D E O NT D £ K K ING. VAN AMERICA, geschikt ter AANGENAAME en NUTTIGE LEÈZÏNÖ Y o o tl KINDEREN" Z N JONGE LIEDEN, door J. H. C A M P E. . eerste deel. Te AMSTERDA M, By de Weduwe J. D O L L, MDCCLXXXU   Cm) OVER HET OOGMERK VAN DIT BOEK. JEenige jmren gejeeden vormde ik een ontwerp tot eene verzameling van Boeken , welke den kindfchen en jeugdigen ouderdom , op eene aangenaame en nutte wijze , konden onderhouden; dewyl ik befpeurde , dat het ons nog volftrektelyk ontbrak aan eene -verzameling van diergelyke Schriften, welke voor eiken tydkring der kindschheid en der jeugd ge* 2 fchik*  ( iv ) fchikf waren. Hierby kwam 't voornaamelyk aan op eene kenze , wel ftrookende met die bedoeling, en op eene juiste afmeeling der trappen, zowel ten opzichte van de ftofFen," als van den eigen en gepasten toon, op dat hetjongvernuft, naar maate van elks ouderdem, in het leezen deezer boeken voedfel en vermaak mogt vinden. Deeze keuze en afmeeting der trappen meende ik te treffen , wanneer ik eerst myn kleine Kinder-Bibliotheek, en vervolgens Robinfon Crufot den jongen, te Voorfchyn deed komen. Maar Robinfow was gefchikt tot een voorlooper van Ka* iumbus, Kortes en Pizarro. Das zyn zodanige Kinderen, welke de twee eerfte werken hebben geleezen, of hooren leezen, juist die geenen, welken ïk my, by het opftellen van dit boek, als myne Leezers heb voorgefteld. Hierom onderftelde ik dan ook by hen juist die maate van denkbeelden » welke in  (v) fn de eerstgemelde wierden medegedeeld, ef die ten minsten hielpen ontwikkelen ; en waar Robinfon de jonge in deeze mededeeling en ontwikkeling ophield , aldaar begint Kolumbus weder. Ook is ds verhaalende toon, om die reden, in dit boek eenige toonen hooger geftemd , dan in Robinfon plaats kon hebben. En waartoe zal dan nu dit laatfte boek myne jonge Leezers voorbereiden? Vooreerst tot Kortes en Pizarro; maar vervolgens tot eene leezing , welke my onder alle Schriften , om jongelingen te onderhouden, zeer verre de nuttigfte fchynt te weezen — tot de leezing van reisbefchryvingen, welke in diervoegen opgefteld zyn, dat zy aan de bedoeling beantwoorden , dat is , van zodanigen — die wy nog niet bezitten. Aan het vervaardigen van zodanig eene verzameling van reisbefcliryvingen, waarby niet meerder denkbeelden van aard* 3 . ryks-  ( VI ) ïyks-kunde , waereld-kunde , gefchiedkunde en andere weetenfchappen onderfteld worden, dan men by jonge lieden, die de genoemde werken zullen geleezen, en daarby het gewoon ondérwys der Schooien genooten hebben, onderftellen kan , denk ik, eenige jaar^n achtereen, die ouren toetewyden, welke my van de pligten myns beroeps ter uitfpanning zullen overfchieten. En ik geloof, dat ik deeze uuren, welke my zo fpaarzaam worden toegemeeten, niet ligt aan nuttiger bezigheden zou kunnen beileeden. Want, indien 'er eigenlyk , in den ftriktften zin, iets gefchikt is, om het jeugdig brein te vervrolyken ; om zyne waereld- en menfchen-kennis op eene gemakkelyke en aangenaame wyze uittebreiden; om de zucht tot romaneske uitzichten in de toekomende dagen, en allerlei Arkadifche droómen, .waartoe zo veele andere boeken naar de mode hem uit-  ( v« ) uitlokken, te verzwakken; om hemvroeg-tydig eene heilzaame walging van al liet beuzelende, oppronkende, vertederende geklap der gemelde modeboeken, welke van tyd tot tyd en ligchaam en ziel bederven , te gelyk met eenen wenfchelyken imaak, voor alle ernstiger en nuttiger onderhoud inteboezemen : het zyn gewisfelyk zodanige Reisbefchryvïngen , by welker vervaardiging men zowel, met opzicht tot de zaaken, als ook tot de fchryfwyze alleen, deezen jeugdelyken ouderdom onverzettelyk heeft in het oog gehad. Dit is dan myn ontwerp, en dit boek daartoe eene noodzakelyke voorbereiding. En nu ziet men ook, waarom ik heb goedgevonden deeze gefchiedenis wederom in den vorm van faamenfpraaken op« teftellen ; en waarom, aan den anderen kant, voor ditmaal de tusfchen- gefprekken minder in getal zyn, dan in Robinfon. Ik wierd by het mondeling verhaal * 4 in  C VÏII ) in den kring van myne voedfterlïngen, waarvan dit gefchreeven weder een getrouwe Copy is, thans minder geftoord', dewyl deeze kindejen niet zo dikwerf iets voorkwam, 't geen voor hen eene nadere opheldering zou noodig gehad hebben. Dewyl de vdornaamfte bronnen, waaruit de gefchiedenis, welke ik hier*verhaal', gefcheptis, algemeen bekend zyn, acht ik het overtollig, dezelven hier op tegeeven. Dat ik echter niet blind, en 20 als het viel, maar met eene wikkende keuze, nu uit deeze, dan uit eene andere bron heb gefchept, naar maate my de eene zuivere* voorkwam dan de andere, zullen des kundigen van zelve ontdekken. In onzekere gevallen , waar ik geene andere gronden ter beflisfing yoor my had, heb ik zekeren Sehryrer (*) de zaak (*) koeertson, in zyn gifclmden\$ vcm America.  ( ix ) zaak laaten voldingen, welke nog onlangs de bronnen deezer gefchiedenis met eene Eritfche fcherpzinnigheid en eene Duitrche naarstigheid heeft opgedolven. En even» wel lieb ik ook nog gelegenheid gehad, om by hem deeze en geene onnaanwkeurigheden in het klein te verbeeteran. Moer dan eens heb ik deeze grondftelling geöppert, dat een opvoeder de gebrekkige zyden van lfet menschdom aan de kinderen niet met opzet ontdekken , maar dezelven, zo veel als mogelyk is, voor hen verbergen moet, om niet deeze gevaarlyke gedachte in hen te verwekken: „ zyn andere menfchen met zo veele „ dwaasheden en ondeugden bezet: hoe „ kan men dan van my begeeren, dat ik „ alleen hiervan eene uitzondering zal „ weezen?" Nu zou misfchien de een of ander van het opperen deezer grondftelling aanleiding kunnen neemen, my te befchuldigen , dat ik in dit boek van * 5 myn  myn eigen grondbeginfel was afgeweeken , dewyl de gefchiedenis , welke ik daarin heb ten toon gefteld, zo vruchtbaar is aan onrechtvaardigheden , gniteryen en onmenfchelyke bedryven. Maar ïk antwoord': Vooreerst is dit niet gefchikt vaor kleine kinderen, maar voor dezulken, die welhaast jongelingen zullen worden, of ook den ouderdom der jongelingen reeds bereikt hebben. Ten tweeden hebben zy, die my op deeze wy- ' ze zullen befchuldigen , onbetwistbaar vergeeten, dat ik by de aanpryzing van die grondflelling nog dit voegde : dat men by den toeneemenden ouderdom der kinderen , en wanneer de tyd nadert, dat zy zelf in de waereld zullen treeden , hen zekerlyk, hoewel met alle omzichtigheid, van tyd tot tyd ook de heerfchende ondeugden en dwaasheden der menfchen moest ontdekken, opdat zyniet, wanneer zy aan den eenen kant, zich in hunne  ne verbeelding van overal Engelen te zullen ontmoeten, mogten bedrogen vinden, zy aan den anderen kant in het oordeel over hunne medemenfchen niet mogten uitfpatten , en hen allen zonder onderfcheid voor Duivels aanzien. Ten derden maakt het geenszins denzelfden indruk op het gemoed van een kind , wanneer het hoort, dat desze of geene kwaade menfchen, voor zo en zo veele eeuwen, hebben geleefd; en wanneer het hoort, dat 'er thans nog onder zyne tydgenooten zo veele dwaaze en ondeugende menfchen zyn. Eindelijk komt bet ook hier, gelyk by elk ander onderwys, voornaamelyk aan op het kleed , waarin hetzelve is uitgedoscht , waardoor veeltyds hetzelfde voorftel nu als met de bedoeling ftrookende, en dan weder als volitrekt met dezelve ftrydende , kan ingericht worden, naar maate men den aanleg verkiest. Ik vlei my inmiddels > dat de leiding  ( XII ) ding, die ik gekoozen heb, zo wel als de manier van voorftelling deezer gebeurtenis fen, door ervaaren opvoeders,'overeenkomftig met het oogmerk zal geoordeeld worden. Op de vraag : of dit boek gedrukt zou Worden? heeft het Publiek geantwoord op eene wyze , welke my niet weinig eer heeft aangedaan. Ik ben getroffen over het vertrouwen, 't walk men my daardoor heeft beweezen , en Ik weusch, dat myn werk volkomen mooge beantwoorden aan de verwachting van alle de geenen, die 'er op hebben gelieven inteteekenen. Het aanzienelyk getal daarvan ftelt my in ftaat, om elke onrechtvaardige toeleg van roofzieke nadrukkers te kunnen verydelen. Duizend Exemjlaaren op druk-papier liggen gereed, om op zodanig een plaats, alwaar het een boekroover mogt waagen, dit eigendom yan eenen anderen aantetasten, als fcheur- pa-  ( 3CIIÏ ) papier verkocht te worden. Daarenboven zal het overfchot van deeze uitgaave, op fchryfpapier, niet langer kunnen ftrekken , dan tot de naaste Michaëlis-mis, zo dat de nadrukker, indien hy verftandig is, ook om die reden van zyne onrechtvaardige begeerte voor ditmaal zal moeten afzien. Nog heb ik het genoegen, de zodanigen, welke met my het verbaazend gebrek van goede Franfche boeken voor de kinderen kennen, te berichten, dat dit werk thans in Parys zelf vertaald wordt, en wel van een man, wiens naam alleen genoeg is, om borg te zyn voor de waardy van zynen arbeid. Myne Leezera hebben het zeer wel geraaden ; Het is de Heer punker , die deezen taak ten dienste onzer jeugd zal op zich neemen. Aan deeze overzetting wordt thans gewerkt, en ik bied' my aan, om aan alle ie Heeren Inteekenaaren > die zich des- we-  < XIV ) wegens by my gelieven aan te melden, dezelve voor den intekeningsprys van het Oorfprongkelyke te bezorgen. Voor het overige zal men van zelve ook by dit werk wel kunnen ontdekken, dat ik by het opftellen van hetzelve wederom de voor my zo gewigtige bedoeling heb gehad , om niet alleen het verftand van myne jonge Leezers, door «uttige en aangenaams kundigheden, te verlichton , maar voornaamelyk ook hunne harten optewekken, tot oenen innigen eerlied voor God, tot alle bevallige gezellige deugden, tot eenen mannelyken moed, die pal Haat tegen alle moeijelykheden en droefenlsfen van het menfchelyke leven, en tot eene werkzaame zucht tot het verrichten van menschlievende , en algemeen-nuttige bedryven. Behaagt het God , mynen arbeid zodanig te begunstigen , dat ik deeze bedoeling eenigszias mag bereiken, dan heb ik reeds het  (xv ) het aangenaamfte en wenfchelykfte 'loon van myne geringe pogingen ingeöogst, en kan alle andere n»et blydfchap afzien.   L K O L U M B U S.   Cs) KOLUMBU& EERSTE GESPREK. Klaas, (de overigen roepende) godlieb! christiaan ! koenraad1. jantje? fchielyk, fchielyk! chris riAAN. Wat is 'er te doen ? klaas. O fchielyk! Laaten de anderen ook komen! Vader zal ons weder wat vertellen. allen. O ! koenraad. Wil ik de anderen ook maar roepen, Vader? vader. Ja, gaa uwe gang. jantje. Loop, wat gy loopen kunt! christiaan. (tegen klaas.) Wat zal * Vader ons dan nu weêr vertellen? klaas. Ja, dat weet nog geen menschS Maar ik geloof vast, dat het weder mik eene gefchiedenis zal zyn, als die van r o e i n s o n. chris ti a-a n, (al huppelende) O dat zouA i . vader. —^ Dewyl nu koiümebs te Lisbon was, verwierven zyne kundigheden en bekwaamheden hem welhaast de vriendfchap van veele zeelieden van verdiensten, in wier gezelfchap dikwerf gefprooken wierd van het ontwerp, 't geen men gevormd had ter ontdekking van eenen weg, langs welken men geheel ter zee tot naarOostïndië zoude kunnen vaaren, dirk. Maar langs welken weg waren zy 'er dan tot dus verre gekomen ? vader. In dien tyd waren de Venetiaanen het eenige volk het welk den Koophandel naar .«Postïndië zich geëigend had, Deeze ontvingen  gen de indiaanfche waaren over de roode e„ de middcllandfche zee. Doch beide dteze zeeën loopcn , gelyk gy weet, niet in elkander, maar zy worden gefcheiden door eene vry groote landftreek. Wanneer nu de Schepen uit Oostïndië op de roode zee tot aan deeze landftreek gekomen waren, moesten de waaren ontlaaden , en dan verder te land, of door hulp van eenigc kanaalen , in kleiner Schepen tot naar Alexandrië in Egypten toe, gevoerd worden. En van daar wierden zy dan verder gebragt op de middellandfche zee naar Venetië. Dit uit- en infeheepen, en dit overvoeren te land van de roode zee af tot Alexandrië toe, bezwaarde den koophandel naar Oostïndië zeer, en dus fcheen de ontdekking van eenen onafgebrooken weg ter zee te recht eene zaak van het grootfte belang te zyn. Nog moest 'er eene byzonderheid gebeuren, welke onzen kolomeus vooreen groot gedeelte nader tot de bedoeling bragt, waartoe hy gefchikt was. Hy huuwde naamelyk, en wel met de dochter van eenen zeekapitein, die een van de eerfte ontdekkers der eilanden Porto Santo en Madera was geweeft. kolumbus kreeg langs deezen weg de dagboeken en zee- kaa«-  O? 5 kaarten van dien ervaaren man in handen; in dewyT hy dag en nacht daarin fludeerde, wien; _yne neiging, om iets diergelyks tc onderneemen , zo wel als zyne begeerte, om die nieuwontdekte eilanden zelf tc bezoeken , van dap; tot dag onyvederftaanbaarer. Hy ging derhalven weder fcheep, deed eene reis naar Madera, alwaar hy eenigc jaaren eenen voordeebgen koophandel tlreef, terwyl hy nu de kanarifcfee eilanden , dan de kust van Africa, en vervolgens ook de azorifche eilanden bereisde. moeder. Nam hy dan zyne vrouw niet mede op deeze reizen ? vader. Ik denk van neen; om dat niet één van zyne gefchiedfehryvers van deeze omftandigheid gewag heeft gemaakt. moeder. Nu, hy mag dan ook voor ons deezen avond alleen reizen. Komt, kinderen h onze arbeid in den tuin wacht ons. lotje. O, Moeder! nu doet gy weder even zo, als by de gefchiedenis van roeins o n. Als men meent dat het eerst recht beginnen zal, roept ge ons altyd weg. godlieb. O, laat Moeder begaan, Lotje ! zy doet het immers alleenlyk, om ons tc oefenen in de onthouding: weetje niet ? ■ i. deel. B -otjï,  Cl8) t o t j e. Ja , maar allen. Aan 't werk ! Aan 't werk ! Aai *t werk! Tv/E EDE  ( 19 5 TWEEDE GESPREK, Vader. Geduurende de kleine zeereizen j welke kolumbus van de kanarifche eilanden deed, verzelde hem altyd de groote.gedachte , welke zyn onderneemende geest te Lisbon reeds had voortgebragt. „ Hoe ! dacht hy dikwerf by zich zeiven, „ zou 'er dan geen nadere weg ter vee naar de Indien zyn, dan om Africa , dien de „ Portugeezen zoeken ? Hoe! wanneer men „ van hier altyd recht tegens 't Westen, dwars ,, over den atlantifchen Oceaan zeilde, zou „ men dan eindelyk niet ook aan een land ko- men, het welk of Indië zelf, of toch aan „ Indië vast moest zyn ? Is de aarde niet rond, „ en zo ze dit is, zou dan God niet ook op „ de andere zyde van dezelve een land gefchaa„ pen hebben , waarop menfchen en andere „ fchepfels kunnen leeven ? Is 't wel waar3, fchynelyk, dat dit geheele tweede halfrond Bi „ van  (_0) 7, van de zee bedek is ? Neen, neen. Indië „ is gewisfelyk een grooterland, dandemen„ fehen geloovén , en naar alle waarfchyne„ lykheid ftrekt het zich zeer verre uit tegens „ 't Oosten naar Europa toe. Wanneer men „ derhalven maar altyd tegens 't Westen zeilde, zou men 'er gewisfelyk komen." Dit was de eerfte grond van zyn vermoeden, dat 'er op de andere zyde van de aarde ook land zyn moest. Dit was het echter niet alleen. Verfcheidene andere befpiegelingcn en waarneemingen bevestigden hem in zyn gevoelen. Daartoe behoorden nu voornaamelyk ook de volgende omftandigheden: Zeker Portugeesch Schipper was eens op de' atlantifche zee verder, dan iemand vóór hem , westwaards opgezeild; en had een zeer konstig gefneeden hout, 't welk in zee dreef, opgevifcht; en dit hout was hem door een' westenwind toegefpoeld. Hieruit maakte hy het befluit op, dat 'er naar 't westen toe ook een land zyn moest, 't geen van menfchen bewoond wierd. Vervolgens had de Schoonbroeder van k o? iumbus op eene foortgelyke vaart naar het westen, van het eiland Madera gereekend, Los-  (_I) ïnsgelyks zulk een fraai gewerkt frak hout gevonden , en ook dit was hem door een' westenwind toegebragt. Ook aan de kusten van de azorifche eilanden •—Ik mag toch onderftellen, dat het u aanftonds te binnen komt, waar deeze eilanden liggen ? ch5ishun. O ja i in de atlantifche zee, tusfehen Europa en America. Wbemt men ze niet ook Haviks-eüanden ? vader. Ja wel. Nu, aan de westlykekusten van deeze eilanden , zeg ik , had men van tyd tot tyd uitgetrokken boomen gevonden, wier foort tot dus verre nog niet bekend was geweest, en welke ook met een' westenwind aangefpoeld waren. Eindelyk — en dit maakte de zaak het allerwaarfchynelykst — wierden zelfs eens aan dezelfde kusten van de azorifche eilanden, de ligchaamen van twee menfchen door de zee uitgeworpen , die een geheel zonderling gelaat hadden, zo dat zy no.ch naar Europeaanen , noch naar menfchen uit Afic of Africa gekeken. kolumeus vergaderde alle deeze waarneemingen met alle zorgvuldigheid; overdacht dezelven dag en nacht; vergeleek daarmede de berichten uit de Indien , welke hy by oude B 3 e»  en laatcre Schryvers aantrof , en hierdoor wierd eindelyk zyn vermoeden in eene vaste overtuiging veranderd. Echter vergat hy niet, dat dwaaltn mmfchelyk is, en dat vier oogen meer kunnen zien , dan twee. Hy ftelde dus een betaamelyk wantrouwen in zyn eigen doorzicht , en raadpleegde eenen man, wiens verftand en geleerdheid in dien tyd te recht hoog gefchat wierden. Zyn naam was paci; en hy was een geneesheer in de Italiaanfche Stad Florence. Deeze doorkundige man vond de gronden van KOtuMBus ongemeen gewigtig; hy zelf deelde hem nog het een en ander naricht mede , waardoor hy in zyn vermoeden nog meer bevestigd kon worden , en moedigde hem aan, om toch zulk een groot, ontwerp hoe eerder hoe liever in 't werk te ftellen. En nu had kolumbus vastbeflootendeeze ©nderneeming ter uitvoer te brengen. Maar daartoe wierd eene uitrusting verëischt, welke zyn vermogen zeer verre te boven ging. Dus moest de zaak aan den een' of anderen Staat opgedraagen worden , om dezelve uittevoeren. En welke Staat zou nu by hem de voorkeur hebben ? Hy  (*3) Hy bedacht zich geen oogenblik, maar had terftond beflooten, om de voordeden van zyne toekomende ontdekkingen liever aan zyn vaderland, dan eenigen anderen Staat te gunnen. Tot dat einde flelde hy zyn ontwerp den Raad van Genua voor, en verzocht om de noodige onderfteuning ter uitvoering van hetzelve. Maar de Raad te Genua begreep het gewigt van zyne gronden niet, hield dien grooten man voor iemand die kasteelen in de ' lucht bouwde, en wees hem met zyne aanbieding van de hand. KotUMBus liet zich daardoor niet affchrikken. Zich van de pligten jegens zyn vaderland gekweeten hebbende, nam hy toevlucht tot Lisbon, om zyn ontwerp onder 't oog te brengen van een hof, 't welk in dien tyd meer dan eenig ander had uitgemunt in onderneemingen van dien aart. Hier wierden zyne voorflagen met de grootfte oplettendheid gehoord; maar na dat men het geheele beftek, 't geen hy dacht te volgen , van tyd tot tyd van hem had uitgelokt, maakte men zich aan de laagfte verraadery jegens hem fchuldig. Men bèfloot naamelyk, om hem de eer van de groots ontdekkingen, welke hy wilde maaB 4 ken,  ("4) ken, te ontrooven; rustte in aller yl een fchip uit, en droeg aan een' ander' Zee-Kapitein op, dat geene uittevoeren, 't welk kolumbus ontworpen had. Deeze Kapitein ging nu onder zeil. Maar dewyl hy niet bezield was door den geest en >> den moed van hem, wiens perfoon hy wilde vervangen, gaf hy , na eene korte vaart, welke hy westwaards had gedaan, alle hoop van een gelukkig gevolg op, en keerde mismoer. dig en hoopeloos weder naar Lisbon. jantje. Dat is goed. vader. Wat is goed? jantje. Dat het de domme Portugeezen toch niet gelukt is, om den armen koiumbus te bedriegen. v ader. Dit moet ons zekerlyk lief zyn; maar, Jantje! laat ons daarom niet alle de Portugeezen voor dom uitfchelden, om dat dris of vier eenvoudige Portugeefche raadslieden voor drie-honderd jaarên hunnen Koning eene flechte daad hebben aangeraaden, welke mogelyk van de geheele overige Natie verfoeid wierd. jantje. O! die heb ik ook maar alleen in 't oog. vader.  C *S ) vader. Dan hebt gy gelyk. Het was inderdaad eene laage verraadery, welke deeze menfchen jegens roiumïus pleegden. Hy was 'er ook zeer gevoelig en misnoegd over, verbet een hof, waar hy op zulk eene onwaardige wyze behandeld was, en ging nu naar Madrid. lotje, ö ! Naar Spanje ! . vader. Recht zo. ■ Maar, dewyl,hy nu vreezen moest, dat zyn voorüag ook van het Spaanfche Hof zou kunnen verworpen worden, zondt hy zynen broeder barthoiomeus, wien hy alle zyne gedachten had medegedeeld, naar Engeland, om te bepioeven, of hy ook daar misfchien niet iets voor hem kon uitvoeren. In Spanje regeerde in dien tyd ferdinand, met den bynaam de Katholyke, wiens achterdochtige en omzichtige gemoedsgefteldheid hem afkeerig maakte om iets te ohi derneemen, waarvan de uitkomst nog aan eenigen twyfel onderworpen was. Zyne gemaalin , isabelle, had wel eenen geest van meerder onderneeming , dan hy 3 maar zy hing volkomen af van den Koning, en wilde zich niet inlaaten over iets, waaraan hy zyne tocftemming weigerde. B j Hieï  Hier kwam nog ongelukkig by , dat de Koning van Spanje in dkn tyd ingewikkeld was in eenen oorlog met den Iaatftefi Koning der Mooren (*), die zyn ryk had in de Spa*nfchc Provintie Grenada. Wat kon koltmius nu onder zodanige omftandigheden va_ zulk eenen Koning verwachten? Echter wierd hy van ferdinand enisXbelle met veel achting ontvangen, en met veel oplettendheid aangehoord. — Eer men zich echter op de eene of andere wyze jegens hem uitliet , vondt men goed om zyn onty werp ter onderzoek voorteftellen aan zekere menfchen, wien het ongelukkig ontbrak aan alle de kundigheden , weÜ.e tot zulk een onderzoek veréischt wierden. Deeze maakten (*)£>« Moeren waren een volk, het tfetk uit Arahïè in het bovenfle gedeelte van Africa., en van iaar naar Spanje gtkomsn was , en het grootfk gedeelte van dit land had bemagtigd. Maar van tyd tot tyd wierden de voorige bezitters van dit land hm ti magtig ; na kngi en bloedige oorlogen wierden zy door dezdven genoodzaakt, cm Spanje weder te verhaten, en naar Africa te rug te trekken.  (*7) renden armen kolumbffs de alleröngerym4fte tegenwerpingen. De een beweerde, dat de Zee tusfchen Europa en Indië zo onmeetelyk groot was, dat men , ook by de gelukkigftc vaart, ten minnen drie jaaren noodig zoude hebben, om van Europa naar het naaste vaste land te zeilen. Een ander beriep 'er zich op, dat de aarde rond was, en meende , dat, als men tegens 't westen wilde zeilen , men altyd naar beneden zou afzakken; en zo men dan eindelyk weder wilde omkeeren, men genoodzaakt zou zyn , tegen de hoogte op te zeilen, 't geen immers nooit zou gelukken , hoe gunstig de wind ook weezen mogt. Nog anderen waren onbefchaamd genoeg, hem te vraagen: „ of hy „ zich dan alleen voor wyzer hield, dan al» „ le de millioenen menfchen , die vóór hem „ geleefd hadden ? Indien 'er werklyk aan de „ andere zyde der aarde nog een land was, of „ dit dan wel zo , veele eeuwen lang had „ kunnen verborgen blyven" ? kolumeus had alle zyne ftandvastigheid noodig, om de onkunde en trotschheid van deeze zyne Rechters te verdraagen. Nogthans verdroeg hy dezelve met eene bedaardheid, wel-  c 2»; welke verwondering verdient, en beantwoorde elke tegenwerping , hoe dwaas dezelve ook zyn mogt, met eene eerbiedige deftigheid. Maar wat baatte hem dit ? Na dat hy vyf jaaren verfpild had , om 'deeze onkundige menfchen te overtuigen, dat zyn ontwerp redelyk was, moest hy, tot zyn grootfte verdriet, ondervinden, dat men den Koning het allernadeeligst bericht daarvan had gegeeven. Hy ontving derhalven van het Hof het weigerend antwoord: „ dat men, zo lang de oorlog met de Mooren zou duuren, zich „ tot geene diergelyke onderneeming kon inm laaten Stelt u het verdriet van den armen kolumBus voor, daar hy op deeze wyze wederom ïn zyne aangenaamfte hoop was te leur gefield ! Hy was een groot man • maar allergrootst in zyne ftandvastigheid. Wel verre dat hy afgezien _ou hebben van zyne groote onderneeming, vervoegt hy zich veeleer tot twee Spaanfche Hertogen, die rykdom e k e z gaf vervolgens aan de Koningin zulk eene dringende en nadrukkelyke voorftelling , dat het tooneel daardoor eensklaps wierd veranderd, kolumbus wierd aar» het hof geroepen ; isabelle ontving hem zeer gunstig , en zyne vrienden wenschten hem reeds geluk , dat hy eindclyk zyne oogmerken zoude bereiken, toen — de vreesachtige zwaarigheden van den kleinhartigen Koning alles weder 't onderfte boven wierpen. Hy raadpleegde naamelyk wederom dezelfde mannen, die hy reeds de eerfte maal over het voorftel van kolumbus tot Rechters had benoemd; en, dewyl dsezen by hun ongunstig eordeel ovex hetzelve bleeven volharden, wilde  C 32 ) de hy volftrekt daarvan niets meer hooren, én wist ook zyne gemaalin over te haaien,' dat zy insgelyks de begonnen onderhandeling met kolumbus fchielyk weder moest afbreeken. Hier ftond nu de verkeerd befchouwde, verfmaadde, zeer gekrenkte man — ten fpot van onkundige hof-vleyërs, en een aangenaam gezicht voor laage benyders, die zyn opgrocijend geluk met fchcele oogen hadden aangezien. Hy zou onder het gevoel van het rechtvaardigst- ' misnoegen bezweken zyn, indien zyn geest niet fterker was geweest, dan alle de wederwaardigheden, waar medehy reeds zo Veele jaaren had moeten worstelen. lotje. O, Vader! zeg ons toch eerst, wat zyn dat voor fchepfels, de hof-vleyërs ? vader. Aan de hoven van Koningen en Vorsten., myn lieve Lotje ! zyn, gelyk overal, onder de goede menfchen, ook fomtyds deugnieten, die niets anders kunnen en willen doen , dan vleyen , kruipen , kwaadfpreeken , en mannen van verdiensten, die het ongeluk hebben om hunne Heeren te mishaagen, te befpotten. Deeze nietswaardige menfchen onder de hovelingen zyn de hof-vleyërs. loTjE Ha, ha! VADER.  C 33 ) Vader.' kolumbus greep op nieuws weder moed, en maakte zich gereed, om den laatften ftap te waagen 4 die hem nog fcheen overig te zyn, naamelyk naar Engeland te reizen, om den Koning van dit land een waerelddeel aantebieden, 't geen nu reeds drie Staaten op eene onbedachte wyze hadden verfmaad. Midlerwyl dat hy tot deeze reis toeftel maakte, hadden de Spanjaarden het geluk, om de Stad Granada te veroveren, en daardoor van het geheele ryk der Mooren in Spanje ten eenemaal een einde te maaken. ferdinand en isabeile waren verrukt over de gelukkige uitkomst van eenen oorlog , die hen tot Regenten van geheel Spanje maakte; en vermits het menfchelyk hart, wanneer het voor de vreugde geopend is, gemeenlyk meerder bereidvaardigheid en moed heeft tot elke goede daad, dan gewoonlyk; zo waagden het twee vrienden van kolumbus — twee edele mannen, wier naamen by de nawaereld eerwaardig moeten zyn — met deeze omftandigheid hun voordeel te doen , om aan de Koningin nog eens de nadrukkelykfte voorftellingen te doen, over het grootsch, en allerverftandigst ontwerp van hunnen vrrend, i. deel. C dirk,  (34) dirk. O! hoe waren dan de naamen van deeze twee mannen ? vader, quintanilla hiet de een, en de ander san tang elo. — Beiden fpraken met zulk eenen vuurigen yver, en wisten de gronden van kolumbus zulk een groot gewigt bytezetten, dat de Koningin en de Koning eindelyk niet langer konden wederftaan. Op het oogenblik wierd 'er ook een bode aan kolumbus afgevaardigd; en dewyl dees bevondt, dat hy reeds vertrokken was, reisde hy hem in aller yl na , achterhaalde hem gelukkiglyk , en geleidde hem, als in zegepraal, weder naar het hof van de Koningin, die.hem thans met ongeduld verwachtte, kolumeus vergat 5n dit oogenblik alle de grievende teleurftellingen in zyne hoop , welke hy tot hiertoe verdraagen had; leide de Koningin de voorwaarden voor oogen , onder welke hy deeze reis ter ontdekking wilde onderneemen ; en dewyl dezelven goedgekeurd wierden, zag hy eindelyk met verrukking het doel van zynen aangenaamften en vuurigften wensen bereikt. allen. (Al huppelende en met eene blyde deelneeming.) O ! dat is kostelyk, dat is heer-  (35) heerlyk, dat zyne hoop nu eindelyk toch een? vervuld wordt! karei. Reisde hy dan aanftonds weg? vader. Dit zult gy morgen hooren. allen. O ! Morgen! G a ©£RD£  C36-) DERDE GESPREK, Pi et er. O fchielyk, Vaderlief! laat koi u m b u s toch maar eerst onder zeil gaan ! Anders zoude 'er nog wel weêr wat tusfchen beiden kunnen komen. vader. Hebt maar geen zorg: de zaak is _iu eenmaal zo vast beflooten, dat zy voor deeze leis niet ligt weder zal veranderd worden. ioiuwbus heeft reeds het papier met 'sKonings onderteekening in handen. Hier in wordt hem onder anderen beloofd, dat hy, en geen ander, in de landen , welke hy ontdekken zal, Onderkoning worden, en deeze waardigheid op zyne kinderen en kinds-kinderen voortplanten zal; vervolgens, dat men hem en zynen nakomelingen ten eeuwigen dage het tiende deel toeftaat van 't geen deeze landen , die door hem ontdekt zullen worden, jaarlyks aan de Kroon van Spanje zullen opleeveren. — mat-  C 37 ) maithïs, Wat weêrgaê! dan kon hy immers zeer.ryk worden. johannes. Daarvoor heeft hy ook eerst genoeg moeten uitftaan. vader. Ja, zekeiiyk heeft hy dat. Nu wierd de uitrusting van die Schepen, waarmede hy zoude uitloopen, met den grootften yver voortgezet. Maar dit waren zulke kleine en flecht gebouwde vaartuigen, dat, behalven kolumbus, niet ligt een ander mensch het zou hebben durven waagen, zich daarmede op eenen grooten, tot dus verre nog geheel onbekenden Oceaan te begeeven , waarvan men de gevaarlyke plaatfen nog op geen kaart kon zien. Het ééne van deeze Schepen, 't geen hy zelf zoude beklimmen, voerde den naam van Santa Maria; het tweede wierd de Pinta, en het derde de Nigna genoemd. De twee laatften waren niet veel aanzicnelyker dan groote booten. Dit kleine vlootje wierd nu voor twaalf maanden , en voor negentig man. van levensmiddelen voorzien: want meer manfchap had k oï. u m e u s niet by zich, die hem op deezen gevaarlyken togt zoude verzeilen. Alle de kosten van deeze uitrusting bedroegen niet meer C 3 dan  ( 3» ) dan ruim drie-en veertig duizend guldens; eene fom , welke het Spaanfche Hof zo ontzagchelyk groot voorkwam , dat misfehien de geheele onderneeming alleenlyk hierom zoude ïn duigen geraakt zyn, indien kolumbus zich niet verpligt had, om het agtlie gedeelte van dezelve uit zyn eigen vermogen te zullen opfchieten. Maar daarvoor had hy ook het agtfte gedeelte van de winst bedongen, welke deeze zeereis zou opbrengen. Hendrik. Was dan het Spaanfche Hof in dien tyd zo arm, dat het zulk een kleine fora niet eens kon byëenbrengen ? vader. Eer dat America en de weg naar Oostïndië ontdekt waren, en eer men dus uit deeze ryke landen zo veel gouds en zilvers in Europa had gebragt, als in 't vervolg van tyd gefchied is; waren vyf guldens meer, dan nu honderd , dewyl men dezelven met meer moeite moest verwerven, en 'er meer voor kon koopen. Wanneer gy nu hierby nog in aanmerking neemt, dat de Spaanfche Schatkamer door den langduurigen , nu eerst geëindigden oorlog met de Mooren, geheel was uitgeput; zul: gy deeze omftandigheid gcmakkelyk kunnen begrypen, ——— Nu,  ( 39 ) Nu, kinderen! maakt u dan gereed, om onzen braaven kolumeus eindelyk eens te zien uitloopen. Alle toeftel is gemaakt, en de Schepen liggen te Palos, eene kleine zeeHad in Andalufië, zeilrêe ten anker. Wacht Hechts nog eenen korten tyd, dan zult gy het anker werklyk zien ligten onder de zegenwenfchen, welke de vergaderde meenigtc des volks hem toeriep. klaas. O ! waarom niet liever aanftonds ? vader. Daarom niet , dewyl kolum.bus niet Hechts een moedig en bekwaam Zeeman , maar tevens een godvreezend Christen was. Hy kende derhalven zynen pligt, om eerst den Schepper van den Oceaan , dea Schepper en Regeerder van het Heelal, om zegen tot zyne groote onderneeming aanteroepen, welke hem voornaamelyk' uit dien hoofde zo zeer ter harte ging , omdat hy daarby de bedoeling had, de zalige kennis van den eenigen waaren God te verbreiden, onder de onwe'etende Wilden, tot welke de Voorzienigheid hem zou overvoeren. Alles dus tot zyne reis in gereedheid zynde, ging hy , verzeld van allen , die deezea togt met hem zouden doen, in eene plegtige C 4 pro-  (40 ) proceifie naar een Klooster, niet verre van de ftad gelegen, verrichtte aldaar openlyk zyne aandacht met zeer veel aandoening, en al het Scheepsvolk volgde zyn godvruchtig voorbeeld. Vervolgens keerden zy, vol van vertrouwen op de befcherming van den Allerhoogften, aan wien zy zich thans met eenen kinderlyken eerbied hadden opgedragen, naar hunne Schepen te rug; en op den eerstvolgenden morgen het was den ->den Augustus in den jaare 1492. gingen zy, onder de luide toe¬ roepingen van eene groote meenigte van aanfchouwers, in Gods naam onder zeil. . allen, ó! Bravo! bravo! veel geluk op 2yn reis! vader. Overëenkomftig met het ontwerp, 't geen kolumbus tot deeze reis gemaakt had, zeilden zy recht aan op de Kanarifche eilanden. Maar reeds op den tweeden dag van hunnen togt kwam hen een klein onheil over, 't welk op zich-zeiven wel van geen belang was, maar nogthans de geheele onderneeming wederom had kunnen in 't riet doen loopen, indien kolumbus even zo zwak was geweest , als zyne bygeloovige medgezellen. Tc weeten, het roer van de P'mta brak aan mikken ,,  (41 ) - ken , en wel, gelyk men gelooft, door eene opzettclyke fchuld van den Stuurman, die 'er • berouw van gekregen had, dat hy zich tot zulk eene gevaarlyke reis had ingelaaten, en dus wenschte , dat men zich genoodzaakt mogt zien, om weder omtekeeren. Maar hoe meent gy nu, dat het Scheepsvolk deeze omftandigheden heeft aangemerkt ? Als een voorteken van den ongelukkigen uitgang van hunne reis! „ Wy zyn „ verlooren, riepen zy, zo wy niet terftond. „ weder omkeeren !" En waarom dan ? vraagde koiumbus. ■ „ Waarom ? antwoorden zy; geeft de he„ mei ons door het gebroken roer niet duide„ lyk genoeg te kennen, dat wy ongelukkig „ zullen zyn , zo wy niet in dit oogenblik willen „ afzien van onze vermeetele onderneeming?" Nu, waarlyk! antwoordde koiumeus , ik kan toch niet zien, vanwaar gy bericht kunt hebben, dat deeze niets beteekenende omftandigheid een goddelyk voorteeken van een toekomend ongeluk zoude zyn. Zo veel ik 'ervan Verftaa, beteekent een gebroken roer niets anders , dan — dat men hetzelve weder maaken moet. C j „ De  (40 ■ "„ De Admiraal is eénvrygeest, (fluisterden de matroozen eikanderen in 't oor,) hy gelooft ,, aan geene voorteekcns." kolumbus, die hunne gedachten merkte , hield het voor pligt, om zyne onkundige medgezellen , indien 't movelyk ware, aftetrekken van een bygeloof, 't geen hen by honderd 'andere gelegenheden op nieuws moedeloos zou kunnen maaken. Hy verleedigde zich tot een breedvoerig ondcrwys, en toonde hen, dat het Oiiverilandig was, om iets, wat het ook weezen mogt, als een voorteeken van toekomende lotgevallen aantemerken: dewyl God ons nooit had haten belooven, om ons door voorafgaande teekens bekend te zullen maaken, wat ons in het toekomende zal overkomen. Veelmeer , dus vervolgde hy , heeft de hemel met zeer veel wysheid en goedertierenheid voor den mensch verborgen, wat nog toekomende is; en het is derhalven een nutteloos en dwaas werk, om deeze onze toekomende lotgevallen uit teekens te willen opmaaken , welke met dezelven in 't geheel in geen verband ftaan. Alles wat een wys en vroom man te doen ftaat, is, dat hy met verftand en eene onvermoeide naarstigheid en getrouwheid in zyn beroep te werk gaat,  (43 ) gaat, alle dagen het zyne doet, zich dan ia de armen der goddelyke Voorzienigheid werpt, en wegens het toekomende zonder bekommering is: — en dit, myne kameraaden! zal ook het rigtfnoer zyn, waarnaar wy ons mede op onze reis zullen gedraagea. Het gelukte kolumeus, om door voorfiellingen van dien aart de bygeloovige vrees van zyne reisgenooten, zo niet volkomen tc verdryven , nogthans eenigzins te verminderen; en zonder dat 'er iets van het minftc belang voorviel, kwamen zy by een van dc Kanarifche eilanden ten anker. Hier herftelde men de Schepen weder , zo. goed als doenlyk was, voorzag zich van allerlei ververfchingen, en ligtte vervolgens op den zesden September het anker, om nu den grooten togt naar den westelyken, tot dus verre onbevaaren Oceaan te aanvaarden. Gy kunt denken , wat hartkloppingen de menfchen daarby moesten gevoelen! Op den eerflea dag na hun vertrek vorderden zy niet veel, om dat de wind byna geheel Uil was. Den tweeden, ofgelyk anderen zeggen , eerst den derden dag, veilooren zy deKanarifche eilanden uit het gezicht. E» nu, kinderen^,  (44) 'ren ! vestigt uwe oogen op den man, waarop' van nu af de oogen van alle zyne reisgenooten enkel en alleen gevestigd zyn! Van deezen «dag af zal KOLuMEus'zich vertoonenin eene grootheid, welke u eerbied en liefde voor hem moet inboezemen. Naauwlyks was het land uit zyn gezicht en dat zyner reisgenooten verdweenen, of deeze laatften verlooren ook op éénmaal allen moed. Even alsof zy nu eerst vernomen hadden , werwaards hunne reis zoude gaan , verfchrikten zy voor de grootheid van hunne vermeetele onderneeming, begonnen te weenen, floegen zich op de borst, en riepen overluid, als ■menfchen, die tot hun onvermydelyk' verderf zouden geleid worden, kolumbus alken hield iland, gelyk een rots in de zee, onder hunne doofmaakende weeklagten, in zyne geheele bedaarde, onwrikbaare ftandvastigheid, en liet ïo veel gerustheid van geest, en zulk eene vaste verwachting van den gelukkigften uitgang zyner onderneeming blyken , dat ook de alkrlafhartigfte in zyne tegenwoordigheid wederom moed moest grypen. Hy maakte hen fchaamrood over hunne verwyfde lafhartigheid ; en ftelde hen daar by de belooningen  C45) gen van rykdom en eer, welke zy by het doel van hunne reis zouden inöogften , zo bekoorlyk en met zo veel zekerheid voor, dat zy allen daardoor op nieuws wederom bemoedigd wierden , en beloofden , om hem gewillig te volgen, waarheen hy ook mogt beflooten hebben , hen te brengen. Ondertusfchen merkte ioiumeus uit dit voorfpel van lafhartigheid, welke vertooningen 'er ia 't vervolg zouden opkomen, en maakte zich vooraf daartoe gereed. Van dien tyd af bragt hy zynen meesten tyd door op het dek , met het dieploot of de graadboog in de hand. fr e èkik. Wat is dat? vader. Het dieploot, freerik! is een zwaar frak loot, 't welk aan een lang touw hangt. Dit werpt men in zee, en viert het touw bot. Wanneer nu het loot den grond raakt, kan men uit de lengte van het touw, zo verre het mede in 't water is geweest, zien, hoe diep de zee op deeze plaats zyn moet. Begrypt gy het ? freêrik. Ja ! Maar wat heb¬ ben zy noodig te onderzoeken, hoe diep de zee is ? VADER-  vad e r. Zoudt gy dit zelf niet kunnen na* gaan? Denk 'er eens over! fr eer ik. O ja, ik weet het reeds; als het water niet diep genoeg is, moet het Schip ftranden, en dan gaat het uit malkander: on» die reden moeten zy altyd zien, of zy ook nog water genoeg hebben. vader. Ziet ge wel ? Wanneer men flechts ïyne gedachten over eene zaak laat gaan, kan men ze al dikwerf vinden en begrypen. — Maar nu zoudt gy ook gaarne willen weeten , wat de graadboog voor een ding is ? freêrik. Ja, Vader lief! vader. Beantwoord my eerst eene vraag: wanneer gy van hier naar 't een of ander bygelegen Dorp gaat, kunt gy dan wel altyd weeten, hoe verre gy reeds gegaan zyt ? freêrik. O ja! vader. En hoe kunt gy dit weeten? freêrik. O, ik kan immers maar de flappen tellen; of ik behoef flechts om te zien: dan weet ik immers aanftonds hoe verre ik reeds gegaan ben. Dit is juist geen konst. vader. Dat is waar. Maar zeg eens, zouden de Schippers, als zy midden op de zee zyn, alwaar zy niets zien daa hemel en wa*  (47 ) water, ook wel altyd kunnen weeten , opwel* ke plaats zy zyn, en hoe veele mylen zy reeds afgelegd hebben ? freêrik. Neen. ' vader. Gy begrypt evenwel Bgtelyk, dat het voor deeze menfchen van zeer veel belang zyn moet, om dit altyd te weeten i fr e ér ik. Ja zekerlyk ! vader. Want, zo zy niet weeten, waar zy zyn, dan weeten zy immers ook niet werwaards zy moeten ftuuren, om naar de plaats te komen, waarheen zy ftevenen. Nu, freêrik! wat meent gy wel, hoe zy dit midden op de zee kunnen ontdekken ? freêrik. Ja, dat mag de hemel weeten! vader. Kom met my in de groote zaal! ■ Zo ! befchouw nu eens, recht met oplettendheid , de zoldering van dit vertrek, ert merk op de verfcheidene cieraaden, welks daaraan gemaakt zyn. freêrik. Goed! vader. Nu zal ik u de oogen toebinden; Ik zal u alsdan in dit ruim vertrek heen en weêr leiden, en u eenige maaien daarby omdraaijen, tot dat gy volftrekt niet meer wecten zult, waar gy cigenlyk zyt.  (48) .. (De Vader deed, gelyk hy had gezegd.) Leg nu uw hoofd achterover, zodanig, dat als ik den doek zal weg doen, gy niets zult kunnen zien, dan de zolder. Zo ! En nu (hem den doek afnemende) zie nu opwaards, en zeg my , zo gy kunt, in welken hoek van de zaal' wy thans zyn ? freêrik. In den hoek by het orgel. vader. Hoe weet gy dat? freêrik. Orh dat hier , juist boven my , de geftukadoorde roos is, welke ik te vooren wel heb opgemerkt. vaber. Zie, dus kunt gyuit de befchouwing van den zolder weeten, op wat plaats gy eigenlyk zyt. Wat denkt gy nu; zouden de zeevaarenden niet ook wel op eene foortgelyke wyze kunnen ontdekken, in welke „reek der zee zy zyn ? freêrik. O ja ! Zy behoeven flechts den hemel te aanfchouwen, gelyk ik de zoldering, dan kunnen zy 't wel aan de Herren zien, waar zy zyn. vader. Recht zo! Maar, myn lieve freêrik! de hemel is zo hoog, dat de fter, die thans vlak boven ons hoofd ftaat, nog altyd even zo lynrecht boven ons hoofd fchynt te ftaan,'.  (49) ftaan, al zyn wy ook reeds véele mylen verder gevaaren. Hierby komt nog , dat de flerren niet op dezelfde plaats blyven' ftaan, maar, even gelyk de zon en maan, nu hier, dan daar aan den hemel gezien worden. Gy kunt hieruit wel begrypen, dat men zich zo regelrecht naar dezelven niet kan richten, gelyk gy nu gedaan hebt naar den zolder. Daartoe hebben zy nu veel meer allerlei konsten en eenige zeer konstige werktuigen noodig; voornaamelyk bedienen zy zich van één werktuig , waardoor men de ftandplaats der Herren en haaren afftand van eikanderen naauwkeurig meeten kan , zonder dat men noodig heeft naar boven te klimmen. En dit werktuig is het, 't geen ik den graadboog noemde. fre èrik. Ha , ha ! vader, kolumbus bragt nu van dien tyd af zyne meeste uuren door op het dek, eensdeels , om de noodzaakelyke waarneemingen te doen over de diepte der zee; en den loop van 'tfchip; anderdeels, om alles, wat 'er ge-fchieden moest, zelf te befchikken. Alleenlyk vergunde hy zich eenige weinige uuren tot den flaap en ter uitfeanning. Daarby toonde hy aan zyne reisgenooten altyd een bly ge- i. deel. D laat  (5o) laat, vol vertrouwen; onthield zich van alle' gemak , 't welk zy niet allen tevens met hem konden genieten; en onderfcheidde zich van den gemeenften Matroos door niets, dan door zyne kundigheden, waarin hy alle zyhe reisgenooten zeer verre te boven ging, en door zyne onwrikbaare ftandvastigheid, waardoor hy de lafhartigen nog meer, dan door zyne nadrukkelyke aanfpraaken, wist te bemoedigen. En voor zulk een' man alleen was 't mogelyk, eene onderneeming ter uitvoer te brengen, welke by eene mindere maate van moed, doorzicht en bekwaamheid, om het menfchelyke hart te bellieren, noodzaakelyk had moeten mislukken. En dit zy nu voor heden genoeg ! Morgen zullen wy onze gelukzoekers verder laaten zeilen. VIERDE  ( si: VIERDE GESPREK. Va de-s. Nu, Kinderen! cev datikmmyn verhaal verder gaa, heb ik u eerst nog iets te zeggen, 't geen gy met zeer veel oplettendheid moet aunhooren. allen. (Vol verwachting. ) Wel ? vader. Ik zal misfchien genoodzaakt zyn, om in den voortgang van myn verhaal ibmlyds gewag' te maaken van de lengte en breedte , waarop deeze of geene plaats ligt; en ik wenschte wel, dat gy naauwkeurig mogt weeten , wat daardoor venlaan wordt. hendrik. O , dat hebben wy immers al lang gewecten! johannes. Vader heeft het ons immers reeds voor twee jaaren geleerd, toen wy voor de eer-te maal een begin maakten met de aardrykskunde. yadau. Heb ik? Nu, dat ij my lief; D a een  (.50 een der oudften onder u zal dan immers myne plaats wel willen vervangen, en het mede leeren aan deeze twee kleinen, die 'er nog niets van gehoord hebben ? henduik. O ja! Maar dan zullen wy eerst de globe moeten haaien? vader. Ik denk niet, dat dit noodig is. Ziet, hier heb ik een platte globe geteekend, welke misfehien wel daartoe voldbende zyn zal. Nu, wie van u zal Vader zyn ? allen. O ik ! ik ! ik ! vader. Dewyl gy allen deezen post wel wilt waarneemen , moet ik zelf wel éénen onder u verkiezen; gydan, hendrik, omdat gy de oudfte zyt, kom hier; en gy overigen luistert toe , of hy 't wél doet, opdat gy hem helpen kunt, indien 't noodig mogt weezen. hendrik. Nu! kom dan hier, myne dochter lotje! en gy, myn zoon freêrik! kt wel op! Ik zal u leeren , wat de lengte en breedte van den aardbol genoemd wordt. moeder. Dat begint deftig genoeg. hendrik. Ja, Moeder! ik ben nu ook Vader; ik moet my immers nu wat airt gee- vea.  (53) Ven. Ziet dan nu hier, myne kinderen ! Deeze kleine figuur vertoont de eene zyde van onze aarde. FaKÈiiiK, Nu, goed! hendrik. Deeze onze aarde is rond, gciyk gy mogelyk wel zult weeten. i.otje. O, ik weet ook , waarom de aarde rond is; dewyl haar fchaduw rond is, en dewyl hendrik. Niette voovbaarig, myn dochtertje ! 't Geen gy zeggen wilt komt hier thans niet te pas. Genoeg, de aarde is rond, gelyk een bal, maar daarby wat hobbelig, en deeze figuur vertoont de ce'ne zyde van dezelve. freêrik. Nu, maar verder; dat weeten wy immers al. hendrik. Op deeze onze ronde aarde zyn twee punten, welke recht tegen eikanderen over ftaan, en om welke de aarde geduurig rond draait. In deeze figuur zyn dezelven met de cyffers i en 2, geteekend. Deeze twee punten noemt men de aspmten der aarde. De bovenfte van deeze twee aspunten . No. i. ftrekt zich juist naar eene fter aan den hemd, die de Noord/Ier genoemd wordt; haerD 3 om  C 54 ) om heeft men hetzelve den naam gegeeveni van Noorder - aspunt; daarentegen wordt het tweede genoemd het Zuider - aspunt. Begrypje? zot je. Wel, zekerlyk; het bovenfte punt wordt het Noorder-aspunt, maar dat, hier beneden, het Zuider-aspunt genoemd. hendrik. Bravo, myne lieve Dochter! Ziet nu wederom op onze teekening. In 't ,midden rondom de bol, waarvan de helft door dit afbeeldfel wordt voorgefteld, is een lyn of kring getrokken, welke deeze bol in twee evengelyke declen fplitst. Deeze lyn is hier geteekend met A en B. freêrik. Is 'er dan op onze aarde werkelyk ook zulk een' lyn ? hendrik. Weltochniet, freêrik ! wy geleerden verbeelden ons flechts, dat 'er zulk een' lyn rondom onze aarde getrokken is. lotje. Maar waarom doet gy dat ? hendrik. Heb maar geduld , gy zult het wel fchielyk begrypen. Wilt gy nu weeten , hoe men deeze lyn noemt ? Men noemt ie den Evenaar. lotje. Waarom? Hendrik. Omdat men daardoor de aarde  C 55 ) «Je, in zyn gedachten, in twee evengelyke deelen verdeelt: want dit is de beteekenis van dit woord. Ziet nu , kinderen ! de ilreep , welke deeze lyn rondom de aarde beteekent, van A tot B , en vervolgens van B op de andere zyde, welke men hier niet zien kan, wederom tot A, noemt men de lengte der aarde. Heb-je het begreepen ? beiden. Ja, wel. hendrik. Dit was dan nu het eerfte fluit! Maar gy moet ook nog leeren wat de breedte der aarde is. Ziet gy hier wel deeze lynen, welke van het Noorder- tot het Zuider-aspunt van boven tot beneden getrokken zyn ? beiden. Ja. , hendrik. Nu, deeze toonen de breedte der aarde aan, en men noemt ze Middag'ynsn. freêrik. Waarom dan juist Middaglynen ? hendrik. Dewyl alle deplaatfen, over welke dezelfde Middaglyn kan getrokken worden , ven zelfden tyde middag hebben, en wel dan middag hebben, wanneer de zon aan den hemel juist tegenover deeze lyn ftaat. Verftaaje dit? lotje. Ja, Heer Profesfor! D 4 hendrik.  hendrik. Goed! Een van deeze meenigvuldige Middaglynen , welke gy hier ziet, en waarvan men zo veele trekken kan, als men wil, wordt de Eerfte genoemd. Hier, op onze teekening, zal het die zyn, welke wat dikker dan de overigen, en geheel en al in kleine afdeelingen verdeeld is. Zicje wel ? beiden. Ja ! ja ! hendrik. Wanneer men nu vraagt, — luistert wél toe ! op wat lengte een plaats ligt t dan wil men weeten , hoe verre dezelvt van de eerfte Middaglyn is, wel te Verdaan, de ruimte van hier tot de middaglyn naar 't westen toe gemeeten. Maar als 'er gevraagd wordt: op wat breedte een plaats ligt ? dan wil men weeten, hoe verre de afftand van die plaats is tot aan den Evenaar? Is dit duidelyk genoeg voor u? beiden. O ja! hendrik. Daar zie ik op onze afbeelding ook een klein Scheepje geteekend. Wanneer ik u nu eens vroeg , op wat lengte dit Schip thans was} wat zou ik dan wel willen Weeten ? zot je. Hoe verre hetzelve nog is van de eerfte Middaglyn. hendrik.  Cs?} hendrik. Wanneer men naamelyk yan het Scheepje af altyd naar 't westen rondom de aarde tot aan de eerfte Middaglyn wilde meeten! —Maar, freêrik, wanneer ik nu verder vroeg: op wat breedte dit Schip m was? wat zou ik dan wel willen weeten ? freêrik. Hoe verre nog de afftand van hetzelve tot aan den Evenaar is. hendrik. Recht! — Nu ,■ ik ben over «we oplettendheid voldaan. vader. En ik over uwe uitlegging. Geeft nu Vadertje een zoen, gy kleine kinderen ! om dat hy u zo goed heeft onderweezen; en deezèn (hem kxsfe/iende) zult gy van my ter belooning hebben; want gy hebt myne plaats eer aangedaan. johannes. Maar, Vader! hy heeft evenwel nog iets vergeeten. vader. Wat dan?, johannes. Dat de Evenaar en de Middaglynen in graaden verdeeld worden. vader. Kom gy dan hier in zyn plaats, en beproef, of gy hen dit kunt begrypelyk maaken. johannes. Wel nu , ik zal eens zien. ♦— Ziet gy wel , dat de Evenaar en de D 5 eer-  C 53 ) cerrtc Middaglyn in kleine afdeelingen verdeeld 2yn? freêrik sn lotje. O ja ! johannes. Elk dee/er afdeelingen wordt een Graad genoemd, en beteekent vyftien myItn. De Evenaar heeft 360 zulke graaden; en een middaglyn, welke van het eene aspunt tot het ander loopt, heeft 180. Wanneer nu iemand zegt : dat deeze of geënt plaats onder den poften graad der lengte ligt; dan wil hy daarmede niets anders zeggen , dan dit: wanneer men van die plaats af altyd, naar 't westen, rondom de aarde, tot de eerfte middaglyn toe de graaden van den Evenaar telde , zou men drie-honderd en dertig graaden vinden. En wanneer hy 'er dan byvoegde : dezelfde plaats ligt onder dm agtjïen graad der treedt:; zou hy daarmede niets anders willen zeggen, dan dit: wanneer men van den Evenaar af tot die plaats -toe, de graaden aan de eerfte middaglyn telde, zou men agt graaden vinden. vader. Bravo! johannes heeftookeen zoentje verdiend; geeft ze hem, kindertjes! •— en hier ( hem kusfehende) hebt gy de myne ! joeannes. Dit was gemakkelyk verdiend! VADER.  (59) vader. Nu . kinderen'. kat ons eens zien, onder welken graad van lengte en breedte dit Schip is, 't welk ik hi# heb geteekend. Eerst onder welken graad der lengte. Ziet, dan zouden wy nu van die plaats af, waar het Schip te zien is, westwaards de graaden van den Evenaar, tot wederom hier aan de eerfte middaglyn moeten tellen. Maar dewyl deeze figuur alleenlyk de écne zyde der aarde voorftelt, kunnen wy ook de graaden van den Evenaar niet rond tellen. Dus moet gy flechts vertrouwen op hem, die deeze teekening gemaakt , en, gelyk gy hier ziet, onder het Schip het getal 340 gefield heeft. Dit is dan de graad der lengte, waarin het Schip hier ftaat. Maar nu op welke breedte ? Hier kunnen wy zelf aan de eerfte middaglyn de graaden van den Evenaar af tot zo verre optellen , als' het Schip van den Evenaar afftaat. Dit is, zo omtrent, tot hier toe; dus- één , twee, drie, vier, vyf. Daar hebben wy 't! Het is onder den vyfden graad der breedte. ■— Hebt gy dit ook begreepen, kinderen ? lotje en freêrik. O ja, Vader! vader. Nu, dat is fraai! Dit zal u in 't vervolg heerlyk tc pas komen. Want wanneer ik  ik nu eens in myn verhaal zeggen zal, daiKoiumbus zich met zyne Schepen onder deezea of geenen graadTvan lengte of breedte heeft bevonden; dan zult gy ook verftaan , wat ik daarmede bedoel. Merkt dit nog flechts alleen op , eer ik verder gaa in myn verhaal: als 'er gefprooken wordt van de breedte dêr aarde boven den Evenaar naar het noorderaspunt toe; dan wordt dit de noorder-breedte genoemd ; en wanneer men fpreekt van de breedte der aarde , beneder. den Evenaar, naar het zuider-aspunt toe; dan noemt men dezelve, om beiden behoorlyk van elkanders te onderfcheiden , de zuider - breedte. Maar laat ons nu wederkeeren tót onzen kolumbus! jantje. God dank! vader. Op den tweeden dag na zyn vertrek van de Kanarifche eilanden was hy, by gebrek van wind, eerst agttien mylen verre gekomen. Maar dewyl hy voorzag, dat zyne onkundige en lafhartige reisgenooten door niets fterker zouden kunnen verfchrikt worden , dan door de langheid van hunne toekomende vaart, befloot hy een onfchuldig bedrog te fpcelen, en voor hen te verbergen hoe  ( . deel. E ten  C 66) frri naar het Westen; daarentegen waait de wind op andere tyden in dezelfde ftreeken juist van de andere zyde, naamelyk van het Westen. Men had ook tot de tyden van k o t u mb u s toé, nog geene gelegenheid gehad deeze ontdekking te maaken, welke thans algemeen bekend is. Deeze ontdekking nu, dat hunne Schepen door eenen ftyven Oosten-wind in een' rechten koers meer en meêr verder naar het Westen toe gedreeven wierden, veroorzaakte by onze Gelukzoekers wederom eene angst1 vallige vrees. „ Hoe! dachten zy, indien „ deeze oostewind hier eens altyd waaide ? „ Hoe zou het dan ooit mogelyk weezen, „ dat wy weder naar ons Vaderland konden „, keeren ?" Deeze gedachte deed hen beeven. Ongelukkig deedt zich kort daarna nog een ander verfchynfcl op, waardoor hunne vrees by uitftek vermeerderd wierd. Zy zagen naamelyk eensklaps de geheele zee, zo verre hunne oogen ' reikten , met een groen kruid bedekt , zo dat het fcheen , als of zy over eene onmeetelyke weide zeilden. Op fommige plaatfen lag dit kruid zo dik, dat zelfs de Schepen  ( 07 ) pen daardoor in hunnen loop verhinderd wier» den. Nieuwe oorzaak tot het angstvalligfte vermoeden! „ Wy zyn , dus dachten zy, „ nu aan het einde van den vaarbaaren Oceaan ,, gekomen. Onder dit kruid zullen ondiep„ ten en klippen verborgen liggen, en eer wy „ 't verwachten, zullen onze Schepen verbry„ zeld zyn. Ach ! wy arme ongelukkige men„ fchen! Waarom moesten wy zo bereid vaar„ dig zyn, om zulk eenen vcrmeetelen waag„ hals te volgen ? " Ook by deeze gelegenheid wierd kolumbus door zynen moed en zyn beleid niet verhaten. „ Zyt gy niet", aldus fprak hy zyne reisgenooten aan, „ recht onverltandige men„ fchen , dat gy u laat verfchrikken door iets, „ 't geen u veelmeer in de hoop zou moe„ ten bevestigen, dat wy nu welhaast het doel „ van alle onze wenfchen zullen bereikt heb„ ben ? Kan 'er dan midden in de zee gras „ en kruid groeijen ? En is 't dus niet waar„ fchynelyk, dat wy niet zeer verre moeten „ zyn van eenig vast land, aan welks kusten dit kruid gegroeid is ? " By dit aangenaam bericht maakte het Scheepsvolk groote oogen; en dewyl men ten zelfE z den  . ( 68 ) den ryde verfcheidene vogels ontdekte , die ■naar 't westen vloogen: veranderde hun vrees ten eenemaal in de blymoedigfte hoop; en .2.0 zeilden zy, vol verwachting van eenefpoedige gelukkige nitkomst hunner onderneeming, weder verder. VYFSE'  ( 69 ) VTFDE GESPREK. Christiaan. Zal kolumbus dan nu'niet haast het land ontdekken , 't welk hy zoekt ? vader. O , zo verre is 't nog lang niet, myn lieve chris je ! De hoop, welke het zee. gras en de vlagt der vogelen hen hadden ingeboezemd , verdween zeer fchielyk; en hoewel zy nu reeds zevenhonderd cn zeventig zeemylen westwaards waren gezeild, konden zy echter nog geen land ontdekken. By geluk was, behalven de Admiraal, niet één van alle de vloorelingen in ftaat, de lengte van den loop te bereekenen. Hy bleef 'er dus by, om een groot gedeelte daarvan voor hen geheim te houden, en zeide: dat zy nu eerst vyfhonderd en tachtig, zeemylen verre gekomen waren. E 3 Maar  . ( 7o ) Maar ook deeze afftand van hun yaderland fchecn hen toe, ontzagchelyk groot te zyn. Dus begon men op nieuws te zuchten, te kermen en te murmureeren. Nu befchuldigde het -Scheepsvolk zich-zeken, dat zy zo ligtgeloovig waren geweest, om aan de ydele verzeekeringen van kolumbus geloof te flaan; dan begonnen zy bittere verwytingen uittebraaken tegen de Koningin isabeiie, dat zy wreed genoeg geweest was, om het leven van zo veelen haarer onderdaanen in de waagfchaal te ftellen, door het uitvoeren van een vermeetel en naar alle waarfchynelykheid geheel onuitvoerlyk ontwerp. Zy geloofden, nu genoegzaam getoond te hebben , dat het hen niet ontbrak aan moed, en meenden uit dien hoofde volkomen te moogen verzeekerd zyn, dat niemand hunner zich van lafhartigheid zou kunnen befchuldigcn , wanneer zy nu eindelyk eens aan het behoud van hun eigen leven begosten te denken. Zy allen Hemden daarin overeen, dat het nu de hoogde tyd . was, om de terugreis te aanvaarden, indien de wind , die nog al geduurig uit het oosten waaide, dezelve niet onmogelyk maakte; en dat men deh Vlootvoogd met geweld moest noodzaa- ken,  C 7i ) ken, om van zyne ydele ontwerpen aftezien, De roekeloosten onder ben waren Z_Ks van gevoelen, dat men hem maar aanftonds over boord moest werpen, om van zulk een' gevaarlyken verleider eensklaps outflagen te zyn; en zy verzekerden daarby, dat men by hunne .'huiskomst in Spanje geen zonderling onderzoek zoude doen wegens den dood van een', «llendigen Projectmaaken kolumbus zag het gevaar, 't welk hem boven het hoofd hing; maar hy liet zich daardoor geenzins affchrikken. Met de bewustheid van het gewigt en de gegrondheid zyner ontwerpen , en in het vast vertrouwen op de befcherming van den Almagtigcn, verfchcen hy voor zyn oproerig Scheepsvolk, met het opgeruimd en vertrouwend gelaat van een' man, die oorzaak heeft, om over den voortgang van zyne onderneeming voldaan te zyn. Met eenen zachten ernst bragt hy hen hunne kinderachtige lafhartigheid onder 't oog, en maakte vervolgens gebruik van elk middel, 't geen zyne menfehenkennis en welfpreekendheid hem aan de hand gaven , om hun hart weder-' om nieuwen moed en nieuwe gehoorzaamh#id intehoezemen. Nu zocht hy hen door E4- . lief-  fiefcteryke en ftreelende voorftellmgen hunnen pïlgt te herinneren; dan toonde hy ook al den nadruk en ernst van een gevolmagtigd bevelhebber , hen bedreigende met de ongenade van hunne Koningin en met de zwaarfte ftraffen, indien zy het waagen dorsten hem optehouden in de roemwaardige loopbaan, waarin hy zo naby zyn doel gekomen was. Het is een voorrecht van groote geesten, dat zy de harten van hunne zwakkere evenmenfchen kunnen buigen als wasch; en öhoe gelukkig zou het menschdom zyn, wanneer alle die geenen, die uitmuntende talenten van God hebben ontvangen, zich van dit voorrecht, even als kolumbus, niet dan ter bevordering van edele en voor het algemeen nutte bedoelingen, bedienden! Het gelukte hem ook ditmaal, om zyne oproerige en woeste reisgenootenjn êen ander denkbeeld te brengen ; en de hemel zelf kwam hem daarby te hulp. Want de wind , die tot dus verre altyd uit het oosten had gewaaid, fchoot omtrent dien tyd om naar 't zuidwesten; zo dat nu elk zien kon , dat het altyd nog van hen zoude blyvcn afhangen, weder te rug te keen;n, zodra zy wilden. De Admiraal maakte ' . hen  ( 73 ) hen hierop opmerkzaam; en dewyl zich is denzelfden tyd vcrfchcidene andere omitandigheden openbaarden , welke de hoop op eenig naby gelegen land fcheenen te rechtvaardigen , beloofde men hem wederom, dat men zou volgen , en zeilde in Gods naam verder. Op zekeren dag leide de Commandeur van dc P'mta, welke vooruit gezeild was, by den Admiraal aan — dat is: hy kwam met zyn Schip zo naby het Schip van den Admiraal, dat zy met elkander konden fpreeken, — en gaf hem tc kennen , dat hy meende op eenen afftand van omtrent vyftien mylen noord- waards land te ontdekken. By het woord ïaml geraakte alles in de blymoedigfte beweeging, en men verzocht den Admiraal zeer ficrk, dat hy toch terftond met de Schepen van koers veranderen , en naar de aangetoonde plaats heen zeilen mogt. Maar kolumbds was al te wel overtuigd, dat de man misgetast had, dan dat hy aan dit oniluimig verzoek zou hebben kunnen voldoen. Hy bleef dan, zonder zich aan de murmureering zyner Schepelingen te bekreunen , denzelfden koers westwaards houden. , welken hy, óverëefikomftig met zyn ontE 5 . werp,  C 74 ) \ V • werp, tot dien tyd toe, onafgebroken had •voortgezet. klaas. Hier was hy evenwel wat eigen- zinnig. vader. Hoe zo ? klaas. Hy had zyn Scheepsvolk immers daarin wel genoegen kunnen geeven, dat hy vyftien mylen ter zyden af gezeild had. vader. Neen, myn lieve klaas ! daarin kon hy hen geen genoegen geeven , omd:.t hy overtuigd was , dat de opgegeeven ontdekking eene misvatting weezen moest. Want indien hy dit had toegedaan , zouden de Schepelingen daarüit opgemaakt hebben , dat hy van zyne zaak evenwel zo vast niet moest verzekerd zyn; en deeze verdenking zocht hy met alle zorgvuldigheid afteweeren, omdat hy te veel belang moest Hellen in het vertrouwen ■ van zyne reisgenooten. Daarenboven zouden zy ook niet in gebreke gebleeven zyn, om hem by elke nieuwe gelegenheid met foortgelyke verzoeken te plaagen, zo zy eerst eens de ondervinding hadden gehad, dat hy in zyne voorncemens aan 't wankelen gebragt kon worden. Om deeze gegronde redenen had hy vast beflooten , geen hair breed aftewyken van  (75) van het ontwerp, 't geen hy met een ryp overleg gemaakt had, en in 't vervolg van tyd bleek het ook, dat hy 'erzeer wel aan gedaan had. Den volgenden dag zag men eene meenigte zeemeeuwen, vogels, waarvan kolumbus zelf te onrecht geloofde, dat zy niet verre zouden kunnen vliegen, en dat zy dus voorboden van een naby gelegeu land zyn moesten. Maar toen men het dieploot uitwierp, kon het op eene diepte van tweehonderd vademen nog geen' grond vinden; eene omftandigheid, welke die hoop fchsen tegen te fpreeken, dewyl de diepte der zee in de nabyheid van land gemeenlyk vermindert. Den volgenden avond kwamen 'er zelfs zh> gende vogels op de masten van het Schip; ' die aldaar overnachtten , en by het aanbreeken van den dag westwaards vlogen. Kort daarna zagen zy ook eenen tropifchen vogel. matthys. Wat zyn dat voor vogels? vader. Vogels, wier vaderland dat gewes! van onzen aardbol is, 't geen tusfehen de twee keerkringen ligt. Gy weet, dat. deeze kringen ook de-tropifc/ie genoemd worden; en hiervan hebben dan ook die vogels hunnen naam ontvangen, Niet  C 76 ) Niet lang na deezen tyd trok een zeer zondeilinggeval, 't welk nog nooit van het Scheepsvolk gezien was, alle hunne oplettendheid. Een heirvan vliegende visfchen verhief zich boven de oppervlakte van het water, en fommige van dezelven vielen zelfs neder op het dek van 't Schip. Men beraagtigde dezelven, en voldeedt aan zyne nieuwsgierigheid, door de befchouwing van de lange vinnen , welke deeze visfchen in plaats van vlerken dienen. ,Op den«elfden avond vond men de zee wederom bedekt met onkruid; en dewyl men dit altyd nog voor een teken van een naby liggend land hield, gaf men zich ook wederom over aan de zoete hoop van eenefpoedige bereiking van het zo zeer gewenschte doel hunner ondernecming. Dit doel echter ontweek hen altyd van da» tot dag, en hoe hooger nu door zo veele gelukkige voortekens.de verwachting van de Schepelingen gereezen was, des te bmtenipooriger betoonden zy zich ook in hunne treurigheid, wanneer zy nu wederom na eene vruchtclooze . vaart van eenige dagen moesten ondervinden, dat hunne hoop, waarop zy zo veel vertrouwd hadden, ook voor ditmaal te niet gelopen was. * En  (77) En nu borst de geest van misnoegen en oproer zonder eenig ontzag uit op alle drie de Schenen. Overluid , en met eene volitrekte ter zyde Helling van de achting, welke zy aan hun opperhoofd vèrfchuldigd waren, nam het murmureeren van het Scheepsvolk toe; en zelfs de Officiers, die tot dus verre nog in de belangen van den Admiraal geweest warén , verklaarden zich nu insgelyks tegen hem. Hier Hond nu kolumeus van alle kanten geprangd , van allen verlaaten, onder het algemeen gedruis van zyne oproerige Schepelingen , even gelyk een' enkelen' eikenboom in ftorm en onweder, en wapende zich met eene verwonderens waardige ftand vastigheid van geest, tegen de raazende woede der oproerigen, die zynen ondergang, of — 't geen hem tien maal bitterer toefcheen, dan de dood — een geheel afzien van de uitvoering zyner geliefkoosde ontwerpen , begeerden. Hy ftelde : g eens alle zyne bekwaamheid in 't werk , om hen tot bedaaren te brengen , maar het was vruchteloos. .Woede en wanhoop hadden zich van de harten van al zyn volk al te fterk meester gemaakt, dan dat 'ééne dier konsten, waarvan hy te vooren zo dikwerf roet een gelukkig gCr  C 78 ) gevolg gebruik had gemaakt , in dit tydftïp van eenige vrucht had kunnen zyn. Men luisterde niet meer naar zyne voortellingen, maar fchreeuwde, fcholdt, en dreigde dood en ondergang, indien hy niet op dit oogenblik wilde te rug keeren, en naar hun vaderland zeilen. In deezen wanhoopigen ftaat zag hy zich dan eindelyk genoodzaakt, voor den nood te wyken , en aan de oproerigen te belooven, dat hy hunnen wensch zoude vervullen, onder da voorwaarde, dat zy zich zouden verpligten, om hem nog flechts drie dagen te gehoorzaamen. Wanneer zy dan ook binnen deezen tyd geen land mogten ontdekken , zou hy den vierden dag te rug keeren, om hen weder naar Spanje te brengen. Hoe groot nu de woede der oproerigen ook was, moesten zy echter deezen voorflag van den Admiraal noodzaakelyk billyk vinden. Men kvam hieromtrent met eikanderen overeen, en deeze verbindtenis wierd aan wederszyden door de heiligfte verzekeringen bevestigd. Inmiddels was kolumbus overtuigd, dat hy weinig of niets daarby had gewaagd. Want de merktekens van een naderend land wierden thans zo meenig\'iüdig, dat hy vast hoopte, het-  (79) hetzelve binnen den bepaalden tyd te bereiken.' Reeds federt eenige dagen had het uitgeworpen zinkloot den grond der zee bereikt, en eene modderige ftoft'e met zich opgebragt, waaruit men het befluit kon opmaaken, dat 'er land in de nabyheid zyn moest. Geheele fchaaren van vogels, en wel eenfoort van vogels , die niet fcheen gefchikt te zyn, om verre te vliegen , zag men naar het westen trekken. Men haalde een ltruik met frisfche roode beeziën , welke in zee dreef, op; de lucht wierd zachter, en de wind, vooral des nachts, zêer veranderlyk. Dit alles waren gelukkige kenmerken der nabyheid van het doel, waar door het geduld en de itandvastigheid van kolumbus zouden gekroond worden. Ook was hy kort daa;na van zyne zaak zodanig verzekerd, dat hy op den volgenden avond, na het openlyk gebed, zyne Schepelingen den pligt der dankbaarheid jegens God, den bevorderaar van hunne gevaarlyke onderneeming , te binnen bragt, hen opwekte tot waakzaamheid, en vervolgens belastte, om byteleggen >, uit vrees, dat zy in den nacht tegens het land mogten gedreeven worden. e o d 11 e !. Wat is dat -— byleggcn ? vader.  ( «o ) rV ader. Dat is: zy zouden de meeste zeilen famenrollen, en de overigen zo plaatfen, dat het Schip flechts een weinig heen en weer, maar niet voorüit gedreeven kon worden. godlieb. Ha , ha ! vader. Hiexby bragt kolumbus zyne reisgenooten de belofte der Koningin te binnen , dat hy, die het gezochte land eerst zou ontdekken , eene jaarwedde van omtrent driehonderd en twaalf Spaanfche Daalders zou genieten , waarby hy zelf nog de belofte van een fluweelen wambuis voegde. Elk bleef dus den geheelen nacht door op het dek, ca zag met een kloppend hart, en zonder de oogen aftewenden , naar dien kant, waar zy het gewenschte land meenden te ontdekken.' En zodanig, denk ik, zullen wy ze ook maar laaten ftaan tot morgen, wanneer het zich ontwikkelen zal, of 'er land is, of niet. allen. O! o! o! Vaderlief! vader. Moet ik hier dan nog niet ophouden ? allen. O neen! neen ! Ik bid u! Ik bid u! v ie t er. Nu komt immers het alleraangenaamfte! vader.  C Si) • Vader.- Na welaan dan! — . Het was twee uuren ■voor middernacht, dat kolumbus, ftaande op de voortleven van 't Schip, op zekeren afftand licht meende te zien. Hy riep een' jongen Edelman van de Koningin , die by hem op 't Schip was, by zich, en toonde hem dit licht. Ook dees ontdekte hetzelve, en toonde het aan een' derden, die zich by hen voegde. Zy geloofden • alle drie te zien, dat dit licht zich van de eene plaats naar de andere beweende, en beflooten daaruit , dat het van eenen reiziger gedraagen wierd. Gelyk die geenen onder u, welke hunne verre van hier woonende Ouders in eenige jaaren niet gezien hebben, zouden te moede zyn, wanneer de deur zich thans eensklaps opende, en zy deeze hunne geliefde Ouders onverwacht zagen inkomen: zo was onze kolumeus, by het gezicht van dit zich beweegend licht, ook te moéde. Nu zou hy wel haast de vrucht van zulk eene groote en zorglyke overpeinzing, het loon van zo veel arbeids, van zo veele thans gelukkig overwonnen gevaare», voor zyne oogen zien liggen ! Welhaast zou zynen ongeloovigen reisgenoo-. x. d £ g L, £ tttt  • C &) ten het bewys in handen gegeeven worden, dat zyn gegrond ontwerp geen ydcle harsfenfchim, en hy zelf geen winderige Projectmaaker was geweest! Een verrukkelyk voorftel i het welk den gehcelen nacht belette dat de fiaap zyne oogen'bekroop! Omtrent twee uuren na middernacht hoorde men van de P'mta , welke altyd vooruit was, het juichend vreugde-gefchreeuw : Land! Land.' en een blyde rilling fchoot door aller harten -heen. Hoe gaarne zouden de Schepelingen nu térftond de buitenfpoorigfte vreugde den teugel hebben gevierd; Tnaar zy waren zo dikwerf in hunne verwachting te leur gefield , dat zy de angstvallige twyfelingen , waarmede hunne vreugde gepaard ging , onmogelyk konden onderdrukken. Tusfchen vrees en hoop, verwachtte men nu het aait» hreeken van den' dag, om zich met eigene oogen te overtuigen, dat de. vervulling van hunnen vuuiigen wensch geen droom geweest was. De nog overige uuren van den nacht verliepen zeer traag, even gelyk zy voor den ilaapeloozen zieken verloopen. Elke minuut fcheen hun een uur, en elk uur een gehecle lan-  C 83 ) lange dag te zyn. Eindelyk, na lang wachtcns en hoopens, begon de hemel in 't oosten een weinig te fcheemeren. Thans verfcheen de lieffelyke dageraad; en nu — nu begon het volk van de P'mta met eene luide juichende ftem het danklied: Wy hoven u, 0 Heer! (Te Deum Laudamus!) te zingen. Ook had het volk van de twee overige Schepen de oogen niet zodra opgeflagen, of het hefte mede onder veele vreugdetraanen, en beevende van geweldige gemoedsbeweegingen, een algemeen hartroerend loflied aan : want het land, naai; welks ontdekking zy zo gereikhalsd hadden^ lag thans voor hunne oogen. Naauwlyks was het danklied geëindigd, of , het blyde Scheepsvolk kweet zich van een* tweeden pligt, en wel jegens hunnen verkeerd befchouwden en zo /terk van hen beledigden Scheepsvoogd. Met berouw en een' diepen eerbied des harten, wierpen zy zich aan dc voeten van dien man, die nu ook in hunne oogen groot was, en fmeekten om vergiffenis van de ftrafwaardige roekeloosheid , welke zy jegens hem gepleegd hadden. Ook by deeze gelegenheid bleef kolumbus zichzelyen gelyk. Zo groot en verwonderenswaardig F 1 de  C 84 ) tte ftar.dvastigheid was geweest, welke hy by hun hevig woeden betoond had ; zo groot en beminnelyk was nu ook de zachtmoedigheid, waarmede hy hen hunne beledigingen vergaf, en beloofde, hun ftrafwaardig gedrag te zullen Vergeeten. • johannes. Wat voor een gedeelte van 'America was 't dan eindelyk, 't welk zy nu ontdekten ? vader. Dit weet kolumbus zelf nog niet; wy moeten wachten, tot dat hy aan land komt, en eerst onderzoek doet: dan zullen wy 't immers ook wel verneemen. Vergeet niet, om morgen eene kaart van America medetebrengen! ZESDE  ( «5 ) ZESDE GESPREK. Johannes. Hier, Vader 1 is de Kaart van America, welke ik mêe zou brengen! vader. Goed! Ziet hier, kinderen! deeze eilanden, die hier liggen, worden allen met eenen gemcenen naam genoemd de Lukaïfche of Bahama - eilanden. Een van deeze eilanden , die gy hier ziet liggen, heet Guanahani, ook wel het Gat-eiland; en dit was het, 't geen men eerst ontdekte, kolumbus noemde dit eiland wel San Salvador, dat is, een land , door welks ontdekking hy gered wierd: maar deeze naam is in 't vervolg van tyd weder verlooren. Het blyde Scheepsvolk ftond nog eenige oogeriblikken, en ftaarde met 'wyde oogen op het waerelddeel, 't welk zy nog nooit gezien F 3 had-  hadden, cn 't geen, verguld door de opgaan* dc ,2.011, thans voor hunne oogen lag. Het kon zyne oogen niet verzadigen met het gezicht van dit aanlachend en vruchtbaar land, 't welk met de kostelykite bosfchaadié'n begroeid , en van veele verrukkelyke kronkelende beeken, welke dit gezicht nog meer verr fraaiden, doorfneeden was. Nu gaf kolumbus last, om de booten uit fe zetten; klom zelf in een van dezelven, en Voer, van zyne voomaamfte reisgenooten en van gewapende manfchap verzeld , met vliegende vaandels, en onder het geluid van krygsmuzyk, naar de kust. Terwyl zy de kust naderden, vertoonde zich eene onnoemelyke' meenigte van inboorelingen, die, verbaasd over dit wonderbaare'verfchynfel van Eüropifdie Schepen, nog nooit van hen gezien, op het ftrand by een liepen. Middelerwyl bereikte men de kust , en kolumbus, ryk gekleed, en met den blooten degen in de hand, was de eerfte, die de boot uitfprong, en de van hem ontdekte nieuwe Wae* rekl betrad. hendrik. O hemel! hoe moet hy daarby wel gefield ->.yn geweest! va de a.  ( 37 ) vader... Dan eerst, myn lieve hendrik, wanneer gy in het vervolg van tyd ook eens cenig groot werk, gepaard met moeijelykheden en gevaar , zult uitgedacht, beflooten en volvoerd hebben; alsdan eerst zal uwe ziel de onüitfprekelykc gewaarwording kunnen bevitten, welke den boezem van kolumbus dcedt hygen, toen hy zynen voet zette aan een land , welks ontdekking hem zo veele zorgen, zo' veele flaaplooze nachten , en zo veel zwaare zelfverloochening gekost had. Zy knielden allen neder, kuschten in eene .verfteende, fpraakloozc verrukking het land , door hunne vuurigfte wenfehingen afgefmeekt, en beloofden in deeze gedaante hunnen pryswaardigen'Leidsman, als den tegenwoordigen Onikrkmmg der nieuwe Waereld, op nieuws eene onwrikbaare gehooizaamheid. Na deeze eerfte ftommc betooning van innige vreugde .planttemen een kruis op het ftrand, en wierp zich andermaal neder voor hetzelve, om zich van den heiligen pligt der dankbaarheid jegens God te kwyten. Vervolgens namen zy, onder veele plegtigheden , welke in dien tyd in gebruik waren, in den naam des Konings en der Koningin van Spanje, bezit van dit land. F 4 Ge-  C SS ) Gcduitrende deeze plegtigheden verzamelden de Indiaanen zich rondom de Spanjaarden , en ftonden en Haarden met eene ftomme Verbaasdheid nu op de huizen, welke op de zee dreeven, dan op de buitengewoone wezens, die met dezelven tot hen waren overgekomen. Zy zagen, en wisten niet wat zy zagen; want zy begreepen niet één van de plegtige handelwyzen, welke de Spanjaarden voor hunne oogen verrichteden. O! hadden die arme ichepfelengegeweeten, van welke gevolgen dit alles voor hen zyn zou: zy zouden de lucht met jammer en geween vervuld, of hun fchuldlóos • bloed vergooten hebben ter afweering van deeze vreemdelingen, die zy thans met verwondering en eerbied befchouwden. i o t je. Waarom, Vader ? vader. Wacht nog maar een weinig, dan zult gy 't wel hooien, lieve lotje ! Hoe langer de verbaasde Indiaanen daar Honden en gaapten, des te onbegrypelyker was voor hen alles , wat zy zagen en hoorden. De witte kleur der Europeaanen, hunne baarden , hunne kleeding, hunne wapens, hun gedrag alles was voor hen nieuw en won- derbaarlyk. En toen zy nu ook nog daarë'n- bo-  C ^ ) boven den donder van de musketten en kanonnen hoorden, wierden zy van fchrik bevangen , als of een blikfemftraal hen had getroffen, en hielden het eindelyk voor eene ■ vaste waarheid , dat deeze met blikfem en donder gewapende vreemdelingen geene fterffelyke, maar meer dan menfehelyke wezens, kinderen van hunne godheid, de zon, waren, nedergedaald, om een aardsch bezoek by hen afteleggen. chris riAAN. Hielden dan deeze menfchen de zon voor den lieven God ? vader. Ja,cHRisjE. SommigeAmericaanen, en wel de geenen ender hen, die eenigzins wyzer waren dan de overigen, wierden door de fchoonheid , het al verkwikkende vuur en den regelmaatigen loop der zon zodanig getroffen , dat zy dezelve voor het weldaadigfte en magtigfte wezen, voor God zeiven hielden. Anderen daarentegen geloofden één of meerder goden van menfehelyke gedaante; en nog anderen waren zelfs zo zwak en kinderachtig van verftand, dat het hun in 't geheel nog niet in de gedachten was gekomen , om de oorzaak der.waereld en den grond van haare dagelykfebe veranderingen natefpooren. Deeze arme F s on~ '  C 90 ) onkundige menfchen wisten dus in 't geheel van geen' God, en leefden maar zo zorgloos heen , zqnder zich te bekommeren , vanwaar zy waren, en wat van hen worden zou. Die ongelukkige menfchen! — Onze Spanjaarden ftonden over de nieuwe en verwonderlyke voorwerpen , welke zy thans voor hunne oogen hadden , byna even zover-' baasd, als de Indiaanen over hen. Daar vonden zy kruiden , planten, boomen en dieren van een geheel anderen aart, dan die geenen, welke wy in Europa hebben. Ook fcheenen de menfchen naar hunne ligchaamelyke gedaante en naar hunne zeden, wezens te zyn van een geheel andere foort. Hunne huid had eene donkere kooperi.leur , hun hair was zwart en lang, hun kin zonder baard, zy wyaren middelmaatig van grootte; hunne wezenstrekken waren vreemd en zonderling , hunne gebaarden zacht tn bedeesd, hun aangezicht en andere deelen van hun ligchaam waren op eene wonderlykc wyze geteekend en befchilderd. Sommigen gingen gcdeeltelyk, anderen geheel naakt; alleenlyk droegen zy tot fieraad in de ooren, neuzen en op het hoofd allerlei foorten van vederen, fehelpen en klatergoud. In den beginne wa- ien  ( SHf ) ren zy befchroomd en bedeesd; maar toen men begon, hen met deeze of geene kleinigheden, als koraalen van glas, lintjes en andere diergelyke fnuisteryën te begiftigen , kreegen zy welhaast zo veel vertrouwen en neiging jegens hunne hemelfche gasten, dat. 'er tegen den. avond, wanneer de Spanjaarden weder naar hunne Schepen roeiden, eene meenigte van hen in kleine Schuitjes, welke uit holle boomen gemaakt waren, hen derwaards verzeldc, eensdeels, om nog meer hunne nieuwsgierigheid te bevredigen, anderdeels cm verfcheidenc nietswaardige kleinigheden te ruilen. Zy gaven daarvoor in de plaats catoenen gaarens, die zy wisten te vervaardigen; ook werpfchichten, welke een punt van fterke vischgraat hadden, allerlei vruchten en papegaaijen. Allen waren zy zo bcgecrig, om eenige Europeaanfche kleinigheid te bezitten , dat zy de ftukken van een gebroken pot, welke op het dek lagen, opraapten, en voor een paar kleine kooperc munten, welke zy in 't geheel niet konden gebruiken, met blydfchap vyf-en- twintig pon" den welgefponnen catoen overgaven. Alleemlyk de nieuwheid van deeze dingen •, en de omftandigheid , dat zy dezen en van de blanke men-  < 9= ) menfchen ontvingen , fcheenen san deeze armhartige zaaken de groote waardy te geeven, welke zy in hunne oogen hadden. Den volgenden dag onderzocht kolumbus de kusten van dit eiland, en wierd overal verzeld van eene groote meenigte der inboorelingen. Hy vraagde met alle naauwkeurigheid, van waar zy het goud hadden, waarmede hunne neuzen pronkten; maat zy gaven hem te kennen, dat het op dit eiland niet te vinden was, maar wel in eerj ander land, 't welk zuidwaards lag. Aldaar, zeiden zy, dat goud in meenigte te vinden was; en kolumbus befloot, om hunne aanwyzing te volgen, en dit goudland optezoeken. freêrik. Was kolumbus dan zo gierig, Vader? vader. Dit geloofik juist niet, myn lieve freêrik! Maar hy had de Koningin van Spanje en zyne goudgierige reisgenooten be. loofd, dathy landen wilde ontdekken, waaruit zy zich zouden kunnen verryken, en daarom wilde hy nu ook gaarne zyn woord houden. Hy ging dan weder fcheep, nam zeven Indiaanen mede, om hen voor wegwyzers en tol-  * C 93 ) tolken te gebruiken, eii zette vervolgens koers naar 't zuiden. Hier ontdekte hy verfcheidene andere eilanden , maar bezocht alleenlyk de drie grootften, welke hy Si. Maria van de ontvangenis (Conception) Ferdinanda en Ifatelie noemde. • Ziet, hier heb ik eene andere Kaart (*) medegebragt, waarop deeze eilanden mede geteekend zyn. Maar ook hier geen goud vindende, en van ieder op zyne vraag, waar het dan te vinden was, altyd, na^r 't zuiden geweezen wordende, vertoefde hy niet lang om deeze eilanden te zoeken, maar zeilde al verder op. Op één van deeze eilanden zag men honden , die ftora waren ; en men heeft door de ondervinding geleerd, dat ook de Europeaan* fche honden , wanneer zy eenigen tyd in America geleefd hebben, het blaffen gemeenlykgeheel-en-al ontwennen. Hier zag en doodde men den eerften Alligator, een dier van gedaante als (*) kitchins Kaart van den Zeeboezem van Mexico, uit robertson's Gefchiedenis van America; dezelfde, welke by dit Werkje gevoegd is^  (94). . als een Hagedis, 't welk in veele opzichten naar de Krokodil gclykt, en daarvan ook deh naam van Westïndifchc Krokodil heeft ontvangen. Na dat men eenen korten tyd zuidwaarts was opgevaaren. ontdekte men een uitgeftrekt land, het geen van de eilanden, welke men tot dus verre gezien had, zo wel in grootte, als. in hoedanigheid, merkelyk verfchilde. Het was niet vlak , gelyk die eilanden, maar pronkte met bergen en dalen, bosfehaadiën , beemden en rivieren in eene bekoorlyke verfcheidenheid. kolumbus zelf twyfelde , of het een gedeelte van het vaste land, of flechts een groot eiland zyn mogt. Eenige dagen daarna overtuigde hy zich van de waarheid van het laatfte gevoelen, en vernam dat dit aanzienelyk eiland in de taal van het land Ku- » ba genoemd wierd. Ziet, hier ligt het op onze Kaart, tusfehen den twintigften en drie-entwintigften graad noordelyke breedte. klaas. Ach! is dit niet het eiland, waaraan de Spaanfche haven , de Havana, ligt, alwaar de GMïómen vergaderen, wanneer zy uic America naar Spanje willen zeilen ? ■ vader. Reclit zo! daar vergaderen ook Öe Register/chefm, wejke . m at-  ( 95) matïhys. Wat zyn dat voor Schepen, welke men Galliöenen enRegisterfchepen noemt? vader. Dit zal ik u zeggen , let wel op ! Gattïóenen zyn die Schepen, welke de Koning van Spanje alle jaaren naar America zendt, om het goud en zilver, en andere koftbaarheden, welke men aldaar heeft vergaderd , te laaten af haaien; daarentegen zyn Registerfchepen zodanigen, waarmede die Spaanfche Kooplieden, welke de vergunning daartoe gekocht hebben , Europeaanfche waaren naar America zenden, om dezelven aldaar voor Americaanfche landsgoederen te verruilen. Deeze Schepen vaaren ten deele op Veracrux , in Mexico , ten dpcle op Karthagena en Portobello in Terra Firma. —■ Ziet hier op de Kaart deeze zeelieden liggen ! godlieb. Maar waarom worden deeze Schepen Registerfchepen genoemd ? vader. Om dat alles, wat met deeze Schepen uit Europa naar Westïndiè'n wordt gezonden, te vooren naauwkeurig moet opgeteekend. of geregistreerd worden, op" dat men met zekerheid weeten kan , dat de Kooplieden niet meer waaren daarin laaten brengen, dan de Koning voor zekere fommc gclds hen heeft toe» geftaan naar de Westïnctjën te verzenden. JAN-  ■ , 7 (96) jantje. Worden de Galliöenen niet ook ie Zilvervloot genoemd ? vader. ,Thans niet meer; te voren, eer de inrichting met de Registerfchepen gemaakt was, wierd 'er jaariyks eene enkele vloot, eensdeels voor rekening van den Koning, anderdeels voor rekening van de Kooplieden, naar Westïndièn gezonden, zo wel om goud en zilver te haaien , als om Koopmansgoederen heen- en weder te voeren. Maar dewyl nu tot het laatfte de Registerfchepen worden gebruikt, is de naam van Zilvervloot uit de gewoonte geraakt. kolumeus ging in den mond van een'breeden Aroom voor anker liggen , vol begeerte om het -land met deszelfs inwooneren van nader by te leeren kennen. Maar zy vloden allen op het gezicht van de Europeaanfche Schepen in het gebergte , en gaven hunne hutten ten prooi. Alleenlykhad een eenige van hen zo veel moeds, om in een klein roei-fchuitje te naderen en aan boord te komen. Na dat men zich door kleine gefchenken van de vriendfchap van deezen Indiaan had verzekerd, zondt de 'Admiraal met hem en éénen van de medegeferagte inwooners. van Gmmahtmi Hechts twee Span-  C97) Spanjaarden aan land, met last, om de hoe-; danigheid van hetzelve by voorraad opteneemen, en den inboorelingen vertrouwen inteboezemen, dewyl hy vreesde, dat, als zy een' grooteren hoop mogten zien, zy nog al verder zouden vluchten. Middelerwyl vondt men noodig, om de reeds zeer befchadigde Schepen te laaten Kielhaalen, om ze te Kalfaaten. — Verftaat gy ook, wat dit te zeggen is ? hendrik. O ja ! Kielhaalen is , het Schip op zyde leggen; en Kalfaaten, de befchadigde plaatfen van den bodem van 't Schip herftetleri, de lekken of reeten met hennip toeftoppen en bepekken. vader. Recht. — Nadat nu die twee afgezondene Spanjaarden twaalf mylen landwaarts ingegaan waren, kwamen zy weder te rug , en gaven aan den Admiraal het volgen-, de bericht: „ Wy hebben een groot gedeelte van het „ land, 't welk wy doorgegaan zyn, wel be„ werkt, en elke landftreek van hetzelve on„ gemeen vruchtbaar gevonden. De velden „ draagen Indiaansen koorn, en zekere wor„ tel, welke geroost zynde, als brood wordt i. dïbi, G „ ge.  (PO if, gegeeten. Wy kwamen eindelyk aan eene „ kleine Indiaanfche ftad, welke omtrent uit „ vyftig houten wooningen beftond, en mis„ fchien wel duizend inwooners had. De „ voornaamflen van hen kwamen ons te ge„ moet, en van onze Indiaanfche reisgenooten vernomen hebbende, welke menfchen r, wy waren, namen zy ons by de armen, leidden ons de ftad in, en weezeh ons ee„ ne ruime wooning aan. Hier moesten wy „ ons plaatfen op een foort van ftoelen, welke de gedaante van zeker dier hadden, welk* „ Haart voor een leuning verftrekte. De oo„ gen en ooren van deeza houten dieren wa„ ren van goud. Zodra wy op deeze ftoelen „ gezeten waren, plaatften de Indiaanen zich „ nevens ons op den grond, waarby zy ons „ handen en voeten kuschten, en ons zo veel „ eerbied betoonden , dat men wel kon zien, dat wy van hen voor meer dan menfchelyke, en dus voor hemelfche wezens „ wierden aangemerkt. Men gaf ons ook „ van de gerooste broodwortelen te eeten, ,, welke byna den fmaak van Kastanjen heb„ ben ; en wy ontdekten , dat de geheelc „ vergadering van Wilden, die ons bedienden, M  (99) Ü uit mansperfoonen beftond. Eenen kort«n „ tyd daarna verlieten ons deezen, ennukwa„ men 'er even zo veele vrouwen, die alle dc „ cerbewyzingen herhaalden , welke wy van, ,, de mannen reeds genooten hadden. — Toen 9> wy nu eindelyk wilden vertrekken, boodt ,, zich eene meenigte van inboorelingen aan, „ om ons te verzeilen. Maar wy weigerden deeze eer aanteneemen, en ftonden alleen„ lyktoe, dat de Katfihik, of Koning, en zyn „ Zoon ons mogten verzeilen , die ook tot „ hiertoe met ons gegaan zyn, en bezorgd „ hebben, dat men ons overal met den groot- ften eerbied heeft behandeld. " De Admiraal betuigde aan beide deeze vorfte» lyke gasten zyne dankbaarheid, en ontving hen aan boord van zyn Schip met veel achting. Op zyn herhaald onderzoek, waar het goud wierd gevonden, wees men naar het Oosten» en kon niet befeffen, waarom de blanke maneen zulk eene fterke begeerte naar dit metaal te kennen gaven, 't geen in 'hunne oogen van weinig waardy was, en van hen alleenlyk tot rooifel gebruikt wierd. Daarentegen verwonderden zich de blanke mannen even zo zeer over de eenvoudigheid van deeze goede lieden; G z on  ( 100 ) en kolumbus verkortte zyn verblyf by dit eiland , om, ingevolge deontvangencaanwyzing, het gewenschte goudland optezoeken, 't geen door de Indiaanen Haïti genoemd wierd. Van Cuba, 't welk hy den negentienden van de maand November verliet, nam hy twaalf van de inboorlingen mede, om die by zyne terugreis naar Spanje te brengen. Deeze verheten hun vaderland met de grootfte onverfchilligheid, omdat kolumbus zorg daarvoor droeg, dat hun verblyf op de Schepen door eene liefderyke behandeling zo aangenaam gemaakt wierd , als mogelyk was. Dewyl men eenige dagen achtereen tegenwind had, zag de Admiraal zich genoodzaakt om té laveeren. lotje. Gelyk als onze Schipper onlangs deed, daar wy mede over voeren i vader. Ja; hy moest even als die, nu naar deezen, dan naar geenen kant ftuuren, omdat de tegenwind hem niet toeliet recht uit te zeilen. De Kapitein van de Pinta, Almzo pinz.o genaamd, maakte van deeze omftandigheid gebruik, en zocht, vermits zyn Schip de beste zeiler'was, den Admiraal te ontkomen, om de eerfte te zyn in het goudland, en zyne  ( Wï ) nc beurs te vullen, eer dat 'er de overige nog waren aangekomen. kolumbus merkende, wat hy bedoelde, gaf hem het fein, om te wachten; maar Pinzo bekreunde zich hier niet aan, en haastte zich zo veel hy kon, om zyn gouddorst tc bevredigen, die hem den pligt van gehoorzaamheid deed vergeeten. godliee. Foei! Dit was evenwel flccht gedaan van P'mzo. koenraad. Maar wat is dat een Sein ? vader. Dit is zeker teeken, of door Kanonfehooten , of door opgeheesfen Vlaggen , of door andere middelen , welke van verre kunnen gezien worden, waardoor de bevelvoerende Admiraal aan de Kapiteins van de overige Schepen , die tot zyne vloot behoo»en, zyne bevelen bekend maakt. kolumbus moest toelaaten 't geen hy niet kon veranderen, en dewyl kort daarna het weder zo onftuimig wierd , dat. het gevaarlyk was, om zee te houden, keerde hy, met de Kigna, weder naar Cuba , en ging aldaar in een haven voor anker liggen. Hy befteedde den tyd, welken hy hier moest doorbrengen, om G 3 dit  C ) dit land nog nader te onderzoeken, 't geerl overal zeer bekoorlyk en vruchtbaar fcheen te zyn. Men bemerkte in de levenswyze der inwooneren eene byzonderheid, welke den Spanjaarden in den beginne walging veroorzaakte ; men zag naamelyk, dat zy een foort van groote fpinnen, wormen, die in verrot hout keven , en half gaar gekookte visfchen, waarvan zy te vooren de oogen raauw hadden doorgeflikt , met zeer veel 'graagte aten. Allengs wierden fommige Spanjaarden belust , om de zelfde walgelyke kost te proeven , . cn deeze proefneeming bekwam niemand Jcwalyk. Zodra het faizoen wederom gunstig was geworden, liep kolumbus op nieuws uit, om 'Viaiti en zynen trouwloozen reisgenoot Pinx.» optezoeken. Hy behoefde niet meer dan zestien mylen te zeilen, om daar te komen, 't Was den zesden van de maand December, toen hy by Haïti aankwam; en dit eiland , 't welk hy Hisfanïóla noemde, omdat .hy tusfchen hetzelve en Spanje nopens de natuurlyke hoedanigheid eenige gelykvormigheid befpeürde, is het eenige van de door hem ontdekte landen, 't geen den  C i°3 ) •Jen naam, welken hy daaraan heeft gegeeven ,* ook thans nog behouden h;efr. dirk. Maar wordt het ook niet St. Dotningo genoemd ? vader. Ja, 7.0 wordt het ook genoemd; en wel om die reden, dewyl men daarna op dit eiland'eene ftad van dien naam heeft gebouwd, welke de hoofdftad is geworden. By z-yne komst vluchtten de inboorlingen in de bosfchen, en van de Pinta hoorde of zag men niet het minfte. Hierom verliet de Admiraal welhaast weder die haven , alwaar hy ingèloopen' was, eri begon de kust van het eiland ten noorden langs te zeilen. Hy kwam nu wederom, hoewel in een andere haven, ten anker; en hier zag hy zynen wensch, om met de inboorlingen kennis te maaken, vervuld. Een Indiaans«h vrouwsperfoon, die zy opgevangen hadden, maakte aan hastre landslieden zulk een voordeeb>e befchryving van de Spanjaarden , dat zy niet fchroomden, om hen te naderen , om mede foortgelykc wonderbaare zaaken te zien en te ontvangen , als men aan deeze Indiaanfche vrouw ten gefchenke had gegeeven. Deeze menfchen waren van gedaante en zeG 4 den  ( i«4 ) den volkomen gelyk aan de inwooners op Cuanaham tYiQ.iba. Zy gingen ook ongekleed; hunne kleur was koperachtig; 7,y waren even bedeesd, onkundig en van eenen zachten aart, gelyk de anderen. Verbaasd over alles, wat zy zagen, fcheenen zy ook te gelooven, dat de Spanjaarden geene menfchen, maar veelmeer hemelfche wezens waren. Men zag in hunne verfierfelen meer goud blinken., dan by de voorige eilanders; en dit metaal was by hen ook van zo weinig belang, dat zy zich gelukkig achtten, om hetzelve voor een paar glas-koraalen, fpeldcn, fchclletjes en andere diergelyke fnuisteryën te kunnen verruilen. kolumbus vroeg hier wederom naar de plaats, waar het gevonden wierd; en zy weezen hem naar het Oosten. Men ging ook, ingevolge deeze nieuwe aanwyzing, terftond onder zeil, in de hoop, om nu welhaast by de bron van onüitputtelyke rykdummen te komen. ZEVEXVE  C 105) ZEVENDE GESPREK, Vader. Wanneer men nu in een andere bogt by hetzelfde eiland Hhpaniöla wederom ten anker was gekomen, behaagde het Zyne Majefteit, den Katfchik van deeze landftreek , die van de zeldzaame blanken bericht had ontvangen, den Admiraal in eigen perfoon te bezoeken. Zyn gevolg was aanzienelyk; hyzelf wierd van vier mannen op eenen draagftoel gedraagen ; maar zyn Koninglyk ligchaam was even zo weinig bezwaard met kleedcren, als de ligchaamen van zyne onderdaanen. Zonder eenige befchroomdheid ging hy terftond aan boord, en verftaan hebbende dat de Admiraal zo even aan tafel gegaan was, deedt hy zich, verzeld van twee oude mannen, die zyne raadslieden fcheenen te zyn, by hem in de kajuit brengen. Met eerbied en tevens met g y ven  ( ïoö ) vertrouwen plaatfix hy zich naast kolumbu*; en de twee ou-len aan zyne voeten, kolumbus liet hem fpyzen en wyn toereiken. Hy at daarvan, en het overige zondt hy aan zy'n volk, dat op het dek gebleeven was. Na het eindigen van den maaltyd, overhandigde hy den Admiraal een gefchenk van eenige Hukken goud, te gélyk met een" gordel, die leer konstig gemaakt was ; waartegen kolumbus hem begiftigde met een fnoer barnfteenen koraden, een paar,roode pantoffels, een bedde - deeken en ten fles met oranjewater. Hierdoor geraakte Zyn Indiaanfche Majefteit in zulk een groote en verrukkende blydfchap, dat hy in eene overmaat van dankbaarheid den AdmiraaLte kennen gaf, dat zyn geheele land ten zynen dienste openftondt. Het gedrag van dien naakten Monarch jegens zyn eigen volk was vol majefteit, maat jegens de Spanjaarden vol van een byzonder vertrouwen. Hy befchouwde alles met de grootfte oplettendheid, en gaf zyne hoogife verwondering te kennen over-alle de zeldzaame zaaken, welke hy op het Schip zag. Tegens den avond begeerde hy weder aan land gezet te worden. , Men voldeedt aan zyn begeerte,.  C 107) gèertc, en om de indrukfelen van verbaasdheid , waarmede hy het Schip verliet, nog meer te verfterken, liet de Admiraal hem ten laatfte nog met een Kanonfchoot begroeten. Hierdoor wierd het voor hem eene uitgemaakte zaak, dat deeze blanke menfchen wezens van eene hemelfche afkomst waren, dewyl zy over donder en blikfem konden gebieden. De eerbied, welken zyne onderdaanen aan deeze hunne hemelfche gasten betoonden, ging zo verre, dat zy de voetftappen luisenten , welke een, wandelende Spanjaard in den grond drukte. Dewyl in deeze landftreek de ryke goudgroeven nog niet gevonden wierden, welke thans het eenige doel van hunne wenfehen waren, lichtte kolumbus wederom het anker, om nog verder naar 't oosten optezeilen. Alle berichten deswegen ingekomen Itemden daarin overeen, dat het goud in zekere bergachtige landftreek wierd gevonden, waarover een zeer magtig Katfchik als Opperhoofd heerschte. Aan deezen was 't, dat kolumbus gezanten had gezonden,' en , wanneer de Katfchik hem op eene zeer nadrukkelyke wyze liet uitjioodigen, om hem te bezoeken, ver- .  C 108 ) vertoefde de Admiraal geen oogenblik, om van deeze aangenaame uitnoodiging gebruik te maaken. Had hy geweeten, welk een treurig toeval hem op deeze korte vaart zou overkomen ; waarlyk hy zoude minder haast gemaakt , hy zou liever al het goud en zilver opgegeeven hebben, dan de bezitting van hetzelve zo duur te willen koopen ! heter. Wat kwam hem dan over ? vader. Men was op deeze nieuwe vaart tot Zeker voorgebergte gekomen, alwaar de Admiraal, by ftil weder, omtrent een myl van land, het anker liet vallen. Sedert twee dagen was 'er geen flaap in zyne oogen gekomen ; de natuur eischte haar recht, en nadat hy het roer had toevertrouwd aan den Stuurman , met uitdrukkelyken last, om hetzelve niet te verlaaten, leidde hy zich tegens middernacht neder , om een weinig te rusten. ■Hy was naauwlyks ingeflaapen , of de zorgclooze Schepelingen volgden • zyn voorbeeld ; elk verbet zynen post, en leide zich neder om te flaapen. Zelfs de Stuurman, die by zulk een ftiïle zee geen gevaar vreesde, was geweetenloos genoeg , om het bevel van zyn Opperhoofd in den wind te Haan, en het aan hem  C i°9 > hem toevertrouwde werk aan een' onkundigen Scheepsjongen overtegeeven, waarop hy zelf zich mede ter rust begaf. Deeze onkundige knaap was dus de eenige op het geheele Schip, die wakker bleef. Middelerwyl dat nu elk in een' diepen flaap lag gedompeld , wierd het Schip door een' zeeftroom allengs nader aan de kust gedreevcn. Eensklaps kreeg het zulk een' geweldigen fchok , dat het roer uit de handen van den verfchrokken Scheepsjongen geflagen wierd. kolumbus, door het gefchreeuw van dien jongen ontwaakt, fprong op het dek, zag de rotfen , en merkte welhaast, dat het Schip op een derzelven geftrand was. Allen wierden bevangen van eene wanhoopige fchik; hy was het alleen, die tegenwoordigheid van geest genoeg behield, om ter behoudenis van het Schip, indien hetzelve nog kon behouden worden , de noodige fchikkingen te maaken. Op het oogenblik belastte hy aan eenige van zyne Schepelingen, in een boot te fpringen, en op zekeren affland een anker uittewerpen , om door hulp van hetzelve het Schip van de rots aftewinden. Maar de wanhoop van die menfchen was zo groot, dat z7»  (110) ly, in plaats van zyn bevel te volbrengen; alleenlyk bedacht waren op het behoud van hun eigen leven, en naar de Nigna vluchtten. Doch de Kommandeur van dit Schip weigerde heden opteneemen, die hunnen pligt vergeeten, en hunnen Admiraal verlaaten hadden. Zy zagen zich derhalven genoodzaakt, om naar het geftrande Schip wedertekeeren. Ondertusfchcn deedt kolvmbus de masten kappen, en 't geen zy meest konden ontbeeren, overboord werpen, om het Schip ligter te maaken; maar alles was vruchteloos. Het Schip borst by de kiel, en het water drong zo fchielyk en met zidk een geweld in hetzelve , dat 'er aan geen redden meer te denken was. Dus ging de Admiraal met al zyn volk in de booten, welke hem te hulp kwamen , en roeide naar de Nigna. 's Morgens zond hy booden aan den Katfchik, om hem het ongeluk bekend te laaten maaken , 't geen hem was overgekomen, en hem te verzoeken om de hulp zyner bedienden, om, ware het mogelyk, nog eenige zaaken van het geftrande Schip te redden. De Katfchik — zyn naam was Guakanahari — betuigde oyer deeze tyding zyne op- , , rech-  C in ) rechte droefheid , en haastte zich al fchreijende, met al zyn volk , tct hulp der Schipbreukelingen. Deeze edelmoedig: eüande s waren 'er zo verre af, van dit onheil gebruik te maaken, en iets van de goedeien uit het geftrande Schip te ontvreemden , dat zy veelmeer al hun vermogen aanwendden , om zo veel daarvan te iedden, als hen maar eenig2ins mogelyk was. Zy bragten in aller yl een meenigte fchuiten byëen, en door de verëenigde hulp van zo veele menfchen wierd het meeste goed, van eenige waarde , gelukkig aan land gebragt. De edelmoedige Guakanaharï nam de getorgene zaaken allen onder zyne eigene befcherming, en zondt van tyd tot tyd eenigen zyner vrienden aan kolumbus, die hem' met traanen moesten verzoeken , om toch vooral niet treurig te zyn , en dat hy hem gaarne alles wilde geeven wat hy had. Hy droeg zorg dat de goederen , welke gered waren , aan zekere plaats naby zyne eigene wootiing wierden gebragt , tot dat de huizen , waarin zy zouden bewaard worden, geruimd ■varen. Ook ftelde hy 'er gewapende manfchap by , die dezelven moest bewaaken , fchoon  fehoon zulks byna onnoodig fcheen te zyn ; vermits alle zyne onderdaanen het ongeluk der blanke mannen zo hartelyk betreurden, als of 't hen zeiven had getroffen. kolumeus geeft in het bericht , 't welk hy hiervan aan zyn hof zondt, wegens de beminnelyke gemoedsgefleldheid van deeze edelmoedige Wilden, eene ongemeen aandoenelyke befchryving: „ Deeze menfchen, zegt „ hy, zyn indedaad zo vriendclyk, zo mensch,, lievend en zo vreedzaam, dat ik Uwe Hoog„ heden verzeker, dat 'er in de geheele wae„ reld geen betere menfchen kunnen zyn. Zy „ beminnen hunnen evenmensen , als zich„ zeiven; hun omgang is de menschlievendlle „ en aangenaamfle van de Waereld, altyd vro- lyk-, blyde en gepaard met een' zachten '„ glimplagch. En hoewel het waar is, dat„ zy naakt gaan, kunnen Uwe Hoogheden 5, echter overtuigd zyn , dat zy zeer veele „ loffelyke gewoonten hebben. De Koning t, wordt met zeer veel luister bediend, en zya „ gedrag is zo betaamelyk, dat men 't met „ vermaak befchouwt ; gelyk men ook het verwonderenswaardige geheugen , 't geen f, die menfchen hebben, en hunne begeerte » om  ( 129 ) om elke zaak te kennen, en haare oorzaa„ ken en werkingen nateipooren, met zeer „ veel genoegen wegneemt." moeder. Hoe behaagen u deeze Indiaanen ? allen. Buitengetticen! O! wat zyn dat goede zielen! moeder. En dit zyh Wilden, menfchen, die in 't geheel geen onderwys, in 't geheel geene opvoeding hebben gehad; die niet eens den lieven God kennen ! vader. Schande , eeuwige fchande zou het voor ons zyn , indien zy in goedhartigheid , en werkzaame menschlievendheid boven ons zouden uitmunten ! Hoe veel meer • drangredenen ten goede , hoe veel meer hulpmiddelen tot braafheid heeft de Goddelyke Voorzienigheid ons verleend, dan deeze arme Indiaanen, door volflagen gebrek van onderwys , hadden! O kinderen ! Laat ons toch vooral alle onze krachten aanwenden, om ons zulke groote voorrechten waardig te maaken ! Wat zou 'er van ons worden, zo wy eerlang by een van deeze goedaartige Wilden gefteld, en in edelmoedigheid en braafheid van hem overtroffen wierden? — i. besl. H (Na  C 13° 5 (Na eene kleine tusfchenpoozing vervolgde de Vader aldus : ) Dewyl Gudanaharihid vernomen, hoe zeer de Europeaanen het goud beminden, deedthy hen , om hen over hunne rampen te troosten, gefchenken van goud, en beloofde, nog veel meer te laaten haaien van eene plaats, welke hy Ziba'6 noemde. Veelen van zyn volk bragten ook een meenigte van goudplaaten, en verheugden zich, om dezelven tegen allerhande Europeaanfche kleinigheden te kunnen verruilen. Eén van hen, die een vry groot ftuk van dit metaal in de eene hand hield , ftrekte de andere hand uit naar den Spanjaard ; en toen deeze hfm een fchelletje in de hand leide , liet hy op hït oogenblik het goud vallen, en liep weg, gelyk een dief, omdat hy geloofde , dien blanken man bedroogen te hebben. Nu begon het volk van kolumbus in dit verblyf zeer veel genoegen te fcheppen; terwyl hy zelf dag en nacht van zwaare zorgen gefolterd wierd. Zyn beste Schip was weg; Pinzon, de trouwlooze Pinzon had hem verhaten ; het eenige Schip, 't welk 'er nog was overgebleevtn, was zo klein en bouwvallig, dat al  ( 131 ) al zyn volk 'er geen ruimte in had: ook kon hetzelve zonder vermeetelheid niet gebruikt worden tot zulk eene verre reis. Wat zou hy dan nu doen ? Nadat hy de zaak lang gewikt en gewoogen had, nam hy eindelyk het volgende beilitit. Hy zelf zou met een gedeelte van zyn volk. wederom fcheep gaan, en, in weerwil van al het daarmede verknocht gevaar, de terugreis onderneemen, om aan het Spaanfche hof berigt te geeven van de ontdekkingen, welke hy gemaakt had; de rest van zyn volk zou hy als eene volkplanting op Bisfanïöla laaien. Dit befluit wierd van allen goedgekeurd, en op het oogenblik kwamen 'er vrywilligers genoeg, die aldaar wenscheen te blyven. Ook was de Katfchik Guakanahari 'er wel verre af, om hier iets tegen te hebben: hy achtte zich veelmeer gelukkig, dat 'er fommigen van deeze hemelfche vreemdelingen by hem blyven, en hem en zyn volk tegen zyne vyanden befchermen zouden. koenraad. Had hy dan óók vyanden? vader. Volgens zyn zeggen woonde 'er een wild en wreed volk, 't welk hy Karaïkn noemde, op verfcheidene der zuidöostlyke eiH 2 lan^  •( i3= ) landen. Van dit volk , zeide hy, wierden zy van tyd tot tyd overvallen; en, dewyl zyn eigen volk te zwak was , om hen tegenftand te bieden, bleef 'er, by het naderen van deeze hunne vyanden , niets anders voor hen over, dan fpoedig de vlugt te neemen in het gebergte. kolumbus beloofde hem en zyn volk te lullen befchermen ; en om hen te toonen, van wat hoedanigheid de Europeaanfche krygskunst was, deedt hy zyn volk in de tegenwoordigheid van den Katfchik eenige krygsöefeningen verrichten. Alle de Iadiaanfche aanfchouwers ftonden 'er verbaasd over; maar toen nu nog daarenboven het Kanon afgefchoten wierd, 't geen van het geftrande Schip geborgen was , wierden zy zodanig verfchrikt , dat zy bedwelmd ter aarde vielen, en het hoofd met beide hunne handen bedekten. Guakanahari zelf wierd grootelyks van fchrik bevangen; maar kolumbus gaf hem te kennen, dathy dien donder niet zou beezigen , dan alleenlyk ter zyner befcherming tegen zyne vyanden , de Karaïben; en om hem nog duidelyker te doen zien, hoe verba'azend groot de werking ?an deeze vuurbraakende wapens was, deedt  C 133 ) hy een met fcherp geladen Kanon op het geftrande Schip richten, en afvuuren. De kogel ging door het wrak heen , en vloog voor hunne oogen aan de andere zyde in zee. Dit gezicht veroorzaakte by den Katfchik zulk eene verbaasdheid , dat hy in diepe nagedachten naar huis ging , en nu vast overtuigd was, dat zyne gasten af komelingen van den hemel waren , en als zodanigen over donder en. blikfem gebieden konden. matthys. Maar hoe konden de Spanjaarden en de Wilden met eikanderen" fpreeken, daar de een de taal van den anderen niet veriiondt? vader. Men fprak door gebaarden, tekens en door enkele woorden, welke de Spanjaarden van de Wilden, en de Wilden van de Spanjaarden gehoord hadden. Zekerlyk was deeze taal zeer onvolmaakt ; maar zy was evenwel in veele opzichten een voldoend middel , om elkander de gedachten medetedeelen. Men belteedde vervolgens eenige dagen tot het aanleggen van een fort, of kleine vesting , en de goedaartige Indiaanen verleenden daartoe alle mogelyke hulp. Die ongelukkige menfchen! Zy wisten niet, dat zy zelve de keH 3 tenen  ( 154 ) tenen hielpen fmeeden, waarmede zy eerlang . geboeid zouden worden. 1— Zo dikwerf de Admiraal aan land was , wierd hem van Gmkanahari eene byzondere eer beweezen, waaraan hy telkens met de grootfte gulhartigheid trachtte tc beantwoorden. Op zekeren tyd ontving de Katfchik hem met eene gouden kroon op 't hoofd, en bragt hem in een huis, 't welk fraai opgecierd was. Hier nam hy de kroon van zyn hoofd , en zette dezelve met zeer veel eerbied op het hoofd van zynen gast. kolumbus nam hierop terftond een halsketen van zeer kleine paarlen, welke hy zelf gewoon was om den hals te draagen, en hing hem dezelve om den hals; vervolgens trok hy een zeer fraai kleed , 't welk hy toen juist aan had, uit, bekleedde den Katfchik daarmede met zyne eigene handen, en ftak hem eenen zilveren ring aan den vinger. Ook hiermede nog niet voldaan deedt hy een paar roode halve laarsfen brengen , welke hy hem insgelyks liet aantrekken. Deeze wederzydfche betooningen van gulhartige goedhartigheid bsvestigden het vriendfehappelyk verbond, 't welk beiden met clkandcren gefloten hadden. In  ( 135) In tien dagen was de Citadel voltooid. Hierop verkoos kolumeus van de manfchap, die aldaar wenschte te blyven , agt-en dertig uit, en benoemde Diego d'Arada , een edelman, die mede onder zyne reisgenooten was, tot hun Opperhoofd. Hy belastte allen, die daar bleeven, om dit hun Opperhoofd ftiptclyk te gehoorzaamen; dat zy zouden trachten de goede gevoelens van Cuakanahari en van zyn volk op alle mogelyke wyzen te doen ftand houden , en zich , zo veel hen doenlyk was, met de taal des lands bekend te maaken. De plaats, Vaar hy hen liet blyven , noemde hy Navidad. kolumbus, dit alles bezorgd hebbende , ging aan boord van zyn zeer bouwvallig Schip, en ligtte den vierden van Louwmaand het anker , onder het gejuich van de achterblyvenden. Eene vermeetele onderneeming , om met een enkel, oud, befchadigd Schip den grooten en nog zo weinig bekenden Oceaan te willen ploegen! Ik moet bekennen , dat ik nooit meer gevreesd heb voor het leven van dien braaven man, dan deeze reis. lotje. Dat hy toch maar liever daar mogt blyven! 60DUX1. Of dat toch maar de onverftanH 4 dige  C 136 ) dfgc Plnz.cn met het ander Scliip'by hem mogt • zyn! Dan kon het een het ander evenwel te hulp komen. vader. Wat van den trouwloozen Pmz.cn en zyn Schip moge geworden zyn, weet dc hemel ; nergens heeft kolumeus iets van hem kunnen ontdekken. Hy vermoedde dus, dat hy te gronde was gegaan, of dat hy reeds weder naar Europa was gezeild, om de eerfte te zyn, die de blyde tyding van de gemaakte groote ontdekking t'huis kon brengen; mogelyk ook, om den Admiraal aan het hof zwart te maaken, en zelf naar de belooningen , welke denzelven toekwamen, te dingen. Zo veel te meer oordeelde kolumeus het noodzaakelyk, om zyne eigene terugreis te verhaasten, ten einde de arglistige bedoelingen van dien trouwloozen door zyne tegenwoordigheid te verydelen. Maar opdat hy nu in ftaat mogt zyn, om het achterdochtig hof, 't welk hem gezonden had, alle twyfelingen aan de waarheid van zyn bericht te beneemen , had hy van alle merkwaardige voortbrengfels der natuur van deeze door hem ontdekte landen , eenige proeven fclieep laaten brengen, om dezelven mede te nee-  C 137 ^ neemen. Daartoe behoorden , behalven het goud , waarvan hy wel wist, dat het van alles het aangenaamfte zou zyn, eenige inboorelingen van elk tot dus verre door hem bezocht eiland , benevens verfcheidene onbekende vogels , en andere ten deele natuurlyke, ten dcele door de konst vervaardigde merkwaardigheden , welke daartoe konden dienen, om van het gewigt zyner ontdekkingen eenig denkbeeld te vormen. By zyne vaart oostwaards, welke hy nu ondernomen had, onthield] kolumbus zich nog eenigen tyd aan de kusten van Hispaniöla, om , zo veel in het voorby-zeilen gefchieden kon, nog meerder gewesten van dit land te ontdekken. Op den tweeden dag na zyn vertrek zag hy van verre iets, 't geen naar een Schip geleek. Hy richtte terftond zynen koers derwaards, en vondt 't geen hy niet meer had gehoopt te zullen vinden, dat dit naamelyk het Schip van den eerloozen Pinzon was, wien hy nu" reeds federt zes weeken vruchteloos had gezocht. Gy kunt ligtelyk nagaan , hoe heugchelyk dit gezicht zyn moest voor den Admiraal en zyne reisgenooten! Pinzon kwam by hem aan boord, en poogHj de  C *3S) de zich te rechtvaardigen, door al de fchuld te geeven aan het ftormachtige weêr, waardoor hy, gelyk hy voorwendde, tegen zynen wil verzeild was. kolumbus hield zich verzeekerd, dat dit voorwendfel van allen grond ontbloot was; maar zyne natuurlyke neiging tot edelmoedigheid en zyn wys beleid raadden hem, liever toegeevendheid, dan ftrengheid te oefenen. Hy veinsde derhalven aan het fchynbaar gezegde van Pinzon geloof te flaan, en nam hem weder aan in zyne gunst, zeer vergenoegd , dat hy de tyding van zyne gewijtige ontdekkingen nu niet meer behoefde toe te vertrouwen aan een enkel, reeds bouwvallig geworden, Schip. k a r. e l. Waar was Pinzon dan zo lang gc«i weest ? vader. Hy had zich insgelyks aan de kusten van Hispaniöla, maar in andere landftreeken opgehouden, om goud in te ruilen. Dus had hy geen andere ontdekkingen gemaakt. moeder. Nu, kinderen! opdat gy nu ook reden moogt hebben, u over de ontdekking van America te verblyden ; zult gy deezen avond niet dan Americaanfche fpyten eeten. ALLEN.  C 139 ) allen. O! ë e n 1 g e n. Wat zullen wy dan eeten ? moeder. Soep van Kakaoboonen — freêrik. Ach! Chokolaad! moeder. En dan nog iets , waarin gy misfchien niet veel behaagen zult fcheppen. e e n 1 g e n. Wat dan ? moeder. Aardappelen. allen. O! Aardappelen, Aardappelen J onze lieffte fpys! vader. Vivat kolumeus, aan wien wy deeze lieffte fpys moeten dankweeten! allen. Vivat, Vivat! AGTS TE  c 140 y 'A GTS TE GESPREK. Vader. Nu, kinderen! laat ons onzen koiumeus ook op zyne t'huis-reis verzeilen! freêrik. Als 't u behaagt, Vader lief! vader. Een frisfche wind uit het Westen , die toen gelukkig waaide, blies beide deeze Schepen voort, als of zy vlogen; en de vergenoegde Schepelingen waren alreeds met hunne gedachten in Spanje; en reeds midden onder eene meenigte van toehoorders, die door het verhaal van de wonderen der • nieuwe waereld m de grootfle verbaasdheid opgetogen ftonden. moeder. Ik zou denken, myn lieve Man! dat gy deeze goede menfchen de vreugd wel . zoudt kunnen vcrfchaffen , om hen maar aanftonds aan land te brengen, opdat zy zonder tut-  ( Hl ) uitftel mogen vertellen 't geen zy ondervonden hebben ! vader. Dit zou ik waarlyk gaarne willen doen; maar daar komt my in 't westen aan den hemel een onweder op, 't welk my doet beducht zyn voor myne arme gelukzoekers. Ik wenschte, dat ik hen zo lang, tot dat het naderende onweder over zal zyn, ergens in eenen veilige haven kon brengen. Maar ongelukkig is tusfchen Hispaniöla en Spanje geen land, en dus ook geen haven te vinden. johannes. Jtt wel! de Azorifche eilanden ! vader. Gy hebt gelyk, johannes ! Daar zouden zy zekerlyk kunnen inloopen , indien, ik hen flechts zo fpoedig daar ter plaatfe bezorgen kon; maar by ongeluk zyn zy 'er nog wel vyftig mylen van daan, en het onweder nadert met fterke fchreden. Het wordt reeds duister, en deeze duisternis vermeerdert van tyd tot tyd; de benaauwde Schepelingen ftaan , in eene angstvallige verwachting van 't geen gebeuren zal, op het dek, en hebben hunne oogen gevestigd op den Admiraal, die met zyne gewoone onverfchrokkene bedaardheid ie noodige bevelen geeft. Nu  ( 142 ) Nu beginnen de golven van den ruimen Ocefcan allengs opteryzen; de Schepen flingeren, het touwwerk klatert, en de ftormwind huilt vreesfelyk door de masten. Het weerlicht, en wordt wederom nacht; het dondert, en een zwaare ftortregen valt neder op de fungerende Schepen. Nu , nu barst de woede van het heevige onweder met alle deszelfs verfchrikkingen los. De blikfems lichten , de donders rollen , de golven bruisfchen , de winden brullen , en de waggelende Schepen worden van de geweldige golven nu hoog in de lucht opgeheeven, en dan weder diep in den afgrond neérgeHingerd. De geheele manfchap is van vrees en fchrik bevanjcn. Sommigen liggen op hunne kniën, en fmeeken, met opgeheevene handen , om het behoud van hun leven ; anderen ftaan of liggen bleek, ftom en zinneloos, en fchynen meer dood, dan levende te zyn; nog anderen neemen hun toevlugt tot bygeloovige middelen, en doen gelofte dat zy, indien de hemel hen in 't leven mogt behouden, in het eerfte Christelyk land, waar zy zullen aankomen, barrevoets en in 't bloote hemd naar eene  ( 143 ) eene Kerk, aan de maagd Maria toegewyd, een bedevaart zullen doen. lotje. Dat begryp ik niet, Vader! vader. Dan zal ik 't u verklaaren, myne lieve lotje ! luister maar. — De Christenen , die men gemeenlyk Roomsch - Katholyken noemt, geloofden eertyds, dat het 'een werk was, waaraan de lieve God een welbehaagen had, wanneer men van de plaats zyner inwooning naar eenig ander land eene reis, gepaard met meenigvuldige bezwaarlykheden, ondernam, om aldaar zekeren tyd met vasten en bidden doortebrengen. Zulk een reis, met zulk een vroom oogmerk onde> noomen, noemde men eene Bedevaart, en de menfchen , die dezelve ondernamen , wierden Pelgrims genoemd. In vroegere tyden waren deeze Bedevaarten vry algemeen, en de Pelgrims trachtten zich dezelven zo lastig te maaken , als mogelyk was. Sommigen gingen barrevoets , trokken een kleed van grof laaken over het bloote ligchaam , leeden onderweg honger en dorst, hitte en koude , kastydden zich nog daarenboven , en achtten zich gelukkig naar maate zy meer ongemak en fmarten verdroegen: want zy geloofden, dat zulks den lic-  ( 144 ) lieven God zo aangenaam was, dat hy hen wegens deeze zelfpyniging gaarne alle hunne zonden wilde vergeeven. Wanneer zy nu in een groot gevaar waren, oordeelden zy het beste middel te zyn, om zich van de Goddelyke hulp te verzekeren, wanneer zy de gelofte deeden, zulk eene bedevaart te zullen onderneemen. Zie, lotje! dit deeden nu ook de Matroozen op het Schip van kolumbus; zy deeden aan den lieven God de gelofte, dat zy , ingevalle hy hen zou redden , in het eerfte Christelyke land, waar zy zouden aankomen , eene bedevaart zouden doen naar de naaste kerk, en wel op die wyze, welke ik u reeds heb befchreven. Begrypt gy 't nu? lotje. O ja, Vader. vader. Om nu weder tot kolumbus en zyne arme Schepelingen te komen, die wy in den deerniswaardigften ftaat verlaaten hebben ; hunne omftandigheden zyn middelerwyl niets beter geworden. Nog zweeven zy tusfehen dood en leven, en elke nieuwe afvallende waterberg, die de Schepen op zynen magtigen rug neemt, om hen met een groot gekraak wederom in den afgrond ncêr te Horten, fchynt hun lot te zullen bellisfen. Vruch-  I 145 3 Vruchteloos maakt kolumbus met de groot» fte tegenwoordigheid van geest gebruik van alle de behoedmiddelen, welke beleid en ondervinding hem aan de hand geeven 3 vruch-1 teloos zoekt hy zyne Schepelingen moed inteboezemcn , en hen te beweegen , om hunne; zinkende handen aan het werk te houden: zy zyn gelyk ontzielde ligchaamen, waarmede hy niets kan beginnen , en het onweder raast met een onwederftaanbaar geweld. Eindelyk > wanneer hy 't niet meer voor zich-zeiven kan verbergen, dat alle menfehelyke hulp vruchteloos is , gaat hy met een bekommerd hart in zyn kajuit, en wat denkt gy wel, dat hy daar gedaan heeft ? lenigen. Gebeden; vader. Zekerlyk zaghy met oogen vati eene kinderlyke onderwerping op naar den hemel: hy fmeekte echter niet om het be-' houd van zyn leven, ( dit gaf hy over in de vaderlyke handen van den Opperheer , die 't hem gegeeven had ,) maar daarom alleen bad hy tot God, dat hy mogt laaten gelukken 't geen hy thans, met volkomene verloochening van zyn leven, befloten had. ferdinand. Wat had hy dan befloten ? i, dei l. I va-  C *4« > • vader. Niets kon dien man, die de wel-" vaart der menleken meer, dan zyn eigen leven ter harte nam, zo zeer grieven, als de gedachte , dat met zynen ondergang tevens alle de gewigtige narichten, welke hy naar Europa wilde overbrengen , en voornaamelyk zyne vroome en menschlievende bedoeling , om de kennis van den waaren God onT der de van hem ontdekte Wilden te verbreiden , en wel naar alle vermoeden voor altoos,' zouden verlooren gaan. Gelyk een fcherp Iweefnydend zwaard doorgriefde deeze vrees Zyn verheven hart, en bewoog hem , om nu niet meer aan zichzelven en aan zyn eigen behoud, maar alleenlyk op de afweering van deezen ramp te denken, die in zyne oogen alles te boven ging. Hoort, kinderen! welk een middel hy befloot in 't werk te Hellen, om dit onheil voortekomen; en maakt hier■uit dc grootheid op van dien man, die in het klaarblykelykst doodsgevaar nog tot zulke wyze voorneemens, en tot zulk eene weloverlegde werkzaamheid in ftaat was! Hy nam een vel perkament, fchreef op hetzelve de gewigtigfte berichten van zyne ontdekkingen ; en wondt het ia een doek , be- ftre-  ( 147 > ftreken met olie ; dien doek befmeerde hy met wasch ; floot vervolgens dien klomp in eene wel toegemaakte ton, en wierp dezelve In zee. waithïs. Waarom deed hy dit ? hendrik. Dit is immers ligt te begrypen; hy dacht mogelyk dat de zee deeze ton wel ergens aan land zou fpoeien. vader. En, dat dan misfehien iemand deeze ton vinden, openen, en den fchat, dis daarin verborgen was , verder bekend zou maaken. Wat laater maakte hy eene tweede ton met denzelfden inhoud vast aan den achterneven van 't fchip, om dezelve mede te neemen ter plaatfe , alwaar het vaartuig met hem en zyn volk zou vergaan. , Zegt nu eens, lieve kinderen ! hoe veelen zouden 'er onder ons wel gevonden worden, die in foortgelyke omftandigheden voor zulk eene tegenwoordigheid van geest vatbaar zouden zyn ? jantje. Ik geloof, niet één ! — Ik althans vast niet. is enig en. Ik ook niet. vader. Maar wilt gy weeten, hoe ko:. v meu s het heeft aangelegd, om tot zulk eene fiandvastigheid van geest te komen?  johannes. Welnu? vader. Toen hy nog in uwen ouderdom was, oefende hy zich, om by elke kleine verlegenheid , waarin hy geraakte, by elk klein onheil, 't geen hem overkwam, altyd zyn tegenwoordigheid van geest te behouden; zich niet door vrees en fchrik te laaten bedwelmen; maar veelmeer terftond op middelen en wegen te denken, op wat wyze hy het ongeluk afweeren, of de geleden fchade weder goed kon maaken. Hy vertrouwde niet op den byftand van zyne leidslieden, maar poogde altyd zichzelven te helpen , en zelf een verHandig middel uit te vinden, waardoor hy uit de verlegenheid kon geraaken. Nooit liet hy zich van anderen handreiking doen , als zyne eigene handen tot eenig werk , 't welk hy voor had, in ftaat waren; en hy verachtte met al zyn hart de tedere, vcrwyfde, en tot .alle menfehelyke beezigheden onbekwaamc fchepfels, die altyd gewoon zyn, om andere menfchen voor zich te laaten denken en arbeiden. Hierdoor, en door een geduurig beezig, werkzaam en tevens godvruchtig leven, 't welk hy van zyne vroege jeugd af geleid" had, wierd 't hem dan ook van tyd tot tyd als  ( 149 ) als tot eene tweede natuur, by geene verlegenheid moedeloos te worden , voor geen gevaar , hoe groot ook, te beeven, maar terftond al zyn verftand in 't werk te Hellen , om zich met moed en beleid uit die zaak te redden. En zo , kinderen ! moet gyheden ook doen, wanneer gy wenscht, zulke mannen te worden. godliee. O, dat zullen wy gewisfelyk ook doen! freêrik. Johanna! je zult morgen niet vroeg by my komen, om nrync halve laarsjes toetercigen ; ik zal 't nu wel alleen kunnen doen, hoor ! als je 't maar weet! johanna. O, ik zalu myne diensten niet opdringen; wees daar maar gerust over ! freêrik. Ik zal 't ook niet meer toelaatem! is 't niet zo, Vaderlief! ik moet ze zelf toereigen ? vader. Wanneer gy eerlang een kolumeus wilt worden, zekerlyk, moet gy 't dan zelf doen! Maar , wanneer gy misfehien lust zoudt hebben, om gelyk een oud grootje uw geheel leven in den hoek van den haard doortebrengen, dan behoeft gy dit niet te d,oen. — freêrik. O, fcei! foei! I 3 moe-  ( i5o ) moeder. Maar, kindertjes! wy verliezen onzen kolumeus immers geheel en al uit het oog. Ik zit op heete kooien, zo lang ik met weet, hoe het dan eindelyk met k olumbus en zyn volk is afgeloopen. vader. Ik ben al weder by de hand; maar, helaas! de fchroomelyke ftaat van deeze arme ongelukkige menfchen is al dien tyd nog dezelfde gebleeven. De ftorm raast nog, gelyk te vooren, en ter vermeerdering der verfchrikkingen van den vreesfelykftcn _ dood , dien zy elk oogenblik verwachten , is nu zelfs de donkerfte en akeligfte aller' nachten aangebrooken. Zy zien niet één vertroostend fterretje, hetwelk voor de wanhoopigen eenige hoop kan verfpreiden. Hemel, lucht en zee zyn , om zo te fprceken, in de dikfte en naarfte duisternis verzwolgen; cn de raaiende Orkaan maakt in den geheelen zwarten nacht ook niet de minde tusfehenpozing van woeden. Dus dobberen zy tusfehen dood en leven , reeds half ontzield, tot dat eindelyk , e enig en. O , de arme kolumbus ! vader. tot dat eindelyk de fchroo- trrelykfte nacht vvykt, en het fchemerlicht van den  c m) den dag, tot onuitfpreekelyke blydfchap van de herleevende Schepelingen, van verre een ryzend land ontdekt. ALLEN. O ! vader. Wat land het was kon de Admi-' raai zelf niet aanftonds weeten ; maar nader gekomen zynde, vonden zy, dat het één van de Azorifche eilanden was. chris riaan. God zy gedankt, dat zy'er Zyn ! Ik ben ontzagchelyk benaauwd geweest. vader. Zy zyn 'er nog niet, myn lieve chris] e ! fchoon het land voor hunne oogen ligt. De nog geduurig aanhoudende heevige ftorm maakte het allcrgevaarlykst , om de kust te naderen. Hoe zeer ook al het volk naar eene landing reikhalsde , waren zy evenwel genoodzaakt , om onder een beftendig voortduurend gevaar nog vier dagen te laveeren. De Pinta was verdweenen, en het bleef onzeker, ofzy vergaan was, dan of haar bevelhebber Pinzon wederom verraaderlyk had gebruik gemaakt van den ftorm en den nacht, om den Admiraal te verhaten, en de eerfte te zyn, die de blyde berichten van de gemaakte ontdekkingen naar Spanje wilde brengen. Eindelyk bedaarde de ftorm een weiI 4 nig >  ( *3* ) nig; de Admiraal nam het gelukkig oogenblik waar, liep zonder uitftel in de haven, en ging voor anker leggen. Het duurde niet lang of 'er kwamen eenige Portugeezen aan boord, welke levensmiddelen en ververfchingen te koop aanboden , en tevens onderzochten, waar zy van daan kwamen,'en werwaards zy dachten te reizen» Dewyl men van deeze menfchen vernam, dat 'er niet verre van de kust een Kerk was, aan de maagd Maria toegewyd : vergunde kolumbus de helft van zyn volk, aan land te gaan, om zich te kwyten van de gelofte der bedevaart, waartoe zy zich verpligt hadden. Hy zelf was door het meenigvuldige waaken, arbeiden en de heevige gemoedsbeweegingen , aan beide beenen lam geworden, en moest dus aan boord blyven. Maar hy belastte de afvaarende pelgrims, zodra mogelyk wedertekécren, opdat, na hen, ook het overige Scheepsvolk aan land zou kunnen gaan , om aan hunne gelofte te voldoen. Men beloofde zyn bevel natekomen , ontkleedde zich, en aanvaardde barrevoets en in het bloote hembd den plegtigen optogt naar die plaats, alwaar zulk een Kerk, of Kapél lag. EeruS  C 153 ) Eenige uuren daarna verwachte men hunnd wederkomst, maar zy kwamen niet terug; men wachtte nog een uur , en nog één, maar niemand van hen liet zich weder zien; eindelyk wierd het nacht, en zy bleeven uit. Hieruit kreeg kolumbus eenig kwaad vermoe- den; maar hy moest tot den morgen wachten , om iets met zekerheid te ontdekken. De morgen kwam , en nu vernam hy, tot zyne grootfte verwondering , dat de Portugeefche bezetting de naakte pelgrims opgeligt, en in. .veilige bewaaring gebragt had. kolumbus was ten uiteriie misnoegd ovei deeze trouwlooze behandeling, en dewyl alle voorftellingen , welke hy daarover deed, vruchteloos waren, dreigde hy eindelyk met eenen eed , dat hy van daar niet zou wegzeilen , voor dat hy honderd Portugeezen gevangen genomen en het geheele eiland verwoest had. Deeze bedreiging was van goede uitwerking. Men zondt aan hem gevolmagtigden, die uit naam van den Stadhouder moesten afvraagen, of hy en zyne Schepen ook werkelyk in dienst van het Spaanfche hof waren; en, nadat hy hun zulks door zyne geloofsbrieven, beweezen had, wierden de gevangenen weder los gelaaI 5 ten.  i m) ten. De Stadhouder had r.aamelyk, gélyk tnen zegt, last van zynen Koning, om, ware 't mogelyk , den perfoon van kolumbus magtig te worden; naar alle gedachten, om hem en zyn volk in een eeuwige gevangenis te werpen, en dan in ftilte de van hem ontdekte landen in bezit te neemen. Maar dewyl men hem-zeiven niet in handen kon krygen , vermits hy aan boord was gebleeven, oordeelde men het verftandigst te handelen, hem zyn volk ook weder te geeven , en te veinzen, als of men niet had geloofd, dat zy Spanjaarden Waren. Ziet daar, kinderen ! wederom een voorbeeld, hoe dat geene , het welk wy kortziende menfchen een ongeluk noemen , dikwerf een waare weldaad van God is, hoewel wy zelden in ftaat zyn, om zulks te befeffen op dien tyd, als het ons overkomt, kolumeus was ziek ; hy had zwaare pyn in de heupen, en moest dus het genoegen derven, om na eene langduurige en gevaarlyke zeereis aan land te gaan. Naar alle vermoeden hield hy dit in dien tyd voor een ongeluk; maar hoe zeer heeft hy dan niet gedwaald ? Dit ongeluk was veelmeer voor hem een groot geluk. Want, ware  ( 155) ware hy gezond geweest, dan ware hy ook aan land gekomen, dan had men hem opge- ligt , en dan zou hy misfchien zyn geheels leven in eene treurige gevangenis hebben moeten doorbrengen. Hoe gelukkig zyn wy derhalven , dat onze lotgevallen in de handen zyn van eenen God, die, ook wanneer hy ons onaangenaamheden laat overkomen , altyd een wys en liefdenryk oogmerk daarmede weet te bereiken ! Yerblyd ove'r de gelukkige uitkomst van deeze verdrietige zaak, ging kolumbus weder onder zeil, in de aangenaame hoop, om nu welhaast het einde- van alle zyne moeijclykheden en van alle gevaaren te bereiken. Maar , de hemel had bellooten, om zyne ftandvastigheid andermaal eene zwaare beproeving te doen ondergaan. Op nieuws ontflond 'er een vrceslyke ftorm. Het Schip geraakte van zynen koers, de zeilen fcheurden aan ftukken , de masten waggelden , en met elke teisterende golf verwachtte -men vol wanhoop den geheelen ondergang. In deezen hoopeloozen ftaat, die nu reeds wederom twee dagen geduurd had, ontdekten Ey te middernacht onverwachts een rots, waarop  Op het oude gebrekkige vaartuig aanliep. Had hetzelve nog één minuut dien koers gehouden, zou het zeker verbryzeld zyn geweest. Maar de tegenwoordigheid van geest verliet kolumbus ook niet in dit beflisfend, in dit fchromelyk oogenblik. Hy draaide het Schip op eene zeer gefchikte wyze juist ter rechten tyd; en dit was de oorzaak, dat het Schip, hy-zelf en zyn volk behouden wierd. Kort daarna zag hy, dat hy aan de Portugeefche kust, en .welaan den mond van den Taag was, alwaar *t hem eindelyk gelukte, voor anker te gaan leggen. Met het aanbreeken van den dag zondt hy hoden af, één naar Madrid, om den Koning van-Spanje van zyne gelukkige aankomst bericht te geeven, een' anderen naar Lisbon aan den Koning van Portugal, om te verzoeken, dat het hem vergund mogt worden, den Taag tot aan de ftad te moogen opzeilen, ten einde hy zyn Schip aldaar kon laaten herftellen. Dit verzoek wierd hem toegeftaan; dus zeilde hy , zonder te vertoeven, derwaards. Het gerucht, dat 'er zulk een merkwaardig Schip was ingelopen, was naauwlyks in Lisbon verfpreid geworden, öf alles, wat leven had,  ( Ut > had, liep naar de haven. De oever krieldö van menfchen, de ftroom van fchuiten, dewyl iedereen brandde van begeerte, om dien wonderbaaren man te zien , die zulk eene buitengewoone onderneeming zo gelukkig had volbragt. Sommigen dankten God voor het geluk 't welk hy hem daartoe had verleend , anderen betreurden het ongeluk van hun vaderland , om dien zonderlingen man verkeerd befchouwd, en verftooten te hebben. De Koning van Portugal zelf kon hem thans zyne hoogachting niet weigeren, fchoon 1 hem zeer gevoelig ter harte ging, dat Spanje door deezen man alleen zulk eenen grooten aangroei van magt en rykdom had ontvangen, welken hy-zelf, verleid door dwaaze raadslieden, zo achteloos van zich had afgeflooten. Hy gaf last aan zyne bedienden , om hem allen mogclyken eerbied te bewyzen; ceedt hem en zyn volk van ververfchingen voorzien , en fchreef hem zelf eenen verpliglenden brief, met de bede of hy hem wilde bezoeken, kolumbus aarfelde niet lang, om aan zynen wensch te voldoen; en toen hy aankwam moest de gehecle hoffloet, op 'sKosin^sbevel, hem.met eerbied te gemoetgaanGe-  C 158) Geduurende het gefprek zelf, was de Koning 'er op gefield, dat hy met gedekten hoofde en zittende zou fpreeken; en by het bericht var» de gemaakte ontdekkingen gaf hy beurtelings het fterkfle berouw en de levendigfle verwondering te kennen. Daarentegen genoot kolumbus het genoegen, hoewel met befcheidenheid, dat hy die hooffche vleijers, welke hem eertyds als eenen ellendigen Projektmaaker befpot hadden, thans, verblind door den glans van zyne daaden, verward en befchaamd • 2ag- De Koning trachtte hem door de ftreclendfie aanbiedingen te beweegen, weder in zysen dienst te treeden: maar het was vruchteloos. Hy had hem gerust de helft van zyn Koningryk kunnen aanbieden, zonder dat hy hem daardoor in de trouw jegens het hof waaraan hynu éénmaal zyne diensten had toe' gewyd, flechts voor één oogenbiik befluircloos zou hebben kunnen maaken. moeder. Braaf! vader. Nadat hy nu met den betaamlykften eerbied affcheid had genomen, en de noodzaakelykfle verbeeteringen aan zyn Schip volisiagt waren, ging hy wederom onder zeiJ, en  ( 159) en fteevende nu naar dezelfde Spaanfche haven, waarhy uitgeloopen was. Het was den vyftienden van de maand Maart, toen hy gelukkiglyk aldaar aankwam, nadat hy in alles zeven maanden en elf dagen was uitgeweest. En nu zullen wy hem ook, na zulk een langduurige en lastige reis, eerst laaten uitrusten; morgen zult gy het genoegen hebben, om hen» aan land te zien flappen. fieier, Dat is nu eens wederom eene leraangenaamfte vertelling geweest!  (I NEGENDE GESPREK. 'Klaas. "Vaderlief! zal kolumbus nuniet aan land flappen? vader. Aanflonds, myn kind! maar gy moet hem eerst de haven van Palos ordentelyk zien inloopen. Naauwlyks was het gerucht, dat zyn Schip naderde , bekend geworden, of alle de inwooners van die plaats liepen naar de haven, om zich van de waarheid deezer allerheugchelykfle tyding door hunne eigen oogen te overtuigen. En dewyl zy nu zagen, dat het indedaad zo was, en het Schip zo verre naderde , dat de een zynen zoon , een ander zynen broeder, een derde zynen vriend, een vierde haaren Echtgenoot op het dek herkende ; toen had gy eens moeten hoorcn, van welk een algemeen juichend gefchreeuw de lucht  (161) lucht weergalmde; gy had een moeten zien. hoe duizend armen, welke van blydfchap beefden , uitgeftrekt waren, om de geliefde reizigers te ontvangen , en hoe veele duizende van vreugdetraanen 'er by hunne welkomst wier. den geplengd! Thans flapte kolomeü» aan land, begroet door den donder van het kanon, door het plegtige gelui der klokken, en door een algemeen gejuich van de meenigte des volks. Hy, wel verre van door deeze aangedaane eer opgeblaazen te worden — liet het zyne eerfte zorg zyn, om openlyk te toonen, dat degeheele roem van de gelukkige volbrenging zyner onderneeming niet hem, maar Gode toekwam ; en begaf zich terftond op weg naar dezelfde Kerk , waarin hy vóór het aanvaarden van zyne reis den Allerhoogflen om zy nen byftand had aangeroepen. Zyne reisgenooten en al het volk verzelde hem der waards ïn eenen plegtigen optogt. Nadat hy zich nu openlyk gekweeten had van de pligt der dankbaarheid jegens God, namhy de reis aan naar Banelona, eene Stad in klkis. — in de Spaanfche Provincie Katalomen. i. DE ei. E VADER,  C I6V) vader. alwaar de Koning en de Koningin van Spanje in dien tyd hunne hofhouding hadden. johannes. Kon men 'er dan niet achteï komen, waar Pinzon gebleeven was ? vader. Zekerlyk; maar de tydingen , welke van hem verfpreid wierden, fpraken elkanderen tegen. Sommigen verhaalen , dat hy, kort na de komst van kolumbus, insgelyks de haven van Palos is ingelopen; anderen daarentegen berichten, dat hy reeds eenige dagen te vooren in Gal'kïén gekomen is, en zich terftond op weg had willen beoeeven , om de aangenaame tyding van de gedaane ontdekkingen eerst aan 't hof bekend te maaken: maar dat de Koning hem had laaten beveelcn, niet te verfchynen , dan in liet gezelfchap van den Admiraal; en dit Zou die eerzuchtige man zich zo zeer hebben aangetrokken , dat hy op het oogenblik in eene zwaare ziekte ftorte, en weinig dagen daarna den geest gaf. hans. Geluk op reis , Myn Heer pinzon! jantje. Ik zou op een anderen tyd niet weer zo trouwloos, en eerzuchtig weezen. vader.  ( ï63) vader. Wy willen hoopen, dat het thans beter met zyn hart gefield is. — kolumbus zag in alle plaatfen, waar zyn weg liep, een ongelooffelyken toeloop van volk uit alle nabuurige gewesten, en hoorde zynen naam van mond tot mond met de grootflc toejuiching voortrollen. Eindelyk kwam hy tc Banelona, alwaar de Koning en Koningin hem met een groot verlangen verwachtten. De geheelc hofftoet moest hem met eerbied te gemoet gaan; en de ftraaten waren zodanig opgepropt van menfchen , dat 'er naauwlyks voor hem een weg open bleef, langs welken hy gaan kon. De togt gefchiedde op de'volgende wyze: Vooraf gingen de Indiaanen, die hy uit de •door hem ontdekte eilanden had mede genomen , elk op hunne eigene wyze gekleed. Achter hen droeg men alle de gouden fieraaden, de gouden plaaten en zanden die hy had mede gebragt. Daarop volgden zy, die de ftaaltjes van alle de overige voortbrengfels der natuur, in de ontdekte landen, droegen; gelyk baaien catoen, kisten met Americaanfche peper , papagaayën, die op Hokken van vyf - en twintig voet lang gedraagen wïerden, opgeK 2 zette  C 164 > zette Americaanfche dieren en vogelen, als ook eene meenigte van andere zaaken, welke nooit in Europa gezien waren. Eindelyk vericheen kolumeus zelf, op wien de oogen van de verbaasde aanfchouwers nog meer, dan op al het voorige, gevestigd waren. * Om hem eene zeer byzondere eer te bewyzen hadden hunne Majefteiten eenen prachtigen troon op eene openlyke plaats laaten oplichten , alwaar zy hem verwachtten. Hy naderde, en wilde, volgens de gewoonte van dien tyd, aansden voet neder, knielen, toen de Koning hem de hand toereikte, dat hy' die zou kusfchen, en hem belastte, om zich aan zyne zyde te plaatfen op eenen ftoel, daartoe gefchikt. En nu gaf hy met eene betaamelyke deftigheid een uitvoerig bericht van de gedaane ontdekkingen , en toonde de merkwaardige ftaalen, welke hy van de voortbrengfels deezer landen had mede gebragt. Het hof, en allen die hem konden hooren , geraakten hierover in de uiterfte verbaasdheid. Toenhy zyn verhaal had geëindigd, knielden beide hunne Majefteiten , en met hen de geheele meenigte der vergaderde aanfchouwers neder, en dankten God, dat hy deeze aan- mer-  C 165) merkelyke gebeurtenis, welke voor Spanje zo voordeelig fcheen te zullen zyn, in hunnen tyd had laaten gefchieden. Hierop wierd koitiMSirs met de nitgezochtfte eerbewyzingen overladen. Men bevestigde alles, wat men hem vóór zyn vertrek ter belooning had beloofd; hy en zyne geheele familie wierden tot den adeldom verheeven, en zo dikwerf de Koning te paard reed, moest de geliefde Admiraal aan zyne zyde ryden; eene eer, welke tot dus verre niemand had genoten, dan alleenlyk de Prinfen uit het Koninglyke huis. Maar 't geen hem meer, dan dit alles verblydde , was het Koninglyk bevel, dat men zonder uitftel een geheele vloot tot eene tweede reis voor hem zou uitrusten. Middelerwyl zondt de Koning eenen gezant naar Romen, om den Paus te verzoeken, dat hy de reeds ontdekte, en nog te ontdekken landen in den onbekenden Oceaan, aan de Spanjaarden alleen en aan geen ander volk in eigendom en erffelyk mogt fchenken; en de Paus (hy heette Alexander de zesde) trok op de Globe eene rechte lyn van het één aspunt tot het ander toe, op den afftand van honderd mylen van de Azorifche eilanden, en verK 3 klaar-  C kso klaarde plegtiglyk, dat al het land, 't welK men aan de andere zyde van deeze lyn mogt ontdekken, aan niemand, dan alleenlyk den Koning van Spanje, zou toebehooren. dirk. Wel, hoe kon de Paus deeze landen , welke hem niet toekwamen, aan iemand anders fchenken ? vader. In dien tyd, d i r k ! was de Paus-, gelyk gy uit de gefchiedenis weet, een magti ?; man, waarvan men geloofde, dat hy de Stedehouder van God was, en dat hy dus ook met den geheelen aardbodem doen kon, wat hem behaagde. Wanneer derhalven een Koning of Vorst van de bezitting van zyn land wilde verzekerd zyn, moest hy zyn recht op hetzelve eerst door den Paus laaten bevestigen. ' Thans is het zo niet meer. mat tuvs. Dat is ook zeer goed; de Paus ' zou anders ons land ons ook wel eens kunnen afneemen. vader. De uitrusting der vloot wierd inmiddels met zulk eenen yver voortgezet, dat 'er binnen eenen korten tyd zeventien , en daar onder zeer aanzienelyke Schepen te Kadix zeilree lagen. De begeerte, om rykdompien en eer te verwerven, lokte eene ongeloof-  C 167 > !ooflyke meenigte van menfchen uit alle ftaa-J ten , welke wenschten deeie reis mede te moogen doen, ten deele ook, om in de ontdekte landen voor altoos hunne woonplaats te vestigen; en kolumeus, die niet in ftaat was, om hen allen mede te neemen, koos 'er vyftienhonderd uit, en droeg zorg , dat de Schepen overvloediglyk voorzien wierden van alle de noodwendigheden , welke zowel tot de reis, als ook tot het aanleggen van verfcheidene volkplantingen, verëischt wielden. Daartoe behoorde eene meenigte van werktuigen van allerlei foorten; vervolgens veele dieren , welke in de nieuwe waereld onbekend waren, gelyk paarden, ezels, koeijen en diergelyken; eindelyk ook alle foorten van Eut ïopifche veldvruchten, als mede zaaden van veelerleye kruiden en planten, die hy meende , dat onder die hemelftreek wel zouden groeijen. Dewyl hy voor 't overige altyd nog in het wanbegrip was , dat de door hem ontdekte landen gedeelten van Indië waren, het welk zich, naar zyne gisting, zo verre moest uitftrekken: gaf men aan dezelven, ter onderfcheiding van het reeds te vooren bekende InK 4 die,  C 16S ) 'dié', den naam van Wistïndiï , omdat men, wilde men van Europa derwaarts komen, naar *t wesren moest vaaren. Daarentegen wierd het eigenlyke Indië , waarnaar men ootlyk heen ftevende, van dien tyd af Oostïndic genoemd. chuistiaan. Maar geheel America wordt ïmmers niet Westmdië genoemd ? vader. Neen: men verftaat thans onder deezen naam alleenlyk de Americaanfche eilanden , welke in den grooten Zeeboezem van 'Mexico liggen. Nadat nu alles tot de reis in gereedheid was; ging de vloot den vyf-en twintigften September van Kadix onder zeil. kolumbus zette éérst wederom koers naar de Kanarifc/ic eilanden, en kwam aldaar den vyfden Oftober ten anker. Hier nam hy nog versch water, hout, en eenig vee, voornaamelyk varkens, in ; en zeilde, na drie dagen vertoefd te hebben, verder. De varkens, welke hy van deeze eilanden heeft mede genomen, zyn eigenlyk de ftam van-alle de varkens, welke thans in America leeven, godueb. Maar daar kunnen immers naderhand nog wel andere vaikcns gekomen zyn ? vader,  ( 169 ) vader. Gy hebt gelyk, godlieb ! da Americaanfche varkens moeten zich maar niet verhovaardigen op hunne oude afkomst: want wie kan weeten, hoe het 'er mede gelcegen is. Men zou echter eene foortgelyke dwaasheid in deeze redenlooze dieren, indien 7.7 daartoe in ftaat waren, kunnen over 't hoofd zien: maar als een mensch zo zot was, daarop trotsch te weezen, dat hy van aanzienelyke en vermaarde voorouders afdamde 3 zou men dien armen zieken een ader aan 't voor- . hoofd moeten openen, om ware 't mogelyk hem wederom tot zyn verftand te brengen en hem te leeren begrypen, dat hy daarom , dewyl zyne voorouders vermaarde lieden waren, niets meerder waardig is, dan andere menfchen. Binnen den tyd van twintig dagen leidden zy nu met een aanhoudenden gunstigen wind agthonderd zeemylen af. Hen ontmoette daarby zo weinig, 't geen merkwaardig was, dat ik ze, zonder iets aanmerkelyks voor u te verzwygen, zonder veele omftandigheden terftond aan land kan laaten ftappen. Het was den tweeden November, en das niet meer, dan zes- en twintig dagen na hun K. 5 ver-  C 170 ) Vertrek uit Spanje, datzy het anker lieten vallen by een eiland, 't welk koiumbus. Dominica noemde, ómdat de dag, waarop hy dit eiland ontdekte, juist een zondag was, die , gelyk u bekend is, in 't latyn ook dies dmipi pica genoemd wordt. karei.. Is dit niet een van de kleine Arm tilles of Karibifche eilanden, welke de Engelfchen thans in bezit hebben. jantje. Ja wel; zie hier ligt het! Het . fcehoort mede tot de eilanden van den Wind ( * ), freêrik. Wat zyn dit voor eilanden? . vader. Geef hem daarvan eens eenige opiosfmg, hendrik! hendrik. Zie freêrik! hier ligt eene geheele reeks van eilanden. Wanneer nu op zekere tyden de oostenwind hier begint te waaijen, heeft men opgemerkt, dat hy gemeenlyk eerder by deeze bovenfle eilanden dan by deeze, die hier beneden liggen, zich laat gevoelen. Dit is de rede , dat men deeze boven fte (*) Welke in't Spaanse ft de eilanden Barlovento , en in 't Engelsch the Windward Islands worden genoemd.  C m ) venfte eilanden: de eilanden boven den wind, es daarentegen deeze benedenile: de eilanden onder den wind heeft genoemd ( * ). vader. Nadien men hier geen bekwaame ankerplaats vond; zeilde kolumbus welhaast verder, en ontdekte binnen korten tyd verfcheiden andere eilanden, welke ten deele van zeer veel gcwigts waren. De voornaamften daarvan waren Mart galante johannes. Dit hebben wy immers in dc aardryksbefchryving niet mede geleerd ? vader. Dan zullen wy het nu opmerken. De Franfchen zyn 'er thans bezitters va». Vervolgens Guadeloupe, 't welk tegenwoordig godlieb. Ook aan de Franfchen behoort. vader. — en waaraan kolumbus dien naam gaf, omdat hy de Monniken van zeker. Klooster in Spanje, 't welk even zo genoemd •wierd, had beloofd, een van die eilanden, welke hy zou ontdekken, naar deeze hunne verblyfplaats te zullen noemen. Vcr- (*) In 't Spaanseh de eilanden SottO vento, j» V Engelsen the Leeward Islands.  C 17= ) Vervolgens Antigua — ferdinand. Het welk de-Engelfchen thansin bezit hebben. vadisr. Verder Vertoriko, 't geen, gelyk gy weet, de Spanjaarden tot dus verre nog zelf bezitten ; eindelyk het eiland St. Martin, 't welk de Engelfchen vermeesterd hebben. Op het eiland Guadeloufs zag men eenen prachtigen waterval van eene zeer hooge en puntige fteenrots , welke zulk een gedruis maakte , dat men 't drie mylen verre kon hooren. In den beginne wierd men 'er in 't geheel geene msnfchen gewaar, dewyl zy hunne hutten verhaten hadden, en naar het gebergte gevlucht waren. Eindelyk bragten dc uitgezondene Spanjaarden twee jongens op, die zy gevangen hadden, welke te kennen gaTen , dat zy geene inboorelingen van dit eiland , maar door de inwooners van hetzelve uit een ander nabuurig eiland met geweld weggefleept waren. Kort daarna vond men nog zes vrouwsperfoonen , die al kermende om hulp riepen, omdat zy insgelyks gevangen en tot eene eeuwige flaaverny gedoemd waren. ' Van deezen ontving men 't afgrysfelyk bericht , dat de inwooners van deeze eilanden ge-  C *73 > woon waren, alle hunne krygsgevangencn van 't mannelyk geflacht te braaden en op te eeten, maar daarentegen die van de vrouwelyke fexe voor hunne flaaven te behouden. Zowel de jongens, als de vrouwsperfoonen, wierden op hun aanhoudend verzoek medegenomen. By de overige eilanden vond kolumeus bewaarheid 't geen deeze vrouwen, en ook te vooren reeds de Katfchik Guakanaharï, hem van de oorlogzuchtige en barbaarfche zeden deezer natie hadden verhaald. Byna overal, waar hy eéne landing poogde te doen, wierd hy met vyandelykheden ontvangen , en overal vond hy blyken van de ontmenschte gewoonte , om hunne gevangene vyanden, als een wildbraad, te verteeren. Schier by alle wooningen zag men, met afgryzen, beenderen en hoofdfchedels van geflachte menfchen liggen. Dit , en de wensch, om de op Hispaniöla achtergebleevene Spanjaarden zodra mogelyk door zyne komst te verblyden, bewogen onzen kolumeus, by deeze nieuw - ontdekte eilanden niet lang te vertoeven; temeer, dewyl alle pogingen , om met de inboorelingen in eene vreedzaame onderhandeling te treeden, vruchteloos waren. Hy verhaaste ten dien einde zyne  C 174 > fyne vaart, en kwam op den één - en twïn* ö'gften van dezelfde maand by Hispaniöla gelukkiglyk ten anker, en wel op eene plaats > welke niet verder dan eene dagreize was van het aldaar nieuwgebouwde fort Natividad. Eenige Spanjaarden, die hy aan land had gezonden , kwamen met ie vreemde tyding te rug, dat zy de dooden ligchaamen van twee mannen, met ftrikken van bast om den hals, en op een hout in de gedaante van een kruis vast gemaakt, aan 't ftrand hadden gevonden. Zykonden echter niet met zekerheid zeggen, of het Europeaanen dan Indiaanen waren , om dat zy aan 't verrotten waren, 't welk hen onkennelyk had gemaakt. Dit bericht gaf kolumbus aanleiding tot tene zeer akelige vrees, waarvan hy de nadere opheldering tot den volgenden dag moest nitftellen. Hy bragt dien nacht zeer onrustig door, en zodra de morgen was aangebrooken, vertoefde hy geen oogenblik, om zich door zyne eigene oogen te overtuigen, in hoe verre dit geen 't welk hy vreesde gegrond of ongegrond was. Op de hoogte van Katmdad gekomen zynde — io t j e. Wat is dit, Vader i vader.  C 175 ) vader. Dat is, toen zyne vloot juist tegenover de kust was, waarop hy die kleine vesting had aangelegd. Heugt het u nog, hoe het er uitzag toen wy eens aan *t ftrand van de Noordzee ftonden? Scheen 't niet even, of de zee werklyk tegen eenen beig opliep ? lotje. O ja ! toen wy 'er nog niet zeeï naby waren , fcheen 't juist, als of'teen groote, groote berg was. vader. Zie je nu wel, lotje? Om dat zich nu de zee gelyk een heuvel fchynt te verheffen, zo noemt men dat gedeelte van de zee, 't welk van eene kust kan gezien worden , derzelver /tooate. kolumbus was naauwlyks op de hoogtè van Natividad gekomen , of hy fprong fchielyk in een boot, en deed zich naar land roeijen'. "Maar hoe zeer ontzette hy , toen hy by zyné komst noch de achtergelaatcne Spanjaarden, noch het van hem gebouwde Fort, maar alkenlyk eenige puinhooperi , gefcheurde kleederen , en gebrookene wapenen en gereedfehap vond ! Dit gezicht alleen befliste voor hem alles , en tot eene nog grooter overtuiging van liet treurige noodlot der verdweenen Kolonisten , vond men op eenigen affland elf doode lig'  C 176 ) ligchaamen van dezelven, waaraan men de te-"'' kens ontdekte, dat zy vermoord waren. Dewyl men nu het noodlot van deeze ongelukkigen beklaagde, en de meesten 'er zelfs op dachten, om den moord, aan hunne landslieden gepleegd , op de inboorelingen te wrec,ken: naderde de broeder van Guakamhari, en deed een' breedvoerig verflag van het ongeluk 't welk met de Europiiche Kolonisten gebeurd was. Het wezenlyke hiervan beftond in het volgende bericht: ■ „ Naauwlyks was kolumeus afgevaaren,„ of de achtergebleeven manfehap vergat den „ verftandïgen raad en de bevelen, welke hy j, hen vóór zyn vertrek had gegeeven , hoe„ danig zy zich zouden gedraagen. In plaats ,, dat zy de inwooners van het land door een „ menschlievend en rechtvaardig gedrag had,, den moeten bevestigen in den grooten eer„ bied , welken zy jegens de blanken , als „ hemelfche gasten, eenmaal hadden opge,, vat, gingen zy , niet lang na het vertrek „ van den Admiraal, over tot zo veele buiten„ fpoorigheden , en zo veele onrechtvaardig„ heden , dat de Indiaanen daaruit wel kon„ den begrypen, dat zy niet alleenlyk niet „ be-  ( 177 5 7» beter, maar zelfs nog erger, dan de zwart,, bruine menfchen waren. De Officier, die „ tot bevelhebber over hen was aangefteld, beproefde het, om hen in toom te houden; „ maar zy achten noch op zyne vermaaningen, noch op zyne bedreigingen , weigerden hem „ alle gehoorzaamheid , zworven hier en daar „ op het eiland in 't ronde , en pleegden roove„ ryé'n en geweldaadigheden. Het meeste vie„ len zy in het land van den Katfchik van Zi„ bao, uit hoofde van het goud, 't welk daar„ in gevonden wordt. Deeze Katfchik, ge„ tergd door hun toomeloos gedrag, vatte ein„ delykmet zyn volk de wapenen op, over„ viel hen, toen zy de een hier, de ander „ daar zorgloos rond zworven, doodde fom„ migen van hen, omringde daarop het Fort, „ en {tak het in brand. Een gedeelte der Span„ jaarden fneuvelde in de verdeediging van dit ,, Fort; de overigen zochten het te ontkomen „ in een fchuit, maar vonden hunnen dood in „ de zee. '■' Hy voegde daarby, dat zyn broeder, die by alle de beleedigingen, welke de Spanjaarden hem hadden aangedaan , nogthans by aanhoudendheid hun vriend was gebleeven, de wa-  ( 178 ) penen voor hen opgevat, maar in een gevecht met den Katfchik van Zibaó, eene wonde ontvangen had, waarvan hy thans nog niet gctteezen was. Het volk van kolumbus was geneegen,' cm de waarheid van dit laatde gedeelte van het verhaal in twyfel te trekken, en wenschte eene bloedige wraak te mogen neemen aan allé inboorelingen: maar hy-zelf was te verfiandig en te mënschlievend, dan dat hy in hun wraakzuchtig voorneemen zou hebben toegeftemd. Veelmeer deed hy zyn best, om hen ailen te overtuigen, hoe noodzaaklyk het was (om de vólkplanting, welke op dit eiland zou aangekweekt wordèn, te beveiligen,) dat men de verbeurde goede meening, en 't vertrouwen , 't welk de inboorelingen hen in den beginne hRdden beweezen, indien het mogelyk Ware > weder moest zoeken intewinnen, en prees derhalven elk een liefdenryk gedrag jegens hen aan. Hy bezocht vervolgens den Katfchik GhoUnahari zelf, en vond hem indedaad nog ziek aan eene ontvangene wond, welke niet fcheen ontdaan te zyn van Europifche wapenen, maar vtn een houten zwaard. Het onveranderde je-  C t?9 ) getrouw gedrag van den Katfchik pleitte Voor de waarheid van zyn verhaal, 't geen met de eërfte berichten, welke zyn broeder had gegeeven , volkomen overëenftemde. Ook toonde de Katfchik den grootften yver, om hem, op alle mogelyke wyzen, te verzekeren van de ftandvastigheid van zyne vriendfchappelyke gezindheden, en gaf hem ten-gefchenke agthonderd kleine fchelpen, Welke by deeze Indiaanen van eene zeer groote waarde zyn, vervolgens honderd gouden plaaten, en drie uitgeholde pompoenen vol van ftofgoud, het welk te faamen by de tweehonderd ponden gewigts bedroeg; waarvoor kolumbus hem met een even zo aangenaam tegengefchenk van Europifche kleinigheden begiftigde, Hierop bragt kolumeus zyn volk in eene bekwaamer en gezonder landftreek, om aldaar, naby den mond van een kleinen ftroom, eene wel gevestigde ftad te bouwen, waarin zy, die zouden achterblyven, eene even zo bekwaame als veilige verblyfplaats konden vinden. Niemand wierd het vergund, by deezen arbeid een leedig aanfehouwer te weezen» Dus ontftond door de verëenigde krachten vari zo veele handen binnen eenen korten tyd dë L i eérfté  C 180 ) eerfte kleine ftad, welke de Europeaanen Ir, de nieuwe waereld gebouwd hebben; en kolumeus gaf aan dezelve, ter eer van zyne Koningin, den naanr van lfabtüa. TIENDE  (.181 ) TIENDE GESPREK. * Vader. Geduurende het bouwen van de ftad Ifabella moest kolumeus met duizend moeijelykheden worftelen , welken alleenlyk •een geest, gelyk de zyne, kon overwinnen. Zyne Spanjaarden, die reeds van natuur tot traagheid genegen waren, wierden in dit warm klimaat nog onbekwaamer tot eenen aanhoudenden arbeid, welke alle hunne krachten vereischte; en zy murmureerden overluid over de lastigheden van eene levenswyze, waarvan zy de noodzaakelykheid niet hadden voorzien. Zy waren met de buitenfpoorigue verwachtingen hier gekomen ; zy hadden gehoopt , hier ontzagchelyke fchatten, en een lui, gemakkelyk en goed leven te vinden: en nu moesten zy dag aan dag in de brandende L 3 hitte  ( i*a ) hitte van de ion, gelyk daglooners, arbeiden; Welk een onderfcheid ! Hierby kwam nog de ongezonde gefteldheid van de lucht, welke krachteloosheid en ziektens veroorzaakte; ook kwam hierby nog van tyd tot tyd een lastig gebrek aan veele noodwendigheden des levens, welke deeze Europifchc wittebroods kinderen zo weinig konden ontbeeren. En de goude bergen, welke zy ïich verbeeld hadden te vinden — waar waren deezen. Het was hen niet eens vergund, .om dezelven optezoeken, dewyl de ftyfhoafdige Admiraal volftrekt eerst zyne ftad wilde voltooid zien , eer hy hen kon toeftaan , om het binnenfte van het land te bezoeken. Dit alles waren oorzaaken van een misnoe-. gen, 't welk van dag tot dag grooter wierd, en eindelyk zelfs aangroeide tot eene faamenzweering tegen het leven van kolumbus. By geluk wierd het vuur ontdekt, toen het nog onder den asch fmeulde. Men bemagtigde de hoofden , ftrafte fommigen van dezelven , cn zond eenige andere naar Spanje, om aldaar hun proces te laaten opmaaken. Tevens verdocht kolumeus den Koning, om htm fpoedig eene verfterking van manfehap, en tevenseen  ( i«3 > een nieuwen voorraad van levensmiddelen te lenden. Om ondertusfchen de misnoegde en oproerige gemoederen van zyn volk van hun mislukten toeleg aftetrekken, ondernam hy met een gedeelte van hetzelve eenen togt in het binnenfte van het land. Hy had hierby 1103 een ander oogmerk; hy wilde naamelyk aan de inboorelingen tevens de voorrechten van eene Eufopifche krygsbende toonen. Ten dien einde deed hy zyne bende in .gefloten geleederen, met vliegende vaandels en met veldmuzyk optrekken, en voornaamelyk liet hy zyne ruitery allerlei beweegingen maaken , welke de Indiaanen in verbaasdheid bragten. Zy hadden nog nooit een paard gezien, en geloofden derhalven in den beginne, dat ruiter en paard één wezen uitmaakten; en gy kunt zelf nagaan , hoe vreesfelyk dit wangedrogt, half mensch en half dier, in hunne oogen zyn moest! De meesten vluchtten, zodra de Spanjaarden zich vertoonden, in hunne hutten, en verbeeldden zich daar ongemeen veilig te weezen, wanneer zy den ingang met breekbaar riet hadden toegemaakt. Men had eenige Indiaanen uit het gebied L 4 van  C i«4) vah Gmkantihari mede genomen, om tot wegWyzers te dienen. Zo dikwerf deezen op dien togt ergens by eene hut van hunne landslieden kwamen, gingen zy zonder fchrooni in dezelve , en bedienden zich van 't geen zy daarin vonden, als van hun eigendom , zonder dat de bezitters het minfte daartegen hadden intebrengen. Het fcheen als of deeze goedhartige menfchen , die eikanderen mogelyk nooit gezien hadden , alles wat zy bezaten, onder clkanderen in gemeenfchap hadden. Welk een befchaamend voorbeeld voor de baatzuchtige Europeaanen ! De togt ging naar de goudryke landftreek Van Ztia'ö; en men vond bewaarheid, 't geen de inboorelingen daarvan verhaald hadden. Goudgroeven waren hier wel niet geopend, (want zo veele moeite hadden de Indiaanen Hooit gedaan, om te zoeken naar een metaal, waarvan zy byna in 't geheel geen gebruik Wisten te maaken,) maar in elke beek vond men goudzand en goudkorrels, welke het water uit de bergen losgerukt en met zich weggefpoeld had. Blyken genoeg , dat in de bergen zeiven de rykfte goudmynen zyn moesten. Met  C185) ■ Met deeze blyde tyding keerde men nu weder naar Ijakelk, nadat kolumeus in ditgoudryk gewest eene kleine vesting gebouwd, en eenige manfchap in bezetting gelaaten had. Maarby zyne wederkomst vond hy zyn nieuwe .volkplanting in de naarfte gefleldheid. De levensmiddelen waren byna geheel en al verteerd ; men had tot he: bouwen van 't land nog geen tyd gehad , en de ziekten, welke in warme onbebouwde landen heerfchen , hadden de overhand genomen. Allen verwachtten zy in eenen korten tyd door honger of ziekte vernield te worden; allen zuchtten zy over hunne dwaasheid, dat zy geluk, vaderland en gezondheid hadden opgeofferd , om onder een vreemde hemelftreek van honger en ellende te vergaan; allen vervloekten zy de veröorzaakers van hun jammer, die hen door fchitterende befchryvmgcn van de voortrefielykheid des nieuwen lands bedrogen, en tot deeze ongelukkige onderneeming verleid hadden. Zelts ftond de Priester, dien zy uit Spanje hadden mede genomen, aan het hoofd der misnoegden, en gaf zyn longen door de biiterfte befchuldigingen en vloeken vryë lucht. Gelukkig was deeze fiorm op het hart van L 5 KO-  C rS6 ) loifMSvs niet de eerfte, welken het maest doorftaan.' Zyne ondervindingen, tot hiertoe, hadden hem met beleid, en de meenigvuldige gevaaren, waaraan hy was bloot gefteld geweest, hem met eene ftandvastigheid verrykt, welke in ftaat was, alle proeven doorteftaan. Dus gelukte 't hem ook voor ditmaal, om 'het oproer te dempen, en de rust weder te herftellen. Zodra hy dit tot ftand had gebragt, befloot hy, om op nieuwe ontdekkingen uitteloopen. Hy gaf ten dien einde het oppergezag over de achterblyvenden aan zynen broeder don biëgo, pi eter. Was dat die broeder, dien hy naar Engeland had gezonden. johannes. Die hiet immers Bartholomeus. vader. Recht zo ; Don Diègo was zyn tweede broeder. freêrik. Waarom wordt die dan Don genoemd ? vader. Het woord Don wordt in Spanje even zo voor de naamen der aanzienelyken gefteld, als by ons het woordje Vm voor de naamen der edellieden. freêrik. Achjishetzo? vader-  C 187 ) vader, kolumbus liep dan wederom met één groot en twee kleine Schepen, of Barken, in zee, en zette koers naar 't westen. De aanmerkelykfte ontdekking , welke hy op deeze nieuwe reis maakte, was het eiland Jamaica. jantje. Het welk thans in de handen der Engelfchen is! vader. Hetzelfde. Toen hy op de hoogte van dit eiland ten anker was gekomen, zond hy de floepen met eenige gewaapende manfchap naar de kust, om de haven te peilen. lotje. Wat is dit te zeggen, Vader? vader. Dat is, zy zouden op verfcheidene plaatfen het dieploot uitwerpen , om te onderzoeken , of het water ook wel diep genoeg was, om de Schepen te kunnen draagen. Deeze floepen zagen zich welhaast omringd van eene meenigte van fchuiten, vol gewaapende Indiaanen, die hen de landing wilden betwisten. Dewyl men deeze ongelukkige» met goede woorden niet kon beweegen, van hun voorneemen aftezien, begroette men hen met een regen van pylen, waarop zy terftond de vlucht namen. ooï-  C 188 ) g»DtiEB. Hadden de Spanjaards dan geene Snaphaanen? vader. Het gebruik van vuurroers was in dien tyd nog niet algemeen; dus moesten de meeste Soldaaten zich behelpen met boog en pylen. Dewyl nu de haven bekwaam wierd bevonden, liep kolumbus dezelve in, het zyne Schepen verbeeteren , en beileedde den overigen tyd aan het onderzoek van 't land, het welk hem toefcheen van nog beetere hoedanigheid te zyn, dan Hispaniöla. Hy verzuimde niet, om ook dit eiland uit naam van Zyne Kathdyke Majefttit in bezit te neemen. fkeèrik. Wie is dat? dirk. Weet je niet meer, fr e èr i k ! dat de Koning van Spanje zo genoemd woidi? freêrik. O, ja! vader. Van hier zeilde hy naar Kuba, ea wel met inzicht, om te onderzoeken , of dit tevooren reeds van hem ontdekte land een eiland , of een gedeelte van het vaste land was. En nu begon hy in eene reeks van moeijelykheden en gevaaren te komen, waarmede alles , wat hy tot dus verre had doorgedaan, naauwlyks verdient vergeleeken tc worden. Nu  C 189 ) Nu moest hy de fchrikkelykfte normen in de gevaarlykfte en by hem geheel onbekende plaatfen der zee doorftaan; dan zag hy zich ingeflooten van ldippen en zandbanken, welke zyne Schepen alle oogenblikken met den ondergang dreigden ; dan geraakte hy werklyk op ondiepten, en de Schepen wierden daarbyzolek, dat de krachten van de geheele manfehap , die zonder ophouden met pompen beezig was, naauwlyks voldoende waren, om ze vlot te houden ; dan leedt hy met zyne reisgenooten honger en dorst, en wanneer fortuin hen al eens op deeze of geene wyze wederom eenige levensmiddelen toewierp , was hy de laatfte, om zich daarmede te verkwikken, omdat hy in elke verlegenheid meer zorg droeg voor zyn volk , dan voor zich - zeiven; dan moest hy worftelen met het misnoegen en de wanhoop van zyne Schepelingen , die hem door de bitterde verwytingen lieten misgelden't geenzy onder zyne aanleiding moesten uitftaan, niettegenftaande hy elk gebrek en elk ongemak zo edelmoedig met hen deelde. Stelt u, myne kinderen ! dien grooten man voor , onder alle deeze verdrukkingen, met welk een bly gelaat, vol van vergenoegdheid en goed vet- trou-  C 190 ) trouwen hy daar ftaat, en zynen moedeloc*» ten reisgenooten door zyne woorden en voorbeeld moed en hoop tracht inteboezemen : en oordeelt uit uwe eigen ondervinding , of het niet waar is, 't geen een oud Schryver zegt, dat 'er geen grootfcher fchouwfpel op de aarde is, dan een braaf man te zien worftelen met een ongelukkig lot ? By verfcheidene landingen , welke hy op X ELFDE GESPREK. • Des anderen daags verfcheen de Vader op het uur waarin hy gewoon was zyne vertellingen voorttezetten, met een gelaat, 'r geen eene hartelyke treurigheid te kennen gat. De oogen van alle de aanweezenden waren vol verwachting op hem gevestigd, en in die kleme vergadering heerschte eene angstvallige ftilte , welke niemand dorst afbreeken. Eindelyk riep de Vader met eene aandoenelyke ftem uit: . - O myne lieve kinderen! waa'öm kan ik heden het gordyn met laaten vallen, om u voor altoos te verbergen, wat 'er nu vervolgens gebeurd is op het tooneel van de nieuwe waeteld , welke tot haar ongeluk ontdekt was! Maar wat zou het my baaten, dit voor u te verbergen? Gy zoudthet immers evenwel, het zy  C 2 want hoe zou het ooit goed gekeurd kunnen worden , de wapenen tegen zyn eigen vaderland optevatten ? maar alleenlyk om te toonen, dat hy mogelyk met edelmoedige inzichten heeft misgetast, en in dit geval flechts óns medelyden, maar geenzins onzen afkeer verdient. Laat ons wederkeeren tot onzen kolumbus. Tot dus verre heeft deeze groote man nog niets gedaan , dan 't geen ons verwondering en liefde jegens hem moet inboezemen. Maar hy was een menfeh; verwacht dan nu, dat gy hem ook eens ziet uitfpatten : en ó dat gy daaruit voor altoos mogt leeren, hoe naauwkeurig ook een goed mensch over zyn hart en daaden ten allen tyde moet waaken , om niet nog ten Iaatfte eenen misftap te doen en te ftruikelen, wanneer hy reeds byna het doel van zyne deugd bereikt heeft!  ( sop ) 'kargafita en Pater Boyl, twee bittere vyari-^ den van hem, waren nu in Spanje. Hy wist, dat deeze twee haatelyké zielen alle moeite zouden aanwenden, om zyne verdiensten op alle mogelyke wyzen te verkleinen, en den Koning van Spanje, die van zich-zelven reeds zo zeer tot achterdocht genegen was, te overreden , dat de van hem gemaakte Ontdekkingen van weinig belang waren. Hieruit zag hy een onweder opkomen, 't welk hem gewisfelyk zou treffen, zo hy niet bytyds hetzelve trachte afteleiden. Het eenige middel ddartoe was, dat hy aaA het Spaanfche hof een' aanzienelyk blyk vari de rykdommen moest zenden, welke hy aan hetzelve van zyne ontdekkingen beloofd had; en opdat hy in ftaat mogt zyn, zulks te werk te ftellen, zag hy zich genoodzaakt, om de arme Indiaanen eene onbetamelyk groote fcAatt'mg opteleggen; freêrik. Eene fchatting! Wat is dat? Vader. Dat geene, het welk men artder2ins ook publieke lasten noemt, 't geen naame»; lyk de inwooners Van een land aan hunnen Vorst, of aart de rcgeerende magt móeten betaalen, daarvoor, dat zy befchermd worden. i. deel, N v Dus  ( aio ) Dus zag kolumbus zich genoodzaakt, om de eilanders, die van hem overwonnen waren, den last opteleggen, dat die gcenen onder hen, welke in de goudrykftc landflreeken woonden, hem alle vierendeeljaars zekere meenigte ftofgoud, de overigen daarentegen ieder hoofd ' voor hoofd vyf-en-twintig pond Catoen keveren zouden. Dit was nu meer , dan die arme menfchen kenden bezorgen. Van der jeugd af gewoon aan een werkeloos leven , viel het hen ondraaglyk, om nu dag aan dag , alslkaven, gedwongen te worden, om goud en catoen te vergaderen, waarvan de voorraad elke week noodzaakelyk minder moest worden. Maar daar was niets aan te doen; het bevél was gegeeven , en de wreede Eurppeaanen drongen met eene onverbiddelyke ftrengheid aan op deszelfs vervulling. En hier is 't nu, dat ik onzen menschlievenden kolumbus voor de eerfte maal geheel verlies. dirk. Ja, maar de nood drong 'er hém evenwel toe. vader. De nood? O , welke nood kan dart zo groot zyn, dat de braave man zich daardoor genoodzaakt zou zien, van de grondbe- gin-  f ait) ginfelen dër rechtfchapenhcid en menschïicvendheid aftewyken ? Is dit dan deugdzaam zyn , dat men zyne pligten alleenlyk zo lang betracht, als het met onze belangen ftrookt ? De waare deugd, gelyk ik u dikwerf geleerd heb, vordert opoffering; zy eischt * dat Wy haare voorfchriften ook alsdan met blydfchap vervullen, wanneer wy met zekerheid vooraf zien , dat deeze vervulling ons tot nadeel zal Verftrekkeh, «dat zy ons van onze rust* van ons gemak , van ons vermogen , van onze eer, ja zelfs Van ons leven zal berooven. Hoe zeer ik derhalven ook wenschte , den goeden kolumbus wegens zyn wreed gedrag te kunnen rechtvaardigen; zo ontnogelyk is het my evenwel. 'De ftem der waarheid, welke in dit geval tegen hem is, roept in myn hart fter-' ker, dan de ftem der liefde, welke Zo genegen is, om deeze eerfte fout te verfchoonen ; dus moet ik bekennen, dat zyn gedrag baat-i zuchtig en liefdeloos is geweest, moeder. Maar, myn lieve man! laat ons riiet vergeeten, datdearme kolumbus door inoeijelykhedeii en ziekten aan ligchaam en ziel verzwakt was, en mogelyk van zyn Verftand nog niet volkomen weder meester Was. N z vader.  vader. G y hebt gelyk, myne lieve Vrouw * «— Hoe ligtelyk kan men toch by het beöordeelen van zynen evenmensen vergeeten iets 't geen tot zyne ontfchuldiging kan (trekken 5 Foei! ik ben kwaad' Op my-zelven, dat dit niet ook my aanftonds is te binnen gefchoten. Nu , dit zal my leeren , in het toekomende % omzichtiger te zyn in myn oordeel over ande* ren; en gy, myne kinderen ! laat u de fout, welke ik thans begaan heb, mede ter waar» fchouwing dienen Dit juk nu, het welk men de arme Indiaanen had opgelegd, viel hen ondraaglyk. Dewyl zy by hunne natuurlyke en gewoone traagheid niet in ftaat waren, om zo veel goud en catoen, als hen opgelegd was, te keveren; en zy evenwej met de grootfte ftrengheid wierden aangefpoord, om de geëischte hoereelheid te verfchaffen: zo beflooten zy eindelyk , om nu overtegaan tot iets, waartoe alleenlyk wanhopige gemoederen kunnen befluiten. Hoort, kinderen! waarin zulks beftond. Volgens de groote denkbeelden, welke zy vormden van de gulzigheid der Europeaanen, dachten zy, dat het wel mogelyk was, hen binnen eenen korten tyd door honger te nood- zaa-  ( «3 > " taakcn, kun eiland te verhaten , zodra 7y flechts ophielden hunne akkers te bezorgen met Maiz. en Kas/ara- of Manjak-w melen. Zy begonnen uit dien hoofde eenpaariglyk het reeds gezaai» de weder tc verwoesten, en vluchtten vervolgens in ontoegangkelyke gebergten, alwaar zy voor hun eigen onderhoud niets vonden, dan eenige vruchten en wortelen, welke in't wild groeiden. En hier betreurt, kinderen! met my het ongeluk van deeze arme Schepfelen! — hier wierden zy eene offerande van kunnen aanflag. Zy ondervonden naamelyk binnen korten tyd zeiven de geheele ellende van den hongersnood , welken zy dachten hunne onderdrukkers te zullen berokkenen. Een aanzienelyk gedeelte van hen wierd daardoor op de deerniswaardigfte wyze vernield; een andere meenigte wierd weggefleept door de befmettelyke ziekten, welke gemeenlyk den honger verzeilen; en de overigen waren nu zo krachteloos en afgemat, dat zy de lasten , welke hen waren opgelegd, nog veel minder, dan te voorcn konden draagen. Eene deerniswaardige vertooning ! Wat de Spanjaarden betreft, zy hadden ins-, N 3 ge-  C «4 ) gelylcs wel door het uitTocren van dit wanho3 pig voorneemen niet weinig geleeden : echter waren zy door hunne eigene naarstigheid, en door eenen nieuwen voorraad van levensmiddelen uit Europa aangekomen, nog vroeg genoeg voor een algemeen gebrek bewaard gebleven. Dus was de hoop der arme Indiaanien, om hunne tirannen kwyt te worden, voor altoos verdweenen! OndertufTchen was het onweder, 't welk jcolumbus van verre zag opkomen, inderdaad uitgeborsten. Margarita en Pater Boyl hadden de gefteldheid der van hem ontdekte landen zo armoedig, en zyn eigen gedrag met zulie haatelyke kleuren gcfchilderd, dat het Spaanfche hof daardoor een groot wantrouwen je-« •^ens hem wierd ingeboezemd. Uit dien hoof'*le befloot men, om eenen man , naar de Westandien te zenden, die den ftaat der zaaken en tevens het gedrag van kolumbus onderzoeken , en den Koning daarvan verflag zou doen. Zo iemand noemt men eenen Commisfarh. De man, dien men daartoe verkoor , had Op verre na den graad van oprechtheid en doorzicht niet, die ter volbrenging van dit gewigtige werk veréischt wierd. De vyanden \m  ( aïj ) tan kolumeus hadden hem daartoe voorgcflagen, omdat zy wel wisten, dat hy hunne godlooze bedoeling zou bevorderen. Begeert gy zynen naam tè weeten? Die was' Aguado, en hy had tot dus verre het ampt van Kamérjonker bekleed. Opgeblaazen van verwaandheid over. het tegenwoordig gewigt van zynen kleinen perfoon, kwam die Aguado op Hispaniöla aan, en vertoefde niet, om den Admiraal zyne waardigheid te doen gevoelen. Hy behandelde dien grooten man met de grootfte minachting, en noodigde allen, zo wel Spanjaarden als Indiaanen, - die klagten tegen hem zouden hebben intebrengen, uit, om voor zyne rechtbank te verfchynen. Greetiglyk omhelsde hy alles, het welk deeze fhlsnoegden ten zynen laste hadden voorteftellen, zonder te onderzoeken, of het grond had, dan of het daarvan ontbloot was, met oogmerk om uit alle byzondere klagten eeue fchildery te ontwerpen , welke den man, dien hy dacht te doen vallen, als een recht verfoeijelyk mensch ten toon zou ftellen. kolumbus kon, gelyk bekend is, zeer veel yerdraagen: maar deeze flag viel hem évenwel N 4 al-  «J te zwaar. Om die reden beflóot hy, ztjf (naar Spanje te reizen, om zich in perfoon by den Koning en de Koningin tc verantwoorden, en de uitfpraak te laaten berusten op hunne rechtvaardigheid. Ten dien einde benoemde hy zynen broeder Bartkokmtüs tot Adelantado, of Onder-giuverneur, die in zyne afweezigheid op het eiland regeeren zou. Daarentegen flelde hy ongelukkig eenen man aan tot Opper-rechter, waaraan hy zo veel gezags niet had moeten toevertrouwen, dewyl wy in 't vervolg zullen hoeren, hoe zeer hy hetzelve heeft gemis. brnikt. Zyn naam was Roldan. Om deeze reis ten fpoedigfien af te doen zette kolumbus regelrecht koers naar Spanje. Maar hy wist niet, hoe zeer hy dezelve dooi deezen koers zou verlengen. Hy moest eerst uit deeze ongelukkige ondervinding leeren, 't . geen thans elk zeeman weet, hoe moeijelyk deeze koers is wegens de pasfaatwinden, welke in deeze flreek byna altyd uit het oosten waaijen. Thans is 't algemeen bekend, dat de uit Wesfindië wederkeerende Schepen vtr-s der naar 't noorden moeten zeilen, om deeze tegenwinden te ontgaan, Hy  ( 21? ) Hy ondervondt welhaast de zwaarigliedeii van den koers, welken hy had gekoozen : maar niet gewoon zynde zich door tegenke* den te laaten affchrikken, vervolgde hy den* zeiven des niet tegenftaande met eenen ftandvasrigen moed. Deeze vaart met tegenwind fpoedde echter zo weinig, 'dat hy na verloop van drie maanden nog altyd tusfehen lucht en Water zweefde, zonder zich te kunnen of durven vleyën met de hoop, om nu welhaast een einde te zien van deeze lastige reis. Het verdriet, 't geen hy daarby ondervondt, wierd nog vermeerderd door de droevige ontdekking , dat allen voorraad van leeftogt byna verteerd was. Hierom zag hy zich genoodzaakt, om het brood voor zyn Scheepsvolk te verminderen tot eene zeer geringe hoeveelheid , welke op yerre na niet toereikte ter verzadiging , en opdat memand oorzaak mogt hebben , om over zyne harde behandeling te klaagen, onderging hy-zelf, gelyk hy «ltyd gewoon was, hetzelfde ftrenge lot. Maar zelfs door dit zuinig genot wierd de kleine voorraad dagelyks minder, en de nood en wanhoop der Schepelingen namen met elken dag toe. Eindelyk maakte de honger die N j meu-  fflenfchen verwoed , en boezemde hen den ontmenschten voorflag in, om de Indiaanen, die op 't fchip waren, te Aagten en te eeten, of, indien zulks hen niet mogt toegelaaten worden, dezelven ten minnen over boord te werpen, 'opdat zy het kleine en bekrompene overfchot van mondkost niet mede mogten helpen verteeren. Maar ook in deezen onbefchryflyk grooten nood bleef onzen koiumeus dezelfde menschlievendheid by, welke* zulk een uitfteekende trek was in zyn charakter. Hy weigerde met fiandvastigheid, aan dit verlangen te voldoen , en (telde aan zyne van honger woedende reisgenooten voot, dat deeze ongelukkige Indiaanen hunne medemenfchen , en deelneemers aan hunnen algemeenen nood waren , en dus hetzelfde recht, als zy - zeiven , hadden tot den kleinen nog overigen voorraad. Het gelukte hem ook, door deeze en foortgelyke voorftellingcn de woede van zyne reisgenooten voor een poos te ftillcn; en eer dat zy nog tyd hadden , tot dezelfde ontmenschtheid weder te vervallen, kwam de hemel zelf hen te hulp, en maakte een einde aan alle hunne rampen daardoor, dat zy de kust van Spanje ontdekten. mat-  matthys. God zy dank, dat zy daar zyn ! Ik ben 'er recht benaauwd by geweest. god heb. Ik ook; ik dacht vast, dat de arme Indiaanen 'er onder hadden moeten lyden! vader. Verheugt u dan, dat gy ziet, hoe cnzc goede kolumbus zynen ondergang nog eens wederom ontkomen is; en neemt dit aangenaam voorftcl mede te bedde. allen. O ! is dit al wcêr uit? TWAALF-  { 220 ) TWAALFDE GESPREK. Vader. Laat ons nu, myne kinderen! zonder ons by andere onhandigheden optehouden, zien, hoe onze kolumbus voor ditmaal aan het Spaanfche hof zal ontfangen worden. Met de ftülé bewustheid van zyne verdiensten, maar ook met de befcheidenheid, welke aan edele zielen eigen is, naderde de belasterde Ontdekker der nieuwe waereld tot den troon van zyne gebieders, om zyne onfchuld tegen de valfche befchuldigingen te handhaaven. Maar zy had byna geene handhaaving noodig : . want op het gezicht van kolumeus alleen kwam de voorige hoogachting jegens zyne verdienste wederom op by zyne Koningh/ke Rechters, en tevens bloosden zy ovcï  C 221 ) over kunne eigene ligtgeloovigheid. En toen hy zelfs de ook nu medegebragte gedeeltelyk zeer aanzienelyke proeven van de kostelykfte voortbrengfelen, welke de natuur iri de ontdekte landen opleevert, vertoonde: verdween de achterdogt, welken men tegen hem had' opgevat, volkomen , en men poogde hem wegens de hem aangedaane krenking door de grootfte eerbewyzingen fchaavergoeding te bezorgen. Ziet, kinderen 1 op deeze wyze zegepraa-' len eindelyk onfchuld en waare verdiensten gcmeenlyk over alle de lasteringen en befchuldigingen van laaghartige achterklappers! Als 't hier (met d:n vinger op 't hart wyzende) flechts wel gefteld is, hebben de lasteringen van kwaade menfchen zo ligt geene kwaade gevolgen; De zon kan door dikke nevelem'wel fomtyds onzichtbaar gemaakt worden : maar geduld ! De nevel duurt niet altyd; wat vroeger of fpader moet hy neêrvallen ; en dan verfchynt ■ het heerlyk licht der waereld wederom in zynen geheelen onverminderden luister. Zodanig is 't ook gelegen met de deugd, wanneer de nevel, welken de booze nyd rondom haar verbreide, verdweenen is. Alles  ( 222. ) Alles, wat kolumeus thans voorfloeg j wierd met blydfchap goedgekeurd. Maar hy vestigde zyn voornaamfte zorg daarop, om de op Hispaniöla aangelegde volkplanting voor altoos vast te grondvesten, en ten dien einde zo veele menfchen en noodwendigheden des levens derwaards te brengen, als hy noodzaakelyk oordeelde. Voornaamelyk wenschte hy, dat 'er een genoegzaam getal van akkerheden en allerlei foorten van konstenaaren naar het ontdekte land mogten gezonden worden, opdat deeze Kolonie in het toekomende alle haare behoeften zelve zou kunnen bezorgen j en ook dit wierd hem gereedelyk toegeftaan. Dit was nu alles recht goed; maar een tweede voorflag, welken hy 'er nu byvoegde, was zyne wysheid minder waardig. Naamelyk, om Spanje zelf door het verzenden van nieuwe Kolonisten niet te ontvolken , gaf hy den raad, dat men de gevangenisfen ledig maaken , en de boosdoeners, die. tot den dood of tot de galeien gedoemd waren , naar Hispaniöla zenden moest, om aldaar in de aangelegde bergwerken gebruikt te kunnen worden. Ook dit wierd bewilligd; en terftond wierden alle Spaanfche Gerechtshoven gekst, dat zy zo-  zowel nu alle h unne kwaaddoeners uïtleeveren i als ook in het toekomende alle onnutte en ftrafwaardige boeven naar de Westïndiën zenden moesten. —r Maar waarom heb ik deezen voorflag tocli dwaas genoemd ? sommigen. Ik weet het! Ik weet het! vader, hendrik, zeg gymy dan, wat gy hiervan denkt! hendrik. Ja, gaarne ! Ik denk , ais 'er zo veele flechte lieden naar de "Westïndiën gezonden wierden, moesten de ongereegeldjheden in de nieuwe volkplanting van tyd tot tyd grooter worden; en deeze booze menfchen zouden ook van tyd tot tyd de goede menfchen mede kunnen bëfmetten, dat zy even zo kwaad wierden; en dan zou kolumbus een geheel land- vol booswichten hebben. johannes. Ja! en wanneer de Wilden onder de Christenen zulke booze menfchen zagen, moesten zy wel niet veel lust hebben, om denChristelyken Godsdienst zeiven te omhelzen. vader. Ik ben verblyd, dat gy myn gevoelen zo wel hebt getroffen. Eene droevige ondervinding heeft ook getoond, dat deeze vrees niet ongegrond was. Maar hiervan in 't ver-  C 224 } 't vervolg meer; thans keeren wy weder tot onzen kolumeus. Schoon de Koning nu gelast had j dat alles wat hy had voorgeflaagen, fpoedig te werk gefteld zou worden; ging echter de uitrusting der vloot thans zeer langzaam voort. En dit was de fchuld van kolumbus vyanden; die voor 't grootfte gedeelte juist de geenen waren, die men de volvoering der Koninglyke bevelen had opgedraagen. Deeze laage menfchen, wel begrypende dat zy zynen perfoon zeiven niet meer benadeelen konden * zochten hem ten minften op den weg van eer, waarop hy reeds zo veel roems had behaald, zo veel mogelyk, tegen te houden. Zy namen dus het werk, 't geen aan hen was opgedraagen, met de uiterfte achteloosheid waar t en droegen zorg , dat 'er nu het één , dan het ander moest ontbreeken. Op deeze wyze verliep 'er een rond jaar, eer dat de twee Trunspertfcheptn met leeftogt voor de volkplanting bevracht waren; en nadat die eindelyk weggezonden waren, móest kolumbus wederom nog een rond jaar wachten, eer hy het klein Esquader , waarmede hy zelf zou uitloopen, pm nieuwe ontdekkingen te deen, zeilree zag. LOT-  ' C "5 i . ioTji. Vader! wat zyn dat voor Sche^ pen , welke gy Transportfcliepeh noemt ? vader. Zodanige, lieve lotje! waarop levensmiddelen , of andere zaaken, over zee moeten verzonden worden , en waarmede men eigenlyk niets wil onderneemen. — Maar weet gy ook wat een Esquader is ? .lotje. O ja , Vader ! dat heb je ons immers reeds verklaard by het leezen van de Couranten ! Is 't niet zo : als 'er meerder Schepen by eikanderen zyn, worden zy een Esquader genoemd ? vader. Recht zo. Het is eigenlyk een fransch woord, waarvoor men in 't nederduitsch ook zegt een S?ndded. Als 'er veele Schepen zyn, noemt men ze ceae Vloot, jantje. En als de vloot maar klein is » wordt zy eene Fiotille genoemd. ferdinand. ' Dan is eene Flctilleeheeri Esquader immers hetzelfde ? vader. Byna; alleenlyk met dit onderfcheid , dat men het woord Esquader fomtyds ook van eene vry aanzienelyke Vloot, daarentegen het woord Flctille altyd flechts van zeer weinige Schepen beezigt. — Het Smaldeel, 't welk eindelyk voor k'6~ i. deel.' O ïwöj  £ u M e u s uitgerust wierd , beftond fïeehts uit zes zeilen. dirk. Hoe veele zeilen heeft dan een Schip ? vader. Een Schip heeft veele zeilen, gev lyk gy-zelf ook wel zult gezien hebben. Maar wanneer men zegt, dat een Smaldeel uit zes zeilen beftaat, dan meent men niet de zeildoeken , maar men verftaat daardoor even zo veele geheele Schepen , waarvan elk meerder zeilen heeft. kolumbus had voorgenomen, om voor ditmaal eenen geheel nieuwen koers te neemen, waarop hy hoopte , het vaste land van Indië Zelf, 't welk hy vermoedde, te ontdekken. Met dit inzicht zeilde hy, toen hy de kanarische eilanden bereikt had , in denzelfden koers voort tot aan de eilanden van het groent voorgebergte , welke de Portugeezen ontdekt hadden. Gy weet immers nog wel, waar deeze Eilanden liggen ? godlieb. O, zouden wy dit niet wceten? Hier (op de kaart wyzende) onder de kanarische Eilanden tegenover het groene voorgebergte. vader. Recht! — Maar toen hy van de kanarifche Eilanden uitliep, zondt hy d» helft  ( as? > fcelft ra» ryne Schepen regelrecht naar Bisfani' els., om de nieuwe volkplanting levensmiddelen over te brengen; en hy belastte de hoofden van die Schepen, om hunnen loop derwaards te verhaasten , zo zeer zy konden. Dewyl hy-zelf by het eerfte van de eilanden van het groene voorgebergte , 't welk het zout-eiknd genoemd wordt, was voorby gezeild; ging hy ten anker by een klein onvruchtbaar •iland, waarvan de Portugeezen in dien tyd «en zonderling gebruik maakten. Zy zonden naamelyk alle melaatfchen uit Portugal naar ♦Üt eiland, om aldaar geneezen te worden, chriïtiaan. Waardoor dan? vader. Op dit kleine eiland was eene meenigte van Schildpadden, die van de afri» ■kaanfche kust derwaards zwommen, om al» daar haare eieren in 't zand te leggen. Deeze dieren zyn zeer gemakkelyk te vangen; men behoeft ze flechts ep den rug te leggen; daa kunnen zy niet uit de plaats komen. Nu had men opgemerkt, dat het genot van 't vleesch deezer dieren, en het wasfehen met hun bloed] een veilig middel tegen de mclaatschheid was. Uit dien hoofde zond men diergelyke zieken naar dit eiland, om ze op deeze wyze te genezen, O i Maai  C =28 ) ■ Maar behalvcn deeze Schildpadden was 'et op dit eiland ook niets, dan nog eene onnoenulyke meenigte van geiten, die allenafftamden van agt Europcaanfche geiten, welke een Portugees eens derwaards had gebragt. Anders was 'er op het geheel eiland noch boom noch •put. Hierom zagen de arme melaatfche inwooners van hetzelve zich genoodzaakt, om het modderige en vuile regenwater, het geen zy in groeven vergaderden, te drinken. Gezonde menfchen vondt men in dien tyd op dit eiland niet meer dan zeven. Van hier nam kolumbus zynen koers altyd nog naar 't zuiden, met het voorneemen, om niet naar 't westen te zeilen, tot dat hy zou gekomen zyn, alwaar de Evenaar, dien hy in zyne gedachten vormde , of de Linie, den aardbol in twee evengelyke halfronden verdeelt. Mtar tot den derden graad van de noordcr breedte gekomen zynde — Gy weet immers nu allen wel, wat daardoor eigenlyk wordt te kennen gegeeven ? . klaas. Ja wèl, Vader lief: hy was zo verre gekomen, dat hy niet meer dan drie graaden, of driemaal vyftien mykn, tot aan de Linie te reizen had(  C 229 )" vader. Recht , klaas! Aldaar nu 'ge*• komen zynde , wierd de wind zo geheel ftfl , dat de Schepen niet van de plaats konden kgto men: Daarby fchoten de (haaien der zon hen zo regelrecht op het hoofd , en veroorzaakten daardoor zulk eene brandende hitte, dat de arme menfchen niet wisten, waar zy blyvenzouden. De wynvaten borsten van de hitte ; al het water op het Schip wierd (tinkende ; de levensmiddelen bedorven; de Schepen zelf waren brandend heet , en het wanhoopige Scheepsvolk vreesde elk oogenblik, dat zy in brand zouden raak#n. Ziet hier, kinderen, -wederom de fchrikkelykfte omftandigheden, waarin onze medelydemwaardige kolumeus; was! En 't geen zyne eigene bekommering en de wanhoop van zyne reisgenooten, die zwakker waren danhy, nog moest vermeerderen, was eene fmartelyke ziekte, te weelende jicht in de leden, welke door zyne zorgen en flaapeloosheid waren veroorzaakt. Hier lag hy nu , gefolterd van fmarten, beangst op de gedachte aan den gevaarlyken ftaat van zyne Schepen, bloot gefteld aan eene ondraaglyke. hitte der zon, zonder door eenige ververfching, . O 3 *on-~  C 230 ) ronder zelfs door eenen dronk versch watef Verkwikt te worden ! De arme, deerniswaard dige man! (Eenige van de Kinderen boezemden hierby een' medeljdenden zncht uit.) Eindelyk ontfermde de hemel zich over zy»e groote ellende , en befchikte zulk een' zwaaien regen, dat men naauwlyks op het dek konde blyven. Wel is waar , dat de hitte daardoor weinig verminderde : men verkreeg ech* ter daardoor eenen verfchen verkwikkende» drank, en dewyl de wind tevens een weinig opftak , ontwaakte ook de hoop weder in de harten van zyne reeds half ontzielde reisgeJiooten. Nu verzochten zy hem zeer fterk» dat hy toch niet langer mogt blyven (laan op het voorneemen, om nog verder naar het zuiden te vaaren; en voor dit maal voldeedt hy aan hun verzoek, dewyl hy naar het zuidwesten zynen koers zette. Nadat men nu reeds veele dagen deezea koers had gehouden, hoorde men eensklaps tot groote blydfchap van de mast roepen : Land! "Land! Een hemelsch muzyk, indedaad, in de «oren van uitgehongerde en afgematte zeelieden , die onder onnoemelyke ongemakken nu reeds  ( 23i ) reeds zulk eenen langen tyd tusfchen hemel en water rond gezworven hadden! Het ontdekte eiland vertoonde zich in de gedaante van drie bergen , en kolumbus nam daaruit gelegenheid, om aan hetzelve den naam Triwdai (Drieë'enheid) te geeven, welken naam het ook nog draagt. Ziet, hier ligt het, niet verre van den mond van den Onnoko-Stroim. freêrik. O , het eiland, waar de gekke aapen zyn. vader. Wat voor aapen meent gy, fr eêrik? fre êrik. Die zich op zulk eene kluchtige wyze laaten vangen! vader. Hoe zo? vertel het ons eens! freêrik. Ja, de jaagers zetten een flesch met Maiz onder den boom; en zodra is de jaager niet weg, of 'daar komt terftond een aapje naar beneden, en fteekt zyn eenen poot in de flesch. Maar als hy den poot vol heeft, kan hy denzelven door den naauwen hals van de flesch niet weder terug trekken. Dan komt de jaager weerom, en men zou denken , dat de aap de maiz zoude laaten vallen, en wegloopen; maar neen! de domme aap is zodanig gefteld op zyne fnoepery, dat O 4 hy  hy zich liever laat vangen of doodflaan, da» •dat hy dezelve in den loop zou laaten. moeder. Is 't niet waar, freêrik, dat zyn recht domme aapen ? t r e è r i k. Ja wel, Moeder ! moeder. Maar zouden hier ook wel zulke aapjes zyn? freêrik. O neen, Moeder! hier niet! *oéder. Met vier voeten zekerlyk niet? maar als nu een klein Schepfel met twee beenen eens even zo gulzig naar fnoeperyën was, dat het liever de maag daarmede bederven en daarna fmarten lyden , dan zynen lult naar dezelven wilde beteugelen: wat denkt gy, zou men van dit Schepfel oordeelen ? freêrik. (dreigende met den vinger) Moeder! Moeder ! daarmede ziet gy zekerlyk op my ? moeder. Pasfen u dan die Schoenen? freêrik. Nu, ik zal het nooit meer doen, ,waarlyk niet, dat beloof ik u. Ik roep u allen daarby tot getuigen! vader. Dat is braaf, freêrik. Wanneer gy ooit een groot man denkt te worden (en dit denkt gy toch te worden) moet gy alle de lekkernyën reeds vroeg leeren verachten, fn u houden aan gezonde en voedzaame boeien-  C =33 ) ren-kost. Die geeft frisch bloed en kracht j daarentegen maaken de fnoeperyën ons flechts verwyfd en ongezond. — Dan wy keeren wejder tot onzen kolumeus! De Oroncko-Stmm vak by het eiland Trmidé met zulk een geweld in den Oceaan, dat de Scheepvaart daardoor ten interne gevaarlyk gemaakt wordt. De golven ryzen , flaan en breeken aldaar op eene vreesfelyke wyze; en een Schip, 't welk het ongeluk heeft, tusfehen deeze zwaare breeking der golven te geraaken , loopt grootelyks gevaar, daardoor veibryzeld te worden. Dit ongeluk kwam nu kolumeus met dc zynen over, en hy was, eer hy't verwachtte , in dit geduchte ftrydperk van tegen elkander rollende golven, waarvan zyne Schepen , als ligte ballen op en neer, rechts en links, gcflingerd wierden. Hy moest alle zyne bekwaamheid te werk ftellcn , om uit deeze gevaarlyke plaats te ontkomen door eenfiraat of tte-enpe\ welke zo afgrysfelyk was, dathy dezelve La Boka del Drago, of de Draaken-Keel noemde. Ziet hier, kinderen! (op dt Kaart^ wonende) daar ligt dezelve tusfehen Trïnidad en de kust van Kumana , 't geen , gelyk u bekend is, een gedeelte is van Terra firma. O S 'IE~  C 234 ) heter. Dan heeft kolumeu» ook het "(raste land van America ontdekt) vader. Zekerlyk heeft hy deeze ontdekking gedaan; hy was ook volkomen overtuigd, d?t dit land geen eiland kon zyn , om dat hy üulk een magtigen ftroom, als de Qronoko is, uit dit land in den Oceaan zag vallen. pjster. Maar waarom heeft men dan dit land niet naar zynen naam Kolumta genoemd? vader. Hierin heeft men hem zekerlyk veröngelykt , waaraan onze voorzaaten zich niet hadden moeten fchuldig maaken. Maar het is nu eenmaal gefchied,, en gebeurde dingen kunnen niet veranderd worden. lotje. Waarom hebben zy het dan Ante: rica genoemd ? vader. Dit zullen wy naderhand hooren; thans moeten wy zien , dat wy de Schepen van kolumbus niet uit het oog verliezen. Overtuigd zynde, dat hy nu werkelyk aan het vaste land van het nieuwe Wacrelddeel gekomen was, zeilde hy al verder naar 't westen langs de kust, en landde meer dan eens. Hy vondt, dat de inwooners van dit land zeer geleken naar de menfchen op hispaniöla, behalven dat zy wat meer verftand en moed be-  C 235) betoonden, en wat blanker van kleur waren, Zy waren insgelyks opgetooid met klatergoud en daarby nog met kostelyke paarlen, welke ïy zeer gaarne wilden verruilen tegens Europisch fpeelgoed. Op zekeren tyd kwam 'er één van hen, zonder van iemand verzeld te worden, by kolumbus, toen deeze zich aan land had begeeven , om door het genot der frisfche lucht zyne herftelling te bevorderen. Met vertrouwen naderde hy het leger van den Admiraal, nam hem eene rood fluweele muts van 't hoofd, en zette hem, in plaats van dezelve, een gouden kroon op. kolumeus maakt* daaruit op, dat hy een Katfchik moest zyn, en droeg zorg, dat hy overeenkomstig met zyne waardigheid behandeld wierd. Deeze Indiaanen droegen een bonten catoenen lap om het hoofd, en het voorfte gedeelte van het ligchaam , van den gordel af tot op de knie toe , was met een' diergelyken lap bedekt. Zy hadden lang, maar gcfneden hair op het hoofd; en hunne wapenen heftenden in boog, fchild en pylen. kolumeus zou hier gaarne eenen langen tyd vertoefd hebben, om het binnenfte van het land te leeren kennen ; maar de reddelooie ftaat van zyne Schepen  C ?3<5 ) per. en zvne aanhoudende onpasfelyLheid noodzaakten hem, om van al het verdere onderzoek a+tezien , en naar HispaniöU tc fteever.cn.. Op dtezc yyne reis derwaards ontdekte hy het eiland M.irgarita (ziet hier, dit eiland!) 'tgeen wegens* de paerel-visfchery , welke daar is aangelegd , zo gewigdg is geworden. Afgekloofd door ziekte en onöphoudelyke ïnfpanning van geest, liep hy eindelyk in by zyne volkplanting op Hïspatuöla, om hier eenen t 'dhng tc nisten van zyne zorgen en moeije. lykheden. Maar helaas! — doch het zy genoeg voor heden! SER-  c ) DERTIENDE GESPREK; VA b e r. Maar helaas'. de tyd van rust en verkwikking was voor den armen kolumbus nog niet gekomen ! integendeel wacht' n hem op deeze plaats, welke hy tot zyne uitfpan»ing had gekoozen, nieuwe verdrietelykheden, nieuwe zorgen, nieuwe arbeid en gevaaren, welke zo groot wai en, dat zy de ftand. vastigheid van elk ander gezond en door lyden nog niet afgefolterd mensch zouden hebben kunnen doen bezwyken. Laat ons hooren, waarin dezelven beflonden, en hoedanig onze Held zich daarby heeft gedraagen. Zyn braave broeder Bart/ioiometa had in zyne afweezenheid de volkplanting van Ifnbeüa in eene andere en nog veel voortreffelyker ,landftreek gebragt, en begonnen, om aldaar eene  tt 238) «ene ftad te bouwen, welke hy, ter eer vatf zynen vader Dominions, St. Domingo noemde. Deeze ftad, welke thans nog bloeit, is eenen geruimen tyd eene van de aanzienelykften in de Westïndiën geweest ; en in 't vervolg van tyd is het geheele eiland naar deeze ilad genoemd. Nadat BvtMomcüs met het bouwen van deeze nieuwe ftad tot ftand was gekomen: ging hy met een gedeelte van zyne manfehap eenen togt doen in de provinciën van dit eiland, waarin zyn broeder nog niet was geweest; en de Opper-richter Roldan bleef met de overigen terug. Maar die fnoode man beloonde het vertrouwen, 't geen men in hem had ga. ■field , met de verfoeijelykfte ondankbaarheid. Hy had reeds voorlang op gelegenheid gewacht 5 om de familie van kolumbus te onderdrukken , en zich-zeiven tot een' onïfhangkelyken beheerfcher van het eiland optewer3>en. Het vertrek van tartklomeüs, en het afzyn van zynen grooten broeder, fcheen hem thans deeze gelegenheid aantebieden. Hy ■maakte daarvan gebruik, zo goed hy kon; trachte de achtergebleevene Spanjaarden tegen §nrtAcUm'hs en zynen jongeren broeder jjiïgt ep-  C 239 ) óptehitfen, en hierin flaagde hy zo gelukkig dat hy de meesten van hen in zyne belangen overhaalde. Men verkoos hem vervolgens tot aanvoerder, vatte de wapenen op tegen Adelantado; bemagtigde alle levensmiddelen, en poogde het niéuw-gebouwde fort te St. D«vtingo te beltonnen. Dit laatfte oogmerk was ondertusfehen gelukkiglyk verydeld door de waakzaamheid van dien Officier, welke tee befcherming van dit fort was achtcrgelaaten j en dus waren de oproerigen genoodzaakt, 01» hun verblyf in eene andere landftreek van het eiland te neemen. Hier deeden zy alle moeite , om de inboorelingen in hunne belangen over te haaien; en zy bereikten dit oogmerk zo wél, dat het geheel eiland binnen eenen korten tyd een tooneel van beroerten wierd. Zo verward en wanhoopig vondt kolumïus den ftaat der zaaken ia die plaats, waar hy hoopte rust te genieten. Denkt eens, kir* deren ! hoe hy daarby te moede was. Ter vermeerdering zyner bekommerirge» moest hy tot zyne verbaasdheid hooren , dat de drie Schepen, welke hy van de kanarifrfa tilandm met levensmiddelen had afgezonden» tot nog toe niet waren aangekomen. Het fcheen  ( a+o ) fchren dus meer dan waarfchynelyk te zyn; dat zy door het een of ander rampzalig toeval in den Oceaan verfionden waren. Dit was nu wel niet gebeurd; echter waren zy voor kolumbus zo goed, als verlooren. Deeze Schepen waren door ftormen en zeeftroomen van hunnen voorfch. eeven koers afgeraakt, en nadat zy in verfcheidene onbekende gewesten van den Oceaan hadden moeten rondiwerven , kwamen zy eindelyk by Hiy.mhla, maar juist aan die kust, waarop Mdan met zyne aanhangers hun verblyf hielden; De listige oproermaaker verbergde zyne oproerige onderneeming voor de Capiteins van deeze drie Schepen; en wist hen te overredm, dat zy een gedeelte van hunne manfchap aan land zonden, om, gelyk hy voorwendde , door hem naar St. Domingo geleid te worden. Deeze menfchen nu, die voor het 'grootfte gedeelte een uitvaagfel van de Spaanfche gevangenisfen waren, vernamen niet zodra de eigenlyke bedoeling van Roidan, of zy traden ook, in de hoop, dat zy daarby iets te plunderen en te rooven zouden vinden rf met blydfchap onder zyne vaandels. En dit •was de eerfte onaangenaame vrucht van den on-  ( 241 ) onbedachtert raad* welken kolumbus, hè* laas! zelf had gegeeven. Eenige dagen na de komst van den Admiraal , kwamen nu ook deeze drie Schepen opdaagen by St. Domingo, zonder echter dien verhaten man in zyne hagchelyke omftandigheden, waarin hy hulp noodig had, eenige» troost toetebrengen: want zy hadden de meeste manfehap reeds afgegeeven, en de meeste levensmiddelen verteerd. En Roldan, de ondankbaare en opgeblaazen Roldan fpotte nu met zyne zwakheid; trotfeerde nu op zyne eigene > maar al te zichtbaare, overmagt. De diepfte i de bitterfte verontwaardiging vervulde de geheele ziel Van kolumbus; en , indien hy zynen rechtvaardigen toorn deri teugel had gevierd; zou hy zonder üitftel met het gering getal van hen j die hem gettoüw waren gebleeven * op de verraaders los zyn gégaan i en liever zyn leven in eene pöoging; om heh te kastyderi, hebben willen opofferen , dan deeze hem aangëdaane verfmaading; zonder iets te beproeven , overleeveh. Maar gelukkig was het Voor de verwardë nieuwe volkplanting, dat de ziel vari kólumivt groot genoeg was, om zyne hartstogtéh- li deel. I' te'  <«*•) re kunnen gebieden, en meer te zien op 't geen voor anderen van nut was, dan op 't geen zyn eigen getergd misnoegen eiscbte. Het denkbeeld van eenen onvermydelykeri burgerlyken oorlog deedt hem beeven. Hy befloot uit dien hoofde edelmoediglyk, de her* aangedaans fmaad niet te achten; ■ maar veelmeer tc beproeven , of hy den ondankbaard* fyldan en zyne verdwaalde aanhangeis door goedheid tot hunnen pligt zou kunnen doen wederkeeren. Met dit inzicht deed hy vooreerst overal bc-» kend maaken, dat allen, die berouw hadden van hun misdryf, vergiffenis zouden ontvangen , zodra zy tot hunnen pligt mogten we* derkeeren. Hetzelfde deed hy aan Mdan zelve belooven; en daarenboven gaf hy hem nog de verzekering, dat hy, gelyk tevooren , zyne waardigheid zou blyven bekleeden. Door deeze vernederende goedheid bereikte hy eindelyk , na veele onaangenaame onderhandelingen , zyn oogmerk ; en hy had het genoegen een gcvaarlyk oproer geftild te zien, zonder daarby een druppel bleeds te hebben vergooten. Hierop zondt hy een Schip naar Spanje, •m het hof bericht te geeven van zyne laatfle ent-  ( 243 ) éntdekking van het vaste land, en van het op* roer, 't geen hy nu geftild had. Met de proeven van-de voortbrengfelen des lands, welke hy van het vaste land had medegenomen, en die in paarlen, klompen gouds, en eene meenigte lynwaaten van veele kleuren, zeer fyn gewecven , beftonden , zondt hy tevens zyn dagboek over, waarin de koers van zyne. Schepen , en al het merkwaardige, het welk hem op reis was ontmoet, naauwkeurig be« fchreven was. Daarentegen verzuimden Rok dan en zyne medepligtigea niet, om insgelyks met hetzelfde Schip aan den Koning tc fchryven, om den Admiraal zwart te maaken, en hun eigen fchandelyk gedrag te rechtvaardigen. En helaas! de Koning was onrechtvairdig genoeg, om meer geloofs te flaan aan de oproerigen, dan aan den braaven kolumbus, niettegenftaa-nde uit kolumbus- de ftem der waarheid , maar uit de overigen de fchande- lykfte lastering fprak. - Maar laat ons hier, kinderen! eenige oorgenblikken ftilftaan in onze gefchiedenis, om eerst onze oogen te vestigen op een ander waerdd-deel, alwaar geduurende dien tyd, «lat wy met onze gedachten in de Westïndiën P % wa«  ( *44 ) waren, insgelyks eene zeer merkwaardige zaak gebeurd is. De Koning van Portugal had, hoewel te laat, berouw , dat hy notuwu» niet recht gekend, en deszelfs groote aanbiedingen van de hand geweezen had. Om nu deezen misilag eenigzins weder te vergoeden, befloothy , geene kosten te fpaaren, ten einde met de ontdekking van den lang gezochten weg naar Oostïndïé om den hoek van Africa, indien 't mogelyk ware, eindelyk eens tot ftand te komen. Ten dien einde deed hy eene kleine vloot uitrusten , en benoemde eenen man van veele verdiensten en tevens een ervaaren zeebouwer , genaamd Vasko de Gama, tot Opperhoofd van dezelve. Tegen deeze onderneeming deeden zich zwaarigheden op j welke onöverkomelyk fcheenen : maar gelukkig droeg Gama denzelfden ftempel van een groot man, welken kolumeus droeg, deezen naamelyk „ dat hy „ zich door geene zwaarigheden, hoe groot ,, ook, van zyne eenmaal vastgeftelde voor„ neemens liet wederhoudem" Hy achtte het derhalven niet, dat de onbekende kusten van Africa, langs welke hy zeilde, hem haare klip-  C "MS ) •Wippen en zandbanken vertoonden; hy achtte het niet, dat de zon haare brandende ftraalen op hem neêrfchoot, en dreigde zyne Schepen in brand te fteeken; hy achtte het niet, dat ftorm en onweder tegen hem raasden, en zyne Hecht gebouwde Schepen zochten te verbryzelen : hy overwon alle deeze zwaarigheden met eenen ftandvastigen moed; liet zich door niets wederhouden, tusfehen dezelven door te vaaren , en bereikte eindelyk gelukkig den uiterften hoek van Africa, het voorgebergte de goeie hoof. Dit was echter flechts een rustplaats voor zulk eenen verre uitzienden geest, als de zyne was. Van hier voer hy al verder, en zeilde aan de andere zyde van Africa weder op , en kwam eindelyk by de ftad Melinda, ■welke (gelyk gy hier op de kaart van Africa zien kunt,) op de kust van Zanguebar ligt. Hy geraakte in de aangenaamfte verwondering, toen hy hier, in plaats van woeste menfchen , die hy tot dus verre overal aan de africaanfche kust had gevonden, eensklaps eene veel befchaafder natie ontmoette, die reeds in veele opzichten zeer naby de Afiaaten kwam. Haar koophandel met buitenlanders was uitgeftrekt; zy beleedt den Mahometaanfen godsP 3 dienst,  (t M) flianst, én kende zelfs veele konsten, wclkê ftlleenlyk onder befchaafde volken gevonden Worden. Met zeer veel vertrouwen , dat zyne onderqieeming eene gelukkige uitkomst zou hebben, iiep hy van 'hier weder uit, en had eindelyk ■den twee-en-twintigflen May in den jaare "1498 het geluk, om het doel van zyne wen•fchen , de kust van Indië , werktl/k te bereiisem ' iohanü'es, Waar kwam hy dan eindelyk aan? v ad-er. Te Kalikut. v x e t e r. O , op de Malaiaarfc/it (Hfflf f hendrik. Op het Schiereiland aan deexe zyde van den Gangcs'. vader. Recht ! — Hy ftond even zo ■zeer verbaasd over den rykdom Van dit land in allerlei foorten van kostbaare ■voorfbrengfelen der natuur, als over de geregelde inrichting van hunnen ftaat en over hunne reeds zo ze£r befchaafde zeden. Maar by .ongeluk had by op zynë Schepen niets, 't geen hy tegens de kostbaarheden van dit land kon verruilen; want met kleinigheden , waarop de wilden gemeeniyk zo verzot zyn, waren deeze-Indiaanen  C «4? 5 nen niet gediend. Hy vertoefde om die rt# den hier ook niet lang, maar keerde fpoedig wederom, om zynen Koning de blyde tyding te brengen van de gelukkige uitkomst zynej enderneeming. . Dus wierd dan byna ten zelfden tyde, waarin Kotuwtus de nieuwe waereld ontdekte, een ander waereld-deel, 't geen wel reeds bjtkend was, maar waarvan de Europeaanen nog Weinig gebruik badden gemaakt, door middel van de Scheepvaart met Europa in eene nadere vs-rbindtenis gebragt. Van dien tyd af vloeiden de onüitputtelyke fehatten -van Indüè in groote ftroomen naar het kleine Pmugal; en iet was niet zonder benydkig, dat de Span», j-aarden de uitneemende rykdommen zagen, welke hunne nabuuren inöogstten, daar zyzeiven integendeel van alle de ontdekkingen, welke zy tot dus verre gemaakt hadden, éc kosten van de verfcheidene uitrustingen nog niet eens weder ontvangen hadden. Maar de begeerte, om ontdekkingen te maa-' ken , wierd nu ook meer algemeen. Koningen en Republieken, Edellieden en Burgers, allen wilden hun geluk zoeken; allen wilden fïchepen uitrusten,, en of zdf pp avontuur uitP 4 Io«-  ( ) joopen, of anderen daartoe laaten uifloopen.' Zeker Ojeda, by voorbeeld, die kolumbus op zynen tweeden togt had verzeld, haalde eenige kooplieden uit Sivilie over, om vier Schepen uitterusten , en die onder zyn bewind op ontdekkingen uittezenden. Men verzocht, om zulks vry te moogen doen, en het verzoek wierd toegeftaan, zonder dat kolumbus daarr; over wierd geraadpleegd; 't geen aanliep tegen het kontrakt, het welk het Spaanfche hof met hem had aangegaan. De Bisfchop van Badajos, die als Minister des Konings de Wesfindifche zaaken bezorgde, en een bittere vyand van kolumeus was, vergenoegde zich niet flechts daarmede, dat hy den man, dien hy haatte, op deeze wyze griefde, maar hy gaf bovendien ook nog het van kolumbus overgezonde dagboek en de zeekaarten, welke daarby waren, over aan Ojeda, om daarnaar zyne reis te regelen. Deeze Ojeda nu wierd verzeld van zeker ItaJiaansch Edelman (*) , genaamd Amerigo Vespuc- eï, (*) Anderen zeggen, dat het een Koopman is geD/ttst uit de Italiaanfche Stad Florence,  ( £49 ) ei, of gelyk wy hem in 't latyn gemeCnlyS noemen, Americus Vespucius. sommigen. Ha! ha! vader. Deeze man wist zich binnen eenen korten tyd zo veel achting by zyne reisgenooten te verwerven , dat alles, wat men deed, meer gefchiedde op zyn bevel, dan op dat van Ojeda. Maar hy hield zorgvuldiglyk den koers, welken kolumeus genomen had; kwam dus eindelyk insgelyks by de kust van Pavia; landde aldaar verfcheide maaien; dreef eenigen handel met de inboorelingen; zeilde vervolgens nog wat verder langs de kust op, om zich te overtuigen , dat dit indedaad geen eiland, maar een groot vast land was; en zo verre gekomen zynde , dat hy hieraan niet meer kon twyfelen, keerde hy in zegepraal weder naar Spanje, en wist by zyne komst zulk een pogchend gedruis te maaken, dat men daarby vergat, dat zyne ontdekking eigentlyk geen ontdekking, maar alleenlyk eene bevestiging was van 't geen langen tyd voor hem door kolumeus ontdekt was. Een man, die werklyk een groot man is —* * Jet op deeze waarheid , kinderen ! — is geen ? 5 P°g-  (y jogcher. Hy vergenoegt zich daarmede, dat hy goede daaden verricht, onbekommerd, of anderen dezelven verneemen of nkt. Zodajug was tot hiertoe het gedrag van kolum*us geweest. Hy had de dagboeken van zyne reizen alleenlyk medegedeeld aan zyneOverheid, om haar van het gebeurde bericht te geeven: en het was hem nooit in de gedachten gekomen, om dezelven door den druk aan de waereld bekend te maaken. Jltneriats integendeel, een ydel eerzuchtig man zynde, was niet zodra weder in Spanje gekomen-, of Jiy droeg zorg, dat zyne daaden inde geheele waereld wierden uitgebazuind; en hy had ftyo verbaal -zo listig weeten opteftellen, dat ■elk, dje het las , hem , en niet kolumbus, voor den eerfte» ontdekker van het vaste land houden moest. Dat dit onwaarheid was, was in Europa alleenlyk aan die weinige menfchen foekend., die het gefchreeven dagboek van kotuMBus hadden geleezen, en, vermits die ivoor 't grootfte gedeelte zyne vyanden waren, droegen zy sol degelyk zorg, om die dwaaling te ontdekken. Op die wyze wierd hy, " aan wien men de ontdekking van het nieuw svacrcMdeel alleen moest loeiüiryven, uitgefloten  ( ■floten van de welverdiende eer, om aan het* -zelve zynen naam te geeven, en het wierd •van dien tyd af naar den na«m van den ydelen pogcher Amerkm Vesjmcius »«ïnt» genoemd. ■ christiaan. Ofoey! dat is toeh dom ! va der. Zekerlyk is het dom; maar laat ons deeze verdrietige hy zonderheid niet vruchteloos vernomen hebben. Leert hieruit, welke onrechtvaardigheden een man van verdiensten van zyne tydgcnooten kan verwachten, •.Men -kent hem dikwerf niet genoeg, ja men ienydt , men haat hem niet zelden, en on~ Jwaardigen draagen het loon weg, 't geen zyiie deugden verdienden., Wilt gy nu, gelyk -ik hoop, ook eens mannen worden , die in't geen , waartoe zy gefchikt zyn , willen uitmunten : maakt dan toch vooral geen rekening op •de algemeene toejuiching der menfchen, en Voornaamelyk niet op de belooningen van de grooten deezer aarde; maar vestigt uwe oo.gen enkel en alleen op het beloonend welbe.haagen van den overaltegenwoqrdigen God., die elke daad, welke gy verrichr, in het verborgen opmerkt * en u dezelve eerlang in den klaaren dag velgelden aal. Want de tyd der on»  C 45a ) •nrechtvaardigheid duurt niet lang in de groo? tc ftad Gods; wat vroeger of laater klaart alles op , en elk zal dan ontvangen 't geen hy verdiend heeft. Ook hiervan kan u dezelfde byzonderhcid ten voorbedde verftrekken. Wat toch kon het Americus baaten, dat de nieuwe waereld op eene onrechtvaardige wyze naar zynen naam, en niet naar dien van kolumbus genoemd wierd? Heeft dan thans de nawaereld voor hem meer, cn voor kolumbus minder achting? Veracht men hem niet veelmeer juist om die reden; en bemint en fchat men de verdiensten van kolumbus niet zo veel hooger, dewyl dezelven van zyne ondankbaare tydgcnooten over het hoofd gezien wierden ? Oordeelt uit uwe eigene ondervinding, in wiens plaats gy wel het liefst zoudt willen zyn ! klaas. Ik zou duizendmaal liever kolumbus willen zyn. .hendrik. Ik ook, al was het zelfs ook aan niemand bekend geworden, 't geen ik had gedaan. allen. O, ik ook! ik ook ! vader. Hier ziet gy nu, dat de deugd, al is 't, dat zy eenen tydlang zonder va* ? ter-  ( 253 > terlyke belooning blyft, nogfhans riet op-1 houdt beminnclyk en wenfchens waardig tc zyn. Nu gefchiedde dc eene reis na de andere, om nieuwe ontdekkingen te maaken, waarvan gy echter thans geene befchryving van my moet verwachten; want het zou ons tc verre van onzen kolumbus afleiden. Alleenlyk nog ééne enkele kleine uitweiding, cn dan ben ik weder by hem. Om voordeel te doen met de ontdekking van den weg naar Oostïndië , welken Gama. had gemaakt, deedt de Koning van Portugal eene geheele vloot uitrusten en bevrachten met allerlei foorten van Europifche koopmansgoederen , om daarmede eenen voordeeligen handel te dryven. Tot bevelhebber van deeze vloot wierd zekere Kabral benoemd. Deeze man vernomen hebbende, hoe onveilig de Scheepvaart was langs de Africaanfche kust; zette aan dc andere zyde van de linie gekomen .zynde, in den ruimen Oceaan koers naar 't westen; en nadat hy deezen koers eenen tydlang had gehouden, kwam hy eensklaps, tot zyne groote verbaasdheid, aan dc kust van, een uitgeftrekt land, waarvan hy welhaast ont-  ( 254 ) ontdekte, dat het meer, dan een eiland,was; Wie van u kan my nu zeggen, wat dit wel voor een land geweest is ? 1 sommigen tegehjk. O Zmi-Ammca. tadu. Maar welke Provincie van Zuid* Ame;ica? joha.s'nis. Naar alle vermoeden was het; trafiiïè. vader. Recht; 't was het fchoone, ryke Urafiliè, 't geen deeze Kabral zo toevallig ont• dekte. Hy ging terilond dit land in bezit neemen in den naam van zynen Koning, en zond één van zyne Schepen, om deeze aangenaame tyding overtebrengen. Dus wierd het eene deel van America na het ttnder ontdekt; en het wierd bygevolg meer en meer klaarblykelyk, hoe fterk de gronden waren geweest, waarop de doordringende geest van koj-umbus zyne gistingen gebouwd had. Ik keer dan nu weder tot hem, den eerften veröorzaaker van alle deeze aanmerhelyke ontdekkingen, dien wy in geene aangenaame omftandigheden op Hispanïólp hebben gelaaten. Maar de woorden befterven myop de tong; ru ik wederom zal beginnen van hem te fpree-  t »ss > ■fpreeken. Ik moet ophouden. Maakt u on« dertusfchen gereed om eenig; traanen van medelyden voor hem te plengen; want gy zult ze noodig hebben. I'S ER-  VEERTIENDE GESPREK, Door het flot van het voorige gefprek voorbereid tot een treurig tooneel, zat de kleine vergadering in angstvallige verwagting; en dé Vader begon zyn verhaal met eene doffe ftem op deeze wyze te vervolgen : De Voorzienigheid t myne lieve kinderen! laat dikwerf om wyze en goedertierene oogmerken iets gebeuren , waarvan wy arme kortxiendc menfchen niet in ftaat zyn , den grond te bemerken. Maar uit honderdduizend voorbeelden , welke ons dagelyks voorkomen j leert elk, die 'er met aandacht op let j dat ïy in alle gevallen indedaad het waare welzyn van ons en van alle haare Schepfelen bedoelt; Indien ons dan al het een of ander mogt overkomen » waarvan wy niet kunnen begrypen t waars  C 257) 'waarom het dus en niet anders gebeurde : 6 dat toch de goede God verhoede, dat wy nimmer hieruit gelegenheid neemen, om flechts één oogenblik te twyfelen , of de wegen van zyne heilige Voorzienigheid, ook alsdan, wanneer dezelven het bereik van ons v erfland te boven gaan, wel altoos de wysten en besten zyn! Lieve kinderen! ik heb hier op aarde nu reeds een geruimen tyd geleefd; ik heb veel gezien, en veel ondervonden. Ik weet wat gelukkige, maar ook wat ongelukkige dagen zyn. Dikwerf was 't rondom my zo duister; dikwerf wierd myn hart zo bekneld , en eene fchrikkelyke benaauwdheid deedt my Adderen, .wanneer ik vooruit zag in de toekomende tyden. Dan dacht ik wel eens in myn onverftand: lieve God! waarom laat gy my toch langs deezen doornachtigen weg wandelen ? .Waarom zyn dan anderen, die mogelyk zo goed niet zyn als ik, naar 't fchynt zo gelukkig , en waarom laat gy my toch zo veel lydcn? Zo beuzelde myn onverftandig hart; en niemand was 'er die eenig antwoord gaf. Dit antwoord bleef echter niet uit; want toen Ik wachtte in myn ongeluk, en de oogen oni, beu, Q wrik-  C =53) wrikbaar vestigde op Gods goedertierenheid,' veranderde alles eensklaps, eer ik het verwachte. De nacht der droefenisfen verdween, gelyk eenen droom , en de fchoone morgenzon van geneugten, welke ik niet hoopen kon, rees wederom op voor myne ziel. En 1 goede God ! waar zal ik woorden vinden, om uwe goedertierenheid naar waarde te verkondigen ! — hoort het allen, myne lieve kinderen! prent het, ik bid het u, diep', recht diep in uw geheugen juist dat geene, het welk ik in den tyd van nood als myn grootfte ongeluk befchouwde, juist dit was de grond geweest, waarop de liefderyke Voorzienigheid, zonder dat ik 't wist, myn wezenlyk geluk had gevestigd. Toen zeide ik by my zeiven: wat my nu in het toekomende ook moge overkomen; hoe ruuvv ook de weg moge zyn, waarop myn goede God my in 't vervolg van tyd zal leiden: ik zal 'er nooit weder misnoegd over zyn; ik zal altyd bedenken , dat de alweetende God beter weet dan ik, wat my goed is, en dat zyne wyze goedertierenheid eindelyk alles, alles ten beste beftiert. En waarlyk, lieve kinderen , gelooft de blydetiaanen, welke my altyd langs de  C 259 ) de wangen rollen , zo dikwerf ik 'er met u van fpreek — van deezen tyd af, dat ik zulk een vast vertrouwen op de goddelyke Voorzienigheid vestigde, heb ik in geluk en ongeluk eerst recht gefmaakt, wat waare gelukzaligheid is. (Hier vouwde de Vader zyne handen famen , en zuchtte vuuriglyk tot God, dat hy dit onwrikbaar vertrouwen ook planten mogt in de harten van alle zyne jonge vrienden, die dit thans hoorden , of in 't toekomende leezen zouden; en vervolgde op deeze wyze:) Kinderen ! ik oordeelde het noodig , om het geen ik tot hiertoe gezegd heb, vóór het verhaal , waartoe ik thans overga, te laaten vooraf gaan, om de vraag voortekomen: waarom de lieve God den goeden kolumbus toch zulk een hard lot had opgelegd ? Waar is de vermetele, die het zou durven waagen, op deeze vraag te antwoorden ? kolumbus zelf zal 't nu mogelyk weeten; hy zal zonder twyfel God pryzen, dat hy hem door een kortduurend lyden tot eene eeuwige gelukzaligheid heeft voorbereid: maar wy, die alles nog met fterffelyke oogen befchouwen, zullen ons Q J on-  ( 2ö0 ) onvermogen bekennen, wy zullen Gods ondoorgrondelyken raad met aanbidding eerbiedigen , en — zwygen. kolumbus had wel, gelyk wy weeten, het oproer, 't geen op Hispaniöla ontftaan was, gelukkiglyk weeten te dempen; maar eene algemeene en duurzaame rust was 'er evenwel niet door bewerkt. Misnoegen en tweedragt fmeulden veelmeer nog altyd onder de asfche , en hoewel Rolrlajt tot zynen pligt fcheen wedergekeerd tezyu; verzuimde hy echter geene gelegenheid, om den Admiraal en zyn gedrag aan 't hof zwart te maaken. Het gezag van kolumbus op dit eiland had door zyne goedheid en toegeevendheid, welke men voor zwakheid hield, insgelyks niet weinig geleeden; en het gevolg daarvan was, dat 'er nu in de eene, dan in de andere Provincie van 't land, een nieuw oproer ontftond, waardoor de gekwelde man zodanig aan 't werk wierd gehouden, dat hy noch aan zyne verdediging in Spanje, noch aan dc verdere uitvoering van Zyn uitgeftrekt plan van ontdekking denken kon. Hy en zyne broeders moesten byna altyd onder de wapenen zyn; en het verdriet ende zorgen, welke hy alle dagen had, knaagden,  ( aöO den , als een' verteerenden worm, aan de reeds merkelyk verzwakte krachten van hem, wiens afgefloofd ligchaam en afgepynde geest met recht uitfpanning en rust hadden kunnen eisfchen. Zodanig waren zyne naare omftandigheden op Hispaniöla. Maarniet alleenlyk daar, waar hy zelfwas, maar ook'waar hy niet was, moest hy de Hagen van een bitter lot ondervinden. Terwyl hy al het overige van zyne krachten infpande, om de rust en goede orde op Hispaniöla te herHellen; terwyl hy, onder geduurige ongemakken , de wyste fchikkingen maakte, en ook, door het openen van veele ryke bergwerken, de fchraapzucht van zyne reisgenooten trachte te verzadigen , en aan de verwachting van zyne Overheid te voldoen, borst in Spanje het vreesfelykfte onweder tegen hem uit. Hoort nu, kinderen, hoe dit famenhing. Koldan en zyne aanhangers hadden , gelyk ik u reeds heb verhaald, alles gedaan wat mogelyk was, om de geheele fchuld van de voorgevallene beroerten van zich aftewentelen, en op kolumeus te fchuiven. Ten zelfden tyde waren veele misnoegden, die, in plaats yan de gehoopte rykdommen, armoede en Q 3 ram-  rampen hadden geoogst, vol van wanhoopnaar hun vaderland wedergekeerd. Alle deeze menfchen merkten kolumbus aan als de eenige oorzaak van hunne ter leur gefielde hoop, en braakten door geheel Spanje niet dan befchimpingen en vloeken tegen hem uit. Aangefpoord door 's Admiraals magtige vyanden , beftormden zy den Koning en de Koningin met bidden en fmeeken om fchaêvergoeding, en met klagten over verdichte onrechtvaardigheden en knevelaaryën, welke zy voorgaven van den Admiraal geleeden te hebben. De oude gefcheurde lompen , waarin zy geldeed gingen, en hun bleek uitgehongerd gelaat, boezemden medelyden in, en gaven eenen grooten fchyn van waarheid aan hunne befchuldigingen. Zo dikwerf de Koning of de Koningin in 't openbaar verfcheenen, wierden zy , door toedoen van 's Admiraals vyanden, omringd van eenen zwerm van zodanige ongelukkigen, die voor zich-zei ven om genade, en tegen kolumbus om wraak riepen. War wonder, dat de Koning, die buitendien zo zeer tot achterdocht geneegen was, eindelyk geloof floeg aan hunne befchuldigingen } Wat wonder, dat zelfs de Koningin, die  C a«3 ) die tot dus verre altyd nog de ftandvastige befchermfter van den Admiraal was geweest, zich eindelyk tegen hem liet opzetten ? Uit dien hoofde befloot men, om andermaal eenen gevolmagtigden naar de Westïndiën te zenden, die het gedrag van kolumeus zou onderzoeken. Frans de Bovadilla was de man , dien de vyanden van den Admiraal daartoe voordroegen; en de volmagt, welke men hem verleende , gaf hem niet alleenlyk het recht, om kolumbus te doen vallen , maar moest bovendien nog in het hart van een gcweetenloos man den wensch verwekken, zulks in 't werk te kunnen flellen. Want men gaf hem last, om kolumeus, zodra hy mo<*t bevinden, dat zyn gedrag ftrafwaardig was, terftond aftezetten , en in zyne plaats de regeering van dit eiland overteneemen. Was 'er wel meer noodig , om den val van een' onfchuldig' man onvcrmydelyk te maaken ? In denzelfden tyd, dat deeze ongeluk brouwende bode op Hispaniöla aankwam, was kolumbus door zyne onvermoeide pooffin<*en zo verre gekomen, dat hy de rust en goede orde in alle Provinciën van het eiland wederom had herfteld. De misnoegden waren volQ 4 daan;  ( 264 ) daan; alle Spanjaarden en Indiaanen waren' tot gehoorzaamheid gebragt, en aan de wetten onderworpen; de rykfte bergwerken waren geopend, en men had een gelukkig begin gemaakt met het land te bewerken. Dit alles waren omftandigheden, welke hem hadden moeten vrypleiten, indien 't niet reeds vooraf was beflooten geweest, hem te veroordeelen. . Toen Bovadilla te St. Domingo aankwam > was de Admiraal juist in eene verafgelegene landftreek van het eiland, om aldaar eenige noodige fchikkingen te maaken. Dusverëischten billykheid en rechtvaardigheid, dat deeze Rechter zyne terugkomst zou afwachten, zonder iets tegen hem te onderneemen. Maar z.ou een man, gelyk Bovadilla was, zich om billykheid en rechtvaardigheid bekommeren > Hy was immers niet gekomen, om de verdediging vannoruMBus te hooren; maar om hem te veröordeelen , en zich - zeiven in zyne plaats te ftellen. Zodra hy uit het Schip voet aan land had gezet, liet hy zich terftond in het huis van den Admiraal brengen, en verklaarde, dat hetzelve van nu af zyn eigen huis zou wcezen. Ver-  C 265) Vervolgens bcmagtigdc hy alle de goederen van den afweezigen kolumbus, welke inliet huis waren. Hy liet daarna openlyk bekend maaken , dat de Koning hem had gezonden, om den Stedehouder van zyn ampt te ontzetten , en aan alle de geenen, die over hem mogten klaagen , voldoening te verfchaffen.. Ook dit was voor hem nog niet genoeg; maar hy ftclde allen, die kolumeus in degevange-, nis had laaten werpen, terftond in vryheid,. en noodigdc hen, om hunne klagten overgeleeden onrecht intebrengen; en gy kunt ligtelyk nagaan, dat dit fchuim van volk zich niet lang daartoe heeft laaten verzoeken. Dit alles was nu reeds zeer hard en onrechtvaardig: en echter kon het nog niet opweegen tegen de wreedheden, welke deeze onregtvaardige Rechter, zelfs jegens den perfoon van den onderdrukten ontdekker der nieuwe waereld pleegde. Hoort het, kinderen ! en betreurt het noodlot van eenen man , die een onbetwistbaar recht had op de liefde en dankbaarheid van zyne tydgcnooten, en dien gy nu welhaast — welk een fnoode ondankbaarheid! als den laagften kwaaddoener zult zien behandelen! Q S De  ( 266 ) De fnoode Bovadilla zondt hem een' bode,' met bevel, om zonder uitftel voor zynen rechterftoel te verfchynen , ten einde van zyn gedrag rekenfchap te doen. Hy zondt hem tegelyk een gefchrift van den Koning, waaiïn hy gelast wierd , alles te doen, 't geen 's Konings gevolmagtigde hem zou bevelen. Een onverwachte ratelende donderilag by de helderfte lucht zou «Jen zekeren wandelaar niet zo veel fchrik en bedwelming kunnen veroorzaaken, als deeze onverwachte tyding kolumeus deedt. Hy kon zyne eigene oogen niet gelooven; hy beichouwde het ongelukkig papier andermaal over, het welk met deeze verfoeijelykheden opgevuld was: maar het was niet anders. Hy, de man van zo veele verdiensten, de ontdekker van eene nieuwe waereld, die van geen misdryf wist, moest werklyk verfchynen voor de rechtbank van eenen Snoodaart, die niet waardig was, het ftof van zyne voeten te likken, kolumbus knarste op de tanden van misnoegen over eene mishandeling , welke voor hem zo gevoelig was. Evenwel bedacht hy zich 'geen oogenblik wat hem te doen ftond. Hy had gewapende  de manfchap, hy had zynen broeder Bartholomeiis by zich, en het zou hem gemakkelyk gevallen zyn, om nog grooter' aanhang te maaken, en den onrechtvaardigen Rechter met het zwaard in de hand te antwoorden. Maar zyne groote ziel verfmaadde elk middel, om zich te befchermen, het welk niet overeenkwam met de gehoorzaamheid, welke hy aan zyne overheid ook dan nog geloofde verfchuldigd te zyn , wanneer zy hem op eene fchreeuwende wyze veröngelykte. Hy ftond dus, gelyk ik gezegd heb, geen oogenblik in beraad, maar ging, zonder uitftel en zonder te murmureeren, op weg naar Domingo, om zyn vonnis — hoedanig hetzelve ook weezen mogt met eerbied te ontvangen. Hy kwam, en wierd by Bovadilla aangediend. „ Dat men hem kétene ! „ riep die ontaardde , zonder hem gehoor te willen verkenen; „ en hem wegfleepe!" Men vervulde het ontmenschte bevel, floeg hem m ketenen , en fleepte hem naar een van de Schepen gevangen weg. ( Hier zweeg de Vader , om de aandoeningen van medelyden ruimte te geeven , welken zyn jonge toehoorders de  ( »6S ) de traanen uit de oogen persten'. Na eene kleine tusfchenpoozing vervolgde hy zyne rede aldus:) Stelt u, lieve kinderen! dit verfoeyelyk bedryf eens recht levendig voor. Hier ftaat de groote kolumbus, als een kwaaddoener; op dien bodem , welken hy zelf had ontdekt; voor een huis, 't welk het zyne was; onder menfchen , die allen onder zyne bevelen ftonden: en de fnoode roover van zyne goederen en van zyne eer verbiedt hem- den toegang in dit huis;verwaardigt zich niet eens om hem aantezien; laat zyne fchuldlooze leden in ketens flaan; en hem op deeze fmaadelyke wyze wegfleepen uit een land, welks bezitting hy door duizend moeyelykheden en met gevaar van zyn leven voor zynen Koning gekocht had. Hier ftaat hy, en ontvangt deezen laatften harden flag van zyn rampzalig lot met eene ftille waardigheid , en met eene bedaardheid, welke zyne onfchuld en edelmoedigheid meer, dan de welfpreekendfte verdeediging, ten toon fpreidden. Nu wordt hy weggefleept; maar de beker van zyn lyden is daarmede nog niet geledigd. Zyn geduld moest nog fterker beproefd worden. Het zinnelooze Spaanfche gepeupel, het welk, gelyk  C =69 ) lyk wy weeten, voor 't grootfte gedeelte beftond uit booswichten, liep nevens hem met een verfmaadend en hoonend gelagch, enbefpotte hem over zynen val. Welke ontmenschten! Welk een wangedrag, waarvoor men geen eigen naam kan vinden. Dit was -echter nog niet genoeg voor de wreedheid van Bovadilla. Hy wist, dat zyn edelmoedige gevangene flechts half zou lyden, zo lang hy de eenige ongelukkige was in zyne Familie , en zo lang hy wist, dat zyne broeders nog hunne vryheid hadden. Ook deezen moesten dan geboeid worden; en opdat de een door zyne tegenwoordigheid den anderen niet tot troost mogt verflrekken , gaf hy laft, dat elk hunner op een byzonder Schip gevangen zou gehouden worden. Vervolgens deed hy alle drie de broeders hun proces opmaaken; en fprak zonder verdere omftandigheden — het doodvonnis over hen uit. Maar by geluk hadhy geen moeds genoeg , om zelf zyn moorddaadig vonnis ter uitvoer te brengen, dewyl hy voor verantwoording vreesde. Ondertusfchen hoopte hy, dat zyn magtige neef, de Bisfchop van Badajos, een onverzoenelyk vyand van kolumbus, wel zorg zou draagen, dat het  C 270 ) het nitgcfproken doodvonnis voltrokken wierd ï en befloot ten dien einde, om de gevangenen met het fchriftelyk proces, 't welk men hen had gemaakt, naar Spanje te zenden. Zegt my nu eens, kinderen ! zoudt gy wel kunnen gelooven, dat 'er ooit zulk een wan>} gedrocht van eene menfehelyke «iel, als de ziel van dien Bovadilla was, in de waereld geweeft is > Het is gelukkig voor u, zo het u in uw geheel leven onwaarfchynelyk mag blyven! Maar God zy gedankt, dat 'er maar weinige menfehelyke wangedrochten van dien aart, dat zy alleen als zeldzaame uitzonderingen worden gevonden. God zy gedankt, dat 'er doorgaands nevens zulk een gedrocht een braaf man te voorfchyn komt, om het onrecht, 't geen van den eerften gepleegd wordt, zo veel mogelyk is, wederom te vergoeden ! De Kapitein, die kolumbus en zyne broederen naar Spanje zou overbrengen, was nog niet lang onder zeil geweest, als hy met eerbied en medelyden zynen edelen gevangen naderde , om hem de kluisters afteneemen. Maar kolumbus weigerde beleefdelyk hiervan gebruik te maaken. „ Laat my zo blyven ," gaf by hem ten antwoord. Ik draag deeze ke- „ tenea  ( 271 ) ' tenen op last van myne Overheden; deeze „ alleen kunnen my weder daarvan ontilaan, ,, en ik wil, dat zy my ook nu , gelyk te voo„ ren, zullen gehoorzaam vinden. " Hy bleef dus geboeid, tot dat hy in Spanje kwam. Bovadilla had belast, dat de gevangenen, by hunne komst in Spanje terftond zouden overgeleeverd worden aan den Bisfchop van Badajn, opdat zy geene gelegenheid zouden hebben, toevlucht te neemen tot de Koningin Ifaklla, die tot dus verre hunne befchermfter was geweest. Maarzekere Martyn, een braaveloots, dien het onverdiende lot van den Admiraal ter harte ging, verliet in 't geheim het Schip, en bragt fpoedig een brief,door koiumbus gefchreven , aan dc Koningin, waarin zy van alles bericht kreeg. Het hof Hond verbaasd over deeze tyding; want men had niet kunnen voorzien, dat Bovadilla de volmagt, welke hem gegeeven was, op deeze wyze zou misbruiken. Men erkende de Hechtheid van zulk eene behandelingjegens dien grooten man van wezenlyke verdiensten, en kon ligtelyk befeffen , hoe zeer geheel Europa dezelve zou verfoeyen. Hierom wierd 'er terftond een bode gezonden met bevel, om  torn kolumeus cn zyne broederen op het oogenblik in vryheid te Hellen, y Men verzocht zelfs kolumbus , op de vriendelykfte wyze , om aan 't hof te komen, en zondt hem geld, opdat hy zich van betaamelyke kleederen voorzien , en naar zynen ftaat verfchynen kon. kolumbus vervulde hunnen wensch , en verfcheen. By zyne intrede in het vertrek, waarin de Koning en de Koningin hem verwachtten , wierp hy zich ftilzwygende neder voor hunne ..voeten. Het diep gevoel van het ongelyk, 't welk hem was aangedaan, benam hem de fpraak, en het duurde eenen geruimen tyd eer hy weder bedaarde. Eindelyk fchepte hy weder moed , gefterkt door het gevoel van zyne onfchuld; cn nu begon hy zich te rechtvaardigen tegen dc lasteringen van zyne boosaardige vyanden. Hy deedt met eene betaamelyke deftigheid eene lange redevoering , waarin hy zyne onfchuld met zulke klaare blyken bewees, dat Ferdinand en Ifabeüa daarvan volkomen overtuigd wierden. Zy betuigden hem daarop hun medelyden Over het gebeurde , en verzekerden, dat het buiten hun weeten gefchied was. Om deeze verzekering nog  ( 273 ) nog meer te doen gelooven, wierd Bovadilla oogenblikkelyjc van zyne waardigheid afgezet; en beide de koninglyke perfoonen trachtten kolumbus door vriendelykheden en de belofte van hunne toekomende befeherming eptebeuren. Dit was nu alles zeer goed, maar toen het 'er op aankwam, om te bepaalen, wie nu weder in de plaats van Bovadilla Stedehouder van de ontdekte landen zyn zou ; bleek het maar al te duidelyk, dat het wantrouwen, 't geen den Koning en de Koningin tegen kou mb u s was ingeboezemd, nog niet tot den grond was uitgeroeid. Zy wilden gaarne den fchyrl van ondankbaarheid jegens hem vèrmyden; zy wilden gaarne daardoor , dat zy alles, wat Bovadilla gedaan had, openlyk afkeurden, de befchuldiging van .onrechtvaardigheid van zicht keeren: maar om hem wederom inzynevoorige waardigheid te ftellen, was eene zaak ^ die hen bedenkelyk voorkwam. Zy oordeelden het gevaarlyk, eenen man, waaraan zy' zo veel verpligting hadden * en die tot dus verre voor zyne gewigtige diensten flecht be* loond was j een post toetevertrouwen j waarin hy zich van hunne ondankbaarheid zou ktffl= i. deel. R üéS  ( 274 ) tien wreeken : Zy kielden hem dus onder al* lerlei vleijende voorwendfels op aan het hof, en benoemden in zyne plaats Nicolaas van Ovando tot Stadhouder in de Westïndiën. Vruchteloos beriep kolumbus zich op zyn recht tot deeze plaats, waarvan hy. voor zich1zeiven en Zyne familie, terftond by het begin zyner onderneeming, ten eeuwigen tyde verzekering had ontvangen; vruchteloos klaagde hy over de nieuwe onrechtvaardigheden , waaraan men zich tegen hem zou fchuldig maaken, indien men, nadat hy voor fchuldloos was verklaard, hem nogthans als eenen overtuigden booswigt van zyn ampt beroofde. Men zocht zyne klagten ,door allerlei ontfchuldigingen te ontgaan; en het bleef 'er by, dat Ovmdo naar Hispaniöla zou vertrekken. Dit was wederom een bittere wond in het hart van kolumbus, het welk nog bloedde van zo veele voorafgaande veröngelykingen. Hy gevoelde deswegen, de rechtvaardigste verontwaardiging , en verborg dezelve niet. Waar hy ging en'ftondt, droeg hy de ketenen by zich, waarmede hy gekluisterd was geweest, als een bewys van de grievendfte ondankbaarheid, waarmede men zyne groote diensten had  { 2?5 ) had vergolden. Zy hingen altyd voor zyne oogen ; en hy belastte, dat men dezelven na zynen dood mede in zyn graf zou leggem En dit zy nu voor heden genoeg ! allen. De arme kolumbus ! R i VYV-  (*?6) VTFTIEND E GESPREK. t h y s. Komt hy nu in 't geheel niet weder naar Westïndiè ? vader. Dit moet de tyd leeren; thans Ichynt het niet, dat hy 'er ooit zal weder komen: want zyne klagten worden niet gehoord; en Ovando maakt zich reeds gereed, om derwaards te vertrekken. Nooit was 'er nog zulk eene fterke vloot naar Westïndië gezonden, als die , welke den nieuwen Stedehouder wierd toevertrouwd. Zy beftond uit twee en dertig Schepen, en had tweeduizend cn vyfhonderd menfchen aan boord, die voor 't grootfte gedeelte zich op Hispaniöla zouden vestigen. Met deeze aanzienelyke magt ging Ovand» onder zeil, en kolumbus moest met al zyn kom- ' ,  C *7? ) kommer t'huis blyven; hy moest het aanzien } dat een ander gezonden wierd, om te oogHen , 't geen by onder zo veele en onbefchryflyke moeiielykheden had gezaaid. Ik behoef geen befchryving te geeven , hoe trnartelyk dit. voor hem' was, hoe zeer het hem griefde, zich eensklaps op zyne roemwaardige loopbaan weerhouden te zien , en buiten Haat te zyn , om zyn groot ontwerp van ontdekking volkomen uittevoeren. Ovando kwam juist van pas op Hispaniöla ; ware hy langer uitgebleeven , de geplante Kolonie zou door de dwaaze cn onrechtvaardige regeering van Bovadilla mogelyk ten eencmaal te gronde zyn gegaan. Deeze deugniet hoopte , zich in de bezitting van de magt, welke hy door onrechtvaardigheid had weeten te verkrygen, daardoor te bevestigen , dat hy zich door ongeoorloofde middelen by het gemeen trachte aangenaam te maaken. Met dit inzicht herriep hy alle de wyze verordeningen, welke kolumbus had gegeeven, en Hond elk toe, zo toomeloos tc leeven, als het hen maar behaagde. Zyn voorzaat had de arme Indiaanen vaderlyk zoeken te befchermen tegen alle onderdrukkingen der Spanjaarden ; R 3 daar-  C 278 ) daarentegen gaf hy dit ongelukkige volk te« prooije aan allerleije geweldcnaaryën. Hy deedt hunne hoofden tellen, en deelde ze vervolgens als Slaaven uit onder zyne baatzuchtige aanhangers , die zich van deeze arme fchepfelen bedienden tot den arbeid in de bergwerken , waartoe zy met eene ontmenschte ftreng; heid wierden aangezet. De zwaare last van dien arbeid , en de afgrysfelyke wreedheid , welke zy daarby van hunne dryvers moesten doorftaan, vernielde geheelenal, deeze menfchen , die uit hunnen aart reeds zwak waren, cn 'er ontbrak maar luttel aan, of die gehee-> ie ongelukkige Natie was ten eenemaal uitgeftorven. Het eerfte, "t geen Ovando deedt, was, dat hy Bovadilla afzette , en hem met Roldan naar Spanje opzondt, om aldaar rekenfehap te geeven van hunne flechte handelwyze. Op last van den Koning vernietigde hy vervolgens de ingevoerde ftaverny, en verklaarde alle Indiaanen voor vryë menfchen , tegen welken niemand geweldenaaryën mogt pleegen. De roekelooze levenswyze der Spanjaarden beteugelde hy door nieuwe wetten, en ftond hen wel toe ? ia 't vervolg goud te zoeken, of opte- , ' del-  ( 279 > delven, maar alleen onder die voorwaarde j dat de helft van hunne winsten altyd aan den Koning, als Heer van het eiland, moest worden opgebragt. jantje. Dat was dan toch eindelyk eens een verftandig Stadhouder! vad sa. Wy willen hoopen, dat zyn gedrag altyd zó zal blyven. 't Geen hy thans deedt, gefchiedde op 's Konings bevel: nu moeten wy zien, hoedanig hy zich zal gedragen omtrent zodanige dingen , welke men aan zyne willekeur heeft overgelaaten. Doch het is tyd, dat wy wederkeeren tot onzen kolumbus. Maar, wat zal ik u van hem toch kunnen zeggen, het geen u geen medelyden en droefheid zou afpersfen ? Ziet hem nu onder den last van zwaare bekommeringen van tyd tot tyd het ondankbaar hof bezoeken, 't welk niet ophoudt, voor zynes rechtvaardige klagten doof te blyven ! Hoort hem — niet om genade maar om recht roepen, en , met het kontrakt, door den Koning zeiven onderfchreven, in de hand, aandringen op de vervulling van de belofte, welke hem daarin gedaan was; van de belofte, dat hy en niemand anders, in de landen welt R 4 ke  C'=So ) *e hy ondekte , Onderkoning zou weezen ! Ziet, hoe zyne onwaardige vyanden zich vei-: heugen, en by zyne vruchteloozc voorftellingen zich naauwlyks kunnen weerhouden, hem met een luid gelach te befchimpen: en oordeelt dan eens, wat de man moest ondcrvin-r den, die de eigen bewustheid had van verdiensten , welke hem de grootfte belooning waardig maakten! hendrik. Ik voor my weet wel» wat ik zou gedaan hebben! vader. En wat zoudt ge dan gedaan hebben , myn lieve hendrik? hendrik. Ik zou 'er geen woord meei aan hebben willen te koste leggen. vader. En wat dan ? hendrik. Dan zou ik óf de overige jaaren van myn leven in rust doorgebragt hebben ; óf ik zoude een' anderen Koning myne diensten hebben aangeboden. vader Wat het laat'fte betreft, koiumbus had reeds uit ondervinding geleerd, dat bet aan andere hoven niet veel beter gefteld was. Naar allé vermoeden dacht de edelmoedige man ook wel, dat, al ware 't ook, dat zyne Overheden hm woord niet hielden, het «*"* i een- >  ( 9.81 ) 'echter hem niet betaamde, het zym te bree* ken, en een land te verlaaten, aan welks dienst hy zich eenmaal had toegewyd. Maar dat hy zyn overig leven in ftilte zou doorbrengen , en dus zyn groot ontwerp van ontdekking ten eenemaal opgeeven, dit was voor hem volftrckt onmogelyk. "Hy was overtuigd, dat hy op zyne laatfte reis de kust van een vast land had ontdekt. Zyne dwaaling', waarin hy tot dus verre was geweest, als of dit land een gedeelte was van Indië , het welk zich zo verre uitftrekte, was door verfcheidene zyner gedaane waarneemingen , zo niet volkomen weggenoomen, ten minden zeer aan 't wankelen geraakt. Nu vermoedde hy, dat 'er tusfehen dit vaste land en Indië mogelyk nog een groote Oceaan was, die beiden van eikanderen fcheidde; en wie van u kan my zeggen , of dit vermoeden gegrond was ? allen. Wel zekerlyk! De groote ftilte zee! vader. Ziet eens, hoe veel meerwythans weeten van den aardbol, dan in dien tyd de fchranderfte menfchen wisten! 't Geen k olumeus niet dan vermoeden konde, weet thans een kind met volkomen zekerheid te R s "teg-  *eggen. Hier ziet gy, hoe veel wy deezen man moeten dank weeten, dewyl zonder hem de eene geheele - helft van den aardkloot misfchien nog eenige eeuwen voor de menfchen onbekend zou gebleeven zyn! Nog ve,der • vermoedde kolumbus niet zonder waai fchynelykheid, dat in dat gewest, waarin de landtong ZW gelegen is gy weet immers wel, waar die ligt ? johannes. O zouden wy dit niet weeten! Tusfehen Koord- en Zuid-Amtrna! vader. Recht zo. Hy vermoedde dan, zeg ik, dat in dit gewest het land mogelyk door eene Straat of Zee-engte gefcheiden was, waardoor men dan uit de Atlantifche zee in den onbekenden Oceaan, en door dcnzelvea naar Indië vaaren kon. klaas. Maar dit is evenwel zo niet! vader. Niet ? klaas. Oneen! Hier (wyzefide of de kaart) is immers Noord-America; en hier is Zuïd-Ame■rka, welke door de landtong Darïï faam enhangen. Eh die is immers nergens doorgefneeden. va er. Gy hebt gelyk, klaas! Maargy Ziet immeis ook wel, dat het land hier zeer fma]  C 283 ) fmal is, en dat koj.umius dus wel niet ge» heel, maar evenwel vry naby recht gegist had. • Nu fcheen het hem echter eene zaak van het grootfte gewigt te zyn, te onderzoeken, of 'er in deeze landftreek indedaad zulk eene Straat was, of niet. Want indien zy 'er was, hoe veel beter zou men dan in eene rechte lyn en dus fchielyker van Spanj» midden doo» America naar Oostïndië kunnen vaaren, dan langs den weg van Africa, door de Portugeezen ontdekt ? Hoe groot derhalven ook de belecdiging was, welke zyn ondankbaare Koning hem . had aangedaan; was echter zyne begeerte, om de waereld door verdere ontdekkingen van nut te zyn, nog veel fterker , dan het misnoegen, 't welk hy deswegen ondervond ; en uit dien hoofde befloot hy, all" het aangedaane onrecht edelmoedig te vergeeten, en zyn gryze kruin nog eens weder bloot te ftellen aan alle de gevaaren en moeijelykhcden van eene nieuwe reis ter ontdekking. Hy deelde zyn befluit mede aan 't hof; en dit was ten uiterfte verheugd, eene gelegenheid gevonden te hebben, om van zyne lastige tegenwoordigheid ontilaagen te worden. Want dat- zy eenen man van zo veele verdiens-  diensten, die echter zo openbaar beleedigd was, voor hunne oogen moesten zien, was voor den Koning en de Koningin een dagelyksch verwyt, waarvan zy wenschten bevryd te worden ; dus omhelsden zy met veel vermaak zyne eigene aanbieding , om hen van dit verveelend gezicht te ontheffen. Daarenboven hadden zy reden, ook hieromtrent wederom een gelukkig gevolg van deeze ondernceming te verwachten. Men gaf ten dien einde terftond bevel, om een Esquader voor hem uitterusten. Maar welk een Esquader ! Vier kleine ellendige barken, waarvan de grootfte niet half zo groot was, als gemeenlyk middelmaatige koopvaardyfehepen zyn, maakten de geheele magt uit, welke men hem tot zulk eene gewigtige onderneeming toevertrouwde. En daarmede zou hy weder gaan zwerven op eenen ver afgeleegen onbekenden Oceaan; daarmede zou hy eenen weg opfpooren, langs welken men hoopte, onmeetelyke Schatten uit het ryke Oostïndie te haaien ! Welk een klein middel ter bereiking van zulk een groot oogmerk ! Een ander zou gefchrikt hebben voor de on- md-  (•185) tnogelykheid, om zulk eene moeijelyke oft» derneemmg met deeze ellendige vaartuigen uit» tevoeren ; maar kolumeus dacht aan zyne ecrlle reis, en vreesde niet, zyn leven ook voor ditmaal aan even zulke Hechte Schepen toetevertrouwen, als die waren, waarmede liy den grooten Oceaan tusfehen Europa e» Westïndk de eerftemaal had bevaaren. Hy ging dan met eenen goeden moed fcheep; verzeld van zynen broeder Bartholomeïts, en van zynen dertienjaavigen tweeden zoon Ferdinand, die daarna de gefchiedfehryver van zyn leven wierd. Het was den negen - entwintigften van Juny in den jaare 1501, en dus tien jaaren na zyne £erftc reis, dat hy van Kadix onder zeil ging9 en volgens gewoonte naar de Kcmarifche E.landen fteevende. De reis was thans ongemeen gelukkig; alleenlyk dat één van zyne Schepen, en wel het grootfte, zulk een zwaarmoedig zeiler was, dat hy moeite had, om het met ■ de anderen door zee te brengen. Hy zette om die reden zyn' koers eerst naar Hhfaniola, om dit onbruikbaar Schip aldaar tegens een ander te verruilen. Op de hoogte van het eiland aangekomen zyn-  C 285 ) «ynde, zondt hy iemand aan den Stedehouder Vvando, om hem de oorzaak van zyne komst te laaten melden, en hem te verzoeken, dat het hem vergund mogt worden, in die haven te mogen inloopen. Maar de Stedehouder • kunt gy het welgeldbven , kinderen ? — had -' de onbefchaamdheid om hem dit verzoek te weigeren, kolumbus gaf hem vervolgens bericht , dat hy uit zekere omftandigheden , waarop zyne ondervinding hem oplettende had. gemaakt, met de grootfte waarfchynelykheid voorzag, dat 'er een heevige orkaan zoude uitbarsten. Hy verzocht derhalven , dat men hem mogt vergunnen, zolang inteloopen, als het onweder zou duuren; en dewyl de Stedehouder juist beezig was, om eene aanzienelyke vloot naar Spanje te doen afzeilen, gaf kolumbus hem tevens den goeden raad, om het afzenden van dezelve nog een paar dagen uitteftellen. Maar alles was vruchteloos ? Men wees zyn verzoek van de hand, verfmaadde zynen raad, en bclachte zyne waarfchuwing, (die op de ondervinding gegrond was) als eenen droom van een verwaand' en bedrieglyk' weêr-voorzegger. Het inloopen Wierd hem andermaal geweigerd, en de vloot, , ' wel-  ( =87 ) Welke naar Spanje beftemd was, ging evenwel onder zeil. Op die wyze moest hy, dien men de bezitting van de Westïndiën had dank te weeten , zich als een verdacht mensch laaten afwyzen van een eiland, het welk hy met gevaar van zyn leven en onder zo veele bezwaarlykheden zelf had ontdekt !■ Op deeze wyze wierd hem , wiens leven en nieuwe bedoeling zó gewigtig waren , eene fchuilplaats tegens ftorm en onweder geweigerd, welke de menfchelykheid gebiedt voor ieder vreemdeling te openen! Wederom een gevoelige flagvoor liet hart van kolumbus, het welk door zo veele andere Hagen van een onverdiend bitter noodlot reeds zo zeer getroffen was! Maar de hemel wreekte de hem aangedaane befchimping voor dit maal op eene zichtbaare wyze. De orkaan , door hem voorzien , kwam daadelyk op. Hy zelf had zich daartegen gewapend , cn zyne wyze fchikkingen redden zyne eigene Schepen van den ondergang. Daarentegen wierd de geheele ryke vloot, welke naar Spanje uitgeloopen was, en uit agttien Schepen beftond, uitgezonderd drie, een prooider golven; Bfihk» en BwocIum, die mede fcheep wa-  C 288 ) waren gegaan, vonden hier het loon van hraï verfoeijelyk gedrag jegens kolumeus, en wierden beiden, met hunne onraeetelyke fchatten, op Hispaniöla verzameld j door de zee ingezwolgen. Hierby gebeurde eene aanmerkelyke byzonderheid , dat naamelyk alleen het Schip van die vleot onbefchadigd bleef, en zynen koers naar Spanje vervolgen konde, 't welk het vermogen van kolumeus aanboord had , en 't welk men tot dit gebruik alleen om die reden gekoozen had, dewyl het onder allen het flechtfte was. De twee overigen moesten in de naarfte gefteldheid naar St. Domingo wederkeeren. moeder. Ziet hier, kinderen! wederom den vinger der alles beftierende goddelyke Voorzienigheid, welke vroeg of laat, meestal reeds hier op deeze waereld, aan elk gerechtigheid laat wedervaaren! 'vader. Merkt deeze byzonderheid aan, myne kinderen ! en Haat 'er voornaamelyk in uw eigen leven acht op, of gy niet ook zult bewaarheid vinden, 't geeh ik-zelf in myn leven zo dikwerf heb ondervonden; naamelyk dit: „Zo dikwerf ik reden had, om over my-zelven vergenoegd te zyn, was ik ook in myne  ( *89 ) Si myne beezigheden gelukkig, eti ik kan HBf „ niet herinneren in zodanige tyden eene en,, keie gewigtige wederwaardigheid beleeft tö „ hebben; zo dikwerf integendeel ik bewust: „ was van eene daad, welke ik voor myn ei„ gen geweeten niet kon rechtvaardigen j was j, 'er ook niets , 't geen my wilde gelukken, „ en ik kon dan altoos myzelven eenig onge„ luk met zekerheid voorfpellen , 't geen my. „ binnen eenen korten tyd zou treffen." Dit is eene ontegenzeggelyke ondervinding van myzelven; let 'er op, kinderen! of zy niet ook over twintig of dertig jaaren de uwe zal zyn £ en zo ik dan zelf niet meer hier ben, om ti uwe pligten te binnen te brengen, ö vergeet dan toch niet, om Gode door de aanfpooring, van uw eigen hart te danken, dat Hy ü reeds op de wegen zyner Voorzienigheid door my, heeft leeren letten in eenen tyd , dat gy de* zeiven zelf nog niet kost nagaan. » Deeze aanmerkelyke gebeurtenis maaktearJ' «le onkundige en bygeloovige menfchen in dieft tyd een geheel verkeerden indruk, In plaats van de rechtvaardigheid aantebidden, waarme^ de de hand des Almagtigen de lotgevallen def menfchen beftiert, vervielen zy tot dc eeii* i. de 351, S toü*  C 290 5 Vbudige gedachte, dat kolumeus eétt toov veraar was, (gy weet wat bygeloovige menfchen daardoor verftaan (*),) en dat hy door hulp van veelvermogende geesten, die ten zynen dienste gereed flonden , dien ftorm had verwekt, om zich aan zyne vyanden te wreeken. Want, zeiden zy, waaróm zou anders juist 'dat Schip behouden zyn gebleven, 't welk zyne eigene goederen aan boord had ? kolumeus verbet met het billykst misnoegen een eiland, waar men hem, als den ontdekker van hetzelve, niet eens eene fchuilplaats tegen de dreigende gevaaren van eenen fchroo•melyken ftorm had willen vergunnen; en zeilde met zyne zwaar-befchadigde Schepen westwaards naar het vaste land. Ook deeze reis ging verzdd van de groof fte moeijelykheden en gevaaren. Eindelyk «chter bereikte hy gelukkiglyk een Eiland, het geen Cuanaia heet, en niet verre is van de kust aan het vaste land, bekend onder den naam van Honduras. Ziet , kinderen ! (op de Kaart weende) hier ligt de kust en daar het eiland !» Men (*) Zie b.obinson DE JONGE z D.  Meri was niet daar zodra ten anker gëkönren, of de Admiraal zondt zynen broeder? Èart&ilams met eenige rhanfchap aan land* om hetzelve te onderzoeken. Terwyl deeze" de kust naderde, ontmoette hy eene groote' Indiaanfche kaan, welke met veel meetkonst gebouwd fcheen, dan "men tot nog toe aan de vaartuigen der Wilden had waargenomenZy wis vry lang , agt voeten breed * en had ïn 't midden een dak van palmbladeren j zo. dat Zy naar de boeijers geleek, waarmede wy op onze ftroomcn en rivieren vaaren. Onder dit dak zaten de vrouwen en de; kinderen der Indiaanen; en behalven deezen waren 'et, nog vyf- en twintig mannen in dat vaartuig. Men trachte hen in te haaien; en tóen meri ïe bereikt had, gaven zy zich vry gewillig gevangen, fchoon zy gewaapend waren. Men onderzocht vervolgens hunne lading, en vondt" 'er matrasfen,- een foort van hembden zonder tnouwen, tan c'atoene garens gemaakt eenige andere feukken kleedy, ook eenige groote' lappen doek , welke de vrouwen voor een mantel diendén; voorts groote houfe zwaarden'* San beide zyden gefcherpt, wyl mefi 'er këifieenen in eene voeg met garen" en harst a'arl Sa- " h-acl  ( 202 ) had vast gemaakt, benevens kopere bylen ea cenig ander gereedfchap , van hetzelfde metaal vervaardigd. Hunne levensmiddelen waren byna dezelfde als op Hispaniöla, alleenlyk dat men by hen een foort van drank vondt, van Maiz gekookt, welke naar bier geleek, en een kleinen voorraad van kakaöboonen, welke hun, zo 't fcheen, het aangenaamfte was van alles, en in plaats van geld by hen gebruikt wierd. Dit waren de eerfte booner* van dien aart, welke den Europeaanen onde» het gezicht kwamen. Iets zeer aanmerkelyks, het geen men by deeze Wilden ontdekte, moet ik niet over-' flaan, dewyl gy 'er zekerlyk behaagen in zult fcheppen ; naamelyk, dat zy de beminnelykc deugd der fchaamte kenden , en zich zorgvuldig wachtten, om geen deel van hun ligchaam te ontblooten, 't geen de eerbaarheid gebiedt te bedekken. De Admiraal was verheugd, dat hy deeze goede menfchen in handen had , hoopende dat hy allerlei dingen van.hen zou ontdekken. Hy droeg zorg, dat zy met de uiterfte vriendelykheid behandeld wierden, kocht van hen de Amcricaanfche goederen voorEuropefche, en gaf  ( =93 ) gaf hen, ra alles naauwkeurig gevraagd te hebben , hun kaan wederom, met vryheid van te vaaren, wcrwaards zy wilden. Eéa oud man echter, die van allen wel de fchranderfie fcheen te zyn , hield hy met zyn eigen toeftemming nog eenigen tyd aan boord , om door denzelven nog meer nutte zaaken te ontdekken, en zich in zyne nadere byëenkomsten met de Wilden van hem te bedienen als een onderhandelaar. • Van dien ouden man ontdekte hy, dat 'er een groot land tegens het westen lag, waarin zeer veel goud te vinden was. Hy gaf door teekens, welke gemakkelyk konden verilaan worden , te kennen, dat de inwooners van dit land gouden kroonen op het hoofd en dikke gouden ringen aan hunne armen en beenen droegen; dat men 'er zelfs tafels, ftoelen en lasten mede befloeg. Toen nien koraalen, kruiden en andere kostelyke waaren vertoonde , verzekerde hy , dat men daarvan in dit land eene meenigte kon vinden: Dit land was nu geen ander, dan het ryke Mexiko. Maar hoe groot ook de begeerte van de reisgenooten des Admiraals naar deeze fchatten was; voelde hy zelf echter een nog fterker verlanS 3 gen,  ( 294 ) gen, om de groote bedoeling van zyne rég te bereiken , en de ftraat optezoeken , welke hy hoopte niet verre van 'daar te zullen vinden. Hy verfmaadde uit dien hoofde, zonder ïang beraad, die onmeetelyke fchatten, welke men hem verzekerde, dat zy zo naby 'walen; hy achtte het murmureeren van zyne Scheepelingen niet, maar zette zynen koers langs de kust van het vaste land oostwaards voort. moeder. Hier vertoont hy zich nu eens .weder als een waarlyk groot en rechtfchapen man! De gelegenheid, om zich te verryken, hi de hand te hebben , en dan evenwel te blyven op den weg van zyn beroep, die daarvan afleidt; liever voor de waereld, dan voor aich-zelven nuttig te willen weezen; en het misnoegen van anderen tc verdraagcn, ona aan zynen pligt getrouw te blyven: — 6 kinderen ! mogt gy allen toch in foortgelyke gelegenheden eerlang dezelfde groote blyken van eene onbaatzuchtige deugd en edele zelfverloogchening geeven! vader. Dit zullen zy doen, lieve Vrouw» zy zullen het gewisfelyk doen : ik fta 'er borg ¥88?» Indien jk dit van hen niet kon ver, .' wacL,  ( =95 ) wachten: ö dan zou ik liever God willen bidden , dat hy onze oogen voor altoos wilde fluiten , eer zy getuigen moesten zyn van her eerfte onedelmoedig gedrag, waaraan de een of ander van hen zich mogt fchuldig maaken ! Maar is 't niet zo, lieve kinderen ! aan zulk een gedrag zult gy u immers nooit, nooit willen fchuldig maaken ? Blyft liever, zo lang gy leeft, arm en veracht, dan dat gy flechts cén oogenblik omtrent die pligten, waartoe gy altoos verbonden zyt, verraaderlyk zoudt wankelen? Herinnert u altyd, zo dikwerf gy door baatzucht tot eenige laagc daad wordt aangelokt, onze Vader heeft ons daarvoor gewaarfchuuwd, hy wist, wat goed is voor den mensch hier en in de eeuwigheid, en.hy meende het immers ook hartelyk wel met ons. Zult gy hieraan niet altyd denken, lieve kinderen ! en in alle opzichten in uw geheel Ie* yen recht en edelmoedig handelen! (De kinderen vlogen hem om zynen hals, en het gefprck wierd afgebroken.) * * * S 4 • ZES'  C 296 ) ZESTIENDE GESPREK, Vader, kolumbus vervolgde derhalve* zyn ontwerp , en zeilde van de kust Honduras naar het oosten, om de ftraat te zoeken , welke de Wilden hem verzekerd hadden, dat hy in deezen koers zou vinden. jantje. Maar dan hadden zy hem immers misleid ! vader. Zy hadden hem juist niet misleid ; maar zy hadden eikanderen niet wel begreepen. kolumeus teekende hen eene zeeboezem voor , en zy meenden , dat hy van eene landtong fprak; dus hadden zy immers gelyk, dat zy hem naar Dari'é weezen. Op deeze oostlyke vaart langs de kust zag men menfchen, die van de voorigen , in hunBe levens wyze, zeer verfchilden, cn merke^  ( 297 ) lyk wilder waren. Zy gingen geheel naakt; aten raauw vleesch en visfchen zonder eenige toebereiding, en hadden hunne ooren door de meenigte van dingenwelke zy 'er in droegen , tot op de fchouders uitgerekt. Over hun geheele ligchaam hadden zy teekeningen van harten, leeuwen en andere dieren in de huid gebrand. De aanzienelykften onder hen onderfcheiddcn zich door witte en roode muizen van catoen gemaakt. Sommigen hadden hunne aangezichten zwart, anderen rood en wederom anderen met ftreepen van allerlei kleuren befcliilderd ; daarentegen hadden fommigen alleenlyk de lippen, de neusgaten en de oogen gekleurd. De gaten in hunne ooren waren zo groot, dat men 'er een hoenderei in kon fteeken. Hiervan nam kolumbus gelegenheid deeze landftreek de kust de las Orejas (de oorenkust), te noemen. Van hier zeilde hy verder, echter niet dan in kleine dagreizen, omdat hy byna altoos met tegenwinden en zeeftroomen moest worstelen. Eindelyk bereikte hy een voorgebergte , van waar het land zuidelyk opliep, zo dat dezelfde wind, welke hem tot hier toe tegen S 5 was-  V (=98) was geweest, thans gunstig voor hem wierd • dewyl hy, langs de kust, voortzeilde. Om* die reden noemde dc vroome man , die nooit vergat, om elk gelukkig geval toetefchryven aan hem, die de eenigfte bron van alle 't goede is, dit voorgebergte Cracks a Dies, Codezy dank. Ziet hier op onze kaart; daar ligt het. Wanneer men na weinige dagen op eene andere plaats ten anker gekomen was, kwamen 'er welhaast eenige Schuiten vol met gewaapende Wilden op hen af, die, zo het fcheen, hen dc landing wilden betwisten Naauwlyks. echter waren zy van de vredelievende gezindheden der Spanjaarden overtuig of zy kwamen nader, toonden veel vertrouwen, en boden hen de zaaken, welke zy by zich hadden, te koop aan. Deeze beftondert uit allerlei wapens, handboogen, ftokken van hout, 't welk zeer zwart en hard was, met punten van vischgraat, enknodfen— voorts nit wambuizen van catoen, cn eindelyk uit ftukjes bleek goud , welke zy aan den hals droegen. De Admiraal fchonk hen allerleï Europisch fpeelgoed, zonder daartegen iets van het hunne te willen aanneemen. Zy fcheenen . hierover misnoegd tc zyn; en dewyl men ook hun-  ( 299 ) hunne herhaalde uitnoodiging , om aan land! te komen, van de hand wees, merkten zy dit aan als een blyk van wantrouwen jegens hen, 't geen zy wenschten weg te neemen. Hierom zonden zy hen kort daarna een oud man, van een eerwaardig voorkomen, verzeld van twea jonge meisjes, die goud en plaaten aan den hals droegen. De grysaard verfcheen met een vaandel in de hand, 't geen buitea twyfel een teken van vrede was; en begeerde dat men hem by den Admiraal zou brenv gen. Deeze ontving het gezantfchap met dia menschlievendheid, welke hem zo eigen was; bezorgde dat zy gefpysd'én gekleed wierden; en zond hen, zeer vergenoegd over zulk eenef yriendelyke behandeling, weder aan land. Den volgenden dag begaf zich de broeder van kolumeu* naar de wal, alwaar hy alle de zaaken , welke men den inboorlingen gefchonken had, op eenen hoop zag liggen; waarfchynelyk dewyl de naauwgezetheid van deeze Wilden hen niet toeliet , gefchenkcn aantcneemen , zonder eenig tegengefchenk daarvoor in de plaat; te geeven. Toen hy aan land kwam, naderden twee van de voornaamIten onder hen tot zyn floep, vatten hem by de  C 300 ) 8c armen, en verzochten hem, tusfehen hea 5n 't gras te willen nederzitten. Bart/ioletneiis Voldeed aan hunnen wensch; deed hen vervolgens, door hulp var. een'indiaanfehec tolk, verfcheidene vraagen; en belastte zynen geheimfchryver, hunne antwoorden opteteekenen. Maar zodra zagen zy niet pen, papier en.'' mkt, of zy fprongen met de grootfte verbaasdheid op , en namen met alle hunne verzamelde landgenooten de vhicht. De arme bygeloovige menfchen, naameiyk, verbeelden zich, dat de opfchry ver een tooveraar, en het fchryftuig uit hulpmiddelen ter betoovering beftond; en dat men hen daardoor zou befchadigen. Men had moeite, hen deezen belagchelyken argwaan uit het hoofd tepraaten; en zydorften niet eerder de Spanjaarden naderen, dan. nadat zy zich alvorens, naar hun begrip, tegen de toovery van den Schryver beveiligd hadden. Ten dien einde wierpen zy zeker poeijer naar de Spanjaarden , 't welk een damp van zich gaf, en dien damp, waaraan zy naar vermoeden de kracht toefchreeven, om toovery krachteloos te maaken, bliezen zy naar hem toe, dien zy voor den tooveraarhielden. Arme bygelooyige zielen! Ver:.  C 3** ) Vervolgens ging SartMomcüs met hen naai tiunne ftad. Het aanmerkelykfte, 't geen hy daar zag, was een groot houten gebouw, het welk hun tot eene begraafplaats verftrekte. Hierin vond hy eenige doode ligchaamen, gewonden in catoenen doeken , waarvan'er éér» gebalzemd was. Op elke grafzerk lag een plank, ' waarop men afbeeldfels van dieren, by fomtnigen ook de beeldtenisfen Van de ovcrlecdeaien , met allerlei cieraadiën ontdekte. Wanneer de Admiraal 's anderen dags eenige der inboorlingen aan boord hield, om nog meer van hen te ontdekken , geloofden de overigen, dat-zulks uit baatzucht gefchiedde,om hen eenige losprys afteperfen. Zy zonden hem ten dien einde hunne gemagtigden, nevens twee jonge wilde varkens, als een losgeld voor de gevangenen. De Admiraal bevlytigde zich, om dit gezantfchap te doen begrypen, dat hunne landslieden, die zy by zich hadden gehouden , geene gevangenen waren; maar dat zy ten eerften weder aanland zouden gezonden worden', en dat dus dit losgeld ten eenemaal onnoodig was. Hy kocht hen vervolgens de varkens af, waarop zy verhei-genoegd wederkeerden. Dee-  C 302 ) De-te varkens wierden op het dek gebragiv Hier was onder anderen ook eene wilde kat, grys van kleur en zo groot als een kleine windhond j zy was gevangen door een matroos, die haar de eene poot had afgehouwen. Dit dier is zo ligt en fnel als een eikhoorentje; ipringt, even gelyk dit, van den eenen boom op den anderen, en hecht zich fomtyds, of om uit te rusten, of wel alleen uit vermaak, met de ftaart aan eenen tak vast, Naauwlyks Wierd dit dier door de varkens ontdekt, of deezen trachtten, met groote bcnaauwdheid, hetzelve te ©ntwyken. Maar men greep één der varkens, en bragt het by de kat, Deeze floeg op 't oogenblik haaren ftaart rondom deszelfs fnuit, en maakte zich terftond met haare voorpooten zo vast aan het hoofd, dat zy het dier zekerlyk gedood zou hebben, indien het Scheepsvolk niet tusfehen beiden ware gekomen. Men zegt, dat in Spanje de wolVen .hetzelfde doen, wanneer zy een gevangen dier willen dooden. t Nadat de Admiraal nn wederom eenige da-' gen gevaaren had, ging hy aan den mond vart ■eene nvier ten anker liggen, en zond de booten met eenige manfehap aan land. Maar eene mee*  ( 3-3 ) meenigte van gewaapende inboorlingen kantten zich aan tegen hunne landing. Meer dan honderd van hen fprongen tot aan de heupen in 't water, zwaaiden al dreigende hunne pieken , bliezen op hoorens, floegen op eene •foort van trommels, fpooten trotzeerende met zeewater naar de Spanjaarden, en fpuwden , . ten blyke van hunne verachting en afkeer, gekaauwde kruiden tegens 'hen uit. De Spanjaarden hadden bevel, om zich binnen de paaien van eene omzichtige vreedzaamheid te houden. Dewyl zy dus de trotschheid der Wilden op geenerlei wyze beantwoordden, maar zich vergenoegden , met het oorlogzuchtig tooneel op den noodigen affland te aanfchouwen: wierden de uitdagers eindelyk van zelve moede van het vruchtelooze twisten, en in plaats van den flag wierd 'er kort daarna tus«. fchen beide partyën een handel geopend, waardoor de Spanjaarden zestien goudplaaten, ter waarde van honderd en vyftig Dukaaten, voor eenige weinige Schelletjes verruilden. O , mogten de menfchen zich toch altyd zodanig gedraagen, gelyk hier de Spanjaarden deeden : hoe veel twist, hoe veel verdriet en onzen daardoor niet wórden voorgekomen! Som-  C 3°4 ) Somtyds, voomaamelyk als men met zeer domme menfchen te doen heeft, gebeurt het wel eens, dat ons toegeevend geduld kwaalyk uitgelegd, en als dan het rechte oogmerk daardoor niet wordt bereikt. In dit geval is het zekerlyk geoorloofd, zich tegen de beleedigingen van zulke domme menfchen, als het toch niet anders weezen kan, ook door geweldige middelen te beveiligen. Alleenlyk moet onze zelf-verdeediging dan niet ontaarden in wraakzucht, en altoos binnen de paaien van noodweer blyven. Ook hiervan heeft kolumius ons een naarvolgenswaardig voorbeeld gegeeven. De Wilden begosten naamelyk den volgenden dag de bedaardheid der Spanjaarden by hunne uitdaaging met geheel andere oogen te befchouwen , dan zy hadden moeten doen. . Zy fchreeven het toe aan lafhartigheid, en gingen in hunne baldaadigheid zo verre, dat zy de booten, welke andermaal het land naderden, met hunne werpfchichten ontvingen. Dus zagen de Spanjaarden zich genoodzaakt, om hun een blyk te geeven, dat 't hun noch aan moed noch aan macht ontbrak, om hen te keer tc gaan. De Admiraal deed een kanon  C 305) non affchieten, en dewyl 'er ten zelfden tydë een van de aangrypende Wilden door eeneri afgefchoten pyl gewond wierd, liepen zy allen met de grootfte verbaasdheid weg , en dc Spanjaarden vergenoegden zich daarmede, dat zy aan land traden, zonder dc vluchtelingen verder te willen benadeelcn. Integendeel zocht inen hen door tcekenen uittenoodigen en té beweegen, dat zy weder mogten te rug keeten, Deeze uilhoodiging 'wierd ook aangenomen , vermits zy nu overtuigd waren , dat dc blanke vreemdelingen hen geen leed wilden doén, fchoon zy de magt daartoe in handen, hadden. Zy leiden dan hunne wapenen neder,' kéerdèn weder te rug , en verruilden aan de Spanjaarden hunne goudplaaten in" vrede en1 Vriendelykheid. Nadat de Admiraal de hoedanigheid van die landftreek, van haare inwooners en voortbrengfelen, genoegzaam onderzocht had , ging hy weder onder zeil, én voer al vérder langs dé kust heen, altyd nog vol van hoop', om eindelyk de gezochte zeeëngte te vinden.' Gp deezen togt kwam hy eindelyk aan eenen boezem , die eenen ruimen en veiligen haveu vormde. By deezen zeeboezem haddén dé in-" IV .92 g f. X bóöft  C 3°G) hoorüngen eene vry groote ftad aangelegd; welke zeer volkryk en omringd was van welgebouwde land^ryën. kolumeus noemde deeze plaats, om de fraaije haven,Porto bdio; ziet, hier h'gt zy op de kaart. De inwooners van deeze plaats betoonden zich buitengemeen vreedzaam, enbragtenfyn gefponnen catoen , gelyk ook allerlei levensmiddelen, welke zy gaarne verruilden tegen fpykers, naalden, fchelletjes en andere dieigelyke kleinigheden. Van hier voer kolumeus nog agt mylen verder, naar die landftreek, waarin de Stad 3ïoml>re de Vios gelegen is, welke gy hier op de kaart kunt zien. Hier moest hy, wegens itormig weer, eenige dagen blyven liggen, en deezen tyd befteedde hy, om zyne Schepen te kalefateren , welke nu reeds veel geleden hadden. Dit gedaan hebbende zeilde hy al verder ; maar het flechte weer noodzaakte hem welhaast, om wederom een kleine haveninteloopen, welke hy de Toevlucht noemde. ' Ook hier betoonden de inboorlingen hem in den beginne zeer veel vriendelykheid: maar de bcleedigende behandeling van fommige matroozen fpoorde hen aan tot vyandelykheden. Ver-  C 3°~ ) hertrouwende op hunne meenigte, welke vaii tyd tot tyd aangroeide , maakten zy zich gereed tot eenen algemeenen aanval; waarin zy de Schepen dreigden te beklimmen. De Ad= miraal beproefde liet nu met goede wöordert; dan met bedreigingen, om hen overtehaaleii van hun voorneemen aftezien; maar dewyl het een zo wel als het ander vruchteloos was ; deedt hy een kanon affchietén, 111 de hoop, dat het donderend geluid alleen hen genoeg zou affchrikken; Dit Haagde echter niet. Want toen zy merkten, dat deeze donder geen nadeel deed, wierden zy nog trotfeher; beantwoordden den fchoot met een luid gejuich, floegen met hunne ftokken tegen de boomen ,• cn gaven over het krachtelooze geraas van het gefchut hunne verachting te kennen.- Diis zag de Admiraal zidi wel genoodzaakt,óm hen wat duidelyker té toonen, wat dit gedruis kon uitwerken. Hy deedt een der' groote kanonnen met fcherp laaden en naar' eénen heuvel richten , waarop eene meenigte van Wilden vergaderd was. Het géfclmr' wierd afgeftooken, en de kogel voer midden' door de byë'en verzamelde Wilden. Nu'5& -~ geh zy,- tot hunne verbaazing, daV duf dóiikT z efeT  C3*8 ) 'der ook dooden kon , en vlooden vol fchrrlc in hunne bosfchen. Deeze menfchen waren onder allen, die men tot dus verre gezien had, verre het fchoonfte gevormd. Zy waren ryzig , welgemaakt van leden, en hadden geene neerhangende buiken, gelyk de overige inwooners van deeze landftreeken. In de haven zag men eene menigte Alligadors (dit dier heb ik u onlangs reeds befchreeven ,) die , wanneer zy willen flaapen , naar de kust gaan. Deeze dieren hadden zulk eenen Herken muskus-reuk , dat de geheele lucht daarvan vervuld was ; en, hoewel zy vreesachtig fcheenen te weezen, zochten zy echter fomtyds een mensch te grypen, om hem opteé'eten. Nu begon,kolumeus zyne hoop, om eene Itraat te vinden, waardoor men uit de atlantifche z,ee in den /lillen Oceaan kon vaaren , optegeeven. En dewyl ook in denzelfden tyd de hevigfte ftormwinden tegen hem begosten te raazen, zo befloot hy wederom te keeren , en naar eene landftreek te zeilen, welke Veragua genoemd wierd, en waarin, volgens de eenpaarige getuigenisfen der Wilden , de rykfte goudmynen waren. Ook dee-  ( 3°9 ) deeze landftreek vinden wy op onze kaart aangewezen. Een hevige ftorm, die eenige dagen zonder ophouden woedde, en tevens een groot gebrek aan leeftogt verëenigden zich, om deeze korte vaart ten uiterften moeijelyk en gevaarlykte maaken. De geheele voorraad van fpyzen, die 'er nog overgebleeven was, nadat zy nu reeds agt maanden in zee waren geweest, beftond uit een gering overfchot van Scheepsbefchuit, welke echter door de warme en vogtige lucht van deeze hemelftreek zodanig bedorven was, dat wy liever eenen geheelen dag zouden willen vasten, dan ons met zulk eene walgende fpys verzadigen. Zy was naamelyk zo vol van wormen, dat zy fcheen te leeven, en dat hy , die 'er van at, eer geloofde eene meenigte van ongedierte, dan brood te eeten. Nogthans wierd deeze onnatuurlyke kost met veel gulzigheid van hen ingezwolgen ; alleenlyk , wanneer zy 'er iets van wilden nuttigen, gingen zy in eenen duisteren hoek, om niet te zien wat zy in den mondftaken. Ziet hier, kinderen! waartoe de honger een mensch brengen kan; en gy hebt oorzaak Gpd te danken, dat gy denzelven niet dan naar den naam kent. T 3 Ten  C 310 > Wtn zelfden tyde waren de Schepen omringd yan eene groote meenigte van Haaijen. tori e. Wat zyn dit voor visfchen ? johannes. Weet gy 't niet meer , 1 o tje ! wat de Heer B. ons onlangs daarvan heeft verhaald, toen wy met de natuurlykc Historie beezig waren ? lotje. O , dat is reeds zo lang geleden l ▼ ader. Verhaal 't haar toch , johannes! wat je 'er van hebt onthouden. johannes. Welaan! — Vooreerst is 't een groote, een zeer groote visch, zelfs nog wel langer, dan dit vertrek (*), en daarby cok zeer dik. Vervolgens heeft hy eene ontsagchelyke groote keel; welke van onderen en van boven met drie ryën fcherpe "tanden gewaapend is, welke kruislings door elkandeicn loopen, en waarmede hy iemand op eenmaal een been, of eenen arm , of het hoofd kan afbyten. Daarby heeft hy ook een zwaaren ftaart, waarmede hy rondom zich ftaat, cn hem dien hy 'er mede raakt, verbryzelt hy ty (*) Somm.gen, zegt men, zyn wel van twintir tot dertig voeten lang.  ( Si* ) hy arm en been, of flaat hem op de plaats dood. t r e è r i k. Ho ! Dat moet een affchuwclyk dier zyn ! vader. Daarby ook een recht verflindend dier. In zynen dollen honger zwelgt hy gulzig in alles, wat hem voorkomt, zelfs yzere haaken en bylen, als die hem worden toegeworpen. Zeker Reisbefchryver verhaalt, dat , men eens het lyk van een' overleeden man, in zeildoek gewonden, over boord had geworpen , gelyk men op zee, waar men geen dood ligchaam kan begraaven , altyd pleegt te doen. Den volgenden dag had men een grooten Haay gevangen , en by het openen va» dien Visch het geheele lyk met het zeildoek in zyn ligchaam gevonden. Het vleesch is traanig en walgelyk; het wordt echter van de zwarten in Africa met zeer veel graagte gegeeten. Om het nog fmaakelyker voor hunnen mond te maaken, laaten zy 't agt dagen in de zon liggen, opdat het recht aan 't rotten gcraake cn (tinkende worde. lotje. Foei! vader. De bygeloovïge reisgenooten van kolumeus befchouwden de verfchyning T 4 van  I Si? ) ran dit zeegedrocht als iets, 't geen hun om- ■ .geluk voorfpelde. Maar in weerwil ran deeze bygeloovige vrees, en den walg, welken de Europeaanen tegen het traanig vleesch van deezen visch hebben, aten deeze uitgehongerde menfchen daarvan met veel gulzigheid, dewyl het toch altoos nog beter fmaakte, dan hun brood met wormen. ferdinand. Maar hoe konden zy die visfchen vangen ? vader. Zeer gemakkelyk; men moet zich flechts bedienen van hunne gulzigheid, waardoor deeze dieren, even gelyk fommige menfchen door hunne hartstogten, in 't verderf gelokt worden. Dewyl zy happen naar tailles, wat hen wordt toegeworpen , ftaken de matroozen flechts een rooden lap aan eenen icherpen yzeren haak , en wierpen dien haak, aan een ketting vast gemaakt, in zee. Terftond was 'er een roofzuchtige Haay , die den haak inzwolg, waarmede men hem vervolgens ophaalde. In den buik van een dier visfchen vond men eene levendige Schildpad, welke, uit haaren kerker bevryd zynde, op het dek rond kroop. In een' anderen vond inen den afgefneeden kop van een anderen Haay,  C 313) Haay, welken de Matroozen kort te voorer» over boord hadden geworpen; waaruit men zien kan, dat zy onbefchroomd eikanderenverflinden. En dit zy genoeg van den Haay; morgen zullen wy tot onzen kolumïux wederjweren! T $ Z £•  C 314 ) ZEVENTIENDE GESPREID Vader. Eer kolumbus naar het goudryk Veragua, werwaards hy heenen fteevende , kon komen , wierd hy dikwerf door ftormen genoodzaakt , om in verfchcidenc andere ftreeken , nu voor eenen korten , dan eenen langeren tyd, ten anker te gaan leggen, om de ftormen eerst te laaten uitvaaren. In eene van deeze ftreeken zag hy iets zeer vreemds. De inwooners naamelyk van dezelve woonden niet, gelyk andere menfchen, op den aardbodem , maar hadden hunne hui- zen boven de aarde in de lucht gebouwd. freêrik. O , hoe konden zy dit doen ? vader. Op dezelfde wyze, gelyk men zegt, dat de Koningin Stmiramis haare lusthoven  1315) ven boven de aarde heeft aangelegd; gy hcr^ innert u dit immers nog wel ? freêrik. O ja; die oude hangende tuinen ! vader. Zie nu freêrik! gelyk men in dien tyd een' geheelen tuin op hooge en flcrke pylaaren deed rusten i hadden deeze Wilden hunne hutten op de takken van hooge boomen gebouwd, zodanig dat zy indedaa-3 niet op de aarde, maar gelyk de vogelen ili de lucht woonden. lotje. Maar waarom deeden zy dit dan ? vader. Mogelyk omdat zy op de aarde niet veilig waren voor overftroomingen, of voor wilde dieren, of wel voor hunne vyanden. k a r e l. Maar hoe kwamen zy 'er dan op ? vader. Op ladders , welke zy , zodra zy boven waren, optrokken , waardoor dan elkeen de toegang tot hen afgefneeden was. g o d l 1 e b. Dit was zeer omzichtig. vader. Eindelyk kwam men gelukkiglyk te Vertgua, en de reisgenooten watertandden reeds naar de fchatten , welke zy hier hoopten te vergaderen Men liet het anker ■rallen in den mond van een rivier, welke de Ad-  C 310) SJmiraal Betklem- noemde. Maar nadat men zich eerst met eenige inboorlingen bekend gemaakt , en van hen vernomen had , dat tegen den ftroom op eenige dagreizen verre, de ftad lag, waarin hun Koning, dien zy Quib'w, of, zo anderen zeiden , Quibia noemden , zyne woonplaats had, nam men het befluit de rivier optezeilen. Dit werd tc werk gefteld; en de Admiraal zond zynen Broeder Barthokmeus in booten voorüit, om by zyne Indiaanfche Majefteit op eene behoorlyke wyze zyne opwachting te maaken. De Koning was reeds verwittigd van de komst der blanken; hygincr B»tholome'üs te gemoet, en beiden ontvingen cl kanderen met eene betaamelyke vriendelykheid. Des anderen daags vondt Zyne Majefteit goed, den Admiraal zelf met een bezoek te verëeren. Deeze ontving hem overëcnkomftig zynen ftaat, en wist weldra door een gcfchenk van Europifche kleinigheden deszelfs geheele vriendfehap te verwerven. Middelerwyl had Bartholomeüs naauwkcurig onderzoek gedaan naar de goudmynen, en ging met de geenen , die hem verzelden, naar de aangewezen plaats. Aldaar gekomen zyn- de.  ( 317 ) 3e, vonden zy welhaast eenig goud', ontbloot van aarde, aan de wortelen van.zwaare hoornen liggen , en dit was voor hen bewys genoeg , dat 'er in den grond zelvcn een groote voorraad van dit metaal moest verborgen zyn. Nadat zy deeze hier en daar verftrooidc Hukj es goud hadden bye'en gezocht, keerden zy zeer vergenoegd weder, om den Admiraal tyding te brengen van den gelukkigen uitflag hunner nafpooringen. Deeze wierd daardoor nog meer bevestigd in het reeds vastgeftelde voorneemen, eene ftad ter volkplanting in deeze landftreek te bouwen ; en gaf terftond last tot den opbouw van de noodige huizen, niet verre van den mond der rivier Bethlem. Dit werk wierd met veel yver volbragt; en binnen eenen korten tyd waren de huizen daar, van hout opgetimmerd, en met palmbladen bedekt , gereed. kolumbus koos onder zynemanfchap tachtig man uit tot Kolonisten, en ftelde tot hun opperhoofd , zyn' eigen Broeder BartMomeü; aan. Hy voorzag hen vervolgens van alle de werktuigen en hulpmiddelen, welke zy noodighad- ■ den , om hun leven gemakkelyk te maaken en te beveiligen, Voornaamelyk bezorgde hy hen al-.  C 3is > allerlei ie vischtuig, vermits het water in deeS ze landftreek voorzien was van de heerlykfte vis'.nen Onder anderen was 'er een foort van Sardellen, welke de Wilden opeenezondtrli' ge wyze wisten re vangen. " Deéze visfchen j wanneer zy van anderen vervolgd worden , fp'ingen naamelyk uit het water op 't di i )cge. De Indiaanen zulks weetCnde , leiden in her midden van hunne Schuiten eene meeiiigte van palmbladen; voeren over de rivier, 'en dewyl zy met de riemen in 't water floegen , fprongen de visfchen , die den kaan, met loof bedekt, voor land aanzagen , gerustelykin denzelven, en wicrden gevangen. Nadat men nu alle noodige fchikkingen had gemaakt, en de Admiraal gereed was, om zyne terugreis naar Spanje weder aanteneemen , vernam hy met verbaasdheid, dat de Koning Qpibïo, jaloers over den aanbouw der Europeaanen in zyn land, den toeleg had gevormd, om de huizen der Kolonisten in brand te fteeken. Hy raadpleegde met zynen broeder over de middelen, welke zy dienden in het werk te ftellen, om dit onheil voortekomen; en beiden geloofden in de volftrekte noodzaaklykhtid gefteld te zyn, den pejfoon van dea Kat*  C 319 ) Katfchik zeiven tc bemagtigcn, om den aanval af te weeren. Een ongelukkig befluit, 't welk dc treurigfte gevolgen na zich fleepte. 'Bartlwlomeü! nam op «ich, dit voorneemen' uittevoeren. Verzeld van eene fterke manfchap ging hy regelregt toe op de ftad Veragua , by "welke de woning van den Katfchik op eenen ecnzaamen heuvel ftond. Daar ter plaatfe gekomen zynde liet Quitio hem verzoeken , niet tot aan zyn huis te komen, dewyl hy hem wilde te genaoet gaan. Bartholomiüs nam niet meer dan vyf man met zich, en belastte de overigen, om hem op eenigen afftand te volgen , en zodra zy een fnaphaan-fchoot hoorden , terftond toetefchieten , om het huis te bezetten , opdat 'er niemand mogt ontkomen. De Katfchik kwam nu nader; maar op het oogenblik dat hy zynen gast wilde ontvangen, zag hy zich — tot zyn gevangen gemaakt. Men gaf vervolgens het afgefprooken fein; de toefchietende Spanjaarden omringden het huis, en allen, die 'er in waren , wierden zonder tegenftand gevangen genomen. sommigen. O, foei! v a d e r. O foei! zeg ik met u, kinderen F en ik ZOU my gaarne een klap om de ooren wil-  C 320 ) - willen haten geeven , indien ik deeze tweede vlek uit de gefchiedenis van onzen anderszins zo edelmoedigen vriend, cn van zynen even zo edelmoedigen broeder kon uitroeijcn. Maar — dirk. Maar de Katfchik had evenwel trouwloos gehandeld , cn men wilde hem immers flegts buiten ftaat ftellen, om zyn boos voorneemen ter uitvoer te brengen ! vader. Dit is wel waar, dirk! maar wie had dan den Spanjaarden het recht gegeeven , om zonder zyne toeftemming in zyn eigen land eene volkplanting aanteleggcn? dirk. Niemand! vader. En wie kan het eenen Vorst kwaalyk neemen , wanneer hy vreemdelingen', waarvan hy voorziet, dat zy voor hem en zyne onderdaanen gevaarlyk zouden kunnen worden, niet in zyn land wil dulden; wié kan hem, vraag ik , dit kwaalyk neemen ? dirk. Geen mensch! vader. Waar was dan nu het groote onrecht , waarover de Spanjaarden konden klaagen, en 'twelk hun eenig recht kon geeven,' om de heilige gastvryheid op zulk eene geweldige wyze te fchenden? - AP  C 321 ) 'Alles, wat ik hieröp kan antwoorden tot 'verfchooning van kolumbus, is dit: misfchien had hy daarby een menschlievend oogmerk ; misfchien geloofde hy, dat zyne volkplanting , onder het belficr van zynen broeder, daartoe zou dienen, om de inwooners van deeze landftreek tot befchaafde en verlichte aanbidders van den waaren God te maaken ; , misfchien wilde hy dus den Koning alleenlyk daarom, in zyne magt hebben , om te beter met hem in eene vriendelyke'onderhandeling te treeden, en door blyken van vriendfehap zyn hart te winnen. Indien dit indedaad zyn " oogmerk was, gelyk wy reden hebben te hoopen , moet men wel bekennen, dat het edelmoedig was: maar de middelen , waardoor hy dit oogmerk trachtte te bereiken, waren evenwel altyd onrechtvaardig, en voor de wySheid van een man, anders zo menschlievend, in den hosgften graad onbetaamelyk. Dit zy nu, zo het wil; deeze onberaden handeling was voor hem het begin van eene reeks van wederwaardigheden, welke niet dan mee zyn leven eindigden. Laat ons hooren, waarin dezelven beftaan hebben. De gevangen Katfchik zou, aan handen ea i. deel. V vos-  ( 3" ) ten gebonden , naar de Schepen gebragt worden. De boot voer af; het wierd nacht; de gevangene, die met een touw aan de floep was vastgebonden, klaagde overheevigefmar. ten in de handen, welke al te fterk aan het hout Waren vastgemaakt, en zyn bewaarder was mededoogend genoeg, om hem los te knoopen. Ondertusfchen hield hy het touw vast, waarmede de gevangene aan handen en voeten bleef gebonden. Deeze echter nam zyne kans waar, en fprong , eer zyn opziener zulks verwachtte , terwyl hy denzelven zelf met zich trok , over boord. "Vruchteloos trachtte men hem weder optevisfehen; zyne bekwaamheid in 't zwemmen, en de donkerheid van den nacht onttrokken hem welhaast aan de oogen van zyne vervolgers, en hy ontkwam gelukkig. Hoe hy met gebondene handen err voeten heeft kunnen zwemmen, zulks is voor ons ongeoefende Europeaanen , die zelfs met onze vryë leden zo weinig kunnen, uitvoeren , geheel onbegrypelyk. De roofzucht der Spanjaarden maakte gebruik • van dit geval , om zich met eenigen fchyn van rechtvaardigheid van zyne goederen te verzekeren, dewyl zy het den armen Kat. ' fchik  (3*3) ."• fchik als een misdryf toereekenden, dat hy zich van die gelegenheid had bediend, om zich* in vryheid te ftelleni Zy pionderden hu zyn huis, en verdeelden onder eikanderen de goudett plaaten , die zy 'er vonden, en op driehonderd Dukaaten wierden gefchat. Ondertusfchen maakte Qtubïó toettel om zich van zyne onderdrukkers door bloe"3 tc v/recken. Hy overviel de volkplanting ; eer zy zulks verwachtte , vermits hy met zyne bende door een digt bosch naderde, met een vreesfelyk gefchreeuw, en met eene hagelbui van brandende pylen, waarmede hy de daken der nieuwge bouwde huizen, uit palmbladen beftaande, hoopte in brand te fteeken. Maar de afftand was te groot, dan dat hy zyn oogmerk zou hebben kunnen bereiken. Hierop volgde een hardnek» kig gevecht, 't geen gewisfelyk met de ver» nieling der geheele volkplahting zoude geëin» digd zyn, indien de moed en de ohvertfaagd=» heid van Bartkolomeös dezelve niet had behou» den. Deeze drong met eenige weinige Span* jaarden op den vyand in, met zulk eeheh onwederftaanbaaren aandrang t dat zy genood zaakt wierden te wyken, nadat 'er van beide zyden yeclen ten dcekr gedood , ten deels ge--V z kwetst  , ( 3*4 ) kwetst waren. Onder de laatften was Barthtlomeüs zelf, die door een pyl in de borst, hoewel niet doodelyk, getroffen was. Men hoopte dien wilden Koning door deeze overwinning van allé verdere vyandelykhcden genoegzaam te hebben afgefchrikt: maar tóen bedroog zich geweldig. Hy dacht veelmeer , in zyne verbittering, welke nu fterker was dan oöit, op wraak, en buiten twyfel zou de volkplanting eindelyk een offerande van dezelve geworden zyn , indien dé Spanjaarden, die het gevaar, 't welk hen boven het hoofd hing, zagen, niet cenpaariglyk verklaard hadden , dat zy zich liever in deachtergelaatene, verrotte- en vervallen Schepen aan de zeegolven wilden vertrouwen, dan langer blyven in eene plaats, alwaar zy alle dagen gevaar liepen , om aan de ysfelykfte wraak van verbitterde Wilden opgeofferd te worden. De Admiraal , hiervan bericht ontvangen hebbende, zag zich genoodzaakt om hen in een boot en faamengekoppelde fchuiten te laaten afnaaien, en hen aan boord van zyn eigen Schip te neemen , dewyl het vierde Schip een geheel onbruikbaar wrak was geworden. Uit dien hoofzag men zich genoodzaakt, om dit Schip in  C 5*5 ) ïn den loop te laaten , en de drie overigen; welke insgelyks reeds zeer befchadigd waren , gingen onder zeil. Nu was het alleenlyk de weasch van den Admiraal, dat hy met deeze reddelooze vaartuigen Hispanióla mogt kunnen bereiken : want de geheele terugreis naar Spanje daarmede te doen, wierd voor onmogclyk gehouden. Ma ir alle Elementen fcheenen zich vercenigd te hebben, om den ondergang van dien grooten man te bevorderen. De vreeslyke Orkaanen, nog vreesfelykcr door de gewoone onweêrsbuijen in dit waerelddeel, beroerden den Oce■ aan tot den grond toe , en fhngerden dc rottige Schepen met zo veel woede ginds en herwaards, dat de radelooze manfehap alle befefverloor. Tevergeefs, poogde kolumeus fchikkingen te maaken, welke zyne ondervinding hem aan de hand gaf: men hoorde niet naar 't geen hy belastte, en zo men het al hoorde, was men door de bedwelming, fchrik en magteloosheid buiten ftaat om zyne bevelen uittevoeren. Hier door verloor hy reeds een van zyne Schepen, toen hy nog aan de kust van het vaste land was, en de twee overigen waren zo lek geworden, dat V 3 de  4e krachten van de geheele manfchap naauw» lyks meer toereikten , om het water, dat 'er pnophaudelyk indrong , weder nittepom* pen, In deeze fchroomelyke gefteldheid ftuurde kolumbus zyn koers naar het eiland.Kuba, in de hoop , om zyne Schepen aldaar weder eenigfins te laaten herftellcn. Maar ook deeze hoop wierd hem afgefneeden. Een nieuwe fchrikkelyke ftorm dreef hem van de reeds bereikte kust van dit eiland met een onwederftaanbaar geweld weder in zee, en wierp de twee gebrekkige Schepen zo fterk tegen eikanderen , dat alle menfchen, die 'er op waren nu geloofden het laatfte oogenblik van hun leven bereikt te hebben. Doch het behaagde de Goddclyke Voorzie-, rrigheid, om het moeijelyke leven van koxumbu s nog eenen tydlang te behp.uden , om zyne deugd onder nog veel zwaarer beproevingen te oeffenen. De Schepen verduurden cicn geweldigen fchokj en dewyl men indien tyd de kust van Jamaïka had bereikt, gelukte het den Admiraal door zyne bekwaamheid, de Kielen, toen zy begosten te zinken, op ftrand te zetten. Op deeze wyze behield hy *yn  C 327 ) zyn leven en dat van zyne reisgenooten, terwyl hy de Schepen deed itranden. hendrik. Maar , hemel! hoe zal hy dan nu weder weg komen, als hy geene Schepen meer heeft ? vader. Dat weet God! Aan Hem geeft kolumbus ook zyne verdere lotgevallen over, dewyl hy zelf zich vergenoegt, met dat geene te doen, 't welk het tegenwoordig gevaar onvermydelyk maakte. Aan de verbcetering der Schepen was niet meer te denken; want zy waren ten eenemaal onbruikbaar geworden. En evenwel «-as het voor de bedoelingen van den Admiraal van ongemeen veel belang, dat zy niet verbryzeld wierden: vermits hy het om twee redenen beter oordeelde , met zyne ongelukkige manfehap op deeze wrakken te blyven, dan op de kust hunne woning te zoeken. Want vooreerst waren zy hier tegen alle vyandelykheden der inboorlingen meer beveiligd, dan aan het land; en ten tweeden kon kolumbus daardoor beter verhoeden , dat men deeze inboorlingen, aan wier vriendfehap hem nu alles geleegen was, niet door onrechtvaardigheden en rooveryë'n tot vyandslykheden aanV 4 fpoor-  C 3*« ) fpoorde. Hy liet ten dien einde de geftrande Schepen aan beide zyden, zo veel mogelyk was, onderfteunen ; hy het op de verdekken hutten bouwen, en verbood zyn volk aan land te gaan.. Het duurde niet lang, of .'er kwamen veele inboorlingen by de Schepen; en, dewyl men hen, volgens het bevel van kolumeus, met de grootfte vriendelykheid ontving, betoonden zy ook zeer veel vertrouwen en vriendfchap aan die Europeaanfche vreemdelingen, en bragten allerlei levensmiddelen in overvloed, om dezelven voor het bekende Speelgoed te verruilen, waarmede de Spanjaarden handel dreeven. Voor een blaadje klatergoud gaven zy met vermaak twee ganzen; voor een glaskoraal een van hunne brooden, welke uit gekneedde en gerooste manjokwortelen beftonden ; maar voor fchelletjes gaven zy het alJerdierbaarfte 't geen zy hadden. kolumbus raadpleegde inmiddels met zy- ■ ne vrienden, hoe zy 't zouden aanleggen, om van dit eiland wederom verlost te worden. Daar was Hechts een middel, het geen zy zich voorflelden, en wel dit, dat zy den Stedehouder van Kispanïóla hun ongeluk moesten meiden ? en hem verzoeken, om hen toch een Schip  ( 3=9 ) Schip tc zenden, waarmede zy konden wor-t den afgehaald. Maar nu ontftond de vraag; hoe zy dcezc tyding derwaards zouden brengen ? De arme geftrandc menfchen hadden ook niet eens een enkelen boot overgehouden, en hispaniöla is, gelyk gy hier op onze kaart kunt zien , nog meer dan dertig mylen vzajatnaïka, Hier was dan goede raad wederom zeer duur. En evenwel wierd die goede raad gevonden, kolumeus had door zyne liefderyke en rechtvaardige behandeling de inboorlingen zo veel geneegenheid ingeboezemd, dat zy bereidvaardig waren , om eenige van hunne Schuiten aan hem te verkoopen. Maar dit waren zekerlyk zeer jammerlyke vaartuigen, welke niet eens den naam van een kaan verdienden , vermits zy alleenlyk be-ftonden uit uitgeholde, wanftaltige en Hecht bewerkte boom-Hammen, waarmede men ter naauwernood langs'den oever roeijen konde. De geringde wind kon dezelven omwerpen, en de kleinfte golf kon ze doen zinken. Maar in weerwil van het oogfchynelyk levensgevaar, het welk onvermydelyk fcheen, ïngevalle men eene verre zeereis met zulke ellendige vaartuigen wilde onderneemen, waren y 5 '<*  C 330 ) 'er evenwel onder de reisgenooten van ko» tuMBus twee dappere mannen, die hun leven wilden waagen, om, ware 't mogelyk, den Admiraal met zyne ongelukkige manfchap te redden. Mtndez. heette de een, en de ander Ti'éski; de eerfte was een Spanjaard, de tweede «en Genuëes. Met vermaak , kinderen ! heb ik u de naamen van deeze wakkere mannen genoemd; want hun roemwaardige moed en hunne getrouwe verkleefdheid aan dien grooten man, onder wien zy dienden, maaken hen waardig, om van mond tot mond by de laatlfe nawaereld genoemd te worden. Elk hunner ging in een byzonder vaartuig, verzeld van zes Spanjaarden en eenige Wilden, die tot roeijers zouden dienen; en men nam affpraak, dat, zodra zy gelukkiglyk by Hispaniöla waren aangekomen, Fiëski weder te rug zou keeren, en den Admiraal daarvan bericht brengen ; middclerwyl zou Mendez, te land naar St. Ditningo gaan, om 't geen hem opge-> draagen was by den Stedehouder te verrichten. Zy voeren dan af, verzeld van cle vuurigfte zegenwenfchen der achterbly vende Spanjaarden. Maar nadat zy reeds twee dagen en twee nachten onder eene onlydelyke hitte in den voor- "  ( 33i ) gefchreeven koers zonder ophouden geroeid hadden, begosten zy te vreezen, dat zy van den rechten koers afgeraakt, en, voorby Hisfaaióla, den grooten Oceaan waren ingelo®pen. Gy kunt eens nagaan, hoe verfchrikkelyk het voor hen weezen moest, toen zy dit bemerkten; daar zy bovendien hunnen geheelen voorraad van water verteerd hadden , en nu door hitte, dorst cn krachteloosheid even fterk gefolterd wierden. Eenigen der Wilden vielen krachteloos van hunne roeibanken af, en gaven den geest; alle de overigen, die in dat geene, het welk deezeongelukkigenoverkwam , hun eigen aanftaande lot zagen , geraakten in wanhoop , waardoor hunne verfchrikbtlyke gefteldheid nog hoopeloozer wierd. De eenige verkwikking, welke zy daarby kon.den genieten, was deeze, dat zy zeewater in den mond namen , om de tong te verkoelen; het welk echter zekerlyk eene zeer geringe verzachting aanbragt, en zelfs hunne begeerte naar drinkbaar water nog Kerker maakte. In deezen ysfelyken toeftand ontdekte zich eensklaps een ftraal van hoop. Het was nacht, en dewyl de maan aan de uiterfte kim van den ' gezichteinder opging, ontdekten zy,terplaat- .fc  C 332) fe daar zy opging, eene hoogte, welke zy voor eene rots hielden. Dit deed hen hoopen, dat zy naby een eiland waren; en deeze hoop gaf hun weder kracht, om te beproeven , of zy deeze plaats, waar zy toevlucht konden vinden, ook met roeijen konden bereiken. Het gelukte hen: maar wat vonden zy, toen zy eindelyk by dit gewaande eiland waren aangekomen ? Niets anders dan eene onvruchtbaare en barre rots , waarop zy noch eeten noch drinken te wachten hadden. Vreesfelyke ontdekking ! Zy fprongen evenwel uit hunne vaartuigen , en liepen op dit eiland vol wanhoop ginds en herwaards. En hier ontdekte het zich andermaal, hoe verkeerd men oordeelt, wanneer men, by de fchynbaarfte onmogelykheid van* alle menfehelyke hulp, wilwanhoopen aan den veel magtigeren byiland der alles beflierende Goddelyke Voorzienigheid , welke gemeenlylc juist dan, wanneer onze nood het hoogst geklommen is, met haare wonderdaadige hulp zich het naaste by vertoont. Wie zou 't hebben kunnen denken, dat God juist die naakte fteenrots daartoe had uitgekoozen, om deeze menfchen, die van dorst gefolterd wierden, dat  ( 333 5 ■dat geene te verfchaffen, het welk hen alleeri kon behouden? En nogthans was het indedaad zo. In de kloven van deeze rots was een goede voorraad van regenwater vergaderd, het welk zuivër en koel was, even gelyk het water van een regenbak. Maar by ongeluk vergat men by deeze heugchelyke ontdekking van dien fchat, de wyze les, om maatig ta zyn; men viel 'er greetig op aan; dronk, en ■—■ dronk te veel. Sommigen van hen fchooten by deeze onmaatigbeid hun leven in , en alle de overigen moesten dezelve met het verlies vian hunne gezondheid feetaaien. De eerften vielen, nadat zy overmaatig hadden gedronken, dood ter aarde, en by de laatflen was koorts, uitteering of waterzucht het naar gevolg. Ook hierdoor wordt bevestigd, hoe zeer zelfs het natuurlykfte en gezondfte voedfel door onmaatigheid voor ons in vergif verkeert ; en dat de dwaasheid der menfchen den besten zegen des hemels dikwerf in vloek verandert! Inmiddels was de grootfte en grievendfte behoefte van onze arme omzwervers weder vervuld; alleenlyk bleef'er nog altoos de groote vraag over: wat 'er nu verder van hen zou wor-  ( 334 ) worden ? Gelukkig vond men aan den oevêï van dit rotzige eiland ook eenige visfchen 4 Welke de zee had uitgeworpen; en dewyl zy allen volkomen daardoor konden verzadigd worden , beflooten de twee Hoofden , om, geduurende de hitte van den dag, op deeze eenzaame plaats uitterusten, en eerst tegen den avond weder aftevaaren, om het land van hunne hoop te zoeken, onzeker of zy t zouden vinden of niet. Wy zullen hen dan nu laaten rusten, en morgen verder onderzoeken, wat 'er van hen geworden is. sommigen te gelyk. O, allerlicffte Vader • iiog maar zo verre ■, dat Wy weeten, of zy 'er gekomen zyn, of niet! anderen. O ja, Vader lief! ik bid u, ïk bid u ! vader. Nu dan moet ik die arme menfchen nog in hunne rust ftooren, en hen weder fcheep laaten gaan. Zy deeden dit, gelyk gezegd is, eerst te-, gens den avond; zy roeiden vervolgens by helderen maanfchyn den geheelcn nacht door, en bereikten, met het aanbreeken van den dag , tot hunne ónüitfpreekelyke vreugde , de westelyke kust van Hispan'mlé, p i e-  ( 335 > p i e ,t e r. Is dat het alles 2 vadeb. Dit is het alles. allen. O ! nf g Tj ■  ( 330 AGTTIENDE GESPREK. Nu , myne kinderen ! zei de Vader, toen des anderen daags zyn verhaal wilde vervolgen , laat ons van Hispaniöla , alwaar wy gisteren de twee braave mannen , Mendez. cn fïts'ni, gelukkiglyk aan land hebbengezet, naar Jamaïka wederkeeren, om te zien, hoe het daar met onzen kolumbus gefchapen ftaat. Het ligt my op het hart, dat wy hem welhaast zullen verliezen; wy moeten dus van elk oogenblik, het geen wy nog in zyn gezelfchap kunnen doorbrengen, gebruik trachten te maaken. g o d l i e b. O , hy zal immers nog niet fterven ? lotje. O, vooral niet, Vader lief! anders loop ik waarlyk de kamer uit. fr e-  C 337 ) freêrik. Ja, ik ook. vader, (emftig) Myne kinderen ! wy moogen by her verlies van 't geen wy lief hebben , zo veel getier maaken, als wy willen: wy kunnen daardoor dat geene , wat de groote en wyze God beflooten heeft, niet verhinderen. Dus is 't beter, dat men , in plaats van by zulke gelegenheden een groot misbaar te maaken, zich tot alle deeze gevallen voorbereidt , om ook het ergfte, 't welk ons kan overkomen — indien 't zo weezen moet —. met eene bedaarde onderwerping aan den goddelyken wü te kunnen draagen. — De reisgenooten van kolumeus zagen dag aan dag reikhalzende uit naar die plaats, van waar Fïèski, gelyk hy had beloofd, zon terug .komen, met de aangenaame tyding, dat zyn vriend Mendez. gelukkiglyk op Hispaniöla aangekomen was. Maar hoe ook hunne oogen uitzagen, en al weder tot vermoeijens toe uitzagen , zy konden geenen Fièski ontdekken. koenraad. O, waarom kwam hy dan ook niet ? vader. Wat weet ik 't ? Wy zyn nu immers weder op jamüka, pu kan ik vanhier \ BB Jti. X naar  C 33? ) naar Hispaniöla zien, cm te weeten, waardoor de getrouwe Fiïski wordt tegengehouden, om by zynen Admiraal wedertekeeren ? In 't kort, hy bleef uit; en de manfchap van kolumeus wicrdt deswegenwanhoopig. Het fcheen hen toe , maar al te waar te zyn, dat de twee afgevaardigden in hunne dappere onderneeming moesten omgekomen zyn , en dat dus alle hoop tot hunne mogelyke verlosflng van dit eiland voor altoos verdweenen was. Hier ontftond nu een gehuil en gekerm, dat 'er de lucht van weergalmde. Maar hier bleef het niet by. Volgens het gewoon en droevig lot, het welk kolumbus nu reeds 20 dikwerf had ondervonden , merkte men hem nu ook aan als de eenigfte oorzaak van ■de ellende , waarin zy allen deelden , en vervloekte het uur, waarin men zich aan het opzicht van zulk een roekeloozen Gelukzoeker, die tot ongeluk geboren fcheeji, had toevertrouwd. Van dit klaagen en vloeken kwam liet eindelyk tot een openlyk oproer. Men .tierde , fchreeuwde, vloekte cn raasde tegen .kolumbus; en het akelig uur, waarin die groote man, die zo veele duizend gevaaren gelukkig was ontkomen , als een offerande van  ( 339 ) van de blinde woede zyner onderhoorigen zou fneuvelcn, fcheen nu gekomen Jie zyn. Hy zeli lag toen juist te bedde aan eenfmartelyke ziekte in zyne leden. Een groot gedeelte van zyne manfchap was in dezelfde omftandigheden. De overigen, die nog op de been waren, hadden zich byn* allen begeeven onder de aanvoering der twee voornaamfte aanleggers van dit oproer, genaamd Por- . ras, zynde twee broeders. De oudfte van deeze twee, een gevoelloos ontaard mensch, trad voor het bed van den Admiraal, en vroeg hem in eenen trotfchen toon: waarom hy niet naar Spanje wilde wederkeeren ?*kolumbus antwoordde met eene bedaardheid, welke hem eigen was: „ dat „ het immers niet van hem afhing, om der,, waards weder te keeren , hoe zeer hy zelf „ dit ook wenschte. Indien 'er iemand on„ der zyne reisgenooten was, die'er eenig „ middel toe wist optcgeeven, dat hem ds „ raad van denzelven zeer aangenaam zou }, zyn. Hy zou hierom terftond alle. dc Of,, fkiers nóg eens byëenroepen, om hun ge„ voelen hierover te hooren." — Maar hoe Zachtmoedig cn verfrandig dit" antwoord ook - '■ i ,  , C 340 ) was, maakte het echter niet den minden ïn3 druk op den ontaarden Porras. Deeze antwoordde veelmeer met eene wilde en norfche ftem: dat 'er tot kaakelen thans geen tyd was; hy, voor zyn perfoon , zou aanftonds onder zeil gaan en, hierop nep hy de vergaderde Schepelingen toe, „ wie van u lust heeft, om my te volgen , kome hier." Dit woord was het fein tot een algemeen oproer op het Schip. De meesten gingen in dit oogenblik over tot dien roekeloozen , en riepen , dat zy gereed waren, om hem te volgen. De arme, lamme, door jigt en kommer verzwakte Admiraal , fprong op deeze woorden uit zyn bed, ©m de oproerigen te keer te gaan: maar zyne bedienden, die niet zonder reden vreesden, dat men hem wilde vermoorden, wederhieldcn hem. Hetzelfde deeden zy ook aan zynen broeder Bartholomiüs, die met eene halve piek in de hand dapper op de oproerigen aanviel, om hen voor hunne trouwloosheid de magt van zynen dapperen arm te laaten gevoelen. Inmiddels bemagtigden de oproerigen tien kleine vaartuigen , welke de Admiraal van de Wilden had gekocht, cn gingen fciecp. Dit bragt de over  ( 341 ) 'overigen , die geen deel in de faamenzweering hadden genomen , tot wanhoop ; hunne trouw begon te wankelen, en de meesten fprongen eindelyk ook in de Schuiten, cn verzochten, dat men hen mogt medeneemen. Met de hartgrievendfte bekommering moes^ ten kolumeus j met zyn' broeder Bartkalomciis en zyn' zoon Ferdinand, dit akelig fchouwfpel aanzien, zonder iets daartegan te kunnen doen; en eindelyk zagen zy zich veiiaaten van allen, behalven de bedleegcrige zieken en eenige weinige getrouwe bedienden. Deezen deed kolumbus voor zyn bed komen, en deed aan hen eene gemoedelyke aarrfpraak, waarin hy hen eensdeels bedankte voor de blyken, welke zy hem in dit geval van hunne trouw hadden gegeeven , en anderdeels hen opwekte, om by hunne pligtelyke gezindheden te volharden, en hunne oogen , vol van hoop op een fpoedig einde hunner ellende , te vestigen op Hem , die beloofd heeft, dat hy trouw en oprechtheid hier cn in het toekomende leven zal beloonen. De gevoellooze muitelingen roeiden dan onder een bly gejuich naar de oostlykc punt van het eiland, om van daar naar Hispaniöla overX 3 te-  C 34= > tefteeken. Zo dikwerf zy op deeze vaart aam land gingen, beroofden en mishandelden zy de inboorlingen op de roekeloosre wyze; waarby zy hen den fchandelyken raad gaven, om dit te verhaalen aan den Admiraal, die achter gebleeven , en de eenigfte oorzaak was van alle onheilen , welke zy genoodzaakt waren hun aantedoen. Indien hy, dit voegden zy 'er by , heri daarvoor niet mogt fchadeloos ftellen, was 't hen geoorloofd , om hem te dooden. Hy bedoelde toch niets anders , dan hen ellendig te maaken; indien zy dan verflandig waren, moesten zy trachterihem voortekomen. Op deeze wyze verbitterden zy de gemoederen der Indiaanen tegen hun verraaden Opperhoofd. Vervolgens dwongen zy eenett troep, welken zy hadden opgevangen, om met hen fcheep te gaan , om op deeze verre reis het foeiwerk te verrichten. En daarop ftaken zy van land. Maar naauwlyks waren zy vier mylen verre gekomen, of 'er kwam een tegenwind op, cn beroerde de zee zodanig, dat hunne kleine en ongefchikte vaartuigen begosten water te fcheppen. Om nu dezelven ligter te maaken —. ee-  ( 343 ) eene koude grilling gaat my over 't Ivf, terwyl ik 't verhaal wierden de wreedaards het eens, om de Indiaanen te vermoorden en over boord te werpen. Men begon deezen ontmenfchten aanflag uittevoeren. Hy wierd reeds volbragt aan oenigen dier ongelukkige flagtöfters, wanneer de overigen zich vol wanhoop over boord wierpen, en met hunne hpuding en gebaarden om ontferming fmeekende , nevens de fchuiten zwommen. Maac welk een ongehoorde wreedheid ! • wanneer zy, krachteloos van 't zwemmen, zich een oogenblik aan de vaartuigen wilden vasthouden, om flechts een weinig uitterusten: hakten kunt gy 't gelooven, myne kinderen ! — hakten de Europifche gedrochten hen de handen af, dat zy wegzinken en ellendiglyk moesten omkoomen. Op deeze barhaarfche byna alle geloof te boveHgaande wyze, wierden 'er niet minder dan agtien van dezelven opgeofferd, cn niet één van hen zou dit fchrikkelyk lot -ontkomen zyn, indien de Spanjaarden aan de mogelykheid , om verder te komen , niet getwyfeld, en beflooten hadden, om de nog weinige overgebleevene Indiaanen te gebruiken, om weder naar Jamaica te roeyen, X 4 Ver-  ( 344 ) Verdelgt, myne kinderen! deezegruwelyke gefchiedenis uit uw geheugen; of, zo gy dit me. kunt doen, zo beklaagt, zo dikwerf gy 'eraan denkt, de fchande van het menfchdom, dar 'er ooit zulke wangedrochten in menfehelyke gedaante- geweest zyn, die al het gevoel van medelyden en menfchlievendheid zo ten eenemaal konden verzaaken ! kolumbus bleef ook voor ditmaal zichzelven gelyk. Hy droeg zyn groot ongeluk met Zyne gewoone flandvastigheid, en hoewel hy telf ziek was, droeg hy echter met de tederhartigheid van eenen vader zorg, dat de zieken, die byherri waren gebleeven, op de bestawyze handreiking genooten. De hemel zeegende deeze zyne liefderyke zorg, en hy genoot binnen eenen korten tyd het genoegen, om hen allen weder herfteld tc zien. Maar nu moest hy met eenen nieuwen nood worftelen. De Indiaanen , die hem tot dus . verre den noodigen leeftogt hadden bezorgd, begosten te vreezen , dat deeze vreetzuchtige vreemdelingen voor altoos by hen zouden blyven woonen, cn de voortbrengfelen van hun land verteeren, Deeze vrees , en de mishandelingen, welke zy van dc muiters hadden ge■ . lee-  C 345 ) leeden, vemilden hunne harten met benaauwdheid voor, cn afkeer van de huropeaanen; en hèt gevolg hiervan was, dat zy eensklaps ophielden, om levensmiddelen naar de geftrande Schepen te brengen. Akelige gefteldheid ! Maar de fchranderheid van kolumeus gaf hem ook hier een middel aan de hand, om zich uit deeze fchrikkelyke verlegenheid te helpen ; een middel, 't welk hy moest dank weeten aan zyn doorzicht in de Sterrekunde. Hy voorzag , dat 'er een verduistering aan de maan zou gefchieden; en hy maakte van die byzonderheid gebruik, om de Wilden wederom eerbied en dienstvaardigheid jegens hem mteboezemen. Hoort, hoe hy dit aanlei! Door eenen Wilden , dien hy van Hhfmïnla had mede genomen , liet hy de Hoofden der inboorlingen byèen roepen, en hen te kennen geeven, dat hy hun iets van zeer veel gewigts te zeggen had. Zy verfchecnen ook; en nu deed hy hen door zynen Indiaanfchen tolk de volgende opening van zaaken: „ Dat hy en zyne reisgenooten menfchen „ waren, welke dien God kenden, die hemel „ cn aardc-gefchaapen had. . Deeze God, die X j „ de  < 346 > . ti de goede menfchen befchermde en de bocw zen ftrafte, zou ook hen ftrafFen, indien » *y nog verder weigerden, ómdcszelfs aan,, bidders van mondbehoeften te voorzien. » Tot een teken van zulk eene hen aan„ ftaande ftraffe zouden zy in den volgenden „ nacht de maan zien opgaan met een toor„ nigen bloedig gelaat; erj daaruit hadden zy optemaaken , wat jammer zy zeiven zouden „ te wachten hebben, indien zy niet behulp„ zaam aan hunne gasten waren." Over deeze voorzegging wierd in den beginne vry algemeen gelagchen. Maar toen de maan opging, en werkelyk verduisterd.was, en deeze verduistering meer en meer toenam, Cjntftond 'er eene algemeene verbaasdheid , en met gefchreeuw en gehuil verzochten zy den Admiraal, om God toch voor hen te bidden, dat hy de gedreigde ftraffe mogt afweeren; dewyl zy heiliglyk verzekerden , dat zy hem in het toekomende gaarne wilden helpen met alle de noodwendigheden des levens. kolumbus béloofdè hen, aan hun verlangen te zullen voldoen, erj floot zich in zyne Kajuit op, tot het oogenblik toe, dat hy wist, dat dc 'verduistering zou afheemen. Nu kwam  C 347 ) kwam hy weder tc voorfchyn, en gaf hen te kennen , dat zy zich 1 nu niet verder behoefden te bekommeren. Hy verzekerde hen, dat Go'd met welbehaagen zag, dat zy hunne gezindheden hadden veranderd; dat hy hen derhalven ook niet zou ftraffen, en ten blyke van deeze begenadiging, zou de maan haar toornig gelaat veranderen , en welhaast wede* voor hen ftaan in haaren vriendelyken glans. Dewyl nu deeze voorzegging insgelyks daadelyk vervuld wierd, preezen zy allen met eene blymoedige verbaasdheid den God der Christenen, en bezorgden dien wonderbaaren man, die hen dit alles vooraf had gezegd , ïeeftogt in overvloed. ■— Nu , kinderen! wat zegt gy 'er van? Handelde kolumbu» verftandlg en recht, dat hy op deeie wyze . gebruik maakte van de onkunde deezer menfchen? -— (Eene algtmeene ftilte) johannes! wat zegt gy 'er van ? johannes. Ja, verftandig was 't zekeï- 1'yk , maar recht vader. Wel nu? johannes. Ik weet het niet; maar het komt my evenwel zo voor, als of het niet zo geheel recht geweest is. V A-  ( 348 ) vader. En waarom niet, myn lieve/o» Hannes? johannes. Ja, ik kan het niet zo uitdrukken , als ik het wel meen: maar ik denk evenwel, dat men van God nooit onwaarheid moet ipreeken. vader. Dit denk ik ook; maar laat eens hooren, of wy 'er wel dezelfde reden voor hebben, om zodanig te denken. Waarom gelooft gy dan, dat men gc-enc onwaarheid van God moet fpeeken ? johannes. Omdat het dan onze fchuld ïs, dat andere menfchen God niet recht leeren kennen. vader. Recht zo, johannes! dit is ook myn grond ; en gy weet het reeds allen, hoe gewigtig het voor den mensch is, God recht te leeren kennen. Alles wat eenvoudige menfchen van God gelooven, 't geen onwaar is, is bygektf. Dus verdient ook dat geene, 't welk kolumbus hier den Indiaanen diets maakte, dat God om zynentwil de maan verduisterde, dien naam; en het was bygevolg zyn fchuld, dat deeze eenvoudige menfchen in het toekomende één bygeloovig gevoelen meer hadden. Pry;  C 349 X Pryzen kunnen wy dus dit zyn gedrag' geenszins: maar, indien eene op zich zelve berispenswaardige fout ooit verdient veröntfchuldigd te wordèn; dan is het zekerlyk in dit geval, kolumeus zag geen ander middel , om zich en de zynen te behouden ; daarenboven boezemde hy de onkundige Wilden inderdaad eenige kennis van en eerbied voor den waaren God in; en hy maakte hen daardoor geneegen, om in 't vervolg nog andere en betere onderrechtingen aanteneemen. Laat dit dan eenigszins tot zyne verfchooning verftrekken. Agt lange treurige maanden waren 'er nu reeds verloopen, federt Mtndez, en F'üski naar Hispaniöla waren gegaan: en nog hadden zy geen' van beiden weder gezien. Men twyfelde dus niet, of zy waren vergaan: en de nog overige vrienden van kolumeus gaven nu alle hoop tot de verwachte hulp ten eenemaal op. De wanhoop boezemde hun den aanflag in, om hunnen ongelukkjgen Admiraal insgelyks tc verlaaten, en zich te voe-»1 gen by de andere Muirelingen, die nog by aanhoudendheid op het eiland rond zworven , en van rooveryën leefden. Maar  ( 350 ) Maar juist toen deeze laf hartigen hun voorïieemen ter uitvoer wilden brengen, ontdekten zy tot hunne blydfchap, echter niet zonder ontroering, een klein*Europisch Schip, het welk niet verre van de kust ten anker ging leggen. Het duurde niet lang, of de Kapitein van dit Schip kwam in een boot by den Admiraal, gaf een brief aan hem over Van den Stedehouder op Hispaniöla, verzeld van een vat met Wyn, en twee zyden Spek. Hy had dit naauwlyks afgeleeverd , of hy fprong weder in zyn boot, roeide naar zyn Schip, en zeilde vervolgens weder heen, van waar hy gekomen was. De brief, welken hy had gebragt, behelsde niets, dan eenige laffe pligtpleegingen. Ik begryp ligtelyk, dat, gy even zo weinig als de-manfchap van Katuiitus,,zult weeten , wat dit verfchynfel moest beteekenen. ïk zal 't dan zeggen. Ovando, Stedehouder van Hispaniöla, dien wy onlangs reeds hebben, leeren kennen uit zyn onbetaamelyk gedrag jegens kolumbus, wenschte niets meer, dan dat dk groote man in zyne ellende mogt omkomen: want hy vreesde, dat, indien kolumbus weder in Spaaje kwam, hy daarop zou-  < 35i ) zoude blyven aandringen, om wederom itk zyn recht als Onderkoning van Westïndië in* gefteld te worden; en dat hy zelf dan zyn Stedehouderfchap zou moeten verliezen. Hy wenschte om die reden te weeten, hoe gtoot de nood van dien man, dien hy zo gaarne, van kant wilde hebben, eigenlyk wel was, en of hy zyn- verfoeijelyk doelwit zou bereiken , indien hy de afzending van het Schip, het welk hy tot zyne bevryding begeerd had, nog eenigen tyd vertraagde. Dit was, gelyk fommige gefchiedfchryvers verzekeren , de boosaardige oorzaak, waarom hy dien afgevaardigden zond, en waarom deeze, zodra hy de gofteldheid van kolumeus ontdekt had , terftond weder moest vertrekken. Anderen geeven hiervan eene onfchuldiger .reden op. Ovando, zeggen zy , vreesde , dat kolumbus het ftranden van zyne Schepen alleenlyk tot een voorwendfel gebruikte, om op eene behendige wyze weder naar Hispaniöla te komen , en' zich alsdan met geweld in het be.zit van het hem ontnomen Stedehouderfchap te herftellen. Hierom alleen had hy eenen befpieder gezonden, om te ontdekken', of de •mflandighcdc.n van den Admiraal indedaad zo-  C 352 ) kodanig waren, als hy dezelven had hooren befchryven Nu kat ik het aan u oyer ^ om van beide deeze gevoelens dat geene te kiezen, 't welk gy voor het waarfchynelykfle houdt. Laat eens hooren, welke van die • twee gy wel het best oordeelt? allen. O het laatfte, het laatfte ! vader. Waarom? hendrik. Om dat het flechts een onzeker vermoeden is , dat Ovando zulks een ontaard mensch zou geweest zyn ; en dewyl men ïn twyffelachtige gevallen altyd het best van anderen moet gelooven. vader. Recht zo, hendrik! blyf by deeze grondfteliing; gy ïu]t -cr nooit berouw van hebben, dat gy dezelve hebt opgevolgd gefteld ook, dat het eens gebeurde, dat gy een uwer evenmenfehen voor beter hield, dan hy indedaad is. Het is beter en zaliger, tienmaal op deeze, dan eenmaal op de andere zyde te veel te doen. kolumeus geloofde, gelyk men zegt, dat Ovando het eerfte bedoelde; maar te groot van geest zynde, om onder eenige verlegenheid te bezwyken, liet hy voor zyne Schepelingen mets blykenvan de mismoedigheid, welke zyn hart  ( 353 ) hart knaagde, en van den hooreloozen Haat, waarin hy thans zelf geloofde gedompeld te zyn. Met een bly gelaat zeidc hy tot zyne reisgenooten, dat het Schip alleenlyk daarom weder onder zeil was gegaan , dewyl hy het te klein gevonden had , om hen allen met hunne goederen opteneemen. Dat Mcndtz en F'üsId geltikkigïyk op Hispaniól* waren aangekomen,, en dat zy last hadden, om een grooter Schip voor zyne rekening te koopen , het welk nu ter bevrydingvan hen allen fpoedig zou verfchynen. Indedaad had hy nu ook bericht ontvangen wegens het noodlot van beide deeze biaavc mannen. Dat zy gelukkiglyk op HispxnïvU waren aangekomen , is ons reeds bekend ; en nu kan ik u ook zeggen, waarom Fiës d, gelyk hy had beloofd, niet wederom gekomen was. De zaak was naamelyk aldus gelegen: Alhoewel die braave man met eene koorts», welke hy zich op dc fteenklippen had op den hals gehaald, aan land was gefeeden : wilde hy evenwel, ingevolge zyne belofte, terftond wederkeeren , om den Admiraal van de gelukkige uitkomst hunner dappere onderneeming tyding te brengen. Maar daar was niet een l aïïi. y «u-  t 3-54 ) onder alle zyne reisgenooten, dien men had kunnen overhaalen , om deeze gevaarlyke reis andermaal te onderneemen. Noch beloften noch bedreigingen konden by hen iets uitvoeren , en dus zag hy zich tegen zynen wil genoodzaakt , om mede naar St. Domingo te gaan. ' Hier had hy nu, nevens Mendez,, geduutiglyk by den Stedehouder aangehouden, dat hy hen een Schip mogt verkoopen, om hunnen Admiraal aftehaalen ; maar dc Stedehouder had , om welke reden het nu ook gefchied zy , de vervulling van hunne begeerte , onder allerlei ydele voorwendfelen, van den eenen tyd tot den anderen weeten uitteftellen. kolumeus had middelerwyl verfcheidenc vruchtelooze pogingen gedaan , om de omzwervende muitelingen tot hunnen pligt te doen wederkeeren. Doch deezen bleeven niet alleen in hun oproerigheid volharden, maar zy begeerden nog daarenboven , dat de Admiraal hun van de klëcding en andere zaaken, welke op het geftrande Schip waren, de helft zou geeven. Ingevalle hy mogt weigeren, óm zulks te doen, voegden zy 'er de bedreiging by, dat zy gewapenderhand zouden verfchynen, om het geen zy begeerd hadden met geweld  C 355 ) weid te neemen; en dewyl de Admiraal werkelyk een weigerend antwoord gaf, maakten zy zich gereed, om hunne bedreiging waar te maaken. Dewyl kolumeus zelf nog by aanhoudendheid 7.ick was, zond hy zynen broeder Bart/wlomeüs met alle zyne gewapende manfchap tegen hen uit. Maar kolumeus had aan hem ©pgedraagen , om nog eens den minzaam en weg inteflaan, en niet over te gaan totvyandelykheden, voor en aleer hy zelf door de noodzaakelykheid der zelfvcrdeediging daartoe gedwongen wierd. Bart/jolomtüs volgde deezen last gemoedelyk op; maar de oproerigen ontmoetende , en hen tot den vrede uitnoodigende, merkten zy deeze uitnoodiging aan als een bewys van'zwakheid en vrees, en begonnen den ftryd.. Zes van hen hadden zich faamen verbonden , om Bartholomeüs regelregt op 't lyf te vallen , en niet te rusten voor dat zy hem zouden zien fneuvelen. Maar Bartholomeüs ontving ze met dien onverfchrokken moed, welken wy reeds ia hem leerden kennen, en dewyl hy van zynen kleinen aanhang getrouwe-' lyk wierd onderfteund, drong hy met zulk een onwederftaanbaar geweld op de muiters in, Y 2 dat  C 356 ) dat hy binnen horten tyd eene volmaakte overwinning over hen behaalde. Sommigen vielen door zyn zwaard, anderen wierden gevangen genomen, en de overigen namen de vlucht. Onder de gevangenen , die met keetenen gekluisterd, en naar het.Schip gebragt wierden , was het hoofd der Rebellen , Porras , zelf, dien Bartholomeüs met zyne eigene hand gegreepen en entwapend had. Hy zelf was met eene wond aan de hand vrygekomen. De vluchtelingen zonden nu wel ras aan den Admiraal, en lieten om vergiffenis bidden ; en de edelmoedige man , die veel meer genegen was, om te vergeeven, dan om wraak te oeffenen , vervulde hun verzoek op het oogengenblik. Op deeze wyze wierd dan de go - karei. O ja! nu verftaa ik het. vader. De Koningin Anakoana had dan, gelyk men zegt, driehondeid Katfchiken tot Vafallen; en elk hunner was genoodzaakt, de Koningin met zyne manfehap byteftaan, zo dikwerf zy hunne hulp noodig had. Dit wist Ovando; hy fchroomde dus, eenen openbaaren oorlog met haar aantegaan, dewyl zyn eigen magt door den invloed van het ongezonde klimaat' zeer gefmolten was ; hierom nam hy het befluit -— welk een kruipende laaghartige ziel! zyne toevlucht te nee¬ men tot een hemeltergend verraad. Te*  ( 375 ) Ten dien einde liet hy de Koningin zeggen, dat hy met een gevolg, overeenkomstig met haare waardigheid, haar zou bezoeken, om het verbond van vriendfchap , tusfehen haar en de Spanjaarden opgericht, nog vaster te maaken ; en hierop trok hy, met driehonderd mannen voetvolk en zeventig ruiters, naar de plaats van haar verblyf. De Koningi» niets kwaads vermoedende, was verheugd over het bezoek van lieden , waarvoor zy eene oprechte geneegenheid had; en om haare gasten met koninglyke eerbewy zingen te onjvangen, vergaderde zy alle haare Vafallen, en ging Ovando met een zeer aanzienelyk gevolg te gemoet. Nu verfcheen de verraader. Anakoana verwelkomde hem, volgens de gewoonte van het land, met gezangen en dansfen, cn geleidde hem vervolgens in haare woning. Hier zocht zy, met de goedaardigheid, welke haar eigen was, al wat mogelyk was in het werk te Hellen, om hem en zyn gevolg het verblyf by haar recht aangenaam tè maaken, en verordende tot dat einde geduurende eenige dagen allerlei vermaaklykheden en fpeelen, welke onder dit volk in gebruik waren. Z 4 o«i-  C 376 ) Ovando fcheen daarover ongemeen voldaan te zyn, en verzocht van de Koningin, dat hem mogt vergund worden , om aan haar en haar/; hovelingen nu ook eens eene vermaakelykheid naar de wyze der Europeaanen te moogen vertoonen. Zyne aanbieding wierd »iet dank aangenomen. Terwyl nu des anderen daags de geheele ho'fftoet, en eene meenigte nieuwsgierige Indiaanen .vergaderd waren , verwyderde Ovando zich, om, gelyk hy voorwende, de noodige fchikkingen te maaken tot de voorgenoomene vcrmaakelykheid, welke in een fpiegelgevecht zoude beflaan. Kort daarna verfcheen hy aan het hoofd ' van zyne ruiterbende en het voetvolk , 't geen hem volgde, en begon op eene onverdachte manier alle toegangen tot die plaats te bezetten. Hy zelf reed met zyn gevolg in geflooten gelederen tot aan het paleis van de Koningin , het welk beftond uit een dak, gefchraagt met veele pylaaren , en de Indiaanen, die geen kwaad vreesden, konden zich over de fraaiheid van dit oorlogs-fpel niet genoeg verwonderen. Maar eensklaps leide Ovando de hand op zyn orde-kruis, en dit was de afgefprtioken leuze. In één oogenblik waren alle zwaar-  ■ ( 377 ) zwaarden ontbloot; men viel de Indiaanen; die door een fchielykcn fchrik als buiten zichzclven waren , met eene raazende woede op het lyf, hieuw eene meenigte van hen ter neder , nam de Koningin gevangen, en bondt de Katfchiken aan de pylaaren , welke het paleis onderlteunden. En 'daarop beval de et.tmenschte, dit gebouw in brand te fteeken; en binnen een korten tyd waren alle de ongelukkige flagtöfferen van zyne wreedheid , welke daaraan vast gebonden waren , door de vlam verteerd. Gy yst 'er van, kinderen ! en gy hebt 'er reden toe: maar ipaart een gedeelte van uw medelyden, om het aan de ongelukkige Koningin te fchenken, dewyl haar lot nog deerniswaardiger is, dan het lot van hen, die gy door het zwaard hebt zien vallen, en door het vuur verflikken. -Gelyk een onfchuldig en ' weerloos lam in de klaauwen van een wolf, is-zy thans in de handen van haare beulen, die haar geboeid naar Domingo fleepen, niet om haar te fpaaren, maar alleenlyk om haare ellende te vermeerderen, en de gruwelykfte onrechtvaardigheid eenen fchyn van rechtvaardigheid te geeven. Men maakte naamelyk Z 5 eerst  ( 378 ) eerst haar proces; en , zonder het minne bewys van eenig gepleegd misdryf, wierd zy, alleenlyk op de getuigenis van dezelfde ont, menschten, die haar zo trouwloos hadden behandeld , ■ veroordeeld — om openlyk opgehangen te worden. En dit afgrysfelyk vonnis wierd ook werklyk aan haar voltrokken. (De Vader zweeg ftil, en de kinderen zuchtten. Daarna vervolgde de Vader aldus:) Vrees, ontzetting en wanhoop overvielen nu alle de nog overige Indiaanen ; en van dien tyd af dorst het niemand meer waagen, om zich aan het ondraaglyke juk der wreedheid, waaronder zy bezweeken , te willen onttrekken. Zolang Ifabella leefde, die altyd dit arme volk yverig had befchermd, wierden deszelfs onbarmhartige onderdrukkers nog eenigszins weerhouden: maar toen deeze geftorven was, waren deeze arme verlaatcne fchepfels ten.ecnemaal overgegeeven aan de gruweJyke willekeur van hunne ontmenschte Tyrannen. Daar deed zich, wel is waar, een oprechte geestelykc Sartholeme'üs de las Ka- fas was zyn eerwaardige naam op, als hun befchermer, en hy liet ook, zolang hji leefde, niet af, om nu in Spanje, dan in de West-  i 379 ) Westïndiën, voor deeze ongelukkige menfchen om medelyden en ontferming te fmeeken: ' maar wat vermogt de ftem van een enkel mensch tegen het vereenigd fterkergefchreeiw van de onderdrukkers deezes volks, welke Zyne beste gronden wisten te Wederleggen, door de goudklompen, die zy van tyd tot tyd naar Spanje afzonden ! Het klein getal Van de nog overgebleevene Indiaanen nam nu van dag tot dag zo zichtbaarlyk af, dat zy den arbeid in de bergwerken niet meer konden verrichten. TJit dien hoofde floeg Ovando den Koning voor , om de> inwooneren van de lukaïfche eilanden — gy weet immers nog wel, dat dit die eilanden waren, welke kolumbus op zyne eerfte reis ontdekte ? klaas. O ja! waarvan het ééne Guar.akani heet, 't welk kolumbus het eerfte ontdekte ! Hier liggen die eilanden. vader. Recht. Hy floeg dan voor, zeg ik, om de inwooners van die eilanden naar Hispaniöla overtebrengen, om hen daar , gelyk hy voorgaf, dies. te gemakkelykèr in den christelykeh godsdienst te kunnen onderwyzen, Pe Koning gaf hiertoe zyne toeftémming; en. Ovan-  C 38° ) 'övando peinsde andermaal op eene list, waardoor hy dit 'goedaartige volk op de gemakkelykfte wyze in zyne netten mogt vangen; en hy vond 'er ook eene uit, welke zyner fnoode ziel recht waardig was. Men rustte in aller yl eenige Schepen uit, en zeilde daarmede naar de Lakaïfche eilanden. Hier verkondigden de afgezondenen van Ovando , die nu de taal van 't land fpreeken konden , de ligtgeloovige inwooners de volgende logentaal. „ Hoort, lieve menfchen! riepen zy, welk t, eene aangenaame tyding wy u brengen !■ „ Wy komen regelregt uit het land der zali„ gen , waarin alle uwe overleedene voorva- ders zyn, en een leven leiden — ö zulk „ een gelukkig leven, dat het met woorden volftrekt niet kan uitgefprooken worden! ,, Deeze verzoeken u, om fpoedig tot hen over te vaaren , om het even zo goed te „ hebben, als zy; en indien gy deeze uitnoo„ diging niet zult van de hand wyzen; ('e ,, geen dwaas zou zyn,) zyn wy gereed, om „ u mede te neemen." ■ Aldus fpraken die geweetenlooze bedriegers, en het eenvoudige volk , het welk in 't minne  ( 35i ) fte geen gedachten had op het fnood verraad, *t geen men hen berokkende, fprong, zonder zich lang te beraaden, by hoopen in de Schepen, zeer verheugd, dat zy onverwachts met hunne overleedene vrienden weder zouden verëenigd worden. Het getal der ellendigen , die op deeze wyze misleid wierden, beliep meer dan veertig duizend. Naauwlyks waren zy op Hispaniöla aangekomen , of zy merkten tot hunne verfchrikking het gepleegd bedrog. Een gedeelte van hen ftierf van kommer en verdriet; anderen beproefden het uiterfte, om zich uit de klaauwen van die tygers los te rukken. Onder anderen wierden fommigen door een Spaansch fchip meer dan vyftig mylen verre van land op de wyde zee gevonden , welke, op eenen boomftarn gezeten, weder naar hun land roeiden. Hun geheele voorraad van leeftogt beftond uit verfcheiden Kalabatfen (*), gevuld met ( * ) De Kalabas ;'; de vrucht var. een Indidanfchen boom, die_de Kalabasfcn-boom wordt genoemd. ' Be vrucht geijkt naar eene z.eer groote Pompoev ; maar »y befiaat nit eene Aarde fchil, en vleesch,  ( 38* ) inet zoet water, welke zy aan dien (lam hadden vast gemaakt. Zy waren niet verre meer van hun eiland ; maar 'men nam hen weder rnede, en tot hunne cnüitfpreekelyke ellende moesten zy op nieuws hunnen nek buigen onder het zwaare juk der flaverny, het welk zy met zo veel levensgevaar hadden zoeken te ontvluchten. — Dewyl eindelyk de list niet meer wilde helpen, gebruikte men geweld, en op deeze wyze wierden deeze anderszins volkryke eilanden binnen eenige jaaren zodanig van menfchen ontbloot, dat 'er niet ééne levendige ziel meer op gevonden wierd. hendrik. O welke godlooze fchepfels 1 Had ik toch in dien tyd geleefd: hemel en aarde zoude ik bewoogen hebben, om die fnoode booswigten te keer te gaan. vader. Myn lieve hendrik! naar al• le waarfchynelykheid zoudt gy niets meer hebben kunnen uitvoeren, dan de braave lat Kafas, die ook hemel en aarde trachtte te be- wee- ■ vkesch, 't geen min of meer zmtr van finaak is, en dus niet onaangenaam om te eeten. Van de fchti bedient men x.i;h Ut drinlti aten.  ( 3*3 ) weegen, en evenwel niets uitvoerde. Laat ons veelmeer God danken, dat hy ons in, eenen beteren tyd heeft laaten gebooren worden , waarin wy van zulke verfoeijelyke dingen , dank zy zyne Voorzienigheid ! niets meer verneemen. Las Kafas ftelde alle mogelyke middelen in het werk, om de ongelukkige menfchen, die hy voorftond, te behouden; maar vruchteloos! Eindelyk verblindde zyn welmeenende yver hem-zelven dermaate, dat hy, om zyne Americaanfche vrienden te bevryden , een middel voorfloeg , het welk den ondergang van een ander foort van menfchen bedoelde. Hy gaf naamelyk deezen raad: „ dat men „ toch liever aan de Africaarifche kust z.war„ te menfchen, die fterker waren van ligchaams„ geftel, dan de Americaanen, koopen , en „ door deezen den lastigen arbeid in de berg„ werken mogt laaten verrichten." Deeze raad vond ingang, en van dien tyd af nam de onmenfehelyke fkavenhandel een begin, die nog tot den dag van heden toe jaarlyksch meer dan veertig duizend van onze zwarte broederen van hunne vryheid , hun geheel geluk, cn zelfs hun leven berooft. En des niet-  C 384 ) niettegenftaande bleevcn de arme Americaanen hierby 't geen zy waren rampzalige flaaven, die tot hun dood toe vreesfelyk geplaagd wierden. . En dit zy genoeg: misfchien is het zelfs tc veel voor heden! TÏVIN-  ( 385 ) TWINTIGSTE GESPREK. Dirk. Zullen wy dan nu niets meer hooren van Xaritolome'm, broeder van kolumeus? vader. Het is goed , dat gy my dit in de gedachten brengt; het is tyd, dat wy tot de treurende familie van onzen overleeden viiend wederkeeren. De oudfte zoon van kolumbus — Dién was zyn naam — ging na den dood van zynen grooten Vader voort, om aantedringen op de vervulling van het verdrag, 't welk de Koning met denzelven had gemaakt, en begeerde nu, uit hoofde van dit verdrag, aangefteld te warden tot Onderkoning in Vestïndië, 't geen aan zyne familie voor eeuwige tyden beloofd was; maar vruchteloos! Ferdï- i. deel. Aa mr.i  ( 386 ) mnd bleef zo achterdenkende en onrechtvaardig jegens den Zoon , als hy jegens den Vader geweest was; maar alle de voorftellingen , welke daartegen wierden gedaan, en al het fmeeken om recht, hadden geen uitwerking. Eindelyk waagde het Bi'ègo, om den Koning zelf aanteklaagen voor die rechtbank, welke aangelegd was, om alle Americaanfche ge- fchilien te onderzoeken en te beflisfen ; en het ft rekke tot een eeuwigen roem van die vierfchaar! —— de braave rechters hadden , moeds genoeg, tegen hunnen Koning en ten voordeelevan kolumbus familie, de rechtvaardige uitfpraak tc doen: dat men Dïègo verfchuldigd was, het geen men zyn Vader had beloofd.' alle i. Braaf! braaf! vader. Inmiddels zoude de Koning naar alle waarfchynelykheid zich weinig bekreund hebben aan deeze rechterlyke uitfpraak, indien Dïego geen middelen had gevonden , om de rechtmaatigheid van zyne eisfehen nog meer kracht en klem bytezetten. Door de uitwyzing van deeze vierfchaar tot de hoogde waardigheid in 't Spaanfche ryk verheeven zynde, deed hy aanzoek , om de dochter van eenen der  (3*7) der aanzienelykfte mannen in het land, de Nicht van den Hertog van Al; a, tenhuwelyk te hebben: en men maakte geen zwaarigheid om hem dezelve te geeven. Maar deeze geheele magtige familie beitormde dan Koning zo onöphoudelyk, zo nadrukkclyk met voorftellingen ter vervulling van de rechterlyke uitfpraak , dat hy eindelyk wel moest toegeeven, en' Dïègo recht doen wedervaarefi. Gvandt wierd dan terug geroepen , en de geheele familie van kolumbus ging , zegepraalende over den nyd en onrechtvaardigheid , aan boord, om naar Hispaniöla over te gaan. godlieb. O, had nu toch de oude kotiiMEi/s nog geleefd! vader. De zalige geest van een braaf man behoeft immers geen aardfehc belooning! In het genot van verheevener geneugten, waarmede zyn God hem befchonk, zag hy thans naar alle vermoeden neder op de kleine beezigheden der ftervclingen, als een kmderfpel, en verheugde zich , zyn lyden te hebben doorgeftaan , naardien hy thans buit-a twyfel in een volmaakt licht zag en begreep, waartoe het hem was goed geweest, hier zo veel geleeden te hebben. . Aa x Ver-  C 3§3 ) Verzeld van zynen Broedér, van zyn Ooms en van zyne Gemaalin , zeilde Vïègo met eene Koninglyke ftaatfy naar Hispaniöla, en leefde aldaar in eenen luister, overeenkomstig met de verdiensten , welke zyn vader omtrent Spanje had verworven. Eene meenigte van de eerfte Spaanfche familiën was hem derwaards gevolgd; de volkplanting ontving daardoor, binnen eenen korten tyd , eene geheel andere gedaante , en veele thans nog blpeijende aanzienelyke gedachten, in het Spaanfche America, (lammen af van die geenen, die met Biëgo ten dien tyde derwaards zyn vertrokken. En nu laat ons zien, hoedanig de Spanjaarden hunne bezittingen in dit Waerelddeel van tyd tot tyd hebben uitgebreid. Onder de regeering van Ovando had reeds zeker Joan Ponce verzocht, dat het hem mogt vergund worden, om op het Eiland Portorico, door kolumbus ondekt, eene volkplanting aanteleggen; en zyn verzoek was toegedaan. Hy zeilde ten dien einde derwaards, verzeld van veele gelukzoekers, die zich in de hoop, om fchatten te verwerven, by hem voegden: want men had vernomen, dat ook dit eiland zeer ryk aan goud was. De  C 389 ) De inwooners van dit land gcleeken in hartelyke goedaardigheid naar die op Hispaniöla. Zy ontvingen de blanke bezoekers, die zy insgelyks voor hemelfche wezens hielden, met alle vriendelykheid, en een van hunne Katfchiken^liet zich terftond, naar de gewoonte der Indiaanen, ten blyke van eene eeuwige vriendfchap, naar den naam van het hoofd der Spanjaarden, Joan Ponce, Ayteyxaba noemen. Maar die geliefkoosde hemelfche vrienden ligtten ook hier welhaast het masker af, en betoonden zich zo wreed en ontmenscht, dat men moeite had, om ze voor menfchen te kunnen houden. Om eens volkomen verzekerd te worden, of zy indedaad fterfclyk •waren, beflooten de hoofden dier ongelukkige Natie hiervan met alle mogelyke omzichtigheid aan eenen enkelen de proef te neemen. Zy wachtten ten dien einde naar eene bekwaame gelegenheid; en deeze deed zich welhaast op. Zeker jong Spanjaard, die gerust op het eiland rondzworf, kwam aan de hut van een deezer hoofden, om in dezelve te vernachten. Men ontving hem zeer vriendelyk , *n vergastte hem met alle gulhartigheid. Des Aa 3 an-  ( 39° ) anderen daags morgens had zyn gastheer eenige Indiaanen befteld, die hem zouden verzeilen, eensdeels om zyn pakje te draagen, anderdeels om hem voor wegwyzers te dienen. Deeze had men nu gezegd , wat zy doen moesten. Men kwam voor een rivier; een van de Indiaanen bood zich aan, om den Spanjaard daarover te helpen, en nam hem op den rug ; maar midden in de rivier zynde, viel hy met opzet neder, zorgde, dat de Spanjaard onder water wierd gedompeld, en hield hem met hulp van zyne makkers zolang onder hetzelve, tot dat 'er geen leven meer in hem wierd hefpeurd. Vervolgens bragtcn zy het ontzielde 'ligchaam aan den oever. Maar het vooroordeel van de onfterffelykheid der Spanjaarden, het welk deeze menchen eenmaal hadden ingezoogen, werkte nog zo fterk, dat zy zich van den dood van dien drenkeling niet konden overtuigen. Zy verzochten hem wegens het ongelukkig toeval, waardoor hy zo veel water had ingeffikt , wel Zeer om vergiffenis , en verzekerden, dat zy hem onmogelyk eerder hadden kunnen, helpen. Schoon nu dit lyk geen teken van leven meer gaf, bleeven zy echter drie da-  C 391 ) dagen by hem, en gingen zonder ophouden voort, hem om vergiffenis te bidden , dewyl zy nog altyd bleeven vreczen, dar hy eens weder mogt herleeven. Eindelyk overtuigden zy zich door den reuk , welken de verrotting veroorzaakte, dat hy indedaad dood moc:-t weezen; en nu liepen vv fchielyk naar den Katfchik, om hem de blyde tyding tc brengen , dat dc blanke mannen evenwel indedaad konden gedood worden. Dit was voor hem genoeg. Hy deelde die ontdekking op het oogenblik mede aan de overige Katfchiken, en men befloot eenpaariglyk, om zich met geweld te ontdoen van deeze onrechtvaardige wreedaards. Maar hoe kon een naakt volk, het welk in den oorlog onbedrceven was, flaagen in een onderneeming, tegen geöeffende krygslieden , die zwaaiden , fchietgeweer , paarden en honden hadden ? Wel is waar, het gelukte hen, eer dat de Spanjaarden hun voorneemen ontdekten , meer dan honderd van dezelven, die op zichzelven alleen rond zworven , te vermoorden: maar daarvoor moesten zy ook welhaast met verlies van hunne geheele vryheid en van hunne geheele gelukzaligheid boeten. Ponce bragt zyAa 4 ne  ( 39* ) re verftrooide manfchap, welke voor 't groot- fie gedeelte uit oude krygslieden beftond, byeen; hy zocht daarmede de Indiaanen in alle hunne fchuilhoeken op , floeg hen, waar hy ze aantrof, en maakte de gcenen, die het zwaard ontkomen waren , tot flaaven. En, dewyl hy geduurende den tyd , dat hy deezen togt door het eiland deed, eene nieuwe verfterking aan manfchap van Hispaniöla ontving , kwamen by de ligtgeloovige Wilden de ongelukkige gedachten op , dat de Spanjaarden , die zy gedood hadden , weder waren opgeftaan, en dat het hen toch niets zoude helpen , om die geenen nog verder tegenftand te bieden , die niet gedood konden worden. Ontwapend door dit by geloof, boogen zy al beevende hunnen nek onder het zwaare juk der flaaverny, 't welk hen nu, zonder eenige verfchooning, wierd opgelegd. By de befchry ving-van dit bloedbad op Portori.o kunnen de gefchiedfehryvers van dien tvd de kloekheid en dapperheid van zekeren grooten hond niet genoeg pryzen , diezy Bezerrilk noemen, en die verbaazende daaden moet verricht hebben. „ Hy wist, zeggen zy, ter„ ftond te onderfcheiden, welke Indiaanen „ vrien-  C 393 ) „ vrienden of vyanden van zyne Mcesten „ waren. Ook vreesde men tien Spanjaar„ den, ais zy dien hond by zich hadden, „ meer, dan honderd anderen. Eer de oor„ log uitborst, gaven de Indiaanen hem , op„ dat hy hen geen kwaad mogt berokkenen, „ even zo veel levensmiddelen , goud , en „ lyfëigene flaaven , als zy aan eiken Spanjaard „ toeftonden , het welk dan , gelyk natuurlyk „ was, zyn Meester tot zich nam." Men verhaalt van de buitengewoone kloekheid van dit beest onder anderen ook de volgende byzondeiheid , waarvan gy gelooven moogt, zo veel gy kunt. „ Eenige ontmenschte Span„ jaarden, zegt men, hadden lust, om eene „ oude Indiaanfche yrouw, welke hen mis„ haagde, te zien verfcheuren. Zy zonden „ dezelve ten dien einde weg met eenen brief; „ en , zodra zy op weg was, lieten zy Bezers, rille op haar los. Deeze liep haar grimmig „ op de hielen na; maar de oude Vrouw „ wierp zich voor hem op de knieën, toon„ de hem den brief, en zeide: ach, genadi„ ge mynheer hond ! Ik bid u ,. verfchoon my „ toch ! Ik moet deezen brief aan de Chris„ tenen beuellen. Op dit woord , zo verAa s : T0]gt  C 394 ) „ volgt de gefchiedfchryver in gceden ernst, „ bedaarde de hond eensklaps , hy berook haar, kwispelde met den ftaart, en keerde vervolgens, zonder haar eenig leed aantodoen, weder naar zyn Meester. Dus was ook de gelukzaligheid van dit volk verdweenen: laat ons zien, wat 'er nu nog verder in andere gewesten van die ongelukkige hemelftreek voorviel. De Spanjaarden gingen in hunne ontdekkingen en veroveringen van tyd tot tyd ver-der: ik zal u de voornaamftcn van dezelven kortelyk verhaalen. Het ec; fte, 't geen Viëgo, ter uitbreiding van zyne heerfchappy, en der bezittingen van zynen Koning, ondernam, was, dat hy eene volkplanting zond naar het eiland Kubagua, 't welk zyn Vader reeds had ontdekt, om aldaar eene paerlvisfchery aanteleggen. Ziet, (of de kaart wyzende) hier ligt dit eiland naby een grooter, genaamd Margarita, niet verre van de kust Kumana. ■ freêrik. Worden de paerlen dan gevischt ? vader. Zy groeijen, myn lieve freêrik! in zekere mosfels en oesters, zowel in 4e zee, als in verfeheidenc rivieren, en moeten  C 395 ) ten dus van den grond uit het water opgehaald worden. Sommigen zyn van gevoelen , dat zy ontftaan ui' zekere ziekte van het gefchulpte dier; op dezelfde wyze, ais'erfomtyds kleine fieehtjes ontftaan in de blaas van een mensch. Dit is zeker, datdeftof, waaruit dc paarlen gevormd worden, in den beginne een fap is, 't geen uit het ligchaam van het gefchulpte dier voortkomt, en, na ve.loop van tyd , hard wordt. De paarlenvis'fchers, die gcmeenlyk arme Slaaven zyn, en hun leven daarby moeten waagen, floppen de neusgaten en de ooren toe met boomwol, neemen eene fpons, met olie gevuld , in den mond , en laaten zich vervolgens aan een touw in dc diepte der zee, om de pacreloesters , welke op den grond liggen , opteraapen. Gy kunt ligtelyk denken, hoe veele ongelukkigen by deeze gevaarlyke visfehery het leven infehieten : en nogthans ontzien onze tedere Dames niet, om den prys van het leven deezer ellendelingen als een verfierfel aan den hals en de armen te draagen ! diëgo kolumeus geloofde , dat die arbeid voor de Indiaanen , welke geoefend waïen in 't zwemmen en duiken, gemakkelyker zou  C 396 ) xou zyn, dan het opdelven van het goud. Hy zond uit dien hoofde een aantal derzelven, met de daartoe noodige Europeaanfche opzieners naar Kubagua, alwaar zyn vader reeds ontdekt had, dat de zee hier zeer ryk aan paerlen zyn moest. Het voordeel , 't welk uit deeze visfchery ontftond, zo wel voor den Koning, als ook voor den Stedehouder, was verbaazend groot; maar de ongelukkige Indiaanen , die daartoe gebruikt wierden, kwamen by zulk eenen ongezonden en gevaarlyken arbeid voor 't grootfle gedeelte om; en de volflaagen onvruchtbaarheid van dit eiland noodzaakte de volkplanting, om hetzelve binnen eenen korten tyd weder te verhaten , en zich ter wooning naar het naby' oelegen eiland Margarita te begeeven. Omtrent deezen tyd was het, dat B'ügo ook het eiland Jamaika in bezit nam; daar wierden volkplantingen aangelegd, en de inboorlingen zagen zich gedoemd tot hetzelfde harde lot, het welk hunne Indiaanfche broeders op Hisjianïó'.a en Portorico reeds in vrorger tyd had getroffen. Nu kwam de beurt aan Kuba. jy'ügo droeg de verovering van hetzelve op aan "zekeren Telat-  ( 39? ) Velasqutz. een man, die by vcrfcheiden gelegenheden reeds in den leeftyd van k o l u m 'bus met veel roem had uitgemunt. Eene meenigte van menfchen, die by deeze onderneeming hun geluk meenden te maaken , voegde zich by hem; en Velasquez landde met hen op de oostlyke punt van Kuba. Deeze landftreek wierd in dien tyd geregeerd door eenen Katfchik , genaamd Hatuei, welke de flaaverny op Hispaniöla ontvlucht was, cn hier zyne woonplaats had genomen. Deeze , een gezwooren vyahd van de onderdrukkers zyner natie, had reeds lang een bezoek van dezelven verwacht, cn hield hierom altyd befpieders op Hispaniöla, om vroegtydig genoeg gewaarfchuuwd te worden, wanneer het gevaar, 't welk hem dreigde, mogt uitbarsten. Thans ontving hy bericht, dat het gevreesde ongeluk voor de deur was. Hy riep fchielyk zyne onderdaanen en zyne bondgenooten byëen , ontdekte hen het gevaar, het welk hun allen boven 't hoofd hing', en moedigde hen aan, om hunne vryheid tot den laatften droppel bloeds te vérdeedigen. Allen beloofden ecnpaariglyk, zyn voorbeeld te zullen volgen. „ Goed,  C 393 ) - ,, Goed, zeide daarop Hatuei, maar ééne '„ zaak is nog volftrekt noodig, myne goede „ lieden ! indien onze poging , om deeze wreedaards van ons afteweeren , niet vruch,5 teloos zal vcezen. Weet gy, waarom zy „ tot ons komen ? Om by ons bunnen God „ te zoeken. En zo het u nog onbekend ,-, m'ogt weezen, wie deeze hun God is ? Ziet „ hier! hier is hy!" Dit zeggende, vertoonde hy een mand vol goud , en verzekerde , dat dit onnut metaal indedaad de Godheid was, waarvoor de Christenen alles waagden, en dat zy ook wenschten dit eiland in bezit te neemen, om deezen God te zoeken. ,. Laat ons haasten, zeide „ hy, om deezen afgod der Spanjaarden een „ feest te vieren, om ons van zyne befcher„ ming te verzekeren !" En terftond begon men, volgens de gewoonte der Indiaanen, rondom de mand te danfen en te zingen. Deeze plegtigheid wierd volgens de gewoonte van het land 20 lang voortgezet, tot dat het geheel gezelfchap laat in den nacht van vermoeidheid en dronkenfehap, de een voor, de andere na, nederviel. Des anderen daags vergaderde Hatuei zyne Indi-  C 399 ) Indi aanen andermaal, en zeide : dat het hem in de gedachten was gekomen, dat zy, onaangezien de eer, welke zy den Spaanfchen ' 1 afgod hadden beweezen, nogthans niet veilig zouden zyn, zolang hy nog op hun eiland was. „ Te vergeefs, riep hy, zult gy trach„ ten, dcnzelven te verbergen! Al ware 't „ ook, dat gy hem mogt inflikken, zy zou„ den u openfnyden, en hem in uwe inge„ wanden zeeken. Welaan , laat ons den- ; „ zeiven diep in den afgrond der zee werpen, „ opdat 'er op ons eiland niets van hem te „ vinden zy ! " Deeze raad wierd terftond achtervolgd; elk liep fchielyk, om zyn goud te haaien, en al wat men 'er van kon vinden, wierd in zee geworpen. Desniettegenftaande zagen zy kort daarna de Spaanfche vlaggen op hunne kust waaijen. Hatuei ging hen mer veel moeds tegen; het kwam tot eenen veldihg; het volk van dien ongelukkigen Indiaanfchen Koning wierd na eene korte tegenweer op de vlucht geflaagen, hy zelf wierd gevangen genoomen, en , tot een affchrikkend voorbeeld voor alle de overige Katfchiken, veroordeeld, om levendig verbrand te worden! SOM"  ( 4oo ) «ommtgen. O welke verfoeijelyke one» «arde menfchen! vad ek. Hy Hond reeds op dehoutmyt, aan een paal, gebonden, toen 'er een Franciskaaner monnik tot hem trad, om hem de plaats der gezaligden na den dood, den hemel , te befchryven. „ Zyn 'er ook, vraag„ de de Katfchik, Spanjaards in deeze geluk„ kige plaats ? Zekerlyk, antwoordde dc „ monnik; maar geen andere, dan °oeden. De allerbeste, zeide Hamei , deugt „ niets; ik vrees voor eene plaats , waar ik „ duchten moet, van ooit een enkelen Span„ jaard te zullen aantreffen! " Dit fchrikkelyk voorbeeld van ftrengheid jaagde alle Indiaanen op het eiland Kuba zulk eenen fchrik aan, dat zy 'er in 't vervolg niet meer aan dachten, om tegenftand te willen bieden, maar dat zy zich veelmeer allen vrywillig aan het Spaanfche juk onderwierpen. .Op die wyze veroverden de Spanjaarden binnen weinige 'dagen een van dc grootfte en fiaaifte eilanden in de waereld, zonder daarby éénen man te verliezen. In deezen tyd wierden 'er ook verfcheidene reizen gedaan naar het vaste land, 't geen reedj  C 401 ) reeds door kolumeus ontdekt was, en men maakte toen ook reeds een begin, om 'er Spaanfche volkplantingen op aanteleggen, en de inboorlingen onder het juk te brengen. Maar dit zal ik u op eenen anderen tyd verhaaien. Ik moet echter nu reeds eene andere merkwaardige gebeurtenis, welke in dien tyd gefchied is, by dit myn verhaal voegen. Ponce, de veroveraar van het eiland Pertorïco, had van verfcheidene inboorlingen een verdichtfel gehoord , het welk van dit volk voor waarheid wierd aangenomen. Ingevolge van dit verdichtfel moest 'er ergens in het noorden een eiland, en op hetzelve een wonderdaadige put zyn, wiens water de zonderlinge kracht had, om allen, die zich daarin baadden, weder jong en fterk te maaken. Hoe laf dit verdichtfel ook was, het maakte evenwel dc geheele nieuwsgierigheid van den ligtgeloovigen Psnce gaande, en hy befloot kort en goed, om deezen wonderbaaren put optezoeken. Met dit inzicht zeilde hy van Porterico af, zette zynen koers, ingevolge het oude zeggen, naar het noorden omtrent de Lukaïfche eilanden en, nadat hy tot op den zesentwinz. pssi. Bb tig-  (4°0 tigïfen graad nöordcr breedte was gekomen, en zynen loop van liier af westwaards nam , Vond hy tot zyne gioote blydfchap — f r e é a i k. Den put ? vader. Neen ; maar een groot fchoon land , waarvan wy thans weeten , dat het een gedeelte is van het vaste Noord- Atne, ka, en aan het welk Ponce, in dien tyd, den naam Van Florida gaf, of uit hoofde , dat het een ongemeen bloeijend land fcheen te zyn, ot dewyl de ontdekking juist gefchiedde in eenen tyd, die in Spanje Florida genoemd wordt, naamelyk kort voor Paasfcheri, op den zogenaamden Palmzondag. Dus moest een enkel dwaas verdichtfel aanleiding geeven tot eene zeer gewigtige ontdekking! Nu vestigden de Spanjaarden hunne oplettendheid op een ander gewest der waereld, *t geen hen tot dus verre geheel onbekend was gebleeven. Men had reden tê vermoeden , dat 'er ook onder die hemelftrcek:, waaronder het groot en ryk Msxuo ligt, land moest zyn; maar niemand had tot hiëftoe de proef genomen om het optezoeken. Thars Zou die proef genomen word*n ; en hier treedt nu eensklaps dc merkwaardige man ten toon-  C 403) toonneele, wiens naam ik u tot hier toe nog niet heb genoemd. sommigen, felkdnderen toewenkende) Ha, ha ! nu zal 't 'er op los gaan! PUTEI, O maar fchielyk , Vader lief! wie was 't dan? k o r t e s! antwoordde de Vader; — ctt daarmede was de vertelling geëindigd, EINDE.