EERSTE DEEL»   MEMORIE N* DIENEN DE TOT OPHELDERING* VAN HET GEBEURDE, GEDUUR.ENDE den LAATSTEN ENGELSCHEN OORLOG, DOOR Mr. JOACHIM RENDORP» VRTHEER. VAN MARQUETTE, ENZ. ENZ. EERSTE DEEL. te AMSTERDAM, b* JOHANNES ALLART, MDCCXCII.   INLEIDING. IVÜyn voorneemen is een helderer licht te doen fchynen, over het begin en het eindigen des laatften Engelfchen Oorlog: voornaamlyk over eenige byzondere Gebeurtenisfen, die geduurende denzelven plaats hebben gehad: zonder dat ik doch een aan ééngefchakeld verüag zal doen, van de bedryven der Oorlogende Mogendheden , die deel aan deezen Oorlog gehad hebben; daar dceze waereld-kundig, en door andere Schryvers te boek zyn gefteld. Ik wil boven al myne Leezers mededeelen, die omftandigheeden, die zelden by anderen, dan die in 't beltuur der Zaaken geweest zyh, bekend zyn. Doordien ik in 't begin van 1781 Burgemeefter ben geworden, heb ik daartoe gelegenheid gehad: en vley my dus, dat'de openingen die ik geeven zal, de oplettendheid myner Leezers zullen verdienen , en teffens ftrekken, om te doen verdwynen de vooroordeelen, die zommige zig bevlytigd hebben te doen opkomen: waardoor het beftaan vag eenigen ten Hemel verheeven, en dat van anderen, als verderffelyk voor den Lande, uitgekreeten is geworden: daar men deezen in Couranten , Weekbladeren en naanalooze Gefchrif- I. deel. A ten,  * INLEIDING. ten, op eene verregaande wyze heeft laten befchimpen en hoonen; met geen ander oogmerk, dan om te benemen alle achting voor bun moreel Cara&er, en alle vertrouwen op hunne beftiering. Alle die niet hebbén willen medewerken tot oogmerken, die in 't begin vyel onder den fchyn van Vaderlandsliefde, en van het voorneemen om des Ingezetens gerechtigheeden te handhaven tegen den machtigen invloed van den Stadhouder bedekt waren, doch waar van de fchadelykheid allengskens openbaar geworden is: alle die voorzagen, dat wanneer eens de yver van de Gemeente gaande zou zyn gemaakt, dezelve niet langer beftuurd zou kunnen worden , eri dat als dan eene volftrekte Regeeringloosheid zou gebooren worden, \vierden ten toon gefteld, als laage Vleyers, als Slaaven van den Stadhouder, als Verraders van hun Vaderland, als Pesten die men uit de Regeering en uit het Land moest verbannen. Ik hadde meerder dan andere myner Mederegenten te lyden van die razerny. In 't einde van 't Jaar' 1781 toen het Cabinet van Verfailles voornaamlyk begon te yveren , en van deszelfs verkreegene invloed gebruik, te maken, om alle afzonderlyke handeling met Engeland te beletten, en ons in den Oorlog, die»  I N L E I D I N O. S dien men ons berokkend had, te houden, heeft men reeds getracht, dewyl ik die maatregelen niet blindelings wilde goedkeuren, my verdacht te maken, met my te doen voorkomen als een Anglmam, als eenen die de oprechte Vaderlandfche gevoelens had verhaten, en op eene laage wyze trachtte , de gunst van den Stadhouder te winnen. De Schryver van een fchandelyk Weekblad, de bekende Politieke Kruyer, de onbefchaamde Schryvers en Uytgeevers van de Hiftorifebe , Nederlandfcbe, Vaderlandfcbe enZuidhollandjche Couramen, [muntten geduriglyk uit in my op eene verregaande wyze te lasteren, te befchimPen, en te beliegen. Ik was een Verraader van mYn Vaderland , eerloos en meinëedig : met den bynaam van Bruggemaaker wilde men my befpottelyk maken, en verneederen met dien van eenen Brouwers Zoon. -' Di* alles zoo het fclieen was ik verfchuldigd aan het febryven van een briefje aan den Buigemeester Temmïnck, die des tyds op den Dagvaart was , terwyl ik in Gecommitteerde Raaden zat. In dit briefje vroeg ik dien Heer, of hy al wist dat Gyzelaar en Visfcber, den Generaal Dundas, laast naar Engeland verreisd, gelast hadden , om met het Ministerie aldaar over A 2 Vre-  4 INLEID ING. Vrede te handelen: in zodanige of diergelyfce woorden in fubftantie. Tot dat fchryven had gelegenheid gegeeven dat op een ochtend by my was gekomen een Man van aanzien, die my die zelfde vraag deed: myn antwoord was geweest, neen, nog dit niet te geloven, om dat ik begreep, dat die twee Heeren beide bet Systema van Frankryk te veel waren toegedaan, om Vrede met Engeland te zoeken. Dan die Heer, die betrekkingen had, door welke hy van 't geen Dundas in Engeland zou kunnen betracht hebben, onderricht kondezyn, verzekerde my dat het doch zoo was. Na dat hy was heen gegaan, dacht ik, dat zeldzaam nieuws aan den ouden Burgemeefter te moeten melden, en fchreef het op een ftukje Papier, dat ik hem, alleen toegevouwen doch onbezegeld, toezond. Het antwoord was, dat hy het om dezelfde redenen die ik had,'niet geloofde. , Hoe of de inhoud van dit Briefje aan den Schryyer van te Politieke Kruyer, 0f om beter te zeggen, aan zyne Befïuurders gekomen is, weet ik niet. In 't Schendblad wierdt voorge' geeven, dat de gefcheurde ftukjes op de trap. pen van 't Stadhuis gevonden waren. De Burgemeefter Temminck, die ik 'er naar vroeg, zeide  INLEIDING. 5 de my er niets van te weeten, maar verzocht teffens dat ik er niet meer van fpreeken zou. De Man was 82 Jaaren. Maar wat daar van ook heeft mogen weezen, weinige weeken liepen er voorby, of ik wierd in het 83 Nummer van den zoogenaamden Politieke Kruyer, deerlyk over dat Briefje doorgeftreeken; en voorgefteld als de zwaarfte misdadiger; als een trouwloos en meinëedig Mensen, een fchandvlek voor myn Vaderland, dewyl ik de roekeloosheid had gehad, de geheiligde Perfoonen van de twee voornoem? de Penfionarisfen aan te randen. Het is den Mensen wel eigen, niet ongevoelig te zyn aan lasteren, fchelden, befpotten en befchimpen: maar die aandoening verliest aanmerkelyk van haare kracht, wanneer zulks door verachtelyke Lieden, en zonder fchyn van reden gefchied. Een Schryver van den Politieke Kruyer, eexiFynje, een Schuurman of Noms, een Costerus of Paling, Schryvers, Drukkers of Uitgeevers van de Hiftorifche, Diemermeerfche en Zuidhollandfche Couranten, en andere Nieuws- en Weekbladfchryvers, konden wezentlyk geen eerlyk Man deeren; zy vereerden die zy laakten, en onteerden die zy preezen: noodlottig alleen was bet, A 3 dat  O INLEIDING. dat daar veele, en de meefte van die Papieren, of met publieke Autoriteit, of ten minften met toelaating der Regeering verfpreid en verkocht wierden, de goede Gemeente in de waan moest vallen, dat, dewyl de Achtbaarden befchimpt en befpot wierden, zy dit minder of meerder verdiend hadden. Ik tvvyffel geenzints, by voorbeeld, of veele hebben gedacht dat de Schimpnaam van Bruggemaker my met reede gegeeven was, om den lpot met my te dry ven, als Ordonnateur of Arm chiteü van zekere Brug, die geduurende eenigen tyd over het water voor het NieuweWerkhuis geleegen heeft. Het verwyt zou waarlyk niet groot zyn geweest, dewyl een goed Regent, in der daad een Hechte Bruggemaaker kan weezen: maar dat verwyt was noch onverdiend. Ik heb aan 't lig. gen van deeze Brug, geen ander deel gehad, dan dat in 't Jaar 1779 •> toen ik in geene hoegenaamde Stadsbediening was, my door Heeren Burgemeefteren vertoond, en myne gedachten gevraagd zynde geworden, over de Concept Tekeningen van evengemelde Huis, ik heb doen opmerken eenige gebreeken in de Ordonnantie: als, de nutteloosheid van zoo veel plaats voor de Vertrekken der Regenten: de naauw- te  X N L E I D I N C, 7 te der Binnenplaatzen, waar door ze te wei. I Zon konden krygen: de bekrompenhe d Jt voornaamfte Trap: de nuttelooze uitgeLkcheid der Muur die het Gebouw omnngt. de minder gefchiktheid van de P^"£^ danig Gebouw, dan het Bolwerk, dat door de Heeren Thefaurieren daartoe was aangeweeZen. Doch de meeste van die gebreeken konden niet verholpen worden, om dat de Fun damenten gelegd, en de Verdedingen van het Gebouw gemaakt waren. Verders deed k by di gelegenheid mede opmerken, dat dewyl men goed gevonden had, den voornaamen ge" van het Gebouw, van de Stad af naar de Plantagie te ftellen, de voornaame toegang mede uit de Plantagie moest zyn. en dat het dus zeer ongefchikt zou weezen, dat men aan den voornaamen Ingang van zoo een aanzienlvk gebouw zylings zou komen. Burgemeesteren en Thefaurieren keurden myne aanmerkingen goed: aan dezelve wierdt zoo veel mogelyk voldaan, en door hun Ed. Gr Achtb. enEd.Achtb.tefTensgerefolveerd, dat men direa nit de Plantagie, vlak over den voornaamen Ingang, over eene Brug zou komen Maar het zamenftel van die Brug, de wyze op welke die gemaakt is geweest, de onA 4 se"  8 INI'EIDING. geryflykheid die voortkwam uit het plaatfender Boogen, is geenzints aan Heeren Burgemeefteren of Thefaurieren, veel minder aan my, die er zig verder niet mede .gemoeid heeft die daar geen zeggen in hadt, dewyl ik noch Burgemeefter noch Thefaurier was coen de Refolutie om de Brug te maken genomen is , te wyten» Wat myne Geboorte aangaat: het is in eene Republiek die alleen haar Opkomst, Welvaart en Beftaan aan den Koophandel en Zeevaart verfchuidigd is, eigen, dat geftadig Lieden die door hunnen arbeid en vlyt tot groot vermogen gekomen zyn, 't zy direa daar doo_ of door aanhuvvelyken, tot Eerambten bevorderd, en met de aanzienlykften van den Lande als gelyk gefield worden. Veele zoo niet de meeste van die geflachten, die nu onder de aanzienlykfte geteld willen worden, zyn »i dat geval: en a!s men een eeuw of anderhalf agter uit rekend, zou zekerlyk een deel yan dien luifter die hen nu doet flikkeren verdvvynen. Doch 't zy verre dat zulks in ons Land tot oneere zoude ftrekken: een Ingezeten die door zyne nyverheid uit kleine beginfelen tot groot vermogen gekomen is, die met zyne winnende hand duizenden aan de  INLEIDING. 9 de kost geholpen heeft, is een vry nuttiger Lid der Maatfchappy, dan die, welke geduurende eeuwen, als by opvolging, door den invloed hunner Ouderen of Nabeüaanden, tot Eerambten bevorderd zyn geworden. Aan iemand dierhalyen in ons Land zyne geboorte te verwyten, als hy anderzints achting waardig is, is belachlyk, en kan niet opkomen dan in laage Geeften. Hoedanig dan myne Geboorte ook zou mogen weezen , zou ik geene geringe doch eerTyke Ouders verzaaken: en voornaamlyk niet, om dat zy eene Brouwery bezeeten hadden; daar de aanzienlykften van onze Stad, altyd in dat geval zyn geweest, en noch zyn. \ Zou niet pasfelyk weezen, hier een verflag te doen van myn Gellacht: maar 't zy verre dat ik my hetzelve zou moeten fchaamen. 't Is nu ruim tweehonderd Jaaren geleeden, dat myne Voorouders uit het Hertogdom Lu« nenburg, in Holland gekomen zyn: aldaar aanzienelyke Goederen gekocht hebben, en dat een derzei ven, met eene Dochter uit het Amfterdamsch Gellacht der Bikkers getrouwd zynde, zig met der woon in deeze Stad heeft ter nedergezet: en offchoon zy Luthersch of Remonftrants zynde geweest, niet voor 1640 in As de  ÏO INLEIDING. de Regeeringe zyn gekomen, zyn ze doch fteeds in aanzien, en mee de beste Gedachten door huwelyken vereenigd geweest. Deeze toeftel, te belachlyk en te gelyk te verachteiyk om er lang by ftil te ftaan, wierd ondertusfehen aangelegd, om my te doen voorkomen als een Ambitieus Mensch, die om Eerambten te verkrygen, niets naliet. Men verweet my onder anderen zekere Reis naar de Helder, (a) Men waande dat ik daar na toe was gegaan, om te verkrygen (Zyne Hoogheid was toen daar) het Ambt van Reprefentant in de Admiraliteits Collegien. Wat men gedacht heeft dat deeze Reis daar toe zou hebben kunnen doen, heb ik nooit kunnen bezeffen: ik kon genoeg gelegenheid vinden, om Zyne Hoogheid daar over te onderhouden , zoo ik iets dergelyks gezocht had. Maar 'r zy verre dat ik ooit een Ambt van zoo veel bödènkelykheid verlangd hebbe: ik zeg van zoo veel bedenkelykheid, om den afgunst aan hetzelve verknogt. Nimmer heb ik verlangd met eenig voordeelig Ambt bekleed te zyn: veel min iets gevraagd. Voor 't geen (a) Van deeze Reis en deszelfs oogmerk zal in 't vervolg nader gefprooken worden.  INLEIDING. II geen ik ben, heb ik verplichting aan niemand, dan aan mynen Vader, en aan mynen Oom den Burgemeefter Calkoen. Door hunnen invloed ben ik Scheepen, Meefter-knaap van Holland, en Directeur van Surinamen geworden: myne Cornmisfien in de Hollandfche Rekenkamer; daar na het Burgemeefterfchap; vervolgens de Commisfien in Gecommitteerde Raaden, en in de Admiraliteit, ben ik aan de fchikkingen die in de Regeering van onze Stad plaatshebben, verfchuldigd. Gezegend met genoegzame middelen, heb ik'geene lucrativc Ambten nodig: en wat de Eere aangaat, zoo heb ik, tot dus verre, het Burgemeefterfchap myner geboorte-Stad aanzienlyk genoeg gefchat, om in den kring in welken ik gebooren ben, boven 't zelve in ons Land niets te ftellen. Ook is my van myn Jeugd af, door eenen allerwaardigften, en onbaatzuchtigften Vader ingefcherpt, en hoop het mynen eenigen Zoon ook in te boezemen, dat geen ingezeten van een vry Land, die genoegzaam van middelen voorzien is, wil hy waarlyk vry en onafhangelyk blyven, trachten moet Ambten of Bedieningen door gunst te verkrygen: dewyl hy door die gunstbewyzingen zich altyd minder of meerder verplicht maakt, en zich dikwyls in gevaar ftelt,  ra INLEIDING. ftelt, of minder rondborftig zyn gevoelen te kunnen zeggen, of van ondankbaarheid beticht te worden. Maar eene der voornaamlie befchuldigingen die tegen my ingebracht wierd, was die van Anglomanie. Ik beken zeer gaarne, dat ik den Oorlog met Engeland, in deszelfs oorfprong, voortgang en einde, als roekeloos ondernomen, flecht gevoerd, en fchandelyk geëindigd , volkomen heb afgekeurd: dat ik gaarne zou gezien hebben, dat men getracht had, door afzonderlyke handeling, eene betere Vrede te verkrygen: of dat men ten minften niet door een roekeloos vertrouwen op het Hof van Verfailles, zich in de noodzakejykheid had gebracht, om zoodanige Vrede te moeten aanneernen, als dat Hof ons daarna heeft opgedrongen : en dat ik nimmer met goede oogen heb kunnen aanzien, dat men de Republiek aan het welgevallen van evengem. Hof, kwanzuys uit erkentenisfe voor dienften bewezen in eenen Oorlog, dien het ons voor een gedeelte op den hals had gehaald, wilde onderfchikken, en van 't zelve veel afhangelyker maken, als zy immer van dat van Engeland geweest was. Maar zoo in my was opgekomen eenige byzohdere bereidwilligheid voor Engeland; eenig by-  INLEIDING. 1^ byzonder inzicht van voordeel; van vermeerdering of ftaving van invloed ; eenige laage toegevenheid voor de wyze van denken van den Heere Stadhouder; zou ik my zeiven verachten, even als ik veracht zoodaanige, die uit eigen voordeel, en tot bevordering van hunnen byzonderen Koophandel, Staatzuchtige inzichten, of wat des meer is, het vuur des Oorlogs in *t begin hebben aangeftookt; die daar na Frankryk naar de oogen hebben gezien; dit met deszelfs Ambasfadeur over de geheimfte Staatszaaken gehandeld hebben ; die eenige woelzieke Vreemdelingen begunftigd hebben, om door deeze de gisting der gemoederen te vermeerderen; en die voorts door alle zoorten van kunftenaryen getracht hebben tot hunne oogmerken te komen: oogmerken die, zoo als 'c daar na gebleekenis, geen andere waren, dan om de Regeeringsform te veranderen, en alles 't onderst boven te keeren. De naam van driflrocraat, dien men mydaar na mede heeft toebedeeld, was toen noch niet in de Mode. 't Is zeker dat dezelve als een Schimpnaam gegeeven is; en by aldien men daarmede bedoelde , eenen, die van oordeel was, dat in ons Land den Burgeren geen meerder of grooter invloed in de benoeming der Re-  *4 INLEIDI NG. Regenten, of in 't beftuurderzaakentoekomt, dan dezelve zedert de oprechting der Republiek, ingevolge de Privilegiën der Steeden, zoo in Stadhouderlyke als Stadhouderlooze tyden, gehad hebben, kan ik niet ontkennen, dat die Tytel niet ten onrechte aan my gegeeven is. Het eenigst doel van alle Regeeringen is, het meest mogelyk welzyn der Leden , die onder de Maatfchappy behooren: zoo deeze gelukkig zyn, en hun gelukftaat door eene beftendige ondervinding beftempeld is geworden, zoo wordt de vraag, of eenige andere Regeeringsform, dan die, onder welke die Leden leeven, beter zy, eene zuivere befchouwende quxstie. Dit hadden de Hoofden der geenen, die in de laatfte onluften het niet onduidelyk op de verandering der Conftitutie hebben toegelegd, ten minfte zoo zy in de goede trouwe waren, in den beginne behooren onderzocht te hebben. ' Wie zal ontkennen dat in onze Regeeringsform veele gebreeken zyn? Dat de Stadhouders te meermaalen de paaien van hun wettig gezach, dat niet duidelyk genoeg omfchreeven is, zyn te buiten gegaan. Dat in Stadhouderlooze tydea, de Regenten dikwyls door Sce-  INLEIDING. 15 Stedelyke, ja byzondere inzichten vervoerd, het algemeene welzyn verwaarloosd hebben? Dat het zamenftel van onze Regeeringsform, in veele opzichten, zoodanig is, dat het beftuur der Zaaken daar door dikwyls gebrekkig word. Ik wil dus gaarne bekennen, dat 'er eene betere Regeeringsform zou hebben kunnen uitgedacht worden. Maar de vraag is, zou het geluk van Land en Ingezeetenen , door verandering te maken in de tegenwoordige Conftitutie, vermeerderd zyn geworden ? of zoo men dit al wilde onderftellen, zou men zich hebben kunnen vleijen, dat die zedert meer dan tweehonderd Jaaren op den tegenwoordigen voet gevestigde Conftitutie zou kunnen veranderd worden, zonder het Land eene fchnfc te doen ondergaan, waar door ten minlien voor eenen geruimen tyd, alle de deelen van het publiek beftuür, op losfe fchroeven zouden gefield zyn geworden? En eindelyk,«zouden de In- en Opgezetenen in 't algemeen, ik meen de Gegoeden, (ik fpreek niet van de heff,) met den invloed, met eene zeer onbepaalde uitdrukking veelal de Volks invloed genaamd , dien men hun geven wilde, gelukkiger zyn geweest ? dat is, zou onze Koophandel bloeijender, onze Perfoonen en Goederen meerder  ï6 \ w l e i h i n g: der voor alle geweld gedekt; in één woord j ónze Burgerlyke Vryheid grooter zyn geweest,' dan in de 200 Jaaren, die ftaande de tegenwoordige Conititutie verloopen zyn? Men fchreeuwt zeer tegen Familie Regeeringen: 't zy verre dat ik goedkeure, dat men denkt alleen Regent te zyn, om zyne JNabeftaanden te bevorderen: maar zou het beter gaan, als de Verkiezingen door de Burgers gefchiedden? zyn de meeste der gemeene Burgers , en deeze zouden zekerlyk het grootfte getal in de Verkiezingen uitmaaken, in ftaat, om van de hoedanigheden tot het beltuur der publieke Zaaken nodig, te oordeelen? Zoude niet het gros der Kiezers, door kuiperyen , of door den invloed van eenige weinigen beftuurd worden ? en hebben wy laatflelyk niet gezien, welk flag van Lieden het vertrouwen der meenigte hebben weeten te winnen? Zou men-kunnen verwachten, dat als dan waardiger en kundiger Regenten zouden verkoren worden? zouden die geene, die door hunne kuiperyen de Gemeente zouden beleezen, of de gunftelingen der geenen, die zig als beHuurders van de menigte zouden opwerpen, tot de Regeering beter gefchikt zyn, dan die 'er tegenwoordig door den invloed van zyne Hoog-  INLEIDING. 17 Hoogheid, of van hunne Nabeftaanden inkomen? Alle daaden die niet gefchieden kunnen, zonder tusfchenkohist der menfchelyke hartstochten, zullen meestentyds, zoo niet altyd, gebrekkig zyn: en dus is 't immers met het begeeven van Ambten en Bedieningen geleegen: gunst zal daar in altyd plaats hebben, 't Is zeker dat nergens eene beetere en gefchiktere wyze van begeeven van Ambten zou kunnen zyn, dan daar dezelve aan eenen is toebetrouwd, dewyl de byzondere betrekkingen van deezen tot alle de Leeden der Maatfchappy, volftrekt minder moeten zyn, en hy dus onzydiger; zoo de ondervinding niet geleerd had, dat die betrekkingen gemultipliceerd worden, door bet getal der geenen, die byzonder in de gunst ftaan: en dat in de daad niet de Vorst, maar zyne Gunftelingen de Ambten begeeven. . Men befchouwe de zaak eens met een Historiekundig, en onpartydig oog : wie hebben in ons Land, in de onderfcheidene Staats-omwentelingen, den kreet doen opgaan? Ik meen in Stadhouderlooze tyden, de vrienden van 't Huys van Oranje die buiten bewind waren, of hun gezach wilden vermeerderen met 's Vorften bevordering: en in StadhouderlyI. Deel. B ke,  38 INLEIDING. ke ,r die geene, die naar hun inzien geen gezach genoeg in de Regeering hadden, of den Stadhouder wegens eenig ontvangen leed, een kwaad hart toedroegen. De eerfte deeden roepen, (want zy gaaven den toon aan de Volksftem,) dat eigenbelang alleen betracht, en 's Lands zaaken verwaarloosd wierden. De andere, op hunne beurt, dat de Vryheid in gevaar was, dat de Stadhouder de Privilegiën en Gerechtigheden met de voeten trapte. Ondertusfchen hoe is 't in ons Land gegaan, onze Perfoonen, onze Goederen zyn immers in Stadhouderlooze en Stadhouderlyke tyden even zeker geweest, en de geringde Ingezeeten heeft , veilig voor de oppermacht der aanzienlykften, in zynen flaat een gerust leven kunnen leiden. In Stadhouderlyke en in Stadhouderlooze tyden, heeft de Republiek fchitterende oogen-blikken gehad: maar opmerkingwaardig is het, dat die fchitterende oogenblikken, in Stadhouderlooze tyden, daar zyn geweest, wanneer het voornaam beduur der Regeering geweest is in handen van eenen, of eenige weinigen, die door hunnen invloed met de daad het Stadhouderlyk gezach hadden, en daardoor in  INLEIDING. 19 in Haat waren, om de veelvuldige raderen, van 't algemeen beduur, die door zoo veele handen gedraaid worden, tot één einde te doen beweegen. Deeze opmerking, die zoo ik vermeen, op de gefchiedenisfen van ons Land, gegrond is, heeft my, zeedert ik eenig inzien in 's Lands zaaken heb gehad, doen befluiten, dat het Stadhouderfchap een noodzaaklyk onderdeel Onzer Conftitutie is: en dat, offchoon er tyden zyn geweest, dat men vermeend heeft eenen Stadhouder in deszelfs onderfcheidene hoedanigheden te kunnen misfen, die tyden altoos met oproer en geweld, een einde hebben genoomen, eensdeels, om dat het Nederlandsen Volk, in 't algemeen, van hunne jeugd af, voor het Huis van Oranje voor- ingenoomen wordt: anderdeels, om dat de geenen, die geen deel aan de Regeering, tersminften niet naar hun genoegen hebben, geene geleegenheid laaten voorby gaan, om van die geneigdheid van 't volk gebruik te ma'aken, in hoope van op hunne beurt de zoetigheid en voordeden der Regeering te zullen genieten. Van dit zoort van baatzuchtige menfehen, want zoo moet men ze doch noemen, moeten onderfcheiden worden die geene, diewaar- b 12 iyfc  20 INLEIDING. lyk hun Vaderland lief hebben, die zonder baatof ftaatzucht zyn, doch met verheevene denkbeelden het beftuur der publieke zaaken befchouwen. Zy zien de feilen die er in zyn: zy trachten naar beetering: maar eylaas! zy verliezen uit het oog, dat die volmaakte bev ftuuring, die zy voor hun Vaderland verlangen, niet mogelykis: of dat, zoo men dit al eens wilde ftellen, óm ertoe te komen, middelen gebruikt zouden moeten worden, door welken bet Gemeenebest gevaar zouloopen, 't onderst boven gekeerd te zyn, voor dat het gewenscht einde zou kunnen bereikt worden. Met reede heeft Huygb de Groot ergens aangemerkt, dat men vermyden moet van oude Regeerings verordeningen af te gaan: dat zulke veranderingen gevaarlyk zyn, en bet veiliger is, zich naar de gebreken te fchikken, daar''tvolk aan gewend is, dan naar de vervormingen te trachten. Zit daar myne wyze van denken: is dezelve Ariftocratiscb? het zy zoo! maar zoo men door Ariflocraat verflaat eenen die uit eigen belang of ftaatzucht zyne bevordering in de Regeering zoekt; die in 't beftuur zich zeiven alleen en niet het gemeene best befchouwt; die zyn gezach en invloed alleen be-  I N T, E 1 D I N G. 2T befteedt om de zynen te [helpen en te begun ftigen; dan vraag ik, en doe het met gerustheid, welk eerlyk mensch durft my dien tytel geven ? Maar hoe verachtelyk het geblaf van hetgefpuis dat my aanrandde ook weezen mochte, zoo heeft het my leed gedaan, ja van harte leed gedaan, by deeze gelegenheid ondervonden te hebben, dat ik als Burger, als Ingezeeten van eene Stad en Land, alwaar de genngfte tot dus verre altyd eene heul gevonden had by de onbefprokene bedeeling van het recht dat hun toekwam, tot dat recht nutteloos myne toevlucht zou genomen hebben. Ik wil niet ontveinzen, dat in 't begin, toen de fielten eerst begonden hunnen gruwelyken laster uit tefpuwen, ik gaarne gezien zou hebben dat hunne eerloosheid, en voornaamlyk die van den Politiek* Kruyer, en van zynen uitgeever Jan Verkm, anderen ten voorbeeld volgens de wetten van den Lande geftraft waren geworden : ik had gaarne gehad dat de geen onder wiens hoede de goede naam, de goederen en het leven der Ingezeetenen gefield zyn, de Hoofd-Schout onzer Stad als de geen aan wien de Hoge-Overheid haar recht heeft toevertrouwd om alle verftoorB 3 ders  22 I NLEIDING. ders van publieke rust te vervolgen en te . doen ftraffen, my in deezen te hub gekomen was. Dit was voornaamlyk , mpj's: oordeels , den Graaflyke Officieren opgelegd by het Placaat van 7 Maart 1754, het welk door dat van 19 Oftober 1781, beneffens alle vorige Placaten en Ordonnantiën tegen het drukken en divulgeeren van calunmieufe gefchaftcn, des noods, vernieuwd en bevestigd was geworden. Maar niettegenftaande , de aliezints , tenminften zoo als 't my voorkwam, duidelyke beftelling der Placaten, moest ik met leedwezen ondervinden, dat de 1 verwachting die men had van de Administratie der JuiHtie, zoo gering was, dat men niet op zich durfde neemen, om recht te vorderen. — Men wees my naar de ordinaire Juftitie : daar kon ik eene Jbtio hjura inftituëeren, en dus aan myne Erfgenamen overlaten, een geding, dat m» gelyk by hunnen dood niet geëindigd zou zyn. En dat was de weg dien men algemeen aanwees, aan de geenen die door de Courantiers, en de bekende Week- of Maand- Blad-Schryvers, in hunnen goeden naam op het grievendst beleedigd waren. Men beweerde, dat de Graaflykheids Officieren niet gefchikt waren, om daar  ï N L E 1 D I N G. 23 daar over eenige aftie, hoe klaar de bewyzen ook waren, te inftituëeren. Ik ftelde tevergeefs voor, dat zulks noch billyk noch rechtmatig was: dat alle Ingezetenen , van den voornaamften af, tot den geringften toe, recht hadden om zoo wel tot befcherming van hunnen goeden naam als tot die van hunne goederen, het pubhek gezach in te roepen: - dat het vreemd zou klinken, dat een Graaflyk Officier aan wien ik eenen gepleegden diefftal, met aanwyzing des dief's, aangaf, my zeide: 'tismy leedmaar ™ kunt den dief dagvaarden om u het ge/look» leder te geeven: - dat het onderfcheid van eenen rover van myn goed, tot dien van mynen goeden naam, niet anders was, dan dat deeze veel fchuldiger moest gehouden worden. — dat alhoewel het niet ongefchikt was, dat de eene Ingezeeten den anderen beleedigende, niet aanftonds tot de Vindifta publica toegelaten wierd,maar tot den burgerlyken Rechter, zynen toevlucht moest neemen, doch dat wanneer iemands goede naam in publieke gefchnften, en wel zoodanige, die met publiek gezach of toelating verfpreid worden, gefchonden wierdt, het myns bedunkens, eene baarblvkelvke onrechtvaardigheid was, zoodani- B 4 Sen  24 I N L E I D x N G> gen de publieke hoede te ontzeggen, en hen tot langwylige Procedures te verwyzen. Doch alles was te vergeefs. Dit te moeten ondergaan, kwam my destyds hard voor: maar zedert ik in 't vervolg gezien heb, dat alle de Courantiers, naar hun we gevallen, ftrafloos, de Leeden der Regeering, zelfs de Staats- en Stedelyke Reio'utien , wanneer ze niet naar den heerfchenden fmaak, of naar dien der geenen, wiens party zy trokken , waren, op eene fchand lyke wyze doorgeftreeken hebben : zedert ik gezien heb, dat een Perk*, een Schuurman, een/y». je, en zoortgelyke, in hunne Couranten, inmyne vaderlyke Stad gedrukt of opentlyk uitgegeeven, de Regeering derzelve, of ten minften het gedeelte dat hun niet aanftond, gefcholden, Burgemeefteren befpot, het volk op de fterkfte wyze openlyk hebben uitgedaagd, om op hunnen kreet van oproer, de wettige Regenten op eene geweldige wyze af te zetten, en andere in hunne plaats te verkiezen: zedert ik gezien heb, dat niet tegenflaande één dier Couranten, door de Vroedfchap by Refolutie was veïklaard, feditieus en oproerig, en aan myne Heer en van den Gerechte gelaaten was, om daar in te handelen zoo als zy zou-  INLEIDING. £5 zouden meenen te behooren, de meerderheid van deezen daar op verftaan heeft niets te moeten doen, heb ik my niet meer verwonderd, dat een verftandig, eerlyk, en allerwaardigst Graaflyk Officier, op aanraading zyner Confalenten, geene kans gezien heeft, om met eenige hoop van fticces, eene adie, ingevolge de Placaten, tegen dien Jan Verkm, of zoortgelyken te inftituëeren. Ik heb dan zedert gelyk alle andere fatzoenlyke en deugdzaame Lieden, met verachting aangezien, de befchimpingen, bynaamen en leugens, die aan my gedaan, gegeeven en tegens my verfpreid zyn. Het zoude beneeden 't geen een onbefproken mensch aan zich zeiven verfchuldigd is, geweest zyn, zich tegen die Scbotfchryvers te verantwoorden: doch jammer is het, dat veele eerlyke en onpartydige Lieden, zich fchier niet hebben kunnen onthouden van te geloven, dat er doch iets waar aan moest weezen, dewyl ingefchriften met publiek gezach uitgegeeven, (de Couranten J zulks ftraffeloos gezegd wierdt. (*) Maar (J>) Jan Noms, een die Courantenfchryvers , heeft, toen de tyden veranderd waren, en hy bevreesd was over zyn euvelfchryven, in rechten aangefprooken te B 5 wor"  25- INLEIDING." Maar zoodanig waren de tyden : de Regeering had alle gezach, de Juftitie allen klem verloren: en de Courantiers fchreeven en leefden gerust onder de hoede der geenen, die zich alle gezach hadden aangematigd, en tot bevordering van wiens oogmerken en zekerheid, zy als trauwanten dienden. Geen gering genoegen heb ik doch gevoeld, dat de kwaadaartigften my niets hoe genaamd daadelyks, hebben kunnen verwyten: en het by algemeens fcheldwoordcn gebleeven is. Ik kon intusfchen hun, en eeneniegelykuitgedaagd hebben , en kan zulks gerust ten allen tyden doen, om aantetoonen, dat ooit iemand, met myn weeten, door my beledigd zy geworden: dat ik ooit iri het beftuur van's Lands of Stads zaaken, in de onderfcheidene aanzienlyke posten , met welken ik bekleed ben geweest, van myn gezach of invloed eenig verworden, zich niet ontzien te zeggen, dat hy alleen de zamenfleJler, (redacteur) van een dier Couranten geweest was: dat Tegelaar de vriend vaa den Burgemeester Hooit, en de Burgemeester zelve hem opgaven, 't geen hy fchryven moest: en dat hy menigmaal daer over in gefprek was geweest met de Scheepen Bicier en van Lennep, ik wensch, ja wil vertrouwen, dat de deugniet deeze Lieden genoemd heelt, om zyne misdaad , als 't waare, door den naam van groote medelanders te verkleenen.  ï N L E I D I N G. ZJ verkeerd of flinks gebruikgemaakt, ofeenige blyk va» eigenbaat gegeeven heb. Men heeft getracht my te doen voorkomen als eenen draayer, als iemand die gedurig van party wisfelde. Wie, die my van naby kent, weet niet, dat ik door myn Carafter, mogelyk al te driftig en openhartig tot geene draayery of plooyery gefchikt ben? Maar 't is waar, dat ik my nimmer aan de heethoofdigheid en verregaande onderneemingen van de eene of de andere party heb willen overgeeven. Ik dacht, en denk noch, dat de Regeering van Amfterdam, willen 's Lands zaaken wel gaan, met zyne Hoogheid in goede harmonie moet leeven: en heb deeze Leere altoos zoo verre ik zulks' als Regent en Ingezeeten in gemoede heb kunnen doen, aangekweekt, Toen ik in 1781 Burgemeefter geworden was, noemde men my, den Oranje Burgemeester: toen ik daarna mede de propofitie deede, ten einde zyne Hoogheid zich van eenen kleinen raad zoude bedienen, en vervolgens djn flap tegen den Heere Hertog, duidde men my zulks kwalyk: en toen ik in 't Jaar 1786 en 1787 niet mede heb willen werken, om de dolle zoogenaamde Patriotten te helpen alles onderst boven te keeren, en zyne Hoogheid af  20 INLEIDING. af te neemen, 't geen Hoogstdenzelven wettig toekwam , heeft men my weder eenen OranjeMant genoemd: en zoo 't geviel, dat God verhoede ! dat men door laage vleiery, en bovenmatige toegeevenheid, de hoogheid van den Vorst, ten koste van 's Lands voorrechten zou willen bevorderen, zou ik het befchermen van deezen, boven 's Vorften gunst noodwendig moeten ftellen. Doch dit myn Noodlot, is dat van allen, die in tumultueufe tyden geen party willen kiezen, maar betrachten , 't geen naar hun inzien, 's Lands oorbaar is. Ik getroost my zulks dierhalven gemakkelyk: myne wyze van denken, op 't ftuk van de publieke zaaken, van de Regeering, zoo van myn Vaderland, als van myne Geboorteftad, is altyd dezelfde geweest, en zal dezelfde blyven. Vry als de lucht die ik inadem ; door myne ofnftandigheden volftrekt onafhangelyk; gezeegend met goederen; gereezen tot den trap van eere, tot welken iemand van mynen ftaat kan komen; kan ik zelf gesne aanvechting gevoelen, om my anders dan myn geweeten en oordeel voorfchryven, te gedraagen. Ik eer en acht zyne Doorl. Hoogheid, en • doe  INLBIDING. 29 doe hulde aan deszelfs hoedanigheden: en byzonderaan deszelfs ingetogenheid, wegens het verkrygen van meerder gezach, daar men hoogstdezelve zoo fchandelyk by de goede gemeente over verdacht heeft gemaakt: maar nimmer heb ik zyne Hoogheid in den tyd, dat deszelfs gezach en invloed tot het hoogfte punt gereezen waren, en veele der geenen die hoogstdezelve in zynen tegenfpoedigen ftaat befcbimpt hebben , hun hof tot bejaging van eenig voordeelig ambt, voor hun zeiven of voor hunne vrienden maakten, iets voor my of voor de mynen gevraagd. Ik heb altyd onafhangelyk willen zyn, om dus myn gevoelen op eene vrymoedige, doch gepaste wyze te konnen uiten. Zou ik dan, reeds gekomen zynde tot ta« melyke hooge Jaaren, zonder eenigen fchyn van reeden, zonder eenig vooruitzicht van voordeel, alleen (zoo als in eenige belachelyke fprookjes verteld is,) om de eere van aan 's Vorften tafel genodigd te worden, of om het deelen van een perfik met haare Koninglyke Hoogheid, (ik fchaam my byna de kwaadaartige zotheid van dien tyd te herhaalen,) myne gewoone rondborftige taal, uitgefproken in eenen tyd, dat dezelve my, zoo ik  %0 INLEIDING. ik immer iets gezocht had, fcbadelyk zou hebben kunnen weezen, in laage vleiery en hoftaal hebben willen veranderen, — heeft dat eenige waarfchynlykheid? 't Is waar, dat ik cenige weeken, na het op den 8 Juny voorgevallene betrekkelyk den Heere Hertog, toen ik als Burgemeester over 's Stads zaaken zyne Hoogheid onderhouden moest, weder ten Move verfcheenen ben, en aldaar gegeeten heb. Maar zou men gewild hebben, dat ik na den ftap nopens den Heere Hertog , alle gemeenfchap en alle ommegang met zyne Hoogheid vermyd hadde ? Zou men begreepen hebben, dat als een Regentin zyne qualiteit iets zegt of doet, dat aan zynen Mederegent, ft zy my geoorloofd voor een oogenblik zyne Hoogheid dus te noemen,) niet aangenaam is, zulks dezelve dan in alle andere zaaken van elkander moet verwyderen ? In dat denkbeeld ben ik zekerlyk niet: maar geloof integendeel, dat geene onderfcheidene wyze van denken, hoe verfchillende die ook zy, Regenten van elkander zoodanig mag verwyderen, dat zy te zarffth de gemeene zaa. ken niet kunnen betrachten. Hoe zeer Burgemeesteren in 't Jaar 1781 vaii gedachten waren, dat de\raadgeeving van den Her-  INLEIDING. 2t Hertog, met het waare nut van den Lande niet overeenkomltig was, en gemelde Hertog voor de voornaame oorzaak hielden, dat de Regenten in zyne Hoogheid het zoo hoodzaakelyk vertrouwen niet konden (tellen, zoo waren Burgemeefteren niet te min overtuigd, en booden zich daar toe aan, als uit de bekende Memorie aan zyne Hoogheid overgegeeven blykt, dat zy {reeds moestén trachten, gemeenfchappelyk met zyne Hoogheid mede te werken, tot bevordering van het algemeen welzyn. Alhoewel myn voorneemen in den beginne was, dit myn Werk aan het publiek mede te deelen, heb ik voor als noch beter geoordeeld, het alleen te brengen ter kennisfe van zommige myner goede vrienden; maar zoo het zelve te eeniger tyd ten algemeen gebruik te-voorfchya mochte komen, dan zy het nu voor als dan, aan U myne waarde Landgenooten aanbevoolen, als een blyk van myn verlangen, om by U te doen verdwynen de vooroordeelen, die men getracht heeft tegen my in te boezemen. Heb ik gefeild in myne Staatkundige inzichten en gedrag, het is geweest ter goeder trouwe. Ik kan geen ander oogmerk hebben, dan 't welzyn van myn Va-  32 I N L E I D I N ö. Vaderland: myn geheel beftaan is aan 't zelve verbonden: alle myne goederen zyn binnen myne Geboorteftad, en binnen deeze Provintie geleegen, of van dezelve afhangelyk • *t geen ik daar buiten bezit, is niet noemens waardig: Engeland of Frankryk kunnen niet verzachten, het verlies dat ik door den ondergang van myn Vaderland zoulyden, endeelen dierhalven niet met myn Vaderland en Geboorteftad, in het belang dat ik in het beftaan en welvaaren van deeze neem. VAART WEL, M E-  MEMORIEN, DIENENDE TOT OPHELDERING VAN HET GEBEURDE, GEDUURENDE DEN LAATSTEN ENGELSCHEN OORLOG. 1 Het is onbetwistbaar, dat de Oorlog voor alle handeldryvende Volkeren noodlottig is: en dat de daar uit vloeijende nadeelert aangroeijen, in' evenredigheid der uitgeftrektneid van den Koophandel, en den daar van cnaficheidelyken Zeevaart. Geen Land is er derhalven, dat meerder dan het onze, alle gelegenheden, uit welke twist en vervolgens Oorlog zouden kunnen voortkomen, vermyden moet: en dewyl Tractaten met vreemde Mogendheden, voornaamlyk zoodanige in welken tot wederzydfche befcherming iets bejproken wordt, daar dikwyls gelegenheid toe geeven, zoo fchynen ze derlialven zoo min mogelyk aangegaan te moeten worden. Gelukkig is er geen Land dat zich van alle verbintenisfen, ten minden andere als Commercieels, zoo onthouden kan, dan het onze. Daar toe dient, voor eerst, de legging van I. deel. C de  34 MEMORIEN TOT de Republiek. Van twee zyden gedekt, door eene Zee bezet met gevaarlyke banken, en welkers gaten en havens in klein getal en van ongemakkelyken toegang zyn: van de twee andere zyden , befchermd door groote rivieren. aanzienlyke, des noods, te doene inundatien, natuurlyke moerasfen, en Vestingwerken , kan zy den geduchtften Vyand eenen geruimen tyd afhouden. Ten anderen, behoeft deeze Staat minder dan eenige andere, zich door Tradiaten buitenlandfche hulp te befpreeken, uit hoofde der welgefleldheid der Ingezeetenen, en de evenredigheid met welke de goederen en rykdom onder deezen verdeeld zyn; waar door ze in ftaat zyn op te brengen, 't geen tot 's Lands befcherming vereischt wordt, en om teffens die lasten met gelyke fchouderen te draagen. Het Gemeene Land, byzonder de Provincie van Holland, heefc tot dus verre in dat algemeen Welvaren der Ingezeetenen, eene onuitputbaare bron gevonden, uit welke by Leening te ren eenen geringen Intrest is gehaaid geworden, 't geen tot verval v an buitengewoone kost n benodigd is geweest: terwyl de gewo.me Lasten, op de draaglykfte wyze ingericht, overvloedig hebben opgebracht, 'tgeen no-  OPHELDERING, ENZ. $ riodip is geweest, tot 's Lands onderhouden befcherming, en tot betaling der Interesfen van eene fchuld, te gelyk evenredig aan *s Lands vermogen, en aan de noodzakelykheid om den gegoede Ingezetenen gelegenheid te geeven, Om ten minden een gedeelte van hun geld alhier en niet buiten 's Lmds te plaatzen: terwyl men teffens door eene gepaste zuinigheid, in ftaat is geweest om in gewoone tyden af tb losfen, de Capitalen die by byzondere gelegenheden tot verval van ongewoone kosten, opgenomen waren. Eindelyk, zoo werkt de betrekking-der Republiek tot de Mogendheden van Europa mede tot haare zekerheid tegen buitenlanden geweld, daar zy altyd kan verwachten by den eenen of den anderen Vorst hulp te zullen vinden: dewyl het zeker belang van allen is, dat de Republiek eene onafhangelyke Staat blyve. Zoo zy vereenigd wierdt met de Nederlandfche bezittingen van t Huis van Oostenryk; zoo zy een Wingewest wierdt van Frankryk; zoo zy overrompeld wierdt door den Koning van Pruisfen; eindelyk* zoo zy door Engeland als vernietigd wierdt, door het vermedgen haarer Koophandel en Zeevaart, en door het overweldigen haarer beC a zit-  3^ MEMORIEN TOT zittingen in de Indien; zou de Balance van het Politiek vermogen zoodanig overhellen dat geen der evengenoemde Vorften immer kan toelaaten, dat zy ophoude te zyn eene Mogendheid op haar zelve beftaande. Geene Mogendheid heeft daar inmeerder belang dan Engeland ; de Republiek kan genoemd worden de Zeetel van deszelfs invloed op het vaste Land, en ZOo zy vernietigd of van alle vermogen ontbloot wierdt zou dat Ryk van het Staatkundig Beftaan van Europa geheel als afgefneeden zyn. Wat be treft Zweeden, Deenemarken, Rusland en de Vorften van het Duitfche Ryk, is het onbetwistbaar eerder van derzelver belang dat eene Mogendheid, van welke zy niets te'vreezen hebben, die de voortbrengen van hunne Landen doet vertieren, en dezelve van het nodige voorziet, eene onafhangelyke Staat blyve, dan dat eene machtiger Mogendheid zich van dit Land of van deszelfs Koophandel meester maake. Deeze voor ons beftaan zoo gelukkige gefte tems, kan doch niet tegen daadelyk geweld onwrikbaar gemaakt worden, dan door te zorgen, dat onze Land-en Zeemacht, benefiens onze Frontieren in behoorlyken ftaat on-  OPHELDERING, ENZ. 37 onderhouden worden. Daar toe is de Republiek, en dit vermeen Ik met zeekerheid te kunnen zeggen, volkomen in ftaat. Zy kan zonder haare Ingezeetenen te bezwaaren in Vredenstyd haare Landmacht op 40000 geregelde Troupes houden, en 30 Schepen van Oorlog van 5° tot 20 bukken, tot protectie haarer Koophandel in geftadige Equipagie brengen; terwyl zy teffens in haare Havens kan onderhouden 20 Scheepen van Linie, en een evenredig getal Fregatten, om by de eerfte gelegenheid geëquipeerd en in Zee gebracht te kunnen worden: terwyl zy teffens de bygeleegene Mogendheden kan fubfidieeren, om, des noods, een goed aantal Militie te bezorgen. Waarlyk eene genoegzame macht om Haar geducht te maken, en om de Balance te doen overhellen, aan de zyde voor welke zy zich zou willen verklaaren. Maar eilaas! hoe zeldzaam hebben de geenen die aan 't hoofd van het bellier zyn geweest, het belang van ons Vaderland uit deszelfs waar oogpunt, zonder vooroordeel, befchouwt of betracht! De fchrandere Raadpenfionaris de Wltt, was zekerlyk genoodzaakt geweest om te wederftaan aan 't geweld van Cromwel en van Carelden Tweeden, onze Zeemacht in eenen C 3 ont-  38 MEM0R.IEN TOT ontzachelyken, ja, fchier ongelooflyken ftaat te brengen: Hy heeft daar doormogelyk, de Landmacht minder kunnen gadeflaan. Maar niemand kan den grooten Man geheel van onvoorzichtigheid vryfpreeken, dat Hy de Republiek van de Landzyde fchier weerloos ge. laaten heeft: dat Hy zich te veel in de Politieke handelingen der Vorften gdUcen, en ons daar door den Oorlog met Vra^kryk berokkend heeft: dat Hy voornaamiyk oorzaak is geweest, dat de aloude form van regeering met eenen Stadhouder, niet heefe kunnen weder ingevoerd worden, dan door oproer en geweldige beweegingen: eindelyk, dat de bovenmaatige invloed dien Hy aan Frankryk had traehren te bezorgen, veranderd is, zoo als dat gemeenlyk gaat, in geenen minderen van Engeland. Gelyk deWitfs uitdermatige vrees, van den jongen Prins van Oranje weder in de Waardigheden zyner Voorouderen herfteld te zien, den Lande lchadelyk was, is de haat die Ko. ning V/Mem den Franfchen toedroeg, en het voorwendzel om de Republiek te doen medewerken tot beteugeling der macht en verre uitzichten van Lodewyk den XIV, voor den Staat niet minder noodlottig geweest. Daar door  olHUDEllINO,INZi 39 door zyn wy voornaamlyk getrokken geworden in den zoogenaatnden Succesfie Oorlog, die met zoo veel roem gevoerd, en zoo onvoordeelig voor ons geëindigd is: dewyl wy, na onnoemelyke fchatten te hebben verfpüd , Cwaar door ons Finantieweezen gedurende omtrent 40 Jaaren, in eenen deerlyken toeftand geraakt is,) en, ten gevaue van onze Geallieerden, de voordeeligfte Voorwaarden van de hand te hebben geweezen , eindelyk , genoodzaakt zyn geworden, tot eene Vrede te komen, by welke wy niets anders hebben kunnen befpreeken, dan eene zoogenaamde Barrière, en een weinig uitgeflrekter Frontier aan den kant van Vlaanderen. Het eerfte, de Barrière, verre van nuttig te zyn heeft ons fchatten doen verkwisten, om eens anders Vestingen te verdeedigen, en is insgelyks oorzaak geweest, dat daar het gevaar verder fcheen te zyn, het verfterken der eigenlyke Frontieren in Braband en Vlaanderen, verwaarloosd is geworden: terwyl den Oorlog daar zynde, die afgeleegene Vestingen welhaast voor de overmacht der Vyanden hebben moeten bukken: daar de Krygsgevangen gemaakte Guarnizoenen, den Staat van Oorlog met de betaling van e*n aantal nutteC 4 looze  4° MEMORIE N TOT hoze manfchap bleeven bezwaaren. Ik ve* meen waarlyk, doch onder verbetering, dalter zyde gefield de weinige vriend-nabüurlyke wyze op welke onlangs zyne Keizerlyke Majefteit ons van 't bewaaren zyner Vertingen geëxcufeerd heeft, Hoogstdezelve daar door aan den Staat eerder dienst dan ondienst gedaan heeft. Wat betreft het andere ter gelegenheid der Utrechtfche Vreede , befprooken voordeel, naamlyk, een weinig uitgeftrekter Frontier aan den kant van Vlaanderen; ieder weet hoe twistende Wy een gedeelte der by het Traélaat va/1716 afgeftaane Keizerlyke Landen bezeeten hebben, en hoedanig Wy nu onlangs aan, genomen hebben, ons te vreden te houden met het geen in 1664. ons reeds was toegevoegd, Wenfchelyk was het dan, dat door wyze en voorzichtige fchikkingen de Republiek , zoo te Water als te Lande, altyd in ftaat gehouden wierdt, om met nadruk te kunnen handhaven, al 't geen Haar als eene fouvereiöe en onafhangelyke Mogendheid, voornamelyk betrekkelyk den Koophandel en Scheepvaart haarer Ingezeetenen, de bronnen haarer welzyn, met recht en rede, 't zy uit hoofde van het algemeen Recht der Volkeren, 'c  OPHELDERING, ENZ. 4* \ zy uit hoofde van wederzydfche Commercie Traftaten, niet betwist moest worden, zonder nodig te hebben Verbintenisfen aan te gaan, by welken zy zich verpligt, te geeven of te ontvangen zekere hulp te Land of ter Zee, Want alhoewel diergelyke Verbintenisfen wederkeeng zyn, zoo zyn de gevallen door welke andere Mogendheden in Oorlog kunnen geraken, zoo veel meenigvuldiger dan die welke de Republiek uit eene gewenschte Vrede kunnen brengen, dat de kans in 't geheel niet gelyk is. Ons Land, dat, zoo als ik zoo even gezegd heb, zyn beftaan in zyne eigene krachten kan vinden, heeft tot de andere Mogendheden fchier geene andere betrekkingen , dan Commercieels : daar die der machtigfte Vorften evenredig zyn aan den invloed dien zy moeten of willen hebben op den toeftand van gantsch Europa: daar komt by, dat in eene éénhoofdige Regeering, de grilligheden'van eenen Vorst, het denkbeeld dat Hy zich vormt, van zyne wezenlyke of gewaande Eer, oorzaaken tot Oorlog kunnen geeven, die nimmer by eene Republiek plaats kunnen hebben. Maar boven alles is het onvoorzichtig, by eenige Verbintenis voorwaarden te befpreeken, die zoodanig met het beC 5 lan§  4* MEMORIEN TOT lang der Mogendheid van welke men ze bedingt ftrydig zyn, dat met geene waarfchynlykheid verwacht kan worden, dat men ze bet geval daar zynde, gerust zal kunnen ge' nieten. Dit is het geen men had moeten verwachten van het 3de en 4de Arc. van het V£m ^io>4. Daar was weinig doorzicht nodig, om met zekerheid te kunnen voorfpellen, dat Engeland nimmer vrywillig zou toeftaan, dat onze Ingezeetenen, deszelfs Vyanden voorzien zouden van *c geen deezen om den OorJog te voeren nodig hebben. Van Koningen en Vorften te verwachten, dat zy zich naar Traftaten vrywillig zullen fchikken, wanneer ze met fapa belang ftrydig zyn, is 0nbe- * zonnen. Geen middel is 'er immer geweest, men leeze de Gefchiedenisfen van alle tyden,' om der Vorften ongerechtigheden tegen te gaan, dan eene genoegzaame Krygsmacht. Wy hebben dat te meermaalen, maar nimmer gevoeliger beproefd, dan in den laatften Engelfchen Oorlog. Onze redeneeringen, onze betoogen om het onrechtvaardig en het geweldig gedrag der Engelfchen aan te toonen, waren fraai en gegrond: maar de klem ontbrak 'er aan: deeze kon niet gevonden worden,  OPHELDERING, ENZ. 43 den, dan in \ getal onzer Oorlogfchepen , en die hadden wy niet. Het was dus we.ifcbelyk geweest dat men begreepen had, dat met ons goed, ja ontwïstbaar recht met geweid, doch zonder kracht of macht door te ^ zetten, niets verricht zou worden, dan onze Ingezeetenen bloot te ftdlen, aan de met macht en kracht gepleegde geweldige daaden der Engelfcheu. Wenfchelyk was het geweest, dat wy voor het uitbarften der Onlusten, of, Engeland op de best mogelyke wyze hadden toegegeeven; of de zaaken dragende gehouden tot dat onze' Zeemacht in beteren ftaat zou zyn: of eindelyk, ons door Frankryk, om wiens wille alleen de Oorlog begonnen wierd, laaten toezeggen, ja daadelyk geeven , een genoegzaam getal Oorlogfcheepen, dewyl wy, by gebrek van deezen, buiten ftaat waren, niet a leen eenen aanvallenden Oorlog te voeren, maar zelfs onze Kusten in Europa en onze Bezittingen in de beide Indien te verdeedigen. Wy hadden, 't is waar, of ten minften wy vermeenden hulp en byftand te hebben befprooken van Rusland, Zweeden en Deenemarken, die met ons het Tradtaat van de Gewapende Neutraliteit hadden aangegaan: maar om daar op eenige hoop  44 M E M O R I E N TOT hoop te hebben kunnen vestigen, had men ten nnnften duidelyk in fchrift, en niet in woorden, niet in verbale toezeggingen en gefprekken tusichen Ministers, moeten laaten bepaalen, wat verftaan moest worden, door de woorden van het Tracïaac, by welke men beloofde eikanderen by te fpringen, en wanneer men rekenen zou, het Cafus faa'eris daar te zyn. Doch van dit alles was niets gedaan, en wy hebben gevoeld en voelen noch, de droevige gevolgen van die noodlottigen Oorlog. Myn voorneemen, gelyk Ik reeds in de Ia. leiding van dit Werk gezegd heb, is eerder het Staat- dan Gefchiedkundig beloop, zedert het begin tot het einde der onlusten, en eenige byzondere gebeurtenisfen gedurende dezelven, myne Leezers onder het oog te brengen: fmertelyk voor alle waare Vaderlanders, zal dit tafereel zyn: voornaamlyk als men befchouwt, dat toen men in dien ongelukkigen Oorlog is ingewikkeld geworden, het weivaaren van ons Land, of van onzen Koophandel, (want die het eene noemt, duidt het andere tevens aan) tot eene hoogte gefteegen was, waar van geen voorbeeld, zedert de oprechting der Republiek te vinden is. De middelen te water, de inkoomende en uit-  O P H E L D ï R I N G, ENÏ, 45 uitgaande Rechten der Admiraliteiten, en het Recht van de Waag, brachten een derde meerder op dan naar gewoonte. Het Finantie-weezen van Holland, was in zoodanigen voordeeligen toeftand, door de wyze fchikkingen van eene zuinige en geregelde beftiering gebracht, dat de oude fchulden, te hoog gelopen door de uitermatige kosten, die de vorige oorlogen en voornaamlyk die der Succesfie veroorzaakt hadden, en van welke de Intresfen, niet evenredig waren aan 't geen jaarlyks daar voor gefield kan worden, waren voor «en groot gedeelte afgelost: en daar en boven 's Lands Schatkist rykelyk in voorraad voorzien. De Oost Indifche Maatfchappy, die zenuw van 's Lands welvaaren, die nu door den noodlottigen Oorlog Millioenen ten achteren is geraakt, en eene bezitting van de uiterfte aangelegenheid heeft moeten afftaan, was niet verre van haare oude fchulden te hebben'afgedaan, en weder aanzienlyke uitdeelingen te kunnen doen. Het is zeker, dat de Republiek » in eenen allergeduchtften ftaat te brengen zoude zyn geweest, zoo by tyds, 'c geen rykelyk voorhanden was befteed was geworden, om voornaamlyk haare Zeemacht, in goeden ftaat te brengen: of te» minften dit niet, toen men den  4^ MEMORIEN TOT den OoclBg reeds kon voorzien, gedaan zynde, men den tyd gekavdt hadt, om intusfchen de Republiek door eene genoegzaame Wapening te 'brengen, uit den weerloozen ftaat in welken zy zich bevondt. Aan wien is daar van de fch-uld te wyten ? zal een vreemdeling die onze Regeeringsform niet kent, of een Inboorling die dezelve niet genoeg gade heeft geilaagen, vraagen. Gerustelyk kan men antwoorden aan niemand! Ik zeg aan niemand in "t byzontkr. Het kwaad is voornaamlyk voortgekomen uit onze Regeeringsform; en mogelyk ook wel uit het Cara&er onzer Natie, Dezelfde bedaardheid van gemoedsgeftdtenisfe die ons eigen is, en in de dagelykfche zaamenleeving een gerust en ftil leven doet leiden, die veel gevestigd is, op liet genot van gewoonlyk genoegzaame middelen van beftaan, ftaat dik> wyls over tot onverfchilli^heid: minder vatbaar zynde voor aandoening over zaaken die reeds zyn, kunnen wy het noch minder weezen over die fïöeh gen.uren moecen: en wat onze Regeeringsform en haaren invloed op het beftuur, en voo naamlyk op de uitvoering betreft, is 't fc ier onbegrypelyk, dat deeze Republ 'k &b lang ^lUan, en. fchitterende ■ oo-  OPHELDER ï N G, E N-Z. 47 oogenblikken, zelfs in Oorlogs tyden, gehad heeft. Zeven Landfchappen, geheel onaf hangelyk van eikanderen, hebben ieder haar byzondere Regeeringsform: het beftuur in dezelve is aan meerder dan 1200 Perfoonen toevertrouwd. Als men zich nu voorftelt, dat gewotmlyk eerst in de byzondere Vergaderingen der Stem in Staat hebbende Leden, en vervolgens in de Staats-Vergaderingen, een befluit moet genomen worden, voor en al eer de Gedeputeerdens ter algemeene Staats-Vergadering gelast kunnen worden, om aldaar te mogen helpen befluiten, is het fchier onbegrypelyk hoe noch een afkomst van zaaken kan gemaakt worden. Voornaamlyk is de moeilykheid om tot een befluit te komen groot, wanneer in eene of andere Petitie door den Raad van Staate gedaan, Cenjent- moet gedragen worden. Zoo de Petitie de zaaken van de Zee betreft, is Holland dadelyk gereed; Zeeland en Friesland draalen ook niet; ten minften voor zoo verre by hunne Admiraliteiten hunne aandeelen befteed kunnen worden: maar de andere Provintien komen er niet dan fchoorvoetende toe. Doch is de Petitie gedaan tot verbeetering of  4<* MEMORIENTOT of vermeerdering der Landmacht, zoo zyn de eerstgenoemde zoo ongereed, als de andere het gewoonlyk voor de Zeemacht zyn. Hier uit komt natuurlyk voort, dat dikwils noch tot het een , noch tot het ander beflootee wordt. Het is noodlottig, dat de meeste Regenten zich altyd verplicht achten, het belang hunner Provintie of Stad, boven dat van het Bondgenootfchap in 't algemeen, te moeten dellen, offchoon de zaak het Bondgenootfchap m het algemeen betreft. Geen klaarder blyk kan daar van gevonden worden, dan in de huishouding der Admiraliteiten. Hoe meerder Scheepen in eene Provintie, of in eene Stad gebouwd worden, hoe voordeeliger het voor die Provintie of Stad is; Zeeland en Friesland betaalen daarom gereede' lyk hunne aandeelen, voor zoo verre ze tot bouwing en Equipeering, in hunne Provintiën gebeezigd kunnen worden; doch verder niet. In Holland, daar bepaald is, welk aandeel ieder Admiraliteit in het Gepetitioneerde voor Aanbouw en Equipagie heeft, zou men geene het geringde daar van afdaan. In Noord Holland zou geene Stad daar eene Timmerwerf is, de eene voor de andere deswegens eenige toegeevend- heid  opheldering, enz. 49 heid hebben. Een bewys van die ongefchiktheid is, terwyl ik dit fchryf voorhanden. By den aanbouw van fcheepen van Linie, ter geleegenheid van den Engelfchen Oorlog, zyn 'er zes aan de Admiraliteit van Noord-Holland te beurt gevallen: vyf zyn 'er van gebouwd, doch de zesde hebben ze niet kunnen in 't werk Hellen by gebrek aan Penningen. Maar wat gebeurt 'er? Het Collegie door zich zeiven geene middelen hebbende, om fcheepen van kleiner Charter te bouwen, heeft tegenwoordig vyf fcheepen van Linie, (van welke reeds één, dat nimmer in Zee is geweest, zoo vervuurd is, dat het zonder aanmerkelyke reparatie onbruikbaar zal zyn,) en daartegen maar twee Fregatten. By de Maas, daar men mede gereedelyk aan 't bouwen van de fcheepen van 'Linie, die men volgens de verdeeling keveren moest, voldaan heeft, is men zoo weinig van Fregatten voorzien, dat men een Vyftiger heeft moeten equipeeren, om op de OostIndifchc fcheepen te kruislén, in plaats van een Zesendertiger of Twintiger, die daar gewoonlyk toe gebruikt worden. Van de achterlykheid der Bondgenooten, in het voldoen van 't geen zy behooren toe te brengen tot de algemeene befchenning, vindt L deel. O men,  5° M E M O R I E N TOT men, van de eerfte tyden der Republiek af, gefladige voorbeelden; getuigen de vermaningen van den Raad van Staate by het doen der Petitiën: en om van die eerde tyden niet te fpreeken, zullen wy alleen kortelyknagaan, hetgeen zedert de laatlle 50 Jaaren deswegens, door den Raad van Staate, den Bondgenooten is voorr gehouden, en wel byzonderlyk aangaande het Zee weezen. In de Petitie van 1725 (p. m. 20) zegt de Raad, na dat Hy te voren geklaagt had, over den Hechten toefland der Militie, verwaarlozing der Vestingwerken, Hechten ftaat der Magazynen, en achterlykheid der Bondgenoten in het opbrengen der nodige Subft. dien: „ dat zedert het einde van den laatften „ Oorlog, wanneer de navale macht, ver be„ needen het getal van Scheepen was waar uit ., die behoorde te beftaan, dezelve nog zoo „ zeer verminderd is, dat 'eronderdeCollegien „ ter Admiraliteit zyn, welke geen één fchip „ zouden kunnen in Zee brengen: en dat „ misfchien geen twee Collegien hun Contin„ gent zouden kunnen leeveren, in een Es„ qua'der van importantie, men zwyge van „ eene Capitale Vloot." Aanmerkelyk is 't geen in de Petitie van wel-  OPHELDERING, ENZ. 5* welke, zoo ik my niet bedrieg, de toenmaalige Thefaurier Generaal en daar na Raadpenfionaris, de fchrandere van Slingeland, de opfteller geweest IS, gezegt wordt, namelyk „ dat „ zedert 2o Jaaren, of zedert het overlyden „ van den laatften Admiraal Generaal, de ge|, nerale Direftie of Super - Intendentie der zaaken van de Admiraliteit veel manker gegaan heeft dan te vooren: gelyk trou, wens niet anders zyn kon, doordien op geenerleie wyze voorzien was, tegen het " defed in de generale direftie, fpruitende * uit het misfea van eenen Amptenaar, wel- * ke het Hoofd was van de Collegien ter „ Admiraliteit, en van een ieder derzelve, „ volgens het 2de Art. van hunne Inftruc„ tie." (a> £ O») Zoo 'er eene beftiering in de Republiek is, in welke de daadelyke invloed van een Hoofd noodig is, is het die der Admiraliteiten; de geftadige verwisreling, die maakt dat de Gedeputeerden de noodige kunde niet kunnen verkrygen. of die verkreegen hebbende, van dezelve een nuttig gebruik te maken; de gewoonte van die Commisfien te befchouwen als voordeelige pesten, de byzondeie Stedelyke belangen: de verfchillendheid in de onderfcheidene huishoudingen der Collegien: de tegenftrydigheden die daar uit voortvloeijen in de algemeene beftiering, en Da • w«  52 MEMORIENTOT In de Petitie voor dén Jaare 1738, wordt gelyk in alle de voorgaande , geklaagd, over de traagheid der Bondgenooten in het betaalen hunner verfchuldigdeg««wj; als mede over de verwaarloozing der Fortificatiën en Magazynen: en wat de Zee betreft, „ dat de na vale „ macht in zoodanig verval was, dat dewyl de » ordinaire middelen der Admiraliteiten niet „ konden toereiken tot betaaling van zwaare „ en krytende fchulden, en tot voldoening van „ interesfen en aflosfing van opgenomene Ca„ pitalen, geene Equipagiën gedaan wierden, „ dan eenige geringe uit het Last-en veil geld: h ja dat in geen dertig jaaren tot aanbouw „ van wat des meer is, maken dat het allerwenfchelykst zou zyn, dat de Admiraal Generaal niet afgetrokken wierdt door deszelfs menigvuldige bezigheden: het zou dierhalven een allergrootst geluk voor de zaaken van de Zee zyn dat terwyl de oudfte der twee Printen zich toeleide op de Militaire zaaken te Lande, om i'èeMgen tyde op 'c fpoor zyner doorluchtige Voorouderen, over 's Lands Armeen in perfoon te kunnen gebieden, Prins Fredrik aan 't hoofd der Marine, als Reprefentant van zynen Hoer Vader, gefield wierdt: en daar door verkreeg de noodige kennisfe en hoedanigheden om te geljk de huishoudelyke zaaken van de Zee te beituuren, en om tenens by tyde en wyle den naam van Orange Nasfau, zo roemruchtig ter Zee te maken, als zy zedert zoo veele eeuwen te Land is.  OPHELDERING, ENZ. 53 „ van fcheepen iets gepetitioneerd, veel mm „ gecontribueerd was. Alhoewel vervolgens alle de Petitiën dezelfde klachten en vermaningen inhielden, hebben zy doch niet kunnen uitwerken, dat, toen men in den jaare i743 in Oorlog raakte, de Vestingen in goeden ftaat, de Magazy'nen wel voorzien, het Leger en de Navale Macht op eenen goeden voet waren. Hier in 't breede, 't geen deswegens in de StaatsRegisters gevonden wordt, te willen affchetfen, zou ons te ver brengen: 't is genoeg bekend, dat het noodlottig verlies in dien tyd van zoo veele Sterktens, voor een gedeelte ten minften, aan die verwaarloozing is toegefcbreeven: en dat de ongelukken ia dien Oorlog de Republiek overgekomen, den weg gebaand hebben tot de Staatsverwisfeling, die in 1747 op eene zeer ongefchikte wyze heeft plaats . gehad. Maar zoo men in Stadhouderlooze tyden de gebreeken van onze Conftitutie, voornamelyk aangaande de zaaken der algemeene verdeedtging, en al wat daar toe behoort, en in 't algemeen eene verregaande traagheid, dikwyls voortkomende uit Provintiaale belangens, ondervonden heeft, is 't in dit opzicht j) 3 niet  54 MEMORIEN TOT niet veel beeter gegaan, toen wy eenen Stadhouder hadden. In 1750 klaagde de Raad van Sraate, dat, in eene Petitie van drie millioenen, gedaan tot noodige reparatie van Vesting- en Zeewerken, Utrecht, Friesland en Groningen, in 't geheel niet, of zeer geclaufuleerd geconfenteerd , en Gelderland en Holland noch maar zeer weinig hadden betaald: dat op de voorige Petitiën tot onderhoud der Vestingwerken, de betaalingen zoo gering waren geweest, dat die van Bergen op Zoom noch in den zelfden toeftand waren, als toen die Vesting door de Franfchen ontruimd was: dat de Petitiën tot aanvulling der Magazynen, van welke de voldoening, aangezien het ontzachlyk getal gefchut ons in den Oorlog ontnomen, zoo hoognodig was, even onbetaald bleeven: eindelyk, dat het Comptoir Generaal van de Um'e, in eenen zoo beklaaglyken toeftand was, dat het gefchapen ftont, dat niet alleen de verfchuldigde fubfidiën, by Tradiaten in den laatften Oorlog aan onderfcheidene Mogendheden beloofd, niet betaald zouden kunnen worden, maar zelfs niet de Interesfen der ten behoeve van de Unie opgenomene gelden. In  OPHELDERING, ENZ. 55 In welken beklaaglyken toeftand van defenfie de Republiek was, toen in 175* de on' eenigheden tusfchen Frankryk en Engeland op het punt ftonden van uit te barften, en er reeds dadelykheden waren gepleegd, kan men zien in het advys den 9 July 1755» en in de generale Petitie voor 1756, door den Raad van Staate ter Algemeene Staatsvergadering overgegeeven. In de Petitie voor het volgende Jaar 1757 wordt dezelfde toeftand voorgefteld: en aangedrongen, dat de Provintiën hunne behoorlyke Confenten zouden inbrengen op de Petitiën van i744 en 1747voor het zoo noodig herftel der Vestingwerken, en aanvulling der Magazynen: en tot die van 1741 tot den aanbouw van de boog benoodigde Scheepen van Linie. De Petidën voor de volgende jaaren 1758, 1759, 1760, 1761, 1762,1763,i764en1765, (in welke twee laatfte, aan de Bondgenooten wordt voorgefteld, het bepaalen van eene jaarlykfche Equipagie ten kosten van de Provintiën , boven 't geen de Collegien ter Admiraliteit uit hunne eigene inkomften kunnen doen) zyn opgevuld met vertooningen wegens de achterlykheid in de Confenten en D 4 bc"  'MEMORIE N TOT . betaalingen, en met aanmaaningen totbeetering. In de bekende Petitie voor i766 , toen de meerderjarigheid van den tegenwoordigen Prinfe Erf-Stadhouder na by was, opgefteld dooiden Heer Thefaurier Generaal Hop, (wiens naam ik met hoogachting voor zyne bekwaamheid, met eerbied voor zyn moreel Caraöer en met aandoening uit hoofde der vriendfchap, ' met welke Hy my vereerde, noem) ffelt die' uitmuntende Minister den Bondgenooten voor oogen, dat dewyl, by gebrek aan gemeen confent en genoegzaame betaaling, aan de Petitie van 1741 voor den aanbouw van «25 Oorlog Scheepen, niet heeft kunnen worden vol daan, en dat de Scheepen tut de gedaane kleine fourmsfementen aangebouwd, verfleeten, ge/loopt of anderzints verhoren waren , het hoognodig zou zyn, wilde men 's Lands gerino-e Zee macht in ftaat houden, eene nieuwe Petitie te doen, doch dat men zich niet vleien kon, dat dit eenigen ingang by de Provinciën zou vinden ; terwyl pndertusfehen, door de gebrekkige fournisfementen der Provintiën op de Petitiën van 1744 én 1747, de Raad van Staate buiten ftaat was geweest, de Fortificatiën en Magazynen in behoorlyken ftaat te brengen. In  OPHELDERT NO, ENZ. 57 In den Brief van H. H% M. M. van den 31 Dec. 1776, dienende tot geleide van de Petitie van den Raad van Staate voorliet volgend jaar, zeggen zy, dat de Staat zich bevond, zonder genoegzame Landmilitie en Oorlogfcheepen; met zwakke Frontieren en zonder Voormuur. Zedert 1741 was geene Petitie tot buitengewoone Equipagie gedaan dan in 1770: in welke Gelderland, Zeeland en Utrecht nooit toegeftemd hebben: en in 1771 eene, groot ƒ407 8508. tot aanbouw van Scheepen, wepke eindelylc m 1778 wel geconcludeerd was (a), doch daar de Bondgenooten heden noch ƒ 507582. crp fchuldig zyn. In 1773 , was ƒ 388800. gepetitioneerd , voor een Equipagie van6Scheepen; in (0) Deeze fom is de eenigfte dewelke zedert 1741, toen eene Petitie voor den aanbouw van 25 Sc'ie^pen vaH Oorlog gedaan was (aan welke aanbouw, gelyk wy zoo even gezien hebben, zoo by gebrek van confent als betaling, niet voldaan had kunnen worden) tot het zelfde einde door den Raad vau Staite is gevraagd geworden : dus heeft de Heer Capelle tot den Maysch, in zyne aaufpraak of advys op den Gelderfchen Landdag (Jaarboeken 1781 b'. S81) zeer roekeloos gezegd: Is het niet opmerkelyk, dat, na zedert jaaren hent>aard>byna owoemehke fchatten tot d.n aanbouw van Scheepen te hebben ge • Jpetideerd.evenwel'onzeMarine niet ts'reikende heeft'kunnen worden, om onze Commercie en Navigatie te befchermen. D 5  58 MEMORIEN TOT in l77$ f 6-53300, voor een extraordinaire Equipagie: en in 1776 ƒ 670740. voor de Equipagie van dat jaar. Deeze Petitiën zyn alle wel geconcludeerd geworden, doch de Provintien zyn op dezelve, hoe gering ze ook geweest zyn, noch ƒ 159928. fchuldig. Uit deeze korte fchets kan afgeleid worden, hoedanig het beftuur over zaaken, die 't gantfche Bondgenootfchap aangaan, en onder welke de algemeene defenfïe zekerlyk de voornaamfte is, altyd gebrekkig is geweest. Het is eene verouderde kwaaie; en geene naïver befchryving kan daar van gegeeven worden, clan de geene die men leezenkan, in het kort Verhaal van wegen den Landraad aan degeneraaleStaaten overgegeeven den 21 September 1584. Aanmerkelyk is het, dat onder de gebreeken, dewelke door den Landraad worden opgegeeven, als oorzaaken van 's Lands flecht beftuur, het confenteeren der Provintien in de Petitiën, met voorbefcheid zoo verre alle de andere van gelyken deeden, opgenoemd wordt. Dat gebrek, of er niet al genoeg waren, is als vernieuwd, zedert, dat eerst Gelderland, en op deszelfs voorbeeld, behalven Holland, alle de andere Provintien, zedert 5 a 6 jaaren weigeren, offchoon zy confent gedraagen hebben,  OPHELDERING, ENZ. 59 ben, eenige betaaling te doen, ten zy de Petitiën geconcludeerd zyn geworden: daar doch in de voorige Eeuw, en in deeze tot evengem. tyd toe de Provintien nimmer zwaarigheid hebben gemaakt, betaalingen te doen, zoo dra zy geconfereerd hadden. Ik vermeen zelfs, dat gedurende de gantfche Succesfie oorlog, geene extraordinaire Petitie gedaan is, in welke alle de Bondgtnootengeconfenteerdhtbloen, en dus geene geconcludeerd is geworden: terwyl doch de geconfenteerd hebbende Provintien geftadig de betaaling, dadelyk op haare toeftemming, hebben laaten volgen. Ik erken zeer gaarne dat volgens recht, ja feillykheid, alle die in dezelfde zaak belang, of tot deszelfs behoud zich verbonden hebben, gelykelyk behooren te contribueeren: maar zoo eenige onwillig zyn, is 't dan het belang der anderen de gemeene zaak verlooren te laaten gaan? Wat zou er van de Republiek geworden zyn, zelfs in deeze laatfte tyden, zoo Holland het zelfde Syftema had aangenoomen, en niet had willen betaalen, dan op Petitiën in welke alle de Bondgenooten hadden toegeftemd, en gelykelyk ieder voor deszelfs aandeel willen betaalen: en zoo deeze Provintie haare Gecommitteerde Raaden ftiptelyk ge-  CO M E MOR IE N T O T gehouden had, aan het 36*. Art. van derzelver Inflruclie, alwaar geboden word, te letten dat de fournisfementen op de Petitiën in gelykheid> en in proportie van de andere Provintien gefchieden ! En waarlyk dit alleen zou genoeg zyn om te bewyzen, één der voornaamfte oorzaaken van 't verval der zaaken, dewyl het zeker is, dat wanneer de Provintien geene betaalingen doen, en alles op ééne Provintie laaten aankomen, de zaaken niet kunnen bevorderd worden. Toen in 1773 de oneenigheden tnsfchen Engeland en Frankryk ontftaan. waren, en het zeer waarfchynlyk was, dat de Staat daar in betrokken zou worden, en men dus bedacht moest zyn, om zich ten minften in ftaat van 'tegenweer te ftellen, wierdt men we! eenigzints wakker, maar men kon doch niet ïpoedig tot een befluit komen. Men twistte zedert 1771 over een Plan van vermeerdering van Landen Zee-macht, zonder zich te kunnen verftaan. De gantfche vermeerdering zou jaarlyks bedragen circa ƒ 1500000. Holland wilde er ƒ 700000. van hebben voor de Marine, en daar van, eene vaste post op den ftaat van Oorlog. Zyne Hoogheid had getracht, en was ook daar in geflaagd, de andere Provintien te over-  OPHELDERING, ENZ. 6l overreeden, om jaarlyks voor de Admiraliteiten ƒ 6oocoo. toe te ftaan; maar Holland was daar niet mede te vreden. Daar was dus niets van gekomen, en de Republiek was zonder genoegzame Land-macht, ten minften zoo eenige vermeenden, en zekerlyk zonder noemenswaardige Zeemacht gebleeven. Eindelyk doch hadden alle de Provintien, behalven Zeeland, in 1777 toegeftemd in eene Petitie van ƒ 2640960. tot aanbouw Van Scheepen: en alle, geene uitgezonderd, in eene andere van ƒ 1800000. tot reparatie van Scheepen en aankoop van Materialen: En in 't volgende jaar van 1778 confenteerden weder alle in eene van ƒ 1995840. voor de helft in een Equipagie van 32 Scheepen. Maar hoe zeer de Staaten van Holland, dadelyk voldeeden, aan 't geen van hun uit hoofde van gemelde Petitie geëischt wierd, zoo bleeven de andere Provintien achterlyk. Friesland alleen deedt op de laatfte Petitie eenige betaalingen ten behoeve van haare Admiraliteit (a). In 't volgende jaar 1779 wierdt door den Raad gedaan eene Petitie van ƒ 1500000. tot (a) Advys vaa den Raad van Staate op de Petitie vaa 1778.  6z MRMORIEN TOT tot aanvulling der Admiraliteit» Magazynen: en in 1780 eene groot ƒ 2623590. tot Equipagie van 52 Scheepen. Op deeze volgde de toeftemming van alle de Bondgenooten: doch de eerfte wierdt niet geconcludeerd. Maar offchoon tot alle de gedaane Petitiën beiloten was geworden, wat zou dat hebben kunnen baaten ? Hoe kon verwacht worden, dat in den vervallen toeftand waar in de Marine was, zy in den tyd van twee jaaren zou kunnen in ftaat gebracht worden, om eenigzints het hoofd te kunnen bieden aan eenen machtigen vyand? De Admiraliteiten hadden reeds in 1779 (V) geadvyfeerd, dat wilde men de navale macht in eenen tamelyken ftaat brengen, 10 Scheepen a 70, 24 a6o , 7 a 50, en 5 a 40 ftukken aangebouwd moesten worden: en toen de Oorlog in 1781 een aanvang nam, was daar fchier niet aan begonnen , men zwyge van verricht. De Raad van Staate had wel reeds in 1771 eene Petitie van ƒ 4078508. tot aanbouw van 54 Scheepen van Oorlog gedaan: en alle cte Bondgenooten hadden eindelyk in May 1778 daar in geeonfenteerd: maar het blykt uit de be- (a) Praradvys der Admiraliteiten 10 Maart 1779,  OP HELDERING, ENZ. 6g berichten, den 6, 7 en 21 Augustus, den 25 en 28 September aan Hun Hoog Mog. gegeeven, hoe weinig daar in gedaan was. By de Maas waren voltooid 1 Schip a 60, en 1 a 50 {lukken : t'Amfteldam 2 Scheepen a 64, en 2 a 50 Hukken: in Zeeland 1 Schip a 50 Hukken : en in Friesland, was een nieuwe Vyftiger in Commisfie gefield, doch in den Balg by't kielen gezonken. Deerlyk vvaarlyk wordt de ftaat van onze Navale macht by evengem. berichten voorgefteld, zonder dat de fchuid daar van aan de Collegien kon gegeeven worden. Zy vertoonde dat „zedert 1741 er geene Petitie veel min „ Contributie tot eenigen aanbouw gedaan was: „ Dat de Admiraliteiten hadden noch geld noch „ behoorlyk voorziene Magazynen. Dat zy uit „ haare eigene en gewone inkomften kwalyk „ hadden kunnen goedmaken, de nodigeonkos„ ten voor de jaarlykfche kleine Equipagien, „ en eenige weinige Fregatten kunnen aanbou„ wen; Dat de meeste buiten ftaat waren, hun„ ne groote Scheepen te onderhouden, en de „ Magazynen behoorlyk te voorzien. En dat ,, van deeze achterlykheid, van deeze traagheid „ der Bondgenooten één der gevolgen was, dat „ dewyl geene Equipagien en geene Aanbou- „ win-  64 MEMORIEN TOT „ wingen gedaan wierden, het Scheepsvolk en „ Scheepstimmerlieden verloopen waaren." In deezen noodlottigen toeftand heefi het niet ontbroken aan Lieden , die denzelven aan ilinkfche oogmerken hebben toegefchreeven. 't Is niet te ontkennen dat het by veelen inge^ worteld denkbeeld, voortgekomen uit de langdurige verbintenis met Engeland, dat het'belang der Republiek vereischte, dat zy met die Mogendheid nimmer moest breeken, gevoegd by een als ingebooren vooroordeel tegen de Franfchen, oorfprongelyk uit alle de Oorlogen ons door die Kroon, en voornamelyk in 1672 aangedaan, mede gewerkt heeft, om den yver om zich in ftaat te ftellen van onbefchroomd het ongenoegen der Engelfchen te kunnen ondergaan, eenigzints te verdooven. Maar als men zonder drift en vooroordeel befchouvvt 't geen ik te vooren op 't ftuk van onze' Regeeringsform, en de befluitéloosheiduit, nen onbelemmerden handel op de Franfche „ bezittingen, geduurende den Oorlog. Hier meede wierdt het gefprek dien dag afgebroken: doch den volgenden, of eenige dagen daar na, dat my oritfchoten is, weder dooiden gem: Ridder verzocht zynde, zeide zyn Excell. my toen „ dat by nadere bedenkinge „ Hem was voorgekomen, dat byaldien door „ de Republiek wierdt afgezien van de flipte " nakoi™§ van het Traclaat van ï674, zyn ~h Meester zich als dan veel gemakkelyker zou m betoonen, aangaande de bewuste Vaart op >, de Franfche bezittingen." Ik weder hebbende voorgewend, de weinige verwachtingdie er kon weezen, dat de Staat zou toegeeven een recht, denzelven by een Solemneel Traclaat befproken, repliceerde zyn Excell. » r Zyn Meester niet eischte, ten minften * **™*/«* «iet, eene volftrekte vernietiging „ van  OPHELDERING, ENZ. 73 „ van gein. Tvaclaat, of van de Articulen in „ gefchü: maar dat terwyl de Koning tot be- • „ houd van de goede harmonie niet zou aan„ dringen op het leeveren van 't Secours, 't „ geen zyn Majefleit vermeende ingevolge de „ duidelyke letter van het ïractaat te kunnen „ eisfchen, en zoo min mooglyk zou belem„ meren den Handel en Vaart der Ingezeéte„ nen van den Staat, op de Franfche bezittin„ gen in America, het Hem Ambasfadeur „ voorkwam, dat de Republiek ook van haar „ kant eene gelyke blyk van haar geneegen„ heid tot behoud der goede verftandhouding „ zou kunnen geeven. Dat het punt in quasr „ tie, het vervoeren van Scheepsmaterialen, „ tot een punt van onderhandeling tusfchen „ de twee Naden zou kunnen gebracht wor„ den, om te trachten eikanderen deswegens ,', te verftaan, of noodige fchikkingen te maa- ken:'terwyl geduurende deeze handelingen, het voeren van zoodanige Scheepsmateria'„ len naar vyandlyke havens, zou blyven als „ opgefchort". Ik vertoonde toen, „ dat te handelen over „ zoo een onbetwistbaar punt, als dat van „ 't vervoeren van Scheepsbehoeftens, my „ voorkwam te kunnen doen fchynen, als of E 5 Wy  74 MEMORIEN TOT „ Wy hetzelve als eenigzints twyffelachtig „ befchouwden: ten zy men teffens handelde, „ over eenig punt den Engelfchen niet min„ der onbetwistbaar toekomende: als , by „ voorbeeld, de beruchte Acte van Navigatie. „ Zyne Excell. fcheen de gegrondheid dier „ aanmerking niet te kunnen ontkennen." Deeze naadere opening van den Heere Ridder kwam my voor te zyn van zoodanigen aart, dat ik my verplicht achtte, daar van aan Lieden die invloed hadden in 't befHer van's Lands Zaaken, kennis te geeven. Ik deelde den Ambasfadeur myn voorneemen meede, na alvoorens doch te hebben gevraagd waarom zyn Excell. zelve daarover niet de Ministers van den Staat had aangefproken. Waarop my antwoordde „ dat dewyl de Stad van Amfteldam daar „ het meeste in betrokken was, Hy vermeend „ had allereerst haare denkwys te moeten in„ neemen; en doordien onder de Regenten „ geene andere kennisfe had, die hy oordeelde „ tot zoodanige opening van zynen 't wegen „ gefchikt te zyn, dan my, Hy zich daarom „ aan my geaddresfeerd had." Ik nam dan voor, by de eerftegeleegenheid, het voorgevallene met den Engelfchen Ambasfadeur, aan den Burgemeester Temminck, die toen  OPHELDERING, ENZ, 75 toen het voornaamfte Crediet in Amfterdam had, meede te deelen. Het voorgeftelde kwam my voor ten minften in aanmerking te moeten koomen, voor dat men tot het weigeren van het Secours, of het vorderen van de ftrikte nakoming van het meergem. Tradaat van 1674 befloot, en wel om reede: 1. Om de omftandigheden in welke de Republiek, betreffende haar navale macht, zich bevondt, dewyl de Admiraliteiten onvoorzien waren van Scheepen en Scheeps behoeftens; en onmooglyk met zoo veel fpoed van het één en 't ander konden voorien worden, indien de gefchillen eene fchielyke rupture veroorzaakten; en men dierhalven niet in ftaat was het vry vervoeren van grove Scheepsmaterialen, met kracht van waapenen te handhaaven, en daadelyk af te keeren, het geweld dat door Engeland zou worden in 't werk gefteld, om te beletten 't geen met haar belang zoo ftrydig was. 20. Om dat het voordeel 't welk eenige-> weinige handeldryvende Ingezeetenen zouden misfen, door het niet vervoeren van meergem: Scheepsmaterialen, in geene vergelyking kon gefteld worden, met de winften die de algemeene Koophandel zou doen, zoo de Republiek onzydig bleef, en de Vaart en Handel op de  76 M E M O R I E N TOT de Franfche bezittingen onbelemmerd kon gefchieden. 3°. Om dat door het treeden in onderhandeling,^ het befprokene by het meergem: Tractaat, niet zou worden toegegeeven; te minder, daar men voor 't aanvangen der handelingen zou hebben kunnen befpreeken, dat gelyk om Engeland's wille de Staaten in onderhandeling zouden treeden, over de voor Engeland nadeelige voorwaarden van het Tractaatvau 1674, meede ten geval der Republiek, nader zouden onderzocht worden, de articulen van de voor dezelve zoo nadeelige Acïe van Navigatie, en getracht op die beide punten , zich over en weder te verftaan. 4°. Om dat aangezien de handelingen van welke het einde van zoo veele aangelegenheid voor de Republiek kon zyn, men zich met reede by Frankryk zou kunnen verfchoonen, dat men voor als noch niet met kracht doorzette, het onbepaald vervoeren van Scheepsmaterialen: daar Frankryk ondertusfehen verzeekerd kon zyn, dat het fecours door Engeland niet gevraagd veel min gegeeven zou worden: en dat intusfehen door den vryen Vaart, welken de Ingezeetenen van den Staat op de Franfche .bezittingen zouden hebben, die  OïHELD ER I N G, ENZ. 77 die bezittingen van alles voorzien zouden kunnen worden. Eindelyk 50. om dat in den ongewaapenden ftaat, waarin de Republiek zich bevondt, het allernoodigst was, eenen bekwaamen tyd voor handen te hebben, om zich te kunnen waapenen: waar toe men die der handelingen genoegzaam zou kunnen gebruiken, en deeze doen duuren of af breeken, naarmaate het belang zulks zou vereisfchen. De oude Burgemeester fcheen deeze reedenen gegrond te vinden, en nam aan daar over met andere Leeden van Regeering te fpreeken. Of hy zulks gedaan heeft is my onbekend: ook kan ik my niet wel herinneren, of ik Van de bovengem: Zamenfpraak, aan andere Leeden der Regeering kennis gegeeven heb. Zeekeris't, dat daar niets van gekomen is: endoordien ik weinige dagen daarna, naar Spa en van daar naar Parys ben gegaan, en eenige maanden uicgebleeven, niets verzuimende dewyl ik buiten alle bewind was, heb ik geene geleegenheid gehad, het begonnen werk te vervolgen. My is welgezegd, dathet voordel van den Engelfchen Ambasfadeur niet aangenomen was geworden, om dat men vermeende dat door in onderhandeling over het Tracfaat in quas- tie  7 8' MEM0RÏEN T O X tie te treeden, men den fchyn zou geeven, als of het onbetwistbaar recht van de Republiek in twyffel kon getrokken worden: doch, ge. lyk ik gezegd heb, het was my voorgekomen , dat dewyl de handelingen over dat onbetwist' baar recht niet zouden gefchieden, dan teffens meede handelende over een recht den Engelfchen niet minder onbetwistbaar toekomende: naamlyk, dat van geene andere waaren door de Ingezeetenen van den Staat in Engeland te laaten invoeren, dan overeenkomftig de Afte van Navigatie van 1651, daar uit geene nadeelige gevolgtrekking gemaakt kon worden, ingeval de Republiek genoodzaakt wierdt, of goedvondt het befprokene by het meergem. Traélaat in den ruimften zin te doen gelden. Te minder noch, daar de Koning van Engeland noch niet openlyk verklaard had, niet te zullen dulden, dat grove Scheepsmaterialen door onze fcheepen, naar zyne vyanden zouden vervoerd worden; zoo als zyne Majefteit daarna op den 2 November 1778 door zynen Ambasfadeur liet doên: na welke verklaring men, door de aanneeming van de bovengem. aanbieding om over bet punt in qusstie in onderhandeling te treeden, eerst zou hebben kunnen fchynen toe te geeven , dat het zelve min  OPHELDERING, ENZ. 79 min of meer twyffelachtig was: gelyk de Gecommitteerden van Hun Hoog Mog. in hun advys van 6 Nov. 1779> zeer wel en met ree" de aangemerkt hebben Qa) : en mooglyk had men evenwel noch des tyds, die zwaarigheid kunnen te boven komen, met in het andwoord aan den Ambasfadeur te laaten invloeijen,, dat „ hoe zeer Hun Hoog Mog: vermeenden, dat „ Hun recht ontwyfelbaar en onbetwistbaar „ was, zy nochtans om eene blyk van hunne „ geneegenheid tot*behoud der goede verftand„ houding te geeven, wel wilden beproeven, „ of door onderhandeling zoodanige wederzydfche fchikkingen konden gemaakt wor„ den, dat de Vreede tusfchen de twee Staaten „ zoolang geexteerd hebbende,ongefchonden „ bleeve." Maar het noodlottig tydlïip van de Republiek fcheen niet ontweeken te kunnen worden. 't Was op den 1 Febr. 1781, dus kort na het uitbarften van den Oorlog, dat ik tot Burgemeester verkoren wierd. Men wenschte my geluk, met dat myne Verkiezing onder gelukkiger gefternte dan die van mynen Vader in 1746 gefchied was: toen was de tyding van het inneemen van Brusfel, nu die van het tee- («) Jaarboeken 1779 bl. 38.  3o MEMORIEN TOT teekenen door onze Ambasfadeurs van de gewaapende Neutraliteit, ingekoomen. De meeste zagen dit Tradaat aan, als allerheilzaamst voor de Republiek. Alles vertoonde zich ook in 't begin fraai; de gewaapende Neutraliteit fcheen een middel te zullen zyn om de Republiek te handhaven by de Rechten, die haar ontwyifelbaar toekwamen, en die zy behoudens haare eer niet kon toegeeven, doch geheel buiten ftaat was alleen te handhaaven. De hoop van eenen krachtdaadigen byftand uit hoofde van hetTra&aat, was zelfs verfterkt geworden, toen de Prins Gallitzin op den 17 July aan Hun Hoog Mog; kennis gaf, dat drie Rusufche Esquaders in onderfcheidene Zeeën zouden kruisfen; en door dat onze Ministers te Petersburg van tyd tot tyd, de troostlykfte verzeekeringen van de ftandvastigheid der Keizerinne, en de goede meening van den Graave de Panin, gaven. Men was doch wegens het daadelyk geeven van dien byftand niet zonder zorge: voor het fluiten was reeds te kennen gegeeven, dat men verlangde duidelyker, en met ronde woorden bepaald te zien, wanneer men ons te hulp zou komen: en voornamelyk dat onze Indifche bezittingen ge>guar-eindeer■«'waren. Maar de Graaf van  opheldering, enz. 8l van Panin had onze Ministers verzeekert, en deezen fcheenen overtuigd te zyn, dat geene byzondere guarantie voor onze Indifche bezit tin_ jj- j»t aennett daarvan gezegd was in gen nuuui£ ™. , & o- • - - A„ Conventie met Dcenemarnen, *aie vu.6w» «- fpraak tot model zou dienen) dat men zig verlaaten kon op de oprechtheid der Keizerin. Het is aanmerkelyk dat in de Staats-Refolutiën van Friesland, Overysfel en Groningen, om tot de gewapende Neutraliteit te treeden, deeze Provintien verklaard hadden, dat het vertrouwen op die mondelinge verzeekeringen, de Staaten tot het Tractaat had doen befluiten («): daar in tegendeel my, onder verbeetering voorkomt, dat de zwaarigheden die het Hof van Petersburg, om zich rondelyk en in gefchrifte te verklaaren, geftadig gemaakt had , hadden behoren huiverig te maken, dewyl die zwaarigheden waarlyk niet dan uitvluchten waaren (f) : en men te meerder reede had om omzichtig te zyn, dewyl het antwoord van 't evengemelde Hof, op de bedenkingen van het Zweedfche, over het te werkllellen van het by de gewapende Neu- tra- (ei) Jaarboeken 1781. bl 1025, Jaarboeken 1781. bl. 1020. I. DEEL. F  82 MEMORIEN TOT traliteit befprokene Secours, zeer bewimpeld en onduidelyk was geweest (dO: wordende, onder anderen , daar in gevonden, dat de Mogendheden alleen op Zee, eene gemeen e zaak zouden maaien, zoo veel dat deeze Verbintenis enkel de Zee betrof, hebbende geen ander onderwerp dan de Zeehandel en Scheepvaart. Voorts bad het Hof van Petersburg, verre van iets te bepaalen wegens het gedrag der contracteerende partyen in de werking deezer vereeniging in 't geval dat aan den eene of aan den anderen geweld aangedaan of fchade toegebragt zou worden , in het gemelde antwoord noch met zoo veele woorden gezegd : dat het bepaalde by het gedagte Trablaat, geene andere Scheepstoerusting qnderfïelde, dan die met de omftandighcden zou overeenkomen, volgens welke die noodzaakelyk zou gemaakt worden, of zoo als men dan zou overeenkomen, {b) Geen minder opzien had ook behoren te veroorzaaken, het gedrag van den Koning van Deenemarken. Alhoewel zyne Majefteit by het Traftaat van gewapende Neutraliteit meede, gelyk de andere contracteerende partyen , de guarantie van het Traclaat van Commercie dat (a) Jaarboeken 1780, bl. 833. (J) ibid. bl. 837.  OPHELDERING, ENZ. 83 dat Hy met Engeland had,befprookenhad, en datby dat Traclaat geene andere Waaren alsCfc»trabande waren uitgelloten, dan Canonnen , Mortieren, Musquetttn, Grenaten ,Petar-den, Bom* men, Pekkranfen, Fascines, Lavetten en toebehooren, Bandelriemen, Kruid, Loot, Salpeter, Kogels, PUken, Degenklingen, Stormhoeden, Krasfers,Hel* baarden, Lanfen, Jaaglynen, Paardezadels, Pistoolholfters , Port Epés &c. zoo was 'er by een uitleggend Articul tusfehen de twee Mogendheeden van Engeland en Deenemarken, reeds in January 1781 bepaald, dat meede onder de naam van Contrabande zou begreepen worden: Ruw Timmerhout, Pik, Teer, Kopere* Platen, Zylen, Hennip en Touw. (#) Op zoodanige onzeekere vooruitzicht, op zoodanige twyfelachtige toezegging , in eenen tijd dat men op zich zeiven niet beftaan kon , en eene allerfpoedigfte hulp noodig had, heeft men kunnen befluiten, met de meerderheid van èêne Provintie om te treeden in eene Ver- m- («) Dit Articul is niet gepubliceerd geworden, maar den inhoud is aan de Kooplieden op de eene of andere wyze meedegedeelt. Zie Byl. La. A. (*) Holland, Friesland, Overysfel en Stad eu Landea, ftonden alleen toe. F a  84 MEMORIEN TOT bintenis, by welke men bepaaldelyk beoogde het handhaven, van 't geen men moest voorzien hebben, dat ons den Oorlog op den hals zou halen. Ik erken zeer gaarne, dat de angstvallige omftandigheden, in welke de Republiek zich bevondt, de voorgeftelde gewapende Neutra, liteit, in den eerften opflag heeft kunnen doen befchouwen, als een middel om ons te redden uit de nood: maar my komt, teffens voor, dat eene bedaarde overweeging welhaast die waan zou hebben doen verdwynen. Vooreerst, had men dienen op te merken, dat wy in het Tradaat van Neutraliteit befpraaken, de handhaving van een Tradaat, dat door de Mogendheid met welke het was* -aangegaan , reeds maanden te vooren gefufpen. deert was; terwyl de andere Contracterende Mogendheden, zich beriepen op Tradaatendie erkend en niet betwist wierden. 't Is waar dar die Sufpenfie als wederrechtelyk kon worden aangezien: maar men kon doch verwachten, dat ingeval van gefchil over dit Tradaat, en diens volgens, eisch van hulp, (waar toe de Mogendheden, zoo zy geen eigenbelang hebben , altyd fchoorvoetende komen, zoekende op allerlei wyzen de Tradaaten te ontduiken,) ge-  OPHELDERING, ENZ. 85 gemelde Sufpenfie ten minfte tot een voorwendfel zou dienen: te meerder, dewyl Engeland noch daar by zou hebben kunnen voegen, dat Wy ons beriepen op een Tradaat, dat niet alleen gefiijpendeerd was, maar dat zelfs zedert de dood van den Vader van den tegenwoordigen Koning van Engeland, even weinig als de andere Tradaaten met die Kroon, niet meer in weezen was. Want 't is opmerkenswaardig, dat met deezen Koning de wederzydfe Tractaaten niet vernieuwd zyn, zoo als dat geftadig met zyne Predecesfeurs, by hunne komst tot den Throon, gefchied is. Het is niet minder vreemd, dat men heeft willen doen guarandeeren, en zich beroepen ' heeft, op een Tradaat met Frankryk, naamlyk dat van 1739, dat zeekerlyk niet meer in wee-_ zen was, dewyl het maar voor 25 jaaren gefloten, en daar na niet vernieuwd was. Ten tweeden: had men zich kunnen voorftellen, de weinige waarfchynlykheid die'er was, dat Mevrouw de Keizerin, hoe fraay de verzeekeringen ook waren, om onzen 't wil in Oorlog zou treeden, offchoon de Engelfchen Haare0 Scheepen, of die van Haare ingezeetenen, geen leed aandeeden: die zich daar van wel zouden onthouden, dewyl zy met reede haare p 3 macht  86 ME MORIKN TOT macht vreesden, en ook de Rusfifche ScheepsJbehoeftens volftrekt noodig hadden. Die zich op de edelmoedigheid der Vorften verlaat, wanneer hun belang daar meede ftry. dig is, bedriegt zich grovelyk. Doch al eensgeftelt, dat evengem. Vorftinne by het aangaan der Verbintenis, toen zy nog vol was van gloneryke yvcr, voor de door Haar voorgeftelde befcherming van de algemeene Volksrechten, het wel met ons meende; en dat de Graaft Panin, toen nog in volle Credit, oprecht met ons handelde: zoo moest men doch niet uit het oog verloren hebben, dat eene Vorftinne met vry is van de veranderlykheid aan haare kunne dikwyls eigen: en dat offchoon zy al eens had willen, uit grootmoedigheid, haar belang, of dat van haar Ryk, aan eene zyde Hellen, haare Raadslieden Haar zulks wel haast als te ichadelyk zouden afraaden: dat aan Haar Hof zich bevont, een verftandig en nyvrig Engelsch Minister, die zeer wel gebruik wist te maken van klinkende argumenten: dat op de invloed van den Graave Panin niet veel ftaat te maken was, dewyl aan de Hoven in 't algemeen de ftaat der gunftelingen afhangt van de ogenbhkkelyke, en dikwils grillige. gevoelens van den Vorst: en men voornaamlyk aan 't Hof van  OPHELDERING, ENZ. 87 van Petersburg gewend was, aan eene gedu- nee afwisfeling. *»;*.-». Eindeiyk: had men kunnen opmaaken, dat het toetreeden der andere Mogendheden Svveeden Deenemarken, Pruisfen, Frankryk en Spanje niets of weinig beduidde. S weeden was afhanklyk van Rusland : Deenemarken van Engeland: Pruisfen had geen enkel Fregat om zvfte eigene Scheepvaart te befchermen, veel roin om anderen by te ftaan: Frankryk en Spanje waren reeds in Oorlog. Ik kon my dan niet verblyden over het toetreeden tot die gewapende Neutraliteit. Welhaast ondervondt men ook, dat van dezelve weinig nuts te wachten was: en den Lof die men Catbarina d* 11. in eene zeer ruime maate had toegezwaaid, veranderde m verwytingen en klachten over haare onftandvastigheid. Onder de geenen die het fterkst geyverd hadden voor het toeftaan van onbepaalde Convooijen; die gedreeven hadden, dat Engeland het hart niet zou hebben, ons den Oorlog aan te doen, en zich eenen nieuwen vyand op den hals te haaien; en die daar na niet minder gevVerd hadden voor het aanneemen der gewaande Neutraliteit, was de Penfionaris van ^ F 4 oerc-  88 MEMOB.IEN TOT Berckel. Hy fcheen zich zoo verzeekerd te houden van de hulp, die wy van Mevrouw de Keizenn te wachten hadden, dat hy 7elfs niet dulden kon, dat aderen daar aan twyfelden Kort na dat ik als Burgemeefter aangekoomcn was, en noch weinig omgang £ 2aaken met dien Minifter gehad had, gebeurde iets ten hmze van den Heere Burgemeefter Ihmminck dat mooglyk de grondflag geleegen heeft toï het kwaade hart, dat Hy my zedert di , heeft toegedraagen. Op den * Maart, in cen Befoigne van Burgemeefteren, op zyn verzoek ^ belegd, kwam hy, zo 't uiterIyk fcheen J verhit, aan Burgemeefteren meededeelen, dat m t zeekere onderricht was, dat de Keizerin haaren Gezant in den Haag gelast had, de Staa. ten te verzeekeren, dat Zy, de Republiek met den eerften door het zenden eener Vloote in de Noord Zee, machtig zou byftaan; de «• noomene Scheepen doen wedergeeven; eene behoorlyke fchavergoeding bezorgen, en de Tradhaten van ,674. en van de gewapende Neutraliteit handhaven: willende L, Pen! fionaris, dat noch dien avond van 's Stads weegen aan den Rusfifcben Envoyé Prince van Gm** '* ^m^^ den,  O P HEI. D E RIN C, SNZ, 89 den, om door middel van denzei ven haare Keizerl. Majefteit dank te zeggen, voor de groote gunsten die zy aan den Staat zou bewyzen. Uit der maate verwonderd, dat de Prins van Gallitfin, die myne byzondere goede kennis was, my daar van niets gemeld had, en my alleen verwittigd, dat gelast was, om de Medicatie van zyne Meesteresfe der Republiek aan te bieden, kon ik het gezegden van den Penfionaris niet gereedelyk aanneemeu: en nam de vryheid zyri Ed, te vraagen, hoe en door wie hy dat wist? het antwoord was aanftonds, niet gehouden te zyn, my dat te zeggen. Doch ziende dat de andere Heeren Burgemeefter en Temminck, Hooft en Elias, meede verlangden na meerder zeekerheid, voor de echtheid van het meedegedeelde nieuws, zeide hy nader, dat de Heer Oldecop, Agent van het Rusfifche Hof, hem, uk naam en op last van meergemelden Prins Gallitfin, zulks had meedegedeeld. De drift met welke de Heer van Berckel fprak, maakte doch, dat Burgemeefteren niet volkomen op het meedegedeelde dorrten ftaat maaken: zy vonden dierhalven goed, dat dien avond alleen in algemeene bewoordingen aan den Rusfifchen Gezant, door den Penfionaris, F 5 even-  9° MEMORIEN TOT evenwel van Stads wegen, zou gefchreeven worden. De Minifter wierd daar op zeer verfbord, en weigerde in 't begin op die voet te fchryven; doch op het zeggen dat men den brief door eenen anderen, door den Heer Secretaris van Pabst, die daar meede tegenwoordig was, zou doen opfiellen, bedagt hy zich, en nam het aan. Willende grondig onderrecht zyn, van 't geen tot de bovengemelde opvatting van onzen oudften Penfionaris aanleiding had gegeeven, fchreef ik dien zelfden avond aan den Prince van Gallitfin, die my woordelyk antwoordde: llfaut, mon cher anti, quevotrePen„fionaire alt éièfortemempris de vin, lorsqiilhne faifait dire des c kof es aux quelles, je riavais fealement pas penfé Voici ce que favois permis, et non pas ordonnê h Mr. Oldecop, de dire et Mr. van Berckel, „ Que favois orde d'effrir, a la „ Rcpublirqe la mediation de Tlmperatrice, que „ Mr. Simolin, etait chargé delamémeCommlsfi„ onhLondres, et que falloispre/enter unmemoire ;, a leurs II. H. P, P." Ma lettre txistechez Mr. Oldecop, et en la lui faifant demander de ma part, il votis ftrait bien facile de verifier tout. Ik ging zelv by den Heer Oldecop, en vroeg naar den Brief: zyn Ed. liet ze my leezen, en ik vond  OPHELDERING, ENZ. QI vond ze overeenkomftig, met het geen de Prins my gefchreeven had. De Heer Oldecop liet ze my, tot zyne verantwoording, den zelfden dag toekomen, zoo als ze geleezen kan worden onder de bylagen La- B. Alhoewel veele niet met de zoo evengemelde yveraars, den ftap die Engeland gedaan had, met ons openlyk den Oorlog aan te doen, onder de onmoöglyke zaaken gefteld hadlen, hadden doch alle, die de belangen van de beide Volken, met onpartydigheid en uit het waare oogpunt bcfchouwden, zeekerlyk reede gehad om te denken, dat het nimmer tusfchen hun tot eene openbaare breuke zou gekomen zyn. 't Was zeeker dat Engeland altyd deezen ~ Staat, als een Bolwerk tegen de macht der Vorften van het vaste Land, moest aanzien: en alhoewel van alle tyden wel veel nayver, wegens den Koophandel en Scheepvaart, tusfchen de twee Natiën was geweest, was het doch voor Engeland beeter, dat de zeetel van den Koophandel, en de daar uit voortvloeiende Rykdom en Macht, gevestigd bleef by eene Natie, van welke niets dadelyks te vreezen was, dan by eenige andere Mogendheid. Daar kwam by, dat men in Engeland zeer wel wist, dat hoe zeer de Navale-iaacht voor het  92 ' MEMORIEN TOT het tegenwoordige , in eene beklaaglyke toeftand was, dezelve doch binnen weinig tyds, daar het geld overvloedig, en de nyverheid der Jngezeetenen bekend was, in eenen ftaat zou kunnen gebracht worden , maar al te duchtig, voor eene Mogendheid reeds door machtige Vyanden aangevallen: en dat daar en boven, de invloed die het EngeJsch Hof tot dus verre alhier gehad had, geheel verlooren zou gaan, en niet gemakkelyk wedergekregen worden, zoo, men met ons brak, en by gevolg ons noodzaakte, naauwe verbintenisfen met Frankryk aan te gaan. Maar men bedriegt zich dikwils grovelyk, wanneer men ftaat maakt, dat het gedrag der Vorften, van hunne Minifters, of van de geenen die in 't hoofdbeftier der zaaken zyn, gereegeld word, naar hun waar belang, of dat der Landen die zy regeeren en beftuuren. Het blykt uit de Briefwisfeüng van den Heere van Wel&eren, van welke wy nader zullen -fpretken, dat het toetreeden tot de gewapende Neutraliteit, de voornaamfte oorzaak van de openbaare breuke der Engelfchen met de Republiek geweest is: maar'dewyl het Hof van London, dat niet openlyk durfde erkennen, om ons geene gegronde reede te geeven, om als  OPHELDERING, ENZ. 93 als dan de beloofde byftand van de meede Verbondene Mogendheden te eisfchen, (dewyl bepaald was, dat men eikanderen zou byfprinTen zoo eenige aanval uit haat der gewapende Neutraliteit gefchiede,) had het gemelde Hof zoo veel mooglyk zich met andere reedenen beholpen: en onder deeze was voornaamlyk het gedrag van Burgemeefteren van Amfteldam van 1778, en van hunnen oudften Penfionaris, ontdekt uit de Papieren, by den geweezen Prefident van het Americaans Congres Laurens Cordon, gevonden. Ik heb nimmer het opgemelde gedrag kunnen befchouwen, als gewichtig genoeg om eene gegronde reede tot Oorlog te geeven: doch men heeft het hier te Lande met minder of meerder ernst befchouwd, naar maate men het behoud der Vreede met Engeland noodzakelyk hielt, en den Penfionaris van Berckel gunst toedroeg, 'r. Is my altyd toegefcheenen, dat de zaak aan een onpartydig oog, niet dan vry beuzelachtig kan voorkomen, {a) Hoe zeer ook die geenen, die der Stad van Am- (0) De algemeene loop der zaak , en de inhoud der Papieren zelve, kan men leezen in de Jasrboeken van 1781. bl» 15Ö. en volgende.  94 MEMORIEN TOT Amfterdam geen goed hart toedroegen, de handelingen met de Americaanen hebben willen doen voorkomen, als ten hoogften ftrafwaardig, uit hoofde dat het geen Lid van Staat geoorloofd zou zyn, buiten kennis zyner meedeleeden met hem de hooge Overheid uitmaakende, verbintenisfen met andere Mogendheden aan te gaan is het zeeker, dat zulks in dit geval, nimmer het voorneemen van gem. Burgemeefteren geweest is: en dat zy daartoe willens en weetens, ook nimmer aanleiding gegeven hebben. Burgemeefteren hebben nooit gedacht om een Tractaat te maken; zy hebben alleen zoo veel mooglyk willen voorkomen, dat de Americaanen, in de handelingen met Engeland, die des tydsplaats hadden, niets nadeeligs voor de Republiek zouden bepaalen; nemaar zorgen , dat dezelve aan deeze, ten tyde der erkentenisfe hunner onafhankelykheid , zoodanige voorwaarden zouden toeftaan, als voor derzelver handeldryvende Ingezeetenen meest voordeelig zouden zyn. Daar is voorwaar geen betoog noodig, (en • anderfints is het te vinden in het bericht door den voornamen Acteur den Penfionaris van Benkei opgefteld,) om te bewyzen, dat aan geen Lid van Staat als misdaad kan toegerekend  opheldering, enz." 95 kend worden, een overleg, met wie 't ook weezen mag, te maken, over 't geen hy oordeelt, by tyde en wyle, ten nutte en dienst van den Staat in 't algemeen, te zullen ftrekken. Daar toe en verder niet was de Penfionaris van Berckel gelast: De oorfpronkelyke Aanteekening, berustende in Burgemeesters Kamer, toont dit ten klaarlten aan. Daar leest men: Ter gelegendhdd van zeeher e deliberatie, gehouden in de Kamer van H e en Burgemeesteren rakende de onaf hanketykbeid van. Noord-dmerica, en van het voordeel dat onze Commercie, c as o q u o, daar van zou kunnen trekken, met den Hr. Penfionaris van Berckel, hebben de vier Heeren Burgemeefteren het nevenJlaande Declaratoir, door gem. Heer uit baar naam getekend, gelast te zenden, aan den Heer Lee, een der Americaanfe Heeren, om daar van gebruik te maken daar 't behoord. Het gemelde nevenftaande, of in margine «efchreevene Declaratoir, luid woordelyk. De Hr. van Berckel zal uit de naam van Heeren Burgemeefteren der Stad Amfteldam, en op haare expresfe last fchryven aan den Heere Lee; „ Dat, in eene vaste onderftelling ''er in het Con„ gres thans in America met de Engelfche Hee- m ren  96" memorientot „ ren Commisfarisfen gehouden wordende, niets „ in het minfte zal worden vastgefleld of gerefoU „ veerd, tot nadeel van de Commercie van deeze „ Republiek, Burgemeefteren van haare zy de ge. „ neegen zyn, om, zo dra de onafhange- „ lykheid der vereenig de staaten van „ noord-america, door engeland erkend „ zal zyn , naar hun vermogen de zaaken daar „ heen te dirigeeren, dat tusfchen de gem. verée„ nigde Staaten, en deeze Republiek, een Trac„ taat van eeuwigdurende Friendfchap en Com„ mercie, tusfchen de wederzydfche Ingezeetenen „ worde gefiooten, met qualifcatie aan bovenge„ melde Heere Lee, met behoorlyk menagement „ onder de band van deeze Haar Ed. Groot Achtb. „ opregtefemimenten, gebruik te maken, daar't „ behoord". Van deeze gevoelens van Burgemeefteren, gaf de Heer van Berckel, genoegzaam woordelyk volgens evengemelde aanteekeningen, doch in 't Fransch, kennis aan .meergemelde Heer Lee. Alleen voegde hy, na de laatfte woorden, daar 't behoord, of in 't Fransch, ou iljugera apropos, daarby: Nedoutantnullement que Mr. Lee ne Ie fera av eet out le menagement, que faprudence trouvera necesfaire, pourqifiln'en tranfplre Hen, aupres de eeux qui pourraient êlre  OPHELDERING, ENZ. ttre interejfés, de faire échouer, iil étoitpofble, ou de rendre dijfcile texécution t?unplan, pul na d'autre hut que celui d'avancer les Intéréts reciproques des deux Republiques, In dit alles wordt het woord Trablaat niet gevonden: en de bovengemelde woorden houden zeekerlyk geene verplichting hoegenaamd in: de bereidwilligheid die men, doch alleen maar wederkeerig voor de nieuwe Republiek i zoo zy daar immer voor erkend wierdt, betoond , zou maar van den tyd dier erkentenisfe, dagteekenen. Burgemeefteren hebben dus niets anders gedaan , dan tot voorkoming dat ter geleegendheid der handelingen, die tusfchen Engeland en de Americaanen reeds plaats hadden, niets nadeeligs, voor den Koophandel der Ingezeetenen van deezen Staat in 't algemeen, zou bepaald worden, den Americaanen te doen aanzeggen , dat byaldien niets wierdt vastgefteld * tot nadeel der Commercie van deeze Republiek , Burgemeefteren van hunne zyde geneegen zouden zyn, zoo dra de onafbanglykbeidder Staaten van America door Engeland erkend zou weezen, naar hun vermogen de zaak daar heen te dirigeeren, dat' tusfchen de gem. Staateii I. deel. G eri  #8 MEMORIEN TOT en de Republiek een Tradaat van eeuwige Vriendfchap gefloten mogte worden. Ik vraag aan alle onpartydigen, aan allen die niet vooringenoomen zyn, is die voorziening van Regenten van eene aanzienelyke Koopftad, wiens geheel beftaan op den bloei der Koophandel gevestigd is, niet eerder pryswaurdig? Maar is hunnen Minifter buiten kennis zyner Principaaïen verder gegaan, hy alleen is ftrafbaar. De Burgemeefter Temminck heeft my gezegd, nimmer het Tradaat te hebben gezien, voor dat het ter Vergadering van Holland is bekend geworden, 't Is waar, dat in het bericht, daarna door Burgemeefteren den Staaten overgegeeven , de ganfche handeling door Burgemeefteren erkend word. Maar dezelfd© Heer Temminck heeft my verzeekerd, dat zulks ten gevalle, en als tot redding van den Penfionaris van Berckel, gefchiedwas: datdegehoudene aantekening in Burgemeefters Kamer berustende, inhield, al 't geen in deezen, met kennis van Burgemeefteren, was voorgevallen. Het denkbeeld in °t welk de Penfionaris van B-rekel fehynt geweest te zyn, dat de nieuwe Americaanfche Republiek, een goudmyn voor  OPHELDERING, ENZ. 99 voor de onze zou weezen, kan ten goede doen duiden, dat hy die voordeelen door het Tractaat, cafuquo, heeft willen verzeekeren: zyne Vaderlands- en Stads-liefde kan hem doen verfchoonen, daar hy zich met zoo veele anderen bedrogen heeft bevonden. Men wil dit liever onderftellen, dan gelooven 't geen J. M. Stoktonvoorgeeft, dat, naamlyk, het concept Travaat, door Jan de Neufville Schildknaap, daar toe gedeputeerd, door den fenfienaris en Burgemeejiers der Stad Amfterdam, van de eene zyde, en door W. Lee, als Commisfaris van '/ Congres, van de andere zyde, op den 4>Jen September ondarteekend zou zyn. Uit het bovengemelde blykt, dat Burgemeefteren zoodanige volmacht niet gegeeven hebben: en 't is niet waarfchynlyk, dat een ervaren Minifter, des tyds zeer wel met Burgemeefteren, op eigen gezach met den Schildknaap en Koopman de Ntufville, zoodanig zou gehandeld hebben: te minder noch, daar, hoe fchuldeloos het ook was, fchikkingen met de Americaanen te beraamen, om die , het geval daar en de omftandigheeden dezelfde zynde, door Arafterdam ter Vergadering van Holland te laaten onderfteunen en gunftig voordragen, het er gansch dus niet meede geleegen zou zyn, G a ze o  100 MEMORIEN TOT -zoo een Minifter zonder uitdrukkelyke last zyner Principaalen, fchriftelyk en door handteekening die Principaalen verbonden had, om, voor zoo veel in hun was, de bepaalde fchikkingen in een Traélaat te doen veranderen, zoo dra de nieuwe Republiek voor onafhangelyk erkend zou zyn. 't Is mooglyk dat de Neufville, om zich by het Americaans Congres te doen gelden en zich zeiven meerder aanzien toe te voegen grooter ophef van de zaak gemaakt heeft' dan zy waar3yk verdiende. (*>, Difi J Brief van J. W. Stokten bewyst, dat op zyn zeggen weinig ftaat te maken is. Zyne ftelling dat Amfterdam * in de Quote van Holland en Holland * in die van de Zeven Provinti'en betaald, toont zyne onkunde: en hy heeft even gemakkelyk, van Jan de Neufville een Ambasfadeur van den Penfionaris en van Burgemeefteren kunnen maaken, als hy van de Staaten Generaal, de Staaten van de zeeven vereenigde Provintien van Holland gemaakt heeft. Alleen zou kunnen doen denken, dat hy tamelyk wel onderrecht is geweest, doordien hy den Penfionaris voor Burgemeefteren noemt: ten (*) Jaarboeken 1781. BlaJz. 185.  OPHELDERING, ENZ. lOl ten minden zoo hy vermeend heeft, dat menden rang, naar den invloed of het gezach moest reegelen. Het is opmerkenswaardig, dat in dat gantfche Tradaat doorgaans, wanneer van de Staaten Generaal gefproken wordt, dezelven met denzelfden naam als de evengemelde Stokton hun geeft, naamlyk, de Staatên der Zeven Provintiën van Holland, genoemd worden. Men zou waarlyk haast moeten gelooven, dat de Ambasfadeur de Neufville aan zynen Meester het Tradaat niet had laaten leezen. Wat dat beruchte Tradaat zelve betreft, is het waarlyk niet waardig zoo veel fpels te hebben gemaakt. Zoo daar by eenig byzonder voordeel voor de handeldryvende ingezeetenen van ons Land befproken was, zou ieder een, daarna, dewyl de meeste menfchen doch gezind zyn de zaaken by de uitkomst te beoordeelen, den Penüonaris lof over zyn beftaan hebben toegezwaaid: maar daar is niets in, dan 't geen, de eene handeldryvende natie, aan de andere in Vreede'styd niet weigeren kan: en altoos vast riet aan de onze, door de Americaanen geweigerd zou zyn: daar zy naar het fluiten der Vreede volftrekt niet konden misfchen, dat algemeen Crediet, dat men hier te G 3 Lan-  102 MEM0RIEN TOT Lande, zelfs mooglyk in te groote maate, aan alle de Kooplieden geeft: en zonder het welk „ fchier geene Negotie gedreeven kan worden. De America- noch meer dan Vaderland lievende Brief van den beruchten Ridder van der Capelk, toont genoeg aan, hoe de opkomende Republiek om geld verleegen was; daar hy haar raadt, geld tegens 5J a 6 percent te negotieeren, 't Is waar, dat de vernuftige Ridder vermeent daar door, en zoo dit noch niet genoeg was, door hooger Interest, de Ingezeetenen van de Republiek te noopen, hunBe fondfen in Engeland te verkoopen, om hun geld in America te plaatzen. Het is der moeite waardig dien Staatkundigen Brief te leezen (éi). Het komt my voor, dat eenTradhat, als het geflootene tusfchen de Neufville en Lee, gemakkelyk in alle gevallen gefloten zou hebben kunnen worden, in den tyd noodig om het op 't papier te ftellen. Daar is toch iets byzonders in; ik meen Ilet. Axt- hY 't welk de Staaten der Zeeven Ver. eenigde Provimiën van Holland, op zich neemen aan hunne nieuwe Vrienden, eene onbc- lera- 0») Jaarboeken 1781. bl.  opheldering, enz. IO3 lemmerde Vaart van wegens de Barbaryfche Mogendheden te bezorgen. Immers, daar tot „och toe het belang van onze Scheepvaart had meedegebragt, zoo veel mooglyk te be- werken, dat die Rovers met ons m Vreede, en met de andere Mogendheden in Oorlog waren, om ons de Vaart, voornaamlyk die men neet de Cabotage, in de Midd landfche Zee te begunftigen, fchynt het vreemd , dat men ten gevalle der nieuwe Vrienden van Systema verandert: en men kan niet zeggen, om iets wederkeerigs te bedingen, dewyl in 't gantfche Tradaat niets byzonders ten voordeele van onze Ingezeetenen bedongen is. 't Is waar, dat da Neufville in zynen Brief aan den Prefident van 't Congres O) zegt, dat het betrekMe tot de Ajricaanfche Mogendheden over en weder bepaald was: doch zulks is niet wel te begrypen, dewyl Wy by dezelve geene voorfpraak noodig hadden. Ondertusfchen fchynen de Staaten in twyffel te zyn geweest, en door het Bericht van Burgeraeesteren niet volkomen gerust te zyn «refteld, of het gedrag van Burgeraeesteren van ï778 en van hunnen oudften Penfionaris, niet ' ftraf- (a) Jaarboeken 1781 bl. 114' G 4  2*4 m e bi o r i e n t ou t ftrafwaardig was: dewyl zy by Refolutie v?n si December i78o eenpaarig, 0p Amfterdam na, van den Hove eischten, deszelfs Confide ratien en Advis: en wel na dat by Refblutie van den o3 November, door alle de overiSe Leeden, het geen door Burgemeesteren en hunnen oudften Penfionaris in deezen gedaan ■ was, gedesavoueen was; en vervolgens door allen, behalven Dordrecht en Haarlem, gerelolveert, dat zou worden geëxamineert en over wogen, hoedanige nadere voorziening en meest efficacieufe mtddelen zouden kunnen en behoren te worden beraamd en vastgejield, waar door dtergelyke onderneemingen van een Lid der Hoo ge Regeering, voor het toekomende, gepreveni» eerden tegengegaan zouden kunnen worden Het is niet twyffelachtig, dat de inhoud deezer Refoiutiën gefchoeid was, op de aloude toegeevenheid voor Engeland: maar'men kan doch met ontkennen, dat de toeftand in welken de Republiek zich bevondt, vereischte dat voorzichtiglyk het ongenoegen, dat oorzaak tot eene Vreedebreuk kon geeven, wierd voortkomen. Doch dat neemt niet wech, datBurLmeesteren en de Vroedfchap van Amfterdam zich met reede beklaagd hebben, dat men hun heeft willen opftryden dat zy waarlyk een fqr- meel  OPHELDERING, ENZ. I&5 meel Tractaat laadden willen fluiten; daar het immers overvloedig bleek, dat het zoogenaamr de Tradaat niet was dan een Concept. De inhoud der Vroedfchaps Refolutie van ai November 1781, als protest in de Notulen van Holland geinfereert Qa)9 toont zulks duidelyk aaii. Maar, zoo, naar myn inzien, deeze zaak niet waardig was, dat van dezelve zoo veel ophef gemaakt wierdt; en op zyn flimst kon befchouwd worden, als eene onvoorzichtige daad, van eenen yverigen Penfionaris, die te veel ingenomen met het by hem gevormde denkbeeld, van de grootheid der aanftaande nieuwe Republiek, en van de voordeden die voor zyne Stadsgenooten, daar uit zouden voortvloeijen, in eene te ruime zingenomen had, het verlof hem door zyne Meesters, om te handelen gegeeven: offchoon het gedrag der gemelde Penfionaris al eens in deezen ten hoogfte berispelyk ware geweest, zoo is dat van den Engelfchen Ambasfadeur niet minder aanftootelyk en hoonende voor de Republiek geweest. Draaglyk zou het geweest zyn, zoo het Ca- bir (a) Ja£rb:eken 1781. bl. 321. G 5  106 M E M O R I E N TOT bïnet van London [want men meent te kunnen verzeekeren dat de Ridder York zyne twee laatfte Memoriën van 10 November en n December 1780 woordelyk, zoo als Hy ze heeft overgegeeven, ontfangen had] geklaagd had, over de beleedigingen, door liet gebeurde den Koning aangedaan: en vervolgens voldoening geëischt had: maar, eene Regeering van eene annzienlyke Stad, en anderen die zoo als deeze dachten, te noemen, eene Fatlie, eene toomlooze Cabaal, een Complot; die Stad af te fchilderen, als gezind om bet algemeen belang aan haare byzondere inzichten op te offeren, en. ze te befchuldigen van intrigues te gebruiken en gevaarlyke desfeinen te hebben, was teeerroovend, om geduld te kunnen worden: en het was zeeker zeer toegeevend, en noch een gevolg van den ouden Engelfchen invloed, dat niet, alvorens de Refolutie tot voldoening van zyne Brittannifche Majefteit te neemen, met wedergeeving der Memoriën geëischt wierdt, dat andere in gevoeglyker en gefchikter bewoordingen door den Ambasfadeur aangeboden mogten worden: daar de ongelukkige toeftand in welken de Republiek zich bevondt niet toehet, eene gepaste verontwaardiging daadelyk te betoonen. On-  O P H E L I) E R I N G, ENZ. IO? Ondertusfchen had het Hof van Holland, zich in ftaat gefteld om te voldoen aan de Refolutie van hun Ed. Groot Mog. van den 21 December, by welke het gelast was hun Ed. Groot Mog. te dienen van derzelver Confideratien en Advys; eeniglyk en bepaaldelyk op de vraag, of in de voorfz Stukken ietwes word gevonden het welk naar Rechten, en volgens de Conflitutioneele ffetten en Placaaten deezer Landen, Materie zoude kunnen opleveren, tot het wettiglyk entameeren van Crimineele Procedures jegens de Burgemeesters en Regeerders der Stad Jmjleldam, die in den jaare 177%» 'V1' wanneer het zelve • projtiï Traiïaat is ontworpen, geregeerd hebben} mitsgaders tegens den oudften Penfionaris derzelver Stad. , Men was onder de hand onderricht geworden , dat het befluit niet gunftig zou zyn5 in *t byzonder niet, voor den Penfionaris van Berckel. Ingevolge van deeze geruchten , wierdt ik door Burgemeesteren verzocht, hoe eerder zoo beeter, naar 's Hage te reizen, om met en beneffens den Penfionaris Visfcher die zich aldaar bevondt, alle mooglyke vlyt aan te wenden, om voor te komen, dat het raport van Commisfarisfen van den Hove in den vollen Pvaad niet gebragt wierdt: en dus voor als noch  I03 MEMORIËN TOT noch niets gearresteerd kon worden. Men was onderricht dat zulks Dingsdag naast-komende, den 13 Maart, zou gefchieden. Ik vertrok derhalven Zondags den 11. naar 's Hage, en deed aldaar, beneffens den Heere Vkfcher, de noodige demarches by zyne Hoog, heid, en by den Heer Prefident Sikher. Voor zoo veel ik my herinneren kan, want heb van 't verrichte geene aanteekeningen gehouden, vonden Wy den Prefident geneegen, om zoo veel mooglyk voor te komen, dat in de tegenwoordige omftandigheden, daar wy in Oorlog met Engeland waren, geen Advys. van 't Hof ter Vergadering van Holland wierdt ingebracht: 't geen, aangezien dien Oorlog ook fciieen niet paslyk te zullen zyn. Maar te vergeefs vertoonde Ik zyne Hoogheid, dat daar door, eene der reedenen die de Engelfchen tot het aanvangen der Kryg voorgewend hadden, als 't waare, gewettigd zou worden: dat het daarom alleen noodig was, dat ten minften voor als noch, het Raport dat Dingsdag in den Raad moest komen, agterbleeve, en het Hof aldus buiten ftaat bleef om te berich. ten. Zyne Hoogheid vermeende de loop der Justitie niet te kunnen, noch te mogen ftuiten. * . Des-  OP HELDERING, ENZ. IO9 Des niettegenftaande bewerkte de Penfionaris en ik, dat het rapport Dingsdag niet gedaan wierdt, en de zaak dus geen voortgang hadt. Zedert, zoo als men weet, is dezelve blyven fteeken: voornaamlyk na dat het Hof aan de Staaten gefchreeven had, den Brief gedagteekent 27 Maart 1781 (a): en dat door Haarlem op den 13 April, toen deeze zaak ter Vergadering van Holland, in deliberatie wierdt gebracht, voorgefteld Was geworden 1 het Hof te excufeeren, te advyfeeren over eene vrage, waartoe de apparente aanleiding volgens de fentimenten van den Hove zelve gecesfeert waren: op welke voorftelling ook eenige Leden die gereed waren, hunne advyzen terug hebben gehouden. / De Penfionaris van Berckel had voor zich zeiven, en zonder medeweeten der Heeren van 1778, die noch in leevénwaren, eene Memorie ter Vergadering van Holland ingeleeverd: (h) by deeze verzocht hy, of, dat zyne zaak, zoo ze daartoe gefchikt geoordeelt wierdt, in handen van Schout en Scheepenen van Amfterdam mogt gefteld worden: of dat de Staaten hem f» Jaarboeken 1781. bladz. 837. (i) Jaarboeken 1781. bladz. 1034.  1(10 MEMORIËN TOT hem tot zuivering van zyne eer en goede naam, eene verklaaring geliefden te geeven., dat geene befcheiden door ofte van wegen den Ridder York , of wie zulks anders zou mogen weezen, waren ingekomen , waar uit bleek, dat hy in zyn Perfoon fchuldig was, aan 't geen waarmeede hy in de Memoriën van opgemelde Ridder York beticht was geworden, ten einde om daar meede alle lasterende discourfen en infertien in de Nieuwspapieren, efficatieuslyk, tegen te kunnen gaan. Dewyl die Me moiie door de Lecden der Vergadering; is overgenomen , en dus verre zonder dispofitie gebleeven, zoo fchynt gem. Penfionaris noch niet ontheeven te zyn, van 't geen in de vorige Refolutien minder of meerder voor hem grievende legt opgeflooten: ja zou hy mooglyk befchouwd kunnen worden, als fub reatu, zynde. Alhoewel het zeeker is, dat het Hof nimmer Rechter kon weezen, en de Penfionaris niet beklaagd kon worden, dan door en voor Schout en Scheepenen van Amllerdam, zoo is het doch niet minder ontwyffelbaar, dat de hooge Overheid, uit wiens fchoot alle Rechtsgebied hier te Lande is voortgekomen, en in wiens naam, alle Rechtsvordering gefchiedt, met recht het Hof kon gelasten, haar te  OPHELDERING, ENZ. III te advyfeeren, of in deeze zoodanige Rechtsvordering gedaan moest worden. In dit twyffelachtige is.de hooge Overheid gebleeven, en daar is niet beflist, of in de {lukken den Hove ter hand gefteld, gevonden is, ietwcs, bet welk naar Rechten, en volgens de Conftrtutioneele Wetten en Placaaten deezer Lande , materie zoude kunnen opleeveren, tot bet wettiglyk entameeren van crimineele Procedures, (a) Maar 't zy de handelingen van Burgemeesteren van Amfterdara en van hunnen Penfionaris, veel of weinig toegebracht hebben, om ons den Oorlog te doen verklaaren, zoo zou die verderfelyke Oorlog, mooglyk nimmer plaatz hebben gehad, zoo 'er geene verregaande verwydering, reeds eenen geruimen tyd voor den Oorlog, ontflaan was, tusfchen den Engelfchen Ambasftideur, den Raadpenfionaris , en den Penfionaris van Berckel. De Ambasfadeureerlyk, oprecht, doch hoog van Charadter, en heel in zyne denkenswyze, de natie, alhoewel na een twimïg jaarig verblyf, weinig kennende, en van dezelve oordeelende, naar eenige weinige Lieden, met welken hy omging, heeft het kwaad humeur,- dat (*) Jaarboeken 1781. bladz. *34«  Iia MEMORIËN TOT dat hy regens evengem. Minifters had opgei vat, voornaamlyk toen hy merkte of dacht, dat zy de vreedzaame gevoelens die hy in 't begin had , en van welken ik verflag heb gedaan , weinig achtten, en zy hem dwarsboomden, den ruimen teugel gevierd, en het vuur, dat begon te branden, eerder aangeftookt dan uitgedoofd. Maar 't geen de fierheid van den Ridder en deszelfs kleinachting voor de Republiek aanmerkelyk vermeerderde, was de weerlooze toeftand, daar zy, gelyk te vooren reeds aangetoond is geworden, zich in bevondt. Hem was zeekerlyk bekend, het rapport ter Vergadering van Hun Hoog Mog. door Gedeputeerden van de zaaken tot de Zee gedaan. Uit dit, en uit die der Admiraliteiten, was ten klaarften gebleeken, in welken toeftand ons Land zich bevondt: „ geene voorziening te„ gens buitenlands geweld, op en langs de „ Kusten: in de Zeegaaten, fchier geenezwaa„ re Scheepen, noch Volk, om de weinige die „ 'er noch waaren , te bemannen; geen genoegzaam aantal van Opper-, en noch minder ,, van Onder-Officieren: geene voorraad van „ Gefchut en Scheepsmateriaalen." Men kan niet dan met ontroering die deer- ly-  opheldering, enz. H3 lyken toeftand befchouwen. De Admiraliteit van de Maas kon flechts leeveren, één Schip van 70, één van 6b, en vier van 50 Stukken. Die van Amfterdam hadt één Schip van 70, 3 van 60, en 6 van 50 Stukken. Die van West» vriesland geen. Die van Zeeland 2 Scheepen van 60, en 1 van 50 Stukken. Die van Friesland 1 van 50 Stukken: en alle te zaamen 19 Fregatten: maar het flimfte was, zoo als reeds gezegd is, dat eene groote fchaarsheid van Zeevolk, het in Zee brengen van die Scheepen onmooglyk maakte. Daar tegen had Engeland, volgens grondige Informatien, des tyds in Zee, of kon daadelyk in Zee brengen, 3 Scheepen van ico, 1 van 98 , 10 van 90, 2 van 84, 1 van 80, 43 van 74 1 van 70, 1 van 68, 24 van 64, 4 van 60, en 17 van 50 Stukken: te zaamen 126 Scheepen, behalven de .Fregatten. . De bewustheid van deezen ftaat van zwakheid, had zeekerlyk aan 't Hof van London doen voeren, eene taal, verre beneeden die geene welke de eene onaf hangelyke Mogendheid aan de andere verfchuldigd is: zy was \ fchier niet te dulden geweest. Men fcheen dus niet dm eene bittere keuze te hebben: toeteftaan 't geen op eenen hoonenden toon geI. deel. H eischt  114 MEMORIËN TOT eischt wierdt, of zich eenen verderffelyken Oorlog op den bals te haaien. Uit dit labyrinth had men zich doch kunnen redden, zoo men de aanbiedingen van den Engelfchen Gezant, van welke ik in 't begin verflag heb gedaan, had aangendornen. Mooglyk had men noch eene taamelyke goede uitkomst gevonden, met aan te neemen het voorftel in Oftober 1778 door de Engelfch n gedaan, naamlyk, om de Laadingen van alle de opgebrachte Scheepen met >checpsmateriaalen, voor de Kroon te koopen, mts zy niet aan Franfche Ittgezeetenen toebehoorden. De Voorzichtigheid verboodt gewis, zoo geheel oogewaapend als men was, met eenen gewaapenden Vyand te gaan ftryden. Maar, zal men vraagen, zou men dan den aangedaa* nén hoon hebbes moeten dulden ? zou men de heiligde verbonden geduldig hebben moeten zien breeken? Het zou zeekerlyk hard gevallen, en wei-ig eerlyk voor den Staat, of om bee'er te zeggen, voor deszelfs Befluurders gewe st zynï maar die oneer zou den naapftigen Landman.' den -yvvken Koopman, den {tillen Burger met g -r ifen he ben : zy zou een g-volg van den weerloozen ftaat, in welken de Republiek zich  OPHELDERING, ENZ. H5 zich bevondt, geweest zyn: en wy hebben gezien, wat daar van de oorzaak was. Die toeftand zoodanig zynde, wierdt het geroep, het beklag over Engelands trouwloosheid , loutere en nuttelooze klanken. De Historiën van alle tyden leeren, dat eigenbelang der Vorften Wetboek heeft opgefteld, en dat op het nakomen der Tfaftasten, geene andere ftaat gemaakt kan worden, dan voor zoo verre zulks met dat belang ftrookt, of ze met geweld tegen geweld, desnoods gehandhaafd kunnen worden. Mobglyk zal men zeggen, dat het belang van den Koophandel niet duldde, dat men iets in het nakomen van het Tradaat van 1674 toegaf: dat men dus om des Koopmans wille tegen de Engelfchen den Oorlog heeft moeten voeren, Maar wie zal beweeren, dat om den tak van Negotie, daar het in deezen op aankwam, naamlyk die van Scheepsmateriaalen, te begunftigen, het voor den Lande en voor deszelfs handeldryvende Ingezeetenen oorbaar was , alle de andere d:n bodem in Haan? Niet zon'er reeden hebben de Gecommittetrdai van Hun Ed. Groot Mog. de Staaten van Holland en We?tvriesland, in hun Ad11 2 vys  HÓ" MEMORIËN TOT vys van 30 December i?73 f» gevraagd, of bet transport van Hout, waarby de Navigatie voornaamlyk bevoordeeld wierdt, maar ds Commercie niet veel meer als eene Commisfié verdiende, alleen kon opweegen tegens alle de takken van Koophandel en Scheepvaart te zaamen genoomen? Men had te meerder reede, om den algemeenen Koophandel en Scheepvaart, eerder dan eenen enkelen tak, derzelver gang te laaten gaan, ...dewyl de Engelfchen aangenoomen hadden, zich te fchikken na de algemeene regel, vry Schip, vry goed, zelfs in geval van Cabotage, van de eene vyandelyke Haaven op de andere, en van het vervoeren van Goederen, naar en van de Colomen van den Staat, aan wien dezelve ook zouden moogen toebehooren, ja zelfs aan de Americaanen, waar over in den voorigen Oorlog zoo veel moeijelykheid geweest was. Met meerder grond kon men zeggen, dat wy in dien noodlottigen Oorlog ingewikkeld waren geworden, om dat ons belang meedebracht, Frankryk niet voor 't hoofd te ftooten, en dat Hof geëischt had, dat de Republiek , wilde zy als onzydig befchouwd worden, gee- 00 Jaarboeken 1779. bl. 152.  OPHELDERING, ENZ. II? geene blyk van eenzydigheid zou geeven, met ten voordeele van Frankryks Vyanden, van een recht af te zien, waar van 't genot voor Frankryk van zoo veel belang was. 't Is over bekend, hoedanig Frankryk reeds in den Jaare 1778 alles in 't werk had gefteld, om de Republiek als te noodzaaken, op het vervoeren van Scheepsmateriaalen, in den ruimften zin, te blyven ftaanr hoedanig het Hof van Verfailles, gebelgd over de Refolutie van 19 November 1778, by welke bepaald was, geen Convooy tot het vervoeren van Maften en Hout, voor Oorlogfcheepen gefchikt, te geeven, aanftonds deszelfs ongenoegen getoond had, door den Koophandel der Ingezeetenen, behalven die der Haarlemmers en Amfterdammers, die door de Penfionarisfen vanZeebergh, van Berckel en Visjcber, verbecden waren, te belemmeren. (#) Alhoewel het gedrag der Franfchen, in dat geval, niet fchynt aan de rechtmatigheid getoetst te kunnen worden, dewyl, ons t3 willen noodzaaken een Tradaat te doen gelden, dat (3) Men kan de byzonderheeden vinden in de Jaarboeken van 1779. bl. 84, 89, 129, 133, 164, 175, 421, 430, 502, 508, 529, 565, 587. H 3  Il8 MEMORIËN TOT dat buiten hun, en zonder hunne tusfchenkomst of guarantie, meer dan 100 jaaren geleeden, geflooten was, zeekerlyk niet rechtmatig was, zoo had doch het geen zy gedaan hadden getoond, het belang dat zy in het uitvoeren van dat Tracïaat fielden : en de ondervinding had ten allen tyde geleerd, dat het den Vorften gemeenlyk zeer onverfchillig is, op -wat wyze zy hun oogmerk bereiken. Het was de Franfchen niet alleen te doen , om van het noodige Scheepstimmerhout te worden voorzien, maar voornaamlyk om te doen breeken de aloude verbintenis, die 'er tusfchen de Republiek en Engeland was. Frankryk vreesde dat deeze, gevoegd by eene geneegendheid voor die Natie, by zommigen als aangebooren, de balance eindelyk zou doen overflaan, en voor Engeland party doen kiezen, of ten minden dat de haare nimmer hartelyk zou betracht worden. Van welken kant men dan de omftandigheden in welke de Republiek zich bevondt befchouwde, waren zy zeekerlyk kommerlyk: en deeze bekommerlyke toeftand kon in grootendeele gedagteckend worden, van het neemen der bewuste Refolutie van 19 November 1773. om geene Gonvooyen, aan Scheepen  OPHELDERING, ENZ. IT£ pen geladen met grof Scheepstimmerhout of Masten te geeven. 't Is waar, die Refolutie moest kwanfuis geheim gehouden worden, en de Engelfchen daar van 'geene onmiddelyke kennis hebben of verkrygen \ en men had met eenen goeden uitflag hetzelfde gedaan in 1762. Maar waarom was het noodig, zoo eene Refolutie te neemen? Waarom zoodanige blyk van toegee-^ ver.dheid aan Engeland gegeeven? Waarom Frankryk deswegens gemelyk gemaakt? Het was immers onnoodig deswegens iets te bepaalen. Het geeven van Convooijen verboodt zich van zeiven, dewyl wy geen Scheepen hadden, om een genoegzaam Convooy uit te maken: en het dus niet kon gefehieden, zonder de Vlag der Republiek aan hoon bloot te ftellen: 't geen immers volftrekt vermyd moest worden. Wilden de Schippers zonder Convooy vaaren, zy konden: en ingeval van neeming, zouden de Engelfchen mooglyk gereedelyk hunne Goederen, mits geene Franfchen toebehoorende, voor de Kroon gekocht hebben, zoo als zy dat aangebooden hadden. Aanmerkelyk zyn de woorden der Staaten van Holland, in hunne Refolutie van 24 Juny 1779, (a) by welke zy hunne Gedeputeer- (a) Jaarboeken 1779 bl. 605. den H 4  120 memoriën tot den ter Generaliteit gelasten te trachten, al daar te doen befluiten, tot het geeven van onbepaalde -Convooyen, daar zeggen hun Ed. Gr. Mog. dat het prudent zoude zyn, zich hoe eerder zoo beeter, in een postuur van defenfie te Jiellen, en daar na te refolveeren. Maar het fchreeuwen om Convooy, voornaamlyk, ja eeniglyk, voor de Houtfcheepen, was zoo groot, dat het moeilyk was, daar aan het oor niet te leenen. 't Was ook geenzints wonder, dat de Kooplieden eischten, dat eene Zee-Mogendheid hunne Zeevaarende Ingezeetenen, tegens buitenlands geweld, in het voeren van eenen wettigen Handel, befehermde: -ttaar de mooglykbeid was 'er niet. Veelen van die Kooplieden, waaren teffens Leeden der Regeering, en de ftaat in welken onze Marine zich bevondt, was hun bekend: doch de meesten hadden byzondere inzichten: of waaren vreemdelingen, die zich 's Lands algemeen welzyn weinig bekreunden. Maar dat Regenten, die geene Kooplieden waaren, die geen byzonder belang by het geeven der algemeene Convooyen hadden, daar op geftaan hebben, terwyl zy wisten, of hadden behooren te weeten, dat de Admiraliteiten daar toe buiten ftaat waren, is onbegrypelyk, zoo niet onvergeef- lyk:  OPHELDERING, ENZ. ÏQ.1 3yk: daar het intusfchen grievend is geweest, dat het welzyn van zoo veel duizenden opgeofferd is geworden, aan het gefchreeuw en de heethoofdigheid van eenige weinigen. In den beknelden toeftand daar de Republiek zich in bevondt, tusfchen Frankryk en Engeland, was de keuze zeekerlyk zwaar. In het reeds by gebrachte Advys van Gecommitteerden van Hun Ed. Gr. Mog. van den 30 December 1779, v/aren de voordeelen aan de vriendfchap der beide Natiën verknocht, opgegeeven en gewoogen: doch 't geen daar gezegd wordt, wegens de noodlottige legging van ons Land, fchynt de keuze welhaast te hebben moeten bepaaien. De Gecommitteerde vertoonden; „ dat dieleg„ ging ons affnyt van alle de zuidelyke dee- len van Europa: zonder te fpreeken van den „ naauwen doortocht van het Canaal, waarop ,, alle de Zeehavens van Engeland, en de ver„ eeniging van haare macht uitkomen, en eene „ directe infpecfie hebben: 't welk de Repu., bliek direct affneed, van alle Secours, van die gcenen, met wien zy zich zoude kun,, nen alliëiren, om hulp te zoeken: en Haar „ in eenen Oorlog met Engeland noodzaakt de onheilen van den Oorlog alleen te draa- gen, tot dat zy eene Vloot vergaderen kan, H 5 „ die  122 MEMORIËN TOT „ die in ftaat is, om die der Engelfchen het »» hoofd te bieden , en binnen haare Havens „ te honden." Daar fcheen dan minder gevaar te zyn, met aan Frankryk rondborfïig te verklaaren, dat by aldien zyne Allerchristelykfte Majefteit niet kon goedvinden, zyne nadeelige Edicten in te trekken, en onze Comttiercieerênde en Navigeerende Ingezeetenen te laaten genieten, dezelfde voordeelen, die zy tot dus verre ge- ^jiooten hadden, wy genoodzaakt zouden zyn de party der Engelfchen, hoe ongaarne ook, te kiezen, of ten minften te voldoen aan de Traétaaten, op welke deezen zich beriepen. - Hoe zeer Frankryk's belang zeekerlyk meedebracht, alle Verbindtenisfen tusfchen de Republiek en Engeland te doen ophouden: zoo ontbrak het doch niet aan reedencn, om het •Hof van Verfailles te doen verlangen, dat wy bïéeven by eene onzydigheid, die in veele opzichten voor Frankryk voordeelig was. Voor eerst: was het zeeker, dat byaldien wy, in den weerlozen toeftand, in welken wy ons bevonden, met Engeland in üorl.g geraakten, wy buiten ftaat zouden zyn , onze Scheepvaart behoorlyk te befchermen: en dat hunne Ingezeetenen verliezen zouden al het voordeel,  OPHELDERING, ENZ. 123 deel, dat zv gedurende den Oorlog door onze Neutrale vaart, zouden kunnen trekk n. Ten tweeden: was het better, ten minften by voorraad, dat wy temport/eerden, tot dat onze Marine in boeter ftaat was. Ten derden: en wel voornaamlyk, was het belang der Franfthen , ons niet te fterk te benaauwen, om ons niet als in de noodzaaklykheid te brengen, om Engelands zyde te kiezen , waardoor zy daadelyk afgeflooren zouden zyn geworden, van alle communicatie.,, met de Noord- en Oost Zeeën. Niets had men, volgens myn inzien, onbeproefd behooren te laaten, om eene Vreedebreuk met Engeland voor te koomen. Met ree- — de had Zeeland, toen men op den eden Jaly , 1780 Ministers ter Generaliteit benoemde, om den Staat te doen treeden tot de Gewapende Neutraliteit, gezegd, dat men nimmer had wil-1 len trachten, de zaaken met En gel and in der min-• ne te vinden. Zeeland was de eenigfte Provintie , in welke de onheilen des Oorlogs voorzien wierden. Op den 3ften January 1781, was door allen die in die Provintie belang in den Koophandel en Scheepvaart hadden, een Request aan de Staaten Generaal aangebooden, by't welk vertoond wierdt,  ï?4 MEMORIËN TOT wierdt, dat de Vreedebreuk, tusfchen Engeland en den Staat, den geheelen ondergang van veele Huisgezinnen na zich zou fke^n, en verfcheide takken van negotie vernietigen f» Het befluit was H. H. M. M. te verzoeken alles aantewenden om voor te komen, dat de Oorlog niet ten hoogfïen uitbarste. Maar in plaatze van de maatreegelen, die de nmftandigheden zoo noodzaaklyk maakten, te neemen heeft de onvergeeflyke vooringenomenhdd van zommigen, Cdie waanden en anderen trachtten diets te maken, dat van de Engelfchen niets te vreezen was, terwyl zy zich reeds twee machtige vyanden op den hals hadden gehaald, en derhalven niet konden noch durfden aanvallen,) alle voorzichtigheid terzyde doen ftellen. Men floeg geen geloof aan het fchryven van den Graave van PVelderen, die zedert het vTfIZv'I™ I7°°0' tegen het ^ ^ van Engeland, voornaamlyk zoo men tot de Gewapende Neutraliteit accedeerde, te wachten had, gewaarfchouwd had. Deeze braave Mimster, aan wien zoo onverdiend verweeten as, zyne nalatigheid in het onderrichten van O) Jaaiboekeu 1781. bl. 253.  OPHELDERING, ENZ. I«5 van 't geen in Engeland omging: dien Ik zelf, Ik zeg het met leedweezen, dat verwyt gedaan heb; dien men met alle hardigheid behandeld heeft: wiens trouwe dienden waardig waren geweest, dat men hem, om weder naar Engeland in de voorige hoedanigheid te gaan, by de Vreede hadde aangezocht: dien men op eene verregaande wyze beknibbeld heeft, terwyl men ten gevalle van anderen, die niets ten nutte van den Lande hebben uitgericht 's Lands Penningen ten besten heeft gegeeven: die braave Minister heeft my op myn verzoek, daar Ik gaarne aan zyne kunde en trouwe hulde wilde doen, en zoo veel mooglyk beeteren, het ongelyk Hem door my in 't begin, en door anderen, mooglyk noch ten huldigen dage aangedaan, in Haat gefteld, het Publiek, of ten minften myne Leezers, door het mededeelen van den korten inhoud zyner Correspondentie, met den Raadpsnfionaris grondig te onderrichten, Ik heb ten dien einde onder de Bylagen van dit Werk laaten drukken, korte aanteekeningen der Correspondentie, tusfchen gemelde Graave en den Griffier eenen geruimen tyd voor 't uitbariten van den Uorlog gehouden. Zie Byl. C. Als men die gegeevene berichten inziet, fchynt  126 MEMORIËN TOT fchynt het fchier onmooglyk, dat men niet geloofd heeft, dat het met Engeland ernst was: of dat men ten minfteri niet van den inhoud dier Brieven k mnisfe aan de voornaamfte Leeden van Staat gegeeven heeft: op dat, zoo rren al ni^t had willen vermyden, aan Engeland reede tot breeken te geeven, men ten minften had kunnen zorgen, dat naar Oosten West - Indien, en voornaamlyk naar de Caab, waarfchouwingen waaren gezonden, om op zyne hoede te zyn : en aan de Koopvaardy Scheepen bevel gegeeven, van niet zonder Convooy hoe gering het ook mochte weezen, te zeilen, ten einde, ten minften, voor het geweid der Kapers gedekt te zyn. 't Is voornaamlyk onbegrypelyk, dat nadat de Heer van Weiderenden io^en Nov. 1780 gefchreeven had, dat men ftaat kon maaken , dat byaldien geen voldoend antwoord op den inhoud der meedegedeelde Papieren van Laurens g.geeven wierdt, de Oorlog vast was, men de Admiraliteiten, en de Oost-Indifche Compagnie mei gewaarfchouwd heeft, en daardoor voorgekoomen, het uitzeilen der twee Oorlogfcheepen, gecommandeerd door de Capiteinen 6atink en Volbergen, en van het OostIndisch Schip, Schipper P. van Prooyen, die, ge-  OP HELDERING, EN Z. • 127 gelvk bekend,,is, alle drie kort na het uitvaaren, in 's Vyands banden gevallen zyn, daar ze den a_$fP waaren uitgeloopen, toen daags te vooren 't vertrek des Engelfchen Gezant bekend was. (a) De zaaken eenen anderen keer dan veelen verwacht of beweerd hadden „ genoomen hebbende, en de Koning van Engeland naar zoo veele geweldige daaden, die op haar zeiven ene genoegzaame Oorlogs verklaaring inhielden , zynen Arabas fade nr t'huis onrbooden, en eene Oorlogs verklaaring uitgegeeven hebbende, was . in de aaKelige omffandi^heid en weerloosheid, in welke men ziJi bevondt, goede raad duinHun Hoog Mog. keerden zich dan aanftonds tot de Noordfche Mogendheeden, met welke ,zy zich verbonden hadden. De Heer v n Lynden, onze Minister te Stokholm, gaf reeds op den 8ften February een Memorie aldaar over, om het nakoomen vanher 7e, 8e en («) Wat 'er berrekkely'? tor de evengemeide penoornene Scheepen is v.ontvallen, kan men ©mfrandlg genoeg leezen in de Jsarbaeten van 178 M #37; vt>te in her zelfde deel, bl. 27. en vólg. kan men oók zien hoe even onrechtvaardig de Graaf van W-lderen beichuidjgd is geworden, over \ achterblyven vm den Courier, dien hy afgezonden had met de tyding der Vreedebreuk.  Ï2S . MEMORIËN TOf en 9e Articul, van de aangenoomene Verbindtenisfe der Gewapende-Neutraliteit te eisfchen. 'c Is zeeker dat in het 8e zeer duidelyk bedongen was, dat zoo dra de Scheepen van eene der contracteerende Moogendheeden zouden worden ontrust, gekweld of aangerand, alle de verbondene Mogendheeden daarvan eenegemee11e zaak zouden maaken, om zich over en weder te helpen ver weer en, om te bewerken en gemeenfchappelyk zich te doen geeven eene volledige en geheele voldoening. Nochtans was het antwoord niet zeer gunftig: het behelsde hoofdzaaklyk, dat de inhoud van die Memorie zoo gewichtig was, dat dezelve tyd van bedenking en ryp beraad vorderde. De Heer de la Calmeite had meede eene gelykzoortige Memorie te Coppeuhagen ingeleeverd, doch in 'c geheel geen antwoord ontfangen. (a) Ondertusfchen had Mevrouw de Keizerin, op den ifen Maart haare Mediatie aan de Republiek , en te gelykertyd aan Engeland doen aanbieden: men nam ze hier daadelyk aan. 't Is my altyd vreemd voorgekoomen, dat in de toeftemming tot deeze aanneeming, of ter ge- (*) Jaarboeken iz'81. bl. 658.  opheldering, enz. 120 geleegendheid derzelve, Hun Hoog Mog. beipraken, dat in geval die Mediatie geen effect had, zy dan het genot van de Conventie zouden erlangen. Lag in die woorden niet opgefiooten, dat gedurende dat de Keizerin als Mediatrice zou handelen , en deswegens niet alle hoop van fucces verlooren zou zyn, man van het genot van de Conventie afzag? en was dan de flap, dien men door de Ministers aan de Hoven van Petersburg, Zweeden en Deenemarken had laaten doen, om daadelyke hulp ingevolg van het Traclaat te eisfchen , immers vooreerst, niet nutteloos ? Niet minder onbegrypelyk is my voorgekomen, dat de Friefen, in hun Provinciaal Advys > by die geleegendheid ingebracht, zeiden, van geene Mediatie te willen hooren, ten zy de voor■waarden van betTratlaatmet Engelandvani6?4 weder befproken wierden: en dat men dus aldaar niet bezefte, dat die ongelukkige voorwaarden wegens het vervoeren van grove Scheepsmateriaalen, die des tyds zoo noodlottig voor de Republiek waren, nooit dan noodlottig konden weezen. Vooreerst, konden Haare krachten nimmer tegen die van Engeland zoodanig opweegen, ■dat Zy zich met eenigen fchyn kon vleien, I. deel. I met  13° MEMORIËN TOT ^met geweld te kunnen handhaaven iets, dat En» geland, in Oorlog zynde met Frankryk, nooit vrywillig kan gedoogen. Ten anderen, dat al eens gefteldt zy daar toe genoegzaame macht had, het belang van den algemeenen Koophandel altyd verbieden zou^ dat dezelve, om eene byzondere tak, geheel geftremd zou worden. Maar de evengemelde vriendelyke aanbieding had geen gevolg; in Engeland wierdze beleefdelyk van de hand geweezen (i allerbeste en voor bet algemeen welzyn noodigfte zaak, uit hoofde van fteedelyke belangens, niet zou worden tegengegaan, en mooglyk geheel achterblyven. Geen reedelyk Mensch kon tegenfpreeken, dat hec voor de Republiek allergewichtigst, en voor eene Zee Mogendheid onontbeerlyk was, eene plaats te hebben, daar de groote Scheepen winterleeger konden houden, en in ftaat zyn, om by tyds tegen 't voorjaar weder Zee te kiezen: men had ondervonden, en ondervoudt daaglyks, dat de groote Scheepen, tusfchen Amfterdam en Texel, maanden opreis waaren; Dit alles nochtans zou niet zwaarer gewoogen hebben, dan de vrees van Medenblik, van Hoorn, van Enkhuizen, dat zoo in't Nieuwe Diep eene bekwaame legplaats, en met den tyd geleegenheid gemaakt wierdt om de Seheepen te repareeren , als dan minder vertier by Haar zou zyn. Alkmaar zelve vreesde, dat dewyl van Haar, geen Tranfport te water naar de Helder is, het vertier vanmondbehoeftens, ook daar by zou lyden. Ingevolge van deeze bekrompene wyze van befchouwen, lieten Alkmaar en Medenblik niet na, van zich te kanten tegen de Refolutie van Hun Ed. Gr. Mog. van den 20 April 1781 j by wel-  144 'm e m o r 1 e n Tot welke, op Schryvens van de Admiraliteit, ten zeiven dage ingekomen, daadelyk «re folveerd wierdt, Zyne Hoogheid tot het bo" vengemelde einde te machtigen. Alkmaar, h' welke Stad Dordrecht zich voegde, gaf k;an! zins m de aanteekening, die zy tegens evengemelde Refolutie liet doen, voor reede, de tregulèrUèii, en voornaamlyk het gevaar van zoo eene willekeurige befchikking overs'Lands Fmantien, (b) Medenblik ontkende boven dat de Hellingen in het gunftig raport van de deskundigen ter neder gefteld, en wilde dat i„ alle gevallen, niet toegeftemd wierdt, dan on verminderd de Refolutie van x5 July en 2 De cember 1648. Korte dagen voor het neemen van deeze Re foïutie van 20 April, toen het gemelde overleg gemaakt wierdt, bevond Ik my in 's Ha« • en dewyl uit hoofde van * belang van onze Stad en haare Scheepvaart, Ik meede gewerkt had, om alle mooglyke fpoed te doen byzetten, en men gaarnehad, dat een Amfterdamsch ' Burgemeester tegenwoordig was bydegefchillen die men voorzag, dat daar over noch ter plaat- O) Taarboeken 178r. blaJz. 869. O) Jaarboaken 1781. bladz. 873.  opheldering, enz. 145 plaatze zelve, met Gecommitteerde Raaden van het Noorderkwartier zou voorvallen, betoonde my Zyne Hoogheid, dat het hoogstdenzelven aangenaam zou zyn, dat Ik my aan de Helder , werwaarts van voorneemens was zich tot het bewuste einde te begeeven, te gelyk liet vinden. Ik nam het aan op goedkeuring van myne Confraters. Deeze Heeren keurden het niet alleen goed, maar oordeelden dat myne tegenwoordigheid mooglyk meede niet ondienftig zou zyn, om te befpoedigen 't geen men toen gaarne gezien had, naamlyk, eene expeditie om te onderfcheppen zeeker transport Hanoverfche Troepen, dat men wist zedert eenen geruimen tyd op de Wezer gereed te leggen, om naar Engeland gevoerd te worden. Ik begaf my op reis den 19 April, en kwam des anderen daags, daar ik de nacht op Marquette had doorgebracht, aan de Helder. Een Uur daarna, kwam Zyne Hoogheid van het bezichtigen van eenige Scheepen, en zeide my aanftonds, dat den anderen dag, Zondag, bepaald was, om te fpreeken over 't Nieu. we Diep, en tot dat einde, onder anderen den Heere Groot Secretaris van Gecommitt. Raaden van 't Noorderkwartier, verzogt had zich al- 1. deel. K daar  I46 MEMORIËN TOT daar te laaten vinden: maar, voegde Z. H. daar by, my in 't oor luifterende, Ik heb om zes uuren eene befogne belegd , met de Heeren Hartzinck, Reynst, Zoutman en Kinsbergen, en verlang dat Gy daar by zyt. Ik verfchoonde my op dit laatfte, met te zeggen , dat dewyl het onderwerp van dat befogne denkelyk geheel militair zou zyn, en Ik geene genoegzaame kennis van militaire zaaken had, myne tegenwoordigheid aldaar vry ongepast, en nutteloos zou weezen. Zyne Hoogheid repliceerde, dat dewyl in dat befogne eene zaak van de hoogfte aangeleegenheid voor den Lande verhandeld zou worden, Hem aangenaam zou zyn, dat daar een regeerend Burgemeester van Amfterdam by de hand was, deeze, ten minften als getuige van 't geen verhandeld en beflooten zou worden, zou weezen. Ik nam dan aan daar te komen, te meer, daar Ik wist, dat het onderwerp zou zyn, het niet of al uitloopen van eenige Scheepen, om te trachten te onderfcheppen, het gem. Engelsch Transport van de Wezer. De Vice Admiraal Hartzinck had eenige dagen geleeden, aan Zyne Hoogheid kennis gegeeven, dat 's Lands Scheepen, a" Admiraal Generaal , d'Admiraal de Ruiter, d? Erfprins, de Ba- ta-  OPHELDERING, ENZ. I47 tavier, nevens de Fregaten d'Jrgo en Fenus, geheel in ftaat waren om te zeilen: en tevens meedegedeeld, de berichten die by bekomen had, wegens het meergemelde Convooy van de Wezer, naamlyk „ dat het beftond in 34 „ Transportfcheepen voor 2800 Recruten, „ en 4 Fregatten van Oorlog, 2 van 36, 1 van „ 26, en 1 van 24 Stukken: dat de EngelJ} fchen voorgaven, dat noch meerder Schee„ pen van Oorlog, daarby zouden komen ; dat eene Koopvaardy Vloot, binnen korten „ tyd, onder escorte van één Fregat, uit Schot„ land zou zeilen: en eindelyk dat eene ande„ re Koopvaardy Vloot, omtrent het midden „ of laast van Mey, uit Schotland naar deOost„ Zee zou fteevenen." Deeze tydingen waren zoodanig aanmoedigende, om te trachten met 's Lands Zeemacht, hoe gering dezelve anderzints ook mochte weezer. • den Vyand eenige afbreuk te doen , dat de'wyï Burgemeesteren my verzogt hadden , dat fcrj aldien, gedurende myn verblyf in Texel of aan de Helder, eenige geleegenheid zich mochte opdoen, om daar toe aan te moedigen, die niet te laaten voorby gaan, maar te zorgen, dat opgemelde Lands Scheepen van Oorlog, die gezegd wierden in gereedheid te K 2 zyn,  r4§ MEMORIËN TOT zyn, daar toe gebruikt mochten worden, Ik vermeende thans te moeten trachten, aan dat verlangen te voldoen. Voor het aangaan van 't befogne nam Ik de vryheid aan Zyne Hoogheid voor te Hellen , of het niet gefchikt en paslyk zou zyn , de Hn. van de Admiraliteit, die met hun Jacht in 't Nieuwe Diep lagen, tot het befogne te nodigen, te meer, daar Ik teegenwoordig zou zyn. Doch Zyne Hoogheid vermeende, dat dewyl die Heeren daar in hunne qualiteit waaren , die qualiteit niet te pas* kwam in een zuiver Militair befogne dat Ik in 't zelve niet zou teegenwoordig zyn, om myn advys te zeggen . maar alleen om als Regent van eene Stad, die één der aanzienlykfte Leeden der hooge Regeering was, getuige te zyn, van 't geen ten beste van den Lande, befloten zou worden. Ik infieerde nochmaal met te zeggen, dat my onder verbeetering, voorkwam, dat de xeegenwoordigheid van Raaden ter Admira'aceït', nim. mer ongepast kon gereekend worden, wanneer over zaaken van de Zee, van welke natuur die mochten wezen, gehandeld wierdt: maar zyne Hoogheid bleef by zyne gedachten, en die Heeren wierden niet gevraagd. h Het befogne wierdt dan op het beftemde uur  OP HELDE RING, ENZ. I49 uur gehouden, en daar waren, gelyk Ik reeds gezegd heb, tegenwoordig, Zyne Doorl. Hoogheid, de Heeren Vice - Admiraals Hartzinck en Reinst, Schout- by Nacht Zoutman, en Capt. van Kinsbergen. De eerfte vraag die in overweeging wierdt gebracht, was — of men daadlyk Scheepen zou uitzenden; ofwel wachten, dat men ''er meer by elkanderen kon krygen. De advyzen verfchilden; eenige waren volftrekc tegen het uitloopen, en vermeenden ,, dat „ de Scheepen en het Volk, in geenen genoeg„ zaamen ftaat waren: dat de macht te gering „ was, en men niet waagen kon, iets te ver„ liezen, dewyl het verlies niet geboet kon „ worden: dat men geene genoegzaame kond„ fchap had, van 't geen op de Kusten van „ Engeland omging, noch van de Scheepen, 5, die de Engelfchen thans op deeze hoogte „ in Zee hadden: eindelyk, dat men zelf gee„ ne rechte en zeekere kennis hadt; van den „ ftaat, in welken zich bet gemelde transport „ bevondt, en door welken, en hoe veel Schee„ pen van Oorlog, het zou gedekt worden." Anderen ontkenden wel niet de waarheid en gegrondheid van het zoo evengemelde , maar vwaren nochthans van oordeel, dat men deeK 3 ze  15° MEMORIËN TOT ze geleegenheid niet moest laaten voorbygaan. Zy beweerden „ dat in den Oorlog zonder „ waagen weinig te doen is: dat de gantfche „ Natie klaagde over werkeloosheid, en ver„ wachtte, dat iets ondernomen zou worden: „ dat het dierhalven raadzaamer was, wat te „ waagen, al kwam men al iets te verliezen, „ dan binnen de Haven te blyven, en oor„ zaak te geeven tot onvergenoegdheid, neer„ flachtigheid, ja verregaande murmureerin„ gen. Na dat deeze zaak eenen geruimen tyd, tusfchen de verfchillende Leeden, evenwel met alle bedaardheid, daar erkend wierdt dat veele zwaarigheeden zich aan weerszyden opdeeden, overwogen was geworden, nam Zyne Hoogheid, die noch niet gefprooken had, het woord: Hoogstdezelve, na alvorens de onderfcheidene Advyzen met veel netheid ontleed te hebben, trachtte het verfchil te middelen: en ftelde zyne gedachten zoo wel voor, dat de gevoelens vereenigd wierden, en eenpaarig beflooten wierdt: „ dat de Schout- by „ Nacht Zoutman, by aldienzeekere Scheepen niet „ ingekoomen zouden zyn (V), na den 2.6 aan- „ ftaan- (a) Z. H, beoogde de Scheepen, van welke Ik bj. 21 gewaagd heb.  OPHELDERING, ENZ. 15* „ ftaande zou uitzeilen, met de Scheepen, d'Ad„ miraaide Ruiter, van64ftukken, Schout-by Nacht Zoutman, d"Admiraal Generaal, van ,'74 ft ukken, Capt. van Kinsbergen, de Erf„ prins, van 54 ftukken, Capt. Bedel, de Ar„ go, van 40 ftukken, Capt. Staring, de BataT, vier, van 54ftukken, Capt. Bentinck, Meden„ blik, van 36 ftukken, Capt. Rynevelt, de „ Amphitrite, van 36 ftukken, Capt. Braak, „ de Venus, van 20 ftukken, Capt. van Rech„ teren, mdeAjax ,Cotter ,C^vanWclderen. „ Dat hy Schout- by Nacht, voornaamlyk „ zorg zou diaagen, door geen overmacht „ overvallen, en van Texel afgefneeden te „ worden: dat by aldien, door het uitzenden „ van de Ajax, of van eenig Fregat, hySchout„ by Nacht zou meenen genoegzaame zeeker„ heid te hebben, om voor geen overmacht „ te moeten vreezen, hy als dan zich zou kunnen eloigneeren, noordwaarts aan ftee„ venen, en trachten te intercepteeren, het „ Convooy dat van de Wezer zeilen moest: „ voords wierd bepaald, dat men deManfchap„ pen van de Scheepen, 't laatst in werving „ gekomen, en noch in geen genoegzaam ge„ tal, om de Scheepen in Zee te kunnen laa„ ten gaan, gebracht zouden worden, op de K 4 » bo-  I52 MEMORIËN TOT -1*" " h0^SemeMS tot de Expeditie gefchikte " ;, T, d,'e "0Ch een,'S «ebrek *>n Man„ fchap hadden: terwyl dat Volk intusfchen „ gefuppkëerd zou worden, met « a 3oo Man 1 MfiS' d°°r Z^ Hoogheid daar to. Z ordonneeren en door het Volk, dat door f de West-Indifche Compagnie, en de Di„ reétie van Surinamen in Texel lag, om naar " fne S«"^ge geleegenheid, om naar de Co„ lomen gevoerd te worden, te wachten Men overlei vervolgens, of'er ook moogykheid ZOu zyn, in eene der Havens, of op de Kusten van Engeland eenige éxpedUk of ^ que te doen: maar wierd door alle de Heeren Officieren eenpnarig begreepen , zu]ks , aan_ zien onze geringe Macht onmooglyk te zyn en dat men dus voor als noch alleen bepaalen nioest, den Handel en Vaart, voornaamlyk naar de Oostzee, zoo veel mooglyk, te befchermen. Toen dus de militaire zaaken , daar Ik intuc fchen mets anders dan een toehoorder geweest was, afgeloopen waren, nam Ik vryheid volgens gedaane affpraak met Burgemeesteren voor te draagen: „ Dat Burgemeesteren indach„ ig den yver en bereidwilligheid, die het „ Hof van Frankryk in alles wat flrekken kon * om ons te helpen, betoond had, en niettwyf- fe<*  OPHELDERING, ENZ. 153 „ felende, of het zou daadlyk deszelfs navajo le Macht willen doen dienen, om die der ,', Republiek te onderfteunen, my reeds ge" last hadden toen Ik 't laatst in den Haag „ was, aan Zyne Hoogheid voor te ftellen, „ om aan 't Hof van Frankryk voor te flaan, „ de operatien voor de aanflaande Campagne I „ te concerteeren: dat ik nu weder door Burge- I „ meesteren verzocht was, daarvan gewag te „ maaken: en ik dierhalven de vryheid nam „ van de tegenwoordige gebruik te maaken, „ en dus in Confideratie gaf, of zoodanig Con„ s«rt voor de gemeene zaak niet dienftig zou zyn." Men overwoog myn voordel, doch de meerderheid begreep „ dat wy van zoodanig concert „ weinig of niets konden verwachten: dat de „ diverfie die de Franfche Vlooten van zeiven „ zouden maaken, ons alleen dienftig konde „ zyn: dat wy geen Machts genoeg hadden, „ om onze Scheepen buiten het Canaal met „ de Franfche te doen vereenigen: dat Frank„ ryk nimmer zyne Scheepen in het Canaal, „ en waarfchynlyk niet in de Noordzee zou „ zenden; dat wy ons mooglyk zouden ver„ binden, en onze beloften nakomen, terwyl „ Frankryk veel belooven, en weinig houden w 3ou." _ K 5 D«e"  154 MEMORIËN TOT Deeze feedenen kwamen my voor, wel gefchikt te zyn, om in bet Concerteeren van Oor logs bedryven met Frankiyk zeer behoedzaam en voorzichtig te weezen, maar niet om alle overleg tot wederkeerigen byftand af te raaden. Zyne Hoogheids vreeze was, dat door zoodanige handeling met Frankryk, wy ongevoelig in Verbindtenisfen zouden geraaken, tot het aangaan van welke met eenen machtigen Vorst men altyd fchroomachtig moet zyn. Dit kon niet ontkend worden, maar my kwam doch voor, dat het eene betracht, en het andere vermyd kon worden, (a) Zyne Hoogheid vermeende noch daarenboven, tot zoodanige Concerteering niet bevoegd te zyn, zonder daar van een voorftel ter Staatsvergadering te hebben gedaan, en behoorlyk daartoe gelast te weezen. Dit kon ik zoo niet toegeeven, dewyl ik my verbeelde, dat het concerteeren van Krygsöperatien een natuurlyk gevolg was van 't Oorlogs beftuur en beleid, die buiten twyffel aan den - («) Hoe zeer Ik op dat oogenblik daar over niet te vreeden was, moet Ik doch thans erkennen , dat de Heeren, die voorzagen, dat van dat concerteeren met Frankryk wei' xag nuts te wachten was, meer doorzicht hadden.  O p H E L D B R I N G, ENZ. 155 den Admiraal Generaal by deszelfs commisfie waren opgedraagen. Doch ik kon Z. H. en de meerderheid niet overreeden, en daar wierd niets bepaald. Na dat door Zyne Hoogheid zelve, het gemelde betreklyk tot de voorgenoomene expeditie, op 't papier was gefteld, fcheidde het befogne. Des anderen daags bezichtigde Ik eenige Scheepen, naamlyk die van de Heeren Zoutman, Bedel, Kinsbergen en Bentinck, de goede order die op dezelven plaats had, was aanmerklylc, zelfs voor een onkundig oog: maar niet zoo'ftichtlyk was het befchouwen der aangelegde Werken, aan of by de Helder. Alhoewel Heeren Gecommitteerde Raaden den 28 Maart, reeds aan Hun Ed. Groot Mog. eefchreeven hadden, dat zy met betrekking tot de dekking der Zeekusten, de noodige ordres hadden gedepecheerd, enter executie gelegd, zoodat dezelve provifioneel zich in beboorlyken ftaat van defenRe bevonden. («) kon Ik niets vinden , dan 10a 12 ftukken Gefchut, van 6 a 12 fB, beoosten het Dorp, gefteld op eenigelosfePlanken. Men was beezig op den hoek van Holland, bewesten' de Helder, eene Battery van in de 50 zwaare ftuk- 00 Byl. D.  1^ MEMORien TOT ftukken op te rechten, om het naaderen tot en het inkomen van de Texelfche Rheede, té beletten. ' Eén Uur na den niiddag5 wasbeft het houden van het befogne, over het maaken van de werken aan de Herfens, en verder aan en langs het Nieuwe Diep. De Heeren \ice-Admiraal en Capt. vm . gen, meede door Zyne Hoogheid tot het befogne verzogt waren, reeds daags tevooren, de Heer Groot, >s Lands Opzienders den Borger en van Hargen, en de Heer Brandligt 's morgens aangekoonien. Wy ginge„ allernet zyne Hoogheid eene infpedtie neemen in floepen hier en daar de gronden peilende, terwyl de Heei-Brandligt aanwees, waar, zyns bedunkens, de Dyk die langs den Zuidwal zou moeten ftrekken, gelegd zou moeten worden Het Plan van gem. Heer Brandligt, reeds eenige jaaren te vooren door Hem in 't licht «weven, hadden de Heeren Vice -Admiraal Reinst en Capt. van Kinsbergen, geoordeeld gefchikt te zyn om tot grond voor het befogne te dienen De Fleer ^ floeg voor, „ dat, dewyl « het 2eeker was, dat het verkrygen van eene " pHaV£n " C Nieuwe ^ep, eene heilzaame ?' * V00r den Lande allernuttige zaak zou » zyn ,  OPHELDERING, ENZ. 157 ■ zyn, 't voornaam onderwerp van het befog" ne weezen moest, de wyze op welke zulks " best werkftellig zou kunnen gemaakt wor„ den: dat het Plan van den Heer Brandligt " voor eerst in overweeging zou kunnen ge\\ nomen worden, om te onderzoeken wel„ ke veranderingen of verbeeteringen, daar " aan zouden behooren gemaakt te worden." De Heer van Kinsbergen en Ik, waren van dezelfde gedachten; maar de Heer Groot zeide, „ op dit voorftel niet te kunnen antwoorden: " dat Hem de zaak raauwlyk voorkwam: dat het onnoemlyke Sommen zou kosten: dat ][ deswegens verzoek aan de Staaten behoor" de te worden gedaan, en dat verzoek door Haar Ed. Groot Mog. gefteld worden in han'„ den van Gecommitteerde Raaden van bei„ de kwartieren, om daar op te berichten." Dit zeggen toonde aanftonds klaar aan, hoe heilzaam de voorzorg, om op het fchryven der Admiraliteit, de bewuste Refolutie te laaten neemen , geweest was: daar de wandeling die de Heer Groot aan deeze zaak wilde laaten doen , haar zoodamgen omweg zou hebben doen neemen, dat zy in geen jaaren, en mooglyk nimmer het bedoeld einde zou bereikt hebben. Men antwoordde den Heere Groot „ dat wy „ daar  I£8 MEMORIËN TOT „ daar niet waaren om iets te bepaalen- dat „ men alleen voorhad te overleggen, wat men „ doen moest om voor te komen, dat by het „ winterfaifoen, 's Lands Scheepen niet in 't „ uiterst gevaar wierden gefield: of reeds in 't „ laatst van September moesten ontwapend „ worden, om ze naar 't Veer ce brengen ■ dat „ by aldien het concept van den Heer Brand- ligt, in 't geheel of ten deele niet goed was „ de gedachten van kundigen, onder anderen „ van den opzichter den Berger, zou kunnen „ ingenoomen worden." Maar de Heer Groot, hoe zeer zyn Ed. erkende de hooge noodzaakelykheid van 't werk bleef 'er by, dat de propofitie en het befog! neeren over dezelve, behoorden tegefchieden, volgens gewoonte: en den Berger, na veele tegenwerpingen, die alle niet veel beteekenden, zeide, dat hem, als in dienst zynde van Gecommitteerde Raaden, by zyne Inftruclie verbooden was, eenige Concepten of werken voor anderen, dan voor Hun Ed. Mog. te maken. Wy hadden meer dan een Uur getwist, toen Zyne Hoogheid, die intusfchen zyne brieven was gaan depecheeren, zich by het b°fogne voegde. Na dat Ik kortelyk verflag van 't geene over en weder gezegd was, gedaan had, zei-  OPHELDERING, ENZ. 159 zeide Hoogstdezelve, „ dat dewyl wy allen 't eens waaren, dat 'er iets gedaan moest wor, den, zulks ook moest gehouden worden „ voor gerefolveerd: ten minften voor zoo verre als het gefchieden kon, buiten de meedewerking van de Staaten. Dat, wat aanging het adres aan hun Ed. Gr. Mog., van 't welk de Heer Groot gefprooken had, daar reeds aan voldaan was, door eenen brief, , door d'Admiraliteit van Amfterdam, tot dat 11 'einde, aan Hun Ed Gr. Mog. gefchreeven: dat men de Refolutie daarop moest afwach' ten: maar dat Hy Prins van Oranje , den „ opziender den Berger intusfchen gelastte: „ hoe eerder zoo beeter op 't papier te ftellen ■' zoodanige middelen, als Hy den Berger zou „ oordeelen beeter te zyn, dan de voorge„ fielden: terwyl Zyne Hoogheid van zynen „ kant zou inneemen, de Advyzen van twee „ of drie kundige Lieden." Dir befluit van Zyne Hoogheid, wierdt by ons allen, en met naame door den Heer Groot goedgekeurd, en door den Berger aangenoomen, zich daar na te zullen gedraagen: waar meede deeze Conferentie een einde nam. Zie daar 't verflag van 't geen tot myne Texe fchè Reis aanleiding gegeeven heeft, en op  IÓO MEMORIËN TOT op dezelve voorgevallen is. Ik vertrouw dat de laster zelve, niets daar in zou kunnen vinden tot myn nadeel: nimmer had Ik ook kunnen verwachten, dat de boosheid daar uit fenyn zou gezoogen hebben. Het oogmerk van myne reis was, vooreerst, het bevorderen eenerzaak, daar 't gantfche Land zoo lang naar verlangd had; Ik meend'expeditie naar de VVe. .zer: en van eene andere, uit welke het grootfte nut voor het Zeeweezen van de Republiek moest voortkomen: en aangezien den goeden nitflag, waarmeede de zaak tot noch toe bekroond is, en noch verder bekroond kan worden, verheug Ik my, dat, daar zy in 't begin zoo veele tegenftreevers vondt, Ik de hand daaraan gehouden, en mooglyk iets toegebracht heb, om dezelze te doen bepaalen, en voornaamlyk daar na door geftadige aanmaaningen te doen befpoedigen. Ik vertrok 's Maandags morgen uit Texel met geene kleine hoop op den goeden uitflag' van t geen in myne tegenwoordigheid was bepaald geworden. Dingdag deed ik verflag van myn wedervaaren aan Burgemeesteren, en ging Vrydags naar Marquette. Saturdag denken, de dag tot het uitzeilen gefteld, met een goed Vriend aldaar aan tafel zittende de wind Oost waay*  ö P H E L D E B. I N G, ENZ.' l6l waayende, en dus onderftellende, dat ons Exquader in Zee was, en vervolgens de fecrefesfe, welke wy hadden aangenomen, niet meer noodig, ftelde Ik een glaasje in op het goed fucces, en wierdt het zelve met hartelykheid, \ genoegen, en goede hoop gedronken. Maar dat genoegen duurde niet lang: des anderen daags vroeg in den ochtend, wierd Ik ondderricht, dat het Esquader niet uitgeloopen was. Ten uiterften verwonderd, daar Ik de ftellige ordres door Zyne Hoogheid, des Zondags Avonds, voor Hoogstdeszelfs vertrek, fchriftelyk, ingevolge van 't geen Ik hier booven heb aangeteekend gegeeven, gezien had, fchreef Ik dien dag aan Zyne Hoogheid, om die verwondering te betoonen: teffens verzoekende , zoo 't kon zyn , van de reedenen van deeze verandering onderricht te mogen worden. Zyne Hoogheid had de goedheid my te antwoorden , dat omtrent het uitgaan van het Esquader, Hoogtsdezelve den Vice- Admiraal Reynst gezegdhad, my het voorgevallene tecommuniéeeren. Ik kon niet voorzien, voegde Zyne Hoogheid daar by, dat de wind zoo fpoedig zou veranderd zyn, anders was Ik aan't Nieuwe Diep gebleeven, en de Scheepen zouden in myne prefentie vertrok- L deej-. • L " ken  ÏÓ2 MEMORIËN TOT ken zyn. "t Is niet de queitie over den rang, (dit had men verfpreid ,) die derzelver uitzeilen vertraagd heeft, maar eene fcrupule van den Schout, by Nagt, en zommige Capiteinen, dat zy te veel geëxponeerd zouden zyn, en waaraan de Vice Admiraal heeft gemeend in zoo verre te moeten defereeren, dat Hy nadere ordres gevraagd heeft: thans hoop Ik dat zulks is geredresfeerd, Hoe deeze zaak zich heeft toegedraagen, kan men meerendeels vinden in de Memorie van Zyne Hoogheid, bladz 51 en volg. en in No. 19, der Byl. van dezelve. Op bladz. 52. wordt gefprooken, van zeekere tyding, die tusfchen den 19e April, dat de orders gegeeven waren, en den 26e dat ze ter uitvoer moesten zyn gebracht, zou zyn ingekomen, van een Engelsch Esquader, beftaande in verfcheide Scheepen van Linie, onderden CommandeurSwart: doch Ik heb des tyds daar van niets gehoord: en de Heeren Hartzinck en Zoutman hadden ook geen gewag daarvan gemaakt, of zulks totreedevan het niet uitloopen gegeeven, in het eerfte verllag, dat zy aan Zyne Hoogheid door den Luitenant Aherfon, zoo ik wel heb, Zondags na den 26e hadden laaten doen: en waarop Zyne Hoogheid bevolen had, denhoogenZeeKrygslaad daadelyk te beleggen. Wat  O F H E L J) E Jt I N G, ENZ. 163 Wat daarvan zyn moge, wenfchelyk ware het geweest, dat men, vooreest, in eenen minder uirgeilrekten zin aangenomen had, het verflag va11 den Vice - Admiraal Hartzinck, toen Hy kort ^jr de reis van den Prins naar Texel, aan Zyne Hoogheid gefchreeven had, dat 4 Scheepen en 2 Fregatten, compleet in ftaat waren om te zeilen: ten anderen, dat menden 1% April, toen meergemelde Krygsraad gehouden wierdt, grondig onderricht was geweest, van den toeftand der Scheepen, zoo als dezelve door de commandeerende Officieren, in evengemelde Scheepskrygsraad daar na voorgefteld zyn: om, ware het mooglyk geweest, daar in te voorzien, of anderzints geen orders te geeven die onuitvocrlyk waren. Maar noch wenschlyker ware het geweest, dat de Leeden van den grootften Scheeps Krygsraad van den 2often April zich hadden kunnen voegen by het Advys van de HeetcnHartzinck,vanKingsbergenenvanRecb' teren : naamlyk, om de expeditie te entameeren, mits eerst behoorlyk doende recognosfeeren, en tot dat einde voor of ^boven Texel kruysfende. 't Zy verre dat Ik het Advys van deezen of geenen der Officieren, die in deezen geadvifeerd hebben, zou willen taxeeren: 't'geen de geenen, die voor niet uitzeilen geweest L 2 zyn,  I6"4 MEMORIËN TOT zyn, van den toeftand hunner Equipagien gezegd hebben, woog zeekerlyk zwaarj maar 't is noodlottig geweest, dat alle die omftandigheeden zaam geloopen hebben, Geenen tyd, dat het algemeen geroep reeds was, dat door werkeloosheid den Vyand geen afbreuk gedaan wierdt. Ondertusfchen deed het niet uitloopen van 's Lands Esquader, dat algemeen verwyt van werkeloosheid ten toppunt ryzen: gelyk het met de geruchten gewoonlyk gaat, het fchreeuwen overtrof verre de weezentlykheid: maar het fcheen doch niet ontkend te konnen worden, dat eene zeekere flaauwheid in het beftuur der zaaken regeerde, en die flaauwheid gaf misnoegen tegens de geenen, die voornaamlyk aan 't hoofd van het beftuur waren. Men weet zulks byzonderlyk aan den invloed van den Heere Hertog van Brunswyk: men gaf voor, dat Zyne Hoogheid van zyne teedere jaaren gewend, eene byzondere hoogachting toe te draagen, en naar uirerlyken fchyn veel verplichting hebbende, aan zynen Oom, Voogd en Voedfterheer, hem door eenefchrandere en geliefde Moeder toegevoegd, te veel vertrouwen op dien Heer ftelde. Dit mishaagde de Natie, in 't algemeen, dit verdroot de Re-  OPHELDERING, ENZ. 165 Regenten, ja zelfs zoodanigen, die byzonder- i lyk Zyne Hoogheid en deszelfs Huis, waren toegedaan. Men verweet den Hertog, dat, om meester te blyven van 't algemeen beftuur, Hy trachte Zyne Hoogheid met kleinigheeden beezigte houden, in plaatze van Hoogstdenzelven de zaaken in 't groot, en omvattende alle derzelver betrekkingen, te doen befchouwen : dat Hy Zyne Hoogheid van veelen der voornaamfte Regenten verwyderd had, en deezen by Hoogstdenzelven verdacht gemaakt: dat daar door het vertrouwen tusfchen Zyne Hoogheid en de Regenten, zoo noodzaaklyk in 't beftuur van zaaken, geheel verlooren was, dewyl men wel Zyne Hoogheid, maar geenzints den Hertog, dat vertrouwen wilde geeven. Om deeze fchadelyke gefteltenisfen, zoo veel mooglyk, voor te koomen, had men zedert eenen geruimen tyd gewenscht, dat Zyne Hoogheid tot zich geroepen hadde eenige Leeden, die het algemeen vertrouwen zoo wel als het zyne, bezaaten, om met dezelven, al het noodige tot het beftuur der zaaken, te beraamen, en het beflootene met den meesten fpoed te doen in 't werk ftellen. Niets vreemds fcheen daar in te zyn opgeL 3 floo-  l66 MEMORIËN TOT flooten : Mevrouw de Princes Royaal, 'sPrinfcn doorluchtige Moeder, eene fchrandere en voortvaarende Vorstinne, was volgens eigen verkiezing, nimmer zonder raad geweest: Zy had daartoe veele aanzienlyke Regeerings-leeden, waar onder de eerfte Staats-Ministers, de Thefaurïer Generaal, de Griffier, de Raadpenfionaris, en de Secretaris van den Raad van Staate, veikooren. Het was byzonderlyk Burgemeesteren van Amfterdam voorgekoomen, allerwenfchelykst te weezen, dat insgelyks, door het verkiezen, door den Prins zeiven, van eenige voornaamen, en het algemeen vertrouwen genietende Perfoonen, onder de Regenten der zeven Provintien, de voorgemelde zwaarigheeden uit den weg geruimd wierden. Burgemeesteren waren wel volkomen overtuigd , dat de eerfte en voornaame oorzaak van de geringe poogingen die 'er gedaan wierden, om den Vyand afbreuk te doen, was, de droevige toeftand, in welken het Zeeweezen, en al wat daar toe betrekking had, zich bevondt, doch zy hadden teffens begreepen, dat 'er verfcheidene zaaken hadden kunnen gefchieden, die achter gebleeven waren. Zy hadden al vroeg daarom aan de hand gegeeven: Dat men een of meerder behendige Lieden naar  OPHELDERING, ENZ. 167 Tiaar Engeland behoorde te zenden, om van 't geen aldaar, en voornaamlyk indeHaavens, omging, onderricht te zyn, en dat daartoe geen o-eld behoorde gefpaard te worden. ■ Dat men de Manfchappen der kleine Scheepen , die noch niet voltallig waren, behoorde over te brengen, op de groote: en op de eerfte alleen zoo veel volks laaten, als noodig zou wezen, om ze op de Rheede leggende te regeeren. Dat men insgelyks de Manfchappen voor de Wagtfcheepen geworven, op de andere Scheepen moest doen overgaan, en deeze door Militairen laaten vervangen: terwyl men middelen benamen moest, om in deeze beide gevallen, de Capiteinen, voor wien de wervingen eige'nlyk gefchieden, fchadeloos te ftellen. Dat, terwyl de Scheepen in ftaat wierden gefteld, om hoe eerder zoo beeter Zee te kiezen, intusfchen met het Volk dat men zou kunnen kvygen , de Wagtfcheepen, die naar Zeeland beftemd waaren, konden gebracht, en de Zeeuwfche en Maasfche Scheepen van Oorlog die naar Texel moesten, gehaald worden, om dus onze macht m de Noordzee te vereenigen, en in ftaat te geraken, om het Esquader van den Admiraal Parker, daar toen in de L 4 Maand  163 MEMORIËN TOT Maand van April reeds van gefprooken wierd liet hoofd te kunnen bieden. Dat men het Volk van den Czpitein de Bruyn zoo Hy zyn Schip niet in Zee kon brengen' op de andere Maasfche Scheepen, die hunne' Manfchappen niet voltallig hadden, behoorde te doen overgaan. Dat, om zoo veel mooglyk het daadlyk gebrek aan Artilleristen te heelen, Zyne Ho o* beid 'er zoo veele uit de Frontier.fteeden op de Scheepen zou bezorgen, als maar cenigzints mooglyk zou zyn: en dat, om zulks te faciliteeren, met de aanwerving der Artilleristen aanftonds een begin zou worden gemaakt ten minflen voor zoo verre de Quote van Holland zou kunnen ftrekken, dewyl alle de Provintien in de vermeerdering van de Landmacht noch niet toegeftemd hadden. Eindelyk, dat hoe eerder zoo beeter zou wor den aangenomen, de opening door den Fran fchen Ambasfadeur gedaan, om de operatien voor den aanftaanden Zomer te overleden' niettemin zorg dragende, geene nadere Ver' bmdtemsfen, met die Mogendheid te maaken maar zoo veel mooglyk in Zyn geheel te bly ven' Van dit alles, van ter zyde aan de hand J geeven, was weinig of .niets gedaan: het op. rech-  OPHELDERING, ENZ. IÖO rechten van een Corps Mariniers, was wel bepaald geworden, maar volgens 't oordeel van des kundigen, overtrof daar in het getal der Soldaaten veel te veel, dat der Matroozen. Wenfchelyk was het doch geweest, dat het voortgang had gehad, daar de gebreeken gebeeterd hadden kunnen worden: maar de ongunflige tyden, die kort daar na eenen aanvang genomen hebben, en gedurende welken, alles dat van den Stadhouder kwam, hoe nuttig het ook mochte zyn, van de hand geweezen wierdt, hebben eene zaak, zoo noodig voor het Zeeweezen, belet. Ik heb zoo even gezegd, hoedanig het algemeen denkbeeld in 't welk men was, dat de Heer 'Erfftadhouder, een al te uitfluitend vertrouwen, in zynen ge weezenen Voogd flelde, het gewenscht vertrouwen tusfchen Zyne Hoogheid , en de voornaamfte Regenten als verbannen had; en dat Burgemeesteren daarom verlangd hadden, dat Zyne Hoogheid eenige Leeden had willen verkiezen, om derzelver raad, in zaaken van aangeleegenheid in te neemen: dit was de eenigfte oorzaak geweest van de propofitie die wegens Amfterdam, ter Vergadering van Holland, den i8 Mey 1781 (a) gedam (a) Jaaiboeken i;8r. bl. 1056. E 5  I^O MEMORIËN TOT daan was: doch het zy verre dat de opftellers derzelve, immer gehad hebben, het voorneemen hun toegefchreeven, in zekere opheldering in de Maand January 1783, ter Vergadering van Holland overgegeeven f»: niet van wegens Burgemeesteren, of uit naam der Stad, maar door den Penfionaris van Berckel, die dezelve eerst by monde had voorgedragen, doch daar na op 't verzoek van eenige Leeden, zoo Hy zeide, in gefchrifte gefteld had. Nimmer heeft gemelde Penfionaris eenige last van zyne Committenten tot het doen dier uitlegging gehad, noch zelfs met hun daar over gefprooken: daar deezen doch best hunne meening hadden kunnen uitleggen. Zoo Hy Penfionaris de Heeren Temminck, Hooft, Elias en My, geraadpleegd had, zouden wy den inhoud, zeekerlyk niet goedgekeurd hebben. Wy zouden wel verzeekering gegeeven hebben , gelyk in die Memorie gezegd word, van geen voorneemen te hebben gehad, om het gezach van Hun Hoog Mog., van den Raad van Staate, van den Admiraal Generaal, of van de Admiraliteits Collegien, te verkorten: maar wy zouden gemeend hebben, tegenftrydig met die verzeekering te hebben gehandeld, indien on- (a) Jaarboekeu 1783. bi. 80.  OPHELDERING, ENZ. I7I onze meening was geweest, aan eenige Heeren Gedeputeerden de macht te doen verkenen, om zelfs buiten den Admiraal Generaal, aan wien de direètie en beleid van den Oorlog is opgedraagen, te befluiten en te doen uitvoeren. Wy zouden nimmer hebben durven voordellen, zoo als in die Memorie gedaan wordt, om eenige Leeden der Regeering, meerendeels onbedreeven in Militaire zaaken, te machtigen , om wanneer het niet doenlyk zou zyn, met den Admiraal Generaal te raadpleegen, als dan de operatien van 's Lands Vloot, te reguleeren, en te oordeelen , of de geleegendheid om den Vyand afbreuk te doen, voordeelig was. 't Is waar dar in 1665, eenige Leeden van Hun Hoog Mog. naar Texel en naar Zeeland tot bevordering van de Equipagien , en het emplooi van 's Lands Vloot gezonden zyn geworden: maar Vooreerst, was de Republiek des tyds zonder Admiraal Generaal: en het beleid der zaaken van de Zee, aan niemand in 't byzonder opgedragen zynde, kon dierhalven de befchikking over 's Lands Vloot, door Hun Hoog Mog, aan wien zy 't goedvonden, zonder iemands recht te verkorten, toevertrouwd worden. Ten  Tm -rtw,, was die Mcht in ,SS5 opge. «W». zoo eroot „iet als de uit,eg^.PJet li-rjmir°m": " i»2* Re. .C0TiSftri"'™ wordt, Com ^3, tocn, de Admiraa/Genge_ mm t Leeger zynde, en. het niet kunnende verbaten, de tydmg van de BataiUe van den 21 Au§ustus ^gekoomen, en daadiyke voorziening noodig was. Daar wierden wel op den 33 daar aan volgende, Gedeputeerdens naar Texel gezonden, edoch met verbod, van iets te  OPHELDERING, ENZ. I73 te onderneemen, zonder vooringenomen advys van den Luitenant Admiraal, en des noods van de andere Hoofden van de Vloot: terwyl teffens aan den Admiraal Generaal, Extra 61 van de Refolutie gezonden moest worden, met verzoek deszelfs Conftderatieu aan gemelde Gedeputeerdens tot hun naricht te êot® loekovun. Burgemeesteren zouden ook nimnt c V>' >nmisfarisfen , verantwoordelyk •maken, aan eene Prü^f!^ in *t % *» & hun beftuur moest 4^^, uver • - '>e* heele Bondgenoopfcbap betreffende: veel eerder zouden Burgemeesteren gedacht hebben, dat zoodanige Commisfarisfen, evenals de Gedepnteerdens in den Raad van Staate, zouden hebben moeten afzweeren, alle betrekking tot hunne byzondere Provintien: daar het bekend is, hoedanig het belang van ieder Provintie, aan deszelfs Gedeputeerdens, dikwyls meer ter harte gaat, dan dat van 't Bondgenoodfehap in 't algemeen. Nimmer zouden Burgemeesteren, die Commisfarisfen hun verblyf hebben willen doen houden, in onderfcheidene Havens van de Republiek: waarvan, dewyl zy geene ruggefpraak met eikanderen zouden kunnen houden, eene verdeeldheid in de operatien een noodzaaklyk ge-  174 MEMORIËN TOT gevolg moest zyn: alzoo elk uit zyne Haven • met de by zich hebbende Scheepen, zoodanige expeditien zou laaten doen, als naar deszelfs inzien raadzaam zou oordeelen. Eindlyk zouden Burgemeesteren, om kvvanzuis de werkloosheid tedoenverdwynen, nimmer aan de hand hebben gegeeven, een middel, waar door ze niet dan grooter kon worden. Want hoe zou het mooglyk zyn, dat Commisfarisfen Oost en West verfpreid, met den noodigenfpoed, operatien, diegemeenfchappelyk overlegd moesten worden, ter uitvoer zouden kunnen doen brengen j? 't Is waar, zy worden voorgefteld, als uitvoerders der Refolutienvan Hun Hoog Mog.: maar, behai ven dat daar door zelfs eene aanmerklyke vertraaging moest veroorzaakt worden, zoo is 't genoeg bekend, dat die Vergadering, ja zelfs het fecreet Befogne, niet gefchikt zyn, om de Krygsöperatiën te beraamen, ten minften niet om tyd en byzonderheeden tot de uitvoering, te bepaalen. Deeze verdeeling in 't beftuur, was eerder lynrccht ftrydig, met het oogmerk van Burgemeesteren: dewyl zy, gelyk reeds gezegtis, voornaamlyk door hun voorftel beoogd hadden, alle de deelen van het publiek beftuur, zoo  O p II E L D E R I N O , ENZ. I?5 zoo veel mooglyk, re vereenigen, en te zaam te laaten werken. Volgens hun oogmerk, zou Z. H. in zyne hoedaanigheeden van Stadhouder , Capitein en Admiraal Generaal, 't voornaame Spil, op welke alles zou draayen, gebleeven zyn; doch tot betrachting van meerder eensgezindheid , befpoediging en onderfteuning in het uitvoeren, zou Hoogstdezelve, tot zyne Raadslieden, en als men ze zoo eens mag noemen, medehelpers, hebben gehad, zoodanige Perioonen, die door hunne bekwaamheid, en betrekking tot de onderfcheidene Departementen van het beftuur, door hem zeiven gefchikt zouden geoordeeld zyn geworden, om het beflotene in die Departementen ter uitvoer te doen brengen; en die voorts, door hunnen invloed ,'t zy als Regenten 't zy als Ministers, zouden bewerken, dat wanneer 'er Refolutien van Staat, of van andere hooge Vergaderingen, noodig zouden zyn, dezelve met meerder fpoed dan naar gewoonte zouden genomen worden. Alhoewel 'er weinig waarfchynlykheid was, toen Zyne Hoogheid ongeraaden vondt, in dit voorftel toe te ftemmen, dat deswegens iets bepaald zou worden, zoo vermeenden Burgemeesteren doch ambtshal ven verplicht te zyn, de bekende Propofitie ter Vergadering van Holland  *76 MEMORiEN TOT land te laaten doen: na dat ik doch alvorens op verzoek van Burgemeesteren, van dit voor' neemen aan Z. H., bv een^n « ■ r, Kvoor" li-9 oy eenen Brief kennis had gegeeven, en dat op denzelven, ('t geeh doch naderhand bleek, by roe val te'iyn'^ Weeven,) geen antwoord gekomen was Alhoewel een Regent, in een Gemeenebest geene daadlyke, 0f als Ik het zoo noemen ma!' eene ^«/, verantwoording voor zyne Re-' geermgsdaaden verfchuldigd is, zoo kan het Hem doch niet énverfchiliig zyn , hoe diedaadendoorzyne Land- enStadgenooten, envoornaamlyk door zyne meede Regenten, beoordeeld worden. Hier was 't geval zoo geleegen, de werkloosheid , waar uit ze ook mochte voortkomen was baarblyklyk: Burgemeesteren geloofden met de gantfche Natie, dat Zyne Hoogheid te veel en te byzonderlyk zyn vertrouwen op den Heer Hertog ftelde : en waren die gedachten aleensbovenmaatig, zy namen zeekerlyk het zoo onontbeerlyk vertrouwen, tusfchen Zyne Hoogheid en de Regenten geheel we*. Hier „ diende volftrekt voorzien te wórden: dit hadden Burgemeesteren, aangefpoord doorhunne mede Regenten,getracht, onderdehand te doen: doch 't was mislukt: nu konden zy naar  ophelder ing, enz. i£7 raar hun inzien niet IH1 zi'ten, zonder gevaar te loopen, van door deeze laatften van achteloosheid, of ten minden, flaauwheid beticht te worden. Ik breng de evcmgem reede, van het befluit van Burgemeesteren, hier zoo veel te eer by, om dat dezelve meede eene der voornaame dryfveeren geweest is, tot den flap, dien zy betrekkelyk den Hertog van Brunswyk, op den 6 Juny gedaan hebben. Het komt my voor der moeite waardig te zyn,'van het by die geleegenhtid gebeurde, een omftandig verflag te doen, dewyl de toedracht der zaake, in alle deszelfs deelen, nergens is te boek gefield, daar deze've doch alleropmerkenswaardigst is geweest, en zeer veel heefc toegebracht, tot het geen daarna gebeurd is: voornaamlyk betrekkelyk Zyne Hoogheid den Heere Erfftadhouder. Ik zal vooraf doch rondborflig erkennen, dat, had Ik kunnen voorzien de gevolgen die die flap gehad heeft, Ik niet gemaklyk daar in zou toegeftemd hebben. Myn waarachtig doel was, uit het midden te neemen, dien fteen des aanlloots, die geduurig belette, dat men met Zyne Hoogheid, in deszelfs onderfcheidene hoedaanigheeden kon handelen , met dat verI. deel. . M trou-  ï'?8 MEMORIËN TOT trouwen, dat het welzyn der gemeene zaak vereischte. Ik geloofde, en zoo 't my voorkwam niet zonder reede, dat het vertrouwen dat Zyne Hoogheid in den Hertog (lelde , veel te groot was, en dat deez' Heer daagfyks den Vorst belette, gehoor te geeven, aan die geenen , die volitrekt belangeloos, Hoogstdenzelven ten zynen en 's Lands besten, rieden : en dit wierdt niet alleen geloofd by My, by Burgemeesteren , by de andere Regenten, by het grootfte deel der Natie, maar zelfs by de byzondere Vrienden van Zyne Hoogheid. Ik gevoelde zeer wel, hoe,ongemakiyk dat oogmerk berdkt kon worden. Men moest van den Vorst eiyfchen eene dar.d, die van Hem als mensch fchier niet te vergen was. Men wilde dat Hy zynen Voogd, den Beflierer zyner Jeugd, den Man aan wien zyne Vrouwe Moeder Hem betrouwd had, dien Hy niet verdenken kon Hem niet toegedaan te zyn, dewyl deszelfs beftaan geheel van 't zyne afhing , van zich zou verwyderen. Men kon fchier niet verwachten, dat Hy gewillig daar toe zou komen, Doch alhoewel de verwachting gering was, was Ik niet volllrekt zonder hoop, van den Forst te verkrygen, 't geen de Menscb, de gemoedelyke Mensth, zou weigeren, zoo deez*  ff p It E t B E S. i N c, 179 -gemoedelyk Memch, kon gerust gefteld worden. Ik hoopte dat Zyne Hoogheid zelf overtuigd kou worden, van de fchadelykheid van 's Her.togs geitadigaanweezen, dewyl Hoogstdezelve niet kon twyffelen, dat die Heer, die in fchyn 200 al niet de daad daar by kwam, de eenige Raadgeever van Zyne Hoogheid was, meerendeels de oorzaak was, van de onaangenaamheeden, die Hoogstdenzelven daaglyks in het bellier der zaaken voorkwamen. Ik hoopte, en ter goeder trouwe, dat het gevoelig hart van Zyne Hoogheid, met reede aangedaan, door 't ge2n men van het zelve vergde, gerust zou gefteld worden, door de befcho inving van het nut dat d.iar uit zou voortvloeien , voor een Gemeenebest, tot het welke Hoogstdezelve zoo veele en zoo groote betrekkingen had. 't Kwam my voor, dat de betrekkingen die Zyne Hoogheid gewislyk to: den Hertog had, als zynen Voogd en Nabeftaanden , niet verkracht wierden, zoo de ge wenschte ver wy dering, met toeftemming van den Hertog zeiven, gefchicdde» Ik vleide my, dat het behouden van de Tytels en Penfioenen, aan 's Hertogs waardigheeden gehecht, het neemen eener honorabie Refolutie ten zynen opzichte, zoo in M a Hol-  l8o MEMORIËN TOT Holland, als ter Generaliteit; en boven al éi befchouwing van rynen geweezenen Prtpift welzyn; van de rust van 't Land, daar Hy met eer en weldaaden overlaaden was geworden; de fmerre zelve, voor eenen Heer"van zvne' geboorte en hoedanigheden, van de gunst die men hem toedroeg, veranderd te zien in afgunst, Hem zonden hebben doen befluiten. om zelf de handen te geeven, aan het benamen van eene eerlyke Retraite: en wel eerder, daa* de fchikkingen in 't uiterfte geheim tusfchen Zyne Hoogheid, Hem Hertog, en Burgemeesteren beraamd, zonder eenige krenking van deszelfs eere, ter uitvoer zouden hebben°kunnen gehragt worden. Eindelyk ftelde Ik my voor, dat zoo 't al eens gebeurde, dat noch Zyne Hoogheid, noch de Hertog, wilden treeden, in de voorgeuoomene fchikkingen, men dan kon achten, als of 'er niets gebeurd was, en wachten op gunfïiger omftandigheeden en bekwaamer middelen : dewyl Burgemeefteren bepaald hadden, de zaak met het uiterst geheim te behandelen, en de geenen, die ze byzonderlyk aanging, het hoogst belang fcheenen te hebben, om het geheim te houden. Ongelukkig misten alle deeze onderftellin. gen;  OPHELDERING, ENZ. iSl gen: en Ik zeg noenmaal, had Ik kunnen voordien, dat Zyne Hoogheid zou vakoren hebben , het voordel ruchtbaar te maken , Ik zou, hoe zeer de verwydering van den Hertog my wenseh'yk, ja noodig voorkwam, den Hap afgeraaden hebben. Want men kun met reeden voorzien, dat, byaldien Zyne Hoogheid aan 't verzoek niet wilde voldoen, en de Hertog niet wilde treeden in de fchikkingen die men, om zyne Retraite zoo ihm mooglyk onaangenaam te maken, beraamd had of nog beraahieti zou, en de zaak ruchtbaar wierdt, verregaande twisten en onaangenaamheden daaruit ontftaan zouden, üe invloeden het gezag van den Hertog was des tyds noch te groot, om met eenige fchyn van reede tc kunnen verwachten , dat het voordel tegens wil m dank zou worden doorgezet. Men had djerhalven zich kunnen voordellen, vooreerst, dat men den Hertog niet kwyt zou raaken, en dat, vervolgens, de werking van dien invloed dien men vreesde, noch fchadelyker zou worden, dewyl de geesten daar door niet dan aangezet en verbitterd konden worden. Maar noch eens, wie had kunnen verwachten, dat Zyne Hoogheid waereldkundig zou hebben willen maken, een voordel, dat He M 3 gee-  ï8a MEMORIËN TOT geenen die het decden verzekerden, alleenaan zeekere weinige Lieden, die zy noemden, bekend te zyn, en voor alle anderen, zoo Zyne Hoogheid het noodig oordeelde, onbekend zou blyven. Het zal, vertrouw Ik, uit het verflag dat Ik onder 't oog myner Leezers brengen zal blyken, hoedanig 't geen Ik kom te zeggen, de regel van het gedrag van Burgemeesteren geweest is, Zeedert de Gedeputeerden der Stad Amfterdam , op den . 8 May de meergem. Propoficie gedaan hadden, had men wel getracht Zyne Hoogheid te overtuigen, dat het voorneemen geenzints was, Hoogstdeszelfs wettig gezach te verminderen: en men vleide zich daarin ook min of meer gefkngd te zyn, wen de Raaupenfionaris aan den Penfionaris Fhfcher zeide, dat Zyne Hoogheid verlangde, eene conferentie m de volgende Week, met Burgemeesteren te hebben. Het aanbod was te aangenaamer, dewyl men vermeende, eene bekwaame geleegenheid te zullen hebben, om aan Zyne Hoogheid rondborilig voor te draagen, de fchaacfelykheid van het uitfluitend vertrouwen, dat men vermeende dat Hoogstdezelve in den Hertog ftelde. De  « p H K L D E E I N G, ENZ. iff' D- lwat regens deezen Heer, was by groot en Hein ten top gereezen: eene dikwyls willekenrise wyze van handelen, byzonder m t Milinke : het vooiftaan van de onbepaalde Militaire Jurisdictie, gedurende c!e minderjaarioheid van Zyne Hoogheid, had reeds veel ongenoegen gebaard, en deeze vermeerderde toen men daarna, zag, dat Zyne Hoogheid s Hertogs Raad, boven die van alle anderen volgde Dit liep byzonder in 't oog der geenen, die daa-lvks rondom en by Zyn Hoogheid waren, van zyne beste vrienden, van Lieden die omwyfielbaar aan zyn belang verbonden waren: zy hadden my te meermaalcn gezegd, dat zoo lang de Hertog den geest van Zyne Hoogheid zoodanig zou regeeren, de zaaken fleent zouden gaan. Weinige dagen voor den 6 july had één der- aanzienlykfte en verftand^fte van die Heeren my met een bezoek op Marquette vereerd, en fpreekenue over het nadeel, dat uit het uitfluitend vertrouwen, van Zyne Hoogheid in den Hertog voortkwam, gezegd, waarom eischt gy Lieden, (mcenende Burgemeesteren van Amfterdam) die voljtrekt onafhangelyk zyt, en geene menagementen behoeft te gebruiken, niet, dat de Hertog weggezonden wordt ? Geen wonder was het dan, dat anderen die M 4 tot  l84 M E m o r I E N T 0 T HL l'Z H0°gheid SCene ^ere betrek k»g hadden, die alleen maar wenscheen 7 Hoogstdezelve het gezach dat «[ ' C tfenlyke bedieningen'g n n f ^ v„,j„ i j feclvcn» ten beste van her bekend was geworden, doen gehete had £ hooren „ b,yren, gezegdj da ^ ^ zegd hebie» da„ de Uan ui, de Pmc„ (J_ door iemand, die *ch onkundig hield, gevrL r:;.w,edatwas?had^~rd,s Te meermaalen had gemelde Hcer ^ dereheuiene Leeden oaaer S[ads R regelen verydeU wierden: dat meni , beurd was, dar wanneer Hy Ha,dpe„„„„aris mer den Sradhouder was afgeCprokon, wei»>g noren daarna, als Zyne Hoogheid me, der, Her-  OPHELDERING, ENZ. 1$5 Hertog gefprooken had, Hoogstdezelve Hem by een Biljet had laaten weeten, dat van gedachten veranderd was. Maar 't geen voornaamlyk in de jongfte tyden, het wantrouwen en afkeer tegen den Hertog had doen vermeerderen, was, de vertrouwde ommegang met den Engelfchen Ambasfadeur: en dat, na de ondraaglyke Memoriën, welke die Minister had overgeleeverd, ja tot het laatfle oogenblik, dat Hy dit Land verlaaten had: daar immers de Hertog, die het beftuur der Staats-zaaken ™t aanging, en zoo dikwyls van zich afgaf, zich daarmeede niet te moeyen, geene verplichting had, om met dien Heer eenigen ommegang te hebben, dan die de burgerlyke beleeftheid vereischte. Aanftoote* lyk voornaamlyk waren geweest, zeekere Zondagfche Conferemien, die zelfs by Zyne Hoogheid in 't oog waren geloopen, en de ongefchiktheid de'rzelver, aan den Hertog te meermaalen vertoond had. Burgemeesteren waren verre van te den-, ken, dat de Hertog, zoo als zulks fchandelyk verfpreid wierdt, door 't Engelsch Goud omgekocht, het Land zou hebben willen verraaden: dit kon niet opkomen in eenen Man van zyn aanzien en geboorte, bekend voor te zyn M 5 vry  l86* MEMORIËN TOT vry van alle geldzucht en gierigheid: maar het gedrag der Engelfchen, voor het uitbreeken van den Oorlog, hunne geweldenaryen tegens de handeldryvende Ingezeetenen, zoo niet op last, ten minften met toelaatinr^ van het Engelsch Ministerie gepleegd, hadden den Geest der gantfche Natie zoodanig verbitterd, dat niet als met afkeer kon befchouwd worden, al 't geen dat maar fchyn van goedgunfligheid voor de Engelfchen had. Het ongelukkigfte was, dat het ongenoegen tegen den Hertog opgevat, het verwyt als of Hy de Engelfchen begunftigde, op Zyne Hoogheid was overgegaan, dewyl men aan 's Hcrtogs raad toefchreef, de flapheid die men alom vermeende te befpeuren, in 't beftuur der publieke zaaken. Burgemeesteren hebben nimmer gctwyffeld, dat de eenige dryfveer van 's Hertegs gedrag is geweest eerzugt, en byzonder de vreeze, dat zoo Hy den Stadhouder aan zich zei ven overliet , of toeliet dat Hoogstdezelve den raad van anderen innam en volgde, Hy daar door verliezen zou, dien onbepaalden invloed, dien Hy op den geest van zynen Pupil verkreegen had. Ten fterkilen dan overtuigd, dat de verwydering van den Hertog, eene allerheilzaamfte zaak  OPHELDERING, ENZ. 187 za$: voor 't Land zou zyn, bcflooten Burgemeesteren, ter gekegenheid van de verzogte Conferentie, hunne meening deswegens rondborftig, doch in ^uiterst vertrouwen, aan Zyne Hoogheid te k.-.nen te geeven. Zy lieten tot dat einde door den Penfionaris Vnjcher op het Papier brengen, 't geen zy vermeenden te moeten zeggen: en verzochten den Heere Temminck en My , het zelve by monde van evengemelden Penfionaris,, aan Zyne Hoogheid meede te deelen, en daarna in ,fchrifte over te geeven. Wy vertrokken (de Penfionaris Visfcber, reedsin den Haag zyndej Woensdag den 5 July derwaards. In 't Jacht lazen wy de Memorie noch eens na, en vonden noodzaaklyk de bewoordingen op veele plaatzen te veranderen, en zoodanig in te richten, dat alle fchyn van befchul-. diging vermyd wierdt. Wy vermeenden te moeten toonen, dat Burgemeesteren die algemeene verregaande befchuldigingen, alleen op publieke geruchten fteunende, aanzagen als verdichtzelen van allen grond ontbloot: dat zy den Hertog hielden voor eenen Man, die gevoelens overeenkomftig zynen rang en geboorte hadt, die zy alleen vermeenden, dat uit hoofde der afgunst die men hem toedroeg , en van 't wan- 1 trou-  183 MEMORIËN TOT trouwen tegens Hem opgevat'? niet kon, ja tfa behoorde, Zyne Hoogheid als Raadsman , veel min als eenigfte Raadsman , te dienen Niemand dan de vier -geerende' Burgemeesteren en de Penfionaris Visfcher, had^n de bovengemelde Memorie geleezen: de Heeren van Maarfeveen, Graaflanden Bicker, welke twee laafden des tyds Gedeputeerden ter dagvaart waren, wisten wel dat WyZyrfeHoogheid over den Hertog zouden onderhouden, maar op wat wyze, was hun onbekend: gelyk Wy meede goed gedacht hadden, aan de Heeren van Dordrecht en Haarlem alleen te zeggen , dat wy by Zyne Hoogheid eene audiëntie baddetl gevraagd, om Hoogstdenzelven over onze Propofit ia te onderkouden, en dat wy by die geleegenkeii van den Hertog zouden fpreeken. Zoo zeer hadden wy noodig geoordeeld te zorgen, dat alle' mooglyke geheimhouding betracht wierdt, om meesters te zyn, 't zy het voordel ingang vondt dan niet, van 't geen verder te doen zou daan. In den Haag gekomen, lieten wy door den Penfionaris Visfchtr, onze komst aan den Raadpensionaris melden, met verzoek, om aan Zyne Hoogheid kennis te geeven, van onze bereidwilligheid en verlangen, om met Hoogstdenzelven in conferentie te treeden-, en tot dat einde  OPHELDERING, ENZ. lÖp de het uur van Hoogstdeszelfs convenkntie te mogen weeten: daarby teffens verzoekende, dat Hy Raadpenfionaris by die conferentie tegenwoordig wilde zyn. Des. anderen daags melde ons evengemelde Heer, dat Zyne Hoogheid ons zou afwachten, Vrydags om half twaalf uurên, in 't Huis in 't Bosch;, en dat Hy Raadpenfionaris tegenwoordig zou zyn. De reede, om welke wy dit laatfte verlangden, was, dat wy ons vleüen, dat die Heer, die zich zoo meenigmaalen betreklyk den Hertog had uitgeladen 4 geene zwaarigheid zou maaken, het nadeelige, dat in de tegenwoordige omftandigheeden, in het uitlïeekend vertrouwen van Zyne Hoogheid op dien Heer lag opgefiooten, aan te dringen: daar Wy teffens gedacht hadden, beeter te zyn Hem geene voorafgaande kennis te geeven, om Hem niet in 't onaangenaam predicament te brengen, van te moeten kiezen, of ons voorneer men, voor de uitvoering, ter kennisfe van Zyne Hoogheid te brengen, of te zwygen , en daar door by gemelde Zyne Hoogheid te fchynen, eenigzints onheusch te hebben gehandeld: waarby noch kwam, dat volftrekt gelast zynde , den ftap te doen, Wy ons niet in 't gevaar wilden Hellen, met den Raadpenfionaris, zoo  100 MEMORIËN tof Zoo Hy dien afkeurde, daar over te twisten; Dewyl Wy hartelyk wenschten, dat -onze onderneeming ten beste van de gemeene zaak mogte gedyen, en begreepen, dat zulks meerendeels afhing van de wyze op welke Zyne Hoogheid ons voorfiel zou opneemen , 't welk zeekerlyk Hoo'gstdezelven, zoo niet te vooren eenigzints gewaarfchouwd was, noch vreemder in de ooren moest klinken, oordeelden Wy noodig, dat Ik daags te vooren, als uit My zeiven , in a'gemeene bewoordingen, van 't geen gebeuren zou, aan Zyne Hoogheid kennis zou geeven. ■ ïk zeide dan des Donderdags aan gem. Vorst in fubjiantie, ,, dat het voordel dat Wy 's an„ deren daags zouden doen, Hoogstdenzelven „ denkelyk onaangenaam zou zyn : doch dat „ Wy dachten, zulks aan onze Stad, ons Land, „ onze Meede-regenten, en ons zeiven ver„ fchuldigd te zyn: dat Burgemeesteren Hem s, Heere Prince van Orange volkomen ver„ trouwden, maar den'Heere Hertog in 't geji heel niet: dat zoo lang deez' Heer 's Prints een Raadsman zou zyn, genoegzaam geenè „ goede correspondentie tusfchen ZyneHoog„ heid en de Stad Amfterdam plaats zou kun-' nen hebben." •i Dat  OPHUDERIKO,EN7. IQI „ Dat niet alleen Wy Amfterdammers, en „ andere, zoo Provintiale als Steedelyke Re- genten, tegen den Hertog waren, maar 's Prin,5 fen beste en vertrouwde Vrienden." ? „ Dat zoo de Hertog een weldenkend Man „ was, en waarlyk 'sPrinfen Vriend, Hy zei,', ven behoorde te begrypen, dat de afgunst „ tegen Hem zoo groot was, dat Hy met zy„ nen raad geen dienst meer kon doen : en dus " behoorde aan te bieden, zich ten minften, „ voor eenen poos naar zyn Gouvernement, „ of elders, te retireeren." Zyne Hoogheidantwoordde, met veel bedaardheid, onder anderen, dat de Hertog zyn Raadsman in alles niet was: dat men ongelyk had den Heer te mistrouwen: dat hyHem niet kon wegzenden, zoo uit hoofde der verplichting die hy aan Hem had, als der Post die de Her^ t0g in de Republiek, betreklyk tot de zeeven Provintien, bekleedde. Wy wisfclden eenen geruimen tyd verfcheidene woorden, die Ik my thans niet herrinneren kan, noch aangeteekend heb, dan alleen, dat ik in 't affcheid neemen zei,Mynheer, Ik heb Uwe Hoogheid gezegd, zoo veel Ik macb, van't geen morgen gebeuren zal: wy zullen Uw Hoogheid V eecn-wy gezegd zullen hebben, vervat in eene • 6 Mu  frjtè MEMORIËN TOT Memorie, ter hand fteüenx lk bidde, dat Zy niet driftig worde, maar alles bedaar delyk aanhoor e, Uw Hoogheid kan zyne gedachten daar over laaten gaan, en zich daar na bepaalen. Hoogstdezelve nam zulks aan, en Wy lcheidden in goed verftand, zoo \ fcheen, van elkanderem Maar dien zelfden avond, of'sanderen daags 's morgens vroeg, kreeg ik tyding, dat Zyne Hoogheid had kunnen goedvinden, den Hertogvan 'tgeen Ik gezegd had kennis te geeven; en dat zedert daar over met deezen Heer in gefprek was geweest, de bedaardheid, in welke • Ik Zyne Hoogheid by 'i uitgaan gelaaten, en waar toe als zoo hoognoodig vermaand had, ten eenemaal verdweencn was. Des Vrydags overhandigde my de Raadpenfionaris in de Vergadering van Holland, een Biljet van Zyne Hoogheid, aan Hem Raadpenfionaris dien dag gefchreeven, in 't welk hoogstdezelve zich in fterke bewoordingen uitliet tegen 't oogmerk, dat onderftelde, dat van onze opwachting te zyn, en tegen de ongevoegJykheid van 't geen Wy zouden'vorderen. Zyne Hoogheid fprak met grooten ernst, van zyne verplichtingen aan den Hertog: zeide -dat dien Heer befchouwde als zynen tweeden Vader, en tot 't geen men van Hem wilde vergen , nimmer zou overgaan. \\  OPHELDERING, ENZ. I93 Ik deelde dat Biljet meede aan de Heeren Temminck en Visjcher; het maakte, noch kon ook niet maaken, daar Wy gelast waren, eenige verandering in ons voorneemen. Ik (telde het weder ter hand aan den Raadpenfionaris, en Wy namen de reis naar 't Huis in 't Bosch aan. Na dat de Raadpenfionaris aldaar meede was aangekomen, traden Wy gezamentlyk binnen, en na de gewone wederzydfche heuschheeden, gezeeten zynde, zei de Penfionaris Visfcher, in fubfiantie, „ dat het betoond verlangen van „ Zyne Hoogheid, om met eenige Regenten „ van onze Stad, eene conferentie te hebben, „ over de bewuste propofitie van den 18 May „ laastleeden, Burgemeesteren ten hoogfte aan„ genaam was geweest, en wel byzonder, door„ dien zy daardoor eene gunftige geleegenheid „ kreegen, om aan Zyne Hoogheid rondbor„ ftig opening te doen, van de reedenen, om welke zy en de andere Regenten, dikwyls „ vermeenden, aan Zyne Hoogheid niet te kunnen geeven, die blyken van vertrouwen, „ die zy gaarne, overeenkomftig de hoogach„ ting die zy, voor zyn Perzoon en hoedanig„ heeden hadden, aan Hoogstdenzelven zou„ den willen geeven." Voorts verlof gevraagd hebbende om Zyne Hoogheid voor te draagen, I. deel, N *t geen  194 MEMORIËN TOT 't geen waar meede Wy gelast waren, begon Hy Penfionaris de bewuste Memorie (a) voor te kezen. Zyne Hoogheid toonde al van den beginne eenige ongeduldigheid, maar toen de eerfte periode betrekkelyk den Hertog begonnen was, viel Hoogstdezelve den Penfionaris in de reeden, zeggende, Myn Heeren dat kan Ik den Hertog niet verzwygen, Ik zou het niet kunnen verantwoorden. Ik verzocht Zyne Hoogheid den Penfionaris toe te ftaan, het ftuk uit te kezen : waarmede dan voortgevaaren zynde, wierdt Hy weder geftoord, door den Raadpenfionaris, toen gekomen was aan de periode, in welke van hem gefprooken wierdt. Hy zeide „ niet te kun„ nen nalaaten , den Heer Visfcher in te vallen, „ doordien zich niet herinnerde iets dierge„ lyks gezegd te hebben, en zich alleen zedert „ eenen geruimen tyd om reedenen onthouden „ had, met den Hertog te fpreeken." De Heer Visfcher een wyl gezweegen hebbende, antwoordde; Wy hooren met verwondering Myn Heer, dat U Ed. zich daar van niets herinnert: Wy zouden doch de plaats daar, zoo alsfVy onderricht zy», £7 Ed. zich dus heeft uitgelaaten, en O) Zie die Memorie in de Jaarboeksn 1781. bl. 1166:  OPHELDERING, ENZ. 195 en Lieden, die tegenwoordig zyn geweest, kunnen opnoemen, {cf) Na deeze korte ophouding, ging de Penfionaris i'ifchcr voort, en de leezing geëindigd hebbende, gaf hy de Memorie aan Zyne Hoogheid over. Gedurende dezelve was het ongenoegen' van Zyne Hoogheid oogfchynlyk vermeerderd , en Hoogstdezelve zeide aanftonds met veel hee- vig- {a) Burgemeesteren hadden in 't eerde wel in twyffel geweest, of zy die byzonderheid in hunne Memorie hadden behooren te «ellen, als mooglyk te nakomende, aan 't geen de Raadpenfionaris, min of meer in vertrouwen gezegd had, zy hadden ook om deeze reeden geen gebruik willen maken, vau 't geen zyn Ed. by onderfcheidene gelegenheeden, aan de Heeren Qlifford, van de Poll, Maarfeveen, Graafland, Fisjckerea My gezegd had: maar aan. gaande dit voorgemeld, waaren zy, vooreerst, onderlicht, dat zyn Ed. het zelve , of iets diergelyks, in tegenwoordigheid van veelen, in de Vergadering van Holland, gezegd had: ten anderen, was Hem voorgekomen, niets onbefcheiden in dezen te zyn opgeflooten, dewyl Zyne Hoogheid zeer wel onderricht was, van het misverftand, dat tusfchen den Hertog en den Raadpenfionaris Plaats had: eindelyk, hadden Burgemeesteren geene zwaarigheid gevonden, om dit, in deeze Conferentie te zeg. gen , dewyl hunne oprechte meening was, het verhandelde toe niemands kennis te brengen, dan van Zyne Hoogheid en van den Raadpenfionaris zeivan. . N 2  MEMORIËN TOT vigheid, (in fubftantie,) >, dat de ftap dien „ Wy deeden, ongehoord en ten uiterfte hoo„ nende voor zyn Perzoon was: dat men nooit „ iets diergelyks, aan een zyner Voorzaaten „ gezegd had, of zou hebben durven zeggen: „ dat men op meerder had toegelegd dan op het „ wegjaagen van den Hertog: dat men met dien „ Heer beginnen, en met Hem en zyn Huis ein» d>gen zou : dat Amfterdam 'er op uit was om „ hem alle gezach af te neemen, en fteekind te „ maaken: dat men op hem wilde doen koo„ men de haat van 't geen men zelfs gedaan „ had: dat Amfterdam de oorzaak was van alle „ de onheilen die het Land overkwamen: dat „ hy ondertusfchen niet zou dulden, dat den „ Hertog eenige kleinigheid wierdt aangedaan: j, dat men eene laagheid van hem kwam te vor» deren, met te eisfchen dat hy zynen twee„ den Vader , zynen Voogd, die gedurende m zyne minderjarigheid over hem door's Lands „ Overheid gefteld was geweest, zou wegjaaj> gen: dat al wilde hy, hy het niet zou kun„ nen doen, doordien die Heer in dienst van » Hun Hoog Moog. was: dat het fchaadelyk „ zou zyn, eenen Man van die geboorte en „ dien rang, als eenen fchelm enverraaderweg „ te jaagen: dat hy nimmer daar toe komen „ zou  OPHELDERING, ENZ. IQ? „ zou, enz." Voorts beweerde Zyne Hoogheid, dat Hy den raad van den Hertog niet altyd volgde, als, by voorbeeld, toen Hy het verkenen der Schotfe Brigade, tegen den zin van den Hertog, begunftigd had. Toen de drift, met welke Zyne Hoogheid zich geuit had, eenigzints bedaard was, gaf de Raadpenfionaris in bedenking, of het niet genaden zou zyn, dat de Heeren van Amfterdam, de Memorie weder te rug ontvingen, en deeze zaak gezust wierdt. Zyne Hoogheid daarop zwygende, en Ik gemerkt hebbende, dat de Heer Temminck voorde wedergeeving was, nam het woord op, en zeide (in fubftantie) „ dat het ons leed deedt, „ ons voorftel, door Zyne Hoogheid zoo eu„ vel te zien opneemen; doch niet verwon„ derd waaren, dat gevoelig was, aan 't geen „ betrof een Perzoon, zoo naauw aan Hoogst„ denzelven verbonden: dat ons zulks van „ harte leedt deedt, doch overtuigd waren, „ dat zoo aan het voorgeftelde niet voldaan „ wierdt, de zaaken nimmer wel zouden gaan: „ dat wy dierhalven geoordeeld hadden, de „ ftap dien Wy deeden, voor het gemeenebest „ volftrekt noodig te wezen: dat Wy reeden „ willende geeven, waarom Wy dikwyls moesNi 3 „ ten  TpS MEMORIËN TOT „ ten fchynen, in Zyne Hoogheid niet te ftel. „ len dat vertrouwen, dat Wy zeiven wenscb„ ten, in Hoogstdenzelven te kunnen ftellen , „ vermeend hadden, eindelyk onze meening ,, rondborftig te moeten veskjaaren : dat Wy „ voorts met hartelyk leedweezen gehoord „ hadden, dat Zyne Hoogheid ons verdacht „ hieldt, als of Wy tegen Hoogstdenzelven „ en deszelfs Huis iets euvels in den zin had. „ den : dat Wy op het ernftigst en heiligst kon„ den verklaaren, de hoogfte achting gepaard met geneegenheid te hebben voor deszelfs „ Perzoon en Huis: dat Wy vertrouwden, dat „ het zeggen, dat Wy eerst den Hertog, en „ daar na Zyne Hoogheid zeiven, zouden willen wegzenden, geen ernst was: dat Wy niet „ twyffelden aan de gevoelens van de Regee„ ring van Amfteldam in 't algemeen, en van „ de onze de krachtigfte verzeekeringen kon„ den geeven, dat verre van Zyne Hoogheid „ in iets te willen verkorten, Wy altyd gereed „ zouden zyn, om Hoogstdenzelven alle blym ken te geeven, van verknogtheid aan des„ zelfs Perzoon en aanzienlyk Huis: dat wat „ betrof het voordel van den Raadpenfiona„ ris, om onze Memorie weder terug te nee„ men, Wy volgen zouden het goedvinden » van  OPHELDERING, ENZ. 199 van Zyne Hoogheid: dat van den inhoud „ niemand kennis had, dan de vier regeerende „ Burgemeesteren en de Penfionaris Visfcher, en ook geen anderen, ten zy Zyne Hoog„ heid het anders mogt goedvinden, daar van „ kennisfe zouden krygen: eindelyk, dat het „ volkomen aan Hoogstdenzelven ftondt, de „ Memorie te houden, of weder te geeven." Zyne Hoogheid daarop gezegd hebbende, niet te kunnen nalaaten, alles aan den Heere Hertog mede te deelen,om denzelven dus gelcegenheid te geeven zich te zuiveren van 't geen waarmeede fVy hem betichtten, nam Ik de vryheid om te doen opmerken „ dat Wy dien Heer met mets „ beticht hadden, maar alleen gezegd, dat de „ haat en wantrouwen tegen zyn Perzoon " zoo hoog gereezen waren, dat zyne tegen" woordigheid niet als fchadelyk kon zyn: „ dat doch Zyne Hoogh. volkomen meester " was, de Memorie in handen van den Heere " Hertog te ftellen, om zich by het Publiek " te kunnen verontfchuldigen: maar dat Ik l doch in overweeging gaf, o£ het wel raad„ zaam voor dien Heer zou zyn, dat de Me" morie publiek wierdt. Ik voegde daar einde. lyk by, dat ons voorneemen geenzints was, " den Hertog fchandelyk te doen vi?egjaagen,  SOO MEMORIËN TOT „ zoo als Zyne Hoogh. goedgevonden had te „ zeggen: dat in tegendeel de Stad van Am. * ft2rdam de eerfte^ zyn, om te trachten zyne retraite honorabel en aangenaam te maa » ken, door aan Hem te doen verzeekeren, het „ behoud van alle zyne Tytuls en Weddens „ Hem door de Provintie van Holland in 't * byzonder, of door de Provintien te zaamen »> toegelegd." Deeze discourfen, in fubftantie, over en weder gehouden zynde, drong de Raadpenfionaris andermaal aan, op het wederneemen der Memone. Wy verzeekerden nochmaals, dat wat ons betrof, Wy geen ander voorneemen hadden, dan het in deeze Conferentie voorgevallene te doen blyven, binnen de vier muuren tusfchen welken wy zaaten; ten zy Zyne Hoo,iieid mocht oordeelen, anders beeter te zyn dat Hoogstdezelve volkomen meester was te' zeggen of te doen, * geen zou goedvinden. Hierop gaf Zyne Hoogheid de Memorie weder aan den Penfionaris Visfcher. Het gefprek wierdt daarna zeer bedaardmen bleef noch lang, dewyl de audiëntie wei anderhalf uur duurde, over onderfcheidene zaaken fpreeken: eindelyk opgeftaan zynde, zeide Ik Cin fubftantie; „ dat hoe zeer deeze ,, au-  OPHELDERING, ENZ. 201 „ audiëntie met veel heevigheid en drift be„ gonrjen was, waartoe het ons leed was oor,, zaak te hebben gegeeven, Wy hoopten dat ,, Zyne Hoogheid overtuigd zou zyn, dat Wy ,, geen ander oogmerk dan 't welzyn van 't Va„ derland hadden: dat Wy gaarne daartoe met „ Zyne Hoogheid in alle vertrouwen altyd „ zouden meedewerken: en nimmer nalaaten „ te trachten, blyken te geeven van onze ver„ knochtheid, aan deszelfs Perzoon en door„ luchtig Huis." Waarop Zyne Hoogheid antwoordde, Ik hoop daarpreuves van te zullen hebben. Zoodanig was de wyze op welke gedaan is, eene ftap die in den tyd zo veel geruchts ge» maakt heeft, en van welke de gevolgen van zoo veel gewichts geweest zyn. De Hertog heeft getracht om die te doen befchouwen, als ten uiterften ftrafwaardig; en wel onder anderen, om dat zy door Burgemeesteren alleen, zonder voorkennis en goedkeuring van de andere Leeden der Regeering, gefchied was. Maar, voor eerst, is Burgemeesteren toegefcheenen, dat het geen Regenten in hunne qualiteit doen, en zich verplicht achten, ter bevordering van de publieke zaak, die zy meede helpen beftuuren, te moeten doen, geen betoog , veel min verontfchuldiging noodig heeft. N 5 Ten  202 MEMORIËN T O T> Ten anderen hebben zy vermeend, dat de* wyl zy als Burgemeesteren aan 't hoofd van de Regeering van hunne Stad gefteld zyn, zy volkomen gerechtigd waren, tot het geene zy verricht hadden. *t Is waar zy zouden in andere gevallen mooglyk aan de Vroedfchap verantwoordelyk zyn, van zonder deszelfs voorkennis te hebben gehandeld, maar in het geval in questie, hebben zy geoordeeld, zich meerder verantwoordelyk te zullen maken, door eene ontydige mededeeling, waar door de zaak ruchtbaar zou zyn geworden: daar zy zich doch konden vleien, niet alleen de goedkeuring, maar den lof van den ganfchen Raad te zullen wegdraagen: zoo als dat daarna ook gebleeken is. Niet ongegrond komt my voor, 't geen ter geleegenheid, van het tusfchen Zyne Hoogheid en de Heeren van Amfterdam, voorgevallene, door Commisfarisfen van de Vroedfchap van die Stad, in het rapport vervat in de Refolutie van gem. Vroedfchap van ■ f™^ eindcIyk dat zv Gedeputeerden t. ^r Vergadering zouden vtrklaaren, dat by  OPHELDERING, ENZ, Zl? „ aldien onverhoopt, by Hun Ed Gr. Mog. eene met het gerefolveerde van de Vroed„ fchap ftrydige Refolutie mocht genomen „ worden, Burgemeesteren en Vroedfchappen niet zouden kunnen dulden, dat eeni„ ge Publicatie, ingevolge de voorzieninge „ by de Refolutie van Hun Hoog Mog. voor„ geOagen, binnen derzelver Stad zou wor„ den gedaan." Op den 6 September 1781 wierdt in de daad ter Vergadering van Holland, de bewuste Brief in deliberatie gebragt: maar veele Leeden noch ongelast zynde, wierdt 'er nietsbefloten. Doch op den ao February, wierdt door de Ridderfchap ter Vergadering overgelegd, eene verklaaring van Zyne Hoogheid, in welke de Vorst zynen geweezenen Voogd voorftelde, als geheel vry van 't geen denzelven, zoo Hoogstdezelve vermeende, wierd te laste gelegd. 00 De Ridderfchap was van gedachten, „ dat „ genoegen hier mede diende genoomen te worden, doch dat zy op inftantie van de Ge„ deputeerden van Amfterdam declareerden, „ wel te mogen lyden, dat door Hun Ed, Mog. » ge- (a) Jaarboeken 17S2 bl. 166. O 5  218 MEMORIËN TOT „ gedeclareerd wierdt, dat aan de Heeren van " Alnft«dam. even als aan alle de andere Lee„ den van de Souverainiteit, competeert het „ recht, om, ter Vergadering van Hun Ed „ Gr. Mog, of aan Zyne Hoogheid, in Hoogst„ deszelfs eminente betrekking tot deezen „ Staat, zoodanige voorflaagen te doen, als „ ten meesten dienfte van den Lande oordee„ len te behooren: zonder deswegens in 't „ minfte verantwoordelyk te weezen, noch u in rechte, noch daar buiten aangefprooken „ te kunnen worden, en dat onder beneficie „ van dit declaratoir, deeze zaak zou worden „ gefeponeerd, en by provifie buiten delibe„ ratie gelaaten." (a) Eindelyk wierdt deeze zaak op den daaraan volgende ?de Maart afgedaan: 't befluit wierdt genoegzaam woordelyk, volgens het zoo evengemelde advys van de Ridderfchap genomen. Tegen dit befluit, volgens het gevoelen der Ridderfchap, en der Steeden Delft, Gouda Schoonhoven, den Briele, Hoorn, Enkhuyzen, Monnikendam, Medenblik en Purmerende, dus by meerderheid genoomen, lieten Dordrecht, Haarlem, Leiden, Amfterdam, Rotter- r \ ,r r,dam Kfi) A'ot. tiohand. 2* Febr. 178a.  OPHELDERING, ENZ* 219 dam en Gorcum ee;*e aanteekening doen, wegens het eenvoudig [spon.erzn, „ van eene zaak, , in welke zy vermeenden, tiat aan de Hoogheid der Souveraine Vergadering, en aan „ deszelfs Leedeu ce kort was gedaan," (X)en Alkmair liet haare ganfehe Vroedfcliaps Refolitie van II October 1781, in de Notulen Hellen (b) Ik heb onder de Bylagen L*. F. laaten drukken, de aanteekeifngen door my en eenige goede vrienden in de Vergadering gehouden, van 't geen aldaar op den 7de Maart geadvyzeerdis. Als mede onder IA O. de Refolutie vanH tjt Hoog Mog. van den 16 November 1781 genomen, ter geleegonheid, dat de Heer Hertog aan den Heere Prefidecrende ter Generaliteit, mondeling verklaard had, nimmer eenig voorneemen te hebben gehad , om fatisfattïe te verzoeken , daar het niettemin zeer duidelyk uit den Brief van gemelden Vorst aan Hun Hoog Mog. biykt, dat Hoogstdezelve zulks wel deegelylc verlangd bad: maar dewyl uit de onderfcheidene Advyzen der Leeden van Staat, genoeg gebleeken was, hoedanig alle , die 't gunftigfte dachten, die eisch wnfathfuftie ongerymdvonden, (s) Jaarboeken 1782. bl 207. (Jbj Jaarboeken 1781. bladz. 1915*  220 MEMORIËN TOT den, zoo fchynt de Heer Hertog raadzaam te hebben geoordeeld, te doen voorkoomen, zulks deszelfs voorneemen niet te zyn geweest, en tot dat einde de evengem, verklaaring aan den Prefident van Hun Hoog jflog. te hebben gedaan: doch de meeste hebben ze aangezien als een recantatie van 't geen Hy Hertog in'teerst met zoo veel drift gezegd en geëischt had. Zoodanig einde nam, voor dien tyd, eene zoo veel gerucht gemaakt hebbende zaak: 't is buiten myn bellek verllag te doen van 't geen daarna ten opzichte van den Hertog ter Vergadering van Holland is voorgevallen: men kan dat nagaan in de Notulen van Holland, en - in de Jaarboeken van het Jaar 1784. Daar men toen reeds begon te volgen de geweldige Maatregelen, van welke men de droevige ondervinding daarna gehad heeft, was de behandeling die men dien Heer liet ondergaan zeer hard: men verloor geheel uit het oog, 't geen men eenen man van die geboorte verfchuldigd was: en hoe zeer de voornaamfte Regenten van Amfterdam gedacht hebben, dat het verrichte in i; 8i, zoo het de verwydeiing van den Hertog had veroorzaakt, voor het Land oorbaar zou zyn geweest, hebben zy hetgeweldige gedrag in 1770. nimmer kunnen goedkeuren- Het  0ÏHELDEK-ING»ENZ* 22* Het is fchier de moeite niet waardig, te wederleggen zeekere lankwylige Apologie ,want geen andere naam kan men geeven aan een vry dik boek, eenigen tyd geleeden uitgekomen, voerende tot tytel, Lodewyk Ernst Hertog van Brunswyk Lunenburg, eehte befcbeiden, enz. De Schryver, die ten gevalle van zynen Held, zich door den drift, buiten alle befcheidenheid heeft laaten vervoeren, fchynt onzen Landaard de wreveligfte haat toe te draagen, en de grootfte kleinachting voor 's Lands Regenten te hebben. Ik kan doch niet nalaaten, eenige pasfagien, die dit, als meede 's Mans onkunde bewyzen, kortelyk aan te flippen. Hy zegt op bl. 68, (van de Nederduitfche overzetting) dat de Koning van Engeland, Guarandeur was der nieuwe gehaate Constitutie van 1748. Waar hy die Guarantie gevonden heeft weet ik niet: my is niet bekend, dat eenige Mogendheid, onze Gonjlitutie te vooren geguarandeerd hebbe. Op bl. 69 zegt hy, dat in 1776 de Hertog de la Vauguion, kwam by dat bedorven Volk, (de Amilerdammers) met de Negotiatien van den Grave d' Avaux in de eene band, en met 5 Milioenen Livres in zyn Brievetas, om voor zynéVorst nieu•we Vrienden te werven. Kan  222 MEMORIËN tot Kan het 'er eenigzinrs door, dat een Vreemdeling, een gehuurd Scbry-er, alleen op 't gezach van een Hoogduitsch Nieuwspapier, dat hy, om zyn gezegde te ftaaven aanhaalt, een aantal Regenten, onder de verdenking van Laitidvcrraadery brengt ? Op bl. 73 zegt hy, met die uitgelaaten woede, die op trouwlooze Vrienden wilder aanvalt, dan op gezworene Vyanden, maakte nu de Britten in alle Zeeën, op de Scheepen der Republiek jagt: en in weinig maanden waaren byna i van de Uollandfche Koopvaardyfcheepen, ee;ne welverkregene Britsche buit. Zoo de Hertog dat welverkreegen recht der Engelfchen uit het zelfde oogpunt bcfchouwd heeft, als het hier zyn Verdeediger doet, is't geen wonder, dat Zyne Hoogheid, terwyl de Engelfchen reeds beezig waren voor den Oorlog dat welverkreegen recht te oeffenen, den Engelfchen Arnbasfadeur altyd zoo heuschlyk behandeld hééft. Bladz. 102 leest men, de Heeren van Amfler~ dam bedachten zich , namen het Papier weder over, en beloofden geen verder gebruik daarvan te zullen maaken. Dit is eene onwaarheid: de drift heeft den Man vervoerd, Hy zou anders opgemerkt hebben, dat, zoo dit waar was, Zyne Hoog-  OPHELDERING, ENZ. 223 Hoogheid de Prins Erfftadhouder, niet ten eenemaal, 't zy met eerbied gezegd van onheuschheid zou kunnen vry gefproken worden : want, voor een oogenblik gefteld, dat men dat aan de Heeren van Amfterdam had doeri belooven, zou Zyne Hoogheid dan gerechtigd zyn geweest, om de zaak publiek te maaken. Bladz. 103 leest men, Eindelyk wilden zy het den Stadhouder, als eene infebikkelyhbeid toereekenen , dat zy bet papier weder tot zich genomen hadden : doch zoo wilde de Forst dit niet aangemerkt hebben, maar boodt zich aan om het te behouden 1 maar daartoe hadden zy voor ditmaal geen moeds genoeg. De zuivere waarheid is, dat Wy het behouden of wederneemen volkomen in Zyne Hoogheids keuze hebben gelaaten, en niet dan op het tweede aandringen van den Raadpenfionaris het hebben wedergenomen; doch zoo dra wy verftaan hadden, dat Zyne Hoogheid goedgevonden had, den inhoud den Hertog meede te deelen, hebben wy geoordeeld noodig te weezen, het ftuk zeiven aan den Vorst weder te doen geworden. Geen moeds genoeg, zegtdeMan; voor wie en wat hadden doch de Amfterdamfche Heeren te vreezen? Op bladz. 104 wordt gezegd, de HeerenTzm- minck,  £24 MEMORIËN TOT minck, Rendorp en Visfcher tradenfchuw terug, protefieerden, ontfcbuldigden zich%ftaaken hunne onbefchaamde Memorie in bun zak. Noch Zyne Hoogheid, die heeft de waarheid te lief, noch de Hertog die wel wist, dat die drie Heeren niet gemakkelyk fchuw en bevreesd waien, hebben dit den Schryver kunnen vertellen, Het gedrag dat gem. Heeren gehouden hebben, toen de zaak waereldkundig was geworden, heeft immers niet doen zien, dat zy zoo fchuw en bevreesd waren? De inhoud van den Brief, welken Ik uit naam van Burgemeesteren, ter geleide der Memorie gefchreeven heb, duidt zoo 't my voorkomt, noch fchuwbeid noch bevreesdheid aan. Bladz. 106 ftaat, de Mis Jive van den Hertog aan de Staaten Generaal had de Am fier damfebe kwaadaardige Lasteraars, ineene groote verleegenbeid gebracht. Men moet zoo onkundig als de Schryver zyn,omdatternederteftellen. Wie, onze Regeeringsform, en voornaamlyk onze Rechtspleeging maar eenigzints kundig, weet niet, dat hoe euvel ook de ftap der Amfterdamfche Heeren by Hun Hoog Mog. mochte zyn opgenoomen geworden, zy van dat Collegie, hoe anderzints aanzienlyk, niets te vreezen hadden, des-  OPHELDERING, EN 2. 225 deszelfs gezach kon immers geenzints zich over hun uitftrekken: want als byzondere Perfoonen, konden zy niet dan voor hunnen daaglykfchen Rechter aangeklaagd worden: als Leeden. van Staat, waren zy geene reekening van hun bedryf in Staatszaaken verfchuldigd, dan aan de Vergadering reprefenteerende de Opperheerfchappy deezer Landen, van welke zy zeiven Leeden waaren. Zoo zy den Hertog waarlyk beleedigd hadden, moest Hy Hun, niet by de Staaten Generaal, maar by de Staaten van Holland aangeklaagd, of voor hunnen daaglykfchen en eenigen Compefenten Rechter gedagvaard hebben : dus is die Heer kwalyk beraaden geweest, toen Hy zich ter Generaliteit vervoegd heeft. Maar hoe weinig de meergemelde Heeren reeden hadden, om verleegen te zyn, is genoeg gebleeken, (al eens aan eene zyde gefield, 't geen by de andere Provintien deswegens verhandeld is, terwyl ze doch alle zyn overeengekomen, dat het eene Provintiale zaak was,) uit de byna eenpaarige afkeuring in Holland, van 't gedrag der Hollandfche Gedeputeerdens ter Generaliteit, die den 2 Tulvtoegeftemd hadden in de Refolutie, by welke Hun Hoog Mog. hadden afgekeurd, 't geen in naamlooze L DEEL. P  9.2b MEMORIËN TOT gefchriften, tegen den Hertog gezegd was: en noch meerder, uit het advys der Heeren van de Ridderfchap, die, alhoewel zy onder de Leeden der Hollandfche Staatsvergadering, het gunftigfte ten aanzien van den Hertog, en het ongunftigde op het gedrag der Amfterdamfche Heeren, dachten, nochtans niet hebben kunnen nalaaten, op den 20 Febr 1782 te verklaaren, wel te moogen lyden, dat Hun Ed. Groot Mog. verklaarden, dat aan de Heeren van Amfterdam, gelyk ook aan alkandere Meedekeden der Souverainiteit, het recht toekwam, om zoo wel hy de Vergadering van Hun Ed. Groot Mov. als aan den Stadbsuder in deszelfs eminente betrekking op deezen ctaat, zulke voor/lagen te doen, als zy, ten grootften nutte van het Land dienjlig te zyn, oordeelden: zonder deswegens in het geringfteeeni~ ge verantwoording te hebben, of gerechtelyk of buiten rechten daarvoor aanfprakelyk te zyn. 't Is onbegrypelyk, dat gem. Schryver gedurig wil doen gelooven, dat de Amfterdamfche Heeren in groot gevaar of vreeze waaren: men kan doch niet onderftellen, dat de Heer, wiens Apologie Hy tracht te maken, de waarheid zoo weinig lief heeft gehad, dat Hy Hem den toedragt der zaake, zoo zal hebben meedegedeeld. Men mach ook denken, datdenaamen van  OPHELDERING,, ENZ. 22/ van Zotten, kivaadaartige Lasteraars, Bedriegers , Schurken, die hy zoo vaardig uitdeelt, alleen van Hem komen: terwyl zy een gering denkbeeld van zyne opvoedinge geeven. Maar de verontwaardiging wegens de boosaartigheid van dien mensch heeft my reeds te veel doen zeggen , en dit zou mooglyk doen befl uiten, dat Ik verantwoorden wil eene daad, die Ik doch vermeen geene verantwoording noodig te hebben, 't Is ongelukkig, dat Lieden van een hoog aanzien, doch niet gefchikt om hunne eigene pen te gebruiken, hunnen toevlucht neemen, tot die van Schryvers, wiens ftyl en uitdrukkingen overeenkomftig zyn, met hunnen ftaat en opvoeding, 't Was geen wonder, dat de Hertog onderricht van den ftap dien Ik, beneffens myne Ambtgenooten gedaan heb, tegen mytenhoogften onvergenoegd was, enmy zulks ten kwaadHen duidde; maar Ik ben verzeekerd, dat die Heer, noch my noch myne Ambtgenooten, zou hebben uitgefcholden voor Zotten, Schur* ken, boosaartige Lasteraars: noch ons beticht hebben van boog verraad, om dat Wy, alhoewel alleen gelast door Burgemeesteren, gefprooken hadden uit naam onzer Frincipaalen. P 2 't IS  a28 MEMORIËN TOT 't Is waar, dat de Hertog ons ditlaatfte, als een fchandelyk ftuk verwee«n heeft: maar Ik zou van het doorzicht van dien Hoer verwacht hebben, dat Hy het niet zou hebben gedaan, zoo Hoogstdezelve ondderricht was geweest, dat Burgemeesteren van Amfterdam, in de Staatsvergadering, door des Stads Gedeputeerden, dikwils zuo genoemd worden: dat Burgemeesteren alleen bevoegd zyn, om de Credentialen aan de Gedeputeerden te geeven: dat Burgemeesteren in het doen afleggen van eene Staatscommïsfie, niet noodig hebben de Vroedfchap te beleggen , zoo zy denken, de zaak niet gefchikt te zyn, om in dezelve gebragt te worden: en eindelyk, zoo Zyne Hoogheid had gelieven optemerken, dat de Amfterdamfche Burgemeesters Kamer, die zich toen noch kon vleien genoegzaamen invloed te hebben, al eens gefteld, dat de meedewerking der Vroedfchap noodig was geweest, de noodige authorifatie gemakkelyk had kunnen krygen: daar het ook met de daad gebleeken is, dat de Vroedfchap de daad, die de meergem. Schryver met den tytel van hoog Verraad beftempelt, volkomen heeft goedgekeurd. Kort na dat de ftap tegen den Hertog gedaan was, vereerde Zyne Roomsen Keizerlyke Majefteit, onder den naam van Grave vanFalken- ftein,  OPHELDERING, ENZ. 229 ftein, dit Land, en byzonder onze Stad, met een bezoek. Men bad geen kleine ophef gemaakt van het ongenoegen, by deezen Heer, tegens Burgemeesteren van Amfterdam opgevat, wegens (zoo als men het noemde,) hun jiout beftaan, regens een Perzoon, niet alleen eene aanzienlyke Post in Hoogstdeszelfs dienst bekleedende, maar daar en boven Hoogstdeszelfs Bloedverwant. Ik wierd daags voor 's Keizers komst te Amfterdam gewaarfchouwd, dat het ongenoegen voornaamlyk tegen my was opgevat» Dit verwonderde my te meer, dewyl de Vorst my had laaten weeten, dat Hy verlangde, gedurende deszelfs verblyf te Amfterdam, met my te fpreeken; en niet te denken was, dat zoodanig aanzoek kon voortkomen, uit eenig beginzel van onheuschheid; dewyl zulks even ftrydig zou zyn geweest, met de edelmoedigheid, als met het doorzicht van eenen Vorst, die te zeer bewust was, dat een Regent van een vry Land, aan niemand eenige verantwoording, van 't geen hy in zyne hoedanigheid verricht heeft, fchuldig is, dan aan zyne wettige Overheid: maar 't viel uit zoo als Ik verwacht Had. P g Toen  230 MEMORIËN TOT Toen zyne Majesteit den 13 July's avonds te Amfterdam aangekoomen was, vervoegde Ik my aanftonds, volgens affpraak met den Heer Generaal vanReischach ,een der Heeren die den Vorst verzelden, aan Hoogstdeszelfs Loge- . ment, en had de eere , aldaar met Hoogstdenzelven , geduurende eenen geruimen tyd, een afzonderlyk gefprek te houden. Van de eerfte onderwerpen die daar in verhandeld wierden , was de zoo inwendige als uitwendige toeftand, in welken de Republiek zich bevond, dus ook de gefchillen, die toen betrekkelyk den Hertog, zweevende waren. Het zou niet gevoeglyk, ja onheusch zyn, te boek te Rellen , 't geen zyne Keizerlyke Majefteit deswegens zeide, doch Ik vertrouw, dat het my geoorloofd is te melden, dat toen Hoogstdezelve my fprak, over den flap, dien de Stad van Amfterdam tegens den Hertog o-edaan had, en Ik te kennen gaf, dat dezelve meerendeels zoo niet eeniglyk voortgekomen was uit het denkbeeld, dat de Heer Prins Erfftadhouder, een geheel uitfluitend vertrouwen in den Hertog ftelde, zyne Majefteit'my glimlachende antwoordde, etvousautres vous n'avéz gueres conjiance en lui: daarby voegende, dat de Hertog gewcnscht had, dat Hy zich in de zwee-  OPHELDERING, ENZ. 23I zweevende gefchillen, om zynen wil, zou neeken, doch dat Hy zulks van de hand had geweezen, als Hem niet aangaande. Het zal, vertrouw Ik, myne Leezers met onaangenaam zyn, noch te kort doen, aan den eerbied die Ik den Vorst verfchuldigd ben, dat Ik alhier te boek ftelle , 't geen tusfchen Hoogstdenzelven en my, ter geleegenheid der politieken toeftand , waar in de Republiek zich bevond, verhandeld is. Na dat de converfatie over den Hertog, en eenige andere aanzienlyke Perzoonen geëindigd was, viel het gefprek op den Oorlog met Engeland: zyne Majefteit zeide, „ dat wy on, gelyk hadden, oorzaak tot eenen oorlog te " hebben gegeeven, terwyl wy niets hadden " om denzelven te voeren: dat het eene dwaasheid was te hebben verwacht, of noch te . verwachten, eenige daadlyke hulp van Rus-' " land, of van de Noordfche Mogendheeden: ]] dat de Keizerin overbodig zou zyn, om " haare goede Officien aan te bieden, maar ,', niets meer geeven zou: dat Zweeden niets Z zou, noch niets kon doen, en bekend was, „ welke geest in Denemarken heerschte: dat, „ al kon men in Rusland de wil goed ftel„ len, zulks weinig zou baaten, dewyl dat P4 »Rvk  MEMORIËN TOT „ Ryk met eenige weinige Oorlogfcheepen ,, hier en daar verfpreid, en die welhaast de » prooi der Engelfchen zouden worden, Ons „ met dan van geringe dienst kon zyn- dat „ dus de Vreede voor ons het beste was; voe. » gende daar by, doch verzoekende verfchoo„nmg voor de uitdrukking, quil euu plus „ facüe, de faire unefottife que de la reparer " Voorts zeide zyne Majefteit, „ dat wy de „ eemgfte niet waren, die ons weinig wyslyk „ gedraagen hadden: dat de Engelfchen in 't >, begin, kort na dat Frankryk hun den Oor „ log verklaard had, hunnen flag gemist had„ den: dat zy toen, daar hunne Zeemacht „ verre die van Frankryk overtrof, hadden „ behooren de Américanen, een wyl aan hun „ eigen noodlot over te laaten, en op de Fran„ fche Colonien, toen van alle middelen om „ tegenftand te bieden, ontbloot, te zyn ge „ vallen: dat het gedrag der Franfchen mee„ de niet zeer vvys was geweest: dat zy, zoo „ als wy, den Oorlog begonnen hadden zon„ der gereed te zyn, en nu noch onlangs den „ dwaasten ftap van allen gedaan hadden, met „ den Heer Necker weg te zenden." Ik kon niet nalaaten te erkennen, dat ons gedrag in 't begin, over het al of niet geeven van  OPHELDERING, ENZ. 233 van onbepaalde Convooyen, weinig voorzichtig was geweest. Ik ftelde kortelyk voor, de waare reedenen van onze werkloosheid, en hoe de Oorlog, in welken wy gewikkeld waren, een gevolg was van de partyfchappen, die in het Land heerschten, dewelke veel het neemen der noodige maatregels belet hadden, terwyl geene der partyen, zoo als dac gemeenlyk gaat, voornaamlyk, wanneer door de Ministers der Moogendheeden daar onder geftookt wordt, iers wil toegeeven, in 't geen met haar aangenoomene beginzelen ftrydig is; dat, wat betrof de gewapende Neutraliteit, verfcheide Regenten met my, niet veel verwachting van dezelve hadden : dat wy daarom te 'meerder gehoopt hadden, dat Engeland de aangebodene Mediatie zou hebben aangenomen, om daar door de Vreede weder te krygen, zonder Frankryk te verftooren. Zyne Majefteit antwoordde, dat zonder twyffel, de Vreede voor ons de wenfchelykfte zaak was: mats qiion ne faifait pas la pais fans coups de Canon: dat ook de menagementen die Wy voor Frankryk moesten hebben, de zaak ongemakkelyk maakte: en dat dit Hof alles doen zou, om eenen Vyand meerder aan Engeland te doen hebben. P 5 Zy-  £34 MEMORIËN TOT Zyne Majefteit vroeg my, wat de Stad Am» fier dam zou doen, met de laatfic aangebodene Mediatie. Ik antwoordde, dat het aan Burgemeesteren weinig paslyk fcheen te zyn, van de Keizerinne tot het nakomen van het Tradaat te vergen, en te gelyk haare Mediatie aan te neemen. Zyne Majefteit erkende, dat daar in iets ongerymds fcheen opgeflooten te zyn: maar merkte daarby aan, dat zoo wy de Mediatie niet aannamen, wy geen Gemachtigden zouden kunnen zenden op het Vredens Congres, dat men voorhad te houden: Hoogstdezelve had daarop de goedheid my meede te deelen, hoe verre het toen met dat Congres gevorderd was, en my op te noemen, de Ministers, die Hoogstdezelve en andere Mogendheeden , daartoe reeds gefchikt hadden, my teffens vragende na de onzen. Ik zei, dathetdenkelyk de Heer van Wasfenaar Twickelo zou weezen : Hy betuigde, die- keuze Hem aangenaam te zullen zyn, daar Hy met dien Heer kennis had gemaakt, ter geleegenheid van het bezichtigen van deszelfs Buitenplaats Zuidwyk. Ik heb reeds gezegd, dat het ongepast zou zyn bier te melden, al 't geen, waar over zyne Majefteit goedvondt, my te onderhouden, te  OPHELDERING, ENZ. -235 te meer, daar Hoogstdezelve het gefprek eindigde , met te zeggen : Vous pouvez dire d qui vous voudrèz ce que je vous ai dit au fujet des affaires publiques, je ne veux pas qu'on ignore ma fagon de penfer: mais fur ce que je vous ai dit dg certaines perfonnes particulieres, foyez dhcret. Waar na Zyne Majefteit my met de uiterfte heuschheid congedieerde. Zoo als dit gefprek 's Vrydags plaats had gehad, wierd my uit den Haag gefchreeven, dat de Keizer bewust was, van zekere openingen , die de Graaf de Mirabel, Sardinifche Gezant in 's Hage , betrekkelyk eene afzonderlyke Vreede met Engeland, my gegeeven had, en van welke ik daadlyk aan de Heeren Burgemeesteren Temminck en Elias, als meede aan eenige andere Heeren van de Regeering kennis had gegeeven. Eerstgemelden, dieikditSchryven mededeelde, vonden goed, dat Ik den Keizer daar over zou onderhouden , en by die geleegenheid aan denzelven te kennen geeven, dat Burgemeefteren, wegens het niet of al aanneemen der laast aangeboodene Mediatie, gaarne deszelfs Raad wilden inneemen en volgen. Ik heb reeds te vooren gezegd, dat Burgemeesteren niet voor 't aanneemen waren: onder anderen, om de ongevoeglykheid van tot Me-  MEMORIËN TOT Mediatrice te neemen , eene Vorftinne , by welke men op 't fterkfte drong, om de Republiek, volgens het getroffen Traftaat van Neu. trahteit, daadlyk met de Wapenen by te ftaan Ik verzocht dan gehoor by zyne Majefteit' die daartoe bepaalde het uur van drieën des Sondags na den middag. Op't beftemde uur aan 's Keizers Logement gekomen zynde, kwam zyne Majefteit my te gemoet, en met my getreeden zynde in dezelfde Kamer daar my 't eerfte gehoor verleend had, vroeg Hoogstdezelve my , wat ik verlangde. Ik zei, het geen my uit den Haag gefchreeven was: waarop zyne Majefteit my, in fubftantie, antwoordde : „ dat het waar was, dat Hy „ aan den Hertog de laVauguion, gevraagd had, „ of Hy Hertog onderricht was, van zeekere „ openingen, door de Graaf de Mirabel gedaan: „ en dat op het antwoord van neen, Hy daar » by had gevoegd, dat door iemand, zonder „ te kunnen zeggen wie, onderricht was, dat " dezelve Plaats hadden gehad : voegende zy» ne Majefteit heuschlyk daar by, dat zoo Hy „ had kunnen denken, daar door de geringfte „ moeite aan Burgemeesteren te kunnen doen, » mets zou gezegd hebben." Ik  OPHELDERING, ENZ. 23? Ik repliceerde, „ dat dewyl zyne Majefteit „ de goedheid had. gehad, te toonen der Stad „ Amfterdam en derzelver Regeering niet on„ gunftig te zyn, Burgemeeesteren daar door „ aangemoedigd waren geworden, om in het „ uiterst vertrouwen, aan Zyne Majefteit van „ al het voorgevallene verflag te doen." Ik erkende dat 'er door tusfchenkomst van den Sardinifchen Minister, eenige poincten van fchikking waren voorgefteld geworden: dat eenige myner Ambtgenooten, en eenige weinige Leeden onzer Regeering, als meede Zyne Hoogheid en de Raadpenfionaris, daarvan kennis hadden. Ik deed daarop kortelyk verflag van 't geen ter dier geleegenheid was voorgevallen, en in 't vervolg te boek zal ftellen. Ik vertoonde vervolgens, alle de voordeelen , die voor ons Land met de Vreede verzeld gingen : en^hoedanig deeze, voor ons altyd boven den Oorlog te verkiezen was: maar dat nochtans alle Vrede voor ons niet aanneem* lyk was: dat wy 'er geene, dan eene eerlyke en voordeelige konden aanneemen: dat wy gantsch niet buiten hoop waren, den Oorlog met eere te kunnen voeren, dat getergd, zoo als wy waren, wy zulks ook zouden doen: dat  MEMORIËN TOT dat het onzer Natie eigen was, zich tegen de moeilykheden te harden : dat wy nu omtrent alles verlooren hadden, wat wy konden verliezen, doch met reeden konden vertrouwen, het overige te zullen behouden: dat de Caab de Goede-Hoop, de meeste onzer bezittingen in de Oost-Indien, en Suriname inde West-Indien , genoegzaam verzekerd, en onze OostIndifche Scheepen den Vyand ontfnapt waaren : dat in 't algemeen, onze omftandigheeden zedert eenigen tyd oneindig beeter, en verre boven onze verwachting waren: dat Ik daar tegen erkende, dat onze binnenlandfche verdeeldheid, voor ons nooodlottig kon zyn: dat wy ook wel voelden van Rusland weinig hulp te kunnen verwachten; mooglyk goede Officien, doch niets meer, maar dat wy, aangezien de omftandigheeden waar in Engeland zelve zich bevondt, de hulp van vreemde Mogendheeden konden ontbéeren, zoo men waarlyk gebruik wilde maaken, van alle de middelen die voor handen waren: dat de finantien nooit in beeter ftaat waren geweest, terwyl het tegengeftelde zich bevondt by onzeVyanden. Ik voegde eindelyk daar by, dat Ik met zyne Majesteit fgefproken had, met die rondborftigheid, die mynen Landaard en My by- zon-  OPHELDERIN G, ENZ. 2S9 zonder eigen was: dat Ik van gedachten was, dat eene volkomene goede trouw kon, ja behoorde , zoo wel de grondflag te zyn, van alle ftaatkundige , als van alle burgerlyke handelingen: dat Ik zyne Majefteit needrig verzocht, het vertrouwen, dat Ik betoond had, aan te neemen, als eene hulde, die Burgemeesteren deeden, aan de oprechtheid, die zy vermeenden aan 't Caracter van zyne Majesteit eigen te zyn: dat Ik hartelyk verzocht, dewyl Ik met Haar gefprooken had , als of Hoogstdezelve myn Landgenoot was , zy ook my en myne Meede-Regenten geliefde te vereeren met Haaren goeden raad, aangaande de party, die wy , in de neetelige omftandigheeden in welke de Republiek zich bevond, zouden behooren te kiezen: dat wy verzeekerd waren, dat zyne Majesteit Oorlog en Vreede als in de hand had, en wy niets te vreezen zouden hebben , zoo wy volgden den raad, dien Hy ons geeven zou. . De Keizer antwoordde: dat evenals Ik dacht, op 't ftuk van de noodzaaklykheid en nuttigheid der goede trouw , in alle Staatkundige en Burgerlyke handelingen : dat hy gul en openhartig was , ja niet anders kon weezen: dat Hy gevoelig was , aan het betoond ver- trou-  240 MEMORIËN TOT trouwen : mats que je l'embarasfais un peu en lui demandant Conseil: qu'il devoit alors oublier qu'il etait Empereur, et fe figurer qu'il et ah Hollandais: qu'il le youlait bien pourtant: datdierhalven my dan moest zeggen, dat wy wel zouden doen, ons met Engeland te verzoenen: datHy doch wel voelde, zulks ongemakkelyk te zul len zyn, zoo om Frankryk, die wy moesten ontzien, als om de Keizerin, die mooglyk te onvreeden zou zyn, zoo de zaaken buiten haar gevonden wierden: dat, wat hem betrof, qu'il trouvait le metier de Mediateur tres mauvais ,par. ce qu'on n'y gagne rien, et qu'on mecontente tout le monde: dat Hy my ter goeder trouw kon verzeekeren, dat de Vreede Hem aangenaam zou zyn, en het zyne gaarne zou bybrengen, om dezelve aan Europa weder te geeven : qu'il favait bien que fes fujets gagnaient a la guerreet qu-avec 300,000 Hommes, il n'avait rienacraindre: dat het Hem aangenaam zou zyn, zoo wy ons met Engeland konden verftaan, maar teffens vermaande, ons in ftaat te ftellen, om * in alle gevallen, den Oorlog te kunnen voeren : dat Hy ons raadde, welke keer de zaak ook mochte neemen, de Mediatie aan te neemen, om reede, dat wy anders niemand op het Congres zouden kunnen zenden , dewyl wy  OPHELDERING, ENZ. £41 Wy aldaar niet als contracteerende Party zouden kunnen toegelaaten worden: qu'alors nous ferions obligés de faire parler la France poar nous ce qu'il creiait nepas nous convenir, dat het wenfchelyk was, dat, offchoon wy al geene .afzonderlyke Vreede met Engeland konden maaken, 't zy om dat men 't over de voorwaarden niet zou kunnen eens worden, 't zy om Frankryk te ontzien, men ten minften met dat Hof kon affpreeken, wegens de voorwaarden, die men over en weder by eene algemeene Vreede zou bedingen. Toen zyne Majesteit ukgefprooken had, bedankte Ik dezelve voor de goedheid, die Zy wel had willen hebben, van zich dus duidelyk en openhartig te uiten: Ik verzeekerde, dat dewyl Zy oordeelde, dat het aanneeraen der Mediatie voor de Republiek noodig was, Burgemeesteren niet aarzelen zouden, met daar in toeteftemmen : terwyl Ik ondertusfchen myne Stad en Vaderland aan Hoogstdeszelfs goedgunftig. heid aanbeveelde, en inftantelyk verzocht, mee alle haare magt en gezach te willen meedewerken, om ons te doen bereiken het oogmerk, .dat Hoogstdezelve geoordeeld had, voor ons het feeste te weezen. De Vorst betoonde zyn byzonder genoegen, h DEEL. Q en  24^ memoriën tot en verklaarde, ten uiterften gevoelig te zyn, aan het vertrouwen, dat Burgemeesteren in Haar Helden, en zulks indachtig te zullen zyn: daar eenige heuschheeden by voegende. Ik zei toen, dat alhoewel het myne Ambt» genooten, en my, leed deede, dat zyne Ma„ jesteit maar weinige dagen, onze Stad, met „ deszelfs tegenwoordigheid vereerd had , Ik „ de vryheid moest neemen ta zeggen, dat Ik „ Hoogstdenzelven met vry meer gerustheid „ zag vertrekken , dan had zien aankomen." Waarom? was de vraag: omdat, nam Ik de vryheid te antwoorden, men zyne Majesteit had afgefchilderd, als eenen Forst, die ons Land weinig goeds wilde, en voornaamlyk den Regenten onzer Stad, om de zaak van den Hertog, geen goed hart toedroeg; die voorts verjiond, dat wy voljlrekt Vreede met Engeland, hoe di voorwaarden ook mogten weezen, moesten maaken. Enfortc, viel de Vorst my in, que vous m'avez cru bien anglomane? mais je ne le fuis pas, il s'en faut bien, je fuis Cosmopolite, aimant les hommes, etpar confequent la paix, voegende daar by, „ dat Hy niets had, tegen ons, noch „ tegen onze Stad: dat Hy zeer te vreeden was, over 't geen, èn over de geenen, (ö) die » Hy («) De Hoofd Officier Dedel, en de Burgemeesters Hooft en Elias, hadden met ray by den Vorst een bezoek afgelegd,  OPHELDERING., ENZ, 243 & Hy 'er gezien had: dat, wat de zaak van den „ Hertog betrof, Hy 'er zich niet meede zou „ moeijen" , herhaalende voorts, 't geen in ons eerfte gefprek gezegd was, en daar noch 't eenen ander tot gerustftelling byvoegéhde. Na noch eenen korten tyd over onverfchillige zaaken te hebben gefprooken, gaf zyne Majesteit my myn affcheid, zeggende op eene zeer heufche wyze , Haar aangenaam te zyn, met my kennis te hebben gemaakt: my voorts bedankende, en verzoekende zulks uit deszelfs naam myne Ambtgenooten te doen, voor de betoonde beleefdheid, die zy nimmer vergeeten zou. Een Uur daarna begaf zyne Majesteit zich op reis. Des anderen daags kwam dé Generaal van Reischac'i, ten mynen huize, en my daar niet hebbetide gevonden , op het Stadhuis opwach- • ten. Ik ontving dien Heer in Burgemeesters vertrek, alwaar zyn Ed. my zeide, „ dat de ti Keizer hem belast had, met dankzeggingen „ voor Myne Heeren de Burgemeesteren van „ Amfterdam" , fes bons amis. Ik verzeekerde zyn Ed. van hunne gevoeligheid deswegens, en van de eerbiedige hoogachting, die zy den Vorst toedroegen: voegende daarby, h geen Ik reeds den Keizer zei ven gezegd had- dat wy Q * Hoogst-  ffi{4 MEMORIËN TOT Hoogstdenzelven met meerder gerustheid hadden zien vertrekken dan aankomen. Hier op antwoordde de Generaal, „ gy hebt niets te vree„ zen: Gy hebt misfchien gedacht dat de Keizer de Schelde zou willen openen: maar wilt gy „ weeten wat zyne Majesteit geantwoord heeft „ aan den Antwerpfchen Burgemeeester, die aan „ Hoogstdenzelven daar van voorftel gedaan „ heeft, Ik ben niet gelast het U te zeggen, „ maar zyne Majesteit weet dat ik het U zeg„ gen zal. Het antwoord is geweest: Gy komt „ my zehrlyk Myn Heer, teffens verwittigen, „ dat het Tra&aat van Munfter niet meer in ,, weezen is, want zoo lang dat niet vernietigd „ zal zyn, moet gy niet denken aan 't geen gy „ van my verlangt, daar zyn al genoeg oneenig„ heeden in Europa, zonder dat Ik die vermeerder: „ dat Uwe Stadsgenooten, en myne andere Onder„ zaaten, zich de omjlandighedcn ten nutte maa„ ken , dat zy $ich verryken met den Koophan„ del en Scheepvaart op O/lende: maar dat zy „ zich haasten, want de Vreede eens weder ge- troffen zynde, zal alles wederkeeren, naar de p plaatzen, daar het van daan gekomen is." Dewyl men veel gefprooken had, reeds in 'c begin van den Oorlog, van het openen der Schelde, dat men wist dat de Antwerpenaars daar  OPHELDERING, ENZ. 245 daar zeer op gefteld waren, en opgewonden waren geworden, door den Ridder Tork, geduurende zyn verblyf in hunne Stad, na dat Hy uit den Haag vertrokken was, had Ik reeds van dien tyd af doen opmerken: dat, alhoewel het belang van Engeland zeiven niet meede bracht, te verlangen of meede te werken, dat de Schelde geopend, en dat daar door eene machtige Mogendheid, de Souverain der Nederlanden, eene Commerceerende en Navigeerende Mogend, heid wierd, en dat ook die opening niet kon gefchieden , als met verzaaking van het Tractaat van Munfter, de voorzichtigheid nochtans vereischte, deswegens een waakend oog te bouden, dat men tot dat einde, eenen bekwaame Minister behoorde te houden te Weenen, en teffens by Frankryk verneemen, of men aldaar gezind zou zyn , zich in 't geval daar tegen te kanten. Dat men ook teffens , den Koning van Pruisfen onder 't oog moest brengen, hoe gevaarlyk het was, het Huis van Oostenryk, door dat middel noch machtiger te laaten worden ; en hoe het dierhalven van zyn's Majesteits belang was, zich daar tegen te verzetten. Dat om de Republiek niet bloot te Rellen aan eenen onverwachten aanval van dien kant, men behoorde hoe eerder zoo beter verQ 3 bin-  246 MEMORIËN TOT bintenisfen met eenige Dukfche Vorften aan te gaan, om tegen eene machtige fubfidie, uit 's Generaliteits Kas, een genoegzaam getal Manfchappen te onderhouden, en ze des noods te leeveren. De langzaamheid, met welke gewoonlyk de zaaken in ons Land behandeld worden, gevoegd by dé bedremmeldheid, gevolg van den rampfpoedigen ; toeftand, daar men zich in bevond, en waar in men niet wist, wat men 't eerst tot af keering van 't gevaar by de hand zou neemen, hadden gemaakt, dat men op myne voorflagen weinig acht had gegeeven. De vrees voor dat openen van de Schelde, was gebleeven, en vermeerderd geworden,door het fchryven in May, van den Heere Hop, onzen Minister te Brusfel, „ dat die van 9, Antwerpen, Brusfel en Leuven, deswegens „ een Adres aan Zyne Keizerlyke Majesteit ge„ daan hadden," en door dat van den Heer van Starrenburg , meldende, dat de Rusfifche Minister hem verwittigd had, dat zeker Antwerpenaar zich aan hem geaddresfeerd had, wegens eene dire&e vaart van Petersburg en andere Rusfifche plaat zen op Antwerpen , en 's Keizerin's goede Officien verzocht, wegens het openen der Schelde. < ' Het was dus licht te begrypen, dat het ge- : .' "" zeg-  op heldering', enz. zegde van den Heer van Reischach, ons zeer aangenaam was: maar de ondervinding heeft geleerd, dat zyne Keizerlyke Majesteit zederc aanmerkelyk van gedachten veranderde. Ondertusfchen waren, agtervolgens den raad van zyne Keizerlyke Majesteit, onze Gedeputeerden in 's Hage gelast geworden, om meede in het aanneemen der Mediatie van de beide Keizerlyke Hoven toe te ftemmen: tot welke dan ook kort daarna, naamlyk den 8 Augustus, ter Generaliteit befloten wierd. Het is over bekend, hoedanig dezelve van geen het minfte gevolg geweest is, en niets heeft toegebracht, om het vuur des Oorlogs te maatigen, de Heer Hop., 'sLands Minister had reeds gefchreeven, toen de Keizer te Brusfel was, dat zyne Majesteit Hem gezegd had, „ dat de onlus„ ten in de Republiek Hem leed deeden: datHy „ het einde derzelver, en het herftellen der Vree„ de, gaarne zou zien: dat Hy nochtans „ meende, dat de Negotiatien in Rusland op niets „ zouden uitloopen , en niets dan onkosten en „ fpendatien veroorzaaken." De Penfionaris Visfcher fchreef my den 4 Ju]y, dat de Raadpenfionaris Hem gezegd had, dat de Prins Gallitzin, fterk op een fpoedig en voldoend antwoordpresfeerde; dat deKeizer zeer Q 4 ft0^»  24S memoriën tot (lond,ophetMediatewfchap- en dat de acceptatie van dat aanbod, op den voet, als My Raadpenfionaris de extenfie geconcipieerd had, niet obfieeren zcu, aan eene onderhandfche handeling met Engeland: waarvan zoo dezelve reüsfeerde, in het vertrouwen aan de Keizerin kennis kon gegeeven worden: dat het 'er voms niet veel op aankwam, of men in het te geeven antwoord aan Rusland , meer of min fterkinfteerde op adfiflentie, dewyl wy dezelve „„doch nooit obtineeren zouden, alzoo de Keizerin rond uit verklaard had, dat het casus foederus , met opzicht tot ons niet exteerde. Het antwoord van Rusland, op den eisch van den byftand by het Traclaat beloofd , was intusfchen den 11 Juny ter Vergadering van Hun Hoog Mog. reeds ingekomen, en gantsch niet voldoende , behelzende meer woorden dan zaaken, -bevonden: en ter zei ver tyd hadden onze Ambasfadeurs gefchreeven , dat op hunne klag. ten deswegens, door den Grave Panin geantwoord was, „ dat een Plan, aan de Hoven van „ Zweeden en Denemarken was afgezonden, „ van 't welke men geen opening kon gee„ ven. Dat men zich veel interesfeerde voor de „ Republiek, en trachten zou te bewerken, dat „ zy uit haafen tegenwoordigen toeftand, voor „ de algeméene Pacificatie gered wierd , als „ mee-  OPHELDERING, ENZ. 249 „ meede Zweden te perfuadeeren , Haar van „ eenige Scheepen van Oorlog te vóórzien." Noch fchreeven zy, dat de invloed van Panin begon te verminderen, en zy van goeder hand onderricht waren , dat Rusland aan Engeland had verklaard , dat zy de Republiek niet befchouwde in 't cafus foederis te zyn. Dat zy Ambasfadeurs zich by het Ministerie vervoegd hebbende, om naar de waarheid te verneemen, liet by 't zelve wel ontkend was, doch dat zy vermeenden te kunnen verzeekeren, dat het evengemelde waar was. Hoe zeer de krachten der Republiek op verre na noch niet gelyk waren aan 'c geen zy konden en hadden behooren te zyn, veel min evenredig aan die van Engeland , zoo hadden Wy doch het genoegen gehad, van op den 5 Augustus de Engelfche fierheid te doen zwichten ; en met een kleiner getal, en vry kleiner Scheepen dan die der fiere Britten, deezen manmoedig af te flaan, en te dwingen, geheel *\-f ra lirmrtan • pn  B Y L A G E La. C. prsevenieeren , Engeland eenige faveurs aan de Republiek wilde doen, maar dat ik klaar gemerkt bad , in alle de Converfatien, die ik op dat fubject gehad hadde, dat dat Hof daartoe nooit te brengen zoude zyn, dat 'er zelve Leeden van gedachten waaren, dat zulks een kwaad effect zoude doen, dat men my van verre had te verdaan gegeven, dat, zoo den Staat ouvertures deed, men halfweg te gemoet zoude komen, en dat de Heer Torke volkomen geïnftrueert was op dat fubject.; en dat hy ook duidelyk de intentien van zyn Hof had te kennen gegeeven, ingevalle de Republiek Convoy verleende, of dezelfde Declaratie deed, als Rusland, — die intentien in myn Brieven van den 4 Aug. en I Sept. gedetailleert, heb ik wederom gereïtereert en geconfirmeert. Verders, dat de Heer Harris altyd fchreef, dat de Keizerinne van Rusland, by continuatie verzeekeringen van Vriendfchap gaf, en dat het Ministerie zich daarmeede flatteerde. Eneindelyk, heb ik kennis gegeeven, dat het Ministerie Informatien ontfangen had, dat de Hertog de la Fau~ guion zich flerk gemaakt had by zyn Mof, van een rupture, tusfchen de Republiek en Engeland te efFectueeren, dat het Cabinet van Verfailles niet eenparig was geweest, of zoodanige ruptuur, op zich zelve genomen, voordeelig voor haar was, ofte niet; maar dat zy het alles aanmerkte als een événement, dat het Credit van Zyne Doorl: Hoogheid fterk zoude affecteeren. Den  B Y L A G E IA C. Den 20 OSlob. 1780. Gefchreeven, dat de verbittering zedert de ontdekking van de Papieren van Laurens zeer vermeerdert was, wederom gerepeteert, dat men in Engeland een gedecideerde parthy had genomen , en dat het Convoyeeren naar de Havenen van de Mogendheeden, in Oorlog met Engeland, of het overftappen van de gevraagde Guarantie aan Rusland, van een ruptuur gevolgd zoude worden, en dat ik vreesde voor onze Bezittingen in de Oost. en West-Indien, en dat men zich by continuatie flatteerde van de perfoneele geneegenheid van de Keizerinne van Rusland. Den 3 Nov. 1780. Gefchreeven, dat na de beste informatien, die ik hadde kunnen krygen, het greotfte gedeelte van de Leeden van het Cabinet van Advys waaren, dat men zoo lang mogelyk de oude Commercieu en Vriendfchap moest ophouden, en dat in het tegenwoordige oogenblik Engeland vyanden genoeg had, zon. der zich met eene andere Mogendheid in een Oorlog te wikkelen. —— Andere waaren van Advis, dat de Republiek zulke hostile desfeinen tegens Engeland manifesteerde, zoo wel binnen als buiten Europa, dat die oude Vriendfchap en Connexie ten eenemaal aan een einde fcheen te zyn, en (laande hielden, dat het allefints voordeeliger was voor En.  BYLAGE La. C. Engeland, van in Oorlog te zyn met de Republiek, als langer op dien voet te blyven. Dat ik dacht, dat het van de Refolutien , die de Republiek zoude neemen, in de differente zaken, daar tegenwoordig over gedelibereert wierd, zoude afhangen welk fentiment praevaleeren zou. Den io Nov. 1780. Rapport gedaan , dat ik meende wel onderricht te zyn, dat zoo 'er geen voldoende Refolutie genomen wierd, omtrent de gecommuniceerde Papieren , die by de Heer Laurens gevonden waren, een Oorlog vast was, en dat ik geloofde, dat men hier ftaat op kon maaken. Den 21 Nov. 1780. Gefchreeven, dat voor zoo veel ik wist, de Heer Torke noch geen order had om zich te retireeren, ten waare dezelve hem deezen dag gezonden ware geworden; — dat 'er s' morgens een Cabinet-Raad over Buitenlandfche zaken gehouden was. Den 24 Nov. 178a. Dat volgens het geene ik met eenige zekerheid had kunnen weeten, men naar de Hollandfche Brieven wagtede, om een finaale Refolutie te neemen. Den 5 Dec. 1780. Dat ik niet had kunnen weeten , wat Refolutien men  BYLAGE L». O men genomen had, zedert den ontfangst van de Brieven van den 18 pasfato, alleen, dat ik met zeekerheid gehoord had, dat Prins Frederic zyn reis nam over.Vlaanderen, en niet over Holland, en dat hy noch in den loop van de Maand zoude vertrekken, — En dat man in de City dacht, dat de zaaken tot een Oorlog zouden kornen. Den 8 Dec. 1780. Dat'er drie dagen agter een, Cabinet-Raden geweest waren, rakende de Situatie van zaaken tusfchen Engeland en de Republiek, dat, wat moeite ik my ook gegeeven bad, ik niet had kunnen weeten, of men tot eenige Refolutie was gekoomen, dat ik alleen wist, dat men daags te vooren noch niets finaals gedetermineert had, en dat het fcheen, dat men de Hollandfche Posten wilde afwachten. Den 15 Dec 1780. Dat de drie manqueerende Posten gearriveert waren, en dat ik dien dag eerst gehoord hadde, dat de Heer Torke order had gekreegen, om een nadere Memorie te prefenteeren, om antwoord te hebben op die van den 10 Nov., dat ik dacht, dat hy dien Dingsdag geprefenteert zoude hebben, en dat men zoude afwagten, wat daar op in deu loop dezer week zoude gedaan worden, voor dat men tot een finaale Refolutie kwam. Den  BYLAGE L». C. Den 17 Dec. 1780. Dat de Heer Frafer my uit naam van Lord Stor«?oh* kennis had gegeeven, dat men orders gezonden had aan den Heer Torke, om te vertrekken zonder affcheid te neemen, zonder my te zeggen, wat oorzaak tot die orders had gegeeven, ■ dat ik gehoord had, dat 'er daags te vooren een Courier van de Heer Torke gearriveert was, en dat 'er s'avonds Iaat een Cabinet-Raad gehouden was,daar die Refolutie in genoomen was. Den 26. Dec. 1780. Dat 'er order gezonden was, om St. Euftatius en St. Martin te attacqueeren; en dat ik niet zonder vreeze was,dat d'expeditie, waarvoor men 3000 Man met zwaare Artillerye infcheepte, de Kaap de goede Hoop zoude gelden. B Y-  B Y L A G E L». D. Extract Misfive van Gecomm. Raaden van 't Noorder Kwartier. w y hebben, &c. By deezen neemen wy ook de gelegenheid, om UEd. Gr. Mog., conform derzelver Ref. van den 10 Jan. deezes Jaars, met communicatie van Zyne D. H. den Heere Prince Ërfftadhouder, met betrekking tot dekking der Zeekusten, de nodige orders hebben gedepecheerd , en ter Executie gelegd , zoo dat dezelve Provifioneel zich in behoorlyke ftaat van defenfie bevinden: zullende Wy niet achterlaaten zonder ophouden het noch verder benodigde te doen te werk ftellen. ( Was getekend') De Gecomm. Ter Ordonnatie van dezelve, Nkolaas Groet. BY-  BYLAGE La. E. N». i> Hoog Ed. Gestr. Heer! •Durgemeesteren hebben tot hurt uiterst leedwee, zen verttaan, dat Z. D. H. zich over het op vootledene Vrydag gedaane voorftel, aan onderfcheidene Lieden ten tterkften beklaagd, en zelfs in fcriptis gefteld heeft, 't geen Z. D. H. meent, door ons tegens den Heere Hertog te zyn ingebracht geworden. Hoe zeer het ruchtbaar maaken van eene zaak , (die Burgem. niet verricht hebben dan na ryp overleg, en als daar toe gedwongen door d'omftandigheden, in welke het Vaderland zich bevind, dewelke naar hunne gedachten, velftrekt vereischten, dat alle reedenen, die tot eenig mistrouwen tusfchen Z. D. H. en de Regenten, eenige aanleiding zouden kunnen geeven, hoe eerder zoo beeter weggenomen worden,) hun onverfchillig is, zoo kunnen Zy niet ontveinzen, dat de verkeerde begrippen, het zy met behoorlyken eerbied gezegd, in welke Z. D. H. na de mondelinge voortelling, doof den Penfionaris Visfcher gedaan, getoond heeft te zyn, wegens de wyze, op welke gem. Penfionaris op 'tfubjeér. van bovengem. Heere Hertog, zich geuit had, Hun doen vreezen, dat Hoogstdezelve by deszelfs denkbeelden perfifleerende, mooglyk hunne uitdrukkingen, niet zoodanig gefield zal hebben, als zy !• Dml. T waar.  B Y L A G E L*. E. N°. i. waarlyk en in de daad geweest zyn. Burgemeesteren zouden gaarne gezien hebben, dat de Memorie door den Penfionaris Visfcher voorgeleezen, daarna overgegeeven, in Zyne Doorl. Hoogh. handen gebleeven was, om Hoogstdezelve te overtuigen, dat wel verre van den Heere Hertog te befchuldigen, Burgemeesteren op het fterkfte hebben verklaard, dien Heer geenzints te verdenken, wegens de fchandelyke uitfirooifelen, tegens een Heer van zyn aanzien en geboorte, maar dat zy Burgemeesteren deszelfs verwydering om geene andere reede geëischt hebben, dan om dat door het algemeen wantrouwen, met of zonder reede, tegens Zyne HoogePerzoon opgevat, het uitfluitend vertrouwen, hetwelk Z. D. H. op dien Heer gefteld heeft, het beftuur der publieke zaaken fchaadelyk kwam te zyn: als wordende daar door het vertrouwen, dat men in Z. D. H. noodwendig dient te ftellen, willen de zaaken wel gaan, zoo niet ten eenemaal weggenomen , ten minften zeer verzwakt. Burgemeesteren protefteeren als noch, en verzeekeren op het allerferieuste, dat zy uit geene byzondere haat, afgunst, of verregaande verdenkingen, tegens meergem. Heere, den bewusten ftap gedaan hebben, en zy hoopen, dat aan hunne woorden, geene andere beteekenis gegeeven zal worden, als die met hunne waarachtige intentie overeenkomftig is. Zy hebben beloofd, dat de Memorie, door den Penfionaris Visfcher voorgeleezen, niet zou gecommuniceerd worden, aan anderen, dan aan de gee> nen,  BYL A.GE La. E. N». i. nen, die dezelve dier tyd gezien hadden, naamlyk, de vier Regeerende Burgemeesteren, en de Penfionaris Fisfchgr: zy hebben die beloften ook heilig nagekomen: maar zy zouden niet gaarne zien, dat zy by v- publiek, by hunne meede - Regenten , zoo van deJze als andere Provinciën voorgefteld wierden, als hebbende den Heere Hertog waarlyk befchuldigd met het geene, waarmede die Heer in eerlooze en infame libellen befchuldigd wordt, 't Zy verre van hun, te kunnen denken, dat Z. D. H. met opzet, en als ter kwaader trouwe, het doen van zulke of diergelyke befchuldigingen, aan Burgemeesteren zoude willen aanwryven, maar de aandoening, dewelke Z. D. H. gevoeld heeft op't hooien van een voorftel, zoodanig ftrydig met de hoogachting en liefde, die hoogstdezelve voorhaarengeweezen Voogd, natuurlyk hebben moet, haarongetwyffeld geprevenieerd hebbende, tegen de geenen , die dat voorftel gedaan hebben, zoo zou het geen wonder zyn, zoo Zy zich waarlyk by aanhouding verbeeldde, anders gehoord te hebben, dan onze Penfionaris geleezen heeft. 't Is om die reede, Hoog Ed: Geftr: Heer, dat Ik, uit naam van Burgemeefteren, de vryheid neem, U. H. Ed. Geftr. te doen geworden, dat zelfde ftuk, dat onze Penfionaris voorleeden Vrydag heeft voorgeleezen; met verzoek, om het zelve met communicatie deezes, aan Z. D. H. ter hand te ftellen, Burgemeesteren hebben daar meede geen ander inzicht, dan om aan Z. D. H. de eigsnlyke woorT 2 dea,  13 Y JL A G E L«. E. N. i. den, dewelke Stads Gedeputeerden gebruikt hebben , onder 't oog te brengen. Het zal, 't zy met eerbied gezegd, aan Z. D. H. volkoomen vryftaan, van deeze Memorie zoodanig gebruik te maaken, als zy zal kunne^goedvinden, terwyl Burgemeesteren, ten zy daartoe gedwongen , dezelve aan geene anderen zullen meededeelen. Voorts verzoeken Burgemeesteren zeer ernftig, dat U. H. Ed. Geftr. den Heere Prince verzeekere van hunne oprechte verknochtheid aan deszelfs Perzoon en aanzienlyk Huis, De betrekkingen tusfchen particulieren en de betrekkingen tusfchen Regenten, zyn in haare uitwerkzelen zeer onderfcheiden: men dient dierhalven noodwendig met een ander oog te befchouwen, 't geen tusfchen deezen of geenen gefchied: Particulieren hebben geene betrekking dan tot eikanderen, en alles wlat dezelve treft, treft de particulieren alleen, en ftrekt zich niet uit buiten hunne Perzoonen: maar. Regenten hebben eene gemeene betrekking tot het gemeene-best, aan'thoofd of in de Regeering van 't welke zy gefteld zyn. Alles, wat hen in't byzonder zou treffen, moet zwichten voor de betrekking die zy hebben tot dat Gemeene-best, en deeze is heilig: welk misverftand en onmin ook onder hun lieden mogen weezen, zoo behooren zy één hart, één oog, één mond te zyn voor het algemeen welzyn. Al had Z. D: H. op het allertreffcndfte Burgemeesteren van Amfterdam in hunne byzondere Perzoonen beleedigd; al had Z. D. H. op de allerbitterfte wyze hun onverdiende verwytingen gedaan, zy zouden noch gereed  B YLAGE L». E. N\ i. reed zyn, om met den Heere Stadhouder, met het aanzienlyk Hoofd van dit noch onlangs aanzienlyk Gemeenebest, op de vertrouwde, openhartigfte en cordaatde wyze te overleggen, al wat gedaan moet worden , ten beste van hetzelve. Hoe veel te meer, zyn zy daar toe gereed, terwyl zy de Perzoon van Z. D. H. eerbiedigen, en overtuigd van deszelfs perfoneele hoedanigheeden, voor Denzelven alle hoogachting hebben, en gereed zyn om alle vertrouwen op Z. D. H. te dellen. Zy durven de allerferieuste verzeekeringen geeven van hunne volkoomene bereidwilligheid, om met Z. D. H. in de allerbeste en oprechtde correspondentie te leeven, enz. (Was geteekend) J. R E N D O R P. Amfterdam 12 Juny 1788. T 3 BV-  B Y L A G E L». E. N°. 2. Wel Ed. Gestr. Heer! J^Lccufeerende de receptie van Uw WelEd. Geffr. Misfive, heeden ontfangen, heb Ik d'Eer te melden, dat geen Oogenbiik heb verzuimd om het daar hy gevoegde ftuk, met voordragt van den inhoud dier Misfive, aan Zyn Hoogheid de Heer Erflladhouder ter hand te ftellen. Myn Heer, niets zoude my in de loop van myn allerverdrietigst Ministerie aangenaamer zyn dan te konnen medewerken tot herfiel en bevordering van eene by my op het hartelykst gewenschte, en voor het lieve Vaderland altoos, en ten allen tyden , maar vooral thans , zeer hoognoodige eensgezindheid, tusfchen Uw Wel Ed. Geftr. Stad, en hooggem. Zyne Hoogheid. Ik verzoek Uw Wel Ed. Geftr. de verdere Heeren Burgemeesteren van myn refpect te verzeekeren, teiwyl d'eer heb met de yverigfte gevoelens van achting en aankleving te zyn Wel Edele Geftrenge Heer! U Wel Ed. Geftr. Onderdanige en Gehoorzaame Dienaar 'slïagei3juny P. v. Bleiswyk. 1781. EY-  B Y L A G E L». F. Den 7 Maart 1782. Deliberatie over het beklag van den Hertog, aan H. H. Mog. over Gedeputeerden van Amfterdam, in Juny 1781, volgens Refolutie van 20 Febr. 1782, tot af komst heeden. Ridderfchap. Perüfteert by voorig Advys. Zie Not. 20 Feb. 1782 , van Holland. Dordrecht, 't Is niet de eerfte reis, dat de Reedenen hunner Principaalen geuit hebben van hunne bevoegdheid tot reclame der Refolutie, voor al van 1663, en dat op fundament der belofte, in die Refolutien met eede vervat, dat de Leeden aan elkander verplicht zyn indemniteit, of de gemolesteerde Leeden, volgens den aart en Conftitutie der Regeering te maintineeren: in dit geval is Amfterdam: uit hoofde van die gereclameerde Refolutie, behoort op fundament derzelve eene recriminatie te zyn: zouden gaarne met allen aandrang de gefundeerdheid daarvan nader toonen, maar zullen dat niet doen: niet, om dat geen belang in 't refultat ftellen, maar alleèn om reeden van gegrond wantrouwen, dat een nader adftruftie geen vat op de Leeden zou hebben : konden ook toonen, dat het declaratoir van Z. II. en 't Advys der Edelen te ver gaat: dat het zelve hier niet te pas komt, zynde ingericht om te decideren een point, dat nooit in deliberatie is geweest; f 4 waar  B Y L A G E L*. F. waar op nooit de Leeden hebben gedacht: dat nooiï kan decideeren , het poijit hier in questie; zullen dat declaratoir tot geen fundament van deliberatie leggen: geene nieuwe, kan uit hoofde van dat declaratoir of Advys, plaats hebben: zullen alleen inhaereeren hunvooriggeavanceerde, endaar byten krachtigllen perfifleeren; kunnen echter niet voorby, hunne verwondering te toonen, dat de Ridderfchap perfifteert by een declaratoir dat niets inhoud: voornaamlyk om de deliberatie te feponeeren : hadden mogen verwachten, dat de Ridderfchap zon concurreeren tot een finaal befluit, gelyk de Refolutie op de propofitie van Amfterdam, dat klaar vordert; daar de Ridderfchap perfifteert by een declaratoir, om de zaak by provifie buiten deliberatie te laaten : op zulk een contenance is al vry wat bedenking: twyffelen of veel zal vorderen ; geeven die" zaak over aan de meerderheid, met referve van zich nader te expliceeren. Haarlem. Hebben zich te meermaal geëxpliceert byzonder ook over 's Ridderfchap's voorflag, tot afdoening quafi: zullen'er thans alleen byvoegen, dat, rapport doende van 't laatst gepasfeerde, van den ftaat der deliberatie, van het dcclareeren der Ridderfchap, en van de voorflag om de zaak te feponeeren , gevonden hebben dat in geenen deele te pas komt, of van infiuentie kan zyn, 't declaratoir van Z. H.; zeggen alleen : dat hunne [Principaalen compleet geapprobeert hebben , hunne conduite, als conform de principes der Regeering; en geen nieuwe deliberatie nodig geacht, die ook eenigfints de vo-  BYLAGE La. F. vorige principes zouden ondermynt hebben: dat in geen ampel detail zouden treeden , maar alleen 't voorig gezegde herhaalen. De materie was gewicht tig genoeg: erkennen dit met Dordrecht: zyn ver wondert over de contenance van de Ridderfchap, en voorgebrachte fentimenten van toegeevendheid, daar niet vatbaar zyn voor recht, reeden, billykheid en gezonde Policie: dat het inutil zal zyn, veele refleclien te maken: dat ze inbajreeren hun Jagt wel expres, en daar by perfifteeren: dat de Regeering van Haarlem op dat fujet haar plicht, als Lid der vSouverainiteit heeft gedaan, ftrekt tot hunne Satisfactie; zynde verplicht, op 't nadrukkelykst pogingen te doen, om de gedachtenis voor de posteriteit te conferveeren, en daarom de rechten der Souverainiteit hebben gemaintineert: wenfchen dat de Leden, die in dit geval zo laauw zyn, de applicatie van gem. Ref. voor zich zeiven niet zullen behoeven te reclameeren. Delft. Als de Regeering kort na de Misfive van den Hertog ter Vergadering overgebracht was , alle om Handigheden had overwogen , kwam tot Conclufie best voor, om deeze onaangenaame zaak te laaten flaapen, en buiten verdere deliberatie te houden, met geen ander oogmerk , als dat, welke Refolutie ook wierd genoomen, het niet anders als onaangenaame gevolgen kon hebben: dat de Regeering van het declaratoir van Z. H., en van de Ridderfchap gekreegen , kennis hebbende, thans eenvoudig had nagegaan, of na dien tyd ook 't een of ander was voorgevallen, om Haar van 't fystema om T 5 de  P. Y L A G E L\ F. de zaak finaal te feponeeren , te doen afgaan, maar zy daar in volmaakt gefierkt was; dat als men al eens wilde volgen het fystema van Dordrecht en andere, begrypende, dat men de demarche van den Hertog ad aninum moet meenen; dat Gedeputeerden ter Generaliteit moeten reprefenteeren , Hun Ed. Groot Mog. gevoeligheid over die demarche; dat de Hertog heeft geattaqueert de maximes en •wetten van de Souverainiteit, en aangegaan tegen't verfchuldigd refpeft, dat een Officier van den Staat fchuldig is, en daarom by Hun Hoog Mog. inftee. ren, om die daad behoorlyk te doen repareeren: men ten ifie vraagt, wat effect, zal zulke Refolutie ter Generaliteit doen, daar reeds 4 Provinciën, als Gelderland, Utrecht, Overysfel en Stad en Lande van ander begrip zyn, ooit die Satisfactie ter Generaliteit tc bezorgen is ? Of niet eer te vreezen is, dat die Provinciën noch onaangenamer Refolutien zullen neemen die, daar de meerderheid der Bondgenooten van contrarie opinie is , noch onaangenaamer Refolutien voor Holland konden zyn ? dat Holland zich wel niet moet laaten intimideeren , of van Refolutien affchrikken, maar hier alle redenis, om die zaak te laaten flaapen: dat Denemarken reeds in July 1781 gedeclareert heeft,dat de Koning het niet onverfchillig aanzag: dat tot tweemaal toe de Konin°van Pruisfen niet onduister ge'ïnfinuëert had, hoe op die materie dacht: dat wy ons niet daar aan zouden behoeven te ftooren, maar de omftandigheeden raaden, terwyl geen effect, ter Generaliteit te wachten is, en dat andere Mogendheeden zich daar in laa-  B Y L A G E L*. F. laaten zien. dit te laaten blyven. Eindelyk, dat dewyl het declaratoir van Z. H. in Holland gecommuniceert, eene Juftificatie van den Hertog bevat, als dan een Refolutie tot flrafvordcring niet allergevoeligst voor Z. H. , als eerfte Regent zou zyn. Dat alles concurreert, om dat werk te fmooren. Zien het declarat: van de Ridderfchap aan met een ander oog: het voldoet eenigszins aan 't begeerde; betitelt vast, dat Amfterdam en alle de Leeden van Holland recht hebben tot voorflagen te doen, als 't belang het vordert: als dat declaratoir word gevolgt, verklaaren zulks ook de Staater», en daar dit zelve by geleegendheid der demarche van den Hertog word gedaan, geeft de Staat implicité daar mede te kennen, dat het verzoek van den Hertog om Satisfactie niet te pas komt. Het point der recriminatie moet worden gefeponeert, de omftandigheeden verbieden een Refolutie die nadeelig zou zyn en groter oneenigheeden verwekken. Onder dit declaratoir meet de zaak gefeponeert blyven, niet by provifie, maar geheel buiten verdere deliberatie, om de harmonie te cultiveeren. Nopens de wensch van Haarlem zoo vvenfehen meede, dat, als ooit zo ongelukkig worden , dan te toonen, dat de gevoeligheid moet worden opgeofFert aan de Eendracht. Leiden. Als de ftaat der deliberatie en de conduite van Gedeputeerden hebben t'huis gebracht, is hun doen eenpaarig geapprobeert; konden met Dordrecht en Haarlem zeggen, dat zich zeer duideJyk een en andermaal hebben geëxpliceert, en daarby perfevereeren; maar dat alles wilden opofferen tot  B Y L A G E L. F. tot haimonie, waar van noch onlangs preuves hadden gegeeven: dat nu afgevraagt, wat in deeze materie konden doen , de condufie was geweest, dat door eed en plicht verhonden waren; dat zulks van 't begin reeds gezegd hadden : dat 'er dus weinig moeite was om in deze parry te kiezen: dat 'er geen Lid is die niet bezwooren heeft de rechten der Souverainiteit ten fterkften te maintineeren: dat hier geïmpieteert is op een der eminentlfe rechten, en een Lid reclameert de trouw en guarantie van de andere Leeden: dat alles over hebben voor harmonie, maar niet daar eed en pligt hun verbinden: dat by eenpaarige Refolutie der Vroedfchap is geperfevereert, by 't voorfchrift van Anno 1621: dat zeer weinige dagen daarna ter Generaliteit Satisfactie gevraagd is: of in eene reclame van die natuur per plura kan geconcludeerd worden, laten dat om nader te bedenken : als de conclufie valt alleen van hun begrip, zullen niet alleen protesteeren, maarzo een aanteekening referveeren, als tot maintien de-, zer Souveraine vergadering behoort. Amfterdam. Kunnen niet zonder veel aandoening op nieuws van deze materie fpreeken, om 't gewicht der zaak, te meer, daar een coufluentie van Toehoorders fchynt zamen gekomen, om bytewoonen de uitvaart hunner gerechtigheeden en vrydommen , geleid door een Heer, wiens Voorouders met zoo veel lof daar voor geftreeden hebben: principaal tegen een confiliarius van een Vorst, die noch niet zou fchroomen, daar alles voor op te zetten: moeten opmaaken, dat de Leeden veel woorden van hun  BYLAGE La. F. hun wagten: dewyl met zo veel iever door voorzit* tende Leeden alles herhaalt is, zou het maar vergeefïche moeite zyn: reclameeren alleen de bezvvooren geguarandeerde Privilegiën en Voorrechten: kannen volftaan zig te voegen by Dorth, Haarlem en Leiden wat ook 't befluit zy: de voorflag der Ridderfchap betekent niets: zelfs ten uiterften verwondert, dat zy fchynt die rechten niet te erkennen: 't is- hun leed, dat de tyden zoo zyn verandert, dat die zelve Vergadering, die in een Jaar zonder aanbelang, den 26 Mey 1621. eene zoorigoureufe Refolutie nam, nu zoo laf is, om dat de Perfoon wat meer verheeven is van geboorte, fchoon een Dienaar van den Staat: dat men uit deference voor hem tot die laagheid komt, om de zaak te feponeeren: of zulks iemands Confcientie voldoen kan, daar zy zoo indignegeattaqueert worden: zullen om perfoneele haatelykheid liefst voorbygaan, 't geen Delft zegt: zyn verwondert over de vrees voor gedwonge Refolutie der Provinciën, die niet unaniem zyn: dat het verhaal van vreemde Ministers aan den Griffier (misfchien weet d'Hr. Emants meer,)zoo vermoet brengen, om deliberatien die betrekking tot de rechten van 't Land hebben, te fchikken naar zaken daar men niet mede te doen heeft: toen het declaratoir van Zyn Hoogheid is ingebracht, recommandeerde een Lid het menagement, zo dat betrekkelyk is op de Advyzen der Leeden, zullen zy dat niet taxeeren dewyl thans niet te pas komt: nooit is door Amfterdam in deliberatie gebracht eene propofitie aan Zyn Hoogheid, door haar gedaan, nooit is eene decifie daar  BYLAGE IA F. daar op gevraagd: zou ook niet bekend zyn geworden : hebben Z. H. niet willen binden aan 't gebruik ten beste, maar hebben niets ter kennisfe gebracht van 't Publiek: deze deliberatie bepaalt zich eenvoudig, tot het adres van den Hertog om Satisfactie : 't is meer als eens getoond, dat de attaque is gedaan op de vryheid en Rechten; zullen die vasthouden; repondeeren niet voor de gevolgen: zoo eene haatelyke Oorlog hunne Principaalen niet te rug hield van'eenige verdere demarche, zouden zy zich byna fchaamen op deeze plaats te blyven zitten: zouden zich anders afzonderen van eene Vergadering , daar zoo onbehoorlyk behandelt worden. Gouda. Hebben bevonden dat van de Ridderfchap behelst 3 deelen : 1, declaratoir van Zyn Hoogheid: 2, het declaratoir van de Ridderfchap : 3, een finaal afdoen: ad 1 zyn 't volmaakt eens met Amfterdam , komt niet te pas: de questie is alleen, over 'tadres van Amfterdam aan Zyn Hoogheid: of 't verzoek van den Hertog, wel of kwalyk is , is hier geen object, zwygen daarop: ad 2, behelst een conciliatoir. a , De Leden hebben het recht, &c,: b, gelyk recht heeft Zyn Hoogheid: c, men wil feponecren. Ad#, zyn 't daar omtrent volkomen eens, is geen object van dispuut, is door de wet gejustificeerc: het declaratoir van de Ridderfchap is overbodig, alzoowet exteerd. Adbt als niet zullen varieeren, zou men nader recherche moeten doen, waar en waar omtrent niet convenieeren: de Wet van 1586, 1663, en 't cxempel van 1621, alleen relatif tot propofitien in Holland  BYLAGE La. F. land gedaan: zeggen dat niet gratis, de Wet zegt, dat moeten gedaan worden in de Vergadering, Staatsgewys: dat brengt de zin der eerfte Wet van 15S6 al mede: is alleen gemaakt tot vermeerdering Van confidentie, dat het eene Lid niet meer zou weeten als het andere: als in Holland geopenbaart worden zaaken tot nut van den Staat, moeten die niet alleen gefecreteert, maar die ze reveleert moet voor een vyand van 't Vaderland gehouden worden: d'inttitutie is goed: had Amfterdam dat exempel niet kunnen volgen, de fecretesfe reclameeren, was 'er dan niet dezelve fecuriteit geweest? alles is doch gefchied tot vermyding van eclat. Amfterdam heeft eene goede intentie gehad, en 't welzyn van 't Land beoogt, maar kan die intentie bevryden van de wet? als 't in Holland was gebracht, had het daar kunnen blyven onder fterke belofte van fecretesfe, het kan nu niet blyven buiten eclat: als men nu let op de daad, de woorden der wet , en d'aanleidende oorzaak tot de wet, dat het gefchied is om de rechten der Souverainiteit te maintineeren, hoe is dan Am".erdam niet in de termen der wet? God Almachtig is getuige van de oprechtheid hunner gevoelens: beroepen zich op 't Opperwezen, hebben niets meer gewenscht als een harmonieuze afkomst, daarom gewenscht de zaak te feponeeren , en 't werk te laaten flaapen, om dat geen uitkomst zien: hebben als dus gedacht, om 't gewicht van 't werk: vinden geen reeden te devieeren van deeze beraifönneerde Principes; 't zyn de waarachtige gevoelens van hun hart, fchoon in dat derde eens waren met Am-  BYLAGE IA F; Amfterdam, dat over de daad als daad Amfterdam niet moet verantwoordelyk zyn, dat onder zulk deelaratoir advyfeeren tot het finaal feponeeren. Rotterdam. Als het declaratoir van Z. H. en van de Ridderfchap, na ferieufe deliberatie en naauwkeurig onderzoek geëxamineert hebben, hebben geen reeden te devieeren van voorige last, herhialen die niet: behalven dat het nodeloos zyn zou, en apparent vergeefs: dat thans 't opjeft van deliberatie is , of onder dat declaratoir de zaak tusfchen Amfterdam en den Hertog kan gefeponeerd: noch het declaratoir van Z. H. noch dat van de Ridderfchap is daar toe gefchikt: het declaratoir van Z. H. is van geen applicatie op 't beklag van den Hertog, over een Lid der Souverainiteit van Holland, ter Generaliteit gedaan: 't advys en declaratoir van de Ridderfchap niet rechtflreeks: moge wel lyden, dat iets, waarover men reeds zedert 2 eeuwen in gefchil is, by nadere Refolutie gevestigd worde: wel ver van onder dat declaratoir de hoofdzaak te feponeeren, voldoet het niet, 't is daar geheel ongefchikt toe, moeten maintineeren en handhaaven de Souverainiteit, zo plechtig bezwooren, daar in te lacheren is van de kommerlykfte gevolgen, moeten daarom voorige last ten fterkften inhereeren, en daarby perfifteeren. 1 Corimhem. Als verflag gedaan hebben van hun voorig gezegde, is dat geapprobeert, moeten fpeciaal declareeren, dat noch zyn in dezelfde fentimenten, 't heeft hun zeer vervreemd, dat de Ridderfchap onder zulk declaratoir een zaak van die in>  BYLAGE Ia F. importantie wil feponeeren, of doen voorkomen, als of Amfterdam recht heeft tot propofitien tot welzyn van 't Vaderland, uit een toegeevendheid van de Ridderfchap: den aart der Vergadering zou het dus hachelyk maaken om met malkander te fpreeken; dat declaratoir beduid niets: kunnen niet komen tot een Refolutie, om te feponeeren, maar moeten expres protefteeren en referveeren, daar omtrent te handelen na behooren. Schiedam. De Cordaatheid eicht, dat femper idem, de leus der finaale deliberatie zy; als deeze getoetst hebben aan hunne Refolutie van 4 Sept. 1781, en de gronden daar by gelegt, zyn ver af van een abfolute intentie, om die zaak zoo te feponeeren , om niet te neemen een Refolutie, over het gefchii zelve; het declaratoir van de Ridderfchap is een overbodige verklaaring, om dat daar in nooit gehaefiteert hebben , berust op Refolutie yan 25 Aug. 1586, en de adte van indemniteit van 1663; ook na den aart en digniteit der Vergadering competeert aan ieder Lid het recht om vry te ipreeken, al was 'er geen periode in gem. Refolutie, offchoon aan de applicabiliteit getwyffek is door Gouda; echter is het declaratoir niet volko. men zonder blyk van de irregularitsit van de Conduite van den Hertog, en derzelver violatie van de Conltitutioneele wetten van het Land, van den Staat en van de Ingezeetenen, kunnen zulks niet nalaaten te remarqueeren, tot voorkoming van foortgelyke adresfen aan H. H. M., dewyl den minften rang bekleedende Officier zulke excesfen zou kunV nen  e YLAGE Ia F. nen pleegen ; tot confervatie der Burgerlyke Vryheid zorg voor eer en eigen belang en waakzaamheid voor de rechten van de Republiek; dat den Hertog 17 Nov. 1781, by Memorie aan H. H. M. Prefident wel heeft verklaart, dat zyn intentie niet geweest is, door zyn adres by H. H. Mog. onmiddelyk Satisfactie tegen Amfterdam te vragen: dan dat dit declaratoir is post festum , dan had zoodanig adres gepast geweest aan H. E. G. M. Wat betreft de conduite van Gedeputeerden ter Generaliteit, moeten die weder desavoueeren; H. E. G. M.prae. fentie en venerabel gezach, had hun meer circumfpectie moeten doen gebruiken; zoodanige overhaasting was niet nodig, de bewerkte Misfive kon in Holland gebracht zyn geworden: hadden meer circumfpeetie en prudentie verwacht. Wat betreft de recriminatie tot een eclatante Satisfactie, was voorzichtigst en ftaatkundigst daaromtrent alle deliberatien te feponeeren, om dat onmogelyk de evenreedigheid is te bepaalen, en effecten zou doen , die de rust zouden turbeeren, en de circumfpeetie vereischt niet ten ftrengften te excuteeren de rechten: het declaratoir van Z. H. is geen motif tot een Refolutie in deeze, achten Z. H. incapabel iets te verklaaren tegen zyn gemoed, verlangen dat op zyn tyd zich zullen manifesteeren de waare oorzaaken der inactiviteit, om de fchadelyke nagedachtenis; hier is niet gerequireert den Hertog vry en oufchuldig te verklaaren: 't Cardinale point is over de propofitie van Amfterdam aan Z. H., en of een Refolutie moet genoo'men worden over de de*  BYL AGE L*. F. demarche van den Hertog by H. H. M. — Zy kunnen zich met de Ridderfchap conformeeren , voor zoo veel uit de Refolutie zal blyken dat Ridderfchap's verklaaring gefchied is tot compleete bevestiging der Refolutie van 15 Aug. 1586. en van de aéte van indemniteit van 1663 : dat de demarche van den Hertog is ten uiterffen informeel en ongepast , en dat de conduite van de Gedeputeerden ter Generaliteit, moet gedesavoueert en afgekeurd worden; dat hun advys niet voortkomt uit drift of animofiteit, maar gegeeven wordt tot maintien der rechten van de Souvereiniteit: en dat onder dusdanig declaratoir zy alle deliberatien wel willen houden voor afgedaan. Schoonhoven. Zyn unanim geweest om te perfifteeren. Brielle. Zullen zich (lipt aan den eed dezer Vergadering houden: hebben op die principes menigvuldige deliberatien gehouden, zyn niet geconvinceert, dat de Refolutien van 1586 en 1663, in dit geval van de juiste applicatie zyn; doch meenen teffens dat door de Regeering van Amfterdam, geene fatisfaftie behoord gegeeven te worden: dat doch aan den Hertog niet ten kwaade geduid kan worden, dat zich van de blaam heeft trachten te zuiveren: als nu daar aan hebben getoetst het declaratoir van Z. H, en van de Ridderfchap: dat de jnhoud hoofdzakelyk met hun jast en ideeslover een komt: dat onder beneficie van het declaratoir van de Ridderfchap van deeze gantfche zaak een V a af-  E Y L A G E LA F. afkomst behoord gemaakt en niet gerecrimineert te worden. Alkmaar. Dewyl 'er geen reden is , om van hun* ne begrippen in de Refolutie van n October vervat af te gann, perfifteeren zy daarby: en zo tegen alle rechtmaatige verwachting de Refolutien op de hoofdzaak een tegenflrydige conclufie by meerderheid genomen inhielt, zullen dan hunne last tot verantwoording in de Registers doen aanteekenen. Hoorn. Hebben zich den 25 October geëxpliceert, om de gehet le zaak te feponeeren, doch teffens geconvinceert van de applicatie der Refolutie van 1586 en 1663 perfifteeren daar by, te meer, daar het declaratoir van Z„ H. den Hertog vryfpreekt: dus, tot bevordering van harmonie en rust, en om te beletten dat andere Mogendheden zich daarmede bemoeijen: alles feponeeren en zo ver het declaratoir van de Ridderfchap in te fchikken, als kon dienen tot interpretatie of applicatie der voorzeide Refolutien. Enckhuizen. Hebben nader kennis gegeeven aan hunne Principaalen: feponeeren en buiten verder deliberatie, mits in de Refolutie een verklaring van Hun Ed. Gr. Mog., conform 't declaratoir van de Ridderfchap van 20 Febr., en de remarques der voorzittende Leeden geinfereerd worde, 't Declaratoir van Z. H. is thans buiten applicatie: 't is een declaratoir van den Stadhouder in zyn eminente qualiteit. Hoogstdezelve weet de zaak best; in vertrouwen, dat de ftap van Amfterdam uit Vaderlandsliefde is gedaan, hebben niet gehaefiteert te recla- mee-  BYLAGE L'. F. meeren de Refolutien van 1586 en 1663; een recriminatie is van zeer facheufe gevolgen; zullen zich niet inlaaten of die Refolutien thans van zulk effect zyn, de Stadhouder van de 7 Provinciën heeft zyne wyze van denken over die zaak, te kennen gegeeven: de meefte wachten niets goeds van eene recriminatie; alle uiterftens zyn van de grootfte zwarigheden en naffaande dwaling, als eens het fentiment der voorzittende Leden als onbetwistbaar doorging, zou de executie dezer Refolutie thans de Republiek in vuur en vlam zetten, daar men eer en goed tot afbreuk van den Vyand moet opzetten. Salus Patrite moet zyn Suprema Lex: de intentie van Amfterdam is finceer geweest: flatteeren zich van Amfterdamfche Patriottifche Sentimenten , dat aan de eensgezindheid ook wat zullen opofferen, en de zaak niet pousfeeren. Edam, Zonder confideutie en eensgezindheid is 'er geen middel om de Republiek te fauveeren, zyn daarom voor het fitrcheeren, doch dat hunne Principalen alvorens, dit hun advys getoetst hadden aan het declaratoir van de Ridderfchap, en gezien , dat aan de Leeden, de vereischte rechten toegekent worden; advyfeeren dierhalven conform dat declaratoir met uitlaating van by provifie, dus finaal feponeeren. Monnikendam, 't Conciliatoir van de Ridderfchap volmaakt conform hunne last; behalven byprovifie moet finaal gefeponeerd worden. Medemblik. Als Monnikkendam, zagen 't gaarne heden afgedaan^ V 3 i>»r-  BYLAGE'L'. F. Purmerend. Zyn niet geconvinceert, dat de aangehaalde Refolutien applicabel zyn op Amfterdam, finaal feponeeren: geen verdere deliberatie. De Heer van Noordwyk concludeert by meerderheid tot feponeeren, onder beneficie van het declaratoir afdoen, mag wel lydeii, dat de woorden by provifie uitgelaaten worden. Dordrecht. Wat die conclufie aangaat, is 't van hun departement niet te beoordeelen, of zodanige wyze van concludeeren by de Inftruétie van de Raadpenfionaris is voorgefchreeven: laten zich daarop niet uit: kunnen niet nalaten deeze conclufiie te attribueeren aan een verregaande influentie, die buiten deeze deur behoorde geüooten; protesteeren ten krachtigften en referveeren nader protest en zodanige efiicacieufe middelen, als hunne Principaalen zullen goedvinden. Haalem. Als Dordrecht: de Heer van Noordwyk als Raadpenfionaris moet weeten, of mag concludeeren of niet, laaten zich daar niet op uit, maar zoo aldus concludeert, zullen zy tegen de Refolutie, als volttrekt informeel protesteeren, en referveeren middelen als te rade zullen worden. Delft. Als geconcludeert word en Dordrecht en Haarlem doen aanteekeningen, zullen zy contra aanteekeningen doen. Leiden. Met goeden ernst twyffelen zy, of een reclame der fondamenteele Conftitutie kan per plura doorgaan, laten dat aan 't oordeel van hun Ed, Gr. Mog.j, als de Re£ volgens de conclufie ge- no-  BYLAGE L». F. nomen word, zullen zy ten fterkfte protesteeren, en referveeren middelen tot maintien der rechten. Jmfterdam. Treden niet in de zaaken van de Ridderfchap , of van den lieer van Noordwyk laten zulks aan hem over: als concludeert per plura, referveeren zy zoodanige efficacieufe middelen tegen eene Refolutie, die de Conftitutie der Vergadering zo fenfibel grieft. Gouda. Als gerefolveerd word per plura, en 'er aanteekeningen komen, zullen zy ook contra aanteekeningen doen, en zich niet laaten affchrikken. Rotterdam. Zien de conclufie aan als informeel en referveeren zich aanteekening. Gorinchem. Zoo dus geconcludeerd word, protesteeren zy. Schiedam. Zoo per plura, geconcludeerd word, zullen zy 't aanzien, doch aanteekening doen. Schoonhoven. Zoo tegen de conclufie geprotesteerd word, zullen ze contra aanteekening doen. Brielle. Ut fupra. Alkmaar. Als de Refolutie genomen word ftrydig met hunne Vroedfchap'3 Ref: dan, volgens hunne last, deeze infereeren, en tegen de conclufie per plura aanteeken: referveeren. Boom. Referveeren contra aanteekening. Enckhuizen. Ut fupra. De Heer van Noordwyk deze dag tot afkomst van deeze zaak geftelt hebbende, moet hy dus concludeeren. De Ridderfchap referveert aanteekening: liever niet; maar om de protesten &c. V 4 B Y-  BYLAGE La. G. Extract uit het Register der Refolutien van de Hoog Mog. Heeren Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden. Veneris den 16de November 1781. De Heer Pagniet ter Vergaderinge Prafideerende, heeft aan haar Hoog Mog. voorgedragen en bekend gemaakt, dat den Heer Hertog van Brunswyk deezen Morgen by hem was geweest, en aan hem gezegd had; dat hy tot wegneeming van alle misvamngen, welke zelfs by eenige Leeden van Staat, in de refpeóhve Provinciën fchynen plaats te vinden, ten aanzien van den zin en waare bedoeling van deszelfs adres aan naar Hoog Mog. den 21 Juny laastWden. raadzaam heeft geoordeeld te declareeren: Dat zyne intentie nimmer geweest is om daarby van haar Hoog Mog. een gerechtelyk onderzoek van zyn zaak, nochte vervolgens by Hoogstdezelven een or.middelyke Satisfactie te verzoeken ; veel min daar door in twyffel te trekken de hooge Souverainiteit, en het altoos by hem gerefpeéfeert rechtsgebied, aan ieder der refpective Provinciën ontwyffelbaar competeerende: maar alleenlyk om in zyne relatie als Veldmaarfchalk van deezen Staat, de Hoogt J>roteÜie te reclameeren van  BYLAGE IA G. «n haar Hoog Mog., als Hem bekleed hebbende met voorsz. Caracter, 't welk van zyn Perzoon in deezen onaffcheidelyk is, en waarom hy oordeelde, dat den blaam, op zyn Perzoon gelegd, aan Hoogstdezelven ook niet onverfchillig konde zyn; en zulks ten einde alzoo, door Hoogstderzelvtr gunftige itttercesfie, daar van te worden gezuiverd, terplaatze, en in dervoegen, als zulks zoude behooren; dat zulks te meer evident is, dewyl hy terftond, na het meemen van haar Hoog Mog. Refolutie van den juiy laatstleeden, op den 4* daaraanvolgende, aan den Heere praafideerende, met zoo veel woorden gedeclareerd heeft, ever dezelve zaak zyne klag* ten niet direSt aan haar Hoog Mog. gebracht te heb' len, het welk, vergeleeken met zyn eerfte adres, duidelyk, (zoo hy vertrouwd,) deeze zyne meening manifesteert; als hebbende daar by van haar Hoog Mog. verzocht, dat door Hoogstdezelven, mocht worden gecfe&ueert, dat Hy op eene convenable wyze, van den blaam, Hem opgelegd, zoude worden gezuiverd, en dat Hoogstdezelven ten dien einde het daar heenen zouden gelieven te dirigeeren, dat Hy voor het oog van de geheele Waereld zoude mogen werden gejustificeert. Waarop gedelibereerd zynde, is goedgevonden en verftaan, mits deezen te verzoeken, de Heeren Gedeputeerden van de respeftive Provinciën, om van het gunt voorsz. kennis te willen geeven aan de Heeren Staaten hunne Principaalen, ten einde by de deliberatien op de Misfive van den Heere Hertog van Brunswyk, van den2iftejunyiaatstiee. V 5 den ,  BYLAGE L«. G. den, daarop zoodaanige reflectie moge worden gemaakt, als Hoogstdezelve zullen oordeelen te beJiooren. Accordeert met voorz. Register. Minde van het Eerfte Deel,  MEMORIËN, DIENENDE TOT OPHELDERING, VAN II E f GEBEURDE, GEDUURENDE den LAATSTEN ENGELSCHEN OORLOG, DOOR. Mr. JOACHIM RENDORP, VR TH EER VAN M ARQU E TTE » ENZ. ENZ. TWEEDE D E E L„ te AMSTERDAM, b y JOHANNES ALLART, MDCCXCII.   MEMORIËN, DIENENDE TOT OPHELDÈRINQ VAN HET GEBEURDE, GEDURENDE DEN LAATSTEN ENGE L S C [ IÉ N OORLOG. Het geen ik in 'c voorig deel gezegd heb ^ heeft genoegzaam aangetoond, dat Ik dé rupture met Engeland, als zeer noodlottig voor den Lande in 't algemeen, en voor deszelfs handeldryvende Ingezeetenen in 't byzonder, heb aangezien. Deezen hebben zulks ook op het gevoeligst ondervonden: en geen wonder: de ongewaapende ftaat in welken de Republiek zich bevond, kon geene de minfte hoop geeven, om den Engelfchen behoorlyk het hoofd te kunnen bieden, veel min hun eenige afbreuk te doen. Deeze toeftand, gelyk ik reeds gezegd heb, en fny niet fchaamte herzeggen, zou my, indien ik ih 's Lands beftier voor i February 1781, eenigeninvloed gehad had,denzelven hebben doett befteeden , om die noodlottige rupture, of ge-> heel voor te komen, of ten minften te doen vervvylen, tot dat wy, zoo niet ten eenemaal, II. deèi,. A even-  2 MEMORIËN TOT evenwel eenigzins in ftaat zouden zyn geweest, om 's Vyands geweld te kunnen afkeeren: terwyl intusfchen onze Colonien van het makende gevaar gewaarfchouwd, en onze Kusten en Havens in eenen verweerbaaren ftaat gebracht -hadden kunnen worden: daar het niet deeze zoo gefteld was, dat her. meerder aan het verzuim of de onachtzaamheid der Vyanden is toe te fchryven, dac deeze Provincie, en voornaamlyk die van Zeeland, van aanranding en landingen vry gebleevcn is , dan aan de weinige mooglykheid die daar toe was, of aan de Voorzorgen die daar teegen genomen waren. Noodzaaklyk moest ik dan, volgens myn inzien, naar Vreede verlangen. Myne Ambtgenooten , de Heeren Temminck en Elias befchouwden de zaaken met het zelfde oog: voornaamlyk na dat de eerfte eindeJyk bezeft hadt, de geweldige denkens- en handel wyze van zommigen, die, of uit eigenbaat tot bevordering van hunne byzonderen handel, of om te voldoen aan hunne wraakzucht over 't leed , dat zy waanden hen of de hunnen te zyn aangedaan, het vuur hadden aangeftookt, en de Republiek in den Oorlog ingewikkeld. 't Was doch verre van ons, dat wy eene Vreede, hoe die ook mochte wezen, verlangden .*  Q I* HÉLD E R 1 N G , ENZ. 3 den: wy waren wel, aan de eene zyde, getroffen door de evengem. ongelukkige omftandigheeden , en vreesden de onheilen, die daar uit noodwendig moesten voortkomen , maar aan de andere, kenden wy ook de innerlyke krachten van dit Land, en wisten, dat byaldien hes: ah eens de felfte (lagen, in den onweerbaren ftaat, in welken het was, ondergaan moest, het doch weder het hoofd zou kunnen opbeuren , en voor Engeland eenen geduchten Vyand worden. Wy vermeenden, dat dit deeze Kroon ook hiet onbekend was: en even daarom vleiden wy ons , dat de Koning , en die van zynen Raade, als meede de beide Huizen van 't Parlement, daar het niet ontbrak aan Leeden , die den Oorlog met de Tvepubliek hadden afgekeurd, zouden bezcffen, dat de ftap, door welke zy het oud Politiek Systema verbroken hadden, moest gebeeterd, en dat Systema hcrfteld worden , door eene Vreede , die , behoudens 't geen éerlyke Regenten aan hun Land verfchuidigd zyn, kon aangenomen worden. 't Was in dit denkbeeld, dat ik reeds kort na het uitbreeken van den Oorlog, toen ik Burgemeester was geworden, gelegenheid had gehad, van naby te befchouwen de droevige omftandigheeden, waar in ons Land zich bevond, A a "»a  4 MEMOR'IEN TOT aan eenige Leeden van de Regeering had voofgefteld: „ dac, terwyl men niets verzuimen „ moest om den Oorlog teegen Engeland met „ alle kracht voort te zetten, waartoe Burge„ meesteren eenige middelen aan de hand had„ den gegeeven, (V) men ook niet de gering„ fte geleegenheid moest laaten voorbygaan, „ om te trachten de gefchillen te vereffenen." „ Dat, zoo wy uit het Noorden geene hulp „ kreegen, daar men weinig vervvagting van 5, had, wy geene andere Geallieerden hebben„ de, weeder op ons zeiven zouden flaan." „ Dat ik wel tot dus verre niet zag, op wel„ ke wyze men tot eene Vreede, ten minften „ tot eene cerlyke, met Engeland zoude kun„ nen geraaken , maar dat, myn's oordeels het „ altyd raadzaam en nuttig zou zyn, onder „ het een of andere voor wendzel, een vertrouwd „ Perzoon in Engeland te hebben, om aldaar „ een waakend oog te houden, en van ter zy„ de de geneigdheid te kunnen ondertasten; „ dewyl ik vertrouwde, ja zelfs in 'c zeekere „ onderricht was, dat alle verftandige en be„ daarde Lieden, aldaar zoo wel als hier te ., Lande, van gevoelen waren, dat deeze Oor„ log voor de beide Natiën bederflyk was; » dat (ti) Zie ifle Deel, bl. 166. en volg.  OP HELDERING, ENZ. 5 „ dat de Engelfchen, door de Hagen die zy op ons deeden vallen, zich zeiven de gevoe„ ligfte toebrachten, en het van hun belang „ geenzins was, den Koophandel van hier naar „ elders, en voornaamlyk niet naar Brabant „ of Vlaanderen , te verplaatzen. Dat in der daad de Engelfchen moesten „ begrypen, dat, wanneer de Rykdom, die in dit „ Land alleen haaren oorfprong uit den Koop„ handel heeft,met deeze gevveeken zou zyn, „ Engeland voortaan vry minder kans zou heb„ ben, in geval van Geld leeningen, het on„ ontbeerlyk Giediet te vinden, dat het tot „ dus verre by onze ryke Ingezeetenen gen vonden had." „ Eindlyk, dat de Engelfchen meE reeden „ moesten vree zen , dat byaldien zy ons tot „ wanhoop brachten, wy ons ten eenemaal aan „ Frankryk zouden overgeeven: en zy als dan gevaar liepen, van voor altoos van allen in,, vloed hier te Lande verdoken te zullen zyn." Myne aanmerkingen vonden by veelen ingang; maar de verhitting teegen al wat Engelsch was, (en waarlyk geen wonder, aangezien de wyze, op welke zy ons geteisterd hadden,) was in 't algemeen zoo groot, datzommigen niet wilden hooren, en dat anderen, bevreesd A 3 voor  6 MEMORIËN TOT voor de befchuldiging van Anglomanie, zelf** niet durfden fchynen , maar eenigzins ooren naar verdrag re hebben: 't was ook waarlyk riet. dan de befchouwing van den weerloozen Haat, in welken wy ons bevonden,en 't gevaar waarin wy waaren, die my de Vreede, boven eene recbtmaatige wraak deeden ftellen. Die anders dachten,hadden groote verwachting van de gewaapende Neutraliteit, en van den byftand van Frankryk. De Franfche Am, basfadeur liet niet na, de grootfte verzeekeringan van 'c deel dat zyn Meester in onze zaaken nam, te geeven: doch by my was de verwachting gering, zoo van 'c een als van het ander. Van Rusland, Zweeden en Deenemarken wachtte ik zelfs niets, en ik voorzag, dat Frankryk , alhoewel zy in 't begin van den Oorlog ons aanmerklyke dienften deed, wanneer zy Vreede met Engeland zou maaken , zich onzer weinig bekreunen zou. Gaarne had ik gezien, dac Engeland, de eerfte door de Keizerin aangeboodene Mediatie, had aangenoomen en zelfs had ik wel mogen fyden, dat eene ftilftand van Wapenen plaats had gehad, gedurende welke men zou hebben kunnen trachten zich te verftaan over het voornaame punt, fö&ftïjftÉ- de Navai fiores ; en al was daar niets van,  OPHELDERING, ENZ. ? van gekomen,zou ten minften de tyd daardoor gerekt zyn geworden, en wy gelegenheid gehad hebben,om onzen weerloozen ftaat eenigzins te verbeeteren, of ten minflen onze Colonien te kunnen waarfchouwen. Maar ongelukkig weigerde Engeland, en de gemoederen der Landzaaten wierden door de nieuwe toegebrachte felle flagen, en verregaande mishandelingen, hoe langer hoe meer verbitterd. De Keizerlyke Hoven hadden daar na wel weder hunne Mediatie aangebooden, maar daar was weinig van te wachten: aangezien de algemeene drift, om alles by eene algemeene Vreede te regelen: alhoewel het niet twyffelachtig was, dat alsdan om onze byzondere belangen weinig gedacht zou worden, gelyk het gemeenlyk gaat, als zwakke Mogendheeden met machtigere handeler. la dien toeftand onzer zaaken wierd ik in 't kast van April, of begin van May 1781, door de Heer TriquettU Conful van Sardinien ta Amfterdam, aangefprooken, en gevraagd, of de Regeering van onzeSt ad gezind zou zyn, met Engeland Vreede te maken? Ik antwoordde, dat ik daaraan niet twyffelds, byaldien men eenen fchaadelyken Oorlog tegen A 4 ctns  8 MEMORIËN TOT eene eerlyke Vreede kon verwisfelen: waarop gemelde Conful repliceerde, datgelykegeneigdheid in Engeland was, en hy my zulks op goede gronden kon verzeekeren. Hier op vertoonde Hy my eenen Brief van den Marquis de Cordon, Minister van Sardinië in Engeland, gefchreeven aan den Graaf de Mirabel, Minister van het zelfde Hof in 's Ha. ge, in welken gem, Marquis, fpreekende van de geneigdheid om Vreede te maaken,zich dus uitliet; Les intentions me parais Jent toujours Javerables: on vifè a contenir et non a maltraiter * enfin on a regret auxpertes, quon caufe au Pais ou vous Étes. O) Vraagende de Heer Triquetti my daarop, of ik oordeelde, dat-men eenig gebruik van die openingkon maaken. Ik antwoordde, dat dezelve zoo gering was, en de daaden der Engel* fchen zoo firydig met de goede wil die-men voorgaf, dat Ik niet zag, dat men met veel hoop van goeden uitfiag, van het door den lieer de Cordon gemelde gebruik zou kunnen maken: doch dat het niet kwaad kon zyn,zonder zich, in te laaten, naa? f» De voorneemens komen, my voor, altyd.gunfiig; te zyn, men bedoelt te weerhouden, maar niet te mishapder len. In één woord, men heeft weerzin in defchadenj, die-, gen. het Land., daargyzyt, toebrengt.  opheldering, enz. 9 waader van evengem. Heer te vemeemen, wat ■men van die gunfïige 1 n t e n t i e n zou kunnen verwachten. De Heer Triquetti ftelde my toen voor aan den Heer de Cordon te laaten afgaan de volgende Brief: „ Voiant avec plaifir par les Lettres donc \ vous venéz de m'honorer, que les intentie „ ons paraisfent toujours favorables , qu'on „ vife a contenir & non h maltraiter : enfin „ que c'est h regre: qu'on caufe des pertes a „ ce païs ci: je dois vous prier, Monfieur,en „ toute confiance, de vouloir, bien me dire, „ fi vous avez lieu de croire pofitivement, „ que le Ministère Britannique, feraic dispo„ fé pour un Accomodement particulier, a des „ condiuons bonrêtes, & telles qui d'après la grande & antique bafe d'une Union Natu„ re 11e , feraient dirigées a pourvoir equitable„ ment a tous les objets esfentiels de dignité „ & de convenance reciproque ; fi vous êtes „ dans le cas de me donner la desfus des asfu„ rances, je pourrais ausfi me trouver dans le „ cas de vous en dire davantage, moiennanc „ des eclaircisfemens analogues." Na (a) Ziende met veel genoegen in de Brieven, met wek A 5 ka  lO MEMORIËN TOT Na verloop van drie weeken deelde my ds Heer Triquetü meede, het volgende Extracc uit eenen Brief van den voorgemelden Mar quis. „ L'on ne doit pas ignorer en Hollande, les „ dispofltions de 1'Angleterre, aiant pour ga„ rant fon Manifeste, & ]es anciennes iiaifons „ fondées fur les intéréts reciproques, & nul„ lement oubliées ici. Ne les aiant rompu, „ qu'a regret, je me perfuade que 1'Angleter„ re-y reviendra volontiers,dès quon voudra „ les reprendre fincèrement en Hollande. Si „ vous ke U Ed. my vereerd heeft, dat de voornemens altyd fchynen gunftig te zyn: dat men bedoelt te weerhouden, maar niet te mishandelen: elndlyk, dat men met weer! zin befchouwt de fchadens die men dit Land toebrengt, moet ik U verzoeken , Myn Heer, my, in't uiterst ver' trouwen te willen zeggen, of UEd. reede heeft, om Hellig te gelooven, dat het Britfche Ministerie gene:gd zou weezen tot eene afzonderlyke vereffening, 0pbetaamelyke voorwaarden, zoodanige, die ingevolge van de groote en aloude beginzelen van eene natuurlyke vereniging , zouden gcfchikt zyn, om op eenereehtmaatige wyzete'voorzieri, betrekkelyk alle de esfentieele onderwerpen van wederzydfche Eer en convenientie; zoo U Ed. in 't °-evalis,my désWeegens eenige verzeekering te geeven, zou ik meede in 't geval kunnen zyn, ü hier op meerte'kunnen zeggen, onder bemiddeling van gepaste opnelderfo. gen,  OPHELDERING, ENZ. I| „ vous vous ouvréz davantage, cela me met„ tra dans le cas de vous repondre plus ca„ thegoriquement. (jï) Na eenige woordewisfeling over het- evengem. antwoord, dat my voorkwam niets anders in te houden, dan de byzondere gedachten van den Marquis, fteldemy de Heer Triquetü voor, aan deezen Heer het volgende te fchryven. „ Comme vous avéz la bonté, Monlieur „ de me dire que Ton ne doit pas ignorer ici „ les dispofitions de 1'Angleterre, aiant pour „ garant fon Manifeste, & les anciennes liai„ fons fondées fur 1'Intèret reciproque, & que „ ne les aiant rompu qu'aregrèt, vous vous perM fuadéz qu'elle y reviendra volontiers , dès „ qu'on voudra les reprendre de la part de ce „ pais ci, ajoutant au furplus que fi je m'ou„ vrais davantage, cela vous mettrait dans le „ cas (a) Men moet in Holland niet onkundig zyn van de neiging van Engeland: hebbende van dezelve tot borghel Manifest, en de oude Verbindtenisfen, gegrondvest op de weederzydfche belangen , en alhier geenzins vergeeten. Dewyl men ze met weerzin gebrooken heeft, hou ik mij verzeekerd, dat Engeland gaarne tot dezelve zal wederkeeren, zoo dra men zulks in Holland weedcroprechtlijkzal willen aanueemen;zoo UEd. zich meerder opent, zal ik geleegcnheid hebben om UEd. meerder Cathegorisch-1« antwoorden,  14 MEMORIËN TOT „ cas de me repondre plus cathegoriquement, „ je dois vous prier Monfieur, de verifier fi „ les points fuivans pourraient fervir de bafe „ k une Negotiation directe. ie. „ Le renouvellemetiE des anciens Trai„ tés,avec des modificationsequitables,adapj, tées aux circonfiances prèlintes & aux In- têrets mutuels." ac, „ Une Satisfaction convenable a fa Maj. „ Britannique , fur 1'incidenc des Papiers du „ Sr. Laurens. 3e. „ Un arrangemenr amical & proportion„ né aux Interets reciproques fur 1'Arc. 4e. „ du Traité de 1674, d'après les principes adop„ tés en dernier Keu entre 1'Angleterre & le „ Danemarc." 4e. „ Un Arrangement tel que Iequité, pour„ ra le diéier au fujet des prifes, & autres ef;„ fets de la Guerre." Qa) Na (a) Dewyl UEd. de goedheid heeft, Mynheer, my t« zeggen , dat men alhier niet onkundig moet zyn van de Veigingen van Engeland,hebbende tot borg deszelfs Manifesc, en de oude Verbindtenisfen, gegrondvest op hec wederzydsch belang en dewyl men ze niet dan met weerzin verbroken heeft, L Ed. in de verzeekering is, dat Engeland tot dezelve zal weederkeeren, zoo dra men ze weeder in dit Land zal willen aangaan, daar by voegende, dat  OPHELDERING, ENZ. I.3 Na dit alles mee alle oplettenheid te hebben ©verwoogen, zeide ik aan meergem. Heere: „ dat Amfterdam, en Ik in 't byzonder , niet „ gefteld waren , om de voornaamfie rol in „ eene Negotiatie met Engeland te fpeelen : „ om reeden, onder anderen, dat de haat, die „ door de verregaande mishandelingen, teegen „ de Engelfchen was opgevat, zoo groot was, „ dat de geen, of de geenen , die zich met dat werk zouden willen bemoeijen, zeer ongc„ maklyk vry zouden raaken , van ongunffi„ ge vermoedens te doen opvatten, en moei- » lyk dat byaldien ik my meerder opende, U Ed. daar door in 't geval zou (lellen , my meer Cathegorisch te antwoorden, zo moet ik U verzoeken , Mynheer, na te vorfchen, of de volgende punten zouden kunnen dienen tot eene unmïddelyke handeling. ie. De vernieuwing der oude Traftaaten, met bepa*Jingen gefchikt naar deteegenwoordige omftandigheeden, en de wederzydfche belangen. 2e. Eene gepaste voldoening aan zyne Britfche Majefteit, weegens 't geval der Papieren van den Heer Laurens. 3e. Eene vriendelyke fchikkinsr,en geëvenreedigd aa:t de weederzydfche belangens, weegens het 4tie Art. van 't Tra&aat van 1674., volgens de gronden laatstlyk aangenoomen, tusfchen Engeland en Deenemarken. V=. Eene fchikking zoodanig als de rechtmatigheid dezelve zal kunnen voorfchryven , betreklyk de gemaakte Dryzen, en andere gevolgen van den Oorlog.  Ï4 MEMORIËN f o T „ lyk het algemeen wantrouwen , als of ze t, Engelsch - gezind waaren , zouden kunnen „ ontgaan." „ Dat me» daar en boven met reeden be„ vreesd moest zyn, dat,zoo men in den Haag „ ontdekte, dat door ons t'Amfterdam, eeni„ ge voorloopige of afzonderlyke handeling „ begonnen was,daar van gebruik zou gemaakt „ worden, om aan te toonen, dat wy, die ge„ houden wierden voor de voornaame aan„ voerders van den Oorlog, nu de eerfte wa„ ren, om onze hartige Refolutien in ilappe „ taal te veranderen. " „ Dat, wat de vier voorgefteldepreliminaire „ Articulen aanging, op het eerfte, naamlyk, „ de vernieuwing der oude Traftaaten, met „ rechtmaatige bepaalingen,gefchikt naar de „ tegenwoordige omftandigheeden, en de weder„ zydfche belangen, onderfteid zynde dat het „ belang van de Republiek eischte verbintenis„ fen aan te gaan, provifwneel geene aanmer„ kingen te maken waren , dewyl men te vooren „ moest weeten, waar in die bepalingen zouden „ beftaan." „ Dat op het & eene gepaste voldoening aan „ zyne Groot Britannifche Majesteit, weegens „ de Papieren van Laurens, voorzeeker aan te „ mer-  OPHELDERING, ÈNZ. l§ 5% fnerken was, dat byaldien zyne Koningly„ ke Majefteit nog eenige Satisfactie vorder„ de , na dat Hoogstdezelve zich ingevolge „ deszelfs Manifest, die met eigene handen „ verfchaft had, die Satisfactie,zoo men 'eral ,, eene verfchuldigd mochte weesen, niet dan „ zeer gering zou kunnen zyn: en niets des„ weegens kunnen worden toegeltaan, ten zy, „ in dit Artykel bygevoegd wierd, dat de Re„ publiek , voor den hoon, haare Vlag en „ Grondgebied aangedaan, behoorlyke voldoe„ ning zou erlangen, dewyl zy op vry beeter „ gronden Satisfactie konde eisfchen." „ Dat de inhoud van het 3e. eene vriendelyke „ fchikking, en evenreedig aan de weederzydfche „ belangen, weegens het sf.Art.vanhetTrac,, taat van 1674, volgens de principes, laatst„ lyk aangenomen, tusfchen Engeland en Deene„ marken, te voorloopig was, en een onderwerp „ moest zyn , van de onderhandelingen , en men dus niet meerder behoorde te zeggen, „ dan by 'c eerfte Art. reeds gezegd was." „ Dat op het 4e. eene fchikking volgens de billykheid,op het ftuk van gemaaktepryzen en andere gevolgen van den Oorlog, Ik ook gee„ ne aanmerking had: maar dat 'er noodwen;, dig noch één Artykel moest by gevoegd „ wor-  19 MEMORIËN TOT „ worden, naamlyk, eene volkoomene Reftitutïè „ van de bezittingen, van welke men zich Mees* „ ter zal hebben gemaakt: zoo veel mooglyk, in „ den ftaat daar men ze in zal gevonden hebben:* „ Dat in geval deeze aanmerkingen en ver„ naderingen voldoende wierden gevonden , „ ik als dan wel wilde van de zaak opening „ geeven, aan eenige vertrouwde Regenten." Eenigen tyd daarna zei my de Heer Triquetü, dat men myne aanmerkingen had goedgekeurd, en verzocht 4 van de opgemele4 Articulen te zamen met myne aanmerkingen , kennis te geeven, daar ik zou vermeenen zulks van dienst te kunnen zyn» Ik gaf dan daar van de eerfte kennis aan de Heeren , J. Elias Arnoudsz. Regeerend Burgemeester , van Maarfeveen, Graaflanden Deutz j de Heer Temminck meede Regeerend Burgegemeester, was op den Dagvaart: en de Heer Hooft, die ook Regeerend was, wierd van 't geheim onkundig gelaaten, om dat allernood^ zakelykst geoordeeld wierd, het zelve zorgvuldig te bewaaren. De opgemelde punten kwamen in 't algemeen niet ongefchikt voor, om tot praliminairen te kunnen dienen, behalven nochtans het geeven van Satisfactie, dopr of van weegens onze Stad, of  OPHELDERING, ÉNZ. \f of döor één of meerder van haare Regenten. Alvoorens doch iets verders daar in te doen, vonden wy goed van 't voorgevallene kenhis te' geeven, aan de Heeren Temminck en Huyghens $ als meede aan den Penfionaris Visfcher. De Heer van Maarfeveen, die op zich genomen had, dien zelfden dag naar buiten gaande , den Heere Huyghens, die meede op zyn buiten-goed wasj over de zaak te onderhouden i meldde my des anderen daags, dat hy evehgem. Heer zeer huiverig had gevonden : dat zyn Ed: gezegd had: „ dat de wyze, op welke dë ,, Historie by ons aangevangen wierd, Hem ,, geheel niet aanfiont, en wy de Dupes van „ zoortgelykepourparlers zouden kunnen zyn : ^, dat Burgemeesteren van Amfterdam in deêzen zeer voorzichtig moesten weezen, örri geen gevaar te loopen,dat men hun de ftap^ tegen den Hertog gedaan, eens deed betaaj, len: dat men op het eerfte point niet kori i, fchynen iets toe te willen geeven, dewyl j, zulks ten eenemaal van de Noordfche Mof, gendheeden afhing, dat de Engelfchen vol,-, ftrekt geene de minfte Satisfactie kenderi vorderen, dewyl zy ons, en wy niet hen bejj leedigd hadden: dat hy dierhalven niet kori I, begrypen, dat men van Satisfactie fprak, eri \l. DEEL. B h &ï  *8 MEMORIËN TOT *> wy tot die laagheid niet behoorden te ko„ men: dat hy dierhalven oordeelde, het aan„ zoek van de hand behoorde geweezen te „ worden." Alhoewel de reedenen van den Heere Huyghens niet zonder grond waren, kwamen zy my doch niet fterk genoeg voor, om een geheel afkeurend andwoord te geeven : want, vooreerst, konden wy, ten aanzien der voorzegde pour parlers, met genoegzame voorzichtigheid te werk gaan, daar het zeeker was, zoo als de Beer Huyghens wel aanmerkte, dat Burgemeesteren van Amfterdam voorzichtiger dan anderen moesten zyn. Ten tweeden, kon ik niet erkennen, dat men op het eerfte punt, naamlyk dat van de Naval flores, niets kon toegeeven, om dat zulks van de Noordfche Mogendheden afhing. Ik vermeende het tegendeel: vooreerst, om dat by het Tractaat der gewaapende Neutraliteit wel befprooken was, de handhaaving der vrye Vaart volgens dewederzydfcheTraclaaten, maar niet uitgeflooten het maaken van zoodanige overeenkomften en uitleggingen van die Tracfaacen, als men by tyd en wylen zou goedvinden : zoo als Deenemarken zulks ook laatst getoond had. Ten anderen: om dat, daar de Noordfche Mo-  OPHELDERING, ENZ. 10 Mogendheeden , zeer verre waren , van ons de hulp, by het Traclaat van gewaapende Neutraliteit befprooken, te geeven, wy niet gehouden waren, om haaren 't wille in Oorlog te blyven : terwyl men ook reeds genoegzaam onderricht was, dat het maaken van eene afzonderlyke Vreede , aan de Keizerin niet ongevallig zou zyn. Ten derden: dat, offchoon het zeekerlyk waar was, dat Engeland eerder aan Ons, dan wy aan Engeland Satisfactie behoorde te geeven, het doch niet te ontkennen was, dat de handeling met de Americaanen zeer aanftootlyk, zoo niet hoonende voor den Koning van Engeland geweest was. Waarby noch kwam, dat zoo wy eenige Satisfactie zouden moeten geeven, dezelve niet dan zeer gering zou zyn, en pari pasfu gaan, met de geene, die wy van de Engelfchen zouden verkrygen. Maar 'c geen my voornaamlyk met tegenzin van de aangebodene handelingen deed afzien , was de befchouwing van den droevigen toeftand, in welken ons Land zich bevond, en ik niets dan onheil in den Oorlog voorzag, dewyl wy ongewaapend en verdeeld waren. Ondertusfchen was de huiverigheid van evengem. Heer, ook tot de andere Heeren overB a ge-  MEMORIËN TOT gegaan: en daar de Heer Triquetü op antwoord aandrong, kon ik dus denzei ven niet anders zeggen , dan dat ik niet geloofde, dat van onze kant veel in die zaak zou gedaan worden, en men zich in den Haag zou moeten adresfeeren, WaaropHy my antwoordde, dat hetonnoodigwas■ eenige n flap in den Haag te doen , zoo lang men niet, ten minften eenigzins, onderricht was, van de gedachten van de Heeren van Amfterdam: dat te vooren geene flappen zouden gedaan worden. Ondertusfchen had ik den Heere van Maarfeveen in antwoord van 'c geen zyn Ed. my wegens het gevoelen van den Heere Huyghens gemeld had, zoodanig gefchreeven, als te zien is in deBylag. Lett. A. en op den 13 Ju]y onderhield ik den Heer Huyghens, die in de Stad gekomen was, zeiven daar over. Ik vond dien Heer toen vry minder huiverig, dan ik uit het fchryven van den Heere van Maarfeveen befloten had. Zyn Ed. keurde volkomen goed, 'tgeen ik in den beginne, onder eenige aanmerkingen, op het i«, 3e en 4e punt, gezegd had. Daar heenen gingen ook de gedachten der andere Heeren. Wy waaren het allen eens, dat het beeter was, zich op het tweede punt, naamlyk, op het geeven van Satisfactie, te excufeeren , en zulks beleefdelyk van de hand  OPHELDERING, ENZ. 21 hand te wyzen: om allezins te vermyden, dat Amfterdam zou kunnen fchynen goed te keuren, het geeven van eene voldoening wegens het punt in questie,hoe gering die voldoening ook zou mogen weezen. Doch alvorens op deeze voet aan den Heer Triquetü geantwoord wierd, gebeurde 'er iets, dat ons, en byzonder my,noodzaakte, meerder omzichtigheid te gebruiken. De Penfionaris Visfcher meldde my uit 'sllage, dat de Keizer gezegd had, onderricht te zyn, qu'il y avait des Uaifons entre Mr. Rendorp & Mr. Triquetti, pour faire traiter enAngleterre, d'une pa ix particuliere,par fentremife de fon atni Cordon. (V) Iets diergelyks was aan den Heere Graafland meede uit 's Hage gefchreeven, en door zyn Ed. my meedegedeeld. 'tEen en ander had tot gevolg, dat wy beflooten af te fnyden, alles wat eenigen fchyn van afzonderlyke handeling, van onzen kant begonnen of voortgezet, zou kunnen hebben: en dat ingevolgen, door my aan den Heer Triquetti zou gezegd worden: dat-, i aangezien Amfterdam maar een Lid van Staat, en van de Souvereiniteit was, zy niet kon of wilde voor- (a) Ik heb reeds in 't voorgaande Deel verflag gedaaa van 'c geen deswegens tusfchen den Keizer en my vesüjandeld was. B %  42 MEMORIËN TOT _ vooruitloopen: dat zoo men met deeze zaak voort wilde gaan,men daar vankennis moest«eeven terplaatze alwaar volgens de Conjlttutie der Regeering , zomgelyke zaaken verhandeld moeten worden. Ik kweet my daarvan by meergem. Heere en kon teffens niet nalaaten aan zyn Ed. eenig' *ins myne gevoeligheid te betoonen, over het uitlekken deezer zaak: waar op zyn Ed. zich ten besten verontfchuldigde. Daar wierd te geJyk bepaald, dat ik naar den Haag zou gaan: vooreerst, om de Heeren Temminck en Visfcher opening van alles te geeven: en ten anderen, om met goedvinden van evengemelde Heeren, kortlyk alles aan den Heere Raadpenfionaris meede te deelen, met byvoeg>ng, dat wy zyn Ed. daar van kennis gaven, om daarvan by zoodanige Perzonen, als zou goedvinden, gebruik te maaken. Ik vertrok dan den ,5, naar 'sHage, en voldeed aan onze affpraak: en wel by den Raadpenfionaris, met de noodige omzichtigheid, om geene reede te geeven tot het zeggen, dat Amfterdam het eerfte aan de hand kwam. Evengcm. Heer vroeg my, hoe wy op de zaak dachten? maar niet goedvindende my daar op verder uit te laaten, zeide ik alleen: dat  OPHELDERING, ENZ. 23 byaldien wy meergem. Artt. vol ft rekt verwerplyk hadden gevonden, wy de moeite niet zouden hebben genomen, dezelve over te neemen, en 'er zyn Ed. kennis van te geeven. Ik erken zeer gaarne, dat wy, en in 't byzonder ik, de voorzichtigfte party, met op de voorfchreeve wyze te handelen, verkooren hebben: maar kan niet zeggen, dat zy, tot bevordering van 't heil van den Staat, de beste was. Vry beeter was het geweest, dat die weinige Lieden, die in het vertrouwen waren , getracht hadden, van de waare oogmerken van 't Hof van Engeland nader onderricht te worden : en dat byaldien zy die oogmerken bevonden hadden , overeenkomftig te zyn met het welzyn van den Staat, zy als dan al hun vermogen en invloed , (en dat van Amfterdam was°toen niet gering) , gebeezigd hadden , om de zaak tot een goed en vreedzaam einde te brengen. Het fprak van zeiven , dat zy zich, veel minder de Republiek , niet moesten verbinden, noch handelen, zoo als de Penfionaris van Berckel met de Americaanen gehandeld had. Hier teegen was, zoo 't my voorkwam, nie-s anders dan de perfoneele vrees, dat die handelwyze door eenige heethoofden kwaalyk geB 4 duid>  ?4 MEMORIËN TOT duid, en daar van gebruik gemaakt zou zyn geworden , om de geenen, die zich daar meede gemoeid hadden , by de Gemeente verdacht te maaken Ik beken 't, men liep dat gevaar : maar een braaf Regent die zyn leeven en goederen voor zyn Vaderland veil heeft, kan getroost zyn, zy"en goeden naam, tot dat zelfde einde, inde -^aagfchaal te ftellen. Was'tnietreedsongeluk! ^g genoeg,datin 't voorig Jaar eenige heethoomen den Staat in eenen noodlottige Oorlog hadden ingewikkeld? Moest men zich nu «fc t ware,fchaamen,daareenige dier heethoofden nu hunnen invloed verlooren hadden te trachten het aangedaane leed, zoo fchielyk moogJyk te heelen ? Amfterdam was in February 1781 met meer, 'c geen Amfterdam in 1780 geweest was. Zoo als de zaaken nu aldaar wierden »ge»en, was men gezind, om door eene gepaste omzichtigheid, dezelven wederom te brengen, zoo 't eenigzïnts mooglyk was. in den ftaat,uit welken een ontydige yver ze gebracht had Zy had thans bezadigde Regenten . di Oflchpon 2y met verontwaardiging gevoelden, de verregaande mishandelingen, door de Engelfchen hunne Medeburgeren aangedaan, teffens metde uiterfte aandoening«agen, dat deStaat die aan hunne zorgen gedeekelyk was toevertrouwd,  OPHELDERING, ENZ. «IJ q-ouwd, teegen dat geweld niet beftand was. Regenten, die ziels genoeg hadden, om in de nood, ter eere van hun Vaderland, alles aan te fpannen, liever dan eene fchandelyke Vreede aan te gaan: maar die niet konden, noch mochten twyffelen, dat ecrlyke Vreede, voor een handeldryvend Volk, altyd boven Oorlog verkiesbaar is: en voornaamlyk boven eenen, die reeds zoo noodlottig was, en waarfchynlyk noch noodlottiger zou worden, voor dat men in ftaat zou zyn , zich te verweeren : men fpreekt niet van aanvallen. Het zou zeekerlyk niet zeer pasfelyk zyn geweest, dat, daar een der Burgemeesteren, die in 't jaar 1780 in regeering was geweest, nu weder in regeering was, Amfterdam gereedelyk in het geeven van Satisfactie had toegeftemd: maar dit had immers beleefdelyk van de hand kunnen geweezen worden: of men had ten minften kunnen hooren, of Engeland daarop zou hebben blyven ftaan : behalven dat, gelyk ik zoo even gezeed heb, en in myn eerfte gefprek met den Heere Triquetti reeds bepaald was, van de Republiek geene Satisfactie voor 't bewuste geval geëischt zou worden, ten zy Haar door den Koning Satisfactie toegezegd wierd. B 5 Men  2,6 MEMORIËN TOT Men had dus t'Amfterdam van de voorgeftelde handelingen met Engeland afgezien, toen de Heeren Temminck en Visfcher, Gedeputeerden ter Dagvaart, door den Raadpenfionaris, uit naam van Zyne Hoogheid, tot het houden eener Conferentie op Vrydag den 27 July, genodigd wierden. Die Heeren zich by Zyne Hoogh. vervoegd hebbende, verftonden, dat Hoogstdezelve geneegen zynde, met eenige Regenten van de voornaamfte Stad in Holland te raadpleegen, over zaaken waar in de Republiek het allergrootfts belang had, gemelde Heeren tot dat einde by zich had verzocht, om van hun te verftaan, „ of de Regeering van Amfterdam geneegen zou 5» zyn, op eene of andere wyze, de gevoelens „ van het EngelfcheHof te laaten ondertasten: „ en zoo ja, welke daartoe het meest gefchikt „ voorkwam. Gemelde Heeren, na daar op met de gepaste heuschheid geantwoord te hebben, voegden daar by, „ dat zy, zonder de Heeren hunne Prin„ cipaalen te willen vervangen, wel durfden „ verzeekeren, dat dezelven 'er niets teegen „ zouden hebben, zoo 'er het een of ander om,, trent deeze zaak onder de hand getenteerd „ kon worden: dat zy verzochten, vooraf het „ prse-  OPHELDERING, ENZ. „ prceadvys van Zyne Hoogheid te moogen ver„ neemen, en of in deezen al eenig tentamen ge„ daan was: terwyl zy voor Hoogstdezelve niec „ wilden verbergen, onder daags informatie te „ hebben ontvangen, da: 'er reeds eenigen tyd „ geleeden, tusfchen de twee Sardinifche Mi„ nisters deMirabel en Cordon, in denHaag en te „ London refideerende, Correspondentie had „ plaats gehad: en zelfs dat ons vifie was gegee„ ven, van eenige Articulen, waar op het En„ gelsch Ministerie, mooglyk, wel in onderhan'„ deling zou willen treeden: dat zy niet twyf„ felden, of Zyne Hoogh. zou hier van reeds „ onderricht zyn." Zyne Hoogheid erkende, dat hem wel iets omtrent de gehoudene Conferentie bekend was, en zelfs diags te vooren daarover, door den Heere de Mirabel, by geleegenheid van een Soupé op de Oranje - Zaal, onderhouden was: dan Hoogstdezelve fcheen niet te willen weeten van eenige Articulen, welke de Raadpenfionaris nochtans erkende gezien te hebben. Doch Zyne Hoogh. zeide „ in de Perzoonen, „ die de gezegde Correspondentie begonnen, en „ eenigen tyd voortgezet hadden geen zin te ,, hebben: dat van gedachten was, dat men 'er „ geen vreemden in moest haaien, of gebruik „ maa-  28 MEMORIËN TOT „ maaken van zoodaanigen, die zich daartoe van „ zelfs opwierpen, of aanboden; dewyl het „ voornaam oogmerk van dar. zoort van Minis„ ters meestentyds was, eenige prefenten of „ groote belooningen voor zich te verkrygen: » gclyk gebeurd was met den Minister deFiry, „ meede wegens Sardinien in 's Hage gerefi„ deerd hebbende:" dat van oordeel was, het beste te zyn, van hier een bekwaam Perzoon, doch zonder Character, naar London te zen. den, om de gevoelens van hetEngelsch Ministerie te polfen: of zoo als de Raadpenfionaris die noemde, om te hooren, te zien , en te zwygen. Op dit voorftel wierd door meergem. Heeren in fubltantie gerepliceerd: „ dat zy voor „ hun wel konden zeggen, het employ van „ zoodanig iemand, als Zyn Hoogheid voor„ floeg, en met geen verder of uitgeftrekter „ last voorzien, verkoozen, boven dat vanMi„ nisters van vreemde Mogendheeden: doch ,, dat zy niet konden nalaaten, Zyne Hoogh. „ met één woord, alles nochtans zonder de „ Heeren hunne Principaalen te vervangen , „ eenige aanmerkingen meede te deelen, op „ de Articulen welke aan eenige Heeren van „ Amfterdam ter hand gefield waren: en wel ** °P het eerfte, aangaande de vernieuwing der- ,5 Trae-  OPHELDERING, ENZ. 2$ ?, Trüclaten, dat dit hun ongeraaden voorj5 kwam: dewyl dezelve, hoe voordeelig ze ook „ konden fchynen, nooit voordeel aanbrachiy ten; alzoo te meermaalen ondervonden was, „ dat op den tyd dat de Republiek daar van ,, de voordeelen kon genieten , Engeland altyd „ door haar overmacht, middelen had wèeten „ uit te vinden, om zulks te beletten : ter„ wyl dat Hof doch nooit naliet, de nako„ ming derzelve, voornaamlyk by Oorlog met „ Frankryk, zelfs offchoon het cafus fcederis niet exteerde, te Vorderen. Dit voorgeftelde, dat door de Heeren meer uitgebreid wierd, fcheen de Prins toe te Hemmen, en ook van gedachten te zyn, dat het geVal met opzicht tot de Republiek, die nooit. Oorlog zocht, of daartoe aan de Nabuuren wettige reedenen gaf, en dus zelden of nooit in de noodzaaklykheid kwam, om hulp van Geallieerden te eisfchen , zoo te zeggen geen plaats kon hebben. Gem. Heeren voegden voorts daar by: dac Op het 2?.punt, „de teruggaave derposfesfien aan weerskanten, geene remarques vielen: dan alleen, dat zy vermeenden, dat met reede „ van Engeland fchavergoeding kon geëischt „ worden, vopr de fchade en ruïne van St, „ Epftatiu-s." ,> D»t  3° MEMORIËN TOT „ Dac op het 3e eene billyke fchikking, met op„ zicht tot de Scheepen en Goederen., gedurende „ den Oorlog genomen en gearresteerd, Zy „ meede geene reflectien zouden maaken, dewyl „ men eerst diende onderricht te zyn, wac Enge„ land hier omtrent zou willen voorftellen." „En dat,eindelyk, wat de gerustftelling te„ gens de gevoeligheid van andere Mogendhe„ den, en byzonder van Frankryk aanging, zy „ daaromtrent hadden op te merken, dat het „ ongenoegen van dat Ryk niet te verwach„ ten was,indien de Republiek zich niet zeer ondankbaar betoonde, aan den byftand Haar, „ voornaamlyk ten opzichte van de Oost-In„ difche Compagnie, beweezen: en dat, inge„ val toegeeflykheid wierd gebruikt, omtrent „ het verzoek door den Ambasfadeur, reeds „ voor lang,en nu by herhaaling, gedaan,om „ dat Ryk by leening, of door Guarantie van „ eene Negotiatie hier te Lande, met vyf Mi„ lioenen by te ftaan , het Hun voorkwam, dat „ men van dien kant niets te vreezen, maar in „ tegendeel alle infchikkelykheid te wachten „ had." Het kwam gemelde Heeren voor, dat Zyne Hoogh. deeze Geld-Negotiatie, op welke zy onderricht waren, dat de Raadpenfionaris zich reeds  OPHELDERING, ENZ. 31 reeds gunftig aan den Franfchen Ambasfadeur geëxpliceerd had, wel wilde goedkeuren : doch het fcheen dat Hoogstdezelve haar noch wat wilde verfcbuiven, om haar naderhand te doen dienen tot een middel van belooning voor den gegeeven byftand : daar Zyne Hoogh. fcheen te vreezen , dat men ons wel eens een Apothecars Reekening, voor de gedaane dienfien zou willen maken. De Heeren Temminck en Visfcher, na alvorens Zyne Hoogh. voor deeze vertrouwde opening bedankt te hebben, namen aan daar van aan hunne Principaalen verflag te doen: zich teffens aanbiedende, om daar over en alle andere zaaken met Zyne Hoogh. meede te werken, zoo dikwyls en daar, Hoogstdezelve het zoude goedvinden. De Penfionaris Visfcher had, zoo dra deeze Conferentie geëindigd was , het verhandelde aangeteekend, en in de volgende Week aan Burgemeesteren gezonden: en 't is uit die aanteekeningen, dat ik het bovengem. genoegzaam woordely.k hier heb ingevoegd. Het gaf Burgemeesteren geen gering genoegen , te zien, dat de gedachten van Zyne Hoogh., zoodanig flrookten met de hunnen. Maar terwyl dat dit in den Haag voorviel, en  MÊMOIilEN ÏÖf en voor dat Burgemeesteren daar over Zy'rié Hoogheid nader konden laaten onderhouden kreegen de Heer Jean Deutz, Scheepen eri Raad van onze Stad, (een deugdzaam en kun* dig Regent, in wien de Dood, aan de Maatfchappy in 't algemeen, en aan deeze Stad iri 't byzonder, een achtenswaardig en nuttig Lid* in het beste van zyn leeven, ontvoerd heeft,) en Ik aanzoek, door eenen Heere Paul Went^ worik, onzer beiden goeden bekenden, om metHem een gefprek over de publieke zaaken tè houden* Hy was eenËngelschman,die zich des tyds, ten minften zoo hy voorgaf, in Holland bevond , uit hoofde van zekere Plantagien die hy in Suriname bezat; Voorts was hy bekend voor een braaf weldenkend mensch, begaafd met verftand en bekwaamheid. Wy wisten dat hy dikwyls door 't Engelsch Ministerie was gebruikt geweest, en wel Hond by de Lords Stormont North en Germaine. Hy was uit hoofde zyner geboorte, zynde een bloedverwant van Lord Kockingham, wiens familie - naam mede Wentworth is, in aanzien, 't Kwam dus waarfchynlyk voor,dat dit aaanzoek niet gefehiedde zonder medeweeten van het Engelsch Ministerie, Waar by noch kwam , dat hy meenigvuldigë Ui*  opheldering, enz. 3§ blyken van zyne geneegenheid voor ons Land gegeeven had: byzonder ten behoeven van oni ze Colonie van Suriname , en het bewerken eener fchikking, door welke, met goedkeuring van het Engelsch Ministerie, de Navigatie tusfchen onze Colonien in America, en 't vaste Land aldaar , gedurende den Oorlog zou gebleeven zyn: her. geen alleen geen plaats had gehad, door het fpoedig overgaan aan de Engelfchen, tot hunne verwondering, van Demerary en Esfequebó. De Heer Deutz en Ik, tyding van het gem. aanzoek door den Heere J. C. van der Hoopi toen Secretaris der Direitie van Suriname nu Fiscaal der Admiraliteit, gekreegen hebbende, en vermeenende verplicht te zyn , ten minften te hooren, 'c geen de Hr. Ifentworth ons wilde zeggen, namen het voorftel aan, engaavenhem rendez vous op den aSjuly, op de Buitenplaats van evengemelde Heer van der Hoop , genaamd Meershoef, geleegen by Velzen. De Heer IVentworth aarzelde niet, met by den aanvang van ons gefprek te erkennen, dac zyn eenigst oogmerk by deeze zyne aankomst was, om van den Heere Deunen My, tot welken hy meerder dan tot andere Leeden der Regeering betrekking had, ce verltaan, of in önè It. deel. C Land,  34 MEMORIËN TOT Land, en voornaamlyk te Amfterdam , geneegenheid was,om de gereezene gefchillen by te leggen. Wy antwoordden,ótef wy van die geneegenheid volle verzekering konden geeven, mits men daar toe kon vinden, eene redelyke, gepaste en eerlykè wyze. Hier op volgde een zeer lang gefprek, over de wederzydfche belangen der twee Natiën , om verbonden te zyn: en over 'c gevaar van Frankryk, en het Huis van Bourbon zoo groot te maaken, dat alles daar voor zou moeten bukken. Wy waren het daar over taamelyk eens: maar hy gaf de Republiek, wy Engeland de fchuld van den Oorlog : hy verweet ons de drift van den Penfionaris van Berckel, wy hem die van den Ridder Tork. Hy vroeg ons vervolgens, op welke voorwaarden wy dachten, dat de Republiek haare oude Vriendfchap aan Engeland zou willen weder, geeven. Het antwoord was, dat wy byzondere Perzoonen , en zonder eenige last zynde, daarop niet konden antwoorden: maar dat wy gaarne wilden hooren, zoo hy ons daarvan iets kon of wilde zeggen , wat men in Engeland wilde doen, om de onnoemlyke fchade ons toegebracht, en den hoon ons aangedaan, te vergoeden en te keeteren. Hy  OPHELDERING, ENZ. 35 Hy repliceerde in fubftantie, „ dat hy mee^ de een particulier was, zonder eigenlyke qud-„ lificatie, dac alleen met de Ministers voor „ zyn vertrek gefprooken had, en van hunnë „ geneegenheid, omtrent het werk der Vree,, de, verzeekerd was." Hy vroeg voorts, „ of men gereed was, „ den Koning eene gevoeglyke Satisfactie té „ geeven, wegens de Papieren van Laurens, „ en de daad van den Penfionaris van Berckel" Deezen Heer noemde hy by herhaaling alleen. Wy antwoordden, dat men van geene anders Satisfablie fpreeken moest, dan van de geene , dis. 'reeds gegeeven was, naamlyk, de afkeuring eé desaveu , door de Staaten van Holland gegeeven. Waarop hy weder in fubfiantie zei, „ dat „ die Satisfactie waarlyk volledig zou zyn , als men den Brief van 't Hof liet inkomen : „ dewyl men in Engeland wist , dat by den„ zeiven de Penfionaris fixafbaar zou verklaard „ worden, en dat de Koning dan te vreederi „ zou zyn." Wy vertoonden hem, dat hy zich vergiste, met te denken, dat het advys van V Hof, al eèns geftdd, dat het voor den Hr. van Berckel niet gunflig was, ooit eene condemnatie zou kunnen inhouden t dat deeze niet kon komen daa van den comC c pit  %6 MEMORIËN" TOT petentim Rechter: dat die alleen de Scheepensbank van Am foliant was, dewyl geen lngezeeten alhier zoo wel als in Engeland, van zynen daaglykfchen competenten Rechter kan worden afgetrokken: dat men in Engeland verzeekerd kon zyn, dat na het /luiten der Vreede, door de Heeren die in de zaak betrokken waren geweest, aangedrongen zou worden, om het gem. Advys le doen inkomen, en om te onderzoeken, of eene daad, ten minften zoo als Burgemeesteren in den tyd daar toe last hadden gegeeven , welke van geene de minfte gevolgen kon zyn, dewyl in alle gevallen haar werking volfirekt afhing van eene daad des Konings zeiven, als Crimineel befchouwd kon worden. ( den-  44 MEMORIËN TOT denken, dat hy byzouderlyk gelast was, of „ by ons eenig aanzoek kwam doen." Wy antwoordden: „ dat wy befchouwden 't „ geen tusfchen zyn Ed: en ons gehandeld „ wierd, als zuivere particuliere handelingen, „ in welke wy van weerskanten niet behaald „ wilden zyn: maar dat wy doch gaarne wil„ den weeten, vertrouwende op 't geene hy „ ons van de vredelievendheid in Engeland, „ byzonder van die van Mylord North gezegd „ had, op welke wyze men daar van zou kun„ nen, ten beste der beide Natiën, eenig ges, bruik maaken." Hy antwoordde, „ dat een bekwaam middel „ zou zyn, door iemand van hier, in fubftan,, He , aan Mylord North te doen fchryven, ,, dat dewyl men hier gehoord had, dat men in „ Engel and tot vreede inclineerde , men gaarne „ zou weeten, of zulks waar was- Dat zyn Lord,, fchap daar op zou antwoorden, zulks in der ,, daad zoo te zyn: waarop men van hier zou b< --oren te repliceeren, dat men gaarne zou „ zien, dat "er uit Engeland een vertrouwd Per„ zoon, hy Wen th worth by voorbeeld, overkwam, „ om te trachten eikanderen te verft aan. Dat zo- danig fchryven moest gefchieden door iemand „ van de Regeering, doch niet in zyne quali- v teit,.  OPHELDERING, ENZ. 45 „ teit, maar als particulier: gelyk meede aan „ Mylord North, niet moest gefchreeven Wor„ den als Minister , maar als particulier, en ,, aan 'c hoofd der brieven gefield worden en „ confidence: op dat gem. Lord alsdan niet ver„ plicht zou zyn kennis te geeven aan de ande- re Ministers, maar alleen aan den Koning: dat ,, de zaak niet zou gecommuniceerd worden „ daar zy behoorde, dan na dat men 't genoeg,, zaam eens zou zyn , dewyl de uiterfte Se,, cretesfe noodig was: dat byaldien 'er niets ,, van kwam, men eene volftrekte geheimhou„ ding beloofde; en men ftaat kon maaken op „ het eerlyk en cordaat Charaéfer van Mylord ,, North, aan my in 'c byzonder bekend." Hy erkende vervolgens, „ van 't geen de „ Graaf de Mirabel gedaan had, kennis te heb,, ben; maar te vermeenen, dat men beeter zou ,, flagen, wanneer men direct, zonder tusfchen„ komst der Ministers, met Mylord North, en „ door deezen met den Koning handelde," Hy voegde daar by, „ dat byaldien men niemand van „ Engeland alhier wilde toelaaten, of derwaards „ zenden , men als dan mooglyk met vrugt „ van den Marquis de Cordon, om zyne op„ rechtheid, goed verlland , en discretie, by „ ieder zeer geacht, zou kunnen gebruik maa- „ ken;  %6 MEMORIËN TOT „ ken; mits hy zulks op zich nam als particu,, lier, maar niet als Minister." Na dat men dus met eikanderen meerder dan drie uuren gefproken, en zoo veel mooglyk de zaaken tot klaarheid gebracht had, naamen wy aan, om aan eenige van onze goede en vertrouwde vrienden kennisfe, en aan zyn Ed. op de volgende Donderdag antwoord te geeven. Zoo dra het gefprek geëindigd was, fielden wy, daar het geheugen noch varsch was, op het papier, ten minlte in fubftantie , 't geen Van wederszyden gezegd was. Wy oordeelden voorts noodig, ja verplicht te zyn, zulks niet onder ons te houden, en deeden by de eerfte geleegenheid daar van verflag aan de Heeren Temminck en Elias, myne Ambtgenooten, als meede aan den Burgemeester Huyghens en Penfionaris Visfcher: de Heeren van Maarfeveen en Graafland, die van de voorige handelingen met den Heer Triquetti onderricht waren geweest* en die wy nu niet buiten het geheim wilden houden, waaren niet in de Stad. Wy belloten eenpaarig, vooreerst, door den Penfionaris Visfcher Zyne Hoogheid tc laaten verzoeken, zich niet te willen verhaasten, met iemand naar Engeland te zenden, om reedenen, die  OPHELDERING, ENZ. 47 die de Burgemeester Rendorp aan den Heeré Raadpenfionaris zou melden; Ten tweeden: dat ik aan den Heer Raadpenfionaris van alles fchriftelyk verflag zou doen; Ten derden: dat de Heer Deutz en Ik, des anderen daags den Heer Wenthworth by mondé -woordelyk zouden zeggen: „ Wy hebben Myn Heer, aan eenige voor„ naame Leeden onzer Regeering meedege^ „ deeld, de converfacie, die wy d'eere gehad ,, hebben, laascleeden Zaturdag op de Buiten„ plaats van den Heere van der Hoop met U té „ houden. Wy kunnen U verzeekeren, dat wy „ allen Zeer oprechtelyk wenfchen, krachtda,, diglyk meede te werken, aan de herftelh'ng „ der Vreede tusfchen de twee Natiën: maar ,, wy vleien ons, dat men in Engeland begrypt, „ dat wy niet kunnen aanneemen , dan eer„ lyke en gefchikte voorwaarden." ,, Wy hebben onze wyze van denken voor U opengelegd, (en ze is die van alle onze „ vrienden) in het gefprek dat wy met U „ gehad hebben. Wy hoopen dat men 'er in Engeland acht op zal flaan: 't zou anders nutteloos weezen, in eene hoegenaamde han„ deling te treeden. 't Zal voor ons een zeer groot genoegen zyn, zoo in 't begin, en tot ,, dac  48 MEMORIËN TOT dat de zaaken toe eene zeekere hoogte gekod„ men zullen zyn, wy alleen zullen te hande: ,j leh hebben met Mylord North. Deszelfs alge„ meene naam van oprechtheid en eerlykheid, „ en zyne bedaardheid in zyne wyze van den„' ken en handelen, heeft hem de achting van „ gansch Europa, en de onze in 'c byzonder, ,, verworven. Daarenboven zal men daar vce„ le hindernisfen door vermyden, en hec zoo ,, noodig geheim beeter betracht worden, 't Is „ ons te gelyk ten hoogften aangenaam, Myn „ Heer, dat hec met het meedeweeten van ,, dien Heer is, dat UE. zich met eene zaak van „ zoo veele aangeleegenheid gemoeid heeft. „ Uwe doorzicht en kunde zyn ons bekend. „ De goedwilligheid die UE. altyd voor dit „ Land in 't algemeen betoond heefc, de dien- ften door U aan onze Colonie van Surina„ me gedaan, en de byzondere kennis die wy „ met U gemaakt hebben, hebben U ons ver„ trouwen verworven. Wy wenfehen op het ,, fterkfte, dat het werk door U, en door geene ,, anderen, behandeld worde." „ Die is iets , waar op wy heden aandriri„ gen, by de kennisgeeving van het voorge„ vallene aan den Raadpenfionaris. Wy dee- len hem teffens meede, uwe gedachten op j," dé I  OPHELDERING, ENZ. 43$ de wyze, om de zaak aan den gang te hel,, pen: naamlyk, dat men zou moeten fchryven aan Mylord North, dat, dewyl men ver,, n'oomen had, dat men in Engelandgeneegeti „ was, om de oude Ferbintenisfen met de Repu„ bliek te vernieuwen, men verlangde te weeten * „ of dat zoo was. Dat gem. Lord, op die alge„ meene vraag,een antwoord in algemeene be„ woordingen zou geeven, inhoudende verzee* „ keringen van de goedwilligheid des Konings op „ dat /luk. Dat wy daarop zouden repliceereni „ dat het ons aangenaam zou zyn, dat zyn Lord • fchap iemand van vertrouwen herwaardè zondty met wien wy zouden kunnen fpreekeny „ en trachten de noodige fchikkingen te maaken \ „ om te kunnen bereiken, het heilzaam oogmerk „ dat zoo oprecht lyk gewenscht wierd: dat keu ,, zeer aangenaam zou zyn, zoo die perzoon van „ vertrouwen was de Heer Wenthworth* Dac „ boven aan den brief zou moeten ftaan, de „ woorden, In vertrouwen: op dat gem. Lord „ daar door ontheeven zou wezen, om 'er aan „ anderen, dan den Koning, van te fpreeken." „ Wy neemen aan, de verzeekeringen, die „ UEd. ons gegeeven heefc, van volftrekt geheim te houden, al 't geen betreklyk dee,, ze zaak voorgevallen is, of noeh zou ku)ü-' II. beel. S ?j oei  50 MEMORIËN TOT „ nen voorvallen, en verlaaten ons ter goeder trouw daarop." Wy gaven woordelyk het bovenfiaande antwoord aan den Heere fVenïworth, die 'er wel meede te vreeden fcheen: en hadden weder te dier geleegenheid een tamelyk lang gefprek met hem, in den thuin van den Heere Scheepen Munter, aan d'Amftelfluis. Zyn Ed. fprak weder van 'c niet toelaaten van Americaanfche Scheepen, en wy herhaalden, dat wy daartoe nimmer zouden komen. Hy klaagde, ,, dat men van onzen kant alles „ wilde hebben, doch niets geeven." Wy antwoordden gereedelyk , „ dat wy al „ veel toegaaven, met toe te geeven in de be„ wuste Artt. van 't Tractaat van 1674.. " Hier aflïappende, zeide de Heer Wentworth, „ dat wy getoond hadden te verlangen , dat „ de fchadens, aan de Republiek toegebracht, „ op de eene of andere wyze mochten gebee„ terd worden: dat daartoe mooglyk zou kun„ nen dienen, het Eiland Tortola, eene der „ Maagden - Eilanden dat vruchtbaar en gecul„ tiveerd was, in plaats van St. Euftatius, aan „ ons te geeven." Dat Eiland was ons onbekend, en wy konden dus niet daarop antwoorden, dan alleen, * das  OPHELDERING, ENZ. gi „ dat de Republiek haare omnomene bezittingen eerst weder moest hebben, en dat „ men dan over 't aanneemen van Tortola zoü „ kunnen handelen, en zien, of het rot eene bekwaame fchavergoeding zou kunnen ftrek,, ken." Wy voegden daarby, „ dat hec Ei„ land Tabago daarcoe mooglyk gefchikter zott ,, zyn, en ons door de Franfchen, die het geduurende deezen Oorlog genomen hadden, by 'c maaken der Vreede zou kunnen overgegeeven worden. Gylieden wilt te veel heb„ ben " viel hy in, „ en Lord North zal lag„ chen, als ik hem zeggen zal, gy kunt de Vreede 5, van de Hollanders krygeu, mits gy ze van hun .}, wilt koopen.tf Wy maakten een einde van deeze conferentie , met te beloven, van al het geen over en weder gezegd was, geen gebruik te maaken, om eikanderen ergens in te behaalen, maar allea aan te zullen zien , als tusfchen goede vrienden in 't vertrouwen gezegd. Hy verzocht byzonderlyk, geen gebruik te maaken van 'c geen hy op 'c fujec van den Heer Tork gezegd had; ook niec ter ooren van Mylord Stormond te doen komen, *t geen met Mylord North verhandeld zou worden. Wy fpraken af, dar wy alleen aan Zyne Hoogh. en aan den HeerRaad->  MEMORIËN TOT penfionaris van 'c verhandelde kennis zouden geeven, met verzoek, om verders aan niemand, hoe genaamd, zulks mede tedeelen: dat men als noch van onzen kant niets zou doen, voor dat hy van 't voorgevallene aan Mylord North verflag zou gedaan, en aan my nader gefchrceven hebben: zyn Ed. was van voorneemen, om direct over Ostende naar London te vertrekken. Dewyl ik daags te vooren mynen brief aaa den Raadpenfionaris, by gebrek aan tyd, niet had kunnen in gereedheid krygen, had ik daar door geleegenheid, om zyn Ed. zoo wel van, dit laatfle gefprek , als van het eerfte verflag te doen. Ik voegde daar by, „ dat ik vertrouwde, dat „ zyn Ed. nu niet verwonderd zou zyn, dat „ Burgem. volgens 't geen zyn Ed. laatst door „ den Penfionaris Visfcher gefchreeven was, „ zich zoo rondelyk tegen het zenden van ie„ mand naar Engeland, verklaard hadden. Dat „ men zich in dien brief niet duidlyk had kun„ nen uiten, en alles zeggen, om dat de Bur„ gem. Hooft niet van alles onderricht was» „ Dat wy niet twyffelden , of Zyne Hoogh. „ en zyn Ed. zouden met ons volkomen eens ,, zyn , dac oneindig beeter was, iemand uk „ En-  OPHELDERING, ENZ. 53 Engeland te verwachten, dan iemand ,der„ waards te zenden. Dat het altyd ongemak„ lyk zou zyn, zoodaanigen perzoon met de „ noodige en genoegzaame inftruftien te voor„ zien: terwyl, alleen hooren, zien en zwygeft, „ altyd moeilyk valt. Dat dit gefchieden kon, „ zoo men ons aanfprak , maaronmooglyk was, „ zoo wy aanfpraaken. Dat op de eerde vraag, „ wat wilt gy ? aanftonds duidelyk 'vaperemtoir „ geantwoord kon worden. Dat men al over „ lang, gelyk Ik het aan Zyne Hoogheid,vier „ maanden geleeden, had voorgefteld, moest ,, getracht hebben , het waare voorneemen van „ Engeland te ontdekken. Dac het nu zoo ,, verre wel uitvalt, dewyl Engeland nu zelve „ aankomt, 't geen beeter en eerlyker was: maar waar van men ook gebruik moest maa„ ken." De Heer Raadpenfionaris antwoordde my gereedlyk, dat de inhoud by hem ten uiterften geheim zoude blyven , en aan niemand, dan aan Zyne Hoogheid meedegedeeld worden. Dat de zaak in 's Hage volmaakt in zyn geheel was, en men dus kon afwachten, de nadere tydrng, die ik van den Heere Wentworth zou ontvangen. Voor dac de evengem. Heer de ïeis naar EnD 3 ge-  54 MEMORIËN TOT geland aannam, fchreef hy my noch het volgend briefje: ,, Une reflexion de plus , mon trés chèr „ Monfieur: ne feraic il pas necesfaire, a 1'Anr glererre, de ^arder la bienfeance Stdemena, ger la Rusfie? en ce cas, ne ferait il pas in„ dispenfable,après que la chofe fera arrivée, „ jusqu'a un certain point, que vous envoias„ Gé/, quelqu'un en Angkterre. De plus fur „ la maniere de voie que je vous ai indiquée, „ i! faut necesfairement que vous adoptiéz cet„ te idee, & potnquoi ne pas propofer d'ecri„ re a Mylord North, par maniere de doute, „ comme difanr, ne ferait il pas bon d''aller d'a^ „ hord en tatant les feminiens de ce Seigneur, v en fon particulier. & ceux du Roi, fans al„ Ier en droiture aux Ministère J'ai 1'honneur „ d'ètre trés parfaitement a jamais " T. T. P. W. P. S. „ On ne reusflra pas, ni par la jalou„ fie, ni par Ja mesintelligence: evitons dong M d'exciter, 1'une ou 1'autre." (a) Op Noch eene aanmerking, Myn waarde Heer: zou feet niét voor Engeland noodig zyn, dat zy de welvoeg- lyk-  OPHELDERING, ENZ. 55 Op dit briefje, in 't welk eenige duisterheid is, voortkomende uit de middelmatige kennis, die de Heer Wenfworth van de Franfche Taal had, liet ik hem, met overleg der vertrouwde Heeren, hec volgend antwoord toekomen: „ Quand on verra Monfieur, que 1'afiaire „ prendra un bon tour , il faudra certaine„ ment, faire les demarches neceffaircs, pour „ qu'on foit content, du moins pas mecontent, „ en Rusfie. A 1'egard de Mylord North, que „ pourra c'on faire de mieux, que de lui ecri- „ re lykheid aangaande Rusland , hield , en omzichtig met haar handelde. In dit geval, zou het niet noodzaaklyk zyn, dat gy, na dat de zaaken tot eene zeekere hoogte geko. 'men zullen zyn, iemand naar Engeland zond? Wat betreft de wyze van werken, die ik U aangeweezen heb , moet gy noodwendig die idéé aaneemen. — En waarom niet voornellen te fchryven aan Mylord North, by wyze van twyffeling , als zeggende, zou het niet goed zyn , vooreerst te ondertasten degevoelensvan dien Heer , in zyn particulier, en die des Konings, zonder direft te gaan tot het Ministerie. Ik heb d'eere voor altoos volmaakt, te zyn. T. T. (Was get.y P. W. P. S. Men zal nietreüsfeeren , noch door jaloufie , noch door misverftand, laat ons vermyden het een of ander aan te ftooken. D 4  gó* MEMORIËN TOT „ re, comme a un particulier: qu'on k appris „ qu'on esc porteen Angleterre, pourlapaix: ,, qu'on defire de favoir, ce qui en est: & „ qui fur fa reponfe, que cela est vrat, on le „ prie, de vous envoier,&c. tout cela, comme „ nous avons du enconfidence. Je necomprends „ pas ce que vous vouléz dire, par qu'on ne '-„ réuisfic, nipar lajaloufie , nipar la mefiance. „ Je ne penfe certainemenc pas a faire naitre „ 1'une ou 1'autre, tachons de reüsfir & de pro„ eurer de tout notre pouvoir, le bien de nos „ Patries : fauvons la mienne du danger, ou „ Ellefe trouve d'être , peutétreobligée, pour „ prevcnir un mal prefent, d'occafioner un „ mal futur,qui entrainerait laperte de 1'une & „ de 1'autre." P. S. „ En relifant votre billet, je crois „ deviner, que vous vouiés, que cc foit moi „ qui vous écrive, ne ferat tl pas bondefonder „ d'abord, les fentimens duRoi& du dit Seig,, neur ,fans aller dire&ement, au Ministère? Si „ c'eft la votre idéé , c'eft fort bien: faites „ d'abord comme fi je vous avois ecric fur ce „ ton : ou bien expliquéz vous plus claire„ ment, dans votre fuivante. J'ai mandé le ;, tout a la Haye, on ne fera rien avant que ^ vous m'aiéz encore ecrit," J'ai  OPHELDERING, ENZ, 57 J'ai l'honneur d'tkre, &c. Qa) Na (a) Als men zien zal, Mynheerl dat de zaak eenen goe* den keer zal neemen, zal men zeekerlyk de noodige demarches moeten doen, op dat men in Rusland te vreeden zy: ten minden niet te onvrceden. Aangaande Mylord North, wat zal men beeter kunnen doen, dan hem te fchryven, als aan een particulier: dat men vernomen heeft, dat men in Engeland tot de Vreede geneigd is: dat men verlangt te weeten, wat daar van is, en dat op het antwoord , dat het waar is, men hem verzoekt, U henvaards te zenden: alles zoo als wy gezegd hebben ,in vertrouwen. Ik begryp niet wat U Ed. zeggen wil, met dat men niet rcihfeert door jaloezie,noch door misver/land. Ik heb zeekerlyk niet in myne gedachten , om het een of ander te doen opkomen. Laat ons ons best doen, om wel te flaagen, en het welzyn van ons \vederzyds Vaderland te bevorderen. Laat ons het myne redden, uit het gevaar, in't welk het is, van om een tegenwoordig kwaad te vermyden, een toekomend te doen gebooren worden, dat mooglyk den ondergang van beide de Natiën zal veroorzaaken. P. S. Andermaal Uwen brief leezende , verbeelde ikmy te bezefièn,dat gy wilt dat ik aan Ufchryve: Zal het niet goed zyn, den Koning en den bewusten Lord te polfen, zonder regelrecht zich hy V Ministerie te vervoegen ? Zoo dat Uwe gedachte is, is het zeer wel. Houd U aanftonds, of ik U op dien voet gefchreeven had: of doe U duideJyker verftaan in eenen volgenden. Ik heb alles naar den Haag gefchreeven: men zal niets doen, voor dat UEd, my nochmaals gefchreeven zal hebben. Hebbe d'eer te zyn, &c. ö 5  g8 MEMORIËN TOT Na alle deeze handelingen mee den Keere JVentworth, hadden wy verwacht een fpoedig antwoord , na zyne komst in Engeland, te ontvangen: doch vergeefs. Verwonderd over dit ftilzwygen, verzogt ik den Heere Fiscaal van der Hoop, by gem. Heer naar de reede daar van te verneemen. Hier op kwam het volgend antwoord in *t Engelsch, dat ik overgezet, hier laat volgen: Ik heb, Myn waarde Heer! uwen aange„ naamen met veel genoegen ontvangen , al„ hoewel gemengd met een weinig moeite : „ myne Hechte gezondheid zal de fchyn zelve , van verzuim doen verdwynen: alhoewel an„ deren mooglyk meerder oplettenheid zouden „ hebben gehad Jalouzie is altyd eene dwaas„ heid, ik vrees doch, dat deeze het werk be„ durven hebbe, maar ik hoop, dat het goe„ de weikin den Haag aan den gang.is, onder „ den invloed (the auspices) van eenen machtigen Vriend der beide Landen. Weinig „ dagen geleeden, had ik eene geringe hoop, „ deeze wensch van myn hart vervuld te zien. „ Ik heb fterke Koortfen, en de Jigt in myn „ hoofd gehad , 'c geen my belet heeft, my „ met eenige zaak, hoe genaamd, op te hou„ den ; en kon my van een's ander's hand in „ de  OPHELDERING, ENZ. 59 „ de bewuste zaak niet bedienen. Iemand te Amfterdam of in 's Hage, is achter ons ge„ heim gekomen: en heeft zich daarop geuit „ op zeekere plaats, tegen onze intentie, voor ,, myne komst, en onze plaats ingenomen; maar „ dat is niets, zoo een ander beeter is, en met het gewenscht fucces bekroond word.'* Dit fchryven kwam ons duister voor, en wy begreepen in 't eerst niet, wat gemelde Heer verftond door die jalouzie, veel min , wat hy beoogde, met dien aanzienlyken Vriend van beide de Landen, onder wiens auspicie het Vreede's fV*.rk in den Haag bevorderd zou worden. De Heer van der tloop fchreef dan andermaal, met vertooning , hoedaanig wy meenden reede te hebben, hem van verzuim en van kleinachting voor ons te verdenken , met byvoeging, dat wy niet konden uitdenken, wie het geheim had uitgebracht,en wy ook gaarne wilden weeten, of noch fchryvens van Mylord North te wachten was. Hier op ontving gem. Fiscaal een antwoord, in 't welke hy, Heer Wentworth, zyn ftilzwygenheid verfchoonde, met dat hy zeer gevaarJyk krank was geweest: dat hy aan 't papier niet dorst betrouwen, de verdere reedenen , om welke tot dus verre aan my, door Lord North  60 memoriën tot North niet gefchreeven was, maar daar toe de eerfte bekwaame geleegenheid zou waarneemen. My voegde daarby, „dat hy eenige hoop „ op de goede Officien van Pruisfen had, dat „ Mylord North overbodig was, om alle de „ zwaarigheeden, die in de handelingen voor ,, mochten komen, uit den weg te ruimen, „ dat het geen soupcons, maar een fait „ was, dat ons Plan aan den Ridder York be„ kend was, voor dat hy, Wentworth, weder „ in Engeland was gekomen: en dat ik wel „ wist, dat gem. Ridder hem geen goed hart „ toedroeg, enz." Dit diende dan tot uitlegging van 'c geen wy in 'teerst niet begreepen hadden: doch voor den ontvangst van deezen laatflen brief, hadden wy reeds bezefc, dac de Man van aanzien, yan welken de Heer Wentworth in zynen even voorgaanden gefprooken had, geen ander kon zyn, dan de Heer Tork. Wy wisten dat hy altyd kwaalyk met dien Heere geweesc was, en befloten, dac daar men denkelyk aan gem. Ridder iecs uit den Haag van 't verhandelde gefchreeven , en deezen daarvan in Engeland gefprooken had, de Heer Wentworth, die nier zonder reede alleen d'eere van den goeden uitflag wilde hebben, daar over te onvreeden was ge- wor-  OPHELDERING, ENZ. 6t worden : en dus uit misnoegen de zaak bad laaten fïeeken. Terwyl wy te vergeefs naar den voortgang van eene zaak , die fcheen onder zoodanige goede auspiciën te zyn begonnen, en door den verkeerden nayver van den Perfoon , die ze zelfs had aangebooden, ten minften voor eenen geruimen tyd, fteeken bleef, kreegen de Heer Raadpenfionaris, Penfionaris Visfcher en Ik, tyding uit Engeland, door den Heere van der Ouder meuien, van de geneigdheid van de Lords Germain en Stormont, en van die van den Heere Tork byzonderlyk , om de oneenigheeden een einde te doen neemen. Gem. Heer van der Oudermeulen bevond zich te London, uit naam van eenige Geinteresfëerdens in de Coloniën van Esfcquebo en Demerary, om by 't Ministerie hunne byzondere belangens waar te neemen: voornaamlyk wegens zeekere Arresten, door middel van welke de Eigenaars in gemelde Coloniën, door zommige Engelfchen, na dat hunne Landsgenooten zich meesters van de Plantagien gemaakt hadden, van het beftuur hunner gronden waren ontzet geworden. Gedurende de Maanden Augustus en September , had die Heer my dikwyls over de boven-  02 MEMORÏBN TOt vengem. goede wil in onderfcheidene brieven onderhouden, en gemeld, dat hy te meermaalen door den Heer York over 't herftellen der goede harmonie was aangefproolcen, met verzeekering van deszelfs goede wil , om daartoe meede te werken. Het fchynt, dat de Heer Wentworth ook over deeze handelingen eenige ombrage hadde opgevat: maar wat daar van zyn moge, de bovengem. verzeekeringen, die niec dan zeer algemeen waren geweest, waren door my meede in algemeene bewoordingen beantwoord, doch in 't begin van Oétober fchreef my gem. Heer Oudermeulen, „ dat Mylord Germain hem „ ter geleegenheid, dac hy by zyn Lordfchap „ aanhield, op 'tontflag van zeekere Arresren, gedaan op Plantagien te Demerary, zyn Lord„ fchap zich niet ongunftig op het verzoek ge- uit had, en in fubftantie daar by gevoegd, ,, tout eet te affaire des Plant at ions, est une mi- fere, qui ne mettrapas d'obftacle d la paixi ,, dit es d vos Mesfieurs les Bourguemaitres, que „ tous les Ministres duRoi, la deft'rent avec vuus „ autres, c'est a dire avec les Hollandais: ecri„ yèz qu'on vous envoie des Ordres, & nous traiterons enfemble, vous & moi: fóit fut1 Van-  OPHELDERING, ENZ. 6$ „ V ancien pied, ou nous fer ons des traités tout nouveaux, ce qui [eroh bien mieux. " («) Ik bracht denzelven , gelyk ik den voorigen gedaan had, ter kennisfe van de Heeren, die in 't vertrouwen waren , die eenpaarig oordeelden , dit niet onbeantwoord te laaten , waarop het volgend antwoord aan gem. Hee« re afging: WEL EDELE HEER! „ Burgemeesteren hebben met veel genos„ gen uit uwen aan my, zeer geëerden, van ,, den 28 Sept. gezien, het zeggen van My„ lord Germain, zoo ten aanzien van het ar-» „ resteeren, en het ontflaan der Plantagien hun„ ner Ingezeetenen, geleegen in Esfequebo „ en Demerary, als wegens de geneegenheid, „ om met deezen Staat Vreede te maaken, „ Zy betuigen van harte te wenfchen , een „ ein- (a) Die gantfche zaak der Plantagien is eene beuzeling, die geen beletzel aan de Vreede zal geeven. Zeg aan Uwe Heeren Burgemeesteren, dat alle 's Konings Ministers, haar met U lieden wenfchen, dat is te zeggen, met de Hollanders. Schryf, dat men U last zende, en wy zullen zaamen handelen, of op den ouden voet, of wy zullen geheele nieuwe Traftaaten maaken: 't geen Veel beeter zal zyn.  64 MEMORIËN TOT „ einde van deezen fchaadelyken Oorlog té „ zien. Amfterdam heeft zeekerlyk zoo veel belang als London, in de welvaart van den „ Koophandel: en Burgemeesteren voelen zeer „ wel, dat, hoe eer de Vreede aan de beide Na„ tien bezorgd word, hoe heilzaamer het voor „ beiden zal zyn. UEd. kan zyn Lordfchap „ verzeekeren, dat tot het maaken van eene „ beftendige, en dierhalven eerlyke Vreede, „ zy het hunne gaarne zullen toebrengen : maar „ UEd. weet zeer wel, dat de ordres die men „ verlangd, van hun alleen niet kunnen ko« „ men, noch dat zy alleen tot dat heilzaam „ werk, demarches by het Ministerie van En^ „ geland kunnen laaten doen. Zy dienen zoo „ niet aan allen, ten minften aan eenige wei* „ nige voornaame Leeden van Staat, daar van „ opening te geeven: en wil men, dat die ope,, ning van eenigen invloed zy , zoo dienen „ Burgemeesteren onderricht te zyn, van de „ voorwaarden, op welke men het gefchil zou „ willen vereffenen, of ten minften in onder* „ handeling treeden." „ 't Geen UEd. van zeeker Heer ten uwen „ opzicht zegt, maakt de zaak meede onge„ maklyker: eene zaak, zy mooge zoo goed „ zyn als 't mooglyk is, wordt niet wel opge- „ noo*  OTHELDEftlNG, ENZ. 6$ i, noomen, zoo zy door iemand, die men nier b wel wil, word voorgebracht. Van wien zul- len wy zeggen, dat wy de ouvertures vaii „ Lord Germain ontvangen hebben ? men zal ,, zulks mooglyk in den wind flaan, en dar „ zou ons moeite doen." „ Wenschlyk was het, dat men met iemand, ,i die minder of meerder het vertrouwen Van „ 'c Engelsch Ministerie had, alhier kon fpree,, ken: van hier iemand derwaafds te zenden; „• is de zaak aan den kleepel hangen,daar 'cge„- heim nochtans zeer, ja hoogstnoodig is: ook „ zou de verkiezing van zoodanig Perzoon ,< zeer ongemaklyk zyn, één zoude Ons, maar ,< weder anderen niet fmaaken." ,, Burgemeesteren zyn het met UEd. eens,1 dat men aan Frankryk verplichting heefc, ,, en men dierhalven, aangaande die Natie niet ,j alleen Omzichtig, maar ook niec ondankbaar moet- handelen. Maar welke ook onze vcr- plichting desaangaande zou moogen weezen," „ Frankryk kan nimmer van ons vergen, noch verwachten, dac wy, daar de Staat geene ei,,- genlyke verbindtenisfen met dat Ryk heefc, ., ons niet uic eenen fchaadelyken, ên altyd ,j voor een Land wiens eenige welvaart op dé h Commercie en Navigatie ge?eschjd is, ver- II. DEE-Ï. Ei ft ete-  65 MEMORIËN TOT „ nieicnde Oorlog, op eene eerlyke en met s'Lands waar belang overeenitem mende wy„ ze, zouden trachten te redden." „ Dit zyn de waarachtige gevoelens van „ Burgemeesteren , en men kan uit dezelve „ genoegzaam befluiten, hoe zeer, en op wel„ ke wyze zy geneegen zyn, een einde aan „ de rampen van den Oorlog te helpen be„ vorderen. " „ Ik heb d'eere enz." Om dezelfde reedenen öm welke Burgemeesteren , gelyk wy reeds te vooren gezien hebben, huiverig waren geweest, om in handeling met den Heere Wentworth te komen, waren zy het nu weder; te meerder, daar in deezen noch minder grond tot iets daadlyks, zich tot noch toe opdeed: en deeze huiverigheid verminderde niet, zedert het afgaan van laatstgemelden brief, doordien 'er geen antwoord van eenig belang op kwam, niettegenftaande te meermaalen op iets Cathegorisch en baarblyklyks, betreffende de intentie van 'c Hof van London, gedrongen wierdt. Men gaf altyd voor, dat, dewyl men zonder of buiten kennis van 'c Rusfisch Hof, (daar nu gelyk bekend was, de hekken aanmerklyk verhangen waren) niet kon handelen , de Courier derwaards gezonden, eerst weder te rug moest zyn gekomen. Ge-  OPHELDERING, ENZ. 6f Gedurende den gantfchen Maand November kwam niets nader: terwyl doch dë Heer yan der Oüdermeülen noch onophoudlyk verzeekering gaf, van de bereidwilligheid van 'c Engelsch Ministerie, eh voornaamlyk van deri Heere Ridder, van wiens grooten invloed by den Koning, hy verzeekerde men byzonder nut zou kunnen trekken , zoo men voornaamlyk met zyn Ed. wilde handelen. Ik had te meermaalèn aan den Heer van der Oüdermeülen gezegd, dat, zoo Burgemeesteren al eens geneegen waren om dit laatfte te doen, Zulks niet raadzaam zou weezen, uit hoofde van 'c verregaand ongenoegen, by de meesten hier te Lande tegens gem. Ridder opgevat: daar men van zynë gevoelens oordeelde, uit zyri gedrag voor den Oorlog, en men niet kon gelooven, dac dezelve thans zoo veranderd waren. Ik hdd teffens verzogt, den gem. Heere,' óp eene bebbelyke en gepaste wyze, zulks te doen begrypen. Dit wierd tot myn leedweezen, by den Ridder niet wel opgenomen: doch hy bleef niettemin verzeekering geeven, van zyne aanhoudende bereid willigheid, om' de goede zaak cö bevorderen. Wac myn gevoelen betrof,' zooi was ik niëè E s vef  <58 MEMORIËN TOT ver van te gelooven, dat een byzonder vertrouwen op den Heer York, op dien tyd aller-* heilzaamst had kunnen zyn. De meerdere kennisfe die ik had, van het Charaéter van dien Heer,gaf my daar reede toe: fier en oploopend van aart, zeer ingenomen met de grootheid zyn's Meester en zyner Natie, en de onze niet wel kennende, had hy zeekerlyk, voornaamlyk in 'c jaar 1780, de twist hooger doen ryzen, dan zy, volgens 't belang der twee Volkeren , had behoren te komen: maar daar hy nu de zaak uit het waare oogpunt befchouwde , kon men zich, uit hoofde van deszelfs edelmoedig en oprecht Charafter, volkomen op zyne meedewerking, waar door zyne terugkomst in eene plaatze, van welke het verblyf hem niet onverfchillig kon zyn , veroorzaakt zou worden, ten eenemaal verbaten. Toen de Courier uit Rusland den 9- November alhier aangekomen was, mee tyding, dat Engeland de Mediatie had aangenomen, fchreef ik weder aan den Heer van der Oüdermeülen , om het beloofde nader antwoord: doch voegde daar by, dat de Nota, door den Engelfchen Minister te Stokholm, aan het Hof aldaar overgegeeven , (V) weinig goeds deed hoo- ■ O) By!. B.  OPHELDERING, FNZ. ÓO hoopen van de voorgegcevene dispofitien van dat van London. (V) Doch by eenen Brief van den 2olle gaf de Heer van der Oüdermeülen my weder de lterkiïe verzeekeringen van de goede trouw en den ernst van 't Engelsch Ministerie: en teffens, dat het geen voorneemen had gehad, om in de bovengem. Nota te choquee-. ren: dac de weigering der Mediatie van Zweeden alleen gedaan was, om hec Hof aan Mevrouwe de Keizerin te maaken. (è) \ Vervolgens meldde my de Heer van der Oüdermeülen, dat de Heer York gezegd had, das V wel dingsdag zou worden, eer een Cathegorisch antwoord op myne vraagpoin&en kon gegeeven worden. Dewyl dit antwoord niet kwam , vonden Burgemeesteren goed, dat ik nochmaals rondborftig onze gevoelens over al die talmeryen, zou fchryven en verklaaren; dat wy met complimenten niet gediend waren : dat wy wel Vreede , maar eene eerlyke, en die daar voor by onzs Natie en geheel Europa kon gehouden worden, verlangden: dat wy wel om de Vreede weusckten, maar God dank in de pofitie waren, om dén Oorlog niet te moeten vreezen, &c. (V) Op t» Cyl. C. O) Byl. D. i en 2 La. tO Byi- E- E 3,  70 MEMORIËN TOT Op deezen kreeg ik van den Heer van der Oüdermeülen geen antwoord: maar hy kwam zelfs over, en bracht meede een eigenhandigen brief van den Heer Tork aan my: De Ridder zei in denzelven, in fahflantie: „ dat dewyl ,, de Courier uit Rusland gearriveerd was, hy ,, eindlyk een einde kon maaken van zyn ftil„ zwygen: dat hy daar lang, zoo als de Heer „ Oüdermeülen kon getuigen , naar verlangd ,, had: doch dat hy zich verliet op myne discre„ tie, wegens de tederheid der ftap, dien hy „ deed, en de noodwendigheid van 'c geheim." „ Dat hy verzeekeren kon, dat de dispoll» ,, tie om de beide Landen uit de beklaaglyke „ omftandigheden , in welken zy waren , te ,, trekken, zoo waarachtig in Engeland wa,, ren, als ze by ons konden zyn: dat men ,, gaarne wilde weeten, myne gedachten over „ de wyze, die het gefchiktfte zou zyn, om de „ zaak tot een goed einde te brengen: en of ?, men liever had, iemand van hun by ons, of „ iemand van ons by hun te hebben. Dat in 3, 't eerfte geval, by provifie, zoo'n Perzoon „ aan niemand anders dan aan my zou kunnen ,, geadresfeerd worden, zonder eenig Charac3, ter, en men myn antwoord zou afwachten, s, eer men verder iets zou bepaalen." „ Dat  OPHELDERING, ENZ. ?l ., Dat hy Ridder deezen fchreef, met wee„ ten en toeftemming de fes fuperieurs, enz." Ik deelde den inhoud deezes briefs aanftonds meede aan de vertrouwde Heeren, en voorts met hunner kennis aan Zyne Hoogheid en den Heere Raadpenfionaris : daarby voegende hec volgende Concept antwoord , waar op Ik de goed- of afkeuring verzogt. MONSIEUR! „ Je fuis fenfible comme je le dois a Ja con„ fiance , que vos fuperieurs & vous vouléz „ bien me temoigner. J'ai communiqué celle „ dont vous m'avéz honoré, a quelques uns „ des principaux membres de la Rcgencp. On „ vous asfure, Monfieur. que 1'on est toujours „ dans les dispofitions les plus finceres pour „ lacher de retablir Tanden fisième d'amitié, „ encre la Grande Bretagne & la Republique, „ & de travailler pour eet effec h une Paix ho* „ norable & convenable, en prenanc les pré„ cautions necesfaires, pour eviter les fuites „ facheufes, qui pourraient refulter du mecon„ tentement de nos puisfants Voifins, auprès „ desquels nous avons été necesïués de faire „ des demarches, qui demandenc la plus grande „ prudence & circonfpeclion. On 4efire MonE 4 n fieuf,  ?Z MEMORIËN TOT 5, ileur, que vous nous envoiés que'qu'un de. „ confiance, avec qui nous puisfions nous ou* „ vrir libremenc, & qui pourra de fon coté ,, donner les ouvertures necesfaires. Je n'ui ,, pas befoin de vous dire, k vous, qui con„ naisfc-s I'Esprit & la Conflitution du Gou„ vernemen* de ce Païs, les raifons pour les „ quelles, on defire d'avoir plutot quelqu'un de chéz vous, que d'envoier queiqu'un d'ici ,, en Angleterre : nous y avons d'ailleurs le „ Sr van der Oüdermeülen., de 1'entremife de „ qui on pourra toujours fe fervir au cas que „ les circonftances le requierenc. J'ai don,, né connoisfance du contenu de votre Let„ tre & de ce que Mr. van der Oüdermeülen, m'a dit, au Prince & au confeijler Penfionai,„ re: je fuis perfuadc que les vues de tous les „ deux s'accordent parfaitement avec les mien- nes, & celles de mes Collegues. Puisfe Ia réusfite, rcpondre aux voeux que je fais( „ Soiés perfuadé Monfieur, qu'ils font fince- res, & daigncs croire, que je fuis avec la „ plus haute confideration, &c." La Haie ce 21 Dec. 1781. Qa) Kor* (V) MYN [IE ER' Jk ben gevoelig, zoo als dat behoort,aan het vertrou. wen  OPHELDERING, ENZ. f§ Kort voor dac de Heer van der Oüdermeülen aangekomen was, had de Heer van der Hoop .yan den Heere IVentworth eenen brief, meede gewen dat vos fuperieurs en U Ed. my gelieven te betoojien. Ik heb den brief, met welken U Ed. my vereerd heeft, aan eenige voornaame Leeden der Regeering meed« gedeeld. Men verzeekert U, Myn Heer! dat men altoos in de oprechtfte geneigdheid is, om het oud Sistema en de Vriendfchap tusfchen Groot Brittanje en de Republiek te herftellen: en tot dat einde te werken, aan eene eerlyka en gevoeglykeVreede, met de noodige behoedzaamheid, om te vermyden de ongunftigc gevolgen, die zouden kunnen voortkomen, uit de gevoeligheid van onze machtige ïNTabuuven ,tot weiken wy genoodzaakt zyn geweest ftap. pen te doen,die de grootfte voor- en omzichtigheid vereisfehen. .Men verlangt, Mynheer, dat Ulieden een vertrouwd Perzoon zenden, aan welken wy in vryheid ons zullen kunnen openen: en die van zynen kant ons de iioodige openingen zal kunnen geeven. Ik behoef niec je zeggen aan U, die de geest en de forin van onze Regeering kent, de reedenen om welke men verlangt, eerder iemand van Uwen 't hier te hebben, dan van hier iemand ten Uwen 't te zenden. Bovendien zullen wy 'er hebben den Heere v.an der Oüdermeülen, van wien men zich a)tyd zal kunnen bedienen, zoo de omftandigheeden het vereisfehen. Ik heb kennis van den inhoud Uw's briefs, en van 't geen de Heer van der Oüdermeülen my gezegd heeft, aan den Prince en aan den Raadpenfionaris gegeeven. Ik ben verzeekerd , dat de inzichten yan beiden volmaakt met de myne en die yan myne Ambtgenooten overeenkomen. Dat de uitflag aan myne wenfchen moge beantwoorden ! UEd. zy verzeE 5 kerd,  74 MEMORIËN TOT gedagteekend den 29 November, ontvangen: zyn Ed. meldde in denzei ven, „ dat Lord North „ het voorftel, om iemand herwaards te zen-„ den , om over een Cartel te handelen , fcheen „ goed te keuren: dat gemelde Lord ook ge„ neegen was, door den Perfoon, die openlyk „ tot dat einde zou gezonden worden, over de „ Vreede te laaten handelen." Be Ridder, voegde de Heer Wentworth daarby, „ is zoo ik hoor, dikwyls in gefprek met den Heers ,, Oüdermeülen: en zoo U deezen Heer aan- ftaat, die is hier, en beeter gefchikt dan „ eenig die door dit Land zou kunnen benoemd „ worden. Ik vlei my, dat dewyl ik een yverig „ Vriend yan Engeland ben, ik geen kwaad „ Vriend van Holland weezen kan; geloven„ de, zoo als ik waarlyk doe, dat haare gemee„ ne zeekerheid vereischt, dat zy te zaamen „ vriendelyk harmonieeren, en verbonden bly- ven aan dezelfde Staatkundige gronden." Onder deeze, zoo ze ons voorkwamen, vreedzaame auspicia, vertrok de Heer van der Oudermeulen weder naar London, belast met den voor- kcrd, Mynheer, dat deeze oprecht zyn; en dat ik met de meeste hoogachting ben , enz. 's Hage den 21 Dec. 1781.  OPHELDERING, ENZ. 75 voorgemelden brief aan den Heere York, van welken de inhoud door Zyne Hoogheid en den Heer Raadpenfionaris goedgekeurd was geworden. De Heer Oüdermeülen ftelde denzelven ten eerfte aan den Ridder ter hand , en deezen deelde ze aan Lord Stormont meede. Beiden waren te vreeden over den inhoud, maar bleeven aanhouden op hec zenden van iemand van hier. Dit fchreef my de Heer van der Oudermensen , in zyne brieven van den 28 Dcc. 1 en 3 Jan., en teffens dat de Heer York, (van wiens invloed en goede intentie zyn Ed. geftadig hoog opgaf) gaarne zou hebben, dat men met hem handelde. Wy zagen alhier, dat blyven ftaan op het zenden van iemand van hier derwaards , aan, als verwylingen , die van de oprechcheid der vreedzaame gevoelens van het Engelsch Ministerie weinig goeds deeden wachten : men vondc dierhalven goed , dat ik den Heer van der Oüdermeülen zou melden : „ Dat Burgemeesteren met verwondering „ zagen, dat men bleef ftaan op die zending: „ te meer , daar men ons hier in de keuze „ gelaaten had: dac zy niec huiverig waren,pour ,, tirer au baton, maar om dac, vooreersc, ge- ,, lyk  f6 MEMORIËN TOT „ Jyk den Heer Tork bekend was, die zending „ zeer ongemaklyk was , zoo uit hoofde van „ den Perzoon, als om dac daar door hec zoo „ naodzaaklyk geheim gevaar zouloopen. Ten „ anderen , om dac noch de Prins, noch de Raad,, penfionaris, en noch veel minder Burge„ meesteren, bevoegd waren, om iemand daap„ toe genoegzaam te qualificeeren. En eind„ lyk, om dat hec fchier niet mooglyk, ten „ minden zeer ongemaklyk was ^_op twee plaat„ zen over eene zaak te handelen." Op deezen brief kreegen wy coc antwoord: „ Dat de Heer Tork over den voortgang der „ zaake in Holland zeer mismoedig was: das „ met traanen in zyn oogen gezegd had, met ,, hartlyk leedweezen opgemerkt te hebben , „ dat men in Holland noch zoo tegen hem ,, geanimeerd bleef: dat zulks hem hard viel, „ en 'cr in Engeland zoo wel eene parcy ce„ gens Holland was, als eene in Holland te„ gens Engeland: dac Hy al zyn vermoogenhad „ aangewend , om die party te appaifeeren, ,, en het zoo ver te brengen, als het gebracht „ had: dac men moest erkennen, dat de ftap., „ dien hy, niet als particulier, maar uit naam „ van den Koning en deszelfs Ministers gedaan 5, had , alierfterkst was: dat hy den Koning „ nu  OPHELDERING, ENZ. nu geëxponeerd had: dac hy het niet verft kreegen had, zonder onaangenaamheeden ca ,, esfuyeeren, doch die mee genoegen had on- dergaan, in de, zoo hy vermeende, gegron» „ de hoop, dac men in Holland overtuigd zou „ zyn, van zyre welmeenende gevoelens, om „ de zaaken op den ouden voet weder her„ field ce zien: doch dat hy met leedweezeri „ zag . dat er noch Geesten in Holland waren , „ die tegens hem regeerden: dac hy, men kon ,, in Holland doen wac men wilde, zou too„ nen beeter te denken , en niet afgefchrike zou worden, van te doen al wat in zyn ver„ moogen zou zyn, om de beide Na-tien we* der tot eikanderen te brengen." De Heer van der Oüdermeülen voegde daarby,- dat de poogingen van den Ridder, zoo by „ den Koning als byde Ministers, allerwelmee* „ nendst waren: dac men aan hem, wiens in„ vloed zeer grooc was, alleen verfchuldigd }, zou zyn , het wedergeeven van hec Oosc„ Indisch Hospitaal Schip , (V) cerwyl eeni„ gen van advys waren , dac men 'c bcboor,, de re houden, gelyk men by ons het geürand „ Oosc-Indisch Schip gehouden had." Niet 00 Byk F»  j-8" M E M Ó il I E N TOT Niet om de wille van de Heer York, maar oni de wille van om Land, zeide -de Heer van der Oudermeulen in den zelfden brief, folliciteer ik U wel Ed. Geftr. alle poogingen aan te wenden, oni temaaken dat gem.Heer niet buiten de zaak gehouden word, want hy zal *er hier niet buiten gehouden worden, dal verzeeker ik U: niets word 'er met betrekking tot Holland ondernomen, of zyn Edi word eerst geraadpleegd. Hoe polkter en vriendelyker wy van onzen kant met zyn Ed.handelen, hoe voordeeliger Conditiën wy zullen kunnen maaken. Menprofiteere van de gelee genheid; de Vreede word Ons aangebooden, de tyd is nu daar: God bewaars ons Land! laat ons hetoogenblik, dat voor om zoo gun/lig is, niet laaten voorby flippen, ik weet hei te wel, en heb het hier te zeeker gezien. Ik zeg het nochmaal: byaldièn ik alleen de' zaaken beftuurd had, Ik had my op de goede neiging van den Heere Tork, evenwel met gepaste behoedzaamheid, verlaaten , en de handelingen met hem aangevangen. Maar niemand kende den Ridder zoo als ik: daar zyne hoogmoedigheid my zeekerlyk bekend was, kende ik ook teffens zyne rondborftfgheid en goede trouwe. Ik had van deeze beiden proeven gehad, niet alleen in zynen ommegang, maar byzcnderlyk in de handelingen over eene zaak Van  OPHELDERING, ENZ. 79 Van de uiterffe aangeleegenheid , betreffende de Sociëteit van Surinamen , die ik gelukkig, na dat zy zedert den jaare 1688 eene geftadige twistappel geweest was, met dien Ambasfadeur geëindigd had. Maar de meeste Heeren , die in 't vertrouwen waren, beoordeelden den Ridder op zyn gedrag en handclwyzé kort voor den Oorlog: en het kon niet ontkend worden, dat deeze zeer aanftootlyk, en om alle verwachting, van zyne geneegenheid voor dit Land, weg te neemen, gefchikt waren geweest. Hy was daar door by de ganfché Natie in haac geraakt, terwyl hy ook daarenboven reeds te vooren in d'uiterffe onmin geleefd had, met den geenen, zonder wien geene handelingen konden begonnen worden: Ik meen den Raadpenfionaris. Het was dierhalven geen wonder, dat anderen aangaande den Ridder, mindergunfiig dachten, dan Ik: en dat dierhalven beflooten wierd, dat Ik den 7 Jan. het volgend antwoord zou geeven: daar ik te gereeder toe wierd, om dat, in eenen brief van den 3Je, de Heer van der Oudermeulen gemeld had, dat men op het punt, vry Schip vry goed, eenigzins agterlyker fcheen te worden. Myn evengem. fchryvens luidde: WEL  8o MEMORIËN TÓT WEL ED. HEER! „ Wy willen geenzins dat de bewtiste Heef j- buiten de zaaken gehouden wordt: 't zy ver- re: in tegendeel zal 't ons aangenaam wee,5 zen , dat zyn Ed. geleegenheid hebbe, dé „• geneegenheid, die hy fchynt voor ons Land ,, weder te hebben opgevat, ten goede te be,i fteeden." „ Als die Heer nagaat, 't geen hy gëduren- de den laatften tyd van zyn verblyf alhier ,, gedaan heefc, kan hy niet verwonderd zyn, ,j dat, offchoon wy al eens met hem direct ,? zouden willen handelen, wy zulks niet zou£ den kunnen doen, zonder de haat der Natie ,, op ons te laaden, en ons buiten ftaat te ftel- len, iets nuttigs te verrichten." „ Wy zyn niec te min gevoelig, en gy kunr „ zyn Ed. daar van verzeekering geeven, aan ,y de demarches, die zyn Ed. ten besten ge-' ,•, daan heefc, en hoopen en wenfchen, dac zyn ,, Ed. in deszelfs goede Officien wel zal wil- len volharden." „ Om dezelfde reedenen die ons beletten,' „ direét van de vriendlykheid van gem. Heef h te profiteerea, kunnen wy, gelyk UEd. in1  opheldering, enz. 81 j-, myne vorige gezegd heb, niemand zenden , ik refereer my daaraan by deezen." „ Ik heb UEd. geëerden van den i Jan. gis,, teren, en de Copie van dien van 28 Dec. mee „ het ingefiotene briefje, door den Heer Vis- fcher, (die in den Haag is) heden ontvangen, „ te zamen niet het geene UEd. aan gemelderi „ Heere gefchreeven heefc." „ Zoo het Are. van vry Schip vry goed, ag„ ter uit gaar,, dan behoeft men niec verder „ te gaan, alles is dan afgedaan, en men dcet ,', zeer wel, van niemand herwaards te zen„ den. Zonder dat, kunnen noch willen wy niet fluiten; hec zenden van of naar Enge„ land zal daar niec af of aandoen. En zoö -men aldaar, zoo van alles geïnformeerd is, „ zal men dac wel weecen, &c. " En drie dagen daarna, den 10 Jan. fchreef ik verder aan denzelfden Heer: WEL ED. HEER! „ Ik heb UEd. laatften van den 28 Dec. aan den Prins en Raadpenfionaris gecommuni,, eeerd: Zy refereeren zich beiden tot het geert ik UEd. in mynen laatften van den ?ei (ni H failor~) geantwoord heb, zoo men volftrekc II. deel. F j, daar  8.2 MEMORIËN TOT „ daar op ftaat, dac wy iemand zenden, is de „ zaak afgedaan, en, in Gods naam, wy zul„ len 'er om moeten vechten. De gemoede„ ren van veelen , zyn hier zoodanig aan 't „ gisten, dac wy ons ten uiterften zouden ex„ poneeren, met iemand derwaards te zenden. „ Men heeft in Engeland door UEd. genoeg „ kennis gekreegen, van de punten, op wel„ ken wy de Vreede willen maaken: ftaan die „ aan, gelyk UEd. ons verzeekerd heefc, wac ., draalt men dan? wy zyn gereed, en ver„ trouwen het werk tot een goed einde te zul„ len kunnen brengen." „ Ieder ftap dien men in Engeland agter uit „ gaat, brengt ons een ftap voorwaards naar „ Frankryk: wil men zulks beletten, heeft het „ Engelsch Ministerie vreedzaame voornee„ mens, het geeve ons geleegenheid, door het „ fluicen van eene honorable Vreede, om gee„ ne verdere verbintenisfen aan dien kant te „ moeten aangaan. Zy willen iemand hebben; „ wel nu, gy zyt daar. Ik heb 't reeds gezegd, „ myne Correspondentie met U is eene on„ twyffelbaare blyk van uwe zending, en van „ 't vertrouwen dat men in U heeft: maar „ UEd. een preciefe qualificatie te geeven, dat ,, kunnen wy niet doen, en noch minder eene „ fchrif-  OPHELDERING, ENZ. 83 ,, fchrifcelyke inftruécie: de omzichtigheid, die „ wy in de politie in welke wy zyn, gcbrui„ ken moeten, maakt zulks onmooglyk: ook „ is 'c genoeg, dat zy door U, onze intentie „ weeten. " „ Terwyl ik dit fchryve , ontvang ik den „ uwen van den 3 Jan. Ik zie uit denzei ven, „ dat UEd. my den ie. gefchreeven heefc, 'c „ geen my noch niec geworden is. De inhoud „ van den gemelden van den 3 J.m, beüestigd »» my meer en meer in de gedachten, dat die „ groote geneegenheid door den Ridder in zy „ nen brief getoond, of niet oprecht is ge„ weesc, of verflaauwd is. Hoe kan men zeg„ gen, dat men niet weec, op welke gronden „ wy Vreede verlangen? vrye Zee, reflitutic „ van het op ons geconquesteerde, en hehoor„ lyke fchavergoeding, zyn driepunren, aan „ welke wy altyd gewaarfchouwd hebben, „ onwrikbaar te zullen aankleeven. Hoe kan „ UEd. zeggen, dat zich desaangaande maar „ iets herinnert? UEd. zie myne brieven na, „ en zy zal hec gemelde op meerder dan eene „ plaats vinden. Zoo men nu iemand anders „ dan Uid. of UEd. met eene volitrekce qua„ lificacie, die wy, gelyk men, zoo men wil, wel begrypen kan, niec kunnen geeven, in F 3 En.  84 MEMORIES TOT „ Engeland wil gezonden hebben , waaröra heeft men ons dan in de keuze gegeeven, of „ Wy liever iemand van daaf wilden hebben, ,, dan van hier zenden ? " Spykers op laag waa„ ter, myn Vriend! zoo komen wy 'er niec." „ Ik heb den inhoud deezes weder aan den „ Prins en Raadpenfionaris gecommuniceerd. „ Hoogstdezelven hebben zich in 'c geheel „ daaraan gerefereerd, en wy kunnen verders „ daar niets byvoegen." „ Ik verwacht nu zoodanig ancwoord, dat „ wy eens zullen weecen, waar wy Ons nan „ moecen houden ; anders word de Correspon„ dencie nucteloos, en hec fchryven en wryven onaangenaam. Heefc men humeur, het ,, fpyt my , dat komc in zaaken niec te pas: „ wy hebben 'c niec, wy blyven en zullen „ blyven dezelfden. " „ VVac hec accepteeren der Mediatie aan„ gaat, dat zal gefchieden: het tydfiip moet „ den voortgang der handeling, zoo men goe„ de intentien heefc, niec beleccen. „ Na de acrimonie die de Ridder door zyn „ gedrag, alhier in de geescen gebrachc heefc, „ moec men niec verwonderd zyn, dac veele „ van vreede mee Engeland, of van 'c geen „ daartoe aanleiding geeven zou, niec willen „ hoor  OPHELDERING, ENZ. 85 „ hooren reppen : deezen moeten met zagt„ zinnigheid en geduld nedergezet, en totbee„ tere gedachten gebracht worden: daar is „ tyd toe noodig, om dat men alles niet zeg„ gen kan. „ Ik heb heden met den Prins Gallitzindnar „ over gefprooken: zyn E. begrypt dat met my. „ Wy zullen 'er komen, maar langzaam. Ik „ blyve, enz. Terwyl dit omging, ontving ik eenen brief van den Heer Wenïworth van den 4 Jan., in welken zyn Ed my tyding gaf van zyne benoeming om herwaards te komen, ten einde over zeeker Cartel, waartoe by Hun Hoog Mog. befloten was, te handelen. Je crains, fchreef hy, quun certain refus et les termes qui fexpriment enfemble, avec la prèdileclion que je dois a votre amitiè, ne ntexcitent des ennemis & des obfta' (les; maïs comme Mylord North, meparait fincere & bien dispofé, jene me laisferaipas decouragcr. II m"a decidé d'accepter la Gommis fton denegocïcr un echange des prifonniers,&felon les circonftances des objets uiterieurs. (a) Niet (a) Ik vrees dat zeekere weigering, en de bewoording in welke zy gefchiéd is, gevoegd by de voorkeuze die ik |Ka uwe vriendfctiap vcrfchuldigd ben, my vyanden zul- F 3 Ic*  86 MEMORIËN TOT Niet onduidlyk gaf de Fleer Wentworth mee de evengem. woorden un certain refus, &c. te kennen, onze weigering om met den Heer Tork te handelen, en zyne vreeze, dat het kwaad humeur , van 'c welk de Heer Oudermeulen my gefchreeven had, vermeerderd door de voorkeur die men aan hem had fehynen te geeven, de handelingen niet voordeelig zou zyn. De Heer van der Oudermeulen die my den 18 Jan, di komst van den Heere IVentworth gemeld had, fchreef my den 22^, dac de Heer Tork hem verzogc had, aan Zyne Hoogheid, den Heere Raadpenfionaris en my te zeggen, dat hy zich altoos als een goed Engelschmanen als een goed Hollander had geconfedereerd, en noch deed en doen zou, wat maar mooglyk zou zyn, om de twee Natiën tót een te brengen. Mee meedeweeten van den Raadpenfionaris antwoordde ik den 28 Jan., „ dac wy voor de „ komsc en hec hooren van den Heer Went„ worth niets pofitiefs aan hem (Oudermeulen') ZOUlen maaken,en hindernisfen doen opkomen: maar dewyl Mylord North my voorkomt oprecht en wel gedisponeerd te zyn, zal ik my niet laaten affchrikken, Gem. Lord heeft my overgehaald, om aan te neemen de commisfie tot het uitwisfelen van Krygsge vangenen , en "volgens de ornflaih digheeden pver verders onderwerpen te. handelen.  OPHELDERING, ENZ. 87 „ zouden antwoorden : dat doch zyn verblyf „ te London by ons noch noodig wierd geacht, „ en dat uit 's Lands Kas zou gefalariè'erd wor„ den: dat zyn vooriïel om gebruikt te wor„ den , ingeval 'er over de opgave der waar„ de der Scheepen moest gehandeld worden, „ niet mishaagde." Eindelyk voegde ik daarby: „ Dat zoo men in Engeland niet wilde toegeeven ,, aangaande het punt der vrye Zee, Meester „ Paul Wentworth wel aan den anderen kant ,, der Zee kon blyven, en hy Fleer van der Ou,, dermeulen wederkeeren" Men heeft by 't verflag dat Ik van myn gefprek met zyne Keizerlyke Majesteit gedaan heb, gezien , hoedanig Hoogstdezelve door den Hertog de la Vauguion onderricht was geworden van de handelingen over het Vreede's werk met den Minister van Sardinië. Ik had wel des tyds aan gem. Hertog geen kennis gegeeven van 't geen tusfchen den Heere Triquetti en my voorgevallen was; doordien ik oordeelde, dat daar zulks van geen gevolg was geweest, het niet alleen onnoodig was, maar zelfs, uit hoofde dat het argwaan zou kunnen verwekken , fchaadlyk zou hebben kunnen zyn; doch toen de Heer Wentworth beiiemd was, om herwaards te komen, en de handelingen, niet zonF 4 der  88 MEMORIËN TOT der hoop van eenen goeden uitflag zouden begonnen worden, had ik, mee goedvinden van de Heeren die in 'c vertrouwen waren , den Ambasfadeur daarvan niet onkundig gelaaten. Zonder te melden de punten over welke, en wat , over dezelve gehandeld was, had ik te kennen gegeeven , dat aangezien de Vreede voor ons wenschlyk, en de Oorlog allerfchaadlykst was , voornaamlyk in de omftandigheeden in welke ons Land zich bevondt, en die hem Ambasfadeur genoeg bekend waren , wy naar Vreede verlangden, doch dac ik kon verzeekeren, dat de Stad Amfterdam nimmer coc eene andere Vreede zou ftemmen , dan eene eerlyke, en wel zoodanige, die. de Republiek zich zou kunnen vleien, door zyne Allcrchristelykfte Majefteic zelve , niec zou afgeraaden worden : en dac Amfterdam nimmer zou afgaan van de principes der gewaapende Neutraliteit, vry Schip vry goed: van het bedingen der wedergeeving van hec geconquesteerde , en van een behoorlyke fchavergoeding. Ik had noch daar menigmaalen bygevoegd, dat byaldien zyne Allerchriscelykfte Majesteit verlangde, dac wy , niet tegen ftaan de het aanbod van voordeelige voorwaarden, in den Oorlog zouden volharden, wy aan dac verlangen ZOU-;  OPHELDERING-, ENZ. 89 zouden voldoen, mits zyne Majesteit zich volftrekc verbondt, geene Vreede te maaken, dan zoodanige, by welke aan de Republiek het bovengem. naamlyk , vry Schip, vry goed, Restitutie der veroverde bezittingen, en eene gevoeglyks fchavergoeding, befprooken zou worden. Zoo dikwyls ik den Ambasfadeur hier over onderhouden had, had hy wel altyd de grootfee verzeekeringen van 't deel dat zyn Meester in 't welzyn van de Republiek nam , gegeeven, en zich beroepen op de gefignaïeerde dienften, zoo als zyne Excell. ze noemde, die zyne Majesteit in deezen Oorlog aan Haar beweezen had, doch op de bygevoegde mits zich nimmer uitgelaaten ; en alleen gezegd , dat het van de Engelfche zyde niet dan bedriegery en een loklias was, om ons inaclïef te houden. Ik had erkend, dar dit zeer mooglyk was: dat men daarom zeer voorzichtig en behoedzaam te werk moest gaan, en niet ophouden, gelyk men waarlyk niet deed, met zich in ftaat te ftellen, om, het gewenscht oogmerk niet kunnende bereiken, den Oorlog met kracht voort te zetten, terwyl men ook gereed was, om voor de aanftaande Campagne met het Hof van Frankryk het noodig overleg re maaken. Toen men in 't begin van November wist, F 5 dac  QO MEMORIËN TOT dat de Keizerin haare Mediatie zou aanbieden, maakte ik voornaamlyk myn werk, gelyk Ik reeds te vooren gemaakt had, om te weeten, wat wy van Frankryks byftand zoo wy in Oorlog bleeven te wachten hadden: om daar na hec antwoord op de aanbieding van gem. Vorstin, te regelen: daar men zorgen moest, dezelve niet roekloos voor 'c hoofd te ftooten. Dewyl Ik dus volftrekc noodig oordeelde, zoo veel mooglyk, grondig van de wyze van denken van evengem. Hof onderrichc ce zyn, had ik reeds den Heere van der Perre, by deszelfs vertrek naar Parys voor 's Compagnies zaaken , laaten verzoeken, zulks zoo veel mooglyk na te gaan , en daar van verflag te doen. Ingevolge fchreef gem. Heer den 7 Nov., zoo ik wel heb , aan den Heer Fiscaal van der Hoop , dat de Graaf van Vergennes hem in een afzonderlyk en vertrouwd gefprek, in fubftan. tie , gezegd had, „ dat hy Graaf van Vergennes, „ zich tot heden nimmer een denkbeeld had „ kunnen vormen , van eene feparate Vreede „ tusfchen Engeland en de Republiek , zon„ der dat deeze geheel of gedeeltlyk afging, „ van de gronden, uic welke de Oorlog zyn „ oorfprong had genomen: of dat Engeland eene laagheid zou doen, die nimmer in het ., ver-  OPHELDERING, ENZ. 91 „ verftond dier Natie op zou kunnen komen: „ gevolglyk, dac hy de zaak in dat daglichc „ befchouwende, zich desvvegens nimmer had „ bekommerd. Doch dac hy thans ziende, dac ,, men niettegenftaande deeze twee onbetwisc„ baare zeekerheeden, voortging met zich tot „ eene feparate Vreede geneegen ce toonen , ,, Hy befluiten moesc dac men alhier geneegen „ moesc zyn, om eer bekoming dier Vreede, „ van hec zwaarwichtig Are. waarby alle Com,, mercieerende Natiën geïnceresfeerd zyn, hec „ zy te glisfeeren, of wel hec zelve te moderee' ren: of, dac de becuiging van Engeland om „ Vreede aan de Republiek ce willen geeven, „ een kunstgreep dier Natie was, om de Re„ publiek deeze winter in eene kalmte te hou„ den, en dus tegen het zomerfaifoen minder ,, tegenlland van haare zyde te wachten te heb„ ben. Dat de Kroon van Frankryk de Repu,, bliek op geenerbande wyze paaien konde, „ noch wilde zetten, om zich niet of al, met „ Engeland afzonderlyk te bevreedigen, doch „ dac welgem. Kroon van de heuschheid en „ vriendfehap van de Republiek verwachtte, „ om haar van haare handelingen niet onkun„ dig te laaten : en dat, wilde zy die kennisg€a„'ving niet Ministerieel doen, dezelve als dan „ door  91 MEMORIËN TOT „ door zoodanig Particulier, waarop de Repu„ bliek haar vertrouwen ten vollen konde ves„ tigen , zou kunnen gegeeven worden &c." (a) Die was ook omcrenc hec zelfde 'c geen my de Heer Ambasfadeur ce meermaalen gezegd hack: de evengem. Staatsminister had zelfs zich ffelliger, op hec verlangen om ons in Oorlog te houden geuit, dan de Ambasfadeur : doch beiden fcheenen zy de Republiek, ten minden zoo als zy voorgaaven, in volkomene Vryheid te laaten, om haar belang, met het niet of al aangaan van eene afzonderlyke Vreede te bevorderen : alleen wilde hec Hof van VerfailJes van hec voorneemen deswegens onderrichc zyn, om deszelfs krygsverrichtingen in de volgende Veldcochc daar na ce kunnen reegelen, (zie hec vervolg van den even aangehaalden Brief,. Byl. G.) Ondertusfchen was het zeekerlyk waar, gelyk de Graaf de Vergennes aan den Heer van der Perre gezegd had, dat het niet ce verwachten was, dac Engeland zou afgaan van hec punt, dat eigenlyk oorzaak coc den Oorlog gegeeven had: naamlyk: het vervoeren van zeekere ScheepsMaterialen: maar dac was zoo zeer de questie niet. Wy hebben gezien uic hec verhandelde mee (?) Byl. G.  OPHELDERING, ENZ. 93 met den Heere Wentworth, dat men dacht hier op te kunnen toegeeven, mits men verders kon bedingen, vry Schip, vry goed, wedergeeving van de veroverde Bezittingen, en eene reedelyke Schavergoed'mg: en, op het eerfte punt aangaande de Scheeps-Materialen, toegeevendheid te gebruiken , was niet ftrydig met de gronden van de gewaapendeNeutraliteit,dewyl deeze maar bepaalde, dat men gedurende den Oorlog, andere Mogendheden , die niet in Oorlog waren, zou handhaven in 't vervoeren naar de Havenen der in Oorlog zynde Mogendheeden, van 't geen by de wederzydfche Tractaaten, niet als Contrabande verboden was: en offchoon by hetTraétaat van 1674 alle ScheepsMaterialen , zonder uitzondering , verklaard waren, geene Contrabande te zyn, kon men, gelyk Engeland en Deenemarken gedaan hadden, by eene nadere Conventie deswegens bepaalingen maaken, zonder daarom gehouden te worden , te handelen tegen de Principes der gewaapende Neutraliteit. Voorts kon de Heer de Vergennes volkomen gelyk hebben, dat het een kunstgreep van Engeland was, om ons gedurende den winterwerkloos te houden: maar 't was onze zaak, daar tegen te waaken; gelyk wy ook moesten doen, te-  94 MEMORIËN TOT tegen de Staatkundige inzichten van *c Hof van Verfaiiles, dat ons wel wilde in den Oorlof houden , doch niet opentlyk verklaaren zulks te verlangen; om daar door niec in hec geval te zyn van zich te moeten verbinden, om geene Vreede te maaken, zonder meede aan Ons goede voorwaarden te bezorgen. Om dus met alle omzichtigheid in eene zaak van zoo veele aangeleegenheid te werk te gaan, te gelyk niec ce verzuimen 't geen waar uic hec heil van de Republiek kon ontftaan, en nochtans Frankryk, ten minften zoo veel mooglyk, niec voor 'c hoofd ce ftoocen, vonden Burgemeesteren en de andere Heeren, die in 'c vertrouwen waren, goed, zoo dra by Hun Hoog 4 Mog. de Admiraliteit van Amfterdam gemachtigd was geworden, om over het uicwisfclen van Krygsgevangenen in onderhandeling ce treeden, en daar door geleegenheid ce doen voorkomen, om over zaaken van meerder belang te handeien, aan Zyne Hoogheid en den Heer Raadpenfionaris voor re ftellen, „ of hec niet „ raadzaam was, door onzen Ambasfadeur te „ Parys, niec Ministerieel,maar enConfidence „ aan 't Hof van Verftulles kennis ce geeven „ van de komsc van den Heere Wentworth, met „ verzeekering, dat byaldien men met denzel- „ ven  OPHELDERING, ENZ. 95 „ ven eenige onderhandeling over het Vree„ de's werk begon, men niet afgaan zou van „ de gronden der gewaapende Neutraliteit? „ Of het niet insgelyks nuttig zou zyn van „ het voorneemen om eene eerlyke Vreede „ met Engeland te fluiten, aan den Keizer ken- nis te geeven, aangezien zyne Majesteit ten „ tyde zyn's verblyfs te Amfterdam, gezegd „ had, dit voor de Republiek allerheilzaamst „ te oordeelen." „ Of hec zelfde niet behoorde te gefchie„ den aan 't Rusfisch Hof, door middel van ,, den Prins van Gallitzin ? „ Of men niec hoe eerder zoo beeter dien„ de aan te neemen, de laatfte aangebodene „ Mediatie, maar te gelyk refolveeren, om de „ krygsöperatiën voor de aanftaande Campag„ ne mee Frankryk ce concerceeren, om daar „ door die geenen, die roe hec eerfte huiverig „ waren, gemaklyker te maaken: zonder doch „ voor als noch, iets te bepaalen wegens de „ voorgefielde Alliantie mee Frankryk, maar „ die te laaten in medio, als zynde eene zaak „ van de ukerfte aangeleegenheid?" Eindlyk gaven Burgemeesteren in overwee. ging, „ of niet het best zou zyn, af te wach„ ten, dat de Heer JVentworth uitkwam, of ten „ min-  <)6 M E M- O R I Ë Kt Tbt j, minften van onzen kant niets te opperen , ,i dan de algeraeene gronden op weike men „ wilde handelen ? " Ondertusfchen had Mevr. de Keizerin weder by eene verbale Infinuatie, den siOftober aan den Heere van Starrenberg overgegeeven, de Republiek aangebooden , om, onder haare Mediatie , over eene afzonderlyke Vreede mee Engeland te handelen. Gem. Ambasfadeur en de Refident de Swart, hadden Hun Hoog Mog, daarvan kennis gegeeven , by hunne brieven van den 2 Nov. (a) Daags na dac Hun Hoog Mog. die kennis hadden gekreegen, op den 26 November had de Prins van Gallitzin aan den Prefident der Vergadering gezegd, „ dac de Keizerin gaarne zou „ zien, dac Hun Hoog Mog. aan Hoogscdezel„ ve meededeelden de voorwaarden op welke „ zy Vreede zouden willen maaken: dac zulks „ aan Engeland ook zou verzogc worden: dat „ de Keizerin als dan mee grond zou kunnen „ oordeelen, of zy mee hoop van fucces haa,, re Mediatie zou kunnen werkftellig maken: „ dat ingeval van handeling, de Keizerin gaar„ ne zien zou, dac dezelve te Petersburg ge„ fchiedde." ,A En («) By!. K. ie. en j£  opheldering, enz. 97' Ën op den 13 daaraanvolgende, had die Minister aan den Prefident van Hun Hoog Mog* bekend gemaakt, dat het Hof van Engeland de Mediatie had aangenomen, en dat hy Prins Gallitzin vermeende, zonder het nochtans te kunnen , verzeekeren, dat het evengem. Hof, té gelyk de voorwaarden op welken het wil déhandelen had meedegedeeld. Burgemeesteren waren van gedachten, dac men de Mediatie hoe eerder zoo beeter diende aan te neemen, niet zoo zeer om dat zy veel goeds verwachtten van de goedgunfiigheid der Keizerin, als om, vooreerst, de grootmoedige Vorftin niet voor 't hoofd te fiooten; tentweeden , om dat het aanneemen van eene Me* diatie, ftrekkende om eene afzonderlyke Vreede merEngeland te bevorderen, overeenkomftig was, met het verlangen dat zy Burgemeesteren hadden, dat zoodanige Vreede kon getroffen worden: maar ten derden, en wel voor» naamlyk, om dat men by die geleegenheid op het kraehtigfte kon bepaalen de volftrekte verknochtheid aan het Cardinale punt , zonder het vastftellen van het welk , men in geené handeling wilde treeden, naamlyk , dat van vry Schip vry goed. Wy hebben reeds in het eerfte Deel van difII* Deel* 0 WerK  ()8 MEMORIËN TOT Werk getoond,en 't is genoeg waereldkundig, dat de Republiek van de gewaapende Neutraliteit, en byzonder van haare Verbindtenisfe niet het Hof van Petersburg, geen het minlte nut getrokken had: en dat het volmaakt uitgekomen was op het zeggen van den Keizer, eerst aan den Heere Hop te Brusfel, (die hec des tyds, zoo ik wel heb, aan den Griffier fchreef) én daar na aan my ce Amfterdam: naamlyk, dat wy van gem. Hof mooglyk eenige goede Officien te wachten hadden, maar anders niets. Altoos na de verwydering van den Graaf de Panin, was de invloed van 'c Hof van Londoh op dac van Petersburg zoo groot geworden, dat wy verzeekerd konden zyn, daar van daan niets te kunnen wachten, dat de Engelfchen eenigzins nadeelig zou zyn. Men leeze daarop na, 't geen de Heer van Starrenburg'vn. zynen brief van den 2.6 Nov. (a) fchreef, wegens de gevoelens van den voornaamfte Staats-Minister, becreklyk de verwachting die hy had van die Mediatie, en de weinige gezindheid die 'er by Engeland was, wegens het toegeeven op hec punc van vry Schip vry goed: als meede 'c geen de Refidenc de Swart des- («) Byl. II.  OP HELDERING, ENZ. 99 deswegens melde in zyn Misfive aan den Heer Griffier, van den zelfden datum. (ei) Maar hoe zeer de geringe geneegenheid van Rusland om de zaaken tusfchen Engeland en de Republiek onpartydig te fchikken, niet twyP. felachtig was, is het doch te verwonderen, ja fchier onbegryplyk, 't geen de Heer van Starrenburg in meergemelden brief van 2 Nov. fchryfe: naamlyk, dat een Minister van Staat, zoo als de Graaf van Osterman, op hec oogenblik dac hy van wegens zyne Souveraine eene Mediacie voorftelc, waarfchouwc, dat men zich niet betrouwen moest, en dat hy Minister geringe gedachten van die Mediatie had. Die is zeekerlyk een blyk van 'c grooc vercrouwen van den fchranderen Miniscer, in den Heere van Starrenburg, maar zoo men niec verplicht was ce geloven , dac 's Lands Ambasfadeur zyne Meescers geene onwaarheeden kon melden , zou men kunnen denken, dac hy in den mond van den Miniscer, de woorden gelegd had, die hy zei ven zou gebruikc hebben, om zyn gevoelen te melden. Laac ons nu cóc de handelincrcn mee den Heere Wentworth wederkeeren. ïflfi (a) Byl. r. G 2  IOO MEMORIËN TOT Ingevolgen van de confideratien van Burgemeesteren , wegens de wyze, op welke men mee dien Heere zou handelen , werd befluten, hem alleen te hooren, en niet te Amfterdam, maar in den Haag met hem te handelen: en dewyl zulks niet wel gevoeglyk kon gefchieden direét door en met den Raadpenfionaris, daar hy Wentworth openlyk alleen gezonden wierdt, om over de uitwisfeling der Krygsgevangersen te handelen, (waartoe by nadere Refol. van Hun Hoog Mog. alle de Fiscalen der Admiraliteiten , ten minften die prefent wilden zyn, benoemd waren,) wierd beftemd, dat de Fiscaal van der Hoop afzonderlyk zou gelasc worden, met de handeling over zaaken die buiten de uitwisfeling der Krygsgevangenen, door den Heere Wentworth zouden voorgefteld worden. Doch terwyl men noch opentlyk die geneegenheid om de zaaken met Engeland te vinden, zonder na eene algemeene bevreediging te wachten, betoonde, waren 'er doch veele die toen reeds begonnen blyken te geeven van hunne geneigdheid tot naadere Verbindtenisfe - met Frankryk, en om behendiglyk alle fchikkingen met Engeland af te weeren. In 't laatst vanjanuary fprak ik daar over met den Pen- fio-  OPHELDERING, ENZ. IOI fionaris van Haarlem, die my rorid uit zeide, dat de Engelfchen niets anders zochten, dan om ons te verjlrikken, inaclief te maken, en geene Vreede in den zin hadden. Ik beweerde, dat het onze- zaak was, op te pasfen, dat wy niet verftrikt wierden, en niet moesten ophouden, ons in ftaat te ftellen, den Oorlog met kracht, zoo de Vreede onverhoopt niet getroffen mocht worden, door te zetten: maar dat ik het met hem niet eens was, dat de Engelfchen geene Vreede zochten : dat myn oordeel gevestigd was op hun eigen belang, ~ 'c geen Vreede met ons, en wel eene afzonderlyke, vereischte: dat ik dacht volftrekt noodig te zyn, met hun te handelen, en te trachten de beste voorwaarden te bedingen, al was 't alleen maar, om aan 'cHof van Verfailles dezelve te kunnen voorleggen, en te eisfchen, dat byaldien het volftrekt wilde, dat wy geene afzonderlyke Vreede met Engeland zouden maken, het als dan aannam en beloofde, geene Vreede, afzonderlyke of algemeene, met dat Ryk te fluiten , zonder ons evengelyke voordeelige voorwaarden te doen verwerven, als de Engelfchen tot nu toe lieten voorkomen , ons te willen toeftaan. Myne Leezers vestigen een oogenblik hunG 3 nen  102 MEMORIËN TOT nen aandacht op dit laatfte gedeelte myn's gezegden 's aan den gem. Penfionaris. Hec verzuimen van deezen, zoo ik durf zeggen, goeden en voorzichtigen raad, heefc de grondflag geleegen, toe de .fchandelyke Vreede , die eene blinde toegeevenheid voor het Fransch Ministerie, rustende op den byftand dien men. tot bevordering van zyne bedekte oogmerken, en uitvoering van verregaande onderneemingen , noodig had, ons berokkend heefc, en die wy ons door hec Fransch Ministerie hebben moeten laaten opdringen. Dus ftonden de zaaken, toen de Heer Wentworth den ie Feb. 1782 in den Haag kwam: maar voor dat ik nu overga toe hec verder verflag van 'c geen mee deezen Heer aldaar verhandeld is, kan ik niec nalaaten, kortlyk aan te teekenen, de reedenen die my zyn voorgekomen, het Hof van London te hebben genoopt, om de handelingen die met den zelfden Heere Wentworth in den Zomer van 1781 begonnen waren, weder levendig te maken; en om den eerften ftap te doen met iemand her? waards te zenden, daar wy in het verhandelde met den Heere van der Oudermeulen gezien hebben, hoe hec gem. Hof 'er op ftond, dat wy iemand derwaards zonden. De  OPHELDERING, ENZ. IP3 De handelingen in den Zomer met den Heere ■Wentworth en die met den Heere van der Oudermeulen , hadden zeekerlyk reeden gegeeven om te denken, dat 'er by 't Ministerie van Engeland geneegenheid was, om de goede verftandhouding met de Republiek weder te herftellen: maar wy hebben gezien dat de eerfte, mooglyk door jalouzie, eensklaps waren blyven fteeken, en dat de andere, denklyk door het ongenoegen van den Heer Tork, over dac men met hem direct niec wilde handelen, geenen beeteren voortgang hadden gehad. Nu kwam men weeder eensklaps van den kanc van Engeland aan de hand,en men had aldaar greetiglyk aangenomen de geleegenheid, om onder voorwendzel van eene uicwisfeling van Gevangenen, over Vreede ce handelen. Twee aanzienlyke Perfonagien, cwee voornaame Staats-Ministers verwaardigden zich , eigenhandig aan eenen Regcnc van eene enkele, 'c is waar, aanzienlyke Scad, tot dat einde te fchryven, niette"-enftaande zy wisten dac die Regenc en deszelfs Meede-Ambcenaaren en Vrienden, geene Vreede wilden, zoo als zy zich te meermaalen geuic hadden, dan zoodanige die zou kunnen gezegd worden, niec van Engeland gekochc te zyn , maar allezins voor de Republiek cerlyk en voordeelig ce weezen. G 4 Geen  I©4 MEMORIËN TOT Geen andere reede van dit gedrag van Engeland kan 'er uitgedacht worden, dan dat men aldaar eindJyk het waar ftaatkundig belang befchouwd had, en betrachten wilde: dat men eindlyk had begreepen , dat men tegen alle gronden van goede Staatkunde had gewerkt, met ons den Oorlog aan te doen. De hoogheid van hunnen Ambasfadeur : het geftadig door hem inboezemen, dat de weerlooze ftaat, in welken de Republiek zich bevondt, haar alles geduldig zou doen ondergaan; gepaard mooglyk met de befchouwing der voordeelen in den beginne op ons te behaalen, en der fchade ons toe te brengen, hadden in Engeland tot Oorlog doen befluiten. Maar die voordeelen en die toegebrachte fchadens , konden nimmer opweegen , tegen bet nadeel dat Engeland in 't - vervolg moesc gevoelen i door, niet alleen den invloed dien het in dit Land zoo lang gehad had, te verliezen , maar noch denzelven geheel te zien over-; gaan coc een Hof, dac altyd geweesc was, en zoo 'c politiek Systema van Europa niet geheel t'ondersc boven gekeerd worde, altyd weezen zal, de tegenparty van Engeland. Daar was by gekomen, dat de Engelfchen den Qorlog niec gelukkig gevoerd hadden: zy hacj-  OPHELDERING, ENZ. 10$ hadden in America veel volk en geld verboren: de Zeemacht van Frankryk en Spanje hadden de hunne het hoofd geboden: en hoe gering de onze in den beginne ook geweest was, (en zy ftondt nu aanzienlyker te worden) had de verdeeling die zy van de hunne, om de onI ze, hadden moeten maken, het evenwigt op Zee, .zoo niet ten eenemaal verbroken , ten minften zeer in de waagfchaal gefteld. Eindlyk was het zeeker, dat het Volk in Engeland in 't algemeen, den Oorlog met de Hollanders als onnatuurlyk aanzag, en de wyze, op welke de Burgery van London, in zeeker fmeekfchrift aan den Koning, ingericht om den Oorlog een einde te doen neemen, zich had uitgedrukt, was aanmerklyk. (#) Als men dit alles zamenvoegde, kon men gemaklyk bezeffen, dat Engeland verlangen moest, om Vreede met ons te maken: want, bleeven wy in den weerloozen, of ten minden weinig geduchten ftaat, in welken wy tot heden geweest waren, konden zy ons, 't was waar , noch gevoelige dagen toebrengen , en onzen Koophandel en Zeevaart bederven, maar dat zelve was, zoo als ik zoo even zeide , haar be- (a) Jaarboeken 1781. bl. 2237.- G 5  106 MEMORIËN TOT belang niec; dewyl wy als dan als gedwongen wierden , ons geheel aan Frankryk over te geeven : of geraakten wy allengskens in eenen beeteren ftaat, zoo ftondt het gefchaapen, dat zy eindlyk voor de overmacht hunner Vyanden zouden moeten bukken. Het waarachtig belang der Engelfchen was dan , geene geleegenheid voorby te laaten gaan, om zich met ons te verzoenen: en daartoe,om zulks behoudens haar eer te kunnen doen, gaf het aanbod door Rusland van eene Mediatie tot bevordering van eene afzonderlyke Vreede , hun , eene volmaakte geleegenheid. De komst van meergemelden Heer met een Staatkundig oog befchouwd, was dus zoo wonderlyk niet, en alhoewel men met reede moesc beducht zyn, dat zy gefchiedde, om ons, zoo als men zegt, in de luieren te leggen, zoo was 'er ook gronds genoeg om te denken, dat het Hof van London de zaaken nu beeter inziende ter goeder trouw met ons wilde handelen. Tot het verflag van die handelingen ga ik nu over. Zoo dra de Heer Wentworth op den i February 1782 in den Haag gekomen was, gaf men Hem kennis van de Refolutie van Hun Hoog Mog. by welke, de Fiscalen der Admiraliteiten gelast waren geworden, om met hem over  OPHELDERING, ENZ, I07 over de uitwisfeling te handelen : maar hy verklaarde, dat hy alleen gelast was om te handelen met de Admiraliteit te Amfterdam, en ook van voorneemen was, s'anderen daags zich derr waards te hegeeven. Aldaar gekomen, ftelde hy my ter hand eenen eigenhandigen brief van Mylord Stormont, en eenen diergelyken van Lord North. Die van den eerften gedagteekend, St. James 14 Jan. 178a, luidde: MONSIEUR! „ Monfieur Wentworth aura 1'honneur de „ vous remettre cette Lettre. Outre la Com„ misfion ostenfible, dont il est muni pour ne,, gocier un Echange de Prifonniers, il est char„ gé de traiter d'objets ulterieurs , & d'une „ beaucoup plus grande importance." „ Quant a la maniere de les traiter, il fui,, vra celle qui lui fera indiquée, comme la „ plus convenable aux vues des Bien-intentio„ nés, & la plus conforme a la Conftitution „ de la Republique. Je fcais, Monfieur, quele „ merite de Monfieur Wentworth, vous esc „ connu depuis longtems, & que vous 1'ho„ norez de votre amitié. Je puis vous asfu„ rer que cette circonftance n'a pas peu con- „ tri-  I08 MEMORIËN TOT „ tribué a decider Ie choix qu'on a fait de lui » Pour cette importante Befogne, dontia reus„ iite doic inrêresfer toüs ceux des deux Païs, „ qui fentent combien le retour de leur an„ cienne Union, est esfentiel k leur Prospe„ rité mutuelJe." „ Quoique je n'aie pas J'honneur de vous „ connoitre , Monfieur, perfonnellement, H „ y a longtems que je vous connois de repu„ tation, & c'esr avec une fatisfaétion reëlle, „ que je faifis cette occaflon de vous offrir „ 1'hommage de la confideration distinguée „ avec la quelle J'ai 1'honneur d ecre MONSIEUR.' votre trés humble & trés obeisfant Serviteur (Signé) Stormom." (a) Die (a) MYN II E E R! De Heer tVentwrth zal d'eer hebben U deezen brief ter hand te Hellen. Behalven de vertoonbaare Commisfie, met welke hy voorzien is, om te negotieeren eene uitwisfeling van Gevangenen, is hy ook gelast om te handelen over verdere onderwerpen, en van veel grootere aangeleegenheid. Wat betreft de wyze van handelen, zal hy volgen die kern aangeweezen zal worden, als meest overeenkomftig met  OPHELDERING, ENZ. iop Die van Mylord North van denzelven datum, was van den volgenden inhoud: MONSIEUR! „ Notre ami, Monfieur IVentworth, aura „ fhonneur de vous prefenter cette Lettre, „ & vous fera part de ma fincère reconnois„ fance de toutes vos politesfes, de votre fou„ venir obligeant, & de la bonne opinion que „ vous avez concue de mes principes & de „ mes fentiments. Vous me rendez justice, „ Monfieur, en les croyanc tres pacifiques. En „ ef- met de inzichten der wel Geintentioneerden, en de Regeeringsform der Republiek. Ik weet, Mynheer, dat do waarde van den Heere tVentwrth U zcedert lang bekend is, en dat UEd. hem.met Uwe Vriendfchap vereert. Ik kan U verzeekeren dat dit niet weinig heeft meedegewerkt, om op hem te vestigen de keuze tot dit belangryk werk; in welks goeden uitflag deel moet neemen, allen die gevoelen, hoedanig voor het welzyn der beide Landen, van aangeleegenheid is, dat zy tot haare voorige eensgezindheid wederkeeren. Alhoewel ik d'eere niet heb, U perfoneel te kennen, ken ik U lang van naam: en 't is met een waar genoegen, dat ik deeze geleegenheid waar neem, om U aan te bieden de hulde van de byzondere achting, met wel« ke ik d'eere heb te zyn MYN HEER! &c.  110 memoriën tot » efFet, il fembleroit que, quand on confidère „ ma pofkion, il ne feroit pas posfible, qu'on „ puisfe les revoquer en doute, & je me flat. „ te, que la Commisfion fecrette & importan„ te, dont notre ami s'est chargé me mettra ' „ bientót dans le cas de me rejouir avec vous „ duretablisfement de 1'ancienne harmonie, qU'i » fubfista fi longtems entre Ia Grande Bretag„ ne & lesProvinces Unies, ft leur bonheur „ reciproque. Vous me trouverez toujours „ trés dispofé ft y contribuer: mais les formes „ de notre Gouvernement, la repartkion des „ affaires chez nous, ne me permettent pas „ d'y travailler feu* U n'en refukera, pour„ tant aucun inconvenient pour la Paix; car „ vous pouvez vous asfurer, Monfieur,'que » touc le Confeil ^ fa Majesté, esc animé du „ même defir de Ia retablir au plutót, a des „ conditions convenables. Nous n'en pouvons „ donner de meilleure preuve que Ie choix que m nous avons fait de Mr. Wentworth, pour la „ negocier: fes talents, fon zélê pour Ia pros„ perité mutuelle des deux Nations, fa con„ noisfance de leurs veritables interets, fes an„ ciennes liaifons avec ce qu'il y a de plus res„ peciable chez vous, nous 1'onc defigné com„ me la perfonne en Anglecerre la plus capa- „ ble  OPHELDERING, ENZ. III „ ble d'avancer eet ouvrage falutaire. II f'y „ prendra dans 1'esprit qu'il faut,c'est a dire, „ en homme, qui ne vife pas a un accomode„ ment platré & précaire, mais a faire revivre „ 1'ancien fystéme d'Union parfaite & cordia„ le, dont nos Ancêcres ont tiré de fi grands ,, avantages, & qui nous paroic a tous les deux „ plus necesfaire a prefent, qu'il n'ait jamais „ eté. Vos vues, Monfieur, font les memes, „ & je vous avoue que , vue 1'opinion que „ nous avons de vötre Patriotisme, de vötre „ amour pour la paix & de vötre autorité , „ j'augure un heureux fuccès a la Negociation „ de notre ami. J'ai 1'honneur d'étre avec la „ plus parfaite Confideration MONSIEUR! vötre trés humble & trés obeisfant Serviteur (Signé) North." (V) Na j» MYN HEER! Onze Vriend, de Heer Wentworth, zal d'eer hebbenU deezen aan te bieden, en U teffens meededeelen de óprechte erkentenis voor alle Uwe heuschheeden, voor Uwe verplichtende getuigenis, en voor het goede denkbeeld dat UEd. gevormd heeft van myne beginzelen en gevoelens. UEd. doet my recht, Myuheer, met ze zeer vreede  I 12 MEMORIËN TOT Na dac ik die brieven geleezen en myne gevoeligheid over de heusehheid der beide Hee- req vreedzaam' te houderi. In de daad, hét zou toefchynen, dat als men myne politic befchouwd, dezelve met geene mooglykheid in twyffel kunnen getrokken worden, en ik v' ' ïny, dat de geheime zending, welke onze vriend op '*~. genoomen heeft, my welhaast in 't geval zal ftellen, . om my met U te verheugen, over de herftelling der oude harmonie, die zoo lang beftaan heeft tusfchen Grootsrittanje en de verëenigde Provinciën, tot hun wederzyds geluk. UEd. zal my altyd zeer gereed vinden, daar toe alles toe te brengen, maar de Vorm van onze Regcering, en de verdeeling der zaaken by ons, laaten my niet toe, dat werk alleen te verrichten. Daar uit zal nochtans geene verhindering voor de Vreede fpruiten. Want UEd; kan verzeekerd zyn, Mynheer^ dat de ganfche Raad van Z. M. met dezelfde lust bezield is, om ze met den eerfte op pasfelyke voorwaarden te herftellen. Wy kunnen 'er geen beeter bewys van geeven, dan de keuze die wy van den Heer Wentworth gedaan hebben, om daar over te handelen. Zyne hoedaauigheeden, zyn yver voor den wedcrzydfchen welvaart der beide Natiën, zyne kennisfe van haare waare belangen, zyne oude Verbindtenisfen met de achtingwaardigften ten uwent, hebben hem by ons aangeftipt, als den bekwaamften in Engeland om dit heilzaam werk voort te zetten. Hy zal 't beginnen in de daar toe behoorlyke meening: dat is, als iemand, die niet be« oogd een fchynbaar en tydlyk vergelyk, maar om te doen herleeven het oud Sistema van eene volmaakte en hartelyke verëenigiug, uit Welke onze Voorouders zulker groote voordeelen getrokken hebben 7 en die aan ons bei*  OPHELDERING, ENZ. II3 ren betoond had, zeide ik, ,, dat Ik van harte „ wenschte , dat aan de heilzame oogmerken „ ten beste en nutte der beide Natiën zou kua„ nen voldaan worden, en het my aangenaam „ was, hem verkooren te zien, om daar toe „ werkzaam te zyn. Dat hy tot dat einde wel „ zou doen, hoe eerder zoo beeter naar den „ Haag te gaan, om de noodige opening toe „ het beginnen der handelingen te geeven." Fly anrwoordde, dat hy gelast was te Amfier dam, en niet in den Haag te handelen: en dat hy kwam vragen, wat wy begeerden. Ik repliceerde op het eerfte, „dat het onge„ voeglyk zou zyn, dat over eene zaak van „ die natuur , als was de geene , over welke „ het esfentieelfle van zyne Commisfie ging , „ te Amfterdam,en met de Leeden van deRe„ geering van eene Stad, gehandeld zou wor„ den :dat het veel paslyker was, dat zulks ge„ fchiedde in den Haag, offchoon niet direéï, „ met heiden voorkomt thans noodiger te zyn, dan ooit. Uwe inzichten, Mynheer, zyn dezelfde, en ik erken dat ik van uwe Vaderlands-Liefde, vaa uwe wysheid, van uwe zucht voor de Vreede, en van uw gezach, eenen goeden uitflag voorzie, voor de handeling van onzen 'Vriend. Ik heb d'eere met de volmaaktfte achting te zyn. enz. II. DEEL. H  I'4 MEMORIËN TOT „ niet het Eminent Hoofd van de Republiek en de Raadpenfionaris der voornaamfie Pro„ vintie, ten minften onder 'c oog derzelven: „ dat tot dat einde, de Heer Fiscaal van der „ Hoop, wiens Perzoon men zich gevleid had, „ hem en zyne Meesters niet onaangenaam te „ zullen weezen, benoemd was." Op het tweede point zyn's gezegden's, naamlyk, wat wy begeerden, deed ik hem opmerken: „dat de Engelfchen, niet wy, de aanval„ Iers geweest waren:dat wy nimmer den Oor„ log zouden begonnen hebben: dat zy ons in „ de omftandigheid gebracht hadden, van nu „ fchier genoodzaakt te zyn den Oorlog voort „ te zetten, dewyl wy, gelyk hem zeekerlyk „ bewust was, verplichtingen hadden, die ons „ niet toelieten,de eens, alhoewel als gedwon„ gen, genoomene party te verlaaten: cenzy^ „ ons Zoodanige voorwaarden wierden aange„ boden, die het maaken van eene afzonder., lyke Vreede, zelfs by de geenen,die ons tot „ dus verre hadden bygeftaan, zouden moeten „ doen goedkeuren: dat zoo hy zich herinner„ de, gelyk Ik niet twyffeide, 'c geen tusfchen „ hem en eenige Heeren , in den laatften Zo„ mer verhandeld was, hy ook genoegzaam „ van onze gevoelens onder- ichi was." Hy  OPHELDERING, ENZ. lij f-Jy antwoordde daarop, dat hy hoopte, dak men niet zou blyven [laan op eenige punten, van welke hy wel aangenoomen had raport te doen, maar die noch niet bepaald waren geworden. Ik repliceerde: „ dat ik niet wilde, en ook j, niet kon, met hem in eenige onderhandeling komen , maar dat ik hem als een vriend, eri y, in myn particulier, met de openhartigheid, „ die hy wist dat my eigen was, kon zeggen, j, dat byaldien hy niet gelast was om toe te „ ftaan , ie. Hut punt van vry Schip , vry) goed, 22. De reftitutie van onze genomens „ Bezittingen. 3 e. Eene reedelyke Schavergoe„ ding voor onze Kooplieden, we gens de genoo,, mene Scheepen, Ik hem raadde,direcl weder „ naar Hellevoetfiuys te keeren, zonder dcri „ Haag eens aan tè doen: want dat ik hem ver- zeekeren kon, dat, hoe zeer ik verlangde na „ Vreede, en dëzelve als allerheilzaamst voor myn Vaderland aanzag, ik noch niemand on* „ zer, offchoon men in den Haag al eens wil„ de, ooit zou helpen befluiten tot eene Vree- dë, by welke aan den Staat, wegens de drie „ voorgem. punten , geene genoegzame vol- doening zou worden gegeeven. " Ik herhaalde twee k drie maaien de nutlooslieid der Haagfcbe reis, zoo om dat ik 'er van H 'i mi- 1  I\6 MEMORIËN TOT overtuigd was, als om te hooren, wat hy zou antwoorden: 'c welk eindlyk was: dat dewyl hy verzekerd was van de vredelievende gevoelens van den Koningen deszelfs Ministers,het ongelukkig zou zyn, daar het nu zo ver gevorderd was, dat ""er niets van zou komen: dat hy beproeven wilde , wat hy in den Haag zou kunnen uitrichten. Ik deelde dien zelfden ochtend de twee gem. brieven der Lords meede, aan Burgemeesteren en verdere Heeren, en wy beflooten dezelve hoe eerder zoo beeter, te zaamen mee de concept antwoorden, aan Zyne Doorl. Hoogheid en den Raadpenfionaris te zenden. Dit gefchiedde des anderen daags , gem. concept antwoorden waren luidende: Aan Mylord Stormont. MYLORD! „ J'ai été trés fenfible aux expresfions obli„ geantes contenues dans la Lettre, dont votre „ Excellence m'a honoré , & que Monfieur „ Wentworth m'a remis a fon arrivée ici. Je „ defire fincerement, que les talents & le zêle „ qui le diflinguent , puisfent retablir entre „ les deux Etats,cette Union & cette concor„ de fi esfemielle, pour eux, & fi interesfan- „ te  OPHELDERING, ENZ. II7 „ te pour 1'Europe entiere , qu'il auraic été „ a fouhaiter qu'elles neusfent jamais et.és interrompues." „ J'aipris la liberté d'indiquer,comme lade- fire votre Excell. au Seigneur ïVentworth, „ la maniere dont, nous croions mes amis & „ moi, qu'il fera bien de traiter des objets „ importants dont il est chargé." „ Je fuis trés flatté de la bonne opinion „ qu'on a donné de moi a votre Excell. Je la prie d'etre perfuadée qu'elle trouvera tou,, jours en moi avec la candeur d'un homme „ vrai & le zêle d'un bon citoien, les fent> „ ments de la plus haute estime pour Elle, & ,, que je ne cesferai jamais d'etre avec une par„ faite & respeétueufe confideration Stc. Amfterdam ce 6 Fev. 1781. Qa): Aan (a) M Y L O R D! Ik ben zeer gevoelig aan de heufche uitdrukkingen-, bevat in den brief, met welken Uwe Excellentie-my vereerd heeft, en dien de Heer Wentworth by zyne komst my heeft overgegeeven. Ik verlang opreclnelyk, dat de hoedaanigheeden en de yver die hem doen uitmunten, mogen Krekken om tusfchen de twee Volken te doen herleeven, die vereeniging en die eensgezindheid, voor hen zoo noodig: en zoo belangryk voor gantsch EuVopa, dat het te wenfchen ware geweest, dat ze nimmer geftremd waren geworden. H 3 ik  |I0 MEMORIËN TOT Aan Mylord North. MYLORD! „ C'est avec un plaifir trés fenfible que j'a| recu la Lettre, que Monfieur IVentworth, ?, m'a remis, de la part de votre Excell. Je „ n'ai jamais cesfé malgré 1'espace de presque ,, 3oans, de conferver, les fentiments d'esti„ me & de Confideration que vous avés fait „ naitre en moi, quand j'eus 1'honneur de faire ,, votre connaisfance k Dresde & k Huberts„ bourg. J'ai fenti trés fouvent combien fa Maj. p Brittannique pouvoit fe felicirer d'avoir ren„ du jufiice a vos talents distingués & a vos "?, éminentes qualités, & quel est Je bonheur „ de votre patrie d'en avoir pu profiter. Que „ volk heb, zoo als UEd. zulks verlangt, aan den lieer Wentworth aangeweezen, de wyze, op welke myne vrienden en ik geloven, dat hy wel zal doen de belangryke onderwerpen, met welke hy gelast is, te verhandelen. Ik ben gevoelig aan de goede gedachten die men van my aan uwe Exceil. gegeeven heeft. Ik bidde haar overtuigd te zyn, dat zy altyd in my vinden zal de openhartigheid van een oprecht Mensch, en den yver van een goed Burger, gevoegd by de gevoelens van de hoogfte achting voor uweExc. als meede dat ik nimmer zal opl houden te zyn met eene volmaakte en eerbiedige hoogachting, &c. Amfterdam den__6 Feb. 1781,  OPHELDERING, ENZ. 110 ,3 votre Excell. me permette de Lui dire avec n la franchife qui esc infeparable de mon Ca„ racfere, qui je fuis perfuadé, que fi les prin„ cipes qui la dirigenc avec tanc de droitnre, „ avoienc feulseté fuivls, cette malheureufe & „ pernicieufe guerre n'auroit pas eue lieu : „ Elle aurait appercu de ce coup d'oeil, qu'el„ le a fi juste, & avec ce discernement qui lui „ esc fi naturel, que quoique quelques Perfon, nes emportées par un zéle, qu'elles croiaient , patriotique, & d'autres par un ton de hauceur & des expresfions peu mefurées,eusfent „ portés les chofes a un point de crife, il n'en aurait jamais du refulter une guerre,dont les evenements de quelque coté qu'ils fasfenc „ pancher la balance,ne peuvent être que per„ nicieux pour 1'avenir. Mais le mal est faic, „ Dieu veurlle qu'on y puisfe apporcer un „ prompc remede. J'aime mon païs, Mylord; fes interets me font plus chers que les miens , & le devoir comme 1'inclination „ m'ont obligé de les étudier: j'ofe me flaccer „ de les connoicre pasfablemenc." „ Votre Excellence peut etre asfurée que mon zêle & ma bonne volonté iront au de,* vanc de ce que le Sieur Wentworth pourra " propofer de posfible, pour conduire la beH 4 '' foS*  Ï20 MEMORIËN TOT » foSne a une heureufe fin. Maïs je fuis fa„ ché de le dire, ce travail n'esc pas fans de „ grandes difficuhés. Si les Negotiations en„ tamées, avec lui eet Eté, avaient etés continuées, nous en ferions deja peut être ou „ nous defirons de parvenir. Mais les circon„ ftances font bien changées. Ceux qui ne ,, voient que le moment, & c'est par cout, „ vous le favés, Mylord, Je plus grand nombre' „ voient dans celui ci votre païs plus affligé „ par les evenements de la Guerre, vos Fi„ nances, de plus en plus oberées & le credit „ public fe foutenant a peine: pendant qu'ils „ nous voient par contre, fords de eet etat „ d'inaclion & de faiblesfe, ou vous nous avés „ furpris, & nos finances & notre cred.c dans „ le meilleur êtat: ajoutés a cela: que cecte „ graine d'aigreur & de haine, qu'on* a femé „ ici fi abondamment,n'afait malheureufement „ que trop de progrés. li ne faut pas plus que „ cela,pour faire crier, contribuoüs a écrafer „ un ennemi qui nous a maltraité par fes pa,' „ roles & par fes a&ions, allions nous avec „ fes ennemis & battons nous a outrance. " „ Voilaen effet le cri genéral, Mylord; mais „ ceux qui font plus fages , croient que Jes „ fantes de queiques parciculiers, ne doivenc j> pas  OPHELDERING, ENZ. 121 „ pas caufer la ruine des deux Nations. Ils ,, voient dans 1'avenir, & font perfuadés que „ leur prospèrité mutuelle, doit faire leur mu„ tuelle fecurité. Ils ne defirent donc rien da„ vantage que la paix. Mais la Guerre, que „ vous nous avés declarée & faite , comme „ un armé la declare & la fait a un desarmé, „ nous a mis dans la necesfité d'avoir recours, „ a un trop puisfant voifin, & nous met main„ tenant dans 1'abfolute iroposfibiliré, de faire „ une paix fous d'autres conditions, que eel„ les dont cette Puisfimce ne faurait a juste „ titre être choquée. Je vous parle franchement, Mylord, non comme a un Ennemi, „ mais comme, permettés moi de le dire, a „ un ancien ami, & bien plus encore comme „ a un Homme droit & jufte, comme a un „ Ministre d'Etat, ausfi vertueux qu' habile. „Qu'on n'exige donc pas l'imposfible, qu'on „ ne nous reduife pas, dans la dure necesfité, „ ou bien de contrafler des Liaifons ulterieu„ res, ou bien de devoir courir des dangers trop certains. Que votre Excell. prenne „ en Confideration ce que je vais avoir 1'hon„ neur de lui dire, & qu'Elle veuille bien en„ gager le Cabinet a y refléchir ferieufement. „ 11 ne s'agit pour le moment que de tirer les H 5 „ dewx  122- MEMORIËN TOT 5, deux Nations de la Situarion critique & fa„ cheufe ou elles fe trouvenc 1'une & 1'autre: „ on pourra aprés cela, & 1'on devra, la tran„ quilité & 1'harmonie etant une fois reta., blies, prendred'un commun accord les arran„ gcments convenables pour le retablisfement „ & la continuation de 1'ancien fisteme. Je ,, vous parle, Mylord, avec une franchife & „ une cordialité qui font peut être plus d'un „ Republicain que d'un Courtifan ou d'un „ Politique, mais j'ai cru devoir le faire pour ,, le bien de la chofe, connaisfant, comme je „ crois pouvoir ra'en flatter, la fituation des ,, affaires dans ce Pais." - ,, D'ailleurs la haute opinion que j'ai du Ca„ raéfere de votre Excell. & de fes qualités „ & les temoignages de bienveillance qu'ElIe „ k bien voulu me donner, dans celle dont „ Elle a daignè m'honorer, ne me laisfe d'au„ tre ftile a prendre avec Elle, que celui de „ la candeur & de la verité. Qu'ElIe me per„ mette de la fuplier de vouloir continuer ,, dans fes fentiments pacifiques, & que fi le „ malheur des temps & des circonfiances era„ pechent , que nous goutions 1'elfet de nos, „ vues falutaires, qu'ElIe foit perfuadée que, „ cumine je la prie de vouloir toujours m'ho-  OPHELDERING, ENZ. 123 ?, norcr de; fa bienveillance, je ferai toujours ,, avec la plus haute confideration, & les fen„ timents les plus distingués. &c." Amfterdam ce 6 Fev. 1782. O) Zyne ft) MYLORD! Het is met een innig genoegen, dat ik den brief, dien de Heer Wentworth my van wegens uwe Excellentie, overhandigd heeft, heb ontvangen. Ik heb nimmer, alhoewel in eene loop van 30 jaaren opgehouden, de ge. yoelens van achting en eerbied te behouden, die uwe Exc. by my heeft doen opkomen., toen ik d'eere had met haar te Dresde en te Hubertsburg kennis te maaken. Ik heb dikwyls opgemerkt hoe zyne Britfche Maj. zich zei ven geluk kon wenfchen , dat hy had recht gedaan aan uwe voortreflyke gaven, en uitmuntende hoedaanigheeden: en wat een geluk voor uw Vaderland, het genot daarvan te hebben mogen fmaakên. Dat uwe Excell. my toelaate, haar met die oprechtheid die van myn Charac ter onaffcheidlyk is te zeggen, dat ik overtuigd ben, dat, zoo de beginzels die uwe Lordfchap met zoo veel oprechtheid volgt, alleen gevolgd waren geworden, dee2e ongelukkige Oorlog geen plaats zou hebben gehad. Uw Lordfchap zou met een opilag van een oog dat zoo juist treft, met dat doorzicht 't welk haar zoo eigen is, gezien hebben, dat, alhoewel eenige Lieden , vervoerd door eenen yver, die zy voor patriottisch hielden, en door eenen toon van hoogheid, en ongematigde uitingen, de zaaken gebracht hadden tot ecu punt van crifis, er  124 MEMORIËN TOT Zyne Hoogheid en den Heer Raadpenfionam keurden dezelve goed, en men gafze aan den er nimmer uit voortgevloeid zou moeten zyn eenOorloe van welken de gevolgen, aan welke zyde de Ba ans"ük «ochte overheüen,„iet dan hoogst y ™° et toekomende kan weezen. Maar het kwaad is daar. oöd geeve dat een fpoedig hulpmiddel aan 't zelve kan tegebragt worden. Ik bemin myn Land, Mylord. Deszelfs belangen zyn my dierbaarerdan myne eigene. Myn plicht te gelyk met myne geneigdheid , hebben my dezelve doen nagaan en ik vlei my, 2e reedelyk te kennen. UweExc. kan verzeekerd zyn , dat mynyver en goede -1 te^emoetzunen komen, aan ai hetmooglyke lac de goed eu.de te brengen. Maar 't is my leed dat ik Z Zoo de handelingen voorleeden Zoomer met dien Heer begonnen, waaren doorgezet geworden, zouden wy mooglyk al 2y„, daar wy nu willen komen. De omftandigheed-m zyn zeer veranderd; de geenen, die niet dan het tegenwoordige befchouwen, en die maaken, Gy weet het Mylord, over al het grootfte getal uit, zien thans uw Land meer geteisterd door de gevolgen van den Oorlog uwe Finantien meerder uitgeput, en het publiek Credie zich ten uwent kwaalykftaande houdende: terwyl zy inte- E?e °"Sgere6Zen Uk die" ftaat van werLosbeid en zwakheid,in welken gy ons verrast hebt, en onze Fmantien en Crediet in den best,,, ftaat: UEd. voege daar by, dat dat zaad van verbittering en haat, dat men h.er gezaaid heeft, ongelukkig maar al te veel voortgang gemaakt heeft. . Dit is genoeg om te doen fchreeuvven m ons alles toebrengen, om eenen Vyand te verdelgen,  OPHELDERING, ENZ» 125 den Heere Wentworth , om ze te doen geworden. Wy gen, die ons met Ui/oorden en daaden mishandeld heefc: laaten wy ons met deszelfs Vyanden vereenigen, en tot het uiterfte vechten. Dit is waarlyk, lMylord,de algemeene roep: maar die wyzer zyn befefïen., dat de feilen van eenige byzondere Perfoonen, niet moeten veroorzaaken de ondergang der beide Volken. Zy zien in het toekomende, en zyn overtuigd , dat derzelver wederzyds welvaaren, derzelver we*, derzydfche zeekerheid moet uitmaaken. Zy begeeren dan niets meerder dan óf Vreede. Maar de Oorlog dien gy ons verklaard hebt, en tegen ons voert,zoo als een Gewapende dezelve aan eenen ongewapenden verklaart en aandoet,heeft ons in de noodzaaklykheid gebracht, onzen toevlucht tot eenen te machtigen nabuur te neemen, en ftelt ons thans in do volitrekte onmooglykheid , pene Vreede onder andere voorwaarden te maaken, dan zoodanige , over welke c'üe Mogendheid zelve, zich met reede niet zou kunnen heigen. Ik fpreek openhartig tegea uw Lordfchap: niet als tegen eenenVyand, maar als tegen, vergun my het te zeggen, als tegen eenen ouden vriend: en noch meer als tegen een oprecht en rechtvaardig Man', als tegen eenen Minister, zoo deugdzaam als bekwaam. Dat mén het onmooglyke niet verge: dat men ons niet breuge in de harde noodzaaklykheid, om of wel nadere verbinrenisfeii aan te gaan, of wel al te zekere gevaaren te moeten loopen. Dat uwe Exc. in overweeging neeme.'tgeeiï ik d'eere zal hebben,haar te zeggen ,'en dat zy gelieve het Cabinet te noop^n-; om 'er ernflelyk op te denken. De zaak op dit oogenblik is alleen, de  I2Ö MEMORIËN j;o f Wy hadden de beide brieven >der Lords, rrieé zoo veel te meerder genoegen geleezen, om dit de twee Natiën te redden nit den bedenklyken en moet? lyken ftaat, in welken zy zich bevinden. Men kan ' en men zal moeten, wanneer de rust en harmonie eens' herfteld zullen zyn, met gemeen overleg, de gepaste fchikkingen maaken, voor de herftelling en voortzetting van 't oud Sistema. Ik heb met U, Mylord, gefprooken met hartelykheid en oprechtheid, mooglyk meerder als ecu Rep'ublLcaaner, dan als een Hoveling, of Staatkundige: maar ik heè: geoordeeld, dat de bevordering va.n 't werk zulks vereischte.en de toeftand van zaaken,;:0o ik my vleye,my bekend is:ook laaten de hooge gedrchten die ik voede', wegens het Charafter van uwe Exc. en van haare hoedanigheden , gevoegd by de betuigingen van goedwillig heid, die uw Lordfchap my wel t.eeft willen geeven, in den brief, met welken zy zich verwaardigd he3ft my te verëeren, my niet toe, eenige andere fclnyvenswyke met haar te gebruiken, dan die der oprechtheid en waarheid. Dat uw Lordfchap my toelaate, haar te bidden van wel te willen volharden in haare vreedzaame gevoelens, en zoo het ongeluk der tyden en der omftandigheeden beletten , dat wy niet moogen fmaaken de vrugten van onze heilzaame oogmerken, dat Zy doch verzeekerd zy, dat, gelyk ik Haar verzoek my altyd met haare goedwilligheid te verëeren, ik altyd met de meeste hoogachting en uitfteekende gevoelens weezeu zal, &c. Amfterdam den 6 Feb. Tfte;  OPHELDERING, ENZ. 12^ dat ze afgezonden door twee der voornaarajfte Ministers van den Koning , ontwyffelbaar aantoonden , dat niet Wy, maar het Hof vanLondon aanzoek tot Vreede gedaan had; en Wy dus zeekerlyk bevryd waren van 't verwyt, dat zommige, die geen heil dan in den Oorlog, of in eene blinde toegeevenheid voor het Hof van Frankryk zagen, ons zouden hebben kunnen doen: terwyl bovendien , deeze Hap gedaan door eene Mogendheid, welkers fierheid genoeg bekend was , tot geen gering bewys ftrekte, dat zy ter goeder trouwe handelde. Maar wy zaagen niec zonder leedweezen, dat men fprak van te vernieuwen, les anciennes Liaifons, & faire revivre, V ancien Sistetne. Hoe zeer wy overtuigd waren, dat een Oorlog met Engeland altyd nadeelig voor onzen Koophandel, en dus voor ons Land moet zyn, zoo begreepen wy niet te min, dat zoo men door de evengemelde woorden verftond, het vernieuwen der Traflaaten , naamlyk dac van 1678 , en ons weder re verbinden, tot het geeven, in zeekere gevallen, van hulp te water of te lande, het voor ons niet raadzaam was. Dit punt dan te beantwoorden, zonder aan den eenen kanc, dac aanbod in 'c geheel te verwerpen, en zonder aan den anderen, zich daartoe volkomen  128 MEMORIËN TOT men gereed te toonen, was niet zonder moeilykheid. Terwyl de toeftand, in welken de Republiek zich bevond, door de verplichting die zy aan Frankryk had, en de noodzaaklykheid om dat Hof, welks byftand, zoo de Oorlog voortduurde , niet gemist kon worden , niet geheel voor 'c hoofd te ftooten, ook maakte, dat men zeekerlyk niet opentlyk kon toonen, de gezindheid, al had men die gehad, om het oud Sistema weder te herftellen. Hier toe was ook, in den zin die waarfchynlyk door Engeland verftaan wierdt, by weinigen geneegenheid: te minder, dewyl het waarfchynlyk was, dat eene der voornaamfte reedenen die de Koning van Engeland en deszelfs .Ministerie naar Vreede deed verlangen, was , ons daar door geheel van Frankryk af te trekken. Het was dus te vreezen, dat zoo het Hof van London zag, dat daartoe alhier geene genegenheid was, het geene Vreede zou willen maaken. Moeilyk was het, ondertusfchen eenen middelweg te vinden , men moest, zoo als men zegt, geeven en neemen ; 't was doch niet zonder lang wikken en weegen, dat men goed. keurde, de aanmerklyke periode, die in evengem. 'brief gevonden wordt, luidende: Qua  OPHELDERING, ENZ. 12Q Qiie votre Excell.prenne en confideration ce que je vais avoir Vhonneur de lui dire, 6? qiiElle veuille bien engager le Cabinet dyréflechir feri~ eufement. IInes'agitpour le moment, que de titer les deux Nations de la fttuationcritique, &facheufe ou Elles fe trouvent Vune & TautreL^on pourra après cela,&Ton devra, Vharmonie etant une fois retablie, prendre d'un commun accord les arrangements convenables ,pour le retablijfement & la confervation de Tanden Sistême. Hoe zeer ik niec dan als eene zeer v/enschlyke zaak kon befchouwen, hec fluiten van eene afzonderlyke Vreede mee Engeland, op de meergem. voordeelige voorwaarden, van vry Schip, vry Goed, weder■geevingonzer Bezittingen of een Equivalent, en eene reedelyke Schavergoeding; en hec my voorkwam, dac hec gewichc dac hec Hof van Engeland reedelyker wyze , en volgens deszelfs waar belang, moesc ftellen, in te beletten, dat wy, zoo als 'c anders noodwendig gebeuren moesc, volflagen afhanglyk van Frankryk wierden, hec coeftaan van evengem. voorwaarden, niec als een herfenfehim moest doen aanzien , terwyl de wyze van handelen van 's Konings Ministers, en de komst van den Heere Wentworth , de goede verwachting vermeerderd hadden, terwyl dezelve noch verfterkc II. DEEL. I was  I30 MEMORIËN TOT was geworden, door de komst in 'c Ministerie dier Leeden, die het meest teegen het breeken met de Republiek, in den tyd geyverd hadden had dit alles doch by my niet geheel doen verdwynen, de confideratien die daar teegen waren. Hec oogmerk van Engeland kon zeekerlyk zyn, door fchynfchoone woorden ons om den tuin te leiden, en werkloos te maaken, terwyl zy de handelingen zouden rekken. Dan ik vermeende teffens, gelyk Ik reeds gezegd heb, dat men hier teegen behoedzaam kon zyn: en kon niet onderftellen, dat men, daar onze Marine een weinig begon uit eenen deerniswaardigen (Iaat te verry/en, nu weder werkloos zou worden: te minder, daar de voortgang zoo noodzaaklyk was, om de handelingen te onderfteunen, en aan dezel -e kracht by te zetten. Maar 'c geen voor ons in allen gevallen, 't zy van Oorlog of Vreede, van 't grootfte belang was, was voor eerst, grondig onderricht te zyn, hoe Frankryk het op zou neemen, zoo wy afzonderlyk met Engeland handelden. De Herrug de la Vauguion had nimmer rondelyk willen verklaaren, dat zyn Meester daar ceegen was : en de Graaf van Vergennes daar over getoetst, had zich niet duidelyker aan onzen Ambasfadeur gwüic, en zich alcyd daarby gehouden,  OPHELDERING, ENZ. 131 den, dat het niet mooglyk was , dat de Engelfchen óns ooit zoodanige voorwaarden , op welke wy Vreede zouden kunnen maaken , zouden toeflaan. Ten tweeden na te vorfchen, wat Frankryk doen zou, zoo 2y zoodaanige handeling,gelyk het waarfchynlyk was, euvel opnam. Ten derdent direct met het Fransch Ministerie te handelen , en voornaamlyk met den Minister der Marine, Monfieur de Castries , Over den daadlyken byftand, dien wy te wachten hadden: en met den Heer de Vergennesy over de voorwaarden die zyn Hof ons by de algemeene Vreede zou bezorgen. Eindelyk: te Parys een waakend oog te 'houden , op de onderhandelingen die tusfchen Engeland en Frankryk, zouden kunnen plaats hebben. Zedert dat de Heer JVentworth weder herwaards was gekomen , had ik, om zoo veel mooglyk grondig van de denkenswyze en handelingen van de Franfche Ministers onderricht te zyn , voorgefteld, iemand van vertrouwen naar Parys te zenden, zonder publiek Character, doch aan wien men, door middel van on* zfen gewoonen Ambasfadeur , toegang tot de Ministers, en voornaamlyk tot den Grave dè Vergennes zou bezorgen. I a Zynê  I32 MEMORIËN TOT Zyne Hoogheid en de Heer Raadpenfionaris, zagen meede wel de nuttigheid van zoodanige zending, maar 't was moeilyk daartoe een gefchikt, en teffens vertrouwd Perzoon, te vinden. Het is noodlottig, dat in ons Land, de Jeugd zoo weinig opgeleid word tot de kennisfe van zaaken van Staat, en de behandeling derzelve. In de gewoone opvoeding,die gegeeven word, word daar fchier niet aan gedacht. De Rechtsgeleerdheid, en noch wel byzonderlyk die der Romeinen, is 't voornaamfte daar de jonge Lieden zich op toe leggen: en wanneer dan daarby komt, eene maatige oeffenfng in de Praétyk, zyn zy zeekerlyk in ftaat , om met alle roem Scheepen in hunne geboorte-Stad te weezen: maar gewoon alles te toetfen, aan de juistheid, die eene onontbeerlyke eigenfchap der fchaale van Themis moet weezen,zyn hunne geesten zelden gefchikt tot die meerdere toegeevenheid, die in 'c beftuur der publieke zaaken volftrekt noodig is: terwyl hun geheel ontbreekt de vereischte kennisfe der Traéha- ten: en voornaamlyk die der byzondere belangen der Europeefche Mogendheeden. In deeze bekommering ftelde ik Zyne Hoogheid voor, den Heere Boers, eerften Advocaat van de Oost-Indifche Compagnie, thans om 's Com-  OPHELDERING, ENZ. 133 's Compagnies zaaken te Parys, die my voorkwam toe het oogmerk allergefchiktst te zyn, van daar te ontbieden, om denzelven , zoo mondeling als fchriftelyk, te kunnen injlrueeren. Zyne Hoogheid keurde het goed, en gelaste my , gem. Heer door den Heere Bewindhebber Graafland, op dat de zaak zoo veel mooglyk geheim zou blyven, kwanfuis om 's Compagnie 's zaaken te laaten ontbieden. Ondertusfchen Helde ik op,een concept van 'c geen ik vermeende, dat aan den Heere Boers diende aanbevoolen, en teffens in 'c algemeen, betreklyk de publieke zaaken, by de andere Ho. ven, gedaan te worden. Ik zond het aan Zyne Hoogh. en. aan den Heere Raadpenfionaris, die den inhoud goedkeurden. (V) Doch de laatfte vermeende, dat de voorgeltelde aanfehryving aan den Ambasfadeur niet kon gefchieden, zonder voorkennisfe van Hun Hoog Mog. Deeze zwaarigheid veroorzaakte, dat alhoewel de Heer Boers by zyne overkomst, ingevolge hetevengem. Concept, fchriftlyk gelast wierd, hy , en zyn meede-Gedeputeerde de Heer van der Perre, by 'c Fransch Ministerie niet zoodanigen ingang en invloed kreegen , als Zie dit Concept onder Byl. L. I 3  134 MEMORIËN TOT als tot hec volbrengen van 'c geen, waarmeeda zy gelast waren ,noodig was: 'c geen byzonder. lyk van de grootfte nuttigheid zou hebben kunnen zyn , toen vervolgens over de puntten van de Vreede gehandeld wierdt. Van 'c overige in meergem. concept voorgeleide, alhoewel't des tyds de goedkeuring van Zyne Hoogh, en van den Heere Raadpenfionuris wegdroeg, is ook myn 's weetens, niets gekomen. Laatstgem. had eenig misnoegen opgevat, om dat hy vermeende, dat Zyne Hoogh. hem niet tydig genoeg kennis van het ontbieden van den Heer i?cwj gegeeven had, en fcheen daardoor minder geneegen te zyn, om van den dienst van deezen Heer gebruik te maaken. De Reet Boers, Ais na eenige weinige da-en roevens, naar Parys was wedergekeerd, voldeed kort daarna, aan 't geen by hec 7e Art. van evengem. Inftrudtie van hem gevorderd was, met aan den Raadpenfionaris kennis te geeven, » dac Is Keizers oogmerken, aangaande de Schel„ de te Antwerpen, voor zoo onzeker wierden gehouden , dat voor vry aanzienlyke „ Sommen weddenfehappen voor- en teegen „ wierden gedaan. Dac de nayver 'voor uitge„ firekter Koophandel te Antwerpen zeer V Sroot was: dat deeze byzonder aangezet was » ge-  OPHELBER ING, ENZ. 135 ,, geworden, door de voordeelige ujtflag der , reize van drie Oostenrykiche Scheepen uit „ China te Ostende aangekomen : dat die Oosc., Indifche Handel door eenen zeekeren Heer „ Proli van Antwerpen , onder zoo'n fraaijen „ fchyn wierd voorgefteld, dat op één voor„ middag, door de Antwerpenaars twee Milli„ oenen Guldens waaren ingefchreeven : dat „ ook de fpraak ging, dat zeeker Heer Pelgrim, „ Neef van gem. Proli, als Keizerlyke Agent ,, of Corful op het Eiland S-. Mauritius, (Jsle „ de France) zou gaan refideeren. Dat de Kei„ zer onlangs order had gegeeven, tot het flech„ ten van het Fort S', Philippe aan de Schel„ de , en by zommigen vermoed wierd, dat de ,, Vorst hec zelfde zou verlangen, ten aanzien „ van Lillo, om dus de Rusfifche Scheepen, „ welke dien Zomer algemeen verwacht wier„ den, den vryen doortochc langs de Schelde „ te bezorgen, (a) Dac de overvloed van ge~ „ reede Penningen, voortkomende uit het los „ worden van Capicalen, te vooren geleend „ aan (\a) Korten tyd daarna fchreef de Ambasfadeur van Starrsnburg aan den Heere Griffier, dat het gerugt aldaar algemeen was, dat ceu Rusfisch Schip direct van Pctc-rsbwg naar Antwerpen zou vaaren. I 4  MEMORIËN TOT „ aan Kloosters, die nu moesten ontruimd „ worden, tot evengem. yver veel had tocge„ bracht, dewyl daardoor die Capitalen, op ,, eene voordeelige wyze, zoo men vermeende, „ geplaatst wierden. Dat ook verwacht wierd' ,, dat veele Renteniers derwaards zouden ge' trokken worden, door de uirgeftrekte Vry„ heid van Godsdienst, onlangs door den Kei„ zer verleend." ^ Den ii April fchreef dezelfde Heer aan den Heere Raadpenfionaris , dat ter geleegenheid dat hy het gefprek met den Graave de Vergennes, voorbedagdyk op het ftuk der afzonderlyke handelingen over eene Vreede met Engeland, gebracht had, het antwoord hoofdzaaklyk daarop was uitgekomen, dat men van de wysheid der Republiek een daarmeede ovehenkomfiigbefluit verwachtte: 'tgeen hy Heer Boers vermeende, in denftylvan Verfailles niet anders ^te bet eekenen, dan dat de afzonderlyke Vreede niet zoufmaaken. Dat hem niet onwaarfchynlyk voorkwam, dat de weerzin tegen eene afzonderlyke Vreede was aangegroeid, zedert de gemaakte verandering in V Engehch Ministerie, van > welk men fcheen veel energie in deszelfs verrichtingen te verwachten, daar men ook wist, dat Mylord Shelburne in V geheel geen Vriend derFranfche Natie was. De  OPHELDERING, ENZ. I37 De Heer Boers ftelde vervolgens in deezen Brief den Heere Raadpenfionaris voor , of hy betreklyk het Vrede's werk met Engeland, niet zou kunnen vraagen, of, terwyleenegemcenfchap yan Interest tusfchen Frankryk en de Republiek, de Oor logs operatien tegen Engeland deedcon* eer teer en, men oordeelde, dat eveneens het werk yan de Vreede zou kunnen geconcerteerd, en door de Republiek zoodanige Maatreegelengenoomen worden, dat in haar befluit en antwoord, de roet gelegd wierd, tot eene algemeene Vreede. Zyn Ed. vermeende, dat aan zoodanig voorftel , eene Vorm zou kunnen gegeeven worden, die gefchikt zou zyn om de goede verf andhouding tusfchen Frankryk en de Republiek, aan te kweeken, en te yer/lerken, en dat vervolgens op het zelve een klaar en onbewimpeld antwoord zou komen. Dan hier toe verzogt hy naadere last. De gem. brief behelsde noch eenige berichten, betreklyk de bereidwilligheid van de Weener en Rusfifche Hoven , om tot de algemeene Vreede meede te werken : en van het zamenftellen , door het laatfte , van een Wetboek voor den vryen Handel ter Zee: als meede van de geneigdheid van 't Cabinet van Verfailles, tot de algemeene Vreede, zoo maar America vry verklaard wierdt, ten minften zoo I 5 het  I38 MEMORIËN TOT hec niet wederhouden wierd'door Spanje, daar men volftrekt Gibralcer weeder wilde he'bben. Hy verzeekerde wyders alle reedenen ce hebben, om vast ce ftellen, ,, dac'er voor ais noch „ geene fchaduw van onderhandeling tusfchen ;, Engeland en Frankryk was, maar wel dac „ 'er by Engeland neiging tot eene algemeene „ Vreede was: dat de Americaanen, offchoon „ de erkentnis van onafhanglykheid hun wierd „ aan^ebooden , evenwel tot geene afzonder„ Jyke Vreede zouden beüuiten, en dac het Hof „ van Verfailies vermeende, dat de gefteldheid » van 'c Rmüsch Hof grond genqeg verfchaf„ te , om aan eene zyde ce ftellen de bedenk» li kheden voor onaangenaame gevolgen van „ dien kant ingeval de Republiek befloot, om „ geen gebruik van deszelfs Mediatie, tot eene „ byzondere Vieede, te maaken. Eindt lyk verzeekerde hy,., dac men in Frank„ ryk geen kennis had gehad van 's Keizers ge"„ drag. betreklyk onze Barrière." Hy herhaalde, „ dat men aldaar als onwaarfchynlyk aan„ zag, het oogmerk van dien Vorsc, aangaande „ hec openen der Schelde , doch dac hy geene „ verzeekeringen kon geeven, hoe verre men „ m Frankryk hec Recht der Republiek deswe„ gens, des noods, zou willen onderfteunen. Hy  o p ii e l D e r i n g, en z. 139 Hy befloot met naadere opening wegens den ftaac der handelingen, over het Mirquifaat van Bergen op Zoom , te verzoeken. Dusdanig was de wyze op welke de Meer Boers zich zedert zyn vertrek uic 's Hage gekweeten had , betreklyk tot den inhoud der aan hem gegeevene Inftruélie. Maar hoe zeer hy verlangde daarop eenig antwoord te krygen, en hy my gefchreeven had, het zelve byzonderlyk met ongeduld te gemoet te zien, aangaande de door hem voorgeffelde wyze,om het voortzetten der byzondere handelingen met Engeland , aan 't Hof van Verfailles voor te draagen, dewyl hy vermeende op het allerfterkst te kunnen verzeekeren, dat men daardoor in de allerbeste onderhandeling des waerelds zou kunnen geraaken, en de beste verftandhouding tusfchen het gem. Hof en de Republiek, voor den verderen loop van het gantfche werk gevestigd zou worden, zoo kwam daarop, of op • eenig ander punt, geen antwoord. Dus bleefmen als te vooren genoodzaakt, om alles te laaten gaan, door het Canaal van den Hertog de la Vauguion, en daar men den Heere jw; Berkenrode weinig of niet gebruikte, kon men haast zeggen, dat hy Hertog de zaaken der beide Natiën waarnam,' dewyl hy door zynen invloed alhier, de onze meest beftuürde. Ik  143 MEMORIËN TOT Ik heb 't geen dat betreklyk is tot die voorgemelde handelingen, door de Gedeputeerden der O. f. Comp., hoe zeer de gevolgen gering waren, agter een te boek willen ftelïen, om in \ vervolg het verhaal niet af te breeken. Ik keer nu weder tot den Heere Wentworth, die wy t'Amflerdam gelaaten hebben. Daags na dat Hy my de brieven van de Lords Stormont en North had overgegeeven, was Hy naar's Hage vertrokken, en aldaar met den Fiscaal van der Hoop, zoo over het openbaar onderwerp zyner komfte als over het Vreede 's werk, in onderhandeling getreeden. Ik had inttisfchen fchryvens van den Heer van der Oudermeulen gehad, waarby Hy my meldde , dat het humeur van den Heer York noch niet bedaard was, maar nochtans welgezind bleef, doch zich uiterlyk met de zaaken niet langer wilde moeijen, om reedenen, die hy Heer van der Oudermeulen wel mondling , maar niet fchriftlyk kon zeggen. Het bleek kort daarna, dat die reedenen waren, de geheele verandering van het Ministerie, waardoor de Lords Stormont en North buiten invloed geraakten. Ondertusfchen vorderden de handelingen met den Heer Wentworth in 's Hage weinig; of zulks moet  OPHELDERING, ENZ. lil moet toegefchreeven worden, aan de zwaarigheeden, die hy Wentworth op de drie vooi naamfte en als voorafgaande punten maakte, dan of de vrees voor zommigen, die teen reeds be- gonnen te toonen geneigd te zyn, tot 't geen zy daarna zoo ftout beftaan hebben, den geest van anderen zoodanig bedremmeld heeft, dat zy onder de hand gedwarsboomd hebben, 'c geen zy doch niet openlyk, als ftrydig met het geene zy tot dus verre hadden fcliyneii te begunftigen, dorsten teegen gaan, is my nimmer klaar gebleeken. Dewyl wy t'Amfrerdam bepaald hadden , ons, daar nu de zaak in train gebragt was, met dezelve verder direft niet te moeijen, wierd ik van de daaglykfche toedragt der zaaken niet onderricht: maar toen ik veertien dagen, na dat de Heer Wentworth in den Haag gekomen was, derwaards een keer deede , klaagde hy fterk over de wyze, op welke men met hem gehandeld en opgehouden had. 'c Is waar, dat alle die tegen handelingen met Engeland waren , en het Sistema van 't Hof van Frankryk toegedaan , hun best hadden gedaan, om hen verblyf van den Heer Wentworth als nadeelig te doen befchouwen, en hem door zeekere Lieden niet onduidlyk te kennen was gegeeven, dac  14^ MEMORIËN TOT dar hy wel zou doen, te vertrekken: waarop hy ook zyn vertrek op den volgenden ochtend , zoo als ik 's avonds in den Haag kwam, bepaald had. Ik had op zyne klachten geantwoord, „ dat de« wy] ik niet omftandig van het voorgevallene „ onderricht was, ik niet kon oordeelen, hoe », verre de klachten gegrond waren, maar dat „ my voorkwam, dat hy volkomen had kunnen „ voorzien, welke einde de handelingen zou„ den hebben, door't geen ik hem t'Amfterdam „ gezegd had, naamlyk: datwy niet af zouden „ gaan van de drie, van den beginne af, bepaal* de punten, vry Schip, vry Goed, wedergeeving „ der gevoomeneBezittingen, en eme behoorlyke „ Schavergoedingr \ h my oncfchoocen, wat hy my daarop eigenlyk antwoordde : maar 't kwam my voor, dat de toen betoonde geneegenheid, voornaamlyk in Holland, om den Heer Adams als Americaans Minister te adr,,itteeren, de Engelfchen huiveriger gemaakt had. Gem. Heer Adams, had reeds in 't voorgaande jaar zich als Minister van 't Congres aangeboden, en om in die hoedanigheid een Verbond met de Republiek aan te gaan. De Provintien hadden, toen daarvan rapport ter Generaliteit gedaan was , dac voorftel overgenomen 5  OPHELDERING, ENZ. I43 men, en de zaak was niet weder in overweegffig gebracht. Nu had gem. Heer het zelfde verzoek en aanbod , in een bezoek aan den Prefident der Vergadering van Hun Hoog Mog. vernieuwd , en daarvan aan de Staaten van Holland kennis gegeeven. Alle die voor den Oorlog waren , waren ook gezind om den nieuwen Minister te érkennen en zyn aanbod aan te neemen : maar anderen, die eene eerlyke Vreede met Engeland als heilzaam aanzagen, konden niet goedvinden , dat dit ten eenemaal hooploos zou gemaakt worden , door den Americaanfchen Afgezondenen , als Gezant van eenen onafhanglyken Staat te ontvangen. Van dit gevoelen was men ook te Amfterdam: doch men dacht teffens , dat daarom de Heer Adams niet voor 't hooft moest geftooten worden; maar, dat men door middel van Gedeputeerden daaitoe te benoemen kon hooren, wat hy te zeggen en aantebieden had. Men was t'Amfterdam van begrip , dat het handelen met Afgezanten van Volkeren, welkers onafhanglykheid noch niet erkend was, juist niet zoodanige erkentnisfe met zich bracht, zoo als men daarvan in onze eigene Gelchiedenislén meenigvuldige voorbeelden kon vinden. In  144 MEMORIËN TOT In 1575 hadden de Gemachtigdens van des Koning van Spanje, van den Opperheer,tegen wien wy opgedaan waren, met die der Staaten te Breda gehandeld. In 1575 waren van hier Gezanten naar Engeland gezonden, mee welken Koningin Elizabeth zich had ingelaaten. In 1578 had dezelfde Vorflin een verdrag met de Staaten,zonder hunne onafhanglykheid te erkennen, gefloten. In 1584 hadden de Staatfche Gezanten openbaar gehoor aan 't Hof van Frankryk gekreegen: en kort daarna was de Franfche Gezant Prumeaux hier te Lande gekomen , en aan denzelven verhoor in de Staats Vergadering te Delfc verleend. En ter zeiver tyd was door Joachim. Ortel', een verdrag te London met de Koningin gefloten geworden. In 1587 had Koningin Elizabeth openbaar gehoor aan de Staatfche Gezanten, onder welken genoemd word Ortel Agent der algemeene Staaten te London, verleend. In 1588 had de Koning van Schotland onze Gezanten ontvangen. In 1589 reisden geftadig Gezanten van Engeland en van deezen Staat, over en weder. In 1591 had Hendrik de IV* door zynen Ge-  OPHELDERING, ENZ. I45 Gezant Buzanval, een onderftand in geld aan de Staaten laaten vraagen. In 1594 liet de Aartshertog Ernest, eenen brief aan de Staaten, door Gemachtigdens, overgeeven. In 1597 had de Keizer en de Duitfche Vorften , een Gezantfchap herwaards willen fchikken, dat beleefdelyk was afgeweezen. Deeze voorbeelden genomen uit tyden , in welken onze onaf hanglykheid zeekerlyk noch by geene Mogendheid erkend was, en by welken noch veele anderen , van 't begin der i?e. Eeuw tot de Vreede van Munfïer zouden kunnen gevoegd worden, waren oorzaak, dat van wegens Amfterdam ter Vergadering van Holland wierdt voorgefteld, om het ter Generaliteit daar heenen te fchikken, dat van wegens Hun Hoot Donderdag avond is ter hand gefield, alhoewel hec van den ipde gedagteekend was. Ik heb niet dan gister avond met den Raadpenfionaris kunnen fpreeken : te laat om met den Postbode van dien dag te kunnen fchryven; maar ik vat d'eerfte geleegenheid om U te zeggen, dat, welk befluit men ook ten uwent aangaande hec hoofdpunt neenie, de Republiek den Heere Adams altyd zal moeten hooren, om te westen, wat hy heeft voor te Hellen. Uw Parlement geeft ons «5aar het fraaifte voorbeeld van. K a  I48 MEMORIËN TOT Punt zou toegeeven, het hooren van Adams daaraan gegeeven hebben , zeer gerust dat wy dezelfde geneigtheid altyd by de Americaanen zouden weedervinden, d.iar zy ten minften zoo veel belang hadden, met ons als wy met hun te handelen. Met de laatfte woorden votre Parkment &c. beoogde Ik de handelingen met de Americaanen, door de Engelfchen zeiven begonnen, en die tot het werk van van Berckel aanleiding hadden gegeeven. Daar ik doch volftrekt tegen was, en 'tgeen ik ook zoo lang Ik Regeerend Burgemeester ben geweest, tegengehouden heb, was hec erkennen van den Heer Adams als Geaccrediteerd Mi~ nister. Maar welhaast verliet men alle maacreegelen, die mee hec Siscema , dac ik reeds in January merkelyk veld had zien winnen, naamlyk, eene geheele verknochtheid aan Frankryk, niec overeenkwamen. Terwyl de Heer Wentworth naar Engeland op reis was , gefchiedde de bekende omvvenceling in hec Parlemenc aldaar: de Heer van der Oudermeulen gaf 'er my aanftonds kennis van: en korc daarna, van de verandering in hec Ministerie. Zyn Ed. fchreef my eelTens, dat zulks voor ons als eene zeer gelukkige Epoque kon befchouwd worden. En in de daad, hec was niet on-  OPHELDERING, ENZ. I49 onwaarfchyniyk. Her was bekend, hoe zeer de Party die thans booven dreef, naamlyk, die der Oppofitie, tegen het breeken met de Republiek geyvert hadt: men kon dierhalven verwachten, dat wilde zy zich gelyk zyn, zy thans noch den Oorlog moest afkeuren: waarby noch opgemerkt moest worden, dat wanneer in het beltuur der publieke zaaken, de onderleggende party 'er boven op komt, deeze haar invloed noodwendig dient te ftyven, door het volgen van geheele andere maatreegelen: en offcboon de voorige party reeds eenige flappen tot verzoening gedaan had, zoo waren deeze maar bedektlyk gefchied , daar ze thans in 't openbaar, zoo als men zegt Ministerieel, konden gedaan worden: en in die verwachting , gelyk naderhand bleek, vond men zich ook niet bedrogen. 't Geen altyd als de grondflag van alle handelingen met Engeland was befchouwd geworden , en geoordeeld by het maaken van eene afzonderlyke Vreede met dat Ryk, eene Conditie fine qua non te moeten zyn, was devryeVaart y volgens de gronden der gewaapende Neutraliteit. Die woorden van vrye Vaart konden doch zeekerlyk eene dubbelde beteekenis hebben; men koa 'er door verfhan, de Zeevaart zoo vry K 3 sli  J50 MEMORIËN TOT als men die had willen hebben, volgens het Trafoat van 1674: en de Republiek kon dan, eershalven, daar den Oorlog om die reede begonnen was, opentlyk daar van niec afzien: te minder, dewyl by het Traéhat der gewaapende Neutraliteic, de Contractanten over en weeder bcfprooken hadden, eikanderen te handhaven , by de Trachaten tusfchen Hun en andere Mogendheeden plaats hebbende. Maar door evengem. woorden van vryeZee, kon ook begreepen worden, die Vryheid val Vaart, volgens welke 's Vyands goederen in Vriendcn's Scheepen gelaaden, en geene bepaalde Contrabande zynde, vrygelaaten moeten worden, cn zoo als men gemeenlyk zegt, vry Schip , vry goed. Hec was zeeker wenfchelyk geweesc, dac de Republiek zich in ftaac had bevonden,om zich te kunnen handhaaven tegen die geenen, die Haar van 't geen haar wettig toekwam, wilden ontzetten: maar gefield, Zy had zulks eens kunnen doen, dan zou hec noch onvoorzichtig zyn geweesc, by hec aangaan van een nieuw Verbond, wederom iets te befpreeken, waarvan men nimmer zich kon vleijen, het rustig genot te zullen hebben, dewyl met geene mooglykheid de Engelfchen goedfehiks kunnen dulden,  OP HELDERING, ENZ. 151 den, dat terwyl zy in Oorlog met Frankryk zyn, aan dat Ryk, door de Ingezeetenen der Republiek, grof Scheepstimmerhout, en andere diergelyke Scheepsbehoefcens, onverlet toegevoerd worden: terwyl aan den anderen kant die toevoer voor onze handel in 'c algemeen, nimmer van die aangeleegenheid kan zyn, om 'er eenen Oorlog aan te waagen, en de rest van den Koophandel en Scheepvaart te doen, zoo niet flil ftaan , ten minften te ftremmen: en bovendien noch verftooken te zyn, van de onfchatbaare voordeelen , die gedurende eenen Oorlog tusfchen Engeland en Frankryk, door de Zeevaart herwaards vloeien. 't Was dan al van den beginne, by het maaken van het Tractaat van 1674 onvoorzichtig geweest, gelyk ik te vooren al heb doen opmerken , de vrye vervoering van zoodanige Scheepsbehoeftens te hebben bedongen :en hec zou onvergeeflyk zyn geweest, dezelfde onvoorzichtigheid weder te hebben begaan. IVlen zou dan moeten te vreede zyn geweest, zoo men had kunnen befpreeken vry Schix 31 goed, dat is, het vervoeren van alle fVaarcv Ingezeetenen en Vreemden, uitgezonderd die van Contrabande , werwaards het ook zou.L mogen •weezen, zoo in tyden van Oorlog als van VreeK 4 de,  Ï52 MEMORIËN TOT de, bshalven naar geblocqueerde of beleegerde Plaatfen. En waarlyk zoude hec voordeel, al waren de zoogenaamde Naval flores, onder de Waaren van Contrabande begreepen geworden, oneindig grooc zyn geweesc: dewyl wy de vyandlyke bezictingen, mits niec geblocqueerd of beleegerd, en naamlyk die in America, van alles zouden hebben kunnen voorzien. Wy hebben gezien hoedanig voor het jaaf 1781, de fchatten der gantfche Waereld, naar die, toen gelukkig Land, zyn toegevloeid, offchoon doch het vervoeren van gem. Scheepsbehoefcens door de Engelfchen belemmerd wierdt: terwyl zelfs kort daarna de winzucht eenen nieuwen weg voor die vervoering, die de Engelfchen over Zee niet wilden toelaaten, heeft doen vinden. Deeze befchouwingen hadden tot rigtfnoer gediend, in de handelingen over het Vreede's werk in 't jaar 1781, gelyk te zien is uit 'cgeen ik deswegens heb aangeteekend. Zy bleeven -,poch wel even gegrond, maar de gemoederen waren zeedert merkelyk ongunfliger voor hec byleggen der gefchillen geworden : waartoe de aanftookingen , verzeld met fraaije beloften en vleijende aanzoekingen van den Ambnsfadeur van Frankryk, by de geenen, die toen reeds  OPHELDERING, ENZ. I53 reeds begonnen de klem der Regeering in handen te krygen, veel hadden toegebracht. Ik had al eenen geruimen tyd een kwaad oog op de bedekte handelingen van evengemelden Gezant gehad, en deszelfs meesterachtige toon had my zeer geftooten. Ik had den Heer van der Perre, by zyn vertrek naar Parys verzocht te bewerken, dat aan dien Minister door zyn Hof eene andere handelwyze wierd voorgefchreeven. In eenen brief van evengem. Heere, (V) had zyn Ed. daarop gemeld: dat de Gr ave de Vergennes hem gezegd had, den Hertog eene eigenhandige Inftrttclie te hebben toegezonden, om zich jliptelyk naar dezelve te gedragen. Maar kort voor 't vertrek van evengemelden Hertog naar Parys, in 'c laast van December , of begin van January,had hy doch,niet alleen op eenen zeer hoogen toon van Zyne Hoogheid, opening van 't geene de Republiek in de aanftaande Veldtocht zou kunnen en willen verrichten, geëischt, maar zeer duidelyk doen verftaan, toen zyne Hoogheid hem geantwoord had, dat men gereed was deswegens alles met Frankryk te overleggen, en dienvolgens aan zyn Hol van de te neemene Maatregelen kennis te gce« (V) Byl. G. K 5  *54 MEMORIËN TOT geeven , dat hy Ambasfadeur de operatien alhier wilde helpen concerteeren, daarna dezelve aan zyn Hof communiceer en, doch ze voorts ooit wilde dirigeeren. Deeze pretenfien kwaamen voor van zoodanige verre uitzicht te zyn,dat ik den Heere van Lynden van Blitterswyk, die met evengem. Heer van der Perre in briefwisfeling was, verzocht, deezen te verzoeken zich te willen 'erkondigen op de wyze, op welke men dit te Verlailles begreep. Hierop ontving de Heer van Lynden het sanmerklyk antwoord, te vinden onder de Byl. La. M. In 't zelve kan men zien, hoedanig gem. Minister zich een gezach aanmaatigde, dat zyn Meester hem niet toekende: 't geen veel voortkwam, uit de genadige aanmoediging die zommige alhier hem gaven. De Heer van der Perre fchynt een voorzeggende geest te hebben gehad , wegens het bovenmaatig gezach der Franfchcn. Oudertusfchen had de Fiscaal van der Hoop, aan den Ambasfadeur voor zyn vertrek, op last van Zyne Hoogheid, tot bevordering van bovengem. concerteering, en om te voldoen aan des Ambasfadeur's verlangen, ter hand gefteld, de Nota te vinden onder de Byl. La. N. met wel-  OPHELDERING, ENZ. I55 welke de Gezant kort daar na zich op reis begaf naar Parys. Na 't geen men algemeen verfpreid had, van de werkloosheid in de Marine, was het zeekerlyk te verwonderen, dat dezelve in één jaar tyds in ftaat gebracht was,om zoo'n aantal van Scheepen, meest alle, ten minften de groote, nieuw, in Zee te kunnen brengen. Maar 't geen men zoo fchielyk niet had kunnen vinden, waren Officieren, voornamentlyk fubalternen: en't algemeen gebrek aan Scheepsvolk, was ook oorzaak dat de Equipagien niet konden voltallig gemaakt worden. Terwyl de Heer Wentworth noch in den Haag was, en met hem gehandeld wierdt, had men op den 4e. Maart ter Generaliteit befloten, aan Rusland op de Note verbale, in fubftantie te laaten antwoorden, „ dat Hun Hoog Mog. „ deeze aangebodene Mediatie wel aannamen, „ doch geenzins wilden afgaan , van de reeds „ by de eerfte door haare Rusch - Keizerlyke ,, Majefteit aangcbooden bemiddeling, gelegde „ gronden, en dus geene verandering in de „ vrye Zeevaart, volgens verklaaring van Haa,, re Maj. zelve, konden gedoogen. " Voorts hadden Hun H. H. M. M. by een geheim befluit bepaald, aan den Prince van Gallltzin te doen  15^ MEMORIËN TOT doen verklaaren, dat zy eenen tyd gefteld hadden, binnen welken, als Groot Brittanje zich niet verklaarde wegens de voorwaarden op welke men zou trachten Vreede te maaken, Hun H. H. M. M. alsdan de aanneeming van de Mediatie voor nul Meldenden als niet gedaan. En ten zelfden dage, hadden hun H. H. M. M. ook befloten , dat Zyne' Doorluchtige Hoogheid zou verzocht worden , ten fpoedigften met het Hof van Frankryk tt con' certeeren, de wyze om gezamentlyk en gemeenzamer hand, den Vy and ter Zee te beoorlogen (a). Deeze Refolutie wierd genomen met zes Provintien, dewyl Friesland verklaarde ongereed te zyn, en kort te vooren gezegd had , alleen voor het cmcerteeren te weezen. Voorts was dat antwoord meerendeels gefchikt , naar 't geen ter Vergadering van Holland bepaald , en ter Generaliteit op den 18 Feb. door Gedeputeerden van deeze Provintie, voorgefteld was geworden (b). De Penfionaris Visfcher had denzelfden dag aan Burgemeesteren gefchreeven, dat de Franfche Ambasfadeur over de genomene Ref. niet te vreeden was, en het niet zou zyn, ten zy verklaard wierd, dat het Concert eens gemaakt zyn- 00 Jaarboeken ,781. bl. i79< 373. *74 en 275. W Jaarboeken 1781. bl. 162 en 163.  OPHELDERING, ENZ. I57 zynde, men geene Vreede voor 'c eindigen der Campagne zou maaken. Ook gaf gem. Ambasfadeur tot dac einde op den 18 Maart eene Memorie over, in welke hy rondelyk verklaarde, dat wilde men dat zyn Meester over het voorftel wegens het Concert zou delibereeren, men belooven moest, zich van het onderling bepaalde ontwerp niet te zullen verwy deren, om welke reedencn, om welke inzichten, hoegenaamd, het ook zou moogen weezen. (V) Men draalde niec mee hier over te delibereeren: en den 25e. voldeeden hun Hoog Mog. gereedelyk, aan het verlangen van zyne Allerchristelyklte Maj. met zich tot het verzochte te verbinden. Het klonk wat vreemd, om dit in 't voorbygaan aan te meiken, voor de geenen, die niet blindeling konden goedkeuren 't geen Frankryk deed, dat de Ambasfadeur in evengem. Memorie zeide, dat de Koning getrouw aan de beginzelen van gemaaügdheid', die den weezentlyken grondflagvan zyn politicq Sist erna uitmaakten, zich zorgvuldiglyk had gewacht, Hun H. H. M. M. te engageeren, om deel te neemen aan de onlusten , die 'er tusfchen Frankryk en Engelandontflaan waren. Dit voorgeeven was zeekerlyk op- 00 Jaarboeken 1781. bl. 27Ö.  1$$ MEMORIËN TOT opmerkenswaardig, dewyl aan een ieder bekend was, dat wy ons den Oorlog op den hals hadden1 gehaald, om te voldoen aan 't verlangen van Frankryk, wegens het vervoeren van Scheepsbehoeftens: dat zyne Maj. zelfs dwangmiddelen gebruikt had, om de Leeden van Staat, die hem minder waren toegedaan, over te haaien , en door haatlyke uitzonderingen aan de andere zyn genoegen getoond had. 't Was verre van my, dat ik afkeurde, dat men de middelen beraamde, om den gemeenen Vyand de meeste afbreuk te doen: integendeel was de Ref. van Hun Hoog Mog. van den 4* Maart, by welke Zyne Hoogheid daartoe verzogtwas geworden, allezins pryswaardig: maar zich te verbinden, om niec af te gaan van operatkn, die noch niec overlegd waren, en men dus niet weeten kon, hoe verre dezelve nuttig zouden kunnen weezen , en dat byzonderlyk" op eenen tyd, dac men mee Engeland in oni derhandeling was, en door 'cveranderen van 'c Ministerie verwachten kon, dat 'er eene vreedzaame neiging was, was rechtftreeks, zoo 'c my voorkwam, ftrydig, mee alle gezonde Staatkunde. ' Dus ftonden de zaaken, dus was de geileldheid der gemoederen , toen op den 3 April ds bei-  OPHELDERING, ENZ. 159 beide Rusïïfche Ministers , Prins van Gallitzin en Heer van Marcow hunne Memorie , ter geleide van den volgenden brief van den Staatsecretaris Fox, aan den Rusfifchen Minister te London, inleeverde: luidende gem. brief: MONSIEUR! „ Aiant mis fous les yeux du Roi, 1'éxtrait „ de la Lectre, que vous m'avés faic 1'honneur „ de me communiquer, de M1'. le Pr. de Gallit„ zin & de Mr. de Blarkow, j'ai les ordres de fa „ Maj. de vous informer, que le Roi, defirant „ donner des preuves de fon intention envers ,, leursH. H. P. P., & de renouvcller 1'amitié qui „ aéié li malheureufement interrompue, entre „ des anciens Ailiés, qui devraient être unispar „ les liens de leurs interets mutuels, est pret „ d'entrer dans une Negotiation avec leurs „ Hautes Puisfances, pour former un Traité de Paix furie pied du Traité de 1674, entre fa ,, Majesté & la Rcpublique: & que pour facili„ ter 1'execution d'un objet que fa Maj. a tanc „ h coeur, le Roi est pret a donner des ordres „ immediats pour une armistice, fideleurcoté „ les Seigneurs Etats Generaux jugent une tel' „ le mefure convenabie au but propofé. Sa » Maj.  IÓO MEMORIËN TOT » Maj. mordonne, de vous expliquer, Mon« fieur, fes fentiments fur un objet fi important, & de vous prier de les faire parvenir „ aux Ministres de fa Majesté Imperiale au„ prés de leurs H. H. P. P. p0ur qu'iis foienc „ communiqués fans Ie moindre dèlai aux Mi„ nistres de la Republique: jugeant cette ma„ mére la plus convenable, pour parvenir avec „ la Mèdiation & bons offices de fa Maj Imp „ a mettrefinauxfléauxde la Guerre, qui mal-' „ heureufemenc fubfiste entre les deux Nati„ ons." (a) Eeni- 00 MYN HEER! Hebbende onder 't oog van.zyne Majefteit gebracht, een umrekfel van den brief, (dien UEd. my d'eereheefc aangedaan my méede te deelen) van den Heer Prince van Gnttuzin en van den Heere Marcow Mh fk Iast van Zyn Maj. u te onderrichten, dat de Koning verlangende re geeven, biyken van zyn voorneemen Mog. en van te vernieuwen de Vriendfchap diezooonge,Uk,Ug ^h™°^ - ^worden, tusfchen oude Bondgenooten, die door hun eigen belang behoorden vereenL te zyn , gereed is om aan te gaan, een Traftaat van Vreede,op den voet van dat van 1*74, met de Republiek: eu om te bevorderen de uitvoering van eene zaak, die zyne Majefteit zoo ter harte neemt, is de Koning gereed om daadlyk last te geeven tot eenen Wapenftilftand, zoo de Heeren Staaten Generaal van hunnen kant oordeelen dat ZO  OPHELDERING, ENZ. lêl Èenige dagen na dac gem. Memorie was ingekomen, fchreef my de Heer Wentworth , die in 't begin van February, gelyk wy gezien hebben, juist op den tyd dac hec Ministerie veranderde, vertrokken was: „ Le changement total que je trouvai a mon „ arrivèe, & dans les principes politiques & „ dans les hommes a les diriger , vous aura „ faic fentir que j'ai du trouver de 1'embarras: „ cependant j'ofe croire que mon retour a éré „ utile, au moins j'ai toute raifon d'etre flat»» ^ par Ia reception gratieufe du Roi, air.fi >, que de celle de Monfieur Fox. Je n'ai pas „ perdu un moment a Lui faire mon raport, „ qui fut fuivi d'une heure de converfation m trés interesfante avec lui & Monfienr de Sï- ,, mo- zoodanige ftap voor het voorgetelde einde, noodig is. Z. M. gelast my, U onder 't oog te brengen, Mynheer, haare gevoelens, over een zoo belangryk onderwerp: en U te verzoeken, dezelve te laaten toekomen aan de Ministers van haare Keizerlyke Majefteit by Hun Hoog Mog: op dat ze zonder eenig uitftel, medegedeeld worden aan de Ministers van de Republiek: oordeelende zyne M. dit het bekwaamde te zyn, om met de Mediatie en goede Officien van haare K. M. een einde van de onheilen des Oorlogs, die ongelukkig tusfchen de twee Natiën plaats heeft, te maaken. II. DEEL. Jj  1Ó2 MEMORIËN TOT „ moïin. Ce quiregarde mon particulier, je n'ai „ point du regret, que de n'avoir pas eu plu„ tót un eclaircisfement avec vous Monfieur, „ & avec le grand Penfionaire, qui auroic ac„ celeré une decifion dans les affaires , fans „ faire tort a perfonne. Je me flatte que la „ bonne harmonie ne tardera pas a fe reta„ blir." (a) Ik deelde deezen brief meede aan die geenen, op wiens geest Ik vermeende-, dat dezelve, als eene bekrachtiging van 't fchryven van den Engelfchen Staats Secretaris, eenigen invloed zou O) De geheele verandering die ik by myne aankomst vondt, en in de Staatkundige beginzelen, en in de Leeden , die dezelve beftuuren moeten, zal U hebben doen begrypen, dat ik eenige hindernis heb moeten vinden. Evenwel mag ik gelooven , dat myne komst nuttig geweest is: 'ten miniten heb ik alle reeden om voldaan te zyn over de heufche wyze, op welke zyne Majefteit en de Heer Fox my ontvangen hebben. Ik heb geen oogenblik gedraald met hem verflag te doen, 'tgeeu gevolgdis geworden dooreen bclangryk gefprek, geduurende een uur, met hem en den Heer Simolin. Wat my betreft, heb ik geene fpyt dan dat ik niet eerder eene opheldering by U en by den Raadpenfionaris gezogt heb, 't geen eene beflisfing inde zaaken zou verhaast hebben, zonder iemand te verongelyken. Ik vlei my dat de goede veritandhoutling wel dra kerfteld zal zyn.  OPHELDERING, ÈNZ. 163 zou kunnen hebben: maar het baatte weinig, de Geesten van eenigen waren te fterk opgewonden , en die van anderen, wierden door den ftroom meedegefleepc. Toen de evengem. brief ter Staatsvergadering geleezen was, fchreeuwde men zeer over' de duisterheid deszei ven: dan ter goeder trouwe, is ze my nimmer zoo voorgekomen: mits den inhoud aanneemende, met die behoedzaamheid, als het paslyk was, daar ze van eenen Vyand kwam. Daar wierd voornaamlyk in dien brief voorgefteld , het maaken van een Trablaat 'op den veei van dat van \ 674, en hy voorraad eene IVaapenfchorfing. De Koning bood aan een Tractaat bp den voet van dat van 1674 te maaken. Dit was immers 'c geen veele verlangden? Dewyl de Koning liet zeggen op den voet van het Tractaat van 1674, behoefde men dit niet woordelyk te volgen: en men kon, of dezelfde voorwaarden befpreeken, of afzien van 't vervoeren van Scheepsbehoeftens, en alleen bedingen, vry Schip vry goed, en de lyst der' Contrabande goederen vermeerderen , met de* goederen over welke men getwist had. Maar men beredeneerde de zaak weinig; eri ilep alleen j dat de Engelfchen niet ter goeder'  IC>4 MEMORIËN TOT trouw handelden ; dat zy ons maar in de luieren wilden leggen. Dit kon waar zyn, en alle voorzichtigheid was pryswaardig: doch hun voorftel had minder verdacht behooren te zyn, vooreerst, om dat hun belang meedebracht, gelyk ik vermeen te vooren klaar te hebben aangetoond, dat de vyandlykheden tusfchen hun en ons, eens een einde namen; zoo om zich te ontdoen van eenen Vyand, die daaglyks geduchter wierd, als om, en die was wel 'c voornaamfte, ons van Frankryk af te houden . en het oud Sistema weder te doen herlceven. Ten anderen, om dat hun aanbod een gevolg was, van hec Sistema, dat de Leeden van hec tegenwoordig Ministerie, toen zy noch in de oppofitie waren, gevolgd hadden. Aanmerklyk waren de woorden van den Heer Fox , in zyne Reede voering in 't Parlement den 30 April uicgefprooken. Na zich verwonderd te hebben over de roekeloosheid van 't laatde Ministerie, in hec noodzaaken der Hollanderen cot den Oorlog, cerwyl Engeland reeds onder den Kryg mee Frankryk bezweek, voegde hy daarby: fVie zou hebben durven gelooven, dat Ministers noch ae hardnekkigheid hadden, tegen de be- mid-  OPHELDERING, ENZ. 165 middelende Mogendheden te durven fpreeken van het ftrafen van van Berckel: en zelfs eene voorbeeldige flrafeisfchen, als een preliminair Artykel van een Vreedes Trabiaat met Holland. Maar wat van de goede of kwaade intentie van 't nieuw Engelsch Ministerie ook weezen mochte: zoo vraag ik, of het wyslyk , of het voorzichtig was, alles ce verwerpen, en verbintenisfen aan te gaan, door welke men zich benam, de mooglykheid, om van de aanbieding, zoo zy ter goeder trouw gefchiedde, gebruik te kunnen maaken ? Het cweede gedeelte van 't voorftel van Engeland was, eene Waapenfchorfmg: daar wilde men in 'c geheel niet van hooren : dat was, riep men, zuiver bedrog, en zou nergens toedienen, als om de Republiek geheel werkloos te maaken, om daarna met dezelve naar welgevallen te kunnen handelen. 't Kon waar zyn : maar wac belecce , gedurende die Waapenfchorfmg, mee de toebereidfelen tot den Oorlog, voort te gaan, en van den tyd gebruik te maaken, om, konden de zaaken niet gevonden worden, in eenen geduchter ftaat te zyn? Deeze onvoorzichtigheid beging men , in eenen tyd, dat men, gelyk Ik zoo even zeide, noch L 3 niet  ïtfé" MEMORIES TOT met wist, wat Frankryk voor ons zou doen • en wy alleen noch niets konden uitrichten. Men zie den inhoud der Note, door den Fiscaal van der Hoop aan den Franfchen Ambasfadeur overgegeeven , onder Byl. N. Alles wat men voorzag in Mey i„ Zee te kunnen brengen beftond in i zeeventiger, o zestigers, 8a 9 vyftigera, beneffens eenige Fregatten van 40 S^en 20 ftukken. Waarlyk eene geringe Macht om de Kusten te befchermen , de Havens en Reeden onbelemmerd te houden, en de Koopvaardyfcheepen te convoijeeren; laat ftaan den Vyand afbreuk te tloen! Men vreesde voor werkloosheid.' Daar over had men , 't is waar niet zonder reeden, van den beginne van den Oorlog af geklaagd: maar, had d;e noch plaats, zoo was ser weinig hoop, dat ze zoude overwonnen worden, en dan leek on« zeekerlyk de Oorlog niet: was zy niet meer' daar, of ten minften minder, dan konden immers die geenen, die ze hadden doen ophouden , met dezelfde yver haar hebben blyven weeren , terwyl ondertusfchen tyd gewonnen W-d omby hec evengen, getal Scheepen n den Zomer of teegen 'c Najaar ce kunnen voegen, a zeeventigers, 4zestigers, en noch x vyf. ïiger. Zie dezelfde Note J>. Het  OPHELDERING, ENZ. l6> Hec blykc uic de Petitie van den Raad van Scaace, en uic den brief van de algemeene Staaccn, aan de Bondgenooten ter geleide van deezen gefchreeven, in welken ftaat de Republiek toen noch was, en de geringe hoop die men voedde, om tegen den Zomer in eenen tamelyken ce weezen. Maar daar fcheelde hec niec; zommigen, die-r zich door de kunftenaryen en vleijeryen van 'c Franfche Hof hadden laacen beleezen, hadden reeds bepaald, geene afzonderlyke Vreede mee Engeland ce maaken, cerwyl zy zich veel beloofden van 'c bewuste Concert. Anderen, die onpartydiger waren, wierden wederhouden door de vrees voor de gevoeligheid van 'c evengem. Hof. De Franfche Ambasfadeur had met zoo veel ophef van dac Concert gefproken , dac veele Leeden der Regeering, voornaamlyk in Holland en Friesland, 'er zoodanige verwachting van hadden, dac zy fcheenen te denken, dac hec vallen en hec ftaan der Republiek daarvan zouden afhangen. Wy zullen in 'c vervolg zien, hoe deerlyk men mee dat Concert geftaan heefc. Om dan het treffen van een afzonderlyk vergelyk met Engeland tegen ce gaan, ja fchier onmooglyk te maaken, had men twee middelen L 4 in  J68 memoriën tot in 't werk gefield: vooreerst het toèlddten van den Heer Adam s, als Minister van V Congres; dewyl men verwachtte, dat de Koning van En-geland, eershalven zich met de Republiek niet zou kunnen verzoenen , als derzelver Staaten zyne rebelleerende Onderzaaten voor haare Vrienden en Bondgenooten aannamen, 0f ten minften met hun als een onaf hanglyk Volk handelden. Ten tweeden: het concerteeren der operatien voor den aanflaanden Veldtocht , met de verplichting om van ^concert, om geene reede, hoe genaamd, af te gaan. Wat het eerfte betreft, de admisfie van en het handelen met den Heer Adams , zoo hebben wy gezien, hoedanig men in 1781 en noch in 't begin van 178a, voornaamlyk te Amfterdam daarop dacht. (bl. 145.) Maar welhaast deelde men overal in de algemeene yver voor de nieuwe Republiek, de geesten wierden overal warm gemaakt, door in 't openbaar en onder de hand, hoog op te geeven, van de voordeelen, die de Ingezeetenen van den Staat, in 't algemeen, maar in 't byzonder de Fabryken, daar door zouden verkrygen. Te Amfterdam, re Leiden, te Haarlem en in andere plaatzen, wierden Kequesten aan de Regeering ingeleeverd, om den Heere Adams te ad-  OPHELDERING, ENZ. ÏÓ9 'admitteeren , en een Traébat van Koophandel met de nieuwe Republiek te fluiten. Die nieuwsgierig zyn, om de tafereelen te zien, die verhitte harfens wisten te maaken, van de onbegryplyke voordeelen, die daaruit zouden voortvloeijen , leezen de Requesten en de Dank - Adresfen, daar over, in deeze Provintie en in de andere, ingeleeverd. (V) Maar die de zaak met een onpartydig oog, en met bedaardheid befchouwden, konden genoeg verwachten ,'t geen gebeurd is,naamlyk, dat van alle die fraaye herfenfchimmen , van welke de beruchte Ridder van der Capelle tot den Poll , een der voornaamfte vertoonders was, als fchimmen verdweenen zyn. Vry bezaadigder, en vry verftandiger dan evengem. politiquen Held, liet zich over deeze zaak uit, de Schryver der Nederlandfche Jaarboeken, in zyn ftukje van Jan. 1731 , bl. 29. „ Daar zyn," zegthy, „ die zich hieruit veel „ goeds, en eenen nieuwen bloei voor onze „ vervallene Fabrieken voorfpellen: doch an„ deren meenen, dat de lasten en duurte der 3, leevensmiddelen, en daardoor,by noodzaak- „ lyk (V) Jaarboeken van 17 82 , bl. 27S, 465). 477. 505. 500. 512 en 518. 1 L 5  17° MEMORIËN TOT „ lyk gevolg, de arbeidsloonen hier te Lande „ zoo hoog zynde, en noch daaglyks door den „ teegenwoordigen Oorlog hooger fteigerende, „ hec onmooglyk is, dac wy hier uic voordeel „ zouden kunnen trekken: dac als hec waar is „ gelyk hec waar is,dac wy alreeds voorlanf, „ om die zelfde reede, vreemde handwerken en „ goederen naar onze eigene Volkplantingen „ hebben moecen zenden, hec niet minderwaar „ zal zyn, dac de nieuwe Republiek de gefa„ briceerde Stoffen van daar zal trekken, waar „ zy die het beste koop vind. Derhalven dat „ zoo wyal die naar Noord - America zouden „ willen zenden, dan noch onze Kooplieden „ die ftoffen van die plaatzen zouden moeten „ ontbieden, waar men dezelve ten minften „ pryze zoude leeveren." Maar dit alles kon niet helpen, Vreede met Engeland wilde men niec, en alles dac die beleccen kon, moesc by de hand genomen worden. In Friesland, daar de beftiering het teegengefielde was, van de geene, die gedurende het jaar 1787 zoo veel roems aan de Regenten aldaar verfchaft heeft, was eer Scaacsvergadering befloocen, geen anewoord aan Rusland op de aangeboodene Mediatie ce geeven , voor dat Adams als Minister erkend zou zyn. In  OPHELDERING, ENZ. IJl In Holland wierd de zaak den 29 Maart in overweeging gebracht , en des anderen daags befloten: „ Dat de zaak van wegens Hun Ed. „ Gr. Mog. ter Generaliteit daar heen zou wor„ den gedirigeert, en daarop ten fterkften ge„ infteerd, dat de Heer Adams als Afgezant „ van de vereenigde Staacen van America, ten „ fpoedigften by Hun Hoog Mog. moge wor„ den geadmitteerd en erkend : en de Raadpen„ lionaris gelast, den voorsz. Heere Adams van „ deeze Hun Ed. Groot Mog. Refolutie, on- der de hand te informeereh. In 't voorbygaan kan ik niet nalaaten te doen opmerken, hoedanig die last en zoortgelyke, altyd ftrydig zyn met de beginzelen van onze Regeeringsform,en aanduiden,dat in 'tbeftuur der zaaken geen order gevolgd wordt, 't Is immers onwederfpreeklyk, dat alle de zaaken die ter deliberatie der Bondgenooten, of hunner afgezondenen ter Generaliteit , gebracht moeten worden, als, by voorbeeld, het al of niet admitteeren van vreemde Gezanten , haar beflag niet kunnen krygen, voor dat zy aldaar geconcludeerd zyn: dierhalven is het teegen al- le goede order, dat één enkeld Lid van de Regeering, van zyn byzonder advys, kennis geeve, en de deliberatien van den Staat, als 't ware, vooruit loopt. Dier-  *7a MEMORIËN TOT Diergelyke ongeregeldheden, die wel altoos . maar nimmer zoo dikwyls als zeedert eenige jaaren plaats hebben gehad, duiden voorzeekeraan, eene afwyking van de waare grondbeginzelen van beftiering, en eene Regeeringloosheid, die wy, God beeterc, maat al te veel beproefd hebben. Maar dit, gelyk Ik gezegd heb \ in 't voorbygaan. De andere Provintien volgden welhaast het voorbeeld van Holland en Friesland: zoo dat op den ipe. Aprü hy ,_fun HoQg Mog> beflo_ ten wierd, den Heere Adams als Afgezant van de verëenigde Staaten van Noord- America te erkennen: (ay en kort daar na wierd noch geregeerd , een Commercie Tractaat met de aanilaande nieuwe Mogendheid aan te gaan, welk Traftaat in de volgende Maand van Gclober zyn befhg kreeg, (by Of deeze nieuwe hinderpaal aan het neederleggen der twist tusfchen Engeland en de Republiek niet genoeg ware, had men eene tweede koorde aan zynen boog: naamlyk, het concerteeren der operatien voor den volgendenVeldtochi met i ran*ryi,m met deeze was men zoo vol- lee- 00 Jaarboeken I782. bl. 459. en volg. W Jaarboeken i7%2. bi. l66u  OPHELDERING, ENZ. *73 leedig gedaagd,dat men niet alleen, gelyk wy gezien hebben, ter Generaliceit had doen befluiten, zoodanig een overleg te maaken, maar ook kort daarna op de eerfte vertooning van den Franfchen Ambasfadeur bepaald had, daarvan , gedurende de Campagne, om geene rede, af te gaan. In deezen ftaat van zaaken, de onafhanglykheid van de Americanen plegtig erkend, en de handen gebonden door de Refolutie, op aandrang van den Franfchen Ambasfadeur genomen ('t geen alles gefchied was , voor dat de bovengem. brief van den Staatsfecretaris Fox, op den 3e April door de Rusfifche Ministers aan Hun Hoog Mog. was meedegedeeld) deed hec weinig tot de zaak , of die brief duister of onduister was. Het geliefde oogmerk om den Oorlog mee Engeland, een gevalle van Frankryk, te doen voortduuren, was bereikt: men had zich roekloos aan 'c welgevallen van hec Hof van Verfailles volftrekc overgegeeven; zonder alvoorens beproefd ce hebben , of de Engelfchen ter goeder of kwaader trouwe handelden; zonder mee hec Hof van Verfailles ce zyn afgefprooken, dac hec geene Vreede zou maaken, zonder aan ons ce bezorgen , de zelfde voorwaarden, die men altyd tot den grondflag der  *U MEMORIËN TOT der verzoening met Engeland ge,egd W . vrye vaan, we,ergeeving, Van ^ *J£ Hl M '<*** S^rg0eding; J™£ minften, dat zoo verlangde Concert A, en bepaald, zoo we, <£ geen van als van onze zyde, tot afbreuk van den genLe nen Vyand, gedaan zou worden. Toen de brief van Fox in de Vergadering van Holland ,n overweeging wierd gebracht, üeh * de Ridderfchap wel voor , aan Engel! d ^ antwoorden: „dat men gaarne zou weeten » wat men aldaar verftond, door het hande! „ len op de voet van ,674; en dat, wanneer ft de Engelfchen dit wat nader wilden verft Waaren, als dan een Extraordinaris Ambas" feUr Mar Frankryk te zenden , om die ft Kroon te raadpleegen, aangezien men met dezelve te ver^^^ was? Qm ^ &f „ zonderlyks of buiten weeten van Haar te ft kunnen verrichten: dat men de Wapenflili, ftand van de hand moest wvzen." Maar dit voorftel, dat in de omftandigheeden, in welke men ztch bevondt, voornaamlyk met betrekWngtot Frankryk, mooglyk niet ongefchikt was, vond geen ingang. Men befloot op den 2§?. April, 0p de Me. mo-  OPHELDERING, ENZ. iJTj tnorie der Rusfifche Gezanten te antwoorden, „ dat, dewyl het Interest deezer Republiek het „ volftrekt noodzaaklyk maakte, om een plan „ van Oorlogs- operatiën met Frankryk voor „ de aanftaande Campagne te concerteeren t en „ eenen Minister der vereenigde Staaten van „ America te admitteeren, Hun Hoog Mog. i, zich verplicht vonden, den voorflag onlangs „ door het Hof van Engeland gedaan, om tot „ verkryging van eene particuliere Vreede , „ op den voet van h Tradaat van 1674 in on* „ derhandeling te treeden, te declineeren." Men kan zeggen, dat toen de grondflag gelegd is van den noodlottigcn toeftand, in welken door den invloed van het Franfche Hof i dit eertyds zoo gelukkig, zoo machtig en zoo geacht , daarna zoo ongelukkig , zoo verzwakt en zoo veracht, en nu noch zoo wankelend Gemeenebest, gebracht is geworden. Het verhaal van't geen verder tot het fluiten der Vreede gebeurd is, zal toonen, hoe onberaaden, hoe roekloos het is,zich te ftellen in de noodzaaklykheid van te moeten volgen,de maatreegelen, die door machtige Bondgenooten worden voorgefchreeven. Ik wil niet beweeren , dat geene andere Mogendheid als Frankryk, ons zoodanig lot zou hebben doen ondergaan, geens-  1?6 MEMORIËN TOT geenszins: aile Hoven denken en handelen op dezelfde wyze: hun oogmerk te bereiken, is de zaak, de wyze op welke,onverfchiJlig. Eenen verdervenden Oorlog aan eenen Bondgenoot te berokkenen; tot deszelfs byftand zoo weinig mooglyk te beueeden; deszelfs belang op te ófferen, als het eigen daardoor bevorderd kan worden, is de handelwyze van alle Vorften, in alle tyden geweest. De één is niet beeter, als ik het zoo zeggen . mag, dan de ander, Vriendfchap, Edelmoedigheid, en diergelyke deugden zyn maar klanken in de Zcedcnlcer der Hoven. Men bedriegt zich,zoo men denkt dat Machiavel zyne eigene gevoelens aan den dag heeft gelegd, \ zyn die der Hoven, die hy gefchetst hcefr. Maar laat ons wèderkeeren tot hec verflag dat ik begonnen heb te geeven, van hec voorgevallene eer geleegenheid van hec handelen over hec bewusc Concert. De Franfche Ambasfadeur, die, gelyk wy gezien hebben, (bl. ,540 voor zyn vercrek Mar Parys, van 'c geen de Republiek die jaar in Zee zou kunnen brengen, en daarmeede uitgericht zou kunnen worden, kennis gekreegen had mee verzoek om zynen Meeseer te noopen \ taec deszelfsZeemacht die po,gingen te onder- fteü-  opheldering; enz. %7f fteuhen, was in 't laatst van Janüary of begiri van February wedergekeerd, doch zonder ee« hig antwoord van belang op de aan hem overgegeevene Note. Hy liet evenwel niet na, veel van den byftand zyn's Meesters te beloöven, en daarvan hoog op te geeven, zo meri aannam van de te neemene Maatregelen voor het eindigen des Veldtochts, wat 'er gebeuren mocht, niet af te gaan; Toen op dit onderwerp by Hun Hoog Mog.' Op den 25 Maart overeenkomftig beflocen was, gelastte Zyne Hoogh. den Fiscaal yan dsr Hoop t te gelyk met die Refolutie aan gem. Ambasfadeur ter hand te ftellen eene Note, in welke te kennen wierd gegeeven: ,3 dat in Ybegiri „ van Mey, van ons in Zee zou zyn een Esi} quader, beftaande uit 1 Schip van 70, 7 a 9i 8 van 60, 6 a 7 van 50, en 4 van 40 ftuki} ken, teneffens 10 Fregatten van 36, en 7 ,j van 20 ftukk n. Dac van deeze Scheepen 1 „ zestiger, 2 vyftigers,en 3 a 4 Fregatten afA gezonderd zouden worden, om de S.:heeperi „ naar de Indien gef~hikt, tot op de hoogte „ van Hitland te convoyeeren, terwyl de anS) deren, de Oost-lndifche Sjheepen in Dronv b, chem leggende, zouden gaan af haaien, oni n ze te zaamen, met die uit de Oostzee ver* II. deel. M „ wacht  MEMORIËN TOT * wacht wierden, naar de Havens deezer Lan~ „ den te geleiden." Dat vervolgends dit Es. » quader in de Noord-zee zou kruisfen, om » °"ze Havens te dekken , den Vyand aldaar „ zoo veel mooglyk afbreuk te doen, de Koop„ vaardy Scheepen naar de Oost-zee te gelei» den, en de Oost-Indifche Scheepen, die te„ gen Oclober op die hoogte zouden kunnen „ komen, te gcmoet te zeilen, waarna het„ zelve in 't einde van die Maand weder zou „ invallen, om winterlaag te houden, waar„ toe de ongelukkige legging van onze Havens nood„ zaakt vroegtyJig te moeten komen." Maar dat, „ om dit alles te durven onderneemen, zonder „ te kort te doen aan de voorzichtigheid, die „ te meer vereischt wierd, dewyl de ftaat on„ zei Zeemacht , die aangezien het noch gering „ getal van Scheepen, en het gebrek aan Offi„ eieren en Matroozen niet veel afbreuk kon „ lyden, het allernoodzaaklykst was, dat de „ Navale macht der Engelfchen elders beezig. „ wierd gehouden, en zulks het voornaamfte „ doel der geconcerteerde operatien moest wee* i>' zen." ,, Dat de Heer Hertog dierhalven verzocht „ wierd, het bovengemelde plan aan zyn Hof „ meede te deelen, om op het fpoedigfte >■> mo-  ö P Ü ï L n E R t Ü (5, ENZ. 17$ i, mogen weeten dé middelen eh de krachteri j, die hetzelve In 't werk zoude kunnett ert Ü Willeh ftellen, om tot de geftelde eindens ,j meedë te werken." (a) Op den 8e. April kwam dë franfche Ambasfadeur mondeling aan Zyne Hoogheid brengen j het antwoord van zynen Meester op dett inhoud van evengemelde Note: de Gezant Zei hoofdzaaklyk: dat zyne Allerchristelyklté j, Majefteit doen Zou, alles wat de omftandigi, heeden zouden toelaaten, om efficaceniem tè j, begünftigen de operatien die in de Note gede* }, vèloppeerd waren j en dat zyne Maj. dacht vari ü zeer veel belang te zyn, da;t de Heef Prins Stadhouder voortging met dë uitvoering iy daartoe te prepdreerëh, en té ver volgen met 3, de gröotfte détotttU? (£) Zyne Hoogheid dèn Ambasfadeur verzocht hebbende zyn gezegde iri fchrift te vervatten $ deed dié Heer o p den 16e. daaraanvolgende $ aan den Heer Fiscaal geworden, het Biljet té vinden onder de Byl. IA B. gedagteekend deri 8e. April, inhoudende 't geen zynë Excell. bp deezen dag mondeling, zoo als wy zoo everi gé* (V Byl. O. (i) Byl. P. M a  ï8o MEMORIËN TOT gezien hebben, aan Zyne Hoogh. gezegd had.. De Fiscaal vertoonde fchriftelyk aan den Ambasfadeur, dat deszelfs Note, in geenen deele beantwoordde3 aan het verzoek den a6 Mjart fchriftelyk gedaan, dewyl zyne Excell. niet alleen verzocht was, 't geen van onzen kant zou gedaan worden ter kennis van zyn Hof te brengen, maar ook teffens Ons meede te deelen, de Inftructun die hy Ambasfadeur ontvangen zou: en byzonderlyk de middelen, en de macht die zyn Hof zou kunnen of willen gebruiken, om het voorgeftelde doel te bereiken, op dat de noodige beveelcn alhier zouden kunnen gegeeven worden, (a) Het fchriftlyk antwoord van den Ambasfadeur daarop den 17e. aan meergem. Fiscaal overhandigd, hield doch niets naders in: (bj maar 'c fehynt dat de Note op dit laatfte antwoord ten zelfden dage aan den Ambasfadeur, door meergem. Fiscaal ter hand gefteld, (c) eenige meerdere aandrang bevattende , geleegenheid heefc gegeven tot de Note door zyne Excell. aan denzelfden Fiscaal overgegeeven den 3 Mey. (d) 00 Byl. q. <*) Byl. 11. (O Byl S. («0 By. T.  OPHE LDERING, ENZ. l8l In deeze beweerde de Ambasfadeur, na de gewoone vertooning van 's Konings bereidwilligheid, „ dat reeds als een gevolg van toe» „ bereidzelen in zyne Majefteits havens, ge„ reekend moest worden, het gelukkig uitloo„ pen van ons klein Esquader naar de West„ Indien op den 8€. April te vooren, dewyl „ door die toebereidzelen, de Engelfche Zee„ macht geheel naar de Franfche Kusten ge-. „ trokken was: en dat het ook waarfchijnlyk „ was, dat zoo dra de gecombineerde Franfche en „ Spaanfche Vlooten in Zee zouden zyn, zy „ de gantfche Britfche Zeemacht zouden doen „ wenden naar de ftreeken die gem. Vlooten „ zouden bezetten, en Engeland dus buiten „ ftaat zou gefteld worden om te vermeerde„ ren, 't getal der fcheepen die voor de Noord„ Zee gefchikf waren. Dat de fchikkingen be„ treklyk de operatien in het Canaal, geree„ geld moetende worden, met de geene, die „ gedurende de gantfche Campagne plaats moes„ ten hebben, zyne Allerchr. Maj. den Ko- ning van Spanje, aangaande deeze om beflis„ fend antwoord gevraagd, en tot dat einde ee„ nen Courier reeds den S3 April laastleedén „ naar Madrid gezonden had, die noch niet was s, wedergekeerd." M 3 Kort  ïffo "MEMORIËN TOT Kort daarna, den 14e. derzelver Maand, fchreef de Penfionaris Visfcher aan Burgemees* leren: „ Dat de Franfche Ambasfadeur aan den „ Raadpenfionaris gecommuniceerd had, dat de „ Koning zyn Meester van intentie was, pro? „ chainement, ( dit was het woord 1 de operati„ en yan 's Lands Esquader te doen onder-, „ fteunen; dat Hy tot dat einde, eene gecoxnbiv neerde v loot van 40 Scheepen van linie ' a) in „ Zee zou doen verfchynen, die in de Middel„ landlche Zee en jn den mond van 't Canaal 3, zou kruisfen, om daardoor de macht der Enfi gelfchen te verdeden a en van de Noord zee „ te verwyderen; terwyl men het retour van ,» een Courier, naar Spanje gezonden , afvvacht1* te, om nader kennis te geeven, wat eigenp lyk de vereenigde Vlooten zouden doen." Dé (V De Heer Boers die des tyds zich te Parys voor "s Com. pagnies Zaaken bevond, fchreef my den 24-. Mey, dat voor zooveel hy had kunnen nagaan, het getal der Scheepen, die des tyds teBre«,I'Orient, Toulon en Rochefortzich, bevonden, beftond in ,8 a :9, dewelke met die, die, onder g( lejde van Mc de Quiche uit Kadix moesten komen , 22 a 23 uitmaakten: dat 'er wel meerder in de Havens F»ren, en ook aangebouwd wierden, maar buiten Raat firn yoor als npcji dienst te doen.  OPHELDERING, EHZ.' 183 De Penfionaris voegde daar by, dat men in '* zeekere onderricht was, dat de Engelfchen op zyn hoogst 25 Scheepen van Unie in Zee kenden brai- Maar behalven dat hier weder geene bepaaling van tyd was, wanneer die Scheepen zouden uitboren, en dat de Franfche Gezant, (volgens een nader fchryven van den Penfionaris Visfcher aan Burgemeesteren) gevraagd, of de gecombineerde Vlooten waren uitgeloopen , geantwoord had, dat hem daar niets van bewust -was, zoo fcheen evengem. Gezant, zoo kleine verwachting van de verrichtingen van die Vloot te hebben, dat hy omtrent dien zelfden tyd op de Rheede van Texel zich bevindende, het uitloopen van ons Esquader fLrk afried, en zelfs de Scheepen, die toen op die Rheede lagen, en voor Frankryks Reekcning naar Oost-Indien moesten, liet neutralifeeren. (a~) 't Is waar, dat in 't begin van Juny, hec Hof (V) 't Is te bewonderen dat een Minister van een groot Vorst, bekleed met het aanzienlyk en allezins eerbiedwaardig Characier van Ambasfadeur, waardoor hy dus als de Koning zelve moest befchouwd worden, zich vérneederde, pin meede eene daad te pleegen, dienimmer aan de goede trouw getoetst heefc kunnen worden. ' M 4  184 MEMORIËN TOÏ Hof van Frankryk aan Hun Hoog Mog. kennis gaf, dac 32 Scheepen van linie, meesc Spaaa-t fche, van Cadix naar hec Canaal zouden zeilen, waardoor, zoo hec gem. Hof zeide, terwyl de Engelfche Zeem: chc beezig zou gehouden worden, ons Esquader geleegenheid zou hebben pm uic ce loopen, en 'c een of 'c ander ce on- derneemen. Maar korc daarna, kwam doch een Engelsch Esquader van 16 zwaare Scheepen voor onzen wal; cn alhoewel eenige derzelven , zich een poos daarna van onze Kusten verwyderden, wierd nochthnns by den Zee-Krygsraad betloten, dat ons E-quader niec kon in Zee loor pen , om d; t hec te zwak was. 'c Is waar dat 'er re gelykertyd eene ziekce heerschte , die een groot gedeelte der Matroozen buicen ftaat ftelde. r Deeze Zieken beeterden doch allengskens^ en de gecombineerde Spaan fche en Franfche Vlooten hadden eene diverfie kunnen maaken, Van welke wy party hadden kunnen trekken, zoo de geallieerde Hoven hadden kunnen goedvinden, gemeld; Vlooten wat langer omtrent de Engelfche Kusten, en op de hoogte van 't Canaal te laaten vertoeven. Maar in tegendeel, de aangekondigde gecombineerde Vloot vertoonde  OPHELDERING, ENZ. 185 de zich wel ter beftemder tyd, doch de Franfche Ambasfadeur gaf reeds in 't begin van Augustus kennis, dat zy binnen weinig dagen het Canaal zou. verlaaten. Te meermaalen wierden zyne goede Officien, om de Vloot noch te doen vertoeven, tot dat ten minften de Scheepen der Oost - fnd. Compagnie binnen geloopen, en in behoude Haven zouden zyn, zonder vrucht verzocht: doch eindlyk nam hy aan, eenen Courier naar zyn Hof te zenden, om nadere Inftruétien te vraagen, zeggende'doch teffens, dat hy zulks niet deed , comme une fuite & en confequence du Con* fert, mais comme êtant le voeu de la Republiquei ppenlyk beweerende, dat door het Concert niets anders verftaan moest worden, dan dat men aangenomen had, elkander te waarfchouwen van 't geen men doen zou: maar dat 'er nimmer hec voorneemen geweest was, om eenige operatie te concerteeren.. Eenigen tyd daarna beweerde zelfs de Gezant, dat nimmer grooter dienst, dan door het evengem. vroegtydig vertrek, aan de Republiek gedaan was, dewyl daardoor de Engelfchen genoodzaakt waren geworden, die Vloot te volden en de Noord-Zee te verlaaten. Hy beweerde zelfs, dac men ter kwaader trouw ons Esquar M 5  £85 memoriën tot der niet had laaten uitloopen, zoo dra de Engelfche Vloot ach w voor Texd verwyderd had: ea Hy fcheen zeer kwaalyk te neemen, dat men geen geloof had willen flaan, aan eenen parnculieren brief, die hy u* Oliënde ontvangen had, m welken gemeld wierd, darde Engelfche Scheepen in hunne Havenen waren ingevallen: terwyl doch alle de berichten die wy hadden meedebrachten, dat ze naar 't Noorden gezeild waren, om de Koopvaardy Vloot die zy uit de Oost-Zee verwachten te dekken. Hoe beuzelachtig die zwetfery van den Gezant was, is tastbaar: welke waarfchynlykheid was er, dat de Engelfchen, terwyl de gecombineerde Vlooten op hunne Kusten zouden zyn geweest, de hunne, door detachementen zouden verzwakt hebben, om Texel en de NoordZee te bezetren? m ^ zu.dvvaards fteevenende, wierden zy zeekerlyk van a«e vrees voor hunne Kusten bevryd en kreegen de handen weder ruim. '< Was geen wonder, dat de Ambasfadeur 't gedrag van zyn Hof, dat, na den ophef dien men van 't nut dat de Republiek van die gecomhneerde Vlooten zou trekken gemaakt had, zeer vreemd moest voorkoomen, trachtte goed te maaken; maar 't was onheuschy om g^ ^ ker  pp HELDERING) ENZ. 187 ker woord re gebruiken, de geest van verwarring die 'er regeerde, en het wantrouwen tegen de direclie van den Admiraal-Generaal te vermeerderen , met te beweeren, dat het de fchuld van deezen Heer, ja verzeld met kwaade trouw , was. 9t Is zeeker dat die Gezant zynen Meester jn veele opzichten wel gediend heeft, en volgens de gewoonte der Franfchen, den ingang dien hy by zommige Regenten of voornaame Ministers had verkreegen, daartoe heefc laaten dienen: dewyl hy zeekerlyk zich verbeeld heefc, dac om zyn oogmerk te bereiken, het noodig was, den cweefpalc tusfchen de Regenten, en voornaamlyk cusfchen eenigen deezer, en zyne Hoogheid, op hec fterkfte, aan ce ftooken: maar 5c is cefFens zeeker, dat daar uit, ten nadeele van Frankryk zelve, die werkeloosheid die hy en de zynen aan booze oogmerken coefchreeven, dikwyls ontdaan is. 't Geen wy hier te bock hebben gefteld, in alles wac aangaande dac zoo veel geruches gemaakc hebbende Concert, is voorgevallen. Nimmer heefc men van 'c Hof van Frankryk kun» nen verkrygen, dac eenige bepaaling van dc macht mee welke, en van den cyd en plaacs op Welken, de gezaamenclyke operatien door haar zou-  *gS MEMORIËN TOT zouden onderfteund worden, gegeeven wierd. Nooit is 'er iets gekomen van dat antwoord van den Koning van Spanje, dat, zoo als de Franfche Ambasfadeur gezegd had, alleen gewacht Wierd om de operatien te regelen naar die geene dte in de gantfche Campagne plaats zoudenmoeten nebben, (ff) Wy trokken nimmer het minde voordeel van dat Concert: zelfs weigerde Don Cordova, die het opperbevel over de gecombineerde Vloot voerde, onze Oost-Indilche Scheepen die te Kadi* mgeloopen waren, onder zyn Convoy, ten minften tot Brest, te geiden: voorgeevende geene last daartoe te hebben, en zelfs zynedestinatte naar die plaats niet te weezen. Zn Monfieur de Gmche, die 't gebied over de Franfche Scheepen voerde, en die men voorgaf door 't Franfche Hof gelast te zyn, die Scheepen (welks ladingen aan Franfchen verkocht waren ) naar eene der Franfche havenen te geleiden, verfchoonde zich deswegens, met te zeggen, dat «'et hy, maar Don Cordova het bevel over de Vloot voerde. In 't algemeen zyn de handelingen over dat Concert, ons zeer nadeelig geweest, dewyl,daar men gedurig in de verwachting was, dat 'er (fi) Byl. T. 1CtS  O V HE LDHING, ENZ. iets van komen zou , niets bepaald heefc kunnen worden, wegens eenige afzonderlyke verrichting, die onze Scheepen zouden hebben kunnen doen. 't Is dus alleen geweesc om hec genoc te heb- ben van de voorgemelde waarfchouwing (zie bl. 71) dac wy de Mediatie van de Keizerin, en de afzonderlyke handelingen met Engeland van de hand geweezen, en ons verbonden hebben, geene Vreede, hoe voordeelig die ons ook mochte aangeboden worden, te maaken, voor dat de beraamde Maacregelen ce werk zouden zyn gefteld. Moec men de fchuld van alles den Franfchen geeven? geenzins, naar myne gedachcen, gelyk Ik reeds ce vooren heb opgemerkt, 'c Geen bedriegery zou heecen van Burger roe Burger, is fhatkundige behendigheid by de Vorften of hunne Ministers. De Hertog de la Vauguion had ten behoeven zyn's Meesters, zich ten nutte gemaakt het enthousiasme, in 't welk men voor zyn Hof was, Ons van Engeland af te houden; ons in den Oorlog te doen volbarden 5 ons zoo veel, zyn Meester zoo min mooglyk, te verbinden, was 'c geen hy betrachten moest. Die geenen, die lichtgeloovig genoeg zyn geweesc , om zich op zyne fraaye woorden te ver- laa*  *£Ö Hl É M O R I E N T 0 f ÏT' ^ d"Sr0ekel00S d6n Staac -rbonderi hebben, zonder alvoorens verzeckerd te zyn dat dezelve 't genot van het beloofde zou' hebben, die alleen zyn te befchuldigen. Wat een geroep was 'er van dat Concert geweest! 'c heil van t Land fcheen basfadeur gegeeven waren, nochtans de Natie en hunne meede Staatsieeden, in den waan hielden , en diets maakten, dat dat geliefd Concert van weerszyde zyn beflag gekreegen had, en de uitvoering van 't beraamde, niet aan der Franfchen, maar aan onze zyde agterbleef. Men gebruikte zulks, voornaamlyk om den Heere Stadhouder te befchuldigen, en den blaam op Hoogstdenzelven te doen vallen. Ik nam de vryheid zulks Zyne Hoogheid onder 't oog te brengen, en voor te ftellen, om van den toeftand der zaaken, voornaamlyk betreklyk dat Concert, opening ter Generaliteit te geeven. Myn doel met die kenntsgeeving was vooreerst, om aan de gantfche Waereld te doen zien, dac niet van den kant der Republiek, maar van dien van't Franfche Hof, aan 't heilzaam oogmerk dat men met dit Concert voorhad, niet beantwoord was. Ten tweeden, om Zyne Hoogheid, wien meerendeels de fchuld van het niet voldoen aan den Concert gegeeven wierd, van dien blaam volkomen vry te doen erkennen: en ten derden, om te doen bedriten toe reprefentatien aan 'c Hof van Frankryk. Men had dienvolgens gaarne gehad, dat Zyne Hoogheid die kennisgeeving had ingericht vol-  102 MEMORIËN Tof volgens het plan, te vinden onder Bylage Lai V.:en dat vervolgens ter Generaliteit, tot het doen der verlangde Reprefëntatien genomen was geworden, de Refolaue te vinden onder de Byl. La. W. Maar hoe zeer Zyne Hoogheit in 't eerst daartoe fcheen geneegen te zyn, zoodanig dat Hoogstdezelve reeds de Heeren yan Lynden van Hemmen, Griffier Fage/,- en Raadpenfionaris ontboden had, om hun van zyn voorneemen kennis te geeven, zoo wierd Hoogstde-zelve door den laatften, die een ogenblik voor' de anderen ter audiendie van Zyne Hoogh. toe.gelaaren wierd, daarvan wederhouden : en Zyne Hoogh.^ deed vervolgens op den 6 Mey, alleen in 'c fecreet Befogne in plaatze van in de Vergadering van Hun Hoog Mog. he- verflag te vinden onder La. X. in 't welk de pre. misfen wel dezelfde zyn, maar het flor geheel anders is dan in het bovengem. Concept, (a) dewyl daar afgelaaten is geworden, de aanwy'Zing van het onbetaamlyk gedrag van Frankryk, en het betoog der noodzaaklykheid om deswegens aan dat Hof de noodige reprefëntatien te doen, daar het doch, wilde de ftap van Zyne (a) Byl w".  opheldering, enz. I95 Zyne Hoogheid eenigzins van klem zyn, op aankwam. Die ftap was dan nutteloos * Zyne Hoogheid wierd bedankt voor-de gegeevene Communicatie en gelaudeerd: maar niemand buiten de 9 ol 10 Leeden , die gewoonlyk het groot Befo-me uitmaaken, wierd van den waaren ftaat, in welken het Concert zich bevond, onderrichr f en ieder bleef in de gedachten, dat alles met Frankryk overlegd en geconcerteerd was: zóo, dat Burgemeesceren van Amfterdam , toen de Penfionaris Visfcher, (die doch van den waaren toeftand der zaake onderricht was,) by eene Misfive van u Aug. gefchreeven uit 'sHage* aan Hun voorftelde, om eene propofitie van Stads wegen ter Vergadering van Holland te doen , om d'operacien voor iƒ83 weder mep het Hof van Frankryk te concerteeren > daar ge" reedelyk in toéftemden, zonder aan te merken i gelyk anders natuurlyk zou Zyn geweest, dac zoo dat concerteeren voor 1783 geen beecer gevolg had, dan dac van 1782, het vry nutteloos zou zyn, zich daardoor weder de handen ce binden. Die propoficie wierd dan gedaan op den i f$. daaraanvolgende, en oo den 19e. September weder in deliberatie gebragt. Delft ftelde toen II. deel. N foor,  I#4 MEMORIËN TOT voor, het Concert* niet alleen voor 1783, maar voor den gantfchen Oorlog te maaken: en dit wierd op den 1 ie. Oftober eenpaarig , op de Ridderfchap naa, die 't alleen voor 1783 wilde doen, bedoten. Aangezien dan de verknochtheid van zommige Regenten, aan de belangen van Frankryk, en de vooringenomenheid der meesten voor die Mogendheid, 't geen genadig bevorderd wierd, door de vleijende taal van den Ambasfadeur, terwyl het geheugen, der door de Engelfchen toegebrachte gevoelige flagen, by de gantfche Natie noch versch was, was het geen wonder, dat het aanzoek van Engeland van de hand geweezen , en de brief van den eerften Staatsdienaar voor duister en hedriegïyk verklaard wierd : dat even nutteloos dezelfde Staatsdienaar den 4e. Mey eenen tweeden brief tot uitlegging, en bekrachtiging des eerden, den Rusfifchen Minister te London, den Heere Smm ter hand (lelde , om door middel van den Rusfifchen Minister in 'sHage, met eene bygevoegde ter zaake dienende Memorie ter kennis van Hun Hoog Mog. gebracht tl worden. Ca) De brief luidde: MON- («) Zie de Memorie, Jaarboeken \jföf bl. 544.  OPHELDERING} ENZ. Ip5 MONSIEUR! Je nai pas tardé d mettre faas les yèiix da Roi, la communicaüon que vous me fitesFlumneuf de me faire le V'. du mois, S. M. Fa recue comme une nouvelle marqué d'amitié de la part de fa Maj, Imp. & comme une frreuye de Finteret vif & fineer e quells prend au retablisfhncnt de la paix entre la Grande Bretagne & fin ancienne Alliée. Je crois qu'il ferait inutile de vous marquer , Monfieur, que fa Maj. a entendu les fentiments de fa Maj. Imp. avec dautani plus de fatisfaclion qifils renferment des conjèils en tout point conformes aux demarches que fa Maj. a deja prifes pour fecow der les bons Offices de la Cour de Petersbourg, Le Roi fe promet d'avance que fa Maf. Imp. entendra avec plaifir, quil a des longtems prevenu fes fagss confeils, en offrant aux Hollandais une liberté de Navigation enticre felon le Traité de 1674, entre la Grande Bretagne & la Repu* blique. Traité, par le quel les principes de la Neutralité armée font etablis, quant aux farties con-> tra&antes dans leur plus grande etendue. Sa Maf na donc aucune d':fficultê de dire qu'ElIe accept te pour bafe de la paix particuliere er.trcEllc& les Etats Generaux, la Navigation libie, felo-t N a let  106* MEMORIËN TOT les principes réclamés, par fa Maf. Imp. dans fa dedaration du 8 Fevrier 1780, Au reste, Monpeur, vous me per mettrés de re marquer, qifen vous communiquant cesfentiments du Roi, je ne crois que répéter ce que feus !honneur de vous ecrire, par fon ordrele i<)MarspasJé. Si cette Leftre, na produit lef et, que fa Maj. Imp. femble sctre promis de cette demarche faitepour tendre a la conciliation & dmtfuivant le raport des Ministres de fa Maj. Imp. dia Haie, la Republique faifait uniquement dependre la paix avec la Grande Bretagne, &fimalgré la madera, tion qu'il a plu a fa Maj. de temoigner a ce fujet dans les termes les moins eqüivoquès, la RepuUique per fiste a re):etter toute idéé d'ène paix feparée, le Roi aura toujours la Satisfa&ion d' avoir agidemaniere a prouver le prix qiiilmeta tamitié de fa Maj. Imp. &> la déferaice quil apour fes confeils. Sc. James, 4 Juny ,1782. De taal, die daarin, wegens het toegeeven van het Cardinale punt gevoerd wierd, was zoo duidlyk en onbewimpeld, dat niet langer de goede trouw der Engelfchen in twyfTel getrokken, en de aanbieding v,in de hand gevveczen zou hebben kunnen worden, zoo men geen andere koorde aan zynen boog gehad had. Op  OPHELDERING, ENZ. ÏO7 Op den ie. July wierd dan by Hun Hoog Mog. in navolging van 't geen reeds op den 12 Juny by de Staaten van Holland bepaald was , befloten : aan de Keizerin van Rusland te verklaaren , „ dat men om reede der gecon„ certeerde operatiën met Frankryk, buiten (laat was, om over eene afzonderlyke Vree„ de met Engeland in onderhandeling te tree* „ den." (a ) Het befluit wierd doch niet eenpaarig genoomen : Zeeland bleef Hemmen voor afzon- derlyke handeling , mits het wedergeeven onzer genoomene bezittingen, en eene reedelyke fchavergoeding kon bedongen worden: en vooraf het point der vrye Vaart wierd toegegee. ven : een wapenililtland verlangde de Provintie niet, maar wel dat men Frankryks goedkeuring zou trachten te verwerven. Het was d'eerftemaal niet, dat die Provintie fcheen de voorzichtigfle party te hebben gekoozen. Kort voor dat dit antwoord aan 't Hof van Petersburg in een Memorie aangeboodets wierd, (&) had hetzelve aan dac van Verfailles laaten verwonen, hoe zeer het verwachcee, dat (a) Jaarboeken 1782, bl. 6j8, 722. fh) Jaarboeken 1782 , bl 724. N 3  Ip8 W E M Q R I E N TOT dat men aldaar het maaken van eene afzonderlyke Vreede niet zou afkeuren: en het antwoord oaarop was geweesc, „ dat hoe zeer men de „ Republiek deswegens niet wilde" geneer en, men aoch niet ontkennen kon, dat het overleg, om te zaamen gedurende deeze Campagne te ageer en, , zoo verre gevorderd zynde, deeze Vreede voor ah noch als omydig deed voorkomen. Weinige dagen na dat het voorgem. antwoord der Staaten aan Mevrouw de Keizerin afgezonden was, betoonde de Franfche Ambasfadeur by eene Memorie Ca) het genoegen zyn's Meesters, over die afwyzing: met de fterktte en fraaifte verzeekeri ,gen van bet deel dat zy, ne Maj. nam, in 't welzyn van de Republiek: cn dat Hoogstdezelve haar voordel en verlan. gen, om by het maaken eener algemeene Vreede, Haar belangen niet van de zyne af te fcheü den, met vermaak aannam. Ook had de Penfionaris Vifcher reeds den 5e-Juny aan Burgemeesteren gefchreeven, dat de Ambasfadeur hem gezegd had,,, dat de Heer „ Granvüle aan de Graaf de Vergennes voor9S da gen tot eene afzonderlyke Vreede ge-, i, daan hebbende, van den Graaf rot antwoord „ gckreegen had, aat mgem tn zou werden ge.. r \ t . , h tre& (•) ,8-rboJvea *?r2, bi . ,24,  OPHELDERING, ENZ. IQ? ,, treeden, zonder dat daar onder begrepen mer„ den allen die deel in den tegenwoordigen Oor„ log hadden: dat Granville daarop gerepliceerd „ hebbende, dat zulks alleen toepaslyk kon„ de zyn op de geallieerden van zyne Maie„ Iteit, de Vergennes hem daar weder op had5, de toegevoegd: Dat wel waar was, dat zyn ~ „ Meester geene dire&e alliantie met de Republiek „ had, maar dat zyne grootmoedigheid en groot„ heid ' fa magnanimité & dignité ) niet toelie„ ten, dat hy de Republiek aan haar zeiven overliet" Wenschlyk ware het geweest, dat eens on* derfteld, dat 's Konings Ambasfadeur i zyne Majelteits waarachtige gevoelens uitboezemde , zyne Maj. by dezelve gebleeven was: maar wy zullen zien, hoedanig die gevoelens des Allerchristelykften Konings, of ten minften van zyne Ministers, hun minder in 1783 bezielden. Wy hebben te vooren, (bl. 132 envolg.)gezien, hoedanig in het begin het voorneemen had gefcheenen te zyn, de Gedeputeerden der Oost lnd. Compagnie te Parys, van der Perre en Boers, tot zeekere geheime- handelingen aldaar te gebruiken, en hoedanig daar weinig of niets van gekoomen was, doordien de Raad- N 4 pen-  3oq MEMORIËN TOT penfionaris het fchryven van den laatften onbeantwoord, en hun van nadere Inftrudfien onvoorzien gelasten had. Maar toen het hoogstwaarfchynlyk was geworden , dat de Vredehandelingen te Païys zouden worden voortgezet, oordeelde men volftrekt noodig, iemand van hier, ter adfifientic van den Htere van Berkenrode te zenden Friesland had den 28! July ter Vergadering vm Hun Hoog Mog. voorgefteld, iemand naar Vf®» te zenden, om de conferentien by te woonen. Te vooren had men reeds daartoe gedoodverfd, den Heere Brantfen, Burgemeester van Arnhem, en wegens Gelderland Gede. puteerde ter Generaliteit, van wiens bekwaamheid, zoo uit hoofde zyner natuurlyke talenten, goed voorkomen, als verkreegene , ondervinding in het behandelen der publieke zaaken men m 't algemeen, goede verwachting had/ Toen het voorneemen om evengem. Heere te benoemen, te Parys bekend wierd, beviel het weinig: zelfs wierd de Hertog de la VaUr ■gmon gelast, by den Raadpenfionaris, en daar het verder dienft-g mochte zyn, te vertoonen, dat men gaarne zou zien, dat de Heeren van der Perre en Boers, den Heere van Berkenrode, '. dc onderhandelingen wierden toegevoegd: de-  OPHELDERING, ENZ. SOI dewyl doch de zaaien van d'Oosc Ind. Comp. ten minften voor een groot gedeelte, het onder» werp van die handelingen zouden uitmaaken. Ook deed men blyken, dat het mishagen zou, zoo men den gewoonen Ambasfadeur, die men byzondere achting toedroeg , eenen anderen toevoegde. Maar dit behaagde geenszins aan de geenen, die toen reed» begonden de zaaken te beftuuren, met die overheerfching, van welke men eenigen tyd daarna, en wel tot na de gelukkige omwenteling, in September 1787 voorgc«i vallen, zoo veel gevoel gehad heeft. Nogtans was het ontzach voor Frankryk zoo groot, dat men met de benoeming niet durfde voortgaan, maar den Hertog de la Vaugnion, door den Raadpenfionaris liet verzoeken, daar over eenen Courier naar zyn Hof te zenden, met verzoek, dac doch de Koning de Republiek niet wilde gerteeren, in de toevoeging van iemand aan den Heere yan Berkenrode. Hierop kwam kort daarna verzeekering van den Graaf de Vergennes, dac zulks hec oogmerk •niec was, maar dac hy gemeend had, mee voorkennis van zyne Maj. poogingen te mogen doen, om voor ce komen iecs, dac noodwendig ftrek'ken moesc, om aan eenen Miniscer van de N 5 Re^  202 MEMORien TOT Republiek, die zoo lang aan 't Hof van zyne Maj. op eenen aangenaamen voer geweest was, een weerzin in zynen post te doen krygen: dat hy Grave de Vergennes daarom die poo-ingen als noch herhaalde: en te eerder, om 3at hy oordeelde, dat 'er geene reedenen waren, om zich zoo zeer te verhaasten. Men vond doch niet goed, aan 't gevoelen van gem. Graave te defereeren. De Gedepp van de Compagnie, van welken men niet verwachtte die tocgeevenheid, die men by de onderhandelingen over 't Vreede'swerk verlangde, waren niet naar den fmaak. De Heer Brantfen wierd dan benoemd , en den io Aug. wierd zyne Inftrucfie gearresteerd (a); Toen deeze aan Burgemeesteren van Arafteldam door 's Stads Gedeputeerdens ter dagvaart, gezonden wierd, zonder alvoorens het concept aan hun te hebben medegedeeld, zoo als dat gewoonlyk gefchied, fchreeven Gedepp voorn, daar by, dat het eerfte voorneemen wel was geweest, om volgens het verlangen van Burgemeesteren, daar in te ftellen, dat 's Compagnies Gedeputeerdens te Parys , by de Vreedehandelingen , wanneer over 's Compagnie's zaaken gehandeld zou worden, tegenwoordig («) Bv2. y. moes»  OPHELDERING, ENZ. 203 moesten zijn; doch dat zulks geheel uit het geheugen verboren was geworden. Zonder dat doch door gem. Stads Gedeputt. daarvan eenige reede gegeeven wierd. 't Natuuriyke gevolg daarvan is geweest, dat 's Compagnies Gedeputeerden, ook daarna zelden of nooit geraadpleegd, veel min by de handelingen geroepen zyn geworden. Men had zich met hc: benoemen van den Heer Brantfen eenigzins verhaast, om dat men den 1 a Aug. met een Expresfe van den Heere van Berkenrode, de tyding ontvangen had, dar de Heer Fitz Herben, Engelsch Minister te Parys, hem Ambasfadeur kennis had gegeeven, „ dat hy gelast was, om met de bettigereerende „ Mogendheeden over eene algemeene Vree„ de te handelen: dat de Graaf de Vergennes hem, Fitz Herbert, op depropofitie,oai met ieder dier Moogeidheeden afzonderlyk te handelen, gezegd had, dat hy in allescommu„ nicatief cn eenfchappelyk met de Oorlogende „ Moogendheeden te werk zou gaan." En men had noch te gemaklyker tot de benoeming beflootcn, om dat de Heer van Berkenrode, hoe zeer hy zyn ongenoegen over de meergem. benoeming aan Zyne Hoogh. te kennen had gegeeven, als nu verzocht, dat hem iemand zou toe-  ?e>4 MEMORIËN TOT toegevoegd worden: en aan den Raadpenfionaris gefchreeven had, dat die benoeming in de tegenwoordige omftandigheeden, hem geene moeite zou* doen, ja zelfs daarna te verlangen. De Inftruétie van den Heere Brantfen hield,' gelyk men zien kan,, f» niets in, dan eene algemeene last, en fchoon men noch hoog opgaf van de ftandvastigheid Van den Koning voor onze belangen, konde het, ten minften aan die, die niet vooringenomen waren, niet twyffelachtig voorkomen, dat wy niet dan nadeelige voorwaarden by het maaken der Vreede, zouden kunnen befpreeken. Ook had de Hertog de la Vauguian, reeds in July, aan den -Heere Stadhouder gezegd, dat men by de onderhandelingen over een dedommagement zou kunnen fpreeken, maar dat het belachlyk zou zyn, daar op te blyven ftaan. De flechte uitzicht die men dan had op het uiteinde van dat werk, maakte dat 'er meede eene zeer geringe waS voor d'eere, door eenen Minister daarby in te leggen : en men had waarlvk reede den Heere Brantfen verplicht te zyn, dat hy die Commisfie wel op zich wilde nee. men, en de aangenaamheden van \ Paryfche -verblyf zoo duur kopen, 't Is waar, dac het 00 Byi. y, ver.  opheldering, e n z. 2Ö>j Vertrouwen, dat die Heer reeds gedeekelyk voor zyn vertrek had, en daarna Volkomen gehad heeft, van die geenen die zich toen reeds als Opperbeftuurders gedroegen, dien post voor hem draaglyker gemaakt heeft, dan dezelve voor eenen anderen zou geweest zyn. Toen evengem: Heer te Parys kwam, was het Vreeden's werk noch niets gevorderd: men begreep zelfs aan 't Hof van Verfailles niet, wat m.m in Engeland met het zenden van den Heere Fitz Herben beoogd had: en men had, om deswegens onderricht te zyn, Monfieur de Raineval één der Commiefen van het Departement der buitenlandfche zaaken, dervvaards ge-1 Zonden. Deez' bleef daar maar weinige dagen; en kwam weinig beeter onderricht weder t'huis. Mylord Shelburne, die toen het voornaam bewind in handen had , had zeekerlyk niets bepaalds kunnen zeggen op het Cardinale punt, de onaf hanglykheid van America, dewyl men het gevoelen van 't Parlement, dat noch niet vergaderd was geweest, niet had kunnen verneemen. Maar terwyl Mr. de Raineval in Engeland was, gefchiedde iets, dat daarna tot het fluiten' der vreede veel heeft toegebracht,- n:.rimtyk, het bekend verbranden der vlottende Bacie- ryen  fiOfj memoriën tot ryen voor Gibraltar, dat zeekerlyk bewerkt heeft, het afzien van Spanje van het wederkrygen dhr Vesting. • Omtrent deezen zelfden tyd, wierden de geesten der In- en Opgezeetenen in de Republiek, of zy niet al genoeg verhit waren, noch meer opgewonden, door eene gebeurtenis, die was zy niet door een aantal Staats Refolutien buiten alle gefchiedkundige twyffeling geftcld, by de nakomelingfchap, denklyk, voor zeer verdacht zou gehouden worden. Het is genoeg bekend, uit welken elendigen toeftand, onze Zeemacht, gedurende den loop van de Jaaren i73i en 1782. allengskens het hoofd had beginnen op te beuren, zoodanig dat wy in July 1782. in zee brachten een Esquader onder bevel van den Vice-Admiraal Hartfmck, beftaandc uit 1 Schip van 70, 4 van 68, 1 van 64, 1 van 60, 7 van 54 ftukken gefchuts, behalven 4 van 40 ftukken en eeniga Fregatten. Doch deeze macht wierd noch zoo weinig beffend tegen die der Engelfchen geoordeeld, dat, na dat het Esquader omtrent half Augustus door ftorm genoodzaakt was geworden binnen te vallen, alle de Officieren in eenen Krygsraad, op last van Zyne Hoogheid den o September beleid, begreepen, dat iet roekeloos zou me-  OPHELDERING, ENZ. 207 weezen, 's Lands Navale Macht in zulk een haar m blyklyk gevaar te jlellen Terwyl zy op den 4e,. even te vooren, na hetzelfde vertoond te heb-, ben, hun advys beflocen hadden, met aan te. wyzen hoedanig 's Lands Schecpen, zoo in Texel als in \ Vlie, geplaatst zouden kunnen worden, om die Zeegaten te befchermen tegens 's Vyands geweld. Qas Uit de Lysten der Admiraliteiten (F) blykt: dat gedurende hec jaar 1782 by de L o^legien van de Maas en Amfterdam in Equipagie zyn geweest, en binnen Europa gediend hebben , 1 Schip van 70 , 8 van 60, en 7 van 50 ftukken behalven de Fregatten, by welke noch op» genoemd kunnen worden 1 van 70 en 1 van 50 uit Zeeland, naamlyk Zuid - Beveland en Goes. In deezen ftaac was onze Zeemachc, coen de Hercog de la Vaugion, eersc mondeling, en daarna by twee onderfcheidene Memori.n, aan Zyne Hoogheid, uit naam van zyn Hof, voorftelde, om tien van's Lands Scheepen terftond naar Bresc re z?nden, om mee 's Konings's Scheepen ce conjungeeren, welke Scheepen van daar, zoo fa) Zie de Byl, behoorende tot het vervolg van de Misfive van Zyne Hoogheid, No. 1 en 2. bl.3 ené (i)Byl. L». Z. i, a en 3.  £ö8 MEMORIËN TOT zoo als de Ambasfadeur zeide, indien Hun H. H. M. M. zulks raadzaam oordeelden; de middelen yan defènfie van Hoogstderzel>cr Etablisfc^ ment en, byzonder die in Afia geleegèn Zyn, zouden kannen protegeer en, of wel de concert met de Scheepen, die zyne Aller christelykfle Majefteii te Br est had, afhebben zou, het westen en zuiden yan Engeland blocqueeren, dé Convooyen des l'y. ands intercepteereh, en aan deszelfs commercie afbreuk dnen: en wyders dat de Floot van de Republiek zonder uit/iel mochte gezonden worden aan de andere zyde van 't Canaal, om aldaar, zoo het mooglyk was, een zeer ryk gelaaden Convooy, het welk men vcrzeekerde, dat in V begin van Augus^ tus, onder geleide van den Admiraal'Rodneyvertrokken was, te ihtercepteeren. Zyne Hoogheid, zoo als Hoogstdezelve in deszelfs Mi five en Memorie aan Hun Hoo* Mog. (a) zegt, bevond zich door dac voorftel in geene kleine verleegenheid, y dewyl „ dez 'Ive aan den eenen kanc gaarne alles wat „ aan hec Hof van Frankrijk eenigzins onaart}, genaam weezen kon, wilde vermyden : en „ aan den anderen kant, meer dan eenezwaa„ righeid in dac voorftel bevond: zoo om dat de w Krygsoperacien met hec zélfde Hof geeoiï- „ zet* («) Zie het evengem. aangehaald vervolg, bl. 33*  Opheldering, enzj ao«? 3, certeerd, als ten einde liepen: om dat Zyne j, Hoogheid vreesde, dat de macht van de Rei, publiek op deeze wyze verdeeld wordenj, de, de mooglykheid benomen zou worden, j, om het noodige ter beveiliging der verwacht 5, wordende Oost-Indifche Scheepen, en der ■ Scheepen uit de Oost - Zee, in het werk te ,, ftellen: of ten min'len dat langs deezen weg, 's Lands Navale macht in de Noord-Zee, li in het voorjaar van 1783 niet dan zeer gej, ring zou kunnen zyn." Zyne Hoogheid befloot dierhalven, na alvoorens te hebben ingenomen de gedachten van de Heeren Fiscaalen Bisdom en van der' Hoop b en van de Vice- Admiraals Reinst en Zoutman, (van welken, zoo ik vermeene, de eerfte ongünftig, en de andere gunftig op het voorftel dachten,) gem. Memorie op den 23' Sept. meede te deelen, aan het fecreet Befogne van Hun Hoog Mog. Alvoorens daarop' te befluiten wierd goedgevonden, het advys der Admiraliteiten in te neemen. Van deeze bevond zich de meerderheid daarvoor te zyn. De zaak vervolgens weder in 'c fecreet Befogne gebracht zynde, keurden de Gedeput. van Holland, de Heer van den Sandheuvel en de Raadpenfionaris: vau Fries*' II. deel. O landf  SIO MEMORIËN TOT land de Heer van Kuffeler: en van Overysfel de Heer van Dedem, het voordel goed: maar de Heeren George yan Randwyk, Lynden van Bli£~ tmwyk, Brantzenhirg en Tjasfens, refp. Gedeputeerden van Gelderland, Zeeland, Utrecht en Groningen, waren huiverig: men befloot dus niets, en het Befogne wierd gecontmu* eerd. Doch de Heer de la Faitguion een befluitend antwoord op zyne Memorie gevraagd hebbende, drongen de Holïandfche Heeren op den 2S Sept. dat een raporc mochte uitgebracht worden : en dewyl de Groningfche Heer intusfchen zich had laaten overhaalen, om zich by de Hollandfchen te voegen, zoo wierd op den 28e,. daaraanvolgende, na dat de Hertog nochmaals had aangedrongen, het raport overeenkomdig de gedachten van Holland, ter Vergadering van Hun Hoog Mog. uitgebracht: doch Gelderland, Zeeland en Utrecht verzocht hebbende, dat het beduit tot Maandag mochte uitgefteld worden, wierd die dag daartoe bepaald, Men vond doch niet goed óp den bepaalden dag tot een beduit te komen, om dat tyding ingekomen was, dat de Admiraal Hom, uit hoofde van geleedene fchaade op de kust van Frankryk, de reis niet had kunnen, en ook om het ter-  OPHELDERING, ENZ. 2J1 verbranden der vlottende Batceryen, niet had wilien vervorderen. Maar op den 3e. Odober wierd ter Generaliteit met vier Provinciën , Holland , Fries» land, Overysfel en Scad en Lande (want Zeeland referveerde de vrye deliberatien haarer Principaalen, en ik vinde. niet dat Gelderland en Utrecht zich verklaard hebben) befloten,^ Zyne Hoogheid zou verzocht worden, om hoe eerder zoo beter te willen despicieerenseenenvlag-Officier, mitsgaders 4 a 5 Scheepen van 60, 3 a 4 van 50, en a d 3 Fregatten,met een Kotter ofAdvysjacht, om naar Br est te doen detacheren: ten einde aldaar te everwinteren, en de nadere ordres van hier aftewachttn: of gecombineerd met een Fransch Esquader, zoodanige Expeditien in de Europifche Zeeën te doen 3 als de voorn. Flag-Officier met overleg van den commandeerenden Officier aldaar, dienftig zou moogen mrdeelen: met dien verftande nochtans, dat voorsz. erdre van H. H. M. zou moeten worden gehouden voor vervallen, wanneer door aanhoudende westelyke of yariè'erende winden, of ook door eenig onvoorzien toeval, V Lands Scheepen mochten worden opgehouden en verhinderd, om de voorsz. reize voor den 8 Otlober eerstkomende voort te zetten , op dat aan den AdmiraalHowe , by zyn retour ym Gibraltar, of aan eenige anders fuperieurs © a Fr  212 IÖEMOR1EN TOT Vyandlyke macht, geene geleegenheid wierd gegeeven, om het voorsz. klein Esquader op te vangen of te vernielen. Het is over bekend, dat die Scheepen niet uitliepen, en hoedaanig veelert dit aanzagen, als een gevolg van eene verraderlyke handelwyze. Myn voorneemen is niet te onderzoeken , hoe verre de Officieren, aan welken door den Admiraal Generaal, het bevel om naar Brest te fteevenen, ingevolge de Reibl. van Hun Hoog Mog. gegeeven was, aan dat bevel, zelf met het in gevaar ftellen der Bodems, die aan hunne zorge waren toevertrouwd, blindeling moesten gehoorzaamd hebben. Ik laat aan de Staaten, in welker, zoo byzondere als algemeene Vergaderingen, nu niet meer regeert die geest van vooringenomenheid, die zoo veele Staatsleedcn, zeekerlyk in meenigvuldige gelecgenheeden , ter liefde en ter gevalle van 'c Franfche Hof, vervoerd heeft, die zaak uiteindig te -beflisfen en afdoen: maar ik kan niet nalaaten, myne verwondering te betoonen , dat drift, party-zucht en verblindheid , zommigen zoo verre vervoerd hebben, dat zy op zich hebben durven neemen , om door te dringen een voorftel, het welk, met bedaarde zinnen overwoogen, eerder verdiende geacht te zyn gewor* den,  OPHELDERING, ENZ. SI3 ■den, uit verdervende gevoelens, voor de Republiek voortgefprooten, dan tot deszelfs nut te zyn uitgedacht. Hoe is 't mooglyk, zullen onze opvolgers vraagen, dat, terwyl men in eenen heevigen Oorlog tegens eenen machti-, gen Vyand was, en onze Zeemacht even uit haare asfche verreezen , noch kwaalyk in ftaat was, om onze Havens en Kusten te befchermen, daar men in alles by der hand had, één Schip a 70, (a) 8 a 60 en 10 k 50. men van die geringe macht naar eene vreemde haven heeft willen zenden, 5 Scheepen van 60, en 4 van 50 Stukken? Ik beken , dat de Haven van Bresr aan de Scheepen die 'er gelukkig zouden aangekomen zyn, het voordeel zou gegeeven hebben, om eerder en beeter dan uit onze Zeegaaten, in 't vroege voorjaar tot het doen van tochten, gereed te zyn: maar behalven de meenigvuldige zwaarigheeden, die wy zoo even gezien hebben dat Zyne Hoogheid met zoo veel gronds tegen dit vreemd voorftel had ingebracht, zoo kon men de voorftanders van 't zelve vraagen: vooreerst, was 't wyslyk in de maand van Oc- to- (a) Ik tel de zeeventlger van Zeeland niet, zy m$ in Hechten ftaat. O 3  *I4 MEMORIËN TOT tober zwaare Scheepen langs 's Vyands Kusten te zenden, daar zy, in geval van teegenwinden, genoodzaakt zouden zyn geweest, weeken op Zee te zwerven, dewyl zy, ingeval van ftorm, geene Haven in de nabuurfchap, of op hunnen weg hadden, om te vluchten? Ten tweede, was het voorzicht^, in de afhanglykheid van eene vreemde Mogendheid te ftellen, de kern, op dat oogenbiik, van 's Lands navale maht? Ten derden, was 't raadzaam, was 't verantwoordlyk, met de geringe macht die wy hadden, om het doen van expeditien na Afia, Africa of America te denken, in eenen tyd, dat wy kwaalyk in ftaat waaren, om onze Havens en Kusten te befchermen ? Ten vierden, was het voorzichtig, aan de Franfchen onze Scheepen, tot het doen van expeditien te leenen, zonder alvoorens gereegeld te hebben, wat zy zouden doen: daar men zoo geleerd had met het beruchte Co«^,tot 't welk van onzen kant alles, van Frankryks zyde niets deegelyks was aangebooden geworden ? Men zal mooglyk zeggen, dat men het vooruitzicht had, van in 't volgend jaar, met andere Scheepen, die omtrent gereed waren, de plaats der verzondene Scheepen te kunnen vervullen: maar Wat was daartoe voorhanden? wat  OPHELDERING, ENZ. 215 ■wat heefc men in 'c volgend jaar meerder gehad? Uic de Lyscen (a) blykc, dac 'er cwee nieuwe zeventigers, de Jupiter en de Vryheid, en drie nieuwe zestigers in diensc gebrachc zyn, terwyl een zevenciger, de Admiraal Generaal onbruikbaar, en een zestigvr, de Unie, verongelukt waaren. (b) Deeze Scheepen gevoegd by de 5 zestigers, en 4 vyftigers, die men naar Brest wilde zenden , zouden zeekerlyk eene tamelyk aanzienlyke Vloot hebben kunnen uitmaaken, dewyl dezelve als dan uic 2 zevencigers, 10 zestigers, en 8 vyfug.rs zou beflaan hebben; maar de Schepen naar Brest gaande, zou immers niets dan 2 zeventigers, 5 zestigers., en 4 vyftigers overgebleeven ■ zyn. Als men ontleed het oorfpronglyk voorftel van den Franfchen Ambasfadeur, zoo heefc men reede om verwonderd te zyn, dat die Heer zoo veel op zynen invloed betrouwd heeft, dat hy zich heefc durven vleijen, heczelve een oogenblik als aanneemlyk ce doen befchouwen. Hy vroeg 10 Scheepen, wy hadden 'er in 'c geheel 20 by de hand: de 10 gezondene zouden met 's Ko- (3) Te vinden onder de Byl, La. Z. 2 a 4 Locisc {b) Hst Schip van de Capitein van ffdderen. O 4  9l6 MEMORIENTOT 's Konings Scheepen,onder andere, het Westen en 't Zuiden van Engeland bhcqueeren. Ik vraag wat bleef 'er dan over, ik fprce-k niet om En" geland in het Oo.ten en Noorden te benauwen, maar om in en benoorden het Canaal, langs onze Kusten, onze Koopvaardy Scheepen naar en uit de Oost-Zee te convoyeeren ? Men kon immers niet verwachten, dat de Franfchen ons aan deeze zyde van 't Canaal eenige hulp zouden byzetten, dewyl de ondervinding altyd geleerd ha.d, en noch feacsHyk by het handelen over het bewuste Concert, dat zy nimmer daartoe gezind zyn. Maar het flot van het voorftel was het fraaifte: en wyders, zeide de Ambasfadeur, dat de V^ot yan de Republiek, zonder uit/lel, (N. B in de maand van October) mocht uitgezonden worden , aan de andere zyde van V Canaal, om aldaarzoo het mooglyk was, een zeer ryk gelaadea Convooy, het welk men verzeekerde, dat in 't begin van Augustus onder geleide van den AdmiraalRod» ney vertrokken was, te intercipiecren, 2 Zeventigers, 3 zestigers en 5 vyftigerss (van welke laatfte 'er op dien tyd noch 3 naar Dronthem waren, om d'Oost-Indifche Scheepen af te haaien) was alles wat ons overbleef: en dit overfcl- wilde hy, dat wy, zonder uic- ftel  OPHELDERING, ENZ. 21? ftèl zouden zenden, om een ryk gclaaden Convooy door eenen Admiraal geleid, te doen infercipieeren. 't Is waar, dat op het oogenblik zeiven, volgens raporten, de macht der Engelfchen in de Noord-Zee zeer gering wras: (V) maar hoe weinig ftaat men dacht, op die zw«kheid van den Vyand te kunnen maaken , blykt uit de gem. Ref. van Hun Hoog Mog zelve, dewyl daar de uitvoering volftrekt bepaald was, tot op den 8e. October: dus in 5 dagen, en langer niet, uit vrees voor 's Vyands overmacht. ©ndertusfehen deed het gem. voorftel aanftonds dat kwaad, dat het belette, de expeditie van een klein Esquader, om, gebruik maakende van evengemelde gunftige omftandighcê"den, de Convooyen van en naar de OostrZee te doen: en byzonderlyk, om het inloopen van de Oost-Indifc: e Scheepen, die in Noorweegen lagen, te begunftigen: terwyl 's Lands Vloot daarna door tegenwinden belet wierd (b) Zee te kiezen, en het, aangezien het reeds verloopen faifoen, niet te verwachten was, dat de geleegenheid zich daartoe weder zou opdoen. Veel ( den." Hier zou men verwachten, dat de last dan zou zyn, om nergens in te komen, maar neen, men vergenoegde zich met te zeggen: dat zulks een blyk zou zyn van hunne kwaade „ trouw:" even als of dat 'er iets toe doen zou, om het verlangde minder of meerder te verkrygen. Maar men durfde zoo bout niet fpreeken, om dat men wel gevoelde, dat men op 't laatst zou • moeten fluiten op den voet dien het Hof van p g Frank-,  *3a MEMORIËN TOT Frankryk zou goedvinden. Wat het verwyt van kwaade trouw betreft, zoo was het zeekerlyk waar, dac Engeland het Cardinalepunt, vrywillig had aangeboden: maar 'c was niec minder waar, dac wy hun aanbod van de hand had. den geweezen, en dan was de vraag: of men hun van kwaade trouw kon befchuldigen, zoo zy by deeze onderhandelingen hun voorig aanbod geen gefhnd wilden doen? Alle de Provintien keurden hec voorgem Raporc en RefoL goed, behalven Zeeland, die' daarop wilde inneemen hec goedvinden van haare Principaalen. Alhoewel onze Miniscers van den Graave de Vergennes, eer geleegenheid dac zy der Staaten gevoeligheid hadden betoond, over 't geen Frankryk wegens hec m eigen der uicgeftrektheid der vrye Vaart gevorderd had, verzeeke, ring ontvangen hadden, dac de Koning geene toegeevenheid omcrenc die fiuk, en de verde. re aanfpraak der Republiek op Engeland zou beroonen, nemaar haare belangen? by de Vredehandelingen, op hec vuurigfte ter harte nee, nun, zno had nochtans de inhoud van opgem. brief, gevoegd by de kennis die men daagiyks' meer en meer kreeg, van de kleine gezindheid van 't Hof van Frankryk, om ingevolge de zoo dik.  OPHELDERING, ENZ. 2.^1 dikwyls gedaanc belofte , ronder ons; goüfe Vreede te maaken, by de geenen die noch niet geheel aan de belangcns van Frankryk waren overgegeeven , veel ongenoegen gebaard: en by de anderen geene geringe vrees verwekt, dat eindlyk de oogen geopend, en aan hun de fchuld van de gevolgen van het noodlottig vertrouwen , zou gegeeven worden. Daar was om dit te ontduiken niet veel anders op, dan te doen voorkomen, als of het die van den Prins en van de zoogenaamde Anglomanen was. De Ambasfadeur ftond hun weder hierin trouw by: en zei nu, dat het niet zenden der Scheepen naar Brest eene der naaste reedenen van 'sKonings ongenoegen, en mindere geneegenheid, om de Republiek by te ftaan, was. Ik heb hier voor,(bl.86.)aangeteekend, hoe men te Verfailles in den tyd daarover gedachr had , en de voornaamften alhier, wijten dat zeer wel. De discourfen van den Ambasfadeur deeden • zoo veel te meerder kwaad, om dat, niet alleen door dezelve het wantrouwen, en vervolgens ook de werkloosheid vermeerderd wierden, maar om dat dezelve het gantsch gedrag van Frankryk zoo noodlottig voor de Repup 4 bliek  ?32 MEMORIËN TOT bliek wettigden. Hy deed fteeds voorkomen, dat hy altyd te worfteien had, met eene Engelfche Faftie, en dat daarom alhier geene genoegzaame maatregelen , om alle de vermogens tot het voeren der kryg fo te fpannen, genomen konden worden. Doch die waren waarlyk harfenfehimmen: die Engelfche party was destyds nergens in weezen, dan in de harfens van den Gezant: of wierd voorgegeeven door de geenen, die verlangden, dat de zaaken tot geene rust kwamen: of zoo 'er noch eenige Engdschgezinden overbleeven, was hun invloed zoo geknakt, dat deielve geheel krachtloos was. Alle die kunftenaryen veroorzaakten de vermeerdering der tweefpalt, haat en wantrouwen, en vervolgens befluit- en werkloosheidgelyk het gaat, wanneer de beflnitende en uitvoerende machten het niet eens zyn , of ten ÏHinden niet te zaamenwerken. Het Hof van Verfailles heeft, myn's oordeels, destyds de allerbeste geleegenheid verloeren, om deszelfs invloed op de zeekerde gronden, zoo 'er immer eene ftaatkundige zeekerheid kan zyn, te vestigen. De voornaamfto Regenten, zoo wel die geenen die altyd ffeer voor Frankryk dan voor Engeland geweest waa-  OPHELDERING, ENZ. C33 waren, als die, daar nu de invloed van Frankryk door het van de hand wyzen van alle by, zondere handeling over afzonderlyke Vreede, gevestigd was, de eerften niet wilden tegengaan , en het aangenomen Sistema weder omverre werpen, waren gereed, om met Frankr ryk meede te werken, en geene verbintenisfen met Engeland, dan gemeenfchaplyk met Frankryk, aan re gaan: mits dit Hof aannam , geene Vreede te maaken, zonder aan de Republiek eerlyke voorwaarden te doen verwerven. Het Cabinet van Verfailles had zelfs de fchoonfte geleegenheid, om den Stadhouder te noodzaaken, in zyn belangen over te gaan; dewyl deszelfs beftaan, dat zoo naauw, ja zeer onaffcheidelyk aan dat van 't Land verbonden is, vereischte, dat hy thans den ftroom niet tegenging, nemaar, door eene wyze en tydige toegeevenheid, de rust aan 't Land en aan zichzelven, ter afwending der onaangenaamheden voor Hem en voor zyn Huis, die Hy toen reeds begon te gevoelen, en van welke hec flimfte ce wachcen was, gelyk, God beecerc, de ondervinding maar ce veel geleerd heefc, wedergaf. Dewyl ik geleegenheid had, myne gedachten directelyk aan den Graave de Vergennes te doen geworden, liet ik niet; na het evengem. met de P 5  £34 MEMORIËN TOT my mooglykst helderfb verwen af te fchilderen, Maar i mocht niet helpen, en 'c was ook natuurlyk, dat 'sKonin;s Gezant meerder invloed hadde dan ik. Deez Heer , in fteede van de goede verftandhouding met den Stadhouder te zoeken, fcheen daaglyks meer gezind om Hoogstdenzelven kleinigheden aan te doen ; cn onderfteunde de verregaande handelwyze der geenen, die toen noch onder den dekmantel van 't Stadhouderlyk gezach binnen deszelfs paaien te houden, reeds toeleidcn, op 't geen naderhand fchier gelukt is. Op den 6\ December, dus voor dat men antwoord hebben kon op den inhoud van de voorgem. Refolutie van Hun Hoog Mog., ontvingen deezen weder eenen brief van 's Lands Ministers te Parys, in welken deezen meldden, 5, dat de Heer Adams hun in vertrouwen, zy„ ne vorderingen in de Vredehandelingen „ had meedegedeeld: terwyl doch de geheele i, waereld wist, dat de Praeliminaires met En„ geland geteekend waaren." Voorts vf rzeekerden zy,, „ dat onze, door de r„ Franfche hernomene Coloniën, ons zouden „ wedergegeeven worden: dat *s Konings voorÜ neemen nimmer geweest was , dezelve in f, reekening tegens eenige pretentie der En- » gel-  OPHELDERING, ENZ. 235 ,s gelfchen te brengen ; dat hec punt van de „ vrye Zee, tot genoegen der Republiek zou „ gereegeld worden : doch dut betreklyk de „ fchavergoeding eenige verzachting plaacs zou ,, moecen hebben." By Hun Hoog Mog. wierd daarop daadlyk beflocen, „ zyne Alkrchriscelykfle Majefteit , ,, door de Ministers te Parys, te laaten bedan,, ken , voor deszelfs gunstige dispolitie, be» „ treklyk de Coloniën." En het Hof van Frank» ryk beantwoordde de heuschheid van Hun H>og Mog., met gelyke hoflykheid, met byvoeging der fterklte verzeekeringen van 's Konings geneegenheid, „ om te onderlleunen de voor„ waarden, die door onze Ministers, omtrent „ deezen tyd, aan den Heere Fitz Herbett wa„ ren overgegeeven." Niettegenftaande evengemelde horlyke verzeekeringen , was het zeer waarfchyniyk , dat reeds toen de zaaken, ten minften voor het grootfte gedeelte, tusfchen Engeland en Frankryk gereegeld waren. Te Parys beweerde men, dat het vertrek van den jongen Graaf de Vergennes zulks ontwyffclbaar aandui.lde : en dat deeze met de Vreede, zoo als men zegt, in de zak, zou t'huis komen. Zeeker was hec, dat onze Ministers van niets,  23^ memoriën tot niets, van 'c geen tusfchen de Franfche en En-' gelfche Ministers omging, onderricht waren : byzonderlyk niet van 'c geen door Monfieur de Raineval in Engeland verricht wierdt: alhoewel Hun Hoog Mog. den 23 December refolyeerden, dat de voorwaarden die men by de Vreede zou bedingen, zoo veel mooglyk met het Hof van Frankryk zouden worden geconcerteerd, en dat men eikanderen daar in znu feu* teneeren. Men vleide zich noch geftadig met, en verliet zich op den byftand van Frankryk. De Penfionaris van Berckel fchreef den 31 December aan Burgemeesteren : op dit oogenhlik werd ik uit de eerfte hand geïnformeerd y zoodanig dat UEd. Groot Achtb. daar op staat kunnen maaken dat de Graaf de Vergennes, uit naam van den Koning heeft laaten verzeekeren. dat zyne Maj. geene Vreede met let Engelsch Hof zal fluiten , voor en aleer aan de billyke eisfehen van deeze Republiek door Engeland zal zyn voldaan. De Penfionaris meldde ' teffens, dit de Graaf de Vergennes daarvan kennis aan onze Ministers, en deezen aan den Raadpenfionaris gegeeven hadden. Hun Hoog Mog. ontvingen ook den 11 Jan. 1783 eenen brief van meergem. Ministeis, in welken deezen wel kennis gaven, „ dat de eis- 9, fche»  OPHELDERING, ENZ. 2$? ,'s fchen der Engelfchen dubbelzinnig en buiten„ fpoorig waren, maar dat zy van den Graave „ de Vergennes verzeekering ontvangen had„ den, dat Frankryk niet fluiten zou, zoo lang „ de Oorlogende Mogendheeden niet op eene. „ equitable wyze voldaan waren:" meldende teffens, dat zy eenen brief aan Monfieur de Raineval, ten dien einde gefchreeven, met genoegen geleezen hadden. De verwachting en 't vertrouwen dat door toedoen van Frankryk, de Kooplieden vergoeding der fchade door het neemen hunner Scheepen veroorzaakt, zouden verkrygen, bleef doch zoo groot, dat in 't laatst van de voorgaande maand December, gedrukt en gemeen gehaakt wierd een gefchrift, tot tytel voerende, Reglementen Informatie» voor de commercieerende In* gezeetenen der Stad Amfterdam, welke ter Rekenkamer willen opgaven doen van de fchade ,hun door de Engelfchen toegebracht, (a). Niemand is myn's weetens ter Rekenkamer daarvoor opgekoomen, maar te Rotterdam vervoegden de Kooplieden zich tot het evengem. einde met een Request aan de Regeering , op 't welk deeze antwoordde: dat de Gedep. ter dagvaard, overeenkomftig het gedaan verzoek, gelast z«u- C«) Jaarboeken 1782, bl. 1589'  23$ MEMORIËN TOT zouden worden, en dat intusfchen de lysten van fchaden behoorden te worden opgemaakt. Terwyl onze Ministers te Parys met kleine en flechte voortgang over onze zaaken met den Heer Fitz Herben , en onder 't oog van den Graave de Vergennes handelden, gaf deeze Heer te kennen, dat niet ongefchikt zou zyn , dat iemand zonder tytel of charadter van hier naar Engeland gezonden wierd, om aldaar over de voorwaarden, die wy gaarne zouden bedingen, met het Ministerie onder de hand te handelen. De Heer Brantfen, die dit den Heer Raadpenfionaris, zoo ik bet wel heb , mededeelde, droeg daartoe voor den Heere van der Oudermeulen, van wien wy te meermaalen gewach hebben gemaakt. Zyne Hoogheid was niet vreemd van dit voordel , maar de Raadpenfionaris, denkelyk weerhouden door her gezach dac de geenen, die volftrekt alle afzonderlyke handelingen met Engeland afkeurden, verkreegen hadden, keurde het af: en wierd dus weder van de hand geweezen, het eenigfte middel, om noch eene draaglyke Vreede van Engeland re vcrkrvvcn; d-wyl die aanbod zeekerlyk door Eng. land met geen' ander inzicht wierd gedaan, dan om ons daar  OPHELDERING, EfiZ. 239 daardoor van eene volftrekte toegedaanheid aan Frankryk te wederhouden, Wy zullen in 't vervolg zien, hoedanig wy door hec Engelsch Ministerie daanoe verder aangezocht zyn geworden. Ondercusfchen hadden onze Miniscers gemeld, dac de Heer Fitz Herbert, hun fchrifte1-yk had ce kennen gegeeven, dat zyn Mees„ ter zoodanige Vryheid op Zee aan de Repu„ bliek zou geeven, als hy aan Frankryk en „ Spanje zou toekennen: dat hy alle onze ge„ nomene bezittingen zou wedergeeven, be„ halven Trinconomale : en dat zoo de ïn„ gezeetenen der Republiek, iets van die van „ Engeland te pretendeeren hadden , wegens het neemen van Scheepen , zy zulks by wee* „ ge van rechten, zouden kunnen eisfchen." Op dsn 23 Jan, van 'c nieuw begonnen jaar, deeden onze Miniscers weder verflag van den loop en toeftand der handelingen. „ Engeland „ bleef aanbieden de evengem. Vryheid ter „ Zee: zag af van Trinconomale, maar eisch» „ te volftrekt Negapatnam , en deszelfs grond„ gebied, als meede de ongeftoorde vaarc door de Ooscerfche Zeeën." Deeze harde voorwaarden waren door de Miniscers aan den Graave de Fergennes meede-  *40 MEMORIËN TOT gedeeld geworden, doch hadden aldaar weinig troost gevonden: maar de Graaf had zeer aangehouden, dat zy zouden fluiten, dewyl America reeds geteekend had, Spanje daartoe zeer gezind was, en de toeftand der zaaken in Frankryk, voornaamlyk die der Finantien, geen langer uitftel konden toelaaten. Deeze aanzegging , zoo ftrydig met de edelmoedige en belangelooze verzeekeringen die men zoo dikwyls, zedert 't begin van den Oorlog, doch voornaamlyk toen men ons weerhóu? den wilde, van onder gunftige voorwaarden over eene afzonderlyke Vreede te handelen, gegeeven had, trachtte men nu te verfchoonen' -door verwytingen aan de Republiek te doen! Men gaf voor, dat men alles voor Haar, zy niets voor de gemeene zaak gedaan had. Men verweet Haar nu, het niet zenden van de Scheepen naar Brest: en men eindigde die troostloozeaanfpraak, met te vraagen, of zy meede begreeptn wilde weezen in de Armistice, die men voorhad te bedingen. Na dat onze Ambasfadeurs dit gefprek met den Graave de Vergennes gehad hadden, zonder dat die Heer zich eenigzins verder over het voorneemen om afzonderlyk te fluiten, had uirgelaaten, wierden '* anderen daags den 20 Jan.  opheldering, é m z* *4* Jan.* 's morgens ten n uuren, de Préliminairs tusfchen Frankryk, Spanje en Engeland geteekend, zonder meede weeten van onze.Ambasfadeurs; wordende aan de Republiek alleen de vryheid gelaaten, om des goedvindende, daar aan te kunnen accedeeren. (a) Al wilde men al eens onderftellen, dat de klachten van 't Hof van Frankryk min of meer gegrond waren, zoo waren die verwytingen thans blykbaar voortkomende , uit de verlegenheid in welke het Fransch Ministerie zich bevond; dewyl al 't geen het nu tot zyne verfchooning bybracht, gebeurd en bekend was, toen de Penfionaris van Berckel, den 3'. Dec aan Burgemeesteren fchreef, (¥) „ dat de Graaf de Vergennes uit naam van den Koning ver„ zeekerd had, dal zyne Maj. geene vreede zou „ maaken, vóórdat aan debillyke eisfchen van dé „ Republiek door de Engelfchen zou zyn voldaan? en toen de Graaf dit zelfde, in fubftantie, aan onze Ministers te Parys herhaalde. Maar fa) Onze Ministers warén zoo weinig van dieteekéhing onderricht, dat de eerfte tyding die zy'er van ontvingen, was, dat zy op Straat, volgens 't gebruik, hoof den roepen, les préliminairs: fignis,. &c, (6) Bl. 236. II DEEL. Q  242 MEMORIËN TOT Maar met welke verkleining het Hof van Frankryk ook altyd gefproken heeft, van 't geen door ons gedurende den Oorlog verricht was, zoo kan niet geloochend worden, dat voor den byftand, aan de Oost-Indifche Compagnie gegeeven, Frankryk aanmerklyke voordeelen door deeze genoten heeft. De Compagnie heeft by 't gebruik van haare Reeën, Havens, en Baaijen, noch toegeftaan, dat van haare Scheepen en mindere Vaartuigen: Zy heefc uk haare Magazynen allerhande Scheeps- en andere behoeft ens in eene ruime maate aan de Franfche Vloote verftrekt, en door de vereeniging van veelerleie zoorten van gerieflykheeden , dezelve in ftaat gefteld, om, in plaats gelyk voorheen, tegen den wintertyd, hunne Öorlogfcheepen, naar Isle de Frmce te zenden, en alzoo haar kryg ter Zee eenige maanden op te fchorten, dezelve het geheele jaar te kunnen doen voortgaan; terwyl die Vlooten in Afia vonden, al dat geene dat in voorige Oorlogen, dezelve, met groote kosten, en mee noch grooter gev-ar, relkens uic Europa moesc cocgezonden worden: en of'er noch iecs mochc hebben ontbroken, ter betooning eener onbepaalde en weerkeerige dienscvaerdijrheid , van de zyde van de Nederlandfche Compagnie, heefc zy een y j ere-  OPHELDERING, ENZ. 243 crediec van vyf Millioenen Livrès voor de Franfche geopend, die daar van zich, zelfs boven die zom, bediend heefc. Onze Miniscers gaven in voorgem. brief ré gelyk kennis aan Hun Hoog Mog. van het laatfie gefprek mee den Graaf, en van hec evengem* teekenen, verzoekende nadere last. De Provintien keurden op den 29e. Jan. goed, 't geen de Ministers verricht hadden, en gelastten Hun de Wapenftilftanddie intusfeheri door den Engelfchen Minister den' onzen aangeboden was,- aan té neemen,- doch hielden aan zich, nader over het Vreede's werk te raadpleegen. Toen de Raadpenfionaris even gem. brief by welken onze Ministers verflag deeden, vari het afzonderlyk teekenen der Préliminaires, en van 't geen by die geleegenheid was voor° gevallen, aan Stads Gedeputeerden had meedegedeeld, fchreef de Penfionaris van Berckel aan den toen prefideerenden Burgemeester van Hoorn, „ dat mek zich mee hec ceekenen zoo „ verhaasc had, om reede van onze inactivi„ reit, en byzonder om de geweigerde expe* dicie naar Bresc." Wy hebben ce vooren gezien dac in der daad de Graaf de Vergennes, gedrongen door onze Q s Mi-  S44 MEMORIËN TOT Ministers, om niet met Engeland, zonder ons, te fluiten, getracht had, dat fluiten, dat korc daarna gefchiedde, te verfchoonen: maar't klonk wat vreemd, dat evengem. Penfionaris, als nu die beuzelachtige verfchooning van Frankryk billykte. Hy was immers van 't geheim der zaaken onderricht: hy wist, of ten minften kon weeten, wat tot het voorftel tot het zenden dier Scheepen oorzaak had gegeeven: hy wist zeekerlyk, dat de weinige afbreuk die wy aan den gemeenen vyand hadden toegebrachc, veel meer aan den zwakken ftaat van onze Zeemacht, dan aan eene voorbedachte inactiviteit, te wyten was: hy had noch op den 31e. Decemb. laastl. gefchreeven, in 't zeekere te zyn onderricht, dat de Koning van Frankryk geene Fr eede met het Engelsch Hof zou fluiten, wor en al eer aan de hillyke eisjchen van de Republiek zou zyn voldaan, (a) Noch vreemder was het, dat die Penfionaris, niet tegenftaande de onwederfpreekelyke blyk, die het Hof van Verfailles ons door het evengem. teekenen kwam te geeven, van 't geen wy -verders van hetzelve te wachten hadden, noch geftadig bleef berusten in den byftand van Frankryk; en in denzelfden brief meldde, datdeFran- 00 bl» 23<5,  opheldering, enz. 245 fche Ambasfadeur, die hy over de zaak onderhouden had, verzeekerdhad, dat zyn Hof persisteerde om de Republiek by continuatie alle bewyzen van geneegenheid en behartiging haarer belangen te geeven: voegende daar doch by, dat de Ambasfadeur wat verleegen was, en zich behielp met te zeggen, dat alle de Mogendheeden den Oorlog moede waaren , en dat Frankryk alleen het werk niet kon gaande houden, daar de Republiek gedurende den gantfchen Oorlogniets «edaan had. Maar de drift van den Man was _ zoo groot, dat hy voor waarheid ftelde, al c creen tot het bereiken zyner oogmerken dienftig was. Het was by hem geene bedriegery, maar verblindheid: doch men ziet uit evengem. fchryven, dat de Ambasfadeur niet gefprooken had van 't achterblyven van d'expeditie naar Brest: 't geen ook tusfchen hem en den Penfionaris weinig paslyk zou zyn geweest, daar ze beiden agter het geheim waren. Voor 't overige was de verfchooning niet onbillyk. De Vreede was zeekerlyk voor alle de Mogendheeden, voornaamlyk voor Engeland en Frankryk, wiens geldmiddelen uitgeput waren, hoog noodig. Wy waren zeeker looslyk om den tuin geleid; maar hadden meer reede om ons te beklaagen, over die geenen, Q 3 die  346" MEMORIËN TOT die door een blind vertrouwen op vorstelyke grootmoedigheid, ons in den val gebracht hadden, dan over Koninglyke Ministers, dienaar de gewoone zeedekunde, in het beduur der Staatszaaken, lang voor den tyd van Machiavel aangenomen, zich gedraagen hadden. De Hertog de la Vauguion, die zeekerlyk geene middelen gefpaard had, om ons het alleruitgeftrektst vertrouwen op zyn 's Meesters bydand te doen krygen, doch die in deezen, zoo als de Penfionaris van Berckel gemeld had wat verleegen was, verzeekerde op het allerheiligst, van het na by zyn van het teekenen der Préliminaires, niets ge weeten te hebben. Het voortduren van 't vertrouwen in 't Hof van Verfailles, bewerkt door dezelfde lieden, die ons daarvan het ellendig dacht - offer hadden gemaakt, gevoegd by de fchier voldrekteregeeringloosheid, die door de verdeeldheden, die alle verdandhouding tusfchen de Provintien Steeden en Leeden der Regeering onderling, en tusfchen dezelve en den Stadhouder hadden weordeel, door toedoen of bemiddeling van Frankryk, toegevoegd zou worden: 't geen altyd fchynen zou, zoo zulks gefchiedde, ingevolge van handelingen te Parys: de Engelfche Minister, hadden zulks niet onduidelyk te kennen ge-, geeven. \Was dan de zaak der Engelfchen, en, zoo als veelen dachten, niet minder de onze, afzonderlyk met het Hof van London te handelen. Daartoe was, gelyk wy gezien hebben, reeds in 'tbegin, door den Heere Fitz Herbert, daarna noch te meermaalen, en nu weder aan. zoek gedaan. Maar men wilde alhier daartoe niet verftaan: men fchuwde al wat eenigzins den fchyn van de oude gemeenzaamheid met Engeland te herftellen, kon hebben. De Raadpenfionaris hadgezegd, dat genoeg by deezen Oorlog gewonnen zou zyn, zoo dezelve om ten eenemaal van Engeland q 4 los-  24» MEMORIËN TOT losmaakte: en de Heer Brantfen, die eerst voor eene byzondere zending naar Engeland geweesr was, zoo als wy gezien hebben, keurde nu dezelve af, om dat hy vermeende, dat de EngeU feben wederom de oude Verbindtenisfen zoudenwillen vernieuwen, dat ons niet lyken zou - en alhoewel korte dagen daarna, Rotterdam voorHelde, om iemand naar Engeland te zenden waren de gedachten van de meeste Leeden daar tegen. In een Befogne den si Febr. gehouden over eenen brief van onze Paryfche Ministers, hadden de meesten gezegd, dat men de Liaifonsmet ingeland met moest renouvelleeren: en deeze del, üng zou zeekerlyk niet vreemd zyn geweest' zoo dezelve berustte op de gemrlykheid, van mime Liaifons met machtige Mogendheedenraaar zy kon niet dan als partydig befchouwd worden, dewyl men daadiykgelykzoortige Liah pns met Frankryk trachtte aan te gaan. Ondertusfchen wist men niet waartoe te befluicen. De Engelfchen hadden van hunnen eisch op Trinconomale wel afgezien, maar vorderden m plaats, Negapatnam: en bleeven ftaan op de onbelemmerde Vaart in de Oosterfche Zeeën De vordering die zy wegens dit laatrte deedepj was eenigzins duister, en het bleek niet Waar s  OPHELDERING, ENZ. 249 klaar, hoe verre zy die Vaart wilden uitftrekken. Zoo het een enkel vaaren door die Zeeën was, kon het volgens die beginzelen, daar wy zeiven ons op beriepen, naamlyk die der gewapende Neutraliteit, niet gevoeglyk geweigerd worden: maar zoo zy /daardoor vérftonden, eene vryheid, om door handelingen met de Molukfche Vorften, die met de Compagnie in verbinten Isfen ftonden, aan deeze afbreuk te doen,^ en daardoor de Speceryhandel in 't geheel of ten deele, tot zich over te brengen, konden wy niet anders dan ons op het krachtigfte tegen zoodanige vordering verzetten. Onze Ministers hadden dan aan Hun Hoog Mog. gefchreeven, dat zy den eisch niet klaar begreepen, Niet onwaarfchynlyk is 't my voorgekomen, dat deeze dubbelzinnigheid, met voordacht door de Engelfchen gebruikt was, om geleegenheid te geeven, daar over zich onder eikanderen, zonder tusfchenkomst van Frankryk, te verftaan, en het gevorderd recht minder of meerder uit te breiden, naar maate men Frankryk buiten de handelingen daar over, zou willen laaten. Wat Ncgapatnam betrof, alle die eene Vreede door afzonderlvke handeling met Engeland kQ5 te  *50 MEMORIËN TOT te verkrygen, afkeurden, deeden hun best om te beduiden, dat die bezitting voor de Compagnie van klein belang was. Men had zich ook tot dus verre niet verwaardigd, noch van hier, noch te Parys, sCompagnie's Gedeputeerden over de handelingen die hec welzyn, ja hec beilaan van de Compagnie, zoo na becroffen, te raadoleegen; noch zich by hun te erkondigen, of Negnpatnam eene beziccing van aangelegenheid was, dan niec. Had men zulks gedaan, hadden deezen die niec alleen betoogd, maar tevens hec noodige aan de hand gegeeven, om aan te coonen, hoe nadeelig hec voor Frankryk zelve was, dac die bezicting in handen der Engelfchen bleef, en dus het Fransch Ministerie genoopt, om hec belang der Republiek of der Compagnie deswegens, op hec fterkfte ce helpen bevorderen. 's Was de Heer Boers, eerfte advocaac van de Compagnie, en een van deszelfs Gedeputeerden te Parys, aan wiens bekwaamheid in 't algemeen, en byzonder in 'sCompagnie's zaaken mee gecwyffeld kan worden, die my op myn verzoek, de aangelegenheid van Negapacnam bevestigde. - Hy deed my opmerken: dat die Stad, geleegen zynde in \ Ryk van Taijjoer> ^ def voorr  OPHELDERING, ENZ. S5I voornaamde Mogendheeden op de Kust van Choromandel, de Engelfchen eens in 't bezie derzelve geraakende, daardoor geleegenheid, zouden hebben, vooreerst, om gem. Votst van hun af hanglyk te maaken, ten anderen, om door dien Vorst te laaten uitvoeren, al 't geen zy, zomtyds, zouden fchroomen, op hunnen eigen naam te verrichten: dat de Comp. een gelyk noodlot beproefd had in Bengalen 9 en voor d'overmacht der Engelfchen en hunnen invloed op 'sLands yorden, ten aanzien van alle de takken haarer Negotie, had moeten bukken: dat het gem. Ryk van Tanjoer, uit hoofde van deszelfs aanzienlyke voortbrengzelen van Ryst, de Spyskamer van die Kust is: dat de Engelfchen, reeds aldaar zoo machtig, zoo zy noch meesters van Negapatnam wierden, het zouden zyn, om der Maatfchappy ter bekoming van de noodige behoeftens voor haare bezittingen, en voornaamlyk over het naby geleegen Ceilon , den pas af te fnyden: dat de nabuurfchap van eene zoo machtige Mogendheid, niet dan ten uiterden gevaarlyk voor 's Compagnies bezittingen op het evengem. Eiland kon weezen; te meerder, dat daardoor de verleidingen, van welke men weet dat de Engelfchen by den Keizer van Candia fteeds gebruik maa-  *5a MEMORIËN TOT maaken, om deezen tegens de Maatfchappy op te zetten, veel gemaklyker zouden kunnen in 't werk gefteld worden : eindlyk, dat het bezitten van meergem. plaats voor de Franfche bezittingen op de Kust, even gevaarlyk was, als voor die van onze Compagnie: voornaamlyk voor Pondichery en Carnicol die meede uit het Tanjoerfche gefpyzigd worden. De Heer Boers meldde my teffens, dat de Marquis de Castries hem gezegd had, van de aangeleegenheid van meergem. plaats voor Frankryk allezins overtuigd te zyn. De Advocaat vermeende dan, dat het van groote aangeleegenheid was, deeze plaats niet af te ftaan: te minder , om dat geen andere op die Kust kon uitgedacht worden, om eengelykzoortig Etablisfement te maaken; zoo als hy Advocaat den Heer Brantfen, die hem eindlyk daar na gevraagd had, onlangs ook onderricht had. Hy verlangde ook te meerder, dat men, ten minften by provifie, tot het afftaan van eene zoo belangryke bezitting niet kwam, om dat met reede , aangezien de ontwyffelbaare fuperieuriteit, die men op dat tydftip in de Indien op de Engelfchen had, op de herneeming van Negapatnam gehoopt kon worden. Omtrent deezen tyd drong de Compagnie meede  OPHELDERING, ENZ. C^g de op hec belang van Negapacnam aan, by eene Memorie, die zy eer Generaliteit overgaf, by welke zy teffens aancoonde, de gevaarlykheid van roegee/endh eid op hec ft uk der vrye vaart in de Ooscerfche Zeeën. Maar hoe zeer al het geen deswegens gezegd wierd , oncegenfpreekelyk was, zoo kon doch her verlies, hoe grooc hec ook mochce weezen, de vrees van afzonderlyke handeling, of handeling ce London, niec op weegen. Toen de Préliminaires cusfehen Engeland, Frankryk en Spanje geceekend waren, hadden onze Miniscers nader mee den Engelfchen gefproken over de voorwaarden, die wy hadden opgegeeven: en byzonder over een aangeboden Equivalenr voor Negapacnam, naamlyk, de West-Kust van Sumatra: doch de Heer Fitz Herben had dit, en alles wat wy voorftelden, niec alleen van de hand geweezen, maar zelfs zich niec ontzien van te zeggen, dat Frankryk aangenomen had ons te laaten dryven, indien Wy de aan ons voorgefielde voorwaarden niet aannamen. Onze Ministers zich deswegens by den Graaf de Vergennes beklaagd hebbende, hadden wel goede woorden, doch weinig hoop gekreegen, en dierhalven om nadere last verzocht. Deeze wierd allernoodigst, dewyl de Graaf «fe Ver-  $54 MEMORIÉN TÓT Vergennes korte dagen daarna, (zoo als dë Heer Brantfen in eenen geheimen brief aan den Raadpenfionaris gemeld had) gewaarfchouwd had, dat zoo onze Ministers, op de komst derty. ding, dat de Keizerlyke Hoven de Mediatie ha& den aangenomen, niet finaal gelast waren, men Zonder hun finaal zou fluiten, Daags na dat de voorgem. Brief ter Generaliteit was ingekomen, naamlyk den 4 Maart, wierd van wegens het fecreet Befogne aldaar voorgefteld, om aan gem. Ministers te fchryven: „ dat zy by aanhoudendheid moesten blyi, ven aandringen op de vrye Vaart: en byal* dlen dc Engelfchen zich daarop niet duidet, lyk wilden verklaaren, als dan hun aanzeg. » gen, dat Hun Hoog Mog. gezind waren zich „ volftrekt te houden aan de principes van de }t gewapende Neutraliteit, met zoo veel kracht door Mevrouw de Keizerinne beftempeld, » en op het recht der Volkeren gegrondvest/* „ Datzy Ministers moesten trachten te bewer« ken, dat diergelyke verklaaring door Frank„ ryk, Spanje en America meede gedaan wierd: H dat zy zorgvuldig moesten vermyden, meui, we liaifins met Engeland te maaken, als „ zynde dezelve nadeelig en van fchadelyke « gevolgen bevonden: dat zy het af ftaan van Ne-  OPHELDERING, ENZ. 2$$ „ Negapamam by aanhoudenheid moesren bly„ ven weigeren: dat zy betrekkelyk de génes 7 „ die de Engelfchen voorgaaven, in hunne „ Vaart door de Oosterfehe Zeeën,' van we„ gens de Compagnie te ondergaan, en waarop' „ zy hunnen eisch op die Zeeën grondvesten, „ vertoonen moesten, dat over die gênes nim„ mer door de Engelfchen geklaagd was; daar in„ tegendeel, door de Compagnie dikwyls klach„ ten over 't gedrag der Engelfchen in dat Wae„ relddeel, en altyd nutteloos, gedaan waren; „ doch dat men doch gereed was, des wegens „ wederzydfche fchikkingen te maaken: dat „ zy als noch moesten aandringen, op eene „ fchavergoeding, met vertooning, hoe hard „ het zou zyn, dit over te laaten aan de wil„ lekeurige beflisfingen van de Engelfche Ad„ miralittit; doch dat zy, zoo zy niets bepaalds deswegens konden verkrygen, als dan moes„ ten trachten te bewerken, dat de fchikkingen „ deswegens overgelaaten wierden, aan daar„ toe van wederzyde te benoemene Commis„ farisfeneindlyk: „ dat zy by \ Hof van Ver„ failles zouden blyven aandringen, op de zoo „ dikwyls gedaane beloften, van geene Vree« „ de, zonder aan de Republiek goede voorwaarden te bezorgen, te maaken." Gel-  S50 memoriën tot • Gelderland, Holland, Utrecht en Overysftl hadden aanltonds op het raport van het fecreet Befogne, eene overeendemmende Refol. helpen neemen: Friesland en Stad en Lande, die sis ongehst de conclufie eerst hadden aangezien, (temden daar in toe op den iode en l4de daaraanvolgende: maar dë Gedeputeerden van Zeefend zeiden, zich daarna niet te kunnen fchikken, en gelast te zyn te zorgen, dat geene conclufie op Vreede's articulen gênoomen wierd ^ dan met concurrentie van hunne Provintie. Het leed niet lang, tot den 19de naamlyk, of daar kwam van Parys tot antwoord op den inhoud van evengem. Refolutie: 3, Dat de Mi,, nisters zich in 'c minde niet konden vleijen, „ dat het Hof Van Verfailles het verlangen van Hun (loog Mog. zou kunnen of willen on„ dei-deunen: dat Vergennes zelfs ongenoegen betoond had, dat men niet gemaklyker was; >, terwyl hy den ongelukkigen loop des Oorlogs aan onze werkloosheid toefchreef, en breed a c pgaf van de moeite die hy genomen had, „ om de Engelfchen tot het toedaan van beei- ter voorwaarden te brengen, en hun tenmin,d ften van Trinconomale had doen afzien: dat 5i 't geen de Engelfchen nu vorderden, het ui„ terfle was: dat dewyl de Koning van Enge- » land  opheldering, enz. &57 s) land niec geneegen was, dé verklaaring wet, gens de vrye Vaan ce geeven, voorgeeven„ de dezelve nutteloos te zyn, en de Republiek „ zich in ftaat moesc ftellen, om haare Vlag te „ doen eerbiedigen: dac Frankryk doch by een „ re makene commercie - Tracfaac de gem. ver„ klaaring in gepasce Termes wel wilde doen : „ dan dac de Graaf zeer cautieus was om eenl„ ge belofte tot wegneeming der zwaarighee„ den aangaande de vrye Vaart in de Ooster„ fche Zeeën re doen, maar dac hy goedkeur„ de hec voorftel om de gefchillen door wc„ derzydfche Commisfarisfen ce doen regulee„ ren. Dac wac betrof de belofte om niec zon„ der de Republiek ce fluken, hy Graaf, zon„ der daartoe eenige verplichting op zich ce „ willen neemen, gezegd had, dat ieder Mogend„ heid haare convenientie moest combineeren, dac „ gelyk de Republiek de haare calculeerde, de „ Koning genoodzaakc was' dit ook ce doen: dac doch onder voorwendzel van de Media„ cie der Keizerlyke Hoven ce vraagen, het „ finaal fluiten was uicgefteld: en dar men zich „ dien ryd re nutte kon maaken, en in ftaat ftellen." Voorts meldden de Ministers, „ dat ze op alle punten, hunaanbevoolen, wol fterk „ aangedrongen hadden, doch zonder hoop ran 11, beel. R „ fi»  258 memoriën tot „ fucces, om dat Frankryks handen reeds geèoü'3, den waren; en dat toen zy van hunnen na7 „ deren last aan den Heere Fitz Herben ope„ ning hadden gedaan, deeze gezegd had, zw „ ultimatum te hebben opgegeeven, en het door den „ Graave de Vergennes was goedgekeurd. Dac „ zy Ministers dus ziende niec ce kunnen vor„ deren, ingevolge hunnen lasc verklaard hadden, op eene nadere verklaaring wegens de i'i vrye Vaart, niet langer ce zullen blyven ftaan: 3, doch teffens, dac Hun Hoog Mog. alcoos de „ rechren van de Neucrale Vlag, volgens de „ principes door Haare Rusch-Keizerlyke Ma„ jefteic geconflateerd, voor onbreekelyk zouden houden, als gegrond zynde op hec jus „ Gentium: dac wac becrof de onbelemmerde «i Vaarc in de Oosterfche Zeeën, Hun Hoog „ Mog. verlangden, dac opgegeeven wierd,. „ waarin, beftonden, en door wie en waarver„ oorzaakc waren de voorgegevene gênes of be„ lemmeringen: terwyl Hoogstdezelven aan„ boden, tot voorkoming derzei ven in \ ver„ volg, de noodige fchikkingen te maaken. Dat „ de Heer Fitz Herben hier op geantwoord had, „ dat fchoon hy zyn ultimatum had voor» gefteld, hy doch aannam het gezegde aan zyn j>, Hof meede te deelen, doch geen hoop op 'veran- „ de-  ÖFHELDÈRIN O, ENZ. 259 dering te hellen: dat hy ml kon zeggen, dal h de klachten over die gênes, meerendeels haaré }, betrekking hadden op den doortocht door de Mo3) lukkes, en dat de verdere lezwaaren der weder„ zydfihe Compagnien, door wederzydfche Com,t mis/arisfeu zouden kunnen vereffend wordend De Miniscers eindigden hunnen brief met ce zeggen: „ dac zy hec ancwoord van den Heer „ Fitz HerleH zouden afwachten, ert incusfchen j, niec nalaacen hunne devoiren by den Grave ] de Vergennes aan te wenden." Op den 3 April wierd eer Vergadering van Holland gerefolveerd, ce crachcen eer Generaliceic ce doen befluicen, „ de Miniscers te ge- lasten, op het fterkfte aan ce dringen, op de ,, bewuste belofte door Frankryk wegens hec ï, niec afzonderlyk fluicen gedaan, te verneej, men of het waar was, dat Trinconomale den ?i Engelfchen weder ontnoomen was: en zoo ja* als dan nader op de herlevering van Nej, gapacnam ce ftaan, dewyl men van de bezic„ cing van die plaacs niec zou afzien, als om j, Trinconomale weder ce krygen: die aan 'c Hof van Frankryk ce vercoonen, en deszelfs „ onderfteuning tot even gem. wedergeeving, s) als meede van die van alle de genomene, of noch te neemene bezittingen van de RepuR 2 ,j bliek;,  200 MEMORIËN TOT /, bliek, te verzoeken: nochmaals den Heer „ Fitz Herben onder 't oog te brengen, hoe 3, billyk deeze wedergeeving was, dewyl alles „ door zyne Briccannifche Majefteit in een „ offenfive Oorlog was genoomen:'" en eindtyk* 13 byaldien dit alles niet helpen kon, als33 dan de Vreede aan te neemen, onder inhepe 3) van de meergem. verklaaring van de vrye ,3 Vaart." Op den y April fïemden alle de Provintien, op Zeeland na, die by haare Staats-Ref. den 4 Maart ter Generaliteit ingebracht bleef volharden, in den inhoud van de Hollandfehe Refolutie: en dezelve wierd aan den Minister te Parys tot hun naricht gezonden. Ook gelastten Hun Hoog Mog. eenige dagen daar na den Heere Brantfen, den tytel van Ambasfadeur, noodig om te kunnen teeltenen; aan te neemen, wanneer hy zulks paslyk zou achten. Ondertusfchen was men zeer zeker, dat met alle die Refolutien en beveelen niets zou ukgericht worden: dat de zaak 'er toe lag, en de Engelfchen geenen ftap achterwaards zouden doen, ten zy men met hun afzonderlyk wilde handelen: doch waartoe, al moest alles hec onderst boven keeren, men niec wilde komen. Ter-  OPHELDERING, ENZ. üöt Terwyl het evengem. in den Haag en te Parvs voorviel, wierd ik van goeder hand onderricht, dat de Herrog de laVauguion, voordat hy naar Parys, werwaards hy in 't laatst van de maand een keer deed, vertrok, had kunnen goedvinden, om op zynen gewoonen meesterachtigen toon, aan Mevrouwc de Princesfe van Orange te zeggen,, dat hy taamlyk voldaan was, over 't gedrag van Myn - Heer den Prins, en het zo* blyven, zoo Hoogstdezelve bleef voüiarden by geene Verbintenisfen met Engeland te willen aangaan : dat hy Heer Prins tot dat einde van zich moest eloigneeren, Lynden van Hemmen, Rendorp, Heiden' en van der Hoop, voornaamlyk de twee eerften, en alleen den raadinneemen van den Raadpenfionaris, eenen man van ver/landen kunde, op wiens principes, in welke hy nimmer gevarieerd had, men kon ftaat maaken. Ik zal geene aanmerkingen over de befchéidenheid van den Gezant maaken, maar die aan myne Lezers overlaaten. Voor dat het antwoord der Franfche en Engelfche Hoven op den inhoud van evengem. Refol. van 7 April gekomen was, fchreef de Heer Brantfen „ dat hy den Graaf de Vergennes „ over het aangaan van een commercie-Trac*' taat onderhouden, en van denzelven tot antR 3 » woord  St>2 MEMORIËN TOT „ woord bekomen had: dat byaldien de Koning f, aangezogt wierd, zyne Maj. daartoe wel ge„ neegen zou zyn, en als dan daarby zou en „ kennen de principes der gewapende Neu* n tralitët,"' Hierop wierden de Ministers gelast, daarover daadlyk een Memorie te prefen. teeren. 1 Was niet dan op den 18 Aug. dat de Ambasfadeurs Hun Hoog Mog. lieten toekomen tot antwoord op de Ref. van 7 April, een verflag van 't geen zy met de Engelfche Ministers, en byzonder met Mylord Manchester, m plaats van den Heere Fitz Plerbert, doch met het Charaéter van Ambasfadeur, gekomen, verhandeld hadden; zendende teffens de Artyke* Jen die zy Ambasfadeurs den Engelfchen als frcliminaires hadden voorgefteld en overgegeeven. (a) Uit dit verflag van de Ambasfadeurs, en de door hun overgegeevene préliminaire Artyke* len bleek, dat al wat men met de handelingen met de Engelfche Ministers, onder het opzicht en met meedewerking van de Graave de Fergennes, gevorderd was, daar in beftond, dat de En, gel- (#) Zie dezelve, beneffens den evengem. briefin de JttTböeteH 1783, hU- isó5. en volg,  OPHELDERING, ENK. ^ «Ifchen nu noch met twee voorwaarden voor L dag kwamen, daar te vooren niet van ge- fprooken was: naamlyk, het geeven van t Saluc volgens het Traftaat van 1674, « van vreemde Scheepen, zonder onderfchetd, m de Havenen der beide Natiën op de Kust van Wat het eerfte betreft, had men zich niet kunnen voorftellen, dat de Engelfchen nu zouden afftaan eene eerbewyzing, meer dan eene WUw de BritfcheVlag toegekend: en dat de Koning voor den Staat, die allezins deszelfs afkeer voor zyn Ryk betoonde, eene toegeeflykheid zou hebben , die hem by zyn Volk niet dan verachtelyk zou maaken. Doch op het tweede, waarvan de aangeleegenheid voor Engeland zeer gering was, ftonden zy zoo weinig, dat gelyk in dien brief gemeld jord, zv op het voorftel van onze Ambasfadeurs, om de reegeling van dat gefchil, na het fluiten der Vreede, aan wederzydfche Commisfansfen te laaten, gereedelyk aannamen. _ Dat de Engelfchen het aangeboden Equivalent voor Negapatnam niet wilden aanneemen, was geen wonder, dewyl 'sCompagnie's Etablisfementen op de westkust van Sumatra en te Suratte van even weinig belang voor hun, als R 4 voor  : ; -.264 MEMORIËN TOT voor ons zyn; en alhoewel Negapatnam voor hun varr oneindige mindere aangelee.enheid dan voor onze Compagnie was, zoo voldeeden zy veel beerer aan hun oogmerk, met ons te doen zien hoe weinig de tusfchenkomst van '■Franfche Hof ons «mig w«, dan met het aanneemen van een equivalent, dat wy zonder groot nadeel konden misfehen: daar zy teffens door het aan zich houden van Negapatnam, een gereed middel behielden, om, zoo de om^ ftandtgheeden eens veranderden, door het wc dergeeven van die bezitting, onze Natie eenen blyk van gunst en geneegenheid tot hernieuwmg van vriendfehap tegoeden: t geen niet mooglyk wierd, zoo zy eene zomme gelds hoe zeer znlks op het oogenblik, daar de Oor' og hun fchatten gelost had, mooglyk best geJeeken zou hebben, aangenoomen hadden dewyl geld nimmer gevoeglyk kon wedergereven worden. ° s I 'r GeCn mK Ambasfadeurs fchreeven van t urgcertn der Engelfchen op het bevaaren der Oosterfche Zeeën, het zich, gelyk wy het reeds ter voor, bi. 249. hebben aangemcrk vooren: en zoo men der Vorften of hunner Mimsters woorden, in hunnen waaren zin altyd konde opneemen, was zelfs de uitlegging die door  opheldering, enz. 265 door den Engelfchen Ambasfadeur gegeeven wierd, dat, naamlyk, de Koningniets eischte, dan V geen hem en alle Vorften, ingevolge van 't Recht der Volkeren, aan wien het bevaar en der opene Zeeën niet betwist kan worden, toekwam, voor ons niec ongunftig: en 't geen Mylord Manchester daarby voegde, dat zoo men over dat punt in discusfie wilde tréeden , .de Koning alsdan zou eisfchcn productie van 't gefustineerd recht der Compagnie, wegens eenen uitfluitenden handel iti de Molucques, kon meede niet, kwaalyk voor ons uitgelegd worden, dewyl in dac gezegde niec onduidelyk lag opgeflocen, dat byaldien men den vryen doortocht door de Oosterfche Zeeën den Engelfchen niec becwisce, die gefustineerde rechten door den Koning msede niec becwisc zou? den worden. Maar 'c was baarblykelyk genoeg, dac hec den Engelfchen cc doen was, o:n, zoo al niec een erkend rechc coc den handel mee de Molukfche Vorften, een minften meerder gemakkelykheid cot zoodanigen handel, door eene onbelemmerde Vaart, te verkrygen: zoo dat, fchoon deeze vordering der Engelfchen,! oppervlakkig befchouwd, niet fcheen onrechtmaatig te weezen, het toeltaan derzelver, al■ lergcvaarlykst voor de Compagnie, was. Hec blykc, eindlyk, uit gem. brief, dat, alR. 5 hoe-  $.66 MEMORIËN TOT hoewel Hun Hoog Mog. in hunne Refoh van 4 Maart bepaald hadden , dat de Ministers zouden blyven ftaan op het verkrygen van eenige fchavergoeding, zy 'er zoo weinig kans toe hadden gezien, dat in 't gantfche verflag dat zy van hunne laatfte handelingen met de Engelfchen gaven, geen woord van fchavergoeding gefproken word: en dat zy ook niet eens noodig hadden geoordeeld, daarvan gewach te maaken in de Préliminaire Artykelen, die zy den Engelfchen hadden voorgefteld. Toen het evengem. verflag den a6 Aug. ter overweeging in de Vergadering van Holland gebracht wierd, ontbrak het niet aan Leeden, die gaarne zouden gezien hebben, dat'er noch eene proeve genomen was geworden, of 'er door handeling in Engeland, geene verzachting in het gevorderde zou kunnen verkreegen wor-den. Negen der Negentien Leden, naamlyk, de Ridderfchap, Delft, Rotterdam, Schiedam, Briele, Enkhuizen, Edam, Munnikendam en Medenblik, waren 'er voor: en t'Amfterdam, alhoewel de Refol. van de Vroedfchap anders was uitgevallen, dachten veelen der voornaamfte Regenten, en onder deezen de Burgemeester Temminck, 'er even gunftig over. Maar de geenen,, die voor een ftokreegel gefteld hadden,  OPHELDERING, ENZ. 267 den, geene afzonderlyke handeling met, of in, Engeland te beginnen, wisten te bewerken, dat by de overige tien Leeden bepaald bleef, en dus met de meerderheid gcrefolvecrd wierd: dat byaldien eindlyk bleek, dat het volftrekt „ nutteloos was, langer by 't Hof van Frank- ryk aan te dringen, zoo als dat reeds zoo „ dikwyls gedaan was, om ons niet te verlaa- ten, daar wy op de zoo meenigvuldige toe- zeggingen van zyne Maj. vertrouwd hadden, „ als dan gemelde Préliminaires aan te nee„ men en te teekenen." Te vergeefs trachtten gem. Leeden, de anderen gerust te ftellen, met voor te draagen dat „ de bezending naar Engeland niet zou gefchie- den, dan na dat dezelve fmakelyk zou zyn „ gemaakt by het Hof van Verfailles, dat de„ zelve niet zou ftrekken om eenige nieuwe „ Liaifom aan te gaan, of om voorige Traclaa„ ten met het Hof van London te vernieu„ wen, maar alleen om te beproeven, of'er „ door eene directe Negotiatie, noch iets ten voordeele van de Republiek, zou kunnen „ bedongen worden: en dat byaldien het Hof „ van Verfailles zoodanige bezending niet wils, de goedkeuren, of wel dat onze Ministers „ te Parys bevreesd zouden zyn, dat de Vreede » ge-  MEMORÏEN TOT fl, gedurende afzonderlyke handelingen, zom „ der ons, zou gefloten worden, zy in alle ge„ vallen gelast zouden zyn, om alsdan meede „ te teekenen." Maar niets kon helpen: de zaak wierd doorgedrongen : zelfs wilde men de bezending naar Engeland doen voorkomen als fchandelyk en vemeederende voor de Republiek: daar het eerder het toppunt van verneedering, en de hoogfte fchande voor dezelve was, dat de toegeevenheid voor, en de verknochtheid aan eene Mogendheid, die haar in den Oorlog gefleept had, en daar na haar door fchoone beloften van byftand en gemeenfchappelyke handeling, belet had te beproeven, of zy geene eerlyke Vreede zou kunnen verkrygen, zoo verre ging, dat men liever onrechtvaardigs en lafive voorwaarden (dus wierden ze door de meerderheid zelve in gemelde Refol. genoemd) zich wilde laaten welgevallen, dan te beproeven, door handelingen, (die ten minften voor zoo verre eerlyker waren, dewyl ze zouden gefchieden onafhangelyk van 't Hof van Verfailles , en niet meer als fub praftdio van den Graave de Vergennes) beeter voorwaarden te verkrygen. Men leeze de aariteekeningen der voorgen:. Leeden in de Not. t. Holland. De-  OPHELDERING, ENZ. 26*9 Deeze Hollandfche Refolutie wierd aanftonds ter Generaliteit in 't fecreet Befogne, en op den 2-8e. in de Vergadering van Hun Hoog Mog. gebracht: en daar wierd overeenkomftig befiooten, offchoon Gelderland, Zeeland en Stad en Lande niet gereed waren, en tegens de Conclufie protesteerden. Ten zelfden dage wierden de Ambasfadeurs overeenkomftig gelast, en teffens ook op hun verzoek, om de Plenipotentiarisfen van Petersburg en Weenen te nodigen, gelyk door Engeland en Frankryk reeds gedaan was, om het definitief Vreede's Traftaat meede te willen onderteekenen. De groote haast die men maakte, was noch vermeerderd geworden, door dat onze Ambasfadeurs intusfchen gefchreeven hadden, dat de Engelfche Ambasfadeur tot het teekenen der Prcliminaires niet langer uitftel wilde geeven, dan tot den 3 Sept. aanftaande. De geenen die de Ref: van 27 Aug. in Holland hadden doorgedreeven , vreesden niets meer, dan dat de Republiek buiten de gemeenfchappelyke handelingen zou gefloten worden: en in de daad, zou dat zeekerlyk allernoodlottigst geweest zyn, zoo men geene gegronde reedenen had gehad, om te voorzien, dat men als-  &fO 1VI Ë M O R I E f) T O f alsdan van Engeland gunftiger voorwaarden të verwachten had, dan ons nu befproken wierden. Engeland voelde, gelyk reeds te meermaalen gezegd is, dat zy eenen verkeerden ftap ge* da;;n had, met ons door de behandelingen voor en gedurende den jongften Oorlog, van haar geheel af keerig te maaken: en dat dit niet kon verholpen worden, dan met ons van Frankryk af tefcheiden,-en door eene gunfrige behandeling , het aangedaane leed te doen vergeeten. Daar was geene groote flaatkunde noodig om dit te bezeilen. Friesland in deszelfs Refol op den 28 Augustus ter Generaliteit inge^ bracht, had erkend, dat zoo men afzonderlykmet Engeland wilde handelen, Negapatnam behouden en beetere voorwaarden aangaande de vrye Vaart in de Molukfche Zeeën als anderzins verkreegen zouden kunnen worden t maar zy beweerde, dat zulks niet te wenfchen was, om dat het tot gevolg zou hebben, dat de Tracfaaten vart 1674 en 1678 met Engeland weder vernieuwd zouden worden, en wy dus weder onder 't Engelsch juk Zouden geraaken. Zeker was het, dat de invloed van 't Hof van London voor den Oorlog zeer groot, ja te groot was: doch het fcheen geen volftrekt gevolg te zyn van de handelingen met het zelve.,  ópheld.erin'g, enz. 27i ve, en van het roeftaan van gunftiger voorwaarden, dan de geene die wy door cusfchenkomst van dat van Verfailles hadden kunnen verkrygen, dat dac juk weder even zwaar zou moeten worden: maar 't was zeker, dat het Engelsch juk thans in een Fransch veranderd was: en dat zoo wy onder 't een of ander juk moesten leeven, noch verkiesbaarder was, dac, waardoor wy eene aanzienlyke bezicting, en eenen onbclemmerden privativen handel van de grootfte aangeleegenheid bleeven behouden, dan een, waardoor hec eene verlooren, en hec ander in de waagfchaal gefteld wierd. Den 6 Sepcember oncving men verflag, door eenen brief van de Ambasfadeurs aan den Heere Griffier, in daco 3 Sepc. van 'c geen zy na '1 oncvangen van de Ref. van Hun Hoog Mog, van 27 Aug. verrichc hadden, (a) Men ziet in \ algemeen in denzei ven, dac zy, na alvoorens nochmaals alles by den Graave de Vergennes, doch even vruchteloos, ce hebben aangewend , vermeend hadden in de noodzaaklykheid te zyn geweesc, om de préliminaire Arcykelen, te vooren door de Engelfchen voorgefteld (van welke zy het affchrifc mee den evengem brief liecen coekomen) genoegzaam woordeiyk aan ts (a) Zie Jaarboeken 1783, bl. 1534.  MEMORIËN TOT te neemen; en zy verzochten, volgens affpraak met den Engelfchen Ambasfadeur, de goedkeuring van Hun Hoog Mog. binnen een maand te mogen ontvangen. 't Geen mooglyk in dit verflag \n den eerften opflag vreemd zal voorkomen, is, het verlangen van onze Ministers om een definitief Tractaat te willen teekenen, en de huiverigheid der Engelfchen deswegens. Maar 'c was geen wonder ; zy bevorderden beiden hunne geheime oog. merken, of ten minften die van hunne Principaalen. In Engeland , daar men gaarne met ons van Frankryk afgezonderd wilde handelen, behield men ook gaarne daartoe eenige mooglykheid, en dat wel, door niet definitief te fluiten. Aan onze zyde in tegendeel, verlangden de geenen die thans de zaaken en onze Parysfche Ambasfadeurs, befluurden, dat 'er maar een einde van kwam, om van alle gevaar, zoo als zy 'tinzagen, yan met Engeland in handeling te treeden, bevryd te zyn. Als men ondertusfchen opmerkt, de verzeekeringen die de Ambasfadeurs in evengem- brief in den mond van den Graye de Vergennes leggen, van deszelfs aangewende moeite, om hec Hof van London toe meerder infehiklykheid te brengen , en de exhortatien van dien Minister,  ÖPHELDBRINOj ENZ. 2/jr ter, om, aangezien de vergeeffche, deswegens aangewende, moeite, de Préliminaires hoe eerder zoo beeter te teekenen, zoo zou men reede hebben, byaldien men de geheime beweeg- redenen niet wist, verwonderd te zyn, dat die Ambasfadeurs, die wisten hoe men waarfchynlyk, mits zonder tusfehenkomst van den vriertdelyken Graaf, beetere voorwaarden kon verkrygen, zoo fterk by Hun Hoog Mog. hebbert aangehouden, om de last tot teekenen te ver* krygen. 't Is waar, dat zy zich daarnaverfchoonden met te zeggen, dat de voorgem. openingen door 't Engelsch Ministerie aan hun niet gedaan warem Zoo dra de brief van de Ambasfadeurs ter' Generaliteit geleezen was, wierd befloten^ denzelven, te zamen met de Préliminaire Articulen, aan de Provintien, met verzoek, van teri fpoedigften tot de ratificatie te willen beduicen} rc zenden: waarop de Gedep. van Zeeland verklaarden , wel te mogen lyden, dat de brief aan de Bondgenooten gezonden wierd, maar zio'ri op den inhuud deszelven niet te kunnen inlaa< ten. Den 12e. daaraanvolgende brachten Holland j friesland, Overysfel, Stad en Lande, hunné toeflemming in: doch deeze laatfte alleen met II. deel. *S root-  S/4 MEMORIËN TOT voorbehouding van de vrye deliberatie, betreklyk het befluit den 28 Aug. op het VreedeV werk, mee eene meerderheid van ééne Provintie, genomen. Niec dan op den 24e. bracht Utrechr haare roeftemmmg in: en Gelderland verklaarde , met de anderen wel ce willen concurreer en, doch klaagde teffens over de pracipitante wyze, met welke mee 4 Provintien, op den 24e.geconclu. deerd was geworden. Men befloot dan twee dagen daarna, op den 26e. tot de Ratificatie, met zes Provintien, dewyl de Gedep. van Zeeland ongelast waren 1 daar zy twee dagen daarna op den 29e. hunne klachten over de meergem. conclufie van den 28e. Aug. op de nadere beveelen aan de Ambasfadeurs, in de Vreedes voorwaarden genomen, inleeverden. Zy verklaarden, die conclufie te zyn irregulier en ineonjiitmioneel, en dus dezelve voor onwetting te houden, terwyl zy de gevolgen voor de geenen, die ze genomen hadden , lieten. Zy inhasreerden, de zwaarighteden die haare Provintie van den beginne, byzonderlyk den ie. November 1781, gemaakt had, om ongewapend zich eenen Oorlog op den hals te haaien, of ten minften niet te trachten, denzelven door handelingen met Engeland voor  ö P H e L ri e R i n ci, enz; if$ të koomen: eindelyk voegde zy daarby, dat alst hoch mee Engeland tot het verkrygen van bee~ tere voorwaarden , afzonderlyk behoorde ge« handéld te worden. Stad en Lande vernieuwde op den 6e. November deszelfs protest tegen het befluit vari den 28e. Augustus, met byvoegihg; dat dewyi Zy zich met den zaaklyken inhoud geconformeerd had, zy nu maar wilde verklaaren, iri 't vervolg diergelyke handelingen en befluiten te zullen aanzien, eh dezelvèn hóuden voor nul ed yan geene waarde. Zoo dra de ratificatie ter Generaliteit geconcludeerd was geworden, had men daarvan By' Expresfe den Ambasfadeurs kennis gegeeven, die ingëvölge hunne volmacht, de door de Engelfchen voorgêfehrëevene Prélifft'inairès teekenden , én daarvan den 29e. Sept. öndèf adre* van den Heer Griffier kennis gaven r téffen# meldende, dat men overeengekomen was/ daf Trinconomale ons zoude wedergeleéverd Worden , ten overftaan van Engelfche, Franfche eii Hollandfche Commisfarisfeh; dat de eerden dé? plaats aan de Franfchen, en deezen dan weder' aan de Hollanders zouden övergeéven: docH dat ih die overeenkomst, door den Erigélfchérï Ambasfadeur niet was toegedemd, dan mits ter" S 2 gét"  S.?6 MEMORIËN TOT gelyke tyd, de Caab de goede Hoop, door de. Franfchen ontruimd wierd: 't geen door den Grave de Vergennes was aangenomen te bezorgen, f» Hoe zeer de handelingen te Parys geheel beftuurd waren geworden, door de geenen, die toen reeds de meeste klem der Regeeringe in handen hadden, en die naderhand de voornaame Hoofden der zoogenamde Patriotten geweest zyn, en het hun bedryf was, liever de harde voorwaarden door Engeland voorgefchreeven, en ons door Frankryk (daar dit Hof, na zoo veel fchoone beloften, nu rondelyk verklaarde, ons niet te kunnen byflaan of helpen ) opgedrongen, aan te neemen, dan iets beeter of draaglyker door direcle handelingen met Engeland te verwerven, zoo lieten veele heethoofden, wiens voornaam oogmerk daarna deerlyk gebleeken is, niet na, het teekenen of het aanneemen der Préliminairen , uit te kryten voor eene fchandelyke daad. Eenige Gelderfche Jonkers bevlytigden zich boven allen, om ter deezer geleegenheid, door het ruchtbaar maaken van hunne advyzen ter Staats- Vergadering, de goede Gemeente in te boezemen, dat gelyk men het fchandelyk voeren vaa 00 Jaarboeken 1783, bl. 1682.  OPHELDERING, ENZ. 277 vm den Oorlog, aan de Engelschgezindheid van zommigen, die zy noemden de verderfelyke Cabale, verfchuldigd was, men aan dezelfde Cabale moest toefchryven, dat daar anderzins by de Natie moeds en vermogens genoeg zou zyn, om eenen afgematten uitwendigen Vyandpaaien perk te zetten, men nu genoodzaakt was, eene fchandelyke vreede aan te neemen, dewyl de verdervende invloed van die Cabale, alles wat in 't werk Zou worden gefield, vruchtloos zou doen efloopen. Die fchranderc Staatslieden zeiden ftellig, „ dat het niet geeven van onbepaalde Convooi„ jen, en het niet gereedelyk aanvaarden der gewapende Neutraliteit, beiden gevolgen „ van den invloed der verderffelyke Cabale, ,5 oorzaak was van den droevigen toeftand, waarin ons Land, en voornaamlyk de Marine „ zich bevonden." Vervoerd door 't geen zy Vaderlands-liefde noemden, dachten zy niet, of wilden ten minften anderen doen vergeeten, dat toen eenige Kooplieden, die zich verbonden hadden om Hout en Hennip aan Frankryk te leeveren, fchreeuwden om algemeene Convooijen, onze Admiraliteiten buiten ftaat waren, om eenige voldoende te geeven: dewyl zy vao groote Scheepen onvoorzien waren, en S 3 de  S78 MEMORIËN TQT de weinige die zy noch in Zee gebracht hadden, de prooi der Engelfchen waren geworden. De goede lieden fcheenen geheel niet opgemerkt te hebben, dat wy van die gewapende Neutraliteit, en van de Bondgenooten die wy daardoor verkreegen hadden, geene de minde hulp of nut genooten hadden: en dat de zoo hoog gepreezene Catharina, die ons moest beT fchermen, en by 't geen ons volgens Traétaaten wettiglyk toekwam handhaven, onder beuzelachtige voorwendzels, zich daarvan verfchoond had; en , in de plaatze der Vlooce, die de Penfionaris van Berckel (a) noch in 't begin; yan 1781 aankondigde, geen Scheepje ter onzer hulpe gezonden had. Vous navés rien a attendre de la Rusfie, que peut être des bons offices, had de Keizer my t'Amfterdam gezegd (b) en de uf komst had die voorzegging maar al te veel bewaarheid. Zy konden niet ontkennen dat wy meerendeels den Oorlog met Engeland, aan die gewaapende Neutraliteit verfchuidigd waren: maar dat was hedzaam in hunne opgen: daar doorwaren wy vap 't Engelsch juk bevryd geworden: en dit was, gelyk de Staaten yan Friesland in de (o) 1 fte Deel, bl. 88. (?) ifte Deel, bl. 231.  OPHELDERING, ENZ, 279 de Ref. op hec gelasten der Ambasfadeurs, die zy op den 28e. eer Generaliteit inbrachten, gezegd hadden meerder waardig dan Negapatnam, en de afzonderlyke vaart op de Molucques. Het niet zenden van onze beste Scheepen naar Brest, was ook, volgends het verftandig inzien van die lieden, een verderflyk ff.uk voor 't Land geweest: en 't was meede onverantwoordelyk, dat men geene Alliantie met Frankryk gefloten had. Wat het eerfte betreft , heb ik reeds de vryheid genomen, myne gedachten te zeggen: maar wat de Alliantie met Frankryk aangaat, zoo kan ik niet denken, of het Hof van Verfailles meerder voor ons zou gedaan hebben, wanneer 'er van wederzyde door Ambasfadeurs, met alle de gewoonlyke folemniteiten, een verbond gefloten was geworden, dan het nu gedaan beeft, na de fterkfte beloften van zonder ons geene Vreede te maaken: en of het meerder tot afbreuk der gemeenen Vyand, met ons zou meedegewerkt hebben, dan het nu gedaan heeft, na dat het zoo breed had opgegeeven van het concerteeren der operatien, en uit dien hoofde ons als gedwongen heeft, om van alle afzonderlyke handelingen af te zien. Maar veele van die fchreeuwers wisten beeter; alhoewel ik ge~ S 4 loof.  aÖO MEMORIËN TOT loof, dat zommige inde goede trouw, doch kort» ziende waren. Hec voorgeeven, dat het eenigfte doel was, zich van de Engelfche politieke beheerfching ce ontflaan, en aan het zich te ver uitbreidend gezach van den Stadhouder paaien te ftellen, w^s wel klinkende: maar zoo dit by veelen het -waarachtig voorneemen geweest is, was het niet minder zeeker, dat zommige verder wilden gaan , en alhoewel zy lang hunne inzichten vermomden, bleek hec welhaast al te klaar, dac zy hec toelagen, op eene gantfche omkeering der Regeeringsform. Ik ben zelfs niec ongeneegen te gelooven dac by deeze Jaatfte in den beginne, hec voorneemen nimmer geweest is, om tot die uiterftens, die daarna plaats hebben gehad, te komen: maar het werktuig dat zy gebankt hebben, heefc hun bedrogen: zy moesten t Volk op hunne zyde hebben: dit word pooit geleid don door Enthoufiasme j zy moesten dierhalven de geesren der Gemeente verhitten, en dezelve doen gelooven, dat het op de Vryheid wierd toegelegd: zy voorzagen ook toe hun oogmerk niet ce kunnen komen, zonder gewaapend Volk, en wel in zulk een getal, dat het kléinder doch beeter gcoeffend getal der Militie, tegens de greote overmacht niec beftand zou 2}rn,  OPHELDERING, ENZ. c3l zyn. De onëenigheeden met den Keizer gaven eene gereede geleegendheid om hec platte Land ce wapenen, en in de Sceeden Genootfchappen op te rechten, onder fchyn, dat de Leeden derzelver beeter gefchikt waren, om zich in de wapenen te ocflènen, dan gemeenlyk de BurgerCompagnien, die gelyk men, en niec zonder reede, voorgaf, geheel ongeoelTend waren. Maar gelyk die de doodfteek voor de rusc van 'c Land was, wierd daardoor ook hec gezach der Ma* tadors, (gelyk ze door den Raad Penfionaris plachcen genoemd co worden) eer neder göplofd. De heldhaftige Pryheids Zoonen , zoo als zy zich noemden, de waapenen in handen hebbende , kenden geen paal noch perk meer, en deeden welhaast hunne Meesters, hunne eerfte aanvoerders, naar hunne pypen dansfen. De Heemel weet welk loc de ongebondenheid had weggelegd, voor allen die hun niec aanbonden , zoo de vyf Woerdenfche Dictators, hun eigen en hunner Metgezellen's val niec zelfs bewerkc hadden , door hec onbezonnen beltaan tegens Mevrouw de Princesfe. 't Is myns bedunkens opmerkingwaardig, dat die vyf Perfoonen, die zeekerlyk door de verftandigfte en voorzich» rigfie der Patriottifche beltuurders, gefchikt waren geworden, om ingeval van kwaaden uicS 5 flag4  MEMORIËN TOT flag, de Slachtoffers te weezen , juist de geenen zyn geweesc, die door eene onbezonne daad, het gantsch Patriottisch gevaarte in ééns hebben doen inftorcen. Jammer is hec, ja een hoog* ften beklaaglyk, dac de hertelling door eene vreemde Mogendheid, mee vreemd Krygsvolk gefchied is: de harcen van alle waare Vaderlanders zyn gevoelig aan hec leed,den In- enOpgezeetenen, Prins- of Pacriocsgezind, aangedaan, door de oncuchc van losbandige Soldaaten: maar wac zou 'er van ons geworden zyn, zoo wy langer onder de beheerfching van de zoogenaamde Burger-Leegerejes gebleeven waren! Men vergeeve my deezen uitflap die my uit de pen gevloeid is, daar zulks niet onnatuurlyk is, aangezien de verregaande moedwilligheeden , die ik gedurende de laacfïe jaaren, dat de euvelmoed der Patriotten allen, die niet van hunnen aanhang blindeling wilden zyn, deerlyk reiscerde, ,heb ondergaan. Niec dac ik cegen de meesten, die ik achee zich te hebben laacen verleiden, eenige wrok behouder deezen beklaag ik, en vergeef hun gaarne hec leed my aangedaans anderen, die meerder hunne handen daarin heb» ben gehad, zyn genoeg geflrafc, dewyl zy balling- 's Lands met Vrouw en Kinderen moeten  OPHELDERING, ENZ. £83 ren omzwerven. Laat ons tot ons onderwerp wederkeeren. Zoo dra ter Vergadering van Hun Hoog Mog. de tyding der Ratificatie gekomen was, leeyerde de Heer Berenger > by afweezen van den Ambasfadeur de la Vaugion de zaaken van Frankryk waarneemende , eene Memorie ter Generaliteit, by welke hy bekend maakte de bereidwilligheid zyn's Meessers, om aan de Republiek haare bezittingen, door de Franfche waapenen op de Engelfchen heroverd, kost- en. fchadeloos, weder te geeven. (V) Deeze daad was zeekerlyk verplichtende voor. den Staat: maar de wyze op welke de Memo? rie was ingericht, zou heufcher geweest zyn? zoo de gemelde Chargé d Affaires, niet goedgevonden had daar in te ftellen, dat de Koning die goedheid wel wilde hebben, offchoon by zyne Maj. eenig mistrouwen was opgekomen, met betrekking tot de welmeenendheid', en zelfs tot degeneigdheid der verëenigde Provintien*. Hard was het voorwaar, deeze taal te moeten verduuren, na dac de Staat zich om datRyk's wille eenen verderflyken Oorlog op den hals had gehaald; na dat men alle middelen om deezen te eindigen, ora Frankryk's wille, van de band («) Zie Jaarboeken 1783, bi. 1684,  284 MEMORIËN TOT hand had geweezen: en eindlyk, na dat men door Frankryk, niet tegengaande de fchoonfte beloften, verlaaten, genoodzaadt was geworden3 eerder fchandelyke voorwaarden, onder de bemiddeling van Frankryk aan te neemen, dan te trachten, zonder Frankryk, beetere te verkrygen. Maar de toegedaanheid der geenen die gevoelden, dat tot de handhaving van 't gezach, dat zy zich toen reeds hadden aangematigd, en tot bevordering der oogmerken met welken zy zeekerlyk toen reeds zwanger gingen, de hoede en fteun van Frankryk hun volftrekt noodig was, was zoo groot, dat zy, niet te vreeden dat by Hun IIH. MM. op de evengem. Memorie alleen gerefolveerd was? de dankzeggingen van den Staat door hunnen Griffier te doen geworden, wisten ter Vergadering van Holland op den 29e. O&ober te doen neemen, de Refolutie te vinden in de Jaarboeken 1783, bl. 1869. in welke, verre van te doengevoelen, dat, hoe zeer men de grootmoedigheid des Konings op haare prys ftelde, men doch in de volle verwachting was geweest, dat zyne Majefteit zonder ons niet zou gefloten hebben, in tegendeel, met de krachtigfte uitdrukkingen, alle dankbaarheid, als of de Koningin alles de Republiek beweldaadigd had, uitgeboezemd m  OPHELDERING, ENZ. 28$ en beflooten wierd „ dat byaldien het'ter Generaliteit alleen by het gerefolveerde gelaa„ ten wierd, alsdan de Hollandfche Gedepu,, teerden aldaar zouden verklaaren, dat Hun „ Ed. Groot Mog. zich genoodzaakt zouden „ vinden, afzonderlyk aan zyne Majefteit de in„ houd hunner Refolutie te doen geworden." Maar men defereerds ter Generaliteit aan 't verlangen der Staaten van Holland, en derzelver Refolutie, wierd aldaar, fchier woordelyk, in een Generaliteits Refolutie geconverteerd. (0) Terwyl men in Holland dus overbodig was* om het Cabinet van Verfailles te liefkoozen, hadden onze Ambasfadeurs te Parys getracht, voor het fluiten van het definitief Tractaat, beetere voorwaarden te verwerven: doch te vergeefs. Zy fchreeven dan den 23 Nov. aan Hun Hoog Mog. (b) „ dat dewyl zy te vergeefs, en na on„ derfcheidene aanmaaningen aan den Hertog „ van Manchester, om een gunftig antwoord „ op het voorgeftelde Equivalent voor Nega„ patnam, en de verzochte verzeekering, dat „ geene belemmering, der Hollandfche Maat„ fchappy in haaren handel op Bengale door de » En- (a) Jaarboeken 1783,0!. 1873, (b) Jaarboeken 1783, bl. 2051.  fl86 Mèmörïen tót a Engelfchen zoü toegebracht worden,: zöö «, lang gewacht hadden, zy geoordeeld had„ den, door langer wachten maar tyd verloó„ ren zou worden: te meerder, daar de HerSi cog hun te meermaalen gezegd had, geene „ gunftiger last te gemoet te zien : dat zy dier3, halven aan evengem. Hertog hadden voor* „ gefteld, het geteekend Préliminair Traélaat in een definitief te veranderen: dart, dat dë „ Hertog daar op geantwoord had; last te heb„ ben gekreegen, om aan Hun Hoog Mog. „ voor te ftellen, het definitief Tradaat te n London of in den Haag te fluiten." Dat zy Ambasfadeurs daarop wel hadden voorgefteld, „ dat dewyl de beide Mogendheeden i3 aan derzelver refpeétive. Ministers reeds de „ volmachten hadden gegeeven, tot het vol„ komene fluiten van de Vreede, en dat de i, Zaaken reeds zoo verre gevorderd waren 9~ t» alle verdere handelingen nutteloos zouden zyn, en het ook niet noodig was, dat 'eree» öe propofitie gedaan wierd, die nergenstöë „ kon ftrekken, dan om het werk, tegen de fi neiging van den Staat, fleepende te houden. „ Dat zy niet konden verbergen, dat deeze „ propofitie weinig ingang zou vinden in dë a tegenwoordige omftandigheeden van zaaken,- „ en  OPHELDERING, ÉNZ. ö8/> j, en in geenen deele gefchikt fcheen, om de „ beide Natiën met meerder fucces te leiden, ,, tot eene wederzydfche vriendfchap. Doch dat, dewyl deeze vertooning nutteloos was „ geweest, zy zich verplicht hadden geacht, „ dit voorftel ter kennisfe van Hun Hoog Mog. „ te brengen." Ik kan niet nalaaten aan te merken, dat de Ambasfadeurs zoo wel van de gevoelens der geenen, die des tyds de zaaken naar hunne zinnelykheid fchikten, onderricht moeten zyn ge» weest, dac zy reeds voorloopig, en zonder hec befluit der Bondgenooten af te wachten, aan den Engelfchen Gezant hebben doen gevoelen, dat zyn voorftel ge'en ingang zou vinden; De inhoud van evengem. brief wierd den ie. December, by alle de Provintien overgenomen. Die van Friesland was het eerfte klaar, en bragc den 11 December eer Generaliteic in , eene Staats-Re folutie, by welke het overbrengen der handelingen van Parys naar London of 's Hage, geheel afgeflaagc-n wierd. (a) Maar *t was aanmerkelyk, dat die Heeren verklaarden. „ dat byaldien het Hof van London niet daa„ delyk wilde toetreeden tot het fluiten van „ het definitief Tractaat, zy hec Prélimitiairt „ daar- Qt) Jaarboeken 1783, bl. 3157,  4"88 MEMORIËN TOT s? daarvoor zouden houden, en alle vërderë handeling afbreeken." Voorwaar eene byzondere geleerdheid: die zeekerlyk aantoonde, dat drift en heethoofdigheid de Leermeesters waren.'* Zeeland die haare Refolutie den t^e. ter Generaliteit inleeverde, vermeende inteegendeel: rit dat door afzonderlyke handeling moest wor„ den getracht * beetere voorwaarden van Ert„ geland te verkrygen, en niet geteekend wor„ den, zoo lang de geringde hoop daartoe over • bleef: dat teffens de handelingen niet moesten ,t overgebracht worden, voor dat men onder,3 zogt zou hebben, of men eenige gunstigere ■„ voorwaarden zou kunnen verkrygen: doch „ dat 'er niets deswegens moest bepaald wory den, zonder het Hof van Frankryk, uit hoo£ „ de der verplichtingen aan- het zelve, gedu* „ rende deii Oorlog." ■ Wat kon men reedelyker eri gepaster met de omflandigheden, in welke de Republiek zich, betreklyk Frankryk bevond, voordellen? Men onderfchiktc aan dit Hof's welgevallen, het al of niet aanneemen van het voordel van Engeland. Maar dit alles mocht niet helpen: de gefprekken die ik des tyds in de Vergadering van Hun Hoog Mog. met de voornaamde en minst drif-  ÖPHÈLDERING, ENZ. 28J driftige der Patriotten, fde anderen verwaardigden zich niet, met my te fpreeken ) had, zouden nu belachlyk voorkomen: toen was hun zeggen Vaderlandsch, het myne, zuivere Anglomanie. Toen de voergem. Refol. van Zeeland ter Vergadering wierd ingebracht, zeide ik aan eenige Leeden, „ dat ik onderilelde, dat menzeeJ # ker was, dat Engeland ons niets beetcrs te i, London of alhier zou geeven, of ten min* „ ften dat Frankryk de overbrenging der han„ delingen afkeurde: dat my anders zou voof„ komen, dat, daar nu geen periculum in mord a, was, dewyl de Preliminaires geteekend, endë ,j Wapenfchorfing aangenoomen waren, men het voorftel van Zeeland behoorde in te wili, hgen. Maar het antwoord, mooglyk met meerder' drift dan de voorzichtigheid vereischte, uit deri mond gevloeid j was: Wy kunnen niets fi immers doen, dan met Engeland in onderhandeling te treeden. Men had zich wel zorgvuldig gewacht, van het Hof van London te laaten toetzen, of* 'er by het overbrengen der handelingen vari Parys naar London of 's Hage, op eenige gunstigere voorwaarden te hoopen zou zyn; dewyl men vreesde daarop een gunstig antwoord te? krygen. II, DEEI* % 0«  29O MEMORIËN TOT De kern van hec Siscema, had Friesland m haare Ref. van Aug. 1783, rondborftig aan den dag gelegd, mee ce zeggen, dat mooglyk door afzonderlyke handeling Negapatnam behouden en aangaande de Vaart door de Molucques beeter e voorwaarden verkreegen zouden kunnen worden, maar dat daardoor de Republiek weder aan 't Engelsch juk gefubmitteerd zou worden. Maar ia één woord, men kon noch durfde niec doen, dac 'c Hof van Verfailles onaangenaam was: de Hertog de la Vauguion, die zynen Meester maar al te wel, ten koste van ons Land, diende, had zoo wel weeten zich Meester te maaken van de Geesten der geenen, die zich 't voornaam beftuur hadden aangematigd, dat zy als van zyne hand vloogen : daar zy ook nu, dewyl alle verftandhouding tusfchen zyne Hoogheid en de Regenten, zoo van Holland als van d'andere Provintien, die anders als zy dachten, en hen, geheel verbrooken was, de fteun en hoede van Frankryk niet ontbeeren konden. Ik heb niet in de Noculen van Hun Hoo"Mog. gevonden, op welke dagen en op welke wyze. de andere Bondgenooten hunne advyzen op den inhoud van laastgem. brief van de Ambasfadeurs, hebben ingebrachc; maar op den 12 Ja-  OPHELDERING, ENZ. 20* 12 January 1784 wierd aldaar befloocen* dat geantwoord zou Worden: „ Dat voor eene vas3, te regel van het begin des Oorlog's gefteld 3, was, niet zonder Frankryk te handelen: dat ,t ingevolge te Parys gehandeld was, en de Préüminaires aldaar geöooten waren; en dac *, aan dezelve niets ontbrak, dan ze, gelyk „ tusfchen Engeland en Araerica gefchied was, „ in een formeel Tractaat ce converteeren. Daë 3, al wat verder over de Oost- en West India fche Compagnie's zaaken noch verhandeld 33 moest worden, door en met Comraisfarisfen i, wel zou kunnen gefchieden. Dat alle vern dere handelingen op eene andere plaars oofe „ kostbaar zouden zyn, en ftrydig meede Media-* j, rie door de Keizerlyke Hoven aangenomen; 3, Dac dierhalven hoe eerder zoo beeter be* ti hoorde geftooteri te wonen* of dac anderzins 3, Hun Hoog M g. hec by dezelve Prédminaif> res zouden laaten, en alle verdere coiiicrentien daarover nodeloos achten en declinee„ ren." Voorts wierd beflooten, ,, dat van al* les aan "t Hof van Frankryk kennis zou worden gegeeven, mee verzoek om door goe* de ofEcien by dac van London te bewerken $ dac van de verplaarzing zou worden afge* zien, T a Heg  MEMORIËN' TOT Hec was dezelfde zang, gefteld op dezelfde wys, die in alle de voorgaande Refolutien gevonden word: Friesland had nu den coon gegeeven: alleen had men nu twee nieuwe reedenen uitgedacht, naamlyk, de ftrydigheid mee de dooide Keizerlyke Hoven aangenoraene Mediacie,. en dac hec te kostbaar zou weezen. Wac hec eerfte becrefc, zoo was hec belachlyk ce onderftellen, dac de Mediaceurs gebelgd zouden zyn, over dac de verfchillende Partyen, iecs mee gemeen overleg, cot beecere wegneeming van hunne gefchiüen bepaalden. En aangaande hec cweede; zoo was hec waar, indien men zeeker was,geene andere of beecere voorwaarden ce zullen verwerven, alle koscen overbodig zouden zyn: maar dit ce beproeven, daar de Engelfchen hec cegendeel niec onduidelyk ce kennen gaven, was, zoo 'c fcheen, wel der moeite waardig, de kostbare Ambasfade te Parys te doen veranderen in conferencien in 's Gravenhage, die zekerlyk zoo duur niec zouden hebben komen ce ftaan, dan 'c geen de Heer Brantfen aan 's Lands kis gekost heeft. ' Toen de conclufie op evengem. Refolutie genomen moest worden, prefideerde Zeeland: de Gedeputeerde gebonden aan de Provinciale Ref. van den iS Dec. laatstleedcn, kon hec befluit  OPHELDERING, ENZ. 203 flcrit niec neemen; die gefchiedde dierhalven , door den Heer die 's weeks ce vooren wegens Holland had voorgezeecen. Terwyl dac die befluit aan de Ambasfadeurs te Parys gezonden, en door hun aan de Hoven van Verfailles en London meedegedeeld wierd, vond hec laatfte goed, om noch een blyk van deszelfs bereidwilligheid om alle goede verftandhouding weder ce doen herleeven, ce geeven , aan ce bieden, om, offchoon hec definitiva Tractaat noch niec geeeekend was, incusfehen nochcans eenen Miniscer naar den Haag ce zenden, gelyk zulks teffens van den kanc van Hun Hoog Mog. zou gefchieden. Maar hec was te vergeefs: men beflooc alleen by de laastgenomene Refolutie ce perfifteeren, doch maakce evenwel hec voorftel Commisforiaal. Alhoewel men fcheen op dac tydpunt juist geene reedenen ce hebben, om over den byftand van Frankryk ce vreeden ce zyn, en men weinig genot had gehad van de overbodige verzeekeringen die de Koning gegeeven had, van deszelfs verknochcheid aan de Republiek, en van de zoo herhaalde becuigingen om haare belangen als zyne eigene re zullen bevorderen, wierd by de meeste der Regenten, die thans het rcer in handen hadden, de verwachting die T 3 uren  ®94 MEMORIËN TOT men van den machtigen byftand van Frankryk kon hebben, en de onontbeerlykheid derzelve, zoodanig ingeboezemd, dat de tyd dien men voorby liet gaan zonder eene Alliantie met dat Ryk te fluiten, als verloren befchouwd wierd. Friesland had 'er reeds in 1781 van gefprooken; en noch in de voorgaande maand van Augustus , in haare fecreete Refolutie genomen op den 28 Aug. 1783, verweecen,datmen daarnie? mar geluisterd had: nu deed zy daartoe op den 24 Pebr. 1784 Het formeele voordel ter Generaliteit. Het wierd by alle de Provintien overgenomen, en teffens Commisforiaal gemaakt. In de maand April volgde Utrecht dat voorbeeld, en de Provintien die zich deswegens noch niet verklaard hadden , wierden daartoe Vermaand. le.-er weet dat het werk daarna zyn beflag gekreegen heeft, en 't is buiten myn perk daar. van omdandig verdag te doen; maar ik kan doch niet nalaaten van aan te merken, dat boe zeer het niet ontkend kan worden, dat de Republiek in zoodanige omdandigheeden kan komen , dat zy als genoodzaakt is, byzondere Verbindtenisfen met Vorsten aan' te gaan, en zich daar door tot het geeven van zeeke^ fen byftand te Water of te Land te verplichten;  OPHELDERING, ENZ. £95 ten: (want ik (preek niet van verdragen van Koophandel,) diergelykc Verbindeenden doch altyd gevaarlyk zyn, en het wcn^chlyk ware, dat dezelve altyd vermyd konden worden. Verbindtenisfen van deezen aart, zyn volgends myn inzien niet gefchikt dan voor machtige Mogendheeden onder eikanderen, of voor zeer zwakke, met zoodanige machtigen, onder wiens hoede zy de noodige veiligheid kunnen genieten. De machtigen moeten zich met anderen vereenigen, om een evenwicht tegen overmacht te vormen: de zwakken hebben geen ander middel om zich, ten minften eenigzins, te beveiligen, tegen den eerften die haar leed of geweld zou willen aandoen; haare zeekerheid is dan in evenreedigheid van het ontzach dat men heeft voor haaren Befchermcr, en 't gevaar gelyk aan dat van de onmiddelyke Onderdaanen en Bezittingen van deezen. Maar voor Mogendheeden van eene middelmatige macht, doch die nochthans aan de zyde aan welke zy zich voegen, een aanmerklyk gewicht kunnen byzetten, is 't, myns bedunkens, gevaarlyk, dat zy zich aan de eene meerder dan aan de andere machtige Mogendheid verbinden. Deeze alle hebben belang dat zy niet overmeesterd worden, maar teffens ook dat zy met T 4 gee-  §9^ MEMORIËN TOT geene van haar eenige byzondere Verbindte* nisfe aangaan: haare zeekerheid is gevestigd op de B'ayver, op de Jaloezy der machtige Mo. gendheeden, wiens belang het is, dat de macht van de eene of de andere geen byvoegzel kryge, waardoor de evenaar der fchaale van hun vermogen, aan de eene of andere zyde zoude pverflaan. Doch hier moet voor die middelmatige Mogmdh'cden bykomen, een voorzichtig en regelmatig Staatkundig gedrag in de buitenlandfehe, en een wys beitier in de binnenr landfche zaaken, een goed finantieweezen, en pen behoorlyke Staat van Oorlog: dit alles moet te zamenwerken, om haar de achting van haare machtige Naburen te verwerven Men pasfe dit toe op deeze Republiek, laat. haare ommegang met haare machtige Nabuuren omzichtig en heusch zyn; laaten door haav re bellierders de meenkvuldige raderen haarer Regeeringsform met de zoo hoognodige eensgezindheid en gclykvormige beweeging, bewogen worden; laaten haare finantien altyd beftuurd worden met die zuinigheid, die, gepaard met yver en nyverheid, haare Ingezeetenen tot het toppunt van pecunieel vermogen gebracht, en haar een fchier onbegrypelyk eremiet, en boven dat van alle Volkeren verworven  OPHELDERING, ENZ. SO? ven heeft: laat zy haare Grenzen door de Natuur zelve verfterkt, noch met een behoorlyk aantal wel geoeffend Krygsvolk bezetten, en zoo tot de hoede van haaren Koophandel en Zeevaart, als tot verzeekering haarer Havens en Kusten, een goed aantal Oorlogfcheepen by de hand zyn. Welke Mogendheid, hoe machtig, zal alsdan haar durven aanranden? Welke Mogendheid zal haar in haaren Handel en Zeevaart durven deeren? Welke Mogendheid zal dulden, dat eene andere door overmacht, zich meester maake van een ftukje Lands, op zichzelven klein, maar in ftaat om zich te bezorgen alle de vereischtens, die wy zoo even, als tot haare zekerheid noodig, opgeteld hebben? Wat behoeft zy dan Verbindtenisfen van befcherming, by welke zy doch eene evenredige befcherming van haaren kant moet belooven aan te gaan ? en zich in gevaar te ftellen, om, wanneer het cafits faderis daar is, en zy ter goeder trouw aan 't geen waartoe zy zich verplicht heefc wil voldoen, van dan, hoe aanzienlyk de macht van haare Bondgenoot, hoe ontzachlyk de hulp die zy hem kan bijzetten, wezen mogen, haaren Koophandel en Zeevaart, de bronaders van haar welvaart, geftremd te zien? T 5 De  5f S memoriën tot De Gefcbiedenisfen van alle tyden leeren, hoedanig de Vorften de TraAaaten hebben nagekomen, en welke paaien zy ftellen aan hunne verplichting; naamlyk geen andere dan hun belang, 't Is niet van Traétaaten, maar van 't belang der Vorften in haar behoud, dat de Republiek haar heil te wachten heeft. Geen klaarder denkbeeld kan men vormen van 'sVorftcn's leer op dit ftuk, dan uit 't geen de laatst overleeden Koning van Pruisfen, de groote Fredrik gefteld heeft, der Vorften's plicht te weezen. De pasfage te vinden in de laatst uitgegeevene Oeuvers Posthumes van dien Vorst, is zoo aanmerkelyk, dat ik niet kan nalaaten, dezelve alhier overgezet, in te lasfchen: „ Het komt my klaar en baarblyke- lyk voor, dat een gemeen Burger (un „ particulier) zich aan zyn woord zorg- vuldiglyk moet houden, al had hy „ het onbedachte lyk gegeeven : zoo „ men hem niet geeft 't geen hem toe- komt, kan hy zich op de wetten be„ roepen; en wat 'er gebeurd, 't is maar m een enkeld Mensch die 'er by komt „ te lyden. Maar tot welke rechtbank „ zal een Vorst zyne toevlucht nee- oi men,  OPHELDERING, ENZ. 299 „ men, zoo een ander deszelfs Verbindtenisfen verbreekt? „ Het breeken van het woord van een gemeen Bur„ ger, fleept het ongeluk van één Menseh met zich, maar dat van ee „ nen Vorst de algemeene onheilen van „ geheele Volkeren. De geheele vraag komt daarop uit: Is het beeter dat „ het Volk verga, of dat dat de Vorst zyne „ Verbindtenifen verbreeke ? Wie zal „ onnozel genoeg zyn om te twylfelen w dit te beflisfen ? „ Gy ziet door 't geen wy voorgefteld „ hebben, dat alvoorens een beflisfend „ oordeel over een's Vorften's daaden ,, te vellen, men beginnen moet met ry„ pelyk te onderzoeken de omftandigheeden in welke hy zich bevonden „ heeft, 't gedrag zyner Bondgenocen, „ de middelen die hy had of die hem ont„ braken, om aan zyne verplichtingen „ te voldoen: want, gelyk wy gezegd „ hebben, de goede of kwaade ftaat der „ Geldmiddelen , zyn als de pols der Staa» ten, die meerder invloed op de Staat„ en Krygskundige verrichtingen heb„ ben, dan men geloofd of weet. Hoe „ Pu»  3CI* MEMORIËN TOT », Publiek, aan wien die kleinigheeden „ C details) onbekend zyn, oordeelt maar „ op het utterlyke, en bedriegt zich „ gevolgelyk in zyne beöordeeling: de „ voorzichtigheid belet dat men hem „ te recht helpt, dewyl het 't toppunt „ van zotheid zoude zyn, zelfs uit yde,3 le glorie, den 'zwakke kant van den „ Staat ruchtbaar te maaken : daar de „ vyanden bekoord door zoodanige ont„ dekking, niet nalaaten zouden hun „ voordeel daarvan te maken. „ De wysheid vereischt dan, dat aan „ het Publiek de vryheid in zyne roeke* ?, looze beöordeelingen gelaaten wor„ de, en dat een Vorst zich niet kun„ nende rechtvaardigen by zyn leeven „ zonder het belang van den Staat in „ de waagfchaal te ftellen, te vreede 33 zy» zyne daaden te wettigen voor de „ onzydige oogen van het Nagedacht." Oeuvres Posthumes de Frederic, Roi de Prusfe, Tom. I. avant propos, pag. 14. & fuiv. Zeer glimpig voorwaar, is dit voorgefteld: en het is onbetwistbaar, volgends de wetten der goede Staatkunde, ja der rechtmatigheid, dat wan»  OPHELDERNG, ENZ. gót wanneer een Vorst kiezen moet tufchen hec breeken zyner Tractaaten, of den ondergang, ja aanmerkelyk onheil zyns Volks, die laatfte by hem hec zwaarfte weegen moer. Maar wanneer de Vorften aan hunne Verbindtenisfen niec voldoen uic enkele zuchc om hunne machc en aanzien ce vergrooten, zyn zy, offchoon Vj door hunne machc zulks ftrafloos kunnen doen, niec minder doemwaardig dan byzondere Lieden, die aan Wecten en Rechcbanken onderheevig zyn. Niemand zal den grooten Fredrik veroordeeien, om dac hy in 'c begin van den zevenjaarigen Oorlog, dair hy achter de geheime oogmerken der Hoven van Weenen, Petersburg en Dresde gekomen was, deeze dosr eenen gewaapenden inval, niettegenftaande de Tractaaten mee de eerfte en laacfte korc ce voren geflocen, verydeld heefc: maar re vergeefs wil de groote Vorsc, de leer die hy inzooever> gem. Voorrede voorlteld, coepasfelyk maaken op de zoogenaamde verdeeling van Polen. Zie het sd& deel van het zelfde Werk. Myne Leezers houden my deezen uitflap een bescen: gecroffen, door dac ik in de Hiscorie van onze Republiek, (ik meen zederc ze op haar zeiven heefc kunnen beftaan, en fpreek niet van den tyd in welken zy volftrekt uitheem- fche  $02 memoriën Tot fche hulp noodig had , en alles, zelfs haare op* perheerfchappy daarvoor aanbood) gevonden heb, dac geen Traécaec, geene Verbindcenisfe, in welke zy zich tot het geeven van hulp verplichte, haar immer voordeelig, ne maar fchadelyk, geweest is, heb ik niet kunnen nalaacen, myne denkenswyze ce boek ce ftellen; daar hec doch zeer mooglyk is, dat ik ongelyk hebbe, en dat anderen, die achten dac de zeekerheid der Republiek op Alliantien met machtiger Mogendheeden, van welken zy eenen machtigen byftand des noods befpreekr, en eenen aan haare machc geëvenredigden byftand toezegr, gevestigd is, 's Lands oorbaar beeter inzien. Ik keer weder ter zaake. Den 28 April ontvingen H. H. M. M. fchryvcns van de Ambasfadeurs , by hec welk zy meldden, dac de Engelfche Miniscer hun had laaten weeten, dat hy de noodige beveelen ontvangen had, om het definitief Vreede 's Tractaat te teekenen: en dac zy Ambasfadeurs met gem. Miniscer waren overeengekomen , om, onder goedkeuring der Bondgenooten , de onderhandelingen in de volgende week roe het voorz. einde voort te zetten. Daartoe wierd aanftonds lasc gegeeven, door alle de Provintien behalven Zeeland , die haa- rs  OPHELDERING, ENZ. 303 re Staats- Refolutie den 18 Dec. van't voorige jaar, by welke zy de afzonderlyke handeling met Engeland, onder zeekere voorwaarden had aangeraaden , bleef inh.treeren. Ingevolge van deeze last, kreeg het Vree» dc'swerk dan den si Mey zyn beftag , en de Ambasfadeurs zonden het definitief Tractaat aan Hun Hoog Mog. , met een verflag van 'c geen by de laatfte onderhandeling was voorgevallen. Zie die Misfive, en het Tractaat zeiven , onder de Ryl. La. B. B. Het klinkt vreemd, dat, daar men, om de aangebodene directe handelingen met Engeland van de hand te wyzen, had voorgegecven, dat dezelve onnoodig waren, dewyl 'er doch niets meerder te handelen was , en de préliminaire Articulen alleen als definitive waren te teekenen; men nu noch wilde handelen over eene naauwere bepaaling van de ces/ie van Negapatnam , met de dependentiën van dien: en over eene Verbindtenis van de zyde yan zyne GrootBritt. Maj. om de commercie van de Nederland- ! fche Ingezeetenen, in Bengale en andere plaatzen yan de Indien, niet te zullen geneer en. De Plenipotentiarisfen, ten minften de tweede, (die meer dan den anderen in *tgeheim was) hadden om zichzelven gelyk te weezen, en het voor-  S©4 MEMORIËN TOT voorgeeven van hunne beftuurders, dat 'er doé loven de préliminairepunclen niets te verkrygen was , te bekrachtigen„ maar daadlyk definitief moeten geteekend hebben, zonder de lieden, die anders als zy dachten , geleegenheid te geeven om te zeggen, V geen gy nu vraagt, zou tenminfienhet onderwerp van afzonderlyke handeling hebben kunnen weezen t Maar wat daarvan zyn moge, de Ambasfadeurs hadden geteekend, en verzochten om de Ratificatie, binnen den geftelden tyd van een maand. Deeze wierd, by een circulaire Misfive aan de Staaten Generaal ten zelfden dage afgezonden, verzocht.- Holland, Zeeland en Utrecht ftemden 'er in me, den -oe Juny: Friesland den 14?: Overysfel en Stad en Lande den ise daaraanvolgende: cn 'c befluit wierd ook op deezen dag genomen, alhoewel Gelderland verzocht als noch ongefast, dat het mocht worden uitgeffeld. Dusdanig was her einde van eenen Oorlog," •die door het toedoen der zelfde heethoofdige Lieden, die de voornaarnffe oorzaaken van deszelfs begin waren geweest, door dit ongunftig Tractaat geëindigd wierd : die Oorlog bekleed eene aanmerkJyke plaats in de gefchiedenisfen van ons laud, doordien dezelve vast de eer- 11©  OPHELDERING, ENZ. 305 Se aanleiding gegeeven heeft, tot alle de onlusten die de Republiek op het pnnt van haaren ondergang gebragt hebben: en van welke onlusten zy noch de droevige gevolgen gevoelt, zoo door gisting die noch in de gemoederen heerscht: als door het misfen van zoo Veele Ingezeetenen , onder welken 'er zeekerlyk vee'len zyn, ja de meesten,die begoocheld, door de Kunstenaryen der hoofden, en vervoerd door den kreet van geweld en vryheid, die men beurtelings heeft doen opgaan, zich wel fchuldig hebben gemaakt, maar teffens meedelyden en toegeevenheid waardig zyn. Deezen ondertusfchen zyn de flachtoffers, om dat zy met minder doorzicht voorzien, zich hebben laaten beleezen, om opentlyk te pleegen daaden van oproer en geweld, alleen aan hunne verhitte geesten voorgefchreeven, door de geenen, die alhoewel de beleiders en aanftookers van de fchandelykue bedryven, de verdiende ftraf ontweeken hebben, 't zy door het Land te ruimen: 't zy door zich voorzichtiglyk, als 't ware gedekt te hebben, door Statelyke of Steedelyke Refolutien, die zy nochthans door hunnen invloed hebben doen neemen. Het is eene moeilyke zaak, een recht en met onpartydigheid gevormd tafereel te maaken vaa IL DEEL. Y re indiquer a votre Majesté què les Etats „ d'Hollande eusfent remis le Prince d'Oran„ ge dans toutes fes foncfions, ce qui pourrait & imam e votre Majesté dans 1'erreur, comme „ fi cela e>:t eté decreté d'une maniére legitime „ & fans contrainte. C'est pour quoi nous avons ,_, 1'honneur de communiquer a votre Majefté „ les veritables circonffances de cette affaire. „ Ce n'est pas 1'asfemblée des Etats d'Hollan. „ de qui au pris une telle Refoliuion, ce n'est qu'une partie tres mince de cette asfem„ b!ée qui s'est rangée du coté du Prince „ d'Orange, pour il y a quelque temps s'op„ pofer a ceux qui ont foutenus la conftitu„ tion originelle de cette Republique, contra fes ufurpations , a ce petit nombre fe font „ joint, les deputés de quelque villes qui ont „ eté forcées par les armes Prusfiennes, ou par „ la crainte d'en être attaquées. La ville d'Am„ fterdam, a refufé hautement d'envoyer des » de  O P H E L D E RING ENZ. 317 „ deputés a une asfemblée ou la crainte & fles ,, defespoir diftérent les Refolutions. Elle a protesté contre tout ce qui fe pasfa dans une „ asfemblée de gens asfujettis au bon plaifir „ d'une Puisfance etrangére." „ Voila, Sire, la fituation aftuelle d'une Province qui a 1'honneur d'etre votre alliée, & „ d'une ville qui ne fauroit être indifferen„ te aux puisfances de 1'Europe, comme elle „ est le foutien des Provinces Unies. Voiant „ arriver les maux qui 1'accablent elle a re„ clamé avec la plupart des membres de cetté „ Province, 1'asfiftance de votre Majesté. El„ le la reclame encore avec le plus grand em„ presfement, dans le moment ou elle doit pa* „ rer toute feule les attaques der Troupes „ Prusfiennes, dans 1'esperance que votre Ma„ jefté n'en fera pas detournée par des infor. „ mations qu'ElIe fuira appercier, d'après ce „ que nous avons eu 1'honneur de mettre fous „ fes yeux." Met dit ftuk zal ik dit werk befluiten, en wel met den wensch dat het der Voorzienigheid behagen moge, myn Vaderland, dat in deszelfs opkomst en voortgang, zoo oogfchynlyk derzelver genadigen invloed gevoeld heeftj', in Haa-  3l8 MEMORIËN TOT OPHELDERING ENZ. Haare geftadige hoede te neemen, en door het afwenden van alle ongelukken de geesten van deszelfs Inwoonders te bewaren voor die -onrustige en wanhoopende denk- en handelwyze die dikmalen voortkomen uit ramp- en tegen» fpoed. B Y-  B Y L A G E N.  BY,  B Y L A G E L*. A. Den 10 July. Als ikbefchouw, Heer en Vriend, de droevige omftandigheeden , in welke ons arm Land zich bevind , en de weinige reeden dié 'er is om te verwachten , dat wy 'er door onze eigene krachten of door hulp van anderen uit gered zullen worden, kan ik niet nalaaten van te fidderen, dat men van de hand wyst, de aanbiedingen om eene Negotiatie te entameeren, onder préliminaire voorwaarden , die in de daad tot niets verbinden : die alleen maar vooruitzicht geeven van de vernietiging van een punt aan 't welk wy thans onzen droevigen toeftand verfchuldigd zyn: een punt dat wy nimmer zullen wederkrygen, veel minder kunnen handhaven. Aan het geeven van eene Satisfticlie, dewelke, eerftelyk, conditioneel en wederkeeriggefteld wordt, ten anderen, niet bepaald word hoe en op hoedanige wyze gefchieden zal en dierhalven een punt van onderhandeling moet zyn, en waarlyk eene zoo geringe zaak in tegenftelling der Vrede, 't Is helaas! de vraag niet, wat Engeland ten on: ri behoeven en tot reparatie van hec leed ons aangedaan Mioorde te doen, maar wat men met reede, inden ftaat in welken onze zaaken en die van Europa zyn, verwachten kan, dat men van dat Ryk zal kunnen bedingen. Zal men wachten om Vreede te maaken datd'algemeenegeflooten worde? of, om beter te ii. deel. X zeg-  B Y L A G E La. A. zeggen, zal men tot die tyd fïil zitten, endenftap die nu van wegens Engeland, (want zoomoet men 't confidereeren,) gedaan wordt, yan de handwy. zen? Vleit men zich, dat de Mogendheeden by die algemeene Vreede onze belangens zullen beharugen ? daartoe is immers geene de mindftc waarfchynlykheid: een Traftaat op den voet van die der andere Mogentheden, en de «edergeeving van onze veröverde Coloniën , is het beste dat wy kunnen verwachten Maar wie kan hoopen dat de Engelfchen, wanneer zy met hunne machrfgfte Vyanden Vreede zu!len gemaakt hebben, aan onsSatis. factie voor den hoon ons aangedaan, of beetering voor de fchade ons toegebracht, geeven zullen? of dat die Mogendheeden, dien daar niets aangeleegen legt, dat voor ons zullen vorderen en de Vreede daarvan laaten afharden? Wy kunnen waarlyk mets goeds verwachten dan door afzonderlyke handeiinge. Ik ftem gaarne toe dat wy door dathandelen, ons niet in een ander gevaar moeten werpen, naamlyk Oorlog met Frankryk of eenige andere Mogendheid: maar even daarom moet de handeling voorzichtig voortgezet en Engeland zelve daardoor aangezet worden,om ons voordeelige voorwaar ■ tl, die ons gedrach bv Vrankrvken de Noordfche Mogendheeden in allen gevallen kunnen billyken, toe te ftaan: wan t wil Engeland met ons eene afzonderlyke Vreede maaken, zoo moet ze die Vreede voor ons zoo eerlyk en voordeelig maaken, dac Frankryk zelve niec kvvaalyk neemen kan, dac wy 22 kernen. Ik prys zeekerlyk de voorzichtig- heid »  B Y L A.G E L\ A. heid, maai- om uit een verregaand wantrouwen , de Sardimfche Ministers te fuspe&eeren van kwaade trouw, daar zy buiten eigenbelang zyn, is tot een ander exces overflaan. Ik benmetUE. van gedachten geweest, dat wyonsniet direct moeten vertoonen; maar de gantfche handeling daarommc van de hand te wyzen , dan gaat te ver. Ik heb immers de ftukken in handen uit welken altyd blyken kan dat niet door ons maar aan ons het eerfte aanzoek gedaan is. Ik heb van de morgen uw antwoord en dat van den Heer Hmghtns zakelyk aan de andere Heeren gccommuniccert: dus is die zaak geëindigd, enwy moeten nu hoopen dac 'er rigöureufe middelen gebruikc zullen worden, en dac zc van fucceszullen zyrij dewyl de zachte van de hand worden geweezen: en van den tyd, die ons doch, geeneRoozen beloofc, afwachten, welk noodlot ons befchooren is. Ik zié met leedweezen dac de fchoone woorden van eenen Ambasfadeur, die eer plaacze zynde, ons met fchoone woordengedoekcheeft, terwyl de declaratien tegen ons, zonder dat hy iecs oncdekc had, gedaan wierden, wederom ingang vinden, en nieuwe hoop, die men zoo lang vruchceloos gevoed heefc, doen herleeven. Vous neferéz rienen Rusfie, heefc de Keizer aan Hop gezegd, que perdre vos péines & depenfer votre ar gent: en daar zal alles op uitkomen. Blyve &e. Xe ' ï Y.  E Y L A G E L". B. Reponfe du Ministre Anglaisau Ministre de la Suède le Baron de Nokken, du 18 Sept. 1781. -La confervation de la trahquilité publique a eeé le premier objet des foins de fa Majesté pendant tout le cours defonregne. Le commencement de ce regne a eté fignalé par Ie retour de la paix. Le Roi a fait des grands facrifices pour procurer ce bonheur a 1'humanité, & il avait lieu de fe natter, que par cette moderation au milieu de la victöire , il asfurait le repos public fur desfondements folides & darables. Mais fes esperances ont été trompés, & ces fondements ont été ebranlés par la politique ambitieufe de la cour de Verfailles. Cette Cour après avoir foutenue en fecret la rebellion allumée en Amerique s'eft liguée ouvertement avec les fujets rebelles de fa Majesté, & par cette violation de la Foi publique, par eet acte d'hostiEté directe elle a commencée la Guerre. La conduite de la Republiqued'HolIande pendant tout le cours de cette Guerre a excité une inJignation Generale. Cette Nation fe prefente fous un aspect bien different de celui d'une Nation uniquement commergante: c'est unePuisfancerespeüable liée depuis longtemps avec la Grande Bretagne par 1'alliance la plus étroite. Le principal objet de cette allian.ee était leur fureté commune, & nomme- meot  B Y L A G E La. B. ment leur protecfion mutuelle, contre les desfins d'un voifin dangereux que leurs efforts reunis ont fi fouvent fait avorter pour leur bonheur reciproque & pour celui de 1'Europe enticre. La defertion de tous les principes de cette al- liance que le Roi de fon coté avait conftamment maintcnue, un refus obftiné de remplir les Engagements les plus facrés, une infrachon particuliere des Traites les plus folemnels,dcsfecoursfournisa ces mêmes ennerais, concre lesquels le Roi était en dro t de les reclamer. ■ un azile & proteftion accordée dans les ports Hollandais aux Pirates Americains en violadon directe des ftipulations les plus t-laircs & les plus precifes . & pour combler la niefure un deni de juftice & de SatisfaChon pour raffront fait a la dignité du Roi, par uneligue clan- destine avec fes fujets Rebelles, tous ces griefs aecurnuléS n'ont laisfés au Roi d'autre parti a prendre que celui qu'il a pris avec 1c regret ie plus fenfibie. En expofant au public les raifons, qm ont rendus cette rupture inevitable, fa Majesté a attribué la conduite de la Republique k fa veritabie caufe, ^1'influence funeste d'une faction, qui facriflaitl'interec national a des vues particulières. Mais le Roi a marqué en même temps Ie defirle plus fincêre de pouvoir ramener la Republique a ce ïistème d'union étroite, d'allianee efficace & de protecfion mutuelle, qui a tant contribué a laprofperité & a la gloire des deux Etats. Lorsque flmperaSrice de toutes les Rusfies a X3 of'  BYL AG E L\ B. offert fes bons offices pour effectuer une reconcillation par une paix féparée: Le Roi entemoignantfa juste reconnaisfance de cette nouvelle preuve d'une amitié, qui Lui est fi precieufe, aevité decomproHïettre la mediation de fa M. I. dans une Negooation infruttueufe. Mais aétuellement qu'il y a quelques marqués d'un changement de dispofition dans la Republique , quelques indices d'une envie de retourner a ces principes que la partie la plus fage de la Nation batave n'a jamais defertés, uneNegociation pour une paix fepsrée entre le Roi & leursH, H. P. P. pourra s'ouvrir avec quelqu'esperance de fucces, fous la mediation de 1'lmperatrice de tou, tesles Rusfies, qui a été la première aoffrir fes bons. offices pour eet ouvrage fakitaire: SiS. M. n'en a pas profité d'abord, c'eft qu'il y ayait tout lieu de croire que la Republique ne cherchait alors qu'a amufer par une negociadon infidieufe, mais le Roi croirait mal repondre aux fentiments, qui ont dictés ces premières offres, & manquer aux égards fi justement dus a fa Majesté Imperiale, & a la confiance qu'elle infpire, s'il asfociait a cette negotiation celle d'aucune autrepuisfancc, mêmecelled'un Allié le plus refpeclable & pour qui Ie Roi a i'amitié, la plus fincère,  B Y L A G E La. C. Den 9 Nov. 17S1. WEL ED. HEER! ïTeden is de tyding, dat het Hef van Engeland de Mediatie der Keizerin van Rusland heeft aangenoomen, ingekomen, maar in welke termen, ismy noch onbekend, 't Gem. Hof heeft die vanZweeden geweigerd, en wel in eene Memorie, doorliet Engelfche Ministerie aan den Baron Noleken ovcrgegeeven. In deeze Memorie worden tegen de Republiek zoodanige infolente bewoordingen gebruikt, cn gerepeteerd alle de zotheden die in het Engelsch Oorlogs Mamfest ftaan; dat Ik niet begrypen kan, dat men in Engeland van gedachten op 't fujet van de Republiek en voornaamlijk van onze Stad veranderd zoude zyn, daar men niet heeft kunnen nalaaten, zioh het nutteloos vermaak te geeven. om zonder eenige noodzaakjijkheid, den Staat op eene verregaande en hoonende wyze in eene Memorie, aan eene andere Mogendheid overgegeeven , en het onderwerp het zekerlyk niet vereischte, te inculpeeren. Men heeft in Engeland immers wel kunnen verwachten, dat die Memorie ons bekend zou worden: en vervolgens verbit ering verwekken: wat wil men? Vreede of Oorlog? wat beduiden die fchoone woorden die UE. my heefc overgebrieft ? Nu zyn die 10 a 14 dagen om, cn men heeft tyX 4 dins  B Y L A G E 'L». C. ding uit 't Noorden: wat zal men nu doen ? Men fpreekt in opgem. Memorie van Negotiations infidieufes die men van onze kant zou hebben willen beginnen, maar ik vrees dat die benaaming beeter aan die van hunne kant zou pasfen. Ik heb UE. dit willen melden, om dat ik in der daad getroffen ben door de bewoordingen van meergem. Memorie. Ik weet wel dat het maar woorden zyn , maar weinige ooren zyn zoodanig daar tegen gehard, dat door die onaangenaame klanken een goed deel der bereidwilligheid niet worde weggejiomen. Ik blyve met alle achting &c. B7-  B Y L A G E L\ D. WEL ED. GESTRENGE HEER! XjEd: Geftr: geëerde letteren van den 13. heb ik gisteren ontvangen; den inhoud heeft my getoucheert, al wat ikde eer heb gehad UEd: tc berichten ben ik van overtuigt geweest, blyf zulks nog. Vreedzaame gevoelens heeft men. Weest daar vanverzeekert. Zoo veel als wy, verlangt men daar na. en het is haar interest. Maar nu die Courier zoo lang weg blyft. (Want nog is dezelve hier niet.) Misfchiei) willen zy nu ook wagten na de tyding van Amerika. Die moet eerstdaags inkomen, die kan decifief zyn. Ik houdemy verzeekertdat UEd. Geft. denken en zeggen zult, nu is 'er geen twyfel aan, men dupeert ons, eerst de Cour: van R: en nu weer tyding van Amer: — Alle zaaken in de Wereld zyn mogelyk. Maar zo als ik hier nu alles gezien en gehoord heb t'zedert 3 a 4.Maanden, zo zoude ik myn leven durven zetten, dat het oprecht ernst is. Nog een weinig tyd en UEd: Geft: zal dan ondervinden dat ik my niet bedrogen heb. De bewuste Memorie is my belooft, die zoude niet, voor zoo veel men zich konde herinneren in terme gefchr: zyn om ons techoqueeren. Maar wel pour faire plaifir a Madame, die alleen de eer wil hebben van Mediatrice te zyn, en zig min of meer het zig heefc aangetrokken, dat twee andere Mogendh: zig daar mee hebben willen moeijen. X 5 Do  BYLAGE Ia D. De tyd en de omftandigheeden zullen my ten overftaan van UEd. Geft: juftificteren, en UEd: Geft: t'eeniger tyd doen ondervinden, dat ik hier meer goed gedaan heb als UEd Geft. zig verbeeld. Ik hoop dat alles zignogna wensch voor het nieuwjaar zal fchikken. Dit zeg ik in een ruim tydperk te neemen. Hebt dog geen wantrouw en in my, want zulks meriteer ik niet. Ik heb de eer van met de uiterfte hoogachting te zyn. Wel Edele Geftrenge Heer! Uw Ed: Geftrengens zeer ootmoedige Dienaar B. v. d. Oudermeulen. London, den 20 Nov. 1781. BY.  bylags La D. a°. WEL EDELE HEEr! H et is thans zeker dat de Mediatie door Engeland is, en door ons zal aangenoomenworden, wat wil men nu aldaar ? wil men, ingevolge van den eisch der Keizerin , een Plaats tot een Congres . en Plenipotentiarisfen verkiezen? Wil men (zoo als men voorgeeft dat de Keizerin verlangt) Petersburg daar toe bepaalen ? Dit laatfte zou ons zeekerlyk niet aanftaan: en wy zouden geen zin hebben om zoo verre over de importantfte belangens van de Republiek te gaan handelen. Of verkiest men on, der de hand en in fecretesfe, evenwel met de nodige communicatie aan de Keizerin, 't zy hier,'tzy jn Engeland te handelen ? Op dit alles verzoek ik hoe eerder zoo beeter Cathegorisch antwoord. Naar dat antwoord zalik my reguleeren, om myn oordeel te vestigen wegens 't geen men te wagten heefc: en het zal dan biyken of de daaden zoo heusch zullen zyn, als de woorden geweesc zyn. , Ik blyve &c. Amfterdam, den 20 Nov. 17 81, BY-  B7LAGE LA E. WEL E D. HEER.' Ik heb UEd*. zeer geëerdens van den 16, 20 en 23 Novemb. op den rechten tyd wel ontfangen, maar niet geantwoord, om dat wat naders verwachte. Gisteren zyn my UEds. van den 25 en 270e geworden over Amfterdam. My dunkt men maakt veele Complimenten, ik hoop, of wensch ten minften, dat dezelve op watdcegelyks zullen uitkoomen, en dat wy in onze verwachting niet bedrogen zullen zyn. Zoo men voor den dag wilde koomen met voorftellen, dien wy niet zonder fchande, (ik verfta dat woord in eene Hollandfche, niet ia eene Engelfche zin) zouden kunnen aanneemen, is 't beeter niets te beginnen. Daar is van my en van myne Stad, gaande ik in alles d.e concert mee myn Confraters, anders niets te wachten. Onzegeneigdheid tot verzoening is finceer ; maar 't moet op eene eerfyke wyze gefchieden: zoodanig, dat onze Medeburgers, ;'a gantsch Europa het befluit in den tyd niet anders dan zullen kunnen, ja moeten goedkeuren. W y zullen vertrouwen dat de Ridder zulks ook begrypt. Ik denk niet dat de Keizer zich met de zaak bemoeijen zal. Wat zegt men in Engeland van dien Heer zyn voorneemen , om het overfchotvan de Barrière te deftrueeren. DeTraptaaten desaangaande zyn ook ten behoeven van Engeland gemaakt: en zoo ooit het oude Sistema weder  B Y L A G E IA E. der herfteld word, zal Engeland mooglyk met geene goede oogen kunnen aanzien, dat Frankryk met koufen en fchoenen in de Nederlanden zal kunnen treeden. 't Is my lief dat Petersburg tot handelplaats te bepaalen, in Engeland zoo weinig fmaakt als hier, zeekerlyk geloof ik dat het goed zou zyn, dat iemand uit Engeland hier kwam, 't is zeer difficiel dat wy van hier, zonder veel op fpraak, iemand naar Engeland zenden. UEd. begrypt zulks, en ik vertrouw ook, God dank, van 't jaar in de politie zyn, om wel naar de Vreede te wenfchen, doch den Oorlog niet te vreezen. Gaandeweg worden wy fterker, daar het tegendeel voor Engeland waar is. , UEd. fpreekt my altyd van Y. maar wat zeggen S. N. en G. Ik blyve met veel achting &c. 's Hage, den 7 Dec. 1781. BY-  BYLAGE LA F. Extract of a Letter from Blackeaey Dec: 19. O n Thursday evening last two Cod fmacks to wed in to ihis harbour a large Dutch hospital Ship which had broke from her moorings in the Texel in a hardgale of wind, and was drove out to fea in a most distresfed fituation, her crew beingnotonly deprived of almost all medical asfiftance, but likewife, nearly of every necesfary of life. There "were 74 men on board, 30 of whon were unable to get out of their haramocks, and were inaperishing State.  E Y L A G E L«. G. Wel Edele Gebooren Heer! Ingevolge het gcconvenieerde met U Wel Ed. Gcb. voor myn vertrek naar herwaerts, omme by het Ministerie alhier te ondertasten, op welke wys men by hetzelve denken en handelen zoude, ingeval de Republiek eene afzonderlyke Vreede met Engeland, kwam te maaken, zoo hebbe thans het genoegen U Wel Ed. Gebore deswegens hetgeen my is voorgekomen, te kunnen communiceeren. Gepasfeerde Dingsdag ordinair Verfailles voor de Ambasfadeurs, en Chargés d'Affaires by den Heere Graaf de Vergennes dineerende, zoo deede zyn Hoog Ed. Geb. my de eer aan my afzonderling te neemen, en te zeggen, dat hy wel wenste een afzonderlinge converfatie met my te hebben over zaaken, niet de Compagnie, maar de Republiek raakende Ik betuigde niets geëmpresfeerder te hebben, als aan deszelfs ver/.oek te voldoen , en dat ik my op Donderdag daaraan by zyn Hoog Ed. Geboore zoude vervoegen, om half twaalf maakte ik te Verfailles te zyn, waarop direct ons entre. tien een aanvang nam. De Introductie van deszelfs converfatie belfond in eenige flatteufe uitdrukkingen ten mynen opzichte zoo wegens perfoneel vertrouwen , ze betuigde verder zich tot heeden nimmer een denkbeeld had kunnen vormen van een feperate Vreede  BYLAGE La G. detusfchen de Republiek en Groot Brittannien, zon» der dat de eerfte geheel of gedeeltelyk afging van de gronden, waaruit den Oorlog zyn oorfprong had genoomen, of dat Engeland een laagheid deede, die nimmer in het verftand dier Natie op zoude kunnen koomen, gevolglyk dit beide in dat daglicht befchouwd, zich desweegens nimmer had bekommerd. Toch dac hy Minister, thans ziende . men niettemin deeze twee oncwiscbaare zekerheeden, voortging van de zyde van de Republiek , van zich toe zoo een feparace Vreede geneegen ce toonen , en men dus eenige geneigdheid moec gevoelen , om eer bekooming der Vreede van het zwaarwichtig Articul, waarby alle zuidelyke Natiëngcinteresfeerd zyn, het zy te glisfeeren, dan wel hetzelve te modereeren i of wel dat de betuiging van Engeland van gehoor na Vreede met de Republiek te willen geeven, een kunstgreep dier Natie was, om de Republiek deeze winter in eene cal m te te houden, en dus teegen het fomerfaizoen minder tegenftand van hare zyde Ce wachten te hebben. Dat de Kroon van Frankryk de Republiek op geenerhande wyze paaien konde noch wilde zetcen, om zich al of niec mee Engeland feparaat ce bevreedigen, doch dac wel gemelde Kroon van de heusheid en vriendfehap van de Republiek verwachtte om hun van hunne onderhandelingen niet ignorant ce willen laacen; wilde dezelve hetzelve niec Minisceriëel doen, als dan hetzelve konde laacen verrichten door zoodanige particulier, waarop de Republiek ten volle hun vertrouwen zoude kunnen vestigen ; dat  BYLAGE U. G. dat' dewij! de maatregelen door de Kroon te nedmen ; om Engeland te beöorloogen, alsdan van gedaante zouden veranderen, en in plaats van een Zeemacht in de Oost-Indien ter dekking en beveiliging onzer Bezittingen, en om dezelve niet in's Vyands handen te zien vallen, te zenden en te houden, dezelve voordeeiiger voor de Kroon te emploijeeren; dat ook, ingeval 'er in de voorftellingen van Engeland eenige volftrekt fchadelyke pointenvoor de Kroon van Frankrijk mochten voorkoomen, dat 'er als dan middel op deeze wys zoude weezen, om dezelve te verzachten of te veranderen, befluitende met te betuigen, niets vuurigertebegeeren, als de Republiek buiten volftrekte fchaade van zyn Ryk te zien prospereeren. Ik betuigde op dit alles zeer gevoelig te zyn zoo Omtrent de byzondere blyken van vertrouwen, de genegendheid mywaarts, als teffens over de gevoelens van Vriendfchap, -welke hy Graaf ten opzichte onzer Republiek verklaarde te hebben, dat ik in de eerfte plaats vryheid verzocht dezelve aaü myn vertrouwdfte Vrienden, invloed in hetMinisterie hebbende te mogen openbaaren, op dat de Republiek van dezelve het noodige gebruik zoude kunnen maaken In de tweede plaats, dat dewyl den Heere Hertog de la Vauguion dikwyls met te veel yver en vuur de belangens van zyn Kroon wilde doen verftaan, hem Ambasfadeur wat gemaatigdheid wilde inboezemen. Zyn Hoog Ed. Gebore beantwoordde het eerfte II. D E E L. Y roet  B Y L A G E L». G. met zich gerust op myne discretie en doorzicht te verlaaten, en het tweede met te zeggen, den Hertog een eigenhandige inftrucfle te hebben toegezonden, om zich ftiptelyk na te gedraagen. Zie daar, Mynheer, my van myne beloften uwaards aan de eene zyde, en van myn pligt als regtgeaard Nederlander gekweeten, overlaatende aan die het bewind in handen hebben, daarvan zoodanig gebruik te maaken, als ten nutte van de Republiek zullen dienftig en noodig oordeelen, my ten vollen verlaatende op de ftipfte fecretesfe zoo van de zyde van U Wel Ed. Gebore als van die geene, aan wie U Wel Ed, Gebore noodig zult oordeelen ouverture van myn verhandelde te geeven. Het is onder betuiging van de opregtfte hoogachting , dat ik de Eer heb te zyn Wel Edele Geboren Heer! ü Wel Ed. Geboren Onderdanige en Gehoorzaame Dienaar P. E. van be Perre. Parys, den 7 Dec. 178L BY -  BY LAGE La. ft Pat-2 °. Wel-  B Y L A G E Lf«. L, 9". Welke liaifons en van wat natuur'er zyn mee den Koning van Pruisfen, ■ als meede met Zweeden. 10". Informeeren waarom Spanje de onaf hange- Jykheid van America noch niet erkend heeft. er En waarom door Frankryk daar niec op geltaai word n°. Na tevorfchen, of, byaldien het Spaanfche Hof ftond op hec verkrygen van Gibralter, en zien piet wilde laaten vergenoegen mee Portmahon, cn daardoor de algemeene Vreede belet wierd, Frankryk Spanje daarin fouceneeren zou. 12°. Trachten teweeten, de voorwaarden welke de Keizer (zoo als zyne Maj. aan den Burgemeester Rendorp gezegd heeft) aan Engeland aangebooden heefc toe bevordering der algemeene Vreede , en die by Engeland zyn afgeweezen. 130. Na te vorfchen, of 'er, en als dan welke menées» door Frankryk gebruikt worden of zyn ,om den Oorlog tusfchen de Keizerin en den grooten Heer te beftooken. ?4'. Byzonder na ce fpeuren, of men iets weet van 's Keizers intentien aangaande de Schelde; cn te verneemen hoe verre Frankryk, a'sGuarantvan bet Tractaat van Munfcer, het poinct aangaande de gem. Schelde, zou willen handhaven. 15°. Op eene behendige en zeer voorzichtige wyze aan den Heere de Vergennes en aan anderen van 's Konings Ministers, die gelyk de Marquis de Casfries niet ce parciaal zyn voor den Hertog & UiVmguion te doen zien, hoe verkeerdelyk gem. Hertog alhier gehandeld heeft, en noch handclc. Ein-  ÈY.L AGE V li Èindcl/k zou men, den Heere Boers by mondd kunnen gelaften met alle omzichtigheid, en daar" alleen maar gebruik van makende, wanneer hy zou achten zulks ten voordeele en tot nutte van den Staat te kunnen doen, aan het Franfche Ministerie te doen blyken, dat 'er mooglyk wel inclinatie zou zyn, om na dat wy eene afzonderlyke Vreede met Engeland gemaakt zouden hebben, of de algemeene Vreede gefloocen zoude zyn, alsdan aan Frankryk te cesfeeren zekere Etablisfementen van onze O. I Comp. mits men aangaande het maaken van eene zoodanige afzonderlyke Vreede eene gepaste faciliteit betoonde: of dat men zich engageerde, om by het maaken van eene algemeene. onze belangens te bevorderen, voornaamlyk aangaande het poincf. van eene gevocglyke fchavergoeding. N.B. Men heeft hier in 't oog de cesfie van zoodanige Etablisfementen, die der Comp. tot last zyn; de Heer Boers kan deswegens nadere Illucidatie geeven. Men neemt noch de vryheid hier by te voegen, dat men oordeelt nodig te zyn, aan 't Hof van W eenen, hoe eerder zoo beeter verflag te laaten doen, van 't geen, tusfchen Engeland en ons, aangaande het maaken van eene afzonderlyke Vreede gepas- feerd is. Zyne K. M. gedachten daarop en op het Vreede 's werk in 't algemeen te verneemen — te trachten te ontdekken, welke Verbindtenisfen'er zyn, tusfchen den Keizer en den K, van Frankryk. — Tus-  B Y L A G E L«. L. Tusfchen den Keizer en de Keizerin van Rusland.— Welke zyn de voorwaarden daar reeds van gefprooken is, die in 't Voorledene Jaar aan Engeland ge' boden zyn. Hoe verre thans het algemeen Vreede's werk gevorderd is. Hoe verre de Idéés van den Keizer op 't verftand van de gewaapende Neutraliteit zich uitftrekken Of zyne Maj. op dat ftuk op zyn Fransch of op zyn Deensch denkt. Of zyne Maj. eenige intentie aangaande de Schelde heeft, en welke. Met welk oog Hoogstdezelve zou aanzien, dat Engeland noch meerder gehavend wierd: dat hetgeconquesteerde in America in handen der Franfchen en Spanjaards bleeve, dat Portmahon en Gibralter aan deezen gecedeerd wierden, om hun tot de Vreede over te haaien. Met eene gepafte discretie te ver- toonen, hoe gevaarlyk het voor gantsch Europa zou kunnen worden, dat het Huis van Bourbon zo machtig wierd, dat het Huis van Oostenryk, Engeland en Wy altyd de balance hadden kunnen houden. — Dat Engeland gevaar liep, van na deezen Oorlog, ten minften voor een ruim getal van Jaaren, niette zullen zyn dan eene Mogendheid van den tweeden rang. Dat hoe machtig de Keizer thans ook mochte weezen,'Hoogstdezelve doch vooreerst gee. *e Zeemogendheid konde worden, daar Spanje en Frankryk door derzelver gelegenheid, beiden ter Zee en te Land machtig zyn; én daardoor altyd geducht voor de Staaten van 't Huis van Oostcnrvk in Italië. Dat het Huis van Bourbon door de bezitting van Napels en Sicilië, en door middel van de  B Y L A G E La. L. de Rep. van Genua, altyd afhangclyk van Frankryk, evengem. Staaten merkelyk beftoken en be- naauwen kan Na te vorfchen, of 'er iets wegens Bergen op Zoom, te Weenen op het ta- pyt Is. Eindelyk te zien of het mooglyk zou weezen, den Keizer uit confideratie voor onze toegeeflykheid op het ftuk der Barrière te perfuadeeren, om ons over te geeven, te verkoopen of te cedeeren, de gronden dewelke Hem toebehooren, en zoo men wel onderricht is, volftrekt nodig zyn, tot het in ftaat brengen der Fortificatiën en Inundatien van onze Barrière. Men onderftelt, dat men taamlyk wel geinformeerd is van het Sistema en d'lntentien van 't Hof van Berlyn: terwyl de komst van den Heer Marcoff, die denkelyk meerder in 't vertrouwen van zyn Hof is dan de P. Gallitxin, geleegenheid zal geeven, om van d'intentien van de Keizerin geïnformeerd te worden. BY-  B Y L A G E L=. M. Extract uit eenen Brief van den Heere van der Perre aan den Heere van Lynden van Emterswyk. Parys den 3 Jan. 1782. hoog e d. &C Hebbe d'eere gehad te ontvangen U Wel Ed.zoo zeer geëstirneerde van den 24 laastleden. De gevolgen die Ü H. Ed Geb. uit myn mondgefprek met den Heere Graave de Vergennes trekt zyn ten hoogften flatteus voor My. Ik zal trachten het vertrouwen van dien waardigen Minister, door zyn Hoog Ed. Geb. voor zoo verre my daartoe de vrybeid vergund en Ik in ftaat gefteld worde, van het te pasfeerene in de Republiek op eene openhartige wyze ouverture te geeven, te cultiveeren, endaardoor de ongehoorde pretentien van deszelfs Ambasfadeur en de daaruit voortfpruitende desordres en Cabaalen tegen te gaan. Een nieuwe proef dat dien Heer tegens de ordres en intentien van dien Minister aangaat, is zyne geformeerde pretentie aan den Heere van der Hoop voorgefteld, om de gecombineerde operatien voor het aanftaande faifoen door zyn Canaal aan zyn Hof te communiceeren en dirigeeren, niemand anders in dezelve willende gekend hebben, terwyl den  B Y L A G E La. M. den Heer de Vergennes aan wien deeze pretentictï communiceerde, declareerde zulks geheel verkeerd en de lange weg zou zyn: dewyl indien men de arrangementen hier in loco neemt, men in een ogenblik (na omftandigheden van tyden die van het eene moment tot het andere vérfchülen) plans kan beraamen, en ter uitvoer laaten brengen: vermeenende den Heer Hertog die thans in loco is, over zyne pretentien te onderhouden en te gelasten zich1 des wegens niet te bemoeijen, Het doet my leed, dat ik dien Minister, dié zeer veel perfonede qualiteiten heeft, op die wys aan onaangenaame reproches bloot ftelle, doch Ik begryp daar tegen, dat 'er geen ander middel is, om dien Heer te maatigen, die van trap tot trap opklimmende, zoude eindigen met te gebieden: te.meerder, dewyl het fchynt 'er Lieden in de' Republiek zyn, die zich door zyn Ed. laaten inquieteeren, terwyl anderen zyn gedrag laaten dienen om eene heersehzuchtige denkenswyze van dit Hof te doen voorkomen, die, gelyk U Exc. uit myne vorige zult gemerkt hebben niet quadreerd met de converfatien die met den Heere Grave gehad heb, en noch dagelyks hebbe. Ik ben en blyve van gevoelen, dat wil de Republiek zulke zaaken Ministeriaal behandeld hebben ^ den Heere van Berkenrode (omtrent wien ik nochmaals myne mondelinge converfatie met U Exc. eri Zyne Hoogh herhale, en men zich bedriegd, ingeval men begrypc geen invloed ten Hove heeft) daartoe zoude dienen te worden geëmploieerd: JJu DEEL Z wif-  B Y L A G E La. M. verkiest men onderhandeling en fchikking buiten het Ministeriale, zoo blyf ik op den duur bereid, my daartoe wel te willen laaten emploieeren, betuigende geene andere ambitie te hebben, als myn Vaderland tot nut te zyn. Ben Uw Exc. enz. P. S. Wat nu aanbelangd Uw Exc. verzoek, hoe de flooping der Barrière Steeden alhier wordt opgenomen, en of men 'er iets prealabel heefc van geweeten, zoo kan Ik U Hoog Edg. verzeekeren, dat men hier even ignorant van dat voorneemen geweesc is als in de Republiek: ja dat meer is, hetzelve niet zeer gefmaakt wordt; doordien men hetzelve aanmerkt, als een voorzorg die de Keizer gebruikt, om by rupture met Frankryk, zyne Nederlanden niet op eene reize in hunne macht te zien, dat dezelve niet als met eene zwaare Armée en onnoemlyke kosten te verdryven zyn, gelyk den Oorlog van 1747 zulks ten klaarften heefc aangecoond. Ik zie mogelyk, enz. BY-  B Y L A G E L\ N. NOTE. Son Excell'. Mr. 1'Ambasfadeur de France est prié d'être informé, qu'au ir. Avril pouroient êcre prets j Vaiffeaux a 60 Pieces & le Tigre. 8 ou 9 a 50. 3 a 40. 11 a 36. 10 a 20. Au 1 May, 1 a 70 Pieces & 4 a 60. Au courant de 1'Eté & de 1'Automne pouront être achévés 2 a 70 Pieces ,4a 60. ia 50 & 3 a 4 a 40. Mais les Officiers & 1'Equipage manqueront peut être. Les operadons abfolument necesfaires font un Convoy pour la Mer Baldque, un Convoy aux Indes Occidenta'es, & le depart des Vailléaux des Indes Orientales. Si donc fa Majesté le Roi de France, voudroit vers le tems que la Flotte peut fortir du Texel, faire blocquer le Canal par fon Esquadre, combinée avec celle d'Espagne, afir que les forces de 1'Angleterre fusfent divjfées, & que la Republique pouroit nettoyer la Mer du Nord, & interceptor les Convoys Anglais allant vers & venant de la Mer Baldque, & ouvrir un pasfage libre pour leNord, fa Majesté feroit un bien eflentiel a la Republique. Son Excellence M>-. le Duc de la Vauguion est prié de feconder ces vues par ces bons offices. La Have 21 Dec. 1781. Zo BY-  B Y L A G E L». O. NOTE. "Fn vertu des Rcfolutions de Leurs Hautes Pufsfances du 4 & 25 de ce Mois pour concerter avec la Cour de France les operadons de la Campagne prochaine le fousfigné Confeiller & Fiscal pour 1'Amirauté d'Amfterdam, a été autorite de communiquer a fon Exccllcnce Monfieur Ie Duc de la Vmguion, que lts operations maridmes indispenfables pour eet Etat font de donner proteclion Aux Vaifleaux destinés pour les Indes Orientales. A ceux destinés pour les Indes Occidentalcs: & a ceux qui le font pour' la Mer Baltique. Afin de prócurer la proteftion requifé a ces Na. vires. 1 Vaiffeau de 70 Pieces. 7 a 8 . de 60 ■ 6 a 7 . de jo ■ , Le Tigre. 2 a 40 10 a 36 «. «. 7 a 20 feront prets vers la Mi-Avril ou au plus tard vers e premier du May, fi les tempetes, qui ont eu l>eu ce Mois ci, ne retardent d'autant les preparatifs necesfaires. F L'intention feroit de les faire tousfortiralafois, & que  BYL AGE L». O. & que les Vaifleaux de Ligne formasfent un Esquadre d'obfervation, afin de proteger les Fregattes qui convoient les Vaifleaux Marchands. Cet Esquadre conduiroic vers la hauteur de la Mer Balcique, les Vaifleaux deftinés pour ces Pa« rages, & vers la hauteur de Hitland, les Vaifleaux pour les deux Indes: & detacheroit avec eux un Vaisfeau de 60, 2 a 50, & 3 a 4 Fregattes, qui feroient voile enfuite vers Dronthem, pour prendre fous leur protedtion les Vaifleaux des Indes,& les ramener dans nos Parts: retourneroient enfuite vers la Mer Baltique, pour prendre les Vaifleaur qui fe trouveroienc prets, & les reconduiroient a la hauteur de nos Ports. Puis Elle croiferoit dans la Mer du Nord, pour couvrir nos Ports, qui manquent des moyens de defenfe qui feroient a defirer, n'y ayant pas asfez de Vaifleaux de Guerre pour pouvojr s'eq fervjr fur les Rades 3 la oefen fe des Cótes. Cet Esquadre tacheroit de faire dans la Mer du Nord autant de tort a 1'ennemi que les circonftances le permettroient. Peut être pourroit Elleencore une fois reconduire vers la Baltique les Vaifleaux qui dans ce tems fe feroient apprêtés pour faire ce ypyage, y reprendre ceux qu'ElIe trouveroit prets a retourner, & les ramener dans nos Ports: aller enfuite a la rencontre des Vaifleaux attendusdesln. desOccidentales, qui pourroient être vers le Mois d'Oólobre dans ces Parages: & pour lors les Vaisfeaux reviendroient a la fin du dit Mois tous enfemble dans nos Ports, fe preparer a entrer dans Z 3 leurs-  B Y L A G E IA O. leurs ftations d'Hyver, ce qui malheurcufement vu la conftitution des Ports de cette Republique doit étre fait de bonne heure. Mais comme il est necesfa:re pour ofer entreprendre toutes ces operations, fans manquer a Ia prudence qu'exigent les circonftances denotreMarine, qui ne peut fouffrir beaucoup d'echécs , vu le manque total de Vailfeaux, d'Officiers & de Matelots, pour remplacer ceux qui pourroient tomber entre les mains des Ennemis, que leurs forces Navales foient occupées quelque autre part, les operations reciproques devroient principalement tendre a ce but. Son Excellence Monfieur le Duc de la Vauguioti, est prié de vouloir faiie pasfer ce Memoire a fa Cour, & de communiquer les Inftructions qu'il regevra a cet egard, ainfi que les moyens & les forces, qui fa Cour pourroit ou voudroit employer pour atteindrc le but qu'on vient depropofer, afin que les ordres pour effecluer les operations ci desfus mentionnces, puisfent être donnés avec quelque esperance de fuccès. (figné) J: C: van der HOOP. La Haye 26 Mars 1782. B Y-  B Y L A G E L». P. T'ay fait parvenir au Roy le plan des mefuies lïostiles contre 1'Angleterre que Monfieur le Confeiller Fiscal de l'Amirauté d'Amfterdam, aétéautor fé a me remettre: fa Majesté me charge d asfu r qu'ellefera tout ce que les circonftance, lurei qu favor;fer efficacement les lui permettront, pour tavoi ler i operations, qui y font developpées & ^ pen flqu'il est important houder continue d'en prepaier, cc qcu cution avec la plus grande achvite. La Haye, le 8 Avril 1782. (fignê) Le Duc DE LA VAUCUYON. e fousfigné Confeiller & Fiscal de l'Amirauté d'Amfterdam, ayant communiqué la Note de fon Excellence Monfieur le Duc de la Vauguion, dacée «du 8 Avril 1782 mais qu'il n'a recue°quelematin du i63 est chargé de reprefenter a fon Excellence: Que cette Note ne determine en aucune facon les demandes , que le fousfigné a fait dans Ie Memoiré du 26 Mars par le quel fon Excellence est pnée de communiquer les Inftruftions qu'il recevra ainfi que les moyens & les forces, que fa Cour pourroit ou voudroit employer pour atteindre le but propofé, afin que les ordres pour effeétuerles operations puisfent être donnés avec quelque esperance de fuccès, Qu'ainfi cette Note - ne peut être reguardée que Comme une réponfe provifionelle, & une preparaten pour des Inftructions ulterieures & plusparticuheres, qui fixent un concert d'operations. Le fousfigné peut asfurer fon Excellence, que toutes les mefures pour mettre les plans propofés cn execution fe font avec toute 1'acfivité posfible. La fortie d'une petite Esquadre vers les Indes OcCidentales il y a quelques jours en fert de preuvemais la Prudence, qu' exige les circonftances &la fitua-  B Y L A G E Ia Q. fituation de la Marine de 1'Etatne permet pas d'executer, quelque deur que 1'on en aye, les autres operations projecties, avant d'être informé avec plus d'exaétftude des moyens & des forces, que fa Majesté Tres Chretienne voudra bien employer pour faire diverfion aux forces des Ennemis: ce que ne peut que rallentir 1'execution des operations ulterieures. BY- Z5  B Y L A G E L». R. La Haye, le 17 Avril. Ï_/e Courrier que j'ai expedié 1c 27 Mars pour faire parvenir au Roy fans delay, le Memoire que vous avés été autorifé a me remettre, esc revenu ici le 6 avril. J'ai eu 1'honneur de faire part a Monfieur le Prince Stathouder, que Sa Majesté me chargeoit de 1'asiurer, qu'ElIe feroit tout ce que les circonftances luy permettroient, pour favorifer efficacement les operations developées dans Ie Plan que luy a été communiqué, & qu'Ellepcnfoit, qu'il étoit important, qu'il en preparat& en fuivit 1'execution avec la plus grande activité. Monfieur le Prince Stathouder me pria d'asfurer fa Majefté, qu'il ne negligeroit rien pour les accelerer, & j'ai transmis trés exax tement fa reponfe. Lorsque j'ai eu 1'honneur de m'entretenir avec vous avant hier matin, vous m'avez paru defirer que je vous remisfe par écrit, ce que j'ai ditaMonfieur le Prince Stathouder, & je me fuis empresfé de vous addresfer la Note, que vous avez recu. J'ai cru devoir la dater du 8 de cemois, par ce qu'elle contient precifement, ce que j'ai eu 1'honneur de dire ce jour la, a Monfieur le Prince Stathouder. Recevez Monfieur une nouvelle asfurance des fentiments inviolables avec les quels j'ai 1'honneur d'être, vosre trés humble & trés obeisfant Serviteur. (Jigne) Le Duc de la Vaucuyon. B Y-  B Y L A G E L". S. J'ai pris la liberté de mettre dans la Note, que j'ai eu 1'honneur de remettre hier a vótre Excellence , que la Note datée du 8 Avril n'avoitcté recue que le 16, pour faire connoitrea la Cour de France les raifons du delay de cette reponfe , que n'a pu être datée avant le 16, & prouver par la, que les égards dus a fa Majefté nous font agir avec tout le zele & 1'ardeur posfible. Et pour fixer plus particulierement le fens de Parade, que cette Note ne peut être regwrdée que comme une reponfe provifionelle, 6f une preparation pour des InfiruEtiom ulterieures & plus particulieres , qui fixent un concert d'operations , je puisavoir 1'honneur d'informer votre Excellence, qu'en dresfant ce Memoire ccparaculierement cet arücle , je n'ai employé ces expresfions que dans un fens Militaire, «St que j'ai eu en vue de temoigner a votre Exellence, quefonMemoiTe du 26 Mars, n'étoit point asfez detaillé pour pouvoir donner en confequence des ordres, ausfi precis qu'il le faudroit, pour faire fortir toute la Flotte; & qu'eile ne contenoit pas ce developpement & cette expofition des mefures, que fa Majesté le Roy de France voudroitbien prendre, pour atteindre le but propofé, nommement la diverfion des forces de PEnnemL Et je puis asfurer votre Excellence , que cet article de mon Memoire n'est nullemenc deftiné a établir, que puisque le concert pro-  BYLAGE U. S. propremenc d;t n'étoit pas fixé, les Refolutions de leurs Hautes Puisfances de 4 & 25 Mars pourroient par Ia perdre leur valeur, &porter quelque alteradon aux engagements envers la Cour de France Je viens de communiquer Ie contenu de celle ci, de même que cette explication a S. A S. Monfieur le Prince d'Orange, qui y donne fon entiere approbation, & confirme que le vrai fens de 1'artiqle en question est tel, que je viens de Ie developper a votre Excellence. La Haye, Je 17 Avril 1782. BY-  BYLAGE La. T, Na te remife a Monfieur van der Hoop, Je 3 May, i^8'ï. ce qui contientle refultat de 1'entretien , que j'ai eu avec Monfieur le Prince Stathouder. Le 50 Avril. X^e Roy a fait le plus ferieufe attention aux obfervations contenues dans le nouveau Memoire que Monfieur van der Hoop, a eté autorifé a me remettre relativement au Concert, que les Etats Gcneraux ont propofé a fa Majesté, & qu'elle aagrée. — Elle me charge de temoigner a Monfieur le Prince Stathouder, qu'elle a vu avec le plus grand interet & la plus grande iatisfaction l'adtivité, qu'il a mife a accelerer les preparatifs de la Flotte de la Republique , ce qui confirme 1'opinion qu'ElIe avoit de la fincerité de fes dispofitions. Sa Maiefté a priscn confideration tous les moyens d'opcrer la plus puisfante diverfion des forces Angloifes; deja les armements preparés dans les ports ont appellé fur les cótes du Royaume. tous les Vaisfeaux, qui fe trouvoient prèts dans ceux de la Grande Bretagne, & ont par la asfuré le pasfage de 1'Esquadre Hollandoife defiinéeaux Indes Occidentales & fortie du Texel le 8 Avril. Desque la graa-  B Y L A G E L». T. grande Flotte combinée, que dok agir dans les parages de 1'Europe, fera en Mer, il esc vraifemblable, qu'elle atcirera la plus grande partie des forces Britaniques dans les poincs qu'elleoccupera, & que 1'ennemi commun fera ainfi privé des moyens d'augmencer celles, qu'il deftine a la MerduNord. Les dispoficions relacives aux operations de la Manche devant êcre combinés avec les autres entreprifes a faire pendant le cours de la Campagne, Ie Roy a demandé au Roy c'Ëspagne une reponfe definicive a cec egard qui doit Lui parvenir incesfammenc. C'est pour la hater, & pouvoir repondre plus promptemenc a tous les defirs cemoignés par Monfieur le Prince Scachouder, que fa Majesté, le 23 du mois dernier, le lendemain de 1'arrivée de mon Courrier, en a fait expedier un nouveau a Madrid, dont le recour est accendu avec la plus vive impacience. (figné) Le Duc DE LA VAl'GUYON. BY-  B Y L A G E IA V. EDEL MOGENDE HEEREN! Zo dra ik kennis gekregen heb van de Refolutien van Haar Hoog Mog. van den 4 en 25 Maart van dit lopende jaar, heb ik den Raaden Advocaat Fiscaal van het Collegie ter Admiraliteit te Amfterdam, gelast om met den Heere Hertog de laFauKuym in negotiatie te treeden, tot het concerteeren van de wyze, op welken de operatien ter Zee van wederzyden voor de aanftaande Campagne zouden kunnen worden ingericht. Dezelve heeft vervolgens den volgenden dag den 26 Maart, (na dat Hy reeds op den 2i Dec. des voorigen jaars met myne voorkennis aan gemelden Heer Ambasfadeur fchriftelyk had verzogt, dat zyne Excellentie zyne goede officien 1 daar heen zoude rigten, dat tegens den tyd, dat de Vloot van de Republiek uit Texel zoude kunnen zeilen, een gecombineerd Esquader van de Hoven v,n Frankryk en Spanje het Canaal blocqueerde) van Mynent wegen aan den Heere Hertog delaVauguion overgegeven eene Nota, in welke gedetailleert zyn de militaire operatien, welke na myn begrip in dit jaar door den Staat gedaan moesten worden; opgegeeven de magt met welke zulks zoude kunnen gefchieden; en bepaald den tyd, tegens welken die operatien zouden kunnen worden begonnen. Teffens is aan gemelden Heere Ambasfadeur te kennen gegeeven, dat de voorzichtigheid en de toeftand  BYLAGE L\ V. ftand van de Marine van den Staat vorderden, da£ om die operatien met gerustheid werkftellig temaak ken, de magt van den Vyand wierd afgetrokken en gediverteerd, en dat de wederzydfe of Concert-operatien, voornamentlyk dat oogmerk ten doelwit moesten hebben. En vervolgens is gem Heer Am basfadeur verzogt, die Nota te willen zenden aan zyn Hof, en aan my te willen meededeelen de In ftructien die zyn Exc. hier omtrent zoude ontfangen: als mede de middelen en de magt, die het Hof van Frankryk zoude willen en kunnen gebruiken, om voorsz. oogmerk te bereiken, opdat de orders tot uitvoering der ontworpene öperatiën, met hoop van fucces zouden kunnen worden gegeeven. Gemelde Heer Ambasfadeur heeft my op den 8 April mondeling, en op den 16 fchriftelyk aan den gemelden Raad Fiscaal geantwoord, dat zyne Ma. jefteic de Koning zyn Meester hem had gelast te verzekeren, dat Hoogstdezelve alles doen zoude wat de omftandigheeden permitteerden, om de voorgefielde öperatiën met kragt te favorifeeren, en dagt van aangelegenheid te zyn . dat ik met alle activiteit zoude voortgaan in 't gereed maaken en exëcuteeren der voorsz. Plans. Dien zelfden dag heeft gem Raad Fiscaal aan den Heere Ambasfadeur wederom uit mynen naam en met myne kennis fchriftelyk gereprefenteert, dat die Memorie geenszints beantwoorde aan de vragen, die op den 26 Maart gedaan waren, om namentlyk mede te deelen de magt en de middelen, met  B YLA GE li». V. tnet Welken het Hof van Frankryk voorsz. óógmerk der Concertöperatiën zoude onderfteunen. Dat zyn Exc. zich verzekert kon houden, dat alles wierdt aangewend om met de meeste activiteit de voorgeftelde Plans ter uitvoer te brengen: dat daar van ten bewyze ftrekte het uitloopen van een klein Esquader naar de West-Indien: maar dat de ■voorzichtigheid, die de toeftand van de Marine van den Staat vorderde, niet permitteerde de andere öperatiën uit te voeren, voor dat 'er eene naauwkeuriger opening gedaan wierd van de magt en middelen, die zyne Majefteit wel zoude willen gebruiken , om de magt van den Vyand te occuperen of buiten activiteit te houden. Vervolgens heeft gemelde Heer Ambasfadeur nader aan my op den 30 April mondeling, en aan den Fiscaal van der Hoop op den 3 Mey fchriftelyk geantwoord, dat de Koning z:yn Meester hem gelast had aan my te betuigen, met genoegen te hebben gezien den iever en activiteit, met welken depra> paratien tot het gereed maaken van de Vloot waaren voortgezet. — Dat zyne Majefteit in overweging had genomen alle dé middelen om eene krachtdadige diverfie van des Vyands magt te veröorzaaken: — dat reeds de toerustingen, die in zyne Havenen gemaakt wierden , op de kusten van zyn Ryk hadden te zamen getrokken, alle de Scheepen, die in Engeland gereed waren, en daardoor verzekert de doortogt van het Esquader van deezen Staat, het welk den 8 April na de West - Indien was uitgezeilt. n. deel. A» Dat  B Y L A G E La. V. Dat zoodra de groote gecombineerde Vloot, die in de Zeeën van Europa moest ageren, in Zee zoude zyn, het waarfchynlyk was, dat die tot zich zoude trekken het grootfte gedeelte der Engelfche Zeemagt, en daardoor den gemeenen Vyand beletten te vermeerderen de magt, die dezelve voor de Noord Zee had gefchikt. Dat de dispofitien omtrent de öperatiën by het Canaal moetende worden verbonden met de andere . die geduurende den loop van deze Campagne zullen worden gedaan, — de Koning zyn Meester aan den Koning van Spanje, een definitief antwoord daaromtrent gevraagt had, welke eerlang gewagt wierd. Dat om dat te verhaasten, de Koning zyn Meester den 23 I. J. een ander Courier had gezonden, waarvan de terugkomst met ongeduld gewagt wierd. Ik kan niet verbergen, Edele Mogende Heeren, dat deeze fuccesfive antwoorden van 'c Hof van Frankryk my niet zo voldoende zyn voorgekomen als ik ze verlangt en verwagt hadde, terwyl ik aan UEd. Mog. moet doen opmerken, dat de drie voornaame verëischten en onderling geconcerteerde öperatiën ontbreken, de bepaaling namentlyk van de magt, met welke die zouden worden ondernoomen, — van den tyd tegens welken die zouden beginnen, en — van de plaats op welke die zoude worden gedirigeert. En het komt my voor, dat zonder zoodanige naauwkeurige kennis de voorgenomene öperatiën met dezelfde gerustheid niet kunnen worden begon-  BYLAGE L». V. gonnen, waarom ik dan' ook UEd. Mog. in bedenking geeve of niec nadere reprefentacien aan 't Hof van Frankryk zullen behooren gedaan, en daarby voorgedragen ce worden. Dac hun Hoog Mog. mee alle bereidwilligheid zyn gekomen tot het geeven van zoodanige verzeekeringen, als de Heer Hertog tie la Vauguim op den i82. Maart heefc voorgefteld, en op den 25. daar aanvolgende , rondborftig hebben gedeclareerd, dac zy zich op geenerly wyze, en om geenerley oorzaaken van de uicvoering van hec vastgeftelde concerc der öperatiën eer Zee, geduurende d'aanftaande Campagne , ten zy met onderlinge bewilliging zullen afgaan, of zich daarvan laaten detourneeren. — Dat hun Hoog Mog. met alle ernst verlangende van hunne zyde, die engagementen ce volbrengen , den Admiraal Generaal van de Unie verzogc hadden met het Hof van Frankryk ten fpoedigften te concerteeren, de wyze op welke, d'operacien ter Zee van wederzyden voor d'aanftaande Campagne zouden moeten worden ingericht —Dat hun Hoog Mog. uit de informatien hun door gem. Admiraal Generaal gegeeven, gezien hebben, dat met alle mooglyke openhartigheid en vertrouwen aan den Ambasfadeur van zyne Allerchriscelykfte Majefteit opening is gegeeven van de operatien die gem. Admiraal Generaal ce recht vermeende dat van wegens dezen Staat moesten worden gedaan. ■ Dan dat aan Hun Hoog Mog zynde meede gedeeld geworden, de fuccesfive antwoorden van opgem. Ambasfadeur, omtrent het doen van onderlinge opaAa 2 ra-  B Y L A G E L". V. ratiën, Hun Hoog Mog. wel hadden gewenscht, in dezelve te vinden eene meerdere opening van de macht, met welke zyne Majefteit deeze öperatiën zou doen onderfteunen; van den tyd dat dezelve zouden beginnen, en der plaatfen daar dezelve zouden worden gedirigeerd, ■ Dat de kennisfe, van alle die zaaken, van de uitterfte aangelegenheid is, om daar op te kunnen bepaalen, de diverfie van de macht van den vyand, en dat die kennisfe, juist in dat tydftip van de meeste aangeleegenheid is, om dat de tyd tot het doen der öperatiën d:ar is, en dat anderzints ook de voorgenomene öperatiën naauwlyks immers niet met dezelfde gerustheid kunnen worden werkftellig gemaakt. Dat hun Hoog Mog. wel begry- pen, dat zyne Majefteit wederhouden word, zich klaarder uit te laaten, doordien Hoogstdezelve billyk verlangde , de gedachten van den Koning van Spanje, daarover te verneemen, doch datondertusfchen de zaak presfeert, en dierhalven zyne Majefteit verzogt word, door zynen Ambasfadeur zoodanige openingen te laaten geeven, door welke de geprojecteerde öperatiën kunnen worden werkftellig gemaakt. Eindelyk, dat copie van het gerefolveerde zal gezonden worden aan den Ambasfadeur van Berkenroede, met last, om dien conform, en daar Hy 't van de meeste vrucht zal oordeelen de noodige reprefentatien te doen. Ik vertrouw dat hun Hoog Mog. met my zullen begrypen, dat byaldien op die reprefentatien, geen fpoedig en voldoend antwoord komt, van het concert  B Y L A G E L*. V. eert weinig vrucht te wachten is, en men de macht van den fraat niet langer werkeloos moetende hou-, den, naarmaate 's Lands Oorlogfcheepen in gereedheid zullen zyn, van dezelve ter voorziening en defenfie van de Coloniën van den Staat, en protectie van de Commercie en Navigatie van deszelf» Ingezeetenen, met verdubbelde voorzichtigheid, gebruik zal behoren getóaakt te worden, terwyl ik U Hoog Mogende kan verzeekeren, dat ik daarin met alle mogelyke zorgvuldigheid en voorzichtigheid te werk zal gaan. Aa3 BY-  B Y L A G E L». W. Concept Resolutie. Hebben H. E. M., Z. H. bedankt voor Hoogst, deszelfs attentie en voortduwende zorg voor het welzyn van de Republiek, en is voorts goedgevonden en verdaan, dat den Heere Hertog de la Vauguion zal werden verzogt zyne Allerchristelykfte Majefteit te reprefenteeren. Dat H. H. Mog. by aanhoudenheid hebbende ondervonden, de onderfteuning van zyne Majefteit in het verfterken van hunne posfesfien in Oost-Indien, nader op den 24 April LI. hebben vernomen uit één ten dien dage ontvangen Brief van John Salomon Gilles, gefchreeven uit St. Martin den 1 Dec, 1781, en geSdresfeert aan Be wind hebberen van de W. I. Comp. dezer Landen; dat het zelve Eiland door de roemrugtige wapenen van zyne Majefteit, op den 27 Nov. des vorigen jaars op de Engelfchen was hernomen, en het Commando aan den voorigen Commandeur Abraham Heiliger, Pz, uit naam van H. H. Mog was gegeeven. Dat die tyding H. H. Mog. met de levendigfte erkentenis en verpligting aan zyne Majefteit heeft vervult, en H. H. Mog. op hetkrachtigfte verfterkt, in haar verlangen om van Hoogstderzelven ook te erlangen, die 'hulp en medewerking in de Zeeën van Europa, die de toeftand van de Marine van den  B Y L A G E. L\ W. den Staat in vergelyking van die van den Vyand noodzakelyk vorderden. Dat H. H. Mog., ten uiterften gevoelig over de zeer gunftige verzeekeringen van zyne Majefteits aanhoudende vriendfehap en voortduurende zorg en hulp, met alle bereidwilligheid zyn gekomen tot het geven van zoodanige verzekeringen, als de Heer Hertog de la Vauguym op den 18 Maart heeft voorgefteld, en op den 25 daaraanvolgende rondborftiggedeclareert,datH.H Mog zeer mogilyk zich. op geenerleye wyze en om geenerley oorzaaken van de uitvoering van het vastgejlelde concert der öperatiën ter Zee, geduurende de aangaande Campagne , ten zy met onderlinge bewilliging zullen afgaan, of zich daarvan laten détourneren. Dat H. H. Mog. met alle ernst verlangen van hunne zyde te volbrengen die engagementen, die door deze hunne bsfluiten op hun leggen, en zelfs geïnclineert zyn door geenerlei voorflagen zich van dezelven te laten détourneren. Dat dan ook H. H. Mog. aan Zyn Hoogheid, als Admiraal Generaal van d'Unie, hebben verzogt met het Hof van Frankryk ten fpoedigften te concerteeren de wyze op welken d'operatiën ter Zee van wederzyden voor d'aanftaande Campagne zouden kunnen worden ingerigt, en nu uit delnformatien door Hoogstderzelven aan Hun gegeeven, hebben gezien, dat met alle mogelyke openhartigheid en vertrouwen aan Hoogstdeszelfs Ambasfadeur opening is gegeeven van de öperatiën, die Aa 4 Z.H. r  B YLAGE L». W. Z. H. te regt vermeende, dat van wegens dezen Staat moesten worden gedaan. Doch dat teffens aan Hun zynde medegedeeltde fuccesfïve antwoorden van den Heere Hertog de la Vauguyon omtrent het doen van die onderlinge operatiën, H. H. Mog. wel hadden gewenscht in dezelve te vinden een meerdere opening van de magt met welke het zyne Majefteit zal behagen de operatiën te onderfteunen, — van den tyd dat dezeU ve zouden beginnen, en der plaatfen, daar dezelve zouden worden gedirigeert. Dat de kennisfe van alle die zaaken van de uiterfte aangelegenheid is, om daarop te kunnen bepalen de diverfie van de magt van den vyand. eq dat die kennisfe juist in dit tydftip van de meeste aangelegenheid is, omdat de tyd tot het doen van Krygs-operatien daar is. pat vervolgens ook, devoorgenomeneöperatiën paauwjyks, jmmers niet met dezelfde gereedheid, kunnen worden werkftellig gemaakt. Dat H. H. Mog. wel begrypen dat zyne Majesteit wederhouden wierd, zich klaarder uit te laten, doordien Hoogstderzelve billyk verlangt, de gedachten van den Koning van Spanje daarover te vernemen. Doch dat ondertusfchen de zaakpresfeert, en dat derhalven Hy Heer Ambasfadeur verzogt word, hy zyne Majefteit ernftigaan te houden, dat he.t Hoogstderzelve behagen moge, om op de hier voorgaande punclen zoo fpoedig mooglyk nadere ïnftructie te geeven, ten einde Hy Heer Ambasfaffew zoodanige opening kan geeven, door welken de  BYLAGE La. W. de geprojecteerde öperatiën met gerustheid zouden kunnen worden werkftellig gemaakt, en H. H. Mog. grond mogen hebben, om zich met derzelver goed fucces te vleijen. Dat wyders Copie van voorfz. Rapport van Z. H. en van de Republiek zal worden gezonden aan den Heer Ambasfadeur van Berkenrode, met last om die conform, en daar hy het van de meeste vrugt zal oordeelen, de noodige reprefentatie te doen. Aa 5 BY-  BVLAGE Ia X. Exhibitum den 6 Mey 1782. Secreet. edel mogende HEEREnI Zodra ik kennis gekregen heb van de Refolutien van Haar Hoog Mog. van den 4 en 25 Maart van dit lopende jaar, heb ik den Heere van der Hoop, Raad en Advocaat Fiscaal van 't Collegieter Admiraliteit te Amfterdam, gelast om met den Heere Hertog de la Vauguyon in Negotiatie te treeden, tot het Concerteren van de wyze, op welkende operatien ter Zee van wederzyden, voor de aangaande Campagne zouden kunnen worden ingericht. Dezelve heeft vervolgens aanflonds den volgenden dag den 26 Maart, (na dat Hy reeds op den 21 Dec. des voorigen jaars met myne voorkennis aan gemelden Heer Ambasfadeur' fchriftelyk had verzogt, dat zyne Excellentie zyne goede officien daar heen zoude rigten, dat tegens den tyd, dat de Vloot van de Republiek uit Texel zoude kunnen zeilen, het Gecombineerde Esquader van de Hoven van Frankryk en Spanje het Canaal blocqueerde) van mynentwegen aan den Heere Hertog de la Fauguion overgegeven eene Nota, in welke gedetailleert zyn de Militaire operaticn, welke naar myn begrip in dit jaar door den Staat gedaan moesten worden; opgegeeven de magt mee welke zulks zoude kun- nen  B Y L A G E L». X. nen gefchielen; en bepaalt den tyd, tegens welken die operatien zouden kunnen worden begonnen. Teffens is aan gemelden Heere Ambasfadeur te kennen gegeeven, dat de voorzichtigheid en de toeftand van de Marine van den Staat vorderden, dat, om die öperatiën met gerustheid werkftellig te maaken, de magt van den Vyand wierd afgetrokken en gediverteerd, en dat de wederzydfche of Concert-operatien, voornamentlyk dat oogmerk ten doelwit moesten hebben. En vervolgens is gem. Heer Ambasfadeur verzogt, die Nota te willen zenden aan zyn Hof, en aan my te willen meededeelen, de Inftrufftien die zyn Exc. hier omtrent zoude ontfangen: als mede de middelen en de magt, die het Hof van Frankryk zoude willen en kunnen gebruiken, om voorsz. oogmerk te bereiken, opdat de orders tot uitvoering der ontworpene öperatiën, met hoop van fucces zouden kunnen worden gegeeven- Gemelde Heer Ambasfadeur heeft my op den 8 April mondeling, en op den iö fchriftelyk aan den gemelden Raad Fiscaal geantwoord, dat zyne Majefteit de Koning zyn Meester hem had gelast te verzekeren, dat Hoogstdezelve alles doen zoude wat de omftandigheeden permitteerden, om de voorgeftelde öperatiën met kragt te favorifceren, en dagt van aangeleegenheid te zyn, dat ik met alle adtiviteit zoude voortgaan in 't gereed maaken en exëcuteeren der voorsz. Plans. Dien zelfden dag heeft gem. Raad Fiscaal aan den Heere Ambasfadeur wederom uit mynen naam en  BY LAGE L\ X. en met myne kennis fchriftelyk gereprefenteert, dat die Memorie geenzints beantwoorde aan de vragen, die op den 26 Maart gedaan waren, om namentlyk mede te deelen de magt en middelen, met welken het Hof van Frankryk voorsz. oogmerk der Concert öperatiën zoude onderfteunen. Dat zyn Excellentie zich verzekert kon houden, dat alles wierd aangewend, om met de meeste activiteit de voorgeftelde Plans ter uitvoer te brengen: dat daarvan ten bewyze ftrekte het uitloopen van een klein Esquader naar de West-Indiën, maar dat de voorzichtigheid, die de toeftand van den Staat vorderde, niet permitteerde de andere operatien uit te voeren, voor dat 'er eene naauwkeurige opening gegeeven wierd van de magt en middelen die zyne Majefteit wel zoude willen gebruiken om de magt van den Vyand te occuperen of buiten activiteit te houden. Vervolgens heeft gemelde Heer Ambasfadeur nader aan my op den 30 April mondeling, en aan den Fiscaal van der Hoop op den 3 Mey fchriftelyk geantwoord dat de Koning zyn Meester hem gelast had aan my te betuigen met genoegen te hebben gezien de iever en activiteit, met welken de prteparatien tot het gereed makqn van de Vloot waren voortgezet. Dat zyne Majefteit in overweeging had genomen alle de middelen om eene kragtige diverfie van des Vyands magt te veroorzaaken: dat reeds de toerustingen die in zyne havenen gemaakt wierden , op de Kusten van zyn Ryk hadden te zamen ge-  B YLAGE La. X. getrokken alle de Scheepen , die in Engeland gereed waren, en daardoor verzekert de doortogt van't Esquader van den Staat, het welk op den 8 April naar de West-Indien was uitgezeild. Dat zoo dra de groote Gecombineerde Vloot, die in de Zeeën van Europa moest ageeren, in Zee zoude zyn, het waarfchynlyk was, dat die tot zich zoude trekken het grootfte gedeelte der Engelfche Zeemagt, en daardoor den gemeenen Vyand beletten te vermeerderen de magt die dezelve voor de Noord Zee had gefchikt. Dat de dispofitien omtrent de operatien by het Canaal moetende worden verbonden met de andere, die gedurende den loop van deeze Campagne zullen worden gedaan, de Koning zyn Meester aan den Koning van Spanje een definitif antwoord daar omtrent gevraagd had, het welk eerlang ge. wagt wierd. Dat om dat te verhaasten, de Koning zyn Meester den 23 April een ander Courier had gezonden, waarvan de terugkomst met ongeduld gewagt wierd. Ik hebbe gemeent Edele Mogende Heeren, van al 't bovengemelde aan UEd. Mogende openinge te moeten geeven, in hoope en verwagtinge van in dezen aan de Intentie van Hun Hpog Mog. te hebben voldaan, in welk geval ik my vleye dat Hoogstdezelve myn gedrag wel zullen gelieven te approberen. Voor het overige vertrouwe ik, dat UEd. Mog. met my zullen begrypen, dat de Zeemagt van den Staat  B YLAGE L>< X. Staat niet werkloos zal moeten blyven, maar dat, naar maate 's Lands Oorlogfcheepen in gereedheid zullen zyn, van dezelve ter voorziening en defenfie van de Coloniën van den Staat en protectie van de Commercie en Navigatie van deszelfs Ingezetenen, met verdubbelde voorzigtigheid gebruik zal behoren gemaakt te worden, terwyl ik UEd. Mog. kan verzekeren, dat ik daarin met alle mogelyke yver en omzigtigheid te werk zal gaan. BY-  BYLAGE IA Y. Den 19 Aug. 1782. Secreet. INSTRUCTIE voor den Heer Gerard Brantfen, Gedeputeerde ter Vergaderinge van haar Hoog Mogende, gaande als Minister Plenipotentiaris na het Hof van Frankryk. om nevens den Heere ordinaris Ambasfadeur Lestevenon van Berkenrode, de aanftaande Vreedens Negotiatien aldaar by te woonen. Cjemelde Heer Brantfen deeze Inftructie en zyne verdere Depêches ontfangen hebbende, zal zich op het fpoedigfte, en hoe eerder zo beeter begeeven na Frankryk, en te Parys aangekoomen zynde, zal hy zich terftond addresfeeren aan haar Hoog Mogende bovengemelde ordinaris Ambasfadeur, den Heere Lestevenon van Berkenroede, en aan hem overgeeven het dubbeld van deeze zynen lasden Inftructie, om door hun gezamentlyk en de concert uitgevoerd te worden. Vervolgens zal hy Heer Brantfen, met overleg van gemelde Heer Lestevenon van Berkenrode, van zyne aankomst kennis geeven, zyne credentialen oyerleeveren, audiëntie verzoeken, en de curialitt *&  B Y L A G E IA Y. afleggen, zoo by den Koning, als daar het verder behoort, op zoodanige wyze, als het zelve aldaar, ten opzigt van Ministers Plenipotentiarisfen gebruikelyk is, of zoo als hy zal vermeenen, tot uitvoering van zyne Commisfie, best te conveniëeren. Zal voorts in zyne eerfte audiëntie en vervolgens, zoo dikwyls het te pas komt, de concert met gemelde Heere Lestevenon van Berkenroode op het allerkragtigfte aan zyne Majefteit betuigen de hooge achting, die haar Hoog Mogende hebben voor de Perfoon van zyne Majefteit en haare byzondere gevoeligheid aan zyn MajefteitsVriendfchap, en geneegendheid voor deezen Staat, waarvan zy de daadelyke blyken zedert eenigert tyd met veel dankbaarheid hebben ontvangen en erkennen, en daar by verzeekeren. dat haar Hoog Mogende ten hoogften estimeeren het geluk, dat zy hebben, van met zyne Majefteit, niet alleen in Vreede en Vriendfchap te leeven, maar ook door een onderlinge verftandhouding, ten besten en tot fecuriteit van weederzydfche Ryken, Staaten en Landen te zyn verbonden. Dat volkomen geneegen en gerefolveeit zyn, de fchikkingen, die ten gemeene beste reeds gemaakt zyn, of nog verder gemaakt zouden mogen worden oprechtelyk na te komen en te onderhouden, en alles wat in haar vermogen is, te contribueeren tot confervatie en vermeerdering van de goe. de intelligentie tusfchen wederzydfche Ryken, Staaten en Onderdaanen, en by alle geleegendheeden te toonen, dat de affettie en geneegendheid van zyne Ma*  B Y L A G E L\ Y. Majefteit voor den Staat, aan haar zeer dierbaar en waard is, in hoop, dat zyne Majefteit die zyne affectie aan den Staat wel zal willen blyven gunnen en continueeren. Zyne Allerchristelykfte Majefteit door deszelfs alhier refideerende Ambasfadeur den Heer Hertog de la Vauguyon, op de verpligtendfte wyze gemanifesteert hebbende, Hoogstdeszelfs gunftige intentie , om by de Negotiatien over de generaale Pacificatie het belang van de Republiek in het ooj; te houden, zullen de voornoemde Heeren Lestevenon van Berkenroode en Brantfen, niets verzuimen, maar alle vlyt en yver aanwenden, om deeze favorabele dispofitie van Hoogstgedagte zyne Majefteit en Hoogstdeszelfs geneegendheid voor deezen Staat, meer en meer aan te kweeken en te verfterken. Ten dien einde zullen gemelde Heeren omtrend al het geen de onderwerpen van hunne Commisfie aangaat , of daartoe eenigzints betrekkelyk kan zyn, communicatif en de concert met het Ministerie van Hoogstgedagte zyne Majefteit te werk gaan, en aan hetzelve van alles confidente opening geeven. Zullen zig in geene onderhandeling over de Vree. de tusfchen het Ryk van Groot Brittannien en de Republiek inlaaten of daarover met de Miniscer van het Hof van Engeland in conferentie treeden, zonder alvoorens ten duidelykfte en bui een alle dubbelzmnigheid verzekert Ce zyn, dac hec de ware intentie van zyne Groot Brict. Majefteit dadelyk is en blyft, om aan de Republiek volleedig toe te kennen en haar ongeftoort te laaten genieten de ii. deel, Bb rech-  BY LAGE La. Y. rechten van de neutrale Vlag en de vrye Vaart en Navigatie in conformiteit en volgens de teneur der * Pointen, by de declaratie van haare Majefteit de Keizerinne van Rusland, in dato den 28 February 1780, in het breede vervat. De gemelde Heeren hiervan gecertioreert, en desweegens de noodige verzeekering bekomen hebbende, zullen voorts in de als dan tehoudeneconferentien met de Minister van zyne Gr. Britt. Majefteit de zaak daarheen dirigeeren, dat by het concepteeren van een Tractaat van Vreede en Vriendfchap tusfchen Hoogstged. zyne Majefteit en de Republiek, alle depointen, concerneerende de vrye vaart uit de voorsz. declaratie van Haare Rus Keizerlyke Majefteit woordelyk en na de Letter geadapteert, en in het zelve Tractaat overgebragt werden, en dat verder, ten aanzien van de definitie der Contrabande wesaangaande by de opgemelde declaratie tot het Commercie Traftaat tusfchen de refpcfti. ve Mogendheeden, als toen fubfifteerende gerefereert wierd, als nu van nieuws zoodanige precife en duidelyke bepaaling werdegeftatueert, waardoor ten klaarfte kome te blyken, dat alle NavaleMunitien of naval flores voor vrye goederen werden gehouden, en geenfints onder de benaaming van Contrabande gereekend zullen mogen werden; mitsgaders dat met opzigt tot de vifftatïé van de Koop. vaardyfeheepen, als vaste en onwrikbaare reegels werde geconftateert 10. Dat de Schippers der Koopvaardyfeheepen zullen kunnen volftaan, met de Exhibitie van haare Scheeps Papieren, waaruit van de La-  B Y L A G E U. Y. Ladingen zal kunnen confteeren, en waaraan ge» loof zal moeten werden gegeeven, zonder dat dezelve aan eenig molest van vifitatie onderheevig zullen zyn, en 2°. dat wanneer de Koopvaardyfcheepen door oorlogfcheepen werden geconvojeert, aan de commandeerende Officieren het Convoy geleidende op hun woord en affirmatie nopens den aard der inhebbende Ladingen volkoomen geloof zal werden .geattribueert, zonder dat van geconvoyeerde Scheepen eenige exhibitie van Papieren , veel min vifitatie gevergt zal mogen werden. Dezelve Heeren zullen voorts aandringen en als een Conditie fine qua non vasthouden, dat alle de Posfesfien door de Oorlogfcheepen of ArmateurS van zyne Groot Britt: Majefteit of door de wapenen van de Engelfche Oost - Indifche Compagnie ^ geduurende de tegenswoordige Oorlog op de Republiek verovert, en die voor het fluiten der Vreede verder geconquesteert mogten werden, aan haar, onder gelykeeventueele Verbinteniffe, gereftituee'rC zullen moeten werden: en zulks zoo veelmogclyk in die Staat, als dezelve zich ten tyde der invafie hebben bevonden. En nademaai verre de meestë van die Posfesfien althans door de wapenen van' zyne Allerchristelykfte Majefteit op de gemeens' Vyand wederom zyn hernoomen, zoo zullen welgemelde Heeren by Hoogstged. zyne Majefteit eS het Ministerie ten kfagtigfte infteeren, ten einde door een belofte van de dadelyke reftitut;e dier Posfesfien aan deezen ftaat na het fluiten der Vree* de reëele preuves der zoo zeer betuigde geneegendJBb 2 beid  BYL A GE L». Y. heïd en affectie van Hoogstgemelde zyne Majefteit vooi' de Republiek gegeeven mogen werden. En zullen voorn. Heeren ten fterkfte infteeren op behoorlyke dedommagement en vergoeding van alle de fchadens en verliezen door de Kroon van Groot Brittanien den Staat en deszelfs Ingezeetenen, zo in als buiten Europa onregtvaardiglyk toegebragt. De voorn. Heeren zullen in zaken de belangens van de O. Ii Comp. deezer Lande aangaande de confideratien van de Gecommiteerdens, die zich wegens dezelve Compagnie althans tot Parys bevinden, moeten inneemen, en met dezelve in die zaaken, de concert gaan. En zullen dezelve Heeren in alles goede Correspondentie en onderlinge Communicatie houden, met de Ministers van de Verdere oorlogende Mo* gendheeden, wordende aan dezelve Heeren wel fpe* cialyk geinjungeert en aanbevoolen, dezaakendaar heen te dirigeeren, datbyde voorsz. onderhandelingen geenerhande aanleiding gedaan worde, om eenige Traétaten of ftilftand van wapenen, anders dan met gemeene en gelyktydige concurrentie van de belligereerende Mogendheden te fluiten of te treffen. De voorn. Heeren zullen voorts in 't generaal, geduurende den loop van deeze geheele Negotiatie in het oog houden, dat de Conferentien te Parys voor als nog alleen als préparatoir en preliminair moeten worden aangemerkt, en dat de beflisfing der pointen, welke als differentiaal mogten over- bly  B Y L A G E L*. Y. blyven, te gelyk met de finale adjufteering van het definitief Tractaat van Vreede, tot het generaai Congres gereferveert zullen dienen te worden: alles ten ware Hun Hoog Mogende van het fucces deezer onderhandelingen en de inclinatie der oorlogende Mogendheeden nader geinformeert zyn. de, tot acceleratie van de Vreede, mogteu goedvinden hen tot het finaal en peremtoir fluiten van een Tractaat te qualificeeren. Voorts zal hy Heer Brantfen, neevens den Heer Lestevenon van Berkenrode, hem reguleereu na al het geen aan hun by aanfehryving van haar Hoog Mogende hier na zal worden aanbevoolen, en na zyn vermogen tragten het zelve te effeftueeren, aan haar Hoog Mogende van tyd tot tyd advifeerende, het geen hem daarop, als anderfints zal voorkomen, van zaken, die reflexie en confideratie verdienen. Aan hem zal een Sleutel van een Cyffer ter hand gefteld worden, om gebruikt te kunnen worden in zaken, fecretesfe vereisfehende, die hy zal oor. deelen in Cyffer gefchreeven te moeten worden, de zaaken in" of buiten Cyffer, vervattende in een brief apart, zonder daarmeede andere zaaken te vermengen, om hetSecreet te beeter alhier gemenageert te kunnen worden, addresfeerende zyne fecreete brieven aan den Griffier van haar Hoog Mog. volgens de Refolutie van haar Hoog Mogende van den 31 July 1651 > op de groote Zaal alhier genoomeu, daarvan een Extract aan hem zal worden ter hand gefteld. Met de Ministers van uitheemfche Koningen, B b 3 Prin*  BYLAGE L\ Y. Princen en Staten, Vrienden en Geallieerden van den Staat, of met haar in Neutraliteit fta-ande, die zich aan het Hof van Frankryk bevinden, zal hy goede Correspondentie onderhouden, om daardoor te eerder en te beeter van alles, den dienst van den Lande, dierectelyk of indireófelyk rakende geinformeert te worden. Zal de Hoogheid en Rang van haar Hoog Mogende allen thalve conferveeren, zoo in concurrentie met andere Ministers als overal daar het te pas zoude mogen koomen ; houdende rang, immediatelyk, na de Ministers van de Koningen en van de Republiek van Venetien. Ook zal hy puncfuelyk agtervolgen haar Hoog Mogende Refolutien van den 10 Aug. 1651, en yan den 29 April 1675, op het fubject van giften, gaven of gefchenken genoomen, ten welken einde Extract, van gemelde Refolutien aan hem zal worden ter hand geftelt. t' Zyner wederkomst, zal hy van zyne verrigtinge en wedervaaren aan haar Hoog Mogende rapport doen, ook fchriftelyk verbaal overleevc ren omtrend het doen van her voorsz. Rapport hem reguleerende naar haar Hoog Mogende Refolutie van den r Juny 1671, meede by Copie aan hem ter hand ftellen. Eindelyk zal hy gehouden zyn, in alles zich wel cn getrouwelyk te gedragen, en de zaken hem aanbevolen, die het vereisfchen, fecreet houden, niet alleen geduurende zyne Commisfie, maar ook daarna Aldus gedaan &c. den B Y-  BYL A G E L\ Z. I. L«>. Lyst der Scheepen van Linie, die van 50 ftukken daar onder begreepen, welke in de Jaaren 1782 en 1783, by het Collegie ter Admiraliteit op de Maze in dienst zyn geweest, binnen Europa. De Kortenaar a 64 ft. Prins Frederik a 64 ft. De Wasfenaar a 64 ft. „ n. Deeze drie Scheepen De Hercules a 64 it. -j zyneerstna den OorDe Prins Willem * 64 ft. L log in dienst gekoo„ \ men, doordien te voDe Tromp a 54 ft. J ren niet klaar hadden De Schiedam a 54 &. kunnen zyn' Bb 4 B Y»  BYLAGE U. Z. 2. J>. T X-/yst der Scheepen van Linie, de vyftigers daar onder begreepen, die geduu. rende het Jaar 1782, by het Collegie ter Admiraliteit te Amfterdam, binnen Europa in dienst zyn geweest, Admiraal Generaal a 70 ft. Amfterdam a 6o Admiraal de Ruiter a 60 ft» ütrechc a 60 ft. Gelderland a 60 ft. ünie a 60 ft. Rhynland a 6q ft> Princes Louifa a 5c ft. Erfprins a JO ft> Admiraal Piet Hein a jo ft. Glinthorst a j0 Batavier a So ft§ b y-  E Y L A G E L\ Z. 3. Lc°. Iiyst der Scheepen van Linie, by het Collegie van Zeeland. De Zuyd-Beveland a 70 ftukken. De Goes a yo ——1 fib s  B Y L A G E h\ Z. 4. JL/yst der Scheepen van Linie, de vyftigers daar onder begreepen, die geduurende het Jaar 1783 by het Collegie ttr Admiraliteit te Amfterdam, binnen Europa in dienst zyn geweest. Nieuw. De Vryheid a 70 ftukken. Nieuw. Jupiter a 70 ft. Amfterdam a 60 ft. Admiraal de Ruyter a 60 ft. Gelderland a 60 ft. Nieuw. Overysfel a 60 ft. Nieuw. Utrecht a 60 ft. Nieuw. Drenthe a 60 ft. Rhynland a 50 ft. De Princes Louifa a 50 ft. De Erfprins a 50 ft. Admiraal Piet Hein a 50 ft. De Batavier. a 50 ft. B Y-  B Y L A G E L». AA. Misfive van dc Heeren Berkenroode en Brantfen. Dat' 7?Nov. 1782. Ree. 13] Secreet. HOOG EDELE GESTRENGE HEER! anneer wy onderdaags aan den Heer Grave de Vergennes communiceerden, dat de Heer Fitz Herbert in eene particuliere converfatie aan den tweede ondergef. bad te kennen gegeeven, dat toe hiertoe noch wel geen nrdres of inftruftien van zyn Hof had ontfangen, om met ons in eenige onderhandeling te treeden, maar dat echter van ter zyde geïnformeerd was dat men in Engeland niet zeer vergenoegd fcheen te zyn, dat wy in onze eerfte conferentie met hem, de confesfie van de vrye Navigatie, als een preliminaire conditie fine qua non , hadden gevorderd, en daar aan het al of niet handelen over de Vreede hadden teaccrocheerd, en dat wy te gelyker tyd aan zyne Excell. onze verwondering betoonden, dac, daar de Heer Fox, voormaals Secretaris van Staat, die poinereeds had toegeftaan, ( hoewel na 'c begrip van Haar Hoog Mo;:: niet klaar en duidelyk genoeg, om daar in volkomen te berusten) het Engelsch Ministerie thans daar omtrent, of ten minften omtrent de wyze, op welke wy 't zelve overeenkomftig onze Inftruccie hadden voorgefteld, eenige zwarigheid fcheen te maa-  BYLAGE IA AA. maaken, toonde Hy van deeze bedenkingen van de zyde van Engeland niet onbewust te zyn en deed ons te gelyk gevoelen zyne vreeze, dat deeze preliminaire vordering misfchien onze geheele Neaotiatie zoude kunnen retardeeren, terwyl ondertus* fchen de Ministers der andere belligereerende Mogendheeden met de hunne zouden vorderen, en dat wy alzoo een oponthoud zouden geeven aan eene zaak, die voor het gemeene welzyn zoo falutair en wenfchelyk was, Hy zeide verder dat men zich na zyne gedachten niet zoude prtejudiciëeren, wanneer men alle de pointen, die wy tot een bafis van onderhandeling wilden ftellen , ce gelyk proponeerden, dat men 't Artikul van de vrye Navigatie aan 't hoofd konde plaatfen, dat zy op dezelfde wyze alle hunne preliminaire conditiën hadden voorgefteld, en dat men dan vervolgens in discusfie kon komen. Dat Hy immers meende, dat men aan Engeland alle gelegenheid moest beneemen, om praïtexten of delayen te zoeken. Dat men daar en boven diende t'obferveeren, dat de vordering van de vrye Navigatie, op den voet van 't Trattaat van de gewapende Neutraliteit, zeekerlyk by het Ministerie van Engeland reflexie moest baaren. Dat 't geconveniëerde by dat Tractaat alleen de hooge Contractanten concerneerde, en dit tot hier toe noch geen algemeen Zee regt was geworden, terwyl 't zelfs mogelyk zoude zyn, dat'er Mogendheeden gevonden wierden, die de gemaakte fchik- kin-  B' Y L A G E L\ AA, longen by het gementioneerde Tractaat nietvaö haare convenientie oordeelden. Dat 't Hof van Groot Brittannien de principes van 't zelve Tractaat, met opzigt tot de Hoven van Rusland, Zweeden, Denemarken, &c. ook nooit had geadopteerd, maar op de declaratoiren van de gem. Hoven alleen verklaard had, de vrye vaart te zullen refpe&eeren, conform de fubfifteerende Traclaaten. Hy voegde 'er eindelyk by, dat alle deeze confideratien hem van zoo veel gewigt waren voorgekomen dat hy ons niet wilde verbergen, dac s'avonds te vooren, ter geleegenheid van het afzenden van een Cnurier nan den Heer Hertog de In Vauguyon daarover gefchreeven ce hebben, teneinde dit aan het Ministerie in de Republiek voor ce houden, en dac wy niec kwalyk zouden doen om daar omcrenc ook nadere Inftrudtien te vraagen. Wy hebben wel niet nagelaaten aanftonds te reprasfenceeren de remarques, die 'er zouden kunnen vallen om in zoo verre eenige verandering in onze Inftrucfie te maaken, maar echter ook gemeend de kennis van deeze converfacie aan haar Hoog Mog: niet te moeten onthouden, gelyk wy thans dan ook d'eer hebben ons daar van onder U Hoog Ed. Geftr. addres t'acquiteeren en daarby in bedenking ce geeven, of, ingevalle haar Mog: zouden mogen oordeelen in de cegenwoordige omftandigheeden, om zich te meer van het appuy van dit Hof te verzeekeren, aan de confideratien van hetFranfche Ministerie te kunnen defereeren, als dan evenwel  B Y L A G E L\ AA, wel ons niet zouden gelieven te gelasten, om niet anders, dan na mate de gefteldheid van zaaken ons mogt voorkomen 't volftrekt te vereisfchen, de gevorderde conditie, fine qua non, tegelykmctdean. dere pointen, doch aan het hoofd van dezelve, voor te ftellen en ons in geene discusfie van die volgende pointen, immers in geen andere, dan voor zoo ver dezelve zoude kunnen ftrekken tol een nuttige ontdekking van de waare meening van den Engelfchen Minister omtrent dezelve, in te laaten, dan na dat 't eerfte tot klaarheid zou zyn gebragt. Wy denken dat daar door genoegzaam aan de idéés van den Heer Gravel Vergennes voldaan zynde, de gevreesde pretexten om onze onderhandeling te traineeren, weggenomen, en de noodige fermeteit, welkers vermindering tenuiterftenadeelig zoude zyn, betoond zoude blyven. Wy onderwerpen niet te min refpeéfueufelyk deezen onzen voorflag aan haar Hoog Mog: hooge wysheid en doorzigt, en zullen niet in gebreeke blyven, om, zoolang wy geene nadere ordres bekomen, en de Heer Fitz Herbert aanzoek by ons mogt doen tot 't hervatten der Conferentien, op de concesfievan 't preliminaire point, zonder ons verder over iets t'elargeeren, ftandvastig te blyven aandringen. Wy hebben d'eer &c. Hoog Edele Geftrenge Heer .' &c. Parys den 7 November 1782. Lestevenon van Berkenroode. G. Brantsen. B Y-  B Y L A G E L*. BB. Secreet. Misfive van-haar Hoog Mog. met eenMis' Jive der Ambasfadeurs in Frankryk waar by de Ratificatie van Engeland op het V<-ee» des TraStaat met de Republiek hebben overgezonden, en met gemelde Tractaat en de Ratificatien van dien. Notificatie. Extract uit de Refolutien van de Heeren Staaten van Holland en West- Vriesland, in hun Ed: Groot Mog. Vergaderinge genoomen op Woensdag den 7 July i/84- Ontvangen een Misfive van de Heeren Staaten Generaal der vereenigde iXeUcrianaen, gefchreeven in den Hage den 28 der voorleede maand, waar neevens aan hun Ed. Gr. Mog. toezenden Copie eener Misfive van de Heeren Ambasfadeurs in Frank, ryk , ter overzending der Orgineele Acte van Ratificatic van het Hof van Engeland van het Tractaat van Vreede, tusfchen den Staat en zyne GrootBrittannifche Majefteit den 20 Mey laastleeden te Parys geflooten; met byvoeging van hun gerefolveerde daar op; als meede het voorfz. Tractaat met de Ratificatien van dien breeder hier na geinfereert. Fiat infertio. Waar op gedelibereert zynde, is goedgevonden en verftaan, de voorfchreeve Misfive en Bylaagen aan te neemen voor Notificatie. Accordeert met de voorfz. Refolutie. EDE.  B Y L A G E L«. BB. EDELE MOGENDE HEEREN! D e Heeren Lestevenon van Berkenroode en Brantfen, Onze ordinaris en extraordinaris Ambasfadeurs en Plenipotentionarisfen refpeótive aan het Hof van Frankryk, hebben by derzelver Misfive van den 22 deezer loopende maand, waarvan Copie hier neevens gaat, aan Ons kennis gegeeven van de uit. wisfeling der Ratificatien van het Traótaat van Vreede tusfchen Ons en zyne Majefteit den Koning van Groot-Brittannien, opdenèoMeylaatstleeden te Parys geflooten, en daar by overgezonden de Origineelc ACte vou RatlC^-aUi. j;<_ Jtu Heer Hay. les , Minister Plenipotentiaris van hoogscgedagte zyne Majefteit van zyn Hof had bekoomen, met verdere informatie van eenige geringe Remarques, welke omtrent de titulature waren gevallen, waar omtrent zy geen zwaarigheid hadden gemaakt, verandering te admitteeren , vertrouwende, dat Wy het zelve zoude aggreëeren. Wy hebben goedgevonden aan gemelde Heeren Lestevenon van Berkenroode en Brantfen te rescribeeren, dat Wy Ons laaten welgevallen, het geen door haar in deezen is gedaan, en dac voorts de voorfz. Acte van Racificatie in de Secreece Cas eer Griffie zal worden gefeponeert. En wyders het voorfz. Tractaat met de Ratifi. cacienvan dien, hebbende laacen drukken, kunnen Wy niet nalaaten eenige Exemplaaren daar van aan  B Y L A G E L». BB. aan U Edele Mog. gelyk meede aan de Heeren Staaten van de andere Provinciën toe te zenden, om te ftrekken tot hoogstderzelver informatie. Waar meede eindigende, bidden Wy God Almngtig, Edele Mogende Heeren, U Edele Mog. te willen houden in zyne heilige protectie. In den Hage den 28 Juny 1784. Onder ftond, Uwer Edele Mogentheeden goede Vrunden, De Staaten Generaal der vereenigde Neederlanden. Was gepaiaphccrt, R. Sloet, vt. Lager ftond» Ter ordonnantie van dezelve. Was geteekent, H. Fagel. II. DEEL. Cc HOOG-  KOOG EDELE GESTRENGE HEErJ 2joo ras Wy gepasfeerde Vrydag ochtend met de Courier van Bazel d'eer hadden te ontfangen haar Hoog Mog, Misfive van den 15 deezer, tot Bylage hebbende hoogstderzelver Refolutie, ten zelvei daage genoomen, mitsgaders de Acte van Ratificatie van het Tradtaat van Vreede, tusfchen haar Hoog Mog., en zyne Majefteit den Koning van Groot Brittannien op den 20 Mey laastleeden alhier geflooten, hebben Wy niet nagelaaten daar van aanftonds aan den Heer Huiles Minifter Plenipotentiaris van hoogstgedagte zyne Majefteit advertentie te geeven, en aan denzelven voorgeflagen om, terwyl Wy reeds geinformeert waren, dat hy de Afte van Ratificatie insgelyks van zyn Hof had bekomen, en Wy Ons dien dag na Verfailles moesten begeeven, om op het Levé van den Koning te zyn, des anderen daags 's morgens aan het Huis van den eerst ondergeteekende by een te komen, om de uitwisfeling van de voorfz. Aflens te komen doen. Gemelde Heer zig daar toe gereed getoond hebbende, hebben Wy ter beftemder uur en plaats, na voorgaande lefluure van de refpeclive Aflens van Ratificatie , en het daar by geinfereerde Tractaat, dezelve uitgewisfelt, en hebben de eerde Origineele Acte van Ratificatie van zyne GrootBrittannifche Majefteit, hier by, onder Uw Hoog Edele Geftrenge addres aan haar Hoog Mog. te doen  B'Y L A G E IA BB. dóen toekomen, terwyl Wy teffens tot Uw Hoog, Edele Geftrenge informatie daar by moeten voegen, dat Wy by de lectuure van het in de Engelfche Acte van Ratificatie geinfereerde Vreedes Tractaat geremarqueert hebbende-, dat in de titulature van den Heer Hailes, geomitteert waren de woorden, le trés excellent Seigneur en dat in de titulature van den eerfte ondergeteekende, in plaats van Ambasfadeur ordinaire aaprès de fa Majefté le Roi de France, gefteld was, auprè-s de fa Majefié tres Chrefiienney de Heer Hailes Ons heeft gezegt, dat Lord Carmanhen hem had gefchreeven, dat men de eerfte gemelde omisfie gedaan had, cm dat hy Iïeer Hai-, les het carafter van Ambasfadeur nier hebbende, ook geene titulature te pas kwam, en dat delaastgemelde verandering gemaakt was, om dat haar Hoog Mog. in ons Pleinpouvoir gebruikt hadden de woorden apud Majeftatem Chriftiananisji.nam, verzoekende Ons inftantelyk, dat Wy, bevorens de uitwisfeling te doen, het affchrift van het Tractaat, in de Acte van Ratificatie van haar :!oog Mog gcinfereert, dien conform wilden redresfeercn. Wy hebben ten aanzien van het laatfte, wel aanftonds begreepen, dat dit de' waare reeden van die gemaakte verandering niet was, maar dat de de Koning van Engeland den titul neemende van Roi de France, en geene andere aan den Koning van Frankryk geevende, dan die van Roi trés Chrestien, het Minifterie in een publicque Acte ook liever geen andere wilde admitteeren tot voorkoming Cc 2 van  bylage ia Bj5. van de confeqaentien, die daar uit zouden kunnen getrokken worden, dan deeze beide poinclen van geen het minfte belang voor den Staat zynde, en het ons mitsdien volftrektonnoodig voorkomende, om daar over in eenige difcusfie te treeden, of een oponthoud aan de uitwisfeling van de refpective Actens van Ratificatie toe te brengen, hebben wy aan den Heer Hailes geantwoord, dat wy, om een uniformiteit aan de weederzydfche Fxemplaaren te geeven, geen zwaarigheid maakten dievefzogte omisfie en verandering te admitteeren,gelyk wy dan ook dadelyk hebben gedaan, vertrouwende wy, dat hun Hoog Mog. het zelve zullen aggreëeren. Wy hebben de eer met alle hoogagting te zyn Hiog-Edele Geftrenge Heer eïfe. Was getcekent, Leftevenon van Berkenroode. G. Brantfen* Parys, «den 22 Juny 17S4. TR AI-  TRAITÉ DE PAIX ENTRE SA MAJESTÉ LE ROI DE LA GRANDE BRETAGNE, E T LEURS HAUTES PUISSANCES LES ETATS GENERAUX DES PROVINCES UNIES DES F AIS-BAS. Au mm de la Très-Sainte &f Indivifible Trinhè, Pere, Fils 6? Saint Esprit, ainjifoit-il Soit notoire h touï ceux qu'il appartiendra ou peut appartenir en maniere quelconque, le ferenifiime & trés puiffanc Prince & Seigneur George Trois, par la grace de Dieu, Roi de la Grande Bretagne, de France & d'Irlande, Duc de Brunsvic & de Lunenburg, Archi-Treforier & Eledeur du Saint Empire Romain &c. & les Hauts & PmlTans Seigneurs les Etats Generaux des Provinces Unies des i'ais-bas, ayant pofé les fondemens de Pajx par les Preliminaires fignés a Paris le 2 Septembre dernier & fa dite Majefté «Sc les Etats Generaux voulant confommer un fi grand & falucaire ouvrage ont nommé & authorifé favoir, de Ia parede fa Maiefté Britannique, Daniël Hailes Ecuyer, MimsCc 3 uc  B Y L A G E IA BB. tre Tlenipotentiaire de fa Majeflé Brkarinfqoe prés dc fa Maicfté -trés Chretienne, & de la part de Leurs Haur.es PuiiTances les dks Etats Generaux les trés nobles & trés Excellents Seigneurs Mattheus Lesteveion, Seigneur de Berkenroode & Stryen, Deputé a raflemblée des Etats Generaux des Provinces Unies des Pais bas de la part de IaProvincede Hollande, & leur Ambasfadeur ordinaire auprèsde fa Majefté le Roi Trés Chretien, & GerardBranU Jen, Bourgemaitre & Senateur de la Ville d'Arnhem, Confeiller & grand Maitre des monnoves de la Republique, Deputé aux Etatt Generaux des Provinces Unies ,.& leur Ambasfadeur extraordinaire & Plenipotentiaire prés fa Majefté trés Chretienne; Lesquels apres s'ètre duement communiqué leurs pleinpouvoirs en bonne forme font convenus des Articles fuivans. Article premier. II y aura une Paix Chretienne, Univerfelle, per. petuellc tanc par Mer que par Terre, &uneamitié fmcere & conftante fera retablie entre fa Majetté Britannique , fes Heritiers & Succeffeurs , Royaumes Etats de Sujets & Leurs Hautes Puisfances les dits Etats Generaux & leurs Etats & Sujets de quelque qualité & condition qu'ils foyent fans exception de lieux ni de Perfonnes. Eniorte que les hautes parties Contraétantes apporteront la plus grande attention a maintenir entre Elles & leurs dits Etats & Sujets cette amitié & correspondance reciproque, fans permettre dorenavant, que de pare ni d'autxe on commette aucunes fortes d'hoftilités par  B Y L A GE L*. BB. par Mer ou par Terre, pour quelquecaufeou fcus quelque pretexte que ce puisfe être, & on évitera foigneufemenc tout ce qui pourroit alterer a 1'avc nir 1'union heureufement retablie, s'attachant au contraire a fe procurer reciproquement tout ce qui pourroit contribuer a leur gloire , intéréts &avantages mutuels, fans donner aucun fecours ou proteétion dire&ement ou indiredlement a ceux qui voudroient porter quelque prejudice a 1'une ou 1'autre des dites hautes parties Contraétantes. Ilyaura un oubli géneral de tout ce qui a pü être fait ou commis avant ou depuis le commenccment de la Guerre qui vient de finir. I I. A 1'égard des honneurs du Pavillon & du S al ut en Mer par les Vaifleaux de la Republique, vis-avis de ceux de fa MajeHé Britannique, il en fera ufé refpectivement de la mêrae manitre qui a été patiquée avant le commencement de la Guerre qui vient de finir. I I I. Tous les Prifonniers faits de part & d'autre tant par Terre que par Mer, & les Ota-es enlevés ou donnés pendant la Guerre, & qui nc font pas enco. re reftitués conformement au Traité Preliminaire , feront reftitués au plutöt fans rancon, chaque Puisfance foldant refpectivemene les avances & 1'entretien de fes Prifonniers par le Souvcrain du Pais, ou ils aurout été detenus conformement aux regus & états conftatés & autres titres authentiques, qui feront fournis de part & d'autre; & il feradonnéreCc 4 ci*  B Y L A G E L». BB. ciproquc-ment des furetés pour le paiement des Dettes que les Prifonniers auroient pu contracteidans les Etats ou ils auront été detenus jusqu'aleur entiere liberté. Et tous les Vaiffeaux tant de Guerre que Marchands, qui auroient été pris depuis 1'expiration des termes convenus pour la celTation deshoftilités par Mer feront parcillemcnt rendus de bonne foi, avec tous leurs Equipages & Cargaifons, &onprocédera a 1'execution de cet Articleimmediatement après 1'echange des Ratifications du prefent Traité. I V. Les Etats Généraux des Pro vinces Unies cedent & garantiffent en toute proprieté a fa Majefié Britannique la Ville de Negapatnam avec les depen. dances d'icelle; mais vu 1'importance, que les Etats Generaux des Provinces Unies attachenc a la posfesfion de la fusdite Ville, Je Roi de la GrandeBretagne pour Marqué de bienveülance envers les fusdits Etais promet, non obflant la dite cesfiun de recevoir & de traiter avec eux pour la reftitution de la dite Ville, en cas que les Seigneurs Etats auront a Pavenir quelque Equivalent. V. Le Roi de Ia grande Bretagne reftituera aux Etats Generaux des Provinces Unies Trinquemale ainfi que toutes les autres Villes, Forts, Havres&Etabhsfemcns, qui dans le Cours de la Guerre ont été conquis dans quelque partie du monde quecefoit, par les Armes de fa Majefié Britanniqueouparcelles de la Compagnie des Indes Orientales Angloife, & dont  B Y L A G E La. BB. & dont il fe trouveroit en posfesfion, le tout daas 1'état ou ils fe trouveront. VI. Les Etats Generaux des Provinces Unies promettent & s'engagent a ne point gêner la Navigation des Sujets Britanniques dans les Mers Orien- tales. VII. Comme il s'effc élevé des differens entre la Compagnie Africaine Angloife, & la Compagnie des Indes Occidentales Hollandoife relativement a la Navigation fur les cótes d Afrique, ainfi qu'au Sujet du Cap Apollonia , pour prevenir toute caufe de plaintes entre les Sujets des deux Nations fur ces cótes, il est convenu que, de part & d'autre, on nommera des Commisfaires pour-faire aces égards desarraneements convenables. VIII. Tous les Pais & Territoires qui pouroicnt avoir été conquis ou qui pourroient 1'être dans quelque partie du monde que ce foit, par les Armes de fa Majefté Brittannique, ainfi que par celles des EtatS Generaux qui ne font pas compris dans ces Articles, ni a titre de cesfion, ni a titre derestitution, 'fe. ront rendus fans difficulté & fans exiger de compenfation. IX. Comme par 1'Article 9 du Traité preliminaire il a été ftipulée & fïxée par les Hautes Parties Contractantes une époque pour les reftitutions & évapuations a faire de part & d'autre des Villes, PlaCc 5 ces  B Y L. A G E La. BB. ces & Territoires, dont leurs Armes refpeétives fe feroient emparées & dont Elles fe trouveroient en posfesfion a 1'exception de ce qui avoit été cedécc que le terme énoncé dans le fusdit p Article s'est deja écoulé, les dites Hautes Parties Contraétantes s'engagent reciproquement & de bonne foi d'obferver les dites ftipulations, & dans lecas, que par quelque accident ou autrement les cesfions & reftitutions y comprifes n'auroient pas eu lieu , d'expedier dire&ement les ordres necesfaires, afin qu'il ne reste aucun retardement a 1'accomplisfementdes dites ftipulations. X. Sa MajefTé Brittannique & Leurs Hautes Puisfances les fusdits Etats Generaux promettent d'obedier fincéreraent & de bonne foi tous les Articles contenus & établis dans ce préfent Traité, &Ellesne fouffriront pas, qu'il y foit fait de Contravention directe ou indirecfe par leurs Sujets refpeétifs. Et les fusdites Hautes Parties Contraótantesfeguarantisfent généralement & reciproquement toutes les ftipulations du préfent Traité. XI. Les Ratifications Solemnelles du prefent Traité, expediées en bonne & due forme feront échangées en cette Ville de Paris entre les Hautes Parties Contraétantes dans 1'cfpace d'un mois ou plutot fi faire fe peut, a compter du jour de la fignature du préfent Traité. En foi de quoi nous Souffignés Leurs AmbafTadeurs & Miniftres Plenipotcntiaires avons figné de notre main  B Y L A G E La. BB. main en LeurNom, & en vertu de nos pleinpoavoirs le prefent Traité Defmibf & y avons fait appofer le Cachet de nos Armes. Fait a Paris le vingt de Mai mil fept cent quatre vingt quatre. Signé, (L. S ) Dan1. Hailes. (L. S.) Lestevenon van Berkenroode. (L S.) Brantfen. Article feparé. Xl a été convenu & arieté que Ia langue Frangoife employee dans tous les Exemplaires du prefent Traité ne formera point un exemple qui puiffeêtre allegué ni tirer a confequence, ni porter préjudice en aucune maniere a 1'une ou a 1'autre des PuilTan. ces Contraaantes, & que 1'on fe conformera a i'avenir a ce qui a été obfervé & doit être obfervé, a 1'égard & de la part des Puiifances qui font en ufage & en poffeffion de donner & de recevoir des Exemplaires de femblables Traités en une aucre Langue que la Franeoife, le préfent Traité ne laiffant pas d'avoir la même force & vertu que fi le fusdit ufage y avoit été obfervé. En foi de quoi nous foulïïgnés Ambasfadeurs & Miniftres Plenipotentiaires de fa Majefté Britannique & des Etats Generaux des Provinces Unies avons figné le prefent Article feparé & y avons fait appofer le Cachet de nos Armes. Fait  B Y L A G E La. BB. Fait h Paris le vingt de Mai mil fept cent quatre vingc quatre. Signé. (L. S.) Dan Hailes. (L S.) Lestevenon van Berkenroode. (L. S.) Brantfen. 3L>es Etats Generaux des Provinces Unies des Païs-Bas, a tous ceux qui ces prefentes verront, Salut. Aïant vu & exatniné les Articles du Traité de Paix avec 1'Article feparé conclus &fignésa Paris le vingtieme jour de Mai mille fept cent quatre vingt & quatre, y&r Daniël Hailes Esciiyer ,Mïmft.ïe Plenipotentiaire de fa Majefié le Roi de la Grande Bretagne, au nom & de la part de fa diteMajefté & les trés Excellents Seigneurs Matthieu Lestevenon de Berkenroode &.Gerard Brantfen, refpeétivement Ambasfadeur & Ambasfadeur extraordinaire & Plcnipctentiaire en Notre Nom & de Notre part, en vertu de leur pleinpouvoirs refpeétifs, desquels Articles de Paix la teneur s'en fuit. Nous voulant bien donner des marqués de Notre fincerité, avons agrée, approuvé & ratifié Ie dit Traité de Paix, & unchacundes Articlesd'iceluicedesfus trancrits comme Nous lesagréons, approuvons & ratifions par ces prefentes; promettant en bonne foi & fincerement de les garder, obferver & executer felon leur forme & teneur, fans allernivenir au Fiat infertio.  BYLAGE L\ BB. au contraire en quelque maniere que ce ibit directemenc. Eu foy de quoi Nous avons fait figner ces prefentes par le Préfident de Notre Aflemblée, contrë figner par Notre Greffier, & y attacher Notre Grand Sceau. A la Haye le quinfiéme Juin mil fept cent quatre vingt quatre, Onder ftond, Par Ordonnance des fusdits Seigneur Etats Generaux. Gec-rgius Tertius, Dei Graua, Magne Britan, nis, Francie «5c Hibernie Rex Fidei Defenfor, DuxBrunsvicenfis «Sc Luneburgenfis, Sacri Romam Imperii Archi-Thefaurarius «Sc Princeps Elector&c. Omnibus & fingulis ad quos prefentes he Licere pervenerint, Salucem. Ouandoquidem, benigno Numine, opusfalutare exopcatumque Pacis, & Amicicie reftaurande Nos inter ac Celfos «Sc Prepocences Dominos Ordmes Generales Fcederati Belgü, quod non ica pridem fi-nacis Arciculis Preliminaribus inchoatum erat nunc demum felicicer confeftum fit, atque Traftacunt Definitivum inter Nos, & fupra Diftos Dommos Ordines Generales, per Plenipocentianos utnnque fufficienter Auftoricate inftrudcos,Die Vicefimo men-, fis Currenrs , Lucetie Parifiorum conclufum, fignacumque fueric, Forma & Verbis que fequuncur.  BYLAGE Ia BB. Fiat infertio. Nos vifo perpenfoque Traftaeu definitivo fupra fêripto, eundem in omnibus & fingulis ejus Arciculis & Claufulis, approbavimus, racum graeum. firmumque habuimus, ficutperPraefent.es, pronobis, Heredibus & fuccesforibus noftris, eundem appro bamus, racum, gratum firmumque habemus; fpondences & in Verbo Regio promitcentes, Nosomnia & fingula qua; in prediftoTractatuDefinitKocontinencur, fincere & bona fide prefh'curos neque pasfuros unquam, quancum innobis eft, uc aquopiam ■violentur, aut ut ullonodo iisdem in contrarium eatur. In quorum omnium Majorem Fidem ac Robur hiscc Prsrentibus mauu Nortra Regia fignatis, magnam nofcrüm magne Briteannie Sigillum appendi fccimus. Que dabantur in Palatio Noftro Divi Jacobi Die Decimo Menfis Junii. Anno Domini nsillefimo feptingentifimo O&ogefimo Quarco, Ecgnique Noflri Vicefimo Cniarto. Signa tum. - GEÖRGIUS, R. Inprimê a la ÏIATE, chez J. SCHELTUS. Imprimeur des Etacs Généraux. EINDE.