X " X digheid en gevoeligheid van zynen geest hier en -daar getuigenis gegeeven. Even zoo min mishaagde zyne eenigzins fta» melende uitfpraak. Dezelve felsen in tegendeel zyne jeugdige praatachtigheid nog grootere bevalligheid bytezetten. Vcele voornaame lieden in de Stad vonden hem zoo aangenaam, dat zy hem in hunne gczelfchappen opnamen en zich ■/eer gaarne met hem onderhielden. , Maar ook deeze natuurlyke fout zocht hy door vlyt en oplettendheid op zich zeiven der maate te verbeteren, dat men, by toenemende jaaren, maar weinig daarvan kon bemerken. Kort hierna wierd hy in de openbaare fchool te Pforzheim gezonden, alwaar George Simeler, zyn leeraar wierd. Deeze man, een groote vriend van de Griekfche taal zynde, wist onder zyne leerlingen eene zekere eergierigheid te verwekken, door den genen onder hen, die recht vlytig was, onderwys in deeze taal te belooven; eene ftudie, dewelke in de toenmaalige tyden eerst begon te herleeven. Melanchton gedroeg zich zoo, dat hy zyn belofte moest vervullen. En hy vervulde dezelve met des te grooter vermaak, hoe1 meer zyn discipel lusten yver betoonde. Hierbykwam, dat een vermaarde Geleerde van dien tyd, Reuchlinus, eenvande eerften, die geleerde taalkunde, na dat lange tydvak van dutsïcniis, in Duitschland vfltederom verfpreidde, zyn  X i» X 2yn naastbeftaande wa? van moederlvke zyde. Deeze omftandigheid was voor onzen Melanchfn van groot belang. Want toen Rtuchlisus zyne Familie eens bezocht en, onder anderen, ook de groote begaafdheden van dien jongeling bemerkte ▼atte by eene zodanige liefde tot hem op, dat hy hem, van dien tyd af, niet anders dan zynen zoon noemde. Hy vereerde hem verfcheide Boeken, en ftelde'er een vermaak in, de leiding van zyne ftudie op zich te necmen. En dezelve maakte zich deeze toegenegenheid meer en meer waardig. Zyne groote vorderingen in de Griekfche taal waren ook oorzaak, dar Reuchlimts zynen Duitfchen geflachtsnaam Zwartaard (Schwarzerd) iu den G^ekfchen, gelyk beduidenden naam Melanchton veranderde, dien hy naderhand altyd gehouden heeft. TWEEDE  X i3 X TWEEDE HOOFDSTUK. Zyn Studeeren te Heidelberg en Tubingen 3 in de Jaaren 1510 tot Ijl8. ^/Jen had reeds een te gunstig gevoelen van Melanchtons bekwaamheden opgevat, dan dat men niet op allerlei wyze zyne neiging tot de Studie zou hebben willen onderfteunen. Door de voorzorge van zyne Fnmielie wierd hy der* halven in het Jaar ijio naar Heidelberg gezonden, alwaar eene vermaarde Univerfiteit was. Al hoewel hy maar eerst den ouderdom van dertien Jaaren bereikt had, waren nochtans zyn vlyt en zyne kundigheden zyne Jaaren verre te boven gekomen. Zyn vroegtydig verblyf aldaar, Weef dus niet zonder nut. Hy verfchafte, zich geduurig meerdere taalkennis, en verwierf hierdoor de gunst van zyne 'Leeraars. Een zyner Leeraaren wierd eens, geduurende het uur van onderwys, >plotfeliag ziek, zo dat hy moest afbre^ken. „ Philippus, riep hy in 't heengaan , „ laat uw mede leerlingen voortvaaren ea ver„ vang myn plaats!" Een voldoenend getuigenis, voorzeker, van het vertrouwen, 't geen hy in hem Relde. Melanchton hierdoor verrast, begon uit eene kwalyk geplaatste befchaamdheid, zulks af te weeren. — Op eenen anderentyd yraagde een Leeraars die ten Griekfche v.aag  X 14 X vraag wilde beantwoord hebben, zyne Discipels: „ waar vinde ik onder u eenen Giiek ?" Eenpna„ rig riepen allen: Melanchton! Melanchton'." Hier verdient ook opgemerkt te worden, dat zelden iemand de liefde van zyne mede Schoollieren in dien trap bezat, ris hy. Den grond hiervan kan men ligt ontdekken. Zyn zacht, goedaartig gedrag ITond met zynen fchranderen geest in een te beminnelyk verband e dan dat hy de goedkeuring en achting ook ,van jonge lieden niet zou verworven hebben. ■ Hierby had hy het geluk, in het huis van eenen beroemden Hoogleerraar, met naame Pallas, te woonen, aan wien de geheele Uuiverfi» teit niet minder, dan onze Melanchton veel te danken kad. De byzonderc liefde en vriendfchap, waarmede deeze man hem behandelde, wist hy, geduurende zyn geheele leven, te waardeeren. Want ondankbaarheid was althans geen van zyne fouten. Bewyzen hiervan zullen wy in het vervolg ontmoeten. Aan de aanbeveeling van dien groeten man moest het ook worden toegefchreeven, dat hem het onderwys van twee jongen Graven wierd toevertrouwd, die zich zodanig aan hem gewenden, dat zy ongaarn buiten zyne tegenwoordigheid waren. Zy herinnerden zich nog lang naderhand aan hunnen leidsman cp de Univerfiteit, en onderhielden gedunrig eene viïendfchappelyke briefwisfeling met Melanchton, Zyne  X 15 X Zyne vrienden fpoorden hem aan, om de waardigheid van Magister — eene eere, die voortyds van jonge lieden meer wierd gezocht, dan tegenwoordig — te verzoeken. Alleenlyk, men weigerde, om eenen zoo jongen mensch, die niet verre boven veertien Jaaren oud was, deeze eere te bewyzen. Eene zonderlinge opvatting, die des te berispenswaardiger was, hoe meer dezelve mogelyk, gelyk uit zommige nukken blykt, in eenen ontydigen hoogmoed en de yverzucht van zommige zyner vyanden haaren grond had. Ondertusfchen was hy zoo weinig over deze mislukte poging gevoelig, dat hy zelf fchryft: „ Het is zomwylen goed, wanneer jonge „ lieden niet alle hunne wenfchsn voldaan zien, „ Dat heb ik te Heidelberg ondervonden. In „ plaats dat my de weigering van den Magitier„ titel zou hebben ter neder geflagen , wierd ik „ daardoor des te meer tot vlyt aangefpoord." Dan kort daarna maakten omftandigheden van zyne gezondheid eene verandering zyner woonplaats noodzaaklyk. Eenige herhaalde aanvallen voor koorts, brachten zyne naastbeftaanden tot het vermoeden, dat zyn tegenswoordig verblyf voor zyne gezondheid nadeeiig was. Deeze omHandigheid en de groote roem, die de üniverfiteit te Tubingen toen ter tyd verworven had, fpoorden hem aan, naar de laatstgenoemde plaats in het Jaar 1512 zich te begeeven. Deeze Huiver-  X iö X verfiteit was niet lang van te voren door den Hertog van Wurtemberg, Eberhard den vroomen, gefticht gewórden, die hierdoor aan zyn Land eenen nieuwen luister wilde byzetten. Hy was in 't algemeen een voortrefl'dyk Vorst. Toen hy eens met meer Vorsten zich in Gezelfchap bevond, en ieder van hun de byz'ondere voortreiTelykheden van zyn Land wist te roemen, zeide hy zeer bedaard: „ Myn Land jen heeft [dat eigenaartige, dat, wanneer ik in „ hetzelve, alleen omdwaalde, ik op den fchoot ,, van ieder van myne onderdaanen veilig ea „ gerust kon flaapen.'' Men kan uit deeze hoedanigheden van den Hertog reeds befluiten, dat hy voor waardige Leeraars van zyne nieuw opgerichte Univerfiteit zal hebben zorg gedragen. Melanchton zocht, zoo veel in zyn vermogen was, van deeze edele pooging nut te trekken. Onvermoeid en vlytig bezocht hy hunne voorlezingen en beyverde zich, geduurig, pm grootere vorderingen te maaken in de Ge» fchiedenis, de Taalkunde en de Wysgeerte. Zyne hoofdneiging echter was op de Godgeleerdheid gericht. Maar, zeer ongelukkig, was deze weetenfchap toen met nuttelooze gefchillcn eu fpitsvindige vraagen opgevuld, in plaats dat dezelve tot de vcrklaaring van de Heil. Schrift en tot het onderwys van den Godsdienst bepaald was. Dan hieraan was niet te denken. Veelmeer achtte  X »5 X winnen en optevolgen. De geleerdheid van Melanchton, deszelfs voorzichtigheid en waarheids liefde waren hem te wel bekend, dan dat hy niet dikwyls van deszelfs begaafdheden gebruik had willen maaken. Beiden kwarren dikwyls te zamen, en deelden malkanderen hunne gedachten en kundigheden mede. Under anderen onderzochten zy ook de vraag, of den Paus dat godlyke gezach werkelyk toekome, 't geen hy zich aanmaatigdc, en of men, by twyffelingen in zaaken van den Godsdienst, de beflisfirig van hem moest verwachten. Zeer merkwaardig is het, dat Melanchton nog vroeger geneigd was, !hct aanzien van den Paus in twyffel te trekken, daii Luther zelf. De Paus had, wel is waar, ook by den laatflen reeds een groot gedeelte van zyne achting verboren. Hy kleefde echter nog te zeer de denkbeelden aan , die hy in zyn voorige monniksleven had ingezogen. En dat zal niemand bevreemden, die bezeft, hoe bezwaarlyk oude gevoelens, byzondev in zaaken van den Godsdienst, kunnen worden afgelegd. De Eamcnfpraaken met Melanchton droegen zeer veel by, om aan zyne twyffeiingcn een einde te maaken. Maar Melanchton wilde niet, dat men tegen het aan den van den Paus geweldige middelen in 't werk zou Hellen. Wy komen hier reeds tot eene opmerking B 5 waar-  X 26 X waartoe wy beneden [nog meermaals gelegenheid zullen hebben. Melanchton ontdekte altoos vroeger dvvaalingen en vooroordeelen; maar Luther beftreed dezelven vroeger. Beide mannen moesten in vereeniging met eikanderen ftaan, als 'er iets groots zou worden uitgevoerd. Eene bevestiging van deeze opmerking vinden wy reeds in de geleerde woordenwisfeling met den voornoemden Eek, eenen krakeelzieken en twistzuchtigen man, die het gezach van den Paus wilde ftaande houden. Luther en Melanchton waren omtrent de onrechtmaatigheid vatude Pauslyke macht met malkanderen overeengekomen, en de eerfte droeggeen bedenken te Leipzig te verfchynen, en zyue nieuwe denkbeelden en overtuigingen met moed en zonder vreeze voor mogelyke gevaaren te verdeedigen; de laatfte, daarentegen, gevoelde te meer vreeze, om dat hy voorzag, het geen 'er werkelyk opvolgde, naamenlyk, de verbittering van den Paus en van zyne aanhangers. Echter haalde Luther zynen vriend door de dringendlie redenen over, om hem naar Leipzig te vergezellen; en de zamenfpraak viel tot eere van Luther en tot nadeel van zyne vyandeu uit. Men heeft beweerd, dat Melanchton een werkzaam aandeel aan deeze zaamenfpraak hebbe genomen. Maar niet alleen de fchriftelyke aantcekeningen, die danrvan gemaakt zyn geworden,  x 27 n den, bewyzen het tegendeel, maar ook Melanchtons eigene woorden. Hier zyn dezelve: „ Ik „ zat by den geleerden twist, (met den' Doctor „ Eek, te Leipzig als een bloot aanfehouwer onder de overigen, zonder my zeiven in den „ ftryd te mengen." Zoo veel is echter meer dan waarfchynlyk, dat Melanchton Luther met bewysgronden en wederleggingen onrierfteund zal hebben, fen dat om die rede, Eek even zoo veel haat op Melanchton, als cp Luther zeiven wierp. Voor 't overige had de naam van Melanchton, dewyl men zyne verbintenis met Luther kende, door deeze reizc naar Leip, zig zeer veel gewonnen. By zyne terugkomst naar Wittenberg hield hy niet op, zich zeiven en anderen door zyne werkzaamheid en vlyt nuttig te zyn. j, Ik „ haate, fchryft hy, den eigenroem. Maar indien „ arbeidzaamheid lef verdient,' dan zou ik van „ dit Jaar O520_) byna my zeiven willen pry„ zen. Aan mynen goeden wil kan het ten „ minden niet worden toegefchreven, wanneer , 'er een uur verloeren is gegaan of onnut „ vèrfpild is geworden. Ik kan in 't. geheel niet begrypen, hoé zómmige menfehen op ,, eenen duiver kunnen zien, die zy toch we„ der kunnen gewinnen. Maar den tyd kan „ men nooit weder krygen. Was het Jaar 1520 wegens zyne vlyt merk- waar-  X 28 X waardig, zo was het] voor hem , ook nog in anderej opzichten, aanmerkelyk. Reeds van te voren hadden zyne vrienden hem aangefpoord om zich in het Huwelyk te begeevcn. Maar hy had altyd weinig genegenheid hiertoe betoond. „ Men dringt my, zegt hy , om een s, huwelyk aautegaan, en men houdt zulks „ voor eene verbetering van myne omltandigheden. Wist ik, dat ik [hierdoor in myne „ bezigheden en ftudien niet geftoord zou wor„ den, ik zou 'er gemaklyk toe befluiten. Voor „ eerst zal het echter noch niet gefchieden. Ik ,, heb veele jonge mannen gekend, die een ,, werkzaam leven beloofden, maar om dat zy „ zich in den echt begaaven, in familie belan„ gen wierden ingewikkeld, waardoor de „ fchoone verwachtingen, die men van hen had „ opgevat, wierden te leur gefield." Hy had deeze twylfelingea of overwonnen, of de omHandigheden hadden htm in zyn gevoelen doen veranderen. Hoe het zy, hy leerde de dogter van Hieronymus Krap, den toenmaaligen Burgemeester te Wittenberg, kennen, en begaf zich met haar op den 25 November 1520 in het Huwelyk. Ik heb alle gronden gewikt en ge„ wogen, fchryft hy, welke jhierby in overwee-' „ ging konden komen, en ben den raad van ,, myne vrienden gevolgd. Ik haate die ftnur„ fchc gevoelens, volgms welke zommigen ,, eene  ):( 29 X eene eere en wysheid daarin zoeken, wanneer „ zy het vrouwelyk geflacht verachten en zich» „ aan den echtenftaat onttrekken. Het vrouwe „ lyk gedacht heeft haare zwakheden, maar het ,, manlyke niet minder. Wy willen hetzelve in „ eere houden, befch'ermen en verbeteren, en, „ daar wy meer kracht en fterkte bezitten, het „, bewys hiervan geeven, met haar te onderfteu„ nen. cn niet, met haar te verachten," Luther en alle overigen, die Melanchtons verdiensten kenden, haalden hem tot deezen ftap over, en zulks eenigzins uit baatzuchtige oogmerken, om dat zy denzelven als een middel befchouwden, om hem te Wittenberg te houden. Want zyn naam was te bekend, en geleerde mannen waren te zeldzaam, dan dat niet veel aanzoek -van buiteniaudfche Vorsten aan i hem gedaan zoude zyn geworden, om hem iu hunne Landen te trekken. Eene naauwe verbintenis met eene Wittenbergfche familie zoude hem, hunnes oordeels, aan zyne tegenwoordige plaats vasthechten en hem beweegen, diergelyke aanbiedingen van de hand te wyzen. Catharlna Krap was ook vvaarlyk eene vrouw van onberispelyke zeeden en van een uitneemend goed hart. „ Zy is een perfoon" dit roemt hy zelf van haar, „ zoo als ik my dezelve van „ God kon affmeeken." Dus kan het niet misfen, ef deeze echtverbintenis moest veel tot zyn  X 30 X zyn buislyk geluk toebrengen. Melanchton was zelf een tederhartig, aangenaam echtgenoot. 'In alle zyne brieven, waar in hy zyn hart aan zyne vertrouwdffe vrienden zckerlyk ontdekt zou hebben, is ook geene fpour van klachten of van huwelyks-twisten te ontdekken. Haar edele, vroome gevoelens maakten haar ten uitersten beminnenswaardig. Zy was goedaartig en welwillend omtrent haaren man , en haar grootfle genoegen beftond hierin, van deszelfs wederliefde verzekerd te wezen. Het was haar onmogelyk, eenen biddenden armen iets te weigeren, Haare mildaadigheid was waarlyk buitenfpoorig en met haare huislyke omltandigheden niet evenredig. Een weenend mensch kon haar geheele medelyden gaande maaken. Veelen, die deeze haare zwakke zyden kenden, wisten hiervan een fchandelyk misbruik te maaken. Niet zelden viel zy derhalven haaren man door ongepaste voorbiddingen en voorfpraak voor anderen lastig. Byna zou men vveufchen, «lat zy minder aandoenlyk en tederhartig ware geweesr. Had Melanchton eene echtgenoot* gehad, die zyn bovendien wat fchroomvallig temperament zomwylen had bemoedigd, hem by gevaaren vertroost, in lyden opgebeurd, en by beleedigingeu door huislyke genoegens fchadeloos iiad gefield, de invloed hiervan zou denkelyk zeer blykbaar zyn geweest. Inplaats van dit alles leed  X 3i X leed zy geduurig nog eerder dan hy zelf, wanneer hem een ongeval trof ; zy weende en kermde, wanneer zy Hechts van gevaar hoorde; zy verwekte in hem twyifelingen en zwaarigheden, wanneer hy iets gewigtigs voor had; zy geloofde alles verlooren te hebben, als 'er flechts iets verlooren was. Het was natuurlyk, dat zulks voor haaren man dikwils zeer onaangenaam moest wezen. Hy wilde, by voorbeeld, eens eene reize ondernemen. Zy had echter het denkbeeld opgevat, dat hem op dezelve een ongeluk zou overkomen, hoe weinig rede zy ook tot deeze bekommernis had, zy hield niet op met bidden en fmèeken zoo lange by hem aan te houden, tot dat hy van zyn voorneemen afzag. „ Ik moest haare zwakheid toegeeven, ,, fchryfe hy, want dat is nu eenmaal ons lot." Ik dwaale wel niet, als ik geloove, dat men te weinig op deeze omftandigheid heeft gelet, wanneer men over Melanchtons karakter en handelwyze eén oorzaak wilde vellen. Want wie zal my niet moeten toeftemmen, dat deeze opmerking in het kerakterfchetzen van eenen zoo zachtmoedigen, medegaanden man, ongemeen vruchtbaar moet zyn? — Dan wy keeren tot de gefchiedenis terug. Zyn huwelyk, 't welk eerst, na zevenenderdg jaaren, door den dood zyner echtgenoote gefcheiden wierd, bleef tot zyne Lnnigfte vreugde, niet  X 32 X niet zonder, kinderen. „ De gedagte, zoo drukt „ üy zich eens over dit punt uit, kinderen te „ hebben, is [aangenaam en tevens belangryk. Het eerde; want ik weet niets verrukJykers „ te denken, dan wanneer ik jonge zielen om ., my zie, die met my zoo naauw vermaag„ fchapt zyn. Het tweede; want wat heeft „ wel grootere verantwoording op zich, dan „ de opvoeding der kinderen tot godsvrucht en „ deugd? Wanneer ik my dit voor den geest „ brenge, dan verfchynt my de echtedaat als „ eene der edelfte en grootfte verbintenisfen op „ de aarde." Twee zoonea en twee dogrers wierden hem gebooren. Wy zullen beneden meer van dezelven hooien. Intusfchen was zyne bezorgdheid ongegrond, dat hy door deezen (lap in zyne bezigheden gedoort mogt worden. Want toen Luther in het Jaar fjai op den Ryksdag te Worms wierd gedagvaard, vertrouwde hy aan hem de zorg voor het onderwys der Studenten bykans alleen toe. „ Koom ik niet weder, fprak hy tot „ Melanchton, en Vermoorden my myne vyan« „ den te Worms, zoo als het ligtelyk kan ge„ beuren, dan bezweer ik u, lieve broeder, „ laat niet af van te leeren en der, waarheid j, getrouw te blyven. Neem ondertusfehen my„ nen arbeid mede op u, om dat ik niet hier „ zyn kan. Gy kunt het nog beter maaken. „ Daarom  X 33 X „ Daarom is 'er ook aan my niet veel verloo„ ren; gy blyfc immers nog overig. Aan u „ heeft de Heer nog eenen geleerden ftryder.'' Melanchton vervulde oprechteiyk, het geen Luther hem verzocht had. En toen de laatfte, na eene ftandvastige verdeediging der nieuwe godsdienstige leerftellingen, in tegenwoordigheid van den Keizer en de overige Vorsten van het Duitfche ryk, wel van Worms gelukkig ontkwam, maar van den Keurvorst te Saxen, die ten uiterften bekommerd voor zyn leveH, hem te Wittenberg niet veilig genoeg achtte, op het Thuringrche flot Wartburg heimelyk gebracht was geworden, was Melanchton byna de eenigfte op de geheele Umverfiteit, die in de God« geleerdheid onderwys gaf. Hoe vrolyk en vergenoegd hy by deezen arbeid ook was, zoo mismoedig en neerflachtig maakten hem de onlusten, die, geduurende dien tyd, te Wittenberg ontftaan waren. Zommige dweepers, die hoogere ingeevingen van God valfchelyk voorgaven, verfpreidden aldaar dwaalende en verkeerde gevoelens van den godsdienst, die des te gevaarlyker waren, hoe lig. ter zwakke zielen daardoor misleid konden worden. Melanchton lachte in den beginne, wanneer een zodanige Dvveeper hem breedvoerig van eene openbaaring verhaalde die hy gehad had. Maar de zaak wierd ernstiger, dan hy C ge-  X 34 X geloofde. 'Er ontftonden de grootlte verwarringen en ongeregeldheid in de aldaar zich bevindende gemeente. Hoe veele poogingen hy ook deed, om deeze gevaaren te keer te gaan, waren dezelve echter te vergeefsch. Zyne eenigfte hoop Helde hy nog op Luther , wiens onvsrichrokkene geest beter doordringen en de onlusten dempen zoude. Hy bad hem derhalven, om fpoedig naar Wittenberg te komen, en Luther \ liet zich niet lange bidden. Want niet. tegenftaande zyn verblyf aldaar wegens den pauslyken ban nog gevaarlyker was, Hoorde hy zich toch hieraan weinig, om dat, by zyn langer uitblyven, alles te vergeefsch ware geweest, hetgeen hy en Melanchton, tot hiertoe voor den Godsdienit gedaan hadden. Hy kwam tot groote vreugd van zynen vriend den 21 Maart 153a weder in Wittenberg aan, en bracht, door etlyke Predikaatfien, alles weder in order en rust. Beiden vereenigden nu wederom hunne poogingen , om, zo wel door mondeling als fchriftelyk onderwys, hunne betere kundigheden in dea Godsdienst te verfpreiden. Byzonder giag Melanchton voort de Boeken van het Nieuwe Testament te verklaaren, en zich do»r de bekendtnaaking van echtbybelfche lcerfte Hingen verdienstelyk te maken , 't welk men alsdan eerst recht zal weeten te waardeeren, wanneer men  X 35 X men aan de toenmaalige onweetenheid in de bybelverklaring terug denkt. Zyne werkzaamheid en vlyt verdienden bewondering. Zyne gewoone bezigheden «amen hem dagelyks een groot gedeelte van zynen tyd weg. Hierby kwamen nog eene menigte van buitengewoone bezigheden en verflrooijingen, die hy niet kon en wilde ontwyken. Nu eens kwamen 'er veemdelingen, die met hem kennis wilden maaken, dan moest hy brieven beantwoorden, dan aan ftudeerende Jongelingen getuiglchriften van hun gedrag geeven, dan eindelyk moest hy voorredenen voor vreemde boeken fchryven. Ontelbaar zyn de boeken, welke hy doorzien, in order brengen, vermeerderen, verbeteren en met voorredenen vergezellen moesf. Want zyn naam alleen was eene aanpryzing, zo dat ieder zulks wenschte. Overweegt men dit alles, dan zal men verbaasd ftaan, hoe hem nog zoo veel tyd tot eigene Studie en byzondere bezigheden overig bleef. Een gewoon raensch kon zekerlyk, ook by de beste gebruikmaaking van ieder fnipperuurtje, dat niet uitvoeren, 't geen hy deed. Maar hy, een man van verdiensten en geestvermogens, kon veele dingen in een uur afdoen, waartoe een ander veele dagen had mueten belleden. Niets was voor hem onaangenaamer, dan wanneer zyne zwakke ligchaams geüeldheid hein hindernisfen by zyne itudien in C 2 den  X 3* X den weg lag. En echter was hy, ' in den eerden tyd van zyn verblyf te Wittenberg, geduurig zieklyk. Hy meende de oorzaak hiervan in de verandering van het klimaat en in de levenswyze te vinden. En enkel ;aan zyne maatigheid en aan de altoos gelyke manier in de behandeling van zyn ligchaam was het toetefchryven, dat zyn ligchaam deeze aanhoudende infpanning nog kon uithouden. Het is leerzaam, de gevoelens van eenen man optemerken, die, by alle zyne grootheid, nog gaapingen en gebreken in zyne kundigheden gewaar wierd. Iets van dien aart vindt men in de volgende betuiging van Melanchton: „ Men zegt, dat ik den Bybel weet te verklaaren; ,', en God is myn getuige, dat ik dagelyks in „ de kennis van zyn woord wenfche toeteneemen. Maar zoo dikwils men my deshalven „ roemt, zoo dikwils flaat myne eigene bewust„ heid my ter neder. Want, als ik het recht „ uit zal zeggen, ik verftaa geen Hebreeuwsch." Reeds te Tubingen had hy zich eenige kundigheden in deeze taal verworven, die hem echter thands nog by verre na niet voldeeden. Om deezen tyd nu was het, dat hy zich op nieuw met de ftudie van dezelve bezig hield, en wel met dien yver, dat die geene, die hem nog verder onderwys geeven zou, over zyn dikwyls komen verdrietig wierd en uitriep: „ wat zal >■ ik  X 37 X ik dan nu? Ik word bange, wast gy hebt „ my immers niet meer van noden." Om de Studenten tot de beoeflèning der wiskunde , welke hy voor eene zeer; noodzaaklyke weetenfchap hield, aantefpooren, ging hy zelf in de gehoorzaalen, waar dezelve geleerd wierd, zette zich midden onder de toehoorders; waardoor niet alleen deeze, maar ook de Leeraars zeiven tot vlyt krachtdaadig wierden opgewekt. Alles, wat hy gezegd en geleerd had, hield men voor belangryk, zo dat eene menigte van zyne verklaaringeu van oude Griekfche en Latynfche boeken, zonder zyne voorkennis, in den druk zyn verfchenen. Allen waren daarover voldaan; maar hy zelf niet, omdat hy gaarne nog meerdere volkomenheid en naauwkeurigheid aan dezelve geven wilde. C 3 VYFDE  X 38 X V Y F D E HOOFDSTUK. Zyne reize naar zyn Vaderland. fjoo leefde hy tot in het Jaar 1524. Men had hein dikwyls aangeraaden, om, wegens1 zyne gezondheid, de eene of andere veflroei* jing te, zoeken, en het hem tot eenen pligt gemaakt, dien hy aan zyne zelf behoudenis verfbnuldigd ware. Daar nu zyne naastbeftaanden , en in 't byzonder zyne Moeder, hem op de dringendfte wyze verzochten, dat hy de landltreek van zyne geboorteplaats toch eens wilde bezoeken, was hy niet geheel ongenegen, aan hun verzoek te voldoen. De herinnering aan zyne familie, en de plaats, alwaar hy zyne eerfte levensjaaren had doorgebracht, verwekte in- hem altoos het! grootfte genoegen. Wanneer men zyn teder en gevoelig hart kent, en weet hoe welkom hem de zachtere gewaarwordingen der vriendfebap waren, kan zulks niet vreemd voorkomen. „ Het kan berispenswaardig wor. „ den, fchryft hy, wanneer men zyne geboorte„ plaats meer dan andere oorden beminr. Maar aangenaam is het my geduurig, zoo dikwyls „ ik daaraan terug denke. En wanneer ik ie„ mand uit dien omtrek zie en hoore, ben ik „ zoo innig verheugd, als of ik in myne kinds- „ heid  heidj terug keerde. Ik geloove niet, dat ik „ deswegens berispenswaardig ben. Deeze liefde ,, tot myne geboorteplaats en tot de mynen, „ heeft my toch, zoo veel ik weet, nog nooit van eene hoogere verpligting afgetrokken. Ik „ gaa om des woords willen, hetgeen'ik ver„ kondige en waarmede ik nut kan ftichten, ,, overal, waarheen de Heer my 'roept en roe„ pen zal." Maar juist de laatfte gedagte, verwekte in hem nog bedenkingen, en had 2ynJ genomen beduit bykans wederom vernietigd. Hy beklaagde naamenlyk den tyd, die hem ongebruikt voorby zoude gaan, en vreesde zynen pligt hierdoor te zullen verwaarloozen, tot dat Luther zyne twyffelingen uit den weg ruimde en de zaak befliste: „ Reis, myn lieve broeder PhilTppus, in „ Gods naam. Onze Heer heeft toch ook niet „ altoos gepredikt en geleeraard, maar is „ ook dikwyls op reis geweest. Hy bezocht „ zelf zyne vrienden en naastbeftaanden. Maar wat ik van u verzoeke, kom fpoedig weder „ tot ons. Ik zal u dag en nagt in myn ge,, bed indutten. En hiermede gaat gy!" Ik heb dit daarom aangehaald, vermits het ten bewyze kan verftrekken, met welk eene naauwgezetheid en geftrengheid tegen zich zeiven Melanchton zyne beroepspligten vervulde. Zyne pligten waren hem altoos dierbaarer, dan zyn vermaak. C 4 De  X 4© X De reize zelve was voor hem zeer aangenaam. Nog vier andere geleerden vergezelden hem. Alle vyf reden te paard, omdat dit voor Meianchton de aangeuaamfre manier van reizen was. Maar om dat eenige van zyne reisgenooten in 't ryden misichien niet geoeffend waren, gaf het dikwyls veel Hof tot iagchen. Ten minften zinfpeelt Melanchton op zekere plaats niet onduidelyk op deeze ryparty, en herinnert zich aan dezelve met veel genoegen. Hunne reize ging zeer langzaam in 't werk, omdat hunne paarden niet van de besten, en zy genoodzaakt waren, dikwils rustdag te houden. De weg ging over Leipzig. Hier kwamen zy juist op dien dag aan , toen een van Melanchtons aldaar woonende vrienden flïerf. Melanchton achtte zich gelukkig, hem nog eenige oogenblikken voor zyn dood te fpreeken en van zyn voortduwende achting en liefde te kunnen versekeren. „ Hoe toch weet de Heer, riep „ hy by deeze gelegenheid uit, onze vreugde te „ maatigen?" Van daar namen zy hunnen weg over Fulda en Frankfort. In de eerste plaats wierd hem de tyding van den dood vaa Ulrkh van Hutten gebracht, eenen man, voor wien hy eene zeer groote achting had, en op wien hy eenige fchoone vaerfen tot een graffchrift vervaardigde. Eindelyk kwamen zy naar fretten, eri toeu Me-  X 41 X Melanchton deeze Stad van verre zag, wierd hy zodanig aangedaan, dat hy van zyn paard, affteeg, op zyne knieën viel en uitriep: „ O vaderlandfche grond! Ik dank u, Heer, dat gy „ my dien laat wederzien." De wederzydfche vreugdes welke hy en zyne naastaeftaanden gevoelden , is boven alle befchry ving. Zyne Moeder in 't byzonder was, by de eerfte ontmoe. ting, door verrasfing geheel bedwelmd. Haare omftandigheden hadden in dien tusfchentyd eene verandering ondergaan. Zy was, na haares mans dood, twaalf Jaaren weduwe gebleven. Maar toen zy vernam, dat haar zoon' te Wittenberg in het huwelyk was getreden, wierd zy hierover misnoegd en ging — als het ware uit weerwraak — tot een tweede huwelyk over met zekeren Johannes Höcbeln, die insgelyks een Weduwenaar, maar tevens een aanzlenlyk man tc Bretten was. ,, Ik zie nu wel, fchryft Melanch- ton in dien tyd, myn lieve Moeder is te „ onvreden, dat ik geen perfoon uit myne ge5, boorteplaats Bretten tot myne echtgenoote ge„ kozen heb. Het doet my leed, dat ik haar „ hierdoor ongenoegen heb veroorzaakt. En welk kind moet dit niet onaangenaam zyn? „ Maar ik kan verzekeren , dat ik van haare „ oogmeiken niets geweeten heb. Zy bemint my nog wel; echter is haar misnoegen over ,» myneOechtverhmtems in haaren brief blykbaar. C5 „God  X 4* X „ God fchenke my ge'egenheid,'haar wederom ,, ftof tot vreugde te geeven." Myne Leezere weeten reeds, dat de Moeder van Melanchton, by alle haare goede hoedanigheden, echter veele zonderlinge grillen had., Maar dat haar zoon deeze zwakheden met zoo veel toegeeflykheid en zachtmoedigheid verdroeg , doet zyn hart niet weinig eere aan. Ook dit was niet minder pryswaardig en ongewoon, dat hy aan zyne nieuwe ftiefbroeders, eenen aangebrachten zoon van zynen (ïiefvader, alle moogelyke bewyzen zyner liefde gaf. Hy beval denzelven aan eenen zyner vrienden met de woorden: „ Laat de zorg voor hem u ter harte gaan, en „ denk, dat gy my hierdoor vriendfchap bo„ wyst. Het is een mensch, die met alleen „ veele vermogens bezit, maar ook veel vlyt ,, betoont." Zyn oogmerk was, om, by deeze gelegenheid, den grooten Erasmus, eenen by uitftek verdienstelyken man, van den toenmaaligen tyd, te Bazel, te bezoeken. Maar zyne familie, die hem gaarne Jangen tyd wilde by zich houdan, hield hem daarvan terug, en hy liet zyne reisgënooten alieen die reize onderneemen. Zyne Moeder wilde zelfs, dat hy in 't geheel niet wtder naar Wittenberg zou terug keeren, zeggende, dat zy mogelyk niet lange meer zoude lesven. En het was ook werkelyk voor de laat.  X 43 X laatfle keer, dat hy kar zag. Zy |flierf vyf Jaaren daarna, 1529. Hiermede wordt ook het valfche bericht^ wederlegd, d?t zy haaren zoon nog overleefd en hem cp zyn lrerfbed gevraagd zou hebben, ,, wie van beiden, de Roomfcrj-"* „ Katholyke of de Evangelifche godsdienst, de 3, waarezy '"waarop de (lei vende Melanchton een zeer dubbelzinnig antwoord zou hebben gegeeven. Dit is onderttisfchen zeker, dat hy, by dit tegenwoordig bezoek van zyne Moeder, die eene yverige aankleeftïcr was van den Roomfcbeu godsdienstj en van de nieuwighedea in den Godsdienst te Wittenberg bericht had ontfangen, zeer dringend werd verzocht, zich toch vooral in die dingen niet te mengen, maar het geloof van zyne vaderen getrouw te blyven. Ik kan dit uit Melanchtons woorden befluiten: „ Veele menfchen zien ons werk, (hy bedoelt ,, de poogingen van de Hervormers ,) voor iets ,, geheel anders aan, dan het wezenlyk is. Zy ,, gelooven, dat men den Godsdienst zelveu „ aantast, wanneer men denzelven van misbrui„ ken, zuivert, en dwaalingcn en bygeloof te „ keer gaat. Zulke lieden haaten ons met een oprecht geweeten, omdat zy tusfchen waar- heid en dwaaling geen onderfcheid weeten te „ maaken. Ik heb hiervan zelfs by myne eigene „ Moeder de ondervinding gehad, toen ik te Bretten was. Omtrent deeze lieden moet „ men,  X 44 X H men, myns oordeels, op alle mogelyke wyze „ toegeeflyk zyn en hen op eene geheele andere „ manier behandelen, dan hen die der waar- heid uit kwaade en baatzuchtige oogmerken „ wederflreven. Men kan anders het kwaad erger maaken en de geweetens bezwaaren." Welk een uitmuntend bewys van zyne verftan» dige infchiklykheid en verdraagzaamheid! Hoe geheel overeenltemmend met zyne overige manier van handelen! Hy, die in het geheel niet van oordeel was, dat men met de hervorming te rasch moest te werk gaan, herinnerde dikwyls aan de woorden van Jezus, waarvan hy zich jegens zyne Jongeren bediende: „ ik heb „ u nog veel te zeggen, maar gy kunt het nu niet dragen." Na eenige weeken kwamen zyne reisgezellen terug, om hem weder aftehaalen. 'Er wierden fchikkingen gemaakt tot de terugreize , waar tegen zyne Moeder zich uit alle krachten verzettede. Echter te vergeefsch! Zynen pligt indagtig, wierd het hem wel zwaar, maar niet onmogeIyk, van de zynen affcheid te nemen. Op zyne terugreize ontmoette hem iets, dat hem niet weinig deed verbaasd (taan. De Landgraaf van Hesfen, Phi/ippus, zond eenen gevolmachtigden tot hem, die met hem over de nieuwe gevoelens in den godsdienst zoude fpreeken en hem, onder veele aanlokkende be- lof-  5* 45 X loften, zou overhaalen, om zyn party te verhaten en van Wittenberg weg te gaan. Hier is het kort mnar nadruklyk antwoord van Melanchton'. „ wat ik voor waar houde en erkenne, „ daarby blyve ik en belyde hetzelve, zonder „ aanzien van een eenig ilerveling, zonder ,, opzicht op voordeel, eere en gewin. En „ wie de waarheid leert, diens aanhanger ben ik, „ en zal het altoos zyn. Maar ook hierin zal „ ik my altoos gelyk blyven, dat ik zonder kra„ keelen en vervolging, zonder; fchimpen en ,, fmaaden, de waarheid zal verdeedigen. Daarom „ bid en vermaan ik een ieder, wien rust en „ eendracht ter harte gaan, dat hy al het mo„ gelyke in het werk ltelle, om wonden, die „ eens geflagen zyn, wederom te genezen , en de onbezonnenheid der zulken tegenga die deeze wonden geduurig weder open maaken.'' Met deeze verklaaring liet hy den afgevaardigden vertrekken. Ondertusfcheu gebeurde het, dat zyn Heer zelf, Melanchton en deszelfs reisgenooten onderweegs ontmoette. De Vorst, die het deezen ridders wel kon aanzien, dat zy tot de klasfe van geleerden behoorden, reed naar hen toe en vraagde: of Melanchton onder hen ware? „ Ja, zeide de laatlte, ik ben het!" en „ wilde uit eerbied van het paard afilygen. Blyf ,, zitten, antwoorde de Vorst, kom met my en overnacht by my. Ik heb over veele diu- „ gen  X 46 X „ gen met u te'fpreeken. Gy hebtj niets van „ my te vreezen." „ Ik vrees voor niets, gaf „ Milanchton [tot antwoord; ook ben ik de man niet, op wiens leven en dood veel aan„ komt." „ Maar hoe, hervattede de Vorst „ lagchende, als ik u nu aan eenen pauslykeu „ Kardinaal overleverde, zou ik dien niet eenen „ grooten; dienst daarmede doen?" Melanchtsn antwoordde hier op zeer bedaard. Eindelyk bad hy den Vorst, hem niet langer op te houden en hem te vergunnen, zyne terugreis ta vervolgen. Dit gefchiedde onder dat beding, dat Melanchton over de hem voorgeftelde aanbiedingen verder zoude nadenken, en zo dra mogelyk, eene fchriftelyke verklaaring aan den Vorst hierover zoude inzenden. Hy verkreeg «en veilig geleide door 's Vorsten Landen en de reize wierd tot Wittenberg gelukkig volbracht. Dan, in de nabyheid van deeze Stad had hy eenen fchrik, dien hy in langen tyd niet kon vergeeten. Een van zyne reisgenooten, Wilhelm Nefen, wilde by Wittenberg in eene visfchersboot over de Elve vaaren. Ongelukkiger wyze ftiet de boot op eenen, in het water verborgenen, ftam van eenen boom, en kantelde opzyde. Nefen viel 'er uit en vondt in het water zynen dood. Lange betreurde Melanchton deezen [vriend, dien hy als eenen deugd» zaamen en geleerden man gekend en geacht had. ZESDE  X 47 X ZESDE HOOFDSTUK. Hy fticht Schooien en onderztekt de Kerken in Saxen, j^ldfs in Wittenberg vondt hy». by zyne terugkomst, weinig vreugde. Want, bebalven dat zyne Vrouw kort daarna, door eenen ongelukkigen val, eene vroegtydige gevaarlyke verlosfing had, maakten ook de geduurige onlusten en krakeelen, die zekere Carljïad, een goed maar dweepziek man, onophoudelyk veroorzaakte, hem en Luther menige bekommernis en verdriet. Hierby kwam de boeren opftand, die in het volgende Jaar 1525 in den omtrek van Thuringen uitberstte, maar met de onthoofding van Thomas Munzer, den aanflooker van den zeiven, geëindigd werd. Medelyden en ontroering verwekken de brieven, welke hy in deezen tyd fchreef. Uit dezelve draalt het innig aandeel door 't geen hy geduurig pan het geluk of ongeluk van zyne medemenfehen nam. God, „ fchryft hy, flaat met ons wonderlyke wegen in. „ Ik lyde hierby onbefchryflyk. Dikwyls ftaa ik „ met kommer en zorge op, en des avonds kan „ ik myne traanende oogen niet fluiten. Ik kon „ wel gerust zyn, maar wie kan zoo ongevoe„ lig wezen, dat bet hem niet ter harte zoude „ gaan,  X 48 X 5, gaan, wanneer anderen lyden? Myn fmert „ zou my lange hebben verteerd, wanneer my „ het denkbeeld niet vertroostte, dat toch alles ,, tot best van 't geheel moet uitloopen, al is „ het ook, dat enkele leden daarby lyden." Zyne droefheid zou hierdoor nog vermeerderd zyn geworden, dat zyn Heer, de Keurvorst van Saxen, Fredrik de Wyze, op den 3 May 1525, te Lochou, thans Annaburg genoemd, tegens verwachting overleed, indien dezelve niet eenen even zoo waardigen opvolger had nagelaaten. Deszelfs broeder, Johannes de Standvastige , kwam na hem tot de regeering. Deeze Heer, een even zoo groot vriend van de nieuwe gods« dienstige leerftellingen, als zyn Voorganger, verfchilde van hem flechts hieria, dat hy veel i'poediger en meer ftout te werk ging. Gelyk de eerfte geene geweldaadige veranderingen wilde voorgenomen hebben, en daarom der Roomfche Kerk nog uiterlyk bleef toegedaan, zoo keurde deeze de Hervorming openlyk goed. Op zyn bevel wierden nu Evangelifche predikers aangefteld, en de openbaare Godsdienst van veele onbehoorlyke en nuttelooze plechtigheden gezuiverd.*"" Thands deed ook Luther een ftap, die men niet verwacht had. Den 11 Juny 1525 trad hy in het huwelyk met Catharina van Bore. Dit moest noodzaaklyk groot opzien verwekken, om dat  X 49 X dat by, als een Monnik, de belofte gedaan had , van geduurende zyn leven in eenen echteloozen ftaat te blyven. Hy meende ondertusfchen voldoende redenen te hebben, die hem hiertoe aanboorden. Om de onrechtmaatigheid der kloosterbeloften te toonen, hield hy het voor pligt, met zyn eigen voorbeeld voortegaan en deeze beloften te verbreken. In Luthers leven is meer hiervan gefproken, Mogelyk heeft geene gebeurtenis Melanchtons hart zodanig ontroerd, als deeze daad van Luther , waarvan hy in 'c geheel niet voldaan was. Het was 'er verre af, dat hy deezen flap, op zich zeiven, zou hebben afgekeurd. Maar hy zag de fmaadredenen en verkeerde oordeelvellingen vooruit, welke men, van de Roomsen-Katholyke zyde, over denzelven zich zou veroorlooven. En hy zag wel. Want niet ligtelyk is 'er eene daad van Luther door deszelfs vyanden der maate gelasterd en misduid geworden , gelyk deeze. Luther bemerkte niet zoo dra de mispryzing van zynen beminden en geachten vriend, of hy begon zelf daarover ongerust en bedroefd te worden. Dan ook hier gedroeg zich Melanchton als een wys en toegeevend man, die zynen vriend op alle mogelyke wyze wederom trachtte op te beuren en hem de v»orige rust wederorn te fchenkea. Ondertussen hield zyn vvddaadige invloci b op  X 5° X op het onderwys van de ftudeerende Jeugd niet op. Dezelve was niet flechts by Wittenberg bepaald, maar ftrekte zich ook uit tot andere Steden en Landen. Zoo ' wilde de Raad te Neurenberg eene groote openbaare School aanleggen en zag deshalven naar eenen man om, die het plan omtrent de inrichting derzelve zou Ontwerpen. In Melanchton meende men dien man te vinden. Men fchreef deswegen aan hem en bad hem eenpaarig, met dit oogmerk naar Neurenberg te komen. Hy bewilligde in hun verzeek, ging zelf, met vergunning van zynen Vorst, in het Jaar ij2<5 naar Neurenberg, en deeze Stad had hem eene weldaad te danken, waarvoor men. naderhand nog lang zyne gedagtenis zegende. Maar nog grootere diensten bewees hy aan Saxen zelve. Luther had reeds voor lang den Keurvorst'van Saxen verzocht, om de Schooien én Kerken in het Land te laaten bezoeken, ten einde orde en eendracht te herftellen. De noodzaaklykheïd hiervan viel elk' in de oogen. Daar was geen opzicht, noch minder waren 'er bepaalde vooifchriften, naar welke men zich kon richten. Het oude was argefchalt, maar riog niets nieuws was 'er in deszelfs plaats gegeeven. Daar het echter van eenige voornaamen aan het Hof, die by de wanorde hun voordeel vonden ' en zich met de Kerklyke goederen verrykten, . ge-  X 78 X het fcherpfte onderzoek, en veele van de nieuwe leere verdacht geheudene perfoonen, van»welken zommigen in die onlusten geheel geen deel had< den genomen, vonden onder de wreedfte martelingen hunnen dood. Een zoo wreed gedrag verwekte veel opziens. De Koning hield het, tot redding van zyne eer, nodig, om een uitgebreid gefchrift van verontfchuldiging naar Duitschland aftezenden. Het fcheen, of zyne geftrengheid tegen hen, die in het ftuk van den Godsdienst anders dachten, in iets verzacht was. Want men vond in Vrankryk ook onder de Grooten verfcheidenen, die betere inzichten in den Godsdienst bezaten, de fchadelykheid van zommige dwaalingen en misbruiken opmerkten eti met de vervolgingen van den Koning ontevreden waren. Onder deeze mannen munteden de Gebroeders Bellay op eene loflyke wyze uit. De één. Jahannes Bellay, was Aartsbisfchop te Parys, en naderhand Kardinaal; de andere broeder, Wil. helm, was Koninglyke Minister en Afgezant. Beiden traden weldra met Melanchton in briefwisfeling. De laatlle fpoorde beiden aan, om al het mogelyke te doen, ten einde den Koning zachtere gevoelens inteboezemen. ,, Ik bezweere t, U, fchryft hy onder anderen aan Wilhelm „ Bellay, by den bloei der wetenfchappen, by het welzyn van ds Kerk, by het algemeene >, best,  1 X 75 X „ best, om toch vooral te beletten, dat men by „ de verfchülen m den Godsdienst geen geweld „ gebruike, maar, zoo als het de waardigheid „ van groote Koningea vereischt, gemaatigder ,, gevoelens worden omhelsd." — Deeze beide mannen, die zoo groote hoogachting voor Me. lanchton gevoelden, maakten eens van zynen naam by den Koning gewag, en brachten het zoo verre, dat eenige van zyne godgeleerde Schriften hem werden voorgeleezen. De Koning verbaasd, dat men Hem tot hiertoe met valfche voorftellingen van de nieuwe leere in den Godsdienst misleid had, wierd door het duidelyk en bondig voordel in Melanchton: fchriften niet weinig verraascht. Bellay liet nu een fchriftelyk opftel door Melanchton gereed maken, waarin een voorflag gedaan wierd, wat beide partyen konden tocgeeven, ten einde eene hereeniging te bewerken. Dit behaagde den Koning zodadanig, dat hy zelfs den wensch te kennen gaf, den Schryver van hetzelve zelf te fpreeken. „ De Koning, fchreeven de Gebroeders Bellay „ aan Melanchton, is door uwe Schriften zelt „ twyffelachtig geworden, en'er ontbreekt niets, i, dan uwe fchranderheid, om hem geheel en al „ te leiden. Hy, van natuur een goedaartig ,, Heer, wenscht de onltaane onheilen te doen „ ophouden. Hy ziet van de eene zyde de veele misbruiken in, welke in dea Kathöly- „ ken  X 80 X „ ken Godsdienst zyn ingeflopen, en van de andere de onltuimige en verderflyke daadea van zommigen, welke de nieuwe leeringen „ verdeedigen. Wy verzoeken u dus eenpaarig, „ om tot ons te komen, terwyl de Koning u „ een veilig geleide en befcherming belooft. „ Zien wy u hier, dan achten wy ons gelukkig. Hooren wy by de tegenwoordige ftormen, in welken wy ons bevinden, van uwe „ aankomst, dan gelooven wy, eene veilige „ haaven gevonden ie hebben. Maar voldoet Gy niet aan den wensch van den Koning, dan „ begeeft ons alle hoop, en de Koning zal ge„ looven, dat gy of in hem, of in uwe nieuwe ,, leer geen vertrouwen Helt." De Koning zelf fchreef eenen brief aan Melanchton. Mogelyk is het myne Leezers niet onaangenaam, wanneer ik hen dezen brief in eene Nederduitfche Vertaaling mededeele. Aan M. Philippus Melanchton» „ Reeds voor eenigen tyd heeft my myn Mi„ nister, Wilhelm van Bellay, een man, vau „ wiens raad ik my in kerkelyke zaaken voor,, naamlyk bediene, van uwe poogingen gelpro • a, ken, om de verfchillen over zommige leerftuk„ ken van den Godsdienst te vereffenen. Thands „ overtuigt my uw brief aan denzelven en de „ mondelinge verzekering, welke gy mynen Ge„ zant Barnabas Vorrceus gegeeven hebt, dat »gy  X 8i X ,, gy niet ongenegen zyt, ook hy ons . dit werk „ op u te neernen. Daar my nu niets meer „ ter harte gaat, dan de ecnigheid en overeen„ (temmiug in zaaken van den Godsdienst, zoo „ heb ik niet kunnen nalaatcn, mynen genoem„ den Gezant Votraus teilïond met deezen „ brief, het zckerfte bewys van myn vertrou„ wen, tot u te zenden, en u te verzoe„ ken, van zo dra als mogelyk is tot ons „ te komen en over de gewigtigfte leerftellingen, „ met eenige opzetjyk hiertoe verkozene geleerden, ,, in gefprek te treden en de middelen optegevea „ waardoor vrede en rust weder herfleld kunnen u worden. Ik bezweer u, dat Gy u van nie„ mand iaat afhouden, dit uw edel en vroom „ befluit ter uitvoer te brengen. Uw aankomst „ zal my ten hoogden welkom zyn; het zy dat „ gy als een partikulier perfoon of in den naam „ van de Evangelifehe Duitfche Standen komt. „ In elk geval zult gy ondervinden, dat ik „ voor niets meer, dan voor de eer van Duitsch„ land, en byzondervoor de openbaare rust, zorg „ draage, en reeds tot hiertoe zorg gedragen „ hebbe. Den 28 Junius 1535. Franciscus, Koning van Vrankryk. Indien zommigen de werkeiyke afzending van deezen brief hebben willen ontkennen, ten einde de Katholyke rechtzinnigheid Pan den Koning, die hier-  X 8i X hierdoor in twyffel getrokken kon worden, te redden, dan gefchied dit zonder rede. Daar zyn te veel getuigenisfen, welke de zaak bevestigen. Melanchton bedacht zich niet langen tyd, eer by een vast befluit kon neernen. Geduurig lidnd hy in twylTel, of zyne reize van eenlg gced gevolg zoude wezen. Eindelyk, na dat by zyne vertrouwëfte vrienden, wier oordeel by hem veel vermocht, om raad had gevraagd, en hy zelf de aangenaame hoop voedde, dat eene zamenfpraak met den Koning tot bevordering Van de goede zaak veel £ou kunnen toebrengen, geloofde zyn goed hart, aan de verzoeken van zoo veele menfchen niet langer tegenftand te mogen bieden, en nam het befluit, om deeze bezwaarlyke reize te aanvaarden. Echter hield hy het voor plicht, zynen Heer, den Keurvorst van Saxen om vergunning tot dezelve vooraf te verzoeken. „ Het is wel nodig, fchryft hy „ aan deèzen, dat men de verfchillen van den „ Godsdienst aas de groote Potentaaten en „ vreemde Natiën moet voordragen, op dat zy „ toch beginnen mogen, deeze leer aantehoo„ ren, en ons niet met de dweepers te ver,, oordeelen, zoo als onze vyanden ons alle i gelyk houden en aan vreemde Naden affchilderen. Dit alleen is myn voorneemen, en ik „ beoog daarby niets anders. En hoewel ik „ de geringheid van myn perfoon en myne „ enbe-  „ onbekwaamheid zeer wei bezeffe, zoo doet „ het my nogthans aan, dat.de vya'ndcn, indien „ ik niet verfchyne, zulks zullen uitleggen,, als „ of ik in de zaak bcfehroomd was, en mis,, fchien ook voor de lieden, die zulks tot ver„ «achting der vervolgingen ' beproefd hebben, „ ja zelfs voor den Koning, verantwoordelyk ,, mogt wezen. — Dit alles (poort my aan, hoe„ wel ik ook hierin veele* bezwaarnis en zorg „ hebbe, zo dat ik de zaak voor Uwe Keur„ vorst. Doorl. brenge, en verzoeke, dezelve „ te overweegen, en, indien het voor onfcha,, delyk gehouden mogt worden, my voor my. „ nen perfoon twee of drie maanden, op het langst, te vergunnen.'' Ook Luther was van de uoodzaaklykheid en het waarfchynelyk gced gevolg van deeze reize overtuigd, zo dat hy zelf deshalven aan den Keurvorst fcbreef en hem om zyne inwilliging bad. „ Ik bid, fchreef hy, Uwe Keurvorstel. „ Genade op het hoogde, om M. Phikppus te „ vergunnen, in Gods naam naar Vrankryk te „ vertrekken. Tot deze bede bewegen my de „ beklaaglyke Schriften van eerlyke vroome liem den, en dat men den Koning door de komst ,, van Phiiïppus zoo verre gebracht heeft,, cfat „ het moorden en branden een einde genomen „ heeft. — ik oordecle, iu. Philippus ban hen „ niet wel met goed geweete» in zulke nooden *9 „ la"a-  X 84 X „ haten blyven, en hen van hunnen hartelyken noodigen troost berooven, zonder dat de „ Koning zelf en de zynen ergwaau zouden ,, krygen. Wie weet, wat God door Philip' „pus doen wil, wiens gedagten toch ahyd ,, beter en hooger zyn, dan de onze zyn." — Dan te vergeefsch! De Keurvorst beval veelmeer aan Melanchton, deeze reize natelaateri, en dit wel in eenen brief, dewelke verfcheidene beleedigende uitdrukkingen bevatte. Voor hem was dit des te grievender, hoe minder hy zoo iets verwacht had, en zoo weinig hy eenen beweeggrond kon uitdenken, die den Vorst hiertoe had aangefpoord. „ Zeer gaarne, fchryft „ hy, verdraage ik het weigerend antwoord ,, van den Keurvorst. Maar de beleedigingen, „ die daarin voorkomen, zyn van dien aart, „ dat zy eenen onfchuldigen man wel moeten ,, ter harte gaan. Het is my lief, dat ik op „ de gunst der Vorsten nooit vertrouwde. Daar „ zyn zoo veele vleiers en kwriadfpreekers, dat „ de waarheid geduurig 'er ooder moet lyden. „ Ik ben niet zoo zwak, dat het my aan troost „ zou ontbreeken. Antwoorden wil ik; maar ,, thands niet, maar als ik nog met koeler bloed „ de zaak overwogen zal hebben." Ik haale dit als een bewys aan, met welke ,eene gemaatigdheid Melanchton de aanrandingen van gynen goeden naam wist te verdragen. Zy-  X 85 x Zynen Vriend Luther mishaagde deeze weige. ring niet minder. En het is eene wezenlyke kwaadfpreekendheid, indien men wil beweeren, dat hy uit yverj.ucht op den roem van MeInlichten deeze reize had tegengehouden. Reeds de bovengemelde brief aan den Keurvorst wederlegt zulks. Maar nog meer zyne fpyt over het weigerend antwoord. Vermits hy geloofde, dat Melanchton, wegens deeze beleedigiug, uit de diensten van den Keurvorst zoude gaan, verbeeldde hy zich reeds levendig het fmertelyke van de fcheiding, en beproefde al het mogelyke, |om de goede verftandhouding tusfehen den Keurvorst en Melanchton te herftellen. Het is waar, Melanchton: vyanden hadden eenig wantrouwen by^ien Vorst tegen hem verwekt, en denzelven tot het vermoeden gebracht, als of hy zich in Vrankryk geheel eu al tot de Katholyke zyde zou laaten overhaalea. Hierby kwam de bezorgdheid, dat men door deezen flap d:n Keizer mogt beleedigen, met welken den Koning van Vrankryk niet in de beste verftandhouding leefde. Bovendien kon men zich van de oprechte oogmerken van den laatstgenoemden nog niet ten vollen overtuigen, en de op zyn bevel tegen de Proteftauten gepleegde wreedheden waren nog in een te versch geheugen, dan dat zyne tegenwoordige genegenheid voor dezelven niet verdacht zoude fchynen. E 3 Dan  X 35 X- " Dan Melanchton was de man niet, die vyaiidfehap koesteren kon. Toen !>y, kort daarna, gelegendheid had, den Keurvorst te fpreeken, cn deeze zich weder vriendelyk en minzaam jegens hem betoonde, vergat hy ligtelyk eene beleediging, die hem onfclufdig was aangedaan. Beiden is 't edel gedrcht en fchoon gezegd, wanneer hy fchryft: ,, De Vorst fprak met my ,, wederom zeer minzaam, en ik met hem; want „ vyandfchap moet fterflyk, vriendfchap daar- entegen onfierflyk zyn. Gaaine wil ik eene „ pnrticuliere beleediging aan de openbaare rust „ opofferen. De algemeene droeffuiisfen zyn ,, bovendien van dien aart, dat men door per„ foneele hartstochten het kwaad niet nog ,, erger moet maaken." Hy ichreef hierop aan den Koning van Vrankryk terug, dat hy voor tegenwoordig, hoe gaarne hy ook wilde, de reize naar Vrankryk niet kon aanvaarden, gelyk hem zyn Afgezant Vorr&us met meerderen zou belichten, en bad hem tevens, om toch zelfs alles te willen doen, waardoor vrede en eendracht bevorderd en onrust en tweefpalt verhinderd kon worden. Myne Leezers beklaagen zekerlyk by het; einde van dit verhaal de mislukte «ogmerken van Melanchton, om zynen weldaadigen invloed zelfs tot Vrankryk uittebreiden, en betere begrippen en kundigheden in den Godsdienst aldaar te ver-  X 87 ):( verSpreiden, als ook haat en tweefpalt te doen ophouden. Dan, wanneer men de handelingen van den toenmaaügen Koning van Vrankryk meer van naby befchouwt, kan men het vermoeden niet onderdrukken, dat dezelve uit ftaatkundige beweeggronden en met dat oogmerk zich voor de hervorming genegen betoond heeft, em de Duitfche Vorfrcn op zyne zyde te behouden en dezelve van den Keizer aftetrekken. En indien dit vermoeden gegrond is, dan zoude aan de goede uitwerking van Blelanchioiu reize nog iecv moeten getwyfield worden. Ondertusfchcu kwamen ook verfcheide ifinöo* digingen aan hem uit Engeland. De ifconrng van Engeland, Hendrik de 'rfgtfte, een Heer, die geheel dcor zyne luimen cn invallen be« ftuurd wierd, had eertyds zeer hevig tegen Luther gefchieven, en zich daardoor by den Paus den titel van Befchermer des Geloof* verwerven. Thans was hy zyne Geraaalin, eene naastbeflaande van Keizer Karei den Vyfdeti, moede. Hy nam het befluit, zich van haar te laaten fcheiden, waarin hem de Kardinaal JVolfey niet weinig verfterkte, een man, die alles op hem vermocht, en zich hierdoor aan den Keizer, van wien hy zich beleedigd hield, het best meende te kunnen wreeken. De Koning verzocht nu den Paus om zyne vergunning. Maar teen hy deeze niet verkreeg, verklaarde hy zich eenklaps F 4 tegen  X 83 X tegen den Paus, maakte zich van de Roomfche Kerk geheel los, liet nog verfcheide adviefen aangaande zyne eclitfcheiding van zommige Hoo<*e Schooien opitelien, en liet zich eindelyk door den AartsbJsfcUop van Canterbury, Thomas Cranmar, van zyne Gemaalin. op eene forraeele wyze, fcheiden. By deeze gelegenheid gebeurde het, dat hy ook van de Saxüche Theologanten hunne gedagten over deeze zaak afvroeg, van welke hy geloofde, dat zy, welken bovendien den Paus niet genegen waren, zyne eclitfcheiding des te eerder zouden goedkeuren. Aan Melanthton byzonder kwamen veele brieven uit Engeland, Men bad hem, om naar Engeland te komen, om dat de Koning hem wenschte te fpreeken, en zich van zyne diensten by de hervorming wilde bedienen. Dan cok deeze pooging was vruchteloos, niet alleen, omdat Melanchton aan de nuttigheid van deeze reize twyflelde, maar ook omtrend dien tyd altyd zieklyk was, en buiten gevaar van zyne gewondheid eene zoo verre reize niet kon doen. Edog eene andere, hoewel zoo verre reize had haaren voortgang. Hy had veele vrienden te Tubingen. Üm deeze te bezoeken en eenige voor de aldaar zich bevindende Akaciemie zeer nuttige inrichtingen te jpaaken, begaf hy zich naar de genoemde plaats, van waar hy ook zyn vaderftad bezocht. Was zyn aankomst in beide plaat-  X so y.( plaatfen gewenscht en welkom, dezelve had byzonder in de eerfte eenen zeer weldaadigeu invloed ten opzichten van kunsten cn wetenfchappen, ten behoeve van dewelke hy verfcheidene nuttige plannen mededeelde. De Hertog van Wurtenberg, UtrM, overlaadde hem niet alleen met bewyzen van liefde en achting, mant' volgde ook in zeer veele Hukken zynen raad. Ondertusfchcn was men te Wittenberg — wint daarheen was de Uni/erfiteit, na verdweeneue vreeze( wegens de pest, wederom verplaatst ge. worden , — wegens zyne terugkomst zeer bezorgd. Men vreesde, dat hy geheel niet zou terugkeeren, omdat hy verfcheide oiiaangenaame ontmoetingen en valfdie befchuldigingen van eenige Sirxifcba Godgeleerden had ondervonden. Luther zelf, die wel aan zyne terugkomst niet twyrïelde', maar zynen Vriend en Medehelper met lange kon ontbeeren, bad hem in de aandoenelykfte uitdrukkingen, om zyne terugreize te verhaasten. ,, ft, antwoordde hy, zal nooit ondankbaar en ... mytierj plicht niet ongedachtig zyn. Als ik „ dit zegge, dan weet gy ook, dat ik binnen „ kort zal terugkomen." Dit gefchiedde ook niet afeen tot hartelyke vreugde van zyne vrienden, maar ook van alle die geenen, welken zy onderwys op den waaren prys wisten te frellen. Hy ging in zyne vlyt voort en droeg even zooveel tot de taalF 5 kunde  X 90 X kunde en het onderwys van andere weetenfchappen, by, als by de Godgeleerdheid geduurig meer van geleerde Spitsvinnigheden en nuttelooze gefchjUen poogde te bevryden» Zyne vriendfchap met Luther verkreeg geduurig nieuwe vastigheid en iterkte. Zoo weinig was het voorgeeven gegrond, dat zy met nialkandeien in geduurigen twist geleefd zouden hebben. Ontftondcn 'er ook nu of drm eenige verfchilien, dan verdweeneu dezelve wel dra weder. Geen van hun leerde, deed of ondernam iets, zonder het den anderen medetedeelen. Eik erkende de verdienden van den anderen, zonder dezelve te bènyden, Elk eikende de zwakheden van den anderen, zonder deswegens haat en vyandfehap te koesteren. Elk had zyne eigene voorrechten, zonder dezelve den anderen te doen gevoelen. Deeze eendn cht, die echter zonder Melanchton: wyze toegeeflykheid, zekcrlyk niet voortduwend zoude geweest zyn, was hem eene fchadeloosdelling voor alle de beleedigingen, weike men hem van veele zyden toevoegde. Zy verdrekte hem tot troost in zyn menigvuldig lyden. Nog in hetzelfde Jaar 1536 had hy een zeer onaangenaam geval. De Vorst van Anhalt, George, was naar Wittenberg gekomen en liet Melanchton tot zich roepen. Deeze, door een gefchreeuw verfchrikt, 't geen hy onverwachts hoorde, deed eenen misdap en viel van de trap af.  X 91 X af, By geluk, dat flechts eene kleine befchadiging van het kruisbeen het gevolg van dien- val was. Ondertusfchen waren de. fmerren echter zoo groot, dat hy zyne lesfen eenige wceken moest uitfiellen. Maar nog :grooter was her medelyden, 't welk men algemeen over dit ongeval gevoelde. NE-  ):€ 9* >c NEGENDE HOOFDSTUK. Zyne ver'tchtingen te Smalkalden, Frank- ■ fort, Worms en Regensburg. Evangelifehe Standen hadden thands, in het Jaar 1537, nieuwe hekommernisfen, vermits de Faas eene algemeene Kcrkvergaadering te Mantua, eene Stad in Italien , had doen bekend maaken. Zy befloten derhalven te Smalkalden zamen te komen, en den Gezmt van den Keizer aldaar te verwachten, die deswegens beveelen aan hun zou ter hand Hellen, Men beriep hiertoe veele Godgeleerden. Het was natuurlyk, dat onder deeze Luther en Melanchton, ab mannen, in welke men het grootfte vertrouwen ftelde, niet mogten ontbreeken. De redenen van deeze byeenkomst waren gewigtig. Daar zouden niet alleen gewigtige "nieuwe keringen van den Gulsdienst nader onderzocht, maar ook de vraag eïndelyk beflist worden: in hoe verre men met een goed geweeten, en zonder aan de Waarheid te kort te doen, den Paus en zynen aanhangeren kon toegeeven? TeiTens wilde men nog bovendien over de maatregelen raadpleegen, welke men by de bekend gemaakte Kerkvergaadering behoorde by de hand te neemen. De Keurvorst beval derhalven zekere Artykelen opte-  X 93 X opreftellen, welken men by het voorkomend geval van deeze Kerkvergaadering tot eenen grondflag kon leggen. Men liet dit werk voor deeze keer Luther over, omdat men reeds onbe. fcbroomder te werk ging, en de dreigingen van den Paus minder achtte. Dan ook Melanchton bleef niet zonder bezigheden. Aan hem droeg men het op, eene korte, echter grondige Verhandeling over de rechtmaatigheid en geoorloofdheid van het Pauslyk geweld en gezach gereed te maken. In dezelve floeg hy, wel is waar, altyd aschte maatregelen voor; maar fprak echter met meerder vrymoedigheid, dan men van zyne toegeeflykheid verwacht had. Maar in den grond bleef hy ook hier getrouw aan de grondbeginfelen, welke zyn hart niet minder, dan zyne kundigheden eer aandecden. Eenigen invloed kon misfchien de vermaaning van Luther, die thans zieklyk wierd en zynen dood vreesde, op hem hebben. „ Ik fterve binnen kort, fprak „ Luther tathem, en Gods zaak berust opu. Zult „ gy de Kerk weder onder het geweld van den „ Paus brengen, dan is het uwe fchuld. Al ,, wat wy gedaan hebben, is dan verlooren, en de zielen, die naauwlyks uit de ellende „ bevryd zyn, zyn weder ongelukkig." Deeze aanfpraak trof Melanchton zodanig, dat hy zyn tot hiertoe gehouden gedrag op nieuw onderzocht. Voorzeker eene i'choone trek in het  X 91 X het leven vandeezen man, dievan geen laatdunkend zeil vertrouwen misleid, zyne bedryven altoos op nieuw ' aan eene onpartydige toetze onderwierp ! Het gevolg van dit onderzoek was, dat hy, wel is waar, nog geduurig de zachtheid aanraadde, maar ook zich geduurig met de tegenovergedeidc fout eener Schroomvallige bevreesdheid poogde te beveiligen. Zyne tegenwoordige Verhandeling, die geheel in deezen geest getchreven, en op de eene zyde met zyne overige denkwyze overeenftemde, maar ook op de andere de kwaade gevolgen, welke Luther ran zyne toegeeflykheid vreesde te keer ging, vond eene zodanige goedkeuring, dat dezelve by de Smalkaiuifche Arty kelen gevoegd werd. Deeze worden uit dien hoofde aldus genoemd, omdat dezelven van alle Evangelifehe Vorfteu en Godgeleerden te Smalkalden op den 24. February 1537 ondertekend wierden. Eer men nog dezelven aan de Standen ter ondertekening aanbood, fle'de men in hunne keuze: in hoe verre zy dezeive mogten goedvinden aanteneemen; doordien men geheel niet van zins was, iemand hiertoe te dwingen, dan wie zich vrywillig daartoe wilde verplichten. De ondertekening van Melanchton draagt te zeer het kenmerk van zyne hem eigenaartige denkwyze,. dan dat dezelve hier niet op de rechte plaats zou liaan: „Uï, Phiiippus Melanchton, „ houdc deeze bovengemelde Artykelen ook „ voor  x 95 x „ voor recht én christelyk. Vati den Paus ech„ ter oordeele ik, indien hy de verkondiging „ van het Evangelium wil toeftaan, dat hem, „ om de vrede en algemeene eendracht van zoda • „ nige Christenen, die ook onder hem ftaan en „ in het toekomende (taan mogten, de opper„ heerfchappy over de Bisfchoppen, wélke hy „ anders heeft, naar menschlyk recht ook van „ ons moet worden toegelaaten." Hy was voltrekt van gevoelen , dat de onderwerping aan den Paus; in verre na niet zoo fchadelyk en ve:fchriklyk zy, als men geloofde, indien deeze maar beloofde, de nieuwe leeringen van den Godsdienst niet aantetasteu, en de voorige dwaalingen en misbruiken aan de Evangelifehe Landen niet wederom optedringen, maar ieder by zyne overtuigingen in zaaken van den Godsdienst te laaten en de openbaare oeffening van dezelven niet te (tooren. Of de Paus nog het Opperhoofd van de Kerk genoemd worde, hierop koome het in den groud weinig aan, iudien hy hetzelve maar niet werkelyk zy. Indien men hem het eerste vergunde, dacht hy, dan zou men de hervorming veel minder beletfelen in den weg leggen, en meerdere Landen, die thands van de nieuwe leer afkeerig zouden de zelve toevallen, vermits de gemoederen reeds bovendien hiertoe voorbereid waren, en enkel nog door de vreeze voor den Paus en de geest- lyk-  X 96 X lyklieM wierden terug gehouden. Hierdoor zou worden bewerkt, dat groove dwaalingen meer algemeen ingezien, cn ten uitcrtlen fcbadelyke misbruiken afgefchaft wierden. Bovendien zonden twist en oneenigheid, haat en vetbktering —• dingen, die* niet den Godsdienst en den geest van Jez"s zoo weinig overeenkwamen — van zelve verdwenen. On dit voordeel te bewer> ken, z"ii men al den naam van den Paus kunnen dulden, wiens gezach bovendien by eenen meer vrytnocdigen geest van onderzoek en by het zich geduurig verder, vetlpreidend licht der waarheid- allengskens zou daalen. Maar wilde men eensklaps zich aan hem onttrekken, dan had hy, door middel van de hem aankleevende Katholyke geestlykheid, nog eenen te grooten aanhang, zo dat vcv'e Landen nog langen tyd in diepe onvveetenheid en bygeloof zouden blyven. Andere, meer driftige, hoewel even zoo weimeenende mannen, waaronder Luther zelf behoorde, geloofden echter in iedere kleins toegeeflykheid jegens den Paus reeds de terugkomst van al het oude, de onderdrukking van de nieuwe leerftcllingen, de weder invoering van de voorige misbruiken, met één woord, de voorige onderdrukking van het geweeten te aanfchouvven. Daar van daan , dat zy met Melanchton omtrent dit iluk zich niet konden vereenigen!  X 104 ; X ; fteldheii, dje nu eens heviger, dan zwakker wierd, tot dac hy eindelyk te Weimar moest bjyven liggen. Men gaf reeds alle hoop tot zyne herfteltiiig op. Üe hierover zeer ontftelde Keurvorst toonde maar al te zichtbaar, hoe dierbaar hem het leven van deezen man was. Hy zorgde nier alleen vo.ir bekwaame Artfen, maar liet ook Luther van Wittenberg ten fpoedigften tot hem haaien. Luther vondt hem niet in de bestel omstandigheden. De oogen waren hem gebroken, de ('praak verdweenen, het aangezicht vervallen. Door dit gezicht vafchrikt, riep Luther : „ God behoede my, hoe vreeslyk is dit 3% werktuig bedorven!" Hy bad daarop recht innig voor zyn leeven, vertroost e zynen zieken vriend, eu droeg alle mogelylie zorg voor hem. En Luthers opwekkende gefprekken.» gepaard met eene zorgvuldige oppasfing verfchaften hem Iangzaamerhand de gezondheid weder. „ Geene uitdrukkingen, fchryfe hy naderhand, zyn veri„ mogend om de fmerten uittedrukken, die ik 5, gevoelde. Ik bemerkte ook; dat de Leeraar, „ (hierdoor verftond by Luther, dien hy altyd ,; dien eernaam gaf,) mynentwegen leed. Maar ,, hy onderdrukte zyne fmert, om den mynen „ met te vergfooten, Zyne groote ziel trachtte my door vertroostingen niet minder, dan door „ verwytingen van myne neerflachtighcid opte„ beuren" De oorzaak van deeze Ziekte lag enkel  X 165 X enkel en alleen in de geduurige vêrwytinge», welke hy zich zeiven over eene van zyne draden maakte. Hy en Luther waren naamenlyk overgehaald geworden, heimelyk' in den dubbelden echt intewilligen \ in welken de Landgraaf van Hesfen leefde. Deeze toefremming griefde, zyn teder geweeten niet minder, als dezelve den Katholyken gelegenheid gaf tot nadere oor,: deelvellingen en Smaadredenen. Onbefchryflyk. is de kommer, die deswegens aan zyn ï hart: knaagde. Overal vergezelde hem gedachten aan dit voorval, en hy gevoelde daarover het aller-fmertelykfte berouw. Het was hem onmogelyk,: met blymoedigheid en rust iets te doen, en ech:er zich bewust te zyn, dan hy in eene zaak eenen grooven misflag begaan had. Alle gronden, waarmede hy zelf en zyne vrienden deezen ftap wilden rechtvaardigen, waren by hemkrachteloos. En zyn kommer brak tot 'eene ziekte door, die hem byna het leven gekost had. Hy verklaarde, wel is waar, op meerplaatfen, dat! hy door den fchyu van godzalig, heid bedrogen en overgehaald was geworden, eene zaak intewilligen, welke hy van eene ver-, keerde zyde had befchouwd; maar bekende ook tevens, dat deeze overweeging, in verre na, niettoe-, reikend was, tot zyne gerustftelling. Dit geheele verhaal is Hechts uit dien hoofde merkwaardig, omdat hetzelve over het karakter van Melanch-. G 5 ion  X I©5 X ton veel licht verfpreick. Want het is in het leven van groote mannen niet weinig belangryk, hun gedrag te kennen, wanneer zy inzien, dat zy fouten begaan hebben. En van deeze zyde beicnouwd, aal Melanchton by myne Leezers «eroer gewonnen dan verhoren hebben. Zyne weder verkregene gezondheid ftond ook met nieuwe bezigheden wederom in het naauwfte verband. De Theologifche zamenfpraak, die te Hagenau befchikt was, waarvan boven gewag is gemaakt, kwam, onder allerhande uitvloekten , welke men van de Katholyke zyde bezigde, niet tot Hand. Thans in het Jaar 1541 zoude dezelve te Worms worden gehouden, waarheen ook Melanchton zich moest begeeven. De Pauslyke Nuntius opende de zamenfpraak met eene voor zyne oogmerken zeer gepaste redevoering. En toen Melanchton daarop wilde antwoorden, wierd hy van den Keizerlyken Gezant Granvella terug gehouden, die bezorgd was, dat de toorn van den Nuntius daardoor gaande gemaakt en her oogmerk van de byeenkomst terftoiid verydeLt zou worden. ,, Vreest niet riep Melanch„ ton, dat ik met onfluimige drift zal fpree- ken." — „O neen! autwoordde deeze, ik 9, en allen kennen uwe gemaatigdheid." • Granvella was voor 't overige een man, wien het waarlyk ernst was, den vrede te herftelien. Eindelyk fpraken Melanchton en de bovengenoemde  X 107 X noemde Eek, met eikanderen. Men hoopte hiervan eenen goeden uitflag. Maar nu eeas ftelde men de onderhandelingen uit, dan wederom had men nieuwe voorflagen, welke men niet kon aannemeu. Men begeerde zelfs, dat de Proteftantfche Godgeleerden vooraf eenige puuten zoude ondertekenen, die hen juist het meest tegen de borst frieten. Dit kon Melanchton nu niet tceftaan. Hy ftelde een gefchrift op, waarin hy verklaarde, dat hy en zyne Collegas niet meer wenschten, dan de uit den weg ruiming van alle tot hiertoe plaats hebbende verfchillen, en dat, indien men een wederzydsch vry onderzoek wilde gedoogen, ieder deugdzaam zou overtuigd worden, dat zy gemaatigde gevoelens koesterden. Zy lieden konden het heilig verzekeren , dat zy bereidwillig waren, zelfs met hunnen dood de eensgezindheid van de Kerk te koopen. In woorden wilden zy gaarne toegeeven, zo dra het maar de zaak zelve en de leere niet trof. Om woorden te twisten was even zoo zonderling, als of een Polak eenen Duitfcher daarom wilde haaten en hem vermoorden, omdat hy Duitsch en geen Poolsch fprak. Maar hierdoor, dat men, voor eene wederzydfche raadpleeging, hen terftond zekere punten wilde opdringen, zou de weg tot overeen {"temming toegefloten worden» Men moest dus vooral daarop bedacht zyn, dat meri met geene te vooren op- ge-  X i°8 x gevatte. gevoelens tot dit onderzoek overging. Aan geweldige eisfchen mogt hy en zyne Collegas zich volftrekt nier onderwerpen. Uit vreeze zon hy geen ander woord fpreeken of fchryven, dan hy tot hiertoe gedaan had; zelfs alsdan niet, wanneer 'er een vyandlyk Krygsheir voor de poorten ftond. — Daar ondertusfchen de Keizerlyke Gezant afgeroepen was geworden , wierd de geheele zaak tot op de Z~aamenkomst verfchoven, welke nog in hetzelve Jaar te Regensburg gehouden zou worden. Niemand gewon 'er iets by, dan de naam van Melanchton, dien men van de Katholyke zyde geduurig hooger begon te achten en hem ook thans van Worms met luide lofbetuigingen liet vertrekken. Zyne reize ging nu van' Worms naar Regensburg. Hier had hy het ongeluk, dat de wagen', op welken hy met anderen reed, aan de Paltfifche en Bayerfche grenfen omviel, waardoor hy eene kwetfuur en verwrikking aan de rechter hand verkreeg. Dit wierd nog vermeerderd door de onbekwaamheid van eenige Chirurgyns, die geene verwrikking vermoedden. Toen de tyding hiervan naar Regensburg kwam, had de reeds gemelde Keizerlyke Gezant Granvella de beleefdheid, den Ke'zeriyken Lyf Chirurgyn tot hem te zenden. Des niet tegenQaande ging het met de genezing niet naar wenssh. Melanchton had daarby niet alleen veele fmerten uitteftaan j maar nog  D-C 109 X nog bovendien het verdriet, dat hy nietfchryven kon maar alles door anderen moest laaten fèhryven. „ Wat ben ik, fchryft hy in dien tyd, dan een „ levende doode, na dat ik myne pen niet meer „ kan gebruiken, die zoo dikwyls voor de wee„ férilchappêri en den (laat van nut en mynen „ vrienden aangenaam was." Maar allengskens leerde hy deeze hand wederom gebruiken, echter nooit zoo goed, gelyk van te voren. Tot deeze Iichaamelyke ftrert kwam nog het verdriet over de gebeurtenisfen by de zantenkomst te Regensburg. Zyne hoop op vereent» ging wierd ook hierdoor verydeld. De zamenfpraak wierd wederom opgeheeven en tot op eene Kerkvergadering uitgeteld. Een van zyne Cóllegas fchreef rit Regensburg: „ Onze goede „ cn waarachtig heilige Melanchton wordt van „ alle zyden zodanig beangst -gemaakt, en in bekommernis gebracht, dat hy, als het ware, „ tusfcKèn twee moblenfteenén zich bevindt." De aanleiding hiertoe gaf een gefchrift, waarvan de Keizer vertrouwde, dat hetzelve een vergelyk tusfehén beide partyen dich en kon, indien, naar deszelfs inhoud, zommige fouten en misbruiken in de Roomfche Kerk van de eene zyde verbeterd, en op de andere zyde zommige eisvan de Frotcdanten gemaatigd wierden. Hy begeerde dus, dat beide partyen dit mogten aanncerr.cn. De Protedantfche Godgeleerden waren hiermede te  X 110 X te vreden, onder;voorwaarde, dat het maar in eenige dingen veranderd mogt worden. Dit geschil hieldt Melanchtom hart zodanig bezig, dat hy, gelyk geduurig het geval was, wanneer hy gewigtige dingen voor I-tod, geenen nacht flaapen kon. He: was een geluk voor zyne gezond» heid, dat men zich weldra van Regensburg wederom verwyderde. Dan naauwlyks had hy zyne gewoone bezig, heid van onderwys te Wittenberg wederom begonnen, toen hem eene nieuwe buitenlandfche verrichting wierd opgedragen, welke van geen gering belang was. De Keurvorst van Keulen, Herman, een gebooren Graaf van Wied, een eerwaardige grysaard, bezat niet alleen zelf redelyke begrippen van den Godsdienst, maar wenschte dezelve ook by zyne onderdaanen te verfpreiden. Overtuigd, dat veele dwaalingen en afwykingen van den Godsdienst, gelyk Jezus denzelven leeraart, in de gewoone christelyke geloofsleeringen waren ingeflopen, bemerkte hy ook den nadeeligen invloed, welke zoo veele kerkelyke gebruiken en plegtigheden op de zeeden van het Volk hadden. Reeds in het Jaar 1535 had hy derhalven eene pooging gedaan, om zyne onderaaanen door eene verbetering van de Kerke, lyke gefteldheid van nut te zyu. Jo^an Gropper, Profesfor te Keulen, moest op zyn bevel het plan hiertoe ontwerpen. Thans geloofde de Keur-  X in X Keurvorst in Melanchton den man te 2ien, dia inzichten en gemaatigheid genoeg in zich veree* nigde, om met een goed gevolg zyne oogmerken door te zetten. Hy verkreeg het eindelyk ook, na veel bidden, van den Keurvorst van Saxen, dat Melanchton in April van het Jaar 1543 naar Bonn komen m*gt. En Herman had geen reden, om over zyne bede berouw te hebban. Melanchton vervaardigde, na zyne aan* komst, een opftel, hetwelk in den naam van den Keurvorst in de Duitfche taal in het licht wierd gegeeven. In hetzelve wierden, wel is waar, eene menigte van misbruiken en bygeloovige 'gevoelens wederiegd en afgefchaft; maar echter nog even zoo veele oude gewoonten, benevens de waardigheden, vryheden en rechten van de Stichters enz. aangehouden. Luther, aan wien Melanchton dit opftel toezond, misprees het laatfte niet, gelyk men van zyn vuurige handelwyze reeds gewoon is. Intusfchen vereischte de voorzichtigheid, dat men in een Land, waar men bovendien nog zoo veel tegenftand ontmoette , behoedzaam moest te werk gaaii. De uitkomst ten m'nfte leerde, dat dit zeer noodzaaklyk geweest was. De geheele Katholyke geestiykheid kwam tegen de nieuwe leerftellingen en •Keurvorstiyke fchikkingen op. Men fchreef en fchimpte niet alleen tegen dezelve, maar appelleerde ook aan den Keizer en aan den Pau.\ Het  X "2 X -Het kwam zoo verre, dat de eerfte den Keurvorst, naar Brusfel, maar de laatfte hem naar Romen op ontbood, ja zelfs Anno. 1546 in den ban deed en van de Aartsbisfchoplyke waardigheid ontzette. Eindelyk, toen ook de Keizer geweldige maatregelen by de hand nam, week hy zelf vrywillig uit zyn Land, alhoewel de JLandftanden hunnen Heer nog vast aankleefden, en ftieif kort daarna met de bewustheid, na zyn vermogen tot de uitbreiding van eene betere - godsdienst-oeifeuing te hebben medegewerkt. Echter was de pooging van Melanchton niet geheel vruchteloos. Eene vertroosting, die hem by zynen arbeid nog verkwikte en voor alle msieilykheden fchadeloos ftelde. Veele inwoonders van Keulen, eens in de nieuwe waarheden van den Godsdienst onderweezen, bleeven zyne vrienden , cn verzochten naderhand nog van tyd tot tyd van hem verder fchriftelyk onderwys over eejiige punten, omtrent welken zytwyffelachtig waren. Was hem in dit Jaar menig verdriet overgekomen door zyne openbaare bezigheden, het volgende Jaar bracht hem huislyke onaangenaamheden en bekommernisfen aan. Smartelyke ziekten, de dood van zyne geliefde Dogter, fterfgevallen, van zyne vrienden, en andere onaangenaamheden vervulden den tyd van het Jaar 1544. Hierby kwam het geduurig heruieuwd gefchreeuw ov-rzynealte groote toegeeflykhdd omtrend anders den-  X -37 X zich, gelyk Melanchthon', niet zonder.bepaaling voor het Interim verklaard, en drong geduurig aan op de belofte van den Keizer, om zommige misbruiken in de Roomfche Kerk aftefchaffen. Men ftelde derhalven zekere gevoelens daar over op 't papier, die, wel is waar, van hetgeen Luther geleerd had, in de hoofdzaak niet aiweeken, maar nogthans eene nieuwe verbaasdheid en fmaadredencn by de tegenparty verwekten. Alles, wat in het Keurfaxifche in zaaken van den Godsdienst voorgenomen wierd, fchreeuwde men als verdacht en Paapsch uit. En evenwel — men verganne my deezcn uitflap — wat nut deeden alle deeze twisten? Welke duisterheden wierden daardoor weggenomen? Welk nieuw licht verfpreid? Welke voordeden voor den Godsdienst verkregen? — Ach dat de gefchiedenis het tegendeel niet zoo klaarblyklyk mogt leeren! Nieuwe onzekerheid nieuwe twyffelingen, beleedigtngen, haat, vyandfchap, verbittering en duizendvouwdige overylingen, en benadeelingen Jder broederlyke eensgezindheid waren de zoo droevige als onvermydelyke gevolgen. Men wilde den fchyn hebben, 2ulks tot voordeel van den Godsdienst te doen, en het verftrekte denzelven tot nadeel. Droevig genoeg, dat deeze twist niet de eenige was, welken men tegen Melanchthon in het werk fielde l Er is boven reeds gewag van gemaakt, I 5 hoe  X 133 X hoe nadruklyk dezelve zich tegen het groote misbruik verklaarde, hetwelk men van de leere van het geloof maakte, terwyl men dit alleenlyk tot verkryging van Gods genade voor noodzaaklyk, maar goede edele daad en en een leven naar de voerfchriften van Jezus ingericht voor overtollig hield. Men was bovendien van meening, dat de mensch tot zijne verbetering niet het minste kon doen, maar dat God alleen, zelfs tegen 's menfehen wil, alles moest bewerken. Het valt elk in de oogen, hoe nadeelig en ge vaarlyk dit wangevoelen voor deugd en godsdienst zyn moet. Niemand zag dit beter in, dan Melanchthon, die deeze dwaaling op alle mogelyke wyze zogt te keer te gaan. Hij toonde, dat ook de mensch het zyne doen, en door zich van kwaade gewoonten en ondeugden te ontwennen, tot zyne verbetering moest medewerken. Hierby kwam, dat hy in de leere van het Avondmaal uitdrukkingen gebruikte, welken Gereformeerden en Lutherfchen zouden vereenigen. Ook deeze zyne welgemeende verklaaringen gaven gelegenheid tot duizendvouwdige fmaadredenen en vervolgingen. Nog andere aauvallen, tegens hem ondernam zekere Mathias OJiander, een geleerd, maar verwaand en hoogmoedig man deWelke ik echter met ftilzwygen voorby moet gaan, om dat derzelver gewagmaaking rot niets dient, dan dat dezelve misnoegen en beklag ver-  X 139 )?C verwekt. Wy kennen reeds Mtlanchthons handelwyze by zodanige gelegenheden. Hy gevoelde hartzeer, maar by deed hetzelve zyne tegenparty niet gevoelen. Dikwils floot hy zich treurend en eenzaam in zyn vertrek op, dacht over het gebeurde na, en bad God wecncnd, dat dezelve hem beftuuren en middelen aan de hand mogt geven, hoe hy dit kwaad kon verhelpen. Dit deed hy, zoo dikwils hem berichten van nieuwe aanvallen wierden medegedeeld. Ondertusfchen poogde de Keizer, zyne gedane belofte, aangaande het verder onderzoek van de kerkelyke belangen, te vervullen. Hy bragt het ook zoo verre, dat de Kerkvergadering in het jaar 155r wederom naar Trient verplaatst wierd. Aan de Protestantfche ftanden, welke, door het voorbeeld van den ongelukkigen Keurvorst Johan Fredrik beangst geworden, aldaar gevaar vreesden, beloofde hy alle mogelyke veiligheid. By deeze omftandigheden gaf ook Keurvorst Morits aan Melanchthon het bevel, om op nieuw een ge. febrift opteftellen, hetwelk men aan deeze Kerkvergadering kon overgeeven. Deeze deed zulks, en zeer veele Theologanten, welke hun gevoelen daar over moesten uitbrengen, hadden weinig of niets daar tegen in te brengen. Hetzelve was met zyne gewoone voorzichtigheid cn toegeeflykheid gefchreeven, en zelf verfcheide Euangelifche ftanden waren daar mede te vrcden, wes-  X Mo X weshalven hetzelve ook onder den naam van de herhaalde Augsburgfche Geloofebelydenis kort daarna bekender wierd. Dan terwylmen zich vleidde, dat 's Keizers pogingen van een goed gevolg zyn en aan Duitschland de rust wedergeevcn zouden, zo kwamen er berichten van Augsburg en andere Zvvaablche (reden, dat veele Evangelifehe Leeraars aldaar verdreven waren, welke op eenmaal alle deeze verwachtingen ter neder, iloegen. Niemand was hierover meer aangedaan, dan Melanchthon, die geweldige maatregelen rechtflreeks als den weg befchouvvde, op welken men van beide zyden zyne oogmerken zoude misfen. Dikwyls had hy zynen Vorst gefmeekt de zaak flechts den vryen loop te laaten, en zelfs den Keizer te verzoeken, om van alle maehtfpreuken afteftaan. Hy oordeelde zekerlyk te recht, dat verfchillen in zaaken van den Godsdienst niet door geweld en gezach konden worden vereffend. Enkel hierdoor kon men dezelve uit den weg ruimen, dat men de begrippen van anderen te gemoet kome, dezelven ondeirichte en door gronden overtuige Op eenen anderen weg is cr by anders denkenden niets te verkrygen, om dat dezelve het voor zonden hielden, zich uit dwang te ond.iwerpen. Veel eerder zouden zy het laaten, eer zy hunne gevoelens veranderden, terwyl zy in den mr.rLeiaarsdood eenen niet  y.r Hi x geringen roem zochten. Wilde men Melanchthon tegenwerpen, dat het toch plicht was, den dwaaieuJen, die zich met goedheid niet wilde laaten te recht brengen, met geweld van zyne dwaalingen te rug te brengen, dan antwoordde hy: de overtuiging in den Godsdienst mag volftrekt aan geenen waereldlyken rechterfroel onderworpen zyn, zo niet de ergde dwingelandy, welke zich over de gewetens eene heerfchappy aanmatigt, daar uit ontdaan zal. Welk een geluk — moec ik hier by uitroepen — indien Melanchthons. grondbeginfelen meer algemeen waren! Eu op die wyze oordeelde hy ook van de Kerkvergadering te Trient. Met de£eenc hand, zeide hy, biedt men ons den vrede aan, wanneer men ons tot de raadpleegingen uitnodigt, en met de andere dreigt men een ieder, die zieh niet verplichten wil, aan de gebiedende uitfpraaken van dezelve zich te onderwerpen. Des niettegendaaude maakte hy zich op bevel van zynen Vorst, benevens anderen in January 1552 op den weg naar Trient. Echter waren zy gelast, in Augsburg, tot nader order te vertoeven. — Maar toen zy te Neuienberg kwamen, verfpreidde men reeds het gerucht, dat hun Heer zich tot eenen oorlog tegen den Keizer gereed maakte: Dit gerucht behelsde geene onwaarheid. De Keur-  W 142 ):( Keurvorst Morits had reeds lange te vergeefsch by den Keizer om de loslaating van zynen gevangenen Schoonvader, den Landgraaf van Hesfen aangezocht. Dit en andere omftandighadcn , welker ontwikkeling hier niet behoort, bepaalden hem, om geweld te gebruiken, en tegen den Keizer zeiven te velde te trekken. Dit gelukte hem uiiuemend, Hy overrompelde den Keizer, die, wel is waar, ter naauwer nood ontkwam, maar echter op den a Augustus 1552 het bekende Pasfaufche verdrag moest tekenen. Hierin wierd onder anderen beloofd, dat binnen zes maanden een Ryksdag gehouden en de gefchillen in den Godsdienst tusfchen de Katholyken en Protestanten bygelegd zouden worden. Dan deezen Ryksdag, beleefde Morits niet, terwyl dezelve reeds in den volgende jaare, in den flag by Sievershaufen, maar als overwinnaar, eene doodelyke fcheut ontfing en zynen Broeder Auguftus tot zynen opvolger naliet. Melanchthon was ondertusfehen] weder naar Wittenberg terug gekomen, en nieuwe zorgen kwelden hem. Dan de nieuwe Keurvorst was een Heer, die zyne onderdaanen met blyde verwachtingen vervulde. Het is opmerkenswaardig, dat de oogmerken van zommige kwalyk gezinde, om Melanchthous naam by deezen Heer verdacht te maaken, juist de tegenoverge- ftel.  X -43 X delde uitwerking hadden. Hy fchonk denzelven zyn geheele vertrouwen, en vraagde hem, [dikvvyls tegen zynen wil, by alle gelegenheden om raad. Op deszelfs begeerte moest Melunch. thon thands nieuwe voorflagen doen, hoe aan den openbaaren Godsdienst en de Schooien eene noch betere inrichting gegeeven kon worden, welken ook alie gevolgd wierden, en voor de toenmalige tyden eenen zeer weldaadigen invleed hadden. Niets mishaagde den Keurvorst meer, dan de fcheuringen, welke zelfs in de Evangelifehe Kerk ontdaan waren. Reeds in het jaar 1554 moesten derhalven eenige Godgeleerden te Naumburg zamen komen, om zich te vereenigen en over de afwykingen van de Evangelifehe leere te fpreeken, die men aan Melanch'hon verweten had. De laatfte was zelf tegenwoordig, en men verklaarde zich tot wederzydsch genoegen , hoewel hierdoor aan de heimelyke aanvallen van Melanchthon op verre na noch geen einde gemaakt wierd. Belangryker, dan alle de voorigen, was eindelyk het jaar 1555. De Ryksdag welke Morits bedongen had, kwam thands tot fland. En na veele wederzydfche worftelingen wierd aan de Protestanten eene vrije ongeftoorde Godsdienstoefièning toegedaan, en een Religie vrede gefloten, waardoor zy geheellyk aan de opperheer-  X i44 X heerfchappy van den Paus wierden onttrokken. „ Alles is verblyd, fchreef Melanchthon toen. „ Maar hoe lange wy ons verblyden zullen, „ weet niemand." Hy kende de gemoederen der menfchen te goed, dan dat hy alles reeds voor afgedaan zoude hebben gehouden. ELF  X 145 X ELFDE HOOFDSTUK. Zyne laatfte levensjaaren tot aan zynen dood. Ziyne vreugde wierd reeds daardoor verbitterd,' dat de gistingen, welke de bovengemelde mannen , Flacius en OJiander , verwekt hadden, thands wederom met nieuwe woede uitbersttin, In Neurenberg was bet daar over zelfs tot ergerlyke toneelen gekooinen. De Raad aldaai begeerde, in deeze hnchlyke omftandigh-Jen, de tegenwoordigheid van Melanchthon, Hy verfcheen ook en had geen rede, om van deeze reize berouw te hebben, Zyne menschh'evend" fmeekingen, zyne wyze voordellen en fchriïtelyke verklaaringen bewerkten aldaar wel draa wederom rust en eendracht. Hoe zeer wenschte hy, zyne tegenparty op andere plaatfen even zoo, gelyk hier , te kunnen doen bedaaren, Van deeze ontnoogelykheid overtuigde hem ds nieuwe,' maar vruchtlooze reize naar Worms. Men wilde in het jaar ij£7 nog eene proef neemen, de Katholyken en Evangelifchen, tusfchen welken nu wel de vrede gefloten was, maar echter ge. duurig nog een wedeikeerige haat heerschte,door eene zamenfpraak van de veornaamfte Theologanten eikanderen nader te brengen. Ook Melanck. thon moest aldaar verfchynen. Maar te vergeefsch 2 K Edog  X hs X Edog thands was de fchuld bykans minder aan de Katholyke, als wel aan de Protestantfche zyde) waarvan zommige tot de aanhangeren van Flacius behoorden en eiken voorflag van Melanchthon vrugteloos maakten. Geduurende den tyd, dat nu deze zaak af. ebroken wierd, omring hy eene nieuwe uitnodiging van den Keurvorst van den Palts, om naar Heidelberg te komen en vooiflagen over eene gepaste inlichting van de Uhïvèrfiteit aldaar te doen, Hy deed zulks en verwierf daardoor niet alleen den dank «an den Vorst, maar ook van allen, welke zyne weldaadige oogmerken konden inzien. Dan hier was het, waar hem de tyding van den dood van zyne Egtgenote te Wittenberg wierd medegedeeld. Zy was op den 11 Oclober van dit jaar overleden. Een van zyne vrienden moest hem dit geval bekend maaken. ,, Goed, riep ss hy uit, ik zal haar wel dra volgen!" Maar van een zoo teder gevoelig hart was het niet te verwonderen, dat de fmert over dit verlies nader' and dikwils herhaalde aanvallen op hem deed. De Univerfiteit gaf hem zelve naderhand een omfhndig bericht hier van, en bad hem, op de dnngendfte wyze, wegens dit ongeval ch Vooral Wittenberg nier te verlaaten, maar, op alle wyze, zyne terugkomst te verhaasten, vermits, zeden zyne afweezigheid, reeds lier derde deel van de Studenten was weg gegaan. Deeze be-  X 147 X bede vervulde hy ook, zoo dra het hem mogelyk was. En'zijn onvermoeide aanhoudende vlyt in het onderwys van de Studenten hield hem ia zyne twee nog overige levensiaaen bezig. Dan het jaar 1560 was zyn Perfjaar. Re.-ds zedert iangen tyd had hy geduurig over hevige graveelpynen geklaagd, welke nu eens heviger, dan minder wierden. „ Deeze ziekte, fchryfr hy, „ draage ik met geduld. Zy zal my in die fcbool s, leiden, alwaar myn geest meer zal leeren." Maar toen hy in den beginne van April om da Keurvorstelyke Stipendiaaten (*) te examineeren, in Leip/ig geweest was, en op de terug reize zich bevond, was het weder zoo ruuw, dat hy iu eene kwaadaartige afwisfelende koorts verviel, dewelke zyne krachten wel buitengemeen verzwakte, maar hem toch van zyne werkzaamheden niet kon afhouden, Hy hield zyne voorlezingen, als naar gewoonte, fchreef nog zyn Paaschprogramma , en bracht/ hetzelve zelfs in de drukkery. Dan dit was ook zyn iaatfte uitgang! Want offchoon hy nog op denzelfden dag een* fraaije voorleezing over het plechtige gebed van Jeftis Joh. 17. met zulk eene kracht en aandoening hield, dat deze1 re op zyne «toehonrers blyvende indrukken maakte , volgde nochtans hier- C*N Jongelingen, die uit een Keurvorstlyk Foods ftmleerden. K 2  X I4« X hierop eene groote verzw akking. Echter wilde hy nog op den eerften Paaschdag het Feestëvan» gelium verklaaren, en nam het zeer kwalyk, dat men die voorlezing, buiten zyn weeten, had afgezegd. De volgende dagen bevond hy zich, in de tusfchen tyden, als de koorts hem verhaten had, redelyk. Hy kon eeten en drinken, en fprak nog met zyne vrienden over geleerde zaaken. Toen men hem op de vraag, war men yan •zyne ziekte oordeelde, het gevaar van zynen nabyzynden dood te kennen gaf, liet hy onder zyne Papieren zyn reeds voor eenigen tyd opgefteld Testament opzoeken, in hetwelk hy zyne gevoelens omtrent de gewigtigfte dingen van den Godsdienst had aangetoond. Hetzelve kon echter in weerwil van alle aangewende moeite , niet gevonden worden. Hier over zeer misnoegd, ftond hy, ten uiterflen zwak, uit zyn bed op, en fchrerf het zelve op nieuw, zonder het echter te kunnen voleindigen. Op den 19 April wierd zyn pols geduurig zwakker, zyn adem korter en zyne oogen rlaauwer. Alle Profesforen kwamen in zyn huis, na dat zy, door eene aanplakking, de Studenten van het gevaar van hunnen grootea Ambtgenoot verwittigd hadden, en baden voor zyn leven Men vraagde hem nog, ef hy iets ■op zyn hart had. „ Niets, riep hy, als de „ eenigheid van de Kerk." Eindelyk gaf hy te kennen, dat men hem met vraagtn niet mee;: moty •  X 149 X moeyelyk mogt vallen. En zonder dat men weder eene trekking of beweeging aan hem kon bemerken, was 's avonds omtrent 7 uur de man niet meer, over wiens daaden en bedryven ik myne Leezers tot hier toe onderhouden hebbe. Alhoewel hy den niet geringen ouderdom van 63 jaaren, en even zoo veel dagen bereikt had, was echter de droefheid over zynen dood algemeen. ,, Onze Leeraar is dood!'' hoorde men in alle ftraaten. Veele vrienden kwamen naar Wittenberg, om zyn lyk nog te zien. De lykdaatje was prachtig eni zyner gedagtenis waardig. Hy wierd in de Slotkerk bygezet, en voor hem een gedenktekeu gedicht, hetwelk met zyne verdienden overeenkwam. Misfchien is er op den dood van eenen geleerden zoo veel in profa en in vaarfen niet gefchreeven, als op dien van Melanchthon. Op last van de Akademie wierd zyn d langryk, den man, dje zoo dikwyls voor onze oogen in 't openbaar gehandeld heeft, ook in zyn huis te zien verkeeren. Hier door wordt zyn beeld ons, als het waare, nader voor de oogen gebracht, tervvyl wy hetzelve voor heen flechts in eenigen afftand aanfchouwden. En indien ik ook thands alleen eenige onvolkomene en oppervlakkige trekken fchetse, hoope ik echter, dat, zoo deeze man tot hier toe onze achting verwierf, hy nu onze liefde zal verwerven. De betrekkingen als echtgenoot en vader moesten een zoo teder gevoelend hart de fchoonste aandoeningen inboezemen. Wie hem met zyne echtgenoote zag verkeeren, verheugde zich, een paar te ontmoeten, hetwelk geheelyk voor elkanderen gevoelde en leefde. Tedere liefde, wederkeerige toegeeflykheid en tederheid in ieders gefprek, oplettende voorzorge kenmerkten deezen echt boven andere. Had zyne egaö met haar K 4 goed  X 152 X goed hart een er o.eren geest veKHiigd, dan zoude ik geenzints in bedenking flaan, huune echtverbin e is volmaakt gelukkig te houden. Dan om dar zy hem dikwyls door ontydige voorbiddingen dn..rde, weeklachten nog meer beangltigde, zal zy hem menig onaangenaam uurtje veroorzaakt heb „ Verlaat my, 0 God! „ niei in den ouderdom, wanneer ik grys worde!" was eene gewoon? verzuchting van haar angstvallig gemoed. Hier by kwame- haare ziekten, welke zy geduurig moest doorltaau. Maar dit alles eroroeg hy met zulk eene lydzaamheid, dat zy zelf m ermaalen beleed, ook niet door écu woord ooit van hem beleedigd te zyn geworden. Reeds van hem als echtgenoot kan men het befluit opmaaken tot hem als vader. Hy was een groote kindervriend, droeg zyne kinderen dikwyls op den arm, fpeelde met hen in zyne ledige uuren, en vermaakte z;ch in hunne on fch bedry- n. Een Fianschm n, die, om kennis met hem te maaken, hem bezocht, vond hem in de eene hnnd een boek houdende, waarin by las, en met de andere zyn kind wiegendc. Toen by zyne verwondering te kennen gcf, zeide Melanchthon: „ Gy ziet, ik ben ,, vader !" Op eene andere keer had hem de overdenking van de openbaare belangen traanen uitgeperst. Zyne nog heel kleine dogter, die zulks  X 153 X zulks Opmerkte, fprong naar hem toe en veegde hem met eenen doek de traanen af; en de vader vond hierin troost en verfterkingj Bv deeze tederhartige liefde tot zyne kinderen vergat hy derzelver opvoeding niet. Hy had, gelyk boven is opgemerkt, twee dogters en even zoo veele zoonen. Eene dogter, Anna, geheel het even* beeld van haaren zachtaartigen vader* welke hy ook by uitneemendheid beminde, trad in 't huwelyk met den toeamaals vermaarden dichter Sabinus. Maar dit was een onrustig, doldriftig mensch, en haarer zachte deugden geheel onwaardig. Hy was een losbol, maakte fchulden en verbitterde' haar het leven. Ik ben niet in ftaat, het hartzeer van den vader over zyne ongelukkige dogter te befchryven. Dikwyls beklaagde hy het met traanen, dat hy zyne toeftemming tot deeze echtverbintenis gegeeven had. „ Ik zag, fcfireef hy, „ hunne hartelyke wederzydfche liefde, en kon „ die geen tegenftand bieden; maar die mensch „ heeft my bedrogen!" Zy ftierf, door zorge en droefheid afgemarteld, reeds 1547, en Melanchthon vond hierin nog eenigen troost, dat hy haare nagelaatene dogters tot zich kon neemen. Zyne tweede dogter, Magdalena, wierd aan den geneesheer, Dr. Pencer te Wittenberg ten huwelyk gegeeven! Deeze echtverbintenis was voor hem eene fchadeloosftelling voor het ongeluk van zyne oudfte dogter. — Zyn oudfte zoon, K 5 Phi-  X 154 X 'Philïppus, bereikte, niet tegenftaande hy in zyne Jonge jaaren geduurig ziekiyk was, eenen ouderdom van 80 jaaren. Behagen den naam had hy met zynen vader weinig gelyrtvormigheid. „ Na mynen „ doud, fchiyfr. de vader van hem, zal hy van „ de weldaaden van anderen moeten leeven. „ Hy heefteen goed hart, maar weinig verftand M en geest." In het jaar ijjo fchreef hy: ,, Ik was te Torgau., en toen myn zoon met eene „ weduwe aldaar zich in het huwelyk wilde be« „ geeven , gaf ik myne toeftemming. Beiden „ beklange ik. Die mensch fchym een goed karakter te hebben." Eindelyk wierd deeze zoon Notaris van de Univerfiteit en van het Confistorie te Wutenberg, en liet, waarfchynlyk, geene kinderen na. Men heeft nog eenige brie« ven van Melanchthon aan deezen zoon gevonden , die ten minften bewyzen, dat hy het aan tederhartige en liefderyke vermaaningen tot vlyt en tot arbeidzaamheid niet heeft laaten ontbreeken.— Zyn tweede zoon, George, ftierf, twee jaaren oud zynde. —> Melanchthons eenige broeder, George, leefde nog langen tyd na hem als AmUman te ftretten. Beiden beminden elkander tederhartig en oprecht, zy waren reeds lang te voren verheugt, wanneer de een aan den anderen een bezoek beloofde. Melanchthon was een man van een klein postuur. Maar zyn ofen verheven voorhoofd deed reeds  X tS5 X reeds eenen grooren geest in hem vermoeden. Dit,,, gelyk zyne fchoone heldere oogen, cn breede borst zoude hem een nog beter aanzien gegeeven hebben, indien hy de eene fcnouder niet altoos wat laager gedraagen had, dun da andere. De natunr had hem in de vorming van zyn ligchaam ten minden niet verwaarloosd. Dat hy geduurig mager bleef, was misfchien een gevolg van zyne geftadige werkzaamheden. Het was voor hem ongemakkelyk, dat hy geduurig met llaapeloosheid te worstelen had. Had hy zorgen op het hart, of als hy den geheelen dag meer dan gewoonlyk, over iets had nagedacht, dan kon hy geen één uur flaapen. Dikwyls klaagde hy hier over, en wemchte in de plaats van handwetkers te weezen. In de uiterfte malligheid vond hy het eenige tegenmiddel. Derhalven at hy des avonds weinig, en leide zich vroegtydig tot flaapen. En terfbnd na middernacht keerde hy tot zyne bezigheden terug. Alle zyne febviften waren werken van zyne ochtend uuren. Niets was hem onaangenaamer, dan wanneer hy des avonds geftoord wierd. ,, Kan „ ik zonder zorgen naar bed gaan, fchryft hy, „ dan kan ik met zorgen opftaan-" — VVierdeu hem des avonds brieven gebragt, in welke hy eenen gewigtigen inhoud vermoedde, dan brak hy dezelve niet voor den anderen ochtend open. Slechts in den hoogen ouderdom kon hy het van zich  X I5<5 X zich verkrygèn ■ op nantasden van de Geneesheeren, des namiddags een uur te flaapen. In *4 overige was hy een vyand van alle medicynen, welke hy dikwyls, op eene berispenswaardige wyze, verfmaadde. In dit ligchaam woonde eene teder gevoelende ziel. Zyn hart helde tot de hoogde aandoeningen over. Een woord, een toon, een aanzien kon hem tot traanen of tot lagchen beweegen, waarby anderen onverfchillig blyven. Geduurig wist zyn fyn gevoel die zyde van eene zaak op te vatten, welke de meest uitdeekende was, en vaa andere niet zoo teder gevormde zielen over 't hoofd wierd gezien. De regelen van het fchoone en goede waren, als het ware, in zyn hart gegraveerd. ,, O welk een fchildery!" riep hy eens in een Roomfche Kerk, by het gezicht vau een fraai beeld, uit, toen zyne yverig Lntherfche geleiders hem herinnerden , dat hy in eene Roomfche Kerk niets mogt bewonderen. Een fraaije tuin , een aangenaame wandeling verfpreide over zyn geheel gelaat vrolykheid en overdroomde hem met vergenoegen- Geestige gefprekken, vriendl'chaplyke vermaaken mydde hy geenzins. Zyn blyde boert en geestigheid verlevendigde alle gelprekken, indien zyn hart maar vry van zorgen was. Zonder dat men het verwachtte, wist hy geduurig eene fyne fatyre te pas te breng ju, welke niemand beleedigde. En  X ï*4 X DERTIENDE HOOFDSTUK. Nog een blik op zyne verdienften, J~Jct is my onmogelyk, myne Leezcrs van deezen man affcheid te doen neemen, zonder nog met hen een oog te vestigen op zyne verdienften. Zoo min ik het op my wil neemen, een beflisfend en voldoenend oordeel over deezen grooten man te vellen, meene ik echier aan de liefde, die ik hemtoedraage, verfchuldigd te zyn, hiervan nog een byzonder aanhangzel te maaken. Ik kan, mynes oordeels, hierby te koner te werk gaan, daar het gewigtigfte hier van reeds op zyne plaats gezegd is. Het tegenwoordige zal niet meer zyn, dan eene herinnering aan het voorgaande. Niet ligtelyk is er over iemand zco verfchillcnd geoordeeld. Dan hierin ftemmen alle over een, dat zyn invloed op weetenfchappen en taalkunde ten hoogden weldaadig was. Om deeze zyne verdienften op den regten prys te ftellen ,> behoeft jnen flechts op den treurigen toefiand der toenmaalige tyden terug te zien. Kunsten en weetenfchappen wierden wel geleeraard, maar derzelver voordracht was duister, zonder duidelyke orde, met een zoodanigen ballast van onnodige ,dingen opgepropt, dat menig jong mensch, die nei-  X 165 X neiging en vatbaarheid had, van derzelver beoeffening wi erd afgeschrikt. Melanchthon bemerkte dit naauvvlyks, of hy maakte ook reeds fchikkingen, om dit kwaad te verhelpen. Zyne vroege kennismaaking met de fchryvers van Griekenland en Ramen, welke hy reeds in zyn aj jaar allen geleezen had, hadden in zyn hoofd een licht ontftoken, van welke hy zeer wel wist gebruik te maaken. Nog meer had hy aan de beoeffening van de Aristotelifche Wysgeerte te danken, welke hy fhmdvastig aankleefde, hoe veele poogingen Luther ook deed, om hem daarvan af te trekken. Dezelve had, wel is waar, buiten haare fchuld, veelerhande onheil in zommige duistere hoofden veroorzaakt, maar zekerlyk den geest van Melanchthon aan eene juistheid en klaarheid van denkbeellen gewend, die elk onderwerp, op hetwelk hy zyne aandacht vestigde, ophelderde en ook dikwyls verfraaide. Met deeze vermogens uitgerust, fchreef hy bykans voor alle deelen van weetenfchappen nieuwe leerboeken , over welken by de 200 Jaaren lang op alle Prctestasfche Univerfiteiten lesfen gegeeven wierd. Men gevoelde derzelver onontbeerlykheid te zeer, dan dat men dezelve niet met den grootften dank zoude hebben aangenoomen. Hy overtrof alle zyne voorgangers in opzicht van orde, wel beredeneerde keus en bondigheid. En men behoeft zekerlyk geene tegenfpraak te vreezen, wanneer L 3 men  X «°* X rnen hem, in dit opzicht, Duitsland* algemeeuen Leeraar noemt. Wy hebben van hem eene Logica, Rhetorica, Ethica, Phyfica, Poëtica enz. Ten opzichte van de Schooien maakte hy zich byzonder verdiensrelyk, door eene Griekfche en Latynfche Gramma'ica te fehryven. Men kan beweeren, dat de Griekfche taal door hem allereerst in het Noordelyk Duitsland bekend is geworden. De Griekfche Grammatica wierd nog in zynen leefryd 28, en de Latynfcne 33 maal hcrdrukr. Beiden wierden zelfs in andere Landen ingevoerd en nagedrukt. Nog in deeze Eeuw is de laatfte driemaal, 1714, 34. en 37 gedrukt geworden. Ik twyffele bykans, of 'er wel ooit fchoolboeken gefchreeven zullen worden, die zoo langhaar aanwezen behouden. Dezelve hadden een grooter geluk, dan zyne Theologifche fchriften, welke zedert de invoering van de Formula Concordiae wel dra in den naam van kettery geraakten. Gelyk hy nu door fchriftelyk onderwys aan de wetenfchappen groote diensten bewees, zoo was zyn mondelinge voordracht niet minder weldadig. Zyne byzondcre begaafdheid, om alles gemaklyk te maaken, zyne poogingen, om al het onbruikbaars uit zyn onderwys te verbannen, zyne zachtzinnige en nogtans levendige wyze, .van voorftel , verfchaften hem by alle zyne toehoorderen eene algemeen e goedkeu- Lring.  X 1*7 X ring. Een vreemde^ng, die zyne lesten eens by woonde, riep vol verwondering uit: ,, De ,, Apostels kunnen Jezus met geen meer oplet,, tendheid hebben aangehoord, dan de Studenten ,, Melanchthon" Zyn fchryftrant is geheel een afdrukzel van zyn hart. Dezelve is niet verheven nog hoogdravend. Alles is vloeiend, natuurlyk en verftaanbaar en daarby kort en beknopt. Hy was een meester in de kunst, om alles in eene zoo fchoone orde en levendigheid te verhaalen, dat zich alles zonder moeite aan den leezer vertoonde. Nooit doet hy eenen onnodigen uitflap van een onderwerp, 't welk hy verandert. De flroorn van zyne redevoering blyft altyd in zyne oevers. Zelfs in de Poëzy, was hy niet onbedreven. Hy oordeelt, wel is waar, over zyne gedigten met groote minachting. „ Ik wenschte, dat myne „ boerteryen nooit in 't licht waren gekoomen. „ Daar ik weet, dat dichterlyk talent een ge„ fchenk des Scheppers is, ben ik niet zoo dwaas, my by die geenen te rekenen, die dit „ gefchenk deelachtig zyn geworden. — Maar „ zomwylen, by zwaar lyden of op myne reizen „ heb ik eenige gedigten gemaakt." En echter wierden zyne Zingedigten dikwils gedrukt en vlytig gelezen. Het is opmerkenswaardig, dat hy geene neiging tot preeken had. Men verhaalt, dat hy L 4 Lu»  X 168 X Luthers ernstig verzoek, om toch eens te preken, eens had ingewilligd, eene Predikaatfie opgefteld, maar die verworpen heeft. Indien het waar is, dat Luther hem dikwils te vergeefsch verzogt, eene Predikants plaats aan te neemen, dan is het echter ten hoogfteji onwaarfchynlyk, dat een man, die een zoo gelukkig geheugen had, die by zoo veele byeenkomften , ter zaake van den Godsdienst gehouden, onverfchrokken, voordellen deed, die zelfs in Wittenberg, zonder voorbereiding, redevoeringen voor veele menfchen hield, uit vreeze niet heeft kunnen prediken. Maar juist kome ik tot eene befchuldiging, waardeor men zynen roem heeft willen bezwalken. Men heeft hem van vreesachtigheid befchuldigd. Of zulks met of zonder reden is gefchied, moet zyne gefchiedenis beüisfen. Er zyn menfchen, die in het oogenblik van 'cgevaar onverfchrokken heid en moed betoonen, maar voor dat het .gevaar komt, meer daar aan denken, zich meer tot hetzelve voorbereiden, dan de moedige en < nbedeesde man. Tot de eerften behoorde Melanchthon. Wil men dit vreesachtigheid noemen, dan brenge men zich tevens te binnen, dat hy even zoo wel als Luther, de gevaarlykfte reizen ondernam, dat hy met de verbitterdste vyanden in kerkelyke byeenkomsten ftandvastig en onverfchrokken fprak, dat hy van het geen hein in de Euangelifche leere  X 174 X zyne verklaaring van het N. Testament. Hy heeft ontelbaar veele fchriften in 't licht gegeeven, welke uitleggingen van hetzelve behelzen. Dan dit was het voornaamlyk, 't welk de hervorming bevorderde. Zoo dra men de heil. Schrift verftond, begreep men ook den waaren geest van Jezus en zyne Apostelen, en kon nu over alles naar waarheid oerdeelen. Luther belydt het dikwyls, hoe zeer de geleerde Phillippus hem by moeilyke plaatfen behulpzaam geweest, en hoe veel hy van hem geleerd hebbe. Ook was Luthers Bybel vertaaling zekerlyk zoo niet uitgevallen , by aldien Melanchthon zyn helper en raadgeever niet waare geweest. Verlichting in de wetcnfchappen bewerkt verlichting in den Godsdienst. Indien dit eene ontwyffelbaar waarheid is, dan blykt hier uit van zelve de weldaadige invloed van Melanchthon. Want wie zal het ontkennen, dat men, door taaien en weetenfchappen van hem te leeren, tot de omhelzing van een redelyker onderwys in den Godsdienst meer geneigd wierd? Wie zal het ontkennen, dat, wanneer hy door Wysgeerte en andere kundigheden her verftand verlichte, ook tevens aan de hervorming gewigtige dieiiften bewees. Na deeze overweeging is het blykbaar, dat beide mannen, Luther en Melanchthon, tot de her  X 175 X hervorming onontbeerlyk waren. Geen van hun kon gemist worden. De een was zoo noodzaak* lyk, als de andere. Elk had zyne byzondere verdienften. Het is ten uiterlte belang! yk eens verj-ciyking tusfchen beide mannen te maaken. De volgende kan misfchien in alle deelen niet treffend genoeg zyn: Luther was onderneemen» der, Melanchthon handelde met meer overleg; de eerfte was voor verhevene, de tweede voor fyne aandoening het meest vatbaar; de eerfte handelde zender vrees, deeze geduurig met opzicht tot tyd en omftandigheden; de eerfte was meer geoefend, deeze had meer ondervinding; de ecifte gedroeg zich beter vóór, deeze beter na het gevaar, de eerfte zag de gevolgen van gebeurtenisfen. deeze berekende dezelve ,• de eerfte begon omwentelingen, de laatfte beduurde dezel. ve; de eerlte wist anderen te gebieden, deeze hen te leiden; de eerfte kon veel van de inrichting der waereld verdraageu, deeze van menfchen,de eerfte achtte de weetenfehappen, de laatfte beminde dezelve; de eerfte bezat kundigheden, de laatfte geleerdheid; de eerfte oordeel, de tweede fchranderheid; de eerfte beftreed eertler de dwaahiigen, de laatfte ontdekte dezelve eerder; de eerfte leerde de waarheid, de tweede betoogde dezelve; de eerfte was in de verkeering onderhoudend, deeze aangenaam; de eerlte was ia  X 176 X in zynen fpot fcherp en gevoelig, deeze fyn en geastig; de eerfte beminde openhartigheid, deeze oprechtheid; de eerfte had een goed hart, deeze meer befchaafdheid , voor den eerften waren werkzaamheden behoefre, voor den laatften plicht; de eerfte was in zyne overtuigingen vast en onwankelbaar, deeze dikwyls zeer twyffelachtig. V.EF.R-  HET LEVEN VAN PHILIPPUS MELANCIITON, EEN BYVOEGSEI, TOT LUTHERS LEVEN van denzelfden SCHRYVER. Uit het Hoogduitsch Vertaald door O. H. R. E I C H E, Leeraar der Lutherfche Gemeente te Z U T P H E N. Met een, over dit Werk, in het Voorbericht geplaatst Oordeel van H. MUNTING II E, Hoogleeraar in de Kerkelyke Gefchiedenisfen, en Akademie Prediker te GRONINGEN. ——« Te ROTTERDA M, Bt NICOLAAS CORNEL, Boskverkooper. 1 7 9 9-  VOORBERICHT. xïï-devensbefchryvitigen van groote en vermaarde mannen, wier werkzaamheden en bedryven eenen blykbaaren en weldaadigen invloed hadden op de befchaaving en veredeling van het menschdoth. verfchajfen aan elk, wien de belangen van zyne Natuurgenooten niet onverfchUUg zyn, eene niet minder leerzaame dan onderhoudende lectuure. Het bezef hiervan heeft den geachten, hoewel my onbekenden, Hoogduitfchen Schryver aangespoord, zyne Landgenooten met de leven sbyzonderheden van die doorluchtige Mannen nader bekend te maken, door welker edele en roem» waardige poogingen niet alleen derzelver Landen tydgenooten, maar ook hunne Nakomelingen, ja em aanmerkelyk gedeelte van het gélietle * a mensch. \  IV VOORBERICHT. tnenschdom tot eenen hoogeren trap van verlick' t'trig en zedelyke befchaafdheid opgeleid zyn geworden; Mannen wier Naamen, als Hervormers van den besten, door dwaalingen en misbruiken echter voor hem zeer ontluisterden Godsdienst, door elk, die waarheid en deugd bemind en naftreejt, met verdiende achting en eerbied genoemd worden. Luther, Melancbton, Calvyn, ZwingBüS, Husf, Wklcf — welke achting- en eerliedwaardige Naamen! Wie zoude niet gaarne zynen tyd, ten minflen eenige uuren van zyne vitfpanning befteeden, om met deeze weldoeners van het menschdom nader bekend te worden! — En juist deeze, waarlyk eerwaardige Mannen, zyn het, welker aanmerkelyke en belangryke 'lotgevallen en bedryven, de genoemde Schtyver, cp eene even zoo bevallige en voor het algemeen icrflacnboare als leerzaame wyze, gedeeltelyk reedt befchreven en door den druk gemeen gemaakt heeft, en gedeeltelyk, volgens zyne belofte, neg befchrwen en aan het Publiek zal mede deelen. De levensberichten van Calvyn, Lu;her, Me-  VOORBERICHT. V Melanchton en Hu f, dior deezen Schryver gefchetst, zyn in Duitschland, en wel te Leipzig, reeds in den druk verfchenen, terwyl die van VViklef en Zwinglius, volgens eene bekendmaaking in het Intelligentz blatt der Algem. Litseratur Zcitung van het voorledene Jaar, binnen korten tyd, zullen volgen. Had ik nu onlangs het genoegen, de twee eerstgemelde levensbefchryvi'ngen, die van Calvyn en van Lather, mynen Landgenooten, in eene Nederduitfche vertaaling, mede te dcelen, en wier den deeze Werkjen s door hün met eene blyk* baare goedkeuring ontfangen; met geen minder genoegen, en geene minder ftreelende verwachting, biede ik hen thands eene vertaaling der levensberichten van Melanchton, den geleerden en' zachtmoedigen vriend en Ambtgenoot vdn Luther, aan , die in het heilzaam werk der Kerkhervorming wel geene zoo glansryke, echter eene niet minder gewigtige en verdienstelyke rol, als deeze, gefpeeld heeft; zo dat deszelfs levensbefchryving met recht als een byvtegfel van het Leven van * 3 Lu-  VI rOO.RBERlCHT. Luther befchouwd mooge worden en over dit laat ft e, gelyk ever het geheele Werk der Hetvor* ming, zeer veel licht verfpreidt. Ter meerdere aanpryzing van dit Wetkjen, indien dezelve noodig mogt weezen, dient een woordelyk Uittrekzel uit eenen Brief, dien ik onlangs van mynen hooggeachten Vriend, den uitmuntenden Muntingke, Hoogleeraar in de Kerke lyke Gefchiedenisfen, en Akadem ie • Prediker te Groningen, ontfangen heb, en waarin zyn Hoog Eerw. met vergunning om hier van gebruik te maaken, my het volgende Jchryft: „ Toen gy het fraaie Werk jen over het leven van Calvyn vertaald hadt, was het aanfiond» „ myne begeerte, dat dezelfde Schryver ook op „ dienzelfden voet mogt voortgaan om de levens „ dier overige [uitmuntende Mannen te befchry „ ven, welke zich omtrend de herflelling van Godsdienst en wetenfchappen zo zeer verdiend „ gemaakt hebben: 't kwam my. ook /leeds zeer „ belangryk voor, dat zy, welke zo veel invloeds i3 hadden op de verlichting en befchaving des mensch-  VOORBERICHT. VII w menschdoms, niet alleen in hunne bedryven „ en gevoelens, maar vooral ook in hun beftaan „ en karakter, meer menschkundig befchouwd, „ en a/gemeener bekend wierden, dan tot nog „ toe gefchied was; daar de leven'sberigten van i, Luther, Melanchton, Calvyn enz. die wy tot „ neg toe bezaten, veel al niet diep genoeg doordrongen tot het karakter dier grote Man„ tien, — iets, dat echter voor de memchkuH' „ de en gefchiedenis van '} hoogfle belang is,— „ en daar benevens, om vele oorzaaken , ook „niet gefehikt waren, om tot leesboeken voor „ het algemeen te ftrekken. Dezen ongenoemde» Schryvcr komt, naar ,, myn inzien, de lof toe, dat hy juist het le„ ven , de gevoelens en de bedryven dier grote 3, Mannen van dien kant befchouwd heeft; ter„ wyl hy tevens in zulk een'' toon en ftyl fchryft, dat de Geleerde zynen arbeid met „ veel genoegen lezen, ja er zelfs fomts nog ,, wel de eene of andere fraaie opmerking in ent' ,5 dekken zal, die hy elders te vergeefsch zou * 4 ■» zoe-  Vin VOORBERICHT. „ zoeken; en er tevens de ongeletterde vetl nut „ uit trekken kan. „ De lezing der levensberichten van Melanch„ ton en Husf, in het oorfpronglyk Hoog„ duitsch, heeft my nog meer in dit myn oor„ deel over den nuttigen arbeid van dezen „ Schryver bevestigd', ik vin de ook daarin zo „ vele bewyzen van onpartydigheid, gematigd. „ beid, waarheidliefde, gefchied- en menschkun„ de, zo wel als van eene aangenaame en bevat„ lyke manier van voordragt, dat ik my zeer „ verblydde, toen gy my te kennen gaaft, dat ,, gy ook die door eene vertaling aan onze Land» genoten wildet mede delen" Ziet daar', het oordeel van eenen man, aan wien elk eene beflisfende flem, in deeze zaak, wel geredelyk zal toekennen. Ik voege tot dit Voorbericht niets, dan het bericht, dat eene vertaaling van het Leven van Husf, binnen zeer korten tyd, mede in druk zal  VOORBERICHT. IX zal verfchynen, en mogelyk ook, in V vervolg van tyd, die van de Levens van Wiklef en van Zwinglius. üe VERTAALER. VOOR'  VOORREDE. 3MLen heeft het Leven 'van Lutber, door my onlangs in 't ligt gegeeven, met eenige goedkeuring ontfangen en my aangefpoord, om de Levens van zyne groot e Medearbeiders, op dezelfde wyze te befchryven. Hoe -;?un ik nu ook de man ben, men een eenigzins welgeflaagd Werk terfond een voorbaarig zelfvertrouwen kan inboezemen, had echter deeze aanfpooring den invloed, dat ik de bouwftpffen tot deeze Gefchiedenis, zoo veel my in myne ow/Jandigheden mogelyk was, van tyd tot- tyd  VOORREDE. XI tyd verzamelde. Ik maakte een begin, met /reeds het merkwaardig/ie, het geen tot myn oogmerk kon dienen, op te tekenen, en, dus doende, outftond het tegenwoordig gefchrift, hetwelk met zo wel voor den onderzoeker van de kerkelyke gefchiedenisfen , maar veel meer tot eene lectuure voor die genen gefchikt is, die gaarne met doezen man eenigzins nader bekend willen worden. Myne geringe verdien/Ie hieromtrent, beftaat misfchien enkel in den vlyt, waarmede ik van Meianchtons fchriften en in het byzonder van zyne Voerredenen en Brieven gebruik hebhe gemaakt. Het is niet alleen over V algemeen /raai, wanneer men eenen man over zyne byzondere om/landigheden zeiven hoort /preeken, maar zulke uitdrukkingen leveren ook, nu en dan ophelderingen en bemerkingen op, die zelfs voor een gefchied. kuncligen aangenaam en welkom moeten zyn. Als ik, in 't overige, ever verfcheidenepunten maar weinig gezegd, en veele dingen geheel en al met flilzwygen voorby ben gegaan, dan ver- zoe-  XII VOORREDE. Zieke ik, dat men my naar het oogmerk van een Leesboek wil beoordeelen. Heb ik my echter aan mis/lagen, in een ander opzicht, fchuldig ge. maakt, dan verzoeke ik verfchooning. De SCHRYVER. HET  ' H £ T LEVEN VAN ;, FRILIPPÜS MELANCHTON. EERSTE HOOFDSTUK. Melancktons Geboorte en Leevensjaarert. i et groote werk der zestiende Eeuw welks weldaadige, gevolgen tot op onze tyden verfpreid zyn, ja nog tot de volgende Eeuwen zullen uitgelïrekt worden, heeft eene menig!e van mannen, die, op de eene of andere wyze, aan hetzelve deel namen, aan de gedagtenis der nakomelingfcliap overgeleverd. Hun aandenken zal uimmer uitgewischt worden, zoo lang die merkwaardige gebeurtenis nog in geheugenis zal bly. ven. En zoo het niet (lcclns voor den opmerkzaaracn befchouwer van de gebeurtenisfen der waereld, maar ook voor elk rede'yk aiensch van, het grootfte belang is, deeze groote verandering zelve van nader by te leeren kenneu, dan is het verhaal van het leven en de bedryven van deeze A mati*  X * X mannen reffens niet minder belangryk. Want wie weet niet, dat men eene gebeurtenis flechts als dan naar haaren oorfprong, dryfveeren, voortgang en werkingen kan beöordeelen, wanneer men hen, die in dezelve deel namen en dezelve bewerkten , gekend en naauwkeurig opgemerkt heeft. Tot de Deelneeiners in de Hervorming £\vant welk werk, grooter dan dit, kon de genoemde Eeuw opleveren?) behoort nu, buiten tegenfpraak, ook de man, met wien vvy terllond nadere kennis zullen maaken. Philippm Melanchton, of, [gelyk eigentJyk zyn' Duitfche naam was, Sckwarzerd {Zwartaard,) wierd den 16 February 1497 gebooren. Onder alles, wat men van Bretten , eene kleine Stad in de Neder-Palts, merkwaardigs weet te zeggen, is wel die omftandigheid de gewigtigfte, dat dezelve de geboorteplaats is van dezen vermaarden man. Bezwaarlyk zou ook zyn Vader, GeorgeSchwarzerd, nog elders in de Gefchiedenis genoemd worden, indien het niet in de Levens-Befchryving van zyn merkwaardigen Zoon gefchiedde. Want offchoon dezelve ook anderszins een man was, die overal, waar hy zich ophield, eenen goeden, onbefprokenen naam wist te verwerven, is dit echter niet toereikend, om aan de nakomelingfchap bekend te worden. Hy bezat eene byzondere bekwaamheid in de Gefchutgietery en in de vervaardiging van Krygswape- nen  X 3 X nen. Zyne kundigheden in dit vak verwierven hem niet minder de gunst cn de kennis van veele Duitfche Vorsten, ais zy hem tevens tot een middel verflrekten, zich en zyn huisgezin het nocdig onderhoud te verfchaffen. Want ryk wilde hy niet worden, al had zulks ook in zyne magt geüaan. Zyn Karakter had in 't algemeen veel zonderlings en eigenaartigs. Zyne getrouwheid cn geheimhouding waren verwonder-ing»waardig. Hy haatte niets meer, dan wanneer iemand zyn gegeeven woord niet hield , of hem toevertrouwde geheimen openbaarde. Ziet hier Hechts eenige trekken, welke zyn Karakter kenfehetfen. , Een zyner vrienden had hem het geheim toevertrouwd, dat hy binnen eenigen tyd een zeker perfoon wilde trouwen , waarvan echter thands nog geen mensch iets mogt weeten. Nu gebeurde, het, des niet te min, dat deze zaak terilond ruchtbaar wierd, om dat juist deeze vriend tot die foort van menfehen behoorde, die veele dingen willen geheim gehouden hebben, en dezelve nogthans, uit eene zekere zwakheid van geest, aan ieder, die hun voorkomt, openbaaren. Wat deed nu George Sckwarzerd? Vol van angst en bekommernis, dat zyn vriend misfchien tot de gedachten mogt komen, als of hy dit geheim had uitgebracht, reisde hy, in her, flimfte weder, na hem toe, tien mylen ver te voet, om geene andere rede, dan ^.om zich van dien argwaan te zuiveren. A 2 Op  X 4 X Op ëêheh anderen tyd had hy beloofd op een bepaald uur en plaats te zullen komen. By ongeluk had hy zyne belofte vergeeten. Maar thands, na verloop van den bepaalden tyd, zyne gedaaue belofte indachtig wordende, liep hy niet alleen fpoedig naar de afgefprokene plaats; maar kwam ook, veertien dagen achter een, op dezelve, hoe weinig eok zyne tegenswoordigheid 'er thands vereischt wierd, enkel om te tootieu , hoe het hem fpeet, zyne belofte niet gehemde hebben. Wie moet zulk eenen man niet bemin-' nen, hoewel men ook iedere byzonderheid niet mogt goedkeuren. Met deze naauwgezetheid ftond zyne liefde tot God en den Godsdienst in evenredigheid. Zyne gevoelens over de wyze, om God te eeren, verfchilden zekerlyk weinig van de denkbeelden zyner bygeloovige tydgenooten. En onze betere kundigheden in den Godsdienst geeven ons geen recht, om dat geene, het welk men in dit Huk van hem weet, voor een angstvallig bygeloof en zwakheid te houden. Dus verhaalt men dat hy ieder nacht om twaalf uuren uit zyn bed plagt opteftaan, om eenige Formuliergebeden op te zeggen. Eu had het een of ander toeval een verzuim van deeze gewoonte- veroorzaakt, danwas hy den geheelen dag met zich zelven te onvreden. — Zoo veel van den Vader van Me. lanchton, met wien myne Leezers, de oude ty. den  X 5 X den van onweetendheid in liet oog houdende, wel beter te vreden zullen weezen, dau hy met zich zeiven was. Hier nog eene aanmerking, die ter dezer plaatje wel past, zonder het volgend verhaal vooruit te loopên. Wanneer, naamenlyk, de ondervinding ooit leert, dat de lichaamelyke gefteldheid en de temperaments gebreken van de ouderen zomtyds van de kinderen worden overgeërfd, dan vinden wy daarvan hier mogeiyk eene onverwachte proef, als wy in den zoon iets foorr* gelyks van de angstvalligheid van zynen vader aantreffen. De Moeder van Melanchton, Barhara, was een dochter van Johan Reuter, den toenmaaligen Ambtman te Bretten. Zy had reeds dit met haaren echtgenoot gemeen, dat zy in eenen even zoo goeden naam Hond. Maar ook bovendien (temden zy in karakter en denkwyze zeer wel overeen, en zelden zullen twee echtelieden zich zoo geiyk zyn, als deeze. Zy had insgelyks veel zonderlings en bygeloovigs in haare ' begrippen. Ten bewyze hiervan ftrekt, dat zy haaren gemaal flechts daarom gekozen had, vermits hy de eerfle mansperfoon was, die haar voor het oog kwam, toen zy, den nacht van te vooren, van trouwen gedroomd had. Het was een] geM., dat haare keus, nogthans zeer wel uitviel. Een nog grooter geluk is het, dat wy in tyden A 3 lee-  X 6 X leeven; wa.ir zulke bygeloovige merktekenen en waarnemingen, ook voor het minst geoefiend verftand, als belachelyk voorkomen. Wie echter die oude tyden kent, die zal zulke dingen zeer gewoon', cn even daarom in de ouderen van Melanchton zeer verfclioonlyk vinden. Als iurusichen onze Melanchton in het vaderJyke huis gehee! opgevoed ware geworden, zou jnogelyk de denkwyze van de ouders tot den zo n ebben kunn h overgaan, en dc hervorming had eenen deelneemer en medehelper minder gehad. Dan Melanchton was naauwlyks elf jaaren oud, toen zyn vader ftierf. Het be-' roep van den laatften, naamenlyk vorderde, cm in den Beyerichen Oorlog, die in het Jaar 1504 uitberstte, zich, op bevel van zynen Vors', naar Manheim te begeeven, om geduurig nieuwe Krygswapenen en Kanonnen te vervaardigen. Hier trof hem het ongeluk dat hy in eene laugduurige ziekte geraakte. Men heeft veëlerhande oorzaaken van dezelve verhaald, en onder anderen voorgewend, dat eene put, waar uit hy gedronken had vergiftigd was geweest. Dit tracht men waarfchynlyk te uiaaken, om dat aïle zyne be» geleiders, die van hetzelfde water gedro;;ken hadden, binnen een jaar géftorven waren. Dan dit onderzoek behoort niet tot de zaak. Genoeg, ryn Vorst, die hem als eenen zeer gefchikten man kende, wendde alle mogelyke moeite en zorg- vul-  X 7 X vuldigheid aan, om zyn leven tc red'en. Eene vrucht van deze zorgvuldigheid was het misfchien, dat hy echter noch eenige jaaren leefde, hoewel geduurig zieldyk en fukkelende. Hoe veel de jonge Melanchton by de tyding van de ziekte van zynen vader geleeden heeft, verhaalt de eerde zelf: „ Ik had, gelyk kinderen zyn , „ noch nooit aan ziekte en dood gedacht, had „ ook nooit eenen zieken of dooden gezien. „ Maar toen myne Moeder my zeide, vader is ,, ziek, moest ik eerst vraagen, wat dat te zeg., 'gen was? Maar zy had my naauwlyks een ,, denkbeeld daarvan gegeeven, of ik wist van „ droefheid niet, wat lik doen (zou. Aan dien „ dag van myn leven denk ik altyd terug, zoo „ dikwils ik van eene ziekte hoore." De onfchuldige knaap! Zyn fmert was zeker, lyk nog veel grooter, toen zyn vader den 27 October 1507, in eenen ouderdom van 47 jaaren overleed. Melanchton was tGen tien jaaren oud en vvierd nog by het ziekbed van zynen vader, twee dagen voor deszelfs dood, Jgeroepen. „ Ik herinnere my nog3 fchryft hy, dat „ myn vader my voor zyn einde tot godsvrucht „ vermaande, en my in de befcherming van ., der. Almachtigen aanbeval. Hierby fprak hy „ veel van verfchriklyke veranderingen in de waereld, die 'er te vreezen en te voorzien waren. Ik heb, hoorde ik hem zeggen, A 4 „ veele  X 8 X „ veele cn groote dingen in de waereld be„ leefd, maar nog grootera (laan 'er te gebeu„ ren. God leide en befihure u!" Hy iiet behalven onzen Melanchton, nog eenen zoon, George, en drie dogters na. Zonder vader en verzorger bevond hy zich met zyne broeder en zusters in eenen beklaagenswaardigen toeflaud. Daa ook in hem wierd bewaarheid het geen waarmede hy naderhand zekeren jongeling vertroostte, die vroegtydig zynen vader verloeren had: „ Niet altyd zyn de ouders het ge„ luk van hunne kinderen. Niet zelden is het ,, voor kinderen beter, dat zy vroegtydig weeT 3, zen worden. Men heeft te dikwyls onder„ vonden, dat de liefde, de voorfpraak en de ondei (leuning van de ouders den kinderen tot „ eene rustbank dienen , op welke zy gaan ne„ derleggen." Het was een geluk, dat de Grootvader van Moederlyke zyde de beide zoonen zich aantrok cn de zorge voor hunne opvoeding op zich nam», Hy zorgde even zoo wel voor hunne iigchaa-. melyke als voor hunne zedelyke opvoeding, zoo goed men dezelve, naar de toenmaalige begrip, pen van opvoeding, wist te geeven. Het was jammer, dat zyne voorzorge van geen langer duur was, en zyne goede oogmerkea door zyn overJyden, dat niet lange daarna plaats had, zoo fchie lykj verydeld wierden. Nojg meer jammer zoude v het  X 9 X het geweest zyn, indien hy niet nog, kort voor zynen dood, voor zyne twee naneeven eenen byzonderen huisleeraar had aangefteld. Deeze jonge man, met naame ffohannes Unger, was wegens zyne kundigheden en zyn zedelyk karakter even beminnenswaardig. Onder zyne leiding leerde Melanchton, de beginfelen derweetenfchappen en wel met een zeer gelukkig gevolg. Men bemerkte vroegtydig in hem even zoo veel leergierigheid als natuurlyke vatbaarheid. Want beiden moet met eikanderen gepaard gaan, wanneer men goede vorderingen in de Studiën wil maaken. Zyn leeraar had bovendien de zeer pryswaardige gewoonte, zyne leerlingen meer door vraagen dan door voorpraaten te onderwyzen. Ik maak dit op uit eene uitdrukking van Melanchton: „ myn „ eerfie Leeraar, fchryft hy, liet my meer „ fpreeken, dan ik meenigmaal wenschte. Het „ vrsagcu had geen einde; maar ik weet het „ hem dank." En wie weet niet, dat op deezen weg het verfiand van Jonge Lieden het gemaklykst ontwikkeld en gevormd wordt? Indien jeugdige indrukzelen dikwils op het geheele leven invloed hebben, en niet zoo gemaklyk wederom kunnen worden uitgewischt, dan was mogelyk deeze man van het uiterfte gewigt voer het geheele karakter van Melanchton. Hy had naamenlyk geduurig den flelregel in den mond. „ wees voorzichtig en toegeevend*'! care et cedel A J Hy  Hy die weet, hoe ligtelyk zulke zinfpreuken, door Leeraars gebezigd, tot de gemoederen van hunne voedfterlingeu overgaan, die zal deeze zaak zekerlyk opmerkenswaardig houden. Ik verzoeke ten minden , om deeze omftandigheid niet te vergeeten. Mogelyk kan dezelve dienen, om in 't vervolg geen gering licht over Melanchton: denkwyze en gedrag te verfpreiden, Ondertusfchen verwierf de jonge Melanchton de liefde van allen, die hem leerden kennen; een natuurlyk gevolg van zynen vlyt en zyn goed gedrag! Hierby kwam de omftandigheid, waardoor Sjonge lieden zich grootelyks bemind kunnen maaken, dat hy met. zyne natuurlyke levendigheid en vrolyke geaartbeid eene sbetaamlyke befcheidenheid en zachtmoedigheid deed gepaard gaan. Hy was buitengemeen fpraakzaam en gaf, wanneer hy gevraagd wierd, altoos treffende en naïve antwoorden. Maar zo dra een volwasfen perfoon begon te fpreeken, zweeg hy oogenbliklyk; en men moest hem uitdruklyk aanfpooren, als hy weder een woord zou fpreeken. Wierd hy berispt, dan poogde hy het te verbeteren en vraagde wel tienmaal: Of hy het nu beter deed? Maar lachte men over hem, dan was zyn gemoed te week, dan dat niet lerftond traancn uit zyne oogeu zouden zyne voortgekomen. Mannen, die hem in zyne jeugd gekend hadden, hebben van dit mengzel van levendig-  X *7 X achtte Melanchton zich 'ten hoogfien gelukkig, dat hy eenen Bybel in de handen kreeg. Hy was hier over zoo verheugd, dat hy denzclven geduurig by zich droeg-. Niet flechts in de kerk, maar ook op zyne wandelingen moest hem zyn Bybel vergezellen. Dewyl deeze grooter dan een gewoon Gebedenboek was, hadden eenige kwalykgezinden het gerucht verfpreid, dat hy in de kerk vreemde onbetaamlyke boeken las. Deze gewoonte, om eenen Bybel met zich te dragen, behield hy ook tot in zynen hoogen ouderdom. En dewyl hy geduurig op den rand aantekeningen fchreef, die hem invielen, wisten zyne vrienden niets beters van hem te verzoeken, dan een Exemplaar van den Bybel , 't welk hy eenigen tyd met zich had omgedraagen. Zynen geheelen tyd bracht hy met geleerde onderzoekingen door. Echter was zyn vlyt niet flechts voor hem zeiven, maar ook voor anderen van nut, aan wien hy onderwys gaf. En daar zekere verfchülen over eenige wysgeerige en godgeleerde (tellingen gereezen waren, zo vertoonde zich ook hier zyn eigeuaartig karakter in een uitfteekend fchoon licht. Daar hy zeer verdrietig was,, dar zulke gefchillen gele. geilheid tot wederkeerigen haat en vervolging gaven, poogde hy geduurig, vrede en eendrach: zooveel mogelyk te bevorderen. Hoe opgeklaard B intus.  X i8 X intusfchen zyne begrippen reeds in dien tyd waren, getuigd zyne verbintenis met mannen, die, om dat zy valfche en bygeloovige gevoelens aantastten, gehaat en vervolgd wierden. Kortom, zyn verblyf te Tubingen, 't welk volle zes jaaren duurde, had op zyn volgend leven geen geringen invloed. DERDE  X 19 X DERDE HOOFDSTUK. Zyne Beroeping vaar Wittenberg in het Jaar 1518. (3i!dertusfcïien had de Keurvorst van Saxen, Fredrik de Wyze (eene benaaming, welke men hem niet zonder rede gegeeven had) moeite ge» daan, om zyne Univerfiteit te Wittenberg eenen goeden Leeraar te verfchaiTen. Daar hem nu Melanchton a!s zodanig befchreven wierd, wendde hy zich derhalven tot den bovengenoemden Reuchlinus, den Neef van Melanchton. Deeze verzuimde niet, hiervan,hem, in eenenbyzonderen brief, kennis te geeven en hem teraaden, deeze beroeping,' die hem tot veel eer verftrekte, aanteneemen. Melanchton had zo even vau eenen Vriend, die van Titbingen vertrok, affcheid genomen, en was juist met het nadenken over de dikwils zoo verwarde en onverklaarbaare lotgevallen van zommige menfchen bezig, toen hy deezen brief ontfing. Deeze byzondere geraoedsgefteldheid was mogelyk oorzaak, dat hy in den beginne niet veel neiging fcheen te hebben, om den raad van zynen Neef optevolgen. Dan de gronden, waarmede deeze zynen raad had onderfteund, vermochten toch zoo veel op hem, dat hy, na herhaalde leezing B 2 van  X 2o ):( van den brief, uitriep: Heer, uw wil gefchiede!" Hy maakte ookj terftond fchikkingen tot zyn vertrek, na dat hy van dat voorneemen aan zyne Naastbedaanden had kennis gegeeven. Te Tubingen gaf men fprekende bewyzen, dat men zyne verwydering zeer beklaagde. En hem delven was deeze verandering geenzins onverfchillig. Om het fcheiden ran zyne vrienden aldaar zich zoo ligt als mogelyk was te maaken, nam hy niet in perfoon, maar fchriftelyk van hen affcheid. Hy reisde te paard over Neurenburg en Leip» zig. In beide plaatfen wierd hy zeer wel óntfangèn en maakte kennisfen, die hem naderhand op menigerlei wyze van nut waren. In de laatfte plaats had de Akadenjie een feest ter zyner eere ingedeld, waarby men hem uitdeekende bewyzen van hoogachting en eerbied gaf. Z© dra hy in Wittenberg aankwam, fpande hy alle zyne krachten in, om aan de verwachting, welke men van hem had opgevat, te voldoen. En de goedkeuring, die hy in het geeven zyner lesfen wegdroeg, was algemeen. Niet alleen zyn aangenaame, vloeiende, duidelyke manier van voordel, waardoor hy de droogde Honen onderhoudend en belangryk wist te maaken, maar ook zyn vriendelyk gedrag omtrend de ftudeerende Jongelingen, waren de oorzaak van die algemeene goedkeuring. De beoeffening van  X « x van de Griekfche taal had, gclyk wy boven reeds aangemerkt hebben, toen eerst in Duitschland achting en ouderdeuning gevonden. En Melanchton gaf te Wittenberg het eerde onderwys in dezelve. Maar toen hem zulks eenigzins moeilyk werd gemaakt, doordien zyne toehoorders nog geene Griekfche boeken hadden, gelyk dan, in 't algemeen, de Griekfche Boekdrukkeryeu des tyds nog onder de zeldzaamheden in Duitschland behoorden; verzocht hy den Keurvorst, om zorg te dragen, dat er e^ne Griekfche Boekdrukkery te Wittenberg wierde aangelegd, die voor de Akademie van feet grooifle nut zoude wezen. De, voor den bloei van de Univerflteit zoo loflyk zorgende Keurvorst, bewilligde in zyn voordel. De vreugde, welke Melanchton hierover gevoelde, was onbefchryflyk. Hy droeg nu zorg, dat enkele kleine dukken uit Griekfche boeken, voor zyne toehoorders, in bekwaame formaatcn, die zich elk gemakkelyk voor weinig geld kon aankoopen, gedrukt wierden. Zyn verdienden ten deezen opzichte zal men alsdan eerst recht weeten te waardeeren, wanneer men Luther zelve hierover hoort fpreeken: „ Ik dank het mynen geeden Philip„ pus, dat hy ons Grieksch leert. Ik ben ou„ der, dan hy. Maar dit belet my niet, van „ hem te leeren. Ik zeg het rond uit, hy ver,,*daat meer als ik, waarover ik my ook geheel B 3 „ niet  X « X niet fchaame. En ik ben van oordeel, dat „ het voor de menfchen van groot nut is, „ wanneer zy Grieksch leeren: dan kunnen zy toch het Nieuwe Testament zelve leezen, en zien, wat de Heer en zyne Apostelen „ eigenlyk gezegd hebben. Dit zal ons eene betere borstweering tegen de vervolgingen der „ vyanden zyn, dan alle wapenen en geweer. Daarom houde ik ook heelveel van dien jongen ,, man, en zal hem altoos voorfpreeken, zoo lange als ik leevc," Eene belydenis, die. Luther, niet minder eere aandoet, dan Melanchton. VIERDE  X 23 X VIERDE HOOFDSTUK. Zyne kennismaking met Luther, OnSenier'{t ken ^ °P ^e Iiaauwe' vriendfchaplyke verbintenis gekomen, welke hy met eenen man oprichtte, met wien hy, van nu af aan, dikwyls gemeenfchaplyk werkte. De toevalligheid zelve beguniTigde deeze verbintenis. Want, toevallig, was Luther de eerste van alle Profesforen te Wittenberg, die hem voor de oogen kwam, en Luther was het ook, aan wien hy niet alleen zyn geheele hart fchonk, maar met wien hy ook, vereenigd, de grootlle en gewigtig11e dingen uitvoerde. Reeds 1517» en dus een Jaar vroeger, dan Melanchton naar Wittenberg kwam, had Luther ter genoemde plaats en in de omliggende gewesten opzien verwekt, hetwelk weldra tot groote én onverwachte veranderingen aanleiding gaf. De gefchiedenis van den Dominikaaner-Monnik Jqhannes Tezel is te bekend, dan dat dezelve hier een breedvoerig verhaal vereischt. Om kort te gaan, deeze 'man had met zyne Aflaatbrieven, waartoe hy de vergunning van Paus Leo den tienden verkregen had, fchandelyk misbruik gedreven, en de onweetende lieden diets gemaakt, dat elk kwaaddoener maar een ftuk geld behoefde B 4 te  X 24 X te gewen, om terftond niet alleen van de olterlyke kerkelyke ftraffea, — want hierop doelde eigenlyk het uitgeeven van de Aflaatbrieven maar ook van de Godlyke ftraffèri vry te worden. Dit was te hekoorlyk, dan dat niet, eene groote. menigte volks, tot hem zon zyn toegevloeid, in de hoopc, om vergeeving van zonden te erlangen. Deezen moedwil dreef hy onder anderen oek in den omtrek van Wittcnberg. Maar hier was liet, waar hy in Lu. ther eenen magtigen tegenftander vond. De laatfte verklaarde deszelfs allaatshandel rechtftreeks voor' bedrog , plakte tegen denzelven openlyk zommige (tellingen te Wittenberg aan, en nam op zich, om de waarheid derzelveu tegen ieder eenen te bctoogen cn te verdedigen. De Paus zyn gezach ziende aangerand, vond zich hierdoor niet weinig beleedigd , en beproefde al het mogelyke, om de gefchillen te vereffenen. Dit zou ook zckerlyk zyn gcili!a, indien niet een 2ekere Eek, een openlyk Leer* aar te Leipzich, Luther tot een geleerd twistgeding had uitgedaagd, en de wederlegging van de door hem beweerde leerftelfcgen beproefd had. Luther, die zelden iets buiten Melanchton deed, vraagde denzelven hierover om raad. Hy, die ieder mensen naar verdiensten waardeerde, droeg geen bedenken, alhoewel hy veertien Jaaren ouder was, deszelfs raaddikwyls i:m:- wiit'»  X 5i X geduurig werd terug' gehouden, ging Luther zelf eens, onaangemeld, in de Kamer van des Vorst eu ftelde hem de noodzasklykheid der .zaak voor oogen. Melanchton was van het zelfde gevoelen en had Luthers voorftel door een byzonder fmeekfchrift ondeifteund. Beider pogingen nu waren van dat gevolg, dat verfcheidene Theologanten, onder welken Luther en Melanchton de hoofdperfoonen waren, met eenige Keurvorstelyke Raaden, in liet Land rondreisden en den toeftand der Kerken en Schooien onderzochten. Voor onzen Melanchton was deeze zaak zeer onaangenaam. Hy bedroefde zich, wjtoBeer hy de groote onweetenheid opmerkte, welke onder het gemeene Volk heerschte, en als hy hieihy zoo weinig gelegenheid waarnam, hoe men dit alles, binnen korten tyd, kon te keer,gaan. Want zelf de Predikanten waren toenmaals niet veel geleerder, dan die geenen, welke van hun onderwezen moesten v/orden. „ Hoe kan men het verantwoor„ den, fchryft hy, dat men de arme lieden, tot „ hiertoe, in zoo groote onweetenheid en dom,, heid gelaaten heeft ? Myn hart bloedt, als ik ., dien jammer aanfehouwe. Ik gaa dikwyls al„ leen, en weene van Cmert, wanneer wy met „ het onderzoek) van .eene plaa's gedaan hebben. „ En wie zoude niet weeklaagen, wanneer hy „ ziet, dat de vermogens van den pen&ch zoo D 2 g?-  X 52 X „ geheel verwaarloosd worden, en de ziel van „ denzelven, die zoo veel leeren en bevat,, ten kan, niet eens van haaren Schepper en „ Heere iets weet." En op eene andere plaats zegt hy; „ Het onderzoek van Kerken en „ Schooien veroorzaakt my veel moeite. Ik „ haale my daardoor maar haat op den hals, om dat ik den onbezonnen drift van zommigen „ niet mag toegeeven." Hoe verdrietig dit werk hem, van de eene zyde, ook zyn mogt, zoo weldaadig was hetzelve echter, van de andere zyde befchouwd. Veele misbruiken wierden nu afgefebaft, heil. zaame inrichtingen gemaakt, Schooien gedicht, die 'er of in 't geheel nog niet aanwezig waren, of in den treurigften toeftand zich bevonden, en in de plaats van de Predikanten, die te onweetend waren, dan dat zy hun ambt met voordeel zouden hebben kunnen verrichten, wierden 'er nieuwen aangefteld. Hierby wierd Melanchton door den Keurvorst gelast, om de bekende Artykelen van Vifitatie te fchryven. Dezelve behelzen eene korte aanwyzing, hoe en wat toekomstige Predikanten en Schoolleeraars in 't vervolg leeren, en hoe zy den openbaaren Godsdienst behooren interichten. Dit boek zouden zy altyd voor oogen hebben, om alle ongelykheid en wanorde te vermyden. Hetzelve bevat tevens, in eene beval. lige  X 53 X lige kortheid, de gewigtigfte waarheden van den Godsdienst, er is in dien trant gerchreven, gelyk men het van Melanchton kon verwachten. Hy had hetzelve eerst in het Latyn gefchreven, en het verfcheen wel dra, zonder zyn voorweeten, in druk. Meer uitgebreid vertaalde hy het naderhand in 'x Moogduitsch. De Keurvorst gaf het vooraf nog aan Luther tot nazien over. „ Alles is fchoon, voortreflyk, fchryft Luther, „ als rriaar alles zoo gedaan en gehouden word, gelyk het hier is voorgefchreven." Het wierd onder den titel gedrukt, Onderwys van Fifltatie votr de Predikanten in het Keurvorftendom Saxen. Wittenberg 1528. Dit boek vond by verftandigen zoo veele goedkeuring, dat het in hetzelfde Jaar zesmaal, en in de volgende Jaaren nog dikwyls herdrukt is geworden. Niet alleen Predikanten, maar ieder kon zich uit hetzelve met de gewigtigfte waarheden van den Godsdienst bekend maaken. LSyzonder was het voor andere Steden en Landen van groot nut, alwaar van tyd tot tyd de hervorming' werd inge. voerd. Voor dezulken was het den regel en het riebtfnoer, naar welke men den uiterlyken Godsdienst had interichten en over kerkelyke belangen te beflisfen. Melanchton fchreef dit Onderwys met de voorzichtigheid en toegeeftykheid, die hem eigen waren. Hy zocht voornaamlyk zodanige leetllellinD 3 Se«»  X 54 X gen, welke Luther, in de heftigheid van den ftryd met zyne tegenparty, niet behoedzaam genoeg had uitgedrukt, en die zyne aanhangers nog onvoorzichtiger voordroegen, beter'en duiüsiyKèï voor te dragen, voor misvattingen, waaraan dezelve ligtelyk onderhevig konden zyn, [te beveiligen, en, op deeze wyze, alle verwytingen te wederleggen, welke van de RoomschKathdJyRèn der Euangeüichen leere gemaakt wierden. „ By dit Doek, dus vërktóaft hy zich zelf „ eens over het oogmerk van hetzelve, ben ik „ voórhaanïlyk daarop bedacht geweest, dat „ enkel hér noodigfte en gewigtigfte in de Ker-„ ken geleerd cn alle vcrfchilzaaken voorby ge„ gaan mbgten worden, die, bovendien, tot „ een christelyk leven weinSg toebrengen. Elk „ nadenkend leezer zal derhaïwn dikwils plaat- fen ontmoeten, waar ik, opzetlyfe, veele gefe„ genheden tot verfchillen heb ryeineden." Verfiandige, braave man! Hoe veel onheil zou in d* Kerk minder 2yn ontftaan, en nog plaats hebben, indien gy meer navolgers had gehad, indien allen, en voórnaamlykde Leeraars der Kerk , iets van uwe infehiklykheid cn verdraagzaamheid hadden bezeten! — Want het was in der daad te vreezen, dat zommige leeritellingen van Luther, kwalyk begrepen, tot menigerley ongeregeldheden en tot een rimw en buitenfpoorig leven aanleiding mogten gee-  X 55 X geeven. Dus kon de EuangelifeBe leer van het znügmaakend geloof, niet verdaan zynde, tot het gevoelen aanleiding geevenals of een vroom , onbenspelyk leven daardoor overbodig wnre. Nadruklyk-fcherpt hy het dcrhalven den Predikanten in, dat zy toch vooral deze verkeerde uitlegging tegen gaan en hunne toehoorders ernstig" tot verbetering en vlyt in goede werken moesten aanfpooren. „ 't h onnoodig, zegt hy, dat men veel twist over eigen ver,, diensten. Veele fchreeuwen: goede werken ,, verdienen niets. Daar het toch veel beter „ ware, dat men de menfchen aanfpoorde, om ,, goede werken te verrichten, en de fcherpzin» „ nige woordenwisfelingen vaaren liet. Het is „ genoeg, dat men hen leert, dat God znlke „ werken van ons eischt en dezelve wil beloo„ nen. Veele Predikanten vertroosten de men„ fchen wel, en fpreeken veel va*i het geloof „ en de vergeeving van zonden, maar zy zeggen „ niets van boetvaardigheid, godzaligheid en het „ oordeel." Want het was zekeriyk waar, het geen men van de Katholyke zyde den Evangelifchen Leeraaren tot lastleide, da; men op de andere zyde te verre ging en van goede daaden geheel en al niets wilde vveeten. Door dien ook de leere van de christelyke vryheid, welke Luther predikte, en volgens welke ieder mensch in deszelfs begrippen en overtuiginH 4 gen  X' 56 X gen van God en den Godsdienst niet genoord mogt worden, maar zyne inzichten en geweeten volgen kon, ligtelyk aan misvattingen ondeihe. vig was, nam by gelegenheid, ook hiervan breedvoerig te fprecken. Hy bewees dat de Evangeüfche leere gehoorzaamheid aan de Overheid gebood, en dat de betchuIdWng der Roomsch.Ku;holyken dien volgens ongegrond zy, als of deeze leere den boeren opftand die W veele plaatfen ontftaan was, had voorgebracht. Luther was, daarenboven, in zyne fchriften tegen den PaUs en zyne aanhangers dikwyls heftig geweest, en zyne Leerlingen wisten zich geen beter aanzien te geeven, dan wanneer zy in hunne fchnfien en predikaatfieH insgelyks oP den Paus en zyne leere fchimpten, zonder te overvveetren, of het hen in hunne onhandigheden betaamde en tot fhchting kon dienen, en of zy ook, in andere opzichten, de werkelyke deugden van Luther navolgden. Melanchton, indagtig dat deeze manier van voorftel voor de goede zaak niet altoos voordeelig, maar meestal nadeehg zy, poogde yveng, deeze oowelvoeglykheid te keer te gaan. Op meer plaatfen van deeze Artykels betuigt hy zyn ongenoegen over die genen, die, by de fmaadreclenen tegen den Paus e« tegen anders denkenden, meer noodige dingen over 't hoofd Zien. „ Die genen, dit zyn zyne eigene woor„ den, hebben den Paus nog niet overwonnen, „ die  X 57 X „ die zich verbeelden, hem overwonnen te heb„ ben.'' Een geleerdo van de Roomfche Kerk, die deeze aanmerking van Melanchton gelezen had, fcbretf derhalven : ,, wanneer uwe Disci- pels dat doen en opvolgen zullen, dan moe„ ten zy in 't vervolg langer op hunne Predi„ kaatfien ftudeeren, als zy tot hiertoe gedaan Kb„ ben; want als zy één uur gepredikt hebben , dan zyn bykans drie vierde daarvan met fcheldwoor. ., den tegen den Paus en de Bisfchoppen verloo,, pen." Melanchton zelf redeneert over deeze zaak zeer verltaudig. ,i Ik hoore de nieuwe „ Leeraars van onze Kerk preeken, en dikwyls „ met groot verdriet. Want ik kan volflrekt „ niet begrypen,* wat nut door fchelden en raa,, zen gehucht kan worden. Aan het Volk moet ,, men waarheden voordragen en alle verfchil ,, punten weglaaten, welke flechts in de boeken 5, behooren, en, zo veel mogelyk, ook daar ,, vermyd moeten worden. Moet hieruit niet „ haat en verbittering van weerskanten ontftaan „ waar aan de gemeene man geheel en al niet gedagt zou hebben, indien hy niet vooraf „ opmerkzaam daarop gemaakt was geworden?'' Zedert hoe lange —■ men vergunne my deeze vraag — heeft men wel zynen wensch, om alle geleerde twisten en fpitsvinnige vraagen van den preekftoel te verbannen, in vervulling ge^ bracht? D 5 Maar,  X 58 X Maar, gelyk het gewoonlyk gaat, de zachte en toegeevende toon en de geinaatigdheid, waarvan Melanchton 21'ch bediende, was voor veelen eene ergernis. Veelen wien deeze deugden geheel vreemd waren, en wien niets meer welkom was, dan harde en beleedigende uitdrukkingen, raszen en tieren, gaven hun ongenoegen over dit Boek niet onduidelyk te kennen. Men ging zelfs zoo verre, dat men hem verdacht hield, als of hy tot de katholyke party wilde overgaan. Hy zelf klaagt hierover: „ Jk ben gemaatigder geweest, dan veelen gewild hebben. Maar „ rr.y gaat niets meer ter harte, dan de open„ lyke eendracht en vrede. Deeze wilde ik „ daardoor bevorderen , dat ik de Leeraars ,, van de Kerk tot gemaatigdheid vermaande „ en zulks wel op uitdruklyk bevel van den „ Keurvorst-" Ook Luther zocht men tegen hem in 't harnas te jaagen. Dan deeze poo. ging mislukte. Byzonder beproefde zulks zekere Jgrikola, Reftor aan de School te Eisleben. Deeze man, die van Melanchton veele vriendfchap geuooten had, was nu werkzaam, zynen vriend met veele imaadredenen aan te vallen, en toen deeze, tegen zyne verwachting, hierby zeer bedaard bleef, hem zelfs by het Hof eenen kwaaden naam te maaken. De Keurvorst, wien zulks ter ooren was gekomen, en die aan de gerezene gefchillen een fpocdig einde wenschte te  X ?9 X te maaken, riep Luther, Melanchton en den genoemden ' Agrikolu naar Torgau tot eene vriesdelyke zaameninraak. Het oogmerk wierd bereikt. Luther drukt zich hieromtrent aldus uit: ,, De bekende ftryd te Torgau was van ,, weinig aanbelang. Dezelve wierd welhaast bygèlegd, en wy ftemmen nu allen met elkan„ deren overeen." Hiertoe behoort ook' nog zekere verklaaring van Melanchton, welke hem in een te beminlyl licht vertoont, dan dat ik dezelve met ftllzwygen zou mogen vöorby gaan. „ Indien edele 5, en goede daaden, op zich zeiven befchouwd ,, en zonder de belooningen van de waereld in „ aanmerking te neem-eh, den ménsen reeds eene wezenlyke waarcly hyzetten, dan is het my ,, voornaamlyk om het eerste te doen geweest. „ Want om de belooningen bekommere ik my ,, weinig. Reeds voor lang ondervond ik, hoe „ zommigen my haatèti Kon de gunst van anderen my ih myne handelingen bepaalen, „ dan zou ik mogelyk nog misnoegder zyn „ over den dwaas, (hy bedoelt Jgrikola,') die „ my myrlen góeden naam wil bezwalken. 3, Maar toorn en haat zyn my te vreemd, om „ uit dien hoofde iets onbetaamlyks te onder,, neèmen. En voor myne eere ben ik minder ,, bezorgd, dan dat ik dezelve ten nadeele van „ liet algemeene welzyn zou verdeedigen. Nooit „ heb  X °o );( „ heb ik den genen voor eenen. deugdzaamen „ man gehouden, die zynen roem hooger acht, „ dan het algemeene welzyn, en van de gunst „ van anderen afbanglyk is." Eene uitfpraak, welke alle diegeenenbehoorden t« behartigen, die, geene tegenfpraak kunnende lyden, zich terftoud van hunne hartstochten laaten overmeesteren, in de onbetaamlykfte uitdrukkingen op hunne tegenparty Ips gaan, en 'er zich weinig aan ftooren, of anderen hierdoor geërgerd worden, dan niet. Deeze taegeeflykheid was ondertusfehen werkelyk van dat gevolg, dat men van de zyde der Katholyken het v»or gemakkelyk hield, hem tot hunne party overtehaalen. Men befchouwde dit gefchrift byna als eene heimelyke herroeping van de Evangelifche leere, hoe min men ook hiertoe bevoegd was. Daar kwamen dcshalven verfcheide heimelyke uitnoodigingen, om hem aantemoedigen, tot de Katholyke party terug te keeren. In het laatfte geval waren de beloften, die men hem deed, gr0ot en aanzienlyk. Hel geen hy hierop geantwoord en omtrend dit ftuk gevoeld heeft, kan ik niet beter, dan met zyne eigene .woorden uitdrukken: „ Men bid my, „ fchryft hy aan eenen van zyne vertrouwde „ vrienden, de zaak der.Evangelifchen te ver„ ïaaten % en belooft dat men my rykelyk daar5, voor wil bcioonen. Zy houden my voor wankeimoedig en twyiTdaditig, om dat ik in de n Arty-  X 61 X „ Artykelen van de Vifitatie toegeevend ben ge,, weest. En evenwel ziet elk dat ik in dezelve „ niets anders ter neder heb gefteld, dan het „ geen Luther ginds en elders zelfs geleerd „ heeft. Maar omdat ik alle harde en groove uitdrukkingen vermyd heb, meenen zy, dat ik met Luther niet overeenftemme. Die ,, fchrandere Heeren! — Hoe verfchillend nu ook de beoordeelingen van dit Boek geweest mogten zyn, bleef hetzelve nogthans een van zyne lieffte Boeken. Nog op het einde van zyn leven zag hy daarop met genoegen terug, omdat hetzelve, gelyk hy met recht geloofde, ter verdelging »an veele misbruiken en dwaalingen, en tot bevordering van eendracht en vrede, niet weinig had toegebracht. ZE-  X c- X ZEVENDE II O O F D.S T U K. Zyne verrichtingen 'te Spiers, JUarhurg en Augsburg, Intusfchen hadden de opflokïngen van z;yne vyanden hem zoo weinig nadeel toegebracht dat hy de Ecbting van alle weidenkenden en byzonder het vertrouwen van zynen Heer, den Keurvorst van Saxen nog ten vollen bezar. Ten bewyzen hiervan verftrekte, dat hem deeze Heer mede op den Kyksdag nam, die in het volgende Jaar 1529 te Spiers gehouden wierd, en op ('.ijzelven dikwyls van zyue raadgeevingen gebruik maakte. Hier wierden reeds verfcheide befluiten ten nadeele der Evangelifehe Standen genomen. De laatften brachten, wel is waar, hunne klach* ten daar tegen in, maar het fcheen, of men dsarop geen acht wilde flaan. Echter volgde Melanchton zyne gewoone handchvyze. Wanneer zommige van de Evangelifehe party door een onvoorzichtig en onbetaamlyk gedrag de verbittering der Roorasch-Katholyken opwekten, dan was hy het, die eene zodanige handelwyze zocht te verzachten, cn, zoo veel mogelyk, weder goed te maaken. Hy raadde liet volftrekt af, nu reeds geweldige maatregelen te gebruiken. Verre van daar, om de zaak te mi?pryzen, welks  X 63 X welke men vercleeclïgüe, keurde hy flechts dikwyls de manier af, op welke men zyne oogmerken wilde doorzetten. Daar hy zelf alle dwaalingen haatte, en niets meer wenschte, dan de leeringen van den Godsdienst van menschlyke byvoegzelen te zuiveren, zoo mishaagde hem de drift en voorbaarigheid, waarmede zommigen by deeze verlichting te werk gingen, die hoogmoedig op hunne inzichten, anderen verachteden, en hierdoor de goede zaak meer benadeelden, dan bevorderden. ,, 't Is vcrdrie,, tig fchreef hy uit Spiers, wanneer zommige „ lieden zoo doldriftig'zyn. Hierdoor Worden „ de zaaken verflimmerd, in plaats van verbe- terd. Ik misken hunne goede oogmerken niet. „ Maar men moest my maar niet vraagen, als ,, mén over myne tegenwerpingen niet voldaan ,, is. Kan ik het helpen, dat ik zoo driftig „ niet ben ? Daarenboven neemt men den tyd en „ de omftandigheden geheel niet in aanmerking, „ en noemt my eenen kleinmoedigen man, wan5, neer ik zulks doe. ' God zal alles leiden „ en befluuren. Hem zy de zaak aanbevolen!'' Eindelyk kwam men, met toeflemming van Melanchton, overeen, dat men legen de onrechtvaardige befluiten van den Ryksdag op eene fortneele wyze protesteerde, en daarby aan eene vrye Kerkvergaadenng en aan den Keizer, die op den Ryksdag niet tegenswoordig was, appelleerde*  X 64 X leerde. Deeze Pretesteering wierd ook aan deu Keizer overgebrachr, die juist op eene reize naar Italjen zich bevond. Dit is de ooriproug van «?en naam Ptotefiatiten, die, als men op de Gefchiedenis van desaells afkomst terug ziet, de pooging te kennen geeft, om vryheid in de godsdienstige gevoelens te verdeedigen, derzelver oeffcning naar zyne betere inzichten te verbeteren en aan geene gevveetensdvvang onderworpen te zyn. Den naam van Proteftanten draagt nu oük de godsdienstige gezindheid der Hervormden, welken even zo als de aanhangers van Luther, van de misbruiken der Roomfche Kerk zich vry gemaakt hadden. Dezelve itemden bykans in alle overige leerftellingen met eikanderen overeen; alleenlyk verfchilden zy in de leer van het Avondmaal. Dit was nu zekerlyk des te meer te beklaagen, daar deeze eenige omftandigheid gelegenheid tot twisten gaf, en de gemoederen verbitterde. Men gevoelde het onaangenaame toen reeds hiervan en beproefde al het mogelyke, om beide partyen met eikanderen te vereenigen. Met dit oogmerk moesten de voornaamfte Gereformeerde en Evangelifehe Godgeleerden, onder welke laa'ftcn Luther en Melanchton de voornaamflen waren, te Malburg in het Jaar 1529 by malkanderen komen, om over hunne gevoelens te Ipreekcn. Men  X 65 X Men ka* zich vooraf reeds verbeelden, hoe yver/g onze Melanchton geweest zal zyn, om dit fchopne oogmerk te bevorderen. Waarlyk, hy liet niets onbeproefd, om eikanderen nader te brengen. Maar het ging hier, • gelyk het gewoonlyk gaat, wanneer twee menfchen voldoende gronden voor hunne verfchillende gevoelens meenen te hebben. Ieder meent de waarheid op zyne zyde te hebben, en maakt zwaai igheid, aan den anderen gelyk te geeven- Dit was ook hier het geval. Luther en Zwingli - want dit was de naam van de hoofdperfoon en in zeker opzicht van den ftichter der hervormde godsdienstige gezindheid - konden het niet ten vollen met eikanderen eens worden. Hoe fmertelyk dit ook Melanchton was, verheugde het hem nogtbans, door vriendelyke toefpraak, door bidden en vertooning van de kwaade gevolgen, die men in een tegenovergefteld geval te verwachten had, zoo veel te hebben uitgewerkt, dat beide partyen beloofden, met liefde en vriendfchap eikanderen in \ vervolg te zullen bejeege«en, en hunne leer gemeenfchaplyk tegen &de Katholyken te verdeedigen. Dat men deeze omftandigheid aan den invloed van Melanchton te danken had, betuigd Luther zelf meermaalen. j> Philippus, zegt de iaatfte, is my te Marburg ;, zeer waard geweest, want, wanneer ik te „ driftig wierd, heeft hy my a'tyd in toom geE ,3 hou-  X 66 X „ houden en den vrede en de vriendfchap niet „ haten zinken." Maar hoe verdienstelyk hy zich hierdoor gemaakt heeft, zal die geene eerst recht weeten te beoordeelen, die de toenmaalige gefteldheid van zaaken naauwkeurig kent. De nieuwe godsdienstige gezindheden kon in de oogen der Katholyken niets verachtlyker maaken, en de laatften van de omhelzing hunner leer•ftellingeu niets meer affchrikken, dan wanneer men onder hen zeiven tweefpalt, haat en vervolging bemerkte. In 't overige heeft Melanchton zeif de aandoeningen, welke zyn hart in dien tyd doorkruisten, in een byzonderen, nog niet bekenden, brief te. kennen gegeeven, dien ik beneden eerst zal bybrengen om den draad der gefchiedenis niet aftebreken. Even zo weldaadig was zyne tegenwoordigheid te Augsburg. Want in die plaats had Kei* zer Carel de Vyfde, — een Heer, die wysheid en fchranderheid met billykheid deed gepaard gaan, die echter niet altyd kon handelen, gelyk hy wel wenschte — eenen .Ryksdag uitgefchreven, rlwaar hy de gerezene verfchillen over den Godsdienst wilde onderzoeken en bellisfen. Men kon zich van de Evangelifehe zyde zekerlyk niet veel goeds daarvan belooven, want de Katholyke party was de magtiglle en talrykfte. De Keurvorst van Saxen was ook reeds bykans van voor'neemens, om zien aan dezen Ryksdag niet te  X 67 X te onderwerpen en van nu af aan geweld met geweid keeren. Luther en Melanchton waren het al« leenlyk, die hem daarvan terug hielden. De laatfie in het byzonder ftelde hem het gèvaar voor oogen, in hetwelk men zou geraaken, fchilderde hem de oorloogen en het onfchuldig bloedvergieten, 't welk het gewisfe gevolg zoude wezen. Nog eens, raadde hy, meest men den weg van zachtzinnigheid beproeven, en aan de Katholyke Ryksflanden de nieuwe gevoelens in den Godsdienst in haaren zamenhang en in haar waare licht voordragen , tegen dewelke zy flechts daarom waren vooringenomen , omdat men hen dezelve van eene verkeerde zyde had voorgefield. Hy herinnerde hierby aan de zaligheid, waarmede in de heilige Schrift de vredemaakers geprezen worden, en aan de waarfchmving, welke Jezus, by zyne gevangen neeming den driftiger! Petrus deed: Steek uw zwaard in de fchede: want, wie het zwaard opvat, zal door het zwaard omkomen. Men moest volgens zyne gevoelen, zoo lang toegeeven, tot dat men eenen uitdruklyken plicht daardoor zoude te kort doen. Deeze herinneriugen van Luther en Melanchton waren van dat goede gevolg, dat de Keurvorst zelfs op den Ryksdag te Augsburg 1530, vergezeld door Melanchton en andere Theologanten verfcheen, Luther uitgezonderd, die men E 2 te  x & x te Coburg liet, omdat men denzelven te Augsburg niet veilig oordeelde. Men oordeelde het tevens raadzaam, om aan den Keizer en de overige Rykstlanden eene korte Belydenis van de gevoelens overtegeeven, welke de Evangelifehe (tanden in den Godsdienst en deszelfs oelTening waren toegedaan, en in welke Rukken zy zich van de Katholyke Kerk onderfcheidden. Het opftel van dezelve droeg men, welberaaden, aan Melanchton op, in wiens fchranderheid en oprechtheid men het grootite vertrouwen (telde. Luther, vreesde men, zou met zyne gewoone drift en hardigheid en geftrengheid te werk gaan, en de Katholyke (tanden hierdoor nog meer verbitteren. Melanchton beantwoordde ten vollen aan dit oogmerk. De Augsburgfche Confesfie — aldus wordt deeze Belydenis genoemd, omdat dezelve te Augsburg aan den Keizer en de overige Standen van het Ryk wierd overgegeeven — adem. de geheellyk den geest van zachtmoedigheid en liefde, zoo als, op de andere zyde, niets van eenig aanbelang voorby was gegaan, het geen door de Evangelifehe (tanden voor dwaaling wierd gehouden. Slechts van eenige misbruiken was nog geen gewag gemaakt, omdat men de tegenparty niet te zeef wilde verbitteren Luther zelf, aan wien men dit gefchrift naar Coburg zond, was daarmede volkomen te vrede, en merkte  X 69 x merkte flechts' aan, dat by niet zoo zacht en zoetjes kon (lappen, gelyk zyn Vriend Philippus. Alle Evangelifehe Standen ondertekenden nu dezelve, hoewel dit niet geheel naar den wensch van Melanchton was, die dezelve niet van de Vorflen cn Standen zeive maar van de Theologanren ondertekend wilde hebben. Hy geloofde , in het laatfle geval zou het minder opzien verwekken, en de Vorften en Standen hierdoor niet ze!ven in den (Iryd worden ingewikkeld. Ondertusfcben hield men de onderfeekening vaa de laatfien voor werkzaamer, met dewelke dezelve ook werkelyk voor den Keizer en alle Ryksflanden in de Hoogduitfche en Latyufche taal werd voorgelezen. Het gevolg hiervan was, zo als men hetzelve Iigtelyk kon voorziet). Want indien ook zemmïge Katholyke Vorsten van nu af aan zachtzinniger over de zogenoemde Ketters en Dwaalleeraars leerden oordeelen, zoo was men echter nog te zeer met vooroordeelen ingenomen, dan dat men hen zyne goedkeuring zou hebben willen geeven. Veelmeer wierd het harde befluit genomen, dat alles krachteloos was, het geen men in de leere en kerkelyke gebruiken had veranderd, en dat alle Katholyke Standen met haare geheele macht de Dwaalleeraaren zouden onderdrukken. Ik zou te vergeefsch poogen, om al de zorg E 3 en  X 70 X en moeite te befchryven, welke dit geheele werk aan onze Melanchton veroorzaakte. Hy was zich, wel is waar, van de goede zaak bewust en volkomen overtuigd, dat de dwaalingen, welke men te keer ging, niet geduld konden worden. Hy zag, dat de nieuwe leerftellingen uit de Schrifc zelve ontleend waren, en hy had zelf niet weinig tot derzelver verfpreiding toegebracht. En de bewustheid van zyne goede oogmerken kon hem nieuwen' moed geeven. Maar des niet tegenllaande zag hy het ongaarne, dat men alles aan hem had overgelaa'en. De verbeelding van zyne eigene bekwaamheden was by hem veel te gering, en het werk kwam hem v:el te gewigtig voor. Hy had een zoo teder geweeten, dat hy duizend bekommernisfen gevoelde, als of de zaak door zyne fchuld verflimmerd kon worden. Eene onvoorzichtige uitdrukking, eene te gewaagde Helling, eene ge-, brekkige inkleeding, eene fout van het geheugen, een verkeerdelyk gebezigd woord fchcen hem ongeluk en verderf over den Sraat en den Godsdienst te verfpreiden, de verbittering te vergrooten, vrede en eendracht te vernietigen en oorlogen en bloedvergieten te verhaasten. Ik ben niet afkeerig van te beweeren, dat niet jigtelyk iemand, die iets diergelyks ooit ter neder fchreef, alles zodanig zal hebben afgewogen, over elk woord zoo zal hebben nagedacht, alle maar  X 7i X maar eenigzins mogelyke uitleggingen van zyne uitdrukkingen zoo vooraf overwogen, alle omHandigheden zodanig in aanmerking genomen, met één woord, het zoo bedachtzaam gefchreven zal hebben, als hy deed. Men kan dit zeer duidelyk uit eenen brief zien, dien hy des tyds aan zynen Broeder fchreef, en die verder beueden geplaatst zal worden. Mannen, die hem in dien tyd bezochten, hebben hem dikwyls fprakeloos en weenend gevonden. Geduurig beangstigde hem de gedagte, of en hoe veel hy naar zyn gewee* ten kon en moge toegeeven. Geduurig meende hy, nog niet wys en voorzichtig genoeg te werk te zyn gegaan. Hoe zekerder dit alles is, des te meer is het te beklaagen, dat men ook hier zyne oogmerken miskende. Het zachtfie, waarvan men hem befchuldigde, was eene al te groote toegeeflykheid omtrend de Katholyke party. Menfcheu, die nog kwaaddenkender waren, waagden het zelfs, te beweeren, dat hy met geld omgekocht zy geworden. Een nieuw bewys van het groot gevaar van te dwaalen, wanneer men de oorzaaken van de handelingen der menfehen wil opgeeven. — Daar hy by zig zeiven van de oprechtheid zyner oogmerken bewust was, moesten alle befchuldigingen voor hem zeer fmertelyk zyn, zy konden hem echter van zyne gewoone manier van denken en handelen niet aftrekken. E 4 Hy  X 7* X Hy berustte in de goedkeuring van zyn geweeten en in die van alle weidenkenden. Want offchoon Luther zelf met de veele bedenkingen en de fchroomvalligheid van zynen Vriend niet altoos te vredeu was, fchreef hy hem nogthans uit Coburg geduurig brieven, die hem vertroost* ten en opbeurden. Men verzuimde van de Katholyke zyde niet, een antwoord op te ftdlen, waardoor de overgegeevene Belydenis der EuangeJifchen wederlegd zou worden. Ook dit wierd voor de Ryksftanden voorgelezen. De Keurvorst van Snxen verzocht om een afi'chtift van hetzelve, ten einde een tegenantwoord daarop te doen vervaardigen. Maar te vergeefsch. Edog, men had geduurende het voorkezen , zeer naauwkeurig acht gegeeven, en de voornaamlle punten opgemerkt, zo da: men aan Melanchton cp nieuw gelastte, eene Apologie of Vtrdeediging van de eerde Belydenis opteftellen. Hy deed zujks met dezelfde vlyt en zorgvuldigheid, en verklaarde zich alleen over zommige dingen breedvoeriger, maar onderfteunde ook andere met meerdere gronden. Doordien hy zich zeiven nooit voldeed, en zyne werken geduurig meer en meer befchaafde en verbeterde, gaf hy ook dit gefchrift van tyd tot tyd meer volkomen en verbeterd uit. Eene omftandigheid, welke tot veele veranderingen eii hate'yke beiciiuldigingen aan-  X 73 X aanleiding gaf, die men zich tegen hem veroorloofde. Maar voornaamlyk het volgende geval. Om eene vereeniging tusfehen beide partyen te bewerken, was 'er een getal van zeven Theologanten van beide zyden benoemd geworden, welken over de verfchilpunten met eikanderen fpreeken, en, zoo mogelyk, de zaak vereffenen zouden. Dit zevental wierd, ten einde dit oogmerk des te eerder te bereiken, tot op drie ver* minderd, en onder deezen was Melanchton, van de Evangelifehe zyde, de eenigfte. Hy had zich (ïerk daartegen verzet, omdat hy het groot gewigt van dit werk bezefte, en ligtelyk kon voorzien, hoe zeer zyne tegenparty, op hem zou aandringen, ten einde men zyne tseftemming hem zou afdwingen. Dan in weerwil van zy» yverigst poogen, was 'er echter geene overeenkomst te treffen. Melanchton had hierby het dubbeld verdriet, zo wel van de eene zyde zyn Ichoone oogmerk te misfen, als van de andere, zich nog daarenboven het ongenoegen der Evangelifchen op den hals te haaien, naar wier gedagten, hy reeds te veel had toegegeeven. Men ging eindelyk van beide zyden uit malkanderen, zonder iets te hebben uitgevoerd. Ondertusfchen opende het harde befluit van den Ryksdag voor de Evangelifchen geene gelukkige vooruitzichten. Het gevaar dat hun dreigde, was ten minsïpn niet gering. Zy meenden thans E 5 enkel  X 74 X enkel en alleen in de nadere vereeniglng met eikanderen een middel gevonden te hebben, dit gevaar, zoo niet geheel af te wenden, ten minsten te verminderen, en flooten derhalven in het Jaar 1531 te Smalkalden een verbond met eikanderen tot wederzydlche verdeediging. Het is merkwaardig, het oordeel van Melanchton hier» over te hooren: „ Onze Vorften willen in een verbond zamen treden, en fchynen hierop ,, geen vertrouwen te {lellen. Het kan ook wel „ goed en nuttig zyn; maar God zal het weeten , ,, of ik 'er goed of kwalyk aan gedaan hebbe, „ als ik het hen hebbe afgeraaden. Want is dit „ verbond niet, als het ware, eene uitdaaging „ tot den oorlog? Is het niet ,eene heimelyke „ toerusting tegen de vyanden? Ik ben onlchul,, dig aan he: bloed, dat 'er vergoten zal wor„ den." By deze zargen en bekommernisfen vond hy zyne eenige uitlpanniug in het onderwys van de Studenten, aan hetwelk hy zich nu te Witten^ berg wederom geheel ©vergaf. „ Ach, fchryfc „ hy, dat men my toch nooit van myn Gehoor„ zaal afriep, en my tot nut van de jeugd on„ gefloord liet werken. Dat is myne uitfpan„ ning en myne vreugde. Voor andere zaaken „ ben ik te weekhartig en onbekwaam." Het gevaar was echter niet zoo naby, als Melanchton waande. Duitschland had te veel van buiten-  X 75 X tenlandfche vyanden te bezorgen, dan dat men tegen de nieuwe godsdienstige gezindheden, voor's Hands vyandig zoude hebben te werk gegaan. Dit was de rede, waarom de Keizer zelf den Religievrede, die in het Jaar 1532 te Neurenberg gemaakt wierd, bevorderde. Hier wierd aan de Lutherfchcn veiligheid beloofd, tot eene aanftaande Kerkvergadering, .waar de plaats hebbende verschillen verder onderzocht zouden worden. Melanchton, die altyd het beste hoopte, had op eene zodanige Kerkvergadering nog grootcr vertrouwen, dan Luther zelf. Op zyn aanraadcn gaf men dus toeflemming, dat de Paus dezelve zamenroepen en 'er het PraMidium in zoude hebben. Maar, hiermede waren Luther en hy volftrekt niet te vreden , dat de Evangelifehe flanden vooraf zouden belcoven, om zich aan de befluiten van deeze Kerkvergadering, in alle gevallen, te onderwerpen. Melanchton bewees in rechten dat het onrechtvaardig zy4 wanneer men iemand tot iets wilde verplichten« waarvan hy nog geen denkbeeld heeft. Dan men twistte over eene zaak, die voor's hands nog niet tot fland kwam. Ten minften beleefde de Keurvorst van Saxen, Johannes de Standvastige , dezelve niet, welke nog in dit Jaar overleed en zynen Zoon Johan Fredrik tot zynen opvolger naliet, die onzen Melanchton geen mindere achting toedroeg, dan zyn Vader, en hem VOO  X 76 X voor bet menigvuldige Jyden dat hem trof, wel niet door glansryke belooningen, maar toch door innnlyke hoogachting en erkentenis van deszelfs waarde, fchaadeloos (relde Het Jaar 1533 liep voor hem niet geruster af dart de voorgaande. Nieuwe zorgen beftormden hem De School te Neurenberg, die meti geheel als zyn werk kon beschouwen, had, door eene in die Stad ontftaane pest, zeer veel geleden. En terwyl Melanchton voor de herftelling van dezelve zorg droeg, en zyne aldaar'zich bevindende vrienden door vertroostende brieven opbeurde, berstte datzelfde ongeluk te Wittenberg Uit, zo dat de geheele Univerfiteit, ;wegens de pest naar Jena moest vluchten. Men kan zich ligtelyk verbeelden, hoe veel het weeke en goede hart van Melanchton hierby geleden zal hebben. AGT-  X 77 X AGTSTE HOOFDSTUK. Melanchton: uitnodiging naar Vranhyk en Engeland. 3VÏet deeze bekommeringen vereenigden zich de droevige tydingen, welke van tyd tot tyd uit Vrankryk kwamen. Ook in dit Ryk was de verbeterde leer vroegtydig ingedrongen. Dan onder hen, welke aldaar deeze leere hadden aangenomen, bevonden zich ook "veele onrustige, dweepzieke menfchen, wier onverltandige yver geene paaien kende. In plaats van hunne betere inzichten in den Godsdienst met voorzichtigheid en gemaatigheid te verfpreiden, verhinderden zy zeiven door hun onlluimig en oproerig gedrag den voortgang van de hervorming. Niet alleen, dat zy den Katholyken Godsdienst op alle wyze belagchelyk maakten, maar zy (trooiden ook in Vrankryk veele fchimpfchriften tegen denzelven uit, en plakten 'er eenigen zelfs in de ftraaten van Parys en aan het Paleis van den Koning aan. Hierdoor mistte men nu zekerlyk zyn oogmerk. De Koning en de aanhangers van den Katholyken Godsdienst wierden door zulke onberaamlyke handelingen in *t harnas gejaagd. Terltond deed men omtrend de aanleggers van dezelve- het  X'9? X gen! Daar van daan, dut zy het ongaarne za« gen, wanneer hy van toegeeflykheid fprak en daartoe aanraadde. Reeds uit dien hoofde bereikte men niet alle de oogmerken, welke men door de zamenkomst -te Smalkalden wilde bereiken. Een even zoo groote hinderpaal was de ziekte van Luther, die reeds den 26 February van Smalkalden zich moest weg begeeven, maar kort na zyn weggaan weder beter wierd. Slechts zoo veel wierd 'er tot liand gebracht, dat men den Keizerlyken Gezant tot antwoord gaf, dat men met de wyze volftrekt niet te vredcn kon zyn, hos de bekendgemaakte Kerkvergaadering zamen beroepen en gehouden zou worden. • Het is verdrietig, wanneer mannen., die voor de waereld van nut konden zyn, en, alle hunne vermogens tot best van andere belleden, in hunnen moed door vervoegingen verzwakt, en in hunnen yver voor hst n.oodige en nuttige, door verftroojiug van andere dingen, -gelioord worden. Dit wedervoer zeer dikwyls onzen Melanchton. Het Jaar 1538 muntte hierin voor veele andere uit. De aanleiding hiertoe gaf het volgende. Zekere Simen Lemnius, een geestig mensch en bekwaam Latynsch pichjer, was voor etlyke Jaaren naar Wittenberg gekomen, en had door zyn in den beginne gehouden goed gedrag zo wel, als door zyne bekwaamheid de liefde van MeG lanch'  X ö« X . lanchton verworven. Hy was niet alleen voer zich zeiven zeer vlytig, maar gaf ook anderen in verfcheide taaien onderwys. Derhalven prees hem Melanchton op alle wyze aan en zorgde 'er zelfi voor, dat men hem voor niet tot Magister maakte, eene eer, welke toen te Wittenberg aan byzonder v'ytige en bekwaame Mannen wierd bewezen. Voor 't overige was hy van eene vrolyke geaartheid, die vrolyke gezelschappen, ' dans en muzyk beminde. Onverwachts liet hy eene Verzameling van Zindichten drukken, waarin eenige Profesforen te Wittenberg op eene bedekte wyze wierden aangetast. Hy -vreesde hiervan geen kwaad, omdat hy anders zekerlyk te Wittenberg niet zou gebleven zyn. Luther daarentegen, die wel zelve niet beleedigd was. kon het, naar zyne gewoone drift, onmogelyk dulden, dat eenige vaa zyne Collegas op eene fpotachtige wyze wierden doorgehaald. Nog meer wierd zyn misnoegen daardoor verwekt, dat de Aartsbisfchop van Meints Albrecht, een geleerd man, en yverige bevorderaar der Weetenfchappen, wien zelfs Melanchton uit dien hoofde eene groote achting toedroeg, en ten bewyze hiervan eenige geleerde Schriften aan hem had opgedragen, die echter by Luther wegens zyne verbintenis met den Paus onder verdenking lag, zeer geprezen wierd. Hy bracht het dus daarheen, dat men geweldige maatrege- len  X 99 X len regen den jjenoercelen Lemnius gebrul ke» en dat Melanchton, die toen juist Rcc. tor van dj üniverfkeit was, hem in verze. kering moest laaten brengen. Echter ontkwam Lemnius door de vlucht, maar wierd naderhand in zyae afweezigheid ontwaar, dat men hem op de fciiimpelykite wyze van de Univerfiteit verbannen had Godertusfchcn deed men Me. lanchton het verwyt, dat hy niet alleen van den druk dier Zingedichten geweeten had, maar ook zelfs Lemnius tot zyne vlucht behulpzaam was geweest. Hy verdeedigde zich , wel is waar, tegen deeze befchuldigingen by den Keurvorst Maar onwaarfehynlyk is het niet, hoewel op verre na niet zeker, dat hy misfehien eenige kennis daarvan had, en nu, toen hy de verbittering van Luther daarover zag, liever, om het opzien te vermyden en de zaak in vrede te doen eindigen, daarvan zweeg, daar hy bovendien te zwak geweest zou zyn, om door de bekentenis van zyn medeweeten Lemnius te befchermen. En zo hy ondenusfehen werkelyk 'er van be. wust zy geweest, en zyne daarop gevolgde ontkenning zedekundig befchouwd, niet ten vollen kan worden goedgekeurd, dan beken ik vrymoedig, dat ik my niet verplicht gevoele, alles in eenen man te pryzen, die zoo veel pryswaardigs heeft. Lemnius fprak, wel is waar, Melanchton van alle vermoede vry, 't welk men G z tegen  x -°° X tegen hem had opgevat, maar juist zyne voor. baarigheid en drift, waarmede hy zulks deed, verraadt maar te duidelyk zyn goed oogmerk, Melanchtons vyanden des te eerder tot bedaarcn te brengen. Voor 't overige zag Melanchton in de gedichten niet zoo veel berispenswaardigs, en ook anderen zouden zich daarover gerust hebben gefield, indien maar Luther niet zoo zeer daarover verftoord was geweest. Alles-was bovendien de loutere waarheid, waarover Lemnius fpottede, en veel, wat hy in 't algemeen gezegd had, duidde men op zekere perfoonen. Melanchton zelf was echter niets minder dan een huichelaar. Hy wilde volftrekt zacht¬ zinniger behandeld hebben, en verklaarde, dat men in deszelfs veroordeeling, zonder gegronde redenen, te verre gegaan was. Dan deeze openhartigheid veroorzaakte hem veel verdriet en ver. meerderde het vermoeden, dat hy van het in 't licht geeven van die Gedichten geweeten hadt en den Auteur by zyne vlucht behulpzaam geweest was. Hierdoor wierd die goede man zoo verdrietig, dat hy zelfs het befluit nam, om Wittenberg geheel té verlaaten, omdat hy aldaar niet meer met nut en yver kon arbeiden, en door de fmaadredenen zyner vyanden in zyne werkzaamheid geduurig wierd gehindert. Hy zou zyn voornemen ook werkelyk ter uitvoer heb.  X ioi X hebben gebracht, indien hem het Rectoraat, 't • welk hy toen even bekleedde, daarvan niet had teruggehouden. „ Ik zou waarlyk, fchryft hy, „ van hier zyn weggegaan, indien niet aan my s, de beurt was geweest, om Rector te worden. n Veele openbaare redenen houden my thands 3, af, mynen post in den gevaarlykflen tyd te „ verlaaten. Zoo als my de Artfen verzekeren, ,, dat veele ziekten doorrusten eene grede leelwyze „ geneezen worden, zoo heeft het het voorkomen , „ als of ook ik door myn geduld den toorn „ van anderen iets doe bedaaren." Dit gefchiedde ook werkelyk. Daar hy geduurig den rechten weg vervolgde en rop den ergwaan niet fchecn te letten, welke men tegen hem koesterde, was ook alles weldra vergeeten. Maar men kon deezen wan ook volftrekt niet ontbeeren. Had men hem in het Jaar 1538 beledigingen aangedaan, in het volgende had men wederom zyne diensten vau noden. En hy, jegens ieder een bereidvaardig, wien hy dienst kon doen, vondt het, naar zyne denkwyze, onmogelyk, op eenerlei wyze wraak te oeffenen. De Evangelifehe Standen waren in het begin van het Jaar 1539 zamen gekomen, en Mehnchttn moest den Keurvorst vergezellen. De omftandigheden waren zeer bedenkelyk. En daar men in de onzekerheid zich bevondt, of men niet van de zyde der Katholyken vervol. G 3 ging  X 102 X ging en vyandige aanrandingen te duchten had, wierd Melanchton opgeuscht, eene verhandeling ov ■• di -raag te fchryven, of en hoe men zich rtchtrnaaug,'zander de godiyke wenen, en de vób chriftën der chnsreiyke liefde te kórt te doen. teaen vyandige sa,;randingen mogt verdeedigen Ook dit gcichrifr ademde den geest van Melanchton. Maai ook juist dit was een bewys, dar hetzelve niet zonder vlyt en moeite was uitgeweikt. Dan niet alleen dii werk, maar ook veele heilzaame raadgeevingea had men aan hem by deeze gelegenheid te dartken. By zyne terugkomst naar \Vitt?nberg verwachtten hem weder veele nieuwe bezigheden. De Hanog, van Saxen, George, een Heer, die, wel is waar, Godsdienst en deugd beminde, maar de door Luther bewerkte hervorming niet was toegedaan, en dezelve in zyn Land, waar-" toe Dresdeu, Meisfèn en Leipzig behoorden, op alle wyzen poogde te verhinderen, was 1539 overleden en liet zynen Broeder, Hendrik den Vroomen, tot zynen opvolger na. Deeze Heer, die de neiging van zyne onderdaanen tot de nieuwe leerfïehingen van den Godsdienst bemerkte, liet terftond Luther en Melanchton komen, en de hervorming in zyn Land invoeren. Beide mannen moes.-en nu even zoo, gelyk eeriyds in het Keurvorflendom rond reizen, en Keiken en Schooien onderzoeken. Zy dee- den  X -03 X tien dït met bet gelukkigst gevolg, zo dat eene redelyke kennis van den Godsdienst en verlichting niet weinig daardoor bevorderd wierden. Inzonderheid was Melanchtons invloed op de Univerfiteh Leipzig zeer welcaadig. In foortgelyke bezigheden was hy in het Braftdenburgfche op bevel van den aldaar regeerenden Keurvorst, Joachim, gereisd, en had ook daar de hervorming heilzaame diensten bewezen, toen, geduurende zyne afweezigheid, de man van zyne Zuster, dien hy by uitneemendheid beminde, gefiorven was. Dit ging hem zoo zeer ter harte, dar hy zelf daarvan Ziek wierd. „ Hart,, zeer en geduurige bekommernisfen, welke ik ,, zedert drie Jaaren heb uitgedaan, hebben wy „ dermaate aangetast, dat ik vreeZe, niet lange „ te zullen Ieeveu. — God geeve, dat ik het „ myne gedaan hebbe, wanneer my rekenfchap s, zal worden afgeeischt." Maar nog gevaarlyker ziek was hy in het Jaar 1540- Te Hagenau aan den Rhyn zoude 'er juist eene zaaienfpraak tusfchen de voornaamfte Katholyke en Proteftanfche "Godgeleerden worden gehouden , ten einde over eenige verfchilpunten eene overeenkomst te treffen. Onder anderen was ook Melanchton hiertoe beroepen. Toen hy derhalven, om deezen weg te aanvaarden, over de Elwebrug voor de Wittenberger poort reed, gevoelde hy eene ongeG 4 fteld.  X ns X denkenden, de onophoudelyke zorge voort vree zene oorlogsonlusten, de nieuwe fchimpfchriften tegen de veranderingen in zaaken van den Godsdienst — het geene, wel is waar, hem in zyne werkzaamheden niet Hoorde, maar ook zekerlyfc hem niet verfterkte en opwekte. Maar van de laatftc foort was 'er eene omftandigheid, die ik misfchien geheel met ftilzwygen zou voorby gaan, indien dezelve het hart van Melanchthon niet voornaamlyk met eenen goeden moed en blydfchap vervuld had, De Vorst van Anhalt George, een vroam en godsdienstig Regent, die zelf weetenfchappen en geleerheid bezat en dezelve by anderen jachtte, en ook even uit dien hoofde de begunstiger van Melanchthon wierd, wien hy niet anders, dan zynen griekscnchristelyken Broeder gewoon was te noemen, was tot Coadjutor van het Sticht Merfeburg in het Jaar 1545 verkozen geworden. Hy begeerde hi erop, dat Luther hem op eene formeele wyze ordiueeren, en Melanchthon, in den naam van de overige Godgeleerden,, eene fchrifcelyke verklaaring hiervan zou opftellen. Beide gefchièdde tot geen geringe blydfchap voor de Univerfiteit Wittenberg. De Vorst zelf hield deezen dag voor den vergenoegdften van zyn leeven e» verrichtte van nu af aan alle de bezigheden van eenen Prediker. Hoe veel dit geval in 't byzondere toebracht, om Melanchthons zorgen voor eenigen H tyd  X U4 X tyd te verflrooien, betuigt hy zelf: „ De ordinatie „ van Vorst Geotge heeft my veel vreugde ver„ oorzaakt. Zedert veele jaaren den dag, op „ welken ik geheel zonder zorg leefde. De He„ mei zelf fcheen onze vreugde te billyken. Er „ was dien geheelen dag geen wolkjen -aan den „ Hemel. Droevig genoeg, dat zyne blydfchap door nieuwe grieven verminderd wierd. Men had in het jaar 1546 eene nieuwe zamenfpraek te Regensburg met hetzelfde oogmerk, gelyk de voorige, vastgclleld, en Melanchthon had reeds het bevel ontfangen, zich reisvaardig te maaken. Eensklaps kwam er een tegenbevel, dat niet hy, maar ververfcheide anderen in zyne plaats daarheen zouden gaan. Maar om dat er geen redenen wegens deeze fchielyke verandering wierden opgegeven, moest dit voorttrekken van anderen natuurlyk onzen Melanchthon vreemd voorkomen. De intrekking van het hem opgedragen werk fmertte hem minder, dan het gebrek van vertrouwen, 't welk daar in doordraaide. Niemand wist de oorzaak daar van te verklaaren. Misfchien dwaale ik echter niet, wanneer ik dezelve in de volgende woorden van eenen van Melanchthon''s eigene Brieven, die van dit jaar gedagtekend is, meene gevonden te hebben: „ Men zegt, dat er van „ de twee Brieven, die ik onlangs, gelyk gy west, uit Italiën ontfangen hebbe, aan 't Hof » ge-  X H5 X s, gefproken is, en dat dezelve kwaade indrukken 5, hebben gemaakt. Indien men het begeert, kan ik die Brieven zonder fchroom vertoonen. Ik 4, maak er geen geheim van. Ik geloove toch) „ niet, dat het ftrafwaardig is, wanneer een „ Katholiek over cnverfchillige dingen aan my s, fchryft. Gelukkig hy, die zulke kwaadfpree3, kendheid verachten ban, dewyl hy een goed „ geweeten heeft." Misfchien mogt.men denken, dat deeze Brieven op de vereeniging van de beide twistende partyen betrekking gehad en Melanchthon nog toegeevender gemaakt zouden hebben. Myu vermoeden wordt verfterkt, doordien men het reeds kwalyk opnam, dat de Kardinaal, Ja» kob Sadolet, zeer vriendelyk aan hem gefchreeven en om zyne briefwisfeling verzocht had. Het voorig vertrouwen wierd echter wel dra wederom herfteld, en, daar men geduurig kwaadere tyding van Regensburg hoorde, had men er groot berouw van, dat men Melanchthon 't huis had gelaaten. Eindelyk was ook de reeds lange beoogde Kerkvergadering den 13 December 1545 te Trident zamen gekomen. De Pausfen hadden geduu. rig uitvluchten gezocht, en dezelve nu hier, dan daar willen houden. Weshalven Luther plag t» zeggen: de Paus fleept met het Concilium, zoo als de kat met haare jongen. De Protestanten, H 2 over-  X "6 x overtuigd, dat voor hen niet veel zoude worden uitgevoerd- waren daar over meer verfchrikt dan verblyd. Daar was ook werkelyk aan geene vereeniging te denken. Want, niet tegenftaande deeze Vergadering tot 1563 voortduurde, wierd er echter niets verder uitgevoerd , dan dat al het oude bekragtigd, en de nieuwigheden in Kerkelyke zaaken veroordeeld wierden. Dezelve, was nog niet lange begonnen, toen Luther, den 18 February 1546, deeze waereld verliet, toen hy juist eene reize tot den Graaf van Mansfe/d gedaan had. Dit geval was voor Melanchthon ontroerend. En wie zou hem dit kwalyk neemea? Agt en twintig jaaren had hy met hem in vriendfchap geleefd, met hem gemeenfchaplyk gewerkt en gehandeld, en zich zelden van hem verwyderd. Merkwaardig 'zyn hier omtrent deszelfs eigene woorden. „ De fmert, die myn hart doorgrieft, „ is onbefchryflyk. Gelyk wanneer twee reizi,, gers éénen en denzelfde weg gaan, en nadat ,, zy denzelven eenen langen tyd gegaan hebben, „ de eene dood ter neder valt, en de andere „ kermt en weeklaagt; zoo kerme ik na het verlies van mynen Luther. Ik dacht altyd, „ dat ik voor hem-uit de waereld zoude gaan, „ en ik moet hem toch nog overleeven. Wie weet, wat de Heer nog over ons befloten heeft? Want ik zie nu wel, dat ik nog niet 5> ge-  X "7 X „ genoeg gewerkt hebbe. Daarom laat my de Heer „ ook nog leeven. Ook ik moet werken, ter„ wyl het dag is. — Ik prys Luther gelukkig, „ dat hy geene oorlogen wegens de Religie ,, beleefde. Ik zal misfchien niet zoo gelukkig „ weezen." H % TIEN-  X "S X TIENDE HOOFDSTUK. Zyne droevige omftandigheden geduurende ' den Smalkaldifchen Oorlog. *§\\_elanchthon had recht, wanneer hy vreesde, dat hy nog veele onüsten en oorlogen zoude beleeveru Het fterfjaar van Luther was, als het ware, de voorlooper van veele daarop volgende droevige en benaauweude tyden. De Keizer was over de fchielyke terugroeping der Protestanfche Theologanten van de Samenfpraak te Regensburg, en over andere ftoute flappen der Evangelifehe ftanden zeer in 't harnas gejaagd, en befchouwde dezelve a!s beledigingen, welke voor zyne waardigheid nadeelig waren. Hier by kwamen nog yerlcheiden taalkundige bedoelingen , welker aanhaaling hier niet behoort. Thands, nu hem de geflote vrede met Frankryk ruimere handen liet, nam hy het befluit, tegen den Keurvoist van Saxen en de overige Protestantlche Vorsten geweldige maatregelen te bezigen, welke by tot hier toe altyd zorgvuldig vermyd had. De Smalkaldifche oorlog berstte werkelyk uit. Ongaarne en zekerlyk niet zonder innige deelïieemiiig'zal men denzachtmoedigen, vredelievende Melanchthon door deeze bekom meriyke tyden ver-  " X "9 X vergezellen, wiens hart by c'eeze rampen zoo veel moest lyden. Onophoudelyke bekommering, droevige tydingen , een geduurig omdwaalen, zonder ergens eene veilige verblyfplaats te vinden, vervullen deeze ongelukkige jaaren. Hier mede ging gepaard de moedbeneemende gedagte, dat alles nu misfchien verydeid zoude worden het geen men, tot hier toe, tot verlichting en 'uitbreiding van betere kundigheden in den Godsdienst had ondernomen. Dan het geen hem het meest ter harte ging, was het denkbeeld, waar van hy zich volftrekt niet ontdoen kon, dat men van de Evangelifehe zyde in lang niet genoeg gedaan , en niet voorzichtig genoeg zich gedragen had, om deeze rampen aftewenden. Zommige uitdrukkingen in zyne Brieven, welke hy omtrent deezen tyd fchreef, en die, over 't algemeen, zoo veel licht verfpreidèn over veele duistere omftandigheden van den geheelen Smalkaldifchen oorlog, zullen hier niet te onpas komen, daar dezelve zeer gefchikt zyn, zyne denkwyze by de toeumaalige gebeurtenisfen aan tetoonen. „ Onze Heer (.hy bedoelt den Keur„ vorst van Saxen , den ongelukkigen Johan „ Fredrik) is een edelmoedig, voortreflyk man , „ die echter maar al te dikwyls in zyn oordeel ,, wantrouwend, in zyne berispingen onvoorzicli- tig, en in zyne onderneemingen doordryvend „ is, die dingen op zich neemt,' die hy van zich H 4 „ kon  X 120 X „ kon afTchuiven. Zyn toekomfi'g noodlot zoude „ ter harte gaan. — Jk vreeze voor zyne tevreden„ heid met zich zeiven, en neiging tot den oor„ log, die zich niet fchikken wil, om vriendfchap. „ pen te onderhouden Dikwyls heb ik onze „ Heeren vrymeedig in 't aangezicht beftraft, „ dat zy iets deeden, 't welk de Keizer mishaag„ de. — Béfchou ik de natuurlyke geaarthcid ,, van onzen Vorst, de verwarring aan 't Hof, „ den flechten totfland van het Land — dan „ vreeze ik. Ik rille over 't geheele ligchaam, „ wanneet ik my voor den geest brenge, hec „ geen werkelyk gebeuren zal. - Het is plicht, „ onzen verbondene Vorsten alle heil en voor„ fpoed by ;!n nnc onderneemingen toe te wen»» f$he?' zy hebben, wel is waar, verfcheide „ voorbarige en be^ispeiiswaardige daaden gepleegd, gelyk'het onder de mentenen meestal „ gaat, maar echter de waarheid In hunne „ Landen befchermd , en dezelve met veel moeite „ en geyaaren verdeedigd. — Myn fmert over „ de krygsonlusteo verteert my. Dikwyls twyfele „ ik, wanneer ik de-Elve aanfehouwe, 0f ik derizelyen zou kunnen uitweeuen, al ware het „ ook, dat ik even zoo veele traauen wilde „ vergieren, als de Live golven, maakt. De „ Godsdienst wordt als de oorzaak van den oor„ log opgegeven. Maar men heeft nog andere „ oogmerken, msgf/yi van beide zyde». O! dat men  X 121 X men zyne kvvaade neigingen niet onder den ,, dekmantel van den Godsdienst liet los bersten." Het aangehaalde bewyot reeds, hoe zeer Melanchthon tot den vrede geraaden heeft. Nogkort voor het uitbersten van den oorlog waren cr Gezanten van den Landgraaf van Hesfen gekomen, om over de raogelykheid te raadplegen, of cn hoe de rust onderhouden kon worden. Ook Melanchthon wierd gelast, zyn gevoelen te zeggen* „ Men heeft, fprak hy, jden- Keizer „ zonder noodzakdykheid beleedigd. Men moet n hem weder te vreden Hellen. Dit kan gefchie„ den, wanneer enze verbondene Vorsten van ,, hnn verbond afftaan, en voor de overhaaste flappen om vergillen is fraecken." Dan men konde of wilde zynen raad niet . opvolgen. De toerustingen tot den oorlog wierden, van beiden zyde op het yvertgst voortgezet. En reeds in Julius 1546, ging de Keurvorst van. Sax.11, verbonden met den Landgraaf van Hesfen.. met een Heirleger door Franken naar Swaben. De Keizer, die oogenbliklyk den Keurvorst en. deszelfs Bondgenooten in den ban deed, bevond, zich nog met een klein Krygsheir te Regensburg, Men keurde het toenmaals af, dat de verbondenen, indien zy toch eens als vyanden wilden handelen,, niet terfrond tegen den Keizer aanrukten. Me.,, lanchthon zelf fchryft: ,, Ieder een is verwonderd, „ dat in Bayeren alles zoo' traag gaar» Maar de H 5 ,> ver-  X »2 Xi „ verbondenen zyn het zeiven niet eens. Ge„ lukkig dat hunne oneenigheid het bloedvergieten „ tegenhoudt." Toen eindelyk de Keizer zyne Armee vergroot, en zich by Ingolftad verfchanst had, zag de Keurvorst zich genoodzaakt, terug te trekken, en zyne'eigene Landen te heroveren, welke inmiddels de Hartog van Saxen, Morits, in overeenkomst met. den Keizer, tot op de Steden Gotha, Eisenach en Wittenberg ingenoomen had. Tegen de winter dacht men van de Evangelifehe zyde wederom op voorflagen tot vrede. Ook Melanchthon zou deeze raadpleegingen bywoonen. Maar hier is zyn antwoord aan den Vorst George van Anhalt: „ Veele redenen „ wederhouden my, de Vergadering van de „ Vorsten bytewoonen. Ik zou niets kunnen „ voorbrengen, dan fmeekingen, welke by mannen, die eens in drift geraakt zyn, zonder „ vrucht blyven. Ook myne aandoening houdt „ my terug. Want wat zal ik hoopen,' daar ,, in de nabuurfchap reeds zulke wreedheden „ gepleegd worden, die met het karakter van ,, eenen man onbeftaanbaar zyn, die voor eenen „ verdeediger van het Vaderland wil doorgaan. ,, Boven dien denke ik niet, dat er van kerkelyke belangen gefproken zal worden. Mogten „ toch die genen roynen raad niet veracht „ hebben, met welken wy thands in dezelfde ,, ellende ons bevinden. Ik menge my ongaarne ii in  X 123 X „ in de raadpleegingen der Vorsten. Hunne „ grondbeginfeien ftemmen niet altoos met myne „ Wysgeerte overeen. Ook ken ik niet altoos „ hunne handelingen. Nooit hebben zy een „ oogmerk alléén voor oogen, maar geduurig zyn er meerderen mede ingewikkeid. Deeze omftandigheid heeft ook tot deezen oorlog ,, aanleiding gegeeven." De onderhandelingen wierden echter fchielylc afgebroken. De Keizer kwam, om deeze gefchiedenis hier maar kort te verhaalen, in het voorjaar 1547. 2elf met een krygsheir naar Saxen» en trof den Keurvorst by Meisfen aan. Deeze ging fchielyk over de brug. liet dezelve agter zich verbranden, en wilde verder beneden naar Wittenberg trekken. De Keizer volgde hem aan geene zyde van de Elve, ging by Muhlberg, door het verraad van eenen Saxifchen onderdaan, over deeze rivier, haalde den Keurvorst in, doeg hem, en kreeg hem en den Hartog Ernst van Lunenburg. Op den 4 Mey kwam hy eindelyk zelf in Wittenberg aan, en noodzaakte den ongelukkigen Keurvorst, die met groote ftandvastigheid zyn ongeluk verdroeg, tot de inwilliging in het verlies van alle zyne waardigheden. De Uuiverfiteit was inmiddels uit Wittenberg gevlucht, en de befchryving, welke Melanchthon hier van geeft, verwekt mcdelyden. Hy zélf moest zich weg begeeven, verloor het greotfte  X "3 x grootfte gedeelte van zyne goederen en boeken, en dwaalde in Desfau, Zerbst, Maagdenburg, Bronswyk, Neurenberg en op andere plaatfen als een balling om. Vol van weemoedige klachten zyn zyne Brkven, die hy van deeze plaatfen aan zyne vrienden fchreef, echter altoos nog bewyzen, dat hem zyn eigen welzyn veel minder ter harte ging, dan het algeraeene best. Om niet ledig te zyn, beproefde hy, om hier en daar wederom Studenten te vergaderen, en hen door onderwys nuttig te worden. Maar geduurig werd hy met zyne toehoorders verdreeven door de toenemende gevaaren van den oorlog. Men kan reeds gisfen, dat hy, by deeze rampen,ook van de zyde van zyn beftaan in groote verlegenheid moest geraaken. Het weinige, het geen hy nog had, gaf hy aan de arme Studenten, die hem op zyne vlucht volgden en by de toenmaalige omftandigheden geene onderfteuning van de hunnen ontfangen konden. En had men dezelfde deugd van weldaadigheid niet aan hem betoond, die hy aan anderen bewees, dan had hy dikwils gebrek moeten lyden. Eens, toen hy zich juist onderweegs bevond, wist hy waarlyk niet, waarvan hy zyne reize [zoude voortzetten, toen hy nog onverwachts in eenen; geheel vreemde man, die echter zynen naam had hooren noemen , onderfteuning vondt. Niets ging hem meer ter harte, dan de zynen , voor welken hy niet, gelyk hy  X 125 X hy wel wilde, zorgen kon. Hem zeiven deed zulks minder aan, daar hy nooit aan overvloed gewend was. De Keizer verliet eindelyk Saxen, na dat hy den Hartog Morits de Keurvorstelyke Landen (Thuringen uitgezonderd, hetwelk aan de Zoonen van den nog altoos gevangenen Keurvorst Johan Fredrik bleef") benevens de Keurvorstelyke waardigheid had toegedeeld. Deeze Heer, die enkel uit ftaatkundige redenen met den Keizer in een verbond was getreeden, maar anders tegen de Hervorming niets ondernam, beriep terftond Melanchthon naar Leipzig, met oogmerk, zyne Akademieën, Leipzig en Wittenberg wederom te doen bloeien. Op de andere zyde wilde de Prinfen van den gevangenen Keurvorst, naar den wensch van hunnen Vader, in hun Land te Jena eene nieuwe Univerfiteit ftichten, en verzochten Melanchthon, het plan hiervan te ontwerpen en tot derzelver oprichting behulpzaam te zyn. Thans was hy nu werkelyk in verlegenheid, wat hy zoude doen. Hier bekoorde hem de plaats, al. waar hy zoo langen tyd geleefd en gewerkt had. Ginds fcheen de dankbaarheid aan de Prinfen van zynen voormaaligen Heer hem te roepen. Nadat hy alles rypelyk overwogen en de gronden van beide zyden gewikt had, bepaalde hy zich, om wederom naar Wittenberg te gaan. Dan dit was ten belluit, het welk hem menigvuldige verwytin- gen  X i2<5 X gen cn ergwaan berokkende. Ondankbaarheid, trouwloosheid, vleijery, overgang tot de Katholyke party — dit waren de fmaadredenen, waar mede men hem overftroomde. Ik houde myn oordeel terug en vergenoege my met enkel eenige plaatfen uit zyne Erieven aan te haaien, welke hier toe betrekking hebben. „ Offchoon ik, fchryft hy, te Wittenberg veel heb moeten lyden, wenschte ik echter, de „ ongelukkige Akademie wederom op de been te „ heipen. Ik bemiune deeze plaats, gelyk myn „ Vaderland. Hier hebbe ik met de voortreffe- lykfte mannen in verbintenis geftaan en ge,, meenfchaplyk gearbeid, — Ik ben nu weder „ (den 26 July 1548) op myn oude plaatsjen, „ eu zoeke alles weder in order te brengen. De „ Vorst is ook omtrent de Univerfiteit niet on„ genegen. Maar aan 't Hof raadpleegt men over niets zoo lang, als over geld uitgaaven. s, Verleent men ons niet eenige onderfteuning, „ dan is er aan geene herftelling te denken. — „ Ik weet heel wel, dat alle my berispen, om „ dat ik hier weder naar toe ben gegaan. Maar men zeide my, dat ik de Univerfiteit zou „ laaten te gronde gaan, indien ik niet kwam. Ik moet niet op myn voordeel, maar op het „ algemeene best zien. — De naam van Witten- berg, de vriendfchap met myn oude Collega's „ en eindelyk dc fmert zelve, die ik nog niet „ over-  X i»? X „ oveiw'nnen ken, hebben my her na toe ge. „ trokken. Heb ik gedwaald, dan wil God het „ my vergeeven, By mynen hoogen ouderdom en by de oorlogs onlusten, fcheen het my ,t ondoenlyk te zyn, nog elders eene nieuwe s, Univerfiteit op te richten. —- Geld en vermaak „ hebben my hier niet naar toe gelokt, ik leef hier op myne eigene kosten, en zie niets, dan 3, algemeene ellende. Geen dag gaat zonder „ traanen voorby. Ja het is nog onzeker, of de wederherftelling ooit moogelyk is. Geichiedt het echter, dan zal het van groot nut zyn. — „ Ook vreesde ik, dat de oprichting van eene „ nieuwe Univerfiteit den gevangenen Vorst nog 3, meer haat mogt berokkenen. En had ik aldaar „ iets gefchreeven, het geen met de befluiten „ van de Kerkvergadering te Trient (Irydig was „ geweest, dan hadden de jonge Prinfen in een nieuw gevaar kunnen geraaken." Reeds uit deeze betuigingen kan men opmaaken , hoe veel moeite hy gedaan zal hebben, om Wittenberg zyne voorige gedaante weder te geeven. Niet te vreden met de gevluchte Leeraars en Studeuteri voor 't grootfle gedeelte wederom daar heenen te trekken, bewerkte hy door zyne vrymoedige lineekingen veele milde (lichtingen en gefchenken van den nieuwen Keurvorst. Inmiddels poogde de Keizer de te Trient begonnen Kerkvergadering, welken men tegen zynen wil  X 123 X wil naar Italien verlegd had, ook aan dezelfde plaats te voleindigen, en veilige en vaste befluiten te neemen, waardoor de ontftaane verfchillen in den Godsdienst bygelegd konden worden Indachtig de menigvuldige beloften, die hy des aangaande gedaan had, wilde hy ook den fchyn hebben, om deeze reden den oorlog alleenlyk te hebben begonnen. Des te minder kon hy nu zich zeiven tegenfpreeken. Maar toen hem de Paus nog geduurig tegenwerkte, liet hy een nieuw Formulier van vereeniging, hetwelk met het bovengemelde veele gelykvormigheid had, opftellen Dit zouden beide partyen intusfchen (weshalven hetzelve ook den Latynfchen naam Interim draagt) aanneemen en onderteekenen, tot dat eene vrye algemeene Kerkvergadering tot Hand zou zyn gekomen. Hy zond hetzelve terftond aan den Paus, die echter noch met de eigenmachtige baudelwyze van den Keizer, welke volgeus zyn gevoelen, in zaaken van den Godsdienst niets mogt beflisl'en, noch met den inhoud van het Interim zelve tevreden was. Hierdoor liet zich de Keizer echter niet wederhoudeu, hetzelve den 13 Mai I548 op den Ryksdag te Augsburg te doen bekend maaken. De meeste Protestanten daar cn tegen wilden hetzelve even zoo min goedkeuren. Men p'agt derhalven te zeggen: O Item uiet tot het Interim, want daar is een ergje in! Alle oude leerfteilingen en gebrui-  X 129 X bruiken, welken de Lutlaerfchen toch zoo hevig bedreden hadden, waren daar in bekrachtigd en hun verder niets toegedaan, dan de Priester-echt' en het gebruik van het Avondmaal onder beiderly gedaanten. Zelfs Melanchthon wilde zyne inwilliging 'tot de aan neeming van hetzelve niet geeven, die toch alle zyne wenfchen in de bylegging van alle godsdienstige gefchillen vereenigde. Men .verhaalt, dat de Keizer over de tegenfpraalc van deezen ma» ten hoogden verwoisderd is geweest, en om die reden hem heeft begonnen te haaten, daar hy te vooren altoos gundig over hem had geoordeeld. Ten minden ontfing Melanchthon thands menigvuldige tydingen van heimelyke vervolgingen en levensgevaaren , welke als gevolgen van deeze tegenfpraak moesten worden aangemerkt. Misfchien wilde men hem echter hierdoor maar verfchrikken, en des te eerder in zyn gevoelen doen veranderen. Dan hy, die by alle fchroomachtigheid echter moeds genoeg bezat voor de waarheid alles op te offeren, was bovendien door tegenfpoeden thands te zeer gehard geworden, om aan zodanige tydingen zich te dooreu. De Keurvorst Mirits zelf nam zich zyner edelmoedig aan, en beloonde hierdoor het vertrouwen, hetwelk zyne nieuwe onderdaanen in hem delden. Melanchthon fchryft: „ De „ Keizer zal my haaten en mynen dood willen. „ Ik wil toch liever tienmaal dood zyn, dan I een  X »3« X „ een eenigmaal tegen myn geweeten handelen, „ ook wanneer de Keurvorst my niet wilde „ befchermen Aan my enkelen , armen geringen ,, man kan echter ook de Keizer weinig gelegen „ zyn." Maar voor deeze keer had hy onrecht; de Keizer was daarom zoo misnoegd over hem , omdat veele zyn gezach volgden, en deszelfs oogmerk hierdoor verydelden. Daar echter de Keizer op de algemeene aanneeming van het Interim vasthield, en de weigering van eenige (Tanden voor beleedigingen zyner waardigheid aanzag, zoo ontftonden 'er geduurig grootere fcheuringen en onlusten. Veele geestélyken aan den Rhyn moesten vluchten, en zommige ftedelyke Regenten die zich daar tegen verzetteden, wierden gearresteerd. Maar zoude men wel gelooven, dat het Interim voor Melanchthon nog van eene andere zyde nadeelig was? — Offchoon hy dat Formulier van vereeniging, gelyk de Keizer hetzelve had voorgelegd, niet volkoomen goedkeurde, was hy echter van gevoelen dat men in onverfchilhge dingen, die het wezenlyke van den Godsdienst zeiven niet betroffen, den Katholyken kon en moest toegeeven. Dit grondbegmfel echter, 'twelk hy thands by gelegenheid van 's Keizers poogingen meer dan ooit duidelyk en openlyk te kennen gaf, wierd voor hem de aanleidende oorzaak van fchandelyke en woedende vervolgingen. Niets is wal-  X I3i X walglyker, dan de fchriften te leezen, welke ïrt dien tyd hier over in 't licht kwamen. Zelfs niet eens in aanmerking genomen, dat een onfchuldige daardoor van de gevoeligfte zyde aangetast wierd, moeten ze het gevoel van een ieder beleedigen, die omtrent alle foorten van twist en krakeelen ongeneegen is. De man, die eene party tegen Melanchthon aanvoerde, is te berugt, dan dat ik hem niet noemen zoude. Zyn naam was Mathias Fla'ciuk Lang nog zal zyn naam, echter niet tot zyne eere, in de gefchiedenis eene plaats bcflaan, en met alle zodanige zyn lot deelen, die door twist en krakeelen uitmunteden.. Deeze man kwam naar Wittenberg, genoot, om dat hy van andere plaatfen goede aanpryziugen had, algemeene achting en dns ook van dien man, die omtrent elk eenen zich minzaam en dienstvaardig gedroeg. Melanchthon onderfteunde hem met geld, hielp hem tot bedieningen en eerambten, en bevorderde hem op allerly wyze. En deeze toonde zich ook hierdoor dankbaar, dat hy werkzaam en vlytig was. Maar van eene andere zyde toonde hy zich des te ondankbaarer. Want toen juist het gefprek over het Interim was, en Melanchthon meer dan ooit daarop bedacht was, in byzaaken toe te geeven, berstte eensklaps zyne drift uits met welke hy tegen Melanchthon en alle die genen, welke met hem van het zelfde gevoelen I 9 wa-  X 132 X waren, te velde trek. Een kwalyk begrepene yver, of hoogmoed, en de begeerte om opzien te verwekken, of geveinsdheid, en het opftooken van anderen mogten hem hier toe aanfpooren. Den ecriten grond wil Melanchthon, die 'altoos de beste oogmerken aan de handelingen der menfchen toe* fchreef,voordenwaarenLhebben gehouden. Eu indien ook de twee laatflen niet zonder waarfchynlykheid, waren, behoord echter degefchiedenismetden menschlievenden Melanchthon overeentedemmen. Üm kort te gaan, dezelve poogde van nu af de geneigdheden van allen uit te vorfchen, verfpreid de heimelyk, onder verdichte naamen, fmaadfchriften, en wees daarin alle fpreekwyzen in Melanchthons fchriften aan, welke zagtmoedigheid en toegeeflykheid, en niet den douten geet,t van tegenfpraak ademden. Het geen niet hard env grof van hem gezegd was geworden, wilde hy alles aan eene openbaare verzaaking van de waarheid, aan vleyery en neiging tot de Pausfelyke dwaalingen toegefchreeven hebben. Het was natuurlyk, dat zulke voordellen by veelen indruk maakten. Men hield toen den genen voor den gevaarlykden, maar ook daarom voor den boosaardigden vyand, die den ergwaan verwekte, als of hy wederom tot de Pauslyke zyde overhelde, en ook anderen daarroe wilde verleiden. Maar te Wittenberg was het vertrouwen tot Melanchthon in de gemoederen echter ie  X 133 X tc zeer gegrondvest, dan dat Fta'ciüs hetzelve by allen, oflchoon toch by veelen, had kunnen doen wankelen. Bovendien was de Keurvorst Morits het met Melanchthon eens. Door deese omftaHdigheoen fchuuw gemaakt, ontweek hy heittielyk uit Wittenberg en begaf zich naar Maagdenburg, Dan hier, e,i op andere plaatfen vond hy voor de tegenfpraak, die hy van zommige welgezinden op de eerde plaats ondervonden had, toereikende fchadeloosftelling, Alles viel hem toe, en men befchouwde Wittenberg reeds wederom als den zetel der oude kettery, en Melanchthon als den autheur en bevoorderaar van dezelve. Men fchimpte en fchold en vond hierin zyne voldoening. De aandoeningen Tan Melanchthon by deeze vervolgingen te kennen te geeven, is hier de plaats niet, hoe gemaklyk ik zulks ook zoude kunnen doen, indien ik maar eenige plaatfen uit zyne Brieven, in dien tyd gefchreven, wilde aannaaien. Eene geringe kennis met zyne denkwyze maakt al het verdere overtollig. Elk plaatfe zich in de omftandtgheden van Melanchthon , zy van deszelfs onfchuld en oprechte oogmerken overtuigd, bezitte hier by een zoo week en gevoelig hart, en oordeele, hoe hy daar by te moede geweest zal zyn. Hy gedroeg zich hierby als een wys geneesheer, die den zieken beklaagt, en hem, als hy kan, zyne gezondheid weder verfchaft; maar in het tegenI 3 over-  X 134 X overgetelde geval ten minften de riekte niet erger maakr, en den Pyder niet door onnoodige kwellingen of ter nedejflaande woorden bekommering veroorzaakt. Zoo deed ook hy! Hy antwoorde of in 'c geheel niet, of deed hetzelve met eei:e bedaardheid, welke zyne vyanden niet weinig verdriet ma akte. Deeze gefchillen zelve , welke van de daartoe aanleiding gegeeven hebbende geleegenheid de Interim'tstijche, of, om dat zy over het tocgeeven in onverfchillige dingen gevoerd wierden, de Adiiphsristifche genoemd wielden, gaaven hem echter aanleiding, o-.\r zyn geveelen nog ernftiger na te denken en hetzelve van alle zyden te toetze. „ God is myn geurige, fchryft hy, dat ik onderzoeke, ,, naarfpóore, toetze en overpeinze. Aan my ligc het niet, indien ik dwaale." De vrucht van dit onderzeek was echter altoos de bevestiging van zyn gevoelen: Hy zag, dat er in ftaatsZaaken z, o veele dingen veranderd waren, hy befebouwde het ongeluk, hergeen er werkelyk reeds plaats had, de oorlogen, die reeds gevoerd wierden, het bloed, dat reeds vergootsn was, en vreesde gelykfoortige dingen in het toekomende. De veihgfie weg fchecn hem dus die te zyn : om, zonder de waai heden van den Godsdienst te ondermyncn, en denzelvcu in deszelfs hoofdleerftellingen te doen wankelen, heigeen men, zynes oordeels, voltrekt niet moest gedoogen, in  X 135 X- alle overige dingen, welke, naar} de omfrandig. heden van tyd en plaats, altoos verfchillend wta» ren geweest, eene zodanige overeenkomst te treffen, dat, by aldien men ook iets moest veranderen, de openbaare rust echter herfteld mogt worden De waarheid van deeze overtuiging vertroostte hem by alle vervolgingen en hield hem, hoe zeer men hem ook uirnoodigde, buiten 's lands eene veilige fchuilplaats te zoeken, te Wittenberg terug, in de geruste afwachting van zyn lot. En hetgeen hy geduurende zyn geheele leven zorgvuldig vermyd had, om eene enkele onftuimige hartstocht ruimte te geeven, of de gunst van de Grooten te zoeken, zulks hield hy in zyne tegenwoordige omftandigheden des te meer voor plicht. Om aan zyne tegenparty, die bovendien geheel niet tot bedaaren te brengen was, hierdoor nog meer gelegenheid tot fmaadredenen te geeven, of hen door eene even kwaade behandeling nog meer te verbitteren, rekende hy verre beneden zyne waardigheid. Dau om hen niet de uitvlucht van eene misvatting overig te laaten, gaf hy thands een gefchrifc in 't licht, in hetwelk hy kort en duidelyk aantoonde, wat hy onder onverfchilüge en belang, looze dingen in den Godsdienst wilde verftaan hebben. Zyne verk'aariug hierover was nu zoo gefield, dat elk daar in genoegen kon neemen. Maar ook hierdoor voerde hy by lieden niets uit, I 4 die  X 136 X die of enkel naar liet gefchreemv van anderen te werk gingen, of voor eigen onderzoekt \ atbaar waren, leder weord vatte men van de flimfte zyde op, en men waagde het zelfs, het geen gemeenlyk mislukt, befluiten en gevolgtrekkingen daar uit af te leiden, welke er geheel niet in lagen. Zelfs braave en deugdzaame mannen beu onnen nu, Melanchthon, tot deszelfs innigfte fpyt, verdacht te houden, terwyl hen deeze be. fchuldigingen des te geloofwaardiger voorkwamen, hoe meer zy zynen afkeer van Godgeleerde twisten kenden, Hen ging de bewaaring van hunne nieuwe kerkelyke inrichting te, zeer ter harte, dan dat zy niet ieder kleine verandering en aanranding van dezelve reeds voor eene ganrschlyke omverhaaling van het geheele weidaadige werk der Hervorming gehouden zouden hebben. En de gefchillen hielden zelf s toen niet op, toen Flacius van M aagdenburg, het welk de Keurvorst Morits, op bevel van den. Keizer, den 3 November ïj5o veroverd had, naar Jena vluchtte en ook van de laatstgenoemde plaats, wegens zyne onbezonne drift en twistzucht werd weggejaagd. Melanchthon meest dezelve tot aan zynen dood ondervinden. De Keurvorst Morits, hiermede te onvreden, befebikte, wel is waar, op verfcheide plaatfen, Theologifche byëenkomflen, ten einde over deeze verwytingen te raadpleegen. Want dezelve had zich,  X '57 X En indien dezelve iemand trof, dan was het voor hem kwellender, dan voor den£be!eedigden zelve, dien hy zekerlyk op alle mogelyke wyze toe te vrede te (lellen. Zyn boven maate gelukkig geheugen kwam hem ook by gezelfchap. pen te pas. Ry ieder gelegenheid wist hy een foortgelyk geval uit de gefchiedenis-, een toepaslyk vaars uit eenen ouden dichter, eene onverwachte zinfpreuk te voegen, die elk verraschte. In dit opzigt kan men ook zyne brieven niet zonder vermaak leezen. Nog liever hoorde men hem over geleerde zaaken met anderen redentwisten. Zyne Icherpzinnigheid, die alles terdond doordrong, zyne geestigheid waar in hy zyne tegen arty overtrof, gepaard met zyne zachtmoedigheid , dewelke den geenen, die door hem belbhaamd gemaakt was, terltond weder te hulpe kwam, waren hiervan de byzondere redenen. *t Is waar, ieder kleinigheid kon hem voor en tegen iets inneemen. Dit was voomaam'yk het geval in zyne jeugd. Hevig en flerk was de aandoening van het eerfte oogenblik. En indien zyne rede hem niet te hulp was gekomen, dan had zyn temperament hem op menigvuldige afwegen kunnen leiden. Dan hy had de gewoonte dat hy in her eerde oogenblik nooit een befluit nam. Men kon hem de grootde beleediging zeggen, en hy antwoordde eerst na een kwartier uur. Men kon hem de dimde tyding brengen, en  X 158 X en hy gevoeLie het innig, maar hy Weef eenen tyd lang onbeweeglyk. Dit was voor hem eene wet en een voorfchrift, van welke hy nooit afweek. Verre van daar, dat zyne zachtmoedigheid misfchien eene dengd van zyne natuurlyke geaartheid geweest zoude zyn, gelyk men zyn beeld altoos géwoon is, te fchetfen Neen! alle berichten komen hier in overeen, dat zyn temperament hartstochtelyke drift was, welke hy door grondbeginfelen en zelfbeheer'ching, door eene dikwyls herhaalde worsteling met zich zeiven zodanig wist te maatigen. Hoe veele achting hy uitv dien hoofde verdient, kunnen flechts die gm en beoordeelen, die gelyk hy gefireeden hebben. By dit alles was 'er in zyn geheel gedrag zoo weinig ftrcefheid, zoo weinig achterhoudendheid en geveinsdheid, dat de edelfte vriendfehaplyke deugden in zyn hart huisvestten. Melanchthon was maar geheel en al vriend! Zyne brieven welke hy fchreef en onifing liet hy altoos open liggen. Zyne gefprekken onder vrienden waren zoo weinig achterhoudend, dat zommige laagden^ kende mtnfchen 'er nier. zeiden een kwaad gebruik van naakter'. Her was hem onmoogiyk, een mensch, die htm om iets vroeg, te kunnen weigeren. Bemerkte hy fl< chts eenen geheimen wen.-cb b anderen, hy was terftond geneigd, indien de omltandigheden zulks toelieten, denzel- v^n  >C 159 X ven te. vervallen. Kwamen ongelnkkigen tot hem, clan fpaarcje hy geene. moeite en voorfpraak, om hen te helpen. Zyn gevoel was te fyn, dan dat hy voer zich zeiven iets zoude hebben kunnen vragen; Maar zulks voor anderen te doen, kostte hem weinig overwinning. Hoe wel beraaden hy met driftige, en uit overhaasting zich dikwyls te buiten gaande vrienden, wist om te gaan, hier van ftrekte Luther zelf tot een bewys. De innige vriendfchap tusfchen beide mannen, zoude van geenen langen duur zyn geweest, indien Melanchthon even zoo driftig en opvliegend ware geweest, gelyk Luther. Ik kan dit nier beter, dan met Melanchthons eige woorden bewyzen: „ Luther was, by zyne groote deugden, „ van natuur driftig en oplopend. Dikwyls moest „ ik hem eene liaaffche onderwerping bewyzen, „ daar hy zomtyds meer naar zyn temperament „ te werk ging, en minder zyn perfoon en het „ algemeene best in het oog hield. Hy kon het „ niet wel lyden, wanneer men van zyn gevoe„ len afweek." En; echter beminde hy hem als zynen vader, en vermijdde ieder gelegenheid tot eenig misverftand. Dit was te moeieiyker, daar hy, in veele ftukken, geheel anders dacht en gehandeld wilde nebben, dan Luther. D mildaadigheid va^ Melanchthon kan met zonder bepaaling geprezen warden. Dezelve ging zomtyds al te ver. Dikwyls moest zyn ei-  X 160 X eigen huisgezin daardoor lyden. Geduurig fpysde, en onderfteunde hy noodlydende, verdrevenen, arme ftudenten, en zommigen, die. hem zelfs gefchenken gegeeven hadden, wierden daarover niet zelden misnoegd. „ Men geeft het immers „ niet aan my, zeide hy dan, maar tot myn „ gebruik," By zulke omftandigheden kon het niet rtrisfen, dat zyne inkomften naauwlyks toereikten. Het gebeurde meer dan eens, dat hy, uit geld gebrek, zelfs zommige van zyne meubilen moest verkoopen. Niet zelden misbruikte men zyne goedheid. Wist iemand nergens iets te krygen, dan ging zoo een tot hem. Van deeze onbefchaamdheid flechts één voorbeeld.' Men had hem eens eenige oude goud-en zilvermunten vereerd. Terfiond bood hy eenigen daar van eenen vriend aan, die zyne verwondering over derzelver fchoonheid te kennen had gegeeven. „ Neemt er dan maar eenigen van!" fprak hy. „ Ach! ik wenschte ze wel allen te ,, bezitten, gaf deeze tot antwoord. En Melanchthon gaf ze hem. Dan eene deugd, welke den weldoenderen dikwyls ontbreekt, ontbrak hem niet. Hy wilde het nooit weeten, dat hy iemand weldaden beweezen [had, nog minder liet hy zulks aan anderen blyken. Tot zyn eigen onderhoud had hy zeer weinig van noden. Op koste!yke fpyzen was hy niet' gefield. Kleine visfchen, eieren en groenten wa» reu,  X 161 x ren zyn aangenaatnfte eeten. Ten einde zyne flaapeloosheid te verminderen, dronk hy dagelyks een glas ouden wyn, waarvan hem veele Vorften cn Steden rykelyk voorzagen. Kwam hy tot iemand en vond eene ryk bezette tafel, dan dreef hy 'er den fpot mede. Toen een vriend, by wien hy te gast was, zich verontfchuldigde, dat hy in den haast niet meer had kunnen gereed krygeii, gaf hy tot antwoord: „ Uwe veront„ fchulJiging is waarlyk grooter, dan myn maag. „ Indien alle maagen zoo groot waren, als gy te kennen geeft, dan moest de goede God veel in de waereld opfchaffen." — Even zoo maatig toonde hy zich in zyne kleeding. Hy droeg geduurig, buiten en in huis, een lang nederhangend kleed, dat van vooren toegeknoopt was, en liet zich volftrekt niet overreden, om dikwyls van kleedercn te veranderen. rat».. Deeze maatigheid in eeten en drinken was ook volftrekt een vereischte by zyne veele werkzaamheden. Men moet het beklaagen, dat men hem zaakcn van zoo verfchillende aart opleide. Ik twyfele niet, of hy zou nog veel meer gedaan hebben, indien hy geduurig, naar zyne neiging had kunnen ftudeeren. Van hoe veel tyd beroofden hem de veele bnitenlandfche verricbtingen; de voorredenen en verbeteringen van vreemde fchriften, welke waarlyk ontelbaar zyn, de bezoeken van reizeaden, die kennjs met hem £* en  X i6a X en zyne voorfpvaak zochten; ook die zyn oordeel in twyfelachtige zaaken zoo dikwijls kwamen vragen enz. ? Alles wat te Wittenberg en zelfs op veele andere plaatfen in 't licht kwam, moest hy nazien eu onderzoeken. Men voege by dit alles zyne veelvuldige eigene fchriften, en zyn mondeling onderwys, en men verwondere zich, dat zyne gezondheid niet nog meer daar onder leed. De Keurvorst Fredrik de wyze herinnerde hem derhalven eens fchriftelyk, dat, indien hy de overige uitfpraaken van den Apostel voor waar hield, hy ook aan deeze niet wilde twyfelen: „ Neemt het ligchaam waar!" (*) Perfoonen , die algemeen gevleid worden , zyn in gevaar, tot vertrouwen op zich zei ven te geraaken, 't welk voor hun zeer gevaarlyk en voor anderen zeer lastig is, Melanchthon ontweek dit zorgvuldig. Blyken zyner nedrigheid vfedt men iu alle zyne fchriften. En indien men aan deeze geen geloof wilde geeven, dan zyn de eenftemmige berichten, aangaande zyne verkeering met anderen, fpreekende bewyzen. Zelfs met lieden van den laagften ftand ging hy liefderyk om, hetwelk des te ginder verdacht kan worden gehouden, hoe meer de huichelary en geveinsdheid hem vreemd waren. Hy had eenen mensch by zich, wiens opregtheid en goede trouw hem even zoo beproefd» als on- ont- (*) Rom, XIII: 14. naar de overzetting van Luthtr.  X i63 X ontbeerlyk was: Deeze bezorgde zyne geheele huishouding, bogt in, hield rekening, en hield dikwyls de fom van de kas geheim , wanneer zyn Heer alles aan den armen wilde geeven. Zander deezen zou hy zekerlyk in de droeviglte omftandigheden zyn geraakt. Dan hy beloonde ook deszelfs getrouwheid, fchreef aan hem de vriendtlykfle brieven, zonder zich daarom te vernederen, en betreurde hem zeer, toen hy eindelyk in zyn huis ftierf Hy prees in hem iri 't byzonder de nauwkeurigheid, waarmede hy alle zyne beveelen uitvoerde. Juist niet in zynemeubilen, maar zoo wel in zyne eigene als in vreemde bedryven was IMelanchthon een vriend vau orde. Wilde iemand met hem iets gemeenfchaplyk onderneemen, dan liet hy zich naauwkeurig den tyd en de plaats bepaalen, en wierd altoos verdrietig, wanneer de andere agterlyk was. Ik maake myneu Lcezer hier indachtig aan de fchildery, welke ik van zynen vader gemaakt hibbe. ha DER.  X 169 X leere gewigtig en belangryk voorkwam, in weer» wil van alle dreigingen niet afweek, dat hy, meer dan eens, bereidvaardig was, zyn leven op te offeren. Hiertoe behoort ook de volgende anecdote. Er was des avonds onder de Studenten een opftand ontdaan. Om dien |te dillen', ging hy in den donkeren nacht op de draaten, zocht den aanvoerder op, en toen deeze, zynde een onbezuisd en dronken mensch, reeds eene beweeging maakte, om op hem te deeken, fprak hy hem, in plaats van verfchrikt te worden, met ernst aan en — maakte aan het getier een einde. Dikwils had ook het geval plaats, dat hy te paard geheel alleen door uitgedrekte en eenzaame bosfchen reisde. Zou hy dat wel gedaan hebben, indien hy waarlyk vreesachtig waare geweest. Dan juist om dat hy een teder gevoel had, was hy ook angdig bezorgd voor de vervulling van zynen pligt en voor het algemeene best. Daarom was hy zoo zeer tot toegeeflykheid geneigd, waar hy het maar eenigzins meende te kunnen doen. Daarom wilde hy ongaarne haat, vyandfch'appen, oorloogen , bloedvergieten uit het verfchil van gevoelens laaten ontdaan. Daarom poogde hy, ten minsten het zyne te doen, om geene fchuld daarvan op zich te brengen. Daarom gevoelde hy de grootde bekomcernis, wanneer hy zich verweet, dat hy een oneenigheid niet erndig genoeg had zoeken uit den weg L 5 te  x ï?o x ruimen. Daarom raadde hy ook anderen aan, veel liever onrecht te verdraagen, dan, flyfhoofdig, op zyn recht te ftaan Daarom dacht hy nog altoos op middelen tot vereeniging. wanneer anderen reeds over de onmoogelykheid befiisd hadden. Daarom zag hy daar gevaaren, waar anderen niers meenden te moeten vreezen. ■ - Wyze bedachtzaamheid, voorzichtige vermyding van alle overhaaste befluiten, welke ligtelyk op ïfwegen leiden. — Dit was een der hoofdtrekken van zyn karakter. Wie zyne fchroomvalligheid hevig aanklaagt, die tast zyne grondbeginfelen aan. Men meet elk zyn gevoelen in den Godsdienst laaten, en niemand, die anders denkt, haaten of zelfs vervolgen, ieder kan dwaalen, ook wanneer hy van de waarheid van zyn gevoelen nog zoo vast overtuigd is; in uiteriyke gebruiken en byzaaken kan men zich naar anderen voegen, indien men hierdoor een groote- kwaad kan vermyden; met al te groote drift by eene zaak te werk te gaan, verydelt dikwils het beste oogmerk. - Deeze waren Melanchthons grondbeginfelen, die hem den naam van vreesachtigheid berokkenden. Hy haatte de fouten, welke aan verlichtere gemeenlyk eigen zyn, overnaasting, al te groote verachting van het oude, gebrek aan overweegin; van plaats en tyden. En ach! hoe veele konden hier omtrent van hem fcts leeren i Dikwils keurde hy de zaak zeils niet ■f,  X 17» X sf, maar flechts den ontydigen yver "van hen, die dezelve voordbragten. De woorden van Jezus: „ op dat zy één zyn, gelyk wy," dioeg hy geduurig m den mond. „ Van twistzieke „ Theologanten verlos ons, Heer!" plagt hy in de (taalboeken te fchryven. Zyne vervolgeren kwaads te wenlchen, was hem geheel en al vreemd. Hy betoont derhalven op zekere plaats zyne verwondering, hoe David in zommige Pfalmen zynen vyanden zoo veel kwaad had kunnen toewenfchen. Op de andere zyde was het hem onmogelyk , iets goed te keuren en te pryzen, hetgeen met zyn geweeten niet overeenkwam. Wanneer dus menfchen tot hem kwamen, die zyne voerfpraak en aanbeveeling verzochten, aan welken hy dezelve volgens zyn geweeten niet geeven kon, dan gaf hy hun liever een ft.uk geld. Edog hy kon het zelf wel verdraagen, dat anderen hem als vreesachtig uitfchelden; en waarom ik niet? Maar waardoor was hy voor de Hervorming van nut? Mogelyk het meeste door de volgende vyf (lukken. Reeds door zyne toegeeflykheid bevorderde hy dezelve. Hy hield zynen vriend Luther van menigen overylden ftap terug, en maakte dikwils weder goed, het geen deeze, door een al te groote drift, bedorven had. Ik kon veele voorbeelden hiervan aanhaalen, indien my zulks niet te>  x m x te verre afleidde. Zoo hal Luther den Aartsbislehop van Menj door hevige woorden beleed*gd. Melanchthon b-agt het daar henen, dat dezelve weder tot hedaaren kwam. Het bleef, natuurlyk, niet zonder goede gevolgen, wanneet' hy menfchen, die bovendien reeds verbitterd waren , met liefde en zagtmoedigheid bejegende Het was natuurlyk, dat zyH zagtzinnig voordel op de veelvuldige byeenkomften den Roomsengezinden betere denkbeelden van de Lutherfchen moest inboezemen. Het was natuurlyk, dat het van goede uitwerking was, wanneer de tegenparty zag, dat men'het goede, het geen zy hadden, erkende, en niet alle hunne gevoelens verwierpen. Het was natuurlyk, dat hierdoor veele de Evangelifehe leere wierden toegedaan, van welke zy anders altyd afkeerig zouden zyn gebleven. Zelfs •Keizer Karei de vyfde had daarom achting voor Melanchthon, tot dat hy eindelyk door de gewegerde aanneeming van het interim op hem verbitterd wierd. En ik twylfele, niet, of de hervorming zoude op zommige plaatfen geenen voordgang hebben gehad, indien het zagtmoedig karakter van Melanchthon hiertoe niet had medegewerkt. Eenen even weldaadigcn invloed had zyn bondig, duiuiiyk, met bewyzen onderfteund voorJlel van de Evangelifehe leere. Luther had flechts in ve.fluoüe icluiften de nieuwe leeringen ver-  X 173 X verfpreiS, en daarby geduurig zoo veele twistzaaken met zyne tegenparty gehad, dat men den geheelen zamenhang niet wel kon overzien. Thands fcbreef Melanchthon niet flechts de openbaare (tukken, welken op den Ryksdag wierden overgegeeven, maar ook zyne byzondere geloofsleer, of Dogmatika. Hier was alles in eene zoo fchoone orde, in eene zoo duidelyke taal, met zoo veel klaarheid voorgedraagen, met zoo veele bewyzen en gronden onderfleund, dat nu eik kezen en onderzoeken kon. Ook dit rekene ik tot zyne verdiensten, dat hy de nieuwe leere voor veele misvattingen be« beveiligde. Wanneer dwaalingen worden aangetast, dan geeft zulks gemeenlyk aanleiding, om tot het tegenovergeftelde uiterfte overtegaan. Zoo had Luther — om flechts dén voorbeeld aan te haaien — de ieere der Roomsgezinden, aangaande de goede werken beftreeden, volgens welke de flipte waarneeming van Kerke'yke gebruiken, vasten enz., eene byzondere waardy bezaten. Nu ging men tot het tegendeel over, en wilde in 't algemeen goede daaaden voor overbodig verklaaren. Melanchthon ging dit wanbegrip met allen yver te keer. Ik gaa tot het vierde punt over, waardoor Melanchthon zich, mynes oordeels, by de hervorming verdienstelyk heeft gemaakt, lik bedoele zy-  x m x VEERTIENDE HOOFDSTUK. Nog twee ongedrukte Brieven van Melanchthon, "X^oJgende kwee Brieven heb ik in eene oude Vulgata, van 1543, aSter in gefchrevengevonden. Dezelve Haan nog in geene my bekende Verzameling van brieven, en dragen echter, zoo veel ik kan oordeelen, alle kenmerken van innerlyke en uiterlyke geloofwaardigheid, 't Is bekend, dat Melanchthon met zynen Broeder over openbaare belangen geduurig briefwisfeling hield. Dit, en nog meer derzelver belangryke inhoud bepaalt my, beide in eene woordelyke vertaaling mede te deelen. Aan George Melanchthon. Gy hebt uwe belofte, om hier te komen, niet gehouden, gelyk ik toch zoo hartelyk gewenscht had. Eiken dag heb ik op u gehoopt, en zulks om twee redenen: vooreerst wilde ik gaarne nog meer van den dood van myne Moeder weeten , (*) van denwelken gy my weinig ge- fchre» (*) Dezelve was kort te voren geftorven. Eene omftandigheid) die de echtheid van dezen Brief bewyst, is deeze, dat Melanchthon in epp. ad Cam, p. 128. fehryft: mens frater fcripfit mihi. Matrem nostram decesjisfe , non fatis clare fcribit, fed cunjicio , hnmichd txiinctam csfe. 4 M ' <  X 178 X fchreven hebr. Ik wyde aan haar nog menige traan. Dar zy myner in haare laatfte oogenblikken nog gedacht heeft, verheugt my innig. Kunt gy u van uwe bezigheden los maaken, kom dan en verhaal my alles breedvoerig. Dan zult gy my ook by myne tegenwoordige zorgen vertroosten en opbeuren. Myn hart is vol van bekommernisfen. De beide mannen, Luther en Zwingli, kunnen niet overeenkomen, het geen toch myn vuurigfte wensch is. Heer! wanneer zult gy vrede geven in uw Ryk! Men zal nog langen tyd twist houden, tot dat het den Heidenen een gruwel is. Zy twisten over het Avondmaal, even als of zy in den Hemel gezien, en Jezus gevraagd hadden, hoe hy de woorden: dat is myn ligchaam.' begrepen had. Zy zullen het immers toch hier op aarde niet bellisfen. En het behoort ook wel niet voor ons zwakken, om alles te wilien uitvorfchen. Genoeg, wanneer wy maar weeten en gelooven, wat tot ons heil noodig is. Het overige verwekt maar twist, waar aan de Heer geen behagen heeft. Ik, voor my, zal deeze denkwyze houden , en my niet bezondigen. Maar gy! kom en vertroost uwen broeder. Gefchreven te Marburg in het Jaar 1525, Aan dcnzelven. Bykans zou ik gelooven, dat ik onder een on- I  X 179 X ongelukkig hemelsteken gebooren ben. Want juist het geen myn hart het meest aandoet, moet ik ondervinden. Armoede, honger, verachting en ander kwaad wil ik gaarne verdragen. Maar wat my het meeste ter neder flaat, is twist en oneenigheid. Hiertoe ben ik volftrekt niet gefchikr. Ik moet het Boek <*) fchryven, hetgeen aan de ftanden zal worden overgegeeven. Maar ik zie in den geest vooraf den laster, de oorlogen, de verwoestingen en veldflaagen, welke daaruit zullen voorkomen. En indien het nu van my afhing, om zulks te beletten? Heer! op wien ik vertrouwe, heip.gy my zelve! Gy beftuurt onze gedachten.' De zaak zelve kan ik niet laaten vaaren, zoo lange ik leeve; maar door myne fchuld zal ook de vrede niet verhinderd worden. Andere Godgeleerden wilden dit Boek fchryven, en wilde God.' dat men het hun bad toegelaaten. Misfchien hadden zy het beter kunsten maaken. Nu zyn zy met het myne te onvreden en willen het een en ander veranderd hebben. Hier roept de eene, daar fchreeuwt de andere. Maar als ik het moet opftellen, zal ik ook myne manier behouden, en alles vermyde, wat nog grootere verbittering verwekt. Ik fchryve, overlegge, verbetere, verandere we. der, (*) Hy bedoelt de Augsburgfche Confesfie, M a  ):( 180 ):( der, en God is myn getuige, dat ik het goed meene. Maar myn loon zal zyn, dat men my haat. Verkwik my ipoedig met eenen Brief. Gefchreven te Augsburg, in het Jaar 1530. NABERICHT. Zinftorende Drukfeilen zullen in dit Stuk niet gevonden worden; mingewichtige zal de Lezer verfchonen; — alleen; men leze, op bladz. 1. in plaats van: Meïanchtons ge« boone en Levensjaaren : — Meïanchtons geboorte, en eerste levens jaaren.— Ook is, daar in de laatfte bladzyden, Melanchtoon gefchreven, in de eerfte Melanchton gelezen wordt.