NADERE CONSIDERATIEN OVER DE MILITAIRE JURISDICTIE TE BREDA, Gedrukt by WILLEM OUKOOP Boekverkoopeffen Stads-Drukker, MDCCLXXXIIL,.  PRO MILITIA.  VOORBERIGT, byz.ondere Relatie, tpelke il^, uit hoovde van ■den Poft, die ij^, nu ruim vyfüg laar en alhier beIdeede , tot de militie heb , ende de verpligtmg, daar door op my leggende, doen my dee&e myne nadere Con(ïderat:en over de, jederd enige tyt zoo hcevig aangevalle, en van alle kanten vervolgd wordende Mihtaire jurifdiöiej door den druk^gemeen maakem mar toe my nog te meer verpligd vinde, uit hoovde van mynliné, den 15 February 1749 aan den overheden Advocaat Fifcaal van dc Generaliteit Mr: Ian Wybo, tot defzelvs particuliere informatie gefchreevcn» Behelpende die brief hoovdzakelyk^myne Confideraticn, Dver de uitgefirektheid der Cnmineele Militaire jurisdictie, «0 volgens het Roomfche Regi, als volgens de Crimineele Ordonnantie van het jaar 1570 traar op men zjg, ter dier tyd, nog aller■ fier kit, toc reftriólie en bepaaling der militaire unfdiclie, fundeerde en beriep, en waarover, in t byzonder, den Fi7_ caal Wybo, myne confideraüen had verzegd: By welke ik^alnog, zoo ten aanzien van het Roomfche Regd, als ten aanzien van die crimineele Ordon-. fiantie perfifteere. * h TM  4 Er. dienende dknt wyders decze mjrtt nadere confidenties, ten betooge en tot adftructie, dat, indien al eens, hier te Lande, nog het Roomfhe Regd, nog die crimineele Ordonnantie, moeften en konden geref. fecleert en geobferveert worde:, dan tevenwei nog volgens, en uit hoovde van den aart en hoedanigheic van den ftaat en het officie der militie, de üniverfeele TrtvatiVe Jurisdictie der militaire Kegelbanen, over" het K'ygsvolk^, in alle derzelver crimineele en civile zaaken, in alle plaatzen, alwaar de militie zag met haar eigen militairen Regter bevind, moet geadmitteert en daar aan vry gelaaten worden. Waar omtrent ik, my, by myn voorige brief, niet hehoevde in te taaten, dewyl het, ter dier tyd, maar aankwam cp het verftand van het Roomfibe Regd, eis fan de voornoemde Crimineele Ordonnantie , wtlktri applicatie en wet'zrng toen nog niet tegengefproolien, of enigfint s. in twyffel getrokkpi; maar in teegendeel, ert vooral door den zoo gerenomeerden Prefidentvan J>yn« kershoek, gereclamccrt en aangedrongen witfde.. Zyr.de ten deczen myn voomaame oogmerkj, om, naaf tnyn geringe vermogens, nader te doen blyken: Eensdeels, de volkome VVettigheit, en volftrekte noodZakelykheit van eene umverfeele Vnvaüve militaire jurifdictie j overeenkomfbg heti aan alle militairen*  9 3 §uata!es, eigen, en daar van onaffcheldclyk, tynde» Regd, om toor bunnen eigen militairen Regter te Regd te jtaan: En anderdeels, hoe zeer alle de Leeden van de geheele 's lands militie, en ieder Lid in t byzonder. zouden verongelykd, en xelvs 's lands dienst mcrkelyk benadeelt worden, door dezelve van hunnen eigen militairen Regïer af te treken, en aan den hor gerijen Regter te fubfecleeren. Het tve\»el voornamcntlyk* 'diend, in't ooggehouden te worden. Meriteerende de chiquaneufe, ridicule en daarenboven ook^nog valfche Remarrjues of Nooten, door een kortelings tevoorfchp gefyomen gedrogtelyk^ compilateur, zeer bedriegerijen ter k&aader trouwe gefield* onder eene onlangs gedrultfe vitieufe, zelvs, hier eni daar , geen zin nog üot hebbende, cofie U) van myn voorige brief, geen andere beantwoording, dan alleen, dat die vilaine, en op zig z.elv> niets altoos ter zaaken doende Remarques of Nooten, meer dan ge~ voeg zyit, totbewys, dat het denlnventeur daar van veel meer mangeld aan bedaarde berffenen, en vatbaarheid tot overtuiging, dan aan tyd of lust: zoo als hy, met zynegewoone arrogantie en weergaloze onbefchaamt„ heit a Magazyn van ffokk: tot de Mü: Jurifd: bctrekk: IV. Deel pap;: 247,  « 9 i#f» i^fW^ föff te geeven-, decrieerende by daar hj? tncede myn voorige brief, als een gedrogtelyke vcrde" diging, waarvan by qua ft, het valfche» en dat van jeegel tot reegd MHidt hunnen aanwyzen: zondet r.ogthans daar toe ietircs by te brengen, dan eenigeuy-, rage rfgtls met choquante, en niets dan malitie en on* gtrymtbeit behelzende Nootcn, die by nog, frauduleus, vermengd met en onder die van myn voorige brief: fed huiufmodi monftris os obturare, effet otio abuti, e? hoe iairi non agiinus. om niet te zeggen > boe pendant en fchandelyk^ by wopbettdelyk.iyn werl^maakd, om twist en twedragt te zaayen, en allesm de war te helpen, en i:oehy daar UI t alseenallergevaarlyklt Apoftaatbetaffchuwclyk^t m verfoeyelykjt misbruik maakd; Niet alleen var» de byzondere Talenten, bent toevertrouwd door een Vrymagtig Üod, Die wel zyne zonne laat opgaan over bonze en goede, dog die ook,* ter zyner tyt, Reekeitfebapvorderd, en eenaUerverfcbrilésfyk^t enztergrimmig Wreeker is. Maar ce/^van zyne Openbaarebediening , en dat by een getolereerde Sociëteit, weikef grondfiellmg, alle beledigingen, Ja z*lvs de waapenert tn dtn Oorlog, verbied, en daar tegens de Lievde tot betgrootekemnerkjan den tv aar en Godsdienst fteid. Breda den 12 July Alk G: Waehvyh 1783.  3? 1 NADERE CONSIDER ATIEN OVER DE MILITAIRE JURISDICTIE. JLyo als het Regd der Borgery en van ieder Lid daar van, om voor hun eigen borgcrlyken Regter te regd gefield te worden, natuurlyk aan hun ftaat en hoedanigheid eigen is, en daar van, en dus uit den aart 'en natuur van hun ftaat en hoedanigheit zyn oorfpronk heevd, en niet van een byzondere conceffie of dÖpofitie van den Souverein. Even zoo komd ook het Rcgd van de Militie en van ieder Lid daar van, om voor hun eigen Militairen Regter te Regd te ftaarj» oorfpronkelyk niet voort uit de een of andere wille, keurige ordonnantie, conceffie of difpofitie van den Souverein; Maar hetzelve vloeit origineel voort uit de intrinfique gefteltheit der Militie, en uit de natuur en aart van derzelver ftaat en funeïie, vereifchende een zodanig Regter, die altyt by hun en alzo in ftaat is Om op alle plaatfen , alwaar de Militie zig bevind ' zyn officie te exerceeren$ en waar aan die, even zo A» tok  I lp fterk als aan hun Vaandel, geafiecreert zyn; zonden van het een, zo min als van het ander, afgetrokken te kunnen worden: dewyl dit niet kan gefchieden, zonder hun, in het doen van hun dienst, te beletten • en te hinderen. Deeze twee byzondere, en ieder op zlg zelvs beftaande Leeden van eene Maatfchappy , beide zynde ihgezeetenen van een en het zelvde Land, en onderdaanerï van een en dezelvde Souverein, zyn beide even zeer en even eens, ieder in het zyne, verpligd tot obfervantie van alle 's lands wetten en ordonnantiën het gemeene welvaaren en intrest van den Landen betreffende,' en tot het dragen van alle gemeene 's lands fchattingen en lallen, en zyn beide ook even zeer verbonden ter bevordering van het gemeene lands wel-, wcezen, en daar inne ook byde even zeer geinteresfeert. Den Souverein van het Land, alwaar beide deeze leeden der Sociëteit zigbevinden, en waar toe zy beide behooren, hecvd over de eene, zo wel als' over de andere, de onafhankelykc imperative en legiflative magd, en is ook bevoegd, over ieder in't byzonder aan te ftellen byzondere Magiftraaten of Overhccden cn Regters, concedeerende en tranimitteerende, aan ieder het Regd en Gezag, om, ieder in het zyne, zyn Oiïicie, in naam of van wecgens den Souverein» te exerceren. t)og den Souverein moet egtcr altcos en in alles in '« oog  9 oog houden, ieders byzondere ftaat en hoedanigheit, en naar de natuur en eigenfehappen daar van te werk gaan: En is niet bevoegd, om den een of ander derleeden van de maatfehappy te ontneemen een Regd , het welk niet deriveerd nog herkomftig is van den Souverein, nog van hem, peculiari favore, als een privilegie, op de een of andere wyze is verkreegen maar het welk ieder, als een natuurlyke eigeufchap van zyn byzondere ftaat en hoedanigheit, per fe, ex tiatura flatus et officii, heevd, en hem daarom ook zodanig eigen is, dat hy het niet anders, dan doorverandering van ftaat en hoedanigheit, kan verliezen. En den Souverein zelvs is, tot oblervantie, en zoo ook tot handhaving daar van, al immers zo. zeer ver-, pligd en verbonden, als tot maintien en naarkomingvan die Regten en Voorregten, waar toe hyzig, by het aanvaarden derSouvcreiniteit, uitdrukkelyk en byEede heevd verbonden, Zynde dusdanige, ex tiatura flatus, et Officii prof-, üueerende % en daar aan natuurlyk eigen zynde Regten , van dien aart , dat daar in , door niemand, enige verandering of enigerly bepaling kan gemaakd worden. Nog door den Souverein, om dat dit Regd van hem niet oorfpronkelyk nog geconcedeert is : tieccuiquam mortalium jus fuum a Principe detrahi opori teat. Ook niet door ieders byzondere, door den Souverein over hem gefielde Overheeden, terwyl diegeen, meer gezag kunnen pretendeeren, dan den Soxl^ A vi;eiiï:4k  Verein, door wieh zyn gecommitteert, en die door hit» word gerepraefenteert. Nog ook door eenlge, het zy exprefTe, het zy ftilzwygende renuntiatién offaiten van anderen, vermits niemand valide over het Regd van een ander kan difpofteefetn En het fpreekd^ volgens dit een en ander, van zclvs, dat tegen dit natuurlyk en aan ieders ftaat en hoedanigheit eigen zynde Regd, van deeze twee byzondere leeden der maatfehappy, om ieder voor zyn eigen Regter te regd te ftaan, geenerly byzondere Landwetten, Conftitutien, of wat foort van difpofitien of fchikkingen het-zouden mogen zyn, kunnen beftaan, nog geadmitteert worden. En dat alle dezelve niet verder of anders kunnen m confideratie komen, dan alleen voor zoverre die, met dit aan ieders ftaat en hoedanigheit eigen zynde Regd, overeenkomen , en daar inne hun grond en fundament hebben. Dusdanig in natura flatus et conditionis gegronde, en daarvan deriveerende Regd is ook van dien aart, dat daar van geen ander bewyS, dan den faat en hoedanigheit zclvs te pas komt. En zo min als het enig byzonder bewys behoevd, dat de Borgers het Regd hebben, om onder hunne byzondere borgerlykc Regters te liaan, zonder daar van afgetrokken te kunnen worden, genoeg zynde tot bewys van dit Regd, dat het Borgers zyn, al waaren 'er geene uitdrukkelyke concefiien, privilegiën of verbïnteniflen van den Souverein. Even zo is het ook genoeg, dat het Militairen zy*  £*9 »» zyn, tot bewys, dat dezelve het Regd hebben, oir, onder hun byzondere Militaire Regterste ftaan, zon-, der daar van afgetrokken te kunnen worden, immers niet zonder hunne vrywillige tOefte,mnnng, ftve ver* bis, jive rebus ipfis et fa Si is. En, men is derhalven het fpoorten ecncmanl byflcr» voor zo veel men requireert een uitdrukkelyke Land^ wet, waar by den Souvrciu dit Regd, aan de Militie zoude geconqedeert of verleend hebben. Den Souverein heevd wel het Regd, om tot mainticn van ieders byzonder en eigen Regd, en tot weering van alle misbruik daar van, de nodige Wetten, Ordonnantiën en Reglementen te maken, en zo ook, om over ieder-byzonder Lid der maatfehappy byzon-. dcre Overheden aan te fielten, en daar aan te cederen en op te dragen het Regd en gezag tot exercitie vanalle foorten van Jurifdictic, ieder in zyn departement, en daar toe ook, ieder in zyn departement de nodige Regters.A overcenkomftig ieders. (Laat en hoedanigheit, te qualificecren.cn te emp'oyëeren. Maar men heevd onderfchcit te maken tuffen dit Regd der Ovcrhecden, die het. zelve; ex voluntate* en by overgifte van den Souverein. verkrygen, en tusfen het Regd van ieder byzonder Lid der maatfehappy, het welk deriveeit«f. natura flatus, en niet ex privi<* legio vei concejjione Principis, en het welk mits dien riiet herkomftig zynde van den Souverein, nog van, 4e|zclfs wil of welbehagen depeiideereude, derhalve/', 4 $ . VQk .  i* 9? cok geen byzondere conceffie van den Sonvereinver» eisd of nodig heevd, zoals het eerilgemelde Regd der byzondere aangeftelde Overheeden , waartoe een uitxirukkciyke conceffie of overgifte van den Souverein Vereisd word. En men fchfoomd op deeze gronden ook niet, hier by te voegen , bet z.y met alle eerbied gezegd, dat hier te lande door de Bontgenooten, zelvs met bewilliging van alle de integrerende Staets-leedcn, aan den borgerlyken Regter nimmer konde opgedragen worden enige, het zy gelimiteerde-, het zy ongelimiteerde jurifdictie over het Krygsvolk, en dat zo min wegens commune delicten en civile zaken, als wegens pure Militaire delicten (a) zynde de grond en de reeden van het Regd der Militie even dezelve, ten aanzien der gemeene delicten en civile zaken, als ten aanzien van de pure militaire deleictn. Te vergeevs en gants ten onregte komd men ge^ volgelyk alhier tegen dit ex wat uta flatus et officii tnilitaris provenieerende, en aan de militie per fe, en als zodanig, eigen zynde Regd, voor den dag met de een en andere, daar meede niet overeenkomende Landwetten, en zoo ook met contrarie praclyken en gewoontens. Want nadien dit Regd van de Millitie niet denveer: ex fpeciali Principis favore aut voluntate, en den Souverein a confer. Magazyn van Jïitkksn tot de 'Mil. •furi/Z'. Utrtkh, greleji- t>ag. IV.  8 13 Souverein zelvs tot mamtien daar van verpligd en verhonden is, zoo fpreekd het ook van zelvs, dat het zelve door geen Souverein, voor al' niet in een vry Land, kan gederogeert of vernietigd worden, en zo ook, dat alle contrarie ufantien, re vera, niet anders zyn , dan zo vecle corrupteelen en onredelyke Practyken, waarom het dan ook in 't geheel niet nodig is , «ig in ecnige particuliere difculïie tegens of over alle die uit den hoek gehaalde , en met zo ongemeen veel omflag te voorfchyn gebragtc, pnetenfe, Landwetten en gewoontens verder in te laaten; hoewel het ook by een attente en onzydige examinatie, en vergelyking van het een en ander met elkanideren, ten klaarften blyken zoude, hoe verkeerd en abulivelyk men zig daar op menigmaal beroepd. Waar toe onder andere ook zeer opmerkelyk is, en alhier niet ftilzwygende kan gepalfeert worden, dat van ouds af, tot op de herftelling der Stadhouderlyke Regeering in het jaar 1747, altoos en zonder enige de allerminfte fpeculatie of tegenfpraak de difpofitic van het Roomfche Regd [a] en de Crimineele Ordonnantie van het jaar 1570, fpeciaalten aanzien van de Militaire Jurifdictie, beide als 's lands Wetten zyn erkend; En men zig wederzyds, daarop, evenzeer, en wel byzonder tot reftrictie en limitatie der militaire jurifidiélie, altoos heevd beroepen, en daar van ge. A 4. bruik a vide onder andere declaratoir van de Staten v. HM. %, Q8ot>. 1656.  14 brink gemaakt. En het derha] ven als miin den eerftca, opflag zeer vreemd en wonderlyk moet voorkomen , dat men jegenswoordig, nog van het Roomfche Regd» nog van. die Crimineele Ordonnantie, in 't geheel niet horen wil, en dat onder pretext, dat die, hier te Lande, nooit zoude zyn aangenomen, en het Roomfche Regd alleen maar te pas komd in Suliftdimn. Deriveerende dus deeze nieuwe Regtsgeleerhèit toto ccelo van de vorige, door zo vecle gerenomeerde Regtsgeleerde unaniinitcr gefouteneert, en van beide zyden , met alle vigeur, ge-employeert en aangedrongen. Van welke zo fchielyke, en zo zeer in 't oog lopende , verandering van batteryen ondertuflen de reeden niet verre te zoeken is: want men is, fcdert de aanftelling van tien Erfftadhouder Prins Willem de iVde hoogl: ged: in het jaar 1747, onwederfprcckelyk overtuigd geworden, dat, zo by het Roomfche Regd, als by de Crimineele Ordonnantie van het jaar 1570, aan de Militie, in alle dcrzclver zaakcn zo crimineele, als civile, word toegekend een eigen Regter, en aan dezelve, een univerfeele Privative Jurifdictie over al het Krygs-of Oorlogs Volk, in alie derzelver zaaken en gevallen. En alzo, ten aanzica van dat Roomfche Regd en die Crimineele Ordonnantie, gebragd zynde ad terminos non loqui, zo zoekd men nu dit Roomfche Regd en Crimineele Ordonnantie geheel buiten boord te krygen, en zig daar Wn eensklaps te ontdoen \ Waar mcede men egter, ïiiet£  © 15 niets altoos winnen kan: want het is in allen gevalle, tot ftaaving en foutien der univerfeele en privative Militaire Jurifdicfie volkomen genoeg en voldoende, dat dezelve zyn grond heevd in den ftaat en het officie van het Krygs volk, en het daar uit voortvloeiende eigen of privatief Regd, zonder dat het eens, of op het RQomfch Regd, of op die Crimineele Ordonnantie aankomd, immers niet, dan voor zo veel die overeenkomen met het voorgemelde aan de Militie ex natura flat'is et officii eigen zynde Regd, en alzo. tot confirmatie en nadere bckragtigirg daar van die" ncn kunnen. Nopens welke Militaire jurifdictie als nu wyders te remarqtieren ftaat, dat dezelve in alles moet quadrecren en overeenkomen met het Regd, aan de Militie , recundum naturam flatus et officii, eigen zynde en per fe competeerende, en zig even zo verre moet uittrekken ; ten einde de militie te kunnen maintineeren en handhaven by hun Regd, en aan dezelve het effect daar van, in alle gevallen en opzigten te kunnen doen erlangen. Een Regd, zo als reeds is geremarqueert, het welk niet deriveert nog herkomftig is , nog van het Room" fehe Regd, nog van de een of andere byzondere Landwet, nog ook van het geen, volgens den 68fte Articul der Crimineele Ordonnantie van't jaar 1570 , bier te Lande, tot verfcheide Monden is geflatueert^ §£ van ouds gepraedfeert: Zynde dit Regd van de A <. Militi6.  ifj «gr militie, even als dat van alle 'slands ingezeetenen gegrond in den aart en natuur van derzelver byzondere perfonecle Haat en officie, en daar van, als de font es of fources voortvloeiende. Waar op ten aanzien van de militaire, ten minftcn met even zo veel grond, als ten aanzien van de andere of borgerlyke's lands ingezeetenen, appKcabelis, het geen den allefints geleerde en Oordeelkundige au* theur der Verhandeling over de Militaire Jurifdidie p fii't $de hoofdji. pag: 58 en 59, met deeze zeer nadrukkelyke woorden getuigd: Een der voornaamftè en voor de ingezeetenen ( waar toe zo wel de militaire, als de Borgerlykebehooren {alkfins aanzie,tlyk voorregd, is, het te regd ft aan voor bunnen gewoonen en dagelykfen Regter, ( den militairen Regter is zo wel derzelver gewoonen en dagelykfen Regter, als den borgerlyken Regter is derzelver gewoonen en dagelykfen Regter ) dit voorregd moet, byzonderlyk in een vry land, za hylig zyn, dat de Overheid geen groot er pligd heevd, dan V zelve aan zyne In-en Opgezeetenen ongekreukt te bewaarerif. en eist bet ivelzyn van 't Gcmeenebcst, dat op dit ft uk iets bepaald worde, ftrydig met devoorregten van een of meerder leeden van het zelve, (waar Van men de militaire niet kan uitfluiten,) zo kan zulks niet gefebieden, dan met gemeene toeftemming en uitdruk» kelyke overgifte van die geene, die het aangaat. En aangezien het Regd van de militie, om voor hun eigen of gewoonen en dagelykfen Regter te regd te  te ftaan, zonder daar van afgetrokkën re kunnen wor_ den , van dien aart en hoedanigheit is, dat het zelve 'moet geadmineert en geappliceert worden omtrent alle effectief in dienst zynde militairen, en omtrent alle derzelver, zo civile, als crimineele zaaken, en op alle plaat-feil alwaar zig de militie met hun eigen militairen Regter bevind: dewyl door geenerly zaaken ■> fcn in gecne plaatfen , in hét waarneemen van hun dienst mogen verhindert, belet, of daar van, zo min als van hun Vaandel, afgetrokken worden. Dcrhalvcn ftrekd het Regts gebied over het krygsvolk zig buiten alletwyffcl ook uit, en moet dienvolgendc erkend en geadmitteert worden over alle in actueele dienst zynde militairen, in en over alle foorten van zaaken, en op alle plaatfen alwaar hetkrygsvolk en derzelver eigen militairen Regter zig bevinden* En het fpreckd dan wyders van zelvs, dat dit Regtsgebiet van den militairen Regter over het krygsvolk .niet alleen is een eigen en privative Jurifdictie; vermits dezelve, ten minften zo zeer als de borgerlyke, zyn grond heevd in, en een effect is van het privativelyk aan de militie ex nettura flatus et officii eigen zynde Regd, om voor hunnen byzondere militairen Regter te Regd te ftaan. Maar dat bet ook is een pniverfeek jurifdictie; dewyl dezelve zig zonder enige limitatie of reftrictie uitftrekd, en ex natura flatus et officii van de militie moet uitftrekken, over alle dezelve, en over alle derzelver 9 zo crimineele als civile zaaken ,  ï8 zaaken, en dat in, alle plaatfen, alwaar het kryg»* volk, en derzelver militairen Regter, zig bevinden. Vervolgens komd alhier in confidentie: Of ook aan den militairen Regter competeert en kan toegekend worden enig Rcgtsgcbiet of Jurifdictie over borger? lyke Perfoonen, wegens zaken van A'rygsbandci e» iet geen des. in den leeget gefcbiet. VYant de borgerlyke 's lands ingezceten hebben, zo wel als de minna? re, het Regd, om voor hun eigen Regter te regd te ftaan, en volgens den aart en hoedanigheit van ieders byzondere ftaat en functie, kunnen de eene, zo min als de andere, van hun eigen en privativen Regter afgetrokken, of aan een ander Regter gefubjecteers worden. Den borgerlyken Regter kan over zyne onderhoc, rigc borgerlyke ingezeetenen , even zo wel; in derzelver zaaken van krygshandel, en het geen des in den leeger gefchiet, goede juftitie adminifcreeren; als in alle derzelver andere, zo crimineele als civile zaaken; verpligd zynde, om in die gevallen ook te refpecteeren alle de byzondere wetten , door den Souverein van den Lande, of in defzelvs naam geëmaneert, en zig ook daar na in het adminiftrecren der juftitie over de borgerlyke ingezeetenen, in zaken van krygshandel, of, t geen in 't leeger gefchiet, te rcgulecren, even als hy zig ook in andere zaken, naar de byzondere daar op vaa applicatie zynde 's lands wetten heevd te gedragen ; Cn zo als ook den railitairun Regtc., zo wél de go-  19 fcieerïc Wétten, ais de byzondere kfygswetten moet óbfcrvcercn, en verptigd is, niet alleen volgens dé fcrygswetteh , maar ook volgens de de gemeene Regtcn, exemplaare juftitie té doen gedaan worden. En daar is derhalven geen reeden of noodzakelykheit, om de borgerlyke ingezeetenen, Wegens de zaken Van krygshandel, of liet geen in't leeger gefchiet, van hun eigen Regter af te trekken, en aan den militairen Régtcr te fubjecteeren. En gclyk den borgerlyken Regter niet bevoegd is, zyne jurifdictie, tegen de militie, uit hoofde van den aart en hoedanigheit van derzelver byzondere ftaat en functie, en derzelver daaruit voort vlocijcnde byzonder en eigen Regd, in enigerly zaken, te exerceeren: zo kan dan ook , prepter püriïatem rationïs, de militaire jurifdictie, tegen de borgerlyke ingezeetenen, uit hoovde van den aart eh hoedanigheit van derzelver byzondere ftaat en functie, en derzelver daar aan verknogte byzonder en eigen Regd, in geenerly, hetzy militaire, of andere zaaken, nog ergens, het zy in het leeger, of daar buiten , gcadmitteert of ge-exerceert worden. En mogelyk is het ook op deeze grond, dat begreepen en verftaan is, dat de militie, die door een borgerlyk ingezecten, voor den militairen Regter in Rcgten is betrokken, aldaar, zelvs ook by Reconventie, tegen zyn borgerlyke Party niet mag ageeren, en door dat middel een borgerlyk ingezeeten van zyn eigen borgerlyken Regter aftrekken. Den  50 ■ *jS? Den medio en aan defzelvs plaats gelaten wo.d, niet te min, en onaangezien diergelyke ex;ceptien of uitzon. deringen, is en bjyvd het Rcgdsgcbict der militaire Regters over het Krygsvolk even zo wcr era privative en univerfeelg jur factie, als die van denborgerlykea Regter over de borgerlyke Ingezeetenen; waar van insgelyks verfcheide zaaken en gevallen uitgezonderd, en aan byzondere Regters gedemandeert en overgelaaten zyn» En. ten. blyke dat de militaire jurifdictie even-zo», wel, en even eens als de borgerlyke, is een eige of privative en univerlèele jurifdictie, komd het 'er alleen maar op aan, of beide deeze jurifdictien niet van eei* en dezelve foort van fontes en bronnen deriveeren en v,oor;tvlpeijen t namentlyk uit den aart en natuur van. ieders Haat en conditie of officie, zo als vertrouwd' word, ten aanzien van de,.nufaaire jurifdictiereeds Overvloedig. immers voor. een. ieder die zonder drift en onpartydig te werk gaat, te zyn gebicvken, en het welk ook, ten aanzien van de borgerlyke, niet gecontefteert word. Zynde den Souverein ookverpligd, gelyk hiervoor reeds is aangemerkt, in het maken van wetten, zoo wel als in't verkenen van privilegiën., dit aan ieders.byzondere Raat en officie natuurlyk eigen zynde Regd; akoos iu.agd te nemen, en daarmede moeten gcvolgs'lands wetten cn dilpofitien van den bouvy3- ~&Sfc  0.B © rein overeenkomen, en kunnen niet beftaan, vaot,. zo veel die daar tegcns ftrydig mogen "zyn. En men beehiesd zig derhalven ten eencmaal, wanneer men éc fontes aï gronden van dusdanig, aan ieders ftaat en officie e gen zynde Regd, zoeken of vinden wil, inde een of andere 'slands wetten of difpofitien van den Souverein, die alle zelvs hun grond in ieders byzondere en verfchillende ftaat hebben moeten. Dienende de byzondere handveften en privilegiën dezen aangaande door den Souverein in der tyt verleend, in der daat ook maar tot confirmatie cn beves.' tig'mg van dit ex natura flatus et officii proflueerende Regd, en tot meerdere verzeekering daar van, en veorts en wel voornamentlyk, om den Souverein des te meer tot maintien en handhaving daar van te engageeren en te verpligten. Door dusdanige privative en univerfeele militaire ju. rifdictie , int generaal overal het krygsvolk, in alle derzelver zo crimineele als civile zaaken, en in alle plaatzcn alwaar zig de militie met zyn eigen Regter bevind, word ook niemand in zyn wettig Regd benadeeld nog verongelykd. Daar door word niet het allerminfte geimpugncert of gepray'udiceert, het onafhankelyk Oppergezag van den Souveiein van het Land, alwaar zodanige privative en univerfeele militaire Jurifdiclie word geocffend. Het is originaüter de Jurifdictie van den Souverein  SP *9, rein van het diftricT: of gewest, alwaar de militie zig jleifluè/ica caufa bevind: dezelve word ge-cxerccert door die gcene, die daar toe, mede door of van wegens den Souverein van dat diftricl:, zyn geadmitteerd ; en alles word gedaan in naamcn van wegens den Souverein» en overeenkomftig.defzclvs wetten, ordres en Reglementen. In alle de byzondere Proventien, gewefte.n, en dk ftrjcten van de Repubïicq is de byzondere. Souverein, van die Preventie of van het diftrict, ook den Souverein van de militie die zig aldaar onthout, en die aldaar uitmaakd een gedeelte der geheele zig aldaar bcvinde maatfehappy, en den Souverein heevd,> over, de eene, zo wel als over de andere het Suuvereine oppergezag, en de militie is, even als de borgery, v.crpligd, hetzelve in alles te relpecteercn en te gehoorzaamen: en draagd aldaar ook, meten benevens, de borgcry alle gemeene laften en impofitien. En het is mitsdien voor die Souverein . etv defzelv*.. Regd van Souvereiuiteit geenfins pr.ejudiciabel, nog daar mede onbeftaanbaar, dat zyne jurifdictie over zyne zig aldaar bevindende militie, in zyn territoir word gemaintineert en geadminiftreert door derzelver privative en hun ex. natura flatus et efflïcü eigen zynde Regter. Strydende de exercitie van de militaire jurifdictie over de militie die zig aldaar bevind , even zomin» a]i de exercitie der borgerlyke over de borgerlyke in» 3% @  30 9 gczcetenen, tegen het Onafhankelyfy territoriaal öp. pergezag van den Souverein van het Land: Wan* «ie eene dieud, zo wel als de andere,tot handhaving, van dat Oppergezag ende de Regten daar van; Ln indien dè militaire jurifdictie daar tegenftrydig' Was, dan zou dezelve, zoo min over pure militaire, als over enige andere zaaken, en in 'tgeheel niet, kunnen geadmitteert worden, of plaats hebben. Ln zo leverd de admilfie en erkentenis der militaire jurifdictie , ten aanzien van de deiiSta pure tiiilitarla een evident bewys uit, dat dezelve met het territoriaale Oppergezag van den Souverein van het Territoir, zeer wel kan beftaan. Den Souverein heevd wel het Regd en de magd cm de adminiftratie van zyne jurifdictie op te dragen en te confieerc-n aan zodanige als hem goetduukt, dog daar inne is by nogtans verpligd en gehouden , altoos in 't oog te houden en reguard te nemen op »: irnsx 3  84 V ieder in riet zyne, exerceeren eene generaale jtirifd-cli*, en of ook daar uit juisd volgd en allefints concludéne tnoet voorkomen, dat deeze zyn ordinaris, en niet gehouden, enig fpeciaal bewys voor hunne jurifdictie, in de onderfcheidene gevallen, by te brengen, het welk men alhier in medio zal haten. Men kan al meede in 't generaal ^ en pofitis terminis, babilibus, wel toeftaan , dat alleen de Souverein van het Territoir (van wiens Territoriaal gezag de jurisdictie eïgentlyk een gedeelte, en dus niet als een geuorogt daar van afdaalende is])bevoegd is txxkanzyk, Wetten te maken en Regters te {lellen, het zy eau immediate of direct zelvs, het zy mediale of door de geene, waar aan de Souverein zyn magd en gezag daar toe heevd overgegeeven en afgedaan. Dog het is meede buiten alle tegenfpraak , dat den Souverein ook verpligd en gehouden is, om, en in het maaken van Wetten, en in het aan ft ellen van Regters over de eene en andere, die zig in zyn Territoir onthouden, altoos reguard te nemen op de byzondere en onderfcheiden aart en natuur van ieders ftaat en conditie, volgens welke de menfehen int gemeen, en dus ook de ingezeetenen van een land, onderling van eikanderen moeten onderfcheiden worden. En het is daarom, gelyk reeds meermaalen is geïemarqueert, dat den Souverein, tot de adminillratie cai exercitie van zyne terriwriaale jurifdictie, tan ie-  Si) der byzonder foort of clafïïs van zyne verfchiHencie onderdaanenj hunne byzondere, en met ieders ftaat, en officie, en daar uit voortvloeiende eigen en privatief Regd, overeenkomende Wetten en Regters geven en vrylaaten moet \ en alzo een ieder vry en onbelemmerd laaten jouiffeeren van het Regd, aan ieder natuurlyk, of exnatura flatus etofficii ftve conditionït eigen zynde. En waar van ook niemand kan ontzet worden, zonder hem te gclyk van ftaat te doen veranderen; zo dat, als men borgerlyke onderdaanen van hunnen eigen borgerlyken Regter aftrekd , en aan den militairen R.egter fubjecteert, men hun dan te ge» lyk van ftaat veranderen, en van borgers: militairen, maken zoude; en zoo ook de militie; borgers: door die van hunnen militairen Regter af te trekken, en aan den borgerlyken Regter te fubjecteeren. Zoo dat alhier de kweftie niet is, of den borgerlyken Regter heevd eene univerfeele of generaale en ordinaire jurifdictie óver alle de borgerlyke ''stands ingezeetenen ; Maar de kweftie is eigentlyk en alleen deeze : of het Regterlyk gezag van den ordinairen civi» len Regter; zig meede uitflrekd en plaats heevd ovef de militie, die zig, met hun eige militaire Regterj in een en hetzelvde Territoir , benevens andere''s lands ingezetenen en derzelver ordinairen borgerlyken Regter, "bevinden.  $6 9 ■ En het is de afnrmative van die kweftie, dié een» voudig word ontkef. En terwyl 'er zoo volgens de gezonde Reeden, als volgens de eerde gronden en ónwcderipreekelykfte primo vera van het Regd, niets Zekerder is, dan dat: afjirmaiiti incumbat probatlo zo komd bet dan alhier ook principaal en in de derfte plaats aan , op het bewys van dit voorgewend en gepr£tendeert Regdsgczag ran den ordinairen civilen of borgerlyken Regter over de militie. En deeze "blóQte ontkentenis was derhalven genoeg, zoolang niet, dit pranenfe Regtspezag van den civilen Regter over de militie, fufaienter en ten vollen beweezen en geverifieert is. Waar omtrent, zelvs al by het reeds verhandelde, is gebleeken, dat nietwes tot bewys daar van kan ©pereeren. 1. Het op zig zelvs abufive begrip, dat de militie door de voorgemelde univerfeele en privative militaire Jurifdictie, zoude zyn gefield buiten bet bereik van den Souverein van bet Territoir en van defizelvs wetten , en 'er alzo een imperium in imperio zoude ge-et a. frliffeert worden, en dat den Souverein daar door zoudebuiten ftaat zyn, om zyne ingezeetenen by derzelver prybeid en privilegiën te doen maintineeren. Waar tegen reeds is geüceken, dat de militaire jurifdictie  # %7 jurifdictie, zonder onderfcheit door hoedanige militair» Regter die in of op dat Territoü word geadminiftreert of gehandhaavd, zoo wel als de civile of borgerlyke, altoos is en blyvd de jurifdictie van den' Souverein van hei Territoir, aan wiens Souvcreiniteit, zoowel de militaire, als alle andere's lands ingezeetenen, zyn gefubordineert; en dat dezelve mitsdien, even als ds bon erlyke, herkomffig is uit den boezem van den Sou» .verein van het Territoir; Schoon die verpligd en ge» houden is, dezelve zyne jurifdictie, over zyne militaire ingezeetenen, uit hoovde van her. byzonder aan hun eigen zynde Regd, door derzelver eige militair* Regter»., re laaten adminiftreeren en handhaaven: zoo als den Souverein, aan de andere zyde, insgelyki Verpligd en gehouden is, zyne jurifdictie over zynd andere borgerlyke ingezeetenen, meede uit hoovde Van het aan hun eigen zynde Regd, door derzelver byzondere en eige borgerlyke Regters te laaten exer» ceeren. En men ftemd voorts tn tbeli en in abftra&o vol'komen toe, dat een zodanige jurifdictie, dewelkt van den Souverein van bet Territoir en defzehs wetten gebeei en al zoude independent zyn, zoude weeze* een zaak zonder weergae en nooit geboord. En men ftemd insgelyks toe, dat 'er by geen Natiën eene friet alleen pratenfe, maar in der daat enkel cbimerique,) bniverfeék en privative jurifditïie, het zy over militaire s  33 & taire, of over andere perfoonen , gants independent van den territoriaalen Souverein in prad.yk is. En het is op een zodanige, van den territoriaalen Souverein gants independente jurifdictie, dat men zou mogen van applicatie maaken den fcheldnaam van mon-„ Jitcus of gedrogtelyk, die zedert enige tyt, by four mige, als in den mond bedorven, en waar mede men thans, met de wanlhrlligfte en verfoeyelyklte drift aanftonds, en * tort & a travers, gereet is; Dog hoedanig men, zonder van zyn zinnen beroovd te zyn , de militaire, even zoo min als de civile, kan affchilderen of decrieeren, dewyl de militaire, even zoo min als de civile of borgerlyke, independent is van den territoriaalen Souverein. sd, Komd het'er ook-tot adftructie der afïïrmative van de voorgelïelde kweftie niet op aan , of den Souverein van ieder Proventic alle territeriaale Regten in 't generaal, er, particulierlyk de univerfeele jurifdiclie ever alle de ingezeetenen, [zoo militairen als andere perfoonen, in hun geheel, en aan zig heevd gehouden 4 «xcept alleenlyk over het ft uk van de difcipline militair: en mitsdien, op defzehs Territoir geen andere furssdiclie, dewelke van hoogst dezelve independent zoud» zyn, kan heftaan. Dewyl de jurifdictie door den militairen Regter, even als door den borgerlyken', word ge-exerecert  * 39 I . anaam. en van wegens den Souverein van het Territoir, en mitsdien defzelvs eigen, en geen andere, van hem Independente jurifdictie is. En zoo als die byzondere militaire jurifdictie over het fluk van de djfcipHne militair begaanbaar is., niet de territoriaalc Regten van den Souverein, even eens is daar meede ook beitaanbaar de militaire jurilaicde ten aanzien van de gemeene de|icten en civile zaaken; nadien de jurifdictie over de difcipljne militair of pure militaire delicten , en die over de gemeene delicten en eivile zaaken. beide hebben een., en dczelvde fpurce en grond, namc-ntlyk den ftaat en hoedanigheit van, de militie, en het daar aan verknogte eigen en privative Regd, en omtrent beide een en dezelvde reeden plaats heevd, ne mjJites. a milttia dijlrahantur, e.nzy^ zoo wel ten aanzien van de eene , als van de andere zaaken, door hun van haaren eigen Regter af te trek-, ken en aan den borgerlyken te fubjecteeren, in hetwaarnemen van hun dienst zouden verhinderd worden. Ook leverd de erkentenis,en. r.dmilEe der militaire jurifdictie, ten.aanzien van het (tuk der difcipline militair, een convincant en onwederfpreekelyk bewys liit, dat ,dezelve is de jurifdictie van den territoriaalen , Souverein, en van hem herkomftig en deriveerende; fchoon niet door den ordinairen civilen, maar door., den militairen Regter geadminiftreert en gemaintineerc wordende:, nadien men anderfints erkennen en.adiry.. G teere.%,  4<* tëereri zoude 'een zaak zonder weerga en nooit geboord i ja die niet, in rerum natura is, nog zyn kan. 3. Doet almeede nietwes tot bewys der affirmative Van deeze kweftie, bet jegenswoordig met zoo ongemeen veel omflag gefouteneerde voorgeven, dat den territoriaalen Souverein al van ouds af, en confeciitivelyk de militie, zig bevindende op zyn Souverein* Ter'itcir, in ordinaris zaateen, met alle de andere ingezeetenen, zelvs in Crimineele zaaken, uit drukke» lyk zoude gelyk gepield, en aan denzehden ordinarii Regter gefubjecteert, ende^A? militaire jurifdicïie zoude bepaald hebben tot de difcipline militair, en tot het ■flraffen van militaire exceffen. Om welk een en ander enige fchyn tegeeven, mcri geen moeite of arbeit ontziet,en alle zylen byzet, dog waar tegen, van de andere kant, vecle allerfterkfte contrarie preuves extecren en te voorfchyn gébragd worden; zoo dat dit, nu zoo fterk aangedronge, voorgeeven, in der daat nog maar is een fuppofitie van het geen quod acibuc est in quWge daSeir na het fluiten der Unie, en tcrcoyl men beezig was f met de Sleeden tegen den overlast der guarnij"oenen a Vi<ïe Memorie van v. d. Spiegel, fxeg: i& en "»  41 t$ ve'zee foren, is gemaakd; waar by men, onder andere , in het 4de articul vind geftatueert. „ Al'e moetwillige doodflagen, dievcryen, ftraat-9, fchendery, overfpel, Vrouwekragt, fortfe, ge„ weid, valsheid, en andere gelyke booze daadcn , , en openbaare kwaade feiten en 'misbruiken , zullen 9, aan 't lecvcn geftraft worden, met oordeel van 9, Krygsoverften, Capiteinen en Bevelhebberen naar „ -Krygsgebruik, of zulke Ordonnantie als by de voorfz: Proventien en haare Stadhouders, daar op gemaakd is, of gemaakd zal worden. ' „ Item zullen zulke misdadige, ook alle zulke Sol■9, daaten, die zig aan enige Borgers of Ingezeetenen „ van de Steeden en Landen der voorfz: Proventien, „ en andere, geenc Soldaaten nog van het Krygsre„ giment zynde , ontgaan, mifdoen of iets misbruiken, ,, by den Oificier van de Plaats mogen aangetast, en », in hegten is gehouden worden, indien de Provoost „ niet prefent is, of daar van in gebreeke blyft, be„ houdens dat men dezelve gevangenen, binnen 24. „ uuren na, de apprehenfie, zal overleeveren in handen ,, van den Overften of Hopman. Maar men behoevd zig, ten aanzien van die ver» fchillende begrippen, van het geen van ouds af en confecutivelyk mogd zyn bepaald, ten deezen niec breedvoerig in re. laaten, nadien 'er. 200 als door  42 m een bcroemdman zeer verftandig is aangemerkt, get$ Land is, waar. in men minder dan in het onze, de con' ftitutie van de Regeei 'mg behoord te zoeken in 's lands Regifters, om dat voorbeelden dog maar aanwyzcn t koe en op welke ivyze men, in onderfebeide leiden, de zaaken, naar het heerfebend belang, befebouwd eh gefebikt heevd (aj En het is wyders buiten alle tegenfpraak, dat den Souverein verpligd en gehouden is, aan alle zyne onderdaanen en ingezeetenen, van hoedanig zoort, ftaat, conditie of qualitcit dezelve zouden moogeri weezen, te preeiteerenzodanigeJurifdiijtie, waardoor dezelve niet verkort worden in hun Rc;;d, aan ieder zoort van ingezeetenen uit hoovde van hun byzondere ftaat, conditie of qualiteit competeerende, en zy daar van, vermoogens de Privilegiën van den Lande, niet kunnen of mogen venteeken of geëximeert worden. Zou dat geen voorige, hier meede niet overeenkomende ,bepaalingen ofdifpofitien van den Souverein, in enige confideratie komen kunnen. En dat dit ook geweest is het begrip van Hun Ed: Groot Mog. de Heeren Staaten van Holland eu Weftl vriefland, blykd, onder anderen en wel byzonder, Uit dejczelver PlfiCaat van den ^Ottober 1656 .waarop 'men alnu meede , ter beftryding van der militairen Regd en privative univerfeele Jurifdictie, zig beroept!; dog tvaa? a Vide, item V: J): Spiegel, $sg: 2,  V 43 Waar in egter niets minder gevonden word, dan eiiigö fchyn van, veel min een uitdrukt el yke, gelykftelling der militie, met alle de andere 's lands ingezeetenen, nog enige fubjeérie der militairen aan den urdinairis borgerlyken Regter, nog oók eenigc bepaaling def militaire jurifdictie alleen tot dc difcipline militair. Van welk alles in dat Placaat, bet welk tot een geheel ander en byzonder einde diend, geen enkeld woord gevonden word. En waar by, in tegendeel. den onderfcheiden ftaat, conditie en qualiteit derverfchillende foortcn van ingezeetenen, zoo wel als de verpligting van den Souverein, tot het praeftccren van zodanige jurifdictie, die overeenkomt! met ieders byzon. der Regd, zeer attent en uaukeurig word in het oog gehouden, en op welk Placaat men zig mitsdien, met meergrond en reeden, tot ftaaving der militaire juïifdiclie, zoude kunnen en mogen beroepen. Voor al ook, als men daar meede vergelykd de na* Vere verklaaring daar van, op denzehen 3 O&obet' 1656,waar meede men ook al, dog zekerlyk in zyn. haatten, is voor den dag gekomen. By welke nadere verklaaring uitdrukkelyk word gedeclareert: Dat met bet voorfchreeve Placaat, in het aller minfie niet word gederogeert, ofte geprajudiceert aan de ... . «nvt* Hok aan de jurifdifae militair, de refpecttveKrygsraa*. den, zoo te water als te lande, op zee, te velde, ende 9ek ix Guohjifoen, naar hefchreevenj egten, ende pracG 3. tygf  44 9 tyque van alk Natiën computerende-. Zoo dat daH. ook deeze aan de Krygsraaden hier té Lande c'ompe. teerende, jurifdictie militair, en dat volgens de befcbteeven Regten, en naar PraStyque vanalh Natiën^ niets minder is, dan een nooit geboorde zaak of zon-1 der weerg e. Erkennende dus Hun Ed: Groot Mog: generaliter. .en zonder enige de minfte bygevoegde reftrictie of bepaaling. i. Dat de Jurifdictie militair competeett aait etc refpective Krygsraaden, en dat, zoo te waater, als te lande, en zoo wel in bet Garnifoen als in V veld. of ter zee, en gcvolgclyk in alle plaatzen, alwaar de_ Krygsraaden zig bevinden. En hoe ongegrond is dan de bepaaling van die jurifdicrie militair alleen tot bei veld of leeger', en dat dan nog met een nadere bepaa-ing, alleen buiten bet Territoir van de Vereenigde Proventien. En 2. dat dezelve jurifdictie militair aan de Krygsraaden competeert naar, en mitsdien op den^ voet, en volgens en overeenkomftig het Romeinfche of befebreeven Regd, En men fchroomd almeede niet, om alhier ook aan een iegelyk, die maar enigfins onpartydig, zonder preventie of vooroordeel te werk gaat, over te latei^ cn te laten oordeelen, of deeze nadere verklaaring van ^ Haar Ed: Groot Mog: niet behelsd en uitleeverd.' Eensdeels: een valabel, ja allervalabclst bewys, dat in bet generaal, zoo wel in civile als crimineele zaa* ken, militaire perfoonen, volgens de grondwetten vatt^  5? 45 4seze Provttttie,'te regd'moetenftaan, niet voordeborgerlyke , maar voor de or.dinaris militaire Regters: En anderdeels: een Cpeciaale commifjie, waar by HaarEd: Groot Mog'., afzonder lyk ,die Regtsoejfening aan* den militairen Regter hebben gedemandeert of vry ge^ laaten, welk een en ander men alnu gelievd ie requü reeren. (a) Men zcgd: in het generaal; zoo wel in, civile alscrimineele zaaken ; om dat, naar. de RcomJ'cpe of be». fcbreve Regten, waar toe by. de gemekte nadere verklaaring van den 3 Ociober. 1656. nitdrukkelyk word gcrefereert, de militaire perfoonen in't generaal, zoo web in civile als.crimineele zaaken, moeten te regd' liaan voor derzelver. ordinaris militairen Regter-, het. welk wel in , voorige tyden , zeer ieverig is tegengefprooken, en by verfcheide voornaamc mannen engerenomeeide Regdsgeleerde contrarie gcfeuccneert;dog. waar van men in't vervolg zodanig is gecónvinceert, en overtuigd geworden, gelyk hier boeven al is aangemerkt, dat.men zig in geen byzondere. of gedetailleerde difcufiie daar regens meer heevd ingelaten; maar het op een ander boeg gewend, en nu het geheele Roomfeh of befchreeven Regd geheel en al tragd buiten boord te helpen, bedienende zig daar toe van 4e een en andere, nieuw uitgedagte fpeculaticn en ^•gumenten. C 4. Wstitf. % 2flblic: Slat; v. Be&i, dcit . , 1783».  4'6 © Waar terens men alhier niet kan afzyn, ia t voort, uygaan , kortelyk aan te merken. t Dat of fchonn al httfus Ptivatum Romanorum •by ons allee«lyk?# fubfidiüm^ en -wanneer de Landwetten twygen is 'geréeipieeVt, dan egter daar uit geen* linsvolgd, nog allefints concïudent han voorkoomen\ dat derhalven derzelver jus Publicürn by ons nimmer; fits een Landwet, is aangenomen, of aangenomen heevd gunnen worden. En wyders, dat niet tegenltaande vnze Regeringsform op 's lands oude ufantien, berkoomens c» priiilegien bcfufd; het egter niets minder dan van zelvs fpreekd, dat daarom tot onze Regeeringsform niet kan overgeb'ragd worden het geen te Romen was vaftgefteld, omtrent de Magiflraats Perfoonen, Krygsbevelbebbers en andere Amptenaaten van den Staat, mitsgaders derzelver magd en geregdsbedwang. Immers kan niet ontkent worden , dat 'er al zeer veel van het geen te Romen, ten aanzien van dit een en ander, was vaftgefteld, ook hier te Lande plaats heevd , en gcobferveerd word, als meede dat ook 's lands oude ufantien, herkoomens en privilegiën, daar meede, in veele opzigren, overeenkomen. En heb= ben niet Hun Ed: Groot Mog: zelvs, by derzelver meergemelde nadere vcrklaaring van den 3 O&obef 1656. ingeroepen, en alzoo tot onze Regeringsforiri overgebragd, het geen te Romen omtrent de Geregdsdwang of jurifdictie militair was vaftgefteld.  8? .4* 2. "Dat zoo sits 'er,hier te Lande, eren als te Ro* men, zyn twederly, door hun ftaat, conditie en qua* liteit onderfcheidene zoorten van ingezeetenen, mili» ■faire en civile of Borgerlyke, die beide, ex natura fta* lus et officii, het Regd hebben, om ieder voor hun eigen Regter te regd te (laan, zonder daar 'van, zelv» niet door den Souverein, afgetrokken te kunnen worden : zoo ook den Souverein, hier te Lande, even als te Romen, ter oeffening van zyne jurifdictie over de een en andere, verpligd is, voor deêze zyne onderfcheidene onderdaanen en ingezeetenen , te quahficeeren en admitteeren 'twederly Regters, een civile, er» een militaire; Byde gebonden aan de algemeene'slands wetten van den Souverein, en daar beneevens ieder nog aan zyn Byzondere * met den aart en natuur van ieders onderfcheiden itaat, officie en werk overeenkomende, Regulen en Reglementen, ieders particulier en huyshoudelyk beltaan concerneerende en reguardecrende. Dat ook de militaire Regters hier te Lande, zo min als te Romen, zyn indepedent van den Souverein van het Territoir, alwaar zy, de aan hun door den Souvcjein, het zy expreffe, het zy tacite, gedefereerdejurifdictie oeifenen en handhaaven, en mitsdien ook defwegens, hier te Lande, zoö wel als te Romen, aan den Souverein van het Territoir onderheevig, ge* lubjectecrt en refponfabel zyn. C 5- £»  4* » En dat derhalven hier te Lande, zoo min als te Romen , moet beweezen worden: dat deeze militaire Regter independent zou kunnen zyn van den Souverein* van bet Territoir, zynde reeds hier boven overvloedig gebleeken, dat deeze chim.irique independentieder militaire jurifdictie niet anders is, dan een non ens, en zoo Iets dat niet exteeren kan; mogeh/k maar geInvcnteert, om de militaire jurifdictie zwart en gehaat, te maaken. Waar meede men hier van zal affcheiden, dewyl het dog ten doezen niet eens op.de difpofitie.. van het Roiaeinfcbe of befchreeven Regd aankomd. En om dan wederom ter zaake te komen. Is het zoo, dat door den Souverein, in hetofiffenen, of doere óeffenen, van zyne wettige jurifdictie, een jegelyks, ftaat, conditie en quaiiteit moet in 't oog gehouden, en aan ieder byzonder foort van 's lands ingezeetenen gepr^ftcert worden zodanige jurifdictie, waar door niemand word verkort in zyn Regd, waar van hy, volgens of vermogens de privilegiën van den Lande, niet kan of mag verlleeken of ge-exi meert worden: hoedanig het ook Haar Ed: Groot Mog: by derzelver voornoemde Placaat van den 3 Oct9&ir 1656 begreepen en verdaan hebben. Dan fpreekd het voorts van zelvs, dat het 'er alhier primario en eerst en vooral op aankomd, of de militie;, door dezelve met mie andere V lands ingezeetenen'. gei$ ie jhlien^ en derzelver ordinairen chilcf Regm.  9f 4f $e»ter tefubje&êirên, of,doos de milUmfè furlfditflê le bepaalen tot de difcipline militair , tikt VVtol'd VÊf kort en ge-eximeert of gcpriveert van het Regd, datf aan hun ftaat, officie en conditie natuurlyk eigen , %\\ daar van onaffcheidelyk is. Aangezien nu de militairen, als eeil byzotuter e« yan alle andere onderfcheiden föort Van ingezeetenen , volgens den aart en hoedanigheit van huil byZQudei'6 ftaat en oflicie, en om daar aan te kunnen voldoen, en dus uit rejpecte van hunnen dienst, hlu\ nflvflitivëtl of eigen Regter moeten hebben: zekqi'lyk en buiten alle twyifel zoude dan dezelve door het een m md$t merkelyk verongelykd en benadeeld, en geprivcertW0f> den van het Regd, aan hun ftaat en dienst eigen» en daar van onaffcheidelyk zynde. En het welk de ffll* litie (om dit alhier met een woord aan te roeren) ook al in vroeger tyden, en zoo ook niet lang na de Utü® van Utregt, onder andere, in V jaar 1590, (a) heevd gcreclamcerc, dog welk Regd uit refpecte tW» dienst, tot nog toe niet fchynd in agd genomen, of immers daar by niet ftiï geftaan te zyn, \vwfchyn-. fyk, om dat men zig wederzyds, ende dc eene party, zoo wel als de andere, op het Rooffifek of beieljreeven Regd fundeerde. En nadien dit, vermógens de privilegiën Van dêl. Lande, en volgens de daar op, enteffens Ook op dei! aart en hoedanigheit van ieders byzondere ftaat , eett. fUÜ© % vije Mentor; van V.. D; ^ieSet. 4 « Mr  ditie, qualitcit en dienst, gegronde 'sTands conferentie, niet kan of maggefchicden. En mitsdien de mi» Jitie , zoo min als alle de andere ingezeetenen, in huil ftaat en officie of dienst, waartoe dezelve is en diend^ niet kan ef mag belet of verhinderd, of dien aangaande enigfins geprayudiceert worden. Gcvolgelyk kunnen dan ook geemlnts beftaan, nog enige kragt of effect hebben , alle zodanige te voorfchyn gebragd wordende Piacaaten, en wat des meer is, waar meede men jegenswoordig de militaire jurifl dictie attaqueert en op het lyf vald, en waar by men* Jive jure, Jive injuria, pretendeert, dat de militie, met de andere 's lands ingezeetenen , zoude gelyk gefield, en aan derzelver ordinairen civilen R egter gefubjecteert, ende de militaire jurifdictie, alleen tot de zogenaamde difcipline militair, bepaald zyn. Als waar door de militie, niet alleen van het aan hutf ftaat en officie eigen zynde Regd zonde ge-eximeeri en gepriveert, maar ook belet en verhindert worden» om aan hun ftaat en officie te voldoen, en zig in alles behoorlyk van hun pligd te acquiteeren. En by nader gevolg kan ook, ter adftrudtie der affirmative van de hier voor gefielde kweftie, geen re. guard altoos genomen worden op die Magazyns-gewyze gecompileerde, en op zig zelvs onbeflaanbaare en kragtelooze Piacaaten, Refolutien, InftrucHen of andere Staats befluiten: miod enim nulhim est, mülum freducfa  9 fff traducfr efectim, en «üe dezelve keveren dan oofe geen valabel of admiffibei bewys uit, dat bet Regterlyk gezag van den ordinairen civilen Regter zig meede uitffrekd en plaats heevd over de militie, die zig, .met haar eigen militairen Regter, in een en hetzclvde Territoir, beneevens en by andere civile of borgerlyke ingezeetenen, onthouden. En zyn de borgerlyke Regters niet gehouden, fpetiacl bewys voor hunne jurifdictie, in de onderfchyde. ue gévallen, by te brengen, om dat die Tribunaale». een generaale jurifdictie binnen hunne Provintie exerceeren, en vervolgens ordinarii zyn. Niet minder zyn dan ook daar toe ongehouden de militaire Tribunaalen, die niet alleen insgelyks een generaale jurifdictie ex. erceeren binnen die Preventie of zodanig diftrict, alwaar zig de militie bevind, en vervolgens ook ordinaris zyn ; Maar die daar en booven nog, volgens het aan de militie in't byzonder, ex naiura flatus et officii, eigen zynde Regd, 'hun eigen militairen Regtermoeten hebben. Waar toe ook nog des te minder eene uitdrukkelyke fpeciaale commiffie of delatie van of wegens den Souverein , of ecnig {pedaal bewys daar van, te pas komd, aangezien zodanige commisiie of qualificatie begreepen, en in der daat een gc'deelteis, in, en van de commiffie of acte van aati ftelhngvan der militairen Overften, Bevelhebbers en Officieren, die de militie, al terftond by haare preetie en exiftentie, by zig heevd , en te gelyfc haare Regtejs.  Regters zyn ; zoo als dezelve tot exercitie van liuli* nê Rugteflyke funetien vervolgens, zonder en:ge nadere of byzondere qualificatie, in de refpective Krygsraaden geeonvoceert en geadmiuectt, en als Regters erkend worden. Maar boe dog kan dei] civilen of borgerlyken Regter zig over deeze univerfeeie en privative jurifdictie 'militair enigfins beklagen, daar men zelvs toeltemd, £a) dat de Jurifdictie of Regtsoeffeningvan den bor. gerJyken Regter, over de militie, verfchcidene gewiglige zwarigheeden en inconvenienten onderhecvig is ? Ki] zoude eene, aan zoo verfcheidc zwarighecden en Inconvenienten ondcrlieevigc borgerlyke jurifdictie, over de militie , wel Leftaanbaar zyn met 's lands privilegiën en conftitutie, en daar meede ook wel zyn 9vef een te brengen ? Zoo dat deeze erkende zwarigheeden en inconveüientcn • die alle, door de nniverfeele en privative jurifdictie militair, worden weg genoomen, en daar 'by niet exteeren, almeedc een bewys uitleeveren, dat, gelvs ook uit dien hoovde , 's lands privilegiën en CtnftltUtie wel dccgelyk vereifchen een zodanige uniTCffeele en privative jurifdictie militair: Waar van, om dit . viJe AAvii Va» V Hof van Heil: van . . April pafC S5 in 26 Ét tbi dleg: Renderp en P: Pauïtis. %9SH mtmtlh van van der Spiegel paf. si  &t meede fn't voorbygaan met een woord aan te merken , gants ten ourcgte de grond hier hme word gerteld Ca) dat de Krygsbenden in de fleeden by'ee/t, en onder bet Vaandel zyn', maar waar van men den grond, immers de eerfle en voornaamfle, en ook de alleen, en op zig zelvs allefints genoegzaame en voldoende grond, zoekeil én ftcïlen moet in de byzondere ftaat en officie van de militie, en het dant aan eigen, en daar van onafscheidelyk zynde Regd, waarvan, volgens de privilegiën en conftitutie van dit vrycLand, niemand katt ontzet of .gepriveef 6 worden. En wel verre defhalven, dat die univerfeele enprf. vative militaire jurifdictie ftryden zoude tegenstand» privilegiën en conftitutie, zoo is dezelve in tegendeel daar meede aliefins overeenkomende. Of moeten en moogen de militairen niet, zoo wel als alle andere 'slands ingezeetenen, jouiffeeren van 'slands Voorregten en Confitutie, zekcrlyk ook vereifchende en meede brengende, dat niemand kan vof mag belet of verhindert worden in het waarneemen en volbrengen van zyn werk of dienst, waar toe hy Republicacaufa diend , en waar toe hem zyn ftaat, conditie en qua„ liteit roepd en verpligd, en waar toe de militairen, door hun aan den borgerlyken Regter te fubjeékeren. in veelc opzigten, buiten ftaat gefteld worden. Eu a vide Memorie van V-, Z>; Spiegel pag. *  En als de militairen, ten aanzien van alle gemeene deliden en civile zaaken, worden gcfubjeéteert aan den borgerlyken Regter, hoe zal het dan dog gaan met dat allernoodzaakelykfte fuik van Subordinatie, zonder welke den militairen dienst niet kan beftaan f cn die derhalven, ahnecde volgens de conftitutie van^ ons Land, allerhyligst moet geconferveert en ongefchonden bewaard worden? Moeten en kunnen de. militairen ook twee Heeren, te gelyk, dienen, en kan 's lands conftitutie dit meede brengen ? En zoo jceverd dan ook dit point van Subordinatie een doorgaande reeden uit, voor de abfolute noodzakek/hheit der militaire Tribunaalen, en tot exclufie van alle Regtcrlyk gezag van den borgerlyken Regter over de militie. Vervallende door dit een en. ander meede, alle fchyn. yan tegenftrydigheit of atteinte, van dufdanige univerfeele en privative militaire jurifdictie, tegen Viands Politie, of Juftitie, privilegiën en geregtigbeeden, tnet bet geene daar aan kleeft, door dezelve generaliter tot der militairen gemeene delicten en civile zaaken, zoo wel als tot de .pure militaire delicten , te extendeeren: waar door men zig ook in geenen deele komd aan te maatigen het werk van de ordinaire civile of borgerlyke Juftitie. Die even zoo min kan of mag * ge-extendcert worden tot de militaire, als de militaire juiutie tot de andere civile '$lands. ingezeetenen. s ...  ® 35 Ën liet is in tegendeel overvloedig geblceken, da$ den borgerlyke Regter, door zig een zoo generaale jurifdictie, ook over der militairen gemeene delicten en civile zaaken, aan te maatigen , daar meede openlijk doet en at tenteert , bet geen ten boogften prcejudtciabel is aan deezer Landen privilegiën en geregtigbeeden, Politie en Juftitie, en dat daar aan geenander e, of liever geen nadeeliger, atteinte kan gegee» ven, nog geimagineert voorden; tevwyl die alle, en fpeciaal ook de Politie en Juftitie, die men altoos als twee byzondere, en in aart zeer verfchillende zaaken, beide, zoo wel ten opzigt der militaire, als ten opzigd der andere 's lands ingezeetenen, plaats hebbende , van eikanderen te onderfcheiden heevd, wel inzonderheit meede brengen en vereifchen, dat, zoo tot verhoeding en afsnyding van alle difliculteiten en inconvenienten, als ten einde 's lands dienst door de militairen behoorlyk en ongeftoort worde waargenoomen, en zy daar inne niet belet, nog opgehouden worden, de militie , zoo wel ten aanzien van het judicieelc ende de juftitie, als ten aanzien van het extra judicieele of de Politie, aan de regeeriag en difpofitie der byzondere over hun geftelde Overbeeden en Regters overgelaaten , en zoo min in het eene, als in het andere, daar van afgetrokken, en aan de particuliere borgerlyke Overheeden en Regters gcüu> Jecteert en af hankelyk gemaakt worden. En wat is 'er natuurlyker cn tellens reedelykcr, dan  $6 8? dar, zoo als de militie, ten aanzien van alle Pclitique of huishoudelyke en extra judicieele zaaken, ftaat onder derzelver byzondere Overheeden , zoo ook dezelve, ten aanzien van haare Judicieele of Regds-zaaken aan haare byzondere Regters overgelaaten worde; te meer nog, in confideratie, dat die, door den Souverein , over de militie geftelde Overheeden, te gelyk ook haare Regters zyn. En is het mitsdien dan ook niet een onnatuurlyke extenlïe van het borgerlyk Regdsgezag, het zelve betrekkelyk te maaken tot de gemeene delicten en civile zaaken van het Krygsvolk. Als ■waar door men het gezag der borgerlyke Regters , ten aanzien van de Juftitie, verder zoude extendeeren, dan het gezag der borgerlyke Overheeden zig ten aanzien van de Politie, uuftrekd, terwyl deeze im« mers , over der militairen politiqoe of extra judicieele, zaaken, geen magiftraal gezag aitoos hebben , of pra> tendeeren kunnen. Wydcrs word ook door de voorgemelde univerfeele en privative jurifdictie van den militairen Regter over de militie en alle haare crimineele en civile zaaken , niemand der andere 'stands ingezeetenen in hun wettig Regd verkort of gepriejudiceert. Niemand van hun word daar door van zyn eigen daagelykfen Regter afgetrokken, en alle hunne Regten eu Privilegiën blyven dus in zyn geheel en ongefchonden, en fpeciaal dat, voor de ingezeetenen aüefint 3 mn*  57 0anzienlyk Regd of Voorregd, de non evocando, behelzende volgens den 220 Artitul der JnjlruC'tie voorset Hof van Holland, van den 20 Aug: 1531. Dat geen onderzaaten den anderen, ter eerder indantic» zullen mogen betrekken., dan voor zynordinariseu dagelykfen Regter, of, om de woorden te gebruiken, van het Groot Privilegie van Vrouw Maria van den 14 Maart 1476. dat die ingezeetenen van eene Stccde malkander, ter eerfter indantie, om wat waereld. lyke zaake dat het zy, zujlen betrekken voor den Geregte derzelver Steede, en niet verder, nog ook tot geen andere Gercgten nog Plekken. En niemand word van die, altoos zoo hoog gefebatte en duurgebogte Vrybeeden en. Privilegiën in bet ftuk van jurifdictie, ontzet: want volgens de voorgedelde uitzonderingen en bepaalingen , kan geen borgerlyk ingezeeten, door de militie, in wat zaaken of gevallen dat het zy, zelvs niet in zaaken van Krygshandel, of het geen des in den leeger gefchiet, en ook niet by Reconventie, van zynen domiciKairen of borgerlyken Regter afgetrokken , en aan den militairen Regter gefubjecteert of onderheevig gemaakt worden, Maar is dit zoo, dat niemand van 's lands ingezeetenen van zynen daagelykfen en ordinaris Regter kan geavoccert of afgetrokken worden, wat is 'erdan cojj evidenter en ontwyffelbaarder, (om dit alhier met Ce.'i. enkel woord tuffen beide te reflectecren,) dan.  6^ 9 dat, vermogens «... dit kraga van die zelvde, zot) 'toog gefcbatie, 'slandS voorregten, de militairen onder den borgerlyken Regter niet kunnen of moogen gefubjecteert, of afgetrokken worden van hunnen eigen militairen Regter. Niemand kan immers in twyffel trekken, of de militaren niet, zoo wel als alle andere, zyn 's lands ingezeetenen. tn het kan daar benevens in geen gezondene herffencn opkomen, dat de Krygsraaden en militaire Tribunaalen niet zouden zyn de dagelykfè en ordinaris Regters van de militie , bet welk tegen te fpreeken , of maar enigfins in twyffel te trekken, even het zelve zyn zoude, als alle de militaire Regtbankén ende de geheele van een iede* altoos erkende Prafcriptio Fori den boodem in te Haan. En zyn de militairen meede 's lands ingezeetenen, en zyn de Krygsraaden der militairen dagelykfè en ordinaris Regters, dan volgd ook daar \\\t onwedeifprekelyk en ontwyffelbaar, dat deeze militaire 'slands ingezeetenen, volgens en Vermoogens de aangehaalde 's lands Vrybeeden en Privilegiën, van hunaen daagelykfen en ordinaris militairen Regter niet mogen afgetrokken worden , en dat,door dezelve aan den borgerlyken Regter te fubjecteeren, 's lands vryheeden ett privilegiën even zoo zeer geattenteert ja verbroken zoude worden, als door de andere of borgerlyke ingezeetenen onder den militairen Regter te fubjecteeren, en van hunnen dagelykfen en ordinaris borgerlyken Regter af te trekken.  \9 59- Zoo min als het ook iseen afflappen van die altoos zohoog gefcbatte en duurgekogte Fryheeden en Privilegiën, als een ingezeeten van de een of andere Stad of Plaats een ingezeeten van een andere Stad of Plaats, in regten betrekd voor defzelvs domiciliairen of daagelykfen en ordinaris Regter, en zig alzoo ook aan dien, voor hem. vreemden Regter en defzelvs Regdsgebiet ftibjecteert. Even zoo min fiapd een borgerlyk ingezeeten. van die V lands F~ryheed.cn en Privilegiën af, door zyne actie en praetenfie, die by tegen een militair ingezeeten enthameeren. en vervolgen wil, voor defzelvs daagelykfenen ordinairen militairen Regter, wcrkitellig te maaken, en zig daar toe aan denzelven militairen Reg, ter te fubmitteeren, acior enim fequitur Forum rei. En tecgen dat, alomme plaats hebbende, juris axioma zyn 'er geene 's lands vryheeden of privilegiën , waar by aan iemand, de faculteit gegeeven word, om voor zynen eigen daagelykfen of domiciliairen Regter te betrekken een ander, het zy een militair, het zy een ander ingezeeten, die niet onder dat Forum behoord, en denzelven alzo van zyn eigen en daagelykfen Regter af te trekken: als waar door men , nier alleen van de voorgemelde zoo aanzienlyke , altoos zoo. koog gefcbatte en duurgekogte Vryheeden en privile. gien, die men ook niet te hoog fchatten kan, zoude afflappen, maar dezelve met 'er daad geheel denboo» dem inflaan. Roeten oqk 'slands ingezeetenen, die enige actieD 3. q£  6o ofpnetentic hebben tegen een buitenlander, die in een vreemd Territoir 'thuis hourd, hunne actie, tegen denzelven, niet buiten 'slands intenteerenen vervolgen , voor zodanigen buitenlanders ordinairen en dornicüairen Regter, en moeten dan 'slands ingezeetenen zig nier fubmitteeren aan een vreemden Regter, en genoegen neemen in de decifien van zodanig eenen, die niet behoord tot het Territoir Van bun eigen Land sf Piovintie, en niet verbonden is, tot vbfervantit van Vlands wetten, of'de Geiegtigbeden van 'slands ingezeetenen, zonder, in cas van bezwaar, enig beroep aan bun eigen Souverein open te houden. En komd ook daar toe eniglints te pas, of'moet daar toé 'dok onderfleld worden een algemeen acquiefement van 's lands ingezeetenen, om, namentlyk, af te flappen van hunne altoos zoo booggefebatte en duurgekogte Frybeden en Privilegiën, in het flnk van furifdiclie, en particulier van bun privilegie tegen bet avoceeren van bunnen dagelykfen en ordinaris competent en Regter? ÏMykcnde uit dit een en ander overvloedig, de gebrekkclykheid en onbegaanbaarheid van dufdanige voor» wendfelen en raifonnementen op zig zelvs; en die daarenboven ten deezen ook van geen applicatie altoos zyn, terwyl den militairen Regter, hier te Lande, niet is eenen zodanigen vreemden Regter, of zodanig eenen, die tot het Territoir van de Provintie, alwaar hy zig bevind, niet behoord, en tot de ob- fervantio  e*3 6l fervantle van 's lands wetten, en de geregtigheeden van 'slands ingezeetenen, niet verbonden is, zonder, in cag van bezwaar, eenig beroep aan den Souverein van het Territoir open te houden: Waar van, onder andere ^ de onlangs voorgevallene procedures of' difpofitiea Van den Souverein van het Territoir, teegeus den Hoogen Krygsraad der Verecnigde Nederlanden, eene zeer eclattante en alleropmerkelyklle preuve uit* ieeveren.j Voorts word almeede een groote ophef gemaakd, van de zoo breet,' en met de langde elle uirgemeete onkunde en onbekwaambeit der militaire Regters, en daar meede zoekd men een fchyn te geeven aan he^ geprstexteerde gevaar, 'twelk, quad, uit den voort» gang en pretenfe geduurige extenfie der militaire jurifdictie , voor de Regten der ingezeetenen , zoude re' [uiteer en. Maar is die voorgewende onkunde en onbekwaam heit der militaire Regters zoo gevaarlyk voor de Reg. ten der ingezetenen, wat, is 'er dan ook niet te vreezen van de onkunde en onbekwaamheid van het groote gros der borgerlyke Regters, zoo in de Steeden, als wel voornamcntlyk ten platte Lande. En hoe zal *er eenig vertrouwen kunnen gefield worden op de Regdskunde van zoo ontzaglyk veel borgerlyke Regters, wier onwee'enheit in de by ons aangenoome Regten nergens meede kan verbloemd of ge-excufeert * orD 4 den *  62 ®g worden, en waar van 'er veele, vooral ren platrtn lande», maar ter nauwer nood hun naam fchryven kunnen, en waar van, verre de groottte meenigte nog vry minder kundigheid van het Regd en Regdsoeffening hebben, dan de militaire Regters. Van welke men zeekerlyk ook wel in bet Rsomfcbe Regd zal geleezen hebben: Militares Magtfiratns , et om nes tales bemfnes, per ujum quotidianum , jam effl approbatos, ut et audiant lites, eafque dirirnant. Eu het is niet uit hoovde van, of met opzigd op de onkunde of onbekwaambeit der militaire Regters, dat men ook in dat Roomfche Regd leest: arma magïs, quant jura, fcire tniliies; als het welk aldaar werd hygebragd, als de grond en reeden, tot byzondere begunliiging der militie in 't generaal; zoo dat men teegen diergelyke vreemde tournures en oribeftaanaare applicatie van het geen men in het Roomfche Regd leest, fummo jure een andere, al immers zco bekende, difpofitie van dat zelvde Roomfche Regd kan en moet retorqueeren: quod in favorem intro, dnctum est, in odium torqueri non debet. En vertrouwd men der ingezeeten bezittingen, regten en eigendommen aan eene zoo grootemeenigte onkundige en onbekwaame borgerlyke Regters, die zeeker, in ' talgemeen genomen, geen meerder kundigheid ofbekvvaamhcit hebben , als de militaire Regters: 'Waar onder 'er al zeer veele en een aanzienlyk getal «elvs in de Guarnifoens Krygsraaden, gevonden wor. den  tien, die boven en behalven een gezond oordeel, ook; in voorkoomende gevallen, alle moeite en arbeit aanwenden , om 's lands Regten, Wekten, Ordonnantiën en Privilegiën te kennen, en dienaangaande, zoo al niet de vereifte trap van kundigheid bekoomen, het even wel zoo verre brengen, dat niemands bezittingen, Regten en Eigendommen wezentlyk gevaar hopen; en ook een ieder, met het gegrondfte vertrouwen , zyne klagten wegens, geleedene hoon, toegebragte wonden, of merkelyke fchaade, by zodanige militaire Regters kan te berde brengen. Om niet te fpreken van dezulke, die zelvs in hun jeugd geftudeert, en zig op de kennis vair het Regd toegelegd hebben, zoo als 'er, ook onder de vremdeüngen nog al verfcheidene gevonden worden : waar van derzulker, of ten minften op derzelver naam, van tyt tot |tyt doodden druk gemeen gemaakd wordende brieven, tot getuigen ftrekken kunnen. Wie ziet dan niet, dat deeze, zoo haatelyk voor* gedraagene, en zoo driftig ge-exaggereerde onkunde en onbekwaamheit der militaire Regters, niet uit de onzydigfte grond voortkomd, en daarenboven geen genoegzaame reeden uitleeverd, ter vernietiging of verwerping, der hiervoor gedetailleerde militaire jurifdictie; die wel privatief en univerfeel is óver alle militairen, en over alle hunne, zoo civile, als crimineele zaaken; dog die zig in 't geheel niet exten4eert over de borgerlyke ingezeetenen, nog over der. D 5 zelve»  64 zeiver bezittingen, regten en eigendommen, en diê gevolgelyk door zodanige militaire jurifdictie geen gevaar altoos loopen. Behalven dat men ook, vooral by de Guarnifoens Krygsraaden, een veel promptef en min koftbaare expeditie en afdoening erlangd, dan by de borgerlyke Regters, die ook voor het waarneemen van hunne Rcgterlyke funcrien geld trekken, en door de litiganten voor alles moeten gefalarieert worden , het welk by geen militaire Regters plaats heevd* Onnodig zynde, zig alhier, over dit een en ander, breetvocriger in te laaten , want indien 'er al eens eene te verre gaande onkunde of onbekwaamheit van eertige militaire Regters mogdgevonden worden, dan was het nog de ónredelykheit en ongerymdheid zelve, daarom en om zodanige onkunde en onbekwaamheit van enige militaire Regters, alle de overige militaire slands ingezeetenen in't generaal te priveeren en te ontzetten , niet alleen van hunne byzondere ex natura flatus et officii, voortvloeiende, en daar aan eigen zynde Reg., ten; maar te gelyk ook van die zclvde 's lands algemeene voorregten en vryheeden, waar op zy, als 'slands meede ingezeetenen, even zoo veel Regd, als enige andere hebben: En alzoo dezelve alle te fubjecteeren aan borgerlyke Regdbanken, waar by de onkunde en onbekwaamheit, niet maar alleen ten platten lande, maar ook al meerendeels in de Steeden, ten minlten zoo groot en algemeen, en mecnigmaal •aog grooter is. Die  Die ook, maar al te dikwïls, blindelings volgen de begrippen ;en oogmerken van hunne Droffaarden, Bailliuwen en andere Officieren van de Juftitie, op weiher Recommaudatien of Nominatien zy, meerendeels Jaarlyks, aangefteld of gecontinueertworden, en waar van zy derhalven zeer dependent zyn. En by welke borgerlyke Regdbanken al meenigmaal niemand gevonden wórd. die bekwaam en in ftaat is, om hun met advis of Raad te adfifteeren en behulpzaam te zyn: Waar toe nog, in alle de Guamifoenert van den Staat, aan de Krygsraaden een Regdsgeleer" deof Pracrizyn, als Auditeur Militair, is toegevoegd; behalven dat ook de Krygsraaden, zoo wel als de borgerlyke Regdbanken, in zaaken van belang, waar in zy geen genoegzaame doorzigt hebben; of zig bezwaard vinden, zig kunnen bedienen van het Praeadvis van kundige Regdsgeleerden; hetwelk ook al dikwils eens, door het een en ander afzonderlyk Lid van de Krygsraaden, zelvs wel ten koften van hunne privëe beurs, werkftellig word gemaakd. En het is voorts van het departement van den Souverein , of van die geen, waar aan de Souverein zyn Regd en Gezag heevd opgedraagen en toevertrouwd } om in cas van noodzakelykheit daar by nog te voegen andere en gepafte middelen, ter bevordering van de Juftitie, en tot redres van alle defecten; het zy do»r het aanltellen van kundige en bekwaame permanente  66 tgs rnanente AfiefToorcn 'byde Krygsraaden; Of wei vaa eenige Regdsgeleerde, om alle de Krygsraaden in 't generaal, in voorkomende gevallen en zaaken, te adVifeeren ; met ordre aan de Krygsraaden, om zig daar van, vooral in alle juridique kweftien, te bedienen , en naar derzelver Advifen te gedragen; Met zy ook door het maaken van nadere en vafte Reglementen en Ordonnantiën op de manier van Procedeeren , en hoe de Regters zig, in de voorkomende, zoo crimineele als civile zaaken, zullen gedraagen : Of door het maaken van zodanige andere fchikkuigen en difpolitien, als naar vereis en gelegenheid der zaaken, zal nodig en gepast geoordeeld worden. Zonde ook den Souverein, of die geen aan wie den Souverein zyn Regd en Gezag heevd gecoi fleert, over de zogenaamde cafus liegii, en zoo ook, indien 'et énige reedenen of omftandigheedenmogten zyn, waarom de cognitie van het een of ander geval niet konde gelaaten worden aan de ordinaire militaire Regters, het zy ter oorzaak van eigen belang of partydigheit, ofwel van de byzondere hoedanigheit of aangelegenheid van de zaak, als dan niet explenitudinepoteflatis, zelvs en directe Regd en Juftitie kunnen admioifrreeren en doen; of wel, dn zoodanige gevallen, in de plaats van de ordinaire militaire Regters, andere en Extraordinaire , zelvs hooger in rang zynde militaire R«gters committeeren, en dezelve, des noods, door adjunftie van bekwaame Affeflooren, tot afdoening van. goodaijigQ;  Zoodanige extraordinaire gevallen volkomen in ftaat ftellen; waar door dan altoos het, aan de militie eigen en daar van onaffcheidelyk zynde Regd, de non evo• cunqueagunt, ad eam referant, obliti commodorum fuolum : Alterum, ut totum corpus Reipublicse curent, nee dum partem aliquam tuentur, reliquas. deferant. U^enim. tutela, fic procuratio Reipublic» ad utilitatem eonun, qui. cominiffi funt, non ad eorum, quibus commiira tft, gerenda eft Qui autem parti Givium confulunt, partera negligunt, perniciofiflïmam rem in Civitatem inducunt, sedl- 'jionem atque DrSCOJlDIAM. Cicero, Te bekomen in 's Hage, by Bouvink , van Oscii, te Leyden. by Luzac en van Da mme. Te Ainjlerdam by D. Shuurman en H. Arends, enz. Te Rotterdam by Bennet en H a k e , enz. Te Delft by j. de Groot, enz. Te Alkmaar by M a a g. Te^s Bosch, by ]. en H. Palier. Te Utrecht by H. H. Ras. Te Fmnequer, by Lom ars. Te Leeuwaarde by G. Tres» li sc Te Middelburg, by H. vak Ochs. Ter des. t?y Hbysman, enz.   KORTE Efï ZAAKELIJKE BESCHOUWING VAN DE VERSCHILLENDE BEGRIPPEN^, OVER DE MILITAIRE JURISDICTIE, BRIEFSGEfrJJZE VOORGESTELD. WEL-EDELE GESTRENGE HEER! j/\jie rechtsoerTemhg hééft rot onderwerp de bedrijven der menfchen, welken in twee foorteri onderfcheiden worden; naamlijk zulken , welken misdaaden genoemd worden , én anderen die gefchilJen van menfchen onder eikanderen raaken. Hier uit is voortgefprooten de verdeeling der rechtsoeffehing in Crimineel en Civiel. . Wanneer men fpreekt van Rechtsoeffening, 'dart fpreekt men ie van Rechters door wien, 2e vari menfchen over wieri, en 3* van zaaken ten aau^ zien van "welken het geoeffend word.. Gevolglijk5 als men van een recht, om rechtsoefFening te pleegen, fpreekt, dan Heeft hetzelve een drieledig» betrekking: naamlijk ie tot de perfoohen die dat recht bezitten ; 2- tot de perfoonen welke daar aan onderworpen zijn; 3e tot de zaaken over welker* tiüt recht zich uitftrekt. v  Immers gaat het niet door, dat iemand daar doorj dat nrj rechter word , de bevoegtheid krijgt om over alle perfoonen , en alle zaaken als rechter te zitten, naademaal de bevoegtheid bepaald kan weezen aan deeze of geene perfoonen, en aan deeze of geene zaaken. Om mitsdien te oordeelen , in hoe verre perfoonen, de bevoegtheid om recht te oeffenen hebbende , 'die bevoegtheid over deeze of geene perfoonen en zaaken kunnen uitftrekken , is 'er, mijn's oordeels , geen andere weg dan te onderzoeken, hoe zulke perfoonen en zaaken gevallen of gekomen zijn onder of tot de rechtsoeffening der geenen, die met een rechters - ampt bekleedt zijn: en, zoo 't'mij voorkomt, is dit ook de eenigfte weg, langs welken men komen kan tot een beoordeeling over den grond en u'itgeftrektheid der Militaire Jurisdiclie. Ten aanzien van perfoonen en zaaken , welke -aan die JurisdBie onderworpen zouden zijn, komen dan voor: ie Militaire perfoonen; ae zaaken, die of tot de clafTe van misdaaden, of tot gefchillen met anderen behooren: omtrent welke zaaken onderfcheid gemaakt word, tuffchen deliiïa militaria, misdaaden in of van den dienft, en delicla communrn, misdaaden die den dieriff. niet raaken; voorts ten aanzien van gefchillen met anderen, van wat aart en natuur die gefchillen kunnen zijn, enz. ■■ Wat de Militaire perfoonen aangaat, word 'er-, Zoo veel ik weet, niet geiwift, of'er een Militaire Rechter is: dat is, een bijzondere rechter, gefchikt en bevoegtheid hebbende, om over Militairen als rechter te zitten: maar daar word getvvift, in hoe verre de bevoegtheid van dien militairen Rechter gaat, met betrekking tot de zaaken, welken den Militair aangaan. Zoo het mij toefchijnt, moet meij, naar rechten,  ' ten ,' voor een grondregel aanneemen , dat dié geen, die een Rechter heeft, of onder een Rechter ftaat, weegens zijn gedrag en handelingen voor denzelven verantwoordelijk is, én Voor denzeiveri ■alleen te recht geroepen kan worden en ftaan moet', ten zij fötnnjigen van zijne handelingen of bedrijven daar van waren uitgezonderd: als, bij voor beeld, de Dorpelingen in Holland-, welke hunne Welgebooren Mannen en Schepenen tot hminè Rechters hebben in alles wat hen aangaat, behalven in zaaken van gemeene Middelen, Dijkagien, énzi Waar uit dan voortvloeit-, dat de fuftenu der Mrïitairen, van niet anders dan voor Militaire rechters, in alle zaaken , van Wat natuur die zoudera zijn , te recht te moeten ftaan, zoo ongerijmd niet is, als men het zich fomwijien zoude kunnen verbeelden , offchoon een diergelijke aigeméene rechlsoefFening zwaarigheeden kan hebben, en aan ongemakken onderheevig zijn } van welke verfchca j de vierfchaaren in ons Land niet vrij gekend kunnen worden, en aan welke alle Rechtbanken bloo'è zullen blijven ftaan, zoo lang die door menfchen> meer of min kundig-, vervuld zullen worden. Uit dit eenvoudig beredeneerde fchijnt het 'rederijk klaar, dat een Militair 'niet dan voorden Militairen rechter behoeft te recht te ftaan, in alle foort van zaaken, ten zij aan den Militairen Rechter dé rechtsoeffening over deeze of geerte zaaken benoemen zij ; en zulks enkelijk om deeze reden, dat dié geen, die een Rechter heeft, geen tweeden behoeft te erkenen, ten zij de rechter, onder wieri hij hoortj, van de bevoegtheid om 'er over te zitten * Verfieeken zij: waar uit verder voortvloiet, dat het den Militairen Rechter niet opgelegd is te tooneri dat hij bevoegd is om over deefe of geene zaaken te Bitten j maar dat die geen-, welke1 meent» dar A % 'er  *er zaalcen zouden zijn, over welken dezelve niet fee2 voegd zoude weezen recht te oeffenen, doe blijken, dat dezelve van zijne Jurisdictie zijn uitgezonderd, vermits de Jurisdictie over Perfoonen, uit haareri aart, alles inlluit, wat den Perfoon betreft. Om nu wat naader toe te treeden tot de MMfaire Jurisdictie, zoo ais die bij ons in weezen is, en om mijne befchouwing in de eerlte plaats te bepaalen bij dat gedeelte der bedrijven, welke men misdrijven , dehclen , mcfufcs , wandevoiren , enz. noemt, komt hec mij vour, dat wij onder 'toog moeten houden, hoe het met onze ReehtsoefFeningen in haaren oorfprong geleegen is. Gaan wij onze hiftoriën na, dan vindenwe, dat een van de oudlle en fterkfte regels van 't Staatsbeftier deezer Landen is geweefi , dat die geen , die over een gedeelte Lands of Volks Opperhoofd was, te gelijk Rechter over 't zelve was, en wel zoodanig, dat het rechters-ampt altijd is aangezien geworden als het weezendlijkfte en voornaamlte gedeelte van de Öpptrhoofdij, wat naam die ook draagen mogt. Wanneer iemand tot Opperhoofd gefield wierd over zeekere Perfoonen, dan wierden die Perfoo-nen zijne mannen; zij wierden aan hem, om zoo te fpreeken , gehegt ; en hij wierd hun rechter even daarom, om dat hij hun Opperhoofd wierd. Dit ziet. men in 't bijzonder met betrekking tot de ' krijgsknechten : zij Honden onder het rechterlijk gezag van dien, met wien zij optrokken, tot zoo lang, dat zij tot een hooger Hoofd kwamen, die, gebied over hun hoofd voerende^ te gelijk mede hun rechter wierd, gelijk zij ooF, uit hec veld te rug gekeerd, wederom vervielen onder den rechter, onder welken zij te vooren hoorden, en die - veeltijds dezelve was met wien- zij uitgetrokken -1 waren.  <& Ik zoude dan, Wel - Edele Geftrenge Heer! het niet eens zijn met die geenen, weiken de Militaire Jurisdictie afleiden uit de noodzakelijke discipline of krijgstucht, welke in een leger of te velde mo;c ondtrhouden worden , en uit het niet aamveezig zijn van andere Rechters, nadeinaai ik dien grond nergens beweezen vinde, als een grond van Joris* dièlic,offchoon 'er bij Mr. P. Bort en anderen gebruik van is gemaakt, en dezelve wel kan dienen om 'er de noodzaaklijkheid in fomrauVe eevallen van aan te toonen. Ik zoude denzelven'mcde niet voldoende genoeg vinden, tot hét zitten over Ile foorten van misdaaden, zulke zelve, over welke men het eens is, dat 'er de kennis Van behoord: gelaaten te worden aan de Militaire Jurisdictie. De Weeshuifen eifchen eene tucht, eene discipline onder de Weeskinderen; onder dezelve moet ffrafgéoeffend worden, en die word o.)k daadtlijk gtoeffend. Zoude die noodzaaklijkheid immer kunnen aangezien worden als den grond leggende van 'c geen Jurisdictie genoemd word ?' Wanneer men toeftemt, dat een bende krijgsvolk in orde moet gehouden worden, en dat daar toe noodig* is jlraffe te oeffenen over de misdrijven, welke die orde troubleeren., en dat die Jlrafoejfening in een Land van. Juftitie , niet behoord ge exerceert, te-, worden zonder jeen foort van recht spie eging, dan word daar door zelf gefteld , dat zoodanige rechtspleeging natuurlijk moet vallen in de handen van die geenen , onder, •wien het krijgsvolk ftaat, onder wiens gezag het gefteld is, en als een nova Univerfitas. uitmaakt; zonder dat men zijne toevlucht behoeve te neemen- * tot een Militair privilegie. Mijns oordeel», is hec niet minder natuurlijk, dat iemand valt onder da rechtspleeging van dien geen, onder wien»hij komtte ftaan, uit hoofde van. zijn beroep of ftaat, als, j - • A 3 dac  ^ 6 ><& dat iemand, door de inwooning onder het recht», gebied van de plaats, alwaar hij zich met der woon begeeft, komt te vervallen. En dewijl het zeeker is en erkent word, dat, in oude tijden alle rechtspleegingm over Militaire perfoonen en derzejver delicten,, moet gews.ejl zyn in handen van de Krijgsoycrflen en Bevelhebbers, dunkt het mij, dat dit gebruik der oude tijden eerder moet gezogt worden in de natuurlijke reeden, welke ik daar van zoo even gegeeven heb, als om dat het geval nergens anders plaats konde hebben, dan in het Leger of in Expedilien uit het. leger afgezonden, daar. geen Burgerlijke Magiflraal voor handen washec welk mij boven dien te algemeen fchijnt gefield te weezen j vermits de hiltorien ons doen zien, dat de Krijgsbedrijven zich niet enkelbijveldtogten bepaalden, maar zich veel al tot Steden, Scerkten, Kafteelen, en vafte plaatzen uieftrekten, en dat de krijgsknechten niet enkelijk, wanneer zij, te velde, maar zoo lang zij in dïenft waren, onder het gezag en rechtsvordering van hun Opperhoofd, ftonden. Behalven dat die geenen, over welke iemand toC Opperhoofd gefield wierd , daar door vervielen onder deszelfs rechtsoeffening, en dus die geen, die Biet een Capitein optrok, onder het rechtsgebied van dien Capitein verviel, zoo is het onder de Franken en onder derzelver afkomelingen, ook tot de. laatfbe "Graaflijke regeering, voor een vafte_regel gehouden , dat in, Criminalibus., weegens misdrijven, niemant te regt konde ftaan, als voor zijn 's gelijken of voor de zijnen: waar uit dan volgt, dat Aiiiitairen niet zoo zeer uit een privilegie, maar int een oude Land-Conftitutie, niet fpruitende uit haar perfoon, maar uit haar qtialiteit, voor geen anderen dan voor militairen in rechten konde betrokken worden t en dat zij in Criminalibus. gten Hechter.  # ter hadden dan hun Opperhoofd , hun Capitein, hun Capitein - Generaal , hun Admiraal , enz. uic welken algemeenen grond, de /. 6. C. dejurisd. is voortvloeiende, of zoo men wil met denzelven overeenkoomende, naamlijk, dat een Militair door geen ander Rechter dan den zijnen kan veroordeeld of gellraft worden. Militarem rcum nifi afuo jurfice nee exhiberi pojfe, nee fi in culpa fuent, cuereen. Wanneer men deezen grondregel, naamlijk, dat elk in het recht, zijn hoofd volgt, welke regel even zoo min aanftootlijk en even zoo redelijk fchijnt te weezen, als dat men, door 't koomen op een plaats, onder den rechtsdwang van die plaats vervalt, op 't oog wil houden, dan zal, z.00 hec rnij toefchijnt, de zwaarigheid , welke men daar uic haalt, dat die geen, die een privilegium fori voordek, het zelve bewijzen moet, aanitonds verdwijnen, vermits hier geen queltieis, of een Militair een perfoneel privilegie heeft, maar of hij , door zijn qualiteic, niet aan zoodanigen regeer onderhoorig is? Het fchijnt bij mij, booven dien, geheel wat anders te zijn, of iemand, uit hoofde van eenen bijzonderen llaat, bij voorbeeld van eenen zeekeren rang, het voorrecht hebbe van ter eerfter inftantie zijne weerparthij voor een rechter te kunnen roepen, gelijk weduwen, miferableperfoonen; en of iemand uit hoofde van een zeekeren Haat onder deezen of geenen rechter word gebracht, gelijk in Holland Bedienden , die tot de middelen van de Collecte gebruikt worden. Dan, wat hier van zij , en om niet te blijven ftaan op de eigentlijke betekenis van de woorden ■privilegium fori, of perfoneele privilegie, zal het ten. •deeze, zoo ik mij verbeelde, genoeg zijn,:aan te A 4; mei-.  en gedwongen wierden van te rechc te {laan voor eenen Rechter, dien zij niet konden er* kennen bevoegd te zijn om over hen te zitten. Ik behoef mij in de gebeürteniffên van die tijden niet in te laaten, om'te doen zien, hoe veele Ingezeetenen, zoo grooten als kleinen, zoo rijken.als acmen, daagelijkfch onder de Regeering van Alva, van hunnen dagelijkfchen Rechter onttrokken wierden, en welke gevolgen dit, gehad heeft. Dit, dunkt mij, mag ik 'er uit opmaaken, dat, gelijk de verfchillendheid van ftaat aanleiding gaf tot de verfehillendheid van rechter, tot wien men behoorde , het dus mede niet alleen niet vreemd, maar aeifs natuurlijk is, en met de oojfprongkelijke coa- lii-  ftitutre van ons Land overeen komende, dat Militairen in criminalibus geen ander rechter dan Militairen hebben. De zaak in dit oogpunt Hellende, komt het mij voor, datwe een tweeleedigen grond voor de Militaire Jurisdictie hebben; naamlijk het Opperhoofdfchap over de Militairen, het welk uit zijnen aart, volgens onze conftitutie onder de Graaflijke Regeering, medebragt het rechters - ampt, de plicht ea het recht om over de Militairen Rechter te weezen; en, ten tweede, de bijzondere ftaat der Militairen , welke hen verpligtte en recht gaf, om geea ander Rechter dan hun Opperhoofd te erkennenen het is dan ook deeze tweeledige grond, welke'' voor zoo veel ik het kan inzien, aanleiding heefc gegeeven tot de Aanfpraaken, die van tijd tot tijd door de Militaire Officieren ten aanzien der rechtsoeffening gemaakt zijn, en teegenfpraak ontmoet hebben. Ik zal my, Wel-Edele Geftrenge Heer! niec inlaaten over de facla, welke 'er voor de troubles en wel allermeest geduurende de troubles zijn voorgevallen. Omtrent dezelven is met reden aangemerkt , dat zij noch voor- noch teegen bewijzen. Dit alleen moet ik 'er uit opmerken; dat wanneer 'er Krijgsvolk tot een lichaam is gebracht gevveesr *t zij groot 'tzij klein, het zelve zijn Opperhoofd* teffens tot rechter heeft gehad ;en dat, het Krijgs-" volk door de wisfelingen en veranderingen, welke in den Krijgsftaat zijn voorgevallen, een vast en aanhoudend lichaam hebbende beginnen te maaken daar door niet is verandert, noch de aart en natuur van het Opperhoofdfchap over dezelven , noch de betrekking van dezelven, tot het Opperhoofd ♦ *n dat de^ze betrekking, in ftede van temporair A 5 of  4£ 10 y& of aan een veldtocht gebonden te zijn, aanhoudende is geworden. Want indien 'er op fommige tijden fchikkingen gemaakt zijn, door welke de rechtsoeffening over Militairen, 't zij geheel 't zij gedeeklijk, aan eenig Collegie zoude zijn gefield, zoude ik begrijpen, dat men daar mede zoude afgeweeken zijn van den Ouden Vaderlandfchen grondregel; daar nochtans, voor zoo veel ik weet, nimmer de rechtsoeffening is gefield aan een Collegie , maar aan een Hoofd , welke verpligt was om Raadsluiden te neemen; of aan wien Raadsluiden toegevoegd wierden. Op die wijs komt het mij voor, dat de Commisfie aan den Baad van Siaate, met betrekking tot de rechtsoeffening over Militairen, aangezien moet worden; ten minfietocde verandering deswege in 165 r. voorgevallen. Het blijkt uit de Hiftorien, dat niemant aan Prins Willem den I. het recht der algemeene rechtsoeffening over Militairen heeft betwist: dit was natuurlijk, om dat Willem de I. als Stadhouder, en dus als vervangende den Graaf als Hoofd van alle Jurisdictiën, en dezelven overzulks in zijnen boezem bevattende, dus ook het Hoofd was van alle Jurisdictie Militair ; waar omtrent wel te letten ftaat, dat het aanftellen van Rechtsbanken niet zoo zeer is het opdraagen van de rechtsoeffening, gelijk het doorgaande begreepen word, maar het aan-> Hellen van Bijzitters of Raadslieden, welke die geen, die rechter is, gehouden is nevens zich te neemen, om recht te pleegen; daar die geen welke het hoofd is, in zijn perfoon, den Perfoon van den fouverein reprefoueert. In deezen zin moet opgevat worden bet geen wij wegens de aanfielling van den Raad van State in den Jaare 1,5.73,leezen > naamlyk, dat de Raad ,«£V£dis  zï(ne Doorluchtigheid aangefteld door die fan Holland en Zeeland, om alle zaaken en affairen, van den Lande met goeden opzicht te helpen beleiden, volkomen macht zoude hebben over alle Gouverneurs, Capiteinen, O.verften, en Soldaaten, om dezelven te corrigeeren van haar luider delicten, mefufen en ongeregeldheeden; en dat alle hunne fententien, Commisfien en Bevelen effecl zouden forteeren even als of die bij Z, E. zelve gegeaven waren : hec v^elk ook de reden is, waarom die geenen, welken tot de Judicatuure gecommitteerd wierden, het wierden met believe van Zijn Excellentie; vermits zij tot de rechtsoeffening over Militairen da Raadslieden wierden van Zijn Excellentie. Op gelijke wijze moet men, zoo *t mij voorv komt, het ftellen van het gezag over de Militie aan Prinfe Maurits met eenen Raad van Staate op den Augustus 1584, opvatten: dezelfde redenen doen ons zien, waarom, toen 'er een nieuwe Raad wierd opgericht, de Bondgenooten geen intentia getoond hebben om verandering op het ftuk der Militaire Jurisdictie te maaken, aangezien zij door het aanftellen van eenen nieuwen Raad niets ander» deden, dan aan dien geen, die de Jurisdiólie had, een anderen Raad te geeven. Het komt mij derhalven voor, dat 'er niet overeenkomftig met den aart van onze Conftitutie ge» fprooken word, wanneer men van den Raad van Staate gewag maakt, als of aan denzelven de fuper-» intendentie over de Militaire Juftitie was opgedragen : dezelve had die niet dan alleen als Bijzitters of Raadslieden van den Prins, die, als Capitein, of Overfte over hec Krijgsvolk, eigeutlijk die geen was, bij wien het Rechtsgebied gelegen Was. Om dezelfde redenen vindenwe insgelijks, dat men niet eigentlijk kan zeggen, dat de Raai van  12 «&> van Staate, 't zij uitdrukkelijk 't zij ftifomjgende, aan Prinfe Mauritz, in de Hooge Relatie, waar in hij tot den Raad ftond, zoo veel heeft over willen laaten, als ia 't vermogen van den Raad was te kunnen ovearlaaten, en dat deezt authoriteit op dezelve wijzen, aan volgende Hoeren Prinfen van Orange gecontinueerd is. De Raad heeft, 'c zij uitdrukkelijk 'c zij liilzwijgend, een Hoogen Krijgsraad neevens de Heeren Prinfen laaten refideeren ; en vermits de Raad zich daar niet tegen gefield heeft, moet 'er eerder uit beflooten worden, dat de Raad oordeelde , dat Prins Maurits bevoegd was, om zodaanigen Raad aan te ftellen of aan te neemen, uit krachte van het radicaal gezag, 'c welk Hernia Zijne Hooge waardigheeden toekwam, om tot de militaire Rechtsoeffening andere Leden dan de Raad van Staate nevens zich aan te neemen, waar toe zeekerlijk zijn verblijf buiten den Haag, zijn aanhoudend verblijf te velde, en de onmoogehjkheid dat da Raad van Staate hem aldaar verzelde, aanleiding toe gegeeven kan hebben; dan dat de Raad van Staate uit bloohartigheid of eenige laffe toegeevenheid ilil zoude gezeeten, en zoo verre onder den* invloed van Prinfe Maurits gebukt hebben; die waarlijk op dien tijd zoo groot niet fchijnt geweest te zijn. Het fiilzitten van den Raad van Staate nopens het aanweezen van een Hoogen Krijgsraad, aan de eene zijde, en de tegenfpraak over het wijzen bij arrest aan den anderen kant, zouden ons vrij meer rot een blijk ft-rekken, dat dezeive Raad in dien tijd de bevoegdheid van Prins Maurits tot die fchikkingen erkend heeft, met deeze uitzondering nochtans, dat de Raad van Staate begreepen heefc, «jat Prins Mauritz nevens den Hoogen Krijgsraad niet bevoegd was om te wijzen bij arrest, noch tot het .maaken van Piacaaten, Ordonnantiën» en in-  ïnftructien op het ftuk der Juftitie en dlfdpliné militair, zonder den Raad; ende ook niet erkende als wettig de gewoonte van Hooggemelde Heeren Prinfen, om verandering te maaken in de Vonnisfen van den Hoogen Krijgsraad. Op gelijke wijze fchijnt het mij toe, dat men zich oneigentlijk uitdrukt, wanneer men, fpreekende van de herftelling der Stadhouderlijke Regeering in den Perfoon van Prins Willem den IV. zes;t,dat kort na de verhefing van Zijne D. H. Prins Willem IV. tot de hooge Waardigheeden zijner illuftre voorzaaten, de omstandigheeden van tijden en zaaken favorabel zijn geweest, om den Hoogen Krijgsraad en de gantfche form van Militaire Jurisdictie weder te brengen op den voet, als ten tijde van den laatst voorigen Print Erfjladhouder: want zoo ras als 'er een Stadhouder wierd aangefteld , en Prins Willem de IV. tot Stadhouder wierd verheeven, wierd te gelijk daar door in den Perfoon van Hooggemelden Prins dac gezag herfteld, het welk de voorige Heeren Stadhouders hadden bezeeten , en waarin begreepen was het recht tot de oeffening der Militaire JuftU tiet zoo als de voorige Heeren Stadhouders die geotffend hadden; door de herftelling van hec Stadhouderfchap moeiten dan ook komen te vervallen alle de fchikkingen, daar tegen, geduurende de Stadhouderlooze Regeering, gemaakt. Het zoude noodzaakelijk een incongruiteit uitleveren het Stadhouderfchap te herftellen, en de rechten welke het meede brengt, als onherfteldaan te zien. De geheele vraag komt eenvoudig daar op neêr, of de Heeren Stadhouders, in deeze hunne waardigheid , als ook in de waardigheid van Capitein of Capitein Generaal, of als Hoofd van de Militie, het zij dje waardigheid zich uitftrekte over het geheel  K *4 fceel of over eenige deelen, en dus voor zoo 'verte dan die waerdigheid zich over die deelen uitftrekte volgens den oorfpronkelijken aart van d;e waardigheeden, niet in zich, uit krachte van die waardigheeden , gehad hebben hec oppergezag over het volk van oorlog dac onder hun gebied ftond? zoo ja, dan komt het mij voor,dat hoogscdezelven uic den aart en natuur van die waardigheeden gerechtigd zijn geweest tot hec aanftellen van Krijgsraaden, zoo en in diervoege als hoogstdezelven het dienftig of noodig oordeelden tot beleid van de Krijgszaaken; zoo neen, dan zoude het hun ontrokken moeten geweest zijn, vermits dehiftorien ons leeren, dat die Opperhoofd van 'c Krijgsvolk was, ook des£elfs Rechter was, en tot zijne Bijzitters nevens hem eenigen uit het Krijgsvolk verkoos, om nevens hem het recht te oefte"nen. Waar vind men nu dat dit gezag aan de 1 rmfen'ontrokken is geworden? Slaat men verders acht op eenige bijzondere lchik> Icingen weinig tijds voor de beroerte, gemaakt, dan zullen deeze overweegingen , zoo hec rmj toefehijnt, nog gefterkt worden. Wanneer in den Taare 1531. door Karei den II. een Raad van Staate werd aangefteld, werd dezelve met, als een afzonderlijk lichaam opgericht, maar eigen tl ijk; aan de Landvoogdesfe Vrouwe Maria toegevoegd, celiik dezelve Raad te vooren bij een geroepen wierd, om den Vorst over de gewigtigfte zaaken van 't Land te dienen van hunne gedachten. Dus werd ook in den Jaare i559- aan Vrouwe Margaretha, Hertogin van Parma een Raad van Staate toegevoegd; die door en onder den Hertog Van Alva! welke zich in alles eigendunkelijk gedroeg , eerst zijne werking verboren heelt, envoorts geheel vtrloopen fchijnt geweest te zijn,  Althans dezelve was op drie leden na gefmolcen» wanneer Alva ten overftaan van deeze drie Le* den , de Landvoogdij aan zijnen Opvolger Requefens afllond. Met den dood van Requefens bleef de Raad op zich zeiven ftaan, en aanvaarde het bewind , in het welk dezelve bevestigd wierd, door Filips, tot dat de Vorst een anderen Landvoogd zoude hebben aangefteld. Voorts ziet men den Hertoge van Aarfchot, door de Staaten, te Brusfel vergaderd , het oppergebied der zaaken, zonderling van oorlooge, opgedraagen, en eenige Heeren benoemd, uit welke n ij zijne Raadslieden te kiezen had. Ook vind men, dat, toen in den Jaare 1577. aan den AartsHertog Matthias de algemeene Landvoogdij ftond opgedragen te worden, onder de puncïen of voorwaarden, op welken dit gefchieden zoude, gefield was, dat de algemeene Staaten eenen Raad van Staate zouden opregten, om nevens hem te regeeren ; naar welks befluiten, zijne Hoogheid zich zoude hebben te voegen. De voorwaarde, op welke de Hertog van Anjou tot Vorst der Nederlanden zoude worden aangefteld , beheisdeif onder anderen, dat de Raadsluiden van Staate, Inboorlingen zouden zijn, enz. dat hij de inboorlingen (troepen) zoude leggen bij goeddunke des Raads van Staate; en men ziet, dat, terwijl men met Anjou handelde , de Algemeene Staaten in overlegging ^geweest zijn, óm een Landraad of Raad van Staate op te regten, die nevens dent Hertoge regeeren zou. De dood van den Hertog van Anjou, die weinig tijds daar na volgde, was oorzaak dat dit ontwerp onvervolgd bleef. Doch de Staaten van Holland en Zeeland, door de geduurige wisfelingen en toevallen geflingerd, en haakende om ten minfte voor hun  h«n zetven , eenige vastigheid te hebben , zïjh waarfchijnlijk door dezelven bewogen geworden', om Prins Willem den L de Graaflijkheid op te draagen. Onder de voorwaarden, op welke dit in den Jaare 1581. ftond te gefchieden , vind men mede, den Prinfe een Raad van twaalf Perfoonen te ftellen, bij welken .zijne Doorluchtigheid nog twee anderen, een Duitfcher en een Nederlander zou mogen voegen; en terwijl het ontwerp tot de opdragt der Graaflijke Regeeringe in de Vroedfchappen overwogen werd, tradt men tot de infiellinge des Raads van Regeringe nevens zijne Doorluchtigheid. De dood van Prins Willem den I. welke in dien tijd voorviel, deed deeze opdragt vervallen , en daar mede te gelijk de fchikkingen op de Regering gemaakt. De noodzaaklijkheid nochtans om eenige order op de algemeene zaak te Hellen, fchijnt de Vereenigde Gewesten kort daarna en wel in het zelfde jaar 1584. bewogen te hebben, om eenen Raad van Staate aan te Reilen , gelijk ook geichiedde. Deze Raad van Staate, aangefteld provifioneel voor drie maanden, wierd niet afzonderlijk aangefteld, maar nevens Prins Mauritz, als blijkt uit deszelfs Inftructie. Wanneer de Raad van Staate naderhand gecommitteerd werd tot adfiftentie van den Graaf van Leycester, was dezelve, gelijk de Hr. van Sr,ingeland zich uitdrukt alleen Confultatief in zijn reguard. Na het vertrek van Leycester , werd de generaale Regeeringe van de voorfz. Landen, in zaaken van de gemeene befchermenisfe en unie derzelver aangaande, in 1588. gefield ter bedieninge en adminiftratie van den Raad van Staate, van de voorfz. Landen; doch al wederom niet afzonderlijk, maar ©fa bij Gouverneur Generaal van haar Maj.fecours, 4®  de Gouverneurs van de Pefpeérive geünieerde Provinciën, de twee Lngelfche Raaden, en die uit de Vereenigde Pio incien, beleid, bediend, en geadminiftreerd te worden de zaaken de gemeene defenfie en unie derzelve, teegen den gemetneiï Vijand, betreffende, agrervolgende het voorfz. Traétaat en de inltruétie, ten zei ven dage gearreftecrd. Uit alle deeze aanftellingen van een Raad van Staate , onder welke ik het ontwerp van de opdracht van de Graaflijkheid aan Prins Willem den l. gebragtheb, om dat het zelfde einde daar uit te zien is, en ook niet anders, blijkt: I. Dat men in de vroegere tijden geen begrip of gedachten van een afzonderlijken Raad van Regeeringe, aan welken, op zich zeiven, de Regering zoude ftaan of gefield worden . gehad heeft; maar dat men, in tegendeel, zodaanigen Raad heeft aangezien als moetende bcftaan benevens den Gouverneur, Landvoogd, Landvoogdeslé, aan welken de Leden van dien Raad moeiten dienen tot Asfesfeuren 06 Bijzitters, overeenkomltig met de begrippen volgens welke van de vroegfte tijden af toe aan den laatlten Graaf toe, de zaaken vaa Regeering , en inzonderheid die van dep Rechtsdwang, beftuurd waren geworden. 2. Dat die aanftellingen van den Raad van Staate bevestigen het geen ik aangemerkt heb nopens den aart en eigenfehap van onze VaderlandfcheRegeering: naamelijk, dat alle deelen van het Staatsbewind gefield zijn gewoHen onder het gezag van een Hoofd, welk of flechts bevoegd, of zelfs verplicht was, een Raad bij zich te neemen, of aas wien een Raad toegevoegd wierd. b 3, m  Dat, als 'er van den Raad van Staate gefproó- J' ken word, als op zich zei ven aangefteld tot het beftier der Regeringe, zulks zeer oneigen gefchied; nademaal dit nimmer plaats heeft gehad; en dac alleen, na den dood van Willem den II., de Raad vanStaate, dien geen verlooren hebbende, nevens welken dezelve zat, gevallen is in denzelfden ftaat als de Raad van Staate bij de dood van Requefens, en dus gebleeven is in een beftier zonder Hoofd , daar dezelve was aangefteld met een Hoofd. Het verwondert mij derhalven eenigzints 9 dat de Heer Raadpenfionaris van Sli ngeland mede van detl Raad van Staate fpreekt j als een Collegie, aan welk afzonderlijk het gezag, het wefkdeszelfs Inftruclie mede brengt* gefield , en van welk Prins Maurits niet meer dan een Lid zoude zijn geweest. 4. Dat, gelijk door den dood van Willem den IL het Hoofd van den Raad van Staate aan denzelven is komen te ontvallen, hetzelve we» derom is komen te herleven door de aanftelling van Willem den III. tot Stadhouder, gelijk ook, door de aanftelling van Willem den IV., de ledige plaats is vervuld geworden; welke door het overlijden van Willem den UI. was veroorzaakt; zoo dat de tegenwoordige Heer Stadhouder, als opvolger van Hoogstdeszelfs Heer Vader, glor. ged. het Hoofd is van den Raad van Staate, welke beevens hem gecommitteerd is tot de zaaken van de Republiec'k. 5. Dat overzulks Z. D. Hoogheid, met medewerking van den Raad van'Staate, bevoegd is tot al het geen , waar toe de voorige Prinfen van örange in dezefde waardigheid be- *■ voegd  voegd; zijn geweest; zonder dat de verandering van den Jaare 1051. eenig verfchil daar aan kan geeven, enz. ; , , Wanneer men, Wel - Edele,Geftrenge Heer! de zaaken onder dit oogpunt befchotiwt, zal men in het gedrag der Prinfen van Oranje, zoo 't mij voorkomt, die merktekenen van heerschzuchcigheid niet vinden, als veelen zich verbeelden, uit Hoogstder. zelver aankleeving aan de Militaire Jurisdictie, te kunnen haaien. Want indien het waar is, (gelijk in het Zeeuwsch Frometnoria gezïgd word) dat da Staaten „ geen verandering hebben willen maaken in de voorregten aan het Militaire Lichaam, door de laatflè „ Vorflen , vergund; indien hec waar is, dat militair* „ perfoonen, onder hun. Chef zijnde., het zij in het le„ ger, of in het garnifoen, in alle crimineele geval-, „ len, gewoonlijk fubjecl zijn aan den Militairen „ Rechter en aan het Krijgsregt, om dat alle hunne „ misdrijven moeten ger eekend worden Milirair te zijn, „ als inkopende tegen de Krijgstygt., zonder welke een „ bende Krijsvolk nist kan in orde gehouden worden, maar dat dezelve Perfoonen , buiten het gezig ,, van hunnen Chef zijnde, het zij dezelve Vaga„ bondeeren of .met verlof zig ergens onthouden, 5, moeten te .regt ftaan voor de ordinaire Juftitie, „ om dat de meeften van hunne misdrijven niet an» ders kunnen aangemerkt worden als Commune de„ liéten ; en 'er eenige gevallen fchijnen uitgezon„ dert te zijn, waar ineen krijgsman, fchoon zon„ der zijn Chef zijnde,, een Militair delict kan be„ gaan, waar van.de cognitie aan den Militairen ^, Rechter moet worden, gerenvoijeerd;. als daar „ zijn de misdaaden van defertie, uidoopen. van » onder het Vaandel om overlast te pleegen mee „ fourageeren, of op den huisman te leeven, en 9 mogelijk anderen van gelijken aart." — Indien B 2 hét  het waar is, dat ten tijde van de Unie, de Bondgenote ten nog niet in het begrip ftonden, dat de Steden ordinaire Jurisdi£tie hadden over de Militairen bij haar in bezetting, en dat 'er door de Unie geen verandering gemaakt is in het recht door de laatjle Gram-en geflatuecrd; indien het waar is, dat een Militair eenig deliCt begaande, zo wel in zijn Guarnifoen als in het Leger gefiraft moet worden voor den Militairen Rechter , maar binten het leger , of buiten zijn guarnifoen, en niet onder het Vaandel zijnde, voor den burgerlijken Rechter, except weinige gevallen; zoo dit alles waar is, dan moet het ook waar zijn, dac de Heerea Princen van Orange, ten minften in dit opzicht, de Militaire Jurisdictie niet te ver geponsfeerd hebben , wanneer zij van begrip zijn geweest, dat de Rechters der plaatzen, alwaar garnifoen is, niet bevoegt zijn om over Krijgsvolk van 't garnifoen in crunïnalibus recht te doen. Wat het aangehaalde, uit het befluit op den 18 April 1591. genomen, als een blijk voortgebragt, dat de ftedelijke Rechters in andere gevallen bevoegd zouden zijn om over Militairen recht te oeffenen , betreft, en waarbij gezegd word : „ Op de „ kennisfe van de delicten bij het Krijgsvolk , die„ nende te Water of te Lande, geperpetreerd in „ eenige befloote fteden en Jurisdictie derzelve, is „ gerefolveerd, dat de kennisfe daar van zal geno„ men worden bij de voorfz. fteden ( blijvende die „ van Tholen dien aangaande in hunne'vrijheid, om „ gelijke kennisfe te mogen neemen, of te laaten vaa„ ren ) ten ware dezelve met Garnifoen bezet waren, „ en hetdelici geperpetreerd ware bij een of eenigen „ van het Garnifoen , en niet van andere Soldaaten „ van den Garnifoene niet zijnde, maar van elders „ in de voorfz. fteden gekomen; welke Refolutie „ zijne Excellentie ten zeiven dage aangezegd zijn- » «Ie»  „de, daar op voor antwoord gegeeven heeft te „ vreeden te zijn, dat de fteden bij haar oud geit bruik en posfeflie (daar in zij maintineeren te „ zijn) blijven en continueeren," kan ik niet zien, dat uit dezelve, vergeleeken met het geen wat ter verflerking van dezelve mogt aangevoerd geweest zijn of aangevoed worden , middagklaar zoude zijn , dat bij die Refoltitie geen „ nieuw rechc „ word geftatueerd, maar dat in de duidelijkfte ter„ men wordt voorgejleld het Landrecht, van „ den tijd der Graaven af, tot op dien tijd toe, „ in viriai ohfervantia , te weeten dat de Steden „ hebben een volle en univerfeele Jurisdictie , over „ alle delicten door haare Burgers , Ingezetenen of „ Vreemden, in de Stad gepleegd, met uitzondering „ alleen van het Garnifoen, om dat het Krijgsvolk „ onder het Vaandei, en dus ook in het Garnifoen „ altoos is geconfuiereerd als een Univerfitas op „ zich zeiven, aan een bijzondere discipline en regt „ onderworpen: terwijl verder uit deeze Refolutien „ te zien zoude zijn, dat Prins Maurits, die het „ Hoofd v/as van de Militaire discipline, zoo te „ Water als te Lande, verklaard heeft in dit Land„ regt te berusten." Alles wat bij eene naruurlijke en ongedwongen gevolgtrekking uit die Rcfolutie, zoo als dezelve daar voorkomt, gehaald of afgeleid zoude kunnen of mogen worden, zoude , als ik het anders wei inzie, daar op uitloopen; dat de Prins niet goed gevonden heeft om de Vergadering bij te woonen; en dat Hoogftdezelve, ten aanzien van die zaak, liever pasfief dan actief heefc willen zijn, gelijk zijn antwoord het ook te kennen geefc ; want antwoordende , dat Hij te vreede was , dat de Steden bij haar oud gebruik en pojjejjie (daar in zij maintineeren te ■zijn) bleeven en continueerden; erkende hij daarom. R 3 niet  <3>JJelIie ëe' „ weeft zijn. De Heeren Staaten onderftellen dus ( voegt fnj . 'er bij) dat een Militair, fchoon in deplaatze van. „ zijn Garnifoen, voor de ordinaire Juftitie moet te „ regt ftaan, in delictenniet Militair zijnde, en hun Ed. Mog. ftaaven dit op twee gronden, naame-. 1 lijk' op een oude voorgaande Refolutie, en op een „ continueele pffejfie van veele jaaren; maar.behou„ dens den eerbied , dien wij verfchuldigd zijn voor „ de uitdrukking, waarvan hun lid. Afeg. *g gme' „ ven te bedienen, kan men egter niet fupponea„ ren, dat de intentie geweeft is, door deeze Msfïï„ ve een nieuw Reet te etablisfeeren, maar dat hun Ed Mog. alleenlijk voorftellen een fuftenuè, wel-. " ke toen ter tijd door de Steden gevoerd en voor ■ Regt gehouden werdt; eene fuftenuë nogthans, * die toen ter tijd, zoo wel als nu, door dui Mihl tairen Rechtet werd tegengefprouken, terwijl ' de gefundeerthedd of ongefundeertheid van de " beide geoppofeerde fuftenuën blijft dependeeren *' van de foliditeit der gronden, waar op dezelve word vastgemaakt. Indien nu de Heeren StaaM ten in het jaar 1631 zig gefundeerc hebben op * B 4 » een  £ een oude voorgaande Refolutie, die niet naader » aangewezen wordt, en die wij bonafide ignoree- " rCn' ZA°t-rlS- bt"'evea zo" reinig, als wan„ neer de Militairen Rechrer voorgeeft dat de » Univerfahteic van zijne Jurisdictie, en het Mili„ tair privilegie, te leezen is in Wetten en Refo» lutien, die:wel in vago genoemd, maar niet ge„ produceerd worden. b „ Op dezelve wijze is het geleegen (vervolgt hü) » met de geavanceerde continueele posfeslie van * lange jaaren; het is wel buiten twijfel, dat 'er „ meenigvuldige gevallen zijn te allegeeren, welke „ op een anderen voet zijn behandeld, als, volgens „ het oude Landrecht in de Refolutie van 1501 m zoude hebben moeten gefchieden; maar wij moe„ ten hier op toepasfen het geene in her begin reeds „ aangemerkt is , dat deeze exempels niet dienen „ kunnen, om een Jus Publkum daar op te fun, „ deeren , terwijl men ook pofterieure exempels „ van het contrarie zoude vinden, en zelfs, in één 9> en oezelveStad; Refoluden, die zulke verfc'ul„ lende exphcatien aati de Militaire Jurisdictie „ geeven , als het Westen is geoppofeèrd tegen „ het Oosten; men bedoelt hier onder andere de „ bepaaling bij Heeren Butgemeesteren der Stad „ Zienczee gemaakt den 3 Augufhis 1600, me„ debrengende: dat alle delicten van Soldaaten, „ zoo Militaire als andere, zullen ftaan ter Tudi„ cature van den Kriigsraad , en wanneer dezel, „ ve tn flagrantt delicio, door de bedienden van „ de ordindire Juftitie worden geapprehendeerd. dat de delwquanten aan den Krijgsraad zullen „ oyergegeeven worden ; maar wij zijn van opi„ me, dat uit zulke exempels en Refolutien, nog „ aan de eene zijde nog aan de andere zijde kan * worden geargumenteerd, teegen een Jus canfth  „ tutum, tenzij dezelve zoo uniform, zoo onbe„ twisr, en zoo hngduurig waren, dat ze de kracht „ van een voorafgaande wet konden enerveeren. is dit nu zoo, hoe weinig grond heeft men dan, o r uit het antwoord vm Prins Maurits een beflisfi it van een recht, dat daadlijk niet gefubfifteerd zoude hebben, te trekken. Het antwoord van den "Vorst behelst zelfs geen toeflemming aan de Refolutie; de Prins beantwoordze niet: en, zoo het mij voorkomt, kan men uit dit zeggen van Prins Maurits al meede niet haaien, dat uic die Refolutie te zien is, dat Prins Mauritz, die het Hoofd was van de Militie, zoo te Water als te Lande, verklaard heeft in dezelve te berusten , naamlijk in dien zin, dat de Refolutie een Landrecht zoude aanwijzen, zoo als hetzelve bij deezen of geenen zoude kunnen of mogen opgevat worden. Want zoo men aan den eenen kant tot een vasten grondregel fielt, dat de fteden hebben volle en univerfeele Jurisdictie over alle delicten, door.haare Burgers, Ingezeetenen, of' Vreemden, in de Stad gepleegd; kan men , aan de andere zijde, niet ontkennen, dat Militairen niet anders te regt gefield kunnen worden dan voor die geenen, w lken over hen gefteld zijn; en dat ditperfoneel privilegie, als men 't een privilegie wil noemen, gegrond op de natuur en eigenfehappen van onze oorfpronkelijke conftitutie, ten minften zoo fterk is, als de privilegiën, door welken de fteden die rechten gekreegen hebben, in welken, als uitmaakende een Landrechc, Prins Maurits, als 't ware, zoude berust hebben. Ik kan ook niet ontveinzen, dat hier met de benaaming van Landrecht, zoo 't mij voorkomt, een abuis begaan word; vermits de aart van een pandrecht, mijns oordeels, daarin befiaat, dat B $ het-  <8mc 2ö >#, het^eive gelijkelijk overal plaats hebbe: ten aanr zien van de Jurisdictiën over delicien in de Steden is hec zoo niet gelegen. De Jurisdictie der Steden word, als ik het anders wel inzie , al te verre uicgeflrekt, wanneer men fielt, dat zij. hebben de volle en univerfeele Jurisdictie over alle delicten, door haare Burgers, Ingezeetenen, of Vreemden in de Stad gepleegd, met uitzondering alleen van, het garnijoen. Want men behoeft de verfchillende Privilegiën maar na teleezen, om te zien, dat 'er, ten opzichte van de uitgellrektheid der Rechcsoeffeninge, een groot verfchil plaats heeft.' Bij voorbeeld, met betrekking tot 's Gravezande, zegt het Privilegie van Willem ff. in May 1246. gegeeven, art. 2. „ alle, misdaad., of gebreuke, dat gevalt m binnen der Vrijheid van 's Gravefand, dat zal ge„ beterd en geijnd worden tot zeggen van de Scheq„ penen." Het Privilegie, aan de Stadt van Delft gegeeven door den zelfden Graaf, in April 12415. zegt „ zoo „ wie eenigen Borger trecht in zaaken, die en zelre » nJet off hebben danfcependom, noch ik noch de mijne „ en zelre anders yet off verzoeken." Het Privilegie van Willem den II. in den Jaere 1254. aan die van Alkmaar gegeeven, zegt.,, 'Voort „ zoo gcevcn wij deeze Poort eren alfulk recht en de vrij„ keeden, als waar dat zaake, aat iemant iets lette „ tegen een Poorter van Alkmaar, die en foude niet „ of hebben, dan Schepenen vonnisfe, want wij, noch „ onfe nakomelingen en zullen ander recht daar off. p eisfehen." In het Privilegie in den Jaare 1252. door denzelfden Vorst aan die van Dorth gegeeven, leest men, ende dies zoo en zullen wi noch niement van onfen Lieden voerder wifen dan. Scepenen ghew.yst hebben, welken woorden , volgens den Hr. v. c. Wal, in tiül zij*  zijne aanteekeningen bladz. 24. meent dat opgefioocen zoude zijn, dat de misdaaden, door Poorteren begaan, van geenen anderen dan van Schepenen éèregt kunnen werden: hoe verre die meening gegrond óf niet gegrond is, flant hier niet te onderzoeken. In het Privilegie van Schiedam vind men diergelijke uitdrukkinge. In het Privilegie van denzelven Graaf, den 23. Nov. 1245. gegeeven aan Haarlem, haat; Een Scepens oirdel gemaeCl en gevest tuitten rade der ander Scepenen, en fql niemant mogen te niete maken. Het Privilegie, "in den Jaare 1306. door Willem III. aan die van Leyden gegeeven , behelst deefe woorden : Zoo wie een Poorter van Leyden begehuldigde van eenigerhande zaaken , dai'r en fal niemant of hebben mogen anders dan Schepen vonnis. De Gr ave moet Poorters, wet en vonnisfe doen., bij den Rechte van de Steden Zierikzee, van 't geen hij% of iemand van fynent wegen daar op te feggen hebben, en daar boven niemant belasten, bij Privilegie van Hertoch Willem 1355. Dus fpreekt Smallega n g e. Doch het Privilegie (te vinden bij M1 ekis Charterb. D. II. bladz.j:85i.) voegt'er bij, behoudelic ons onfer Heerlichede, fmder arghelist. Het Privilegie van Enckhuil'en, door denzelfden Graaf aan die Stad opden 1. Maart 1355. gegeeven, drukt zich aldus uit: Voortaan hebben wij de voorgefeyde burgeren alfulcke vrijheydt gegeeven, te weeten : is 't faecke yemandt yet mishaeght tegen eenige ian de burgeren van Enchuyfcn, dat hy daer niet fal mogen van hebben, dan het vonnisfe der Scepenen: endc noch wy, noch onfe nakomelingen Jullen daar yet anders van eyfehen. Het Privilegie van Willem den IV., aan die van Amfterdam gegeeven, in den Jaare 1340. fpreekt aldus: Waer wat gefchiede bin\nen der Vrijheien van Amftelredam, dat fal berechten  ten onfen Schout met den Schepenen van binnen, daer teegen onfe Heerlijkheid niet en draagt. ik geef U, Wel-Edele Geftrenge Heer ! deeze aanhaalingen niet op, om eenigen Cwijffel te (preiden over het recht, het welk de fteden wegens de judicatuure in crimmalibus over derzelver Inwoonderen begrijpen aan haar toe te komen, maar Hechts alleen, om U Wel - Ed. Geftr. te doen opmerken : Z. Dat alle de Privilegiën nier, op dezelve wijze fpreeken. S. Dat in dezelven geen gewag word gemaakt, dat dit recht zich ook onbepaald zoude uitItrekken over alle Vreemden, welken zich op deeze of geene plaats zouden bevinden. Dat uit dezelve niet heeft kunnen proflueeren een Landrecht. 4. Dat in de Privilegie van de Stad van Araflerdam wel gezegd word, dat wat binnen de Vrijheede van Amftelredam gefchied, de Schout en Scheepenen berechten fal, het welk zeekerijk nafluit dclióten, mefufen en ongeregeldheeden door Vreemden begaan; maar dat zelfs, in dat Privilegie, uitgezonderc worden misdrijven , welke teegen de Hoogheid des Graaven mogten draagen. Waar bij nog gevoegd kan worden, het geen in het groot Privilegie van Vrouwe Maria, ten aanzien van 't vervolgen van zwaare misdaaden in Zeeland, gezegd word; en waarin niets voorkomt, dat eeni zints zoudeaantoonen, dat de crimineele Jurisdictie der fteden zich zoude uitltrekken over elk en etn iegelijk, die zich in dezelve zoude bevinden. Wanneer hun Ed. Gr. Mog. de Staaten van Holland in den jaare 1677. verklaard hebben, dat het binnen den Lande van Holland en Westfriesland, een indisputabel recht is, dat geen Ingezeeten vaff  van dezelve Landen,niet fugitief weezen de, nochte ook in flagranti delicto geattrapeerd zyn Je, geapprehendeerd, of te regt gefield mogen worden, dan door den Officier en voor den Rechter, beiden in haarregard, ordinaris, dagelijksch, en competent; en wanneer hun Kd. Gr. Mog. in den Jaare 1678. deswege gedaan hebben een nadere c onfirmatoire verklaarins, inhoudende, dat tot de recherche en judicatuure over delicten alleen zijn gequaliüeeerd de Officiers en Rechters over het terricoir, waar onder de delinquanten woonachtig zijn, met feclufie van alle de Officieren en Rechcers van de plaats, daar het delict zoude mogen zijn gedaan, zoo wanneer de delinquanten niec voortvluchtig zijn, of in flagranti delièto zouden mogen zijn geapprehendeerd, of bij voortvluchtigheid aldaar tegen hen geprocedeerd: wanneer, zeg ik, hun Ed. Gr. Mog. zich op deeze wijze uitlaaten, omtrent het Landrecht der Provincie van Holland, kan men dit, zoo wij ons verbeelden, niet gevoeglijk brengen tot eene volle en univerfeele Jurisdictie over alle delicten, door Haare Burgers, Ingezeetenen , of Vreemden, in de Jlad gepleegd, met uitzondering alleen van het garnifoen. Zelfs beeft men meer dan eens gezien, dat Schepenen van Amfterdam, fustineerende recht van judicatuure te hebben over iemand, in dienst van 't Land zijnde, en een deliét geperpetreerd hebbend, zich niet beroepen hebben op een Landrecht 't welk hun eene volle en univerfeele judicatuure over alle deliéten, door haare Burgers, Ingezeetenen, of Vreemden in de Jlad gepleegd , zoude geeven ; maar op hun fpeciaal Privilegie, hier boven gemeld. Van de andere Provinciën zijn 'er, voor zoo veel wij weeten, geen Privilegiën, die zulk een recht gunnen. Ten aanzien van Zeeland word 'er geen aangetoond. ■ We*  . Weshalven het mij niet toefchijnt beweezen te zijn , dat het ooit een Landrecht, 't zij van Zee» land, 'c zij van een onzer gewesten, zoude zijn geWeest, welk van de tijden der Graaven af tot op dien van den 18 April I5pr. toe, zoude beftaan hebben, dat de fteden zouden hebben de volle en Univerfeele Jurisdictie over alle delicten door haare Burgers Ingezeeten of Vreemden in de Stad gepleegd, met uitzondering alleen van liet garnifoen. Ik zoude te meer zwaarjgheid vinden om dien regel zoo algemeen, als dezelve gefield word, aan te neemen, vermits het woord Vreemden niet wel anders dan zeer dubbelzinnig opgevat kan worden. Dat Vreemden , of Vreemdelingen , welke zich in een flad begeeven, door het komen in een plaats, daar zij niet t'huis hooren, verflaan worden zich flilzwijgende te onderwerpen aan deq Rechtsdwang van die plaats, is eene zaak, die door alle doclooren geleerd word: maar tefferis is. hec niet minder waar, dat zodanige flilzwijgende onderwerping niet verflaan word plaats te grijpen in alle gevallen, en vooral niet, wanneer iemand op hoogen order, of uit krachte van eenige Commisfie, zich op een zeekere plaats bevindt. Ik t wijffel, bovendien, of men het woord Vreemden wel toepasfelijk kan maaken op zulken, die in 'sLands dienst zijn, en inzonderheid op vlilitairen, die niet in de plaatzen komen dan op order van den Souverain, of van die geen die de plaats van den fouvercin vervult; die ook niet, gelijk Vreemden, zonder aan eenigen rechtsdwang onderworpen te zijn, op eene plaats komen, maar tegelijk onder hunnen ordinairen, dagelijkfchen, en Cotnpetenten Rechter. Het begrip , dat de Steden zouden hébben een volle en univerfeele Jurisdictie, over alle delicten ia hunne Stad voorvallende, zal, zoo wij 't wel hebben ï  beft, niet weinig verzwakt worden, als men eens naazïet wat recht de waardigheid van Stadhouder en die van Capitein • Generaal medebrengt. Want om zich een recht toe te fchrijven, is het niet genoeg, dat men den tijtel, op welken die gegrond word , voordraage; men moet nog zorgvuldig in aanmerking neemen, of 'er niet elders een fterker of beter tijtel tegen word voottgebragt. Van de Landheeren zijn de Pri vilegiën gekomen , door welken, niet de Steden * maar de Schouts of Officieren met Schepenen tot het oeffenen der Judicatuure zijn gefield. De Graaf ftelde een Schout aan, om hec Ampt van Rechter te bekleeden, doch verbond zich, dat die Schout geen recht zoude doen, dan op het wijzen van Schepenen. Het recht van wijzen, daar door, aan Schepenen vervallen , eri 't welk, gelijk het uit de Handvesten en Privilegiën te zien is, niet overal gelijkvormig, maar al zeer verfchillende is geweest, benam aan den Landheer niet, en dus ook niet aan dien geen, dien hij in zijnen plaats Helde , aan zijnen Stadhouder naamlijk , het opperlte gebied over de Landen en zijne Landzaaten. Het ontnam hem en zijnen Stadhouder alleen het vermogen, om*, ten aanzien van die recht, iet te doen of te bepaalen , ftrijdig met het geen, waar toe hij zich verbonden had; het zij met betrekking tot de Steden, het zij ten opzichte van andere gedeelten der algemeene rechtsoeffeninge. AI het overige bleef den Landheer: en aan zijnen Stadhouder verviel de oeffening daar van, uit krachte van zijne waardigheid van Stadhouder. Hier uit volgt dan ook , dat, welk Hoofd 'er over het Krijgsvolk wierd aangefteld, de opper-judieature over het zelve aan den Heere Stadhouder bleef, even als bij denGraave', zoo lang als 'er aan dat Hoofd geen bevoegtheid of recht was gegeeven en  en afgeftaan, om het zelve alleen te oefTenen, rmtf*" kende dejudicatuure over het krijgsvo.k een fchaakel van laageren hooger rechters, naar ma3te dat de troep onder verfchillende Hoofden ftond; daar in ook wederom zeer verfchillende van de judicatuure van Schout en Schepenen. Vind men, dat daar door aan de Stadhouderlijke waardigheid, een a] te groot gezag werd toegefchreeven, en een gezag, tot het welk Hoogstdezelve nimmer eenige bevoegtheid zoude gehad hebben, hij leeze, om uit die twijffeling getrokken te warden, flechts deCommisfiedoor Graaf Willem den Vf. den 19 Junij 1410. aan Heere Pndips van Dorp verleend, en aldus luidende: „ Willem, enz. doen cond allen luden : want wij „ om fonderlinge faaken wile, die ons aangelegen „ zijn buten onfen Lande van Holland, ende van „ Zeeland trekken moeten, ende wij oic, vermits „ oorloge, die wij hebben, onfe lande, ende luden „ niet onbewaard laaten en willen. So hebben wij „ in onfer Stad gezet, ende bevolen, in onfer Stad „ Jetten ende beveelen onfen getruwen Threforier, „ Heren,Philips van Oorp,a lli. onfe Heerlijchede, „ lande, lude, Jleden, floten en goede ovekh in „ den onfen te bedriven, te regieten ende anders alle „ onfe zaaken te handtieren, ende te bewaren groot „ ende cleyn, gelikerwijs, en de in alre manieren of 9 wijt zelve waren; ende zo wes die hair in doen , » ordineren, ende fetten fal, des houden wij him , volcomelic gewaert, geliken of wijt zelve gedaan „ hadden. Ende ombieden en bevelen allen onfen ge„ tritwen endegemide Baanridzen. Ridderen, Knapen, j. Leenmannen, fteden ende gtmeynte overal in onfen „ lande gezeten, enoe eiken bijfonder ,dat li onfen ^ getruwen theforier voirnoemt in allen zaken, die „ hi van onfer wegen te doen fal mogen hebben»  ® gehrich, gehulpich, bijftandich, geradkh ende oirte derdankh fijn tot alre tijt als fijs van Mm, off vari „ finen wegen vermaent worden , hec waif in laken „ van oirloge, off in eenigen anderen , hoe die ge„ noemt mogen wefen. Ende wair yemant die „ onfen getruwen voirfcreven in enigen ftucken on„ willigh, overhorich, of wederffandich ware, of „ in enigerwijs onfe voirfz. gebode wederfhonde ; „ ende onfen getruwen voirfz wederfcribbig viele , ,j of fine geboden, dat wouden wij aan him hou„ den , ende verhalen , hi wair Ridder, ofre „ knecht, groot, off cleyn, als an den genen, dii „ ons aen ons zelvs lijve misdaen hadde, ende onfe „ vijanden Harken woude in verderfnisfe onfer lan„ den, ende goedeluden. „ Vbirt hebben wij onfén getruwen voirnoemÈ „ gemachticht, ende mede gegeven fijnanchien te „ doen op onfe goede, om ons, ende onfe faken „ mede te vorderen, dair hi van onfen goeden om „ verzetten fal mogen van onfer wegen , ende foe „ wes voirwairde, gelofte, off brieve dat hi ye„ mande dair voir loven , of toefeggen, ende hi mie„ ten luden overdragen fal, die geloven wij him „ dair off te doen bezegelen ende wael te houden^ „ ende dat fal vaste, endegeftadebliven, als off wijc w zelve handelic en mondelic gedaen hadden. Dit „ fal gedueren tot onfen wederfeggen. In oircon* » de, enz. Datum Hage XIX. die Menfis Junij n anno X. „ Dit is al die Lande van Hollant, ende van Zee„ lant duer gekundiget mit mijn's Heren openen „ plackairden, enz." Welke algemeene en onbepaalde aanfcelling bui* ten tegenfpraak medebragt het Oppergezag over alle Reclusoeffeningen, en mitsdien ook over die der Krijgsknechten. Voor 't overige, kan men uit deeze! C m  en diergelijke Hukken de reden vinden, waarom „ de Heeren Stadhouders met één altijd zijn ge„ weest Capiteins Generaal van de Provinciën van „ hier Gouvernement, en waarom altijd verflaan is," ('gelijk dit door den Heer Raadpenfionaris van Sl.inge.land is aangemerkt in zijne Hiflorifche Verhandeling van.het Gczach over de Militie) „ dat „ nkmanc buhea haer vermag directehjk eenige or„ dre te geeven binnen de paaien van haer Gouvernement, aan de Militie, tot wiens befolding „ die ook Haan mag: zelfs niec een Gouverneur „ Generaal, gelijk de Staaten van Holland beweerd „ en tlaande gehouden hebben tegen den Graaf, van ., Leicester." Jieflaande de redern daar van natuurlijk hier in, dat de Stadhouder den Graaf zeiven in alles wat het gezag van den Graaf betrof, vervanpde. Het zij mij verders geoorloofd, om, bij deeze gelegenheid , eene aanmerking te maaken op de gedagte, in welke welgemelde Heer Raadpenfionaris fchijnt geweest te zijn, dat het ampt der Stadhouder en of der Gouverneurs en Capiteins Generaal der Provinciën ten deele zoude zijn geweest politieq ten deélé militair, zoo het niet twee onderfcheiden amplen zijn. Daar omtrent Haat te letten , dat de Stadhouders , in 't algemeen , den Graaf in zijn gezag vervangende, het ampt \'an Capitein - Generaal beflooten was in dat van Stadhouder, ten zij het aan eenen anderen, in 't bijzonder, was opgedraagen. Het Capreinfclnp- Generaal, voor zooverre het bepaald wierd tot Hoofd te zijn van 't Krijgsvolk of den Kri gsftaat, maakte een gedeelte van 't algemeen gezag van den Stadhouder. Vermits nu dit al gemeen gezag zich uicflrekteover verfcheide verfchillende Perfoonen en zaaken, die als zoo veele verfchillende Departementen uitmaakten, zoo konde ook  <& ook over die verfchillende departementen verfchillende Hoofden aangefteld worden, gelijk zulks ook daadlij k is gefchied, zoo als men 't zien kan aan de Dijkgraaffchappen, Opperhouvescerij, en anderen. Doch wanneer'er zulke bijzondere Hoofden waren, bleeven dezelven niet te min onderhoorig aan den Stadhouder, als den Graave reprefenteerende. De reden waarom aan de Heeren- Stadhouders teftens en te gelijk met het Stadhouderfchap ook opgedraagen is het Capitein-Generaal en Admiraalfchap, fchijnt daar in gelegen te zijn, dat men den deur, om de twee laatfte waerdigheeden aan iemand anders, hoe zeer onderhoorig aan den Stadhouder, op te draagen, niet heeft willen openJaaten De betrekking van Capitein - Generaal tot de Generaliteit ftaat op zich zelve; vermits dezelve enkelijk onderhoorig zoude zijn aan den Stadhouder der Vereenigde Nederlanden, indien 'er een was ; en ook alleen met betrekking tot het geen den Vereenigden Staat raakt, plaats zoude hebben. Uit dit alles blijkt, mijns oordeels, ten duidehjkfte, dat de waerdigheid van Stadhouder, medebrengende het opperfte rechtsgebied over alles wat niet afgeftaan is , dus ook tegenwoordig de Heeren Stadhouders , vi mimeris, uit krachte van hunne waerdigheid, de Hoofd-of Opperrechters zijn over de Militie der Gewesten , van welken hoogscdezelve Stadhouders zijn. Ik heb, om dit te betoogen, de gronden gehaald uit onfe oude Vaderlandfche conftitutie , en daar toe gebruikt zoodaanige ftukken, welken mij voorkomen buiten tegenfpraak te zijn : ik heb gemeend dien weg te veiliger te kunnen inflaan, nademaal van wegens de Stad Amfterdam zelve begreepen word, dat depritnittve conftitutie met relatie tot de Militaire Jurisdiétie hooger op moet gehaald worden , dan van den tijd der 6 C 2 Unie  3°* Unie van Utrecht. Daar omtrent nu kunnen wij nitt zeekerer gaan, dan wanneer wij tot den oorfprong der zaaken en haare eigenfchappen doordringen. Dit zal ons dan ook natuurlijk brengen tot de befchouwing van de waerdigheid van Capitein- Generaal. Wij zien een Capitein - Generaal aan het hoofd van het Krijgsvolk: wij moeten dan natuurlijk opgeleid worden tot de overweging, wat de rechten zijn, zoo van den Capitein - Generaal aan de eene zijde, als van het Krijgsvolk aan den anderen kant, ten aanzien van de Jurisdictie Militair, om te kunnen oordeelen of aan dezelven niet zoodanige rechten toekomen, die beter en flerker fpreeken, dan die, welken door de Steden voorgehouden worden en met dezelve ftrijden. Ten aanzien van het Krijgsvolk hebbenwe bereids aangeteekend , dat hetzelve in den rechtsdwang zijn hoofd volgt; en vermits hun Ed. Gr. Mog. de Staaten van Holland, bij hoogstderzelven Plakaat van den 13. September 1677. verklaard hebben, dat het binnen den Landen van Holland en Westfriesland een indisput'abel'recht is. dat geene Ingezeetenen van denzelven Lande, niet fugitief wecfende , nacht e ook in flagranti delifto geattrappeerdwerdende, getpprehendecrdofte te regt gejleld mogen worden, anders dan voor den Officier en voor den Rechter, beiden inbaar regard ordinaris, dagelijks en competent zynde, gelijk wij te vooren aangemerkt hebben , dan, dunkt mij, is dit een indisputabel recht, welk het krijgsvolk even zo wel als alle andere Ingezeetenen toekomt. Want wie zal zich ooit kunnen verbeelden, dat de Militairen alleen, zij die uit den aart van hun beroep geroepen zijn, om hun bloed en leven veil te hebben voor den dienst van 't Vaderland, buiten het genot van een rec.it zouden gefield worden, dat aan den minllcn arbeidsman zal toegekend wor-' den?  *M 37 ><* den? wie nu de ordinaris, dage lijkfche, en competente Rechter der Militairen is, behoevende niet te vraagen. Dagelijksch hebbenwe de oeffening 'er van onder't gezicht. Daar dit recht nu ftrijdt met het vol en univerfeelrecht, van welk te vooren gefprooken is, daar het felve aan alle rechters ontneemt de bevoegtheid om over Militairen rechtsdwang te oefrénen, ten zij in twee gevallen, bij het voorfz. Plakaat aangeduid, zo zal men moeten erkennen, dat de Steden geen recht hebben, noch hebben ktinnen verkrijgen > om over Militairen in criminalibuste zitten"; nademaal, welke Privilegiën de Graaven haar ook gegeeven hebben, dezelve niet kunnen werken tegen anterieure rechten van anderen, onvernietigd gebleeven zijnde: en vermits het recht der Militairen veel ouder is dan de Privilegiën aan de Steden gegunt; vermits hetzelve door die Privilegiëa niet is vernietigd, en onvernietigd is gebleeven, zoo volgt daar al verder uit, dat de Steden nimmer hebben gekregen, kunnen krijgen, bezeeten hebben of kunnen bezitten het recht, om over Militairen recht te oefferienz'» criminalibus, althans niet anders nog verder in de Provincie van Holland, dan in de gevallen, bij het voorn. Plakaat gefield. Uit dien hoofde alleen, en zonder te treeden in eenig onderzoek van redenen , wegens het geval van den Vaandrig de Witte, te berde gebragt, vinde ik het zeggen, in de gedachte Promemorie ten aanzien van dien Militair voorkoomende, wat al te ruiterlijk. Dan, Wel-Edele Geflr, Heer, het is niet genoeg, dat men het recht van't Krijgsvolk hebbe gade geflaager. Schepenen komen op als Rechters: zij willen dat men aanneeme, 't geen zij begrijpen hun te behooren; het is dan billijk, dat aien ook het oog 11a op de rechten van den Capitein- GeC 3 ne-  neraal, en eens zie, wat die waerdigheid ten aanzien van de Militaire Jurisdi&ie medebrengt. Ik heb bereids vooraf daar omtrent aangemerkt, dac de Hoofden van 't Krijgsvolk, na de aloude conftitutie van ons Land, zelfs daar uit dat zij Hoofden van hetzelve waren, te gelijk waren hunne rechters; en 't opperhoofd van 't Krijgsvolk, deszelfs opperrechter. Dit, Wel-Edele Geftreuge Heer! is 'eene hiftorifche waarheid, welke ons in de Gefchiedboeken en oude Vaderlandfche Rukken zoo duidelijk word geleerd, dat ik mij verbeelde alle omflag daaromtrent te kunnen vermijden. Maar hoe uirgeflrekt of bepaald was dat Rechters gezag? Dit is eigentlijk het poinct op welk het aankomt. Ik weet niets beters te doen, dan U hier het geen ik bij düCadge Gksfar. op 't woord Capitaneus Generalis, vinde, af te fchrijven. Zie hier wat de Man zegt: „ Capitaneus Generalis. Dux totius „ exercitus apnd Matthaum Paris, qui Major Capi„ taneus in Charta Cremonenfi an. 1244. nujlris olim „ Capita ine General &Soüverain, ca- „ jus dignitatis & mitnii fuprema poteftas fic defcribi„ tur in charta, quam hic damus: Philippe par la „ grace de Dien Roys de France, a tous èeux qui ces „ prefentes Lettres verrent, falut, Spavoir faifons qus „ nous confiant du Jens, loyautè & diligence de nojtre „ amé & feal Chevalicr Guy de Ncelle, Marefchal de „ France, icelluy avons fait eftably , faifons Q* „ eflablifjons par ces Lfttres, poitr la feureté du pays , -„ Capitain general & fouverain de par Nots és parties „ de Xanftonge £ƒ es pays cjf marches d'environ , „ de tous les lieux voifins, auquel nous avons donné £5* „ encore donnons pouvoir , auclorité, &f mandement „ efpecial de mander, qffembler, & tenir a nos gages » gens d'armes & depié tant, tel nombre, & toute- „ fois  „ fois que bon li femblera ; de vifiter, £P eflablir les „ Villes, Chafteaux, &? forterejfes du pays, 'fjf des » marches, &' de croiftre 5J a pc tifier les ej lablies, de „ changer, mettre de lieu en autre & ojier du tout „ Chajlellains , Baillis, Prevos, Receveurs &' tout es » maniercs d'autrcs officiers quiex & quelque eflat „ qu ils foient, & autres eflablir de nouvel en licux * d'eux, de quitter. remettre, pardpnner toutes ma„ nieres de crimes malefices dux per/onnes ,quc il » verra que bon foit, de rappel banis , de dormcr Letn tres dEflat a cetix quiferont en noflre fcrvice avec » lui, ou autre part de fon commandement, du jour » que il partirent de leur pays jus que s a un.mois après» leur retour des parties ou ilferont aks, de compo» Jer a toutes manieres de gens, de quelque ejiut que 0 il foient tenant villes, chajlcaux & fortcrefjes de » nosennemis qui vauldroient fans fraude venir a noflre » obeiffance, de prendre deniers fur les receveurs qnel» conques desditesparties pourfaire les chofes defusdites » toutes fois que mejtier en Jera, en eux donnet quitn tance fous fon fcel de ce qull prendra d'eux, de » faire toutes autres chofes qui a office de Capitein Ge55 neral Souverain puent £3* doivent appertenir. n Lesquelles chofes dcjjuedites ainfi faites par noflre » dit Capitain, nous aurons fcrmes & agreab'es, & n icelles &f cefcunes confermerons par nos Lettres fel55 lees en las de foie de cire verte, Je mejtier efi Don 5j nons en mandement par la tenue de ces prefentes h n tous nos Officiers Subjets de quelque efi at que il » foient, que audit Marefchal cmnme a Capitain efia* » bli de par Nous, obeijfent diligemment, & prejlent 5s £f donnent confeil, confort, fc? aule, tontefo'ts que » meftier en aura, & a nos amés & feaux Geus de 55 nos Comptes a Paris, que tout ce que nojire dn Lapin tainaurapris ou receu desdits Receveurs, ondaa» cims d'iceux pour la caufs dejfusdite, il alloüent en C 4 „ leurs  „ leurs comptes, &? rabatent de leurs receptes fans contredits , nonobftant , que ces prefentes foient » PaJFees Par ëens de noflre fecret Canfeil: en tes„ moin de laquelle chofe nous avons fait mettre k M ces Lettres noflre grant feel. Donnè au Bois de „ Vincennes leg. Jour d'Aoufi fan de gr ace 1349. „ Exflat in 12. Regeflo Chartophylacii Regii ch. 17. „ Diploma aliud Philippi Pulcri Regis datum apud m Vincenas die Martis ante feftum B. Maria Mag' „ dalenee ann. 1302. Quo Comitem fancli Pauli Buti„ cularium Francice Capitaneum exercitus fui in bello m Flandrenji conflituit. Gij ziet uit dteze Commisfie, welk uitgeftrekt gezag aan den Capitein - Generaal gegeeven word: zoo 'er bedenking mogt vallen , of zoodanig een document toepasfelijk op onze Stadhouders konde zijn, zal ik , zoo ik vertrouw, bij Uw Ed. Geil. kunnen voldaan met de woorden van een onzer bekwaamde en kundigfie Staatslieden ; ik meen den Heer van de Spiegel, welk op bladz. 02 van sijne verhandeling over den oorfprong en Hiflorie der Yaderlandfche Rechten, zegt, „ dat de overeenkomsc „ onzer oudfte keuren met de Frankifche Wetten niet alleen te vinden is in den ftijl en de fchik„ kinge , gelijk ieder een met den eerften opüag „ in het oog loopt , maar dat ook de zaaken, „ zefs de wijze van Jïraffen der misdaden , en de „ manier van rechtsplegingen volkoom en uit „ JX e oude w2ttk.n over genoom en zijn. » enz. " Wij behoeven evenwel het daar bij niet te laaten : de Raadsheer Idsinga , die blijken van eene belezenheid geeft, over welken men verftomd ftaat, heeft de moeite genoomen om met vooibeelden te doen zien wat rechten aan de waerdigheid van. Capitein en Capitein-Generaal verknocht zija ge-  geweest. Men behoefd des aangaande maar na te gaan wat die kundige Schrijver daar van zegt in zijn Staatsrecht 0. I. blz. 59 D II. bJz. 85, 92, 94, 95, 106, en daar hij over 't recht der Bannieren, en 'tvoeren van Vendels,en wat dies meer is,handelt. Ik zal 'er alleen uit haaien de aanftelling van Jan van Heemfteden, den jongen, tot Hoofdman, en Slotvoogd van Staveren op den 1 Auguftus van den jaare 1409 gedaan, door Hertog Willem, en welke aldus luid: „ Willem, enz. doen cond allen luiden, dat „ wy bevoolen hebben , en bevelen mit deezen „ Brieve Heren Jan van Heemfteden , den jongen, „ mitten genen die wij bi him fcicken zullen, onfe „ Capiteynfchap en Cafteleynfchip van onfer ftede „ en huife van Staveren in Oestvrieslant te bedri„ ven, te bewaaren, en te beforgen tot onfer eren, „ ons , ende ons Lands oirbair in allen manieren, „ als daar toe behoirt, en Capiteyns en Cafleleyns „ fchuldig zyn te doen. Ende machtigen voirt onfèn „ Capyteins, ende Cafteleyns voirnoemt, dat fy „ onfen goeden luiden, die tot Staveren liggen fullen, „ Jullen mogen gebidenvan allen onsen saken, „ onsen oikloge roerende, des Mm nut, „ ende oirbaar dunken fal tot alre tyt, als des te doen „ fal wefen. Ende hier of fullen fy hebben fulke „ nutfcip, ende profyt, als Heer Florys van Alc- „ made, en Bertout van Gent dair of gehadt heb- „ ben. Ende ombieden, ende bevelen allen onfen „ goeden luiden, binnen Staveren gezeten, dat fy „ onfen Capyteins ende Caftileyns voornoemt on- „ derdanich, gehorich, gehulpich, ende byflan- „ dig fyn in allen onfèn faken, die fy van onfer „ wegen te doen fullen hebben tot alre tyt, als fys van „ him, of van hoirre wegen vermaent fullen worden. » Ende wair yemant, .die des niet en dede, ende C 5 » ons,  „ ons, of onfe Capyteins en Cafleleyns overhorich „ worde, dat wouden wy aandien houden, ende „ verhalen, als an den genen , die ons van on„ fer Heerlykheeden verminderen woude , fon„ der virdrach. Ende hier op heeft onfe Heere „ Jan , onfe Capiteyn voirfchreven , geleent du„ zent Vrancrixe cronen. Item, noch zes honderc „ Vrancrixe cronen, die hi Bertoud van Gent ge„ geeven heeft, ende wy hem fchuldig waren, ende „ verleyde op onfe Capytein voirfz. Ende gelo„ ven Heeren Jan , onfen Capytein voirfz uten „ voornoemden diende niet te fetten, noch te la„ ten fetten voir die tyt, dat wy him die zeftien „ hondert cronen voirfz. ende anders wes hi ons mit „ onfen brieven, of mit befcheidenre reekeningen „ bewyfen zal mogen, dat wy him fculdich zyn op ten „ diende voorfchreeven, vol, ende al betaeld zul„ lenhebbendes leden penning mitten eerden. Inoir„ conde , enz. Gegeven in den Hage op Sinte Peters „ dagh ad vincula, in 't jair MCCCC. ende ne» gen-" Vervolgens de aandelling van Heere Benhout van Atfendelft tot Kapitein te Amderdam, door Vrouwe Jacoba op den 26 Decemb. 1417 gedaan , in deeze woorden vervat ; „ Jacob , enz. doen „ cond allen luden, dat wy bevolen hebben, ende „ bevelen mie deefen brieven onzen getruwe Hee„ re Barthout van Asfendelfc , Capyteyn , ende „ Hoiftman te wezen bynnen onfer ftadt van Aem„ derdam, die van onfer wegen te bewaren, te be„ driven, ende te bezorgen, van allen, des noot „ is, en noitlich gebueren mag in oirloge, onze, „ ende onfer dat bed te procureeren, ende onfer „ Vyanden archde na allen finen vermogen , alzo „ dat behoirlyck is, ende een goet getruwe man „ fculdich is te doen. Ende ombieden ende beve- » lea  # „ len mit zonderlingen ernfle, onfen getruwen „ Stoute, Burgermeefleren, Scepenen, Rade ende an„ ders allen onfen gemeynen Poirteren, ende inwonen Jen „ onfer Stat voirfcreven, dat zy Heeren Barihuut, „ onfen Capytein voirfz. in allen zaken, ons, ende „ onfer Stat aangaende, gehorich, gehulpich, on„ der d a ni c h ende biltandig fyn, enae finea „ geboden gevolgich tot alle lieden , ende llon„ den, dair dit gebueren fal, en dez te doen fal „ wezen, fo wanneer zys van him, of van zinen we„ gen vermaent zullen worden , en des niet en la„ ten, fo lief als wy him zyn; want wair yemant, „ die des niet en dede, ende onfen tegen woirdi„ gen geboids of ons Capyteyns voirnoemt mit wil„ le overhorich worde, dat wouden wy aan dien „ rechten ende verhalen, als aen den gene die on„ ferStat verderfeniffen fochten, fonder eenich ver„ drach. In oirconde enz. Gegeven inden Hage op „ Sinte Stephanus dag, anno XII1IC en fevencien." Eindelijk za! ik hier nog bij voegen de aauflelling van de Heeren van der Veer en Vranck van Borfelen, tot Generaal en Overfte Capiteinen van alle Zeeland; in deezer voegen fpreekende. „ Philips, enz. doen cond allen luyde, datwy „ om den gemenen oirbair, ende om die gemene „ Lande ende Stroome van Zeelant geveylicht, be„ waert ende befchut te fyn voir onfen vyande, en„ de ballinge, bevolen, en gemachtigd hebben, be„ velen, en machtigen mit defen brieve onfen lie„ ven, ende getrouwen den Heer van der Veer „ ende den Heer Vranc van Borsfel , Genereal „ ende Overlle Capiteyn te wefen van all Zee„ lant , die te bedryven , te bewaren, te regieren, „ te befchuiden van onfer wegen, ende onfe vyan„ de, ende ballingen, daar ut te weren, te we„ derliaen , ende te crencken mit onfer Ridder„ fcap, Steden, Leenmannen, ende goeden Lude fo » u*  „ fi beft fullen conne, ende moigen als goede ge- „ trouwe Capiteynen fchuldich zyn te doen. Ont- „ bieden dairom ende beveelen allen onfen ge- „ trouwe ende geminden Ridderen , Knapen, Ste- „ den, Ambachtsheren, Leenmannen, ende goede „ luyden binnen Steden, ende dair bu- „ ten, alfo ernftelic, als wy moigen, dat fy onfen „ Capiteynen voirnoemt, endeelcken van hem by- „ fonder,gehorich, onderdanich, byflandich en „ gehulpich fyn in allen faken, die ons, ende den „ Lande aengaen moigen, ende by hem comen , ende „ mit hem trekken tot alre tyt, als fy 't hem van „ onfer wegen laten weten, om onfen Vyande te „ wederftaen, ende onfe Vrienden, ende Paaien te „ befchuttenjendedez niet en late alzo lieff, als wy „ hem fyn, want wair yemanc,die des niet endede, „ ende niet by onfe Capiteynen en quamen, als „ hem een wete gedaen wair, dat wonde wy an „ dien alzo rechten, en corrigeren als an den genen, „ die ons des Lands verderfniffe meynden, ende ons „ wt onfer Heerlicheit verdryven wouden fonder „ yemande des te verdragen. Ende hebben onfen „ Capiteynen voirnoemt vort gemachticht, ende „ bevolen dien overeorigen van onser 5, wegen aan te tasten, en te corri- „ geren, gelyc voirfchreeven fiaet, ende wez „ onfe Copiteyns voirfcreven dair in doen fullen, off „. die een van hem beyden, dez houden wy hem „ gewaert,en fullent hem flaen, off wy 't felve „ gedaen hadden. Dit fall gedueren tot onfen we„ derfeggen. In oirconde enz. Gegeven tot Zierc„ zee XXI dagen in Mairte anno XXV." Het gezag van de Heeren Capiteins-Generaal, onder de Graaflijke Regeering, van dien aart zijnde geweest , als uit deeze (lukken kan opgemaakt worden', moet 'er notoirlijk uit volgen of dat hoogstdezelve dat gezag nog hebben, of dat hetzelve door eenige  advies van zijne Raaden, volgens de verfchillen-  de Departementen, te werk te gaan, het welk ook nog te zien is aan de Commisfie van Admiraal, in welke aan den Admiraal , alle judicatuuren over Zeelieden en Zeezaaken opgedraagen word. De InjtrucTi voor Prince Maurits draagt 'er insgelijks een blijk van. Men leest 'er: „ Item „ zal de voorfz Gouverneur met te Gedeputeerde „ Raaden voornoemt, moghen verkenen (by pro„ vifie ende tot anders fal wefen geordonneert) „ alle brieven van gratiën, remisfien, pardoenen, „ abolitien , legitimatien , atterminatie, confenc „ om te moghen tefteeren , en diergelycke fulx, „ die by den fecreten Raaden tot Bruffel pleegen „ verleent te worden , ende dat naar voorgaande „ advys van den Officier ende Magiftraat van der „ Stadt ofte Plaatze daar 't feyt ofte delict, is ge„ fchiedt , ende midts dat de impetrant van de „ voorfz brieven van gratie gehouden werdt de „ felve te interineeren naar behooren, welverllaan„ de nogthans , dat van gequalificeerde dootflaa„ gen , ende andere enorme delicten ghecommit„ teert, met gheleyder lagen ofte opfetten wille, „ eaheen remisf ofte pardoen fal worden verleent „ ofte gegeven. „ Item fal de voorfz. Gouverneur met te glit„ deputeerde Raaden voorfien op de notelicken Gjt„ nifoenen, verfeekertheid ende befcherninge van „ de voorfz Landen, Steden, Sterkten, Havenen, „ Wateren ende Stromen van dien , ende voorts „ alles doen dat een goed Gouverneur ende Capi„ teyn Generaal ende Admiraal, vermach ende „ fcnuldich is te doen. Waar bij, tot nader bewijs, nog gevoegd kan worden de Commisfie van de Staaten van Holland op Prince Maurits , om den Overflen Sonoy onder zijn obediëntie te brengen , in dewelke ook voor-  vborkoorhen de woorden bij ad vis » Belovende ,i de Staaten voornoemt voor goet , vast, ende „ van waarden te houden, al 't gunt bij zijne Exv cellentie voorfz bij advisen als voren, enz._ • Ingevolge van die Commisfie, ziet men Prins Maurits, op zijnen naam , een. Plakaat binnen Hoorn afkondigen,,, in welk hoogstdezelve bij adfjjfe van de Gedeputeerden, enz., zegt, zijne meèning wel te willen openbaaren ; enz. , >. Dus . ziet men ook Prins Maurits een Plakaat en Ordonnantie.binnen Medenblik, tot Rilling-der Beroerte dier Stede, op zijn naam en op zijn gezag afkondigen, na gehad hebbende het advijs; enz. ., Verders, als men de Plakaaten en Ordonnantiën eens nagaat, hoe veelen zijn 'er,niet door de-Heeren Stadhouders, in de eerfte tijden van de Republiek, betrekking tot, den Krijgsftaat en Krijgszaaken hebbende, ;op hoogstderzejver gezag als Capiteins, of Hoofden van de Militie afgekondigd j zonder dat 'er eenige bedenkelijkheid op gemaakt is?. En hoe kan zulks vreemd voorkomen, daar alle die geenen, dje Hoofd of. Overhoofd van 't Krijgsvolk zijn, hetzelve niet onder hun gezag kunnen houden of bedwingen, ten zij dezelve_eenige macht; om hun doen en laaten te regelen, dat is, in een zekeren zin, wetten voor te fchrijven., hebben ? Zien we niet veeltijds Publicatien, Waarschouwingen en diergelijke foorten van wetten afkomen „ik zal niet zeggen van de Heeren Stadhouders als Opperhoutvesters, van den Hove van juftitie* maar zelfs meer» of min van allen die met eenig gezag bekleed zijn?. Diergelijke otffeni.ngen van'tgezag, voortvloeiende zoo uit de waardigheeden van Stadhouder en Capi» tein - Generaal, als uit de plichten, Hoogstdenzelver\ bij zijne Commisfie opgelegd , kunnen , mijns oordeels, niet worden opgegeeven als indragt doende Ö op  op de Legislative Macht van den Souverain, noch de befchuldigingen , deswege tegen de Heeren Stadhouders voorgeworpen, goed maaken. Wat, in '1 bijzonder, het oprichten, of liever het jfeftaan van een Hoogen Krijgsraad betreft, dezelve zal niemand vreemd, maar als een gevolg van de aloude cünflatutje deezer Landen moeten voorkomen, zoo ras, als hij zijne gedachte flechts zet op het alleroudst recht, het welk ieder een heeft, eri vooral Militairen., en wel Militairen van den eettlen rang, om niet dan voor de hunnen enhunn'? gelijken terecht te moeten ftaan. Dit is weezendlijk de reden $ waarom, gelijk de Heer Raadpenfionaris van Slingeland het erkent, de Hooge Krijgsraad van ouds'bekend is geweest. Het Konde niet wel anders zijn : want met welken Raadsluiden of Bijzitters zoude het Opperhoofd van de Militie over hooge Officieren regt gcoeffend hebben, indien hij geen hoogen Krijgsraad had gehad? Het beftaan van zulk eenen Krijgsraad kan en moet ook niet gezogt worden in eenige bijzondere Commisfie , of overgifte , of opdragt, of aanftelling van den Souverein ; vermits hoogstdezelven, in het opdragen van het gezag van Capitein of Hoofd over cfe Militie, te gelijk den rechtsdwang daar mede opdraagt, als een fequele van het Principaale. De rechtsoeffening ovefzulks, virtualiter en radic'aliter gelegen y bevat, ende opgeflooten geweest zijnde in de waerdigheid, zoó van Stadhouder als van Capitein - Generaal, zoo kan men hec recht tot het aanltellen van eenen hoogen Krijgsraad nergens uit afleiden ,■ dan uit die waardigheid zelve. Tot bevestiging daar van kunnen de inflructien van den Raad van Staate, door den Hr. Raadpenfionaris van Slingeland, offchoon juist niet daar toe, aangehaald, dienen: want, wanneer men zal 6G  gelieven te letten op hec geen ik te vooren bereids aangeteekend heb ;naamelijk, dat aan den Raad varf Staate niet afzonderlijk en op zig zeiven ( gelijk hec de Heer van Slingeland voordraagt) het beleid over de zaaken van oorlog is opgedraagen, maar nevens den Heer Stadhouder en Capitein Generaal, als Hoofd, dan zal =de duifterheid, welke de Heer Penfionaris hier in 't beleid over de Mili-' tairejurisdiftie ontmoet, heel ras verdwijnen. , Die fchrandere Staatsman merkt zelve aan, daé „ het te verwonderen is, dat niets gevonden word „ in de Registers van derzelver inffcelling, anders s, als dat in een Refolutie van den Raad van State „ van den 9. Augustus 1647. als een o n t w ij f» felbaare zaak gefield word, dat de Generaale „ Staaten van alle de Geünieerde Provinciën gedefe* „ recrd hebben aan den Raad van State de Jurisdictie „ over het Krijgsvolk-, en ddt die wedermn, bi j den ar„ tikulbrief . en andre Militaire ordonnantiën gedefe„ reerd ■ heeft aan den Krijgsraad eenige Jurisdictie „ over de Aclen en Mefufen van-dat' Krijgsvolk, 'Zon*, „ der dat de Krijgsraad van iemand anders eenige 5, Jurisdictie becjt. • . „ En dit (dus vervolgt de Heer wan Slin-' a geland) fchijnt bevestigd te worden» door „ hec boven aangetoogde tiende artikul der inffruétie „ van den 18. Augustus 1584. auélhorifeerende „ den Raad Van Staate, om over het Krijgsvolk, „ mitsgaders over alle Generaale en particuliere „ Overftert, ftrafrecht,-. en justitie te doen , ( NS.(S „ en te doen doen zulks zij bevinden fullen te bchoorciu • Waaruit dan te zien is, dat het Hoofd, van de Militie wel degelijk, uit hoofde.van zijne waerdigheid , bevoegd is geweest, om , bij advies van deri Raad van State, justitie te doen, en te. doen doen/, en gevolglijk zoodanige Krijgsraaden aan te Rellen ,< D 2 of  of aan te houden, als tot de Militaire Justitie nó-. dig mogt zijn. Het verwonderlijke, het welk de Heer Raadpenfionaris daarin meent befpeurd te hebben, is enkehjk daar uit voortfprüitende, dat dezelve niet genoeg den oorfprong van alle onze rechtsoeffeningen heeft nagegaan; en, als ik mij zoo eens ten aanzien van een Man van zoo veele verdienften mag uitdrukken, is blijven hangen aan^ het denkbeeld , dat het gezag over de Krijgszaaken berustende was bij den Raad van Staate', als een afzonderlijk Collegie, uit welks gezag alles moest voortvloeien ; daar nochtans de gedachte, dat aan den Raad van Staate, als een Collegie op zich zelf, het opperfte gezag zoude opgedraagen zijn geweest, zo dwars tegen onze Vader'landfche rechten en den teneur der aciens aanloopt, dat men zich verwonderen zoude, dat deHeer va n St in geland in dat begrip is gevallen, indien men niet overwoog, dat het nog maar zedert korten tijd is, dat de liefhebberij om onze Vaderlandfche rechten, met betrekking tot het Staatsweezen, te beoeffenen , zwang gekreegen en ons van Rukken voorzien heeft, wier gemis of onbekendheid voor de eerfte aanleidende oorzaak moet gehouden worden, dat men over dit onderwerp zoo verfchillend gedagt en gefchreeven heeft* Van Prins Maurits op zijnen Heer Broeder Frederik Hendrik komende, vind men, dat hoogstdezelve flechts een Commisfie, maar geen Inffruétie, gekreegen heeft. Uit Zijne Commisfie ziet men , dat de Staaten van Holland Hem , in plaatze van zijn Heer Broeder den Prince van Orangitn, laatst overleden , •hebben aangefteld. De woorden van de Commisfie zijn „ onthouden, gecommitteerd, gefteld en ge„ ordonneert, onthouden , committeeren , fteHen, „ ende ordonneercn, bij deefen yegenwoordigh, als „ Goh-  ®< 53 >& „ Gouverneur, Capitein Generael ende Admiraal, „ van de voorfz. Graaffchappen van Holland, Zee„ land, ende Westvriesland met Voorne en den „ Brielle, weefende ghelegen ende behoorende aan „ de voorfz. Graaffchappen van Holland ende Zee„ landt. „ Geevende den Hooggemeken Heere Princt „ Fredrik Hendrik, volkomen macht ende authoii* „ teyt, en fpeciaal bevel, den voorfz. Staat, als Gou„ verneur, Capiteyn- Generael en Admirael, voor„ taan te houden, te exerceeren. tn te bedienen,, » daer inne voor te ftaan , te vorderen en te bewa„ ren de Overigheyd, gerechtigheyd, privilegiën, „ ende 't welvaaren van den voorfz-. Landen, Lem den, Steden, ende Ingezeetenen van dien: mits- gaders het gebruik van de voorfz. Christelijke „ religie, dezelve te conferveeren, en te befcher„ men van allen overlast, foulen, disordre, onee„ nigheyd, afbreuk, enfchade. Voorts in defelve „ Landen te doen gebruiken en adminiftreeren „ recht en justitie, de provifien van juftitie be„ hoorlyck te doen verleenen, ajlen den geenen „ die fulks verfoeken fullen, en dezelve te doen „ execureeren, alles aangaande de faeken van Jus°< „ titie, met advys van den Prefident en Raden van „ Holland, Zeeland, en Westvriesland voornoemt: „ en aangaande de faaken van Oorlog en. Politie van „ de voorfz. Landen, bij goetdunckeran dtfelve Hee„ ren Staaten, ofte met advis van a]erfelver, Gecomr. „ mitteerde Raaden.'' De volgende Heeren Stadhouders hebben alleenlijk Commisfie gehad , allen van gelijken inhoud; en derhalven, aan den aart cn.eigenfchap van die waerdigheeden, en daar uit voortvloeiend gezag, geen verandering gemaakt, noch vermin-. Gering toegebragc zijnde., moet het. gevolg daar B. 3 van  «M 54 ><$ van natuurlijk en noodzaakhjk weezen, dat de tegenwoordige; Heer Stadhouder met hetzelfde geza^ is bekleed, dat de Stadhouders in voorige tijden gehad hebben; en mitsdien ook recht heeft, om datr Zelfde gezag, op dezelfde wijze, te oeffenen, als het de voorige Heeren Stadhouders en Capiteins - Genesaal hebben kunnen en mogen doen. . Men leeze voorts de Commisfie aan wijlen Zijne D. Hoogheid Willem den IV. glor. ged., als Capitein- ende Admiraal Generaal van de Kepublieck gegeeven, woordlijk overeenkomende met die, welke Prins Willem den 1II. was gegeeven; en men zal !er al mede niets in vinden , het welk eenigzins zweemt naar eene bekrimpirg, befnoeijing of vermindering van 't gezag, welk de voorige Heeren Stadhouders bezeeten en geoeffend hadden, ik atht niet ondienfiig van aan dezelve hier eene plaats te gunnen. Zij luid aldus: „ De Staaten Generaal der Vercenigde Nederjan„ den ,s allen den geenen , die ■ deezen . zuüen zien „ ofte hooren leezen, Salut, doen te weeten: ajzoo het van nooden is, dat, tot maintcnement „ van den Staat en Regeeringe van den Lande, Con- fervntie van de vvaare gereformeerde Religie, en tot directie en beleid van den Oorloge, een bequaain „ en gequalificeert perfonage tot Cjpit e in c n „ Ad Mi haal Genehaal over het Volk van 3, Oorlog te Water en te Lande, in onzen dienft wee- zende , werde aangeftelt en geauthorizeert; Zo is „ hei, dat Wy, om de goede Qualiteiten en be„ quaamheid van den Doorluchtigtn en Hoog • gebooren j, Vorft, Willem Carel Henörik Friso, „ van Godes gen?de Prince van Orange tn Naiïau , Ora-. ,, ve van Catienelnbogen, Vyanden, Vietz, &c cre êfc ,, Ons betrouwende zyner Kloekheid, Dapperheid, en „ genegenheid tot het wclvasren van den Lande, den„ zeiven Prince Willem Cakel Hendrik Frii so geftelt en geauthorizeert hebben , ftellen en autho» s, rizteren syne Hoogheid by deezen, tot Capitein en » Ad-  „•Admiraal-Generaal over hec Volk van Oorloge, in • Onzen dieufte te Water en te Laude wezende, geeC. mende dezelve Zyne Hoogbeit volkomen Lalt, Magt m Autboriteit, omme, in Kragte van deezen., over bet voorjzFolk van Oorloge te commandeeren en ordonneeren, ge'„' lyk, tot maintehement. van de Unie en defenfie , be. „ uoaarnijje en verzeekeringen van den Staat , Rufta , ' Rechten en Privilegiën van den Lande , zo in bet gene'\ raat, als van elke Provincie in bet particulier, en tot ", bëfcberminge van de waare Gereformeerde Religie , zo „ die tegenwoordig inde Provinciën, GeaJJocieerde Land„ fcbappen ende Steeden by publique Autburiteit werd gcëx„ erceert, en tot bandbouding van de tegenwoordige Regeeringe zal behooren ; en dit alles op de Hoogheden , ^Regten Eere en Praeminentien daar toe beboorende. Heb„ ben voorts aan Hooggem. Heere Prince gecenfereert en. „ confereer en by deezen, tot onzen kennelyken wederzeggen „ toe , zodanigen vrye magt over de Patenten en andere zaa„ ken, tot de MilideJpetUerende , als de voorgaande Heeren Princen van Orange, Zyne Hoogbeits lofelykerVuor„ zaaten, als Stadhouder en Capitein ■ Generaal, ten re.,, rpeft van voorfz. Militie hebben geëxerceert; beveelen ,, en ordonneeren daaromme wel exprtffdyk allen en een iegelyk, ende namelyk alle Krygs-Officieren , •,, Overften, Ritrr.eeflers, Kapiteinen, en allen anderen „ Volk van Oorloge, in Onzen dienft en bezoldinge ' weezende, Zyne Hoogheid in den voorl'z. Staat te erkea,, nen, refpecteeren en gehoorzaamen, cndein het volbrengen van deezen zijnen laft te doen alle hulp, fa" veurenaffiftentie. Dies zal zyne Hoeggemelde Hoogheid den voorfz Staat als Kapitein - Generaal bedienen op den Eed, daar toe geordonneerc, te doen in Qnzehan',' den, uf van die geeuen, die wy zullen ordonneren, en op zulke Injirutlie, als by Ons daar op zal werden gemaakc en gedreffeert. Gedaan m Onze Vergade\\ ringe., in 's Gravenhage, op der. 4. May 1747. Behalven verfcheide aanmerkingen, welke ons, •onder het leefen van die Commisfie, moeten opkomen, is deeze geen van de minfte, dat in dezelve piet voorkomt nevens den Raad van Staate, of op D 4 ad-  <8K 56 adryr van, gelijk de bijzondere Commisfie:}, van dewelke :k gewag gemaakt heb , fpreeken: weshalvën door Haar Hoog Mogenden aan de Heeren Capi« teins- en Admiraals Generaal, enkelijk en alleen, zonder eenige toevoeging of bijzitting van wie het zij , het militair gezag hebben opgedraagcn ; en dat nog met zulke flerke bewoordingen, als''er geleezeh worden: gcevende dezelve Zijne Hoogheid volkomen last, magt, en authoriteit, Olli- me, in krachte van deezen, over het voorfz. volk van oorlog te commanüeeren en orDONMEfKEN, enz. : Het'kan thans de'vraag niet zijn, of het gezag, bij die Commisfie zoo onbepaald ópgedraagen, nie; te groot is? Men zoude uit de vaderlandfche gebeurtenisfen en de redenen, door welken men tot het'opdragen van dat gezag bewogen is geworden , met zeef vecfgrohd kunnen befluiten, dat de ftaat en conftitutie van onze Republieck zulk een gezag vereifchen; en dat, als 'er zulk een gezag niet is, de zekerheid en veiligheid van ■ het Vaderland aaa eene zijde draad hangen. Maar de vraag kan enkelijk deeze weezen: of de tegenwoordige Heer Stadhouder, wettig in dat gezag opgevolgd en getreedèn zijnde, geen recht heeft om dat te handhaavtn; èn of hö'ogstdezeive , 'recht hebbende', om dat gezag tè exerceeren j NB zöó als*'& voortgaande Heeren Pfincen van Orangc Zijne "Hoogheids hffelijkef Fóorzaaten, als Stadhouder en Capitein Generaal ten refpefle van voorfchreeve Militie ïÏEiiBEN c E ë x E k c e e r n ; mitsdien ook niet', öhder anderen , bevoegd js, cm een Hoogen Krijgsraad aan te houden; en ten opzichte van de 'Militie zoodanige ordonnantiën en regleménteh te laat'ên emineeren , als Z. D. H. vermeent te behooren, ten dnde daar dobr den last, hem opgelegd, tekunnén ifnvoeren? 1 - , De  $» De geleerde Schrijver, uic wiens pen de voorgemelde Pro ■ Memorie is gevloeid, offchoon mee mij , •een aanzien van den oorfprong en noodzaaklijkheid van den Hoogen Krijgsraad van gevoelen verfchillende, en met den Heer Raad - Penfionaris vah Slingeland van begrip zijnde, dat deszelfs wettigheid rust op eene toelaating, of bewilliging van den Raad van Staate, oordeeic echter, dat dé Hooge Krijgsraad niet is een Collegie,"zonder eenige wettige exiftentie; maar dat dezelve heeft een exiftentie, als een intermediair Hof van Militaire JuJfitie, en gejubdelegeerd door den Raad van Staate; * dat het niet tè ontkennen is, dat de exiftenciè „ van den Hoogen Krijgsraad gehomologeerd is bij „ de Vergadering van H. H. "Mog., door welke „ de Prefident, (en zoo hij meent) ook de "Fiscaal „ en de Griffier, op commisfie van de Generaliteit „ worden aangefteld, en eindelijk door hec adveu „ van de refpeclive Provintien, in derzelver, fe„ dert zoo veele jaaren gedraagen Confenten in de Tractementen der Leden van den Hoogen Krijgs„ raad, op den ftaat van oorlog." Waar bij ik, met betrekking tot de voorgemelde Commisfie van hun Hoog Mog., aan Prince Willem den III., op het voorftel van hun Ed. Gr. Mogenden de Staaten van Holland en Westfriesland gegeeven, nog moet aanmerken, dat dezelve, met confent van alle Gewesten, en dus ook aan den laatstoverleden Heer Capitein - en Admiraal - Generaal, is gegeeven; dat geen der Provintien het aanweezen van den Hoogen Krijgsraad afgekeurd, tegengefprooken of zich daartegen verzet heeft; dat alle de Provintien de exiftentie van dien Krijgsraad hebben gehomologeerd; en gevolglijk, dat, genomen dat de aanftelling van denzelven al eens in haare geboorte vicieus «ïogte.zijn, des nochtans neen,' die ■D 5 exi-  exiftentie thans zulk eene wettige kracht hectt ofc behoort te hebben, ais alle andere verbindtenisfen „ die, eens genomen en gemaakt zijnde, aan de wis-" peltuurigheid van naderhand opkomende begrippen, niet behoorde bloot te ftaan , noch van dezelve af te hangen. Zoude men niet gevoeglijk, en naar de gronden van het recht, uit het ftilzittend gedogen van haar HoogMogenden, omtrent de voortduurende exiftentie van den Hoogen Krijgsraad, bij aanweezen van de Stadhouderlijke Regeering , en deszelfs. herleeving met het herleeven van de Stadhouderlijke Regeering, mogen befluiten, dat Hunne Hoog Mogenden , en de Staaten van de bijzondere Gewesten zeiven, overtuigd zijn geweest, dat de Capitein- Generaal, uit krachte van deeze zijne waerdigheid, bevoegd was en recht had, om, tot het oeffenen van dit gewigtig Ampt, inzonderheid mede zoodanig eenen Krijgsraad te gebruiken ? Dit, dunkt mij, zoude beter met de natuur deezer zaake over een te brengen zijn, dan te fuftineeren, dat de gemelde Krijgsraad is ingevoerd , om het Krijgsbewind buiten zijne paaien te brengen: eene allegatie, welkegemaklijk tegen alle foorten van fchikkingen omtrent het een of 't ander bewind kan opgebragt worden, en die daarom, te veel zeggende, niets zegt. Het is uit de natuur der zaake, en de gronden van rechten , op dezelve toepasfelijk , dat 'er opgemaakt moet worden, en verders met klaare blijken aangetoond , dat men gewettigd is om van zoodanige allegatie gebruik te maaken. Wij oordeelen echter" (zegt de kundige Steller van de meergemelde Pro - Memorie) „ dat de Hooge Krijgsraad, en de gantfche Militaire Ju" risdictie, binnen de oude paaien van hst regt blij» vende, ligtelijk zouden vnj te fpreeken zijn van „ de  «M 59 „ de befchuldigingen van onwettige en arbitrair ,y re magt, welken men fomtijds tegen dezelve in» brengt. " Maar welke zijn die eude paaien? Dit is eigentlijk de groote zaak, de vraag van welker oplosfing alles afhangt. Waar zal men de behoorlijke aanwijzing van die oude paaien moeten zoeken? Waar zal men die vinden ? Sommigen neemen daar toe hun toevlucht tot het Roomfche Regt, anderen tot de Crimineele Ordonnantie, welken wederom, door anderen, op dit!Ruk verworpen worden , terwijl fommigen die zelfde Ordonnantie voor een algemeene Landwet aanzien, daar dezelve bij anderen als gehee! verbindeloos , en eindelijk wederom door anderen voor verbindende gehouden word, voor zoo verre zij den Godsdienst niet raakt. Men brengt bijzondere Refolutien voor den dag ; men haalt zekere gevallen aan, als tot bewijs {trekkende van coftuimen en posfesfie ; en wat verder kan dienen om het een of 't ander gevoelen te fchraagen. Met agterlaating van het geen onder de regeering der Graaven heeft plaats gehad, vat men het onderzoek op, bij het gebeurde der troubles; en in de Memorie van Heeren Gedeputeerden van Amjlerdam, op den 2 8 Januarij 1783 ter Viirgade ring van Holland over gegeeven, word daartoe fterk aangedrongen op eene provifioneele Ordonnantie op de adminifiralie van de Crimineele Jufiitie, op den 18 September 1576. bij de Heeren Staaten van Holland gearreJleerd: welke echter noch in een Wet is geconverteerd , noch is gepramulgeerd, noch ooit in gebruik is geweest, en tegen welke, ten aanzien vaa de Militaire Jurisdiftie, zoo wel alle andere Documenten als de conftante oeffening van dezelve firijdig zijn; zoo dat men, niet zonder veel grond, zoude kunnen beweeren, dat, bijaldien dkprovifioneeleürdonnantie ooit kracht van Wet gehad had, dezelve, naar  naar rechten, contrario u/u &Ppojïmoribus ftatutiz, zoude zijn geabrogeerd. Men zoude, wat meer is.' uit de allegacie van die Ordonnantie befiuken kun' nen, dat het gevoelen der geenen, welken oordeelen, dat de Militaire Jurisdictie behoort gebragt te worden binnen haare oude paaien, niet zeer gemunieerd zijn met de nodige Hukken , om die cude. •paaien te doen kennen. Dus dobbert men op onwisfe en onftuimige ftroomen , geflingert gins en ■weer, naar dat de ftreek van den wind is. Men zoude, voor zoo veel ik 'er over oordeelen kan, confequenter omtrent die Ordonnantie redeneeren, indien men, acht geevende, dat dezelve in den jaare 157-5., en dus in het heetfte der troubelen, vermoedelijk om bijzondere inzichten gearrefieerd, nimmer tot een richtfnoer van de Militaire Judi' catuure is aangenomen ; dat Prins Maurits, en de volgende Capiteins- Generaal die Judicatuure niet op den voet van die Ordonnantie, maar op den voet hunner voorgangeren hebben geoeffend, zonder tegenfpraak van den Souverein ; en dat, in den jaare 1673 > toen de nood aan den man kwam., Hunne Hoog Mogenden, op den voorflag van hun'' Ed. Gr. Mog. (aan welken die provifioneele Ordonnantie zoo wel bekend zal geweest zijn, als die tegenwoordig aan de Leden van de Hooge Regeering bekendis) Prins Willem den 111. en in "den jaare 1747. Prins Willem den 17. tot Capitein en Admiraal - Generaal aangefteld hebben op een Commisfie, welke uitdruklijk medebrengt, aan de eene zijde, het recht, aan de andere zijde de verplichting, om de magt en authoritek tepeffenen, zoo als die bij Hoogstderzelver Voorvaderen is geëxerceerd: indien men, zeg ik , ftxlde, dat de exiftentie iran den Hoogen Krijgsraad bevestigd rs gewonden looc de krachcigfte homologatie, welke immer Rand kon-  6*1 ><$ konde grijpen; en waar mede, zoo ik mij niet ver* gis, al de kracht, welke uit die provifioneele Ordonnantie , en uic andere diergelijke Rukken , gehaald word, in rook moec verdwijnen. Bij al het welk nog in aanmerking moet genomen worden, dat de woorden, zoo als de vöergaandc Heeeren Princcn van Orange hebben geëxerceerd, in eens weg neemen, en waarfchijhlijk ook gefield zijn, om in eens weg te neemen, alle bedenkingen, welken op hec gebruik van hec militaire gezag door de Heeren Stadhouders, te vooren waren gemaakt; brengende deeze woorden bij niet flechcs eene goedkeuring van't geen te vooren deswege door de Heeren Stadhouders was geëxerceerd; niet flechts een confirmatoire verklaaring van de wettigheid van 'c geen de Heeren Capiteins- en Admiraal - Generaal hadden geëxerceerd, maar een uitdruklijken wil, dat Prins Willem de III. en voorts ook Prins Willem den IV*. en Hoogstdeszelfs Opvolgers, het militair gezag op» den zelfden voet zullen moeten exerceer en als hunne Voorzaaten. Weshalven de paaien, daar men naar vraagt, enkelijk gezogt en gevonden zouden moeten worden in die exercitie. Want eens gefield zijnde, (en zulks nog wel bij eene uitdruklijke en fondamenteele Staatswet, als is de Refolutie met de opgevolgde Commisfie, met een eenpaarigheid van gevoelen , zoo plegtiglijk genomen, afgekondigd, en in trein gebragt) dat aan de Capitein-en Admiraal-Generaal, op zoodanigen voet, deeze zijne hooge waerdigheid is opgedraagen , Zöo zoude ik begrijpen, dat deminite Vermindering, welke men 'er aan zoude toebrengen, eene weezendlijke breuk aan zijn wettig verkreegen gezag zoude zijn toegebragt; het welk voor zoo verre mij de Jurisprudentie hier eenig licnt bijzet, niet wei te verdedigen zoude zijn; en boven dien mooglijk een gevaar-  6*2 >eg vaarlijken ftap zoude weezen, vermits dezelve den grond moet léggen aan geduurige wisfelingen , naar maate deeze of geene zich fterk genoeg bevinden, om vastgeflelde grondwetten van .Staat te doen veranderen ; waar van Gij de gevaarlijke gevolgen beter zult doorgronden , dan ik dezelve op 't papier kan fchrijven. Niet te min zal het hoofdpoinét van 't geen thans omtrent de Militaire Jurisdictie in 't werk gefield word , .mijns bedunkens, altijd gelegen zijn in de «genftrijdigheid van 't geen de Steden aan de eene zijde vermeenen haar toe te komen 'ten aanzien van haare Jurisdictie, en 't geen de Heer Capitein- en Admiraal • Generaal aan den andereri kant vermeent rechtens te weezen, ten aanzien van den rechtsdwang over Militairen. Wanneer men nu gade Haat, hoe ftrijdig de twee begrippen tegen e(kanderen zijn, naamlijk aan de eene zijde,dat der Militairen, Hellende dat zij, uit hoofde van hunnen ftaat, geen anderen rechtsdwang behoeven te erkennen dan dien van hun Opperhoofd , en aan de zijde der Steden, ftellende dat zij over alle zaaken in haare Steden voorvallende, en dus over alle de Perfoonen, welke die zaaken bedrijven, als Rechters kunnen en moeten ftaan, dan kan men, mijns bedunkens, zich niet verwor,-? deren , dat 'er geduurige gefchillen voorgevallen zijn, en nog voorvallen; en dat, onder anderen, gelijk het in de opgemelde Pro - Memorie vermeld word,.het EngelfchGarnifoen te Vlisfinge, in den jaare 1590, heeft beweerd, dat hetzelve in geenerley gevallen aan den Burgerlijken Rechter wilden fubject zijn , en dat de Steden, aan de andere zijde, in die fuftenu geen genoegen konden neemen. , Men zal zich dan ook niet verwonderen , dat Prins Maurits, als Opperhoofd van 't Krijgsvolk, nieE  «3*C e*3 niet kunnende vallen in 't begrip der Steden, maar oordeelende de Krijgslieden bij 't geen hij meende hun recht te zijn, te moeten handhaaven, de voorgemelde Refolutie van, den i$ April ijyr niet heeft aangezien voor eene Wet; noch insgelijks niet, dat de Lieutenant - Admiraal Jullinus van Nasfau pretendeerde , dat hem toekwam de cognitie van delicten van 't Bootsvolk binnen de Steden; noch ook dat de Prins zelf fchretf aan de Steden Vüsfinge en Vere, dat zij zich van die cognitie moeiten onthouden, en eifchte, dat de Staaten hem wilden maintineeren in de Judicatuure over de delicten van 't Krijgsvolk te Wateren te Lande, welke Plij oordeelde, Hem, in verfcheide qualiteiten, te competeeren: en dat de Staaten, van hunne zijde, verklaarden te willen blijven bij de gefielde orde, welke alomme binnen de Provincie in viridi obfervantia was. Waar uit de twee tegen elkander over ftaande begrippen duidelijk te zien zijn. Beide Parthijen hebben, ter goeder trouwe, in hun begrip kunnen ftaan; en gelijk ik niet genegen ben om de Steden te verdenken van daar in gedreeven te zijn geweest door het -.bijzonder oogmerk van haar gezag, ten nadeele van dat van een ander, te willen uitbreiden; zoo zoude ik mij ook onthouden van Prins Maurits verdagt te maaken, als of Hoogstdezelve daar in flegts zijne grootheid en het vergrooten van zijn gezag betragt had. Het moet immers uit de (tukken blijken, welks recht best gegrond is. Öndertusfchen, indien hec bij ons ontrent de Judicatuure in criminalibus een grondregel van Staat is, dat alle de Ingezetenen alleen te regt moeten ftaan voor hunnen ordinairen , dagelijkfchen, en competenten Rechter ; indien die regel algemeen is, gelijk ik meen dat dezelve algemeen aangenoomen word; indien, in 'c bijzonder, het een oude: Lands-  t&nds-Conftitutie is, dat elk voor den zijnên of zijns gelijken te regt moet ftaan, en dat ieder zijn Opperhoofd als Rechter in het Rechtsdwang volgt, dan kan ik het waarlijk niet vreemd vinden , dat Prins Maurits, en die geenen , welken deezeti Vorst in hoogstdeszelfs waerdigheeden hebben opgevolgd , begreepen hebben, dat zij recht hadden en verpligt waren, om de Militairen bij deezen rèchtsdwang te handhaaven. Het is mij altijd zeer zonderling voorgekomen, dat, wanneer over de Jurisdictie in criminalibus gefchillen zijn voorgevallen, aan beide kanten wel in overweging is' genomen, hoe ver het recht ging Van die geenen, welken tot dezelve meenden bevoegd te zijn, doch weinig of nooit hunne overweegingen daar bij gebragt hebben, op het recht van den perfoon, over wien de rechtsdwang gaat, die 'er het meefte belang bij heeft, en wiens recht y het zij met eerbied gezegd, door geene bijzondere dispolitien, hem ontnomen kan worden, zonder te vervallen in die zelve klagten, welken zoo meenigmaale ten tijde der Graaven gehoord zijn. Wie is 'er wijders; die zich zoude kunnen verbeelden, dat, daar vreemde Militairen, bij bij-, zondere Capitulatieri , zich voorbedingen , om van geen inlandsen rechtsgebied, hoe genaamd; maar alleen van hunnen eigen Militairen rechtsdwang , af te hangen; de Nationale Militairen;. welke uit dien hoofde, dac zij nationaal zijn i voor inboorlingen moeten gehouden worden, niet alleen vrij minder begunfligd zouden weezen ,' dan de Vreemden, maardat de Ingezetenen , met te treeden in den Militairen dienst van 't Land, en dus onmiddelijk vallende onder de Hooge Befcherming van den Souverein, verliezen zouden een' recht, het welk algemeen erkend word, en doof hun Edr;  «M 65 >#* fer. Mog. de Staaten van Holland, verklaard Is, té zijn een indisputabel reclit. Ik weet wel, dat ik, in deeze Befchouwing vari de begrippen over de Militaire Jurisdictie , geheel afwijk van deh gewoonen trant, en het onderwerp uit een geheel ander oogpunt inzie, dan het voor veele jaaren herwaards is gedaan. Bort, tot wien de profesfor Voet, die maar al te veel toont zicfi niet ónze oude Vaderlahdfche rechten weinig opgehouden te hebben,ons, onder anderen, verwijst 4 Bort, zeg ik, zeekerlijk een man van verdienIten, maar die zich meer toegelegd heeftom aanhaalingen uit Wetten en Reehtsgejeerdenbij een te brengen , dan uit vaste grondbéginzels en oorfprónkehjke grondrechten , zijne leere en begrippen voor té ïlellen, Bort, welken zoo veele Practici blindeling volgen, fpreekt van de Crimineele Jurisdictie op eene wijs, welke onbegrijpelijk zoude voorkomen, indienwe bij onze Hdllandfche Schrijvers niet overal blijken aantroffen, hoedeonbëdreevenheid in onze oorfpronkeiijke rechten hen van 'tregtefpoof verwijderd heeft. Men kan derhalven zich insgelijksch niet verwonderen, dat Bort, anderen vol* gende, de gronden van onze crimineele Militaire Jurisdictie uit het roomfche recht, en uit het gevoelen van vreemde Schrijvers, heeft gaan opdiepen. Hij heeft gewisfelijk niet eeris vermoed $ datze in onze Vaderlandfche Papieren , Charcers, Keuren, Handvesten, en Privilegiën gezogt moesten worden. Van dezelven word bij Bort zoo, weinig gerept, als of 'ef geen in weezen waren , als of zij niets beduidden. In dit fpoor is hij, en anderen, door hunne nakomelingen gevolgd. Langfaamerhand en ongevoelig hebben de begrippen , uit dien grord opgefchooten, zulke vaste wortels gezet j dat men groote oogen ziet opzetten, wanneer men 'er op. Ë eèhe  eene andere wijze over durft fpreekéfi. Met is ctafi mede niet te verwonderen , dat de Memorie, tegen welke die van de Stad van Amfterdam is ingericht, opgerteld is geweest overeen kom ("lig met het heerfchend begrip. Want, daar de Rechtsgeleerden, als Bort en anderen, het Roomfche recht, en de Crimineele Ordonnantie tot een grondflach van hun gevoelen leggen; en daar Uit die twee bronnen de argumenten gehaald wierden, met welke de uitgeftrektheid van de Militaire Jurisdictie beftreeden wierd, heeft men zich dan ook, in die Memorie $ moeten bedienen van dezelve wapenen , zoo ter oplosfingedef zwaarigheeden, welke opgeworpen wierden, als terltaavinge van het recht, 't welk men begreep den Capitein - Generaal te behooren, en op zulke gronden zag aangetast. De natuurlijke gevolgen, welke uit de oeffening en 't gebruik van 't Roomfche recht, met ter zijde Relling van die onzer Vaderlandfche rechten, ert uit de onbewustheid der kundigheeden en waarheeden, welke de oeffening van onze oude Vaderlandfche Landsgefleltenis, Wetten en Gewoonten ons aangebragt en geleerd zouden hebben, moeten voortvloeien , konden niet anders ftrek ken , dan om eene verfchillende wijze van den^ ken over de Militaire Jurisdictie in te voeren t naar maate de grondbeginfels en grondregels, uit en op welken de begrippen en gevoelens gehaald en gebouwd wierden, verfchilden. De blijken daar* van zijn , zedert de oprechting van de Republiecq, zoo menigvuldig, dat men dezelve geduurig in de Historiën ontmoet. Het verfchillend begrip van Prins Maurits en der Staaten van Zeeland, hier bo* ven aangeroerd, levert 'er mede een klaar fpreekend bewijs van. Onze Rechtsgeleerden Rellen tot grond van de Cf*  Crimineele Jurisdictie, gelijk U Wel-Ed. Geftr. het in Bort Tit. i. g ij. zulc vinden, dat dezelve beftaat uit een Triplex forum ordinarium,, te weeten I. Forum domicilii, 2. Forum delicli Commiffi; 3. Forum deprehenfionis, daar nochtans onze oude Vader""andfche Hiftone en Staatsgefteltenis geen de minfie reden aan de hand ge-even , oin zoodanige yerdeeling te ftellen en aan te neemen. Wanneer gij het nagaat, zultge bevinden, dat deeze verdee?Ijng gehaald en gegrond word enkelijk uit en op het Roomfche recht, en. op het gezag van vreemde Schrijvers", welke zich van hetzelve bediend heb; ben. Hoe verkeerdlijk nu deeze verdeeling op den ftaat van rechtsoeffening in ons Land toegepast word zal terftorjd blijken, als men flechts acht geeft, dat alle rechtsdwang oorfpronklijk bij °P? zich bepaald of tot perfoonen of tot zaaken, zoo als het door Vro&ans opgemerkt iè. .. . . Men is het eens, dat de Graayen den volkomen rechtsdwang in zich bevat eh ook zelve geoeffend hebben. Men is het eens, dat alle rechtsdwang uir, den boezem van den Graave., als fouverein, bij ons is voortgefproöten. De meenigvuldige Handvesten, bp welken men zich beroept, wanneer, men eenig recht tot rechtsoeffening beweert, toonen^het ten overvloede allerblijkbaarst. De Graa ven zaten eersC zelve te recht; reisden , om recht .te oeffenen ; daar na zijn de mifjl dominici opgekomen l en vervolgens zijn'er, onder verfchillende benaamingen, Rechters aangefteld, die, als het. gezag over zeekere. zaaken of perfoonen voerende ,, rechters .over dezelven wierden, of erge:ns gezonden en geplaatst wierden, om de rechtsoeffening waar te neemen. , Het verfchil, ten aanzien der.zaaken, ziet men met betrekking tot de Leenen, en de Leenrechten, wier twisteri als tot een verfchillend departement S a ho©^  hoorencTe, aan een verfchillenden Rechter zijn gêfteld. Aangaande de Wildernisfen , Bosfchen , Waranden, enz. vind men een Houtvester, welke teffens de. judicatuure had over alle misdrijven, gepleegd in de bosfchen, of duinen, door wien het ook zoude mogen weezen,- gelijk het U Wel-Ed. Geftr. kan zien uit de Bijlaagen, gevoegd agter de Verhandeling over het recht van de Jagt, door den Heer Rendorp. De zaaken , de Dijcken betreffende , werden ook aan eenen verfchillenden Rechter gefield, gelijk het te zien is uit verfcheide oude {lukken: bij voorbeeld , uit de Handvesten en Wetten door Graaf Florens, en verfcheide Edellieden , gegeeven aan den Alblasferwaert, den t. April 1277. waar in Florens zegt, dat hij „ door Een bij „ ons daar toe gedeputeerd, ende in 't felve landt „ gheerft, met dertien Heemraden , dewelcke wij „ tot dit feijt vercoren fouden mogen hebben", wordende die geenen, welken daar toe gedeputeerd zouden worden , genaamd Rechters. In de Dijkrechten, door Graaf Florens, den 15. April 1280. .gemaakt voor de Landen, tusfehen de Lek en IMcrwede, zegt gemelde Graaf, „ dat Hij tot drieën „ tijden in den jaar .... bij zijnen Bailiu van Zuyt„ hollant, of bij eenen anderen bequamen bode, die „ die felve zijne Bailiu, bij tijden, wefende, daer -„ toe fal deputeeren , en, mitten Heemraet den „ voirfz. zijne lande van hem off van zijnen Bailiu „ daertoe gedeputeert, zal doen fchouwen „ Voirt meer (zegt hij) geloven wij denfelven onfen „ landen, dat wij Heeren Jan, Ridder, van Ar„ kei , ende zijnen nacomeüngen, mit voirfetten redenen, alfulck fullen hebben, dat hij na der or„ dinancie ende vonnisfe der voirfz. onfe Heemraders, fijn land alfo fal dijcken, enz." De vergunning van Graaf Florens van den ia. Febr. 1285. om een Dijck  Dijck en Sluizen te Spaarendam te leggen , behelst onder anderen: „ Voorts zoo hebben ,vvij belooft, „ den geenen, die binnen deze voorgenoemde termij„ nen woonen, door onfe Bailliu van Rhijnland, foo „ wiefe in dien tijde es, defen dijck leggen fullen, „ bij wijfinge dier Heemraderen, die daar toe ge„ fworen hebben , befchouwen fal ende berigten » fal, *c geviel ook dat iemand craft „ daede aene defen voornoemden dijck, ofte aene die „ fluyfen,die daer inleggen, ofte aene dieomdijck, „ dat fullen wij houden aan fijn lijff ende aen fijn goet, „ ende alfo beregten, dats hem een ander hoede." Het Hand vest aan 't Heemraadfchap van Delfland, door Florens den V. gegeeven, is in 'c bijzonder zeer aanmerklijk, luidende hetzelve als volgt. „ Florens, bij der ghenade Godts, Gra.ve van „ Hollandt, doen condt allen luiden, dat wij onfèn „ welgheminden Heemraeden van Delflandt, ende" „ die alinct ende al gegeven hebben alle de fchou„ wen ende koeringen ende te berechten al dat den „ Heemraet raect, ende te mogen koeren tot onfe „ luyden van Delflandt behoeff in allen Steden en „ Dorpen, belegen in Delflandt, alwaert oick deur „ ende in onfen huife in den Hage, en 'i Sande, „ welcke koeringe wij aftervolgen fullen off doen „ aftervo!g;en nu ende tot eeuwigen daghen. Ende „ wij en willen niet, dat yemant den Hcsmregt onder„ wint, alfoe wael in Jleden , in 't landt als op ten „ dijck, dan alle die Heemraeden voorn. linde ' „ waert, datter yemant hier tegen dede ofte tegen „ dede doen , dat fullen de Heemraeden mogen „ verhalen op fijn lijff ende goet. Welke hand„ vesten wij willen ongebroken hebben tot eeuwf„ gen dagen, want het ons alfoe nut ende geraden „ is. Gegeven op onfen huife in de vogdTa'nck, E 3 » °P  m op. onfen liever Vrouve Nacivitas , in 't jaer „ duyfent Het eerfte Ar tij kei van de Ordonnantie voor de Admiraliteit der Nederlanden, gearrefleerd bij Maximiliaan, Roomsch Koning, en zijn Zoon Philips, Aarts-Hercogh van Oostenrijck, tot Brugge den' g. Januarij 1487. met een vidimus der Magiftraat van Antwerpen, in date den 3 Maart 1492. Relt, „ dat alle die gene, welke zal zijn onfen'Admiraal „ ter Zee, nu en 'voor het toekomende, die is „• UIT OORZAAKE VAN ZIJN AMPT, en Zal „• zijn Onze Lieutenant Generaal over de Zee j hare ftrandm, en (Iet wel) in onfen naam zal hij" „- alleen hebben en in het geheelde kennisfe, Turis£ dictie, en diffinitie óver alle gevallen, delic» ttn, misdaden, excesfen, en maleficien, dis begaan „■ werden op de Zee of hare flranden, onder dé gruote » v'lóbte van Mars, hec zij die begaan werden ter ?, occafie van den oorlogh, of ' anderszins; enz. - Het eerfte'Artijkel van de Ordonnantie van Keyzer Karei,' gegée\ en tot Namen den 27. Dec. 1540. Relt '„ dat onze Admiraal van der Zee, jegenwoordigh » en toekomende', is, en fal ter eaufe van zijn Of,,-ficie wefen onfen Stadhouder, Generael, en Ops, perften Officier'in de Zee; en in dé kanten van „ diene, onder de grootë' Vloote Van Meèrte, en s, in onfen, naame , fal alleen en vooral, hebben „• de Jurisdictie en determinatie' 'van alle faaken, „- dchclen, criemen, excesfen, en die op de Schepen van „ Oorloge, of ter caufe van den Oorloge, 'in der Zee of » in de kanten derf e her, gecommitteerd fullen wer-r „ den, van dewelke hij zal doen doen, bij hem „ of fijnen Stadhouder, behoorlijcke pugnitie en „ correéiien, ten exemple van eenen ygelijken." •Dit eerfte Artijkel geeft, gelijk ligt op te merken.  feenis, een minder uitgeftrekt gezag, nademaal;hetzelve niet behelst het woord anderszins, het welk het laatfte maakt van 't geen ik uic het eerfte Artijkel van dat van Maximiliaan heb afgefchreeven. Uit beiden blijkt het nochtans, dat hier een algemeene en uitfluitende rechtsdwang word,verleend meft betrekking tot zekere zaaken, en met opzicht op de plaetfen waar dezelven mogcen voorvallen ; 't welk het gedeelte van mijne befchonwing maakt, daer Jk thans aan befig ben. En of men. zomwijl mogte denken, dat hier iet nieuws door die Vörfren \verd ingevoerd, behoeft men , om van het tegendeel overtuigd te worden,Hechts met Alkemade ip aanmerking te neemen, dat de Graaven , door 3£arel den Grooten of Charlesmagne niet flechts aangefteld wierden om het Land en de Zeekusten mee den degen te befchermen, maar ook, om. het recht in hun Graaffchap te bedienen ;. brengende de decreeten van Karei den Groocen die uitdruk lijk mede:. ffolumus, ut Comités, qui ad cujloaiendam maritimamdeputati funt, ibi fecum fuos Jcabinos habeant, fi ibi placitum teneant-, & juftitiam faciant. 'trouwens, als men de hiftorien nagaat, zal men dit rechts beleid al van de vroegfte tijden af in gebruik vinden. Karaufius, in den derden euw, werd door Maximiaan afgezonden, om zorg. voorde Zeekust en tegen.de Zeefchuimers te draagen. Het geen ik uit de Handvesten en Privilegiën te vooren heb aangehaald, heeft ty' bereids doen zien, dat de Graaven ten aanzien der Jurisdictie van Steden, zich verfcheide zaaken hebben voorbehouden. Het Privilegie van Amiterdam , onder anderen , brengt mede de bepaalinjr van 't geen tegen de Hoogheid van, den Graaf; niet en draagt* Bij het zetten van Bailluwen , Schouten , ea mildere Rechters, wierd niet alles aan dezelven opE 4. ge-  gedraagen; het hooge Gerecht wierd gemeenlijk door den Graave voorbehouden; waaruit, zoo hec mijvoorkomt, de Hooge, middelbaare en laage Jurisdi&ien gevoeglijker kunnen afgeleid en beoordeeld worden, dan uit het Roomfche Recht. De judicatuure over zaaken roerende de gemeeralands middelen binnen Holland , welke niet ftaan aan Schout en Schepenen ordinair, maar aan een gedelegeerden Rechter, offchoon Schepenen der Steden daar toe gebruikt worden, kan insgelijksch tot een voorbeeld dienen. De Bailluwen, 'ten platten Lande, vervolgen de contra ventien en fraudes inet op vonnis van hunne Welgebooren Mannen," xnaar op die van Schepenen eener ftad. Uit deze en andere voorbeelden, welke ligt t& vermenigvuldigen zouden zijn, biijkt, mijns oordeels, ten allerduidehjkfte, dat, naar onze Vaderlandfche Conftitutie, de Jurisdictiën bepaald zijn geworden naar maate dat de voorwerpen verfchilden, over welken de rechtsdwang, moest gaan, en dat geen Rechter bij ons gezegd kan worden eene univerfeele Jurisdictie te hebben over alle zaaken , dan alleen de Graaf, diede volheid van dejurisdictieaoorfprongkKjkin zijn boefemhad; en gevolglijk tegenwoordig de Heer Stadhouder nevens Prefident en Raadeïj van den Hove, welke, ten aanzien der rechtsoeffening, den Graaf en zijnen mannen vervangen. Niemant, welke onze Conftitutie nagaat, zal zich overzulks verwonderen, dat de zaaken van den Oorlog, op gelijke wijze, aan de Judicatuuren van eenen bij-zonderen Rechter, van een Capiteyn , of Capiteyn - Generaal gefteld zijn geworden. 'Die -moest, al waren de Krijgslieden niet, als Krijgslieden, hunnen eigen Rechter onderworpen, uic den aart der zaake volgen. Doch behalven de verdeeling. der Judicatuurea, voort,-  73 'voortvloeijende uk de verfchillendheid der zaaken, zoo is die van de Perfoonen niet minder aanmerkïijk. Ik zal mij niet ophouden bij het onderfcheid, het welk deswege plaats heeft gehad en in fommige Landen nog plaats heeft tusfchen Geestlijken en Waereldlijken, in zoo verre, dat een Geesdijke, wat misdaad hij bedreeven mogt hebben, nimmer , zoo hij meende, voor een Waereldlijken Rechter konde betrokken worden ; maar, zonder ook te herhaaleq het geen ik, ten aanzien van het te recht ftaan voor de zijnen of zijns gelijken, aangetekend hebbe, zal ik Hechts tot bevestiging van liet geen ik te voren gezegd hebbe, eenige blijken van die verdeeling, of van dat onderfcheid, in den algemeerien rechtsdwang van ouds hier te Lande plaats hebbende gehad, bijbrengen. Immers is het zeker, dat de Graaf, zijn Zoone, Momboir 'r Lands, Stedehouder, oft Scout van zinen wege, en fal manen eenen Onedelman,, om over een Edelman, te wijzen (oude Keuren van Zeeland ); dat een mindere over een meerdere niet te regt konde zitten;! en dat de Graaven zich altijd dje judicatuure hebben voorbehouden over die geenen , die in hunnen bijzonderen dienst waren; waar uit dan ook is voortgefprooten, dat de Heeren van de refpeciive Collegien van hare Hoog - MogenI den , Groot - Mogenden, de Hoven van juftkien en andere Gedeputeerden, in publijke bedieningen, in den Haagrefiderende, Edellieden, Advocaaten, Procureurs, postuleerende voor denzelven Hove,en met een woord alle fuppoosten van den Hove, zoo in criminele als civile faken tereerfterinftantie, convenibel gefteld \yorden voor den Provinciaalen Rade, zoo als gij 't bij Vromans de foro competenti aangetekend vind; waar bij men leefen kan het VIII. Artiikel van de lnflruftie van den Hove van Holland van ■ Es den  "M 74 >^ den jaare i52*-> in welk eene reeks va» zaaken en perfoonen voorkomt van en over welken aan het gemelde Hof de judicature ter eerfte inftantie competeert. Laat ik hier by nog het een en ander üit onfe oude Rukken aanvoeren. Het is bekend, dat 'er aan de Kloosters en Kloosterlingen , en aan andere geestelijke Stichtingen Rechters toegevoegd wierden, welken den naam yan Advocaat droegen. Op den 3 Sept. 1003 vergunt Koning Henrik II. aan de ütrechtfche Kerke „ dat haare dienstbaare zoo als de vrije Perfoonen „ niet dan, door haaren Advocaat zouden gevonnist wor,, den. Ut nullus fervus aut liber pmlibaUs ecclefics ^ coram ullo Prjesiüe aut judice nos„ t k 0, ad caufas audiendum, aut freda exlgenda , jg coaclus veniat, fed coram Advocato ipjfys Ecclefii „ f.niantur." De Heer van de Wal maakt gewag in zijne verzameling van Handvesten, Sc van Dordrecht blz «bo van een rechtsgeding eeniger Muntgefeilen , in welken dezelven beweerden , dat zij, als gezwoe-' ren ende gefellen van der Munte van Hollant ende Brabant, niet ftonden onder de Stede van Dordrecht , noch begreepen waren in 't lichaam van dezelve Stede, maar ftonden onder myn genadigen Heer, ende Waerdeyn , ende Provooft van Ier Munte. Het Privilegie, door Hertog Albrecbt op den 17 Mey 1401. aan de Werklieden der Munte van Hollant en Zeelant vergunt", fpreekt aldus „ ende fullen vry ende quyt fyn mit allen horen „ goeden in allen onfen Landen van Hollant, van » Zeelant, ende van Vrieslant, van alle fcattingen „ van beden, van furfeyten, ende misdaden, die » fy binnen onfen lande voirfz. doen, of verbuem ren, wtgefet van Vrouwen craft, dootflach, , moirt, roef, of. dieft, ende fy en Men van nye; „ ment  0< 75 ^, wnt van onfen ampthden gecorrigeerd fyn van enir » Sen faken dan van onfen Mantmeefler , IVaer„ deyen, ende Provoejien van horen ferymen, die fy „ bi tiden kiefen in onfer munte, wtgefet die vyf ,, pointen voirnoemt, of diergelyck. Ende wairè „ dat fy dair in, of in eenigen dorpeliken faken, misdaden, dair fy lyf of lit aen verbuerden, dat5 „ foude rechten onfe-Rechter, dair 't onder ge„ fciede. Bij het Privilegie , aan de Stad van Amlterdam , door Hertog Aelbrecht op den. 26 Junij 1401. ge-' fchonken, en waar bij aan den Poortcren van die. Stad het voorrecht gegeeven word van nergens befet, bekommerd , noch aangefprooken te worden benoorden de Maafe van eenigen breuckt. n, enz. leest men, „ behoudelycken, dat onfejienftluyden, „ Poortus in onfer Stede voornoemt, als Ballieuwen, „ Rentmeesters, Tollenaeren , ende Schouten defer „ vryheit niet en fullen genieten, als van puntten, ^ die fy teghens ons in den dienlte breucten." Waar uit te zien is, dat de Graaven niet verftonden, dat zulken, die in hunnen dienst waren, door hunnen poorterfchap van deeze of geene ftad, aan de jurisdictie, welke uit hunnen dienst volgde, zouden ontrokken worden; of zulke voorrechten zouden genieten, welke aan die Jurisdictie te kort konden doen. Koning Willem verklaart hebbende, dat hec land der Btgynen te Middelburg, vrij van alle Lasten zoude zijn, en dat de Begynen van al haar Land -;oor Schepenen van. Middelburg te recht zullen ftaan; is dit den 7 Feb. 1254. door Graaf Willem den ill. bevestigd : luidende de woorden van den Gunstbrief aldus: „ Wy begheeren devoren en religiufen Pers, fonen, ende anderen, ftede te verfienen met fon^ derlinghe gratie, namelike ende onfen gheminden o Be,?  '« 76" * Beghinen in Gode van Middelburg, als dat haer „ lanc, daer haer Hof in gheleghen es, van allen , lallen, taehe ende van allen anderen exaclie vry „ wefen fal; declarerende by defen onfen Brieve, „ dat die vocr/z. Beghinnen, bynnen den voornoemden „ Hove wonende , van allen haren lande te rechten „ Jlaen zullen voir Scepenen van Middelburg, ghe» Jyck anderen Poneren der felver Stede, ende die » felve gracie fal hem lieden ghefcien, die welke „ die Porters ghefcieden." Men kan, 't is waar, op fommigen deezer aanhaahngen uit oude flukken aanmerken, dat dezelve wel betrekhjkzijn tot zaaken en Perfoonen, wanneer het met eenige boete of breucke te doen is, maar dat daar met uit volgt, dat het met lijfftraffdijke misdaaden dus mede zoo gelegen zoude zijn : daar omtrent heb ik flechts te antwoorden; i. dat in die tijden , m welken de Privilegiën gegeeven zyn de meelie misdaaden door boeten en breucken wierden afgedaan; 2. dat de Graaf den rechtsdwang over zwaare misdaaden, doorgaans, zich voorbehield waar van zoo wel ten aanzien van lledelijke Jurisdictiën als anderen, menigvuldige blijken in de oudGunftbneven voorkomen. Wat 'er van zij, het maakt nochtans geen verfchil met opzicht op het geen wat hier Hond aan te toonen ; te weeten dat het eene abufive Helling is,dat de fledelejke Jut nsdichen zich zouden uitflrekken over alles wat binnen haare muuren gefchied, en over elk en een ieder die zich binnen dezelve zoude bevinden; uitgenomen alleen die van een Guarnifoen ; vermits Bit het geen ik bijgebragt heb volkomen blijkt dat de Graaven, in het beleid van den rechtdwang' denzelven hebben geregeld naar de zaaken, en naar* oe Perfoonen; verfchillende zaaken en verfchillende Perfoonen aan een verfchiliend rechtseebied onderwerpende. 2elfs  e> 'toepasfing- kan- veelen: ik zal mij- alleenlijk bepakten bij eene overweeging, die natuurlijk moet opkomen bij elk, die van een Territoriaale Jurisdicïïè hoort fpreeken, als den grond leggende tot de bevoegdheid , om eenige rechtsoeffening over zekere zaaken en perfoonen te pleegeh; en welke overweeging hem vervolgens moec opleiden tot de vraag, waar in beffaat die Territoriaale Jurisdictie ? hoe is die verkreegeh? hoe is er die geen toe gekomen, welke zich op dezelve beroept? Ik heb hier boven aangetekend, wat ik meen dat door Territoriaale JuridiÜie beduid word; vergelijk ik daar mede de Jurisdictiën, zoo als die door de Graaven aan de Bailiu wen, Schouten , en andere Rechters zijn opgedraagen, ik vinde'er niets, dat zweem heeft naar een Territoriaale Jurisdictie; en vooral niet ten aanzien van de Steden. Men doorlöope of leeze alle de Handvesten en Privilegiën, zij toonen duidelijk, dat de Graaf, uit wiens boezem (zoo als aan beide kanten erkend word) de Jurisdictiën zijn voortgefprooten , dezelven niet gaf als iet dat tot den grond behoorde , maar als eene bevoegtheid , welke hij aan anderen mededeelde, bij lastgeeving, welke hij Van zijnen Perfoon overdroeg tot andere Perfoonen , bepaaldlijk tot zekere zaaken of Perfoonen. Was het, dat de Vorst Bailliuwen, Schouten of andere Rechters zetteclen, met aanwijzing van een zeker diitricl: of ftreek Lands, gefchiedde dit niet als of het rechtsgebied Uit den grond voortfproot en daar aan gehegt was, maar tot aanwijzing van de Perfoonen en zaaken, die hij onder zijn rechtsdwang ftelde. In het verdrag van vrede, tusfchen den Bisfchop van Utrecht en Lodewijk Graaf van Loon, gemaakt in den jaare 1204, leest men onder ande* xen „ aangaande het Graaffchap Vriesland in Oos- » ter-  7 tergo, Westergo, en in Staveren;-is dit bijgef' \ voegd , dat he: verdrag tusfchen den Bisfchop l Godefrid , en den Graaf Florens gemaakt, zal l onfchendbaar gehouden.worden , 't gene dusdaamg is: de Bisfchop en de Graaf zullen met gemeene * toeft'emming eenen Graaf naar Vriesland zenden; l om de Burgerlijke Rechtdagen te houden." Het ver^ dra"-, van welk hier gefprooken word, was eigent? Kik eene befiiffing van Keyzer Fredrik, in den jaare t i 66. over de gefchillen tusfchen den Bisfchop van Utrecht, en Florens.Grave van Holland, medebrengende, „ dat de Graaf van Hollant, ende die. s, Bisfchop van Utrecht eenen Graaf, die van hcur 1 beyder wegen fal prefideren ende fitten in c ' Graeffchap van Vrieslant voorlèyc, dien fy bey" de prefenteren fullen den Keyfer, om van fynre " h?nt te ontfangen de Ban ende magt te regten m % l Land voorfegt •. &»de is 't dat fy ond.r nem beyden al dusdaamsen Graet eensi drachtelyfcen niet kiefen en konnen.foo fal de ' Keyzer met fynre öfeer Raad een Kiefen, en* 1 de geven hem den Ban en de magt te regten^ ln de Wetten, door Graaf Florens op den a» Ja: nuary 1288., aan de Vriezen van Hontwouder- Ambacht ,naa zijn verzoening met dezelven, en van der zeiven tot Heer gehuldigd zijnde, gegeeven, zege hi', • voorts zulle wij hem zetten eenen rechter vuyt onzen Lande, die wij willen recht ie recht ene , by * Schepen* wyzinghe; waert dat ons die Rechtere onnutte dochte , ende den buren, wy zouden eenen l anderen zetten ^ die Rechter mach Schepenen zetten ende onzetten by den l bueren, wanneer hy wille ....;.".< Alle^poin1 aen, die hier befchreven zyn, ofte niet befchrel ven zyn, zullen wy rechten, echte onzen Rech^  ter doen rechten by Scepene, ende by ziilcke rechten als onze Heere onze Faedere, enz. Op dezelfde wijze fpreekt dezelfde Graaf in het Handvest aan de Drcchtvriezen, gegeeven op den 21 Maart 1288. In de onderwerping derWestfriefen of Drechterfriefen van den 1 Meij 1289. Würö °P diergelijke wijze gefprooken. Kan men nu uit het zetten van eenen Graaf in zekere Landen of Landftreeken, om de Burgerlykt rechten ts houden; uit het ontfangen van een ban 'cn fan de macht om 'er te rechten; om recht te rechteren by Scepen wyjinge} van Bailluwen of Schouten, om binnen zekere grenspaalen recht te oefFenen, met eenigen grond, afleiden, dat de Graaven daar door aan die geenen, die zij aldus aanftelden ,-een territoriaale Jurisdictie hebben gegeeven ? dat zij die in handen hebben gefield een recht of eene bevoegtheid , welke zij, uit krachte van den grond, waarop de Menfchen, over welken zij tot Rechters aangefteld wierden , woonden, zouden bezitten of oeffenen? Zal men 'eruit mogen befluicen , dat de Graaven mee het zetten van zulke Rechters zich de bevoegtheid benomen hebben, om in die Landftreeken bedienden te zenden ter verrichtinge van hec een of 't ander, met voorbehoudenis van hun rechtsdwang over dezelven ? en dat zij 'er geen hebben kunnen of mogen zenden T dan denzelven teffens onderwerpende aan den rechtsdwang van dien Rechte?,- dien zij gezet hadden, om de Bewoondersvan dien oord , en de zaaken tusfchen dezelven voorvallende, te berechten? i'ehalvendat de ongerijmdheid van zulke eene ftelling als met de handte tasten is, word dezelve door de daaden ze]ven wederfprooken.  Üe Handvesten, Keuren,- en Privilegiën, door de Graaven aan de Steden in 't bijzonder verleend, geeven nog minder voet om 'er zulk een gevolg, en eene territoriaale Jurisdictie uit te haaien. Wanneer men in het Privilegie van Delft leest, zoo me eenige Borger trecht in zaaken, enz." in dat van Alkmaar, „ Voort zoo geeven wij deeze Voorteren alfulk recht ende Vrijheeden, als waar dat * zaake, datiemants lette tegen een Poorter;" in die van Dorth, „ ende dies zoo en zullen wi noch niemenf yan onfen Lieden voerder wifen dan Schepenen ghe" wijst hebben", en welke andere woorden meer in de Privilegiën, te vooren bladz. 26 en 27. aangehaald, voorkomen, zal men dan die uitdrukkingen kunnen opvatten , als een Territoriaale Jurisdictie behelfende of medebrengende? kunnen die recht geeven , om zich een territoriaale Jurisdictie toe te eigenen? De Keuren en Handvesten , in het jaar 1217. aan de Stad Middelburg bezwooren door Johanna Gravin van Vlaanderen, Willem Graaf van Holland, en van hunnen Burggraaf van Zeeland, zeggen: allen Inwoonders van Middelburg fullen onder een 1 regt gehouden worden, ende yder is gehouden fijn medeburger fchepéndom te plegen. „ Bij aldien yraand buiten Middelburg woont, ende tcgens een Burger in Middelburg comt * te vegten, aldaer fullen komen Schepenen metl ten Scoutet ofte Bode , ende beftraffen foo verre _ fij kunnen, enz." . De Keuren en Rechten door Koning Willem der Stede Middelburg in den jaare 1253, gegeeven, komen in het XII. en XLIX. Art. daar mede over Ce De Privilegiën of keuren aan JVestcapelle, door fjgris, in den jaare 1223, gegeeven, ftellen in hec  XL Artijkel „ alk die Poorters van Wesicapelle fut„ len wejen onder een Gerechte, en alle faecken diè „ daer gefchieden fullen flaen tot Schependom van West„ capelle." Jn de Keuren van denzelfden Graave aan de Stede Van Domburch, in den jaare 1223., gegeeven, leesE men insgeiijksch Art. 6 , Alle die ghene , die menen binnen dcfer Chore, zullen beboeren tot eenen ge* rechte, ende elckerlijc is den anderen fcondich te doens Scependom. Ik zoude, bij deeze Keuren en bij de Privilegiën, van welken tevoren gewag gemaakt heb, andere fhikken kunnen voegen: maar ik meen, dat deeze als zoo veele (taaltjes uitmaakende, genoeg voldoen zullen. Men vooronderltelle nu eens , dat de woorden , alle de faaien die daar gefchieden fullen ftaatt tot Schependom, zoo als de Keuren voor Westcapelk luiden, of alle misdaad of gebreucke dat gevalt binnen de vrijheid van dat zal gebeterd ert geijnd worden tot zeggen van de Schepenen, zoo als fiec Privilegie van 'sGravezande fpreekt, of woorden van diergelijke betekenis, in den uitgeftrektften zin moesten opgevat worden en derhalven mede bragten, dat alles wat binnen zulk eene bevoorrechte plaats mogte gebeuren, van wat aart of natuur het ook zoude mogen weezen, door Schepenen aldaar berecht zouden moeten worden; dan zou 'er als nog geen territoriaale Jurisdictie uic volgen: dan zoude die bevoegtheid toe hec berechcen niec voortvloeien uit een aftand van den grond of van eene Territoriaale Jurisdictie, aan denzelven gehegt, of uit denzelven fpruitende, maar" uic den afftand en overgifce van eene bevoegtheid, oorfprongklijk in den boefem van den Graaf liegend*. Doch, Wel• Kdele GeftrengeHeeri het is~verre van  Van daar, dat de Graven met zodaanigeuitdmkkiogesi sich verpligt en verbonden zouden hebben, om alle zaaken, zonder uitzondering, terplaatfe, die zijaldu$ begunfligd hadden, voorvallende, te moeten laaten aan Schout en Schepenen aldaar; en zich de bevoegtheid benomen zouden hebben, om, daar ter plaatfe, deezen of geenen te zenden, anders dan met over. deze perfoonen en derzelver bedrijven den. rechtdwang te verliezen, ja zelfs met die kracht en datgevolg, dat alle geprivilegieerde Perfoonen hunne voorrechten, met betrekking tot den rechtsdwang.» zouden verliezen,, zoo ras als zij den voet binnen de Poort van zodaanige Stad zouden gezet hebben. Ik geloof niet, dat hetgeeven van eene diergelijke betekenis aan zodaanige uitdrukking, met de regels van eene gezonde opvatting van woorden goed te maaken is : dit is althans zeker, dat in de Keuren van Middelburg van den jaare 1253. Art, XXXVII. in die van Westcapelle van van den jaare 1223. Art. XXXVII. in die van Domburch van hetzelfde jaar Art. 51. te voren aangetogen, eene uitdruklijke bepaaling geleezen word. Item, ( zeggen de Keuren van IVestcapelk ) „ alle „ zaaken die''er gefchieden binnen deze Keuren, di§ „ den Rechter en Schepenen niet beregten en moe„ gen, die zullen beregt worden bij des Graven „ waerheden, en die waerheijc zal werden onder„ zogt bij Schepenen van Westcapelle." Die van Domburch Art. 51. fpreeken aldus. „ Alle die fa„ ken die gefcien binnen de Chore van Dumburch, „ die die Recnter ende die Scepenen niet be„ rechten en moghen, coemter klaghe of voor den „ Grave ,' foe lalt die Graeve enden met ziere. „ waerheden , en die waerheic fal hi nemen mee a Scepenen van Dumburch." JrRer uit is, mijns oordeels, ten vollen blijkbaar», F 3 dat  <$ gen , waar toe de oorfpronghlijke conftitutie onzer Vaderlandfche rechtsplegingen, ende Handvesten, Keuren, en Privilegiën mij aanleiding geeven. Wat leeren en wat zeggen ons die? dat 'er aan de Schepenen van Steden eene Jurisdictie is afgeftaan ; dat zij tot Rechters zijn aangefteld ? Neen. Allen doen ons zien, dat de' Graaven een enkel Perfoon tot Rechter zetteden of fielden , en dat het geen , waar mede zij de Poorters begunfligderi, daar in beftond., dat die Rechter het vonnis moest neemen van Schepenen ; zoo dat, wanneer de Rechter recht moest doen over zaaken, gefchiedende op die plaatfen, hij genoodzaakt was daar in het vonnis van Schepenen te neemen en te volgen, Gelijk nu, aan den eenen kant, de verplichting om, in 't berechten van die zaaken, Let vonnis van Schepenen te neemen en te volgen, geen de minfte Jurisdictie gaf aan .Schepenen", en dewijl die Jurisdictie altijd bleef bij den Rechter die daar ter plaatfe gezet was , om uic den naam van den Graaf recht te pleegen ; zoo gaf die, aan de andere zijde, dienzelfden Rechter geen bevoegtheid., om als Rechter te ftaan over zaaken es Perfoonen, tot welker berechting hij niet was aangefteld , en welken aan eenen anderen Rechter onderhoorig waren; en noch veel minder aan Schepenen, om te beweeren, dat aan hun eenige Jurisdictie was afgeftaan, en dat zij , uit krachte van dien afftand, een vollen en univerfeelen rechtsdwang, over alle Perfoonen en zaaken, binnen hunne muuren zijnde en voorvallenden, en mitsdien een territoriaale Jurisdictie zouden bezitten; en uitdien hoofde mede over de Militairen en hunne misdaaden, niet militair zijnde. Hier bij moet nog in overweeging genomen0 worden , dat de Privilegiën niet zeggen, dut Schepenen tot Rechters aangefteld worden, dat zij Rechters zullen zijn, dat zij het rechtsgebied zulY 4 lea  len ocffenen , of diergelijke uitdrukkingen, bij wel* ken de aftand of last om rechtsoeffeningeri te pleegen , aangeduid zoude worden, gelijk dit, bij voorb., in de Inflructie van den Hove ën van den Hoogen Raad, en andere befcheiden, medebrengende aanftellmgen van Rechters , gevonden word. De Handvesten, Keuren, en Privilegiën begunfügen de Pointers met het voorrecht, dat wanneer zij befchuldigd worden van ccnigcrhande zaaken, nie~ inant dair van en fal mogen hebben anders dan Schepen ionnis , gelijk de woorden van 't Privilegie vaii feyden melden; door welke of diergelijke woorden de Poorters, en Borgers der Steden 'in eenigen opzichte deelgenoot wierden van een recht, het welk andere uit hunne geboorte of ftaat hadden, naameï'ijk van niet dan door de haaren of haar's gelijken, gevonnist te kunnen worden. " Indien het waar was, dat de verplichting, dea JjLecht'er opgelegd, om het wijzen van Schepenen te moeten neemen en volgen, een Jurisdictie deed overgaan, dan zoude de noodzaaklijkheid om het vonriis te gaan haaien bij Schepenen in een andere Stad, ja zelfs het hedendaagsch ter advife gaan bij neutraale Rechtsgeleerden, een overdragt of overgang van jurisdictie inlluitcn; het welk, zoo ik meen, riiemant van gezonde harsfenen zal durven ftaande houden; en 't welk teffens doet zien tót welke ongerijmdneeden' men vervalt, wanneer men deti grond, waaruit alles voortvloeit, uit het dog verliest ; en andere gronden, die 'er niet mede ltrooken , in de plaats fielt. Ik zoude, indien ik niet vreesde in mijne befchouwing te verre uit te wijden,' en teffens niet volkomen overtuigd was, dat het voor U overtollig tyerk zoude zijn , uit het geen ons het Recht leert, verders kannen aantoonen, dut alles wat uit tfe Ter»  Territoriaals Jurisdictie , en uit de opvatting de* Handvesten afgeleid word, geen fteek kan houden , alleen om deze reden, dat de Souveram altijd verftaan word het geen hij geeft, of daar hij iemand mede begunftigd, te geeven, of daarmede te begunftigen, behoudens het recht van een derden ; gelijk z,ulks zelfs aangemerkt en aangedrongen word door die geenen, welken aan hec aangehaald voorrecht van Jurisdictie te kunnen oeffenen, de uitgeftrekfte betekenis geeven. Nu is het, om tot de Militaire Jurisdictie wederom te keeren, zeker, dat Militairen een Rechcer hebben; dat zij uit hoofde van hun ftaat aan een, rechtsdwang onderworpen zijn; en gevolglijk zouden zij in hun recht te kort gedaan worden, indien men hun dit recht in die plaatfen benam, alwaar de regel, alles wat 'er gefchied moet dooc Schepenen van die plaats berecht worden, tot richtfnoer van den rechtsdwang word genomen; gelijk zulks noodzaaklijk uit de uitgeftrekte betekenis van dien regel, of uit het ftellen vaneen Ter* ritoriaale Jurisdictie, zoude moeten volgen; en wel zoo, dat niet alleen commune delicten, maar zelfs militaire delicten, ter vonnisfe van Schepenen gebragt zouden moeten worden ; vermits de keuren geen onderfcheid maaken. Dit nu een ongerijmdheid na zich trekkende, zoude men niets anders behoeven tot bewijs , dat de betekenis , aan de meergemelde woorden, en aan de Territoriaale Jurisdièie gehegt, onbeftaanbaar is; vermits , gelijk gij weet, verba generaliafunt reftringenda, in quantum alias abfurditas inde erat emerfufa. Een ander blijk daar van vind men in de daad?, lijke oeffening. Bladz. 41 - 43- heb ik u drie Se* vallen te berde gebragt, welke aantoonen, dat de Graaven wel degelijk zich hebben voorbehouden, E 5 om  9® ©m hunne krijgsknechten onder hunne eigen hoofden .en rechtsdwang over al te gebruiken, zelfs in die plaatfen, welke begunftigd waren , met het recht van 't geen tot haar gefchiedde door haare Schepenen te moeten berechten ; en dat de ftedelijke wethouders aan zodaanig Opperhoofd van "t krijgsvolk gehorig, gehulpig, onderdaanig moesten zi n. Dit alles toont, zoo hec mij toefchijnt, dat al het geen, wat uit de vooronderftelling van eene Territoriaale Jurisdictie afgeleid , en waarop in de gedagte Memorie van Heeren Gedeputeerden van Amfterdaua zoo fterk aangedrongen word , geen de minfte kracht kan hebben; en dat verders ook al het geen, wat uit een voorgegeeven reent, uit hoofde van welken de Steden bevoegd zouden zijn om door haare Schepenen te laaten berechten alles wat binnen haare muuren voorvalt, ten deeze niets kan uitdoen, en veel minder hec militaire reent verkorten; nadenaaal die beide gronden ( het zij met verlof gezegd, én zonder te kort te doen aan de verdiensten der geenen dieze voorftaan) uitkomen op abufive begrippen, wier wettigheid nergens te vinden is, en wier onbegaanbaarheid, zoo ik meen, ten vollen is aangetoond. Maar , om ten aanzien van de Territoriaale Jurisdictie nog een flap verder te gaan , laaten we eens vooronderftellen, dat de Steden 'er eene hebben , wat zal 'er uit volgen ? dat de Souverain van den grond , welke het Territoir van de ftad zoude uitmaaken, geen gebruik zoude kunnen maaken, en dat hoogftdezelve op dien grond geen bijzonder recht zoude kunnen oeffvnen, of doen ©effenen? Waar mede zal men dat bewijzen? Waar mede word aan zodaanig begrip eenige fchijn of fchaduw van gevoeglijkheid gegeeven ? De Territoriaale Jurisdictie mag zoo breed uitge- mee-  meeten worden als men wil, nimmer heeft zij dé Turisdiaie van den Souverain mtgeflooten; noco. Se rechtsoeffening over Militairen, op welke plaatfen dezelven zich zouden mogen bevinden, vermits het krirsweefen vordert, dat de Krygsheden beftendig onder eenen Rechter blijven. Wat onderfcheid maakt het tog ten aanzien van de lemtoriaale Jurisdictie , of 'er over een Soldaat ftrai geoeffend word om het pleegen van een diefftal, of om dat hij zijn post ontijdig verlaaten heeft? Zoo h"t gebruiken van den grond in het eene geval aan de Territoriaale Jurisdictie niet te kort doet, Zij zal 'er in het tweede geval evenmin door lijden. in de Memorie van Gedeputeerden van Amfterdam word Iterk gedrongen op hetTerritoriaal recht der Bondrenooten, elk voor het zijne. En met reden Maar is het wel zoo, dat, wanneer men krijgsvolk op zijnen bodem aanneemt, het territoriaale recht gefchonden zoude worden, wanneer over dat volk door hunne Gebieders recht geoeffend word? Dus fchijnt het in de opgemelde Memorie begreepen te worden. Mij komt het zoo niet voor.bHet komen op het Territoir van een Souverein, en hét pleegen van daaden op denzelven buiten hoogstdeszelfs bewilliging, is eigenthjk het geen dat (zoo ik het wel hebbe) het territoriaal recht zoude verkorten , om dat het buiten be«dHiging of toeflemming van den Souverein zoude gefchieden; maar zoo tas als de Souverein op zijn Territoir aanneemt, of bewilligt, dat 'er op zijn Territoir volk komt of verblijf houdt, dat zijnen biizonderen Rechter heeft, zoo kan daar door, voor zoo veel ik het inzie, geen inbreuk op een Territoriaal recht gefchieden, vermits niemants recht verkort word door eene daad, in welke hij toefk-md, veel minder door een daad, tot welke hij *Ty' con*  «oncurreert. Wat indragt, bij voorbeeld , wordt 'e? door de Jurisdictie over de Ledemaaten van de UYiiverfiteit te Leyden toegebragt aan het territoriaal, recht van den Souverein? Wanneer een Switszerfche Krijgsraad, naar zijne wijze, in 't bosch van den Haag, opentlijk recht pleegt, ten galge doemt, en dat vonnis ter uitvoeringe laat brengen, word dan het Territoir van den Staat gefchonden, of te kort; gedaan? Immers neen. Waarom? om datdieSwitJerfehe Krijgsknechten aangenomen zijn met bewilliging, dat zij hun eigen recht zouden pleegen. Overweeg nu, dat de bezorging van de defenfic en zekerheid van den Vereenigden Scaac en van iederProvincie afzonderlijk aan den Heere Stadhouder opgedraagen is, bij Commisfien , zoo van hunne Hoog - Mogenden, als van ieder der Gewestenafzonderlijk , en overzulks mede van hun Ed. Gr. Mog. de Staaten van Holland, en oordeel of herniet wat ongepast moet voorkomen, dat men van 't gebruik van de Militie fpreekt, even als of'er iemand vreemds in ons Land opdaagde, met eenig vreemd Krijgsvolk, en zich naar eigendunklijkheid op het Territoir van den Staat gedroeg? „ Wat dan het eerfte betreft (dus fpreekt de Memorie van Heeren Gedeputeerden van Amlierdam , in abftraclo, overweegende deeze itelling de Militairen kunnen, zoo in ^Civiele als in Crimil neele zaaken , van wat Natuur dezelven ook zouden mogen zijn , voor geenen anderen, dan den Militairen Rechter, werden te recht gefield.) „ Wat dan het eerfte betreft, wanneer men over9 weegt, dat volgens de voorfz. generaale ftelling „ niet alleen het gemelde Hof van Holland , maar „ ook alle^ andere Politicque Rechters, binnen deeze „ Provincie, van de Judicature over Militaire Per* 5, foon.cn, iu wat zaaken het ook zijn moge. zot;T n den  S>3 ># é den moeten werden uitgeflooten; en, daar eft tegen dezelve Militaire Perfoonen, alleenlijk zou^ l den werden gefubjecteerd aan een hoogen Krijgs„ raad, dewelke van den Souverain van deeze Pro'l viiitie volftrekt independent zoude zijn (als „ nog commisfie, nog Jnftruftie van denzelven „ hebbende; nog, bij particulieren Eed, tot hec „ Maintien van de Privilegiën van 's Lands Inge„ zeetenen, nog van de Wetten en Rechten van „ deezen Lande, Steden en Leden van dien, aar» „ hunEd. Groot Mog. verbonden; nog ook eenige „ voldoende kennisfe van alle dezelve kunnende heb„ ben.) Dan zal uyt deeze overweeging, alaan„ Ronds, moeten profiueeren, dat de voorfz. Mi» „ litaire Perfoonen, fchoon zig bevindende op het „ Souverain Territoir van Hun Edel Groot Mog.. „ nogthans buiten het bereik van alle hoogstder„ zeiver wetten, en hooge en laage Overheeden( a aan welké de Executie van dezelve Wetten is ge„ demandeerd, zouden zijn gefteldt: en dat mits*, dien, niet alleen, buiten alle voorbeeld, op hec „ Souverain Territoir van deze Provintie , een Jh„ risdiètie in alle zaaken, Militaire Perfoonen raa» kende, zoude werden geëxerceert, zonder uit den „ boefem van den Souverain herkomftig te zijn; nog „ aan desfelfs voorziening, in cas van bezwaar, „ onderheevig te weezen: maar ook daar en boi, ven, op deeze wijze, een volftrekt Imperium in „ Imperia , daar mede zoude worden geëtablisfeert; „ en dat wel Armatum in Inermi. — Waardoor, „ vervolgens , de Souverainiteit van de Heeren „ ren Scaaten van Holland en Westvriesland gansch „ ontzenuwt; en tot eene bloote Chimère zoude. 9 werden gebragt." Laat ik op de begrippen, welke daar voorgedrag-  <$< 9+ ># éraagen worden, deeze weinige aanmerkingen raas* ken. 1. Dat in de (telling,- zoo als die in de Mimon's zelve voorgedraagen word , we] gezegd word, dat Militairen voor geenen anderen Rechter dan bek Militairen Rechter kunnen worden te regt gefield; maar geenszins voor geenen anderen Rechter dan voor dcx Hoogen Krijg ska ad; en derhalven, dat 'er abufivelijk uit die Helling getrokken Word , dac dezelve Perfoonen a lleenlijk zouden worden gefubjecteerd aan een HoogenKrjjgsk4aii, 2. Dat deeze gevolgtrekking abufief zijnde, al het geen wat voorts daarop , ten aanzien van den Hoogen Krijgsraad, gezegd en beredeneerd word, met en benevens de verdere gevolgen, welken 'er uit afgeleid zijn, noodwendig vervallen moet. 3. Dat, in het bijzonder, bij die paslage, abilfiveüjk gefield word , dat de Hooge Krijgsraad van den Souverain van deeze Provintie volftrekt independent zoude zijn, ah noch Conh misfie , noch Inftructis van denzelven hebbende9 enz. Immers is het elk een bekend , dat hun Ed. Gr. Mog. mede, als Lid van 't Bondgenootfehap der zeven Gewesten, de Commisfie, welke wij, hier voren, blz. 54 en 55 afgefchreeven hebben, als Capitein-Generaal aan Z. D. H. Willem den IV. hebben verleend; en dat de dependentie, in welke het Krijgsvolk is, zoo volgens hun Artijkel - Brief, als verfcheide Ordonnantiën , Reglementen, enz. het zelve even zoo dependent maakt van de Staaten van elke Provintie, a's die Qïdonnantien en andere Wetten het medebrengen,  oge Heerlijkheeden independent van den Souverein, om dat de Hooge ófte Halsneeren, gelijk het Bort leert (in zijn Traftaat van Hooge en Ambagts • Heerlijkbes»  %hden D. III. Art. 10) „ bij ons magt heh- ben, om NB. door . hunne Baillimv ,.ende l Welgebooren Mannen pracedente informatieii te doen neemen, ende voorts te doen berechten " alle misdaden , by de hgefetenen van haar 1 Beerlykheid binnen dezehe Heerlykheid be» j, gaan." »»' : Brengt het meerder wanhebbelijkheid mede, dat de Heer .Capitein-Generaal, door den Fiscaal van den Hoogen Krijgsraad en denzelven Krijgsraad, de misdaaden der Militairen . Iaat berechten , als dat de Heeren der Heerlijkheeden die hunner Ingezeetenen, door hun Bailliuw en Welgebooren Mannen, laaten berechten? ,•• ... . Ligt 'er meerder wsnvoeghjkheid m het recht van den Heere Capitein - Generaal om een Hoogen Krijgsraad , als in het recht der Heeren van Hooge Heerlijkheeden, om zeiven hunne Bailliuwen en Welgebooren Mannen aan te ftellen? . . : • ■ - j' Of zoude men niet eerder mogen zeggen ^ dat het een en ander zoodaanig gegrond is op. onze Vaderlandfche conftitutie en oorfprongkehjke Rechten, dat men zich niet genoeg kan verwonderen i dat-'er, na verloop van tweeduwen dat de Republieck heeft beginnen te fubfifteeren, en dat 'er, bij hetaanweezen van een Capitein-Generaal, een Hoogen Krijgsraad mede aanweezig is geweest , zoodaanig yan de exiftentie van dien Krijgsraad gefprooken word, als in de opgeroeide pasfage gefchied? > Dat de bedenking over het gebrek van een particulieren eed, ingewikkeld te kennen geevende , dat 'er zoodanig een eed zoude.behooren te zijn, (als ik het zeggen mag) even G zoo  zoo weinig als de voorige bedenkingen, fteeKS kan houden : want, bij aldien zulk een gebrek aan het beftaan van den Krijgsraad een: wanflalte of incongruiteit bijbragt, dan zouden, zoo niet allen, ten minfle de meefle Rechtbanken in ons Land dienen afgefchaft te worden, alzoo bij dezelven zulk een particuliere eed onbekend is. Indien hier inzonderheid , op dit onderwerp, de zaak door het al of niet doen van zoodanigen eed beflist moest worden, zouden Schepenen van Amfterdam gewisfeiijk niet als Rechters kunnen fungeeren, vermits zij flechts zweeren, „ te weezen goe„ de Schepenen , hunne genadigen Heere „ houw ende trouw te weezen, ende hem in zynen rechtvaerdigen faecke Ryven ende „ Herken fullen, na hun vermogen, ende een „ recht vonnis wyfen fullen , tusfchen den' „ Heere ende den Huysman , tusfchen den „ Huysman ende den Heere, ende tusfchen „ twee luyden dingtaelen, ende dat niet te „ laaten om geenderhande faken." Zoo 'er al een particuliere eed van de Ledendes Krijgsraads in die qualiteit vereifcht wierd, zoude dezelve immers maar alleen betreklijk kunnen zijn tot het officie van wijzen of vonnisfen ; en gevolglijk zoude zoodanige eed, als 'er in de Memorie vooronderfteld word , dat plaats behoorde te hebben , in geenen deele te paskomen. 5. Dat het wel waar is dat de Leden van den Krijgsraad niet gehouden kunnen worden als eene voldoende kennis van alle Privilegiën van 's Lands Ingezeetenen, noch van de Wetten en Rechten van deezen Lands, Steden en Leden van dien hebbende } maar het is, als- ik  é% 99 >'<*>' ik eens uit open borst mag fpreefcen , niet ginder waar', dat als om dit gebrek een Recht-" bank binnen ons' Land onbeftaanbaar zoude zijn , alsdan alle de Rechtbanken , twee of drie moogüjk uitgezonderd, afgefchaft zoudenmoeten worden. . 6. Dat uit de abufiveftelling, daar onze voorige aanmerkingen over loopen , even zoo abufivelijk gehaald word , als uit eene voorgaande óverweeging proflueérertdé', „ dat de voorfz. Mi.. litaire Perfonen , fchoon zich bevindende ^ op het fouverain Territoir van hun Edel' „ Groot Mogenden , nochtans buiten het bs„ reik van allé hó'ogji dérzelver wetten, en hoo„ ge en laage Overheeden, aan welke de exe„' cutie van dezelve Wetten is gedemandeerd , „ zouden zyn gefield. Want de Militaire Perfoonen zijn, overal waar zij zijn, onder het bereik van alle hoogstderzelver wetten, vermits zij overal verzéld zijn met hunne Rechters, die, even zoo wel als alle andere Rechters , verplicht zijn en de macht hebben, om" de wetten, en rechten van den Lande, Steden en Leden van dien , te doen in acht neemen. Het eenigfte onderfcheid dat 'er gelegen Zoude zijn ten aanzien van de wetten, beftaat hier in , dat de Militaire Perfoonen , _ door middel van militaire, in de plaats van politiecké' Üechters, onder het bereik der wetten ftaan; en of dit een nadeel voor den Staat en deszelfs? Ingezeetenen is, zal ik aan anderen ter beflisfmge overlaaten: mij komt het zoo niet voor. 7. Dat het al mede zeer is misgetast, wanneer 'men als een gevolg van het voorgaande fielt, dat niet alleen buiten allen voorbeeld is, dat ö op het fouverain Territoir van deeze Provin& 2. 9i tiea  «M 100 5, tië, een Jurisdictie in alle zaaken, Militaire „ Perfoonen raakende, zoude werden geëxer„ ceerd , zonder uit den boezem van den Souve„ rain herkomstig te zijn:" want dewijl de militaire Jurisdictie btj Commisfie aan Z. O. Hoogheid is opgedraagen door Zeven Souvereinen, daar toe te zaamen concurreerendé, zoo is dezelve wel degelijk uit den boezem van den Souverein herkomstig en voortgefprooten, vermits ieder Souverein voor zijn; aandeel, daar toe de hand geleend heeft; of men moest willen beweeren, dat, wanneer de vereenigde Provintien tot een beiluit komen, en, in gevolge van dat befluit, een opdragt doen of een Commisfie verleenen, Hoogstdezelven zulks niet doen als Souvereinen, maar als Particulieren ; een wanbegrip, dat by gezonde en geoeffende harsfenen zekerlijk niet zal opkomen. . Dat het overige van deeze pasfage al mede op eene verkeerde vooronderftelling rust; vermits 'er uit het oog verlooren word, dat de Capitein - Generaal, door den Souverein is aangefteld, en last van den Souverein heeft, om dat geene te bewerken, wat voorgegeeven word niet te zullen gefchieden. Het'voorgeeven , dat 'er door de militaire Jurisdictie een volftrekt Imperium in Imperia zoude worden voortgebragt, en dat wel Atmatum in Jnemi, (een bijvoegsel, dat, zoo 't mij voorkomt, wel inde pen mogt gebleeven zijn) zoude eenige fchijn van wezendlijkheid hebben, indien 'eraan 't hoofd van 't Krijgsvolk een Gezaghebber was, die niet, nomine Imperantis , uit krachte van zijn Ampt, gelijk de ürdonnatie voor de Admiraliteiten, door Maxi-  nuliaan gegeeven, fpreekt, maar uit zijn eigen hoofde, gezag voerde; en indien .zoodanige Gezaghebber over alles, naar willekeur konde befchikken, en noch hunne Hoog Mogenden, noch de Raad van Staate, noch hun Ed. Gr. Mogenden deswege eenige oeffening van fouvereiniteit konden doen; en dat laatftelijk de Militaire Perfoonen geen eed deden aan de Staaten, en voorts noch aan de Steden en Provinciën, daar inne zij gelegd worden: dan , zeg ik, zoude het voorgeeven van een Imperium in Imperia eenigzins te pas kunnen komen. Gij ziet, uit deeze aanmerkingen, over eene enkele bladzijde van de Memorie der Heeren Gedeputeerden van Amfterdamloopende, dat ik ligt eenige vellen papiers zoude kannen vullen, indien ik dezelve Memorie van ft.uk tot ftuk wilde uicpluifèn. Om 'er niet geheel van te zwijgen, en aan mijn befxek te voldoen, zal ik flechts de gronden toetfen, op. welken die Memorie gebouwd is. Wanneer gij dezelve met oplettenheid leest;, dan zultge bevinden, dat het begrip, het welk 'er, ten aanzien van de Militaire Jurisdiêlie, in voorgedraa-, gen en fterk aangedrongen word, afgeleid en gegrond word uit en op deeze vooronderffellingen. l. Dat de Stedelijke Rechters, voor den tijd. van de Unie, hebbende gehad een algemeene Rechtsoeffening, zij dus ook de Rechtso.ffening hebben gehad over de Militairen ; en dat, noch voor, noch na.de Unie, dit recht aan de Steden benomen is,maar,in tegendeel, alle rechten en privilegiën van Provintien en Steden voorbehouden zijnde, dit recht als nog in zijn geheel is gebleeven en werken moet.  Waren de pramijjèn goed, de conclu/ie zoude doorgaan. Maar 't is zoo niet. ik geef toe, dat alle rechten en privilegiën zijn voorbehouden , en dat dezelve, voor zoo vee] van dezelven, 't zij meer't zij min, geen afftand gedaan is, ten behoeve van het Bondgenootfchap, zij in hun geheel zi jn gebleeven, ep werken moeten: dit is bij mij' geen twijffel 'onderheevig. Doch ik ontken, dat Stedelijke Rechters, qua taks, ooit de rechtsoeffening over Militairen bezeeten hebben. Daar van is fchijn Jioch fchaduw te vinden in de Memorie. Het is 'er blootlijk in voorgegeeveri;'maar nergens getoond. Wat meer is, wij hebben doen zien' dat de Steden die nooit gehad hebben, noch kunnen hebben (bladz. 25. 31. 4_r.'en volgg.) De Vraag is niet, of; in foinmige gevallen? ■Wethouders van Steden, door den Souverein, gelast zijn geworden met het opzicht over eenig krijgsvolk, en met het oeffenen van rechtsdwang over denzelven. De Graaven konden, dit aan hun, zoowel als aan anderen, opdraa'gen. _ Zulke bijzondere aanftellingen beftondeo 'pp zich zelveh, en zouden in plaats van 'c gevoelen, 't welk men voorftaat,'te begunftigen, eerder het tegendeel bewijzen van 'tgeen men 'er mede betoogen wil. Want indien de •Wethouders, uit hun eigen, daar toe bevoegd waren, was 'er geen bijzondere aarjfchrijving,'lastgeeving , of bevel toe noodig. Maar de Vraag'is, of Schepenen in de Steden. in die hoedaanigheid , qua taks,het recht van 'Jurisdictie over Militairen voor den opftand tegen den laatften Graaf gehad, of na dien ojd wettig verkreegen hebben? Dit word ontkend f  .^ cïen , dat ook eenig territoria*! recht aafï de Steden zoude zijn afgeftaan. De geheele huishouding van de adminiftratie van de Juftitie, zoo als die, federt Karei den Grooten, in ons Land plaats gehad heeft, fpreekt het tegen, zoo wel als de bijzondere voorrechten , den Poorteren en Ingezeetenen der Steden , en niet aari Schepenen, of aan de Steden, gegeeven. Overal immers leest men in de Handvesten ; Privilegiën, en Keuren, gelijk ik het reeds heb aangerherkt, zoo wie een Burger trscht in zaaken Voort zoo geeven wy deeze Poorteren ...... Zoo wie een Poorter befchuldigt .... Voortaan hebben wy de voorgejeyde Burgeren alfulke vry- beid gegeeven Aan de Beghinnen te Middelburg wierd als een gunst gefchonkenj dat zy, wegens hunne Landen, voor Schepenen van Middelburg in rediten moesten betrokken worden Vort fo hebben wy belooft den geenen, die binnen dtfe termyneti woonen De Poorteren en Burgeren worden dus met het voorrecht befchonken, dat zij, niet anders dan op het wijzen van hunne Schepenen, gevonnist; en in fommige plaatfen, dat ook de daaden , die binnen de Stad gefchieden , op gelijke wijze berecht zullen worden : nergens vind men , dat Schepenen zullen hebben Jurisdictie , en nog veel minder, een territoriaale Jurisdictie. Dit nu zoo zijnde, zoo moet daar uit ook volgen, dac hun Ed. Gr. Mog., zonder iemands recht te verkorten, het vermogen gehad hebben en nog hebben, om toe te ftaan, dat 'er in de Steden en ten platten Lande, een rechtsoeffening van Militairen over Militairen plaats heb»  hebbe, eri dat haar Ed. Gr. Mog. zeer wei d;è' concesfie, bij'overeenkomst, of verdrag mee de hooge Bondgenooten hebben' kunnen' en' mogen doen , zonder iemandsc rech te verkorten, en zonder haar territoriaal reeïrt te krenken; het zelve, in tegendeel, volkomen in zijn ge» heel behoudende, met alle Rechten en Privilegiën hunne Ingezeetenen, die 'er even min door komen te Jijden competeerèndè. Want hoe zeer men de Militaire Rechtsoeffening doet voorkomen als een inbreuk op de voorrechten der Ingezeetenen, is het evenwel, zoo 't mij toefchijnt, ligt te bèfeffen, dat de questie, of Militairen over een diefte, huisbraak, moord, manllag, vechterij, en wat dies meer is, door Schepenen van een Stad' gevonnisd worden, dan door den Militairen Rechter, den Ingezetenen al vrij onverfchülig moet zijn. Tiet moet hun , over 't geheel genomen, om 't even weezen, of een* foldaat door beuls handen,dan door de handen' van zijne Spitsbroeders een llraffe lijd: en als 'er eenig verfchil voor hun in gelegen zoude zijn , dan is het natuurlijk te denken, dat de Ingezeetenen liever zien zullen, dat hunne zoons, neeveri of nabeftaanden, eene militaire ftrafFe dan eene politieke ftraffe ondergaan ,alzoo deeze laatfle altijd met een infamie verzeld gaat. Kan het, boven dien, Ingezeetenen deez'er" Landen voordeeliger zijn, kan het 'er aangenaamer vallen, dat zij zien, dat Inboorlingen gefchavotteerd,• en daardoor vooral hun leven infaam gemaakt worden , terwijl vreemden om' dezelve misdaaden eenen militairen flraf ondergaan , die hen noch van eer noch van Raat berooft? Wieni  IIJ ><&■ Wie, die eenige kennis heefc van de ver» fchillende wijzen, op welke de crimineele Jujltfie, in de verfchillende plaatfen, bij ons geoeffend word, en die daar bii overweegt, dat al meer dan eens bij hun Ed. Gr. Mog. in beraad gelegd is, om dezelve op een gelijker en vaster voet te brengen, en te zuiveren van de gebreken 9 welken men daar in fchijnt te befpeuren, zal zich kunnen verbeelden, dat het den Ingezetenen beter voegt, en aangenaamer zal vallen , dat hunne Militaire Bloedverwanten bloot gefield worden aan de vervolging van Hoofdofficieren der Steden, van Bailluwen, Drosten en andere politieke Rechters, dan aan die van hunne Militaire Rechters? In de vierde plaats: Zal het buiten zwaarigheid , buiten incongruiteit zijn , dat, daar de Militairen een lichchaam, een Univerjitas uitmaaken, van welken de Leden aan eene en dezelfde rechten, aan eene gelijke rechtsvordering , aan gelijke ftrafoeffening behooren onderworpen te worden, dezelve nochtans , fiiet alleen in de manier van procedeeren, aan verfchillende gebruiken en gewoonten ten doel zullen ftaan , maar tot verfchillende ftraffen over gelijke misdaaden verweezen zullen worden, naar maate de begrippen der verfchillende politieke Rechters, op verfchillende plaatfen , zullen varieeren ? In de vijfde plaats :■ Zoo de regel, dat Militairen door Militairen berecht moeten worden , algemeen opgevat, aan ongemakken en abuizen onderhevig is; zal eene afwijking van dien regel, welke overal, mag men zeggen, voor een grondwet word gehouden , aan minder zv/aarigheden en gebreken bloot ftaan? Hec  welken thans gedaan worden, nog deze bedenking voor te ftellen; naamlijk, of wij thans zijn in het cas van nood, en in het geval dat de zaaken van het Land vereifchcn, dat de Militaire Jurisdictie befnoeid worde. Ik lees wel in fe1 ker antwoord, gevoegd agter den druk in 8V#. van de Memorie van Heeren Gedeputeerden van Amfterdam, bladz. r. dat'er nooit een zoo gunstige gelegenheid is voorgekomen om alle questien over de gepretendeerde Jurisdictie .... •Voor altoos getermineerd en uit den weg geruimd te hebben: doch dit lees ik met ftnerce ; orn dat ik mij niet onthouden kan van te twjfekn, of men mee die gelegenheid niet te kennen geeft,  geeft, die, welke uit de meenigvuldige fchotïchriften tegen het Eminent Hoofd zijn uitgezonden, en wier werking niet geheel verzwakt is. Het zoude allenthalve, mijn's oordeels , geruster zijn voor de Ingezeetenen , en overtuigender wegens de noodzaaklijkheid en nuttigheid der flappen, welke thans daar omtrent gedaan worden, indien dezelven binnen den loop van de tien jaaren, welken verftreeken zijn, federt dat de Misfive van Z. Doorl. Hoogheid, tot wier wederlegging de gedagte Memorie van Heeren Gedeputeerden van Amfterdam is ingericht , ter tafel van hun Hoog Mog. is gebragt , gedaan waren ; en dus in eene meer bedaarde gelegenheid dat geene betragt was geworden , het w.elk de zaaken van het Land deswege fchijnen te ver-, eifchen. Te meer-, om dat de begrippen over dezelven merklijk verfchillen : want, hoe zeer de kundige Steller van de Pro-Memorie van gevoelen is, dat de Militaire Jurisdictie binnen haare paaien diende gefield te worden, maakt deeze voortreffelijke Staatsman geen zwaarigheid, om deeze volgende rondborstige woorden voor te draagen: „ Wij kunnen egter van dit eerfte Hoofd-. „ poinéc niet afftappen, zonder een onpartij„ digen beoordeelaar, met weinige woorden, „ in overweeging te geeven , of het geene „ wij hebben voorgefteld , als het Staat»regc „ deezer Provintie , niet oneindig beter ge„ fchikt zij tot bewaaring van de Militaire. „ Discipline, en aan minder, inconvenienten, j, onderheevig, dan de diftinétie tuffcben Mi* litajfe ej} Commune dejifien,, in den zin H 3 a's  *M 118 als men dezelve gemeenlijk wil opgevat „ hebben. Wij vragen r. of de Krijgsman \ „ weecende , dat alle zijne misdrijven , in „ het Garnifoen of onder het Vaandel, ge„ pleegd , ftaan ter Judicature van zijne „ Overften en Bevelhebberen , niet ftipter „ letten zal op de verfchuidigde fubordinatie? dan wanneer hij zig flatteeren kan derzei- ■ p ver Itrafoeffening , in fommige gevallen, bij een anderen Regter te zullen oncwij5, ken? 2. of de Artijkelbrief, waar op hec „ Krijgsvolk wordt aangenomen, kan blijven „ gelijk ze is, indien fommige delicten in denp zeiven genoemd, naar een ander Regt moe? „ ten beoordeeld worden, 't welk gewoon is „ een gansch andere, en gemeenlijk ligter v ftraffe, daar op te infligeeren, dan de Ar,„ tijkelbrief medebrengt ? 3. Hoe de Milij, taire delicten zullen geftraft worden, wan„ neer zij met een Commun delict concurr ,„ reeren? zal, in dien gevalle, wanneer de p ordinaire Juftitie gedefungeerd heeft, de p delinquanc aan den Militairen Regter over„ gelaaten worden, om over zijn Militair des, li£t geftraft te worden , dan kan het dik? p wijls gebeuren, dat de Militaire misdaad ge„ heel ongeftraft moet blijven , of dat wea gens een en dezelve misdaad dubbel geftraft p wordt, om dat de omftandigheden van de < p eene misdaad ftrekken tot verzwaaring van j, de andere, en dus op het oordeel van den s, Regter noodzakelijk moeten influeeren. Deeze bedenkingen kunnen gevoegd worden bij die geenen, welken ik te vooren gemaakt hebbe , en bij welke duizend anderen $angebragt zouden kunen worden , vooral al$ men  ■men eens op de executie de gedagten zoude Jaaten gaan. Wanneer men., uit hoofde van •zekere ongemakken en zwaarigheeden, tot eenige verandering wil trachten, moet men zwaarigheeden tegen zv, aarigheeden , ongemakken tegen ongemakken , abuizen tegen abuizen,, gebreken tegen gebreken ftellen , en wel indachtig zijn , dat alle veranderingen geen verbeteringen zip. Ik heb te vooren doen zien, dat aan Schepenen van Steden, g"3 ^ales, geen Jurisdictie over Militairen ooit is opgedraagen: kan men dit zelfde van den Hove van Juftitie van Holland zeggen? Bij het XIX. Art. van de Inftructie van den ■Hove ftaat op 't einde. „ Ende fal alle Orri„ ciers in der verfcher daad moogen preve„ nieeren, apprehendeerende den geenen die „ hij metter verfcher daad bevinden fal gede„ linqueerd te hebben. " Hier uit werd afgeleid, dat het Hof van Holland bij preventie Rechter kan worden over een Militair. Het 6,7 en S Art. van dezelve Inftructie , maaken het Hof bevoegd kennisfe te neemen van faaken raakende de-Graaflijks Domeinen , des Graaven Hoogheid, en van meer andere zaaken, waar uit afgeleid word, dat, indien een Militair een misdaad pleegt betreklijk tot die zaaken, het Hof zich bevoegd kaa rekenen daar over recht te oeffenen, en wat daar omtrent meerder bij de Schrijvers aangetekend is, bijzonderlijk in de Nooten van de Haas op Me rul a Manier van Procedeeren L, IV. Tit. XI. Cap. III. 5. V. en de Schrijvers welken door deezen Rechtsgeleerden aangehaald worden. H 4  Ik zal niet onderzoeken , veel minder be« flisfèn, of en in hoe verre deze gevolgtrekkingen doorgaan. Kundiger Mannen, dan ik, hebben hunne moeite daar toe befteed : alleenlijk zal ik op dezelve aantekenen, dat zij al vrij dikwijls aanleiding gegeeven hebben tot gefchillen tusfchen den Höve van Holland aan de eene zijde, én Schepenen van Steden, mitsgaders andere Vierfchaaren , en die geenen welken meenden bevoegd te zijn, uic hoofde van eéne territoriaale Jurisdictie' of. bijzondere Privilegiën", die gevolgtrekkingen niet te moeten erkennen, aan de andere zyde; omtrent welke gefchilen het niet'minder wenfchelijk was een einde te kunnen maaken, dan aan die van de Militaire JurisdiclieJ Doch het zij mij geoorloofd, om op het een en ander Van 't geen bij die aangehaalde Schrijvers geleezen word , deeze weinige aanmerkingen bij te voegen, naamlijk:' |. Dat zoo men fielt, dat het Territoriaal recht I een privative Jurisdictie in zich bevat, het Hof als dan een wezéndlijken ticul heeft tot de judicatuure over alle zaaken en Perfoonen, welken op dat Territoir voorvallen of bevonden wórden, en dus Ook over de misdaaden der Militairen; want het moet, mijn's"bedunkens, buiten kijf zijn, dat het Hof, of liever ' volgens den letter, zin, en meening van de Inftruclie, de Stadhouder METden Prejident en Raaden , als den Graaf gereprefenteerd hebbende , en nu reprefentéerende hun Ed. Gr. Mog., met het territoriaal recht van de Provincis is voorzien, voor zoo veel den rechtsdwang aangaat. Doch, hoe zeer dit territoriaal rscht, dusinabjlrafto belUiouwd, ' " " ia  «M 121 ><8> ï$ verfcheide gevallen, eene bevoegtheid van judicatuure over zekere perfoonen en' zaaken kan geeven en daadlijk geeft, zoo kan hetzelve (indien ik mij niet' bedrieg) tot geen algemeenen regel gefteld worden , voor al niet bij ons, daar de Jurisdictiën zich oorfprongktijk bepaalen tot zaaken óf tot perfoonen, en daar zoo veele verfchillende Jurisdictiën aanwezig zijn, gelijk ik het bereids een en andermaal heb opgemerkt. Zelfs geeft de gemelde Inftruclie hier van een blijk : overal worden, *e'r de" voorwerpen van Judicatuure in aangeweezen door het noemen der zaaken en der Perfoonen, Omtrent deeze laatften is hec aanmerklijk, dat de Militairen in 't geheel niet genoemd worden; en dat uit dié Inftructie de bevoegtheid tot de Judicatuure over Militairen alleenlijk bij gevolgtrekking opgemaakt word. 2. 'Dat deeze Inftructie is gemaakt in den jaare 1531. 'dat 'er vervolgens wel eenige fchikkingen nopeps de judicatuure over Militairen zijn gemaakt; maar dat ook naderhand, door de Staaten Generaal, met concurrentie van de Staaten van Holland', het opperfte gezag over het Krijgsvolk is op'gedraagen aan den Heere Stadhouder en Capitein-Generaal; met die last, authoriteit, en macht, als de Commisfien te voren (bladz. 54.) aangehaald, medebrengen. Waar uit dan, zoo 't mij toefchijnt, niet zonder grond zoude kunnen gevraagd worden , of deeze laatere dispofitien niet derogeerén aan dat recht van judicatuuye, het welk men begrijpt uit de gemelde Inftructie en uit de nadere dispofitien, voor al mi die, welke ten tijde dat de Republiek H 5 zon*  122 zonder Stadhouder en Capitein - Generaal wss0 zijn gemaakt, wettig te kunnen haaien ? £. Dat de Militairen niet zijn in den dienst van deeze of geene Provincie afzonderlijk, maar in dienst van de Zeven Provinciën, als eên Lichaam, uit krachte van haar bondgenootfchap uitmaakende; dat derhalven de Militairen, als zodaanigen, en op dien voet, zich met hunnen dagelijkfchen, ordinairen, en competencen Rechter hier en elders bevinden, ten einde te kunnen voldoen aan 'tgeen hun dienst vereischt , en waar toe zij zich op dit of dat territoir bevinden. Weshalven hier zoude kunnen gevraagd worden, of het aanwezen op den grond, op zodaanige wijze gefchiedende, aan de Rechters van eene bijzondere Provintie eenige bevoegtheid tot de Judicatuure over de Militairen kan geeven ? Ik zie het niet. Ik kan zelfs niet zien, dat de Injïruclie van den Hove, uit dien hoofde , van applicatie op de Militairen kan gemaakt worden: vermits het mij voorkomt, dat de Militairen, op den bodem der verfchillende Provinciën zijnde, ten minften gehouden moeten worden daar te komen met de rechten, en onverminderd de rechten, die hunnen Raat aankleeven en uit denzelven voortvloeien. Die bevoegtheid zoude, voorzoo veel ik het kan doorzien, eerder gehaald moeten worden , met betrekking tot zekere zaaken, uit eene geprefumeerde confenfus der Bondgenooten; of eenige uïtdruklijke dispofitie van Hoogstdezelven, gelijk daar toe ook geallegeerd word een Plakaat van Haar Hoog Mog, van den 29 April 15S9. D.sn het mag met de verfchillende begrippen over de  Militaire Jurisdictie gelegen zyn hoé het wit,1 gij ziet uic het geen ik U onder het oog heb gebragt; t. dat de Steden nimmer den rechtsdwang over Militairen gekreegen hebben; 2. dat de Militaire Jurisdictie , algemeen gefield , fteunt op onze Vaderlandfche Conftitutie en Vaderlandfche Rech,ten; en derhalven, dac Prins Willem de IV. glor. ,ged. -niec ten onrechte aan het Hof van Gelderland op den 25. Maart 1749. heeft gefchree* ;ven: „ Dat de Militie hier te lande moet worden „ aangezien als eene bijzondere huishouding, j, niets gemeens hebbende met het Burgerlijke, p en dat, ingevolge de aloude Grondwetten deezer landen, aan ieder heeftgecompeteert p een afzonderlijke Jürisdictie." Jndien in de Memorie van Heeren Gedeputeerden ,van Amfterdam de aloude Grondwetten nauwkeuriger waren gade geflagen, dezelve zoude vermoedelijk op eenen anderen leest gefchoeid zijn geweest j en 't is van de billijkheid van Heeren van Amfterdam , zoo wel als van de Heeren Regenten der andere Steden, te verwagten, dac dezelve, bij eene nadere en rijpe overweeging van die Grondwetten, zullen bevinden, dat even als hunnen Burgeren en Ingezeeten het recht competeert van in criminalibus voor geenen anderen Rechter betrokken te kunnen worden, dan voor den Officier en Rechters beiden ten "hunnenopzichte, ordinair ,dagelijksch en .competent, dus ook het zelfde competeert aan Militaire Perfoonen; en dat welgemelde Regenten, zoo min gaarne als zij zouden zien, dat hunne Burgers in dat recht verkort wierden, even zoo weinig gerieigtheid zullen toonen^ om den Militairen in het h.unne te verkorten. EO  124 ># En ik verwagt dit des te meer van de Heeren Re^ genten, wanneer zij de navolgende Refolutie van hun Ed. Groot Mogendeo , tot de aanftelling van Prins Willem den IV. als Stadhouder , CapiteinGeneraal, en Admiraal genomen, zullen gelieven te leezen , en derzelver. inhoud met bedaard naadenJ:en te overweegen. Bij refumtie gedeübereert zijnde, op het geDroooneerde van de Heeren Gedeputeerdens der Stad Rotterdam, den 29 der gepasfeerde maand April alhier ter Vergadering gedaan: Hebben de Heeren van de Ridderfchap en Edelen mitsgaders de Gedeputeerdens van derefpective Steden11 Uit de naam en van wegens de Heeren Haare Princ^ paaien, met eenpaarige bewilliginge,goedgevonden en verflaan , uit confideratie van de b e ko mmerlijke constitutie van tijden en zaaken, en om, onder Godes zeegen, den ftaat deezer Landen des te beeter te redden uit den zorceXijkën en gevaarlijken toeftand, waarin ziek levind te digeeren en aan te ftellen, gelijk Haar Edele Groot Mog- ehgeeren en aanflelfen mits deefen, Zijne Hoogheid den Heere Willem Carel HendrikFrifo, Prinfe van Orange en Njaffau, tot Stadhouder, Capitein Generael en. Admiraal over de Militie van deeze Provincie te Water en te Lande, met alle zoodanige Digniteiten en Waardigheeden als iezelve hooge Charges vogr deesen bij voorige Heeren Prinfen van Orange, hooglof 'dijker gedachtenisfe be kl eed z ij n g e we est: waar van terftond bil Publicatie kennisfe aan den Volkc zal worden gegeeven Dat voorts, van weegens Haar Ed. Groot Moe I eene aanzienehjke Deputatie aan hooggemelde Zijne Hoogheid zal worden gedecerneert en afgezonden om aan denzelven, uit den naam van Haar Edele Groot Mog. de voorfz. Digniteiten en Waardigheeden te oftereeren, en om Zijne Hoogheid te verzoeken hoé eer zoo beter herwaaeds te koomen, en'om te kunnen effeftueeren het geene tor voltrekking van hoi jtgprfz. werk noodig zal weezea. en vervolgens Haar  $X 125 Ed. Groot Mog. in DEEZE BEKOMMÉRLïJ'ke COW? juncturen van tijden en ZAAKEN, Mal raad en daad te ajfifteeren, ten welken einde verzocht en gecommitteert zijn, gelijk verfochc en gecommitteert worden mits deezen, uic de ordre van de Rid> derfchap den Heere vari der Duyn, enz. Wanneer rrieri deeze Refolutie leest, en daar bij te gelijk overweegt, dat hun Ed. Groot Mogenden mede, als Lid van 't Bondgenootfchap, de Refolutien en Commisfiert van welken ik te vooren melding gemaakt heb, genomen en gegeven hebben, kan ik met nalaaten van mét verwondering te vraagen, hoe het moogl jk is, dat men tegenwoordig, ten aanzien van de Militaire Jurisdictie, op den Opvolger van dien geen, tot wien men in den gevaarlijken en zorgelijken toeftand waarin hooggemeldehun Ed. Gr.; Mogenden erkend hebben, dat de Republieck was, zijne toevlucht heefc genomen i zulk een aanval doet; daar Zijne Doorl. Hoogheid, de tegenwoordige Heer Stadhouder, niets anders heeft gefustineerd noch getracht te handhaaven, dan het geen zijn Heer Vader glor. ged. en de voorige Heeren Stadhouders! gefustineerd en gehandhaafd hebben. Voor 't overige zullen die geenen, welken ten koste der rechten en vrijheeden van anderen, hunne Jurisdictie zoeken uic ce breiden, zoo zij daar in Hagen ± met der tijd, tot hun. eige leed, ondervinden, dac hec ligter valt de gronden van een gebouw te ondermijnen , dan een ondermijnend gebouw te fchraagen» Maar, zal men vraagen, is dit recht der Miütai-. ren, en mitsdien de univerfeele en privative Jurisdictie over Militairen, niet aan eenige ongemakken onderheevig'?lk zal'er volmondig op antwoorden, ja. Die is 'er aan onderheevig geweest voor honderd, twee honderd , voor duizend jaaren, ten allen tijden, zoo ondet «Je Grieken, Romijnen, Franken, als alle andere Vol.*- ken,  fcen, welke een geregeld Krijgsvolk op de been geh'adf en teffens begreepen hebben , dac het zijn eige Rechter moest hebben; dat 'er een univerfeele en' privative Jurisdictie moest zijn. En Waar tos-- is 'et* in den Burgerftaat eenig beldd, hec welk geen gebreken heeft? dat in alles volmaakt is? dat ih'ailes- voldoet ? Zijn 'c de crimineele huishoudingen' in de Steden en ten platten Lande ? Hoorc merf niet dagelijks van ongeregeldheeden, exaclien, eoncusfien? Dac men na de volmaaktheid tragtte zoo veel de menfchelijke vermogens het toelaaterr is wijshjk,-en dat-men derhalven zoeke gebreken» te verhelpen, en abuifen voor te komen is allerredelijkst ; maar men moet, gelijk ik reeds gezegd heb, te gelijk bedagt weezen, dat men geer}- wegen in flaa , die meer kwaad dan goed doen, ery eenig vermoeden wekken f dat men iet anders be* ëoelt dan men voorgeeft. Die van Militairen fpreekt, fpreekt van de waarfchijnlijkheid dat 'er ongeregeldheeden zullen gepleegd worden , en dat 'er ook overal , daar *»f zich bevinden, klagten zullen voorvallen. Dit weg; te neemen is zelfs phyfisch onmaogljjk, om dat het onmooglijk is de menfchelijke natuur te veranderen: men kan dit ongemak fleohts minder maaken? door een ftraiè discipline, en eenen fterken breidel. Daarom is 'er bij het VIL Art. van de Unie,, gelijk het de kundigen Steller van voorgemelde jfVo - Memorie aantekent* , „ geftataeerd, dat de s> Burgers en InvVoonders van de Steden en het „ piatce Land, daar bij, boven redenen, niet be„ zwaard worden, noch eenigen overlast lijden „ zullen; en dat 'er ranverfaalen gegeeven wier„ den; behelfende, dat men zulte orde zalplkn „ en discipline houden onder de foldaaten , dat men , geen redtn zal hebben zich te Mlaagen, dat bij a» SCJJUt-  <$ 'n s c 1; ü L D E van de geünieerde Provintien eenige en* „ ordening gefchied zal zijn. " Gelijk nu die orde en die discipline niet gehouden kunnen worden onder de foldaaten , zoo rasals een foldaat niet is onder zijn Vaendel, of mee verlof afweezig is, en dat een Militair buiten allen rechtsdwang zoude zijn , indien hij in zoodaanige gevallen niet verviel onder dien van de plaatfen alwaar hij zich bevind, zoo ontdekt zich daar in de reden van den regel ubi te invenio ibi te judico; alsmede waarom in de Ordonnantie van Keyzer Karei den V. van den i2G6tob. 1547.cn in het Art. van de Crimineele Ordonnantie, en andere (lukken, van welken de meergemelde Pre- Memorie gewag maakt, gefield is, dat militairen, ten aanzien van zekere delicten, in zekere gevallen, betrokken kunnen worden voor den Rechter der Plaatfen , alwaar zij die delicten, begaan: doch of het gevoeglijk zoude weezen en met de algemeene rechten en vrijheeden, zoo wel van de Militairen (want ik denk dat die menfchen ook rechten en vrijheeden hebben) als andere Ingezeetenen , overeenkomende, dat de Militaire Jurisdictie meerder bloot gefield wierd aan den rechtsdwang van Redelijke of plaatfelijke Rechters, is iet, daar een Conftantinus de Grootte, een Karei de Grootte , of zulke groote Luideu ,. beter over zouden oordeelen dan ik, of zulken , die even als ik, hunnen tjid tot geheel andere zaaken hefteed hebben, dan tot de kennis van 't militair weezen. Alleenlijk zal ik'er dit op aanmerken, dat, hoe zeer ik het eens ben, dat het roomfche Recht op het geen onfe Staatsgefleltenis raakt, niet kan toegepast worden als kracht van wet hebbende , hec echter niet ongerijmd fchijnt te weefen, dat men de maximes der Romijnen ten aanzien van 't gezag ©ver Krijgsvolk niet verfmaade, maar gade fla als lee-  leeringen * yoorfchriften , of raadgeevingen over eene zaak, daar zij de allergrootftë Meefters in geweest zijn. Van de Militaire Jurisdictie ten aanzien van 'e crimineele , overftappende tot. het civile , behoeve ik niet breed uit te wijden. Dezelfde gronden, die het eene beflisfen kunnen, dienen om aan het andere licht toe te brengen. Zoo ras iemand onder een Rechter ftaat, dan behoeft men niet te vraagen bij wien men zich vervoegen moet om hem in rechten aan te fp ree ken: de Militairen hebben een Rechter, derhalven. . Dit argument word béftreeden door twee middelen, welke bereids te vooren zijnonderzogt, doch, wtlmeest, omdat dezelve in de ZeeuwfchePro- Mer morie, ten aanzien der Militaire Jurisdictie in cas civiet, gebruikt worden, noch eens .dienen opgevat te worden: die twee middelen zijn deeze: i. Dat de Militairen hunne (gepretendeerde Univerfeele Jurisdictie, fundeeren op een Perfoneel Privilegie. Waar uit dan getrokken word, dat zij dat Privilegie bewijzen moeten, en gevolglijk ook.de uicgeftrekcheid, die zij 'er aan geeven; en zulks door eene fpeciaale overgifce van den Souverein. &. Dat de ftedelijk Regenten of Schepenen bezitten eene ordinaris Jurisdictie, dat die Jurisdictie gaat over alle Perfoonen en zaaken J welken zich ter plaatfe bevinden of voorval. len, daar zij tot Rechters zijn aangefteld. Wat het eerfte betreft, heb ik bereids te vooren ( blad. 6. en volgg. en doorgaande op andere; plaatfen meer) zoo ik meen , getoond , dat het woord Privilegie hier oneigentlijk gebruikt worde,, èn dat Militairen, als Militair tn, hunnen ordinairen ^ dagcf  #4 129 ^agelijkfchen , en competenten Rechter hefabenT volgens den regel door Prins Willem den IV. naar waarheid , aan hec Hof van Gelderland voorgehouden, en die, zoo ik vertrouw, bij mijne voorige aanmerkingen een klaarffce is betoogd: naam-, lijk dat, in gevolge de aloude Grondwetten deezer Landen , aan ieder heeft gecompetesrt een afzonderlijke Jurisdictie , en dat ook, naar die Grondwetten, aan Militairen heeft gecompeteerd een afzonderlijke Ju■ïisaiftie, te weeten een Militaire. Ik zoude het daar.bij kunnen laaten , en niet behoeven te herbaaien, dat, de Militairen, uit hoof.de vanhunnen ftaat, aan een ordinairen Rechterzijnde onderworpen, zij mitsdien niet onder de verplichting liggen van te moeten toonen, dat zii, in zekere gevallen, bet voorrecht hebben, van*niet dan voor hunnen Militairen Rechter te kunnen worden betrokken; maar dat het die geenen zijn, welke vermeenen, in zekere gevallen, over hen als Rechter te kunnen zitten, die onder de verplichting liggen, van hunne bevoegtheid te toonen: ik behoef ook niet verder aan te dringen, dac de Hoofden van 't krijgsvolk, uit kracht e van hun post of ampt, gelijk te vooren is aangetoond , rechters zijnde over het krijgsvolk dat onder hun gezag ftaat, mitsdien eenfpcciaale over gif te van den So-ivere'm toe het een of ander gedeelte der rechtsom ffening niet behoeven; dat zulk een overgifce geheel buiten pas zoude .komen; en daarom ook vruchtloos gezogt. word. Echter zal ik 'er, tot nadere opheldering,, nog bij voegen, dat, in een eigentlijken zin , door hec ■woord Privilegie, of Voorrecht, verflaan moet worden een gunst, door welken van den gemeenen regel word afgeweeken; en gevolglijk, mee betrekking tot de rechtsoeffening, een gunst, die een I .mensea  &SX 13° jnensch öf verfcheide menfchen ontflaat van da» geen , het welk anderfins, ten aanzien van den rechtsdwang , plaats zoude kunnen of moeten hebben. Alle Landzaaten ftonden oudstijds onder de verplichting van voor den Graaf en zijne Mannen te. jecht te llaah: fommigen derzelven dair van te ontflaan, is derhalven een gunst, een Voorrecht, een Privilegie ; om dat daar mede ten aanzien van een Peffoori , 'of Perfoonen , van den geraeenen regel yord afgeweeken. Oudstijds konden die geenen, welken op. zekere plaatfen gezet wierden, om al Rechters, over zekere perfoonen en zaaken , namens den Graave, yechtdwang te houden ,v zodaanige B jatters nee-' irien, om te wijzen , als hun geliefden : de In- of ppgezeetenén moeften voor dien Rechter te recht liaan, en het wijzen van die Bijzitters volgen: het was derhalven een gunst, een privilegie, een voorrecht voor de Poorzers en de Burgers der Steden, det 'er ten hunnen opzichte geen recht mogt gepleegd worden, dan op het wijzen van Schepenen, alzoo daar door van den gemeenen regel wierd afgèweeken. Het was een Privilegie, een gunst, of voorrecht voor'de Beghinnen van Middelburg , dat zij, wegens hunn* landen , niet aangefprooken konden worden , dan voor Schepenen van Middelburg; vermits dit van den gemeenen regel afweek. Ik zoude meerder'voorbeelden kunnen bijbrengen, ten bewijze van de eigentlijke betekenis van \ woord Privileges, zoo als het zelve wezendlijk opgevat 'moet worden, wanneer men bevoegd kan ïffn , om uit het zelve die gevolgen en redeneerin* ;gen te haaien , welke in de Zeeuwfche Pro Metnorie voorkomen; doch ik meen met deeze weinige te kunnen voldaan, en buiten kijf-gefield te heiben,  ben, dat, hoe zeer het woord Privilegie, zoo door de Schrijvers als in documenten, dikwerf met betrekking tot de Militaire Jurisdictie, gebruikt word j het zelve echter in. een oneigentlijken zin word gebezigd ; allenthalven niet in dien algemeenen zin, welke de gevolgtrekkingen, daar het hier op aan komt, zoude kunnen wettigen. Wil men het echter op deeze wijze befehouwen, dat de. Militairen, oorfprongklijk voor den Graave en zijne mannen te regt hebben móeten ftaan, even als alle, an'de-1 re Ingezeetenen ; dat zij 'er door een gunst vari den Graave van zijn ontfhagen geworden', en aaneen Militaire jurisdictie onderworpen ; wil meri voorts dat een Privilegie of een Perfoonecl Privilegie noemen* ik heb 'er niets tegen; maar dan zal dat Privilegie, waar van de posiésüe zoo oud is, dat 'er geen memorie is ter contrarie, en 't welk de Hiftorien toonen van de vroegfte tijden af altijd plaats gehad te hebben , een recht voor de MiJi-_ tairen , ten aanzien van alle anderen, uitleveren 1 dat niet minder fterk en zelfs vrij fterker voor huil zal fpreeken, dan alle Handvesten, Keuren en Priyilegien het voor de Poorters en Burgers van Steden kunnen doen* . . , " Om tot geen woordenftrijd te vervallen, zoude men , als men het woord van Privilegie , of dé woorden Perfoneele Privilegiën wilde gebruiken, ert op de Militaire Jurisdictie betreklijk maaken, moe. ten zien van wat aart en natuur het zélve is, Dié doende, zoude men, in de zaak, die hier het voorwerp van mijne befchouwing maakt , bevinden .; dat dat Privilegie, eigenrlijk, naar de aloude grondwetten deezer Landen, een recht is, dat den Militairen uit hoofde van hun ftaat aankleeft, en hem overal volgt. Wat nu het tweede middel aangaat, te weeten, I 2 dé  13-2 Se Ordinaris Jurisdictie van Schepenen van Stc4 den; zoude ik het,al medé kunnen laaten blijven' bij het geen ik 'er te vooren ( bladz. 25. en volg.) van gezegd heb, alzo ik mij verbeelde volkomen' aangetoond te hebben, dat Schepenen geen Ordinaris Jurisdictie-bezitten, in dien zin, naamentlijk, welke men tegenwoordig, en ook in de meergemelde Pro-memorie aan het woord Ordinaris geeft, en welke zoude medebrengen een volkomen rechtsdwang over alle perfoonen, welken zich in eenRad bevinden , en over alle zaaken , welke 'er in voorvallen. Ik heb getoond , dat zoodanige ördinoris Jurisdictie nimmer aan de Steden is gegeeven; dat die, welke hun gefchonken is, in vrij enger paaien is beflooten; en dat daar uit volgen moet, dat al het geen , wat bij redeneeringen uic eene Ordinaire Jurisdictie, loopende over alle perfoonen en zaaken, gehaald en afgeleid word , ten aanzien van de bevoegtheid van Schepenen tot hunne judicature, geen de minfte toepasfing kan veelen; waar uit dan verder voortvloeit, dat de Jurisdictie Militair, over Militaire perfoonen in civile zaaken, zeer wel beftaan kan, onverminderd de Privilegiën , Cojlumen, Jujlitien 0c. van de Provinciën en Steden, indien men bij dezelve Pririlegisn, Cojlumen , Jujlitien blijft, zoo als dezelve daadlijk zijn , en aan dezelve geen meerdere uitgebreidheid toefchrijft als aan deaelven daadlijk toekomt. Vervolgens word daar in al mede de reden gevonden , waarom de Raad van Staate, naar waerheid , in de bekende Refolutie van den 9. Feb. J703., heeft kunnen* zeggen, „ dat niet alleen de Raad T „ maar ook de Aibalterne Krijgsraaden, van over zeer veele jaaren, kennis genomen hebben van „ allerhande civile en particulier van Huwefijkszaa- ken, en van infolvente boedels van Militairen, en .V da$  « dat daarin gecontinueerd is na het jaar 1650, zorf '■ der andere befnoeiing, als bij Reiblutie van 25. " Maart 165 r. " en waarom de Militaire Rechter van éuds over veelerley civile zaaken gecognofceerd heeft$ waarom hètgefchied is onder het oog van den Souverein, waarom het door denzelven nooit is tegengefprooken, en dat het iets meer moet zijn dan een enkele ufurpatic, gelijk het in de Pro-Memorie gezegd word: die reden is natuurlijk daarin gelegen, dat het zoogenaamd Privilegie, of eigentlijk gezegd het recht der Militairen, om alleen voor Militairen, en zoo wel in Burgerals Krijgszaaken, in rechten betrokken te kunnen worden, altijd is aangezien als een confiitutioneel inhaereerend recht, den ftaat van krijgslieden als ingelijfd , waar van de eerfte origine of gepastheid en gevoeglijkheid mooglijk wel te expliceeren zouden zijn niet alleen uit de nuttigheid, welke dezelve h verfcheide gevallen, boven die van de Ordinaire Juftitie kan hebben, gelijk de voortreffelijke Steller van de Zeuwfche Pro-Memorie zich uitdrukt, doch nog meer uit de noodzaaklijkheid van het Krijgswezen ; maar in der daad is voortvloeiende uit de aloude Grondwetten deezer landen , volgens welken aan ieder competeert een afzondexlijke Jurisdictie; het welk dan ook de reden is, waarom men zich niet verwonderen moet, dat de Souverein zich niet verzet heeft tegen de Jurisdictie van den Militairen Rechter in Burgerzaaken, van de oudfte tijden af tot op de onzen toe ; alleenlijk misfchien uitgezonderd die tijden, in welken de Scaat van een Hoofd beroofd is geweest, waar door alles uit de primitive conftitutie, en geheel los zijnde geraakt, aanleiding is gegeeven tot fchikkingen, die rechten en voorrechten aan de Steden hebben toegekend, welken uic hunne Privilegiën en de conftitutie deezer Landen niet volgden, en bij tegenftelling of het recht of ■ I 3 ?00?3  4>< '34 voorrecht der Militairen te kort deden; welke fcfrifö kingen, voor zoo veel ik mijn oordeel in deeze zaak mag gebruiken, door het wederom herffeellen Van een Eminent Hoofd aan den Vrijen Staat, en wel op zodaanige wijze, als wij zien dat gefchied is, komen te vervallen. Waar bij ik nog moet aanmerken, dat, wanneer Prins Willem de III. zich tot eenige fchikkingen ter wegneeminge van de ongelegenheeden, welken uic het conflict van Jurisdictiën met die van de Militaire ontftaan, genegen getoond heefc, deeze fchikkingen bij misverftand zijn opgevat, als of de Souverein , met in dezelve te treeden , verandering in het Landrecht zoude hebben willen maaken, gelijk de bekwaame Steller van de Pro-Memorie het fchijnt te begrijpen: ik zeg bij misvatting, alzo 'er nimmer een Landrecht, als daar fchijnt aangeduid te jveezen, of eenig ander van dien aart, hier te Lande beftaan heefc; en wanneer Prins Willem delIL mderland , in den jaare 1687., en in den jaare 1700. zijne voorgeftelde fchikkingen van de hand geweezen ziende, gebruik gemaakc heefc van hec ajoud recht, het welk hoogsdenzelven als Stadhouder en Capitein - Generaal toekwam, kan men zulks, zoo 'tmij voorkomt, niet wel noemen, eene extenjie van gepretendeerde Foorrechten , tot eene maate, die in dècze Republieck ongehoord was. Men zoude mooglijk , als men recrimmeeren wilde, met meerder waerheid kunnen voorhouden , dat de Wethouders der Steden altijd eene neiging getoond hebben , om hunne gepraetendeërde voorrechten tot eene maate te extendeeren, die in deeze Landen ongehoord was, en met derzelver grondwetten, zoo min als metjderzelver conftitutie, overeen is ce brengen. Maar ik meen, dat hec beceris,dnc men alle hartstochtelijke uitdrukkingen entwijke, en vooral uic een dier-  diergelijk onderzoek van zaaken, als deze is, vef2 banne; dat het gevöeglijker en billijker gehandeld zoude zijn, dat men, vooronderffcelJende, dat de Regenten ter goeder trouwe hunne meening, 't zij die gegrond is, 't zij niet, traande houden, ook te gelijk vooronderftelle, dat de Heèren Stadhouders hunne meening, gegrond of niet gegrond , ter goeder trouwe kunnen voorftaan; even zoo welver*, plicht zijnde om het recht der Militairen te hand» haaven, als de Steden om de hand aan het rechterlijk gezag der Schepenen te houden. Wil men het handhaaven van het geen de Heeren Stadhouders vermeenen rechtens té weezen toewijten aan den invloed van flegte Raadslieden, en daar op uitroepen: „ Gevaarlijke Raadslieden, „ die den Vorsten zulke maximes in den mond „ leggen; even gevaarlijk voor de eere en het be„ lang van den Meester, dien zij willen vleijen^ „ als voor de Regten van het Vaderland, waar- aan zij het leeven, ten minften het voedfel, ver„ fchuldigd zijn! ". Hoe gemaklijk kan men zulke eene exclamatie te rug kaatfen. Het is immers niemant onbekend, dat onfe politique machine meest door de raaderen van MinÜters, en van Confulénten aan den gang gehouden word: en hoe gemaklijk zoude men dan niet bij retorfie kunnen uitroepen: „ Gevaarlijke Minifters en gevaarlijke Confulen> „ ten , die den Wethouderen der Steden zulke be„ grippen in 't hoofd brengen: even gevaarlijk „ voor de eere en het belang van de Meesters die „ zij willen vleijen, als voor de regten van het „ Vaderland, waar aan zij het leeven, ten minffen „ het voedfel, verfchuldigd zijn". Maar nog eens, Wel Edele Geftrenge Heer, zulk foort van uitdrukkingen diende men liever geheel in de pen t» I4 hou*  houden : ik lees dezelve altijd met eenige aandos-iring van leed. Hiermede zal ik alle de particuliere aanmerkingen over dit gedeelte van de Militair' JurisdicUff' afbreeken , en tfvfe niet treeden in een befchouwing van dc gebreken, welken in ons land plaats hebben ten opzichte van de proceduures in Steden en ten platten Lande. Die 'er eenigzins de practyck van ondervonden heeft, zal niet zelden den raad moeten geeven,- om liever van het blijkbaarst recht af te zien, dan.geduurende het leven een proces te voeren , daar mep. jaarlijks veel geld aan zal verfpillen, en van het welk men zelve nimmer den uitkomst zien, of de vruchten plukken zd. Men behoeft maar in den Haag de praétijck geoefend te hebben, om "er van overtuigd te weezen. Evenwel , ais men ergens met gerustheid ftaat kan maaken op onvertoogen en goed recht, dan is het buiten allen tegenfpraak bij de twee Hoven van' Juftitie, en wat tijd verloopt 'er dikwijls niet, eer dat men tot die hooge Rechters komt? Wanneer grondwetten en grondrechten eens gefield zijn, komt het mij, onder verbetering, voor, clat niet wel in aanmerking kan komen, of geen Militair gaarne onder de verplichting zoude gebragt willen zijn van zig in zaaken van eenig belang, te moeten onderwerpen aan het zeggen van een Capitein, en wat 'er verders in de Pro - Memorie word bij gevoegd : zoedaanig gebrek zoude allenthalve ligt ce verhelpen zijn, met de oude maatregelen daar tegen te gebruiken; maar zijn 'er geen abuifen en gebreken jn de ftedelijke Jurisdictiën ? Klaagt men niec, dat 'er in fommige Steden erbarmelijk geleefc word met de infolvence boedels? Hoe deerlijk word 'er niet (omtijds mede gehandeld ten platten lande? Zienwe niet 4  niet, hoe bekommerd de Landzaaten zijn, daf hunne nalaatenfchap kome aan de Weeskamers y die {lichtingen ,' gefchikt tot het bewaaren der rechten en goederen van Weezen; en dat zij, bij 't maaken van Teftamenten, de Weeskaamers uitfluiten? Zoude dit zoo algemeen plaats hebben, indien 'er in het beleid of bewind van de Weeskamers (eenige mooglijk uitgezonderd) geen gebreken waren, welke de Luiden doen vreezen, dat 'er hun goed kome en hunne kinderen of erfgenaamen onder derzelver voogdij geraaken. En waarom Zoude men anders in ons Land eenen Weeskamer vermijden, daardie natuurlijke en oorfprongkelijke befchermplaats der weezen in Oost - Indien de voorkeuze boven testamentaire Voogden en Executeurs blijft behouden. Ik zoude U meer andere ongelegenheeden van de Ordinaris Jurisdictie (zoo men die heet) kunnen opnoemen: doch laat ik die kwaaien , aan dewelken men niet gezind fchijnt eenige geneesmiddelen toe te brengen , niet verder aanroeren. Het geen ik 'er van bijgebragt heb , ftrekt alleen en is genoeg , om te doen zien, dat een Militair, op zijn beurt fpreekende, al vrij wat ih te brengen zoude hebben, indien hij de ordinaris Jurisdictiën met dezelfde wapenen wilde bevegten, welke tegen hem gebruikt worden. Ik heb mij in deeze befchouwing bepaald tot het geen wat van de zijde van Holland en Zeeland over de Militaire Jurisdictie is opgebragt Mutatis mutandis kan Uwel Ed. Geftr. daar van een toepasfing op de andere Gewesten maaken. Ik moest kort zijn. Om dezelfde reden heb ik mij noch minder opgehouden met alle de Gefchriften en Boeken, wel* 1 5 ke  133 ke 'er federt eenigen tijd in ons Land over de Militaire Jurisdictie zijn uitgekomen, met die verzamelingen van Stukken, Refolutien, en andere Documenten , zonder oordeel, kennis of orde, bij elkanderen geraapt en uitgegeeven: omtrent alle dezelven behoeve ik enkelijk het zeggen van iemand,, die meerder oordeel en kunde doet blijken, dan allen die de pen over deze floffe op 't Papier gezet hebben, ik meen den Steller van de meergedagte Pro Memorie, over te neemen, en op den gant> fchen hoop van die Boeken en Gefchriften toepasfelijk te maaken: „ wij zijn (zegt hij) van opii, nie > dat uit zulke exempels en Refolutien, noch „ aan de eene noch aan de andere zijde, kan wor„ den geargumenteerd tegen een Jus Conftitutum, „ ten zij dezelve zoo uniform , zoo onbetwist, en „ zoo langduurig waren, dat ze de kracht van eene i, voorafgegaane Wet konden enerveeren: " ik voeg 'er bij , en van een conjlitutioneel rceht , dat zoo lang plaats heeft gehad , als 'er heugenis is van de Bewoonders deezer Landen; en omtrent welk men niet, gelijk het den kundigen Steller van de Pro-Memorie toefchijnt4 redeneeren kan , als had hetzelve nevens de Grondwetten , van wel* ken Prins Willem den IV. gl. ged. gewaagd heeft j geen ander bron dan de generaale regel , dat de Militie hier te Lande moet worden aangezien , als eene bijzondere huishoudinge, niets gemeens hebbende met het Burgerlijke; vermits ik, zoo ik meen, de deugdlijktieid van de bron, uit welken dit conftitutioneel recht, en de aloude Grondwetten .voortvloeien, buiten alle bedenkelijkheid gefteld hebbe. Ik voeg 'er noch bij, dat, wanneer in een BurgerRaat, na verloop van anderhalf eeuw, eene zekere oeffening van rechtsdwang, zoo als die is geëxerceerd  f»eerd geweest, door Refolutien, bij de Leden van de Vergadering , in welke de Souvereiniteit berustende, eenpaarig genomen, en door eene Commisfie , in gevolge van dien, bbgedraigen, op de folemneeitie en krach tigfte wijze geho ..logeerd is geworden , bloot kan gefield worden aan discusfien van meer of. min gevoegelijkheid , van meer of min Rrijdigfiëid met andere Rechten en Privilegiën, aan diicusfien over de vraag quid conflituendum ; en ri\et: qiiid conflitutum; als tegens de intentie, en wèlmeening der heeren Staaten , flilzwijgende ingevoerd ; ■ als dan, voor zoo veel ik het inzie, alle Grondwetten van denzelven Burgerftaat eene doode letter zullen uitleeveren, en blootlij k van wispeltuurige begrippen van die geenen , die zich een overwigt in den Staat weeten aan ie maatigen, afhangen; en dus in dien Burgerfhat een altoos duurend voedfel van twust en oneenigheid aankweeken ; waar van de gevolgen, verre van heilfaam niet als aMerverdeiffelijkst voor de goede. Ingezeetenen kunnen zijri. Deze korte Befchouwing van de verfchillende Begrippen over de Militaire Jurisdictie, welke ik U in deezen Brief voorgedraagen heb, zal, zoo ik vertrouw, U Wel-Ed. Geflr. overtuigen van deeze vier hoofdzaaken: 1. Dat het recht der Militairen om niet als voofMilitairen in rechten te mogen betrokken worden , een conftitutioneel vaderlandsch recht is. 2. Dat aan de Steden nimmer bij eenig Handvest, Keur, Privilegie, of Landrecht is gegeeven eenige Junsdiclié over Militairen. 3. Dat de Hooge Krijgsraad is aangelegd en ge* " fubfifteerd heeft uit krachtevan de Vaderlandfche Grondwetten enrechten, behoorende aan dea  den Capitein-Generaal als Opperhoofd van d§ Militie, en aan de Militairen, als in dit opperhoofd hun Opperften Rechter moetende er» kennen. 4. Dat 'er in ons Land geen territoritaale Jurisdictie plaats kan hebben, dan die van den Souverein ; en dat de territoriaale Jurisdictiën even 200 onbekend aan onze Voorouderen zijn geweest, als de nieuwe opgekomen woorden vaaTerrhoriaak Overheeden, hun vreemd .in de. ooren geklonken zouden hebben. .5. Dat de befnoeiogen , wei ken omtrent de exercitie van de Militaire Jurisdictie, zoo als die plaats heeft gehad, zouden mogc-n ondernoomen worden , wezendljk zoo veele verkortingen zouden zijn, aan het Recht van den Heer Capitein - Generaal, en aan dat van de Militairen, toegebragt. "Zoo ik in deeze Befchouwing U Wel-Ed. Geftr, niet in alles mogt voldaan en van alles overtuigd hebben, gij zult 'er ten minfte., zoo ik vertrouw, uit zien, dat mijne befpiegelingen over dit onderwerp , offchoon die in den eerften opflach wat vreemd mogten fehijnen, zoo verre niet van den weg afdwaalen, als U Wel-Ed. Geftr. het mogelijk vermoed ; en meerder licht aan de zaak toebrengen, dan het U Wel - Ed. Geftr. verwagc zal hebben. Wat 'er van zij, ik ftelze aan U We! - Ed. Geftr. nadere overweeging, en laat aan Uw oordeel over, of ik nevens den Steller van de meergedagce Pro - Memorie behoor geplaatst te worden onder die geenen , die getragt hebben om een punt der Conftitutie van de Regeering in het waare daglicht te plaatfen; dan onder die geenen, welken aangedreeven worden, door de Zucht om aan deze of geene Parthij te .behaagen, het ver-  mriangen om de eene cf andere opinie te doen praevaletpen; of door nog erger uitzichten. Ik behoef U Wel-Ed. Geil. Heer daar omtrent geen verzekeringen te doen ; het moet allenthalve uit de daad zelve blijken. Ondertusfchen kan het niet we! anders weezen of die geen, die de waerheid betragt, de waerheid Heft, en dezelve zoekt kenbaar te maaken, voelt eenen zekeren gloed van yver in zich zeiven , welke niet ■ligt te bedwingen veel minder te verdooven is; en den Itijl eene zekere levendigheid kan bijzetten 9 welke te onrechte aan drift of aan gebrek van bedaardheid word toegefchreeven. De zaak is, over 't geheel genomen, alleen deezet fteunt het geen men voorbrengt op gronden of niet ? Jk blijf met bijzondere hoogachting, enz. ■'jiHags 17. Mey   AENMERKINGEN OVER DE VERKLAERING DER UNIE van UTRECHT, DOOR DEN WEL-EDELEN HEERE en MEESTER PIETER PAULUS, in drie Brieven, A E N EEN HEER van REGEERING, Gefchreven door E. H. J. Zyn te bekoomen: Te Alkmaar by de Wed. Maag; Amfterdam G. Warnars, van der Kroe, Erve Houtuyn, Baalde, M. de Bruyn, Cm. radi, enz.; Dordt B lusje; Groningen B Huyjing; Haarlem Bojcb; 'sHage Tbiery, Wynants, P/aat&Comp.; Leyden L. Herdingh; Mddelb. Gillisjen en Abrahams; Rotterdam Fis; Utrecht Schoonhoven c« Paddenburg; Zwol Clement, enz.  In fugam vacuu Aefe dato condu&a cohors, & bellica miles Dona fequens , pretioque fuum mutare favorem, öuetus, & accepto pariter cum munere bello Hunc habuiffe, dator pretii quem JuiTeric, hoftera. GüKTH. LlGUR. vii. 511. Ego vero , pace diffentientiuin, hoe vero c 1 v 1 l b hoe «me & moderatum in.pernm c-ffe judico , omnesque a;vi prudentei mecum cenfucrunt , fanctiffima procerum decreta, foedera, belII pacisque artes, non tanquam veftaIe fecretum, & iiorribii.e dominationis arcamum, in obfeuritate & umbra dumeftica, quafi in carcexe detinere , fed tequitatis & Juftitis fiducia extra limeri ■producére, cu:n populo lib ero communicare, & fis faurs publicas omniumque judicio fubmitcere. C. H. T r o t z Oratio Inaug, de Jur. Foed. Belg. Publ, p. 23. Abrogare jus comitiorum, finguüs Rebus publicis noftris , vel s 1 n e confenfu coroitis olim proprium , in. fuper habere jus de non evocakdo, capïtalia criuiina vimlicandi, judicia fecundum cenfuetudinem patriam exercendi, fymbolam ad tributa conferendi, &, licet vkl major pars in illa consensisset , n e- OANDi; paucis, eripere omnibus jus quasfitom de bello & pace in^ommune confultandi •- (_nuin ha;c felicitas an ealamitas ? ) p_ 3g_ De Staeten van Holland en Wed-Friesland hebben ge oordeeld te vve2en Provinciael, en zulks privatelvk tehp" horen tot het beleid van de Staeten der refpective Pm' vuicien r xu" 4 l^Jurisdielieover de militie in alle z'aekew Biet puerelyk zynde militair. em ^~^< Extratl uit 't Reglement der Refolutie der Hoog Mog, ,"V\ J3- Febmary 1751,  < 1 p Wel-Ed. Gestr, Heer.' Ik herinner my zeer wel myne belofte om UEd. Geftr. die bedenkingen , welke my onder 't leezenvan'c Werk van den Heere Paulus, over de Unie van Utregt, waeren voorgekomen, en waer over ik d' Eer gehad heb mee UEd. Geftr. mondeling zeer breedvoerig te fpreeken, in Gefchrifcen te zullen zenden. Dog zedert ik heb begonne de pen op het papier te zetten — zedert ik die bedenkingen heb gaen wikken en weegen — zedert dien tyd , is een groot gedeelte derzelver in kort verdweenen , en deeze Brief zal op zyn beft een derde gedeelte dier bedenkingen, behelzen , welke ik mondeling aen UEd. Geftr. voorgedragen heb. ■ > Ik moet het herhaelen: Zedert ik het werk over de Unie heb beginnen te leezen en te herleezen , ce wikken en ce weegen , aen allen kanten te bekyken , zedert dien tyd , eerbiedig ik nog meer, als ooit te vooren, de geleerdheid, kundigheid en bondigheid van den uitmuntenden Schryver, en ik acht hem thans dubbel waerdig al den lof, welke men hem met eene jo milde hand overal heeft toegezwaaic. A Gj  ( 2 ) Gy herinnert U, Wel Ed. Geftr. Heer, zoo ifc vertrouw, nog zeer wel myne bedenkingen nopens 's Autheurs gevoelen, omtrent hec ophouden van de macht van Philips onzen Graeve. — Gy weet , "dat ik hetzelve , als tegen onze geheele Vaderlandfche Hiltorie aendruifchende , glad afkeurde , en UEd. Geftr. als toen belooft heb j de bedenklykheden, door UEd. Geftr. tegen dezelve geopperd , nader in gefchrifte te zullen op- loffen. Gy herinnert U buiten twytfel even zoo wel met welk een vermaek ik UEd. Geftr. de weerlegging van dit gevoelen , voorlas uit hec j toen pas uitgekomen Werkje , getytelc: Hiftorie van de Satisfactie der Stad Goes, enz. Gyweet, om 'c in 't kort te zeggen , hoe vlak myn gevoe- ij len in dien tyd was aengekant tegens dat van den Heer Paulus. Maer wat zal ik nu zegge ? Zedert ik dit gedeelte van het Werk van deezen Keer met opzet heb begonnen te overdenken , zedert dien tyd , ik moet hec bekennen, ben ik een afvallige van den Heer van Bynkershoek, en den Schryver van de Hïfiorie der Satisfactie, enz., geworden. Ik begryp zeer ligt hoe wonderbaarlyk UEd. Geftr. deze fchielyke verandering van gevoelen zal voorkomen. Maer Gy kent myn Characler. Gy weet hoe zeer ik gewoon ben der waerheid hulde te doen , en Gy kent my , zoo ik denk, buyten itaet , om tegen myn hart te fpreeken. Ik heb UEd. Geftr. daervan meenigvuldige preuven ge-  (3 ) gegeven, en deeze Brief zelfs zal niet anders zyn, dat een opeenffapeling derzelve. —> Maer terzaeke, naeuwlyks begon ik de bewyzen van de Heere van Bynkershoek en Paui-us naeuwkeurig met malkandcren te vergelyken, of ik werdt gewaer, dat wy den llaet des gefchüs altyd kwaelyk gefield hadden — dac het zoo zeer geen qiueftio faili — maer een quaijlio juris was — dac is ,. dat Pa ijlus niet beweerde, dat onze Voorvaders niet zouden voorgewend hebben , dat zy Philips noch voor hunne wettigen Graef bleeven erkennen — mncr , dat een van twee waer moet zyn — of dat Philips van den tyd, dat zy de Wapenen tegens hem opnamen, moet gerekend werden van 7 bewind vervallen te zyn — of dat het oorlog, welke onze Landzaeten als toen tegen den Graef gevoerd hebben , van geene onrechtveerdigheid kan worden vrygepleit. En nu moet ik bekennen , dat alle redeneeringen van den Heer van Bynkershoek niers ter weereld ter zaeke doen , om namelyk te bewyzen, dat Philips van dien tyd af, dat de Nederlanders den oorlog tegen hem begonnen , niet kan of moec geacht worden van het Graeflyk bewind vervallen te zyn. — Alle de redeneeringen van den Prafident wel onderzogt en nagegaen komen neer op de voorgeevens onzer Voorouders , dac zy Philips nog als Graef eerbiedigden, maer bewyzen niet, dat het in eenen Rechtsgeleerden zin onmooglyk is, dat een Volk de WaA a pe«  C'4) penen tegen zyn Heer en Vorft opvatten, en evenwel kan gezegd worden dien zelfden Heer nog als Vorft te erkennen : Dat het niet tegen- ftrydig is, den Vorft gehoorzaam, onderdaenig te zyn , en evenwel de Wapenen tegen hem te voeren. En dit, is 't zeer zeker , dat de bewyzen van den PrEefidenc zouden moeten bewyzen, indien zy in dit gefchil iets bewyzen zullen. Ik zeg dan , Wel Ed. Geftr. Heer , eene herhaalde leezing van het aengevoerde door den Heer van Bynkekshoek , en het daer- tegen gefteldc van den Heer Paulus eene naedere overweeging van den eigenlyken ftaet des gefchils , zoo als zy door den laetften opgegeven en voorgedragen was hebben my omtrent dit ftuk geheel van gedagten doen veranderen. Ik durf my egter naeuwlyks vleijen , dat deeze korte aenmerking UEd. Geftr. in dit opzicht reeds zoodanig zal verlicht hebben , als ik wenfchte, dat dezelve in ftaet geweeft was te doen. Doch ik ben ten vollen overtuigd , dat hec volgende UEd. Geftr. , geheel zal overhaelen , om hulde te doen aen een gevoelen , 'c welk meer beftryders fchynt gevonden te hebben , om dac het nieuw en niet wel begreepen , als , om dat hec , van alle grond ontbloot , volftrekt onbeftaanbaer of ftrydig met zich zelve was. • Ondertulfchen moec UWEd. Geftr. zich niet verbeelden, dac de aenmerkinge welke ik UWEd. Geftrj  (5) Geftr. nu zal voorftellen , eene opzettelyke verdediging zal wezen der gegrondheid van het gevoelen , 'c welk deezer zyds gevoerd wordt . neen 't geen ik UWEd. Geftr. zal bybren- gen zyn Wapenen , welke de Schryver van de Hijlorie der Satisfactie zelvs my Reeft aengeweezen — Wapenen, welke ik, als zynde zoo veele bewyzen na den menfch, uit den boezem van den Vyand zelve gehaeld heb , en welke by gevolg, dus, om zoo te fpreeken, in deezen alles moeten afdoen. Dat geene, waerop ik dan eigenlyk het oog heb , kan UWEd. Geftr. vinden by den Schryver van de Hiftorie der Satisfactie , enz. — Deeze Schryver, weet Gy, heeft hec gevoelen van deu Heer van Bynkershoek, opzectelyk verdedigt , en Gy weet teffens hoe zeer ik over deeze verdediging ben voldaen geweeft , en hoe zeer ik dezelve heb gehouden voor allefins voldingende en onweerleggelyk. Dog nu meen ik in ftaec ce zyn uit deezen zelvden Schryver het cegengeftelde te kunnen bewyzen , op eene wyze, die my voorkomt zoo klaer en overtuigende te weezen , dat ik my ten hoogften zou verwonderen, indien 'er deswegens by UWEd. Geftr. nog eenige twyffeling overig bleef. 'K verzoeke UWEd. Geftr. ondertuiïchen , vooral zig geduurig te herinneren , dat het gefchil ruffchen ons en party niet is fatli, maer juris — niet wat onze Voerouders voorgegeven hebben — A 3 maer  (6-) .maer wat zy naer gronden van regten hebben kunnen voorgeeven —• niec de faclo zeg ik, maer de jure. De keurige Schryver der Satisfactie dan (op dac ik toe hem wederkeere) zullende betoogen de regfvaerdigheid van hec oorlog, 't welk de Nederlanders tegen Philips gevoerd hebben, gcefc ons eerft een treffend tafereel der geweldenaryen , enz., welke door Philips gepleegc waeren , en vervolgt in deeze zeer aenmerkelyke woorden : ,, De oor- zaek van deze moorderyen , verbeurd - verklaj, ringen en mishandelingen is wel grootendeels te ,, zoeken in de llraffe geaertheid des Hertogen van „ AIva , in de flappe krygscugc, kwaede betalin„ ge , en ongebondenheid der Spaanfchc Solda„ ten , maer allermeeft moet men dezelve aen~ „ merken ah eene uitvoering van het vonnis , j, door de Inquifitie in Spóinje tegens de gantfche „ Nederlandfche Natie uit ge [proken den zestien„ den February, 1568., en door den Koning „ den zes en twintig ft en dier maend beveftigd, „ waerby ,," allen en een iegelyk des Konings on,," derdanen in de Nederlanden (uitgenomen ee,," nige weinige genoemde perfoonen) worden „" verklaerd afvalligen en ketters , wykende van „" God en de H. Kerke , en, da erom, „" allen in den h oogsten graed ,," schuldig aen de misdaed van „" gekwetste majesteit. " Nei- ss gens leeli men een diergelyk geval in de Hijt*.  (?) fïorien : een geheel Volk wordt onverhoord., „ door onbevoegde en partydige Regters van eene „ andere Natie , en in een ander Land, fchul„ dig verklaard aen de de hoogde misdaed , en buiten de befcherminge der Wetten en dage„ lykfche Regteren gefield, Zoo dra 'er ondertuffchen dit vonnis lag , was niemand zyn leven of goederen meer zeker, en de roofzugt had overal een wijfen jlag. Wat ftönd nu de„ zen verdrukten menfchen te doen. Smeekfchriften waren dikwils beproefd, maer kragteloos bevonden ; aenzienelyke Sommen Gelds aengeboden en opgebragt , zonder iets te verwerven: regt was'er niet meer te°verkrygen; want „ het viterlyk vonnis was g e - slagen. Vlugten was niet mogelyk; want ,, men agterhaelde , of veroordeelde de afwezigen in hunne eere en goederen : moeten „ zy zig nu als weerlooze scha" „ pen NAER DE SLAGTBANK VAN „ DEN TYRAN laten slepen? — „ Of veroorloven niet Goddelyke en Weereldlyke Regten ieder menfeh , om zyn leven, eere , en goederen te befchermen , en geweld met H geweld te keer te gaan ? Die was on- „ twyfelbaar hec regt van de Nederlanderen. Zoo lang 'er in eenen Burgerjlaat onzydige ,, Regtbanken zyn, waerby de Ingezetenen her„ ftdlinge van geleden ongelyk kunnen verkry* j) ge% i °f %oe lanl er gelegenheid is , om toeA 4 » g*»t  C 8 ) j, gang tot die Regtbanken te hebben; i s het niemand geoorloofd, zig met „geweld te verdedigen. Maer, wanneer deze vrybcid wordt weggenomen \ ,, wanneer de Geweldenaars zelfs regters zyn ge» „ worden in hunne eigen* zaeke; dan worden by a, zulk eene Natie alle de middelen geoorlofd, „ die het regt der volken aen ,, de hand geven,tot wederver- 5, kryging der ruste en veilig- „ heid, en een oorlog, D I E A N- „DERSZINS NOOIT GEOORLOOFD „ KAN ZYN IN EENEN BURGER„ STAAT, wordt DAN regtveerdig" («) De Schryver der Satisfactie was dan van gevoelen , dac geen Volk de Wapenen mag opvatten zoo lang de betrekking, die 'er is tuffen den Vorft en den Onderdaen nog duurt — maer dat deeze; wederkeerige betrekking eerft moeft zyn verbrooken — dac een Vorft eerft zulke daeden moet hebben gedaen , als 'er door Philips waren uitgevoerd — en dat een oorlog , die ander- sints nooit geoorlooft kanzyn in een Burgerstaet, dan regtvaerdig wordt. Maer onze Voorouders hebben op 'c Jaar 1568, het oorlog tegen Philips begonnen — dac oorlog was * (#) Zie Hlftorie van de Satisfactie, enz., bl. 31. velg.  C 9 ) was allefins regtvaerdig — derhalven moet Philips op dien tyd opgehouden hebben Graef te weezen, om dat, zoo lang als hy Graef was, dat js, zoo lang de Burgerflaet tuffen ons en hem duurde , het Oorlog nooic regtvaerdig zyn konde , omdat een oorlog nooit geoorlooft zyn kan in een Burgerflaet. Maer , behalven dat, Wel Ed% Geftr. Heer, Philips zelf erkende de Nederlanders niet meer voor zyne wettige Onderdaenen. — Hy verkladde hun, zoo als de Schryver der Satisfactie, overeenkomltig met de waerheid der Hiftorie, met zoo veele woorden, zegt ; hy verklaerde hen op den 16. February, 1568. voor afvalligen en ketters , wykende van God en de H. Kerke , e n pa e rom allen in den hoogsten graad schuldig aen de misdaed van gekwetste majesteit. Philips keurde de Nederlanders den naem van Onderdaenen dus langer onwaerdig \ en , niettegenftaende dat, wil men , dat onze Voorvaders zyne Onderdaenen zouden gebleeven zyn ? — Ik eize op het denkheeld, dat iemand , dac een Nederlander, dat een Regent van eenen vryen ftaec zulks kan fhende houden. Eene andere placts, waer op ik almeede 'c oog hebbe, vind men in 'c volgende Hoofdftuk van dac zelfde Werk p. 51. en volg. — ,, Ik oncveinze niet , zegt de Schryver', dat „ de Prins, gedagvaerd zynde door den ProA 5 «cu-  ( io ) „ cureur - Generaal, in den Jare 1568., aen „ denzelven ten antvvoorde fchreef, dat , vermids het Hertogdom van Braband alleen gehoorzaemheid fchuldig was onder zekere voorwaarden , die door den Koning gebroken waren , Hy , die zyne Woning* in dat Hertog,, dom gehouden had , zig gefundeerd vond te ver„ hoeden en te fchorfen alle gehoorzaemheid, 5, welke hy aen den Koning verfchuldigd was , tot ter tyd, dat zyn Majefleit , beter geinfor„ meerd zynde , de bezweer en zal hebben gerepa reerd. Men vindt diergelyke uitdrukkingen ook 5, in andere Hukken van dien tyd ; maer men „ zoude'er ten onregte uit befluiten, dat de Prins „ van toen af zig tegen den Koning hadt gewapend. Hy hadt ( let wel! ) alleen de gehoor» zaembeid voor eenen tyd geschorst j 5) en dit NB. moeft hy doen, zoo dra hy d e wapenen Of na m , dewyl de Ko- v ningi by onderfcheidene Plakatcn verboden hadt' „ het werven van Krygsvolk buiten zyn bevel , n of dat van zynen Stadhouder - Generaal, den 3, Hertog van Aha :nu zoude het eene dwaasheid geweest zyn, die zig zelven tegensprak, te „verklaren, den KoNING gehooriaam te blyven, en ter „ zelver tyd de wapenen te „ dragen, tegen zyn bevel (ü). Wat («) Zie fal. 52.  C ii ) Wat denkt UWEd. Geftr. nu van deze redenee- i ring ? Bewyft dit niet in den volften 'naedruk de ftelling van den l ieer P a u l u s ? werdt die hier door niec ontegenzeggelyk bewcezen? — Te verklaeren , zegt de Schryver der Satisfactie , dat men den Koning gehoorzaem bleef \ en ter zeiver tyd de Wapenen te dragen tegens zyn bevel, zoude eene dwaesheid zyn geweest, die zich z elven tegensprak. Hadt ik voorgenoomen naeder te beveiligen 't geen door den Verklaerder der Unie zoo mannelyk beweerd is , dan zou ik my van geen andere bewyzen behoeve te bedienen , dan welke hier en daer in't Werk der Satisfactie voorkoomen. Eene bedaerde en herhatlde lezing van dit Hoofdftuk, waerin gehandeld word, wanneer men moet oor deelen den Koning van Spanje veriaeten te hebben, zal UWEd. Geftr, even als my overtuigen, datzy , die het met den Prxlident eens zyn, alle oogenblikken in zigtbare tegenftrydigheden moeten vallen : ten minfteri dac de Schryver der Satisfactie daervan tot een voorbeeld kan verftrekken. Dit nu by voorraed hebbende aengemerkt, om UWEd. Geftr. ce overtuigen , dat ik zonder eenen genoegzaemen grond , omtrent meer andere beginfelen , over welke ik d1 Eer gehad heb mee UWEd. Geftr. mondeling te fpreeken , niec veranderd ben, maer dac zulks in cegendeel gefchied is na eene rype en bedaerde overweging gae ik thans  ( ia ) thans over, om UWEd. Geftr. die bedenkingen medetedoelen , welke ik voor hec tegenwoordige op de Verklaering der Unie nog maeken kan. Ik hoop die, Wel Ed. Geftr. Heer , ce doen mee die betamelykheid, welke hec ons paft omtrenc ieder een , in agc te neemen , wiens oogmerk geen ander kan veronderftelt worden dan 'c welzyn van 't gemeene Vaderland. Maer ik zal zulks noch daerenboven doen mee dien eerbied , welken men aen 'c voorbeeldig diameter van deezen jongen Schryver verfchuldigc is. Want fchoon ik den Heer Paulus niec dan uic zyne Schriften , en welvoornamelyk uit zyne verklaering der ütregtfche Unie ken , heb ik egter van eenen rayner Vrienden, die hem te Leyden gekenc , en m eene naauwe Vriendfchap met hem geleefd heefc, van welke hy nog daeglyks de weezentlykfte vrugten fmaekt, zoo veel goeds van hem gehoort dat de overdenking daervan my tot een genoegzacme waerborg zal weezen van de paelen der ordentclykheid in deezen nooit te overfchrecden Het eerfte gefchil punt , \ welk cuffen den Heer Paulus en my is overgebleven, raekc de begmfelen, op welke de uitgebreide macht, welke hy aen oen Militairen Rechter toekent, door hem gebouwd is : Ik herzeg debeginfelen der militaire Jumdiclie : Want zoo men den Heer Paulus zyne gefielde begmfelen coeftaec, zal men hem naeuwlyks een gevolg , uic deeze beginfelen getrokken , kunnen tegenfpreeken. Dan beruft alles  les op zulken onwrikbaeren grondflag , dat ik *er niets op weet. Maer ontvallen hem zyne grondbeginfelen, ontvalc hem zyn grond, op welken hy gebouwt heefc, dan moet ook teffens het geheel gebouw , op deezen grondflag ruftende , inftorten. Ondertuffchen bid ik UWEd. Geftr. 'c Werk van den Heer Paulus voor zich te willen leggen, om overtuigd te zyn , dat ik hem van pas tot pas volge, en zyn gezegden geenfins uic zyn verband en zamenhang rukke. De plaets, alvvaer hy van de militaire 'Jurisdictie handelc beginc pag. 121. van 'c II. Deel. Hec voorgedragene omcrenc de militaire Jurisdictie (op dac ik daertoe wederkeere) door den Heer Paulus komt , toe een fluitreden gebragc, zoo ik meen , hier op neer: De Staeten Generael aen den Raed van Staeten by deszelfs refpective Inftructien van 1584 1588.cn 1651. hebbende opgedragen dekennis en Judicature over Colonellen, Capiteinen en krygsvolk te Waeter en te Lande , om over dezelven regt te doen , en ftraf ce oeffenen , zonder evenwel iets te moogen doen of ondernecmen tot nadeel van Voorregten , Geregtigheeden , Ufantien , Politie of Juftitie , met 't geen daeraen kleeft, van de voorfz. Landen in '/ gemeen ; of van eenige Steden of Leden van dezelve in 7 byzonder : moec de bepaeling der militaire Jurisdictie gezogc worden in 'c geen, voor dien opdracht, aen- ge-  c 14 r gemerkt is geweeft als te behooren onder de militaire Jurisdictie, om dat alsdan niet kan worden gezegt, dat daer door eenige inbreuk gefehiedr op de Voorrechten , Gercgtigheden , enz., der Landen , Steden of Leden derzelvc. Maer , al 'c geen ik toonen zal aen den militairen Regter nog tegenwoordig toe te koomen , is •wan ouds , voor de opgeroeide Inftruclien van den Raed van Staeten, aen denzelven opgedragen geweeft. Derhalven moet dat alles ook gerekend worden aen den militairen Regter opgedragen te zyn , omdat, dusdoende, niec kan gezegd worden eenigen inbreuk te gefchieden op der Landen of Steden Voorrechten, Gercgtigheden , enz. — Ik herhaele het/Wel Ed. Geftr. lieer, indien Gy dit bewys toelaet, zyn teffens alle gevolgen buiten tegenfpraek , welke door den Heer Paulus daeruic gehacldc worden. Maer ik meen den byl aen den Wortel des Booms ce zullen kunnen leegen. ° Om dan te toonen, wat, van ouds, al aen den militairen Regter behoort heefc, beroept onze Autheur zig i°. Op eene Ordonnantie van Keizer Karei , van den 38. January 1521. waerin men leeft: Item wat gefchillen gebeuren , onder de foldeniers , terwyl zy onder haer Faentgen uit zyn , die zullen beregt worden by den Kapitein en zyn Jmptluiden, vaer Cryfch regt. z°. Op  ( !ƒ > a». Op een Plakaat van Keizer Karei, gege- ven te Bruffel, den 12. October, 1547., beroerende , om uit te ruften en te onderhouden zekere Benden en Ordonnantiën van Ruitery te Paerde , 't welk , volgens de eigene toeftemming van den Heer Paulus, zaekelyk overeenftemt met de boven aengehaelde Ordonn. van 1521. En, eindelyk, 30. , op het 68. Artykel van de Crimin. Ordonn., waerby vaftgeftelt wordt: dat alle zaeken van den Krygshandel, of V geen dat in V Leger gefchiet, de Overflen , Colonellen of Provoofien kennis daervan zullen hebben , alsmeede van "t geen de Krygsluyden zullen misdoen ter plaetfe van hun Guarnifoen j of agter 't Land trekkende ; of als 't te doen zal weezen van den eenen Soldaet tegens den anderen : dat alle capilaele misdaeden door Krygsluyden begaen buiten '/ Leeger en elders , of ander fins als gezegt is , by den gewoonen Regter, gelyk andere , in onzen dienft niet ingefchreeven zynde , aengetafl ge-van» gen en geftraft zouden worden. — By deeze aengehaelde Ordonnantie of Placaeren , zegt de Heer Paulus, worden alle militaire Perfoonen , welke zich bevinden in V Leger , in de Garnizoenen i onder V Vaendel, agter V Land trekkende ; en als de een tegen den ander misdaen hadt, onderworpen aen den militairen Regter. Laeten wy dee2e deze onderfcheidene Ordonnantiën ééne voor ééne ter toetze brengen. Wat de Ordonnantie van 1541. aengaet, of, hei  ( 16 ) liet eerfte ftuk , waerop onze Autheur zig beroept; moet ik bekennen , daeruit niets anders te kunnen haelen , dan dat 't Krysvolk , onder deszelfs Vaendel uit zynde , dac is in 't Veld of op Marfch , alsdan moeft te regc ftaen onder den militairen Regter; iets, 'c welk zeer natuurlyk en billyk is, en uic den aerc der zaeke van zelfs voortvloeide , om dac 'er in die gevallen naeuwlyks eenige andere misdaeden dan Pure Militaria konnen voorvallen, en hec ftraffen zelfs van Communia delicla of gemeene misdaeden alsmeede noodzaekelyk komen moeft aen den militairen Regeer, uic hoofde dat, geen Burgerlyke Rechter by de hand zynde zoodanige misdaeden toe merkelyke wanorde anderfins ongeftraft zouden hebben moeten blyven , ja zelfs de geheele Krygs Difcipline daer door op loffe fchroeven zoude zyn gefield geworden. Integendeel , bewyft , mynes oordeels , deeze wet van den Keizer, dac militairen in alle andere gevallen onder den burgerlyken hunnen Competenten, daegelykfchen Regter moeften ce regc gefteld worden. Omnis enim exceptio confirmat regulam. Wac hec Placaec van 1547. aengaec, daeruic, 'tis waer, zoude konnen worden afgeleid, dac alle militaire perfoonen , zich bevindende in 't Leger, onder V Vaendel, agter V Land trekkende; en als de een tegen den ander misdaen hadt : van ouds (dit is egter maer van den tyd af van Keizer Karel) onderworpen zyn geweeft aen den militaire»  (17) ren Rechter, en aen den burgerlyken onttrokken. Doch ik meen , Wel Ed. Geftr. Heer, dat dit Placaet voor onzen militairen Rechter geen norma agendi, judicandi of decïdendi zyn kan. Aen onzenprimitiven militairen Rechter, dat is den Raed van Staeten, is door de Staeten Generael , gelyk als ik zoo aenftonds met de woorden van de refpettive Inftructien van den Raed , ge» toont heb, aen den militairen Rechter , zeg ik , is geen andere militaire difcipline , of zoo men wil jurisdictie , opgedragen , als welke beftaenhaer was , met, en dus niet ,aenliep tegen de Voorregten , loffelyke en welhergebrachte Coftumen deezer Landen : ja zelfs wel uitdrukkelyk verboden iets te ondernemen dat tot eenig naedeel derzelve eeniglins kon (trekken. tvlaer Wel Ed. Geftr. Heer , dit Placaet van Keizer Karei loopt zoo zigtbaer aen tegen de oude Voorrechten enz. deezer Landen , dat ik ronduit bekenne moet niec te konnen begrypen , hoe het zelve door den belezen , en fchranderen Autheur ten voorfz. einde is konnen aengehaeld worden. Te vooren hadden de refpettive Steeden en Plaecfen deezer Landen (welke daermede voorzien waeren) hooge en laege Jurisdictiën geoefFend, omtrenc alle Perfoonen , welke zig onder hun gebied ophielden. Nu werdc hun de Jurisdictie geweigert over zoodaenige Perfoonen , welke zy zelfs betaelen moeften , waervan men tot dien tyd niet gehoon had , en welke daerenbovcn alleen £ dienV  ( 18 ) dienden om een volflagene ovcrheerfching in te voeren. Ik zeg, ik kan my niec genoeg ver- Wonderen , dac die Placaec door den Heer Paulus niet is verworpen geworden , daer hec hem niec onbekend was hoedanig die PJacaec reeds by de Landzaeten in die cyd is befchouwd gewceft. 4Op den kant van die Placaec, by hem gedrukt, onder Bylagc C. , vind ik acngehaeld Wagekaar Faderl. Hifi. 5. Deel, pag. 298. en 99., en aldaer vinde ik noopens de Hiirorie van dat Placaec (want dac die piaecs op dac Placaec moec tocgepaft worden, blykc uit de aenhaeling van den* Heer Paulus zelve) deeze zeer merkwaerdige woorden. „ Na 'c eindigen van den Duidchen j, kryg, eoc welke de Nederlanden geld en volk „ hadden moeeen leveren, hoopte men, eindc„ lyk, eens ontheven ce zullen blyven van hec „ onderhouden van vreemde knegten , die den i, Landzaeten , veele jacren , tot merkelyken lad „ vvaeren geweeic, en meer dienden, om'sKei„ zers gebied uit te breiden , en te beveiligen , „ dan om de Landen ce beveiligen en te belcher„ men. Dog de Keizer begreep hec anders. Hy „ beflooc in deezen cyd van Vreede zelve, al- coos, vier duizend Paerden te onderhouden , „ die verbonden zyn den eed van getrouwigheid aen hem af te leggen. En de Landzaeten , die „ hieraen , in tyden van Vreede , f eenenmael „ ongewoon -moeren, moefien voor V onderhoud i, van dit krygsvolk zorg dragen. Kar el DB.  ( 19 ) „ de V. lei DUS de grondslagen „ van e en' vol sl a g e ne OVERHEER- ,, SC HING der Nederlanden, op welken zyn Zoon en Opvolger, Phi» „ lip , naderhand gebouwt heeft. Was die Placaet, Wel Ed. Geftr. Heer , dan eigenlyk ingerigt, om daerop een volllrekt en onaf hangelyk oppergebied te veftigen ? — om hec zelve ce veftigen op de puinhoopen der voorouderlyke Vryheid , loffelyke Voorregten en welhergebragte Coftumen ? — om den vryen , dat is naer bezworene Voorrechcen en Vaderlandfche wetten geregeerd wordenden Nederlander, ce kluifteren en aen banden ce leggen? — lei, mee één woord , dit Placaet de grondflagen van een volflagene overheerfihing der Nederlanderen — op welke zelfs de ontmenjchde Philips naderhand gebouwt heeft ? — dan kan hec zelve coc geen richcfnoer altoos verftrekken voor eenen rechter, aen wien met zoo veele woorden by deszelfs Infiruclit door den Souverein verboden is iet te doen of te onderneemeii tot nadeel van Voorregten , Ge» regtigheeden , Ufantien, Policie of Juftitie,enz., welke de voorfz Landen, Steden of Plaetfen voormaels genooten hadden. — Dan moet het zelve in tegendeel befchouwd worden , als eene dier geweldenaryen, dier indragten op de voorouderlyke Wetten , waertegen de Souverein by die beding ■zelfs heefc gedaen voorzien , en 'c welk deeze ge» B 2 .de?  ( 90 ) delegeerde ■militaire Rechter nimmer vermogen zou ce herroepen. Deeze aenmerking hoe eenvouwig dezelve UWEd. Geitr. ook moge coefchynen , verbeelde ik my echter zoo voldingende en voldoende te Weezen, dac dezelve in geene deele kan worden om ver gelloocen. De Heer Paulus zelfs , dunkc my, is hier niec weinig in de klem. Maer 'c geen ik UWEd. Geftr. nu wegens des Autheurs derden grond gae bybrengen zal op geen minder zekere gronden (leunen. De derde grond, op welken de Heer Paulus de uitgeftrektbeid der militaire Jurisdictie bouwde , beitond in 'c valtgeftelde by't ó8. are. van de Crimineele Ordonnantie. Ik erkenne wederom zeer gaern , dat de leer van den Heer Paulus omcrent de militaire Jurisdictiein dat artikul vry duidelyk geleerd wordt. Maer ik ontken te gelyk wel uitdrukkelyk , dat die Artikul tot een grondflag zoude kunnen dienen, omdaer na de wydte der militaire Jurisdictie afcemeeten. Ik ontken , dac dit Artikul met eenigen grond door den militairen Rechter kan acngedrongen of ingeroepen worden. Hec vartgefleldeby hec opgemelde 68. Artikul der Crimineele Ordonnantie is, zoo als ik te vooren zeide , hec zelfde mee hec vaftgeflelde by hec Placaec van 1547., 20 aenftoncs omver - geworpen : zelfs zou 'c zeer gemakkelyk zyn te toonen, dat de Aucheur der Crimineele Ordonnantie , hy zy,  ( 21 ) zy Viglius of een ander, op dit (tuk het voorgemelde Placaet van i f47 en 1548. voor zich gehadt en nagcfchreeven heeft. -— Maer liep hec vaftgeltelde by datzelve Placaet aen tegen de Voorrechren enz. der Ingezetenen? — was het zelve ingerigt, om de vrye halfen der Nedcrlanderen onder den lalt van yzere ketenen te doen bukken, en hun te dwingen, om zig als Oneven te laeten gebieden? dan kon die 68. Artikel, waerby hec zelfde, als by hec Placaet van 1547. worde vaftgefteld, nimmer geagt worden hec richtfnoer te zyn voor eenen Rechter, aen wien een Souverein op het flrengsc verboden hadc iec te doen of te onderneemen , waerdoor de Privilegiën , enz. der refpeclpve Geweflen , Steden of Leden derzelve eenigfins gekrenkt of gefchonden werden. Maer deeze aenmerking nog daer gelaten , deeze zelfde Crimineele Ordonnantie is door de Staeten Generael by hec vyfde Artykel der Ratificatie van Gent opgefchort en de uicvoering derzelve verboden: om dac zy, en mee reden, meenden,dac door deeze Crimineele Ordonnantie niec weinig inbreuk gedaen werdc op hunne Voorregten, herkomen en gebruiken , en dezelve te zeer richte naer de tyden , waerin zy gemaekt werdt. En dat zy het hierin niet mishadden blykt zelfs uit hec fchryven van Viglius aen zyn Vriend Hopperus. Adverfus Ordinationes Griminales bic publicatas muitte pajjim exurgunt querimoni leletten , dat geen Gouverneurs , Capiteynen of anderen , tot vordering van Krygszaeken gefieldt, zich eenige kennis van politique of judicieele zaeken zouden onderwinden, maer in tegendeel alle wettelyke (dat zyn door den Souverein bchoorlyk gevolmagtigde) Officieren, Magiflrat en en Overigheid te protegeren en in hunne rejpeclive funclicn te ftyven en te fier ken , tot confervatte van alle Rechten, Privilegiën, Gerechtigheden, Vrydornmen en loffelyke Coflumen der Landen en Steeden; dan hebben dezelve Bondgenooten daerdoor op de overtuigendfte wyze ce kennen gegeven , dat zy I de bewaering hunner Privilegiën, enz., de bewaering van de authoriteit hunner Burgërlykc Officieren, Magiftraecen en Overigheit, meenden te beftaen in de beperking van de macht der Militairen : of nog duidelyker: dat de uitbreidinge van het gezag van Militaire Officieren eene daedelyke vermindering was van het gezag van Burgerlyke Officieren , Jvlsgiftraeten en Overighecden , en , by een wettig gevolg, van hunne oude Privilegiën , Gcrechtigheeden , Vrydommen , en loffelyke herkomen. Daer dan uit dit veertiende Artikul zoo volkomen blykt, hoe zorgvuldig de Souverein alcyd geweeft is in de bepaeling van de magc van Militairen — hoe zeer dezelve geacht heefc , dat de uitbreiding daervan altyd moeit gepaert gaen met de vermindering van de magt en 't wettig gezag van den Burgerlyken Rechter, — quojure, op welke grond tog , zal men onderftcllen , dat hy aen den  i 28) den Militairen Rechter by deszelfs Inflruclie eene zoo uitgeftrekce Jurisdictie zoude opgedragen hebben? — by eene Inflructie - dat meer is, en dac hier vooral moet in aenmerking worden genomen - by eene Inflruclie , in welke aen dien zelfden Militairen Rechter zoo duideiyk, zoo nadrukkelyk verboden worde, iets te doen ofte ondernemen ' ftrydi? m« 's Lands Voorregten , Wetten , enz. ; en daer men , zoo korc ce vooren , zoo duideiyk vcrklaerc hadt , dac geen Mi» litairen , Gouverneurs , Capiteinen of anderen 1 zich eenige kennis van Politique of Judicieele zaeken zouden aenmaecigen , op dat (wanc deeze reden gaf men er van) de Rechten, Foorrechten, Gerechtigheden , enz. geconfervcert bleeven ? En deeze aenmerking, Wel Ed. Geftr. Meer, meen ik op dit Ruk zoo voldingende ce zyn, dac dezelve alleen genoeg was om 'c geheel famenftcl der Militaire Jurisdictie om ver te werpen Dezelve doet, dunkc my, hier alles af, en ik betuig, als een eerlyk man, 'er geene oploffing op te weecen: want de toepaffelykdeid van dii. veer^ Artikul op 'c Cas fubjett znl niemand in twyfiel trekken , die, zoo als UWEd. Geftr zeer zeekcr coeftemc , dac oude ftukken , behelzende Landwetten , Gewoonten , enz. zich uic oude , vooral gclyktydige , ftukken , beft laten verklaeren. Ondertuflen moec ik betuigen, dat het my niec weinig verwonderd heefc, dac de Heer Paulus van die  ( *9 ) die Artykul nergens eenig gewag altoos maekc Want te onderftellen dat hy hec zelve niec gekenc heefc , zou eene onderftelling weezen , welke hare geheele weerlegging in hec werk zelve van dien Heer heefc, aengezien de Unie cudlhen Hollandt en Zeelandc daerin celkens aengehaeld worc. En voor te geeven , dat die Artykul hem op die leuk ontfehoten was , zou weinig geloof verdienen omtrent eenen Schryver, die, door zoo veele voorbeelden, geeoonc heefc , dac hem zelfs geen factum, hoe klein ook, ontfehiec, 'c welk maer eenigfms toepaffelyk is op , of eenige betrekking heefc coc de ftof, waervan hy handelt. Evenwel, Wel Ed. Geftr. Heer , wil ik uic den aerc der liefde gaern aenneemen, dac die Artykul den Heer Paulus op dien cyd , dac hy die paragraaph , coc de militaire Jurisdictie betrekkelyk, zaemenftelde, niec in den zin gekomen is, of van hem geoordeelc niec. tocpallèlyk te weezen op de quafiie zelve. Ten zy UWEd. Geftr. ; liever wilde , dac zyn Wel Ed. de coepaftelykheid van dien al te duideiyk gezien hadc'? maer, . Non ego paucis Offendor maculis, ubi plura in carmine nitent. Nu alle de gronden hebbende weggenomen , waerop de militaire Jurisdictie door den Heer Paulus geveftigd was, en de allefins voldoende waerfchynelykheid voor hec cegengeftelde door hec aen-' ge-  (p) gevoerde voorbeeld uit de Opdracht der Hooge Overigheid aen Prins Willem , Glorieuzer Gedagtenis, aen UWEd. Geftr. hebbende doen zien, zou ik deeze zaek voor afgedaen kunnen houden. — Dan, Wel Ed. Geftr. Heer , de Heer Paulus zelfs verleent als nog verfcheidene aenmerkingen , welke ik , als het door my bygebragte niet weinig verfterkende, niet onaengeroerd kan voorbygaen. De Heer Paulus naemelyk het befluit hebbende opgemaekc , dat al wat een militair misdoet in 'c Leger , in zyn garnizoen , trekkende onder zyn Vzendel, of de een tegen den anderen moet geftraft worden door den militairen rechter ; is echter edelmoedig genoeg van ce erkennen, dac dit zamenftel van den beginne af juift niec overal en alcyd even ftipc gevolge is. 'c Is waer , zegt hy ( p. 126.) dac toen eenige Soldaeten ce Delft over diehhl door den Schout 'waeren in hechtenis genoomen , de Algemeene Staeten begreepen hebben , dat die Soldaeten den militairen Rechter , op zyn verzoek , niet konnen gekeverd -worden, zonder krenking NB. der voorrechten der gemelde stad: en dat men in Holland, Zeeland j Utregc en Friesland van tyd tot tyd, geduurende het leeven van Prins Maurits, Fredrik Hendrik, •Willem 11. en Willem III., beweert heeft, dat 'geene delïcla Communia doorden militairen Rechter konnen geftraft worden; en zich zeiven, wanneer zy den militairen Rechter maer konden pr*~  C 3i ) venieercn , via facit, in dat recht ook doorgaens hebben gehandhaevd; zelfs met dat gevolg, dat Prins Willem lil. ziende , dat uit die Conflict van Jurisdictie dagelyks allerlei oneenigheeden, partyfehappen , Tweefpalt en verwydering geboren wierden , en nog wacrfchynelyk meer en meer zouden geboren worden —■ zig genoodzaekc vondt zeekere Voordellen van vergelyking aen de refpective Provinciën te doen , waerin, onder andere , 'c recht van preferentie, in delict is Communibus, aen den Burgerlyken Rechter werdt toe, gellaen ; en welke voordellen van Vergelyking dan ook door de Provincie van Utregc aengenoomen zyn, met dat gevolg, dat Hooggemelde Provincie zelvs tegenwoordig 't recht van preventie oefent. Zie dien Brief van den Prins by den Heer van Hasselt de Jurisd. Milit. p. $48. Maer, Wel Ed. Gedr. Heer, indien nu de militaire Jurisdictie zoodaenig en in dier voegen aen den militairen Rechter door de Bondgenooten opgedragen was, als door den Heer Paulus wordt beweert, hoe kan men dan met eenige moogelykheid daermede overeenbrengen het gedrag der refpective Provinciën?— Is het te onderdellen zonder in ongerymdheden te vervallen, datdeBondgenooren zich mee zoo veel moeds zouden verzet hebben tegen de oefening eener Jurisdictie door den perfoon , aen wien zy dezelve , zelvs by herhaeling, opgedragen hadden? — Maer, Wel Ed. Geltr. Heer , en dit bewys zal miflehien nog al zoo  C 32 ) zoo wel aenbinden j is het te onderftellen , dat zulks zoude geduld wezen door den Raed van Scaecen — met den Stadhouder in dien tyd aen 't Hoofd — indien zy een duideiyk, op de eenpaerige opdragt der Bondgenooten geveftigd recht voor zich gebade hadt ? — Is het te vermoeden , dat de Raed van Staeten — onderfteund door het gezag en 't overal invloeijend Cred iet van den Heer Stadhouder— wanneer zy zulk eenen vallen grond gehadt hadt, om op te bouwen, zoude geduld hebben , dat een zo wezenlyk gedeelte van haere Inflruclie, door deeze of geene Provincie, werdt niec voeten getreden ? — En dat zy zich daertegen op de krachedaedigfte wyze niec zoude hebben verzec ? Dog ik wil UWEd. Geftr. , die 'c fyne van onze regeeringsform zoo door en door kenc met zooregelyke belagchelyke vraegen niet langer verveelen. — Ik wil de zaeke aen UWEd. Geftr. liever uic dac oogpunc vertoonen , als dezelve my alcyd voorgekomen is , en zoo als zy UWEd. Geflr., die zoo gemeenzaem zyc mee de Regifters van de hooge Collegien dezer Republieke in 'c gemeen , en van deze Provincie in 'c byzonder, zeer zeeker zal zyn voorgekomen. . Om dan goed Hollands te fpreeken. Aen den Raed van Staeten , den origineelen en primitiven militairen Rechter , waervan dc cegenwoordige Hooge Krygsraed al hare machc en gezag onc/eend , (zoo dezelve, anders kan gezegc worden eeni-  ( 33 ) eenige wettig verkregene macht en gezag te oefenen ; is nimmer eene zoo uirgeitrekce Jurisdictie opgedragen, als door den Heer Paulus beweerd is. Dit blykt uic hec gebeurde ce Utregc in den Jaere 1584. (en dus maer zeer korten tyd nac hec opftellen der eerfte Inflruclie voor den Raed van Staeten), wanneer zeker Soldaec , een doodflag begaen hebbende , en door den Maerfchalk van Abcoude Igevac en overgeleverd zynde aen den Provinciaelen Raede te Utregc , opgeeifcht werdt door den Raed van Staeten. Want hec Hof weigerde volftrektelyk aen deeze opeifching ce voldoen , als onverminderd de Jurisdictie van den Hoove , en zonder dac zulks in gevolg zou gecrokken worden (a). Die blykc uic hec gebeurde ce Delfc , waervan ik hier vooren gefproken heb; maer vooral blykc dit op eene onwederfpreekelyke wyze uic de gevallen , welke deswegens worden bygebragc in zekere refcriptie , onlangs door hec Hof Provinciael van Utregt aen de Staeten dier Provincie gedaen , by gelegenheid , dat zeker Soldaec , elders garnizoen houdende , maer door 'c Hof om gepleegde diefllal gevac door den militairen Regeer opgeeifcht werdc ; en welke refcriptie hec belle ftuk is, 'c welk omcrenc hec Huk der militaire Jurisdictie coc hier coe gefchreven is. (O Zie van Hasselt Militaire Jurisdiüie p. 344, C  ( 34 ) is. Tri 'c Utregts Placaetboek 5. Deel, p. 692 zegt hec Hof (en by gebrek van die keurig Werk kan ik deeze Publicatie zelve niec inzien, maer moet my op de aenhaeling van 'c Hof alleen verlaten) vindt men eene Publicatie van den 2. February 1600., waerby Stadhouder, Schout, Burgemeefieren en Schepenen der Stad Utregt orden» neerenAEx all.e soldaten des garnizoen s, hun op ftraet zedig te gedraegen, op poene van by den officier aengetaft en arbitralyk gecorrigeert te worden ,onaengezien of zy soldaten zyn. Welke Publicacie zedert en wel op den 25, Oetober 1604., noch is vernieuwd, mee byvoegmge , 0p poene van NB. by den officier dezer Stad aengetaft ende in yzere te wa» ter en te brood geftelt te worden , en zo hy dan noch eenig onbedryf daerby bedryft, arbitralyk te worden gecorrigeert, Maer zeer aenmerkelyk is een deezen opzichte ook het Placaec, almeede door hec voorfz Hof aengehaelc, op naem van Prins Maurits, mirs-aders de Gedeputeerden van de Staeten 's Lands van Utregc, gegeven den 17. November, 161in \Utregts-Placaetboek 1. Deel, p. 397. wacr' by allen Soldaecen zo te Voec als ce Paerde verboden wordt hec uitgaen buiten hun Garnizoen , mee eenig Inftrument, dienende coc fchiecen of vangen van Duyven en Hoenderen, enz. op poene van aen-  ( 35 ) aengetaft en in handen van de Juftitie geleverd en voorts by dezelve , zonder genade , exemplaerlyk aen den lyve geftraft te worden : ; en dat zoo wie bevonden wordt eenig huisman in zyn huis, haef en beeflen , V zy groot of klein , vliegende of op de aerde gaende , in V minjl ef meeft befchadigd te hebben, zal geapprehendeerd en boven dien vergeldinge doen van fchade, die men zynen Capitein zal aftrekken, en zonder eenige conmventiegeflraft worden. Tot welke apprehenfte wy by deezen autborifeeren den procureur generael, de maersciialken, bailliuwen, schouten en alle andere opgezetenen ten platten Landen; -zonder dat wy verflaen hier meede uit te fluiten de handen van den geweldigen Provooft en eenige andere Officieren j enz. Maer alleraenmerkelykft noch is een Brief van de Vroedfchap der Stade Utregt, den 4. September, 1643., gefchreeven aen Prinfe Fredrik Hendrik , in de voorfz. Memorie van het Hoff van Utregt insgclyks aengehaeld , waerin de Vroedfchap aenvvyft op hoedacnige wyze hunne Jurisdictie nopens delicla Cammunia gegrond is , niet alleen ruftende op befchreevene Rechten maer ook naUfantien en gebruik over lange Jaer en tot nogtoe continuelyk in train geweefi zynde, omdat militaire perfoonen ten refpecle van zoodanige gemeene delicten, begaen binnen de Stadt ende Vryhtid van Utregt, aldaer voor den Gerechte te recht gtC a ■ JMt%  ( 36) fielt, geapprebendeert ende voorts by fententie gecondemneerd zyn geworden, met opgevolgde executieenz. , vertrouwende alzulks, dat Uw Hoogheid ten beften zal aenneemen , dat wy in 't extrceeren onzer Stads Jurisdictie doen het geene ons de Rechten en lange geobferveerde Ufantie ons toelaten , en dat met de begonfte Proceduren (ob crimen raptus) contra den Lieutenant A. van Re f de worde voortgevaren. . Mee één woord , en om niet alle die Voorbeelden aentehaelen, welke in de meergemelde Memorie van 'c Hof Provinciael van Utregt gevonden worden , en welke anders alle zeer aenmerkelyk en leezenswaerdig zyn ; dit blykt buiten tegenfpraek uit hec gedrag der refpeclive Provinciën omtrend dit poincl, 'c welk de Heer Paulus zelfs niec heefc kunnen ontkennen. tjemilitaire Ju. risdiftie , of wel de difcipline militaire ( welk -woord, zoo als ik voorheen reeds opgemerkt heb, de Bondtgenooten overal gewoon zyn ce gebruiken ) welke de Souverein moec geacht worden aen .den Raed van Staeten opgedragen te hebben , is zeer zeeker geene andere , dan welke ik hier voren de eer gehad heb aen UWEd. Geftr. te omfchryven. — Het (leeds toeneemend aenzien en de macht der Heeren Stadhouderen in de tyd, is de waere bron , de eenige grond , waerop de verdere uitgeftrektheid der militaire Jurisdictie moet geacht worden te rullen. .—. Ik zal UWEd. Geftr. daervan ft taks een treffend voorbeeld aenwyzen. — Jtfaec  C 37 ) Naer maete de invloed van dit Doorlugtig Hoofd in de vergeving van allerlei bedieningen grooter en grooter werdc, naer maete ontzonk den Regen» ten meeft overal de moed, om de militaire Jurisdictie, waeraen de Heeren Stadhouderen, uit hoofde van hunne naeuwe betrekking tot hec Krygsvolk van den Staet, zich doorgaens zeer veel lieten gelegen leggen, binnen haere wettige en vaftgeftelde pae- len cc houden. Hier van daen , in de eerfte plaets, al van den beginne , dat men een Soldaec, om een delict um Commune door den militairen Reciteer by praeventie in hegtenis genoomen , naeuwlyks durfde opcilfchen, om dat men by weigering geen geweld dorft ce gebruiken. (i ) Men vreesde, van door zulk een uitPceekend deel zyner eigene Jurisdictie tegens allen indragc ce handhaeven, ce zullen mishagen aen die Doorlugtig Hoofd dezer Republieke , door wiens veel vermogende voorfpraek , men voor zich zeiven , indien men bui- (iï 't Sterkfte geval, 't welk men hieromtrent zou» de konnen bybrengen, vindt men almede in de zoo even aengehaelde Memorie van 'C Mof Provineiael van Utregt; een ftuk , 't welk uit eene cordaete en beroemde pen ge. vloeid zynde, bovenal verdient gelezen te worden. . 't Geval beftont hier in. Zeeker Edelman van Zyn Hoogheid, een militair perfoon zynde, in den Jare 1630 ,. over een gemeen deliü (van Straetfchenderye by den. Procureur Generael van 't Hof van Holland ver lagvaert in perfoon, verftont zyn Hoogheid , „ dat, dewyl deeze „ Edelman was een Militair perfoon , en dat de Krygs„ raed by preventie NB. alreeds kennis van deeze zaek loai% c 3 »&  C 38 ) buiten ambten waere , of voor zyne Zoonen en Neeven eenige aenzienelyke bediening hoopte te verwerven ; en , —' S$uid non mortaïia peelora eogit, Auri Sacra fames; .—- heeft men zelfs niet meermaelende ftoutheid gehad, des Princen naem te misbruiken , om dezen of geenen flaeuwhartigen Regent te verfchrikken ? — wilde ik dit zo netelig point verder open leggen, 't zoude my niet moeilyk vallen het zelve door de treffendfle voorbeelden te ftaeven — elke Provincie-ftemmende Stad —■ en Collegie, verleent dezelve in menigte: — erinner U flegts, VVelEd. Geftr. Heer, > - maeri — myne trekken zouden te levendig worden , en te vee! na eenen Neerlander zweemen der voorige Eeuwen. — Ik zal zulks fpacren , tot ik myne belofte vervulle om myne gedagten UEd. mede te deelen, over hec thans veel gerages maekend werk van den Schryver de la Rkhejfe de Hollande: Vergeef hec my, Myn Heer, indien ik in éénen Brief tcgens den voortrelfelyken Schryver der Unie, van zulken man gewage. Die fteeds toenemend gezag van die Doorluchtig hoofd „ genomen , en derhalven de JwisdiBic niet het Hof „ maer den Krygsraed was competerende ; Dat het Hof en •> de Krygsraed in dezen hebben over militaire Perfoo»> nen, ter oorzaeke van wat delicten het zouden mogen „ wee-  ( 39 ) hoofd heefc allengsjes ce weeg gebragc, dat men in laecer tyd een Soldaec,door den ordinaris Rechter gevac, en door den militairen opgeeifcht naeuwelyks meer durfde weigeren, en dar de overgeving van zulken in onzen cyd, ons vryheid minnend Amsteloam en mifïchien eenige weinige andere Steeden uitgenomen , reeds eene ftae* le wet geworden is. En dac de militaire Jurisdictie in haere jègenswoordige uitgeftrekcheid geen andere titul kan voorgeeven , blykt zelfs onwederfprekelyk uit die gronden, op welke de Heer Paulus deeze heilzacme Rechtgeleerdheid vaftgemaekt heefc. Want, Wel Ed. Gellr. Heer, al wilde iemand het bewys aennemen, 'c welk ik , hier vooren , uic de regts-doctrine van Paulus getrokken, aen UWEd. Geftr. hoofdzackelyk opgegeven heb j jae, al ftemde iemand alle die fraeije (tellingen toe, door welke men onlangs in zeekere memorie die recht ongelukkig heefc trachten te verdedigen , en welke zeer zeeker al vry ruimfchoots genomen zyn, dan nog zou de tegenwoordige wyduitgeftrekcheict der „ weezen, Concurrente Jurisdictie : Zyn Hoogheid tot ver. „ febeide maden hierover door eenige Heeren van den Raed „ weezende begroet, ten einde men bet Hoff met de voorfz. „ zaeke zoude heten geworden , beeft daertoe niet konnen „ worden gedifponeert. En is derhalven de Krygsraed ntt „ haere Procederen voortgegaen ". C 4  ( 4° ) der militaire Jurisdictie, zelfver mille/imam confequentiam , daermeede niec konnen worden bewezen. Wanc als ik alles toeftae , 'c welk en' door den Heer Paulus , en in die Memorie worde lhende gehouden , dan volgt nog maer, dac alle militai» ren, 'c zy zy zich in '/ Leger bevinden , of in V Garnizoen of onder hun Vaendel, of agter V Land trekkende (dat is , wanneer zy met verlof uic zyn), of -wanneer 't te doen is van den eenen Soldaet tegen den ander, met één woord, dac alle militairen , hoe en ivaer zy zich ook moogen bevinden , altyd voor den militairen Rechter moeten te recht gejlelt voorden. Ik zeg al geef ik de Patroonen der militaire Jurisdictie , alles toe , wat zy maer eeniglins konnen begecren — dan blyven evenwel de perfoonen , welk tot dc militaire Vierfchaer behooren, altyd alleen militairen? ■ Maer hoe komt hec dan , Wel Ed, Geftr. Heer, dat men thans niec alleen militairen, maer zelfs Frcuiven , Knegts , Meiden, Kinderen van militairen , jae ieder eeq , die uit hoofde van eenige bediening of qualtteif toe hec Militaire - wezen flegts eenige betrekking heefc, voor den militairen Rechter ziec dagvaerden en vonnilTen ? — Hec Privilegium militare, ■hoe menzichookkeerenof draeijen mooge, iscogen blyvc een privilegium perfonalijfimum, quod perfortam non egreditur , of liever, de militaire Jurisdictie is een Jurisdictio Specialijfmci, en kan uic den.  ( 4i ) den aert en natuur eener zoodaenige in ff ecie gedelegeerde Jurisdictie omtrent geene andere Perfoonen plaets hebben , dan omtrent proprie fic dicli miïites (i). Ik weet echter wel, dat deeze laetfte uitbreiding nog overal niet even gemakkelyk zou toegellaen worden. Amsteldam ,die getrouweIJandhaeffter der (i) 't Is. der moeite waerdig hier te vergelyken den kundige n Heer van Hasselt Zevental van Rechtgeleerde Verhandelingen p. 9. Onder het afdrukken deezer 'Wordt my eindelyk ter hand gefteld een M. Slexemplaervm het werkje van den Wel Ed.Geftr.HeerRENdorp over de Militaire Jurisdictie. En onder het doorbladeren van het zelve valt my deeze aenmerkelyke en tot deeze plaets zeer betrekkelykepaf/ageonder'toog, welke ik om die redenen hier by fchryve. Ik vertrouw van de naeukeurigheid van mynen kundigen Vriend , dat dit M. S. na genoeg zal overeenkomen met het gedrukt exemplaer. Dewyl de)Jurisdictie ( militaire), aen den Ried ( van Staeten ) gedefereerd, eene gedelegeerde Jurisdictie is , zoo. kan onder dezelve niet begrepen worden , dan 't geen fpeciael aen denzelven is toegeflaen, volgens de natuur van alle gedelegeerde Jurisdictiën, en zy kan geen plaets hebben , wanneer zy firydt met de Geregtigbeden, Privilegiën enz. der Landen, dst Steden of der particuliere Vrybeden. Vervolgens kunnen aen den Militairen Regter niet onderhoorig zyn, dan perfoonen en zaektn, die van tuds onder geenen anderen Regter of Regtbank ieboord hebben. De Staeten dèr Provinciën kunnen ook niet onderleid worden de Voorregten van hunne In - en Opgezetenen te hebben willen afstaen of laeten verkorf tn; ja zy k0npen nochmootebzulksdyld.enoftqefyen^ Cf  ( 4») der Unie, zou dezelve zeer zeker, wanneer het geval by haer gebeurde , nog durven tegenfpreeken, en de voorrechten haerer Burgeren handhaven : Dog wat wordt hier door meer bewezen , dan de waerachtige grond, waerop de oefening der militaire Jurifdictie op andere plaetzen gegrond is ? M Nu nog eene aenmerking , en dan flap ik van de crimineele militaire Jurisdictie af.— Dat de Staeten Generael by den opdragt der militaire Jurisdictie aen den origineelen militairen Rechter niets meer hebben willen opdragen , dan ik zo aenftonds aengewezen heb, wordt nog zeer zeker buiten allen twylFel gefteld door eene Refolutie van dezelve Staecen Generael van den 25. Maerc 1651., en door eene andere , welke men als eene expücatoire zoude konnen aenzien , van de Staeten van Holland van den 30. September, 1654., beide door den Heer Paulus p. ia8. feq. aengehaeld : wordende by de eerfle aen allen Commandeurs en Krygsraeden in de Steden Stem in Scaee hebbende verboden „ de militaire Jurisdictie ver„ der uitteftrekken , dan over nalatigheid in Tog„ ten en Wagten, overgaen aen den vyand, defer„ tic van compagnien , of verloop van de eene „ Compagnie onder de andere, zonder Paspoorc, „ mitsgaders over exceflen en delicten, die de „ Officieren en Soldaeten, onderling, of de een te» gen den anderen zouden konnen begaen, en verder niet"; —-en by de tweede wordende vaft-  < 43 > vaftgefteld, dac militairen in alle gemeene mis*, s, daeden eer judicacure ftaen voor den borgerlyken „ Rechcer van de Sceden en plaecfen , alwaer zo„ danige misdaden zouden worden begaen , en s, dac zonder eenige uitzondering als mee opzicht ,, tot het Haegfche Garnizoen '[ —r—. Nu vraege ik, Wel Ed. Geftr. Heer , kan men met eenige mooglykheid eene duidelyker uitlegging van des Souvereins wil en oogmerk vorderen ? —r Is 'c mee eenige fchyn van rede ce onderftellen , dae de Seaecen Generael zulke ordres aen de Commandeurs en Krygsracden zouden hebben gegeeven , indien Zy ce vooren aen dezelvde perfoonen de geheele militaire Jurisdictie overgedragen hadden ? wie zal zulks durven beweren ? Is 't onderftellen dat de Scaeten van Holland immer de voorfz. Refolutie van 1654. zouden hebben genomen , indien zy even te voren , ce weecen in 'c jaer 1651,, de mi» Jitaire Jurisdictie , nae de uitmeeting van onzen Aucheur, aen den Raed van Staeten hadden helpen opdragen ? — lk weet wel, Wel Ed. Geftr. Heer, welke oploffing de Heer Paulus op deeze beide Refolucien geefc. Van die op de Refolutie van 1054. behoef ik niec ce fpreeken , om dat dezelve beruft op zyne onderftelling, dac door de Staeeen Generael aen den militairen Rechter eene zo uitgeftrecte Jurisdictie was opgedragen , als door hem was omfchreven. Maer deeze onderftelling valfch zynde , gelyk ik ce vooren meen getoond te hebben, vervalt ook het gevolg , uk dee-  C 44 J deeze onderftelling getrokken. Maer wat de oploffing aengaet op de Refolutie van 1651., dezelve heefc my , wil ik wel bekennen , altyd zeer getroffen. Zy coonc ons, hoe gevaerlyk een fchryver voor de Vryheid is , wiens ftyl eene genoegzaeme levendigheid heefc, om in ce neemen , en al de eenvouwigheid , om ce overcuigen. Onder alle deSchryvers van den jegenswoordigen tyd ken ik 'er geenen, die zoo door zynen ftyl, als door de voordrage der zacken en de mannelyke en tevens eenvouwige wyze , waerop hy ze behandeld, gevaerlyker zou zyn voor de Vryheid van dit Land , indien hy anders kon geachc worden in ftaet te zyn dezelve ce ondermynen. Welken Schryver, over verfchillende onderwerpen gefchreven hebbende , is hec moogen gebeuren , door geen één zyner Werken , iecs aen zynen algemeeneu roem omtrokken te hebben ? Als het Betoog van Zeelands recht tot het ftichten eener Academie uic eene andere pen gekomen wacre , zou hec zelve misichien uitgelachgen zyn, en als van weinig belang aen de vergetelheid opgeofferd zyn. ■ Maer nu heefc hec voorftel , de behandeling en de coepafling het zelve met vermaek doen leezen , en in 'c gemeen hec gering gewichc der ftoffe doen over'c hoofd zien. — Maer ik fchryf geene reten/ie van alle de Werken van den Heer Paulus, anderzints zoude ik hst nut der Stadbouderlyke Regeering, geenzints mee ftilzwygen kunnen voorby gaen ; 'c welk te keurig was gefchreven , om elk lc«  ( 45 ) lezer niec in het denkbeeld ce brengen, dac een Jongeling van agtien jaeren zulks zonder ande« uer hulp niec volcooid hadde— welke vruchten heefc men van zulken Schryver niec ce wagcen, indien hy genoegzaeme aenmoediging vinde ! — De oploffing op de Refolutie van 1651. is zeer zeker een meefterftuk , en niemand der patroonen der militaire Jurisdictie hadt nog zulk eene fchynfchoone uitgedagt. Deeze Refolutie van den 25. Maerc, 165 j., is zommigen zoo zeer in den weg geweeft, dat men by beurten lachgen, by beurten zich verontwaerdigen moet over de wyzen waerop zy dezelve cragcen op ce loffen. — Dog, daer de oploffing van Paulus groocendeels berull op dezelfde verkeerde onderftelling, als die op de Refolutie van 1654., naemelyk, dac by de Inflruclie van den Raed van Staeten 1651. op nieuw aen denzelfden Raede zoude zyn opgedragen zoodanige uitgeftrekte militaire Jurisdictie , als door hem breeder was aengeroerd ; daer moet dezelve even zoo wel als die oploffing op de Refolutie van 1654. geneel en al vervallen. Hiermeede , Wel Ed. Geftr. Heer, de c r imineele militaire Jurisdictie vaerwel zeggende , moet ik de vryheid nemen een weinig adem te fcheppen. UWEd. Geftr. kan deeze gelegenheid waernemen , om myne bewyzen te wikken. Maer 'c geen ik UWEd. Geftr. vervolgens gae zeggen vanhecrechc, waerop de civi«' jl e militaire Jurisdictie door den Verklaerder der  ( 46 J Unie gegrond worde, zal aen nog minder tegen» Werpingen onderhevig zyn. In 't meergemelde Placaet, gaet de Heer Paulus voort p. 131., en ik bid UWEd. Geftr. die plaets na te flaen; In7meergemelde Placaet Dan Keizer Kaercl van 1517. wordt met zoo veele woorden gezegt: dat de militairen omfchulden, gemaekt of obligatien gepajfeert in de plaetfen van hun Garnizoen , zoo lang zy in dat Garnizoen weezen zullen , nergens anders moogen geroepen worden, dan voor hunnen Capitein, enz. Dog ik heb op een vorig ftuk dit Placaet zoo wel aengeraekr, dat ik niet geloof, dat hec UWEd. Geftr. indeezen eenigfins zal konnen doen wankelen. Maer, behalven dat, wordt dit Placaet door den Heer Paulus op die ftuk ook niet zeer aengediongen , om dat hec de civiele militaire Jurisdictie alleen be-. paelende tot fcbulden en obligatien door den Soldaet gemaekt en gepajfeert in zyn Garnizoen , en dat 'nog wel zoolang hy in dat zelfde Garnizoen is, 'jae zelfs omtrent alle andere reëele actiën , fucceffien, enz., den Soldaet aen den judex loci fubmïtteert j het famcnftel van een algemeene civiele militaire Jurisdictie niec genoeg fcheen ce begunltigen. Immers, Wel Ed. Geftr. Heer , de Heer Paulus , dit laetfte gedeelte van \ voorfz. Placaec ce"genfprekende , gaee dus voorc: Dog niets is echter 'zeekerer, dan dat van 't begin der Republieke in 'gebruik is geweejl Militairen over civiele zaeken voor  C 4?> voor de militaire Rechtbank te recht te roepen. De partyboeken van den Raed, inzonderheid tujfchen dejaere i6yo. en \6ji. zyn vol van Fonnijfen, gcweezen in civiele zaeken, in welke de militairen gedaegdens zyn geiveejl, enz. enz. Ondertulfchen beken ik rond uit, niet te weeten , hoe ik den Heer Paulus hier moet vatten. Deeze geheele pajjage is van boven tot beneden zoo wonderlyk gedraait, dat ik 'er niet recht wys uit worden kan. — Ik moet UWEd. Geftr. hier ook tufichen twee haekskens doen opmerken, dat onze Autheur de moeilyke konft bezit, en dikwyls wonder wel weet in practyk te brengen, om zich omtrent zommige poinclen zoo te verklaeren , dat hy geen de minfte vat op zich geeft: — Zoodaenig, dat een oplectend Leezer zyne meening wel vatten , maer echter nooit bewyzen kan. —> Ik vraeg , fchryfe de Heer Paulus hier op eene verhaelende of ftellige wyze ? — bewyfi hy hier 't geen hy fchryft ? Beweerc hy hier, dat een militair over civiele zaeken voor den Militairen Rechter altyd, zonder onderscheid moet gevonnifr worden? lk maek ftaet, dat UWEd. Geftr. zich op deeze vraegen zoo wel als ik zal verlegen vinden. lk voor my althans durf deswegens niets beflilfen. Evenwel, wat is dan het gevoelen van den Heer Paulus noopens de civiele militaire Jurisdictie ? — lk geloof, Wel Ed. Geftr. Heer, dac wy het moeten haelen uit de vierde bepaeling der  ( 48 ) der militaire Jurisdictie in 't algemeen , welke hy op het flot van deeze paragraaph opgeeft. Daer zegt hy p. 134.: de Militairen , die-hier te Lan~ den enz. Het gevoelen van den Heer Paulus is dan, indien ik hec wel gevat heb (want hec is wederom zeer kunftig voorgeftelr), dat een militair , die hier te lande gehuift en gehoofde is , of een vafte Woonplaets heefc, zoo wel in civilibus als in Criminalibus , omtrent zaeken , die niet militair, en buiten zyn Garnizoen zyn voorgevallen , rnoec te recht ftaen voor zynen domiciliairen Rechter, •uitgenomen {in civilibus) aengaende Renten, re'èele Actiën , fuccejjien , enz., over welke hy in gevolge van het valt gefielde by het meeraengehaeld Placaet van 1547. voor den Judex loei moeft betrokken worden : en dus ratione a contra. • rio petita, dat alle militairen, die alhier niec gehuift of gehoofde zyn , of geen vafte woonplaecs hebben , in civilibus alcyd voor den militairen Hechcer moecen aengefprooken worden. Maer ik vraeg , waerop ruit die onderfcheid tuüchen militairen, die hier gehuift en gehoofde zyn , en anderen , die die niec zyn ? —— Op Voet, door den Heer Paulus aen den kant aen- gehaeld f» ? Maer ik laec my mee geen gezag paeijen: — Voet is by my niec geloofwaerdiger, dan P a u l u s zelfs , jae nog minder. Maer waerop dan'? — De Heer Paulus heefc ons geen anderen grond aengewezen , en ik be- tuige (0) Voet ƒ. de judiciis n. 107. feqq..  (49) tuige er althans geen te weeten. —- Om kort te gaen. Ik ontken deeze gantfche Helling , om dat ze voor hec overige alleen gegrond wordt op het Placaec van 1547., waervan ik de OntoepafTelykheid in 'c voorgaende reeds aen UWEd. Geler, ten vollen betoogd heb. Jae maer , V is van den beginne in gebruik ge» voeefl Militairen over civiele zaeken voor den Militairen Rechter te roepen. De party ■ boeken van den Raed van Staeten zyn vol van Vonniffen gewezen in civiele zaeken , waerin de Militairen gedaegdens zyn geweeft: over fchulden en preten/ten ten laften van militairen : over pref er en» tie en concurrentie van Crediteuren in in Solvente Boedels, enz. enz. Omtrent al V welk men geen één voorbeeld zal konnen hybrengen , waerby de bevoegdheid van den Raed van Staeten, of Hoogen Krygsraed , of van mindere Krygsraeden in twy» fel is getrokken (a). Zou dan de tegenwoordige civiele militaire Ju» risdiclie op de practyk, op het aloud gebruik, op de daedelyke toeftemming van den Souverein zdfs beruften ? — Zou men de leer van den Meer Paulus omtrent de civiele Militaire JurisdiBie dus moeten opvatcen: „ Na rechten , dac is ce zeggen , jurefcripto, is 'er geene andere civiele militaire Jurisdictie, als ik in de Vierde bepaeling der militaire Ju» „ ris- (a) Verklaiikg der ÜNiE.II.Deel, artikelvn. p. 13». D  <5°) „ risdicTie in 't gemeen getoond heb. Maer, al 5J van den beginne is 'ï in gebruik geiveeft Mi„ Utairen over allerlei foort van civiele zaeken te recht te roepen voor den Militairen Rechter " ? ■ lk herhacl het, Wel Ed. Geftr. Heer, daer blykt niet, of men den Heer Paulus dus verllaen moet, dog hoe het daermede ook zyn mooge , lk zal de vryheid neemen met UWEd. Geur. de voorgemelde plaets van (luk tot (luk nae te gaen. V Is van den beginne in gebruik geweeft Milt' tairen in civiele zaeken voor den Militairen Rechter te recht te roepen. — Het bewys hier toe door den Autheur bygebragt is een rapport van eenige Heeren uic den Raed van Staeten, by hem gedrukt onder Bylaege E., waerin , jae , gezegd ' worde , dat de Raed , als opperlte Krygsraed , bevonden wordt kennis genomen te hebben van allerhande civiele zaeken , en particulierlyk van Huwelykszaeken en van Infelvente Boedels van Militairen. Dog, Wel Ed. Geur. Heer , daer in dat rapport niec gefpecificeerd worde, of die zaeken waéren , welken onder de Generaliteit dan wel onder de byzondere Provinciën thuis hoorden; veel min ,of de Raed van Staeten en andere Krygsraeden altyd en over al deeze daeden van civiele Jurisdictie gepleegt hadden , het welk boven al noodzackelyk zoude geweeft zyn, indien dit rapport mee eenige vruchc zal ingeroepen worden $ meen ik, dat het zelve alhier in geene aenmerking koomen kan. Maer; dac rapport, 'c welk daeren- bo*  C 5i ) boven nog niets anders dan een bloot verbael is van eenige Heeren, waerover zeer veei zou kunnen gezegd worden, daer gelaeten ; ik meen aen UWEd. Geftr. ten klaerften te zulten doen zien, dac het volftrekt onwaerachtig is, dat het van den beginne in gebruik is geweeft, Militairen over civiele zaeken, voor den Militairen Rechter te recht te roepen : in dien zin , naemelyk , dac daer uic eenig wettig gevolg voor den tegenwoordigen Militairen Rechter in civiele zaeken in de byzondere Provinciën zou kunnen getrokken worden. 'c Geval, waerop ik hec oog heb , heefc plaets gehad in de Provintie van Utregt, en is te vinden by den Heer van Hasselt Mdit. Jurhd. p. 351 volg. 'c zelve is van zoo veel be- langs, en bewyft zoo ontegenzeggelyk de ongegrondheidvan hec beweerde door den Heer Paulus, dac ik my verplichc vinde hec zelve hier in zyn geheel uic ce fchryven. ExtraB uit de Refolutien van de Vroedfcbap der Stad Utregt, 6. July, 1619. De Ed. Heeren van de Vroedfcbap der Stad Utrecht , met die van den Gerechte derzelver Stad fpecialyk vergadert wezende , omme te refolveren op de propofitie by den Heere Advocaet Fifcael van den Krygsraed der Vcreenigda Nederig z hn-  ( 52 ) landen, met verteninge van de Brieven van eredentie van Zyn Furftelyke Doorluchtigheid den Prince van Oranje , op gisteren ter F".rgaderinge van de \voorfz. Gerechte gedaen , tot beraemingc van eenige Middelen , daermeede geaccommodeert zoude mogen worden die quaftie , ontflaen tuffihe» de voorfz. Froedfchappen met die van den Gerechte ter eenre, ende den Krygsraed over de Soldaeten Garnifoen houdende binnen de voorfz Stad ter andere zyde , nopende het poincl van Jurisdictie in civiele zaeken ende Penning ■ fchuld in reguard van de voorfz. Soldaeten, ende mits by denvoorfz. Advocaet Fifcael geen ander middel van Accommodatie en werde voorgeflagen , dan dat 't voorfz. Gerechte, zoo wanneer eenige Soldaeten voor hen luiden worden geciteerd, partyen alvorens zouden renvoyeren voor den Krygsraed, ende zoo verre hen luiden aldaer geen kort onvertogen Regt en worde gedaen , dat alsdan den Aenlegger de Proeeduren aldaer zouden mogen verlaten ende hem de Novo addreffeeren aan den voorfz. Gerechte , omme voor denzelven Gerechte te Procederen , als of geen Proces voor den Krygsraed 'aangevangen en ware geweeft-, Zoo is by de voorfz. Froedfchaps, ampt die van den Gerechte der Stad Utrecht, na refumptie van 't voorgaende gebefoigneert, met de voorfz. aclen, daartoe dienende, te voren aan zyn Ilooggemelde Doorluchtigheid doen overleveren , en na genomene rype deliberatie 'eendragtelyk met gelyke Jlemmen gerefolveert, dat in 't poincl van 7*'.  ( 53 ) Jurisdiclie nopende civiele schulden by den voorfz. Gerechte, zoo wel Jurisdiclie geèxerceert mag worden over de Soldaten binnen Utrecht garnisoen houdende, ende zoo lange zy aldaer haer Residentie hebben als over andere BuRGERS ende Ingezetenen derzelver Stad gelyk tot nog toe- en langer als menschen memorie gedenken kan,continuflyk geschied is, zonder te konnen amplecleren voorfz. geproponeerde middel van accommodatie , als *t welk zoude firekken tot abdicatie van de Jurisdictie der voorsz. Stad , contrarie 't voo rgaende gebruik^ welk gebruik niet alleen conform en is de befchreven Rechten, maar ook de Ordonnantiën en da Coflumen 's Lands van Utrecht , die de Krygsraed meest onbekend zyn en na, dewelke nogtans in de voorfz. zaeken recht gedaen moet worden , zoo wel ter eerfter infant ie van den voorfz. Gerechte , als in cas fan bezwaerniffe ende appcllatie by den • Hove Provinciael van Utrecht, welk middel van Appel de Aanleggers in civiele zaeken zoude worden benomen , indien derhalven privative voor den Krygsraed geprocedeerd zoude moeten worden: dan, omme den Soldaeten alle middelen vanklagten te benemen in reguard van hflen, die zy  C 54 ) geroepen ivezende voor den voorfz. Gerechte, nogtans door haar eigene faulte, moeten fuflineren , zyn die van de Vroedfchappen en Gerechte voorfz. te vreden van nu voortaan laft te laten aan den Secretaris des voorfz. Gerechts , dat alle de zaeken jegens de voorfz. Soldaeten ter rolle gebragt zullen worden , opgezonden ende gerenvoyeert voor eenigen daartoe by den voorfz. Gerechte te committeren , die part hy en voor ben luiden zullen ontbieden , fommierlyk horen ende accordeeren , is '| doenlyk , ende indien die niet rapport zullen doen, omme daarop de plano regt gedaen te worden , met zoo weinig kojlen als rf doenlyk wezen zal: ende dewyl de Vroedschap ende dievan den voorsz. Gerechte Eedshalven geen abdicatie of inf k actie van haer immemoriael wel hergebragte ende gefossideerde Jurisdictie en konnen toesta e n , zoo wordt ook vaflelyk vertrouwt , dat zyne Hooggemelte Furjlelyke Doorlugtigbeid , met ook zyne Genade , Ernjl Cafimir , Graef van Najfouwen , Feldmaerfchalk der vrye Fereenigde Nederlanden, ende die van den Krygsraed hem met deze Refolutie, ende het middel van Accommodatie daarby vervat, zullen genoegen laten, ende dat Zyne Furjlelyke Doorluchtigheid het zelve zal helpen hantholden , volgens de Inflruclie Zyne Furjlelyke Doorluchtigbeyt, als Stadhouder vun de Provincie van Utrecht verleend, enz. Wat  ( 55 ) Wat zegt UWEd. Geftr., wordt hier door het fraei zamenftel, of, zoo Gy liever wilc, dit eerfte gedeelte van het verhael van den Heer Paulus niet ten vollen beveiligd ? — Of blykt uit deeze merkwaerdige Refolutie van de Utregtfche Vfoedfchap in tegendeel , dat het van den beginne in gebruik is geweeft Militairen over civiele zaeken voor den Borgerlyken ordinaris Rechter te recht te roepen ? — 'c Was, zegt de Vroedfchap , tot nog toe - en langer als menfchen geheugen gedenken kan continuelyk gefchied. Militairen , te Utregt Garnizoen houdende , nopende civiele fchulden , voor ft Gerecht der Stad te recht to roepen. Maer deeze Refolutie , bindt nog des te fterker , om dat dit gefchil des tyds aen de zyde van den Krygsraed in 't midden is gelaten , en men niec vindt, dac daer cegen verder eenige beweging gemaekt is; jae, deeze Refolutie doet hier alles af, om dat zy , zoo als uic de dagtekening blykt, genomen is , in een tyd, dac Zyne Furftelyke Doorluchtigheid , in deeze Refolutie vermeld , zyne rechten zeer wel wilt te doen gelden. Jae maer , gaet men voort , de Party • Boeken van den Raed, inzonderheid (want hier fchync men een zonderling gewigc aen te willen geeven) tuff'chen de Jaeren 1650. en 1672. zyn vol van Vmniffen, gewezen in civiele zaeken , en wel in zaeken van allerlei natuur — zonder dat men vindt, dat de bevoegdheid van den Raed, of D 4 van  C5ó ) *oan den Hoogen Krygsraed, of van byzondere Krygsraeden , ooit in twyffel is getrokken. Hec zy eens zoo, Wel Ed. Geftr. Ueer,'cgeen ik echter niec toe ftae ; 'c zy eens zoo, dat de Party • Boeken van den Raed vol zyn van Vonnifien in civiele zaeken gewezen , maer bewyft dac dan teffens , dac die Vonniffen geweezen zyn fciente principe, of met kennis van den Rechter, onder wiens grondgebied dezelve eigenlyk thuis hoorden ? blykt 'er teffens , dat zulks niec ge- fchied is vohnte Actore ? om dac'in zoodanige gevallen een Rechter nooit van inactiviteit kan befchuldigd worden , naerdien hec handhaven van "Jurisdictie dan eerft noodzaekelyk worde, wanneer de Burger en Ingezeten zich op dezelve beroepen. Maer volenti non fit injuria. Deeze voorbeelden dan, Wel Ed. Geftr. Heer, van Vonniffen door den Raed of eenig andere militairen Rechter in caufis civilibus gewezen, zouden dan, indien zy iets zullen uitdoen, moeten gewezen zyn mee voorkennis van den Rechcer , die anders de Judex Competens zoude geweeft zyn, en niectegenftaende de Actor de zack voor zynen ordinaris Rechter hadt zoeken aenhangig te mae- ken. Maer, behalven deeze Rechtsgeleerde aenmerkingen ; waer uic blykc , dac deeze Von-' niffen gewezen zyn in zaeken , die in de Provinciën , zynde integreer ende Leden van den Staec, en niec in de handen van de Generaliteit, thuishoorden ? — Want inec opzigc coc de laeclte zou de  ( 57 ) de bevoegdheid van den Raed miflchien op beter, grond kunnen verdedigd worden. — Of zou men van deeze Vonnilfen ook niec kunnen zeggen , 'c geen de Heer Paulus mee opzicht toe hec gebeurde ce Delfc (waer van hier voren meermaelen) gezegd heefc: dat men, naemeiyk , van de omftandigheeden dier gevallen niet gencegzaem onderrigt is , om daer uit volftrekte gevolgen te trekken. — Althans, Wel Ed. Geftr. Heer, indien Gy de moeite belieft ce neemen, om de Party - boeken der byzondere Hemmende Sceeden , daer ooic militie in Garnizoen geweeft is, op te flaen , zulc Gy daerin een meenigce Vonnilfen vinden, geweezen in civiele zaeken, waerin de Militairen Gedaegdens zyn geweeft , en dac over allerhande natuur van zaeken : over Schulden en Pratenfien ren lafte van Militairen : over concurrentie en preferentie vau Crediteuren in in» jolvente Boedels, enz. enz. : ik althans heb daer van , niec alleen in Holland en Utregc, maer zelfs in Gelderland (i) en Overyflel , meenigvuldige vooi beelden gevonden. Eindelyk, befluic de Heer Paulus, omtrent aVt welk men geen één voorbeeld zal kunnen bybrengen , waerby de bevoegdheid van den Raed van Stae- ( O Omtrent Gelderland vergelykt zelfs den Heer vaw Hasselt Militaire Jurisdiüie p. 177. D 5  ( f») Staeten , of Hoogen Krygsraed. of van mindere Krygsraeden in twyffel is getrokken. Dog (het ipyt my, dat dit flot my een woord uit den hals hack , dat ik uit wacre achting en eerbied voorden Schryver liever gefpaert hadt) hier geloof ik haeft, dat de Heer Paulus volkomen de gek met ons fteekt, of, op zyn beft genomen , zich zeiven heefc vergeten. Want zyn Wel Ed. hadt op die zelfde bladzyde in een noot eene Refolutie der Staeten van Overyffel aengehaeld , waerby die zelve Heeren Staeten in ernftigfte bewoordingen hadden verklaert, nooit te zullen gedogen, dat eenige V zy hooge oflaege Krygsraed , of iemand anders , zich in deeze Provincie eenige Jurisdictie aenmaetige c i v i e t, e zaeken, als behooren- de tot de ordinaris justicie, enz. Zyn Wel Ed verheft de cordaetheid dezer Refolutie en bckragtigd dezelve met de voorbeelden van den Vacndrig Spahn 1758 , Lieutenant Dannenberg 1760 , en Sous Lieutenanc Mahu (a) — Hoe kan men dan zeggen , dat 'er geen één voorbeeld zou kunnen voor den dag gebragt worden , waerby de bevoegdheid van den Militairen Rechter in civiele zaeken was in twyiiel getrokken? —■ Maer hoe zal men dit vooral kunnen (a) Verklaehing bib Uniï, II. Deel, vu. Art. pag. 13 a.  ( 59 ) nen goedmaeken, 'na dat men de Refolutie der Utregcfche Vroedfchap , zoo even bygcbragc, in alle haere omftandigheeden zal hebben gelezen ? — Ik, voor my, zie 'er geen kans toe , en achte den Heer Paulus, te kundig en oprecht, om, indien cr al geene zulke treffende voorbeelden voor handen waren, de wettigheid dezer wyd ujtgeftrekte Militaire Jurisdictie coe te ftemmen , uit hoofde dat een zeker ligchaem zedert eenigen tyd zulk een recht geufurpeerd hadc om deze Militai¬ re Jurisdictie, zo als zy thans worck geoefend , als befiaenbaer met de Voorrechten , Gerechtigheden , Ufantien , politie of Juftitie , met het geen daer aen kleeft man deeze Landen in *t gemeen of van eenige Steden of leden van dezelve in 't byzonder, en overeenkomftig met den aert eener vrye Republieke, te verdedigen. — Jae, ik zoude my geweldig in het Character van dezen Schryver bedriegen , wen hy met een onverfchillig oge de fteeds toenemende magt van deze Rechtbank befchouwde —1 terwylik, voor my, tn Land en Volk zoude beklagen by V welk men genieten en bevoegd zyn voor woorden van dezelfde betekenis zoude willen doen doorgaen — in *t welk elk bevoegd zoude zyn , tot 't geen hy d o e t s/ kan, om hec gezegde' van den Edelen van der Capellen het myne te maeken (a). Nu. ( 'fing zyn kan. Anders weet UWEd. Geftr. dat de fteller der voorgemelde Memorie de uitgebreidheid der militaire Jurisdictie op het Romeinfche Recht voornaemelyk gegrond hadt , op eene wyze echter , die aen die geenen , welke de toepafling van dat recht ook op dit ftuk niet afkeuren , grootendeels mishaegt heefc. De Heer Paulus ondertufichen heefc door deze coeftemming getoont, dat hy het waegen durfc zelfs te denken , en verre af is van 'c gevoelen dier geenen , die meenen , dac men geene andere dan voor lang betredene paden moet bewandelen. - 1 Hier by zal ik hec, Wel Ed. Geftr. Heer, voor deeze reis laten, cerwyl ik U deze en geene overblyvendè aen'merkingen hoope mede ce deelen, wanneer ik de gronden voor U zal openleggen, op welke de Schryver van de la Richeffe de Hollande, de uitgeltrektheid dezer jurisdictie zo ongelukkig als onoprechc getracht heefc te verdedigen. . Hec geen ik UWEd. Geftr. nog ce zeggen heb is van ce veel omflags \ om by dezen Brief te kunnen gevoegc worden : terwyl het gewigt der ltoffe , welke nog overblyfc, vordert, dat ik my nog wac bedenke. Die mee Paulus toe een hoofdtreffen koomen wil moec wel uitgeruft en zeer voorzichtig in den aenval weezen. Maer hec punt, waer over ik zyn Wel Ed. in mynen volgenden denk te onderhouden, is, of ik bedrieg my, een der ingewikkeldite en wezenlykÜe, welke in'c werk van  ( 64 ) van dien fchryver voorkoomen. Dog laet ik niet voor uic loopen , nog UWEd. Geftr. Nieuwsgierigheid ce fterk gaende maeken. lk heb de eere my mee byzondere agcing te cekenen , Wel Ed. Geftr. Heer, m UWEd. Gefir. Onderdae- den 4. Mey nige en Dienjlvasrdige . 1778' Dienaer, Q. N.  (es) TWEEDE BRIEF. Wel-Ed. Gestr. Heer! Toen ik raynen voorigen aen UEd. Geftr. eindigde , hadt ik my niet verbeeld , dac hec opftellen van den tcgenwoordigen , die ik nu gae affchryven , zoo veel werks , zoo veel denkens en overlegs zou gekoft hebben, fchoon hy op verre nae zoo grooc niec zal wezen , als den> voorgaenden, heb ik 'er veel meer cyds aen, moecen befteden ; Terwyl myne agting voor den weergaloozen Verklaerder der Unie zederc de vervaerdiging van deezen Brief nog oneindig is toegenomen. Hy heefc hec zeldzaem vermogen, om alle zyne fchranderheid tot een zeker midderir punt te bepaelen , en daer door eene kragc eri fterkte aen zyne betogen by ce zetten , welke 'c my niec verwonderd , dat zommigen zoo zeer getroffen heefc , dac zy in vermoeden zyn gevallen, dac nog anderen de hand in 'c opftellen van dit werk moeten gehad hebben. En indedaed de bondigheid , in die moete als men dezelve in fchrifcen van den Heer Paulus aentrefc, is zoo weinig 'c Caracler van Jonge lieden, en een zoo zeldzaem verfchynzel in onze Jonge Praclifyntjes, dac ik de eerfte zou zyn , die de egtheid van die werk op zynen naem zoude tegenfpreken , zoo £ 4ra  ( 66 ) dra maer iemand daer voor eenige andere waerfchynelyke reden , dan zyne Jongheid en onder» vindingloosheid , zal weeten te geeven. Myne eigenliefde zelfs heeft my dikwyls doen wenfchen, dat dit moge gebeuren , om dat ik my den tyd dan eerder zou hebben kwytgefcholden , welke ik nu heb moeten hefteden tot het weerleggen, van eenige pajfages van 't werk van eenen Schryver , die ik in de Jaeren beneden my zien moec. Maer deze Inleiding, begrypt UEd. Geftr.zeer wel, doer eigenlyk niets ter zaeke. Dit beken ik volmondig. Maer wie ontdoet zig niet gaern van de denkbeelden , die hem door den geeft vliegen ? Ik ben tegenwoordig , na het befladeeren van mynen Aucheur, zoo door verwondering opgetogen van zyne bekwaemheid , dat ik my vecltyds niet onthouden kan onder myne Vrienden en op pullicque plaetfen in zynen lof uic te weiden -t waar door ik vreeze , dac de Schryver van deze Brieven haeft zoo fchielyk aen 'c Publiecq, als aen UEd. Geftr. bekend zal zyn. Ondetcuffen , om niec langer ce draelen , het punt , waer ik UEd. Geftr. by dezen denke ce onderhouden, is betrekkelyk tot het gefchil: Hos verre de vryheid of verpligting der Bondgenooten gaet, in 't inwilligen der eens vaftgejlelde ^uote ? Een gefchil, 't welk de Heer Paulus behandelc op het negende Artykul van de Unie , §. VII., of //. Deel, pag. 169. volg.  m Wy hebben in ons voorig deel, „ zegt daer „ deze kundige Schryver, ook gezegd , dac de „ Unie geene befchikking voor alcoos gemaekc „ heefc, of kon maeken , omcrenc iets, waerin „ elk Jaer verandering kan aenbrengen ; en dac Quoten nimmer, dan voor zekeren cyd, by „ voorziening, zyn vaftgefteld. Doch zoo ze„ ker , als dac is : zoo zeker is 'c, aen den an„ deren kanc, dac de Provinciën zoo maer pro „ arbitrio niec bevoegd zyn, om de eens {maer „ voor een tyd) vaftgeftelde Quote te verminde„ ren , en , by gevolg , de vaftgeftelde laften ,, van de Unie onbetacld ce laten. Neen! Eene „ Provincie , welke zig te hoog aengeftagen re,, kent in de gemeene laften , is , op fundament „ van de Unie , wel bevoegd , om te vorderen, „ dac men haer , zoo veel 'c noodig is , ontlas- „ ce. • Zy toch , wanneer zy de geftelde „ Quote op zig nam, kon zig niec verder ver„ phgeen , dan zy in ltaec zyn zoude , dezelve „ te dragen: terwyl, daarenboven, alle verplig„ tingen per se ophouden van kragt te zyn „ zoo dra zy tot onzen openbaren ondergang „ zouden jlrekhn: gelyk wy dit op eene ande„ re plaets aengetoond hebben. Doch zooda„ nige Provincie is verphgt, van dit haer onver„ mogen aen de overige Bondgenoten volkomen „ te doen blyken , mee hare Financien voor de„ zelvcn, op eene kordaete wyze, open te leg» gen , ten einde , in eens , alle wantrouwen m weg te nemen. Want in gevalle gy zegt regt  ( 63 ) „ te hebben , om van my te eifchen , dat ik U „ helpe : is 'c, naer rechten , onwederfprekelyk, dac gy my van uw goed recht moec doen bly- ken. Maer , in 'c gefielde geval, is 'er geen „ andere weg overig > om zulks ce doen , dan ,, uwe Financien, op eene cordaete wyze, voor ,, my open ce leggen. Hec fpreekt dus van zelfs, „ dac gy daer coe gehouden zyt. " ■ Uic deeze leere , in de aengehaelde plaets opgefloten , trekt hy vervolgens dit gevolg: ,, dat 3, zoo eene Provincie , welke meent te hoog aen- geflagen te zyn in de gemeene lallen van de Unie , verpligc is haer onvermogen aen haere „ overige Bondgenooten te bewyzen : de overige ,, als dan ook bevoegd zyn, om dit onvermogen al of niet gegrond te verklaeren. En, zoo zy „ dit wederom zyn, dat de klagende Provincie als „ dan verpligc is , zig aen dat oordeel te onder- werpen , of, zoo die te hard mogce fchy„ nen , 'c ftuk aen onpartydige Zegsmannen ce verblyven. " Om korc ce gaen. De geheele fufienué van Paulus kome hier op neer: „ Schoon V ,, waer is, dat de Bondgenooten, door V op zig nee„ men van eene zekere Quote in de gemeene laften „ der Unie , niet konnen aengemerkt worden zigvERDER of langer te hebben willen ver,, plichten, dan zy meenen zouden,dat deeze Quote aen hun vermogen gee'venredigt was \ „ is 'r egter zeker , dat zy de overige Bondgenoo„ ten van hun onvermogen , em hunne Quote lam  C 69 ) langer te blyven hetaelen , moeten verwittigen „ en overreden; en, dat deezen dus geregtigd „ zyn , om dit onvermogen , deeze klagte , al 5, of niet gegrond te verklaeren, of, met andere „ woorden, 't verzoek der SUPPLIANTE j, te wyzen van de hand. UEd. Geftr. ziet dus, dat het hier alleen aenkomt op de faffage, welke ik zoo even , woordelyk uitgefchreven, voorgedragen heb. Gaet het bewys , in dezelve opgcfloten , door , dan is eo iffo bewezen, 't geen de Heer Paulus nopens die punt verder gezegd heeft. Maer, ontvalt hem dit bewys , zoo als deezer tyds (met eerbied) vertrouwd wordt, dan vervalt te gelyk dac {alles , 't welk hy op dezen grondflag gebouwde heefc. Ondercuffen, Wel Ed. Geftr. Heer, wil ik wel bekennen, dac de leere van Paulus zeer aennemelyk is voorgefleld , en zoo fyn aengedrongen, dat ik dezelve verfcheide maelen heb gelezen en overwogen , zonder hec manke zyner redenering te bemerken, en dac niec cegenflaende de Helling zelve my van den beginne , zoo wel als UEd. Geflr., zeer gefloten hadt. En zoo fchynt 'c ook, toe myn innig genoegen , gegaen ce zyn mee zoo velen, als ik over die gevoelen van den Heer Paulus heb onderhouden , wanc fchoón verre de meeften omcrenc het zelve met onzen Aucheur verfchilden , heefc my egter niemand de reden konnen zeggen , wan om hy meende , dat de redenering van Paulus geen Heek konde houden. E 3 In  (7°> , In de behandeling des gefchils : Hoe verre- de verpligting der Bondgenooten gaat, in 't inivilli • gen der- eens vaftgeftelde Quote? komt.'er alleen op aen , dat men doe zien , welk hec oogmerk der Bondgenooten geweeft zy by hec regelen dier refpeclive Quotes Wanc, hebben zy een oogmerk gehad , dac elk de Quote, welke hy coen op zig nam, zou blyven dragen zoo lang hy daerin niec door een waeragtig onvermogen zou belee worden (gelyk die door den Heere Paulus behendig onderlleld worde, zonder hec te bewyzen , en welke onderftelling dan ook hec eigenlyk gebrek zyner redenering uitmaekc), dan is hec gevolg op deeze onderftelling gebouwd zeer zeker wettig. Maer wacr uic blykt die oogmerk? Waer uic zal men hec zelve afleiden ? De Heer Paulus, zeg ik , onderfteld dezelve, maer geeft 'er geen fchyn van op ; hy zoude crouwens door die ce beproeven , zyne eigene zaeke verraeden , en den Lezer gewaerfchuuwd hebben om toe ce zien , dac hy door eene ce voorbaerige coeftemming der beginfelen van dezen Heer, niec gedrongen werdc derzelver gevolgen ce beamen. — Is hec 't oogmerk der Bondgenooten niec veeleer geweeft , dat elk hunner zyne Quote zoo lang, en niet langer, zou blyven dragen , als dezelve geevenredigd bleef aen d e qjj ote der overigen? Ikwil Zeggen , hebben de Bondgenooeen by hec vaftftellen der refpeclive Quotes dezelve niec geevenredigdc natr  maer maete van elks toenmaelig vermogen? Hebben zy dus niet gewild , dat wanneer eene Provincie, Holland by voorbeeld, in vermogen toenemende , en de overige in dezelfde omftandigheedcn blyvende , waer in zy , by 'c vaftftellen der Quotes waeren, dusdaenige Provincie genoodzaekt zou zyn, naer evenredigheid van de vermeerdering van haeren welvaert en vermogen , de Quotes der overigen te verminderen ? want zoo de magt , welvaert en t vermogen , (en dit zal zeer zeker niemand tegenfpreken) de rigcfnoer zyn moet in de bepaeling der Provinciaele Quotes, dan volgt van zelfs, dat dezelve naer die evenredigheid ook ryzen of dalen moeten.' Dit, zeg ik , was het oogmerk der Bondgenooten by het regelen en bepaelen van elkanders Quotes. En dat ditwaerlyk het oogmerk der Bondgenooten was , blykt daer door , om datze onmooglyk anders weezen kon. Want een van twee: of de Bondgenooten moeten , zoo als de Heer Paulus ftelc, by het regelen der laettte Quote in den Jaere 1612 en 1616., 't oogmerk gehadt, en zig daedelyk verbonden hebben , om de Quote, welke elk toen op zig nam , zoo lang te blyven dragen, als hy kon : of zy moeten , zoo als ik my verbeelde , gemeend hebben , dat elks Quote ryzen of dalen zou , naer maete zyn vermogen toe - of af nam : dat eene , of meer Provinciën in aenzien en magt klimmende , naer £ 4 dis  die evenredigheid ook meer in de laften der Unie diagen , en de overigen zoude ontlafien : mee één woord , dac de Bondgenooten gemeend hebben , dac de Vermindering van vermogen niec alleen iemands Quote moeft verligten , maer dac de vermeerdering van welvaerc en magc iemands Quote ook moeft verzwoeren. Scelc men nu het eerfte , dan is 'c zeker , dac de refpecltve Provinciën de Quote, welke zy eenmael op zig genomen hebben , moeren blyven dragen , al was 'c, dac eene of meer van dezelve , door 't toenemen van haer vermogen , in ftaet waeren , om cweemael zoo veel op te brengen ; Al was 'c, dac Holland, welk gewelt thans ƒ 57. in 'c honderd becaeld , in ftaet was, om mee dezelfde gemaklykheid ƒ 70 of 80 ce betaelen. Maer wie zal dit ftaende houden ? — Toen men de Quoten regelde , moeit Holland zoo veel alleen op zig neemen , als alle ce zamen , om dat dit Geweft 't magtigste van allen was. En, men zou niec gewild hebben , dac iemand in 'c vervolg , fchoon in middelen van beftaen oneindig toegenomen , uic dien hoofde, en naer die evenredigheid , zou bezwaerd worden! enz. — Die zou de ongerymdheid zelve zyn. Maer itelc men hec tweede (en dit blyfe alleen over) , dac elks Quote zoo wel ryzen als dalen moec, naer maece dac zyn vermogen toe of af» neemt \ dan vervalt ook die Helling, dac eene Provincie , welke zig te hoog aengeflagen rekent m de  C 73 ) de gemeene laften , en buiten ftaet meent te zyti haere Quote langer te blyven dragen j genoodzaekc zyn zou van dit haer onvermogen den Rechter genoegzaem te doen blyken , door namelyk haere Financiën op eene cordaete wyze voor de andere open te leggen , en te laten beoordeelen. In tegendeel, dan heeft niet alleen eene Provincie , welke Zig buiten ftaec rekent langer haere Quote te blyven opbrengen , maer zelfs alle zoodanige , die zig verbeelden , dac de magt van deeze of geene Provincie , zedert de bepaeling der laetfte Quote niec weinig is toegenomen, 'c rechc, om ce eifchen, dac men haer ontlafte , en dat ieder zyne huishouding, op eene cordaete iayze , voor zyne mede Bondgenooten open legge , ten einde zy onder elkandercn , by gemeen overleg, of elks Quote naer evenredigheid van de vermeerdering of vermindering van elks inkomen, verhoogen of veriaegen, of, zoo zy hierin niet eens konnen worden , de uitfpraek aen onzydige fcheidsmannen verbleeven werde. 't Is dan niec al¬ leen de pligc van die Provincie , welke haer onvermogen voorwenc, en zich , na evenredigheid der anderen, ce hoog aengetlagen rekenc, haere Financien , op eene cordaete -wyze, gelyk de Meer Paulus zich uitdrukt, voor haere meede Bondgenooten open te leggen ; maer 't is ook de plicht der overigen , om zulks insgelyks te doen , op dac daer uic mee eenpaerigheid geoordeeld werde , of zy, in evenredigheid met de overigen, E f waer«  <74) waerlyk beweeren kan te hoog aengefiagen te weezen. Het blykt uic de hartige verklaering der Zeeuwen den afgevaerdigden uic den Raed van Staeten gegeven , dat deze Provincie in 'c zelfde gevoelen Hond. „ Zeeland, zeggen zy , hadt zo „ lang het bloeide in neering , haere Quote , „ fchoon wy hoog, gretig opgebragc ten nucce „ der gemeene zaeke , doch dac zedert de Koop„ handel hun verlaten hadt, en hunne middelen, ,, by gevolg van Jaer toe Jaer verminderd waeren, „ zy buiten ftaet waeren hunne voorige Quote op „ te brengen : dac zy egter bereid waeren , om den fiaet hunnes lands open te leggen, mits — de andere bondgenooten het „zelfde deed en — en vervol- „ gens, dac zy den Bondgenoten opening zouden doen van hunnen toejland, wanneer dezen insgelyks daer toe vërstaen wil„ den (a). Wanc zoo de Provinciën zich niec verbonden hebben, om haere Quote zoo lang te blyven opbragc, als zy zouden konnen , maer alleen zoo lang , als deeze Quote geëvenredigd bleef aen die der anderen ; dan is 'c zeker, dac eene Provincie , welke, uic hoofde van onvermogen , om vermindering verzocht, zoo wel 'c rechc heefc, om van de overigen ce vorderen , dac zy haere financiën open leggen, als deezen vermeenen zullen van haer O) Jeannin Neget. T. IV. p. 165. by Paulws Yerklaring der Unie T. I. p. Z42.  ( 75 ) haer te moogen eifchen. Zy heefc dit rechc, om dac zy niet verpligt is in de gemeene laften naer evenredigheid van haer vermogens meer ce draegen , dan de overige. En de overige hebben die rechc ook om dac zy wederkeerig niec gehouden zyn , zich uic infehikkelykheid voor haeren mede Bondgenoot ce bezwaeren , by aldien zyne Quote in evenredigheid van de haere niec ce hoog kan gereekent worden. Wanneer dan eene Provincie klaegc over onvermogen , om haere Quote langer te dragen , of meent, naer evenredigheid van anderen , te hoog gequotifeerd ce weezen, moec hec oordeel over de al of niet gegrondheid van die voorgeven , zoo als Paulus wil , niec alleen ftaen aen de overige , maer aen allen te zaemen. Te weeten , zy moeren alle hunne Financien openleggen, alle ce zaemen elkanders Quote bepaelen, alle ukfpraekdoen, of, zoo zy zich desweegens niec konnen verftaen, de uitfpraek aen onzydige fcheidsmannen verblyven. Zy hebben alle even veel rechc, om dat zy 'c Regtersampc nooic aen de niet klaegende verbleeven , maer 'c Rechc aen zich gehouden , hebben, om , zoo dikvvyls als zy zuiks zouden goedvinden; zoo dikwyls al zy konden meenen , dac hunne Quote naer evenredigheid van anderen te zwaer was, of dat zy in 'c geheel onvermogende waeren , om dezelve langer op te brengen ; elkanders huishouding en inkpmlten na te zien , en dienvolgende de refpeclive Quotes te bepaelen. Maer  (76) Maer de (telling van den Heer Paulus moet nog fterker treffen , daer hy in 't eerfte Deel van dit werk pag. Z34. volg., zelfs in 't breede heefc aengevvezen , hoe 'c mee de Quotes van tyd coc tyd gegaen is ; waer uic middagklaer blykc, dac hec 'c oogmerk der Bondgenooten van den beginne af aen geweeft is , Quotes (legts voor eenen korten tyd valt ce (lellen , en dezelve celkens weder over te zien, en ce verfchikken,nae maete van den aenwas of vermindering van 'c vermoogen der refpeclive Provinciën. — Maer vooral aenmerkelyk is de paffage , welke hy 'er op die (tuk byvocgc , en welke 'c der moeice waerdig is hier woordelyk in te laffèn. Soortgelyke twiften, gaec hy Pag- 242- voorc» over de hoeveelheid der opIrengften ter Generaliteit, hebben federt 't begin van den oorlog vele oneenigheid, zelfs ver wy dering , gebaerd, onder de vereenigde Provinciën , zonder dat men daer in had kunnen voorzien, dan voor eenen korten tyd , na lang twifien , en onder uitdrukkelyk beding ,dat men'er alleen in toestemde, wegens den nood der tyden, en vreeze voor den v y a nd. Want, fchoon de de Unie de gezamenlyke Provinciën wel verbindt, om malkander, met alle magt by te flaen ; bepaclt zy nog» tans de proportie niet, naer Welke elke Provincie moet opbrengen in de gemeene laften. En geen wonder ! naer dien ze niet eens voor al beftellin» ge kon maeken, omtrent iets, waerin elk Jaer ver- ande»  (77) andering kon aenbrengen : geJyk ook zeer vele veranderingen daer in voorgevallen zyn , en 't geheele werk van DE QlTOTES NOOIT anders, dan VOO II EEN TYD, v aft ge field is. Zoo nu 'c geheele Werk van de Quotes nooit anders, dan voor een tyd , is vaftgefteld geweeft , hoe hangt 'c dan aen malkander op eene andere plaets met zoo veele woorden te fchryvcn , dac geene Provincie om eenige vermindering in haere Quote verzoeken mag , als uit waere on~ •vermogenheid ? Hoe hangt 'c aen malkander op de eene plaets ce fchryven , dac de Quotes flegts zullen proviftoneele fchikkingen zyn , waer in elk jaer verandering kan aenbrengen ; en op de andere , dac deeze Quotes zoo lang moeten valt blyven , toe dat eene Provincie aen de overige volkomen betvyze , dut zy dezelve niet langer kan dragen ? Hoe hangt het dan aen malkander , op eene andere plaets te fchryven , dat de overige Geweften over dat onvermogen alleen regters zyn , daer elk Gewelt in deeze Quote nooit anders heeft rocgeftemd , dan onder uitdrukkelyk beding , dat zulks alleen gefchiedde , wegens den nood der tyden , en vreeze voor den vyand ? Hoe ftrookt zulks mee de Souverainiteic der overige geweften? Eindelyk, flrydc hec niec lynregt tegens malkanderen op de eene plaets ftaende te houden , dat een Provincie niet langer gehouden is haere Quote te blyven opbrengen , dan zy de- zei:  C 78 ) zelve geevenredigd rekent aen die der overige Geweften ; en op eene andere , dac zy zoo lang aen deeze Quote gehouden is, als de overige V zullen goedvinden? Deeze cegenflrydigheid is ce zigcbaer, om 'er langer op Uil ce ftaen. Zoude de Heer Paulus de ongerymdheid van die gevoelen hebben willen aentooncn , onder den Ichyn van hec zelve ce verdedigen , cerwyl hy in het eerfte deel van zyn uitmuntend werk op hec Vyfde Artikul de duidelyke gronden hadc open gelegd, op welke hec cegengeilelde lteunde ? dan zullen wy reden vinden — om welke hy, in hec Tweede Deel, Artikul IX. bl. 172 en volg., de gevolgen van die gevoelen oncwikkelc? Wacdunkc U, Wel Ed. Geftr. ? zoude men hier op onzen Vriend hec gezegde niec mogen coepaffen — difficile eft Satyram non fcribere ? Zoude de Heer Paulus kunnen voorwenden onkundig re wezen , dac de byzondere Provinciën Van cyd tot tyd beweerd hebben „ dat de overige „ Bondgenooten , als Rechters geen gezao- coe„ koomc of kan toekomen, om over het vermo„ gen of onvermogen der byzondere geweften „ in 'c al of niet opbrengen der Quotes te oordee„ len?— zulks zoude zyn Ed. kunnen beweren, was hy gelyk anderen , min bekend mee de Registers der Hooge Collegien van onzellepublieke . Zyn dezen Heer geene deduclien en remonftrantien van Zeeland, Utrechc en Friesland bekend, in welke men zich heefc beroepen op deze evenredigheid  ( 79 ) ïieid in het dragen der lasten ? ik wenfchte in dezen van zyne onkunde overtuigd te wezen. — zoude zyn Ed. geene kennis gehad hebben aen de Zeeuwfche Refolutie van den 7. Auguliy 1773. met betrekking tot de augmentatie van de Troupes van den'ftaet, welke van dit gevoelen al haer kracht ontleent ? men leze hec advies dezer Provincie ter dezer materie, ter Generaliteit ingebragt — in 'c welk deze Vaderen dbs Vaderlands vertooneri — „ dat de Heeren Staeten van Zeeland zich zeer „ bevreemd hebben , hoe hunne Hoog Mog., die 3, zedert 'Jaeren heriuaerds menigvuldige gelegen„ heden gehad hebben , om overtuigd te zyn van de rechtmaetigheid van Zeelands klagten over „ haeren te hoogen aenflag in de Generaliteits laften , nochthans aen deze Provincie hebben gelieven toe te zenden een Plan, wiens conclufte de lasten zoo merkelyk zoude vermeerde,, ren , zonder te gelyk een middel aen de hand te geven , waer door de Quote van Zeeland „ zoude kunnen gefubleveerd worden , en zonder „ dat de Bondgenoten de minfte voldoening gege„ ven hebben op de verdere reeks van wel gefun"„ deerde bezwaeren — zo menigmaelen geremonflreerd , en noch onlangs by eene circulaire mis5, five aen de Provinciën met nadruk gedetail- j, leerd. Dat immers de Bondgenoc- j, ten behoorden te begrypen hoe weinig ■ beftaen'baer het zy met de gronden van vereeniging „ van  (8o) „ van dit gemeenehefi — wanneer men aen den „ eenen kant zoude voortgaen de Provincie van „ Zeeland door petitiën op petitiën te belasten , en aen den anderen kant zoude uitftellen gehoor „te geven aen de rechtmaetige grieven, van die „ zelfde Provincie, die ten overvloede — „ tot volle convictie toe getoond j, heeft, zelfs ordinaire lasten van de Unie te hoog gequotifeerd te zyn: n aen welke men zedert zo veele Jaercn enthou- den heeft de voldoening van importante „ fommen in den voorigen oorlog, tot beveiliging „ van den Staet zo volvaerdig uitgefchoten: — aen welke men geflaedig bedifputeert haere onbe- twijlbaere domeinen en gereduceerde poffeffien ; en vier Commercie door Buitenlanders onder„ drukt te vergeefs de defenfie van het Bondge„ noodfchap blyft reclameeren (#). Dat de Heeren Staeten van Zeeland , zullen zy dit „ alles pajfeeren, en zich vergenoegen met iedele „ remonflrantien gedaen te hebben, te kort zouden „ doen aen de dierbaere verplichting , waer toe de „ zorg voor het welzyn hunner ingezetenen hun in de eerjïe en voornaemjleplaets verbindt, ter- „ wyl (a ) Dezelfde klaege hadden de Zeeuwen al vroeg gevoerd, welke, hoe billyk zy was, by de andere geweften geen gehoor verwierf. Men vergelyke de boven bygebragte Verklaering der Staeten van Zeeland , by P. Pap". ■lus Verklaering der Unie van Utrecht T. I. Artikul V. p, 242.  C Si ) „ wyl het de Provincie van Zeeland weinig zoude. baeten of de Zeemagt der Republieke gedugt r de Landmacht tabyk, en de Veflïng'en f'ormïda-. bel ver ft er kt waeren, zo lang zy een integree„ rend Lid van het Bondgenoodfchap zynde aen haer zelve blyft geabandonneerd, en zo lang „ haere billyke vertoogen zonder voldoening blyven 35 llZien — dat de Heeren Staeten van Zeeland „ gaern erkennen, dat te verbond van ,, vereeniging de Provinciën verplicht, „ om het haere toe te brengen tot de vei- ligheid van bet gantfche Gemeenebeft, maer ook tevens begrypen , dat dit zelfde v e r„ bond tot onwrikbaere grondftagen heeft d e egaliteit tosschen de Pro- vincien in SoüVERAINITEIT en „gezag, de PROPORTIONEELE „contributie na EVENREDIG- „ HEID VAN IEDERS VERMOGEN, j5 en eindelyk de onderlinge bcfcherming van mal„ kanderens rechten , pre eminent ie n en bezittin35 gen ' tegens allen indragt, zo wel van binnen als van buiten en , dat wanneer deze „ grondregelen worden ondcrmynd —■ „ alle andere banden van verplichtinge ook lojfer „ en lojfer gemaekt worden. Was nu elke Provincie verplicht om altyd de eens vaftgeftelde Quote te bepaelen , dan toch, om de woorden van den Heere Paulus op een dier- F ge- ... • ' t. *■-• • «•■p  ( 82 ) gelyk betoog van Zeeland, (a) de myne te maeken, „ dan toch hadt men niet anders te doen „ gehad, dan de Provincie haere verbindenis voof „ ogen te ftellen, en na derzelver inhoud tewerk ,, te gaen , zonder op haer gemaekte zwaerighe,, den eens acht te geveu. Maer het tegendeel is ,, waerachtig. De Heer Paulus echter blyft beweeren — dat de Provinciën verplicht blyven hunne eens vaftgeftelde Quote op te brengen — of aen de overige haer onvermogen duideiyk te doen zien — dat de overige Bondgenoten recht hebben om over dat onvermogen te oor deelen en het zelve al of n i e t gegrond te verklaeren — dat deze, in gevalle zo eene Provincie weigert zich aen deze beftuiten te onderwerpen, jure optimo maximo bevoegd zyn om haer tot het aennemen dier voorwaerden te noodzaeken en tot het dragen van zodaenige laften , of het opbrengen van die Quote , welke zy eertyds gedragen hadt , te houden. Zie hier, Wel Ed. Gcitr. Heer, eene nieuwe preuve ter ftaeving van een voorig gezegde , dac men omzigtig de beginfelen van dezen fchranderen en weergaeloozen Schryver behoort ce toetfen , dewyl men gedrongen wordt alle de gevolgen toe ce ftemmen , zo dra men de gegrondheid zyner beginlelen erkenc heefc. — 'T is 'er zo verre van daen, dac die gevoelen mee de Souverainiteyc der by- («) Ferklaering der ünis II. Deel, pag. 180.  C 83) byzondere geweften beftaenbaer zonde wezen, dat men het zelve myns bedunkens , niec kan verdedigen zonder de gevolgen coe te ftaen , welke dezelve omverftooten. Hier mede meene ik deze taeke voor afgedaen te kunnen houden, en deze fuftenne van den Heere Paulus voldoende weerlege te hebben — ik vertrouwe van Zyne Edelmoedigheid , dac hy, of de tegens zyne gevoelens ingebragte zwaerigheden zal toeftemmen , en liever hec eens verdedigde herroepen dan hec zelve door laege kunftgreepen ftaende houden ; of dezelve uic den weg ruimen , en , in die geval , anderen mee my uic de dwaeling helpen. Vraegt gy , Wel Ed. Geftr. Heer , wien ik bevoegd achce om de gerezene gefchillen omtrent dit zo deücaet pint cc bellitfen, dan vereenige ik my volkomen met den Verkberer der Unie , —1 „ 1. dat er geen altoosduurend middel vaftgefteld ,, geweeft is, om de gefchillen tuffchen debyzonde- re gcwelten volftrektelyk en met gezag te befiif- fen. — 2. dat deze befliffing, in den begin„ ne by voorraed was verbleven aen de Heeren Stadhouders toen ter tyd wezende —• „ 3. dat deze volmagt derhalven bepaeld was tot „ de toenmaelige Stadhouders, en gevolgelyk niet „ konde overgaen op de Heeren Scadhouders, j, die namaels zouden wezen, (a) zon- der Leven van Willem 7. III.Deel, bl. 271. Leven vqü Willem II. II. Deel, bi. 6z6. F s  ( H ) „ der eene nadere benoeming of aenftelling" -f 'c welk alles mee onweerlegbaere bewyzen door den Heer Paulus geftaefd is — terwyl ik zwaerigheid maeke , om even vaerdig toe te itemmen , ,, dat de tegenwoordige Erfltadhouders, uic hoofde van dezelfde betrekking , in welke „ zy itaen coc alle Provinciën — uit hoofde der „ kennis welke zy kunnen hebben van de gefteld- heid van elke Provincie uit hoofde van hec vertrouwen , 'c welk alle de geweften natuur„ lyk in hem ftellen moeten , en uit hoofde van „ den klem , welken hun aenzien aen hunne be- fliffingen kan geven, daer toe de b e vo e g d„ sten zouden wezen. „ Schoon ik geene redenen kan vinden , om ,, den Erfftadhouder in den tyd te wraeken , b y aldien hem eenige andere (onpartydige) „ zegsmannen worden toegevoegd — kunnen „ echter de Heeren Stadhouders in de cyd , zelfs niet uic eene onvolmaekte verplichting „ (jure imperfetlo) tot het beflilfen der ge„ fcbilten zyn gerechtigd " — edoch , dewyl de Heer Paulus zich over dit rechc van arbitrage in hec III. Deel, nader' verklaerd j wil ik liefïl myne verdere aenmerkingen over die ftuk coc die tyd befpacren. lncuiïchen, Wel Ed. Geftr. lieer, kan ik my niec genoeg verwonderen over hec bondig oordeel en de grondige kennis onzer regeeringsvorm van dezen uitmuncenden man, welke in deze agtfte paragraeph van hec negende Ar-  (85) Artikul (a) zo duideiyk doorftraelen, — hy fchynr die zeldzaeme hoedaenigheden in zich te vereenigen , van zich te durven voor de vryheid in de brede ftellen — en onze tegenwooreige confiitu* tie belanggeloos te verdedigen ; de ingeflopcne misbruiken aen ce taften om derzelver voortgang te fluiten — en de voorrechten den Stadhouderen vergunde als derzelver eigendom ongefchonden te handhaven , zonder dat hy de waerheid verdonkere , om eenige party te behaegen. Nu wenfehre ik in tlaet te zyn myn Plan verder te volvoeren. Toen ik deezen Brief begon was ik nog van gedagten iets te waegen tegen de elfde paragraeph van dit zelve negende Artykul , waerin onze Schryver regen den grooten Praficknt van Bynkershoek beweerd , dat eene Provintie geen regt heeft, om op eige koflen, maer zonder toeftemming of hulp der overige , eenen oorlog te voeren. Maer , om de waerheid te zeggen , nae dac ik deeze paragraeph benevens de voorgaende tiende met aendagc en by herhaeling naegelezen heb , oordeel ik beeter dit voorneemen voor als nog te laten vaeren. Op 'c floc van mynen voorgaende fchreef ik , dat die met Paulus een hoofdtreffen waegen wil wel uitgerujl en voorzichtig in den aenval zyn moet; en hoe meer ik mee zyn werk gemeen worde , hoe meer ik meen O) Verklaeringe der Unie, II. Deel, bl. 175 *83« F 3  meen my aeu deezen regel te moeren gedragen. Maer , behalven dar, lydc UEd. Geftr. daer by niets , dat ik hier omtrent, even zoo min als omtrent verfcheide andere ftukken geen woord houde ; want my worde zo ftraks in 'c oor geluifterd, dat een beroemd Hoogleeracr op zekere voornaeme llluftre School in deeze Provincie voorgenomen heefc, de pen voor 'c gevoelen van den Heer Pra;fidenc van Bynkershoek, op te neemen , en die ab ovo ce behandelen. En UEd. Geftr. heefc zoo veele hoogachting voor de kunde en geleerdheid van deezen aen ons Land eerdoenden Profefïör, dac Gy my , des ben ik verzekerd, nimmer om eene andere fchaevergoeding zulc aenmaenen. OndertulTen weet ik omtrenr die tweede Deel weinig meer mede te deelen, behalven eenige lolTe acnmerkingen over deeze en geene byzondere pointen , welke ik aen uw Wel Ed. Geftr. verlicht oordeel zal onderwerpen. In 't vertrouwen van U , Wel Geftr niec te verveelen zal ik nog iets wagen tegen dat gedeelce van hec zestiende Artykul , waerby onze Schryver eenige gevallen zoekc op te geven , waerin de Scaecen Generael zonder conpromis of delegatie van de twistende parcyen zich gemengc en dezelve afgedaen hebben , in gevolge , zoo als hy meenc, van den inhoud van hec eerfte Artykul der Unie* waerby naemelyk , aen den Provinciën alleen verboden worde zich ce bemocijen in gefchillen  C 87) len tuffen eenige Leden van ééne en dezelve Provincie over Privilegiën , Vryheden , Exemtïen , Regten , Statuten , loffelyke en wel hergebragte Coftumen , Ufantien of andere Gerechtigheden voorvallende , zoo lang zich partyen 't recht fubmitteeren ; en waer by de Staeten Generael dus by tegenftelling gerechtigd worden , zich met zoodanige gefchillen te bemoeijen , in gevallen , als partyen zich het recht niet fub' mitteeren ivillen. De Prxfident van Bynkershoek hadt in zyne Queft. Juris Publ. Libr. z. Cap. zi.'f. z6i fc? ]6z. Jèqi gezegt , dat hem geen één voorbeeld bekent was rei, apud ordines generales , sine compromisso vel delegatione, Judicata, int er diffcntientes unius ejusdemque Provincie part es. En hier tegen brengt de Heer Paulus op het voofz. zestiende Artykul §. 5. pag. 2.80, feq. een meenigte van gevallen by , in welke , zoo hy zegt, de Staeten Generael of de Generaliceic sine compromisso vel delegatione zich bemoeid en rechc gefproken hebben. By gebrek van toegang toe de Regiflers van de Staeten Generael en den Raed van Staeten, waer uic de Autheur deeze gevallen gehaeld heefc, en waerop by zich dan ook beroepc, kan ik omtrent verfcheidene dier voorbeelden niets zeggen , dezelve daerom in hun geheel latende, zonder den Heer Paulus van eene moedwillige verkeerde opgaeve te willen verdenken. Doch hy neeme het niec kwae- F 4 lyk,  ( 88 ) ïyk , wanneer ik egter zeg, dat die gevallen, welke ik in publicque Schriften heb konnen nagaen , in geenen deele bewyzen , waer toe dezelve door hem worden aengevoerd ! De beruchte Utregcfche Iliftorie , by voorbeeld , 't aenmerkelykft voorbeeld , 'c welk by hem voorkoomt, is zeer zeker niec zonder compromis of delega.tie der cwiftende partyen door de Staeten Generael beneffens den Raed van Staeten afgcdaen. Die had onze Schryver uic den Heer van Bynkershoek zelve konnen en moeccn leeren. Wanneer men iemand , maer vooral een man van zulken naem , als is de Praefident , wil weerleggen , bchoorc men voorzeker hunne gedugten en bewyzen met geen vlugcig oog gelezen ce hebben. — De Prsefident op de pluets door den H eer Paulus zelve aengehaeld in 't breede aencoonende , dac'er geene gevallen , hem bekend, voor handen waeren, waerin de Staeten Generael zonder compromis of delegatie, en dus zonder hec gezag dier Staecen zelve zich in gefchillen, tuffen Leden van eene en dezelve Provincie voorgevallen, hadden ingebeten , Ipreckc zelve van 'c gebeurde te Utregc; Quid autem efit, zegt hy , quod ordines Generales eorumve delegat i aliquando etiara contra Utrechtanos nonnullos judicarunt, de Ulo judicio exftat epiftola 17. Mart. 1610., es quoque videntur referenda Edicla , tam a Confiliariis Ordinum Generalium Uit. Maj. 1610., quam ab ipfis Qrdimbus piumulgata iy. Aug.  ( 39 ) Aüg. iöii. Perperam, inquies, judicarunt, nam ex d. §. i. Singularum Provinciarum earumve partium quafiiones, nifi de iis tranfigatur , aut ad ordinarium judkem , aut ad arbitros deferend fident (a) , waeren eenige Gecommitteerden uic den Staeten Generael in Friesland: zommi- gen dezer twiftende Friezen vervoegden zich by deze afgezondene Heeren , om ce klaegen ; maer , zo d«a de Friefche Gedeputeerden vernamen , dac deze Gekommitceerden aen de Staeten Generael hadden gefchreven, op den 24 cn 25. February 1668. fchreven zy insge- lyks (s) Qwsjl. Jur. Pub. II. 23. 363.  (.93) Iyks aen de Staeten Generael 29. February 1668. — ferieufelyk vorderende, dat deze Staeten zich in geene zaek wilden mengen ad se non pertinenti, dat zy de gerezene gefchillen reeds bedilt hadden , — e n dat zy ALLEEN indezén de B evoegde Rechters waeren. Zonder dat hun zulks toen ter tyd door den Staeten Generael betwid is. Dit geheele 2311e Hoofddeel , Wel Ed. Geftr. achte ik der nadere overweging van den Heer Paulus overwaerdig. De Heeren Doyen en Bouricius werden zelfs in 'c Jaer 1631. gecommitteert om te verhinderen, dat de Deputatie van Haere Houg Mog. met adfiftentie van Militie achter blyven, en in 't Jaer 1724. 19. February , zonden de Staeten van Friesland eene MiJJïve aen hunne Gecommitteerden ter Generaliteit , om af te iveren of te delayeren eene Deputatie van Haere Hoog Mog. aen die Provincie (a). Indien men nu de Regifters van de Scaeten Generael en den Raed van Staeten konde naegaen, miflehien zou men als dan even zo goede oploffing op alle de andere voorbeelden door den Heer Paulus aengevoerd , konnen geeven , en — miffchien — zou het blyken , dat de Prasfident van Bynkershoek, op de eene plaets fchry- (a) C. FJ. TroTz Grondw. der Vereenigde Neder» Janden , pag. 371. enz.  ( 94 ) fchryvende , dac hem geen een geval bekend was rei Jpud Ordines Generales fine comïromisso vel delegatione, judicate inter dijfentientes unius cjusdemque Provincie panes, en op de andere ordines generales nunquam judicarunt,quodfciam , nifiqua arbitriexco m» promisso partium vel ex delegation e ; atque adeo ex auctoritate ipsoRi'M ordinüM} zeer wel wilt wac hy fchreef, en der Gefchiedenis allezins conform oordeelde. Mogelyk heeft de Heer Paulus redenen en bewyzen voor zyne fufienue achter gehouden , welke dezelve in een nieuw licht zouden plaetfen , cn door welke hy in (hec is alle cegenwerpingen op te loffèn — en dit Wel Ed. Geftr. Heer , zoude my niet vreemd dunken , als ik de voorzichtigheid en fchranderheid des fchryvers in aenmerking neme — dus heeft hy dezen en geenen zyner vrienden met weinige woorden , een gantfche andere bevatting van deeze en geene zaeken gegeven. —■ In de vierde paragraeph van 'c zelfde Artikul doet zyn Ed. noch een ltap verder en wyll d^n Scaecen Generael , uic krachc van hec eerlte Artikul der Unie , hec zelfde recht van beflifïïng toe in gevalle de leden van één gewelf oneenig zyn en gefchil hebben , wegens het heffen van iSlen hec leggen van wegen , dyken , bruggen , zonl der deeze zyne Helling mee voldoende redenen te ftaeven , 'c welk egter hoog noodzaekelyk was in  (95) in een ftuk van zo veel belangs. 'Er is myns bedunkens een hemelfch breed onderfcheid , tuffchen met den Heer Paulus te geloven , dat de Bondgenooten zoortgelyke gevallen begrepen hebben onder de gefchillen nopens de Privilegiën en andere gerechtigheden, en het zelve te kunnen bewyzen, heeft het wel eenige grond van waer- Ichynelykheid dat 's Lands Vaderen by de grondlegging dezer Republieke in zoo verre zouden hebben afftand gedaen van hunne onafhangelykheid ? — dat's Lands Vaderen, die zo jaloerfch waren op hunne vryheid , welke zy mee goed en bloed verdedigd en gehandhaefd hadden, hunnen Bondgenooten zouden hebben willen in ftaet ftellen , om hun op nieuw , de eerfte gelenheid de befte , den voet op den nek ce kunnen zeczen. Credat Jud6 ) heid en Mederegenten dwarsboomde , en hun Ar\\ hitrage noodzaekelyk maekte 't ware te - wenlchen , dat 'er nooit grond geweeft ware, om iets dergelyks te dugten hec Jaer van 1Ó73. heefc drie Provinciën geleerd , wac men van ce magcige Vrienden hebbe ce wagcen. (a) — lk zoude hier eene reeks van vraegen en bezwaeren kunnen op een ftapelen , — maer, zal hec voor eerlt hier by lacen. Het weinige , Wel Ed. Geftr. Heer, het welk ik nu noch overig hebbe aen te merken, zal ik coc eene volgende gelegenheid fpacren. IncufTen de eer hebbende my mee eerbiedige Hoogachting ce noemen A m UWEd. Geftr. Geh&or- den zo. Mey zaeme en Dienftivillige 1778. Dienaer, Q. N. (a) Verklaering der Unie var. Utrecht. Tom. I. Art. I. pag 90 99.  ( 97 ) DEUDE BRIEF. WelEd.Gestr.Heer! By het eyndigen van mvnen Tweeden Brief hadc ik gemeend nog al veel te zeggen te hebben. V Negentiende Artykul des Heeren P a ul v s Verklaering, dagt ik , zoude my een ruym veld gegeven hebben. Doch hier in heb ik my by eene oplettende en herhaelde lezing deszelven Artykuls zeer bedrogen gevonden. Myn geheel ontwerp tegen de zesde toe de negende Paragraeph van dat zelve Artykul is, by eene na-? clere Revifie, in duygen gevallen, behalven eene reflectie tegens het floc der zevende Paragraeph i — en ook deze zal mifïYnicn, door den Heer Paulus, benevens eenig andere worden weggeno-, men , wanneer hy, by eene derde druk , dit zyn werk mogte overzien. : Paulus alleen, zoude ik nu zeggen , heefc ons een egt en duydelyk begrip gegeven van de Authoritéit, macht, aenzien, enz. van dc Vergnedering tev Staeten Generael, en van de'Vcrgadcring der Ordinaris Gedeputeerden ter Generaliteit, welke deeze Vergadering der Staeten Generael, of der gezamenlyke Bondgenooten, reprefenteeren. De behandeling van dit negentiende Artikul is een chef d' oeuvre — hy zoude zyn Vaderland reeds genoeg 'verplicht hebben, fchoon het zelve niets meer aen G hem  (98) hem ware verfchuldigd. Evenwel heb ik noch al eenige aenmerkingen op die Artykul, gewichtig genoeg, zoo ik vertrouwe ,om aen UWÈd. Geftr. voorgedraegen te worden , nadien ze betrekking hebben toe zaeken , welke in de Republieke van niec weinig aenbelang geoordeeld worden. De eerde remarque, welke ik op het voorfz. negentiende Artykul te maeken heb , raekt de y. Paragraeph pag. 61. van het derde Deel , al waer de Heer Paulus onderzoekt, of de algemeene Staeten kunnen kennis nemen van misdaeden, bcgaen in ftukken van hun ampt door Perfoonen wezende in eed of dienfl van de generaliteit. Wanneer zodaenige perzoonen zich bevinden op het grond gebied van de byzondere Provinciën. Na het gevoelen der Staeten van Holland óver die fujet geavanceerd te hebben „ dat zulk een Rechts„ gebied der algemeene Staeten als een inbreuk „ op het recht der byzondere geweften moeft wor„ den aengemerkt — en dat alle perzoonen „ tot het rechtsgebied der Staeten van elkgeweft be„ hoorden—'t zyze'er onderzaeten „ van waeren of'er zich slegts „ophielden voor eenen tyd," beduic hy , dat het zeker is , dat het begrip der algemeene Staeten wel gevoerd kan worden , zonder dat door eenige inbreuk gejehiede op de souverainiteit der byzondere geweften, of sp het Privilegie de non evocando, uic hoof-  ( 99 ) hoofde der presumtie, dat dezulken, door in den dienft en eed der Generaliteit te treeden , zich Jlilzwygende aen de judicatuure der algemeene Staeten onderworpen en van het privilegie denon evocando afjland gedaen hebben — in zoo verre die daeden tot hun ambt betrekking hebben. Gy h( rinnerc LJ, ongetwyfFeld , Wel Ed. Geftr; Heer, welke redenen wy over deze fuJlcnue van den Heer Paulus hebben gewiiïeld. Hoe nenrcmelyk dezelve was voorgedragen , bleef'er fteeds iets overig, 't geenwy niet gemakkelyk kenden verduuwen — zonder dac wy toen in ftaet waeren te ontdekken , waer aen hec haperde — eene geitereerde leclure van deze kundigepajfage heefc my eindeling, zoikmeene, hec zwakke zyner redeneering onder hec oge gebragc — alles is wederom zo cenvouwig , zo fpecieus voorgeleek! — dat men zich by eene vlugcige lezing zyns ondanks genoodzaeke vindt, om op alles jae en amen te zeggen : en ik worde hoe langs hoe meer in myn gevoelen beveiligd , dat men gewoon moet zyn ce denken, en alcyd omzichtig op zyne hoede wezen, om hec fchoone' van die wel doordagte werk te vatten,en —zyn eigen oodrcel vry te houden — maer eer zaeke. Is het waer, dac die begrip der Algemeene Staeten kan gevoerd worden , zonder dat daer door eenige inbreuk gefchiedc op de Souverainiteit G i de/  < ico ) der byzondere gewesten op het privilegie de non evocando? de I leer Paulus zegt 7 is zeker — en wy zouden in in deze uitfprack moeten heruiten , indien men volllaen kon met iets pofitive te beweeren , zonder dat men verplicht ware zyne gedagten door valable bewyzen te onderl'chracgen. In plaets van het geavanceerde, Üuksgewyze aen te toonen , gelyk men billyk kon verwagten — gaet hy zyne eerfte onderlidling met betrekking tot de Souverainiteit der byzondere gewellen , ftilzwygende voorby — en, — bedient zich vervolgens van een zeer plaufibel raifonncment, om te toonen dat zulks gefchieden kan, onverminderd het Privilegie de non evocando. Ik behoeve my niet op te houden om de ab» fohite Souverainiteit, welke elke Provincie in 'c byzonder toekomt, te ftaeven. —• Paulus zelve heeft deze verdedigt, en op deze Souverainiteit der byzondere geweften kan alleen de incompetentie der Staeten Generael tot eene dusdaenige judicatuure worden ftaende gehouden. Moeten nu de byzondere Provinciën, onbetwiftbaer, als zo veele onafhangelykeSouveraine Landen geconfidereerd worden, dan kunnen de Staeten Generael of de Generaliteit geene Jurisdictie oefenen over Perfoonen van deze of geene Provincie, dan in zo verre hun dezelve fpeciaclyk en exprejfdyk door de gezamenlyke Bondgenooten is opgedragen : terwyl deze in het volkomen  £ ioi ) men bezie van alles blyven, 'c geen zy by de Unie niec hebben afgeftaen — maer, de gezamenlyke Bondgenooten hebben nooic de Judicatuure over de ingezetenen van deze of geene Provincie aen de Staeten Generael ex~ prejfclyk gëdemandeerd — neen — maer, in alle gevallen getoond , van niec cc zullen noch ce kunnen dulden , dac'er langs dezen weg eenige inbreuk gefchiede op hunne Souverain gezag — dierhalven moet zulke eene Judicatuure over de Ingezetenen van deze of geene Provincie , door de Generaliteit zonder fpectaeï aveu, of, met cegenkancingder refpeclieve Staeten gefchied, voor eene wezenlyke infraclie op derzelver Souverain gezag worden gehouden ; want dit is inconteftabel , dac de gezamenlyke Bondgenooten, hoewel zy met elkanderen door de naeuwfee banden zyn vercenigd, zo veele onafhangclyke Souverainen zyn in alles , 'c geen zy niet hebben opgedraegen aen de Generaliteit — ja — in zo verre zyn zy even onafhangelyk van eikanderen dan van andere Mogenheden in Europa j en, hoe, Wel Ed- Geftr. zoude hec worden opgevat, wanneer eene vreemde IVlogenheid zulk een Judicatuure over Ingezetenen van deze of geene Provincie, fchoon in zyn eed en dienft, zich wilde aenmaetigen, in weerwil der Staèten van die Provincie! Zoude zulks worden aengezien als volmaekc overeenftemmende mee de SouveraiG 3 arj  (V 102 ) hkeit dezer Landen ! wie zal zulks beweeren 1 — en op welken grond zal men dejudicatuure over zulke perfoonen den Staeten Generael kunnen toekennen , zo lang men niet onwederfpreekelyk bewyzen kan dat hun dezelve door de gezamenlyke Bondgenooten is opgedragen. <- Het is 'er zo verre van daen , dat dit gevoelen op eenig fundament zoude ftcunen , dat zulks nooit dan in faclieuje tyden op de bacn gebragt is — terwyl de Staeten Generael nimmer de uitlevering van eenig Ingezeten van deze of geene Provincie geeiicht hebben : 'c welk zyongetwyffeld zoudegedaen hebben;voor ai — omtrent Vreemdelingen —— die hier geene competenter) Rechter hadden — die zich op het Privilegie de non evocando niet konde beroepen , waeren zy van gecTagten geweeft , dat de Judicatuure over zulke perzoonen , niet Hond aen de Hooge Overheid van deze of geene Provincie —- maer dat.fcy der zulken Competente Rechters waeren. Het tegendeel is echter waer»' achcig , ik zal niet noodig hebben zulks door veelvuldige voorbeelden te ilaeven. Is de zaek van Pescarengi, M a u l d e en VoljUer in 'c Jaer 1587. niet ter Judicatuure gebragt van de Leidfche Magiftraet , fchoon tw.e derzelver in dienft der Generaliteit waeren , en tegens dezelve hadden misdreven? is Wrr_ï- 1 a' m s, als fchuldig aen de misdaed van gek wet* fte  ( io? ) fte Hoogheid niet te Gouda ? is Balthasar Gerards niet te Delft gevonnift "? maer, poftto non concejfo , de gezamenlyke Bondgenooten konden geprajumeerd worden van ftilzwygende den Staecen Generael die zo eminent rechtsgebied geaccordeerd re hebben — ook dan zal deze Judicatuure op Republikeinfche gronden met geenen fchyn van reden immer kunnen verdedigd worden. De gezamenlyke Bondgenoren konden, fchoon zy gewild hadden, zonder toeftemming des Volks, nimmer één eenig corps , gelyk dat der Staeten Generael, eenige Judicatuure opdragen , of, dulden dat dezelve door dezen geufurpeerd werdt, door welke men de Privilegiën - en Handveften, —■ ter welker bewaering men de Wapenen aengegort en de Unie had aengegaen , verkort werden en gefchonden — maer — het Privilegie de non evocando werdt altyd, gelyk het in de daed is, door de Neerlanders voor het Palladium der vryheid gehouden , — deszelfs violatie was eene der voornaemfte oorzaeken der Spaenfche beroerten — en deze Bondgenooten echter — die goed en bloed hadden opgeoffert om hec zelve te handhaeven — deze Bondgenooten zouden dit Privilegie op eenelFloften voet hebben willen ftellen! Kan dit eenige wederlegging behoeven ? Ik zal by UWEd. Geftr. die het hut en de valeur van dit Privilegie kent, deze moeite kunnen fpacren, te meer, daer ik by eene an- G 4 de-  ( 104 ) <3ere gelegenheid breedvoerig myne denkcnwyze omtrent dit ftuk hebbe opengelegd. Maer dit Privilegie was eene der aenzienelykfte der Ingezetenen dezer Landen — en moeft geoordeeld worden eene wezenlyke infratlie te lyden , wanneer het zelve buiten effect gefteld werdc, — wanneer een zeker Corps eenige Pcrzooncn van dit Privilegie de non evocando in h u n weerwil konde berooven, en dezen voor eenen vreemden en onbevoegden Rechter fleepen. Ik herhaele in h u n weerwil,— "dewyl de zulken , welken zich op die Privilegie beroepen , meest al, zo niet a l t y d ongelukkige flagtoffërs zyn eener geheime of openlyke Cabale die hunne enige veiligheid vinden, in voor hunnen competente» Rechter te recht gefteld te worden. '— Deze tóètrtë reflectie is , indien zy in haere voile kracht worde voorgedragen — in deze zack allezints voldingende. Ja maer, zegt de Meer Paulus, door het treeden in den dienfl en eed van de Generaliteit , kunnen zy dus worden aengemerkt, zich flilzwygende aen dg 'Judicatuure van de Algemeene Staeten onderworpen, en van het Privilegie de non evocand o afftand gedaen te. hebben ik fehroome , Wel Ed. Geftr. in geenen deele aen uw verlicht oordeel ter befliffing over re laeten, of'er met enige m0. geUkheid immer plaets kan worden gegeven voor zulk eene prjefumjtieï Jae — zoude dezeprxfumtie niet misdaedig zyn j wanneer zich een Corps van  ( io5 ) van dezelve durfde bedienen , om dezen of geenen uic de eene of andere Provincie aen zynen Competenten Rechter te onttrekken ? kan ik tegens myn wil en dank — in een vrye Republieke — van een aenzienelyk Privilegie verftoken? mag ik geprafumeerd worden van zulk een ouwaerdeerbaer Privilegie af» ftand ce doen, zolang ik zulks niet uitdrukkelyk vcrldaeie?van ten Privilegie tor beveiliging van dcsingezeten goederen, — eer en leven gegeven? 'c ftaec elk ongecwylfelc vry van het zelve openlyk lerenuntieeren, zo dra hem zulks een lafte wordt, zo dra hy door deze renuntiatie eenig ander aenzienlyk voordeel kan beogen, overeenkomftig met den aert en eigenfehap van alle voordeelige Privilegiën. Maer zulks kan noch mag zonder deze verklaering geprafumeerd worden, uit hoofde, dat ik altyd moet geoordeclc worden in het bezit van eenig voordeel ce willen blyven, zo lang ik het tegendeel niet uitdrukkelyk verklaere. — God zy gedankt, Wel Ed. Geftr. Heer, dat onze goederen eer en leven niet afhangen van de wel befnedene penneeeneskundigen Schryvers! God zy gedankt! dat wy op geene prafumtie voor incompetente Rechters 'gefleurd en, van alles, wat ons Hef en waerd is in dit leven, beroofd kunnen worden. Onze Hoge Overheid de Staeten van Holland en West- Friesland, hebben dit ons nooit ce hoog ce fchatten Privilegie. op den 3. 1656. tegens alle Captien en Chicanen in veiligheid gefteld (a). In (0) Refolutie van confideratie bl. 2.76. by P. Paulus G 5 Ver-  C 106) In de elfde Paragraeph van dit zelfde Artikul pag. 6S. vraegtde Heer Paulus, of de meerderheid der Bondgenooten ook genoeg is lot het verminderen van onze Krygsmagt, zoo te water als te Lande?engeefc zich zeiven dit antwoord : „Doch „ deeze vraeg wel overwogen , hangc meelt al af „ van een daed (faclum): daer van, of de „ Bondgenooten de Armée en Vloot flegcs voor „ één of meer Jaeren , voor eenen Veldcogt, of „ geduurende den Oorlog , — of voor eenen „ onbepaelden tyd , aengenomen hebben. — Is „ onze Krygsmacht nu Jlegts voor een ö/ meer „ bepaclde Jaeren, voor éénen Feldtogt , of geduurende éénen Oorlog , aengenoomen : Zy kan „ in dien tullen tyd , zoo als van zelfs fpreekc, „ niet afgedankt worden , dan by eenpaerigheid; „ maer vervalt, dien tyd verftreeken zynde, van „ zelfs , en zyn 'er wederom nieuwe confenten van alle de Geweflen noodig , om dezelve in wezen te houden. . IVher is onze Krygs- macht voor eenen onbepaelden tyd aengenomen , „ dan kan dezelve worden afgedankt by de meer„ derheid op naem van de gezamenlyke Bondge„ nooten : om dat de Krygsmacht een gevolg of „ Dependentie van de Unie is , en om dat , vol„ gens het negende Artykul, in alle gevolgen of „ De- Verklaring der Unie Tom. III. 62. dus bezigt die keurige Schryver eenen koftelyken balfem op de door hem (pag. 61.) toegebragtte wonde.  ( io7 ) „ Dependentiën van de Unie overftemming plaets „ heefc '*. De Heer Paulus , Wel Ed. Geftr. Heer, be- weert hier dus (hoe hy die in eene noot ook hebben mogen draeyen) dat indien onze Militie (leges voor één Jaer is aengenomen dezelve nae verloop van dat Jaer, van zelfs , ipfo jure , kome ce vervallen , ja dac 'er wederom nieuwe Confencen noodig zyn van alle de Provinciën om de Militie ftaendê en in weezen te houden : — dac onze tegenwoordige Militie , by gevolg , indien zy fleges voor één Jaer aengenomen is , en celken Jaere door nieuwe Confenten van alle de Geweften op nieuw moec geprolongecrt en ftaende gehouden worden, door de Bondgenooten , ja door elk af* zonderlyk , kan afgeweezen en aldus afgedankt worden} zonder dac de Confenten der overige Provinciën de niet confent eer ende Provincie kunnen verpligten , om haer aendeel in die Militie , welke zy afwyft , te draegen , of dezelve tegen haere exprejfe wil en begeerte ten haeren lafte te brengen. Terwyl hy verder zege, dat zoo onze Militie vooreen onbepaelden tyd aengenomen is, dezelve in dac geval kan werden afgedankc door de meerderheid der Bondgenooten , om dac de Militie een dependentie van de Unie zynde , volgens hec' negende Artykul, daer in overftemming plaecs hebben kan. Maer hoe , vraeg ik , is hier meede over een te brengen , -< geen de Heer Paulus i. Deel pag.  ( io8 ) pag- i57. nopens de Jaerlykfche Vryheid van Confenten der Bondgenooten in het ftuk van de Militie gezegc heefc? —— Aldaer zegt en bewcerc hy ampel en encrgicq , dat het de ongerymdheid zelve zyn zoude , dat de Provinciën omtrent clc 'betaeling van de Militie alle Jaer los waeren : — dat de Militie Generaliteits en niec Provinciacl zynde , door de cezamenlyK e Bondgenooten moet afgedankt worden , zonder dac zulks de byzondere Geweften zop.de vry ftaen? — Terwyl hy- loc. cit. van 'c 3. Deel met zoo veele woorden zegt, dac zoo onze Militie f egt s' voor één Jaar is aengenomen, dezelve dan alle Jaer door de byzondere Provinciën .kan worden afgedankt ; of zoo dezelve voor een okbepjel.de tyd mogte zyn aememomen , dat dezelve als dan door de meerderheid af ge weezen kan worden Ondercufïchen , Wel - Ed. Geftr. Heer, draegc deeze heeft aengehaelde plaets van den Heer Paulus wederom veele blyken van fchrartderheyc en Politicque voorzichtigheyc. Hy laet in 't midden of onze Militie flegts voor één jaer, dan wel voor een onbepaeklen tyt aengenomen is; en zege alleen hoe men over de afdanking of caffatie derzelve oordeelcn moec, ,in gevalle dit of dat plaets heefc. Dog uyc de geciteerde paffagie van het ide deel moec .men befluyeen , dac hy van gedag, ten is, dac onze tegenwoordige Militie voor een QYibepaelden tyd en niet voor één jaer aengenomen is,  C i°9 5 is, dewyl hy aldaer zegt, dat zejaerlyks niet door elke Provincie afzonderlyk, maer door allen te zoemen, kan afgedankc worden. Dit dan de meening van den Heer Paulus zynde, dat onze tegenwoordige Militie voor een onbefaelden tyd aengenomen is, en dus volgens zyne lactite Sujlenue in het %de deel door de meerderheyt der Bondgenooten alleen kan werden algedankt ; vermeen ik geruft te moogen vracgen, wie den Heer Paulus dit geleert heefc? Waer het gefchreven ftaet of in de Notulen der Bondgenooten te vinden is , dat zy onze tegenwoordige Militie ooyc of ooyt voor een onbepaelden tyt aengenomen hebben, en zich diensvolgens willen verplichten, om dezelve Militie niet dan mee Concurrentie hunner Medebondgenooten, by dé meerderheyt derzelve, te kunnen en te mogen .afwyzen? Indien de Schryver van de Verklaring van de Unie dit niet bewyft of bewyzen kan , moet hy hec my , hoe veel deference en credit ik ook anders .voor hem hebben moge, niet kwaelyk neemen, dat ik hem hierin niet wel op zyne bloote ajjuvitie gelooven kan ; te minder, en vooral , wy! hec altyd in Rechten voor eenen vallen regel is gehouden , dat men nooyt fupponeeren mag, dat iets, 't welk eene vermindering van ons recht of vryheyc medebrengt, of eenige laft op ons leggen zoude , getransfereert of weggegeven of gecommuni» geert is, ten zy zulks klaer en duydelyk, ad juris fufficientiam, konde worden beweezen. Nu  { 110 ) Nn meen ik, Wel-Ed. Geftr. Heer, weynige woorden noodig ce hebben, om te doen zien, dac het voor de refpeclive Bondgenoocen al een zeer aenmerklyk iets is, in hunne Confenten in de tegenwoordige Militie jaerlyks, elk afzonderlyk, al of niet, los en vry te weezen; en dac men de negative daervan willende ftaende houden , volftrektelyk gehouden is dezelve den rechten genoegzaem te bewyzen. Is deeze negative nu nooyt te bewyzen ? .,, blykc het in tegendeel uit de refpeclive jaerlykfche Confenten der Bondgenooten in de tegenwoordige Militie van den Staet, jae vooral en ontegenzeglyk uit de deliberatien ditweegens in de Vroedfchappen der Hemmende Sceeden, dat dezelve wel degelyk van meening zyn, dat dezelve flegts voor één jaer aengenomen zynde, zy in dezelve telken jaere een vry confent hebben , en midsdien elk afzonderlyk bevoegt zyn, om dezelve voor hun aendeel af te danken j dan vervalt de tbefis van den Heer Paulus op de geciteerde plaetfen van zyn ade zoo wel als van zyn 3. Deel aengedrongen , dac naemclyk , de Militie van den Staet niet dan mee eenpaerigheid, door de gezaemenlyke Bondgenooten, ofwel door de meerderheid, gelyk hy in 'c 3. Deel zegt, kan afgeweezen worden. Ik ben overreed , Wel Ed. Geltr., dat gy in ftaet zoude wezen , om hec door my geavanceerde, door eclatante bewyzen re ffacven: Amsteldam heefc meer dan eens aengewezen in  (iii) in hoe verre de Bondgenoten al of niet vry waeren in de Jaerlykfclte Confenten in de tegenwoordige Militie van den Staet. — de circulaire Mijfive dezer aenzienelyke Stad , aen de Hooge Bondgenooten in den Jaere 74, met betrekking tot het Surinaemfche renfort van 'Troupes , is UWEd. Geftr. bekend •, als mede , hoe deze Achtbaere Burger Vaderen in het (loc van deze hunne Mif- flVe „protesteerden tegens a l,, LtS VAN NULtlTEIT, en ongeiiou„ DENHEID om zich daer NA te reguleeren, mitsgaders GEEN „DEEL TE ZULLEN NEMEN IN DE KOSTEN, welke in gev0 l„ge van dien zullen worden geimpendeert". Maer was A m s t e l d a m in die geval tot deze handelwyze gerechtigd — gelyk z v in de daed was, dan moet Haer zulks zyn geoorloold om* trent de geheele Confenten , zo dra zy oordeel-' den dat het w e l z y n van het gemeeneb e s t zulks vorderde — want in beide gevallen zyn dezelfde regels roepaffelyk. Zou hec, Wel Ed Geltr. Heer, geene openlyke Spotrcrny mee de Provinciën , en derzelver integrerende Leden , de refpeclive Vroedfcbappen der (temmende Steeden, zyn , wanneer haer alle Jaeren de Staec van Oorlog voorgelcgc , en daer op , en by gevolg ook op hec voornaemfte ingrediënt van dezelve , de Militie , haer Confent vcr- zogt  i nt ) zogt wordt ? Wordt de Staet van Oorlog dan alleen gezonden, o m toe te stemmen, tikt om in den zeiven al of niet toe te (temmen ? Zyn de refpeclive Provinciën , of de byzondere Staetsleeden van dezelve, dan alleen maer de bloote Bekragtigers van het geene hun Jaerlyks op den Staet van Oorlog door den Raed van Staeten voorgelegc wordt ? Blyfc den refpeclive Provinciën in dezen niets overig , dan om volvaerdig de petitiën van den Raed van Staet — of zy vermindert zyn of vermeerderd —■ zonder eenig onderzoek, intewilligen ? Ik houde my verzeekert , dat de Heer Paulus zelve deeze gevolgen niet zai toeltacn. Eene andere reflectie , welk ik nog op dit zelve Artykul maeken moet, raekt §. XXIII. n, 2. ƒ>• ij?" fe1ï- 1 alwaer-de Autheur in 'r! breede zoekt aen te toonen , dat aen de Vergadering der Ordinaris Gedeputeerden ter Generaliteit, met en benevens den Raed van Staeten , opgedragen is de absolute difpofitie in Zaeken eh over bet Volk van Oorlog , zonder dat daer in eenige lalt van Principaelcn kan te pas koomen. De argumenten , waer meede de Heer Paulus deeze zyne gedagte zoekt te bewyzen , zyn , dit .kan men niet! ontkennen, weederom zeer fpecieus, en, volgens's Autheurs gewoonte, in eenen eenvonwigen, maer wegfleependen ftyl voorgeftclt. Ondcrtuffën zou dir gevoelen , indien het waer was, van een zeer ver uitzicht zyn. De Vergade*  ( n3 ) dering van de Ordinaris Gedeputeerden ter Gene* raliteyt, zou dan , met en benevens den Raed van Staettn , in ooriogstyd, ja zelfs in gevaer van 'c Oorlog her rechc hebben , om in alle Provinciën en in de byzondere Steeden derzelve zoo veele en zulke Militie ce zenden , als hy zouden goedvinden, en deeze zouden dus genoot» zaekt zyn, hec zelve ce moeren ontvangen ? — Maer is deeze macht door deBondgenoocen ooit aen deeze Vergadering of den Raed gegeeven ? —■ Of mag 'er in tegendeel geene Militie in eenige Stad of Provincie gezonden worden , als mee derzelver uycdrukkelyke toeftemmingen ? Indien de voorfz. Vergadering benevens den Raed de absolute difpefitie in Oorlogszaeken heefc, dan kan zy ook , indien zy meent, dac door d'een of andere Mogenheid eenige heimelyke afbreuk of nadeel aeri den Staec , door den Vyand ce begunftigen , en ons iecs ce weigeren , gedaen worde — een Coup in hec Land dier Mogenheid doen , of iets begaen , waer door men dezelve ligtelyk tot vyand krygen zoude. Maer is dan aen deeze Vergadering het recht van V Oorlog te verklaeren ook gegeeven ? Is zy in 't geheel meefter over de Beurs der Bondgenooten zelve ? Ik weet niec, Wel Ed. Geftr. Heer , of alle deeze gevolgen , uic de leer van den Heer P a ur. u s getrokken , even juift en voldoende zyn ; maer het komt my voor, dac dezelve de onheil grens*]  ( "4) grensde macht, door onzen Schryver aen Hooggemelde Vergadering toegekenc, van zelfs merkelyk moeten inperken , en zich bepaelen tor dat foort van directie , als aen een Generael van een Leger , tot deeze of geene expeditie gefcbikc , doorgaens gegeeven wordt. En hier meede van het negentiende Artykul afflappende , gae ik over tot het eenentwintigfte, en aldaer de derde Paragraeph p. 175. — Te weten , Wel Ed. Geftr. Heer , de Heer P a u l u s 'hadt in zyn z. Deel, p. 181. , by gelegenheid, 'dat hy fpreeken moeft van het bcfliflen der gefchillen over Oorlog , Beplant, Fr eede of Contributien tuffen de Geweften voorvallende , en by "het negende Artykul der Unie ter decifie opgedraegen aen de Heeren Stadhouders toen ter tyd weezende , en by provijie ; wel, 'c is waer, coegcftaen , dat de tegenwoordige Erfftadchouders uyc hoofde van dat negende Artykul niec per se gerechtigt waeren tot het befliflen der gefchillen , by het voorfz. negende Arcukul gefpecificeert. Dogh hy hadt egter teffens beweert , dac de Heeren Erfftadchouders , om verfcheide redenen , door hem naauwkeurig genoeg opgeceld , daercoe al evenwel voorzeker de bevoegsten waeren : daer eer plaetze 'er egter noch wyslyk en zeer te recht by voegende , dat hy althans meende , dat niemand den Erfftadchouder in der tyd wraeken zoude, in gevalle hem noch eenige andere Zegsmannen toegevoegt werden. Toea  ( "5 ) Toen ik de eer hadc in myn voorige Miffive over hetzelve fujet— het befliiïender gefchillen — U Wel Ed. te onderhouden , bezigde ik de geci» teerde paffage van den Heer Paulus met eenige veranderingen , om myn gevoelen omtrent dit ftuk als met den vinger aen te roeren : terwyl ik toen lieflr. verkoos myne verdere bedenkingen over hec rechc van Arbitrage den Stadthouders al of niet competeerende , voor deze plaets te fpaeren. Veelen, die is UWEd. Geftr. bekenc, waeren toen reeds niet zeer voldaen over den Heer Paulus , maer lieten zich noch al gezeggen om dat hy'er opgemelde Clauful bygevoegd hadde: eene Clauful waer door zeer zeker hec ce dugten gevaer uyc zoodacnige onbepaelde opdracht om de voorfz. Gefchillen ce belliffen, aen de Heeren Erfftadchouders min of meer voorgekomen en beperkt werdc.— Maer hoe moeft nu die nota klinken, loc. cit. van 'c 3. Deel voorkoomende, in welke de II. er P a u l u s van de bovengemelde plaecs van hec i.Deelmet zoo veele woorden heefc konnen goedvinden te zeggen : Uyt «ene zeekere toegeven heid voor de zulken , die ik dacht , dat met my daer omtrent zouden verfchillen, en die ik zocht over te haelen , voeg» ik 'er daer ter plaetfe noch by : dat ik my, met verbeelden kon, dat zy den Erffiadthouder inde tyd zouden ivraeken : althans niet,in gevalle hem eenige andere iEGS mannen toegevoegd werH a den.;  C ) den. Doch een zeer aenzieneïyk en kordaet man , van wiens vriendelykheid en welmeenenheid ik zoo veele ondervinding heb, merkte hier op aen, dat zoo de eigenfchappen van den Erfjiadthouder in der tyd de eigenlyke beweegredenen waeren, zoo ah ik gejlelt hadt, om hem tot Scheydsman aen te neemen , ,er dan geene andere Zegsmannen kon'rièn te pas koomen , om dat 'er buyten den Erfjiadthouder geenen uyt te denken waeren , watrin deeze eigenfchappen , in *t geheel of ten deelen , ooit konden faemen lopen. „En't is uyt OVERTUYGING „van de gegrondheid deezer „aenmerkinge, dat ik thans „ myne lezers verzoeke,door „de voo rsz,. woorden DE PEN „ TE HAELEN ". In hec tweede Deel van de Verklaering der Unie werdc hec befliiïen van gefchillen tuflen de Bondgenooten over Oorlog , Vreede of Contributien door den Heer Paulus gevoegelykfl op gedraegen aen den Erf'fiadthouder en eenige andere Zegsmannen. En hier over werdc coen reeds hier en daer onder de Luydrjes gemompelr. IVlaer of dit noch niec genoeg waere — of'er zomcyds ónder die andere Zegsmannen iemanr weezen mogte , die een c ordaet woord dorfc ce fpreeken — in de aengehaelde nooc van hec 3. Deel moet daerom hec befliiïen van gefchillen tuiï'en de Provinciën over oorlog, bestant, vree-.  ( "7 ) vreede of contribütien, en dac om eenige drogreedenen , door zeker aenzienlyk ea kordaet man in *s Gravenhaege (want buyten den Haeg was zulks niet wel mooglyk) aen den Heer Paulus gefuppediteert, aen den Erfftadrtiouder in der tyd a l l e e n , en met seclusie van andere Zegsmannen gelaten worden ! Trouwens de Heer Paulus fchync by het fchryven van het tweede deel dit gevoelen reeds omhelft te hebben, terwyl hy (leges uit tgegevenheid voor anders denkenden het zelve eenigermaete bewimpelde. Ik beken , Wel Ed. Geftr. Heer, dat my onder het leezen dier pajfage , en het fchryven van deezen Brief, zoo veele gedachten zyn door het hoofd gevlogen, dat ik my bezwaerlyk heb konnen onthouden van 'er niet eenige van op 'c papier te brengen. Myne derikenwyze , over onze tegenwoordige confittutie is UEd. Geftr. te wel bekend, dan dac ik ter dezer plaetfe U zoude behoeven te herinneren, hoe ik, fchoon een ieverig republikain, par principe het voor zeker houde, dac een emik e n t Hoofd, mee een gelimiteerd gezag , hec beft ftrookc met onzen Landaert — en een nieuwe vigeur byzet aen onze vrye ftaersregeering. ' Maer, zal dit' principe my kunnen weccigen, om aen dit E m i n e n t hoofd een gezag toe ce fchryven , 'c welk Hem door de Hooge Overheid nimmer gedefereerd is ? Kan ik zulks wel verrichcen H 3 zon-  ( xi8 ) zonder de plicht van een braef burger te kwetzen ? — zonder den eerbied aen dit E m i n e n t Hoofd verfchuldigd te krenken?— zoude zulk een buitenfpoorig middel gcfchikt wezen om onze hoogachting voor zulk een Aenzienlyk Perzonaedje aen den dag te leggen ? — wie zal deze vraegen durven beamen ? Wanneer men Wel Ed. Geftr. Heer, de vereifchten naeukeurig ter toetfe brengt, uit welke Pa v lus 11.Deel,art. ix p. 182. befluit,dac de Stadthouders de bevoegdften zyn om de gefchillen te befliiïen , zal men* ftraks van de noodzaekelykheid der by gevoegde Claufule — om den Stadthoudcr eenige andere Zegsmannen toe te voegen, overreed worden. — Is het waer dat de Stadthouders in dezelfde betrekkings ft aen tot alle Provinciën ? kan de toenemende magt van deze en het verminderende gezag van geene door den Stadchouder met het zelfde onverfchillig oge worden aengezien? — kan debloeijende of kwynende ftaet van deze of geene Provincie geene relatie hebben toe den Stadchouder in de tyd ? kan een Stadchouder in cas van twisten nooit eenig belang hebben , in deze of geene party de hand boven hec hoofd te houden ? zyn niec de meefte gefehillen, welke onder het arbitrage vallen in eenen meer of minderen trap regelrechc of van eer zyden toe den Scadthouder bctrekkelyk ? Is hec niec onvermydelyk dac een Scadthouder aen hec een geweft byzonder moet geattacheerd zyn boven hec andere? al maek- te  ( H9 ) te alleen deszelfs gewoon verblyf in deze of geene Provincie hem hec gemeenzaemsc mee derzelve zeden, gewoonte en levenswyze : Beoordeel, Wel Ed. Geftr. en beantwoord deze vraegen , welke my der overweging waerdig fchynen. Inruilen bewees de Heer Paulus dat de Stadthouders tot dit arbitrage de bevoegdften zyn, uit hoofde der kennis, welke zjeunnen hebben van elke Pro» vincie. Niemand' zal op goede gronden ontkennen , dat de Heeren Stadthouders boven anderen eene meer volledige kennis van den gefteldheid van elk Provincie kunnen hebben — edoch , zoude men hier uit even zeker mogen befluiten , dat de Stadthouders eene volledige kennis bezitten. —— INeen — voorzeker — want door zulke eene laege vlcyery , zoude men of het Hoofd of het Hart des tegenwoordigen Stadthouders dezer Republieke ten hoogften beledigen — terwyl het byna voor een menfeh onmogelyk is om de zoo onderfcheidene gefteldheid van elke Provincie door en door te kennen — om een volledig begrip te hebben van derzelver wetten , zeden - gewoonten; en een juift oordeel over derzelver byzondere behoeften — laften , revenuen en producten te vellen — dit alles is voor één menfeh onmogelyk — al leide hy zyn gantfche leven toe aen derzelver beoefening : hoe veel minder kan dan zulke eene volledige kennis van de gefteldheid van elke Provincie in de Stadthouders onderfteld worden — wier hoog aenzienelyke Bedieningen veele andere, niet H 4 min  min gewigtige, laften op derzelver fehouderen leggen — en deze myne gedagte Wel Ed. Geftr. ftrookt in allen deele mee den eerbied aen die Doorlugtig Hoofd verfchuldigd , 'c welk in zo veele Braeve en voorcreffelyke Regenten genoegzaeme hulpmiddelen kan vinden om deze leemten wegtcnemen. terwyl ik even rondborftig , zonder eenige aenmerkingen te maeken, toeftemme dat de Stadthouders uit hoofde van het vertrouwen, welke alle de geweften natuurlyk in hem ftellen moeten—en uit hoofde van den klem , welke hun aenzien aen hunne befliffmgen kan geven als de levocgdfte Scheidsmannen kunnen worden aengenxrkc •—onderfteld zynde dac er een arbitrage verei Ichc werdc — jae , ik durve hec wacgen ce beweren dac een Sta pt hou der moet enderfteld worden alle de verbischten, door den Heere Paulus in een fchcidsman ingewikkeld gevorderd, — boven anderen ? 'c is echter noch verre af van de kracht van wet re hebben. Begreep de Heer P a u l u s , dac de gefchillen over Oorlog, Beftanc, Vreede of Con- derden deels hun gedeelte der fchatting betaelen , wel. Xe de gehele Natie aen dezen Schryver is verfchuldigd. •  C 124 ) Contributien moeiten gefubmitteert worden aen de uytfpraek van Zegsmannen en dat deze Zegsmannen alleen zouden beftaen uyt den Heer Prins Erflfadchouder in der tyd; de Bondgenooten waerfchynelyk zullen begrypen , dat deeze verfchillen door niemand , hoe ook genaemd, moeten beflilr of uytgewezen worden,, niet zo zeer om dat onzydigc en wel ,, onderrechte fcheidsmannen kwaelyk zouden we„ zen te vinden — hoe wel het grootelyks te bezor,, gen was,dat'ernietveelenzyn zouden van de in,, gezecten , anderzints wyze en ervarene Perfoo„ nen , en lieden van aenzien , welke niet hadden ingenomen de vooroordeelen hunner Pro„ vinden — maer, omdat (zy) meenden, dat „ de natuur der zaeke (de Staeten van Zeeland fpreeken van de Quote ) „ beftaende in 't maeken „ van eene rechtvaerdige proportie welke moet gc„ nomen worden uit de middelen van de Landen, ,, en by gevolg niet in fcherpzinnige twiftgedin„ gen , maer in eene taftclyke overreding is gelegen; tot geen Arbitrage gefchikt was " —■ de Bondgenooten zullen flooglt waerfchynelykft begrypen ; dac hec negende Artykul der Unie in den tegenwoordigen tyd niemanc der Hooge en Souvereyue Bondgenooten kan verplichten , om de decifie der voorgemelde oneenigheeden aen een lichaem van verfcheide Zegsmannen , veel min oen eenen enkelden te vcrblyven: en dac zy by gevolg noch uyc hoofde van eene volmaekte , noch (zoo als de Heer Paulus zich heefc  ( tas > heefc believen uyt te drukken) uyt hoofde eener onvolmaekte verplichting eenigzins gehouden zyn , de uycfpraek in queftie aen iemanr ce verblyven. De Heer Paulus, om die nog mee een woord ce zeggen , bevveerende , dac de refpeclive Provinciën Jure imperfecte- verplicht zyn de uytfpraek aen den Heer Erfftadthouder re moeten verblyven , afjumeert , 'c geen alhier juyft in gefchil is , te weeten , dac 'er eene wet is , welke de Bondgenooten noodzaekt de uytfpraek daer over aen éénen of meer Zegsmannen te verblyven. Maer, waer is , Wel Ed. Geftr. Heer , de. wet, die dit leert ? Ik kan my niet te binnen brengen , dezelve in hec Werk van Paulus ergens geciteert gevonden ce hebben. Maer, daer en boven , ik durf meer zeggen : ik durf rond uic beweeren, dac zoodaenige wee nergens niec alleen niec ex» fteert , maer dac in cegendeel by die Wee, welke door den Heer Paulus overal de fundamenteele wet van deeze Republicq (renaemc word, naemendyk by hec (a) negende Artykul der Unie van Ucrecht , aen de Bondgenooten volkoomen word vry gelaeten , om in zaeken, betreffende Oorlog, Bejlant, Freede of Contributien, al of niet te confenteeren, zonder in gevalle van verfch'il of oneenigheid genootzaekc ce zyn , de uytfpraek daer omtrent aen onpartydige Zegsmannen , veel minder aen eenen z, e g S" (a) Verhhenngt dtr Unie, II. Deel, p. 182, 183.  ( 1=6 ) Zegsman ALLEEN, te moeten ovcrlaeten; Ziet daer, Wel Ed. Geftr. Heer, alle myn re» marqués op dit mee zo veel recht beroemde Werk van den Heer Paulus. Ik verwacht van zyne edelmoedigheid , dat hy dezelve oplofte , indien hy voorzien heeft, dat deze ftonden gemaekt te worden — of dat hy dezelve gegrond oordeelende geene zwaerigheid zal maeken , by eene bekwaeme gelegenheid deeze zyne misflagen te erkennen , met die zelve cordaetheid, waer meede hy agter hec derde Deel (a) eenige kleindere gebreken herroepen heefc, en waer uyc ik mag befluvten, dac zyn Wel Ed. niec cot dat zoort van Geleerden behoort, die een gevoelen eens door hun aengenoomen, of een woord eens door hun gefchreven , nooit meer opgeven , maer zelve , hoe klaer en bondig zy ook mogen overtuygc worden , altyd mordicus blyven vafthouden, even of zy vreesden op te houden Ge» leerden te zyn, zoo dra zy bekennen moeften eenmael in hun leeven iets menfehlyks begaen te hebben. Ik heb de eer met alle Veneratie my te noemen. Wel Ed. Geftr. Heer, A m UWEd. Geftr. Onderdae» den 27. Mey nige en Ootmoedige l77^' Dtenaer, Q. N. (•) III. Diel p. J65 467.  DRUK-FEILEN. Pag. ai. Ratificatie lees Pacificatie. . richtte — riekte. - 22. om '— op. op — om. r\. praeferentie — prerentia. » 74. wy — vry.