en ik in de zelvde vervoering geraakte, als wel eer de Nederlandfche Dichter Dirk Smits op het befchouwen van verfcheidene Se. ra- (1) Niemand heeft ooit het kaarslicht zo natuurlyk afgebeeld, als Gotfried Schalken. Verhandeling over de Gefchiedenis &c. van eenige Natiën van Euro[a door den Graave d' Albon /. Deel bl. 459. 04  i04 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel , rafyntjes, kunstig door den Heer Dionys vaist Nymegen getekend, waar van hy ons de gedachtenis in deeze zoet vloeyende Vaarfen , heeft bewaard (i). Wie houd my opgetogen, In 't licht der hemelbogen, Waar de ongeftoorde vreugdt, Der vlugge Cherubyntjes En Snelle Serafyntjes, Al 't Geestendom verheugt? De Cherubyntjes liegen, Misfchièii, langs heldre wegen, Van hier, naer hooger licht. De Serafyntjes rennen Hier met hun witte pennen En minnelyk aangezicht.' o Hemelfche aengezichtjes! Delonkjes, lachjes, lichtjes En ftraeltjes, die gy fpreit, Doen me, uit uw zuivre trekken Den invloedt klaer ontdekken Der zoete zaligheid Ëi let hoë Bly elk hemelt, En waelt en woelt en wemelt. 'k Zie yder, op zyn wys Nukeeren, wenden, draaijen, . Dan tuimelen en zwaeijen, Den Hemelvoogd ten prys'. Dees (i) Gedichten hk 178. era. '  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz* 105 Dees kromt de winkbraeuwboogjeS En ftaerd, met heldere oogjes, Op 't fchoon van 't fchoonfte ryk; Die, luistrend toegefchoten, Vangt de eeuwig blyde noten, Van 't heiltriomfmuzyk. Dees rust, gerust en veilig; Die zingt het driemaal heilig, Met edlen zwier' en vall', Een ander fchynt te vragen, Met de oogjes neêrgeilagen: ,, Waer ligt het tranendal ? Zoover is 't hier van fchreijenl o Lodderige Reijen, Watmoogt gy hier, verblydt Op uwe wiekjes zweven! Hoe word door 't lage leven Dit hooge aan u benyd; Ach! zou ons kroost, na 't fterven, Dees' vreugdeftaet verwerven, Ontflagen van verdriet, En, in dees zalige orden, Mee Serafyntjes worden? o Ja, ik zie 't! ik zie 't L Dat met die rozekoontjes, Is de oudfte myn er Zoontjes; Hier ként hy leet noch pyn. Kornelïsje, ei kom nader; Vlieg by me; kus uw Vader, k Zal Hoe ... Wat wil dit zyn ? G 5 o Di.  ioó* Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, o Dionys ! ge ontroert me, Üw Teekengeest vervoert me, Al is myn Dichtgeest log: k' Wy echter ü dees klanken, Om uwe gunst te danken, Voor 't kunftige bedrög. DERTIENDE BRIEF. Houtvlot van duizend voeten lang. Keurvorflelyke Stal. Wilde Paarden. Manege. Keurvorflelyke Garden. Aangenaame wandelplaats. Dansparty. Concert. Orden van de la Trappe. Nieuwsgierigheid opgewekt. Leevenswys deezer ftrenge Kloosterlingen. Verlangende begeerte. Verleegentheid. Crijis. Gedienfiige hand. Offerpenning. Hartelyke lach. JeJuittn Kerk. Alleraangenaamst Oord. Des nademiddags van onze aankomst te Dusfeldorp, lieten wy ons na een Houtvlot roeijen, welke aan het boveneind van de Stad op den Rhyn, reeds een geruimen tyd, by gebrek aan water hadt moeten blyven liggen; het was iets merkwaardigs voor ons allen, dewyl geene van ons gezelfchap ooit de gelegentheid had gevonden , om diergelyk Vlot dat in zyn geheel, en zo men ons berichtte, een van de grootften was, die 'er van boven komen afzakken , te zien. Het was duizend voeten lang, honderd en veertig voeten breed, en ging agtehalf voet diep; voorts  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 107 voorts voerde het twee en vyftig Ankers van middelmaatig kaliber, benevens eene meenigte van zwaare touwen, en allerleye foort van Timmermans en Scheeps gereedfchappen.' Dit Vlot had vyfhonderd Man nodig, om het te bellieren; alles was'er zeer geregeld en in eene juifte orde: een goed vertrek met fchuifraamen voor den Koopman of Opperden die het kommando voert, mindere vertrekken voor dien welke onder hem eenig opzigt hebben, gefchikteflaapen fchaftplaatzen voor het gemeen, een ruime Combuis, Slagthuis, bewaarplaatzen voor de proviand, enz. Op den Keurvorstelyken Stal, die niéts bui. tengemeens heeft, vindt men een maatig getal van wilde Paarden, welke uit het Duisburger Wald of Bofch zyn opgevangen en in de Keurvorflelyke Manege, die ruim en wel gefchikt is, worden gedreffeerd. Een Snaphaan - fchoot buiten de Stad is de Keurvorflelyke Garden of tuin , waar in een ieder vryheid heeft zich te gaan verlustigen; het is eene aangenaame wandelplaats, uit Alléén, Slinger- en andere Bofchjes beftaande; by het inkomen aan deti weg, Haat een goed huis, alwaar de Kaftelein huisvest, en dat, behalven deszeivs woonplaats, voorzien is van verfcheidene vertrekjes op de tweede verdieping, die een fchoon gé.  108 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, zigt op de wandelwegen hebben, en alwaar men voor eenen maatigen prys Koffy en Thee kan bekomen : onder is eene groote zaal, alwaar van tyd tot tyd eene Dansparty door de liefhebbers, die zich onderling verbinden om de daar toe vereifcht wordende kollen goed te maaken, wordt gegeeven; ook wordt 'er in deezen tuin alle zondagen na den Godsdienst Confert gehouden. By deezen Lusthof flaat het Keurvorflelyk Jagershuis, dat uitwendig een fraai aanzien heeft: hier houdt de Opper-Jagermeefler zyn verblyf, en daar worden eene meenigte van Honden onderhouden. Een groot kwartier van het Jagershuis landwaarts in vindt men een Klooster, 't welk men ons verzekerde tot de zo geflrenge Orden van de la Trappe (r) te behooren. Ligtelyk begrypt gy (0 Dseze Orden is oirfpron';e!yk de zelvde als die der Cijleyienfeis, en hier van wierd de eerfte Abtdy of Klooster gedicht in het Graavfchap Perche in Frankryk , onder den naam van Abdye onzer Lieve Vrouw van het Godshuis de la Trappe, door zekeren Rotrou Graave van Perche in 1140; en iti f214 wierd die onder den naam van de Heilige Maagd gewyd door Robert Aardsbisfchop vmMjfaan, RaoulBïsfchop vin \Evreux, ai Sylvester Bisfchop van Seè'z. De Monnikken van dit Klooster vervielen fpoedig in eene verregaande ongebondenheid van zeden, en zy deelden zedert lang in eene ruime maate in de ongeregeltheden , waar in ge-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 109 gy myn Vriend, dat de zeldzaamheid van een zodaanig Gefticht, waar van ikhetgefchiedkundige by wege van aanteekening hier by voege, onze nieuwsgierigheid leevendig opwekte , te meer, genoegzaam algemeen de Monnikken van dc Orden der Cifterienjen gedompeld waren. Zulks bewoog den Heer Armand Jean Bouthilier de B_ANcé, die 'er reeds een tydperk van vyf en twintig jaaren wereldlyke Abt van was geweest, om al wat in zyn vermogen was, by der hand te neemen, ten einde de zeden zyner Monnikken te verbeteren, en hun ingevolge de ftrenge regelen der Orden te doen leeven. Dit gelukte hem, want hy wist het door tyne verftandige vriendelykheid gepaard by dringende ve;maaningen, zo verre te brengen, dat de Monnikken bewilligden om hunne Kloosters met de Geestelyke Broeders van de Siritle ObJervmtien te deelen : deeze vereeniging gefchiedde door middel van een verdrag tusfchen den Abt en dc Monnikken van la Trappe op den 17 Anguilus 1662. Hif^f op namen de Stritte Obfervanten mede bezit van het Klooster, en de Abt de R.ANcé, welke zich zedert eenigen tyd van de beflommeringen der Werelt hadt afgezonderd, verkreeg vryheid van den Koning, om de Abtdy zelve'te mogen bellieren; hier op toog hy in 1663 het Geestelyk Gewaad aan, nam zyn verblyf in het Klooster, en bemoeide zich verders nergens mede , dan om door zyn eigen Voorbeeld, de Gecstelyken waar van hy de Voorganger en Beftierer was geworden, de begeerte in te boezemen, om alle degeftrengheden en boetedoeningen welke by het inftellen van deeze Orden geoefFend wierden, weder onder hun in te voeren. Zyn ftichtelyk gedrag en aangeborene wclfpreekendheid deeden hem hier boven verwagting in flagen; en daar was geen  iio Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, meer, daar 'er zeer weinige Kloosters van dien aart gevonden worden, wier inftellingen genoegzaam alle de nog anderzins geoorloofde ge. neugtens aan het Kloosterleeven toegelaaten, aan geen een onder de Broederfchap die weigerde om hem in alles na te volgen, en zich zo wel als hy van wyn drinken, het eeten van Vleefch, Vifch en Eijeren, in een woord van al wat maar van het Dierenryk afkomftig was te onthouden, en dagelykfch drie uuren met handen te werken. Hy ftierf in 1700. Dit akelig verblyf is in eene ruime vlakte gelegen, en het uitseftrekte Bofch en de Heuvelen die het omringen, zyn zodaanig gefchikt, dat het voor het overige van den aardbodem fchynt verborgen te zyn. De omtrek daar van bevat verfcheidene Bouw- en Weidianden, benevens een meenigte Gaarden en Vrugthoven. Rondsomme de Abdye zyn negen groote Vyvers, die den weg daar heen zo bezwaariyk rnaaken, dat men moeite heeft dien zonder eenen Gids te vinden. Eertyds liep 'er een weg van Mortcrgne naar Parys langs den Buitenmuur; maar niet tegenftaande die meer dan vyf honderd pasfen van het woonhuis was afgelegen, en tneh dien zonder veele onkosten niet verder konde afleiden; wist de yverige Abt zulks egter uit te voer-en, met in. zigt dat de omtrek van 't Klooster minder bezogt mogt worden. Het is ook niet mooglyk; dat men zich iets eenzaaraers kan verbeelden dan deeze verblyfplaatze is: want of fchoon 'er verfcheidene Steden en Dorpen in den omtrek van drie uuren rondsomme gelegen zyn , fcbynt men 'er egter in een vreemd Land en ganttch anderen Oord te zyn. Het ftilzwygen heerfchtoveral; en hoort men eeniggerugt, het is niet anders dan dat van de Boombladen, die door den wind  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. ui aan de Monnikken verbieden , en waar in zy daar by aan zo ftrenge lighaamsoeffeningen onderworpen zyn. Niettegenftaande dan een brandende zonnefchyn, wandelden wy naar deeze fom- wind bewogen worden, of het geruifch van eenige Beekjes, welker wateren langs beddingen van keifteentjes voortftroomen. Aan den zuidkant het wyduitgeftrekte Woud van Perche uitkomende, krygt men de Abdye in fj gezigt, en niet tegengaande het fehynt of men 'er 2eer naby is, heeft men nog genoegzaam een uur werk om 'er by te koomen, want na den Berg afgeklommen te zyn, moet men een Heideveld dwars over trekken, en wanneer men dan nog eenigen tyd tusfehen Heggen en bedekte wegen voortgegaan is, koomt men ten laatften aan de eerfte Wooning, alwaar de Ontvanger woont, die van het verblyf der Kloosterlingen, nog door eene fterke befchoeijing van Paalwerk en Hagedoorn is afgefcheiden. De Gastvryheid vindt ook by deeze ftrenge Boetelingen plaats, ja zelvs kan een vreemdeling 'er eenigen tyd gaan huisvesten, mids zich behalven den arbeid naar hunne regelen fchikkende, en met hunnen kost en flaapplaats zich vergenoegende. Wanneer men een bezoek in dit Klooster wil afleggen, fchelt men aan de Voorpoort, die door een Leekebroeder wordt ontflooten, voorts gaat men eene ruime plaats over met Vrugtboomen beplant, welke na de deur van het Klooster leid, deeze door een der Monnikken den post van Poortier waarneemende, geopend zynde, treedt men in een foort van een Voorhuis, dat flegts twintig voeten lang is, en negen a tien voeten breed. Ter regterhand is een Kamer om de Gasten te ontvangen, alwaar men wordt ingeleid, en ter linker zyde een vertrek, alwaar de Broeders  112 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, bere verblyfplaats. Door eenen Poortier ingelaaten, wierden wy naar een zy vertrek ge wee. zen, waar men ons den tyd gunde, om al het geen wy immer van de leevenswys deezer ftren- ders fpyzigen. ïerwyl de gene die de deur heeft open gedaan, aan den Prior of Abt kennis geeft van de aankomst eener Gast, kan men zich onleedig houden met dat gene te leezen 't welk op kleine Tafereeltjes die aan den muur hangen , gefchreeven itaat: hier door bekomt men onderricht op welk eene wyze men zich op die heilige plaats moet gedraagen. Ook zyn 'er eenige Schriftuurtexten in de Latynfche fpraak aan de wanden gehegt, welke als de eeifte vermaaningen kunnen worden aangemerkt die men aan de nieuw gekomenen geeft, en die dikwerf de langfte zaamenfpreekingen zyn, die zy in dit huis zullen kunnen houden, waar van men kan zeggen dat de Muuren fpreeken, en de Menfchen zvvygen. Inkomende wordt men terftond deeze woorden van den Propheet Jeremia op de deur van het Klooster ontwaar: Hy zi'-te eenzaam en zwyge ftü om dat hy 't hem opgeleid heeft; daar boven de Spreuk van Job: als leem hebt gy my bereid en tot ftof zult gy my doen wederkeeren. Aan de eene zyde van den gang of 't voorhuis, ftaan deeze woorden van den Koninglyken Dichter: ik koos liever aandendor* pel in 't huis mynes Gods te wezen., dan lange te woonen in de- Tenten der Godloosheid; aan de andere zyde heeft mende woorden die de zo even aangehaalde vooraf gaan; want een dag in uwe Voorhoven is beter dan duizend elders. De Prior of eenig ander Geestelyke' den Gast of Gasten verwelkomende, groet die met de verstgaande blykenvan nederigheid en diepe lighaamsbuiging, doet hun in het Klooster gaan, geleid hun naar de Kcik; en na hier kort of lang SP'  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz, |jrj ge Kloosterlingen gehoord of geleezen hadden , aan ons te herinneren. Ten laatften vericheen 'er eene morsfige doch wel gemeste Paap, geen voeglyk uithangbord van eene fchraale keuken en getoefd te hebben ingevolge het uur van den dag dat dit bezoek gefchiedt naar de eetzaal, indien zy in het Klooster verkiezen te fpyzjgen, en men difcht hun dan de zelvde fooit van fpys voor, die de Monnikken eet.en, beftaande uit eene foort van Potage, twee of drie fchotelen groente uit het water, gekookt zonder boter noch olie, en in de hoed.ianigheid van Gasten een fchotel met eijeren; voor drank, zuiver water, en eene zekere hoeveelheid van Cyder, welke portie evenwel niet groot is. Nu nog iets over de leevenswyze deezer Brocderfchappe. Die beftaat in eene geftaadige afwisfeling van Gebeden, befpiegelingen en arbeid, Nimmer fpreeken zy met clkanderen dan in de uiterfte noodsaaklykbeid, en dan nog in zulke Jtorte bewoordingen, als maareenigzints doenlyk is. Des Zomers gaan zy om agt uuren , des Winters om zeven uuren flaapen. 's Nagts om twee uuren ftaan zy alle op, om naar de Kerk te gaan, waar zy tot half vyf verblyven.als dan begeeft zich Zomers een iecjer naar Zyne ^ej(Q oir, te rusten, doch des Winters in een vertrek waar het wann i is, by malkanderen, alwaar ieder zich afzonderlyk met, kezen bezig houdt, hier een uur vertoefd hebbende, gaan zy op nieuw naar de Kerk, alwaar zy tot zeven uur verblyveti en als dan aan den arbeid gaan. De een fpit, de ander harkt» een derde poot en plant, of doet ander.we;k; een ieder heeft zyne opgelegde taak, zonder dat bet hem vryftaat \9 Jtiezen, of zynén arbeid met dien van zynen Makker te verwisfelen. De Abt zelve is van deezen arbeid niet ujtgcflp' H ten,  114 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, en nyvere werkzaamheid. Deeze was de Prior, zo als hy zelve aan ons openbaarde, aan wien wy na wederzydfche pligtplegingen onze begeerte te kennen gaven, om de Heiligdommen welke binten, is doorgaans niet alleen de eerfte, maar-kiest veeltyds den verachtelykften en zwaarften arbeid voor zich zeiven. Als het weder niet toelaet om buiten 's huis te gaan, maaken zy de Kerk, de Cellen en andere Vertrekken van het Klooster fchoon, fchuuren het koper en tin, wasfchen, boenen en doen meer ander huiswerk. Ook bevinden zich onder deeze Monnikken de zodaanigen, die het timmeren, metzelen, kuipen, draaijen, en meer andere nuttige handwerken.verftaan; zynde 'er genoegzaam niets wat tot hun gebruik vereifcht wordt, of zy vervaardigen het zelvs. Na anderhalf uur gewerkt te hebben, is de tyd weder verfcheenen om naar de Kerk te moeten gaan; na daar een half uur met bidden te hebben doorgebragt, gaat ieder na zyne Celle , om in eenzaamheid het leeven van den een of anderen Heiligen te leezen. Kort voor den middag verzamelen zy zich alle weder in de Kerk, en na een kort Gebed en Gezang, begeeven zy zich naar het eetvertrek dat zeer ruim is. De Tafels waar zy aan fpyzigen zyn ongedekt zonder tafelkleed, doch zeer zindelyk. leder Monnik heeft zyn fervet, houten tafelbord, aarden kop om uit te drinken, mes en palmhouten lepel en vork. De fpyzen beftaan uit niets anders dan groentens, peulvrugten en meelfpyzen, waar niet dan enkel zout mag bygevoegd worden, dewyl hunne regels mede brengen om volftrekt geen boter of olie te mogen eeten; tot deslert geeft men hun een paar raauwe of gebraadene Appe'en of Peeren. Het Brood dat zy nuttigen is van het allergroffte, en de Drank beftaat uit  Dusjeldorp, Keulen tot Bon, ewz, iij- binnen de muuren van deeze verblyfplaats befioten waren , te bezichtigen. Hy antwoordde ons op een nedrigen toon, dat hy vreesde, dat wy in onze verwagting zouden bedrogen worden, en het uit water en een weinig Cyder of appeldrank. Na dit fcbraale middagmaal met vry wat fpoed genuttigd te hebben, begeeven zy zich weder naar de Kerk, en voorts ieder naar zyne Cel, alwaar zy zich eenigen tyd met bidden en befpiegelingen bezig gehouden hebbende, den arbeid van s'morv gens hervatten, en daar anderhalf of twee uuren in voortvaaren, wanneer zy zich weder naar hunne Cellen begeeven om in eenzaamheid te bidden, vervolgens naar de Kerk Vesper zingen; dit gedaan zynde naar hetRefectorium, alwaar een fobcr avondmaal genuttigd hebbende, het overige van den tyd in Gebeden en Godvrugtige leezingen gefleeterj wordt, tot dat het bepaalde uur om zich tot rust te begeeyen is aangekomen. Nimmer ontkleeden zy zich, zelvs niet wanneer ze ziek zyn. Hunne ligging beftaat uit eene matras die met ftroo is gevuld, benevens een hoofdkusfen van. het zelvde allooy, en eene'ruwe deken. Ziek zynde worden zy zorgvuldig opgepast, doch aan hun wordt in dien ïoeftand geene gemaklyker ligging vergund, ook mogen zy dan , zo min, als gezond zynde, van eenig linnen gebruik maaken, doch wel Eijeren en Vleefch eeten; en wanneer eene Zieke in leevensgevaar is, wordt 'er ftroo en asfché in gereedheid gebragt, om hem op te leggen wanneer hy begint te zieltoogen. Zie Bruzen de la Martiniere , Diiï. Ceogr. fcf Critique Tom. VIII. pag, 647 6f 648. en Defcrip. tion de l' Abbaye de ia Trappe par Mr. Feubien, ed. de Paris 2682. in ivo, B.1  n6 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, het viel ook juist zo uit, want na ons langs een ongebaand pad, door eenen fober onderhoudenen Hof , die aan diftels en doorns geen gebrek had, naar de puinhoopen van eene door bouwvalligheid ingeftorte Kerk geleid te hebben, bragt hy ons in een Refectorium, waar even zo veel aanmerkenswaardig te zien viel; verblyd waren wy van door hem uit dat Hinkend vertrek in de opene lucht geleid te worden, waar onze Longen zich zuiverden van de vunfe inademing, die wyindit Monnikken eetfalet gezwolgen hadden. Nog al in onzen opgevatten waan volhardende, dat 'er merkwaardigheden in dit Klooster te zien waren , herhaalden wy onze verlangende begeerte, om die te bewonderen, en tellens eenig onderricht over de leevensregelen der Kloofterlingen te erlangen. Dan myn Heer de Prior betuigde ons met een fchalkigen glimlach, dat wy al het merkwaardige gezien hadden; en dat, wat hunne leevensregelen betrof, die overeenkwamen met de vraagen die wy hem ten dien aanziene geopperd hadden ; dat zy fomwylen ook wel eens vifch aaten, en wyn dronken, egter dit laatfte zeldzaam; en dat hunne gewoone Drank uit Bier beftond; ons verder aanbiedende het overige gedeelte van den Hof die vry uitgeftrekt was rond te wandelen, doch hier hadden wy geen lust toe enlpoedden ons naar de Voorpoort, alwaar ons  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. eene verlegentheid bekroop, niet weetende, dewyl 'er niemand dan de Prior tegenswoordig was, aan wien den beftemden drinkpenning te zullen uitreiken," dan deeze vriend was al te welleevend om ons lang in die crifis te laaten; want hy befpeurde naauwlyksonze bekommering, ofhy ftak zyne gedienftige hand uit, en ontving den offerpenning met blydfchap. Van deeze zorg ontflagen, fnelden wy de deur uit, en daar buiten gekomen Honden wy eenige oogenblikken als verftomd malkanderen aanzien, borsten vervolgens in een gezamentlyken hartelyken lach uit; en vermaakten ons niet weinig met het aandenken van ons zo ieverig afgefloofd te hebben, om niets byzonders te zien: wy keerden vervolgens naar de Stad, bezagen nog de Jefuiten Kerk die zeer fraay is, gingen vervolgens naar ons Logement, lieten onze Rydtuigen infpannen, en reeden zeer vergenoegd over ons verblyf te Dusfeldorp en de merkwaardigheden die wy 'er gezien hadden, mar Benrad, denaam van een Lusthuis aan den Keurvorst van den Paltz toebehoorende, omtrent twee uuren gaans van Dusfeldorp , in een alleraangenaamst Oord gelegen. Verwagt in den volgenden myn Vriend! eene fchetzende befchryving van dit verrukkelyk verblyf. H 3 VEER-  t i 8 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel 5 VEERTIENDE BRIEF. Krygsvolk te Dusfeldorp. Barakken. Benrad. Prag'tige vertrekken. Gemakken van allerleyen aart. Vorftelyke Meubelen. Schilderwerk. Eetzaal. Koepelswyze Gallery. Hoven. Avenues. Verrukkend gezigt. Mulheim. Deerlyk door den Tsgang van den 26 Febry 1784 geteisterd. 162 Huizen verbryzeld. 152 Anderen ten grooten deele bedorven. Lutherfche Kerk omver geflagen, Menfchen onder puinhoopen begraaven. Deerlyk fchouwtoneel 'twelk Multeim aan den Rivierkant vertoonde. Droefgeestigheid. Alvorens ik iirriyn Vriend! volgens de belofte in mynen laatften gedaan eene befchy ving van Penrad mededeele, moet ik vooraf nog iets zeggen over het Krygsvolk dat de Keurvorst van den Paltz in Dusfeldorp onderhoudt. Daar liggen meen ik twee Regimenten in Guarnizoen, die ten deele binnen, en gedeeltelyk buiten de Stad in Barakken zyn gelogeerd. Wy hadden geene gelegenheid om de Parade te zien, doordien 'er eene executie by de Barakken buiten de Stad gefchiedde, als wanneer 'er geene Parade wordt geformeerd, maar enkel de Wagten afgedeeld; dan by het aflosfen van eene dier Wagten maakten wy tegenswoordig te zyn, en merkten by die gelegenheid op, dat 'er op verre na zulk eene flaaffche onderwerping niet by deeze Soldaaten plaats vindt,  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, 119 vindt, als wel by die, welke wy te Wezel gezien hadden, dan teffens moet men ook openhartig belyden, dat 'er die vaardige handgreepen om het geweer te behandelen, en die in alles doorllraalende netheid , welke ons het Pruisfifche Krygsvolk te Wezel Guarnizoen houdende, zo zeer had doen bewonderen, geheel niet in befpeurd wordt. Keeren wy na deezen korten uitflap , naar Benrad. — Dit buitengemeen wel geregelde Lust. huis, beftaat uit een Corps de Logis en twee Vleugels. De Apartementen van het midden-Gebouw , gefchikt tot gebruik van den Keurvorst en Keurvorftin, benevens derzelver hoofd-bediendens, zyn, fchoon op het eerfte aanzien eenvoudig, egter alle even pragtig, in de netfte en keurigfte fmaak Vorftelyk gemeubileerd, en met gemakken van allerleyen aart voorzien. Eenige trappen opklimmende komt men op het binnen Voorplein, dat overheerlyk na de uitgeleezenfte fmaak der Bouwkunde, met Beeldwerk van Gyps, Schilderwerk en Verguldzel is vercierd, en een vloer heeft van verfchillende gekleurde Marmerfteenen, buitengemeen konftig door eikanderen gewerkt. Dit Voorplein overgaande, komt men in de Eetzaal, wier overgroote pragt, niet wel kan befchreeven, maar om 'er een denkbeeld van te vormen j met eigeH 4 ne  I2ó Reize langs den Neder Rhyn ober Wezel, rie oogen moet gezien worden. In de hoogte heeft deeze Zaal eene koepelswyze Gallery of Balcon met een baluftrade omringd, het welk eene buitengemeen grootfche vertooning maakt. Op dit Balcon plaatzen zich op Gala en Feestdagen Muzikanten, die de aanzittende Gasten door het zoetklinkend geluid van hunne Speeltuigen, tot vrolykheid opwekken. De twee Vleugels welke Gebouwen zyn die óp zich zeiven ftaan, en van het Corps dè Logis afgezonderd, bevatten de vertrekken voor de mindere Bediendens enz. dan men heeft onderaardfche Gangen gemaakt, die door verwülfte Kelders loopen, om gemeenfchap van die Vleugels met het Corps de Logis te hebben; waar door ook de fpyzen uit de Keukens, welke een' gedeelte van een deezer Vleugels uitmaaken, op de Keurvorflelyke tafel worden gebragt. Om kort te zyn, Benrad is een Lusthuis, dat fchoon niet uitgeftrekt, egter het Welgeregelfte, aangenaamftë, vrolykfte, en verfciezelykfte isj om de geregeltheid en de veelvuldige gerieflykheden van deszelvs vertrekken, dat ik immer gezien hebbe. De Hoven voldoen minder dan het Gebouw, men vindt'er geene Fonteinen, Waterkommen, noch Grotwerk, zy beftaan enkel uit Alleen, Slingerlaahen, Parterres met Bloemen, Boomgaarden van Vrugtboomen enz.: zo dat men hier geene gele-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. n ï tegenheid vindt, om by eene verfrisfende Beek of fpringende Fontein met den Nederlandfchen Dichter Poot te zingen. Klaere bronnen, koele flroomen Frisfche luchten: overvloet Maekt het buitenlecven zoet. Na de voornaamfte merkwaardigheden te Ben* rad gezien te hebben, wier avenues veel al uit Korenlanden beftaande, een verrukkend gezigt opleeveren, reeden wy langs eenen aangenaamen wegnaar Mulheim, een groot vlek of opene Stad aan den linker oever van den Rhyn gelegen, die eertyds onder het gebied van den Keurvorst van Keulen ftond, doch nu aan dien van den Paltz toebehoort. In dit plaatsje dat nog al uitgeftrekt is, wordt vry wat koophandel gedreeven, en het was voor den noodlottigen nagt van den 26 Febr. 1784 waar in het zo deerlyk door den alvernielenden Ysgang wierd geteisterd, bloeijende, waar niet weinig toe mede werkt, dat alle gezindheden 'er vryheid van Godsdienst genieten ; ingevolge hier van, hebben zo wel Gereformeerden, als Lutherfchen en Roomfchge. zinden hier ieder eene Kerk, ook is 'er eene Joodfche Synagoge. De Proteftanten die te Keulen woonen, gaan hier te Kerk, dewyl zy H 5 §eene  122 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, geene vryheid van Godsdienstoeffening in die Stad hebben. Deerlyk heeft dit Plaatsje in denjongften Wa« tervloed en Ysgang geleden: het wasindenakeligen nagt van den 26 Febr. toen het Ys in den Rhyn boven Mulheim begon los te breeken en op malkanderen te kruijen, waar door het water met een vreesfelyk geweld kwam opftuiven. De Rivierkant vertoonde ons nog hier van het allerdeerlykfte toneel van verwoesting: want behalven 162 Huizen, die door de met geweld aan* dryvende en alles om verwerpende Ysfchotzen ten eenemaalen zyn verbryzeld eninpuinhoopen veranderd, zagen wy 'er 152 anderen die deerlyk geteisterd en befchadigd waren. DeLutherfche Kerk die kort te vooren nieuw gebouwd was, is in haar geheel door de woede der golven enhetYs om ver geflagen , zynde alleen de Toren daar van blyven ftaan, 't welk als eene byzondere gunst van het altoos goeddoende Opperwezen moet aangemerkt worden, dewyl verfcheidene honderden Menfchen , zo als ons wierd bericht, om eenen anderzints gewisfen dood te ontvlieden, zich daar op begeeven hadden. Meer dan vyftig Inwooners zyn in het water gefmoord of onder de puinhoopen begraaven, en dus door eenen verhaastten dood van de fmerten bevryd gebleeven, van zich eensklaps van alle wereldz fche  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, en&. i'23 fche bezittingen beroofd te zien. Op den Dam, in de zogenaamde Stokgafs en aan den Rhyn, is geen een huis blyven ftaan. Om kort te gaan, de rampen die men ons op de plaats zelve van de ongelukkige Inwooners deezer Stad verhaalde , waar van wy de deerlyke merktekens voor oogen hadden , en met een bekneld hart aanfchouwden, gaan alles wat men zich daar van by befpiegeling kan verbeelden te boven: geen beter denkbeeld is 'er van te vormen, dan zich eene plaats voor oogen te ftellen, die door den vyand belegerd zynde, genoegzaam plat is gefchooten en door Bomben vernield. Dusdaanig was het mededogenswaardig Schouwtoneel dat Mulheim aan den rivierkant vertoonde; en wy verlieten deeze plaats met eene droefgeestigheid, aan die genen eigen welke de rampen hunner Natuurgenooten , met geen onverfchillig oog kunnen befchouwen. In veele opzichten konde het beklagenswaardige Mulheim de volgende Dichtregels op zich toepasfen, welke door den Nederlandfchen Dichter Poot op den hoogen Watervloed omtrent het einde des jaars 1717 zyn opgezongen O deerelyk toneel van 's werelts losfen ftant! O klaegftof aller tongen! Het driftig wier bedekt het weligh korenlant. De vifch die fpeelt en zwemt daar onlangs d' osfen fprongen. Ook  124 Reize langs den Neder Rliyn over Wezel, Ook vaert men hoog en wydt daer 't bezich kouter pas Den vetten klaigront fcheurde. Het vaertuig troost wie nogh der doot ontklommen was En op een dryvend dak van leet en honger treurde. Voort moest men, met verdriet, na dezen hangen noodt, De drenkelingen visfen. De man vindt zyne gaê, de zoon zyn' vader doot. Ach! leefde d'ouderdom tot zulke jammernisfen? D' onnoozle jongkheit quam den zuigling niet te baet, Noch kracht den frisfcher jaeren. De fchoonheit redt geen maegt, in zoo benaeut een' . itaet. Het water was te wreed om kunne of ftant te fpaeren. VYFTIENDE BRIEF. Gierbrug. Keulen. Logement de H. Geest. Kastelein Engels. Virrukkelyk en onbepaald gezigt. Deutz. Vrugibaare Korenlanden. Vry Jchraal foupé. Keulen bevat zo veele Kerken en Kloosters als dagen in 't jaar. De ftraaten krielen 'er van Kerkelyken. Onbefchaamdheid. Domkerk. Onvoltooide Toren. Verrvkkelyk gezicht. Beenderen van de drie Koningen. Door wien te Keulen gebragt. Kostbaare Ark of Kas welke deeze Beenderen befluit. Overheerlyke Paar-  Dusfeldorp) Keulen tot Bon, enz, 125 Taarlen, Briljanten en fynè Gefteentens van allerleye kleur. Twee honderd zes- en twintig gegraveerde Antyken van onbepaalde waarde. Schatkamer. Gouden Kruis. Echte brok van des Zaligmaakers Kruis. Goudene Mis-Kelk. Bisfchops Muts. Twaalf Apostelen van zilver. Goudene en zïlvere Kandelaaren. Wierookvaten. Mulheim verlaatende, ftaaken wy met eene Gierbrug den Rhyn over, en kwamen 's avonds ongeveer om zeven uuren te Keulen, waar wy ons intrek in het voornaamfte Logement de Heilige Geest genaamd, by den Kastelein Engels namen. Deeze Herberg is ten aanzien van deszei vs ligging buitengemeen vermaaklyk : van agteren grenst het Huis aan de Stads muuren waar den Rhyn langs ftroomt; en uit de venfiers van een ruim bovenvertrek alwaar wy logeerden , heeft men een verrukkelyk en onbepaald gezicht; want dwars over die fnelvlietende Rivier, die hier breed is, ziet men betSteedje Deutz, omringd van veele vrugtbaare Korenlanden. Na eene foupé die vry fchraalwas, en ganfeh en al aan onze verwagting niet beantwoordde tot eene kruimel toe opgegeeten te hebben, fliepen wy vry gerust, Honden vroegtydig op, ontbeeten met graagte, en begaven ons op 1 weg om de merkwaardigheden van die gryze Stad te bezichtigen, waar van men in eenige op,- zich?  Ï2Ö Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, zichten het zelvde kan zeggen 't geen de Heer John Moore van Tonon eene Stad in Savoyen ge« tuigt, dat het naamelyk eene zeer Godsdienftige Stad moet zyn , indien men anderzins des mag oordeelen uit het aantal van Kerken en Kloosters die het bevat; dewyl men ons verzekerde , dat Keulen binnen derzelver muuren, zo veele Gebouwen van dien aart bezit, als men dagen in 't jaar telt. Ook is ten aanzien der Leeken binnen deeze Stad zeer toepasfelyk, hetgeen genoemde Reiziger laat volgen , dat naamelyk het getal der Inwooners van Tonon op zes of zeven duizend wordt begroot, en dat één van de zeven wien hy ontmoette het teken van eene Geestelyke Orden droeg; en na dit opgemerkt te hebben bevreemde het hem geenzints, alle tekens van armmoede onder de Leeken deezer Stad te zien : eveneens was het te Keulen gefield, want van tien Menfchen wien wy ontmoeteden, was 'er ruim een onder die een Monnikken gewaad aan had, of eenig teken droeg dat onder de Clasfe van zodaanige Menfchen behoorde , waar van de Maatfchappye het minfte nut niet heeft; in een woord, de ftraaten krielen 'er van Kerkelyken, ook is 'er de fchamele Gemeente verre af van welgefteld te zyn, 't welk ook op eene voldoenende wys door uitwendige tekenen van fchraalheid, wordt aangekondigd, Wy  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 127 Wy pakten ons ten deele in eene zogenaamde Koets, terwyl het overige van 't Gezelfchap op een Hollandfch Wagentje ging zitten , het welk zo wel als de Paarden aan een ligt AmjleU dawfch Zieltje, die met een Nimphje van het zelvde allooi was doorgegaan, en van zyne familie agterhaald op een verzekerde plaats was gebragt toebehoorde; Wagen en Paarden Honden by den Kastelein Engels gearrefteerd, en fchoon deeze fnaak hier ongetwyffeld ruim voor zal betaald zyn, en 'er dus eigentlyk gefproken geen gebruik van mogt maaken, had hy egter de onbefchaamdheid om ons voor de korte uuren die wy 'er mede gereden hadden, ruim vier Hollandfche Guldens te doen betaalen. Wy begonnen onzen toer met de prachtige en zeer ruime Domkerk te bezoeken, welke men verzekert dat eene der voortreffelykfte Gebouwen van gantfch Duitfchland is ,• klauterden 250 trappen op, om het bovenfte van deszelvs dikken , doch onvoltooiden Toren te bereiken. Het verrukkelyke gezicht dat ons deeze hoogte opleverde, vergoedde in eene ruime maate de onaangenaamheid van zulk een lastig klimmen. De gantfche Stad, met alle derzelver Kerken , Kloosters en Torens, waar van wy hier voor gezien hebben dat het getal vry groot is, Wyngaarden, weelige Korenlanden, wier goudgeele Aai-  128 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Aairen derzelver rypwording aankondigden , en waar van fommigen reeds tot Garven waren opgebonden, en daar wy ten aanzien van anderen zagen De dienstbre Maaijer flaan de Sikkel, op 't vermaen Des Landvoogds, die den Oogst nu rypfchat, in het graan; En fcheert in eene fneê, al wat hem, voor de voeten, Op 't afgeperkte veld der daghuur, koomt ontmoeten. Dit alles zeg ik bood zich als een ruim en wel gefchakeerd tafereel voor onze oogen. Sommigen onzer als wilden die hunnen naam niet in het duurzaame Brons of Marmer maar in het weeke Lood vereeuwigen, kratften dien meteenkurketrekker of fchaartje in een ftuk van dat metaal 't welk aan eenen der deurposten was vastgehegt, en waar op meer monumenten van dien aart gevonden worden. Voor dit pas verzadigd van fraaije gezichten, klommen wy lugtig de trappen af, en vervoegden ons by de Kapelle om de kostbaare Ark of Kas te bezichtigen, waar in zo men ons verzekerde de Beenderen bewaard wierden van de drie Koningen, welke den Zaligmaaker kort na zyne geboorte kwamen aanbidden en gefchenken bren-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. f20 brengen, en die door hun met de naamen van Gaspar , Melchior en Balthasar gedoopt wierden. Deeze heilige Overblyffelen wierden door Heleen , de moeder van Konstantyn den Groot naar luid der Historie, te Konftaniinopoz len gebragt. Hier van daan verhuisden ze eerst naar Milaan; dan ten tyde van het beleg en de verwoefting dier Stad door Frederik Barba? rossa omtrent het jaar 1164, vielen die, beneevens eene aanzienlyke meenigte andere rykdommen en onwaardeerbaare fchatten ten deele aan Reinoud van Dassele , Aardfchbisfchop van Keulen en Kancelier van gedagten Keizer, diedezelven naar Keulen voerde (r). De Milaneezen beweeren egter dat deeze doodbeenderen-fchat, welke zy voorgeeven, door hun zedert het jaar 324 na de bevalling van de tj. Moedermaagd bezeten en aangebeden te zyn» in hunne Stad is verbleeven en niet naar Keulen gevoerd dan hier hebben de Keulenaars veel tegens in te bren-r gen, en voeren verfcheidene getuigenisfen aan om het tegendeel te bewyzen; als, om onder voelen eene by te brengen, dat van Andr. Alciatos £2) die (1) Colle&ion de Pierres antiques dont la Chasfs des S.S. trois Rots Mages est enrichie dans l'Eglife Metropolitainv f}c Cologne &c. pag. i. £2) In Annal, Milanerf I, IJl. p. 61, l  130 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, die opentlyk betuigt, dat men in zynen leeftyd te Milaan in de Kerk van denH. Eustorgius nog een groot Gedenkteken toonde, waar uit Fred. Barbarossa , ten tyde van de verwoefting dier Stad, de Beenderen van de drie Koningen roofde, die vervolgens naar Keulen aan den Rhyn vervoerd wierden: extat adhuc prcegrandis Tumulus unde ablati Reges .... cum Imperator /Enobarbus urbem cequavit folo tranftulitque eos in Coloniam Agrippinenfem. Ik vermeet my niet om te befiisfen, wie van beiden, de Milaneezers of Keulenaars gelyk in dit gefchil hebben; dan alles evenwel pleit ten voordeele der laatstgenoemden , dat het namentlyk meer dan waarfchynlykis, dat de rosgebaarden Keizer, deeze Beenderen, welke voor die der H. drie Koningen wierden gehouden, uit Milaan heeft weggevoerd. Dan wat zwarigheid? indien wy geloof flaan aan de wonderen die 'er in de Roomfche Kerk ten aanzien van het vermeenigvuldigen van .^derzelver overblyffels van Heiligen worden uitgewrogt, kunnen immers beide die Steden even goed ieder op zich zelve bezitters van die oude Botten zyn, als die van Venetien en Padua, welke beide roemen het Rif van den H. Lucas te bezitten ? en fchoon het wel waar is , dat de Franciscaanen te Venetië verklaaren het wezentlyk lighaam van dien Apostel in ejgendom te hebben 5  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, ene, 131 ben, en dat, het geen in de Kerk van St. Justina te Padua vertoond wordt, loutere bedriegery zoude zyn, zo beweeren egter hunne par, tyen het tegendeel; welke twist zo hoog is gereezen, dat tenlaatften het gefchil voor den Paus werd gebragt, die een der beiden in 'tgelyk fteL de; doch deeze uitfpraak belette niet dat de andere party het oude recht blyft beweeren; en na zulk eene uitfpraak niet luifterende, zal dit gefchil, zo min als dat der Keulenaar en en Mik' neezen afgedaan worden (1). —■ Een voorbeeld van vermenigvuldiging van Reliquien, namen wy ook zelve op onze reize waar; want te Keuien vertoonde men ons in de St. Ursula Kerk de beide Beenfchenkels van deeze Heilige Maagd, en te Bruhl het pragtige Lusthof van den Keurvorst , liet men ons een derde fchenkel van die doorluchtige Martelaresfe zien. Nu zal ik tragten u een ruuw denkbeeld te ichetzen ,van de kostbaare Ark of Kas, welke deeze eerwaardige Beenderen te Keulen befluit; na alvoorens aangemerkt te hebben, dat die al* le de merktekenen van eenen gryzen ouderdom aan zich draagt. Het benedenfle gedeelte van het voorftuk daar van, is overgetogen met gou. dene plaaten, met figuuren van het zelvde kost- baare (1) Moore Brieven V. Deel hl„ %%, I 2  132 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, baare metaal opgelegd, en benedenwaards in drie boogswyze openingen verdeeld, welke eenen zuilswyzen Tempel in de Gottifche fmaak vormen. In den middelften Boog is het Beeld van de Heilige Maagd geplaatst, zittende op eenen torengedaantigen Troon. In den Boog aan de rechterhand , brengen de drie Koningen hunne Offerhanden aan; en, in den linker Boog, is de Doop van den Zaligmaaker in de Jordaane afgebeeld. Boven deeze Boogen, heeft men eene roosterswyze opening gelaaten, door welke men de koppen of doodshoofden der drie Koningen ziet, welke ieder met eene kroon van zuiver goud praaien , van zes pond gewigt ieder zo men ons verzekerde, en rondsomme met kostbaare fyne Paarlen en Briljanten van aanmerkelyke grootte bezet; ieder deezer Kroonen is behalven dat nog vercierd door een aigret of Kuif van ryke Diamenten, voor weinig jaaren door een Kanunnik van de Hoofdkerk aan deeze Koppen gefchonken. Het dekzel dat tot fluiting deezer opening verftrekt, is mede van zuiver Goud, het welk behalven dat met een byna ontelbaar getal Paarlen, fyne Gefteentens van allerley kleur , en kostbaare Antyken bezet is, daar te boven nog praalt met eene overheerlyke Topaas van eene eironde gedaante, die vierdehalf duimen lang en twee drie vierde duimen breed is, benevens eene groene  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 133 groene nitermaaten fchoone Jaspis, die door kenners ongemeen hoog wordt gewaardeerd. Om alle de cieraaden en kostbaarheden te befchryven, welke aan deeze Ark of Kist zyn te koste gelegd, is voor my ondoenlyk; by het reeds gemeldde daar omtrent, zal ik nog maar alleen voegen, dat behalven de onnoemlyke Schat van Paarlen, waar onder veele van verbaazende grootte, en Edelgefteentens van allerley foort, waar mede dezelve van alle kanten is bezet, die daar' te boven nog is verciert met twee honderd zes en twintig zo groote als kleine Edelgefteentens, overheerlyk gegraveerd, zynde alle overblyffels van der Grieken en Romeinen konstwerk, en van eene onbepaalde waarde. By de Bybelfche Figuuren en afbeeldingen van Heiligen waar deeze kostbaare Kist aan alle kanten mede befneden en vercierd is, zyn ook LatynfcWe Spreuken en Dichtregels geplaatst, min of meer op de onderwerpen toepasfelyk. Om u een denkbeeld te geeven van wat allooi de meesten zyn, fchreef ik dit volgende af, ftaande geplaatst boven de afbeelding van het laatfte Oordeel; hier uit zult gy over de waarde van de anderen kunnen oordeelen: ex ungue Leonem. Advenio dignos falvare, ferire malignos Ergo boni metite felicia gaudia vita lts 13  134 Reize langs den Neder Rhyn 6üir Wezel, Ite rei, Vos ira Dei transmittit in ignem Qjiisque metit, quod promeruit fub Judice juste, In de Schatkamer wierd ons een Gouden Kruis vertoond van circa anderhalf voet langte en vier Vingeren breed, met allerkostbaarlTe Edelgefteentens en Paarlen bezet, van onnoemelyke Waarde; dit alles was om een klein ftukje zwart Hout te vereeren, dat in het midden daar van ingelyfd was f en *t welk men ons verzekerde eene echte brok van des Zaligtftaakers Kruis te zyn. Eene goudene Mis-Kelk ook zeer rykelyk met Paarlen en Diamanten bezet* Eene Bisfchops Muts 5 zo zwaar met de allerkostbaarfte Paarlen uitgedofcht $ dat ik die niet ten gefehenke zoude begeeren, indien ik verpligt was om dezelve voor myne flaapmuts te gebruiken. De' twaalf Apostelen van Zilver vry masfief, die ik waren zy de myne in de werelt zoude laaten wandelen. Goudene en Zilveren Kandelaaren, Wierookva* ten in meenigte, en een groot aantal diergelyke zaaken meer. ZESTIENDE BRIEF. St. Urfula Kerk, Wonderbaar bewaarde Overblyffels van Heiligen. Beenderen van elf duizend Maagden. Heilige Arthinia. . Een ftukje van des Zaligmaakers Kruis, Een ftuk van de Roede waar mede Hy wierd ge-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 135 gegeesfeld. Een gedeelte van den purperen Spot-mantel. Het lighaam van de Martelaresfe St. Urfula. Wonderdaadige ontdekking van deeze Reliquien. St. Pieters Kerk. Pragtig Altaar. Uitmuntend Schilderftuk van Rubbens. Kerk van St. Gireon. Jefuiten Kerk. Stadshuis. Propheeten Zaal. Beroemd Scliilderfluk van le Brun. Kunftig boetzeerwerk van de Gebroeders Hardy. Luchtbol. Monfieur Meiral. Aardfchhertog Maximiliaan van Oosteiiryk. In de St. Ursula Kerk, die wy vervolgens bezogten, zagen wy zo veele Aardfche fchatten en kostbaarheden niet, maar egter geen minder wonderbaar bewaarde Overblyffels van Heiligen: als onder anderen in eene groote Kapel aan deeze Kerk verknogt, de Beenderen en Doodshoofden van de elf duizend Maagden, langs de wanden, zeer aartig en netjes op een geftapeld en gefchakeerd, en ik wil wel rondborftig bekennen , nimmer zo een fraay Knekelhuis als dit gezien te hebben. In de zelvde Kapel, liet men ons als eene zeer heilige Relique een Doodshoofd zien, liggende in een fraay Kistje, zo als my voorftaat, vertelde men ons dat dit eertyds het hoofd was geweest van de Heilige Arthinia eene nicht van de vroome Ursula : als een groot wonder deed men ons opmerken, dat niettegenftaande deeze Doodskop , ingevolge traditie, reeds verfcheidene eeuwen hadt verduurd, die I 4 egter  i%5 Reizê langs déti Neder Rhyn over Wezel, égter nog bezet was met eene ongefchondene lok van blond hair, doch wy ongeloovigen dachten zeer duidelyk te zien, dat die hairlok 'er vry lomp met lym aan vast gehegt was. Nog verzekerde men ons dat de volgende Reliquien in St. Ursula Kerk bewonderd en aangebeden Wierden. Een klein ftukje van des Zaligmaakers Kruis. Twee Doornen uit deszelvs Kroon. Een ftuk van de Roede waar mede de Zaligmaaker is gegeesfeld. Een gedeelte van den purperen Mantel die Christus ter befpotting wierd omgehangen* Een der Kruiken , waar in op de Bruiloft te Cana, het water in wyn wierd veranderd. Het Jighaam van de Heilige Martelaresfe Ursula, liggende in eene zilvere Vergulde Kist in het Moofd-Altaar der Kerk. Deeze Heilige en eenige haarer Gezellinnen, ftaken over, zo men de aanteekeningen gelooven mag, uit het Eiland Van Brittannien, met elf duizend Maagden om de Ongeloovigen van dit Land te bekeeren, dan zy bereikten hun oogmerk niet, maar hebben alle den Marteldood door de Hunnen geleeden. Alle deeze Heilige Overblyffelen, zyn volgens het geen ons gezegd wierd, in het jaar 640 na des Zaligmaakers geboorte , aan den Heiligen Cunibertus , toen hy de Misfe in deeze Kerk had geleezen, door eene fneeuw witte Duif aan^ ge*  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, ent. 137 gewezen en geopenbaard, en als toen door hem aan het volk voorgefteld, die dezelven zedert met de grootfte veneratie hebben aangebeden. Van hier gingen wy naar deST.PiETERsKerk, zynde een zeer fchoon Gebouw met een pragtig Altaar, waar van een der voornaamfte cieraaden uitmaakt, een uitmuntend Schilderftuk , door Pieter Paulüs Rubbens overheeriyk gepenceeld. Het verheelt de kruiciging van Petrus , met het hoofd nederwaarts. VVonderbaarlyk fchoon is het gantfche ftuk, en inzonderheid zyn de Buikfpieren deezes Martelaars zeer natuurlyk afgebeeld; ook kondigen deszeivs wezenstrekken volmaakt de pyn aan, die de folteringen zyner Beulen hem doen lyden, terwyl men 'er teffens een vertrouwen in meent ontwaar te worden, het welk hem zyne fmerten met geduld doet draagen. In de Kerk van St. Gireon die niet veel fraays heeft, toont men de Hoofden van duizend Heiligen, welke men zegt onder Keizer Maximinus den Marteldood te hebben geleeden, en die door het gemeene Volk worden aangebeden als de Heiligfte Overblyffelen. De Kerk aan de Jefuiten behoorende is pragtig , het Altaar benevens veele andere Cieraaden uit kostbaar marmer gebeiteld; ook een fchoon Orgel. I 5 Ver-  138 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Verzadigd van Kerken, Reliquien en kostbaarheden te befchouwen, begaven wy ons naar het Stadshuis, een zeer antyk Gebouw, waar niet veel byzonders te zien is, behalven eene zeer ruime en nette Raadkamer; en de zogenaamde Propheeten zaal, waar alle de groote en kleine Zieners van Jesaias af tot Malachias incluis, met Lanzen en Speeren gewapend , afgebeeld liaan, hebbende eenen zeventienden aan hun hoofd, denkelyk den Koninglyken Propheet, ten einde hun aan te voeren, en naar het ftrydperk te geleiden. Van hier wandelden wy naar het huis van den Baron Hupkes, om een zeer beroemd Schilderftuk van jle Brun te zien; het is ook treffend fchoon en zeer uitvoerig gefchilderd, verbeeldende eenen zekeren Heer Jabach , Directeur van de Oostindifche Compagnie te Parys met zyne geheele Familie, en de Schilder heeft zich zeiven zodaanig aartig, in hetverfchiet weeten af te beelden , dat hy de voorwerpen op het fchildery ftaande, fchynt af te maaien. Wy vergaten ook niet om het Kunstwerk van de Gebroeders Hardy te gaan zien: het beftaat in een nieuw uitgevonden Boetfeerwerk, dat zo natuurlyk en treffend is, dat het genoegzaam alle befchryving te boven gaat. Ongelukkig voor ons, waren de meeste in gereedheid zyndeKonst- ftuk-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, ent', 135 Hukken, weinige dagen geleeden weggezonden: dan uit het gene 'er nog voor handen was, kon. den wy ons een volledig denkbeeld van het overige vormen. Het voornaamfte dat wy bewonderden , beftond in vier Tafereelen, de vier Leevensftanden verbeeldende; waar van het eerfte een poezel Wigt van twee a drie jaaren, de onfchuld aan dien tederen ouderdom verknogt, buiten gemeen treffend uitdrukte: het tweede vertoonde, eene lieve, fchoone, vlugge Meid, in wiens oogen zagtaartigheid en verftand te leezen was: het derde bevatte het afbeeldzel van eene bezadigde Huismoeder, die eenen genoeg, lyken en teffens onzondigen wellust fcheen te genieten, met haar teder Kroost uit haare Borften te voedden, terwyl de zuigende Knaap met een Engelen lach zyne Verzorgfter begluurde; de deugd in alle haare volmaaktheden waren in de wezenstrekken van deeze bedaagde Schoonheid te leezen, en teffens bemerkte men 'er de bezorgtheid in, zo onaffcheidbaar van de plichten eener braave Huismoeder: het vierde Tafereel , eindelyk , vertoonde eene bejaarde Matrone van 65 a 70 jaaren, op wiens gelaat de ftille bezadigdheid van een gerust geweeten, en de bewustheid van haare opgelegde plichten naar vermogen te hebben betracht, eigenaartig gefchetst waren: met eene diepe nedrigheiden in- gefpan-  J40 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, gefpannen aandacht, fcheen zy gefticht te worden door het leezen in een boek dat voor haar lag. Het byzondere ja overkunftige het welk in deeze vier zo verfchillende Tafereelen, vooral dient te worden opgemerkt, is, dat de wezenstrekken in allen, aankondigen, dat één en dezelvde perioon, in alle deeze vier byzondere Tafereelen bedoeld wordt. Door de Gallery en Kerk die wy van het Karthuizer Klooster zagen, kwam het ons voor, dat het fraay, zindelyk en wel geregeld was,- dan het binnenfte van 't Klooster vergunde men ons niet te zien, door dien het te verre op den nademiddag was. Van hier begaven wy ons naar een afgefloten Bolwerk aan den Stads wal, om een Luchtbol van dc uitvinding van Montgolfier door den Franfchman, Monfieur Metral genaamd, vervaardigd , de Wolken te zien indringen; dan wy wierden in onze verwagting bedrogen en hadden dit genoegen niet, want na dat de machine ongeveer 3 a 400 voeten, zeer langzaam was opgcfteegen, daalde die traaglyk en al zuizebollende 5 a 600 pasfen van de plaats waar dezelve opging af in een Korenveld zagtjes neder, tot geen geringen fpyt der Aanfcbouwers , en wel inzonderheid van die,aan welke het Land toebehoorde of die het in pagt had, dewyl een drom vanMen- fchen  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 141 fchen als 't waare den Luchtbezoeker in zyn ne. dervaart kwamen begroeten , en al het Koren vertrapten. De Machine was uit zo genoemd groen Cachant famengefteld, had zo men ons verzekerde een Diameter van 64 voeten, en wierd door brandend Stroo met verdunde lucht gevuld. De oorzaak der mislukking, wierd daar aan toegefchreeven-, dat men de touwen niet tydig genoeg los fneed, waar door een gedeelte van zynen eerften vaart wierd benoomen , cn waar door ook eene der twee manden die met fteenen gevuld waren, om de Machine in balans te houden, in brand geraakte. Schoon nu die Luchtbol de uitwerking niet deed die wy 'er natuurlyk van konden verwagten, vormden wy egter door deeze gebrekkige vertoohing een veel volkomener denkbeeld van de uitwerking dier Machines, dan wy door de menigvuldige befchryvingen daar van in de nieuwspapieren medegedeeld, hadden kunnen maaken. Ook verfchafte ons dit gelegenheid , om den Aardfchhertog Maximiliaan van Oostenryk , Keurvorst van Keulen en Bisfchop van Munfler, van naby te zien: deeze Vorst naauwelyks zes en twintig jaaren oud, is niet van de ryzendften, doch wel gemaakt, vriendelyk en minzaam in zyn voorkomen; en heeft een gul gelaat. Hy was enkel gekomen om de Luchtbol te zien; was  ï4z Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, was zeer eenvoudig gekleed, bezogt de Stad niet, en vertrok met zyn byhebbend gezelfchap uit weinige perfoonen beftaande, kort na de nederdaaling van het voorwerp zyner nieuwsgierigheid naar Bon te rug. ZEVENTIENDE BRIEF. Arfenaal te Keulen. 24,000 Geweeren. 14,000 Harnas/en. Harnas van Barend van Galen. Jagtgeweer van Jan van der Heert. Een ftuk Kanon beftaande uit twee deelen Zilver. Mumie. UniverJiteit. Doorluchtige Schooien. Meenigte van Studenten. Vleeschhal. Os/en waar van een fluks Karei de helft op zyne fchoften had kunnen laaden en 'er mede heen hopen. Keurvorflelyke Paleizen. De aart der Regeering van Keulen duld niet flat de Keurvorst een lang verblyf in die Stad houde. Ik vergat byna om u eene befchryving mede te deelen van het geen wy in het Arfenaal te Keulen zagen. Dat Tuighuis is een ruim en uitgeftrekt Gebouw, 'twelk in eene volkomen goede orde is gefchikt en onderhouden wordt. De Geweeren, Sabels, Degens, Bajonetten, enz. zyn 'er zodaanig gefchaard, dat die verfcheidene figuuren, als Sterren, Ovaalen, Ronden, Conusfen enz. voor het oog aanbieden. Men bewaart 'er 24,oooyGeweeren, doch waar van een groot  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 143 groot gedeelte in 't geheel niet gefchikt is, om daar mede in onze dagen Krygsvolk te wapenen; want behalven dat 'er eene menigte Musquetten by gevonden worden, die gelyk gy weet door lont moeten worden aangeftooken, zo zyn 'er ook een goed aantal Snaphaanen onder, die om derzelver ongemeene zwaarte, voor onze tegenswoordige Soldaaten genoegzaam onbruikbaar zyn- Verders ziet men 'er 14,000 Harnasfen, waar onder dat met deszelvs Casque en Gantelets (zo men ons verzekerde,) van den beruchten, en ten aanzien van onze Republyk niet veel goeds uitgevoerd hebbenden Bisfchop Barend van Galen , een fhood doch teffens klein Manneke van ftatuur, indien men aan zyn yzeren wapentuig mag geloof flaan. Jan van der Heert in 1623 Keizerlyke Generaal, moet vry wat lyviger Heer geweest zyn, dewyl het Geweer dat men ons vertoonde, met verzekering, dat hy zich op de jagt gewoon was daar mede te verlustigen, de langte- van zeven voeten had, en daar by zo zwaar was, dat de flukfte van ons gezelfchap alle kragten moest infpannen om het naar behooren aan te leggen. Nog z^gen wy hier een ftuk Gefchut, zynde een Slangftuk, dat vier en twintig Centeners weegt, en ruim twee uuren ver den Kogel werpt. Voorts een ftuk Kanon fchietende twaalf Ponders, zeer fraay  144 &eize lanês den Neder Rhyn over Wezel, gewerkt, en uit twee derden zilver beflaande. Ten laatften een genoegzaam ongefchondene Mumie (i), zo zwart als een kool, in deszelvs wel bewaarde Steenen Kist. Daar is ook eene vermaarde Univerfiteit te Keulen, ingericht naar die van Parys,, en door den (i) Mumie, noemt men zodaanige Lyken, die door fterke balfeming en zwagteling in linnen doeken, een trits van eeuwen voor bederf zyn bewaard, en veelvuldig naar Europa worden gevoert , het zy om eene plaats in de Kabinetten van zeldzaamheden der Liefhebbers te bekleeden, of wel tot medicinaal gebruik, Egypte is de Lanftreek waar zodaanige balfeming in vroegere dagen veelvuldig gefchiedde; en men vindt gehalfemde Lyken van dien qart naby het Dorp Satara, niet verre van Kairo afgelegen. Doorgaans zyn die in uitgebeitelde Wulfcen van witten fteen ter bewaaring gelegd, waar in men, door eene kleine vierkante opening aan de oppervlakte van het Gewelf afgaat uit fraay marmer zynde opgetrokken; dit gat is met een Geen gedekt, en voorts tot boven toe met zand opgevuld, 't welk 'er moet worden uitgegraaven wanneer men die B:graafplaat?en wil bezoeken; om het welk te doen, men met een touw onder de armen doorgetrokken, na dat de fteen die tot fluiting verftrekt is weggenoomen, zagtjes wordt nedergelaaten. Doorgaans zyn deeze onderaardfche Begraafplaatzen vierkant, en met veelvuldige byvgrtr.ekken voorzien, in welke meesten Mumien werden gevonden, waar.van fommigen in uitgehouwene fteenen liggen, ee. nigen zonder het minfte bekleedzel, doch de meesten Ir» Kistjes ongemeen fraay uit den Sycomerus-Boom vervaardigd. Zo  Dusjeldorp, Keiden tot Bon, enz. 145 den Raad in't jaar 1388 gefticht. Paus Urbanus heeft die met verfcheidene voorrechten begiftigd. Behalven dat, zyn 'er nog drieonder- fchei- Zo als reeds Is gezegd, zyn de Lyken in linnen doeken gezwagfeld, welke alvorens met een mengzel van veelerhande Speceryen en Balfems zyn doortrokkendoor welk middel die voor verrotting en bederf bewaard bty ven. De windzels welke men hier toe gebruikt, zyn doorgaans vier duimen of breeder, en worden zo veelvuldig om de Lyken gewonden, dat 'er fomtyds meer dan duizend ellen voor één Lyk gebruikt is; zynde ook niet zeldzaam met fraaije Hieroglyphi» fche figuuren en zinnebeelden verfierd, denkelyk om de verhevene afkomften en dappere daaden van den Overledenen te vermelden. Men vindt Mumien waar van het aangezicht als met een gouden blaadje zeer konftig 'er opgelegd is overtrokken, beftaande dit uit niets anders, zegt de Heer Maillet , dan uit verfcheidene verdubbelingen van zyde Stof op malkander geplakt, maakendeeene foortvan vast parkejnent uit. Aan anderen is eene foort van linnen hulfej opgezet, dat met kalk is befmeert, waar op de tronie van den afgeftor venen mes goudverf zeer natuurlyk is afgebeeld. Wanneer men de Mu* mien ontzwagteld, vindt men 'er niet zeldzaam eenige kleine Afgod-beeldjes by, van verfchiljend metaal, die uitneemend wel gewerkt zyn. By anderen ontmoet men wel een klein ftukje gouds onder de tong. Sommigen, doch zeer enkeld zyn in Kistjes beflooten, die uit veelvuldige laagen linnen door gommen vastkleevendeen aan malkanderen verbonden, zyn vervaardigd, en welke Kistjes geene mindere fterkte en duurzaamheid hebben, dan die van het Sycmorus-hm. De Balfem welke deeze Lyken voor't bederf bewaart, is zwart, hard, ziet'er eveneens als Pek uit, en heeft eenen zeer aan* K ge-  146 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, fcheidene doorluchtige Schooien of Gymnafien. — Ook krielt de Stad van Studenten, die aan hunne wyde mantels kenbaar zyn, welke zy alle van gekleurd laken draagen, en die hun zekerlyk beter in den winter zullen te ftade komen, dan in de maand van Augustus wanneer wy ons in die. Stad bevonden, dit befloten wy ten minften uit het flerke zweeten dat wy fommige van die Jongelingen zagen doen. Men berichtte ons, dat ieder Gymnajïum zyne byzondere kleur van Mantels heeft. In genaamen reuk: hy draagt den naam van Mummy, om datdie tit Amomum benevens eene foort van Wasch en Kaneel wordt bereid. Eenigen leiden het woord Mumie van het Perfiaanfche Mum af, hetwelk Wasch betekent, dat van de Schythen en Perjiaanen wordt gebruikt, om de Lyken voor bederf te bewaaren. De konst om Mumien te bereiden was reeds lang voor Moses aan de Egyptenaaren bekend. Veele Schryvers zyn van gevoelen , dat zy daar toe niets anders dan Asphalt of Joodenlym gebruikten, na vooraf de verftorvene Lighaamen , geduurende eenige weeken in eene fterke pekel te hebben laaten weeken. Hoe het ook zy, de geneeskundige kragten welke aan de Mumie wordt toegefchieeven, zyn ten uiterften belagchelyk en van allen grond ontbloot; want op zyn best genoomen, kunnen de Gommen en Balfems daar toe gebruikt, iers uitwerken; doch dan doet men beter die afzonderyk versch te neemen, zonder dat 'er Menfchenvleesch mede vermengd zy. Zie Maillet befclir. van JE. gyptèn, 1. D. bl. 339 enz. en Kelther Schediajm.hijl.^ ie Mu. ■ Wits Mgypt,  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz, 147 In de Vleefchhal zagen wy geflagte Osfen hangen, waar van een fluks Karei met gemak de helft op zyne fchoften had kunnen laaden en 'er mede heen loopen. De Keurvorst heeft ook twee Paleizen in de Stad, maar houd doorgaans zyn verblyf te Bon j dewyl de aart der Regeering van deeze Stad , zo men verzekert, niet wel kan dulden, dat hy hier langen tyd vertoeft, Eenige vrye Steden van het Ryk zien om de zelvde reden het voor eenq in* breuk hunner voorrechten aan, als de Bisfchop binnen haar eenigen tyd zyn verblyf komt houden, en klagen daar luidkeels over. Zie daar myn Vriend! al het geen ik in ftaat ben om u ten aanzien van de Kerken en andere publyke Gebouwen te Keulen met zekerheid te kunnen berichten. —In eenen volgenden zal ik trachten U een denkbeeld van het Gefchiedkundige die? Stad en haare Regeerwyze mede te deelen. AGTTIENDE BRIEF. Keulen behoort tot den WestphaalfcJien Kreits, Ontleend zynen naam van Agrippina, Voomaamfte Volk, planting der Romeinen. Geraakt onder het Frankifche Ryk. Hevig gefchil, Twisten tusfchen de Keulenaars en hunnen Aardfchbisfchop. Kampgevegt om Sleutels, Muntrecht en vryheid van Tol. Gedaante K % yan  148 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, van Keulen. Treffelyke Gebouwen. Enge ftraaten. Vier- en twintig Poorten. Koophandel. Bygeloovigheid en Dweepery. Regeering. Duyts. Morsfige Paap. Synagoge. Korenmolens. Deerlyke uitwerksels van de Overftrooming en Tsgang van 1784. Bruyl. Vorftelyk Lusthuis. Schraale Vent. Ongemeen fraaije Wenteltrap. Falkenhof. Kapelle uit Grotwerk beftaande. Faifanterye. Eene hedendaagfche Schryver (1) bericht ons, dat Keulen tot den Westphaalfchen Kreits behoort, fchoon de Keurvorst onder den Nederrynfchen geteld wordt. Het is deHoofdftad van hetKeurvorftendom van dienzelvden naam; het Colonia Agrippina van de Romeinen, ontleenende zynen naam van Agrippina dochter van Germanicus, vrouw van Claudius en moeder van Nero, die hier gebooren is. — Het was de Hoöfdftad van Germaniafecunda, en fchynt den naam van Colonia by uitftekendheid te hebben gekregen, als zynde de voomaamfte Volkplanting der Romeinen in deeze deelen. Wanneer 'er tusfchen de Romeinen en Batavieren een Oorlog ontftond, na. men laatstgenoemden deeze Stad in; dan toen de kans ten voordeele van de Romeinen keerde, bragten de Inwooners alle de Batavieren die in hunne Stad gevonden wierden, om 't leeven; 't welk hun zeer kwalyk zou bekoomen zyn, wa- ren (1) Tegensw.ftaat van alle Voller. VUL D. bl. 583. Aant,  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 149 ren de Romeinen niet fpoedig tot hunne hulpe toegefchooten: dit viel onder het Regeeringsbeilier van Vespasianus voor. Trajaan die ter deezer plaatze door Keizer Nerva tot zynen amptgenoot en opvolger wierd verkooren , liet de Stad naar de wyze der Romeinen opbouwen, en begiftigde die met veele voorrechten: in deezen toeftand bleef zy tot op den tyd van Constantius vader van Constantyn den grooten , wanneer zy door de Franken wierd veroverd en verwoest. Onder de regeering van Juliaan herftelde zy zich weder tot haaren voorigen luister, en kwam op nieuw onder het gebied der Romeinen. In 't jaar 466 na Christi geboorte veroverde haar de Frankifche Koning Childeric, en maakte daar van zyn Hofplaats ; vervolgens fchonk hy die benevens eenige nabuurige Landftreeken aan eenen zyner Bloedverwanten, die 'er ten tyde van Clovis als Koning het bellier over voerde. Clovis wist door zyne vleijende tong Clodericus over te haaien, om eene affchuuwelyke Vadermoorder te worden, en zynen vader Sigebertus den dolk in 't hart te duuwen; deeze hemeltergende daad welke in 't jaar 509 voorviel, bleef niet lang ongewrooken, want dezelvde Clovis die hem hier toe had aangezet, benam hem kort daar na het leeven, en vergrootte door deeze euveldaad, de kroon van K 3 Frank-  i5o Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Frankryk met het Ryk van Keulen. In dien toeftand bleef deeze Stad tot op de verdeeling van het Franhfche Ryk, als wanneer dezelve in het Duitfche Ryk wierd ingelyfd, na alvoorens vry wat rampen door de binnenlandfche Oorlogen der Frankifche Koningen, te hebben moeten ondergaan. In 't jaar 811 toen Karel de dikke Keizer van Duitfchland was, wierd deeze ongelukkige Stad door de Noormannen veroverd en verbrand, na dat zich de Geestelykheid benevens de meeste Inwooners door eene tydige vlugt hadden geborgen. Onder Keizer Otto den I, herftelde zich Keulen in haaren voorigen luister, en die Keizer begiftigde de Stad met veele voorrechten 5 vergrootte het gebied van zynen broeder Brüno , die /er Aardfchbisfchop van was; en liet de fteenen Brug tusfchen Keulen en Duyts over den Rhyn liggende , door Constantyn der grooten gefticht, afbreeken, om reden, dat die tot veele moorden en roveryen aanleiding gaf. In het jaar 1064 ontftond 'er een hevig gefchil tusfchen den Aardfchbisfchop A1M0 en de Burgery, welke jammerlyk klaagden dat hunne Privilegieh gefchonden wierden; dit ging zo ver, dat de Bisfchop gedrongen wierd de Stad te verhaten; dan, na dat hy die door aan hem toege* zonden Krygsvolk weder had veroverd, dwong hy de Ingezetenen om hem op nieuw hulde te doen,  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. - i$t doen, en deed hun onder een yzeren juk gebukt gaan. Keizer Hendrik de V belegerde kort voor zynes vaders dood, doch vrugtelóos deeze Stad, enkel uit weerwraak dat zy de party van zynen vader omhelsd hadden. Na den dood van Keizer Frederik den II, in het tydftip dat het Duitfche Ryk van deszelvs Opperhoofd beroofd was, belegerde de Aardfchbisfchop Coenraad tot tweemaalen toe de Stad, doch ziende dat geweld niets konde uitwerken , nam hy zyne toevlugt tot list, wist oneenigheid onder de Burgery te verwekken, en kreeg de Sleutels van de Stadspoorten door verraad in zyne handen. Deszelvs opvolger Engelbert van Falkenrurg vierde aan zyn eigendunkelyk gezag nog ruimer teugel, bouwde tot het beter uitvoeren zyner dwingelandye, twee Kafteelen, dien hy met Krygsvolk , dat van zyne hand vloog, benevens de Stadspoorten deed bezetten: dan de Keulenaars beweezen in dit tydperk, dat getergde vryheid , wel geduurende eenigen tyd door dwinglandy kan verdrukt worden en als 't ware flaapen, maar dat wanneer 'er flegts eene fprank van over blyft, die, in gelegenen tyd op nieuw ontvonkt, en te heviger in de harten der vryheidsminnaaren aan 't branden raakt; want deeze verdrukte Stedelingen, al lange bedagt om het juk der flavernye af te fchudden, namen eene gunlhgege. K 4 ie-  Ï52 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, legenheid waar , joegen het Krygsvolk uit de Stad, vernielden de Kafteelen, namen de Poorten weer in bezetting, en herftelden zich in hunnen voorigen ftaat van vryheid. De gevlodene Bisfchop belegerde hier op de Stad, doch konde die niet meester worden , en men floot door tusichenkomst van eenige Nabuuren, eerlang eert verdrag, by hetwelk de Aardfchbisfchop beloofde, de Burgers in hunne voorrechten te zullen befchermen, en deeze fchonken hem eene fomme gelds. Dan dit verdrag duurde niet lang, want de Aardfchbisfchop fchond het wel dra, en zogt op nieuw de Burgery op allerhande wyze te kwellen; ook wist hy zo veel by den Paus uit te werken, dat de Stad in den Ban gedaan wierd; en hy hitfte daar by de Burgery zo verregaande tegens de Overigheid aan, dat men op eenen dag tot driemaalen toe handgemeen raakte. Deeze twisten duurden tot op dén tyd dat de beroemde Albertus Magnus Bisfchop van Regensburg wierd; deeze bragthet tot bedaaren, fchoon hy niet in ftaat was om het twistvuur ten eenenmaale uit te dooven. Men droeg de wederzydfche klagten aan Keizer Rudolph den h voor, van wien fommige Schryvers vernaaien, dat op zyn bevel, in het jaar 1288 de fleutels van de Stad op eenen wagen naar de Woringer Heide twee mylen van Keulen gelegen, wierden gevoerd; dat de  Dusfeldorp, Keulen tot Bon , enz. 153 de Inwooners der Stad met de Keurvorflelyke Krygsiieden om het meesterfchap kampten , dat de Burgers de overhand kreegen, en ten gevolge daar van de fleutels in hunne bewaaring behielden. Anderen melden, dat dit in 't jaar 1297 onder Keizer Adolph zoude zyn voorgevallen. Hoe het ook mag zyn, daar ontftonden naderhand nog veele geichillen tusfchen den Aardfchbisfchop en de Stad, 't welk men in 't jaar 1393 door een vergelyk dagt uit den weg te ruimen, dan zulks had eene gantfeh tegenftrydige uitwerking , want de Burgery daar niet in gekend zynde , befchuldigde de Regeering van de belangens der Stad niet naar behooren te hebben behartigd, floegen aan 't muiten, en wisten zo veel, te bewerken, dat twee der voomaamfte Regenten daar zy het meest op gelaaden hadden, onthalsd wierden, en alle de overigen eerst in de gevangenisfe geworpen, en naderhand inballingfchap wierden gezonden. Hier op trad men tot eene nieuwe verkiezing van Magiftraatsperfoonen; ook veranderde men ten eenenmaale de Regeeringsform, en de Burgery wierd zonder aanmerking van ouderdom of aanzienlykheid van gedachten, in twee en twintigGildens verdeeld, dat tot op den huidigen dag toe in denzelvden toeftand is verbleeven. Onder de regeering van Keizer Sigismund ontftonden 'er nieuwe onlusK 5 ten  154 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, ten met den Aardfchbisfchop Diderik , die de Stad te vergeeflch belegerde , en ten laatlten verpligt wierd zich na den wil der Ingezetenen te fchikken (r). Keizer Frederik de III heeft de vryheid van de Stad niet alleen bevestigd, maar die zelvs vermeerderd, fchenkende onder anderen aan dezelve, het Muntrecht en den Tol. In 't jaar 1513 onritond 'er eene vervaarlyke oploop binnen Keulen, de Raad wierd befchuldigd, dat die de oude Regeeringsform weder had willen invoeren; men zette de gantfche Regeering af, onthalsde eenige Burgermeesters , en Verkoos eenen geheel nieuwen Magiftraat. — In de zeventiende eeuwe zag men ook fomwylen de oude gefchillen tusfchen den Keurvorst en de Stad wederom ontvonken (2): inzonderheid ontdekte men in 't jaar 1671 eenen toeleg van den Aardfchbisfchop , die egter door de voorzienigheid der Burgery verydeld wierd, die eenig Hollandfch Krygsvolk in de Stad namen; waar op in 'tzelvde jaar, in September naamelyk, een interims vergelyk getroffen wierd, het welk in 't volgende jaar 1672 door de bemiddeling van den Nederrynfchen Westphaalfchen Kreits zyn volle beflag kreeg. De gebeurtenisfen die in 't vervolg van tyd hier zyn voorgevallen, als onder anderen (1) Antique Chronyk der Stad Keulen, ann. 1494; (2) L. Speïe» Chron. lib. 69.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 155 ren de gewelddaadige gevangenneeming van den Franfchen Gezant Prins Willem van Fürstenberg in het jaar 1674 , zyn U al te «rel bekend myn Vriend! dan dat ik zoude behoeven u daar , van eenig vèrflag te doen. Keulen is een der grootfte Steden van Duit. fchland, en ligt aangenaam en voor den Koophandel zeer gerieffelyk in eene vlakte aan den Wester-Oever van den Rhyn: zy heeft een halfmaanswyze gedaante, is fober betimmerd, fchoon men 'er hier en daar eenige trefTelykë gebouwen' ontmoet; daar zyn eene menigte enge ftraaten , die zich zo veel te akeliger vertoonen, om dat door de menigvuldigheid van Kloofters, fomtyds geen een huis in de gantfche ftraat is, en men aan weerskanten niet anders dan hoogopgetrokkene muuren befchouwt. Aan de Wallen zyn veele onbebouwde plaatzen, ja zekere Schryver (1) zegt van wel 150 morgen, alleen metWyngaarden beplant. Men telt vierentwintig Poorten aan deeze Stad, waar van dertien aan den Landkant en elf aan den Rhyn. Veel Koophandel wordt hier gedreeven, inzonderheid in Rhynfche Wynen, en allerhande gegooten en gefmeed Yzerwerk dan met dit al ontmoet men 'er die leevendigheid en werkzaamheid niet, die de eigenaartige kenmerken van bloeijende Kooplieden fchet- (1) Tegens&i ftaat van alle Volkeren, VIII. Deel bl. 584.  156 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, fchetzen, 't welk fommigen niet onwaarfchynlyk willen toefchry ven, aan die meenigte van Kloosterlingen en andere Geestelyken, welke wel verre van aan de Maatfchappye nuttig te zyn, dezelve ongemeen tot iast verftrekken en bezwaaren. Ook zal hier veel nadeel aan toebrengen, dat geene Gezindheid hoe ook genaamd, vryheid van Godsdienst heeft, dan alleen de heerfchende of Roomfche, en dat behalven dat aan de Bygeloovigheid en Dweepery de ruime, teugel wordt gevierd. Ook is 'er in deeze Stad eene flegte Policie, en het Gemeen in gevolge daar van, is ongebonden en baldaadig. De Regeering der Stad beftaat uit zes Burgermeesters , zeven Schepenen en honderd en vyftig Vroedfchappen , die alle , geduurende hun leeven in de regeering bly ven. Twee van de Burgermeesters regeeren jaarlykfch by beurten, twee bellieren de Stads inkomflen, en de beide overigen zitten Uil, tot dat hunne beurt weer daar is. de Schepens worden door den Aardfchbisfchop aangefteld, en de Vroedfchappen door de Gildens der Stad, die nu nog zo als van ouds twee en twintig in getal zyn. Wanneer eene Burgermeester fterft, verkiest de Vroedfchap eenen anderen (1). Behalven 'taanftellen der Schepenen door den Aardfchbisfchop, heeft de Stad voor 't ove- (0 Limn-euï de Jure publ. lib, V, cap. 60.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 157 overige haare vryheden ten vollen bewaard ; en de gefchillen die wy hier voor gezien hebben, dat fomtyds al- vry verregaande tusfchen den Aardfchbisfchop en de Stad hebben plaats gevonden , zyn eindelyk door een vergelyk in het 't jaar 1507 tusfchen den Aardfchbisfchop Herman, Landgraave van Hesfen en de Stad gemaakt, ten vollen afgedaan. Onze greetigheid om alles wat maar eenigen naam had te bezichtigen, dulde niet dat wy Keulen verlieten, zouder Duyts te zien , een miferabel Vlek of open Stadje, aan de overzyde van de Riviere gelegen. Niets byzonders als morsligheid ontmoeteden wy hier; eenen Hinkenden poel in het midden der hoofdftraat, berichtte men ons dat 'er voorbedachtelyk wierd gelaaten, om in geval van brand water te verfchaffen, dewyl men de onkosten niet wist te vinden, om Putten te graaven. In de Kerk die niet veel byzonders was, zagen wy eenen morsfigen Paap de Mis bedienen. Ook is hier eene Synagoge. Dit Plaatsje heeft ook vry wat door de Overftrooming en Ysgang van het jaar 1784 geleden: al het Vee is 'er verdronken; en het is een groot geluk voor Duyts geweest, dat op den tweeden Maart de Rhyn eensklaps ophoudende te werken, zich het Ys toen op een pakte, en werwaards men 't oog wendde, als eene reeks verheven Duinen vertoonde:  158 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, de .* deeze op een geftapelde fchotzen, hebben dit Plaatsje merkelyk beveiligd. In het overfteeken met de Gierbrug over den Rhyn om naar Keulen te rug keeren, zagen wy op eene foort van een Vlot uit drie aan een gekoppelde Schepen beftaande, vyf Korenmolens, waar van de raderen door het afioopende water der Rivier gedreeven wierden; dit gevaarte lag midden op den ftroom. Keulen heeft zeer veel door de jongfte Overftrooming en Ysgang geleden. Aan den Rhyn* kant zyn genoegzaam alle de Stads muuren om verre geflort. Vyf Kraanen geheel verbryzeld; veele Schepen waar van de meesten aan Hollandfche en wel inzonderheid Amfteldamfche Kooplieden toebehoorden , ten eenemaalen vernield; verfcheidene Huizen binnen de Poorten, waar van de fundamenten van het water wierden ondermynd, zyn naderhand ingeflort, andere door het Ys deerlyk geteisterd. De fchaade welke deeze geduchte Watervloed en Ysgang aan Keulen heeft veroorzaakt, wordt op veele duizenden van Guldens begroot. Met eene ongemeene vaardigheid zagen wy de Stads muuren opmetzelen, die voor een groot gedeelte reeds tot hunnen voorigen Hand gebragt waren. Van Keulen reeden wy naar Bruyl, by welk Porp een zeer aanzienlykLustgoed van den Keurvorst  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 159 vorst is gelegen. Wy waren hier naauwelyks van de Rytuigen geflapt, of'er vervoegde zich eene fchraale Vent by ons met een fober blauw rokje aan, die zich aanbood, om ons het merkwaardigfte te doen zien ,• niet beter kunnende, namen wy deeze uitnodiging aan. Het eerfte waar hy ons bragt, was in de Kerk van het Minoriten Klooster, die met een buitengemeen fraay Altaar vercierd is, en alwaar de Keurvorst van zyn Slot door eene bedekte Gallery kan komen. Het Kloofter zelve is ruim, wel gefchikt, en zindelyk; de Prior die ons verzelde om het te laaten zien, was vriendelyk en beleefd. Heinrich dit was de naam van onzen Gids, geleidde ons van daar naar het Keurvorftelyk Lusthuis, het welk buiten gemeen pragtig is, en eene meenigte gemakkelyke apartementen bevat, door eene milde hand, met Schilder-, Beelhoud-, Marmer-, Verguld-, en keurlyk Gypswerk vercierd: alles, is hier in een woord Vorftelyk; doch inzonderheid munt de Trap uit, die vierkantig flingerende opwaarts loopt, en eenen Wenteltrap vormt, tot in 't bovenfte van 't Gebouw, waar van men de wederga niet ligt zal vinden. Het Huis bezichtigd hebbende, gingen wy in de Hoven wandelen , die op verre na aan de pragt van het Huis niet beantwoordden". Tot by een groen begroeid Prieel genaderd zynde, bleef onze Gids Heinreich eens-  irjo Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, eensklaps ftaan, en begon luidkeels te huilen, zo als hy ons betuigde op 't herdenken, dat hy ter deezer plaatze, den thands regeerenden Keurvorst Maximiliaan , téte a téte koffy had gefchonken, en die gelegenheid waargenomen, om hem zyne geledene rampfpoeden te verhaalen , en de menigvuldige lidteekenen van wonden te toonen, dien hy als Husfaar dienende, had ontvangen , 't welk ook volgens zyn verhaal van die uitwerking was geweest, dat hem door den Keurvorst hoop was gegeeven, van eerlang in eenen ruimeren toeftand geplaatst te worden: daar viel niet aan te doen, wy moesten die merktekenen van zyne bravoure ook zien, en ten dien einde ontkleedde zich de Karei tot genoegzaam op zyn hemd, en toonde ons een aantal lidtekenen van wonden dien hy had ontvangen ; geduurende welkbedryf, hy zichtamelyk mal aanftelde, zyne ongevallen met vry watHusfaare vloeken betreurde , en teffens demoedig fchreidde, denkelyk om ons mededogen op te wekken en den drinkpenning wat grooter te maaken. Al voort wandelende kwamen wy aan het Falkenhof, de naam van een Jagthuis dat ook aan den Keurvorst van Keulen behoort, en ruim een kwartier uurs van Bruyl is afgelegen. De Wanden van het Voorhuis en de opgang van den Trap van dit Lusthuis, zyn ten cenenmaale tot boven toe met wit en blauw ge, kleur-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz, 161 kleurde gebakken Steentjes opgezet, waar op al het geen tot de Valkenjagt maar eenige betrekt king heeft, is afgebeeld. Ook zyn de Portraiteri. die men hier in de byzondere vertrekken ontmoet, benevens de Schilderftukken in de Sch,oorftee« nen en boven de deuren enz, allen in Jagers ge* waad, met Valken op de vuist, of met afbeeldingen welke tot deeze Vorftelyke üefhebbery be, trekking hebben, vercierd. Nog ontmoet men in dit huis een klein vertrek of Kabinet, waar in geene dan Chineesfche Ameublementen; en een apdpr genoegzaam van dezelvde grootte, waar van alle de Wanden tot den grond toe, met Spiegels zyn bezet: laatftelyk eene Kapel, waar 'in op fommige tyden van het jaar de Misfe word geleezen, en die, dat vreemd is, ten eenenmaa^ len uit Grotwerk beftaat, van het Altaar af tot het Wywatersbakje ingeflooten, Een fmeet wegs van Falkenhof af, ligt nog een klein Lusthuis aan den zelvden Keurvorst toebehoorende, de Faifanterye genaamd; wy zagen 'er geene deezer; Vogelen? maar wel twee vertrekken, san alle Wanden met Kasfen voorzien, waar in epne meenigte GlafenDrinktuigen, van allerley kleur, ge» daantens en grootte bewaard wierden: zo dat men met meerder recht, vooral indien ?er veplvul* dig gebruik van wordt gemaakt, deeze kleine Lustplaats, die waarlyk niet onaarfig is, een L Zaupf?  j62 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Zaupfhuis dan eene Faifanterye zou mogen noemen. Hier het verdere merkwaardige bezigtigd hebbende, wandelden wy naar het Dorp te rug, gaven Heinreich zyn affcheid, benevens eenen drinkpenning, die hem zodaanig vergenoegd en Vrolyk maakte, dat hy daar de uitbundigfte blyken van gaf, in de overmaat van zegenwenfchen die hy over ons uitftortte. Wy Hapten voorts op de Rydtuigen, en reeden langs eenen aangenaamen weg naar Bon. NEGENTIENDE BRIEF. Bon is eene kleine doch fterke Stad. Denkelyk de Castra Bonenfia der Romeinen. Zaailanden. Wyngaarden. Bon tot driemaalen toe belegerd. Vorftelyk Paleis. Uitmuntende Spiegel;. Parade-Apartement. StiftKerk. Koperen Beeld van Helena. Marmeren gedenkzuil. Schraal Avondmaal. Hebzuchtige Kastelein. Zons. Nuys. Baggeren Klooster. Basfecour. Belle promenade. Monnik in_ Minoriten gewaad. Hartelyk lachen. , Voortzetting van de Reize. Bon is in rang de tweede Stad in het Aardfchbisdom van Keulen, zy is klein maar fterk, en ligt vermaaklyk aan den Rhyn, ruim vier uuren gaans bezuiden Keulen , werwaards men langs eenen fraaijen harden weg met Lindeboomen beplant, door eene vrugtbaare Landsdouwe gaat. Men is van gedachten dat zy is de Castra Bo-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 163 Bonen/ia, waar het Romeinfche Krygsvolk fomtycis zyne winterkwartieren had, by de plaats waar Julius Gesar eene Brug over den Rhyn bouw'de: vast gaat het, dat het eene zeer oude en vermaarde Stad is, in eene fchoone vlakte gelegen, alwaar het groote Rhyn Gebergte, tusfchen 't welke van de Stad Bingen tot op Bon de Rhyn heenen ftroomt, zich van eikanderen deelt. —< De Zaailanden die hier omftreeks liggen, brengen fchoon Koren voort, de Wyngaarden overvloed van goede Rhynfche Wyn, en de Bosfchen eene meenigte van Wild. Uit haare gelukkige gelegenheid is af te neemen, dat zy van de Latynen den naam van Bona (1) heeft gekregen. Het was wel eer eene Ryksftad, maar zy is thands onder de heerfchappye van den Keurvorst, die 'er zyne refidentie houdt. Onder Augustus zegt men, dat Drusus reeds een Kafteel ter deezer plaatze heeft gebouwd, waar uit naderhand allengskens eene Stad is voortgekomen, door Julianus den Afvalligen, wanneer hy nog als Romeinfch Veldheer onder Keizer Constautius tegen de Duitfchers oorloogde, in den jaare 350 bevestigd. Onder Keizer Karel den Dikken , hebben de Noormannen deeze Stad, nevens de daar by liggende Kafteelen Tolbiac en Neus, nevens (1) Tegensw. Staat van alk Volk. VIII, Deel, tl, 590. L 2  164 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, vens de Stad Keulen te vuur en te zwaard verdelgd (r). In het jaar 1585 op den 17 January, wierd in deeze Stad in tegenswoordigheid des Aardfchbisfchops Gebhard vanTruchses,, voor de eerfte maal ingevolge de leereder Proteftanten het Euangelium verkondigd; het welk haar egter in den Keulfchen Oorlog kwalyk bekwam: want de Stad wierd nog in 't zelvde jaar door de Beycrfchen ingenoomen., In het jaar 1586 wierd ze van des voornoemden Aardfchbisfchops Soldaaten aan deszelvs Opvolger, Keurvorst Ernst, door verraad overgegeeven, en de Commandant Karel, broeder van Gebhard, gevangen zynde , tegens vyf duizend Guldens overgeleverd. In het jaar 15 87 wierd ze door list van Marten Schenk van Niedek , des afgezetten Bisfchops Veldmarfchalk , ingenoomen: maar nog in het zelvde jaar door den Hertog van Parma belegerd, en in het jaar 1588 by verdrag veroverd, en aan den nieuwen Keurvorst Ernst overgegeeven (2). — In den dertigjaarigen Kryg is ze wel eenigzins verfchoond , doch naderhand binnen den tyd van dertig jaaren driemaal door de Keizerlyke Bondgenooten den Franfchen ontweldigd: want wanneer in het jaar 1673 Keurvorst Maximiliaan Hendrik , de Franfche bezetting had (1) Zeileri Topograp. Colon. (2) F. Strada 4e helh Belg. Üc. II. I. 5. ic.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 16$ had ingenoomen, wierd deeze plaats den 3 November door de Keizerfchen en Hollanders belegerd, en op den 12 derzei ver maand veroverd. De tweede belegering begon den 16 Juny 1689, én had tot oorzaak dat de Kardinaal van Furstenberg geduurende den twist over de verkiezinge van een Aardfchbisfchop van Keulen, in het jaar 1688 bezit van 't Keurvorflelyke Paleis aldaar genoomen, en Franfche Krygsbenden in gelaaten had, om deeze reden wierd die Stad door den Keurvorst van Brandenburg belegerd, en na eene hevige bombardeering den 12 Oélober ingenoomen. — De derde Belegering is de merkwaardigfle: want wanneer Keurvorst Clemens insgelykfch de Franfche party had omhelsd, zo wierd op den 24 April 1703 deeze Vesting dooiden Hollandfchen Generaal Koehoorn berend, en dermaate befchooten, dat de Franfche Commandant de Marquis d' Alegre het niet lang konde uithouden , en genoodzaakt wierd op den 10 May reeds te capituleeren (1). Het Keurvorflelyk Paleis te Bon is een zeer uitgeflrekt, pragtig en grootfch Gebouw, waar in geene kostbaarheden, zo van Marmer-, Gyps-, en Schilderwerk, als van uitmuntende Spiegels, zo in hoogte als breedte, ingelegde Vloeren enz. is (1) Wagen. Vad. Hifi. XVII. Deel, bl. 184. L 3  166 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, is gefpaard. Schoon het Corps de Logis van dit voortreffelyk Gebouw, voor omtrent agt jaaren is afgebrand, en nog maar ten deele is herfteld, ftonden wy verbaasd op het zien van de menigvuldige Vertrekken, het eene kostbaarer dan het andere, welke de beide Vleugels uitmaaken. Onder anderen is hier een Apartement waar van in het Slaapvertrek, het Ledikant, Canapé en Stoelen, zo rykelyk en konftig met goud zyn geborduurd, dat men zonder het? te zien, 'er zich geen denkbeeld van kan vormen, en het goud daar van alleen eene fchat uitmaakt: men berichtte ons, dat dit het Parade Apartement wordt genaamd, alwaar Vorftelyke Perfoonen die den Keurvorst komen bezoeken, doorgaans geleid worden om te logeeren, dan dat tot nog toe geen één verkozen had om 'er zyn intrek te neemen, maar altoos verzogt om min pragtiger vertrekken te mogen bezigen. Men toont in de Stift-Kerk die tamelyk groot en aanzienlyk is eenige oude Graven, waar in volgens de overlevering , Cassius , Florus , MalüsIüs en verfcheidene andere van het Thehaanfch Legioen zyn begraven , na dat zy den marteldood onder Keizer Maxtminus hadden ondergaan. Ook vindt men 'er het geel kopere Beeld van Helena de moeder van Konstantyn den Groot en; die men zegt dat Stichter van deeze  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 167 ze Kerk isCi). Nog verzekert men, dat het Stadhuis een heeriyk Gebouw is, vercierd met zeer fraaaye Schilderyen. Voor het Keurvorftelyk Paleis is eene marmere Gedenkzuil, ter eere van den jongst overledenen Keurvorst opgericht. Wy vertrokken tydig genoeg van Bon, om 's avonds voor dat de Poorten waren geflooten te Keulen te rug te zyn; in ons Logement gekomen , troffen wy daar weder een ongemeen fchraal avondmaal aan, zynde de aangerichtte Difch naauwlyks met zo veele Spyzen voorzien, als voldoende waren om onzen eerften honger te ftillen; dus verplicht om half verzadigd naar bed te gaan, fliepen wy door geene overlaadene maag gedrukt, zeer gerust, flonden vroegtydig op, ontbeeten met graagte, en eifchten de rekening van onze gemaakte verteering: die overziende, Honden wy als verbaasd over de onbefchaamdheid des ftellers daar van, en wierden ontwaar dat monfieur Engel vry grof wist te rekenen, en zeer verfiingerd moest zyn op Hollandfche Ducaaten: onder anderen berekende die Man, voor het miferabelefoupé waarvan zo isgefprooken, eenHollandfchen Daalder, de wyn daar van uitgefloten, voor ieder van ons, en zo alles naar evenredigheid : wy verzogten den hebzuchtigen Kastelein om boven te komen, die op ons voorftel, met L 4 wei. (1) Tegensw. Staat van alk Volk. VIII. D. bl. 590.  168 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, weinige tegenkanting, eenen aanzienlyken üau ver afïiag op zyne rekening gedoogde. Na nog eenige Kerken bezogt te hebben, dié ter gelegen theid van den Hemelvaartsdag der Heilige Maagd,treffelyk opgecierd waren, verlieten wy met genoegen het fombere Keulen, en vervolgden onzen Weg over Zons, een miferabel Open Stadje, aart den westkant van den Rhyn in een land, dat overvloed van Koren verfehaft, naar Nuyf. Nuys het Üovefium der tatynen by Tacitus gewaagd, ligt circa agt uuren gaans benoorden Keulen, ter plaatze alwaar de Ér^zich met eenen arm vaü deri Rhyn vereenigd: in deezen Oord hebben de Romeinen eene Veiling gebouwd, om de grenzen van huh Ryk aan deezen kant te befchermeij. Deeze Stad is inzonderheid beroemd , wegens den tegehfland, welken zy deed aan KaRel den Stouten, Hertog van Burgimdie-, die haar in 147a geduurende een gantfch jaar lang vrugteloos belegerde ; ook heeft zy geduurende den Duitfchèn oorlóg veele rampen ondergaan, doör dien dezelve beurtelings door de eene en de andere party Wierd ingenoomen. *** In deKeulfche onlusten Welke in 1585 wegens de afzetting van den Lütherfchgezinden Aardfchbisfchop Geb • hard van Trüchsës, voorvielen, wierd deezé plaats door Adolph Gtewvan Meurs en Niemar > op  Dusfeldorp, Keiden tot Bon, enz. 169 óp den jaarlykfchen marktdag, door list veroverd; hy begaf zich met zyn Krygsvolk, in Burger gewaad verkleed naar de Stad, liet eert gedeelte van zyn volk buiten de poort, trok met de anderen, naar binnen, en op het gegeeVen zein, overrompelden de buiten geblevenen dewagtaan de poort en bragten die om hals, waar na zy zich met de anderen die binnen waren vereenig-, den, en de Stad met weinig moeite meefter wierden, en meer dan 300,000 Daalders buit maakten (ï). In den jaare 1586 wierd ditStedeken door den Hertog van Parma veroverd, en genoegzaam alle de ingezetenen wierden op eene deerlyke wyze zonder aanzien van kunne of jaaren vermoord. De. Franfchen wierden na by deeze plaats in het jaar 1689 door den KeurBrandenburgfchen Generaal Veldmarfchalk verflagen , met het gevolg dat 'er vyf honderd Man op het flagveld fneuveldem Te Nuys komende, was ons eerfte werk na het Baggeren Klooster te vraagen , dewyl ons dat als eene merkwaardige byzonderheid was opgegeeven, 't welk wy niet moesten verzuimen om te gaan zien. Van buiten had dit Gebouw weinig aanzien, dan men ontmoet meer dat de Gevel juist niet met de pragt en netheid van hetin- wen- (1) F. Strada de Bell. Belg. P. II. L 5  170 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, wendige zamenftemt. Aangeklopt, opengedaan, en binnen getreden zynde, kwamen wy op eene foort van Basfecour, die vry natuurlyk na een verblyf van Verkens geleek, en egter tot eene wandelplaatze verftrekte, voor een perfoon van eene ryzende geftalte, die eenen bemorflen geftreepten Japon om zyne lendenen bad geflagen, en alle de uiterlykheden vertoonde van ruim half gek te zyn, deeze betuigde ons tot verfcheidene maaien toe, dat het une belle Promenade was, daar hy zich verluftigde, en dit was al wat wy 'er uit konden krygeii: na hier tot verveelens toe gewagt te hebben, verfcheen 'er ten laatften eene crasfeufe Monnik in Minoriten gewaad; aan wien wy verzogten om ons het merkwaardige van 't Klooster te doen zien : deeze fnaak bekeek ons een voor een, waar na hy hartig begon te lachgcn, zo dat wy nu omtrent begreepen, met Gekken opgefcheept te zyn, en dit was Ook wezentlyk zo, want zonder ons een enkeld woord toe te fpreeken, liep de bruin getabberde Vent, in een Vertrek waar wy hem volgden, en eenige fnaaken vonden, die even wys genoeg waren om hunne Pintjes en Vlesfen te ledigen in dit gezelfchap bevond zich mede eene Nimf die fris mede poculeerde, en al het uiterlyke had van eene dame uit de jonkerflraat te zyn. Dit Gefticht ons als zeer merkwaardig zynde op-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 17 r opgegeeven, klampten wy op nieuw den Monnik aan, en verzogten hem op eene ernftige wyze ons doch het Kloofter te laaten zien; dan wy kregen geen ander antwoord als dat wy alles gezien hadden, en hier op begon de Vent weder luidkeels te lachgen, 't welk door een Chorus van het drinkende gezelfchap gevolgd wierd. Ziende dat 'er niets aan te doen viel, gingen wy heen, ontmoetten op nieuw den Wandelaar, die nog zeer lullig op zyne belle promenade fpanceerde: op ftraat gekomen zynde, lachten wy eens hartelyk van zo gefopt te zyn, dan waren teffens knorrig van zo flegt onderricht te hebben bekomen, als wy nu reeds tot tweemaalen toe hadden ondervonden, namelyk ten aanzien van het Klooster a la Trappe te Dusfeldorp, en nu hier ter plaatze met het zogenaamde Baggeren Klooster. Na ons 'en de Paarden wat verfrist te hebben, vervolgden wy onze reize, en kwamen 's avonds omtrent zeven uuren te Krevelt. TWINTIGSTE BRIEF. Krevelt is eene fraaije Stad. Linnen-Wever yen. Voornaame Fabryken van Wollen, Zyde Stoffen en Fluweelen. Gebroeders van der Leyen. Vermogende Doopsgezinden. Vyf honderd Weefgetouwen. Zydewindery. tweerndery. Gomhuis. Pakhuis met y- zere  i?2 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, zere deuren en Vtnfiers. Fabryk van Zyden Kous* Jen. Gebroeders Heidweiler. Styfzel Fabryk. Zeep* ziedery. Looijery. Tabakfpindery. Fraaije wandelingen,. Plaiziertuinen. - Slingerbofchjes. Treflyk fchoone Oranjeboomen. Krevelt is buitengemeen Volkryk. Vryheid van alle Godsdienstgezindheden. Maatige belastingen. Homeman is een beleefd en gedienJlig Kaflelein. Kempe. Wachtendonk. Nieuwekerk. Aldekerk. Krevelt midden in het Keur-Reulfche gelegen, behoort aan het Graavfchap Meurs, en ftaat dus onder het gebied van den Koning van Pruis/en. Het is eene fraaije doch geene groote Stad, die buitengemeen welvaarende is, en alwaar zedert een tyd lang veele Doopsgezinden zyn komen woonen , die voor een groot deel in 't jaar 1694 uit het Öulikfche en Bergsche verdreeven zynde, zich alhier ter neder gezet hebben, en door hunnen handel, inzonderheid in de Linnens, die nergens beter dan daar te Lande gemaakt worden , dit Plaatsje ongemeen aan 't bloeijen geholpen hebben. Deeze lieden hebben hier een groot aantal Linnen-Weveryen opgezet, ook is dit de voomaamfte handel te Krevelt: want behalven de Linnens die ter deezer plaatze zelvs vervaardigd worden, koopen de Inwooners die in meenigte in het omliggende Land op, en vervoeren die naar Holland; waar vandaan dezelve, door-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 173 doordien ze in deugd en fynte alle Linnens over. treffen, de geheele Wereld door verzonden worden (1). Ook zyn hier voornaame Fabryken, van Wollen- , doch inzonderheid van Zyden Stoffen en Fluweelen. De voomaamfte Fabryk van deezen aart behoort aan de drie Gebroeders van der Leyen , zynde buitengemeen vermogende Doopsgezinden. Zy verfchaffen werk aan vyf honderd Weefgetouwen, waar op allerley Zyden ftoffen, Neusdoeken, Fluweelen , Zydene en Kemels, haaire Linten enz. worden vervaardigd. BehaL ven dat is 'er by deeze Fabryk ongemeen veel omflag. Eene Zydewindery waar in eenige duizenden van Klosfen teffens door middel van een Paard het welk in een rad loopt worden afgewonden , byna op dezelvde wyze als op Zydeba^ len by Utrecht door middel van het water gefchied; voorts een Tweerndery, Gomhuis en Verwery. Men was bezig met een zeer ruim Pakhuis voor deeze Heeren to timmeren, waar in plaats van houten, yzeren deuren en venfters aan wierden gemaakt, ter verhoeding van brand. Dit Pakhuis is voorbefchikt om 'er de Zyde, zq als die uit Italien komt, in te bewaaren; van welke kostbaare Stoffen, die Heerenfomwylen, zo als men ons berichtte, voor verfcheidene Tonnen (1) Tegensw. ftaat van alle Volkeren > VIII. Deel bl. 539*  T74 R£ixe lanSs den Weder Rhyn over Wezel, nen Gouds op eenmaal ontvingen, geen wonder dus, dat men de naauwkeurigfte zorg gebruikte, om die voor ongevallen te behoeden. Weeklyks zeide men ons, wordt 'er 15 a 1600 ponden van verwerkt, en aan de Arbeiders in dat tydftip 5 a 600 Guldens uitgeteld. Nog is 'er te Krevelt eene Fabryk van allerleye foort en kleur van Zyden Kousfen, en zwart Fluweelen band; en niet tegenftaande confiderabel veele van deeze goederen gepakt en gereed ftonden, om naar de Frankforter Mis gezonden te worden, zagen wy egter nog een voorraad van verfcheidene duizend paaren Zyden Kousfen; deeze Fabryk behoort aan de Gebroeders Hans Hrjndr. en Joh. Heidweiler. Voorts vindt men nog in deeze Stad eene Styfzel-Fabryk, Zeepziedery, Looijery, Tabakfpindery enz. In een woord, Krevelt krielt van Handwerkslieden en Fabrikeurs, en dit maakt het zodaanig florifant, dat 'er en de overvloed en 't genoegen allentwegen als 't ware toelacht: misfchien is 'er ook in gantfch Duitfchland geene plaats te vinden, waar alles zo na de Hollandfche wyze is ingericht, en de Huizen en het Huisraad zo zindelyk zyn. Rondsomme de Stad zyn fraaije wandelingen, en de Inwooners hebben 'er hunne plaiziertuinen, die men ons verzekerde dat in eene goede fmaak zyn en proper onderhouden worden. De Hee.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 175 Heeren van der Leyen hebben een kwartier uur buiten de Stad een aangenaam Lusthuis met eenen zeer fraaijen Hof, voorzien met verrukkende Wandeldreeven en Sliügerbofchjes; en nimmer zag ik in zulk eenen kleinen omtrek zo veel en zulke treflyk fchoone Oranjeboomen, wier menigvuldige Vrugten, zo rype als minder gevorderde, benevens de bloeyzels die 'er aan zaten, de lucht met eenen aangenaamen geur vervulden. Daar zyn veele fraaije Huizen te Krevelt, en me'n 'verzekerde ons dat die Stad thands weder zo volkryk is, dat zy niettegenftaande dezelve zedert het jaar 1694 reeds tot driemaalen toe is vergroot, op nieuw weder zal dienen uitgelegd te worden, dewyl dezelve ten eenemaaien volbouwd endigt bewoond is. Men heeft gelyk ik reeds hebbe aangemerkt hier zeer veele Doopsgezinden, ook een goed aantal Gereformeerden, voorts Lutherfche en Roomfche Ingezetenen; hebbende ieder deezer Gezindheden haare eigene Kerk, en volkomen vrye Godsdienstoefening, leevende onder malkanderen ook zeer vreedzaam en broederlyk. Men twist hier om den Godsdienst niet, Of brengt malkander in't verdriet: Gemoédsdwang is dit Land ontweeken. Elk leeft hier van vervolging vry, Hoe  iyQ Reize langs den Neder Rhyn over Wezel , Hoe ieder van gevoelen zy, Men hoort nogtans elk vriendlyk fpreeken, ó Wys en loflyk Staatsbeleyd Der Hooge Pruisfe Majefteit, Elk vind hier ftof om u te loven, Zo zal uw' Heerfchappy beftaen, Als andere Vorften ondergaen, Die 't volk van zulk een Heil berooven (i), De Schatting of Lasten die de Inwooners hierhetaalen, berichtte men ons dat wel verre van drukkende zeer maatig zyn. De Koning van Pruis/en trekt jaarlykfch eenen zeker bepaalden ftuiver geld van deeze plaats, het welk op eene biilyke wyze, door eenige daar toe benoemde Mannen uit den aanzienlykften Burgerftand, oT ver de Huisgezinnen wordt omgeflagen; verders hebben zy niets te betaalen. Ook hebben geene Koninglyke Wervers de vryheid om binnen Krevelt of derzelver Jurisdictie te komen. Wy logeerden in den Wildeman by den Heer Horneman, eenen zeer gefchikten , beleefden en gedienftigen Kaftelein, die teffens handel in Rhynfche Wynen dryft; wy waren 'er uitneemend wel voor eenen maatigen prys; fommigen van ons kogten eenige Ankers Wyn van hem, die hy na genoegen heeft geleverd. Na al het merkwaardige te Krevelt bezichtigd, en (i) P. Langendyk. .  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. i?r en met veel genoegen eenen gantfchen dag en twee nagten 'er doorgebragt te hebben, vertrokken wy 'er 's morgens tydig van daan, lieterrde beide kleine Steedjes Kempen en Wachtendonk aan onze linker hand liggen , en reeden door de twee fraaije Dorpen Aldekerk en Nieuwekerk naar Gelder. EENENTWINTIGSTE BRIEF. Gelder ligt aan het Riviertje de Niers, Naamsoorfprong. Vervallene Fortificatiën. Felle brand. Schelmfch Verraad van' Arifiote Patten. Marten Schenk geeft hem eene oorvyg. Kraidmagazyn fpringt. Kevelaar een zeer aanzienlyk Dorp. Is deszelvs opkomst aan een lieve Vrouwen beeldje verfchuldigd. Wonderdadige ontdekking daar van, Gelder ook Gelre, is de naam van eene Stad, eertyds met een befaamd Kafteel of Slot voorzien, liggende in het oosterdeel van Gelderland, gemeenlyk het Kwartier van Roermond, of het Overkwartier van Gelderland genaamd, aan het Riviertje de Niers, niet verre van de grenzen des Hertogdoms van Kleef, en die des Aardfchbisdoms van Keulen. Dit Stedeke heeft zynen naam aan het geheele Landfchap gegeeven; het is binnen den omtrek van haare muuren kleiner dan Venlo, en zeer fterk, zynde van breede M Graeh*  178 Reize langs den. Neder Rhyn over Wezel, Grachten voorzien, die het water uit 't bovengemelde Riviertje de Niers trekken, het welk aldaar het ftroomend watertje de Wye inflokt, zynen loop door de Heerlykheid en het Slot van Niers neemt, en voorts door Goch en het Nieuweklooster heen vlietende, by Gennep in de Maas rolt (i). Het was van ouds zeer fterk, met agt Bastions, drie Ravelynen, en twee Hoornwerken voorzien, doch deszelvs Fortificatiën liggen nu grootelyks vervallen. Het Kafteel dat in wezen zynde qp eenen gryzen ouderdom konde roemen , verftrekte oudtyds tot eene verblyfplaatze voor de Heeren van Pont, die Voogden van Gelderland, zyn geweest. In den jaare 1530 wierd dit Stedeken door eenen feilen brand byna geheel in de asfche gelegd, en de meeften van derzelver Inwooners door deezen akeligen rampfpoed tot den bedelzak gebragt. In den aanvang der Nederlandfche Beroertens hield Gelder de zyde der Staaten, maar wierd ten tyde van Leicester door den van hem aangeftelden Stadvoogd Aristote Patton eenen Schotsman, op eene fchelmfche wyze voor 30,000 Kroonen verkogt. De Hiftorie Schryver P, C. Hooft (2) zegt, dat hy tot het bedryven van deeze euveldaad wierd overgehaald, door zeker dreigement dat (1) Pontan. Hifi. Gelr. Lib. I. p. 33. (2) Nederl. Hifi. II. Deel; bl. 1166.  Dusfeldorp, Keulen tot'Bon, enz. 179 dat hem de Landvoogd deed, van hem te zullen afzetten , en zyne bediening door eenen anderen Bevelhebber Stoart genaamd, te doen vervullen; doch elders vind men vermeld (1), dat Patton zich door het pleegen van dit fchelmftuk, inzonderheid op den Overften Marten Schenk zogt te wreeken, die hem eene oorvyg had gegeeven , dewyl die Overfte daar door, behalven eenen aanzienlyken voorraad van Ko. ren en Haver, veele fchoone Paarden, treffelyke Wapenen, kostelyk Huisraad, en genoegzaam alle zyne roerende Goederen verloor, het welk Patton, behalven de aan hem uitgeloofde fom door Parma aan hem betaald, in eigendom behield. In den jaare 1626 hebben de* Spanjaarden met grooter kosten, dan daar uit behaald voordeel , de Mariëngrift doen graaven, wordende van Gelder af, langs het oude Klooster van ter Kamp, geleid tot aan Rhynberk, en vervolgens aan de overzyde door het Veen tot aan V~en!o,en waar van de kanten doorgaans met Steenwerk wierden bezet (2). Gelder bleef zedert dien tyd de Spaanfche zyde toegedaan, en Prins Fredrik Hendrik de Hollandfche Stadhouder, beproefde meermaalen te vergeeffch, om die weder te be- mag. (1) E. v. Reïd, Nederl. Otrl. Vil. Boek, bl. 120. (2) Suchtenhorst Gelder/. Gejch. I. Boek, tl. 61. M 2  i8o Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, magtigen. Zy bleef volftandig de zyde der Spanjaarden aankleeven, welke daar uit op den Staatfchen bodem vry wat roofden en plunderden, tot op den tyd van den Munfterfchen Vreede in het jaar 1648 geflooten. Gelder werd op den 17 December 1703 na eene belegering die langer dan een jaar had geduurd, door den Koning van Pruis/en op de Franfchen gewonnen (1), en hem door het zevende artikel van den Utrechtfchen Vreede, in den jaare 1713 met alle daar onder behoorende Dorpen afgeftaan. Voor omtrent eene halve eeuw heeft Gelder door het fpringen van haar Kruidmagazyn en derzelver fchrikkelyke uitwerkingen, zeer veel fchade geleden (2). Daar is te'Gelder niets merkwaardigs te zien; het Guarnizoen het welk uit het Regiment van den Generaal Salomon Gouverneur van Wezel beftaat, kwam ons voor op verre na zo vaardig niet te zyn in het behandelen der Wapenen, als wy te Wezel gezien hadden, ook waren de Soldaaten fober uitgedofcht, en alles vertoonde zich hier fchraal en armelyk, in vergelyking van het bloeijende Krevelt. Na ons verfrist te hebben reden wy naar het beruchte Kevelaar, zynde een Dorp in Pmisfisch Gelderland, omtrent twee uuren van Gelder ge- le- (0 Wagen. Vad. Hijl. XVII. Deel, bl 183. (2) Tegensw. Jlaat van alle Vomu VlU. Deel, bl. 539.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 181 legen, het welk eertyds maar eene geringe Buurt van weinige huizen was, doch nu in eenen toeftand is gebragt, dat het voor veele van de aanzienlykfte Hollandfche Dorpen niet behoeft onder te doen. Het heeft zynen tegenswoordigen bloey en welftand alleen te danken aan het Lieve Vrouwen Beeldje, dat 'erin eenefleene Kapel bewaard, van alle kanten bezogt wordt, en waar van verfcheidene wonderdaadige Oirfprongen verhaald worden. Zie hier wat men 'er on3 met veel ernst van berichtte. Eene devoote Maagd ontdekte ter plaatze, waar nu deKapelle is gefticht, een groen Struiksken van eenen zonderlingen aart, daar by komende zag zy dat het een klein Vrouwenbeeldje van eenige duimen lang bedekte ; zy begreep wel dra dat dit het afbeeldzel van de Lieve Vrouwe moest zyn, en fpoedig wierd zy ook hier van door eene ingeeving overtuigd, gaf 'er kennisfe van, en men zuimde niet om het met veele ftatie af te haaien, dan deeze Madona was voorde vrye lucht, en te zeer aan haar Struiksken verkleefd, want 's nagts fpanceerde zy de Kerk uit, en zogt haare voorige woonplaats op: men probeerde het nog een en andermaal, doch te vergeeffch, want wat eere men haar in de Kerken ook aandeed, zy bruide 's nagts altoos weer na haar Struiksken, èn verborg zich onder deszelvs lommer: dus befloot men, beM 3 mer»  182 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, merkende dat zy op die plaats volftrekt wilde blyven, haar daar eene Kapel te bouwen. Ook vertelt men het dus, dat naamentlyk eene Burger van Gelder, terwyl hy voor een Kruis, dat digt by Kevelaar ftond, zyn Gebed deed, eene ftem hoorde, die hem toeriep, dat hy daar ter plaatze eene Kapel moest (lichten. Eerst doeg hy 'er geen acht op; doch deeze (lem een en andermaal vernoomen hebbende, gaf hy 'er zyne Huisvrouw kennis van. Die zag 's nagts de gedaante van een Kapelletje , met een papieren Lieve Vrouwen Beeldje daar in, dat juist het zelvde fcheen te zyn, dat haar korts te vooren door eenen Soldaat, die uit Luxemburg kwam, vertoond was. De goede lieden fchraapten zo veel by een, dat zy een Heilig Huisje oprechtten. Met veel moeite wisten ze ook het Maria"s prentje te bekomen, dat in het gedichte Kapelletje geplaatst werd, en terftond al veel aanloops van Offeraars en Nieuwsgierigen kreeg. Dit gebeurde in 't jaar 1641(1) (2). Hoe het 'er ook mede gelegen zy, de Priefter van Kevelaar en eenige Monnikken hielden 'er 't oog op, en droegen (1) lieTegensw.Jlaatvan alle Volk. X. Deel, bl. 192- (2) Door nog verbaazender Wonderwerk js de Kapel van onze Lieve Vrouwe van Loretto, daar ter plaatze gekomen. Zie zulks omftandig verhaald by J. Moore, Beftlnumng air Maatjeli. en Zeden £j?c. V. Deel, bl. 53.e;j3.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 183 gen zorg, dat het gerugt van verfcheidene wonderdaadige Geneezingen zich door 't gancfchp Land verfpreidde. Zy genas door haar aan te raaken, niet alleen gewoone Krankheden, maar maakte Stommen fpreekende, Dooven hoorende, en Blinden ziende; en behalven dat al, bezit zy nog de wonderlyke bekwaamheid, om door haare tusfchenkomst onvrugtbaare Vrouwen blyde Moeders te doen worden, ja men verzekerde ons, dat zy ten aanzien van dit laatstgenoemde Wonder doorgaans wel Haagt, daar de anderen al vry dikwils door mangel van vertrouwend geloof, feilen. Jaarlykfch verfchynen 'er. een groot aantal plechtige Bedevaarten, waar van 'er onder zyn, die twee adrie duizend Menfchen bevatten, de kleinften zyn'van dertig tot veertig Boetelingen. De meesten komen te voet, eenigen op Karren, weinigen op Postwagens, uit de omliggende Steden en Dorpen, zelvs uit Holland en verder. Ons ontmoette naby Kevelaar de Bedevaart uit Amersfoort, wel uit drie honderd Menfchen beftaande, zo Mannen, Vrouwen als Kinderen, draagende eenigen daar van Kruisfen en Vaanen ; de Mannen gaan bloot, hoofds: alle prevelen zy gebeden, of zingen liederen ter eere van de Heilige Maagd, van welke mengeling van verfchillende toonen, ik u kan verzekeren myn Vriend! dat dezelve geen M 4 oor-  184 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, oorftreelend Concert oplevert. In het Dorp gekomen zynde, gaan zy in Procesfie achter mal* kanderen, de Kapel waar de Madona huisvest rond, waar na een ieder zyne byzondere devotie verricht. Elke Ommegang of Bedevaart of* fert eene vercierde Wafchkaars, en die de zwaarfte brengt, verkrygt den roem van eene meer dan gemeene eerbiedigheid voor de Heilige Maagd: daar worden van deeze Wafchkaarfen te Kevelaar bewaard, die meer dan tagtig ponden weegen. Die gaarne van eenige kwaal ge* neezen waren y offeren doorgaans een afbeeldzel in wafch van het Lid waar zy de pyn in lyden (i). Genoegzaam alle deeze Caravaanen van Boetelingen en Bidders, komen in de maand July of Augustus om by de' Heilige Maagd van Kevelaar een bezoek af te leggen, en als dan is het eene geftadige Kermis in dit Gehugt, men ziet 'er eene menigte van Tenten of Kraamen op het plein rondsomme de Kapel ftaan , waar allerhande Heilige frtuifteryen, als Rofekransfen, Agni Dei, Crucifixen, Afbeeldingen en Leevensbefchryvingen van Heiligen, inzonderheid van dealvermogende Maagd, met zulk eene aanpryzende Welfpreékendheid te koop geveild worden, dat de ongeloovigfte in verzoeking raakt om 'er Voorraad van op te doen; en fchoon wy geen „vol- • (t) Tegensw, Staat van alle Volk, X. Deel, bl. 194.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. Ï85 Volkomen vertrouwen fielden in de voordeelen, die' men ons verzekerde dat geloovige Bezitters van deeze gewyde waaren, ter beveilinge van veelerleye ongemakken genieten, kogten wy 'er behalven verfcheidene andere Heilige beuzelingen, eetbaare Koekskens, waar de Struik-Godin op afgebeeld ftaat. Al het merkwaardige te Kevelaar gezien hebbende , bevorderden wy onze reize naar Goch, een Steedje in 't westerdeel des Hertogdoms Kleef, aan de Rivier de Niers gelegen , en aan den Koning van Pruisfen toebehoorende. Wel eer maakte het een gedeelte van het Graavfchap Zutphen uit, dan het wierd in het jaar 1473 door Hertog Adolph van Gelder, aan den Hertog van Kleef afgedaan, of liever gefchonken, vermits dezelve in den toenmaaligen Oorlog, door Adolph , tegens zynen vader Arnolphus gevoerd, veele onkosten gedaan had (r). Men bouwde aldaar toen ten tyde een Kafteel, ter beteugeling van de Burgers, die zich aan deeze verandering zo zeer drukkende voor hunne vryheid, niet wilden onderwerpen, waar zy egter toe gedrongen wierden. Dit Kafteel ligt tegenswoordig geheel verwoest. In het begin van het jaar 1625 wierd Goch door den toenmaaligen Stadvoogd (1) Egb. Hop, Befchr. van Kleef bl. 12U M 5  i8ó* Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, voogd van Nymegen, voor de Republyk der Vereenigde Nederlanden ingenoomen, en veroverd; doch is na veele ondergaane wisfelvalligheden ] onder het gebied van den Koning van Pruis/en geraakt. Eertyds bloeiden hier Laken-, Linnen-, en andere Fabryken, die meest door Doopsgezinden wierden geoeffend, doch thands is 'er naauwlyks eenige fchaduwe meer van over, om welke reden, is my niet gebleeken, maar de meefte deezer Fabryken zyn naar elders en wel inzonderheid naar Krevelt geweeken, alwaar zy onder het dierbaar genot van vryheid, die onaffcheidbaare Gezelline van Koophandel en Handwerken, weelig tieren. Goch doorwandelende, zagen wy niets, dat onze opmerking verdiende, dan alleen eenen buitengemeen fraayen, en door deszelvs gryzen ouderdom eerwaardigen Lindeboom , met drie étages of verdiepingen gefchooren, en waar van de Kruin, door de hand des konftigen Snoeijers zodaanig was gefatzoeneerd, dat dezelve vry natuurlyk eene Koninglyke Kroon na bootfte. Niets merkwaardigs zagen wy van hier-tot Kleef, van welke verrukkelyke plaats ik u in mynen volgenden hoope verflag te doen. TWEE  Dusfeldorp, Keulen tot Bon , enz. 187 T WEE EN TWINTIGSTE BRIEF. Kleef. Naamsoirfprong. Voor veele eeuwen reeds eene beroemde Stad. Door de Romeinen gebouwd. Deerlyk door brand geteifterd. De Spanjaarden houden 'er ' jlegt huis. Zwaare brandfchatting. Kleef ligt in de gedaante van een Klaverblad op drie Bergen. Is wel , betimmerd. Diepe Putten. Marktplaatzen. Middelpoort. Stadswaag. Klok met eene zonderlinge fpreuk. Stadshuis. Vrye Raadsverkiezinge. Regeering. Swaanenhof. Oude infcriptie. MuzykInff.rumenien. Keurvorflelyke Stal. Gezonde Staatkunde. Vryheid van Godsdienst. Groote Kerk door wie en wanneer gefligt.. Speer en Helm. Graf-Tombe. Minoriten Klooster. Sterk fchuddende Toren. Kapucynen Klooster. Bagyne Klooster. Leepe Abdisfe. Kleef is de Hoofdftad van het Hertogdom van dien zelvden naam. Men vindt 'er welke van gedachte zyn, dat de naams oiriprong in het oude Duitfche woord Klif, 't welk eenen Heuvel betekent, zoude te zoeken zyn , om dat de Stad aan en gedeeltelyk op het Gebergte ligt (1). Pighius verzekert (2) dat Kleef reeds voor veele eeuwen eene beroemde Stad is geweest, en dat de oude Redenaar Eumeniüs alhier in zyn Va- (1) E. Hop, Befchr. van Kleef bl. 1. (2) In Herc.Prodic. vid. TKaPHÈBMAKER AnnaX Cli^. fartj I. p. 13» '  iS8 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Vaderland die weetenfchap in het openbaar heeft geleeraard, en eene Redevoering in tegenswoordigheid van den Landvoogd van' Gallié ten tyde van Diocletiaan en Maximinus heeft gehouden. Het is egter zeer waarfchynelyk, dat Kleef door de Romeinen is gebouwd (r). In 'c vervolg kwam die Stad al langs hoe meer in.aanzien, na dat de Landsheeren aldaar hunnen zetel hadden gevestigd. In de jaaren 1372 en 1528 is deeze Stad deer. Jyfc door zwaaren brand geteisterd en na den dood van Hertog Johannes en geduurcnde de Nederlandfche Oorlogen, by na ten eenemaalen verwoest geworden. De Spanjaarden veroverden haar in het jaar 1624 en hielden 'er geduurende den tyd die zy 'er meefter van waren flegt huis, doch hun verblyf was'er, gelukkig voorde Inwooners, van korten duur, wantnogin 'tzelvde jaar, wierd zy door Prins Maurits van Nas* fauw weder herwonnen, en de Spanjaarden daar uit verdreeven. Ook leed die Stad groote fchaade in 1635 door het inneemen by verrasfing vznSchen* hnfchans door de Spanjaarden (2); en in 1639 moest zy eene zwaare brandfchatting aan de Keizerlyken opbrengen. De Hesjisfchen veroverden haar in 1640, en het jaar daar aan volgende (1) Tesschenm. tb, p. 24. (ï) Wagen. Vad. Hifi. XI. Deel, bl. 205.  Dusjeldorp, Keulen tot Bon, enz. 180 4e wierd zy deerlyk door de Keizerlyken uitgeplonderd; ook heeft deeze Stad in verfcheidene laatere Oorlogen ongemeen-veel geleden. Op den agttienden van Grasmaand des jaars 1666 wierd binnen Kleef, door de Gemachtigden van de Republyk der Vereenigde Nederlanden, en die van den Bisfchop van Munfter.de geflotene Vreedehandel getekend (1). De Stad Kleef ligt in de gedaante van een Klaverblad op drie Bergen, de Harten-, Hey-, en groote Kerkberg genaamd, waar door men ser veelvuldige -verrukkelyke gezigten aantreft.. Naar het Zuiden en Westen ziet men over het ' wyduitgeftrekte Ryks-Wald, en veele fchoone Bouwlanden met verfcheiderley foort van weeïdrig groeyend Koren daar aan het Oosten en Noorden het gezicht bepaald wordt door het verfrisfchende water het Kermisdal genaamd, langs de voeten van gemelde Bergen heen ftroomende. De Stad is doorgaans wel en met ruime huizen betimmerd, en op de ftraaten ftaan gemeene Putten, van eene groote diepte, welke het ryzen en daalen hunner wateren, zo als men ons verzekerde, niet aan den Rhyn maar aan den Maas te danken hebben. —— 'Er zyn twee voornaame Marktplaatzen, waar van de eene de groote. (1) Wagen. Vad. Hift. XIII. Deel, M. 202.  ioo Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, te, en de andere de kleine Markt wordt genaamd: op de kleine werd des woensdags en op de groote des faturdags Markt gehouden, en uit de omliggende Landftreeken wordt overvloed van leeftocht en van andere waaren aangevoerd en te koop geveild. Binnen de Stad ftaat eene Poort, de Middelpoort genaamd, welke tot eenen doorgang uit de boven na de beneden Stad verftrekt, 't welk gelegentheid heeft gegeeven, om op eenen fteen daar van, deeze Latynfche Vaarzen te beitelen. Vita viatoris quafi tranjitus: omnia finem , Quicquid ö3 immundus mmdus honorat, habent. Tranjivere Patres, fimulhic tranjibimus omnes; In coslo patriam, quï bene ccspit, habet (i). Onder deeze Poort is de Stads Waag, en boven een ruim vertrek 't welk 's morgens voor een Koffy- en 's na den middags voor een Wynhuis dient. Boven in het Torentje op deeze Poort ftaande, hangt, (zo als men ons bericht- te) (i) Deeze Dichtregels betekenen zaaklyk: " Het leeven „ des Wandelaars is even als eene doorgang, tot het an„ der leeven. Al het geen de bedorvene Wewld eerbie„ digt, zal een einde neemen. Onze Voorouders zyn 'er „ doorgetrokken, wy zullen 'er insgelyks doortrekken; en „ de gene die 'er op een behooriyke wyze doorreist, ,, 7/4 in het Heraelfche Vaderland aanlanden  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 191 te) eene Klok welke wanneer 'er Halsrecht gefchiedt geluid, en wanneer 'er brand ontftaat, flegts aan de eene zyde aangetrokken of geklept wordt. Op die Klok zouden deeze woorden te leezen zyn. Ik heyt booze gramme Griet, Als ik flaa, zo flaa ik met verdriet; Slaa ik aan eenen kant, Zo is 'er Moord of brand, Slaa ik aan beide zyden, Zo wil de Onderdaan tegens den Landsheer ftryden. Het Stadshuis is bezienswaardig, en heeft zeer fchoone vertrekken, vercierd met de afbeeldzels van alle de oude Hertogen van Kleef. Het ftaat genoegzaam in 't midden der Stad; en daar in werd alle weeken driemaal gewoone Rechtdag gehouden. Ook vergaderen hier jaarlykfch geduurende de Oogst-en Herfstmaanden de Ridderfchap en Steden, als 's Lands Staaten van 't Hertogdom Kleef en het Graavfchap Mark, en houden in vier vertrekken daar van, den gewoonen Landdag. Voorts kan de Stad roemen dat aan haar verfcheidene uitmuntende Privilegiën zyn gegund, waar van eene der voomaamften is, de vrye Raadsverkiezinge op Mifericordia Domini, hun door Graav  192 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Graav Diederik den VIIIgefchonken; benevens de vryheid van Tollen en meer anderen van dien aart (1). Van 's gelyken heeft Graav Adolph dezelve in het jaar 1370 met een aanzienlyk gedeelte van het Rykswald, de Stadberg genaamd , begiftigd, en alle de aan haar voorheen verleende Privilegiën bevestigd, ter vergelding, dat men hem voor Landsheer aannam, en Parwis benevens Arkel tegenftond (2). ■ De Regeering der Stad beftaat uit éénen Burgermeefter, zeven Schepenen', twee Raadsmannen, éénen Rentemeester en éénen Secretaris (3). Het Slot of Kafteel de Swaanenhof genaamd, het welk tot het voomaamfte cieraad van de Stad verftrekt, is zeer oud en zo men wil reeds ten tyde van Julius C&sar gebouwd, 698 jaaren na de ftichting van Rome, dit wil men doen blyken uit eene Latynfche infcriptie, als nog te ieezen in eenen Steen op eenen der Wanden van de groote Zaal, zynde een Vertrek dat alle de kentekenen heeft van zeer oud te zyn. Zie het hier myn Vriend! even gelyk ik het af fcbreef. Anno. Ab. Urbe. Romana, Condita. Sexentefimo. Nonagefimo. 'Oftavo, >• (1) Tesschenmaker Annal. Cllv. &c. p. II. pag. 124» (2) E. Hop Befchr. van Kleef, bl. 50. (3) Uit medeg. berichten.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 193 Julius Ce/ar. DiStator. Hisce. Partibus. In. Deditionem. SubaEtis. Arcem. Clivenfem. ASdificavit. (l). " Nog zagen wy in deeze Zaal, tegens de Wanden eenige Muzyk-Inftrumenten hangen, die men ons verzekerde, dat ten tyde van de oude Graaven van Kleef gebruikt waren. Voorts eenen Romeinfchen Boog en Lans, en een groot langwerpig fteenen Vat, in de gedaante van eene doodkist, 't welk voor ruim vyf jaaren niet verre van Kleef uit den grond is gedolven, waar in asfche en eene menigte Urna's, Kruiken, Graflampen, enz. der oude Romeinen zyn gevonden» Het Swaanenhof ligt op eenen tamelyk hoogen Berg, de Hanenberg genaamd, waar door men aan alle kanten, heerlyke en wyduitgeftrekte gezichten over de omliggende Landftreeken heeft. Voorts is hier de Keurvorflelyke Stal, in welke (i)'Er zyn die deezen Steen, zo wel uit aanmerking van de Letters als het Opfchrift zelvs, niet voor zeer oud houden, maar verzekeren, dat 'er eertyds een ander en korter opfebrift heeft geftaan, 't welk ingevolge Brouer. van Nidek, Kab. van Oudheden VI. Deel, bl. 262. en,anderen, van deezen inhoud zoude geweest zyn: Anno. Ab. Urbe DCXCVIII. C. Julius. DiUator. Rifce. Partibus. SubaSis. Arcem. Cliveiifem. Fundavit. N  194 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, welke een groot aantal Paarden kunnen geplaatst worden, waar nevens eene vooureffelyke Mané. ge om die te beryden. Op dit Slot vergaderen de beide Collegien, aan wien het bewind van de burgerlyke en lyfftraffelyke Rechtpleeging, benevens het Finantie wezen enz. over het gantfche Hertogdom Kleef en het Graavfchap Mark zyn toevertrouwd. Ingevolge de gezonde Staatkunde van den Koning van Pruisfen in zyne Landen ingevoerd, genieten te Kleef alle Gezindheden vryheid van Godsdienst, doch de Gereformeerde is 'er de domineerende, die hier ook eene aanzienlyke Kerk hebben , welke door twee Predikanten wordt bediend, waar van de eene in het Hoogen den ander in het Nederduitfch predikt. Ook is 'er eene Gereformeerde Franfche Kerk met éénen Predikant voorzien. Eene Mennoniten Kerk door éénen Predikant bediend, welke in het Nederduitfch leeraart; en eene Lutherfche Kerk , waar in de dienst door éénen Predikant in het Hoogduitfch wordt gedaan. Aan de Groote of Collegiaale Kerk die de Roomfchgezinden in bezit hebben, is in denjaare 1341 Graav Diederik begonnen te bouwen, het welk door Graav Adolf van der Mark vervolgd is, en ten laatften door Hertog Adolf den L voltrokken; zy rust van binnen op twintig  Dusfeldorp. Keulen tot Bon, enz. J95 tig Pilaaren, en pronkt met twee Torens. In deeze Kerk bewaart men onder anderen eene Speer en Helm, door den Hertog van Kleef in den veldflag van Kleverham met eigene hand den Hertog van Gelder van't hoofd gerukt, en die hy ten teeken van zegenpraal tot eene eeuwig, duurende gedachtenisfe, in deeze Kerk heeft doen ophangen. —• Verfcheidene aanzienlyke GrafTomben worden 'er ook in 't Koor van deeze Kerk gevonden, als die van Adolf van der Mark den laatften Graav van Kleef, in dén jaare 1394 op onzer Lieve Vrouwe avond over. leeden ; die van Hertog Johannes den II. op den 15 van Louwmaand 1521 geflorven; van Vrouwe Machtelt Gemalinne van laatstgenoemden Vorst; en eindelyk, die van Arnout Graave van Bentheim, ingevolge het daar by geplaatfte Graffchrift, den negenden van Bloeymaand des jaars 1466 ontflapen (1). — De Predikftoel in deeze Kerk is zeer fraay gewerkt. De Minoriten hebben hier ook eene Kerk en Klooster, die men zegt dat in 't jaar 1291 door Graav Diederik den VIII. is gefticht, zynde vervolgens door Diederik den IX. met eenige inkomften van Graanen uit den Kleeffchen Molen, en Hout uit het Rykswald begiftigd (2) Deeze (1) Froue. vamNidek, Kal. van Oudh. VI. Deel, bl. 266. (2) Ib. bl. 267. N 2  tod" Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, ze Kerk heeft niets aanmerkenswaardig. — Wy zagen 'er den Lykdienst voor éénen afgeftorvenen verrichten, die vervolgens op eene plechtige wyze wierd begraaven, en wiens Kist en Graf rykelyk door de gulle hand eenes Priefters met Wywater wierd befproeid. Geduureride den Lykdienst en de daar op volgende begraaffenis, wierden 'er twee Klokken geluid, waar door het Torentje waar die in hingen, zo fterk aan het fchudden raakte, dat men 'er aan gewoon moet zyn, om niet te vreezen, dat het van boven neer zal komen buitelen. Der Kapucynen Klooster, hetwelk op deSteekbaan ftaat, tegens over de Munt, is in het jaar 1652, met goedkeuring van Fredrik Willem, Keurvorst van Brandenburg, gefticht (1). — Nog is 'er een Bagynen Klooster van de Augustynen Orden, de Berg Zion genaamd; waar van de Abdisfe, eene zeer leepe Zuster zo als het fcheen, met haare welbefpraakte tong ons verfcheidene Kloofter fnuifteryen, die zy op eene bevallige wyze te koop veilde , wist aan te preaken. Zie daar myn Vriend ! al het merkwaardige wat ik in de Stad Kleef hebbe gezien , en van derzelver lotgevallen en oudheden hebbe kunnen oplpooren : verwagt in eenen volgenden, de flaau- (1) Brouk. van Nidek Kab, van Otidh. VI. Deel, bl. a<57>  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 19? flaauwe fchetze van de heerlykfte Gezichten, die de Natuur in ftaat is om op te leveren. DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF. Keurvorflelyke Diergaarde. Aangenaame Wandelingen. Wildbaan. Honden hebben hier geen kwartier. Groot aantal Harten en Rhéen. Amphitheater. Fonteinen. Zuil. Tzeren Beeld. Marten Schenk. Bronhuisje. Brongasten. Gejladige afwisfeling van Vreemdelingen. Sterrenberg. Fraaije Lindeboom. Heerlyke Gezigten. Botterberg. Koperen Knop. Bdlevue. Nasfauwfche Allee. Tzeren Pylaar. Graftombe van Graav Mauritz ten eenemaalen uit yzer vervaardigd. Dennen Laan. Spitsberg. Verrukkend Schouwtoneel. Vreugdenberg. Onbepaald Gezicht. Kastelein Maywald. Logement by Robberts. Bepaaling ten aanzien van de prys der verteering. Talryk Gezelfchap aan Tafel. Muzikanten. Magere Vent. Disharmonieerend geluid. Slordige Straatdeuntjes. Slegt gekladde Figuurtjes. Onbekende Dame. Galant Heertje. Ongemeene gedienjligheid. Bal. Dames en Juffers die 'er wel uitzien. Een kwar tier uur buiten Kleef, ligt de beroemde Keurvorflelyke Diergaarde, waar in men eene meenigte van aangenaame Wandelingen aantreft. De omtrek van deeze Wildbaan bevat genoegzaam evenveel Weiland als Boschaadje. Van rondsomme is dezelve met palisfaaten zeer N * digt  198 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, digt omheir.d, en aan de Woudzyde nog daar en boven mee eenen zwaaren Beuken Haage afgeflooten. Vier Poorten verftrekken daar aan tot ingangen; en het'ftaat aan niemant vry om met losloopende Honden daar binnen te komen, men moet die met een touw aan den halsband vastgemaakt, leiden, ten welken einde tot waarfchouwing , boven ieder Poort in het Hoogdukich ftaat gefchreeven: de Honden hebben hier geen kwartier. Wy zagen in deeze Diergaarde een groot aantal Harten en Rhéen,' die 'er nog veelvuldiger zyn geweest, dewyl zo men ons berichtte in het begin des jaars 1784, door de zwaare overftrooming, meer dan honderd daar van in het water zyn gefmoord. Deeze Dieren graazen des zomers in de Weiden en Bosfchen, en wanneer het Aardryk met fneeuw bedekt, geen voedzel meer voor hun oplevert, worden zy met hooy gevoed, ten welken einde in 't Bofch verfcheidene Stallingen met Kribben zyn vervaardigd. Het Amphitheater tegens een Berg aan liggende, voldeed my niet, fchoon men het my als een voortreffelyk ftuk der Bouwkunde had aangepreezen. Niets van dat grootfche wordt 'er na myne gedachten in gevonden, het welk op het eerfte gezicht treft, of van dat fchoone, 'twelk een ieder die maar eenige fmaak heeft, aandoet: verre  Dusfeldorp. Keulen tot Bon, enz. 199 verre zelvs hier van, vertoond het zich op zekeren afftand popachtig, en wordt daar by iober onderhouden, zo wel als de Fonteinen en de Naald of Zuil, waar op een groot yzeren Beeld is geplaatst, het welk men my verzekerde hetafbeeldzel van den zo ongelukkig verdronkenen. Veldheer Marten Schenk te zyn (1). Het Bronhuisje ik ook niet veel, en de Brongasten zeide men ons doorgaans in een gering getal te zyn, niet tegenftaande de bekende kun- dig- (1) Dit ongeluk trof hem in Oogstmaand desjaars 1589, ter gelegenheid van eenen mislukten aanflag op Nymegen, welke door den vyand ontdekt zynde, dien Overfte met du zynen vlugtende, de rampfpoed bejegende, dat het Vaartuig waar op hy flapte om aan de andere zyde van de Waal over te fteeken, al te zeer met Volk overlaaden zynde, om floeg, waar door hy die zwaar gewapend was, in 't water gevallen zynde, terftond naar den grond zonk. Die van Nymegen vonden naderhand zyn Lyk, waar van zy 't hoofd en de vier deelen op en omtrent de St. Anthonis Poort ten toon ftelden. De Spaanfche Gouverneur Varrabon, deed egter de ftukken kort hier na in eene Kist bewaaren, die Prins Maurits twee jaaren laater, na 't overgaan der Stad, eerlyk begraaven liet. Marten Schenk die van de Spaanfche zyde tot deStaatfche was overgegaan, is van de laagfte Krygsdienften, tot de waardigheid van Veldoverfte opgeklommen; en men getuigt van hem, dat het hem nimmer aan moed, fomtyds aan beleid en voorzigtigheid mangelde. Wagen. Vad. Hifi. VIII. Deel, %l. .308. N 4  200 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel. digheid van den Bron Medicus Profesfor Schutte, en de goede werkingen die veelen aan deeze mineraale Wateren toefchryven, byzonder in zïektens die uit fchorbuit, jigt, gal, verftopping der ingewanden, en verzwakking der zenuwen, voortvloeijen. Met dat al, is bier eene geftadige afwisfeling van Vreemdelingen, door de aangenaamheid der plaatze uitgelokt. Geen wonder dan ook, dat de peinzende Staatsman, diepdenkende Geleerde, en nyvere Koopman, hier geduurende eenige dagen hun verblyf komen houden, ten einde eene frisfche lucht ademende , hunne vermoeide hersfenen rust te verfchaffen, door zich met niets anders te bemoeijen, dan met het befchouwen van verrukkende Gezichten, het wandelen en ryden in aangenaame Oorden, waar de Natuur als 't ware op elk oogenblik iets nieuws aan het befpiegelende oog aanbied, als mede door het genot van andere onzondige uitfpanningen, die men hier in meenigte aantreft, om zo te fpreeken, eenen nieuwen voorraad van lust op te doen, om vervolgens met eenen verdubbelden iever, ieder zyne taak weder op te vatten. De Berg tegens wiens voetftuk het Amphitheater ftaat, en doorgaans den naam van Sterrenierg draagt, doch door Brouer. van Nidek (i) de (l) Kab. van Oudlu VI. Deel, bl. 277.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 201 de Springberg wordt genoemd, en-die de hoogfre van het gantfche Gewest is, heeft op deszei vs kruin eenen fraaijen Lindeboom, dierondsomme van Zitbanken is voorzien. Van deezen Berg heeft men. de uitmuntendile Gezichten die men zich kan verbeelden. De Stad Kleef fchoon op drie Bergen gelegen, duikt als 't ware in de laagte weg; meer dan twaalf bemuurde Steden worden 'er in 't verfchiet, de eene nader by, de andere verder af gelegen gezien, terwyl het oog zich ten zelvden tyde verlustigt met de Schepen te befchouwen, die langs den kronkelenden Rhyn en Waal heen en weer vaaren; en verders de heerlykfle Landsdouwen, die met Dorpen, Gehuchten , Beekjes , Bofchjes , Korenlanden, Bergen en Valeyen bezaaid zynde, ééne natuurlyke Landkaart aan het gezicht aanbieden. Naby deezen Berg liggen nog twee anderen, van waar men insgelyks fraaije uitzichten heeft, en die de naamen van Botte-rberg en Koperenknop dragen. De Nasfauwfche Poort uitgaande, ontmoet men aan de linkerhand het fchoone en vermaaklyke Bellevue, welk Lusthuis tot een buiten verblyf aan den Heer Baron van Spaan verftrekt; hier zyn veele vermaakelyke wandelwegen, benevens een Belvidere, dat verrukkelyke gezichten aanbied. Een weinig voorwaarts is de N 5 Nas-  202 Reizê langs den Neder Rhyn over Wezel, Nasfauv.fc.he Allee, zynde eene fchoone wandeldreef met Lindeboomen beplant; deeze Laan ten einde zynde, ziet men aan de regterhand eenen yzeren Pylaar, van onderen met vier dergelykc zittingen voorzien ï men berichtte ons, dat op het bovenfte gedeelte van dien Pylaar, een fraay gewerkt Cupido-beeld had geftaan, door de Franfchen, moetwillig daar afgefchooten en vernield. 1 Niet verre hier van daan , en na by den weg, ftaat eene halfmaanswyzegemetzelde muur, met een hek gefloten, het welk voor deezen, met allerhande oude Romeinfche fteenen Beelden, Incriptien, Urna's, Graflampen enz. is verfierd; welke oude gedenkilukken met eene onbegrypelyke forgvuldigheid door Graav Maurits van Nassauw in eene lange reeks van jaaren zyn verzameld. Veelen daar van had hy van Kanten bekomen, en ook eenigen in eenen zekeren kelder op het Slot te Kleef gevonden, dan tegenswoordig zyn die geheel en al verwaarloosd , en daar wordt genoegzaam de hand niet meer aan gehouden (ï> In 't midden van dit Halfrond, is eene verhevene Graftombe opgericht, ten eenemaalen uit aan malkanderen gefchroefde yzeren plaatcnbeftaande,met deStamwapenenvan het Nasfauwfch Gedacht daarin gegooten. Hier heeft het Rif van Graav Mau- r1ts (i)Brouer. vak Nidek, Kti.van Oudh. VI. Deel. bl. 272.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 203 rits geduurende zes maanden in gerust, doch is vervolgens naar Siegen gevoerd, en aldaar by zyne Voorouders in den Vorftelyken Grafkelder geplaatst, — Ter^zyde van dit Halfrond, klimt men zagtjes langs eene Dennen Laan tot op de kruin van den Spitsberg, welke ook van alle kanten verrukkende gezichten oplevert. Niet verre van hier , vertoont zich eene foort van Amphitheater, of om my beter uit te drukken , een door de wyze hand des Scheppers gewrocht Schouwtoneel, het welk zich voorby den zogenaamden Vreugdenberg , achter Berg en Dal, zynde de naam van het befchreevene Halfronde Metzelwerk, en dus meer dan een half uur ver uitftrekt. Dit is met trotfche Eiken, Beuken en Elfen beplant, ook worden hier veelerleye foorten van Heefters, en ontelbaare verfcheidenheden van Kruidgewasfen gevonden. Van dit groene Schouwtoneel heeft men een onbepaald gezicht, en ziet uuren ver eene verrukkend fchoone mengeling, van Steden, Dorpen, Korenryke Velden, fnel voortrollende Waterftroomen; en, in 't verfchiet, Bergen die zo verre zyn afgelegen, dat zy zich flegts als blaauwe dikke wolken vertoonen. Geen wonder dus, dat de dichtlievende Langendyk dit pronkjuweel der Natuur voor oogen hebbende,'eraldus van heeft gezongen. Zie  204 Reize langs den Neder RJiyn over Wezel, Zie gints (een wonder der Natuur, Voor vreemdeling en Nagebuur) Die halven Schouwburg voor uw oogen. De Stad, het blinkende Kafteel, Verfiert met menig Lustprieel, Houd alle zinnen opgetogen. De zand, konyn en vreugden Berg, Voorzien van wild, dat vlug en erg, In 't groen den Jager zoekt te ontduiken, En voor den fnellen Haazewind, Geen fchuilplaats in de vlakte vind, Vlugt onder kreupelbofch en ftruiken. De Tuinen langs den waterkant, Met Boomen ryk van vrugt beplant, En aangenaame Waterbeeken; Dit alles trekt den Geest om hoog, Op 't zien van deezen wonderhoog, Om God te looven en te fmeeken. Wy hadden onzen intrek genoomen in de Diergaarde by den Kaftelein Maywald, op wiens eerfte ontmoeting, wy ons den wandelaar op de belle promenade in het Baggeren Klooster te Nuys vertegenswoordigden, dewyl dit paar Menfchen wonder veel van wezen en houding na malkanderen gelykt. Wy waren zeer te vreeden in dit verblyf , en men weet hier zo wel als in het andere Logement by Robberts , tot een duit toe, wat men verteert; tot dien einde, hangt 'er bezyden de kamerdeur van binnen, eene gedrukte Koning- ly-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 205 iyke Ordonnantie, waar op de prys van alles tot de minfte beuzeling toe , aangetekend ftaat, en de Kafteleins mogen niets boven die bepaaling vraagen. •s Middags zo wel als 's avonds was 'er een talryk gezelfchap aan tafel, en in eene kamer naast het eetvertrek, plaatften zich, toen het nagerecht opgezet was, eenige Muzikanten, die de aanzittende Gallen door het geluid hunner Speeltuigen trachtten te vervrolyken, en tot eene milde gifte aan te fpooren. Deeze knaapen hun concert geëindigd hebbende, en na dat alvorens door eene uit het midden van hun afgezonden, de giften in eene hoed waren ingezameld, trad 'er op den eerften middag dat wy aan die tafel fpysden, eene magere Vent binnen , die zeer fober in het habyt was, en zich als gek hield. Hy was van eene Harp voorzien, die hy ongemeen fchraal behandelde , en welk disharmonieerend geluid gepaard ging met flordige Straatdeuntjes, die door eene roeftige keel wierden gezongen. De Kerel bemerkende dat ons dit muzyk verveelde , maakte een einde van fpeelen en Kingen; en haalde eene bemorfte portefeuilleukzyn zak, voorzien met flegt gekladde figuurtjes, die op eene zeer indecente wyze waren uitgedofcht. Een Heer van het gezelfchap, die zekerlyk dagt zich wonder wel uit te floven, bemerkende dat eene  zo6 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, eene aan ons onbekende doch zeer welleevende Dame, die naast hem aan tafel zat, en die wy vernamen in 's Hertogenbofch te woonen, eenige begeerte liet blyken, om die todden waarvan zy voor zeker den inhoud niet wist, te zien, maakte 'er zich fpoedig met eenen on'gemeenen yver, meester van, en bood haar die op eene bevallige wyze aan; dan de Dame had 'er naauwelyks de oogen opgeflagen, of zy gaf die zonder een woord, te fpreeken aan het Galante Heertje te rug, en beantwoordde dus op eene verftandige wyze, deeze ongemeene gedienftigheid. 's Avonds wierd 'er in ons Loge¬ ment een Bal gegeeven, waar op tout le beau monde van Kleef verfcheen; hier bevonden zich verfcheidene leevendige Dames en Juffers onder , die 'er wel uitzagen en zeer vlug op eene bevallige wyze danften. VIERENTWINTIGSTE BRIEF. Kraanenburg. Kraanvogels. Bruidfchat. Privilegie. Onderpand. Parweis. Hooge Watervloeden. Bouwen Veeboer. Vermaard Kruisbeeld. Wonderdaadige ontdekking daar van. De eene zyn opkomst is de andere zyn ondergang. Nymegen. Schoone Gierbrug. Kostbaare weg. Arnhem. Klarenbeek. Voortreffelyke wandelingen. Wellen van leevendig wa-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz.- 207 water. Roofendaal eene vrye Heerlykheid, Hertogin Eleonoor. Bronkhorften en Heekerens. Asfueer Jan Baron Tork. Luisterryke Tuinen. Fonteinen. Cascaden. Grotwerken. Vyvers. Wyd uitgeftrekt Bofch, Zamenwerking van Natuur en Komt. Koningsberg. De Dood op de jagt. Treffend fchoone gezichten. Middagten. Redevoort. Dieren. Plantagien. Reliquie. Blaauw zyden Japon. Chinesfche Kist. Kommanderye van ■ Duitjche Ridders. Gelderfche Toren. Zutphen. Gorfel. Te rug komst. Onderling hartelyk en vriendelyk affcheidvan de Reizigers. Na anderhalven dag met het uiterfte genoegen te Kleef doorgebragt, en 'er al het mer waardige bezigtigd tehebbem, reeden wy 's morgens mar Kraanenburg, eene kleine Stad op Kleeffchen bodem gelegen, die haaren naam verfchuldigd zoude zyn, aan de Kraanvogels, die wanneer het Kafteel wierd gebouwd, zich daar ter plaatze, zynde eene waterachtige moerasfige grond, zouden hebben opgehouden (1). Kraanenburg met deszeivsKasteel,is eertyds eenRyksleengeweest. Het wierd in 't jaar 1290, door Keizer Rudolph aan Graav Diederik den VIII. tot eene Bruidfchat gefchonken, wanneer deeze des Keizers broeders dochter ter vrouwe nam. De voornaamfte Privilegiën welke dit plaatsje bezit, heeft (1) E. Hop, Bejchr. van Klef  208 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, heeft het in denjaare 1340 van Diederik den IX. bekomen. Langen tyd was het zonder muuren , tot den tyd toe dat Graav Adolf het zelve in den jaare 1414 daar van voorzag, en het vervolgens in 1417 merkelyk verfterkte. Diederik de IX. gaf deeze Stad tot een onderpand voor den beloofden bruidfchat van zyne dochter Eringard , die hy aan Parweis Graav van Hoorn uithuwelykte. En dewyl deeze plaats en omliggende oorden, door hooge watervloeden dikwerf wierden overftroomd, en daar door Bouwen Veeboer, niet zeldzaam van hunne Kudden en Koren wierden beroofd, welke het opftuivende water verzwolg, heeft de Graav van Hoorn aldaar Dyken laaten leggen om de woede der wateren te beteugelen, en teffens tot bellier daar van, in den jaare 1343 Dykrechten laaten opftellen en doen afkondigen; zynde deeze de eerfte Dykrechten welke in deeze Landltreeken zyn bekend geweest (1). Kraanenburg is beroemd wegens zeker vermaard Kruisbeeld, dat aldaar op den tweeden Pinxterdag in ftaatige Procesfie pleegt te worden omgedragen; en waar van men verhaald vindt, dat het uit eene geconfacreerde Hostie, welke door eenen Schaapherder op Paafchdag in den jaare 1279 (i) TesscheNmakeb, Annaks Clivia tfc. Pm ji. pag, §ÏOr  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 209 1279 van den Priefter by de Communie ontvangen was, en dien hy in het Rykswald op eenen Boom tusfchen twee takken gelegd had, en die daar was in gezonken, zoude herkomftig wezen ; dat het gemelde Kruisbeeld naar verloop van agten twintig jaaren, en dus in 1308, wanneer de Boom om verre wierd gehouwen en gefpleeten , daar uit zoude gevallen zyn (1). Dit Kruisbeeld wierd eertyds voor eene der voomaamfte Heiligdommen in deeze oorden gehouden, en jaarlykfch van veele duizenden Menfchen in Bedevaarten bezogt en aangebeden; dan zedert de wonderdaadige ontdekking van het Lieve Vrouwen Beeld van Kevelaar, heeft het grootelykfch van deszelvs roem en hoogachting verlooren, en ontvangt weinig bezoek meer, dan alleen van de nabuurige Boeren en Dorpelingen. Dus leert men uit dit geval, dat het gemeene fpreekwoord, de eene zyn opkomst is de andere zyn ondergang, ook ten aanzien van Heiligen en Reliquien bewaarheid wordt. Van Kranenburg reeden wy op Nymegen, welke fraaije Stad wy flegts doortrokken, en de Waal met de fchoone Gierbrug over ftaken, rydende van daar langs eenen kostbaaren weg van grintzand, naar het welgelegen Arnhem, in wel- (1) jon. a Wahray Hift. St. CrucisCranenburgenfis. 16Ó6. O  210 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, ke Stad wy ook niet vertoefden, maar ons voortfpoededen, het fchoone Bofch behoorende tot het Heerenhuis en de Hofftede Klarenbeek geheeten, aan de rechter zyde lieten liggen, en niet lang daar na te Roofendaal kwamen. Voor en al eer ik U verflag doe van 't geen wy in de laatstgenoemde plaats zagen, zal ik nog iets ter loops van de Hofftede Klarenbeek aantekenen , waar wy niet vertoefden , om dat de meesten van ons gezelfchap dat Lusthuis reeds gezien hadden. Klarenbeek munt uit in voortreffelyke wandelwegen, met Eicken, Beuken en" Linden beplant, op fommige plaatzen zo digt begroeid, dat men eene maatige regenbuy onder derzelver lommer zonder nat te worden kan doorftaan. Langs deeze wandelwegen loopen Vyvers, in welke men verfcheidene wellen van loopend water ziet opborrelen, die , door kleine Beekjes geleid, eenen waterval maaken, en van den eenen in den anderen Vyver ftorten, deeze Vyvers zyn met Linden of met Olmen beplant. Voorts heeft men 'er Doolhoven en andere Cieraaden van natuur en konst. Van de hoogtens deezer Hofftede, die ook met Boomen bezet zyn , heeft men een fraay uitzigt over de Betuwe en naar Kleefsland. Roofendaal is eene vrye Heerlykheid die hoog en laag Rechtsgebied voert, en maar een klein uur  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 211 uur gaans ten Noordoosten van Arnhem is afgelegen. Het Slot is al voor het jaar 1318 voor een Vorflelyk Slot bekend geweest, doch het is zedert, door Hertogin Eleonoor merkelyk vergroot en verbeterd (1). Ook met Torens verfterkt, tot een Krygs-Kafteel toegerust, met muuren van meer dan veertien voeten dik voorzien , en het welk in ftaat geweest zynde, zyne vyanden in verfcheidene Oorlogen het hoofd te bieden , nogthands meermaalen is veroverd en verbrand (2). In den twist tusfchen de Bronkhorjlen en Hekerens, werd het ten eenemaalen afgebrand, doch is naderhand door Hertog Reinoud van Gulik wederom opgebouwd. Hertog Reinoud is 'er door zynen broeder Eduard eenige jaaren gevangen gehouden. In den jaare 1536 fchonk Hertog Karel van Gelder, Roofendaal aan Willem van Scherpenzeel Drost van de Veluwe, en deszelvs erfgenaamen, in wederwisfeling van den Huize Kaldenhoeve, zekere deilinge in Loenderbroek met het Holt-Richter-Ambt aldaar. Naderhand is het door huwelyk, in het adelyk Genacht van Arnhem gekomen, en verdorven op den Heere Lubbert Adolf Baron Torck als erfgenaam van Johan van Arnhem en Johanna van (1) Pontanus, Hijl. Gelr. lib. VU. pag. 266. (2) A. Matth. Amial. Tom. I. pag. 483. O 2  212 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, van Arnhem, in hun leeven Heer en Vrouw van Roofendaal; thands is bezitter van die Heerlykheid, deszelvs neef Assueer Jan Baron Torcky Heer van Voorfchoten en Petcum.— Indevoorige eeuwe is Roofendaal eerst, by het Hof van Gelderland voor eene hooge Heerlykheid erkend geworden (i); en op den vier- en twintigften van Grasmaand des jaars 1722, heeft de Landfchap eerst verklaard, van allen recht op Roofendaaly eens voor al af. te zien (2). Degrensfcheidingen , tusfchen de Heerlykheid en het Landfchap , waren al in den jaare 1694, op eenen vasten voet gefchikt (3). Van het oude Slot ziet men nog een gering overfchot, waar van het voomaamfte beftaat uit het benedenfte gedeelte van eenen ronden dikken Toren. Voor het overige is 't Gebouw meest vernieuwd, en met aanzienlyke vertrekken vermeerderd. De Tuinen zyn luifterryk, en de Fonteinen, Cascaden en Grotwerken de fraayften dien ik immer gezien hebbe, en welke na myne gedachten zelvs die van het Vorftelyke Loo overtreffen. Vyf Vyvers of Waterkommen liggen trapswyze de eene boven den an- (r) Slichtekhoest Geld. Gefch. I. Boek, bl. 114. (2) Groot Geld. Placaatb. III. Deel, bl. 393. (3) Schrassert Codex GelrcZutph. tit. Roojend. J. &, P< 431-  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 213 anderen, en bezorgen eikanderen door Vallen of Cascaden het water. By het Huis dat in het hangen van eenen Berg ftaat, heeft men een loopend water, waar door eenige Papiermolens aan 't werken raaken. Ook behoort 'er een Bofch toe, dat zich tot ver in de Veluwe uitftrekt. Om kort te gaan, Natuur en Konst, fchynen minyverig te zyn geweest wie het meeste zoude toebrengen , om Roofendaal tot een der heerlykfte Lusthuizen , en aangenaamfte verblyfplaatzen deezer Landen, te maaken. Niet verre van Roofendaal, ligt de zogenaamde Koningsberg, op welken Koning William een zeer fraay agtkantig fteenen Lusthuis, ter zyde voorzien met eene daar aan gehegte ronde Keuken, beneden een koelen Kelder, en boven een looden Plat en Koepel gefticht heeft; om by geval wanneer dezelve van het jaagen vermoeid was, wat uit te rusten: dan die Vorst heeft dit genoegen niet mogen fmaaken, dewyl alvoorens het nog volbouwd was, de Dood hem jaagde en agterhaalde (r). De gezichten die men van deeze hoogte befchouwt, zyn zo treffend fchoon, dat de Heer d'Outretn als van verwondering op het zien daar van opgetogen, zich 'er dus 0ver laat hooren. (1) Bkouer. van Nidek , Kabinet VI. Deel, bl. 214. O 3  214 R^ lanSs &m Neder Rhyn over Wezel, Wat luifterryk vertoon Doet zich hier rondsom op! welke edele gezichten! Hier zie ik Roofendaal van boven in zyn fchoonst; Daar weder Arnhem zich aan myn gezicht vertoont, En ginder Nymegen, en Eist ter halve wege, Daar Huysfen, Seventer en Kleef ook is gelegen In 't hangen van den berg: doch nader, Westervoort: De Velpfche Toren naast het uitziende oog bekoort, Dat tusfchen beiden weidt niet dan op paradyfen; En koren-velden, die dan daalen, dan weer ryzen, Als zich opligtende om van u te zyn befchouwt. Dit weergaloos gezicht my opgetogen houdt, 't Is niet dan groen en geel en wit, door een gemengelt. 't Wordt door den zilvren Rhyn doorfneeden die zich ftrengelt, En kronkelt als een flang, langs groene boorden heên , Die fteeds zyn wateren doet vloeijen naar benèen. Maar wat zie ik daar verre, op eene hoogt' gelegen ? Het is den Elterenberg en 't Kloofter, dat vlak tegen Het Kleeffche over ligt; die alom loopt in 't oog. Wat wonder ? want een Stad (of Lusthuis) dat om h00g- • , UI Is op een berg gebouwt, kan met verborgen bly- ven. &c. Onze reize voorzettende, lieten wy verfcheidene fchoone Landgoederen, ter rechter en ter linker zyde liggen, als onder anderen het Huis de  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. 215 de Middagten, Redevoort boven op eenen Berg gelegen enz., en kwamen vroeg genoeg aan het Vorftelyke Dieren, om een gedeelte der Plantagien by dat Jagthuis thands aan den Heere Erfftadhouder Willem den V. toebehorende, te doorwandelen. Ook zagen wy het Huis, waar in een aanzienlyk getal vertrekken, die meest met ouwerwetfche meubelen voorzien zyn. Men toonde ons hier eene Reliquie van eenen anderen aart, als die wy te Keulen enz. gezien hadden: dit overblyfzel der voorige eeuwe beftaat uit een Japon, die Willem de III. wanneer zich in de vermaakelyke velden om Dieren gelegen, met, het opfpooren en vangen van Wild had verlustigd, en van de jagt te huis kwam, gewoon was om zyne vermoeide lendenen te gorden; die Japon is vervaardigd uit eene donker blaauweligte zyden ftof met goude bouquetten doorweeven, van binnen met zyde watten gevoerd, en wordt bewaard in eene verlakte Chineefche Kist. Ben ik niet naauwkeurig Vriend ? ik houde in 't oog dat gy de befchryving van de kleinfte byzonderheden van my hebt gevergd. 'Er is eertyds, eene Kommanderye van Duitfche Ridders in het Buurfchap van Dieren opgericht, welke aan de Balie van Utrecht ondergefchikt is, en door de mildheid der Heeren van den Berg grooten opgang maakte. In het jaar O 4 1648  2i6 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, 1648 wierd by deeze Buurt, die tusfchen de Dorpen Spankeren en Ellekom in ligt en van ouds onder 't Graavfchap 's Heerenberg behoorde, door Willem den II Prins van Oranje deeze Lustplaats aangelegd, Deeze Vorst had op den tweeden van Herfstmaand des jaars 1647 de Kommandery goederen te Dieren van het Duitfche Huis te Utrecht gekogt(i) voor honderd zeven- en veertig duizend, Guldens (2). Dan hy heeft gering genot van dit Lusthuis gehad; dewyl men in 's Lands Gefchiedenisfen vindt aangetekend, dat hy in wynmaand des jaars 1650, zich drie weeken met jaagen aldaar verlustigd hebbende, op den zeven- en twintigften van gemelde maand vermoeid van de jagt komende, beginzels van koorts gevoelde, die hem deeden befluiten om zich des anderen daags te water naar 's Hage te doen voeren, waar hy den negen- en twintigften aan kwam; en reeds op den zesden van Slagtmaand, in den jeugdigen ouderdom van vier- en twintig jaaren aan de Kinderziekte ftierf (3). — Naderhand is Dieren door deszelvs zoon Willem den III, veel verbeterd, en met aanzienlyke gebouwen vermeerderd; ook liet hy de Tuinen rykelyk met Waterfpongen, Grotwerk en andere fraai- (1) J. SchrasserT Codex Gelr. Zutph. tit. Diere, p'. i35- (2) Tegensw. jlaat van alle Voller. XIII. Deel, bl. 514. (3j Wagen. Vad. Hifi. XII. Deel, bl. 113. en 118.  Dusfeldorp, Keulen tot Bon, enz. H7 fraaijigheden vertieren (i) 5 doch deeze zyn naderhand om.de kostbaarheid van Je onderhoud verwaarloosd, en reeds voor eenengeruimen tyd geheel en al weg genoomen. Dikwerf fchiep deeze Vorst vermaak, om in navolging van zynen vader, zich in de nabuurfchap van dit Lusthuis met de jagt te vermaaken, waar toe zich daar fchoone gelegenheid op doet; ook vond zyne Gemalinne Koninginne Maria veel genoegen in het verblyf van Dieren. Over de Heerlykheid Dieren is eene Rentemeester en eene Griffier aangefteld. Wy vertoefden 's nagts in de herberg fchuins over het Lusthuis aan den weg gelegen , reeden 's morgens vroeg voorby het oud Heeren Huis de Gelderfcke Toren of 't Huis te Spankeren geheeten, thands aan den Overysfelfchen Edelman , Gerrit Jan Baron van Rhemen tot Rhemenshuizen toebehoorende, over Zutphen naar Gorfely een Dorp omtrent een uur gaans van genoemde Stad af naar de kant van Deventer liggende, en het welk fchoon het door zich zei ven niets aanmerkenswaardigs bevat , egter by vryheidminnende Nederlanders altoos in aandenken zal blyven , doordien het aardfch overblyfzel van den waaren vriend zynes Vaderlands Jr. Jo- (i) Tegensw. Staat van alle Folk. XIII. Deel, bl. 514O 5  ar8 Reize langs den Neder Rhyn over Wezel, Johan Derk Baron van der Capellen tot den Pol in deszelvs Kerk wordt bewaard. Ons hier ververfcht hebbende, vervolgden wy onzen weg, en kwamen 's avonds omtrent zeven uuren gezond, vrolyk en buitengemeen wel te vreden over onze gedaane veertiendaagfche reize in de Stad van ons verblyf te rug; en na een harte, lyk en vriendelyk affcheid van malkanderen genomen te hebben , ging een ieder naar zyne woonplaatze , om deszelvs Huisgenooten door zyne gelukkige te rugkomst te verblyden. By  219 ByJ. A. de CHALMOT Boekverkooper te Campen is onder anderen gedrukt, en alommeby de voomaamfte Boekverkoopers te bekoomen. J.H. VERSCHUIR DisfertationesPhilologico-Exegetics, quibus Varia S. Codicis Loca illuftrantur & nova ratione explicantur. in gr. 4to. i GL 8. ft. S. H. MANGER Commentarius in Librum Prophetiarum Hofcx. in 4to. 4 Guld. J. SCHRADERI Liber Emendationum, gr. 4to. 3 GL A. YPEI Obfervationes Phyiiologics de MotuMusculorum Voluntario & Vitali, gr. 8vo. 1 Gl. Verklaaring over het Nieuwe Teftament door C. A. HEUMANN in deszelvs leeven Hoogleeraar der Godtgeleertheid, Wysgeerte, en Geleerde Gefchiedkunde, op de Hooge School te Gottingen, 9 Deelen; uit het Hoogduitfch vertaald, en met Aanteekeningen verrykt door A. STERK, Leeraar der Gemeente toegedaan de onveranderde Augsburgfche Geloofsbelydenisie te Amfteldam, in gr. Octavo a 20 Guld. 12 ft. J. ANDERSON Verhandeling over den Leevendigen Kalk, waar in derzelver verfchillende foorten werd befchreeven, den aart en hoedaanigheden daar van onderzogt; en aangetoond, op wat wyze dezelve het best zo wel tot Metzelwerk als Bemesten van Landeryen, te bereiden en te werk te ftellen in. gr. Octavo a 1 Gulden. PAULI G. F. P. N. MERULvE J. C. Manier van Procedeeren , in de Provintien van Hollandt, Zeelandt en West-Vrieslandt, belangende Civile zaaken: getrouwlyk en met neerftigheid by een vergaderd uit alle Ordonnantiën, Privilegiën, InJlruaien, Misfiven, Aften, Apostillen, enz. tot dien einde in de honderd jaaren herwaards byde Hooge  22o REGISTER VAN NIEUWE BOEKEN. ge Overheid, of van wegen dezelve uitgegeeven: alles met Civile en Canonyke Rechten, nevens der Rechtsgeleerden zo nieuwe als oude meeningen bevestigd: eerst in den jaare 1705 met veele Aanmerkingen van voornaame geoeffende Praftizyns ; en vervolgens met Aanteekeningen , de liedendaagfche Praciyk betreffende, vermeerdert door Mr. GERARD de HAAS. Mitsgaders nu op nieuw overgezien, verbetert, en confiderabel vermeerdert, door Mr. DIDERICUS LULIUS, en JOANNES van der LINDEN, Advocaaten voor de refpeclive Hoven van Juftitie in Holland. 2 Deelen in gr. 4to. 12 Guld. 4 ft. Oude Friesfehe Wetten met eene Nederduitfche vertaaling en ophelderende Aanteekeningen voorzien. Eerfte Stuk in gr. 410. 2 Guld. 8 ft. Het tweede Stuk is reeds op de pers. Landrecht van Auerisfel tho famen gebracht vnde vthtgelecht, doer MELCHIOR. WLNHOFF. Tweede druk. Met veele Taal-, Gefchied- , Oudheidkundige en Rechtsgeleerde Aanteekeningen, benevens Registers, zo van Zaaken als van Woorden, vermeerderd, door J. A. de CHALMOT. in gr. 8vo a 3 Guld. Nederlands Advysboek, inhoudende verfcheidene Confultatien en Advyfen van voornaame Rechtsgeleerden in Nederland. By een verzamelt, met korte Hoofdftukken van de Materie voor ieder Advys , en met een wydloopig Register voorzien, door Mr. IS AAK van den BERG Rechtsgeleerde. Tweede druk. Geheel verbeterd, van veelvuldige Drukveilen gezuiverd, en met notabele Advyfen vermeerdert, door J. A. D. C. 4 Deelen. in 4to a 18 Guldens. Overysfelsch Advysboek behelzende merkwaardige zo Confultatoii c als Decifoire Advyfen en Sententiën , van veele voornaame Rechtsgeleerden in Overysfel. By een verzamelt, en met de no- dige  REGISTER VAN NIEUWE BOEKEN. 221 dige Registers voorzien door Mr. L. C. H. STRUBBERG, 2 Deelen in 4to. de prys is 7 Guld. 4 ft. Het Derde Deel 't welk reeds op de Pers is, zal meerendeels beftaan uit Sententien over Preferentie en Concurrentie van het uiterfte aanbelang, en waar in buitengemeene finguliere Qjiestien voorkomen. Register der Refolutien en Placaaten van Hun Edel Mogenden de Heeren Staaten van Friesland. Beginnende met het jaar 1570 en eindigende met 1780 ingefloten. Volgens ordre van het Alphabeth. 2. Deelen in 4to. a 6 Guld. 12 ft. J. W. RACER Overysfelfche Gedenkftukken. Bevattende onder anderen de Opkomst en SamenHelling van de Provincie Overysfel; nevens verfcheidene merkwaardigheden tot nabuurige Gewesten betrekkelyk. De voomaamfte Landbrieven en oude Landrechten van Overysfel. Aangaande de Dienstbaarheid der vrye en Hoorige Ingezetenen van Overysfel. Alles door een menigte echte Stukken der Oudheid opgeheldert. 4 Deelen in gr. 8vo de prys is 7 Guld. 10 ft. Het vyfde Deel bevattende de Rechten der Steden in het Quartier van Twente, is op de Pers, Deductie voor de Heeren van de Ridderfchap van Overysfel, nopens de zaak van den Heer J. D. van der CAPELLEN tot den POL en de Drosten Dienften. Gedrukt ingevolge Refolutie Hunner Edelmogenden van den 2 Septemb. 1783, in gr. 8vo. de prys is 2 Guld. Vertoog over de algemeene Grondregels, welken by 't invoeren van Lands Schattingen zyn in agt te neemen ; met eene meer byzondere toepasfing op de gemeene middelen in Overysfel, doorMr. GERARD DUMBAR Secretaris der Stad Deventer. De Grondregels In dit werkje voorgefteld en aangedrongen, zyn: I.De Bekistingen behooren door alle de Ingezetenen van eenen ftaat op ee-  222 REGISTER VAN NIEUWE BOEKEN. eenen gelyken voet te worden gedragen. II. De wetgeevende magt behoort in 't opleggen van eene Belasting duidelyk te bepaalen, door wien, wanneer, waar en hoe veel zal betaald worden. III. Ieder Schatting moet betaald worden , op dien tyd, en op die wyze, welken het gemakkelyksszynvoor den betaaler. IV. Eene Schatting behoort zo ingerigt te worden, dat de Ingezetenen zo min mogelyk betaalen boven het gene, welk 's Lands kasfe werkelyk geniet. V. Eene Schatting behoort niet te ftrekken, om den voortbrengenden arbeid der ingezetenen, en zo min mogelyk om de rust en aangenaamheid van derzelver leeven, te verminderen. In gr. 8vo. n ft. Nog zeer weinige Exemplaaren, van het Algemeen Huishoudelyk-, Natuur-, Zedekundig- en KonstWoordenboek, vervattende veele middelen om zyn Goed te vermeerderen, en zyne Gezondheid te behouden, met verfcheide wisfe en beproefde Middelen voor een groot getal van Ziektens, en fchoone Geheimen om tot een hoogen en gelukkigen ouderdom te geraaken. Een menigte van manieren , om Lammeren , Schaapen , Koeijen , Paarden, Muil-Ezels, Hoenders, Duiven, HoningBijen, Zyde-Wormen te kweeken, voeden en geneezen, en winst te doen met die Dieren. Een Natuurkundige Befchryving van Huishoudelyk- en Wild-Gedierte, Vogelen en Visfchen, en de middelen om dezelve te jaagen en te vangen. Een groot aantal van geheimen in den Tuinbouw, Kruidkunde , Akkerbouw, Landbouw, Wynsaarden Boomgaardbouw ; gelyk ook de kenn'isie van vreemde Gewasfen, en haare eigenaartige krachten, enz. Met de voordeden van het Distilleeren , Verwen, Zeepzieden, Styffelmaaken, Schilderen met Water- en Olie-verf; het maaken van Baaijen en Stoffen voor deeze en andere Landen ; van Turf, Steen, enz. Al het geen een bekwaame Huishoudfter dient te weeten; als het bereiden van allerleie foort van Spyzen, Dranken, Gebakken, Confituu- ren\  REGISTER VAN NIEUWE BOEKEN. 223 ren; het inmaaken van Groentens voor de Winter, enz. Om Chüfen en Kanten in 't nieuw te wasfchen, enz. Wat 'er in deSlagttyd moet verricht worden. Het bereiden van Meed, Cyder, Aallefien-Wyn, Ratafia, veelerleye foor ten van Liqueurs, enz. De middelen, waar van zich Kooplieden bedienen, om grooten Handel te dryven. Eene korte fchetze van de meeste Konften, Weeten. fchappen en Handwerken. Voorts alles, wat Handwerkslieden, Tuiniers, Wyngaar denier s, Kooplieden, Winkeliers, Bankiers, Commisfarisfen, Overheden, Officiers van 't Gerecht, Edellieden, Geestelyken, en andere Lieden van aanzien, in de eerfte Bedieningen doen moeten , om zich welvaarende te maaken. Door M. NOEL CHOMEL. Tweede Druk geheel verbetert, en meer als de helft vermeerdert door J. A. de CHALMOT, enz. Zeven Deelen, verryktmetKunstplaaten in gr.4to. a 60 Guldens. Vm dit uitmuntend Werk is een Vervolg op de Pers. Volkomen Neerlandsch KOOKKUNDIG WOORDENBOEK voorgefteld in de Friefche Keukenmeid en verftandige Huishoudfter, kerende op een eenvoudige , duidelyke, en teffens fmaakelyke wyze , het bereiden van allerlei fpyzen zo wel in de Vasten als op andere tyden. Het braaden, ftooven en kooken van de verfcheidene foorten van Vleefch, Gevogelte, Vifch en Groentens; Soepen, Meelfpyzen, Pajleyen, Taarten en ander Gebak; voorts Confituuren, Banket enz. Wat'er in de Slagttyd moet gedaan werden; het zouten, pekelen en rooken van Vleefch en Spek; het maaken van Rolpens en allerlei foort van Worsten; het droogen en inleggen van-veelerlei Groentens enVrugten voor de Winter. Nog om een menigte aangenaame Dranken en Liqueurs te vervaardigen. Beproefde Voorfchriften om Aalbefienwyn, Cyder of Appeldrank, Meede, enz. te bereiden. Middelen om Bier langen tyd goed te bewaaren, en het zuurge worden e en vuilfmaakende te verhelpen. De Boter 's Winters fmeudig te hebben, en de fterk.  224 REGISTER VAN NIEUWE BOEKEN. fterkfmaakende te verbeteren. Eindelyk, een beproefd middel, om roode Wyn en andere Vlakken met weinis moeite uit het Tafelgoed te krygen. Alles uit meer dan een dertigjarige ondervinding , bv een verzamelt door Mejuffrouw CATHARINA ZIERIKHOVEN. Twee Deelen in 8vo a i Gl. 8 ft. HUISMANS HANDBOEK voorgefteld in den fnefchen Stalmeester en Koeijen-Docter. Waar m de onderfcheiden Rasfen der Paarden werdbefchieeven, de hoedaanigheden aangetoond die in een loed Paard vereifcht werden. Hoe de Veulens te behandelen en op te pasfen, en Hengften tot Ruinen te maaken. Van 'de Leeftyd der Paarden , SSelver ouderdom te leeren kennen, en wat men bv '£ kooPen van Paarden d^ U\fg * neemen om niet bedroegen te worden. Van de Dektvd der Paarden en derzelver Stoeteryen. Van STWederen, Onderhouden, Schoonlikkenen Beflaan der Paarden. Een naauwkeunge befchryS van de Ziektens der Paarden, benevens de beste hulpmiddelen daar voor, waar by gcvoegt is eene uitmuntende Verhandeling óver het KrebieS, benevens de oorfprong van dit ongemak , en de middelen om het te geneezen; msgelyks over dSi Droes. Van de Gang, Stap , Draf, Gafop en Telgang enz. der Paarden.; Van het Paar. dervden der Dames, en over den invloed van het Sdrvden op de gezondheid. Van het nut en gebra kdli Paarden en derzelver deelen enz. Nog eene vo komene befchryving van de ziektens en oT/e Jakken van het Rundvee, en de beste nudSelen om die te helpen en te verbeteren Eindelvk eene volleedige Verhandeling van de DolleÈndZekte, benevens onfeilbaare middelen om Se te eeneezen. Tot nut en gebruik van alle LandHeden d"efRundvee en Paarden houden, PaardeknoDers Koetziers, Stalmeefters, Pikeurs, Hengn ffievs Voerlieden , en alle de zodaanigen Jfeeenfg 'bltTekking tot Paarden, en Rundvee hebbed uit een veeljaarige ondervinding zamengefteld door J. W. in 8vo a 14 ft-