OVER DE STAATS-OMWENTELING I N FRANKRYK.  ft  OVER DE STAATS-OMWENTELING I N FRANKRYK, IN BRIEVEN. UIT HET HOOGDUITSCH VAN J. H, CAMPE. MET PL A A TEN» te AMSTERDAM, by JOHANNES ALLART. MDCCXC.   de VERTAALER AAN DEN L E E Z E R. De volgende uitmuntende brieven van den reeds by onze Landgenooten vermaarden en geachten Schryver , welke zo veele blyken van 's mans oordeelkunde, menfchenkennis en vryheids-liefde opleeveren, heb ik wel in een nederduitsch gewaad den Leezer willen aanbieden; te meer, omdat wy zo veele redenen hebben, om onze deelneeming aan de vryheid der franfche Natie te betuigen. —. Ik heb echter overtollig geoordeeld, om de Voorreden , door den Heer campe voor dit werk geplaatst, in haar géheel, op ce disfchen , alzo dezelve my voorkwam , zaa* 3 kea  ii de VERTAALER hen te behelzen , waarin de Nederlandfchê Leezer weinig of 'geen belang Hellen kon. Ondertusfchen kan ik niet nalaaten , het gewigrigfte daarvan ter neder te (tellen, en dan ook mede van de bygevoegde aanmerkingen kortelyk verflag te doen, die zaaken behelzen, welke de Schryvcr heeft overgeflaagen s doch my gewigtig genoeg toefcheenen, om ze den Leezerjmede te declen. Aldus fchryfi: de Heer campe: „ Myne brieven zeiven geeven blyken ge„ noeg, dat z'y de eerde ziels-uitftortingen „ zyn van een eerst ontroerd hart, hetwelk „ buiten ftaat was, .om de verbaazende me„ nigte van nieuwe gewaarwordingen en „ denkbeelden , waarvan het binnen eenen „ zeer korten tyd te gelyk overitelpt wierd, „ te bevatten. Ook moet men by het lee„ zen dcczer brieven niet vergeeten, dat „ myn guiiftig lot my juist in eenen tyd „ naar Frankryk overvoerde, waarin de eerti fte gruwelyke bédryven der omwenteling $ reeds afgeloopen, maar de laatften nog „ niet gepleegd waren ; zo dat myn verblyf „ aldaar juist viel in dat tydftip deczer merk- „ waar-  AAN DEN LEEZER; ril jj waardige gebeurtenis, waarin dezelve zich „ van haare beste en heuschfte zyde aan het „ oog van den aanfu houwer vertoonde. Om „ beide deeze redenen moet men derhalven „ deeze brieven geenszins aanmerken als een „ volledige gefchiedenis der franfche Staars„ omwenteling — zy zyn op deezèn leest j, ook in 't geheel niet gefchoeid — maar „ enkel als de gefchiedenis der gewaarwor„ dingen van een afzonderlyken menfchely„ ken aanfchouwer, die het geluk gehad j, heeft, om juist de fchoonfte bedryven van „ deeze groote gebeurtenis by te woonen. „ Het zy deezen afzonderlyken man vern gund , om hier nog zyn geloofsbelydenis „ af te leggen over de netelige tydsömftandigheden , waarin wy thans leeven , en ovet de grondbeginfelen, waardoor de braa„ ve burger zich onder deeze omftandighe^ den moet laaten leiden. „ Hy gelooft, in de eerfte plaats, dat een 9, volk eerst, gelyk als de franfche Natie door alle mogelyke onderdrukkingen , tot ,5 het uiterlte moet gebragt zyn , vóór das * 4 ff.hsf  iv diVERTAALER „ hetzelve den altoos zeer gewaagden , en „ altoos met bloed getekenden ftap doet, „ om zyne ketenen met geweld te verbree„ ken. „ Hy 'gelooft, vervolgens, dat elke ge„ weldige Staats- omwenteling , zelfs daar, „ alwaar de menschheid door befchaaving „ en verlichting reeds in eenen hoogen „ graad veredeld is, nimmer zonder menig„ vuldige gruwelen en ontmenschte daaden „ kan ftand grypen ; en dat dezelve genoeg„ zaam nooit, of toch zeer zelden, het ge„ luk der leevende tydgenooten van het ge„ fchokte land , maar gemeenlyk het voor„ deel der nakomelingfchap en der mede„ menfchen in andere landen, bewerken „ kan. „ Hy gelooft, derhalven, dat een volk , „ het welk den zorglyken en altoos huiveri„ gen ftap , om deszelfs S taats -gefteldheid „ door geweldige middelen te veranderen , „ zonder de allergewigtigfte en dringendft» „ redenen , en dus op een baldaadige wyze „ onderneemen wilde , zich aan een groote „ dwaas-  AAN DEN LEEZER. » dwaasheid en onrechtvaardigheid jegens „ zich-zelven zou fchuldig maaken. „ Hy oordeelt het verftandiger te wee.' „ zen, om in een oud huis, al is het wat „ bouwvallig en ongemakkelyk, te blyven „ woonen^ dan, uit een onverftandige zucht „ naar verandering, deszelfs grondlegging „ eensklaps weg ce rukken i en het zich„ zeiven en den zynen op het hoofd te laa„ ten ftorten, „ Ondertusfchen gelooft hy ook, dat de „ alles beftierende Voorzienigheid, gebeurte„ nisfen van dien aart, van tyd tot tyd be„ fchikt, met de wyze en weldaadige bedoe„ ling, om de Regenten, die zich een on„ wettige magt aanmaatigen, en deeze magt „ tot onrechtvaardigheid en onderdrukking „ misbruiken , de verganglykheid van hun n despotiek regeerings-fyftema onder het oog „ te brengen , en hen daardoor aan te zet„ ten, in 't vervolg zachter' en rechtvaardi„ diger maatregelen te neemen. „ Hy gelooft het een heilige pligt te zyn * 5 „ van  vi pè VERTAaLER „ van de geenen , die het verheven beroep „ meenen te hebben, van wachters en raad„ geevers der menschheid, dat is, Schry„ vers , te weezen, om deeze wetdaadige „ bedoelingen der Voorzienigheid, by zoda„ nige voorvallen, naar vermogen te bevor„ deren; en, by gevolg ook juist by zoda„ nige gelegenheden, waarby de harten der „ Despooten zich nog het eerst voor wel,, mecncnde waarfchuwingen openen, ten „ voordeele van de rechten der mensch„ heid met den grootften nadruk te fchry»— „ ven. ., Hy gelooft, dat een braave Schryver, „ die het groot gewigt van zyn beroep „ kent, en achting daarvoor heeft, zich, „ door geene kleinhartige bedenkingen, noch „ ook door het gevaar van kwaalyk verftaan „ en verkeerd beoordeeld te worden, moet ,, laaten affchrikken , om aan deezen zynen „ pligt te voldoen. „ Hy gelooft, hoe zeer hy ook de zede„ lyke en burgerlyke vryheid bemint, dat „ men in eenen wélgereegelden monarchaa- lea  aan dbn LEE2E R. vii ^ len Staat , cn onder een rechtvaardig en i,, verftandig Regent, die niet eigendunkelyk „ en willekeurig, maar naar de wetten re„ geert, veel geruster en gelukkiger lee„ ven kan , dan in eenen beroerden vryën •„ Staat. " Dus verre de Heer campe. De aanmerkelyke rol, die de zogenoemde poïssarden ( Vischwyven) , by deeze omwenteling, in Frankryk gefpeeld hebben, deeden my befluiten,, om een befchryving van deeze Heldinnen te geeven, en 'er eene afbeelding van by te voegen — naar een origineele gekleurde franfche Print ftiptclyk in haare , kleuren gevolgd. De geweldige dood van foulon en berthier, door het geduchte Volks-gericht voltrokken , die , zo veel ik weet, in de nieuwspapieren zo breedvoerig niet verhaald is, en waarvan de Heer campe in zyne brieven ilegts als ter loops gewag maakt*, als mede de zeldzaame lotgevallen van den mededogenswaardigen de la tüde, fcheenen my toe, gefchikt te weezen 3 het eerfte om te toone^, dat zodanige Staats-  vin de VERTAALER aan den LEEZER; Staats-omwentelingen nimmer zonder gruwelen afloopen , alzo 'er in zulke tyden een volflaagen regeeringloosheid plaats heeft; en het laatfte, om tot een fpreekend bewys te verftrekken , welk een fchreeuwend misbruik men onder de despotieke regeering der Ministers en koninglyke byzitten, van de Baftille gemaakt heeft. En dit laatfte is ook het oogmerk van het byvoegfel, behelzende een beknopte befchryving van dit weleer zo geducht en fchrikkelyk moordhol, waarvan wy ook een zeer accuraate Afbeelding hier by voegen; waarmede wy vertrouwen onzen Leezer even weinig ondienst te doen als met de mededeel ing der welgelykende Portretten van de doorluchtige Voorftanders van Frankryks vryheid en herftel, de la fayette en necker.  IX INHOUD. EERSTE BRIEF. Parys den 4 Augustus 1789. . bladz. 1. TWEEDE BRIEF. Parys den 9 Augustus 1789. . -—- 29. DERDE BRIEF. Parys den 10 Augustus 1789. . ■ $f. VIERDE BRIEF. Parys den li Augustus 1789. . ■ 145. VYFDE BRIEF. Parys den 14 Augustus 1789. . — 182. ZES-  i- INHOUD. ZESDE- BRIEF. Parys den 23 Augustus 1789. . bladz. 223. ZEVEN DE BRIEF. Parys den 24 Augustus 1789. . —1— 255. Parys den 25 Augustus 1789. . 333. AGTSTE BRIEF, Parys, den 26 Augustus 1789. . 378. BYVOEGSEL. BEKNOPTE BESCHRYVING VAN DE BASTILLE. bladz. 426. * EER-  EERSTE BRIEF, Parys > den 4 Aug. 1789) Of het Wezenlyk waar is , myn lieve T*i dat ik te Parys ben? dat de nieuwe Grieken en Romeinen, Waarvan ik my omringd zie, indedaad voor eenige weeken nog — franschen waren? dat de groote, verbaazende dingen, die in deeze dagen gebeurd Zyn en nog dagelyksch gebeuren , geene voortbreugfels van myn verbeeldingskracht, geen droom, maar wezenlyk gebeurde zaaken zyn ? Byna zou ik deeze vraagen in ernst aan u kunnen doen; zo weinig ftrookt dat geene , wat ik hier alle uuren zie, hoor en ondervind, met de denkbeelden die wy in Duitsckland van deeze ftad, en van dit volk, tot dus ver* re , meenden te moeten vormen. Ik ben den golvenden Aroom van menfehen , die hier thans meer dan ooit, door alle ftraaten, de openlyke plaatfen toevloeit, ontworfteïd ; en ga nederzitten aan den oever , dat ïs, in myn kamer, om de tallooze menigte van nieuwe beelden , voortellingen en gewaarwordingen, welken, gelyk jong byëngebroedfel, den opmerker by eiken ftap dien hy doet, hier thans by geheele zwermen om het hoofd vliegen, is 't mcA ge*  a STAATS-OMWENTELING gelyk, eenigszins te ontwikkelen en te rangfchikken. Doch vruchteloos! het ruifchen van den menfchenvloed dringt door venfter, deur en muuren , tot myn afgelegen kamertje in ; en de holle, fchorre basftem der omroepers van nieuwstydingen, met hun onöphoudelyk , ieder uur wel honderdmaal herhaald gefchreeuw : Voila du nouveau & du curieux! „ Hier is wat nieuws, „ wat fraais! " ftoort myne oplettendheid elk oogenblik by het ontwarren der verzamelde denkbeelden en gewaarwordingen , waardoor de verwarde mengelklomp nog verwarder wordt. Hoe zal ik het aanleggen, om de uiterlyke zintuigen toeteftoppen , ten einde de zielsvermogens tyd en gelegenheid te verfchaffen, om den reeds ingezamelden al te grooten voorraad van nieuwe voorftellingen , vooreerst flegts in zo verre te rangfehikken , dat het geheugen dezelven opmerken kan? Ik meen het middel daartoe gevonden te hebben! Een fchriftlyk gefprek met u, lieve T*! zal my, zo lang als het duurt, gevoelloos maaken tegen alle uiterlyke indrukfelen: ik fchryf' u dan — doch wat? Alles wat wel verdienen zou befchreeven en geleezen te worden? En al had ik, gelyk briareus, honderd handen, en gelyk caesar , meer dan één denkvermogen, om verfcheidene fchryvende handen tevens werk te verfchaffen, zou ik nogthans daartoe niet in ftaat zyn;  IN FRANKRYK. s Zyn ; ook zou ik uwen en mynen tyd niet gaarne willen verfpillen , met in lange en verveelende brieven flegts te herhaalen 't geen gy uit de openlyke nieuwspapieren of reeds weet , of ten zelfden tyde , dat myne brieven by u zullen ontvangen worden , kunt weeten. — Wat dan? — Ik ftell' my in uwe plaats, en u in de myne; en wat ik dan van u zou wenfchen, zal ik onderftellen, dat gy mede van my wenscht — naamlyk , om u eenigszins de hand te bieden , u het tooneel, waarop thans één van de grootfte (taalkundige fchouwfpellen , die de waereld in Iaater tyden gezien heeft, vertoond wordt, door middel van uwe verbeeldingskracht te helpen vertegenwoordigen; vervolgens van den famenhang der gebeurtenisfen met derzelver oorzaaken — voor zo verre myne eigene waarneemingen my daartoe in (laat (tellen — oplosfing te geeven; en eindelyk door afzonderlyke karaktertrekken en anekdoten , welke de oplettendheid der nieuwsen couranten-fehryvers zouden kunnen ontgaan , de Natie, die nu de oogen van alle overige volken op zig gevestigd houdt, in den ftaat van haare nog voortduurende Wedergeboorte tot een nieuw, magtiger, edeler en gelukkiger beftaan j, te toonen. Gy moet niet verwachten, dat ik alles in een geregelde orde en naar een vast plan doen zal. In den draajenden maalftroom van myne voorftellingen en gewaarwordingen , welken ik , ten minften tot nu nog niet kan tegenhouA 3 p een perfoon te pasfen , wiens wooning onbekend was , dan plaatden zy zich aan deeze brug ; en een paar dagen lang vruchteloos naar hem uitgezien hebben-  6o STAATS-OMWENTELING de toevloed en afloop der uit de twee helften der ftad over deeze brug ftroomende volks-menigte naar den Rhynftroom by Laufenhurg, die tusfchen twee rotfen famengepersd wordt. Ook ruischt en bruischt dezelve hier niet minder, dan, daar; en het fchynt my in 't geheel niet onwaarfchynelyk te weezen, dat iemand, die met verbonden oogen op deeze brug geleid wierd, zich in ernst zou kunnen verbeelden, het gedruis van een geweldig afftroomend water te hooren. Deeze verbeelding wordt fterker, wanneer men komt omtrent een huis , dat op deeze fraaje brug gebouwd , waardoor dezelve echter zeer gefchonden is, te weeten la Samaritane, waarin een dryfwerk- geplaatst is, door middel van het Welk eenige waterkommen (ik geloof wel in de TuÜleriën) van water voorzien worden. Boven uit dit huis ftort een ftroom in een daaronder (taande bak; en het gedruis van dit neérftortend water gelykt zodanig naar het gedruis der voorbyftroomende volks-menigte, dat men het één van het ander niet onderfcheideii kan. Nu de, verzekerden zy vast, dat deeze perfoon niet meer in de ftad zyn kon. Zo zeer is men hier overtuigd, dat elk in Parys leevend mensch zich niet onthouden kan, om deeze brug, zo niet dagelyksch, nogthans binnen den tyd van eenige dagen ten minften eenmaal over te gaan.  IN FRANKRYK. 61 Nu zyn wy de brug over ; en volgen langs de kaai links af eene verbaazende menigte van menfchen , voornaamelyk uit het laagfte foort des volks, die byna gcreegeld, zowel voor- als ook nademiddags hunnen weg naar de place de . Gréve neemen , een plaats , die federt veertien dagen wyd en zyd beroemd is geworden, alwaar het misdryf der gekwetfle volks-majefteit aan een yzeren lantaarn-paal geftraft wordt. Wy wandelen voorby een bekend gerechtshof en gevangenis, Grand C'adtelet genoemd. Op het voorplein van dit hof ontdekken wy een yzere tralie, welke alle voorbygangers, de neus toehoudende, naderen, om 'er door te zien. Men onderrecht ons, waartoe dit plein eigentlyk dient, en wy verneemen, dat alle onbekende lyken van verongelukte of vermoordde menfchen, die binnen de ftad in liet water of elders gevonden worden , hier drie dagen lang voor iedereen ten toon gelegd worden, of mogelyk iemand een van zyne nabeftaanden of bekenden daaronder vinden mogt. Men verzekert ons, dat eertyds niet ligt iemand voor deeze tralie trad, zonder één lyk aldaar te vinden. Wy zagen geen één, en ook dit is een blyk, dat in het vry geworden Parys thans meerder rust, orde en veiligheid heerfchen, dan voor deezen, toen hetzelve door de honderdoogige politie bewaakt wierd. Nu  62 STAATS-OMWENTELING Nu komen wy by de Pi ace de Grève, en vinden het volk in het rond, doch bedaard, fr.il en vol van verwachting, in eenen ruimen , twintig tot vyftig man hoog ineengedrongen kring ftaan , en aller oogen ten deele op den vermaarden lantaarn-paal , ten deele op het Hotel de Fille gevestigd, dat aan de ééne zyde van deeze plaats grenst. Hier ftaat deeze ontelbaare menigte in eene bedaarde verwachting der gebeurtenisfen , die mogelyk kunnen gefchieden , en der nieuwigheden , welke men uit het Hotel de Fille te gemoet ziet. Van een plaats, die de eerfte en voornaamfte vergaderplaats van een zo verbaazend groote ftad is , zou men wel vermoeden, dat dezelve fraai, regelmaatig en ruim zyn moest. Doch dit is zo niet. Zy is veelmeer onregelmaatig , bebouwd met onaanzienlyke huizen, en niet grooter, dan een gewoone markt van geen zeer grooten omtrek. By geluk heeft dit plein zes verfchillende uitgangen , en even zo veele daarüit afloopende ftraaten, en komt naar de waterkant toe, op de lange en vry breede kaai aan de noordzyde der Seine uit. Was dit zo niet, dan zou men by het dubbel zeer verfchillend oogmerk, waartoe deeze plaats gefchikt is — zy wordt gebezigd tot volks'vrolykheden en terecht/lellingen (*) — hier wel (* ) Onder alle de onbehoorlykheden en ontmenschte be-  IN FRANKRYK. 63 wel dikwyls reeds hetzelfde ongeluk beleefd hebben, hetwelk, eenige jaaren geleeden, op de veel rui- bedryven, waaraan zich de franfche doodftraffelyke rechtspleeging over 't algemeen, en de Paryfche in 't byzonder, tor hier toe heeft fchuldig gemaakt, is deeze wel geen van de geringften, dat zy haare dikwerf zo barbaarfche en de menschheid ontè'erende terechtftellingen, niet alleen midden in de ftad, maar ook juist op die plaats deed voltrekken, die by natiönaale feesthoudingen, by voorbeeld, op de dagen van 'sKonings krooning , enz., voor de vreugdebedryven des volks gelchikt Was. Schynt het niet, alsöf men hierby recht opzettelyk had toegelegd, om het volk voor elk menfchelyk gevoel van medelyden en ontferming te verdooven, en aan een wilde, woeste wreedheid en ontmenschtheid te gewennen ? En is 't wel te verwonderen, wanneer een van zyn eigen Overheid zo geweldig misleid, aan de uiterfte gevoelloosheid en wreedheid gewoon volk, tot zodanige verzaaking van al het menfchelyk gevoel eindelyk zodanig vervalt, dat hetzelve, gelyk men indedaad hiervan een voorbeeld beleefd heeft, by den eerften (lag, dien een tot het rad veroordeelde ontfing, en by het pynlyk gefchreeuw van deezen ongelukkigen, het welk deezen (lag verzelde, juichen kon ? Maar grootelyks- is het te verwonderen, dat zulk een volk in de eerfte dagen der beroering, en in de oogenblikken van deszelfs uiterfte woede, veel meerder menfchelykheid en mede« dogendheid by de terechtftelling der gehaatfte vyanden bewees, dan de Overheid, wsnneer zy in koelen bloede, en met de uiterfte wreedheid, het naar de wetten uit*  64 STAATS-OMWENTELING ruimer plaats, de Place de Louis XV. gebeurde, wanneer 'er by een aldaar afgeftooken vuurwerk zulk een geweldig gedrang onder het volk ontftond, dat niet minder, dan 1500 menfchen het leven daarby infchooten. Het Hotel de Ville is wel aan deeze onaanzienelyke plaats, doch even zo weinig, dan deeze aan de grootte en deftigheid van een hoofdftad geëvenreedigd, die in uitgeftrektheid en volksmenigte den tweeden rang in geheel Europa verdient. Het Stadhuis te Aaken, te Tirlemont en Brusfcl zyn , ten minften naar den uiterlykesi fchyn, veel bezienswaardiger, dan dit. De beruchte lantaarn-paal, die in deeze dagen, in alle nieuwspapieren, geheel Europa door, genoemd wierd, is niets anders, dan eene, in de gedaante van een knie-galg, aan een hoekhuis op dit plein — waarin chokolade verkocht wordt vastgemaakte yzeren ftaak, waaraan een lantaarn hangt. Van hier worftelen wy door het gedrang heenen, tot in de ftraat St. Antoine, aan het einde van dewelke wy het voorige bolwerk der franfche uitgefprooken doodvonnis van een mensch deed te werk Hellen, waarvan het in vervolg van tyd niet zelden bleek, dat hy — onfchuldig geweest was.  IN FRANKRYK. fche dwingelandy, dc Baftille, vinden ; deezen geduchten afgrond , die zo meenig onfchuldig flagtöffer der tiranny verflond ; deeze plaats van fchrik en jammer, door duizend heete traanen bevogtigd, uit welker diepe en duistere graven, gevuld met leevende lyken, zo meenigen door angst en wanhoop uitgepersten zucht door verbaazend dikke muuren en yzere deuren, tot den Vader der menfchen, tot den Rechter der Koningen opfteeg, en om wraak riep. Thans zyn deeze jammerlyke zuchten verhoord; de afgrysfelyke burgt ligt, ten minften voor een groot gedeelte , in een puinhoop, en zal nu welhaast geheel vernield zyn. Dewyl het voor het overige zeer waarfchynelyk is , dat geheel Duitschland fpoedig met befchryvingen van de Baftille zal overftroomd worden, zal ik my alleen bepaalen, om uwe oplettendheid te vestigen op de hoogte en dikte van het nog ftaande muurwerk (*), en u dan in een der twee onderaardfche afgronden (f) te brengen , die , wanneer gy ze maar ziet, (*) Toen ik de Baftille, by onze komft in Parys, voor de eerfte maal zag, bedroeg haare hoogte, uit de gragt gemeeten , ten minften nog 40 voeten , en men had 'er reeds omtrent 30 voeten van afgebrooken. Derhalven was het muurwerk ten minften 70 voeten hoog geweest; zynde deeze muuren op eenige plaatfen twaalf, en op andere plaatfen agttien voeten dik. (}) Want meer dan twee zodanige onderaardfche geE van-  66 STAATS-OMWENTELING ziet, n afgryzen en ontzetting zullen aanjaagen. Wy beginnen van de verdieping met den grond gelyk , naar beneden te ftygen ; een man, met een licht in de hand, gaat vooruit; wy meenen door een lynregte opening in een berghol af te klimmen, zo naauw, fteil en duister vinden wy de naar beneden loopende wenteltrap. Ik verzoek u de trappen te tellen ; gy zult drie en veertig vinden. Nu komen wy aan de laatfte yzere deur , die het rampzaligfte van alle menfchelyke wezens, den ongelukkigen bewoonder van dit graf, van alles , wat een menfchelyk beftaan heeft, wat genoegen en gelukzaligheid, of zelfs flegts troost in het lyden genoemd wordt, misfchien voor altoos afzondert. De fchrikkelyke deur wordt geopend ; wy treeden een bedompt , vogtig, ftikdonker en met befmettelyke dampen gevuld hol in , waarheen , zo lang als het in wezen is geweest, nog nimmer een ftraal der zon is doorgedrongen ; en de zwaare ingemetfelde keten valt ons in het oog , voorzien van eenen dikken yzcren lyfgordel, waaraan de ongelukkige, gelyk een wild dier, vast gefmeed, op een vogtigen, kouden en morfigen grond lag. De laatfte, die hier lag en verging, en om het ein- vangenisfen heb ik hier niet gezien. De zogenoemde Vogelkooien, die, benevens de overige gevangenisfen, niet onder, maar boven de aarde waren, vonden wy "reeds vernield.  IN FRANKRYK. 67 einde van zyn rampzalig leven fmeekte, was zekere dubarry. Hy had zynen naam, waarfchynelyk met de nagelen zyner hand, in den muur gekrabd ; al het overige, dat hy op dezelfde wyze getracht had uit te drukken, is te onleesbaar ,' dan dat men 'er iets van maaken kon , waaraan men eenigen zin konde hegten (*). En wat had deeze ongelukkige gedaan, waarover hy tot zulk een jammerlyken en afgrysfelyken toeftand gedoemd wierd? Was hy misfehien een verraader des lands geweest ? Had hy zich aan brandftig- ting {_*) Op een wal, die van de Baflille naar het Arfenaal loopt, flonden by myn verblyf alhier, nog de oude aan fiukken geilaagen meubels en deuren van dezelve ten toon, die van naamen en opfchriften der gevangenen byr.a geheel overdekt waren. Doch alle deeze overblyffelen waren door de rechtvaardige woede des volks zodanig ontramponeerd, dat het my niet rao< gelyk was, om 'er een famenhang of iets verftaanbaars in te vinden. Ondertusfchen vond ik de woorden: „ God „ zal my wreeken!" (Dieu m* vengera} en de door verfcheiden gevangenen ingekrabde „ verzekering van „ hunne onfchuld " op veele van deeze overblyffelen nog volkomen leesbaar. Op een van de verftrooide planken vond ik de woorden: „ Indien linguet's ge- „ denkfehriften en cagliostro's my niet „ verleid hadden j ik zou " Het overige was onleesbaar geworden. Misfehien was dit opfchrift wel van den Cardinaal rohan. E 2  68 STAATS-OMWENTELING ting fchuldig gemaakt? Had hy zynen vader ver» moord , en de borst zyner moeder verfcheurd? Helaas ! mogelyk niets van dit alles ! Misfehien had hy flegts , gelyk bassompiere , in een gezelfchap van vrienden , een vrolyk woord over een ahnagtigen Paap uitgefprooken (*) ; of, gelyk romagne , een boertend punt-dicht op een koning/yke byzit, gemaakt (f). Voor zodanige en foortgelyke misdryven, die men onbefchaamd genoeg was , ftaats-misdryven te noemen , was naamelyk de Baftille eigenlyk gefchikt; en de verwyzing tot deeze gevangenis gefchiedde , gelyk mèn weet , niet door een rechterlyke uitfpraak, na een voorafgaand openlyk onderzoek en bekendmaaking van het voorgewende misdryf, maar door koninglyke geheime bevel-brieven ( Lettres de cachet) , als vrecsfelyke blikfems , die van den fchitterenden troon der dwingelandy , gelyk als uit een door de zon beftraalde blinkende wolk aan het azuur-gewelf dikwyls zeer onverwachts neêr- (*) Bassompibre zat hier onder het voorwendfel van dit misdryf, waaraan hy zich tegen den grooten kwaaddoender, den arglistigen, geveinsden, ydelen, eerzuchtigen en wreeden Aartspriester richelieu had fchuldig getraakt, niet minder, dan tien volle jaaren. (*) Te weeten op de' pompadour. Daarvoor moest deeze rampzalige twee en dertig jaaren in de Baftille zitten.  IN FRANKRYK. 69 ueêrfchooten, en het hoofd van een onfchuldig, (lil, geen kwaad vermoedend burger troffen. Dit, dit was het eigenlyk , het welk de Baftille tot een plaats van gruwelen , en tot een voorwerp van verwenfching maakte, en wel niet alleen in Frankryk, maar ook door geheel Europa — naamelyk het willekeurig gezag , dat geen wetten kent, waarmede men fchuldigen en onfchuldigen, zonder het minfte gerechtelyk onderzoek, in deeze plaats van jammer néér flingerde , om ze hier voor veele jaaren, ja dikwerf voor hunnen geheelen leeftyd, leevend te begraaven , of ook zelfs wel, 't geen gansch niet ouwaarfchynelyk is, dezelven, althans voor een gedeelte, ,, hei„ melyk, door vergif of koorde , uit het getal ,, der leevenden te doen verdwynen (*). Ge- C*) De volgende twee handbriefjes, die onder de papieren der Baftille, welke nog gered zyn, gevonden wierden, fchynen dit despotiek gedrag, in naarvolging der oosterfche dwingelanden , volkomen te bewaarhe. den: I.) Een handbriefje van den Heer van S., Lieatenant-Generaal de Police, aan den Heer Delaunay, Gouverneur van de Baftille. Je vous envoie, men cher Delaunay, le nommé F. Ceft un trés mauvais ftijet: vous le garderez pendant kuit jours, apres lesquels vous vous en deferez. Was getekend: de S. E 3 Dat  7o STAATS-OMWENTELING Genoeg van dit afgrysfelyk kafteel, [in welks plaats nu welhaast een heerlyke gedenkzuil der verDat is: „ Ik zend u, myn waarde delaunay! den „ perfoon, genaamd F. Hy is een zeer flegte knaap; gy zult hem agt dagen lang bewaaren, en u alsdan „ daarvan ontdoen." Aan den voet van dit handbriefje had delaunay eigenhandig deeze nota gefchreeven: Le Juin fait cntrer le nommè F. & après le tcms fixé, renvoyé chez Mfr. de S. pour favtir sous quel kom il vouloit le faire enterrer. Dat is: „ Den Juny den perfoon, genoemd F., „ in bewaaring genomen, en, na den bepaalden tyd, 3, by den Heer de S. terug gezonden, om te vernee„ men, onder welken naam hy hem wilde laaten be~ „ graaven." a.) Een handbriefje van den Heer Chevalier, waarfchynelyk aan denzélfden opziender der Politie. A la Baftille, le 13 Sept. 1772. MONSIEUR ! J'ai l'honncur de vous cnvoyer cUjoint les trois papiers que fat communiqués au Sieur billard ; avec la reponfe que ce prifonnier y a faite. Plus vous irouverez, Monfteur! un paquet du Sieur Nerot. La tête du Sieur de la RIviere e(l toujours fort échauffée, £? je commence d défefpérer que fa pauvre tête tuis-  IN 'FRANKRYK. 7« verlosfing van de verfchrikkingen der willekeurige Alleenheerfehing opreizen zal.. Om O puisfe quirir sans qu'on lui fasse le eemede. Je fuis avec un profond refpéft. monsieur ! Votre trés humble & obeifant ferviteur Was geteekend: chevalier. Dat is: „ Ik heb de eer u hier nevens de drie pa„ pieren te zenden, welker inhoud ik aan den Heer „ rsiLLARD medegedeeld heb ; benevens het antwoord „ door dien gevangen daarop gegeeven. Ook vindt n gy» mYn Heer! hierby een paket van den Heer ne„ rot. Het hooft van den Heer de la riviere is nog „ altyd zeer verhit, en ik begin te wanhoopen, dat „ zyn arm hoofd niet geneezen zal, zonder dat men „ hem de kuur laat ondergaan. Ik ben met zeer veel „ eerbied, Myn Heer! Uw zeer onderdaanige en gehoorzaame Dienaar chevalier, Op den rand van dit laatfte handbriefje waren, waarfchynelyk door de hand van den Lieutenant-General de Police, de woorden d pendre (opgehangen ) gefchreeven, en met deeze aantekening was deeze brief, in plaats van een antwoord naar de Baftille terug gezonden. Wat kon dit anders beduiden, dan dat het ge£ 4 nees«  72 STAATS-OMWENTELING Om ons van de on'aangenaame gewaarwordingen, die het gezicht van dit kafteel by ons veroorzaakt heeft, te ontdoen, zal ik u naar een plaats leiden, die 0ontegenzeggelyk — vooral thans — in geheel Parys de allergewigtigfte is; te weeten, het Palais royal. Doch terwyl wy ons derwaards op weg begeeven, onderfteU' ik, dat gy een goede voetganger zyt , en tevens gaarn zult willen leeren, om de fnelheid, buigzaamheid en vlugheid van een paryfche voetganger te oefenen. Indien dit het geval by u niet was , zouden wy ons oogmerk wel niet bereiken ; want de weg van de Baftille naar het Palais royal is zeer verre en bezwaarlyk. Dezelve loopt door een menigte van fmalle , bedompte, modderige en met menfchen opgevulde ftraaten, waar men de aan de Paryfenaaren zo eigen kunst, te wyken en met vaste fprongen op fteenen, die dikwerf zo glibberig zyn, alsöf ze met olie begooten , of met boter befmeerd waren, heen en weêr te huppelen , fchielyk en volkomen neesmiddel, waardoor het hoofd van den armen rivie • be zou te recht gebragt worden, de koorde zyn zou ? In een der twee onderairdfche hollen vond men op den dag, dat de Baftille veroverd wierd, het doode ligchaam van een mensch. Of dezelve zynen natuurlyken dood geftorven, dan of hy vermoord is gewo.r. den , fchynt in deeze dagen van beroering onünderZQcht gebleeven te. zyn.  IN FRANKRYK. 73 men volleeren moet, zo men zich niet aan het gevaar wil bloot ftellen, van geftooten, overreeden en getrapt te worden. Voor 't overige is 't wel de moeite waardig , om een der hoofdtrekken in 't natiönaale karakter van dit volk , de franfche beleefdheid, ook in deeze met menfchen opgepropte ftraaten, waar te neemcn, alwaar dezelve zich misfehien naar waarheid veel duidelyker vertoont, dan op de fchitterende vergaderplaatfen der verfynde waereld. Nog zal ik in deeze naauwe ftraaten, alwaar het byna onmogelyk valt, om — het zy met een rytuig, het zy te paard of te voet — zich van de plaats te beweegen, zonder iemand lastig te Vallen , het eerfte gemelyke, krakkeelend of fcheld-woord hooren. De koetziers, die zich in den weg ryden, raadpleegen met bedaardheid, en zonder het minfte blyk van misnoegen, over de wyze, hoe zy weder uit elkander komen zullen, en de voetgangers , die onwillekeurig de dén den ander ftooten of trappen , ontfchuldigen zich niet alleen wederzydsch; maar hy, die getrapt of geftooten js, is zelfs gemeenlyk de eerfte, die vergiffenis vraagt, omdat hy de floot eerder en fterker on-. dervindt, dan de ander. — Het Palais royal, 3 dat wy eindelyk bereiken, is , gelyk gy ziet , van alle zyden zodanig met gebouwen omringd, dat men van hetzelve byna niets zien kan, vóór dat men 'er midden in is. P 5 De  74 STAATS-OMWENTELING De ftraat St. Honoré formeert wel daar, waar zy voorby dit koninglyk paleis, behoorende aan den Hertog van orxeans, loopt, een klein voorplein ; doch hetzelve is zodanig met fiakers opgevuld, dat het voor den voetganger ontoeganglyk blyft. Noch het portaal , noch de gebouwen rondom het eerfte plein, vertoonen iets dat grootsch of koninglyk is. Even zo weinig gelooft men iets van dien aart te zien op het tweede plein, dat op het eerfte volgt , hoewel de deelen van het paleis, die hetzelve influiten, reeds grootfcher en prachtiger zyn. De onderfte verdiepingen der gebouwen, welke beide deeze binnenplaatfen van elkander , en van de derde, den zogenoemden Tuin van het Palais royal, afzonderen, beftaan uit galleryën, die aan beide zyden van het één einde tot het ander tot galanterie- boeken-wihkels enz. dienen. — Thans treeden wy het derde plein op, naamelyk den zo even genoemden tuin van het Paleis; en hier zal ik u eerst eenige minuuten overlaaten aan de aangenaame verbaasheid, die u, zo als een ieder, die déeze plaats, en wel naar het westen toe, vooral in deeze dagen van verheeven gevoel , wanneer dezelve met geene , dan verheerlykte menfchen, opgevuld is, voor de eerfte maal intreedt, noodzaakt om ftil te ftaan. Gy ziet een plein over, dat een langwerpig vierkant, ruim 350 fchreeden lang, 150 breed, i en  IN FRANKRYK. 75 en met een prachtig paleis omzoomd is , welks drie voorgevels QFacades~) op 180 gewelven rusten, die van rondsömme de gedaante van een gallery hebben, welke met alles, wat daartoe behoort, misfehien de eenigfte in haar foort is. Ziet men onder deeze gewelven , die allen van blinkende lantaarnen voorzien zyn , door , dan ontdekt men een onafgebrooken rei van fraaivcrlichte galantery- boeken- en printe-kraamen, koftyhuizen en eetzaalen, die de geheele onderfte verdieping van het paleis inneemen, en alles opleeveren, wat de zinryke kunften ter bevrediging van elke behoefte der weelde immer hebben uitgevonden. De ruime plaats of tuin , te midden van het paleis, in de gedaante van een groot langwerpig vierkant beflooten , is aan de twee langde zyden met een driedubbele rei van wilde kaftanje-boomen beplant, die de wandeldreeven tusfehen dezelve belommeren. In het midden fteekt boven een gebouw, bekleed met groengeverwd traliewerk , 250 voet lang en omtrent 18 voet hoog , een babylonisch bloemperk uit, het welk door fonteinen bevogtigd wordt. Dit bloemperk en het ovaale traliegebouw, waarop hetzelve rust, vormen • het dak van een groote onderjardfche zaal, die onder hetzelve byna twintig voet diep in de aarde aangelegd , en gefchikt is tot een danszaal en tot vreugdebedryven. In deeze zaal neêrklimmende, ziet men aan de eene zyde, en wel insgelyks onder de aarde , een huis, beftaande  76 STAATS-OMWENTELING de uit veele kleine hutjes, waarin allerlei fpyzen , en aan de andere zyde een in denzelfden finaak aangelegd koffyhuis, waarin allerlei ververfchingen verkocht worden. De geheele zaal wordt van boven uit het midden van het boven de aarde aangelegde bloemperk, verlicht door middel van een verwulffel van glas (of zogenoemde lantaarn). Dit zonderling gebouw , dat onlangs eerst voltooid is, wordt de Circus (le Circ) genoemd. Achter hetzelve volgt een waterkom (Basfin) van vier veldtenten (Pavillons~) omringd, waarin allerlei foorten van ververfchingen genooten, nieuwspapieren geleezen worden, en over ftaatkundige onderwerpen gefprooken en getwist wordt. Deeze tuin , benevens het daartoe behoorcnd paleis, wordt in verfcheiden' opzichten te recht la Ccpitale de Paris (de hoofdplaats van Parys) genoemd, en voor het middelpunt niet flegts van de ftad , maar ook van het geheele Koningryk gereekend. Alles, wat de kunften, hoe ook genoemd, immer uitvonden en nog dagelyksch uitvinden , om de zinnen en verbeeldings-kracht van verfynde en dartele menfchen te ilreelen; alle de nieuwe harsfenvruchten zowel, als de veranderlyke en dweeprichtige mode , die van hier (*) over het geheele overige Europa [haa- ren (*) En wel door de hand van gemeene ligtekooyen, die  IN FRANKRYK. 77 ren fcepter zwaait; alle de nieuwigheden uit alle vyf waereld-deelen, mitsgaders alle hunne voortbrengfelen, als mede een modél van alle foorten van menfchen, die dezelven bewoonen, en van derzelver eigenaartige gedaante, kleur, kleding, raai en levenswyze — vindt men hier in één en dezelfde plaats verëenigd. Een mensch, die van zyne geboorte af, nooit buiten den omtrek van deeze wonderbaarlyke toverplaats gekomen was, zou zich kunnen beroemen, van in waereld- en menfehen-kennis , gelyk mede in het genot van alle foorten van vermaakelykheden — het genot der natuur alleen uitgezonderd — voor niemand te wyken, die de geheele oppervlakte van den aardbol in de lengte en breedte had doorgereisd. Doch niet de pracht, niet de rykdom, niet de ontelbaare middelen tot genot en vermaak, die men hier verëenigd vindt ; maar de groote, ryke, meenigvuldige en zeldzaame menfchen-fchildery, welke den opmerker hier elk uur van den dag , maar voornaamelyk in de avondbonden in het oog valt, trekt onze geheele oplettendheid. Het die in en naast het Palais royal woonen, en eigenlyk de uitvindfters van nieuwe moden, bygevolg ook de «retgeefders van alle de fyne Dames zyn in alle da landen van geheel Europa. Welk een fmaadheid voor onze deftige Dames, die altoos gehoorzaame navolgfiers van zodanige fchepfels zyn!!  78 STAATS-OMWENTELING Het is , geloof ik , onmogelyk, een in deezen opzichte gewigtiger plaats in eenig ander gedeelte der waereld te vinden. Hier ziet men gryzaards en jongelingen, bedaagde vrouwen en jonge meisjes, waereldlingen en priesters, deftige vrouwen en gemeene ligtekooyen, ryke zwelgers en hongerige kunftenaars, zuinige kostwinners en zotte verkwisters, ingetoogene menfchen en wcllustlingen , verftandigen en onnoozelen , wyzen en dwaazen — de één naast den ander zittende , ftaande of wandelende , in de onderfcheidcndfte , bontfte , zeldzaamfte en bevalligfte fchakeering; en — wat deeze tooneelen voor den opmerker der menfchen allerbelangrykst maakt —■ een ieder geeft zich hier, hoewel met vermyding van alle in het oog loopende onbetamelykheden, over aan de innerlyke drift van zyne afzonderlyke gemoeds-neigingen , zonder de minfte fchroom en achterhoudendheid. Alles wat hier gefprooken of gedaan wordt, blyft binnen de muuren van het paleis ; geen mensch let 'er verder op ; niemand bekommert zich meer daarover. Sedert veele jaaren was deeze plaats , fchoon midden in Parys, en zo naby den troon der dwingelandy , de zetel van een onbeperkte burgerlyke en gezellige vryheid , alwaar men fprak wat men dacht, en deed wat men wilde, zonder dat zulks voor iemand aanftootelyk was. De Paryfenaar was , zodra had hy deeze plaats betrecden , geen Paryfenaar , geen Franschman meer;  IN FRANKRYK. 79 meer; maar voor dit oogenblik was hy een volkomen Republikyn, en waereld-burger, die geen burgerlyken en overëenkomftigen dwang noch ketenen kende. „ Hier, heeft mercier (*), reeds „ agt of negen jaaren geleeden, gezegd : hier „ ziet men elkander in het aangezicht met een „ onbefchroomdhe.id , die in de geheele waereld „ nergens, dan in Parys, en in Parys nergens, ,, dan in het Palais royal, gebruikelyk is ; men „ fchreeuwt hier in plaats van te fpreeken; men „ loopt elkander tegen de borst; men roept de „ één den ander van verre; men noemt de voor„ bygaande Dames, haare mannen, haare min„ naars by den naam; men duuwt hen een ka„ rakterizeerend woord toe , en lagcht elkande„ ren in het gezicht — en wel dit alles, zonder ,, iemand te willen beledigen, of iemand te ver„ nederen. — Hier had lavater zyne gelaat„ kunde moeten fchryven ! " En ik voeg 'er by : hier ontwikkelde zich federt veele jaaren reeds het kiempje der franfche vryheid, die thans in den fchoonften bloei Haat, en die ik wensch, dat de hemel door daauw en verkwikkende zonnefchyneu tot haare rypheid bevorderen mooge ! Hier, en wel voornaamelyk in de twee vermaarde koffy-huizen, onder de gewelven van dit Paleis, te weeten de Café de Fois en du Caveau, alle dagen, van den morgen tot aan den avond toe , vol van twistende Staatkundigen, wierd het bo- (*j In het Tableau de Paris.  go STAATS-OMWENTELING bovengemelde' kiempje , zonder dat de Regeerirrg zulks ontdekte of beletten kon, gekweekt en gekoesterd , tot dat het eindelyk als een fraaje, rechte en magtige ftam zeer fchielyk opfchoot ! Hier was het eindelyk, en hier kon het ook alleen weezen , alwaar de verwonderenswaardige Staats-omwenteling een begin nam , terwyl een edeldenkend burger — zyn naam fchynt niet bekend geworden te zyn — op eenen ftoel in deezen tuin fprong, en het volk, dat by duizenden toevloeide, nadat het door lambese uit de Tuilleriën verjaagd was , den, Houten raad gaf: „ om „ de kokarde aan te doen, en zich te wape» nen (*). Het is een opmerking, welke niet ligt iemand ontfnappen zal, die de Tuilleriën, en daarna het Palais royal bezoekt, dat dezelfde menfchen, die hy in de eerstgenoemde plaats zag , in de laatstgemelden , dezelfden niet meer fchynen te zyn. Men bezoekt de eerfte , om zich' te vermaaken, om uitfpanning en genoegen te vinden; en de laatfte, om elkander het ftaatkundig nieuws mede te deelen, en over openlyke aangelegenheden (*) De braave man begon zyne redevoering met de woorden: Je fais, Mesjieurs! que je ferai pendu. — „ Ik weet, myne Heeren! dat men my ophangen zal, „ indien de raad, welken ik ulieden geeven zal, niet „ uitgevoerd wordt. Doch des niet tegenftaande eaz."  IN FRANKRYK. Si den te raadpleegen. Daar geeft men zich derhalven over aan het zagte gevoel der gezelligheid, maar hier aan de zorg voor het algemeen welzyn , en aan de yverigfte poogingen ter onderhouding , bevestiging en vermeerdering der nieuwbevochten vryheid. Daar ziet men derhalven ook geen andere, dan bedaarde , blyde en vrolyke gelaatstrekken , die ten deele in gedrongen en bonte hoopen rondom de ftammen der oude eerbiedwekkende kastanje-boomen en tusfchen dezelven , op kleine ftoelen, die hier by duizenden te huur , liaan , ten deele in zacht-golvende ftroomen, op de uitgeftrekte en welbelommerde wandeldreeven , nisfchen de veelvuldige ryën van boomen , al wandelende op en neêr vloeyen; daartegen bemerkt men hier, en wel dikwyls by dezelfde menfchen, die men daar één uur tevooren zo blygeestig en bedaard zag, byna niet dan ernltige gezichten , met gefpannen fpieren , en met oogen , die niet zelden vaderland- en vryheid-lievende vonken uitfchieten. Daar ziet men nog Franfchen, maar veredelde Franfchen, wedergekeerd tot de eenvouwigheid en waardigheid in kleeding en zeden , voegende voor een vrygeworden volk; daartegen meent men hier niet, dan Engelfchen, zo niet zelfs Grieken en Romeinen , voor zich te zien, die over het algemeen welzyn raadpleegen. De opmerking van dit onderfcheid , dat een ieder , zelfs den onnoF zei-  82 STAATS-OMWENTELING zelften waarneemer, van zeiven als 't ware in de oogen fpringt, is zo aangenaam als vreemd. Ten uiterfte aangenaam en belangryk is het, wanneer men zich hier midden in een van de groote, luidruchtige hoopen., beftaande uit honderden van inëen-gedrongen gedaanten, begeeft , die ter deezer plaatfe reeds in de morgen-uuren vergaderen , en den geheelen dag door, tot laat in den nacht, wegens den onöphoudelyken toevloed , waardoor de afgaanden ieder oogenblik vervangen worden , altoos dezelfden fchynen te blyven. Voornaamelyk is het de moeite waard, om te zien, hoe deeze troepen ontftaan. Twee of drie in gefprek zynde mannen ftaan ftil; zy verheffen hunne ftem ; hunne gebaarden-maaking wordt levendiger ; terftond wekken zy de aandacht en nieuwsgierigheid der voorbygangers ; men voegt zich —— evenveel bekend of onbekend —— by hen, om aan den inhoud van hun gefprek deel te neemen; 'er ontftaat een hoop, en binnen eenige minuuten tyds groeit dezelve aan tot eenige honderd koppen. Alleen de geenen , die het naast aan het middelpunt ftaan, kunnen het onderwerp van het gefprek hooren, en fpreeken mede. Onder de overigen loopt de vraag : que dit-on ? ( Wat zegt men daar ?) als een loopend vuur rond, zonder dat de geenen, aan welke dezelve gedaan wordt, ze kunnen be- ant-  IN FRANKRYK. Si antwoorden. Allengs ontdaan in den omtrek van den aangroeyenden kring meerder middelpunten voor meerder kleiner kringen , die zich binnen den grooteren kring vormen , die elk veeltyds iets verhandelen , dat ten eenemaal verfchilt van 't geen de eerfte aanleiding tot den famenloop gaf. Zodanige troepen van menfchen ziet men dikwyls den geheelen dag over op dezelfde plaats ftaan, alsöf ze wortelen in den grond gefchooten hadden, fchoon de afzonderlyke perfoonen, waaruit dezelven famengefteld zyn , naauwlyks een half uur lang dezelfden blyven, en de onderwerpen van gefprekken, in de onderfcheiden kringen deezer famenvloeying dikwerf zeer van elkander verfchillen. En nu, myn lieve Vriend ! denk ik u het plaatslyke van het groote Paryfche tooneel , en 't geen men terftond by den eerften opflag van 't oog daarop ontdekt, genoeg getoond te hebben, ten einde u, ingevolge myne bedoeling, in ftaat te ftellen , om door middel van de verbeeldingskracht min of meer daarvan een denkbeeld te vormen. In mynen eerstvolgenden brief zal ik u nu eenige der voornaamfte Wonderen, waardoor deeze Staats-omwenteling . zich van alle overigen onderfcheidt ; en dan de famenloopende middelbaare en nadere oorzaaken en aanleidingen, die dezelve yoortbragten, en onder deeze de eigenlyke bedoelingen en ontwerpen van het zogeF 2 noeffi"  84 STAATS-OMWENTELING noemde Complot (famenzweering) ontvouwen. —» Doch het fpreekt van zeiven, zo als ik dit alles heb kunnen ontdekken, door zorgvuldige nafpooringen , vergelykingen , en door de verkeering met perfoonen, die naby en fcherpziende genoeg waren, om alles naar waarheid op te merken. — Het is middernacht; en ik leg de pen neder, om te 'beproeven , of de beroering van zo veele nieuwe denkbeelden en gewaarwordingen , die elkander in myne ziel doorkruisfen , en alle myne levensgeesten in een- ongewoone beweeging houden, my toelaaten zal, om te flaapen. Rust ondertusfchen wél , lieve (kapende Vrienden te Brunswyk en Wolfcnbuttel! En , wanneer gy morgen ontwaakt, dan vergeet niet , om u te verheugen in het geluk , dat gy in een land moogt leeven , waarin gy dat geene , wat men hier eerst door menfchenbloed moest koopen — rust, veiligheid en op de rede gevestigde vryheid — voor niet hebt. NASCHRIFT. 'Vruchteloos ! Ik heb geen oog kunnen toedoen ; en ben weder opgedaan , om my door het fchryven by een open venfter, eerst nog wat te verkoelen, en dan een tweede proeve te neemen , of ik gelukkiger (laagen zal. Gy ontvangt derhalven , myn lieve T * ! nog een na- fchrift,  IN FRANKRYK. 85 fchrift, waarin ik u bericht geeven zal van een verbystering van vreugde, die den 5«k Van deeze maand geheel Parys rond liep, en nu waarfchynelyk reeds door het geheele Koningryk veripreid is. Gave God, dat zulks zonder de gewoone treurige gevolgen mogt gefchieden , die elke dronkenfchap , zo in den zedelyken als natuurlyken zin, gemeenlyk na zich fleept! De oorzaak van deeze algemeene bedwelming van vreugde heeft zich in den nacht van den 4de tot den 5de in de Natiönaale Vergadering te Verfailles toegedraagcn ; en, daardoor is deeze nacht , wat 'er ook voor gevolgen uit ontdaan moogen , voor de franfche Natie , en ik mogt wel zeggen voor het geheele menschdom , een der mcrkwaardigden van alle nachten geworden, die in de nieuwe gefchiedenis verdienen opgetekend te worden. De ééne edelmoedigheid wilde de ander', en de ééne vaderlandsliefde de ander' de loef afdeeken ; welke verhevene deugden de gemoederen der Volks-vertcgenwoordigers eensllags, zonder daartoe voorbereid te zyn, als door éénen eïektrieken {lag, tot het hoogde enthufiasmus toe i ontvonkten. Het gevolg was, dat de geheele Vergadering , als van een onwederdaanbaare toverkracht weggefleept, alle bedenkelykheden, die toch misfehien niet te onpas wel hadden moogen overwoogen worden, ja zich-zelven en haar eigen perfoneel belang geheel uit het oog F 3 ver-  85 STAATS-OMWENTELING verloor , en onder de fterkfte toejuichingen der Natie en der menschheid, de ongehoordfte offeranden bragt, en wei zo fchielyk, dat de Geheimfchryvers genoodzaakt waren, hunne pennen neer te leggen , en de aantekening van de twintig groote befluiten, die in deezen onftuimïgen nacht genomen wierden, tot den volgenden morgen uit te ftellen. Het geheele oude gebouw van het Leen-ftelfel, met alle deszelfs fchitterende voorrechten voor de Leenheeren , als mede alle de drukkende lasten voor de onderhoorigen , wierd in den tyd van weinige minuuten tot den grond toe verwoest en vernietigd ; de Adel, de Geestelykheid , ja geheele Provinciën deeden afftand van hunne aangeërfde rechten , vrydommen en privilegiën; een ieder wil in 't vervolg flegts de algemcene rechten van burger en Franschman genieten , en, even gelyk andere burgers en Franfchen , de openlyke lasten van den Staat helpen draagen , en tot deszelfs behoeften , naar een volkomen gelykmaatige verdeeling het zyne gewillig toebrengen ; geen ampt, geen rang zal in 't vervolg meer voor geld te verkrygen weezen; ieder burger, van wat ftand ook, zal van nu af tot elke waardigheid van den Staat, het zy in liet burgcrlykc of in het militaire, toegelaaten worden , zodra zyne verdienften hem daartoe /.uilen bekwaam maaken (*); eindelyk zal de Koning, (*) Moet men zeggen, dat de geheele franfche Adel in  IN FRANKRYK. 87 ning , als de bekende bewerker van dit alles , den eernaam van hersteller der fransche vryheid , ontvangen ! ! ! Men moet bekennen , dat deeze nacht-vertooning een van de grootften en zeldzaamften, een van de ernftiglten en kluchtigften , een der aandoenelykften en koddigften , een der pryswaardigften en berispelyklten tevens geweest is van allen , die ooit in dit land ten tooneele gevoerd zyn. Zy was dat geene, wat men een verheeven, aandoenelyk, een tot weenens toe komiek drama zou kunnen noemen. Alle de leden der Natiönaale Vergadering fcheenen door hun voorig nationaal karakter , dat zy tot dus verre by alle hunne raadpleegingen en befluiten niet dan in deszelfs nieuwe veradeling getoond hadden, eensklaps wederom verrascht te zyn en weggefleept te worden (*). Het bruifchend gewoel ( Feffer- in deezen enkelen nacht vernietigd, of dat in deezen enkelen nacht de geheele franfche Natie tot den adeldom verheeven is? De zaak blyft dezelfde, men mag het liever op de eerfte, of op de andere wyze willen uitdrukken. (*) Of zou ook misfehien de party, die het volk deeze groote offeranden wenschte te brengen, opzettelyk daarop toegelegd hebben, een fchielyk-opborrelende verrukking te verwekken , ten einde in eenen ftorra F 4 door  88 STAATS-OMWENTELING (Feff'ervefcence) en allerzeldzaamst mengfel van kracht (energie') en ligtvaardigheid, van verhevenheid en nederigheid, van ernst en boert, van deftigheid en vrolykheid — deeze hoofdtrekken in het voorig fransch nationaal karakter — openbaarden zich wel nimmer fterker en duidelyker, dan by het kaarslicht in deeze nacht-zitting.' Het was niet één, neen! honderd en meer ftemmen waren het, die zich tevens verhieven; men > fprak niet, men fchreeuwde, dat de muuren der zaal daverden ; over geen één van de twintig groote voorltellen, die in deezen nacht , gelyk onwederftaanbaare oogenblikkelyke bedryven, met een verwonderlyke fnelheid eikanderen volgden en drongen , wierd — fchoon het groot gewigt der onderwerpen zulks wel verdiend had — eerst geraadpleegd of de ftemmen opgenomen; maar een algemeene oproerige toejuiching maakte dezelven tot onherroepelyke befluiten in hetzelfde oogenblik, dat ze gedaan wierden. Men zag de leden der Vergadering van alle drie ftanden, in de uiterfte verrukking, als broeders van één huis, die het liefite dat zy hebben, tot kinderlyke gefchenken voor hunne goede moeder op een plegtig vreugde-feest famen uitleggen , met ontroering eikanderen de handen drukken ; men zag aangenaame traanen van blydfchap in gloey- ende door te zetten, 't geen zy zich niet durfde vleyen, by een bedaarde raadpleeging tot ftand te kunnen brengen,  IN FRANKRYK. S9 ende oogen glinfteren ; en in hetzelfde oogenblik , of één oogenblik daarna, hoorde men het geheele huis van een onmaatig gefchater over een geestig woord weergalmen (*). Welk een vertooning! Wanneer het gerucht van dit merkwaardig bedryf, waarin de geheele franfche Staatsgefteldheid tot den grond toe omgekeerd wierd , des an- (*) Zo riep, by voorbeeld, midden in den naar-yver, waarin de één den anderen in edelmoedigheid en zelfverlochening in het aanbrengen van de grootfte offeranden de loef trachtte af te fteeken, een Mfr. de vikieux in de beroerde Vergadering: ,, Ik voor my ben flegts „ een arme Catullus, en verzoek dat het my mooge „ vergund zyn, om ook mynen musch te moogen of„ feren! " De geheeie Vergadering lagchte; en iemand riep: „ Hier is meer, dan ééne Lesbia, (de gallery „ was nog opgepropt met Dames) die hem gaarne zal „ aanneemen !" De zaal dreunde van het buitsnfpoorig gelagch; en Mfr. de virieüx vervolgde: „ Het onder„ werp fehynt flegts een kleinigheid te weezen ; en „ evenwel is het een zaak, welke voor de Landlieden ,, een zeer groote last is. Ik meen de duivenhuizen; „ en ik doe hier mede het voorftel, dat ze terftond iii ,, het geheele Koningryk moogen afgefchaft wordén. " Dit voorftel wierd onder een aanhoudend gefchater, oogenblikkelyk, gelyk alle de overigen , door een algemeene toejuiching goed gekeurd. F 5  90 STAATS-OMWENTELING anderen dags in Parys verfpreid wierd, fcheen dezelfde vaderlandlievende verruking, die in den nacht in de Natiönaale Vergadering geheerscht had, tot de geheele ftad over geflaagen te zyn. Het Palais royal was tegens den avond opgevuld met menfchen, die hoofd aan hoofd in onoverzienelyke inëen - gedrongen hoopen ftonden, en de lucht van een murmelend gedruis deeden weêrgalmen ; in alle ruime ftraaten en openlyke plaatfen voegden zich foortgelyke troepen van verrukte menfchen byëen, die elkander geluk wenschten, en de Volksvertegenwoordigers, als zo veele Vaderen des Vaderlands, met luide loftuitingen tot aan den hemel verhieven. Het fcheen, alsöf men heden eerst vry was geworden. Een ieder trachtte de overmaat van vreugde, die zyn hart niet kon bevatten, over zyne medeburgeren uit te ftorten. Opgetoogen van blydfchap, fcheen een liefde-ademende broeder-neiging het eenig heerfchend gevoel, de geheele onmeetelyke ftad door, te weezen. De burger viel den Vackrlandfchen Soldaat , en deeze den burger , waar zy elkander ontmoetten, in de armen, en deelden, elkanderen omhelzende, wederzydsch hunne gewaarwordingen over hunne nieuwe gelukzaligheid mede. Welk een gezicht voor den deel-neemenden menfchen-vriend! Alleen de bedaarde, ftille mannen onder dit volk, die boven het tegenwoordig oogenblik heenen in de  IN FRANKRYK. 9* de toekomst uitzagen, fchudden zorgelyk het hoofd , en kunnen het niet van zich verkrygen , om mede in het algemeen gejuich in te Hemmen. Zy beklaagen , dat de Natiönaale Vergadering, . by zulk een allergewigtigfte gelegenheid , zich boven de regelen en plegtigheden had kunnen verheffen, waaraan evenwel elke groote Vergadering, die zich aan geene misgreepen wil fchuldig maaken, alle haare gewigtige raadpleegingen en befluiten, zonder uitzondering, behoorde te onderwerpen: zy keuren het volftrekt af, dat men tot een verhandeling van zo veel belang, in plaats van den daartoe zeer ongefchikten nacht, niet liever de uuren der grootfte nugterheid op eenen goeden voormiddag verkooren had; met verontwaardiging befchouwen zy den fpoed en de oproerige wyze , waarmede men daarby te werk ging, als mede de daarby voorgevallene onophoudelyke uitroepingen , die elke wélberaaden handelwyze reeds op zich zeiven natuurlyk onmogelyk maakten. „ Hoe? zeggen deeze mannen, moeten dan de gewigtigfte bezigheden by " ons altoos nog met de kindfche losheid behan" deld worden, die, vóór dat wy een wezenly" ke Natie waren , een trek van ons karakter ',' was ? Moeten geestige invallen en boertende " uitdrukkingen dan altoos by ons de ernftigfb aangelegenheden voldingen ? Moeten wy zelfs " het verftandigfte, dat wy doen, altoos nog op " een zotte manier verrichten; en moet ons ver" „ ftand  92 - STAATS-OMWENTELING „ ftand door eenen onverfcheurbaaren draad al„ toos en eeuwig aan tegenftrydige gevolgen bly„ ven hangen (*) ? " Men is , en , zo het fchynt, (*) Graaf mirabeau heeft getracht deeze befchuldigiugen in zyne Courier de Provence te beantwoorden. „ Het is zo, zegt hy, de zitting van den 4de Augus„ tus vertoonde voor den aanfchouwer een zeldzaam „ fchouwfpel. Mannen van den eerden rang drongen „ aan op de vernietiging van da leenpligiige gelteldheid van den Staat, en op de herdelling van de eerfte ., Volh-rechten (want deeze Heeren waren het niet, „ die deeze rechtvaardige en billyke daad door den „ naam van opofferingen ontëerden.) Dit verwekte al„ gemeene toejuichingen , een fchatting , welke men „ hier (naamelyk in Parys) alle dagen aan een flegts „ fraai klinkende fpreekwyze ofFerc, en die men derhal„ ven zodanige vaderlandlievende denkwyze immers on„ mogelyk weigeren kon. Wie weet, hoe het gemeenlyk in groote vergaderingen toegaat; wie de komieke „ beweegingen, die zo ligtelyk in dezelven kunnen „ ontdaan, de verleidende uitwerkingen van de toejui. „ ching door het geklap der handen, den daardoor ver. ,, wekten naaryver, het gevoel van eer over beweezene ,, perfoneele onbaatzuchtigheid, en de natuur van edele „ bedwelming kent, die elke warme uitftorting van edelmoedigheid pleegt te vergezellen ; wie den fa„ menloop van deeze werkende oorzaaken in overwee„ ging neemt, die zal het buitengewoone, dat in dee» „ ze zitting voorviel, flegts als een gewoon verfchynfel „ befchouwen. De Vergadering was in eenen elektrie- „ ken  IN FRANKRYK. 93 fchynt, te recht, beducht, dat zich by de uitvoering van deeze befluiten zwaarigheden zullen op- „ ken maalftrooin, en het één beroerend bedryf volgde „ onmiddelyk het ander." „ Waartoe dienen ook lange raadpleegingen , waar „ alle leden eenpaarig denken ? Bleek niet dat geene, ,, wat de algemeene welvaart verëischte, terflond oog„ fchynelyk ? Was het niet genoeg, alle deeze patriöt„ fche voordellen flegts uit te fpreeken, en waren ze „ daardoor niet reeds beweezen? Hy, die telkens eene „ nieuwe fchatting opnoemde, die aan het algemeen be,, lang zoude gebragt worden, deed immers niets anders, dan dat hy dat geene uitdrukte, wat allen reeds ge„ voeld hadden! Hier waren geen lange redevoeringen, „ geen welfpreekendheid noodig, om de goedkeuring „ van dat geene te bewerken , wat de meesten reeds „ by zich-zeiven beflooten hadden, en wat hun door „ natiönaale bevélen reeds als eèn wet was voorge„ fchreeven." In een gezelfchap van denkende mannen, op een' landhoeve buiten Parys, hoorde ik eenen ouden Franschman dezelfde befchuldigingen, die men de Natiönaale Vergadering te last lei, op een andere wyze beantwoorden , 't welk my, gemerkt zulks door een Franschman gefchiedde, niet onwaardig toefchynt, by het antwoord van mirabeau geplaatst te worden. : Qi4e voulez vous, zeide hy, ces Mesfieurs ont d faire d une nation qui efi folie: il falloit bien Paccomoder d'un plat de fa. fOftl  94 STAATS-OMWENTELING doen, die in deezen nacht van patriötfche dronkenfchap geen één der Volks-vertegenwoordigers in de gedachten waren gekomen. Men beeft, en ik geloof niet zonder reden, voor de befmettelyke mededeeling van deeze dronkenfchap aan de Provinciën, en voor de fchrikkelyke buitenfpoorigheden, hoe ook genoemd, die de gevolgen daarvan zyn kunnen. En wanneer nu, zegt men, het volk, het goede, edele volk, dat zich tot nu toe midden in den ftaat van een volftrekte regeeringloosheid, zo bedaard, zo braaf, zo regelmaatig gedroeg, eerst beginnen zal te tuimelen ; wanneer hetzelve, geblindoekt door een misverftand, het welk in deezen kring zo gemakkelyk kan plaats hebben , zich nu op eenmaal van alle belastingen bevryd , ja zelfs misfehien van alle wettige orde vrygefprooken rekenen, en beginnen zal, zich voor de verdrukking , waaronder hetzelve tot hiertoe zuchtte, door rooven, plunderen en geweldenaryën tegen deszelfs duizend dwingelanden fchadeloos te ftellen: waar is dan by onzen tegenwoordigen ontwikkelden toeftand de uitvoerende magt , die het tot een gereegelde orde doen wederkeeren, -en noodzaaken zal, om de oude belastingen zo lang wederom te betaalen, tot dat men tyd en middelen zal con! „ Deeze Heeren hebben met een zotte Natie te „ doen; zy moesten haar immers wel eens een fchotel „ opdisfehen, die in haaren fmaak viel,"  IN FRANKRYK. 95 zal beraamd hebben, om de fchadelooshouding te bepaalen en in te voeren, die de Staat en afzonderlyke perfoonen eifchen kunnen (*). Wie is in ftaat, om den onftuimigen ftroom , die door zyne dyken heenen gebrooken is, wederom binnen deszelfs oevers terug te doen keeren , en te gebieden : „ Tusfchen deeze gebrooken dyken „ zult gy blyven , tot dat wy tyd zullen hebben, om u door nieuwen te temmen." De eenige troost, die 'er by dit akelig vooruitzicht voor den Patriot fchynt overteblyven, is deeze : ,, de buiten zyne oevers getreeden „ ftroom zal van zeiven verloopen! — (f) " En (*) De gevolgen hebben getoond, dat deeze zorgly. ke vooruitzichten maar al te gegrond waren; en men kan tot hier toe nog niet zien, hoe de zich zo verre uitbreidende treurige gevolgen van een enkelen misdag weder zullen geduit worden. (f) In een van de openlyke franfche bladeren, vind ik deezen troost op de volgende wyze uitgedrukt: Uar. bre que la force a courbé vers la terre ne ft redresfe pas, immobilé fur fa tige; il fe rejette en fens contraire s'agite longtems avant de trouver F aplomb que lui donna la nature. Voila le peuple; quand lasfé de fes maux il leve la tête avec fureur contre fes defpotes, il ne lui fuffit pas de fecouer le joug, il le leur fait porter £? devient defpote lui meme. Mais le  96 STAATS-OMWENTELING ENZ. En nu nog eens, rust wél, lieve Vriend! DER- le defpothme du peupk n'eft qiïun esfay qu'il fait de fes forces, les inconveniens de f anarchie le frappent bientót par tous les fens ; il éprouve le befoin d'un goitvemement, & il fe presfe d'en creer un nouveau, ou de rendre d celui qu'il veut bien conferver unt portion d'autorité asfez forte pour qu'il puisfe faire renaitre Fordre, fans attenter d fa liberté. Dat is: „ De boom, welke het geweld naar de aar„ de heeft geboogen, herftelt zich niet, maar blyft in , dien ftaat op zyn ftam volharden ; hy fchiet zyne „ takken uit in een ftrydige rigting, en worftelt langen „ tyd, voor hy den rechten ftand weder vindt, welke „ de natuur aan hem gegeeven heeft. Dit is het beeld „ des volks ; wanneer het, ongeduldig wegens zyne „ rampen , tegen zyne Defpooten woedend het hoofd ,, verheft, is het niet te vreden met het juk te hebben „ afgeworpen, het legt, op zyn beurt, hun hetzelve „ op den hals, en wordt zelf een Defpoot. Het des, potismus van het volk is echter niet, dan een be, proeving zyner krachten, en de ongelegendheden der , regeeringloosheid treffen het weldra in alle opzichten; „ het ondervindt de noodzaakelykheid eener Regeering, , en haast zich om aan eene nieuwe de |geboorte te „ geeven, of aan de zodanige die het goedvindt te be. houden, een genoegzaam gezag te doen herneemen, waardoor dezelve in ftaat gefteld worde, om de goe" de orde te herftellen, zonder inbreuk te doen op da „ vryheid."  DERDE BRIEF. Parys den 10 Aug. 1789. In mynen laatften brief beloofde ik u Wonderen, myn lieve T *; en ik denk in ftaat te weezen, om heden aan deeze belofte te kunnen voldoen onderftellende, dat gy wel als wonderen zult willen aanneemen , waarvan de geheele gefchiedenis tot nu toe , zo veel my bekend is , nog geen voorbeeld heeft opgeleeverd, en 't geen derhalven als iets, dat ten eenemaal ongehoord is, met de natuur en fchikking der dingen, voor zo verre dezelve tot nog toe bekend is , niet fchynt overeen te (temmen. Zodanige bovennatuurlyke dingen zyn hier in de eerfte dagen der omwenteling in menigte gebeurd ; en ik heb deezen avond daartoe bepaald , om de merkwaardigflen van dezelven voor u ter neder te ftellen. Tot dat einde moet ik u — ingevalle de nieuwspapieren deeze aanmerkelyke byzonderheid met (tilzwygen zouden voorby gegaan zyn — in de eerfte plaats , en vooral kennis geeven van G de  98 STAATS-OMWENTELING de hoedanigheid der lieden, die in den eigenlyken zin de wezenlyke omwenteling aan de franfche Staatsgefteldheid , in den nacht van den iade op den i3de July begonnen, en den i4de , althans wat de hoofdzaak betreft, reeds tot ftand gebragt hadden. Het waren niet de verlichte en kloekmoedige mannen, die thans aan het hoofd van dit volk ftaan , dus niet de sieye's , lal- li-tolandal, mounier , rabaud de st. etienne, clermont-tonnere, mirabeau, bailly, la fayette, camus, chapelier eilZ. hoe- Wel men dezelven zekerlyk de aanleiding en voorbereiding der geheele zaak heeft te danken —-ja het waren niet eens de ingezetene , wettige Burgers der ftad, die naderhand de gewapende manfchappen uitmaakten; want al voegde zich de één of ander van dezelven in de gemelde eerfte dagen der omwenteling, by de beroerde menigte , hy verdween toch in dezelve , als een druppel waters in den oceaan —- veelmeer was 't het laagfte gepeupel van Parys , verzeld van het uitvaagfel der Provinciën, een bende van arme, met vodden bedekte en uitgehongerde bedelaars, die het groote werk der burgerlyke verlosfing , zonder Hoofd , zonder genomen affpraak , en evenwel zo eenpaarig, zo gefchikt en zo gereegeld begonnen, en niet alleen zo kloekmoedig, maar ook zo bekwaam en zo regelmaatig tot ftand bragten, dat het geöefendfte krygsvolk onder het bevél van de bedreevendfte oorlogs-hel- den  IN FRANKRYK. 99 den wel niet verftandiger , gereegelder en met meerder werkzaamheid had kunnen te werk gaan. De eerfte uitberfting was zeker flegts een enkel onwillekeurige doorbraak van opvliegende kracht en woede, waarby meer dolle trotzeering en uitdaging, dan een welberaaden plan tot een bepaald doeleinde plaats had. Men rukte in de oogen van een heir van 30- tot 40000 man geoefende krygslieden , die Parys hadden ingeflooten , de Barrières omverr', even alsof men de gewapende Benden in het aangezicht trotzeeren, en toonen wilde , hoe weinig men voor haar vreesde , terwyl men zelfs de eenige zwakke hinderpaal, die haar wederhouden kon , om van alle kanten de ftad in te ftuiven, uit eigen beweeging uit den weg ruimde. En de gewapende benden waren daarvan flegts verbaasde aanfchouwers ; en derzelver bevelhebbers, die hunne afzenders beloofd hadden, den ondergang van de trotfche ftad, gelyk men ze noemde, te bewerken, en het geheele Koningryk in nieuwe ketenen te kluisteren, durfden niet onderneemen, om eenen neg ongewapenden hoop van het ftormend Jan-hagel aan te vallen, en de ftad in te dringen, die volftrekt nog geen anderen toeftel tot tegenweer gemaakt had, dan deeze, dat men, en wel meestal door de zwakke handen der tedere kunne (*), begonnen (*) De yver, de flerkte en de moed, welken de G a nieu-  ioo STAATS-OMWENTELING nen had, de fteenen uit de ftraat te rukken, en dezelven boven op de huizen te draagen , met oogmerk , om de koninglyke krygsbenden , by haaren intogt in de ftad , welken zy alle uuren verwachtten, met een regen van fteenen te begroeten. Zie hier het eerfte Wonder ! doch op ver na nog het grootfte niet. De algemeene oproer was nu uitgebarften ; het uitgehongerd Gemeen fchuimbekte van woede, en liep, aieuwe Spartaanfche vrouwen daarby betoonden, terwyl hunne mannen, broeders en vaders op de openlyke plaatfen vergaderd waren, ging alles te boven, wat men i n onze tyden, waarin de verfyning en verzwakking zo veel veld gewonnen heeft, en te midden van een van Europa's weeldrigrte fteden, van deeze fekfe kon verwachten. — „Ga, zei de één, terwyl zy haaren fam„ meienden man fchier met geweld tot aan de huisdeur ,, leidde, ga, en verdeedig uwe vrouw en uwe kinde„ ren, en maak u daardoor waardig, om ze te bezit„ ten ! " Een jong meisje, met eenen zwaaren last van fteenen, al hygende de hooge trappen opklimmende , hoorde een gerucht , alsöf de vyand in aantogt was , riep, haare fchreden verdubbelende, met een onverfchrokken ftem naar beneden : „ Laat ze komen! „ Laat ze komen! Wanneer ik flegts zes van hen doo„ den kan, zal ik my overgelukkig achten! " Qu'i/s viennentl QtCih viennent! Si je puis en tuer feulement fix, je ferai trop heureufe !  IN FRANKRYK. IC'I liep, van wraaklust fnuivende en verwoesting dreigende, de ftad door; de wetten zweegen, of veelmeer, zy hadden al haar kracht en gezag ten eenemaal verlooren : wat kon , wat moest men in dit vreesfelyk oogenblik van zulk een gemeen volk onder zodanige omftandigheden verwachten? Misfehien dat het de huizen der ryken, ten minften de paleizen der Ariftokraaten deszelfs meest-gehaatte vyanden en wreedfte verdrukkers — inftormen, uitplunderen en zë tot den grónd toe flegten zou ? Misfehien dat het ten minften in deezen toeftand van volflaagen wetteloosheid, geen gewigtiger, geen dringender aangelegenheid kennen zou , dan aan de fchreeuwende behoefte van honger, die federt twee dagen geheerscht had, te voldoen, en die huizen te plunderen, waarin men wist, dat leeftogt te vinden was ? Dit zou althans naar het gewoon beloop van zaaken het gepeupel in elke andere plaats, onder foortgelyke omftandigheden zonder twyfel te werk gefteld hebben. Doch het paryfche gepeupel deed zulks niet. Ter verwondering van alle de geenen, die ooggetuigen waren, kende deeze arme, verdrukte , door nood en ellende uitgemergelde en verbleekte volks-menigte, te midden van haare hoogfte woede, geen ander belang, dan alleen — „ de verlosfmg des Vader„ lands van het ondraaglyk juk van deszelfs „ dwingelanden , " en pleegde geen ander geweld, dan de huizen der wapen- en geweermaaG 3 kers  io* STAATS-OMWENTELING kers in te dringen, ten einde zich van wapenen te voorzien. Ook dit zult gy immers wel voor een wonder willen laaten doorgaan. Van eenige zwaarden en geweeren voorzien, maar toch altoos nog voor het grootfte gedeelte ongewapend, fnellen dertig duizend van deeze met vodden behangen bevryders des Vaderlands , waarby zich nu reeds eenige honderd man van de Garde gevoegd hadden, naar het Hotel des Invalides, een onmeetelyk groot paleis, voor zesduizend oude krygslieden met koninglyke pracht gebouwd, dewyl men wist, dat Yr een groot magazyn van geweeren in was. Tienduizend man van de beste koninglyke trouppen, onder het bevél van den kundigften Generaal der franfche armée, den ouden broglio, ftaan, op eenen afftand van vyf honderd ftappen, op het zogenoemde Champ de Mars, en durven het niet waagen, om deezen ongefeegelden, meest flegts met knodfen, fteenen en huisraad gewapenden hoop tegen te gaan , mogelyk , omdat een volk, het welk pogingen aanwendt, om zich in de bezitting der geroofde menfchelyke rechten te herftcllen , zelfs de dapperfte dienaaren van het despotiek geweld eerbied en fchrik inboezemt. Inmiddels ftormt de ongereegeldc hoop tegen de getralyde poort van het voorplein ; de Commandant begrypt, dat hy met zyn kanon en met zyne .zesduizend Invaliden geen kans durft waa-  IN FRANKRYK. 103 waagen tegen lieden , die tienduizend man der beste troupen in teugel weeten te houden ; en hy belast, de poort te openen. Het is middag; de tafels der Invaliden zyn gedekt niet alleen, maar ook reeds met eeten bezet. De uitgehongerde Patriotten dringen 'er by duizenden in, loopen door de onöverzienelyk-lange eetzaalen, zoeken de geweer-kamers op, vinden dezelven, voorzien zich van geweeren, zwaarden, pieken enz., fnellen onder vreugde-galmen door de eetzaalen weder terug , en — zult gy het kunnen gelooven? — „ geen één neemt in het voorby ,, loopen ook flegts één ftukje brood, om zynen „ ondraaglyken honger te ftillen ! " Althans dit is my van meer , dan één ooggetuige van dit geval verhaald, en men heeft my de waarheid van dit verhaal met duure verzekeringen betuigd. Een uur daarna konden de Invaliden met hunnen bevelhebber, van welke niemand iets ontnomen , ook niemand het minfte leed gefchied was, zich gerust nederzetten en hun middag-maal houden. En hier wil ik u niet eens vraagen, of gy dit voor een wonder wilt aanneemen, of niet. Het dringt zich van zeiven als zodanig aan ons op. Een foortgelyk geval gebeurde op denzelfden tyd in een caferne. De Commandant van het huis, Majoor zynde, was juist uit gegaan. Het indringende volk deszelfs vertrek gellooten vinG 4 den-  Io4 STAATS-OMWENTELING dende, brak de deur, en in liet vertrek een kast open, doorfnuffelde vervolgens het geheele huis, nam de wapenen , die het vond , weg , liet al het overige onaangeroerd liggen, en liep heenen. In dit oogenblik komt de Majoor weder terug , hy ziet de deur van zyn vertrek opengebrooken, en dacht nu niets van zyn eigendom weder te vinden. Hy treedt de kamer ia; en het eerfte, dat hem hier in 't oog valt, is zyn klein zilverwerk, het welk voor de fchoorfteen op dezelfde plaats ftaat , waar hy hetzelve had heen gezet. Hy komt by zyn opengebrooken kast, en met verbaasdheid ziet hy, dat de fom van twee duizend en eenige honderd Franken, welke hy in deeze kast bewaarde , wel omgewoeld en vcrftrooid, maar nog voltallig is, zonder dat hy ook flegts één Hard miste! Ik bid u, myn lieve T *, verdient wel één van de wonderen, die onze nieuwe Wonderdoenders —- de swedenborg's , gasner's , schröpfer's , cagliostro's , mes- mer's , en hoe ze allen genoemd worden verrichten, aan dit wonder gelyk gefield te worden ? Men had nu wapens , en men vertoefde niet, om daarvan gebruik te maaken. Maar wat gebruik ? Misfehien , gelyk het gewoon beloop in tdt geval is , om eerst en vooral wraak te neemen wegens perfoneele beledigingen; eerst en rooral het zwaard in het hart van byzondere vy- an-  IN FRANKRYK. 105 anden te drukken, en dan verwoed van wraaken moordlust fchuldigen en fchuldloozen aan te vallen , en een algemeen fchrikkelyk bloedbad aan te rechten? Neen, in 't geheel niet! Men heeft geen voorbeeld gezien, dat ook maar een éénige van deeze armoedige, maar edeldenkende bevryders des Vaderlands , ook flegts de minfte wraak over perfoneele beledigingen zou genomen hebben ; men heeft , 't geen nog fterker is, in deeze dagen dat het volk de vierfchaar fpande, geen enkel voorbeeld gezien, dat een fchuldloos mensch , wie hy ook zyn mogt , ingezeeten of vreemdeling, met opzet eenig leed gefchied is (*). Het eindigen van den algemeenen ramp , de verdiende wraak aan de bekende vyanden des Va- der- (*) Want dat men, lomtyds vervoerd door een ongelukkige gelykvonnigheid, nu en dan een onfchuldige in de plaats van een fchuldige, by voorbeeld, den Abt cobdier in plaats van den Abt roy, die mede tot bet vloekverwantfcbap behoorde, greep en ophangen vilde: zulks was een toevallige vergisfing, welke men oogenblikkelyk verbeterde , zodfa als men hem erkend had. Cordier wierd , onder duizend ontfchuldigingen , afbiddingen en herflelling van eer, van den geduchten lantaarn paal , waarönder hy reeds gedaan had, als in zegepraal, naar het Palais royal geleid, en aldaar aan het vergaderd Publiek als een fchuldeloos man van eer voorgefteld, die het ongeluk had gehad, van niet gekend te zyn. O 5  iof5 STAATS-OMWENTELING derlands en des menschdoms alleen was het groote denkbeeld , het welk allen bezielde, was het eenig verheeven doel, het welk allen met verëenigde krachten zochten te bereiken. Allen liepen cerhalven, even alsof zy elkander het woord hadden gegeeven, 't geen echter het geval niet was, — geenszins naar de tuchthuizen of naar de gemeene gevangenisfen , waarin misdaadigers uit hunnen ftand waren opgefiooten — neen ! maar naar de plaats , alleen vreesfelyk voor hooger rangen en nimmer voor het Gemeen, naar het bolwerk van dwingelandy , naar de bastille , alwaar, gelyk men zeer wel begreep, geen fchatten fe veroveren, maar wel wonden en dood te vinden waren; en — wie had van eenen ongeöefenden woesten hoop een heldendaad, als deeze was , kunnen verwachten? — binnen den tyd van eenige uuren was hetzelfde kasteel, dat hendrik IV. drie jaaren, de groote coNDé zes weeken lang formeel belegeren moesten, door middel van twee ftukken kanon veroverd, welke behandeld wierden van menfchen, die van de Artillerie-kunst en den wapenhandel over 't algemeen, niets meer verftonden, dan gy en ik 1 Welke goddelyke ingeeving leerde toch dit zo genoemde gepeupel eensklaps zo onbaatzuchtig, zo edelmoedig, zo regelmaatig, zo vcrftandig, zo kloekmoedig te werk gaan ? Deeze ingeeving was vooraf gegaan ; de Voorzienigheid had dezelve , in weêrwil van de menfchenvyandige dwin- ge-  IN FRANKRYK. 107 gelanden, die ze trachtten te beletten, wel weeten te bewerken ; zy heet — beschaaving en verlichting ! Aan deeze, en wel aan deeze alleen, die, zo het fchynt, te Parys meer, dan ergens, in haaren zachter! en wcldaadigen glans, zelfs mede op de laagfte klasfe van menfchen nedergedaald was , moet men , gelyk alle de bovengenoemde wonderen , voornaamelyk ook dit toefchryven, dat by een zo fhelle, geweldige en geheele omwenteling , in een ftad , die byna een milliöen inwoonders heeft, en in welke naauwe ftraaten deeze ontzagchelyke menigte zich dikwerf in tyden van volmaakte rust en eendragt reeds kwetfte , — niet meer , dan in de vyftig menfchen, by ongeluk, of mei opzet gcdoodde famengereekend, het leven ingefchooten hebben; dat het gemeene volk in deszelfs afgrysfelykfte woede geen onfchuldigen, met voordacht, het minfte leed toevoegde; dat het zich by het vreesfelykst gedrang, wanneer het by honderd duizenden door de naauwe ftraaten ftroomde , zonder alle voorzieningen der politie , zo gereegcld en gemaatigd gedroeg , dat 'er nooit iemand door het gedrang des volks verdrukt of gefmoord is (*); dat het zich noch by het begin der be- roe- f"*) Toen men de op pieken geftooken hoofden van fou-  io8 STAATS-OMWENTELING roering, noch in de verbyftering van vreugde, welke de gelukkige uitkomst volgde, veroorloofde foulon O) en berthier, onder een onbefchryflyk gewemel van de Place de Gréve naar het Palais royal, en van daar door verfcheidene ftraaten der flad rond droeg, liepen eenigen van het gemeene volk vooruit, om plaats te maaken, roepende! Place, Mesfieurs! lais* fez pasfer la juftice du peuple! „ Plaats, myne Hee„ ren! voor het hooge volks-gerecht! " En oogenblikkelyk week een ieder eerbiedig ter zyde. Ca) De Raadsheer foulgn , een man, diep !n de zestig jaaren oud, een van de nieuwe Minifters, had zich door het noodlot van laupïayenflesselles laaten beweegen,om de vervolgingen des volks, in den beginne door vermomming, en naderhand door het uitgeftrooide gerucht van zynen dood, te ontduiken. Hy hield zich fchuil te Viry-Sur-Orgi, een buitengoed van den Heer sartines , en had niemand by zich, dan een bediende, waarop hy meende te kunnen vertrouwen , die hem echter tan de inwoonders van de plaats zal verraaden hébben. Dit is zeker, dat één van dezelven hem in de diergaarden van het kafteel ontdekt heeft, en dat de overigen door denzelven derwaards geleid wierden. Men beftormde het kafteel , vatte hem, en leidde hem uit. Doch hoewel men hem zeer mishandelde, wierd het volk evenwel, door ontzag voor orde en wet, wederhouden, om hem op de plaats te dooden, en beüoot, hem naar Parys te brengen, en hem in rechten te vervolgen. Hy wierd voornaamelyk befchuldigd van opkooping van kooren. Daarenboven was het nog in een versch geheugen, dat hy eenige Provinciën, waarïn hy opper-reclner geweest was,  IN FRANKRYK. 109 de van te rooven of te plunderen (*) , en zelfs eenigen uit hun midden, die zich aan diergely- ke (*) Menfchen, die juist in het oogenblik op het Pa. iais royal waren, toen de hoofden der te recht gefielde Staats-misdaadigers aldaar ten toon gedraagen wierden . hebben my verzekerd, dat de meeste handelaars in galanterie-waaren hunne kraamen niet eens flooten. Was, zeer gedrukt had , en de byzonderheid, dat hy door de Ariftokraatifche party tot Minister verheeven was, fcheen op zith-zelven reeds eiken geweldigen flap tegen hem te rechtvaardigen, al was men 'er ook onkundig van geweest, dat hy, eenige jaaren geleeden, onder het rninisterfchap van den Abbée terray , gezegd had : „ lk zal het volk nog zo verre ,, brengen , dat hetzelve óf het pond brood tot vyf fols betaa„ len, óf hooi eeten zal." Het volk bond hem, als een zinfpeeling op deeze woorden, in deszelfs fchrikkelyk-vrolyke luim, een bosch hooi op de rug, als mede op beide heupen , vercierden hem met een halskraag, van distelen en doornen gevlogten, en dwong hem in dit gewaad achter een hooi-wagen naar Parys te gaan. Het was dien dag brandend heet. Men veegde hem met brandnetelen het zweet af, en gaf hem, toen hy over dorst klaagde, azyn met peper gemengd te drinken. In deeze gedaante kwam men met hem voor de bariere van Parys, alwaar een detachement van gewapende burgers hem overnam, hem tegen verdere mishandelingen beveiligde, en naar het ftadhuis bragt. De toeloop van volk was onbefchryflyk. Vyftig duizend menfchen en meer nog (ronden op de place de Grive als opëen gepakt, «n zulks vermeerderde hun ongedult. Men riep met een vreesfelyk gefchreeuw , dat men zyn proces opmaaken, en aan het volk uitleeveren zou. • Men had reeds Kroppen aan de lantaarn-paal vast gemaakt. De  IIO STAATS-OMWENTELING ke buitenfpoorigheden fchuldig maakten, op heeter daad met de koorde ftrafte; dat het in den tyd van De Maire en de Vertegenwoordigers der burgery waren éoodelyk verleegen. Zy zouden den gevangen gaarne in een gevangenis hebben laaten brengen, wanneer zulks wegens het ongeduld des volks had kunnen gefchieden. Het ftormde, omdat men draalde , by geheele hoopen het fladhuis, en zelfs de groote zaal in, en riep de Gedeputeerden toe, dat zy met het onderzoek een begin moesten maaken. Men flelde voor, dat dit ook zou gefchieden , maar dat men daarby op een wettJge wyze moest te werk gaan. Het volk drong 'er echter ep aan, dat men rechters benoemen, en zyn fententie terftond opmaaken moest. Nu verfcheen de Marquis de la fayEtte. Men riep, dat hy recht doen zou. Hy ftemde toe, dat het proces wel aanftcnds een begin neemen kon , maar dat men naar de wetten moest vonnisfen: hy zelf, voegde hy 'er by, vond 'er zich te zwak toe , maar hy zorf zich op het oogenblik naar Verfaillêt in de Natiönaale Vergadering vervoegen, die Commisfarisfen moest benoemen, om den gevangen te ondervraagen, ten einde, behalven zyn eigen misdryf, ook »og de plans van zyne medepligtigen te ontdekken. Doch deeze behandeling fcheen het volk te langduurig te weezen. Het viel hem met een raazend gerchreeuw in het woord, bemagtigde den gevangen, wiens euveldaad men klaar beweezen oordeelde, rukte hem uit het midden der Vergadering weg, de trappen af naar de lantaarn-paal. Men hing hem op , doch de ftrop brak. Hy lag op de knieSn en fmeekte om genade; maar men doeg hem een anderen ftrop om den hals, hysre hem op, trok hem by de voeten wederöm naar beneden, hieuw hem het hoofd af, dopte hooi in den mond, en droeg hetzelve met gejuich, het welk de overige inwoonerl met afgryzen en afkeer vervulde, alle de ftraaten door. Vrouwen  DE LA F1Y ET E.. Commandant «Ier Natiönaale Garde .  «  IN FRANKRYK. in van zyne hevigfte woede en in de oogenblikken van bloedige wraak niet zo zeer aan zyne eigene , als wel veelmeer aan 's Vaderlands vyanden, evenwel in de meeste gevallen nog een foort van formeel rechtsgeding waarnam (*) ; altoos nog meer maatiging en menfchelykheid bewees, dan men ooit verwachten kon van een volk, dat aan zyne eigen Overheid zo dikwyls een voorbeeld der afgrysfelykfte ontmenschtheid gezien had (f); altoos nog tusfchen de perfoonen en (*) Hiertoe behoort, by voorbeeld, dat men de geenen, die men oordeelde het leven verbeurd te hebben, niet aanfionds ter plaatfe, waar men ze greep, van het leven beroofde; maar eerst naar de openlyke gerechtsplaatfe fleepte, om ze, ten minften in dit opzicht, genoegzaam op eene wettige wyze ter dood te brengen. (|) Men heeft goed gevonden, om de wyze, hoe het volk van Parys de veroordeelden te recht gefteld heeft, wreed en ontmenscht te noemen. Indien men daarmede alleenlyk doelde op de manier, hoe de reeds gedoodde ligchaamen der te recht geftelde voorwerpen be- wen en kinderen fleepten het ligchaam by de voeten langs den grond, en de één voor de ander wilde de eerfte weezen, om lappen van zyne gefcheurde kleederen te hebben, en dezelvta in de lucht te laaten wapperen. De ontmenschte razerny was hier nog erger , dan by de terechtftelling van launay en flesulles. Doch dezelve moest nog heoger in top ryzen.  11a STAATS-OMWENTELING en de trappen van het misdryf een onderfcheid maakte, en deszelfs in zynen aart niet ftreng, maar behandeld wierden; dan zou ik 'er niets tegen hebben. Doch deeze te rechtftelling zelve gefchiedde immers altyd ten deele door pistool-fchooten, gelyk by delau» nat, ten deele door de koorde, gelyk by de overigen. Dat de koorde brak, en dat de ftraffe om dié redenen moest herhaald worden , was flegts toevallig , en gefchiedde niet met opzet. En wat is deeze doodftraffe, in vergelyking met die, welke de franfche crimineele rechtbank tot dus verre had voorgefchreeven dat volgen moesten op misdryven, die veeltyds veel geringer waren , dan die van foulon en deszelfs medepligtigen! Nog op den dag van onze komst te Parys, wierd in alle ftraaten een doodvonnis uitgeroepen, door het Parlement uitgefprcoken , behelzende : „ dat beide mis„ daadigers de beenen, lendenen en armen aan ftukken ,, zouden geflaagen worden; dat men ze vervolgens op het „ rad zou leggen, het aangezicht ten hemel gekeerd; en ,, dat zy in deezen toeftand blyven zouden, zo lang „ als het Gode behaagen mogt, hun leven te verlengen " ■—■ tandis qu'il plaira a Dieu de leur conferver la vic. Handelde nu het woedende volk niet veel barmhartiger, dan deszelfs Overheid in koelen bloede deed? Dat men na de volbragte terechtftelling nog tegen de ligchaamen der gedoodde menfchen woedde, was zekerlyk eene wreedheid, die den menfchelyk-denkenden aanfchouwer deed beeven: doch wat zal men zeggen, wanneer men hoort, dat de man, die den dooden eerthier het hart uit het lyf rukte, een tot wanhoop ge-  IN FRANKRYK; 113 ttiaar zacht en tot edelmoedigheid geneegen natiönaal-karakter nimmer geheel en al verzaakteOver dit laatfte moet ik u nog ten bewyze de één en ander fomtyds kluchtige anekdote opdis-' fchen , die ik niet weet , of de Schryvers van nieuws-papieren reeds verfpreid hebben of niet. De Prins van montbarry , Gouverneur van het wapenhuis , en eertyds Minister by het Departement van oorlog, was bevreesd, om in het uur der verovering van de Baftille in zyne naby gelegen wooning, door den ftormenden hoop overvallen en mishandeld te zullen worden. Om dit gevaar te ontgaan , ftapt hy met zyne Gemalin in het rytuig, haalt de glazen op , en belast den koetfier in een andere wyk van de ftad te ryden. Onderweegs wordt de koets door het gepeupel aangehouden ; men ontdekt zyn blaauw lint, meent, zonder hem te kennen, dat hy een van het vloekverwantfchap is — waartoe ' hy echter niet behoorde — fleept hem naar de Place de Gréve, en eischt zynen dood. De arme man is zodanig door fchrik bevangen , dat hy geen woord kan uitbrengen, om zyne onfchuld te betuigen. Men is reeds bezig, om hem naar den noodlottigen lantaarn-paal te leiden, als hy gebragte vader was, wiens zoon door deeze berthier — ik hebbc niet kunnen ontdekken, hoe? — te voofen vermoord was. H  n4 STAATS-OMWENTELING hy op eenmaal moed grypt, en het volk omtrent op de volgende wyze aanfpreekt: „ Gy wilt my „ opofferen, myne Medeburgers? My, die in den ,, perfoon van mynen zoon , dien ik van zyne „ kindschheid af, waare volks-liefde trachtte in „ te boezemen, tot deeze gelukkige omwenteling „ van het begin af medegewerkt heb? Hebt gy „ het vergeeten, met welke vrymoedigheid dee,, ze myn zoon, in de Franfche Comtét uwe „ belangens, de belangens der Natie, in de vcr,, gadering van den Adel handhaafde? En daar„ voor wilt gy my , zynen Vader , met den „ dood ftraffen ? Doch misfehien zyn het deeze ,, eertekenen (op zyn lint wyzende) welke uw „ ongenoegen gaande maaken. Hier zyn ze (ter„ wyl hy het afrukt); ik geef ze met veel ge„ noegen deezen braaven man — den bekenden „ Grenadier, welke de eerfte was , die in de „ Baftille fprong, en den Gouverneur aanviel — „ die in één uur meer deed, dan ik in den ge„ hcelen loop myns levens, die derhalven ook „ meer, dan ik, verdient, met deeze eertekenen ,, bekleed te worden." By deeze woorden hangt hy den Grenadier het lint om den hals ; en de geheele volks-meenigte berst in het oogenblik uit in een algemeen gefchreeuw: „ Lang leeve de „ Prins van montbarry! " en leidt hem, opdat hy van zynen fchrik bekomen mooge , op het Hotel de Fille. Een  IN FRANKRYK. "5 Een foortgelyk geval gebeurde met den Overfte van de franfche Garde , den hertog de chatelet. Deeze had geweigerd, om het kanon van dit Corps aan het volk over te keveren ; en het volk, door deeze weigering verbitterd , riep reeds de fchrikkelyke woorden uit : „ naar de lantaarn-paal! naar de lantaarn-paai! " Men poogde hem te grypen ; het was met hem gedaan. Doch in hetzelfde oogenblik fpringt een Grenadier van de Garde tusfchen hem en het volk , bedekt hem met zyn ligchaam , en roept de ftormende menigte toe : „ de Hertog is ge„ reed , om het kanon over te leeveren , en , „ voegde hy daarby , ik ben overtuigd , Hee„ ren ! dat gy mynen Kolonel ontzien zult! " Meer wTas 'er niet noodig; het woord van een Soldaat des Vaderlands was voldoende, om zynen Kolonel in het leven te behouden. De hoop zweeg, en week met eerbied terug. „ Grenadier! ,, vraagde de Hertog, hoe is uw naam? " Mon Colonei! was het antwoord van den edelen Grenadier , tous mes Camerades Jt nomment comme mot; — „ Heer Overftc ! alle myne kameraads ,, heeten even als ik." Welk een befchaafdheid, en welk een edelmoedigheid in een gemeen Soldaat! Dezelfde braave Soldaaten des Vaderlands behielden het leven van alle Invaliden, die in de Baftille gevangen genomen waren. Het volk H 2 meen-  n6 STAATS-OMWENTELING meende aan deeze ongelukkigen het door dezelven vergooien bloed zyner medeburgeren te moeten wreeken, en had ze reeds .allen op de Place de Grève gevonnisd , om met de koorde geflraft te worden. Doch de goede Gardes riepen om Genade! en het dankbaare volk bewilligde hen hun verzoek, zonder tegenfpraak. Men ftroomde op het huis van den Heer d'espremenil aan , om dat hy zich tegen de verëeniging des Adels met den derden Stand aangekant , en zyne voorige vaderlandlievende gevoelens in arhTokratifche veranderd had. Hem zeiven niet kunnende magtig worden, alzo hy in de Natiönaale Vergadering te Verfailles was, poogde men zich ten minften aan zyn huis te wreeken. Men ftond gereed , om hetzelve in brand te fteeken, wanneer zeker Burger op eenen fteen fprohg , en den oproerigen hoop door de volgende geestige aanfpraak terltond tot bedaaren bragt : Qti'allez vous faire, Mesfieurs ? Bruler la maifon de Mfr. d'espremenil ? Elle ne lui appartient pas; elle appartient a ces Creanciers! Lui même? II s'e/l vendu! Ses enfans ? Ils ne font pas a lui! Sa femme? Ah! Mesfieurs, c'efi la chofe la plus nationale du monde, car elle efty comme vous favez, d tous! „ Wat wilt gy „ doen, Heereu ? Het huis van den Heer d'es,, premenil verbranden? 't Is immers het zyne „ niet , het behoort zyne Schuldëifchers toe J „ Hem-  IN FRANKRYK. 117 „ Hem-zelven ? Hy heeft zich immers verkocht! Zyne kinderen ? Die zyn immers niet van „ hem ! Zyne vrouw ? O, myne Heeren! die is „ immers de natiönaalfte zaak van de waereld; „ want zy is immers, gelyk gy weet, voor ieder„ een ! " Hier volgde een algemeen gelagch, een algemeen handgeklap. Lagchende ging men heenen, en het huis bleef ftaan. Welk een Gemeen, dat in de drift van woede, door een enkel geestig woord, tot bedaaren kan gebragt worden! Op dezelfde wyze wierd zeker Heer maissemy, eertyds algemeene Opziender over de drukpers, gered;,en wel by de volgende gelegenheid. De voor eenige dagen door de politic aangeftelde kleine Burger-commisfie begon haaren arbeid, niet zeer verftandig, met een foort van Cenfuur~ plakkaat, het welk geheel Parys beroerde, alzo men hier van gevoelen is , dat Cenfuur-plakkaaten, hoe genoemd, flegts voor jongens en dienstknechten , doch niet voor mannen , allerminst voor vryë mannen voegen. Het plakkaat eischte, dat wel een ieder de vryheid hebben zoude, om te laaten drukken wat hy wilde ; maar dat ook de naam van Drukker of Uitgeever voor elk gedrukt gefchrift ftaan, en dat 'er een exemplaar aan de Chambre Syndicale gekeverd worden moest, ten einde men kon weeten , wie men des -noods, over den inhoud moest aanfpreeken. H 3 Hop  ii8 STAATS-OMWENTELING Hoe meenig volk in Europa, zou een Cenfuur-r plakkaat van die natuur , als het hoogde doel van zyne wenfchen, greetig omhelzen! Doch de Paryfenaars niet. Deeze geloofden nog niet volkomen vry te weezen, zo lang als hun vcrftand en pen nog geen volmaakte vryheid genooten. Het gemeene volk — dat in andere landen niet eens weet, wat een Cenfuur-plakkaat te zeggen is — trok zich terftond deeze zaak, als de zyne, aan. Men rottede famen; men noemde den Heer maissemy als den bewerker van deeze verordening , ten minften befchouwde men hem als iemand , die de kleine Burger-commisfie daarvan het denkbeeld had ingeboezemd; en men befloot, om hem daadelyk daarvoor te (tranen. Maar op wat wyze? „ Naar de lantaarn-paal ! Naar de „ lantaarn-paal ! " fchreeuwden enkele (temmen. „ Wel neen toch, riep een ander; deeze man „ heeft ons als fchooljongens willen behandelen, „ laat ons hem met dezelfde munt betaalen, en „ hem met de roede kastyden ! " Deeze drollige voorflag verwekte een algemeen gefchaater; de toorn veranderde in een goede luim ; men ging voort met boerten en lagchen ; myn Heer maissemy wierd daarover vergeeten, en het volk ■ verliep eindelyk, zonder de voorgeflaagen kastyding voltrokken te hebben. Ondertusfchen vond de Heer maissemy toch goed, om zyne plaats oogenblikkelyk te bedanken. De  IN FRANKRYK. 119 De roede had echter reeds tevooren, en wel in de eerfte oproerigfte dagen der omwenteling, een rol gefpeeld. Een Dame van rang, medepligtig aan de famenzwcering — een geluk voor haar, dat haar naam niet bekend is geworden — had op het Pafais royal het borstbeeld van den Heer necker, in 't voorby gaan, met verachting aangelpoogen , en dit was opgemerkt. Een Abbé had zich, door fnoode uitdrukkingen, tegen deezen Afgod des volks misgreepen. Beiden wierden gevat , en het gemeene volk hield recht over beiden. Eindelyk wierd het vonnis aldus uitgefprooken , dat de eene — omdat zy een Dame was, — de ander uit hoofde van zynen Stand, waartoe hy behoorde, met deeze geringe ftraffe gunftiglyk zouden vry gelaaten worden, dat zy flegts het Palais royal rondgeleid, en aan ieder hoek met de roede op de billen gekastyd zouden worden. Het vonnis wierd voltrokken ; en de kunftenaars vereeuwigden dit volks-recht door plaaten , die ik mede brengen zal. Een jong meisje, in mans-gewaad verkleed, wierd gevat; en het volk , dat thans zeer ligtelyk eenen argwaan opvat , hield haar voor een afgezondene van de polignacs — eenen naam, welken men hier overal, waar men gaat of ftaat, met de fterkfte vervloekingen hoort uitfpreeken — en ftond gereed, dezelve als een zodanige te II 4 be-  tao STAATS-OMWENTELING behandelen; toen een Bürger-patrouille dezelve het Gemeen uit de handen rukte , en naar het Stadhuis bragt. Hier wierd haar de reden afgevraagd , waarom zy zich vermomd had; en het arme , in traanen wegfmeltend meisje antwoordde t „ Ik beken , myne Heeren ! dat ik flraf»» aardig ben ; maar vergeef het my toch ! Ik „ dacht onder deeze vermomming iets meer te „ kunnen verdienen, om myne arme, oude, uit■» gehongerde Ouders te onderfteunen. " Men vraagt, waar haare Ouders woonen ; zendt oogenblikkelyk derwaards , om naar de waarheid van dit gezegde te laaten verneemen , en vindt alles zodanig, als het meisje had opgegeeven. De aangezichten klaaren op ; medelyden, verwondering en genegenheid florten zich uit in luidruchtige loffpraaken; van woorden gaat men over tot daaden ; verzamelt by alle die 'er tegenwoordig zyn, geld byëen, en zendt het edelmoedige meisje , met gefchenken overlaaden, en door een menigte van juichende menfchen verzeld, naar huis. Toen berthier te Compiegne, alwaar hy zich verbeeldde onbekend te weezen , met een Dame aan den arm over de ftraat ging, wierd hy in 't voorby gaan van een fmidsknecht, hoewel flegts zo erkend , dat dezelve nog min of meer in 't onzeker was , of hy zich ook vergiste. Ten ehde hem andermaal onder de oogen te zien , lpopt  IN FRANKRYK. 121 loopt de knecht hem voorby, en geeft hem eenen fchop. „Vriend! zegt berthier, gy zoudt „ wel wat beleefder kunnen zyn. " In dit oogenblik ziet de knecht hem ftyf in de oogen, ontdekt, dat hy niet mis gezien heeft, en grypt hem, met deeze woorden, aan de borst: „ Ho! „ Volks-verraader! heb ik u hier?" Berthier, die de fchrikkelyke gevolgen van deeze herkenning voorzag, verzoekt dit mensch om hem los te willen laaten, waarvoor hy hem eene belooning van eenige duizend carolinen beloofde. Doch de Hoeffmid, wel verre van zyn eigen voordeel boven de algemeene Natiönaale belangen te ftellen , veracht zyne fchatten , houdt hem nu nog meer vast , en roept zyne medeburgers te hulp , om berthier te bemagtigen. Gy weet wat hier van het gevolg geweest is. (*) Groo- (*) Nadat berthier te Compiegne ontdekt en in hegtenis genomen was, wierd 'er een Detachement gewapende burgers van Parys derwaards gezonden , om hem naar deeze Hoofdftad te brengen, alwaar men meende zyn proces op een wettige wyze op te maaken. Men kwam op denzelfden dag, dat zyn Schoonvader foulom om het leven gebragt was, des avonds aldaar met hem aan. Ondertveegs had het volk zeer aangedrongen, dat hy op een kar naar Parys zou gebragt worden ; maar, geen kar by de hand hebbende, brak men het verhemelte van de koets af, en ftelde hem dus bloot aan de H 5 blik.  122 STAATS-OMWENTELING Groote omwentelingen verwekken, gelyk u bekend is, groote deugden, maar zy veröorzaakcn ook blikken en mishandelingen der menigte , die door de burger-militie niet kon beteugeld wordeu. De gevangen wss in een bedwelming, die naar bedaardheid en onverfchrokkenheid gelykt , en zag met verflyfde oogen op de raazende menigte. Aan de poort St. Martin wachtte hem een afgrysfelyke vertooning. De troep, die het hoofd van zynen Schoonvader rond droeg, had bericht ontvangen van zyn komst, en was Lem tot aan de gemelde poort te gemoet gegaan. Men toonde hem dit hoofd, en ftiet hem daarmede in het gezicht. Hy bleef roereloos zitten , en Hak niet eens de hand uit, om zulks af te weeren. Zo kwam hy voor het Stadhuis. Hy klom met een ongelooflyke bedaardheid de trappen op, en fcheen de luidruchtige menigte in 't geheel niet te bemerken noch te vreezen. Men bragt hem niet terftond in de zaal, wcarïn de Gedeputeerden vergaderd waren, maar in het naaste vertrek, alwaar hy gerust afwachtte, dat men hem binnen zou roepen. Binnen geroepen zynde , boog hy zich voor de Vergadering, doch met zodanigen trots- en bedaardheid, die anders de onfchuld eigen is. Hy beantwoordde de vraagen, welke men hem voorlei, zeer naauwkeurig ; verhaalde zyne gefchiedenis, van zyn vlucht en gevangenis af, tot de vervolgingen en mishandelingen toe, die men op den weg aan hem gepleegd had, met veel duidelykheid en  IN FRANKRYK. 123 ook overal groote gruweldaaden. ■ Hoe meer nu een Natie verlicht en gevormd is, by welke zo- da- en onbefchroomdheid, en verzocht vervolgens , dat men hem een plaats mogt aanwyzen, alwaar hy uitrusten kon , alzo hy federt drie dagen geen flaap in zyne oogen had gehad. Zyne Rechters waren zeer met hem verleegen. De Maire vroeg den Officier van de B urger-wacht, die hem te Compiegne had overgenomen, of hy geen notariail gefchrift kon vertoonen over de in hegtenisneeming van den befchuldigde ? Deeze gaf zodanig gefchrift over, door de Municipaliteit van Compiegne opgenomen , zynde van den volgenden inhoud : „ De „ Municipaliteit van Compiegne heeft den Intendant „ van Parys geen één van de misdryven, waarvan hy „ befchuldigd is, gerichtelyk kunnen bewyzen, en hem ,, onder haare befcherming en vry gelei genomen ; zy ,, hoopt, dat de Gedeputeerden der Stad Parys zich „ op dezelfde wyze jegens hem gedraagen zullen." Men Hond zeer verwonderd over dit gefchrift, waaruit tevens, ten minften gedeeltelyk, de oorzaak van zyn bedaardheid bleek. Men las het andermaal, en had naauwlyks geëindigd , als 'er onder het volk een gefchreeuw , of veelmeer gebrul van ongeduld ontftond, en de verwoedden de zaal inftooven. De Gedeputeerden waren in de diepfte ftilte als weggezonken. Daar was maar één mensch in de zaal bedaard, en dit was de Intendant berthier zelf. De  i24 STAATS-OMWENTELING danige omwenteling ftand grypt, dies te geringer is het getal van de laatften , en dies te aanzie- ne- De Maire trad naar het volk toe,-en beproefde, of hy het door voorftellingen kon doen bedaaren; doch zulks fcheen de razerny nog meer aan te zetten. Ondertusfchen riep hy, en met hem eenpaarig alle de leden der Vergadering, dat de gevangen naar de gevangenisfen van de Abdy in verzekering zou gebragt worden. De Burger-wacht nam hem in het midden , en leidde hem uit. Op de trappen zeide hy nog: „ Myn „ God, wat maakt het volk voor een uitzinnig getier!" Beneden gekomen zynde, verzocht hy den Officier van de Burger-wacht, om hem eenige Louis d'or te leenen, alzo hy geen geld had, en zulks evenwel geduurende zyne gevangenis wel noodig hebben zou. Hy had dit zo dra niet gezegd, of de wacht wierd do>;r het aandringende volk terug geftooten en verftrooid. Berthiir verweerde zich als een raazend mensch, tegen de geenen, die hem aanvielen ; rukte één van hen de piek uit de hand , en trachtte zich daardoor lugt te maaken. Maar de menigte overweldigde hem oogenblikkelyk, en nu zag men hetzelfde gruwelyk bedryf, dat eenige uuren tevooren zynen Schoonvader het leven gekost had. Men hong hem op, men onthalsde, doorflak hem, en hieuw hem in ftukken, alles in één oogenblik des tyds. De Gedeputeerden waren door fchrik en fmart bevangen , en in de zaal beerschte een doodfche ftilte. Eensklaps ftoof een man met een verwilderd gelaat binnen, fprak denMarquis de la fayette aan, roepende: „Myn » Heer  IN FRANKRYK. 125 nelyker en grooter dat van de eerften. Ingevolge deezen mcetftaf, door de ondervinding van alle eeuwen gewettigd, moet de franfche Natie, en wel voornaamelyk de laagfte klasfe van dezelve , vergeleeken met anderen, eenen zeer hoogen trap van befchaaving en veredeling bereikt hebben. Zo lang als de waereld ftaat, is 'er wel nimmer een zo fchielyke en algemeene omwenteling van zulk een uitgeftrekt ryk gebeurd , die zo weinig menfchen-bloed heeft gekost, als de franfche , tot dit oogenblik toe , dat ik dit fchryf (*) ; en aan den anderen kant is by een volk, „ Heer de Marquis ! men wil u volflrekt zyn hart „ brengen ! " De Marquis was ais beieffeloos, doch verzocht deezen man aan het volk te zeggen , dat men bezig was met over gewigtige zaaken te raadpleegen. Men zou — Een tweede kwam, en viel hem in het woord : ,, Myn Heer de Marquis! zy brengen u zyn „ hart ! " Hy had zulks naauwlyks gezegd , of eea derde ftormde met het bloedend hart binnen , en fchreeuwde even of hy zinneloos was : „ Daar is het, „ daar is zyn hart! Ik heb het uit zyn lyf gefcheurd!" Hem volgde onmiddelyk een Dragonder, met een bloedigen fabel in de één, en het hoofd by de hairen in de andere hand, en riep als in zegepraal: ,, Ik, ik heb „ het afgehouwen ! " De Maire en eenige Kiezers vielen in flaauwte, en de Marquis de la fayette verloor alle bewustheid, (*) Want ook dat geene, wat tot nu toe in de Pro- vin<  iaó STAATS-OMWENTELING volk, hoe ook genoemd , nog wel nooit de gefchiedenis van eenen tydkring van vier weeken, zo vinciëti gebeurd is, verdient — vergeleeken met andere omwentelingen, en de volflaagen regeeringloosheid, die federt vier weeken in dit groote ryk plaats heeft gehad , mede in aanmerking genomen — naauwlyks genoemd te worden. Het is zo; men heeft hier en daar eenen Ariftokraat, by voorbeeld , den jongen Kolonel van ielsunce, gedood; doch wanneer men nader onderzoek doet naar de aanleiding en de omflandigheden, onder welke zulks gefchiedde: dan ontdekt men gemeenlyk, dat de man zyn noodlot wél verdiend had. Het is zo ; men heeft van eenige geplunderde en vernielde adelyke kasteelen en abdyè'n hooren fpreeken: doch by nader onderzoek is het tot dus verre altoos nog geb!«eken, dat dit lot alleen zodanige bezitters van landgoederen en abdyè'n trof, die hadden kunnen goedvinden, hunne onderzaaten als het vee te behandelen. Zelfs in dit oogenblik, terwyl ik dit fchryf, lees ik in een ui'gegeeven blad de volgende openlyke uitdaagi, g: Les ravages dont plufieurs chateaux viennent d être les thedtres, font les effets des vexations pasfées des Seigneurs & de Fanimoftté de leur tenanciere. „ Que Fon „ nous cite tin feul Seigneur jufte, humain, charita„ ble, qui ait été expofé d ces excès, ö? nous garan,, tirons , fans le favoir, que fes payfans ou fes vas„ faux ont été trés devant fon chateau avant que les brigands y foient entris. " Dat is: „ De ge„ weldenavyi'n , waarvan verfcheiden kasteelen onlangs „ het tooneel geweest zyn, zyn de gevolgen der voor- „ maa-  IN FRANKRYK. 127 zo ryk aan fraaye , menfchelvke en edele trekken van rechtvaardigheid, edelmoedigheid en va* der- „ maalige knevelaryën van derzelver eigenaars, en der „ verbittering van hunne onderhoorigen. Men noeme „ ons flegts één menschüevend en toegeevend Land„ heer , die zulke buitenfpoorigheden ondervonden „ heeft , en wy zyn 'er borg vew, zonder daarvan „ vooraf eenige kennis gedraagen te hebben, dar zyne „ boeren, of onderdaanen, voor de poorten van zyn „ kasteel alvorens gedood zyn, eer de Roovers daarin „ zyn gedrongen." Wanneer men het verfoeyelyk kontrast tusfchen den rykdom , de zwier en buitenfpoorige weelde van veele landbezitters in dit ryk, en de groote armoede en allerjammerlykften, diep beneden de menfchelykheid verlaagden toeftand van hunne verdrukte onderzaaten van naby befchouwt •, wanneer men de ontmenschte behandeling, ja de ongehoord le wreedheden hoort verhaalen, waarvan verfcheiden van deeze kleine dwingelanden zich tegen hunne arme, tot dus verre zo geduldig lydende onderdaanen fchuldig maakten ; wanneer men zelfs — gelyk terftond in de eerfte dagen der omwenteling indedaad het geval geweest is — met afgryzen hooren moet , dat één van dezelven, een landheer te Quincey , niet voldaan met zyne onderdaanen tot dus verre uitgemergeld en gekweld te hebben, dezelven eindelyk, toen hy merkte, dat zy begonnen tot het gevoel van hunne menfchelyke rechten weder te keeren, op eenmaal , en wel op eene ysfelyke verraaderlyke wyze, uit de waereld trachtte te helpen : dan kan men zich niet meer verwonderen over de wraak, die  128 STAATS-OMWENTELING derlandsliefde geweest, dan de franfche gefchiedenis van deeze dagen. Alle nieuwspapieren, die die het vrygeworden volk aan deeze kleine dwingelanden heeft beginnen te neemen; men ftaat veelmeer verbaasd , dat het vuur van zulk een rechtvaardige wraak geduurende den tegenwoordigen regeeringloozen toeftand der Natie , nog niet verder is doorgedrongen, nog niet begonnen heeft vreesfelyker te woeden. De gefchiedenis van ontmenschte wreedheid, die ik zo even aanroerde, is, volgens authentieke berigten, welke de Natiönaale Vergadering daarvan ontvangen heeft, de volgende: „Zeker Parlements-lid van Befangon, „ een tweede nero, noodigde een groote menigte van „ zyne onderzaaten , mannen en vrouwen , op een „ feest , het welk hy hen op zyn kasteel te Qjiincey „ geeven wilde. De genoodigden verfcheenen ; hy „ ontving ze, maar verwyderde zich kort daarna, on„ der het voorwendfel van eene noodzaakelyke reis. „ Na verloop van eenigen tyd vloog, op zyn bedel, ,, de plaats, alwaar het vergenoegd, geen kwaad ver», moedend gezelfchap vergaderd was, door verborgene ,, in brand_ vliegende vaten met kruid , in de lugt. „ Een aanmerkelyke menigte van menfchen wierd het „ (lagt-offer deezer gruweldaad. " Dit geval gebeurde den i8de July. Den io  13* STAATS-OMWENTELING nen deel neemen. De Garde beantwoordde dit verpligtend aanfchryven, door een brief, welken zy in het Journal de Paris deed plaatfen. Een gemeen Musketier , vialla , was de fchryver van dit antwoord, het welk in zodanige befchaafde, fyne en edele uitdrukkingen opgefteld was , welke eenen fchryver, die 'er zich eigenlyk op toelegd , eer zou aandoen. „ Gy „ overhoopt ons , waarde Spitsbroeders ! zegt ,, hy , met loftuitingen ; maar wat hebben wy „ dan toch gedaan ? Immers 't geen on- „ ze pligt was! Wel nu, is deeze pligt in „ de harten van alle Franfchen niet diep ihge„ prent? enz. (*). " En (*) Vous mus prodigue dés élsges, nos chers Camera !es : quavons nous done fait ? Notre de- voir. Eh! ce devtir h'eft-il pas gravé dans le cceur de tous les Francois? L'amour de la patrie n'en efl. il pas la vraie fource, la fource la plus pure? — Hy bedoor, aldus : Puisfe a jamais . nos braves Camerades, nos chers & dignes Frères, puisfe le glo. rieux motif qui nous infpire être deformais la bafe du bonheur de fEtat > Puisfe l'amour de la patrie établir, dans toute P Armée frangoife, une harmonie fi keureufe que les efets en deviennent redoutables a tous lespeuples de la terre ! Te Is font les fen. timtns de ceux, qui, commt vous, brulsnt toujours dn  IN FRANKRYK. 133 En met deezen graad van bcfchaaving, met zodanige bewyzingen van een edele en. grootmoedige denkwvze , ziet men deeze mannen midden onder de fterkfte loftuitingen , welke hun van rondsömme wierden toegeroepen, en oorzaak konden worden, dat zelfs de beste hoofden op hol geraakten , in zulk een befcheidenheid en beleefdheid uitmunten, die men by algemeen-geëerbiedigde mcn- du defir de confacrer leurs bras, leurs armes, leur «xijlenee mêmt d la gloire de leur pays. LE GARDES FRANCOISES. Dat is: „ Gy overhoopt ons met loftuitingen, waar„ de Spitsbroeders ! Maar wat hebben wy toch ge- " daan? Onzen pligt. Wel nu, is die pligt in de " harten van alle Franfchen niet diep ingeprent? Is da „ vaderlandsliefde daarvan niet de zuiverfte bron? — " Het flot behelsde deeze woorden: „ Dat voor altoos, braave Spitsbroeders! onze geliefde en waarde broe„ ders de roemwaardige drangreden , die ons bezielt, voortaan de grondflag zyn mooge voor het geluk " van den Staat! Dat de vaderlandsliefde, door de ge"heele Franfche armee, eene zo gelukkige eenftem" migheid mooge vast ftellen, waarvan de uitwerkingen " geducht worden voor alle volken der aarde! - Deeze zyn de gevoelens der geenen, welke, even " als gy, altyd van begeerte branden, om hunne krach" ten, hunne wapenen-alleen toe te wyln aan den „ roem van het vaderland. " I 3  134 STAATS-OMWENTELING menfchen dan niet meer vreemd vindt , wanneer men ze als lieden kent, die een goede opvoeding gehad, en hun verftand gevormd hebben. Nooit heb ik gezien of gehoord , dat één van deeze Gardes, op fchildwacht ftaande, dat geene, wat hy nit hoofde van zyne ftandplaats begeeren en gebieden kon , anders dan verzoekender wyze eischte. „ Wees zo goed, en maak een weinig „ plaats. Mag ik u bidden-, myn Heer ! 3, treedt niet voor het kanon. Ik moet u a, verzoeken, myn Heer! om (by de intrede in „ den Schouwburg) uwe fpooren af te leggen! " Zo hoort men deeze welleevende lieden, even als de gewapende burgers, overal met beleefdheid en befcheiden verzoeken , wanneer anderen , van denzelfden ftand en beroep, pleegen te bevelen , en hunne bevelen door de kolf van den fnaphaan te onderlteunen. Doch men moet ook bekennen, dat zy met eene Natie te doen hebben, by welke een beleefd woord gemeenlyk even zo veel uitwerkt, als elders zulke kolfflagen. Want hetzelfde fyn gevoel van eer en welvoegh kheid, dat de Soldaaten aan den dag leggen, fchynt ook het laagfte ftads-gepeupel alhier te bezielen,, en zelfs den armoedigften lieden uit de Provinciën eigen te zyn. Eenige dagen geleeden , kwamen eenige wagens met graan uit Champagne hier aan, verzeld wordende door een aantal van gewapende boeren , die zich vrywil- lig  IN FRANKRYK. i35 lig daartoe verleedigd hadden, om deeze toevoer voor de noodlydende ftad te beveiligen , en te verhoeden , dat dezelve op den weg niet mogt geroofd worden. Het volk verwelkomde deeze patriötfche landlieden met de vriendelykfte toejuichingen ; de vertegenwoordigers der afzonderlyke wyken ftonden hun daarvoor een aanzienelyk gefchenk in geld toe : doch de braave boeren weigerden, om het aan te neemen. „ Wy „ hebben, zeiden zy, immers niets gedaan, dan „ 't geen de één burger aan den anderen ver„ fchuldigd is ! " De Franfche Schouwburg wilde, ten hunnen voordeele, Le Stege de Galais vertoonen; maar ook dit weezen zy van de hand. Daarop wierden zy verzocht, om ten minften eene vertooning in den Schouwburg te willen bywoonen ; en dit namen zy aan. Men bragt hen in de twee groote Staats-loges, naast het tooneel; en by hunne intrede wierden zy met een fterk handgeklap, met een Symfonie en met de algemeene toejuiching ontvangen : Vivent nos braves Concitoyens de Champagne l „ Lang ,, leeven onze braave Mede-burgers uit Cham„ pagne! " 'Er verloopt geen dag , of men ziet hier diergelyke bedryven, waarvan de één aandoenelyker is, dan de ander. Heden gebeurde het volgende geval: I 4 In  136 STAATS-OMWENTELING In de vergadering der vertegenwoordigers van de wyk der kleine Augustynen (des petits Augujïins) verfcheen de Augustyner-monnik ESnault, en deed het volgende voorftel: dat de kloosters weleer wykplaatfen voor oude en gewondde krygslieden waren geweest, die hunne krachten en"gezondheid in den dienst des Vaderlands hadden opgeofferd. Het zou nu tyd weezen, om hun dit algemeen-nuttig voorrecht weder te bezorgen ; en hy ftelde voor , dat het klooster der kleine /lugustynen, waarvan hy een lid was, daarvan een begin maakte. Hy had naauwlyks uitgefprooken , of de Priör van zyn klooster, zynde een lid van de vergadering ftond op, en bedankte den Broeder, dat hy zich over eene zaak had uitgelaaten, waarïn het geheele klooster, zonder tvvyfel, gaarne met hem zoude mftemmen. De vergadering was aangedaan; men bewilligde in den voorflag, en om de vaderlands-liefde van deezen braven monnik eer aan te doen, befloot men, om openlyk naar de cafernen der Garde in de Rue ffe Babylóne te trekken. Alle de gewapende manfehap "van de Wyk kwamen byëen ; en onder trommelflag en muzyk geleidden zy, in een plegtige procesfie, den patriötfchen Vader, met een vaandel vooruit , waarop de woorden ftonden : Patriotisme dis petits Auguftins (de vaderlands-liefde deikleine Augustynen) naar de caferne. Hier moest hy zyn voorftel, met een aanfpraak aan de Garde ,  IN FRANKRYK. 157 de , herhaalen ; en het gevolg daarvan was een algemeen hand-geklap en toejuiching. Maar zo op het oogenblik, dat men wilde wederkeeren, ontdekte men eenen ouden afgeleefden Grenadier van de Garde , en men ging terftond van den voorflag over tot deszelfs uitvoering. De oude Soldaat wierd op een open wagen gezet, en men nam den terug-togt aan. Terftond ftonden alle de Gardes onder het geweer, en flooten zich aan den -trein. De toeloop van juichende en goedkeurende menfchen wierd elk oogenblik grooter; en alle ftraaten, welke men doortrok, weergalmden van een aanhoudend vreugde-geroep: Fivent les petits Augufiins ! Vivent les bons pères! Fivent les Gardes francoifes.' (Lang leeven de kleine Augustynen! Lang leeven de goede Vaders! Lang leeven de franfche Gardes!) Op deeze wyze wierd de oude Grenadier naar het klooster geleid, alwaar men hem tot aan het einde zyuer dagen onderhouden en koesteren zal. Onder de plegtigfte en aandoenelykfte bedryven van dien aart, behooren de geenen , die thans in alle de wyken der ftad, ter nagedachtenis der verflaagen burgers , en ten voordeele van derzelver nagelaatene weduwen en weezen , te werk gefteld worden. Een van dezelven, dat ik tot het einde toe mede bygewoond heb , zal ik u nog befchryven , en daarmede deezen brief eindigen. I 5 Ook  138 STAATS-OMWENTELING Ook hier was het, dat de wyk der kleine Augustynen , waarin wy ons verblyf houden, met haar voorbeeld voorlichtte. Hunne Parochie-kerk tot deeze plegtighcid te klein bevonden zynde; ftond de Parochie van St. Sulpke toe, dat zulks in haare kerk mogt gefchieden. Alle gewapende uit deeze wyk , benevens zes Compagniën van de Garde , verzelden den trein , die onder het gelui van alle klokken en het losbranden van het grof gefchut deezer wyk begon. Alle ftraaten, die naar de gemelde kerk loopen, waren, binnen een korten tyd, van menfchen opgepropt, zo dat de trein niet dan langzaam kon voortgaan. Myne reisgenooten en ik waren tot aan de kerk gekomen; doch wy zagen geen mogelykheid om binnen te komen. Men moest daarenboven nog van een billet voorzien zyn; en dit ontbrak ons. Wy hadden derhalven ook reeds alle hoop opgegeeven, om deel te zullen neemen aan het genoegen deeze plegtigheid mede by te woonen, toen onze vriendelyke leidsman, de Heer berquin , — de bekende Schryvcr van den Ami des Enfans en andere Schriften •— een der gewapende burgeren aanfprak, en denzelven verzocht, om my, zo mogelyk, in de kerk te helpen, en een plaats te bezorgen. Vriendelyk nam deeze ■burger my aan de hand, en opende my , met de woorden: de grace, Mespeurs! laisftz pasfez un étranger! „ Ik bid u, myne Heeren! laat dee„ zen vreemdeling voorby! " eenen weg midden door  IN FRANKRYK. J39 door het grootfte gedrang, en bragt my gelukkig de kerk in. Zich daarmede nog niet voldaan houdende, wilde hy my ook een plaats indezelve bezorgen. Doch het ruim der kerk was reeds zodanig met menfchen opgevuld , da: hy de gangen aan beide zyden vruchteloos met my dooriiep, zonder zelfs flegts de kleinfle opening te vinden. De ineen-gepakte menigte ftond van het één einde van dit groot gebouw tot aan het ander, als een onbeweeglyken muur. Ik verzocht den goedi.artigen man , die niet ophield zyn leedwezen te betuigen, dat hy geen middel vond om my te mogen dienen, dat hy my aan myn lot mogt overlaaten 5 en hy ging eindelyk heenen, met de verzekering, dat hy au défefpoir was. Middelerwyl kwam de trein der gewapende binnen; en nu liepen de gangen even zo vol, als het ruim der kerk tevooren reeds was ; en terwyl ik het gedrang zocht te ontgaan , naar maate hetzelve toenam , was ik ongevoelig tot achter het koor gekomen. Hier was een fmalle gang, die naar het hoog-outaar liep ; doch ik vond denzelven, by den ingang en uitgang, bezet met twee Grenadiers van de Garde. Ik fprak dien, die het naast by my ftond, aan, en vroeg: of hy my wel vergunnen kon , om , den gang door , op het koor te gaan ? En het antwoord was, dat het hem zeer aangenaam zou weezen, aan myn verzoek te voldoen, indien zyn pligt zulks met belette ; doch dat men hem tot dat em-  i4o STAATS-OMWENTELING einde hier gefield had , om het indringen door den gang te weeren. Het gedrang nam ondertusfehen toe; ik wierd, zonder zulks te kunnen verhinderen , den Grenadier op het 1\ f gefchooven. „ Gy ziet wel, zeide ik, dat ik u, tegen „ mynen wil, meer en meer lastig vallen moet; „ zou het niet beter weezen ^ dat gy my een „ plaats in den gang, tusfehen u en uwen Spits„ broeder, vergunde ? " De man haalde de fchouders op, en herhaalde 't geen hy my reeds gezegd had. Zyn kameraad zulks hoorende , trad naar ons toe , met de woorden : ,, Wat ., maakt gy toch voor zwaarigheid ? Ziet gy dan ,, niet , dat die Heer een Geestelyke is (*) ? „ Kom maar hier , myn Heer ! " Met deeze woorden bragt hy my naast het altaar aan een pylaar , voor welken men met twee trappen op een klein plaatsje klom, niet grooter, dan dat 'er een Priester op flaan, en aan een lesfenaar, die aan den pylaar bevestigd was , en waarop een latynsch misboek lag , de mis zingen kon. De plaats was nu nog niet bezet; en de Grenadier wees my dezelve aan, en voegde daarby, dat ik van daar alles beter overzien kon, en van het gedrang hier niets te vreezen had. Ik (*) Het geestelyke, dat ik aan my had, beflond alleen daarin, dat ik myn hair rondom het hoofd droeg, en voor 't overige een bruine jas en laarsfen en ipooren aan had.  IN FRANKRYK. 141 Ik ftond nu voor de lesfenaar , en overzag, met de grootfte verwondering , de verbaazende vólks-menigte, waarmede de geheele kerk overal opgevuld was. Deeze buitengemeene vergadering verfcheen voor het grootfte gedeelte in diepen rouw; midden in de kerk was een treurgevaarte opgericht ; rondom hetzelve had de Garde haare vaandels, omwonden met lauwrier-kransfen , geplant. De aanblik, gepaard met het denkbeeld van het oogmerk deezer plegtigheid, was zo roerend , dat men een gevoelloos fchepfel zyn moest', om niet in een foort van aangenaamrreurige aandoening weg te zinken. Ik zag ook wel om en naast my, dat ik de eenigfte niet was, die de oogen moest afveegen. Nu begon het plegtig, van gedempte trommelen en keteltrommen verzeld militair trcur-muzyk. Het wierd uitgevoerd door de Hoboïsten der Garde, die de eer, van den roemwaardigen dood hunner gevallene mede-burgers gedachtenis te vieren , aan geen anderen hadden willen afftaan. Onder dit muzyk, en by deszelfs tusfchenpoozing, hieven de monniken, in een diepe basftem, hun mis-gezang aan; en een van dezelven, die, volgens kerk-order, den Priester antwoorden moest, die de hostie inzegende, plaatfte zich naast my aan de lesfenaar; en nam, om my niet te verdringen, een plaats, die naauwlyks groot genoeg was, om zyne voeten tot een fteun te die-  142 STAATS-OMWENTELING dienen. Het oogenblik, waarin de Priester de ingezeegende hostie vertoonde, was zielroerend; de geheele ontelbaare vergadering viel naamelyk, als door den blikfem getroffen, in hetzelfde oogenblik op de knieën, zonder dat men begrypen kon , waar zy plaats voor hunne voeten vonden. Geduurende het treur-muzyk en de mis, ging een fchoone en bevallige vrouw, de M«rquifin van vilette, in rouw-gewaad, geleid van een Heer, in dezelfde kleding, de geheele kerk rond, om geld te verzamelen voor de weduwen en weezen der gedoodde burgers. Twee gewapende burgers gingen voorüit , om haar den weg door het gedrang te baanen. Zy had een klein fluweele zakje in de band, en terwyl zy hetzelve een ieder, met een neiging en gelaat, het welk ook een fteenen hart moest doen fmelten, toehield, fprak haar geleider telkens de woorden: Pour les orphtlins de la patrie l „ V0or de „ weezen des Vaderlands 1 " Zo verre ik zien kon , ontving zy byna niets dan goud en grof zilvergeld; en zo dikwyls als haar zakje vol was, leêgde ^zy hetzelve in een grooter, dat een ander Heer haar nadroeg. Zeker is het, dat de lom , die zy op deeze wyze verzamelde, aanzienelyk was. Deeze fchoone verzamelaarfter was weleer de lie-  IN FRANKRYK. i43 lieveling van den ouden Dichter van Ferney , die- haar zyne fchoone en goede dochter (fa belle & bonne fille ) plag te noemen. Hiertoe is de inhoud van zeker vierregelig vaers betrekkeiyk , het welk men den volgenden dag in een 'der openlyke bladeren las: Qiwi, de la fille de Volt air e, De la belle cjr1 bonne on a fait choix! Ahl la Charite; pour nous plaire A bien fait cfemprunter & fes traits & fa voix. De Lyk-reden hield de Abt osselin , een man, die zich by alle gelegenheden als een deftig Vaderlander bewyst, en derhalven zeer bemind is, welken uit dien hoofde ook de vergadering, toen hy den kanfel beklom, haare toejuiching, gelyk zulks eertyds den heiligen chrysostomus gebeuren mogt, door handgeklap te kennen gaf. Hy begon zyn voorftel niet, gelyk als naar gewoonte , 'met de aanfpraak: myne broeders ! maar met: citoyens! — ,, Burgers! " en de geheele redevoering was, zo veel als ik daarvan hooren kon , niet gefchoeid op de leest van een predikatie, maar van een redevoering voor een vergadering van vryë en verlichte burgers. Hy riep, by voorbeeld, de fchim van voltaire op, om in de gelukkige Staatsomwenteling, waardoor de fran-  144 STAATS-OMWENTELING ENZ. franfche vryheid was komen opdaagen, de gevolgen te zien van de onfchatbaare verlichting, welke men hem en zyns gelyke moest dank weeten. Zeker iemand merkte hierby aan, als iets zeer zeldzaams, dat zulks gefchiedde in denzelfden tempel , waarin men voltaire een begraafplaats geweigerd had. Dit zy voor heden genoeg. Morgen, zo ik tyd tot fchryven hebben zal , deel ik u myne opmerkingen mede over de oorzaaken en aanleidingen van deeze verwonderenswaardige Staatsomwenteling. VIER-  VIERDE BRIEF, Parys, den n Aug. 1789. D e oorzaaken, myn waarde T * ! die de overwinning der rechten des menschdoms op de onnatuurlyke aanmaatigingen van het Despotismus aan Frankryk bezorgd hebben, zyn, gelyk gemeenlyk het geval is, zeer famengefteld. Zonder my te verbeelden, dat ik ze allen zou ontdekt hebben , zal ik u de geenen mededeelen, die ik gelegenheid gehad heb, op te merken. Men kan dezelven verdeelen in zodanigen, die van verre, of middelbaar en allengs van tyd tot tyd werkzaam waren, en in zodanigen, die haare werkzaamheid onmiddelbaar of van naby toonden ; beiden zyn het , die de reeds tot den ondergang naderende despotieke Staats - gefteldheid den laatften doodfteek toebragten. Laat ik met de eerden beginnen. De eerfte plaats verdient wel met dankbaarheid jegens de hand der Voorzienigheid, die het ontK Hak,  146 STAATS-OMWENTELING ftak , het weldaadig licht der opklaaring, het welk Frankryk vroeger , en voornaamelyk meer algemeen, dan eenigen anderen despotieken Staat in Europa verlichtte. Gy kent de eerbiedwaardige naamen der geenen, waarvan zich God daartoe als werktuigen bediende ; en hoe gewenscht het zaad der redelyke vermogens, dat deeze groote mannen, dikwerf met gevaar van vryheid en leven te verliezen , ondernamen uit te ftrooyen, by alle klasfen deezer Natie wortel gefchooten heeft en opgegaan is; zulks zult gy uit den inhoud van myne voorige brieven misfehien oogfchynelyker en met meerder overtuiging gezien hebben, dan wy tot nu toe in Duitschland fcheenen te bemerken (*). De oorzaak , die ons ver- (*) Ik zou, bekalven de reeds in de voorige brieven aangehaalde blyken van buireugewoone befchaaving en veredeling van den Derden Stand in Frankryk , voornaamelyk van deszelfs laagfte klasfe, nog een menigte andere opmerkingen, die hetzelfde betoogen, kunnen te berde brengen, ware 't niet, dat de menigte van ongewoone en in het oog vallende dingen, die men hier thans alle uuren gelegenheid heeft , op te merken, my noodzaakte, om van ieder foort van waarneemingen flegts de één en ander ter proeve by te brengen , en het grootfte gedeelte van dezelven met flilzwygen voorby te gaan. Zo kon ik, by voorbeeld, hier nog aanmerken , dat ik in geheel Parys, in hoven en andere plaatfen, nimmer iets vond, het welk door het  IN FRANKRYK, verhinderde, om zulks te, ontdekken, is zeer ligt te begrypen. Wy zyn gewoon, om de maat der befchaying van een volk ik weet niet , om welke redenen alleenlyk te bcreekenen naar deshet gepeupel blykbaar gefchonden of vernield was; dat in 's Konings tuin CJardin du Roi) , die meer voor de laagfte klasfe, dan voor befchaafder ftanden tot een uitfpanning gefchikc is, veele duizend vreemde plantgeWasfen zonder heining en fchutting daar ftaan, zonder dat men ooit een voorbeeld beleefd heeft, dat dezelven door het hier by duizenden rondwandelend volk waren gefchonden geworden ; dat men flegts in de fchouwfpellen, gefchikt voor de laagfte ftanden, op de Boulevards, Les grands danfeurs du Roi, Les Asfö' cies, Vambigu comique enz. behoeft te gaan, om met verbaazing te hooren en te zien, hoe vatbaar het Gemeen in Parys voor elke fchoone, geestige en groote gedachte is, welke men elders meenig befchaafd perfoon van hoogeren rang , zou hy dezelve begrypen, wel eerst breedvoerig zou moeten ontvouwen, Alhoewel een van deeze Schouwburgen zodanig voor het Gemeen befteind is, , dat men, in plaats van limonade en ys, waarmede men zich in andere Schouwburgen verfrischt, hier Bier te koop veilt: zo wierd evenwel ook hier geen geestige inval , vooral geen zinfpeeling op de tegenwoordige omftandigheden, hoe fyn ook, te berde gebragt, of de geheele vergadering gaf de fterkfte goedkeuring door handgek'ap en uitroepingen te kennen. Men zag gemeen volk, en hoorde lieden van fmaak en verftand. K *  148 STAATS-OMWENTELING ■ deszelfs voortbrengfelen in het vak der fchoone kunften en weetenfchappen. Nu zyn 'er federt een reeks van jaaren telkens minder harsfèhvruchten , betrekkelyk tot de letterkunde , in Frankryk verfcheenen ; en de geenen , die'van daar tot ons overgebragt wierden, droegen van tyd tot tyd minder den ftempel van genie en volmaakte uitmuntendheid. Hieruit namen wy aanleiding te zeggen : de geest der Franfchen is uitgeput; deszelfs tydvak van fchoonheid, indien hy zich immer daarop beroemen kon , is verloopen; de befchaaving van dit volk (laat ftü, 0f is misfehien wederom begonnen achteruit te gaan. Doch wy mistastten zeer, met deeze taal te voe?en. Want wy bemerkten niet, dat de werkzaamheid van geest in dit land een andere rigting had genomen. Zy was van de dichtkunde tot de ftaatkundige welfpreckendheid, van de bewerking der letterkunde over 't algemeen ter overdenking van de rechten der Koningen en derzelver ont derdaanen , van de verlustiging in tooneel-flukken tot het opperen van gewigtige vraagen uit de Staatkunde overgegaan. Alles , wat denken kon , bemoeide zich nu met deeze ernftiger onderwerpen , en wel met deeze alleen. De flotfommen der algemeene overdenkingen wierden in het Palais royal, in ftaatkundige byëenkomlten of debatting focieties, die met ieder jaar verme- nig-  IN FRANKRYK. 149 nigvuldigden, en in duizend vliegende bladen en kleine boekjes verfpreid , welke de Natie gretig verzwolg, die echter de aandacht des buitenlanders flegts zelden trokken , dewyl het onderwerp van dezelven te plaatfelyk was , en te bepaaldelyk betrekking had tot het eigenaartige der franfche Staats-gefteldheid (*). Inmiddels waren deeze mondelinge en fchriftelyke ophelderingen , in het verborgen van zeer veel uitwerking ; het volk verkreeg van zyne menfchelyke en burgerlyke rechten verlichter denkbeelden ; het leerde zyn eigen wezenlyk belang kennen ; een bedaarder en mannelyke denkwyze trad ongemerkt in de plaats van deszelfs voorige losheid; en de voorzegging van een reizend Engelschman wierd vervuld : „ Wanneer dit volk eens ophouden „ zal te fluiten , te zingen en te danfen , dan „ zal het vry worden. " [Dat (*;• Zo heeft, by voorbeeld, de braave en oprechte merciür, ter verlichting van zyne Natie, ten aanzien van de ftaatkunde en de daardoor bewerkte omwenteling, niet weinig medegewerkt, niet alleen door zyne bekende werken — Van 2240 en Le tableau de Paris — maar voorat ook door veele kleine naamlooze Schriften, onder allerhande, gedeekelyk zeer zeldzaame titels — by voorbeeld, Doléances des Fermiers-Qene■ raux, St. Jean, bonche d'or enz. — welke ik nooit in Duitschland in geleerde nieuws-papieren heb aangekondigd gevonden. K 3  i5o STAATS-OMWENTELING Dat de groote wysgeerige en ftaatkundige verlichting , waarmede de franfche Natie op deeze wyze van tyd tot tyd bevoorrecht is , als de voornaamfte voorbereidende oorzaak van de nu gebeurde Staats-omwenteling vérdient aangemerkt te worden, is aan geen twyfeling onderworpen. Daar waren tyden, waarin de Natie de verdrukking van een despotieke en tyrannieke regeering veel zwaarder ondervond , dan onder lodewyk XVI.; maar zy was in dien tyd ook onkundig en dom, en liet haare menfchelyke rechten, die zy niet kende , gerust fchenden, -of geheel vernietigen , zonder zich daartegen te verzetten. Men herïnnere zich de wreedheden, ontmenschtheden en knevelaryën , die dit volk onder karei, IX. , en onder de regeering van Ministers , by voorbeeld, van luynes , richelieu, mazarin, enz. verdroeg; men vcrgelyke dezelve met dat geene , wat de Staats-dienaaren onder de tegenwoordige regeering durfden onaerftaan; dan zal men dit laatfte , in vergelyking met het eerfte, gemaatigd en zacht vinden. En nogthans vergenoegde men zich in dien tyd , om zich op het hoogst door eenen vaudeville , waarvan het onderftaandc een ftaaltje is (*), te wreeken, ■ ■>',, r,:,u ... e3 (*) Le roi trop fimple donne tont', Mor.fieur de Luynes ruine tout, Et fes deux freres rafflent tout, Tous leurs parens emportent teut, Et  IN FRANKRYK. 151 dan de geheele waereld, zelfs zyne dwingelanden , met een goedaardige losheid een : Lang leeve! toe te roepen: Vive k Pape & k Roi Catholique! Vive Bourbon, avec fa fainte Ligue! Vive k Roi, la Reine & fon Confeil! Vivent les bons & vaillans Hu genot s! Vive Sully, avec tout fes fuppots! Vive k Diabk, pourvu qu'ayons repos! Wat was dan nu de reden , dat men thans veel Et leurs Agens dégdtent tout, Le Chancelier excufe tout; Les Intendans retranchent tout; Le Garde des Sceaux fcelle tout, Car il ne veut gater le tout, Rochefoucault juftifte tout; Le Pere Arnoux (a) diguife tout, Et la Royne fe plaint de tout; Monfieur le Prince (b) — _ _ par-tout; Le Parlement vérifie tout; Les pauvres Francais fouffrent tout; Mais d la fin ils pendront tout; Et fi Dieu ne pourvoit d tout, Le grand Diabk emportertt tout, (/) 'sKonings Biechtvader. (4) De groote conde. K4  *5* STAATS-OMWENTELING veel teêrder en gevoeliger was, dan in dien tyd? Dat men een juk , dat veel draaglyker was , thans zo ondraaglyk vond, daar men weleer niet geweigerd had , een veel zwaarder juk te draagen? De voormaalige redenlooze Lastdieren waren in Menfchen herfchapen; en hunne verblindde dryvers , die den geest van opmerking derfden, bemerkten deeze herfehepping niet, of waren onverftandig genoeg, om zich te verbeelden, dat een bcfchaafd volk zich even zo geduldig zou dryven , tergen en mishandelen laaten , als een in onkunde en bygeloof weggezonken menfchen-kudde , waarmede de voorige Regeeringen hadden te doen gehad. Tot fchrik van alle andere gekroonde, met Herren en linten behangen menfehen-dryvers in Europa van welke het menschdom zyne weldaadige Befcherm-geesten, de goede, rechtvaardige en wyze Vorften, zeer wel weet te onderfcheiden —— is deeze dwaaling ontdekt. Hier hangt de groote fpiegel; ziet gy daarin, die geen lust hebt, om in het lot der dwingelanden van Frankryk te declen ! Doch zou het wel raadzaam weezen, om deeze waarheid openlyk aan den dag te brengen?—Wel! waarom niet ? Misfehien omdat de dwingelanden der volken, die van de verlichting en verbetering der menfchen geen zeer gunftig denkbeeld pleegen te koesteren , het weinige licht, dat zy hunne flaaven, tot hier toe., nog als een gunst  IN FRANKRYK. -53 gunst toeftonden, nu geheel verdonkeren of zelfs uitblusfehen zullen? Gelukkig is het menschdom, dewyl het thans overal, zelfs daar, waar hetzelve met voeten getrapt wordt, ftoutmoediglyk durft zeggen: „ Laaten zy het waagen, indien zy' „ moeds genoeg hebben ! " Want ook in deezen opzichte is de franfche Staats-omwenteling vvcldaadig voor het geheele menfchelyk genacht geworden, dat dezelve getoond heeft: ,, dat alle „ poogingen van het despotismus , ter verdruk„ king der redelyke vermogens, thans verydeld „ zyn." Ja, wat zeg ik? „ zy zyn „ veelmeer juist het werkzaamfte , het veiligfte „ middel, om de uitbreiding van een algemeene „ verlichting te verhaasten, het despotismus den „ doodfteek te geeven, en het menschdom dies ,, te fpoediger en zekerer in deszelfs ontroofde „ rechten wederom te herftellen." Dit leert Frankryk ons in deszelfs tegenwoordige omwenteling, en wel zo luid, zo verftaanbaar, dat men doof of verftandeloos zyn moest, wanneer men zulks niet hooren of begrypen kon. Het leert ons , dat de poogingen van het franfche Ministerie , om de voortgaande verlichting te beperken en te fluiten , de Tweede Hoo fd oorzaak geweeft is , die de tegenwoordige omwenteling veroorzaakt en verhaast heeft; en dat de despotieke Staat, welke dit voorbeeld van het Ministerie volgen zal, wel de eerstvolgende zyn K'5 kon.  i54 STAATS-OMWENTELING kon , die hetzelfde lot te wachten heeft. De zaak is zeer begryp'elyk. Hoe meer een elalheke veéT terug geboogen wordt , dies te fterker werkt haare veêrkracht; en hoe meer men den menfchelyken geest , zodra het gevoel van zyne krachten in hem ontwaakt is , durft beperken , dies te onrustiger, fterker en onwederftaanbaarer tracht hy deeze onnatuurlyke paaien weg te neemen , en zynen werkkring verder uit te breiden. In deezen toeftand is hy op niets zo zeer gefield, dan op de vryheid van denken, die hem van God en rechtswege toekomt, en op de mededeeling van zyne gedachten aan anderen. Wie onderftaan durft, om hem deeze te ontneemen, die berooft hem van alles ; die verwekt zyne verbittering tegen zich, en hy flaat tegen hem op, fchoon hy tevooren elke andere verkorting van zyn recht met geduld verdraagcn heeft. Dan is hy onüitputtelyk in uitvindingen , om ten fpyt van zynen dwingeland, zyne begrippen te verfpreiden en tegen anderen te verwisfelen, dan kruidt hy ze met bitterheden, maakt ze daardoor dies te prikkelender , en veroorzaakt, dat het verlangen daarnaar dies te fterker en algemeener wordt. . Dan wordt dat geene met volle teugen ingedronken, wat men anderszins misfehien flegts ter loops zou geproefd hebben; dan werkt het ingezwelgde tiendubbel; en het gevolg daarvan is het juis- • i ,'. -te  IN FRANKRYK. iS 5 te tegendeel van 't geen de vyanden der verlichting zich van hunne despotieke maatregelen beloofd hadden. De Natie wordt verlicht , en , naar maate van de verlichting, even wars van zich despotiek te laaten behandelen. Zulks heeft men.gezien in alle de landen, alwaar men in laater tyden onderftond, de vryheid van denken , van gelooven en van drukken op nieuws zo naauw te bepaalen ; en dit zal ook in verfcheiden landen eindelyk dezelfde gevolgen voortbrengen , die hetzelve in Frankryk heeft voortgebragt. Waar heeft de Regeering met een zorglyker oplettenheid over de drukpers gewaakt, dan hier ? Waar heeft men met meerder zorgvuldigheid en ernst trachten te beletten, dat het volk, met opzicht tot zyne rechten, en over de gewigtigfte aangelegenheden des menschdoms verlicht wierd? En wat baatten alle deeze geweldige poogingen, welke men tot dat einde te werk Helde ? Niets ! Zy waren niet alleen van geen uitwerking; maar zy fpoorden zelfs aan tot ongehoorzaamheid. Zy verbitterden de edelfte Schryyers, en derhalven juist de 'geenen, die immers wezenlyk veel magtiger zyn , dan de magtigfte Despoot, aangezien zy onmiddelyk op den geest en het karakter der Natie werken. En nu wierd in fpyt van cenfuur en Baftille geheel Frankryk, en, uit Frankryk, geheel Europa overstroomd met fdiriften , die de ftoutfte waarheden ,  i5ö STAATS-OMWENTELING den, zonder achterhoudendheid, predikten. Hier kwam iemand op, die leerde: „ dat de vryheid 99 een gcfchenk des hemels was, en dat elk afzon„ derlyk mensch van ons gedacht het recht had, „ om dezelve te genieten, zodra hy tot zyn „ verftand gekomen was (*). " Daar deed zich een ander op, die beweerde : „ dat de Regee99 ring haare magt flegts als een geleend goed 99 van de Maatfchappy had ontvangen ; en alzo „ dezelve alleen ten beste der Maatfchappy was „ aangefteld, kon ook deeze zodanige door haar „ verleende magt wederom opeifchen, zodra haar ,, belang zulks vorderde; zy kon de regeerings„ form veranderen, en de magt, welke zy aan „ haare Opperhoofden had toevertrouwd, naar „ goedvinden uitbreiden of verminderen. Deeh zc Opperhoofden bleeven daarby altoos aan 99 het hoogfte gezag der Maatfchappy onderwor99 pen ("!")• " Een derde ging nog verder, en 99 ver- (*) La libertè eft un préfent du ciel & chaque in. dividu de la même efpece a le droit d'en jouir ausfitót qiïil jouit de fa raifon. Encyclop. art. Autorite. (t) L' gouvernement n'empruntant fon pouvoir que de la focieté, & n'étant etabll que pour fon bien , il efl évident qu'elle peut revoquer ce pouvoir, quand fon intêrêt Pexige , changer la forme -du gouvernement, 'iendre su limiter le pouvoir qu'elle confie a fes Chefs, fur  IN FRANKRYK. 157- n verklaarde de gehoorzaamheid , aan een despotiek Monarch beweezen , voor hoogver„ raad, dat tegen het menschdom gepleegd „ wierd (*). " Nog anderen, gelyk, by voorbeeld, de Schryver voor de Monarchen, voltaire , „ drongen zelfs daarop aan, om zoda„ nige Despooten te ftraffen, die uit het bin„ nenst van hun Cabinet en in de uuren der „ maagverteering last geeven , om een milliöen „ menfchen te vermoorden, en daarna het Op„ perwezen plegtiglyk daarvoor te laaten dan„ ken (f). " De zogenoemde Wysgeerige Profeet daagt zodanige Voriten voor den rechterftoel der fur lesquels elle ionferve toujours une autorité fupreme. Systeme de la nat. (*) Un Monarque qui ceffe d'étre le berger de fon peuple, en devient l'ennemi; robéijfance d un tel Pr ince, eft un crime de haute trahifon au premier chef eontre Phumanité. L'Asiatique tolerant pag. 106. (+) Ce qu'il faut punir, ce font les princes mêmes, ces barbar es fédentaires qui du fond de leur cabinet, «rdonnert, dans le tems de leur digefiion, le maffacre d'un million d'hommes, & qui enfuite en font reinersier Dieu folemnellement. MlCROMEGAS de VoLTAIRE.  158 STAATS-OMWENTELING der rede, ten einde de volgende bittere waarheden hun in het aangezicht te zeggen, en vervolgens hun vonnis uit te fpreeken: „ Gy, gees,, fels van het Menschdom! gy , blinkende wreed„ aarts! die uws gelyken kwelt; gy, die niet „ meer van den mensch, dan alleenlyk den naam „ hebt : Koningen ! Monarchen ! Keizers! enz. „ Eindelyk, gy allen, die u op den troon, en „ boven uws gelyken verheven, en daardoor te„ vens alle denkbeelden van gelykheid, van bil„ lykheid, gezelligheid en waarheid verlooren „ hebt! ik daag u voor de vierfchaar der rede; „ hoort : Wanneer deeze ongelukkige aardbol ,, een prooi van u geworden is, gy hebt zulks „ niet te danken aan de wysheid uwer voorzaa- ten, niet aan de deugden der eerfte menfchen; „ maar veelmeer aan onkunde, aan vrees, aan „ onbefchaafdheid, aan trouwloosheid en byge„ loof. Ziet hier, waarop uwe aanfpraaken ge- ,, grondvest zyn! Die duizenden van men- „ fchen , die door hunne Heeren van alles be„ roofd wierden, zullen eindelyk, aangezet door ,, een voorgevoel van vryheid, en bemoedigd door „ doorzicht in het waare recht der natuur, on„ derftaan , om hunne rechten met luider ftem ,, terug te eifchen. Wat zouden ze ook nog te „ vreezen hebben, nadat zy alles reeds verloo,, ren hebben, behalven een leven , dat hun, by. „ eiken ftap, van tyd tot tyd lastiger gemaakt wordt ! Zy hebben armen : kunnen zy dezel- „ ven  IN FRANKRYK. i-59 ,, ven niet gebruiken, om een ftuk land als hun „ eigendom te bouwen; dan moogen zy ze ge„ bruiken, om dit land te zuiveren van gedroch„ ten, die hetzelve verflinden. Wat hebben zy „ te vreezen ? Den dood! O het is beter, te „ fterven, dan de zegewagen te trekken van de „ geenen , die uit ondeugden famengekneed, en „ van hoogmoed gevoelloos geworden zyn (*)." Doch f*) Fléaux du genre humain, illuftres tyrans de ras femblables, hommes qui ti'en avez que le titre, Rots, Princes, Menarques, Empzreurs , Chefs, Souverains, vous tous enfin, qui, en vous élevant fur le trone £? au deffus de vos femblables, avez per du les idéés d'égalité, (Téquité , de fociabilité , de verité , je vous ajfigne au tribunal de la raifon ; ecoutez: ft ce globe malheureux a été votre proie, ce n'efft point a la fagejfe de vos prédéceffeurs, ni aux vertus des premiers humains que vous en étes redevables, cefl a la fiupidité, a la crainte, d la barbarie, d la perfidie c}? d la fuperftition: voila vos titres! — — Des milliers tPhommes depouillés de tout par la dureté de lettrs maitres, cnhardis par le fentiment de la liberté & encouragés par le vrai droit naturel, oferant enfin un jour réclamer hautement leurs droits. Qjiauront ils donc d craindre, quand ik auront tout per du, excepté un* exiftenee qui leur deviendra d charge cl chaque pas ? Ils ont des bras: s'ils ne peuvent s'en fervir d culti. ver me port ion de terre en proprieté, quils s'en fervent d purger cette mime terre des monfires qui la jjrt» :'' r * de-  iCo STAATS-OMWENTELING Doch waartoe dient het , dat ik deeze plaatfen (*) affchryve voor u, wien dezelven reeds voor- devorent. Que rifquent-ils? De mourir? Eh bien! tl vaut mieux mourir que de fervir de trophée d des hommes jlupefiés d'orgueil £? petris de vices. Le Prophete Philosophe Part. I, p. 7. (*) By den eerden opflag fchynt het zekerlyk onbegrypelyk te weezen, dat fchriften, die zodanige en foortgelyke ftoutmoedig-gezegde waarheden behelsden, te mid. den van Parys, en genoegzaam in het aangezicht van de honderdöogige politie, gedrukt en veripreid konden worden : maar wanneer men nagaat, hoe onüitputtelyk de eens ontwaakte menfchelyke geest is aan hulpmiddelen, zodra by zich in de noodzaakelykheid gefield vindt, zich-zelven en zyne eerfte rechten tegen despotieke fchennis te beveiligen: dan behoeft men zich daarover niet te verwonderen. Veelmeer verwondert men zich alsdan over de onnozelheid der Ministers, die meenden door cenfuur en inquifitie met den menfchelyken geest een kans te kunnen waagen. Onder de middelen, welke men hier aanwendde, om mer deeze onnozelheid te fpotten, munt het volgende, als een der zinrykften, voornaamelyk uit: het brandhout, voor de ftad Parys gefchikt, wordt op zekere daartoe bepaalde plaatfen, in verbaazend groote hoopen, die in hoogte, breedte en diepte aan de grootfte gebouwen gelyk zyn, opgeftaapeld. Van zodanig een houtftapel, die van binnen hol gelasten was, bediande men zich, om 'er een geheime v druk.  IN FRANKRYK. 161 voorlang bekend waren ? Dewyl ik geloof, dat het u niet onaangenaam zyn zal, u dezelven in dee- drukkery in aan te leggen. De drukkers, als houtkloovers gekleed , gingen 'er dagelyksch uit en in; en een vry-gefchreeven blad — La gazette ecclefiaftiqut —— wierd uit deeze houtmyt dagelyks door geheel Parys verfpreid, zonder dat men in ftaat was, om deszelfs oorfprong te kunnen ontdekken. Hier was ook het geval, gelyk het gemeenlyk overal is ia regeeringen door Ministers : de één deezer Staa.sdienaaren werkte tegen den ander; de één verheugde zich, wanneer de ander wierd aangetast; de één befchermde 't geen de ander trachtte te vernietigen. Dit bragt menig goed gefchrift aan den man, en menig braaf Schryver bleef daardoor behouden. Toen, by voorbeeld, de encyclopedie voor de tweede maal zou onderdrukt worden, gaf de Op. perfchout aan den Heer diderot kennis, dat hy den volgenden dag bevel zou geeven, om zyne papieren in beflag te neemen. Diderot antwoordde hem, dat hy geen kans zag, om zyne handfchriften binnen den tyd van vier en twintig uuren in veiligheid te bren. gen; en de Opperfcaout fchreef hem wederom: „ be;, zorg ze maar by my; in myn huis zal niemand dezel„ ven zoeken." Diderot volgde deezen raad, en zyne handfchriften waren veilig genpeg — by denzelfden man, die des anderen dags aan zyn huis zond , om ze te laaten wegneemen. De Heer van meister verhaalt dit zonderling geval uit den mond van diderot, in een klein gedenkteken, dat hy voor zynen vriend heeft opgericht, onder den titel: Aux Manes de Diderot. L  i6z STAATS-OMWENTELING deezen famenhang wederom in 't geheugen te brengen , en omdat ze verftrekken ter ftaaving van myne geopperde onderftelling: naamelyk dat alle poogingen en de geheele toeleg van het despotismus , om het eens ontwaakte menfchelyk verftand op nieuws aan kluisters te leggen, niet alleen ten eenemaal vruchteloos zyn , maar ook zelfs een uitwerking voortbrengen, die regelrecht tegen de bedoelde ftrydt. Als een derde voorbereidende oorzaak der franfche Staats-omwenteling , verdient , myns oordeels, het ftaatkundig onverftand aangemerkt te worden, waarmede het franfche Ministerie, in de laattle tien jaaren, zyne buitenfpoorige begrippen van de paalloosheid der koninglyke alleenheerfching wezenlyk door woorden te kennen gaf, vermits het zich nu niet meer vergenoegde , gelyk te vooren, met het despotismus door be.dryven en daaden uit te oefenen, maar tevens de .grondbeginfelen van het klaarblykelykfte despotismus vast te ftellen ; en van de Natie begeerde, dezelve te erkennen. De fterkfte ftap, welken men op de onverftandigfte wyze in dit opzicht deed, gefchiedde in het bekende Lit de juftïce , op den irfi* November 1781, waarin de Zegelbewaarder lamoignon zich niet ontzag, om, in 's Konings tegenwoordigheid , de onbefuisde Hellingen, in het aangezicht cener Natie, te beweercn, die uit vier en twintig millioenen men-  IN FRANKRYK. 163 •menfchen beftaat; te weeten : „ dat niet alleen ,, de uitvoerende , maar ook de wetgeevende „ magt zich in den enkelen perfoon des Ko,, nings , zonder de minfte deelnceming van an,, deren , verëenigde, en dat deeze Koning, als „ een onbepaald Opperhoofd der Natie, van de „ uitoefening deezer alleenheerfching alleen aan ,, God , en aan geen fterveling anders, reken„ fchap behoefde te geeven. " De zaak was zekerlyk op zich-zelven niets nieuws ; het Ministerie had deeze zinnelooze grondftelling reeds lang uitgeoefend, en de geduldige en goedaartitige Franschman was 'er reeds lang aan gewoon geweest; doch —> zo zyn de menfchen ! —• het was hem ondraaglyk , dezelve met woorden te hooren voorftellen. Het is een oude opmerking, dat de menfchen in veele gevallen gevoeliger zyn over woorden, dan over de daaden zeiven. Dit, wat ieder rnenfchen-kenner weet, maar de aandacht van Monfieur lamoignon en van zyne mede-regenten moest ontgaan zyn , bleek ook hier. Dezelfde Natie , die zich reeds , federt eeuwen herwaards, als een lydzaame kudde, gerust had laaten fcheeren , verzette zich , toen men haar met woorden zeide, dat zy zou gefchooren worden. Indien men haar zulks niet gezegd , maar zich gelyk tevooren , vergenoegd had met hetzelve , alleen te doen , zonder zich in een verklaaring daarover uit te laaten; ik geloof, zy zou zich nog laaten fcheeren. L a Maar  i64 STAATS-OMWENTELING ' Maar deeze openlyke verklaaring was voor haar ondraaglyk, deeze was de leus, welke alle denkende vernuften , ter nafpooring van een op de rede gegrondde Staats-gefteldheid over 't algemeen, en van de rechten der franfche Kroon in 't byzonder , opwekte. De flotfom van deeze nafpooringen ging van de denkende tot de nietdenkende vernuften over; het woord Roi (Koning) , het welk tot hier toe byna zo veel betekende als Dieu (God) , zonk allengs tot een veel bekrompener betekenis ; en het woord Nation , waarby men zich tot nu toe, of in 't geheel niets , of een kudde van ootmoedige Slaaven had voorgefteld, wierd van tyd tot tyd verheeven tot de eerbied-vorderende betekenis van een Staats-ligchaam, dat uit vier en twintig millioenen Menfchen beftaat. Daardoor wierden de gemoederen meer en meer voorbereid; en nu kwam het aileenlyk aan op nadere gelegenheden, om de onbepaalde gisting tot bepaalde bedoelingen en befluiten te bevorderen. En hiertoe moest eerst — dit was een fchikking van de Voorzienigheid, die het kwaade toelaat, om 'er iets goeds uit af te leiden — nog een vierde voorbereidende oorzaak komen , die door de -genoemde gelegenheden onmiddelyk gevolgd wierd. Dit was de paallooze verkwisting van het franfche Hof. Deeze, die reeds van de vroeglte tyden af buitenfpoorig groot.was geweest ,  . IN FRANKRYK. 165 vreest (*) , kende onder de tegenwoordige Regeering , vooral wanneer men in aanmerking neemt",' dat het land reeds uitgeput was , perk noch paaien. Gy weet, wie het is, dien Frankryk, en, met Frankryk, geheel Europa de fchuld daarvan geeft. Een onvermydelyk gevolg hiervan was , dat men , dewyl de voorige bronnen niet meer voldoende waren , eerst de Aanzienelykflen des lands, en vervolgens de algemeen Standen, moest doen vergaderen, ten einde nieuwe geld-middelen te vinden. En deeze ftap was beilisfend voor de verlosfing van Frankryk. Men had zich gevleid , om de Vertegenwoordigers der Natie, ten deele door beftookte verdeeldheden tusfchen de drie Standen, ten deele door omkoopingen van eenigen, en bedreigingen by anderen, gemakkelyk te kunnen overhaalen, dat (*) Zie hier een Haaltje daarvan! Zeker Prins van den bloede was nieuwsgierig, om te willen weeten , hoe veel Ferfaillès , nevens alles wat daartoe behoort, wel mogt gekost hebben. Hy begon het onderzoek, maar „af het , met een foort van ontzetting , op , nadat hy reeds tot twaalfhonderd millioenen gekomen was, en 'er nog geen einde aan vond. Ik heb deeze anekdote uit den mond van een lid der Natiönaale Vergadering. Zo ik het wél heb, heeft mercier dezelve ook ergens verhaald. L 3  166 STAATS-OMWENTELING dat zy met de bewilliging van nieuwe belastingen een begin van hunnen arbeid maaken zouden , om daarna , zodra als 'er van verbetering der Staats-gefleldheid zou gefprooken worden, dezelven op eene gemaklyke wyze te doen fcheiden. Doch men had zich hierin vergisd. De Vertegenwoordigers van den derden Stand waren uitdrukkelyk gelast, om in geen belasting, van wat natuur dezelve ook weezen mogt, te bewilligen, vóór dat men eerst de grieven der Natie op een behoorlyke wyze zou weggenomen hebben. Dit was meer, dan men verwacht had; en nu verëenigde zich de zogenoemde Kabaal. (*) De (*) Waaronder men hier (in Parys), behalven de hoofd-perfoon, voornaamelyk de volgenden opnoemt, die ik, om in de rangfehikking niet te mistasten, hier liefst naar het alphabeth plaatfen wil: i) 2) ARTOIS. 3) AUTICHAMP. 4) IiARENTIN. 5) BERCHENY. 6) BERRY. 7) BERTHIER. 8) BESENVAL. 9; B3ETEUIL. 10) BROGLIO. II) CONDé, 12) COÜJTI. 13) D'esPREMEML. 14) FLESSELLES. 15) FOULON. 16) LAMBESE. 17) LAMGERT. I 8) LAUNAY. ip) NARBONNE FRITZLAR. 20) POLIGNAC. 21) ROY. 22) SABATHIER. 23) TH IERRY. 24) VERMOND 25) V1LLEDEUIL, 26) VOAGÜYON. De Paryfenaars voegen by deeze nog den naam van eenen Gezant van zeker Hof, het welk men echter wil, dat de flappen van deezen Gezant niet goed gekeurd heeft.  IN FRANKRYK. 167 De eerfte ftoute ftap, welken deeze Kabaal deed, was de bekende koninglyke zitting in de Natiönaale Vergadering op den 23fteJuny, waarin Zyn Majefteit -— dit was de begeerte van 's Konings Mede-koningen — zich in den vollen glans en alle de verfchrikkiugcn van de geduchte alleenheerfching moest vertoonen , om den hardnekkigen derden Stand, als door blikfem en donderdag, te verblinden, te bedwelmen en in het ftof neêr te leggen (*). Doch ook deeze proeve , waarop men (*) De Koning en zyn geheel Gevolg, bovenal de Graaf van artois , zochten , op het prachtigst uitgedoscht de vergader-zaal intreedende, het hoofd van den ftoutmoedigfien en hardnekkigften in de geheele vergadering , te weeten dat van den Graaf van mirabeau , op , en fchooten, volgens affpraak, in 't voorby gaan, zodanige bikken op hem , waarvan ieder hem op eene zeer verftaanbaare wyze te kennen gaf, dat hy den langden tyd op de plaats, welke tot dus verre door hem bekleed was, had gezeeten. Doch het yzere voorhoofd van deezen man trotfeerde alle de blikfemende fcheuten der oogen, en hy was, na geëindigde zitting, de eerfte, die moeds genoeg had , om het voorftel te doen , dat men het koninglyk bevél, om de zaal te verlaaten, niet moest eerbiedigen, „Men kan my, zei„ de hy, met bajonetten aan den muur fpitten, maar „ men kan my niet dwingen, een plaats te verlaaten, „ waarop ik uit ordre van myne zenders zit. Begeert '„ men myu hoofd, myne Heeren ! dan moet het.hier L 4 » voor  i68 STAATS-OMWENTELING men de grootfte hoop gebouwd had, bleef vruchteloos. Met verbaasdheid en ontzetting zag men den derden Stand deezen geduchten glans van den troon en alle deszelfs fchrik-vertooningen trotfeeren ; ja men zag zelfs — 't welk in de geheele franfche gefchiedenis, tot dus verre, zonder voorbeeld geweest was — dat dezelve het gevoel van eerbied jegens 's Konings perfoon verzaakte , dat altoos aan het karakter van een Franschman fcheen eigen te weezen. Terwyl de Adel en de Geestclykheid, als getrouwe en gehoorzaame dienaaren en mede-helpers van het Despotismus, den Koning, toen hy de zaal verliet , eerbiedig verzelden, bleef de geheele derde Stand, onder een fchiïkkelyk ftilzwygen, en zonder het minfte blyk van eerbied voor den perfoon van den voorbygaanden Monarch te betoonen, op deszelfs plaatfen zitten ; en noch de koningiyke Uittioodiging , noch 's Konings Wil, noch eindelyk het uitdrukkelyk koninglyk Bevél, die dcnzelven tot drie maaien toe, onder bedreiging, aangekondigd wierd, waren in ftaat, om hen de zaal te doen verlaaten (*). Dit bedryf was „ voor uwe voeten rollen ƒ " Dit woord en deeze daad hebben hem eenen onfterffelyken naam gemaakt. (*) Waar was hier de waare Adel? Op de banken der edellieden of der burgers?  IN FRANKRYK. 169 was een van de fchoonften en grootften , die men ooit gezien heeft. Het was ook van de beste uitwerking. De Kabaal , welke van deeze luisterryke zitting zeker had verwacht, dat ze, indien dezelve aan het oogmerk had beantwoord, in ftaat zou weezen, om necker te verwyderen, en verfcheiden Vertegenwoordigers der Natie, vooral den Graaf van mirabeau , de hoofden voor de voeten te laaten leggen, zag zich ftyf en verleegcn aan, terwyl inmiddels het volk by duizenden het plein van het kasteel , en van daar het paleis zeiven indrong , ten einde, zo het fcheen, van deeze ftaatkundige klucht eensklaps een treurig einde te maaken. De Lyfwacht wierd gecommandeerd, om te vuurcn, en met het bajonet op het volk in te dringen : doch de lyfwacht ftond zonder zich te verroeren, en verklaarde — ter verwondering van geheel Europa, en tot fchrik van alle Despooten, die tot hier toe gemeend hadden, op hunne lyfwachten te kunnen vertrouwen —■ „ dat zy zich niet beroepen oordeelde, om het ,, bloed van haare mede-burgers te vergieten." In dit hagchelyk oogenblik zagen hunne Majefteiten beiden zich genoodzaakt, op het uitftek (Bakon) te verfchynen, en het volk de verzekering te geeven, dat deszelfs geliefkoosde necker blyven, en dat alles , wat in deeze zitting was voorgevallen, herroepen zyn zou. Deeze vertooL 5 ning  i7© STAATS-OMWENTELING Bing was zo aandoenclyk, dat — gelyk ik in veri'cheiden duitfche nieuwspapieren geleezen heb — hunne Majefteiten zeiven zich van vreugde-traanen niet konden onthouden, maar dezelven met de blyde traanen des volks vermengden. Door dit middel wierd de rust wederom herHeld, en de Kabaal bediende zich daarvan, om nieuwe en wel grooter ontwerpen uit te broeijen, die, waarvan het geheele Publiek hier overtuigd is, (wiens eenpaarige getuigenis ik hier alleen opteken') niets minder bedoelden, dan de volgende Meesterftukken (Coups de maitre) : i) Men had voorgenoomen, om de Natie voor bankerot te verklaaren, nadat men alvoorens de dertig Millioenen , die de Graaf van artois fchuldig was, mede onder de Staats-fchulden gereekend had — ten einde men niet noodig mogt hebben , de Natie een goed woord wegens bewilliging van nieuwe belastingen te geeven, alzo de tot hier toe betaalde intresten van 3400 millioenen Staats-fchulden (*) , alsdan volkomen zouden toereiken, om de verkwistingen voort te zetten , en , zo mogelyk, nog te vergrooten. i) Ten zelfden tyde wilde men de Natiönaale Ver- (*) Zo hoog beliepen, naamelyk, volgens de bereke. ning van necker, de fchulden reeds in het jaar 1781; en de ibm der intresten, die daarvan moesten betaald worden, maakte reeds 207 millioenen uit.  IN FRANKRYK. l7] Vergadering vernietigen , en een bloedige wraak necmen aan de geenen, die zich het meest tegen de bedoelingen van de Kabaal hadden aangekant. 3) Men wilde de hoogmoedige Hoofdftad door honger , zwaard en vuur temmen, en , indien het niet anders gefchieden kon , dezelve liever het onderst boven keeren , dan gcdoogen, dat 'er ook flegts één vonkje van het daarin uitgeborften republikynsch vuur overbleef (*). 4) Tot dat einde wilde men een uitgeleezen krygsbende van 50000 man, en wel, zo veel doenlyk, beftaande uit buitenlandfche Regimenten , rondom Parys verzamelen; waar van de oude broglio het commando op zich nam, en waarby hy zyn hoofd, dat met eere grys geworden was, ontëerde, door de volgende , eenen Vizier voegende , woorden : ,, Sire ! tot „ nu toe hebt gy alleen verzoeks-wyze gere„ geerd ; doch ik zal myn grys hoofd daarön„ der verpanden , dat gy van nu af we„ zenlyk Koning (Sultan) worden zult! " 5) Necker, die zich tegen deeze gruwelyke en fchandelyke famenzweering, in weerwil van alle dreigementen (j) , kloekmoedig verzette , zou ver-i (*) Men weet, dat foulon zich daarby van de ysfelyke woorden bediende : „ Sire, men moet parys af„ maayen, gelyk men een beemde afmaait." (j) Men verhaalt, dat de Graaf van artois deezen Mi-  172 STAATS-OMWENTELING venvyderd worden. Nog ééns : ik verhaal u , 't geen de geheele Natie zegt , waarvan de geheele Natie overtuigd is, wat men hier in honderd openlyke papieren leest, en dat ook niemand in twyfel heeft durven trekken. • En iets van dien aart na te vertellen, moet immers wel ieder mensch over 't algemeen, en eiken Schryvcr in 't byzonder , ontegenzeggelyk geoorloofd weezen. De voornaamfte gronden, waaruit 'men het beftaan van zodanige Kabaal en van zulk een 'plan opmaakt , zyn de volgende : i) De krygsbende, die met de vernedering en verwoesting van Parys gelast was , verfcheen daadlyk, en hield alle toegangen der ftad bezet. 2) Necker wierd indedaad venvyderd ; een geval, het welk onder alle de ter verhaasting der omwenteling famenloopende nadere oorzaaken , voornaamelyk aanmerking verdient. 3) By het krygsvolk, dat bevel had, om naar Parys te marcheeren, waren twee Artillery-regimenten, die fmids cn roosters by zich hadden, om kogels gloeyend te maaken. 4) Op de hoogte Montmarte, die geheel Parys in toom houdt, wierd een bedding voor zwaar gefchut (platte forme), en in een hooggeleegen tuin de Pasfy, van waar men de kaayen aan wederszyde der Seine befchieten kan, een Minister, om hem zyne toeftemming af te persfen, met de voile vuist dreigde, en daarby de lompfte fchimp-redenen uitbraakte.    IN FRANKRYK. J73 een battery aangelegd. 5) Men zegt, dat 'er op veele plaatfen der ftad een groote menigte van gezwavelde tontel en andere brandftoffen gevonden zyn. 6) Men had eenige duizend uniformen van de Garde laaten maaken, ten einde onder deeze vermomming krygsvolk in de ftad te brengen. 7) Men onderfchepte den 16*' een handbriefje, komende van Ver frites, waarin de gevluchte Ariftokraaten door zekere nommers uitgedrukt waren, het welk op een geheime famenzweering fcheen te doelen (*). 8) Men meent zekere bewyzen in handen te hebben , dat de Kabaal het kooren opgekocht, en zulks ten deele verborgen , ten deele op zee gezonden heeft, om in Parys een hongersnood te doen ontftaan. 9) Dat 'er een toeleg op Brest gemaakt is, om, zo men zegt, de oplettenheid der Natie van de Hoofdftad af, en op deeze Zee- ha- (*) De inhoud van dit handbriefje was deeze: Les mmeros 2. 8. 9- '4- '7 & Hfintpartis; il ne nous refte plus que le défefpoir & les armes. Dat is: „ De „ nommers 2. 8. 9- *4- '7 en 24 zyn vertrokken ; „ thans blyft ons niets, dan de wanhoop en de wapens , over." In zeker openlyk blad wilde iemand wel beweeren, alsof de nommers betrekking hadden tot de afgemarcheerde Regimenten ; maar anderen daartegen hielden ftaande, dat de afgemarcheerde Regimenten deeze nommers niet gehad hadden.  174 STAATS-OMWENTELING haven te trekken, fchynt ingevolge den gedrukten brief van den Heer dorset , even zo onbetwistbaar te weezen, als dat het Engelfehe Hof deeze verraaderlyke aanbieding edelmoedig van de handgeweezen heeft. 10) Waarom, zo vraagt de Natie, en zo hét fchynt, wel te recht, waarom houdt men de papieren, die in de portefeuille van berthier gevonden zyn; waarom de onderfchepte brieven van verfcheiden Ariftokraaten voor ons geheim, 20 het niet gefchiedr met het inzicht, om een gedeelte der wreedheden, waarmede men ons wilde behandelen, voor ons te verbergen , en zekere perfoonen , die nu reeds voorwerpen van onze verwenfehingen zyn aan de rechtvaardige wraak van een volk te onttrekken, het welk dezelfde perfoonen beflooten hadden te verdelgen? De wakkere Hoofden van den derden Stand m de Natiönaale Vergadering fchynen van de oogmerken van de Kabaal nog vroeger en nadere kennis gehad te hebben, dan het Publickomdat zy aan den drempel van het geheim kabinet ftonden, waarin die zwarte ontwerpen re. Sneed wierden; en dit gaf aanleiding tot de merkwaardige redevoering, die mirabeau den July in de Natiönaale Vergadering hield, en tot de daardoor veroorzaakte nog merkwaardiger Addresfen aan den Koning, door denzelfden  IN FRANKRYK. 175 den kloekmoedigen Volks - redenaar opgefteld , waarin men aandrong , om de troupen terug te trekken. Beiden, voornaamelyk de laatften, zyn meesterftukken der welfpreekendheid; beiden verdienen , als zodanigen, in alle taaien overgebragt te worden ; en wanneer myn vriend H *, die , terwyl ik deezen brief fchryf, met derzelver vertaaling bezig is , voor het afgaan der post daarmede gedaan krygt, zal ik ze u mede toezenden. Deeze redevoering en deeze addresfen gaven niet alleen de nog befluitelooze Natie, maar ook den reeds wankelenden Soldaat den laatften krachtigen fchok, en verdienen derhalven onder de nadere hoofdöorzaaken, waardoor de omwenteling bewerkt wierd, vooral mede gereekend te worden. Men een verwonderenswaardige fynheid van uitdrukking en leiding voorzeide mirabeau in deeze addresfen den Koning 't geen door het volk en de troupen gedaan kon worden , en Veroorzaakte daardoor, dat het werkelyk gedaan wierd. „ Het gevaar, Sire ! — zegt hy — is drin„ gend, is algemeen, is grooter, dan het men„ fchelyk doorzicht in ftaat is te berekenen." „ Het gevaar is dreigend van den kant der „ volkeren in de Provinciën. „ Eens over onze n » vfy-  176 STAATS-OMWENTELING „ „ vryheid (naamelyk over die der Natiönaale Ver„ „ gadering) ongerust zynde, kennen zy geen „ „ breidel meer, die hen wederhouden kon. " „ Zelfs de afïland vergroot alles , overdryft al„ les , verdubbelt de zorglyke vooriiitzichten , „ verbitterd en vergiftigt hen. " „ Het gevaar is dreigend van de zyde der „ Hoofdftad. „ Het volk , geprangd door ge„ „ brek , gefolterd door den fchrikkelykiïen „ „ angst — met welk een oog — zal dit volk „ „ het befchouwen , wanneer een talryke ben„ „ de van krygslieden hetzelve de rest van des„ „ zelfs voedfel betwist? De tegenwoordigheid „ „ der krygsbenden zal de drift gaande maaken, „ „ zal famenrottingen , en een algemeene be„ „ roering bewerken ; en de eerfte geweldenaar ">•> ry, gepleegd onder het voorwendfel der po„ „ litie, kan het begin eener reeks van fchrik„ „ kelyke rampen worden. " " „ Het gevaar is dreigend van de zyde der „ krygsbenden. „ Franfche krygslieden — tot het „ „ middenpunt der onëenigheden genaderd, be„ „ zicld met deelneeming aan de hartstogten, ge„ ,, lyk aan de belangen des volks — kun„ „ nen wel eens vergeeten , dat een verdrag „ „ hen Soldaaten maakte , om zich te herin- „ ne-  IN FRANKRYK. 1/7 „ „ neren , dat de Natuur hen tot menfchen „ „ fchiep (*)."" Volk (*) In de redevoering zegt hy onder anderen: „ En „ nu mogen de raadgeevers van deeze ongelukkige „ maatregelen ons nog zeggen: of zy wel verzekerd zyn, „ dekrygstucht in haare ftrengheid te kunnen onderhou„ den; of zy wel verzekerd zyn, de franfche Soldaaten „ tot enkel levenlooze werktuigen te kunnen maaken, „ en ze, met opzicht tot hunne belangens, tot hunne „ denkwyze, tot hunne gevoelens, van hunne mede„ burgers te kunnen aftrekken ? Wat onvoorzichtigheid „ in het ontwerp, om dezelven den zetel van onze „ Vergadering te doen naderen, hun, door de komst „ aan de Hoofdftad , de elektrieke vonken mede te deelen, om ze mede in onze ftaatkundige onderhan„ delingen deel te doen neemen ! „ Neen , in weêr,, „ wil van de blinde onderwerping der militaire ge„ ,, hoorzaamheid, zullen zy niet vergeeten, wie zy „ „ zyn. Zy zullen in ons hunne nabeftaanden, hun„ „ ne vrienden, hunne aangcboorlgen zien, bc^ig met „ ,, hunne gewigtiglle en dnurfte aangelegenheden. „ „ Want zy zyn een jrcdeelte der Nttie, die ons de „ „ zorg voor hiare vryheid, voor haar eigendom , „ „ voor haare exT he«lt toevertrouwd. Neen, in zo- „ danige menfeben, neen, iti rYtmfches zuilen alle „ „ verftandelyke vermogens nimmer zo volftrekt flaa. „ „ pen ; nimmer zuilen zy 't nis een p'Agi befchou„ ,, wen, om maar zn blind toe tc fl.iau, zonder eerst „ „ te vraagen, wie het llagt-offèr is? " " M  178 STAATS-OMWENTELING Volk en Soldaaten begreepen deeze wenken, en beiden deeden thans indedaad wat men den Koning hier voorzegd had, wat zy mogelyk konden doen. En men had zulks ook met deeze voorzeggingen bedoeld. Doch wanneer een gebouw, dat zo dreigt in te vallen, nu werkelyk inftorten zal; dan hangt de daadlyke val dikwyls nog af van een enkel zandkorreltje. Wykt dit , dan valt het geheele gebouw in duigen. Aldus is 't ook hier gelegen. Het zandkorreltje, dat den uitflag gaf, was een niets-betekenende omftandigheid, en de Prins Van lambesc was door het noodlot gefchikt , om deeze zeer kleine omftandigheid aan den gang te helpen. De zaak is op de volgende wyze gebeurd: De Prins van lambesc had op den 12^ jujy de zogenoemde Elifeefche velden en de aangrenzende plaatfen met Cavallery bezet. Dit gebeurde op Zondag. Eenige duizend geruste wandelaars hadden zich, volgens gewoonte, naar de Tuillerien begeeven. Het gezicht van de troupen , die uit de elifeefche velden tot op de Place Louis XV, welke de bovengenoemde twee openlyke wandel-wegen van elkanderen afzonderd , voort gerukt waren , trok de menigte naar de Draaybrug ( Pont tournant ), waardoor de Lodewyks-plaats met de Tuilleriën verëenigd wordt. De  IN FRANKRYK. 179 De onnozelheid, waarmede deeze menfchen hier ftonden en het krygsvolk aangaapte , beledigde de ridderlyke trotschheid van dien Prins, die, blaakende van begeerte naar helden-daaden , dit aangaapen misfehien als trotfeeren befchouwde. Zo "op het oogenblik ontwaakte in zyne heldenziel de ftoute gedachte, om een begin van zyne daaden te fflaaken met eenen aanval op deezen ongewapenden hoop van ftille wandelaars. Zo gedacht, zo gedaan. Hy Helde zich aan het hoofd van een eskadron; viel met ontblooten fabel op de ftille menigte aan ; fabelde met zyn eigen geachte hand eenen armen ouden gryzaard neêr, die op de fchouder van zynen zoon leunde, 'en niet zo fchielyk, dan de overigen, voort kon; en dus volbragt de Prins in één oogenblik de groote daad, dat hy de Tuilleriën van den wand, dat is, van de wandelaars van beide fekfen", zuiverde. De op de vlucht gedreevene wandelaars liepen naar het Palais royal; en hier was het, dat de onbekende kloekmoedige burger op eenc'n ftoel klom, en, met gevaar van zyn hoofd te verliezen, de verbitterde menigte den raad toeriep, om de kokarde der vryheid te neemen, en de wapens op te vatten. Ik fprak zo even van een zandkorreltje; doch dit verfoeyelyk bedryf in de Tuilleriën zou immers gevoeglyk als een hoekfteen aangemerkt kunnen worden. Zekerlyk fchynt het zo. OnM 2 der-  i8o STAATS-OMWENTELING dertusfchen was het toch, gelyk ik ftraks zeide, een zeer kleine omftandigheid, die dit verfoeyelyk bedryf in de oogen der Paryfenaaren afgrysfelyk maakte, en hun misnoegen daardoor ten top voerde ; te vveeten , de omftandigheid, dat de Prins lambesc zynen aanval juist deedin een plaats, die niet flegts tot vermaak verordend , maar tevens een koninglyke Tuin was, en waarin, zo lang als dezelve in wezen geweest is , volgens de verzekering van meer dan éénen Paryfenaar, van meer dan één Paryfche vrouw, nog nooit een Ruiter -te paard gekomen was, of komen mogt. Dit fcheen allen de hoogfte onbetaamelykheid , ten uiterfte fchrikkelyk (de la derniere indecence, le comble d'horreurs ) te weezen ; en gy weet , dat dit volk liever wreedheid , dan onbetaamelykheid over het hoofd ziet. Dit was derhalven eigenlyk de laatfte beflisfende flag , waarvan de wezenlyke inftorting der groote despotieke Staats-machiene een onmiddelyk gevolg was. En dat dit werkelyk zo zy , wordt door de volgende byzonderheden, zo 't fchynt, bevestigd : i) Tevooren waren 'er reeds by den ingang op de Boulevards daadelykheden en bloedftorting gepleegd, zonder dat men zich daardoor tot eenen algemeenen opftand had laaten beweegen; en 2) vervolgens hoorde ik een ieder, die my de gefchiedenis van deezen dag verhaalde, zo-  IN FRANKRYK. 181 zodra hy aan het geval kwam, dat in de Tuilleriën gebeurd was, met een vry fterke verheffing van ftem , en met fchitterende oogen , de merkwaardige omftandigheid uitkippen , dat dit fchandclyk bedryf zich toegedraagen had in een koninglyken tuin , die voor het vermaak , en wel alleen voor voetgangers diende. Zo verwekte het woord koninglyk by deeze , haaren Koning tot nu toe zo fterk aankleevende Natie, het oude gevoel van paalloozen eerbied, nog in hetzelfde oogenblik, dat zy de wapenen aangordde , om deeze koninglyke waardigheid te vernietigen ! Zo verbleekt een gewaande vrygeest, die God noch duivel meer gelooft, fomwylen wel eens by het woord Spook, omdat hy de fchrikbaarcnde mdrukïelen , welke dit woord in zyne kindsheid op hem gemaakt had, nog niet volkomen had kunnen overwinnen. Een vriendelyke uitnoodiging roept my morgen naar P~erfailles, in de Natiönaale Vergadering. Van daar, of zodra ik naar Parys wedergekeerd ben, zal ik u de opmerkingen mededeelen , die ik gelegenheid vinden zal, aldaar te verzamelen. M 3 V YF-  VYFDE BRIEF. Parys den 14 Aug. 1789, Pends tot', cher Ami ! (Verhang u- zeiven, waarde Vriend!) — aldus fchreef eertydsopeen flagveld zeker Generaal, wat voor een, weet ik niet, aan een vriend — nous venons de battre Vennemi , cif tu tfy ètois pas ! (Wy hebben den vyand geflaagen, en gy juist waart 'er niet by! ~) Zo mogt ik heden mynen brief aan u ook wel beginnen : pends tot, waarde T *! gisteren heb ik het geluk gehad, de plegtige uitvaart van het franfche despotismus mede bytewoonen, en gy waart 'er niet by! De aanzienlyke rouw-draagers i Doch ik moet de gefchiedenis van deeze voor my zo merkwaardige twee dagen wel van het begin ophaalcn. Eergisteren morgen te Verjaiües aangekomen zynde, vernamen wy, dat de zitting der Natiönaale Vergadering reeds begonnen was. Het huis, waarin de Vergaderingen gehouden worden, ftaat niet ver van den weg af, eenige honderd fchree- den  STAATS-OMWENTELING ENZ. 183 den voor het koninglyk kasteel, en was welëer, 't welk my zeer aanmerkelyk voorkwam , gefchikt geweest voor de „ kleine vermaakelykhe- „ den van Zyn Majefteit " pour les metius plaifirs du roi. Zeer begeerig, om eens een groote en vryë Natie in haare Vertegenwoordigers vergaderd te zien , fpoedde ik terftond derwaards. Maar, tot myn leedwezen, moest ik van den Zwitfer , die aan de deur van de vergader-zaal ftond , de onaangenaame tyding hooren , dat de galleryën reeds zo vol van aanfchouwers waren, dat 'er niemand meer kon toegelaaten worden. Terwyl ik nog met hem daar» over in onderhandeling was, kwam een Gedeputeerde van den Adel de zaal uit; deezen fprak ik aan , en zeide hem , dat ik op de uitnoodiging van den Heere Graaf van mirabeau daar verfcheenen was, en verzocht hem, om my gelegenheid te verfchaffen, denzelven te zien. Zeer gaarne , antwoordde de Gedeputeerde ; en ging de zaal weder in. Een rechtgeloovig Katholyk, die aan den drempel van de poort des hemels op de komst van Petrus wacht, kan niet meer op heete kooien ftaan , dan ik in dit oogenblik voor de deur der Natiönaale Vergadering ftond. Na verloop van eenige minuuten kwam de dienstvaardige man terug, en zeide, dat de Graaf mogelyk niet tegenwoordig was, terwyl hy zyn oog over de geheele Vergadering had laaten rond gaan , maar denzelven nergeas had kunnen ontM 4 dek-  i84 STAATS-OMWENTELING dekken. Terwyl hy nog met my fprak , zagen wy den man, dien ik zocht, aan de eene zyde in gezelfchap van twee andere Gedeputeerden, eenen gang door op ons af komen ; en nu had myne verlegenheid een einde. Hy bezorgde my terftond een goede plaats , waarvan ik my dan ook bediende, en wel met zodanige gewaarwordingen, welke .«rookten met de verheevcne denkbeelden, die1 ik van de waardigheid van zulk een Vergadering gevormd had. Het deed my leed, deeze gewaarwordingen niet lang by my te kunnen onderhouden ; want alles , wat ik by myne intrede in de Vergaderzaal zag en hoorde , ftoorde dezelven , en deed my in den beginne gelooven , dat men met de eigenlyke zitting nog geen aanvang gemaakt had; zo fterk en ongereegeld was het gedruis , of, veelmeer , het fpyt my , dat ik het zeggen moet het gefchreeuw, 't welk van alle kanten myne ooren verdoofde. Nu eens waren het enkele Memmen, dan geheele pelotons van honderd en meer ftemmen , die nu aan deeze , dan aan geene zyde der zaalc tevens losgingen, elkander doorkruisten, en zodanig een ongereegeld, luidruchtig en onverftaanbaar gedruis veroorzaakten , dat ik ten minften tien minuuten als bedwelmd ftond, zonder eens te kunnen begrypen, wat' eigenlyk het onderwerp der handelingen was. Het byna onafgebrooken gefchel van den Prefr. dent.  IN FRANKRYK. 185 dent, die vruchteloos poogde de ordre daardoor te herftellen , en het van alle kanten aanhoudend , maar vruchteloos geroep van fiknce ! het welk ftilte eischte, zonder dezelve te kunnen bewerken , maakten het Geheel tot een waare Jooden-fchool. Middelerwyl omdat ik toch door al dit gefchreeuw geen woord verdaan kon —1 had ik tyd, om rond te zien, en de inrichting van de plaats op te neemen. Het is een groote langwerpig ronde zaal,die het licht ten deele van boven door glas-raamen, ten deele van ter zyde door de galleryën fchept. In het midden der zaale is een kleine vryë plaats, waarop aan beide de hoofdzyden van het gebouw twee in- en uitgangen uitloopen. Van deeze plaats ryst aan wederszyden een amphitheater van zittingen met kusfens en groen-geverwde leuningen , tot aan de gallery op, die daarvan afgezonderd wordt door eenen rondloopenden gang , die op pylaaren rust. Het één amphitheatraale halfrond is voor de Vertegenwoordigers van den derden Stand, het tweede half voor de Geestelykheid en half voor den Adel gefchikt. In het midden tusfchen de twee laatfte afdeelingen ftaat, eenige trappen hooger, dan de vloer , de groene tafel, aan welke de Schryvers zitten, en nog eenige trappen hooger zit de Prefident in een armftoel, voor zich hebbende een klein tafeltje met fchryf-materia'alen en M 5 met  i86 STAATS-OMWENTELING met een vry groote tafel-fchel. Tegen hem over ftaat , op dezelfde hoogte , in het halfrond der Gemeenen een foort van Spreekftoel — Tribune — welken de geenen beklimmen , die aanëengefchakelde redevoeringen houden, of ook iets voorleezen willen ; doch veelen blyven ook by zodanige gelegenheden op de plaats ftaan, waar zy zitten ; en indien hunne ftem fterk genoeg is , om overal gehoord te kunnen worden, dan ftaat men zulks toe; zo niet, dan fchreeuwt de geheele Vergadering : a la tribune ! — „ Naar „ de Spreekftoel! " — en de Redenaar moet het zich laaten welgevallen, op te klimmen, en zyn voorftel op nieuws beginnen. Terftond in de eerfte oogenblikken van myne komst wierden twee Priesters, waarvan de één een redevoering houden, en de ander iets voor leezen wilde , de één na den ander naar deeze plaats geweezen ; doch beiden moesten onverrichter zaak wederom aftreden. Ik kan niet zeggen, wat het onderwerp van hun voorftel was; want ik hoorde indedaad geen enkel woord, of het wierd door de menigte van tusfchen-fchreeuwende ftemmen , ten minften voor my , onverftaanbaar gemaakt. Ik zeg: voor my ; want met verwondering kon ik opmerken, dat niet alleen de geheele Vergadering, maar ook de Gallery, midden onder het fterk en verward gefchreeuw, alles wel fcheen te verftaan. Maar met myne oo-  IN FRANKRYK. 187 ooren was het zo gelegen , als met de oogen van een mensch, die uit het helderfchynend daglicht in een donker vertrek komt. Hy is een tydlang genoegzaam blind , terwyl anderen , die reeds vóór hem in dit vertrek waren, alles duidelyk onderfcheiden kunnen. Van tyd tot tyd begonnen mvne ooren ook de hoofdftemmen van de overigen te onderfcheiden, zo dat ik eemgen famenhang in het voorgeftelde bemerken kon ; maar vóór dien tyd was ik zo goed als doof. De twee bovengenoemde Priesters moesten zekerlyk wel óf een zaak willen voordellen, die algemeen mishaagde, óf hunne wyze van voorftelTen moest over 't algemeen onaangenaam weezen ! zy konden, fchoon zy hunne handen, zo veel zy konden, uitftrekten, om daardoor ftilte en oplettendheid te verzoeken , en , fchoon de Prefident hun verzoek door fchellen onderfteunde , niet zo veel verkrygen , dat zy ook flegts eenen enkelen volzin ten einde konden brengen. Aan het gefchreeuw: en pochel en pocht l „ in de zak! in de zak! " en h bas ! a bas ! " treed af! treed af! " — waardoor de Vergadering haar misnoegen over het gezegde en voor«eleezene te kennen gaf - was geen einde, tot dat de Redenaars zich aan hun lot onderwierpen , en onverrichter zaak den fpreekftoel verlieten. Ver-  i88' STAATS-OMWENTELING Vervolgens Monden 'er nu en dan meer Redenaars , hoewel zonder den fpreekftoel te beklimmen , in hunne zitplaatfen op; doch zeer weinigen, die naamelyk Memmen hadden als reuzen, hadden het geluk, het verward geroep te overfchreeuwen, en hun voorftel te eindigen, fchoon ook deeze fchier by ieder zinilot nu door tegenfpreekendc Memmen, dan door toejuichingen, of handgeklap, of door een algemeen geiagch, geMoord wierden. Eenige van deeze Redenaars Monden als waare kampvechters, in een vechtende houding , met volle lugt-klievende vuisten , met opgezwollen en Merk-gefpannen gezicht-fpieren , en met oogen , die van kwaadheid gloeiden , en bevochten als 't ware , met meer dan menfchelyke infpanning, een oplettenheid, welke zy door zachter middelen niet konden verkrygen. Het is Wezenlyk ongelukkig voor de goede zaak der Natie , dat deeze Vergadering uit 1200 hoofden, en wel, 't geen nog veel meer zeggen wil, uit 1200 franfche hoofden beftaat. Zulk een ralryke vergadering van menfchen, die ieder voor zich-zelven niet alleen een recht, maar ook een blaakende begeerte heeft, te fpreeken, zou reeds in elk ander land, zelfs waarin de grondtrek van het nationaal karakter koudvogtigheid is, in de menigte van haare leden veele groote hinderpaalen en zwaarigheden ontmoeten , waardoor orde en  IN FRANKRYK. 189 en eeiT reegelmaatigc voortgang van haare verhandelingen dikwerf zou afgebrooken worden. Nu ftell' men zich dit talryk gezelfchap voor, als alleen uit Franfchen beftaande , dat is , uit heden van een allervlugfte denk- en handelwyze; uit lieden , die , uit hoofde van hun nationaal karakter, zeer overhellen tot opvliegendheid, die volftrekt — en al zou het hun , ik weet niet wat, kosten ■— buiten ftaat zyn , om een gewaarwording of denkbeeld, dat eens in hun hart of verltand levendig is geworden , by zich te houden; eindelyk uit lieden, voor welke het gevoel van vryheid, en eerst nog voor een korten tyd bevochten recht, om dit gevoel zonder achterhoudendheid te uiten , nog iets nagelnieuws is : dan zal men de onmaatigc levendigheid van hunne luidruchtige vergadering even zo vergeeflyk als begrypeiyk vinden (*). Om (*) Men kan ook wel verwachten, dat het getal der Gedeputeerden in 't vervolg byna tot op de helft zal verminderd worden , dewyl de Natie reeds begonnen heeft te begrypen, dat het wanvoeglyk en onbehooriyk is, wanneer de voorige, thans niet meer in wezen zynde, Adel, en de Geestelykheid, die alleen maar de burgerlyke rechten geniet , en geen twee vyf en twintig gedeelten der Natie uitmaaken, even zo veele Vertegenwoordigers in de Vergadering hebben, als de overige drie en twintig vyf en twintig gedeelten famen gereekend.  ipo STAATS-OMWENTELING Om echter deeze luidruchtige Vergaderirlg niet te kort te doen , moet ik nog ter eere van dezelve hier by voegen, dat 'er niet zo ras een onderwerp van aanmerkelyk gewigt voorkomt , of men ziet haar eensklaps van het fterkfte gedruis tot de oplettendfte ftilte , van de buitenfpoorigfte vrolykheid tot den bedaardften ernst in één oogenblik wederkeeren. Dit was ook heden het geval, toen de Prefident — dit was de Heer ctiapellier — de Vergadering bekend maakte, dat het addres , opgefteld door den Heer target — Advokaat van het Parlement en lid der Akademie — zou voorgeleezen worden , waarin men aan den Koning den hem toegekenden eertytel van hersteller der fransche vryheid opdraagen , en hem verzoeken zoude , om zich met de Vergadering in de Slot-Kapél te vervoegen, ten einde wegens de gelukkig-volbragte omwenteling een plegtig Te Deum met haar te zingen. Dcwyl dit de eerfte overdachte aanfpraak der vry geworden Natie aan haaren nu beperkten Koning was, die als 't ware tot een modél verltrekken zou, naar het welk de Natiönaale Vergadering zich by diergelyke gevallen in het vervolg uitdrukken zou : zo was niet alleen de geheele Vergadering, maar ook de met menfchen van beide fekfen 'opgepropte Gallery op eenmaal ten uiterfte oplettend , en 'er ontftond zulk een doodfchc ffilte , dat men een blad zou hebben kunnen hooren vallen. Dat deeze ftilte flegts ee-  IN FRANKRYK. 191 eenige minuuten duurde, vyierd niet zo zeer veroorzaakt door de Vergadering, dan wel veelmeer , gelyk gy zo terftond hooren zult, door het voorleezend lid der Akademie , die by het opftellen van het addres fcheen vergeeten te hebben, dat hy niet uit naam van een vleyënde en kruipende Akademie, maar uit naam van een vryë Natie fpreeken moest. De Heer target beklom den fpreekftoel, en de ftilte bleef onder de opmerkzaamfte verwachting aanhouden. Doch hy had naauwlyks den mond geopend, of hy zag ook, even alsof men zulks onderling had afgefprooken , den hevigften ftorm tegen zich uitberften. Hy begon zyn addres met de woorden: Sire! I ajfemblée nationale a Vhonneur — „ Sire! de Natiönaale Vergade„ ring heeft de eer " — By het woord honneur riepen honderd en. meer ftemmen: point d'honneur! point d'honneur! effacis ce mot! — ,, Geen „ eer ! geen eer ! fchrap dit woord uit ! " — De Heer target verzocht, dat men hem evenwel mogt vergunnen, om maar eerst de periode uit te leezen ; het wierd weder ftil, en hy begon op nieuws : Sire! ï'ajfemblée nationale a F honneur de mettre aux pieds de votre Majcflé — „ Sire! de Natiönaale Vergadering heeft de eer, „ voor de voeten van uwe Majefteit neder te „ leggen " — Hier ontftond zodanig algemeen en vreesfelyk gefchreeuw , dat de muuren beefden  102 STAATS-OMWENTELING den en de venflers rammelden. A bas les pieds! d bas les pieds! — „ Weg met de voeten! weg „ met de voeten! " — riep de geheele Vergadering , en één van de doordringcndfte Hemmen voegde daarby: Vajfemblée nationale ne met rien aux pieds de qui que ce foit! — „ De Natiönaale „ Vergadering legt niemand, wie hy ook zyn mag, „ iets voor de voeten! " ■— De Heer target wilde zich verdeedigen, hy wilde nu den eerbied jegens de voeten van Zyne MajelTeit, dan het woord eer goed maaken ; doch men liet hem, onaangezien al het bidden en fineeken, volftrekt niet aan het woord komen ; en eindelyk begon hy, in een looit van wanhoop , op nieuws : L'affèmblée nationale porte d votre Majejlé. — „DeNatiönaale Vergadering brengt uweMajelteit" .— Dit wierd met handgeklap toegejuicht, en Bravo! geroepen. Hy vervolgde : porte d votre M'ijefté Vcffrande — „ de offerande " — maar ook hierover begon men te fchreeuwen. Het woord offrande was mede aanftootelyk; „ men kon het,, zelve, riep mirabeau, flegts in betrekking tot „ God of eenen afgod bezigen , en , voegde hy „ 'er by, le Roi n'eft ni Vun ni l'autre! „ de Koning is noch het één noch het an^erl » De volgende periode had geen beter lot; men vond dezelve veel te woordeuryk, veel te lang gerekt. Mon Dieul riep een Dame, die naby my zat, combien de phrafes! ca ne finit pas! — „ Welk een menigte van fpreekwy- „ zen!  IN FRANKRYK. 193 „ zen! Daar is immers geen einde aan ! " De Heer target wilde zich wederom verdeedigen; doch het was vruchteloos ! Hy zag zich genoodzaakt, om af te treeden , en het addres eerst in een andere vorm te gieten. Middelerwyl wierd 'er van andere zaaken gefprooken. Een kwartier-uur daarna kwam hy weder, en moest andermaal hetzelfde lot ondergaan. Ieder der volgende perioden wierd met dezelfde drift beoordeeld en verworpen. In één van dezelven kwam het woord ivresfe — „ dronkenfchap " — voor, het welk Graaf mirabeau opvatte, en de Vergadering daarover toeriep: Mesfuursl le corps ligiflatif'ne peut jamais être ni Ivre ni enivre — „ De wetgeevende magt kan noch dronken, noch " befchonken zyn! " - Over dit woord wierd algemeen gclagchen en in de handen geklapt. De Akademist moest voor de tweedemaal aftreeden. Een jonge knaap zynde , en daarna als man, heb ik menig fchool-thema zien corrigeeren , en zeiven gecorrigeerd: doch nimmer heb ik daarby een voorbeeld van zulk een onbarmhartig en ftreng oordeel waargenomen, dan dit was, waaraan de arme Mfr. target zyn ongelukkig addres onderwerpen moest. Ook ftond hy daar ten toon met alle de merktekenen van fchaamte en wanhoop, waarmede een fchool-knaapje het mislukte thema door zynen ftrengen meester hem N voor  i94 STAATS-OMWENTELING voor de voeten ziet werpen. Maar wat zou hy doen ? Hy moest zynen post verlaaten, en zyn geheel opflel andermaal herfmelten. Ten derdemaal weder te voorfchyn komende, beklom hy niet den fpreekfloel, maar ftelde zich op de verheven plaats voor de groote tafel ; misfehien omdat hy huiverig was , de plaats, Waar hy tot tweemaalen toe zo liegt gevaaren was, voor de derde maal te betreeden. Het addres was nu , ingevolge de begeerte der Vergadering, zo eenvoudig en zonder de minfte zwier van woorden , dat men 'er genoegzaam weinig of niets aan vond te verbeteren. 'Er wierd over geftemd, en het wierd goed gekeurd. Dit ftemmen gefchiedt ten deele, doch alleenlyk in buitengewoone gevallen , door toeroeping, wanneer allen als uit éénen mond hunne goedkeuring te kennen geeven, ten deele door epftaan en blyven zitten, waarby gemeenlyk by den eerflen opflag blykt , of de meesten vóór of tegen een voorftel zyn; ten deele, eindelyk, door een' gereegeld opneemen der ftemmen in zodanige gevallen , wanneer de oogenfehyn alleen niet volkomen beflist , aan welke zyde de meerderheid is. De Vergadering fcheidde te dén uur, om hi de Bureau's te werken. Ik  ï N FRANKRYK; t$4 tk zou inmiddels in de lengte en breedte kunnen uitwyden, met u Ferfailks en deszelfs heerlykheden ten toon te fpreiden \ maar alzo ik even zo weinig tyd en lust heb, om iets langwySm te fchrvven,dan gy zult hebben,om iets langwyligs te leezen : zo laaten alle de fraayigheden eenen anderen befchryver zoeken, indien zy al willen befchreeven worden. Ik voor my kan en zal u van hier niets mededeclen, dan zodanige opmerkingen , die betrekkelyk zyn tot de tegenwoordige groote Staats-hervormmg. Het is zeer aanmerkelyk * dat het Gemeen te Verfailks , in vergelyking met het Gemeen in Parys, even zo fchynt te zyn, als in de laatstgenoemde ftad het vrouwelyk gepeupel , in ver^ gelyking met het mannelyke. De ongereegeldheden naamelyk en woestheid, lynrecht ftrydig tegen alle wetten , welke in de eerfte oproerige dagen der omwenteling voorvielen, wierden, gelyk my van ooggetuigen verzekerd is, voor het meerder gedeelte, niet doof mannen, maar door de vrouwen van de voorftad St. Antoine, en door de zogenoemde Dames van de Hallen, dat is, uitdraagfters, gepleegd (*) ; en dat het Gemeen (*) Zo waren het, by voorbeeld, meer deeze vrouwen , dan haare mannen, die aan de ligchaamen der te recht gefielde volks misdaadigers haaren wraaklust bevredigden , terwyl zy dezelven aan (lukken hieuwen, en N % mt  io6 STAATS-OMWENTELING meen te Férfail/es by dat te Parys in befchaafdheid nier haaien kan , fchynt uit meer dan één gebeurde zaak, onder anderen ook uit de volgende te blyken, die zich den dag vóór onze komst aldaar heeft toegedraagen. Zeker burger hield een byzit , en verfpilde met dezelve zyn vermogen. Zy zoon, die reeds volwasfen was daarover vergramd zynde , ging van verwytin'gen' en krakkeelende woorden tot daadelykheden overen terwyl de vader hem wilde afweeren, om zy! ne_ gramfchap aan het voorwerp van hunnen twist te koelen , wierd de zoon eindelyk daarover zodanig verwoed , dat hy zelf in deeze blinde drift zynen eigen vader vermoordde Hy wierd op de daad betrapt, in hegtenis genomen, en door de Overheid gevonnisd , om gehangen te worden. Dit vonnis zou terftond voltrokken worden; doch het Gemeen rotte famen, ontruk te den misdaadiger aan de handen der Overheid pleegde daarby veel geweldenaryën aan de gewa' pende burgcry, die niet gaarne bloed wilde ve'r gieten, en dwong, onder een woest gefchreeuw op het voorplein van het kasteel den Koraal zeiven, om den misdaadiger vergiffenis te fchen" ken. Daartegen kon te Parys, gelyk ik reeds in een myner voorige brieven heb aangeffipt, het Par- met de afzonderlyke deelen nog eenen tydlang op een gemeene en barbaarfche wyze den fpot dreevea.  IN FRANKRYK. *97 Parlement , ten dage van onze komst, twee kwaaddoenders, die nog geen vadermoorders waren, met verbryzelde beenderen langzaam op het rad laaten nerven, zonder dat het Gemeen ztch in het minfte daartegen verzette, of zich veroorloofde, om een inbreuk op het gezag der Overheid te doen. Van waar dit onderfcheid? Ik kan hetzelve nergers anders in vinden dan in de meer en meer overhand neemeiide befmetting van een allerverderffel>kst Hof. Het Oemeen te Verfailks zag federt een reeks van jaaren de geenen, die hetzelve als godinnen en goden der aarde gewoon was te eerbiedigen zonder ontzag en fchaamte zich aan de fchandelykfte buitenfpoorigheden en wandaaden overgeeven, en onbefchroomd de fchreeuwendfte onrechtvaardigheden plegen: wat wonder dan, dat deeze verderffelyke voorbeelden op zyne eigene zeden invloed hadden? Wat wonder, dat zulk een verpeste hoflugt hetzelve eindelyk zeiven befmette, en zedenloos, buitenfpoorig, baldaadig en toomeloos maakte? Dat de vrouwen in Parys , en , zo het uit hoofde van verfcheiden voorvallen fchynt, mede in de Provinciën, de geheele vrouwelyke kunne in Frankryk , by het mannelyke , in befchaafdbeid, in bedaardheid en betaamelykheid met haaien kan, en, zo dikwyls als 'er geweld gepleegd N 3 wordt,  193 STAATS-OMWENTELING wordt, byna altoos door bloeddorst en wreedheid uitmunt: daarvan liggen de famenloopcnde oorzaaken waarfchynelykten deele in degrooter zwakheid deezer fckfe , alzo men weet , dat iemand, hoe zwakker hy is, ook wreeder pleegt te weezen; ten deele in haare verkeerde en verwaarloosde opvoeding, welke, gelyk in de meeste landen, zo ook m Frankryk, ftand grypt; ten deele in de opgeblaazendheid en verwaandheid, waartoe de franfche vrouwen, van wat ftand of rang zy ook mogen zyn , door de hoflykheid en liefkoozingen der franfche mannén, mede tot de natiönaale zeden behoorende , meer dan in andere landen, verwend worden; ten deele, eindelyk, in de aan deeze kunne, vooral in Frankryk, eigen begeer, te, om elke gelegenheid, die zich by toeval opdoet , zich met openlyke aangelegenheden te bemoeyën, zich te doen gelden, en bewustheid van mannen-kracht te toonen, greetig te omhelzen, en daarvan een buitcnfpoorig gebruik te maaken. Dit als ter loops over de franfche Dames, die ik verzoek dat deeze aanmerking niet kwaalyk gelieven te neemen. Ik keer weder naar Ferfailles. Het is thans indedaad een zeldzaam verfchvnfel, dat aanleiding geeft tot veele befpiegelingen, dje zo onmiddelyk daaruit voortvloeyën, dat ik niet  IN FRANKRYK. 199 riet noodig heb, de aandacht daartoe op te wek,.en _ Denzelfden Koning, die, eemge weeken gele'eden, nog een aardfche halve God was; g voor eenige weeken nog zo veel gezag had dat een halve niilliöen gewapende handen, duizend en meervuurbraakende werktuigen, en vier en twmduizend millioenen flaaven tot zynen dienst „«eed tonden en van zynen wenk afhingen ; deezen zelfden Koning, door de gebeurtemsfen van twee dagen, door de kracht van het gepeupe in een enkele ftad, op eenmaal zo diep verneederd te zien, dat hy niet eens meer meester m zyn ^enhuisis;dathy, zonder wil, daar ftaan en alles, hoe genoemd, goed keuren moet wat de liiên, waarover hy tevooren een willekeurig gezag voerde , hem nu op hun beurt geheven voor te fehryven; hem zo diep verneederd te zie*, dat zelfs alle de fchriften, die de gefchiedenis van deeze merkwaardige de bitterlte verwenfehingen tcgens de eeifte peioonen van zyn familie behelzen in zyn eigen huis (*), in het aangezicht van hem zeiven en ^de zynen, openlyk verkocht worden; hem eindelyk , zo diep verneederd te zien, dat hy, (*\ Te weeten in de galleryó'n van het koninglyk «leis, alwaar onder andere kooplieden ook boekhand* C! ton, en alles veilen , wat thans in Parys en Verfailks gedrukt wordt. N 4  2oo STAATS-OMWENTELING in plaats van geheele benden van blinkende Ivf. trawanten, die hem weleer omringden, thans nog flegts van eenige afgeleefde Invaliden en van eenige gewapende mannen in burgerlyke kleedin» bewaakt wordt (*). Ik kan my m den , van hier andermaal uit te roepen : hier hangt de groote fpiegel; ziet daar in, Sv die geen lust hebt, om in het lot van den Aller! chnstelykften Koning te deelen ! Welk Monarch was p Toen in den nacht van den 3oA. op den 3ifte Juiy de vier laatfle Compagniën van de franfche Gar. de, benevens de Garde Zwfcft». Verblies verlieten, om zich by de burger-militie te voege» , deed da Graaf van ST. PRIEST den vo|genden ninglyk bevel - de par le Roi _ ^ ^ ^ „ Komng — bekend maaken : „ dat de posten by „ de getral.de poort en aan het paleis door Invaliden, „ en daartegen de meer afgeleegen posten door de „ burgers zouden bezet worden. » Dit koninglyk be. vél viel in 't gtheel niet in den imaak van de burgers te Verfailhs; zy meenden op de eer van den per. foon huis Konings te bewaaken, een nader recht te hebben, dan de loontrekker; en, zonder zich het be kend gemaakte bevél te bekreunen, ordonneerden 2y op hun beurt: ., dat alle de posten van het koninglyk „ paleis gemeenfchappelyk door burgers en Invalidea „ tevens zouden bezet worden. " En zulks wierd ook indedaad ter uitvoer gebragt. De par le peuple . » „ Van wegen het volk " —■  IN FRANKRYK. 201 in zyn land magtiger , meer geëerbiedigd, dan hy; en evenwel — kan hy wel nog dieper vernederd worden? Hoe verregaande de vergoding van den Koning en de konmglyke familie eertyds by dit goedaartig volk was, en hoe bezwaarlyk het zich alsnog van deeze onmaatige gevoelens van den diepften eerbied ontdoen , of ten minften denzelven naar de tegenwoordige tydsömitandigheden verminderen kan : daarvan heb ik in de dagen van myn verblyf te Verjailks eenige merkwaardige voorbeelden gezien. Zo kwam, by voorbeeld, de kleine Dauphin tegens den avond op het terras in de tuin te voorfchyn, met een klein kruiwagentje, om zich met kruien te vermaaken. Hy wierd verzeld van vier vrouwen, dat zyne oppasters en opvoedlters waren; want opdat een toekomende Koning van Frankryk tot geen mannelyke en vaste denkwyze kome, geeft men hem, geduurende de zes eerfte jaaren van zyn leven, en dus juist in den tyd , dat de onverdelgbaare grond tot het karakter gelegd wordt, aan het opzicht van vrouwen over. Hy was in een ligt buisje van Nanking gekleed; doch ten einde hem vooral zeer vroegtydig het denkbeeld in te ftampen , dat hy een buitengewoon , boven andere menfchen verheven wezen is, fchoon zyn koninglyke vader thans dagelyksch van het tegendeel overtuigd wordt; had men zorg gedraagen, van N 5 hem  204 STAATS-OMWENTELING hem het blaauw lint om te hangen, en zyn buisje met de fter te tekenen. Dit kind was nu naauwlyks met zyn kruiwagentje verfcheenen, of. men zag alle in de tuin wandelende menfchen, zelfs de leden der Natiönaale Vergadering niet uitgezonderd, naar het terras heenen fpoeden, op zekeren afftand reeds eerbiedig het hoofd ontblooten, en dan in een flomme verwondering daar ftaan gaapen , even alsof zy een voormaalig Lever du Roi bywoonden , en alsöf daar de vreemdfte zaaken waren te zien geweest. En evenwel, 'er was niets te-zien, dan een vier- of vyfjaarig jongetje , dat met zyn kruiwagentje fpeelde! Een ander voorbeeld, het welk nog meer in 't oog liep, zag ik den dag daaraan volgende. Doch hiervan in 't vervolg. Ik keer weder tot de Natiönaale Vergadering. Voorzien van een billet aan den wacht-hebbenden Burger-officier, verkreegen myne vrienden en ik in de zitting van den volgenden dag wederom een zeer goede plaats. Het eerfte uur verliep byna geheel daarover, dat een van de Seeretarisfen der Vergadering flegts een lyst voorlas van de federt gisteren ingekomen papieren met derzelver korten inhoud. Onnoemelyk veele addresfen van geheele Provinciën, van Steden, van byzondere Genootfchappen, en afzonderlyke perfoonen ; berichten en dankbetuigingen, verzoekfchriften en zodanigen, die enkel en alleen pligtplec- gin-  IN FRANKRYK. .en behelsden, waren 'er ingeleeverd; daar waren plans en boeken, die aan de Natiönaale Ver. gadering opgedraagen wierden, en een.paar nieuw^trouwden ten platten lande huldigde haar zelE, door het overzenden eener tros van bloemen en koornairen famengebonden, verzeld van een welopgefteld dankaddres. Deeze tros wierd vertoond, ga verwekte een algemeen gelagch. Men klaagt, dat de Natiönaale Vergadering tot hiertoe zo weinig heeft afgedaan. Wie haar zeiven bvgewoond heeft; wie de menigvuldige Hoornisten en hinderpaalen kent, waarmede deeze Vergadering moet worftelen; en wie voornaamelyk in aanmerking neemt , dat de Adel en de Geestelykheid in hun hart de geheele omwenteling met alle haare gevolgen verfoeyen en verwenfchen , en alle hunne poogingen , voor zo verre de lantaarn-paal zulks gedoogt, aanwenden , om haaren voortgang tegen te houden: die ftaat verwonderd, dat zy reeds zo veel afgedaan heeft, Onder de boeken, die aan de Vergadering opgedraagen waren, was een van den Abt fauchet , een man, die even zo zeer in vrymoedbheid als in waare vaderlands-liefde uitmunt, waarvan ik in 't vervolg nog eens zal gewag maaken, omdat hy, eenige dagen geleeden, by een byzondere gelegenheid de burger-kroon ver- wor-  2o4 STAATS-OMWENTELING wórven heeft. Zyn boek handelt over den Na. tiönaalen Godsdienst (de la religion nationale )% en hy doet in hetzelve voorflagen ter verbetering van 's lands openlyken Godsdienst. Een ander boek voerde ten tytel: Over de Scheepvaart door een Duitfcher (Jur la navigatiot, par un Allemand). By het woord Allemand begon de geheele Vergadering te lagchen. Waarom? Dit zal ik u op een anderen tyd verhaalen. Een van de geenen, die de Natiönaale Vergadering met opdrachten bezochten, had zich (foor een Anagramma ondertekend. Dit verwekte wederom meesmuilen. De voorleezende Secretaris meende, dat zulks hem gold, alzo hy zich verbeeldde , de zaak misfehien niet by den rechten naam genoemd te hebben. Hy wilde den misdag verbeteren, en zeide: par un èpigramme. Had men tevooren gemeesmuild, men lagchte nu overluid. Ik ga de daarop gevolgde debatten, die deezen dag voorvielen, met ffilzwygen voorbv, omdat ik niet voorgenomen heb , een gefchiedenis der Natiönaale Vergadering te fchryven, maar flegts door den één of anderen trek uwe verbeeldingskracht te hulp te komen , en het u te gemakkelyker te maaken, een denkbeeld van deeze Vergadering te vormen. Een hoofd-be- dryf van deezen dag te weeten , de hooge uit-  IN FRANKRYK. 205 uitvaart, die ik u aangekondigd heb Aeept my weg. De Natiönaale Vergadering, die heden het gisteren opgefteld addres gezamentlyk overgeeven, cn den Koning uitnoodigen wilde, om met naar tevens den hemel te danken, dat dezelve hem de onbepaalde, dat is, onrechtvaardige Alleenheerfching had laaten ontneemen , verfcheen by deeze gelegenheid juist zo als het eigenlyk aan de zaak voegde; te weeten, allen — behalven de Aartsbisfchoppen , die hun gewoon paars-gekleurd plegtgewaad droegen — waren in 't zwart gekleed, en lieten, voor zo verre zy geen paruiken droegen, naar de wyze der franfche Rechtsgeleerden, het van vooren gekapt hair, achter, zo lang als het was, los hangen. De Adel ftak daarby uit door neêrgeflaagen hoeden met witte pluimen, van dezelfde gedaante, als men ze wel eens op oude franfche fchilderyën ziet. De zitting eindigde tegens den middag, en de plegtige togt naar het paleis begon. Buiten de Natiönaale Vergadering en het Hof, zou niemand bv deeze plegtigheid toegelaaten worden , dewyl jn de Slot-kapél niet wel meer perfoonen konden geplaatst worden. Dewyl nu het geval wilde, dat wy by het uitgaan uit het huis der Vergadering mede in de ry der Gedeputeerden kwamen, en byna, tot het hair toe, even zo gekleed  -2o6 STAATSOMWENTELING kleed varen, nis Zy, dachtcn wy ecns ^ •beproeven, hoe verre wy wel, zonder terug geweezen te worden , toet hen zouden kunnen voortgaan. In allen gevalle zou het ergfte, da wy daarby te verwachten hadden, niets anders geweest zyn, dan - een beleefd verzoek, om terug te blyven, en daarop konden wy het wel eens waagen. Wy kwamen aan de setralirlp ***** lier nn« an 7 ^ p00rt' en men bet ons door; Wy kwamen ' vervolgens op de Plaats met marmerfteenen belegd , „ byP he portaal van het kafteel, en wy wierden mede bmnen gelaaten. Nu ging het uit de één gallery m de ander; dan een trap op vervolgens uit het één vertrek in het ander' aan welks deur wy altoos eenige van de' 20 §7Cm SUiMh V0"de»'« telken verwachtten tegen gehouden te worden. Wy hoorden weI dat d£ Gedepmeerde v achter ons gmgen, van ons Ipraken, tervvyl d den den anderen vroee • CVc M.,r , I Pp/ , o„" Heeren' zvn ook „ Gedeputeerden ? " en ap ™ jq j- . «v, . n de ander antwoord- de Jen doute; - „ lk twyffeJ, ,£f ^ „ coch daarby bleef het. Celui la , zeide d één Cen;an —vyzende,^^^, ° » deeze fchynt een Engeischman te wee' ,, zen , — Cela Jg peut^ hemam ^ lapparence.ejl quelque fois trompeufe. _ „ Dat' j, kan  IN FRANKRYK. 207 „ kan zyn, maar de fchyn bedriegt fomtyds. "— En zo liet men ons gerust tot in de zo genoemde groote gallery, alwaar de Koning het addres zou ontvangen, mede gaan. Terwyl de Koning 'er nog niet was, liep alles eenen tydlang verward door elkander ; en een gedruis, dat van verre naar het bruisfchen der zee geleek , vervulde de zaal. Prinfen, Aartsbisfchoppen , Marquifen , Graaven , Edellieden, Priesters en Burgers zworven door elkander. Men kon zich verbeelden in de ark van Noach te weezen. Eensklaps wierd 'er een zydeur geopend ; en op hetzelfde oogenblik zwier.den 'er duizend wenkende handen en hoeden in de lucht , die ftilte wilden verwekken, en een algemeen ft ! ft ! kondigde de komst van den Monarch aan. Hy trat binnen; en hier had gy eens moeten zien, hoe dezelfde menfchen, die daags tevooren te onvrede waren over elk woord, dat den Herfteller der franfche vryheid te veel eerbied fcheen te betuigen, op eenmaal wederom de oude, hunnen beheerfcher met ligchaam en ziel aankleevende Franfchen vertoonden, die zy eertyds geweest waren. Eenigen fprongen op ftoelen, anderen hingen aan de pylaaren, en de overigen rekten zich, op de teenen ftaande, zo verre uit , als zy konden, om het aangezicht van deezen koninglyken man, dat hun toch in 't geheel niet onbekend was, aan te gaapen, fchoon zy  2Q« STAATS-OMWENTELING zy deszelfs voorigen luister zeer verminderd hadden ! Nadat de Prefident zyne reden geëindigd, en de Koning, zo als tevooren stfgefprooken was, daarop geantwoord had, fchreeuwde de geheele Vergadering tot drie maaien toe : , Lan°„ leeve de Koning ! " zo fterk, dat het pa'leis in deszelfs grondvest dreunde. En nu wist de één jegens den ander zyn levendigfte vreugde niet fterk genoeg uit te drukken over de duidelyke en verftaanbaare wyze, waarmede Zyne Majefteit gefprooken had, en over het genoegen, dat men daarby in deszelfs gelaat meende "ontdekt te hebben. De Koning aanvaardde nu, gelyk men begeerd had, den weg naar de Slot-kapél; en wy andere Gedeputeerden ik was 'er in dit oogenblik grootsch op, om my nevens myne vrienden als Gedeputeerden der menschheid te moogen be- fchouwen volgden hem onmiddelyk. Wy behoefden flegts eenige vertrekken, die' naast de groote gallery zyn, door te gaan, en wy waren ter plaatfe , waar wy weezen moesten. Het laatfte van deeze vertrekken bereikt hebbende, kwam de Koningin verzeld door Madam, en Madame Eülabeth, door een zydeur te voorfchyu , om de aan dit vertrek paaiende en reeds geopende koninglyke zitplaats der kapél op te treeden. Ondertusfchen verkoos de Koning zyn plaats beneden in de kerk te neemen. Sedert het begin der om-  IN FRANKRY K. acg omwenteling was dit de eerfte maal, dat de Koningin wederom in 1 openbaar verfcheen ; men had derhalven kunnen ondcrftellen, dat een ieder begeerig moest zyn, om haar te zien : doch de Gedeputeerden gingen haar voorby, zonder ftil te ftaan , of zich door de dén of andere eerbewyzing op te houden; en elk nam de eerfte de beste plaats , welke hy vond. Gelukkig was de myne in de nabyheid van de Koningin ; en gy kunt wel begrypen , dat ik gebruik trachtte te maaken van het voordeel, die dezelve my aanbood, om haar op te merken. Haare Majefteit nam op het oogenblik , dat zy op haare plaats ging zitten, een gebedeboek in de hand; en haare oogen bleeven geduurende den geheelen Godsdienst byna onafgebrooken daarop gevestigd. Wanneer zy dezelven fomtyds opfloeg , dan was het om Madame of Madame elisabeth aan te zien, die door Haare Majefteit nu en dan met een vriendelyk woord wierden aangefprooken. Het mengfel in de uitdrukking van haar gezicht — doch welke taal heeft woorden, om een mengfel van gewaarwordingen uit te drukken , welke , uit hoofde van de zonderlinge omftandigheden , waarin Haare Majefteit zich bevond, de eenigften in haar foort zyn moesten! Den Koning kon ik van de plaats, waar ik ftond, niet zien; doch een myner reisgenooten, die in dit opzicht gelukkiger was, dan ik, om dat hy zyn plaats beneden in de kerk had genomen, heeft my verzekerd, dat, geduurende de O ge-  sio STAATS-OMWENTELING geheele plegtigheid, de grootfte onverfchilligheid en niet de minfte deelneeming op het aangezicht van Zyn Majefteit afgemaald was geweest. Na geëindigden Godsdienst, riep de Vergadering den Koning alleen , maar ook niemand anders, een hartelyk : Lang leeve! toe ; en Zyn Majefteit betuigde daarvoor zynen dank op zulk een gunftige en vriendelyke wyze , dat de geheele waereld daarover geflicht was. Daarëntegen fcheidden de Koningin en de Vergadering, zonder de minfte pligtpleeging van elkander. En had ik dan nu, myn lieve T * ! geen recht, om deeze plegtigheid zodanig te noemen, als ik ze boven genoemd heb? 'Er zyn menfchen, die dit bedryf van de Natiönaale Vergadering, het welk men meent, dat achterwege had kunnen blyven, berispelyk vinden. Ik zal het daar laaten, in hoe verre deeze berisping gegrond is of niet. Lykftaatfiën zyn zekerlyk , in haaren aart befchouwd, zeer ontbeerelyk ; doch dewyl de mode haar eens gewettigd heeft, en de welgevoeglykheid dezelven , zo men meent , altyd- nog noodzaakelyk maakt, waarom zou dan de Natiönaale Vergadering alleen van een algemeen ingevoerd gebruik afwyken? En wie moet hier niet in ernffige overweeging neemen, dat deeze zonderlinge plegtigheid op een foort van Recht der vergelding gegrond was ?  IN FRANKRYK. Ut was ? Keurde men het eertyds af, wanneer de franfche dwingelanden In oorlogen , die hunne roofgierige eerzucht beftookt had, de uitgeputte Natie, na eiken bloedigen veidflag, waarby duizenden van haare kinderen het leven ingefchooten hadden , een gedwongen Te Deum laudamus deedcn zingen: met wat grond kan men dezelfde Natie nu, dewyl de omftandigheden zo zeer veranderd zyn, berispelyk vinden, wanneer zy op haar beurt haaren Koning uitnoodigde, om het Opperwezen een openlyk dankoffer voor de gelukkig-bevochten vryheid toe te brengen ? Was een gewonnen veldflag in oorlogen, waarby de Natie geen belang had , en waardoor evenwel de Natie in den grond bedorven wierd, misfehien meer waardig, dan de overwinning der menschheid op despotismus en dwingelandy ? Of was het minder hard , van het volk te vergen , dat het God wegens zyne verflaagene vaders , egt- genooten, broeders, vrienden enz. die men om niets-beduidende kleinigheden ter flagtbank had geleid onder den klank van trompetten en keteltrommen danken moest, dan den Koning te verzoeken , om een openlyk dank-lied mede aan te heffen, dat de Voorzienigheid hem door den arm des volks van verderffelyke raadgeevers, van menfehen-haatende mede-regenten en van de rampzalige magt , om kwaad te doen, verlosd had? De Koning fcheen zelf in deeze berisping niet toe te ftemmen. O 2 Over  212 STAATS-OMWENTELING Over 't algemeen gaan buitenlandfche Nieuwsen Couranten-fchryvers, (*) by de beöordeeling van de groote, en voor het geheele menschdom zo onbefchryflyk - weldaadige franfche omwenteling nu reeds en wat zullen zy niet eerst in vervolg van tyd doen, wanneer de eerfte onwillekeurige aandoeningen der mcnfchelykheid verdween en zyn, en de aangebooren, diep ingewortelde vleyëry en kruipende laagheid eerst wederom beginnen zullen, haaren gewoonen gang te gaan zo onrechtvaardig en onbarmhartig te werk, dat men in twyfel ftaat, of men dezelven van een opzettelyke onredelykheid of van een volflaagen onkunde in de gefchiedenis befchuldigen moet. Nu eens verdichten zy brieven uit Parys , die met wreedheden en ontmenschtheid opgevuld zyn, welke evenwel een ieder, die maar eens hier is geweest , terftond by den eerflen opflag aanzien kan, dat ze met opzet gefmeed zyn, omdat dezelven van de lompfte misflagen tegen het plaatzelyke van Parys (*) Men kan hier, en wel in een koffyhuis op het Palais royal zelfs hoogduitfche couranten leezen. Aan een der ventlers van dit huis ftaan de woorden Deutsche zeiturgiln met groote gouden hoogduitfche letters gefchilderd, die van de meeste Franfchen juist zo befchouwd worden, als wanneer een Duitfcher. die green hebreeuwsch verftaat, de woorden ^JJIiVV 't^DTl gefchreeven vond..  IN FRANKRYK. 213 rys krielen (*). Dan zingen zy een jammerlyk klaaglied over lkoomen van menichen-bloed, die hier (*) Zo lees ik, by voorbeeld, om flegts één (taaltje van het bovengemelde op te geeven, in verfcheiden duitfche Nieuwspapieren de gebeurtenis van een wreede en ontmenschte mishandeling, die eenen accys-bediende, geduurende den tyd van ons verblyf alhier, midden in Parys, en wel alleen daarom zal overgekomen zyn, dewyl hy zich van zynen pligt wilde kwyten. Deeze deerniswaardige gefchiedenis eindigt met de byzonderheid, dat het volk dit ongelukkig mensch op het laatst naar het Palais royal gefleept, en hem aldaar in den ftroom geworpen hebbe. Wie te Parys geweest is, weet ook, dat 'er in noch by het Palais royal noch ftroom noch beek vloeit, en dat derhalven, ten min. ften deeze byzon derheid, door geen Paryfenaar naar Duitschland kon overgebriefd worden. Het waare , dat by deeze mismaakte gefchiedenis ten grondflag legt, is het volgende : Een Mouchard — men weet, dat dit de naam van de voormaaüge flads-verklikkers was, en dit waren menfchen , die voor hét meeste gedeelte reeds onder de ga'g geftaan hadden, maar voor deeze maal nog met een brandmerk vry gekomen waren —• zodanig een Mouchard geraakte met eenen burger in twist, en om denzelven aan de mishandelingen van het Gemeen bloot te Hellen, ging hy in zyne boosheid zo verre', dat hy riep: ,, Ziet, een Mouchard! een ge,, brandmerkten Mouchard! " Het volk rotte byëen, en de burger was in groot gevaar; doch hy had'zo sreel tegenwoordigheid van geest, dat hy zich fchielyk O 3 om-  2i4 STAATS-OMWENTELING hier zullen vergooten zyn , die echter hier niemand zo heeft zien vloeyën; — even alsöf 'er wel ooit zodanig eene ganfchelyke omwenteling van een geheel uitgeftrekt ryk had plaats gehad, zonder dat 'er ten minften tienmaal zo veel menfchenbloed by geplengd was, dan de franfche tot nu nog (*) gekost heeft! Dan belgen zy zich over de verwarringen, die thans in dit geheel omgewenteld ryk heerfchen, en zyn toornig op de Natiönaale Vergadering , dat zy niet almagtig is, om uit de woeste puinhoopen van het ingeftorte , uit despotismus , ariftokratie en hiërar, chie beftaande gebouw, terftond door een enkel: worde.' het voltooide paleis van een weïïngerichtcn vryën Staat te doen oprijzen , even alsof men in andere landen, in Zwitferland, Hok land , ontkleedde, en zynen rug toonde, die hem ten eenemaal rechtvaardigde. Nu moet gy, zeide hy tegens den Mouchard , hetzelfde doen 1 Deeze trachtte te ontvluchten ; doch het volk greep hem , noodzaakte hem, om zich insgelyks te ontblooten, en ziet, zyn rug toonde het ingebrandde beeld van de galg. Men mishandelde hem —- en waar zou het gepeupel niet hetzelfde ged aan hebben ? Ik zou een menigte van lbortgelyke couranten-leugenen, die allen uit Parys gedagteekend zyn, kunnen ontdekken, indien het der moeite waardig was, om couranten-tydingen te verbeteren. (*) Den 14de Augustus^  IN FRANKRYK. 215 ïand , Engeland, Amerika, in één oogenblik daarmede tot ftand was gekomen! Dan braakt men, wegens enkele buitenfpoorigheden, die, zo lang als de waereld ftaat , by foortgelyke gelegenheden nimmer gemyd wierden, nimmer konden gemyd worden, de bitterfte verwytingen van barbaarschheid en ontmenschtheid, tegen een Natie uit , die tot den dag van heden (*), over 't geheel genomen, geduurende den toeftand eener volflaagen regeeringloosheid, eenen graad van billykheid, gemaatigdheid en rechtvaardigheid beweezen heeft , welke nog nooit een Natie onder foortgelyke omftandigheden betoonde. En zulks doen foms dezelfde lieden , die ons in koelen bloede , of zelfs wel met een blyde gejuich kunnen vernaaien : dat in een enkele met ftorm veroverde ftad, in eenen oorlog, die niet door de onderdrukte menschheid, maar door de despotieke eerzucht alleen uit een paalloos eigenbelang begonnen wierd , tienduizend onfchuldige flagtöffers opëen geftapeld lagen; dezelfde lieden, die, wanneer hier een woedende tyran onder de Vorsten, eenen armen fchuldloozen jongeling, die het ongeluk had gehad , een gejaagd ftuk wild met zyn hark van zyn beemde in het bosch te doen loopen, in de tegenwoordigheid van zynen op de knieën om ontferming fmeekenden vader laat dood flaan; (*) Den 14^ Augustus. O 4  |i6 STAATS-OMWENTELING liaan; daar een ander belast, dat men zynen kok, die hem een fchootel eeten , waarvan hy een groot liefhebber was , had bedorven , den rug met fpek lardeeren en tegen het vuur Hellen moest; een derde zynen jager door ontmenschte Hagen den rug genoegzaam laat kerven , alleen omdat hy eerbiedig en onderdaanig zyn affcheid verzoekt, ten einde een houtvesters-plaats in zyn vaderland te kunnen aanvaarden, die zyn afgeleefde vader hem bezorgd heeft, om hem by zyn naderend levenseinde in zyne nabvheid te hebben ; of, eindelyk, een vierde, een volgens de wetten opgemaakt vonnis der crimineele rechtbank , niet verzacht , als waartoe hy het recht had, maar 't geen nimmer een Vorst, in wat land ook, doen mag, op een onmenfehelykc wyze vergroot en verzwaart, enz. dezelfde heden, zegge ik, uiten de gemelde onrechtvaardige klagten, die, terwyl zy zodanige verfoevelyke bedryven voor hunne oogen zagen pleegèn of hoorden, dat ze in hunne nabyheid waren gepleegd geworden, gelyk ftomme honden zachtjes afdemsden, en geen geluid gaven ' ïi Q tv den! O zeden! Hoe ontëeren deeze menfchen het heilige werktuig der waarheid, de pen, terwyl zy dezelve in hunne handen tot een werktuig der laagfte vleyëry, ten koste der mensch. neid verklagen! Wy namen onze terug-reis oyer Mar/y , en za-  IN FRANKRYK. 21? zagen by deeze gelegenheid het kostbaar waterwerk , een half uur van daar aangelegd, waardoor het water uit de Seine, eenen berg op, en van daar, door hulp van een ander raderwerk, 'nog een paar honderd voeten hooger , in een kanaal , gedraagen door gewelven , gedreeven wordt, ten einde de waterkommen en fonteinen te Matiy, Ferfailles en St. Cloud, door eenen onöphoudelykcn toevloed, van water te voorzien als mede het in deeze landftreek geleegen zomer-verblyf van Madame du barry, een byzit van wylen Zyn allerchristelykfte Majefteit lodewyk XV., dat allerfraaist en in den besten fmaak is aangelegd, alles gebouwd van het zweet en bloed van een volk, dat de menfehenvrienden en wysgeeren in Duitschland het thans waarfchynelyk zeer kwaalyk neeffien zullen, dat het eindelyk eens moede wierd, om deszelfs zweet en bloed in konftige fonteinen, tot vermaak van zyne dwingelanden en dwingelandesfen, en in prachtige paleizen voor derzelver boeleerders en boeleerfters veranderd te zien. Dit zomer-verblyf, in de gedaante van eenen tempel van venus, ligt op een hoogte, die een gezicht over een fchoone, ruime en van de Seine doorkruiste landftreek opleeverd, en aan wederszyden een halve myl verre, als een prachtige halvemaan gevormd is, bebouwd met nette dorpen en de koninglyke kafteelen , met de onderhoorige Öad St. Germain, In geheel Frankryk, zo verre O 5 als  «i8 STAATS-OMWENTELING als ik liet zag, heb ik niets bekoorlykers en fraajers gezien, dan deeze landftreek en dit zomerverblyf. Van de nog leevende Godin, waaraan dit elifeesch verblyf wierd toegewyd , ftaat in een der vertrekken van deezen fraajen tempel een borstbeeld uit wit marmer gehouwen, dat men zeer wel voor het borstbeeld van de Godin der liefde kan opgeeven. Hoe zeer het verderf van het franfche Hof reeds ten tyde van lodewyk XV., zelfs naar het oordeel der geenen, die tot dit verderf medewerkten , ten top gereezen was, blykt onder anderen uit de volgende anekdote. De Prins van hessenstein gaf eens aan de Gravin du barry by haare kap-tafel een be^ zoek. Zy had een grooten hond, die hongerig fcheen te weezen. Wat, vroeg de Dame, wat heb ik nu zo op het oogenblik by de hand, dat ik hem geeven kan ? Wel, antwoordde de Prins, werp hem een van uwe hovelingen voor, „ Waar^ „ achtig! hernam de Gravin, ik twyfel, of hy „ 'er wel van eeten zou. " Hoe moet het wel gefield zyn aan een Hof, alwaar zelfs de hoeren in haare honden zo veel fmaak onderftellen, dat zy van deszelfs bedienden eenen afkeer hebben zouden! Na een zeer aangenaam reisje, kwamen wy gis-  IN FRANKRYK. 219 gisteren avond weder te Parys, en het was, alsof wy, na een reis in vreemde landen gedaan te hebben, tot onze eigen haardftcde wederkeerden; zo eigen zyn wy hier reeds geworden! In Parys is middclcrwyl niets nieuws voorgevallen. Het volk blyft, in weerwil van de aan. houdende regeeringloosheid en den geringen voorraad van brood, behalven kleine bedryven, die weinig om het lyf hebben, altoos nog bedaard ter verbaazing van alle de geenen, die weeten, wat de woorden Volk, Regeeringloosheid en Broodgebrek, wanneer dezelven famen gepaard gaan, te zeggen zyn. Indedaad, de Voorzienigheid kon den onüitfpreekelyk-grooten zegen, welken de veredeling eener Natie door befchaaving en verlichting met zich brengt, niet klaarblykelyker en handtastelyker voor den mensch ten toon fpreiden, dan in het gedrag van dit volk , geduurende de thans verloopene eerfte vier weeken eener omwenteling, die in eiken min befchaafden ïraat noodzaakelyk ftroomen van menfchen-bloed gekost, en de ysfelykfte bedryven veroorzaakt hebben zoude. Of echter deeze ongehoorde gemaatigde en bedaarde toeftand by een voortduurende wetteloosheid en vernietiging van alle burgerlyke betrekkingen nog lang zal (tand grypen ? Men zou de natuur van den mensch over 't algemeen , en die van een geheel talryk yolk in 't byzonder, weinig kennen, zo men zulks  220 STAATS-OMWENTELING zuiks hoopen wilde. Zelfs de beste gemoederen moeten by zulk eene gefteldheid, indien dezelve aanhoudend is , eindelyk verbasteren ; zelfs de grootfte voorafgaande befchaaving kan onder zodanige omftandigheden, inkruipende verwarringen en geheele verwildering van het nationaal karakter niet lang tegen houden. 'Ei- kunnen derhalven, en zullen waarfchynelyk ook nog bloedige tooneelen geopend worden (*) , dewyl het onmogelyk fchynt, dat de nieuwe Conflitutie zo fchielyk ftand grypen, en in alle haare deelen in de plaats der oude zal kunnen gefield worden, dan wel noodig was , om deeze verwildering voor te komen. Ondertusfchen zulien de geheime poogingen der Ariftokraaten , om de nieuwe vryheid, was 't mogelyk, in haar eerfle beginfeleu te onderdrukken, voortduuren ; de Adel en de Geestelykheid, zo wel in de Natiönaale Vergadering , als ook ten platten lande , zullen hunne laatfte krachten iufpannen, om de voltooying van het (*) Doch zelfs het ergfte qnderfteld zyn de, zal het belang der menschheid hier zekerlyk wel zo veel bloed niet kosten, dan men zoude hebben zien vlo-yën, indien de oogmerken van de Cabaal , om Parys te verwoesten , en het despotismus voor altoos ie vestigen, zouden doorgegaan zyn; en wel niet half zo veel, dan wy binnen den tyd van twee jaaren in de Ooft za. gen flroomen. En hoe verfchillende zyn toch de bedoelingen, waaróver hier en daar geftreeden wordt.  IN FRANKRYK. 22J grootfte gedenkteken onzer eeuw , naamelyk de op rede en menfchelyke rechten gegrondde Staatsgefteldheid, duizend hinderpaalen en zwaarigheden in den weg te leggen ; achterdocht en jaloezy tegen de nieuwe vryheid, waaraan het volk nog niet gewoon is , zal by hetzelve meer en meer veld winnen, het zal van tyd tot tyd driftiger in zyne gedragingen , van tyd tot tyd losbandiger en toomeloozer worden; en — de menfchen-vriend keert met mededogendheid zyne oogen af van de gruwelen, die het gevolg daarvan zyn kunnen (*)! Jammer, jammer is het, dat deeze omwenteling , gelyk meestal het geval is, de Natie verraschte; dat haare nieuwe Wetgeevers geen tyd genoeg hadden, om alles, wat daartoe behoort, vooraf te regelen en voortebereiden , om, na de volkomen flooping van het oude gebouw, het nieu- (*) Wat my voor da goede zaak der Natie meest doet vreezen, is de wispeltuurigheid van gevoelens en ongeftadigheid van karakter, zo eigen aan alle vlugge menfchen over 't algemeen, maar vooral aan de Franfchen, waardoor hen zelfs de aangenaamfle gevoelens, en het goede over 't algemeen, uit een zucht naar verandering, gemakkelyk verveelen kan. Ik wensch, dat Frankryk's goede befcherm - engel de uitwerkingen van deeze karakteriftieke eigenfchap der Franfchen thans met mededogendheid mooge keeren!  222 STAATS-OMWENTELING ENZ. nieuwe terftond in deszelfs plaats te ftellen! Dan zou Frankryk nu reeds het gelukkig" en benydenswaardig land weezen, dat hetzelve vroeg of laat, doch waarfchynelyk eerst na veele beroeringen, eindelyk, als 't Gode behaagt, l worden Volle veertien dagen zullen wy hier nu nog blyven. Twee dagen zullen wy befteeden aan een bedevaart naar het graf van rousseau te Ermenonville , en aan het bezichtigen van het prachtig Chantilly van den Prins coNDé. Nadat wy van daar te Parys zullen wedergekeerd zyn, zal ik u weder fchryven. Tot dien tyd en tot blyde wederziens toe, vaart wel, lieve Vrienden! Z E S-  ZESDE BRIEF. Parys den 23 Aug. 17S9. hebben ons klein fnoepreisje naar St. Denis, Chantilly en Ermenonville afgelegd, en zyn wederom hier aangekomen. Doch vóór dat ik u van deeze plaatfen iets verhaal', moet ik nog het een en ander aanftippen , het welk eigenlyk een plaats in mynen laatften brief had moeten vinden. Ik beloofde u, by voorbeeld, dat ik 'er nog een woord van den Abt fauchet wilde byvoegen; en zie hier de voldoening van myne belofte : De wyk der ftad, die den naam St. Jaques-deVHêpital draagt, hield, gelyk de overigen, een plegtige lykftaatfy voor de braave burgers, die in den zegepraalenden ftryd der menschheid tegen de wreede alleenheerfching gcfneuveld waren. De Abt fauchet — gewoon Hofprediker — deed in de kerk St. Rock de lykreden. Nimmer had een redenaar een waardiger onderwerp behandeld; en fauchet voerde zulks ook op eene even zo vrymoedige als voortreffelyke en edele wyze uit. De  224 STAATS-OMWENTELING De hoofdftoffe , welke hy verhandelde , was : „ Dat de Voorzienigheid deeze groote en won„ derbaare gebeurtenis enkel en alleen door het „ weldaadig licht der Wysbegeerte voorbereid en „ bewerkt had. " Hy fprak hierover met zo veel waarheid van voorftelling , en met zodanig een onwederftaanbaare wellpreekendheid, dat' de geheele .van een godsdienftig en {taalkundig enthufiasmus doortrokken Vergadering hem zo terftond de burger-kroon toekende. Nog op denzelfden dag wierd de Redenaar , verzeld van twee Compagniën deezer wyk, met fiaandc trom en wapperend vaandel, naar het ftadhuis geleid. Hy-zelf ging in het midden tusfchen de twee Compagniën , omringd van alle de Officiers deezer wyk , en vooruit ftapte een Heraut , die de kroon droeg. Een vreugde-geroep des volks:. „ Lang leeve de braave Redenaar ! Lang leeve. „ de Abt fauchet ! " — Vive le bon Ora. teur 1 Vive PAbbè Fauchet! — verzclde den trein. Eenige dagen daarna beklom een dweepachtige Monnik den kanfel in dezelfde kerk, om fauchet te verketteren. „ Niet de Wysbegeerte, „ — die hy, gelyk gemeenlyk gebeurt, met on„ geloof en zedenloosheid verwarde — maar de „ Katholyke Godsdienst, riep hy, is de bewerk,, fter der franfche vryheid! " Fauchet verdedigde zich tegen deeze aanrandingen eenen brief aan  IN FRANKRYK. 225 aan de Uitgeevers van het Journal de Paris; en ik onderltell', dat het u niet onaangenaam weezen zal, wanneer ik ti een gedeelte van deeze zyne verdediging hier opdisch, ten einde daaruit te kunnen begrypen, hoe een gewoon Hofprediker hier thans, en wel met toejuiching niet flegts van het verftandig Publiek, maar ook van het gemeenfte volk durft fpreeken en fchryven. AAN DE UITGEEVERS VAN HET JOURNAL DE PARIS (*). „ Zeker Predikant, die gisteren op het feest „ van de heilige Patroon predikte, heeft zich „ ver- (*) Mejjieurs.' Un prédicateur s'e/l cru ohligé hier en prèchant la fête patronale a St. Roch, de contredire, avec F accent du esurroux , Thomage que fai rendu d la'Philofophie dans mon difcours fur la liherté francoife. II eft vrai que fai ofé, dans la chaire de verité, ces propres paroles: „II faut le dire, & tres haut, „ & jufques dans les temples, ceft la Pkilofophie qui „ a refufcité la Nature'; c"eft elle qui a recrée l'ef„ prit humain & redonné un coeur a la focieté " Je fuis faché que ce Monfieur en foit fcandalifé & cherche d propager fon fcandale dans une grande eglife ou Ton eft en pojfeffton de tn'entendre avee idification £s? bienveillance. II me permettra de lui dire ce que fai deja dit au Public, que je ne confcnds point la P Phi.  226 STAATS-OMWENTELING „ verpligt gevonden, om dat geene, wat ik in ,, myne redevoering over de franfche vryheid ge- „ zegd Philofophie avec Fincréduliti, encore moins avec Firnpiété. La Philofophie, prife en bonne part & (Tune maniere abfoluë, s"occupe a dèterminer les devoirs de Phomme & fes droits, dam Fordre naturel £? fociaU Je repéterai, n'en deplaife d ce Predicateur & dtous ceux qui ont le méme zèle, „ que cette Philofo„ phie eft la bienfaitrice du genre humain & que la „ France lui doit fa liberté. " Jl peut dire , avec autant de violence qu'il lui plaira & jufques fur •les toits (ceft fon exprejfton) que la rêligion feule a produit la révolution qui nous rend libres. Cette erreur eft ft manifefte , que ce rieft pas la peine de la combattre. Depuis 13 ftècles la religiën que la France profeffe y eft dominante , & la Liberté frangoife n'exifte que depuis un mois. Ceft la Providence fans doute qui a combiné , amené, produit eet événement: mais la Providence appartient d toutes les religions, & par toute la terre la Philofophie l'adore. La Philofophie elle méme a été- Finftriment dont la Providence seft fervie pour ce prodige. Ceft elle qui a jettè les idéés de Liberté dans les ames, échauffé les cceurs animé les courage:. Une des meilleures preuves de la verité de rot re religion, c'efi qu'elle confacre ces idéés, approuve les reclamations & bénitJes efforts des peuples contre Fopprejfion. — — J'attends de pied ferme les fanatiques, Je nai pas eu peur de Fartillerie de la Baftille, je ne crains pas la leur- — — fefpere qu'd leur tour les fanatiques vont difparoltrc. Le  IN FRANKRYK. 22? „ zegd heb, met bitterheid tegen te fpreeken. „ Ik beken, dat ik onderdaan heb, op den pre„ dikftoel, toegewyd aan de waarheid, de vol„ gende woorden te bezigen : „ men moet ,, „ het overluid , men moet het zelfs in de „ „ tempelen zeggen , dat het de Wysbe„ „ geerte is , die de natuur opgewekt heeft, „ „ dat zy het is , die den menfehelyken geest „ „ herfchapen en aan de Maatfchappy een hart „ „ wedergegeeven heeft. " Het doet my leed, „ dat de gemelde Heer zich daaraan geërgerd, „ en getracht heeft , zyn genomen ergernis op „ anderen in een groote kerk voort te planten , ,, alwaar men my met (lichting en genegenheid „ pleegt te hooren. Dat hy my vergunne, hem ,, te zeggen, 't geen ik het Publiek reeds ge,, zegd heb: dat ik de Wysbegeerte niet met on„ geloof, nog minder met godloosheid verwarre. „ De Wysbegeerte, in eenen goeden zin en over „ 't algemeen genomen, heeft ten doel , om „ de pligten en rechten van den mensch, in den „ natuurlyken en maatfehappelyken toefland, tc „ be- Le defpotifme tfaura plus de fupport. La Religion, inflitutrice de la véritabU fratemité, fera aimée de la Philofophie , qui ne rejettera point la fanéïion du Cisl pour le bonheur du monde ; G? la Philofophie , mère de la vraie liberté, fera aimée de la Religion qui confacrera fes bienfaits. L'ABSé FAUCHET. P 2  S28 STAATS-OMWENTELING „ bepaalen. En ik moet het herhaalen, de ge„ noemde Predikant , en een ieder, die zich „ door denzelfden heiligen yver gedreeven vindt, „ mag het my vergeeven ! „ dat deeze Wysbe„ „ geerte de weldoenfter van het menfchelyk „ ,, gedacht is , en dat Frankryk deszelfs vry- „ „ heid aan haar moet dank weeten. " „ Laat hy, met zo veel drift, als hy goedvindt, „ en zelfs op de daken, om my van zyn eigen „ uitdrukking te bedienen, verkondigen : dat de „ Godsdienst alleen de ons vry-maakende om,, wenteling bewerkt heeft. Deeze dwaaling is „ zo klaarblykelyk, dat het de moeite niet waar„ dig is , om dezelve te wederleggen. Sedert ,, dertien eeuwen is de Godsdienst van Frankryk ,, de heerfchende in dit land; en de franfche „ vryheid heeft reeds federt ééne maand ftand ,, gegreepen. Zonder twyfel was het de Voor„ zienigheid, die tot deeze gebeurtenis aanleiding ,, gegeeven , dezelve bevorderd en weZenlyk tot „ ftand fgebragt heeft : majir de Voorzienigheid „ wordt door alle Godsdienften erkend, en op „ den geheelen aarbodem bidt men haar aan. De „ Wysbegeerte is het werktuig geweest, waar„ van de Voorzienigheid zich bediende , om dit „ wonder te verrichten. Zy was het, die de „ denkbeelden van vryheid in de zielen ftortte, „ die de harten verwarmde en met moed beziel„ de. Een van de beste bewyzen voor de waar„ heid van onzen Godsdienst, is , dat dezelve „ dee-  IN FRANKRYK. 229 „ deeze denkbeelden heiligt , dat hy het terug„ eifchen van de rechten der volken goed keurt, ,, en hunne poogingen tegen de onderdrukkingen „ zegent. — Ik fta pal tegen de aanvallen der ,, dweepers. Zo weinig ik voor het zwaar ge„ fchut der Baftille vreeze , zo weinig kan het „ hunne my doen beeven. — Ik hoop , dat de „ dweepers nu ook eens een beurt zullen kry,, gen van te moeten verdwynen. Dan zal het „ despotismus geen fteun meer vinden. De grond„ legfter van waare broeder-liefde , de Gods,, dienst , zal van de Wysbegeerre bemind vvor„ den, welke de goddelyke verordening voor het „ geluk der vvaereld geenszins verwerpen zal. „ De Wysbegeörte , als de moeder der waare ,, vryheid, zal zich van den Godsdienst bemind „ vinden, die haare weldaaden heiligen zal." Wat zegt gy van deezen gewoonen Hof-prediker ? Spreekt hy niet zo vrymoedig en zo vetftandig, alsöf hy Opper-Konfiftoriaal-Raad in Ber. tyn, onder den grooten fredrik , geweest was ? Een ander Geestelyke predikte op den voorleden Zondag, over de ftelling: „ dat de arifto„ kratie nimmer iets gedeugd had;" en bewees dezelve onder anderen ook daarüit, dat de Ariftokraaten te Jerufalem, en niet het volk , den Heiland aan het kruis gebragt hadden. — P 3 Gy  23o STAATS-OMWENTELING Gy ziet, hoe zeer de geestelyke toon in preëken en fchryven hier reeds veranderd is. Wat zal 'er in 't vervolg niet nog gebeuren, dewyl de geheele gefteldheid en de politieke ftaat der Geestelykheid eene even zo volilaagen omkeering te verwachten heeft, als die was, welke de Regeering heeft moeten ondergaan ! De kerkelyke Regeering ligt te zieltoogen; en het alleen-zaligmaakend katholyk Geloof fchynt hier op zwakke voeten te ftaan (*). Men zal een foort van Ka~ tho~ (*) Het is verbaazend, hoe veel veld de vryheid in het denken,maar de waare en losbandige tevens, in dit land gewonnen heeft. In een klein gefchrift , dat zo even verfcheenen is : Le difcours de la Lanterne genoemd, wordt het getal der Deïsten in Frankryk — waaronder de Schryver, ingevolge het gewoon misverstand, waarfchynelyk ook de Ongodsdienfligen reekent — op zes millioenen begroot. Dit is naar alle vermoeden te buitenfpoorig geweekend; in hoe verre echter, durf ik niet bcpaalen, Ondertusfchen is het zeker, dat een vreemdeling, niet flegts by zyn verblyf te Parys, maar ook by zyne doorreis door het land, zelden door iets anders indachtig gemaakt wordt, dat hy in een Roomschkatholyk land is, dan door de rondzwervende Monniken en Abbé's. Het is ook zeer natuurlyk , dat een gemeene Roomschgeziude, zodra hy maar eerst begonnen heeft, een viyè'r' denkwyze te verkiezen, de paaien der rede te buiten gaat, en dan niet alleen zyn roomschkatholyk geloof, maar met heszelve tegelyk ook het ver-  IN FRANKRYK. 231 tholyk Protejïantendom invoeren, dat is, men zal eenige roomsch-kathol} ke leerftukken en ge- brui- verftandig geloof wegwerpt. Hoe verre dit losbandige vryë denken zich hier thans tot de laagfte ftanden toe verfpreid heeft, moet men ter plaatfe zeiven waargenomen hebben, om het gelooflyk te vinden. Zie hier flegts één ftaaltje, ten voorbedde van het gezegde: Wy reeden by onze terug-reis, van Parys tot Met», met de Diligence. In ons reisgezelfchap was de vrouw van eenen daglooner, die , alzo 'er thans te Parys geen arbeid voor haar was, zich naar haare nabeflaanden , die te Metz woonden, begeeven wilde. Vermits ik, geduurende de geheele reis, niet bemerkte, dat zy ooit, naar de manier der Roomschgezinden , eenen roozenkrans bad; vroeg ik eindelyk, wat toch de oorzaak van deeze achteloosheid was. Comment, Monjleur, antwoordde de vrouw, terwyl zy, vol verwondering, een paar groote oogen opzette, me prenez vous pour une devote p M Hoe , myn Heer ! ziet gy my aan voor „ een fyne kweezei? " Neen! zeide ik; maar ik "ie u aan voor een goede roomsch-katholyke vrouw, en ik heb gemeend, dat gy, als zodanig eene, verpligt waart, om uwe voorgefchreeven gebeden naar den roozenkrans te moeten verrichten. ,. O ! antwoordde „ zy, al lagchende, dit is by ons geen mode meer! " Wel zo ! zeide ik , wanneer het dan de mode eens weezen zal, dat gylieden, hier te land ter helle vaaren zult, dan zult gy 'er ook wel niets tegen hebben ? Allez , Monfieurl hernam zy al lagchende, il y a long tems que Peufer ejl rempli; 011 n'y entrc plus. P 4 » Weg,  »$2 S TAATS-OMWENTELING bruiken voor de liefhebbers behouden; maar , meer proteflantsch dan wy, allen dwang van gel loof en geweeten bannen, en alle ketenen des geestes, zy moogen door fymbolifche boeken, of Kerkvergaderingen of door de Pausfen gefmeed zyn, even zo kloekmoedig verbreeken , als men de politieke ketenen verbroken heeft. Dan zullen wy Lutherfche en Gereformeerde Proteftanten naar Frankryk moeten gaan, om van deeze Katholyke Proteftanten te leeren, wat het waare Proteftantendom is, naamelyk : „ Tegenkanting „ tegen alle geloofs-dwang, en uitfluitende aan, „ neeming der rede en der heilige Schrift, als „ de eenige bronnen der geloofs-leeringen; " het welk gy, waardfle Vriend! in uw gefchrift: over de magt der Forfien, omtrent zaaken, die het geloof betreffen, met even zo veel bevalligheid als overtuiging beweezen hebt. Dezelfde omkeering, welke de franfche Godgeleerdheid zal moeten ondergaan, zou mogelyk wel eens de geheele franfche letterkunde kunnen treffen. Ook met opzicht tot deeze , heeft men thans reeds begonnen, om zich van het geleerde despotismus der Veertigen , dat tot dus verre heeft ftand gegreepen, en met hetzelve tevensvan de dwang , die deeze taal en de fraayë lette* „Weg, weg, myn Heer! de hel is al iang V01 ge, s, weest, men komt 'er niet meer in! "  IN FRANKRYK. 033 teren door willekeurige regelen opgelegd was kloekmoedig te ontdoen ; nieuwe uitdrukkingen en nieuwe woorden-fchikkingen voor nieuwe denkbeelden en gewaarwordingen te fcheppen, verouderde woorden en fpreekwyzen, die veel nadruk geeven , wederom in trein te brengen , zonder zich daarby aan overëenkomftige gevoeglykheden, noch aan voorgefchreevene regelen en theöriën der fpraak-kunst en der Akademie meer te ftooren (*). Zelfs hellen de franfche Akademie, met alle haare zusters in Frankryk , tot een fpoedigen ondergang. Men heeft opgemerkt, dat de meeste groote Verftanden , zodra waren zy niet wel-betaalde leden der Akademie geworden, ophielden , iets voort te brengen, dat hun eer aan doen konde. Men vindt het ongevoeglyk, dat in een land, waarï'n alle menfchen eikanderen gelyk zyn , en in 't geheel geen bevoorrechtten meer moeten weezen, bevoorrechtte Geleerden bezoldigd worden. Men wil zeer wel weeten dat de Akademiën nimmer een groot man in eenige weetenfehap of kunst gevormd , maar wel menig groot Talent, zodra hetzelve by de Akademiën aangenomen was, bedorven, ten minften nut- (*) Men leeze flegts, om zich van de waarheid deezer begonnen revolutie der taal- en letterkunde te overtuigen , behalven andere nieuwe franiche harsfeu vruchten , de redevoeringen der Gedeputeerden in de Natiönaale Vergadering, vooral die van mikaitau. P5  a34 STAATS-OMWENTELING nutteloos gemaakt hebben (*). De Akademien, zegt men-, zyn voor de Natiën, 't geen de fchoo- len (*_) Men zou , onder anderen , ten bevvyze daarvan kunnen opgeeven , dat men wel in geen plaats laffer en flegter opfchriften aan openlyke gedenkzuilen vindt, dan juist hier, vaar een Akademie der opfchriften ge/licht is. Ergerlyk is 't, de onmaatig-lange, uit de laagfte vleyeryön famengeraapte fermoenen , in rym en onrym te leezen, welke men hier opfchriften noemt, en welke men voornaamelyk aan de openlyke kunst-werken vindt, die in de tyden der laagfte en fchandelykfte vleyëry, te weeten onder lodewyk XIII. en lodewyk XIV., te voor* fchyn gekomen zyn. De volgende, waarmede de voetftukken derftandbeelden van de twee gemelde Koningen , op de Place royale en Place des Viftoires, aan alle kanten bedekt zyn, moogen tot eén Haaltje dienen: i) Aan het Standbeeld van lodewyk XIII., en wel: d) Op de voorzyde: Pour la glorieufe ö? immortelle mémoire du tresgrand, tres invincible Lours le juste XIII. du tiom, Roi de France & de Navarre, armand, CARBiNAL et duc de richelieu, fon principal Mini fire dans tous fes illuftres & genereux de f eins, comblé d"honneurs & de bienfaits par un fi bon maftr-e & un fi genereux Monarque, lui a fait élever cette fiatue , pour une marqué éternelle de fon zèle, de la fideliié, de fa reconnoiffance. 1639. b) Op  IN FRANKRYK. 235 len voor de jongens zyn, en, na eene kindschheid van veertien eeuwen, is het eindelyk wel eens b) Op de tweede zyde: Ludovico XIII. Chrijlianijfimo. Galliae & Navarrae Regi Jujlo pio foelici viélori iriumphatori Semptr Augu/lo, Armandus Cardinalis Dux Rickelius, Praectpuorurn regni onerum adiutor Et Adminifter, Domino optime merito prir.cipique Minuficentiffimo Fidei fuae devotionis, Et ob innumera beneficia immenfosque Honores ftbi collatos, Perenne grati animi monimentum, Hanc flatuam equejlrem ponendam Curavit Anno Dom. 1639. c) Op de derde zyde: POUR LOUIS LE JUSTE. SONNET. Oue ne peut la vertu, que ne peut le courage? J'ai dompté pour jamais PHerefie en fon fort: Du Tage imperieux fai fait trembler le bord, Et du Rhin jusqud l'Ebre accreu mon héritage. fai  236 STAATS-OM WENTELING eens tyd , dat de franfche Natie ophoudt naar fchool te gaan. Een lid der Akademie, zegt men ver- J'ai fauvé par mon bras FEurope d'efclavage, Et fi tant de travaux rteuffent pas haté mon fort, J'euffe attaqué FAfie, & eTun pieux effbrt yeujj'e du fait tombeau vengé le long fervage. Armand, le grand Armand, Fame de mes explois, Porta de toute part mes armes & mes loix Et donna tout Féclat aux rayons de ma gloire. Enfin il m'eleva ce pompeux monument, Ou pour rendre H fon nom memoire pour memoire, 'Je veux qitavec le mien il vive inceffamment. d) Op de vierde zyde: Quod bellator hydros pacem fpirare rebelles, Deplumes trepidare a qui las, mitefcere par dos, Et depreffa jugo fubmittere colla leones, DefpecHat ludoicus equo fublimis aheno. Non digiti, non artifices fecere camini, Sed virtus & plena Deo fortuna peregit. Armandus , vindex fidei pacifque fequefier, Auguftum curavit opus populisque verendam Regali voluit ftatuam confurgere circo, Ut poft civilis depulfa pericula belli Et circum domitos armis civilibus hoftes, Aeternum domina ludoicus in urbe triumphet. Heeft men ooit onbefchaamder leugen in een op. fchrift  IN FRANKRYK. 237 vervolgens, verteert in zynen fluweelen armftoel, en voor zich alleen, een fomme, waarvan veertig fchrift geleezen ? Heeft men ooit gehoord, dat iemand zich-zelven onbefchofter vleyè'ryën in het aangezicht zeide, als hier de verwaande armand richelieu doet? a) Aan het Standbeeld van lodewyk XIV., waarvan ik het opfchrift van ééne zyde flegts wil affchryven: A LOUIS • LE - GRAND le PEKE ET LE CONDUCTEUR DES ARMélS, TCUJOURS HEUREUX. Après avoir vaincu fes ennemis, protégé fes Alliès, ajouté de tres puiffants Peuples a fon Empire, affurè les frontieres par des places imprenables, joint l'Océan d la Medtterranêe, chaffé les Pira. tes de toutes les mers, reformé les loix, détruït PHerêfie, porté, par le bruit de fon nom, les Nations les plus barbar es, & la révérer des extrémités de la terre, & réglé parfaitement toutes chofes au dedans & au dehors, par la grandeur de fon courage & de fon genie; Fran^is, Vicomte d'Aubuflbn, Duc de la Feuillade &c. pour perpetuelle memoire è la Pofterité. Dewyl ik eens aan het affchryven ben, Just het my, om hier nog één opfchrift ter néér te ftellen, het welk zo volkomen in den galanten franfchen fmaakgemaakt is, dat  233 STAATS-OMWENTELING tig huisgezinnen ten platten lande leeven kunnen; is dit ook billyk? „ De voornaamfte van „ onze Akademiën heeft anders nog niets voort„ gebragt, dan een fober en onvolmaakt Woor„ denboek; zonder het welk wy mogelyk reeds „ een beter hebben zouden. Had het oordeel „ der Akademiën toejuiching gevonden , dan „ zouden de cid en het bevrydde jer.usalem ,, armzalige ftukken zyn. Dan geen Akademiën „ meer! Te lang reeds hebben zy flegts daartoe „ gedat men wel by geen andere Natie de weêrgaê daarvan vinden zal. In de kerk der Carmeliter-Nonnen, is magdalena, door rübbens , in een weenende aandacht gefchilderd, terwyl zy bezig is, om zich van haare verderfden te ontdoen — een van de fraaifte ftukken, die ik in Parys gezien heb. — Onder dit beeld ftond daarvan een afbeeldfel, in een plaat, op het altaar, en onder het afbeeldfel het volgend opfchrift, waarin de heilige magdalena ronduit voor het hoofd gezegd wordt, dat zy met den lieven God , en niet zonder een goed gevolg, een minnehandel had: Magdala dum gemmas baccisque munile corrufcum, Projicit ac formae detrahit ar ma fuae ; Dum vultum lacrimis & lumina tui bat, (amoris Mirare infidias!) hac capit arte Deum. De Leezer zal deeze uitwyding wel willen verfchoonen.  IN FRANKRYK. 239 „ gediend , om de ketenen van het willekeurig „ gezag te polysten en te vergulden. Te lang „ reeds verftrekten de Akademiën tot dievcn-lan„ taarnen voor de dwingelanden. Alle de zot„ heden, die lodewyk XIV. in zynen al te lan„ gen ouderdom beging, hebben wy aan de laa„ ge vleyëryën der Akademiën te danken. Dan „ geen Akademiën meer! KoningJyke Akademiën! „ Dat zweemt wel naar flaaverny — en wy zyn „ eindelyk immers vryë lieden ! " Doch ik zal heter doen , met een klein gefchrift hier by te voegen , het welk heden in het licht gekomen is, en waarin gy deeze en foortgelyke gronden voor de vernietiging der Akademiën zeiven leezen kunt (*). Dit alles — en voornaamelyk de tegenwoordige verheffing van den franfchen geest, door het nieuwe vryheids-gevoel, door het gelukkig bevochten recht van denken , fpreeken en fchryven, door den voortduurenden verhittenden en infpannenden ftryd tegen despotismus en dwingelandy, hoe die ook genoemd mag worden, en door zo menig glansryk thans geopend tooneel, waarop talenten in alle vakken zich ontwikkelen , zich vertoonen en openlyke toejuiching inöogftcn kunnen — (*) Het zal op deezen brief, met de vertaaling, volgen.  24o STAATS-OMWENTELING nen — belooft van tyd tot tyd een zo algemeenverbeterende herfmelting van taal, letterkunde , kimden en. weetenfchappen , dat wy, die deeze voordeden niet hebben , in het vervolg van tyd moeite hebben' zullen, om met hen overweg te komen. Zeker fransch Schryver —• ik meen , dat het du clos was — noemde zyne landgenooten, toen zy nog flaaven, nog franschen waren , in die betekenig van het woord, welke wy tot hier toe in Duitschland aan hetzelve gehegt hebben, maar waarvan wy nu wel zullen moeten afzien , un peuple d'AIcibiades — „ een „ volk , beftaande uit Alcibiadesfen. " — Dit was in dien tyd vleyëry; doch thans zou het wel in zekeren graad waarheid kunnen worden. Op den weg, welken ik hen thans zie inflaan, moet ontegenzeggelyk iets , het welk naar Alcibiades gelykt, de grondflag van hunne zeden en harsfenvruchten worden. Zy zullen fynheid met fterkte, losheid met diepzinnigheid , zucht tot vermaak met heldenmoed, buigzaamheid met vastigheid van karakter, cierlykheid met-kracht, in zodanigen graad leeren verbinden , die ons — gelyk het begin daarvan reeds blyken geeft — van tyd tot tyd meer in verwondering wegfleepen zal. Het kluchtigfte zal in dit geval de opmerking zyn van de mogelyk reeds begonnen , of toch zekerlyk aandaande verandering van oordeel, het welk  IN FRANKRYK. 241 welk men in 't vervolg van tyd in Duitschland over dit volk, over deszelfs taal, zeden en harsfenvruchten vellen zal. Ik voorzie , en ik fchep reeds vooraf vermaak in de grappige vertooningen , die wy daarvan bcleeven zullen , dat de onderfcheiden ftanden in Duitschland, bovenal de eerfte en derde,- hunne denkwyze, met opzicht tot de Franfchen , nu eensklaps tegen elkander zullen verruilen. Tot nu toe hadden wy, die van den derden Stand zyn , moeite genoeg , de afgodery te keer te gaan , die veele van onze onduitfche Grooten, die de duitfche geaartheid, den duitfchen geest , de duitfche manieren en kunst niet kenden, en hunne kennis niet waardig keurden, met alles, Vfzt fransch was, begingen, en die — zal de nakomelingfchap het wel .kunnen gelooven ? — zelfs zo verre ging , dat men liever den Figaro , dan een tooneelftuk van lessing zag, liever den armzalig vertaalden franfchen homerus van eitaubé , dan den duitfchen homerus van onzen vos las ; ja zelfs ging men in deeze afgodery zo verre , dat , zo men zich al nog zo diep vernederde, om het werk van eenen duitfchen Schryver te leezen, men hetzelve toch liever in een ellendige, krachtelooze en laffe franfche vertaaling, dan in het oorfpronglyke wilde leezen (*) ! In dien tyd hadden wy genoeg te doen, (*) Ik heb dit eens ondervonden, toen ik de bellierQ der - 9  242 STAATS-OMWENTELING doen , met zodanige verbasterde Grootcn , die zo zeer met het Franfche vooringenomen waren, toe te roepen: Help God tnit gnaden, Hier werd ook feepe ge/aden! en ons roepen was gemeenlyk vruchteloos. Thans zal de zaak eensklaps , en ik denk tot het belagchelyke toe , een geheel anderen keer neemen. Thans, nu de Franfchen eindelyk eens iets goeds en verftandigs verricht hebben , en op den besten weg zyn , om van tyd tot tyd meerder goeds en verftandigs te verrichten; thans, terwyl hunne taal, en hunne letterkunde tot zodanigen nadruk, ryk dom en deftigheid verheeven zullen worden , die wy tevooren in dezelven niet konden vinden — thans zal de duitfche derde Stand het weezen, die hen, en wel juist om gemelde redenen, tegen den eerflen Stand , en tegen deszelfs vleyërs , die de huig naar den wind weeten te hangen , *zal moeten verder van een lees-gezelfchap was, waarin de leden de boeken, die zy wilden leezen, zeiven verkoozen. Ik moest naamelyk — men begeerde het zo — wieland's gouden Spiegel, en eenige foortgelyke werken , niet'in 't oorfpronglyke — wie had zulks kunnen uitflaan? —. maar in het fransch, ontbieden.  IN FRANKRYK. #43 verdeedigen en befcbermen. Nu zal men het even zo kwaalyk ncemen , wanneer wy niet alles , wat fransch is, laf en affchuwelyk willen vinden, als men eertyds deed , wanneer ons niet alles , wat fransch was , allerliefst, uitmuntend fchoon en betoverend toefcheen. Doch het allergrappigst zal dit zyn , dat zodanige ontaarde Grooten , naar hunne gewoone tegenfhydige denk- en handelwyze, des niet te min zullen voortgaan niet alleen met fransch te kakelen — dat zou nog al kunnen gaan — maar ook altoos nog de onderdaanige en flaaffche naarvolgers van franfche manieren en zeden te blyven, die zy tevooren waren, en hunnen hooglten roem daarop te draagen, om Franfchen te willen fchynen, in een tydvak, dat de Franfchen zeiven opgehouden hebben, om het te zyn, ten einde beter te worden. Verheug u, myn lieve T*! daar zat wat te lagchen' vallen, en vooral voor de geeneu, die zo fyn en geestig lagchen kunnen, als gy.' Maar gy zult zekerlyk , om dit belagchelyke te kunnen zien, eerst andere duitfche Provinciën moeten doorreizen. Ik word geftoord. Met de eerstvolgende post meer. Het bovengenoemde voorftel , ter vernietiging van de Akademiën , heb ik hier by gevoegd. Vaarwel ? beste T * ! 1 Q % VER.-  244 STAATS-OMWENTELING VERNIETIGING Van alle Akademiën in het Koningryk , als lastig voor den Staat , en lchadelyk voor de kunften , weetenfchappen en fraaye letteren (*).] „ Geene Akademiën meer! „ De Natiönaale Vergadering heèft de vemie„ tiging der Kanunniken gedecreteerd : de Aka- „ de- (*) SUPPRESSION De toutes les Académies du Royaume, comme onéreufes d FEtat & nuifibles aux fciences, la littérature aux art. Numquam fcientia reperitur in ventre crajfo. ST. CHRYSOSTOME. Plus £ Académies'. VAjfemblée Nationale a décrèté la fuppreflsn des Chanoines : les Academiciens font les Chanoines des fciences, de la littérature G? des arts. Plus d'Académiciens rentés, tant qu'il y aura des tra-  IN FRANKRYK. 245 „ demiën zyn de Kanunniken der kunften, wee„ tenfchappen en fraaye letteren. „ Gee- travailleurs d Jdlarier, des pauvres d nourrir, des créanciers d fatisfaire. Un Acadèmicien matige dans fon fauteuil de velours & d lui fiul, la nourrïture de 40 ménages de campagne! . . O M***! O vous qui avez eit penjions 20000 liv. cela eft-il jufte ? Comment les avez-vous gagnées ? Ce rieft pas b la fueur de votre ft ont. Répondez pour vous iS vos pareils. Allons, Meffteurs les beaux efprits ! vous faites de belles tkéories. II en eft tempt; pajfez a h pratique. Prouvez que nous vtus devons la Revolution. Soyez patriotes une fois & d votre tour. Remettez en plein jour vos brevets , comme le Clergé & la Nobleffe ont abandonné en une feule nuit leurs dimes & leurs priviléges. Reprenez la plume £f labourez aujft, Trop (Tembonpoint amaigrit le génie. La pluspart des ekefs-d'oeuvres fortent du grenier. Quel renverfement de toutes les convenances ! payer le talent avec des écus. Vhonneur feul eft la monnoie courante du génie. Et pourquoi donner un fauteuil & des rentes d gcns qui n'ont presque rien fait, & qui ne font plus tien Q 3 tot genoegen, een lotgenoot, geDMmd HM,, Vond, welken de pompadour mede in de gevangenis had laaten werpen. Deeze verzachting van ftraffe had ik niet te danken aan de gevoellooze pomp,dour, maar aan den eerflen Lieutenant der politie, den Heer berrysr , een zeer mededoogend man, die my mede hoop gaf op een fpoedige verlosfing, waartoe ik echter, helaas' geen vooruitzicht had. Met dezelfde hoop had men ook mynen lotgenoot geflreeld, doch onder de zeer treurige voorwaarde, dat Madame poiupaoour eerst moest geflorven zyn , 0f ten minften de gunst van den Koning verlooren hebben. Tot het eerfte was zy nog veel te jong, en tot het laatfte alte listig. Dewyl deeze troost ons mets anders liet verwachten, dan een langduurige gevangenis, beflooten wy, ons te bevryden. Ik gaf myn oogmerk aan dalegre te kennen, doch hy lagchte my uit: „ De tooren, zeide hy, waarop wy gevangen „ zitten, is 180 voet hoog; de muuren, die de Baftii „ le omringen , zyn zes voet dik ; onze venfters en „ fchoorfteen zyn ieder van vier yzere traliën voor. „ zien; eenige honderd gewapende mannen bewaaken „ deeze vreesfelyke fteenrotz ; de gragten , waardoor „ wy moeten ontkomen, zyn diep en vol water ; de „ menigvuldige poorten, valbruggen en traliedeuren zyn „ ondoordrinSe!yk. Om alle deeze geduchte hinder. w paaien te overwinnen, hebben wy niet eens bindgaa. » ren,  IN FRANKRYK. 265 heek gefchiedenis voor een verdichtfel te houden , dewyl dezelve zo wonderbaar fcheen te zyn; ren, vee! minder nog rouw; niet eens esn fckaar, „ laat ftaan dan een zaag: en gy wilt u bevryden?"— „ Ja, myn Beste! zeide ik, bevryden zal ik u en my; „ wy hebben niets meer noodig. dan een houten lad„ der van as voet en een touwladder 185 voet lang; ,, daarby nog eenig yzer gereédfchap: dan zyn wy ge- >t red," „ Dan zyn wy zekerlyk gered — riep „ myn lotgenoot fpytig — doch van waar het middel „ ter redding? " Ik liet hem fpotten, en overdacht myn plan nog nader. Het kwam my voor, dat ons vertrek een dubbele voetbodem had, omdat ik den gevangen , die onder ons zat , nooit kon hooren hoesten, niezen of fpreeken. Om deeze ter uitvoering van myn plan zo noodzaakelyke en gewigtige omftandigheid naauwkeurig te onderzoeken , bezigde ik het volgende middel. In een kapél in de Baftille wordt dagelyksch godsdienst gehouden, en eenige gevangenen moogen in zekere daartoe ingerichte plaatfen deezen godsdienst mede bywoonen. Ook had men dalegre en my toegeftaan,om alle week tweemaal de mis te moogen hooren; maar de gevangen, die onder ons zat, kon dagelyksch in de kapél gaan , en hy was altyd de laatfte die 'er uit kwam. Ik had affpraak met dalegre genomen, dat hy, wanneer wy uit de kapél kwamen, voor het vertrek onder het onze, als by geval, zyn tabaks-doos zodanig zou laaten vallen, dat ze de geheele trap moest afrollen. Deeze list beantwoordde volkomen aan myR 5 nerj  256 STAATS-OMWENTELING zyn; doch thans is de waarheid van dezelve voldongen. De Heer de la tude ftaat op de voor- nen wensen ; de doos rolde naar beneden, en terwyl de Cipier en dalegre na fprongen, ontgrendelde ik de deur van het voornoemde vertrek, mat deszelfs hoogte met de oogen, en vergeleek vervolgens by het opklim, men naar onze gevangenis de geheele hoogte. Daardoor vond ik, dat de voetbodem verbaazend dik zyn moest. Om zulks nu met zekerheid te weeten, ontdekte ik in den eerflen nachr , dat tusfehen onzen vloer en de zoldering van het beneden-vertrek een ruimte was van eenige voeten hoog. In deeze ontdekking verheugde ik my onbefchryflyk. „ Hoor, lieve „ dalegre! —— zeide ik, als in eenen aanval van ver„ rtikking — wy zyn reeds zo goed als gered ; tus„ fchen deezen dubbelen vloer verbergen wy de ftuk„ ken van onze touwladder, de latten vooz onze houten „ ladder, onze zaagen, bytels en ander gereedfehap." „ Hy vroeg , of ik ook wel by myn verftand was, men moest immers eerst zodanig gereedfehap hebben, wanneer men hei wilde verbergen. Ik opende vervolgens myn koffer, en toonde hem twaalf douzyn hemb- den, en ander overvloedig linnegoed „ Dit linnen „ zeide ik — moet ons, wanneer wy het uitpluizen, ' „ een touw uitleeveren van duizend voet lang. " „ Alles zeer goed — antwoordde myn ongeloovige ,, lotgenoot — doch waarmede zullen wy de yzere „ traliën aan onze venflers aan ftukken breeken? " — „Zulks zult gy, zeide ik, teiftond zien. " li brak, i > het  IN FRANKRYK. 26? voornoemde fchildery afgebeeld, als aanfcliouwer van de vernieling der Baftille , die zyne blyd- fchap het beflag van onze neêrflaandc tafel af, en (leep daarvan op de vloer van ons vertrek twee bytels, in den tyd van twee uuren. Vervolgens brak ik myn vuurflaal mede aan (lukken, fleep 'er insgelyks binnen den tyd van eenige uuren een fny-mes van, maakte daarmede hegten voor onze bytels, en zo vonden wy ons reeds in het bezit van drie zeer bruikbaare yzere werktuigen. Den eerflen avond reeds ligtten wy, door middel van onze bytels , een vierkante (leen uit onze vloer , en wierden daardoor volkomen verzekerd, dat'er onder dezelve een ledige tusfchen-ruimte was. Wy leiden den fteen zeer goud weder in zyn plaats, en twyfelden nu niet meer aan onze vlucht. Onze blydfchap was te groot , dan dat wy gefammeld zouden heboen , om proeven te neemen. De eerfte was deeze: wy moesten door de fchoorfteen op het dak van onzen tooren klimmen ; van daar, door middel van een houten ladder, naar beneden op de gallery , die rondom de tooren loopt ; en dan , op de touwladder, een verbaazende diepte afklimmen, om in de gragt te komen; wanneer wy wilden ontvluchten. Maar de opening vau de fchoorfteen was van dikke yzere traliën voorzien ; en deeze moesten wy uitbreeken. In den tyd van weinig dagen maakten wy van ons brandhout vyf en twintig fporten, waarvan wy , door middel van ons linnen-touw, een ladder van vyf en twintig voet vervaardigden. Dit werktuig gereed zynde , begonnen wy terftond in den eerst-  46S STAATS-OMWENTELING fchap daarover te kennen geeft. De touw-lad-. der , door welke hy zyne verlosfing bewerkt had , eerstvolgenden nacht daarvan gebruik te maaken, om aan de yzere ftaven in den fchoorfteen te beginnen. Zes maanden waren wy bezig, om alle deeze ftaven los te breeken. Wy leiden ze altoos zodanig wederom in hunne plaats, dat wy ze, des noods , oogenblikkelyk weder konden uitligten. Dit werk viel ons zeer bezwaarlyk ; wy moesten in een zeer gedwongen en ongemaklyke houding arbeiden, en geen van ons beiden kon dit langer dan één uur uithouden, en evenwel hadden wy altyd bebloedde handen. Doch twee paar andere handen , al waren ze ook nog zo bekwaam geweest, zouden misfehien een geheel jaar daarmede bezig ge■weest zyn: want de hoop op de aangenaamfte voorüitzichten verleende ons geduld en kracht. In deezen arbeid wél gedaagd zynde, vervaardigden wy van tyd tot tyd al het mogelyke gereedfehap, het welk van eenig nut by onze vlucht zyn kon. Elk afzonderlyk ftuk , dat wy gereed hadden, mitsgaders de fpaanders en de overige afval, bergden wy onder onzen vloer. De gewigtigfte zaaken , welke wy vervaardigden, waren de volgende: een zaag, die ik van een ouden yzeren kandelaar maakte; een pasfer, een winkelhaak, een katrol; de deelen van een houten ladder, vyf en twintig voet lang; alles, wat tot een touwladder behoorde , ter lengte van 185 voet. Eindelyk draaiden wy nog een touw van 360 voet lang. Dit was juist eens  IN FRANKRYK. 269 had , ligt voor zyne voeten. Ik had de wczenlyke ladder zelve kunnen zien; want zy hing heden , èèns zo lang, als onze tooren hoog was, en wierd om de volgende reden gereed gemaakt. Rondom de Baftille liep een kroonlyst, welke vier voet naar buiten uitftak. Aan deeze kroonlyst moesten wy onze touwladder vast maaken. Doch dewyl wy gemakkelyk begrypen konden, dat de wind. de fporten van de zweevende ladder in de war brengen moest; zo zou het tweede touw zulks verhoeden. Dit touw zou naamelyk boven over een katrol loopen; de afklimmende zou hetzelve aanvatten, en die nog boven was, bellieren. Behalven deeze, draaiden wy nog eenige kleiner touwen, waarmede wy de katrol en de ladder aan een kanon konden binden, dat op de kroonlyst ftond. Agttien maanden waren wy bezig , eer wy alle deeze werktuigen gereed hadden. Om te verhoeden, dat de houten fporten in de touwladder, door het (laan aan den muur, geen gedruis maaken konden, hadden wy ze allen met de voering van onze japons en kamizools enz. omwonden. In den beginne hadden wy het plan van onze vlucht aldus ontworpen : wy dachten, by het aanbreeken van den nacht, door de fchoorfteen op de gallery van den tooren, vervolgens, langs de touwladder, van den tooren afin de gragt, die de Baftille omringt, en dan, door middel van de houten ladder, den muur op, die rondom de gragt loopt, en aan de andere zyde weder af; daarna in den tuin van den Gouverneur; uit deezen we-  i7o STAATS-OMWENTELING den, 't geen ik deezen avond te laat vernam, om van een ieder gezien te kunnen worden , aan den wederom, door middel van onze ladders, in een anders gragt te ftygen. En dan zouden wy vry geweest zyn. Maar omdat wy vreezerf moesten , dat de nacht niet dui!>er genoeg voor ons zyn mogt, en dat derhah-en de fchildwachren ons ontdekken konden, die in menigte op den breeden muur, tusfehen de gragt en tuin van den Gouverneur, (tonden : zo ontwierp ik het groote werk van deezen muur door te breeken, en door de gemaakte opening te ontkomen. De volgende omflandigheid gaf my moed, dat zulks by nacht kon te werk gefield worden. Ik wist, dat de rivier de Seine, die de gragt van het kasteel van water voorziet, jaarlyksch nu en dan buiten de oevers treedt , en dat dus het water de kalk van den muur langzaamerhand van het zout gezuiverd, en bygevolg los moest gemaakt hebben. Hieruit maakten wy het beflu't op, dat wy de fteenen van den muur gemakkelyk konden uitbreeken. Dit laatfte plan, hoe bezwaarlyk ook in de uitvoering, droeg onze goedkeuring weg. Maar nu moesten wy breek yzers hebben. Wy verkooren daartoe eenige zwaare gordynroeden , daar wy punten aan floepen , en vervolgends overtrokken wy dezelven met linnen , ppdat ze by onze lucht-reis niet aan den muur klinken zouden. Nadat wy nu alle onze aanflagen rypelyk overwogen, onze werktuigen nog een- en andermaal wél bezien, ons ook, uit hoofde van onzen arbeid, die gedeeltelyk in  IN FRANKRYK. 271 den voet van den trap, welken wy, zonder daarop te ktten , naar de zaal, waarop de fchilde- ryën in het waier moest ondernomen worden , van linnen en kleeding dubbel voorzien, als mede, om dit zwaar werk te kunnen uithouden, voor een vies goede liqueur gezorgd hadden , bepaalden wy eindelyk eenen dag tot onze vlucht, te weeten den 25fte Febr. 1756. Zodra men ons op deezen dag ons avondëeten had gebragt, gingen wy terftond aan het werk, om in onze gewigtige onderDeeming door den dag niet geftoord te worden. Ik omhelsde mynen vriend , verzocht hem om zyne beftendige vriendfchap, droeg my en hem aan Gods befcher' ming op, en klom nu eerst in de fchoorfteen opl Doch vermits ik vergeeten had, om, gelyk de Schoorfteenvegers, het hoofd met een zak te bedekken, en elleboog en knieën van een lederen lap te voorzien , was ik byna in het roet gefmoord , en myn elleboogen en knieën waren met bloed beloopen. Behalven deeze bezwaariykheden, kwam ik gelukkig naar boven, ging op den mond van de fchoorfteen zitten, en haalde, door middel van ntérgelaaten bindgaaren, eerst eenige touwen , en vervolgens met hetzelve allengs al het overige gereedichap naar boven, het welk wy tot onze vlucht vervaardigd hadden; en eindelyk kwam ook myn lotgenoot , gelukkiger , dan ik, boven Nu haalde ik de houten ladder op, en wierp dezelve zo gelukkig dwars over den fchoorfteen, dat wy van daar beneden op de gallery konden komen , die rondom den tooren loopt. Wy maakten onze touwladder aan een kanon vast, als me-  '?2 STAATS-OMWENTELING ryén ten toon gefield waren , moesten opkliaü men. Termede onze lange lelreep met de katrol. Ik bond het einde van deeze reep om myne beenen; nam, alsof it nog maar eenige weinige minuuten meer te leeven had, affcheid van mynen vriend, en begaf my op de ladder! Hoewel myn vriend nu de over de katrol loopende reep zeer voorzichtig fiierde, terwyl hy telkens zo veel bot vierde,als ik noodig had om een fport laager te klimmen, was ik evenwel in een afgrysfelyke omftandigheid. Byieder beweeging, die ik maakte,flingerde ik als een vlieger in de lucht heen en wéér, en wel zo fterk, dat zelfs de poifPADouR , indien zy my gezien had, medelydeil met my had moeten hebben, zo Zy dit menfchelyk gevoel nog kende. Met dit alles kwam ik onbefchadigd van de fchromelyke hoogte in de wal-gragt, en oogenblikkelyk liet myn vriend de houten ladder, de yzere ftaak, ons valies met de kleeding, en de overige gehee-' le pakkaadjen naar beneden. Nu was de beurt aan hem. Zodra hy op de eerfte fport trad, verrichtte ik met de reep beneden, hetzelfde, dat hy tevooren voor my boven verricht had; en om het flingeren van de ladder te beletten, nam ik de onderfte fpórt tusfchen de beenen , en ging 'er op zitten. Hy kwam weibehouden naar beneden. Nu moesten wy het tweede vreesfelyk werk onderneemen, naamelyk den muur doorbreeken. die de gragt der Baftille van de ftads-gragt fcheidt. Dit moest met de grootfte omzichtigheid ondernomen worden, alzo 'er, gelyk ik reeds gezegd heb, veele fckild-  IN FRANKRYK. 273 Terwyl het Publiek deeze tredende fchilderyën befchouwde, gaf het tevens deszelfs ongenoegen te fchildwachten op Honden. Indedaad hoorden wy een van hen , vyfcien fchreden van ons af, hoesten. Wy gingen echter in alle mogelyke ftilte, hoewel tot aan de fchouders in 't water, de gragt door, en kwamen gelukkig aan den fchrikkelyken muur, en begonnen terftond met onze yzers te breeken. Doch in hetzelfde oogenblik kwam de hoofd-ronde met een groote lantaarn , en ging boven ons heenen. Om niet door dezelve gezien te worden, moesten wy tot aan het hoofd in 't water ilaan. Het onaangenaam bezoek was zodra niet geëindigd, of wy hervatten onzen arbeid met de breek-yzers, en in den tyd van een kwartier-uurs hadden wy het genoegen, om den eerden zwaaren deen, waarop wy toeleg gemaakt hadden , los te zien. Vol van blydfchap namen wy uit onze vies een mondvol of wat liqueur, en gingen dan wederom frisch aan het werk. Niet tegendaande de haatelyke ronde ons alle half uur floorde, en, ons een onaangenaam koud bad veroorzaakte, was evenwel in den tyd van zes uuren onze doorbraak voltooid. Ik was de eerde, die 'er door kroop, en vond, dat de muur ten minden 4^ voet dik was. Nadat dalegre my al ons gereedfchap toegereikt had, volgde hy my. Wy proefden weêr uit onze Vies, dronken de gezondheid van alle de fchildwachten, en aanvaardden nu den derden weg, die ons nog door de ftads-gragt leiden moe^t. Midden in de gragt zyn•de, geraakte dalegre in een waterleiding, en zonk. S Ge-  274 STAATS-OMWENTELING te kennen over veele anderen, welke noch wegens de origineelen , die ze zouden voorftellen, noch we- Gelukkig greep ik hem by het hair, en fleepte hem met 'my op het land. Even zo gelukkig greep ik ook ons valies, dat hy had laaten vallen. Nu waren wy eerst volkomen buiten gevaar. Wy vielen op onze knieën , kusten de aarde , omhelsden elkander, en dankten de Voorzienigheid recht hartelyk voor deeze wonderbaare verlosfing. De blydfchap, welke wy in deeze oogenblikken van vereende aandacht geuooten, is onbefchryflyk, de vreugde-traan en rolden langs onze. wangen, en onze gebeden wisfelden af met de vuurigffe omhelzingen en wederzydfclie dankbetuigingen voor de hulp, die de één den anderen beweezen had. Ik zecgende daarby mynen vader, die niets gefpaard had, cm my in zo veele weetenfehappen, maar vooral in de wis-kunde , te laaten onderwyzen ; want hoe zou het mogelyk geweest zyn, een werk te onderneemen, waariian men zelfs niet zonder afgryzen en ontzetting had kunnen denken, indien de wis-kunde my niet van begin tot het einde t»e geleid had. By onze enderneeming had ik alles zo goed overlegd, zo gelukkig berekend en zo wel bewerkt, dat onze arbeid in alle opzichten aan onze verwachting beantwoordde • maar byzonder waren de reep en de ladder juist van zodanige lengte, dat ze zelfs geen duim te kort waren. Wy rcezen van den grond op, omdat ons een koude  IN FRANKRYK. 275 wegens de kunst, die 'er aan hefteed was , de plaats , welke zy befloegen , niet verdienden. Men de koorts overviel. Wy openden ons valies, en vonden onze kleederen volkomen droog, ako wy alles wel tusfchen het vuile linnengoed gepakt hadden. De één moest den anderen uit- en aankleeden , dewyl wy van onderen tot boven nat waren, en van koude beefden. Wy dronken de rest van ons liqueur uit , beloofden elkander nog eens een eeuwige vriendfchnp, en klommen gearmd den oever der gragt op ; en nu floeg de klok Vier. Wy huurden het eerde rytuig, dat wy vonden, en vluchtten in de abdy St. Germain. Hier raadpleegden wy met elkSnder, waarheen wy verder vluchten zouden, en beflooten, niet te famen te reizen, ten einde, indien één van ons wederom in de gevangenis geraaken zou, de ander, middelen tot zyne bevryding kon te werk dellen. Myn lotgenoot nam de reis eerst aan , verkleedde zich als een arme boer, en ging naar Brusfel, van waar hy my , na verloop van eenigen tyd, fchrcef. en zyn verlangen te kennen gaf, dai ik hem ipoedïg derwaards volgen zou. Van al het noodige voorzien, trok ik mede een boeré-pak aan, en aanvaardde deeze reis in een post koets. Ik zal de zorg. lyke ontmoetingen niet optellen , die ik onderweegs raet de fchidwachten en foldaaten der politie had; ik ontkwam gelukkig , hoe zeer ik ook in gevaar was, en kwam insgelyks te Brmfel. Hier wierd Ik door den fchrikkelyklten angst overvallen, toen ik in de herberg, S a al-  176 STAATS-OMWENTELING Men had ook deezen morgen, reeds by de opening van de zaal , aan eerugen van dezelven, zeer alwaar dalïgre zich opgehouden had, vernam, dat hy, eenige dagen geleeden, eensklaps onzichtbaar geworden was. Zonder een oogenblik te vertoeven, ging ik in de markt-fchuit op Antwerpen. Hier maakte ik kennis met een jongen Schoorfteenveger uit Savoje, die myn reisgenoot naar Antwerpen was. Ik zou gaarne oogenblikkelyk naar Rotterdam vertrokken zyn. Doch het i'chip eerst na verloop van eenige uuren kunnende afvaaren, moest ik my laaten welgevallen, om mynen reisgenoot in de Domkerk te verzeilen , om aldaar de fchilderyën te bezien. Tot nu toe had deeze jonge mensch nog niet geweeten, wie ik was, of ten minften wie ik wilde zyn ; doch hier in de kerk plaagde de nieuwsgierigheid hem zodanig, dat hy zeer fterk by my aandrong, om toch te moogen weeten, wie hy in my. nen . perfoon zag. Ik gaf voor, dat ik een Officier was, die te Parys een ongelukkig tweegevecht had gehad. „ Spreek dan zagt — zeide hy — voor vyf dagen heeft men hier een ontvluchten Staats-gevangen „ betrapt, en zyn kameraad, die nevens hem uit de „ Baftille ontkomen is, wordt mede fterk gezocht: men „ zegt, dat alle de toegangen aan de grenfeu met lieden „ bezet zyn, die op hem pasfen." Een mensch , die door een blikfem-ftraal getroffen wordt, moet omtrent zo te moê weezen, als ik thans was. De Schoorfteenveger bemerkte myne verflagenheid. Om my nu daardoor by hem niet verdacht te maaken, gaf ik voor, dat  IN FRANKRYK. 277 zeer fcherpe hekeldichten gehegt gevonden , die wel oogenblikkelyk afgefcheurd, maar des niet tegendat my het ongeluk van deeze twee menfchen, die myne landgenooten waren, zeer griefde , omdat zy nu misfehien voor altoos van hunne vryheid zouden beroofd blyven. Maar nu moest ik fchielyk van plan veranderen. Ik deed dan , alsof ik in deeze gewesten in 't geheel niet bekend was , en vroeg mynen geleider, of de Rotterdammer markt-fchuit niet over Bergen op Zoom ging. En , nadat hy deeze vraag met neen had beantwoord, riep ik : „ dat doet my leed ; ik moet te Bergen op „ Zoom geld op een wisfel ontvangen, en kan dus mee „ u niet naar Rotterdam reizen ; doch de proviiint, „ welke ik tot de reis opgedaan heb, doe ik u pre„ fent , verteer die op myn gezondheid." Hy was met dit gefchenk zeer in zyn fchik , en bragt my , tot dankbaarheid, op den rechten weg naar Bergen op Zoom. De goede ziel had my naauwlyks verlaaten , of ik begon te loopen, zo veel als myne krachten toelieten ■, en liep zo lang, tot dat ik op den Nederlandfchen bodem kwam. Hoewel ik my hier nu by voorraad veilig achten kon, verliet echter myn angst my niet eerder, dan tot dat ik binnen de muuren van de groote fiad Am. fier dam was. Hier bezocht ik eenige van myne landslieden , en één van hen , die myn familie kende , verzocht my, by hem myn intrek te neemen. Deeze braave man raadpleegde met verfcheiden kundige Iteden S 3 over  27S STAATS-OMWENTELING genftaande by overlevering van mond tot mond door geheel Parys verfpreid wierden. Eén van de- over myne aangelegenheid , en zy waren allen van gevoelen , dat ik in Am ft er dam veilig genoeg zyn zou, en dat men my zekerlyk nier zou uitleeveren, indien ik my-zelven flegts ftil hield. Maar. helaas! deeze goede menfchen hadden 'er zo weinig, dan ik-zelf, op gedacht, dat de pompadour zo magtig als wraakzuchtig en %vreed was. Ik had wel de voorzichtigheid gehad, mynen naam te veranderen ; ook liet ik de brieven aan mynen vader niet in Amfterdam, maar in een andere plaats op de post bezorgen. En evenwel ■ had een van de duizend Spiöns , die de pompadour bezoldigde, myn verblyft ontdekt. Want terwyl ik op den i^ea jllny by den Banquier feaicinet het geld voor een wisfel, my door mynen vader overgezonden, wilde ontvangen, wierd ik aldaar gevangen genomen. Men. bragt my op het Stadhuis, en na verloop van eenige dagen wierd ik eerst in een fchip naar Antwerpen, en van daar met postpaarden naar Parys, en wederom in de Baftille gebragt , alwaar ik als een moordenaar, aan handen en voeten geflooten , in eeii ondera'ardsch hol geworpen wierd. Ik viel néér op her kleine boschje flroo , dat myn bed zou weezen, en klaarde d<"i poenen God, die my uit dit huis van jammer zo magtig gered ind, myn onüitfpreekelyk onheil. Ik fmeekte thans niet meer orn vryheid , maar om een vertrek , zo als ik tevooren in deeze rots bewoond' had. Niet dan tien maanden daarna bragt men my over in eenen hoogeren kerker; geens- zins  IN FRANKRYK. 279 dezelven Mond onder het beeld van een Officier, die in geen aanmerking kwam, en nooit nog een veld- zins door medelyden bewogen , maar omdat men oor. deelde , het water der Seine , het welk tot in myne fpelonk doorgedrongen was, zou my vroeger van het leven berooven , dan myne onverzoenelyke vyiindin zulks goedvond. Opdat my nu den lust om uit te breeken niet op nieuws mogt bekruipen , wierd ik meer in het oog gehouden. Ik flelde evenwel alie mogelyke middelen te werk , om my vry te maaken. Het volgende was een proeve van dien aart: uit het venfter van mynen tooren had ik opgemerkt, dat eenige in de ftraat St. Antoine woonende vrouwen dikwyls met veel oplettendheid, en, zo het my toefeheen, medelydend , naar de Baftille zagen. Ten einde haar medelyden, voornaamelyk jegens mynen perfoon , gaande te maaken , wierp ik eenige luikjes papier , waarop ik myn deerniswaardig noodlot befchreeven had, by een goeden wind, myn venfter uit. De wind moest indedaad myne fchriftejyke weeklagte in haare hand overgevoerd hebben; want ik zag, dat zy my dikwerf tekens met de handen gaven, en op zekeren morgen, te weeten den 8ftf April 1764, vertoonden zy my, by helder weêr, een groot briefje, waarop de woorden Honden : „ Gisteren is Madame roM3, pauour overleeden ! " Nu vleide ik my, myne vryheid gewisfelyk te zullen S 4 ver-  a«o STAATS-OMWENTELING veldtogt mede 'gedaan had. De inhoud daarvan was deeze: Nos verkrygen , en geen fterveling in de waereid kon zich in dit oogenblik gelukkiger achten, dan ik waande te zyn, die zo veele jaaren in den kerker was opgeflooten geweest. Zo dikwyls als men de deuren van myne gevangenis ontgrendelde, verbeeldde ik my het zoete woord vryheid te zullen hooren ; doch 'er verliepen vier weeken, en ik bleef nog in de fchroomelykfte onzekerheid. Eindelyk fchreef ik aan een van de koninglyke Ministers, naamelyk aan den Heer van sartines, met de ootmoedige bede , om my myne vryheid te fchcnken, dewyl nu immers de Dame dood was, van welke ik tot nu toe het flagtöffer had moeten zyn. In plaats van antwoord te ontvangen, wierd ik, na verloop van eenigen tyd, rot een verhoor geroepen. De Heer van sartikes was daarby zelf tegenwoordig, en begeerde , met een toornig gelaat , dat ik den perfoon noemen zou , die my het affïerven van Madame de pompadour bericht had. Ik wist niet, dat men alle de bedienden der Baftille by zwaare ilraffë verboden had, om de arme gevangenen deeze voor de meesten zo heuglyke tyding mede te deelen, en was derhalven op deeze vraag niet gevat; doch, na eenig overleg, zeide ik: ,, ik ben een eerlyk man, en wil my liever het hart „ uit het lyf laaten fêheuren , dan de laagheid be„ gaan, om den perfoon met ondank te beloonen, die my daarvan bericht gegeeven heeft." n Goed! ff antwoordde de toornige Pvechter, gy zult dan ook 3, niet  IN FRANKRYK. 281 JVos ennemh ! j'iroh les battre, jfirois tirer fur eux jusqu'h bróle pourpoint; Et firois moi feul contre quatre Si fêtois as fur è qu'ils ne tirasfent point. Hier ,,'niet vry worden ! " Hy bleef hardnekkig by zynen eisch volharden ; maar ik ook by myne weigering, en verkoos, zonder lang beraad te neemen, liever een aanhoudende gevangenis, dan ondankbaarheid en verraad te pleegen. Na zynen eisch een- en andermaal, hoewel vruchteloos, herhaald te hebben, verliet hy my, met een gezicht, het welk myne eerlykheid duizendvoudige ftraffe fcheen aan te kondigen. Onaangezien deeze treurige vooruitzichten, fchreef ik brief op brief; doch zy baatten my niets. Eindelyk fchreef ik in een vreesfelyk uur, dat myn verftand my genoegzaam begeeven had , en ik in een foort van krankzinnigheid vervallen was, hem zo, als myn arm geprangd hart gevoelde: en deeze brief dompelde my, ongelukkig mensch f die nu reeds vyftien jaaren in de gevangenis gemarteld was, in den diepften afgrond van ellende. De Heer van sartthes wierd-zo verwoed, dat hy my terftond op water en brood, in een hol onder den tooren, la Basfiniere genoemd , deed werpen. Eenige maanden hier gezeten hebbende , wierd ik eens by nacht daaruit gehaald. Men boeide my aan handen en voeten, en floeg my een keten om den hals, die zo lang was, dat men my met dezelve het hoofd tusfchen de voeten haaien kon. Twee dieveleiders fleepten my, in deezen toeftand, in een koets. De één hield my met de één hand den S 5 mond  28a S TAATS-OM WENTELI?^ G Hier bleek ook, zo het my voorkwam, duidelyk, hoe zeer de Franfchen federt eenige jaaren van mond toe, en met de ander drukte hy my het hoofd neêr, en de ander haalde de keten zo draf aan, dat my het hoofd tusfchen de beenen kwam te leggen. Ik verbeeldde my niets anders , dan dat men my wurgen, en vervolgens myn rampzalig overfchot in de Seine werpen zou. Eindelyk verloor ik al het befef, tot ik my in een duifteren kerker bevond. Op myne navraag, wierd my gezegd, dat ik onder den gevangen-tooren te Vin. cenncs zat. Het ellendige voedfel, dat men my reikte, het handje vol ftro, waarop ik rusten moest, de vergiftigende uitdampingen van het hol, en de overmaat van jammer, deeden my in eene ziekte ftorten. In deezen toeftand vond my de opper-bevelhebber der gevangenis, de Heer guyonnet, een edeldenkend man, wiens naam ik hier noemen moet. Deeze menfchen-vriend had medelyden me: my onfchuldig mensch, en bragt het door zynen warmen , onvermoeiden yver, waarin groote zielen altoos uitmunten, zo verre, dat ik uit myn onderaardsch hol in een vertrek gebragt, en tevens beguu(ligd wierd met het geluk van onder het opzicht van twee Soldaaten en een Sergeant, alle dagen in de drooge gragt, die rondom den tooren liep, te moogen gaan wandelen. Twee maanden onder dit verdraaglyk juk der gevangenis doorgebragt hebbende, kwam 'er, den 23^ November 1765, des uademiddags, juist toen ik ging wande-  IN FRANKRYK. 283 van hunne geliefkoosde vakken —— te weeten, kunften en fraaje vveetenfehappen -—- moeten af- ge- deien, een zeer zwaars mist op. Deeza omflandigheid fcheen my een zeer goede gelegenheid aan te biedeu van te ontvluchten. Op den oever van de gragt ftaande, vraagde ik den Sergeant: „ Hoe vindt gy het „ weêr? " „ Zeer (legt, antwoordde hy." —— „ En ik vind het in tegendeel zeer goed, oin te ont„ komen." Die zeggende, gaf ik de twee naast my ' flaande fchildwachten zodanigen welgemeenden flag, dat de één hier en de ander daar in de gragt tuimelde, en den Sergeant ftïet ik zo fterk, dac hy op zyn neus viel. Nu ging ik aan het loopen, en fprong voorby de eerfte Schildwacht in de tuin van den Gouverneur. Ik was reeds op de parade-plaats gekomen, welke vol menfchen was, die op en neêr wandelden, toen de Sergeant met zyn twee Schild wachten my vervolgde, en riepï „ houdt hem! houdt hem! " Ten einde my nu niemand zou tegenhouden, begon ik insgelyks te fchreeu> wen: ,, houdt hem! houdt den dief!" en maakte daarby met de hand een beweegiwg, alsof de dief voor my uit was. De mist begunftigde:, myne list, alles riep met my : houdt hem ! en zo kwam ik aan het hoofd der fchreeuwende menigte de parade-plaats over. Duch hier ftond een Schildwacht, die my kende: „ Hou ! —. „ riep hy — of ik floot u de bajonet door het lyf! " Ik flreelde hem de hand, en zeide: „lieve cheme! —• „ dit was de naam van den man — gy zyt gewisfelyk „ zo kwaad niet, dat gy een mensch zoude dooden, die  aS4 STAATS-OMWENTELING geflapt, en tot ernfliger bezigheden des geests , die de Wysbegeerte en Staatkunde aanbieden , over- „ die u nimmer beleedigd heeft." Tevens boog ik zyn geweer ter zyde, greep hetzelve , en fchudde hem daarby zodanig, dat ik hem aan den grond wierp. Gewa. pend zynde, ging ik wederom aan het loopen, kwam in het bosch van de naastleggendc diergarden, klouterde tegen den muur op, en verfchuilde my in een veilige plaats, tot dat de nacht aanbrak, als wanneer ik weder naar Parys ging. Tegens den morgen floop ik de ftraat over, en kwam by één myner vrienden, naamelyk den Chevalier mehecan , welken ik verflag deed van myn fchrikkelyke ramp. Hy floeg de handen famen, en zeide: „ goede ,, hemel! zyt gy 't, die uit de gevangenis te Vincennes „ ontloopen is? Tot myn leedwezen moet ik u zeggen, „ dat 'er drie duizend Soldaaten en Dieveteiders op de „ been zyn, om u op te zoeken, en dat men 3000 li. „ vres op uw perfoon gezet heeft; ook zyn 'er reeds ,, door het geheele ryk fteekbrieven rond gezonden." Tevens gaf hy my den raad, om een voetval voor den Koning te doen, die my zekerlyk gunst bewyzen zou. Ik ongelukkige volgde deezen raad, en fchreef daarover aan mynen bitterden vyand, den Heer van sartines, dat ik den i8de December by hem zyn, en hem in perfoon om niets, dan recht verzoeken zou. Ik floeg daadlyk op weg , en kwam, iu weêrwil van alle de drie duizend, die my opzochten, nog eenen dag vroe? ger  IN FRANKRYK. 285 overgegaan zyn. Want eensdeels was de verzameling der ten toon gefielde konstftukken, in ver- ger in zyn paleis aan. Doch , helaas! in plaats van recht te vinden, dat ik zocht, vond ik wraak en woede. Ik wierd rnet touwen gebonden , op een wagen geworpen, en regelrecht weder naar Fincennes gevoerd, alwaar men my in het zogenoemde zwarte hol ileepte. Deeze fchrikkelyke fpelonk intreedende, riep ik, overftelpt van jammer: „ o wee! doet men zodanig recht „ aan de onfchuld? " — „ Ja, — riep de Cipier, „ met een donderende ftem — men kan u niet te ftreng „ behandelen; gy zyt 'er de oorzaak van , dat men den „ Sergeant, die u bewaakte, gehangen heeft." Hadden de wreedfte beulen voor myne oogen vuur aangelegd, en 'er tangen in gloeyend gemaakt, om my het ingewand uit het lyf te fcheuren ; -zulks zou zo veel indruk niet op myn hart gemaakt hebben, dan de fchrikkelyke tyding, welke ik hier ontving. Ik viel néér op het boschje ftro, dat in myn kerker lag; ik verloor alle bewustheid, en had geen gevoel van myn eigen lyden, maar wel van den dood van den ongelukkigen Sergeant. Ik zag hem, verbeeldde ik my,de fchrikkelyke ladder opklimmen ; ik zag hem met de dood worftelen ;ik zag zyne ftuiptrekkingen , hoorde hoe hy my verwenschte, en hoe de zynen my vloekten. In deezen afgrysfelyken toeftand bragt ik twee maanden door. Geen fiaap kwam in myne oogen ; altoos fcheen de onfchuldig-gehangen man my voor de oogen te zweeven, en de ge- dach-  286" STAATS-OMWENTELING vergelyking met die van andere jaaren , en omdat ié het werk van twee jaaren uitmaakten, zeer gering; an- dachten aan zyne pyn persten my altoos traanen en zuchten uit. Wanneer ik eens des nachts over zynen dood kermde, kwam 'er een fchildwacht voor de deuf van myn gevangenis, en verzekerde my, met een zachte ftem, dat vÏeuXchatel — dit was de naam van den Sergeant — nog leefde, en heden de wacht in de gevangenis had. Hoe ik by deeze verzekering te moe was, kan ik onmogelyk befchryven. De blydfchap overmande my zodanig, dac,ik mynen mond opende, maar niet wederom fluiten kon. Ik viel • op myne knieën , en dankte God, met de fterk (ie aandoening, voor deeze genade, waardoor by my van zulk een knaagende fmart verlosd had. Hoe fchrikkelyk myne tegenwoordige gevangenis ook was, wierd dezelve my toch dfaaglyker, nadat myn gevveetens-angst my verlaaten had ; en van myn rampzalig leven verliep zo menige maand, zo menig jaar in den kerker, dat ik bemerkte, dat ik oud wierd; 'er verliepen wederom tien jaaren. Daarop ftierf lodewyk XV. Een jaar na zynen dood, zond de nieuwe Koning eenige Ministers in de gevangenisfen, en deeze boden des vredes vonden my ook in myn fpelonk. Zy beloofden my de vryheid; evenwel verliepen 'er nog twee jaaren, tot dat ik eindelyk in het jaar 1777, den 5de Juny, uit myn gevangeuis gehaald wierd. Wie weet, wat vryheid is, en wie befeft , dat ik in myn geheel leven flegts één kwaad  IN FRANKRYK. 287 anderdeels waren , naar het oordeel der kunstkenners, flegts zeer weinige meesterltukken onder kwaad wyf geërgerd , maar fa hec graf myner gevangenisfêb geen menfchelyke ziel eenig leed toegevoegd had i die zal my dit geluk gaarne gunnen. Ik had dikwyls gevraagd, hoe het met mynen waarden dalegre afgeloopen was,doch niemand kon of wilde my iets van hem zeggen. Thans vry zynde , vernam ik, dat hy krankzinnig geworden was, en in het dolhuis te Charenton zat. Ik fpoedde derwaards, om hem te bezoeken , en vond hem aldaar in de zogenoemde graven der dooden (Catacombes). Ik was , toen ik hem in dien fchrikkelyken toeftand zag , byna in flaauwte gevallen. Ik zeide deezen my eeuwig-dierbaaren deelneemer van myn lyden, en medgezel van myn vlucht, mynen naam; maar hy zag my flyf aan, en zeide , dat hy God was. De aandoening overweldigde my , de traanen rolden langs myne wangen, en ik verliet hem, met den vuurigften wensch , dat God zich over hem ontfermen mogt. Na deeze grievende ontmoeting , nam ik met verrukking de reis naar Ferfailles aan, om het reisgeld te ontvangen, dat myn vader my gezonden had. Doch eer ik de befchryving van myn volgend noodlot ter neder (ieir, moet ik van een byzonderheid gewag maaiien, die alles ophelderen kan. By myne eerfte gevangenis in de Baftille, had ik een fchriftelyk opftel gemaakt , waarin ik bewees, dat het beter was, aan de Officiers zowel als aan de Onder-officiers,  288 STAATS-OMWENTELING der deeze verzameling , en , die het nog waren, hadden hun beftaan te danken aan het penfeel van ciers, in plaats van fpontons en hellebarden, ihaphaanen te geeven. Door dit middel, het welk men opvolgde, vermeerderde ik onze Armée met 25000 Schutters. In een ander opflel, dat ik in het jaar 1756 aan het Hof zond, heb ik het ryk omtrent negen millioenen jaarlyk* -fche inkomften verfchaft. Nu vernam ik, dat men beide deeze opftellen ontvangen, goed gekeurd en te werk gefteld had, en men gaf my den raad, om den Koning in een fmeekfehrift te kennen te geeven, dat ik de opfleller van beide gefchriften was. Ik volgde deezen raad , en gaf zelf dit fmeekfehrift , het welk eenige myner vrienden doorgezien en goedgekeurd hadden, aan den Koning over, toen hy in de mis wilde gaan. Hy nam hetzelve gunftig aan, en toonde verbaasdheid en medelyden , nadat ik hem een gedeelte van myne gefchiedenis verhaald had. Twaalf dagen daarna ging ik by een Minister, om antwoord op myn fchryven te haaien. Hy ontving'my zeer koel, en belastte my, om zo fpoedig als ik kon , naar huis te vertrekken. Ik gehoorzaamde, en vertrok den I3de July 1777. De blyde hoop van mynen vader, na een agt en twintigjaarige gevangenis, weder te omhelzen, deed my haasten. Den ^de juiy , toen ik reeds 43 uuren van Parys was, kwam een Schout achter my aan jaagen, Had de blikfera my getroffen, ik zou niet zo gefchrikt zyn, dan nu op het zien van dit mensch. Hy achterhaalde, arrefteerde my, en bragt my weder te Parys, en — he. laas!  IN FRANKRYK. =89 een vrouw. Thans fchynt alles , wat tekenen kan, zich alleen bezig te houden met karrikatuu- ren, laas! in de gevangenis. Na verloop van eenige dagen, wierd ik op een wagen naar Bicetre overgevoerd, en in een onderaardsch hol geworpen, dat alleen voor de grootfte rhisdaadigers gefchikt is. O! had men my toch myne vryheid in 't geheel niet gegeeven , dan zou ik ellendig , aan de gevangenis gewoon mensch , minder ongelukkig geweest zyn! Buitenlander! indien gy ooit iets van myn fchrikkelyk noodlot verneemt , heb dan medelyden met één uwer vreemde broederen; want myne natuurlyke broeders, myne landgenooten , zyn doof by myne fmeekingen. En indien u eens de lust zou bekruipen, om dit land te bezoeken, alwaar de beruchte Baftille gebouwd is; ach! wees dan vooral omzichtig ; waak over uwe wenfehen , over uwe woorden , 'over uwe daaden, opdat gy daar, alwaar gy nieuwe moden en verfynde zeden zoeken wilt, niet fomtyds de fmadelykfte gevangenis, of zelfs wel den dood vindt. Reeds zit ik op nieuws zes jaaren in een onderaardfchen kerker , waarin myne legerftede wat verrot ftro, myn dagelyksch gezelfchap niets dan ongedierte, en myn voedfel water en brood is : ach ! en geen menfchelyke ziel ontfermt zich over my. Meer dan ééns heb ik een korte befchryving van myne thans vier en dertig-jaarige gevangenis opgefteld , en deeze papieren uit de opening van myn klein venfter geworpen , of niet eens een hevige wind my de barmhartigheid bewyzen wilde, om zodanig papier in de handen van een T Hie.  soa STAATS-OMWENTELING ren , die tot de tegenwoordige tydsömftandigheden betrekkeljk zyn. Derzelver getal neemt da- ge- mededoogead mensch te waayen. Doch , helaas ! ik ben voor de waereld geftorven; ik heb dezelve nu vier en dertig jaaren achter gelaaten; myne vrienden denken, dat ik reeds lang verrot ben, en myne vyanden laaten my rampzaligen alleen daarom in den kerker met ellende worftelen , omdat zy myne wraak vreezen. En, ach ! ik zou hen de voeten willen kusfen, indien zy my flegts het dierbaarfle , kostelykfle goed zouden fchenken, wat elke worm in zyn moeras, elk vogeltje in de lucht geniet. — — — Zo verre gaat het verhaal van den ongelukkigen de la tude, dat hy, in het jaar 1781, in zyne gevangenis te Bicetre heeft opgefteld , hoewel wy hier flegts een uittrekfel daarvan geleeverd hebben. Onze Leezers, die zekerlyk by het leezen van deeze gefchiedenis meer dan eens zullen aangedaan geweest zyn, zullen nu ook wel gaarne willen weeten, wanneer en door wat middel deeze ongelukkige uit zyn gevangenis ver. lost is geworden. Hiervan kunnen wy het volgende mededeelen. Zekere edelmoedige en braave vrouw , genoemd le gros, zag, in de maand Juny 1781, langs de gragt, die de gevangenis van de la iude omringde , wandelende, achter een fteenen paal, een in de modder getrapt papier leggen, het welk zy. opraapte, om den inhoud  ÏN FRANKRYK. 291 gelyksch toe, en men ziet ze overal. Heden nog toonde men my een tekening , die nog eerst hl ' ko- houd daarvan te zien. Dit was een van de papieren, die de ongelukkige aan den wind had toevertrouwd, en was aldus geteekend: „ henri masers pe la tude , federt vier en dertig „ jaaren gevangen te Bicetre , in een hol , tien „ voet diep onder de aarde, op water eu „ brood." Dit opftel was aan den Prefident van de crimineele rechtbank, en de ongelukkige man betuigde daarïn zyn onfchuld, en verzocht niets anders, dan recht. Dat de genoemde vrouw, onder het leezen van dit papier, zeer aangedaan wierd, is niet te verwonderen % want zy was immers een mensch. Doch, dat zy het niet flegts liet by eenige traanen te rtorten, niet by den wensch en het voorneemen , om deezen lyder te redden ; maar dat deeze edelmoedige vrouw zich g,:heel en al voor den gevangen, dien zy niet kende, opofferde, vier jaaren lang alle haare krachten en vermogens, en wel ten koste van haare gezondheid, befteedde, zich door geen tyd, noch hinderpaalen, noch befpotting en gevaar liet tegen houden, om een wild-vreemd mensch alleen daarom gelukkig te maaken, dewyl zy een mensch, en hy haar medemensch was : dit is een edelmoedigT 2 heid,  29* STAATS-OMWENTELING koper zou gefneeden worden , en die wel geen boosiiartigheid te kennen gaf, doch wat de uitvinding heid, die geenszins onder de gewoone moet gereekend worden, Naauwlyks had zy het briefje geleezen, of zy fpoedde naar huis, om haaren man kennis daarvan te geeven. Deeze man, die waardig is, de egtgenoot van zulk een vrouw te weezen , liep oogenblikkelyk naar den Prefident, aan wien het briefje gefchreeven was; maar deeze gaf tot antwoord: „ dat hy den gevangen gezien „ had, en reeds lang geneegen was geweest, orn hem „ dienst te doen , maar men had hem gezegd, dat de„ zelve een gevaarlyk mensch, dat hy krankzinnig, en „ aan zodanige aanvallen van razerny onderhevig was , „ dat een vier en dertig-jaarige gevangenis hem niet had „ kunnen temmen ; en uit dien hoofde had hy van zyn „ voorneemen, om den ongelukkigen te helpen, moe„ ten afzien." Vrouw le gros uit dit antwoord vertlaan hebbende, dat de gevangen van geen euveldaad befchuldigd wierd, verviel op de gedachte, dat het voorwendfel van krankzinnigheid ook wel eens een uitvinding van 's mans vyanden zyn kon. En dit vermoeden was wel degelyk gegrond; want de dienften, die de la tude, gelyk hyzelven verhaalt, den Koning gedaan had, hadden zekere Heeren zich-zelven aangemaatigd, en waren daarvoor beloond geworden. Ten einde nu den fchuldloozen ge. van-  IN FRANKRYK. 293 ding betrof, al vry grappig was. Zy vertoonde lodewyk XVI. in drie verfchillende omftandigheden. vangen, die natuurlyk tegen deezen ongeöorloofden roof om recht roepen moest, voor altoos den mond te floppen, hadden deeze Heeren het eindelyk zo verre gebragt, dat hy op zyne reis, onder den naam van een krankzinnige wëderöm gevangen genomen wierd. Vrouw le gros zocht terflond met eenige perfoonen van het kasteel Bicetre kennis te maaken, om daardoor gelegenheid te vinden , den gevangen nader te leeren kennen. Dit gelukte haar eindelyk, nadat zy veel tyd en moeite befteed had, om dit oogmerk te bereiken. Doch haare blydfchap was onüitfpreekelyk, toen haar vergund wierd, aan den gevangen het volgend briefje te zenden: „ Ik heb uw opflel geleezen , en ben 'er zeer „ aangedaan over geweest, Ik bid u , fchenk „ my uw vertrouwen; ik zal alles doen, wat in „ myn vermogen is , om u dienst te doen. „ Zend my een omftandig verhaal van uwe Iot„ gevallen, en vooral, zeg my de zuivere waar„ heid. Ik teeken' mynen naam niet, uit vrees „ voor onaangenaame gevolgen. " De la tude , die niet meer gewoon was, onder menfchen een mededoogende ziel te vinden, dacht, dat dit door een Engel Gods gefchreeven was. Zonder de minfte achterhoudendheid, vertrouwde hy volkomen op deeze vrouw , en zond haar alles , wat zy wenschte. T 3 Uit  294 STAATS-OMWENTELING den. Vooreerst als iemand, die niet wél is ; la france reikt hem een bekertje , waarin een ge-, nees- Uit deeze gezondene papieren (lelde haar man fmeekfcbriften voor den gevangen op , en vrouw en man deedtn alles , wat zy konden , om hem voorfpraak te verfchaffen. Deeze menfchen hadden geen vermogen, dan alleen wat de man met het onderwys der jeugd verdiende ; en daarvan onderhielden zy ook nog den verzwakten vader van Vrouw le gros. Van dit fober inkomen moesten zy daarenboven nog geduurig geld befieeden, om naar Bicetre te ryden; of om te Parys een huurkoets te neemen , opdat zy met fatfoen in de voorzaalen der Grooten konden verfchynen, die de man of de vrouw in de belangen van den gevangen wilden overhaalen, want in Parys heeft een min gegoedde niet eens de vryheid , by een voornaam Heer met beftooven fchoenen en met verward hair te moogen verfchynen. Waar zy flegts hoorden, dat te Parys of op het land menfchen woonden, die iets ten beste van den ongelukkigen konden doen , daar reeden zy heenen. Zie hier van honderd één ftaaltje: De Vrouw van le gros had vernomen, dat zekere kamenier van 's Konings zuster, Madame du chesne, op dé koninglyke P«inces veel invloed, en dus gelegenheid had, een fmeekfehrift voor de la tude aan dezelve te kunnen overgeeven. Drie weeken lang deed Vrouw le gros alle moeite, om in de verbaazend groote ftad Parys deeze Dame te ontdekken; doch niemand ken-  'IN FRANKRYK. 295 neesdrank is , la conflitution francoife genoemd, en hy neemt denzelven gerust in. Vervolgens werkt kende haar. Nadat haare poogingen hier vruchteloos geweest waren , deed zy hetzelfde te Verfailles. Hier vernam zy, dat Madame du chf.sne wel te Verfailles woonde, maar thans naar St. Denis, zeven uuren van Parys, vertrokken was. Nu moest zy, dewyl haar geld verteerd was , weder terug naar Parys, half te voet, en half op rytuigen, die zy onderweegs aantrof. Den volgende dag wederom naar Verfailles gaande, had zy het geluk de kamenier te fpreeken , en tevens de belofte te ontvangen, dat men niet ongenegen was, om een fmeekfehrift voor den gevangen aan de Princes over te geeven. Zy had in het gaan den voet verftuikt, en evenwel liet zy zich welgevallen, om wederom te voet naar Parys terug te gaan. Doch op den halven weg zynde, viel zy neêr, moest t'huis gebragt worden, en was genoodzaakt, era zes weeken in 't bed te blyven. Zodra zy wederom in ftaat was te gaan, begaf zy zich naar Verfailles met haar fmeekfehrift: doch de kamenier weigerde thans volftrekt, hetzelve over te geeven, onder het voorwendfel, dat één van haare vrienden haar had gewaarfchouwd, zich met deeze zaak niet te bemoeyé'n. Zelfs gaf zy aan de edelmoedige vrouw le gros den raad, van een zaak af te zien, welke haar ongelukkig maaken kon. Zy voegde daarby, dat men geen mensch meer kon vertrouwen , dat de geveinsdheid overal de overhand had ; waarby zy de handen wrong, de fchouders ophaalde , en zacht fprak , zo als alle menfchen T 4 doen,  aaó' STAATS-OMWENTELING werkt de geneesdrank; de Koning geeft over, en raakt iets kwyt, en ziet ! dit is le Despotisme. doen, die flegts den fchyn, maar niet den wil hebben, om zich de zaak van ongelukkigen aan te trekken. En zodanig wierd zy, by haare onvermoeide poogingent van honderd andere perfoonen behandeld. Eindelyk wierd, den 22fie November 1781, de dauphin gebooren. Ten einde nu de geheele Natie aan de blydfchap des Konings mogt deel neemen, belastte de Koning den Kardinaal van rohan , alle gevangenisfen van het koningryk te bezoeken , en de gevangenen op vryè' voeten te ftellen, die geen hoofd-misdryf begaan hadden. Vrouw le gros had niet zodra kennis gedraagen van 's Konings befluit, of zy ipoedde naar het paleis van den Kardinaal, om hem te verzoeken, den ongelukkigen de la tude mede onder het getal der begunftigden aan te neemen. Na onnoemelyk veele zwaarigheden overwonnen te hebben , verkreeg zy eindelyk toegang in 's Kardinaals huis. Want terwyl de deurwachter, zynde een Z^vhfer, weigerde haar binnen te laaten, moest zy deszelfs vrouw eerst daardoor in haare belangen overhaalen , dat zy haar een gedeelte van des gevangens gefchiedenis verhaalde. Na meer dan veertig maaien vruchtelooze poogingen aangewend te hebben, gelukte het haar, om den Geheimfehryver van den Kardinaal te fpreeken. Doch wie kan de blydfchap van deeze edele vrouw befchryven, toen zy mogt yerneemen, dat de Kardinaal reeds den gevangen ken- de,  IN FRANKRYK. 297 me. Zodra Zyn Majefteit zich van deeze vuiligheid ontlast heeft, bevindt hy zich ongemeen wél; de, hem.zelven in zynen kerker gezien, en befloocen had, om hem by voorraad een beter verblyf te bezorgen. „ Nu moet ik ook —— riep zy als in verukking ,, — mynen de la tude zien. God heeft my mynen eenigen zoon genomen, hy zal myn zoon weezen." De goede vrouw vergat in dit oogenblik, dat zy hoog zwanger was, en derhalven dien , wiens plaats de gevangen bekleeden zou, onder haar hart droeg. Nadat het haar vergund was geworden, om den gevangen te bezoeken, fpoedde zy derwaards. Zy vond hem in een?n toeftand, die zelfs den wreedften barbaar een traan uitpersfen moest. De gevangenis was een duiftere, vogtige , onderaardiche hoek ; zyn kleederen beftonden in eenige vodden; zyn vaal, ingevallen gezicht wierd door den baard, anderhalf voet lang, nog meer mismaakt; zyn rustplaats was vogtig ftro, zyn voedfel water en brood , en ongedierte zyn gezelfchap. Zy bezorgde hem terftond eenige hembden en kousfen, en bragt hem een japon, die hem zou verwarmen, en die zy-zelve gemaakt had. Na dit eerfte bezoek begaf zy zich dikwyls by den gevangen, zonder den verren weg, noch vermoeidheid te ontzien, welke zy telkens ondervond omdat zy zwanger was ; en nooit bezocht zy hem, zonder hem een gefchenk aan kleederen of geld mede te brengen, of hem teu minften meerder hoop en troost mede te deelen. T 5 Wan»  £•98 STAATS-OMWENTELING wél ; zyne oogen fchitteren , en op zyn gelaat is het volmaaktfte genoegen te leezen. Neem niet kwaalyk, dat ik u met een kleinigheid lastig gevallen ben ! Om u oogenblikkelyk fchaa- Wanneer de gevangen, op de voorfpraak van den Kardinaal, een beter vertrek en meerder oppasfing had ontvangen , moest deeze braave vrouw eensklaps de fchrikkelyke tyding hooren, dat de vyanden van de la tude , die reeds lang geftaan had op de lyst der geenen, die de vryheid verkrygen zouden, niet gerust hadden , tot dat hy op deeze lyst weder gefchrapt was. Zodanige poogingen van magtige vyanden hadden zelfs een kloekmoedig man , hoe veel meer dan nog eeii vrouw , moeten moedeloos maaken : doch Vrouw le gros liet zich niet affchrikken. Veelmeer wierd' 'naar yver door deeze zwaarigheid verdubbeld, en zy werkte nog drie jaaren lang met alle haare vrouwelyke vermogens, ontzag geen geld noch bezwaarlyke reizen, vreesde niet voor de flinkfche ftreeken van magtige fchurken : in één woord, zy offerde zich geheel op aan den gevangen. Zodanige edelmoedigheid moet ten laatfte zegepraalen : want de la tude verkreeg eindelyk, door den Baron de breteuil , den 18^e Maart 1784, zyne vryheid, en een jaarwedde van omtrent 400 livres, nadat deeze zestigjaarige man , die in de waereld geen maagen noch vrienden meer had, in de gevangenisfen uitgeteerd was. Wat wonder , dat hy de Baftille mee blydfchap zag floopen!  IN FRANKRYK. 299 fchaadcloos te ftellen, zal ik u leiden — tot de onsterffelyken. Doch het gaat zo gemakkelyk niet, om het heiligdom deezcr Heeren in te dringen (*). Pr» ro.v had gelyk , wanneer hy zeide : il est plus difficile dy entrer que d'en être. —■ „ Het valt „ moeyelyker daarin te komen, dan 'er mede lid „ van te worden." —• Ten minften weetik nu, uit eigen ondervinding, dat het eerfte, te wee* ten de intrede in de Akademie, zeer veel zwaarigheden ontmoet. De Heer marmontel had wel de goedheid gehad van my intreê-billets voor ons te bezorgen : doch deeze holpen ons niet verder , dan in het heilige , dat is , tot in het voor-vertrek van de vergader-zaal. Het allerheiligfte, of de zaal zelve, was — fchoon wy anderhalf uur vroeger, dan de Heeren Veertigen kwamen — reeds zodanig opgepropt met menfchen van beide fekfen, dat wy eerst voor meer, dan één deur moesten beproeven, om 'er in te komen , tot dat het ons eindelyk gelukte , met een (*) Zy vergaderen, gelyk bekend is, insgelyks op de oade Louvre. Hun vergader-zaal is met afbeeldfelen, in levens-grootte, van' eenige franfche Koningenen Koninginnen , als mede van andere gekroonde Muuzen. vrienden, by voorbeeld , van den thans regeerenden Koning van Denemarken, opgecierd. De beeldtenis van den grooten fxedrik was 'er niet by.  3oo STAATS-OMWENTELING een weinig onbefchaamdheid, een paar flappen verre in de zaal door te worftelen, en een vaste plaats te verkrygen. Ik verzin my ; tot een vaste ftandplaats was geen kans. De inëen-geperste menigte, die voor een gedeelte op de teenen ftond , omdat veelen zo groot een plek gronds niet befloegen , dan hunne voeten vereischten, was in een geduurige waggelende beweeging , die door het onöphoudelyk indringen van nieuwe aankomelingen van beide fekfen onderhouden wierd. De één droeg den ander, en wierd wederom van anderen gedraagen ; kleine en ligte perfoonen zweefden in de lucht. Was één van de muuren der zaal uitgeweeken , de geheele meer zweevende, dan ftaande vergadering zou eensflags op de neus geleegen hebben. Steil' U eenen geheel warmen nademiddag voor, en voeg 'er by, dat de zon lynrecht op de hooge venfters fcheen , en oordeel dan , of wy ook moesten fmooren nog vóór dat de Akademifche glans van de Veertigen de zaal vervulde! Hier heb ik dan nu ook gezien, hoe verre de ljefde der franfche Dames gaat , zo al niet tot de weetenfchappen, nogthans tot fraaye en geestige redenen; maar ik ben tevens mede overtuigd geworden, dat de fpiercn en zenuwen van deeze Dames —- by alle haare aanfpraak op fchranderheid, letterkunde en kunften — nog veel fterker en duurzaamer moeten weezen, dan die der duitfche  IN FRANKRYK. 30c fche vrouwen , welke zich den zeer dubbelzinnigen roem van een geleerde vorming , gelyk de eerstgenoemden, aanmaatigen. Niet één van haar wierd — ten minften zo veel als ik kon befpeuren — door flaauwtens of opftygingen overvallen , onaangezien veelen in een gedrang waren, waaronder zelf wel mannen-krachten hadden kunnen bezwyken. Met een foort van verbaazing befpeurde ik , toen de voorleezingen begonnen, dat deeze martelaresfen der geestigheid en geleerdheid , by ieder geestig of zinryk woord, waarmede de Heeren Akademisten hunne redenen van tyd tot tyd trachtten op te tooyen, in weerwil van den pynlyken toeftand , waarin zy zich bevonden , van vreugde hard op fchreeuwden, en door onmaatige verwondering byna ftuiptrekkingen kreegen. Haare gezichts-fpieren waren daarby, ten deele van gedrang en hitte, ten deele ook van de fterke deelneeming, gezwollen; haare wangen gloeiden, en haare oogen fcheenen zich in verrukking te baaden , terwyl het ligchaam op de pynbank lag. Haare handen waren byna onöphoudelyk bezig met klappen , en haar mond vloeide van het één bravo ! van het één ah! que cela eft bien dit! ah! charmant! enz. „ ach! wat is dit fraai gezegd! ach! hoe lief!" ■—- na het ander, over. De Abt barthelemi, die heden tot mede-lid wierd  302 STAATS-OMWENTELING wierd aangenomen, maakte het begin van de plegtigheid , door het afleezên van zyne intre6-reden, welke , uit naam der Akademie, door den Chevalier, den Heere bouflers , beantwoord wierd. Het één zo wel als het ander gefchiedde met een hooffehc gemaaktheid, by de Akademie ingevoerd , naamelyk zittende met gedekten hoofde. Beide redevoeringen waren vol van fyne , vleyende zinfpeelingen , en van welgeregelde zinryke gedachten, die altoos, niet alleen met handgeklap beantwoord, maar ook door algemccne toejuichingen beloond wierden. De Redenaar moest derhalven fchicr by elk zinllot afbreeken , om de luidruchtige goedkeuring der Vergadering eerst te laaten bedaaren. By de volgende uitdrukking , waarin de Heer barthelemi zin> fpeeldeopde opgenomenheid, waarmede men zynen iongen anacharsis ontfangen had , geraakte de Vergadering byna buiten zich-zelvcn: „ ik her- „ inner my hierby het oude Griekenland en „ hoe zou ik hetzelve immer kunnen vergeeten, „ zonder in den hoogffen graad ondankbaar te „ weezen? " Het handen-geklap en de fchreeuwende toejuichingen wierden in dit oogenblik zo hevig en doordringend, dat is vreesde, de venfters zouden daarvan aan Hukken fpringen. Deeze opvliegende bewecging is de Franfchen zodanig eigen , dat zy dezelve by alle hunne ver-  IN FRANKRYK. 303 vergaderingen, en overal met dezelfde levendigheid toonen. In Duitschland kunnen wy daarvan niet wel een denkbeeld maaken. Ik was buiten ftaat, om het gedrang en de hitte langer door te ftaan. Met veel moeite gelukte het my, om my de deur uit, en vervolgens door den drom van Heeren en Dames, die het voor-vertrek vulden , heenen te fchuiven. Eindelyk een vryë plaats bereikt hebbende, was ik te moê, als een visch, die zich door eenen gelukkigen fprong van den droogen grond, waarop hy fmachtte , wederom in zyn element verplaatst vindt. Tot myn leedwezen verbeurde ik daardoor het gezelfchap van den Heer mercier voor deezen avond, en, ter vergoeding, heb ik my nu neörgezet, om dit alles voor u op het papier te brengen. Na geëindigde redevoeringen heeft men de pryzen , die voor dit jaar uitgeloofd waren , toegekend. De prys voor de dichtkunde ontving Mfr. de fontanes. Het onderwerp van zyn gedicht1 was het in de maand November 1787 uitgegeeven plakkaat ten voordeele der onroomfchen. Zyne verfen, welke voorgeleezen wierden, worden zeer gepreezen. By zekere plaats, alwaar hy van necker zegt: Ce  3c4 STAATS-OMWENTELING Ce minifire Que les complots des cours ont trois fols exild, Et que le voeu publique a trois fois rappellé. Dat is: „ Die Staatsdienaar, door de hof-kabaaien „ driemaal gebannen , en ook door de ,, algemeene volks-ftem driemaalen terug „ geroepen." is 'er geen einde geweest aan het vreugde-geroep, en de fchreeuwcnde toejuichingen. . De prys der deugd viel een oude ongetrouwde Juffrouw van zeventig jaaren te beurt; doch niet omdat zy haare maagdelyke eer tot hier toe zuiver bewaard had ; maar omdat zy in de eerfte dagen der omwenteling door een heldendaad heeft uitgemunt. Zy woonde federt veertig jaaren als dienstmaagd in het huis van den Heer revillon , een Fabrikant in gekleurd papier, die zeer gegoed was. Deeze man had het ongeluk gehad , om zekere woorden , die hy zou gefprooken hebben , by het volk , als een van deszelfs vyanden en onderdrukkers, met zwarte kooien geteekend te worden ; en het verbolgen gemeen begon zyn huis te beltonnen. Hy-zelf en zyn huisgezin namen de vlucht. Alleen de eerbaare oude Juffrouw ging niet van de plaats ; zy ging veel-  IN FRANKRYK. 3°5 veelmeer met uitgeftrekte armen in de deur ftaan, en betuigde hoog en duur, dat men , ingeval men in- het huis wilde dringen , een begin maaken moest met haar te dooden, alzo zy, zo lang als 'er nog adem in haar was, nimmer toelaaten zoude , dat men in het huis van haaren braaven Heer geweld pleegde. De overige byzonderheden van dit geval zyn niet tot myne kennis gekomen. Men ziet echter, dat het ftormend gepeupel voor de cerlykheid en kloekmoedigheid van dit oude mensch achting moet betoond hebben , omdat men haar anders heden niet in de Akademie had kunnen brengen , ten einde haar aldaar den krans der deugd op het hoofd te zetten. Hoe de tyden toch veranderen , ^ lieve St * * ! en hoe wy menfchen, zelfs de akademifche menfchen , op den ftroom der tyden dpbberen, en met deeze tegelyk veranderen! Onder lodewyk XIV. fchreef de franfche Akademie als .een prysvraag uit: „ welke, onder alle de deugden van „ deezen Koning, de grootfte en verwonderens_,, waardigfte was? " — van deezen-Koning, die het ediét van Nantes vernietigd had ! Heden bekroonde men een gedicht, waarin lodewyk XVI. gepreezen wordt, omdat hy het edict van Nantes , zo niet volkomen, nogthans ten minften voor een gedeelte wederom herfteld heeft! TwinV tig,  3o6 STAATS-OMWENTELING tig , misfehien nog maar twaalf jaaren geleeden, telde rousseau deeze Akademie , ten minften veele van haare leden, mede ondet de yverigften van de gecnen , die hem miskenden , die hem haatten, die hem van de hen vernederende hoogte , welke hy beklommen had , was 't mogelyk geweest , gaarne zouden afgebonsd hebben ; heden loofde dezelfde Akademie, voor het volgende jaar, eenen prys uit voor het beste Loffchrift op jan jakob rousseau. Indien hy heden van den dood was opgeftaan , zy zonden hem mogelyk zelfs wel een van hunne fluweele armftoelen aangeboden hebben. Doch öf hy denzelven wel zou aangenomen hebben? En nu van rousseau ! Ik heb reeds in een van myne voorige brieven gezegd , dat wy een bedevaart naar zyn graf te Etmenonville gedaan hebben. Behalven de verwonderenswaardige bedryven , die door de tegenwoordige revolutie veroorzaakt worden, was in geheel Frankryk niets, het welk myn aandacht fterker wekken kon, dan dit graf , en alles wat ik van den daarin fluimerenden doode kon opfpooren; en, van uw evengelyk medegevoel in deezen verzekerd zynde, zal ik u ten minften deezen avond, en zo lang als myn kaars branden wil, nog — van hem onderhouden. Vermits hy tot de tegenwoordige wedergeboorte van Frankryk zo veel medegewerkt  IN FRANKRYK. 307 werkt heeft, oordeel' ik, terwyl ik van hem fpreek, van het eigenlyk onderwerp deezer brie' ven geenszins af te wyken. Het bekoorlyke romaneske Ermenonville, het welk de Natuur en de Heer van gerardin recht eigenlyk fchyneri gefchaapen en ingericht te hebben, om het graf van zulk een man te weezen, zal ik u zeiven mondeling befchryven , of, zo gy liever wilt , in myne eigenlyke reisbefchryving. Thans betuig ik u alleenlyk, dat deeze geheele landftreek, benevens haaren geheelen aanleg , een zinprent fchynt te weezen van rousseau's geest en karakter. Zy is, even als hy en zyne fchriften , diep en verheeven, fomber en bekoorlyk, romanesk en eenvoudig, ftout en befcheiden , menigvuldig en één , vol kunst en natuurlyk, wild en lieffelyk. Zy fchynt een ftuk van een geheel andere waereld te zyn, het welk, men weet niet hoe, hier heenen gefüngerd wierd; een denkbeeld, dat men niet wel kan tegenfland bieden, wanneer men denkt aan de woeste zandduinen, door welke men, van Chantilly komende , in deeze elifeefche velden geleid wordt. Nimmer heb ik op een andere plaats gevoeld , wat ik hier voelde; zo als ik nooit by de werken van een anderen Schryver, hoe genoemd, de uitwerkingen in my befpeurde , die rousseao's fchriften altoos in my voortbragten , en thans nog in my voortbrengen, zo dikwerf als ik dezelve weV 2 der-  3o8 STAATS-OMWENTELING deröm herlees. Ik was door de diepfte zielefmart getroffen, en vond my evenwel nimmer gelukkiger. Traanen rolden my langs de wangen, terwyl een onwillekeurige glimplagch op myne lippen zweefde. By eiken ftap, dien ik deed op deezen voor my gewyden grond, fchoot het my als een vuurftraal door de ziel: hier wandelde hy ook ! Nu ftaat uw voet misfehien op dezelfde plaats , alwaar voor eenige jaaren de zyne ook ftond! Ik had myne fchoenen wel willen uittrekken. Waar ik my neder zettede — elke uitfteekend-romaneske , tot "nadenken of droomen uitnoodigende plaats was voorzien van zitbanken van fteenen of groene zoden gemaakt — daar geloofde ik nog de warmte te befpeuren , die rousseau, op dezelfde plaats zittende, haar medegedeeld had. Ik fpoedde naar het huis, het welk de onfterffelyke man, geduurende zyn verblyf te Ermenonville , bewoonde, en waarin hy ftierf. Het is een klein en niet prachtig huisje, wel in de nabyheid van het kasteel, maar geheel onder hoornen verfchoolen. Men leidde my den trap op. Wy traden het klein vertrek in, dat hy weleer bewoonde, en waarin hy plag te flaapen. Zyn bed ftond 'er nog (j tegenover hetzelve was de oude leuningftoel geplaatst, waarin zyn ligchaaim bleef zitten, toen de groote geest , die hetzelve tot dus verre bezield had , zich tot den Vader der  IN FRANKRYK. 309 der geesten verhief. Naast dit vertrek was een klein kabinet, naauwlyks drie ellen lang en diep, en wel hetzelfde, waarin de gemelde leuningftoel in dien tyd ftond , en waarin rousseau overleed. Zyne laatfte woorden — aan zyne onwaardige vrouw — waren de volgende : „ Lieve „ vrouw! heb de goedheid voor my, en zet het ,, venfter open, opdat ik nog eens zo gelukkig „ zyn kan, om in het groen te zien. — Hoe „ fraai is het! — Hoe helder en lieffelyk is de „ dag! — O hoe groot is toch de Natuur! — „ Zie eens de zon; fchynt haar lagchend gelaat „ my niet af te roepen? — Welk een onmee„ telyke lucht! — Zie hier God zelf; ja, God „ zelf, die voor my Zyne armen opent, en tot ,, het genot van den eeuwigen en onverander„ lyken vrede uitnoodigt, waarnaar ik zo lang „ heb gereikhalsd! " ' Naauwlyks had hy deeze woorden uitgefprooken , of zyn hoofd zonk neer op de borst, en hy was niet meer! ' Gy zult wel niet van my vergen , dat ik u dat geene befchryven zal, wat ik ondervond 5 ftaande op deeze gewyde plaats, en ftaarende op de groene takken en den fmallen ftreep van den hemel, waarop zyne oogen, in het oogenblik, toen zy braken, nog gevestigd waren. v Nu wandelden wy naar zyn graf. De weg V 3 der-  3io STAATS-OMWENTELING Eerwaards loopt door een menigte van plaatfen, die zeer romanesk aangelegd , en waarvan de één altoos nog bekoorlyker is , dan de ander. De dag was helder en fchoon. De lucht fcheen de toeroeping vernomen te hebben: „ Gy winden ! zuist zachtjes; hier rust de heilige asch ! " Naauwlyks waagde het een fluipend togtje, om door het riet van den vyver te fluisteren, waarin het populier-eilandje zwemt — doch , helaas ! niet meer zwemt! Een wolkenbreuk heeft, eenige jaaren geleeden, den dam van den vyver weggefpoeld ; federt dien tyd is het water afgeloo-. pen , en een met riet begroeid moeras omringt het eiland. Hoe meer wy dezelve naderden , dies te fterker floeg myn hart. ■ Wy kwamen eindelyk daarvoor, zagen de eerwaardige graftombe , maar waren buiten ftaat, om 'er by te komen. Een ondoorgrondelyk moeras, tiert fchreden breed, hield ons tegen. Ik fchaam my niet, om het te zeggen : ik was zodanig ontroerd, dat ik de armen daarnaar uitftrekte. Had ik myn oogmerk kunnen bereiken met tot aan de knie nat te worden , ik zou 'er in gegaan en door gewaad hebben. De plegtige ftilte der Natuur; de fomberheid van het boomryk bosch, waarin wy ftonden; het daarby affteekend azuurgewelf boven het populier-eiland ; op hetzelve het  IN FRANKRYK. 3" het witte praal-graf, overfchaduwd door hooge zacht-zwaayënde populier-boomen; en, bovenal, de gedachte: hier ligt de man, wien gy, wien het menschdom zo veel , wien Frankryk , dat hem hoonde, zyne vryheid (*) te danken heeft'. Hier rust hy nu, door eene dankbaare nakomelingfchap betreurd, die, zo lang als hy leefde, en uit'de onüitputtelyke bron, de vruchten van zynen dicpdcnkenden geest opleeverde, welke de menfchen, uit hoofde van derzelver verhevenheid en nieuwheid, nog niet bevatten konden , en die van zyne kortzichtige en nydige tydgcnooten misgekend , gehaat, belecdigd en vervolgd wierd! — dit alles, gepaard met de treurigheid-ademende opfchriften, welke aandoenelyke wandelaars hier rondom aan de boomen en op de fteenen achter gelaaten hadden, werkten in my, ik herhaal het nog eens , zodanige gewaarwordingen, die ik , wat betreft derzelver hartelykheid en wonderbaare mengeling van fmart en vreugde',* van liefde en verbittering , van bemoediging en neêrflagtig- heid, (*) Want zonder zyn Contrdt Social — het tegenwoordige volks boek der vryë Galliërs — zou mogelyk de Baftille heden ten dage nog in wezen zyn; dewyl de menfchen, buiten hetzelve, misfehien nu nog niet eens recht weeten zouden , wat Volk en Koning zyn , en in welke betrekking beiden tot eikanderen Haan. T4  3i2 STAATS-OMWENTELING heid, van zwaarmoedigheid en verheeven gevoel, nog nimmer by my befpeurd had. De kleine , onnoozele , verwrongen, uitgedroogde zielen , die , zo lang als hy leefde , wonder dachten wat zy waren , wanneer zy, gelyk vuile vliegen , den grooten man omwemelden, ten einde, voor elk ander genot onvatbaar , het één en ander uitwerpfel van zynen geest op'te raapen, en hem dan met hunnen fchandelyken prikkel te fteeken , hebben onder anderen ook daarmede den fpot gedreeven : dat rousseau van vyanden en vervolgers droomde , die hy nooit had gehad. Het kan zyn , dat hy zich het getal zyner vyanden te groot heeft voorgefteld , maar dat zyne klagten over de dweepachtige woede , waarmede veele .van hen hem trachtten aan te randen en te vervolgen , niet te verre gezocht zyn geweest, hiervan is, tot fchande der mehschheid zy het gezegd, het verfoeyenswaardig blyk aan • zyn graftombe te zien. Toen het populier-eiland nog in 't water ftond, en een ieder overftecken kon , om de asch van den onfterlfelyken man traanen te offeren , vond men, zo dikwyls als 'er een gezelfchap van Gecstclykcn geweest was, zonder dat men ze op dè handen zag, het opfchrift van de graftombe (*) ' door (*) Het luidt aldus: lei reptfe rhomme dg Is natu? re & de la verité — hier rust de man der natuur „ en  IN FRANKRYK. 313 door vuilaartige handen gefchonden, eh fchtadelyke zotheden daarop gekrabd ^ die flegts van de verachtelykfte , met dweepachtige kwaadiiartigheid bezielde knaapen konden voortgekomen zyn. Ja — zult gy het kunnen gelooven? — deeze. ellendige menfchen waren in hunne rechtzinnige woede jegens den grooten man zelfs zo verre gegaan , dat zy de' heilige plaats, welke zyne asch verbergt, op eene wyze bezoedelden , die niemand, dan de laagfte ftraat-jongens zich veröorlooven. Geheel Ermenonville weet, dat, deeze ongelooffelyke onbefchoftheid niet verdicht is. Verdicht ! O welke verbeeldingskracht zou het moeten weezen, die zo iets verdichten kon ! — En laat dan nu nog eens iemand opkomen, en zeggen: rousseau had onrecht, dat hy meende vervolgd te worden! Myn bloed kookte $ de bitterfte verontwaardiging , die myn hart vervulde, ontvloeide hetzelve in het volgend rym — facit indignatio ver* fum — „ de verontwaardiging maakte dit vers: '.' • Gy „ en der waarheid;" — en het is betrekkelyk tot zyn bekende gedenkfpreuk , welke hy niet alleen door zyne fchriften , maar ook door zyn geheel leven uitdrukte: vitam impendere vero — „ het leven aan de waarheid toewyJen." — Dezelve flaat op de andere zyde der graftombe.1 V 5  3i4 STAATS-OMWENTELING Gy kwaamt, o groote man ! wien niemand evenaart! > Voor 't menschdom van uw tyd, een eeuw te vroeg op aard! 't Vooroordeel hield hen blind, daar ze op u ftaaren biceven, Als kind'ren, die, op 't zien van Herkules- fen, beeven, Gy wierd door hen gehaat, een norfchen dwaas genoemd, Ja zelfs uw beeldtenis verwoed ten vuur' gedoemd. Geen wonder! maar 't luidt vreemd, daar fnooden famenfpanden, Dat ze uw EmU-alleen , en ook niet u verbrandden. Ik behoef u wel niet te zeggen, dat ik dit vacrs niet maakte geduurende de befchouwing van de graftombe. Wie heeft, zo lang hy nog aangedaan was, ooit aan vers-maat en rym gedacht ? Wie in verfen kermt, die is reeds getroost. Zekere Dame, de Gravin van B*** heeft haare gevoeligheid over dezelfde onbetaamelykheid» op de volgende wyze, uitgedrukt: Qui donc fur ce tombeau vient meier a nos pleur s Les  IN FRANKRYK. 315 Les poifons de la haine c3f le fiel de l'envie ? Ah! qui que vous foyez, refpeSiez nos dou~ leurs: Rousseau fut malheureux pendant toute fa viel Mais il crut que la mort finiroit fes maU heurs, Se feroit-il trompé? Ne troublez point fa cendre; II est tems qu'il repofe; épargnez notre ami. Las! a peine il est endormi: Parlez du moins plus bas ; il pourroit vous entendre. Ik heb u gezegd, dat men in den omtrek van de graftombe een menigte opfchriften leezen kon. Zie hier het een en ander! Op een fteenen bank , in een lommerryke plaats , tegenover de graftombe — le banc des vtères de familie — ,, de zitbank der huismoeders " — genoemd — leest men , onder anderen, het volgende: Be la mère d V'enfant il rendit les tendresfes, De l'enfant a la mère il rendit les caresfes; De l'hommet a fa naisfance, il fut le bien faiteur, Et le rendit plus libret afin qu'il fut meilleur* 0P  3i6 STAATS-OMWENTELING Op een groottn fteen, leunende aan een boom, vindt men het volgende: Lht fous ces peupliers, dans ce fimple torn. . . beau Qjntourent ces ondes paiftbles, Sons les r eft es mort els de jean-jaquesrousseau.Mais c'est dans tous les coeurs fenfibl'es Que eet homme ft bon, qui füt tout fentiment, - De fon ame a fondé Vèternel monument. Over het populier-eilandje ftaat, op eene hoogte , de Tempel der tWysbegeerte, die opzettelyk onvoltooid gebleeven is ; zynde een koepel, gefchoord door zes pilaaren. Ieder deezer pilaaren is aan een groot man toegewyd, wiens naam en uitftekendfte verdienftén , door een enkel woord uitgedrukt, op een daaraan hangende medaille te leezen zyn. Te weeten : newton Lucem. des cartes Nil in rebus inane. voltaire Ridiculum. w. penn Humanitatem,] MONTESQüieu Juftitiam. j. j. rousseau —-— Naturam, Het Geheel is aan mich. montaigne toegewyd.  IN FRANKRYK. 317 wyd. By den ïngang in den tempel ziet men een gebrooken zuil ,* leunende aan haar voetftuk. Op dit voetftuk ftaan de woorden: Falfum ftare non potest, — „ het onwaare kan niet beftaan; " — op de zuil: Quis hoe perficiet ? — „ Wie zal „ het völtooyen? " — Eenige dagen voor onze komst waren vier leden van de Natiönaale Vergadering hier geweest; deeze hadden by de vraag: wie den tempel völtooyen zou ? het antwoord gefchreeven: FAsfemblée nationale} — Doch ik vergeet, dat ik u thans geen befchryving van Ermemnville geeven, maar alleenlyk van rousseau fpreeken wilde. Dus wederom van rousseau. Aandoenelyk is het, uit den mond van de landlieden deezer landftreek te hooren , hoe algemeen hy onder hen bemind .was. Een hunner gaf my de volgende fchets van hem: Hy ging zeer eenvoudig, maar toch betamelyk en zindelyk gekleed. Zyn kleeding beftond in een elfen gryzen rok, een ronde korte paruik en kleinen hoed. In deeze dragt, en met een kruidboek onder den arm, ging hy, het grootfte gedeelte van den dag, botanifeeren. Hy groette ieder, en was over 't algemeen zeer vriendelyk jegens elk, behalven jegens de geenen, die hem uit nieuwsgierigheid bezochten ; een ondraaglyke, plaag voor werkzaame menfchen, die liever wat beters willen verrichten, dan zich te laaten aan- gaa-  SI8 S TAATS-OMWENTELING gaapen, niets beduidende pligtpleegingen te hooren, en over de fchaduwe van den ezel te ka' kelen. Deeze mydde hy zo veel als hy kon; en kon hy Ze niet ontgaan, dan fprak hy met afgebrooken woorden, en gaf blyken van verveeling. Maar met dies te meerder vriendelykheid en deelneeming verkeerde hy niet landlieden en kinderen. Hy bezocht ze dikwyls in hunne huizen; "praatte met de ouden , en omhelsde hunne kinderen. Eenen der zoontjes van een zyner herbergzaame vrienden , die lust tot de kruidkunde betoonde, nam hy gemeenlyk mede, wanneer hy botanifeerde, en gaf hem lesfen. Hy noemde hem zynen kleinen Hofmeester — petit Gouverneur —— en hy wierd mismoedig, wanneer het kind hem wat te lang uitbleef. Aan een der dochteren van den Heer gerardin gaf hy ook onderwys in de muzyk. In deeze bezigheden vond hy zyne gelukzaligheid. Zelden ging hy op het kasteel, en nooit, wanneer 'er gezelfchap was. Hy was nog maar eenige dagen te Ermenonville geweest, toen hy den Marquis van gerardin overhaalde tot een weldaadige inrichting voor zyn landvolk, welke thans nog plaats heeft. „ Gy legt, zeide hy, zo veel te kost, om dee„ ze landftreek tot een paradys te maaken. Ze„ keriyk zult gy wel wenfchen, dat een ieder, 5, die hier komt , zich verblyden zal. Maar waar-  IN FRANKRYK. 319 „ waarom begint gy dan niet daarmede, dat gy „ de geenen vergenoegd en gelukkig maakt, die „ het naaste recht op uwe weldaadigheid heb„ ben — ik meen uwe landlieden? " De Heer van gerardin, een zeer handelbaar, goediiartig en edeldenkend man, was terftond gereed , om deezen raad te volgen. Op het voorftel van rousseau verminderde hy niet alleen de heerendienften en de belastingen der landlieden , maar befchikte ook voor dezelven een feest, dat alle zondagen , op een in het bosch daartoe ingerichte plaats, ten zynen koste gehouden wordt, en waarby jongen en ouden zich hartelyk vermaaken. In het midden van deeze plaats ftaat een groote,' wélbelommerde, ftatige beukenboom, die de Koningin van het woud fchynt te weezen. Rondom den eerwaardigen ftam van deezen boom heeft men, omtrent zes voet hoog boven de aarde , een gallery gebouwd , die voor een orchestre dient. Hier ftaan eenige Landvirtuozen , en fpeelen voor het jonge volk , het welk zich op het effen-gemaakte groen tapyt, onder de ruime lommer van den boom, met danfen vermaakt. Ingevalle van regenachtig weêr , is 'er by den ingang van deeze aan de vreugde toegcwyde plaats een groot gebouw opgericht, beftaande enkel uit een dak , dat op pilaaren rust. Hier kunnen de jonge lieden hunnen geftoorden dans 011-  32o STAATS-OMWENTELING onbelemmerd voortzetten. Voor anderen , die ia het danfen geen vermaak vinden , heeft men , door andere fchikkingen, tot allerhande, met een nuttige ligchaams-beweeging gepaarde, fpellen gezorgd. Eenigen flaan den-bal, terwyl anderen zich in het boogfchieten oefenen, ten einde den zilveren beker te winnen, die, op zekeren dag in het jaar, als een prys aan den besten Schutter gegeeven wordt. De ouden, die aan deeze en foortgelyke oefeningen geen deel meer neemen kunnen, verheugen zich met 'er ooggetuigen van te weezen , en in het genot van dat geene, het welk de gulhartigheid van den Heer 'van gerardin tot hun vermaak befchikt heeft. Het miste nooit, dat rousseau deeze landfeesten — die nog onafgebrooken gehouden worden — bywoonde , en de dcelneemende vreugde was daarby altoos zichtbaar op zyn gelaat te leezen. Zy waren recht gefchikt voor zyn hart, het welk , by al den fchyn van menfchen-haat, evenwel van waare menfchen-liefde blaakte. Hy deed op dezelfde plaats eenen glad-gefchaafden mastboom oprichten , en oefende de jonge zooncn van zynen vriend , om zeiven hun ontbyt van deszelfs punt te haaien. m Waarom moet ik , na zulk eenen fchoonen trek van gerardin's edele denkwyze gefchetst te hebben , gewag maaken v#n eenen mistred, waar-  IN FRANKRYK. 32ï Waaraan dezelve zich fchuldig heeft gemaakt, en dien men wel nimmer zou verwacht hebben van een man, die de waardy van rocSseau op den rechten prys wist te ftellen ! Te Ermenonville rond ziende, ontdekt men welhaast, dat de fraaye en zinryke aanleg van dit aardsch paradys begint te vervallen ; en , naar de oorzaak vraagende , ontvangt men het antwoord , verzeld van merkelyke verlegenheid: dat zulks daardoor veroorzaakt wierd, dat de Marquis reeds eenige jaaren afweezig geweest was. Vraagt men verder: waar hy zich dan ophoudt ? dan is het antwoord : buiten lands. De nieuwsgierigheid neemt toe; men wenscht te weeten, wat eenen man, die zodanig paradys, en daarenboven. nog een zo beminnelyk huisgezin bezit, toch wel heeft kunnen beweegen, om dit alles te verlaaten, en in een vreemd land zyn verblyf te houden? Doch men aarzelt lang om het te zeggen. Eindelyk, nadat men den gevraagden wat gulhartige/ gemaakt heeft, verneemt men de volgende gefchiedenis, die een ieder zeer vreemd moet voorkomen. Ik zal u dezelve zo mededeelen , als ik ze uit den mond van een landman te Ermenonville gehoord heb, en zo als ze my, op myn verdere nafpooring, te Parys bekrachtigd is. Niet lang na den dood van rousseau , vond een gezelfchap van zogenoemde Martinisten — gy weet, dat men onder deezen naam de nieuX we  324 STAATS-OMWENTELING we Swedenborgfche dweepers en geestenzienders begrypt — gelegenheid, om de gunst van den goeden Heer van gerardin, ik weet niet onder welke begoogchelingen , die waarfchynelyk met de zuiverfte zedelykheid en vroomheid gekleurd waren, te winnen. Het hoofd van dit komplot — zekere bedrieger — noemde zich in den beginne du plein, daarna wierd hy in de geheime vergaderingen van het gezelfchap, en eindelyk in geheel Ermenonville, le bon dieu ■ „ de iicve God " — genoemd. Zelfs kwam cagliostro een- en andermaal van Parys herwaards, orn de vergaderingen van dit fraai gezelfchap mede by te woonen. Het minfte, wat deeze lieve God zynen geloovigen beloofde, was onfterlfelykheid — een meer dan menfchelyke zuivering en veredeling van den inwendigen mensch, en — dit fpreekt van zeiven — de waardigheid om met geesten te verkecren , welke men zich daardoor verwerven kan. Hy wist dit waarfchynelyk zo listig aan te leggen, dat hy de welmeenenden onder de geenen, die hy misleid had, eerst van tyd tot tyd, en door oneindig veele tusfehen beiden bewerkte omftandigheden, eindelyk _ misfehien zonder dat zy het merkten daar heenen leidde, waar hy ze wenschte te hebben. Wat lclyke plaats dit geweest zy, zult gy oogenblikkelyk verneemen. Men had reeds federt langen tyd dit geheime werk,  IN FRANKRYK. 323 Werk, of Veelmeer deeze wanorde op het kasteel te Ermenonville gepleegd, toen de zogenoemde Lieve God eens tot de zwakheid verviel van zich te laaten verrasfen door een menfchelyke hartstogt , welke eertyds de Jood voor God zeiven niet onbetaamelyk oordeelde. Het was de toorn. Hy kwam , ik weet niet waarover, in gefchil met zynen Kamerdienaar, floeg hem, en jaagde hem weg. Deeze, om zich te wreeken, klaagde zynen Heer, den bon Dien, by de regeering aan als een — valfche munter. Het gezelfchap , dat 'er misfehien vroeg genoeg lucht van gekreegen had , verdween , en is federt niet meer gezien. Men zegt, dat de zaak gefmoord wierd, omdat onder de medepligtigen een groot douzyn der aanzienelykften , ja zelfs koninglyke Prinfen waren. Men kan llgtelyk nagaan , dat het my onmogelyk was, zulk een geheime zaak volkomen te ontdekken. Ik verhaal u 't geen ik te Ermenonville en hier te Parys daarvan vernomen heb door lieden, die volftrekt het oogmerk niet hebben konden , om den Heer van gerardin en zyn verdweencn geheim gezelfchap eenen kwaaden naam te maaken. Doch de overëenftemming in derzelver verhaal, zo wel als de byzonderheid, dat niet alleen de Heer van gerardin , maar ook zyne vrienden, federt dien tyd buiten lands leeven , en niet duiven waagen om weêröm te X 2 ko-  324 STAATS-OMWENTELING komen (*), fchynen de waarheid deezer leerryke gefchiedenis zeer te ftaaven. Deezer leerryke gefchiedenis! — of kan 'er ia onze dagen , waarin de wangevoeglykheden van geheime genootfchappen en van de dwepery en het geesten-zien enz., die in veelen van dezelven heerfchen, zo magtig veel veld gewonnen heeft, iets leerrykers weezen, dan de van tyd tot tyd meer vermenigvuldigde ontdekkingen, die duidelyk toonen, waarop de heimelyke aanflagen der listige en menfchen-vyandige hoofden van zodanige genootfchappen gemeenlyk doelen? En zouden dan de geenen onder onze goedaartige maar ligtgeloovige Grooten , die zich van zulke , nu onder deeze, dan onder een andere gedaante en benaaming verfchynende bons Dieux op een fchandelyke wyze laaten blinddoeken, niet eens eindelyk , na zo menigvuldige ontdekte voorbeelden van bedrog , dat 'er onder fchuilt, die hun tot een les en waarfchouwing kunnen verftrekken, het (*) Ik hoorde te Ermenonville, dat de Heer van gekard™ eens by den nacht op zyn kasteel, waarop zyne Echtgenoote thans nog leeft, geweest, do-h ook by den nacht wederom vertrokken was. Voor het overige houdt men den Heer van gerardin voor een al te braaf man, dan dat men hem niet oprechtelyk zou beklaagen als iemand, die door duizend listige begoogchelingen bedroogen is.  IN FRANKRYK. 325 het fchandelyke blindfel willen afrukken , cm te zien wat het voor wezens zyn , die hen zo om den tuin leiden? Zou de ondervinding, die thans op alle daken zo luidkeels daarover predikt, nog al doove ooren by hen vinden ? Dan zou de Spotter evenwel wezenlyk gelyk hebben, die zeide : que les orei'lies des Grands font quelquefois de grandes oreilles. — „ Dat de ooren der „ Grooten fomtyds groote ooren zyn. " — . Hier in Parys fchynt men thans zodanige dwaasheden , even zowel als de googchelarvën der Magnetifeerders, met verachting te belchouwen. Ces misères, zegt men, font bonnes pour amufer les enfants. — „ Die ellendigen zyn „ alleen goed om de kinderen te verlustigen." _ Men fpreekt 'er niet meer van; men verwaardigt diergelyke vodderyën niet eens meer met daarover te lagchen. Ook heeft men my verzekerd, dat 'er in geheel Parys geen één Magnetifecrder meer is (*). Indien hier nu wederom een zou te (■*) Zou dit alleen niet reeds een voldoenend, hoewel zydelings bewys zyn tegen de gegrondheid der gewaande ondervindingen, waarop de magnetifeerende kwakzalvers zich beroepen? Of heeft men ooit gezien, dat een nuttige uitvinding, hoe wonderbaarlyk dezelve ook mooge voorkomen , „ wanneer haare wezenlyke „• nuttigheid gebleeken is, " in dezelfde plaats wederom verworpen en verbannen wierd, waar zy eerst de X 3 00-  326 STAATS-OMWENTELING te voorfchyn komen, de jongens op de ftraat zouden hem uitj< uwen, en de vischwyven zouden hem onder handen neemen, om zyn verftand te geaeezen. Parys heeft zyne verlichting, met opzicht tot dit ftuk, aan den braaven bailly te danken, die eerst als mede-lid der Natiönaale Vergadering, en thans als Hoofd-officier der ftad, by het begin en den voortgang der omwenteling, een zo uitmuntende en voortrelFelyke rol fpeelde, en nog fpeelt. Hy was één van de Commisfarisfen , die het magnetismus van mesmer onderzochten ; en hy is het, die zodanige bondige oplosfmg van deeze zaak gegeeven heeft, die alle denkende menfchen de oogen opende, en oogen van het Publiek tot zich trok ? Ten minften dit is het geval met de Elektrifeer-machiene en de luchtpomp niet geweest. Deeze bleeven, waar men ze eens kende, in achting, en wierden van tyd tot tyd verbeterd. Hoe zou men kunnen denken, dat dit niet mede het geval met het zogenoemde dierlyke magnetismus zoude geweest zyn, indien 'er van de tienduizend menfchen, die misfehien te Parys gemanipuleerd zyn, flegts honderd, of ook maar twintig onwraakbaare getuigen van deszefs wonderbaarlyke uitwerkingen hadden kunnen optreeden ? „ De Paryfenaars zyn een los „ volk, dat heden belagcht, wat het gisteren met ver„ baazing aangaapte! " Dit kan waar zyn ; doch de Elekrrifeer machiene eu de luchtpomp zyn hier nimmer belagcht. Waarom dan het magnetismus?  IN FRANKRYK. 327 en van dit geheele waubedryf ten eenemaa^ een einde maakte. Doch, wy keeren weder tot rousseau! —Dat de menigte van gebeurde zaaken , die zich hier aan iemand opdringen, my toch tegen wil en dank, altoos van myn onderwerp op nieuws weder aftrekken! Gy kunt wel begrypen, hoe yverig ik poogde het een of ander overblyffel van mynen Heilige op te fpooren, dat ik, voor geld en goede woorden, als een eigendom kon aankoopen. Langen tyd waren myne poogingen vruchteloos. Andere reizigers waren my voorgekomen, en hadden alles reeds opgekogt. Het was nog niet lang geleden , dat een Dame van Parys met hetzelfde oogmerk te Ermenonville gekomen was. Men zeide haar, dat zeker Boer de korte paruik van den Wysgeer geërfd , en tot hier toe gedraagen had. Zy liet zich by den Boer brengen; kogt de reliquie; zette dezelve met enthufiasmus op haar hoofd, en vertrok al juichende. Wat my betreft, ik fpoorde eindelyk nog een oude fnuifdoos op , welke de bezitter — rousseau's geweezen barbier, die dezelve eenige dagen vóór zynen dood ten gefchenke van hem ontvangen lmd — zodanig op prys ftelde , dat hy zich niet, dan na veel weigering, eindelyk liet overX 4 haa-  328 STAATS-OMWENTELING haaien, om ze aan my te verkoopen. UalberflAd en Brumuyk kunnen derhalven roem daarop draagen , dat zy overblyffels van de twee grootfte mannen deezer eeuw bezitten; het eerfte, den hoed van den grooten fredrik , by vader gleim { het laatfte, de doos van den onvcrgelykelyken rocsseau , by my. Op hooge feesten andere dagen yan vreugde zullen myne vrienden de eer hebben, om 'er een fnuifjVuit te neemen (*}, De ondeugende vrouw van deezen edelen man vond ik hier niet meer ; ik had baar ook, omdat ik zo veele onbetamelyke dingen van haar .hoorde , niet eens willen zien. Steil' u eens zonder verontwaardiging, voor, zo gy kunt, dat dit fchepfel, reeds in de derde week na den 'dood van den grooten man , wiens naam zy zo onwaardig was te. voeren, in een openlyke herbet»met de boeren-jongens rond zwierde; en het duur! de niet lang, of zy verbond zich aan een bediende van den Marquis , een mensch zonder alle op- voe- (*) Merchr maakt van deeze doos gewag in de befchryving van zyne reis naar Ermenonville, welke hy in gezelfchap van twee Eng^fchen deed. De bezitter had ze in dien tyd volilrekt niet willen verkoopen.  IN FRANKRYK. 329 voeding, en van een flegt gedrag, die, om haare aanzienelyke pennoenen in luiheid te helpen verteeren, eindelyk daartoe overging, om deezen duivel van een wyf by zich te neemen , en op een dorp, niet verre van hier, te gaan woonen, alwaar zy ook nog famen leeven. Het is wel ontegenzeggelyk, dat het grootfte gedeelte van rousseau's lyden , zyn tegenzin tegen de menfchen , zyn wantrouwen jegens alles , zyn vrees voor dezelven , en de diep-ingewortelde zwaarmoedigheid zyner ziel, welke een gevolg daarvan was, een werk van deeze toverheks geweest zyn. Zy had hem, by elke gelegenheid, door verdichtfelen en vergrootingen weeten te verfchrikken en te verbitteren , en van alles , waarin hy anderszins nog eenig genoegen fcheppen kon, geweldig los te rukken ; zy had hem wysgemaakt , dat alle menfchen tegen hem famenfpanden , en daardoor had zy hem van alles zodanig weeten afkeerig te maaken , dat 'er op den geheelen aardbodem, buiten haar, geen leevend fchepfel meer was, waaraan hy zich had durven vertrouwen , en waarvan hy niet vreesde t'avond of morgen beleedigd en bedroogen te worlen. En haar beweeggrond tot dit alles ? — was deeze : opdat zy, en wel zy-alleen voor hem onöntbeerelyk blyven mogt, en kern regeeren kon zo als zy wilde. Aldus wordt ons hier dit wyf door ieder, die haar gekend heeft, befchreeven; en X 5 als  33o STAATS-OMWENTELING als zodanig een' zult gy haar ook keren kennen uit eenige anekdooten , die ik daarna optekenen zal. Nog een byzonderheid, die men hier verhaalde , en die een bewys oplevert, hoe veel reden rousseau had van te gelooven , dat hy wezenlyk vervolgd wierd , verdient hier aangemerkt te worden. Ik heb dezelve mede uit den mond van een braaf landman te Ermenonville. Het trof juist in den tyd van rousseau's overlyden , dat 'er een boer in dit dorp ftierf , wiens naam ook rousseau was. De Geestelyke van het dorp deed des zondags daaraan volgende het gewoon gebed van dankzegging voor deezen boer. Men had niet lang daarna den Bisfchop te Ser.lis, (zekeren duc de roquelaure ) onder wiens parochie Ermenonville behoort, overgebriefd , dat de Geestelyke de godloosheid begaan had, voor de zielsrust van den wysgeer en ketter rousseau openlyk te bidden. De Bisfchop wierd 'woedende van gramfchap; de Geestelyke wierd aangeklaagd ; tweemaal moest hy, om zich te verantwoorden , naar Parys wandelen , en wie weet, wat hem Wel zou overgekomen zyn , indien hy zich van de zwaare zonde van voor rousseau gebeden te hebben, niet had kunnen zuiveren. Zou men wel gelooven, dat 'er  IN FRANKRYK, 331 'er iets van dieii aart in de agttiende eeuw, en in een land gebeuren kon, waarin men onder de geachte Geestelykheid zelden nog iemand vindt, die in God gelooft ? Doch deeze Heeren geloofden tot hier toe dies te meer aan de geestelyke opperhoofdigheid en vette ampten , en mot dit geloof fcheen een gebed voor de zielsrust van eenen rousseau niet wel te ftrooken. Zo even verfchynt hier een gefchrift, dat een levensbefchryving van rousseau zyn zal, onder den volgenden titel: ,, Het leven van Jan ja,, kob rousseau, voorafgegaan van eenige brie„ ven, betrekkelyk tot hetzelfde onderwerp , „ door den Graave de barruel-beauvert, te „ Londen , en wordt verkogt te Parys by alle ,, kooplieden van nieuwigheden (*). " Een op zich-zelven niets-betekenende compilatie, beftaande in eenige hoogdraavende brieven , welke de Schryver, met eenigen zyner vrienden, over rousseau en andere onderwerpen gewisfeld heeft; vervolgens in uittrekfelen uit rousseau's belydenisfen, en in eenige brokken uit de brieven over rous- (*) Vie de j. j. rousseau, précedé de quelques Lettres relatives au méme fujet, par m. le comte de barruel-beauvert- A Londres, £? fe trouve d Paris chez tous ies marchands de Nouveautés.  332 STAATS-OMWENTELING ENZ. rousseau , onlangs uitgegeeven door Mevrouw van stael. De eenige verdiende van deeze famenflanfing zyn afzonderlyke , hier in Parys wel bekende , maar voor Duitschland, zo veel ik weet, nog nieuwe anekdooten van rousseau , waarvan ik u de geenen , die my de gewigtigflen toefchynen, affchryven zal. Voor het overige is het werkje niet waardig door u geleezen te worden. Doch, myn kaars is verbrand. Dus heden —• genoeg ! Morgen meer ! Pa-  Parys den 25 Aug. 1789. 2rie hier nu de beloofde anekdooten van rousseau ! De één of ander zal mogelyk voor u geen nieuws meer weezen. Eenigen van dezelven zyn liet voor my ook niet; evenwel zal ik ze hier optekenen , omdat 'er hier en daar iets nieuws bygevoegd , of ook haare waarheid nog nader bevestigd is. Met opzicht tot anderen , ben ik in 't onzeker ; en dewyl ik hier geen boeken heb , waarmede myn geheugen raadpleegen kan , heb ik my liever aan het gevaar willen bloot ftellen , van iets te herhaalen , 't geen reeds bekend is , dan iets weg te laaten , wat nog niet bekend is, maar toch verdient bekend gemaakt te worden. Vooreerst een paar woorden uit een nog ongedrukten brief van den chevalier de cubieres, die veel met rousseau verkeerde: „ Rousseau was goed, en van een teder ge„ voel; maar ook in eenen hoogen graad wan- „ trou-  $34 STAATS-OMWENTELING „ trouwig. Het valt bezwaarlyk om het niet te s, te zyn , wanneer men zich vervolgd vindt; „ Voor niets in de waereld was hy meer be„ vreesd, dan — Voor .Priesters en Geleerden. „ Met dat alles konden geveinsde en valfche 59 menfchen hem gemakkelyk om den tuin leiden. „ Hoe veelen hebben hem misleid en bedroogen, „ zonder dat hy het merkte ! Doch onder alle , deeze laaggeestige en trouwlooze vrienden was „ geen één voor hem een zodanig gedrocht, dan ., de ellendige , aan welke hy gehuuwd was. „ Hier hadden gruwelen plaats, waar voor men „ het gordyn moet laaten vallen. „ Wanneer baatzugtige nadrukkers in Parys „ zich riet vergenoegden met hem van zyn ei„ gendom te berooven, maar hetzelve ook daar„ enboven nog door veranderingen , uitlaating en „ byvoegfelen mismaakten , [wilde hy zyne be„ zwaaren openlyk bekend maaken. Doch alle „ de Schryvers van weekbladen , maandboekjes „ en couranten in Parys, die hy verzocht om „ zyne bezwaaren in hunne fchriften te plaatfen, 3, waren van zyne vervolgers omgekogt, en wei„ gerden hem deezen dienst. Hy ftelde derhal„ ven zelf daarvan een kort bericht op; maakte „ daarvan zeer veele eigenhandige affchriften; j, vi 1de daarmede zyne zakken; ging in de Tuilj, lerien en op de Boulevards , en deelde ze al„ daar uit aan de geenen, die hem het eerst ont- „ moet-  IN FRANKRYK. 335 „ moetten. Het flot van dit bericht is van den „ volgenden inhoud: ,, „ Alzo men my buiten ftaat gefteld heeft 4 „ „ om myne klagten voor het Publiek uit te „ „ ftorten , zo beproev' ik het laatfte middel, „ „ dat my nog overfchiet , terwyl ik de af„ „ fchriften van deeze myne verklaaring, eigen„ „ handig door my opgefteld en geteekend, aan „■ „ onderfcheiden perfoonen ter hand ftell'. Is „ „ 'er onder deeze ook flegts een enkele op„ „ rechte en edelmoedige , door myne onrede„ „ lyke vyanden niet omgekogte ziel : dan kan „ „ ik verzekerd weezen , dat deeze my afge„ „ perfte en rechtvaardige tegen-betuiging niet „ „ onderdrukt zal worden , en dat het nage- „ flacht de denkwyze van een ongelukkig man „ niet naar boeken zal beöordeelen, die zyne „ „ vervolgers mismaakt hebben. Parys den 23 „ „ Januar. 1774- „ „ J- J- rousseau. " " „ De narcis , een blyfpel van rousseau , „ vond, de eerftemaal vertoond wordende, wei, nig goedkeuring. De fchoone geesten van dien „ tyd vergaderden , na geëindigde vertooning, „ volgens gewoonte, in het vermaarde kolfyhuis Procope , over den fchouwburg. Rousseau „ was 'er ook. Men keurde zyn ftuk af, en „ toen iemand vroeg : wie toch wel de maakcr ,, van  33S STAATS-OMWENTELING „ van dit armzalig blyfpel zyn mogt ? trad hy „ toe, en zeide: „ Myne Heeren! dat ben ik; „ en men noemt my jan jakob rousseau ! " „ Hy had eenen hond, die hem zeer getrouw, „ en fterk aan hem verkleefd was , die naar de „ maat dansfen kon. Hy bad het hem zelf in zyne ,, uuren van uitfpanning geleerd. Deeze hond „ was zyn beste en getrouwfte vriend. Ook van deezen wierd hy op een barbaarfche wyze be- roofd door hetzelfde fchepfel, dat, om volko,, men den baas over hem te fpeelen, hem da„ gelyksch in de ooren blies , dat hy van het geheele menschdom verfoeid wierd. „ Geen wandaad is 'er bekend , of dit wyf maakte zich daaraan tegen hem fchuldig. Zy „ was het, die hem overhaalde, om haare kin„ deren (de Schryver meent redenen te hebben, „ te twyfelen , dat ze de zynen waren) in het „ vondelings-huis te brengen. Zy ontvreemde „ hem zyne handfchriften , om ze te verpanden „ of te verkoopen. Toen hy te Montmorency „ woonde, maakte zy hem diets, dat een pond rundvleesch niet meer dan twee fous kostte, „ maar dat men 'er hem tien voor deed betaa„ len. Wanneer men den Graave van buffon een „ kompliment maakte over de verdienfte, dat hy „ de  IN FRANKRYK: 337 •}, 'de moeders beweezen had haaren pligt te zyn, „ om haar kinderen zelve te zoogen, antwoord„ de deeze : ik heb haar zulks wel gezegd; maar Rousfeau beveelt het , en men gehoor5, zaamt hetni „ Zekere Dame vernomen hebbende, dat rous,, seau zyne belydenisfen fchreef, vroeg hem, „ wat dit boek toch eigenlyk behelzen zou ? „ „ Mevrouw ! antwoordde hy , al het kwaad, „ „ dat ik van my-zelven, en al het goede, „ „ dat ik van anderen weet. " „ Dan, zeide „ „ de Dame , zal het boek zekerlyk niet groot „ wordem " j, Hy ontving een bezoek van twee Jefuïten. j, Om hem een kompliment te maaken , zei de ,, dén van hen : dat zy kwamen , om van hem „ te verneemen , hoe men het moest aanleggen, „ om zo verrukkelyk fraai te fchryven, als hy. j, Zyn antwoord was : „ myn geheim past voor js u uw genootfehap niet , myne Heeren! het ,, ,, beftaat daarin, dat ik nimmer anders fchryf, „ dan ik denk." De le vasseur — dit was de naam van i,, den plaag-geest, waarmede rousseau zich verbonden had, vóór dat zy zyn vrouw was „ geworden had , onder het karakter van 5j huishoudfter, gelyk als de Land-geestclyken in Y „ Frank»  S33 STAATS-OMWENTELING „ Frankryk gemeenlyk hebben, in het huis van „ den Wysgeer reeds vyf en twintig jaaren een „ willekeurige heerfchappy uitgeoefend. Dikwerf „ had zy hem aangezet , om met haar te huu„ wen ; doch hy had 'er nooit toe willen over„ gaan. Eindelyk kon hy haare opdringing niet „ langer tegenftaan; hy deed haaren zin, en wel „ op de volgende wyze. Hy hield in dien tyd zyn verblyf te Bourgoin, een kleine ftad in „ Dauphiné , alwaar hy met niemand , dan al„ leen met den Heer van montcizet verkeerde. Deezen verzocht hy op zekeren dag, om met „ hem te wandelen ; de le vasseur verzelde hen. Een goed eindwegs van de ftad gewan5, deld, en by een bosch gekomen zynde , ftond rousseau op eenmaal ftil , fcheen zich een oogenblik te bedenken, en fprak vervolgens de huishoudfter op de volgende wyze aan: „Me,, ,, juffrouw! gy hebt zo dikwyls begeerd, dat „ „ ik uw egtgenoot worden zou. Het zy zo; ,, „ ik zweer u thans hier onder de oogen des „ „ hemels, dat Ik u voor myn vrouw erken. „ „ Deeze eed zal my even zo fterk verbinden, ,, ,, alsöf onze huwelyks-verbintenis in de kerk „ „ voltrokken was ; en ik roep den Heer van „ ,, montcizet daarop tot getuige. " Deeze, „ welken dit onverwacht geval zeer vreemd voor„ kwam, gaf zynen vriend, nadat zy wederom ,, in de ftad gekomen waren, zyne verwondering „ daarover te kennen, en wenschte te weeten, . „ wat  IN FRANKRYK. 339 „ wat hem toch in de waereld had kunnen beweegen, om zich op zulk een plegtige wyze „ te verbinden aan een perfoon, die volftrekt niet waardig was , zyn vrouw te weezen. Rous„ seau's antwoord was : „ in een zedelyk op„ „ zicht heb ik haar in 't geheel niet noodig; „ doch de foppen , die zy my kookt, wan„ neer ik ziek ben, zyn volmaakt goed." ,, Rousseau bezat den edelen trots, om nimmer „ een gefchenk, of het minst van zogenoemde „ gunst - bewyzingen van de Grooten , wie ze „ ook zyn mogten , aan te neemen. De jonge „ Chevalier de c** had een middel wecten te ,, vinden, om hem een pennoen van den Koning ,, van Engeland te bezorgen , en gaf hem 'er kennis van. „ Jongman ! fchreef rousseau ,, „ weêröm, gy vermeet u zeer veel, dóór my „ ,, gunst-bewyzingen te bezorgen, zonder daars, ,, toe myne toeftemming ontvangen te heb,, ,, ben. " Hy wees het penfiöen van de hand. ,, Hetzelfde deed hy aan verfcheiden andere „ Grooten. Eenigen lieten hem nooten affchry- ven, om een voorwendfel tot een gefchenk te „ hebben ; in zodanige gevallen nam hy van de „ hem bezorgde fom zo veel , als hy oordeel., de verdiend te hebben , en zond het overige „ terug (_*). Slegtdenkende menfchen bedienden „ zich (*) Zo zond hy de Marquifihne van pompadour een Y 2 „ ge-  34o STAATS-OMWENTELING zich van hetzelfde middel , om hem op de fchandelykfte wyze te misleiden. Zy lieten hem muzyk affchryven ; maar kwamen nooit „ weder , om het af te haaien en te betaa- „ len. „ Ee- gefchenk in geld terug, en voegde daarby den volgenden brief: „ Madame! ik heb voor een oogenblik wel willen „ gelooven, dat het by vergisfing gefchied is, dat uw „ gevolmagtigde my honderd Louis d'or heeft willen „ ter hand ftellen voor affchriften , die met twaalf „ Franken volkomen betaald zyn. Vergun my nu ook, „ Madame ! dat ik u uwe dwaaling beneem. Myne ,, zuinigheid heeft my in ftaat gefield, om my een in„ komen, en wel niet flegts voor mynen leeftyd, van „ 540 Franken_ te verfchaffen. Dit is al veel meer, „ dan ik noodig heb ; maar myn arbeid brengt my ,, jaarlyksch nog wel eens zo veel op. Dus fchiet 'er „ by my ook nog al vry wat over, waarvan ik, naar „ myn best doorzicht, gebruik maak, fchoon ik wei„ nige aalmoefen geef. Indien, tegen alle waarfchyne,, lykheid, ouderdom en gebreken zouden verö'orzaa- ken, dat myn inkomen eerlang niet toereikend was, „ dan heb ik een vriend. Neem my niet kwaalyk, „ Madame! dat ik u dit voorftel, van zo weinig be„ lang, doe. Ik meende zulks aan het liefde-werk, „ dat gy my wilde bewyzen, verpligt te weezen. ROUSSEAU.  ÏN FRANKRYK. 341 Eenige van rousseau's vrienden hadden hem dikwyls vruchteloos verzocht, om hen het „ tweede Deel van zyne belydenisfen voor te ,, leezen. Eindelyk gaf hy zyne toeftemming. ., 'Er wierd affpraak genomen , dat de Heeren dorat, earbier-de-neuville , du saulx Cll mierre , waarvan de twee laatften nog leej, ven, zich met hem, en wel 's morgens vroeg te „ zeven uur, by den Marquis van pozay zouden „ vervoegen. Hy-zelf, die in alle opzichten zeer „ naauwgezet was , kwam reeds te half zeven ter beftemder plaatfe. Hy begon daarop voor „ te leezen, en las — den tyd van den middag„ en avond-maaltyd niet mede gcreekcnd — on„ afgebrooken voort tot middernacht toe. Zyn „ handfchrift was oorfpronglyk met zeer bleekcn „ inkt gefchreeven ; doch hy had naderhand — „ en ook deeze kleinigheid kan ons een bewys van de vastigheid van zyn karakter opleeveren — het buitengewoon taai geduld gehad , „ om elke verbleekte letter met zwarter' inkt na „ te trekken. Het gezelfchap ftond verwonderd, dat een man , die zo zwak en tcêr van ligchaams-geftel was , het uithouden kon , om s, van den morgen tot diep in den nacht toe, met een vaste , welklinkende en zich altoos gelyk blyvende ftem voor te leezen. Toen hy „ op het geval kwam , dat hy zyne kinderen aan het vondclings - huis had overgegeeven, „ wierd alles in 't gezelfchap dood-ftil; d.e aanY 3 ge-  34a STAATS-OMWENTELING „ gezichten rekten zich uit, en op een ieder „ van dezelven lag de uitdrukking van afkeu- ring. Rousseau zag in 't rond; „ik begryp, „ ,, zeide hy , uw ftilzwygen;" en, het hand,, fchrift op de tafel ncdcrleggende, fcheurde hy „ twee bladen daarvan aan ftukken. Deeze be„ heisden zyne verantwoording over dit ftuk. —< „ In het tweede Deel der Belydenisfen vindt „ men, waarfchynelyk in plaats van de gefcheur„ de bladen, de volgende verklaaring ; ,, Neen, „ „ in zyn geheel leven kon rousseau , zelfs „ „ niet één oogenblik, een man zonder men- „ fchclyk gevoel, zonder zeden, of zelfs een „ „ onnatuurlyke vader zyn. Ik heb dwaalen , „ „ maar my nimmer verharden kunnen. In„ „ dien ik myne gronden wilde opgeeven, dan „ zou ik te veel zeggen. Vermits deeze gron- „ den my hebben kunnen verleiden , zouden „ ze ook anderen kunnen verleiden. Ik be„ „ geer jonge lieden, die myn handfehrift lee„ zen, geenszins bloot te ftellen aan het ge„ „ vaar , van zich door dezelfde dwaaling te „ „ laaten verblinden. Alles wel gewikt en ge- „ woogen hebbende, heb ik dat geene gekoo„ „ zen , wat voor myne kinderen het beste ,, „ was , of 't geen ik ten minften het beste „ oordeelde. Ik wenschte wel even zo opge„ „ voed te zyn, als zy " „ Hoe (*) Zeker aanzienelyk man doorboorde hem eens het hm,  IN FRANKRYK. 3t3 „ Hoe meer rousseau voor zich-zelven bleef, „ en de menfchen , die hem zo dikwerf en zo „ bitter beleedigd hadden, trachtte te ontvlieden , „ dies te meer wierd hy het voorwerp van hun„ nen fpot, haat en hejmejyke vervolgingen. „ Wat hy ook deed , of niet deed , alles wierd „ kwaalyk uitgelegd, waarby men hem altoos juist „ van de laagfte beweeggronden bcfchuldigde. „ Gaf hy iets aan een arm mensch , dan was „het: „ ziet den Farifeeuw! " Gaf hy niets: „ ziet hier den menfehen-vriend! " Wierd hy „ fterk aangedaan , wanneer hy over de deugd „ fprak : „ ziet eens dien Tartufl'e ! " Prees „ hy de liefde: „ dan was hy een bosch-god!" „ Las liy de nieuws-papieren : „ dan dacht hy _ „ oproer te verwekken ! " Men misgun- „ de hem de genegenheid van eenig menfchelyk wezen, en trachtte hem daarvan te berooven. „ Het volgende is een gebeurde zaak: In de „ laatfte tyden van zyn verblyf te Parys, be- mindde hy by uitftek de plaats, alwaar de mi9 litaire fchool is aangelegd , op het zogenocm- „ de hart, door de volgende vraag: „Eene zaak, myn Heer „ rousseau ! wenschte ik wel van u te weeten : uwe ,, kinderen? " — Rousseau bedekte, by deeze woorden, zyn gezicht met beide handen, en borst in een ftroom van traanen uit. Dit was zyn antwoord. MERCIER. Y4  344 STAATS-OMWENTELING „ dc Veld van Mars (Champ de Mars). Wan, „ neer hy dérwaards wandelde,, moest hy het „ Invaliden-huis voorby. De aanblik der oude s> krygslieden, die op het verbaazend groote plein „ voor dit huis , onder de lommer der boomen „ pleegen te zitten of te wandelen, en de vrien„ delyke manier , waarmede zy zynen groet of „ zyne aanfpraak beantwoordden, verwekten hem „ altoos zeer veel genoegen, en waren dc voor„ naamfte oorzaak, waarom hy liefst naar deeze ,, plaats wandelde. Hy had zulks naauwlyks „ aan eênige lieden gezegd, of ook deeze zyne „ gelukzaligheid wierd hem ontnomen. Eenige „ Schryvers en Priesters hadden hem daar ter „ plaatfe opgepast, en, zodra als hy voorby „ was, den Invaliden in het oor geluisterd, dat „ de man, dien zy daar zagen, een „bedrieger, „ „ een fchurk, een knaap zonder zeden, zon„ „ der geloof en braafheid was , die veele ;> » goede menfchen tot ongeloof had verleid, „ „ en dus niet verdiende , eenen goeden dood „ „ te fterven. " Welke verandering ontdekte „ rousseau , toen hy wcêröm kwam ! Over„ al oogen en gelaatstrekken, die hem ongc„ noegen en verachting aankondigden ; overal «I menfchen , die hem den rug toekeerden. Dit ?, fmartte hem dies te meer, hoe hartelyker de „ genegenheid en de achting waren , welke hy „ aan zynen kant deeze oude krygslieden altoos ?, had toegedraagen. — Hiervan kevert de anek- „ doo-  IN FRANKRYK. 345 i, doote , die by in zyne Wandelingen zelvcn „ verhaalt , een Haaltje op : „ Wanneer ik in „ ,, het voorige jaar naar het Zwaanen ■ eiland ,, ging wandelen, ontmoette ik een armen In„ valide , die in een fchuitje op gezelfchap „ wachtte, om over te vaarcn. Ik klom by „ hem in de fchuit, en gelastte den fchuiten„ voerder af te fteeken. Het water was hoog; „ hierom duurde de overvaart vry lang. Ik „ „ durfde naauwlyks waagen, om den Invalide „ „ aan te fpreeken , uit vrees van ook door ,, „ hem , naar gewoonte, met verachting be,, „ handeld te worden. Doch zyn gelaat boe„ „ zemde my vertrouwen in ; wy begonnen „ „ met elkander te praaten. Zyn openhartig, „ heid en fpraakzaamheid kwam my vreemd „ „ voor , en deed my aan : maar ik hoorde „ ,, ook, dat hy zo even eerst uit de Provin,, „ cie gekomen was. By het uitgaan uit de „ fchuit verzocht ik hem, om zyn klein ftuk „ „ geld, dat hy uithaalde, maar te behouden; „ „ en betaalde den fchuitevoerder : doch ik „ „ beefde daarby, uit vrees van hem te zullen „ ,, beledigen. Dit was echter het geval niet. „ ,, Hy fcheen over myne beleefdheid, en voor- „ al daarover aangedaan te weezen , dat ik „ „ hem de fchuit uit holp , omdat hy ouder „ „ was , dan ik. Wie zal my gelooven ? Ik „ „ was kindsch genoeg , om van blydfchap „ „ daarover te weenen." Y 5 „ Toen  346 STAATS-OMWENTELING „ Toen hy vernam, dat voltaire dood was , ■— de man, die hem, uit jaloezy en vuilaar„ tigheid, onder het masker van vriendfchap, „ getergd en beleedigd had — gevoelde hy even„ wel het verlies, dat de waereld in deszelfs „ dood leed, zo fterk, dat hy, terwyl een traan „ langs zyne wang rolde , zeide : „ Hoe be„ „ klaag ik myne tydgenooten ! Zy hebben buf„ ,, fon nu nog maar alleen (*). " " Dus verre de anekdooten van den Graave van barruel. Was de man , tot welken dezelven betrekkelyk zyn, my niet zo waard, ik zou het geduld wel niet eens gehad hebben , om het bock, waaruit ik ze ontleend heb, door te leezen. Zo op het oogenblik, dat ik met affchryven gedaan heb, ontdek ik, dat het deezen Schryver zelfs niet eens als een verdienfte kan aangereekend worden, deeze anekdooten der vergcctelheid onttrokken te hebben, alzo hy ze voor het grootfte gedeelte genomen heeft uit de inleiding tot de nieuwe uitgaave van rousseau's werken, die de Heer mercier thans bezorgt, en uit de daarby gevoegde reis naar Ermenonville. In (*) Zes groote mannen — rousseau, voltaiee, lord chatham, hailer, garrik en le kaïn — traden in hetzelfde 1787^ jaar tegeiyk van het tooneel der waereld af. Rousseau was in 1712 gebooren.  IN FRANKRYK. 347 In deeze vind ik ook de volgende plaatfen , welke ik u onmogelyk onthouden kan , omdat deeze uitgaave by ons zo fchielyk nog wel niet zal te bekomen zyn. „ Rousseau had gezegd , dat de Franfchen „ geen muzyk hadden ; dat zy het niet konden hebben; en, indien zy het ooit bekomen zou„ den, mogt het nog wel erger met hen wor„ den, omdat de natuur van hunne taal hen daarby in den weg zou ftaan. Op zekeren „ dag, dat hy de vertooning van orpheus voor de veertigfte maal had bygewoond, zagen ec„ nige liefhebbers hem , met een neèrgeflaagen hoofd, genoegzaam roereloos ftaan, en fpraken hem in de volgende bewoordingen aan: ,, Wel j, ., nu, fleer rousseau ! wat oordeelt gy —■ ,, ., natiönaale vooröordeelen ter zyde gefield'—■ „ „ van deeze Opera ? " Hy gaf geen ant„ woord. Eindelyk hief hy zyn hoofd op ; liet „ de geenen, die hem gevraagd hadden, de glin- flerende traanen zien, die hem over de wan„ gen biggelden, en zong, met een zachte half„ gefmoorde ftem, de woorden der Opera: J'ai ,, per du mon Euridice ; rien n égale mon maU „ heurl — „ Ik heb myne Euridice verboren; „ „ niets evenaart myn ongeluk ! " — Welk ., een hartroerende^ herroeping! " In  3g4 STAATS-OMWENTELING In het tweede nog ongedrukte Deel der Bely, denisfen, zegt rousseau van zich-zelven: „ In myn kamer bid ik zelden, en ook zon„ der gevoel ; maar by het gezicht van een „ fchoone landftreek ondervind ik veel aandoe- ning. Zekere oude vrouw kon, in de plaats „ van alle formulier-gebeden, niets anders uit„ brengen, dan O ! —r Goede vrouw ! zeide „ haar Bisfchop tot haar, ga maar voort met zo „ te bidden; uw gebed is beter, dan het onze. „ Dit beter gebed is ook het myne." „ Rousseau had montaigne in zyn jeugd ge„ leezen ; doch zo dikwyls als hy denzelven, „ puder geworden zyndc, in de hand nam, vond „ hy zich telkens genoodzaakt, hem weder weg „ te leggen. En waarom wel ? Hy gevoelde, „ zeide hy, dan altoos zekere aandoeningen van „ fmart wederom levendig worden, die hy juist, „ toen hy het boek voor de eerfte maal las, om„ dervonden had. Op dezelfde wyze heerschte „ zyn verbecldings-kracht over hem by de beöe„ fening der kruid-kunde. Zodra hy deeze of „ geene plant zag , befpeurde hy dezelfde aan„ doening, welke hy had gehad, toen hy ze voor „ de eerfte maal, of by een byzondere gelegen„ heid ontdekt had* , Op het gezicht van eenigen „ vond hy derhalvcn altyd een groot genoegen, „ terwyl hy voor anderen vlood. Tot de eer- ften  IN FRANKRYK. 34? 3, ften behoorde het klimop. Dit was getui„ ge van eenigen zyner gelukkige oogenblikken „ geweest ; hierom was het zyn meest gelief„ koosde plant, die hy altoos met een vernieuw„ de verrukking aanfchouwde. Zo hing zyn in„ nerlyk gevoel telkens af van planten en andere „ voorwerpen der natuur ! Het tegenwoordige „ wierd geduurig door het voorledene gewyzigd; en deeze man , die geheel beheerscht wierd ., door zyn verbeeldings-kracht en gevoel, had „ eenen kring van genot en ryden , welke zich „ veel verder ui:ftrekte , dan by gewoone men- fchen. „ In de laatfte oogenblikken des levens open„ baart zich de geaartheid van het menfchelyk hart meest, zonder alle geveinsheid ; zy zyn ,, dcrhalven ook de veiligfte toetsfteen voor de deugden van den mensch. Zie hier ook een ,, bericht van rousseau's dood, bet welk door 5, een oprecht en waarheidminnend ooggetuige „ met de uiterfte naauwkeurigheid is opgefteld: 5, Het was woensdag nademiddag, den id« July ,, 1778, dat rousseau zyne gewoone wandeling „ deed met zynen kleinen Hofmeester. Het was „ ongemeen warm; hy Hond, 't geen hy anders „ zeer zelden deed, ftil, en verzocht zynen klei- nen mede-wandelaar , om ook uit te rusten. „ Hy klaagde daarby nu en dan, gelyk het kind „ na-  35o STAATS-OMWENTELING „ naderhand verhaalde , over pyn in het lyf. Doch t'huis gekomen zynde, moest deeze pyu „ zekerlyk geheel verdweenen zyn , omdat zyn „ vrouw noch nu, noch onder den avond-maal- tyd bemerken kon, dat hy zich niet wél be- vond. „ Den volgenden morgen ftond hy ter gewoo„ nen tyd op,, en ging naar buiten, ten einde de zon te zien opgaan; een natuur-verfchyn„ fel, dat hy altoos met een foort van verruk* king aanfchouwde, en dat hy in zynen emil zo voortreffelyk befchreeven heeft. Hy ging ., weder in huis, om te ontbyten. Volgens zy„ ne gewoonte, gebruikte hy een kopje koffy „ met melk. Zyn vrouw bad de koffy zelve ge,, kookt, en zy, zowel als ook de dienstmaagd, dronken 'er mede van. „ Ontbeeten hebbende, verzocht hy zyn vrouw, „ dat zy hem mogt helpen kleeden, alzo hy gisteren beloofd had, deezen morgen op het kas„ teel te komen. Zyn vrouw wilde, ter ver„ richting van huisfelyke bezigheden, uitgaan; en hy verzocht haar , om zekeren flootemaa„ ker, die iets voor hem gemaakt had, zyn betaaling te geeven , doch hem vooral niets af te trekken; want, voegde hy 'er by, hy fchynt my een eerlyk man te weezen. En zo toon,, de hy, tot het laatfte oogenblik van zyn le- „ ven  IN FRANKRYK. 351 ven toe, die neigingen van rechtvaardigheid „ en braafheid, welke hy anderen met denzelf- den aandrang, door zyn voorbeeld, als mede „ door zyne fchriften aanprees. „ Zyn vrouw bleef flegts eenige minuuten „ weg. Deeze vond hem, toen zy t'huis kwam, „ op eenen ftoel zitten, by een ladetafel, waar* op hy met den elleboog leunde. Zy vraagde hem, wat hem fchortte; of hy niet wél was? ,, Ik voel, was zyn antwoord, een ongemak „ van een zonderlingen aart , zwaare bej, „ naauwdheid en zwakheid, en bevind my in „ „ 't geheel niet wél. " Hy klaagde vervol„ gens over een onlydelyke prikkeling in de bal ,, van den voet; dan over gevoelige koude langs de ruggegraat , even alsöf 'er een yskoud vogt in neÊrliep ; dan over pyn in de „ borst ; en, voornaamelyk in het laatfte uur „ van zyn leven , over de hevigfte hoofdpyn , die hy by pozen gevoelde. Dit gevoel drukte hy daardoor uit, dat hy beide handen aan het „ hoofd lei, en zeide, dat het was , alsöf men „ zyne harsfenpan aan ftukken floeg. Zyn vrouw ., zond hierop, om hem, zonder hem verleegen te maaken, hulp toe te brengen, de vrouw van den poortier naar het kasteel, om te laaten zeggen, dat haar man ziek was geworden. Mevrouw van gerardin , die de boodfehap aannam, liep oogenblikkelyk naar het huis „ van  352 STAATS-OMWENTELING „ van rousseau ; en, om het oogmerk van haar' „ bezoek op zulk een ongewoonen tyd te ver„ bloemen, bediende zy zich van het voorwend„ fel, dat zy kwam, om te verneemen, of het ii getier, dat men deezen nacht in het dorp ge„ maakt had , hem en zyn vrouw ook in den „ flaap geftoord had? „ Ach, Mevrouw! ant„ „ woordde rousseau, op eenen toon, die te „ „ kennen gaf, hoe zeer hy over haare oplet„ tendheid aangedaan was , ik ben u voor a ■>, "we goedheid wel zeer verpligt; maar gy si i> ziet, dat ik niet wél ben , en myn lyden 5, }, wordt vermeerderd, door u ooggetuige van j, „ myne gevoelige fmarten te zien. Uw eige„ „ ne gezondheid is te teer, om anderen te „ ,, zien lyden. Gy zult my derhalven veel ,, „ vriendfehap bewyzen, en tevens een pligt »i si jegens u-zelven vervullen , wanneer gy u ,, „ verwydert, en my met myne vrouw alleen „ ,, laat. " Mevrouw van gerardin meende „ zynen wil te moeten volgen ; zy keerde naar „ het kasteel terug , om door haare tcgenwoor„ digheid niet te beletten , dat hem zodanige „ hulp kon toegebragt worden, welke zyn on„ gemak fcheen te verëifchen. „ Zodra hy met zyn vrouw alleen was, Ver„ zocht hy haar, naast hem te gaan zitten. — 5» n Hier ben ik, myn Beste! hoe is 't nu met »i >j 11 ? — fk heb onbefchryflyke fmarten ; maar „ 55 ik  IN FRANKRYK. 353 „ „ ik bid u, doe het venfter open, opdat ik „ , nog eens in het groen zien kan. O , hoe „ heerlyk is dit! " „ Wat wilt gy daar- „ „ mede zeggen , lieve Man! " „ Het „ was , antwoordde hy met de volmaaktfte „ „ bedaardheid, altoos een vafl myne fmeekin- „ gen tot God, dat ik buiten Geneesmeester „ „ en buiten ziekte fterven, en dat gy my „ „ de oogen toedrukken mogt. Myn gebed „ „ zal nu welhaast verhoord worden. Heb ik „ „ u ooit eenig misnoegen veroorzaakt; hebt „ „ gy, federt onze verbintenis, eenige onaan„ „ genaamheden ondervonden , die u , buiten „ „ my , niet zouden overgekomen zyn ; dan „ „ bid ik u om vergiffenis! " „ Ach ! » 55 rieP ZY5 on^er het Horten van traanen, u 5> „ niet, maar my betaamt het , u te bidden , „ dat gy my het verdriet en de zorgen, die „ „ ik u veroorzaakt heb , moogt vergeeven! „ „ Maar toch , wat wilt gy daarmede zeg- „ „ gen ? " ■ „ Hoor, vrouwtje lief! ik „ „ voel , dat ik fterven zal. Doch ik fterf in „ de volmaaktfte ziels-rust. Ik heb nimmer „ „ iemand eenig leed willen toevoegen; ik mag „ „ derhalven op Gods barmhartigheid hoopen. H Myne vrienden hebben my beloofd, „ „ dat zy van de handfchriften , die ik aan „ hunne handen toevertrouwde , buiten uwe „ „ toeftemming , geen gebruik zullen maaken ; >5 „ en de Heer van gerardin zal de goedheid Z „ „ wel  354 STAATS-OMWENTELING „ „ wel willen hebben , om op de vervulling „ „ van deeze belofte aan te dringen. Dank „ „ hem en zyne vrouw uit myn naam ; ik 99 5» kat u in hunne handen, en maak volko5, 3? fflen ftaat op hunne vriendfchap, om de „ „ aangenaame overtuiging met my in het graf ',, „ te neemen, dat zy voor u vader en moeder ,, „ zullen weezen. Verzoek hen, dat het my ■>•> 5» vergund mooge worden , om in hun dier„ ,, gaarde begraaven te worden, de plaats is „ „ my ónverfchillig. Myn fouvenir geef aan ,, mynen kleinen Hofmeester : myne verzame„ 5, ling van kruiden aan de Freule van gerar- „ din. Geef ook iets aan de armen van het ,, ,, dorp, op dat zy voor my bidden ; en dat 3 3 33 toch vooral de goede Egt genoot en, welke ik „ „ tot het oprichten van hunne huishouding „ „ behulpzaam geweest ben, het gefchenk ont„ vangen, dat ik voor dezelven gefchikt had. „ „ Nog verzoek ik u zeer, om myn ligchaam, ,, na mynen dood , door kundige lieden te „ „ laaten openen , en , 't geen zy opmerken '„ „ zullen, naauwkeurig opteekenen (*). " „ In- (*) Zyn beweeggrond daartoe was — om zyne zeden te rechtvaardigen, en zynen lasteraaren te bewyzen — dat zyne zwakheden geen gevolg van buitenfpooiigheden waren. Het onderzoek van zyn lichaam heeft hem van deeze verdenking volkomen gezuiverd. Zeer  IN FRANKRYK* 355 . ,, Inmiddels nam de pyn toe. Hy klaagde „ over zwaare fteeken in de borst en in het „ hoofd. Toen zyn vrouw niet meer in ftaat „ was, om zich langer in te houden, en haare „ droefheid te verbergen, vergat hy zyn eigen „ lyden, en trachtte haar te troosten. „ Zie, „ „ zeide hy, terwyl hy alle de krachten van „ ,, zyn hart fcheen in te fpannen , .met een „ „ foort van verrukking naar den hemel' wy„ „ zende , zie, hoe zuiver de hemel is ! Geen „ „ wolkje is 'er aan te zien. Ik zie in den* „ ,, zeiven den God der ontferming, die my in ,, ,, zynen fchoot zal opneemen (*) ! " By „ deeze woorden zeeg hy voorover op den „ grond , en trok zyne vrouw mede neêr.. Zy „ deed alles , wat zy kon, om hem weder „ op Zeer treung is 't, eenen rousseau , door zodanig denk* beeld, nog in de laatje oogenblikken van zyn leven, onnrun te zien. — Men vond by de opening des Hgchaams een menigte van waterachtige vogten , welke zich tusfchen de hersfenen zelve en het hersfenvlies opgehoopt laadden , en welke waarfchynelyk de oorzaak van zynen dood geweest zyn, omdat men geen andere vinden kon. (*■) Dewyl deeze woorden op de mondelinge getuigenis van zyne vrouw berusten, kunnen de kleine verfchillen in de na vertellingen van de geenen, die dezelven van haar hoorden, niemand vreemd voorkomen. Z a  3 sle , betuigde omftandigheid, welke ik, met de woorden van een ander braaf man , den Heer mercier, die dezelve uit den mond van den eerstgenoemden gehoord heeft, hier plaatfen wil. „ Zyn vriend, de Heer le begue de pre sle, „ (die de oorzaak was, dat hy te Ermenonville „ zyn verblyf had genomen) bezocht hem aldaar „ den 5de, en vervolgens den 2ifte Juny, en „ bleef tot den 26^ deezer maand by hem, (ge3, volglyk tot den zesden dag vóór zynen dood 9, toe ; want hy ftierf den 2d* July) (*). Hy vond hem altoos vergenoegd, altoos dankbaar „ jegens zyne gastvryë vrienden, en jegens hem, „ den Heer le begüe de presle , die hem met „ dezelven had bekend gemaakt terwyl hy „ zich bezig hield met zyn muzyk door de fa„ milie te laaten uitvoeren , of met een van de „ kinderen, waarvoor hy zeer veel genegenheid ,;, had., het welk hy neiging voor de kruidkunde „ chad ingeboezemd, en waaraan hy reeds zodanig „ vér- (*) Hy was ook, gelyk uit den volgenden brief van de Graayln van vassy blykt, óf des avonds vóór den fterfdag, óf op den (lerfdag zeiven derwaards weder gekeerd, omdat hy ook op deezen dag daar was.  IN FRANKRYK. 3*5 ,, verknocht was, dat 't hem (peet, wanneer „ het eens uitbleef, en hem niet, gelyk hy ge„ woon was, op zyne wandelingen verzelde. By „ het atTcheid-neemen, verzocht hy zynen vriend, „ dat hy hem papier , om zyn kruiden-boek te ,, vermeerderen , en verwen tot de randen des „ boeks zenden, en, by zyne wederkomst, in ,, de maand September Romans en Reisbefchry„ vingen, welke hy zyn vrouw en dienstmaagd ,, zou voorleezen, als mede verfcheiden kruidkun„ dige werken over de Hondstand (een plant), ,, over de onderfcheiden foorten van mosch en „ zwam mede brengen mogt, welke hy den voi„ genden winter zou beftudeeren. Hy voegde ,, 'er zelfs by, dat hy niet ongeneegen was, om „ nog eenige onvoltooide werken af te maaken, „ als , by voorbeeld, de Opera dapiinis , en „ het Vervolg van zynen emile. " Zodanige plans, ontwerpen en verzoeken aan anderen , ter bezorging , kunnen onmogelyk by een man opkomen, die met de gedachten zwanger ging, om zich-zelven te kort te doen. 8.) Doch 't geen de zaak volkomen voldingt, is dit, dat de Heer van gerardin het ligchaam van zynen ontflaapen vriend, ingevolge deszelfs uitdrukkelyke begeerte (*), in de tegenwoordigheid (*) En zou kousseau zulks begeerd hebben, indien  566 STAATS-OMWENTELING heid van hem-zelven en den Heer le begce de presle , door Wondheelers deed openen , en over de gevonden natuurlyke oorzaak van zynen dood optekening doen liet, het welk te minder wantrouwen verwekken kon , terwyl het in dien tyd nog niemand in de gedachten gekomen was, om ro. sseau te befchuldigen, alsöf hy zynen dood door vergif verhaast had. De Graayin van vassy, dochter van den Heer gerardin, heeft aan Mevrouw van stael eenen zeer gewigtigen brief gefchreeven om haar te overtuigen, dat zy, door haare voorbaarige befchuldiging , de fchim van rousseau beleedigd had; en het is my aangenaam, dat ik u niet alleen den brief van de Graavin van vassy, maar ook het antwoord van Mevrouw van stael tevens kan mede deelen. Hier zyn ze beiden : brief van de graavin alexandrine van vassy aan mevrouw van stael. mevrouw! Rousseau liet by z-nen dood ?an de geenen, die met hem verkeerden, de nagedachtenis van zyne' deug- by bewust geweest was, vergif genomen te hebben, en deeze daad geheim had willen houden.  IN FRANKRYK. 367 deugden, en de zorg voor zynen goeden naam. Met deeze rechtvaardige aanmaatiging , neem ik de vryheid, gewag te maaken van de brieven, die gy over hem gefchreeven hebt. Dit in verfcheiden opzichten voortreffelyk werk, zal de nieuwsgierigheid van het Publiek gaande maaken, en tevens bevredigen; en te beklaagen is de geene, die, na deeze brieven geleezen te hebben, hetzelfde niet voor rousseau gevoeld, wat gy daarby gevoelde! Ondertusfchen heeft men u misleid , door u te zeggen, ,, dat rousseau zyn ,, leven zelf geëindigd hebbe," en deeze door u bekrachtigde dwaaling kan, met opzicht tot de uitwerking, van zodanige kwaade gevolgen weezen , en voor de nagedachtenis van rousseau zo nadeelig worden, dat ik het voor een heiligen pligt reeken, om deeze zaak te wederleggen. Een man, als hy, is voor de geheele waereld; hy overtuigd door zyne voorfchriften, en' noodzaakt, door zyn voorbeeld, ter naarvolging. — Rousseau's dood was hartroerend, fchoon en verheeven. Het is een allergewigtigfte les , eeu groot man te zien, die met fmart en dood worftelt, de hem beweezen hulp met dank aanneemt, en, zonder te beeven, het oogenblik zyner ontbinding verwacht. Dit voorbeeld , waarvan ik byna ooggetuige was, trof my-zelven zodanig, dat ik niet onverfchillig blyven kan, wanneer men rousseau van eene daad befchuldigd, waaraan  363 STAATS-OMWENTELING aan zyn hart nimmer heeft gedacht, en die alle zyne grondbeginfelen zou tegengefprooken hebben. Neen, Mevrouw! rousseau heeft zyn leven niet opzettelyk geëindigd, en het verhaal der omftandigheden , die met zyne laatfte oogenblikken gepaard gingen, is, zo als gy dezelven hebt ten toon gefpreid , ntet volkomen op waarheid gegrond. Rousseau kon in dien tyd nog geen kennis draagen van de ontrouw van zyne vrouw, of veelmeer van de perfoon, welke hy de gunst wel heeft willen bewyzen van zynen naam te moogen voeren , alzo haar gedrag niet dan een jaar na rousseau's dood zulk een keer nam (*), dat zy niet langer te Ermenonville blyven kon. De bewyzen, die ik u van myne Heilige gezegdens geeven kan, jzyn een affchrift van „het protokol der Wondheelers, de getuigenis van m. nen vader , als mede van den Heer le begue de presle , een boezemvriend van djn overleeden , die juist in dien tyd te Ermenonville was, (*) Dat is, een openlyke fchandvlek wierd. Want de fchandelyke gemeenzaamheid met den bediende begon, gelyk men my te Ermenonville verzekerde, reeds vroeger.  IN FRANKRYK. 369 was, en eindehk een opftel, hetwelk de kleinfle omftandigheden van dit droevig fterfgeval behelst. Uwe deelneeming aan rousseau's nagedachtenis maakt u waardig, om de waarheid te hooren ; en de myne verpligt my, dezelve te zeggen, en dus behoef ik my niet te ontfchuldigen wegens een brief, die door deszelfs beweegreden gerechtvaardigd word. Ik heb de eer enz. de gerardin, graavin alexandrine van vassy. Zo zeer men het verftand en het hart van deeze edeldenkende Brieffchryffter recht doet, zo weinig is men in ftaat te begrypen , dat necker's fchrandere dochter deezen brief zodanig kon beantwoorden , als zy gedaan heeft. Voor een oprechte en verftandige vriendin, die het niet zo zeer te doen was, om de oogen van het Publiek, door eene vreemd voorkomende vermeende ontdekking, tot zich te trekken, dan wel veelmeer dm een voor de menschheid allergewigtigfle byzonderheid aan den algemeenen toets te onderwerpen, ftonden, zo het fchynt, flegts twee wegen open , welke zy, by de beantwoording van den voorftaanden brief, op een haare braafheid en oprechtheid voegende wyze kon inflaan; de ééne was : te zeggen, ik had misgetast, en uwe grpnden hebben my beter onderricht ; de A a twee-  S7o STAATS-OMWENTELING tweede: ik kan myne befchuldiging nog niet herroepen, en hier zyn myne gronden ! Doch wat heeft Mevrouw van stael kunnen goedvinden te doen? Het één zowel als het ander; terwyl zy met de ééne hand eene belydenis van haaren misgreep aflegt, neemt zy dezelve met de andere weder terug. Zie hier het antwoord zelf: ANTWOORD van mevrouw van stael op den voorstaanden brief. Een Geheimfchryver van mynen vader, geboortig uit Geneve, die het grootfte gedeelte van zyn leven by rousseau heeft doorgebragt; een ander, te weeten de Heer mouton, een man van veel verftand , en een vertrouweling van rousseau, hebben beiden my dat geene betuigd (*), wat ik gefchreeven heb. Zelfs heb ik de brieven van rousseau's hand gezien, die hy hort voor zynen dood (f) gefchreeven heeft, en waar- in (*) Wat konden zy betuigen, daar zy niet tegenwoordig waren geweest? (f) Nu zal rousseau deeze brieven kort voor zynen dood gefchreeven hebben ; in de eerfte aanklagt had de Brieffchryffter flegts beweerd , dar de Zwitfer dezelven tenigen tyd voor rousseau's dood ontvangen hadj Waarom  IN FRANKRYK. 371 in hy zyn voorneemen, om zyn leven te eindigen, niet onduidelyk te kennen geeft (*). Deeze byzonderheden zullen myne misvatting ontfehuldigen ; want aldus noem ik een gevoelen, dat gy tegenfpreekt (f). In den beginne was ik geneegen , om uw Schryven by myne eigene Brieven over rousseau te voegen; doch eenige daarin voorkomende, my betreffende, ftreelende uitdrukkingen deeden my vreezen , dat men misfehien tot de gedachten mogt vervallen, alsöf my meer aan de bekendmaaking van uwe goedkeuring , den aan rousseau's rechtvaardiging geleegen lag (j). Heb ik nog wel noodig, om my te om geeft men dan, in plaats van deeze enkel fchynbaare en zich-zelven tegenfpreekende verzekeringen, niet liever de dagtekening der brieven op? (*) Nu zegt men : is; eerst vergenoegde men zich met het woord : fchynt. Waarom flipt men dan niet liever rousseau's woorden zeiven aan? (t) Uit beleefdheid of Hit overtuiging? In beide gevallen moest de Brieffchryffter daarby blyven ; anders was haare beleefdheid onbeleefd, haare overtuiging ge« veinsdheid. (J.) Deeze vrees had gemakkelyk kunnen voorgekomen worden, door de goedkeurende uitdrukkingen weg te laaten. Mevrouw van stael had immers alieenlyk de Aa 3 be-  37* STAATS-OMWENTELING te verdeedigen? En zult gy eenen misgreep met ftrengheid beöordeelen, die een zo magtige ontfchuldiging, als de druk van rampen is, in zyn voordeel heeft (*)? U, Mevrouw! die omringd zyt met menfchen , welke u beminnen, u zyn zodanige grievende ziel-fmarten onbekend; doch uw hart is vatbaar, om ze mede te kunnen gevoelen en te vergeeven (f). Onderfteld dan ook eens, ik had misgetast, dan geloof ik evenwel rousseau's nagedachtenis daardoor niet te onteeren (4); en dewyl dir werkje daarenboven alleen bewyzende ftukken van haare Korrefpondente kiamen laaten drukken ! Eene Dame, die zich door haare befcheidenheid niet heeft laaten wederhouden, als Schryf. fier op het tooneel te treeden, moet, naar myne gedachten, uit een ovèrdreeven befcheidenheid geenszins iets willen onderdrukken, wat ter verbetering van haare fchriftelyke gezegdens dienen kon. (*) Een misgreep is toch altoos een misgreep, zelfs al heeft dezelve eene ontfchuldiging, hoe magtig ook, in zyn voordeel. Waarom zou men eenen befchuldig. den liever willen ontfchuldigen, dan rechtvaardigen, wanneer men het laatfte in zyne magt heeft? (t) Waaróm vergeeven, wanneer men vrjfpreeken kan? A (I) Zou dit indedaad zo zyn ? Zou het dan voor ROÜÏ-  IN FRANKRYK. 373 ken voor myne vrienden gefchikt is, is het de moeite niet waardig, om de dwaaling te verbeteren (*) ; het zou daardoor flegts den uiterlyken fchyn van gewigt ontvangen , het welk het niet heeft, en nimmer verkrygen kan (f). Ontvang in-' rousseau's nagedachtenis onverfchillig weezen , of het na-geflacht van hem geloofde, dat by zich-zelven om het leven had gebragt, of dat hy eenen natuurlyken dood geltorven was ? Men mist hier eenigszins het fyne en tedere zedelyk gevoel , dat iseceer's dochter nooit behoorde te verzaaken — maar zelfs tegen de verzoeking der ydelheid, die veelal met het boeken-fchryven gepaard gaat, te handhaaven, (*) Niet? Verdiend een dwaaling, die men vjftig vrienden heeft ingeboezemd, geen verbetering? En was Mevrouw van stael, die met onze waereld vol Schryvers zo goed bekend is, nu op eenmaal zo vreemd op deezen aardbodem geworden, om niet te weeten, dat dat geene, wat men voor vyftig vrienden laat drukken, en onder dezelven verdeelt, binnen eenen korten tyd voor de geheele waereld behoort. (f) Wat ons gewigtig genoeg toefcheen, om gedrukt te worden, moet ons ook gewigtig genoeg toefchynen, om verbeterd te worden; voorSl wanneer hetzelve be« irekkelyk is tot zodanig een groot man, en zulk een gewigtige befchuldiging betreft. De befcheidenheid ii Aa 3 ((.  374 STAATS-OMWENTELING inmiddels mynen dank , en neem niet kwaalyk. wanneer ik niet zo , als ik wel wenschte, den grooten man, welken gy bemindde, op eene hem waardige wyze geichilderd heb. „ Had „ hy ooit geweeten, hoe zeer hy van u bemind „ wierd, ik ben overtuigd, dat hy het nooit in „ de gedachten zou genomen hebben, om zyn ,, leven zeiven te eindigen (*). " Ik heb de eer, enz. NECKER BARONESSE VAN STAEL. Dit eene fchoone deugd, vooral by eene vrouw; maar zy moet zich ook geJyk blyven. (*) Deeze pligtpleeging doet de welleevendheid van Mevrouw de Baronesfe zekerlyk eer aan ; maar ook haare liefde tot de waarheid? Mogt zy by het flot van eenen brief, waarin zy haare befchuldiging met den naam van eenen mis/lag of dwaaling belïempeld had, dezelfde befchuldiging , alsof dezelve beweezen was andermaal herhaalen ? En wel zonder de tegengronden van haare Korrefpondente wederlegd te hebben ? En wel zondar in de plaats van de door de eerstgenoemde wederleide gronden nieuwe gronden op te geeven? Indien dit een voornaame denkwyze is, dan mogt men wel met lessinc's Paul IVemer zeggen : dan is het i>J myn ziel eene zeer zotte denkwyze.  IN FRANKRYK. 375 • Dit zy genoeg , om een befchuldiging te ontzenuwen , die op zich-zelven reeds zo onwaarfchynelyk was, dat dezelve, was ze niet afkomftig van een perfoon, die onze hoogachting verdient , in 't geheel niet waardig was, in aanmerking genomen te. worden. De nieuwe uitgaave van rousseau's Werken, die de Heer mercier bezorgt, en waarvan reeds eenige deden het licht zien, zal, gelyk in fraaiheid , zo ook volleedigheid boven alle anderen, die wy 'er tot dus verre van gehad hebben, zeer verre uitmunten. Zy wordt gedrukt met letteren van du>ot , en vercierd met negentig fraaje plaaten, meestal door marillier geteekend en door ponce gefneeden. Hoe groot de naleezing van nieuwe handfchriften is, die de Heer mercier nog het geluk gehad heeft magtig te worden , blykt daaruit, dat deeze uitgaave tot 34 of 36 Deden, ieder 400 of 500 bladzyden in groot oftavo gcreekend, uitloopen, en derhalven ten minften ruim een derde gedeelte meer behelzen zal, dan de beste en volleedigfte van alle voorige uitgaaven. Ook zal het tweede Deel der eelydenissen — ten minften men heeft ze de Heer mercier beloofd daarby gevoegd worden. Doch dit is de eenige verdienfte niet, welke de uitgeever zich daarby verwerven zal. Hv zal de afzonderlyke Schriften, waaruit deeAa 4 ze  376 STAATS-OMWENTELING ze werken beftaan , in een meer geregelde orde fclnkken , en alles naast elkander plaatfen , wat naar den inhoud by elkander behoord. Uit liefde tot deezen' grooten man , die hy deeze eerzuil opricht , heeft hy den moeyelyken taak op zich genomen, de onnoemelyke menigte van geleerde aanvallen op rousseau door te leezen en korte uittrekfels daaruit te maaken , welke hy, ieder op de behoorlyke plaats te berde brengen, en tevens aanwyzen zal, waar rousseau óf opzettelyk óf toevallig daarop geantwoord, of ze in aanmerking genoden heeft. Overal zullen veele gewigtige anekdooten ingevoegd worden , welke over roussea.'s karakter en Schriften een nieuw licht verfpreiden kunnen. Dit alles, gepaard met een buitengewoone nauwkeurigheid by den druk, zal deeze uitgaave m fchoonheid, volledigheid en andere volmaaktheden boven alle afzonderlyke uitgaaven van eenig nieuw Schryver, die wy tot hier toe bezitten, doen uitmunten. Dit zy genoeg van rousseau, den van zyne tydgenooten misgekenden, gefmaadden en belee digden lyder! En dit zy dan ook voor heden genoeg! Morgen , indien ik wederom een uurtje van den nacht voor u affnipperen kan , fchryf ik u nog eens, en wel, helaas! voor de laatlïe maal van hier. Gy kunt niet gelooven , hoe fmar-  IN FRANKRYK. 377 finartelyk het my valt, om Parys nu reeds wederom te moeten verlaaten m eenen tyd i dat men in deeze plaats in ééne week langer leeft, dan elders in een geheel jaar onder- fteld , dat niet de dagen , die wy doorbrengen, maar de grooter of geringer menigte, verfcheidenheid en nieuwheid van gewaarwordingen en denkbeelden, die onze ziel bezig houden , de lengte des levens bepaalen. Naar deezen meetftaf gemeeten, heb ik hier vier volle jaaren geleefd, fchoon ik flegts vier weeken ouder geworden beu. Rust wél, lieve St**J Aa$ f\GT"  AGTSTE BRIEF» ' Parys', den 2.6 Aug. 1789. Jk aal aan myne belofte voldoen , myne waarde St**! en deeze laatfte nacht*uure, die ik in Pa. rys — alwaar ik het flaapen byna zou, verleerd hebben — doorwaak, zal voor u weezen, Hoe langer ik bier ben, met hoe meerder aan* dacht ik de knoppen , de bloefem en de vruchten der jonge franfche vryheid befchouw, en hoe langer ik den hier begonnen baarens-nood van den door de beoefenende Wysbegeerte bezwanger* den menfchelyken geest bywoon, die hoop geeft, om eene rechtvaardige en wyze Staats-gefteldheid , algemeene verlichting en volks-geluk, ter waereld te zullen brengen : dies te fterker en vaster wordt myne overtuiging , dat deeze franfche Staats-omwenteling de grootfte en algemeenfte weldaad is, waarmede de Voorzienigheid federt luther's hervorming het menschdom begunftigd heeft , en dat derhalven het geheele blanke., zwarte, bruine en vaale menfchelyk ge- llacht,  STAATS-OMWENTELING ENZ. 379 flacht, rondom den' aardbodem , een algemeen plegtig te deum laudaüus daarover behoorde aan te heffen. Alle de voorige omwentelingen ontftonden in zodanige tyden en landen , alwaar het menfchelyk verftand nog niet volkomen rvp genoeg was , om een Staats-gefteldheid voort te brengen , die op de zuiverfte grondbeginfelen van rede, recht en billykheid gevestigd Was; alle overige volken , die het juk der llaverny afwierpen, zagen zich van het oogenblik af, dat zy deezen ftouten flap gedaan hadden, in langduurige en bloedige oorlogen gewikkeld, waardoor hunne eerfte provifiöneele inrichtingen, met de in zodanige gevallen •onvermydelyke, door de verhaasting veroorzaakte gebreken, reeds zekere vastigheid ontvingen, welke naderhand, zelfs by meerder doorzicht , niet ligt weder kon vernietigd worden. Hier heeft nu voor de eerlle maal een omwenteling plaats, die in alle opzichten onder gunftiger voortekens wierd begonnen, die derhalven ook natuurlyk een Staatsgefteldheid beloofd , als 'er tot nu nog geen geweest is , eene Staats-gefteldheid , die alle de volmaaktheden der Engelfche in zich begrypen , en van alle haare gebreken en volmaaktheden gezuiverd zyn zal. Hier is een volk, zo verlicht, zo edeldenkend en milddaadig, als 'er ooit een volk geweest is; een Koning, zo zachtmoedig, zo handelbaar en zo vry van alle trotschheid, als 'er ooit een Koning geleefd heeft; een uit twaalfhonderd le-  3*o STAATS-OMWENTELING leden beftaande vergadering van Volks-vertegenwoordigers, waarvan ten minften de grootfte helft uit zeer verlichte, fchrandere, magtige en kloekmoedige Vaderlanders beftaat, en, wat nog het best is , deeze drie hoofd-gedaaiatens in de groote, gewigtige fchildery — Volk, Koning en Natiönaale Vergadering — leeven in de beste verftandhouding, en fpoeden hand aan hand naar het verheven doel. Nog meer: hier zyn — wie weet hoe veele duizend — denkende en wél-onderweezen Burgers, die door hunne debatten in het Palais royal, hier zyn onnoemelyk veele waakzaame Schryvers, die, door vliegende bladeren , kleine vertoogen 'en werken, de raadpleegingcn der Volks-vertegenwoordigers te hulp komen , het overleg van dezelven leiden, hen voor mogelyke misgrcepen wnnrfchouwen, ert hun even zo veel enthufiiismus voor het goede , als omzichtigheid en beleid ter vermyding van het kwaade inboezemen. Hier is voor de eerfte maal • eene Volks-vergadering, die, fchoon de helft van haare leden uit Edelen en Priesters beftaat, nogthans in haare meerderheid de gruwelen van eene Kerkelyke regeering en het Ariftokraatsch despotismus — waardoor de menschheid ten allen tyde veel meer nog, dan van een monarchaale alr leenheerfching geleeden heeft — verfoeit, verwenscht en met wortel en tak fchynt te willen nitroeyen. Hier wordt alles openlyk — welk een bolwerk tegen misgreepen en baatzuchtige bedoe- lin-  IN FRANKRYK, 581 lingen! — verhandeld, beftreeden, vast gefteld. Hier loopen eindelyk zulke ongemeen gunftige tyds-omitandigheden in geheel Europa famen, dat men de voltooying en grondlegging der nieuwe Staats-gefleldheid waarfchynelyk vroeger zal tot ftand brengen, dan een aanzienelyke Magt, hoe genoemd , het in de gedachten neemen , of het vermogen hebben zal , om dezelve hinderpaalen in den weg te leggen. Wat gelukkige famenloop van omftandigheden, die, zo lang als de waereld geftaan heeft, nog nimmer tegelyk hebben plaats gehad! En wat kan men daarvan niet al hoopen, verwachten , byna wiskundig voorzeggen ! Myn hart wordt warm , en opent zich voor een onuitfpreekelyk genoegen by het aanfchouwen van deeze heerlyke vooruitzichten. Wy zullen voor de eerfte maal een ryk gevestigd zien , waarin ieders eigendom heilig, ieder in Zyn perfoon onfchendbaar, de gedachten tolvry, het geloof ongedwongen, de mededeeling van hetzelve, door woorden, fchriftcn en daaden , volkomen vry, en aan geen uitfpraak van eenige menfchelyke recht-" bank onderworpen zyn zal; een ryk , waarin geene gewettigde, geen geboorene Volks-verdrukkers, geen Ariftokratie, dan die van talenten en deugden, geen geestelyke overheerfching en geen dwingelandy meer plaats' hebben , waarin veelmeer allen gelyk, allen tot alle ampren, waartoe hunne verdienften hen bekwaam maaken, bevoegd zyn, en alleenlyk kundigheden , bekwaamheden en  #S S TAATS-OMWENTELING en deugden een voorrecht geeven zullen; een ryk, waarin recht en gerechtigheid voor allen op eenevengelyke wyze, en zonder het minfte aanzien van perfoon, zal gehandhaafd, en wel zonder loon daarvoor te trekken gehandhaafd worden, en waarin een ieder, zelfe de armoedigfte Landman, niet flegts naar den fchyn, gelyk in andere landen, maar wezenlyk in de wetgeevende Vergadering vertegenwoordigd worden, en dus een ieder, zelfs de armoedigfte Landman, mede-regent en mede-wetgeever van zyn vaderland zyn zak Wie kan by dit verrukkclyk vooruitzicht, dat nu toch mdedaad reeds meer, dan enkele hoop is, blyven ftaan, zonder dat zyn hart door alle de ftreelende, menfchelyke gevoelens, die hem daarby overmeesteren, ,de fterkfte aandoeningen van waar genoegen ondervind ! En nu de gevolgen die dit alles voor Europa, voor de waereld hebben zal! • Vooreerst zullen nU alle volken der aarde een modél van eene Staats-gefteldheid verkrygen, als er nog nooit geweest is , en naar welke ieder Natie de haare van tyd tot tyd veranderen , of by voorkomende gelegenheid hervormen kan. Vervolgens - welk een elektrieke licht-ftroom van denkbeelden en kundigheden zal nu van hier alwaar de verheerlykte menfchelyke geest zich vry en ftout, gelyk een arend, boven den laagen en duifteren dampkring der vooröordeden tot de zon der  IN FRANKRYK. 383 der waarheid verheft, over alle de Natiën der aarde voortvloeyen. Neen, het is geen verblinding , het is een ontegenzeggelyk zekere zaak —! of ik verklaar my-zelven onbekwaam tot elke opmerking , die boven het zinlyke verheven is — wanneer ik beweer, dat het menfchelyk verfhnd zich hier thans in eenen ftaat van verheffing, volkome kracht, werkzaamheid en vruchtbaarheid vertoont, waarin ik denzelven nimmer, ten minften niet zo algemeen, nog opgemerkt heb. Ik durf misfehien zeggen, dat ik ecnigszins weet, wat werkzaamheid is , en hoe veel een arbeidzaam man by een regelmaatig gebruik van zynen tyd vermag : maar wat ik hier thans van afzonderlyke menfchen zie verrichten, zulks, ik wil het wel bekennen, gaat myn verftatid te boven. Of kunt gy misfehien beter begrypen , hoe mirabeau , by voorbeeld, het maakt, wanneer hy — waarvan ik ooggetuige geweest ben — dag aan dag , van den morgen af tot diep in den nacht toe , in de Natiönaale Vergadering of in een van haare kantooren werkt , by elke gelegenheid, als ze maar ecnigszins van belang is, uitgebreidde naar de beste regelen der welfpreekendheid uitgewerkte redevoeringen houdt, die waardig zyn, zo als hy ze houdt, gedrukt te worden , daarby in ieder vry uur, dat hy tusfchen beiden heeft, óf bezoek ontvangt, óf bezoek geeft , groote maaltyden , die tot in den nacht duuren , bywoont enz. , en daarënboven nog  S84 [[S TAATS-O M WENTELING nog alle weeken drie ftukjes van zynen Courier de Provence fgljryfi en drukken laat? Ten min* ften myn verftand ftaat 'er ftil by. Men ftort hier thans te midden van het gedruis der dagelykfche openlyke bedryven, die eikanderen dringen , verhandelingen en geheele werken fchielyker op papier, dan een gewoon leezer dezelven leezen, of een géwoon Schryver, die niet zeer vlug met de pen is, dezelven affchryven kan. En — wat my het meest verwonderd — onder de tallooze menigte van vliegende bladeren , maandfchriften en andere werken, die ik hier in deeze vier weeken in het licht zag geeven, is my byna geen één onder het oog gekomen, het welk niet, al was het, over 't geheel befchouwd, van nog zo weinig belang, de één of ander aandachtwekkende gedachte, de één of ander nieuwe en ftoute manier van voorftellen, behelsde , die niet tyd en moeite vergoedde , welke men aan het doorleezen befteed heeft. In hoe korten tyd zal deeze geweldige en overvloeyende ftroom van gedachten, die uit de zuivere bron der vryheid opwelt, over geheel Europa vloeyen ! Hoe fnel en wonderbaarlyk zal de geheele voorraad der volks-begrippen daardoor, niet flegts vermeerde-ren, maar ook, uit hoofde van de nieuwe vermengingen , die daarby ontftaan, in een gisting geraaken, zo weldaadig voor de uitbreiding van het menfchelyk verftand! En het gevolg van dit alles — zal, zo ik my niet geheel bedrieg, dit zyn: de  IN FRANKRYK. 385 de groote en kleine volks-verdrnkkers in alle plaatfen, waar zy ook moogen weezen, zullen, door het overhandneemend licht der rede, even gelyk weleer Saulus by den hem omfchynenden hemel-glans, gefchokt, in 't openbaar van hunne onnatuuiiyke aanmaatigingen, óf vrywillig óf door de omftandigheden genoodzaakt, affland doen, en eindelyk leeren, om de heilige rechten der menschheid , welke hier thans aan het klaarfte licht der zon opgedolven worden, te erkennen en te eerbiedigen ! De mensch zal wederom mensch, en de Regenten, benevens hunne raadgeevers, zullen, waar zy opgehouden hadden het te weezen , wederom vaderen der volken met naauw-bepaalde rechten en pligten, en wederom de eerste burgers in hunne Staaten worden! Te weeten, een ieder is Burger, die aan de wet onderworpen is ; en dit behoorde een ieder te zyn , of zal veelmeer in 't vervolg een ieder weezen. Doch ik vind het onmogelyk, oin u den barensnood van den menfehelyken Geest, gelyk ik het boven genoemd heb , en men hier thans by elke gelegenheid in alle verftanden ontdekt, zo getrouw en zo aanfehouwend ten toon te fpreiden, als men denzelven hier overal opmerken kan. Hiertoe zoude een tallooze menigte van kleine trekken behooren, welker famenvoeging en gepaste aanëenfchakeling meerder tyd en overleg zouden verëifchen , dan een arme haastende reiziger, die reeds met den éénen voet Bb h/  38ö STAATS-OMWENTELING in. het rytuig ftaat, waarmede hy vertrekken zal, daaraan befteeden kan. Zie hier echter van honderd gevallen toch één, die ik, een paar dagen geleeden, in den franfchen fchouwburg heb bygewoond, en, gepaard met de geenen , die myne voorige brieven reeds behelzen, eenigszins daartoe dienen kan , om u — min of meer een flaauw denkbeeld daarvan te geeven. Men vertoonde de Euricia of de Veftaal, een treurfpel van den Heer fontanelle, dat reeds federt twintig jaaren in de waereld geweest, doch nu voor de eerfte maal te Parys gefpeeld is. Over het fpeelen der Afteurs zal ik niets zeggen. Gy weet — want gy hebt immers te Brusfel en andere plaatfen franfche tooneelfpeelers gezien — dat deeze Natie, in het treurige vak, en yoor zodanige rollen , die een natuurlyke vertooning van ongekunfteld gevoel verëifchen, nimmer eenen schröder , brokman, ifland, grosman enz. hebben kon, gelyk als wy, met opzicht tot het fyne-komieke, en de overëenkomftige. galanterie in de minne-rollen , wel nimmer eenen fleuri hebben zullen. Hoe voortrellelyk ook de twee hoofd-perfoonen in het tooneel-ftuk, de Heer st. prix , anders ook grammont , en Madame vestris, naar het oordeel van eenige franfche kenners, eenige bedryven (peelden, zo was toch het overdreevene en onnatuurlyke van hunne vertooning voor het duitfche gevoel on- draag-  IN FRANKRYK. 3^7 draaglyk. De eerstgenoemde woedde en brulde reeds in het eerfte bedryf zodanig fterk, dat het niet wel mogelyk was , dat het overdreevene in de volgende bedryven nog hooger loopen kon. Het ftuk verdient , uit hoofde van deszeifs goede beryming, gepreezen te worden. Hierom , doch voornaamelyk om verfcheiden' byfpreuken, betrekkelyk tot het thans heerfchend gevoel én denkwyze der Natie, welke de franfche tooneelfpeelers voortreffelyk weeten uit te drukken, wierd hetzelve door handgeklap zeer toegejuicht, of veelmeer , zo dikwyls als 'er zodanige zinfpeeling voorkwam, door luid-fehreeuwende uitroepingen goed gekeurd. By voorbeeld, by het vers: Est ce un crime en ce lieu cfaimer la liberté ? ,, Is het hier een misdaad, de vryheid te be,, minnen ? " riep het geheele huis, als uit éénen mond: Non! non! non! a Dieu ne plaifel — ,, Neen! neen! ,, neen! daar bewaar ons God voor! — enz.^ en de tooneelfpeeler moest eenige minuutert zwygen , om het algemeen handgeklap en gefchreeuw eerst te laaten uitraazen. Naauwlyks was de rust eenigszins herfteld , of kort daarop volgde een andere plaats, welke een nieuw geraas Bb % ver-  38S STAATS-OMWENTELING veroorzaakte, waarby wederom moest gezweegen worden. En dit ging zo het geheele ftuk door, zo dat de fchreeuwende tusfchen-bedryven van de bak, byna even zo veel tyd wegnamen, als het ftuk zelf. Het flot van het treurfpel bragt een uitwerking voort, die regelrecht tegen de bedoeling van den Schryver inliep. Men was met de ontknooping der gebeurtenis zo verre gevorderd , dat de Vertaal levend zou begraaven worden. Dit kon nu de Schryver voor de dogen van een gevoelig Publiek onmogelyk laaten te werk ftellen. En evenwel moest het ftuk, indien het een treurfpel weezen zou, op een treurige wyze eindigen; het graf was gegraaven; de Veftaal was tot aan den rand van hetzelve geleid, en haalde reeds den voet op, om 'er in te klimmen. Ter deezer gelegenheid maakte hy gebruik van een Deus ex machina. Hy deed den wauhoopigen minnaar der Dame verfchynen ; hy had een dolk aangegord ; de Veftaal greep het ftaal , en doorboorde haare eigene borst, en — de minnaar doorftak zich ook. Dus waren dan de twee hoofd-perfoonen uit de waereld, en het gordyn kon vallen. Doch 'het Publiek vond deeze heldhaftige ontknooping zo armhartig , dat het in een fchaterend gélagch daarover uitborst; en één onder de mispryzende ftemmen riep overluid : Ah l le pauvre homme! Comme il fait naufrage au port J „ Ach, „ dien  IN FRANKRYK. 3^9 „ dien armen bloed ! Hoe lydt hy fchipbreuk in „ de haven! " Het gedruis van het gepraat , gelagch en gefchreeuw was nu, in de tusfchenpoozing, tot dat het gordyn wederom opgehaald wierd , zo algemeen en fterk, dat ik van het muzyk, niettegenftaande ik 'er niet verre af zat , indedaad dikwerf geen éénen toon onderfcheiden kon. Men zag wel, dat 'er iets in til was , doch wat het eigenlyk zyn mogt , dat men voorhad, kon ik niet ontdekken. Het tooneel wierd wederom geopend. Men zou nog de Ecole des p'eres, „ de School „ der vaders " van molliere vcrtoonen. Twee Tooneelfpeelers , die de twee bedryven van het ftuk moesten uitvoeren , traden op ; zy wilden beginnen : maar het was vruchteloos ! Het gedruis was zo fterk , dat zy niet beginnen konden. In dit oogenblik verhieven zich eenige honderd ftemmen te gelyk ; eenigen , doch zeer weinigen , riepen : rAuteur ! P'Auteur l „ De Schryver! De Schryver!" Alle de overigen fchreeuwden als uit éénen mond: Charles muf'.' Charles muf! — „ Karei de ne„ gende! Karei de negende ! " — Dit gefchreeuw hield aan ; en ondertusfchen ftonden de twee tooneelfpeelers met neêrgeflaagen hoofden, en wachtten het. oogenblik af, dat de ftorm bedaaBb 3 ren,  390 STAATS-OMWENTELING ren, en het hen vergund zyn zoude, een begin te moogen maaken. Doch de ftorm bedaarde . niet; hy nam veelmeer hand over hand toe, en het geroep: Charles neufl Charles neufl liep van de bak tot aan de gallery op, met duizend en meer ftemmen tevens , zo dat my wezenlyk de ooren begonnen te tuiten. Eindelyk keerden de Tooneelfpeelers zich om , en gingen achter de fchermcn. Ik bediende my van deeze tusfchenpoozing, om mynen naasten buurman te vraagen, wat 'er toch gaande was, en wat men voornaamelyk bedoelde met het geroep van Charles neuf? Zyn antwoord was: dat 'er reeds federt eenige jaaren een treurfpel, onder deezen titel, van den Heer chenier in de waereld was geweest , het welk de Bartholomeüs-nacht ten onderwerpe had. Dat het karakter der Koninginne catharina van medicis daarin zo gefchilderd was , dat alle de trekken van deeze ontworpen fchildery op zekere nog Ieevende zeer hoog aanzienlyke Dame fcheenen toepasfelyk te weezen. Om deeze redenen, als mede omdat een Aartsbisfchop in priesterlyk gewaad daarby moest op het tooneel gebragt worden , had de Cenfuure het fpeelen van dit ftuk voorheen niet willen toeftaan. Doch nu eischte" het Publiek de vertooning van dit treurfpel , en Wel om dezelfde redenen , waaróm het tot dus verre daarvan was verfteeken geweest. Na-  IN FRANKRYK. 391 Nadat myn buurman my dit bericht gegeeven had , trad een van de Tooneelfpeelers , by het Publiek het meest bemind , te weeten de Heer fleuri , op ; en oogenblikkelyk veranderde het raazend gedruis der vergadering, dat tot nu toe onafgebrooken voortgeduurd had, in de diepfte ftilte. Deeze man trad daarop met een houding , gelaat en gang te voorfchyn, welke, famengenomen , de volmaaktile deftigheid aan den éénen , en befcheidenheid en eerbied jegens het Publiek aan den anderen kant zodanig uitdrukten, als ik zulks ooit gezien heb. De gewoone drie buigingen, die hetzelfde gevoel aantoonden, gelukten, zelfs naar het oordeel der Paryfenaaren, zo meesterlyk wél, dat iemand in de bak, onder een algemeen hand-geklap der overigen, overluid riep: Voila une révérence comme il faut! — „ Zie daar een mcesterlyke buiging ! " — Fleuri bleef in eene half-geboogen houding liaan , tot dat het gedruis geëindigd was , en fprak vervolgens het volk in de bak , met de inneemcndfte, eerbiedigde, en evenwel ook duidelykfle ftem, op de volgende wyze aan : Mes- fieursl efl-ce Vauteur que veus demandez? > „ Myne Heeren! is het de Schryver (naamelyk ,, van het geëindigde ftuk), welken gy begeerd „ te zien? " — Non', non! non! antwoordde de geheele vergadering eenpaarig ; nous demandons Charles neuf, Charles neuf! — „ Neen! neen! „ neen! wy eifchen Karei de negende , Karei de Bb 4 „ ne-  39* STAATS-OMWENTELING * negende ! " — De Tooneelfpeeler liet hierby zyn hoofd nog wat dieper zinken, houdende zyne oogen ter aarde gevestigd; en zodra het volk tot bedaaren was gekomen, zeide hy s „ Myne „ Heeren ! ik heb de eer van u te verzekeren, „ dat. wy Uwe bevelen gaarne willen naarko„ men, zo dra wy de toeftemming van de Cen„ fuur zullen ontvangen hebben." Op het woord Cenfuur reezen alle, die tot hier toe nog waren blyven zitten, alsöf een blikfemftraal by hen voorby gefchooten was, op, en, in de uiterfte drift van ongenoegen, en onder de fterkfte beweegmgen des ligchaams, riepen eenige honderd perfoonen tevens den Tooneelfpeeler hun protest toe tegen alles , wat naar Cenfuur zweemde. Doch toen men bemerkte , dat dit ongereegeld en verdoovend gefchreeuw niets kon afdoen, wierd 'er van alle kanten geroepen : Siknee ! Asfeyez vous , Mesjieurs ! } Siknee pour Porateur.' „ Stilte, zit neder, myne Heeren! Stilte, en „ luistert naar den Spreeker ! " — De geKéëlè vergadering gehoorzaamde deeze toeroeping oogenbhkkelyk , en iemand, in de bak , die alleen bleef ftaan, wierd daadelyk tot Spreeker aangefteld. Deeze vatte hierop de meening van het Publiek m korte woorden te famen, en zeide tegens den Tooneelfpeeler: „Myn Heer! in „ eenen vryën Staat, als de onze thans is, heeft „ geen Cenfuur plaats, kan, mag en moet gee„ ne Cenfuur plaats hebben! Het Publiek is van „ dit  IN FRANKRYK. 393 „ dit oogenblik af de eenige Cenfor; en daar is „ geen ander. " Een hevig hand-geklap en bravogeroep gaven den Tooneelfpeeler, die daarby zyn eerbiedige , maar tevens bedaarde en vaste houding niet verloor, tyd, om op zyn antwoord te denken. Dit gaf hy eindelyk, nadat alles wederom Uil was geworden, in de volgende woorden : „ Myne Heeren ! ik ben overtuigd, dat „ gy de franfche Komedie niet zult willen dwin„ gen, om eigenmagtigj en zonder daartoe be,, hoorlyk gevolmagtigd te weezen , wetten te „ overtreeden, die zy, van den dag af, dat zy „ haar beftaan ontving , altoos heilig gehouden „ heeft. " Ook dit antwoord , dat een ieder zeer verftandig toefchcen, wierd eerst door handgeklap toegejuicht, en de Spreeker vervolgde aldus : ,, Myn Heer! de wetten , waarvan gy „ fpreekt, zyn niet meer in wezen ; de Natie „ heeft dezelven ingetrokken." Wederom handgeklap, wederom een goedkeurend geroep ! De Tooneelfpeeler antwoordde : ,, Myne Heeren ! „ indien gy de goedheid geliefd te hebben, om „ ons den wil der Natie over dit ftuk op een „ geloofwaardige wyze bekend te maaken : nic„ mand zal bereidvaardiger zyn , om denzelven 5, te eerbiedigen en naar te komen , dan wy. " O! hervatte de Spreeker, het is noodeloos,'dat „ de Natie op nieuws haaren wil hierover te ken„ nen geeft; zy heeft zulks reeds op een voldoen„ de wyze gedaan, terwyl zy door haare VertegenBb 5 ■>, woor-  394 STAATS-OMWENTELING „ woordigers bepaald beeft: dat de vryheid van „ denken mede behoort tot de rechten der „ menschheid, die haar nimmer kunnen ont,„ vreemd worden. Maar moogen wy denken , „ wat wy willen , dan moet het ons ook vry„ ftaan, om ons te vermaaken, als wy willen , „ en by gevolg moeten wy ook de ftukken zel„ ven moogen bepaalen, waarby wy meenen ons „ het best te kunnen vermaaken." Deeze fluitreden was, gelyk gy ziet, niet geheel vry van fpitsvinnigheid; ook dit fcheen het befchaafde Publiek alhier niet te ontgaan : daar wierd voor deeze keer maar weinig in de handen geklapt. Nadat 'er nog het één en ander , dat ik overflaan moet, om niet te wydlöopig te worden , Van wederszyden met deftigheid en verftand gefprooken was , deed de Heer fleuri eindelyk den voorflag: „ Of de Heeren konden goedvin„ den , dat men het ftuk , in gefchil, morgen „ aan de Burger-commisfie op het ftadhuis zen„ den, en verneemen zoude , of het de franfche „ Komedie mogt vergund worden, om hetzelve, ,, zonder verdere Cenfuur, ten toonecle te bren„ gen , of niet ? " Deeze voorflag wierd, zowel door den Spreeker, als ook door de geheele Vergadering, onder een algemeen Ja! aangenoomen; „echter, voegde de eerstgemelde daar„ by , onder de uitdrukkelyke voorwaarde , dat „ morgen, of, op het langst, overmorgen avond „ op deeze plaats het antwoord moest gegeeven „ wor-  IN FRANKRYK. 395 worden (*). " En zo trad de Tooneelfpeeler, onder betuiging van zyne eerbiedigde dankbaarheid, af, en wierd nog overluid door handgeklap toegejuicht en gepreezen , nadat hy reeds lang achter de fchermen Was geweest. Ik weet niet , of gy oordéelen zult, dat ik recht had , dit geval mede te reekenen tot de duizend kleine trekken, waarüit, gelyk ik boven zeide, de trelfende fchildery van de thans hier heerichende gisting van gewaarwordingen en denkbeelden zou kunnen famengefteld worden. Maar dit weet ik met zekerheid, dat gy, indien gyzelven tegenwoordig waart geweest , hetzelve zeer gepast tot dit oogmerk vintien zoudt. Want dan had gy ook de ontembaare opvliegendheid der Vergadering, die ik u wel berichten, maar niet affchetzen kon , dan had gy tevens van rondsomme de vlammende oogen, duizend luchtklievcndc handen, het magtige ftampvoeten en de vechtende houding der ligchaamen kunnen zien, waar- (*) Na myne terugkomst, heb ik uit de openlyke franfche nieuws-papieren gezien, dat de Burger-commisfie wel eenen tydlang aarzelde , om aan de begeerte van het Publiek te voldoen , dat echter de ftem van het laatstgenoemde eindelyk doordrong , en men het ftuk, en wel onder eenen ontzagchelyken toevloed van menfchen, vertoond heeft.  596 STAATS-OMWENTELING waarin het volk in de bak op het oogenblik geraakte, toen hetzelve, door het gehaatte woord Cenfuur , gaande gemaakt wierd. Gy had mede onder de onnoemelyke ftemmen, die zich , ter verdeediging van de vryheid van denken en zich te vermaaken, verhieven, zo mcenig woord van gewigt en nadruk kunnen onderfcheiden, dat gy geen oogenblik zoudt geaarzeld hebben, te getuigen, dat geen ander, dan een opgetogen, in eenen ftaat van buitengewoone gewaarwordingen , verkeerend Publiek zich zodanig kan uitlaa" ten , als het franfche zich by deeze gelegenheid uitliet. Het kan wel niet meer in twyfel getrokken worden, dat Frankryk in het vervolg van tyd de volmaaktfte vryheid van denken, van drukpers en geloof zal genieten , waarvan men , zo lang als de waereld geftaan heeft, nimmer een voorbeeld gezien heeft. Het is de geestelyke dwingelandy i— God weet, door welke geheime dryfveêren, die men aan den gang had gebragt — voor eenige dagen in de Natiönaale Vergadering nog eens gelukt , om een beft.isfende verklaaring, aangaande dit onderwerp , uit het plan over de rechten der menschhcid te weeren; en de vyanden der vryheid van geest en geweeten hebben , voor deeze maal, nog. middelen weeten te vinden, om deeze verklaaring zodanig te doen opftcllen, dat de-  IN FRANKRYK. S97 dezelve eigenlyk geen verklaaring is (*), eigenlyk niets afdoet, maar de nadere bepaaling, hoe verre de vryheid van denken , van de drukpers en van geloof zich in 't vervolg in Frankryk uitftrekken zal, uitftelt, tot dat de wetten in het toekomende eerst zullen gemaakt ën vast gefield wee- (*) Zy is van deezen inhoud: Nul ne peut-étre inquiété pour fes opinions , méine religieufes, pourvu que leur manifeftation ne trouble pas Fordre public établi par la loi. La libre communication des penfées & des opinions est tin iles droits les plus précieux de rhomme; tout citoyen peut dont par Ier, écrire, imprimer librement, fauf a repondre de 1'abus de cette liberté dans les cas , déterminés par la loi. —- „ Niemand mag ontrust worden om zyne gevoe„ lens, zelfs de godsdienftige, mits derzelver bekend„ maaking de door de vet vastgeflelde openbaare ordt niet verftoort, ' „ De vryë mededeeling van meeningen en gevoelens „ is een der allerdierbaarfte rechten van den mensch: „ ieder burger mag derhalven vry fpreeken, fchryven „ en drukken, behoudens dat hy verantwoordelyk blyve „ wegens het misbruik deezer vryheid, in zulke geval„ len, als door de wetten bepaald zyn." —  398 STAATS-OMWENTELING weezen. Doch de Natie geeft haar ongenoegen daarover zo openbaar en algemeen1 te kennen, eri de denkbeelden, die by deeze gelegenheid onder het Publiek verfpreid zyn , gaan met zo veel licht en kracht van overtuiging gepaard, dat men geen oogenblik twyfelcn kan, of het zal, nadat de conftitutie vast gefteld weezen , en men tot de wetgeeving overgaan zal, werkelyk daartoe komen, waartoe het naar den wil van de geheele Natie komen moet, te weeten, tot een onbepaalde vryheid van denken, van geloof en drukpers. Dan zal men de in hun gewecten ontruste en verdrukte menfchen in andere landen in een even zo groote menigte naar Frankryk zien trekken , als men ze weleer uit Frankryk naar die landen zag verhuizen, waar men hun, fchoon nog lang geen volmaakte , maar nogthans grooter vryheid van gqdsdienst toeftond , dan hun in dien tyd nog onverdraagzaam vaderland hen wilde bewilligen. Dan zal Frankryk het onherftelbaar nadeel, dat door de gemelde verhuizingen veroorzaakt wierd, van tyd tot tyd vergoed zien , en de beurt, hun onverftandig gedrag te betreuren, zal aan die landen zyn, die weigerden, eene weldaadige, met den waaren geest des christendoms zo volmaakt overëenkomftige, algemeene vryheid van godsdienst te verleenen , en deswegen ontvolkt wierden. Ik heb boven gezegd, dat 'er by deeze gelegen-  IN FRANKRYK. 399 genheid een menigte van bondige en overtuigende gedachten over dit onderwerp in 't Publiek verfpreid wierden. Ten bewyze van dit gezegde, voeg ik hierby de redevoering van den Heere rabaut de st. etienne , deezen waardigen gereformeerden Geestelyken , die onder de verlichtte en verdienftelykile Vertegenwoordigers der Natie, met opzicht tot verftand en karakter, een van de edelften en waardigften is. Wie zou deezen man niet benyden over het geluk , op zodanige plaats , en by zulk eene gelegenheid, over zulk onderwerp met vrymoedigheid gefprooken te hebben ? Ik zou denken , dat zelfs de ecnvoudigltc redenaar, by zo veele oorzaaken tot drift, een demosthenes moest worden. Deeze redevoering maakte ook indedaad zulk eenen indruk, dat zelfs de geene, die den voorflag gedaan had , om de woorden : pourvu que leur manifeftation ne trouble pas l ordre public „ mits derzelver bekendmaaking de openbaare or- „ de niet verftoore " • daarby te voegen, naamelyk de Curé du vieux - poussauge , met enthufiasmus oprees , en zeide : je retire mon amandement! — „ ik herroep myn byvoegfel! * — Evenwel vond de Geestelykheid, gelyk ik reeds gezegd heb , voor deeze keer nog middelen , om dit byvoegfel, door eene kleine meerderheid van ftemmen , door te dryven. Doch zy was tot hier toe ook nog in het bezit van haare fchatten , en van den daaraan verknochten aller- fterk-  400 STAATS-OMWENTELING fterkften invloed; eene bezitting, waarop zy mogelyk niet lang meer zal kunnen roemen (*). Billyk behoorde ik nu ook nog wel iets te zeggen van de Geleerden, die ik het genoegen heb gehad, van naderby te leeren kennen : doch het is reeds na middernacht, en over vier uuren vertrekken wy reeds. Ik kan derhalven fle-ts met weinige woorden de beleefdheid en vriendelykheid roemen , die dezelven , en bovenal de Heeren mercier , van meister en berquin my beweezen hebben, en my, ter bereiking der bedoelingen van myn verblyf te Parys , behulpzaam geweest zyn. De Heer berquin heeft behalven de u bekende Schriften voor de jeuo-d' waarin hy van onze duitfche kleinigheden van dien aart gebruik maakte, onlangs Romanzen uitgegeeven, die met eene uitfteekende fraaiheid gedrukt zyn. By ieder Romanze is een byzonder fchoone en nette plaat gevoegd, en achter het werk zeiven vindt men het muzyk tot elke Romanze, insgelyks in kooper gefneeden. De Heer van meister , een in verftand en kundigheden uitmuntend man, die door de onverdraagzaamheid ^ (*) Het is bekend, dat dit waarfchynelyk vooruitzicht in de maand Oflober i78p, als wanneer de Natie de goederen der Geestelykheid voor de haaren verklaarde, bewaarheid geworden is.  IN FRANKRYK. 401 heid en dwcepery van zyne vaderftad Zurich, alwaar hy eertyds Predikant was, bewoogen wierd, om zyn vaderland te verlaaten, geniet hier de volmaaktfte achting van eene Natie , die hy nu de zyne gemaakt heeft, en die hy door de, hoewel weinige , maar des te uitgeleezener lettervruchten van zynen verlichten en diepzinnigen geest, die eer en dat voordeel deelachtig maakt, welke Zwitfeiiand, en, met hetzelve, Duitschland tevens in verdraagzaamer tyden van hem had kunnen verwachten. Zyn laatfte , zeer uitmuntend werkje: Over de tiatuurlyke ZedekunAe, door den Heer didot voortreffelyk fchoon gedrukt, zal ik mede brengen. Het is, zo ik vernomen heb, nog eerst onlangs door onzen wieland in het hoogduitsch vertaald; een byzonderheid, die hetzelve meerder lof toezwaait, dan waarmede ik daarvan zou kunnen fpreeken.— In den beminnelyken , goeden en braaven mercier. heb ik, in meer dan dén opzicht, eenen franfchen lessing gevonden,; dezelfde ligchaams-geftalte dezelfde houding, denzelfden gang, byna dezelfde ftem, fchier dezelfde bedaarde, oprechte, openhartige , ronde gelaatzwccm , zonder de minfte aanmaatiging , behalven de oogen , die by lessing fchooner, zuiverer en blinkender waren, en die by mercier, als by iemand, die dikwyls in verrukking is geweest, meer opwaards getrokken , en daarby van onder een weinig toegedrukt zyn, maar bovenal hetzelfde oprecht, braaf, gulCc har-  402 STAATS-OMWENTELING hartig, edel, gezellig en zedelyk karakter, dat wy in onzen lessing . bemindden. Dit , en de ongemeene hartelykheid, welke ik van het eerfte oogenblik af, dat ik kennis met hem maakte, by denzelven vond, trok my magtig fterk, en zyne goedhartigheid kwam my op den halven weg te gemoet. Hy is een beoefenende Wysgeer , zo als ik weinig ken ; eenvoudig , en zonder alle zwier in het uiterlyke voorkomen, even als onze clatjdius; vergenoegd, en, behalven de natuurlyke noodwendigheden, vry van byna alle behoeften, als de genoemde; waarheid-minnend, en zonder alle geveinsdheid en huichelary in zyne gefprekken, in zynen wandel en in zyne Schriften. Daarenboven is hy goedhartig en verdraagzaam in den hoogften graad ; maar tevens ftout en onverschrokken, even als iemand, die, zodra als het 'er op aankomt, onbetaamelykheden durft beftraffen en waarheden openbaaren , welke de geenen, wier belang de verberging van dezelven verëisclit , gemeenlyk verbitteren. Hy is eindelyk — om deeze kleine fchets van hem , door den fchoonften en wezenlykften trek te voltooijen — een van de weinige franfche Schryvers, die de verbetering der zeden van hunne tydgenooten door zedekundige en godsdienftige grondbeginfelen te verfpreiden , gewigtiger oordcclen, dan de uitbreiding van het ryk der geleerdheid en des vernufts. Waarom deeze man, die tot de verlichting van zyn volk, en tot de daardoor  IN FRANKRYK. 403 door bewerkte Staats omwenteling zo fterk medegewerkt heeft , geen lid is van de . Natiönaale Vergadering? ■ Dit is eene vraag, die de. Franfchen zich thans zelvert voorftellen. Ondertusfchen is het waare antwoord op deeze vraag: omdat mercier , als een befcheiden man , zonder alle eerzucht, zich nimmer vóór anderen opdringt, maar volkomen te vrede is met den post, waarop de Voorzienigheid hem, zonder zyn toedoen, geplaatst heeft. De overige Geleerden, die ik de eer gehad* heb nader te leeren kennen, zyn: de Heeren de la lande, d'aüSSE de villoison éh marmon- tel. Den eerften , wiens uitgebreide fterrëkundige geleerdheid geheel Europa kent en hoogfchat, vond ik een beminnelyk man te weezen, daarby eenvoudig, openhartig en dienstvaardig, Hy deed onze taal en onze wiskunst dc eer aan, te verklaaren, dat, indien de kennis der duitfche taal, flegts, voor zo verre dezelve tot het leezen van boeken verëischt wordt , voor geld gekogt kon worden, hy, ondanks zyn bekrompen vermogen , met vermaak tweeduizend guldens daaraan zou willen befteeden. De tweede, die gelyk u bekend is, zeer veel verdienften omtrent homerus heeft, verëenigd twee takken van kundigheden , welke in dien graad , waarin hy dezelven bezit, zelden byëen gevonden worden — naamelyk die van de oudheden, en die van de Cc 2 plaats,  404 STAATS-OMWENTELING plaats, waarin hy leeft, als mede van dat geene, wat daarin omgaat. Gelyk als hy, behalven den Heere barthelemi, in geheel Parys ontegcnzcggelyk de geene is, die het oude Griekenland en Itaüën het best kent: zo is 'er ook niemand, zegt men , in geheel Parys, die meerder kennis van Parys zeiven zou hebben, dan hy. Zyne gefprekken zyn derhalven ook zeer aangenaam en jeerryk , het zy dat men met hem fpreekt als Geleerde , of als : een weetgierig reiziger. De Heer marmontel is een lang, ftaatig en zeer deftig man. Anderen befchuldigen hem van een verregaande akademifche trotschheid ; ik zou den man vcröngelyken , indien ik deeze befchuldiging wilde bekrachtigen : want hy ontving my met veel beleefdheid en vricndelykheid. Doch ik was hem ook als een Brunswyker aangediend, en dit was, alzo hy onzen Hertog van perfoon kent, by hem voor my de beste aanbeveeling. Hy is thans bezig, met de gefchiedenis der franfche Staats-omwenteling te fchryvcn. Op myne vraag: wanneer wy dezelve konden verwachten ? antwoordde hy : niet, dan na mynen dood. „ Ik fchryf, voegde hy 'er by, ,, als een doode , die hier in de waereld niets „ meer te hoopen of te vreezen heeft. " En ik , myn lieve St * *! fchryf u, gelyk gy waarfchynelyk reeds zult opgemerkt hebben, als iemand , die nog maar weinige uuren in Parys ver-  IN FRANKRYK. 405 vertoeven kan , welke hy , om zich tot de reis te verlTcrken , befteeden moet om een weinig te rusten. Dan voor de laatfte maal van hier : rust wél , lieve Vrienden ! Agt dagen nadat gy deezen brief zult ontvangen hebben, ben ik , zo God wil, reeds weder in uwe arn:èn; REDEVOERING VAN DEN HEER RABAUT DE SAINT - ETIENNE, TER ONDERSTEUNING VAN HET VOORSTEL , DAT MEN , BY DE VERKLAARING VAN DE RECHTEN DER MÉNSCHHEID , OOK HET RECHT OP EEN ONBEPAALDE VRYHEID VAN GODSDIENST ERKENNEN MOOGE. MYNE HEEREN! Dewyl dè Vergadering beflooten heeft, dat de Helling van het mede-lid, het welk zyn gevoelen vóór my heeft ukgebragt, onderzocht zal worden : is het my ook vergund, om hem te wederleggen , en de gevaarlyke grondftellingen , waarop hy zyn gezegde gebouwd heeft , ten toon te ftellen. ■ Hy had de goedheid van wel te willen bekennen , dat men zekerlyk geene bevoegdheid hebben kon, om in de geheime gedachten der menCc 3 fchen  4o6" STAATS-OMVVENTELING fchen in te dringen : doch daarmede heeft hy eene waarheid gezegd , die indedaad noch aanmerkelyk noch diepzinnig is. Want geen dwinr geland zal het immers wel in de gedachten genoomen hebben , om het geheim der gedachten te willen opdelven ; en zelfs de armzaligfte ftaaf geniet, zonder twyfel , de vryheid , die myn voorganger de goedheid gehad heeft aan vryë menfchen wel te willen toeftaan. Hy voegde daarby: dat de bekendmaakitig der gedachten zekerlyk zeer gevaarlyke gevolgen hebben kon; dat 'er tegen deeze derhalven noodzaakelyk diende gewaakt te worden , en men dooide wetten moest trachten te beletten , dat men Zyne gedachten al te vry aan anderen mededeelde : want daarüit waren de nieuwe godsdienften ontftaan. Niets ontbrak hier nog , dan alleen, dat men ook oogenblikkclyk eene rechtbank benoemde, die het opzicht daarover hebben moest. Doch ik beweer, op myn beurt, dat het genoemde voorftel , aldus uitgedrukt , zeer gepast zoude weezen , om ons wederom aan de dwingelandy der Inquifitie te onderwerpen ; zo niet reeds dc ftem van het Publiek, waarop zich de Voorfteller beroepen heeft, de zyne ten eenemaal verworpen had. Dit juist is de taal , die de onverdraagzaamen ten  IN FRANKRYK. 407 ten allen tyde gevoerd hebben; dc Inquiütie zelve was op geen andere zetregelen gevestigd. Ook zy zeide in haare vleyende en gemaatigde taal altoos : dat men de gedachten zekerlyk niet mogt aanranden; dat een ieder, met opzicht tot zyne gevoelens , vry was , indien hy dezelven flegts niet aan anderen mede deelde; doch dat derzelver bekendmaaking de openbaare orde ftooren kon , en dat uit dien hoofde de wet zorgvuldig daartegen waaken moest. Door middel van zodanige grondftellingen, bragten de onverdraagzaamen het zo verre, dat men het opzicht daarover aan hen opdroeg, waardoor het denkvermogen, geduurende zo veele eeuwen, onder het juk gehouden en geboeid is geweest. Was deeze zetregel altoos opgevolgd, daar zouden in 't geheel geene Christenen zyn , myne Heeren ! Geen Christendom zou 'er plaats hebben, indien de Heidenen, die van deeze grondftellingen niet onkundig waren, dezelven ten allen tyde getrouw hadden aangekleefd; indien zy tegen de bekendmaaking van nieuwe gevoelens zorgvuldig genoeg gewaakt hadden , en altoos voortgegaan waren te bcweeren , dat de open. haare orde daarby gevaar liep. De eer , waarin ik met u , myne Heeren ! deel' , een Vertegenwoordiger der Natie en een C c 4 lid  4o5 STAATS-OMWENTELING lid van deeze eerwaardige Vergadering te zyn, geeft my een recht, om ook myn gevoelen te zeggen over de vraag , die uwe aandacht thans bezig houdt. Ik begeer het niet te ontkennen, dat ik by de zaak , die ik onderneem te verdeedigen , zeiven veel belang heb. Dit zou tegen myne verdeediging een ongunftig vooroordeel kunnen verwekken ; doch de verwcer-reden van een man , die voor zyne rechten pleit, behoorde immers, naar myn oordeel, daarom, dat het zyne eigene rechten zyn, niemand verdacht voor te komen. Wanneer de ongelukkige ftaaf van den berg Jura voor deeze eerwaardige Vergadering verfchecn, hy zou u, myne Heeren! wel dc grootfte deelneeming , maar geen ongunftig vooröordeel inboezemen. Tlierby komt nog , dat ik volbreng 't geen my heilig opgedraagen is , dat ik myn voorfchrift opvolg , dat ik den wil van de geénën naarkome, die my gevolmagtigd hebben Het is eene Landvoogdy van 360,000 inwooners , waaronder meer dan 120,000 Proteltanten zyn , die aan haare Vertegenwoordigers opgedraagen heeft , om by u aan te dringen op de herltelling van het plakkaat van November 1787. Een tweede Landvoogdy in Lauguedoc, en verfcheiden Bailliuwfchappen van het koningryk, hebben denzelfden wensch te kennen gegeeven, en  IN" FRANKRYK. 409 en verzoeken u, voor de Onroomfchen, om de vryheid van eene openbaare Godsdienst- oefening (*). Ik fteun, myne Heeren! op uwe eigene grondHellingen , terwyl ik u verzoek , om in een byzonder artikel te verklaaren : „ Dat ieder Bur,, ger, ten aanzien van zyne gevoelens, vry is; „ dat hy het recht heeft, om zyn geloof, door „ eenen openbaaren Godsdienst, te bewyzen; en „ dat hy, om zynen Godsdienst, door niemand „ moet ontrust worden. " Dan, uwe grondftellingen zyn deeze : dat de vryheid een gemeenfchappelyk goed is, en dat alle Burgers hetzelfde recht daarop hebben. By gevolg moet de vryheid een eigendom van alle Franfchen zyn, dat zy-allen zonder uitzondering en op dezelfde wyze genieten. Of allen hebben 'er een recht op ; óf dit recht bezit niemand. Wie dezelve ongelyk uitdeden wil, die kent haar niet. Wie , in welke zaak het ook zyn mooge, de vryheid van anderen aanrandt, die randt zyne eigene vryheid aan , die verdient de zyne te verliezen , . en is niet waardig een gefchenk te (*) Hier ftond een menigte Gedepureerden op, en riepen : dat hunne last-brievea denzelfden wensen be. heisden. Alk , alk! riepen anderen mede. Cc 5  4io STAATS-OMWENTELING te bezitten , welks geheele waarde hy niet weet te fchatten. Uwe grondftellingen zyn , dat de vryheid van gedachten en gevoelens een menfchen-recht is , dat niet verkogt worden, en nimmer vervallen kan. Deeze vryheid, myne Heeren ! is onder alle de heiligfte; zy ligt buiten het gebied der menfchelyke heerfchappy; zy woont, als in een onfchendbaar heiligdom , in de diepte van ons geweeten, waarin geen fterveling het recht heeft in te dringen ; zy is het eenigfte , het welk de menfchen aan de gemeenfchappelyke verbintenis niet onderworpen hebben. Haar te beperken, is onrechtvaardigheid ; haar aan te randen, is tempelroof.' Ik behoud' my voor, om in 't vervolg daarop te antwoorden , wanneer men my misfehien zou willen tegenwerpen : dat men het geweeten der Disfidenten geen geweld aandoet, wanneer men hen den openbaaren Godsdienst weigerd. Ik meen te kunnen bewyzen, dat zulks zeker-: lyk de allergrootfte onrechtvaardigheid zy; dat daardoor zekerlyk het geweeten zeiven aangerand en geweld aangedaan wordt; dat het onverdraagzaam, vervolgzuchtig, onrechtvaardig is; in één woord •, een zodanige behandeling van anderen, .als wy niet wenfehen , dat men ons behandelen mooge. Maar  IN FRANKRYK. 411 Maar dewyl ik de eer heb , voor u , myne Heeren! te fprceken, om u aan te zoeken, in de verklaaring van de rechten der menschheid pcu vaste en bepaaldelyk-uitgedrukte grondftelling aan r$ neemen, waarop gy eerlang rechtvaardige wetten, de Onroomfchen betreffende, kunt bouwen : moet ik eerst een woord fpreeken over derzelyer omftandigheden in Frankryk. De Onroomfchen — misfehien zyn 'er eenigen onder u, myne Heeren! die zulks nog niet eens vyeeten — hebben door het plakkaat van de maand November 1787 niets verkreegen, „dan 't geen „ men hen niet weigeren kon." Ja! niets meer, dan 't geen men hen met weigeren kon , — ik herzeg het niet, zonder eenigszins daarby te bloozen. Deeze befchuldiging is niet van grond ontbloot ; het is de uitdrukking van het plakkaat zeiven. Deeze , meer gerucht - maakende , dan rechtvaardige , wet bepaalt de manier , hoe de geboorenen , de gehuuwden en de overleedenen in uwe registers zullen opgetcekend worden; zy vergunt hen derhalven , om eenige burgerlyke rechten te genieten , en hunne handteering waar te neemen — dit is alles! Aldus, myne Heeren! heeft men in Frankryk nog in dc agttiende eeuw den zetregel van barbaarfche tyden opgevolgd, met de Natie in een begunftigde en onbegunftigde klasfe te verdeden; zo  -4ia STAATS-OMWENTELING zo heeft men .geoordeeld , dat men zelfs daardoor vorderingen in de wetgceving gemaakt heeft , dat het aan Franfchen , die federt honderd jaaren gebannen waren, wederom vergund is geworden , om hunne" handteering waar te neemen , dat is, te leeven , en dat men hunne kinderen van de fmaadheid eener onëgtelyke geboorte bevryd heeft! Nog gaan de plegtigheden, waaraan de wet hen onderworpen heeft , met nooddwang en ketenen gepaard , en de voltrekking van deeze genade-wet heeft in de Provinciën , in welke Protefianten leeven , niets dan droefheid en wanorde voortgebragt. Dit is een onderwerp , waartegen ik myne ftem dan eerst verheffen zal 5 wanneer gy aan liet ontwerpen van wetten gaan zult. Ondertusfchen , myne Heeren ! —- zo groot is het onderfcheid , dat men tusfehen Franfchen en Franfchen gemaakt heeft! — zyn de Protefianten beroofd van veele voorrechten der maatfchappy. De eerprys van moed en dienften aan het vaderland beweezen, het orde-lint wordt hun geweigerd ; want aan mannen van eer, aan Franfchen, oordeel ik, dat een eerprys geweigerd wordt , wanneer dezelve niet , dan door vleyery kan verworven worden. Eindelyk, myne Heeren! om de maat der vernedering en' fmaadheid tot boven toe te vullen , heeft men hen, als firafwaardigen, als verfchovelingen wegens hunne gedachten en gevoelens , beroofd van de vryheid van openbaaren Godsdienst. De  IN FRANKRYK. 413 De ftraffende wetten (en wat wetten zyn het, die op de grondftelling berusten , dat dwaaling een misdryf is! ) de ftraffende wetten , tegen hunnen Godsdienst vastgefteld, zeg ik, zyn niet vernietigd; in verfcheiden Provinciën zien zy zich genoodzaakt, om denzelven , hoe het wéér ook mag weezen , in de wildernis te houden , zich als euveldaaders aan de dwingelandy der wet te onttrekken, of veelmeer deeze wet om haare onrechtvaardigheid belagchelyk te maaken , terwyl zy zich aan dezelve niet Hooren , en ze dagelyksch overtreeden. Zo, myne Heeren! is het, dat dc Protefianten voor het Vaderland alles doen , en dat het Vaderland hen met ondankbaarheid beloont; dat zy hetzelve als burgers dienen , en dat het hen als verfchovelingen behandelt; dat zy hetzelve als menfchen dienen, die door 11 vry gemaakt wierden , doch des niettegenftaande als flaaven behandeld worden. Maar thans is 'er eindelyk eens een franfche Natie , en tot deeze neem ik toevlucht, uit naam van twee millioenen nuttige Burgers, die het recht, dat hun als Franfchen toekomt, terug eifchen. Ik ben niet zo onbillyk, van haar te denken, dat zy het woord Onverdraagzaamheid over ons zal kunnen uitfpreeken ; dit woord is uit onze taal gebannen; ten minften zal het flegts als een van die vreemde en verouderde woorden bewaard worden, waarvan  4i4 STAATS-OMWÊNTELING van men zkh niet meer bedient, omdat het daaraan gehechtte denkbeeld vernietigd is. Doch het is ook met de Verdraagzaamheid, myne Hee*f« . neen, het is de Vryheid, welke ik terü* eilch Verdraagzaamheid - oogluiking _ ver- giLems genade welke allcrönrechtvaar- *gfc denkbeelden , met betrekking tot Disfiden20 la"8' aIs «et waar is , dat een afwykin? m gevoelens en godsdienftige begrippen geen euveldaad weezen .kan! Verdraagzaamheid! Ik begeer, dat dit woord nu zeiven gebannen wordeen ou- lot zal het ondergaan, dit onrechtvaardig toon ftélt, waarin wy flegts als medelydenswaar- d e v^'f1'5 e" kwaadd°enders verfchynen, dl Vergiffen* ontvangen, en wel van de geenen ontvangen, die veelal door een bloot geval 2 door de opvoeding, tot een manier van denken gebragt zyn, waarin zy van de onze Wrfthiiieö Dwaaling, myne Heeren ! is geen misdaad; wié ' dezelve omhelst, die omhelst haar als waarheid voor hem is 2y waarheid ; hy vindt zkh ' drongen, om haar te belyden , en geen één af, zonderlyk mensch, geen maatfchappy heeft het recht om hem zulks te verbieden. O, myne Heeren! waar is, by de algemeene verdeeling yte dwaalingen en waarheden, die de menfchen elkander toefchryven, elkande mededeelen of elkander betwisten, waar is de man, V'. die  IN FRANKRYK. 415 die durft ftaande houden, dat hy nooit gedwaald heeft , dat de waarheid altoos aan zyne zyde , en de dwaaling altoos aan de zyde van anderen geweest is? Ik begeer derhalven, myne Heeren! voor de franfche Protefianten, voor alle Onroomfchen van het geheele koningryk, dat geene, wat een ieder van u voor zich-zelven begeert: vryheid en evengelyke rechten. Ook begeer ik dezelven mede voor het uit Afiën verdreeven, byna geduurende agttien eeuwen altoos omzwervend , altoos gebannen , altoos vervolgde volk , dat onze zeden en onze gebruiken zou aanneemen , indien onze wetten hetzelve onzen Staat wilden inlyven, en het welk wy den laagen graad van zedelykheid niet moogen • verwyten, omdat deeze een vruchtgevolg is van onze wreedheid, en van de vernedering, waartoe wy hetzelve op een onrechtvaardige wyze gedoemd hebben. Ik begeer, myne Heeren! alles, wat gy voor u begeert: dat alle franfche Onroomfchen met alle andere burgers, in alle opzichten, en wel zonder de minfte uitzondering , gelyk gefteld worden , omdat zy ook burgers zyn , en dewyl de wet en de vryheid, die altyd onzydig zyn moeten , by de ftrenge handhaaving van haare rechtvaardigheid niet op een uitzonderende wyze handelen kunnen. En  4i6 STAATS-OMWENTELING En wie van u, myne Heeren ! — neemt my niet kwaalyk , dat ik deeze vraag doe — zou moeds genoeg hebben, wie van u zou wenfchen, wie van u zou verdienen, de vryheid te genieten , wanneer hy twee millioenen van zyne medeburgers , door haare flaaverny, met eenen valfchen zwier van vryheid zag pronken, die, omdat dezelve ongelyk verdeeld was , ophouden zou , vryheid te weezen ? Wat zoudt gy hen kunnen antwoorden, zo zy u befchuldigden, dat gy hunne zielen in ketenen geklonken had, terwyl gy dc vryheid alleen aan u eigende ? En waartoe, ik bid u, dient deeze Ariflokratie der gevoelens , en waartoe dit Leenftelfel der gedach* ten , hetwelk twee millioenen burgers tot een fmaadelyke flaaverny doemde, alleen omdat zy — hunnen God op een andere wyze , dan gy aanbidden ? Ik begeer voor alle Onroomfchen, 't geen gy voor u-zelven begeert : dezelfde rechten, dezelfde vryheid; de vryheid van hunnen Godsdienst, de vryheid van hunne Godsdienst-oefening , dc vryheid dezelve te houden in zodanige huizen , als tot dit einde gefchikt zyn; de verzekering , van by deezen hunnen Godsdienst in het vervolg, even zo weinig, dan gy by den uwen, ontrust, de volkomen' zekerheid, om, door de gemeenfchappelyke wet, in denzelfden graad,  IN FRANKRYK. 417 graad, en op dezelfde wyze, als gy, befcherm.1 te worden. Gedoogt het niet, myne Heeren! — edelmoedige en vryë Natie! gedoog het niet, dat men u het voorbeeld der nog onverdraagzaame volken onder het oog brenge , die uwen Godsdienst verwerpen. Gy zyt niet beftemd , om voorbeelden te neemen , maar om dezelven te gee ■ ven ; en het is een verkeerde gevolgtrekking, dat, dewyl 'er nog onrechtvaardige voiken zyn, gy mede onrechtvaardig zoudt moeten weezen. Europa , dat naar vryheid ftreeft , verwacht gewigtige lesfen van u ; en gy zyt waardig, om ze aan hetzelve te geeven (*). Het wetboek, dat gy maaken zult , moet voor alle overigen ten voorbedde kunnen verftrekken , en zonder alle gebreken zyn. Doch moeten 'er voorbeelden voorgefteld worden , volgt dan , myne Heeren ! ■ dat van de edeldenkende Amerikaanen , die de heilige grondftelling van een algemeene vryheid van Godsdienst aan het hoofd van hun burger' lyk (*) En jjy geeft dezelven aan Europa, edelmoedig volk! in een volle maat; en Europa zal u danken al zyn 'er eenige van haare kinderen, die een vlies op de oogen hebben, en niet zien kunnen, wat gy hen geeft , en die de weldaacfige hand hoonen, waardoor de hemel ons thans den besten van zyne zegeningen toedeelt. Dd  4i8 STAATS-OMWENTELING lyk wetboek gefteld hebben ; der Penfylvaniërs, zeg ik, die verklaard hebben, dat allen, zonder uitzondering, die eenen God aanbidden, evenveel op wat wyze, alle de rechten van een burger genieten zullen ; van de zachtmoedige en wyze inwooners van Philadelphia , die alle foorten van Godsdienst by zich hebben opgenomen, die twintig onderfcheiden tempels van verfchillende Godsdienst-genooten binnen hunne muuren zien, en die misfehien aan deeze grondige kennis van den waaren aart der vryheid , die vryheid te danken hebben, welke zy zich verworven hebben. Eindelyk, myne Heeren ! keer ik nog eens weder tot myne grondftellingen tot uwe grondftellingen; want zy zyn immers de uwen; gy hebt u dezelven , immers als uw eigendom, door uwen moed verworven, en gy hebt ze in het aangezicht der waereld geheiligd, terwyl gy verklaard hebt: „ dat alle menfchen vry, en „ eikanderen gelyk , gebooren worden , en ook ,, zo blyven." Alle Franfchen hebben dezelfde rechten ; allen hebben 'er een evengelyk aandeel aai%. Ik kan derhalven volftrckt geen grond' vinden, waarom één gedeelte der burgers tot het ander zou moogen zeggen : ik wil vry weezen , maar gy zult het niet zyn! Ik  IN FRANKRYK. 4*9 Ik kan volftrekt geen grond vinden , waarom één gedeelte der Franfchen tot het ander zou moogen zeggen : uwe rechten verfchilien van de onzen; wy zyn vry in ons geweeten, gy daartegen kunt zulks niet weezen , omdat wy het niet willen toeftaan. Ik kan volftrekt geen grond Vinden , waarom het verdrukte gedeelte niet zou kunnen antwoorden : gy zoudt mogelyk w.el anders fpreeken , zo gy de minften in getal waart ; uwe uitfluitende wil is niets , dan de wet van den fterkere , en deeze oordeel' ik my niet verpligt te gehoorzaamen. Deeze wet van den fterkere kon onder de regeering van een Enkele gelden, wiens Wil alleen de wetten gaf; doch by een vry volk, by een volk, by het welk de rechten van een ieder heilig zyn, kan dezelve geenszins gelden. Ik weet zo Weinig als gy, myne Heeren! wat een uitfluitend recht is ; ik kan geen uitfluitend voorrecht , in wat opzicht het ook zyn mooge, erkennen : maar een uitfluitend voorrecht in gevoelens, in godsdienst, fchynt my ten eenemaal toe, onder alle onrechtvaardigheden de grootfte te zyn. Gy kunt geen één recht hebben, dat ik niet ook had ; oefent gy een recht, ik meet het ook kunnen oefenen; zyt gy vry, ik moet mede vry zyn ; wanneer gy uw geloof openlyk kunt bekennen, ik moet het myne insgelyks. Dd 2 open-  42o STAATS-OMWENTELING lyk kunnen bekennen; moogt gy niet ontrust worden, dan mag men my ook niet ontrusten; en indien gy nu , in weerwil van deeze grondftellingen, die zo klaar voor ieders oog liggen, ons evenwel onzen openbaaren gemeenfchappelyken Godsdienst onder het voorwendfel zoudt willen verbieden, dat gy veel, maar wy weinig in getal zyn : dan zou zulks niets anders zyn, dan de wet van den fterkere; het zou de grootfte onrechtvaardigheid weezen, en gy zoudt tegen uwe eigene grondftellingen zondigen. Dus zult gy u, myne Heeren! aan de befchuldiging niet willen bloot ftellen, dat men van u kon zeggen: dat gy terftond, by het begin uwer heilige wetgeeving , u-zelven had tegen gefprooken ; dat gy, eenige dagen geleeden, had verklaard , dat alle menfchen evengelyke rechten hadden, en dat gy heden verklaarde, dat de menfchen niet evenveel deel aan de rechten zouden hebben ; dat gy eerst bepaald had , dat de mensch de vryheid toekwam, om alles te doen, waardoor niemand benadeeld kon worden , en heden zoudt gy willen bepaalen , dat twee millioenen van uwe medeburgers de vryheid niet hadden van een openbaaren Godsdienst te houden, die immers niemand in de waereld benadeelen kan. Gy zyt te verfcandig, myne Heeren! om van den  IN FRANKRYK. 421. den Godsdienst een voorwerp van eigenduhkelyk gezag te maaken , en de onverdraagzaamheid van hoogmoed en heerschzucht, die byna geduurende vyftien eeuwen ftroomen van menfchen? bloed heeft doen ftorten, tegens een onverdraagzaamheid der ydelheid te verwisfelcn. Het kan u niet vreemd voorkomen , dat 'er menfchen zyn, die anders denken, dan gy', die God op een andere wyze aanbidden, dan gy; en gy zult immers het onderfcheid der wyze van voorftellen niet voor eene veröngelyking houden, welke men u aandoet. Geleerd door een lange en bloedige ondervinding van geheele eeuwen, geleerd door de mishagen uwer vaderen, en door de daardoor verdiende rampen, zult gy zekerlyk zeggen: het is tyd, om het ontmenschte zwaard, dat nog van het bloed onzer mede-burgeren druipt, in de fcheede te fteeken ; het is tyd , om deeze onze medeburgers in hunne zo lang ontroofde rechten te herftellen ; het is tyd, om onrechtvaardige feheïmuuren , die hen van ons afzonderden , omverre te rukken, en hen een vaderland te leeren beminnen , dat hen weleer handde en van zich uitftiet. Gy zyt te verftandig, myne Heeren! om het in de gedachten te neemen, alsöf het u voorbehouden was , iets te bewerken , wat alle menfchen , die federt zes duizend jaaren leefden, famengenomen , niet hebben kunnen bewerken — D d 3 naa-  4aa STAATS-OMWENTELING naamelyk alle menfchen tot een eenig foort van godsdienst-oefening te verëenigen. Nimmer zult gy gelooven , alsöf het de Natiönaale Vergadering voorbehouden was, een onderfcheid weg te neemen, het welk altoos ftand greep , en alsöf gy een recht had , waarvan uw God zelf geen gebruik wilde maaken. Ik ga , myne Heeren ! eene menigte van drangredenen met ftilzwygen voorby, welke u twee millioenen ongelukkige medeburgers gewigtig en dierbaar maaken konden. Ik zou ze u kunnen ten toon ftellen, befproeid met het bloed uwer vaderen , en geteekend met verëelde gewrigten, door hunne eigene ketenen veroorzaakt. Doch thans is myn Vaderland vry, en even als hetzelve zal ik de rampen vergeeten , die wy met hetzelve gemeenfchappelyk verdroegen, benevens het zwaarer lyden , onder 't welke wy bezweeken. Ik begeer alleenlyk, dat hetzelve nu toone zyne vryheid waardig te weezen, vermits het alle zyne burgers , zonder onderfcheid van rang, geboorte en godsdienst, op een evengelyke wyze daarin laat deelen , en dat gy aan de Disfidenten hetzelfde moogt toeftaan, wat gy uzeiven toeeigent. Ik zal eindigen , myne Heeren ! met den tyd af te wachten , dat gy alle de wetten , die de Onroomfchen betreffen, affchaffen, en hen met i d»  IN FRANKRYK. 423 de overige Franfchen volkomen gelyk ftellen zult, en met het verzoek, dat gy by voorraad'de volgende gronclftelling in de bepaaling van de rechten der menschheid gelieft op te neemen: „ Ieder mensch is vry, met opzicht tot zy„ ne gevoelens ; ieder burger heeft het „ recht , om zynen openbaaren Gods,, dienst onbelemmerd te houden, en nie„ mand mag wegens zynen Godsdienst ,, ontrust worden." De Redenaar , nadat hy reeds geëindigd had , voegde daarby nog de volgende woorden: MYNE HEEREN ! Ik ben niet eens beducht, van uw misnoegen tegen my verwekt te hebben, terwyl ik , ingevolge myn voorfchrift, u den wensch van de geenen, die my gevolmagtigd hebben , voorgetiteld, en om eenen vryën openbaaren Godsdienst voor een talryke menigte van uwe medeburgers gefmeekt heb, die door uwe grondbeginfelen uitgenoodigd worden, om deel te neemen aan uwe rechten. Ik meende het zelfs, aan het groot gewigt hunner zaak verfchuldigd te zyn , om het eerwaardig karakter van eenen Vertegenwoordiger D d 4 der  4*4 STAATS-OMWENTELING der Natie voor een oogenblik te moeten afleggen , en , in zekeren opzichte , dat van een fmeekende aan te neemen. Het fcheen my toe, dat de zetregels, welke wy in deeze zitting nog eens hadden hooren opperen , deeze taal noodzaakelyk maakten , en dat ik uwe menfchelykheid ook door .het gevoel in myne belangens moest overhaalen , nadat ik beproefd had , dezelve door redenmaatige gronden te overtuigen. Ik moet hier echter nog eene gewigtige aanmerking byvoegen, te weeten: dat de vrye Godsdienst, waarom ik u verzoek, een gemeenfchap' petyke Godsdienst is. Elke Godsdienst is ontegeuzeggehk een gemecnlchappclyke eerbewyzing, welke van meerder menfchen tevens geoefend wordt. De godsdienst-oefening van een afzonderlyk mensch is aanbidding of gebed. Maar gy allen weet , dat 'er nimmer een religie zonder eenen openbaaren Godsdienst heeft plaats gehad, en dat deeze altoos in een verëeniging van meerder menfchen beftond. Christenen kunnen hunne mede-christenen zulk eenen Godsdienst niet weigeren , zonder tegen hunne eigene grondbeginfclen te handelen : want alle Christenen gelooven , dat een gemeenfehappelyke Godsdienst -noodzaakelyk is. Ik moet nog een tweede aanmerking maaken, die  IN FRANKRYK. 4*5 die niet minder gewigtig is; deeze naamelyk: dat het denkbeeld van een gemeenfchappelyke Godsdienst een leerftelling, een geloofsftuk is. Bygevolg is het ook een godsdienffig gevoelen in den ftrengften zin van het woord. Derhalven is het u onmogelyk , om de Onroomfchgn van hunnen Godsdienst te berooven ; want het is u onmogelyk , om de vryheid van hunne gevoelens te beperken, Dd 5 BY-  BqY VOEGSEL. beknopte beschryving van de bastille. Dit vermaarde Kasteel wferd, onder de regeering van Koning kares, V. , in het jaar 1371 , met het oogmerk gebouwd , om voor een foort van vesting, ter verdeediging van de ftad Parys, te dienen; als mede om den koninglyken fchat, of ten minften een gedeelte van denzelven, daarin te bewaareu. Dit is ook waarfchynelyk de reden , waarom een van de toorens, de Schatkamer-tooren genoemd wierd. De voorzichtigheid was voor een Monarch, die met de Engelfchen in zyn eigen land oorlog voeren moest, niet overtollig noch te mispryzen. ' Niet dan onder de regeering van lodewyk XI, die in het jaar 1461 begon, en in 1480 , met deszelfs dood, eindigde, wierd de Baftille eigenlyk gefchikt tot een Staats-gevangenis. Deeze Koning was de eerfte , die een onbepaald despotismus  BESCHRYVING VAN DE BASTILLE. 4*? mus in Frankryk invoerde. De Prinfen en Grooten des ryks maakten tegen hem een zogenoemd Verbond ten beste van het Algemeen ; doch hy wist hetzelve, ten deele door allerlei kwinkflagen, ten deele ook door geweld, te vernietigen. De Grooten des ryks, die by hem verdacht waren, of die zich openlyk tegen hem verklaard hadden , moesten naar de Baftille wandelen , en wierden hier , waarvan de gefchiedenis verfcheiden afgrysfelyke ftaaltjes opleevert , niet alleen gevangen gehouden, maar moesten ook de wreedfte martelingen ondergaan. Onder anderen deed de Koning twee Prinfen van armagnac in de Baftille, in naauwe kerkers, in de gedaante van een trechter opgemetfeld, waarin de voeten, en bygevolg ook liet geheele ligchaam, nergens op rusten konden , opfluiten , alle dagen tweemaal geesfelen, en alle drie maanden één, of ook wel twee tanden uitbreeken, met dit gevolg, dat de oudfte deezer Prinfen krankzinnig wierd , en in razerny zyn rampzalig leven eindigde; terwyl dc tweede den wreedaart overleefde , en op vryë voeten gefteld' wierd. Deeze klasfe van burgers van den Staat waren het echter alleen, die voor de Baftille vreezen moesten. Want met perfoonen , minder in rang , maakte deeze tiran, die yeeltyds door den beul en een ftoet van lyfknechts verzeld wierd , die , op zynen wenk , beuls-dienften deeden , zeer korte metten ; en deed  4;8 BEKNOPTE BESCHRYVTNG deed ze liever oogenblikkelyk , waar hy ze op de ftraat ontmoette, neêrfabelen, of in de Seine werpen. Onder de volgende Koningen , tot de tyden van lodewyk XIII. toe, bleef de Baftille 't geen zy eens geworden was , naamelyk een gevangenis voor Staats-misdaadigers van hoogen rang, die voor hun geheel leven , of zo lang tot dat hun proces geëindigd was, en zy geftraft wierden , daarin moesten opgeflooten blyven. Zy wierden echter daarby altoos nog naar hunnen rang, omtrent .zo als de Staats-gevangenen in den Tour te Londen , behandeld. Doch met de regeering van lodewyk XIII. , die in het jaar 1617 den troon beklom , en waaronder telkens een Minister het roer der regeering in handen had , ook de koninglyke byzitten den magtigften invloed op het Staats-bewind hadden , wierden de gevangenen in de Baftille op de wyze behandeld , welke tot nu toe in gebruik is geweest. Een ieder , het zy voornaam of gering , inboorling of vreemd, die by den Minister, of de byzit , of zelfs , 't geen linguet getuigt , by een begunftigden Schryver gehaat was , wierd gevat, naar de Baftille overgebragt, en behandeld op eene wyze, waarvan wy de nadere omftandigheden den Leezer ftraks zullen onder het oog  , '«iCTÏI LE en de ANTHONIES POORT te PARYS GEZICHT van ie BAS I 1 -L iL & en de jrr   VAN DE BAS TIL LE. 4*3 oog brengen , nadat wy alvoorens een beknopte befchryving van dit gebouw zullen gegeeven hebben. Dit onder den naam van Baftille bekende gevangenhuis ftond ter linkerzyde aan den oever def Seine , niet verre van het Arfenaal. Het was een fterk kasteel, in de gedaante van een langwerpig vierkant , aan wederszyde voorzien van vier zwaare toorens , in eenen cvengelyken afftand. Het geheele gebouw was omringd met eenen muur , zestig voet hoog , hebbende flegts éénen ingang aan de zyde van de St. Anthonyftraat. Aan deezen ingang ftond dag en nacht een fchildwacht , die gelast was , om volftrekt niet toeteftaan, dat iemand uit nieuwsgierigheid van builen aan Ucn muur mogt hlyven ftaan , fchoon men uit het gebouw zeiven, hoe genoemd , niets zien kon. Deezen ingang doorgaande, kwam men, voorby een wachthuis, aan een gragt van honderd en twintig voeten breed, welke , binnen den muur , het gebouw met de toorens infloot, doch meestal droog was, behalven by een aanhoudende regen, en wanneer de Seine zeer hoog rees. Een ophaal-brug leidde naar een voorplein , alwaar men aan de rechterhand het groote huis van den Commandant der Baftille , maar aan de linkerhand eenen fmallen , gemetfelden dam vond, voorzien van twee wachthuizen , welke dam dwars door de groote gragt liep.  430 BEKNOPTE BESCHRYvING liep , en langs welken men over twee valbruggen , en door vyf poorten, ieder met fchildwachten bezet , en van zwaare yzere boomen , floten en grendels voorzien , op het eerfte biunen-plein uitkwam. Dit plein was honderd en twintig voet lang, en tagchentig voet breed; in het midden lag een fontein; aan elke zyde, ter rechter- en linkerhand, drie van de voorgemelde gevangen-toorens ; en recht over den ingang , in de breedte, een gebouw, door het welk men op het tweede binnen-plein uitkwam, dat veel kleiner was, dan het eerfte, ftaande aan ieder zyde flegts één tooren. Alle de agt toorens waren door eenen muur , zo hoog als de toorens zeiven, en tien voet dik, met elkander verëenigd, zo dat men 'er gemakkelyk op wandelen kon : ook ftonden op Jcc^en muur dertien ltukkcn kanon , waaruit by plegtige gelegenheden gevuurd wierd. Vier van de agt toorens zagen op de ftad , de overigen op de voorftad St. Antoine uit. Elke tooren had een byzonderen naam , ten deele ontleend van de ligging, ten deele van het gebruik waartoe dezelven dienen , ten deele ook van de eerfte gevangenen, die 'er in opgeflooten geweest zyn. De eerfte was de Fonteintooren ; de tweede de Frykeids tooren, — omdat de geenen, die hier zitten, meerder vryheid, dan de overigen, en het uitzicht op de ftad Parys en de ftads wal of Boulevard hadden; — de derde de Tooren van Berthaudiere; de vierde die van  VAN DE BASTILLE. 43* van Baziniere ; de vyfde de Comté-tooren ; de zesde de SchatJtamcr-tooren ; de zevende de Ka. pelle-tooren, en de agtfte de Hoek-tooren. In ieder deezer toorens was plaats voor zes , dus in 't geheel voor agt en veertig gevangenen; doch zaten ook wel eens twee by elkander. In het beneden-gedeelte der toorens waren onderaardfche hollen , vol. ongemak en ongedierte ; doch deeze wierden alleen gebruikt voor zodanige gevangenen, die men zwaar ftraffen, of die men door deeze marteling noodzaaken wilde, om hunne medepligtigen te noemen. De gevangenen mogten geen bed hebben , maar hadden flegts eenige bosfchen ffro, die hen tot een fiaapplaats verftrekten. Boven deeze hollen waren de z.u genuciiiüc vciuckkcn, tigthoekig, veertien tot vyftien voet hoog, en van een hoek tot den ander omtrent twintig voet middellyns. De gevangenen , die in deeze vertrekken opgeflooten waren, genooten het daglicht, dat tot in de onderaardfche kerkers nimmer doordrong ; hadden ook nog een foort van bed , en eenig , hoewel armhartig, huisraad. Doch was dit alles met zo veel ongemak gepaard, dat zelfs de zogenoemde vertrekken zeer gevoeglyk mede konden gereekend worden onder de hollen, waarin men de menfchen niet alleen opfloot , maar ook kwelde en pynigde. Want de venfters waren zo hoog, dat men drie trappen moest opklimmen, om 'er ' door  432 BEKNOPTE BESCHRYVING door te zien. Dewyl ze bovendien klein, van buiten naauw en van binnen wyd , in eenen muur van tien voet dik gemaakt, en van twee-, ja fommigen van drie-dubbele yzeren traliën voorzien waren ; kan men gemakkelyk begrypen , welk een uitzicht dezelven ook in de vertrekken , die, in vergelyking met de overigen, nog de besten waren, geeven konden. — Alle ichoorfteenen en fekreeten waren met yzer traliewerk geflooten, om het ontvluchten der gevangenen te beletten. — Doch weinige gevangenen waren zo gelukkig van een fekreet in hun vertrek te hebben ; by de overigen moest de natuur zich gewennen aan de uuren, waarin de ftokbewaarders gemeenlyk in de vertrekken kwamen. Behalven de onderiiardfche hollen , waren 'er nog andere gevangenisfen , clie up^tLitljk geftlilkt waren , om de arme gevangenen te kwellen. Te weeten, de zogenoemde Fogelkooyen , agt voet lang en zes voet breed, gemaakt uit zwaare houten , overal met yzer-blik befiaagen traliën. Zodanige vogelkooyen vondt men drie in dc eerfte verdieping der toorens, en hier was de gevangen volkomen als de wilde dieren , die voor geld vertoond worden , opgeflooten ; eeten en drinken wierd hem , door middel van een beweeglyke. draai-fchyf, gereikt, en op dezelfde wyze ook de afgang weggenoomen. Naast deeze wa¬ ren de bovenlte vertrekken in de tooren , die rond gewelfd waren, en om die redenen Kappen (ca-  VAN DE BA STILLE. 432 (calottes) genoemd wierden , de ondraaglykfte gevangenisfen. Niet alleen was de zoldering van zodanige kap rond , als een koepel, maar ook de zy-muuren waren gewelfd, en wel zodanig* dat, in plaats van de agthoekige vlakke muur van ieder vertrek der vier beneden-verdiepingen, de zy-muuren der kap uit agt gewelfde boogert beftönden, elk ten naasten by vyf voet wyd, en drie voet diep* En door deeze boógen wierd het vertrek in zich-zelven zeer klein, zo dat 'er voor den gevangen, in het midden , flegts een kleine ronde plaats overbleef, alwaar hy in eenen kring, gelyk een paard in de moolen, rond draaven, of achter zyne tafel t als vast gefpykerd, zitten moest. Hierby komt nog, dat deeze vertrekken , wegens de hoogte, in de zomer ondraaglyk warm, en in de winter onlydelyk koud waren, en dat zy geen haarden, maar kagchels hadden, waaraan de Franfchen in 't geheel niet gewoon zyn, die zy ook niet behoorlyk weeten te behandelen* Uit dit alles kan men nu reeds min of meer een denkbeeld vormen van de inwendige gefteldheid der Baftille, en van de manier, hoe de gevangenen in dezelve behandeld wierden. Dit is echter op verre na nog niet alles, wat het verblyf in dit gevangenhuis fchrikkelyk maakte. Het volgende kan ons een fchets geeven van den waaEe rcfl:  434 BEKNOPTE BESCHRYVING ren toeftand van iemand , die in de Baftille gevangen zat. • De gevangenneeming gefchiedde gemeenlyk zo geheim, dat hy, op wien het gemunt was, geen de minfte gedachten op zulk een noodlot hebben kon. Een Onder-officier van de Politie wierd in 't geheim gelast, om zulks te werk te ftellen; fpoorde het bepaalde voorwerp, zo veel als mogelyk was , op ; vertoonde aan dien ongelukkigen , wanneer hy zulks het minst vermoedde, het wreed bevél, hoewel, altoos-met de grootfte beleefdheid; en de geene, dien hy in 's Konings naam opëischte , moest hem zonder tegenfpraak volgen. Van dit oogenblik af, kon hy niet de minfte order up zyne zaaken ftellen, maar moest alles, ZO als her reilde cn Keilde, ovorlaaten aan de fchikkingen van het Departement, dat hem in hegtenis had laaten neemen. In het hol, waarin hy nu opgeflooten wierd, was hy genoegzaam leevend begraaven. Zyne vrienden en nabeftaanden ontvingen geen bericht van hem , want zy moesten niet weeten, waar hy was, en wisten het ook gemeenlyk niet, alzo aan geen gevangen de vryheid gegeeven wierd, met iemand brieven te wisfelen, omdat hy altoos door de Bedienden der Baftille in het oog wierd gehouden. Aan weinigen wierd het' vergund., om zich  VAN DE BASTILLE. 435 zich met leezen of den één en anderen letterarbeid te vermaaken; maar nog minder was het aantal van de geenen , die bezoek van hunne vrienden en nabefiaanden mogten ontvangen. Zo leefden zy van de geheele waereld afgezonderd , en vernamen niets van 't geen 'er in de waereld omging. In Frankryk, ja zelfs in Patys, konden zaaken van het „grootfte gewigt gebeuren , zonder dat zy 'er iets van wisten ; ja zy konden niet volkomen ontdekken , wat de ftukken kanon, die boven hun hoofd geplant waren, fomtyds aankondigden. De'wachthebbende Soldaaten moesten geen één van de gevangenen kennen; mogten nooit met hen fpreeken; en van de vifiteerende Officiers en Stokbewaarders hoorden de gevangenen dikwerf niets , dan : goeden morgen! goeden nacht: of zy ontvingen, op hunne vraagen, korte antwoorden, die de onzekerheid,. met opzicht tot hun toekomend lot, waarin men hen met opzet liet, nog pynlyker maakte. Linguet zegt, van de Officiers rondüit vernoomen te hebben, dat de Baftille een gevangenhuis was, het welk eigenlyk niet zo zeer bedoelde , om het ligchaam , dan wel veelmeer de ziel der gevangenen te kwellen. De bezetting der Baftille beftond uit den Gouverneur of Kommandant, een Onder-gouverneur of zogenoemde Lieutenant du Hoi, een Majoor, Adjudant, Geneesmeester, Chirurgyn, drie KaEe 2 pelaans  4& BEKNOPTE BESCHRYVING pelaansen een Biechtvader; vervolgens een Compagnie Invaliden van byna honderd man, ftaande onder twee Kapiteins en éénen Lieutenant; benevens een behoorlyk getal van deurwachters en onder-bedienden. Geen Officier noch gemeen Soldaat mogt, zonder byzondere vergunning van den Gouverneur, buiten de Baftille, het zy des middags of des avonds, uit eeten gaan, nog minder des nachts uitblyven; en den Stokbewaart ders was ten ftrengfte verboden, om met de gevangenen te fpreeken , of naar derzelver naam en ftand te vraagen, en de Officiers moesten 'er een waakend oog op houden , dat zulks nimmer gefchiedde. Dus was de Baftille , van den Gouverneur af tot den geringften bediende toe, met menfchen bezet, die de één den ander moesten befpicdcn, waan.ni niemand den ander ver. trouwen kon, en die, door hun verblyf en ampt in deeze plaats van lyden, eindelyk aan gekerm en weeklagte zodanig gewoon wierden, dat zy al het gevoel van medelyden verboren. Wat betreft het voedfcl, de kleding , de beweeging des ligchaams enz., hiervan waren wel zekere verordeningen en vastgeftelde taxen, die al yry aanneemelyk fcheenen; inmiddels hing dit alles af van de omftandigheid, of de Gouverneur meer of minder wreed was, of weezen wilde. Ten minften zyn 'er geheele boeken vol ■ klaagliedereu door de gevangenen over gefchreeven. s 3.,.. Al-  VAN DE BASTILLE. 437 Allerfchrikkelykst was het geval, wanneer een gevangen in de Baftille door een ziekte overvallen wierd. Linguet verhaalt zulks zo meesterlyk, dat wy deszelfs befehryving aan onze Leezeren niet kunnen onthouden. „ In dit geval, zegt deeze Schryver uit eigen, „ ondervinding , is 'er geen hulp te verwach„ ten, ten minften niet by den nacht. Aan elk „ vertrek zyn twee zeer fterke, van buiten en ,, van binnen zwaar met yzer befiaagen, deu„ ren , behalven dat elke tooren nog door een „ veel zwaarer en fterker deur geflooten is. De „ Stokbewaarders flaapen in een afgeleegen plaats , „ zo dat zy niet in ftaat zyn, een menfchelyke „ ftem te hooren. — Ondertusfchen is 'er even„ wel voor de geenen, die het gebruik van hun„ ne ftem en voeten gehouden hebben, een mid„ del, om hulp te roepen. De gragt, die het „ kasteel omringt, is ten naasten by maar hon„ derd en vyftig voet breed; het bekleedfel aan dc overzyde is voorzien van een bedekten „ gang, welken men den weg der ronde noemt, „ alwaar de fchildwachten ftaan. Op deeze gragt „ zien de venfters uit. Volftrekt onmogelyk is „ het wel niet, dat de zieke om hulp roepen „ kan; want wanneer het'traliewerk, waarvan „ het luchtgat van boven is voorzien, niet al te diep is, wanneer hy een zwaare ftem heeft, „ de wind niet te fterk waait , en de fchildE e 3 „ wacht  43^ BEKNOPTE BESCHRYVING „ wacht niet flaapi: dan kan het nog wel eens ,, gebeuren, dat hy gehoord wordt. ■ „ De Soldaat roept zynen naasten buurman „ toe, deeze wederom den zynen, en zo voorts, „ tot aan de hoofdwacht toe. De wachthebben„ de Officier onderzoekt, wat 'er .gaande is ; ,, heeft hy nu ontdekt, in welk vertrek het ge„ kerm .geweest is, dan keert hy terug, en gaat „ het kasteel rond tot aan de deur van het kas,, teel, 't welk mede tyd wegneemt. Vervolgens „ gaat hy heenen, maakt eenen Stokbewaarder „ wakker ,. deeze den bediende van 's Konings „ Lieutenant, die zynen Heer dan wakker maakt, „ om de fleutel te krygen, ■ ,, Dc fleutel wordt gezocht en gevonden. Nu ., moet eerst de Chirurgyn opgeroepen worden, „ en dan de Huis-geestelyke, om den trein volj, tallig te maaken. Alle deeze menfchen möe,, ten zich eerst kleeden, en, na verloop van ,, twee uuren, gaat de geheele hoop, met veel „ gedruis, by den zieke. Zy vinden denzelven „ óf in zyn bloed liggen, wanneer hy door een „ bloedfpuuwing overvallen is, óf door een be„ roerte bedwelmd. Ik weet niet wat men doet, ., wanneer hy dood is; maar haalt hy nog ee,, uigszins adem, of komt hy weder by, dan „ voelt men hem den pols, vermaand hem, om i» geduld te hebben , met de belofte , dat men „ des  VAN DE BASTILLE. 439 „ des anderen daags aan de Geneesmeester fchry" ven zal, en wenscht hem een goede nacht.— " De Geneesmeester woont in de Tuilleriën , ,5 dat is , drie franfche mylen van de Baftille. Hy heeft zieken te bezoeken ; een bediening \9 by den Koning, als mede by den Graaf van Provence; houdt zich dikwyls in zyne ampts'„ bezigheden te Verfailles op; men moet hem ' verwachten. Eindelyk komt hy dan ook; Z doch omdat hy by het jaar betaald wordt, „ hy mag in dit gevangenhuis iets te doen heb„ ben of niet, zo moet hy, al is hy een eerlyk man, de ziekte natuurlyk van geen belang vinden , ten einde de bezoeken minder noodzaan kelyk te doen voorkomen. Men is zeer geM neegen hem te gelooven, te meer, omdat men „ altoos onderdek, dui dc gevangen meer klaagt, dan noodig is, — en dus lydt de zieke een " driedubbele fmart: eerst van zyne ziekte, ver9i volgens over het bedrog, waarvan hy befchul** digd wordt , en weshalven hy een voorbeeld van de befpotting en gevoelloosheid der Offi'„ eieren is, en eindelyk dat hy zich zo lang van " alle hulp beroofd ziet, tot dat de ziekte he„ vig genoeg wordt, om hem in levens-gevaar « te brengen. " Aldus Helt linguet den toeItaud der zieken in de Baftille voor. i Wel is waar, een gevangen had wel fomtyds de vryheid , om een eigen bediende te moogen Ée 4 hou-  440 BEKNOPTE BESCHRYVING houden, die hem in ziektens en ongemakken oppasfen, of andere dienften bewyzen kon _ want geen Stokbewaarder zuiverde de vertrekken, zulks moesten de gevangenen zeiven doen - en hiertoe heten zich dan gemeenlyk de Invaliden gebruiken. Doch ook deeze vergunning ging meE veele onaangenaamheden gepaard. De oppasfer moest zyne vryheid voor zy„ l00n verkoopcn; hy moest zich by «ynen Heer laaten opfluiten « zo hing in de Baftille blyven, tot dat dezelve kwam te fterven, of zyne vryheid weder ve* Kreeg ; m 't kort, hy wierd mede als een ee. vangen behandeld. Stierf de Heer nu i„ L langen tyd niet, of wierd hy niet verlost, dan had dezelve aan den knecht gemeenlyk een nors en Tf Tdf?aP' dikwerf "« —are kosten, gekocht. Daarenboven wierd deeze ver-unmng, om zich van zodanig gemak te mooier, bedienen, als de grootfte gunst aangemerkt, die flegts zeer weinigen te beurt viel; maar de mees! ten ontvingen op zulk een verzoek het antwoord' " **? Zkh Óf nkt in oniftandigheden «brengen, dic de Baffi]]e ^ gevo]ge „ óf volkomen m zyn lot weeten te berusten. Nog een ftuk, raakende de Baftille, kunnen wy onmogelyk met ftilzwygen voorby gaan • te weeten de geheime terechtftellingen, welke men *egr, dat in de Baftille voltrokken zyn. Men Vindt van deeze befchuldiging blyken in zodanige  VAN DE BASTILLE. 44i ge Schriften , die lang vóór hnguet's befchry* Ving der Baftille in de waereld zyn geweest; maar deeze genoemde Schryver heeft dezelve Wederom hernieuwd. Hy verhaalt, dat 'er in zekeren nacht zeer veele menfchen, met een fterk geraas , naar een vertrek , onder het zyne , de trappen op gekomen waren ; dat men daar getwist en gekrakkeeld had , heen en weêr geloopen was ; dat hy de tegenftribbeling en het gekerm van een mensch duidelyk had kunnen onderfcheiden ; dat, drie dagen daarna, in hetzelfde uur van den nacht, wederom menfchen, hoewel met minder gedruis, gekomen waren, die, zo hy wel meende bemerkt te hebben, een doodkist gebragt, gevuld, en vervolgens het vertrek met genever-beziën berookt hadden. Hy verzekerd vervolgens nog, dat men zyne ipyzen vergiftigd had, zo dat hy, oniiangezien alles, wat hy 'er tegen gedaan had, nogthans zo ellendig geworden was, dat hy op de gedachten kwam, zyn testament te maaken. Dit hernieuwt nu het oude gerucht : ,, In de Baftille worden: men,, fchen , die men in de andere waereld verzen„ den wil, in de ftilte gedood, óf fchielyk en „ geweldig , óf ook door vergif, het welk hun „ in de fpyzen wordt bygebragt." Men wil wel deeze befchuldiging daardoor wederleggen, dat men linguet ronduit logenftraft, zonder zulks te. bewyzen, of ook, dat men de Ee 5 om-  44^ BEKNOPTE BESCHRYVIXG omzichtigheid te berde brengt , die men in de Baftille aanwendde, om een gevangen geen werktuig toe te ftaan, waarmede hy zich fomtyds van het leven berooven kon; waaruit men het befluit opmaakt, dat men dies te minder gelooven kan, alsöf menfchen in 't geheim daarin vermoord wierden. Doch de Leezer herinner' zich de handbriefjes, die de Heer campe in Parys over dit onderwerp ontdekt , en in de voorftaande brieven geplaatst heeft, om overtuigd te worden., dat deeze wederlegging, hoe genoemd, niets afdoet, en dat de befchuldiging zeer wel kan, en ook wel zal gegrond weezen. Want men liet de gevangenen niet toe, om zich-zelven van hun lyden te verlosfen, wanneer zy wilden, maar dit berustte op den wil van een ander. Wy moeten hier ook nog aanmerken, dat men niet gaarne zag, dat een gevangen in do Baftille ftierf; te minder nog, wanneer dezelve een man was, die by het Puhliek zeer bekend was, alzo men zonder twyfel de verdenking van geheime moord zocht te vermyden. Wierd zulk een man doodelyk ziek, dan bragt men hem by zyne nabeftaanden, om daar te fterven ; was hy niet zo bekend, dan wierd by op St. Pauls kerkhof, in de voorftad van St. Anthony, en gemeenlyk als een bediende uit de Baftille begraaven, en ook als een zodanige op de lyst der overledenen aangeteekend. —— Op deeze wyze trachtte men de ver-  VAN DE BASTILLE 443' verdenking van geheime moord te vermyden, dat is , men deed alles , wat mogelyk was, om de menfchen het denkbeeld' in te boezemen, alsöf 'er nimmer iets diergelyks in de Baftille gebeurde. Doch is het niet waarfchynelyk , dat men in een plaats, alwaar alle mogelyke wreedheid, hoewel in 't geheim gepleegd wierd, niet zal ge-fchroomd hebben , om de menfchen heimelyk te verdoen ? Men had hiertoe immers geen beul in den eigenlyken zin noodig. Kon men niet iemand , dien men van kant wilde helpen , op een wyze behandelen, welke noodzaakelyk eene doodelyke ziekte moest naar zich flcepen , en hem vervolgens , wanneer hy byna lag te zieltoogen, en nadat men hem den gewoonen eed , welken ieder", die uit de Baftille verlost wierdt, doen moest, Had doen afleggen, by zyne nabeftaanden bezorgen, en aldaar laaten fterven? Niemand kan dus wel een plaats, gelyk de Baftille was, van deeze verdenldng vry pleiten. Want de berichten van de geenen, die het ongeluk hadden , in dit moord-hol gevangen te zitten, betuigen duidelyk, dat de plaag-geesten, die deeze hel bewoonden , werktuigen genoeg hadden , om de menfchen tot den dood toe te kwellen, al bedienden zy zich daartoe niet van byl of ftrop? AJs een byzonderheid dient ook nog aangei . merkt  444 BEKNOPTE BESCHRYVTNG merkt te worden, dat 'er een foort van dag-boek over de gevangenen, behelzende «"derzelver gevangenneeming , benevens uittrekfels uit de verhooren, aanmerkingen en anekdooten, door den Majoor gehouden, en achter drie flooten bewaard wierd. Dit heeft niet zeer lang plaats gehad, en is een foort van geheime gefchiedenis der Baftille. Het ware te wenfchen, dat dit werk by de vernieling der Baftille nog mogt gered zyn, om eindelyk eens eene volledige gefchiedenis der Baftille daaruit famengefteld te zien. Voor het overige is het zekerlyk waar, dat veele gevangenen, die eenigen tyd in de Baftille gekweld waren, wederom ontflaagen zyn. Wy willen zelfs toeflemmen, dat de meesten dit lot is te beurt gevaffen (*), Maar hoe gefchiedde zulks ? O Somtyds wierden 'er menfchen in de Bafiille gezet , die volftrekt geen voldoende oorzaak van hunne gevangenneeming konden opgeeven , fchoon het Hof daartoe zyne redenen had. Dikwerf was het een ongegronde verdenking, en de gevangen was onfchuldig: veelal wierp de onverzoenelyke haat, of zelfs de flyf! hoofdigheid van een Minister of byzit enz. iemand in' deeze gevangenis : de Minister, de byzit, verloor de gunst, en daardoor veranderde ook het lot van den gevangen, welken men de vryheid fchonk. Ook plakte, men wel eens iemand , dien men onder zekere omrtaa- diff-  VAN DE BASTILLE. 445 zulks ? Een ieder , die zyne vryheid weder kreeg , moest eenen eed onderteekenen van deezen inhoud : „ dat hy, tot zyne gevangennee„ ming, door een misdryf, door verblinding of „ een groove dwaaling , aanleiding had gegee„ ven ; dat hy den Koning onveranderlyk ge„ trouw was en aankleefde, als mede denzelven „ zynen dank daarvoor betuigde ; dat zyn Ma„ jefteit hem aan geen buitengewoons Commis„ fie had overgegeeven ; en, eindelyk, dat hy „ van alles , wat hy in de Baftille gezien, ge„ hoord en ondervonden had , niets zoude ont„ dekken. " Aldus ging het in de Baftille toe, tot dat eindelyk de geest der Natie bemoedigd wierd, om dit vreesfelyk moord-hol, dit huis van lyden en jammer, te vernielen. Men kende gevallen, die het digbeden, en op zekere tyden niet vertrouwde, in de Baftille, alleen om denzelven buiten invloed te houden, zo lang als men zulks noodig oordeelde : deezen moest men immers eindelyk ook de vryheid geeven : en dit was de oorzaak, dat zodanige lieden, welke men als 't ware om de klucht had gevangen genomen, vryheden genooten, die anderszins in de Baftille een vreemd verfchynfel waren , waardoor zy dan verdeedigers van deeze Staatsgevangenis wierden, zonder eigenlyk te weeten, hoe zy 'er toe gekomen waren.  446" BEKNOPTE BESCHRYVING het hof tot een waarfchouwend voorbeeld hadden kunnen verftrekkerf, om het volk niet tot het uiterfte te noodzaaken. Men kon zich nogden oproer te binnen brengen, die onder de regeering van lodewyk XIV , in het jaar 1648 , te Parys ontftond, omdat de Kardinaal mazarin de Prinfen en. het Parlement geheel van de regeering uitfloot, en het volk ondraaglyke lasten opleide.- Het Parlement fpande famen met de burgers van' Parys, en noodzaakte, in 's Konings afwezigheid, de Koningin , om eenige ParlementsHeeren , die al te vry gefprooken hadden tegen den Kardinaal-Minister , en daarover in hegtenis genoomen waren, weder op vryë voeten te ftellen. Doch dewyl lodewyk XIV. daardoor, dat hy een Armée voor Parys deed rukken, de rust in dien tyd herftelde, dacht men waari'chynelyk altoos magtig genoeg te zyn, om eenen opftand der burgers te fluiten, doch waarin men zich, gelyk de ondervinding heeft doen zien , thans' geweldig heeft vergist. Dit oude koninglyke kasteel te Parys, dat de Baftille genoemd wierd, was het echter niet alleen; 'er zyn meerder plaatfen in het koningryk, die tot hetzelfde einde dienden, en op dezelfde wyze beftierd wierden. Te weeten : Fincennes by Parys; Pierre encife te Lynn ; in de Provence de St. Margarctha • eilanden; in de Normandie de  VAN DE BASTILLE. 447 de berg St. Michiel ; in Bretagne het kasteel van Tournau ; in Anjou het kasteel van Saw mur ; in de Picardie Ham enz. Doch de omwenteling van den geheelen Staat doet hoopen, dat ook deeze,overblyffelen van verdrukking insgelyks vernield, of ten minften niet meer in hunnen voorigen ftaat zuilen gelaaten worden.  By den Drukker deezes is van de pers gekomen en verzonden: aardrykskunde des bybels , door y. van hamelsveld. Eerfte Deel,in gr. 8vo, met een Zeer uitvoerige en geheel op nieuw ontworpen Kaart, verbeeldende de N ,tunrlyke gefiddheid van Paleeliina. Dit is den INHOUD van het EERSTE DEEL* ï. BOE K, algemeene voorlopige aanmerkingen tot de bijbelsche aardrijks-kunde behoorende. I. hoofdst. Aardrijks-kunde der Bijbel-fchrijvers. II. Moeilijkheden in de Bijbelfehe Aardrijks¬ kunde. Hf* ' '" Middelen, om deze moeilijkheden té boven te komen. II. BOE K. algemeene beschrijving van het joodsche land. I. hoofdst. Naamen van dit land. H. Gelegenheid, grenzen en uitgejlrektheid van Palxïhna. III. Luchts- en weérsge/leldheid van Pateflina'. IV. —— Grondsgejleldheid, vruchtbaarheid en voomaitmjle voortbrengzels van Palseftina. V. ■■ Bergen van Pateftina. VI. - Dalen en valleien van PaMina. VII. - ' 'De vlakten van PalaslMna. VIII. — De IVoe'Hinen en Wouden van Palajffina. IX. Fan de Zeeën en Meiren van Palaïftina. X' *" De rivieren, beeken, bronnen enz van Palasftina. X1, ~~ * Bronnen, waterbakken, warme baden..