BE GEEST D I I JLGEMEZNB   DE GEEST DER ALGEMEE N E GESCHIEDENIS VAN Dl AGTSTE TOT DE AGTTIENDE EEUW; MET E E N E BE SCHOUWING VAN DE VORDERINGEN DER^M A AT S CH AP I' IJ IN ZEDEN EN WE T^G E VING, GEDURENDE DAT TIJDVAK; ^ i a ,. VOOUCESTELD IN EEN REEKS VAN LESSEN DOOR DEN EERWAARDEN G E O R G E THOMSON. UIT HET E N G E L S C H. Te DEVENTER, E i] LUCAS LEEMHORST. M D C C X C V.   ]L E S S E N OVER. HET HEDENDAACSCHE GÈDEÈLTË DER GESCHIEDENIS in 't ALGEMEEN; INLEIDENDE LES, Het gebruik en nut van de Gefchiedenis. — Hot dezelve behoorde befcfend- te worden. De Gefchiedenk der Hcdendaagfche Volkeren VüH meer aan* belang dan die der oude wereld: — De kennis van de laatste noodzakelijk tot het beoefenen van de eerjlc. — Schets van de Gefchiedétïis der oude Volherm, enz. — J) e gefchiedenis van 't menschdom levert eenè onuitput'lijke bron van redelijk vermaak en van nuttig onderwijs. De opkomst, aanwas en ver» val van Volkeren, met de oorzaak daar van; de vorderingen der maatfehappij van barbaarsheid tot befchaaftheidj van ruwheid en woestheid tot A zach*  2 11 e D e n d a a g s c h e les i. zachte en verfijnde zeden; het vastftéllen van metten, het vestigen van vrijheid of van willekeurig gezaeh en flavernij, de verderflijkc uitwerkzelen van ondeugd en de gelukkige gevolgen van deugd, dit alles, van zoo veel aanbelang voor een iegelijk, die met hart en ziel verlangt door een behoorlijk levensgedrag nuttig te zijn, word dooiden Gefchichtfchrijver ons ter befchouwinge duidelijk voorgedragen. Lust tot onderzoek en eene geneigtheid om den kring zijner kundigheden uittcbrciden, is den mensch natuurlijk eigen. De Gefchiedenis voldoet aan dat verlangen en verfchaft altoos nut of vermaak, het zij enkele nieuwsgierigheid of eene begeerte naar kennis ons aanzette het gelchichtboek over gebeurde zaken te doorbladeren. Daar is echter dit onderfcheid tusfehen hem, die de gefchiedenis leest enkel om zijn= nieuwsgierigheid te voldoen en tusfehen een ander, die dezelve beocffend om ner nut uittetrekken, dat de cerltc indedaad zich vermaakt zonder nut voor zich zclven, daar de andere door êr leering uittetrekken zich een beftendig genoegen verfchaft en in zijn geheugen een fchat oplegt van lesfen, die hem van 't groótfte nut in zijn' levenswandel zijn konnen. Wij konnen, in éénen dag, eene menigte ' bladzijden aflezen, en de gebeurtenisfen van verbeide ecu wen doorlóopen in minder tijd dan wij een weg van twee of drie mijlen zouden afrei* zen,  les i. Geschiedenis. -( 3 zen,- pochen dat wij vericheide boekdoelen verflonden hebben en nagthans onkundig blijven van meufchen en zaken. De mensch, die bekwaam is om de natiën optenoemen, die zich op het tconeel der wereld met roem vertoont hebben, die het tijdffip weet van hare opkomst, de tijdvakken van haren bloei en verval; de veroveraars, die de geeslëls geweest zijn van 't menschdom en de aarde vervult hebben met de rampen des oorlogs, kan bewondering verwekken om zijne historiiche kundigheden; maar kennis te hebben van de opkomst en den ondergang der volkeren, de bedrijven en krijgsdaden te weten van oorlogzuchtige heerfcheren en den dag in 't geheugen te hebben van dezen of genen veldflag, wie denzelven won, en hoe veele -geiheuvelde en gekwetste 'er aan beide zijden waren; wanneer de vermaarde Heden der oudheid gevestigt en door wie dezelven ingenomen en vernielt werden; in ftaat te zijn om van deze dingen een verhaal te doen, en onkundig te wezen van de oorzaaken, door welke dezelve gewrocht werden, of dezelve niet waardig te keuren om 'er acht op te flaan, wie op deze wijze het Gefchiedboek doorbladert, leest geenszins naar behooren. De Wijsgeer en de Staatsman lezen de gedenkfehriften der natiën en van bijzondere lieden, met een gansch ander oogmerk: zij'leggen zich toe om de gefchiedenis van 't menschdorn A 2 tc  4 HedendaagscHe les i. te kennen, niet om eene • ijdele nieuwsgierigheid te voldoen, maar om hun brein te vullen met nuttige wetenfchap. Alle tooneelen van geweld en dwang mishagen hen in ftede van hen te bekooren; maar te befpeuren dat deze de uitwerkzels waren van ftaatzucht, trotsheid en wraak, die de ziel beroerden, verkregen zij door deze nafpooring kennis Van 't menlchelijke hart. 't Is genoeg voor hen een vlugtig oog te flaan op de befchrijving van een' veldflag of van eene belegering, terwijl zij zorgvuldig den gefchiedfchrijver volgen in deszelfs befchrijving van de karakters van natiën en van voorname mannen, in zijne nafpooringen van de oorz^en en gebeurtenisfen, in zijn verflag van de inftelling der wetten en der regeering, van het tijdvak der beichaving, zeden, konsten en wetenfehappen. Nahemaal de kennis van menfehen en zaken een leerzaam onderhoud levert aan het redelijk verftand, en niemand kan wenfehen in de onkunde van zijnen kindfehen ftaat te blijven, zijn 'er in verfcheide tijden en door verfchillende perfoonen onderfcheide middelen gebezjgt om het menschdom nuttige kennis te verlchaffen, en onder deze is de Gefchiedenis een der gewigtigfte. „ De gefchiedenis, (om de woorden van een cier- lijk Ichrijver te gebruiken) die trouwe en ech„ te getuige, is voor ons ontrold geworden, zij brengt vervlogen en voorbijzijnde eeuwen en » ge*  les r. Geschiedenis. 5 „ geflachten onder ons oog. De oprechte en on„ bevooroordeelde wijze, waar mede zij voor ons „ entvouwt de gevolgen, ^velke een ftandvastige „ aankleeving aan vroomheid en deugd of de ver„ waarloozing daar van op de menfchelijke za„ ken heeft, ftrekt ons tot een nadruklijk on„ derwijs. De pen der Gefchiedenis maalt ons „ niet alleen een bijzonder aantal menleken af, „ maar fomtijds uitmuntende enkele perfoonen „ uitkiezende, ftelt zij dezelven aan ons voor in „ hunne juiste geftalte en hen verlevendigende „ met natuurlijke verwen, geeft zij, ter onzer „ onderrigtinge en. leeringe , eene verzameling „ van welgelijkende en treffende afbeeldzels. In „ 't befchouwen van de karakters der natiën of „ van die der voortreffelijke mannen, fchijnen wij „ in eene ruime gaanderij van familje {tukken te „ wandelen, daar wij ons vermaken de verfchil„ lende gelaatstrekken eener menigte blocdverwan„ ten te belchouwen, dezelven met eikanderen te „ vergelijken en het onderlcheid tuslchen dezel„ ven optemerken (a). Wij vinden in hen, ichoon „ zij door de eb des tijds lang voorheen algevoert „ werden, aangename en leerzame medegezel„ len (by. Indien ik eene bepaling moeste geven van de Gefchiedenis, zoude ik -zulks doen in de be- woor- 00 Ovid. Met. Lib. I. (b) Hunter's Bicg. Lcc, A 3  6 Hedendaagsciie les i. woordingen van een oud gefchichtfchrijver door een adelijk feteijver»aangehaak; „ De gefchiede„ nis is wijsbegeerte, die door voorbeelden leert „ hoe ons zeiven in iederen ftahd van het bij„ zondere"of openbare leven te gedragen;" (c) of, „ de gefchiedenis is eene getrouwe ver„ tooning van 't gene op het groot toonecj, „ der wereld verrigt is, en eene ware befchrij„ ving van de. karakters der bedrijveren" overeenkomstig met die bepalirg behoorde de gefchiedenis beöeffend te woiden niet eene wijsgeerige gecstgefteltenis ; wij behoorden ons zeiven te gewennen aan een zorgvuldig onderzoek van de karakters der natiën of der bijzondere lieden door de gefchichtfchrijver befchreven en van de keten der gebeurtenisiën , welke hij verhaalt. Door behoorlijk daar op acht te geven, vorderen wij in het nuttigfïe gedeelte van kennis en worden door den tijd bekwaam om de verfcheidenc posten, van 't leven behoorlijk en nuttig te vervullen. In één woerd, door zorgvuldig gadeteflaan en in 't geheugen te prenten de groote omwentelingen, welken in den weg der voorzienigheid bij volken hebben plaats gehad, en de vordering der maatfehappij gedurende die omwentelingen; door eene juiste nafporing van de menigte en zelfs tegenflrijdige oorzaken, welken dikwijls te lamenloopen tot het voortbrengen van . een (O Dion. Hall. door Eolingbroke aang.haalt fe ïljnc brieven ever de H'storen.  les i. Geschiedenis. een gewrocht; of van eene oorzaak uit dewelke fumtijds verfcheide uitwerkzelen ontftaan ; door eene nadere befchouwing van de karakters dier genen, die eenige vertoonirig in de maatfehappij gemaakt hebben, wat zij met deze of gene hunner verrigtingen bedoelden, en uit welke hartstóchtelijke beginzcls zij werkten: met zulk eene of dergelijke wijze te volgen kan 'er een wezenlijk voordeel getrokken worden uit den arbeid des gefchichtlchrijvers. Alhoewel de gefchiedenis moge befchouwt worden als de fehool voor Vorsten en voor "die hooge perfonaadiën, welke de voorzienigheid gefchikt heeft om aan 'f hoofd te zijn der volken; moeten evenwel zij, die in lager kring omwandelen , vooral zoo zij verlangen in hunnen ftancj nuttig te zijn, niet verzuimen hunnen geest te verrijken,met die kundigheden, welke uit die bronnen kunnen geput worden^ want, al biagt de kennis van de gefchiedenis van vorige eeuwen en van de levens der genen, die lang vour ons geweest zijn, geen ander nut aan, dan dat zij ons in ftaat ftelt wijsheid optedoen uit het voorbeeld en de ondervinding van -anderen, zoude zulks nogthans van groot aanbelang zijn. Dikwijls kunnen wij ons, vooral wanneer wij eenig deel in 's werelds bedrijf beginnen, te hebben, bevinden in omftandigheden , die geheel nieuw voor ons zijn, een zeer verfchillende van alles A 4 fo»  8 Hedendaagsche ees. ï. wat wij te voren ondervonden: zij derbalven, die niet onderrigt zijn hoe andere bij dergelijke gelegenheden handelden, moéten ongemeen veel oordeel en omzichtigheid bezitten om niet verkeerd te werk te gaan en geene dier misftappen te doen, welke eenen rampzaligen invloed zouden kunnen hebben op hun toekomend gedrag. Men vind voorbeelden aangetekend, welke bewijzen, dat de beoelfening der gefchiedenis, het gebrek der ondervinding kan vervullen. Cicero onderrigt ons, ,, Dat Lucullus , een ver„ maard Romein, tot veldheer aangefteld om „ krijg te voeren tegen Mkhridates, koning van Pontus, van Rome vertrok zonder krijgskunde „ te bezitten, doch dat hij dagelijks op zijne „ reize den tijd hefteed hebbende, gedeeltelijk „ met kundige lieden te ondervragen, en ge„ deeltelijk met het lezen der gefchiedenisfe van ,, vorige tijden,-in Afia aankwam met zoo veel „ bekwaamheden en aldaar zulke wakkere daden „ verrigtte, dat de groote Mithridates verplicht „ was te bekennen, dat hij hem een bekwamer „ veldheer had gevonden , dan een eenigen van die genen van wien hij gelezen had." „ Een mensch," zegt Frederik de groote, „ die „ niet meent uit de lucht gevallen te zijn , of „ cie oorfprong des werelds rekent van den dag „, zijner geboorte, moet natuurlijk verlangen ken- 55 nis  les i. Geschiedenis. 9 „ nis te verkrijgen van 't gene in onderfcheidene „ eeuwen en landen is voorgevallen. Indien hij „ al onverfchillig zijn kan wegens het lot van „ zoo veele andere natiën, die de fpeelbal zijn „ geweest van de fortuin, zal hij, ten minsten, „ behagen fcheppen in de gefchiedenis van het „ land zijner geboorte en in het verhaal van de „ gebeurtenisfen, in welke zijne voorouders be,, trokken waren." (d) Ik zal hier bijvoegen, dat indien de gefchiedenis van lang verleden tijden en van afgelegene volken voor hem van niet veel aanbelang fchijnen, zijne aandagt evenwel zal' gelokt worden door die der tijden, welke nader bij den zijnen zijn , en door die deivolken, welke met hem het zelfde vaste land bewonen en met welken zijne eige natie verbonden is. Maar de groote verbeteringen en uitbreiding van den koophandel, door 't vereenigen van de wijdst van eikanderen afgelegene natiën, maken het voor de ingezetenen van elk handeldrijvend land ten hoogften noodzakelijk en nuttig kennis te hebben van de gewoontens en zeden van elk volk en van de voortbrengzelen van fchier alle de deelen der wereld. „ Indien een „ Engelschman (dus vervolgt de koninglijken „ fchrijver) geene kundigheid 'heeft van de ko„ ningen, die den throon bezaten van Perfie, in„ dien hij zijn geheugen niet belast heeft met „ de (d) Htm. de JSraniitiomj. A 5  io H-edendaagsche les f. „ de namen van. dat oneindig aantal Pauzen, die „ de kerk beftuurdcn , vergeven wij hem zulks „ gerecdelijk; maar naauwlijks zullen wij dezelf„ de toegcvenheid voor hem hebben, indien hij „ niets weet van den oorfprong der Parlementen, „ van de gcwopntens zijns lunds, en van de on„ derfcheiden ftammen der koningen-, die Enge„ geland geregeert hebben." Daar de gefchiedenis van ons geboorteland van meer aanbelang voor ons is dan die van andere volken, zoo is insgelijks de kennis van de hedendaagfche wereld-gefchiedenis (vooral die van Europa) van veel groote* aanbelang, dan die deioude tijden. In weinig minder dan de twee laatlte eeuwen gebeurden die verbazend - groote omwentelingen, welke eene bijna ajgemcene verandering in de natiën van 't hedendaagfche Europa hebben te weeg-gebragt. Eene heilzame verandering in de godsdienstige, gevoelens der Christenen gaf eenen gansch anderen toon aan de nationale zeden, bragt juiste denkbeelden voort van de rechten en vrijheid van den mensen en bevorderde groote verbeteringen in den koophandel en in de handwerken. Dan, de hedendaagfche gefchiedenis word met veel meer voordeel beoeffent wanneer wij cenige kundigheid hebben van den ftaat des menschdoms in vroegere tijden. Onze kennis van de omwentelingen in de oude koningrijken der wereld, van de regcering en wetten, gewoontens cn  les i. Geschiedenis. ii en zeden die plaats hadden in vorige tijdvakken der maatfehappij, vooral bij de Grieken en Romeinen, maken (gelijk de kennis 'in eene tak van wetenfehap opleid tot die van eene andere) de beöefTening- der gefchiedenis van de hedendaaglche maatfehappij, gemakkelijker, vermakelijker en nuttiger. Zodanig eene kennis maakt den geest bekwaam om onderwezen te worden door het lezen, het "zij van'de hedendaagfche algenveene gefchiedenis van. alle volken, het zij van die van eene enkele natie in h bijzonder; want de oude en hedendaagfche gefchiedenis toont ons dat de menfehen in alle tijden en landen fchier dezelfde geweest hebben en zijn ; dat dezelfde oorzaken, meestal, eenparig dezelfde uitwerkzelen hebben voortgebragt, zoo ten voordeele als ten nadeele van enkele perfoften en volkeren. Een algemeen denkbeeld van de gefchiedenis opend en verlicht het verftand, ruimt de vooroordeelen op, en overtuigt ons hoe kwalijk gegrond en uitfporig die gevoelens zijn , welke de meeste volken koesteren van de meerdere grootheid, wijs' heid en befchaaftheid hunner eigene tijden en van het land waarin zij leven. Zoo veel gezegt hebbende van de gefchiedenis en welke voordeelen uit de behoorelijkc beoeffening derzclve kan getrokktm worden, moetik evenwel mijne lezers waarfchuwen niet al te blindeling geloof te flaan aan al het gene een ge-  13 ^tDÈNDAA ssche les ï. gefchiedfchrijver verhaalt, vooral niet wanneerhij eene poging aanwendt om dat gene , wat waarfchijnelijk verdicht is, in het gewaad deiwaarheid te kleeden, en het gene verzonnen is voor eene wezenlijke gebeurtenis te doen doorgaan. Waar de gefchichtfchrijver geene echte gedenkftukken en belcheiden heeft van de vroege tijdvakken der maatfehappij om hem in zijne nafporingen te leiden, kan hij zich enkel verlaten op onzekere overleveringen, of geven zijne eige gisfingen in ftede van 't gene waarlijk gebeurt is. Er beftaat een zeker Nationaal trotsch , men is altoos vooringenomen met zijn eigen geboorte^ land, zulks is een vooroordeel alle menl'chen gemeen ; van daar dat wij zoó gaarne onze voorouders in fchitterende verwen afmalen, eene groote oudheid aan ons land geven, en deszelfs oude bewoners voorftellen als wijs, wakker, geleerd en befchaaft. Dan, het is eene onloochenbare waarheid, dat 'er een tijd was, toen de voorouders der hedendaagfche Europafche natiën, die tegenwoordig op hunne groote wijsheid, op de volmaaktheid hunner wetten en op hunne be-' fchaafde zeden pochen, niet meer dan eene bende ftruikrovers waren, barbaarsch in al hun doen en onbelchaafd in hunne zeden, Nadem aal • wij omzichtig zijn moeten in voor waarheid aantenemen die gedeeltens der'gefchiedenis, welke verzameld werden uit den puin der  ï,e§ i. Ges c h i ë de n i s. i3 der verdichtzelen, zonder door eenige echte befcheiden geftaaft te zijn, even zoo moeten wij ieder gevoelen en bedenking van den gelchichtfchrijver niet voor juist en onbevooroordeelt houden. Wij die Hechts de buitenzijde der dingen zien, het voorrecht niet hebbende van tot in 't binnenfte van 't harte doortedringen, moeten noodwendig de roerzeis van eene daad opmaken uit de daden zelve ; lchoon 'er geen regel om naar te oordeelen feilbarer is dan deze, om dat de ondervinding ons verzekert, dat veele en misfchien het grootfte gedeelte onzer daden geen gevolg zijn van ontwerp, niet fteunen op beginzels, maar voortgekomen zijn uit een' i'amenlpop van toevalligheden, die wij niet konden voorzien, en uit driften of hartstochten , die eenklaps in ons ontvlamden. Daarenboven wanneer wij ons nederzetten tot fchrijven, het zij van voorledene eeuwen , of van den tegenwoordigen tijd, gefchied zulks met een oogmerk, het welk wij natuurlijk aan onzen lezer trachten te doen zien. Alle menfchen hebben hunne begunstigde tijdvakken, oorzaken en karakters, welken zij, gevolglijk, pogen te verfraijen, te onderfteunen en aantebeyelen ; maar zij hebben tevens hunne afkeerigheden, welker invloed hen evenzeer aanzet om, het gene hen niet bevalt, te verachten, zwart te maken en te berispen. De aanhangers van eene fa* men-  14 Hedendaagsche les ï. menfpanning meenen dat billijkheid, deugd, kennis en gezond verftand alleen in hunnen kring heerfchen; en zullen naulijks toeftaan dat flechts eene eeltige dier goede hoedanigheden plaats hebbc bij hunne tegenpartij. Gelijk de menfchen fchrijven en fpreken, even zoo lezen en hooren zij, ingenomen door drift en vooroordeel. Wanneer 't gevoelen eens geichichtfchrijvers overeenstemt met het onze, keuren wij hem goed; vvanneer hij met onze meening verlchilt als dan verklaren wij onbefchroomt dat hij mistast en faalt, 't Is maar zeker waar dat wij aitoos onze vooringenomenheden zullen hebben, en dat het niet mogelijk is de ziel te ontdoen van vooroordeel en , maar wanneer deze aan dc zijde van deugd en waarheid zijn, zullen wij de gevoelens en bedenkingen eens gefchredfehrijvers niet verder aannemen dan naar mate. dezelve het voorkomen hebben van waarheid en deugd. Geerne zoude ik in deze lesfen mijne aanhoorers en lezers onderhouden over en onderwijzen in 't gene ik heb verkozen te noemen de Geest der hedendaagfche Gefchiedenis van den tijd van Karei den grooten , keizer van 't westen, op het einde van 't jaar onzes Heeren agthonderd (wiens tijdgenoot ten naasten bij was "Egbert koning der westerfche Saxen, die de kleene koningrijken der zevenhoofdige regeering •verëenigde) tot den aanvang van de tegenwoor- di-  les i. Geschiedenis. 15 dlg'e eeuw. Het valt in mijn bcftek niet een verflag te geven van gewonnen en verloren veldflagen, van belegerde en ingenomene fteden, van de namen en bet getal der genen, die in deze of gene ftrijden fneuvelden, zulke kleene bijzonderheden mogen aangenaam zijn aan de woeste geneigtheden en gevocllooze geSartheid van gemeene zielen, maar konnen, gelijk ik mij verzekerd houde, geen vermaak geven aan een aandoenelijk hart noch van nut zijn aan die genen, die enkel lezen om onderwezen te worden. Veel liever wil ik aantoonen welke vorderingen de befchaaftheid, het bewind en de wetten, de koophandel, de konsten en wetenfehappen gemaakt hebben, vooral de menigvuldige veranderingen, welke het menschdom ondergaan heeft in de zeden, van deszelfs wocsten en barbaarfchen ftaat af tot de verfijnde befchaaftheid, welke het thans bekomen heeft. Er kan geen uitwerkzel zijn zonder oorzaak. Zoo het Leenroerig ftelzel heeft plaats gemaakt voor een vrijer en onbepaalder eigendomlijk bezit , zoo de rechten van 't menschdom thans beter gekent zijn en meer in aanmerking komen, zoo en regeering en \vetten gunstiger zijn voor burgerlijke en godsdienstige vrijheid, dan dezelve waren in de barbaarfche eeuwen ; zoo de zeden der maatfehappij toegenomen hebben in verbetering, dan hebben wij indedaad deze verande- rin-  i6 Hedendaagsche ees r. ringen te danken aan de natuurlijke voortgangen der maatfehappij van onkunde tot kennis, en van barbaarsheid tot befchaafdheid. Dan, deze veranderingen konden geen plaats hebben gehad, waren 'er geene oorzaken geweest om dezelve voorttebrengen. Deze oorzaken zullen wij gadeflaan, en wij zullen de volgende waarheid overtuigelijk bewijzen, dat wanneer de maatfehappij rijp is voor eene verandering 'er tevens eene oorzaak bij de hand is om die verandering te bewerken. De gefchiedenis van 't menschdom van 't begin der wereld tot den tegenwoordigen tijd is een keten, welke uit verfcheide fchakels beftaat, zoo men 'er een enkelen fchakel uit wegneemt , breekt men den ganfehen keten. Daar is een naauw verband tusfehen de oude en hedendaagfche gefchiedenis. Zij maken met haar beiden een geheel uit; en alhoewel eenig gedeelte der gefchiedenis het voorwerp onzer beöefFening zijn konne, moeten wij het evenwel in verband befchouwen met de andere deelen, zonder dat konnen wij het zelve niet beöeffenen met dat nut als anderszins zoude gefchieden. Ik zal in het volgende van deze les het verband aantoonen en zoodanig eene fchets van de gefchiedenis der oude volkeren geven als genoegzaam zal wezen om aan dat oogmerk te voldoen.  les ï. Geschiedenis. 17 De Bijbel levert ons het eenige ware verhaal van den oorfprong des menfchelijken geflachtsi Mozes onderrigt ons in, het boek der Schepping, dat 'er een tijd was toen alle de bewoners der wereld Hechts beitonden in een man en eene vrouw. Dat na den Zondvloed de geflachten van onze zoort afftamden van de drie zonen van N> ach, en dat onmiddelijk, bij de verwarring der fpraken, de menfehen uit de vlaktens van Sinear zich verfpreidden, blijvende die, welke eene zelfde taal fpraken te famen, kiezende iedere bende zoodanig gedeelte der aarde als best fcheen overeentekomen met hare wijze Van leven. De gefchiedenis en de overlevering vertonen eenftemmig de menfehen in eenen ftaat van woestheid geleeft te hebben, en dat 'er een tijd was, toen zij over. den aardbol verfpreid, geen band van verëeniging hadden, maar dat ieder op zich zelve omringt was Van behoeftens en gevaren, waarin hij moest voorzien. Wetten i regeering en konsten waren toentertijd onbekent. De fterkfte ontnam den zwakken het voedzcl, 't welk deeze met jagen en visfehen bekomen had, zonder dat de beroofden zich recht kon verfchaffen wegens het leed hem aangedaan. De Amerikaanfche Stammen, de Hottentotten en de inboorlingen van Nieuw-Holland leven in een ftaat, die niet veel beter is dan de zoo even genoemde, de vernederenfte ftaat waarlijk van 't menschdom. B Dan,  iS H e d e n d a a g s c h e les 1. Dan, daar de mensch natuurlijk een gezellig wezen is en in zich zeiven iets heeft 't geen hem tot zijne zoort neigt, zoo kan die vernederende ftaat niet zeer duurzaam geweest zijn; want, gelijk zeker fchrandcr Schrijver aanmerkt, wij vinden volgens devrocgftc en laatftc berichten, welken wij van alle oorden der wereld hebben, het menschdom overal verzameld in benden en genoodfehappen, geen enkel mensch op zich zeiven zijn eige zoort fchuwende, maar altoos uit neiging zich bij de eene of andere bende voegende, fchoon zomtijds zich vijandelijk tegen eene andere bende gedragende; zich het voorleedene herinnerende en zorgende voor het toekomende; geneigt om zijne eigene gewaarwordingen medetedeelen en die van anderen te leeren kennen (e). Een trek om zich bij wezens van zijne zoort te voegen, een bezef van gevaar en een verlangen om bijgeftaan of verdedigt te worden, eene wederkeerigc liefde van beide de kunne, die zich met eikanderen paren, en kinderen, die de vrucht zijn dier paring, nopen den mensch een nauwer en uitgeftrekter verbindtenis met die van zijne zoort te maken. Eenerlei behoeftens en een bezef van onderlingen bijftand brengen afzonderlijke lieden tot een maatfchappijlijk leven; en hoe meer bewustheid zij hebben van de voordeden eener zodanige verëeniging, te meerder verlaBgen toonen zij om die verëeniging klemmender en uitgeftrekter (c) Feroüson's Es/ty 0:1 Ciy. Sos.  les ï. Geschiedenis* 19 ter te maken. De cerfte beginzels tot zulke maatfchappijlijkc verëenigingen, door welke de menfehen zich zeiven aan eikanderen verbonden, vroren overeenkomstig met de kennis en het gevoel van hunnen toenmaligen ftand. Wetten om geweld te beteugelen, een opperbeftuur en eene geregelde burger regeering waren op de cerfte tooneelen des maarichappijlijken levens onbekent. Het was in zekeren zin, om mij van eene uitdrukking der H. Schrift te bedienen, als toen: dat een iegelijk deedt wat recht was in zijne oogen. Maar zonder verdrag en gewoontens, die 't gebrek van wetten vervulden, zonder eenige zoort van regeeringsvorm was het niet mogelijk dat zelfs een woesten hoop zou hebben konnen beftaan. Kleene veripreiddc en onafhanglijke ftammen te verëenigen en famen te brengen tot groote maatfehappijen, koningrijken opterichten, Heden te bouwen en befchaafdheid in te voeren, is het werk van den tijd. Alvorens dit kon volbragt worden, was 'er eene huwelijks verëeniging nodig van de beide kunnen, de uitvinding van de noodwendigfte en nuttige konsten des levens als mede eenige verkregene kundigheid van den akkerbouw. Menfehen, die van de jacht en van de visfeherij leven, of zij, die hun beftaan hebben van de veefokkerij moeten van plaats tot plaats zweiven. Vrij en onbegrenst zijnde blijven zij Hechts zoo B fl lang  ao Hede'ndaagsche ees e lang in eenen oord als zij 'er wild vinden om van te leven of gras om daar mede hun vee te voeden. In zulk eenen maatfehappij!ijken ftaat is iedere Stam een bende roovers, die het vee, 't welk zij van hare naburen ontmoet, opligt en met zich wegvoert. De helden van Homerus waren zulk een genacht van lieden, die om zich te wreken over de fchaking van Helena, het vee, de flaven en de vrouwen roofden van de rondom hen gelegene volkeren. Een Tartaar te paard is een roofdier, dat naar vee omziet en ten naasten bij weet op wat afftand het zelve te bekomen. De Monnik in ongenade vervallen van MangoChan maakte vrede met hem door te beloven: dat de Paus en alle de Christen mogendheden al derzelver vee aan hem zouden afftaan (f). De roofzucht bragt onze voorouders uit de wouden van Duitschland in de vruchtbare landfehappen van Italië, en die zelfde zucht, meer misfehien dan hunne eerbied voor het kruis voerde hen naar Afia om te deelen in den plunder van de Oosterfche en Saraceenfche rijken. Nademaal de Egijptenarcn, zeer waarfchijnlijk, de cerfte befchaafde natie waren, bij wie de wetten en de regeering haren oorfprong namen, zal ik met hen beginnen om het verband aantetoonen, het welk 'er is tusfehen de oude en hedendaagfche gefchiedenis. E Gijpte) Rubruquis door Ferguson bijgebragt.  iES i. Geschiedenis, 21 Egijptenaren. De Egijptenaren waren reeds een volk ten tijde van Abraham, die in de zesde eeuw leefde na den zondvloed. De koophandel en akkerbouw hadden ten dage van Jacob en Jozeph eene zeer groote vordering in dat land gemaakt. Jozeph, gelijk uit de Heilige fchrift blijkt, had zelfs eene verbazende verandering in den landeigendom in Egijpten voortgebragt, daar hij tevens de koninglijke magt merkelijk vermeerderde. Egijpte ligt onder eene gelukkige luchtftreek, waar de jaarlijkfche overftrooming van den nijl 't gebrek aan regen vergoed en den grond vruchtbaar maakt (g). De oorzaak van de overftrocmingen des nijls, aan de ouden ombekent, heeft men thans ontdekt te beftaan in den veelvuldigen regen , welke gedurende onze Zomermaanden en gedurende een gedeelte van den herfst in liet oppcrgedeelte van Ethiopië valt. Egijpte levert jaarlijks twee fchoone vertooningen : in onzen Zomertijd fchijnt het eene uitgeftrekte waterplas met fteden, vlekken en Dorpen als uit het water opkomende ; in onzen wintertijd is het eene fchoone en wijduitgebreide vlakte, bedekt mes vee, koorn en akkerlieden, met boomen, heesters en bloemen, die de lucht met de aangenaam fte geuren vervullen. De (g) O vip. Met. Li!/. I. fob. 7. Zie de Reizen van Bruck. E 3  £2 Hedendaagsche les i. De oude tijdrekening van Egijpte is baarblijJkelijk een verdichtzel. De Egijptifche priesters, hét zij uit onkunde of uit waan, gaven een verkeerd bericht aan die genen, die hun deswegens ondervroegen. De during der regeeringen hunner koningen kan zoo lang niet geweest zijn als zij voorgaven. Zoodanige hcerfchappijen als Hechts zij-takken waren, hebben zij voorgedragen als opvolgende genachten. Uit het gene in den Bijbel wegens de Egijptenaren vernield ftaat, weten wij evenwel, dat hunne koningen veele eeuwen aan den anderen Pharao genaamt werden. Men vind vericheide verdichtzels verhaalt wegens Ifis, Ofiris en Trismegistus of Mercurius, die van de Egijptenaren geé'erdt wierden als Goden. Mencs, door Mozes Mizraim geheten, de kleenzoon van Noach, wordt gezegt de eerfte koning van Egiiptcn te zijn geweest, dat land waarichijnlijk het eerst bevolkt zijnde geworden door eene der afftammclingen van Cham, en dat in het tijdvak tusfehen hem en Sefostris, die een groot veroveraar was, de verovering van Egijpte gefchiedde door de herder-koningen , die men veronderftelt de Cananiten geweest te zijn, welke voor Jofua vloden. Geichiedfchrijvers verhalen ons, dat in het paleis van Ofijmandias, een Egijptiesch koning, eene boekerij was, welke voor de oudfte in de wereld werd gehouden, en welker deuren tot opfchrift hadden: Dc artzenij Winkel da- ziele, Dan door wien die boekerij ver-  les i. Geschiedenis. 23 verzameld wierd, en uit welke handfchriften zij beftond, word ons nergens gezegt. 't Is ombekent door wien het meir Moeris, het welk de wateren des nijls moest verzamelen, gegraven werd, even weinig weten wij welke koning of koningen in Egijpte heersfchten toen de Tijdnaalden aldaar opgerecht wierden. Doch deze verbazende geftichten, het zij dezelven moesten dienen tot grafzuilen, of tot eenig ander godsdienstig of burgerlijk oogmerk, zijn een duurzaam bewijs van de bijgeloovigheid en ijdele glorie der oude Egijptenaren. Reizigers, die Egijpte bezogt en een bericht van de oudheden van dat Land en vooral eene omftandige befchrijving van die Tijdnaalden gegeven hebben, zijn het met den anderen niet eens wegens de bouwftoifen, int welke deze gedenkzuilen wierden famengeftelt. Een onlangs vermaard reiziger meent, dat die naalden in derzelver tegenwoordige gedaante door menfehen handen en konst ooriprongelijk uit rots gehouwen werden (h). Deze gisfing is niisfehien meer gewaagt dan gegrond. Het is waarfchijnlijkcr dat die tijdnaalden opgetrokken wierden uit in 't vuur verharde ftofien: welke misfehien te voren aarde was uit het meir Moeris opgcbaggert. Op dat gedeelte der gefchiedenis van Egijpte, door (fe) E p, ü c E's Reizen. B 4  34 Hedendaags che les e door Herodotus aan ons medegedeelt, fchoon eenigzlns waarheid bevattende, kan echter niet veel ftaat gemaakt worden; dewijl het zelve niet getrokken is uit echte befcheiden, maar uit berichten aan hem medegedeelt door de priesters van dat land. Bij voorbeeld, die ernstige doch bijgeloovige fchrijver verhaalt ons een ongerijmd Jtprookje wegens Pfammetichus, één der koningen van Egijpte, die verlangende te weten, welk volk het oudfte ware, bevel gaf twee kinderen zoodanig optevoeden, dat zij met geen mogelijkheid een eenig woord bij navolging konden leeren uitten. Toen zij nu twee jaren oud waren, riepen zij beiden eensklaps uit Bcccos, het welk in de Phrijgifche taal brood betekende. Sints dien tijd Honden de Egijptenaren de aanfpraak op de oudheid af aan de Phrijgiërs (i). Indien het geval waar zij, dan is het waarfchijnlijk dat zij de bee van het fchaap nabootsten in het eerfte woord dat zij uitlpraken. Kinderen leeren de woorden bij nabootzing, zij hebben het vermogen van natebootzen, en door dikwijls herhalen verkrijgen zij de hebbelijkheid van fpreken. Goropius Becanus, zegt een hedendaagsch gefchiedlchrijver, tracht uit het zelfde fbrookje te bewijzen, dat het Hoogduitsch de eerfte lpraak wa.s, pm dat Becker in die taal een bakker betekent (k). 0') Hero doot. (k) De Abt Millot.  ies ï- Geschiedenis. as Onder de regeering van Pfammetichus, om-> trent 670 jaren voor Christus, werd de gefchiedenis van Egijpte ontdaan van het duistere en fabelachtige. Die koning moedigde den koophandel aan door het openen der Egijptifche havens voor de vreemdelingen. De Egijptenaars hadden jben reeds verbazende vorderingen gemaakt in den landbouw. Doch de koophandel is meer gefchikt dan de landbouw om den rijkdom der volkeren te vermeerderen; dewijl zonder denzelven het overbodige der voortbrengzelen van een land van geringe waarde blijft voor deszelfs bewoners. Zijn Zoon Necho, waarfchijnlijk dezelfde door ■wien, volgens de heilige fchrift, Jofia gedoodt werdt CO en die insgelijks den naam had van Pharaö, poogde eene vaart te graven van den Nijl tot in de roode Zee, enkel tot gemak van ' den koophandel, doch hij moest van die onderneming afzien uit hoofde van de meenigte lieden, • welke in dien arbeid omkwam. De konst van vaarten te graven is eene der veelvuldige verbeteringen welke voor de hedendaagfche tijden beivaard wierd. Amafis ontthroonde Apries, de zoon van Necho. Deze vorst is vermaard om zijne begunstiging van den koophandel en om de geleerde lieden, welken hij naar zijn rijk lokte. Pijthagoras en Solon waren onder de genen, die zijn hof bezogten. De Athenienzer verlangde on- der- (1) a Kon. XXIII. i> 5  0.6 Hedendaagse iie ï,es t derwezen te worden in de wetten van Egijpte, en de wijze van Samos reisde om meerder kundigheden optedoen. Amafis werd opgevolgt door deszelfs zoon Pfammetichus onder wiens, regeering Egijpte veroverd wierd door Cambijzes, de zoon van C ij rus, die hetzelve tot een wingewest maakr te van het Perfifche rijk. Egijpte bleef onder het gebied der Pcrfianen tot dat Alexander die monarchij overweldigde; na den dood van Alexander, toen de erflijke en veroverde ftaten van dezen verdeelt werden onder deszelfs Veldoverften, viel Egijpte ten deel. aan Ptolomeus Lagus, wiens nakomelingfchap in Egijpte heerschte tot den tijd van Augustus, die na dat hij Marcus Antonius en Cleopatra in den veldflag bij Actium verflagen had, 31 jaren voor de geboorte van Christus, het zelve tot een Romeinsch wingewest maakte. Meden en Persianen. De Meders en Perfen, want de gefchiedenis van andere Afiatifche volken ga ik met ftilzwijgen voorbij, waren onderfcheiden in twee koningrijken, doch die onder Cijrus vereenigt wierden. 'Het Perfiesch rijk was zeer oud; reeds ten tijde van Abraham vind men gewag gemaakt van Elam of Perfië, maar het was om deszelfs magt en luister niet beroemt dan ten tijde van Cijrus. Die groote man wierd opgebragt naar de flipte en uitmuntende wijze der Peruanen, die ten uitterftcn zorgvuldig waren in de opvoeding hunner kin»  les t. Geschiedenis. a? kinderen. Hij bezat die natuurlijke en verkregen bekwaamheden, welke iemand gefchikt maken om te regeeren, en indien hij zich zelve niet te veel had toegegeven in zijn zucht tot veroveringen, zou hij zijne onderdanen waarlijk voorfpoedig en gelukkig hebben kunnen maken. Een koning, die enkel uitziet naar uitgeftrekte bezittingen, is geenzins een zegen voor zijn volk; maar wel hij, die de konsten des vredes aankweekt, goede wetten inftelt en van zijne onderdanen eerlijke, werkzame en vlijtige menfehen maakt. De berichten, welke de-ongewijde fchrijvers ons van Cijrus geven, laten ons in 't onzekere. Ctefias, Herodoot en Xenóphon, ten naastenbij gelijktijdige gefchiedfehrijvers, geven ons verhalen van hem, welke tegen eikanderen aanloopen. Al het gene wij van hem met eenige zekerheid weten, is, dat hij de Zoon was van Cambijfes, koning van Perfie, en van Mandana, de dochter van Astijages, koning van Medië; dat hij bij' opvolging de kroon bekwam van beide die koningrijken, dat hij de Babijlonicrs floeg, Babijlon innam en een einde maakte van die monarebij. Dat hij, door een befluit, de Joden toeftond naar hun geboorteland wedertekeeren, en dat hij door zijne 'overwinningen de grondflagen lag van een groot rijk. Wegens het ware karakter van Cijrus konnéfi wij zeggen, dat hij de konst des oorlogs Tciftond en dat hij in de wapenen en tucht zijnet krijgs-  s8 Uedendaagsche ees e krijgsknechten groote verbeteringen maakte Zij ne heerschzugt en begeerte naar meerder nJt zetten hem aan zijne naburen te beoorlogen en door geweld van wapenen zich meester te maken van dat gene, waar op hij geen de minfte aanfpraak had; hij was de geeslèl en vernieler van t menfchelijk genacht, gelijk alle veroveraars waren die door dwang van wapenen hunne heerIchappij zogten uittebreiden. C am bij zes, zijn zoon en opvolger, was een famenftel van dwaasheid en razernij, een monster in menfchelijke gedaante, die niet alleen on*efchikt was om te regeeren, maar die zelfs niet verdiende te leven; ook lieten geene der koningen, die den Perfifchen troon bezaten na den tijd van Cijrus, zich gelegen zijn aan het bevorderen en verzekeren van het geluk hunner onderdanen. Te . zeer ingenomen met het verkeerde denkbeeld van magt, eenen meer dan koninglijken luister ten toon ipreidende, en levende ia al de pracht van Afiatifche weelde, gaven zij eenen onbeperkten loop aan de verfoeilijkfte harts tochten. Daar de veelwijverij bij de Peruanen gcoorloft was, maakte hunne koningen daar van het lchandelijkfte misbruik; zij hadden niet alleen veele vrouwen, maar. huwde zelfs aan hunne eigene zusters. Zij maakten zich ichuldig aan bloedfchande, vorderden dat men hen goddelijke eere bcwezc, en fpeejde op de wreedfte wijze met  tisr. Geschiedenis. 29 met het leven hunner onderdanen. Terwijl zij zich zeiven de verwijffle en misdadigfte vermaken veroorloofden, pionderden de Satrapen of onderkoningen, die het beftuur der landichappen hadden, even als fommige hedendaagfche beftuurders van wingewesten, de ingezetenen om zich te verrijken, terwijl zij op hun beurt bij hunne te- rug komst aan 't hof van alles berooft werden. De Perfianen waren menigmalen in oorlog met de Grieken, op wie zij echter niets vermogten, zoo lang deze deugdzaam en vereenigt bleven. Menfehen bezielt met deugdzame beginzels en aangemoedigt door liefde tot vrijheid, zijn altoos te fterk voor die genen, die hen tot Haven pogen te maken. Darius Codomannus, dien Alexander de groote overwón, fchijnt één der beste Perfifche koningen geweest en beter lot verdient te hebben, dan het verlies van kroon en leven. Dan, aan de duurzaamheid van dat rijk was, in den weg der voorzienigheid, een einde gekomen; derhalven kon de ram, door Daniël in een gezigte befpeurt, ftcotende tegen het westen, tegen het noorden en tegen het zuiden, den geitenhok niet wederftaan (m). Alexander, de zoon van Philippus van Macedonië, met zucht tot roem bezielt en verlangende te voldoen aan 's vaders oogmerk, om Perfië te beoorlogen, (daar toe, buiten zijn weten, door de voorzienigheid beftemt), trok Afia in met een klein (m) Daniël VIII.  So Hedendaagsche les e klein doch dapper heir, en wierp, 33r jaren voor Christus, na twee gcwonnc veldflagen, die overgroote monarchij onderfte boven, in minder tijd dan een buitcnlandsch vijand zich in onze dagen zou konnen meester maken van een enkel graaffchap in dit Eiland. Het Perfiesch rijk had ongeveer twee honderd negen jaren beftaan. Van alle de gefchiedenisfen der oude volkeren is die van Griekenland en die van de Romeinen de belangrijkfte voor ons. Zelfs behoorden wij die grondig te kennen. Wij vinden 'er het licht in tot onze nafporingen, het welk wij te vergcefsch in de gefchiedenis van het overige der oude wereld (diè der Joden uitgezonden) zouden zoeken. De gefchiedenis der Grieken en Romeinen brengt ons de ware helden en Vaderlandminnaars onder het oog; zij maakt ons bekent met devermaardftewijsgeeren, met de wijste wetgevers en ftaatslieden en met mannen van het uitftekendfte vernuft in konsten en wetenfchappcn. In 't lezen hunner gefchiedenis zien en bewonderen wij de edele pogingen der vrijheid en de treffelijke daden dier mannen, die bezielt waren met eene vurige vaderlandsliefde. En, terwijl wij hunne bedrijven lezen en bewonderen, voelen wij in onze harten een drift ontvlammen ter navolging. Grie-  les t Geschiedenis. 51 Grieken. De oude Grieken waren, gelijk andere barbaren, woest in hunne levenswijze, hartvochtig en onbefchaafd in hunne zeden, zonder wetten, zonder regeering. Eene volkplanting van Egijpte bragt de eerfte zaden van befchaving onder hen: de hoofden dier volkplanting wierden door de woeste bewoners van Griekenland befchouwt als meer dan menschlijke wezens: na derzelver dood wierden zij vereeuwigt en geëerbiedigt als goden. Cecrops, een Egijptenaar, ftichtte Athene en door het invoeren van wetten en van huwelijksvereenigingen befchaafde hij den woesten hoop. De raad van den Areöpagus werd door hem opgericht, omtrent 1532 jaren voor Christus, dit was een gerechtshof door het welk alle richteriijke zaken beoordeelt werden en van 't welk gezegt word dat het nooit eene onbillijke uitfpraak deedt. Danaus een ander Egijptenaar, en Cadmus, een Phoenitiër, bragten de konsten in Griekenland over. Zij onderwezen de Grieken hoe den wijnftok aantekweeken, metalen te fmelten en te verwerken, en 't geen van veel meer waarde was, het fchrijven van letters. Triptolemus onderwees hen in den akkerbouw. De kleene ftaten van Griekenland, het voordeel  32 hedendaagsche |fcJBs 1, deel bezeffende eener verëeniging, maakten een verbond, het welk veel overeenkomst had met dat van de zeven verëenigde Nederlandfehe ftaten. Twaalf ftaten zonden, twee malen 's jaars, twaalf afgevaardigden naar Thcrmopijlen. Dit volkscongres werd genaamt de raad der Amphictionen en werd grootelijks vermaard in Griekenland. De Thebaanfche en Troijaanfche oorlogen; dc tocht der Argonauten, aldus genaamt naar het fchip Argo, ;'t welk hen voerde, de uitdrijving en te rug komst der Heracliden en de wetten opgefteld door Minos, koning van Creta, dit alles had plaats gedurende de duistere tijdvakken van Griekenland. Die tijden waren barbaarsch en de gefchiedenis derzelven is zoo vol verdichtzelen, dat men met geen mogelijkheid de waarheid onder dezelven kan opïpeuren. De ware kundigheid van de zeden en gewoonten der menfehen in de eerfte maatfchappijlijke tijden, is niet te halen uit onberichte gefchiedfehrijvers, maar uit hedendaagfche Land- en Zee-reizigers, die naauwkeurig acht geven op die volken, welke zij in een ftaat van barbaarsheid vinden, uit het verhaal van zulke reizigers mogen wij gereedelijk opmaken, dat de vroegfte oude natiën eenmaal dat gene waren, wat de Tartaren en Indianen thans zijn, natuurlijk woest en door geene oeffening en opvoeding onderwezen. Dan,  ees i. G e s C h t ë D e n I Si 33' Dan, de Grieken werden allengskens befchaaft, verkregen juiste denkbeelden van vrijheid, en waren, zoo lang zij deugdzaam bleven en naar gene veroveringen haakten, de ijverigfte verdedigers dier vrijheid. Sparte en Athene waren aan 't hoofd der Griekfche gemeenebesten, de eerfte was vermaard om de geftrengheid harér zeden, de andere bezat meerder befchaafdheid en welfprekenheid en was verder gevordert in de konsten en wetenfchappen. Lijcurgus van Sparte en Solon van Athene ftelde ieder voor deszelfs landgenoten een wetboek op. Lijcurgus bedoelde door zijne wetten de liefde tot vrijheid en deugd, de zucht tot krijgsroem en de verachting van den dood levendig te houden en te vermeerderen. De wetten van Solon hadden die volmaaktheid niet, maar waren zodanig als hij die voegzaamst oordeelde voor de neigingen en ongedwonge zeden der Atheniënferen. De Grieken waren gelukkig zoo lang zij deugdzaam bleven. De liefde, welke zij hun land toedroegen en de afichrik, welke zij voor de ilavernij hadden, deden hen de grootftè heldendaden verrichten. De velddagen van Marathon en Salamis bewijzen hoe veel verhevener vrije menfehen boven flaven zijn. Een hand-vol menfehen onder het geleide van eenen Miltiades, van eenen Themistocles en Aristides veriloeg de talrijke legers en vloten van de magtige i Perfiichc C «10-  34 Hedendaagsche les u monarchen. Toen de Grieken hunne deugd verloren en naar meerder magt Honden, hielden zij op gelukkig te zijn en werden een gemakkelijken prooi voor hunne vijanden. Sparte en Athene hadden eenerlei bedoelingen: Ieder wilde de meerderheid in Griekenland hebben. Zij twisteden en keerden hunne wapens tegen elkanderen, het geen eindelijk de ondergang van beiden te weeg bragt. Toen de koningen van Pérfië zagen dat zij hen niet door geweld van wapenen konden overwinnen, flpegen zij eenen anderen weg in; zij kog» ten hunne redenaars om, en door de zwakfte partij te onderfteunen, hielden zij de ouderlingen verdeeldheden levendig. Philippus van Macedonië'; een heerschzugtig, ftaatkundig en krijghaftig vorst, twistte met de Grieken, floeg hen in den veldflag van Cheronea en beroofde Griekenland van deszelfs vrijheden. Van dien tijd af was het vuur der vrijheid in hunne harten als verdooft eii zij fmaakten niet meer van de zoetigheden derzelve. Zij bleven onderworpen aan Alexander en deszelfs opvolgers: want fchoon zomtijds de vlam der vrijheid uitbarstte, het was Hechts voor een oogenblik, wordende zeer fchielijk weder gefmooit; ook konden zij zich naderhand niet weer ontdoen van het juk, het welk hen was opgelegt. Toen de Romeinfche wapenen overal de verovering met zich voerden, ondervonden de Grieken den dwang derzelver, en onderwierpen zich. Dan, Griekenland, alhoe-  les ï. Geschiedenis* 53 hoewel verwonnen, genoot vrede en vrijheid onder het Romeinsch bewind, de konsten en wetenfchappen werden 'er aangekweekt: Athene was de fchool, waar de' Romeinen hunne letteroeffeningen volbragten en hunne zeden belchaafdcn; De overwonnen Grieken onderwezen en befchaafden dus de veroveraars der wereld. Het lot der Grieken, die ten prooi vielen eerst van de Macedoniërs en vervolgens van de Romeinen, doet ons zien, hoe veel gevaar kleene onafhanglijke ftaten loopen van overmeesterd en tot Haven gemaakt te worden door magtige en heerschzuchtige naburen, en dat, wanneer deugd en een juist bezef van vrijheid in den boezem gloeijen,- een hand vol volks eenen gelukkigen tegenftand kan bieden aan den indrang cener groote menigte; doch het omgekeerde heeft plaats, wanneer een. volk niet ftrijd om deugdzaam en vrij te zijn. Romeinen. De oude Romeinen, zoo vermaard in de gefchiedenis, waren in het cerfte tijdvak hunner maatfehappij, woest en barbaarsch. Romulus, de ftichter van den Romeinfchen naam en van 't „Romeinfche volk, was de qpperfte van eene bende landloopers, die van den roof leefden, Zijn doel, in 't bouwen van een ftad, was waarfchijnlijk om zich te beveiligen tegen zijne woeste naburen, en om te gemaklijker cezelven aantevalJen en te pionderen. Numa, door het invoeren C 1 van  36" Hedendaagsche les e van wetten, welke hij voorgaf hem door eene godheid te zijn ingegeven, en door eene poging bra hen eenigen lirtaak van godsdienst inteboezemen, deedt de Romeinen eenigzins derzelver vorige woeste onbefchaaftheid ter zijde leggen. Doch onder hunne koningen, ("die wel den naam maar geenzins het gezach van die waardigheid hadden), in een tijdkring van 144 jaren en nog lang na dat 'er burgermeesters waren aangeftelt, toonden de Romeinen die barbaarfche woestheid, welke zoo ftrijdig is met de zeden eener welbeftuurde natie. Het was door hunne verkeering met de Afiatifche en bijzonderlijk met de Griekfche volken, dat zij eenigen fmaak kregen voor befchaaftheid en verfijning. Doch de Romeinen, even als alle andere natiën, namen gemakkelijker de ondeugden dan de deugden aan van hunne befchaafde naburen. De mensch is een navolgend fchepzel, doch het zij uit blindheid omtrent zijn waar geluk, of uit eene andere oorzaak, hij word ligter ovcrgehaalt een Hecht dan een deugdzaam voorbeeld te volgen. Van alle de oude volken waren de Romeinen de oorlogzuchtigfte en best ervaren in de krijgskunde van die tijden; zij waren alle foldaten: reeds vroeg in hunne jeugd wierden zij zoo in de fchool als in 't veld onderwezen in 't behandelen der wapenen en in die krijgskundige verrigtingen, welke de overwinning als zeker maken. De  les i. Geschiedenis. 37 De Romeinen waren meest altoos in oorlog. Van Romulus tot Augustus Cefar, zoo ik mij niet vergisfe, was de tempel van janus, het zinnebeeld van vrede, maar tweemalen gefloten, en gedurende de regeeringen der keizeren hielden de vijandlijkheden geftadig aan; ook kan men zeggen dat de Romeinen, het zij uit hoofde hunner buitenlandfche oorlogen, 't zij uit hooide hunner binnelandfche twisten, nooit het zoet genot des vredes gefmaakt hebben. De meeste oorlogen, door de Romeinen gevoert, waren onrechtvaardig, dewijl dezelven ondernomen wa> den ter verzadiginge hunner heerschzucht en ter voldoeninge hunner zucht tot veroveringen. De volken van Italië moesten allen de een na den anderen onderdoen voor de overmagt der Romeinen, die niet te vreden met het overwinnen van naburige volkeren hunne wapenen ook buiten 's lands voerden: de verovering van het eene volk zette hen aan ook anderen te veroveren, Onder de oude volken, wier gefchiedenis tot ons gekomen is, vinden wij geene natie, die tot zulk een top van grootheid fteeg, als de Ror meinen. De voorzienigheid fcheen hen het gebied over de geheele wereld gegeven te hebben» 't Was de liefde voor hun land en voor de vrijheid ; de verkiezing van eene deugdzame armoede boven onrechtveerdig verkregene rijkdommen; een flipte verknogtheid aan matigheid rechtvaarC 3 dig~  38 Hedendaagsche les e digheid en godsdienst, en de uitmuntendfte krijgstucht, welke hen eene meerderheid boven alle andere volken verwierf. Zoo lang de Romeinen die deugden beöeffenden, waren zij onverwinnelijk, alles zwichtte voor hen; maar toen tegengeftelde ondeugden den weg baanden tot hunne harten, begon hunne volks-grootheid te dalen; zoo dat, niettegenftaande de overwinning nog een tijd lang aah hunne zijde bleef, de verflapping van de nationale krijgsmoed allengskens toenam, tot dat zij ten lesten gemakkelijk overwonnen werden door een ftout en moedig genacht van noordfehe' barbaren. Het lot van het eene vólk kan dat van een ander volk worden; eenerlei oorzaken brengen gelijke uitwerkzels voort; en de verfchillende gedaantens, welke verfchillende maatfehappijen na den anderen aannemen, zijn Hechts een kring van dezelfde gebeurtenisfen. Zoo de Romeinen zich een uitgebreid gebied verwierven door dapperheid en matigheid, door eene vurige vaderlandsliefde, door eene voorbeeldige zucht tot vrijheid en waarheid; zoo zij, toen verwijfdheid cn weelde hunne harten veroverden en eigen belang en vermaak de overlrand kregen boven dat van hun land en vrijdom, ten prooi vielen van de heerschzucht en van den ondernemenden geest van eenen Scilla, van eenen Julius Cefar of van eenen Octavius, en eindelijk verzwolgen wierden door  les r. geschiedenis. 39: door onbedorven barbaren van'de. oevers van den Donau en der Elbe, als dan kan bun lot tot een baken ftrekken voor anderen, om niet op dezelfde klippen te verbrijzelen, als dan behoorde zulks een iegelijk, vooral lieden van rang en gezach in alle landen, aantezetten de aanmerkelijke veranderingen van zeden, van wetgeving.en van regeering, welke in de gefchiedenis voorkomen gadeteflaan, om door eene behoorlijke befchouwing en overweging van derzelver oorzaken en gevolgen, zich bekwaam te maken, ten einde door die bekwaamheid te verhoeden dat hun eigen land kome tot zulk eenen ftaat, welke nog nooit gemist heeft de ondergang van andere volken te zijn. C 4 VER-  HïDENDAApsCHE hKS u VERVOLG van de INLEIDENDE LES. Godsdienst, Wetgeving, Re geer mg, Zeden, Konsten , Wetenfehappen etc. yan de Ouden. Bij het lezen van de gefchiedenis der oudheid behoorden wij overal onzen aandagt te vestigen op den godsdienst, de wetten, de regeering, gewoontens, zeden, konsten en wetenfehappen deioude natiën die door dezelven in vroege tijden hunne namen hebben onfterflijk gemaakt bij de nakomelingfchap, de kennis, welke wij deswegens verkrijgen konnen, is het grootfte nut, het welk wij uit de beóeffening van de gefchiedenis der ouden halen konnen. Geen uitgeftrekt gebied noch krijgs-roem kan eene natie waarlijk, groot maken; maar een volk word verhoogt en beroemt door wijze wetten, door eene zachte en billijke regeering, door goede zeden en door zoodanig een bezef van godsdienst als gefchikt is om de menfehen de plichten te doen betrachten van het huislijk en maatfchappijlijke leven. Konsten en wetenfehappen, voortbrengzels zijnde van 't vernuft, konnen tot geen trap van volkomenheid gebragt worden in de ruwe en onbefchaafde tijdvakken der maatlchappijë; doch konsten en wetenfehappen werden tot geen goed oogmerk ' aangekweekt, wanneer men dezelven niet beöef- fent  les i. Geschiedenis, a*" feut ter bevordering van het wezenlijk nut van 't menschdom. Geene maatfchappijen konnen beftaan zonder wetten en regeering. De menfehen werden al vroeg gewaar dat regeeringloosheid en verwarring het gevolg waren van eigenbatige grondbeginzels, die geen dwang kenden: om die reden verbonden zij zich door onderlinge Verdragen, zij maakten wetten en onderwierpen zich aan zekeren regeeringsvorm, zoo rasch 'er eene verëeniging plaats had. In de kindsheid der maatfehappij waren de wetten ruw en onvolkomen. Daar word lengte van tijd, uitgebreide kundigheid en ondervinding vereischt om dezelven tot volkomenheid te brengen, en zij vermogen veel of weinig naar mate de befchaaftheid meer of minder vorderingen heeft gemaakt. Zoo lang een volk in den ftaat van barbaarsheid blijft, worden de wetten flecht gehoorzaamt; want alhoewel de zwakken zich aan dezelven onderwerpen, de man van vermogen laat 'er zich niet door wederhouden. Door zijne driften aangezet en het vermogen bezittende om wederftand te bieden, laat hij zich, wanneer hij zijn voordeel 'er in ziet, door geene wetten beteugelen. Om die reden fteunt het volks geluk op de vastftelling van juiste en billijke wetten, die voor alle menfehen even eens zijn, zonder eenig aanzien van perfoon, van waardigheid of van rang te onderfcheiden. C5 P'  4f Hedenbaaosche les i. De oudfte regeeringsvorm was waarfchijnlijk de aartsvaderlijke, dat is, de vader als hoofd van 't huisgezin regeerde, en zij, die onder zijn opzicht leefden, bewezen hem gehoorzaamheid; dan, dewijl in dat bcftuur veele moeilijkheden plaats hadden, werd men dezelven fchielijk gewaar. Daar ontftonden twisten en verfchillen tusfehen huisgezinnen of Hammen, dezen wierden door geweld beflist, en de gevolgen daar van waren verwarring en rampen. De ondervinding van zoo veele kwalen deed de menfehen uitzien naar een hulpmiddel tegen dezelven, en het beste naar hunne mening was, hunne verfchillen overtelaten aan de uitfpraak van den genen onder hen, dien men den meesten eerbied om zijne jaren en wijsheid toekende. Naar mate de maatfehappij toenam, verè'enigden de menfehen zich ter onderlinge verdediging ten einde door famenparing van krachten te gemakkelijker eenen vijandelijken aanval te konnen afweeren, en hij, die de treffelijkfte bewijzen gaf van beleid en dapperheid, verwierf het grootfte gezach in de maatfehappij. Wanneer een huisgezin of nam. te talrijk werd voor de plaats, die het befloeg, werd de jeugd uitgezonden om zich elders te vestigen, en men verkoos een hoofd om dezelve ten geleider te verftrekken. De opperfte van zulk eene bende, werd, indien de tocht gelukkig uitviel, gekozen tot eerften bewindsman; door hem werden de landen verdeelt, wetten gemaakt erj  les ï. Geschiedenis. $ en den regeeringsvorm gevestigt: de medegezellen van zijne zorgen en overwinningen ftonden evenwel hunne vrijheid niet af aan eenen eenigen, maar behielden voor zich zeiven eenig deel in het bewind, en vooral het recht om te oordeelen in die zaken aan welke de ganfche maatfehappij hare toeftemming moest geven (n). De dwingelandij eens willekeurigen, wiens wil eenwet is, was in de wereld langen tijd onbekent. Regeering en Wetten der Egijptenaren.De Regeering en Wetten namen haar begin in 't oosten. De oosterfche volken hadden reeds verbazende vorderingen gemaakt in befchaaftheid en zeden, toen de bewoners van Europa nog in barbaarsheid gedompelt lagen. Egijpte en andere oosterfche volken werden reeds ten tijde van Abraham door koningen geregeert. Jofeph breidde het- gezach der Egijptilche monarchen uit en verminderde der vrijheid van liet volk; nogthans waren de koningen van Egijpte geene willekeurige vorsten; de wetten, aan welken zij ondergefchikt waren, regelden de wijze naar welke zij moesten regeeren. De deugden, welken een koning moest betrachten, de ondeugden, welken hij had te fchuwen, werden hem iederen lichtend door den opperpriester voorgehouden in eene re- dc- 00 Ces ar. de Bell. Gal. Tacit. de Mor. C^rm.  44 Hedendaagsche lese devoering, welke hij verplicht was aantehooren. Wanneer de regeerende koning ftierf, zat, volgens eene in Egijpte vastgeftelde gewoonte, het volk als rechter over zijn lijk. Een iegelijk mogt hem befchuldigen, en indien de befchuldigingen tegen hem ingebragt bewezen waren, werd zijn dood lichaam verfteken van de plechtigheden der begrafnisfe. Bevond men zijn gedrag zodanig geweest te zijn als dat eens konings betaamde, als dan werd 's vorsten lijk met alle eer en luister ten grave beitelt. De vrees van verachtelijk behandelt te zullen worden na het affterven, maakte dat hunne koningen zich ïtiptelijk van de plichten hunner waardigheid kweten. De Egijptenaren waren zoo fterk overtuigt dat het geluk eens volks afhangt van de billijke uitöeffening des rechts, dat de richters van hun hoogde gerichtshof, het welk uit dertig leden beftont, bij hunne aanftelling een eed deden den koning niet te zullen gehoorzamen indien deze hen gebood eene onbillijke uitfpraak te doen. Wetten zijn de bron van menigvuldige zegeningen voor de maatfehappij; zonder dezelven zouden de menfehen ongeftraft malkanderen pionderen en vermoor den; Eigendom en leven zouden dagelijks blootgefteld zijn aan 't geweld van roovers en moordenaren. Indien de menfehen gedreven wierden door deugdzame beginzels, 'er zouden geene wetten nodig zijn, maar dewijl het  les i. Geschiedenis. 45 het tegendeel plaats heeft, leveren de menfchelijke wetten een bewijs van de menfchelijke bedorvenheid. Egijpte was bevoordeelt met wetten toen nog geene fporen van burgerlijke regeering bij eenig ander volk te vinden waren. Men meent dat Menes, ftichter der Egijptifche natie, het huwelijk heeft ingevoert, en volgens de wetten van Egijpte was het een broeder en zuster geöorloft aan eikanderen te huwen (0). Zulks ftrijd nogthans met de goede zeden en was een groot gebrek in hunne wet met betrekking tot de verëeniging der hunnen. Buiten de priesters mogt ieder man twee of meer vrouwen hebben. De veelwijverij is noch overeenkomstig met de natuur, noch ftrekt ten nutte van de maatfehappij (p> De natiën, die zich gedragen naar het be- (o) Uit s Sam. XIII vs. 13. fchijnr te U'jken dat dergeJijke huwelijken bij de Joden plaats konden hebben; fchoon ze er anders verboden waren. Vert. (jO Dit is wat te ftellig gezegt. — In Landen als Egijpte en het oosten is een roansperfoon van 30 en 40 jureii nog in den bioei zijns levens, terwijl een vrouwsperlöon van vijfentwintig jaren 'er reeds aan 't afnemen en bedaagd is. Indien nu in die landen de mannen niet meer dan eene vrouw mogten hebben, hoe dan zou het mogelijk zijn 'er de bevolking in ftznd te houden, en hoe zou men 'er eene algemeene en verfchrikkehjke ongebondenheid konnen weren, waar toe alle mannen, die in de krachc hunnes levens en in hei vuurigst hunner driften zijn,'en die volgens de wetten hunne lusten nier zouden kunnen voldoen, de verleidingen en het geweld zouden te wcik (lel.  40 H E D E N D A A 8 S C H E LES E bevel van den Christelijken godsdienst dat ieder man flechts eene vrouw en iedere vrouw flechts eenen man zal hebben, zijn volkrijker dan die naliën, bij welken de veelwijverij word toegcïïaan (q). Daarenboven is het blijkbaar uit de evenredigheid, welke plaats heeft in het getal der mannelijke en vrouwelijke geboortens, dat een man flechts eene vrouw te gelijk kan hebben (O. — Hef overfpel, ten uitteiften nadeelig aan de maatfehappij, wierd bij de Egijptenaren ten flrengftcn geftraft. Een overfpeeler kreeg 'er Rellen om die te voldoen tegen de wetten? — Wanneer de man in een leertijd is het best geuliikt om de oogmerken der natuur te vervullen en kinderen te tcelen, als dan is de vrouw reeds ongefchikt om kinderen voorttebrengen. Wat moet de man als dan doen? De wet moet hem vergunnen eene andere te nemen of de natuui- aal hem aanfpooren die gene te verleiden, welke hij niet wettig voor zicli kan verkrijgen. Zie het VI, lioofdjluk van het tweede gedeelte der Gefchiedenis van de omwentelingen voorge- valten in de Regeering en in het menfcheüjk yerjlattd. Bij h:t optell en van de gebreken der Aartsvaderen rept de II. Schrift nooit iets van hunne veelwijverij. — David, 't is bekent, had eene menigte vrouwen, nogthans in ftede van daar over berispt te worden door den propheet Nathan, telt deze iiet onder de Zegeningen, waar mede God dien vorst had befchonken. Zie 3 Samuël 12 vers 8. (Vertaler.) (q) China is het volknjkfte land der wo-eld en nogthtns heeft 'er ieder zoo veel bijwijven als hem goeddunkt. (Vert.) (r) Die evenredigheid weet men dat in Europa plaats heeft, maar 't is onbekent hoe het 'er in Afi» en Africa mede gelegen ï'j. (Vbrt.)  Lr,s i. Geschiedenis. 47 'er duizend Hagen; eene overfpeelfter werd 'er de neus afgefneden ten einde men haar , als fchuldig aan die misdaad, zoude kennen. Lafhartigheid wierd 'er met een fchandvlek geftraft. Een valfche befchuldiger moest 'er dezelfde ftraf ondergaan, welke de befchuldigde zou hebben moeten lijden, indien de misdaden, hem te last gelegt, overtuigend waren bewezen geworden. Niet alken een moordenaar maar zelfs hij, die een moord had konnen verhoeden, en 't niet gedaan had, werd 'er met den dood geftraft. Een ouder, die zijn eigen kind vermoord had, was in 't bijzijn van een wacht verplicht het doode lichaam des kinds drie dagen en drie nachten in de armen te houden; de uitwerking welke zulks moest hebben op zijn natuurlijk gevoel, en de fchande, waar aan hem zulks blootftelde, hielden zij voor de ftrengfte ftraf. De Egijptenaren begreepen dat de eigendom, niet de perfoon des fchuldenaars de fchuld moest betalen die hij gemaakt had. De ftraf van fchuldenaars was bij hen onbekent en werd eerst in later tijden dooide menfehen ingevoert. Men verhaalt ons, dat zeker koning van Egijpte een middel had uitgedagt om eerlijkheid en goede trouw in den koophandel te verzekeren: het beftond daarin: hij beval den fchuldenaar het lijk van' deszelfs vader ten borg te ftellen bij den Ichuldeisfcher, en bij tridien hij het niet loste, werd hij bij zijn overlijden verfteken van eene begrafnisfe. Lediggang  48 Hedendaags chE ees e gang en een flecht gedrag werden volgens de wetten van Egijpte ftreng geftraft. Hij, dien men befpeurde een niets bedrijvend of werkloos leven te leiden of van oneerlijke middelen te beftaan ten nadeele der gemeente, wierd ter dood gebragt. Luiheid is indedaad de pest der maatfehappij en de moeder van veele ondeugden, maar dezelve met de dood te ftraffen, was een ftraf niet geëvenredigt aan de misdaad. Het recht was 'er uitmuntende, en Solon, die ongetwijvelt de wetten van de Egijptenaren overnam, bragt dezelven tot een famenftel, het welk hij voor het Gemeenebest van Athene gclchikt maakte. Onder de Egijptenaren had een onderfcheid van rang plaats, en de kinderen waren 'er verplicht het beroep hunner ouderen te leeren en te volgen. Hier mede meenden zij het vernietigen der onderfcheidene rangen te voorkomen; doch dit was eene flechte wet. Het vernuft wierd 'er door geboeit, en alle poging om tot volkomenheid te komen, werd 'er door verhindert. De wetten van de Egijptenaren waren onvolmaakt. Men zou zulks door verfcheide bewijzen konnen ftaven; een enkel bewijs zal genoeg zijn. Diodorus Siculus zegt ons: „ Dat onder dit volk de ,, dieven een opperhoofd hadden, bij wien de „ geftolen goederen ter berging gebragt werden, „ dat men met zich bij hem te vervoegen en „ hem  Lts r. Geschiedenis. 4$ s, hem eénë befchrijving van 't geftolené te ge1» „ ven, het zelve koude weder bekomen', mits „ betalende een vierde van de waarde."' Waarfchijnlijk zal zulks in den beginne eene gewoonte zijn geweest, welke eindelijk in eene wet vér* anderde. Godsdienst. DE godsdienst is dé iterkfte band der maait is de natuurlijke óorfprong van' alle afgoderij. Doch de godsdienstige dweeperij gaat bij de menfehen tot in het oneindige. Wanneer zij geene rcfóhtë D ièm-  ■go Hedendaagsche les f. denkbeelden van God hebben, flaan zij van de eene ongerijmdheid tot de andere over. De Egijptenaren bewegen eer aan dierlijke godheden. Hun voornaamste God was Apis of Sefostris, welke verbeeld wierd door een zwarten ftier met bijzondere vlekken. De kat, Inclmumen; de hond, Ibis; de valk en de wolf behoorden insgelijks olider het getal hunner Godheden; dezen wierden prachtig onderhouden; lieden van den hoogften rang dienden dezelven en vereerden ze na derzelver dood met eene heerlijke begrafnis. Eenigerlei leed aan die fchepzels te doen, wierd gehouden voor eene allerverfoeilijkfte misdaad cn met den dood geftraft. De Egijptenaren verschilden in hunne godsdienstige begrippen en plechtigheden. In het eene Landfchap werd de krokodil eer bewezen, in het andere bewees men eer- aan deszelfs vijand den Inchnumen. Hier was het fchaap het voorwerp hunner bijgeloovigeh eerdienst, eri elders de geit. Daar uit ontftonden haat, verbittering en onëenigheden. De' ongerijmdheid van den Egijptifchen eerdienst word fraai gehekelt door Juvenalis, den romeinfchen Ichimpdichter (s). De (s) Volufius, wie is onkundig voor wat (lag Van monters 't dwaas Egipt' zich neerbuigt met ontzag? Dees dient een krokodil, en die, met vrees bevangen, .Eert Ibis, opgepropt met adders en met (langen; De goude meerkat blinkt in 't midden van de Goón, Daar.- waar 't geknotte, beeld vao Memnon nog den toon Weer-  t£5 ii Geschiedenis gt De Egijptifche priesters bezaten groot vermogen; naar hun goeddunken wierden de drijfveeren der regcering beftuurt, en door middel vari 't bijgeloof hielden zij het volk aan zich onderworpen. Hunne godsgeleerdheid beffend in eene geheime- en in eene volks-leer. De laatfte was een famenftel Van de godlooste ongerijmdheden, welke aan 't volk geleefdt werden; de eerfte was redelijker en zuiveret, doch evenwel nog met fabelen vermengt. Zij gaven verborgenheden voor, en bevorderden het bijgeloof om dat zij die beiden voordeelig vonden voor hun zeiven. Priesterlijk bedrog heeft meer of min in, alle eeuwen de overhand gehad; en zoo wel de natuurlijke als de geopenbaarde godsdienst is be-. fmet geworden door ongerijmdheden en menfehen lijke overleveringen. Ze* Weergalmt van zijne lier, en Thebé met haar wallen En honderd poorten ligt ten puinhoop in gevallen. Riviervisch bidt men hier, daar bidt men zeevisch aan; Ginds viert inen eenen hond; maar niemand eert Diiian: Ja knoflook en Ajuin te knaauwen is verboden. t> Wonder heilig volk, dat zulke groote Goden In uwe hóven.kweekt! Geen fchapenvlcesch wordt daar- Ter tafel opgedischt, geen teder; geitje, maar een mensch wordt fchroomeloos ,gekeelt en opgevreten, , De een, die vol nijdigheid, des anders Goden haat, Meent dat men maar alleen zijn Goón bphoort te vreezeif. XV Schimpdicht vat., doei- L. S che nuf es» D 2  5^ Hedenbaagsche les i. Zeden. ' Godsdienst heeft eenen grooten invloed öp de zeden. Zoo lang de godsdienstige beginzels van een volk onzuiver en woest zijn, konnen deszelfs zeden geen ander voorkomen hebben; maar deze worden eenvouwdig en zuiver, zoo haast een volk juiste en redelijke begrippen begint te vormen van het opperwezen en van den eerdienst overeenkomstig den zuiveren en geestelijken aart van dat wezen. De zeden der Egijptenaren geleken naar derzelver Godsdienst, en het eene werkte op het andere. Eerbied voor de ouders en hooge jaren, erkentenis voor ontvangene weldaden, geneigtheid tot vrede en eene verkleeftheid aan < ude gewoontens waren hunne voornaamste deugden, en die, welke zij zorgvuldigst de jeugd poogden inteicherpen. Hunne ondeugden waren menigvuldig, en 't kon niet wel anders zijn, dewijl de Egijptenaars een verwijft eu lui volk waren. In Egijpte hielden de mannen zich bezig met fpinnen, de vrouwen namen de zaken binnen en buitens huis waar. De meisjes en niet de knechtkens waren verplicht zorg. te dragen voor hunne ouderen. Alle vreemdelingen waren bij hen in verachting; en eene verwaande onkunde boezemde hen in dat buiten de voortbrengzeis van hun eigen land, niets hunne aandacht verdiende: een duidelijk bewijs dat de oude Egijptenaars onkundig waren van de mid-  les ï. Geschiedenis. 53 middelen om eene natie te verbeteren en te befchaven. Ongelegenheden uit den weg te ruimen door verandering in de wetten te maken, oude en flechte gewoontens te vernietigen om nieuwe en betere aantenemen, door zulks te doen hebben de volken zich der barbaarsheid onttrokken en is het geluk der maatlchappij bevordert geworden. K o n s t e n. D e konsten ftrekken om den handarbeid te ge* moet te komen; om zoo wel de noodwendigheden als de gerieflijkheden des levens te bezorgen en daar door onzen tegenwoordigen ftand aangenamer en gelukkiger te maken. In de eerfte tijdvakken der maatfehappij moeten de konstén gering en onvolkomen geweest zijn; dit konde niet wel anders. De ware behoeften van den mensch zijn niet menigvuldig, en zoo lang zij geene andere behoeften kenden, werden die' konsten flechts aangekweekt door welken dezelven gemakkelijkst konden bezorgt worden, Toen de Volken hunne gemeenfehap door den koophandel uitgebreid en fmaak verkregen hadden voor da lieflijkheden des levens, toen eerst werden veele konsten, welke zoo zeer ftrekken tot de geneug-i tens en de vermaken eens volks, uitgevonden. De konsten, derhalven, welke een gemakkelijk, lui leven en de ondeugd bevorderen, zijn van later tijd dan die, welken wij vplftrekt tot ons P 3 te*  §4 Hedendaagsche ies u leven benodigt hebben en deze laatfte moeten ten naasten bij zoo oud zijn als de fchepping. Egijpte was de bakermat der konsten. De uitvinding van den ploeg, een ftuk het welk in den akkerbouw onontbeerlijk is, zijn wij aan dat land verfchuldigt. De eerfte ploegen , tot het bebouwen van den grond gebruikt, waren alle van hout. „ Een bewijs, zegt de heer Goguet, dat „ het beploegen van den grond eerst plaats had „ in ligte gronden, zoodanig als die van Egijpte." Toen de ploeg nog niet was uitgevonden, maakte men in den landbouw gebruik van houte fpaden. In fommige deelen van Schotland, vooral' op de -hooge landen, word de ïpade gebruikt in ftede van de ploeg. Doch zulks moet toegewezen worden aan de armoede van den bruiker, of aan de oneffenheid of ongefchiktheid van den grond. Ijzer, van zulk een algemeen gebruik in de konsten, werd van alle de metalen het laatst ontdekt, en het laatfte gebruikt in het tuigwerkelijke. Behoefte, benevens een bezef daar van, was met de kloekzinnigheid de moeder der konsten. Dan, te vergeefsch zouden wij onze behoefte kennen, zoo de God der natuur geene ftoffen en vernuft gefchonken had, om' dezelve daar door te vervullen. Nu wij een tijd beleven, in welken de konstcn tot groote volkomenheid gebragt zijn, en wij de voordeden genieten, welke zij ons verfchaflen, laten wij ons '•■ " £ 0 wei-  les ï. Geschiedenis. 55 weinig gelegen zijn aan de groote pogingen, die 'er Jiodig geweest zijn om dezelven voorttebrenbrengen.' met dit alles word ons verhaalt, dat'er oorden in de wereld beftaan, welker bewoners nog onkundig zijn van de noodwendigfte en nuttigfte konsten. Er zijn natiën of liever ftammen van woeste menfehen, die het gemeenzaam voedzel, het brood namenlijk, niet kennen. Het vuur, ten minsten hoe het zelve te bewaren en op nieuw te maken, was in de wereld langen tijd onbekent; uit de welbekende fabel van Prometheus zien wij, dat de heidenen het vuur hielden als van den hemel te komen. Magellan zegt, dat de volken van de Marie-anne Eilanden het vuur hielden voor een dier, het welk zich met hout voedde, ook was dat volk bevreest het zelve te naderen. Schoon Mexico en Peru overvloed hadden aan ijzer, was echter het gebruik van dat metaal aan de bewoners dier landen niet bekent, toen de Spanjaards daar eerst aankwamen. De oorfprong van de eenvoudigfte en ligtfte konst, zoo haast dezelve toebrengt tot de vervulling onzêr behoeftens, of tot de vermeerdering der gerieflijkheden, het zij dezelve een gefchenk van de natuur of het uitwerkzel van kloekzinnigheid zij, verdient onze bewondering. Het toevallige heeft aanleiding gegeven tot veele konsten; want alhoewel de noodzakelijkheid de menfehen noopte pogingen'te doen ter vervullinge hunner behoeften, en die pogingen meestal gelukten, zou* D 4 den  $6 HppEpDAASSCH» «si, den evenwel verfcheide noodwendigheden des Ieyens niet hebben kunnen ontdekt worden zonder gelukkige toevalligheden» ' ■ De Egijptenaars waren reeds in de vroege tijdvakten der wereld bekent met de konsten. Hun linne-garen, (het welk men wil dat zeer fijn gefponnen was), en hunne fijne ftoffen, welks in de H. Schrift vermeit worden, bewijzen dat zij-de konst van fpinnen en weven zeer wel verftonden. De tijdnaalden of Piramiden, die verbazende groote ftukken, welke zoo veele eeuwen verduurt hebben, ftrekken tot duidelijke gedenkftukken van hunne ervarenheid in de.bouwkunde; zij hadden nogthans een Hechten fmaak. Men vind geen tekeniiig, geen evenredigheid in .die openbare werken. Alles wat de gefchicdfchrijvers en reizigers gezegt hebben wegens den tijd wanneer, en de lieden door wie deze piramiden gebouwt wierden, is flechts gisfing. Zommige menen dat dezelven reeds voor den zondvloed beftaan hebben, andere dat ze het werk waren der Israëliten gedurende derzelver dienstbaarheid in Egijpte.' De waarfchijnlijkfte gisfing komt ons voor deze te zijn, dat het grafnaalden waren, waarin de gebalzemde lijken hunner kaningen en groote mannen geplaatst wierden; want de Egijptenaars geloofden dat de onfterflijkheid der ziele flechts zoo lang duurde als hunne lichamen onverganglijk bleven. We-  £es ï. Geschiedenis. 5? Wetenschappen. De konsten en wetenfehappen ftaan in een naauw verband met eikanderen; zij beftaan te zamen, en de verbeteringen van de eene hebben eene ftrekking om de andere volkomener te maken. Waar de konsten bloeijen, worden vindingrijke vernuften aangeprikkelt tot het doen van nafporingen en tot het bevorderen van kundigheden. De verdeeling des lands, de gegraven grachten, om in dezelven het water van den nijl te ontvangen, en hunne naaukeurige afmetingen der waterrijzingen, toonen aan dat de Egijptenaars ervaren zijn geweest in de tuigwerk- en meet-kunde; ook waren zij geene vreemdelingen in de ftarrenkunde. Zij verdeelden den zonneweg in twaalf tekenen, kenden de bewegingen der hemelfche lichamen, berekenden de verduisteringen en wisten de oorzaken van dezelven. Zij hadden eenig begrip van het ftelzel der mcerwerelden, en van de beweging en wenteling des aardbols. De Egijptenaars maakten gebruik van ' een beeldfprakig en zinnebeeldig fchrift, dat is, de gedaante van een voorwerp werd geplaatst om het voorwerp te verbeelden, en deze gedaante plaatzing was, alvorens het letter-fchrift wierd uitgedagt, waarfchijnlijk de fchrijfwijze bij alle volken in gebruik. Onze letters kwamen van de Romeinen, het Romcinfche letterfchrift van de Grieken, en de griekfche letters, eenige D 5 van  58 Hedentjaagsche les r. van welken oorlpronglijk hebreeuwfche waren, kwamen van de Phenicièïs. Men kan des met waarfchijnlijkheid hier uit opmaken, dat de letters niet voor den tijd van Mozes bekent waren, en dat God zelf die op den berg Horeb aan dien wetgever fchonk. — Uit de Gefchiedenis der oude Egijptenaren, welke tot ons is gekomen, bemerken wij dat zij een vindingrijk vernuft bezaten, doch zij bragten niets tot volkomenheid. Hunne bijgeloovigheid was van de grooffte zoort, ook waren zij zeer verkleeft aan ongerijmde gewoontens. De konsten en wetenfehappen worden tot volkomenheid gebragt door trapswijze verbeteringen; de een heeft de eer van uitgevonden en de andere die van verbetert te hebben. Grieken. Alles wat tot de oude Grieken betrekking heeft, is onze oplettenheid wel waardig. Zij hadden juiste denkbeelden van de onvervreemdbare rechten van den mensch, en hunne edelaartige en gelukkige worftelingen voor de vrijheid waren veelvuldig. Vrijheid bewerkte de wetten van de onderfcheidene Griekfche Gemeenebesten, had invloed op hunne zeden en fmaak, en begunstigde de bevorderingen der konsten en wetenfehappen. Sparta en Athenen waren de twee Gemeenebesten van Griekenland., welke de grootfte Ver-  ees x Geschiedenis. 59 vertooning maakten; beide waren dapper en ondernemende; bezield met vrijheids - ijver verrigtten zij de heldhaftigfte daden, en evenwel verfchilden de Spartanen en Atheniënzers zeer veel van den anderen in zeden. Deze ongelijkheid kon niet veroorzaakt worden door de luchtftreek, maar moet uit eene andere oorzaak zijn voortgekomen. Hoedanig ook de zeden der Spartanen mogen geweest zijn, alvorens Lacedemonië beftuurt werd naar de wetten van Lijcurgus, ben ik gerieigt te denken, dat zijne wetten, door dit volk ten naasten bij vijfhonderd jaren in acht genomen, grooten invloed hadden op deszelfs daden. Wetten van Lijcurgus. Zijne 'wetten zeer naauw vermaagdfchapt zijnde met de goede zeden, deedt hij wat flechts weinig wetgevers gedaan hebben. Rijkdom en armoede leiden veeltijds tot ondeugd; om rijk te worden en geen armoede te lijden gefchied 'er vrij veel kwaad in de maatfehappij, om die reden banden hij ze beiden uit Sparta. De landen werden 'er gelijkelijk verdeelt onder de burgers. Ijzer-geld was de eenige gangbare munt. Zilver en goud waren in Sparta verboden. De konsten, welke tot de weelde des levens toebragten, werden tegengegaan. De Spartanen walen verplicht om in 't openbaar te eten, hunne fpijs beftond in een greof voedzel. Eenvoudige 'Ipijs  6o Hedendaagsche eesi. fpijs voldoet den honger; wel toebereide en fijne fpijzen wekken en verleiden ,den eet-lust. Terwijl zij aan 't maal zaten werden zij onderhouden met Jesfen van matigheid en bedaardheid. Op deze wijze wierden de Lacedemoniërs geleert nederig en vergenoegt te zijn; zich zeiven gelijk in rang te befchouwen, alle zelfsheid, verwijfdheid en trotsheid te verachten, en, gemeenfchappelijk met den anderen opgevoed zijnde, zich zeiven aantezien als kinderen van den ftaat, niet als kinderen van bijzondere perfonen. Langs dien weg was het dat zij, van hunne vroegfte jeugd af, zich gewenden een edelmoedige genegenheid voor eikanderen optevatten, en door eene edele zucht gedreven werden om uittemunten. De oude heden droegen zorg dezulken aanteprijzen die lof verdienden en die genen te laken en te berispen, die flecht handelden. Ten, einde de Spartanen van derzelver kindsheid af te gewennen op hunne hoede te zijn en geen gevaar te vrcezen, waren de kinderen verplicht hun voedzel te ftelen, en wanneer het diefftal ontdekt wierd, werd den dief geftraft om dat hij zich niet behendig genoeg gedragen hadde. 't Gedrag van eenen fpartaani'chen jongen is een iegelijk bekent. Hij had een jongen vos geftolen en hield hem onder zijn gewaad verborgen, doch het dier geen zin in dien ftand hebbende, zogt te ontkomen; de jongen, liever dan te doen blijken dat hij den .vos geftolen had, liet geduldig  les i. Geschiedenis. 6i zich de zijde doorknagen tot dat de ingewanden naar buiten kwamen. Aldus maakt de kragt der gewoonte moeilijke en onnatuurlijke zaken natuurlijk en ligt, en een bezef van Ichande overtreft dikwijls de finertelijkfte gewaarwordingen. Spartaansche Zeden. Men heeft de Spartanen wegens hunne zeden gelaakt om dat men meende dat eene diefachtige geneigtheid moest aanmoedigen tot roof. Wij Vinden echter niet, fchoon het een gedeelte van de opvoeding der kinderen van dat land was, dat de Spartanen, ouder geworden, meer tot ftelen geneigt waren dan andere natiën. Het was geenzins om in hen een zucht optewekken tot het begeeren van eens anders goed, dat men hen die lesfen gaf, maar om hen ftout eti behendig te maken. Hun verftand werd aangekweekt door eene beftendige gewoonte van redenkavelen in korte en toepaslijke fpreuken, om welke korte gezegdens zij vermaard waren. Dus zegt men hederidaagsch van iemand, die kort en zakelijk fpreekt, hij fpreekt Laconiesch. De vrouwsperfonen om hare lichamen te harden en gezond te maken, hadden hare oeffenfpelen zoo wel als de mannen. Deze oefFeningen weken niet van 't zedige af. Door den invloed der wetten van Lijcurgus bleef de zedigheid langen tijd ftand houden in Sparta. De ongebondenheid nogthans brak ten langen lesten uit door het ganfche Gemee-  62 Hedendaagsche lese meencbest, en de Spartaanfche vrouwen werden de fchandvlek' harer kunne. De Lacedemonifche vrouwen hadden een groot vermogen over hare mannen. Een vreemdeling zeide eens tegen de vrouw van Leönidas: „ gij lieden zijt de eenig„ fte vrouwen die de mannen beheerscht; 't is „ zoo, zeide zij, en wij zijn de eenige vrqu„ wen, die moeders zijn van mannen." Het huwelijk wierd in Sparta hoog geëert, de ongehuwden ftaat wierd 'er veracht: naauwlijks kende men 'er de namen van oude vrijfter en puden vrijer. Een jongeling weigerde opteftaan bij de aannadering van een doorluchtigen veldheer, om dat dezen nooit was gehuwt geweest: „ Gij hebt 3, geene kinderen zeide hij hem, die mij denat zelfden eerbied zouden konnen bewijzen en bij „ mijne' aankomst opftaan." De Spartanen bezaten groote dapperheid en verwierven veel krijgs,roem. Zij leefden altoos in 't veld en trokken tegen hunne vijanden op met eenen moed, welke door niets te bekoelen was. Nogthans moeten zij, volgens hunne wetten, flechts eenen verdedigenden oorlog voeren. De Spartaanfche zeden ftrekten ten teugel aan hunne hartstochten, en 200 lang zij zich beijverden aan de wetten van Lijcurgus te gehoorzamen, ook zoo lang maakten zij het eerfte Gemeenebest uit van Griekenland en verwierven het vertrouwen en de'achting van de omliggende ftaten. Ik  ees t Geschiedenis. 63 Ik onderwinde mij niet te zeggen dat de Spartaanfche zeden volmaakt waren, ook zou ik dezelven niet als een voorbeeld ter navolginge van andere volken willen geven. De volmaaktheid word op deze wereld niet bereikt, en geene der oude koningrijken of Gemeenebestén konnen ten voorbedde dienen voor befchaafde en handeldrijvende natiën. De geftrenge deugd der Lacedemoniërs ontaartte zomtijds in barbaarsheid. Geftrengelijk ftraf," wierden hunne harten niet vermurwt door zachter deugden. Volgens de wetten van Sparta was het de ouders geöorloft hunne zwakke kinderen te verlaten of ter dood te brengen, en deze onnatuurlijke wreedheid oeffenden zij dikwijls. Met oogmerk om hunne, kinderen aan pijn en fmerten te gewennen, geesfelden zij dezelven zoo onbarmhartig, dat zomtijds veelen daar aan ftierven. De heloten of Haven, die de landen der Spartanen bebouwden, werden door hunne onbarmhartige meesters met de barbaarfte ge* ftrengheid behandelt. In één woord, de Spartanen ichijnen door de wijze hunner opvoeding zich aan eene te groote ongevoeligheid gewent te hebben; in dit opzichte waren zij te laken. Dan, fchoon zij als mensch niet zoo aandoenlijk waren als zij hadden behooren te zijn, verdienen zij, niettemin, geprezen te worden. De Spartanen bezaten eene grootmoedigheid van ziel, zoo als paar  64 Hedendaags'cöe les £ maar zelden aangetroffen word bij de hedendaagfche volken. Een burger van dat Gemeenebest afgekeurt tot raad der driehonderd, zeide, „ zich „ gelukkig te achten dat Sparta driehonderd bur„ gers kon vinden,-die beter waren dan hij zelf." Een der Spartaanfche koningen gevraagt zijnde: onder welke regeering de mensch het. veiligst konde leven? antwoordde: „ onder die, waar „ het volk noch rijk noch arm is, waar de op5, rechtheid vrienden vind en het bedrog geene." Wetten der Athenienzeren. De grondbeginzels en zeden van de ingezetenen van Athenen verfchilden veel met die van Sparta. Zij waren meer dan een der Griekfche Haten bezielt met eenen gloeijenden ijver voor de vrijheid. Hunne zucht om vrij te zijn duldde niet zich aan de koninglijke magt te onderwerpen. Het koningfchap wierd in Athene vernietigt, en de opperfte magt geftelt in de handen van 't volk. Geene maatfehappij kan beftaan zonder wetten. De Athéners waren zonder wetboek. Draco ftelde een wetboek op, omtrent 624 jaren voor de geboorte van Christus. Doch zijne wetten, welke de doodftraf ftelden op alle misdaden, waren zoo ftreng, dat men dezelven onbeftaanbaar vond met de regeering en het geluk van een vrij volk. Solon, een raau van uitmuntende gehoor» ca  ees ö Geschiedenis. ég en kundigheid, ftelde omftreeks 66 jaren na Draco, een nieuw wétbpêk op voor . zijne landgenoten, meer onvèrëcnkomstig met derzelver z# den en toeftand; om die wetten alle optenoemen zou den lezer maar weinig bevallen. Genoeg zij het te zeggen: dat zijne wetten onvolmaakt waren. Hij poogde alle de bijzondere rangen inden ftaat te behagen, en derha'lvert raakte hij niet aan alle de wortels van het kwaad. Solori was evenwél niet te laken, zoo 't waarheid zij," 't geen hij zeide: dat zijne wetten ingericht waren naar de omftandighedcn der Athéneren en def besten die zij in ftaat waren aahtenemeiï. Oorlog was de eenige bezigheid der Spartanen. . Elk burger was 'er verplicht een held te zijn of zijn laud te verlaten. De Atheniënzers' kweekten de geleerdheid en de konsten aan. Zij waren verplicht de wapens optevatten wanneer de nood van den ftaat zulks verëischte, maar in tijd van vrede konden zij zich toeleggen op zodanige; zaken waar toe hun vernuft of begeerte hen neig-' de. In fparta vernielde de armoede, die men 'er' beminde, de drijfveeren der gierigheid; In Athene was de hoop op rijkdom de prikkel van vernuft en vlijt. De Spartanen, van' hunne kindsheid af gewoon te gehoorzamen, onderwierpen zich gereedelijk aan de wetten: de Atheniënzers konden zich aan geène onderwerping gewennen: eene uittermate zucht voor de vrijheid br'agt bij E hen  66 Hedendaagsche les e hen "eene losbandigheid voort; zij verachtten de wetten en de magiftraten, wier magt te zwak was om hen binnen behoorlijke palert te houden. Indien de Regeering een invloed heeft op de zeden, zoo hebben de zeden insgelijks een invloed op de Regeering. De geftrenge wetten van Lijcurgus, geftemt zijnde naar de geftrengheid der Spartaanfche zeden, maakten dat het volk overeenkomstig daar mede handelde. De zeden der Atheners waren van een leniger aart; men had 'er fmaak in vermaken, en dewijl men 'er bij gebrek aan beginzels onbefïendig was, kon een Hecht ftelzel van wetten 'er de zeden niet verbeteren. Zodanig %vas het ondericheid tusfehen deze beide oude vermaarde Gemeenebesten. De' Spartaanfche geilrengheid ontaartte dikwijls in wreedheid, terwijl de Atheners menfchelijk, heusch, wellevend en vernuftig, zich zeiven onderfcheidden door roemrijke' daden en edele werkdrukken. Het volk van Sparta handelde de Heloten met groote barbaarsheid, de burgers van Athene gedroegen zich met zoo veel menselijkheid jegens hunne flaven, dat huisbedienden van de hedendaagfche tijden niet beter behandelt zouden konnen worden. Fraije Konsten. De fraije konsten wierden in Griekenland aan- ge-  les i.' Geschiedenis. ör gekweekt en tot groote volmaaktheid gebragfc De vrijheid heeft invloed op den fmaak, en wanneer een volk door nijverheid rijkdom verkregen heeft, haakt het naar de vermaken des levens en jaagt dezelven na j' als dan worden de fraije konsten aangemoedigt als middelen, door welke men zijne-rijkdommen kan ten toon Ipreiden en genieten. Pericics, een edel en vermaard Athener, was de eerfte onder de Grieken die de fraije konsten aanmoedigde en beichermdc, eh deszelfs landgenoten bleven nog lang na hem in dezelven uitmunten. Wij zijn aan de Grieken de drie bouw-ordens verfchuldigt; dè Corinthifche, de Dorifche en de Iönifche: deze zijn nog heden de regelmaat des goeden fmaaks in 't bouwen. De Grieken hebben uitmuntende fchilders en beeldhouwers voortgebragt. Phidias bragt de beeldhoukunde tot volmaaktheid: Praxiteles maakte de twee keurlijke en zoo veel bewonderde ftandbeelden van Venus. Hij gaf aan het volk van Coös de keuze van die beide Hukken, welke hij op eenen gelijken prijs Helde, zij kozen het minst fchoone, om dat het gekleed en het andere naakt was; een waardig voorbeeld van zedigheid. De Griekfche fchilders gebruikte Hechts vier kleuren in 't fchilderen, zwart, wit, rood en geel. Zij hadden kennis van 't gene men dag en fchaduw in de fchilderkonst noemt, waar door het gefchildert beeld meer rondheid verkrijgt. Het is evenwel waarfchijnlijk dat j$j Es &  68 Hee-endaagsciie les e in die konst beneden eenen Raphaè'1 en zoramige andere later fchilders waren. De konsten van vernuft wierden in Griekenland deftig beloont. Dit was de beste prikkel, door welke de konstenaar tot naijver aangemoedigt wierden om in hunne onderfcheidene takken van konst-oeffening uittcmunten. M ü Z I e e. D e Grieken waren liefhebbers van de Muziek: Zelfs had die konst invloed op hunne wetten en ftrekte om aan hunne zeden eene zekere zachtheid te geven. Alle volken, 't zij barbaaren of befchaafde, hebben het vermogen of de kracht van de welluidenheid gevoelt, en een bewijs opgelevert dat de fmaak voor de Muziek den mensch natuurlijk is. De Muziek lenigt de woeste zeden, wekt den moed op en de liefde tot de deugd, zij zet ons aan tot het verrigten van edele daden. De Muziek- en de Dichtkonst zijn tweeling zusters. Voormaals Waren de Barden dichters en muziekanten beide, zij zongen de daden van hunnen held in dichterlijke vaarzen van hun eigen maakzel. De Muziek der ouden ivas mannelijk, krachtig, eenvoudig en majestueus; gefchikt om de driften te temmen en het gemoed intenemen. De verwijfde Muziek der hedendaagfche tijden was toen onbekent. De Muziekkonst, welke zoo hoog geacht was bij de Grieken, was in geene achting bij de Romeinen, die  les ï. Geschiedenis. 6*9 die dezelve aan hunne flaven overlieten. De lier was het muziekaal fpeeltuig, van 't welk de ouden zich bedienden; in den beginne had dezelve flechts drie fnaren; Timotheus vermeerderde die tot elf, in 't vervolg werden 'er nog roeerder toe gevoegt. De Grieken hadden kennis van de Muziek die in onderfcheide partijen. te famen uitgevoerd word. Zij hadden agttien muziektoonen, die ieder door zoo veele bijzondere tekens onderfcheiden werden. Doch' de Gamma of tafel der muziek-noten, in de elfde eeuw uitgevonden door Guij d'Rezzo, heeft deze konst veel gemakkelijker gemaakt. Dicht konst. In evenredigheid van de gaven welke wij van de natuur tot het beöeffenen van eenige konst ontvangen hebben, munten wij flechts in dezelve uit. Een mensch moet een dichter geboren zijn, zonder dit kan hij in die konst nooit een meester worden. Eene levendige verbeelding, een vin-, dingrijkc geest, een zuivere fmaak zijn vereisch-., tens, zonder welke men in de dichtkonst niet kan uitmunten. Homerus en andere Griekfche dichters hebben door hunne fchriften getoont, dat zij deze begaafdheden bezaten. Hunne buigzaame, welluidende, majestueuze, bevallige en krachtige taal was gepast voor de Dichtkunde. Geen fpraak is zoo wel gefchikt als de Griekfche om aan den zin de klank van een echo te geven. E 3 Db  fo Hedendaagsche les e De poëzij is misfchien de eerfte van alle konsten; de allerwoeste volken hebben dezelve beöeffent. De menfehen hebben altoos, door een foort van ingeichape neiging, behagen gefchept hunne vermaken en geluk te bezingen, de Godheid, die zij eerden, met dichterlijken zang te loven, de daden van den Held dien zij bewonderden te vermelden, en alles uittebazuinen .. wat zij wilden dat een indruk zou maken op het hart. De hartstochten, bijzonderlijk die van de tederer foort, bevorderen grootelijks die behagelijke konst. Ieder minnaar is een Dichter. Doch de menfchelijke aandoeningen vuuren veeltijds 's dichters geest aan. Men verhaalt, dat het doel van Homerus, in 't opftellen van zijn Illiade was, een einde te maken aan de tweedracht en verbitteringen, welke ten zijnen tijde zoo fterk woedde in de Griekfche ftaten. Het Tooneelfpel kwam ten tijde van SoIoh te voorfchijn, want voor dat tijdvak verdiende de Griekfche vertoon.'ngen den naam niet van Tooncelfpclcn (t); Efchijlus tijdgenoot van Xerxes, toen deeze een inval deedt in Griekenland, was de vader van het Trcurfpel; hij poogde door fchrik en medelijden het hart te roeren. Sophodes maakte het Treurfpel belangrijker, zijne ont- (t) Het cerfte Trcurfpel wicrtl te Athene vertoont op een beweegbaar toouecl of wagen door Thespis, 535 jaren voor de geioonc van Christus.  les i. Geschiedenis. f| ontwerpen waren regelmatiger, zijn verheven en krachtige ftijl was beter gefchikt voor dat foort van ftukken dan de ftijl van Efchijlus. Euripides, die met Sophocles naar den palm der overwinning dong, voerde in zijne Treurfpelen die wijsbegeerte ten tooneele, welke gefchikt is om de ziel liefde tot de deugd inteboezemen. De bedoeling van 't Blijfpel is de ondeugd ten toon te ftellen door dezelve belachlijk te maken en zodanige menfchelijke gebreken op het tooneel te gispen, welke door geene menfchelijke wetten te verbeteren zijn (u). Het oude Blijfpel was daar in zeer gebrekig; het ftelde bekende karakters ten toon door regelrecht de perfonen aantewijzen en hen belachlijk te maken. De oude Blijfpel-dichter bekladde, gelijk een boosaartig hekelaar, den deugdzamen zoo wel als den boozen. Een bewijs van de losfe zeden der Atheniénzeren is, dat zij behagen konden fcheppen in de grappen van Aristophancs, zelfs daar deze eene poging deed Socrates belachlijk te maken en denzelven als een der flechtfte mannen.van Athenen op het Tooneel in een haatlijk licht te ftellen. Het middel-Blijfpel, zoo als het ge. noemt word, hoonde den perfoon door dien te noemen. Het nieuwe Blijfpel fchilderd de zeden zon- Cu) Het eerfte Büjfpel wierd te Aihcne vertoont op een Tooneel-wa jen 56a jaren voor Christus. E 4  72 Hedendaagsche ees e zonder op iemand te wijzen. Het Blijfpel van onze tijden is gelijk Boileau zegt: „ een fpiegel, „ in welken een ieder zijn eigen beeltenis kan „ zien, om zijne cige dwaasheden lachgen en op „ eene aangename wijze Ieeren dezelven te ver„ beteren."1 Men zou nogthans twijvelen mogen of ooit iemand zijne gebreken, die hij op het Tooneel zag ten toon ftellen, verbetert hebbe? Het fchouwburg word bezogt om 'er zich te verlustigen, niet om 'er eenig nut uittetrekken, en het tafereel van ondeugd en dwaasheid, het welk men daar vertoont, word van de toekijkers befchouwt als iet dat op anderen en niet op hun zeiven past. W ij s B e g e e r t e. ■De tijd zou ons ontbreken indien wij alle de wijsgeeren en gefchiedfehrijvers zouden opnoemen door Griekenland voortgebragt. De fchriften van Thucijdides en Xenophon, van Plato en Aristoteles, zullen aan mijnen graag onderwezen lezer konnen leeren tot welken graad van volkomenheid de Grieken de gefchiedenis en wijsbegeerte gebragt hebben. Wij mogen hier aanmerken dat de kennis van de gefchiedenis één der grootftc voordeden is, welke wij de Grieken te danken hebben; doch uit het beöeffenen der ou& griekfche wijsbegeerte is voor hedendaagfche volken niet veel nut te halen. De verfchillende ftelzeis der griekfche wijsgeeren, niet gegrond op  les e Geschiedenis. 73 op rede en proeven, waren flechts inbeeldingen van hun eigen brein: hunne Zedekundige wijsbegeerte ftemt niet overeen met de waarheid en met de natuur van den mensch, noch is het gevolg van eene behoorlijke kennis van den aart van goed en kwaad. Indedaad Socrates fchijnt de beste zedelijke wijsgeer van alle de Grieken geweest te zijn. De Godfpraak noemde hem den wijsten man van zijnen tijd. Hij leeraarde, (want wij hebben geene fchriften van hem, ook ftelde hij niets op 't papier), dat de eigenlijke betrachting van den mensch is zich zelf te kennen; dat het doel der ware wijsbegeerte is de deugd zoo in 't openbaar als in 't bijzonder te bevorderen, dat de wijsbegeerte, die zulks niet doet, den naam van ware wijsbegeerte niet verdient. Doch Socrates verfcheen te vroeg in de wereld en de menfehen waren nog niet gefchikt om zijne wijze lesfèn aantenemen; zoo hij in onze verlichte tijden geleeft had, zou hij met luister als Christen wijsgeer hebben uitgeblonken. De Atheniënzers behandelden Socrates als een verachter van de Goden zijns lands, als een vijand van het gemeenebest, en om zijne diensten aan zijnen evenmensen bewezen te beloonen, deden zij hem den vergiftigden beker drinken. De Grieken waren wel ervaren in de krijgs - kunde zoo als dezelve dooide ouden geöeffent werd; hunne oorlogen met E 5 dc  74 Heeendaagsc h e xes e de Pcrfen en de menigvuldige verfchillen onder hun zelve, maakten hen zeer bedreven in het legeren hunner heircn, in de fchikking hunner llag-orde, en in het verbeteren der wapenen en van den toettel hunner krijgsknegten: zij verftonden de meet- de itarren- de aardrijks- de genees-kunde en 't bellier der geldmiddelen, dat is, de wijze om een inkomen te ligten en -het zelve behoorlijk, te befturen; eene wetenfchap van veel aanbelang voor iedere Regeering. W e l s p r e K e n ii e i d. De welfprekenheid bloeit het meest in volksregeeringen: aldaar heeft de fpreker, die zich openlijk doet hoorcn, de beste aanfporing en de meeste gelegenheid om zijne redenkundige gaven ten toon te fpreiden en tot volmaaktheid in de konst van welfpreken te komen. Het Atheenfche beftuur was der welfprekenheid gunstig. Deze moest bloeijen in- eene ftad, waar de toejuiching van 't volk de weg was tot beruchtheid en de fortuin. De ware welfprekenheid is de konst om door rede te overtuigen: zij wekt de hartstochten op en overreed door te wei-ken op het gevoel en het oordeel der menfehen. In Griekenland wierd de redeneerkoust onderwezen even als andere wetenfehappen; de redenaar fprak niet alleen openlijk in de Ichoo'len, maar gewende zich zeiven zomtijds in 't openbaar te fpreken. De Sophisten of drogredenaars, die zich op-  les ï. Geschiedenis. 75 opwierpen tot openbare onderwijzers, bedierven de Griekfche welfprekenheid: zij .weken af van het pad der waarheid en der natuur, leeraarden hunne fcholieren den fchijn der zaken te veranderen, aan !t valfche het vernis van waarheid te geven, te verbijsteren liever dan te overtuigen, ook waren zij altoos gereed om het voor of tegen van eene zaak te verdédigen. Pericles herftelde de ware welfprekenheid te Athene en Demosthenes bragt dezelve tot volkomenheid. ' De natuur had Demosthenes niet tot een redenaar gevormt, zijn ftem was zwak, zijn 'uitfpraak gebrekkig, hij kon de letter R niet uitbrengen : dit gebrekkige veroorzaakte dat hij Werd uitgejouwt toen' hij voor de ecrftemaal in 't openbaar wilde fpreken. Een tooneelfpeler wien hij zijn ongeval klaagde, zeide hem: dat hij zich moest troosten en voor al niet wanhopen, dat 'er een geneesmiddel voor zijn gebrek was, en dat hij zeer wel een goed redenaar konde worden. De tooneelfpeler deedt hem eenige vaarzen opzeggen, welke hij daar na met zoo veel bevalligheid en nadruk herhaalde, dat Demosthenes dezelve bevondt eene geheele verfchillende uitwerking te hebben. Dit overtuigde den redenaar dat hij, om wel te Hagen, zich dagelijks moest oeffenen; om daar aan te voldoen bouwde hij een kleene hut, daar hij zich maanden aan den anderen bezig hield met overluid te redence- ren.  76 Hependaagsche ees t. ren. Om zich zeiven aan het gedruis van eene oproerige vergadering te gewennen, begaf hij zich zomtijds aan den Zee-oever, om aldaar openlijk als tegen de baren te redenkavelen. Ter bevordering eener goede uitfpraak nam hij op andere tijden fteentjes in den mond onder het beklimmen of opwandelen van eenen heuvel. Volharding en eerzucht om uittemunten konnen de grootfte zwarigheden te boven komen. Demosthenes vermeesterde de natuur en beftuurde door de kragt zijner welfprekenheid de Atheniè'nzeren naar welbehagen. De beruchtfte redenaars moesten voor hem zwigten. Philippus van Macedoniën pleeg te zeggen: dat hij den donder der welfprekenheid van Demosthenes meer duchtte dan de vloot en legers van Griekenland. Zodanig een heeft grooten kans om als redenaar uit te munten, die zich zelvcn zorgvuldiglijk vormt naaide ouden; daar hij, die verzuimt Demosthenes en Cicero, die beide groote meesters in de redeneerkunde, natevolgen, nimmer als openbaar fpreker eenig vertoon in de wereld zal maken. Rome werd van kleine beginzels de meestres der wereld. Eenige weinige oorzaken bezorgden de Romeinen de algemecne heerfchappij. Door hunne ftaatzucht flrreefden zij naar het oppermagtig bewind over de wereld; deze ftaatzucht was door niets te beteugelen; zij grepen alle gelegenheden aan om die te voldoen: in de wijze hun-  Les 1. Geschiedenis. 77 hunner krijgstucht muntten zij uit; de oeffeningcn hunner krijgsknegten maakten dezelven gewoon aan den hardften arbeid en overwinnelijk in een veldflag, Hunne krijgsmiddelen waren onuitputlijk. De gemakkelijkheid waar mede zij hunne groote verliezen in den oorlog met Hannibal herftelden, is 'er een bewijs van. Hunne wetten wierden naauwkeurig en gereedelijk gehoorzaamt. „Niets is zoo magtig, zegt Montes„ quieu, als een Gemeenebest, waar de wetten „ gehoorzaamt worden niet uit vrees of bij re„ deneering maar uit zucht en ijver, gelijk zulks „ plaats had in Rome en te Sparta." Want in dien tijd wierd al den ijver, welken door partijfchap kon ingeboezemt worden, gevocgt bij het wijs beleid van een uitmuntend bewind. Een foort van geestdrift, die van vader tot zoon overging, zette leven bij aan alle hunne ondernemingen. D e Zeden der Romeinen bleven een geruimen tijd onbedorven. Hunne oprechtheid en armoede benevens hunne zucht om te overwinnen hielden hen op eenert afftand van die ondeugden, welke de ziel verflappen. In 't gene men de gelukkige tijden van 't Gemeenebest noemt, waren de Romeinen, 't is waar, onbefchaaft en ruw van Zeden, maar zij waren niet verwijft; ook is de deugd zonder den glans van befchaaftheid hooger te fchatten dan ondeugd met befchaaftheid. Van de  ?o Hedendaagsehe les e de ftigting van Rome af in een tijdvak van vijfhonderd jaren, had 'er flechts eene enkele echtfchciding plaats en dat nog uit hoofde van Onvruchtbaarheid; een fterk bewijs hoe hoog de getrouwheid in den echt bij dat volk gefchat werd. Doch tijd en omftandigheden veranderen de zeden eens volks. De Romeinen, na Italië onderworpen te hebben, voerden hunne wapens in 't oosten, alwaar zij de ondeugden deiverwijfde Afiatifche volken aannamen. Deze ondeugden, in Rome overgebragt, bedierven de oude zeden en boeiden de veroveraars der wereld. De groote mannen werden het eerfte befmet en verleidden het volk door hun voorbeeld en door 't bekuipen van deszelfs gunst. De befmetting verfprèidde zich als een lopend vuur en tastte alle de rangen in den ftaat aan. De noodlottige gevolgen daar van waren de losbandigfte zeden, burger-oorlogen en verlies van vrijheid. De verbastering der Romeinfche zeden van deugd tot ondeugd veroorzaakte den val van dat vermaarde Gemeenebest en maakte hen, die ééns vrij waren, tot geboeide flaven. De oude Romeinen waren langen tijd een' boersch en onwetend volk, onkundig van die verbeteringen, welke de gerieflijkheden en aangenaamheden van 't leven bezorgen. De ftad Rome wierd eerst 575 jaren na hare ftigting be- ftraat.  Les & Geschiedenis. 79 ftraat. Gedurende vijfhonderd jaren ontbeerden de Romeinen de wijze vart' den tijd aftemeten. Scipio Nafica was de uitvinder van een wateruurwijzer. Een Griek, die ten tijde van Hannibal te Rome kwam, was de eerfte die de geneeskunde en heelkunde in die ftad oeffende. Ennius en Nevius waren de eerfte Romeinfche Gefchiedfchrijvers, zij fchreven in verzen; men ma"- met rede veronderftellen hunne dichtkunde barbaars te zijn geweest, en hunne Gefchiedenis van weinig aanbelang. De Romeinen werden verlicht door hunne verkeering en handel met de Grieken. Plautus en Terentius trokken het Romeins Tooneel uit deszelfs barbaarsheid en voerden op het zelve de griekfche wijze van vertooning in. Hunne fpelen, bijzonderlijk die van Terentius, in den waren zin en ftijl van 't Blijfpel gefchreven, waren beter gefchikt voor het tooneel dan die, met welke de Romeinen zich tot aan dien tijd vermaakt hadden.- Polijbius toonde hen de wijze hoe de Gefchiedenis te fchrijven. Zij raakten bekent met de Griekfche wijsgeeren; en de fchriften der Grieken verbeterden den flechten fmaak der Romeinen, wier boerfche zeden daardoor tevens befchaaft en verfijnt werden. Cat'o, de oude, de tuchtmeester bijgenaamt, dié, bekommert voor de gevolgen, dergelijke verbete- rin-  80 Hedendaagsche ees e ringen afkeurde, maakte een wet, bij welke de wijsgeeren en leeraars in de redeneerkunde uit Rome verbannen wierden. In dit opzichte handelde hij verkeert: de geleerdheid ftrekt eene natie tot nut: zoo lange de menfehen onkundig zijn, konnen zij niet wijs en gelukkig genaamt worden. De fchriften van Cicero, Virgilius; Horatius, Livius, SaJlustius en Tacitus doen den Romeinfelien naam meer eer aan dan alle de oorlogen en veroveringen van 't oude Rome. De geleerdheid kan, even als de Godsdienst en andere nuttige dingen, misbruikt worden, maar de geleerdheid, welke zich bezig houdt met haar ware doel, te weten met het nafporen der waarheid en het verfpreiden van nuttige kennis, is een van de grootfte zegeningen des menfchelijken levens. Het onderfeheid tusfehen een geletterd man en een onkundig mensch kan men zeggen zoo groot te zijn als dat tusfehen een redelijk en een zot mensch. „ Iets, dat ons ten uitterften verbaast, zegt „ een ichrander fchrijver, en 't gene te Rome „ nogthans eene zeer gemeene zaak was, is dat s, wij in éénen zelfden man, een magiftraat, een „ krijgsman, een richter, een veldoverften, een „ bekwaam pleiter, een fchrander ftaatkundigen, „ een ftaatsman en een geletterden zien, bekwaam „ om zich beroemd te maken en nuttig te zijn ,, in  LES I. GESCHIEDENIS) 8t „ in alle die verfchillende posten. Welke ver„ bazende menfehen! Hunne opvoeding moet ge„ wis zeer ondcifchéideh zijn geweest' van de „ onze! Hoe bekrompen is de kring binnen wel,,' ken onze begaaftheden beperkt zijn." (v) In de hedendaagfche tijden word iemand zeer hoog geroemd, die in eenen enkelen post van 't leven zich wel kwijt; maar verfeheide posten ten nutte van 't algemeen wel te bekleeden, zou een foort van wonder van hem maken. (v) De Abt MilioT. F TWEE-  8a Hedendaagsche les ie -TWEEDE LES. Gefchiedenis, Wetten , Zeden , Gewoontens, Godsdienst der Hedendaagfche Volken van Europa. belangrijkst tijdvak van de Hedendaagfche Gefchiedenis begint aan 't uit-einde van de agtfte eeuw, toen Karei de groote keizer wierd van 't westen; want die oorlogzuchtige en voorlfx>edige vorst, de volken t' ondergebragt hebbende, die bij 't verval van 't Romeinfc-he rijk bezit van Italië genomen en zich daar gevestigt hadden; meester zijnde van Frankrijk, Düitschland, de Nederlanden en een gedeelte van Spanje, wierd op kersdag van 't jaar agthonderd rot Roomsen-keizer gekroont door Paus Leo III. Om de verfchéide tijdvakken der hedendaagfche gefchiedenis met elkandcren te verbinden, zal ik, zoo verre het noodig is, in weinige woorden de oorzaken aanwijzen van het verval des Romeinfehen rijks en tevens doen zien, wie de ftigters waren van de hedendaagfche volken van Europa. De omkeering van 't Romeinfche rijk door woeste barbaren, de roem en het vermogen van 't oude Rome in ftof verkeert, de gedenkstukken van deszelfs grootheid en geleerdheid vernielt, dit  ees ix. Geschi.edenis, 83 dit alles vordert onze aandacht, als eene gebeurtenis, welke geene wedergade heeft in de omwentelingen der volken: de oorzaken, om zulk eene verbazende uitwerking voorttebrengcn, beftonden nogthans. Rome bezat eene zeer uitgeftrekte heerfchappij in Europa, Afia en Afrika. De fchatten van alle hare wingewesten verè'enigden zich in dik ftad, wier groote rijkdommen de weelde en de losbandigfte zeden voortbragten, waar door die liefde voor de vrijheid wierd uitgedooft, welke in de zuiverer tijden der Republiek hare burgers bezielde. Hare krijgsknegten, die ten tijde van 't Gemeenebest zoo Hipt aan hunne bevelhebbers gehoorzaamden, bewust van welk gewicht zij waren in de worftelingen hunner groote mannen naar vermogen, wierden losbandig en de werktuigen van willekeurig gezach, verheffende tot den throon of doende in het ftof ter nedertuimelen die genen, die of hunne gunst verwierven of dezelve verbeurden. 't Is niet mogelijk eene deugdzame natie te verflaven; ook verloor Rome hare vrijheid niet dan toen zij geen deugd meer bezat; dceh hare zeden eens bedorven zijnde, deedt zij zelfs geene poging om haare vrijheid weder te bekomen; zij bukte vrediglijk, in 't midden van zoo veele wisfelingen, onder den keizer van den dagv RoF 2 ÏBS  84 Hedendaagsche les ie me had evenwel nu en dan keizers, die groote mannen waren; deze deden wat zij konden om den droom van bedorvenheid en ondeugd te fluiten, ook fchecn Rome onder derzelver regeering eenigzins van hare befmetting te bekomen, doch 't was flechts voor een oogenblik; haar kwaal was van de verouderdfte foort. Het bederf verfcheen op nieuw in zijn volfte kracht. Door hare gedurige inftortingen werd zij zwakker, tot dat eindelijk hare kwaal bleek doodelijk te zijn. Constant ij n, de eeifte Christen keizer, die een tegenzin in Rome had gekregen, alwaar hij, gelijk zommige Gefchiedfchrijvers melden, verfoeit wierd om zijne veelvuldige wreedheden, befloot eene nieuwe hoofdftad te bouwen, en daar toe het oude Bijzantium verkozen hebbende, het welk- aan den Thracifchen Bosphorus was gelegen, maakte hij van het zelve een tweede Rome en gaf aan die plaats den naam van Conftantinopolen, dat is, ftad van Conftantijn, en aan dezelve offerde hij de bclangens van 't rijk op. Deze gebeurtenis bragt veel toe tot het verval van de Romeinfche magt in 't westen: want door den zetel des bewinds overtebrengen naar Conftantinopolen, fchoon hij een fchutsmuur in 't oosten opwierp tegen de invallen der barbaren aan dien kant, liet hij Italië zonder behoorlijke verdediging. Rome viel toen Conftan- ti-  les ie Geschiedenis. 85 tinopolen aan 't rijzen was, en bet rijk, onder de opvolgers van Conftantijn in twee gefplitst, zijnde het oosterfche en westerfche, wierd zwak door 't verlies van dien nadruk, welke het in de verëeniging van deszelfs deelen zou behouden hebben. Hoe 't ook zij, het was ten tijde van Honorius, zoon van Theodofius, die zijne regeering in 't westen begon, in 't jaar onzes Heeren 395, dat de Barbaren, gelijk eenen overweldigenden ftroom, in Italië doorbraken. Uit de wouden van 't noorden voortkomende, verfpreidden zij. zich met eene verbazende fnelheid over de vruchtbare zuider landfehappen van Europa., Alles zwichte voor hunnen aandrang en geweldige magt.. De fchoonfte landftreken en volkrijke fteden wierden van hen geplondert, verbrand en ver, woest. De dwingelanden en geesfels van 't menfchelijk gedacht vielen door 't zwaard dier barbaren, de fterkte en heerlijkheid van 't Romeinfche rijk, het werk eh wonder van eeuwen, wier-, den vernietigt en uit de verbazende puinen daar-, van rezen de hedendaagfche volken van Europa. Wederwraak en dorst naar verovering bezielde deze woeste ftrijders, niets kon hen wederftaan; alles wierd geplondert, verwoest en met bloed geverwt. Deze invallen, welke onder Radagaifuss met deszelfs Gothen, onder Alaric met deszelfs F 3 VÉ  86 Hedendaagsche les ii, Vifigothen, onder Attila met deszelfs Hunnen, onder Genferic met deszelfs Wandalen, onder Gdoacer met deszelfs Herulen, en onder Theodoric met deszelfs Ostrogothen een ganfche eeuw door duurden, volgden eikanderen op met eene verbazende fhelheid. Eindelijk hield het noorden op deszelfs tienduizenden uitteftooten, doch' de bezittingen der Romeinen waren niet meer. Naaulijks zijn 'er eenige tekens van hunne wetten, zeden, geleerdheid en konsten overgebleven. De Vifigothen namen bezit van Spanje, de Franken van Gaine, de Saxers van Brittanië, de Hunnen van Pannoniën, de Ostrogothen van Italië. Van toen af werden in Europa, nieuwe regeeringsvormen, nieuwe wetten, talen, zeden, gewoontens en kleedingen ingevoert. Landftreken en dcrzelver bewoneren ontvingen nieuwe namen en ganfche Europa veranderde van gedaante. Wij hebben bereids gefproken van de oorzaken, welke den val van 't Romeinfche rijk bewerkten, na dat het zelve twaalfhonderd .jaren met minder of meerder luister beftaan had. Indien mijne lezers verlangen volkomcner onderligt te zijn wegens de velerlei oorzaken, welke den val van dat rijk voorbereidden, aanbragten en verhaastte», wijzen wij" hén tot de hier ondergenoemde lchrijvers, die dezelve met zeer veel weliprekenheid en op eene wijsgcerige wijze heb-  i/es ii» ' * Geschiedenis. 8; hebben aangewezen en befchrcven (w). Verlangen zij wijders te weten wie de genen waren, die het Romeinfche rijk verzwolgen? dan moet ik hen zeggen, dat het onze voorouders geweest zijn, wier afftammelingen wij zijn. Europa is ééne groote uitgebreide familje, in vedcheidene takken verdeelt, alle uit denzelfden wortel voortgekomen. De voorouders van de Engelfchen, JFrarifchen^ Spanjaarden, Italianen en Duitfchers waren Gothen, Vifigothen, Saxers, Franken, Wandalen, Hunnen; alle die volken kwamen uit een en het zelfde , volks - heir. De noordelijke ftreken bragten hen voort, en hunne voorvaders kwamen naar alle waarfchijnlijkheid uit het oude Scijthië of uit het nieuwe Afiatiesch-Tartarijë. Na dat zij de verwijfde Romeinen grootendeds vernietigt en de gedenkftukken van derzelver vorige grootheid vernielt hadden, geraakte hunne woede aan 't bedaren en zij vestigden zich in de landftreken, die zij veroverd hadden. Regeering. Het eerfte voorwerp onzer opmerking is de Regeeringsvorm , onder welken deze volken leefden, toen zij een inval deden in het Romeinfche rijk. Het was- dezelfde dien Cacfar en Tacitus ons befchrijven, en die zeer veel ver- fchii- (w) Puften do p.r, Bossuet, Monteso.uieu, Fercuson, Mulot, Gibbon, Stuart. F4  I 88 HïDESDAACJCBï LES U. fchilde van de geregelde en welgepaste Staatsregeeringen der hedendaagfche volken. Zoo lang zij zich ophielden in hunne Wouden en onbebouwde bosfchen was de maatfehappij, welke zij uitmaakten in haren kindfehen ftaat, zonder eenig verdrag of verëeniging kenden de huisgezinnen, die van eikanderen afgefcheiden en onaf hanglijk van den anderen leefden, geenen vorm van regeering. - Wanneer zij een krijgstocht of hever een ftroop beraamden, begreepen zij de noodzakelijkheid van eene vcrëenigde magt. De verfpreidde en zwervende ftammen verzamelden zich in één lichaam, en iedere bende had hare onafhanglijke hoofden; doch daar hunne zaken noodwendig vereischtén het aanftellen van een opperbevelhebber, bekleed met het opperfte gezag om den tocht te befturen, wierd zulk eenen m eene onftuimige vergadering gekozen: Zoodanig opperhoofd, aan wien zij den tijtel van koning gaven, bezat evenwel een zeer bepaald gezach: als opperbevelhebber had hij het recht om het eerst zijne mening te zeggen, zonder nogthans te konnen vorderen dat men daar aan voldeet. De hoofden van ieder huisgezin of ftam pleegden raad en beflisten die zaken, welke bijzonderlijk tot hunne ftammen behoorden; doch de volksbelangens wierden overwogen in eene vergadering der ganfche gemeente. De eerfte ftaatsmrigting van deze volkeren fchijnt eene krijgsmatige yolksxegeering geweest te zijn, in wel-  tEs'n,. Geschiedenis. 80 welke ieder lid vrijwillig den ftaat befchermde en elk vrijman deel had aan 't bewind. De voordeelen der overwinning behoorden aan allen, allen hadden zij een recht op het veroverde. Hunne koning of overfte was flechts de eerfte burger van de gemeente. Zijn gezach hing af van zijne eigene perfonelijke hoedanigheden en de kroon-opvolging was noch erflijk noch verkieslijk in dezelfde 'famielje. Indien de zoon de deugden en groote hoedanigheden zijns vaders bezat, als dan volgde hij hem op zonder tegenftand; maar indien de natuur hem die geweigerd hadt, indien hij los, ongebonden, Hecht of te jong was, als dan wierd de naaste bloedverwant of de uitnemendfte perfoon onder hen ten throon verheven. Zoodanig is ten naasten bij het denkbeeld het welk Tacitus ons geeft van het bewind der oude Germanen.. Uit het gene wij wegens hen lezen, zien wij dat het oorlog hun eenigfte vermaak was. 'De krijghaftige geest heerschte onder hen in volle kracht. Daar zij eene landftreek bewoonden, die woest en onbebouwt, met eene menigte bosfchen bezet, met mocrasfen bedekt, aan eene geftrenge luchtftreek blootgeftelt was, waar zij eene verachting toonden om hun beftaan te halen uit den akkerbouw, onderhielden zij zich zeiven door geftadig bij hunne naburen te ftroopen. Naar hun begrip was het zwaard het beste recht op den eigendom der volkeren, die om hen heen gelegen waren, en F 5 , zij  «jo Hedene-aagsche ees ie zij maakten 'er gebruik van, zonder de minste wroeging, als van een recht, het welk de natuur hen gaf. Van kindsbeen af opgebragt in de moeilijkheden, ongemakken en gevaren van het oorlog, wisten zij van geene pijnen, ziektens of vermoeidheid. Zij fpeelden met de gevaren en liepen den dood onbevreesd te gemoet: Sterk gezet op hunne vrijheid, yerzetteden zij zich tegen de genen, die geneigt waren hen tot Haven te maken. Hoewel fterk gehegt aan de opperhoofden hunner eigene keuze, bleven zij nogthans in dien ftand van krijgs - onderwerping 't genot fmaken van vrijheid; zoo lang zij onderling in hunne oorlogen niets bedoelden dan roof en plondering, bleef deze krijgmatige volksregcering, zonder eenige merkelijke verandering, aanhouden; maar toen zij bezit namen van de Landfchappen - van 't Romeinfche rijk, wierd hunne regeering eene Aristocratie: zich aldaar gevestigt hebbende en even zeer bevreest voor de oude bewoners als voor nieuwe invallen, vercenigden zij zich naamver aan malkanderen en offerden ten algemeeneiv welzijn een gedeelte hunner rechten op om het overige te behouden. Van dien tijd af wierd hunnen aanvoerder befchouwt als hoofd der volkplanting: Hij verkreeg het grootfte aandeel in de veroverde landen, en ieder krijsgman, bij 't ontvangen van zijn gedeelte van het veroverde, naar mate den rang dien hij in 't .leger had, verbond zich zeiven op- ts-  ees li. Geschiedenis. 91 tetrekken tegen de vijanden der Gemeente. De voornaamfte bevelhebbers kregen de aanzienlijkfte kavelingen in de landverdeelingen, bij welke verdeeling een kleen aantal lieden een zeer gevaarlijk vermogen verwierf, terwijl de algemeene vrijheid tevens eene doodelijke wond ontvjng. De koning, of het-opperhoofd, wiens aandeel het aanzienlijkfte was, verdeelde ter belooninge van bewezene diensten en om zich nieuwe aanhangers te maken, zijne landen en verplichtte die genen, aan wie hij dezelven fchonk, zich onder zijnen ftandert te begeven en hem in zijne oorlogen bij te fpringen, onder uitdrukkelijke bepaling van anders de gefchonkene landen te zullen te rug nemen. ,De Edelen of voornaamfte bevelhebbers volgden deszelfs voorbeeld en verfchenen aan 't hoofd hunner aanzienlijke Leenmannen. Kort daar aan matigden zij zich het recht van oppervorsten aan in hunne verfcMHen'de landfehappen; zij betwistten het gezach hunnes opperhoofds, weigerden hem te vergezellen, ja, namen zelfs de wapenen tegens hem op. Alle ftaatkundige onderwerping nam een einde, de band van verëeniging tusfehen het opperhoofd en de voornaamfte leden wierd verbroken,, cn het belang en geluk van het geheel ten eenemaal verwaarloost. Eene fchroomelijke regeeringloosheid was het gevolg dier Aristocratie; het volk wierd tot flaven gemaakt en niet voeten getreden 5 het recht wierd nergens bedient. De ijverzucht  f % Hedendaagsche ees ie zucht der edelen verwekte duizend oorlogen, overal zag men inwendige beroertens; de menfehen bragten malkanderen om hals, en Europa was gedurende dien tijdkring een tooneel van de gruwel ijkfte flagting, dat werelddeel fcheen enkel bewoont te worden van wilde dieren, 'die eikanderen verfcheurden. Zoodanig was het Leenitclzel onzer voorvaderen, en 't is fchande dat 'er nog overblijfzels van gevonden worden in een land, het welk zich beroemd op zijne vrijheid. F r a n k r ij k. Clovis veroverde met zijne Franken Gallië, thans Frankrijk geheten, en ïtichtte in dat land eene ten naasten bij willekeurige monarchij. In den beginne was zijn gezach niet uitgeftrekter dan dat van de andere opperhoofden der barbaren, maar de overwinningen, welke hij behaalde over de Burgundiërs, die hij cijnsbaar maakte, en over de Vifigothen, die hij onderbragt, maakte hem geducht. Ten uitterfte ftaatkundig, wist hij alles ten zijnen voordeele te befturen. Hij omhelsde het Christendom en befchikte de zaken ten aanzien van den Godsdienst zoodanig, dat hij daar door' de gunst der Bisfchoppen en des volks won. Na zijne bekeering, die meer uit ftaatkunde dan uit overtuiging van de waarheid gefchiedde, gedroeg hij zich uittcrlijk godsdienstig. Men verhaalt ons, dat hij, ter eere van Sant Martinus, aan  les n. Geschiedenis. 93 aan zijne foldaten verbood in Tourraine iets anders aanteraken dan gras en water. Hij bouwde verfcheide kerken en kloosters, maar zijne ftaatzucht, die bij voorfpoed toenam, ontaartte in wreedheid. De wreedheden nogthans, welke hij uitöefFende aan die edelen die kleene landen bezaten en' die hij deedt vermoorden, dienden eeniglijk om zijn gezach te verfterken; hij ftierf een willekeurig vorst, die zijne veroveringen aan zijne kinderen naliet als een onbetwistbaar erfdeel: Zijne aframmelingen, die noch zijne ftaatkunde, noch zijne krijgsdeugden bezaten, konden de Franfche monarchij niet zoo willekeurig ftaande houden als hij gedaan had. Na zijn overlijden liep alles in de war; zijne kinderen, die zwak en wreed waren, twistten met eikanderen en bezoedelden hunne handen met vaderlijk bloed; van daar die verraderijen, doodflagen en zoo veele andere ongeregeldheden en misdaden, welke Frankrijk deeden ftroomen van' bloed. Onder . zulke zwakke vorsten verwierven de groote mannen meerder gezach. De magt der opperde hofmeesters nam toe, en zij baanden zich zeer fpoedig den weg tot den throon- Pepijn Heristel, . opperhofmeester van Auftrafia, thans Normandije, door 't vermoorden van Ebroin, die als een dwingeland Neustria beheerschte, zag zich zeiven volftrekt meester van twee koningrijken. Hij won de genegenheid van 't volk door zijn wijs en billijk gedrag, ftilde verfcheide opftanden, en be-  S?4 Hedendaagsche les ie behaalde twee overwinningen in Duitschland. De Franfche monarchen bezaten toen flechts de fchaduw eener konihglijke magt; opgefloten in hunne paleizen als in eene gevangenis, deden zij niets en alles wierd in derzelver naam verricht. De heldhaftige hoedanigheden van Karei Martel, in zijn' vooripoed tegen de Saracenen, vermeerderde de grootheid en den invloed zijner familje, en Pipijn voltooide de omwenteling door 't gcflacht van Clovis te berooven van alles 't geen van de koninglijke waardigheid nog was overgebleven. Dus zien wij dat koningrijken, even als bijzonderen eigendom, van de eene familje tot eene andere zijn overgegaan; een treffend bewijs van het onbeftendigc en wisfclvallige der'menfchelijke zaken; en dat de menfchelijke wijsheid zich geene onafgebroken erflijke opvolging kan verzekeren. Spanje. Zoo lang Spanje onder 't bewind was der Wandalen, Sucven en Alarmen, leverde het niet dan tooneelen van flagting en verwoesting. De Vifigothen verdreven die barbaren uit dat rijk, vestigden zich zeiven aldaar en namen denzelfden vorm van regeering aan als de > andere woeste volkeren. De koningen der Vifigothen waren, over 't algemeen, zwak of ondeugend, of beide te gelijk en gevolglijk niet gelukkig. De throon was verkiezelijk, en 't gezach des konings flechts ge-  les n. - Geschiedenis. 95 geleend. In die verwarde en twistzieke tijden, floeg liet volk dikwijls aan 't muiten, en vermoordden hunne koningen. De Vifigothen waren zeer ijverzuchtig op het voorrecht van hunne eige koningen te verkiezen. Suinthila, monarch van geheel Spanje, wilde om de opvolging in zijne eige familje te verzekeren, zijnen zoon Richomeres tot mederegent bij zich nemen, zonder deswegens de geneigtheid van 't volk te raadplegen; doch die poging kosttè hem kroon en leven. Na zijn overlijden befchikten de bisfchoppen en edelen over de kroon; eén raad kende hen het recht toe van de 'verkiezing en daar door verloor het gros der natie het gewigtigfte van deszelfs voorrechten. Wamba, dien de edelen dwongen de kroon aantenemen, wierd door eenen geestelijken raad afgezet, en Erwiga, die hem door vergif van 't leven beroofde, werd in deszelfs plaats verkoren. Toen ter tijd viel 'er eene verbazende omwenteling voor in Spanje. De baldadigheden, wreedheden en boosheden van Witiza verwekten eenen burgerkrijg; hij wierd ohthroont en deszelfs kinderen uitgefloten van de opvolging. Roderic nam bezit van den throon, maar de beide zonen van Witiza vormden eene partij tegen hem. Oppas, aartsbisfchop van Sevilië, derzelver oom, en Graaf Juliaan omhelsde hunne zaak (x). Zij verzogten bijftand van Mu- za, O) De oorzaak van den haat des Graven Juliaan tegen Roderic,  96 Hidendaagsche les xu za, de Saraceenfche bewindvoerder van Afrika. De Saracenen kwamen in Spanje aan, bevochten Rodcric in de vlaktens van Xeres in Andalufia, floegen de Christenen, doodden den koning en bragtcn het koningrijk over van de Vifigothen aan de Mooren. Peiagius, van het koninglijke bloed der Gothen, nam met behulp van eenige weinige Christenen, die het zwaard hunner verwinnaren ontkomen waren, de wijk in 't gebergte van Asturië en wierd tot koning van Asturië gekroont. Van den tijd van Peiagius tot aan dien van Alphonfo- II, die ten tijde van Karei den grooten heerschte, waren de Christen vorsten aan een' naauwen hoek gronds beperkt. De Mooren , met welken de Christenen gedurig in oorlog waren, en die zij zomtijds vernoegen, bezaten de grootfte en vruchtbaarfte landfehappen van Spanje. Italië. O do ac er, koning der Herulen verfcheen zoo ric, word door de gefchiedfehrijvers opgegeven gefproten te zijn uit den hoon aan zijne doihter florinda of Cava toegebragt, die door den koning gefchonden wierd; oin zich deswegens te wrelen nodigde hij de Saracenen naar Spanje. Doch Voltaire zet: 't Is niet zeker dat Roderic Cava ontëétde, misfehien dat het "evat van Juliaan's dochter gedeeltelijk gevolge is naar dat van Lucretia, en noch het een noch het ander is behoorlijk bewezen.' Om de Afrikanen naar Spanje te roepen, daar toe tvas geenzins het voorwendzel eener verkrachting nodig, welke meestal even moeilijk tc bewijzen als uictevgeren is. Voltaire Esf. far ÏHist. Gffl,  les ie G e s c h i e e e n i s. 97 zoo ras niet in Italië, of hij maakte een einde' van het westerfche rijk. Die landftreek eens de meestres der natiën, werdt door de plunderingen en wreedheden der roofzuchtige barbaren verwoest. De Ostrogothen, die van de oevers des Donau's kwamen, verdreven de Herulen, maakten zich meester van Italië, na het zelve van bloed te hebben doen lïroomen, en vestigden den zetel hunnes rijks fe Ravenna. Theodoric, hunnen koning, poogde, door eene wijze en zachte regeerihg, zijne nieuwe onderdanen hunne vorige rampen te doen vergeten. Hij liét hen hunne wetten, godsdienst, regeering en magiftratcn behouden, en bchicldt enkel aan zich de voorname krijgsbedieningen. Alhoewel hij een barbaar was, gedroeg hij zich als een mènl'chelijk én' billijk vorst. Hij verwierf, naar verdienste, den naam van Theodoric dén grooten; want alhoewel hij, volgens 't getuigenis van zommigen, noch' lézen noch fchrijven' konde, regeerde hij met zoö veel voorzichtigheid en beleid, als de best opgebragte vorst zou hebben konnen doen. Hij wilde de kinderen der Gothen niet toeftaan zich in' de letteren te oeffenen, om dat, zeide hij: na voor de roede gebeeft te hebben zij niet fidderen mogten voor het zwaard. Italië Was gelukkig onder zijn beltuur, het welk flechts zes jaren' duurde. „ Geen dwang maar billijkheid behoor„ de den fcepter te voeren, (zeide Theodoric ,, aan zijne onderdanen). Gijlieden woont te faG »•» uien'  o8 Hedendaagsche ees ie ,, men in het zelfde rijksgebied, weest derhalven „ vrienden, dat de Gothen de Romeinen bemin„ nen als vrienden en naburen, en dat de Ro„ meincn de Gothen eerbiedigen als hunne be„ fchermers." Amalafuntha, zijne dochter, die benevens zijne magt ook de deugden en begaafdheden overerfde van haren vader, wilde den throon deelen met Thtodatus, haren gunsteling; doch zulks kon niet gefchieden zonder toeftemming der voorname mannen. Bjj deze gelegenheid toonden* de Ostrogothen gelijk de andere barbaren dat zij naijverig waren wegens het recht van voor zich hunne koningen te kiezen, 't geen aan de geboorte ontbrak te verbeteren en de misbruiken bij de verkiezingen te herftellen. De trouwlooze en wrede Theodatus vermoordde eigenhandig Amalafuntha, zijn weldoenfter, het geen ten gevolge had, dat de Ostrogothen tot tweedragt en verwarring vervielen. Justiniaan, keizer van Conftantinopolen, zich bedienende van hunne zwakke en verdeelde gefteltenis, zond den vermaarden Belifarius in Italië, daar hij een einde maakte van het koningrijk der Ostrogothen en derzelver koning Vitiges in zegepraal mede voerde. Totila deed hunne hoop herleven en plunderde het ongelukkig Rome; doch verwonnen zijnde van Narfes, een gemeden, verdwenen de Ostrogothen in Italië en maakten plaats voor een ander geflacht van barbaren, bekent bij den naam van Lombarden of Longobarden. Bij derzei-  ees ie Geschiedenis. 99 zeiver aankomst in Italië verwoestten zij alles te vuur en te zwaard en ftigtten een koningrijk, van 't welk Pavia en Milaan de hoofdlieden waren. Alboinus hun koning, die door de verraderij van zijne vrouw Rofamunda vermoord wierd, plaatste in de voornaamfte veroverde fteden de opper-legerhoofden, onder den tijtel van Heirtogen en voerde daar door een Aristocratiesch' bewind in. De wreedheden van Clephis, deszelfs opvolger, boezemden den Lornbarden zoodanigen afkeer in tegen het koningfchap dat zij, na deszelfs dood, beuoten geen' koning te verkiezen : ingevolg van welk befluit iedere Hertog gedurende de tienjarige tusfchenregeering, oppervorst wierd van zijne ftad in 't grondgebied : dan, de vrees voor een aanval van buitenlandiché vijanden bewoog de opperhoofden der natie tot eene famenkomst, en Antaric, de zoon van Clephis, tot den throon te roepen. Zoo 't fchijnt was de opvolging tot den throon van dat volk erflijk, doch de vorst was verplicht zijn recht te laten bevestigen door de natie, alvorens Hij de teugel der regeering kon aanvaarden. Zommigc der Lombardfche koningen waren groote vorsten. Rotharis maakte befchreven wetten en zorgde dat dezelven in zijne ftaten werden in acht genomen. (Er is een tijd geweest dat de wetten der Lombarden beroemt waren in Europa). Grimoald verbeterde die wetten en verliet het Arianismus. Luitprand, een groot koning en een G 3 •«vak-  ico H e d e n d. a a g s c h e les ii. wakker krijgsman, veroordeelde in één zijner wetten de befpottelijke gewoonte van de proeve door het tweegevecht (alhoewel de gewoonte der tweegevechten ontdaan was onder de Lombarden). Onder Astulphus nam het cxarchiat van Ravenna een einde, hij fchoot in zijne beramingen tegen de wapenen van Pepijn te kort en na dat de ongelukkige Defiderius door karei den grooten verwonnen was, kwam 'er een einde aan het koningrijk der Lombarden, het welk meer dan tweehonderd jaren beftaan had. G r o o t-B r i t t a n n i e. De Britten waren van Celtifchen oorfprong en kwamen ongetwijvelt uit Gallië. De Caledoniërs waren de Aborigines, of eerde bewoners van Schotland; en de Pieten waren, waarfchijnlijk, de oude bewoners van Engeland, die door de Celtil'che Galliërs genoopt wierden noordwaarts te verhuizen. De Schotten, het zij Scijtifche gelukzoekers, of Melefianen uit Ierland of van Gothifchen afkomst, overwonnen de Caledonië s en gaven den naam aan dat land. De Pheniciërs, de vermaardfte zeebouwers der oude tijden, worden gezegt handeldrijvende tochten gedaan te hebben naar de zuidcrdeelen van dit Eiland, lang voor de geboorte des Zaligmakers. Dan, dewijl men geen gedenkftuk of hiftoriesch bewijs daar voor heeft, is het zeer waarfchijnlijk dat Brittanm den Pheniciërs en oude Grieken onbekent was.  ees ie Geschiedenis. lor was. De Romeinen hadden 'er geen kennis van voor den tijd van Julius Cefar; die vermaarde veldheer, na 't ovenvinnen van de Celtifche volken van Gallië' en Duitschland, ftak over naar Brittannië,- hopende door 't veroveren van dat Eiland, zich zeiven en 'zijn leger te verrijken. Hij had verfcheide fchermutzelingcn met de bewoneren, doch was verplicht naar Frankrijk te rug te keeren, zonder zijn doel bereikt te hebben. Keizer Claudius kwam in Brittannië en bragt een gedeelte daar van onder; toen was het dat Caractacus en Boadicia den Romeinen het hoofd boden en den voortgang van derzelver wapenen ftuitten. De eerfte wierd krijgsgevangen gemaakt en naar Rome gevoerd doch uit overweging van den moedigen tegenftand, dien hij geboden had, vriendelijk behandelt; de laatfte, niet verkiezende de vrijheid van haar land te overleven, maakte zich zelve van kant. Julius Agricola, door Domitiaan naar Brittannië gezonden, veroverde niet alleen dat land, maar bragt de Romeinfche wapenen in Schotland, floeg Galgacus, koning der Calcdoniërs, op de Grampiaanfche hoogtens en bouwde twee fterktens tusfehen de rivieren Forth en Clijde, ten einde de ftroperijen dér Schotten te beteugelen. Om dezelven verder te beletten invallen te doen in Engeland liet Adrianus een wal of hoogte van aarde opwerpen van de zeeëngte van Solwaij af tot aan den mond van de Tijne, en naderhand G 3 gaf  ioü Hedendaagsche les ie gaf Severus bevel om 'er een fleene muur van te maken. Van den tijd af dat Brittannië een wingewest wierd van 't Romeinfche rijk, was het zelve een kweekhof voor het leger der Romeinen. De Romeinfche legioenen wierden in verfcheide deelen van het Eiland geplaatst en men zegt dat Conftantijn de groote binnen York geboren wierd. Toen de Barbaren Italië overftroomden, werden de Romeinfche legioenen uit Brittannië, het welk de Romeinen 400 jaren in bezit hadden gehad, te rug ontboden, waar door de bewoners hunne vrijheid wederkregen. Brittannië, van de Romeinen verlaten, viel ten prooi der Schotten en Pieten, door welken de Britten tot het uittergen gebragt wierden. Te vergeefsch fmeekten zij den bijftand der Romeinen, dit eenmaal zoo vermogend volk kon hen denzelven niet verfchaffen. Vortigern riep de Angel-Saxen tot hulp; deze kwamen en verdreven onder de aanvoering van Horfa en Hengist de Pieten en; Schotten uit het land, doch zelf behagen vindende in de Landftreck en ongencigt om. wederT tekeeren, befloten zij zich in Brittannië te vestiV gen. Met dat oogmerk vielen zij openlijk op de Britten aan, die na Vortigern afgezet en VortimeE, deszelfs zoon, verkoren te hebben, zich. | de Saxen verzette.den, dan alle hunne pogjngefl waren vruchteloos. Te vergeefsch bragt Prins  les n. Geschiedenis. 103 Prins Arthur, de held van zijnen tijd, in verfcheide veldflagen den Saxen gevoelige nepen toe, de overwinning verklaarde zich eindelijk voor deze buitenlanders en de Britten zagen zich genoopt de wijk te nemen in Cornwal en Wallis. Het overige van 't Eiland was verdeelt in zeven kleene koningrijken (y). Het Christendom wierd van daar verbannen en de afgodendienst keerde 'er weder. Daar zijn geen echte befcheiden voor handen, die bewijzen dat toen de Saxen zich in Brittannië vestigden, het zelfde leenftelzel daarin gebruik was als onder de andere barbaren. Zij hadden weinig te vreezen van uitheemlche vijanden en niets van de natuurlijke bewoners. Zij behielden hunnen eerften regeeringsvorm, fchoon die misfchien in alle de ftaten van het zevenhoofdig rijk niet juist dezelfde was. Uit de Saxifche jaarboeken konnen wij deswegens niets leeren. Alles wat wij weten is, dat hunne wetten en andere zaken, die het algemeen betroffen, doorgingen of verworpen wierden in ecnet volksvergadering (z). Doch het Saxifche zeven- hoof- (y) Het zevenhoofdig Rijk ontftond in 't midden van de vijfde eeuw en was faamgefteld uit zeven koningrijken, te weten: uit dat van Kent, Susfex, Esfex, Wesfex of West-Saxen, Mercia, Oost-Anglia (zoo genaamt naar de Anglen, een Duitfthe. ftam, die den naam gaf aan Eiigland) en uit Northumoerland. (z) De vulskvergadering der Saxen wierd genaamt Witten» gemte, dat is» eene vergadering vaa wijze lieden en uit dat wetG 4 &  £04 Hedendaagsche les ie hoofdig Rijk van een gereten en zwak, maakte geen vertooning onder de volken van Europa. 'De vorsten dier kleene koningrijken wierden ijverzuchtig op malkandcren, twistten over hunne grenzen, voerden oorlog tegen den anderen en verwoestten bij aanhoudcnheid elkanders landen. Daar zoo veel verwarring en regeeringloosheid heerschten kon geen vastgcftelde regeerings: vorm plaats hebben. Een volksregeering verwisfeld natuurlijk in eene adel - regeering, en zoo ging het met hen. De Edelen matigden bij overheerfching zich een onwettig rechtsgebied aan in hunne daten en bragten, zonder dat men zich van hun vonnis kon beroepen, die genen ter dood, die hen beledigden. Het gros der natie was flaaf, geheel afhangjijk van den adel en van de hooge ge'estlijkbcid. "Brittannië beproefde dus dezelfde omwenteling, welke in andere landen van Europa had plaats gehad: de regeering wierd onvolkomener en ging van de menigte tot een klein getal over. Indien wij het cog flaan np de onderfcheiden koningrijken, bezeten door barbaren, die het Roornlthe rijk ender zich verdeelden, zien wij met vcrbaasdtei'd hoe overal dc regeering dezelfde omwentelingen en veraudcrir.gen onderging. Wat toch raag de rede zijn dat een volk, het welk gevend lid..*, «wlW» R;t W11 naderhand her ÏJn'tfc!:c Parlement.  les ie Geschiedenis. 105 welk toen het zijne wouden en bosfchen bewoonde, zoo veel op had met zijne vrijheid en zoo jaloers was op de onwaardeerbare gelijkheid, die onder hen heerschte, toeliet dat deze hen ontnomen wierd? waarom duldden zij dat. hunne legerhoofden, wier ftanderd zij uit eige beweging gevolgt hadden, hunne meesters en dwingelanden wierden? Dat de Romeinen, Galliërs en Britten zich onderwierpen aan hunne woeste veroveraars is geenzins te verwonderen, zij zwichtten voor de fterkften; maar dat de Franken, Saxen en Gothen hunne vrijheid liéten varen en toelieten dat hunne medegezellen hen tot flaven maakten, dit moet alleen gezocht worden in den aart der dingen. Zoo lang de barbaren zich in Duitschland ophielden, waren hunne zeden eenvoudig en ftrcng. Zij waren onder eikanderen gelijk, in rang en middelen; de weelde was hen onbekent; zij leefden fober, hadden weinige behoeftens en dezen waren gemakkelijk te voldoen. Hun verlange ftrekte zich niet uit tot weelde, de moeder van verwijftheid en luiheid; want de weelde bederft rijken en armen, den eerden door 't bezit, den anderen door begeerte, en maakt ten langen lesten die genen, die e-cns op een gelijken voet waren, aan malkanderen onderworpen. Daarenboven, alhoeivel hunne clans of ftammen talrijk waren, maakten zij echter geene groote en verëenigde maatfehappij uit. Hunne ftammen waren verdeelt in verfcheide huisgezinnen, G 5 al-  joö Hedeneaagsche leji ie alle van eikanderen onderfcheiden en onafhanglijk; deze konden gemakkelijk te famenkomen om over dat gene, het welk hen aanging, te raadplegen. Men ziet duidelijk dat het, in zulk eenen toeftand, hen niet moeilijk viel hunne vrijheid 'te beliouden; maar toen zij in een aangenaam en vruchtbaar land waren overgebragt, gaven zij zich over aan weelde en overdaad, en aan alle de ondeugden, die daar uit fpruiten; als toen veranderde de vrijheid in flavernij. Zij raakten bedorven; hunne geestdrift voor de onafhanglijkheid nam af, en hunne opperhoofden kregen eene neiging om te heerfchen. Zoodanig is de natuurlijke gang der menfchelijke dingen. Zoo lang een volk arm, deugdzaam en beperkt is binnen eenen kleenen omtrek gronds, kan het vrij blijven; wie toch zou het lusten hen van zulk een kostlijk pand te berooven? wie zou het doen kunnen? maar wanneer verwijfdheid, de zenuwen van een volk verilapt heeft, wanneer het haakt naar een uitgeflrekt gebied en het hart dorst naar rijkdom, als dan is elke aanwinning een flap tot flavernij, en hunne vrijheid hangt af van de genade des eerstkomenden, die hem dezelve zal wülen ontnemen. Aldus wierden deze trotfche barbaren döor 't verliezen hunner manlijke en geftrenge deugden, fommige bij trappen, en fommige eenklaps, berooft van hunne Vrijheid, één der grootfte gefchenken waarmede den mensch ooit begiftigt wierd. Wet-  les n. Geschiedenis. 107 f Wetgevend gezach der. Barbaren. Het groot oogmerk der wetgeving behoorde te zijn, het leven, de vrijheid en den eigendom van een iegelijk in 't bijzonder te verzekeren door befcherming te verleenen aan allen; den mensch vrij te maken door eene gehoorzaamheid aan billijke wetten; om, zonder dwang, den rijkdom, de kracht en zelfs het leven van alle de leden te doen dienen ten beste van de' gemeente. Om met derzelver eige toeftemming den wil der menfehen te bepalen; om ieder in zijn kring te doen mede werken ten nutte van 't geheel; om hen te nopen zich zeiven te ftraffen; om te gehoorzamen niet aan iemands bevel in 't bijzonder, maar aan 't gezach der wet. Om onder fchijn van ondergefchiktheid meer vrijdom' te genieten; dewijl niemand iets van zijne vrijheid word benomen dan 't vermogen van anderen te fchaden. Zoodanig zijn de wonderen, welke de wetgeving voortbragt. Aan haar zijn de menfehen de billijkheid en vrijheid verfchuldigt. Dan, onze voorouders hadden geen denkbeeld van zoodanig eene wetgeving. De voorfpocd en de goede orde der maatfehappij waren bij hen enkele hersfenfehimmen. — Wrok was hunne eenigfle beweegreden in 't ftraffen van misdaden. De beledigde perfoon alleen had het recht den belediger'te ftraffen. Hoe affchuwlijk de misdaad ook zijn mogt, kon hij, indien hij het goedvond  ïo8 Hebendaagsche ees ie vond de draf veranderen in eene vergoeding met geld. In de meeste gevallen waren de burgerlijke of lijfftraflijke richters gedwongen aan partijen toe te liaan derzelver verfchillen door het zwaard te beflechten. Aan iemand, als bedienaar der wet, het recht afteftaan van te oordeelen welke foort van ftraf de aanvaller verdiende, was in de mening van deze trotfche baronnen beneden hunne eer. Zij kenden geen ander gerichtshof dan hun zwaard. Verkeerde begrippen van vrijheid bragten deze bijstere denkbeelden en dwalende handelwijze voort. Zij waren bevreest dat zij, door zich aan wetten te onderwerpen, van den een of anderen hun's gelijken mogten aan banden gelegt worden. Zij waren onkundig van deze waarheid: dat hij, die zich gewillig onderwerpt aan billijke wetten, en afhanglijk word van die maatfehappij, van welke hij hulp en heil ontvangt, vrij is, in de ware betekenis van 't woord. Een vooroordeel, het welk in den beginne ontftont uit onkunde, en 't geen naderhand verfterkt wierd door drift, was de bron van die wanordens, welke, gedurende zoo veele eeuwen, Europa drukten. Maar, zal men zeggen: onze onder 't leen-beftuur levende voorouders waren niet zonder wetten. De gefchiedfchrijvers maken gewag van de Salifche wet, van de Saxilchc wetten en van de wetten der Lombarden, 't Is waar, zij ipreken van dezelven; maar die wetten verdienden den naam niet van  les ii. Geschiedenis. 169 van wetten. Zullen wij ons door woorden laten misleiden? om den heiligen naam van wetten te geven aan ftelregels en gewoontens aan ongerijmde vooröordcelen, valfche overleveringen, dwaze en bijgeloovige gevoelens, welke de fchandvïek zijn voor de menfchelijke rede, zou een bewijs uitleveren van onze onkunde in de ware belangens van de maatfehappij. De SahTchl wet was niet anders dan een kettr, welke de önderfchciden fommen gelds bepaalden, die men geven moest als eene vereffening voor onderfcheiden misdaden. Diefftal • roof, manflag en moord zelfs waren door de wet op eenen zekeren prijs gefchat. Zoo dat iemand, die geld bezat, zoo veele misdaden kon plegen als hem behaagde. Welk een teugel voor de boosheid! De rechtsgeleerdheid der tijden van de Leenregeering verre van zachtmoedig en menfchelijk te zijn', was naar mijne gedagte de wreedfte en zoo geheel ftrijdig met eene goede regeering, als 'er met mogelijkheid een zijn konde, om dat ze aanleiding gaf tot het vermenigvuldigen van misdaden. Deze wetten waren vol ongerijmdheden. Een wond aan 't hoofd toegebragt, wierd minder ftreng geftraft dan den hoon een dood lichaam aangedaan. Op het hoofd van een aartsbisfehop was hooger prijs gefteld dan op dat van een koning. In twijvelachtige misdaden veroorloofde de wet den befchuldigden perfoon zich bij eede te zuiveren, waar bij hij tevens verplicht was een  iio Hedendaagsche les a. een zeker getal getuigen medetebrengen om met hem te zweeren. — Men verhaalt dat Gontran, koning van Burgundië, eenigen argwaan had wegens de wettige geboorte van Clotarius; om welken uit den weg te ruimen deszelfs moeder Fredegonda met driehonderd getuigen' den eed deden, waar bij zich drie bisfchoppen voegden, wier eed -van zeer veel klem gehouden werd, dat Clotarius de zoon was van Chilperic. Welk een ongerijmd bewijs in een zaak van dien aart; en nogthans nam zodanig bewijs allen argwaan weg! Wat konnen wij denken wegens de proeven met koud of kokend water of met gloeijend ijzer, welke proeven het oordeel Gods genaamt wierden? Dezelve zijn gewis een treffend bewijs van de dwaasheid en onkunde der. barbaarfche tijden (a). Wij zuilen in 't vervolg gelegenheid heb- (a) De proeven niet koud water beognnen met liet lezen van de Mis. De befcUuIdfgdi perlöon ontving het avondmaal; het koud water wierd gewijd en bezworen cn de befehuldigde wier.d, gebonden, daar ia geworpen; indien hij tot op den bodem zonk wierd hij voor onfchuJ3ig verklaart, indien hij bleef bovendrijven wierd hij voor fcnufdig gehouden. Het oordeel Gods met heet water gefchiedde met den befchuidigden den naakten arm te doen dompelen in een vat met kokend water, van welks bodem hij een gewijden ring moest ophalen. De richter deedt in 't bijwezen van de geestelijkheid en het volk een zak om den artii des befchuidigden, welke zak hij met zijn eigen zcgi] verzegelde , en indien drie dagen daar na geen brand - teken op den arm te zien was, wierd de beproefden voor onfchuldig verklaart. De derde- proef gefchiedde met een gloeijendc ftaafjjzer, wel-  les ie Geschiedenis. iiï hebben om optenoemen hoe veel kwaads deze bijgeloovigheid, die met de domfte onkunde gepaart ging, voortbragt. De wetten der Saxen waren niet beter, door dezelven werd eene geldboete toegedaan als eeiie vereffening van misdaden. Eens mans leven was op zekeren prijs geftelt, welke bepaalt was naar den rang dien hij in de maatfehappij had. Volgens een wet van Ethelbert was een overfpeler verplicht aan den beledigden man vergoeding te doen, door denzei ven eene andere vrouw te bezorgen. In één woord, de wetten en gewoontens, die toen heershten, in bijna alle deelen van Europa, waren dezelfde. De wetten der Lombarden droegen even dezelfde tekens van dwaasheid, bijgeloovigheid en onkunde. Luitprand was overtuigt van derzelver ongerijmdheid; doch daar de Lombarden zeer gehegt aan dezelven waren, was hij verplicht een misbruik te dulden, het welk hij niet kon verhelpen. Het bijgeloof voerde in Spanje de wreedfte wetgeving in; daar uit ontftonden die bloeddorstige wetten, volgens welken de Joden op doodftraffe verplicht waren zich te laten doopen; van daar die Godlooze eed, welken de Spaanfche koningen bij derzelver komst tot den throon gedwongen waren te doen, te weten: dat zij welke de befchuldigde verplicht was negen treden ver te dragen in zijne bloote hand.' In deze proeve was het niet zoo gemakkelijk bedrog te plegen als in de beide anderen, en 't was om die rede dat maar weinige zich daar aan onderwierpen.  na Hedendaagsche les ie zij alle wetten, tegen die rampzalige natie gemaakt, ten itrengften zouden doen gelden. Eindelijk, om in geen meer bijzonderheden te treden, konnen wij'nog aanmerken, dat eene verklaring over de onderfcheide wetten der voorouderen van de hedendaagfche Europeanen het fcherpfte hekelfchrift zoude wezen op hunne zeden, godsdienst en verftand. Zeden der Barbaren. Daar het dusdanig geftelt was met hetftaatsbefiuur en de wetten onzer voorouderen, valt het ons niet moeilijk te oordeelen over de zuiverlteid en zachta'artigheid hunner zeden. In het tijdvak, van 't welk ik fpreek, waren zij woest. — De koningen waren toen ter tijd losbandige, wreede en bijgeloovige monfters; oprechtheid en waarheid waren . uit de maatfehappij verbannen. — Men hadt noch kennis noch gevoel Van menfchelijkheid. De oorlogen der koningen, departijfchappen der edelen bezoedelden het land overal met trouwloosheden, verraderijen, moorderijen en doodflag. Eene onbefchofte ftaatzucht, eene woeste en wreede bijgeloovigheid vormden het karakter dier ijzere eeuw. De jaarboeken van Frankrijk vertoonen ons de wreedheden van Clovis, dichter der Franfche natie, benevens het bloeddorstige gedrag zijner vier zoonen, die alle zich de gruwelijkfte misdaden veroorloofden: dat koningrijk was onder verfcheide opvolgers van dien vorst niet  les ii. Geschiedenis. 113 niet anders dan een bloed - tooneel. Een koning, die toen ter tijd zuivere en zachte zeden had, was een zoort van wonder. Brittannië en Spanje zuchtten geftadig onder burger oorlogen, de bronnen van de grootfte nationale rampen. Indedaad, de regeering der Gothen en der Lombarden in Italië doedt de ziel eenigzins/ ademfcheppen, na hare verontwaardiging over zoo veele wreedheden; De wijsheid en menschlievendheid van Theodoric in het regeeren zijner onderdanen behaagt ons en zou ons nog meer behaagt hebben, hadt hij zijne handen niet bezoedelt met het onfchuldige bloed van Sijmmachus en Boëtius, twee mannen wier geleerdheid en deugd eer deden aan de eeuw, in welke zij leefden. De jaarboek-en der Lombarden vertoonen ons wijze en menfchelijke vorsten, die eenige kennis fchijnen gehad te hebben van de uitmuntende leer, der verdraagzaamheid. Alhoewel zij tot de Ariaanfche gemeenfchap behoorden, lieten zij echter vrijheid van geivisie aan de katholijken. Over 't algemeen waren hunne wetten minder ongerijmd en hunne zeden zachter van aart, dan die der andere barbaren. Van waar toch dat ondericheid ? denkelijk van daar, dat zij in Italië' overvloediger middelen van onderwijs aantroffen. Godsdienst. De Christelijke godsdienst is zuiver, zachtmoedig en goedertieren. De barbaren, die zich H ia  114 Hebendaagsche les ie in Rome vestigden, omhelsden dien godsdienst: wij mofesten derhalven verwagten dat dezelve hunne woeste zeden zou verzacht hebben, dan, het tegendeel had plaats. Deze volken waren bereids ten ujtterften befmet met bijgeloof, het welk zich verëenigende met de leerftukken en plegtigheden van 't Christendom, een wonderlijk mengzel van godsdienstigheid en dwaasheid, wreedheid en ijver voortbragt. Bij de bekeering der barbaren won de geestlijkheid, maar de godsdienst verloor. Alhoewel zij het voorwerp van hunnen eerdienst veranderden, bleven zij nog denzelfden geest behouden. De Druiden onder de Galliërs en Britten, de priesters van Thor en Woden, onder de Duitfchers en Scandinaviers, oeffenden een voldrekt gezach over het verftand der menfehen. Toen de Barbaren Christenen wierden, bleven zij hunnen gewonen eerbied voor het priesterdom behouden; en de geestlijkheid, die van alle godsvrucht en deugd ontbloot was, en misbruik maakte van dien eerbied, begunstigde en vermeerderde daar door het bijgeloof. De zulken der Barbaren, die tot den dienst van 't altaar gewijd wierden, ontdeden zich niet van hunne onwetenheid en vooröordeelen. Daar en boven was de geest van het eerfte Christendom verbazend verandert. De christen Keizers hadden de kerk verrijkt en aan dezelve veele voorrechten en vrijdommen geichonken; deze tijdelijke voordeelen vei flapten de kerktucht, en de val van  les ie Geschiedenis. big van 't rijk verminderde die nog fterker. Het volk, beladen met rampen, nam toevhtgt tot den godsdienst, en gaf zich over aan deszelfs bedienaars; de geestlijkheid maakte gebruik van dat zwak, en vermeerderde daar door haar magt en rijkdom. Als toen verdween het licht der waarheid, men zag verfcheide vooröordeelen opkomen, en de hartstochten, veré'enigt met de onkunde,verkeerden den geest van 't Euangelium. De giften der barbaren aan de kerk vermeerderden het kwaad, veele dier gelukzoekers, bezoedelt met misdaden en verrijkt door roof, rekenden zich gelukkig, wanneer zij voor-een gedeelte van't gene zij gephindert hadden, vergifnis konden bekomen bij den priester dien zij 't vermogen toekenden van die te verkenen: En daar in die tijden het geld vergifnis kon verwerven voor de ergfte misdaden tegen de maatfehappij begaan, verbeeldden zij zich, dat zij met giften aan de kerk te doen het koningrijk der hemelen konden bekomen. Van daar dat zij, die het meest overgegeven waren aan roof, geweld en ontucht, zich het edelmoedigst toonden. De hebzucht, zoo zij meenden, was een voorname eigenfehap' der Godheid. De geestelijkheid , die zich met zoo veele rijkdommen belchonken zag, wierd zeer vermogende, zoo dat een der koningen van Frankrijk klaagde, „ dat de Bislchoppen koningen waren." Indedaad, de Bislchoppen, door 'z veré'enigen, hunner rijkdommen aan den jgMs H i dienst ,  ïi6 Heeendaagsche les n. dienst, wierden de fcheidsmannen der koningrijken, befchikten over kroonen en beftuurden de zaken van den ftaat. — Men was genoodzaakt ben in alles raadteplegen, om dat de geringe kennis, welke toen nog in Europa heerschte, bij hen te vinden was; en dewijl 'er tusfehen de belangens van de geestlijkheid en leken eene tegenkanting ontftond, veroorzaakte zulks eene ijverzucht, welke de bron wierd van veele wanorders. Als toen namen de bedienaars van den godsdienst toevlugt tot loosheid en arglistigheid, van welke zij zich tegen hunne magtiger vijanden bedienden. Zij verzonnen gebeurtenisfen om hen te verichrikken, gebruikten geestelijke wapens om hunne eige wereldlijke bezittingen te verdedigen, en veranderden de zachtmoedige taal der Christelijke liefde in booze vervloekingen. De goedertierne godsdienst van Jefus ademde in den mond van deszelfs bedienaars niet dan fchrik. Geharnaste priesters verdedigden met geweld van wapenen hunne eige landen of vielen op die van anderen aan. Bij den blixem van de kerk, welke gelegenheid tot zoo veele oorlogen en omwentelingen gaf, voegden zij de hulp van het zwaard. Zij moedigden de onkunde aan en onderdrukten alle kennis, ten einde met te willekeuriger gezach over de menfehen te kunnen heerfchen. Zij maakten verborgenheden van alles; de waarheid mogt zich niet vertoonen, en de rede wierdt door 't bijgeloof aan banden gelegt. Had»  les n. Geschiedenis. 117 Hadden de misbruiken, die in den godsdienst flopen, geene onheilen voortgebragt, hadden de bijgeloovige dwalingen, welke zoo lang de hedendaagfche volkeren van Europa bcfmetteden, geeneh fchadelijken invloed gehad op de maatfehappij, wij zouden ons niet opgehouden hebben met omftandigheden, welke niet flechts ten fchande ftrekken van den godsdienst, maar ook van deszelfs bedienaren. Het Christendom, in deszelfs ware licht befchouwt, is een zuivere en heilige godsdienst, aller menfehen eerbied waardig; deszelfs leerftellingen zijn godlijk; deszelfs zedekunde rein, volmaakt en verheven, de les van algemeene liefdadigheid of liefde, zoo gefchikt om 's menfehen geluk te bevorderen en te verzekeren, is zelfs van oneindig meer waarde dan alle de wijsheid der wijsgeeren. Deszelfs eerdienst, niet die, welke door 's menfehen verbeelding is verzonnen, maar die welke door deszelfs goddelijken nuchter wierd voorgelchreven, is eenvoudig, zuiver, komt uit het hart voort en is overeenltemmende met de rede. Deszelfs lesfen, welke door de onkunde verdraait en verwrongen zijn, verheffen de ziel en veredelen den mensch. In één woord, voor hem, die zich beijvert den geest van den Christelijken godsdienst te kennen, is hij groots en goddelijk, 'tls geenzins die geest, welke aan de aarde zoo veele onheilen brouwde; neen, het was de geest van bijgeloof, welke misdaden koesterde, door U 3 de  IlS Hedendaagsche les IE de wroeging te verdooyen;. welke de betrachting der • wezenlijke' plichten van de zedekunde, verwaarloosde en .een' hoop ijdele plechtigheden in derzelver plaats ftelde; welke de waarheid verzwakte en alle goede grondbeginzels krachteloos maakte. Uit deze onzuivere bron vloeiden alle die kwalen, onder welken de hedendaagfche .volken zoo lang gedrukt wierden, en van welke zommigen zich nog niet hebben ontdaan. Onkunde bragt valfche godsdienstigheid voort: gierigheid, muggezifterij en roof namen toe en veroorzaakten zedenbederf. Onverdraagzaamheid en, dwecperij paarden zich te famen en overftelpten Europa met verwarring en ramp. Millioenen menfchelijke flachtöfTers wierden in den naam van den God des vredes van 't leven beroofd; en-eene magt, die zich zelve geestelijk noemde, zag men throonen omwerpen, de onderdanen wapenen tegen hunne vorsten en veelvuldige beroeringen verwekken in de maatfehappij. Laten wij den draad dier rampfpoeden volgen. Zulks valt wel 1'mertelijk voor een hart dat eenige menfchelijkheid bezit ; maar de eerbied voor de waarheid legt ons dien taak op. De menfehen behooren de misbruiken te kennen, van welken een verkeerd begrepen godsdienst oorzaak is geweest en nog zijn kan. De vorige akelige tooneelen zullen, zoo ik hoop, nimmer hernieuwt worden; zij zouden evenwel nogmaals konnen plaats hebben. De geest van onverdraagzaamheid en dwee-  les rr. Geschiedenis. 119 perij is nog niet geheel uitgebluscht; laten wij derhalven nog altoos vreezen een ïpratik te zien ontvonken door welke de ganfche wereld weder in vuur en vlam zou konnen- gezet worden. ■ Het was gedurende de negende eeuw dat het geestelijk gezach eene noodlottige omwenteling in de burgerlijke maatichappij voortbragt. De gefchiedenis- der hedendaaglche volkeren van Europa vertoont ons een ongerijmd Samenmengzel van gewijde en ongewijde dingen. De magt der Bisfchoppen vermeerderde met hunne rijkdommen, en langzamerhand overheerschten zij een gezach het welk voor de Vorsten noodlottig wierd. Zij Helden zich zeiven boven de wet, en wanneer zij misdadig waren durfden zelfs de koningen hen niet draden. Engeland en Frankrijk leveren daar van bewijzen. Men vond bisfchoppen in de hoven der Vorsten en aan 't hoofd van derzelver raadsvergaderingen. Zij gingen famenfpanningen aan, maakten heimelijke kuiperijen, hielden de teugel der regeering, en evenaarden het koninglijk gezach. In Spanje, de bakermat van kerkelijke dwingelandij, beflisten de raadsvergaderingen der geestelijken de gewichtigfte zaken van de natie; zetteden koningen af, en noopten dezelven zich te onderwerpen aan de vernederendfte boetdoening. De Monnikken fpeelden geen minder rol. Verkeerde begrippen wegens den godsdienst en het voorbeeld van fomH 4 ö4r  lap Hedendaagsche ees n. mige groote mannen, die het kloosterleven omhelsden, waren de oorzaken dat het getal dier geestelijken zoo fterk vermeerderde in de Christen wereld, en het bijgeloof in de kloosters zoo oppermagtig heerschte. In die duistere tijden werden toverij en bezweeringen voor waarheden door 't volk aangenomen en de monnikken verfterkten het in die ongerijmde vooröordeelen. Hongersnood, pest, ftormen, onweders en ziektens wierden toegefchreven aan booze geesten. Een akelige vrees greep de gemoederen der ftervelingen aan, en de menfehen lieten zich gewillig voor zot houden van bedriegers en guiten, die hen met eene ijzere roede regeerden. Uit deze misbruiken ontftont een ander kwaad, het welk langen tijd de maatfehappij drukte, ik meen de wereldlijke magt van den Roomfchen ftoel. Wereldlijke Magt der Pauzen. De Bisfchoppen van Rome hadden, voor het tijdvak van 't welk ik fpreek, zich een geestelijk gezach aangematigt over de geestelijkheid. Zij wierden geraadpleegt in zaken van den godsdienst en hunne antwoorden wierden gehouden voor godfpraken. Andere Bisfchoppen, die te yoren op een gelijken voet met hen ftonden, waren eindelijk verplicht hen voor hunne ópperHen te erkennen. De Pauzen, om de pauzelijke magt te vermeerderen, zonden overal apostelen uit  les n. Geschiedenis. iüï uit om nieuwe kerken te fïichten. De gefchiedenis verhaalt ons dat Augustijn, een monnik, door den heiligen Gregorius naar Engeland wierd afgezonden om de Angle-Saxen tot het roomfche geloof te bekeeren. Sant Patrick vestigde de kerk in Ierland, en Sc. Bonifacius was de apostel van Duitschland. Daar zij hunne zending van Rome ontvingen, bleven zij niet in gebreken de voorrechten van den heiligen ftoel zeer te verheffen en hunne bekeerelingen te overreden van de opperhoofdigheid van deszelfs bislchoppen. Daar en boven waren de pauzen altoos gereed die vorsten te vleijen en liefkozen, dien zij dagten nodig te hebben ter vervullinge hunner heerschzuchtige ontwerpen. De eerfte bisfchoppen van Rome hadden groten invloed op de ingezetenen dier ftad; hunne kerk was rijk, zij waren een vader voor den armen en een trooster voor de bedrukten; des fproot die invloed uit hunne godsvrucht en weldadigheid. Zij hadden als toen nog geen wereldlijke magt. Zij erkenden zich onderworpen te zijn aan de keizers, en hunne verkiezing moest noodwendig bevestigt worden van den Exarch van Ravenna, (b) Heimelijk evenwel ademden zij naar het oppergebied van Rome; doch de tijd was nog niet gekomen. Gregorius III. begon de omwenteling. Keizer Leo ) Een grieksch Landvoogd door den keizer van Conftantinopolen naar de wingewesten van Italië gezonden. H5  122 Hedendaagsche les ie Leo van Itaurië gaf bevel alle beelden te vernielen en dezen aanval op iets, waar mede het volk zoo zeer was ingenomen, maakte hem tot vijand van het zelve. De pauzen, die geftadig op alles een wakend oog hielden, namen deze gelegenheid waar, en maakten zich die te nutte, de keizer werd in den ban gedaan en deszelfs naam gefchrabt uit de registers, in welke alle de namen van keizers, bisfchoppen, en andere heilige mannen gefchrevcn waren. Het volk, het voorbeeld zijns herders volgende, verbrijzelde de ftandbeelden des keizers en wierp alle afhanglijkheid van Conftantinopolen af. Nog één vijand bleef 'er over, de Lombarden namenlijk, die in 't bezit zijnde van 't grootfte deel van Italië, dreigden zich meester van Rome te maken. Gregorius nam toevlucht tot Karei Martel, dien hij beloofde tot Burgemeester van Rome te zullen maken, en de magt eens ketterfch vorst te zullen vernietigen. Karei ftemde in 's pauzen verzoek, doch de dood die en Paus en Keizer in 't graf fleepte verwijlde de uitvoering van het ontwerp. Zacherius, die Gregorius III. in de pauzelijke waardigheid opvolgde, achtervolgde het ontwerp zijnes voorzaats. Door Pepijn aan zijne zijde overtehalen wierp hij een fchutsmuur op tegen de Lombarden. Door eene uitfpraak ten voordeele van Pepijn beroofde hij den wettigen oppervorst van de kroon van Frankrijk om dezelve te plaatzen op het hoofd eens overheer- fchers.  les IE G e s c ii I e d e n I s. 2.23 fchers'. In erkentenis daar van trekt Pepijn, op het ernstig verlangen van Stephanus III, in-Italië, veruaat de Lombarden, verleent hen Voorwaardelijken vrede en geeft het Exarckaat aan den heiligen ftoel. Aftolphus hield niet lang zich aan 't verdrag. De paus fchrijft eenen beruchten brief in den naam van S'. Pieter aan Pepijn. Die vorst trekt weder in Italië en noopt de Lombarden het Exarchaat aan den paus wedertegeven, behoudende voor zich zeiven de rechten der opperheerichappij. Van dien tijd kan men de tijdelijke magt der pauzen dagtekenen. Patriarchen van C o n s t a n t i- n o p o l e n. Had Rome een Paus, Conftantinopolen had een Patriarch-: zij waren mededingers van eikanderen. Het hoofd der oosterfche kerk -oeffende ten naasten bij het zelfde gezach in geestelijke zaken. Schoon de tweede in rang, ftreefde hij om de eerfte te zijn. De Grieklche kerk befchouwde de opperhoofdigheid van den Roomfchen bisfchop als een voorrecht aan de hoofdftad van het rijk gefchonken, niet als een recht, het welk aan den ftoel van Sr. Peter behoorde. Dan, Rome, van den keizer verlaten, icheen niet langer dien voorrang te verdienen. Van dien tijd af ftelden veele bislchoppen alle loosheid te werk om hoofd der kerke te worden. Johannes, bijge-  124 Hedendaagsche les h. genaamt de Vaster, verborg zijne aanfpraak niet op dien tijtel. Zijne uitwendige vroomheid verwierf hem de achting en befcherming der keizeren, zijn gedurig vasten en andere geftrenge levensregelen prezen hem bij de monnikken aan, en zijne groote liefdadigheid maakte hem een afgod bij 'tvolk. Hoog geëert van een ieder, riep hij eene kerkvergadering bij een en nam den tijtel van algemeenen bisfchop. Te vergeefsch deedt Rome bedreigingen: de Patriarch bleef onverzettelijk; hij behieldt den tijtel en bragt dien over aan zijne opvolgers. Als toen werd den grond gelegt van die groote fcheuring, welke met den tijd eene fcheiding bewerkte tusfehen de Latijnfche en Griekfche kerke. Deze patriarchen hadden teyens een' zoo aanmerkelijken invloed op de ftaatszaken, dat zij dikwijls de keizers deden beven. De plechtigheid der krooning wierd door hen verricht, en van dat voorrecht wisten zij zich zoo wel te bedienen, dat zij hunne meesters de wetten fielden. Macedonius weigerde Anastafius te kroonen, tot dat deze fchriftelijk beloofde de befluiten van 't concilie van Chalcedonië te zullen handhaven. Het oosterfche rijk wierd omtrent dit tijdvak hevig gefchokt. Godsgeleerde twisten beroerden den ftaat; en niet zoo haast was de eene fecte vernietigt of daar vertoonde zich eene andere. Van daar de haat en burgerlijke beroeringen, waar door de regeering niet weinig verzwakte. De keizers, gelijk derzelver dweep-  les iï. Geschiedenis. i*5 dweepachfcige onderdanen, bemoeiden zich met godgeleerde hairkloverijen, terwijl zij de Saracenen toelieten hen te berooven. van de fchoonfte landfchappen van Afia en Africa. Groote kwalen ontftonden uit eenen onverdraagzamen geest, een geest, welke, helaas! te zeer de overhand gehad heeft in alle de tijdvakken van de Christelijke kerk en onder alle de gezinthedcn der Christenen. Angel-Saxen. E geert verè'enigde de koningrijken van het zevenhoofdig rijk, en Engeland kwam in meer aanzien onder de natiën van Europa. De AngelSaxen, onder eenen enkelen koning verëenigt, een zelfde taal, eender gewoontens, wetten en godsdienst hebbende, hadden zich zeiven den vrede mogen beloven, en hopen konnen zich geducht te maken bij hunne naburen, doch dit fchoon vooruitzicht verdween wel haast; want de Denen en Normannen, derzelver verwoestingen over Frankrijk verfpreid hebbende, deden eene landing in Engeland, en alhoewel dikwijls afgeflagen en zomtijds zelfs geheel uit het land gedreven, hielden zij, door in grooter getal wedertekomen, de inwoners geftadig in roere. Deze barbaren, eenmaal een vasten voet gekregen hebbende, matteden de Angel - Saxifche koningen zoodanig af, dat deze verplicht waren het koningrijk  126 Hebendaagsche les ie rijk met hen te deeien, tot dat zij eindelijk meesters werden van 't geheele rijk. A l f r e d. Van alle de koningen van den Angel-Saxifchen dam was Alfred de grootfte cn beste. Hij was de vierde zoon van Ethelwolf en de opvolger van zijn broeder Ethered, die aan de wonde ftierf, welke hij in een veldflag tegen de Denen ontving. Zijn vader, een zwak en bijgeloovig vorst, deedt een bedevaart naar Rome en nam Alfred mede, die toen flechts zes jaren oud was. Het was in de regeering van Ethelwolf dat de Engelfche geestelijkheid weder aanfpraak maakte op de tiendens (welke men aan dezelve ontnomen had) als op een eigendom haar volgens godlijk recht toebehoorende. Tot hier toe had men hare eisfehen van de hand gewezen; maar toen zij een zwak vorst op den throon zag, het volk door menigvuldige verliezen vernedert en beducht voor eenen nieuwen inval der Denen, bediende zij zich van het gunstig oogenblik, om het gene zij vorderde te verkrijgen. Ethelwolf vergaderde de ftaten van 't koningrijk en befchonk de kerk met die gewichtige gift. Kort daar aan ftierf hij en zijn koningrijk werd verdeelt tusfehen Ethelbald en Ethelbert, zijne twee oudfte zonen, die zonde afftammelingen ftervende, door den derden broeder werden opgevolgt, die, gelijk reeds hier boven gezegt is aan zijne wonde overleedt, zoo dat  les ii. Geschiedenis. 12? dat Alfred de groote zich, in den ouderdom van twintig jaren, oppervorst bevond van een koningrijk, dat van één gereten en verwoest was en daaglijks met eenen volkomen ondergang bedreigt werdt. Alfred de groote, de ware dichter van.de Engelfche natie, verëenigde in zich alle die deugden, welke een groot en goed vorst vormen. Zijne hoedanigheden waren niet van dien aart dat ze flechts eene dorre bewondering verwekten; maar zodanig, dat hij door nuttig en eerbiedwaardig te zijn, zich zelveu zelfs bij de nakomelingfchap groote achting verwierf. Hij was niet zoo haast op den throon geftegen, tot welken de wensch van ieder hem riep, of hij betoonde, in de verdediging zijns lands, de dapperheid en onvertzaagtheid eens helds. De Denen waren bezigde zuidelijke landfchappen van Engeland te verwoesten. Alfred, die met haast eenige weinige troepen bijeenbragt, ftelde zich aan derzelver hoofd, trekt tegen de barbaren op, verflaat'hen en noopt hen tot de belofte dat zij het koningrijk zullen verlaten. Deze overwinning werd flechts opgevolgt van een oogenblik rust. Nieuwe zwermen van noordfche roovers voegden zich bij hunne makkers, verdeelen zich in verfcheide benden en vermeerderen hunne verwoestingen. Een dezer benden trok in Dorlétl'hire, maar wierd zoo wakker vervolgt door Alfred, dat zij verplicht was,  128 Hedïndaacsche les ie was, bij verdrag, het eiland te verlaten. De Denen nogthans niet geneigt hunne prooi te Haken, wilden zich niet houden aan de gedane beloften. Zonder het minste voorwendzel vallen zij op Alfred aan, verftrooijen deszelfs leger en maken zich meester van Exeter. Deze verraderlijke aanval benevens den gevaarlijken toedand van 's konings onderdanen gaf nieuwe kracht aan Alfreds dapperheid. Hij ligt een nieuw leger, levert agt veldflagen, en brengt zijnen woesten vijand tot het uitterften. De Denen doen voorflagen van vrede en Alfred vergunt hen zich in Engeland te vestigen, mits het aanlanden van andere barbaren te helpen beletten; intusfchen was hij niet weinig verbaast te vernemen dat gedurende het hangen van dit verdrag eene andere bende vijanden geland was, die zeer groote verwoestingen aanrichtte. Deze tijding maakte de AngelSaxen wanhopig, dewijl zij meenden dat de hemel hen ter verdelging had overgegeven. Sommige namen de wijk naar Wallis, fommige vloden naar 't vaste land, andere onderwierpen zich aan hunne verwinnaaren. Te vergeefsch vermaande Alfred zijne onderdanen nogmaal eene poging te doen ter verdediging van hunnen vorst, hun land en hunne vrijheid. De fchrik had hen allen moed benomen; de nood, waar in hun vorst zich bevond, maakte geen indruk op hen, en hij, om zijne vijanden te vermijden zag zich genoopt alle koninglijke tekens afteleggen en een boeren gewaad  les ïe Geschiedenis. 12$ \vaad aante trekken. Hoe aangenaam voor eeneaandoenlijke en deugdzame ziel dezen goeden doch rampfpoedigen vorst te verzeilen naar deszelfs eenzame wijkplaats, hem aldaar eenige weinige koeijeiL te zien hoeden en eene berisping ondergaan van des herders wijf, wegens het la-ten aanbranden van hare koeken. Deze trek is niet beneden de deftigheid der gefchiedenis, want iemands gedrag in zekere gevallen en omïtandig-heden van 't leven is de echtiïe kenfchets vanzijn wezenlijk karakter: ook is alles van waarde in het leven van êen vorst, die deugd en waardigheid bezittende, tot eenen twijvelachtigen ftand zoo verre benedén zijnen rang gebragt is. Er zijn maar wéinige koningen die zich bekwaam getoont hebben voor de regeering, om dat maar weinige koningen, gelijk Alfred, opgebragt wier-' den in de fchool van tegenfpoed. Alfred, alhoe-' wel verfteken van zijn koningrijk, bleef fteeds hopen het zelve te zullen herwinnen; ten langeri lesten bemerkende dat zijne vijanden hét zoeken naar hem moede werden, verzamelde hij eenige zijner aanhangêren en nam zijn verblijf in 't midden van eene moerasfige ftreek, welke hij met omwallingen verfterkte én van waar hij veele on-' verwagtte uitvallen dééd op de Denen. De goeden uitflag, welke deze kleene ftfooperijen hadden, wakkerde den moed zijner vrienden aan, en deedt hen hopen op de overwinning, wanneer het eens tot een beflisfend gevecht mogt komen. I Ei*  130 HebenbaAcsche les ie Eindelijk bood zich eene gunstige gelegenheid aan die hem te velde riep. Oddun, graaf van Devonfhire, had een groote bende Denen geflagen en zich meester gemaakt van derzelver betooverenden ftandert, in welken de Denen het grootfte vertrouwen ftelden. Alfred verheugt dit vonkje van moed in zijne onderdanen te zien ontbranden, maakte zich dit geval ten nutte; dan, alvorens een veldflag te willen wagen, befloot hij onder de vermomming van een harpfpeler, des vijands legerveld te gaan befpieden; alles opgemerkt hebbende wat hij verlangde te weten, zond hij heimelijk zijne vertrouwelingen af naar de vermogendfte zijner onderdanen, die hij nodigde zich onmiddelijk bij hem te voegen. De Engelfchen lpoedden zich van alle kanten naaide beftemde plaats, verheugd nog ééns hunnen koning, die hen zoo dierbaar was, en dien zij meenden overleden te zijn, te befchouwen. Zij fmeekten hem hen ter overwinning te leiden en vrij te maken. Alfred dek zich aan hun hoofd, trekt tegen den vijand op, en valt op deszelfs legerplaats aan. De Denen, alhoewel fterker in getal, maakten flechts eenen zwakken tegenftand. De grootfte hoop van hun viel door 't zwaard, en het overfchot gaf zich krijgsgevangen aan Alfred, die niet minder edelmoedig dan dapper, hen het leven fpaarde, en onder zijne befcherming nam, hen vergunnende zich in de verwoestte landlchappen te vestigen, mits dat zij den Chris-  les n. Geschiedenis. 13* Christelijker! Godsdienst zouden omhelzen. Deze' voorwaarden wierden aangenomen en Alfred, ontflagen van zijne vijanden, liet voorts zijne gedagten gaan om de orde en een goed bewind in zijn* koningrijk te herftellen. In deze verrigting waar door het geluk van een volk bevordert en verzekert word, gaf Alfred blijken van de grootfte bekwaamheid. Hij herbouwd de deden en vlekken, welke door dé Denen verwoest waren, rigt eene landmilitie op ter verdediging van het koningrijk, wapend zijnet onderdanen, bezet met een gedeelte derzelveri de fterkten, die hij had aangelegt, en beveelt dé overigen zich gereed te houden om, bij de minste roere, optetrekken, en terwijl hij deze voorzorg neemt » verzuimt hij niet den akkerbouw aantemoedigen. Hij fchiep, indien deze uitdrukking imij veroorlooft zij, de Engelfche feheepsmagt. Door zijne wijze werkzaamheid rustte hij honderd twintig fchepen uit, waar.mede hij de Denen op hunne eige «hoofdHof aanviel. Door deze welberade maatregelen werden van hem dé Barbaren ondergebragt of verdelgt. Dan, zijn rijk wierd ook door andere kwalen gedrukt, welke reeds geheel veroudert waren, deze beftonden in een gebrek aan burgertucht en eene regelmatige ondergefchiktheid. Het land was bedekt met ganfche benden Denen, die, gewoon van roof te leven, zonder de minste nijverheid te bezitten w I 2 da-  132 Hebendaagsche les ie dagelijks geweldadigheden pleegden. Ja, de Engelfchen zelf, geheel verarmt, leidden een dergelijk leven. Burgers plunderden en vernielden hunne medeburgers. Zoo veele kwa:en, die den welvaart der maatfehappij nadeelig waren, vereischten een krachtdadig hulpmiddel, het welk Alfred vond in zijne waakzaamheid en vlijt. Hij maakte wetten, welke alhoewel geftreng, negthans noodzakelijk waren om de voor de natie zoo nadelige ongeregeldheden te beteugelen. Hij ftelde gerichtshoven in. Engeland is aan hem het invoeren van gezworenen verfchuldigt, eene uitmuntende inftélling ter behoudenis van de natuurlijke rechten van den mensch, en ter billijke bedieninge van 't recht. Alfreds wetten en hertellingen deden eene fchielijke en krachtige uitwerking: geweld, verwoesting en roof namen dadelijk een einde. Deez' groote vorst had nogthans een heiligen eerbied voor de vrijheden van Zijn volk: 't Is billijk (dus drukt hij zich uit in Zijne laatfle uittelde wille) dat de Etigelfche immer zoo vrij zijn als hunne gedagte. Gezorgd hebbende voor de veiligheid vart Zijn koningrijk en voor de gehoorzaamheid, welke Zijne onderdanen aan wijze en billijke wetten fchuldig waren, was hij tevens bedagt om aan de natie luister en voorfpoed te bezorgen. De geiiartheid der Engellchen was nog barbaarsch en hunne zeden waren ruw en onbefchaafd, om dat Engeland als  ees n. Geschiedenis. 133 als bedolven lag in de duisterheid der onkunde. De Denen hadden of de kloosters vernield of de monn kken verdreven en derzelver boekerijen verbrand. Er was geen de minste fchaduw van kennis overgebleven; niemand kon eene verklaring geven van den kerk-dienst welke in dien tijd in 't Latijn verrigt wierd. Om deze onkunde te verbannen, noodigde Alfred geleerde mannen uit alle deelen van Europa, rigtte fenolen op voor 't onderwijs der jeugd, dichtte of herftelde de hoogelchool van Oxford, begiftigde dezelve met inkomsten en voorrechten en begunstigden die geenen met bedieningen in kerk en ftaat, die flechts eenigzins ervaren waren in de letteren en wetenfehappen. Behalven deze middelen, zoo gefchikt om een geest van naijver te verwekken, ftrekte zijn eige voorbeeld tot eenen fcherpen prikkel. Schoon door eene menigte bezigheden overkropt, wist hij zich zeiven nog tijd te fparen voor letterkundige oeffeningen. Het is bijna niet mogelijk te begrijpen hoe dezen held en wetgever, die zestig gevechten, zoo te zee als te land, bijwoonde, in den loop van een zoo werkzaam leven in ftaat ware meer kennis aantewinnen en meer boeken te fchrijven dan menig geletterd man, hoe onafgetrokken en naarftig, in gelukkiger tijden heeft voor 't licht gebragt. Deze Vorst moedigde de tuigwerkelijke- en handwerks-konsten aan; de koophandel breidde I 3 zich  J34 HeDENDAAGSCHE LES ÏI. zich uit, en de Engelfchen, die de voortbrengzels van de Oost-Indien in hun land zagen overvoeren, begonnen Imaak te krijgen in het oeffenen van deugd en gerechtigheid, welke benevens de nijverheid de ziel zijn van den koophandel en de bron van maatiéhappijlijk geluk. Te zeggen dat Alfred naast Karei den grooten de grootfte vorst was dien Europa voor veele eeuwen gezien had, zou geen recht gedaan zijn aan zijn karakter. Buiten de gebreken diens keizers, overtrof hij hem in begaaftheden en deugd. De ftaatzucht maakte van Karei eenen onverdraagzamen en wreeden overheerfcher. In Alfred was dezelve eene edele hartstocht, van welke hij zich bediende in de billijkfte zaak, namenlijk de verdediging zijns lands. In de fchool van tegenfpoed opgebragt was hij een gedugt krijgsman, een gelieft koning, de handhaver van billijkheid en recht, de aanmoediger en befchermer der konstcn en de vriend der deugd. Zijn zoon Eduard ï. evenaarde zijn vader in alle deszelfs krijgskundige begaafdheden, en oeffcnde dezelve dikwijls met voordeel, zoo tegen de Denen, die zich in Engeland vestigden,' als tegen die, welke bij aanhoudenheid uit het noorden overkwamen. Na zijn dood verkoos de natie zijnen natuurlijken zoon Adeiftan om hem optevolgen. De wettige erfgenaam was te jong om eene  tïs n. Geschiedenis. 135 eene natie te regeeren, die geftadig was blootgeftelt aan buitenlandfche invallen en binnenlandfche beroertens, en Adelftan, door den voorfpoed zijner wapenen en de wijsheid zijner regeeringe, billijkte de juistheid hunner keuze. Hij verzette zich met dapperheid en eenen goeden uitflag tegen de Denen, begunstigde den koophandel, en om den buitenlandfchen handel aantemoedigen fchonk hij den tijtel van Heer aan eiken koop, man die twee tochten na afgelegene landen deedt, Zijn zoon Egmund had geen tijd om zich een goed of flecht koning te betoonen, wordende, even na zijn' komst tot den throon, op een gastmaal vermoord. Edred, die hem opvolgde, hieldt de Denen in ontzach. Hij was een wakke? ' vorst, maar lakens waardig om dat hij zich bij de neus liet leiden door den beruchten Dundan, een monnik, die, onder fchijn van heiligheid, zich een groot aanzien had weten te verwerven; de zonderlinge levenswijze van dezen monnik en de belacblijke kluchten, welke men van hem verhaalt en in die duistere eeuwen voor Euangehe waarheden wierden aangenomen, maakten hem den afgod van 't gemeene volk. Wij, die verlichter tijden beleven, lachen om het vertelzel van den duivel, die in de gedaante van eene fchoone vrouwe aan dien monnik verfcheen om deszelfs kuischheid te beproeven, ook gelooven wij niet dat Dunftan zoo onbeleefd ware om hem met gloeijehde nijpers bij de neus te houden tot I 4  *3Ó H E n E N D A A G S C H E LES ÏJ, dat hij van pijn uitbrulde en groote verbaastheid en fchrik in de nabuurfchap verwekte. Wij zouden natuurlijk dit befluit mogen maken, dat de duivel, na zulk eene onheufche bejegening den monnik voortaan met rust moest gelaten hebben. Htte 't ook zij, zulk een treffelijke overwinning over zijnen vijand, verwierf aan Dunftan den eerbied van 't volk en 't vertrouwen van zijnen vorst. Door Edred tot eene hooge bediening in de kerk verheven, bragt hij Engeland in rep en roer, met de monnikken en geestlijkheid het huwelijk te verbieden. Edred, de fpeelpop van 's monniks heerschzucht, bekrachtigde deze ongerijmde hervorming, en de monnikken wierden gevaarlijk voor 's vorsten opvolgers. Wij lezen met verontwaardiging op welk eene finadelijke wijze Edwij gehandelt werd van Dunftan en Odo, aartsbisfc-hop van Canterburij, die hem uit de armen fcheurde van deszelfs vrouwe de fchoone Elgiva. Te vergeefsch verbande Edwij, om dezen hoon te wreken, Dunftan, wiens aanhangelingen hevig uitvoeren tegen den koning. De koning werd veracht en gehoont. Odo maakte zich meester.van de koningin, verfchroeide haar aangezicht met een gioeijend ijzer, en zond haar in ballingichap naar Ierland. Edwij wierd genoodzaakt zijne toeftemming tot de fchciding te geven, doch werd niettemin het flagtoifer van des monniks woede. Elgiva, naar Engeland te rug komende om zich weder bij den koning te voegen,  les n, Geschiedenis. 137 gen, verviel op weg in de handen van een bende fchelmen, door den kerkvoogd uitgezonden om haar te onderfcheppen, zij wierd verlamt en opde allerwreedfte wijze vermoord, terwijl de koning zelf in den kerkban gedaan en ontthroont wierd. Daar de onkunde het menfchelijke verftand nog geftadig in kluisters hield en de rechten van den mensch niet behoorlijk gekent noch gehandhaaft wierden, toonden zij, die zich zeiven de bedienaars van Jezus Christus noemden, door een gedrag juist het tegengeftelde van zijnen godsdienst, de dienaars te zijn van den duivel. De Denen bleven nog geftadig invallen doen in Engeland; want fchoon Edgar hen zulk een vrees aanjoeg, dat zij, gedurende zijne regeering, zich maar zelden vertoonden, nogthans ftond Ethelred, zoon van de wrede Elfrida, tweede vrouw van Edgar, door zijn lafhartig gedrag, hen toe, zich in 't bezit te ftellen van dat land. Een wakker vorst zou deze barbaren naar hunne fchepen te rug gedreven hebben of in de onderneming liever zijn omgekomen; maar, in ftede van zulke edele pogingen, haalde hij hen door geld over om te vertrekken, en toen zulks de bedoelde uitwerking niet had, befloot hij wredelijk alle de Denen, die in Engeland gevestigt waren, omtebrengen, het welk dienvolgens gefchiedde, wordende zij allen op éénen dag verI 5 moord.  I3& IIédendaagsche les ie moord. Deze affchuwelijke barbaarsheid dompelde het koningrijk in nieuwe rampen. Sueno, koning van Denemarken, fpoedde zich met een talrijk heir om den dood zijner landgenoten te wreken. De Angel-Saxen wierden gellagen en Ethelred met deszelfs beide zonen, Alfred en Edward genoopt een fchuilplaats te zoeken in Normandijë. Canute, de wakkere zoon van Suano, zegepraalde over de fterke pogingen van Edmund IJzerzijde, en bevredigde, door zijne menigvuldige deugden, de Angel-Saxen mét zijn beduur. Na den dood van hem en zijne kinderen, werden dë koningen van den Saxifchen ftam nogmaals de oppervorsten van dit Land. Alfred, de zoon van Ethelred, beklimt den throon, doch kort daar aan vermoord wordende door den verrader Goodwin, volgde zijn broeder Edward hem op. Aan 't hof van Normandijë opgevoed zijnde, vervulde hij Engeland met Normannen, die hij aan zijne natuurlijke onderdanen voortrok en met de aanzienlijkfte en voordeeligfte bedieningen begiftigde. Zijn gedrag mishaagde de Engelfchen, Goodwin ftond tegen hem op en noopte hem de Normannen naar huis te zenden. De regeering van Edward den belijder is flechts opmerkenswaardig uit hoofde van den tocht tegen Macbeth, die Duncan koning van Schotland vermoordde en deszelfs throon overweldigde (c). De onbedagt- za- (c) Zie h« Tremfpel. van Macbeth. een der beste Historiefehe Te-  les ii. Geschiedenis. 13$ zamc gelofte van Edward, om zich van de omhelzinge zijner vrouwe te onthouden, was oorzaak van nieuwe beroertens in Engeland, en zijn dood ontvonkte de heerschzugt van twee mededingers. Edward ftierf zonder kinderen, en Harold, zoon van graaf Goodwin, die gehuwt was aan de erfgename van de Deenfche koningen, nam bezit van den throon, als ware hij de wettige erfgenaam geweest. De Engelfche natie nam hem gewillig tot haren koning aan en doeg geen acht noch op de billijke aanfpraak van Edgar AtheJing, de ontwijvelbare erfgenaam van de AngelSaxifche koningen', noch op de eisfchén van Willem den bastaar't, Hertog van Normandijë'. Willem wendde voor dat hij in Engeland zijnde om Edward te bezoeken, deze een wil gemaakt had ten zijnen voordeele, en dat Harold, dien hij uit de gevangenis verloste, hem het recht tot de kroon van Engeland had afgedaan. Dit zij zoo 't wil, Willem liet Harold door zijne afgezanten bevelen deszelfs koninglijken tijtel en gezach afteleggen, en het antwoord daar op zoodanig zijnde als hij verwagtre, maakten deze beide mededingers zich gereed om hunne rechten door het zwaard te beflislen. Ten aanzien van Willem was Toneelftukken van Sl.akcspeare, te vinden in de Ncderduitfchc vertaling bij A. Eoi'chers te Amfterdatn uitgekomen, het tweede  149 Hedendaagsche les ie was dit beftaan ftout en gevaarlijk. De Engelfchen waren eene geduchte natie, die een dapper en ftaatzuchtig vorst aan haar hoofd had. De kans des oorlogs is onzeker. Deze tegenbedenkingen, verre van Willem aftefchrikken, wakkerden zijnen moed aan. Drommen van gelukzoekers begaven zich van alle oorden onder zijnen ftandert en al fpoedig had hij een leger bijeen van uitgelezene krijgsmannen, bereid te overwinnen of te fterven. Alles was Willem gunstig; de Ridderlijke geest, die alle gevaren tartte, was toen ten hoogden top geftegen in Europa. De Normannen hadden overal vooripoedig geweest. De minderjarigheid des konings van Frankrijk, de befcherming en goedkeuring des keizers en des pauzen. Alexander II, die toen den pauzelijken ftoel bekleedde, verklaart Harold voor een overheerfcher, doet hem en deszelfs aanhangers in den kerkban, en om Willem aan te moedigen zend hij hem een gewijd vaandel met een ring bezet met eenige hairen van Sc. Petrus. „ Zoo „ dat, gelijk Hume oordeelkundig aanmerkt, de„ ze onderneming met ftaatzuchtige oogmerken „ beraamt, en welke niet dan door onbillijkheid „ en geweld kon volvoert vvorden, met den „ breeden mantel van Godsdienst bedekt werd". Willem ging met eene talrijke vloot en met een leger van zestig duizend uitgelezene krijgslieden onder zeil van Valorij, landde aan de kust van  les li. Geschiedenis. 141 van Esfex, alwaar het kort daar na tot een betlisfend treffen kwam te Hastings, een plek in dat graaffchap Cd). Het gevecht duurde van 's morgens tot zonnen ondergang, en Harold, na wonderen van dapperheid verrigt te hebben, werd met twee zijner broederen verflagen, latende aan den voorfpoedigen Willem de zegepraal en de kroon. De overwinnaar toog naar Londen met des pauzen ontrolde vaandel; de voornaamfte ingezetenen ontvingen hem aan de poorten dier ftad en boden hem de kroon aan, welke' zij hem niet kenden onthouden. Willem, naar zich te hebben doen kroonen te Westminfter, in het bijzijn van veele Engelfche en Normandfche Edelen, bragt het overige van 't koningrijk onder zijne gehoorzaamheid. Alleen de landen van Harold en deszelfs ijverigfte aanhangeren werden verbeurt verklaart en hij fcheen niets zoo zeer ter harte te nemen dan de Engelfchen en Normannen tot één volk te maken; hij betoonde zich zeer minzaam jegens zijne nieuwe • onderdanen, bekrachtigde de voorrechten van Londen en andere fteden, in één woord, hij gedroeg zich niet als een veroveraar, maar als een wettig koning. Doch dit gedrag hield niet lang ftand; want de Engelfchen ondervonden vrij fpoedig dat zij in Willem eenen meester en dwingeland gekregen hadden. Een opftand, terwijl hij afwezend en in 1 Nor- ( „ die alles zelf beduurde en zijn leven door„ bragt in de ongemakken van den oorlog en in „ de zorgen van 't bewind." „ Ik zal 'er flechts „ één woord bijvoegen," (zegt de fchrandere Montesquieu,) doch dat eene woord vertoont een groot man. „ Hij beval, dat men de eijeren , „ zijnes huisgevogelte en de overbodige groen„ tens zijner moeshoven zou verkoopen, en hij „ verdeelde onder zijne onderdanen de rijkdom- j „ men der Lombarden en de verbazende fchat„ ten der Hunnen die de wereld geplondert had-, „ den." De pogingen van Karei den grooten, om de onkunde te doen-wijken voor kennis, maakt een zeer fchitterend gedeelte zijner regeering uit. Letteröeffening, niet tot verlustiging, maar om onderwezen te worden, was zijne dagelijkfche bezigheid. Zoo wel in 't veld als in 't hof had L 3 " hij  %66 Hebendaagsche les ih, hij gezette uren tot het opdoen van eenige nuttige kennis; en naar mate hij letterkundiger werd verligtte hem zulks in de ongemakken des krijgs en in de moeilijkheden der regeering. Hij was een liefhebber van 't gezellchap en de gefprekken van geleerde lieden: hij noodigde ze van alle de deeien van Europa, en hij hield eeneAkadcmie in zijn paleis, daar hij zelf lid van was. Hij vestigde fcholen in de hoofdkerken en Abtdijen, van welke de fcholieren onderwezen werden in de kennis der Schriftuur, in de reken? konst, fpraakkonst, en kerkmuziek. Dit was al veel gedaan in een tijd, toen zelfs de hooge geestelijkheid haar eigen naam niet kon fchrijven en toen de vereischtens in een Priester bedonden in de bekwaamheid van het Euangelie en het Vader-ons te lezen. Alcuin, (van wien wij bereids gefproken hebben), was de begunstigde medgezel van Karel den grooten. Deez' geleerden Engelsman wierd deszelfs leermeester en door hem rijkelijk met gunsten bedeelt. Indedaad, 's keizers edelmoedigheid jegens geletterde lieden kende geene palen. Bewust dat vernuft best bloeit wanneer het word aangemoedigt, deedthij al wat hij konde om het zelve aantekweeken. Daar de onkunde overal de overhand had, zag deeze groote man de noodzakelijkheid om een klasfe van menfehen te befchemen en aantemoedigen, die hunne be-  les iie Geschiedenis. 167 begaaftheden konden belleden ten algcmeene nutte. Hij wist dat het gemakkelijker valt verlichte menfehen te regeeren, dan onkundigen; dat de tijden van onwetenheid tijden zijn van barbaarsheid, en dat, over 't algemeen in de ftaten, waar de onkunde heerscht, het even gevaarlijk is te leven als in de woestenijè'n van Africa. Zijne vurige zucht tot geleerdheid en zijne edelmoedige pogingen om kennis te verfpreiden en te vermeerderen, vorderen onze hartelijke erkentenis. Doch onze menichelijkheid veroordeelt zijnen blinden ijver, welke door 't verftompen zijner natuurlijke aandoenlijkheid, hem aanzette, duizende Saxen te vernielen, om geene andere misdaad dan om dat zij verlangden vrij te wezen. De wijsgeer en Christen verwijten hem te recht zijne bijgeloovige verkleefdheid aan den ftoel van Rome en aan de geestelijkheid; eene verkleeving, welke noodlottig wierd voor zijne opvolgers en misleiden geboorte gaf aan die geestelijke dwingelandij, onder welke Europa zoo lang heeft gezucht; eene verkleeving, welke hem deed deelnemen in de godgeleerde twisten, zijn karakter onwaardig. Karei komt groot voor in de nationale vergade* ringen zijner heerfchappijën, en in 't nafporen der middelen om zijn volk gelukkig te maken; doch het ftoot ons wanneer wij hem, in de kerkvergadering van Frankfort, en in 't midden van drieduizend Bisfchoppen en twee van 's pauzen legaten, zien twisten over geloofs - zaken. Do L 4 twist  i68 Hedendaacsche les ue twist over den Beelden-dienst en de Carolijnfche boeken, door hem bij die gelegenheid gefchreeven, toonen dat hij zich fchuldig maakte aan laagheden, en dat de veröordeelen der tijden niet weinig invloed op hem hadden. Het Ergothmut of redentwisten was noch kan immer behooren tot het karakter van ware grootheid. Terwijl Karei zich bezig hield met geringe voorwerpen verzuimde hij nogthans dat gene niet, het welk zijnen roem kon bevorderen. Willekeurig meester van een wijd uitgeftrekt land, haakte hij naar een hcogcr tijtel dan dien van koning of Roomsch-Edeling, welke fcheen aanteduiden als of hij eenigzins af hanglijk ware van de keizers van Conftantinopolen. Eene gelegenheid deed zich op om zijne eerzucht te voldoen. De paus verzogt 's vorsten hulp tegen de Lombardiers. Karei voldoet aan 't verzoek des opperpriesters, verlost hem van zijne vijanden, en Leo III, om zulks te belocnen, benoemt hem tot keizer en Augustus. De paus had wel geen recht om een keizer te maken; maar Karei, de ftichter van het nieuwe westerlchc rijk, verdiende dien tijtel, welke algemeen erkent werd. De keizerinne Irena zond daar op onmiddelijk gezanten aan hem af met huwelijks voorflagen; doch eene omwenteling, welke kort daar na te Conftantinopolen voorviel, maakte dat dit huwelijk niet tot ftand kwam. Dan, Nicephorus, die Irena  les ui. Geschiedenis. 169 na ontthroonde, maakte een verdrag met Karei en gaf hem den tijtel van Augustus. De faam van Karei den grooten bereikte Afia. De vermaarde Haroun-al-Rachid, de verlichte Caliph der Saracenen, zogt zijne vriendfchap en begroette hem met kostbare gefchenken door de handen zijner gezanten. Gedreeld door den eerbied van buitenlandfche monarchen, bewonderd van vreemden, verlost van de Normannen, bemind van zijne onderdanen en gcvreest van zijne vijanden, had Karei het toppunt van menfchelijke grootheid- en, naar het denkbeeld van fommige, het hoogst mogelijke geluk bereikt; doch het volmaakte geluk word niet op aarde gefmaakt. Het verlies van zijne geliefde doehter Rotruda, en de dood van zijne beide zoons, Pepin en Karel , verbitterde de laatfte dagen zijn levens. Een jaar voor zijn dood nam hij zijn zoon aan tot medegenoot in 't bewind van 't rijk. De plechtigheid bij die gelegenheid was prachtig en Karel, als door eenen voorzeggenden geest de overheerfching van de kerk vooruitziende, lag de keizerlijke kroon op het altaar neder, gebiedende aan zijnen vorstclijken zoon dezelve van daar te nemen en op deszelfs hoofd te zetten ten einde zich daar door te herinneren, dat hij dezelve van God hield: eene gewichtige les, doch welke fchielijk vergeten werd. „ Bemin uw volk als „ uwe kinderen, zeide 'hij tot den jongen vorst, L 5 „ kies  ijo Hedendaagsche ees iie „ kies bewindslieden en rechters, die de vreeze „ Gods in hunne harten hebben, van alle bedrog „ en omkooping gruwen, en gedraag uzelven on„ berispelijk voor de menfehen." Ka rel ftierf te Aken en men kan zeggen dat met hem de roem ftierf van 't westerfche rijk. Het voortreflijk verftand van Karei den grooten bezielde dat uitgebreide lichaam, waarin overal eenftemmigheid en geregeldheid heerschte. Onder Lodcwijk den zachtmoedigen verminderde die eenftemmigheid, het rijk ontving hevige fchokken, het geraakte aan 't waggelen en werd onder zijne opvolgers van een gereten. De lezer, die begeerig mogt zijn de oorzaken dier omwenteling te kennen, behoeft flechts de gefchiedenis van kareis nagedacht te raadplegen. Lodewijk erfde de magt maar geenzins de bekwaamheden zijns vaders. Hij was een zwak en fchroomachtig vorst, die de plichten van den throon verwaarloosde om de nodelooze naauwgezetheid van een kloosterbroeder in acht te nemen. Zijne regeering was van 't begin tot aan 't einde een zamenwecfzel van misflagen en verkeerd, gedrag. Hij ontgunstigde de ftaatsdienaars zijns vaders, handelde wreedaartig met zijne zusters ep ontleedde het rijk. Dit had ten gevolge dat de Paus zijn magt vermeerderde, dat de geestelijkheid onderftond zich het burgerlijk gezach te ont-  les in. Geschiedenis. 171 onttrekken en deel wilde hebben aan de regeering. Zijne zonen Honden tegen hem op, en daagden daar in, begunstigt wordende dooï paus Gregorius IV. De rampzalige vader, van zijne troepen verraden, was verplicht zich aan zijne kinderen overtegeven. Dit was 't nog alles niet, men noodzaakte hem, na hem een lijst voorgelezen te hebben van zijne misdaden, zich in het gewaad eens boctelings te kleeden en in een cel te laten opfluiten, zonder een eenige bediende bij zich te mogen hebben. Zijne drie zoons raakten met eikanderen aan 't harrewarren; en derzeiver twisten herftelden hem op den throon. De zwakke en bijgeloovige Lodewijk wilde de teugel der regeering niet weder aanvaarden dan na 't ontvangen van zonden-vergifnis uit handen van de Bislchoppen. Hij ontving die, en derzeiver misdaad bleef ongedraft. De ongemakken aan welken hij zich blootftclde, bij 't dillen van een burger-krijg, haalde hem eene kwijnende ziekte op 't lijf, aan welke hij ftierf. De geringe bekwaamheden en de onberedeneerde < godsdienstigheid van dezen vorst, waren oorzaak van veele onlusten in deszelfs familje en van berocrtens in zijn koningrijk. De Normannen, Saracenen en Bretannen trotfeerden zijn gezach. Hij was de fpeelbal van zijne vrouw, van de gcesthjkheid en van den paus, en het fiachtoffer zijner kinderen. De regeering van een beuzelachtig vorst is de bron van veelvuldige rampen voor zijne onder-  IJl Hedendaagsche les km. derdanen. De regeering van een dwingeland i$ misfchien verkieslijker, ten minsten zijn de onheilen van diens regeering niet zoo lang van duur. De andere opvolgers .van Karei den grooten waren even zeer zwakke vorsten. Hun gedrag was even verkeert en onvoorzichtig als dat van Lodewijk, en uit dien hoofde even rampfpoedig. Karei, de eenvoudige, (de laatde van 't gedacht van Karei den grooten,) die over Frankrijk heerschte, door zijn koningrijk ten voordeel e van Rollo te fplitzen, vergramde grootelijks zijne onderdanen. Kareis onbekwaamheid om te regeeren, bleek dagelijks meer en meer en maakte hem des te verachtelijker. Van verachting floegen de Franfchen over tot muiterij, welke ten laatften eindigde ten nadeele van Karei, en aan Hugo Capct den weg baande tot den throon. Na Lodewijks afflerven verliet het Duitfche rijk het huis van Karei den grooten en koos zijne eige keizers. De Duitfche Hoeren vergaderden te Worms, verkozen Conraad, hertog van Frankenland tot de keizerlijke kroon. Zijne regeering was rampfpoedig, 't welk eerder was toetefchrijven aan den aart van het Leenflelzel; dan aan Cönraads onbekwaamheid in het bewind. Na zijn overlijden verkozen de voornaamfte adel, de geestelijkheid en de afgevaardigden der fteden Hen-  les in. Geschiedenis. 173 Hendrik den Vogelaar. Het keizerrijk werd gedrukt door veele onheilen, waar in Hendrik, als een wijs vorst, verlangde te voorzien door wijze wetten. Benden gelukzoekers, die geene bezigheid hadden, liepen Europa rond, droopten overal waar zij kwamen, en kwelden Duitschland geweldig. Hendrik, om deze ftoute gasten tot goede foldaten te maken, liet een algemeen pardon afkondigen aan alle de genen, die zich in zijnen dienst wilden begeven. Zij kwamen met ganfche hoepen tot zijnen ftandert en Hendrik maakte hen, door goede krijgstucht, tot uitmuntende krijgsknegten. Hij ondernam vervolgens een einde te maken van de Leenroerige regeeringloosheid, door de hooge en mindere vafallen te verplichten hem troepen te leveren, benevens het onderhoud voor dezelven. Hij bouwde déden, herdelde die, welke vervallen waren, en naar het voorbeeld van Karei den grooten, ftelde hij Markgraven aan om de grenzen te befchermen tegen de invallen der barbaren. Deze wijze en goede vorst deedt alles wat hij kon ter vernietiging van alle verwarringe en tot het invoeren van geregeldheid en voorfpoed. Hij ftierf in Thuringen, terwijl hij met een leger op weg was naar Italië, alwaar hij de burger - oorlogen meende te bedwingen, welke in dat land plaats hadden, en alwaar hij de keizerlijke kroon ftond te ontvangen uit handen van den paus. Alvorens -hij ftierf, deedt hij de Duitfche vorsten bijeen- ke-.  1/4 Hedendaagsche les iie komen, om zijnen zoon Otto te verkiezen, bijgenaamd den grooten. Toen bet huis' van Karei den grooten deszelfs vermogen verloor, viel het vruchtbaar land van Italië ten prooi van kleene dwingelanden. Lombardijën en andere landfehappen ondervonden de verfchrikkelijkheden van den burger-krijg; andere wierden verwoest en afgeloopen door de Hunnen en Saracenen. De Duitfche vorsten beftonden menigmalen zich meester te maken van de Italiaanfche kroon, 't geen hen telkens mislukte. Zij konden noch de geregeldheid herdellen noch de kroon verdedigen, welke zij veroverd hadden. De pauzen van dien tijd waren fchandvlekken, niet alleen van den Christelijken godsdienst, maar ook van de menfchelijke natuur. Zij verkregen den pauzelijken ftoel door onbehoorlijke middelen en, wanneer zij denzelven bezaten, regeerden zij willekeurig door hunne meestresfen. De kerken wierden geplundert en vernielt; de geleerdheid week voor de onkunde; en de maatfehappij ontaartte tot hare vorige woestheid. De gefchiedenis van Italië levert ons dit afzichtige tafereel, een tafereel, het welk behagen moge aan een gevoelloos hart, maar waar van de menfchelijkheid en eene aandoenlijke ziel een affchuwen hebben. Ve-  les in. Geschiedenis. 175 Venetien. De befchouwing van de vreedzame vorderingen van het Venetiaans-gemeenebest, in 't. midden dezer ftuiptrekkirgen, welken Europa ichokten, kan niet dan vermaak verfchaffen aan een gevoelig hart. Deze gelukkige eilanders kwamen uit de duisterheid op, en vormden eene regelmatige en wel famengeftelde regeering, niet in ééns, door hevige beroeringen en kramptrekkende bewegingen, maar door een eenparig beleid en eene onvermoeide vlijt. Terwijl zij het huis van Pepijn vreesden, geheten zij zich afhanglijk te zijn van Conftantinopolen, maar toen die familje niet langer gedugt was, wierpen zij hunne afhanglijkheid af en fchrabten in hunne befluiten de namen uit der oosterfche keizers. Het geringfte fpoor van ondergefchiktheid aan eene vreemde magt uitgevaagt zijnde, gaven zij meerder kracht en vastigheid aan hunne regeering. Zij kenden het gebrekkige eener volksregeering en wisten dat dezelve overflaat tot geweld en regeeringloosheid, dat in haren volmaakften ftaat hare alge- f meene beraadflagingen langzaam zijn en die vaardigheid van uitöefFening ontberen, welke fomtijds 't behoud is van een ftaat. Dat de geheimen der regeering 'er niet behoorlijk in acht genomen worden, dat 'er lieden van verdienste blootgeftelt zijn aan eene lage ondankbaarheid en afgunst, en dat de menfchelijke hartstochten zelf* • j' de  176 Hedendaagsche ees ih. de flechte, meer de overhand hebben in eene volksregeering dan in eene willekeurige heerfchappij. Van deze waarheden overtuigt, fielden de Venetianen in 't eerst hunne regeeringsvorm te zamen, gedeeltelijk uit eene volks-, gedeeltelijk uit eene adel - regeering. Door deze mengeling wierden de edelen aan eikanderen verknocht, en de geringer rangen in den ftaat werden behoed gedrukt te worden van de hooger rangen. Het gemeene volk, befchouwt wordende te behooren tot het Gemeenebest en niet tot de edelen, werd behandelt als vrije menfehen en niet als flaven. Na 't beftellen van de inwendige ftaatsregeering, uit welke de roem en 't geluk eener natie ontfpringen; na 't vastftellen der wetten en voorfchriften van burgerbeftuur en geregeldheid, welke nog heden de bewondering zijn van alle ftaatkundigen, verdubbelden deze verftandige Gemeenebestgezinden hunne vlijt ter vermeerdering hunner zeemagt en ter uitbreidinge hunnes koophandels. Zij wierden de vrachtvoerders van Europa, bragten in hunne" fchepen de waaren van Europa naar het oosten over en kwamen van daar in Italië te rug, beladen met de voortbrcngzels van Afia. Een zoo verftandig bewind, een zoo uitgebreiden handel verwierf hen den eerbied hunner nabuuren, gaf aan den ftaat nieuwe kracht en vermeerderde den rijkdom en den voorfpoed des volks. Span-  ees na. Geschiedenis.- 177 Spanje. — Leverde, gedurende dit tijdvak, eeniglijk • een tafercel van bloedige oorlogen tusfehen de Christenen en Mooren, de eerfte van welken door de dapperheid hunner koningen, veld wonnen op de laatften, in fterkte toenamen en voortgingen te heroveren het gene zij verloren hadden. De eentoonigheid der geichiedenis van Spanje, gedurende deze rampfpoedige tijden, is verveelend voor den lezer. Bevogte veldflagen, belegerde en ingenomen fteden, 't verfpillen van menfchenbloed, verfchaffen geen aangenaam onderhoudt. Eene flikkering van deugd, gelijk een zonneftraal door een bewolkte lucht, breekt fomtijds door 't midden van deze verfchriklijkheden heen, en wakkert den geest op. Eene onvertzaagdheid, gevaar en nood trotferende, eene ftandvastigheid, de grootfte hindernisfen te boven komende, waren hoedanigheden den Mooren en Christenen eigen. De Riddermatige geest, welke in Spanje boven alles heerschte, verrigtede de verbazendfte krijgsdaden. De Christenen gevoelden eene onverwinlijke verachtingvoor het juk van Mahomet, dit gaf nadruk aan hunne dapperheid, maakte hen bekwaam tot de heldhaftigfte bedrijven en deedt hen de grenaen hunner bezittingen uitzetten. De Normannen kwamen van Scandinavië erf vermeerderden de rampfpoeden, onder welken Europa, gedurende dat tijdvak zuchtte. Hunne M Gods*  iyS Hedendaagsche les im. Godsdienst, de flechtfte van 't heidendom, maakte hen barbaarsch en bloeddorstig. Odin ofWodin, het opperde voorwerp van hunnen eerdienst, was, volgens hun gevoelen, de God der verfchrikkinge, de werker van verwoesting, de vader van flachting, en zij bewezen hem eenen eerdienst overeenkomstig deze affchuwelijke eigcnfchappen. Zij offerden hem menfchelijke flagtoffers en meenden dat het ftorten van krijgsmans-bloed hem het meest behaagde. De belooning, welke zij na den dood verwagtten te genieten, was, toegelaten te worden tot zijn paleis en aldaar voor altoos te drinken uit de hersfenpannen hunner vijanden. Dit geloof bezielde hen met eene razende geestdrift, die alle vermoeijing, ongemakken, gevaren en zelfs den dood tartte. „ Onze krijgshelden, zegt één hunner dichteren, „ zoeken den dood op en loopen dien met vreug„ de te gemoet. Doodelijk in den ftrijd gewond, „ vallen zij neder, lachgen en derven." Tot het duiten van den woedenden droom uier barbaren, waren dapperheid, tucht, eensgezindheid en deugd nodig; doch wanorde, tweefpalt, en ondeugd hadden de overhand in het Christen Europa. * De Normanuen togen overal heen ter plondering en bleven langen tijd voortvaren in hunne roofzuchtige verwoestingen. De algemeene verwarring , welke in Europa de overhand had, was hen  les m. Géichiedenis. ifg hen gunstig en verfchafte hen eene gelegenheid om zich in Frankrijk te vestigen. Rollo, een hunner opperhoofden, een vorst, waardig de grondlegger van eenen ftaat te zijn, na de Eu•ropafche landfch.uwen, die aan de zee grensden afbreuk gedaan te hebben, landde in Frankrijk* nam Rouaan in, verichanste zich aldaar, zette zijne veroveringen voort, en werd zoo geducht, dat Karei, de eenvoudige, zijne dochter hem ten huwelijk aanbood, met Neustria, het welk van dien tijd af Normandijë werd geheten, naar den naam van deszelfs nieuwe bewoners. Rollo verkreeg insgelijk Bretagne, deed voor deze beide Landfchappen hulde aan Karei den eenvoudigen, omhelsde den Christelijken godsdienst, wierd wetgever en befchermer van zijne onderdanen .en betoonde zich waardig een throon te bekiee-den. Oorzaken der Omwentelingen. : "Het rijk van Karei den grooten viel, en verv anderde bij deszelfs val de gedaante va Europa* Uit deszelfs puinen ontftonden twee magtige koningrijken en vericheiden onafhanghjke ftaten, Welke waren de oorzaken van deze omwenteling ? De zeer groote uitgeftrekfheid van 't rijk van Karei den -grooten bragt veel toe tot deszelfs val, Een werktuig, uit veele ftukken famengefteld, kan niet lang ftand houden, ten zij iemand, die eene volkomen kundigheid van alle deszelfs deeM 2 lea  ïöö Hedendaags cue les i«. len heeft en weet waartoe die dienen en waar derzeiver plaats is, de beweging daarvan befture. In onkundige handen zou zulk een famengettelt werktuig verkeerd v, erken, uit eenvallen en geen werking doen. Even zoo is het gefteld met een wijd uitgeftrekt rijk. Toen het rijk van Karei den grooten beduurt wierd door 't beleid, de voorzichtigheid, vlijt en werkzaamheid diens grooten mans, ging alles wel; maar in de handen zijner onbekwame en zwakke opvolgers ging alles verkeerd. De ftedehouders van afgelegene Landfchappen vergeten zoo ligt dat zij flechts een geleend gezach hebben. Het valt niet moeilijk de krijgsbenden, die onder hun bevel ftaan in hunne belangens te krijgen, en zich door toegevenheid en zachtheid de genegenheid te verzekeren van die genen, die onder hun bewind ftaan. Met zulke aanfporingen tot het afichudden van 't juk, beramen zij 'er al fpoedig de middelen toe. De ftem van plicht word niet gehoort te midden van den aandrang der ftaatzucht en van 't veel vermogende aanlokzel van over anderen te heerfchen. Indien die bekooring flechts een eenigen weerfpannigen maakt, word diens voorbeeld fchielijk door veelen gevolgt. Het werktuig, door deze hevige fchuddingen ontftelt, waggeld en raakt uit een, en een iegelijk is even gereed om zich van een brok van 't gebrokenc meester te maken. Zoo ook, wanneer een ftaat tot een zekeren trap van grootheid is geftegen, word iedere i ver-  les iie Geschiedenis. i3i verdere ftap om die grootheid te vermeerderen eene trede tot deszelfs verval. De onbekwaamheid tot de regeering, welke de opvolgers van Karei den grooten lieten blijken, kan men opgeven eene tweede oorzaak ge. weest te zijn van den val van dat huis. Hoe uitgedrekter een daat zij, zoo veel te meer neigt de regeering van dien ftaat tot het willekeurige; een onbepaait gezach, het welk zich aan geene wet verbonden rekent, ontaart vaak in dwingelandij. Van daar die onrechtveerdigheden, welke de oppeivorst begaat en aan de onderdanen zoo veel misnoegen geven. Van daar derzeiver afkeer van het juk en hunne pogingen om het zich van den hals te fchudden. De buitenfporige magt van het despotismus fpoort den monarch aan tot ondernemingen, welken gemeenlijk morring verwekken en hem gehaat maken. Eene willekeurige magt maakt den vorst verwijft en werkeloos, verwijftheid en werkeloosheid ftellen hem bloot aan de verachting zijner onderdanen, aan muiterijen en oproeren. De afftammelingen van Karei den grooten waren alle zwakke vorsten, zulks moest noodwendig eene omwenteling ten gevolge hebben. De Normannen gaven eenen doodelijken dag aan 't rijk van Karei den grooten. — Die groote man wist op wat wijze hunne verwoestingen te M 3 ftui-  i8a Hebendaagsche ees iii, ftuiten; maar onder Lodevvijk den zwakken, plunderden zij óveral waar zij kwamen, en voerden eenen verbazenden buit weg. Onder Karei den kalen vermeerderde hunne doutheid. Zij roofden en brandden in ieder deel van. 't rijk, en men flclde geene gefchikte middelen in 't werk om deze onvertzaagde invallers te dralfen. In ftede van hen door kracht van wapenen te verdrijven, werd hunnen aftocht gekogt met geld; zij trokken daar op voor een ccgenblik weg; doch dit gevaarlijk m:ddel noodigden anderen om in grooter gctalen wedertekomen, en deze waren nog roofzuchtiger. Deze voortdurende rampfpoeden verwekten in de gemoederen een haat tegen de regeering, en eene verachting tegen hen, die 't bewind voerden; ook fpoedde zich het volk den fcepter uit de handen .te rukken van monsters, die onbekwaam waren om den ftaat te verdedigen. Regeering. De regeering ondervond groote veranderingen in het rijk van Karei den grooten. Gedurende het bewind diens grooten mans, beftond er ten naasten bij eene volmaakte monarchale heerfchappij. Nationale zaken wierden geregeld in vergaderingen, van de welken hij voorzitter was. Schoon met volftrekte magt bekleed verkreegen zijne bevelen geen kracht van wet dan bij toeftemming van de meerderheid. De wetgevende magt  LES iie Geschiede kis. 183 magt berustte bij 't volk, onder een opperhoofd vereenigt. Doch toen deze vergaderingen ter zijde gelegt waren en aan den vorst de ganfche uitvoerende magt in handen geftelt wierd, werd het gezach enkelvoudig en de oppervorst was de bron, uit welke alle mindere magten voortvloeiden. De regeering veranderde onder Lodewijk den zachtmocdigen en 'er wierd een oligarchie; • (dat is, eene regeering, waar weinigen het bewind voeren, naar eigen goeddunken of belangens) ingevoerd. Onder de opvolgers van Karei den grooten was het koninglijk gezach vernietigt en de rechten des volks waren niet gekent. Als toen kwam het Leendelzel, een onnatuurlijke en overweldigende voim van regeering te voorfchijn, ■ waar uit eene regeeringloosheid in de koningrijken van Europa ontftond. Regeeringloosheid bragt geweld voort, de bijzondere oorlogen werden menigvuldig; de Leen - Baronnen, elk hunner verzelt van zijne Vafalïen, beflistten hunne k;akeelen in 't veld, het tweegevecht werd toege- I ftaan onder zekere fchikkingcn. In dit ongerijmd regeering -ftelzel was het oppergezach in handen van eenige weinige overhecrfchers, die mindere overheerfchers onder zich hadden; de flavernij wierd algemeen en ieder vaderlandlievend en deugdfaam grondbeginzel ging verloren in de woeste beroerte. Europa vertoonde een tafrecl van bloedige oorlogen; de menfehen kenden niets dan de kunst van aanvallen en verdedigen; de M 4 te"  ï84 Hedendaagsche les iie bediening van 't recht wierd verönachtfaamd, en de misdaden bleven ongedraft. In 't rijk van Conftantinopolen was de regeering even zwak, onbeftcndig en overweldigend. Het recht, om over de kroon te belchikken, wierd bij beurten overheerscht door de foidaten, door 't volk en door den raad; de gruwelijkfte misdaden waren meestal de beste tijtels tot de opvolging. Zoo wij de regeering, onder welke wij leven, ftellen tegen over die van het Leenftelzel, toen het in Europa in volle kracht was, kunnen wij bestons geluk bezeffen. In die ijzere eeuw was een hoofd, onder den tijtel van Keizer, Koning, Hertog, de overfte van verfcheide mindere oppervorsten, Va lallen genoemt, en de Hertogen, Graven en Baronnen deden hem eene bespottelijke hulde. Zij, als volftrekte heerfchers in hunne eige heerfehappijen, oeffenden een willekeurig gezach over die genen, die onmidlijk van hen afhanglijk waren. Ieder heer was oppervorst in zijn eigen grondgebied; het volk was flaaf. De kleene dwingelanden, die in verlchanste kasteelen woonden, beoorloogden geftadig malkanderen. Het land wierd verwoest, flaven en vee wierden weggevoert, alles was roof wat onder hunne handen kwam. Deze Leenheeren matigden als een recht zich de vrijheid aan om op de hooge wegen van hun eigen grondgebied te rooven, en vorderden rechtshalve een rantfoen van alle rei- zi-  ees iïï. G I J C H i I b I n U. 185 zigers. Zij voerden de beïachgelijkfte, barbaarde en onbetaamlijkfte gewoontens in. Wetgeving. Ka rel de groote en Alfred fpanden groote krachten in om den geest der wetgeving te doen herleven, waar in zij evenwel maar gedeeltelijk Haagden. Onkunde en barbaarsheid waren te diep geworteld. Het gene zij aan den eenen kant deden , werd na hunnen dood weder te niet gedaan. Duisterheid bedekte weder op nieuw de gedaante van Europa, en de verdragftukken van den eenen benevens de wijze fchikkingen van den anderen, deden maar eene kortftondige uitwerking. Niets kon ongerijmder zijn dan de wetgeving, welke in dien tijd, van welken ik hier fpreek in Europa heerschte. De geestelijkheid had zich het recht aangematigt om over zaken aiitfbraak te doen, onder voorwendzel dat alle burgerlijke rechten der menfehen een verband hadden met den godsdienst. Bij alle verbintenisfen had een eed plaats, en dewijl men door een eed zich pp God beroept, gaven zij voor dat alle verdragen en overeenkomsten onder de menfehen, door de geestelijkheid moesten gerechtigd worden. Van daar hare opperde üirfpraak in 't duk van echticheiding, en de vergaderingen der bislchoppen hielden zich bijna met niets anders bezig dan met fcheiden van man en 'vrouw onder de beuzelach'tigfte voorwendzels. In die tijden was het huwM 5 lijk  j§6 Hedendaagsche les m. lijk een onzekeren ftaat, en ..eene vrouw was in gedurige vrees van haren man te verliezen. De geestelijkheid, niet onderworpen aan het burgerlijk rechtsgebied, leidde een ergerlijk leven, ja, de hoop van ftradoosheid, of om vrij te komen met eene geringe boete, lokte haar dikwijls uit de gruwelijkfte misdaden te plegen. Zeden van de tiende en elfde Eeuwen. Wij kunnen ligt begrijpen dat de zeden onzer voorouderen, onder het Leenbeftuur, noch befchaaft noch zuiver waren; fchandelijke ondeugden, famenfpanningen en verraderijen onder de geestelijkheid; onrechtvaardigheid, overheerfching, dwingelandij, ontucht onder den adel; woestheid en vrees, de ondeugden van eene flaaffche ziel, onder het volk, zoodanig waren de zeden van Europa. De zeden van het Griekfche rijk waren niet beter, zoo niet erger; want bij bovengemelde ondeugden voegden de Grieken nog alle de gruwelen der dweeperij. Menfchelijkheid en billijkheid fchenen haar verblijf genomen te hebben onder de Mahomedanen in Bagdad, waar deze deugden een langen tijd aanhoudend heerschten. — Losbandige zeden waren het. noodwendig gevolg van de Leen-regeering, waar toe de krijghaftige geest dier tijden den gronddag lag. De Leenheeren, gedurig in oorlog met elkanderen, leefden enkel van plunder en roof. Wij  ces m. Geschiedenis. 187 Wij zien'in de gefchiedenis dat echtfeheidingen, rooverijen, Vrouwenlchending en allerlei zoort van ongebondenheden zeer gemeen waren in die rampzalige tijden. De voornaamfte adel en de geestelijkheid waren de voorgangers in deze affchuwelijke ongeregeldheden. Hij, die de Handelingen van de kerkvergaderingen van dat tijdvak inziet, zal in dezelven de ongebondenheid der zeden, welken toen de overhand had, aangetekend vinden. Eenige dier euveldaden, de gevolgen van woeste zeden, optenccmen, zal genoeg zijn om de hairen te doen rijzen. Frankrijk werd in de regeering van Robert bezogt met eenen verfchrikkehjken hongersnood, niet alleen wierden de lijken uit de graven opgedolven om tot voedzel te dienen, maar de menfehen gingen te jacht op menfehen als op wilde dieren om hen te verflinden. Een flagter van Tournus verkogt openlijk menfehen- vleesch. Bij eenen zoetelaar, nabij Macon, wierden agt en veertig-menfehen hoofden gevonden, van welken de rompen tot fpijze verkogt waren geworden, ö Gruwel! In die tijden van geweld en zedenloosheid maakten men in Europa eene verwonderlijke vertooning van godsdienstigheid. De geestelijkheid leeraarde dat de misdaden geboet wierden niet door berouw cn bekeering, maar door gefchenken aan de kerk, en dat hij, die het meeste gaf, de oprechtfte boeteling was. Ingevolge van deze valfche leer wierden 'er kloosters gefticht, kerken gebouwt,  i83 Hebenbaagsche les in. bouwt, bedevaarten ondernomen, met ijver naar heilige overblijfzelfs gezogt, en de enkele bedreiging met den kerkdijken ban was even verfchrikkelijk voor den verlichtften als voor den onkundigften. Godsdienst van de tiende en elfde Eeuwen. D e Christelijke Godsdienst verdreef bij pozen de afgoderij uit alle deelen van Europa;, doch de Goddelijke leer en de zuivere voorfchriften der openbaring, wierden al fchielijk bedorven door de hartstochten en vooröordeelen der menfehen. Slechts, zeer weinige lieden verdienden den naam van Christen in de negende, tiende en elfde eeuwen, de meesten, fchoon bij dien naam genoemt, waren in hunne godsdienstigheid even zoo onrijmd en bijgeloovig, zoo woest en flecht in hunnen wandel als hunne heidenfche voorvaders. De Christenheid erkende twee opperhoofden ; de Patriarch van Conftantinopolen heerschte over de Christenen van 't oosten en de Paus van Rome regeerde nog willekeuriger over die van 't Westen. De twist over de beelden, tusfehen hun die beeldftormers geheten wierden en de monnikken, vervulde de oosterfche kerk met verbittering, beroerten en bloed. De beide partijen, naar mate zij de overhand hadden, banblixemden, ker-  ees in. Geschiedenis. 189 kerkerden, verbanden en deden de zulken omkomen, die van hen in gevoelens verfchilden. Een godsgeleerden oorlog wierd in 't westen ontfteken. Godefchalcus, een monnik van Orbai, beftreed de leer der voorbefchikking. Hij wierd gedagvaart voor eene kerkvergadering, daar hij verfcheen, en Hinomar, bisfchop van Rheims, beval dat men hem wreedelijk zou afrosfen, alhoewel Godefchalk de gevolgtrekkingen ontkende, waar mede de vervolgers hem betigteden. Een andere monnik, Pafcafius Rathbertus, liet zich in te fterke bewoordingen uit over de daadelijke tegenwoordigheid. Twee andere monnikken Rabanus en Ratramnus weerflreefden zijne ftellingen. De laatften hadden zekerlijk gelijk, maar het twistgeding gaf aanleiding tot veele onbetaamelijke en beuzelachtige bedenklijkheden, en (zoo zwak is het menfchelijk vcrftand) bragt haat en vervolging voort. Het rijk der onkunde begunftigt de dwaling, en uit die bron dopen eene meenigte verkeerdheden in den godsdienst, die de fchoonheid deszelven mismaakten. De menfehen konden lezen noch fchrijven. De geestelijkheid, die de weinige geleerdheid bezat, welke toen nog beftond, greep alles aan, ftelde zich boven het wereldlijk rechtsgebied en vestigde eene rechtsgeleerdheid, welke verderflijk was voor het burgerlijk recht. De fchandelijkfte ondeugden bezwalkten den ftoel van Rome. Twee eerlooze vrouwsperfonen regeerden de. Pauzen, be-  100 IIedendaagschï les |H. befchikten goeddunkelijk over kerkelijke bedieningen, vernietigden door hare buitenfporigheid het heilige van den eed en verbraken alle niaatfchappijlijke banden. De Pauzen en bislchoppen vestigden een ftelzel van kerkelijke heerlchappij, zwakke, bijgeloovige en onkundige koningen begunstigden die kerkelijke magt en onderwierpen» zich aan dezelve. Gedurende dit tijdvak van duisternis des verftands kwamen fommige verlichte geesten te voorfchijn; zij wierden van ketterij befchuldigt, om dat hunne meerdere en verlichter kennis aandruischte tegens de dwalingen en de ongerijmde bijgelovigheden der Roomlche kerke.. Om hen hatelijk te maken, gaven hunne vijanden hen den naam van Manichcen en betichtten hen met de onnatuurlijkfte gevoelens en misdaden; doch derzeiver eenige misdaad fchijnt te zijn geweest eene poging om-voor zich zeiven te denken, en om zich te verzetten tegen het gene zij meenden ftrijdig te zijn met den Christelijken godsdienst. Van deze menfehen werden 'er dertien veroordeelt door de kerkvergadering van Orleans, en de Bisfchoppen gaven bevel dat men ze in tegenwoordigheid van Robert, koning van Frankrijk en van deszelfs vrouwe Conftantia zoude verbranden. Berengarius aartsdeken van Angers, verzet-  Aes ni. Geschiedenis. 191 zette zich tegen de leer der dadelijke tegenwoordigheid van Jeiüs Christus in het heilige Sacrement van 't Avondmaal. Hij redeneerde aldus: indien men van het brood, het welk in dat Sacrement gebruikt word, na de zegening, teveel eet, zal het de maag ontdeden; het blijkt derhalven dat het wezenlijk brood blijft. Het gezegend vocht, van 't welk men te veel drinkt, zal dronkenfehap verwekken, een bewijs dat het wijn blijft. Blankheid en rondheid zijn hoedanigheden, welken niet beftaan kunnen zonder eene zelfftandigheid tot welke zij behooren, deze hoedanigheden nu behooren tot brood en niet tot vleesch en bloed, derhalven blijft het brood, na de zegening, onverandert brood. Deze redenkaveling, die op waarheid gegrond was, haalde veelen over tot het gevoelen van Berengarius. Lanfranc, aartsbisfehop van Cantèrburij, viel hem aan met armhartige, redeneeringen, maar vermogender tegenftrevers dan Lanfranc lieten zich fpoedig tegen hem hooren. Geroepen voor het gerichtshof van Rome, het welk' koningen deed lidderen, werd hij met den dood bedreigt, indien hij zijn gezegde niet herriep. Met vrees bevangen, zwoer hrj zijne gevoelens af, doch even gereed om te belijden als om te loochenen, herriep hij tien malen zijne gezegdens en ftierf in het geloove, dat de verzelfftandiging eene onredelijke en onfehrifturelijke leer is. De gevoelens van Berengarius konden evenwel zelfs die genen, die dezelven voor  19a Hedendaagscme les m. voor waar hielden, niet overhalen zich van de Westerfche kerk aftefcheiden. De onkunde, welke in de tiende en elfde eeuwen de overhand behieldt, fterkte de volks bijgeloovigheden. Veele bewijzen zou men daar van kunnen bijbrengen. Een Italiaansch edelman wierd ter dood gebragt om dat hij Maria van Aragon, vrouw van Keizer Ottho III, had zoeken te verleiden. De weduw van denzelven zegt men bood aan• zijn onfchuld te bewijzen, het welk zij deedt door een ftaaf gloeijend ijzer in hare handen te houden zoo lang men begeerde * zonder zich te branden, en daar men zulks voor een genoegzaam bewijs van onfchuld hieldt, werd de keizerin levend verbrand. Dit ongerijmde fprookje werd toen ter tijd en nog lang daar na gelooft als een Euangelie; zoo als mede gedaan wierd dat van Cunegonda, de vrouw van keizer Hendrik, die men voorgeeft, blootvoets over negen gloeijende ploegijzers gewandelt te hebben, zonder zich in 't minste te befchadigen. Het welbekende fprookje van Petrus Aldobrandinus, een monnik van Pavia, is een treffend voorbeeld van de onkunde en bijgeloovigheid dier tijden. De monnikken van Vallombreufe befchuldigden hunnen bisfehop van veele misdaden en om de waarheid hunner befchuldiging te ftaven, verzogten zij het oordeel Gods door vuur te mogen ondergaan. Hun verzoek ingewilligt zijnde, vertoon-  ees ni. Geschiedenis.- 193 toonde Petrus Aldobrandinus, die een dier monnikken was, zich in zijn priesterlijk gewaad, ; met een kruisbeeld in de hand voor eenen grooten brandenden houtftapel. Hij begaf zich blootvoets in de vlammen, trcedde langzaam door het vuur heen tot aan de andere zijde, zonder zich of zijne kleeding ietwes te befchadigen. Ja, men wil zelfs dat deze Salamanderfche Aldobrandinus zoude gevraagt hebben, hoe lang men wilde dat hij in de vlammen zoude blijven? en dat hij zelfs te rug keerde om zijnen mantel optenemem Credat Judeus Appella. Het gaan van Petrus door 't vuur was flechts een dier treken van Arlekijn, even zeer dienende om de onbelchaamdheid van den acteur als om de domheid van de aanfchouwers aantctoonen. De belachlijke gewoontens, welke, gedurende dat tijdvak, de-overhand hadden in 't Westen beledigden alles Wat eerenswaardig en groot is in den Christelijken godsdiensr. Het feest der zotten en dat der ezels wierd in dien tijd in verfcheide kerken gevierdt. Op dien feestdag wierd een perfoon, de bisfehop der zotten genoemt, in choorgewaad en op een ezel gezeten tot in 't midden van de kerk begeleid. Of zulks gefchiedde ter eere of ter befpotting van 's Heilands komste te Jerufalem op eenen ezel, kan met geene zekerheid bepaalt worden. Deze uitfporige feesten gingen verzeld van dansfen in de kerk, N van  194 Hibencaagséhe les ta. van eten en drinken van 't altaar en van de ontuchtigfte kluchtvertooningen. Wonderdadige gebeurtenisfen waren in dien tijd menigvuldig. Een Duitsch Heilig toog aan 't hoofd van Otho en deszelfs leger vooruit, toen deze het Franfche rijk ging aanvallen. Otho evenwel, in weerwil der voorzegging en des bijftands van zijn heilig, wierd geflagen en genoodzaakt de vlucht te nemen. Toen was het dat de ^heilige Franciscus voor zijne landgenoten ftreed en hunne vijanden op de vlugt dreef. Zegepraalden de Alfonzo's in Spanje over de Mooren, 't was niet door hunne voorzichtigheid en moed, maar om dat de heilige Jacob, gezeten op een wit paard, zich aan 't hoofd delde van het Christelijke leger. — Een breeder verhaal van die uitlporigheden zou den lezer verveclen en walgen. Wetenschappen in de tiende en elfde Eeuwen. Onkunde is de vijandin van wetenfchap. Zoo lang de menfehen niet verlangen zich te ontdoen van 't juk der flavernij, verachten en verzetten zij zich tegen alles wat ftrekken kan tot verlichting van 't menfchelijk verftand. De vermaarde^ Gerbert ftichtte een fchool van wiskunde te Rheims, waarin hij zelf de gronden dier wetenfchap onderwees. Zijne kennis in de wiskunde had hij verkregen bij de Arabieren en Spanjaarden. Na zijn dood werd hij behandelt als  les in. Geschiedenis. ij$ als een toveraar; men zeide, dat hij een verdrag had aangegaan met den duivel, wiens klaauwen hij met veel moeite ontlhapte. Eene aantijging van die zoort is een fterk bewijs hoe ver hij boven de eeuw was, in welke hij leefde. De hooge levenftand, tot welken hij zich verhief, zijne uitgebreide kennis in de darren en wiskunde, de werktuigen, Weiken hij uitdagt ter bevordering der wetenfehappen, waren in die duistere eeuw overgenoegzaam om hem te doen houden voor een duivelskonstenaar. De fchoolfche wijze van redeneeren, welke Goddelijke en menfchelijke kennis te niet maakt en verward, had toen plaats; Welfprekenheid was enkel een ijdelen woordenklank bevattende zoutelooze zinfpelingen en verkeerde afbeeldingen op de verwardfte wijze te famengeraapt. De bouw-, beitel- en fchildër? konst waren allen in een' ruwen ftaat.; De Gothifehe fmaak had de overhand en de werken van die foort, welke nog zijn overgebleven, fchoon ftout en ftaatelijk, zijn gebrekkig, zonder orde en waren fmaak. Het Turklche zwaard verhielde de wetenfchap in 't oosten. Conftantinopolen, Spanje en groot Cairo, waren de eenige plaatzen, waar eenige fporen van geleerdmakende kennis overbleven, en Avicenna, de Arabier,was, in die tijden, de vermaardfte man om zijne geleerdheid en bedrevenheid in de geneeskunde. N 2 Ge-  196 'HedeiJdaacsche les ia. Geschiedenis der nog niet gemelde natiën. De gefchiedenis van de Noordfclie daten van Europa voor de tiende eeuw, levert weinige onderrigting wegens derzeiver regeeringsvormen en zeden. Dit weten wij evenwel, dat de maatfehappij in Rusland, Deenmarken, Zweden, Polen, Hóngarijen en Bohemen dezelfde vorderingen niet gemaakt had, als die in de zuidelijke koningrijken van Europa. Op de jaarboeken dezer volken is meer ftaat te maken, in het bovengemelde tijdvak. Zij begonnen als toen een beftendiger regeeringsvorm te verkrijgen en een verband te hebben met andere Etiropafche mogendheden. In de elfde eeuw daagden zij een weinig op uit hunnen vorigen duisteren ftaat. Polen nam den Ghristelijken godsdienst aan. Otho de groote maakte het tot een koningrijk, ter gunste van Boleslaus I, die door een wijs gedrag den voorfpoed vermeerderde z:jner onderdanen en hen géducht maakte voor hunne naburen. Hij veroverde Moravië en Silezië, welken door het verkeerd gedrag zijn's zoons, Micislaus II, weder verloren werden. Na den dood van Micislaus, verbanden de Polakken deszelfs weduwe, en de jonge Cafimir, in 's moeders rampfpoed deelende, nam de wijk in de abtdij van Clugnij, in Frankrijk, alwaar hij het monnikken kleed aannam. Cafimir werd eenige jaren daar na te rugge-  ees m. Geschiedenis. 197 geroepen door zijne onderdanen cn betoorde zich als koning niet minder groot te zijn dan hij als monnik deugdzaam geweest had. Boleslaus II, zoon van Cafimir noodzaakte de Rusfèn fchatting aan hem te betalen, herwon Moraviè* en Silezië en verleende edclmocdiglijk belcherming aan den koning van Bohemen. Als toen was Polen ten hoogden top • van nationalen roem. Doch de luister van dat koningrijk verdoofde in een oogenblik, en Boleslaus zelf ondervond de treurige omwenteling der fortuin. Een verfchil, tusfehen hem en den bisfehop van Cracow ont; ftaan, veroorzaakte dat de koning door den bisfehop in den kerkban gedaan werd; Boleslaus, ■ woedend over deze daad, begaf zich naar de ■ kerk en doodde den Prelaat aan den voet van 't ' altaar. De beruchte Gregorius VII, die de koningen en derzeiver onderdanen ' deëd beevcn, 1 was toen Paus. De moord, gepleegt aan een kerkbedienaar, wekte zijne wraak op, en hij i blixemde den ban van Rome uit tegen den koi ning en het volk. Hildebrand zette Boleslaus af en ontnam Polen den tijtel van koningrijk. De . ongelukkige koning, door zijne onderdanen verbannen, was genoodzaakt zich te vermommen en i zijne veiligheid in de vlucht te zoeken. De ' woede der priesteren vervolgde hem overal, en i de hertog van Bohemen, dien hij edelmocdiglijk il had bijgeftaan in deszelfs tegenfpoeden, weigerde i hem eenige befcherming te verkenen. Als vluchN 3 te-  Ï98 Hedendaagsche les in, teling, van plaats tot plaats herom zwervende, was hij verplicht zich tot den laagden ftand te vernederen, tot dat hij ten laatden door eene bende moordenaars een einde zag maken van zijn leven en van zijne rampen. Polen wierd tot een hertogdom gemaakt, verloor deszelfs luister en hield op eene vertooning te maken onder de natiën van Europa. In die dagen der kerkelijke magt was een •yerfchil met de geestlijkhcid de onaangenaamfte zaak, in - welke een gekroond hoofd kon gewikkelt worden. D e tijtel van koningrijk, aan Polen ontnomen, wierd door den keizer gefchonken aan Bohemen. Wratislaus deszelfs eerfte koning, veroverde Moravië, Silezië en een gedeelte van Polen. Hongarijen kwam eerst uit de duisternis van 't heidendom opdagen. Geijfa, het opperhoofd der Hongaren, omhelsde het Christendom, verzachtte de woeste zeden zijner onderdanen door wijze wetten, en Stephanus, deszelfs zoon, die 's vaders voetftappen drukte, verwierf van den Paus den tijtel van Apostel van Hongarijen. Rusland werd omtrent denzelfden tijd Christens en om helsde den eerdienst der Griekfche kerke. Uladimir huwde aan eene Griekinne, omhelsde haren Godsdienst, en de hertogen van Rusland beginnen zich te vermaagdichappen met andere vorsten van Europa. Hendrik I. koning vanFrank-  les m. Geschiedenis. 199 Frankrijk, nam eene Rusfifche princes ten vrouwe. De zeevaart en koophandel bleef den rijkdom vermeerderen van het Venetiaansch gemeenebest, gedurende de elfde eeuw. Die ftaat breidde deszelfs handel aan alle kanten uit. Zijne vloten bragten van Egijpte de voortbrengzels van Afia, welke door gansch Europa verfpreid werden. De kooplieden van Venetië waren toen ter tijd rijker dan koningen. De overwinningen door de Venetianen behaalt over de Hongaren, toonen den fehielijken aanwas der ma^t dier Republikeinen aan. Gedurende dit tijdvak befloten de Dalmatiërs, na eene vrije en algemecne beraaddaging, zich aan de Venetianen te onderwerpen, die toen eene luisterrijke vertooning maakten onder de eerfte ftaten van Europa. De Genuè'zen, na langen tijd de flavcn van dwingelanden te zijn geweest, verbraken hunne ketens, verbanden hunne onderdrukkers, verkozen eenen Doge, rigtten een Senaat op, vormden eene zeemagt, en zagen zich in weinige jaren in eenen tocftand om met de Venetianen de heerfchappij der zee te betwisten, en met hen de winsten van den koophandel te deelen. Omwentelingen. Duitschland werd gedurende de elfde eeuw zeer verzwakt, nadien de keizers verlang? N 4 den  000 H ! be nd aa ss che les ih. den in 't bezit te blijven van Italië. De twisten, tusfehen het priesterdom en het rijk, waren de bron van veele beroeringen, welke den throon fchokten en een einde maakten aan alle gezach. De omwenteling in de familje van Pepijn, welke in Frankrijk gefchiedde ten voordeele van Hugo Capet, nam haar oorfprong uit de verminking der Landfchappen bij de afzetting van Karei den dikken. Deszelfs opvolgers hadden het grootfte gedeelte hunner Domeinen verloren, eeniglijk bleven zij Rheims en fommige andere fteden in bezit houden. Een zoo zwakke magt was buiten ftaat om lang achter een de teugels te ftuuren van eene Leenregeering, welker opperhoofd magtiger zoude geweest zijn dan deszelfs leenmannen. Het was ook niet in hunne magt vreemde invallen te fluiten > de wanorders eens burgerkrijgs te beletten en hunne onderdanen eerbied in te boezemen voor hun gezach. Dit gebrek aan vermogen, de bron van veele onheilen, ftelde hen bloot aan den haat en de verachting der natiën. Er ontftond een algemeen misnoegen. Alles bereidde zich eenigen tijd tot eene omwenteling, en toen dezelve voorviel was het redelijk te denken dat dezelve moest voorvallen ten voordeele van Hugo Capet, een der magtigfte Baronnen van Frankrijk en die zich door zijne uitmuntende diensten had bemind gemaakt bij 1 volk.  ies ui. Geschiedenis. 2.0ï volk. De geestelijkheid, een geducht ligchaam uitmakende, verhaastte de omwenteling. Karei van Lotharingen, de wettige erfgenaam van Lodewijk V, liet een losbandig priester gevangen zetten, dit wierd van de geestelijkheid aangezien als een hoon hare orde aangedaan, en haare wraakzuchtige geest vervreemde van hem de genegenheid des volks. De kerkelijken vestigden het oog op Hugo Capet als de eenige deun van den ftaat, en verleenden hunne hulp om hem op den throon te plaatzen; van daar de erkentenis welke Hendrik en deszelfs zoon aan de bedienaars der kerke betoonden. De oorzaken welken eene omwenteling in Engeland moesten bewerken, ten voordeele van Willem van 'Normandijë, beftonden insgelijks. De Engelfchen, die dikwijls vreemden tot koningen gehad hadden, te weten Saxen en Deenea, moesten des minder afkeerig wezen'van de oogmerken van Willem dan zij anders zouden geweest zijn. Harold behoorde niet tot de Saxifche linie der koningen; hij had zich van den throon meester gemaakt ten nadeele van den wettigen erfgenaam, en alhoewel het recht van opvolging als toen eigenlijk niet bekent noch bepaalt was, waren veelen evenwel in hunne harten overtuigt dat Edgar Athelings meer en beter recht had dan Harold. Dit moest hen afkeerig maken van Harolds regeering; en dewijl zij te zwak waren -N 5 om  Ü02 HeBENDAACSCHï LES HE om den eigenlijken erfgenaam op den throon te plaatzcn, begunstigden zij den eisch des Normands meer dan dien van Harold. Sommige groote Baronnen, wier recht op de kroon van Engeland zoo goed was als dat van Harold, konden zich beledigt rekenen over de voorkeur, en daar zij eigens niet konden regeeren, moesten zij eene omwenteling begunstigen ten voordeele eens vreemden. De tocht van Willem wierd van 't volk goedgekeurt en in die dagen van onkunde en bijgeloovigheid had de goedkeuring of afkeuring van zijne heiligheid eenen wonderbaaren invloed op de gemoederen der menfehen. Harold, met 's Pauzen ban beladen, moest noodwendig verlaten worden van verfcheidene zijner onderdanen als iemand ter verdelginge gewijd; terwijl Willem befchonken met den zegen van Rome, befchouwt ftond te worden als eenen gunsteling des hemels. De geest der tijden, de krijghaftige bekwaamheid van Willem en de dapperheid zijner troepen, bragten veel toe tot de Normandifche omwenteling. Doch de voornaamfte oorzaak, welke ook in de gefchiedenis behoort vermeld te worden, was de tusfehenkomst der voorzienigheid, die alle menfchelijke zaken beduurt. Nationale wisfelingen en omwentelingen geleideden niet bij geval. Zij worden verordent door den Almagtigen beheerfcher der wereld, zoo dat wanneer de menfehen eenig beduur  les ïïk Geschiibikis. 403 ftuur fchijnen te hebben over die gebeurtenisfen, dezelve indedaad geleid worden door eene onzichtbare hand. De tijd derhalven tot eene omwenteling was in den weg- der voorzienigheid, daar. Harold kreeg de nederlaag en wierd geflagenj Willem beklom den throon van Engeland. VIER-  204 Hedïnïaagjchï les iv. VIERDE LES. Schets van de Gefchiedenis der Oosterfche Natiën; Mahomed, deszelfs Godsdienst, zijn voorfpoed en die zijner opvolger en. Wetten, Zeden, Koristen, Kidderfchap. China. M en kan met waarfchijnlijkheid ftellen dat de Chinefen uit Egijpten oorfprongelijk zijn. Ten minsten, indien wij aan 't verhaal van reizigers mogen geloof daan, is 'er eene treffende gelijkenis tusfehen de-inwooners van China en de oude Egijptenaren. Hoe dit ook zij, de Chineefche natie fchijnt van eene hooge oudheid te wezen, dewijl men zegt dat de konsten onder haar gebloed hebben, lang voor de tijden van welken wij eenige zekere kennis bezitten. Wij mogen evenwel twijvelen of de Chineefche natie zoo oud zij als men ons zou willen doen gelooven. De oorfprong van alle volken, zoo als dezelve door de Gefchiedfchrijvers word opgegeven (de fchrijvers der gewijde bladeren alleen uitgezonden) is gedeeltelijk op verdichtzel gegrond. De Chinefen, naar het karakter door Anfon's reisbefchnjver van hen gegeven, fchijnen den lof nief te verdienen, met welken eenige hedendaagfche fchrijvers van hen gefproken hebben. Ab  lest iv. Geschiedenis. 205 Alhoewel een fchip van die grootte als de Centurion nooit in hunne zeen gezien was, floegen de Chinefen 'er nogthans weinig acht op. Zij, die met hen gehandelt hebben, fchilderen hen af als een lafhartig en diefachtig volk, altoos geneigt om door allerlei treken te bedriegen en afteknevelen. Het Chineefche rijk heeft nooit die omwentelingen ondervonden, welke bij andere volken zoo dikwijls plaats gehad hebben: zulks kan gedeeltelijk worden toegefchreven aan de groote inkomsten des keizers, die door eene geringe meerderheid van fchatting nooit aangelokt word de ftaatsgefteldheid van 't rijk te veranderen , en gedeeltelijk om dat het volk geene meerdere ftaatkundige vrijheid verlangt. Hunne kundigheid is, uit hoofde van de moeilijkheid in 't leeren van de woorden hunner taal, zeer bepaald; zij houden zich geftadig bezig met den akkerbouw en den kóóphandel; zij zijn zeer gehegt aan oude gewoontens en verplicht veelvuldige godsdienstplechtigheden bij te woonen, het een en ander laat hen geen tijd over om aan eene verandering van hunnen regeeringsvorm te denken. Zij gehoorzamen zonder morren, mits men hen hunne tegenwoordige ftaatsgefteltheid late behouden. De Chineefen zijn een rijk volk, nadien de voortbrengzels van hun land, welke naar alle gewesten der wereld worden uitgevoert, hen goud en zilver in overvloed aanbrengen; doch verkleeft aan hunne oude gewoon-  206 Heoendaagsche ees iv. woontens, heeft de rijkdom dien invloed gehad op hunne zeden, gelijk dezelve gehad heeft en nog behoud op de zeden der Europanen. Confucius, een Chineesch wijsgeer, bloeide, zoo men zegt, lang voor de jaartelling deiChristenen, ook zouden zijne aframmelingen nog in China beftaan. Hij was een groot man. De zedenkundige wijsbegeerte was zijne geliefde ftudie en de ftelregels, welke men aan hem toefchrijft, (zoo die wezenlijk van hem zijn) zijn geheel werkdadig. Zie hier fommigen derzelven. M Hij alleen is een wijsgeer, die eene doorgron„ dige kennis heeft van menfehen en zaken; die „ onderzoekt en zich door de rede laat leiden, „ altoos de paden van waarheid en gerechtigheid „ bewandelende. Daar is eene hemeliche rede „ en eene wereldlche aanvulling tot dezelve. „ Hemelfche rede is het deel des heiligen, de „ aanvulling is die des wijzen. De wijze man „ is de ftrengfte bcrisper van zich zeiven; hij is „ zijn eigen rechter^ zijn eigen getuigen en be„ fchuldiger. Liefdadigheid is eene redelijke en „ beftendige aandoening, welke ons verbind het „ welzijn van 't menschdom te raadplegen en te „ bevorderen, zijnde een gedeelte van het ge„ heel verecnigt met onze evenmenfehen en ge- lijkelijk deelende in derzeiver voorfpoed en „ tegenipoed." 'In-  lks iv. Geschiedenis. ao7 I n d i e. D e Indianen zijn van eene overgroote oudheid; een keten bergen fcheid Indostan van Tartarijën ten noorden, van China ten oosten, en van Periië ten westen: het overige van 't land word omvangen van de zee. Indië, aan deze zijde van de Ganges, was langen tijd onder de heerfchappij der Perfianen. Alexander de grooten zette zijne veroveringen voort tot aan dat land. De Grieken, voor den tijd van Alexander, reisden naar Indië om kundigheden optedoen. Pijtbagoras liet zich onderwijzen door de Indifche Gijmnofophisten. Hij ontving van hen de leer der zielsverhuizing, een leerftuk, het welk in Indië altoos de overhand . had. Men zegt insgelijks dat- hij van de Gijmnofophisten het vermaard Befchouwlijk voorftel ontving, te weten, dat de drie hoeken van een driehoek gelijk zijn aan twee regt hoeken. Pilpaij was hunnen vermaardften fchrijver. Hij muntte uit in zedekundige fabels. De Godsgeleerdheid der Brachmannen leverd .een goed bewijs dat de Indifche Godsdienst oorfpronglijk gegrond was op eerfte waarheden, aan alle menfehen bekent, en welken het hoofdzakelijke uitmaken van den natuurlijken Godsdienst. De Bijgeloovigheid voerde onder de Indianen eene affchuwlijke gewoonte in, welke nog heden bij hen ftand houd, en hier in beftaat, dat wanneer een gehuwd man fterft, ééne zijner vrouwen, want  208 Hedendaagsche ees iv. want de veelwijverij is in dat land gewettigt, het voorrecht heeft-zich niet deszelfs lijk te laten verbranden. De vrouwen des overledenen, dooide Braininen aangemoedigt, betwisten eikanderen die eer, en zij, die op deze wijze derft, word gehouden hem de meeste genegenheid te hebben toegedragen: een vreemd bewijs van huwelijksliefde! Geene ongerijmdheden of wreedheden worden onmooglijk voor eene verhitte verbeelding. De Europafche vrouwen mogen zich gelukkig achten dat men haar geen dergelijk bewijs van hare genegenheid voor eenen overledenen echtgenoot afvordert. Voor het begin van de vijftiende eeuxv was Jndië' enkel bij naam bekent van de Europanen. De Arabieren, die op dat land met de inwoners handel dreven, verkogten deszelfs voortbrengzels te Conftantinopolen en te Alexandrijën, en de Franken bragten die van daar naar de andere deelen van Europa. De Venetianen werden naderhand de handeldrijvers van ons werelddeel, en haalden van Alexandrijën de koopwaren van 't oosten: Doch toen de Portugeezen de vaart om de kaap de goede hoop naar de Oost-Indien gevonden hadden, en de zeevaart gemakkelijker gemaakt was door 't ontdekken van de zeilfteen en de uitvinding van de kompasnaald, bragten de Europanen in derzeiver onderfcheide landftreken de Indifche waren in grooter overvloed en tot ma-  les iv. geschiedenis,; 2og matiger prijs over. Dan, hier van in 't vervolg nader. P e r s i É. De Peruanen waren altoos een fchrauder volk. De beruchte Lockman; die de zedenkunde leeraarde onder verdichtzels en bloemipreuken, was een Peruaan. De leeringen van den zoo wel bekenden Zoroaster houden nog ftand in Perfiè'. Noushirvan, of Cosroës de groote, had omftreeks het einde van de zesde eeuw het Perfifche rijk tot in Arabië uitgebreid, de fchrift door 't oosten verlpreid, de dad van Antiochiën ingenomen, en Justinaan den Griekfchen keizer genoodzaakt vrede te maken, om welken te bekomen die keizer eene groote fomme gelds moest betalen, met belofte van eene jaarlijklche fchatting daar boven. De kinderen van Cosroës den groo-1 ten, zulk eenen vader onwaardig, verwoestten Perfië door burger-oorlogen en moordenarijem M a h o m e d &a Terwijl eene overftrooming van Barbaren in Europa fchrik en dood verfpreidde, was Mahomed bezig in de woestijnen van Arabië, de grondflagen te leggen van eenen nieuwen godsdienst, die nog ftand houdt, en van de toekomftige magt der Saracenen. De omwenteling in den godsdienst door Mahomed in Arabië bewerkt O m  oio Hedendaagsciie les iv. cn de uitwerking daar van op andere koningrijken verdienen eene aandachtige overweging. Een man, die door de enkele kracht van natuurlijke vermogens, zonder opvoeding, zonder middelen of vrienden, woeste horden, die over eene verbazende uitgeftrektheid lands veripreid waren, vereenigt, dezelven bezielt met eenen zelfden geest, en hen alle een zelfde einde doet bedoelen, hen zoo verre brengt dat zij zich aan zijnen godsdienst, aan zijn gezach en aan zijne wetten onderwierpen, zoo veel vermogen op hen heeft om hen een zoo voornamen rol op het tooneel des werelds te doen loeien; den ouden throon en godsdienst van Pcrfië omwerpt, een ftuk, het welk de Romeinfche wapens nooit konden volvoeren ; aan de keizers van Conllantinopolen de rijkfte wingewesten van Afia en van bijna geheel Afrika ontneemt; meester wordt van Spanje; het overige van Europa bedreigt met flavernij, en in minder dan een eeuw een uitgebreider rijk vormt dan ooit op aarde beftaan had, een man, zeg ik, die zonder opvoeding, zonder vrienden en middelen zulks verricht, moet gewis de ziel met verbaastheid treffen, en onze nieuwsgierigheid opwekken om de oorzaken van deze groote gebeurtenis naartefporen. De Arabieren waren aan andere volkeren onbekent. In familjen verdeelt of in afgezonderde cn onafhanglijke horden, vercenigden zij fomtijds zich  les iv. Gesciiiedeni s, 2ïï zich om op eenen tocht ter plundering uittcgaan, het eenige middel van bedaan der Arabieren, die op de grenzen woonden. Zij, die zich landwaards - in onthielden, maakten hunne voornaamfle bezigheid van de veehoederij. Zonder een vast verblijf te hebben, vervoerden zij hunne losfe woningen van plaats tot plaats op karren. De kleene en groote deden waren gebouwt in die oorden van Arabië, welken aan de zee of in de nabuurfchap van de Romeinfche landfchappen gelegen waren; aldaar wierden de vrugten van den grond, de kudden en den gemaakten buit zorgvuldig bewaakt. De Arabieren, die deze groote deden bewoonden, ftonden enkel onder het gezach van de rijkden onder hen. Zonder vastgelïelde wetten, zekere overftcn of wettige ondergefchiktheid, gaven zij zich toe aan allerlei uitlporigheden. Hunne zeden waren ijslijk losbandig, alle gevoel, oprechtheid, menschlievenheid en zedigheid was uit hunne harten gebannen. Hun godsdienst beftond uit de lompfle afgoderij* en was zaamgeftelt uit de flechtfte leerdellingen van de verfchillende fecten, welke zoo menigvuldig in Alië waren. De Arabieren gelooven afdammelingen te zijn van Abraham; de befnijdenis, wasfchjngen en reiningcn zijn bij hen in gebruik, het vleesch van zekere dieren houden zij voor onrein. Zij verbeelden zich dat het opperde wezen drie dochters heeft, even eeuwig O 2 met  2i2 Hedendaagsche les iv. met het zelve, ook eeren zij eene menigte mindere afgoden. De tempel van hunnen voornaamften afgod was in Mecca, waar de beruchte fteen Bdathra bewaard wierd, welke, (indien men fommige Gefchiedfchrijvers gelooven wil), zwart wierd wanneer iemand zijn onfchuld verloor. Zij begaven zich van alle oorden van Arabië in bedevaart naar Mecca. Deze ftad was, bij uitmuntenheid, de heilige ftad. De toevloed der bedevaartgangers vermeerderde den rijkdom en 't aanzien dier ingezetenen, die geëerbiedigt wierden als den voornaamften ftam in Arabië. Geboorte van Mahomed. De ftam der Korafchiten hield den eerften rang in Mecca. Mahomed, die van een jonger tak van die familje afdamde, wierd geboren in het jaar vijfhondert een en zeventig, van de Christen tijdrekening. Hij verloor zijne ouders kort na zijne geboorte, en Aboutaleb, zijn oom van 's vaders zijde, bragt hem op. Van zijn oom begaf hij zich ter woon bij een winkelier in Mecca, en won zeer ipoedig het vertrouwen zijn's meesters. Deeze een bankbreuk gemaakt hebbende, wierd Mahomed als flaaf verkogt aan eenen Ismaëlitifchen koopman, die hem in zijnen dienst naar Sijrië zondt. Terwijl Mahomed daar bezig was de zaken zijns meesters waartenemen, had  les iv. Geschiedenis. 213 had hij gelegenheid zich te oeffenen in de befchouwing en het vergelijken der wijze op welke de Roomfchen leefden, derzeiver wetgeving, regeering, zeden en voornamenlijk hunnen godsdienst. In het Land, waar hij zich toen bevond, was de wet en het Euangelie of het Jodendom en het Christendom te famen vermengt. Hij vergeleek de beide godsdiensten, en getroffen door den grooten naam van Mozes en Jefus Christus, vormde hij het ontwerp om de dichter te worden van eenen nieuwen godsdienst, gefchikt ter verlichtinge en befchavinge zijner landgenoten. Al fpoedig ontfloeg hij zich der flavernije, kwam in dienst bij Cadigah, eene rijke weduwe, aan welke hij vervolgens huwde. Van arm werd hij eensklaps bemiddelt, thans zette hij zijn ontwerp ernstig door, en hij wierd het hoofd eener nieuwe fecte. Om zijne beramingen te doen gelukken, fcheen hij tot een afgezondert leven overtehellen en verrigtte veele liefdadige werken, fomtijds week hij naar de woestijr.e en kwam van daar te rug met eene houding van opgetogenheid, en met een gelaat, op 't welk ,de verbaastheid was uitgedrukt. Door zulk een gedrag verwierf hij zich bewonderaars, iprak van openbaringen, met welken hij begunstigt was, en haalde zijne vrouw Cadigah over zijne gezegdens voor waarheid aantenemen. Het geruchtvan Mahomed en van deszelfs openbaringen verfpreidde zich fpoedig door Mecca, ganfche ben0 3 den  ai4 Hedendaagsciie ces iv. den begaven zich om den propheet aantehooren en 't getal zijner volgers nam dagelijks toe. De grondleeringen van Mahomeds nieuwen godsdienst zijn deze. Te gelooven in een eenig, eeuwig, oneindig, wijs en goed God, fchepper des werelds, onderhouder en vriend der menfehen; hem te beminnen en zeven malen daags tot hem te .bidden; gedurig aan hem te denken en hem te eeren door godsdienstige plechtigheden. De wetten der maatfehappij in acht te nemen, waar door ons eigen geluk en dat onzer evenmenfehen bevordert cn verzekert word; alle menfehen lief te hebben; den armen te onderdennen; barmhertig te zijn jegens allen, zonder zelfs dat gedeelte der dierlijke fchepping, het welk ten nutte en dienst van den mensch ftrekt, voorbijtegaan. Zoodanig zijn de leerftukken van Mahomed. Het zedelijk gedeelte zijns godsdiensts richtte hij naar de zinnelijke lusten deiArabieren. In eene warme landftreek wonende, was de trek tot onwettige vermaken, met de vrouwelijke kunne hunne overheerfchende drift, Mahomed ftond zijn aanhangers het gebruik toe van vier vrouwen en van zoo veele flavinnen als zij verkozen. In hoedanigheid van propheet veroorloofde hij zich zelve vijftien wijven. Schoon barbaars in zijne onverdraagzaamheid, wagtte hij zich nogthans dezen geest te doen bemerken in den aanvang zijner zending, wel weten*  ees iv. Geschiedenis. 315 tende dat deze onmenfchelijkheid hem haatlijk zou maken en grootelijks hinderlijk zijn aan zijne oogmerken. Overtuigt dat de menfehen uitterlijke tekenen nodig hebben om zich hunnen plicht te herinneren, gebood Mahomet de befnijdenis, de bedevaart naar Mecca en herhaalde wasfehingen; ook verklaarde hij dat God de geloovigen tot de waarneming van die plechtigheden verbond. Hij erkende Abraham, Mozes en Jezus Christus groote propheeten te zijn geweest, van welken de twee eerden wetten hadden gegeven aan de Joden; dat de gezegende Jefus oneindig grooter en wijzer en daarenboven het meer bijzondere voorwerp van Gods liefde, de ganfche wereld in zijne zending had begrepen; doch dat de Christenen, verbastert zijnde, God Mahomet had verkoren tot zijnen laatflen propheet, ten einde de waarheid en de deugd op aarde te herdellen. Aan de geloovigen beloofde hij krijgsgevangenen en een paradijs, waar zijne zinnelijke verbeelding allerlei vermaken plaatste, bijzonderlijk 't genot van overlchoone vrouwen: een leerduk, het welk, met dat van 't noodlot, berekend was om zijne aanhangers een geestdrift inteboezemen tartende alle gevaren en den dood. In één woord, Mahomed verklaarde dat de Engel Gabriël, die hem den wil van God bekent maakte, hem deze wetten benevens het boek, in 't welk dezelve O 4 be"  2i6 Hedendaagsche ees sv. befchreven waren, uit den hemel had aangebragt. Zie daar den geest van Mahomeds godsdienst en het hoofdzakelijke van den inhoud des Corans. Om de toegenegenheid der deugdzamen te winnen, lijfde de bedriegeljjke Arabier wijzelijk de Christelijke zedekunde in zijn ftelzel in; en om het gemeen te behagen, 't geen altoos tot bijgeloof overhelt, liet hij het zelve verfcheide dwalingen van hunnen ouden godsdienst behouden. Indedaad, de Coran is vol van verwarringen, ongerijmdheden en tegendrijdigheden en bevat daarenboven eene menigte dwalingen, welke aanloopen tegen den godsdienst, de ftaatkunde, gefchiedenis en tijdrekening; doch het dichterlijke van dat boek is verheven; en de Coran word gehouden voor een mcesterftuk en voorbeeld van de Arabifche taal. De nieuwe propheet vond nogthans tegenftanders; een geduchte cabaal verzette zich tegen hem; 't gezach trachtte hem rekenfchap te doen geven en hem te ftraffen als een bedrieger en oproermaker. In Mecca vervolgt, vluchtte hij naar Medina (e), waar zijne dweeperij zich met verba- zenCe) Vin den tijd van Mahomed's vlucht, welke in 't jaar onzes Heeren foa, het 44de jaar van des pro[ heets ouderdom voorviel, en het tiende van zijne bediening, rekenen de Mahoined.'iicn hunne jaartelling, welk tijtlftip in 'c Arabicsch genoemt vrui'tl Hierna, dat js, vlucht. » '  lts iv. Geschiedenis. 417 zende ihelheid verfpreidde. De inwoners van Medina namen zeer fpoedig zijnen leer aan, riepen hem uit tot opperhoofd, en erkenden aan niemand anders te willen onderworpen zijn. Hij ftelde zich aan 't hoofd zijner aanhangeren, die 't befluit namen om hunnen laatften druppel bloeds voor zijne zaak te ftorten. Hij toog naar Mecca, welke ftad hare poorten voor hem opende en zich aan hem als aan haar oppervorst onderwierp. Van daar trok hij door Arabië, bragt alle de Arabifche Horden, die tot dien tijd onderling verdeeld en onafhanglijk van eikanderen geweest hadden, onder zijne gehoorzaamheid en hij wierd hun koning en priester. Gansch Arabië te ondergebragt hebbende, keerde Mahomed zijne wapenen tegen de Romeinen, floeg hen en ontnam hen de Landfchappen, welken zij verfcheide eeuwen bezeten hadden. Na verfcheiden verbazende verrichtingen ftierf hij te Medina, latende zijn land • vereenigt door zijnen godsdienst, befchaafd door zijne wetten, en geducht voor deszelfs naburen. Befpeurende dat de dood hem naderde, riep hij zijne vrienden bij een, dien hij drie dingen aanbeveelde, om altoos in acht genomen te worden door zijne aanhangers; te weten: dikwijls te bidden; de afgoderij in Arabië uitteroeijen, en aan elk, die tot zijn geloof over kwam, alle de voorrechten der O 5 Mu-  aig Hedendaagse h e ees iv. Mufulmannen toeteftaan. Deze aanbeveeling wierd geëerbiedigt als een gebod des hemels. Abubeker, Omar, Ali en Caled waren de vier hoofdlieden, die van Mahomed het zwaard Gods genoemt wierden. Ali was gehuwt aan Fatima, dochter van Mahomed bij Cadigah, en dezen meende hij tot zijnen opvolger te ftellen; doch Abubeker verkreeg den voorrang en voerde den tijtel van Caliph of ftedehouder des propheets. Abubeker toog naar 't midden van Arabië, ftilde een oproer, trok in Palestina, verfloeg het leger van den Griekfchen keizer Heraclius, nam Jerufalem in, kwam tot Damascus, en bragt, in twee jaren tijds, het grootfte gedeelte van 5ijrië onder. Zich eenen grooten naam verworven hebbende door zijne wijsheid en gematigtheid, ftierf hij arm. Omar, die hem opvolgde volvoerde de verovering van Sijrië, voleindigde in eenen veldtocht de overwinning van Chaldea en Mefopotamië, vernielde in twee jaren tijds het Perfifche rijk; terwijl Amrou, één zijner veldoverften, zich van Egijpte, Libië en Numidië meester maakte (f). Oth- (f) De verovering van Egijpte door de Safaceenen was verzeld van cm ongeiuk, het welk door ieder beminnaar van geleerdheid tnoe: betreurt worden: namenlijk de vernieling der boekerij van .A'lex-  les iv. Geschiedenis. 219 Othman of Oslman deszelfs opvolger, voltooide de verovering van Perfië, en Mohavia, zijn Alexandrijën. Deze vermaarde boekerij wierd aangelegt door de eerfte Ptolomeën, en was zoodanig vermeerdert en verbeterd door derzeiver opvolgers, dar mert een getal van 700,000 boeken daar in telde. De boekerij beftond in twee vakken, het eene in de wijk, Bruchjon genaamt, was 400,000 boekdeelen groot; het andere binnen het Serapeurn, bevatte 300,000 boekdeelen. Terwijl Julius Csfar oorlog voerde tegen de inwoners van Alexandrijën, gebeurde het dat de boekerij in de Bruchion met nog andere gebouwen in den asch gclegt werd, waarbij de 400,000 boekdeelen, welke daar geplaatst waren, tot pulver verbrandden. Doch dit verlies werd eemgerrflate verzacht door de boekerij van Pcrgamen , dewelke uit 200,000 boekdeelen beftond, door Antonius aan Cleopatra gefchonken, cn uit andere boeken, welke naderhand daar bij gevoegt waren, zoo dat deze laatfte boekerij gcrekent wierd zoo talri.k en zoo vermaard te zi.in ah ooit de pndere geweest had; doch ook, deze boekerij werd een prooi der vlammen. Joannes de Lettcrkonstenasr, een vermaard wijsgeer te Alexandrije, in blakende gunst bij Amrou, veldoverfte der Saracecnen, verzogt hein om de koninglijke boekerij. Amrou antwoordde: dat het niet- in zijne magt was hem die te geven, zonder daar toe verlof te hebben bekomen van den keizer der geloovigen. Amrou fcureef derhalven aan Omar en gaf dien vorst het verzoek van Joannes te kennen, waarop de Caliph dit antwoord «af: dat indien de inhoudt dier boeken overeenftemde met het boek Gods of de koran, de koran zonder die boeken genoegzaam was; doch indien die inhoud tegen den koran aanliep, die boeken'van geen nut konden zijn, in welken gevalle hij gebood dat men dezelven zou verbranden. Amrou, gehoorzaam aan de bevelen des Caliph's, gebood dat men die boeken zou uitdeden i* de badftooven der ftad om als brandftoflen te dienen ter verwarminge der baden, van weiken in dien tijd niet minder dan Vierduizend in Alexandrijën beftonden, en evenwel verliepen 'er acs  eao HlBENBAASSCHI ees iv. zijn nabeftaande en vriend, ftelde zich in 't bezit van de westelijke deelen van Afrika, verwoestte de Eilanden in den Archipel, nam Rhodes in, trok in Sicilië en voerde het alarm tot in 't harte van Italië. Niettegenftaande den voorfpoed zijner wapenen, wierd de Caliph vermoord in eenen geweldigen opftand, aangeftookts door de aanhangers van Abbas en Ali. Ali nam bezit van den throon, doch werd kort daar op vermoord, en Mohavia tot het Caliphfchap verheven zijnde, vereenigde Armenië en Natolië aan zijne ftaten, voerde zijne wapenen tot voor de muren van Conftantinopolen, en eindelijk de prooi van ijverzucht geworden zijnde, bezwalkte hij zijnen roem door 't vergieten van ftroonaen menfehen bloecis. Onder de regeering van Valid I. veroverden de Arabieren, onder aanvoering van Mufa, Spanje, trokken over de Pijreneën en drongen tot in het hart van Frankrijk. Soliman zette zijns vaders ontweipen voort; hij gaf aan een zijner bevelhebberen last Conftantinopolen te belegeren, aan eenen anderen naar Parijs optetrekken cn aan beide de legers om te Rome zich bij elkandercn te voegen; doch de dood belette hem de voltoijing van deze uitgeftrekte ontwerpen te zien. De zes maanden eer al de boeken verbrand waren; liet geen tot een genoegzaam bewijs ftrekt dat het getal dcrzclven verbazend groot meet g.weest 'ijn, en welk een onfehatbaar verlies Egijpte niet alleen maar de gcheele geleerde wereld daar door geleden heeft. Newton's Disfert. Proph, vol i octavo p. 389.  les iv. geschiedenis; 221 De onmiddelijker opvolgers van Mahomed waren alle krijgshelden, zij fchiepcn behagen in het oorlog en wisten hoe dien te voeren. De Arabieren gewoon aan armoede en dommer, hakende naar den krijg en verhit op roof, kwamen in de eerfte vervoering van geestdrift alle hinderpalen te boven. Brandende van een vuurig geloof, overtuigt dat de Allerhoogfte hen de aarde ter bezittinge had gegeven, mits zij dezelve ver- „ dienden door hunne dapperheid, vielen zij hunne vijanden aan met eene woede door niets te wederftaan. Schrik en verwoesting togen voor hen uit. In een gevecht met de Romeinen ziende dat hun legerhoofd gevangen was, namen zij de vlucht: een hoofdman ftuit hen en roept. Hebt gij vergeten dat gij, met uwen rug den vijand toetekeeren, God cn deszelfs propheet beledigt? wat raakt het dat Der ar gevangen zij? God leeft en heeft het oog op u. Door deze woorden aangemoedigt, keerden zij weder tot den aanval en hieuwen de Romeinen in ftukken. Een hunner legerhoofden fprak hen voor het aangaan van een ftrijd aldus aan: Bedenkt, Mufulmannenl dat gij het Paradijs voor u hebt, dat duivel cn hel achter u zijn.' Een Mufulman, door Mahomed veroordeelt, beroept zich aan Omar. Omar van zijne bezwaren onderrigt en dat hij zich aan hem beroepen had tot herftel, trok den fabel, floeg hem het hoofd af, uitroepende: dit verdienen da zulken, die onbedagtzaam genoeg zijn om zich van bet  222 HlBENDAAGSCHï LES IV. het vonnis van den Propheet te beroepen. Wanneer bij natuurlijke dapperheid, dagelijks door armoede, gevaren en vcrmoeijingen geócffend, zich eene hartstocht voegt zoo fterk als die der dweepzucht, moet het volk, daar mede bezielt, wonderen verrichten en zegepralen. De Arabieren, dapper van aart, waren alie krijgsmannen. Geene vreemde legers konden den minsten indruk op hen maken. Alvorens de godsdienst van Mahomed hen vereenigt had, veroorzaakten zij de Ro, meiniche keizers en den fenaat niet weinig ongerustheid: maar hoe geduchter waren zij toen zij tucht bij geestdrift voegende, aangevoert wierden door hoofden, die geboren helden en in 't midden van den wapen-kreet opgevoed waren? Wij brengen u, zeiden zij, het paradijs aan of de hel. „ Gij moet den godsdienst der Mufulmannen om„ heizen of fchatting opbrengen of door onze fa„ bels vallen" en de Saracecnen bielden woord. Onder de eerfte Caliphs waren hunne zeden woest, zij ademden niet dan oorlog en wierden door eenen godsdienstijver aangezet, anders konden zij niet. Onder de laatfte vorsten der Ommiaden namen zij zachter zeden aan, hunne dapperheid was minder woest, fchoon niet minder ftout. Onder de Abbasiiden waren hunne zeden ten uitterften befchaaft, de konsten en wetenfehappen kwamen bij hen te voerfchijn, terwijl het over* ge van de wereld bedolven lag jn de duisternis van onwetenheid en bijgeloof. Ee-  les iv. Geschiedenis. 223 Eene andere oorzaak, welke' veel toebragt tot den verbazenden voorfpoed der Arabieren, was de zwakheid van de genen tegen wie zij | hunne wapenen rigtten. Bij hunnen intocht in Afië, vonden zij de Romeinen en Perfen, twee i vermaarde natiën, doch die door derzeiver lange i onderlinge oorlogen uitgeput waren. De vrede, I tusfehen Heraclius en den wreeden Siroës gefloten, gaf rust aan de beide rijken ten opzicht» van buiten, maar die door inwendige beroeringen 1 werden van een gereten. Het huis van Cosroës fcheurde het koningrijk van Periië in ftukken, I door hunne wreede twisten. Deze omftandighe: den begunstigden de Saraceenen; zij vielen Pelfië aan en in drie veldtochten veroverden zij dat I rijk. Het Roomfche rijk was in nog zwakker ftaat. De verminking van 't westen had eenen ver; fchrikkelijken flag toegebragt aan 't oosten. De : pogingen der Grieken, om het wrak van Italië . te behouden, putten den ftaat uit. De onbe; kwaamheid der keizers van Conftantinopolen tot J de regeering, de menigte bloedige omwentelin; gen, die den throon fchudden, de ongebondenheid van 't hof, de oproerige factiën van den ; Virous; godsgeleerde twisten, de bron van haat 1 en tweedracht, eene algemeene bedorvenheid | van zeden; in één woord, de noodlottige razernij | van het monnikken - kleed aantencmen, waardoor vee*  224 Hedendaags* he ees iv, veele onderdanen nutteloos wierden voor de verdediging hunnes lands, alle deze oorzaken, zeg ik, maakten de zegepralen der Mufulmannen gemakkelijk. Gevoelen van Mahomed én deszelfs Godsdienst. ♦ Om met de Griekfche monnikken en derzeiver nafchrijvers te zeggen, dat Mahomed enkel een bedrieger, een onkundigen en barbaarfchen fchobbejak was, die met de fabel in de vuist een godsdienst voortplantte, ongerijmd in deszelfs leerftukken, en losbandig in deszelfs zedekunde, zou zijn de waarheid te befchouwen door een middenftof van onkunde en met een partijdig oog. Aan de andere zijde, te beweeren dat Mahomeds verbazende voorfpoed het gevolg was van overtuiging en van 't vermogen zijn's vernufts; dat de kaliphs deszelfs opvolgers het Mahomedaandom door geweld van wapenen uitbreidden, zou zijn de waarheid te loochenen cn zich tegen de klaarblijklijkheid van gefchiedkundige daadzaken te verzetten. Laten wij de waarheid raadplegen en ons niet laten medeflepen of overbluffen door valfche voorgevens. D e Heerschzucht deed Mahomed het ontwerp maken om de Arabifche ftammen te vereenigen onder zijne heerfchappij, en daar de godsdienst allerkrachtigst werkt op de menfehen, bediende zij«  ees iv. Geschiedenis. tz$ zijne fchranderheid zich van denzelven als het zekerde en kraclitdadigde raiddel. Hij voorzag alle de hinderpalen, welke hem zouden tegenwerken, doch hij wist hoe dezelven uit den weg te ruimen. De gevaaren, welke onaffcheidelijk vast zijn aan zulk eene onderneming, fchrikten hem niet af. Hij bleef volhouden met eene ftandvastigheid en buigzaamheid, welke een zaak doen welgelukken. In 't eerst fpeelde hij de rol eens bedriegers. Dikwijls zonderde hij zich van 't gezelfchap en van den omgang met menfehen af, wanende de grootfte geftrengheid aan zich zeiven te oeffenen, deelende menigvuldige liefdegiften uit en voorgevende van den hemel ingeblazen te worden, had hij verrukkingen &c. Sommige hebben gemeent dat hij ten laatften voor waarheid aannam de valschheden door zijn verbeelding gefmeed. Een warme verbeelding maakt zich fpoedig meester van het verftand, dat zich door dezelve laat leiden. Dit kan even zeer, plaats hebben gehad bij Mahomed, gelijk het plaats had bij veele andere geestdrijvers, die, door ïichaamlijke geftrengheden uitgeput, vastlijk voor waarheid aannamen, 't geen geen beftaan had dan in hunne verwilderde hersfènen. Het ant* woord door hem aan zijne vrienden gegeeven* die hem aanmaanden van zijne onderneming aftezien uit hoofde van 't gevaar, 't welk hem bedreigde van de zijde der overheid van Mecca, doet ons denken dat zulks wezenlijk zijn geval P was.  «2.6 Hebendaagsche les iv. was. Indien gij, zeide hij, met de zon aan uwe eene zijde en met de maan aan uwe andere zijde kwaamt, zou ik het vertrouwen niet verraden, 't welk God in mij geflelt heeft. Z;jne ftandvastigheid, bij alle gelegenheden, die toon eens ingeblazenen, welke zoo krachtig werkt op geloovige gemoederen, de vervolging, welke hij onderging, dit alles verhitte zijne verbeelding en vermeerderde het getal zijner nieuwe geloofsgenoten, dat zelfs met eene verbazende fnelheid toenam. Zijn gerucht verfpreidde zich fchielijk door Arabië, ganfche benden kwamen van alle oorden om den nieuwen propheet aantehooren, en in Medina aangekomen zijnde, in welke ftad zijne vjianden hem noopten de wijk te nemen, ftond hij verbaast aldaar eene menigte te vinden, die zijne leer was toegedaan. Tot zoo verre, indedaad, kunnen wij niet zeggen dat zijnen voortgang te wijten was aan 't geweld der wapenen. Looze overreding werkte ongetwijvelt op hunne ligtgeloovige zielen. Doch toen Mahomed bevond genoegzame magt te hebben, verklaarde hij aan zijne aanhangers: dat hij bijzonderlijk door den hemel gezonden was ter bekeeringe der Arabieren , en dat het eenige middel, om hen van de afgoderij te doen afzien, was tegen hen optetrekken met het zwaard in de vuist. Toen hij in deneerften ftrijd, bij welken hij zegepraalde, zijne gevangens dwong den nieuwen godsdienst te omhelzen en dezulken ter dood bragt, die  les iv. G ï s c ii ie d e n i 1 hlf die weigerden zich te onderwei pen; toen was het dat dweepzucht, met het daal gewapend, den Mahomedaanfchen godsdienst voortplantte,' en de menfehen drong denzclven te omhelzem Van dien tijd af wierd Mahomed, die met heerschzucht, bedrog en geestdrijverij begonnen had, I eindelijk een dwingeland voor alle de genen* die weigerden eenig geloof te daan aan zijne goddelooze mijmeringen. Zoodanig is maar al te dikwijls het gedrag van den mensch; De godsdienst van Mahomed, fchoon oneindig beneden den godsdienst van Jefus, is grootelijks verheven, wanneer men denzelven vergelijkt met de lompe dwalingen en de domme afgoderij, dia voor zijn tijd de overhand hadden in Arabië; Dezelve leeraart de eenheid van' God, het geven van aalmoeslèn, en de vergiffenis van beledigin! gen. Men zegt dat Mahomed zoo veele bekeerlingen niet kon gemaakt hebben, zoo hij hen niet had toegedaan de vrije involging hunner' driften. Dit voorgeven is mislchien onbillijk.De Mahomedaanfche godsdienst is geflreng, vergeleken met de losbandige zeden aan welke de Arabieren gewoon waren. Mahomed gebood zijne discipelen veel malen te bidden, aalmoeslèn uittedeelen, te vasten, zich te onthouden vanden wijn, zich dikwijls te wasfcheii, en vooral zich niet fchuldig te maken aan de tegennatuurlijke misdaad, welke bij de Arabieren zoo ge■P - meen-  ia8 HedeüdaAgsche lés iV. meenzaani was. Dit alles was een juk te zwaar voor een volk gewoon den vrijen teugel te vieren aan hunne dierlijke driften. Ik houde het voor vrij redelijker te gelooven dat Mahomed de genegenheid zijner landgenooten niet kon gewonnen en hen overgehaalt hebben tot het aannemen van eenen nieuwen godsdienst, dan met hen een wet' voortefchrijven zuiverer en edeler dan die, welke zij te voren hadden, en uitwendig eene heiligheid te vertooncn, welke nooit mist kleene verdanden te winnen. Wij mogen derhalven beduiten, dat wanneer iemand een groot, ontwerp vormt en ter volvoeringe daar van den moed heeft om flappen te doen, die deszelfs goeden uitflag verzekeren; wanneer .zoodanig iemand gedult met voorzichtigheid weet te paren en gebruik weet te maken van elke gunstige omftnndigheid; wanneer hij na uitgevonden te hebben welk het gefchikfte middel is om indruk te maken op de gemoederen der menfehen in 't algemeen, kan bewerken dat het bijzondere karakter, de zeden en de verfchillende vormen van eerdienst zich voegen naar zijn ftelzel, en hij zich eindelijk kan verheffen tot een willekeurig monarch, zonder nogthans daar toe het minste recht te hebben, dan mogen wij befluiten, zeg ik, dat die mensch noch zoo onwetend, noch zoo barbnarsch is als wij geneigt zijn te gelooven. Dan, alhoewel er in den Mahomedaanfchen Godsdienst eenige goede zaken zijn, zijn 'er tevens veele in die  ees iv. Geschiedenis. 239 die flecht genaamt mogen worden; en fchoon men moet erkennen dat de dichter diens godsdienst een groot man geweest zij, was hij met dat alles een bedrieger en deszelfs godsdienst bedrog. Het rijk der Mufuhnannen was in de negende eeuw ten hoogden trap van roem. Haroun-alRafchid voegde bij de pracht zijner doorluchtige voorgangeren de maatfchappijlijke deugden en een allerbeminnelijkst gedrag. Hij lag zich toe op de befchaving der zeden zijner onderdanen, en om door zijn eigen voorbeeld en gezach hen fmaak inteboezemen voor konsten en wetenfehappen. Hij noodigde geleerde lieden van alle oorden van 't oosten naar zijn hof uit; begunstigde hunne gaven met belooningen en deed de waardigfte fchriften der oudheid overzetten in de Arabifche taal. Hij was uittermaten ingenomen met de dichtkunde. Dikwijls zag men hem tranen ftorten bij 't lezen van de werken der vermaarde dichteren. De Arabieren gewagen met den grootften lof van zijne regeering, welke zij de regeering van wondemi en heerlijkheid noemen. Zij verhalen ons, dat zijne ftaatsdienaars, veldheeren, hovelingen en richters allen naar zijn voorbeeld gevormt waren. Bagdad, de hoofdplaats van het Saraceeniche rijk, was het middenpunt van kennis, welke zich van daar verfpreidde door zijne uitgeftrekte daten. Deze P 3 door-  B30 Hedenbaagsche les iv. doorluchtige Calif was niet minder braaf dan geleerd: Zijne tochten tegen de Turken, de voorfpoed zijner wapenen tegen den keizer Nicephorus, zijne werkzaamheid in 't dempen van oproeren, tconcn dat hij de begaafdheden van een held wist te paren aan de wijsheid eens wijsgeers. Ik zal flechts een enkelen trek aanhalen van zijn gedrag als koning. Een vrouwsperfoon beklaagde Zich aan hem over de fchade, door zijne foldaten bij hunnen optocht aan hare landen toegebragt. Harcun verzogt haar zich te herinneren dat in den koran gefchreven ftond. Wanneer de legers van groote vorsten te velde trekken, moetende eigenaars der landen, door welke zij heen trekken, lijden. Het is zoo, vorst, antwoordde de vrouw: maar in 't zelfde boek ftaat gefchreven: dat de landen der vorsten, die 't onrecht dulden, verwoest zullen worden. Haroun, wiens karakter een famenftel was van menfchelijkheid en rechtveerdigheid, gaf bevel dat men de Ichade zou opmaken, en overlaadde haar met goedheid. De regeering van Al-Amin, de zoon des opvolgers van Haroun, was een tooneel van burgerlijke beroertens tuslchen hem en zijnen broeder Al-Mamon. Uittcrmate traag vertrouwde hij de teugels van 't bewind aan Al-Fadel, die, uit haat tegen Al-Mamon, zijnen meester aanraadde de opvolging te veranderen: rampzalige raad, welke hem van den throon bonste. Al-  les iv. Geschiedenis. 231- Al-mamon wierd Calif en verlevendigde den luister van de regeering zijns vaders. Hij voerde eenen voorfpoedigen oorlog, in eenen zelfden tijd, tegen den Griekfchen keizer in Africa en Italië. Zijn vloot voerde den fchrik tot aan de poorten van Rome, veroverde Sicilië en het eiland Creta, het welk, van dien tijd af, den naam aannam van Candia, naar eene ftad aldaar door de Mufulmannen gcbouwt. De wetenfehappen waren onder de regeering van deaen vorst in grooten bloei. Een beter geleerde en menfchelijker dan zijn vader Haroun, een vijand van geestdrijverij en bijgeloof, de vriend van waarheid, welke hij door alle zijne naarfporingen zogt te ontdekken, befteedde hij zijn gezach en rijkdom ter befcherming, yerëering en belooning van kundige en begaafde lieden ontëvcn tot welk land of tot welken godsdienst zij behoorden. Hij befteedde een groot gedeelte zijner inkomsten aan 't koopen van de beste verhandelingen, welke in Europa en bijzonder in Griekenland over allerlei foort van onderwerpen te vinden waren. De ftarrekunde, de wijsbegeerte en de geneeskunde, volgens de ware beginzels geöeflendt, werden door hem befchermt en maakten tot daar toe onbekende vorderingen. De letteroeffening was zijn hoogfte vermaak, en geen mensch, die beroepshalven de wetenfehappen oeffende, kon zich fterker en met meerder ijver daar op toeleggén dan hij. Zijne zachte handelwijze jegens P 4 de  2.3a Hedensaassche ees iv. de Christenen, die ook gedurende zijne rêgeering eene dille rust genooten, zijne mildadigheid jegens hen voor de kundigheden, die zij hem verlchaften, verwierven hem den haat der Mufulmannen. Zij befchuldigden hem van Motalizm of ketterij, om dat hij geloofde dat de koran gefchapen was en de droomerijen verwierp van Mahomed ten aanzien van toekomende belooningen en ftraffen en om dat hij verlangde uit den godsdienst, van welken hij belijdenis deedt, te verbannen, dwaasheid, bijgeloovigheid, dweeperij en onverdraagzaamheid. Hij wierd gehaat van de Mahomedaanlche rijmelaars, om dat hij verlangde de oeffening der wijsbegeerte en andere kundigheden onder zijne onderdanen intevoeren, op gronden overeenkomstig met de gezonde rede. Het fmert ons een enkelen vlek in den roem diens grooten vortst te vinden. Zijne geestdrift voor de wijsbegeerte maakte van hem een vervolger. Hij wilde zijne onderdanen dwingen zijn gevoelen te omhelzen, en ftrafte met pijnigingen en den dood die genen, die dezelven niet wilden aannemen. Hier in handelde hij ontegenzeggelijk, verkeert. De ware wijsbegeerte is eene vijandin van alle vervolging. Nooit bedient zij zich van barbaarfche middeleH om te overreden, 't Is onrechtveerdig en wreed iemand leed aantedoen, zelft wanneer wij wenfchen hem van zijne gevaarlijkCydwalingen te regt te brengen. Hij  tES rt. Geschiedenis. 233 Hij werd opgevolgt van zijnen broeder Motasfem, die gelijk Al-mamon een oorlogzuchtig vorst was, de geleerdheid beminde en een afkeer had van 't bijgeloof. Watheck drukte deszelfs voetftappen. Na den dood van Watheck onderging het Saraceenfche rijk eene altoosdurende verduistering. Deszelfs broeder die hem als Calif opvolgde was aanmerkelijk om zijne ongebondenheid, wreedheid, en bijgeloovigheid. Van zijne onderdanen gehaat, werd hij door zijn zoon, een monfter van boosheid, van 't leven beroofd. Deze affchuwelijke misdaad plaatste hem op den throon, van welken hij om zijn wangedrag fpoedig afgebonst werd. Van dat tijdttip af reten de tweedracht, burger-oorlogen, en herhaalde opftanden de Landfchappen van 't Arabifche rijk van een. De weelde en verwijfdheid baanden zich den weg naar 't hof van Bagdad, de fchattingen vermeerderden, en het volk werd mishandelt; 'er ontftond een algemeen gemor, en de Landfchap-beduurders namen die gelegenheid waar om het rijk te verminken. In 't midden dezer algemeene verwarring, zagen de Fatamiten, die altoos van de Abasfiden onderdrukt waren geworden, eene gefchikte gelegenheid om zich vrij te maken. Alle de genen, die de gedagtenis van Ali eerden, werden uitgenoodigt zich te begeven onder hunne ftanderts. Ganfche benden voegden zich bij hen, de godsdienst diende ten voorwendzel van hunnen opftand, zij P 5 ves-  5.34 Hedendaagjciie eis iv. vestigden een magtig rijk in Africa en na Egijpte verovert te hebben, werd Groot Cairo de hoofdftad dezer nieuwe Califfen. Verkeerde denkbeelden van den godsdienst bragten een nog aanmerkelijker omwenteling voort. Een geestdrijver maakte het ontwerp om de afgodendienaars in de woestijnen van Africa te bekeeren. Andere geestdrijvers voegden zich bij hem, zoo dat hij al fpoedig het hoofd werd van eene talrijke bende van onkundig en misleidde menfehen. Dronken van voorfpoed, geloofde hij van den hemel aangeftelt te zijn om de Mahomedanen te hervormen, die veel van de zuiverheid des godsdiensts van hunnen propheet waren afgeweken. De befmetting des bijgeloofs verfpreiddc zich wijd en zijd. Nieuwe bekeerden drongen bij hoopen onder zijnen ftandert. Er werden middelen gebruikt om de oogmerken dier Sectarisfen te verhinderen, waarop het Vuur deivervolging ontfteken werd. De Calif deed hen in den ban, en zij werden dol van woede. Een Abubeker delde zich aan hun hoofd, door geestdrijverij verhit, gaven zij hunne vijanden de nederlaag en ontfloegen zich van alle verbindtenis met den opperpriesters van Bagdad en Cairo. Hun opperhoofd verklaarde zich zei ven tot Calif, onder den naam van Miramolin, en heerschte als priester en koning over de westelijke deelen van Africa. Dus regeerden drie Califfen, die ieder  les iv. Geschiedenis. 235 der zich zeiven den opvolger noemde van Mahomed, gelijktijdig, en bevochten eikanderen met de blixemfchigten van hunnen godsdienst. Turken. De oude Califfen raakten alles kwijt, uitgezonderd de oosterfche Landfchappen van het Saraceenfche rijk, en deze werden ontrust door dweeperij en opftaud.'sDe Turken (een woord het welk zwervers betekent) kwamen uit de binnenfte deéien van Tartarijen. Langen tijd eene gelegenheid gezogt hebbende om zich in de westerlijke deelen van Afië te vestigen, troffen zij 'er eene aan in deze algemeene verwarring. Woest en dapper meenden de Califs van Bagdad in hen een deun te vinden om hun waggelend rijk te dutten. Met dat inzicht namen zij hen in foldij. De Turken omhelsden den Mahomedaanf'chen godsdienst, bragten de weerfpannelingen onder, verfterkten den ftaat, verkregen de voornaamfte bedieningen, maakten zich meester van het bewind, en lieten aan de Califs niets over dan de fchaduw der koninglijke waardigheid cn den tijtel van hoogepriester van den Mahomedaanfchen goesdienst. De Arabieren deden wat zij konden om deze vreemdelingen weerftand te bieden. De twist bleef lang aanhouden, doch de Turken bleven zegepralen en bragten alles onder hunne heerfchappij. 1 Oor-  2.36 Hedendaasjche les rv. Oorzaken eer Omwentelingen in het saraceensche RlJK. Dezelfde oorzaken, welke de omwentelingin 't rijk van Karei den grooten te weeg bragten, bewerkten den val en ondergang van het rijk der Califfen van Bagdad. Zonder die alle te herhalen, zal ik enkel aanmerken, dat de dweepzucht bijzonderlijk den v.al van 't Saraceenfche rijk veroorzaakte. De aanhang van Ali, die de opperpriesters van Bagdad aanzagen voor overheerfcliers, fchoon door dwang ondergehouden, kon nooit uitgeroeit worden. Deszelfs factie ondermijnde in dilte den throon. Deze Sectarisfen wagtten fiechts op eene gunstige gelegenheid om zich te vertoonen en de tweedracht, welke in het huis van Al-mamon heerschte, verfchafte hen 'er eene. Van dien tijd af werd Egijpte afgefchciden van het rijk van Bagdad en de nieuwe Calif deed den ouden in den ban, terwijl zijn leger hem beroofde van deszelfs rijkde land* fchappen. Africa volgde het voorbeeld; alle de westerfche Provintié'n wierpen het juk af van de oosterfche Califfen en vormden onafhanglijke koningrijken, fommige van welken nog in wezen zijn. De Turken ontnamen insgelijks de Califfen de oosterfche landfchappen. Geroepen om den ftaat te verdedigen, die onder 't bewind gelaten was van veldöverften, dien zij gewoon waren te gehoorzamen, leerden zij al vroeg een oppervorst ver-  les iv. Geschiedenis. 23? verachten, die nooit op den dag van 't gevecht aan hun hoofd verfcheen, noch in de gevaren deelde aan welke hij hen blootftelde. Welhaast beroofden zij hem van zijne magt, floten hem in zijn paleis op en befchouden hem eeniglijk als opperpriester, (g) oostersche ZeDEN, GEWOONTENS en Konsten. De gewoontens en zeden der oosterfche volken waren gelijk aan die, welke eenige eeuwen te voren in Europa heerschten. De oosterfche fabelen met betrekking tot overnatuurkundige wezens, en de Romances en Eunjervertelzels in Europa, toonen dat zij ten naasten bij dezelfde denkbeelden gehad hebben. Zoo ik mij niet bedrieg, is 'er bereids opgemerkt, dat terwijl Europa bedolven lag in onkunde, de konsten en wetenfehappen geöeffend werden in 't oosten. Toen de Saraceenen zad waren van overwinnen en den zetel des rijks te Bagdad vestigden, namen zij befchaafder zeden aan en kreegen fmaak in de konsten. Haroun-Al-Rafchid en Almamon, beide verlichte vorsten, deden al wat zij konden om hunne onderdanen trek tot letteröeffening en fmaak voor die wetenfehappen in te boezemen, welke de ziel veredelen en de zeden befchaven. Het was onder de regeering van Haroun (g) De Regeering der Califfen van Eagiad duurde 655 jare».  83a Hedendaassghe les ivi roun dat dc Arabieren, die 't gebruik van de tel of cijferletters kenden, die konst in Europa overbragten. Het zelfde volk onderwees de Europanen in de kennis der hemelfche lichamen. Het woord Almanac is een Arabisch woord. Ben Honain een Arabisch ftarrenkundige vertaalde de Almagast van Ptolomeus uit het Grieksch in 't Arabisch. Er word gezegt dat Al-mamon om de ware .grootte en gedaante der aarde met zekerheid te kennen bevel gaf, om naar de naaukeurigde regelen der meetkunde een graad van den middag-lijn te meten. Het zelfde gefchiedde op bevel van Lodewijk XIV. omtrent negen honderd jaren daar na. De Scheikunde en de Geneeskonst werden door de Arabieren geöefTent. De Scheikunde, zoo nuttig voor den natuurkundigen- wijsgeer, geneeskundigen en' ftoffen-bereider is, niet langgeleden, door geleerde en fchrandere nafporingen, tot greote volkomenheid gebragt; maar zonder de Arabieren zouden de Europanen onkundig geweest zijn van de geregelde proeven in de Scheidkunde. Wij zijn hen de geneesmiddelen fchuldig, die zachter werken en heilzamer uitwerking doen dan de geneesmiddelen van wel-ke de Griekfche en Romeinfche geneesheeren gebruik maakten. De Algebra is van Arabifchen oorfprong, ook werden verfcheide andere konsten door de Arabieren in Europa overgebragt. Klokken  les iv. Geschiedenis. 27,9 ken en zak-uurwerken werden te Bagdad vervaardigt en naar Europa gebragt. De zijde doffen van Damascus en andere fijn gewerkte doffen van Afia werden van de Europanen aldaar tot eenen verbazenden hoogen prijs gekogt. Gemaakt ijzer en vooral ftaalwerk kwam insgelijks van dat gedeelte der wereld. Dan, alhoewel de Europanen verfcheide eeuwen onkundig waren van de wetenfehappen, en fchoon de konsten in 't oosten wierden uitgevonden is het evenwel in 't westen dat zij tot een trap van volkomenheid gebragt zijn, welke zij bij de ouden niet hadden. — De Europanen van deze verlichte eeuw munten uit in allerlei konsten en wetenfehappen. En het is eene welgegronde aanmerking, dat 'er meer vernuft, meer oeffening en arbeid vereischt word om een konst tot volkomenheid te brengen dan om die uittevinden. De luchtftreek heeft invloed op de zeden der maatfehappij, 't zij deze in eenen ruwen of befchaafden toeftand zij. De onderfcheide volken van Gallië verfchilden van eikanderen, ten tijde van Cefar, in zeden, taal en wetten. En de Galliërs verfchilden in dat opzicht van de Germanen. Toen de barbaarfche voorouders van de hedendaagfche volken van Europa ophielden van ftreek tot flxeek te zwerven, cn zich duurzaam begonnen te vestigen, fchikten, in vervolg van tijd, hunne zeden zich naar den aart der lucht- fti-eek  240 Hebendaagsche ees iv. ftreek onder welke zij woonden. Deze verfterkt of verzwakt de driften; zoo dat naar de gematigtheid eener landflreek de deugden of ondeugden van derzeiver bewooners zich fteramen. Het volkskarakter en de zeden der Engelfchen, Schotten en Ieren is wezenlijk verfchillende. De inwoners van Cumberland zijn in dien opzichte ongelijk met de inwoners van Kent, 't geen toegefchreven moet worden aan het onderfcheid tusfehen die landdreeken. Het zelfde onderfcheid is zichtbaar tusfehen die genen, die verfchillende oorden van Europa bewonen. Een Spanjaard laat zich door zijne zeden gemakkelijk onderkennen van een Rus of Zweed. De eerfte, trots van aart, is nogthans menfchelijk, edelmoedig en matig, zijne ondeugden ontftaan uit de ontzenuwende hitte zijner luchtftreek, terwijl de deugden en ondeugden van de laatften ruw, ongeftuimig en vinnig zijn als de nijpende koude der gure lucht van 't noorden. Gelijk de zeden der natiën van Europa altoos van een' ongelijken aart zijn geweest tot eikanderen, even zoo verfchillen de zeden der bewoners van 't oosten van die van 't westen, «n het onderfcheid is nog aanmerkelijker in de Chinefen en Indianen dan in de noordelijke bewoners van Afië. Deze volken zijn altoos zacht en verwijfd van zeden geweest, het gevolg van de luchtftreek , welke noch tijd noch uitwen- di-  ees xv. C e i c h i e d' e n i 5. 241 dige omwentelingen konden veranderen. In 't algemeen hebben volken, die heete landftreekeh bewonen, zachter en minzamer zeden dan zij dié in kouder en ongematigder luchtftreeken van Eu-' ropa geboren zijn. De gefteldheid hunner luchtftreek neigt hen zich te onthouden van ftevké dranken en vleesehfpijzen, welke het bloed verhitten en dikwijls tot wreede daden aanzetten. De Arabifche zeden, ten tijde van Mahomed! ftrookten met de gefleltheid hunner luchtftreek:èn met de levenswijze der Arabieren. Die bedrieger maakte de zaligheden van zijn paradiji louter zinnelijk. Vermaaklijke lusthoven, rüisfchende ftroomen, fchaduwrijke boschjés en" 'e genot van fchoone vrouwen, waren de belooningen, welke hij zijne volgers beloofde; Een be-!' wij» dat de hitte der verzengde luchtftreek dé Arabieren verdapt, hunne zedelijke geaartheid vormt en meer bijzonder hen een drift geeft voor' de vrouwen; Voltaire vergelijkt hunne zeden bij die der oude Hebreeuwen, doch geeft evenwel den voorrang aan de Arabieren; 't géén zeer na-' tuurlijk van dien vijand der openbaring moest te verwagten zijn. Het Arabisch volk , alhoewel belijdenis doende van Mahomedaanfchen godsdienst, is altoos verdeelt geweest in bijzondere' horden of Clans, dikwijls in oorlog tegen eikanderen en altoos vijandig tegen het overige van de wereld. Dit moest hen ftout en ondernemend, Q bit*  243 Hedendaagsche les iv. onverfchrokken in gevaar, maar tevens onbillijk, diefachtig en wreed maken. Roovers zijn onkundig, woest en barbaars en zoodanig waren de Arabieren, toen Mahomed bedond het karakter van propheet onder hen aantenemen.' Wij ontdekken in Mahomed en deszelfs opvolgers, toen hij zijhen Godsdienst met het zwaard in de vuist voortplantte, zeden, gelijk aan die der Helden tijden. Mahomed, Abubeker en Omar gelijken de helden in de Iliade van Homerus. In 't lezen van de gefchiedenis der Saraceenen, zien wij derzeiver veldöverden die hunne vijanden tot een tweegevecht uitdagen. Wij zien hen voor 't leger uittrekken hunnen tegenftrever te gemoet, terwijl de beide legers gerustelijk het tweegevecht blijven aanzien; zij tarten elkander, en roepen God aan alvorens het gevecht te beginnen. Het is waarfchijnlijk (zegt een fehrijver), dat het berigt wegens de krijghaftige Amazonen bij Homerus en Herodotus geenzins een verdiehtzel zij. De vrouwen van eenen Arabifchen ftam trokken mede te veld en vogten in de legers van Abubeker en van Omar. Dat er een rijk van Amazonen, dat is een rijk van vrouwen zonder mannen, beftaan zoude hebben, komt ongelooflijk voor; Maar in landftreeken, waar de inwoners een herderlijk leven leiden, is het geenzins verwon-  les iv. Geschiedenis. 243' wonderlijk dat de vrouwen van hare kindsheid af even als mannen opgebragt, als de gelegenheid zich voordoet vechten zullen als dezen. Penthefdea, in de belegering van Troije, en Camilla, de bondgenoote van Turnus waren heldinnen , al vroeg in den wapenhandel onderwezen en fchiepen behagen in krijgsverrigtingen. Bij de beleegering van Damascus wreekte eene Arabifche vrouw den dood van haren man, die aart hare zijde fneuvelde, en doorfchoot met een pijl den bevelhebber der ftad (h). Tasfo, in zijn verlost Jerufalem, en Ariosto, in zijnen razenden Roeland voeren ftrijdende vrouwen in. De tijden der Ridderfchap leveren ons meer dan een voorbeeld van vrouwen, die zich berucht maakten in den ftrijd. Zulke voorbeelden ichijnen ons, die van heden zijn, ongelooflijk;, vooral federt het gebruik van 't grof gefchut en 't klecn geweer' den ftrijders belet blijken te geven van hunne behendigheid en perfoonlijke dapperheid. In hedendaagfche tijden zijn 'er evenwel voorbeelden geweest van vrouwelijke wakkerheid. De doch-1 ter, met eene hevige drift bezielt, heeft hare fexe vermomd cn als een foldaat uitgedoscht de gevaren des oorlogs getart, ter liefde van den man dien zij beminde. De (b) RiCHARBSON's Esfay on the montert ef Eustarn tiations. Q a  244 Hedendaagsche les iv. De Saraceenfche helden gelijken die van Homerus, in de aanfpraken, welke zij deden aan 't hoofd hunner heiren, wanneer zij op 't punt donden van een tweegevecht aantegaan of vredes voorwaarden te maken; doch muntten grootlijks boven hen uit in godsdienstige geestdrift. Overtuigt van de waarheid des korans, dat het Wettig Was hunnen godsdienst door 't zwaard voortteplanten, en dat zij, die in den ftrijd omkwamen, onmidlijk -< deel kregen aan de geneugtens van Mahomeds paradijs, overwonnen allen wederftand en zegepraalden overal. Indedaad, de krijgsknegt, bezielt met eenen levendigen indruk van godsdienst, overtuigt van Gods goedkeuring en medehulp, en verzekert dat, zoo hij komt te fneuvelen, God hein de gelukzaligheid zal fchenken, handelt kloekmoedig op den dag des ftrijds. Geen gevaar vreezende, gaat hij koel en onverlchrokken te werk. Ik heb bereids voorbeelden opgegeven van de uitwerking welke zoodanige overtuiging op de gemoederen der Arabieren had. De dochter van Heraclius Werd gevangen gemaakt in Damascus door Kaled den overfTeii der vSaraceenen en door hem aan haren vader te fug gezonden zonder losgeld. Gevraagt zijnde: waarom hij dus handelde? gaf hij ten antwoord: om dat ik hoop eerlang binnen Conftantinopolen mij van vader en dochter meester te maken. Toen Omar Jerufalcm kwam belegeren voerde hij zijn voorraad van .fpijs benevens een kruik wa-  fcEs iv. Geschiedenis. 245 waters en een hout tafelbord met zich op zijn kemel. Befpeurende dat fommigen van zijn leger gekleed waren in zijde doffen, welken zij op den vijand verovert hadden, gaf hij bevel hen met het' aangezigt naar den grond door de dijk te deuren en hunne kleederen in ftukken te fcheuren. Nog een enkel voorbeeld zal ik melden. Toen de Calif Mohavia, die in het zestigfte jaar van hunne Hegira ftierf, op 't punt was van den geest te geven, na den throon der Califfen verzekert te hebben aan zijnen zoon Yczud, zeide hij:- „ Groote God, daar ik mijn zoon op den „ throon gevestigt hebbe, om dat ik hem dea„ zeiven waardig achtte, zoo f'meek ik -u hem „ te onderfteuneu; doch indien hij zich de re» „ geering onwaardig make, bid ik u, hem vim „ denzelven aftewerpen." Is het dan te verwonderen dat alle tegenftand moest wijken voor een volk dat dus fprak, en handelde? Neen, het ftrookt met de natuur der dingen. Deze voorbeelden kenfehetzen het karakter van helden. — Zij waren dweepers, 't is waar; maar dweepers die kloekmoedigheid en grootheid van zijn ziel bezaten. Laten wij de grootheid van ziel bewonderen in wie hij ook zij, die 'er blijken van geeft, en uit welke oorzaak zij ook fpruite; en daar de zeden en' ge-. Q_ 3 woon-.  246 Hedendaagsc.hr ees rv4 woontens van andere natiën en van vroeger tijden zoo onderfcheiden waren van onze eigenen, ftrekke zulks ter onzer overtuiginge dat de tooneelen dezer wereld gedurig veranderen, dat wij pp onze hóede behooren te zijn tegen 't verkrijgen van eene hebbelijkheid van menfehen en zaken te beöordeelen naar de gewoontens en zeden van onzen tijd en van ons land. De gewoontens en zeden der oude tijden verfchilden met die der middeleeuwen, en die van de middeleeuwen verfchilden wederom met die van onzen tegen woordigen tijd; maar de gewoontens en zeden, zoo van den ouden als nieuwen tijd, zijn eerenswaardig voor zoo ver zij gegrond zijn op deugd en eene flrekking hebben ter verteedering van het menfchelijke hart. De ruwe zeden van den barbaar met een zweemzcl van deugd vorderen onze achting; daar beichaafde zeden bezwalkt met ondeugd ónze verfoei jing verdienen. Dat 'er verfcheide ordens van bovennatuurlijke wezens zijn, heeft altoos een volksleer van 't oosten geweest en is het nog. Hunne Peris gelijken de Eunjers der Europanen , het geloof in wier bedaan nog niet is uitgewischt. Befchermgeesten verichillen weinig van de reuzen der middeleeuwen. Zij geloofden dat 'er wezens beftonden, die oorzaak waren van 's menfehen geluk of ramp. Dit deedt hen verlangen zich de gunst derzelvcn te bezorgen; en fommige waanden  les iv. Geschiedenis. 247 den dat vermogen te hebben. Dit maakte dat men geloof doeg aan tooverij, talismannen, en de ganfche toerusting van aanvallende cn ver* weerende fpookgedrochten. De Arabieren cn andere oosterfche natiën geloofden aan de tusfehenkomst van Engelen. Naar hunne meening was iedere maand onder 't opzicht eens bijzonderen Engels; ja iederen dag had zijn Engel om de gebeurtenis van denzelven te beduren. Is de leer nu, van onder deze of gene planeet geboren te zijn niet zeer gelijk aan die leer? Ridderschap of Ridder-dolingen, zoo nauw verbonden aan betovering, waren in 't oosten niet onbekent. Dat ridders of voorvechters van vijandelijke legers eikanderen uitdaagden tot een tweeg'evecht, was gemeen onder de Tar. taren, Perfianen en Arabieren. Zij hadden een feest niet ongelijk de oude helden - ftrijden op St. Valentijns dag in Europa. Starrenwichelarij, waarzeggerij, uitleggingen van-droomen, waren onder hen gewonelijke oeffeningen. De huwelijks-verbintenis, -vooral onder lieden van aanzien, ging verzelt van bijzonderen luister en plechtigheden. Hunne oplettenheid jegens de fchoone kunne fcheen op zulke beginzels van genegenheid te deunen als men nauwlijks moest vervvagten bij lieden van die woeste geaarthcid voor welke zij Q 4 be  348 H £ D £ N • A A G S C H E LES IV» bekent ftaan; nogthans kunnen de groote trekken in de zeden dier volken daar aan eene opheldering geven. Zij leidden een herderlijk leven, en zulk gen leven is altoos de min toegedaan. Verfcheide omftandigheden bijzonderlijk eigen aan hunpe omzwervende gewoontens, moesten dikwijls zulke tafreelen voortbrengen, welke eene verhevenheid gaven aan den eerbied voor de fexe, en weike eene hartelijke genegenheid duidelijk onderfcheidden van eene dierlijke drilt. Veele ftammen legerden dikwijls te finnen 0p eene zelfde vlakte,, de jonge mannen van den eenen ftam verliefden pp de dochters van den anderen. In 't midden dezer vrijadien gaven de Hoofden der ftammen bevel de temen optebreken; de een begeeft zidj ter rechter, de andere ter flinker zijde. De gelieve fcheiden, misfehien om malkanderen nimmer weder te zien, en deze fcheidingen hebben fomtijds noodlottige gevolgen gehad. Van liefde te fterven is onder ons enkel eene dichterlijke uitdrukking, maar in oosterfche landen betekent het iets meer. Voeg hier bij, dat de krijgmatige denkbeelden, welke in Arabië heerschten insgelijks fchijnen te zijn berekend geweest ter voortbrenging van Romaneske oplettenheid jegens de feboone kunne. De volken van 't oosten en in 't bijzonder de Perfianen fchijnen liefhebbers te zijn geweest van de muziek. In 't midden van alle de ondeugden en Hechte hoedanigheden der Arabieren, Perfianen en Tartaren hebben zij altoos  ees iv. Geschiedenis. 249 toos uitgemunt in edelmoedigheid en herbergfaamheid. Zij hebben geen woord dat, op zich zelve, gierigheid uitdrukt, en zulk een verheven denkbeeld hebben zij van de rechten van herbergzaamheid, dat indien de moordenaar van hunnen waardigden vriend, zelfs bij toeval, onder hun dak geëten en gedronken had, zulks alleen alle vorige misdaad uitwischte en hen verplichtte niet flechts vergifnis te fchcnken maar zelfs hem te befchermen (i). Leenstelzel. Het leenftelzel of krijgsbewind, 't geen in Europa heerschte, had waarfchijnlijk deszelfs oorfprong in 't oosten, ten minsten, de regeering, welke in Tartarijë, Indië, Perfië en Arabië plaats had, kan, zoo wel volgens de vroegfte als laatfte berichten, geen' anderen naam toegevoegt worden. Bij 't lezen van de oude en hedendaagfche gefchiedenis dier landen, zien wij een aantal vorsten hulde bewijzen aan eenen grooten .koning, elke afwijking van dat ftelzel was flechts kortftondig en toevallig. De Califfen waren oppervorsten die verfcheiden leenhoudende vorsten onder zich hadden. In Hindostan word de groote Mogel befchouwt van de Subahs, Nabots en andere mindere hoofden als oppervorst van 't rijk. Onder de Turkfche regeering vind men aanmer- ke- (0 Zie Richardson's bisfertatie &c. Q5  igo IIedendaagsche les iv. kelijke voetdappen van het Leenftelzel. Krijgsleenen worden onder verfchillende tijtels gefchonken onder uitdrukkelijke voorwaarden van zoo veele benden manfchap te zullen onderhouden. En indien het waar zij dat de kweekhof der natiën, waar uit millioenen barbaren zich naar de beter bebouwde oorden der aarde begaven, Tartarijën fchijnt geweest te zijn; indien de Gothen, Vifigothen &c, oorfpronglijk. de bewoners geweest zijn van dien ruimen landbodem, welke zich uitdrekt van den 53 graad tot de 130 graad lengte oostwaards en van den 39 tot den 80 noordwaards, zoo hebben zij flechts in de ftaten van- Europa, tot welken zij uitweken, de gewoontens, zeden en wijze van regeering ingevoert, aan welke zij gewoon waren in de Landen van waar zij kwamen. De Bijvoegzels tot het Leenftelzel de aart des eigendoms, benevens de ondeiicheiden foorten van Leen-houdingen en dienstbaarheid onder een krijgsbewind behooren tot het werk van een rechtsgeleerden. Wij houden het voor onzen taak den invloed aantetoonen, welke het leenftelzel op de maatfehappij gehad heeft. Het oorfpronglijk doel van 't Leenftelzel en deszelfs waren geest waren eene nationale verdediging en huislijke onafhanglijkheid, en zoo lang dat ftelzcl in deszelfs zuiverheid ftand hield, was het  tES rv. Geschiedenis. 9jr het een fterk bolwerk tegen het willekeurig gezach en ftrekte om de vrijheid van den onderdaan te bevorderen. De magt van den oppervorst werd betoomt door de magt der Baronnen, wier magt bedwongen werd door die hunner leenhouders en Vasïallen. In den woesten en onbefchaafden ftaat der maatfehappij werden de vrouwen niet van dat aanbelang gerekent als zij hadden behooren gedaan te worden. Toen de hoofden der ftammen hunne leenhouders bij een verzamelden en eenige invallen deden in de landen hunner naburen, konden de vrouwen géenen eigendom hebben, want daar zij niet deelden in de ongemakken en gevaren van den tocht, kreegen zij ook geen deel van den buit; maar, toen de barbaren ophielden van plaats tot plaats te zwerven, en zich begonnen te vestigen in de Romeinfche latidfchappen, kregen van dat oogenblik af de vrouwen een aandeel in de voordeden. Zij kwamen in 't bezit van' landerijen of erfgoederen cn deze begiftigingen verhieven hare waardij in de oogen der mannen. De vrouwen door de natuur gevormt tot gefchikte gezellinnen der mannen., en die van de hoogfte waarde zijn uit hoofde harer natuurlijke aanlokzelen, zijn in alle de ftanden der maatfehappij in achting geweest, niet naar mate harer verdienfte, maar naar gelang deirijkdommen die zij bezaten. Toen  25a Hedendaacschï ees iv. Toen het leenftelzel zich in Europa wortelde, werden de vrouwen uit hoofde harer rijkdommen en goederen meerder geacht in de maatfehappij dan zij te voren gedaan waren. Zij werden van de mannen meer ontzien en eerbiediger bejegent. Het hart werd nieuwe aandoeningen van aanzien en laagheid gewaar. De mannen zich duurzaam gevestigt hebbende, bleven meer bij hui?. Minder bezigheden buiten af te verrichten hebbende, vestigden zij hunne aandagt en hart meer op de Ichoone kunne. Zij naderden haar met grooter ontzag en vleiden haar met teerhartiger en zorgvuldiger gedienstigheden. De vrouwen allengskens bezeffende weiken invloed zij hadden, lieten zich meer voorftaan, werden vrolijker en aanlokkender, trachten hare fchoonheid door opfchik en tooizel te vermeerderen en lagen zich toe om te behagen en intenemen. Zij verloren een groot gedeelte harer vorige onverfchrokkenheid en begonnen een foort van kieschheid en zelfs van zwakheid te laten blijken. Men begon meer acht te geven op hare opvoeding; de fchoonheid begon meer in aanmerking te komen, zij begonnen zich onledig te houden met bezigheden, welke meer met het vrouwlijke karakter overeenkwamen; zij werden meer het oog onttrokken, men luisterde meer naar 't hart cn het zedelijk gevoel; 'er werd grooter omzichtigheid in de verkeering der beide kunnen in acht genomen; 'er had meer zedigheid plaats, cn 't geea  les iv. Geschiedenis. 253 't geen daar tegendreed baarde fpoedigcr bekommernis. Hoflijkheid begon zich op allerlei wijze en in allerlei bekooringen re ontwikkelen. In een woord, het Leenftelzel, 't welk' zich keiifchetste door de wapenen, dapperheid en vroomheid, bragt de Ridderlijke inftellingen voort. De Christelijke godsdienst vernietigde die niet. God te beminnen en de jongvrouwen was de cerfte les der Ridderfchap, en de Ridder, als hij ftreed, werd aangemoedigt door de gevoelens van godsdienst en liefde (k). Ridderschap. De inftellingen der Ridderfchap beftonden te gelijk met de Leenroerige verbintenis. De LeenBaronnen hadden een aantal leen-houders, dezen maakten derzeiver roem en fterkte uit. Zij ftreeden derzeiver ftrijden en hadden gevolgehjk eisch op de Ridderlijke eertijtels. Een iegelijk, die vrij geboren was, kon dingen naar den Ridderftand, en, door 't verzeilen van zijnen heer, leerde hij de ridderlijke deugden. Naarijver, de verkeering met jongvrouwen, uit welken hij 'er eene koos tot het voorwerp zijner liefde, vuurde zijnen krijgsmoed aan, wekte zijnen ijver voor den godsdienst en onderwees hem in de kunst der eerbiedwaardigfte heldhaftigheid. Hij, die naar de ridderlijke waardigheid ftond, bood 00 Stuart en Secietij. Millar, Distïnctien of Rank.  *54 Hebindaagschè les rv. bood zich in de kerk aan, deedt belijdenis zijner zonden, voor welke hij de kwijtschelding verwierf; hij woonde de mis bij, hield den ganfchcn nacht de wagt bij zijne wapenen, plaatste zijn zwaard op het altaar, welk zwaard" hem dooiden priester werd wedergegeven, die den zegen oyer hem uitfprak. Het Sacrament des heiligen Avondmaals werd hem toegedient en na zich zelve gebaad te hebben, wierd hij in een rijk gewaard gekleed en hem de fporen en het zwaard aangegespt. Dus uitgedoscht, verfcheen hij voor zijn opperhoofd, en werd met een dag aan den hals tot ridder gelagen. Ailes eindigde met een feest en vreugdebedrijf. De krijgsman tot de ridderlijke waardigheid verheven , werd aan de tafel en tot de verkeering van zijnen oppervorst toegelaten. Hij had het recht cm goud , bont, en zijde doffen te dragen. Hij was in zijnen rang onderfchciden door de zinfpreuk» welke hij op zijne wapenen voerde, en door het bijzondere maakzel of roeffel van zijn wapenichild. £ijne voorrechten waren dat hij in Gerichts- zaken of als krijgsgevangen niet onwaardig of flecht mogt behandelt worden; dat is, hij werd behandelt als een ridder. Men mogt op zijn woord vertrouwen, men achtte het groote fchande voor een ridder zijn woord te verdraijen. Hij verfcheen in 't veld te paard, verzeld van een fckildknaap, en wanneer hij ver- fchei-  les iv. Geschiedenis. 255 fclieide ridders onder zijn doet had, werd hem een banier of dandert toegedaan. Aan zijne overblijfzels werd groote eer bewezen. Als hij ftierf werd hij met groote ftaatfie en plechtigheid begraven; zijn zwaard, ichild en andere wapenftukken, benevens zijne kleeding waren voorwerpen van den grootften eerbied. Een Ridder moest voor de veiligheid van den Staat zorgen en den roem daar van verdedigen, doch de goedkeuring zijner fchoone zette zijne wakkerheid aan. 't Was voor haar dat hij ftreed en overwon; aan haar wijdde hij zijne zegetekenen; zij ontftak het vuur van eerzucht in zijnen boezem, en zijne dapperheid en luisterrijke wapenverrigtingen bazuinden haare fchoonheid en volmaaktheid uit. De vrouwen gevoelden hare heerfchappij. Zij roemden op de manhaftigheid harer ridders, en terwijl ieder even zeer was ingenomen met zijne fchoone, was ieder ridder gereed om de eer, de meerdere fchoonheid en roem der jongvrouwe zijner keuze te handhaven tegen alle medeftreevers. De Ridder leerde in 't gezelfchap der Juffers zich uitterlijk öp eene bcvalliger wijze voortedoen, 't welk invloed had op zijne gevoeligheid en tederheid. Hij lag zich toe op eene zwierige houding. Befchaafdheid werd eene hebbelijke deugd, welke hem tot in het veld en den ftrijd- bij-  256 Hedendaagss he Ees iv. bijbleef, en zijne driften teugelde in de hitte des zegepraals. Dusdanig gedroegen zich de ridders in de zuivere tijden der Ridderfchap, toen de eer onaffcheidelijk aan de deugd verknogt was. Het uitten van de minde valschhcid was in die dagen eene belediging, eene fchande, welke niet kon uitgewischt worden. De fchuldigen werden ontridderd, eene ftraf welke voor hen wreeder was dan de dood. Doch in het verbasterd tijdvak der Ridderfchap, foen ridders tot laagheden vervielen, maakten zij nog eisch op de deugdzaamheid hunner karakters en beriepen zich op hunne zwaarden om dien eisch ftaande te houden. De Ridderfchap liep haren loop af in Europa en raakte vervojgens in onbruik. In den verbasterden ftaat van 't Leenftelzel en omftreeks deszelfs verval werd de Ridderorde een werktuig van belang in de handen van eenen opperftem Men nam groote giften van die genen, dien men tot ridder maakte en zoo wanneer Vasfallen verzuimden die waardigheid aantenemen, werden hunne landen hen ontnomen. De edele ridders verloren hun aanzien; hun getal vermeerderde magtig. Zij werden baatzuchtig en verkogten hunne diensten aan den meestbiedenden. °Zij ftreeden om loon en niet om de eer. De Ridderfchap was afgefleten. De geregelde krijgs- * inrichtingen, welken het gebrekkige van 'tLeen- fteh  ees iv. geschiedenis; £*f ftelzel aantoonden, fchortten het gebruik en dd voordeden daar van op. Dus (gelijk een Ichrander fchrijver wel aanmerkt) bragt het beipottelijk daglicht waar in de fchrijver van Don Quichot de Ridders plaatste niets toe aan derzeiver vernietiging, zoo als fommige gemeent hebben* neen, maar die orde ftierf van ouderdom, moedeloosheid en zwakheid (1). Èen vernielend gevolg van de Leen-règeerifTgi was het ftelzel van oorlog voeren tusfehen bijzondere lieden, het welk in de middel - eeuwen zoo algemeen de overhand had; De twisten tusfehen edelen (om te herhalen 't geen hier büvert gezegt is) werden beflist door 't zwaard, niet' door de wet; zij ontmoetten maikanderen in 'f veld, door wraak bezielt, vochten zij en ftorttert bloed; doch zulks maakte geen einde aan deri twist. Deze vijandfehappen gingen over van va-* der tot zoon en waren gedurende veele gedachten" de oorzaak van wederzijdfche. verwoesting1 eri flachting. Uit de onderdrukkingen en wreedheden van het leenftelzel fproot de vrijheid. Welke1 wij thans genieten. De onrechtmatige indrangert van koningen en edelen gaven aanleiding tot' worstelingen, welken in dit Eiland den weg baanden tot den vrijdom van den onderdaan, en ons ten (1) Stuarts Pf.ogï Soc. Mem. fur Vcnc. Ctev'alcrït pu Mr. St. Palm je. \ *  258 HïJJlNDAAfiSCHE LES IV. ten Jangen lesten onze natuurlijke rechten verzekerden. Er blijven nog eenige fporen van dat ftelzel over en deze behouden nog eenigen invloed op de zeden van de tegenwoordige eeuw. De Leenverbintenis is verbroken doch de Edelen bewust van het gewicht van hunnen rang en eigendom zouden nog graag de lager rangen daar door in afhanglijkheid houden; 't gemeen is thans de flaaf niet van trotfche Baronnen, doch omringt van den luister, den rang en den rijkdom der grooten befchouwt het hen met onderwerping, eerbied en ontzach. Deze uitwendige aanhangzels verbijsteren en zij die daar van leven worden door dezelven meer getroffen dan door iets van wezenlijker waarde. VIJF-  ees v. Geschiedenis.' 2£# V IJ F D E LES. Dc Kruistochten, Gevolgen van dezelven, Gcbeurtenisfen, Omwentelingen, Regeering, Wetgeving; Zeden, Godsdienst, Geestelijke ordens. Kruistochten.' D e Kruistochten of heilige oorlogen maken eene gebeurtenis uit, welke op eene treffende' wijze het karakter kenfehetst der Europanen iri de twaalfde en dertiende eeuwen. Blinde godsvrucht en een verkeerde ijver waren de oorzaken van deze wreede oorlogen, en Christenen, door eene godsdienstige razernij aangedreven,fchonden alle goddelijke en menfchelijke wetten.De gefchiedenis van 't menschdom voor dier! tijdkring levert ons niets dergelijks op. Canaan of 't heilige land was in die dagen hoog geacht als een land, in 't welk onzen gezegenden Heiland was geboren, alwaar hij gepredikt had, wonderwerken verrichtte, en ftierf voor de zonde der wereld. In de middel - eeuwen gingen de' Christenen van alle de oorden van Europa in bedevaart naar Judea, om het graf van Jezus Christus, de plaats zijner geboorte en alle andere plaatzen te bezoeken, welke vermaard waren om zijne omwandeling en de wonderwerken, die hij en zijne apostelen aldaar verrichtten. Ten muisR a - ten  l6o Hèdendaagsche ess v. ten eenmaal in hun leven eene bedevaart te doen naar 't Heilige land, was, naar hunne meening, het gefchiktfle middel ter verwervinge van Gods gunst. De Turken waren in dien tijd in 't bezit van Canaati, en de Christenen hadden tot daar toe met onverfchilligheid den godsdienst van Mahomed geplant gezien in het geboorteland van Christus, de bakermat van 't Christendom. Deze onverfchilligheid vcrwisfelde eensklaps in eenen allcrvurigften ijver. Eene dweepzuchtige woede greep de bewoners van Europa aan, zijademden wraak, en haakten naar niets zoo zeer dan de ongeloovige uit het bezit te verjagen van een land, voor 't welk zij zelf zoo veel eerbied hadden. Petrus de hermiet een ongeacht en ongeletterd mensch, werd de ziel van deze verbazende omwenteling. Deze pelgrim van Amiëns, wiens ijver hem had aangezet om Jerufalem te bezoeken, was door de Turken verachtelijk behandelt geworden. Bij deszelfs te rug komst te Rome befchreef Petrus op eene aandoenlijke wijze de ontheiliging van 't Heilige ïand, de kléenachting met welke men de bedevaartgangers aldaar bejegende, en de knevelarijen aan welken zij verplicht waren zich te onderwerpen. Urbanus H. was toen ter tijd Paus, wiens wensch was, gelijk het die van fommige zijner voorzaten geweest had, middelen te beramen om de Christen-wereld te wapenen tegen de Mahomedanen. Bevindende dat Petrus een gefchikt perlöon was om  ees v. Geschiedenis. 261 om hem in zijne ontweipen te helpen, zond hij hem van landfchap tot landichap om een kruistocht te prediken, deszelfs ijver medetedeelen en de Christenen overtehalen tot het opnemen van 't kruis tegen de 'ongeloovigen. Petrus, onaangenaam van voorkomen, bijzonder in zijne kleeding, reisde door Italië, Duitschland en Frankrijk, met een touw tot gordel om zijne lendenen, en met het kruisbeeld in zijne handen. Overal, waar hij kwam, vermaande hij het volk de wapens optevatten tegen de Mahomedanen en ter verlosfinge van Jerufalem optetrekken. Zijne geweldige gebaren , luide dem, en't weemoedig verhaal deeden eene wonderbaarlijke uitwerking. De befmetting vergiftigde allen; en zij eischten luidkeels geleid te worden naar 't oosten. Alle rangen wierden door de zelfde zinnelooze ziekte aangedaan. Vorsten, Baronnen, Bisfchoppen, Monnikken, grijsaarts, vrouwen en kinderen. Urbanus II, ten uitterften verheugt over den goeden uitflag zijn's zcndelings, haastte zich dien voorttezetten en in een Concilie, te Clermont in Auvergne bij een geroepen, ftelde hij onder dc benaming van kruistocht, een bondgenootfchap voor, het welk ftrekken moest om de heilige ftad te verlosfen. Het algemeen geroep was, 't is Godes wille! 't is Godes wille! men ftemde eenparig tot den tocht en betijtelde dien met al het grootfehen van den Godsdienst. De Paus werd gekozen tot hoofd van de onderneming, en een R 3 rood-  aöa Hedendaagsche ees v. rood-laken kruis was liet teken van allen die bereidwillig waren om duizend mijlen verre te gaan vechten tegen een volk, het welk zij naulijks bij naam kenden. ,De kruisvaarders werden een vullen aflaat gefchonken en men beloofde den hemel aan hen, die in zulk eene edele zaak mogten komen te fneuvelen. De edelen fchaarden zich gewillig onder het banier van 't kruis. Onafhanglijk, onrustig, verzot op verftroijing en oorlog, verzonken in losbandigheid, onkundig en bijgeloovig was eene boetdoening, welke in pionder en bloedvergieten beftond, zeer overeenkomstig met hunnen fmaak, en zij waren blijde op zulke gemakkelijke voorwaarde den hemel te kunnen verkrijgen. Zij, die ongeneigt waren hunne fchulden te betalen, namen het kruis op, om hunne fchuldeisfchers te ontfnappen, want niemand der kruisvaarders mogt, onder wat voorwendzel ook, in rechten betrokken worden. Sommigen lieten zich infehrijven om den tocht mede te doen. alleen op hoop van hun fortuin te maken of eenigen roem door hunne daden te verwerven: doch eene verkeerde of niet wel begreepen godsdienstigheid, eene neiging tot nieuwigheid, en eene begeerte om deel te hebben aan eene zoo zonderlinge onderneming, fpoorden de meesten aan om kruisvaarders te worden. De pauzen befchouden de kruisvaarders als lieden, fiie hen geheel toegedaan waren, door wien zij in ftaat zouden zijn koningen te verfchrikken en die  ees v. Geschiedenis. 263 die voor hen te doen buigen. Deze uittochten waren der vorsten van Europa niet onaangenaam, dewijl zij door dezelven ontdaan werden van veele magtige en rustelooze Vasfallen, die aanhoudend derzeiver gezach trotleerden. De geestelijkheid, die zich geene gelegenheid liet ontglippen, om haar eigen invloed te vermeerderen, begunstigde grootelijks deze kruistochten. Dan de ijver alleen was het voorname roerzei niet van deze zinneloosheid; verfcheide bijzondere beweegredenen tc famen met den romanesken geest der eeuw bragten veel toe om de Europanen overtehalen hun land te verlaten om graven te zoeken in Afia. Europa, gelijk Anna Comuena zich vdtdrukt, fcheen bij de wortels van een gereten te worden om Afia te overftelpen. Welke ook de beweegredenen der kmisvaarderen mogen geweest zijn, lt is zeker dat bun getal fchielijk tot viermaal honderd duizend aangroeide. Deze menigte werd verdeeld in drie hoopen, de eerfte omtrent tagtig duizend fterk, doch meestal uit het gemeende volk- beftaande, wierd geleid door Petrus den hermiet. Deze bende viel in haren optocht op de Joden in Duitschland aan, die zij allen over den kling deed fpringen; voorts hare reis vervolgende door Hongarijën en Griekenland, plunderde zij, overal waar zij kwam, de Christenen. Losbandigheid en de aanval der bewoners van de Landen, door R 4 wel-  9,64 Hedendaagsche les v. welke deze woeste menfehen trokken, vermin, derde hun getal merkelijk, zoo dat hun leger, toen zij aan de flraat van Conftantinopolen kwamen, bijna tot niets verfinolten was, De tweede hoop, met minder verwarring voorttrekkende dan de eerfte, drong in Afië, alwaar zij in eenige fchermutzelingen eenig voordeel hadden, doch deze bende eindigde haren tocht met te zwichten voor de wapenen van SoLman in de vkktens van Nicea. De derde hoop werd geleid door vermogende vorsten wel ervaren in de krijgskunde. Robert, hertog van Normandijë, Hugo, graaf van Vermqndois, broeder van Philippus, koning van Frankrijk; Boudewijn, graaf van Vlaanderen, Euftachius van Boulogne, Godefroi van Bouillon, hertog van Neder-Lotharingen; Herpinus, burggraafvan Bourges, de oude Raimont, graaf van Touloufë gevolgt van veele Edelen van Europa en van krijgslieden kwamen in Griekenland aan, waar zij verfte.kt werden door Bohemond, her> tog van Calabrië, die met zich bragt een bende dier Normannen, zoo berucht om derzeiver wakkere bedrijven. Alexus Comnenus, keizer van Conftantinopolen, ontrust over oeze uittochten, maakte allen fpoed pm zich zoo rasch mogelijk te ontdoen van deze gevaarlijke en ftoute gasten. Hij vleidde, hei koosde en bezorgde hen de iche-  ees v. Geschiedenis. 16*5 fchepen om hen naar de overzijde te vervoeren. In Afië aangekomen gaven zij blijken van hunnen moed en vlugheid waar in zij Soliman overtroffen, en ftelden zich in 't bezit van Bethinië', Cilicië en Sijrië, uit welke landen zij de Sultans, die daar heerschten, verdreven. Doch tegenfpoed en afmattingen hadden te dier tijd de helft van hun leger doen fmelten. Eindelijk kwamen zij voor de muren van Jerufalem en begonnen het beleg dier ftad, het welk zoo berucht is om de menigvuldige dappere daden der belegeraaren en der belegerden, om het groot aantal vorsten daar bij tegenwoordig, en om Tasfo's onfterflijk. dichtftuk. Na een beleg van zes weken wierd de ftad ftormenderhand ingenomen, en de veroveraars, aangezet door eene beestachtige woede, vermoordden onbarmhertig alle die geen Christenen waren. De verholenfte fchuilhoeken bleven niet verborgen voor hunne woeste wreedheid. Sidderende moeders met derzeiver onnoozele kinderen werden aan 't zwaard opgeöffert, en het bloed ftroomde door de ftraaten. Na deze verfchrikkelijke flachting kwamen de Christenen aan het graf van Jefus Christus, waar zij op hunne kniën nedervielen en de lucht deeden weergalmen van hunne verzuchtingen en weeklagten. Go de fr01 van Bouillon werd tot koning R 5 ver-  i66 Hedendaagsche les v. verkoren van Jerufalem; Raimond werd graaf van Edesfa gemaakt, en Antiochië, de aanzienlijkfte verovering der kruisvaarderen, werd door Bohemond tot een vorstendom verheven. De andere hoofden des kruistochts keerden naar Europa te rug. Kort na hun vertrek tastten de Turken de muren van Jerufalem met geweld aan. Godefroi evenwel doeg hunne aanvallen kloekmoedig af; doch zijne regeering, welke flechts één jaar duurde, liet hem geen tijd om beftendigheid aan dat pas geboren koningrijk te verzekeren. Te vergeefsch flneekte Boudewijn, die hem opvolgde, Europa om bijftand; de moed der St. Jan's ridderen onderfteunde hem op eenen waggelenden throon. Deze orde van monnikken gedeeltelijk geestelijk, gedeeltelijk krijgsmatig gaf geboorte aan andere ordens. De Tempeliers en Duitfche ridders werden naar dat model gevormt en namen dezelfde regels aan. De drie ordens brandende van dat vuur, het welk alle nieuwe inftellingen bezielt, bedreven veele heldendaden. De Saracenen vluchtten voor hen. Zij beichermden de Pelgrims; zetten de grenzen van de bezittingen der Christenen in Afia uit en gaven vastigheid aan den throon van Jerufalem. Doch afgunst en tweedracht verdeelden hen wel haast, de haat wapende hen tegen eikanderen eu verwarring bragt de heilige ftad op den rand des afgronds. In dezen rampfpoedigen toeftand, dron-  les v. Geschiedenis. 26? drongen de Christenen van Afiè', in Europa op eenen nieuwen kruistocht aan (m). Tweede Kruistocht. Paus Eugenius III. achtte zijnen ouden meester den Heiligen Bernardus een gefchikt perfoon, om de westerfche wereld overtehalen zich nog eens ter kruisvaart te begeven. Hij kon voorzeker geen bekwamer werktuig verkiezen. Het volk eerbiedigde hem als een heiligen van de eerde orde. De antwoorden, welke hij uit zijn cel gaf, werden in die dagen als zoo veele Godfpraken aangemerkt, blij was de beflisfer der koningen, de zièl der kerkvergaderingen, en hij kon de gemoederen neigen, naar welken kant hij wilde. Paus Eugenius, zeg ik, bepaalde zich tot hem om de vorsten en derzeiver onderdanen onder 't banier des kruices te verfamelen. Bernard zette door zijne fermoenen de geestdrijverij aan. Lodewijk VII. ontving het kruis uit zijne handen. Veele zijner edelen, drie Bisfchoppen,, en Eleonora zijne koningin ontvingen het teken des kruices van hem met dezelfde drift. Bernard begaf zich van Frankrijk naar Duitschland, en haal- (m) De eerfc kruistocht gefjiieddc in 1095. toen Hendrik IV. keizer was van Duitschland, Willem de Rosle, koning van Engeland, Philippus I. 'koning van Frankrijk, A'p! cmio VI. ki:ü;iftrafwaardig gemaakt bij de kerk van Rome. Zij weigerden tot bedienaars des godsdiensts van den nederigen Jezus te erkennen menfehen, die ontbloot waren van nederigheid, zachtmoedigheid en zelfsverloochening. Deze getuigen voor de waarheid werden bij den algemeenen naam van Albigenzen genoemt. Innocent III. ontrust wegens derzeiver grondbegin-, zeis en aankanting tegen de geestelijkheid, nam het bed uit hen uitteroeijen. Men predikte een kruistocht tegen hen en bragt een geducht leger bij een over het welke Simon van Montfort tot i ■pperbevelhebbcr werd aangefteld. De Paus rigt- te  ees v. Geschiedenis. 275 te ten zei ven tijde het hof van Inquifitie op, het welk in den naam van den God des vrcdes, verfcheide eeuwen de gruwelijkfte wreedheden heeft geöefiént. Van alle de onrechtveerdige gerichtshoven, welke ooit op aarde beftaan hebben, is dat der Inquifitie het aller ongerechtiglijkfte. Dit gerichtshof neemt alle vermoedens voor goede bewijzen aan, houd een fchijn - misdaad voor eene wezenlijke euveldaad, en de getuigenis van den eerloosten aanklager voor een duidelijk bewijs en zend, zonder mededoogen, duizende ongelukkige flachtöffers tot den brandftapel. Het vermogen van dit helfche gerichtshof is thans minder dan het voormaals was, en wij mogen de hoop voeden dat de tijd niet ver meer af is van het geheel vernietigt te zien.- De onfchuldige Albigenzen, door hunne vijanden vervolgt, fneuvelden door 't zwaard of kwamen om in 't midden der vlammen, door de Inquifitie aangeftoken. De onbefchofte Montford plunderde en verwoestte ganfche fteden, flachtte derzeiver bewoneren, terwijl de priesters, die hem verzelden, de eerfte waren om de fteden en dorpen in brand te zetten. Raimond, graaf van Touloufe, wierd in den kerkdijken ban gedaan, om dat hij had beftaan zijne onderdanen bijtefpringen, om zijn leven te behouden was hij genoodzaakt zich te vernederen voor eenen trotlchen legaat en zich te onderwerpen aan de fchandelijkfte boetdoening. Dan alle de wreedheden van Rome fcbiiS 3 de»  276 Hedendaagsciie les v. den de Albigenzen niet volkomen verdelgen, zij bleeven voortduren tot aan de hervorming en werden toen voor een gedeelte Protestanten. Zesde Kruistocht. Niet zoo baast was de kruistocht tegen de Albigenzen geëindigt of Innocenrius III. imeedde op nieuw een ontwerp om het heilige land te verloslcn. Andreas, koning van Hongarije en Johannes van Briënne, die flechts den tijtel van koning van Jcrulaiem voerde, verzeld van den kardinaal Julianus, 's Pauzen legaat, Helden zich aan 't hoofd eens legers van kruisvaarders. Dan, in ftede van hunnen tocht te rigten naar Palestina, wendden zij het naar Egijpte. In 't begin waren hunne wapens voorfpoedig. De Saraceenen, na dikwijls geflagen te zijn, waren verplicht zich naar 't gebergte te begeven, en de Christenen meester te laten van 't vlakke veld. De beide veldöverften van het kruisleger alvorens hunne voordcelen voorttezetten, wilden alle behoorlijke omzichtigheid gebruiken, doch de legaat nam, met het gezach eens meesters, 't bevel van 't leger op zich, noopte de veldöverften zijne bevelen optevolgen, en onderfteund dooide Tempel-ridders, geleidde hij het leger tusfehen twee armen van den Nijl. De Saracenen openden toen de fluizen en zetten der Christenen legerplaats onder water. In een zoo gevaarlijken toefland achtten zij zich zeiven gelukkig tot een ver-  les v. Geschiedenis. 277 verdrag te kunnen komen met den Sultan, die hen to&ftond met ichande naar Europa te rug te keeren. c Zevende en laatste Kruisvaart. Europa was het dragen van het teken des kruices hartelijk moede. Het volk was ten naasten bij herfteld van de belmettelijke kwaal van ter kruisvaart te trekken. In de algemeene gisting, welke Europa beroerde, durfden de vorsten naulijks hunne daten verlaten. De Pauzen, hevig* vergramt op de keizers, dagten niet meer aan het heilige land. De kruistochten fchcenen een einde te hebben, toen Lodewijk IX, gemeenlijk den heiligen bijgenaamt, koning van Frankrijk, den zevenden en laatften kruistocht ondernam. Deze vorst, een toonbeeld voor menfehen en koningen, door eene hevige ziekte aangetast, verbeeldde zich een ftcm te hooren, welke hem zeide, dat hij zoude herdellen, maar dat hij een kruistocht moest ondernemen tegen de ongeloovigen. Hij deedt daar toe eene gelofte en onmiddelijk naar zijne herftclling maakte hij zich gereed om ter kruisvaart te trekken. Zijne moeder, zijne vrouw cn zijn raad deden alles wat zij konden om hem daar van te doen afzien; dan, de omdandigheden zijns koningrijks, het'belang zijner familje en het gevaar, 't welk eene zoo onbedagtzame onderneming moest verzeilen, waren niet in ftaat om hem van zijn S 3 ont-  278 Hedendaagsche les v, ontwerp aftebrengen. Men zeide hem dat eene onbedagtzame gelofte van geene verbindende kracht is, en dat de eerfte plicht eens konings beftaat in het geluk en den voorfpoed zijns volks te behartigen. Doch deze heilzame raad maakte geen indruk op Lodewijk. Na eene toebereiding van drie jaren, toog hij heen, verzeld van Margareta van Provence, zijne vrouw, zijne drie broeders en van bijna alle de ridders van Frankrijk. Eduard, zoon van Hendrik III, koning van Engeland, voegde zich bij het kruisleger met eene talrijke bende Edelen. Het leger ging fcheep te Aiguemortes, zette koers naar Egijpte en landde niet verre van Damiette, eene fterke ftad aan den mond des nijls. De Mahomedanen, die het ftrand bezet hielden, poogden te vergeefsch de Christenen het landden te beletten. Lodewijk fprong in zee, naderde onder een vlaag van pijlen, en bereikte het ftrand, gevolgd van zijne troepen welke hij in dagorde fchaarde en waar mede hij de Saracenen op de vlucht dreef. De ftad van Damiette werd door de kruisvaarders ingenomen : de verlchrikte ongeloovigen vloden naar alle kanten, en de verovering van Egijpte Icheen ten naasten bij zeker. In een oogenblik veranderde dat gelukkig begin in tegenlpoed en fchandc. Zicktens, door't losbandig leven der kruisdragers veroorzaakt, gebrek aan levensmiddelen, en de hitte der luchtftreek verminderden het leger van Lodewijk niet weinig; wiens broeder, de graaf van  les v. Geschiedenis. 279 van Artois, benevens den bloem des Franfchen adels door den dood werden weggerukt; hij zelf, door de Saracenen aangevallen, werd geflagen en met het grootde gedeelte zijns heirs krijgsgevangen gemaakt. Na een maand in kluisters te hebben doorgebragt, gaven zijne overwinnaars, uit eerbied voor zijne deugden, hem de vrijheid weder en floten met hem een wapenftilftand voor tien jaren. Dusdanig was het einde der kruisvaarten, die ondernomen waren ter herwinninge van het Heilige Land. Deze tochten waren het gevolg van de godsdienstige gevoelens en zeden der midden-eeuwen en een duurzaam bewijs van de flechte gevolgen van verkeerde grondbeginsels. De Christenen van Europa namen verder geen belang in de zaken hunner broederen in 't oosten, en de plaatzen, in welke zij zich aldaar gevestigt, hadden, bijftand ontberende, vervielen wel haast tot niets (o). Het Latijnfche rijk, door de kruisvaarders gevormt, was van eene kieene uitgeflrektheid, bevattende eeniglijk- Conftantinopole en eenige weinige mijlen gronds in de nabuurlchap dier ftad. Balduin, de eerfte koning, regeerde nau- lijks (o) De kruistochten bevatten een tijdkring van honderd agt en zeventig jaren, dat is van 1095 tot 127,5. S 4  a8o Hedendaagsche les v. lijks een jaar. Door de Bulgaren aangevallen, werd hij geflagen, gevangen genomen en levendig gevild. Hendrik, Zijn broeder en opvolger, 1'choon niet zoo ongelukkig, regeerde kort en onrustig. Petrus van Courtenaij viel in de handen van Theodorus Angelus Comnenus, die hem docd pijnigde. Robert, zijn zoon, kon nauüjks de dad verdedigen en Michiel Paleologus dreef Balduin II. uit Condantinopole en maakte een einde van de regeering der Latijnen. De Christenen in Palestina werden door de Turken Ipoedig berooft van hunne bezittingen. Veelerlei oorzaken verhaastten hunnen ondergang, deze waren de gedurige twisten der krijgszuchtige monnikken, dikwijls verzelt van bloeddortingen; het ongebonde. leven der Christenen, de haat der Grieken, die liever aan de Turken wilden onderworpen wezen, dan gebukt gaan onder 't juk van Rome. — Eindelijk werd de dad Acra, de eenige veifcerkte plaats in 't bezit deiChristenen herent, en na eene hardnekkige belegering ingenomen en door de Mahomedanen in de asiche gelegt, zoo dat toen van de kruisvaarten niets meer overbleef. Oorzaken der Kruistochten. De kruisvaarten waren ongetwijvelt eene onvoorzichtige en dolle onderneming, ten minsten moeten zij ons, die in de agttiende eeuw leven, al*  ees v. Geschiedenis. a8i als zodanig voorkomen; maar die genen, die in de twaalfde' en dertiende eeuw beftonden, befchouden dezelven in een gansch verfchillend licht. In de hitte van drift nemen de menfehen deel of wikkelen zich in ondernemingen, van welke zij bij bedaarder bepeinzing de dwaasheid en onbillijkheid veröordeelen. De fmaak, zeden en vooröordeelen van de middel - eeuwen zetteden de Europanen aan deel te nemen in heilige oorlogen, zonder ooit in bedenken te nemen, of dezelven voordeelig, nuttig of het tcgengeftelde konden zijn. Verfcheide oorzaken werkten derhalven om de Christenen het kruis te doen opvatten. Bedevaarten naar het heilige land hadden lang in gebruik geweest, en waren befchouwt geworden,als de krachtdadigde middelen ter eeuwige behoudenis. Een verkeerde godsdienst-ij ver, gebrek aan liefdadigheid verwekten in de gemoederen der Christenen een' haat tegen de Mahomedanen, welke haat veifterkt werd door de ondernemingen der Turken in Europa en door de wreedheid waar mede zij de Afiatifche Christenen behandelden. Het heilige land was in 't bezit der Mahomedanen en dé Christenen meenden Gode een' aangenamen dienst te bewijzen met aan de ongeloovigen dat land te ontnemen. Volgens 't gevoelen der Christenen kon Jefus ChrisS 5 ' tus  28a HEBENDAAGSCHE les v. tus hen niet erkennen voor zijne discipelen, ten ware zij hem godsdienstiglijk eerden in het land, daar hij geboren was, en zich voor hem vernederden op den grond daar hij gekruizigt en begraven was geworden. Met dezen godsdienst-ijver paarde zich de zucht tot oorlogen. De koophandel., de handwerken en konsten waren nog in derzeiver kindsheid in Europa. Het volk had geene bezigheid. In dezen toeftand hadden zij geen behagen in den vrede; en 't was hen een vermaak hunne vorsten in derzeiver krijgstochten te verzeilen. De tijd der kruisvaarten was het tijdperk der Ridderfchap. De ridders waren liefhebbers van roekelooze ondernemingen en verbeeldden zich dat een oorlog met de Mahomedanen van Afia hen verfcheide ontmoetingen zou verfchaffen, welke zij in Europa niet konden t aantreffen. Zucht naar roem en rijkdom fpoorde de dapperen aan om 't kruis optenemen en die zucht hoopten zij in Afia te voldoen. Op eenen grooten afftand van huis te itrijden, had iets romanesk in zich, 't welk flrookte met den fmaak der Europanen van de middel-eeuwen. Afia vertoonde de kruisvaarderen de fchitterendfte veroveringen. Zij geloofden dat de overwinning overal hunne .voetftappen zou verzeilen, en dat zij naar Europa zouden te rug keeren beladen met de fchatten van 't oosten. Zoo de gouddorst de Britten en andere hedendaag-  iES v. Geschiedenis. 283 daagfchc volken van Europa naar de ongezonde , oevers van Africa, naar Hindostan en China voert; zoo de Hollanders om vrijen handel met I de Japoneezen te drijven, het kruis met voeten i treden; is het dan wel te verwonderen dat de : voorvaders van die zelfde volkeren met gelijke inzichten en verwagtingen zich naar Afia begeven hebben onder de baniere of het teken des kruices? De kerk van Rome was toen alvermogend in i Europa. Zij magtigde de Christenen het kruis optenemen, en ontll. eg alle de genen, die zoo deeden, van alles wat hen in Europa drukte; zij, nu, die diep in fchulden daken, zij die be| vreest waren van geligt of geplakt te zullen worden, zij die bang waren voor de fchande of den hoon met welke hunne vijanden hen bedreigden, moesten als een groot voordeel belchouwen der; zeiver perfonen en eigendommen in zekerheid te ftellen onder de befcherming der kerke. Bij deze beweegredenen, welke, ongetwijvelt, de kruisvaarders aanzetten de wapens aan te gorden, enter verwinninge van't Heilige land optetrekken, kan men nog deze ééne voegen. In die duistere eeuwen, mogen wij met rede veronderftellen, waren veele fchuldig aan flechte daden, welke ftraf verdienden; veele overgegeven booswigten, aan wie de beftuurers der kerk geftren- ge  284 Hedendaagsche LES v. ge boete hadden ppgelegt. De paus had een volkome aflaat afgekondigt of eene vergiffenis van alle misdaden, hoe veele of hoe affchuwelijkdie zouden mogen zijn, aan alle die het kruis zouden opnemen. Deze flechte menfehen vonden in zulke aflaten de uitwisfehing van alle hunne zonden. Dit ftrookte volkomen met hunne neiging, nademaal men eene plicht maakte van 't • gene zij het meest beminden, te weten, oorlog, plunder, verovering. Zoo zij voorfpoedig waren in hunne overwinningen, moest overvloed van rijkdommen hen in ftaat ftellen om volkomen gelukkig in de wereld te leven, en zoo zij oinkwamen, achtten zij zich zeker van de martelaarskroon in een toekomend leven te beërven. Ridderfchap, bijgeloovige godsdienst-ijver,' onbefchaafde zeden, oproerige driften, diepgewortelde vooröordeelen, flechte gewoontens; deze liepen alle tot een zelfde uitwerking famen. Gevolgen eer Kruistochten. De kruisvaarten beroofden de koningen van Europa van veele hunner ingezetenen. Dit benadeelde de bevolking, en het kwaad moest nog lange naderhand gevoelt worden. Europa leed insgelijks door gemis van 't geld, het welk de kruisvaarders mede namen. De Leenheeren verkogtcn of verpandden hunne landen om de kosten goed te maken van hunnen tocht, menende dat de rijkdom van Afia hen ten volle alle gemaakte kos-  les v. Geschiedenis. 235 kosten zou vergoeden, en dat zij, bij hunne té rug komst, in ftaat zouden zijn om hunne landen te losfen, of door 't zwaard een. grooter uitgeftrektheid gronds in Afië te koopen dan zij in Europa bezaten. Zij, die deel namen in de kruistochten, waren meestal de oproerige en onhandelbare , wier grootfte vermaak was roof en oorlog ; de ondeugende en losbandige wier zielen bezoedelt waren door eene menigte wanbedrijven; zij die fchulden hadden gemaakt en met geene mogelijkheid kans zagen om die te voldoen; dekale Edelen, die geene middelen bezaten om hunnen rang ftaande te houden; Lieden die heeren.genaamt werden en die van de liefdadigheden der kloosters leefden., of voor een onzeker onderhoud afhanglijk waren van de Leen-Baronnen. Die genen van den geringften ftand in de maatfehappij, die bij. gebrek van landbouw, handwerken , handel en nering, ledig liepen en armoedig leefden. De zulken te misfen deedt goed aan Europa, dewijl zij aan de maatfehappij meer nadeel dan voordeel toebragten. De kerk won almede bij die uittochten, zij kogt de landen der kruisvaarderen ver beneden de wezenlijke waarde derzelven, en door haar eigendom te vermeerderen, vermeerderde zij haare magt. De kruisvaarders waren insgelijks de bewerkers van de magt-vermeerdering der vorsten van Europa; dewijl zij naar Afia medevoer. den  286 HIB1NDAA6SCBÏ LES V. den die groote Leen-Baronnen, die hen zoo veel onrust verfchaft en belet hadden hunne magt uittebreiden. Ja de maatfehappij in 't algemeen won 'er bij; dewijl de kruisvaarders, door 't uit den weg ruimen van die lieden, die aanhoudend onrust verwekten en niet dan wreedheden pleegden, de welgezinden, die t'huis Weven, in ftaat ftelde de kunsten des vrecdes aantekweeken, 'de befchaaftheid te bevorderen en de zeden beminhjker te maken. Sommigen der genen, die naar Europa te rug keerden , bragten van 't oosten een fmaak mede voor konsten en wetenfehappen. De fraije gebouwen, Welken zij te Conftantinopole gezien hadden, naar den grieklchen trant ingerigt, bragten hen op de gedagte om de navolging daar van in Europa intevoeren, daar de Gothilche bouworde nog de overhand had. Eene orde zonder evenredigheid, geregeldheid of fchoonheid, in welke de bouwmeester het maar alleen toeleide op fterkte en duurzaamheid. De kruisvaarders bragten insgelijks eenige fchriften der ouden mede, dit deedt in die duistere tijden goed aan de geleerdheid, dewijl de Europanen daar door fmaak kregen voor de puikichriften der Grieken en zulks in hen een verlange opwekte om kennis te krijgen aan die meesters in de Dichtkunde, in de Gefchiedenis en in de Welfprekenheid. De kruisvaarders bevorderden tevens den koophandel, alzoo toen ter tijd eene verftandhouding geopend werd tusfehen het oosten  .es v. Geschiedenis. 287 ten en westen, welke fints dien tijd is blijven voortduren. Europafche kooplieden verzelden de legers der kruisvaarderen en verkogten aan hen de waren zoo wel van Europa als van Afia, en bragten tevens de Afiatifche goederen in Europa over. Dezen handel was zoo voordeelig dat zij geraden vonden denzelven met de volken van Afia aantehouden (p). Gedurende het tijdvak der kruistochten, werden, 'er eenige inrichtingen gemaakt, welke aan vorst en 't volk voordeel deden. Deze waren de Gemeentens en 't Stads - bewind. Zij waren den vorsten voordeelig om dat zij de magt verzwakten van de te groot geworden vasfallen, die het koninglijk gezach met kleinachting bejegenden; zij waren voordeelig aan 't volk dooide vrijheid, welken zij aan 't zelve verfchaften, en door 't lenigen der onderdrukking. Deze gemeentens en ftedelijke regeeringen beftonden uit burgerlijke genoodfchappen welke ter onderlinge verdediging waren aangegaan, zij hadden het recht om hunne eigen magiftraten te kiezen, zich zelf (p) Uit de kruistochten omftond de uitvinding van wapenfchilden, of het dragen van wapenrustingen. De hoofden des kruistocht onderfcheidden zich door een zwaar ijzer harnas, 't welk hun ganfche lichaam bedekte; van daar kwam de Wapen• fchildkunde voort, welke vervolgens beöefl'end werd als eene wetenfchap, toen andere ocffeningen van oneindig meer waarde verwaarloost wierden.  s88 Hedenoaagsche ees v. zelf te regeeren en om zich te wapenen ; op voorwaarde , dat zij , in tijd van oorlog, den vorst een zeker getal manfchap zouden leveren, en hem een' zoort van erfpacht betalen als eene erkentenis van zijne meerderheid over hen. Deze voorrechten wierden met geld gekogt, en de kruistochten bevorderden de inrichting daar van. Want de Leenheeren, die deel namen in den heiligen oorlog, geld benoodigt hebbende, verkogten aan de bewoners van zekere fteden, welke binnen hun rechtsgebied gelegen waren, om geld de gemelde voorrechten. — Het ftond de geestlijkheid maar gansch niet aan dat deze vrijdommen gefchonken werden aan lieden van den geringen ftand in de maatfehappij, die zij geerne in eenen ftaat van flavernij zouden hebben willen houden, 't Is vreemd, de bedienaars van den Christelijken Godsdienst afkeerig te zien van de burgerlijke en godsdienstige rechten van 't menschdom. Vrijheid is de moeder van geluk.' In de barbaarfche tijden werden lediggang en flavernij door trotsheid en bijgeloof gevoed. Konsten en handwerken, ja de koophandel zelf, werden voor fchandelijk gehouden in de eeuw der ftrenge leenregeering; doch toen de vrijheid voor den dag kwam, en de menfehen kennis kregen van en eisch maakten op hunne natuurlijke rechten, boezemden nieuwe gevoelens nieuwe gevoelens nieuwe denkbeelden in, de ziel verhief zich en kreeg vrijheid om alle hare vermogens te oeffenen. De  iss v; GïicHiiBiKüi De kruistochten liepen 'ongelukkig af en zulk» was de fchuld van hen die 'er deel in namen,, Zij waren vervult met eenen bijgeloovigen ijver en ingenomen met veroveringen: dan, daar hun-ne inzichten tegen malkandereh inliepen, en zij trots waren op geweldadigheden, konden zij niet zoo wel dagen, als men anders had mogen verwagten. Roof en bloedvergieten merkten hunne voetftappen in de landen door welken zij trokken. Hunne barbaarfche driften verlieten hen nooit. Zij baadden zich in 't bloed zoo dikwijls aij in de hitte van godsdienstijver uitgingen om bij 't heilige graf hunnen eerdienst te verrichten. Hadden de kruisvaarders zich gedragen als krijgslieden, die den oorlog verdaan, hadden zij hunne zaken aangelegt ihet verftand en voorzichtigheid 't is zeer waarfchijnlijk dat zij Afia zouden hebben kunnen veroveren; doch te werk gaande gelijk zij deeden, ftrekten hunne ondernemingen eeniglijk ter ontvolking'van Europa,ter verfterking der Roomfche opperpriesteren, en tot hun eigen ondergang; om dat bijgeloof' en barbaarsheid de drijfveren waren die hen in beweging bragten, en om dat zij de ware godsvrucht, deugd en voorzichtigheid ontbeerden. Gebeurtenissen in de twaalfde en dertiende eeuwen. De eerfte en gewichtige gebeurtenis in dit tijdperk na die der kruistochten, is de onchristeT lij-  5>t)o Hedendaagsche LES V. lijke en bloedige twisten tusfehen de Pauzen en de Duitfche keizers. De keizers verlangden in 't bezit te blijven van Italië en het recht te behouden om kerkelijke bedieningen te begeven; dit was den Pauzen niet aangenaam, die alles wat in hun vermogen was aanwendden om zulks te beletten. Gregorius VII, de trotste Paus, die ooit de Pausfelijke doel bezat, bcfloot zijne magt te verheden boven die van alle vorsten, en nademaal de keizers van Duitschland zich het meeste daar tegen moesten verzetten, fpande hij alle krachten in cm hen aan den Pausfelijken ftoel te onderwerpen. Van daar dz worstelingen tusfehen Hendrik IV. keizer van Duitschland en dien Paus, waarin de cerfte door 't vermogen van 't bijgeloof en van priesterlijke ftreeken te kort fchoot bij den laatften. Gregorius ftierf, doch deszelfs opvolger volgde zijn ontwerp en matte Hendrik zoodanig af door onophoudelijke geftrenghcid, dat die hclcl, die zich zoo dapperlijk tegen den i:?drarg van Rome /erzette, overftelpt met ramplpocdcn, verplicht was de wijk te nemen binnen Luik, alwaar deszelfs ontaarte zoon hem naauwlijks het noodige levensonderhoud wilde geven en hem bij deszelfs dood eene Christelijke begrafnis weigerde, eeniglijk om dat hij ftierf onder den vloek van 's Pauzen ban. De twist bleef fteeds voortduren gedurende- de  les v. Geschiedenis. 20J de regeeringen van verféheiden keizers cn pauzen, wier namen geboekt ftaan in de Gefchied-i verhalen dier tijden. Het was in die dagen dat de Guelphen en Gibellinen of de aanhangers der keizers en pauzen tegens eikanderen in eenen gedurigen ftaat van vijandfehap waren, en de verfchrikkclijkfieden van burgerkrijg verfpreidden van de kusten van Africa af tot aan de oevers van de Baltifche zee. — Hendrik V, Conraad III. hertog van Swaben, Frederik I, zijn neef, Hendrik VI. en Frederik II. verdedigden ftandvastig hunne rechten, van welken de Paus hen wilde berooven. Innocentius IV. de zoogenaamde vriend van Frederik II. befteeg den pausfelijken ftoel, en werd van dat tijdftip af deszelfs onverzoenlijken vijand. Hij 'deed hem in den kerk-ban en ftelde alles wat hij konde in 't werk om Duitschland en Italië tegen den keizer in opftand te brengen; doch Frederik noopte hem de wijk te nemen in Frankrijk. Aldaar bragt Innen centius IV. dc beruchte kerkvergadering van Lijons bij een, welke, na eene befpottelijke rechtspleging, Frederik vervallen verklaarde van de keizerlijke waardigheid en een kruistocht tegen hem afkondigde. Toen Frederik, die op dien tijd te Turijn was, dit vonnis ter ooren kwam,' nam hij de keizerlijke kroon in de hand en zeide: „ De Paus cn de kerkvergadering hebben „ mij deze nog niet ontnomen, en 't zal nog veel Ta- „ men  £02 HêDENB AAGSCHE les v. „ menfchenbloed kosten alvorens men mij die „ ontrukkc." Onmidlijk fchreef hij aan de vorsten van Duitschland en van 't overige van Europa om hen de gevolgen onder 't oog te brengen van 's Pauzen gedrag, het welk ten nadeele van hen allen zou werken. Hij zond zijn zoon Conraad in Duitschland en trok zelf naar 't zuiden van Italië. Frederik was niet alleen verplicht zich zei ven te verdedigen tegen de openbare aanvallen zijner vijanden, maar hij moest tevens op zijne hoede zijn tegen de verraders en moordenaars die in ftilte gebuurt waren om hem van kant te helpen. Ffoe 't ook zij, hij ftierf van hartszeer of vergif en hij liet bij zijn affterven het rijk in zulk eene groote verwarring als het geweest had bij zijne geboorte. Hij was (zelfs naar 't getuigenis zijner vijanden) de verlichtfte vorst van zijne eeuw, bezat veel moed cn edelmoedigheid, hij was voorzichtig, grootdadig en en geleerd, de vriend en befehenner der konsten. Innocentius IV, die alles deed wat hij konde om het huis van Swaben te bederven, keerde met fpoed naar Italië weder, nodigde Willem van Holland de keizerlijke kroon te overheerfchen, en zond zijne troepen in Sicilië. Willem verloor zijn leven in een veldflag tegen de Friezen. Conraad, de waardige zoon van Frederik?  ies v. Geschiedenis. 293 rik3 belette voor eenigen tijd door zijne dapperheid den val zijner familje, doch het vergif maakte wel haast een einde van zijn leven en zegepralingen, een zoon nalatende, die nog naulijks de wieg onttrokken was. Innocentius verlangde niets zoo zeer dan dat gedacht te vernielen, doch de dood maakte een einde van zijne dagen en misdaden. Alexander IV. en na hem Urbanus IV. boden de daten van den jongen Conradijn aan verfcheidene Vorsten ten gefchenr ke. Ten langen leste nam Karei van Anjou, broeder van Lodewijk IX. die aan, en vermees» terde in korten tijd de koningrijken van Napels en Sicilië. Conraad wierd krijgsgevangen gemaakt en verloor, benevens zijn vriend den hertog van Oostenrijk, het leven door de hand des gewonen Scherprechters. Zoodanig was het uiteinde van het vermaarde Swabifche huis. De verwarring van regeeringloosheid had de overhand in Duitschland, 'er waren verfcheide keizers te gelijk. Richard, broeder des konings van Engeland, en Alphonfo, van Castilië werden door onderfcheid e partijen tot keizers verkozen, doch bezaten flechts den enkelen tijtel. De roof en 't geweld des oorlogs bleven aanhouden; het land wierd verwoest en de fteden in brand gezet. Wars van deze verfchriklijkheden, vercenigden de keurvorsten zich om een' keizer te T 3 ' ver-  A94 Hedendaagsche les v? verkiezen, en met algemeene ftcmmen viel hunne keus op Rodolph, graaf van Hapsburg. (q). Engeland. Engeland fpeelde een beroemde rol gedurende de twaalfde en dertiende eeuw. Hendrik I, C'0 't Is waarfchijnlijk dat zij hem tot keizer verkoren om dat hij geene Staten van aanbelang had. II j was een Zwitfers Heer, die zich geducht had gemaakt-ais een der hoofden, door de Italianen Coudottieri genocmt. Hij had de kampvechter geweest van den Abt van St. Gall tegen den Bisfchcp van Bazel in eenen Heenen oorlog, die om eenige oxhoofden wijn gevoert wierd. De ftad Straasburg had hij bijgefprongeni Zijne middelen waren zoo vveui'g g evenredige aan zijnen moed, dat hij gedurende eenigen tijd Opperhofmeester was bij dlcnzelvcn Ottocarus, koning van Bohème, die, zedert, gedrongen hem hulde te doen, antwoordde: iM blJ hem nius fitoUig was cn dat hij hem altoos zijn hou hetaatt had. (*) De duitfche vorsten konden toen niet voorzien dat die zelfde Rodoiphus de grondlegger zou zijn van een huis langen tijd het biocijendfte van Europa en 't geen fomtijds op het- punt heeft geftaan om in 't Rijk even zoo tnagtig te worden als Karei de Groote geveest had. Thans fchijnt dat huis aan 't verzwakken. Bijgelooviger dan alle de groote mogenheden van Europa, fchiet ook deszelfs flaatkunde dadelijk verre te kort bij , die der verlichter hoven, en de coalitie, in welke het thans betrokken is, zou deszelfs gebeden val wel kunnen bewerken. (*) Deze historifche aanhaling, welke1 men ook vind in de Proeve over de algemeene Gefchiedenis door Voltaire, belgde de overledene keizerin Maria Therefia zodanig, dat zij haren Zoon Joleph, deed beloven, op zijne reis naar Frankrijk geen bezoek te zullen afleggen bIj ' Voltaire. Z.e Mercier Fragment de Politie et tHUuire Eaii: de Paris 1703 Tome 3 (. 374. Vertaler.  les v. Geschiedenis. 295 I, die deszelfs oudfte broeder Robert van de Engelfche kroon beroofde, en voorts van het hertogdom Normandijë', liet begaafdheden blijken, welke toonden dat hij een der grootfte koningen van zijne eeuw was. Vasfal van den koning van Frankrijk trachtte hij hem zoo veel mogelijk te verzwakken, en Lodewijk, uit wederwraak, 'befcherrude den zoon des rampfpoedigen Robert, en zette de Normannen aan tot wederfpannigheid. Daar en boven wierd Hendrik in 't recht van Leen-huldiging tegengewerkt door de geestelijkheid, aan welker hoofd zich bevond Anfelmus, Aartsbisfchop van Canterburrij, ook bedreigde de Paus hem met den ban. Omringt van zoo veele moeilijkheden bood Hendrik door zijne voorzigtigheid en dapperheid aan alle zijne vijanden ftoutmeedig het hoofd. Hij kwtm tot een verdrag met den paus, zonder zijne rechten te laten varen of iets van zijne waardigheid te verminderen; beteugelde de wederfpanmgen, doeg Lodewijk den dikken en haalde den keizer over om met een leger in Frankrijk terukken. Voorfpoedig in alle zijne ondernemingen, mogt Hendrik zich ftreelen met zijn geluk, toen een fchipbreuk, waar bij twee zijner veel belovende zonen, eene zijner dochteren, en verfcheide zijner edelen omkwamen, hem eensklaps overftelpte met droefheid en rouw. Zijn vlugge en werkzame geest verliet hem evenwel niet, hij maakte alle pogingen van Lodewijk cn' Roberts zoon T 4 ijdelj  $.g6 Hedendaao-sche ees v. ijdel; en door het uithuwen zijner dóchter Matilda, des keizers weduwe, aan Geoflerij Plantagenet den erfgenaam van Maine en Anjou, verzekerde hij die beide landlchappen aan zijne opvolgers. Na zijn dood betoonde Stcphanus, die na hem, tegen bet recht van Matilda aan, koning van Engeland werd, zich zeiven een kroon waardig. Na hem bedeeg bet huis van Plantagenet den thrcon. Hendrik II, zoon van Matilda en GeciTroi, bereids hertog van Normandijë, Anjou en Maine, bezitter van Guienne en Poitou, van wegens deszelfs vrouwe Eleonora, die door Lodewijk den jongen verftooten was, werd,, door Engeland aan zijne andere ftaten te hegten een der vermogendfte vorsten van Europa. Zijne oorlogen met Frankrijk werden aan weerskanten met weinig verlies gevoert. De vermeestering Van Ierland door Strongbow en anderen; zijn twist met Thomas Bcckct, de trotfche aartsbisfchop van Canterburrij, door Hendrik uit het ftof tot eenen uitmuntenden rang verheven, en die het zijn plicht rekende de regeering zijnes weldoeners te ontrusten; de gevolgen van den dood diens hoogen kerkdijken; de opftand van beide zijne zoons, de trouwloosheid zijner vrouwe Eleonora; deze, zeg ik, maakten de gebeurtenisfèn uit van de onftuimige regeering van den ramp- fpoe-  EES V. GESCHIEDENIS. 29/ fpoedigen Hendrik van Plantagenet, braken zijn hart en verhaastten zijnen dood. Richard I. volgde zijnen vader Hendrik II. op. Richard had de hoedanigheden eens helds, ftond naar krijgsroem, dien hij zeer beminde, doch 't is niet zeker dat hij de hoedanigheden bezeten hebbe, welke tot eenen goeden koning behooren. Zijne roemzucht deedt hem ter kruisvaart trekken naar 't Heilige Land, waar hij de grootfte heldendaden verrigtte. Philippus van Frankrijk, wiens luister verdoofd wierd door Richard, keerde misnoegt naar Europa, en viel tegens gedanen eed op Richards ftaten aan. Vergramt over Philips gedrag, was Richard genoodzaakt het veld zijner lauweren te verlaten en te rug te keeren om hem te draden. In Duitschland uit de gevangenis verlost, vond hij in Frankrijk eenen ontaarten broeder, die de zijde koos zijner vijanden. Hij noopte zijn broeder Joannes tot deszelfs plicht wedertekeeren. Schonk hem vergiffenis en voerde oorlog met Philippus, zonder dat de ftaten van beiden 'er aanmerkelijk bij leden. De dood van Richard, die, bij de belegering van Chalons, door een ridder doodelijk in den fchouder gewond werd, verlostte Philippus van eenen geduchten mededinger (Y). Ar- (0 Onder de regcering van Richard werden in Engeland eenige groove lakens geweven, 'r Is aangenaam de vorderingen, T 5 wel-  tigS Hedendaagsche les v. Arthur, hertog van Bretagne, betwistte de kroon van Engeland aan zijnen oom Joannes, doch 't geluk des oorlogs aan de zijde des laatften zijnde, maakte hij zich meester van Bretagne, floot Arthur in ketens en bragt hem met eige handen om 't leven. Arthur's moeder leverde een verzoek fchrift in aan 't huis der Pairs in Frankrijk, ondertekent door de Baronnen van dat hertogdom. De koning van Engeland wierd gedagvaart om als Vasfal van Frankrijk te verfchijnen voor deszelfs Pairs, en op zijne weigering werd hij veroordeelt alles afteftaan wat hij op 't vaste land bezat. Philippus lpóedde zich om de vruchten te rapen van' den flechtberaden en boozen Joannes, die door zijne onrechtvaardige knevelarijen, Hecht beltuur en verachting van den godsdienst tegen zich opruiden den adel, de geestelijkheid, en het gemeene volk. Daarenboven welke de vrijheid in dat 'and maakte, natffporen. Wij zien 'er een voorbeeld van in 't gedrag der Ingezetenen van Londen, aan 't hoold hebbende zekeren Willeam Fitz Osborn, die zich te ia. men verzetteden tegen, eene drukkende belasting door Richard ingevoert en welke het zwaarst op de armen viel. Fitz Osborn was ecu braai' man, doch de nederlaag gekregen hebbende nam hij toevlucht ton eene kerk, waaruit hij geüeurt werd, wordende vervolgens mee verfcheiden, die zich bij hem hadden gevoegt, afgemaakt. Deze lieden mogen wij béfehouwen als de eerfte Qagtoffers voor de vrijheid en als de eerften, die met hun bloed de zucht betaalden, welke hen bezielde voor de onvervreemdbare rechten van den mensch, voor welker handhaving het lichaam iLt Engclfche natie z.Ji altoos heeft in de bres gcftclt. — \ \  ees v. Geschiedenis. 299 ven raakte hij over hoop met Paus Innocentius III, die den throon open verklaarde de onderdanen van Joannes verbood dien Vorst te gehoorzamen en diens koningrijk fchonk afin Philippus Augustus, die gereedelijk het gefchenk aannam. De opftand der Waalfchen, 't gemor van 'tvolk, de' famenzweering der Baronnen en 't oproerig gefchreeuw der geestelijkheid, vereenigde zich tegens Joannes, en maakte hem wanhopig. In dien toeftand ftelde Innocentius III, die altoos acht gaf op zijne eige belangens, aan Joannes voor, Vasfal te worden van den heiligen ftoel en deszelfs koningrijk leenroerig te verklaren van Rome. Joannes onderwierp zich, gaf zijn kroon over aan den Legaat, en ontving dezelve drie dagen daar na van hem, belovende toen dezelve te willen houden van den Paus. Door deze lage daad behield Joannes zijne ftaten cn maakte, om zich aan Philippus te wreken, een magtig verbond tegen hem. Engeland, Duitschland en de Nederlanden namen onmiddelijk de wapens op tegen Frankrijk. Ferrand, graaf van Vlaanderen, Euftachius van Boulogne en veele andere heeren, alle Vasfalien van Philippus, voegden zich bij keizer Otto IV, zoo dat het koningrijk van Frankrijk in het uitterfte gevaar icheen door een zoo magtig bondgenootfehap. Doch Philippus, die alle zijne bekwaamheden te werk ftelde, wederftond dappcrlijk alle zijne vijanden. Hij zond zijn zoon Joannes naar Anjou om koning  soo Hede ndaa & s e m e ees v. ning Joannes te keeren, en hij zelf toog naar Vlaanderen tegen Otto, dien hij te Bouvine ontmoette. Aldaar wierd dien vermaarden veldflag gelcvert in welke Philips een leger verfloeg tienmalen talrijker dan 't zijne, en blijken gaf van alle de begaafdheden eens grooten veldöverften. Deze overwinning maakte een einde van het bondgenoodfehap. Otto keerde met fchande naar zijne eige ftaten te rug; Vlaanderen wierd verovert, zijne Vasfallen wierden vernedert. Joannes achtte zich gelukkig een wapenftilftand te verkrijgen en Philippus werd overladen met roem. Inmiddels vond Joannes, dienaar Engeland over kwam, aldaar niets dan haat cn verachting. De Baronnen ftonden tegens hem op, greepen de wapens aan en eischten overluid de te rug gave dier voorrechten, van welke de natie het genot had gehad onder de Saxifche koningen en verplichtten hem, hen het groot handvest van Engelands vrijdommen intewilligen. Joannes achtte het beneden zijne waardigheid aan zijne onderdanen derzeiver natuurlijke rechten te vergunnen door dit handvest, zonder te bedenken dat hij eene wezenlijke laagheid begaan had met zich aan den Paus te onderwerpen. Hij klaagde geweldig over den hoon hem aangedaan in 't afpersten der vergunning van de Magna Charta, en vorderde dat de Paus, dien hij voor zijnen oppervorst erkent had, het hem aangedaan on-  les v. Geschiedenis. 301 ongelijk zou herftellen. Innocentius III. deed de Baronnen in den kerkban, en Joannes, bijgedaan door eene bende Brabanders, verwoestte het ganfche land te vuur en te zwaard, latende, overal waar hij kwam, fporen na van zijne woede en wreedheden. In dit uitterde namen de Baronnen, bevrecst voor het ganfche verlies van hunne vrijheid, van hun leven en van hunnen eigendom, toevlugt tot een wanhopig hulpmiddel; zij nodigden naar Engeland over Lodewijk den zoon en erfgenaam van Philippus. De Franfche vorst fpoedde zich bezit te nemen van dat rijk; doch de dood van Joannes maakte eene verandering in den ftaat der zaken. De natie, alhoewel zij den vader haatte om zijne misdaden, wilde nogthans diens onfchuldigen zoon niet ftraffen. Allen begunstigden zij in korten tijd den wettigen erfgenaam en Lodewijk verzogt verlof om naar huis te keeren. Engeland heeft menigmalen vreemde omwentelingen ondergaan. Zoo lang de groote Pembroke het beftuur had in den naam van Hendrik III, die een minderjarige was, genoot ftaaten kerkrust; doch na zijn overlijden veranderde alles en de verdeeldheden namen meer toe dan ooit. De ftaatsdienaars van Hendrik begingen de openlijkfte en eerlooste onrechtvaardigheden; deze beledigden de natie, en de koning bij wijze Van vergoeding ftrafte hen; doch geen bekwaamheid  302 IlEDENöAA GSCIiE LES V. Beid altoos hebbende om te regeeren, vertrouwde hij zijn gezach aan eene ftaatzuchtige vrouw, die de natie uitputte door hare rooverijen en die door haar heerschzuchtig gedrag de Edelen tot opftand aanporde. Zijne onderdanen vatten de wapens op, klagende over de ïchending van het groote handvest; de beruchte Simon Montfcrt, graaf van Leicester, ftelde zich aan 't hoofd van 't volk, en een burgerkrijg ontvlamde het ganfche koningrijk. Hendrik raakte met zijn ganfche familje gevangen. Leicester heerschte in 's konings naam, hij maakte eene ganfche hervorming in 't rijk en bevorderde daar door het algemeene en bijzonder geluk. Hendrik's zoon nogthans, die, door eene looze list, uit de gevangenis ontfhapt was, viel op Leicester aan en maakte een einde van diens gezach en leven. Eduard ftelde zijn vader op vrije voeten, herftelde hem in zijn gezach, hielp hem in 't ftuk van regeering en ftelde hem in ftaat om bet overige zijner dagen in eene ongeftoorde rust door te brengen. F r a n k r ij k. Lodewijk VI. bezat de wijsheid van beramen en de dapperheid en vlugheid om zijne ontwerpen ter uitvoer te brengen. Llij bragt zijn leven door met zich te verzetten tegen zijne Vasfallcn, gaf den eerden dag aan de leenroerige regeeringloosheid, vermeerderde de vrijheid van 't ge-  les v. geschiedeni s. 303 't gemeene volk, vormde ftedelijke regceringen en lag den grondflag van het vermogen zijner cpvolgcren. De abt Sugerius, een groot ftaatsman, onderftreunde hem in zijne ontwerpen, onderfchraagde dezelven na 's könings dood en kwam de onbekwaamheid van Lodewijk VII. te gemoet. Deze. maakte zich hatelijk door zijne wreedheden in Champagne en door den moord te Vitrij van welken de menfchelijkheid gruwt. Door eene hevige wroeging geknaagt, geloofde hij dat de eenige weg om zijne misdaden uittewisfchcn, was, zich bij de kruisvaart te voegen ter herwinninge van het Heilige Land. In Palestina handelde hij onroemwaardig en keerde van daar met fehande te rug, door de echtfcheiding van eene trouwlooze vrouwe, die een zesde gedeelte zijr.er daten aan Hendrik Plantagenet overbragt, gaf hij een vcrfchrikkelijken fchok aan Frankrijk. De daden van zijn' zoon Philip^ pus Augustus zijn den lezer-reeds bekent. Lodewijk VIII, de zoon en opvolger van Philippus behield aan Frankrijk de meerderheid, welke zijn vader had verworven. Gelukkig zoude het Voor hem en voor zijn volk geweest zijn, indien een blinden ijver hem niet had aangefpoort de wapens optevatten tegen de onfchuldige Albigenzen. Na zijn dood " bcduurde Blanche van Castilië, gedurende de minderjarigheid van Lo. dewijk IX, met veel wijsheid het rijk. Deze vorst  304 Hedendaagsche xes v. vorst gaf, bij den aanvang zijner regeering, de nederlaag aan de Engelfchen te Taillebourg, en blijken van groote deugden. Hij hield zijne Vasfalien binnen de behoorlijke palen; beteugelde de overhcerfching der geestlijkheid; maakte een einde aan de beroeringen der grooten, gaf kracht aan de wetten, vormde het ftedeiijk bewind, vestigde gerichtshoven ter befcherming der onfchuld en ter draffe der boozen; zulk een wijs ftaatsbeftuur, het welk'door alle zijne uitgcftrekte daten heerschte, verwierf hem de liefde zijner onderdanen en maakte hem de godfpraak der koningen; zodanig zijn de kenfchetzen der iregeeriflg van dezen grooten koning, die alleen daar in berisping verdient, dat zijne deugden van eenen bijgeloovigen aart waren, 't geen hem aanzette het kruis optenemen, tot zijn eige groote fchade en tot merkelijk nadeel der natie. Schotland. In dat tijdvak was Schotland van weinig aanbelang in de fchaal der Europafche natiën. Grenzende aan de Noordelijke deelen van Brittannië, zonder bezittingen op 't vaste land, bemoeide de' Schotten zich weinig met buitenlandfche zaken, ook namen zij geen ander deel in de onlusten van Europa, dan voor zoo verre die betrekking hadden tot Frankrijk, ten voordeele van welk rijk, zij nu en dan invallen deden in Engeland, wanneer de volken dier beide landen malkande- zea  ees v. Geschiedenis» 305' ïen beoorloogden. De onrustige en weerfpannigé gcaartheid der Schotfche Leen-hceren, de onvriendelijke wijze op welke zij de Engelfchen behandelden, verfchafte de koningen van Schotland werk genoeg te huis. De geest dier tijden zal ongetwijvelt de Schotten wel aangezet heb-* ben deel te nemen in de kruistochten, doch daar' wij in dezelven geen gewag vinden gemaakt van eenig aanzienlijk Schotsman (Tchoon daarom evenwel onbekende of gemeene fortuinzoekers zich bij dezelven hebben kunnen voegen) ic het gewis dat zij de kosten tot zulk een tocht niet hebben kunnen goedmaken; of 't geen waarfchijnlijker is, dat het bijgeloof geen vermogen genoeg' op hen had om hen in zulk eene dolle onderneming deel te doen nemen. Malcölm lil. (bijgenaamt Canmore, dat is Kan - meer), de Zoon van Duncan, die door Mae- _ bcth vermoord wierd, was tijdgenoot van Willem den Veroveraar. Zijne vrouw was Margareta, zuster van Edgar Atheling. Hij wierd, bij uitnemenheid genaamt, de wetgever van Schotland, ook ichijnt hij indedaad een grootmoedig cn wijs vorst te zijn geweest, een man, dié moeds genoeg had. om in 't veld zijne vijanderi onder de oogen te zien, en kundigheid bezat om de zaken van zijn koningrijk wel nategaan en tö beduren. Men wil dat hij het Leenftelzel. in Schotland invoerde. Het is baarblijkelijk dat dit V ftel-  306 Hebene-aagsche les v. ftelzel reeds voor zijn tijd in Schotland beftont; doch Malcolm maakte 'er eenige veranderingen en verbeteringen in. Hij, benevens een zijner Zonen wierd verraderlijk van 't leven beroofd, doch wanneer of waar is met geene zekerheid te bepalen. Davie, de Zoon, alhoewel niet de onmiddelijke opvolger van Malcolm is de volgende koning van Schotland, die verdient bekent te zijn. In welk een gezichtpunt wij zijn karakter en gedrag befchouwen, ontdekken wij daar in hoedanigheden, welke hem gelijk zoo niet boven eenig Vorst ftellen van zijne eeuw. Hij ftond qp ter handhavinge der rechten zijner nichte Matilda en in de twist tusfehen haar en Stephanus van Blois om de kroon van Engeland, gedroeg hij zich ftandvastig en gematigt jegens beide. Hendrik II. had hem veel verplichting, als zijnde het door zijn toedoen dat hij den Engelfchen throon beklom. Hij was te milddadig jegens de kerkelijken, en door 't bouwen van Abtdijen en Monnikken kloosters, vermeerderde hij het bijgeloof en het getal der lediglooperen; dan, zulks was de fmaak dier tijden. Men zegt, dat hij, geholpen van geletterde lieden, die hij van alle oorden uitnodigde, een wetboek opftelde ter beter beftuuringe zijn's rijks. Na zijn dood en na de opvolging van verfcheide koningen, kwam de kroon van Schotland aan Alexander Hf, deze ftierf  les v. G e s c h i É b e n i Si ftierf zonder afftammelingen, het recht van opvolging werd lang betwist tusfehen Baliol eri Bruce, beide kleenzoonen van hunner moeders zijde van David, grave van Huntingdön, broeder van Malcolm IV. Deze twist was oorzaak van lange en geweldige, onlusten voorde ingezetenen van Schotland. Spanje en Portugal. Gedurende dit tijdvak waren de Christen koningen van Spanje meest alle helden. Panches Ramirus ftierf roemrijk op het flagveld, na het koningrijk van Arragon grootelijks uitgelegt te hebben, en deszelfs zoon Petrus L voegde het kleene landfehap van Huesca aan zijne ftatem Alphonfus diens opvolger, maakte zich berucht* door zijne ftoute ondernemingen, heldhaftige bedrijven en aanhoudenden voorfpoed. De dood van den vermaarden Roderik, toegenaamt de Cid, fchortte voor een korten tijd den voorfpoed der Castilliaanfche Christenen. Onder de regcering van Alphonfus VII, deedt de koning van Marocco, met een magtig leger, een inval in Spanje en overwon hem in den flag van Velez, in welken hij zijn' eenigen Zoon verloor; De vlugge geest nogthans van Alphonfus ftelde hem in ftaat zijne verliezen te herftellen, en tegen het einde zijner regcering behaalde hij nieuwe overwinningen op de Mooren. Na zijn dood V 2 ver-  3©3 Hedendaagsche les v. verè'enigde Castilië en Arragon zich voor eenigen tijd. Hendrik van Burgondië, die aan Alphonfus III. opvolgde, overleden zijnde, wierd het regentfehap toevertrouwt aan de Gravinne Thcrefia, die, zich zelve overgevende aan 't vermaak, het bewind in handen liet van verachtelijke gunftelingen. De natie morde; en de jonge Alphonfus ondernam het beduur aan zijne moeder te ontnemen. Gebelgt over haren Zoon, nodigde zij, ftrijdig met de moederlijke liefde, haaren neef, den koning van Castilië, zich meester te maken van Portugal. Hij nam de uitnodiging aan; doch de jonge vorst trok hem te gemoet, floeg hem, en naderhand had 'er eene verzoeningplaats door tusfehenkomst van de Arragonezen. De drie Alphonfusfen yerëenigden toen hunne magt tegen de Mooren en vielen dezelven van alle kanten aan. Doch de dood van Alphonfus den Strijder, die in een gevecht fneuvelde, was het behoud der Mooren en verwekte de Christenen onrust. Volgens eenen uitterften wil, in een grMIigên luim gemaakt, befprak hij zijne ftaten aan de Tempel - ridders, die ook opkwamen om zich in het bezit daar van te ftellen, doch Alphonfus van Castilië verzette zich tegens hen, zijnen eisch grondende op het betere recht zijner moeder. Als toen fchonk Navarre zijn kroon aan Don  les v. Geschiedenis. 309 Don Garcia, van 't geflacht zijner oude koningen en Arragon riep Ramirus uit het klooster weder. Deze monnik haalde zich al fpoedig den haat en de verachting zijner onderdanen op den hals. Zij verplichtten hem den throon aftedaan en verkozen in deszelfs plaats Racmondus, zijn fchoonzoon, graaf van Barcelona en Montpellier, en opperheer van een gedeelte van Provence. Zegepraal en verovering verzelden Alphonfus van Portugal. In vijf dagen verwinnaar van vijf moorfche koningen, werd hij van zijne foldaten tot. koning uitgeroepen, en de paus bevestigde dien tijtel in weerwil der tegenkanting van Castilië. Hij nam naderhand de dad Lisfabon in en maakte van dezelve de hoofdftad zijn's rijks. , In Castilië won Alphonfus IX, opvolger van Sanches, wiens regeering niets aanmerkelijks heeft, den vermaarden flag van Murandal, in welken, volgens 't verhaal der Spaanfche gefchiedfchrijveren, tweemaal honderd duizend Mooren dood op 't flagtveld bleven liggen, en in welken flag de Heilige Jacobus ftreed aan 't hoofd van 't leger der Christenen. Alphonfus de tiende (fchoon niet de onmiddelijke opvolger van Alphonfus IX) de wijze bijgenaamt, was een ervaren ftarrekundigej van wien men verhaalt dat hif do Godheid gebrekkig vond in 't beduur der weV 3 reld3.  3io Hebenjïaagschs les v. rcld, cn meende dat hij zijnen Schepper kon geleerd hebben de wereld beter te regeeren, daar hem tenzelven tijde wijsheid ontbrak om zijn eigen koningrijk naar behooren te beduren. Men bood hem de keizerlijke kroon aan op het oogenblik dat zijne onderdanen voornemens waren hem aftezcttcn. In Arragon verwierf Berengarius zich de achting cn liefde zijner onderdanen; Petrus II. was gedoodt te Muret in de verdediging zijns vriends, den graaf van Touloufe, die door de kruisvaarders vervolgt werdt, en Jacobus, toegenaamt de oorlogsheld, maakte zich vermaard door 't veroveren van Minorca, Majorca, Ivica en het vruchtbare koningrijk van Valencia. SancheïI, opvolger zijns vaders Alphonfus, den eerden koning van Portugal zegepraalde over de Mooren, bouwde fteden, rustte vlooten uit en bevorderde de bevolking. Alphonfus II. zette de grenzen zijns koningrijks uit. De onbekwaamheid van Sanches II. deed hem den throon verliezen, welken deszelfs broeder Alphonfus III. bij opvolging beklom. Deze won de genegenheid der natie, door zijn voorfpoedig oorlogen en wijs beftuur. De Mooren, in weerwil van alle hunne pogingen, verloren eiken dag een gedeelte hunner ftaten; en de naijver der beide na- ti-  les v. Geschiedenis. 311 tiè'n hield Spanje in eenen gedurigen ftaat van oorlog. Noordsche Koningrijken inde twaalfde en dertiende eeuwen. Polen gevoelde de rampen welke het toegebragt wierden door de ongelukkige regeering van Boleslaus II. Dat rijk, verdeelt onder veele kleene vorsten, ftond bloot aan de verfchriklijkheden der regeeringloosheid en zonk in 't duistere weg; terwijl deszelfs bewoners alle de rampen en onheilen ondergingen onaffcheidelijk verknogt aan onderdruking en 't ontbeeren van een goed bewind. De gefchiedenis van Rusland leverd in dat tijdvak aan ons niets anders op dan eenige ftrooperijë'n in Polen en in Bulgarije en een inval der Tartaren die den Ruslén noopten zich te onderwerpen aan het flaaffte juk. Bohème vertoont ons wijze koningen en edele daden, doch deze zijn flechts gebeurtenisfen van eenen huislijken aart cn hebben niets gemeens met de zaken van Europa. De Zweden werden bij trappen al meer en meer befchaaft. Het Christendom begon wortel bij hen te fchieten. Sc. Eric verzamelde de oude wetten bij één, en voegde daar nieuwe bij. De Gothen en Zweden verëenigden zich, zoq dat zij tot een volk werden, en Zweden breidde zich uit door 't veroveren van Finland, De Gefchiedenis van 't hedendaagfche DeenV 4 mar-  gI2 Hedenbaagsche ees v. marken begon met Waldemar I. een groot koning. Hij bragt alle de onderfcheiden deelen van 't koningrijk tot een, verbreedde het door nieuwe aanwinningen, noopte de Rugeanen zich te onderwerpen, verwon de Vandalen, die aanhoudend invallen deden aan de grenzen en legde de grondflagen van Coppenhagen en Dantzick. Canut II. zijn Zoon, voegde Lijfland en *Esthoniën aan zijn rijk. Waldemar II. door 't vermeesteren van Pomeren, Mecklenburg, Courland en de ganfche Zuidkust van de Baltifche zee, breidde de grenzen van Deenmarken wijder uit. Graaf Schwerin, een Decnsch Edelman, bij zijne afreize naar 't heilige land, beval hem de zorg voor zijne vrouw tot zijne wederkomst, de koning verleidde haar terwijl de graaf afwezig was, 't welk de oorzaak was van 's vorsten bederf. De graaf te rug gekomen zijnde fpoorde het ganfche koningrijk aan tot eenen opftand. Pomeren, Mecklenburg en 't hertogdom Holftein wierpen het juk af; Dantzick werd een gemeenebest, en de Duitfche Ridders ftelden zich in 5t bezit van Pruisfen en Lijfland. In Hungarijën zien wij Stephanus II. verwinnaar der Bulgaren en Grieken, den Venetianen noodzaken Crcatië overtegeven. Bela, fchoon een ondeugend oom hem van 't gezich beroofde, regeerde met wijsheid en voorzichtigheid. Andreas H. vermaard wegens zijnen tocht naar 't hei-  les v. Geschiedenis. 313 heilige land en nog meer om de gedenkwaardige wet, welke aan de Hongaren de vrijheid gaf om zich tegen hem en zijne opvolgers te verzetten wanneer zij derzeiver voorrechten mogten pogen te verkorten; Bela IV. de liefling van zijn volk, die ongelukkig gcnog was zijn land te zien ver. woesten, de Steden en Dorpen in de asch te zien leggen en meer dan een millioen zijner onderdanen te zien vermoorden door vijfmaal honderd duizend Tartaren, die uit het harte van Afia gekomen waren. Venetië. Venetië was ten toppunt van haren luister in de dertiende Eeuw. Hare oorlogen met de Hungaren, die zij verfloeg; haar bezit van Dal'matië, 't welk de Griekfche keizers haar niet konden ontnemen; de befcherming, welke zij den pauzen verleende; haar voorfpoed tegen de keizers van Duitschland, de eer van Conftantinopole intenemen, waarin zij deelde met de Franfche kruisvaarders; de aanwinning van Candia en andere eilanden in den Archipel; dit alles maakte van deze Republiek een der vermogendfle daten van Europa. De Genuëzen maakten in dat zelfde tijdvak insgelijks eene vertooning; zij vestigden zich aan de zwarte zee, veroverden het eiland Corfica en na lang worftelen deelden zij Sardinië met de Pifanen, V 5 Han-  314 Hedendaagsche les v. Hanzee-Steden. Terwijl de Regeeringloosheid de overhand had in Duitschland, traden Hamburg, Lubeck en verfcheide andere ftaten in een verftandig bondgenoodfchap tot afweringe der verwarringen die rondom dezelven plaats hadden, tot onderlingen bijftand en tot voortzetting van den koophandel. Na deze verëeniging, welke die fteden geducht maakte voor hare naburen, regelden zij hare inwendige regeering, breidden haren koophandel uit, verwierven 't gebied over de Noorder zeeën en waren de mededingfters van de vermogendfte koningrijken. Omftreeks den zelfden tijd gingen Lucor, Pifa en Florence in Italië een dergelijk bondgenoodfchap aan, lagen zich toe op den handel en koopmanfchap en verkregen daar door magt en rijkdom. 't Rijk van Constantinopole. Het Griekfche rijk onderging, in dien tijdkring, groote omwentelingen. Alexis Comnenus verfchafte door 't uitoeffenen zijner groote begaafdheden het genot der rust aan zijne Staten. Johannes Calo, zijn opvolger, gaf verfcheide malen de nederlaag aan de Turken en Hongaren. Manuël Comnenus haalde door zijne loosheid zich den haat der kruisvaarderen op den hals en verwierf door zijne milddadigheid de liefde deiGrieken. Alexis II. wierd vermoord door zijn oom  les v. Geschiedenis. 315 oom Andronicus, die den thoon overheerschte en op zijn beurt ter dood gebragt werd door Ifaac 1\ngelus. Ifaac's nederlaag door Frederic, dien hij poogde te keeren in deszelfs tocht naar 't heilige land, veranderde de genegenheid van 't volk en zijn broeder Alexis zich van die gelegenheid bedienende, ontthroonde hem, zette hem gevangen en ftak hem de oogen uit. Toen was het dat de Franfche kruisvaarders te famen met de Venetianen bezit namen van Conftantinopolen. De Grieken behielden flechts eenige overblijfzels van hun rijk. Theodorus Lascaris te Nicea gekroond won door zijne achtingswaardige hoedanigheden de genegenheid der Latijnen en Turken. Johannes Ducas, zijn fchoonzoon en opvolger, beveiligde de Afiatifche landfchappen, dreef de Franfchen uit Romania en maakte zich meester van Adrianopole. Michaël Paleologus, de moordenaar van den jongen Johannes Lascaris, verjoeg de Tartaren, dreef de Turken te rug en deed zijn voordeel met de rampfpoeden van het huis van Swaben, door een einde te maken, van het magteloos rijk der Latijnen in 't oosten. Turken. De Kruisvaarders verwonnen in den beginne de Turken en noopten hen de wijk te nemen naar 't gebergte Taurus en naar Armenië; doch deze fpoedig van daar te rug komende, bedreigde Sultan Sanguin het koningrijk Jerufalem. Nora- din-j  %l6 Heïikdaassche les v. din, zijn Zoon, ftelde zich in't bezit der Steden Edesfa, Antiochië en Damascus en bragt Sijrië, Mefopotamic' en Cilicië onder de heerfchappif der Turken. Terwijl hij op Palestina aanviel, vermeesterden zijne veldheeren Egijpte. Saladijn, die hem door 't huwen zijner weduwe in deszelfs heerfchappij opvolgde, verfloeg de Christenen, wierd meester van Jerufalem, en gaf in 't midden zijner overwinningen blijken van eene allergoedaartigfte en edelmoedigfte geaartheid. Aangetast door het geduchtfte kruis -heir dat zich ooit in Judea had laten zien, vernielde en ver» ftrooidc hij het zelve zonder bijna te ftrijden. In één woord, de groote Saladijn, meester van een uitgeftrekt rijk, bemind van zijne onderdanen, en geducht van zijne vijanden, eindigde zijne dagen in vrede, bekroont met eer en zegepraal. Terwijl zijne kinderen onder malkanderen, twisteden, viel een talrijk heir Tartaren, geleid dooiden vermaarden Gengiskan, op de Turkfche landfchappen; de Mammelukken namen bezit van Egijpte en het rijk der Sultans fcheen geen beftaan meer te hebben. Omwenteling in 't Staatsbestier in de twaalfde en dertiende Eeuwen. De koningrijken van Europa ondergingen in dat tijdvak verfcheide groote veranderingen. In Duitschland kreeg de Staatsgefteltenis eene gansch an-  les v. Geschiedenis. 31? andere gedaante. Onder Otto was dezelve eene wezenlijke monarchij. De uitvoerende magt was geheel in handen van de keizers. De Duitfche ■ Baronnen waren de wezenlijke onderdanen, vrij, ' zonder echter geheel onafhanglijk te zijn. De lange twisten tusfehen Rome en het rijk maakte een einde van die eensgezindheid., De groote leenmannen, zich de algemeene verwarring ten nutte makende, ontdeden zich van alle afhanglijkheid. De Bisfchoppen en Abten wierden oppermagtige vorsten, zoo dat de keizers van Duitschland, na die omwenteling, eeniglijk het opperhoofd waren en nog zijn van veele Souvereinen, vereerd met. weidfche tijtels, doch niet meer dan een fchaduwachtig vermogen hebbende. Eene tegengeftelde omwenteling had plaats in Frankrijk. Lodewijk VI. verzwakte, door zijne vlijt en ftandvastigheid, de magt der aanzienlijken, en Philippus Augustus voltooide die ommekeer van zaken. Veele heeren vervreemden hunne landen, waar bij de kroon aanmerkelijk won. ■De vermeestering van de beste landichappen, door de Engelfchen in Frankrijk bezeten, vcrfchafte aan Philippus de middelen om andere Vasfallen te vernederen. Door de kruisvaart tegen de Albigenzen verloren de graven van Toulouze hun vermogen, en de overwinning te Bouvines vermeerderde dat der graven van Vlaanderen.  318 Hedendaagse he Ees v. ren. Philippus bediende zich van alle die voordeelen ter verfterking van zijn gezach, en, door zijne troepen foldij te betalen, maakte hij dat gezach minder haatlijk. Lodewijk IX. voltooide dat werk door het invoeren van orde cn regelmatigheid in alle de departementen van den ftaat. Frankrijk, van dien tijd af bevrijd van de regeeringloosheid, uit het Leenftelzel voortfpruitende, maakte eene luisterrijke vertooning onder de eerfte mogendheden van Europa. Het Staatsbeftier onderging-in Engeland eene zeer verfchillende verandering. Onder de twee Willems had het willekeurig gebied de overhand. Onder de twee eerfte Hendrik en Richard was het beftier zachter, doch niet minder krachtig. De onbekwaamheid, dwinglandij en rampfpoeden van Jan zonder Land, verfchaften de Engelfche natie gelegenheid om het haatlijk juk van willekeur aftewerpen. De Baronnen vorderden hunne oude voorrechten. Vrijheid, die edele zucht, ontvlamde alle harten. De Engelfchen verkreegen het groot handvest, dat gewijde pand hunner vrijdommen; en onder de regeering van Hendrik III. lagen zij de grohdflagen van dien verftandigen regeeringsvorm, even zeer verwijderd van de verwarring en dwang eener Adelregeering als van het willekeurige eener monarchijë. In  les v. Geschiedenis. 319 In Spanje was de Leen-regeering nog in volle kracht, doch men kon merken, dat het Monarchaal bewind 'er zachtvoerig veld won, en dat 'er fpoedig eene omwenteling zou plaats hebben. De magt der Pauzen had, gedurende dit tijdvak aanmerkelijk toegenomen. De kruistochten, de regeeringloosheid, welke in Duitschland de overhand hadden, en de inftelling der bedel-ordens waren de drie oorzaken, welke famenwerkten ter vermeerdering van 't gezach van Rome. Door deze drie middelen heerschte Innocentius III. (die 'er gebruik van wist te maken), met een volftrekt gezach over het Westen; en door zijnen kerkdijken ban-blixem doeg hij de gekroonde hoofden in 't ftof ter neder wanneer dezen iets beftonden 't welk tegen zijn wil of welbehagen aanliep. Wetten in de twaalfde en dertiende Eeuwen. Ntets vordert zoo zeer onzen aandacht dan de wedergeboorte der wetten, welke in dat tijdvak plaats had. De woeste en barbaarfche gewoontens der Leenroerige tijden begonnen plaats te maken voor eene redelijker en volkomener rechtsgeleerdheid. Sc. Eric ftelde een Wetboek op voor Zweden. De Staten van Arragon maakten inzettingen, welke het voorrecht hunner koningen en de rechten van 't volk bepaalden. Al- phon-  320 Hedendaagsche ees v. phonfus X. koning van Castilië, kondigde fchrandere richtfiioeren af, bekent bij den naam van Las Partidas. In Engeland begonnen de beruchtte Vergaderingen bij den naam van 't Parlement plaats te hebben. Verfcheide fteden in Duitschland en Italië' maakten wetten tot derzeiver beter regeering. In Frankrijk maakte Lodewijk IX. inrichtingen, welke den zwakken beveiligden tegen onderdrukking, hij ftelde magiftraatsperfonen aan ter beoeffening en uitlegging der wetten; en Gerichtshoven, om dezelven te doen gelden. Het wetboek van Justiniaan, door Warner gevonden, voerde deze hervorming door alle de koningrijken van Europa in. Deze man de wijsheid dier uitmuntende verfameling bewonderende, maakte het ontwerp om openbaarc lesfen te geven over het burgerlijk recht. Geholpen door keizer Lotharïus rigtte hij een fchool op te Bologne, het welk zeer fpoedig door gansch Europa vermaard wierd. Vele andere Scholen werden kort daarop aangclegt, gefchoeit op den leest van dat van Bologne, zoo dat de rechtsgeleerdheid eene begunstigde letteroeffening werd. Zeden in de twaalfde en dertiende Eeuwen. De Zeden van Europa veranderden zichtbaarlijk ten beste, gedurende den loop van dat tijdvak. Woestheid ruimde de plaats voor befohaaftheid en onmenschlijkheid voor tederhartigheid. De  'Les v. Geschiedenis. t>£r De onderdrukking werd verfoeit en de onfchuld befchermt. Het oorlog zelf werd met minder wreedheid gevoert, en de rampen, die het zelve onaffcheidelijk verzeilen, werden grootelijks verzacht. In ieder koningrijk was een aantal dolende ridders, die bezielt met moed, menschlijkheid, hoflijkheid, zucht tot gerechtigheid, eer en vroomheid wonderen van (dapperheid verrigtten ter verdediging der fchoone fexe, dat zwakfte gedeelte van 't menlchelijk gedacht.' Dit al* les had eene drekking ter befchaving en verzachting der Zeden. Hoflijkheid wierd gehouden voor de beminlijkfte deugd, welke een ridder kon bezielen. Elk ridder koos zich eene jonkvrouwe, aan welke hij alle zijne diensten toewijdde. Door de onfchuld te bcfchermen en recht te verfehaften aan de genen die verongelijkt waren, nam geweld en onderdrukking zichtJ baar af. De naaugezetfte verkleeftheid aan de waarheid maakte het onderfcheide kenmerk uit van een eerlijk man. Godsdienst in de twaalfde en dertiende eeuwen. De koningrijken van Europa waren alle nog Roomsen - Catoliek, en de pauzen handelden willekeuriglijk in geestelijke zaken. De duisternis van bijgeloof en onkunde bedekte de Christenwereld nog, fchoon niet in zulk eene mate als voormaals. Eenige lichtftralen drongen door den  312 H e d e n d a a g s c ii e les v. nevel heen, en het recht van voor zich zelvcn te oordeelen in 't ftuk van godsdienst, wierd van eenige weinigen beweert tegen die genen, die op een blind geloof aandrongen, het welk de eerden voor onredelijk, onfchriftuurlijk en ongerijmd hielden. De Gefeiiiedboekers van dien tijd noemden alle de genen die lcerfleiüngen (taande hielden, welke tegen het geloof der kerke ftreden, Manicheèn, en betichtten hen met allerlei zoort van misdaden; doch men kan hier bij aanmerken dat de meeste dier Gcfchicdichrijvers monnikken waren, die de dingen door eene verkeerde middeldof ziende altoos met eenen blinden ijver bezielt waren, wanneer zij fehreven. Volksoverleveringen cn enkele fchijnbaarheden zijn alle de bewijzen, welke door deze bijgeloovige en dweepachtigc fchrijvers bijgebragt worden. De voornaamfte tegendanders der Roomfche dwinglandij waren de Albigehfen, wier gronddellingcn den lezer reeds beleent zijn. Pieter Bruijs leeraarde in Frankrijk leerftellingen drijdig met die der Roomfche kerke. Men kan hem houden voor den dichter der doopsgezinden, ten minden fchijnt hij de eerde te zijn geweest, die de leer verlprcid.de, welke hen onderfcheid van andere Protestanten. Naar zijne mening is de doop eene nuttelooze plechtigheid wanneer men denzelven aan kinderen toedient. De mis een ijdele en belachlijke eerdienst; het va-  ees v. Geschiedenis, i« vagevuur een uitvinding van der priesteren eigenbelang; het kruis een onvermogend teken, Het eerfte gevoelen wierd niet algemeen van de Protestanten aasgenomen; maar de anderen komen over een met het gezond verftand en met de zuiverheid van den godsdienst. Men verhaalt, dat Petrus Bruijs, bij het prediken dier leerftellingen, zich niet zonder eenen dweepzuchtigen ijver gedroeg. Dit zou misfchien waar konnen zijn; maar 't is tevens mogelijk dat zijne vijanden door dit verwijt zijne gedagtenis hebben zoeken te bezwalken. Hoe 't ook zij,-hij wierd om zijne geveelens verbrand, en heeft een onbetwistbaar recht op den naam van martelaar. Hecrfchende dwalingen zijn niet ligt weg te nemen, en wanneer men pcogt een einde van dezelven te maken, behoorde zulks te geleideden zonder hoon en zonder geweld; want hoe goed en redelijk onze inzichten ook' zijn mogen, doen wij, om dezelven te bereiken meer kwaad dan goed, wanneer wij daar toe geene betamelijke middelen in 't werk ftellen. Een iegelijk nogthans, die zich tegen hcerichende dwalingen verzet, kan -verzekert zijn, dat zijne goede mening bij de menigte voor flecht zal opgenomen worden, Arnoldus van Brefcia overtrof in zijn kaïakter Petrus Bruijs verre. Geleerd boven die van zijne eeuw, een vroom, ftoutmoedig en welfprekend man, predikte hij tegens de heerlchenX 2 èê  524 Hebenbaagsche les v. de leerftellingen en tegens de geestelijkheid. Monnikken, priesters, bislchoppen en pauzen wierden door hem in derzeiver natuurlijke kouleuren afgemaalt. De Dienaars van Jelüs Christus, zeide hij, moesten arm en nedrig zijn en niet ftaan of grijpen naar ■ de rijkdommen dezer wereld. Zijn prediking maakte indruk op zijne toehoorers, en fpoorde hen aan tegen de geestelijkheid, wier eigendom zij pionderden en Wier pcrfonen zij geweldig behandelden. Dit was den verkeerden weg ingeflagen om eene hervorming te bewerken. Arnoldus, onder de befcherming van keizer Frederik I. fpoedde zich naar Rome, en 't gemeen op zijne zijde hebbende, dreef hij de geestelijken uit het Vaticaan, doch vallende in de handen van Paus Adrianus IV. liet deze hem verbranden in 't jaar 1155, en deszelfs asfche in den tijber werpen. Geestelijke O r b e's De twaalfde en dertiende Eeuwen kunnen het tijdvak der monnikken en der klooster -ftientingen in Europa genaamt worden. Behalven de 1 drie ridder-orde's, te weten die der Gastvrijhouders, der Tempelieren en der Duitfche, die alle uit de kruistochten geboren wierden, bragt Spanje naar het zelfde plan nog drie anderen voort, namentlijk, die van Calatrava, van Sc. Jago of Su Jacob, en die van Alcantara.  ees v. Geschiedenis. 325 Johannes van Matha in Frankrijk en Petnis Nolasquc in Spanje fielden twee andere eerwaardige orde's in, die op menscldievenheid gegrond waren. Deze beide mannen, aangedaan over de ellende der Christenen, die bij de Mooren gevangen zaten, bedeedden hunnen tijd aan het lastig, doch loflijk werk om bij de liefdadigen aalmoesfcn optehalen welke vervolgens hefteed wierden ter losfinge dier ongelukkige menfehen, die geen vermogen bezittende om zich vrij te koopen, gevaar liepen van of den godsdienst hunner vaderen aftezweren, of hun leven lang alle de verfchrikkelijkheden eener harde gevangenis te ondergaan. Deze beide orde's zijn bekent, de eene onder den naam van de orde der Drie-eenheid, cn de andere onder den tijtel van de orde der Barmherrigheid, de leden daar van blijven als nog gehegt aan de edelaartige grond-r regels van derzeiver ftichters en verdienen deswegens de vernietiging te overleven dier andere monnikken orde's, wier einde, naar alle waarfchijnlijkheid niet ver meer af is, In dat tijdvak maakte de orde der CistercictH fer monnikken eene aanzienlijke vertooning en wierd vermaard door 't vernuft en de welfprekenheid van haren herfteller Sc. Bernardus abt van Clairval. De monnikken dier orde waren Frankrijk van groot nut, door de menigte woeste landen welken door Hen aangetast en bebouwt wier-. X 3 den.,.  3ü6 Hedendaagsche les v. den. De orde van Clugni, die geheel vervallen was, herleefde in dien zelfden tijdkring, door de groote deugden van derzeiver Patroon Petrus van Mont-Boisfier. In een woord, de vier bedel orde's, welke zoo veel gerucht in de wereld gemaakt hebben, wierden toen ter tijd ingedeld. De minderbroeders of Franciscanen, feder in onderfcheide minder orde's verdeelt, die alle bogen op de eer van Francois van Asfife tot dichter te hebben; de preek-heeren of Dominicanen, wier dichter is Dominicus Gusman, infteller der inquifitie; de Augustijnen en Carmeliten. Deze monnikken groeiden verbazend aan, wonnen het vertrouwen van 't volk; werden de gunstelingen der vorsten cn gerugfteund door de pauzen, wier befpieders en dolende ridders zij geweest hebben. Wetenschappen in de twaalfde en dertiende eeuwen. De gedurige tochten van de bewoners van Europa naar 't oosten, ten tijde der kruisvaarders, gaven aanleiding tot aardrijkskunde, toen ter tijd naulijks bekent. Weetgierigheid voerde Markus Paulus, een Venetiaan, naar China, en 't verhaal zijner reizen, door hem in 't licht gegeven, bragt niet weinig toe om den kring der denkbeelden wegens de uitgeftrektheid des aardbols, uittebreiden. De zeevaart en koophandel maakte insgelijks groote vorderingen. In ver- fchei-  i«s v. Geschiedenis. 327 verfcheide deelen van Europa wierden hoogefchoolen gefticht. Dat van Parijs wierd vermaard' door den roem van Willem Champeau, van Petrus Abelard, de ftandvastige minnaar van de tedere Heloïfa, en van Petrus Lombard. Niettegenftaande de weinige kennis of liever onkunde, welke men toen ter tijd van de ware wijsbegeerte had, bragt Engeland eenen Rogier Bacon voort, een man ver boven zijne eeuw verheven, een- man ervaren in de werktuigkunde, gezichtkunde, ftarrenkundc en fcheidkunde, die men zegt de uitvinder te zijn geweest van brandglazen, van het Telescoop en van 't busebpoeder. Hij wierd van tooverij befchuldigt, om dat zijn vernuft door de onkunde zijner eeuw niet eens bewondert kon worden. Tartaren Gengis-khan, Alvoorens deze les te eindigen moet ik iets zeggen wegens de Tartaren en Gengis-khan. De Tartaren zijn de afdammelingen van de oude Scijthen, en bewonen die onafmctclijke uitgeftrektheid lands, welke gelegen is tusfehen China en de Noordpool. Zij worden onderfcheiden bij verfchillende namen, als Usbecfche Tartaren, Mongulfche Tartaren enz. De natunr heeft hen befchonken met eene flerke zucht voor de vrijheid en voor een zwervend leven. Zij befchou-. wen de deden als gevangenisfen en de bewoners, derzelven als flaven. X 4 HvN  ja3 Hedendaagsche Ees v. Hun zwervend en ongevestigt leven, hun gedurig blootftaan aan de ongeftadigheid en geftrengheid van weder en lucht, fpannen hunne fpieren en zenuwen, maken van hen een fterk en kloek gedacht, en bevorderen de bevolking onder hen. Veele ziektens, aan welke befchaafder natiën kwijnen, zijn hen geheel onbekent. Afiatiesch Tartarijë is de groote kweekhof, uit welke die menigte woeste krijgsvolken zijn voortgekomen, die Europa overdroomt hebben. De Tartaren zijn verdeelt in onderfcheiden Horden, die ieder een hoofd of opperde hebben. Veele horden verëcnigen zich onder eenen Khan. Hun godsdienst is de grootfte zoort van afgoderij. Zij bewijzen goddelijke eer aan iemand van hun eigen gedacht en noemen hem Lama; hunne deugden zijn gering cn hunne ondeugden zoodanig • als men gemeenlijk vind bij volken, die in een ftaat van onbefchaafdheid en woestheid leven. Gasser-khan, opperfte van de Mongul Tartaren en grootvader van den beruchten Gengis-khan, omftreeks het begin der dertiende eeuw, bragt veele naburige horden tot een ftaat van ondergefchiktheid aan hem, en ftichtte een zoort van monarclrij, welke door zijn kleinzoon, Gengis, over een groot gedeelte van dc wereld werd uitgebreid. Tus-  ees v. Geschiedenis. 329 Tusschen het land der Mongul Tartaren en China is een koningrijk, 't welk men zegt behoort te hebben tot de ftaten van priester Johannes, zoo berucht in de oude gefchiedenisfen der kruisvaarderen, en van wien 't verdichtzel meld, dat hij een Christen vorst en koning was van Ethiopië. Priester Johannes was een Tartaarsch prins; Gengis viel hem aan, verwon en beroofde hem van zijne ftaten. De naam van dezen veroveraar was eigenlijk Temugin. Hij nam dien van Gengis-khan of den grooten khan aan, uit hoofde zijner zegepralen en veroveringen. Men wil dat een propheet hem voorfpelde dat hij de oppervorst zou worden ■ van veele koningrijken. Gengis was een wetgever, en veroveraar tevens, ïn eene vergadering van Tartaren verklaarde hij, dat 'er maar één God was; dat niemand eenig leed zou gefchieden om zijnen godsdienst. Het overfpel werd op doodftraffe door hem verboden; doch hij ftond de veelwijverij toe. Hij voerde eene zeer geftrenge krijgstucht in. Daar de wetten der Tartaren mondeling in hunne vergaderingen verkondigt en niet belchreven wierden, maakte hij 'er eene, ftrekkende om zijne foldaten met de heldhaftigdé dapperheid te bezielen; dezelve bevattede: dat indien de foldaat, die op den dag des ftrijds tot bijftand van deszelfs fpitsboeder geroepen wierd, weigerde hem bijtefpringen met den dood zou geftraft worden. Xj De  33<5 HïBENDAAGSCME EES v> De veroveringen van Gengis-khan waren zoo verbazend fnel dat dezelve naar de verdichtzelen eenes romans gelijkeiien. Van het uiterfte einde van 't oosten bragt hij het oorlog over in Perfië en Indië; het grootfte gedeelte van China onderwierp zich aan zijne magt. De Calif van Bagdad, van zijne ftaten beroofd, en door fultan Mahomed onderworpen, noodigde Gengis om bijftand. Hij kwam en trok tegen Mahomed op. De veldflagen in Europa, bijzonderlijk die van later tijden, zijn dechts fchermutzehngen vergeleken bij die van Afia. Mahomed tastte met een leger van viermaal honderd duizend ftrijders Gengis-khan aan, die zich met vier zijner Zonen aan 't hoofd bevond van zevenmaal hondert duizend fbldaten. Gengis bleef meester van het flagveld en nam de ftad Otrar, in Perfië gelegen, in, nabij welke ftad het gevecht was voorgevallen. Het grof gefchut was toen nog niet bekent en de beuker of de rammeij wierd bij 't beleg gebruikt. 't Zou veelligt den lezer weinig vermaak geven Gengis-khan in zijne veroveringen te vergezellen. Het zij genoeg aantemerken, dat zijne zcegrijke wapenen, gelijk eenen overftroomenden' vloed*, alles voor zich heen voerden, waar hij kwam. Dan, hij veroverde enkel om te vernielen, zijn rijk dat zich van Rusland tot aan China uitftrekte, was eene verbazende woestenij, zon-  ees v. Geschiedenis. 33* zonder fteden en zonder bebouwde landen. De boer, die zijn akker bebouwt, de mensch die handel drijft en handwerken bevordert, zijn oneindig achtbarer wezens dan zulke veroveraars. Gengis-khan bij de terugkomst van zijne veroveringen hield halte bij de dad Toncat in 't middelpunt zijnes uitgebreiden rijks, aldaar wierden hem door zijne zegevierende veldöverdcn cn cijnsbare vorsten de fchatten van Afia aangcbragt. In de vlaktens van Toncat vierde hij de zegepraal zijner overwinningen ovgi- zoo veele volken, in welk feest zich een mengzel liet zien van Tartaarfche barbaarsheid en Afiatifche weelde. Dc Khans, de meegezellen zijner overwinningen, en derzeiver Leenmannen verfchenen in wagenen gemaakt in den ouden Scijthiien trant, maar overdekt met fijn linnen - doek cn opgetooit met het goud en de juweelen der overwonnene volken.- Aldaar ontving Gengis-khan de hulde van vijfhonderd afgezanten uit de door hem veroverde landen. Van daar vertrok hij om het koningrijk Tangut te vermeesteren, doch eene doodelijke ziekte belette hem zijn ontwerp ter uitvoer te brengen en hij dief in het 1230 jaar van der Christenen tijdrekening. Geschiedschrijvers verhalen dat verfcheide perfonen op zijn graf geflagt wierden en dat die barbaarfche gewoonte nog ftand blijft hou"  332 Hedendaags che ees v, houden bij zijne opvolgers, die in Tartarijën heeifchen. Indien zulks waarheid zij, waren het gewis krijgsgevangenen, die men aan zijne fchimmen opofferde. Homerus verhaalt ons, dat Achilles verfcheide Troijanen op het graf van Patroclus ter dood liet brengen. De Tartaren, uit bewondering voor Gengis-khan, verbeelden zich dat deszelfs vader een boven natuurlijk wezen was. Indien hij zulk een wezen ten vader heeft gehad, moet het gewis een van de helfche zoort geweest zijn. De monnikken, die door Tartarijën reisden, verhaalden dat Gengis-khan een willekeurig vorst was. Het gene zij deswegens verzekeren, komt ons niet waarfchijnlijk voor; nademaal het leenftelzel nog in dat land heerscht. Zij die hem in zijne oorlogen verzelden waren de medegenoten en krijgsmakkers in zijne overwinningen, maar geenzins zijne flayen. "Willekeur kan geen plaats hebben waar de geest van onafhanglijkheid heerscht. Het rijk der Mongul-Tartaren, door Gengis-khan gevestigt, wierd aan alle kanten verzwakt door Tamerlan omtrent honderd vijftigjaren daar na. Men kan daar bij aanmerken, dat een rijk, door eene fchielijke overwinning vermeesterd, nooit lang beftaan heeft; een ander veroveraar komt, die de opvolgers van den vorigen overheerfcher van hunne ftaten berooft, of de overheerschte natie werpt het juk af. Bekwaam-  les v- Geschiedenis. 333 kwaamheden om te veroveren en tevens om te befturen verëenigen zich zeldfaam in een zelfden mensch. De Tartaren hebben geene befchreve wetten, 't zij in 't burgerlijke 't zij in 't godsdienstige. Onkundig en woest blijven zij, als nog, verfteken van die middelen, door welke Europa tot haren tegenwoordigen ftaat van volkomenheid gekomen is. De Tartaren van de dertiende eeuw veroverden, in omtrent vierentwintig jaren tijds, onzen halven aardbol. Dit is alles wat wij van hunne gefchiedenis weten. Zes»  334 Hedinbaaïsche ees ve ZESDE LES. Rijks - omwentelingen , Regecringsvormtn , Wetgeviibg, Zeden, Gewoontens, Godsdienst, Algemeefic geest van Europa; Wetenfehappen, Konsten, in de veertiende en vijftiende Eeuwen. Indien de Gefchiedenis flechts een voorwerp van weetgierigheid ware, zou dezelve ver beneden andere Letterkundige voortbrengzels te dellen zijn, en in geenen deele den aandacht verdienen van hen, die lezen om wijzer en beter te worden. Wat toch vertoont de gefchiedenis deiVolken ons? Zij levert aan de befchouwing des lezers een uitgeftrekf tooneel V2n menfchelijke zwakheden en onvolmaaktheden, van gebreken, misdaden en rampen, welke alle te wijten zijn aan de ftanden, omdandigheden cn hartstochten der menfehen; onder dezen ontwaren wij eenige deugden, eenige waarlijk beminlijke hoedanigheden, eenige brave daden en nu en dan. eenen gelukkigen uiiflag; gelijk wij in een Land-tooneel tusfehen rotzen, fteiltens, dieptens en fchrale gronden , eenige weinige vruchtbare plekken gronds ontdekken. Tot hier toe heeft de Gefchiedenis ons in een tafereel de droevige gevolgen vertoont van onwettig 'vermogen, van bijgeloof, van woeste zeden en ongerijmde gewoontens.  les vi. Geschiedenis. 335 tens. Aan den eenen kant hebben wij drie vierde van 't menschdom zien bukken onder de verachtelijkde en fchandelijkfte flavernij, den voet op den nek gezet en het leven en den eigendom ten prooi gezien aan een hoop ongeloovigen; aan den anderen kant eenige weinige dwingelanden de fchandvlek van 't menschdom, hunnen evcnmensch zien verdrukken en diens beftaan ondraaglijk en ongelukkig maken, 't Is naulijks te begrijpen hoe het menfchelijk gedacht zich zoo veele eeuwen achtereen op eene zoo onwaardige wijze heeft kunnen laten behandelen, zonder zijne, eige waarde te gevoelen, en zich door een bezef van zijne natuurlijke rechten los te maken van de kluisters der dwingelanden en zich te ontdoen van de drukkendfte kwalen! Als wij den tegenwoordigen ftaat van Europa vergelijken met het geen dezelve in de middel - eeuwen was,'zijn wij geneigt te gelooven dat de* Gefchichtfcbrijvers dier tijden een bitter fchimp-fchrift in plaats van eene ware Gefchiedenis gefchreven hebben; dat zij uit hoofde van een menfehenhatend karakter, hunne pen gedoopt hebben in gal om onze voorvaders zwart te maken bij de nakomelingfchap. Daar nogthans zoo veele getuigen met elkanderen ovcreenftemmen, kunnen wij de waarheid van 't gene zij verhalen niet in twijvel trekken. Zoo lang Europa zich in de klaauwen bevond van onkunde en bijgeloof, was het een Tooneel, daar zich bijna niets anders vertoonde dan  336 Hedendaagsche les ve dan geweldenarijen en misdaden, boosheden en rampen. Maar naar mate het licht door die duisternis heen drong, heeft regelmatigheid de plaats ingenomen van verwarring, de onheilen, die het menschdom kwelden, zijn vermindert; de ftuiptrekkende bewegingen, welke de natiën fchokten, zijn zeldzamer geworden, de menfehen hebben zich door ftaatkundig en godsdienstig bedrog jpiet zoo gemaklijk laten om den tuin leiden; het willekeurig gezag heeft geen zoo uitgeftrekt gebied meer; de zeden zijn allengskens befchaaft geworden en de menfehen ademen zuiverer lucht; naar mate de menfehen in kennis hebben toegenomen, zijn de kwalen, die hen drukten, vermindert. Te vergeefsch pogen zommige dit tegentefpreken; de gefchiedenis der natiën van Europa toont de valschheid hunner wonderfpreuken. 't Is wel waar dat zwakke, bedorven en booze menfehen misbruik maken van de menlchelijke hartstochten, maar 't is ook zeker dat wanneer de hartstochten wel beftierd worden, de kennis ten voordeele word aangelegt, vreede, voorfpoed en 't geluk der volken 'er als dan de gevolgen van zijn. Wie zou verlangen kunnen de zon weg te zien blijven om dat dat weldadig licht, door het welk de natuur verlevendigt en opgeluisterd word, fomtijds fchadelijke uitdampen doet opdijgen, welke fterfte en pest over eenige deelen des aardbodems verfpreiden? Wij behooren altoos het misbruik der dingen te onderfchei- den  les ve Geschiedenis. 337 dea van de dingen zelve, en ons nimmer door 1'choonfchijnende redeneeringen te laten misleiden. Staats-omwentelingen in de veertiende en vijftiende eeuwen. De val van het Griekfche rijk is de gewichtigde gebeurtenis in het Tijdvak, het welk thans ter onzer befchouwinge ftaat. Om de oorzaken te ontvouwen, welk ten langen lesten dien val te weeg bragten, willen wij het oud Romen in aanfchijn nemen, de vorderingen van dat Gemeenebest nagaan, alle de hulpmiddelen van deszelfs regeering onderzoeken en het zelve in de fchaal der waarheid wegen, zonder ons te laten buigeri door die vooröordcelen, welke, mangel aan doorgrondige kennis van deszelfs gefchiedenis, iri ftaat is voorttebrengen. Wij zien Rome geftadig overhellen van regeeringloosheid tot willekeur, van willekeur tot regeeringloosheid en voorts tot flavernij. De Romeinen, wier wijsheid zoo hoog opgcvijzelt word, hadden eene zeer onvolmaakte regeering. Zij fchijnen geene kundigheid altoos gehad te hebben van dat gelukkig evenwicht van magt, het welk eeifglijk kan in ftand gehouden worden door eene juiste fchikking van iedere orde in den ftaat, en door eene verftandige koppeling of famenparing der onderfcheidene deelert ter bewerking van het algemeene welzijn der' maatfehappij. Bcfchouw Rome onder deszelfs eerY ften  338 Hedendaaïsche les vi. den koning, Romulus; de Romeinen waren toen ter tijde een bende roovers, zonder Wetten, zonder zeden en konsten. De godsdienst, door Numa te Rome ingevoert, verzachtte eenigzins de woestheid zijner onderdanen , doch daar waren geene vastgeftelde wetten, daar was geene gezette regeeringsvorm. Hostilius, die een krijgsman was, liet zich aan geene wetgeving gelegen zijn, zoo min als Tarquijn I. Scrvius, een wijs vorst, bewust van de verwarring, welke tot daar toe geheerscht had, poogde geregeldheid in den daat intevoeren en vertrouwde het gezach aan een gering getal mannen, die den Senaat uitmaakten. Tarquinus de trotfche wierp het gebouw omver, 't welk zijn fchoonvader had opgetrokken; en geen wet kennende buiten zijn eige willekeur, behandelde hij den fenaat en het volk even geweldig. De omwenteling, door Brutus bewerkt, maakte, 't is waar, een einde aan de willekeur der monarchij, maar gaf aan het volk de vrijheid niet weder. De aanzienlijke maakten zich meester van het gezach en verzwaarden het juk van *t volk. De eerde eeuw van het Romeinfche Gemeenebest, door fommigen zoo fterk bewondert, was geenzins de eeuw van vrijheid voor alle rangen in den daat. Hoedanig was toen de toedand der Volkelingen, dat is het lighaam der natie? Ambten en eertijtels waren de uitduitende voorrechten van den adel. Het grootde gedeelte van 't Romeinfche grondgebied was hun eigendom,  xès ve ÖeSCHIEBENISj dom. De aanzienlijke verhoogden den woeker erf kregen door dat fchandelijk middel al het geld in handen. De toeftand der meeste burgeren was toen flecht. Zij wierden uit hunne huizen gefleept, onwaardiglijk behandelt, gekerkert en met roeden gegeezeld. — Men zou met flaven niet' Hechter hebben kunnen handelen. Het volk, door dwingelandij gedrukt, durfde zich zeiven geen recht verfchaffen en week naar den aventijnfchen berg. Memmius bragt het te rug naaide ftad; 'er wierden Volks-voorftanders aangeftelt om het te befcbermen en door deze inftelling werd het lot van 't volk eenigzins verzacht; doch het lighaarn der natie was daarom niet min ramp-! zalig. Daar kon geene kalmte in een' ftaat plaats hebben, waar alles Willekeurig befloten wierd, gelijk in Rome. Geweld en kuiperijen heerschten overal, en uit die regeeringloosheid volgde natuurlijk verwarring. In dien verfchrikkelijken toeftand begreepen de Romeinen de noodzaaklijk* heid om naar eenen regeeringsvorm omtezieft en zij raadpleegden de wetten van Athen'en. Er werden Tienmannen aangeftelt, dien men het irt orde brengen en de uitvoering der wetten toevertrouwde. De lezer weet wat gevolg die inftelling had. Hij kent het trots, de ongebondenheid en de euveldaden van Appiüs en diens Ambtgenoten. De Romeinen zagen zich fchielijk genoopt een einde te maken van dat haatelijkvoverheids beftuur, en wedertekeeren tot hunne bur* Y a ge  34-o Hëdendaagsche les ve . gemeesteren cn volks - voorftanders. Maar waren zij wel vreedzamer en gelukkiger? Van dien tijd af verzetten de volks-voordanders zich tegen den raad en de raad verzette zich tegen de volksvoordanders. Daar kon geen behoorlijk evenwigt plaats hebben tusfehen twee niagten, die bijna gelijk, maar blind, onbillijk, tegen elkanderen verwoed en in ftaat waren niet alleen om eikanderen onderling maar zelfs den ftaat te vernielen. De jaarboeken van het Roomsch gemeenebest vertoonen ons in de eerfte vier eeuwen een volk, het welk door deszelfs magistraten aangemoedigt, de doorluchtigfte Raadsheeren afzetten en uitbanden; en Raadsheeren, die de onfchuldigfte burgers uitplunderden, pijnigden, de gerichtshoven omverfmeten, dc burgermeesterlijke tabberden verfcheurden en den ipreckftocl der volks - voorftanderen met bloed befpatteden; wij zien Raadsheerlijken, met knodzen in de hand, het volk voor hen heen drijven, dat zich tegen hunne onrechtvaardigheden wilde verzetten, en volkelingen fteenen fmijten naar die achtbare raadsheerlijken, die de woede des volks zochten te beteugelen. Is dit een afbeeldzel van een wijs en vreedfaam beftuur ? Hunne buitenlandfche voorfpoed bragt huislijke wanorde voort. De Raadsheeren, om een einde aan de partijfchappen te maken, welke in Rome heerschten, zonden de. burgers buiten het land, en ftookten■ die oorlogen aan, door welke de Romeinen een zoo uit-  les vi. Geschiedenis. 341 uitgebreid landgebied verkregen. Doch dit hulpmiddel bragt een ander kwaad voort. In hunne oorlogen, op eenen verren afftand van de hoofdftad, en tegen vermogende volken, waren de Romeinen verplicht talrijke legerbenden aftezenden, die zij een geruimen tijd moesten laten onder 't bevel van veldöverften aan -wien zij een onbepaald gezach lieten, Deze legerhoofden verfcheide jaaren het zcete der onafhanglijkheid en het vermaak van te gebieden gefmaakt hebbende, wilden bij derzeiver terugkomst naar Rome de wetten niet: gehoorzamen, maar gedroegen zich als gebiedvoerende meesters. Dusdanig was Scijlla,- de eerfte, die dit' noodlottig voorbeeld gaf. Dusdanige waren Pompejus en Crasfus, die hem navolgden, dusdanig was Cefar, die fchranderer, vlijtiger en in grooter gunst bij de krijgsbenden , de flaVernij van 't Roomfche volk voltooide. De opvolgers 'van Augustus waren meest alle wreed, lafharttig en ontzinde dwingelanden. De gelukkige regeering der Ahtonijnen fchortt'e flechts voor een oogcnblik de 'rampen op onder welke de Romeinen. • zuchtten'.0 Na die regcering verergerden die rampen. De keizers handhaafden zich op den throon door geweld, trouwloosheid, en allerlei foort van misdaden. Conftantijn bragt den zetel van 't rijk over naar Conftantinopole en plantte aldaar alle de gebreken van 't Roomfche bewind, welke gebreken door de Grieken, die trotsch, wispelturig en muitzuchtig Y 3 van  $4^ Hedendaagsche les vi. van aait waren, nog vermeerdert werden: Bijgeloovigheid bragt nieuwe beroertens en rampen voort, zoo dat men binnen Conftantinopole niet anders zag dan tooneelen van verwarring en wreedheid, is het wel te verwonderen dat een rijk, waar zulk eene gebrekkige daats - inrichting plaats had, ten langen lesten onderst boven gekeerd wierd door eenen bekwamen Sultan aan 't hoofd eener natie, die blindeling deszelfs bevelen gehoorzaamde en van kindsbeen af ten oorlog opgebragt, aangezet wierd door eenen godsdienst-ijver en door de hoop op eene roemrijke overwinning? zoo 'er iets in deze omwenteling te verwonderen zij, 't is, dat het Griekfche rijk, wanneer men deszelfs gebreken belchouwt, zoo lang bedaan hebbe. Het eenig menfchelijk middel waar door het oosterlche rijk zoo veele eeuwen hi ftand bleef, was de ligging van Conftantinopole. De Barbaren, die het Romeinlche rijk verminkten, uit de afgelegenfte noordelijke deelen van Europa voortkomende, konden gemakkelijk in de westelijke Landfchappen langs Polen en Duitschland doordringen. Zij hadden geen zee overtetrekken, en zij overmanden de Romeinfche Legioenen door hunne menigte; maar deze. barbaren, die geene fchepen hadden en onbedreven waren in de fcheepvaartkunde, konden het oosterfche rijk niet inuekken, van welk het grootfte gedeelte was famengeftclt uit Eilanden in den Archipel en de Levant. Zij zouden de Adriati- feb»  ees ve Geschiedenis. 343 fche golf hebben moeten overfteken, alvorens zij 1 Conftantinopole konden blokkeeren ; doch zij hadden geene vloot. Het is des geenzins te verwonderen dat het oosterfche rijk den eerden inval der barbaaren, welke zoo noodlottig voor de Romeinfche magt in 't westen was,, ontfnapte. De Turken befpeurden de noodzakelijkheid om de Grieken hij zee aantetasten. De Genuëzen -verhuurden daar toe aan dezelven de fchepen en Amurath I. maakte zich meester van Adrinopole. Deszelfs zoon Bajezet belegerde Conftantinopole en het rijk zou onfeilbaar overhoop zijn geimeten geworden door de Ottomannen, zco de Christenen geene afwending in Hungarijë gemaakt en de zegepralende wapenen van Tamerlan, Bajezet niet overftelpt hadden met tegenipoed in Afia. De Ottomannen kwamen fchielijk dezen ramp te boven. Amurath II. maakte de Grieken cijnsbaar aan hem en Mahomet II. deszelfs opvolger maakte een einde aan hun rijk (s). Terwijl de Turken bezig waren den zetel hunCs) Conftaiuijn VIII. worstelde tegen dit ongel'kkig noodlot met alle de onverzaagtheid van een groot koning; verraden door zijne onderdanen, verlaten van Europa, verdedigde hij Conftantinopole tegen de betere fortuin van den onverw.'mieiijken Mahomet II. en eindigde op de muuren dier ftad zijn leven en regeering wet de wapens in de hand. Het Griekfche rijk eindigde mei hem in 't jaar 1453 na een beftaan van meer dan is Eeuwen, Y4  344 HedeneAagsche ees ve hunnes rijks te Conftantinopole te vesiigen, maakten Ferdinand en Ilabella een einde aan de magt der Arabieren in Spanje. Dat gedeelte van Europa had een tijd van agthonderd jaren een tooneel van bloedige oorlogen geweest tusfehen twee volken, beiden even zeer bezielt met eene zucht tot roem en met eenen ijver voor den godsdienst. Gewoon aan daaglijkfche vijandlijkheden, was ieder burger fchier een held. In de verbittering, welke tusfehen de Christenen en Mooren heerschte, maakte men beurtelings gebruik van behendigheid en trouwloosheid, list en dapperheid, wreedheid, menschlijkheid en heldhaftigheid, naar mate dezelve fcheenen te kunnen dienen tot den nederlaag hunner vijanden. Wat kan de oorzaak zijn geweest van den val der Mooren in Spanje? waren zij minder dapper clan de Spanjaarden? zulks is niet beftaanbaar met het geen de Gefchiedenis ons als bekende waarheden daar van opgeeft. De Christen jaarboeken van Spanje vertoonen ons de Mooren, die in wakkerheid en moed gelijk ftaan met eenen Rodrigues, Sanches en Alfonfus. Hunne algemeene zoo wel als bijzondere oorlogen leverden helden, die onze bewondering waardig zijn. De Mooren behoefden in dapperheid niet te zwichten voor de Spanjaarden, en overtroffen dezelven in kundigheid en vernuft. Wij weten dat de roem van de herleving der wetenichappen in 't westen, den Mooren toekomt. Zij waren de uitvinders en beöef-  ees ve Geschiedenis. 345 fenaars van verfcheidene voor het menschdom zeer nuttige wetenfehappen, welke door geleerde en fchandere lieden van later tijden flechts verbeterd zijn. Indien zij niet bedreven waren in de fchilder- en beitelkunde, zulks fproot geenzins uit gebrek aan vernuft, maar om dat hun godsdienst hen het beöeffenen der fraije konsten verbood. Men kan het zelfde niet zeggen van hunne bouwkunde; de overblijfzels der Moorfche gebouwen in Spanje vertoonen eene ftoutheid van ontwerp, een rijkheid v^n vinding'en eene verhevenheid van fmaak, welke ons verbazen en verrukken. Hunne dichtkunde,' fchoon overdreven en zonder famenhang, heeft overvloed van Vernuftige trekken en van verhevene gedagtem 't Is maar zeker dat de Mooren den Spanjaarden in kennis en fchranderheid overtroffen, en dat zij in dapperheid' bij dezelven niet te" kort fchooten. Welke mag dan de reden geweest zijn dat de 'Mooren voor de Christenen moesten onderdoen? Men zou verfcheide oorzaken daar van kunnen opnoemen. -De ftaten der Mooren in Spanje waren meer verdeelt dan die der Christenen. Bijna elke ftad had een bijzonder opperheer; daar de koningrijken der fpaanfche Christenen faarogefteld waren uit een twee of meer landfehappen. De klem, welke uit een geheel fpruit, gaat te loor, wanneer het in brokken verdeelt is. On'eenigheid heerschte aanhoudend onder de Moorfche koningen. Alhoewel de Spaanlche. koningen Y 5 dik-  545 Hedendaagsche ees ve dikwijls niet eikanderen over hoop lagen, verè'enigden zij zich altoos toch tegen den gemeeneu vijand. De Saraceenen handelden zo niet. Verblind, door hunne onderlinge verbitteringen, vochten zij tegen de Christenen en tegen hun eigen zelf, te gelijker tijd. Ferdinand berende Granada en bragt die plaats tot het uitterfle; in dezen rampzaligen toedand, wendde de oom en de neef hunne wapenen tegen eikanderen, liever verkiezende in de verwoesting hunnes lands omtekomen dan een oogenblik met eikanderen overeenteflemmen. De val der Arabieren werd tevens veroorzaakt door het groot aantal Christenen dat onder hen beftond. Deze waren zoo veele inwendige vijanden, geduriglijk arbeidende ter vernielinge hunner meesters en altoos gereed om de poorten der Moorfche fteden te openen voor de Spanjaarden; 't gevolg daar van was bedekt verraad of openbare wederfpannigheid. De Spanjaarden, die wijzer waren, duldden maar zeer weinige Mufulmannen in hunne ftaten. De Arabieren, ui weerwil dezer nadeelen, betwistten nogthans den grond een langen tijd. De omwenteling in de magt der pauzen was vrij gewichtiger. Hun gezach, bij den aanvang van de veertiende eeuw, kende geene palen. Uit den luister en de pracht der Roomfche opperpriesters te oordeelen, Icheen hunne magt tot dien tijd geen de minfte vermindering oudergaan te  ees vr. Geschiedenis. 347 te hebben. De trotfche en ftaatzuchtige Bonifacius VIII. was ftout of liever onbefchaamt genoeg om te verklaren: dat de koningen aan hem onderworpen-waren, zelfs in wereldlijke zaken. Hij verfierde zijne muts met een tweede kroon, boven welke Benedictus III. een derde plaatste. Toen Celestinus V. zijne intrede in Rome deed, werd den toom zijns ezels door twee koningen gehouden: Joanne, koningin van Napels, was genoodzaakt haare zaak te bepleiten voor het hof van Avignon en de paus deed eene willekeurige uitfpraak wegens hare eisfchen op die kroon. Kwamen de koningen van Engeland en Frankrijk tot een verdrag, dan onder wiepen zij zich aan de berisping van Rome ingevalle een van beiden eenige der bepaalde artijkels kwame te verbreken. Ja, de keizer van Conftantinopole zelf, dc eenige Christen vorst, die tot daar toe, de opperhoofdigheid der Pauzen niet erkent had, kwam te Florence en vernederde zich voor Eugenius IV. Paulus II. een man ongemeen verzot op pracht en praal, befchonk de kardinalen met nieuwe eertijtels, waar door hij hen op gelijken voet ftelde met de koningen. Dc pauzen eigenden zich het recht toe van benoeming tot alle kerkelijke bedieningen, en fchonken dezelven aan wien zij wilden, zonder de vorsten noch .derzeiver onderdanen deswegens te raadplegen. Zij zonden naar alle koningrijken van Europa kerkdijken af, die zich meester maakten van alle keikelijke amb-  34-3 Hedendaagsche les ve ambten, dikwijls zelfs voor het affterven van derzeiver-daadelijke bezitters. Hunne Legaten gingen overal heen om aflaten uittedeelen, tienden aftepersfen, endoor onbillijke'belastingen, onder den naam van inzamelingen, geheele ftaten te verarmen. In weerwil nogthans van deze fchijnbare magt, nam het wezenlijk gezach der pauzen langzamerhand af. De vorsten begonnen het drukkende juk te gevoelen en hadden moeds genoeg zich van het zelve te ontdoen. Rudolphus verwierp 's pauzen uitnodiging om te Rome de keizerlijke kroon van hem te komen ontvangen, en zijne weigering maakte hem naar zijn gevoelen niet te min een echt keizer. Het Duitfche lichaam befloot, kort daar na, in eene nationale vergadering, dat de plechtigheid der krooning niets toebragt tot de billijke rechten eens Vorsts. Petrus III, koning van Arragon, wederftond den banblixcm van Rome, en Petrus IV. fpottede 'er mede. De paus deedt Alphonfus van Portugal in den ban om dat deze zich van zijne vrouw had gefcheiden, doch Alphonfus verachtte de banblixems van Rome, en zijne onderdanen bleven hem evenwel gehoorzamen. Philippus de fchoone, van Frankrijk verzette zich ftoutmoedig tegen de buitenfporige eisfehen van Bonifacius VIII. en verklaarde de Franfche kroon en natie onafhangelijk te zijn van den Roomfchen ftoel. Karei V. verbood, onder ftrenge bedreiging, dat . niemand zich tot Rome zou hebben te vervoegen om  les vi. Geschiedenis. 349 om eenige kerkelijke prove in Frankrijk te bekomen. Lodewijk VI. wilde zelfs 's pauzen Legaten niet toeftaan hunne functien te oeffenen of door hen in zijn koningrijk eenig pauslijk befluit ingevoert hebben, zonder zijne toeftemming. Zelfs / de Hoogefcholen van Europa verzetteden zich in dat tijdperk tegen de uitfporige eisfchen van Rome. De doctors der hoogefchool van Parijs fchreven aan Clemens VII. een brief, welks ftouten en vrijmoedigen inhoud 's pauzen dood veroorzaakte. De Godgeleerden te Oxford ondernamen openlijk de verdediging van Johannes Wickliff, de ftoutfte en geduchtde vijand der pauzen in die dagen. Zelfs de kerkvergaderingen vernederden het trots der Roomfche opperpriesteren en gaven een fchok aan derzeiver willekeurigheid. De leden der kerkvergadering te Conftans noemden zich zeiven de hervormers der pauzen en oeffenden het recht van hen te oordeelen en te ftraffen. De Bazelfche kerkvergadering verklaarde plechtiglijk: dat algemeene kerkvergaderingen boven den Bisfchop van Rome gaan, en dat zij het recht hebben hem zijne waardigheid te ontnemen wanneer hij zulks verdient. In één woord, de westerfche kerk verkreeg in de veertiende eeuw nieuwe denkbeelden en gevoelens wegens de magt der pauzen, die toen alle palen van gematighcid en billijkheid overfchreeden had-' den. Vee*  550 HlDEMBAACSeïE les Ve Veele oorzaken werkten te famen tot deze omwenteling. De uitfporige magt, welke de pauzen zich hadden weten te verkrijgen, was een der voornaamften dat zij dezelve weder kwijt raakten. De menfehen laten zich maar tot eenen zekeren graad onderdrukken, en wanneer hunne kluisters te fterk knellen, worden zij woedend en verbreken die. Redelijke fchepzels bleven lang blind, maar begonnen ten langen lesten de oogen te openen. Al wie aan 't hof van Rome eenïg verftand had, zag den val der pauzen naderen. — De paus, voornemens een Legaat naar Engeland te zenden, om aldaar eenig geld voor zijne weelde te laten opgaren, werd van een kardinaal aldus aangefproken: „ Heilige vader, wij „ handelen de Christen koningrijken gelijk de „ Propheet Bileam zijnen ezel behandelde, ook „ vrees ik dat zij, in navolging van dat dier, „ verfchrikkclijk zullen balken." Clemens V.bragt den pauzelijken ftoel over van Rome naar Avignon: dit was eene tweede oorzaak van 't verval der pauzen magt. De meeste menfehen zijn fterker gehegt aan woorden dan aan zaken. Rome wierd befchouwt als de natuurlijke zetel van den godsdienst. Toen de pauzen hun verblijf niet langer in die ftad hielden, gevoelden de Christenen niet langer denzelfden eerbied voor hen. Daar en boven waren de pauzen, terwijl zij in Avignon bleven, verplicht  ees vt. Geschiedenis. 351 plicht zich te onderwerpen aan 't vermogen der genen, die hen omringden, om dat die ftad onverfterkt en omgeven was van landen toebehoorende aan koningen of onafhanglijke mogendheden, wier gebied zich tot voor de poorten dier ftad uitrtrekte. Cervole, het opperhoofd van eene bende gelukzoekers, toog rechtftreeks op Avignon aan, eischte eene zware brandfchatting van den Paus en van diens hof, noopte zijne heiligheid hem zonden vergifnis te fchenken en hem' aan zijne tafel toetelaten. De vermaarde Du Guesclin, in deszelfs optocht met eene bende troepen naar Spanje, vorderde eene brandfchatting van den Paus. De opperpriesters, die in Avignon verblijf hielden, waren geboren Franfchen. Gretig om aan hunne bloedverwanten rijkdom en aanzien te bezorgen, is het geenzins te verwonderen dat zij zich kromden en fchikten naar den wil der koningen, van wien hunne bloedverwanten rijkdom en bevordering verwagtten. D e groote fcheuring in 't westen was een derde oorzaak van het verval der pauzelijke magt. Door twee pauzen in een zelfden tijd te verkiezen, geraakte de waardigheid van 't pausfchap Verdeelt. Ingevolge daar van had Europa minder eerbied voor menfehen, wier recht niet volftrekt zeker was. Wat meer is, ieder Paus, om zijnen aanhang te verfterken, betoonde zich nederig jegens  35a Hedendaagsche les ve gens die koningen, die hij aan zijne zijde zogt te krijgen, dit verminderde der pauzen magt; en dc vorsten verkogten hunne onderwerping of die hunner onderdanen aan heiden tot een zeer hoogen prijs. Bestendige gerichtshoven werden in de veertiende eeuw bijna in alle koningrijken van Europa opgerigt. Dit was eene oorzaak, welke flechts op 't laatfte medewerkte. De Staat lag aan die gerichtshoven de zorg op te waken voor het behoud der rechten van den vorst en deivoorrechten van Let volk; zij gaven naauwkeurig acht op alles wat het hof van Rome verrigtteb, en bragten fpoedig alles in roere wanneer dat hof flechts de minfte neiging fcheen te hebben om die voorrechten aanteranden, wier handhavinge aan hunne zorg was toevertrouwt. In één woord, de herleving der geleerdheid In 't westen, daar het veroveren van Conftantinopolen niet weinig aan toebragt, de aanwas van burgerlijke en godsdienstige kennis, gaven eenen doodelijken flag aan de gruwelijke misbruiken, welke in de eeuwen van onkunde, der kerke van Rome waren ingellopen, en de magt der pauzen vermeerderd hadden. Geleerde en godvruchtige lieden begonnen nu ftoutmoedig het dekkleed weg te fchuiven, het welk zoo veele bedriegerijen dekte, den fchakel der overleveringen nate- gaan  les vi. Geschiedenis. 353 gaan en derzeiver valschheid aantetoohen \ de fchriften te beöefFenen en de leerftukken der eerfte kerke te onderzoeken; de grenzen van burgerlijke en godsdienstige magt te vinden, cn gedeeltelijk de overheerfchingen van beiden te ver-* nietigen. De befnoeijing van 's pauzen gezach Verminderde dat der geestelijkheid. De kerkelijke banblixems waren zoo veelvuldig niet meen Er wierden minder zakert voor de rechtbank der gecstlijkheid gebragt* Bisfchoppen werden tot burgerlijke gerichtshoven niet langer als rechters toegelaten* maar binhen eenen kerkdijken kring befloten. De kerkdijken moesten zich der wetten onderwerpen, en wierden leden van de burgerlijke maatl'chappij, en de misdaden, door wis ook gepleegt, ontlhapten niet langer de verdiende ftraf. Regeerins* In de veertiende en vijftiende eeuwen had "er weinig of geen verandering plaats in het ftaats-» bewind van 't Duitfche rijk. De gouden Bul van Karei IV, welke opgeftelt was overeenkomstig den geest dier tijden, voerde bijna geene nieuwigheid in; dezelve bepaalde eenigzins juister' het algemeen beftuür, zoodanig als het zelve plaats had ten tijde van en na Rhdolph, en deze regeeringsvorm bleef, zonder bijna eenige veran* dering, ftand houden tot aan de regeering vaii Karei V. Z He*  354 Hedendaagsche ees vï. Het Engelsen Staatsbeftuur onderging veele omwentelingen in het tijdperk het welk wij thans befchouwen; dan, het voordeel dat daar uit ontftond was verfchillende van 't gene in andere koningrijken voorviel. In Engeland vermeerderde, door de veranderingen in 't fta'atsbeftuur, de vrijheid van 't volk, terwijl de m?gt van de kroon 'er door verminderde; daar in Frankrijk en in andere ftaten van Europa de veranderingen in 't bewind de voorrechten van den vorst vermeerderden en de rechten van den onderdaan befnoeiden. De algemeene ftaten of het parlement van Engeland, als beftaande uit den adel en de hooge geestlijkheid, waren vermogend voor de regeering van Eduard I. doch die vorst de afgevaardigden des volks mede tot het parlement roepende, verzwakte het gezach der eerften en gaf aan 't lichaam der natie meer aanzien dan het te voren had. Eduard bereikte daar mede zijn oogmerk , de magt der Lords wierd 'er door gefnuikt en hij regeerde met minder tegenfpraak. De wijze, op welke de Baronnen zijnen vader overdwarscht hadden, overtuigde Eduard-, dat zij hem insgelijks zouden kunnen dwarsboomen en hem zijne regeering moeilijk maken; dat 'er derhalven geen middel overfchoot om zijn eige magt te verzekeren, dan de magt der gemeentens van Engeland te vermeerderen tot dien trap, dat zij tot een tegenwicht konden ftrekken aan die van den adel: het geen de koning dus ten nutte van zich  ees ve G e s c ii i è b e n i Si 353 zich zeiven deed, ftrekte insgelijks ten voordeele der vrijheid van 't volk. Doch onder zijn Zoon* Eduard 3X wierden de nieuwe leden van ft parlement geducliter voor den koning dan de ouderi ooit geweest hadden. Toen ter tijd begon het huis der gemeenteios deszelfs gezach te vestigen op eenen ftevigen voet, en maakte door een vast en eenvormig gedrag het Engelfche Parlement magtiger dan het tot daar toe geweest had. Eduard II. een zwak vorst, liet zich zeiven beheerfchen door verachtelijke gunstelingen. Dit belgdc de natie, en het parlement oordeelde, voor' de eerde maal, zijnen koning volgens de wetten,' verplichtte hem van zijne waardigheid afftand te doen, en fchreven aan de regenten den vorm vart 't bewind voor, naar 't welk zij zich te gedragen hadden. Eduard III. geheel bezig met oor-' log voeren, doeg geen acht op de vermeerdering der magt van 't Parlement, en de Engelfchen, ingenomen met de roemrijke daden van hunnen held, welke zoo veel luister over hen vërfpreidden, weigerden hem niets. Doch onder deij kleénzoon van Eduard maakte het Parlement zich de onbekwaamheid des konings ten nutte, de na-" tie zich in eenen venederden ftaat ziende, zette' Richard II. af, en, ftelde, op eigen gezach, deri fcepter in handen van Hendrik van Lancaster,met bepalingen nogthans, welke hem afhanglijk maakten van de wetten. De Engelfche natie,was, gedurende de kortftondige regeering van % 2 Hen-  S56 H e t> e N r> a a © s c h e les ve Hendrik V. zoo ftefk gewikkeld in den oorlog met Frankrijk, en zoo ingenomen met den voorfpoed van haren held, dat noch de koning noch het Parlement eens dagten om zich met derzeiver onmiddelijke belangens te bcmoeijen. Bij de komst van Hendrik VI. op den throon lag het ganfche koningrijk over hoop om de feeroertens, veroorzaakt door de partijfchappen van de witte- en roode-roozen. Het volk nam deel m deze twisten, vermeerderde en verlengde door deszelfs gedrag de algemeene rampen, kroonde dan eens dezen dan genen prins van de beide mededingende huizen, en noopte den nieuwen monarch een gedeelte zijner voorrechten afteftaan. Op die wijze wierd het tegenwoordig delzel der Engelfche vrijheid gevormt, een delzel, het welk aan 't volk vrij wat worstelens en bloed gekost heeft. Het Franfche ftaatsbeftuur onderging al mede veele veranderingen. Voor dien tijd was het volk in dat land flaafs, en de burgers hadden geen deel aan de regeering. Philippus de fchoone liet aan de afgevaardigden der deden toe zitting te hebben en te ftemmen in de nationale vergadering, zulks was een tegenwigt aan de magt der edelen. De Franfche nationale vergadering cf algemeene daten regelden de voorname zaken van 't koningrijk, hervormden de misbruiken, welke nadeel toebragten aan het welzijn van  les vi. Gn.cHiifiïKu. 357 van't geheel, zette die genen af, die zich flecht gedragen hadden in de openlijke departementen van den daat, en bepaalden de fchattingen ter onderdeuninge van de regeering. Deze gelukkige vordering werd gedoort onder de zwakke regeeringen der kinderen van Philippus den Ichoonen en nog meer onder de rampfpoedige regeering van Philippus van Valois. De onlusten, onvoorzichtigheid en rampfpoeden van Johannes den goeden dompelden Frankrijk in deszelfs vorige verwarring, beroofden den monarch van al zijn gezach, en ontnamen aan het volk het onwaardeerbare recht van de belastingen te regelen. Karei V. bijgenaamt de wijze, was een voorbeeld voor koningen en de herfteller van 't koningrijk; zijne doorgrondige kennis van menfehen en zaken maakte hem bekwaam altoos de billijkfle en beste maatregels te beramen ter beduringe van zijn koningrijk. Hij pleeg te zeggen: dat koningen dan eerst gelukkig zijn, wanneer zij de magt en de neiging hebben orn goed te doen. Onder de zwakke regeering van Karei VI. had de verwarring meer dan ooit de overhand. Karei VII. omhelsde het ontwerp zijns grootvaders, en niettegendaande zijne middelmatige begaafdheden en de gedurige oorlogen, in welken zijn rijk gewikkelt was, regeerde hij verftandig en daagde gelukkig in de zorg, welke hij bedeedde ten voordeel en tot welzijn zijns volks. Lodewijk XI, voordeel doende met de gelukkige omftandighe* Z 3 den,  358 HE.DENDAAtSCHE LES VI, den, welke groote Landfcliappen aan zijne kroon hegtten, gebruikte eene looze ftaatkunde om zich een oppermagtig gezach te bezorgen. Geene nogthans buiten de weinigen, die den throon naderden, gevoelden de willekeurige magt diens vorsts. Het volk wierd met billijkheid en des gelukkig geregeert. Het juk der edelen, (die geringer dwingelanden) het welk op een groot gedeelte der natie zoo zwaar drukt, wierd door Lodewijk verbroken. Het rijk was onder zijne regcering vreedzaam en in rust; de throon hernam deszelfs gezach, en het volk door de wetten befchermt was beveiligt tegen alle onderdrukking. Wij willen hier mede niet te kennen geven dat de genegenheid van Lodewijk XI. voor zijne onderdanen dc oorzaak was van deze gelukkige veranderingen; geenzins, hij bezat de ziel eens dwingelands, en dwingelanden zijn niet vatbaar voor zulke tedere aandoeningen; maai- bevindende dat de vrijheid van de lagere flanden in den ftaat verbonden was aan zijne eigen belangens, bevorderde hij 't geluk van anderen ten zeiven tijde dat hij niet anders dan zijn eigen belang beoogde. Uit deze veranderingen in liet Franfche ftaatsbeftuur zal de lezer ongetwijvelt zien dat de onlangs voorgevallen omwenteling in dat Land dê regeering wederom gebragt heeft tot het geene zij eenmaal was, en het volk herfieid heeft in die rechten, welken het te vooren genoot; en indien de nieuwe vorm Yan regeering eene  les vr. Geschiedenis. 559 eene verbetering zij van de oude Conftitutie (zoo als dezelve gewislijk is), des te gelukkiger zal dezelve voor bet volk zijn (V). Zoo 'er al eenige veranderingen in bet ftaatsbeftuur van Schotland voorvielen, gedurende het tijdvak, het welk wij thans befchouwen, waren dezelve gering; want fchoon de onlusten, veroorzaakt door de mededinging der Brucen en Baliols en door den* bijftand dien de beide Eduards van Engeland aan den laatften gaven, de uitöeffening van 't bewind fchorsten, had 'er echter gene verandering van aanbelang plaats. Het leenftelzel heerschte toen en nog lang daar na in Schotland, gevolglijk waren de Schotfe koningen van het huis van Bruce en die van het huis van Stuart, of onbekwaam of niet geneigt de lager rangen vrij te maken en daar door de magt des adels te verbreken. Het Schotfche Parlement, gelijk aan de algemeene ftaten van Frankrijk, was faamgeftelt uit edellieden, heercn en anderen, die land van de kroon in leen hielden voor krijgsdiensten. Dit leenhouderfchap, hoe gering ook de hoeveelheid lands zijn mogt, gaf den bezitter het recht om zitting en ftem in 't parlement te hebben. Het parlement van Schotland • bezat uitgeftrekte voorrechten, regelde de ge- wich- (0 De Nederduitfche lezer gelieve acht te geven dat de Heer Thamfon dit fcoreef in 't Jaar 1790. Z4  56p II E B E N D A A g S C H E EES VI, wichtigfte zaken van 't koningrijk, hield de kas der natie, zag de rekeningen na van de uitgave van "t geld, het welk ten gebruike der regeering was ingewüligt, en wapende het volk, maar de koning had geen ontkennende ftem in 't Parlement, ook kon hij noch vrede noch oorlog maken zonder deszelfs toeftemnnng- Deze uitgebreide magt der nationale vergadering van Schotland febijnt te kennen te geven dat hare regeeringsvorm een adelregeering geweest zij, en met zulk een bepaalde macht is het te verwonderen dat de monarch de voorrechten van 't volk, en, daardoor, zijne eige niet vermeerdert hebbe. Misfchien vond hij andere middelen en wegen om zijne te groot gewordenc onderdanen te vernederen, en ongetwijvclt moet hij dezelve voldoende geacht hebben, dewijl hij tot geene anderen zijn toevlucht nam. Ca sim ir deedt in Polen, het geene Eduard in Engeland, en Philip de fchoone in Frankrijk gedaan had. In 't begin was de algemeene rijksdag der Poolfche natie famengedeld uit den voornaamften adel. Hij riep tot dezelve de mindere baronnen of kleenen adel; dan, dc eenparigheid van ftemmen, welke men in 't vervolg vorderde tot bet nemen van een befluit, vervulde deze vergaderingen met verwarring cn ongeftuimigheid. Niets kenfehetst de onderfcheiden karakters der natiën fterker dan dc tegengcftelde uitwerkingen, wel-  les vi. Geschiedenis. 361 welke uit dezelfde beginzels voortvloeijen. De toelating van de derde orde van den ftaat vermeerderde in Frankrijk het vermogen van den vorst; in Engeland vermeerderde zulks de magt van 't volk, en in Polen veroorzaakte zulks verwarring en regeeringloosheid. Eene omwenteling ten voordeele van de rechten van den mensch heeft in dat koningrijk de zaken verandert, en 't is te hopen dat dezelve ter verzekering en vermeerdering van 't nationaal geluk zal ftrekken (v). Wij worden bij trappen wijs, zien de dwalingen onzer voorvaderen en hebben moeds genoeg om dezelven te verhelpen. Het Venetiaans Gemeenebest levert ons in dat tijdvak eene aanmerkelijke omwenteling. Deszelfs regeeringsvorm was in 't begin een volksregeering geweest, welke langzamerhand in eene Adelregeering ontaartte, die tamelijk gcmatigt bleef tot de veertiende eeuw. Alle de burgers waren verkiesbaar tot eenig anrpt in den ftaat; zij konden de gewigtigfte posten bekleeden, en bij ftemming het hoofd van 't Gemeenebest bevestigen. De Doge Gradenigo voerde een wet in, volgens welke dechts een zeker getal keurfamiliën in den grooten raad wierden toegelaten; van dien tijd af wer- ' 00 Die omwenteling heeft niets ten voordeele der natie uitgewerkt; integendeel, liet rijk is federt door twee van deszelfs naburan op nieuws verdeelt geworden. (Vbf.tO . Z5  S6a Hedenbaacsche les ve •werden die familiën de eenige befchikkers der regeering, terwijl de overige edele Venetiaanfche huizen geplaatst wierden in den rang van onderdanen. Dus wierd het wrak van dat Gemeenebest in eene volftrekte Oligarchie gevormt, welke al het gezach in handen bragt van eenige weinige vermogende burgers. Wetgeving in be veertiende en vijftiende Eeuwen. De wetgeving beef aanhoudend bloeijen. In Castillië wierd de eed der Leenmannen, als zij aan hunnen grondheer trouw zwoeren, ontheft van een zeer gevaarlijke en ongerijmde bepaling, namenlijk van den grondheer getrouw te blijven zelfs tegen den koning. In Arragon kon geen burger ter pijnbank gebragt worden om hem eene bekentenis te ontwringen. In Portugal verbood koning Dionifius de geestelijkheid eenig geld naar Romen uittevoeren. In Bohemen gaf Johannes bevel om van allen aangekogten en verkogten eigendom, van alle verdragen tusfehen twee bijzondere lieden gemaakt, aantekening te houden in de boeken van de kanfelarij des Staats; een wet wijzelijk gefchikt om een einde te maken van fchraapzucht en knibbelarij. De Franfche taal had langen tijd in gebruik geweest in alle de Gerichtshoven van Engeland, fints Willem den Veroveraar tot op Eduard III. Deze vorst fchafte ze af en gaf bevel: dat voortaan alle pleitge- din-  les vi. Geschiedenis. 563 dingen zoude gefchieden in de Engelfche taal; dat de richters zich zouden uitdrukken in de Gemeene taal van 't Land: een vonnis, daar het'leven of den' eigendom eens burgers in betrokken was, moest uitgefproken worden in de taal, die elk verdond. In Frankrijk bragten wijze wetten veel toe tot de verandering van de gedaante der natie. De Franfehen verkortten de minderjarigheid hunner koningen; fteldcn de koninglijke goederen onvervreemdbaar en boekten alle de vonnisfeh hunner gerichtshoven. Door dit te doen verkreeg de rechtsgeleerdheid vastigheid; de rechters vonden in die oirkonden een zeker licht waar na hunne dappen te regelen ; de rechtsgeleerden onveranderlijke grondbeginzels van 't recht, en de burgers waar naar zich te gedragen. Zeden in de veertiende en vijftiende Eeuwen. 't Valt niet gemakkelijk eene naauwkeurige befchrijving en afbeelding te geven van de zeden, welke totdat tijdvak behooren. Over't geheel mogen wij zeggen dat de grootfte hoop van 't menfchdom in Europa, door flavernij dom gehouden, verflaaft was aan allerleije zoort van ondeugden. Men maakte veel gebruik van vergiftigingen; ook waren de oproeren menigvuldig en verfchrikkelijk. De Slechters in Engeland, de Lol-  364 Hebendaagsche les ve Lollards in Duitsland (V), dc Kortjakjes in Frankrijk maakten zich fchuldig aan de gruwzaarnfte fpoorloosheden. Zij, die men deze namen toevoegden, waren lieden van den boeren-dand, die, erger behandeld wordende dan beesten van hunne onmenfchelijke en wreede meesters, woedend wierden als leeuwen en alles verfcheurden wat hen in den weg kwam. In den adel bemerken wij een mengzel van hoflijkheid, oprechtheid, dapperheid en vroomheid. Alle de orden der Ridderfchap hadden zich der liefde, den een of anderen heiligen en de wapenen toegewijd. Gedurende die twee eeuwen waren de tweegevechten menigvuldig. Koningen en vorsten zonden aan elkanderen eene uitdaging voor 't oog van Europa. De Edelen volgden hen na; en 't gefchiedde meest altoos ter eere van de eene of andere Jongvrouwe. Veele vrouwen van die dagen onderfcheidden zich door krijgsdaden. Joanna d'Arc, of de maagd van Orleans, Joanna van Blois, Margareta van Montforti Margareta van Anjou, Maria van Moulina, Ifabella van Lottharingen alle die heldinnen trokken ten ftrijde uit en bellisttcn dikwijls het voordeel van den dag. Ge- (\v) Wegens deze Stichters kan men lezen bij H u m e flisi. jan Groot Brilt. I. D. bl. 237. Wendjeborn Staat *nz. in Groot Britt. III. D. bl. 241. En wegens de Lolleris Mosheim Kerk. Uist. I. D. bl. 324.  ees vi. Geschiedenis. 365 Gewoontens. Een fchrijver van de veertiende eeuw klaagt dat de fobere eenvoudigheid de plaats had ingeruimt voor de weelde, en hij betreurt de tijden van Frederik Barbarosfa en van Frederik II. toen binnen Milaan, de hoofddad van Lombardijë, de rijkfte burgers maar drie malen 's weeks in hun huishouden vleesch opdischten. De wijn wierd toen maar van weinigen en in kleene mate genuttigt; de wasch-kaarsfen waren toen niet bekent, en een gemeene kaars wierd voor een ftuk van weelde aangezien. De gegoedde burgers maakten gebruik van ligte fpaanders, welken hen tot kaarsfen dienden. Mans en vrouwen hemden waren van fergie gemaakt en veele van 't geringe volk droegen in 't geheel geene hemden. De vader, die bij 't huwelijk zijner dochter'haar een bruidfchat van vijftig Guldens kon geven, wierd voor een rijk man gehouden. De dingen zijn verbazend verandert, voegt dezelfde fchrijver 'er bij. Menfehen van allerlei rang dragen thans linnen; de vrouwen gaan gekleed in zijde doffen; ja, zommige van dezelven toijen zich op met goud en zilver. De klagten van dien fchrijver maken ons intusfehen bekent met de gewoontens van het tijdvak, het welk wij thans bezig zijn te liefchouwen. Het tafel-linnen was ten zelfden tijde zeldfaam in Engeland; de wijn wierd enkel bij de kruidmengers verkogt als een hartverfter- kend  *66 Hedendaagsche ees ve kend middel. Alle burger huizen in Londen en Parijs waren van hout; de ftraten in de fteden waren met geene fteenen gevloert; de fchoorfteenen had men nog niet uitgevonden; het huishou- , den zat in een ruim vertrek bij één rondom een groot vuur op 't midden van de vloer, en in de zoldering was een gat, door 't welk de rook uittrok. De Leenheeren, kerkvoogden en monnikken leefden nogthans zoo prachtig als de tijden wilden gehengen. Godsdiensten. Het Christendom en het Mahomedaandom waren de twee godsdiensten, welke in dat tijdvak in Europa bekent waren. Het heidendom was eenigen tijd te voren verdwenen. De Godsdiénst van Mahomed ftond eens bijna op 't punt van vernietigt te worden. Er waren in Egijpten op de kust van Africa en in het kleene koningrijk van Grenada Mahomedanen, die van Mahomed afweken. Gengis-khan had het Califfchap afgefchaft en den mahomedaanfchen godsdienst door 't geheele Oosten verboden. De overwinningen der Turken deden dien in Afia herleven, bragten dien in Europa en met de familie van Osman verfcheen dezelve op den throon van Conftantinopole. Tamerlan en zijne Zoons, ijverige Mahomedanen, zetten dien godsdienst nieuwen luister bij in 't oosten, en 't Mahomedaandom  ees ve Geschiedenis. 367 dom kreeg de overhand van de Ganges af tot aan de golf van Venetië. Inmiddels ontftond 'er eene fcheuring in Perfië, welke groote omwentelingen baarde. Ismaël Sóphi noemde zich een afftammeling van Ali, des propheets fchoonzoon, verklaarde de wet van Mahomed bedorven, en zeide van God op nieuw gezonden te zijn om dezelve tot hare oorfprongelijke zuiverheid wedertebrengen. In de daad, dc veranderingen, welke hij voorftelde, ftrookten met de rede; hij gaf aan zommige plaatzen van den Coran, welke te ftreng fcheenen, eene gunstige verklaring; verwierp de ongerijmdheden der volgeren van Omar, en verbande alle de overleveringen, welke aan de Mahomedanen het genot der onfchuldige vermaken verbood. Hij onderfteunde zijne leer door een aangenaam voorkomen, door eene natuurlijke welfprekenheid, door een zachtaartig gedrag en door geflrenge Zeden. Zijn roem verfpreidde zich al fchielijk door Afia. Tamerlan zag en hoorde hem, vatte een hoogen eerbied voor hem op, en fchonk hem dertig duizend flaven, uit onderfcheide Landen bijeengebragt. Ismaël, zich meester ziende van 't noodlot dezer I rampzaligen, verbrak hunne kluisters, fchonk hen de vrijheid en deed zijn best om hen gelukkig te maken; deze vreemdelingen' bewezen hem eene blinde gehoorzaamheid en hechtten zich aan zijn toekomend fortuin. Ismaël wagtte flechts op gunstige omftandigheden om zijne ftaatzucht voort- tc-  363 Hebinda aiscüe les ve tezetten. Deze deden zich niet op onder de onmiddelijke opvolgers van Tamerlan. Hij hield zich des te vrede met geboorte te hebben gegeven aan eene nieuwe lècte. Deze fecte maakte geenen zichtbaren voortgang onder zijnen zoon Guines, doch Seik Eidar vatte zijns grootvaders ontwerpen weder op, onderfteunde die met dezelfde begaafdheden, bezielde de nieuwe geloofsgenoten van Sophi op nieuw, en vormde een foort van heerfchappij in Ardevil, zijn geboorteland. Deze fecte vermeerderde en deszelfs leerftukken verfpreidden zich welhaast tot de uitterIte grenzen van Perfië. De vermaarde Usfum Casfam gaf zijne dochter ten huwelijk aan Eidar, die in Ardevil woonde zonder pracht, zonder eenige uitterlijke tekenen van onderfchciding, en maakte van zijn invloed aan 't hof gebruik om de ongelukkigen te befchcrmen. Het uitfterven der mannelijke linie van Usfum Casfam gaf den Sophi een onbetwistbaar recht tot den throon van Perfië, doch Rustan nam 'er bezit van, verbande de fecte van Sophi en bragt deszelfs opperde om 't leven. Twee zijner zonen, die toen nog in de wieg waren, wierden beveiligt onder de Turken, en de derde wierd naar 't gebergte van Armenië vervoerd, van waar hij wel dra roemruchtig te vooorfchijn kwam om het bloed zijner vaderen te wreken en om de fecte zijns grootvaders op den throon van Perfië te plaatzen. In  EES VE GeSCHIEDENI Si $6$ In dit tijdbedck vertoont het Christendom insgelijks aan ons een tooneel vah beroertens. De" oosterfche kerk verdween met het Griekfche rijk; «n de geestelijkheid verkoos liever zich aan het Turkfche juk dan aan dat van Rome te onderwerpen. De donkere wolken, welke zich kort daar na op een pakten, barstten in een ftorm uit over de westerlche kerk, in de vijftiende eeuw. ïn Engeland, onder de regcering van Eduard III, had Joannes Wicklif, hoogleeraar in de godsgeleerdheid op de hoogelchoof* van Oxford, dé fteutheid het ontwerp te vormen om de te hoog gedegen magt der geestelijkheid te fnuiken. Zij, die hem in het zelfde fpoor waren voorgegaan, hadden zich te veel bediend van ijdele vertoogen en eenen blinden ijver. Wicklif vormde een famenhangend ftelzel en handhaafde het zelve door onbeantwoordelijke redenkonstige betoogen. „ Waarom, zeide hij, matigt de Bisfchop va» „ Rome zich eene magt aan over zijne broeders? a, Alhoewel hij 't hoofd der kerke genaamt wor„ de, heeft hij volgens de fchrift en rede geene „ magt over zijne amptgenoten in de bedieninge te van 't Euaiagelie. Wat recht toch hebben de É, kerkvoogden om de geloovigen in den kerk3, ban te does? Zij behoorden eerst verzekert te i, zijn dat God een mensch verworpen heeft, al„ vorens zij beftaan hem in den kerkban te doenV „ De magt van de bedienaars des godsdiensts is « flechts geleeat, en komt hen niet toe dan zoo Aa ti lang'  §7o Hedendaagsche les ve „ lang zij deugdzaam zijn. Het onderhoud, aan „ de herders gegeven, is niet meer dan een zuin Vete aalmoes. De geloovigen mogen en behoo„ ren de wijk te nemen wanneer de herders hun„ ncn dienst onwaardiglijk verrichten." Wicklif was vooral zeer gebelgt over de pracht en trotsheid der Pauzen en Bisfchoppen. Moeten de „ bedienaars van een arm en nederig meester, „ zeide hij, goud en zilver, flaven en kasteden „ bezitten, en een vermogen hebben, het welk „ zij als dwingelanden uitoeflenen? Deze ver„ fchrikkelijke misbruiken zijn te wijten zoo wel „ aan hen, die dezelven begaan als aan .hen, die „ dezelven dulden. Vorsten, die zich tegen die „ overheersfchingen der geestlijkhcid verzetten „ en haar dezelve ontnemen, handelen overeen„ komstig de inzichten van den goddelijken wet„ gever." Hij tastte insgelijks de monnikken orde aan, om dat zij de maatfehappij van de heilige plichten van hare leden beroofden, en een gedeelte der toekomende gedachten in de golf des ongehuwden ltaats bedolven. Ten aanzien der leerftellingen van de Roomfche kerk beweerde hij, dat het Sacrement van 't heilige avondmaal noch het lichaam noch het bloed inhield van Jefus Christus, dat het niets anders is dan een bewijs van zijne goedheid en liefde en eene herinnering van de zegeningen van 't Euangelie; dat de biegt eene nuttelooze plechtigheid is; dat een oprecht berouw het ecnigfte is, 't geen ons be-  ia vr. Geschiedenis s?{ behaaglijk kan maken bij het Opperwezen.' Da leerftcllingen van Wicklif komen over een metX rede en godsdienst. Een wijle tijds durfde hij dezelve flechts heimelijk verfpreidcn; maar toen de hoogefchool zijne leer had aangenomen, verliet hij Oxford om zijne gevoelens door ganscK Engeland te verkondigen. Zijne welfprekenheid, geleerdheid cn zuivere zeden verwierven hem wel rasch een, aantal discipelen. Dit baarde ongerustheid bij de gcéstlijkheid en de Engelfche hervormer wierd gedagvaart voor den geduchtcn rechterftoe! des kerkelijken opperhoofds. Magtige befchermers fielden zich voor hem in de bresfe. Eduard III. onderfleunde hem in 't heimelijke, en de hertog van Lancaster, die gedurende de minderjarigheid van Richard II. het bewind voerde, befchermde hem openlijk. Dus, in weerwil van den donder der geestlijkheid bleef Joannes Wicklif voortvaren met prediken ten «inde zijne leerflellingen in Engeland te vestigen, alwaar.hij in vrcede onder de ledematen zijner kerke van Lutterworth ftierf. Richard, den throon beklommen hebbende, had geen moed of ziel genoeg om 's pauzen aanzoekingen van de hand te wijzen, 't gebeente van den eerwaardigen Wicklif wierd opgedolven én verbrand, en deszelfs navolgers wierden verbannen en vervolgt. Omftreeks den zelfden tijd, baande zijne gevoelens zich den weg in een ander gedeelte van Europa. Een Boheemsch heer, die op de Aa a  S7S H £ D E N D A A ft S C H E tES VI. ftudie te Oxford was, las en vond fmaak in de f boeken van Wicklif. In zijn eigen land te rug gekeerd zijnde, vertoonde bij dezelven aan Jan Hbs en Hieronimus van Praag, die onmiddelijk de gevoelens van. den Oxfordfchen hoogleeraar aannamen. Deze zijn de beide doorluchtige vrienden, die voor de kerkvergadering te Conftance verfchenen, veilig, gelijk zij meenden, door keizer!Sigismond's vrijgeleide, doch de keizer, tegen waarheid, godsdienst en eer aan, brak zijn keizerlijk woord, en de kervergadering doemde hen ter vlammen; hunne leerftellirtgen ftierven echter niet met hen. De barbaarfche Sigismond bediende zich te vergeefsch van pijnigingen en den dood tegen de navolgers van Zisca. Deze gevoelens bleven in de gemoederen deiBohemers verborgen en wij zullen in het volgende tijdvak zien hoe zij uitfpruitende, zich ontwikkelden en de gewichtigde omwenteling voortbragten. Eene verfcheidenheid van ongerijmde Roomsch Catholijke Sectarisfen kwam in het tijdvak, het welk wij thans bezig zijn te befchouwen, te vobrfchijn. Bij voorbeeld de Geesfelaars, die zich verbeeldden dat de waterdoop, van geen kracht was, em hunne eenige hoop van zaligheid fielden in 't geloof en in 't geesfelen hunner lighaamen. In gevolge van dit verkeerd begrip, gingen deze dweepers in procesüe half naakt, met ecu  ees vi. Cesckuïesis, «73 een geesfelroede in de hand, waarmede zij hunne naakte lichamen zodanig teisterden, dat het bloed hen langs de lendenen liep, en dit deden zij openlijk op ftraat met niet minder' onbetaamlijkheid als woede. Ook verfcheen 'er eene Secte van Perfectionarisfen, Begutirdi genaamt, deze, om tot volmaaktheid te komen en geheel vlekkeloos te worden, bedienden zich van de ongerijmdde en ' onbetaamlijkde middelen. De Buchaniten fchijnen eenige van derzeiver ongerijmdheden te hebben overgenomen. Dc Duitfche Picard waande te bewijzen uit de heilige Schrift, dat alle vrouwen gemeen moeten zijn; eenige Franciscaner monnikken roemden dat dc Heilige Franciscus uit den hemel een volmaakter Euangelie dan dat van Jefus Christus, op aarde had medegebragt; anderen hielden onverzettelijk ftaande dat hun voedzel, zelfs wanneer zij 'er geen gebruik van maakten, aan den paus behoorde; anderen hechtten hunne zaligheid aan eene graauwe of zwarte pijë, aan ééncn meer of min wijden mantel, aan ééne meer of min gepuntte monnikskap. Deze dwaze of dolle menfehen leveren ons een bewijs op tot welke uitlporigheden het menfchelijk verdand kan overflaan. Alle deze dweepers hielden hunne belachlijke gevoelens ftaande met eene bijkans onbegrijpelijke ftijfhoofdigheid. Ondertusfchen was die dwazen hoop, welke wezenlijk medelijden verdiende, blootgeftelt aan alle dc woede der vcrvolginge. In alle koningrijAa 3 keq  H E B E N^B A A G S C H E LES VE ken van Europa wierden houtmijten aaugeftoken, en duizende hunner wierden ten vure gedoemt, om geen ander misdrijf, dan om dat zij krankzinnig waren. Dc zaak van de monnikskap kostte veel minderbroeders in Italië, Duitschland en Frankrijk het leven. Paus Johannes XXII. zeide ernstig: dat de befmetting eeniglijk te vuur en te zwaard kon genezen worden. De ellendige Joden wierden insgelijks de woede der tijden gewaar; men nam hen hunnen rijkdom af; men dreef hen uit hunne woonplaatzen, kwelden hen waar men hen ook aantrof; ja, menigmaal en wierden zij ter dood gepijnigt onder de beuzelachtigde voorwendzels en enkel op geruchten van hooren zeggen. Men betichtte hen met den fchielijken dood der vorsten; zij wierden gezegt de oorzaak te zijn der befmettelijke ziektens; men befchuldigde hen van tooverij en betoovering, als mede dat zij de fonteinen en waterputten vergiftigden, den fpot dreven met de gewijde hoofddoffen, en Christen - kinderen offerden; van deze en dergelijke lasteringen bediende men zich om de ongelukkige Joden allerlei wreedheid en geweld aantedoen. De Joden waren een vlijtig en nijverig volk; zij wierden voor rijk gehouden, en de grooten zoo wel geestelijken als leeken dookten het gemeen op tegen de afflammelingen van Abraham, ten einde zich te verrijken door derzeiver verwoestinge. De  ees vi.- Gejchiiiinij, 3^ , De uitrocijing van dc orde der Tempelieren maakte in dat tijdvak de gewichtigfle gebeurtenis uit. Negen honderd ridders wierden bij twee rechtdags-zittingen verbrand. De grootmeester dier ridder-orde en de broeder van een oppcrmagtig vorst eindigden in de vlammen hun leven. Het plechtig rechtsgeding tegen die orde gehouden, onder het beduur van Philippus den fchoonen en Paus Clemens V, eene menigte van getuigen, die tegen hen opkwam, de bekentenis van veelen der befchuldigden zelf, alle die omdandigheden famengenomen fchijnen een bewijs te zijn van de grouwzame misdaden, welke men hen te lasten leide en rede te geven van de geftrengheid, waar mede men hen behandelde. Er is nogthans veel ten voordeele hunner onfchuld intebrengen. De Tempeliers, gelijk dc vrije met, zeiaars van later dagen, konden een vorm van inwijing hebben bijzonderlijk voor hunne orde gefchikt, en dewijl die orde gedeeltelijk krijg, matig gedeeltelijk godsdienstig was, moeten hunne plechtigheden ook van den zelfden aart geweest zijn. De plechtigheid, met welke zij ingelijfd wierden, was aan de wereld onbekend, Wanneer nu een maatfehappij alle hare zaken met de uitterfte geheimhouding verricht, wanneer dezelve niet duit dat men de minde kennis van hare verrichtingen bekome, dan na dat men een harer leden geworden is, zullen die genen, die geerne de geheimen wenfehen te weten, doch Aa 4 jjjet  576 Hebinbaacjche les vl niet achter dezelven kunnen komen, ligt befluiten 'er alles kwaads van te zeggen. De vrije metzelaars worden gebrandmerkt als lieden, wier " plechtigheden en ftelregels ongerijmd en verfoeilijk zijn; doch zulks gefchied enkel door lieden, die onkudig zijn van het ontwerp naar 't welk de vrij metzelaars handelen. Op dezelfde wijze, wierdea de Tempeliers vcrfchrikkelijke gruweldaden aangewreven. Men befchuldigde hen dat zij de Candidaten, die-zich bij hen aanboden, noopten den Christelijken godsdienst aftezweeren, eerdienst te bewijzen aan een verguld hoofd 't welk op vier voeten verheven was, met ande-r ren te bedrijven, en toeteftaan dat anderen met hen bedreven een misdaad, welke te noemen, het bloed in de aderen doet dollen; een misdaad die niet dan door den overgegevenden booswigt kan geplcegt worden. Wij behoeven niet te twijvelen of rijke en magtige monnikken kunnen fchraapzugtig, onrechtveerdig en overgegeven zijn aan alle zinnelijke vermaken, en in zich ver-, eenigen de wreedheden en losbandigheid des krijgsman* en de onverzaadelijke zucht naar goud. Maar hoe kunnen wij gelooven dat Heeren zich zouden hebben begeven in eene orde, in welke zulke grouwzame eerloosheden tot een wet waren geworden? De bekentenis van fommigen dier ongelukkige ridders bewijst niets; want het is te wel bekent dat de vrees voor pijniging of de hoop van 't leven te behouden, menigmaal den on-  ees vr. Geschiedenis. $77 onfchuldigen genoopt hebben zich fchuldig te verklaren; doch men heeft tevens gezien dat zij, die tot die zwakheid vervielen, in het oogenblik des doods alles herriepen. De verklaring des Grootmeesters wegens de onfchuld zijner orde, was gewis van groot gewigt, zoo wij acht geven op den tijd, in welken hij die verklaring deedt. De rechters wilden op voorwaarde van vergiffenis gehad hebben dat deze eerwaardige grijsaart zich fchuldig verklaarde; doch Johannes van Molaij en Guij, broeder des Dauphijns van Auvergne, betuigden plechtiglijk, dat hunne orde onfchuldig was en riepen de wraak des hemels uit over hunne vervolgers., Zeker is het dat zij de wreedflre pijnigingen ondergingen en dat hunne nagelaten goederen als een roof onder hunne vervolgers verdeelt werden. De meeste landerijen, welke aan deze orde behoorden, wierden gegeven aan da Hospitaier-Ridders, die men toen Ridders van Rhodes noemden. De koningen van Castillië en Arragon maakten zich meester van 't gene de Tempeliers in derzeiver daten bezaten en gaven 'er een gedeelte van aan de ridders van Calatrava. Philippus de fchoone kreeg tweemaal honderd duizend Livres en wij mogen wel gelooven dat de Paus zich, bij het verdeden van den buit, niet zal vergeten hebben. Aa 5 De  378 Hedendaagsche les ve De algemeene geest. De geest van dat tijdvak was geenzins die der gezonde wijsbegeerte of des zuiveren Godsdiensts. 't Was het gemeene volk alleen niet, het welk bekrompen, bijgeloovig en ongerijmd dagt; mannen, aanzienlijk om hunne waardigheden, mannen, die in kundigheid uitmuntten, ja zelfs ganfche maatfehappij en, die anders achtingswaardig waren om hun verftand, waren fterk bezet met de vooröordeelen dier tijden. De aannadering van een ftorm deedt den grooten Eduard beiluiten vrede te maken, om dat hij het onweder befchouwde als eene bedreiging des hemels. Een wonder van dergelijken aart wederhieldt Karei V. zijn volk een' drukkende en onbillijke belasting opteleggen. Philippus, de lange, verlangde te weten of zijn vrouw hem getrouw en of de jonge prins wezenlijk zijn zoon ware. Hij zond ten dien einde iemant uit om te raadplegen met eene vlaamfche vrouwe, die voor eene prophetesfe gehouden wierd en wier antwoord hem gerust delde. Een zeker bisfehop van dien tijd, vermaard om zijne kunde, liet zich ernstig aldus uit: dat zekere nonnen zoo gemeenzaam met duivels waren, dat zij dezelven aanzagen en aanraakten zonder de minde vrees. Het Parlement van Parijs verwees de vrouw en dochter eens edelmans tot den brandflapel, om dat zij zich met tooverij hadden bezig gehouden. Paus  EES vx. C E S c H I E B E N 1 S. 37» Paus Johannes XXII. een famenzweering tegen zijn leven ontdekt hebbende, verzogt . aan de Gravinne van Foix dat zij hem een ftukje van een flang wilde bezorgen, 't geen men zeide een voortreffelijk tegengift te zijn. Wij vinden in de brieven van dien Paus een omftandig verflag van veelerlei zoort van tooverijen, welke in zijn tijd plaats hadden en in welke hij onverzettelijk geloofde. Wetenschappen. De ftoute en onderneemende geest der Portugeezen maakte fnelle vordering in de zeevaartkunde. Zij ontdekten aan Europa het eiland Madeira, de eilanden van de groene kaap en de kust van Guinea. Langs de Afrikaanfche kust heenzeilende, liepen zij dat uitgeftrekte vaste land af, het welk zich van de ftraat van Gibraltar tot aan geene zijde van Zara .uitbreid. Zij maakten een einde van de vooröordeelen, welke tot dien tijd den voortgang der fcheepvaart gefluit hadden. Tot daar toe had men op dc reizen van 't westen of zuiden geen gebruik gemaakt van het Zee-compas. De Europanen verbeeldden zich dat 'er westwaards een onpeilbaren oceaan lag, aan welken geen grenzen waren, of een vlak rond, welks unterfte eindigde'in eene eindelooze diepte. Zij geloofden dat de genen, die zuidwaards zeilden, verplicht waren geftadig te klimmen tot dat zij de Linie bereikten, dat' aan  380 Hebkndaagsche ees vi. aan gene zijde der linie eene fnelle helling was, welke hen eensklaps naar eenen vreeslijken afgrond heen voerde. Naar hunne nieening was de verzengde luchtftreek onbewoonbaar, waar de zeeën door de hitte der zon tan naasten bij moesten uitgedroogt of kokende zijn. De lezer kan, gewis, niet onkundig zijn, met welke behendigheid cn volftandigen vlijt Hendrik van Portugal dc vooröordcelen zijner onverlichte eeuw te boven kwam. De vorderingen der fcheepvaatt vermeerderden den koophandel. Lisfabon wierd de rijkfte ftapelplaats in Europa. De Venetianen, Genuëfen en Florentijners dreven den handel van de Levant, en dc Ilanze-ftcden dien van de Noordzeeën. Engeland begon een fcheepsmagt te vertoonen en deszelfs wol was bereids een voornaam artijkel van uitvoer geworden. De Nederlandfche fteden waren vermaard door hare weefgetouwen van Lakens, kamclotten en behangzel fabrieken. De hoogefchoolen bleven voortbloeijen. Die van Oxford onderlcheidde zich in dc Godsgeleerdheid, die van Bologne in het burgerlijk recht, die van Montpellier in de Geneeskunde cn de hougeichool van Parijs, waar alle wetenfehappen bloeiden, wierd voor de eerfte in Euïopa gehouden. De Gefchiedfchrijvers verhalen •ris g  les vr. Geschiedenis. 381 ons, dat twintigduizend ftudenten, zoo inlanders als uitheemfche, te gelijker tijd zich aan die hoogeichool bevonden. De rector dier hoogefchool wierd dezelfde eer bewezen als een prins van den bloede; zijne gevolmagtigden hadden zitting in de algemeene ftaten, het recht, om in 's konings tegenwoordigheid vertogen te doen, en hunne tegenkanting wierd van groot aanbelang gehouden. De godsgeleerdheid nogthans, welke op die fcholen onderwezen wierd, was verre af van nuttig te zijn. De ernsthaftigfte hoogleeraaren verbeuzelden hunnen tijd met de duisterde en kinderachtigfte vragen. Of de maagd Maria onzen gezegendem Heiland ontvangen had in of buiten de erfzonde, was eene vraag, welke de geleerden eene halve eciiw bezig hield; of het bloed, welke uit de zijde van Jefus Christus, gedurende zijn lijden, vloeide, verè'enigt bleef aan zijne godheid? Het zien van Gods aangezicht was al mede een onderwerp van twist, en Paus Johannes XXII. wierd door de hoogefchool van Parijs voor een ketter gehouden om zijne Helling, dat de zalig - afgettorvenen het godlijk wezen of God van aangezichte tot aangezichte niet zullen zien voor den dag der algemeene opftandinge. De Rechtsgeleerdheid hield zich zelve ftaande in Italië door de begaafdheden van Durand en Francois Aretiju; in Engeland door die van Litt- le-  Hedendaagse hè les ve leton en Hom, en in Frankrijk door Cugniers en Raoul. De geneeskunde maakte in dat tijdbeftek weinige vordering. Een Italiaan deedt dezelve eenigzins herleven omtrent het einde van de vijftiende eeuw. De fcheikunde maakte een fnellen voortgang. Raijmond Lullij en Nicholas Flamel waren vermaarde fcheikundigen en verbeterde die wetenfchap aanmerkelijk. Muller, een Duitfcher, vertaalde de Almagest van Ptolomeus in 't Latijn en verdreef gedeeltelijk de duisternis, welke de darrekunde bedekte. Men begon les te geven in de flag-ordening, en de krijgskunde wierd tot beginzels gebragt. Karei de ftoute, hertog van Burgundië, bragt deze omwenteling te weeg. Alle de gefchiedfchrijvers van die tijden hebben veel van 't wonderbaarlijke, fchoon wij (dit utigezonderO zeer veel goede hoedanigheden in hen befpeuren. Terwijl de wetenfehappen in 't algemeen zoo traag in hare beweging waren; terwijl de natuurlijke wijsbegeerte geheel onbekent was, en de gezonde zedenkundige wijsbegeerte bedolven lag onder een hoop bijgeloovige dwalingen, namen de fraije letteren eensklaps eene fnelle vlucht. De wijzen van Griekenland, die de befchaafde geleerdheid ceffenden, verfchrikt door de gedurige ftormen, aan welken hun land was blootgelïeld, door de heerschzucht der vorsten, dc dweeperij der priesteren en de veroveringen der Tur-  ees ve Geschiedenis. 383 Turken, zogten een' fchuilplaats in Italië, om aldaar, in vreede, het vermaak hunner letteroeffening te kunnen achtervolgen. Deze vreemdelingen, die geerne wenschten achting te verwerven door nuttig te zijn, openden fchoolen, onderwezen in de Griekfche en Latijnfche talen, en door hunne leerlingen bekent te maken met de fchriften der groote mannen van oud Rome en Athcenen , ontvonkten zij den fmaak voor de befchaafde Letterkunde, aan welke Europa eeuwen lang geen kennis had gehad. Uit deze fchoolen kwamen fpqedig veelen te voorfchijn, die in de talen van Demosthenes zuiver en cierlijk fchreven. Doch de Italianen, behalven 't beoeffenen der, geleerde talen, lagen zich zeiven insgelijks toe op 't befchaven hunner eige taal, welke door eenige eerfte vernuften, als Dante, Petrarcha en Bocacio, tot eenen hoogen graad van volkomenheid gebragt werd. Frankrijk bewonderde de geleerdheid en fmaak van Italië en deedt eenige pogingen om dezelven op Franfchen grond overtebrengen; doch die pogingen vielen niet gelukkig uit; de Franfche taal bleef barbaarsch, in weerwil der voortbrengzelen' van fommige Franfchen van fmaak. Het zuide van Frankrijk bleef de provenfale taal beöeffenen. Touloufe was het middenpunt van geest en vernuft, en in die ftad wierd de cerfte Akademie in Europa gefticht. De vlijt 'van Bu-  584 HeBÏNBAA (tSCMB les VI. Burij van Angerville en de voortbrengzels van den dichter Chaucer deeden den fmaak voor de letteren in Engeland herleven. , Schilder- Beitel- cn Bouwkunde bleeven in Italië bloeijen. Cimabuc, die den grondflag van de fchool van Florence lag, maakte veele uitmuntende fchilders, bijzonderlijk Leonard de Vinei, die zelf groote meesters in de kunst vormde. Anthonius de Mesiina was de eerde Italiaan, die in olieverf fchilderde, e» Bellin, die hem het geheim ontdal, lag den grondflag van de Venetiaanfche fchool; de beide van Eiken deeden hun land dezelfde eer aan door 't ftichtcn van de Vlaamfche fchool. Tada, Pizani, Donato waren beruchte beeldhouwers. Nicholaas de Pila verfierdc' Florence met die vermaarde kaijen langs de rivier, doende dezelven pronken met de ftandbeelden van hun, die de weldoeners zoo van de ftad als van den bouwkunstenaar geweest hadden, als mede Calendrio, die het ontwerp maakte van het paleis van Sr. Markus te Venetië. Het Zee-kompas wierd omtrent het ehade der dertiende eeuw uitgevonden, en aan deze zeer nuttige ontdekking is te danken den verbazenden voortgang, welke de zeevaart en de landbefchrijving gemaakt hebben: met dit kompas en de daar toe behoorende beftreken naaide kan de veeman zijn weg vinden, op onbekende zeeën zei-  ees vr. Geschiedenis* 385 zeilen en de wijdafgelegenfte deden des aardbols bezoeken. Het was in den loop van dat tijdvak dat een zilvcrfinit te Florence de plaat -fnijkonst uitvond. Bij alle deze ontdekkingen mogen wij ' nog voegen de hernieuwing der konst van in deen te graveeren, welke konst meer dan tien eeuwen was verboren geweest. De uitvinding der brillen, de inrichting der Briefposten, der wisfelbrieven en vooral de uitvinding van het buskruit, het welk Europa verfchuldigt is aan Bartholdus Schwartz, een Duitsch Franciscaner monnik* T a M e r e A n. Tamerlan of Timur, een afftammeling van Gengis-khan, was geboren in Usbecs Tartanje, in het jaar 1357 der Christen tijdrekening, Hij wierd een berucht veroveraar; zonder den geboren erfgenaam eens koningrijks of zelfs eeri prins te zijn, bragt hij zoo veele onderfebeide natiën onder als Alexander of Gengis-khan. Perfie cn Indië verovert hebbende, viel hij, bij zijnen te rug tocht, op Sijrië aan, en naimDamascus in. In den loop der overwinninge ver-* zogt dc Griekfche keizer, die te vergeefsch de Christen vorsten om bijftand gevraagt had, hulp Van hem tegen Bajazet, terwijl te gelijken tijde vijf Mahomedaanfche vorsten, die door Bajazet van hunne ftaten berooft waren, bijftand van den Tartaar fineekten.  386° Hedeneaagsche les vi. Tamerlan voldeet aan hun verzoek; maar overeenkomstig het recht der volkeren, zondt hij afgezanten aan Bajazet, om hem te verzoeken het beleg van Conftantinopole optebreken, en recht te laten wedervaren aan die genen, wier ftaten hij had ingenomen. Bajazet ontving de boodfchap van Tamerlan met gramfchap en verachting. De Tartaarfche vorst verklaarde den Turk het oorlog en trok tegen hem op. Bajazet, het beleg van Conftantinopole opgebroken hebbende, trok Tamerlan te gemoet. De beide krijgshelden ontmoetten malkanderen tusfehen Cefarea en Anoijra, daar een der gedenkwaardigfte velddagen geleverd wierd, van welke de gefchiedenis ooit gewaagde. Tamerlans oude krijgsbenden, gewoon te overwinnen, gaven, na een' der hardnekkigfte gevechten, den nederlaag aan het leger van Bajazet, een leger, het welk over de ftrijdbaarfte krijgsknegten der Europafche vorsten had gezegepraalt. Het is waarfchijnlijk dat de Tartaren en Turken beide in dezen veldflag gebruik maakten van gefchüt. Mustapha, de oudfte zoon van Bajazet, fneuvelde al ftrijdende aan 's vaders zijde, en Bajazet zelf met één zijner andere zoonen, Mula genaamt, werd krijgsgevangen gemaakt. De Turkfche jaarboeken zeggen: dat Tamerlan  ees vx. Geschiedenis, 357 lan Bajazet in eene ijzere kouw opfloot, en dat de Turkfche Sultans nooit trouwen om dat de Tartaar iets onbetaandijks aan de vrouw van Bajazet voordelde. Zulke verdicbtzels zijn niet overeentebrengen met de edelmoedigheid, welke de Turken zelf aan Tamerlan toeëigenen. Zij verhalen dat de overwinnaar, teBurfa in Bithinië zijnde, aan Soliman, den zoon van Bajazet, een brief fchreef in den ftijl eens waren helds. „ Geerne, zegt Tamerlan daar in, zoude ik ver„ geten de vijand geweest te zijn van Bajazet. „ Ik zal des' vaders leven voor zijne kinderen „ fparen; dat zij zich verlaten op mijne goeder„ tierenheid. Ik houde mij te vreden met de „ behaalde overwinningen, en laat mij niet ver„ lokken door de nieuwe voordeden eener on„ ftandvastige fortuin." Doch geen antwoord van Soliman bekomende, maakte hij Mula tot Sultan, zeggende tot hem, „ ontvang het erf* „ deel uwes vaders! een vorstelijke ziel Weet „ koningrijken te veroveren en hoe dezelven „ wegtefchenken." Ta me rl a ns veroveringen ftrekten zich tert naasten bij zoo ver uit als die van Gengis-khan. Hij maakte Samarcande tot den zetel zijns rijks. Aldaar ontving hij de hulde van veele cijnsbare Afiatifche vorsten. Om zijne overwinningen te vieren, gaf Tamerlan, in navolging van Gengiskhan, een zegepralend feest, omftreeks het be- ■ Bb a gin  38o HeDENDAAGSCHE LES vi. gin der vijftiende eeuwe, waarin al de praal eener Barbaarfche pracht uitblonk. Alle de ftandsperfonen zijner heerfchappijen, alle ambachtslieden, ieder met de tekens zijn's handwerks, togen in monftering voor hem heen: en alle jongelingen en jonge dochters wierden ieder, naar eige verkiezing, op den zelfden dag in 't huwelijk verbonden. Tamerlan ftierf in eenen gevorderden ouderdom, na zes en dertig jaren geregeert te hebben. Gelukkiger dan Alexander in de duurzaamheid zijns aardfchen levens en in het getal zijner kinderen, maar beneden den Macedonifchen held, die verfcheide fteden ftichtte, daar Tamerlan 'er veelen verwoestte. Tamerlan was een heiden, doch verdraagzaam in zijne grondbeginzels; hij liet aan een iegelijk de vrijheid God naar eige denkwijze te dienen, niet willende dat 'er een gewetensdwang zou plaats hebben of dat iemand om deszelfs geloof zoude vervolgt worden. Tamerlan was ongeletterd, doch liet aan zijne kinderen eene geleerde opvoeding geven. De beruchte Oulougbeg, die hem opvolgde, ftichtte eene Akademie van wetenfehappen te Samarcand, liet de grootte van de aarde opnemen en maakte fterrekundige tafelen. Thans heeft Samarcand deszelfs vorige grootheid en wetenfehappen verloren. Het land der Ulbecfche Tartaren is op nieuw barbaars en onbefchaaft geworden. Ds  EES vi. GlSCHIIBISlS, 389 De Turken. De Turken fchikten zich niet naar den godsdienst en de zeden der overwonnenen. Zij wilden den Mahomedaanfchen godsdienst niét afftaan voor het Christendom, noch afgaan van de wetten en gewoonten*, welke zij in hunne overwinningen aangekleeft hadden. In dc uitdceling der veroverde landen volgden zij het Leen-geipanfchap maar behielden dc krijg.-diensten en van dat ftelzel zijn zij tot op heden niet afgeweken. De Grieken, die onder het Turkfche bewind ftaan, leven eenigzins in verdrukking, doch zijn niet flaafs. Zij hebben hunnen eigen godsdienst en wetten. Doch Griekenland, eenmaal het land der helden, dat zoo veele groote mannen in allerlei konsten en wetenfehappen opleverde, is onder het krijgsbewiad der Turken tot Barbaarsheid vervallen, zoo dat de hedendaagfche Grieken, in hoedanigheid en karakter, juist het omgekeerde van de oude Grieken zijn., De Turken genieten onder hunne krijgsmatige regcering zekere vrijheid, doch die verre beneden de onze is. Onder hen zijn geene onderfcheiden ftanden, dan welke uit derzeiver bedieningen Ipruiten. Hunne zeden zijn bars, hoogmoedig en verwijfd, hun trots is uittermatg. Aan hunne onkunde kan men de verachting toe* fchrijven, welke zij voor andere volken hebben. Bb 3 De  390 Hedendaagsciie ees ve De Turkfche Sultan is een willekeurig vorst, doch bij omwenteling van fortuin, ftaat hij bloot van door een verwoed krijgsvolk onthroont en vermoord te worden. De vrees is een fterker teugel voor de Turkfche keizers dan de wetten van den Koran. Volftrekt meester in zijn ferrail, meester van 't leven van alle de genen, die eenige ftaats-bediening bekleeden, moet hij zich echter onderwerpen aan de gewoontens van 't rijk. Hij kan de belastingen niet vermeerderen noch zoude hij beftaan durven aan 's Lands gelden te raken. Een Turksch Sultan is een traag, werkeloos welgevoederd en achteloos fterveling. De zorg van 't bewind komt aan op den groot Vifir of eerden ftaatsdienaar, en de koord of ballinglchap is vaak de belooning voor zijnen arbeid. De Turken behouden een grooten eerbied voor 't gedacht van Osman. Verfcheide regeerende keizers zijn ontthroont geworden en ter dood gebragt; maar geen voorbeeld is 'er dat de kroon in eene andere familie overging, weshalven de inwendige ftaatsinrichting niets te duchten heeft van eene omwenteling ten voordeele eens vreemden. Het Ottomanifche rijk Wierd gevestigt door kracht en geweld en de twisten der , Christen vorsten hebben, tot hier toe medegewerkt om 't zelve in ftand te houden. De Turken waren een geruimen tijd een ruw volk gehecht aan woeste gewoontens, doch hunne zeden zijn, federt het begin der tegenwoordige eeuw, ee-  ees vi. Geschiedenis. 391 eenigzins befchaafder geworden. Hunne handelgemeenfchap met de Franfchen,-, Engelfchen en andere Europaanfche volken heeft de Turken gepolijst en derzeiver fmaak kiefcher gemaakt. Het Ottomanifche rijk fchijnt aan 't vervallen te zijn, het is omringt van magtige naburen en heeft de keizer van 't Duitfche rijk aan de eene zijde en de keizerin van Rusland aan de andere; deze houden geftadig het oog gevestigt op de vruchtbare Landfchappen van Europa's Turkijen, en verlangen gretig naar de bezitting van dezelven, Om die reden laten zij geene gelegenheid voorbijgaan om met de Porte te twisten, ten einde, onder fchijn van billijkheid, zich meester van hare Landftreeken te maken. Ongetwijvelt heeft het Turksch bewind veel van deszelfs klem verlooren en deszelfs foldaten fchijnen die krijghaftige dapperheid te ontbeeren om welke zij voormaals zoo vermaard waren. De tijd is waarfchijnlijk niet ver meer af dat Conftantinopolen weder in 't bezit der Christenen zal zijn. Wanneer eene natie die inwendige kracht verloren heeft, welke alle de raderen der regeering behoorlijk gaande houdt, als kan hare ontbinding noch dooiden krijgsman noch door den ftaatsman belet worden. Wij hebben bereids aangemerkt dat zij, die Conftantinopole verlieten en de wijk namen naar 't westen, aldaar de geleerdheid deeden herleven Bb 4 en  593 Hedendaagse he ees ve en aan dc Europanen een fmaak inboezemden voor de Griekfche taal. De oeffening in die taal wierd in 't jaar veertien honderd een cn negentig in Engeland ingevoerd door zekeren William Grocijn en openlijk door hem te Oxford onderwezen. De aanwas van koophandel, in de vijftiende eeuw, ftrekte ter befchavinge der maatfchappijë in Europa en bijzonderlijk in Italië'. De Oost-Indifche handel was toen in de handen der Venetianen en Cosmo de Medicis deelde dien met hen. Zoo lang de volken van Europa geene gemccnlèhap met eikanderen hadden, waren zij barbaars en onkundig, doch kennis en kieschheid waren de gevolgen van hunnen gemeenfehappelijken koophandel. Maar. van alle de oorzaken, welke tot de verlichting en befchaving van 't menschdom iets toebragten, heeft de uitvinding der drukkonst misleiden wel het meeste geholpen. Deze konst wierd te Straatsburg ontdekt, omtrent het jaar 1440, door zekeren Jan Guttenbcrg, en tot volomenheid gebragt door Jan Faust en Schoeffer te Mentz. Laurens Koster te Haarlem was hen reeds voorgegaan door 't drukken van ganfche bladzijden, die in hout gefneden waren, naar de wijze der Chinefen. Doch Guttcnberg vond de metale drukletters uit, welke vervolgens tot volmaaktheid gebragt werden door Petrus Schoeffer. Willem Caxton voerde in Engeland, in 't jaar 1474».  ees vr. Geschiedenis. $93 1474, de metale drukletters in. De uitvinding der drukkonst kwam de wereld zoo ongemeen voor, dat zij, die 'er de eerfte proeven van leverden, gehouden wierden voor lieden, die door tooverij werkten. Het gemeen is altops onkundig, derhalven oordeelende bij 't gene het ziet, befchouwt het den genen, die eene verbazende uitvinding of ontdekking doet, als iemand die niet door eige kracht werkt. De drukkonst is een der grootfte zegeningen, waar mede de hemel het menschdom heeft befchonken. De vrijheid van de drukpers is voor een vrij volk het Palladium zijner vrijdommen. Door middel van de drukpers word iedere tak van nutte kennis aan 't gemeen medegedeelt, en dus kan men met weinige kosten behoorlijk 011derrigt ivorden wegens alles wat kari ftrekken ter verbetering van ftaat en leven. Daarenboven heeft de drukkonst, door middel van menigvuldige afdrukken der heilige fchriften in de volkstalen, onder de Christenen, de kennis van den waren godsdienst verfpreid, zonder door bijvoegzels en overleveringen van feilbare menfehen verandert of befmet te zijn. — Men zegt, dat de drukkonst even zeer dwaling als waarheid kan veripreiden. 't Zij zoo; maar dit is eene belemmering, welke grootelijks word opgewogen, door de menigte voordeden, welke de drukkoHst oplevert. Onkunde vermeerdert dwalingen, terwijl Bb 5 ken-  394 Hee-endaagsche les vi. kennis dezelvsn ontdekt en wederlegt. Zoo wij door behulp van boeken Hechts langzamerhand tot kundigheid komen, zouden wij zonder dien bijftand, buiten ftaat geweest zijn de waarheid te onderfcheiden van de dwaling. De beste dingen worden misbruikt, doch dit bewijst niets tegen derzeiver nuttigheid. Sints de uitvinding der drukkonst zijn de gronden van rede en zedelijkheid algemeener veripreid geworden, 't geen zeer ten nutte ftrekte van de zaak der menschlijkheid en ter bevordering van ware geleerdheid en kennis. D e uitvinding van 't buskruid bragt eene groote verandering te wege in de krijgskunde. Van den tijd dier uitvinding en van die der musketten wierd het voetvolk het nuttigst gedeelte eens legers, van't welk de goeden uitflag eens veldflags afhing. De ruiterij was niet langer zoo geducht, de ridders, die te paard ftreden, muntten zoo fterk niet uit, noch konden veel uitvoeren dewijl zij in een zwaar ijzer harnas als opgefloten waren. Daarenboven wierden ter belooning van een' verdienstelijk'loldaat, de riddcr-ftanden in Engeland, Frankrijk en Duitschland ingevoert. Deze ftanden gaven den doodfteek aan de oude ridderfchap. Tot een medelid dier ,ftanden te behooren, ftreelde 's menlchen ijdele glorie niet weinig, en 't gezach der koningen wierd door dezelve vermeerdert. Na  les vt. Geschiedenis. 395 Na zoo veele eeuwen van onkunde en barbaarsheid kon men niet verwagten dat de volken van Europa eensklaps tot eene uitgebreide kennis van menfehen en zaken zouden komen, en redelijke, zachtaartige en zuivere zeden aannemen. De vorsten hadden geene groote vorderingen gemaakt in de ftaatkunde, hunne ftaatkunde beftond in trouwloosheid en bedrog. Zij fpotteden met gewijde en ongewijde dingen. De verdragen dienden om hunne vijanden te verftrikken en onder het mom van vriendfehap poogden zij iemand fchade toetebrengen. Zij bedienden zich van vergif en moord, om den genen uit den weg te ruimen, die hen mishaagden, 't Luid vreemd dat het menschlijk hart met meerder befchaaftheid dan het tot daar toe gekent had, zich van fijner ondeugden bediende niet minder verderflijk dan de beestachtigfte woestheid. Men zou 'er deze reden van kunnen geven, dat de invloed van 't gezond verftand nog geen invloed op 's menfehen geest verkregen had; aandoenlijkheid, menschlijkheid en goedwilligheid vermogten nog niets op het hart; en de zeden van 't volk waren gelchoeit op den leest van die der hovelingen en vorsten, bij wie vaak de gruwzaamfte middelen billijk geacht wierden ter bereikinge van 't gene zij voor zich zeiven nuttig oordeelden. D e handel en handwerken van Engeland maakten  396 hebendaa6scki ees ve ten eenige vorderingen in het tijdvak het welk wij thans bezig zijn te befchouwen. Ten bewijze hier van zegt men ons, dat de Engelfchen het toen reeds in den zin hadden een fcheepvaart acte te maken als het gefchiktfte middel om zich het recht te verzekeren van 't vervoeren hunner cigenek oopmanfehappen. Richard III. moedigde den koophandel en handwerken aan. De Engelfchen zijn aan hem fommige hunner beste wetten verfchuldigt en bijzonderlijk het aanftellen van Confuls om in uitheemfche landen het opzicht te hebben over hunnen koophandel. Hendrik VII. was de eerde Engelfche monarch, die iets aanwendde om een leger op de been te houden, door de indelling van 't gene men Lijftrauwanten noemt. Hij gaf den laatften flag aan de Lcenhoudingen, door eene acte, welke onder zijne regcering doorging en de Mortmain acte geheten word; bij deze acte werd een iegelijk Landeigenaar in ftaat gefteld zijne landerijen te verkoopen of te verpanden, zonder aan eenige boete onderhevig te zijn. Wij zullen met de volgende opmerking deze les befluiten. Volken vorderen langzaam van onkunde tot kundigheid cn van woestheid tot befchaafdheid, en daar kunnen geene wetten en regeering vastgefteld worden in 't midden van beroerte en wanorde. Doch wanneer een volk gelukkig geflaagt heeft in zijne ftaatkundige in-  ees vi. Geschiedenis. 397 inrichtingen en daar bij deszelfs wetten heeft verzekert, wanneer het voorfpoedig is geweest in het oeifenen van deszelfs vlijt en nijverheid, behoorde het die zegeringen in acht te nemen door een behoorlijk gebruik van dezelven te maken. ZE.  398 Hedendaagsche ees vie ZEVENDE LES. Algemeene Bef'chouwing van de zestiende Eeuw.'— Staatkundige Gebeurtenis/en. Hervorming — De Gevolgen van 't ontdekken van Amerika. Regeeringen — Wetgevend vermogen — Zeden — Zeevaart en Koophandel — Wetenfehappen — Fraije Letteren — Fraije Konsten. Algemeene Beschouwing enz. J)e zestiende eeuw, Seculum Reformatum, of de eeuw van ontdekking geheten, levert den lezer waarlijk gruote gebeurtenisfen, gebeurtenisfen aan alle vorige eeuwen der wereld onbekent. Europa begon, na lange en hevige ftuiptrekkingen, te bedaren en het gebrom des krijgs in het zachter geluid des vredes te veranderen. De daten genoten eene inwendige rust, het werk van eene verlichter wetgeving. De koophandel, door de fcheepvaart uitgebreid, vercenigde de volken, en ftaatkundige inzichten verderkten den band, door 't eigen belang gevormt. De zeden der maatfehappij namen zichtbaar eene zachter gedaante aan. De fraije konsten vorderden tot volkomenheid en de wetenfehappen begonnen door den dikken nevel heen te dringen, onder welken de onkunde dezelve bijna vijftien eeuwen lang had  les vu. Geschiedenis. 399 had bedolven gehouden.' Zulke heuchlijke omwentelingen moesten noodwendig een eeuw, vruchtbaar in groote gebeunenisfen, voortbrengen; van daar dat de zestiende eeuw misfchien de verbazendde eeuw is van alle die federt de fchepping der wereld verloopen zijn. Wanneer wij het oog daan op de vorsten, die toen in Europa regeerden, befpeuren wij mannen ten hoogden achtbaar, zoo door den roem, dien zij zich zei ven verwierven, als door het gedrag, het welk zij hielden, of door de groote omwentelingen, welke/zij veroorzaakten. Te Conftantinopole zien wij een Selim Sijrië en Egijpte aan de Ottomannifche heerfchappij onderwerpen en een einde maken van het rijk der Mammelukken, die, fints de dertiende eeuw, het laatfte koningrijk bezeten hadcen. Na hem komt zijn zoon, de groote Soliman, te voorfchijn, die onder de Turkfche keizers de eerfte is, welke zich een weg baant naar Weenen en zich in Bagdad, de ftad der oude Califfen, door zijne wapenen verovert, tot koning van Perfië doet kroonen, terwijl hij te gelijk Europa en Afia doet beven. In 't noorden ziet men, ten zeiven tijde, Gustavus Vafa de Zweden van het Deenfche juk ontheffen en tot koning verkoren van een land, welks wreker en verloslèr hij is. Moscovie word den Tartaren, aan welken het  400 HïBIKB AA* SCKE LES VIE liet cijnshaar was, onttrokken door Johannes Bafdowits, een barbaarsch vorst, 't is waar, en het hoofd van een nog barbaarfcher natie, doch die als wreker van zijn vaderland, een plaats verdient onder de groote vorsten zijner eeuw; ook begon Moscovië, van dat tijdflip af, eene gedaante aantenemen onder de mogendheden van Europa. In Spanje, Duitschland en Italië zien wij Karel V. onder verfchillende tijtels meester van alle die ftaaten den last van Europa fchragen, altoos in de weer, altoos in onderhandeling, langen tijd gelukkig, zoo wel in 't ftaatkundige als in den krijg, de eerde vermogende keizer; fints Karei den grooten, en de eerde koning van Spanje,, federt de verovering der Moren; palen ftellende aan 't Ottomannil'che rijk, koningen makende, en zich eindelijk ten voordeele zijnes zoons Philippus II, ontdoende van alle de kroonen welke hij getorscht had, om als een kluizenaar het overige zijner dagen in godsdienstige oelfeningen door te brengen, na gansch Europa ontrust te hebben. . Zijn mededinger in roem en ftaatkunde, Francois I, koning van Frankrijk, min vermogend, min gelukkig; maar dappercr en beminnenswaardiger, verdeeld tusfehen Karei V. en zich de wenfehen en achting der natiën. Overwonnen maar  ees vri. Geschiedenis. .401 maar roemruchtig doet hij, in weerwil zijner tegenspoeden, zijn rijk bloeijen en maakt zijnen naam onfterflijk door zijne 'zucht voor de fraije konstën, welke hij van Italië, daar zijden hoogften top bereikten, in Frankrijk overbragt. Hendrik VIII, koning van Engeland, te wreed, te eigenzinnig om onder den rang der helden geftelt te worden, houdt echter eenen rang onder de koningen, zoo door de omwenteling, welke hij in 't verfland van zijn volk te weegbragt, als door de balans, welke de Engelfchen van hem leerden houden tusfehen de bcheerfchers van Europa. Paus Leo X. is vermaard door zijn verftand, door zijne beminnelijke zeden, door de groote konstenaars, welke zijn eeuw gedenkwaardig maken, en door de groote verandering, welke onder hem de kerk verdeelde. In 't begin van dezelfde eeuw deden de gods; dienst en het voorwendzel om de aangenomen leer te zuiveren (deze twee groote werktuigen der ftaatzucht) het zelfde uitwèrkzel langs de kusten van Afrika als in Duitschland, en bij de Mahomedanen als bij de Christenen. Een nieuw opperbewind, eene nieuwe erfopvolging van koningen vestigen zich in het groote rijk van Marocco en Fez, het welk zich tot in de woestijne Cc vaa  40* Hï»inbaa(!JtHE LES VlE van Nigritië uitftrekt. Dus beproeven Afia, Afrika en Europa te gelijk eene omwenteling b de godsdiensten. De Perfen fcbeiden zich voor altoos van de Turken af, en fchoon zij denzelfden God en denzelfden propheet erkennen, maken zij de fcheuring van Omar en Ali onherftelbaar. Onnnddelijk daar op volgt de verdeeltheid der Christenen, waardoor den R'ocmfchen opperpriester dc helft van Europa ontrukt word. Terwijl de oude wereld onder deze hevige fchokkcn van burgerlijke en godsdienstige beroertens zucht, word door den ondervelijken Christophel Columbus eene nieuwe wereld ontdekt; de fchepen en wapens van Portugal richten tusfehen de Oost-Indien en Europa den rijkden koophandel op. Cortez onderwerpt aan zich het magtige rijk van Mexico, terwijl Pizzaro, met een handvol volks, zich meester maakt van Peru. Albuquerque vestigt met even zoo weinig magt de heerfchappij en den koophandel van Portugal in de Indien, in weerwil der Indifche koningen en in weerwil van de tegenftrevingen der Mufulmannen, die in 't bezit waren van dien handel. In het tijdvak, het welk wij thans bezig zijn te befchouwen, bragt de natuur menfehen voort ongemeen in alles, en die vooral in Italië gevonden wierden. Dan, het gene ons in die luister-  les vie Geschiedenis. 403 terrijke eeuw nog meer verbaast, is, dat in weerwil der oorlogen door de ftaatzucht verwekt, en in weerwil der verfchillen over den godsdienst, welke de ftaten begonnen te ontrusten, hetzelfde vernuft, waar door de fraije konsten te Rome te Napels, te Florence en te Ferme bloeiden en 't welk van daar het licht verder in Europa overbragt, terftond de zeden der menfehen in bijna alle de wingewesten van 't Christen Europa verzachtte. In 't begin van de zestiende eeuw waren de fteden van Italië de fchoonfte in de wereld, zij pronkten met de prachtigfte openbare gebouwen en met de kostbaarfte burgerhuizen. Dat land xvas het middenpunt van geleerdheid en fmaak. De Italiaanfche vorsten en groote mannen fchep. ten behagen het menfchelijke verftand aantekweeken. Innocentius VIII, een oud man, achtbaar om zijne deugden, ftierf, en de eerlooze Borgia, bekend onder den naam van Alexander VI, bediende zich van de hatelijkfte middelen om detï pausfelijkcn ftoel tc bekleeden. FIet Duitfche rijk in zeven keurvorstendommen en in een aantal geestelijke en wereldlijke vorstendommen verdeelt, bleef nog een achtbaar lighaam niettegenftaande het noorden van Italië' daar van was afgeicheurt. Frederik IV* hoofd van 't huis van Oostenrijk, bezat behalyen zijne Cc a kei-  404 HlBïSKAA'tSCHE LES VïE keizerlijke waardigheid, aanzienlijke ftaaten. Zijn zoon Maximiliaan kwam in 't bezit van de rijke nalatenfchap der Burgundiiche hertogen. Doch met alle die voordeden in dat huis vereenigt, verrigtten die beide vorsten niets aanmerkenswaardig. De werkelooze Frederik offerde alles op aan vreesachtigheid en aan eene_ neiging tot rust. Maximiliaan, fchoon ftout, ftaatzuchtig en begeerig naar roem, was verwaand en onvoorzichtig, bezat geene zuinigheid en gedroeg zich al te onftandvastig in de uitvoering zijner ontwerpen. Frankrijk was ftil en gerust. De groote Leenen aan de kroon gehegt, de vernietiging van de Leen-regeering, het aandeden van gerichtshoven, de geftrenghcid der wetten tegen onderdrukking en onderdrukkers; de troepen uit 's lands fchatkist betaalt en die geene beveelen kenden dan die des konings, het recht des konings om belastingen te leggen, alle deze voordeden zouden Karei VIII. tot een magtig vorst hebben kunnen maken, indien hij de daatkundige bekwaamheden zijns vaders had bezeten. Spanje was vereenigt onder Ferdinand en Ifabella. De uitdrijving der Mooren, het bezit van veele eilanden in de Middelandfche zee, het karakter dier beide vorstelijke perfonadien maakten dc Spaaniche magt zeer aanzienlijk. De geld- jnid-  ebs va. GucHiiiïHij, 405 middelen van dat rijk wierden geregeld beftiert; deszelfs vlooten waren aanmerkelijk, deszelfs krijgsbenden talrijk en wel geöeffend in de kunst des oorlogs, het geen zij te danken hadden aan de lange twisten met de Mooren, Ferdinand I, zoon van AJfonfus den grootmoedigen, heerschte in Napels, hij was een zwak en flecht vorst, in verachting bij vreemden, die naar zijnen throon haakten en verfoeit van zijne onderdanen, die naar eene omwenteling verlangden. Petrus de Medecis regeerde te Florence, hij vermeerderde door zijn heerschzuchtig gedrag de ijverzucht en afkeer zijner medeburgeren. Zij waren heimelijk op eene verandering bedagt, waar door de vrijheid van 't gemeenebest zou konnen herftelt worden; en wagtten flechts eene gunstige gelegenheid af om het juk aftefchudden. Ten noorden van den kerkdijken ftaat zien wij veele kleenc vorstendommen den ftoel van Rome ontweldigt. Flerkules d'Este regeerde met wijsheid in Modena en Ferrare; Francois Gonzagua, vermaard om zijne kundigheden in den krijg, heerschte in Mantua; een tak van het huis der Paleologi, voormaals keizers van Conftantinopole, bezat het vorstendom van Montferrat. De hertogen van Savoije door de aanwinning van Piedmont, en nog meer door hunne ftaatkunde hadden zeer veel invloed op de zaken van Europa. Pifa was aan Florence onderworCc 3 pen  &o6 Hedendaagsche ees vie pen en de Genuè'zen gedwongen te bukken onder 't juk van Milaan, waren niet langer mededingers van Venetië. Het hertogdom van Milaan vormde door de aanwinning van Genua en door 't overweldigen van Panna en Placentia eene aanzienlijke mogenheid. • Francois Sforza, de bastaart eens foldaats van fortuin, had dat fchoone land aan de vorsten van 't huis van Orleans ontwrongen, het welk afdamde van den burggraaf, den wettigen erfgenaam. Lodewijk Sforza, een Hecht maar doorflepen man, hield toen de teugels der regeering, welke hij aan zijnen neef den jongen Galeas had ontweldigt. Venetië zag zich ten toppunt van glorie en de middelen, welke haar tot den hoogen ftand, dien zij toen bereikte, verheven hadden, waren haren koophandel, de uitgebreidfte dien eenig volk dreef; hare ftaatkunde, welke zich alle de bewegingen harer naburen ten nutte maakte ; hare geduchte legers, en vooral hare fcheepsvloten, welke alleen opgewogen waren tegen de Ottomannifche zeemagt. Dc Switzers, die door eene edele geestdrift voor de vrijheid, de grootfte kundigheid in 't beöeffenen des wapenhandels vérkreegen hadden, bewaakten de noordelijke toegangen van Italië en de grootfte mogenheden van Europa verlangden ieder om 't zeerst met hen verbonden te zijn. En-  ees vn. Geschiedenis. 407 Engeland was ontheven van de inwendige ftuiptrekkingen, welke de wrok der huizen van York en Lancaster aan 't zelve had doen gevoelen. Hendrik VII, de eerfte van 't huis van Tudor, na door zijn kloek en voorzichtig gedrag de verfchillende partijen verpletterd te hebben, die de cerfte jaren zijner regeering ontrusteden, maakte zich de daar op volgende kalmte ten nutte om alle de bewegingen zijner naburen gadeteflaan. Navarre en Schotland waren aan Frankrijk vereenigt zoo door neiging als door belang. Johannes Albert, die vreesde aangevallen\te zullen worden van Ferdinand van Spanje, kon zich op geene befcherming dan op die van Frankrijk verlaten. Jakobus IV.-van Schotland, te zwak om de Engelfchen te weêrftaan, was verplicht hulp te zoeken in den zelfden hoek. 't Is twijvelachtig of Schotlands verbintenis met Frankrijk voortkwam uit gezonde ftaatkunde. Hoe 't ook zij, 't is zeker dat de Schotten dikwijls de Franfehen bijlprongen door ten hunnen voordeele eene afwending in Engeland te maken; doch het blijkt niet dat de Schotten ooit eenigen bijftand van aanbelang van de Franfchen ontvingen. — Johannes II, koning van Portugal, hield zich, terwijl zijne naburen bezig waren malkanderen te verfcheuren, gelukkiglijk bezig met dc zorg van nieuwe ontdekkingen te doen. Cc 4 Jo-  408 Hedendaagscme les vh. Johannes van Oldenburg had juist de drie noordfche koningrijken vereenigt; maar Stephanus Stur bleef nog groot gezach in Zweden behouden, en de onlusten, welke hij gedurig levend hield, waren de voorboden van eene nabijzijnde en roemruchtige omwenteling. — Ladislaus Jagello, koning van Hongarije, kon noch den vijand verdrijven, die aanhoudend zijne grenzen verwoestte, noch zijne onderdanen beteugelen, die hem met weerzin gehoorzaamde. Albert Jagello, zoon van den grooten Cafimir, en broeder van Ladislaus, die in Polen heerschte, was geftadig handgemeen met de Turken en Rusfen. Bajazet II, de onwaardige opvolger van de helden der Ottomannifche familje, bezat den throon van Conftantinopole, terwijl zijn broeder Zezirn, die den fcepter beter verdiende, in Europa rond zwierf, ten fpeelbal van de grilligheid der Christen vorsten. — De Tartaren hcerschten in Perfië: de Mammelukken in Egijpte; het overige van Africa was onderworpen aan verfcheide Scherifs of vorsten, die voor hun opperhoofd erkenden den keizer van Marokko onder den tijtel van Miramolijn; zoodanig was de gefteltheid van Europa, in 't begin van de zestiende eeuw. Laten wij nu een vluchtig oog werpen op de ftaatkundige gebeurtenislèn zoo als dezelven achtervolgends plaats hadden. J? TA AT-  ees vii. CïICIUHHU, 4O9 Staatkundige Gebeurtenissen. Itaeie trekt het eerst onzen aandacht. Lodewijk Sforza, die een overweldigt gezach in Milaan bekomen had, verlangde zijnen neef, den jongen Galeas, van deszelfs tijtel en leven te berooven, doch de wraak des konings van Napels duchtende, wiens dochter was gehuwt aan Galeas , bevreest voor de Medicis, die vermaagdfchapt was aan den jongen Sforza; en afgefchrikt dooide hertogen van Savoije, die niets zoo zeer verlangden dan de ftaatzucht te beteugelen van Lodewijk, en van Borgia, die tot paus was verkoren geworden onder den naam van Alexander VI, befloot Lodewijk om alle deze moeilijkheden, welke zo zeer inliepen tegen zijne misdadige inzichten, te boven te komen, Italië in vuur en vlam te zetten en zijne vijanden te bederven door eenen magtigen koning. Ingevolge daar van wierp hij zijne keus op Karei VIII, koning van Frankrijk, dien hij uitnodigde tot het vermeesteren van Napels, een koningrijk door geweld ontnomen aan het huis van Anjou, van 't welk Karei de wettige erfgenaam was. Karei, verbijsterd door het ftreelend denkbeeld van zulk eene verovering, maakte zich tot de uitvoering daar van gereed. Hij haalde Hendrik VII. door zekere fomme gelds over om hem in zijne ontwerpen niet te dwarsboomen, en de onvoorzichtige Karei ftond met het zelfde oogmerk aan den C c 5 ftaat-  (j.10 Hedendaacsche lei vie ftaatkundigen Ferdinand van Castiliën de landfchappen af van Cerdagne en Rousfillon, zich vergenoegende met de beloften van een man, die nooit om 't houden van zijn woord vermaard was- Tienduizend Switzers. in foldij genomen vermeerderden zijn leger, het welk, toen hij te Lijons aankwam zeer talrijk was uit hoofde der menigte edelen, die verlangden blijken te geven van hunne dapperheid. Naauwelijks was Karei in 't Milaneefche aangekomen toen de barbaarfche Lodewijk, verzekert van de befcherming, die alle zijne vrees verdreef, den jongen Galeas door vergift van kant hielp cn den fcepter uit de handen wrong van deszelfs zoon, die flechts een kind was. De Franfche koning, verblind door het ontwerp, zag de lhoodheid zijns bondgenoots over 't hoofd, en toog naar Toscanen, daar hij Petrus de Medicis verfloeg en hem noodzaakte de wijk te nemen naar Venetië. Karei trok naar Florence voort; de Magiftraat opende de poorten, de Medicisfen werden verbannen, derzeiver eigendom verbeurt* verklaart, hunne ftandbeclden verbroken en het gemeenebest fchcen te herleven. Van Florence vloog Karei naar Rome om den paus te ftraffen, die zich tegen hem verklaard had. De beruchte Borgia bekleedde toen den pauzelijken zetel; een man, eerloos om zijne misdaden, zoo dat hij niet alleen het pausfehap maar zelfs het leven onwaardig was. Cefar Borgia, 's pauzen zoon, evea fnood en nog  ees vu. Geschiedenis. 41» nog listiger dan zijn vader, was het ooglijn van den paus, zij fchroomden niet de misdadigfte middelen in 't werk te ftellen om hunne ftaatzucht te voldoen. Alexander VI, wiens fchandelijk en losbandig gedrag de Christen wereld ergerde, fidderde op de aannadering des konings van Frankrijk en floot zich met zijn' zoon en met Zezim, de rampzalige zoon van Mahomed, op in het het kasteel van Sc. Angelo. Karel kwam in Rome, bij toortslicht, en de paus zogt den ftorm aftcweeren door onderhandeling. Hij verbond zich Zezim aan Karei overtegeven, wiens bezit hem kans gaf op het Ottomannilche rijk. De ftaatzuchtige monarch leende het oor aan deze voorwaarde, vergat de oorzaak zijns wroks, maakte vrede met den paus en wierd deszelfs befchermer. Zezim ftierf eenige dagen daar na aan vergif, en Karei verre van den paus van deze misdaad te verdenken, bevestigde deszelfs overheerfching, vertrok van hun in 't vriendelijke, en vervolgde zijne reis naar Napels. De bloodhartige en wreede Ferdinand I. ftierf fchielijk. Zijn zoon Alfonfus, nog zwakker en fnooder, had van den throon afftand gedaan ten voordeele van Ferdinand II. en vluchtte naar Sicilië; en Ferdinand was naar een naburig eiland geweken, om aldaar gunstiger omftandigheden aftëwagten. Karei, geene hinderpalen ontmoetende, drong in het koningrijk Napels en deedt zij-  412 HKDENBAAGSeHE EES VIE zijne intrede in de hoofdftad onder 't gejuich van eene menigte volks 't welk te famengefchoold was. De Arragoneefehe heerièhappij nam een einde, en het huis van Anjou geraakte weder, in 't bezit zijner oude rechten. Ongelukkiglijk liet Karei zich verblinden door vermaaklijkheden. Zijne hovelingen en Soldaten verflapt door de zachtheid der luchtftreek, gaf een famenloop van allerlei foort van vermaken den vrijen teugel aan veele buitenlporigheden, de zedigheid wierd gehoont, de voorrechten der Napolitanen wierden verkragt en den eigendom van bijzondere perfonen vernielt. Te vergeefsch morden de ingezetenen, de Franfchen verachteden derzeiver billijke klagtcn, en achtten zich volkomen veilig. Inmiddels maakten Alexander VI, de Venetianen, de koning van Castilië, Maximiliaan, die maar pas tot keizer was verkoren en Lodewijk Sforza zelf een geheim bondgenootlchap, en alle namen zij 't belluit Karei aantevallen en hem van de middelen te verfteken van naar Frankrijk wedertekeeren. De burgers van Napels, verwittigt van dat bondgenootlchap, namen.de wapens op en riepen den. jongen Ferdinand tot den throon zijns vaders. Karei ontving de tijding daar van ia 't midden van een feest, zijn kleen leger verdeelende, liet hij vierduizend mannen in het ko-njngrijk Napels, onder het bevel van Bourbon Montpcnlier en hij zelf cn Stuart d'Aubignij toog met het overige naar 't noorden van Italië. Hij  EES VIE GESCHIEDENIS. 4IS Hij vervulde Rome roet fchrik en noodzaakte de Borgia's zich te verfchuilen. Florence bereikt hebbende, waar hij te veel tijd verfpilde, kreeg hij bericht dat zijn neef de hertog van Orleans geflagen was door Lodewijk, en dat Sforza te Novara ingefloten was, waar hij gevaarlijk liep van gevangen gemaakt te worden. Op deze onaangename tijding herleefde de moed van Karei, hij vloog Lombardijë in en vond te Fornova, een dorp in de nabuurfchap van Plazentia, zijnen optocht belemmerd door veertig duizend mannen. Misfchien fcheen de dapperheid der Franfchen nooit heerlijker dan op dien vermaarden dag. Zeven duizend mannen tastten dat talrijk leger aan, drongen door 't midden van deszelfs rangen heen, zagen den vijand onder de oogen zonder dat deze hen durfden te vervolgen. Karei's onvoorzichtigheid redde Lodewijk Sforza, want de Franfche koning op de grenzen van Piedmont gekomen, gaf zich weder over aan weelde en vermaken. Omtrent den tijd des overhaastten te rug tochts van Karei naar Frankrijk, kreeg Ferdinand van Napels, geholpen door de krijgsbende van Alexander VI, de Venetiaanfche vloot en eenige weinige foldaten, welke de koning van Arragon hem zond onder 't bevel van den grooten Gonzalva, zijn koningrijk weder, doeg Montpenfier, en noopte hem door eene fchandelijke capitulatie,  414 Hedenbaagsche les v1e tie, de noordelijke landfchappen te verlaten. D' Aubignij, die in begaafdheden Montpenfier overtrof, was niet gelukkiger, uit hoofde dat zijne vijanden vrij fterker in getale waren dan hij en onder 't bevel ftonden van het grootfte krijgshoofd van die eeuw. Op deze wijze zag Ferdinand zich weder meester van Napels; Lodewijk behield Lombardijè'; de Venetianen behielden de plaatzen van welke zij de bezitting gekregen hadden en Alexander was reeds bedagt om een vorstendom voor zijn zoon opterigten. De dood ontnam Karei VIII. aan Frankrijk, en toen hij ftierf icheen 'er een einde gemaakt te zijn van de oorlogen in Italië. Doch zijn neef, de hertog van Orleans, die hem onder den naam van Lodewijk XII. opvolgde, omhelsde de ontwerpen van zijnen voorganger. George Amboife zijn ftaatsdienaar, die graag Paus wenschtc te zijn, overreedde Lodewijk deszelfs wapenen in Italië overtebrengen. Lodewijk verzekerde zich eerst van den Paus, wiens zoon hij met gefchenken overlaadde en gaf hem het hertogdom van Valentinois. De Venetianen waren in zijn belang, en hij verkreeg van Maximiliaan de Leenhuldiging van 't Milaneelche. De ftad Milaan wierd binnen den tijd van een maand ingenomen. Lodewijk Sforza was gedwongen naar Duitschland te vluchten, van waar hij welhaast te rug kwam om zijne ftaten te hernemen; doch ver-  ees vu. Geschiedenis. verraden zijnde van de Switzers, viel hij in handen van Lodewijk die hem in een gevangenhuis opfloot, waar in hij, na tien jaren gevangen gezeten te hebben, ftierf. Parma, Plazentia en Genua onderwierpen zich aan Frankrijk; en Lodewijks geluk was niet min fchitterende in Napels. Hij maakte een verdrag met den koning van Arragon; en Frederik, die zijnen neef Ferdinand van Napels opvolgde, zich zeiven van den throon verfteken ziende, week naar Frankrijk en bragt zijn tijd door met zich te oeffenen in dc geleerdheid. De Spanjaarden en Franfchen bleven, na de verovering van Napels, niet lang vereenigt. De ftaatzucht verdeelde hen; zij grepen de wapens aan en voerden het oorlog tegen eikanderen met veel woede. Als toen zag men de loosheid des ouden Ferdinand van Arragon de ongeveinsdheid en openhartigheid van Lodewijk XII, de ligtgeloovigheid en ftaatzucht van Gcorge van Amboifë, de groote bekwaamheden van Gonzalva, van Antonius Leva en van d'Aubignij. De Franfchen, te Cerignoles verwonnen, verloren voor altoos de beide Siciliën. Alhoewel Lodewijk zijne krijgsbende geflagen zag te Navarre- en in 't Rousfillon, en «bijna geheel vernielt op de grenzen van Napels, was hij evenwel dolzinnig genoeg om een nieuw leger aftezenden ten einde eene tweede verovering te ondernemen. Doch Ge-  4i6 Hb»»ndaagsche les vil George YanAmboife, die zich te Rome ophield, op hoope van het conclave te bewegen hem, na den dood van Alexander tot Paus te verkiezen, verijdelde alle de pogingen van Lodewijk, en verloor voor zich zeiven de drie dubbele kroon. Kardinaal Rouvier bekent onder den naam van Julius II, was naaulijks op den pauzelijken ftoel gezeten, toen hij het ontwerp vormde om Cefar Borgia alle deszelfs bezittingen te ontnemen; de Venetianen te dwingen derzeiver overheerfchingen te laten varen en de Spanjaarden, Franfchen en Duitfchers te verdrijven uit Italië, daar ieder hunner beurtling het bewind voerde. Julius begon eerst met Borgia, dien hij noopte de plaatzen te rug te geven, welke hij vermeestert had, daar na verbande hij hem. De Venetianen weigerden de fteden afteftaan, welke, zij in bezit hadden, waarop Julius een ontwerp maakte om tegen deze Gemeenebestgezinden dat zelfde volk te wapenen, het welk hij voorgenomen had uit Italië te verdrijven. Hij beraamde het vermaarde bondgenootfchap van Kamerijk, en wapende Duitschland, Frankrijk, Spanje en Italië tegen Venetië. Maximiliaan ftond het gemeenebest in 't noorden aantevallen; Lodewijk XII, meester van 't Milaneefche moest langs dien weg in de ftaten van Venetië dringen; de vloten van Ferdinand moesten de kusten langs de golf verwoesten en Julius zou de Venetianen met zijnen kerke-  ees vu. Geschiedenis. 417 kelijken banblixem verpletteren. In 't midden van zoo veele en vermogende vijanden, wilde Venetië zich niet vernederen; dat Gemeenebest weigerde den bijftand van Bajazet, gaf geen gehoor aan de geheime aanbiedingen van den paus, maar belloot hen allen het hoofd te bieden. De fnellen voortgang der Franfchen bragt nogthans die Republiek op den rand hares bederfs. Toen zij eindelijk bemerkte dat haren val onvermijdelijk was, befloot zij het hoofd te buigen voor den trotfchen Paus, die de ziel was van de geheele famenipanning tegen haar. Julius, bereids ongerust wegens den voortgang der Franfchen, nam de onderwerping der Republiek benevens de te rug gave der fteden aan en onttrok zich het verbond. Ferdinand werd door gelijke middelen overgehaalt; en de Venetianen bevrijd van twee hunner vijanden, verzamelden alle hunne krachten tegen Lodewijk en Maximiliaan, beide alreeds verzwakt door de hitte der luchtftreek en door de uitfporigheden hunner krijgsknegten. De veldöverften van Lodewijk waren ijverzuchtig cn mistrouwden malkanderen; dit alles begunstigde de Venetianen. Zegepralende over Maximiliaan, werden zij openlijk onderfteund door den Paus en den koning van Spanje, die het oorlog verklaarde aan Frankrijk. De Republiek zich bij hare nieuwe bondgenoten voegende, na dat zij het grootfte gedeelte had weder bekomen van 't gene zij verlooren had, tastte de FranDd fchea  Alg Hedendaagsche les vie fchcn aan en vervolgde den hertog van Fcrrara, die in 't belang van Lodewijk was, en dien Jtlius verlangde uit deszelfs bezittingen te verdrijven. De gefchiedenis levert geen verbazender karakter dan dat diens paui. Hij delde zich aan 't hoofd der legerbenden, maakte het bedek van eenen veldtocht, fchaarde de troepen in flag-orde, liet zich op een rosbaar dragen om bij 't openen der loopgraven tegenwoordig te zijn en 't werk daar van te beduren, liet zich bij de belegeringen vinden, nam dikwijls ftormenderhand fteden in en trok door de bres, welke hij met zijn gefchut gemaakt had. d'Ars, Lautrec eu boven al de onftervelijke Baijard kweeten zich met roem in de legers van Frankrijk. Gaston de Foix, hertog van Nemours, neef van Lodewijk XII. was zeer voorfpoedig in 't noorden van Italië, maar de dood diens helds, die in de loopbaan der overwinninge viel, deèd de kans verkeeren. Lodewijk wilde in eene woede eene kerkvergadering beroepen om den paus aftezetten. Eensgezind met Maximiliaan riep hij eene vergadering van Bisfchoppen te Pifa bij een. julius verzuimde niet al zijn vernuft in 't werk te ftellen, hij deedt eene kerkvergadering te Rome bij een komen om door dezelve zijne vijanden te banblixemen, hij wist den onftandvastigen Maximiliaan te overreden de bijeenroeping van Pifa te loochenen, deszelfs bisfchoppen te rug te roepen, 't gezach der kerkvergadering van Latran te erken-  les Vit» Geschiedenis. 419 kennen en aan den zoon van Lodewijk Sforza de leenhuldiging van Milaan te fchenken. De Switzcrs bragten den jongen Sforza naar Milaan te rug en verdreven de Franfchen. Ten zelveri tijde wierp Genua het juk af van Lodewijk. De kerkvergadering van Pifa, genoopt van ftad tot ftad te vlugten, eindigde met eene fpot-vertooning te Lijons. De kerkvergadering van Latran dagvaarde nogthans Lodewijk XII. voor dezelve te verfchijnen, lag deszelfs koningrijk onder een verbod, en verklaarde dat de koning van Navarre, de bondgenoot van Frankrijk zijn kroon verbeurt had. Ferdinand, met 's pauzen bul in de' hand, fpoedde zich om den hertog van AIba in Navarre te zenden; en Johannes d'Albert zag zich kort daar op beroofd van zijn koningrijk^ het welk nimmer weder aan deszelfs wettigen erfgenaam kwam. Alle deze onweêrsbuijen werden door Julius II. op een gepakt: nog een dachtofl'er bleef 'er te ftraffen, te weten Lodewijk XII, doch de deod maakte een einde van de woede des ouden mans. Julius, in weerwil, zij; _ner behendigheid, werkzaamheid, begaafdheden: en der befcherming, welke hij de letteren veileende, verdient geenzins den eerbied van 't na» geflagt. 't Is waar, hij bezat de hoedanigheden van een oppermagtig vorst; maar de menigte ftreeken, van welke hij zich bediende, de oorlogen, welke hij in perfoon voerde, en de ergerlijke buitenfporigheden, in welke hij zich toegaf,* Dd 3 pase^  4ao Hedendaacsche les vie pastten in 't geheel niet aan het hoofd der kerke. Hij was niet alleen een flecht paus, maar ock een flecht mensch. Lodewijk XII. was niet gelukkiger onder den opvolger van Julius. Kardinaal Juliaan de Medicis, die onder den naam van Leo X. de Sc. Peters ftoel beklom, volgde de ontwerpen zijns voorgangers. Het Milaneefche wierd nogmaal aan Lodewijk ontnomen. Genua wierp voor de derdemaal het juk af; de Switzers verwoestten Burgundië, en voerden den fchrik tot aan de poorten van Parijs; de Engelfche, verwinnaars te Guinegate, verwoestten de noordelijke landfchappen; Johannes d'Albert, deedt vergeeffche pogingen om weder in zijn koningrijk te komen; Jacobus IV. van Schotland wierd geflageu, terwijl hij eene afwending ten voordeele zijns bondgenoots maken wilde. Lodewijk, aan alle kanten benard, was gedwongen zich voor zijnen vijand te vernederen. Hij loochende de kerkvergadering van Pifa; de Sforza's wierden bevestigt in hunne bezittingen; Navarre bleef aan Ferdinand, en Johannes d'Albert verloor zijn erfdeel. Om zich wegens de balfteurigheid der fortuin te troosten, verkleefde Lodewijk zich aan zijn volk en lag zich toe om het zelve gelukkig te maken. Door flechte ftaatkundigen geleid, was deze vorst de fpeelbal zijner bondgenoten en vijanden. Eene vooringenomenheid voor Italië kostte veel men-  les vie GesCHIEBENIS. 431 menfchenbloed. Zijne naauwe verbindtenisfen met de Börgia's, zijne gcftrengheid jegens Lodewijk Sforza, zijne wreedheid jegens twee Venetiaanfche raadsheeren, om dat zij ftoutmoedig genoeg waren eene ftad te verdedigen, welke hun was toevertrouwt, bezwalken de deugden van Lodewijk XII. Doch gewisfelijk is het een trek van een goed vorst, dat hij zijne onderdanen nimmer bezwaarde dan in de uitterfte noodzakelijkheid, en dat hij liever van zijne veroveringen afzag dan dezelve aan te houden ten nadeele en fchade zijner onderdanen. Toen hij ftierf noemde Frankrijk hem den vader van zijn volk, ook heerschte 'er bij zijn dood door 't ganfche koningrijk een algemeene rouw. Francois I, die zijn neef Lodewijk XII. opvolgde, huwde aan deszelfs dochter, en nam zijne ontwerpen aan. Deze^ vorst, de held zijner eeuw, zag met verontwaardiging hoe het Milaneefche zijnen voorganger was ontwrongen geworden. Hij trok onmiddelijk naar Italië, noopte de Hertog van Savoije hem een doortocht te openen; verfloeg Maximiliaan die hem wilde tegen houden, en zegepraalde over die Jtaliaanfche benden, welke Sforza tegen hem aanvoerde. Hij begaf zich vervolgens naar Milaan en wikkelde de Switzers in een gevecht nabij Marignan, een kleen dorp in Lombardijë, daar twee dagen aan een wanhopig gevochten wierd. De Switzers •> Dd 3 eer-  ifiA H e d e n d a a g s c h e les viï. eerder overmand dan verwonnen, floegen in hunnen aftogt de Venetianen en lieten het flagtveld aan Francois, die zegevierende Milaan inrukte. De andere deden volgden het voorbeeld der hoofdftad; Sforza was verplicht de oppermagt afteleggen; de Genuefen werden op nieuw onderworpen aan Frankrijk; Paus Leo eischte den vrede; de fteden, aan de Venetianen ontnomen, werden te rug gegeven; en Francois I. werd befchouwt als de eerfte vorst van Europa. • Engeland. Hendrik VII. verfchafte door zijn voorzichtig, bewind aan Engeland eene rust, welke dat rijk in langen tijd niet gefmaakt had. Doch de ftreken van de hertoginne weduwe van Burgundië, eene prinfes uit het huis van York, en die eene doodelijke haat voedde tegen het huis van Lancaster, veroorzaakten aan Hendrik menigmalen onrust en ftoorde den vrede zijns rijks. De lezer weet van welke konstenarijen zij gebruik maakte om mededingers aan Hendrik te verwekken, eerst Lambert Simnel en vervolgens den gelukzoeker Perkin Warbeck, een jood van geboorte, uit een Vlaamsch dorp. Ierland verklaarde zich ten zijnen voordeele, en Jacobus IV, koning van Schotland, gaf hem eene zijner bloedverwanten de fchoone Catharina Gordon, dochter des Markgraven van Huntlij, tot vrouwe; door de Schotten bijgefiaan plunderde hij Norihumber- land,  ees vu. Geschiedenis. 4*3 land, joeg de hoofdftad een fchrik aan, wierd gevolgt van een hoop misnoegden en eindigde zijn loopbaan met het verlaten zijn's legers, toen het zelve op het punt ftond des konings troepen te bevechten. Hendrik, die bij deze gelegenheid veel beleid betoonde, offerde den onfchuldigen graaf van Warwich, de laatfte van het huis van York, aan de vyreede ftaatkunde van Ferdinand van Spanje op, die zijne dochter Catharina niet wilde geven aan Arthur, prins van Wallis, dan op voorwaarde dat men dien edelman zou doen fterven. Arthur zelfs ftierf weinige maanden na zijn huwelijk, en Catharina wierd de vrouw van Hendriks tweede zoon, eene echtverbintenis, welke oorzaak was van veele voorvallen en het middel door 't welk de hervorming in Engeland werd ingevoert. Hendrik VIII, die den throon zijns vaders beklom, zag het zuiden van Europa in vlam en verwoest door de haat van Julius II, van Lodewijk XII, en van Maximiliaan en Ferdinand. Deez' jonge koning verklaarde zich ten voordeele des keizers, ging in perfoon naar Vlaanderen, nam Terouane in, en won te Guinegate den veldflag der [poren. Welhaast raakte hij met zijne bondgenoten in onmin, maakte vrede met Lodewijk XII, aan wien hij zijn zuster ten huwelijk gaf, en vereenigt blijvende met Francois Dd 4 l,  4*4 Hebenbaagsche ees vie I, fcheenen de beide natiën hunne vorige vijandfchappen en twisten vergeten te hebben. Spanje. Ten zeiven tijde geraakte Spanje door de ontdekking van de nieuwe wereld ten toppunt van roem. Christoffel Columbus, een geboren Genueesch, die in zijn eige land als een droomer befchouwt, van Karei VIII. koning van Frankrijk met verachting afgewezen, door Hendrik VII. uit Engeland verdreeven en door Emanuël van Portugal op den tuil gehouden was, had, na agt jaren aanzoek aan 't hof van Spanje bij Ferdinand en Ifabella gedaan te hebben, ten langen lesten het goed geluk om drie kleene fchepen te verkrijgen, met welke hij in 't jaar 1492. onder zeil ging van Palos, een kleene havenftad in Andaloulie, welke door dien togt vermaard wierd. De tegenwinden en flormen, waarmede hij gedurende zijn reis te worftelen had, de klippen en zandbanken, voor welke hij in onbevaren zeeën moest vreezen; het vooroordeel en de angst zijner fcheepjgenoten, welke hij altoos te beftrijden had, terwijl hij dikwerf 't gevaar liep het flagtoifer 'er van te worden; de bewondering zijner matroozen op 't zien der tegenvoetelingen, welke men tot daar toe voor iets ongerijmds had gehouden; de fchrik der Americaanfche wilden op 't gedruis van 't Spaansch gefchut, dit alles, zeg ik, zijn z^ken, die den lezer niet onbekent kun-  ees vu. Geschiedenis. 415 kunnen zijn. Op de te rugkomst van Columbus in Europa veranderde de nijd en 't bijgeloof in gevoelens van eerbied, Portugal ontving hem in zegepraal, de deden van Spanje zonden hare magiftraten hem te gemoet. Ferdinand en Ifabella deeden hem in hare tegenwoordigheid nederzitten bij de openbare plechtigheden, benoemden hem tot Admiraal van 't westen en tot aanblijvend onderkoning van alle de landen, welke hij voorders mogt ontdekken. Begunstigt met hoog klinkende tijtels, wierd Columbus, alle de eerbewijzen, die men hem aandeedt, ontrukt, om op eenen nieuwen togt uittegaan. Aan zijne Volkplanting komende, vond hij dezelve grootendeels vernielt. De ongelukkige Indianen hadden zich durven onderwinden hunne barbaarfche en wreede veroveraars te hoonen; en de Spanjaarden uit hunne ftad verdreven door de wilden, wier wanhoop hen de kracht van wapenen gegeven had, wareh gedwongen geweest de wijk te nemen naar 't gebergte. Columbus de ongeftuimigheid der Indianen beteugeld hebbende, wist door zijne deugden de' gunst te winnen hunner Caciquen, en door die genen te ftraffen, die zich veröorloft hadden de inboorlingen te onderdrukken, herftelde hij den vreede op het eiland en vestigde 'er eene nieuwe volkplanting. Columbus, onvermoed in zijnen arbeid, had voorgenomen zijne ontdekkingen te achtervolgen. Hij ontdekte de Eilanden, de Antilles geheten, drong zelfs door Dd£ tot  4£<5 HeDENDAACSCHE ees vu. tot in de golf van Mexico en. zeilde langs de kust, welke zich uitdrekt van Panama tot aan den mond der rivier Oronoko. In Spanje te rug gekomen, vond hij eene talrijke tegenpartij, die, terwijl zij zich van zijn gezach bediende, de bitterde en onbillijkfte befchuldigingen in den raad van Ferdinand tegen hem inbragten. Men overlaadde hem met den gruwelijkften laster en Fonlèca ftelde zich zeiven aan 't hoofd dier genen, die ijverzuchtig wegens den roem van Columbus, niets zoo zeer zogten dan hem te vervolgen. Zij waren niet te vrede hem aftefchilderen als een wreedaartig bewindhebber, die door zijne géftrengheid alle verdere ontdekkingen belette; als een dwingeland en onderdrukker der Indianen; maar zij gingen zelfs zoo ver van hem den roem zijner ontdekkingen te betwisten. Zij ftrooiden uit dat hij gebruik had gemaakt van enderrigtingen van zeelieden, wier fchriften hij had afgei'chrcven; zij poogden te bewijzen dat de nieuwe wereld lang te voren was ontdekt geweest. Americus Vesputius, een Florentijner, naderde het vaste land door Columbus ontdekt, en had de onbefchaamdheid te pogchen dat hij daar het eerst aan land had geweest. Dit valsch voorgeven wierd begunstigt door den hatelijken Fonfeca, en het onbillijke Europa gaf aan de nieuwe wereld den naam van Amerika. De ondankbare Ferdinand rugfteunde heimelijk Fonfeca cn Ilabella, die toeliet dat men haar misleidde., te-  les vn. Geschiedenis. ^ tekende het bevelfchrift van Columbus ongenade. Een commisfaris, uit oud Spanje naar Hispaniola in de West-Indië afgezonden, oordeelde Columbus en verwees hem ter dood; doch niet beftaan durvende het barbaarfche vonnis ter uitvoer te brengen, doeg hij hem in ketens en zond hem naar Spanje over. Columbus bewees zijne onfchuld, verftomde zijne vijanden, maar "bleef evenwel verfteken van zijne waardigheid van onderkoning. Columbus, door zoo veele blijken van onrechtveerdigheid moedeloos geworden, begaf zich weder fcheep naar de west; doch de afgunst vervolgde hem naar Amerika en wilde hem niet toeftaan te. Hispaniola te landen; zoo dat hij na een jaar lijdens., verplicht was naar Spanje te rug te komen; waar nijd en kwaadfp'rekenheid niet nalieten hem tot in het graf te vervolgen. De dood van Columbus deed den laster zwijgen, Als toen opende de menfehen hunne oogen voor 't vernuft en de bekwaamheden des grooten mans, dien zij, toen hij niet meer was, dien billijken lof en roem fchonken, welken zij hem bij zijn leven onthouden hadden. Zij gaven hem eene prachtige begraafnis en bewezen koninglijke eer aan zijnen asch, eene geringe belooning, waarlijk, voor de gewichtige diensten, welke hij het menschdom gedaan had. Eene menigte Spanjaarden zette de ontdekkingen van Columbus verder voort en ftichtte nieuwe volkplantingen. Velasques vestigde 'er eene op het  4^8 Hedendaagsche ees vte het eiland Cuba. Necuesfa zette zich neder op het vaste land nabij de oevers van de golf van Dariën. Predrarias lag de grondflagen van de ftad Panarna. Bovadilla drong tot in Floridadoor; en Balbao, na de Zuidpool zeilende, ftevende den ftillen oceaan dwars over en opende een weg voor volgende zeelieden, langs welken zij de wereld konde rondzeilen. Laten wij echter niet vergeten optemerken dat de luister van deze ondernemingen bezwalkt wierd door de ongehoordfte wreedheden, welke deze zeelieden in den loop hunner ontdekkingen bedreven. Wanneer wij de onheilen overv. egen, welke de auri facra fames heeft veroorzaakt; de barbaarsheid en woestheid der Spanjaarden, en de verfchrikkelijke pijnigingen, welken zij uitdagten om de Indianen van 't leven te berooven, als dan ftorten wij tranen over eene ontdekking, welke misfchien over 't geheel voordeelig nogthans de oorzaak is geweest van den aanwas der verdorvenheid en van de vermindering der aandoenlijkheid van 't menfchelijke hart. De landen van Amerika door de Spanjaarden ontdekt, werden zeer fchielijk in eene woestenij verkeert of behielden flechts eenige ellendige bewoners. Bartholomeus de las Cafas, een dier namen welke altoos van gevoelige zielen worden gcëerbiedigt, had de edelmoedigheid om in 't midden dier affchuwelijkheden, de gehoonde en lijdende mcnschhcid te verdedigen, 't Is genoeglijk te lezen welke vrome pogingen deze deugd- za-  les vil Geschiedenis. 429 zamen man deedt om door vertogen, fmeekingen en tranen liet moorddadig wapentuig te rukken uit de handen zijner barbaarfche landslieden; hoe hij geftadig van de oude naar de nieuwe, en van de nieuwe naar de oude wereld ftevende om dc fteni van 't mededoogen in beide die werelddeelen te doen hooren; welk eene edelaartige ftoutmoedigheid hij bezat om de verzuchtingen van de ongelukkige flagtöffers der Spaanfche vrekheid te brengen voor den throon; hoe. de haat der grooten en 't gezach der ftaatsdienaren, zijnen ijver niet konden verflauwen welken hij betoonde in 't verdedigen van 's menichen rechten; in èèn woord, hoe hij moeds genoeg bezat om voor de ganfche wereld het gewelddadig gedrag der Spaanfche grooten jegens de arme Indianen openteleggen. De beweeglijke taal van dezen redenaar der menschlijkheid bragt eenige Edicten te weege ten voordeele der ongelukkigen, doch wreedheid en eigenbaat wisten dezelven nutteloos te maken. De rampzalige Indianen werden niet verlost, doch zij hadden het vermaak te zien hoe hunne woeste onderdrukkers met onderlinge woede malkanderen eigens beoorloogden en vernielden. Deze verfchrikkelijke Tooneelen in Amerika, en de geftadige verhuizingen door gierigheid veroorzaakt, ftrekten tot eene verbazende ontvolking van oud Spanje, en de uitdrijving der Mooren, welke te gelijken tijde plaats had, putte dat land geheel en al uit. Mendoza, aartsbislchop van To-  4jo Hedendaagse he les vn. Toledo, en de beruchte Kardinaal Ximenes, waren de bèwerkers van die uitdrijving, welke verzelt ging van de ongehoordfte wreedheden, en gelegenheid gaf tot het inftellcn van het misdadig Inquifitie gerechtshof, door welks vlammen niet alleen duizende Mooren maar zelfs de gevoelige lieden verflonden werden, die medelijden toonden met de flagtöffers aan een barbaars bijgeloof opgeofferd. Met dit alles bleef de Spaanfche monarchij in vermogen en gewicht toenemen door 't vernuft van Ferdinand en Ifabella. De wederverkrijging van Rousfillon en Cerdagne; de onderwerping van 't koningrijk Napels, de Spaanfche wapenen, welke in beide de halfronden zegepraalden, dit alles bragt veel toe tot den voorfpoed des konings en der konmginne van Spanje. Doch hoe onzeker is 'alle menfchelijke grootheid. Al die voorfpoed en al dat fchijngeluk werd gevolgt van bitter leed en hartzeer. Hun eenige Zoon ftierf in den bloei zijner jaren. Hunne dochter Ifabella, die gehuwt was aan den koning van Portugal, ftierf in eenen niet vergevorderden ouderdom met haren'zoon, die zoo hij brieven ware gebleven in zijn perfoon alle de heerfchappijën van Spanje zou vereenigt hebben. Joanna, gehuwt aan Philippus van Oostenrijk, wierd krankzinnig ; en Catharina die naaulijks gehuwt was aan Arthur, erfgenaam der Engelichc kroon, verloor  les vn. Geschiedenis. 431 loor haaren man en werd gehuwt aan deszelfs broeder, die haar tot een bron ftrekte van veel verdriet. De geboorte van Karei en Ferdinand, de zoons van Philippus, was een tegenwigt voor alle deze rampen; doch Ifabella overleefde die blijde gebeurtenis niet lange. Deze vorstin bezat eene edelmoedige ziel en een uitgedrekt vernuft; doch' zij bezwalkte haren roem door een beneveld bijgeloof, 't welk oorzaak was dat zij dui- | zende onfehuldige flagtöffejs deedt ter dood brengen. Wij zullen in geene bijzonderheden treden wegens de onlusten, welke de dood van Ifabella in Spanje veroorzaakte. Ferdinand was verplicht het bewind van Castillië aftedaan aan zijn Schoonzoon Philippus; doch de dood van dezen maakte zeer fpoedig den daatzuchtigen Ferdinand meester van Castilië, in weerwil der billijke eisfchen van den zwakken Maximiliaan, die van 's vaders | zijde grootvader was van den prins van Aflurië. Door de bekwaamheden van den ouden Ferdinand bleef Spanje voortbloeijen. De Franfchen werden ten derde male uit Napels gedreven door den grooten Gonzalva en Antonio de Leva; de : Venetianen werden geflagen door Raimundus van Cordonna; Navarre werd; vermeestert door den Hertog van Alva; de ftad Oran op de kust van Afrika, werd door Ximenes ingenomen, die zelf ; de fchrik tót in de hoofdftad van Marokka bragt. In 't midden nogthans van al dien voorfpoed, ftierf Ferdinand aan eene kwijnende ziekte, en Ka-  43a Hedendaagsche les vie Karei van Oostenrijk zag zich zeiven, in den ouderdom van zestien jaren, meester van zijn's grootvaders uitgeftrekte bezittingen, van de zeventien Nederlandfche Landfchappen, en van Franche comté; terwijl hij tevens hopen mogt ten eenigen dage in 't bezit te komen van de ftaten van 't huis van Oostenrijk. Hij was in dien tijd de vermogendfte vorst van Europa. Francois I, meester van 't hertogdom Milaan, bereids vermaard door de Lauren, welke hij in 't veld bij Marignan verkregen had, was de eenige, die zijn mededinger kon zijn. Hendrik VIII, koning van Engeland, en Paus Leo X. fcheenen beftemt om het evenwigt te houden tusfehen Karei en Francois. In dat tijdvak was het belang van de voornaamfte volken van Europa een gemengt belang door de ftaatzucht van twee mededingers. Karel, in de Nederlanden opgehouden, vertrouwde het bewind van Spanje aan Ximenes, die in den ouderdom van tagtig jaren, de wakkerheid en bek waamiieden betoonde van eeii alleruitmunttendst ftaatsman. Ximenes was een kerkelijk perfoom van onbefproken zeden, van een uitgeftrekt vernuft en van eene onvertzaagde ziel; een onomkoopbaar ftaatsdienaar, dien het nagedacht met den tijtel van een groot man zou vereert hebben, ware het barbaarlche bevel door hem niet gegeven om Navarre tot eene woestenij te maken, in-  les vie G e s c h i e d e n i SS 43.3 ingevalle het niet konde blijven aan Spanje; en indien zijn vervolgzuchtige e'n bloeddorstige ijver niet duizende rampzalige Mufulmannen ten vlammen had gedoerat om geene andere misdaad, dan om dat zij onwillig waren den godsdienst hunner vaderen te verzaken. Na het verdrag van Noijon, 't welk hem voor altoos met Frankrijk lcheen te vereenigen, begaf Karei zich naar Spanje, daar hij zich door da natie het gezach liet geven, het welk wcttiglijk .aan zijne moeder behoorde. Het vertrouwen, 't welk hij in de Vlamingen delde, verwekte een' opd;:nd onder de Spanjaarden, doch hij had de behendigheid het zelve te dillen door goede beloften, welke hij niet voornemens was natekomen. Terwijl hij met deze zaak bezig was, ontving Karei de tijding van 't affterven van Maximiliaan. : Maximiliaan* die altoos de hand had ge* had in de onlusten van Europa, liet het keizerrijk in groote verwarring. De hervorming maakte ïhellen voortgang in Duitschland. Frederik van Saxen had zich openlijk Verklaart tot befchermer van Luther en de hervormde leer. De twisten over den godsdienst beroerden de menfchelijke gemoederen. De heivormers verlangden nog duidlijker de dwalingen en den Amichristifchen geest der Roomfche kerke aantetoouen, Ee dc  434 Hedendaagsche les vie de Rooms-katholijken waren woedend tegen het gene zij voor nieuwigheden hielden; en de geest eener vrije nafporing verfpreidde zich door Europa. In deze moeilijke tijdsomstandigheden kwamen de keurvorsten te famcn om een hoofd te kiezen. Te vergeefsch ftelde Francois I. alle kuiperijen en ftreeken in 't werk om de keizerlijke kroon voor zich te verkrijgen; dezelve werd opgedragen aan Karei van Spanje. Deze voorkeur vergramde den Franfchen koning; hij verlangde niets zoo zeer dan zich te wreken aan zijnen mededinger , en met dat oogmerk zogt hij Hendrik VIII. aan zijne zijde te krijgen. Doch Karel, die zijns vijands oogmerken bevroedde, begaf zich naar Engeland, en wist door fchoone beloften, welke hij aan den Kardinaal Wolfeij deedt, Hendrik in zijne belangen over te halen. — Zich van den koning^van Engeland verzekert hebbende, ftak de keizer naar Duitschland over om aldaar gekroont te worden. Vtrplkht Paus Leo te ontzien, ten einde dat kerkhoofd aart zich te verbinden, veroordeelde hij de leer van Luther en de hervorming, doch door deze verwijzing kreeg hij de vorsten tegen, die dezen hervormer begunstigden. De regeering van Spanje inmiddels toevertrouwt zijnde aan Adrianus, Karel's leermeester, een zwak man, barste in dat koningrijk alle de ongeregeldheden van losbandigheid en oproer los. De Franfchen, die niets zoo zeer verlangden, dan zich deze beroertens ten  les vu. Geschied U-n i s. %M ten nutte te maken, vielen den keizer aan dooiden hertog van Bouillon aan den kant vaii Vlaanderen, en zonden Lautrec in Navarre. Karel verzuimde niet ten fpoedigden de Spanjaarden te bevredigen door gepastte toegevenheid, en de Lutheranen te vleijen door beloften. Hij wist Wollëij te winnen, verzekerde zich van Leo en toog op tegen den Hertog van Bouillon, dien hij in weinige dagen alle deszelfs ftaten ontnam. Vervolgens trok hij Frankrijk in en een bloedig treffen fcheen den twist te zullen beflisfen vatt twee geduchte mededingers, toen Hendrik VUL zich als middelaar aanbood, doch de vleijers vari Francois vernietigden fpoedig alle de maatregelen des konings van Engeland, zoo dat de tweedragt fterker werd dan ooit. D e gefchiedfehrijvers geven een omftandig verflag van dien oorlog, welke zoo lang, zoo bloedig en zoo noodlottig was voor Frankrijk. Dé fortuin keerde Francois den nek toe en deedt hem met zware rampen worftelen. Hij verloor het Milaneefche; Engeland verklaarde zich tegen hem; Wolféij, die na den dood van Leo de drie dubbele kroon geplaatst zag op het hoofd van Adrianus, liet zich nogmaal door Karei y. vleijen met nieuwe beloften. Venetië bleef niet langer aan Frankrijk verbonden. De Connestabel dé Bourbon werd een verrader en drong met Pescario in Provencc, belegerde Marfeille en dreigde' Ee 2 date  43Ö HeDENDAAGSCHE les VIE dat hij de zuidelijke landen tot een opfland zou wekken. Hendrik verwoestte ten zeiven tijde Pikardiië en naderde tot op twintig mijlen aan de hoöfdftad. In dezen hagchelijken toeftand bood Francois eenen dapperen tegenftand aan alle zijne vijanden; hij noopte Bourbon de vlucht te nemen; dwong Hendrik naar Engeland wedertekeeren; en befloot den oorlog in Italië oveitebrengen. Zijn voorfpoed was echter van geen langen duur; voor Pavia was hij verplicht te zwichten voor de meerdere fortuin van Ka. el. pe veldflag, in de vlaktens voor die ftad geleverd, werd noodlottig voor Frankrijk. Francois werd krijgsgevangen gemaakt en de koning van Navarre benevens meer dan de helft van den Franfchen adel deelden in de gevangenfehap van hunnen vorst of bleven dood op het flagtveld liggen. Deze overwinning ontrustte nogthans des keizers bondgenoten. De Venetianen begonnen het gevaar te bezeffen waar mede de vrijheid van Europa bedreigt werd. Medicis, die Adrianus was opgevolgt onder den naam van Clemens VII, was verfchrikt zich omvangen te zien van 's keizers bezittingen. Wolfeij ten tweede maale te leur geftelt volgde de ingeving zijn's wroks en vormde binnen weinige maanden een bondgenootlchap ten voordeele van den gevangen koning. Francois, m eene harde gevangenis van een  les vn. Geschiedenis. 437 een jaar, herkreeg zijne vrijheid maar was verplicht aftezien van de leenhuldc van Artois en Vlaanderen, zijne eisfchën op het Milaneefche te laten varen, cn te beloven Burgondië aan Karei aftedaan. Hij gaf zijn beide zoons tot gijzelaars voor 't nakomen van zijn gegeven woord; maar op vrije voeten gedelt zijnde, betuigde hij tegen de beloften, welke men hem ontwrongen had, vorderde de te rug gave zijner zoonen en nodigde Europa zich aan zijne zijde te voegen. Hendrik verklaarde zich openlijk voor de zaak van Francois; Clemens haalde Balie in 't belang des Franfchen konings over, en Sforza zelfs, die door den keizer in het Milaneefche was herflelt geworden, verklaarde zich tegen zijnen weldoener. De Genuees Doria, die vermaarde vlootvoogd vocht voor Frankrijk. In Duitschland dreigden de vorsten en andere van den hervormden godsdienst de wapens optevatten, en de misnoegden van Spanje waren ïtouter dan ooit. Karel bereidde zich om dezen ftorm te verdrijven: zijne onverfchrokkenheid hield zijne onderdanen in bedwang; hij bevreedigde Duitschland door zich voor een tijd naar het zelve te fchikken en Antonio de Leijva, een zijner legerhoofden verdreef Sforza uit het Milaneefche en maakte zich 'er meester van. Bourbon, aan 't hoofd eens legers van gelukzoekers, plunderde het noorden van Italië en trok naar Rome, waar hij fncuvelde, terwijl hij bezig was een ladder te plaatzen, Ee 2 langs  438 Hedeneaagsche ees vn. langs welken hij de eer meende te verwerven van d' eerde de wallen dier dad te beklimmen. Zijne foldatcn, woedend over bet verlies van hun legerhoofd, drongen met het zwaard in de vuist de ftad in en bedreeven 'er alle de wreedheden, welke Rome voormaals bij de plunderingen van Alaric- en Attila ondergaan had. De Franfchen waren op nieuw voorfpoedig. De keizerlijken ivierden op nieuw uit Lombardijën gedreeven. De paus wierd gered en Rome wierd vrij. Lannoij zelf was verplicht te wijken voor de onftuimigheid der Franfchen, en de hoofdftad van het Koningrijk Napels aan de zee- en land-zijde belegert door Doria en Lautrec, beloofde de overwinning aan de wapenen van Francois. Dan, eene enkele hooffche ftreek vernietigde welhaast die fchoone hoop. Laffe hovelingen beraamden den val van den Genueefchen vlootvoogd en wisten van den ligtgeloovigen koning een bevel te verkrijgen om hem in arrest te nemen. Doria van dezen verraderlijken aanflag onderrigt, was ten uitterften verontwaardigt, en bood zijne dapperheid, bekwaamheden, magt en fchepen aan Karei V, die met blijdfehap dezelve aannam. •t Gemis van.dezen enkelen man veranderde eensklaps de gedaante der zaken. Napels ontving bijftand; gebrek aan lijftocht en krijgsvoorraad vernielde de belegeraars, dit werd gevolgt van eene pestziekte, en de dood van Lautrec voltooide de vernieling der Franfchen. Doria vloog naar  les vn. Geschiedenis. 4.39 naar Genua, daar hij 't volk tot opftand bragt en zich meester van de ftad maakte. Karei gaf hem het opperbevel over zijne vloten, overlaadde hem met eertijtels en befchonk hem met het oppergebied van Genua. Doria was toen ten toppunt van menfchelijke vermaardheid en roem; maar in ftede van zijn land te verdaven, maakte hij van zijn vermogen geen ander gebruik dan tot het ftillen der oproeren, 't bevredigen deihuisgezinnen en tot het overreden der Genuezen om eene wijze en gematigde regeering aantenemen. Dit werk afgedaan hebbende, ontdeedt Doria zich plechtig van zijn gezach en gaf aan de Genuezen de vrijheid weder, welke zij nog heden genieten. Eensklaps werd in Europa de rust herftelt. Karei fchonk vrede aan den Paus (xj) bevredigde zich met Francois door het verdrag van Kamerijk, en Burgondié' wierd aan Frankrijk gelaten, 's Keizers oogmerken vorderden dezen 'vrede. Hij verlangde ten fterkften de voortgangen der Turken te fluiten en de hervorming te vernietigen, van welke de Landgraaf van Hesfen en de Keurvorst van Saxen de hoofden waren. Karei, de zaken van Italië geregeld hebbende, fpoedde zich naar Duitschland, waar hij al zijne loosheid en behendigheid in 't werk ftelde om de twisten der 00 De vrede met den Paus werd gemaakt te Barcclona. Ee 4  44° II E D E N -D A A G S C II E EES vn. der Rooms -katholijke» en Protestanten te fchorslen; hij maakte dat men zijn broeder Ferdinand tot Roomsch koning verkoor en trok met de ganfche magt van Duitschland tegen de Turken op. Soliman bevond zich in Hongarijën met een leger van Janitzaren en bedreigde Duitschland met verwoesting. De fortuin ftond in evenwigt tusfehen Karei en Soliman. Zij fcheenen elkanclcren te vreezen; de Turk was eindelijk genoopt aftetrekken. Karei verloste een gedeelte van Hongarijën, beveiligde het Duitfche rijk en ontving de toejuiching van Europa. Ten zeiven tijde werd 'er veel ten zijnen voordeele verrigt in de nieuwe wereld. Cortez. vermeesterde Mexico; en Pizarro won het koningrijk Peru aan; terwij 1 onverfchrokken Scheepslieden de zuidzeeën doorkruisten en verfcheide Eilanden onderhoorig maakten aan Spanje. De keizer zag zich dus meester van de mijnen van Potofi en Chili van de ipecerijen en edele gedeentens van Afia. Zijne rijkdommen vermeerderden en alles fcheen famenteloopen om zijnen roem en magt ten hoogden top te brengen. Een huislijk onheil ftoorde nogthans zijn geluk. Catharina van Arragon, zijne moei, gehuwt aan Hendrik VIII. van Engeland, verloor uit ftaatkundige inzichten de genegenheid hares gemaals, die zelfs in weerzin veranderde. De bekoorlijkheden van Anna Bullen vermeesterden het hart diens wellustigcn vorsts en hij zogt naar een voorwendzel om zijnen  les vn\ Geschiedenis. 441 nen echt met Catharina te breken, ten einde met hare ftaat juffrouw te konnen huwen. Naaugezetheid van gewisfe verfchaftc hem 'er eene, en hij fidderde bij de bedenking dat hij agttien jaren lang in bloedfchande had geleeft met zijn's broeders weduwe. Wolfcij, om zich aan Karei te wreken, die zijne ftaatzucht te leur gefield had, vleide' Hendrik's voorgewende wroeging. De Godgeleerde fchoolen door Hendrik geraadplecgt, fielden dat een huwelijk met eens broeders weduwe aangegaan, behoorde ontbonden te worden. Clemcns, voor wiens gerichtshof de zaak gebragt wierd, in onvriendfehap zijnde met Karei, fcheen Hendrik te begunstigen, doch de Paus, eindelijk bevredigt zijnde met den Keizer, veranderde van gevoelens, en ftelde de uitfpraak over de zaak van tijd tot tijd uit. Deze verwijlingen van Rome vergramden Hendrik, die eindelijk bevel gaf tot het beleggen van een Engelsen Sijnode, bij 't welk Cranmer voorzat, ter ontbinding van het huwelijk, en hij ging dadelijk een ander aan met Anna Bullen, het welk hij openlijk aan de wereld bekend maakte. Clemens, door den keizer aangeport, wierp den Vatikaanfchen banblixem op Hendrik neder, die van dat oogenbiik af alle gemeenfehap met Rome afbrak, zich zeiven tot hoofd van de kerk van Engeland verklaarde, den vorm van den eerdienst veranderde, nieuwe bedieningen gaf aan de Bisfchoppen, de,kloosters affchafte, en alle Ee 5 hei-  44a Hedeneaagsche les vn, heilige overblijfzels verbrandde. De aanklevèrs der hervorming hoopten dat deze omwenteling hen gunstig zou zijn, doch de eigenzinnige Hendrik, driftig ingenomen met de leerdukken van Rome, bragt zonder onderfcheid ter dood alle de genen die den hervormden godsdienst omhelsden en alle de genen die Rome aankleefden. Zijne onverzettelijke geaartheid deedt ieder een beven. Hij wierp de Roomfche altaren om, vergoot het bloed van deugdzame mannen, fpeekle met de wetten en noopte de natie zich te onderwerpen aan zijne ongerijmde luimen en zinnelooze beveelcn. Terwijl dergelijke Tooneelen in Engeland voorvielen, nodigde Francois I. de wetenfehappen en fraije kunsten naar zijn rijk over; gaf dezelve de edelaartigfte aanmoediging, kweekte ze zelf aan en deedt voor Frankrijk den dageraad aanlichten van volgende gelukkige dagen. Dan de pogingen van Francois om den fmaak en de kunstöeffening bij zijne onderdanen te bevorderen, werden bezwalkt door eene barbaarfche onverdraagzaamheid. Hij doemde die genen ten vure, die in 't ftuk van godsdienst zich. onderwonden voor zich zeiven te denken. Het oorlog wierd nogthans op nieuw aangefloken. De hertog van Milaan deedt, tegen de billijkheid en''t recht der volken aan, een afgezant van Francois I. vermoorden en de Franlche koning meende de tijd  les vn. Geschiedenis. 443 tijd gekomen te zijn om zijnen mededinger te vernederen. Hij verbeeldde zich dat Hendrik met hem eene lijn zou trekken. Hij had zijn leger op eenen nieuwen voet gebragt en den vrede te baat genomen om zijne fchatkist aantevullen. Karei had zich naar Afrika begeven om J den' beruchten Barbarosfa te bevechten. Alle deze omftandigheden waren Francois gunstig. Hij verdreef den hertog van Savoije uit deszelfs ftaten, om dat hij zich voor den keizer had verklaardt, en de dood van Sforza opende hem den weg naar Lombardijè'n. Dan, de zaken veranderden eensklaps van gedaante. Karei was voorfpoedig in Afrika, Barbarosfa vluchtte voor hem, en het koningrijk Tunis werd cijnsbaar aan Spanje. Twintig duizend Christenen, die hij uit de flavernij verloste, verheerlijkten zijnen zegepraal. Terwijl hij over de ongeloovigen zegevierde, bediende hij zich van allerlei ftreeken tegen Francois, liet .onder de hand krijgsvolk aanwerven, haalde Venetië aan zijne zijde over en won Hendrik, wiens haat tegens Karei nogthans onverzoenlijk fcheen. Hij zuide zijnen vijand in flaap door eene voorgewende bevreediging, en toen alles gereed was, ontdekte hij zijne oogmerken, en bedreigde Frankrijk met een algemeen bederf. Nasfau verwoestte Pikardië en voerde den fchrik tot Parijs. Karei zelf trok in Provence, cn belegerde Marfeille. De Dauphijn ftierf in 't midden dier rampen, en Europa befchouwde Frankrijk  444 Hee-endaagsciie les vn. rijk als geheel verloren. Doch 1'choon omvangen van zoo veele onheilen, fcheen de iïandvastigheid, onverfchrokkenheid, werkzaamheid en voorzichtigheid van Francois met dubbelen luister. Hij verderkte de deden, verwoestte het platte land, beteugelde de onduimigheid zijner krijgsbenden, ontweek het gevecht en zag zijne vijanden door ziekten en gebrek aan levensmiddelen vergaan, 't Was niet zonder moeite dat Karei naar Italië te rug kwam, na de helft zijner legerbende als mede Autonio deLeijva, zijn beste i veldöverde verloren te hebben. In Pikardië noodzaakte de hertog de Gulle Nasfau het beleg van Peronne optebreeken en hij ondervond dezelfde wending van de fortuin als Karei in Italië ondervonden had. Francois ging openlijk een verbond aan met Soliman en kwam magtiger te voorIchijn dan ooit. Het tooneel des oorlogs werd overgebragt in Artois, Piedmont en Catalonië, en tic beide partijen d^den hun best om tegen elkanderen uittemunten in verwoestingen, welke enkel dienden om de ellende en rampen van 't menschdom te vermeerderen. De twisten tusfehen deze beide mededingers hielden eensklaps op door bemiddeling van twee vorstinnen. De Paus, Karei en Francois vcreenigden te Nice en de Keizer en koning gaven te Aiguemortcs eikanderen tekenen van de oprechtlle vriendfehap. 'Zij Icheencn bezield met het edeiaartigs vertrouwen: Karei, toen hij naar Gend reisde, om de op-  les vn. Geschiedenis. 445 oproerige bewoners dier ftad te ftraffen, toog door Frankrijk en werd in alle plaatzen, daar hij doortrok, met alle mogelijke eer bejegent. Karei beloofde aan Francois de leenhuldiging van 't Milaneefche, doch Francois weigerde de verzekeringen aantenemen, Welke men hem aanbood. Deze tekenen van vertrouwen waren oprecht aan den kant van Francois, maar aan de zijde van Karei waren dezelve flechts geveinst, want niet zoo baast was- hij te Gend aangekomen of hij openbaarde aan Hendrik de geheimen, welke Francois hem had toevertrouwt, en onderrigtte de Duitfche protestanten wegens de ontwerpen, welke deezen onvoorzichtige® koning tegen hen gemaakt had. 's Keizers verraderlijke handelwijze deedt hunnen haat herleven, en de moord aan twee van Francois afgezanten gepleegt door een .van Kareis veldöverften deedt den oorlog op nieuw ontvlammen. De tijd van 's keizers vernedering fcheen nabij. Door de Turken te Algiers geflagen, zag hij de beide Siciliën bedreigt dóór de vloten van Soliman en Francois. Hun-; garijen geplondert door de janitfaren, en Duitschland in vollen vlam door de worftelingen der Protestanten om eene godsdienstige vrijheid. Ten zelfden tijde behaalde de Hertog van Eughien eene volkomen overwinning te Cerifojes, en 't Milaneefche was op 't punt om in de handen der Franfchen te vallen. Doch Karei hertteJ.de fpoedig alle die verliezen. De troepen, welke hij  446 Hedendaagsche les vie hij tegen Soliman zondt, en enkel verweerenderwijze handelden, teugelden dc onftuimigheid der Turken. Hij paaide de Protestanten met beloften, delde Doria tegen Barbarosfa, deedt Hendrik met een magtig leger in Frankrijk komen, en rukte zelf met een heir in Champagne. Hendrik nam Boulogne; Karei, na zich meester te hebben gemaakt van Sc. Dizier, trok voorvvaards tot aan Soisfons, waarop de Parijzenaren de hoofdftad van 't rijk bij ganfche benden verlieten. Het ontwerp, door den keizer gefmeed om Frankrijk te veroveren, ftond op het punt van gelukkig uittevallen, toen 'er een misverdand onder de bondgenoten ontftond, 't welk dat rijk behielt. Francois maakte zich deze onè'enigheid ten nutte en nam den vrede aan van Crepi, onder de voorwaarden, welke Karei van hem vorderde. Francois den oorlog moede en afgemat door de menigte nukken der fortuin zogt troost in de fraije konsten, en eindigde zijnen wereldfchen loop in 't midden derzelven. — Frankrijk, het welk aan hem de herdelling van geleerdheid 'en fmaak verfchuldigt is, heeft Francois geplaatst in den rang zijner grootfte koningen, en hem alle zijne gebreken vergeven, uit hoofde van het kostelijk gefchenk, 't welk het van dien vorst ontving; doch daar de onpartijdige gefchiedfchrijver eensgezind met 's konings bewonderaren hem het recht laat wedervaren wegens zijne zucht voor de konsten en wetenfehappen, wegens zijne dap-  ees vu. Geschiedenis. 447 dapperheid, goedhartigheid en rondborstigheid, behoorde hij evenwel niet te verzwijgen hoe weinig die vorst zich met de zaken des rijks bemoeide, zijne ondandvastigheid in bet achtervolgen zijner ontwerpen, zijne Hechte keuze omtrent zijne gunstelingen, zijn gebrek aan zuinigheid, de ongenade van Bourbon en Doria, zijne partijdigheid voor Bonnivet, zijn onvoorzichtig gedrag te Pavia, zijne onverdraagzaamheid jegens de Protestanten, de verkooping van rechterlijke bedieningen, door hem in zijn rijk ingevoert, en de rampen zijns volks, het welk onder de buitengemeene en drukkende lasten zuchtte. Na 't overlijden van Francois fcheen alles aan Karei de monarchij van Europa te beloven. De i Duitfche Lutheranen verë'enigden zich ten getale van honderdduizend, hebbende aan hun hoofd den keurvorst van Saxen en de landgraaf van Hesfen.' Karei tastte hen te Mulberg aan met een min talrijk heir, en de dapperheid van den jongen hertog van Alva maakte het meerder ge- : tal der Protestanten van weinig nut. De keurvorst wierd krijgsgevangen gemaakt en deszelfs aanhang verflagen. Terwijl alles famenliep ter l vermeerdering der grootheid van Karei, bezielde [ de ijverzucht over zijnen voorfpoed gansch Europa tegen hem. Engeland gaf bijftand aan de Duitfche protestanten, de keurvorsten, het fterkst : aan Karei gehegt, verklaarden zich voor hen, . So-  448 Heeendaagsche les vie Soliman verfcheen in Hongarije. Hendrik II, de nieuwe koning van Frankrijk, hernam verfcheide fteden in Lotharingen, en de paus zelf begunstigde heimelijk de vijanden des keizers. Het Lutherdom zegevierde. De onderneming van Karei tegen Metz mislukt zijnde, wierd hij te Eisleben geflagen, en voor zijne onderdanen de vlucht nemende, was hij verplicht voor zich zei ven een wijkplaats te zoeken in de rotzen der Alpen. Deze wending der fortuin 1'chrikte hem niet af; maar door zijne kloekheid, werkzaamheid, en vooruitzichten verfchafte hij zich fpoedig de overwinning en den vrede. Daar na verfcheen Karei niet weder aan 't hoofd der legers. Met de jicht gekwelt, uitgeput door de vermoeijenisfen van een werkzaam leven, nam hij een befluit, het welk gansch Europa verbaasde; hij ontdeedt zich van zijne krooneu, welke hij verdeelde tusfehen zijnen zoon en broeder en zag naar het geluk uit in eenen afgezonderden levenftand, waar in hij , na twee jaren doorgebragt te hebben in de geftrengheden van eene godsdienstige tucht, een leven eindigde vol onrust en beroering. De gebeurtenisfen van de andere koningrijken en ftaten van Europa, gedurende dat tijdvak, verdienen dechts eenige weinige algemeene opmerkingen. Te Rome zien wij het hatelijk pausfehap van Alexander VI, de onduimige regeering van Julius II, de fchitterende dagen van Leo X, het zwak  les vn. Geschiedenis. 449 zwak en minder gedrag van Adrianus VI, de zucht van Clemens VII. voor de letteren, de ftaatzucht van Paulus III. ter bevordering zijner familje, ter begunstiging van Welke hij Parma en Placentia tot vorstendommen verhief, het niets beduidend pausfchap van Julius III, die ontbloot was van begaafdbeden en deugd, en eindelijk dc kortftondige regeeringen van Marcellus II. en van Paulus IV. De hertogen van Savoij'c ondervonden niet dan rampen cn waren altoos -de flagtöffers geweest van de twee groote mogendheden, die de wereld fchokten. De rampfpoedige Karei III. Bet flechts een gering erfdeel na aan zijn' zoorf, Philebert, die eenigzins fchitterde onder de helden van het volgende tijdvak. Genua, welke haar vrijheid verfchuldigt was aan den grooten Doria en ten naasten bij dezelve zoude verlooren hebben door dc ftaatzucht van Fiesco, werd alle bare volkplantingen ontnomen, en worftelde met moeite tegen Corfika, welk eiland thans voor haar verloren is, Venetië wist door hare ftaatkunde, de rampen te herftcllen, welke'het verbond van Kamerijk haar had tocgebragt; doch zij verloor den handel van 't oosten, en de Turken ontnamen haar hare waardigfte bezittingen. Florence, na zeer vreemde cn fchielijke omwentelingen ondergaan te hebben, verviel eindelijk tot flavernij en de Medicislëri waren volftrekt Ff mees- -  4.50 Hedendaagsche les vil meesters van die dad, na liet overlijden van Philippus Strozzi. Engeland werd gefchokt door groote omwentelingen onder de regeering van Hendrik VIII. Anna Bullen verloor haar hoofd op een fchavot. Janna Seijmour, de moeder van Eduard, ftierf in't kraambedde. Anna van Cleef werd, na eene echtverbindtenis van zeven maanden met Hendrik, van hem gcfcheiden. Katharina Howard eindigde hare dagen door dc handen des gewonen fcherprechters en Katharina Par, zou het zelfde lot ondergaan hebben, had zij zich niet ïchrancler weten te gedragen. Wolfeij, alle zijne bedieningen ontnomen en met den dood bedreigt, ftierf van hartzeer. Lord Cromwel, na 't vertrouwen van Hendrik bezeten te hebben, werd door dien verfchrikkelijken monarch verbannen en aan deszelfs grilligheden opgeöffert. Fisher en Sir Thomas Mortis ftierven op bet fchavot. Alles fidderde voor den dwingeland. Het Parlement, bet zij uit vrees het zij uit bloohartigheid, bekrachtigde met deszelfs gezach de ongerijmdfte wetten en voegde zich naar Hendriks dwaze grilligheden. Dan, niettegenftaande het onderst boven keeren der orde van burgerlijke en godsdienstige zaken, genoot het koningrijk eene volmaakte rust; het recht werd onpartijdig bedient; de Schotten werden geflagen, en Engeland wierd buiten 's lands befchouwt als dc mogenheid, welke het evenwigt kou  les vu. Geschiedenis. kon houden tusfehen den keizer cn den koning van Frankrijk. Na 't overlijden van den geftrengen Hendrik, voerde de hertog van Somerfet, oom van 's moeders zijde van Eduard VI. en deszelfs voogd, de hervorming in Engeland in, De drceken van Dudleij, graaf van Warvvick en naderhand hertog van Northumberland, vernielden den hertog van Somerfet, zijnen weldoener, verwierven het vertrouwen van Eduard en overreedden hem de kroon te laten aan Ladij Janna Greij, ten nadeelc zijner beide zusters cn der koninginne van Schotland. Eduard's ontijdige dood fchcen aan dc familje van den ftaatzuchtigen Warwick den weg te banen tot den throon. Zijn zoon, Lord Guildford, was gehuwt aanjan. na Greij, die, volgens den ïaatften uitte:den wil des jongen prinfen tot den throon geroepen was. Doch Maria, dochter van Hendrik VIII, wist dc oogmerken van den regent te verijdelen. Zij werd tot koninginne verklaart cn 'er had eene algemeene omwenteling plaats in den godsdienst. Cranmer, de voord-ander en deun der hervorming, viel in ongenade en de Roomfche bisfchoppen wierden aan 't hoofd der Staatszaken geplaatst. Maria huwde aan den aartshertog Philippus, zoon des keizers, en onderlcheidde hare regeering door de bloedigdc te recht Hellingen. De onfchuldf ge Janna benevens haren waardigen gemaal waren de eerde flagtöffers. De brandfrapels werden door gansch Engeland aangcituken en de barbaarFf 2 fehs  452 Hedendaacsche les vn. fche ftaatsdienaars van de dweepzuchtige en bloeddorstige Maria wierpen geleerde cn vrome mannen, achtbare kerkvoogden, vrouwen en kinderen in de vlammen. Laten wij een fluier halen over deze afgrijzelijke tooneelen, welke enkel door de wreedde dweepzucht konden worden ■ voortgebragt, vooral toen die dweepzucht heerschte in de bloeddorstige ziel van Maria. De uitwerkzelen der Roomfche wreedheid werden in Schotland gevoelt onder de regeering van Maria Stuart. Kardinaal Beatdn veroordeelde eenen Wishart als ketter, en dat onrechtvaardig én onchristelijk vonnis had ten gevolge de verfchrikkelijkde wraak; de Kardinaal fchoot 'er het leven bij in en Schotland werd ingewikkeld in die rampen, welke meer of min heerschten in alle de deelcn van Europa, waar het volk pogingen deedt om het juk van godsdienstige flavernij aftewerpeu en voor zich zeiven te denken. Switzerland was niet bevrijd van de onlusten, welke het overige van Europa beroerden. De hervorming kreeg voet in dat land en verbitterde de Rooms-katholijken tegen de Protestanten. De Kantons, welke de gevoelens van Zwingelius niet wilden aannemen, namen de wapens op tegen hunne broederen. 'Er viel een bloedig gevecht voor, waar bij de Protestanten te kort fchoten; doch Let vooruitzicht op de ram-  les vn. Geschiedenis. 4^3 rampen, welke hun land bedreigden, deedt hun gezond verftand ontwaken; de beide partijen lagen hunne wapens neder en kwamen onderling over een, dat elk Kanton de vrijheid zou .hebben dien godsdienst en eerdienst te kiezen, welke men het best achtte. Omtrent dien tijd nam Gelieve de gedaante aan van een Gemeenebest, ontdeedt zich van de heerfchappij hares bisfehops en van den hertog van Savoije, nam de leerftellingen cn kerktucht aan van Calvijn en herdelde het zachte bewind eener volksrcgeering. In 't noorden zien wij nieuwe ftaten opkomen. Albert van Brandenburg, groot-meester der Duitfche orde omhelsde de hervorming, hield de landfehappen, aan de ridders onderworpen, aan zich, en lag den grondflag van het koningrijk Pruisfen. Polen vertoont niet veel beduidende oorlogen met Rusland en eenige' veroveringen, als die van Mazovia en het vruchtbare Livoniè'. Rusland wierd,beheerscht door dwingelanden, die na dat zij de Tartaren verdreven hadden, hunne onderdanen een ijzer juk oplagen. Van alle de koningrijken van 't noorden verdienen in dat tijdvak Zweden en Deenmarken 's lezers meeste oplettenheid. Zweden verzaakte nogmaal het verdrag van Calmar, verbrak alle verbintenis met Deenmarken en verhief Steno Stur tot de waardigheid van regent van 't koFf 3 ning-  454 Hedendaac s c h e les vn, ujrjgrijk, deze maakte zich berucht door zijne deugden cn overwinningen. Na den dood van dien held, wikkelde de ftaatzucht en het zinneloos gedrag van den jongen Troll en den aartsbisfehop van Upïal de natie in onheil en ellende. Zij verëem'gden zich met Christiern II, den dwingeland van Deenmarken, maakten een famenzwecring tegen hun land en wekten alles tot een' opftand. Te vergeefsch veroordeelde de Zweedfche fenaat den oproerigen aartsbisfehop, ontnam hem zijne waardigheid en floot hem in hechtenis, dit alles bezorgde geen rust aan 't koningrijk. 'Er kwamen nieuwe ftorracn op in Zweden ; Paus Leo X. fchoot zijnen kerkdijken blanblixem tegen de natie. Christiern, in Zweden gerukt zijnde, verwoestte het land te vuur cn te zwaard en belegerde Stokholm. De regent Steno, na de troepen van Christiern geflagen en hem tusfehen de ftad en de zee te hebben ingcfloten, was onvoorzichtig genoeg het oor te leencn aan vredqs voerflagen, welke Christiern hem deedt. De Beenfchc monarch vorderde dat Gustavus Vafa zich naar zijn leger mogt begeven om over vrede met hem te handelen, doch niet zoo haast was die jonge vorst, de afftammeling der oude Zweedfche koningen, in zijne magt of hij begaf zich naar Deenmarken. Meester van Gustavus zijnde, maakte Christiern toebereidzelen tot eenen nieuwen oorlog. Hij gaf het bevel over de troepen, welke Frankrijk hem verfchaf- te,  ees vie Geschiedenis. 455 te, aan Otho, een Duitfcher. De Deenen deeden eene landing in Zweden. De regent verloor zijn leven in een bloedig gevecht op het bevrozen meir Veter, cn de natie werdt ecu prooi der Deenen. Christiern, meester van Stokhohn en van 't ganfche honingrijk, liet veele bisfchoppen, raadsheeren, heeren en vrouwen van hoogen rang ter dood brengen, en zijne foldaten, met het zwaard in de vuist op het volk aanvallende, deeden dc ftraaten ftroomen van het bloed van duizenden. 'Er ontbrak, flechts een enkel flagtöffer om de woede te verzadigen des barbaarfchen Christicrns, en dat flagtöffer was Gustavus; doch die vorst was zijnen verweldiger ontfnapt. De gefchiedenis levert geen belangrijker ftuk dan de befchrijving van 't gedrag des jongen Gustaafs in deszelfs akeligen toeftand. Een gevoelige ziel fchept vermaak hem in zijne vlucht te volgen van Lubce en Colmar, hem door 't leger zijner vijanden te zien trekken op een kar met ftroo beladen. Behouden ' in Zweden aangekomen, wilden zijne bloedverwanten en vrienden hem niet begunstigen, zijne leenmannen wilden hem geen hulp verleenen, en de monnikken van een godsdienstig gebouw, door zijn' vader geftigt, weigerden hem een ichuilplaats; hij verborg zich in de fchuur van iemand,'die een huisbediende had geweest bij zijn' vader en van wien hij vernam dat zijne familje door de handen des fcherprechters was omgebragt. Vreezende in zijne wijkFf4 plaat-s  456 Hedendaagsciie les vil plaats ontdekt te worden, begaf hij zich naar Dalecarlië, vergezelt van een gids, die hem beroofde en verliet. In 't gebergte omzwervende en gebrek aan voedzel hebbende, was hij gedwongen zich te verhuren bij een mijn-werker. In dien ftaat werd hij gefeest van een vrouwsperiöon en door haar gebragt tot een heer, die eenig verlangen betoonde om' hem te dienen. Nogmaal werd hij door een' gewaanden vriend onderhouden cn verraadt». Een land-paftoor verborg hem, aan dezen deelde hij zijne oogroerken ter verlosfinge zijns lahds mede, cn deze overreedde hem zich te vervoegen tot de boeren. Gustavus vond dien raad goed, en verzamelde dezelven op kersdag, ontdekte hun wie hij was, deedt hen het befluit nemen om het Dcenfche juk aftewerpen en ftelde zich aan hun hoofd: Zie daar het begin zijn's voöripoeds. Met een leger, 't welk bij aanhoudenheid aanwies, dreef hij de Deenen uit de Zwcedfche Landfchappcn, deedt zich tot regent verklaren, maakte zich meester van Stokholm, wierdt door de ftaten tot koning van Zweden gekroont, en noopte Christiern de wijk te nemen naar Deenmarken, terwijl Troll naar Noorwegen trok om nieuwe onlusten aanteftoken. — Cp den throon gevestigt, wendde .Gustavus zijnen aandacht op de bevordering van het geluk cn den welvaart zijn's lands. Zijn hof werd het verblijf van befchaaftheid en pracht. Hij nodigde geleerde lieden naar zijn koningrijk te  les vil Geschiedenis. 457 te komen. Orde en 'geregeldheid werden in 't beduur der geldmiddelen ingevoert. De troepen werden beter geöeffent, en Zweeden nam eene nieuwe gedaante aan. Om hem tot een waar koning te maken, bleef 'er flechts nog eene groote zaak te verrichten; deze was de vermogende, rijke en oproerige geestelijkheid te vernederen, waar toe hij het beste middel meende te zijn het invoeren van de hervorming in zijne ftaten. Hij ondernam deze gcwigtige omwenteling enflaagde. Olaus Petri werdt geplaatst aan 't hoofd der hervormde Zweedfche kerke. Deze verandering baarde eenige beroertens, welke ten Voordeele van Gustaaf beftuurt werden. Meester van de geestelijkheid, vernederde hij den adel, maakte zich zelf een onafhanglijk monarch, verklarende den throon erflijk, het overige zijner dagen wijdde hij aan 't geluk zijner onderdanen. In Deenmarken, na de zwakke regcering van Johannis I, werd Christiern II, uit Zweden gedreven zijnde, door Gustaaf, en fteeds aanhoudende dc Deenen op de geweldigfte wijze te behandelen, van den throon gebonstdoor zijne eige onderdanen, die hem verachtten en verfoeiden. Zijn neef Frederik, die in zijne plaats verkoren werd, poogde te vergeefsch Zweeden te herwinnen. Verplicht Gustaaf te erkennen, verijdelde hij de ondernemingen van Christiern, die uit de gevangenis ontfnapt, wederom naar de kroon Ff 5 trach-  mgS Heeene-aagsche ees vh. trachtte, welke hij door zijn dolzinnig gedrag verboren had. Troll fnenveldc in een velddag, Christiern werd nogmaal de gevangen zijn's opvolgers, en de edelmoedige Frederik lag zich in zijn bewind toe om den welvaart zijner onderdanen te bevorderen. Christiern III, die zijn vader Frederik opvolgde, nodigde de konsten en wetenfehappen naar Deenmarken en voerde 'er de hervorming in. Portugal werd eiken dag meer en meer berucht door de ontdekkingen van deszelfs Icheepslieden cn door de veroveringen van deszelfs vloothoofden. Gedurende dat tijdvak en onder de regeering van den grooten Emmanuël, zeilde Vasco de Gama om de kaap de goede hoop, drong door in den oosterfchen oceaan, zeilde zesduizend zeemijlen kusts af, ftcvende naar de Indien cu kwam te Calicut aan, daar hij den naam der Portugeczen deedt eerbiedigen; Almeidda zette zijne ontdekkingen nog verder voort en begon den handel, welke Egijpte verrijkt had. Alburquerque ontdekte de uiterfie eindpalen yan Afia, vermeesterde Malabar, vestigde Goa, vond de Eilanden van Ceilon, Sunda en de Molukken en zond de diamanten, paarlen, indigo en lpeccrijeu van 't oosten naar Lisbon. Alvarez dc Cabrel, ten zeiven tijde naar 't westen zeilende, landde in Brafilié' in Zuid-Amerika en vestigde daar eene volkplanting, welke op heden nog eene der ver-  les vii. G e s c ii i e d e n i S. 455 vermogende is van alle die aan Portugal behooren. Onder de regeering van Johannes II. bereikten de Porttigeezen, die hunne ontdekkingen bleven voortzetten, China en maakte dat rijk bekent aan Europa. De vermeestering van het Eiland Hainan, in 't midden van 't welke zij Macao bouwden, de ontdekking van Japan, het welk de bron werdt van eenen verbazenden handel en het tooneel des ijvers van Francois Xavier, verhief Portugal ten toppunt van roem cn vermeerderde aanmerkelijk deszelfs rijkdom-: De jaarboeken van Turkijen leveren, in dat tijdvak, den lezer de ontthrooning van Bajazet, die geene bekwaamheid had om te regeeren; de ivrede en wakkere regeering van zijnen zoon Selim, benevens de uitmuntende overwinningen van Soliman II, deszelfs oorlogen in Flongarijé', Duitschland en Afrika met het huis van Oostenrijk en zijne roemrijke verrigtingen in Afia, De Hervorming. De oude en hedendaagfche gefchiedenis van 't menschdom levert ons geen gewigtiger omwenteling dan die de hervorming in 't begin der zestiende eeuw te weeg bragt. Misleiden heeft geene omwenteling zulk eenen algemcenen invloed gehad op de nijverheid der natiën op de regeering der koningrijken, dc zeden der menfehen, den voortgang der wetenfehappen en op de  460 Hedendaagsche les vie dc maatfehappij in 't algemeen. Dc lezer weet reeds welk eene buitenfporige magt de pauzen verkregen hadden in geestelijke en wereldlijke zaken. Gansch Europa bukte onder 't juk van Rome en fidderde op den naam van Paus. Zij, die van tijd tot tijd zich ftoutelijk onderwonden deze geduchte magt te weêrftaan, hadden niet geüaagt. Keizers, koningen en volken hadden te vergeefsch kracht, godsdienst en wetenfchap m 't werk gepelt om hunne kluisters te verbreeken. 's Pauzen throon bleef onwrikbaar en deszelfs vijanden waren, na vergceffchc pogingen, verplicht zich flaven tc erkennen van den Roomfchen doel. Onafgebroken zegepraal over de Christenwereld fcheen het volftrckt gezach der Pauzen onwrikbaar te vestigen. Dan, daar is een bepaalden tijd voor alles. De Voorzienigheid had het voor een onaanzienlijk bijzonder mensch bewaard dezen geduchten throon aan 't waggelen te brengen, Romens oppervorst van de helft van deszelfs rijk te verdeken en de andere helft te verwrikken; de menfehen optcwekken uit dien diepen flaap, waar in zij verzonken lagen, en hun de lamp der rede en des godsdienst voortehouden, waar door zij de dwalingen, de bedriegerijen en de overheerfchingen der Latijnfche kerke zien mogten en vooral ontwaren de ellende van hunnen flaaffchen toeftand. Luther was de bewerker of liever het werktuig dezer gedenkwaardige omwenteling. Geboren te EjsIc- ben,  les vu. Geschiedenis. 461 ben, in Saxen, van geringe ouders,'wierd hij in een klooster van Augustijner monnikken beitelt, 'waar hij fpoedig zich deedt ondcrfcheiden door zijne groote vlijt in de letteröeffening, door zijnen doordringenden geest en bóven al door eene gemakkelijke en ftoute wijze van zich uittedrukken. Hij werd tot leermeester in de wijsbegeerte aangeftelt te Wittemberg en reeds fpoedig tot den rang van hoogleeraar in de Godgeleerdheid ter zeiver ftede, waar hij zeer veel aanzien verwierf. Ten zeiven tijde wilde Leo X. de prachtige S-. Pieters kerk te Rome voltooit hebben, doch zijn fchatkist uitgeput zijnde, opende hij eene fchatting van aflaten. Deze werden van Rome verzonden om in Duitschland verkogt te worden; de Dominicanen werden met de uitveiling daar van belast. Nooit was 'er een zoo fcbandelijk misbruik gemaakt van de aflaten. Dezelve werden .openlijk als een markt-waar verkogt en zelfs met de grootfte onbetaamlijkheid in herbergen cn bierkroegen uitgevent. Men liet ze uitroepen als hemelfche gunstftukken, welke de kracht bezaten om de gruwelijkfte misdaden uittewisfchen. Dit ftrekte tot aanmoediging en vermeerdering van allerlei zoort. van ondeugden. De boozen werden door geen vrees afgefchrikt van 't plegen van misdaden. Hier uit is ligt optemaken hoe gevaarlijk dat leerftelzel ware voor de maatfehappij, vooral in een tijd toen de ftem van 't geweten gefraoort werd door 't bijgeloof en  462 Hedenbaagsche les vie en de rede en ware godsdienst bijna niets vermogten tegen een zwerm van ongerijmde dwalingen. De Augustijner monnikken, bet zij uit een affcbuwen van dit lecrftclzel, of uit hoofde der misbruiken, die men 'er van maakte, of wel uit ijverzucht, gelijk zommige mecnen, kozen Luther om te prediken tegen de aflaten en tegen de genen, die 'er mede te koop liepen. De jonge monnik begaaft met eene levendige verbeelding en gewapend met den fakkel der rede en der heilige fchrift, voer met groote kracht van welfprekenheid uit tegen deze verderflijkc leerftellingen, wees de ware grondbeginzels deiaflaten aan, verkoelde den ijver der koopers en aangemoedigt door dezen gelukkigen uitflag, ging hij in zijne ontwerpen nog verder. Hij toonde en tastte de overheerfchingen en dwalingen der Roomfche kerke aan; in één woord hij rukte den fluier af, welke deze dingen voor 't oog der wereld bedekte: de throon der Pauzen geraakte daar op aan 't waggelen. Leo, die, in den beghme, Luther veracht had, begon nu verlegen te worden wegens den voortgang van den hervormer en dagvaarde hem voor zijn gerichts-hof te Rome. Frederik van Saxen, die Luther bcfchermde, verkreeg de gunst dat deszelfs zaak onderzogt mogte worden in Duitschland. Luther verfcheen op de rijksvergadering te Augsburg onder een vrij geleide van keizer Karei. Kardinaal Cajetanus, die zijn rechter was, weigerde hem  les vu. Geschiedenis. 463 hem te hooien en wilde hem nopen de dwalingen, welke hij wegens de aflaten en den aart van 't geloof geleeraart had tc herroepen. Luther weigerde zulks, beriep zich op eene algemeenekerkvergadering, week heimelijk uitAugsburg en keerde naar zijn eigen land weder, gevolgt van verfcheide nieuwe geloofsgenoten. Tot hier toe had Leo zich vergenoegt met bedreigingen; dan, daar de hervorming veld won, donderde hij zijne vervloekingen uit en verlangde niets zoo zeer dan den genen te ftrallën, dien hij als de oorzaak daar van befchouwde. 's Pauzen vonnis tegen Luther uitgefproken vergramde den hervormer des te meer; door zijnen vorst en landsman befchermt, beriep hij zich op nieuw op eene algemeene kerkvergadering, hieldt den Paus voor den Antichrist, verbrandde te Wittcmberg de bulle van uitfiuiting, tastte de geïiefdfte leerflellingen van de Roomfche kerk aan en fprak met verachting van hare plechtigfte kerkgebruiken. Karei V. gaf, op verzoek van Leo, aan den hervormer bevel van tc verfchijnen cp dc rijksvergadering te Worms. Luther kwam, fprak met eene ftoutmoédige befcheidenheid, betuigde dat hij misfehien in zijnen ijver te ver gegaan ware, maar weigerde tevens zijne gevoelens te herroepen, ten ware men hem van derzeiver valschheid konde overtuigen. Noch belofte noch bedreigingen konden hem van befluit doen veranderen, zijne onverzettelijkheid ontrustte de Room-  4Ö4 Hebenbaagsche les vie Roomfche geestelijkheid, en men doeg aan Karel voor het voorbeeld te volgen van Sigismond, die, in weerwil der trouw eener vrijgeleide, Jan Hus en Hieronimus van Praag ten brandftapel had overgelevert. De keizer, die zich niet wilde bezoedelen met eene zoo hatelijke misdaad, ftond aan Luther toe te rug te keerén, maar kort daar op werd 'er in 's keizers naam en op gezach der rijksvergadering een geftreng vonnis tegen hem afgekondigt, waar bij aan alle vorsten verboden werd hem lijf berging te verkenen en gelast hem aantehouden zoo haast de tijd zijner vrijgeleide zoude afgeloopen zijn. De keurvorst van Saxe durfde niet beftaan hem openlijk te befchermen, maar verborg hem in een kasteel, waar hij zich veilig bevond voor de woede zijner vijanden, tijd had zijne gevoelens bij een te fameien en aan zijne leerftellingen eenen behoorlijken vorm te geven. De leerftellingen der Roomfche kerk wierden het eerst door hem aangevallen; hij erkende Hechts twee Sacramenten, de Doop en 's Heeren avondmaal, befehouwende het overige als uitgedagt door eigenbelang, en aangenomen door bijgeloof. Hij verwierp de aanroeping der heiligen, niet alleen als nutteloos, (naar als afgoderij; de gebeden voor de afgestorvenen merkte hij aan als een ftrik voor de geloovigen; het vagsvuur als eene ongerijmdheid door de baatzucht der kerkdijken verzonnen, en de oorbiegt als eene bclachlijke plechtigheid. De  ees vit. Geschiedenis* $6$ De leerftukken van de medezelfftandigheid, het rechtveerdiginakcnd geloof en de voorbefchikking Iwaren zijne begunstigde ftellingen. Van de leerftukken ging hij over tot het beduur der kerke. Hij hield ftaande dat de Paus buiten het ftift van Rome geen gezach had; dat het rechtsgebied der I bisfchoppen enkel gegrond is in de keur der J Christenen. De meeste kerkelijke onderfcheidingen befchouwde hij als het uitwerkzel van kerkelijke dwinglandij. De rijkdom der geestelijken handelde hij als eene misdadige overheerfching. Hij toonde aan dat de ongehuwde ftaat een bron was van veelvuldige misbruiken; en dat de godsdienstige geloftén, waar door het huwelijk belet word, ftrijdig zijn met den aart van 't Euangclium.' Hij ontfloot de kloosters, maakte dat de Priesters huwden, en nam zelf eene Katharina Bore, een non, tot zijne wettige vrouw; maande de vorsten aan de hand te leggen op den rijk! dom der geestelijkheid, een gedeelte daar van aan zich te houden en het overige te bedreden aan 't ftichten van Collegien en gasthuizen, ter i aanmoediging van vlijt en nijverheid en tot het herdeden van openbare wegen. Zulke redelijke en prijswaardige oogmerken zetten den keurvorst . van Saxe meer dan ooit aan hem te belchermen. Van dien tijd .af had Luther het genoegen zijne leerftellingen te zién omhelzen van zijn land, het welk tevens de hervorming aannam. Van Saxe gingen zijne gevoelens over naar Hesfc, welk Gg land  4.6Ö Heeendaagsche' les vie land benevens een groot gedeelte van 't noorden van Duitschland insgelijks hervormt werd. Een groote menigte Discipelen ondèrfteünde zijne pogingen, Melanchton, een der fraaiftc vernuften van zijn tijd, was de voornaamfte fteun der Lutberfche hervorming en bragt aan dezelve veel achtbaarheid toe door zijne kundigheid en gematigdheid. Ten zeiven tijde verfpreide vrome en ijverige lieden dc hervormde leerftellingen door Europa. Bucer bragt dezelven in de keizerlijke fteden aan den Rhijn, en Olaus in Zweden deszelfs geboorteland. Welk een zegepraal voor Luther de helft van Europa zich te zien ontdoen van het Roomfche juk, geheelc koningrijken zijne gevoelens te zien aannemen, terwijl een. vermogenden aanhang hem kwam raadplegen cn eerbiedig zijne uitfpraken aannemen! welk een roem voor dezen hervormer; dc wereld verandert, de gemoederen der menfehen verlicht, het eerfte Christendom herftelt en de heilige fchrift aan een iegelijk ten gebruike gegeven te hebben, en vreedzaamlijk te fterven te midden zijns huisgczins, zonder vrees, zonder wroeging.' Het karakter van den vader der hervorming, 't welk zoo uitmuntend wel gemaald is door eenen vermaarden gefchiedfehrijver, zal ik, voor mijnen lezer, hier laten volgen. Luther ftierf in zijne geboorteftad Eislcben, aan eene ontfteking in de maag, in het drie en zestigfte jaar zijns ou-  les vri. Geschiedenis. 467 ouderdoms. Daar deze groote hervormer het middel was, van 't welk de Voorzienigheid zich' bediende in het te weeg brengen dezer aanmerkelijke en gelukkige omwenteling, vind men in* de afbeelding zijns karakters eene treffende te■ gendrijdigheid, naar mate het zelve door vijah: den of vrienden wierd afgemaald' De eerden, • gebelgt over zijn gedrag en dol van woede te zien hoe hij, met een opgeheven hand, alle de . gronden van hun geloof en de voorwerpen vari > hunnen eerbied en van hunne liefde omverwierp, j hebben hem niet alleen de onvolmaaktheden erf gebreken van den mensch, maar alle de hoedanigheden van een vriend des fatans te last ge* legt. De anderen, hem befchouwende als dc hcrdeller der Christelijke vrijheid, waren zo'o' i vol van een dankbare bewondering, dat zij heirï meer dan menfchelijke volmaaktheden hebben tocgeé'igent cn zijne daden ten naasten bij met dezelfde verrukking befchouwde als alleen aan die van Jefus Christus, de propheten en apostelen toekomt. „ 't Is uit zijn eigen gedrag, niet „ uit den vergrootten lof of de verzwaarde be! „ rispingen zijner tijdgenoten, dat de tcgenwoor„ dige eeuw haar oordeel over hem moet velleriV te Zijn ijver in 't aankleven van 't gene hij -voor 4, waarheid hield; zijne onverschrokkenheid in 't „ verkondigen dier waarheid; zijne bekwaamhc„ den, zoo natuurlijke als verkregene, om de- fa zelve te verdedigen cn zijne onvermoeide vlijt Gg 3 a is!  4<53 Hedendaagsche les vie „ in dezelve voortteplanteii, zijn alle deugden, „ welke zoo duidelijk en niet zoo veel luisters „ in zijn ganfche gedrag doorfchijnen, dat zelfs „ zijne vijanden hem dezelven niet hebben kon„ nen betwisten. Voeg hier bij eene zuiverheid „ cn geftrengheid van zeden zeer wel flrookende „ met het karakter eens hervormers; eene gere„ gelde levenwijze, welke zijne leer achtbaar„ heid bijzette, en zulk eene volmaakte belang„ loosheid, welke geen den minsten twijvel we„ gens zijne oprechtheid overlaat. Voor 't ove„ rige boven alle zelfverheffing, niets op heb„ bende met de geneuchtens of lieflijkheden des „ levens en alle vermaken verachtende, liet hij „ de eertijtels en voordeden der kerke aan zijne M discipelen over en vergenoegde zich altoos met „ zijnen eerften post van hoogleeraar in de hoo„ gefchool van Wittembcrg en van leeraar dier „ ftad, met de geringe wedde aan die bedienin„ gen verknogt. Zijne ongemeene hoedanigheden gingen gepaard met eenige gebreken van men„ fchelijke drift en zwakheid; maar deze gebre„ ken, verre van toegefchreven te moeten wor„ den aan boosheid of aan de bedorvenheid zijns „ harte, fchecnen met veele zijner deugden ha„ ren oorfprong uit eene zelfde bron genomen te „ hebben. Zijne ziel, natuurlijk heftig en ge„ wcldig, wanneer zij door groote voorwerpen 5, aangeipoort of door hevige hartstochten geroert „ wierdt, vervoerde, om zoo te fpreeken, zich „ bui-  ees vie Geschiedenis. 469 „ buiten zich zelve, met eene drift, welke zwak„ ker gemoederen verbaasde, of vreemd voor„ kwam aan lieden in geruster omdandigbeden. „ Door eenige zijner prijswaardige hoedanighe„ den tot uitterdens te brengen, ging hij ibm„ tijds de palen van 't goede te buiten en maak„ te zich fchuldig aan daden, welke hem aan „ berisping bloot delden. Het vertrouwen, welk „ hij in de gegrondheid zijner gevoelens ftelde, „ verfchilde weinig van verwaandheid; zijn moed, „ om die gevoelens ftaande te houden, kwam „ nabij vermetelheid; zijne ftandvastigheid om „ van dezelven nimmer aftegaan, was weinig „ minder dan hoofdigheid, en zijn ijver, om zij„ ne tegenpartijen te wederleggen, grensde zeer „ digt aan woede en onbefchoftheid. Gewoon „ alles der waarheid te onderwerpen, vorderde „ hij denzelfden eerbied voor haar 'van andere „ menfehen, en niets aan hunne zwakheden of 1, vooröordeelcn toegevende, voer hij met ver„ achting uit tegen alle de genen, die niet dag„ ten gelijk hij. Toen men zich tegen zijne leer „ verzette, viel hij alle zijne tegenftreevers aan „ met even veel woede, zonder zich aan rang „ of verdienste te ftoren. Hij ontzag zelf de „ koninglijke waardigheid van Hendrik VIII. noch „ de begaafdheden en geleerdheid van Erasmus „ niet, maar bejegende hen even ruw en onbe„ fchoft als hij Tetzel of Ecoius gedaan had. „ Dan, deze onbetaamlijkheid, aan welke LuGg 3 ther  4?o Hebenbaagschi les vie „ tlier zich fchuldig maakte, moet niet geheel -„ aan zijnen driftigen aart worden toegefchreven; „ zij was gedeeltelijk het gebrek zijner eeuwe. „ J3ij een ruw volk, onkundig van die grondreJ? gelen, welke, door gedurig de hartstogten van „ elk in "t bijzonder tegen te gaan, dc maat„ fchappij befchaven en de zeden verzachten, „ waren alle twistgeichillen heftig en fterk en „ zij drukten, in hunne natuurlijke taal, zonder ,, de minste bedaardheid of ingetogenheid te la„ ten blijken, de beweegingen uit, die zij ge„ voelden. Dewijl in dien tijd alle werken van „ geleerde lieden m 't Latijn opgedclt werden, „ waren zij door het voorbeeld der beste fchrij„ veren in die taal gewettigt, hunne tegenftree,', vers met den fchamperden moedwil te bejegc„ nenl daarenboven klinken alle onbetaamlijke en ruwe uitdrukkingen in eene doode taal zoo „ fcherp niet als in eene levende, waar van de „ bijzondere toonvallen en Ibrcekwijzcn gemcen- zamcr zijnde ook cnbefchofter voorkomen. „ Wanneer men iemands karakter wil op,, maken, dient men hem te beöordcelen naar de beginzels en grondregels zijner eeuwe; want ?, alhoewel deugd en ondeugd in alle tijden de„ zelfde zijn, de zeden cn gewoontens verande„ ren nogthans onophoudelijk, 't geen ons in 't „ gedrag \-an Luther als zeer berispelijk voor?, komt, ergerde zijne tijdgenoten niet. liet wa- „ ren  les vie Geschiedenis. 471 „ ren zelfs eenige dier hoedanigheden, welke wij „ thans gercedelijk laken, die hem juist gefchikt „ maakten het groote werk te volvoeren, het „ welk hij durfde ondernemen. Om het mensch„ dom, dat in onkunde en bijgeloof gedompeld „ lag, optcwekkcn, en de woede der dwceperij, „ die de magt in handen had, té bedtijden, was „ een hevigen ijver en een onverfaagt karakter „ noodig. Zachte uitnodigingen zouden noch ter ,, ooren gekomen zijn noch aangefpoort hebben „ die genen die geroepen werden. Een bemin,, nelijker maar min wakkere geest dan die van „ Luther zou de gevaren ontzien hebben, die „ Luther durfde tarten en wist té boven te ko„ men. Omtrent het einde van zijn leven, zag „ men, fchoon zijn ijver of zijne begaaftheden „ niet zichtbaar verminderden, zijne lighaams„ kwalen toenemen, zoo dat hij daaglijks geem„ lijker, oploopener en ongeduldiger werd, wan„ neer hij' wierd tegengefproken. Hij had het „ genoegen den verbazenden voorfpoed zijnes „ ijvers te beleven, een groot deel van Europa „ zijne leer te zien omhelzen en de grondvesten „ tc zien waggelen van den pausfelijken throon , „ voor welken de grootde monarchen gefiddert „ hadden; dit maakte dat hij zich niet kon wc„ derhouden blijken te geven van waan cn eigen„ liefdeken hij zou, indedaad, meer dan mensch „ hebben moeten zijn, indien hij, zonder deze „ zwakheden te laten blijken, de groote dingen Ge 4 »• had  47* Hebendaagsche les vie „ had konnen befchotiwen, welke door hem wa„ ren te weeg gebragt." (y) 't Is natuurlijk te veronderdellen dat toen de Europafche Christenen ontflagen waren van het flaaffche juk van Rome, en bevonden dat zij voor zich zeiven mogten denken, zij, met betrekking tot belpiegelendc leerftellingen van den godsdienst, alle niet eensgezind konden zijn. Indien dezelfde denkbeelden onderfcheiden indrukzels maken op de menfchelijke gemoederen en geene twee perfonen volkomen eveneens denken, noch dezelfde onderwerpen in het zelfde gezichtpunt befchouwen, hoe veel te meer moet zulks dan het geval zijn met de gevoelens en denkwijze der menigte, en dit 's ook de reden waarom onze hervormers over fommige leerftellingen vanhet Christendom zoo verfcbillend dagten en waarom zich verfchillende gezindheden in 't begin der hervorming op deden. Dan, hoe verdeelt de hervormers ook onder clkandcren waren in zaken van weinig aanbelang, allen nogthans kwamen daar in overeen, dat zij het pauzelijk gezach verwierpen. Zwinglius, leera'ar te Zurich, in Zwitferland, fchoon hij de hervorming omhelsde, verwierp evenwel de medezelfftandigheid, hij loochende dc daadelijke tegenwoordigheid in 't nacht- fy) Historie der Regeering van Karei V. vijfde deel bladz. 9ï—97-  les vu. Geschiedenis. 473 't nachtmaal, befchouwde de leer van 't rechtveerdigmakende geloof als een gevaarlijk gevoelen', hield de verdienste der goede werken, welke ons wezenlijk nuttig maken voor onzen evenmensen, ftaande, cn ging zelfs zoo verre van te beweeren dat Socrates, Aristides, Cato en alle groote mannen der oudheid niet onwaardig waren de hemelfche gelukzaligheid te genieten. De voorbefchikking kwam hem voor als een leerftuk ftrijdig met de rede, met den godsdienst en met de goede zeden. In andere ftukken was hij het met Luther eens en hij omhelsde diens gevoelens wegens de tucht en 't beftuur der kerke. Het grootst gedeelte van Zwitferland naai het ftelzel van dien hervormer aan. Johannes Calvinus, geboren in 1509.' te Noijon, in 't zuiden van Frankrijk, kwam kort daar aan te voorfchijn en kan gerangfehikt worden onder de vermaardfte hervormers. Hij ftemde met Zwinglius overeen in 't verwerpen der medezelfftandigheid en de daadelijke tegenwoordigheid, maar verfchilde van hem in 't ftuk van het verdienstelijke der goede werken. Hij hield met Marthinus Luther de leerftellingen van het zaligmakend geloof en van de voorbefchikking ftaande, maar verfchilde van hem in zijne denkbeelden wegens het kerkbeftuur, en was voor een volksbeftuur, dat is, dat alle Christen leeraars gelijk zijn in rang en in gezach. Hij beGg 5 werk-  0a Hebenbaagsche les vii. werkte eene gedenkwaardige omwenteling in Gerieve, waar hij geëerbiedigt wierd als een apostel en gehouden voor den grondlegger van dat Gemeenebest. Volgens 't gevoelen van zommigen is de dood van Michiel Servetus, die om ketterij, te Geneve, openlijk verbrand wierd, in welk bedrijf Calvinus een voorname rol ipeelde, een onuitwischbare vlek voor den naam en voor de gedagtenis diens hervormers. Ieder verftandig bewonderaar van Calvijn moet het fmerten dat hij reden gegeven hebbe hem om zijnen vervolgzuchtigen geest met eene zwarte kool te tekenen. Wij, die tot een verlichter eeuw behooren, zijn overtuigt dat niets onbillijker noch godloozer zijn kan dan iemand om eenige van deszelfs gevoelens te ftraffen of te pijnigen. Doch zulke eene edelmoedige cn billijke denkwijze, zoo overeenftemmende met dc rede cn den Christelijken godsdienst, was voor tweehonderd jaren geenzins de heerfchende. Men was toen ter tijd van begrip dat gevoelens, welke vijandig fchcenen te zijn met den godsdienst, aan den lijve moesten geftraft worden, om die reden hebbe men den dood van Servetus eerder te wijten aan dc dwalingen van den tijd, in welke Calvinus leefde, dan aan Calvijn zeiven. (z) Le- it) Derhalven zijn de vervolgingen en wtfedheden der RoomsenCitholijien tegen dc Protestanten, enkel te wijten aan de dwalingen van dien tijd. Vcnc.lc;.  les vu. Geschiedenis. 475 Lelius Socinus en deszelfs neef Faustus namen de godsdienstige gevoelens aan van Servetus, ftrekten dezelven noch veel verder uit en verkondigden die alomme, zij verbanden alle godsdienstige verborgenheden, ontkenden de verzoening van Jefus Christus voor de zonden en wilden de Christenen geheellijk onderwerpen aan het licht der rede, zij waren de dichters der gezindheid, welke men Socinianen noemt. De doopsgezinden, die al mede in dat tijdvak te voorfchijn kwamen, wilden in de maatfehappij eene volkomene onafhanglijkheid in geestelijke en wereldlijke zaken invoeren. Hunne verachting voor den kinderdoop gaf den naam aan 'die gezinte, welke beftond uit het geringfte zoort van menfehen. Zij zagen met verontwaardiging de kleenfte hoop den rijkdom en het aanzien des levens genieten cn de vruchten rapen van den arbeid der armen, die alleen den last droegen der maatfehappij. Gelijkheid was bij hen het woord. Twintig duizend van dit misleide volk met vuur en met het zwaard gewapend poogden die onderfcheidingen te vernietigen, welke de overeenftemming en het geluk der maatfehappij uitmaken. Faustus en Muncer, geboortig van Saxen, die dit Gefpanfchap in Westphalen vestigden, wierden opgcvolgt door Jan van Leiden, een kleermaker, die, ftrijdig met zijne eigene grondbcgmzcls, tot koning gemaakt werd door zij-  476 Hedendaagsche ees vie zijne aanhangers. Hij veroverde de ftad Munster, verwoestte Duitschland en wierd gedood door die edelen, wier tijtels en aanzien hij verlangde te vernietigen. Wie zou hebben kunnen denken dat uit deze onzinnige gezindheid de kwakers zouden voortkomen, wier grondbeginzels dezelfde waren? zij zogten namentlijk eene natuurlijke gelijkheid te vestigen. Maar welk een onderfcheid in hunne zeden! Geene gezindheid had ooit meer afkeer van alle geweldenarij dan die der kwakers; lijdfaamheid, liefdadigheid en gematigheid zijn de beminnelijke hoedanigheden welke zij bezitten. Wanneer wij zoo veele hervormers in onderfcheide landftrceken en bijkans ten zeiven tijde zien opkomen tegen de kerk van Rome, is het zeer natuurlijk te vragen, door welke beweegredenen zij aangefpoort werden? De vooröordeelcn van vijanden en dc te groote drift van vrienden en bewonderaaren, houden de waarheid verborgen en maken het moeilijk die te kennen. Waren onze cerfte hervormers heilige en vrome mannen eeniglijk bezield met het oogmerk om de fchreeuwende misbruiken, welke zoo veelvuldig in de Christen kerk waren ingeflopen, te verbeteren en was het eeniglijk hun verlangen om onder de Christenen het Euangelium in deszelfs eerfte zuiverheid te herftellen.? De Protestanten verzekeren het; maar lees de fchrijvers van de Room-  les vu. Geschiedenis. 477 Roomfche kerkgemcenfchap; zij fchildcren de Protestanten af als monflers, die door een geest van trotsheid en losbandigheid aangezet werden om alles wat de godsdienst eerwaardig had, te vernietigen. Wie van beiden fpreekt hier de waarheid? Drift en blinden ijver zien niet dan uitterflens. Wij moeten naar waarheid oordeelen, oprecht en redelijk handelen zonder ons te laten vervoeren door drift of vooroordeel, ten minsten behooren wij ons oordeel optefchorten indien wij bevreest zijn gezwaaid te worden door de eene of het andere. Uit het gedrag der bewerkers van de hervorming is het klaar dat derzeiver beweegreden goed was, dat zij uit overtuiging en met oprechtheid handelden. De gewigtigde belangens van 't Christendom toegedaan, hadden zij geene andere bedoeling dan de Christenen derzeiver dwalingen te doen zien e« hen te rug te brengen tot den waren eerdienst van God en tot die vrijheid, met welke Christus ons heeft vrij gemaakt. Doch onze hervormers waren menfehen en des onderhevig aan menfchelijke zwakheden, 't Is zeer mogelijk dat de ijver van Luther en Calvijn verzelt ging van eenige trotsheid, eigenzinnigheid en zelfsbelang. Misfchien wel dat zij in den beginne het niet in de gedagten hadden zoo ver te gaan als zij deden. Opgewakkerd door den goeden uitflag hunner onderneming, heeft de eerzucht mogelijk deel genomen .in hunne ontwerpen. Het kloosterleven en  478 Hedendaagsche les vh. en de ongehuwde ftaat fmaakten Luther niet, zulks kan wel eene beweegrede geweest zijn, welke hem aanzette daar tegen te prediken. Uit het ganfche karakter en gedrag dier beide hervormeren blijkt nogthans dat zij bekwaamheden bezaten overeenkomstig het werk welk zij ondernamen, ook behoorden de Protestanten altoos met bewondering en erkentenis aan hun te gedenkeu. Calvijn was een man van onberispelijke zeden, eenpaarig in zijn beroep en handel, en een uitmuntend redenaar, zoo dat welke gebreken ook fommige menfehen mogen vinden in zijne gevoelens, zij evenwel deze trekken van zijn karakter moeten goedkeuren. Zwinglius, alhoewel van verfchillende begrippen, was zuiver en oprecht in zijne bedoelingen. Zijn leerftelzel word van veele gehouden meer overeenkomstig tc zijn met dc rede cn beter gefchikt om die genen te winnen, wier geaartheid en neiging met de zijne ftrooken. — Melanchton was een man van uitgeftrekte kundigheid en van een allere.rwaardigst karakter, wanneer wij zijn fchriften lezen, kunnen wij niet anders dan dezelve hoogachten, en wanneer wij zijn levensgedrag befchouwen moeten wij hem noodwendig beminnen. De zeer groote voortgang der hervorming is aan veele oorzaken toe te eigenen. De verbazen-  les vn. Geschiedenis. 479 zende misbruiken der Roomfche kerke; de gisting in de gemoederen der menfehen, die maar pas uit een ftaat van barbaarsheid waren opgekomen, dc algemeene nuttigheid van de leerftellingen der hervorming, de herleving der geleerdheid, de uitvinding der drukkonst, de geest van onverdraagzaamheid, welke de aanhangers van Rome bezielde, het karakter der Pauzen van dien tijd, de fchriften van Erasmus, in welke hij de dwalingen en Spoorloosheden zijner eige kerke ten toon ftelde, dit alles bragt veel toe tot den fhellen voortgang der hervorming en was het middel in den weg der Voorzienigheid om het kolosfus beeld der pauzelijke magt ter nederte;Werpen. De vervolging, van dewelke men zich als van het eerfte middel bediende om de hervorming te fluiten, deed eene tegenftrijdige uitwerking. Francois I, Karei V, Hendrik VIII en deszelfs dochter Maria bragten door hunne' bloed-plakkaten en ijslijkc geftrengheden misleiden ruim zoo veele nieuwbekcerden tot den hervormden godsdienst over als de geleerdheid van Luther, de welfprekenheid van Melanchton en de redeneerkunde van Calvijn. De menfchelijke ziel bied altoos tegenftand aan alle gewetensdwang. De kroon van 't martelaarfchap is roemrijk, en geene folteringen zullen iemand affchrikken, die bij zich zeiven bewust is dat hij voor eene goede zaak lijd. De aanklevers der Roomfche kerk wonnen weinig bij de kerkverga-  4go Hedendaagsche ees viï. dering van Trente. De Protestanten, die ernstig hadden aangedrongen op eene algemeene kerkvergadering, wilden zich niet houden aan de uitfpraak van die van Trente. Zij zeiden, dat de Paus door deszelfs legaten en ftreeken alle hare befluiten geregeld had, en dat men meer had acht gegeven op tijdelijke zaken en wereldfche belangcns dan op de belangens van den godsdienst. Het fchandelijk tafereel, door Vader Paulus, een Venetiaan, gefchetst van de Trentfche kerkvergadering, billijkt dc klagten der hervormden tegen die vergadering. Bij alle de reeds wemelde oorzaken mogen wij opmerken dat de voorname en hoofdoorzaak van de hervorming, die oorzaak, aan welke al het overige moet toesekent worden, was het opperbefluur van het Goddelijk wezen, de overtuiging daar van zal de Protestanten altoos aanzetten het genot dier onwaardeerbare zegening dankbaarlijk te erkennen. Gevolgen der ontdekking van A- merika en de indien. De ontdekking van Amerika en dc Indien opent een ruim veld voor den mensch, die gewoon is wijsgeerige bedenkingen te maken. De koopman; die zijnen rijkdom uit Indië of uit de nieuwe wereld haalt, de gelukzoeker, die zijn fortuin in die landen gemaakt heeft, zullen zonder bedenken verzekeren dat de ontdekkingen der Portugeezen en van Columbus van het uiterde ge-  les vn. Geschiedenis'. iÉ! gewigt vóór Europa geweest zijn en nog zijn, Doch de wijsgeer, dié zich door geen eigenbelang en vooroordeel laat wegliepen * onderzoekt of deze ontdekking wezenlijk van nut geweest zij voor Europa en Voordeelig voor 't menfchelijk gedacht. Iiij laat zich niet verleiden door fchóon* fchijnende redenen van die genen, die ftout weg verklaren dat Europa aan de ontdekking van Amerika en van den vaart naar dé Oost-Indien om de kaap de goede hoop, haren koophandel en befchaafdheid verfchuldigt is. Zulke ftoutc gezegdcns zijn bij hem vérdagt. Het Gefchicdboek leert, ons dat de koophandel en de maatfchappijlijke gemeenfchap in Europa fterk aan het toenemen waren reeds voor den tijd der Spaanfche en Portugeefche ontdekkingen. — Zou zonder die ontdekkingen Europa in zulk eenen bloedenden ftaat hebben kunnen zijn als het thans is? 't Is waar het geld zou zoo overvloedig niet zijn, maar de behoeftens van de menfehen zouden minder wezen dan ze zijn. Eene vermeerdering van gemunt geld is gunstig voor de weelde en de weelde vermenigvuldigt onze behoeftensi Zou 'er niet meer evenredigheid zijn tusfehen het arbeidsloon en den prijs der levensmiddelen? zonder deze ontdekkingen zouden de hulpmiddelen in tijd van oorlog niét zoo overvloedig' zijn. Maar zouden 'er geen minder oorzaken aanleiding geven tot oorlog, en zuu de wezenlijke fterkte eener natie niet grooter zijn,- als zij minder ver-, Hh fpreid  48a H-EDENDAAGSCHE LES VIL fpreid ware en zulke verafgelegene bezittingen niet te verdedigen hadde? Het kan evenwel niet ontkent worden dat de togt langs de kaap dc goede hoop groot voordeel heeft toegebragt aan den algemeenen koophandel van Europa. De Arabieren, die op Indië handel dreven, beurden flechts een gedeelte van den winst, dien de Europanen thans geheel genieten. Doch, door hoe veele misdaden wierd dat voordcel gekogt? De volken van Europa om de bezittingen te behouden, welke zij met geweld ontnamen van de natuurlijke eigenaren, hebben menigmaal in Amerika malkanderen door het zwaard vernielt en in Afia malkanderen wreedelijk bevochten; terwijl de ongelukkige Indianen niet vrij bleven, maar berooft en vermoord wierden door baatzuchtige en onmenfchelijke veroveraars. Zijn deze ontdekkingen niet voordeelig voor de Fabrieken van Europa? Wat zou 'er van onze Fabrieken worden zonder het vertier onzer goederen in Amerika en de Indien? De menigte takken van koophandel en manufacturen verfchaffen aan millioenen menfehen een eerlijk en deftig beftaan. Nijverheid en bevolking nemen toe, en deze zijn de rijkdommen der natiën. Het volk van Europa is nijverder geworden en gevolglijk gelukkiger; want nijverheid verfchaft niet alleen rijkdom maar geneuchte. De zaken aldus belchouwt zou de ontdekking van de nieuwe wereld en van de Indiën nuttig geweest zijn voor 't menfchelijk gedacht. Doch, wan-  les vu. Geschiedenis. 483 wanneer wij te rug zien op de geweldige en onrechtveerdige middelen, van welke de Europanen zich bedienden om volkplantingen aanteleggen in afgelegene landen; wanneer wij nagaan de wreedheden en imaad, waarmede-de ongelukkige volken dier landen door de Europanen behandeld zijn en nog behandeld worden; wanneer eene fnoode baatzucht in ons nog niet verdooft hebbe alle menfchelijk gevoel, en wij ernstig en bedaard den beestachtigen handel befchouwen, welke menfehen, die zich Christenen noemen, met het leven hunner evenmenfehen drijven; hoe dé rampzalige Afrikanen van derzeiver geboorteland weg gerukt naar Amerika gevoert en aldaar tot flaven verkogt en genoodzaakt worden landen te bebouwen, welke door hunne tijrannifche meesters overheert zijn en op de onrechtvaardigfte wijze bezeten worden, als dan bloed ons hart en wij kunnen ons niet weerhouden Vasco de Gama cn Columbus te verwenfehen. Wat baat de rijkdom des ganfehen werelds, wanneer om dien te verkrijgen de rechten van den mensch en alle billijkheid met voeten vertreden worden? Mogt het volk van Europa, menschlijker, billijker eri verlichter geworden, afzien van de grondregels dier wreede ftaatkunde, welke het tot hier toe volgde, en aan de inboorlingen van elk land,; welk het in bezit heeft, de geheiligde rechten te rug geven, welke deze van de natuur ontvin gen! — Europa is befmet met eene walgelijke Hh i kwaal,  484 Hedendaacsciie les vn. kwaal, welke zij voor de ontdekking der nieuwe wereld niet kende, eene kwaal, welke het gevolg is van fnoode omhelzingen. Sommige fchecpsgezellen van Columbus waren 'er van aangetast en door hen wierd deze befmetting in Europa overgebragt. Dit imet, het welk de bronnen des levens vergiftigt, is het voortbrengzel van Amerika, gelijk de kleene pokken, een ander groot kwaad, tot ons uit Afrika' gekomen zijn. In de verwoestinge der Veneriiche ziekte zien wij de ftraf van een onwettig vermaak. De landen van Europa zullen van die kwaal niet bevrijd worden ten zij hare bewoners keren matig en kuisch te zijn; eene hervorming, welke wij Godsdienstlijk wenlchen! Was Amerika bekent voor den togt van Christoftel Columbus en langs welken weg is dat wereld-deel bevolkt gewerden? Dit zijn vragen, wegens welke verfcheide gisfingen cn ftelzels gemaakt zijn. De ouden meenden dat 'er een zoodanig wereld - deel aanwezig ware. Het ftelzel, 't welk de zon in het middenpunt van onze wereld plaatst, wierd in veele oude wijsgeerige fchoolen geleeraart. De kundige lezer weet dat zoodanig een ftelzel ons natuurlijk brengt tot de veronderftelling dat 'er tegenvoeters zijn. Dit gevoelen had aanklevers ten tijde van den heiligen Augustinus; want die kerkvader beftrced het met zeer flechte bewijsredenen. Deze waarheid wierd in de  les vie Geschiedenis. 485 de agtfte eeuw veroordeelt; een bewijs dat fommigen, zelfs in die duistere eeuwen, 'er geloof aan gaven, fcboon alles toen nog maar op gisfing deunde, 't Is niet waarfchijnlijk dat de oude zeevarende zonder behulp van 't kompas, en daar zij het in hunne togtea flechts langs de kusten hielden, het hebben durven wagen dien grooten oceaan dwars over te fteken, welke de beide wereld-deelen van eikanderen fcheidt. Wat aanbelange het Atlantifche Eiland, van 't welk Plato gewaagt, het zelve was enkel een verzinzel van zijn eigen vernuft. Dus moet al de roem dier ontdekking toegeëigend worden aan de kundigheid, onverfchrokkenheid en den ondernemenden geest van Columbus, in weerwil van alles wat de nijd wist uittedenken om hem van dien roem te berooven, Veele fchrijvers hebben zich afgeflooft om uittevinden langs welken weg Amerika het eerst bevolkt wierd; doch hunne verfchillende ftelzels verichaffen geene genoegzame overtuiging om alle twijvelingen deswegens wegtenemen. Dit vraagftuk kan misfchien niet opgelost worden, of, zoo 't mogelijk zij dat men het zelve oplosfe, kan zulks alleen gefchieden door de ware wijsbegeerte. Regeering, De flavernij nam onder de natiën van Europa Hh 3 ofr  A36 Hedendaagsche les vu. ongevoelig en langzamerhand plaats. Juist dezelfde middelen, van welke men zich bediend had ter bewaringe van de nationale vrijheid, ftrektcn ten langen leste ter vernietiging van dezelve. Onder hoedanigen regeeringsvorm de menfehen ook leeven, hebben zij altoos de billijkfte reden om voor de overheerfchingen der uitvoerende magt bedugt te zijn. Zoo die magt erflijk zij, gelijk in monarchijën, zal iederheerschzuchtig vorst zijn best doen om zijne voorrechten te vermeerderen. Indien die magt flechts bepaalt zij voor 't leven of voor eenen zekeren tijd, gelijk in eene verkiezelijke monarchij of Gemeenebest, zullen vorst, magidraatsperïbonen of aanzienelijke fttmilicn, verkoren tot het uitöcflenen van 't hoogde gezach, eerder zoeken hun gezach te behouden dan het zelve te vermeerderen. Dus hebben wij, door dit ganfche tijdvak, het huis van Oostenrijk ongevoelig kluisters zien fmeden voor Duitschland en zijn best zien doen om het keizerlijk gezach erflijk te maken in dat huis. Maximiliaan, door de wijze op welke hij de krekzen verdeelde, heeft den weg gebaant tot deze onderwerping. Deszelfs klecnzoon Karei V, wiens denkbeelden ruimer waren, zette dat werk (beller voort, en zou liet ten einde hebben gebragt, ware dc hervorming niet in 't midden gekomen. De keizer evenwel niettegenltaande de pogingen der Protestanten, door 't huis van Saxen te vernederen en eene gedurige tweedragt te doken  ees vir. Geschiedenis. 48? ken tusfehen de onderfcheide takken van dat huis, toen hij het keurvorstendom overbragt op den jongen broeder; de keizer, zeg ik, ondermijnde de vrijheden van het Duitfche lighaam en bereidde de ketens waar mede zijne opvolgers het kluisterden. Schoon in Frankrijk de grenzen van het koninglijk gezach ruimer uitgezet waren, bleef de uitwendige vertooning van vrijheid nog fland houden. De adel bleef nog eenige voorrechten genieten: door de lager rangen in den ftaat te vereenigen, konden zij den voortgang van de willekeur tegen houden of ten minsten vermindeyn. Doch onder Francois L verloren de edelen hun vermogen, hij vernietigde hunne rechten en dit verrigt hebbende, viel het niet moeilijk de lager rangen te vernederen. Nieuwe fchikkingen tot het ligten van krijgsbenden en derzeiver onderhoud, maakten het leger afhanglijk van den throon. De geestelijkheid wierd onderworpen door de vernietiging der pragmatique fanctie, waar [door de hooge bedienden van de Gallikaanfche kerk verplicht waren bevorderingen te zoeken bij den koning. Het verkoopen van bedieningen, ingevoerd onder de regeering van Francois I, gaf' eenen verfchrikkelijken fchok aan de openbare vrijheid ert dit beginzel van bederf, het welk de ganfche Masfa Hh 4 be-  Hedendaagsche les vit, befinette, onder dc opvolgers van Francois verder uitgeftrekt wordende, vernielde in Frankrijk alle de denkbeelden van eene volks - regeering. De Engelfchen fcheenen het groote voorwerp Van alle hunne vorige worftelingen uit het oog verloren te hebben. Engeland verloor deszelfs nadrukkelijke kracht. Hendrik en Maria traden de vrijheid van 't volk met de voeten. Het Parlement, tot hier toe de handhaver en wreker van de rechten der natie, was niets anders dan het lafhartig werktuig van de onrechtvaardigheid en de wreedheden zijner meesteren. Zweden, Spanje, Florence, Milaan waren in dat tijdvak natiën, die bundeling gehoorzaamden aan hare monarchen. De vrijheid fcheen de wijk te hebben genomen naar Zwitferland en Geneve. 'Er had geene aanmerkelijke omwenteling plaats in 't zuiden van Europa. Karei V. was zijn groot vermogen fchuldig aan zijne verbindtenisfen, welke hij wist te handhaven: maar wie weet waar deze daatzuchtige vorst zou geëindigt hebben indien Francois I, Soliman en Luther in zijn tijd niet geleeft hadden. Trouwens de ftaatkundigc kennis, welke toen ter tijd in Europa toenam, zou in daat zijn geweest om zijne ftaatzucht palen te ftellen. De andere mogendheden be-  ï-es vii. Geschiedenis. 489 bezeften de noodzakelijkheid van een ftaatkundig evenwigt. Wat toch zou 'er van de vrijheden van Europa zijn geworden, zonder het kloek gedrag van Hendrik VIII. en van Venetië, na den veldflag van Pavia"? Wetgeving. De wetgeving wierd dagelijks volmaakter,. Bijna alle de ftaten van Europa voerden uitmuntende fchikkingen in, door welke alle oude misbruiken hervormt Wérden. Bijzondere gefchiedenisfen bevatten een omftandig verflag van dea voortgang der rechtsgeleerdheid in Duitschland, van de nuttige wetten, welke vastgeftelt werden ïn de bulderende regcering van Hendrik VIII, van de wijze bcveelen, welke in Frankrijk te voorfchijn kwamen, doch welken het kwaad niet konden heelen door 't verkoopen van bedieningen veroorzaakt. Anthonij Duprat, die de verkiezing in 't begeven van rechtsbedieningen affchafte, het eenige middel om bekwame en brave magiftraten aan eene natie te bezorgen, en die meende dat hij het recht om vonnis te vellen kon verkoopen, was oorzaak van de vernedering der Franfche natie. Zeden. Oppervlakkige verftanden, die flechts op bijzonderheden het oog Haan, zonder acht te geven op de groote keten der gebeurtenisfen, Hh 5 be.  j-cjo Hedendaagsche ees vie beweeren: dat de zeden van Europa, gedurende de zestiende Eeuw, jftreng, onmenichelijk en wreed waren. De bloedige te rechtdeliingen, gewettigt door 't bijgeloof, benevens de aflchuwelijke wreedheden in Amerika geöeffent, fchijnen dat denkbeeld te billijken. Maar laten wij het geheele menschdom niet bcöordeelen naar de barbaarsheden van eenige weinigen. De trotfche vermeesteraars der nieuwe wereld waren grootendeels gelukzoekers, die door de wetten van Europa in den band gehouden, in afgelegen landen den ruimen toom vierden aan die wreede geneigtheid, welke zij in hun geboorteland niet konden involgen. Zij waren meest alle het uitfchot der Spaanfche natie, 't Zou derhalven onrechtvaardig zijn een gansch volk de misdaden aantewrijven dier weinige bijzondere perfonen. Niet dat wij het afgrijzen zoeken te verminderen, welke deze tooneelen van wreedheid natuurlijk in tedere en deugdzame harten verwekken. Niemand kan de fchraapzucht en barbaarschheid van de Spaanfche veroveraars van Mexico en Peru billijken; noch de valfche en wreede ftaatkunde van 't Spaanfche hof, het welk om die rijke landftreken te behouden, millioenen onnoozele en weerlooze inboorlingen cm hals liet brengen. Wij worden met verontwaardiging vervult, wanneer wij lezen hoe veel bloed door de dweeperij vergoten wierd. Doch wij konnen tevens niet nalaten te bedenken dat 'er in de dagen  ees vie Geschiedenis. 491 gen van Columbus eene gelukkige verandering plaats greep in het verftand en in de zeden der menfehen. Hij moet blind zijn, die niet duidelijk ziet dat de barbaarfche oorlogen verminderden, 't Verraad was zoo gemeenzaam.niet, men maakte minder gebruik van 't vergif, 'er hadden minder omwentelingen plaats, en de invloed van 't bijgeloof nam merkelijk af. De gewijde throon der Pauzen, die naar welgevallen de Christen wereld onderst boven keerden, wierd bijna gedoopt, 't Is waar de pauzelijke magt offerde in volgende eeuwen nog onfchuldige flagtöffers op; dan, fints den tijd der hervorming heeft de pauzelijke doel niet langer een vrijplaats geweest van waar het bijgeloof de verecnigde pogingen van licht en rede kon trotferen. Zeevaart en Koophandel. Zeevaart en Koophandel, welke de volksrijkdommen vermeerderen, degen in dit tijdvak tot een hoogen trap van volmaaktheid. De Pheniciërs en Carthageniënzers onder de ouden, en de Venetianen onder de hedendaagfehen, hadden nooit zulke floute en vermaarde zeevaarders als Columbus, Balbao, Almeida, Sebastiaan Cabot, Vasco de Gama en Albuquerque waren. Zoo veele ontdekkingen deden den koophandel bloeijen en den geest van nijverheid in Europa herleven. Sevilië en Lisfabon wierden de ftapelplaatzen der wereld. Spanje en Portugal bezaten meer geld  49ü Hedendaagsche ees vn. geld dan alle de andere natiën van Europa. Nogthans verminderde die beide koningrijken gedadig fints de ontdekkingen van Amerika en de Indien. De oorzaken daar van zijn de ondeugden, welke gemeenlijk te veel weelde vergezellen, deze bedierven alle de Handen en ontzenuwden den nationalen geest. Verbijstert door de menigte hoopen gouds, welke zij uit hunne mijnen trokken, verwaarloosden zij den akkerbouw en den landarbeid de zekerde bronnen van den welvaart van alle daten. Hunne rijkdommen hebben hen arm gemaakt en hunne traagheid heeft andere natiën verrijkt. Wetenschappen, fraaije Letteren en sciioone Konsten. D e Wetenfehappen maakten een ftellen voortgang in de zestiende Eeuw. De rechtsgeleerdheid bloeide bijzonderlijk in Italië en Frankrijk. In de ontleedkunde deedt men groote ontdekkinkingen. Vesfalius van Vlaanderen belchreef alle de groote en kleene vaten van het mcnlchelijk lighaam. Een Italiaansch ontleedkundige maakte eenige nuttige ontd«kkingen in het Zintuig van 't gehoor, en Felloppius van Modena in het famendel der voortteeling. De geneeskunde is veel verichuldigt aan Linacer, die den kardinaal Wolfeij, zijn vriend, overhaalde het eerde geneeskundige kollegie te bouwen, 't welk in Engeland beftond. In Spanje giste de ongelukkige Mi-  ees vn. Geschiedenis. 493 Michiel Servetus den omloop van het bloed. •Fernel en Sijlvius gaven in Frankrijk geneeskundige lesfen, welke van duizende aanhoores bijgewoont wierden. In Italië ontdekte Rogier Carpo het ware geneesmiddel tegen die Verfchrikkelijke ziekte, welke de levensbronnen van 't menschdom aantast, en de beruchte Tracastor was de vermaardfte natuurkundige van zijne eeuw. De ftookkunde werd. met eenen goeden uitflag beoeflent. De Zwitfer Parafcelfus verbeterde die wetenfchap niet door , zijne■ proeven, maar de vlaamfche van Helmont maakte eenige nuttige ontdekkingen in dc fcheikunde. Gesner, een Duitfcher, beöeffende de natuurlijke Hiftorie en heeft ons eene verhandeling nagelaten over de dieren. Tufchius, uit Beijeren heeft de oeffening der kruidkunde in Europa hernieuwt en zijne befchrijving der planten word nog geacht. Ilernendez, een Spanjaard, die, tegelijk in de natuurlijke .hiftorie en plantkunde ervaren was, heeft de dieren cn planten, welke aan America bijzonder eigen zijn, befchreven. Copernicus van Thorn, in Polen, leeraarde het ware Samenftel van de waereld. Waker, een Duitfcher, bemerkte de ftraalbuiging van't licht, Werner bepaalde de graden der fchuinsheid van de Zonneweg-lijn; en Francois Fernel onderwond zich den aardbol te meten. De Wiskonst wierd al mede niet veiwaarloost; Commendin, een Ita- li-  494 Hedendaagsche les vn. liaan, Tonftal, een Engelschman en verfcheide anderen waren uitmuntende wiskundigen. Dit tijdvak bragt insgelijks eenige goede gefchiedfchrijvers voort, tc weten Guicciardini, Machiavel, Bembo en Sleidan. Eene menigte letterkundigen, te veel om alle optenoemen, verfchenen in het tijdvak het welk wij thans befchouwen. Julius Sorliger, Sir Thomas Mortis, Erasmus, zijn namen in het gemeenebest der letteren vermaard. De Italiaanfche taal wierd door veelcn verbetert, vooral door den onfterdijken Ariosto. De letteren wierden met eenen goeden uitflag, die zelfs verbazend was beöeffend in Engeland, Frankrijk en Spanje, niet alleen door geleerde mannen, maar ook door vrouwen van hoogen rang. Italië was de zetel der fchoone konsten in de zestiende Eeuw. Bramante d'Urbino maakte het bedek van de Sc. Peters kerk te Rome. Michei Angelo Bonarota verhief de hoepel op dat grootsch gebouw, de doutheid en fmaak van welke den aanfehouwer met verwondering treffen. Die \ erheven konstenaar bouwde verfcheide fraije kerken, prachtige paleizen en lag veele bctooverende lusthoven aan. Alle de fteden van Italië werden verfraait döOT mannen van fmaak en bedreven in de fchoone konsten; de bouwkunde bereikte groote volkomenheid. Dezelfde Michel Angelo gaf met zijn beitel , regelmatigheid, fchoonheid en zoodanigen vorm als hij verkoos aan  ees vn. Geschiedenis. 495 aan het marmer en deed de werken van Praxiteles en Phidias herleven, terwijl een ander konstenaar het koper bezielde en aan het zelve den indruk gaf van de fijnfte gelaatstrekken. D e zestiende Eeuw zag vier vermaarde Italiaanfche fchilderfchoolen. Michel Angelo prijkte te Florenze. Zoo volkomen kundig in 't fchilderen als in de bouw- en beitelkonst, gaf bij aan 't doek een kracht van uitdrukking, een leven en geestdrift bijzonder eigen aan hemzelven. Zijne leerlingen zoogen zijnen geest in en deeden eer aan een' zoo grooten meester. Titiaan en Tintoret praalden in de Venetiaanfche fchool, cn Coreggio in die van Lombardijè'. Raphaël, evenwel, maakte de Romeinfche fchool nog berugter. Zijne fchilderdukken ontvouwen eene netheid van tekening eene rijkheid van orde, eene juistheid van uitdrukking en eene verhevenheid van gedagten, welke in de werken van andere fchilders niet gevonden worden. Hij droeg de palmtak weg en heeft misfehien niemand, die. hem in zijne konst evenaart. Hij heeft verfcheide groote mannen gevormt, die zijne mededingers werden. Vlaanderen had eenige goede konstenaars. Heemskerke, Jan van Leidèn en van Horleij zijn namen, die, in de gefchiedenis der fchoone konsten, zeer bekent ftaan. Holbein, de leerling van Albert Durer, maakte zich vermaard in Duitschland; naar Londen uitgenodigt, verrijk-  496 Hedendaagsche ees vie rijkte hij die ftad met verfcheide uitmuntende .fchilderftukken. Hendrik VIII. was zijn patroon en befchermer. De fmaak voor de fchoone konsten veripreidde zich van Italië' door Europa. De konstenaars van dat land wierden van veele vorsten onderhouden, beloont en geëert en door hunnen arbeid week het Gottiesch vernuft uit de voornaamfte Steden van Europa, daar deszelfs plaats vervult werd met het vernuft der Grieken en Romeinen. AGT-  £,ej vm. Geschiedenis; AJL AGTSTE LES. Godsdienst. — Gezindheden. — Rijks-omwentelt*. ge!1. _ Regeering. — Wetgeeving. — Werktuig, iijke ionsten. — Wetenfehappen. — Wijsbegeerte. — Fraaije Letteren. — Schoone konsten. Godsdienst. Va n het midden der zestiende Eeuw af tot aan het begin van de zeventiende Eeuw, dat is» ' van den dood van Karei V. tot dien van Elizabeth en van Hendrik den grooten van Frankrijk, .wierd een groot gedeelte van Europa door tooneelen van verwarring cn bloed gedingert en verwoest. Godsdienst was het voorwendzel; dan, het is verkeerd aan het Christendom kwalen te verwijten, welke het gevolg waren van de vooroordeeleu, hartstochten en belangens der menfehen. Nogthans greep een geest van razernij, woede en onverdraagzaamheid alle de partijen aan. De zinneloosheid der dweepzucht werd losgelaten cn bezielde beide Protestanten en Roomsen-katholijken. Gemeenzaam geworden met het denkbeeld van burgerlijke en godsdienstige verdraagzaamheid; door ondervinding geleeraart hoe voordeelig hare uitwerkzelen zijn voor de maatfehappij, kunnen wij, die onze verft ïicÊ  H e D E n D A A g s c H e ees vut. lichte eeuw bekeven, niet bezetten hoe menfehen tot zulke buirenfporigheden konden ve.voert woeden enkel om befpiegélende gevoelens. Geweldige, bloedige en algemeene vervolgingen door openbaar gezach te bekrachtigen, komt ons ongelooflijk voor. Waarom waren de Christenen van de zestiende eeuw niet overtuigt dat de godsdienst een band van verëeniging en geenzins een werktuig van tweedracht behoorde te zijn? Dat dezelve het bijgeloof behoorde te verbannen, de dweepzucht ontwapenen en geenzins de menfehen aanzetten om malkandcren den hals te breken. Deze waarheden, welke ons zoo klaar en duidelijk voorkomen, waren zulks niet tweehonderd jaren geleden. De heilige rechten van 't gewet ten wierden toen nog niet begreepen. De dierbare vrijheid van voor ons zclven te denken, die vrijheid, welke den mensch als aankleeft, was geheel en al onbekent. De Christenen hadden geen denkbeeld van de verdraagzaamheid; zij verftonden zelfs het woord niet, ten minsten in den zin in welken wij het thans verdaan. Wat toch kon daar de rede van zijn? Laten wij beproeven een behoorlijk antwoord op deze vraag te geven. Onder de oude heidenen, wier goden talrijk cn plaatzelijk waren, fchijnt dc verlcheidenheid van gevoelens wegens het voorwerp van hunnen eerdienst nooit oorzaak geweest te zijn van ee- ni-  ees vm G e s c n i e d è n ï §. 4q£ mgc verbittering en minder nog van godsdienstoorlogen. Door godsdienstige eer te bewijzen aan eene godheid loochenden zij het beftaan en *t vermogen niet van andere godheden; en dé godsdienstige plechtigheden van het eene land waren niet onbeftaanbaar met die van een ander; Hunne verfchillende begrippen in 't ftuk van Godsdienst bragten dus geen geest van tweedragt voort. Onderlinge verdraagzaamheid en vreede heerschten onder de heidenen mettegenftaande dé menigte hunner goden en de eindelooze verfcheidenheid van hunne godsdienst-plechtigheden; Maar toen de predikers van 't Euangelium aan de wereld het opperwezen aankondigden als het eenige voorwerp van godsdienstige aanbidding erf aan de menfehen den vorm voorfchreven van eenen eerdienst, het meest overeenkomstig met zijne natuur en volmaaktheid, waren alle degenen, die deze leer omhelsden, gehouden den eerdienst der heidenen te befchoUwen als ongerijmd èri goddeloos. Van daar dat de eerfte Christenen hevig uitvoeren tegen de afgoderij en de menfehen vermaanden aftezien van eenen eerdienst roegebragt aan wezens, die geene goden zijn; ef! alleen eer te bewijzen aan den God van hemel en aarde. Doch toen het Christendom de godsdienst was geworden van het Roomfche rijk, óp bevel van Conftantinus, en een onnoemlijk getal menfehen reeds bekeerd was, bleven 'er evenwel nog veele gehegt aan den ouden eerdienst. Dé li 2, oir-  goo Hedendaagsche les vm. onverzettelijkheid dezer laaiden, die het heidendom niet wilden va-zaken, benevens de blinden ijver der Christenen, baarde een geest van vervolging. De heidenfche keizers hadden de Christenen vervolgt en de Christenen de magt in handen gekregen hebbende, wierden vervolgers op hun beurt, in ftede van de genen, die heidenen waren gebleven, te winnen door zachtheid en overreeding, wapenden zij het wereldlijk gezach tegens hen en wilden hen tot het Christen geloof dwingen. Onder de Christenen zelfs ontttonden twisten. De gefchillcn over veele geloofs artijkelen vermeerderden, en tegen de ketters werden dezelfde geftrengheden gebruikt als men gebruikt had tegen de ongeloovigen en afgodendienaarsElke partij zogt zich de magt te verzekeren van den burgerlijken magidraat. Van daar dat dc Christenen openlijk elkancleren vervolgden. Om een einde te maken van deze ergerlijke verdeeltheden en tevens om aan hunne eige ftaatzucht tc voldoen, kwamen de Bisfchoppen van Rome voor den dag met de onfeilbaarheid, welke hun het recht gaf om de geloofs artijkels te verklaren en over alle geloofs gefchillen volkomen uitfpraak te doen. Hoe ftout en onbillijk deze aanmatiging ware, wisten de pauzen dezelven ten hunnen voordeele te doen gelden bij die genen, wier ligtgeloovigheid 'er niet eens aan twijvelde. Mis- fchien  ees vnr. Geschiedenis. 5or ibniea hielden zij het voor noodzakelijk een gerichtshof te hebben, het welk uitfpraak doen kon over alle godsdienst-twisten. Hoe 't ook zij, het hulpmiddel was erger dan de kwaal. Indedaad, godsdienst-oorlogen namen derzeiver oorfprong uit een verfchil van gevoelens óndei de Christenen en uit gebrek aan Christelijke liefde. Maar, wat was het gevolg van de opperhoofdigheid der pauzen? onkunde en verwaarloozing van alle plichten en deugden. De Christenen waren gedwongen zich te onderwerpen aan alles wat dit gewaande onfeilbare gerichtshof verordende. De minste twijveling werd als eene misdaad befchouwt en de wraak bedreigde altoos het hoofd van den genen, die niet op zijn hoede was. Europa had veele eeuwen dit juk van willekeurig gezach gedragen. Niemand durfde in twijvel- trekken waar dat gezach op deunde. Doch, toen de hervorming plaats nam,, was het algemeen gevoelen, dat zij, die in bezit waren van den echten godsdienst geweld mogtèn gebruiken om deze dwaling uitteroeijen f»; en daar elke gezindheid meende de waarheid aan hare zijde te hebben, wilden zij alle 't genot hebben van de voorrechten daar aan verknogt, De Roomschkatholijken, deunende op de btfllsfingcn van eenen C») Zis The cayékdatt téSei National ani folctnn league li 3  £02 Hedindaassche les vinnen onfeilbaren rechter, twijfelden niet of het recht was aan hunne zijde, en bragten het openbaare gezach te berde tegen alle invoerders van nieuwigheid. De Protestanten, niet minder overreed van de waarheid hunner leerc, waren even , ijverig om de vorsten, die tot hunnen aanhang behoorden, overtehalen die genen te ftraffen, die zich vermeten durfden den voortgang hunner gevoelens te fluiten. Veele onzer hervormeren Heten dus een te vervolgzieken geest zien, en gebruikten fomtijds die zelfde foort van ftraf tegen hunne tcgenftanders, van welke de kerk van Rome ziel. bedient had tegen de genen, die hare overheerfchingen wederftonden. Het Lutherdom maakte geenen grooten voortgang na den dood van deszelfs ftichter. Dc leerftellingen en kerktucht van Calvijn kreegen de overhand onder de hervormers. Veele vermogende vorsten van Duitschland voegden zich naar den eerdienst van den apostel van Geneve. Engeland, Schotland, de Protestanten van Frankrijk, de zeven verëenigde Nederlanden omhelsden het Calvinistendom. In Engeland behield Elizabcth, bij 't aannemen der leerftellingen van Calvijn een goed gedeelte van de uiterlijke Vertooning der Roomfche kerke; bijzonderlijk de onderfcheiden rangen onder de geestelijkheid, om dat zij veel op had met dc pracht en meende dat de ordes van aartsbislchoppen, bislchoppen enz.  lts vnx. Geschiedenis. 503 enz. in de kerk, van welke zij het opperhoofd Was, alle hare onderdanen gehoorzamer zou maken. Van daar dat wij in de kerk van Engeland bijna het zelfde kerkbedier vinden als in die van Rome, benevens een groot gedeelte van hare plechtigheden. De ijverige Protestanten ontkennen dat deze koningin door eenige menfchelijke beweegreden wierd aangezet tot het invoeren van 't Calvinistendom in hare daten. Overtuiging en de kracht der waarheid, zeggen zij, oveneedde haar de hervorming te omhelzen. Dit is de taai van onbedagtzamen ijver. Doch de gefchiedenis neemt zulke vooröordeelen niet aan, zij houdt de waarheid in 't oog en oordeelt naar daadzaken. Het Gefchigtboek ftelt de vermaarde Elizabeth aan ons voor, als geboren uit een huwelijk, 't welk door de helft der Christenen voor onwettig wierd gehouden, haar recht tot de kroon was door haar's vaders bevelfchrift, het welk jn eene algemeene vergadering der natie bevestigt was, aan eene zijde geftelt. 't Is waar, de laatfte uiterfte wil van Hendrik fcheen dat recht te herftellen; doch dc twijvelingen wegens de wettigheid harer geboorte werden niet weggenomen. Onder de regeering hares broeders had een vermetel befche.mer eene poging gedaan om haar aan zijne ftaatzucht opteöfferen. Dat gevaar ontkomen, liep zij nog grooter gevaar onder de bij* geloovige Maria, die door dweep- en ijverzucht aangezet wierd om Ehzabcth te mishandelen. li 4 Te  504 Hedenbaagsche les vhï. Te onrecht befchuldigt, had men haar in den Tower opgefloten, daar zij meer dan eens gevaar liep haar leven te verliezen. In dien toeftand verzachtte zij hare rampen door haar verftand te verrijken met kundigheden. Het volk, 't geen in Maria geene dier hoedanigheden kon vinden, welke in Elizabeth uitblonken, was grootelijks gehegt aan deze laatfte, doch 's volks liefde en genegenheid voor Elizabeth, ftrekte eeniglijk om hare zuster nog meerder tegen haar te vergrammen, ook zou zij gewisfelijk het flachtöffer zijn geworden van Maria's haat, had Philips, uit ftaatkundige inzichten, dien barbaarfchen flag niet wederhouden. Alle deze rampen namen een einde bij 't overlijden van Maria. Elizabeth, den throon van Engeland beftegen hebbende, zag haare onderdanen in twee partijfchappen verdeelt, die malkanderen vijandig waren. De Katholijken, die in den raad het bewind hadden en de hooge ambten van den ftaat bekleedden, fcheenen de vermogende te zijn; daar de hervormden, die door de dwingelandij en onverdraagzaamheid van Maria waren gedrukt geworden, geen'kracht altoos fcheenen te hebben. Zij waren, nogthans, de talrijkfte en over 't geheel was de natie de hervorming toegedaan; misfehien dat Elizabeth zelve onverfchillig was omtrent de Roomschkatholijke en Protestantfche leerftellingen en eerdienst. Doch het was noodzakelijk zich tot een van beiden te bepalen. Zij overwoog derhalven wel-  f es vin. Geschiedenis. 50^ welke van beiden het meest met haar belang als vorstin ftrookte. Hare vrienden waren de fteunzels geweest van de hervorming en veele van dezelven waren ter dood gebragt. Hare vijanden hadden het pausdom gefchraagt en bevordert. De Roomsen-katholijken hadden altoos de wettigheid van hare geboorte ontkent cn twijvelden gevolglijk aan de gegrondheid van haren tijtel tot de kroon: om die reden moest haar bijzonder belang haar doen befluiten tegen Rome en zoo moest ook haar karakter. Trotsch van aart zag zij met verontwaardiging gekroonde hoofden nederbukken voor de voeten van den Roomfchen paus. En hoe kon zij, daar zij wraakzuchtig was, de bullen van uitfluiting vergeten, welke tegen haren vader waren uitgedondert? naijverig wegens haar gezach Imertte het haar te zien hoe in hare ftaten een aantal geestelijken gehoorzaamden aan den Roomfchen ftoel. Men heeft gezegt dat Elizabeth tot dè Deïsten behoorde, dat is tot het gevoelen van die genen, die flechts in een eenig opperwezen gelooven en alle openbaring, buiten de inwendige van 't geweten, verwerpen. Indien dit zoo ware moest zij te meerder de voorkeur geven aan eenen godsdienst, die minder verborgenheden had cn meer met de rede ftrookte. Het belang van den ftaat voegde zich bij alle die bedenkingen. Elizabeth telde wijzelijk eene voorzichtige zuinigheid onder de deugden van een oppervorst. De verbazende rijkdom li 5 der  go6 HeBENDAAGSCHE tBs vtiit, der geestelijkheid, waar mede zij hare fchatkist kon vullen, moest onder haren aandagt vallen. Daar zij de bevolking befchouwde als de bron van den welvaart der natiën en wist dat de ongehuwde daat der geestelijkheid dien welvaart vermindert, moest zij de hervorming, welke aan elk kerkelijkcn toeftaat een vrouw te hebben, in een gunstig licht befchouwen; zij moest de kloosters houden voor de pest van de maatfehappij, van den ftaat en van de nijverheid. Deze redenen waren over genoegzaam om haar te doen overhellen tot het omhelzen van den hervormden godsdienst. Zij hield nogthans hare gevoelens verborgen tot dat de heerschzuchtige Paulus IV. hare onderwerping met verachting afgewezen, hare geboorte als onecht behandelt, haar bevoleH had van den throon afteftaan, en hare kroon in zijne eige handen had geplaatst, om over dezelve naar welgevallen te befchikken. Deze onbefchaamdheid van den Paus vergramde Elizabeth ten hoogften; zij brak alle vei bintenis met Rome en verklaarde zich openlijk voor de hervorming. Dc Catholijke godsdienst werd door het Parlement verbannen. Het godsdienstig geftigt van hare zuster werd tot aan de grondvesten geflegt, en den tijtel aannemende van opperhoofd der Engelfche ke.ke, ontwierp zij eenen bijzonderen vorm van Godsdienst, dien zij ook vestigde. Zij nam dc leerftellingen aan van Calvijn, maar behield een gedeelte van de oude kerkplechtighe- deni  &es vin, Geschiedenis. 507 den; overtuigt, ongetwijyelt, dat een uitwendigen luister den godsdienst achtbarer maakt in de oogen van deszelfs aanklcvers en hen fterker verbind aan deszelfs grondregels. Onafhanglijkiieid en eene harde geftrengheid waren de hoofdtrekken van het Calvinistendom in de zestiende eeuw. De reden daar van was dat die godsdienst ingeveert wieid door lieden, die vijanden waren van alle weelde en dertelheid het zij uit grondbeginzel het zij dat hunne levenshand hen niet toeliet daar aan deel te nemen; door lieden, die vijanden waren van 't kerkelijk vermogen, welks geftrengbeid zij ondervonden hadden. Overtuigt van de valschheid der door de kerk van Rome gewettigde leerftukken en bezielt met ijver, predikten de Protestanten krachtdadig tegen dezelve. Ja, zoo afkeerig waren zij van paperij, dat zij, in eene vervoering van drift, eerder dan van waren ijver, de kerken beroofden van derzeiver verderfden, den kerkendienst affchaften, de kruisbeelden vernielden, de priesterlijke gewaden van een fcheurden en alle onderfcheidingen, welke de gewoonte van veele eeuwen had vastgedelt, vertrapten. De toomelooze woede der Calvinistifche hervormers voerde hen veel te ver en de gevolgen daar van zijn nog te betreuren. Hadden zij zich gedragen als redelijke menfehen, dan zouden 'er verfcheide deftige gebouwen en fchoone fchilder- ftuk  508 Hebendaacsche eis vnr4 Hukken in wezen zijn gebleven. Het was onder dien vorm dat bet Calvinistendom in Holland, Zwitferland, Schotland en Frankrijk wierd ingevoert. In de ttvee laatfte koningrijken ging de hervorming verzelt van veele beroertens. De Franfche Protestanten, het lijden moede, en dooide wreedfte behandelingen gedwongen tot uiterftens te komen, befloten zich van de eerde gelegenheid te bedienen om hunne vervolgers wederdand te bieden cn te duiten. De gedrengheden der Inquifitie, welke de kardinaal de Guife tegens hen gebruikte, zonder acht te geven op ouderdom, kunne of ftand; de dood van Anna du Bourg een magiftraatsperfoon, eerbiedwaardig om zijne kundigheid en braafheid, die behandelt wierd als de flechtfte misdadiger, eeniglijk om dat hij de hervorming omhelsde, bragt de beruchte famenzweering van Amboife voort, zoo noodlottig voor duizende Protestantfche heeran, die met de uitvoering daar van belast waren, en welke het leven zou gekost hebben aan Condé, had de dood van Francois de gedaante der zaken niet doen veranderen. In den aanvang der regcering van Karei IX. was de ijverzucht van Catharina de Medicis tegens dc Guifen den Protestanten gunstig. De onderhandeling te Poisfij, bij welke Beza den kardinaal dc Guife in 't ftuk van redenbewijs zoo ver overtrof, bezorgde hen de vrijheid van geweten en gelijke voorrechten als de Catholijken genoten doch djt vermeerderde flechts  ees vni. Geschiede.nis. 509 flechts de haat van de Guifen, die der Protestanten ondergang zogten. Zij hadden zendelingen in alle de deelen van het rijk, die het volk deden gelooven dat de Catholijke godsdienst, onder eene zwakke regeering, in groot gevaar was. De konnestabel Montmorenci, de maarfchalk van Sc. André en Antonij van Navarre, een zwak vorst, wierden tot de zijde van dc Guifen overgehaalt. Deze drie heeren vormden een drie-manfchap en verbonden zich plechtiglijk den Roomsch-katholijken godsdienst te befchcrmen tegen deszelfs vijanden en tegen alle de on. derncmingen van den throon. Van dat oogenblik af raakten de gemoederen der menfehen aan 't gisten; haat en tweedracht wierden door 't ganfche rijk aangeftookt en alles aangewend om eenen burger-krijg te verwekken, terwijl de beide Guilën flechts haakten naar eeiae gelegenheid om de Protestanten tot het opvatten der wapenen te dwingen. De moord aan zestig hunner te Vasfij gepleegt, bragt htt, door de faamgefpannenen zoo lang gewenschte tijdftip, voort. Condé, de voorftander der hervormden, cischte van het hof de ftra£ van eene zoo gruwelijke misdaad, doch Catharina, de haat vreezende der Catholijken, weigerde recht te doen. Condé, verwoed over. deze weigering, nam de wapens op en noodigdc zijnen aanhang zich bij hem te voegen. De admiraal de Colignij fpoedde zich naar dien prins; d'Andelot en de kardinaal van Chatillon, des admi-  510 Hesensaasscui Iés viir. miraals broeder, kwamen met de Protestanten van la Beauce; de brave la Noue was het hoofd der Bretonnen en. Rohan geleidde de hervormden van dc zuidelijke landfchappen. Het Catholijke leger werd geboden door den Connestabel en den hertog van Guife; en het eerde gevecht viel voer in de vlaktens van Dreux, daar met alle de woede van godsdienstige dweepzucht geftreden wierd. De lafhartige moord, aan den hertog van Guife te Orleans gepleegt, ftuitte den voortgang der Catholijken. De vrede van Moulins herftelde de Protestanten in derzeiver voorrechten en het rijk kwam weder in rust. De hervormden, te vreden met de vrije oeffening hunnes godsdiensts, gedroegen zich als dille vreedfame burgers, en getrouwe onderdanen en verzogten verlof om mede optetrekken en Havre de Grace te gaan heroveren, welke plaats door de Engelfchen was verrast geworden. Doch de wantrouwende ftaatzucht van Catharina de Medicis verwekte wel rasch nieuwe ftormen. IJverzuchtig over Condé, gelijk zij geweest had over de Guife, trachte zij hem te vernederen door de Protestanten te onderdrukken, die dezen vorst grootelijks toegenegen waren. Zij ving aan de Protestanten derzeiver rechten te benemen in .welke deze maar onlangs waren herftelt geworden cn zulks wierd fpoedig gevolgt van bloedigen hoon! Zij verzogten om recht en wierden afgewezen, de geweldige behandeling tegen de her-  les vin. Geschiedenis. 511 hervormden eindigde in eene openlijke vervolging. De onrechtveerdigheid en trouwloosheid van 't hof noopte de Protestanten wederom de wapens aan te grijpen. Condé en Colignij bliezen alarm en 'er ontftond een' nieuwen burgerkrijg. Een bloedig gevecht, niet ver van S(. Denis, vermeerderde de verbittering der beide partijen. De trouwlooze Catharina zuide de Protestanten in flaap door den vrede van Lon - Jumeaü. Gewoon de geheiligde eeden te fchenden, zond zij hare lijfwagt af om Condé aantehouden. De oorlog werd op nieuw begonnen en ftroomen bloeds werden in Frankrijk vergoten. De Calvinisten waren verzwakt door 't verlies van Condé, die in koelen bloede gedood wierdt na 't gevecht bij Jarnac, en door hunnen nederlaag te Monteontour. Colignij, aan 't hoofd van Duitsch krijgsvolk, beurde zijnen aanhang op en noopte Catharina de wet te ontvangen van de Protestanten. Van toen af aan vatte Catharina, die te vooren zich onverfchillig getoont had jegens alle godsdienstige gezindheden, e'enen onverzoenlijken haat op tegen het Calvinistendom, en maakte een ontwerp om de Protestanten uitteroeijen, het welk zij ter uitvoer bragt door middel van de verfchrikkelijkfte trouwloosheid, welke ooit geoeffend wierd. Colignij, in den raad toegelaten, en den jongen koning van Navarre te huwen aan de zuster van Karei IX, verwijderde van de Protestanten alle wantrouwen. Zij hielden de be-  51Ü Hebendaaüsche ees vih; bevreediging of verzoening voor oprecht en bleven in dat noodlottig vertrouwen tot dat die verschrikkelijke Sr. Barthels moord hen ontwaakte. Is het te verwonderen dat de Protestante», na deze helfche flagting alle hoop op een beter lot varen lieten? Montauban gaf het teken tot ■wraak, Sancerre volgde het voorbeeld, en Roebelle, de voornaamfte wijkplaats geworden van de Protestanten, wierd verdedigt met eene dapperheid, waar van weinige voorbeelden waren. Een verdtag ten voordeele der hervormden fchorsfte alle vijandelijkheden. Karei IX, die in den ouderdom van vier en twintig jaren ftierf, wierd opgevolgt van Hendrik III, verkoren koning van Polen. Niet zoo haast bevond hij zich op den throon of hij viel de Protestanten aan; doch na eene mislukte onderneming tegen eene zwakke vesting, maakte hij vrede met hen. Deze vrede wierd fchielijk verbroken door den Franfchen koning, die, bij verrasfing, zich verraderlijk meester gemaakt hebbende van Monbrun, het hoofd der Calvmisten in Dauphiné, hem ten galge veroordeelde, ftelde Hendrik van Guife aan »t hoofd zijner legers tegen de Protestanten, die geboden werden door Hendrik van Navarre; wierd ijverzuchtig op den hertog van Lottharingen en maakte eensklaps een einde aan de vijandelijkheden door e.nen vreede, fchandelijk voor hem en tot eer ftrek kende aan de hervormden. Vervolgens werd het verbond aangegaan, cn  EES VIII. GESCHI. EDENis. 51; en de dweepzucht, bezielt door eene onbegrensde ftaatzucht, tot de grootfte buitenfporigheid gedreven. De fteeds onrustige geest van Catharina van Medicis, de ftaatzucht van de Guifen en de blinde ijver van de Catholijke geestlijkheid, dwongen de Calvinisten met weerzin de wapens op te vatten en oorlog te voeren. Dit is klaar uit eene gevolgtrekking van hidorifche daadzaken. Van daar dat de wakkere Ia Notie, wanhopende zijne plichtmatigheid aan den koning te doen ftrooken met het gene hij den hervormden godsdienst en de Protestanten fchuldig was, den dood zogt in den ft rijd, fchoon hij, in fpijt van zijne heldhaftige razernij, belet wierd zijn leven weg te werpen. Colignij, die zijn dierbaar en doorluchtig leven verloor door het zwaard van lafhartige moordenaren, beftuurde de Franfche raadsvergaderingen door zijne wijsheid, vermeerderde de zeemagt en den koophandel van Frankrijk en lag dc eerfte gronden van dat ftaatkundig ontwerp, het welk door Hendrik IV. tot volkomenheid werd gebragt. Rosni, Mornaij, Florent Chretien waren Protestanten van groote kundigheid, en van het achtingwaardigst karakter.- Frankrijk bragt nooit deugdzamer mannen voort. De leerftellingen en kerktucht van Calvijn wierden in Schotland ingevoert, in weerwil van de bewind-voerende magten, cn dit was, gelijk Kk jjj  Hebïndaa6Schï les vnx. in Frankrijk, de oorzaak van verwarring en beroerte. De Schotten reikhalsden naar eene godsdienstige vrijheid, vatten een Herken afkeer op tegen het pausdom, en het onrechtveerdig vonnis van kardinaal Beaton ter uitvoer gebragt aan Hamilton en Wishart, verfchafte hen eene gelegenheid om hunne verlangens te voldoen. Zij offerden Beaton op aan hunne wraak en plantten den ftanderd der hervorminge. Veele van den adel, vijanden van de koninginne moeder, Maria van Guife, toen regentesfè van Schotland, voegden zich bij hen. Men zond om Johannes Knox, die de leerftellingen en tucht van Geneve had ingezogen; hij keerde naar Schotland weder en wierd hoofd van de hervorming. De koningin regentesfè poogde in Schotland de hervorming te beletten; zij zondt om krijgsvolk naar Frankrijk, doch het Parlement noopte haar die troepen naar huis te-zenden, zoo dat zij haar oogmerk niet kon bereiken. Het Protestantendom won veld, de Catholijke godsdienst wierd vernietigt en de leerftellingen en tucht van de Schotfche kerk gefchoeit naar den leest van Geneve (b). ^ De (!>) De herrorming wierd niet volkomen gevestigt in Schotland tot aan de redering van Jacobus VI, toen de koning, de adel ïn de overige zijner onderdanen tot een verdrag kwamen, de nationale conventie genaamt, bij welk verdrsg zij zich verbonden het pausdom uitteroeijen en den uationalen godsdienst naar hei f hn der hervorming in de plaats te ftellen.  les virt Geschiedenis, 5x5 De Schotfche hervormers hadden een haat tegen het geloof en den eerdiénst van'de Roomfche kerk, en hunne ijver ter verdelging van beiden liet zich fterk zien. Zij waren niet alleen overtuigt van de dwaling dier kerke wegens dc leer, maar zij meenden zelfs hare eerdienst zoo befmet te zijn, dat alles wat daar toe behoorde moest vernietigt Worden. Hier van overreed, voerde hun ijver hen te ver buiten de palen van gematigtheid, en hunne daden waren meer die van verwoede dweepers dan van hervormers. Zij be-, toonden geen eerbied voor 't gene groots en achtingswaardig was, noch maakten eenig onderfcheid tusfehen 't gene wezenlijk tot den godsdienst beboert cn tusfehen 't gene enkel een bijvocgzel was: alles wierd verworpen. Om deze gcweldadigheden te heiligen, voerden zij fchriftuurtextën. aan bekragtigt met voorbeelden van mannen onder de joodfche huishouding, als 't gedrag van Knehas, die een vorst van Israël en een Midianltinne doodde; dat der Israëliten, die de ingezetenen van Canaan uitroeiden; van Samuël, die eenen ongeloovigen koning in drukken hieuw; van Jehu, die de koninglijke huisgezinnen van Israël en Juda door 't zwaard ombragt. Hefr blijkt des dat de Schotfche hervormers in goeden ernst overtuigt fcheënen, dat het hun plicht Ware door alle mogelijke middelen alle die genen te verdelgen, die in 't ftuk van godsdienst anders dagten dan zij; dat het de verdicnstelijkfte daad Kk .2 4fj-  5i6 Hedendaagsche ees vim. in 't oog van God ware, de item der natuur te faiooren, alle rangen en maatfchappijën op eenen gelijken voet te brengen en vooral kerken, altaren, fchilderftukken enz. te verbrijzelen en te vernielen. De grondbeginzels van Calvijn in den ftrengften zin opvattende, vernietigden zij alle kerkplechtigheden, befchouwden de onfchuldigfte uitipanningen als misdadig en het dulden van de geringde kerkregels van Rome als een verfchrikkelijk gruwel. Zij namen eene norfche en ftijve -houding aan, fpraaken in bedektelijke woorden, die weinig overeen kwamen met den waren zin van de leer en voorfchriften des Christendoms, en even als de Catholijke priesters gedaan hadden, maakten zij misbruik van de ligtgeloevigheid van 't gemeen. Dan, ter verfchooning van liet gedrag der Schotfche hervormeren, mogen wij de tijden bijbrengen in welken zij leefden; deze waren duister in vergelijking van de onzen. De Christenen waren toen ontbloot van een edele denkwijze, en daar die ontbreekt worden grove verkeerdheden en wreedheden begaan onder den naam vau hervorming. Zij waren zoo geweld,g verbittert tegen den Catholijken godsdienst, dat «zij meenden niet genoeg te kunnen doen tot deszelfs vernietiging, ook lieten zij zich in hunne drift door niets weerhouden: de meeste buitenfporigheden wierden daarenboven bedreven door "t flechts gemeen, 't welk in alle deszelfs daden nooit acht geeft op redelijkheid en billijkheid. De  ües vnr. Geschiedenis. 515 De Protestantfche en Catholijke kerken wierden ten zeiven tijde beroert door twisten over de voorbefchikking en genade. Baius, een, Roomsch Catholijk godsgeleerde van Leuven, maakte een leerftuk op uit de fchriften van den heiligen Augustinus, 't welk alles toekent aan de genade, en niets laat aan de menfchelijke vrijheid. Deze leer wierd te Rome veroordeelt, en de twist, daar uit ontdaan, bragt in dien tijd niets van aanbelang voort. ; Aan den anderen kant vormde Molina een Spaanfche Jefuit, een leerftelzel, het welk te veel aan de vrijheid gaf en alles aan de genade ontnam. De Dominicanen omhelsden gretiglijk de leer van Molina en verdedigden die. Boekdeelen bij boekdeelen wierden 'er gefchreven en te Rome wierden veele famenkomsten gehouden om deze duistere punten uitteziften. De twisten waren lang en werden met zeer veel hitte en verbittering beftuurt. Paus Paul V. maakte een einde aan deze twistgedingen, welke niet te beficchten waren, om dat ze zaken behelsden, die door 't menfchelijke ver» ftand niet tc bereiken zijn. De Calvinisten waren over het zelfde onderwerp met eikanderen verdeelt. Jacobus Arminius een Hollandsch godsgeleerde, een man van een zachte en liefderijke geestgeneigtheid, kon het leerftuk der verwerping, zoo als het door Calvijn geleerüart wierd, niet verduwen. Hij Kk 3 fcgs  518 heï5emwaag5ciie les vi1e begreep boe gevaarlijk het ware God te vertoorn als een dwingeland, die behagen fchept in Je ellende zijner fchepfelen. Volgens zijne beo-inzels is God een tederhartig vader, die alle menfehen bemint en genoegzame genade verleent om hen ter zaligheid te geleiden. Bezielt met menfehen liefde, poogde Arminius de onverdraagzaamheid zoo wel uit de kerk als uit den daat te verbannen. Hij kon het denkbeeld van eeuwigdurende ftraffen niet overeenbrengen met dat van de goddelijke barmhartigheid. Dit zijn gevoelen wierd door veele tegenftreevers wederfproken. Gomar, zijn voornaamfte vijand, behield de overhand; de leerftellingen van Arminius wierden veroordeelt en die van Calvijn door het Sijnode van Dordrecht aangenomen. Deze fcheunng der Protestanten was toen ter tijd een 2aak, welke enkel de kerk betrof; maar de lezer zal in 't vervolg zien dat dezelve een zaak van ftaat wierd, dewelke het gemeenebest op den rand van deszelfs ondergang bragt. Staatsomvv e.n telingen. Het tijdvak, thans onder onze befchouwing, vertoont* den lezer groote omwentelingen in Europa. Dc gedenkwaardigfte van dezelve is die welke in de Nedei landen voorviel. 'Er is geen volk noch tijdvak, welks gefchiedenis eene ver" azeuder omwenteling oplevert dan die, welke boorte gaf aan het Gemeenebest der Nederlan-  ees vmï. Geschiedenis. 'j?\a den. Wat' is 'er dat zucht tot vrijheid gepaart met nijverheid niet kan 'bewerken? Een zwak cn arm volk fchudde het juk af van den magtigften en rijkften vorst, die toen in Europa heerschte. De voornaamfte oorzaak van deze ■wonderbare omwenteling was de bijgeloovige willekeur van Philips II, koning van Spanje. Die vorst, die naar het bloed dorstte der ketters, wilde de wreedheden der Inquifitie in Vlaanderen uitöeffenen aan de ketters als in Spanje. De hervormde leerftellingen hadden veele begunstigers gewonnen in de Nederlanden en Philips verlangde niets zoo zeerdan zijnen zwaarmoedigen en blocddorstigen ijver ten toon te fpreiden. Philips ftelde met goedkeuring van Paus Paulus IV. dertien nieuwe bisdommen aan. Deze aanftelling gefchiedde met oogmerk om het geweten tc kwellen en de lasten des volks te verzwaren. Margareta, de natuurlijke dochter van Karei V. en weduwe van den hertog van Parma, was gouvernante van de Nederlanden en had ieders liefde gewonnen door haar zacht en billijk beftuur. Doch, fchoon voor 't uitterlijke bekleed met de- opperde magt, fpeelde zij flechts eene ondergefchikte rol, dewijl zij verplicht was zich te fchikken naar den raad van kardinaal Granvclle, aan wien Philips het ganfche gezach had toevertrouwt. Deze onmenfchelijke en wreede ftaatsdienaar maakte nooit onderfcheid tusfehen ftaatkunde en trouwloosheid, noch tusfehen ijver Kk 4 cn  520 Hebïndaag schb les Vlli. en onverdraagzaamheid. Lieden van hoogen rang behandelde hij met verachting, fnuikte de nijverheid en den koophandel door ongerijmde bevelfchriften, en ftrafte de geringde overtredingen als waren ze de grootfte misdaden. De trotfche onverzettelijkheid van dien vreemdeling vergramde de Vlamingers. Zij klaagden, doch het hof van Spanje, in ftede van aan hunne klachten het oor te leenen, zond ftrenge beveelen, die het kwaad vermeerderden. Men gebood hen de bcfluiten der Trentefche kerkvergadering te gehoorzamen en men gebruikte geweld om dezelven te doen in acht nemen, dit verhaastte den opftand. Willem van Nasfau, prins van oranje en graaf Egmond, beide edelen van doorluchtige geboorte en verdiensten, ftelden zich aan 't hoofd der onderdrukten. Granvelle meende de misnoegden te vcrlchrikken'door 't vestigen van de Inquifitie in de voornaamfte fteden van Vlaanderen. De barbaarsheden van dat gerechtshof, de nieuwe bisdommen, de pogingen om het geweten te dwingen, afpersfingen en ftraföeffeningen zetten de Protestanten aan tot eenen opftand. Ziende dat men geen acht gaf op hunne verzoek fchriften, ondernamen zij zich zeiven recht te verfchaffen. In ftede van de Vlamingers ter nedertezettcn door zachte middelen verkoos Philips zijn eige geneigtheid te volgen en zond den Hertog van Al va, aan 't hoofd van een leger, ■aar  les vin. Geschiedenis. 521 naar de Nederlanden. De graven van Egmond en Hoorn, die zich niet naar Duitschland wilden begeven met den prins van oranje, wierden fchielijk aangehouden. De woeste hertog van Al va vulde alle gevangenisfen op, liét galgen en fchavotten oprichten en dak branddapels aan, welke, overal affchrik verwekten. Philips pleegde wegens deze verrichtingen raad met de Inquifitie van Spanje, en dat gerechtshof bepaalde dat alle de ingezetenen der Nederlanden, eenige weinige uitgezonden, afvalligen, ketters en fchuldig aan hoog verraad waren, bijzonderlijk de edelen, die een fmeekfehrift ingelevert en openlijk-klagten ingebragt hadden tegen de heilige Inquifitie. Op die uitfpraak werden Egmond en Hoorn te recht geftelt en hun bloed vermengt met dat van veele andere flagtöffers. Voorzeker konden de Protestanten der Nederlanden niet dan met haat ingenomen zijn tegen de Catholijke kerk en tegen den monarch, die den Hertog van Alva met deszelfs bloedig gerechtshof op hen afzond om de ijsfelijkfte wreedheden te pleegen, een vrij volk met onbillijke belastingen te drukken, en die geweldadigheden te dekken met den fluier van Godsdienst. Wie kan gelooven dat gedurende de vijf jaren, welke de Hertog van Alva het bewind had in de Nederlanden, agttien duizend menfehen ter dood gebragt wierden om ketterij? En evenwel niets is waarachtiger; ja, de vervolger zelf roemde 'er op. ■K.e-  fraa Hedendaagsche ees vee Requesens, de opvolger van Alva, deedt vergeeflche pogingen om het ftandbeeld der vrijheid, het welk de Vlamingen hadden opgerigt, omver te halen, te vergeefsch deedt hij hun een aanbod van alle hunne bezwaren weg te nemen ; zij wilden 2ich niet verlaten op de beloften en goedertierenheid van een trouwloos koning. Misfchien zou Requefens, die groote begaafdheden en deugden bezat, de zaken hebben kunnen herdellen, zoo niet zijn dcod de omwenteling verhaast had. Don Jan van Oostenrijk, de verwinnaar der Turken te Lepanto werd met volmagt afgezonden om hen buiten de vrijheid van geweten alles toeteftaan. Liever zoude ik mijn kroon verliezen, zeide Philips, dan htm die vrijheid verkenen. Decze nieuwe bewindsman gebruikte in 't eerde zachte middelen, doch de geestdrift van vrijheid cn de zucht om wccrw.aak te oeffenen hadden zich volkomen meester gemaakt van alle dc gemoederen. De prins van oranje nam die gelegenheid waar om de beruchte verëeniging van Utrecht te vormen en de omwerteling volkomen te maken. Hij cleedt de Staten Generaal bijeenkomen in den Haag, die Philips H. vervallen verklaarden van deszelfs recht cn gezach, als hebbende, tegen eed en plicht aan, de voorrechten zijns volks gelchonden. De opftand van de zeven vereenigde Landfchappen is« te wijten aan de barsheid en 't bijgeloof van Granvcllc, de gettrengheid van Phi-  ■ les vin. Geschiedenis. • ■ r,» lips, de ftrafIieid der Inquifitie en de wreedheden van den Hertog van Alva. 't Vernuft van Willem van oranje, de krijgskunde van deszelfs zoon Maurits en de bijftand door Elizabeth verleent, deden dien opftand welgelukken. In één woord, de vrijheden der zeven vereenigde Nederlanden wierden gevestigt op eenen onwrikbaren,grondflag, door de ftandvastigheid, 't geduld, de onverzaagtheid en de nijverheid van de eerfte Gemeenebestgezinden. x Op het eerfte gemor, waar toe de vervolging, de ellende en wanhoop de Vlamingen noopten,' wierden zij befchuldigt van ongehoorzaamheid en muiterij. De geftrengfte beveelen wierden tegen hen afgekondigt. Volgens de Inquifitie moest men noodwendig een ieder verdelgen die gelooven durfde dat God geen brood, dat God geen wijn is, en geen zeven Sacrementen wilde erkennen. Hoe ware het mogelijk dat menfehen, die zoo geweldig gefoltert werden om bcïachgelijke en ongerijmde gevoelens, zulk een drukkend juk konden beminnen? Hoe konden zij gelooven dat 'er eenig behoorlijk verband ware tusfehen hen en hunne verdrukkers? 'i is geenzins te verwonderen dat dwingelanden de zulken voor wederfpannigen doen doorgaan, die moeds genoeg hebben om hunne ketens te verbreeken. De ftaatzucht fmoort bij hen de ftera der natuur. Maar 't is te verwonderen dat men fomtjjds een edel-  £$4. Hedendaagsche lés vtm edelmoedig, vrij volk de buitenfporigheden ziet goedkeuren van willekeur; en misnoegen ziet toonen om dat buiten hen ook anderen Vrij zijn, ja zelfs medewerken om de kluisters te fmeden voor hunne medemenfchen (c). De volken onderwerpen zich fomtijds geduldig aan het juk. 't Ontbreekt hen dikwijls aan die dapperheid, welke den dood verkiest voor de flavernij. Daar is een tijd dat zij dwingelanden gehoorzamen en haten; doch wanneer voor 't kwaad geen hulpmiddel meer is, wanneer hun beftaan verflonden wordt door wanfchepzels, die hen van alle de deelen hunner vrijheid berooven en hun niets overlaten dan flavernij en kluisters; als dan weten zij hoe hunne verdrukkers te vernielen; dan breekt de burger-krijg uit, welke verborgen begaafdheden te voorfchijn brengt en onbekende hulpmiddelen fchept, dan ontftaan 'er ongemeene menfehen, die zich waardig toonen over hunne medeburgers te gebieden. Ongetwijvelt is zulks een verfchrikkelijk middel, 't Is een tijd van bloed en verwarring, welke aan rijken of ftaten geweldige fchokken geeft: Doch het geneesmidT del (c) De grondbeginzels en gevoelens vervat in zeker Blaauwboekje over de omwenteling van eene naburige natie, niet lang geleden uitgekomen, en de talrijks menigte bewonderaars van 't zelve, toonen duidelijk, dat zij, die op hunne eige vrijheid doffen, onkundig zijn van de rechten van den mensch, of uit baatzuchtige bcginzcls niet geerne zien dat andere volken die rechten even zeer genieten als zij.  Ï.ES VIïE GESCHIEDENIS; del is fomtijds noodzakelijk, dewijl zonder het zelve dc vrijheid niet verkregen kan worden. Eene natie, die gedrongen word bij 't verbreken van 't maatfchappijlijk verdrag, hare onvervreemdbare rechten te herkrijgen, verrigt wonderen van moed en dapperheid. De vrijheid zelve kan wonderen uitwerken. De vrijheid zegepraalt over de natuur; doet dc dorre rots eenen rijken oogst leveren; geeft de akelige woestenij een lieflijk aanfehijn; verlicht den nederigen hutbewoner, en verfchaft hem meer kennis en fcherpzinnighei'd dan aan den trotfehen hof-flaaf. Te vergeefsch bedienden de Spanjaarden zich tegen de Hollanders van alle de middelen, welke de oorlog en de konst opleveren, van alle de wonderen van gedult en onverfchrokkenheid; de zucht voor de vrijheid was Kerker dan die allen, en kwam alïe hinderpalen' te boven. Met de eene hand wierpen zij dijken op om dc zee te duiten, en mtt de andere verjoegen zij de Spanjaarden, die hen naar den zeekant dreeven. Zij bouwden 1'chepen, welke zij met koopgoederen belaadden, en rustten anderen uit op welke zij aan Philips twee duizend mijlen ver van Europa de heerlchappij des^ koophandels en der bezittingen der Indien betwistten. 't Is waar, zonder den magtigen bijftand, welken Elizabeth hen gaf, zouden zij misleiden de LI on-  ga6 Hedenbaagsche ees viie onafhanglijkhcid niet verworven hebben (d) v:rraade Elizabeth, door 't onderfteurien der Nèderlandercn, de rechten der volkeren? Behoorde zï] wel deel genomen te hebben in die twist? Had zij het recht om zich tot rechter op te werpen wegens de onrechtvaardigheden door Philips begaan? De begunstigers van het willekeurig gezach (d) Kan men het eenen magtjgen bijftand-lieten, dat zij den Heer Lumei, admiraal van dc vloot der Watergeuzen, gebood hét anker te ligten en Duins te verlaten? Dat, toen men om bijftand een gezantfchap naar Engeland afzond niet de voordee. -ligllc aanbiedingen, welke Elizabeth verlangen kon, zij den gezanten alleen, troosteüjke woorden gaf, om te beletten dat meir zich in de armen van Frankrijk wierp ? was bet een magtigen bijftand van haar, dat zij dc Duitfche troepen van Hertog jan Kazimir betaalde, die tot hulp der Nederian'den kwamen, daar zij zulks dealt om dat zij ongaarne zag dat men den Hertog van Anjou tot befchcriner der Nederlanden riep? kan men het eenen magtigen bijftand noemen, dat zij zich verplichtte öooo man te onderhouden voor de Nederlanden onder een Engelfchen veldöverften, haren ftedehotidcr, welker kosten na 't fluiten van den vrede binnen vijf jaren moesten vergoed worden onder verpanding van eenige fteden, die met Engelsen krijgsvolk beziet wierden, terwijl het berichtfehrift van haren f.cdchouder inhield, naauwkeurig onderzoek te doen of het vermogen der (laten zoo groot ware, dat zij met hunne eigen middelen konden befchermt worden? kortom al het nut, 't welk Leicester aan dc Republiek toebragt, beftond in eenige weinige krijgsbedrijven, welke echter niet lang daar na, toen zijne Engelfchen in Gelderland en Qverijsfel met den vijand famenfpanden, van grooter fchade gevolgt wierden. Daarentegen bragi bij alle ftaat aken in de uiterfte verwarring, zaaide gedurig verdeeldheid onder de Provinciën om ze tegen clkandercn aantebitzen enz. Zie de opkomst en bloei van de Republiek der vereenigde Nederlanden. Vertaler.  ees vïie Geschiedenis. gif zach zullen ongetwijvelt de koningin van Engeland wraaken? Met behulp van valïciie redekavelingen zullen zij befluiteh, dat volken, die vrij en onafhanglijk zijn, ïehoon de daden van liet eene onwettig zijn, de andere nogthans verplichtzijn die te dulden, wanneer die daden hunne eige volkome rechten niet benadeelen. Volgens dat grondbeginzel handelde Elizabeth niet wel met de Nederlanderen in derzeiver opftand te ondcrfteunen. Dan, zoo wij de zaak in haar ware licht befehouwen, zullen wij ons gedwongen vin,den toetcftaan dat het gedrag van Elizabeth niet alleen ftrookte met gezonde ftaatkunde, en de geheiligde wetten van 't menschdom, maar zelfs dat zij de rechten der vorsten niet fchondt. Het gezach van Philips over de Nederlanden was bepaalt en geregeld door grond-wetten. Wat billijk recht of tijtel kon die vorst op de regeering voorwenden toen hij alle die vastgeftelde en hem voorgeschreven bepalingen overlchreden had? was de Zwdtferiche natie verplicht hem te gehoorzamen? zou dezelve zich niet verzet hebben tegen zijne onrechtveerdige en willekeurige handelwijze? verbrak die vorst door 't lebenden van alle de wetten der conftitutie 't verdrag niet door 't welk de Vlamingen aan hem verbonden waren? De Nederlanders wierden door de daad van hunnen oppervorst vrij, en konden hem niet anders befehouwen dan- als een overkeerlcher dis hen zogt te onderdrukken* en ook werkelijk ojh LI % der-  5a8 HïïiKUA«i«Hi lesviii. derdrukte. — Wat is het wezenlijk oogmerk der famenleeving? Is het niet het onderling geluk van allen? Is het niet met dat inzicht dat ieder burger een gedeelte van zijne rechten en vrijheid afftaat? zou de maatfehappij gebruik maken van haar gezach om zich en alle hare leden over te geven aan de befcheidenheid van een woedenddwingeland? Neen, dit zal zij niet. En verder nog, indien de maatfehappij een gedeelte harer leden onderdrukt, heeft zij met dus te doenbaar recht verbeurt. Derhalven wanneer de maatfehappij aan den eenen gezach geeft, is het met deze uitdrukkelijke voorbehouding, dat de oppermagt daar van gebruik zal maken tot behoud en niet ten nadeele van de ondergefchikten. Indien de oppermagt regeere als dwingeland, dan vernedert zij zich zelve, word eene openbare vijandin, tegen wie het volk zich verzetten en aan wie het gehoorzaamheid weigeren moge. Dit waren de gronden, op welken de algemeene daten van Holland Philips vervallen verklaarden van deszelfs gezach over hen. Goddelijke cn menfchelijke wetten, zeggen zij in die vermaarde Acte, zoo dikwijls gefchonden met betrekking tot ons, bevinden wij ons wéder geplaatst in onzen natuurlijken ftaat van vrijheid, gerechtigt een nieu« wen vorst te kiezen, ten einde die ons regeere overeenkomstig onze voorrechten, vrijheden en vrijdommen. D*  ees vnr. Geschiedenis. gz9 De Nederlanders, in het bezit van hunne eerde rechten wederkeerende, wierden eene onaf* hangelijke natie, die verbintenisfen kon aangaan met naburige ftaten. De koningin van Engeland derhalven door befcherming te verleenen aan die opkomende Republiek, maakte gebruik van een recht dat vast is aan elke vrije natie of aan den oppervorst die dezelve verheelt. Overheerfchers en zij wier belang het is, de overheerfching te begunstigen, zullen altoos fchreeuwen, wederfpannigheid, wederfpannigheid, wanneer een volk zich ongeneigt toont om zich onder een ijzer juk te krommen, en moeds genoeg heeft om zich op zijne natuurlijke rechten te beroepen, en zij zullen die natie trouwloos heten, die aangefpoort door belang of door beweegredenen van menfchelijkheid, dat volk in zijne edele worftelingen de hand bied. Doch al dat geroep kan de itemder natuur niet fmoren, noch immer de beginzels van natuurlijke vrijheid uitwisfeheh; beginzels, het menfchelijk hart ingegrlft; beginzels, aan welke de dwingelanden zelf gedwongen zijn hulde te doen; beginzels, geheiligt in de gefchiedenis van Europa, door 't voorbeeld der Zwitferg en der Nederianderen; in één woord, beginzels, welke door het voorbeeld van de Noord -Amerikaanfche volkplantingen nog treffender en duidelijker gemaakt zijn, Wij hebben ons, misfehien, te lang opgehouLI 3 den  $$o Hebeneaagsche les vin, den met de omwenteling der vereenigde Landfehappcn; doch omwentelingen, welke de vrijheid vcrfchafien aan ganfche volkeren, maken 't belangrijkfte gedeelte der gefchiedenis fit. In dezelven zien wij daven tot vrije menfehen worden, bij 't veranderen van meesters, de vrijheid vestigen op onwrikbare gronddagen. Dwingelanden zijn vijanden van de rechten van 't menschdom, zij haten de omwentelingen en alle dc genen die dezelve begunstigen. — Maar, zullen wij de oppervorsten vleijen, zelfs dan wanneer zij hunne onderdanen behandelen als eene verachtelijke kudde, wier leven en eigendom geheel het hunne is. Moeten wij altoos deernen en met eerbied betooncn aan magtige en onrechtveerdige mannen, die over den dam der wet heen fpringen, welke te zwak is om hen te weêrftaan, of die in de wetten zelve zekere en verfchrikkelijke middelen vinden om die rechten te lebenden, welke zij behoorden te handhaven? De omwenteling, wcikc in Portugaal, een Wingewest van Spanje, voorviel, was het gevolg van gemcene oorzaken. De vermetelheid van Sebastiaan, die in de vlaktcns van Alcacar Zuivir verdagen wierd, met eene menigte van den Portugeezen adel, gaf aanleiding tot die gebeurtenis. De onbekwaamheid van kardinaal Hendrik, die buiten ftaat was de rampen van deij ftaat tc weeren en de twisten tc beüisfen, welke de  les vin. Geschiedenis. 531 de toekomstige opvolging tot de kroon veroorzaakte, verhaastte de omwenteling, die ten langen lesten voltooid werd door de groote meerderheid van Philips en de begaafdheden van den hertog van Alva. Te vergeefsch namen de Portugeezen, die zeer afkeerig waren van 't Spaanfche juk, een befluit ten voordeele van Antonio, dien zij kroonden. Door den hertog van Alva in iederen veldtogt geflagen, waren zij gedwongen zich te onderwerpen aan den overwinnaar. Hoe konden zij een monarch wederftaan, die de beste veldöverften en 't beste voetvolk van Europa had? De grenzen van Portugal hadden noch hoofden nog magt om wederftand te bieden. De inwendige ftaat van 't koningrijk was te zeer \ erwaarloost, fmts dien tijd dat de Por ugeezen volkplantingen hadden afgezonden naar ve:ai^,elegene landen, en zich bezig hielden met het uitbreiden van hunnen koophandel. Dan, deze omwenteling baarde geene verandering in het ftelzel van Europa. Dezelve was enkel noodlottig voor de Portugeezen, die al de geftrengheid gevoelden van het willekeurig gezach onder de dwingclandfche regcering van den wreeden Philips. Bij 't overlijden van Elizabeth wierden de kroonen van Engeland cn Schotland vereenigt in den perfoon van Jacobus I, zoon van Maria Smart. Dc beminnelijke doch ongelukkige Maria, LI 4 doch-  53* Hedenbaagsche les vnr. dochter van Jacobus V, koning van Schotland, en tijdgenoote van Elizabeth, mededingftcrs in godsdienst en fchoonheid, was in alles minder dan Elizabeth, uitgezondert in de onweêrftaanbare bekoorlijkheden van eenen beminlijken perfoon; aan het hof van Frankrijk opgevoed, had de Schotfche koningin een fmaak en zeden ingezogen, geheel verfchillende van die harer eigene natie. Bij *t affterven van baren eerden gemaal, Francois II, kwam zij naar Schotland te rug, juist toen de hervorming in dat koningrijk wierd ïngevoert. Jong, vrolijk, een liefhebder van vermaak, ftonden de geftrenge zeden der Schotfche hervormeren baar grootebjks tegen. Dweepzuchtig ■Rowiiiich-katholijk, kon men haar niet overhalen haaren eigen godsdienst en dien der natie te veranderen. B ij haar tweede huwelijk huwde zij aan Hendrik Stuart, Lord Darnleij, een man van geringe bekwaamheden. De zwakheid en gevoeligheid van Maria's hart, waren de oorzaak van hare onheilen. Zij kreeg een weerzin in haren gemaal, en David Rizzio, een Italiaansch muzijkant, wierd haar gunsteling. Rizzio wierd in de tegenwoordigheid der koninginne vermoord, en haar gemaal, op wiens aanhitzing die moord gepleegt werd, verloor kort daar op het leven, zoo als men dagt niet zonder medeweten en toeftemming van deszelfs gade, alzoo zij naderhand huw-  les vin. Geschiedenis. 533 huwde aan 'Bothwell, dien men veronderfteldc de moordenaar te zijn van haren man. De Schotten gebelgt over 't onvoorzichtig gedrag van Maria, namen de wapens op, en haren aanhang overwonnen zijnde, was zij gedwongen haren throon afteftaan aan haren zoon en een regent te benoemen. Zij benoemde den graaf van Murraij, haren natuurlijken broeder. Bezeffende dat zij verkeert had gehandelt in 't afdaan der teugels van de regeering, poogde Maria zich weder in 't bezit der kroon te dellen; dan, de nederlaag bekomen hebbende, was zij verplicht naar Engeland te vluchten. Elizabeth ontving haar, in 't eerfte, op eene edele wijze; maar kort daar op gaf zij haar te verftaan, dat daar men haar openlijk befchuldigde met de moord aan haren man gepleegt, het noodzakelijk ware, zich zelve te zuiveren en dat indien zij onfchuldig wierd bevonden, zij zich gerust konde verlaten op de befcherming van Elizabeth. Maria betigtte den graaf van Murraij en deeze befchuldigde Maria. Wie eigenlijk de moordenaar van Lord Darnleij geweest zij, blijft nog onbedist; want na al het geene de gefchiedichrijvers deswegens opgegeven hebben, is die daad nog niet ten genoege der wereld opgeheldert. Maria wierd de gevangene van Elizabeth en bleef zulks tot dat zij haar hoofd verloor. Men deedt  534 Hedendaagsche les viie deedt verfcheide pogingen om haar in vrijheid tc ftellen; doch alles wat men daar toe ondernam mislukte en brouwde het bederf van die genen, die 'er de hand in leenden. Eindelijk werd Maria, na eene agttien jarige gevangenis, verhoord en ichuldig bevonden aan eene famenfpanning tegen Elizabeth, veroordeelt en onthoofd op-den ao Februarij 1587. Zij ging den dood te gemoet met eene godvruchtige gelatenheid en eene kloekmoedige ziel, en gedroeg zich in dat akelig tijdftip als iemand, die niet bevreest is om te fterven. Maria was bij haar affterven vijf en veertig jaaren oud, en evenwel, zoo als zeker gel'chiedichrijver verhaalt, ontdekte men, bij 't afvallen van haar hoofddekzel, dat hare hairen grijs waren, 't gevolg van droefheid en eene langdurige gevangenis (e). De dood van Maria zal altoos een vlek blijven in 't karakter van Elizabeth. De verëeniging der beide koningrijken had invloed op bet ftelzel van Europa, en de vcreenigde kracht van beide maakte Groot-Brittanje tot eene overwegende magt. De eerfte oorzaak van deze omwenteling is ongetwijvelt toetefchrijven aan het recht van opvolging, 't welk de natuur aan Jacobus Stuart had gegeven, 't Gedrag nogthans van Elizabeth hielp grootelijks om de- zel- (e) Zie RoisERTsoN Gefchiedenis VUB Maria.  les viie Geschiedenis. zelve tc weege te brengen. Door de koningin van Schotland in eene lange en harde gevangenis opgedoten te houden, beroofde'zij haar van de middelen om haren zoon te onderwijzen. Het is zeer waarfchijnlijk dat Maria Stuart, ware zij vrij geweest, hem zoude opgebragt hebben in de gronden van haren eigen godsdienst. In dat geval zoude hij niet aangenaam zijn geweest aan dc Engelfchen, die de hervorming waren toegedaan, en zijn godsdienst zou onoverwinnelijke hinderpalen in den weg gezet hebben tusfehen hem en den throon. Dan, Elizabeth, door haren grooten invloed op de regeering van Schotland, en door Maria in Engeland gevangen te houden, maakte dat de genen, die met de opvoeding van Jacobus belast waren, hem gevoelens inboezemden overeenkomstig de grondbeginzels van den hervormden'godsdienst, en baande hem den wegrot de kroon. De verëeniging der drie koningrijken was eene gebeurtenis, naar welke Elizabeth zeer verlangde. Doch zij beminde den zoon van Maria Stuart niet. Niet alleen wilde zij hem niet voor haren opvolger erkennen; maar zelfs weigerde zij hem bijftand te verkenen tot het dempen van eene famenzweering door fommige Catholijke Lords gevormt, aangehitst door den "koning van Spanje. Het fchijnt dat Elizabeth de ziel ware van de beruchte famenfpanning door den graaf van Gowrij beraamt, om zich meester te maken van den Schotfchen koning. Het was flechts  gcif, Hedkhdaagsche Ees vih. flechts in hare laatfte oogenblikken dat zij hem tot haren opvolger benoemde. Hungaïuje wierd in dit tijdvak een wingewest van Oostenrijk. Terwijl de groote Solijman dat rijk befchermde, deeden de vorsten van het Oostenrijkfche huis vergeeffche pogingen om zich in 't bezit daar van te ftellen; doch na Solijmans dood verleenden deszelfs opvolgers, die verwijfde en bedurven vorsten waren, flechts eenen zwakken bijftand aan de Hungaren, zoo dat Hungarijën in de handen viel van de Oostenrijkers. Eene andere oorzaak werkte insgelijks mede om de Hungaren van hunne vrijheid te berooven, deze was de te groote uitgeftrektheid van derzeiver rechten en voorrechten. Te veel vrijheid is bijna altoos nadeelig aan die genen, die dezelve genieten, om dat de zulken maar zeldzaam 'er geen misbruik van maken. Dit misbruik brengt tweedracht en partijfehappen voort. Een ftaatzuchtig en ondernemend nabuur maakt zich een aanhang en eindigt met zich meester te maken van hun land en met hen tot dienstbaarheid te brengen. Het willekeurig gezach was de oorzaak van de onlusten, welke Rusland drukten. Boris handhaafde zijne overheerfching door 't plegen van groote misdaden. Zich zeiven gehaat gejnaakt hebbende bij de natie, reikhalsden de Mn 2-  its vti.il Geschiedenis- 55?r Müskovitefs naar eenen vërlosfér. Een jong fortuinzoeker, een Pool van geboorte, zich het algemeen misnoegen ten nutte makendé, matigde zich den naam aan van Demetrius, die door Boris was vermoord geworden, Bijgedaan door eenige Poölfche edelen, drong hij in Rusland, en maakte zich aldaar eenen magtigen aanhang, die hem op den throon plaatste. Doch naauwlijks was hem zijne ftoutmoedigheid gelukt, of zich blindeling latende leiden door de Polen, fchafte hij den Griekfchen godsdienst af, voerde den eerdienst der Roomfche kerke in, vernietigde de oude gebruiken, gaf alle bedieningen van den daat aan vreemdelingen en rugfteunde alle derzeiver knevelarijen en geweldenarijen. Mosccuw was vol roovers en moordenaars. De Rusfen, woedende over eene dwingelandij wrceder dan die van welke zij verlost waren geworden, poogden een zoo drukkend juk aftewerpen; zij ftelden Zuski* een hunner landslieden aau hun hoofd, vielen op den overweldiger aan, drongen in deszelfs paleis; en de valiche Demetrius wierd door verfcheidene wonden om 't leven gebragt. Zu*ki verkreeg de kroon tot belooninge, doch welhaast kwam een andere Demetrius te voorfchijn, die onderdeund door Sigismond, koning van Polen, de hoofdftad naderde met een geducht heir. Zuski fmeekte den Zweeden om bijftand, die met ijver hem poogde te verdedigen. Zoo dat het noorden ontrust wierd door dc twist van eenen Mm he.  gjS Hebenbaacsche les vn*. bedrieger. Dus brengt een willekeurig gezach altoos bloedige omwentelingen voort. Om dat oppermagtige vorsten, wier wil een wet is, noodwendig dwingelanden worden, en hunne onderdanen' als dwingen toevlugt te nemen tot geweldige middelen, welke meest altoos noodlottig zijn voor eene natie, wanneer dezelve geen kracht genoeg heeft om hare vrijheid te vestigen en te verzekeren ; want den eenen dwingeland van den throon te bonzen om eenen anderen tc krooncn, vermeerdert flechts de rampen van een volk. De onvoorzichtigheid van §igismond beroofde hem van Zweeden, zijn val is eene gewichtige les voor alle koningen, die daar uit behoorden te leeren dat de fcepter niet 'veilig is in hunne handen, wanneer zij die zwaaijen om dwang te oeflenen over de gewetens hunner onderdanen. Het einde der zestiende eeuw levert ons gewigtige veranderingen in de koninglijke familié'n van Europa. De Stuarts namen de plaats van dc familie van Tudor, die fints Hendrik VII. Engeland geregeerd had. De tak van Valois, die op den throon van Frankrijk was, vair de regeering van Philippus VI. af, dat is een tijd van twee eeuwen en eene halve, eindigde in Hendrik III, en d:e van Bourbon volgde op in den perfoon van Hendrik IV. De afdammelingen der Jagellons, na tweehonderd jaren geregeerd te heb-  les vin. Geschiedenis. 535 hebben, eindigden in Sigismqnd II. en fints dieri tijd is de throon van Polen verkiesbaar geweest en door onderlcheide familiën bezeten geworden (O- Regèering. Eene onbepaalde heerfchappij nam plaats in alle de ftaten van het huis van Oostenrijk. De Oostenrijkfche vorsten wierden gedreven door eenen geest van willekeurigheid, dien zij overal, waar zij het gebied voerden, deeden gevoelen.In Spanje, Italië en de Nederlanden, in Duitschland, Bohemen, Hongarije en Amerika bakte alles voor het oppermagtig gezach. Engeland wierd bijna eene volftrekte 1110narchij onder de regcering van Elizabeth. Die vorstin was ten uiterften naijverig wegens haar gezach. Haar goed huishoudelijk beduur en de matigheid harer uitgaven, waren minder te danken aan hare genegenheid voor het volk, dan aan hare vrees van afhanglijk te worden van het huis CO Rusland, Oostenrijk en Pmïsfen hebben niet lang geleden onder zich een groot gedeelte van Polen verdeelt. De tegenwoordige koning van Polen poogde, na die verdeeling, het Poolfch'e volk vrij en de kroon erflijk te maken in het huis tan Saxen; doch dat ontwerp werd vernietigt door Rusland cn Pruisfen, die op nieuw een gedeelte van dat rijk onder zich verdeelden, waar uit de tegenwoordige omwenteling oniiftaan is, welker jevolaen noj niet te voorzien zijn. Mm 2  540 H E D E N D A A 6 S C H E LES VUT. huis der gemeentens door 't vragen van groote onderdandgelden. De oprichting van het hoogé hof van Commisflê, het welk zij eene geweldoefTende magt toeftond, hare bekrachtiging gegeven aan de gocddunkelijke befluiteu van de Gefterndc kamer; de brieven van irftfluitenden handel, waarmede zij hare hovelingen begunstigde, zijn zoo veele blijken van haare willekeurigheid. Eenige Puriteinfche leden van 't Parlement, durfden klagten inbrengen over deze kwellingen, doch het was met gevaar van hun leven. Zij gaf die gemeentens dikwijls te verdaan zich niet te bemoeijen met het gene hun niet aanging; dat zaken van ftaat en godsdienst boven hunne bevatting waren. Zij zeide: dat daar noch hare bevelen, noch het voorbeeld hunner medeleden de dwaasheid, laatdunkcnheid en trotsheid van fommigen hunner hadden konnen fluiten, zij verplicht zijn zoude toevlugt tc nemen tot eene andere zoort van tuchtiging. Wie zou kunnen gelooven dat deze taal geduldig wierdt aangehoort van de meeste leden? Ja, 't geen fterker klinkt, is dat men in 't Parlement ftaande hield dat het koninglijk gezach niet moest betwist, niet onderzogt ja zelfs niet bepaalt moest worden; dat de opperheerfchers van Engeland, oppermagtige vorsten zijnde, eene zoort van Godheid waren; [dat het te vergeefsch ware de koningin van Engeland te willen verbinden aan wetten of inzettingen, dewijl zij uit kracht harer ontflaande magt, de- zel-  les vin. Geschiedenis. 541 * zelve verbreken konde wanneer baar zulks behaagde. Deze ftelregels begunstigde de overheerfching of willekeur. De meerderheid der Engelfche natie had vergeten dat de oppermagtigheid oorfpronglijk berust bij het volk en bij ieder bijzonder perfoon van het zelve, dat het de overdragt en verëeniging van alle de rechten der bijzonderen in den perfoon des oppervorsts is, welke hem zoodanig maken en wezenlijk de oppermagt voortbrengen. 't,Is derhalven onwaar dat het bewind, het welk geheel en al geplaatst is- in de hand van eenen enkelen, geen anderen grondflag zoude hebben dan de wil diens enkelen. De vastftelling van een oppermagtig gezach is buiten kijf volftrekt noodzakelijk ter handhavinge van de goede orde, de rust en 't behoud van 't menschdom. Doch God te ftellen voor de onmiddelijke bron van de oppermagt der koningen, zulks is een gevoelen, het welk enkel gegrond is op vleijerij; want te zeggen dat dc oppermagtigheid enkel afhanglijk is van God en geene menfchelijke toeftcmming behoeft, is het ware middel om de vorsten willekeurig te maken. De Puriteinen waren het eenigfte volk in Engeland, die een juist begrip hadden van de vrijheid, zij deden krachtig hun best om gefchikte Parlements leden te kiezen, en ter handhavinge van de rechten van den mensch, vreesden zij niet zich de verontwaardiging van Elizabeth op den ials te halen. Zij bleven voortgaan het dierbare. Mm 3 vonk-  ^% Hedendaassche les vin. vonkje der vrijheid te bewaren, het welk zij ontfleken hadden en het welk in de twee volgende regeeringen grooter geworden zijnde, de menarchij en kerk verteerde, pit welker asfche de tegenwoordige conftitutie ontdond, beter gefchikt voor 't geluk der maatfehappij. Elizabeth vernietigde alle de rechten van 't volk met betrekking tot bet bewind, uitgezondert het artijkel der onderflandgelden. Doch die bekwame vorstin maakte door 't yerflaven der natie, de kluisters van 't volk aangenaam, om dat zij door dezelven Engelauds roem en geluk bevorderde. Onder de regeering der kinderen van Hendrik II. cn vooral onder de laatfte raakte in Frankrijk alles onderst boven. Het ganfche koningrijk was in denzelven toeftand als toen de zwakke afftammelingen van Karei den grooten derzeiver uitgeftrekte ftaten in eene menigte vorstendommen verdeelden. Men onderwierp zich niet langer aan 't gezach; 't geweld beflistte alles, en de bijgeloovigheid wapende dc handen van een iegelijk. Uit deze regeeringloosheid wrong Henarik IV. eene ware monarchij; misleiden was 'er nooit een VOlkomener, nog een beter regeeringsvorm. Hendrik was volftrekt meester van het uitvoerende gedeelte der regecring en van de magt om zijne onderdanen goed te doen; deze zelfde koning verzamelde de natie wanneer 'er wetten te maken waren, raadpleegde met  EES VIII. " G E S C M I EVD E N I S. $43 met haar als met zijn huisgezin, ea befloot niets zonder^ hare toedemming. Misfchien handelde geen koning ooit overeenkomstiger deze waarheid dan Hendrik deedt, dat de opperde magt hem was toevertromvt geworden, eeniglijk tot veiligheid van den ftaat en tot geluk van 't volk; dathet hem «iet vrij ftond in 't bewind der alge-meene zaken, zijn eigen genoegen en bijzonder Voordeel te behartigen; maar dat alle zijne inzichten en handelingen moesten ftrekken ter bevordering van het welvaren van den' ftaat en het heil van 't volk, het welk aan zijne zorg watf .overgelaten. Doordrongen van deze wijze ftelrcgels, bragt Hendrik IV. zeer fpoedig orde trï overvloed in 't koningrijk te rug, om dat de begrippen en maatregels zijner regeering recht en billijk waren. Wie kan in gelukkiger tijden en onder een beter famengefteld bewind zulk' eene regeering aantooncn? Een Fransch fchrijver heeft op eene bevallige wijze de dagen zijner jeugd en den ftaat van Frankrijk onder Flendrik" IV. gefchetst. Bij 't lezen ..van die befchrijving herinneren wij ons de gulde eeuw der Dichteren, en waarlijk zoo ooit die eeuw in Frankrijk beftont, het was toen Hendrik IV. dat koningrijk regeerde. „ Het denkbeeld, 't welk mij van die „ tijden bijblijft, verfchaft mij nog heden het „ aangenaamst genoegen (zegt de Abt de Ma„ rolles). Ik herinner mij de fchoonheid der „ velden, mij dunkt dezelve waren vruchtbarer Mm 4 „ dan  544 Hedendaagschk ees vhï. „ dan zij federt geweest zijn; de weilanden groener, en de boomgaarden leverden meer M ooft. Niets kon vrolijker zijn als de muziek „ der gevederde Chooren; 't geloei der kudden, en 't gezang der herders. Het vee zwierf „ veilig in de beemden herom, de landman be„ bouwde zijne akkers en oogstte zijne granen in „ zonder bekommert tc zijn dat men hem de „ vruchten zijns arbeids zoude ontnemen. Zijn w ftulp was zindelijk en rein, hij had overvloed van voedzel en diep zonder*" vrees van ontrust „ te zullen worden. In zijn ganfche gelaat zweef„ de de glimlach van weltevredenheid. De lucht „ weergalmde van 't geluid zijner doedelzak, „ fluit of fchalmeij. De vrolijke Land-dans „ hield aan tot aan den nacht. Zij klaagden „ toen niet als thans over de menigvuldige druk„ kende belastingen, een ieder betaalde gewillig „ zijn fchot en lot." Zoodanig was het einde der regeering van Hendrik IV, het einde van veel geluk en de aanvang van veel leed voor dc Franfche natie; toen een woedend dweeper dien vorst moordadig van 't leven' beroofde. Wetgeeving. De wetgeeving der ouden was zeer eenvoudig; om dat iedere natie altoos den grond bewonende» op Welke zij befchaaft was, en ieder in 't bijzonder een' gemeenen oorfprong hebbende, dezelfde gevoelens en zeden had; en deze gevoelens  ees vm. Geschiedenis. gtf lens waren flechts de uitdrukkingen van zetregels, naar welken ieder ftedeling oordeelde wat voegzaam en gefchikt voor hem zijn zoude; om dat de conftitutie gevormt was naar mate de vordering der befchaving en enkel uit een ftelzel van gevoelens beftond door 't volk aangenomen ter handhavinge van deszelfs vrijheid en veiligheid. Wetten, zeden, begrippen, godsdienstig geloof, burgerlijke conftitutie alles ftrekte onder hen tot het zelfde einde. Dusdanig was het niet geftelt met het volk van 't hedendaagfche Europa. Elke natie was famengeftelt uit veele onderfcheidene zoorten van volken. Grieken, Romeinen, Joden, Arabieren, Barbaren verfchilden ieder in hunne wetten zeden en gewoontens. De zeden, begrippen en gewoontens, 'welke bij de Barbaren de plaats van wetten hielden, waren enkel een verward mengzel van ongelijke en tegenftrijdige deelen. Uit welke ftof was de rechtsgeleerdheid der Europanen- famengeftelt? Uit willekeuren voor eene andere foort van regcering en voor andere zeden gemaakt. Gewoontens van onderfcheidene volkplantingen, door 't geval vereenigt, wetten door Justiniaan gegeven aan volken zoo ver van dezelven verwijdert en gevoelens als de tusfehen ruimte van tijd welke hen van een fcheidde, de beflisfingen van rechtsgeleerden cn de gewoontens van gerechtshoven; fommige wetten, het voortbrengzel van onkunde en barbaarsheid; fommige fchikkingen, door ftaatzucht  $4,6 Hedendaagse he les vih. zucht of door inzichten van eene oogenblikkelijke ftaatkunde voorgefchrevcn. Hoe ware het mogelijk, zeg ik, dat zulke ruwe doffen eene goede wetgeving konden leveren? En nogthans wierden in het tijdvak, het welk wij thans befehouwen, groote verbeteringen in de wetgeving gemaakt. Frankrijk had nooit een onduimiger, dweepachtiger, wreeder en bedorver regeering ondervonden dan die van Karei IX; en evenwel was het onder die regeering dat dc wetgeving van dat land tot meerder volkomenheid kwam dan dezelve bevorens geweest was. Zulks was het werk , van den kanfelier de FHopital. Hij deedt de ftem der rede en der billijkheid gehoor verkrijgen in 't midden der ftormen, wcike door de ftaatzuchtige- en godsdienstige-ijlhoofdigheid verwekt waren. Deezc grooten man trachtte den magiftraat in deszelfs waardigheid en magt tc herdeden, door 't vernietigen der veilheid en bedorvenheid; dc geestelijkheid tot de zeden der cerfte Christenen te rug te brengen; den vrede te handhaven tusfehen beide partijen, die tegen eikanderen verbittert en in 't harnas waren; de wetten te doen heerfchen in 't midden van' den burgerkrijg, en de menichebikheid te doen ze,gepraalen over de dweeperij. Deeze man beftreed dc ftaatkunde van 't Roomfche hof, de trouwloosheid van Philips II, de zwakheden van Karei IX, dc onftandvastigheid van Katharina de Medicis, de llreekcn van den kardinaal van Lottha- rin-  ees vin. Geschiedenis. ^ ringen, de begaafdheden en den roem van den herrog van Guife, den oproerigen geest der grooten, en de vrekheid van 't hof. Buiten ftaat zijnde om het beginzel, waar uit de rampen van den ftaat voortvloeiden met wortel en al uitteroijen, trachtte hij den voortgang daar van te verzwakken en optcfchorten. Wij kunnen van de bedorvenheid der zestiende eeuw oordeelen uit de fchandelijke misbruiken, welke ü'Hopital gedwongen was met wetten tegentegaan. De onkunde van de ware beginzels der wetgeving moet toen zeer algemeen zijn geweest, daar deze: grooten man verplicht was alle wanordes te verhelpen door bijzondere wetten, in ftede van ;in een ftelzel van goede wetten Eenvoudige middelen tc vinden om eensklaps al het kwaad te fluiten. Deze wetten van 1'Hopital, welke de hartstochten of het eigenbelang van vermogende menfehen aan te veele banden lagen, wierden fpoedig vernietigt: enkel eene weinige, welke ftrekten ter bevordering van 't heil der natie, zonder de grooten gevoelig te benadeclen, liet men onherroepen ftandhouden. Deze deugdzaméa man onderging de onwaardigfte behandelingen; zijne ftandvastigheid werd beftempelt met den naam van eigendunkelijkheid, zijne ijver voor de gerechtigheid noemde men een geest van wederwraak, zijne kloekmoedigheid om de vrijheden van zijne medeburgeren te verdedigen, verraad tegen den koning; zijn verdraagzamen geest, ongodsdienstig-  548 HlBïNBA.ACÜHï LES VIH, tigheid; zijne groote inzichten, eene neiging tot nieuwigheden; zijne mcnschlijkheid en liefde voor 't menschdom, eene romaneske wijsbegeerte. Hij wierd verbannen, onttrok ,zich der wereld , en vond in letterkundige nafporingen troost voor zijne fmert over de rampen van zijn ongelukkig land. De dichtkunde, die 't vermaak was •geweest zijner jeugd en eene ontfpanning in den drang der openbare bezigheden, verlustigde hem in zijnen ouderdom. Zijne brieven zijn vol van eene verhevene en troostrijke wijsbegeerte, zij ademen haat tegen onderdrukking en bijgeloof en eene zucht voor geleerdheid en rust. Hij beféhouwt 'er de groote bedieningen in als groote plichten, die men te verrigten hebbe, cn fpreekt van zijne ballingfchap, als van iets, het welk hem het middel verlchafte om de zoetigheden vrm een ftil leven te fmaken; beklaagt zijnen koning en weent over zijn land. Vier jaren bad hij vrij en onafhanglijk in zijne afzondering geleeft, toen.de S<;. Barthels moord gepleegt werd, de affchuwelijkfle misdaad, welke ooit de jaarboeken van Frankrijk of die van eenige andere natie befmette. Zes maanden na die dagting ftierf de wijze 1'Hopital, betreurt de weinige deugdzame menfehen, die nog in zijn land overbleven. Frankrijk bragt omtrent denzelfden tijd groote magiftraatsperfonen en uitmuntende wetgeleerden voort, onder anderen den grooten CkristofTd de Thou, een man .van eene uitge- ftrek-  ees vih. Geschiedenis. 549 ftrekte geleerdheid, grootclijks gêëerbiedigt vaiE alle partijen: Achillcs van Harlaij, een voorbeeld van ftandvastigheid en ftiptheid in het waarnemen van alle plichten 5 benevens nog verfcheide anderen, die veel toebragten tot het verbeteren der rechtsgeleerdheid, cn die hun land tot ccre ftrekten. Ook was het in Frankrijk alleen niet dat de rechtsgeleerdheid bloeide; andere volken had-.» den insgelijks hunne geleerden in de burgerlijke wetten. Pancirollus in 'Italië, en Hottman in Duitschland, zuiverden hunne landen van den drek cn het gebrekkige der wetten. In Engeland.' waren de beide Bacons, van welken de'eene veele jaren de zegels hield met groote toejuiching, terwijl dc' andere veel licht verfpreidde over de wetten en dezelve aanmerkelijk verbeterde. - ■ . , Koophandel. Op 't einde der zestiende eeuw veranderde de koophandel van middenpunt. De Portugeezen,' Onder 't juk van Spanje geraakt, wierden verdoken van de voordeden hunnes handels. Verplicht deel te nemen in de oorlogen van Philips zagen Zij den ondergang hunner volkplantingen. Lisbon en SevffHè" hielden op de voornaamfte marktplaatzen des koophandels tc zijn. De Engelfchen en Nederlanders kwamen in 't bezit dier fchatten, welke de Spanjaarden en Portugeezen zich lieten ontglippen. Elizabeth was overtuigt dat Nn dc  55° HlBlNÏAAClCHE LES VIIÏ. de koophandel de krachtdadigftc fteun is eener natie; ook ftelde zij, gedurende hare regcering, alles te wsrk om denzelven te vermeerderen en uittebreiden. Zij moedigde hare onderdanen aan fcbepen ter walvisch-vangst naar Groenland uittezenden, pelterijen van Archangel te halen; ij voor van de kust van Afrika, en goud te zoeken in Mexico en Peru. Onder haar beduur wierd de volkplanting van Virginili aangelegt. Wakkere zeelieden, door wijze wetten aangemoedigt, lagen de gronddagen van dc Noord-Amerikaanfche koloniën. Drake, de eerfte Engelschman, die een togt rondom de wereld deedt, kwam naar zijn geboorteland te rug met eenen kostelijkcn buit. Lancaster drong in Brazilië door en plunderde de rijke ftad- van Fernambuco. Raleigh, Hawkins en Norris verweldigden verfcheide fcbepen in dc Zuid-zeeën, waar bij zij onnoemlijke fchatten verkrecgen. Cavendish, bij zijne te rug komst in Engeland, zeilde in een' zoort van zegepraal den Theems op; zijne foldaten en matrozen waren in zijde gekleed, de zeilen zijner fcbepen waren van Damast en de topmast pronkte met eene goudlakenfche vlagge. Elizabeth was de ziel van deze togtcn, door welke de Engelfchen kundige zeebouwers en met dien geest van koophandel en fchcepvaart bezielt werden, welke hen, fints dien tijd zoo geducht maakte voor andere natiën van Europa. Engeland, fchoon maar zeer weinige fchepen hebbende  Lzs vin. GïitHiiBiKii, ggi de in ,'t begin van Elizabeths regeering, wierd binnen weinige jaren eene der eerfte zee - mogendheden. De rijkdom, welke uit den koophandel fpruit, gaf een nieuw leven aan alle de deelen van 't bewind, en London had toen burgers, die in rijkdommen monarchen evenaarden, 't Was Sn dien tijd dat Gresham een Engelsch kööpman aan deszelfs koninginne tweemaal honderd duizend ponden fterlings ter leen gaf, op eigen kosten de koninglijke beurs bouwde, twee groote kerken herftelde, een gedeelte van de ftads wallen vernieuwde eh vijf gasthuizen ftichtte. De Nederlanders, die de Engelfchen navolgden, wierderi binnen korten tijd derzeiver mededingers. Tot geene der Spaanfche havenen toegelaten wordende, lag hunnen Europafchen handel aan banden; iii dien toeftand befloten zij deszelfs middenpunt in Afia te plaatzen. De Nederlandfche Oost-Indifche maatfehappij wierd toen opgeregt, Welke! aanvangelijk uit eenige weinige niet zeer rijke kooplieden beftaandé, die maar weinige fcheperi konden uitrusten, binnen korten tijd in ftaat waren aanzienelijke vloten te wapenen. Vermogen met nijverheid gepaart hebbendé, tastten zij de Spanjaarden en Portugeezen aan, namen hen bijna alle derzeiver bezittingen aan geene zijde vaii den Ganges af en maakten zich meester van deri handel der Specerij - Eilanden. Gèftadige arbeid ," een taai gedult, de ftrcngfte bczuining vermeerderden den bron van welvaart cu bezorgden aari Nn 3 terJ  $52 HlBïNBAAtSCHE LES Vin. verfcheide bijzondere .perfonen de grootfte rijkdommen, welke in 's Lands féhatkist te rug vloeijende, Holland eene der eerfte mogenheden van de wereld maakten. Op het zien des koophandels kreegen de zaken van dat Gemeenebest eene gansch andere gedaante. De Nederlanders namen vijftig duizend foldaten in foldij over tegen Philips III, gaven onderftandgelden aan verfcheide vorsten, zagen Afiatifche vorsten cijns aan hun betalen en ftelden in Europa Wetten aan de natuur. Zij wierpen dijken op om den oceaan te beteugelen, groeven eene menigte vaarten, veranderden moerasfige gronden in vruchtbare beera' den, dorpen wierden in groote fteden, en hutten in paleizen verandert. De koophandel bragt alle die wonderen voort. Frankrijk was toen ter tijd nog geene handeldrijvende natie. Hendrik IV. en Sulli zouden hunnen aandagt op den koophandel gevestigt hebben, hadden zij langer mogen regeeren. Zij deeden nogthans alles wat met mogelijkheid kon gedaan worden. De volkplanting van Canada wierd aangelegt, verfcheide handwerken ^ wierden in Frankrijk ingevoert en alles kondigde de geboorte des koophandels aan, toen een arme ellendeling een einde maakte van een leven het welk zoo noodzakelijk was om den welvaart en 't geluk eener groote natie te bevorderen.  les vm. Geschiedenis. $5i Werktuiglijke Konsten. Wetenschappen. De handwerktuiglijke konsten, welke drie ' eeuwen lang in Vlaanderen en vooral in Mechelen, Ghent en Antwerpen gebloeit hadden, verdwenen op het gezicht van den Hertog van Alva en van de Inquifitie en namen de wijk naar Frankrijk, Engeland en Holland. De meeste wetenfehappen werden gedurende dat tijdvak verbetert, de geneeskunde alleen bleef ten naasten bij dezelfde; de geneesheeren van dien tijd verkozen liever bjj de oude voorfchriften te blijven dan eenige veranderingen te maken in 't oeffenen hunner kunst. Gansch anders was het gelegen met de wiskundige wetenfchap, deze maakte groote vorderingen door 't verbeteren van de ftelkunde en 't gebruik daar van in de meetkunde. Francois Viete, te Fohtenaij in Poitou geboren, eén vermaard wiskundige, bragt de leer der oplosfinge veel verder daa dezelve ooit geweest was; in 't oplosfcn van voorftellingen in de ftelkunde maakte hij gebruik van letters in ftede van cijfergetallen, hij maakte de meetkunde gemaklijker, vlugger en beter gefchikt voor famengeftelde berekeningen. Twee oppennagtige vorsten waren de be- fcher-  |54 H « » * M B A A C « C M E ERJ VTH. fchermefs cn voorftanders van die genen, die met eenen goeden uitdag de ftarrenkunde beoeffenden. Willem, Landgraaf van Hesfen, befchonk de zulkén, die zich op die wetenfchap toeleidden niet alleen met gunsten maar maakte die wetenfchap tot zijne begunstigde ftudie. Hij maakte een lijst op van de vaste darren, bouwde te Casfel een plat om ftarrekundige waarnemingen te doen, en was onvernioeit in 't doen van waarnemingen. Joost Bijrge de medgezcl in zijnen arbeid verbeterde de toen gebruikelijke werktuiglijke gereedfchappen. Verfcheide ftarrenkundigen muntten in die wetenfchap uit, doch Tijcho Brahé dak hen alle de loef af. Indedaad zijn ftelzel komt in geene vergelijking met dat van Copernicus, doch de menigte verfchijnzelen door hem ontdekt, zijne waarnemingen wegens de maan en komeeten vorderen onze bewondering en erkentenis. Frederik II, koning van Deenmarken, was lang zijn vriend en befchermer; voor hem bouwde hij het waarnemings plat te Uranienburg. Dan, menfchelijke vriendfehap is zelden beftendig. Frederiks genegenheid veranderde en Tijcho Brahé begaf zich naar Duitschland, waar hij eenen nieuwen befchermer vond in keizer RudolpJi, deze onttrok hem al mede zijne vriendfehap en Tijcho ftierf in ballingfchap te Praag. Het Telescoop of verrekijker wierd uitgevonden omtrent het begin der zeventiende eeuw en de uitvinding daar van was enkel toevallig» De kinderen van een  ees VÖf. geschiedenis. 555 een Hollands werktuigkonstenaar, al fpelendc, twee brilglazen aan de beide einden van een koker plaatzende, waren verbaast de voorwerpen nader aan 't gezicht te brengen en grooter te zien worden. Getroffen over deze nieuwigheid fchreeuwden zij het uit en bragten het nieuws aan den vader. Deze overwoog de zaak met aandagt deelde zijne, denkbeelden aan zijn vrienden mede die hem voerders hielpen in het toeftellen van den eerden verrekijker. M au rol rj co deedt de gezichtkunde herleeven door zijne verhandeling over licht en fchaduw. Andere gezichtkundigen bedienden zich van 's mans denkbeelden ter verbetering dier konst; en de vermaarde Anthonius de Dominis deedt eenige uitmuntende ontdekkingen in die wetenfchap door zijne bcfpiegeling over den regenboog. De befchouwelijke kennis der werktuigkunde, meer dan tien eeuwen in Europa onbekent, wierd omtrent denzelfden tijd weder te voorfchijn gebragt en de werktuiglijke krachten behoorlijk be^ toogt en geftaaft, WijtBEciimi. Tijden van duisterheid en onkunde zijn der ware wijsbegeerte ongunstig. Wanneer het vooroordeel invloed heeft op het gemoed, en men zich laat medeflepen door ongerijmde Hellingen, gelijk 't geval was voor de hervorming ca voor Nu 4 da  556 HlHMIAAtJCHÏ Ï-Ï.S vm, de herleving van de geleerdheid in Europa, weigert het zelve gehoor te geven aan de ftem der rede. 'Dan, in weerwil der pogingen van het bijgeloof cn der gewelddadige uiterftens van de dweeperij, was de voortgang der wijsbegeerte verbazend fnel. Alle de (tanden in de maatfehappij begonnen bet oor te leenen aan de waarheid. De kanièlier dc 1'Hopital maakte dat derzeiver ftem gehoprt wierd in het heiligdom des rechts; Sir Philippus Sidneij boezemde het hof van Elizabeth fmaak in voor de waarheid, terwijl Petrus Ramus, een hoogleeraar te Parijs, Biet onvermoeiden ijver worftelende tegen de yooröordeelen van zijnen tijd, alle moeite deedt om dezelve aan de hoogefcholen van Frankrijk intevoeren. Geftadig bloot geftelt aan vervolgingen, om dat hij de menfehen aanmaande raad te plegen met hunne rede en voor zich zeiven te denken, verloor hij zijn leven in den S'. Barthels-moord. Bodin, in zijn boek over een Gemeenebest, ontvouwde de grondbeginzels der wijsbegeerte en wees de wederzijdfehc rechten aan van vorsten en onderdanen. Hij leeraarde zijne beginzels openlijk op de hoogcfchool van Qxford, doch de kwaadfprekenheid deedt al wat zij kon om zijnen roem te bevlekken. Montagne, de Socrate* zijner eeuwe, deed in zijne proeve zedekundige nafporihgen en leverde op eene bevallige en vernuftige wijze een echt tafreel van het' menfchclijk hart, hem vertoonende zoo als hij  j,es vnr. Cijchiïsïhii, ^ hij waarlijk is. Onkunde en laster fpraken fmadelijk van dien wijzen man en vervolgden hem. Behoorden de zulken, die den mensch verlichten en hervormen niet met alle tekenen van eerbied en erkentenis behandelt te worden? ongetwijvelt behoorden ze, doch hej tegengefteide is deor alle eeuwen heen hun lot geweest. Letterkunde. De gefchiedenis beflaat een der voornaamfte vakken in de befchaafde geleerdheid. De volken van Europa hadden tot dien tijd. nog geenen goeden gefchiedfchrijver voortgcbragt. De Engelfchen bewonderden Cambden in deszelfs befchrijving van Brittannië en in die van het leven van Elizabeth. De Franfchen preezen de lezenswaardige gedenkfchriften van Mont-Luc, in weerwil van derzeiver flechten ftijl; die van Brantome, van zoo veel waarde om'hunne eenvoudigheid; Sullijs-fchriften, welke overvloeijen van gezonde ftaatkunde en groote ontwerpen. De Satire Menippée, waar in de ondeugden en belagchelijke dwaasheden van de faamenfpanners zoo fterk afgebeeld worden; de gefchiedenis der burger-oorlogen in Frankrijk, door Davila een Italiaan, en die van den onfterflijken Thuanus. In Portugal verwierf Oforius roem als Gefchiedfchrijver door zijn Leven van den grooten Emmanuèl. . Hungarijë bragt Sambuccus voort, die eene betere gefchiedenis van zijn land fchrcef dan iemand te voren Nn 5 ge.  55o HtBINDAAKSCHï LES VIH, gedaan had. Olaus, een Zweed, ontwarde de jaarboeken van de oude bewoners van 't noorden. Onuphtius vervolgde in Italië, de levens der Pauzen te befchrijven door Platinus begonnen; doch deze gefchiedfchrijver, die 's pauzen loontrekker was, verdient flechts weinig geloof. Baronius gaf zijne jaarboeken en Turcilinus zijne proeve over de Algemeene Historie in 't licht, doch tot zijne eeuwige fchande maakte hij geene de minste verfchooning voor den moord aan de Protestanten gepleegt. En, om van geene anderen gewag te maken, Pancirollus in zijne fcherpzinnige verhandeling de Rebus inventis et depcrtidis,, befchrijft de uitvindingen der ouden, welke door den tijd verloren zijn, en de ontdekkingen,, der hedendaagfchen aan de ouden onbekent. *t Beoeffenen der talen maakte een voornaam gedeelte der letterkunde uit. De Latijnfchc taal wierd in dat tijdvak het meest beöeffend. 'Er verfcheen een ganfehen hoop uitleggers en aantekenaars. Cafaubon, Justus Lipfius, en Jofeph Scaliger verwierven veel vermaardheid door hunne arbeidfame nafporingen en nuttige ontdekkingen. Bodleij maakte zijnen naam onfterflijk door de kostbare boekerij, welke hij naliet aan de hoogefchool van Oxford. Amijot verhief zijn naam door zijne vertaling van de Levens van Plutarchus; Muret door het zuivere Latijn zijner redenvoeringen; en Beza door zijne groote be- dree-  Hbs vm. 6ïiï hhdïkü, $£9 dreevenheid in 't Grieksch cn Latijn. O wen, een Engelschman, maakte eene verzameling van Puntdichten. In één woord, George Buchanan, van Dumbartonfhire, in Schotland, muntte boven alfe de Latijnfche dichters van zijnen tijd uit. Zijne uitbreiding over de Pfalmen, zijn gedicht over den Hemelkring, zijne herders- en lier-zangen, welke met de werken van Horatius mogen mededingen; zijne gefchiedenis van Schotland, het Latijn van Livius nabij komende, zijn altoos bewondert geweest en zullen immer bewondert worden van lieden, die eenen kiefchen fmaak en wezenlijke letterkunde bezitten; doch men verwijt hem een ongetrouw gef'chiedboeker te zijn en het karakter van Maria Stuart verongelijkt te hebben in haren tegenfpoed, daar hij in de dagen hares voorfpoeds haar overbodig geprezen had. De levende talen van Europa wierden niet met denzelfdcn goeden uitflag beöeffend. De Engelfche taal was ruw en niemand had toen ter tijd nog beflaan haar zoodanig te befchaaven als zij konde gedaan worden. Engeland bezat evenwel twee uitmuntende dichters; Spencer, wiens herderszangen overvloeden van fchitterende verbeelding, kiefche gedagten en zoetluidenheid, cn de onflerilijke Shakefpear, de dichter der natuur en de geliefkoosde dichter der Engelfchen. Dx  HEBENDAAGSCHE T.T.i VIK, D e taal der Franfchen was niet beter befchaaft dan die der Engelfchen, hunne profa was flechts eene barbaarfche brabbeltaal. In de Dichtkunde • hadden zij nog niet geflaagt; want fchoon hunne dichters Treurfpelen, herderszangen en liederen hadden voortgebragt, waren echter alle die Hukken veraf van volmaakt te zijn. Van alle de Franfche vaarzemakers verwierf Ronfard den grootften roem door zijne klinkdichten, lierzangen en herderszangen. Deze wierden gezongen door Maria Stuart en Karei IX. en de lijkreden over hem nitgefproken door den beruchten Perron. De Franfchen noemden hem den Prins der dichteren. Hij moge de veornaamfte derzelven in Frankrijk zijn geweest; maar hij komt in geene vergelijking bij Shakefpear of Spencer. In Spanje kwamen op het einde van de zestiende eeuw verfcheide voortreffelijke dichters te voorfchijn, door welken de Spaanfche taal aanmerkelijk befchaaft wierd. Vernuftige en geleerde Spanjaarden behandelden allerlei foort van Dichtkunde, en fommige hunner Hukken zouden de vermaarde dichters der oudheid niet onwaardig zijn. D e Italiaanfche taal kon toen roemen op eenen dichter, die alle zijne tijdgenoten ver te boven ftreefde. Op den naam van Tasfo herinneren wij ons zijn onfterflijk dichtftuk •jcrufakmme Libcrata alt  les vi». Geschied ini j. 561 als mede zijnen Amintas een meesterftuk van herderlijke dichtkunde en naar de meening van veelen,-volmaakter dan zijn Verlost Jerufalem. Omtrent: denzclfden tijd maakte Annibal Caro eene vertaling van Virgilius en van Lucretius in Italiaanfchc vaarzen. Verfcheide andere fchrijvers verbeterden de Italiaanfchc raai door hunne werken in profe.cn vaarzen. Fraaije Konsten, Italië bleef nog geftadig het verblijf der fraaije konsten. De vermaarde Palladio bouwde een fchouwburg te Vicenza, welk ftuk van Europa bewondert werd, ook verfierde hij die ftad met de fchoonheden der bouwkunde. De beitelkunst bleef nog te Florence blóeijen, en Rome was altoos in 't bezit der voortreffelijkfte fchilders. De Venetiaanfche fchool handhaafde nog fteeds haren roem. Titiaan en Tintoret fchoon reeds bedaagd bleven hunne konst oeffenen en in dezelve onderwijzen. Veele uitmuntende fchilders wierden door de lesfen dier groote mannen gevormt, van welke Paulus Caliari van Verona dc voornaamfte was. Deze fchilder gaf aan zijne Hukken dat fchoone en echte Colo'riet, welke dezelve van zoo veele waarde maken. De drie Caraccio's vermeerderden den roem der Lombardijfche fchoole, door dc wijze lesfen, welke zij over de fchilderkonst' gaven en door de uitvoering van 't gene zij onderwezen. Deeze fchool bragt  $6% HedindaaGsche les m bragt veele vermaarde konstenaars voort, van welken niemand tot grooter volmaaktheid deeg dan Guido. Zijne fchilderftukken vertoonen eene juiste evenredigheid, eene aangename houding, die edele, aandoenlijke en bevallige gedagten welke niet misfen kunnen te behagen aan, ieder die eenigzins een kenner in de konst is. De Vlaamfche fchool deeg boven het middelmatige en bragt eenige vermaarde konstenaars voort. Het fchilderen van landfchappen, gefchiedenisfen en afbeeldzels kwam tot groote volkomenheid in Vlaanderen, en Ehhaimers nachtftukjes worden nog bewondert.- Vorcnius Otho gaf eenen nieuwen vorm aan de fchool van Antwerpen en verzekerde zich eenen duurzamen roem door 't voorbereiden van den grooten Rubens. De graveerkonst wierd met eenen goeden uitdag beöeffend in alle die fchoolen, want de vordering van de eene konst dient als prikkel ter vordering in eene andere; elk is even naijverig om uittejnunten en door dat middel verkrijgen de konsten een hoogen trap van volmaaktheid. Engeland kon niet roemen op een' éénigen uitmuntenden konstenaar; doch Frankrijk bezat eenen voortreffel ijken beeldhouwer in Germain Pilon, en twee ervaren bouwkonstenaars in Lodewijk de Foix, die den toren van Bourdeaux bouwde en in Philibert dcLerme, die Parijs verfier-  les ' -xe geschiedenis. 563 fieide met geregelde gebouwen, Fontainebleau verfraaide, de Louvre voltooide en de Thuillerics begon. De konsten, wetenfehappen en fraaije letteren moesten in het tijdvak, het welk wij thans bezig zijn te befehouwen, noodwendig bloeijen, om dat de meeste oppervorsten van Europa, dezelven niet alleen befcïiermden, maar zelf* ook beöeffcnden. Catharina de Mcdicis boezemde hare ganfche familje een fmaak in door de konstcn. Haar zoon beminde en beöeffehde de letteren. Haar dochter Margareta befchermde dezelven. Maria Stuart leerde de Griekfche en Latijnfche talen, ftelde even gemakkelijk iets in vaarzen en in' prpfa op en was de vriendin van de geleerdheid en de konsten. Frederik II. hielp Tijcho Brahé in het doen van waarnemingen op Uranienburg. Sixtus V. en Clcmens VIII. achtten het zich een plicht alles aantemoedigen en te begunstigen wat ftrekte om het mcnfchelijk verftand te verheffen en te verderen. Philippus II. vergat zijne ftatighcid bij Moro. De hertog van Parma verkeerde gemeenzaam met de Vlaamfche konstenaaren. De Landgraaf van Hesfe oeffende zich met eenen goeden uitflag in de ftarrenkunde. Kejzer Ru. dolph hield zich meer op met de wetenfehappen dan met de ftaatkunde. Hendrik IV. beminde en koesterde eiken tak van menfchelijke kennis. Weinige tijdvakken vertoonen ons oppervorsten,* die  g64 HEOENDAACSfcHE LES VHS. die meer doorkneed waren in de regeering-kunde dan Philippus II, Elizabeth, Hendrik IV. en Sixtus V, en legerhoofden bekwamer in krijgskunde dan de Hertog van Alva de markgraaf de S". Croix. De hertog van Parma, Spinola, Willem en Mauritz van oranje, Condè, Coligni, de Guifen, de Birons, Esfex, Montjoij, Drake cn Sidneij. — NE*  ees lx. Geschiedenis. 565 NEGENDE LES. Omwentelingen. — Regeeringen. — Godsdiensten. — Zeevaard. — Koophandel. — Wijsbegeerte. -— Wetenfehappen. — Zedekunde. — Letterkunde. —1 Fraaije Konsten. Omwentelingen. ïy e Gefchiedenis vertoont den lezer fchier niets anders dan omwentelingen. Sommige, fnel en verwoestende, verwekken de verfchrikkelijkfte ftuiptrekkingen in de koningrijken, daar ze voorvallen: andere, ichoon langzamer en gevolgt van geene zoo ijslijkc uitkomsten, zijn nogthans in derzeiver gevolgen niet minder noodlottig voor't geluk der maatichappije. Weinige tijdvakken leveren ons een grooter aantal omwentelingen dan dat der zeventiende eeuwe. En eerftelijk, de Spaanfche monarchij, welke, een halve eeuw te voóren dreigde alles inreflokken en kluisters te fmeden voor gansch Europa, wierd grootelijks gekortwiekt, met eene doodelijke kwijning gedagen en was manlijks in ftaat zich te verdedigen tegen de aanvallen van deszelfs naburen. Zeven Ncderlaudlche landlchapO o pen  *6$ Hedendaagsche les ex. pen wierden van dat groote lichaam geheel afgefcheiden. Portugal en de daar van afhangende ftaaten hadden het juk afgefchud.' Catalonie zogt onaf hangelijk te worden. De wapenen van Frankrijk bevonden zich in de Nederlanden en de meeste volkplantingen wagtten alleenlijk de aannadering eenes viiands, om van meester te veranderen. Welke toch waren de oorzaken van zulk een verbazend en fnel verval? Een oppervlakkig onderzoeker, die flechts op de gebeurtenisfen acht geeft, zal die oorzaken meenen te vinden in 't vernuft en in de ftreeken van Bicaelieu. Maar hij, die bekwaam is de zaken dieper in te zien, zal bemerken dat die omwenteling het noodzakelijk gevolg was van de inwendige gebreeken, welke reeds vcor langen de Spaanfche regeering ondermijnden;. hij zal befpeuren dat de ontvolking van het land, het verwaarloozen van den akkerbouw, de onbedrevenheid in de konsten, wanorde in de geldmiddelen benevens de geftrengheid van 't bewind noodwendig die doodelijke kwijning voortbragten, welke ten naasten bij twee eeuwen lang bpanje knelden en nog' dagelijks knellen. De ontvolking in Spanje, was in de eerde plaats te wijten aan de gedurige oorlogen tusfehen de Christenen en de Mooren. De aanhangers van 't Christendom en 't Mahomedaandom zogten enkel malkandercn te vernielen. Spanje was  ees lx. Geschiede.nis, ktj was gedurende agt eeuwen een flagtveld, — Welk een verbazend verlies voor de nakomeling-' fchap! naaulijks beftond die oorzaak niet meer of de ontdekking van Amerika verfchafte eene andere. De gouddorstige Spanjaarden begaven zich met ganfche hoopen naar deze nieuwe bezittingen, waar door het moederland ontvolkt werd. Menigvuldige uitwijkingen moeten noodwendig de bevolking verminderen.' 'Er bleef nogthans aan Spanje een hulpmiddel over. 'Er bevonden zich in dat rijk tagtigduizend afftammelingen van de oude Mooren, die meest gebruikt wierden tot den akkerbouw. Deze nijverige menleken werden door derzeiver wetten weérhouden naar Amerika te trekken. Zij namen nooit deel in den oorlog en hunnen godsdienst was der yoortteeling gunstig, Deze dierbare onderdanen konden de bevolking van Spanje in ftand houden en vermeerderen; doch Philips III hen, bij den aanvang zijner regeeringe uit zijn koningrijk verdreeven hebbende door een onftaatkundig en wreed plakkaat, verloor daar door een agtfte gedeelte der onderdanen van Spanje. E12 eindelijk, het groot getal kloosters, welke men uit hoofde eener blinde godsvrucht geloofde niet talrijk genoeg te kunnen zijn, was de laatfte golf, in welke het menfchelijk gedacht wierd verzwolgen. »ta het uitdrijven der Saraceenen werd de O 0 3 Land-*  5Ö3 HïUNBAAGJCHE EES- ÏX. Landbouw in Spanje geheel verwaarloost. De Spanjaards ziende dat zij in weinig tijd groot fortuin konden maken in Amerika of de Indien, waren natuurlijk geneigt een konsr teverfmaden, van welke de winsten of voordeden a!u.c> langzaam en bepaalt waren. Met biijdicbap wierpen zij eenen verveelenden en moeilijken ai beid van den hals af en voerden onder zich een barbaarsch en ichadelijk vooroordeel in, bet weik een landarbeid als verachtlijk befchuuwerde, den akkerman een afkeer in boezemde vour den landbouw en eene traagheid voortbragt nadeelig voor de zeden en het Welzijn der natie. De regeering had dit vooroordeel moeten tegengaan, door ecrtijtelen te hechten aan den boerenfrand en alles in 't werk moeten dellen om dc trotsheid der natie optewekken. Doch zij liet dat vooroordeel grond winnen en moedigde het als 't ware aan door de kloosters te vermenigvuldigen. Het was natuurlijk te verwagten dat de akkerman, die de monnikken geëerbiedigt en gelukkig zag, geen oogenblik in bedenken zou nemen een werkzaam, afgezondert en veracht leven te verwisfelen tegen een gemakkelijker en hoog geachter ftand. Zucht tot gemak en eene verachting voor den landbouw bragt een afkeer voort van de werktuiglijke konsten. De traagen en trotfehen Spanjaaid zou zich ontëeit gedagt hebben bij 't cmhelzen van ecnig handwerk. Ja dezelfde on- ge-  xzs ix. Geschiedenis. 56*9 ge. mde d n' wijze deed hen eenige der beminnelijkfte konst^n gering achten; en evenwel n oêst hunne zucht tot vermaak en ijdele glorie voldaan worden. Wat was het gevolg daar van? Z(j wa en genoodzaakt toevlucht te, nemen tot vreemden, die eenen uitlporigen prijs ftelden op alles waar mede zij hen geriefden; het goud van Spanje gii g in andere handen over en de Amerikaan.che mijnen wierden bewerkt om de Engelfchen, Franichen en Hollanders te verrijken, • De omwandeling van geld in Spanje niet langer plaats hebbende, de handwerken verlaten en de akkers onbebouwt blijvende, moest daar uit noodwendig wanorde ontdaan in de geldmiddelen. Ter ichraging eener zoo groote monarchij werden aanzienlijke belastingen vereischt; maar, hoe konden die met mogelijkheid gegaart worden van eene niet talrijke natie, die arm was? Daar uit ontdond het verval der fcheepsraagt; de derktens waren decht bezet en de troepen werden flecht betaalt, om dip reden dienden de Spaanfche foldaten met weerzin, zij waren bühne bevelhebbers ongehoorzaam en ontfloeaen zich-zeiven gemaklijk van den dienst. Alle die oorzaken verzwakten, op eene natuurlijke wijze, de Spaanfche monarchij; zoo dat indien wij het willekeurig gedrag der Spaanfche koningen 'er bijvoegen, wij ons niet langer zuh Oo 3 te»  Hedendaas-sche ees ix. len verwonderen over de omwenteling welke 'er op volgde. Wanneer onderdanen met voeten getreden worden van hunne vorsten, wanneer zij gedwongen zijn de grilligheden zijner ministers te eerbiedigen, als dan is een ftaat nabij deszelfs "einde. Wanneer bewindslieden trotsch zijn, onderdrukken, en gewelddadig handelen mag het volk hen voor een korten tijd vreezen, maar van vrees liaan zij ligt over tot haat, van haat tot morren, van morren tot opftand. De lezer heeft bereids gezien, dat dit oorzaak was van de fcheuring der Nederlandfche Provinrien. De opftand van Catalonie ontftond uit dezelfde bron. Olivares hield niet op de belastingen te vermeerderen en het volk te dwingen door krijgsgeweld. Het misnoegen wierd algemeen. Een bende boeren naar Barcelona gaande ontmoette aan de ftads poorten eenige foldaten, die hen op 't platte land mishandelt hadden: op het zien dier ondergefchikte dwingelanden ontftak de haat weder in 't hart der landlieden; zij lieten zich door weder* Wraak vervoeren, vielen op hen aan, doodden eenige derzeiver en floegen de anderen op de vlucht. Door dezen eerften goeden uitflag aaugemoedigt, en bevreest van geftraft te zullen ^ worden over het gepleegde, traden zij de ftad ihven noodigden de burgers zich bij hen te voegen s om hunne onderlinge verdrukkers te verjagen. Het vuur van opftand verfpreid zich in een oogcnbbk door de ganiche ftad. Zij trekken raar  £es ix. Geschiedenis. 571 raar 't Paleis des bevelhebbers, breken door de lrifwagten heen, cn hij, verplicht zijne'veiligheid tc'zoeken in de vlucht, word tot aan den zee-oever vervolgt en verfcheide wonden toegebragt: De wederfpanmiingen loopen daar op door de dad, vermoorden alle de genen die zij als vijanden befehouwen, en in eenen enkelen dag omdoet Barcelona zich van 't juk van Philips. De vlam verfpreidde zich fchielijk door de Provintie, welke alle verbintenis met den Spaanfchen monarch verbrak en onder 't bewind kwam van Lodewijk. De opftand der Catcloniers gaf geboorte aan eene gewichtiger omwenteling. Het was voornaamlijk in Portugal dat de Spaanfchc-ftaatsdieriaar zijn will keurig gezach oefTende. De hertogin van Mantua, fchoon onder koningin, genoot alleen de eerbewijzen aan hare plaats verknogt. Het ganfche gezach was in de handen van VasconceJIos, een befpiedér, door Oliv'ares gebruikt, de bedienaar zijner geftrengheden, de belagende opmerker van de woorden en daden der grooten en de onderdrukker van het volk. De Portugeezen verfoeiden Vasconcellos cn haakten heimelijk naar eenen verloifer. Johannes van Braganza ftont hoog in de achting van 't algemeen, en alle oogen waren op hem gevestigr. 'Er wierd eene famenzweering aangegaan, en In weerwil der verfpiederen van Vasconcellos, vcrwisfelde Lisbon in eenen enkelen dag geheel van meester enkel ten kosten van het bloed van twee O 0 4 on„  HeDENDAAGSCHE ees ix. cngelukkigen. Johannes van Braganza zag zich dus binnen een enkel jaar in 't bezit van al wat voorheen aan zijne voorouders had toebehoort. De adel, de geestlijkheid, monnikken, burgers en het overige van 't volk vereenigden zich allen om hunne dwinglanden te verdrijven. Spanje ondervond toen hoe moeilijk het ware om langen tijd een volk onder 't juk te houden, het welk enkel de ijzere hand des onderdrukkers gevoelde. Dezelfde oorzaken van verval bedaan nog, fchoon misfehien niet in denzelfden graad, 't Is echter te hopen, dat 'er eerlang eene gelukkige verandering inoge plaats hebben. De wijsbegeerte is in die gelukkige landftieek doorgedrongen; de flem van waarheid en rede en de rechten van 't menschdom beginnen bij de Spanjaarden in aanmerking te komen. De vernietiging van het geduchte gerechtshof der Inquifitie zou eene gebeurtenis van groot aanbelang zijn voor Spanje. De aanmoediging van de letteren, de konsten, handwerken, den koophandel en den landbouw zou kracht geven aan hun bewind en nadruk bijzetten aan den traagen Spanjaard. Di jonger tak van 't huis van Oostenrijk, 'in Duit«c/iland gevestigt, fcheen de meerderheid van tnagt te erven, welke de oudde tak verloren had. Kort na het begin der zeventiende eeuw bezat hetj^tien jaren lang, eene meerderheid, welke Eu-  ees ix. Geschiedenis. 573 Europa ontrustte. Gedurende dien tijd deedt het hof van Wenen alles voor zich zwichten; de belangens der Christen wereld waren ondergefchikt aan de bewegingen van dat hof. Ferdinand II fcheen de meerderheid van zijn huis onwrikbaar gevestigt te hebben. De Turken ontrustten zijne grenzen niet langer; Hongarijën, 't welke vergeefiche pogingen deedt om deszelfs voorrechten weder te krijgen, wierd flaaffcher behandelt dan ooit; de veldflag van Praag had de magt van Bohemen geheel vernielt, en dat koningrijk was genoodzaakt de goedertierenheid des ovenwinnaars aftefmeeken. De Duitfche Catholijken kromden zich voor derzeiver opperhoofd. Wat aanbelangt de Protestanten,'fommige van dezelven waren vluchtende, en fommige waren verbannen; anderen durfden ter naauwer nood heimelijk. haken naar de vrijheid. Christiern IV, koning van Deenmarken, aan 't hoofd van 't Protestantfche verbond, vermogt niets op den keizer. Bij-elk gevecht gedagen door Walftein of Tillij, was Ferdinand op den rechten weg om de vrijheden van Duitschland te vernietigen. Doch, toen het lot der Piotestanten wanhopig fcheen, veranderde een enkel man, in eens, de gedaante der zaken in dat gedeelte van Europa. Ferdinand, gedrongen, verwonneni overftelpt door den grooten Gustaaf Adolf fdien hij veracht had) ontbloot van alle zijne overheerfchingen, aangetast in zijne erflanden, beOo 5 ven-  574 Heden daags "Cke ees ix. vcr.de voor dc veiligheid zijner hoofdftad, onderging eene vernederende ommekeer van omhandigheden, zijne overwinningen en zegepralen veranderden in nederlagen en tegenfpoed. Het hof van Wenen betwistte niet langer den voorrang van magt, naauüjks durfde het naar eene gelijkheid ftaan. Zweden vervong de plaats van 't huis van Oostenrijk, doch het behield dien voorrang flechts gedurende het leven des Zweedfchen helds. Toen Gustaaf in de vlaktens van Lutzen fteuvelde, eindigde Zweden de beflisfer te zijn van 't lot van Duitschland en.keerde bij trappen tot zijne vorige geringheid weder. Zoo waarachtig is het, dat de verheffing of vernedering eens volks, dikwijls van eenen enkelen man afhangt. Na zijn dood wierd Frankrijk de gebied voerende mogenheid van Europa, een tijtel van weiken dat rijk fints Karei den grooten was verfteken geweest. D e omwentelingen, welke gedurende de zeventiende Eeuw in Engeland plaats hadden waren gedeeltelijk toetefchrijven aan het wangedrag van "t huis van Stuart; De rechten van den mensch waren toen nog niet behoorlijk bepaalt, en Jacobus I, die geloofde dat zijn magt gegrond was op can jus diyinum, deed alles wat hij kon om het Parlement in dat zelfde gevoelen te brengen. De voorrechten van zijn huis waren dikwijls in zijn mond, doch wierden niet" door zijne daden cn-  LIS IX» GïJCHIEDENIS. 575 onderfteunt. De Puriteinen ncgthans dagten ganscli anders dan Jacobus, en wederftonden 011verzaagt de indringingen van de kroon. De regeering van Jacobus I was vreedzaam maar niet loflijk. Geregeerd door zijne gunstelingen vervreemde hij de genegenheid der Engelfchen van zich, en bedrogen door de hoven van Wenen en Madrid, verloor hij dien invloed in de zaken van Europa, welke zijne voorzaate zoo wel had weten te handhaven. Had Jacobus de bekwaamheden van Elizabeth bezeten, de keurvorst van de Paltz, zijn fchoonzoon, zou niet van deszelfs ftaaten zijn berooft geworden. Engeland vertoonde tien jaren lang een allerbloedigst en verbazend fchouwfpel. De gefchiedenis levert ons voorbeelden van onderdanen, die tegen hunnen koning- opdonden, denzelven ontthroonden en om 't leven bragten, maar Karei I is het'eenige voorbeeld van een koning, die wettiglijk verhoort,door zijne onderdanen veroordeelt wierd en op een fchavot het hoofd verloor. Niets dan de floutmoedigheid van C|orawel durfde in den naam van het leger en van 't volk eisfehen, dat men Karei moest ftraffen voor ai het vergoten bloed in de burgeroorlogen, en dat men vervolgens eenen anderen regeeringsvorm moest aannemen. Dit voordel wierd verworpen met afgrijzen door het Pariement, het-welk nog eenen zekeren eerbied bleef be-  576 Hedendaags'che ees ix. behouden voor den perfoon des koungs. Zijn rang was onfchendbaar en geheiligt door de wetten. Cromwel was ten vollen overtuigt dat zoo lang het huis der Lords beftond en de Presbyterianen magt bleven behouden in het huis der gemeentens, het niet mogelijk zijn zoude zijne oogmerken te bereiken. — Zijn leger voerde onmiddelijk den koning weg en geleidde hem naar Windfor. Na dien togt kwam Cromwel binnen London, daar hij honderd vijftig gemeenen het lagerhuis deedt ruimen en ten langen lesten de bloedige bill tegen den ongelukkigen Karei deedt doorgaan. Het huis der Lords verwierp desniettegenftaande dezelve met verontwaardiging en bleef onverzet elijk zonder zich door beloften of bedreigingen te laten overhalen. De independenten verklaarden toen dat de wetgevende magt eeniglijk behoorde aan de gemeentens, om dat het oppergezag oorfpronglijk bij het volk berust. Uit deze onzuivere, lage en dweepachtige gezindheid, wierden honderd vijftig commisfarisfen verkoren om een gerichtshof ter verhooringe van Karei te vormen. Te vergeefsch trilden de fteeden en graaffchappen van Engeland en drie koningrijken van Europa bij de oprichting van dat gerechtshof. De ingezetenen van London gaven duidelijk hun afgrijzen van deze maatregelen te kennen; de Presbijteriaanfche bedienaars voeren in hunne Predikaatfien uit tegen het godloos bedrijf, te vergeefsch deeden de Schotten de la* ven-  ees ix. Geschiede-nis. 577 vendigfte betuigingen. De Staten generaal der vereenigde Nederlanden lieten door hunne afgezanten onder het oog brengen, hoe deze daad een fchande zou zijn voor de hervorming; het baatte niets dat de Engelfche edelen hun leven aanboden om bet leven hunnes konings te behouden; de prins van Wallis, de hertog van York en de prins van Oranje boden aan van hun recht op de kroon aftezien: alles was vruchteloos; noch de nederige fmeekingen der koninginne, noch de drangredenen van den Franfchen gezant konden den ongelukkigen Karei behou.'en. De fchijnheilige en ftaatzuchtige Croniwel benoemde eenen der rechters, moedigde zijne medegenoten aan door zijne aanfpraken, door zijne beloften, door zijne ingevingen, door zijne verrukkingen en zelfs door zijne traanen; terwijl Fairfax het volk in ontzag hield dóór geweld van wapenen, cn Peters, de grootfte dweeper van alle de Independenten, van den kanfel de rechtveerdigheid van 's konings dood verklaarde. Dus was de ijver der Puriteinen voor burgerlijke en godsdienstige vrijheid, en de ftaatzucht van eenige bijzondere perfonen eene der oorzaken van de ramplpoedén van Karei I. Men kan evenwel niet ontkennen dat de verkeerde gevoelens des konings en de gebreken in zijn bewind zeer veel tot zijn onheil toebragten. Hij begon zijne regeering met een blind ver- trou-  578 Hebïndaagsciii les c& trouwen te ftellen in Buckuigham, die zulks onwaardig was. Hij toonde ee::e verachting voor de wetten door onregelmatige geldheflhigen. Hij had weinig eerbied voor de vrijheden der Engelfchen: hij was te gedienstig jegens de genen, die hem omringden: hij haatte dc Parlementen en weigerde langen tijd dezelve te doen bij een komen: hij was onverdraagzaam, en niemand kan met billijkheid hem verfchoonen wegens zijne vervolging van de Presbyterianen, op de aanhitzingen van den fchijnhehigen Laud. Deze waren de gebreken van Karei, en dezelve moesten noodwendig de harten zijner onderdanen van hem verwijderen. Een algemeen misnoegen veripreidde zich door Engeland, en in dat tijdftip zelve wikkelde hij zich, op flechte aanraading, in moeilijkheden met de Schotten over eenige godsdienstige plechtigheden. Ook lag hij te onvoorzichtig de wapenen neder, welke hij met zoo veel trotsheid had opgenomen tegen de Schotten. Hij toonde groole--zwaKheid tot rechters tusfehen hem en zijne onderdanen te kiezen, zoodanige andere onderdanen, die even zeer te cnvreden waren over zijne regeering. Zijne toeftemming tot den dood van Lord Strafford verhaastte zijnen val. Deze misdadige gedienstigheid, welke de ftoutheid zijner vijanden vermeerderde, ftrekte insgelijks om het de genegenheid zijner hovelingen te ontnemen. Gedurende het eerfte jaar van het langdurend Parlement was zijn gedrag enkel ee-  les ix. Geschiedenis. gjfp eene herhaling van misftappén. Wanneer hij toevlugt nam tot de wapenen om daarmede zijne wederfpanmge onderdanen tc beteugelen, was hij te flap. 't Is waar hij toonde eene heldhaftigheid in den krijg: maar 't is niet mogelijk uittedrukken en te bewimpelen welk een blind vertrouwen hij ftelde in verraders, die hem de gelegenheden benamen pm met zekerheid te zegepralen; hoe hij zich in de armen der Schotten wierp, die hem haateden; hce onbegrijplijk ligtgeloovig hij was met betrekking tot Cromwel; hoe hij de vlucht nam naar 't Eiland Wight, het welk zijne vijanden in bezit hadden; en eindelijk, welk eene ontijdige onverzettelijkheid hij betoonde ten aanzien van de bïsfcheplijke regeering. Zijn ganfche leven beftond uit zwakheden en mihf&ppen; alleenlijk in zijne laatfte' oogenblikken gedroeg hij zich heldhaftig en wijs. Ieder gevoelig mensch kan niet zonder aandoening op het einde van Karei I- te rug zien. Het hart word teder wanneer wij dien monarch befehouwen voor deszelfs rechters en op het fchavot. Geleid door foldaten, die hem wreedelijk befchimpten, zien wij hem voor een onbillijk én fpot-gerichtshof verfchijnen en onbezweken dc Majesteit van zijnen rang in de tegenwoordigheid zijner rechters handhaven. Met eene edele trotsheid vraagt hij, waar is het huis der Pairs, 't welk zoo wezenlijk behooit tot de war? ,> ? 'ver.'  5Sb Hedendaagsche ees tg. vertegenwoordiging van de natie? Hij weigerd te antwoorden uit vreeze, dat hij zulks doende, de conftitutie mogt verraden. Hij vestigt zijn oo* bedagtzaam op den afgezonderden hoop ellendelingen, die gereed ftaat om hem van 't leven te berooven, hij 'laat geen den minsten fchijn van vrees, geen teken van wraakzucht blijken; integendeel met eene gelukkige mengeling van ftandvastigheid en zachtmoedigheid, bewilligt hij zijn gedrag te rechtveerdigén voor een wettig gerichtshof. Het gerichtshof van Cromwel, zonder acht te geven op iets van Kareis zeggen, vind hem fchuldig aan Gerichtsverachting en veroordeelt hem om het hoofd te verliezen als een verrader, dwingeland cn moordenaar. Gedurende de drie dagen, welken tusfehen zijn doodvonnis cn de te recht (telling verliepen, toonde Karei zich waarlijk groot. Zijn bedaard en bezauigt gedrag, de wijzen raad, welke hij zijne kinderen gaf, &de last, onder welke hij den Prins van Wallis lag, om zijnen docd niet te wreken; zijn n-efprek met den brsfehop van London; zijne vermaningen aan het volk, zijn zoo veele trekken, welke wij niet kunnen nalaten te bewonderen.* Nogthans terwijl wij het ongelukkig lot van Karei Stuart betreuren en toeftemmen dat hij het flagtöffer was van de woede der dweeperïj en van de afgerichtfte huichelarij, welke ooit beftond, moeten wij erkennen, dat zijn dood, fclioon onrechtvaardig, wreed en onwettig eene ge-  EES IX. G E S e H 1 E B e N I S. jgjj' gelegenheid verfchafte om eene dier waarheden te ontvouwen, welke voor 't menschdom van 't uiterde belang zijn; te Weten: dat de koningen aan het volk rekenïchap fchuldig zijn van hun gedrag; dat zij de wetten behooren te eerbiedigen, welker handhavers zij zijn; en dat wanneer zij het verdrag lebenden, het welk hen tot vorsten beftemt, alle verplichtingen aan de zijde Van 't volk ophouden; de perfoon des konings is dan niet langer geheiligt, hij treed in den rang der burgers om geoordeelt te worden naar de wetten, welke hij gefchonden heeft. Terwijl wij hier ipreeken van de omwenteling, welke Karei I tot het blok bragt, achten wij het noodig ook iets te zeggen wegens Cromwel, die 't hoofd dier omwenteling was. Veelen hebben zijne welfprekenheid hoog üitgeba2uint, nogthans blijkt uit zijné aanfpraken niet dat hij een redenaar geweest hebbe. Alle zijne redevoeringen zijn een mengelmoes van flechte redeneeringen, van grillige gedagten, fchoolmeesterlijke aanhalingen en kinderachtige uitdrukkingen. In weerwil nogthans van deze gebreeken, wist hij door zijne vertoógen 't vertrouwen te winnen der gemeentens En om die reden, ën om dat de meeste leden dweepers waren, bediende hij zich, wanneer hij hen aanfprak, van dien toon van inblaazing en van eene geheimzinnige wartaal, welke hen behaagde eö overPp haal"  58a Hedendaacsche ees ix. haalde. Dan, indien Cromwel de hoedanigheden eens redenaars niet bezat, kunnen wij hem die van een legerhoofd niet weigeren.. Dc menigte veldllagen, door zijne begaafdheden zoo wel als door zijne dapperheid gewonnen; de fnelheid zijner veroveringen, dc vlijt, wcike bij in zijne optogten betoonde; Engeland, Schotland en Ierland in keer weinig' tijd. door hem ondcrgebragt, zijn zoo veele proeven zijner .krijgskundigheden. Wanneer wij hem belchouwen als het hoofd eener partijfchap, «mtdekken wij de verbazendde hoedanigheden. Wij zien een gering bijzonder mensch" in daat om zich zelv' tien jaren lang meester te maken van alle de raacflagen van een verlicht Parlement; om het middenpunt te worden, waarin alle, partijen, dooj^eigenbelang'of haat,verdeelt, te famen kwamen; om twecdragt tc zaaijen tusfehen den koniflg en het Parlement, zonder eenige mogelijkheid om de vlam tc blusfehen, welke hij heimelijk had aangeblazen; om die belde magten, welke hij onverzoenlijk gemaakt had, te nopen de wapens op te nemen; en zoo veel invloed in het leger te verkrijgen als hij had in 't huis der gemeentens; cm tot 's konings bederf gebruik te maken van het Parlement; en om heimelijk in die vergadering een' kabaal te voeden, welke t'ceniger tijd dezelve moest, verdroijen, alle de bewegingen van die kabaal te béftuuren, ten laatden het mom afteligten en de bloeddorstige Independenten te ge-  ees ix. Geschiedenis. 58$ 'gebruiken om Karei op het fchavot te brengen; dc. monarchij te vernietigen, de Pairs te verdrijven , de.gemeentens te onderwerpen, de dweeperij der Independenten in de plaats te ftellen voor de *• Vrijheid / daar na dezelve te vernietigen en onder eenen "nieuwen ïchoon fchijnenden tijtel zich den volftrektften monarch te niaken, die ooit op den throon van Engeland'verfcheen: ik zeg, wanneer wij het oog daan op zulk een verfchijnzcl, dan moeten wij Cromwel erkennen voor den doorflepenften cn fchrandeiften famenzweerdcr die in de jaarboeken der wereld voorkomt. Als öppermagtig vertoont de gefchiedenis hem aan ons als een eenvoudigen despoot, die zich zedig en wijs gedroeg; die de orde hcrffelde, welke hij verbroken had; die Engeland tot rust brngt en gelukkig maakte; die zijne natie voorbereidde'om naar de heerfchappij der zee te ftaan en alle mogenhederi van Europa deed verlangen in verbindteais met hem te zijn. De omwenteling, welke Karei II tot den throon zijner voorvaderen verhief, was der Engelfchen zeer aangenaam. De driften der menleken waren bedaard en' zij konnen thans koelzinnig te rug zien op voorleden tijjden. . De verfchrikkelijkheden eenes burgerkrijgs eu de regeeringloosheid, welke onafscheidelijk daar aan vast is; het eigendunkelijk geaach door Cromwel gcoeffend onder den tijtel van Protector; de pnheiP p a Ier*  5$4 Hedendaagsche tks len van een krijgsbewind, dit alles fpoorde de natie aan om tot haren ouden iegeeringsvoïm wedertekceren. De Episcopaten en de Presbyterianen voegden zich famen om Karei te verzoeken koning van groot Brittannië te willen zijn; dóch de Independenten, wier grondbeginsels Gemeenebestgezind waren, toonden zich afkeerig van de herdelling. 't Begin zijner regcering was als van een' vorst, die zijn volk bemind en deszelfs geluk bevordert; doch eene onbegrensde zucht tot gemak en vermaak leidde-hem fcfaïelijk van den regten weg af; van daar de ongenade van Lord Clarendon, één der bekwaamde ftaatsdienaren, op welke Engeland ooit kon roewen; van daar dat Karei, om zijne uitfporigheden te kunnen goedmaken, een begiftigde wierd van Frankrijk. Dc hovelingen volgden het voorbeeld hunnes vorsts; de losbandigheid had de overhand, en alles wat heilig was, wierd met fpotternij en kleinachting behandelt. Daar hij in zijne grondbeginzels onverdraagzaam was en zich leiden liet door lieden, die vijanden waren van de vrijheid, wilde hij dat alles zich zcu fchikken naar den eerdienst van de kerk van Engeland; en de gemoedelijke weigering der Disfenters ftelde hen bloot aan eene geftrenge behandeling. De bedienaars zijner eigendunkelijkheid beboetten, kerkerden, pijnigden en lieten veele lieden ter dood brengen, eeniglijk om dat zij voor zich zei ven verkozen te denken en God te dienen naar hunne wii-  les ix. Geschiedenis. 585 wijze. London wierd na Kareis komst tot den throon bezogt door twee groote rampen. De pest fleepte zevenentagtig duizend menfehen weg, en een brand vernielde ten naasten bij twee derde van de ftad. Doch deze rampen maakten geen indruk op den koning, hij bleef zich zelv' verlustigen ; eene Franfche meestres, Franfche zeden en Fransch geld beftuurde alles aan 't hof. Jacobus, de tweede van Engeland en de zevende van Schotland, volgde zijn' broeder Karel .II op. Terwijl hij nog hertog van York was, hadden de gemeentens gepoogt hem te verfteken van den throon, uit hoofde van zijnen godsdienst; doch de bill van uitfluiting ging in het huis der Lords niet dóór. 'Er wierd gezegt dat Karei, om de verlangens zijns broeders en zijner meesteresfen te voldoen, te Rome als roemsch katholijk ftierf, fchoon hij onder zijne regeering duidelijke blijken- had gegeeven dat zijne grondbeginzels noch katholijk noch protestantsch, maar geheel vrijgeestig waren. Jacobus deed openlijk belijdenis van den Catholijken godsdienst, en bij zijn geloof in de leer van Rome voegde hij eenen dweeperachtigen geest en eenen woedenden ijver. Een ontwerp gevormt hebbende om zijne, onderdanen te bevredigen met den atholijken godsdienst, begon hij zulks te bewerkftelligen. zoo rasch hij den throon had beklommen. Doch Jacobus was voor dien taak niet gefchikt; zijn Pp 3 volk  586 Heï*inba agscme les IX. volk had een grooten afkeer van het pausdom en de wijze, op welke hij zich gedroeg, was zoodanig dat het argwaan begon te krijgen, cn hen op hunne hoede deed zijn. Hij handelde al aanftonds als of hij bereids zijn doel bereikt had. De nuntius van den Paus en Jefuitfcbe priesters lieten zich openlijk ten hove zien; hij liet-zeven bisfchoppen, die zijne ontilaande magt niet wilden erkennen, gevangen zetten; beroofde London cn andere fteden van derzeiver voorrechten, en verkrachtte de wetten met opgeheven hand. Hij gedroeg zich zoo onvoorzichtig, dat de pausgezinden zelf over hem tc ontreden waren. Paus Innocentius XI, geen kans ziende om dan Catholijken godsdienst gevestigt te krijgen door de ondernemingen van Jacobus, wilde, om die reden, den Jefuit Peters', des konings biegtvader, niet begunstigen met een kardinaal** hoed. De doorflepen en ftaatzuchtige Peters, die niets zoo zeer wenschte dan opperbisfehop van Engeland tc zijn, verhaastte zijns meesters bederf. De openlijke pogingen van Jacobus om de burgerlijke en godsdienstige conftitutie den bodem inteflaan, wekten dc natie cp tót het nemen van maatregelen, die zulks verhoedden. Zij, die hun vaderland alles goeds toewenschten, vereem'gden zich cn zonden afgevaardigden naar den Prins van Oranje om hem naar Engeland te nodigen. William nam de uitnodiging aan, maakte alles gereed tot zijnen togt, en landde te Torbaij, den  ees ïx. Geschiedenis. 53; den 5" November 1688, en Jacobus, van 'elk verlaten, liet de kroon varen en week naar Frankrijk. Die omwenteling was bet tijdperk van waare vrijheid voor Engeland. De natie, vertegenwoordigt door haar Parlement, verkreeg de bill der rechten voor het volk, bepaalde.de grenzen van de zop lang betwistte voorrechten van de kroon, cn aan den Prins van Oranje voorgcichreven hebbende de voorwaarden, naar weiken hij zoude regeeren, koos zij hei» tot'koning tc famen met zijne gemalinne Maria, dochter van Jacobus II. Van dien tijd af was die vorst in Europa enkel bekent bij den naam van'Willem den derden, verlosler des Britfchen volks. — Jacobus II, nog hertog van York zijnde, gaf, jn den oorlog met de Hollanders, menigvuldige blijken van zijn dapper gedrag als zeeman en van zijne kundigheid in zee-zaken. De koninglijke zeemagt van Engeland wierd zeer veel verbetert door de uitgedrekte kennis, welke hij cn zijn broeder in de fcheeps - bouwkunde beiaten. Hij kende het n&tU onaal belang cn ware hij geen dweeper in zijnen godsdienst geweest, zou hij een zeer goed koning hebben kunnen zijn. Zijne ongerijmde cn onverdraagzame grondbeginzeis overreedden hem ftrijdig tegens zijn eigenbelang te handelen; met recht zeide daarom dc aartsbisfehop vanRheims: Pp 4 m  j88 H E D E N D A A & s c H E les ix. ifetf ffltf», <6« drie honingrijken verloof om eene mis. Turkijen vertoont in dat tijdvak aan den lezer eenige bloedige omwentelingen. Wij zien Mustapha drie keercn op den throon geplaatst en even zoo dikwijls gedwongen den zeiven vooreen kerker te verwisielen; Osman omgebragt door de Janisfaren, wier magt hij zogt te verminderen, en Ibrahim geworgt volgens een vonnis van den Mufti. Mahomed IV was gelukkig in zijne oorlogen jegens de Christenen, door de bekwaamheden van zijnen groot-Vizier, Kuperli. Na een belegering van dertig jaren veroverde hij Kandia op de Venetianen, belegerde Wenen, doch werd door Johan Sobiëski, koning van Polen, en door Prins Karei van Lottharingen gedwongen dat beleg optebreken. Het mislukken dier onderneming en het groot verlies door de Turken geleden, waren noodlottig voor Mahomed; hij wierd ontthroond, in eene gevangenis opgefloten en zijn broeder Solijman II in zijn plaats verkoren. Deze gebeurtenisfen waren toetelchrijven aan natuurlijke oorzaken. Een eigendunkelijk vorst kan niet dan door vrees en fchrik regeeren, hijf is verplicht geftadig talrijke en krijghaftige wachten om zich te hebben, ten einde zijn gezach te handhaven. Deze wachten wetende dat de eigendunkelijke vorst alles aan hun verplicht is, worden ftout en baldsadig en ver- nie-  je.es ix. Geschiedenis. 589 nielen op het minste misnoegen hem tot wiens befcherming zij aangeftelt waren. Regeeringen. De regeeringsvorm van Duitschland was vastgeftelt door het verdrag van Westpha'en. Onder de Otto's was dezelve eene wezenlijke monarchij. Onder de vorsten van het huis van Swaben, wierd het keizerlijk gezach in zekere bijzonderheden wat meer gefnuikt en in veele anderen wat meer afhang'lijk; alles was verward onder den rampfpoedigen Ferdinand II en onder zijne kinderen. Hunne rampen bragten eene dadelijke regeeringloosheid voort. Het volk verloor zijne vrijheid en het opperhoofd zijn' magt. De keizers van het huis van Oostenrijk volgden eenen anderen regel van gedrag. Zij wisten de orde allengskens te herftellen, en nadruk bij te zetten aan 't gezach van den throon. De magt van het hoofd des rijks in de handen van Karei V wierd verbazend vermeerdert en deze ervaaren ftaatkündige had een fchetst aan zijne opvolgers nagelaten, 't welk hen eigendunkelijk fcheen te moeten maken. Ferdinand 1I, met deszelfs nagedacht, volgde' getrouwelijk dat ontwerp en deed groote fchreden tot een willekeurig gebied, zonder den minsten tegenftand te ontmoeten, om dat hun zacht beftuur het Duitfche lichaam belette eenig argwaan te voeden wegens hunne oogmerken. Een willekeurig bewind vestigde zich ten langen! Pp S les-  $grj HsBENDAAGSCHB EES Et. lesten in Duitschland, door de onbuigzame ftandvastigheid van Ferdinand II, toen de wapens van Gustavus en 3c ftaatkunde van Richelieu in weinig'tijds het werk van veele eeuwen vernielde, en dien regcerings-vorm voortbragt door 't verdrag van Westphalen vastgcftelt. Sints dien tijd is Duitschland eene vergadering van oppervorsten en vrije fteden ten algemeene voordeele vereenigt. De onderfcheide leden van 't Duitfche lichaam zijn door algemeene wetten verbonden, en de keizer, die 'er dc voorzitting heeft, is enkel de uitvoerder van den wil der natie. OxENsfiiRN, de ftaatsdienaar van Zweeden en d'Avaux, der Franfchen gcvolmagtigde waren de voorname onderhandelaars van dat verdrag. Doof voor de aanzoeken des keizers raadpleegden zij eeniglijk de belangens der Duitfche ftaaten. Hun gedrag was openhartig en ongedwongen en zij gebruikten geene dier uitvluchten, geene dier ftreeken, geene dier bedriegerijen, welke maar te dikwijls met den naam pro;,ken van ftaatkunde. Volgens dat verdrag heeft de keizer, die fteeds verkooren word, geen recht om de oude wetten te veranderen of nieuwe te maken. Deze magt behoort aan de gezamcntlijke rijksvergadering , aoo wel als het vermogen van oorlog te verklaaren, gemeene belastingen te bevelen en tc bepalen, en om een vorst, die wederfpannig mogt zijn, in den rijks-ban te dóen. 'Er wierd beflo* i ten  mes ix. Cr e s e m i s d * n i s. 5:91 ten dat in 't vervolg ieder vorst, elke vrije ftad, wanneer zij zulks goed dagten, vcrbintenislën mogten aangaan, vrede maken en zelf» oorlog verklaren, mits het belang van het algemeene bondgenootfehap door die daden van oppermagtigheid niet benadeelt wierden. Bij dat verdrag wierden de Catholijke, Lutberfche en Calvinistifche toegelaten. Eiken ftaat kon zoodanigen godsdienst verkiezen, welke hem het best geviel. Niemand, buiten den keizer en dc drie geestelijke .keurvorsten, was verplicht den eerdienst der Roomfche kerk te omhelzen. De vorsten, die van hunne ftaatcn waren berooft geworden, wierden herftclt; het palatijnfchap van den Rhijn wierd gegeven aan den zoon van Frederik, dc laatste koning van Bohemen, en 'er wierd een achtfte keurvorstendom opgeregt ten • voordeele van Maximiliaan van Beijcren. Sommige Bisdommen wierden wereldlijk verklaart om genoegen te geven aan de Prutestantfchc vorsten en om den ijver- te belconen, welken zij voor de algemeene zaak hadden laten blijken. Het grootfte gedeelte van den Elfas wierd aan Frankrijk afgedaan en Zweden kreeg Pomeren met de hertogdommen van Bremen en Verden. Dat beruchte Verdrag blijft fteeds het fondament van de Duitfche conftitutie en de grondflag der rechten van een gedeelte van Europa. In Frankrijk ontving de regeering, gedurende de  59» HïStHBAAtsesE ï,zs \x. de zeventiende eeuw, den vorm, dien liet federt bleef behouden tot aan de laatde omwenteling, te weten den vorm van eene voiftrekte monarchije. Het leenbèftuur verdween. De Algemeene ftaten hielden op en met dezelven verdween de fchaduw der vrijheid, welke door die vergadering nog was behouden geworden. Richelieu vernederde de edelen cn beroofde hen van 't vermogen om hunne lèehonderhoorige te drukken, doch ten zei ven tijde ontnam hij het volk de vrijheid van morren en klagen. Hij maakte Lodewijk XIII tot een willekeurig monarch. Mazariti, het plan van Richelieu volgende, klonk de ketens der flavernij nog vaster aan één en ftelde Lodewijk XIV in ftaat om eigendunkelijk te heerfchen. 'Er bleef toen langer geen magt, die tegen de magt van de kroon opwoog, en de onderdanen van die uitgeftrekte monarchij hingen :1 af van dc genade van een willekeurig \ irst. Ongevoelige zielen, die met genoegzame en onaf hangelijke middelen verre van 't hof en van deszelfs talrijken ftoet leven, mogen dezen regeerings-vorm houden voor den gelchiktften ter verkrijging en bevordering van het heil eener natie, om dat de algemeene rust 'er het uitwerkzel van fchijnt; maar lieden, die eene aandoenlijker ziel en in hun karakter nog eenige kragt behouden hebben, 't zij zij de flagtoffers van dwingelandij of enkel de getuigen 'er van zijn, kunnen in ztdk eene regeerings-vorni niet anders zien  s-as ix- G s. s e h i x. d e n i' Sj 593 zien dan fchande, de vernedering van alle deugden en de ontëering van 't menlchelijk genacht. Het zwaard des dwmgeiands zweeft geftadig over het hoofd van ieder onderdaan. Zij die de vrienden zijn van de rechten van den mensch, moeten wenfehen dat de tegenwoordige omwenteling in Frankrijk ten voordeele'der vrijheid zegeviere over alle tegenkantingen; dat eene verlichte natie een wetboek make van billijke en gegronde wetten, en op eenen onwrikbaren grondflag zodanigen regeerings-vorm' vestige het best berekend ter bevordering en beveiliging van 't algemeene heil. In Engeland was omtrent het midden der zeventiende eeuw alles in verwarring. De lezer heeft eene volksregeering dc monarchale regeering zien opvolgen en de volksregeering de plaats zien ruimen voor regeeringloosheid. Alle de rechten van den mensch en alle de deelen van een goed bewind wierden onderst boven gekeeit en de fchim van een Gemeenebest voor een oogenblik uit de overblijfzels van den throon en ftaat geboren. Dan deze ftuiptrekkingen, hoe verfchrikkelijk ook, waren misfehien noodzakelijk, dewijl de Britten buiten dezelven, geen vrij volk zouden geworden zijn, ten minsten ware deze fchokken de middelen door welken de beste ftaatsgefteldheid, welke tot nog toe op aarde gezien is, wierd voortgebiagt. [De  594 HlBINBAACtCRE Eis E, [De vorderingen, welke in die eeuw het Gemeenebest der zeven verecnigde Landfchappen maakte, waren fhel en fchitterende. Deszelfs vrijheid verzekert zijnde door den vreede van Westphaalen, wierd die Republiek van dag tot Het plunderen er. vernielen' van den eigendom der Disfenters K Biraingbaiu, onlangs voorgevallen, is eea ander bewijs.  óc>4 HïBINBAACSCHï LES IX, volgen die opftand zoude gehad hebben, zoo dezelve in ftede van eenen George Gordon een andere Cromwel aan 't hoofd gehad hadde! Scheepvaart en Koophandel. De Engelfche fcheepvaart, welke zoo fterk gebloeit had onder Elizabeth, verflapte niet onder jacobus L De oorlog- en koopvaardij - fcbepen namen aanmerkelijk toe. Konstenaars wierden door dien vorst aangemoedigt, en de fcheepsbouwkunde tot volmaaktheid gebragt. Virginic wierd bevolkt, en nieuw-Engeland wierd de mededinge.- van die pas ontloken volkplanting. De Bermudes, welke voor 't eerst bewoont wierden , ftrekte tot eene nuttige markt-plaats voor de Icheepen, die van 't eene halve rond naar 't andere zeilden. Onder Karei I bloeide de zeevaart nog fterker. De verafgelegen Volkplantingen waren talrijker. De Engelfchen begonnen op Groenland te varen en kennis te krijgen aan 't voordeel der walvisvangst. Het was onder 't gunstig opzicht van Karei Lr dat de kooplieden, die op de Oost-Indien handelden, zich in maatfehappij vereenigden, en het Eiland Bombaij een rijk kantoor van de Engelfchen wierd. De Presbyterianen. door den vorst vervolgt, begaven zich naar de nieuwe wereld, en het is aan die uitwijkingen dat Boston hare grootheid verfchuldigt is. De Episcopalen en Catholijken op derzeiver beurt door de Presbyterianen vervolgt, toen deze de magt  magt in handen hadden, zagen insgelijks naar een wijkplaats om, en Marijland wierd door hen beplant. In de algemeene omkeering der Conftitutie wierden veele heeren voor hunne landgoederen verfteeken. In dien toeftand lagen zij zich «et vlijt toe op den handel, en vonden daar in de middelen te rug, die zij verloren hadden. Hun voorbeeld vernietigde een vooroordeel, het welk tot hier toe beftaan had, dat de koophandel eene natie verlaagt. Dus waren de bloedigfte bedrijven voor de Engelfche zoo veele bronnen van voorfpoed. De zeemagt van Engeland, onder Cromwel, was geducht voor alle de zeemogendheden van Europa; niemand durfde 011J flnft de Engelfche vlag hoonen. De koophandel nam mede toe onder Karei den II en de v]ofe„ van Engeland waren een portuur voor die van Holland. Het was voornamentlijk in Holland dat gedurende dat tijdvake zeevaart en koophandel bloeiden De Hollanders zeilden overal heen naar de kust van Africa, waar zij zich meester maakten van het ijvoor, het ftofgoud en den da venhandel na dat zij de Portugeezen gedeeltelijk van de kust van Guinea verdreeven hallen; " de kaap de Goede hoop, daar zij eene vastigheid gakten, en van daar oostwaards vurende, nlaaken zij zich meester van Mauritius, veroverden Udon, verjoegen de Engelfchen van Amboma, S over-  écó Hebendaagscke tzs rx. overweldigden het grootfte gedeelte van Java, maakten de koningen van dat Eiland cijnsbaar, bouwden Batavia en kwamen in 't bezit van den handel en de Ipecerijen van Indien. Vervojgenp ontdekten zij de zuïdlanden en nieuw Holland en (levenden toen noordwaards om pelterijen van Yesfo te haaien. In Japan wisten zij looslijk voor zich zei ven de uitzondering van eene geftrenge wet te verkrijgen, volgens welke geene andere Europdche natie vergunt wierd op dat rijk te handelen \ en door 't kruis met voeten te treden, verzekerden zij zich zelv' een uitfluitend voorrecht van Postelein, zijdeftoffen, diamanten, «cn goud van de Japanneefche te koopen. In de westelijke zeeën waren zij niet minder voorlpoedig.. Zij deelden de winsten der Groenlandfche walvischvangst en maakten zich bijkans geheel meester van de haringvislërij langs de kusten van Europa. In Noord-Amerika namen zij NieuwYork. ba Zuid - Amerika verwoestten zij Brafilië en plunderden S«. Salvador. 'De handel van Koppenhagen, Antwerpen, Hamburg.en de andere Hanze-fteden vloeide door hun kanaal waardoor Amfterdam de vermaardfte ftad des werelds wiercl. Zij zegepraalden op zee en hunne Tromp en de Ruiter voerden een bezem van de top der groote mast ter aanduiding van hunne meerderheid op zee. In Frankrijk ging de finaak voor zeevaart en koop-  izs n.. Geschiedenis. 6*07 koophandel, door Hendrik IV en Sullij verwekt 3 verlooren onder het regentfchap van Maria da Medicis. De ftad van Rochelle alleen had een 2eemagt, welke die van 't overige van 't rijk overtrof. Lodewijk XIII was verplicht Hollandfche oorlogfchepen te huuren om die van Rochelle te bevechten. Richelieu floeg geen behoorlijke acht cp de zeemagt en koophandel van Frankrijk. Niet dat zulks te wijten ware aan zijne onkunde v/egens derzeiver belang als wel aan zijne ontwerpen tegen het huis van Oostenrijk, welke hem daar van aftrokken., 't Was evenwel gedurende zijn bewind dat de Franfchen meester wierden van Martinique en Guadeloupe. Colbert, de ftaatsdienaar van Lodewijk XIV, beoogde het verbeteren van den koophandel en .dc zeevaart, doch zijn dood en de oorlogen, in welken Lodewijk XIV zich meestal gewikkeld zag, beletten dat zijne bedoelingen het behoorlijk c-evols: niet hadden. De handel en de handwerken bloeijen meest in vrije ftaaten, zoo-als Engeland en Holland. Frankrijk was eene voïftrekte monarchij, des kon de koophandel in dat rijk niet tieren, dewijl dezelve 'er eene vrije lucht ontbeerde. Daarenboven benadeelde de onverdraagzame geest van Lodewijk XIV grootelijk* den handel en de handwerken zijnes koningrijks. De herroeping van het Edict van Nantes, waar door duizende Protestanten uit Frankrijk verbannen  5oR • li E » E n » A A 6 5 Ü » E tES ï*. nen wierden, verbande ten zelve tijde die. konster], welke der natie nuttig en voordeelig waar. Wijsbegeerte. Drie verheven, voortreffelijke en fcheppendü vernufren, vuuriglijk verlieft op de waarheid en moeds genoeg bezittende om haar aan de menfehen voortedragen, wierpen ten langen lesten de altaren der vaïjèhe wetenfchap, van welke men Aristoteles voor den dichter hield, om verre cn gaven geboorte aan de ware wijsbegeerte. Engeland, Frankrijk en Italië leverden ieder een dier groote mannen aan wien de wereld zoo veel Verplichting heeft. Francois Ba con, de zoon van een uit, muntend' kanièlier van Engeland, na zeer langde godfpraak van den geheimen raad en van het Parlement der natie geweest te hebben, na door zijn duord ingeni vcrdand den doolhof der wetten ontwikkelt en zijn vaderland bekooit te hebben door zijne welfpreekcnheid; na onder de regecring van Jacobus I bevoordert te zijn geworden tot zijn's vaders waardigheid, wierd befchuldigt van de fchandelijkfte misdaad, 't verkoopen van 't recht, en afgezet van zijn ambt door een vonnis, 't welk hem ontëerde; en tevens veroordeelt tot eene boete welke hem bedierf. Dit ongeval gaf hem een weerzin voor bedieningen, rijkdom en de eérüjtekn van dit leven, hij zocht zijn  t£S IX. [ G E S C H I E J £ N I J, zijn troost in de wijsbegeerte, 't Was in zijne afzondering dat hij, de oudheden van zijn land nafporeode, den oorfprong van deszelfs wetten vond, het kenmerk der hartstochten ontwikkelde in eene zedelijke proeve , en de verftandigftè ftaatkundige grondbeginzels ter nedèrftélde. Doch het is vooral in zijn werk, betijteld Origo Scientiarum: dat hij getoond heelt een wijsgeer te zijn. In het zelve vinden wij een wondei baar tafereel van 's menfehen kennis betrekkelijk de drie vermogens van de ziel, geheugen, verbeelding en rede. Uit die drie bronnen leid hij de konsten en wetenfehappen af. In dat bewonderenswaardig werk zien wij hem, zonder verwarring, aanduiden de verfchiilenhcid dier weténithappen en konsten, welke van elkandeien onderlcheiden zijn, en het verband bepalen van die, welke vereenigt zijn; de waarheden ontdekken, welke in elk dier wetenfehappen plaats hebben, de daar ingedopen dwalingen, en waar wij in de nafpooringen van dezelven op te letten hebben; opgevende de ' werktuigen , gereedfehappen en al het benoodigde om ons in ftaat te ftellen tot het ontduieren dier waarheden, d:e zich duister voordoen en tot welker kennis wij enkel door proefnemingen kunnen 'ge; aken. In één woord, ieder letterkundige weet hoe veel de wetenfehappen te danken hebben aan denvermaarden Bacon, en voornaamhjk hoe ui gebreid zijne uitzichten waren met betrekking tot proef- on-  6ïO HEDEHBAA63CHÏ tZó ix. ondervindelijke wijsbegeerte. Hij was het, die alle de wegen aanwees, welke tot grooter ontdekkingen leiden; hij was het, die duisterlijl: het groot geheim der natuur, de vet der zwaarte kracht vooripelde, naderhand door den onflerflijken Newton ontwikkeld. De wijze door hem aangeftipt, welke niets voor de beguicheling deiverbeelding laat, ftelde vernuftige lieden in ftaat om fnelle voortgangen te jnaken in de natuurlijke wijsbegeerte, om dat zij nader bij de waarheid kwamen door dcif leidraad der proefneeming de eenige (gidfe, welke ons tot de waarheid kan leiden. In Frankrijk had Descartes den roem dat hij de fchim der wijsbegeerte, welke de fchool veele achtervolgende eeuwen geëerbiedigt had, dwong te verdwijnen. De wijsgeeren van zijnen tijd wendden voor de natuur uitteleggen door hulp van zekere verborgene hoedanigheden, doch hunne verklaring kon zijn'onbekrompen, fcherpzinnigen cn ondernemenden geest niet voldoen. Door ingefpannen denken ontdekte hij rasch dat de wijsbegeerte van zijne eeuw niets anders was dan eene opëenftapeling van dwalingen; dat al de kennis, welke hij tot dien tijd verkregen had, flechts een valsch licht was om hem te misleiden; dat een' buitenfporigen eerbied voor aangenomen gevoelens den voortgang der waarheid vertraagt had. Hij was overtuigt, dat wij, door 't blin-  Ï.e5 ix. G e'j C H I I Ö t; N I ï. 611 't blindeling aannemen van eens anders gevoelens, gevaar loepen de gedadige fpeelpop te zijn van begu 'chelingen en de begunstigers van valsheid. Dit ter nedérgeftelt hebbende als een eerfte grondbeginzel, befloot hij in twijvel te trekken alle de denkbeelden, welke hij van het oogenblik zijner geboorte af ontvangen had en dezelven geftreng te onderzoeken. Als toen ftelde hij tot eerde grondbeginzel vast, dat wij niets voor waarheid moeten aannamen dan 't geen blijkbaar is, dat is, dat wij onze toeftemming tot eene duirreden moeten opfchorten, tot dat de waarheid van dezelve bewezen zij. 't Is dit wijsgeerig twijvelen, bet welk eene omwenteling in 's meniehen yerftand voortbragt. Wij zullen Descartes niet langs zijnen geheelen wijsgeerigen weg volgen; een breedvoerig verflag van zijns 1 werkingen en dwalingen behoort niet tot een werk als dit'(h}. Wij zullen enkel opmerken dat de ftoutheid van De^cart ;s in alle zielen wierd ingedrukt, dat de verborgen hoedanigheden verbannen wierden, dat derzeiver plaats Vervangen wierd door de ftoutmoedige geneigtheid van raden te willen geven van alles; dat zijne fchitte- ren« (h) Dc nederduitfclie lezer, die een volledig verifcg verjanja Van 't vernuft en dc wijsbegeerte van Descartes, leeze de fcl.-oone Lofrede voor dien wijsgeer, door w.;ke de beer Thomas den prijs behaalt heeft bij de Franfche Academie in 't Jaar 1765. Dezelve is in 'i nederUuitsth venaalt, uitgegeven door L.1A, tirleabergh Boekhandelaar te Deventer. (Vertaler.)  611 He»en»aacsc«e ees r»; rende hersfenfchimmen niet gcvaalijk waren, om dat hij zelf bewijsredenen aan de hand gaf om ze te wederleggen; want wij worden door hem geleert ons geloof niet te vestigen op het woord van eenen anderen, alle gezach te verwerpen en onze toeftemming te geven alleen aan de rede en blijkbaarheid. In Italië gaf Galileo, niet gelijk Descartesr zich over aan verhevene gisfingen en fchitterende onderdel lingen, hij vergenoegde zich niet gelijk Bacon den weg aantewijzen welken de wijsgeer moest volgen. Hij gaf zelf het voorbeeld» Hij ging van de eene waarneming tot eene andere, vermeerderde geftadig de proefnemingen, redeneerde uit dezelven en fpoordp alle de geheimen der natuur op. Ook deedt hij de gegrondfte ontdekkingen, en fchiep (om dus te fpreeken) de proefondervindelijke wijsbegeerte. Doch Sir Ifaac Newton was de eerfte, die de groote wet der natuur ontdekte en bewees, dat volgens die wet alle de ftofdeelen tot een middenpunt hellen, en dat daar door alle dc hernelfche lichaamen in derzeiver loop gehouden worden. De aart eigenichappen en uitwerkzelen van het licht waren voor zijn tijd niet regt bekend, en worden door hem ten volle beichreeven en verklaart in zijne Optica. Zijne natuurlijke wijsbegeerte is alzins waar cn zodanig als te  les ix. Geschiedenis. 6t§ te voren aan de wereld onbekent was; en z:jne wiskundige beginzels, gegrond op berekeningen van oneindigheden, zijn misfchien de uiterfte po-» ging van de meetkunde. Dan, zeer waari'chijm lijk zou Engeland niet hebben kunnen roemen op eenen Newton, ware hij niet voorgegaan gewor» den van eenen Bacon, Descartes, Galileo en Mercator. De ontdekkingen van dien verwonderlijken (ik had bijna gezegt ingeblazen) man, verlichtte en moedigde veele groote meetkundigen en natuurlijke wijsgeeren aan, die, door 't aannemen zijner beginzels en door 't volgen van zijn plan de kennis der natuur tot groote volkomenheid bragten; onder deze waren de ükmuh* tendde Bradleij en Halleij: de laatfte van welken een reis ondernam met oogmerk om de miswijzingen van de kompasnaalde over alle deelen van onze wereldkloot aantewijzen en te bepalen. Dan, twee dier wijze mannen ontvingen de belooning niet welke hunne nuttige arbeid en uitmuntende ontdekkingen verdient hadden. In ftede van hen hulde te doen, met tijtels te vereeren, met ftandbeelden voor hen opterichten en eene belooning in geld te ichenken, wieiden zij vervolgt en overgelaten aan haat, nijd en laster. Descartes zou in Holland bijna het llagtöffer geworden zijn van den haat en den laster van Voetius, een befaamt Protestants godsgeleerde en predikant te Utrecht. In zijn eigen land was hij Rr fchier  <5i4 FIedendaagsche les ex. fchier onbekent. Sommige befchouwden hem niet onverfchilligheid, anderen vielen op hem aan en dwarsboomde hem; eenige weinige groote lieden floegen enkel het oog op hem ais op iets vreemds. Bij zijne eige familje wierd hij niet geteld; zijn broeder fprak altoos van hem met kieinachting, zeggende dat daar hij een heer geboren was hij zich zeiven ontëerde met ifeijsgeer te worden, en hij telde den dag, op welke Descartes geboren was, onder de ongelukkige dagen, dewijl hij door 't aanvaarden van dat beroep fehande gebragt had over zijn gedacht. Dan, hoewel Descartes in Frankrijk veracht en in Holland vervolgt wierd, mogt hij ten minsten onder zijne bewonderaars en'discipelen tellen de twee vermaardde vorstinnen van zijnen tijd, Elizabeth, Paltzilche prinfes, en Christina, koninginne van Zweeden. Galileo onderging nog grooter rampipoeden; want vooreerst wierd hij verdrceven van zijne leeraars plaats in de wiskunde, om dat hij proeven deed, welke oude dwalingen vernietigden. Toen hij door zijne groote ontdekkingen in de darrekunde berugter geworden was, nam de inquifitie de wapens tegens hem op. Hij wierd in eene donkere gevangenis opgefloten en met ijzere kluisters beladen, en hij raakte vrij van niet als ketter verbrand te worden, door de waarheden te ontkennen, welke hij ontdekt had. Hü kreeg eindelijk de ftad tot eene eeuwige ge- vaU'  ees ix. Geschiedenis. 6ï$ vangenis, daar hem geftadig befpieders omringden; Zoodanig is hel lot geweest en zal het immer zijn van hun, die zich boven de onkunde en vooröordeelen verheffen van de eeuiv, in welke zij leven. De beker van Socrates, de ketens van Anaxagoras, de vlugt en 't vergif van Aristoteles, de rampen van Heraclitus, de razende laster jegens Gerbert, de fmeekende verzuchtingen van Roger Bacon, de ftorm jegens Petrus Ramus verwekt, en de dolken die hem afmaakten, zijn zoo veele gedenkftukken, welke de gelchiedcnis bewaart ten bewijze dat het verkondigen vart nieuwe waarheden de laatfte misdaad is, welke door eene bevooroordeelde wereld vergeven Word,, Men zou denken dat in eene verlichte eeuw lieden van vernuft minder bloot moesten ftaan aan vervolging; dan, dc ondervinding bewijst het tegendeel; dezelfde noodlottigheid blijft ben altoos' bij. Indien menlchen van beroemde begaaftheden en deugden buiten den gewonen trant lchrijven, kunnen zij verzekert zijn van gelastert en vervolgt te zullen wurden van onkundigen, van rijmelaars en van bekrompen verftanden, en deze maken den grootftcn hoop uit en misfehien het vermogendftc gedeelte der maatfehappij. — Wetenschappen. De wetenfehappen door de fakkel der wijsbegeerte verlicht namen een verheven en hiellc Vlucht. De wiskunde was gelcjkkig beoefend Rr s fcni  6l6 II e d e n b a a g s c ii e eès ix. en verbeterd geworden in de zestiende eeuw; doch de uitvinding der rekentallen door Napier van Merchiston; de meetkunde van ingebeelde ondeelbareh, door Cavalier!; het l.rekenkundig werktuig van Pascal; de eïgenfchappen van het rolrond, door Roberval verklaart; de befchouwelijke kennis van de raaklijnen, door Fermat; die van vergelijkingen, door Ariof; de toepasfing van de Helkundige ontbindingen door Descartes volkomener gemaakt, en zijne uitmuntende befchouwing van krommelijnen, gaven aan de wiskundige wetenfehappen eene Volmaaktheid, welke zij tot dien tijd nog niet bereikt hadden. In de ftarrekundc wierden, gedurende de zeventiende eeuw, veele fraije ontdekkingen gedaan, 't Was Galileo, die met behulp van het Telescoop, 't welk hij veel verbeterd had, het ftelzel van Copernicus op eenen vasten voet plaatste en de waarheid daar van bewees door eene reeks van waarnemingen; hij was het, die door het rigten van het telescoop naar de hcmelfche lichamen de wachters ontdekte vau Jüpiter en in den melkweg eene opeenftapeling van ftarren zag, welke men te voren niet onderfcheiden had; hij ontdekte en meettc zelfs de bergen in de maan, giste dat 'er meiren en bosfchen in waren, nam 'er luchtverfchijnzelen in waar gelijk san die van ons halfrond en maakte uit het eene en andere op dat de maan van dezelfde aart en  les ex. Geschiedenis. 617 gedaante ware als onze aarde. Deze groote man verloor zijn gezicht, dan, zijn ijver verflaau.de daar door geenzins. Een zijner leerlingen nam zijnen arbeid op zich, ging tien jaren daar in voort en deelde aan hem de uitkomst mede. Galileo deedt in zijne gedenkfchriften de bedenkingen ftellen, welke de medegedeelde waarnemingen van zijnen leerling hem inboezemden. In Duitschland betrachtte de groote Kepler den weg der dwaalfterren, bepaalde den vorm van haren loopkring, wees de wetten aan van hare omwentelingen, giste de wenteling van de zon op haren as en haar werking op de dwaalfterren en die der dwaalfterren op haar en zag gedeeltelijk den invloed, welke dat lichtend lighaam op hetvloe. den der zee heeft. Ten zeiven tijde bemerkte. Kircher de vlakken op de fchijf der zonne* en Skeiner bepaalde den tijd van haare omwenteling om haar zelve. Alfonfo Eorelli, Petrus Gaslëndi, Christoffel Huijgens, Casfini en verfcheide andere uitmuntende mannen maakten nuttige ontdekkingen en verbeteringen in de wiskunde en fterrekunde gedurende de eeuw, welke wij bezig zijn te befehouwen» Galileo was insgelijks de herfteller der werktuigkunde. Hij zelv' dagt werktuigen uit ter betooginge der wetten van de verfnelling der hemelfche lichaamen: hij bepaalde de krommelijnen, welke de bomben doorloopen cn ftelde de Rr 3 be<  6i8 HeDENDAAGSCHE les ix. beginzels vast van de beweging der flingeruutr werken. Castelli, de leerling van Galileo, ontvouwde eene gegronde leer wegens de beweging van loopend water. Torricelli verwierf onfterflijken roem door zijne vermaarde proeven van een buis gedompeld in een vat met kwik gtvult; eene proeve, welke hem in ftaat ftelde om de zwaarte der lucht te ftaven en geboorte gaf aan den barometer. De luchtpomp, door Otto Guericke uitgevonden, maakte de proeve op de lucht gemakkelijk. De gezichtkunde wierd veel verbetert door Kepler, die het gebruik van 't oogvlies aanwees, het beftaan betoogde dier beelden in het ondergedeelte van 't oog en op welke wijze dezelven daar afgebeeld worden, hij verklaarde de wetten der ftraal buigingen en bepaalde daardoor de rede van een helder en duister gezicht; ftelde telescoopen toe, welke volmaakter waren dan die van Galileo. Eindelijk kwam de groote Newton tc voorfchijn, die de wetenfchap der gezichtkunde nafpoorde en door zijne ontdekkingen en wijze van behandelen dezelve tot hare tegenwoordige volmaaktheid bragt. Twee grondftellige geneeskundige waarheden Wierden in de zeventiende eeuw ontdekt, te weten : de omloop van het bloed en de ongevoelige of onmerkbare ukwademing. De eerfte dier waar- he-  ees ix. Geschiedenis. 6i heden wierd weder levendig gemaakt door Herveij, die moeds genoeg had, om al 't gefchreeuw en de verwijtingcn te verachten van onkunde en nijd. Zijn lecrftelzel is waar en alle natuurkundigen hebben het zelve omhelst. De. tweede wierd geleeraart door Sanctorius, die het geduld had die waarheid te bewijzen door proeven aan hem zeiv' genomen. De ontleedkunde wierd insgelijks gelukkig aangekweekt en leende haren bijftand ter meerdere bevordering der heelkunde. Zedekunde. D e zedekunde was lot daar toe enkel een ondoorgrondelijken baijerf geweest. Eenige wijze mannen ondernamen de duisterheid wegtenemen onder welke dezelve bedolven lag. Hobbes ftelde een verkeerd beginzel ter neder, 't Is in de daad niet waar, dat de ftaat der natuur een ftaat van oorlog zoude zijn. Evenwel ontdekken wij onder zijne dwalingen groote waarheden. Harrington had, in zijn Oceana, het ontwerp gefchetst van een volmaakt gemeenebest, gelijk, dat van Plato. De ongevallen en het treurig uiteinde van Karei I gaven aanleiding tot eene van de gewigtigfte vragen wegens de rechten eens konings en die van deszelfs volk. Men wilde weten of het volk, wettig vergadert, het recht hebbe deszelfs monarch te oordeelen, aftezetten en zelfs te verwijzen? Saumaife nam de zaak der koningen op zich, maar verdedigde die met armRr 4 har«  óao Hsbenbaacsche les ix. hartige drangredenen. De berugte Milton, die zich dc zaak des volks aantrok, liet de zaak even onbewezen. Grotius was de fchrijver, die de vraag ophelderde, bij wie dat recht berustte? dit deed hij voornaamlijk in zijn vermaarde boek over het recht van oorlog en vrede; en Puffen dorf in zijn boek over de plichten van een mensch en burger. Locke heeft dezelfde vraag insgelijks onderzogt en beredeneerd; doch de volkome nafpeuring van de rechten van den mensch, welke dk rechten zijn, en in wie dezelve berusten, was bewaart voor de fchrijvers van den tegenwoordigen tijd. Voor den tijd van Locke had de wereld flechts eene verwarde kennis van de denkbeelden en werkingen der menfchelijke ziel. Die verlichte man zuiverde de fchoolen van derzeiver drek, en befchreef in zijne Proeve over het menfchclijk verftand, de vermogens, krachten, begrippen en werkingen van het verftand, op eene wijze, volkomen overeenkomstig met den aart en den toeftand van den mensch. Die verhandeling bevat eene menigte waarheden duidelijk verklaart cn ten vollen betoogt; waarheden, zonder welker kennis de mensch zich zelven nog niet zou kennen. Geschiedenis. De oudheden der kerkelijke gefchiedenis wierden geleerdebjk en oordeelkundig onderzogt door Morin, Sirmond, Bochart en Dupin, De burgerlij-  les ïsr. Geschiedenis. foi •lijke gefchiedenis wierd ontward door Vosfius, Marfham, Heiniius en Meurfius. Selden las den grieklchen Almanak op de marmerbladen van Paros door Arundel te Oxford overgebragt. De tijdrekenkunde wierd nagefpoort door den Jefuit Petau en den aartsbislchop Ufher. — Mariana fchreef de gefchiedenis van Spanje; Mezerai en vader Daniël die van Frankrijk; Clarendon in zijne gefchiedenis van de burger-oorlogen liet aan Engeland een gedenkduk na van de rampen van Karei I, wiens vertrouweling hij geweest had. Warms gaf een getrouw vei dag van Ierland zijn vaderland; en Strada fchilderde de omwentelingen van Holland. [Pieter Cornelisz. Hoofd, Michiel van lsièlt, Pieter Bor, Everard van Reijd en vooral Huig de Gioot waren alle voortreffelijke Nederlandlche gefchiedfchrijvers van dien tijd.] Letterkunde. In Italië'begon die fijne letterkundige fmaak, welke tot dien tijd zich in de Italiaaniche Poëzij onderfcheiden had merkelijk te verminderen. Het gemaakte of ftijve van Marini vervong de edele eenvoudigheid van Tasfb. Evenwel zijn Tasfoni's zegel-roof en Boccalini's Parnas-Hof dichtftukken in den waren klasfifchen trant opgeftelt. In de Spaanfche dichtkunde heerschte dezelfde valfche fmaak als in Italië. De poëzij van dat land was enkel eene verfameling van Rr 5 ge-  ö'cs Hedendaagsche les ix. gedwongen beelden en ©ngemeene uitdrukkingen, Lodewijk van Gongora bragt dezen gebrekkigen fchrijftvant uit Italië. De Tooneelftukken van Lopez de Vega zijn zeer onregelmatig, en flechts fommige plaatzen in dezelven verdienen onze bewondering. In 't onrijm liet dit algemeene bederf van fmaak zich niet minder bemerken. De Spaanfche profa-ichrijvers bragten eenige Romans voort en niets anders. Doch het vernuftige en oorfpronglijke hekelfchrift van Michiel Cervantes, zoo wel bekend bij den naam van Don Quichot is een werk, waar in het belachhjke tot volmaaktheid gebragt is. In Engeland beöeffende Waller de dichtkunde met een goeden uitflag. Cowleij wierd bewonderd om de kieschheid en eenvoudigheid zijner gedagten. De hekel - dichten van Donn zijn vol van de kracht en 't vuur van Juvenalis. Denham maakte het Dichtftuk Coopcrs - Heuvel; Fairfax vertaalde Tasfo en Harrington Ariosto. Ben Johnfon hervormde het Tooneel en Milton fchiep zijn onfterflijk Dichtftuk het Paradijs verloren. Drijden bezat een vernuft voor allerlei zoort van Dichtkunde, deszelfs werken zijn natuurlijk en fchitterende tevens, vol vrolijke luimen, krachtig, vol vuur en ftout. Geen Engelsch dichter is misl'chien gelijk aan Drijden, en geen der uuden overtreft hem. Zijne vertaling in vaarzeu va»  e/es ix. Geschiedenis. 64.3 van Virgilius overtreft Pope's vertaling van Homerus. De Franfche Akademie, door Richelieu in Frankrijk opgerigt, ftrekte om 't regelmatige der Franfche taal te bepalen. De eerfte Akademisten nogthans verbeterden dezelve weinig. Balfac fchiep het onrijm cn gaf aan het zelve deftigheid en welluidenheid. Voiturc, in weerwil van zijnen gemaakten ftijl, verachtte de Franfche taal door dezelve verfcheide bevalligheden toetevoeger. Zij wierd verfraait djor den natuurlijken en kiefchen ftijl van Sc. Evremond; door de vertalingen van d'Ablancourt, door de Romans van d'Urfé en door de redevoeringen van Catau. Malherbes ging voort de Franfche poëzij te befchaven. Maijnard daagde in het fneldicht, 't geen een zoort van minnelied is. Racans herdersdichten gaven ons een denkbeeld van 't eenvoudige landleeven; de taal is gefchikt voor Zijn Onderwerp en zijne gedagten zijn eenvoudig en kuisch. De pogingen van Rotrou en anderen konden voor het Franfche tooneel geen roem verwerven. Flet was voor 't vernuft van Corneille bewaart in eens de uitterfte grenzen der Tooncelkonst te bereiken, zijne vijanden te befchamen en de aanfehouwers te betooveren. De Cid, de Horatiusfen, Cinna en fommige zijner andere Toneelftukken befasten de voortreffelijkheid van 't Franfche Tooneel en bedekten Cor- neil-  624 Hebenbaagsche les ix, neillé met roem. Racine volgde, en eenige zijner Treurrpelcn zijn dc beste, welke de Franfchen hebben. ( Molière muntte uit in het blijlpel en Boileau in het Hekeldicht. F r a ij ï K o n s t e n. Guido enAlbano bleeven in Italië voortgaan met het vormen van nieuwe leerlingen, en Salvator Rofa en anderen onderfteunden den roem der fraije konstèn. De Vlaamfche fchool bezat Rubens; van Dijk, de leerling van Rubens muntte uit in 't portraitfchildercn en alle zijne fchilderijen zijn meesterftukken; Rembrant, wiens betoverende kleuren alle de genen verbazen die zijne ftukken zien; en nog veele anderen wier namen berucht zijn in de gefchiedenis der fraije konsten. D e Franfche fchilder-fchool maakte eene fchitterende vertooning in de zeventiende eeuw. Vouët begon in aanzien te komen en vormde fcholieren, die hem voorbij dreefden. Du FresHoi, Mignard, Bourdon, le Brun, le Sueur, Pousfin verwierven een grooten naam in de fchilderkonst en betwistten den palm aan de meest vermaarde Italiaanfcbe meesters. In Brittannië muntte Inigo Jones, een Deen, in de bouwkunde uit; en Sir Christopher Wren fcragf  les ix. G e 5 c h i e » e n i s. '°. de Pauw Wijsgeerige Befpiegelingea over de Grieken. Uit het Franich. 2 Deelen. In 8 •J. E. J. GiiEvc ültima Capita Likiri Jobi;'nenvpe Cap. XXXVIII. — XLII pars, ad Greecvm Verfionem receafitt, notisque iöftructa. A-jcedit Tracutus de metris Hebrai'cii prefcrtim Jobaeis, Pars II. Complectens Cap. XL, XLI, & XLII: 1-6. et Libtllum de Metriï. In 4;-. Bibliotheca Classic.v fivc Lexicon Manur.le quo nomina propria pleraaue apud Scriptorus Graecos &Romanos maxime Clasficös Obvia ffiustrahtpr. In 8**. J. J. G. Scheller Aanleiding tot eene Taal- cn Oordeelkundige Verklaaring van de Schriften der Ouden , en tot eene gepaste navolging van Cicero. Uit het Hoogdmtsch. Iu 8-o. J. J. G. Scheller Beknopte Latijmehe Spraakkunst, of Grammatica voor de Scholen. Uit het Hoogduitsch. In •'o. •.. J. G. Röchling Handleiding tot de Syntaxis der La- ' tijnfcae 'Taai, Yoigends de Spraakkuude van Schel/er. Uit het Hoogduitsch. In 8»'°. H. Bosscha Initi* Lectionis Seholasticae, of Eerfte Ltesoeffeningen voor de Latynjche Schooien. In 8v°. Lïes-lesjes voor Kinderen van Drie Jaaren. t * * DRUKKERIJE van JUR.RI AAN PHILIP DE LANGE.