fROUW SNAVERSNEL (*> VOLKS LIEDJE. Op eene aangenaame wys. Hoort toe gy menfchen, groot -en kleen, Waj; ik voor u zal zingen; Indien gy ooit nieuwsgierig waart Naar heele vreemde dingen. Daar (*) De Engelfche Ballade, The Wanton Wive of Bath , tarnaar deze, Vrouw Snaverfnel, gevolgd is , vindt men in te verzameling van oude Engelfche gedichten , uitgegeeven door i zeer beroemd en eerwaardig Heer; de tylel is: Doftor perrs Reliques of ancient english Poëtry; enz, tnz, is gedrukt het derde deel myner uitgaaf, pag. 145. A 2 De  4 VROUW SNAVERSNEL, . i Daar was dan eens een zekre vrouw, Vrouw Snaverfnel geheeten; Zy was een weêuw; haar man was dood, En jaaren lang vergeeten. Zy zat 'er maar wat warmtjes in , Gelyk wy vrouwen fpreeken : Zy fprak van air haar buuren kwaad ; Maar was zelv vol gebreken. Ha De ernflige , de «— deugdzaame ADDisoK, noemde zynen Spcfhtor, No. 248, dit ftukje, eene uitmuntende Dr Ja.Je : doorgaands zet men dit woord over , Straatliedje; ma jfraatliidje gè.eft onder, ons een zo laag, walgelyk denkbeeld, d men hef voor zulke geeftigé 'ftukjes niet gebruiken kan : zou m ook liever peggen: Volks l edje? zo als men zegt, Volks voc oordeelen, Volks Predikers; en dan heter verft aan wórde»'? Jk heb hier en daar ook het Hoogduitsch van den geeftigen j$ ü ger. gevolgd.  VOLKSLIEDJE. 3 Haar heefche ftetn was fchrel cn hoog, Èn kraste in ieders, ooren : Zy leefde lekker, leefde lui; Daar was zy meê geboren. Toen kwam hans Mors, die nam haar meé j Wat maakte zy een leeven.' Zy fchold hem uit: hans Mors is doof J Zy moest zig overgceven. Daar kloste zy dan heen op reis j Wat hoef ik veel te zeggen ? Graag kwam zy ook daar elk.wil zynj Hoe of het hier bleef leggen. Zy keef en gromde dat de dood> Dit kon zy niet vergeeten,, Haar 't laatfte ftukje amandeltaart Verhinderd had nog te eeten. A 3 1<*  6 VROUW S-NAVERSNEL, I Zo knorrig, in zoo'n kwaaden luim, Kwam zy voor 's Hemels zaaien, En klopte , en maakte meer misbaar Dan ik u kan vernaaien. „ Wie daar?" riep Adam, zeer vergramd; „ Wie ftoort de rust der vseomen?" — „ Ik ben 't, Vrouw Snaverfnel, en wensen „ Ook graag in huis te komen." Gy ? niet alzo! vrouw zondares, „ Vrouw lekkerbek... loop heenen" — Ik weet wel zelve wie ik ben, „ En wie gy zyt, zou 'k meenen: „ Wied eerst uw eigen tuintje fchoon ; „ Of is dat al vergeeten ? „ 't Was alles wel, had gy maar van „ Dien appel niet gegeeten.  VOLKSLIEDJE, 7 „ Ik denk voor 't minst zo wel als gy „ Een plaatsje te gewinnen." De gryze Lord zag op zyn' neus, En pakte zig naar binnen. Daarop kwam Jacob aan de deur: „ Loop vrouwmensch voor den duivel!" „ Wat!" fchreeuwde zy hem vinnig toe, „ Bedrieger! voor den duivel! „ Gy zyt ook al een hupfche kwant, „ 'Om u zo aan te ftellen! „ Bedroogt gy niet Papa en Broêr „ Met uwe geitenvellen ? „ Loop voor den duivel! lieve tyd, „ Wat moet een mensch al hooren! De vriend droop af; en zy al weêr Aan 't kloppen als te vooren. A 4 » Hci!  * VROUWSNAVERSNEL, „ Hei! hoort 'er «iemand?" juist kwam Lot: „ Potstnuzend flapprementen!" ' Graauwt hy haar toe: „ Terug! watgaauwl Nooit komt ge in 's Hemels tenten." »» Jy ook ? wel oude' likkebroêr Had jy maar ftil gezweegen: „ Hoe hebt gy, zeg my dit toch eens , ,, Daar binnen plaats gekreegen? „ Fen lieve peuzel, ik beken 't, ,, Om hier ook plaats te krygen! „ Geen Hechter knaap ligt hier ook t'huis... „ Ik zal, ik wil niet zwygen: „ En dat veroordeelt ook nog al! „ Dar durft nog op my kyven!" Lot zweeg en ging druipftaartend heen; Maar fchrolde op all' de wyven. Daarop  VOLKSLIEDJE. -