jrXriCM.STEM van NEERLANDS VOLK, TER GELUKKIGE HERSTELLING VAN ZTNE DOORLUGTIGSTE HOOGHEID DEN HEEPvE PRINCE van ORANJE en NASSOUW, etc. etc. etc. ERf-S TA DHOUDER, CA P ITEl N G ENE-HAAL, ADMIRAAL GENERAAL DER VEREENIGDE NEDERLANDEN; tjitgeboezemd by hoogstdeszelfs gloriryke inhaling in '«GRAVENHAGEN, Den xx. van Herfstmaand mdcclxxxvii. ^-^-T R BREDA, b y \V. van BERGEN* Boekverkooper, 1787.   JUICHSTEM TER GELUKKIGE HERSTELLING VAN ZYNE DOORLUCHTIGSTE HOOGHEID DEN HEERE PRJNCE van ORANJE en NASSOUW. Jfuicht nu braave Landgenooten! Nu Oranje zegenpraalt; Nu dien Vorst in 'sGravenhage, Luifterrijk wordt ingehaakt Schoon Hij', eertijds wierd gelasterd, Eaf gefchonden — laag onteerd — Als verrader wierd gebrandmerkt En uit Hof en Stad geweerd; Komt Hij echter tot ons weder Met dat eedle Hollands hart! Dat, (vertrouwend op zijn onfchuld) Al het woên zijns haaters tart. Hij, te groot voor laffe wraakzugt —* Heeft zich Regts genoeg verfchaft, Wen Hij flegts zijn fchandbewerkers! Na verdienden ziet geitraft. 'ï Heil van Ü , 6 Burgerijen! Is zijn Hoogheids doel en lust; En zijn' ijver is {leeds werkzaam Tot ons aller voorfpoed — rust* A Jai  ( 2 ) Ja.' dit tconde Hij 1105 onlangs Met de Vaadren van den StaatI Dat Hij poogt het waên te ftuiteu, En het plnndren tegengaat. Juich des vrij mijn Medeburgren.' Uw Oranje l— is herftelt, En wij zien 'sLands heilzon rijzen, Bij het rijzen van dien Held. Im ners blijft Oranje ons dierbaar — Dierbaar elke Burgerijl Al3 dia 't meest den grond hielp leggen Van 'sLands onafhanglijk vrij. Daarom toont nu uw verpligting -Aan dit Vorftelijke Huis.' Dat U, fpijt fbilps, en zijn Beulen! Vrijden van der Sp-aanfchen kruis. Roerat de grootheid der Voiftinne.' Die na zo veel hoon en fmaad, Zagthsid boven ftrafheid vordert, 't Heil beoogt van 't Volk en Staat. Schoon het Heir des Pruifchen Koning*/ Tot Haar hulpe blijft gereed; Wil zij niets dan eerherftelllng; Maar begeert geen Burgren leed. Komt dankbaars Landgenooten! Zemend deeze blijden dag, Waar op elk Oranjes glorij Zijn herftclüng beuren zag.' Hijst  C 3 ) Hijst de Vlaggen op de Toorens 1 Steekt nu vreugde vuuren aan, Laat nu ijdren toon van biijdfchap Op den toon Oranie daan. Zegt de grootheid van Oranje Is da grootheid van ons Land.' En die beide zijn onfcheidbsar, Gaan eendragtig hand aan hand. Heeft 't verraad door zijn vermoeden, Ons dus lang en wreed gedrukt, Gong den Burger .(als het waare) Onder ketenen gebukt — Eindslijk breekt hij al die kluiilcrs. En de onfchuld fpreid haar fchoon, Voor den nu verligten Burgert Op het glorierijkst ten toon. Laat de list nu nog eens poogen j Ons te fleepen onder 't juk; Wij, eenftemmig voor Oranje I Scheuren dan zijn band aan fluk, De oude waarc Conjlitutic, Die de y/elvaard houdt in ftand: Is het doelwit van Vorst willzm! Is den wensch van 't Vaderland! Waarom zouden wij niet juichen? Onze Vadren! gaan ons voor? Wij, als dille Onderzaaten, Trecden haai roemwaerdig fpoor. 1 2 't Voegt  ( 4 ) 't Voegt ons fteeds om haar beveelen Op te vo'gen , wijl dat zij, Niets bcöogen dan de welvaard Van de gantfche" Maatfchappij. Roemt met mij hunn' eedle pooging; Prinsgeliefde Bürg'erfchaaV ! Wijdt Oranje en hen offers, Op het dankend Hart Altaar! Smeek de Godheid, dat Zij lange Onz' Vorst willem 't leven laat, Op dat hij nog veele jaaren , Strekk' ten fteun van Kerk en Staat! Met de Koninglijke y*euvoe\ Veele (Tonden achter een, Met de Vorfteiijkc Spruiten Blijf de hoop van 't Algemeen.' O .' dan zal op nieuw de welvaard , Liefde en Eendracht in dit Oord wéér herlecven — 't heil der Bargren Word dan nimmermeer geftoord. Juicht nu a'le Landgenooten .' Voi?t Oranje zegenpraalt.' Is hei fielt —5 in 's Gravenhagc , . L iiilcrrijk weóï iiigehaWti TOE-  ( f ) TOEGIFT, Om 'te kunnen gezongen worden op de Wya: Mon honneur dit qik ft ferai cokpabki &c. X n u mag men vrij Oranjes glorij zingen.' Daar Stad bij Stad but^r., voor zijn Hoogheid neêr. Wie kan de vreugd der Burgren nu bedwingen, Daar 't alles werkt tot 'sPrinfen lof en eer? Roept nu triumph mijn Land - en Stadgenootcn / Het Vorstlyk Hujs dat gloorryk ?egenpraa1t, Weleer te fnood uit Hof en Stad geflooten; Weidt in het eind' weêr liefdrijk ingehaalf. gn, g% «s* -Dat nu de vreugd zig heinde en veer doe hooren .Steekt van Stadshuis en Torens; vlaggen uit! Thans is die ftond, die gulden ftond gebopren! Die nooit de tijd wisent in 't Gefchiedboek uit. Nu zal in 't Land de welvaard weêr herleven ■ , ( Die, reeds gefifept tot aan den. rand van 't graf, (Als 't waar) gereed ftond o ra den geest te gceven; • Toen onzen Vorst haar weêr het leven gaf. A.3 l o ■•>■■'■<-> r:.T Ee  ( * ) De Patriot, 'k meen die dien naam wil draagen, (Want is hij 't regt dan mint hij 't Vaderland! En zal altijd Oranje onderfohraagen.' Als die het meest de welvaard houdt in ftand:) Moog nu met nijd op onze vreugden ooqer., Al zijn geweld wordt kragtloos — moet vergaan! Wij veel te lans gedrukt door zijn vermoogen! Zien al zijn list nu met verachting aan. Nu zal de Prins! den dollen moedwil ftuiten, Op dat getal dat door 't verraad misleid; Door overrnagt, moest opzijn fluiten fluiten.' Wie roemt nu niet zijn Hoogheids billijkheid! Dankt ook met ons Vorst -fred riks Soldaaten! Dat zij getrouw aan ordre, eed en plicht, Nevens 'sLands Volk, geen plunderen toelaaten, Dat waar zij zijn de roof en moordzugt zwigt. Komt roemen wij, die ons zo braaf regeeren! Die voor ons heil al hunne zorg befteên. En die met min der Burgren min waardeeren . Altoos bereid voor grooten en voor kleen. Laat ons ten flot Vivat Oranje zingen —— Steeds groei en bloei die Vorst met zijn Voidin, 't Oranje Huis duur tot het eind' der dingen, En blijv' altijd der Burgren fteun ea min. TEN  C 7 ) TEN SLOT* Op de Wys: Je k mes Cofnpar avec Louis &c. ^7 elk een gejuich vervult het Land? Wij zien Oranje zegenpraalen! Ras zal den Burger ademhaalen, Nu onze Prins! weer raakt in ftand. Hij, die men zo lang zag verdrukken, Doet nu in eens zijn haaters bukken, 't Is al Hoezée.' Uit Dorp en Steê, Wilhelmus van Nasfauwen.' 's Land* Hoop en 's Volks vertrouwen, Nu  ( s ) Nu zien w'j weer de Prinfche Vlag, Op Torens en Stadshuizen pronken! En daar zij élks vreugd ontvonken, Zegenen wij doez grootften dag! Nu wij zijn Hoogheid in 's Gravenhage , Door zijne Burgeren in zien draagen: Daar orze Held l Weêr is herdelf, (Ten fpijt van 't fchendig woelen) ïn al zijn Eerenftoelen. Komt Zevenbergfchc Burgerij! Laaten wij nu met blijde klanken, God en Neêrlands Vaadren danken! Terwijl ik, dit Eerlied weij': Aan onze braave Burgervaadren! Die wij met eerbied moeten naadren* Wijl zij altijd , Hunn' zorg en vlijt Befteên, tot rust en vreede, En voorfpoed deezcr Steede.