KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK COLLECTIE-THIERRY BRUIKLEEN van de Ned. Herv. Gemeente te 's Gravenhage  VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. EERSTE DEEL.   DE VADERLAND SCHE HISTORIE VAN DEN HEERE j. WAGENAAR, VERKORT, En met leerzaame aanmerkingen, ten diende der Nederlandfche JE U G D, uitgegeven door J. W. TE WATER, fHjloriefchrijver van Ze■eland , Hoogleer aar in de Wijs* begeerte en Vaderlandfche Gefchiedenisfen te Middelburg. EERSTE DEEL. ?I AMSTERDAM, LEIDEN, DORD. en HARLINGEN, Bij P. Schouten , J. de Groot , G. Warnars , S. en J, Luchtmans, A. en P. Blussé, en V. van der Plaats. mdcclxxxiv.   O P D R A O T AAN DE VADERLAND- GODSDIENST. EN VRIJHEID-LIEVENDE JEUGD DER VEREENIGDE' NEDERLANDEN. Een werk, op aanhoudende begeerte van fommigê voornaame Boekhandelaaren in ons Vaderland, ten uwen dienjle ondernomen, — een werk, waar in ik geen eigen' roem , en noch veel minder het onderwijs van kundigen , die dit gefchrift geenzins be~ hoeven, konde bedoelen, -r- een werk, alleenlijk tos uw nut gefchikt, — wordt ook, met het hoogfie recht, uit een zuiver grondbeginfel van waare toegenegenheid, aan u opgedragen. Ik onder (lelie, dat Gij volkomenlijk overtuigd zljt van de volflrekte noodzaaklijkheid en uitgebreide nuttigheid der Gefchiedkunde van V Land, waar in Gij woont, en opgevoed wordt, — waar in Gij, vroeger of later y zoodanige amptsbedieningen aanvaarden zult, waar toe de hooge Voorzienigheid^ met wijs beleid, en ter bereikinge van gewigtige einden, elk in V bijzonder gefchikt heeft, doch om welke met luifter, en tot heil der Burgerlijke Maatfchappije, waar van Gij leden zijt, te kunnen bekleeden^ behalven veele andere hoostnoodige kundigheden, eene gegronde kennis der Nederlandfche Gefchiedenisfen ongemeen dienstbaar is. Ook behoeve ik naauwlijks te zeggen, dat naarmaate Gij u, door aanzienlijke geboorte, vernuft, of iet anders, boven veelen van uwe Landgemoten en Medeburgers verheven rekent, of grootere uitzichten hebt op V bekleeden van de gewigdgfte posten, in 'f Siaatsbeftier, in den Kerk/iaat, in den Krijgsdienst, * 3 -Gij  Vi O P D R A G T. — Gij zoo veel te ft erker verplicht z'tjt, om uwe. leergierige pogingen te verdubbelen, en meerdere vnrderingen in de kennisfe der voornaamfie lotgevallen van uw Vaderland te maken. Hier toe ontbreekt het niet aan bekwaame hulpmiddelen. Ons Gemeenebest kan, zoo zeer als eenig Land, op yerfcheiden uitmuntende Gefchiedfchrijvers roemen. Onder dezen is geen van de minften ds Heer Jan Wagenaar, die zijnen naam, door "t fchrijven der Vaderlandfche Historie, onfterfelijk gemaakt heeft. Niemand, die kundig is, en wel denkt, zal een werk gering achten, waar aan tijd noch vlijt gefpaard is, en V gene met mindere moeite be* vit, dan verbeterd kan worden. Geen wonder, derhalven, dat rechtfcbapen Nederlanders, en zelfs onzijdige vreemdelingen, nooit dan met eerbiedige hoogachtinge ■ van Wagenaar en zijn werk fpreeken; — en dat fommigen zich beijverd hebben , om een kort begrip van "s Mans Vaderlandfche Historie, met meerdere of mindere uitgebreidheid en naauwkeurigheid, te vervaardigen, en aan V licht te brengen. Ik volge hun voorbeeld, met de uitgave van dit werk; waar omtrent, en de beoefeninge der Nederlandfche Gefchiedenisfen, ik niet ondicnflig achte, u. noch eenige onderrichtingen te geven. Heeft ^iemand lust, om genoegzaame kundigheid in de Gefchiedenisfen, ook van ons Vaderland, te verkrijgen , V is nood/g, dat hij vooraf geoefend zij in de Tijdreken - Aardrijk- en Gejlachtkw.ide; zonder welke zijne denkbeelden veelzins ingewikkeld en verward zullen blijven. De opvolgingen der Keizeren, Koningen, Pauzen, vooral der Hertogen van Gelderland en Brabant, der Üraaven van Holland, Zeeland, Vlaanderen en Henegouwen, der Bisfchoppen van Utrecht, der Hee- roi  O F D R A G T. vu ten van Friesland, en- meer foortgelijke, naauwkeuri^lijk te kennen verfpreidt een onbedenkelijk licht over V hands gebpurtcnisfin; terwijl men, hier van onkundig blijvende, groot gevaar loopt, om grove mis/lagen te begaan, en ieder oogenbük van 'f rechts fpoor aftedwalen Zonder kennis fe van de voorn aam fte Rijken, Gemeenebcsten, Landen en Steden, van derzelver ligginge, grootte, gefteldheid. grensfcheidingen en naastbij gele gen Landen, is men niet in (laat , de wisfelvalltgheden van een Land, waar op zij meer ofmin betrekkinge hebben, behoorlijk te doorgronden. — Overtollig zou V zijn, wilde ik u in ]t breede onderrichten . hoe verkeerdelijk hij zou handelen, die zich in de Gefchiedkunde van ons Vaderland wilae oefenen , zonder vooraf de rivieren en haaren loop, de onderfcheiden Landjehappen, de voornaamfte Steden en Dorpen, zigh eigen gemaakt te hebben: het verzuim waar van, zelfs de kundigfle Mannen, ook onder ons, meenigwerf zoo deerlijk deedt omzwerven. Van minder belang, doch niet geheel nutteloos, is de geflachtkundè voor een'' beminmar der Nederlandfche Historie. Hier door ziet men, bij voorbeeld, hoe en op welken grond de Graaflijke Regering dezer Landen, uit liet ecne ' Gejlacht tot het andere, overgegaan zij; — Hier door wordt men beveiligd, om fommige Ge/lachten en perfoonen met malkanderen te verwarren; — Hier door kan men, in veele gevallen , de waare redenen van haat en vriendfehap, van oorlog en vrede, ontdekken; — Hier door zal men in de beweegoorzaken en bedoelingen van fommige, anders duifier e, gebeurtmisfen., met de meeste waarschijnlijkheid, kunnen indringen. V Zou, wijders, ongerijmd zijn en verdrietelijk vallen, wilde iemand aanftonds een aanvang maken met het lezen van zeer uitvoerige werken , bij wier * 4. - einde  vin O P D R A G T. einde men lang vergelen is, V gene men in derzelver begin en midden gelezen heeft. Wie der Historie van ons Land recht kundig zoekt te worden, beginne met het eene of andere kortbondige famenfiel, herleze hetzelve, en trachte dus den fchakel der voornaamfte gefchiedenisfen in zijn geheugen inteprenten. Dan gaa hij voort, en doorleze uitgebreider werken, eerst over onze Vaderlandfche Historie in Vgemeen* daarna over eenige voornaame gedeelten van dezelve, vooral ever zulke bijzondere jïukken, bij welker naauwkeu' rige kennisfe hij V grootfte belang heeft. Van dezen aart zijn, —. voor Staatkundigen, de opkomst van dit Gemeenebest in de zestiende eeuwe. de Unie van Utrecht, de afzwering van Koning Filips, als Heer dezer Landen, de Munjlerfche vrede, de voornaamfie Staats - omwentelingen in de voorgaande en deze eeuwe; — voor Kerkdijken, de hervorming in den Godsdienst over ruim twee honderd jaaren, de algetneene Kerkvergadering te Dordrecht, de twisten, die van tijd tot tijd, in de Nederlandfche Kerke ontjlaan zijn; — voor Krijgskundigen, de veelvuldige zee- en veldflagen, die den roem onzer Natie, vooral in de zeventiende eeuwe, ten top gevoerd hebben. Ook kan ik niet genoeg aanprijzen de levensbefc-hrijvingen en brieven van fommige Graaven, Vorsten, Staatsmannen, Helden, Kerkleeraars en Ge* leerden; waar uit men, niet zelden, de waare gepeldheid van veele gebeurtenis/en, en den famenhang der zaken, best kan lecren kennen; indien zulke brieVen de kenmerken van onbetwistbaare echtheid hebben, en de levensverhaalen uit volzekere befcheiden famengefteld, onzijdig gefchreven, en met den flempel der waarheid bezegeld zijn. Dan, tot welk oogmerk zoudt Gij, Nederlandfche Jeugd, u zoo veel moeite geven? om uwer nieuwsgierigheid alleenlijk te voldoen? om uwen lijd aangenaam  OP D R A G T. i* mam doortebrengen? Neen, maar om ''er wezenlijk nut, voor uw gantsch leven, uit te trekken , en voedfel te geven aan uwe liefde tot het Vaderland, deii Godsdienst, en de Vrijheid; die u, naast uw eigen leven, altijd dierbaar moeten blijven. Hoe meer Gij kennisfe krijgt aan de geringe beginfelen, waar uit het Nederlandfche Gemeenebest geboren is; — aan de meenigvuldige wonderen van Gods Alvermogen, waar door het zijn eerfle beftaan kreeg, en tot heden, niet zonder verwonderinge van gantsch Europa, flaande gehouden werdt; — aan de veelvuldige rampen, die Nederland, door buitenlandfche oorlogen en inwendige beroerten, dikwijls aan 't wankelen bragten; — aan de ongeziene mid' delen, waar door dit Land, op verfcbeiden tijden, uit den nijpenden nood en de bang/Ie gevaaren, wanneer menfchelijke hulp te kort fchoot, op V onverwacht fle gered werdt; — aan zoo veele voortreffelijke. Mannen, welken de Godlijke Wijsheid gebruikte, om den Lande heil te bezorgen; — hoe meer Gij aan dit alles en foortgelijke zaken kennisfe krijgt, zoo veel te meer zullen uwe gevoelige harten doortrokken worden met de zuiverfle liefde tot het Vaderland, V gene God onzen Vaderen gegeven heeft, en waar in Hij ons doet wonen tot op dezen dag, — met eene Va» derlandliefde, welke ons een oprecht belang in den waaren welfland en fleeds vermeerderenden bloeij van. dit Gemeenebest doet nemen, en ons volijverig maakt p. urn voor hetzelve te waken, te bidden, te firijden. Ziet Gij uit Lands gefchiedenisfen , hoe de Gods» dienst, weleer op eene bijna ongelooflijke wijze b&zwalkt en in enkel bijgeloof veranderd, heerlijk gezuiverd zij, gelukkiglijk in Nederland voortgeplant» wet verftandigen ijver verdedigd, en zelfs met den dood van eene meenigte bloedgetuigen bevestigd; — "'tkan niet anders zijn, of Gij smlt zooeenen Gods* $ dienst  x O P D R A G f. dienst op hoogen prijs feilen, denzelven met uw hart gelooven, met uwen mond belijden, met al uw ver" mogen befeheidenlijk voor/laan. en, op V voorbeeld van groote Mannen in den Kerk-en Burger (laat r wier beproefde Godvrucht en deu^d noch geroemd wordt, met eerf heiligen wandel trachten te verfieren. Leert Gij uit de Historiën van Nederland, — dat de Vrijheid, de edele Vrijheid, zoo lang vertrapt, in de zestiende eeuwe het hoofd gelukkiglijk opbeurde; — dat zij, hoe zeer belaagd door heerschzuchtigen, hoe dikwijls aangerand door buitenlandsch geweld, echter op de manmoedigste wijze, zelfs ten koste van zoo veel bloeds, flaande gehouden zij; — dat ons Vaderland, zonder 't genot der Vrijheid, nooit Voorfpoedig konde wezen; — en dat elk, die geert vriend der Vrijheid was, den naam van eerf' Nederlander onwaardig gerekend wier de, en in tegendeel waardig geoordeeld, om zijn leven in een akelig Land\ waar de zwarte fiavernij op den throon gezeten is, te moeten eindigen i — leert Gij dit uit onze gefchicdboeken, Gij zult even daar door te f erker aangevuurd worden, om de Vrijheid, niet minder dan uw leven, dierbaar te achten, en liever te fterven, dan dit kostelijke pand, door eigen moedwil, te verliezen. Om zulke edelaartige gevoelens in u te verwekken en aantekweeken, dienen vooral de leerzacme aanmerkingen, welke Gij. doorgaans, in dit werk zult aantreffen, en die. wordt mijn wensch vervuld een? matigen indruk op uw teder gemoed maken zullen, tot uw eigen heil., en ter bevorderinge van oprechte Vaderland- Godsdienst - en Vrijheidliefde: waartoe ik vuuriglsjk bidde, dat de Hemel mijne welmeenende pogingen en uw leergierig onderzoek, rijkelijk, met Zijnen zegen bekroom! Eer ik van u affcheide, Nederlandfche Jeugd, is V noodig, noch het eene en andere, ten aanzien van dit werk, u voortedragen. On-  O P D R A G T. xt Onder V fchrijven heb ik, zoo veel mogelijk, de Maarheid, waarheid, oprechtheid en voorzichtigheid, onder V oog gehouden; — mij bediend van een^ duidelijken en onopgefmukten ft ijl, om, op V eerfte lezen , voor elk verflaanbaar te zijn, zonder gebruik van zodënige woorden en fpreekwijzen te maken, die, hoe goed anders, voor veelen duister zouden zijn; — de waarheid, te recht de ziel der Historiën genoemd\ was mij te dierbaar, om, ten haar en koste, moed» willig van V rechte fpoor aftewijken, wel begrijpende , dat het nuttiger zij openbaare verdichtfelen te lezen < dan gefchiedenisfen, waar in de zuivere waarheid ontbreekt; — ik oordeelde, dat oprechtheid en voorzichtigheid, gelijk in alles, zoo ook bijzonderlijk in H fchrijven van gefchiedenisfen, ons moeten vergezellen, om , aan den eenen kant, door fchandelijke vooroordeelen, ongegronden haat, of laffe vleizucht, van 't juiste pad niet afiedwalen , het goede kwaad en kromme recht te noemen, en om, aan de andere zijde, niemand te beledigen, of billijke redenen van klagte over fchampere verongelijkingen en onverdiende mishandelingen te geven. Ben Heere Wagünaar, voor wiens groote- kundigheden ik nu, niet minder dan bij deszelfs leven, bijzondere achtinge gevoele, volge ik grootendeels zeer naauwkeuriglijk, om u des te beter gelegenheid te geven tot het vergelijken van Zijne Vaderlandfche Historie met dit kort begrip, indien Gij gezind zijt ter verdere nafpooringe van de gewigtigfte gebeurtenisfen. Gij zult echter in dit werk, hier en daar, bemerken, ^dat Vr verfcheiden zaken voorkomen, die, of in V geheel niet, of op eene andere wijze, door den Heere Wagenaar vermeld zijn. — Het oogmerk van dit werk duldde niet, telkens de gronden aantewijzen, waar op die bijvoegfelen en verbeteringen rusten. — Genoeg zal V zijn hier te zeggen, dat/federt de  xu O P D R A G T„ ée uitgave* der Vaderlandfche Historie, ee'H gr'ooê aantal oorfpronglijke ftukken, door de Heeren var Mie* ris, van de Wall , Schwartzenberg en Hohenlansberg, van de Spiegel, Meerman, Kluit, Bondam, en anderen, aan V licht gebragt werden, van welken de Heer Wagenaar., waren zij Hem bekend geweest, reeds zelf gebruik zou gemaakt hebben, zoo tot vermeer der inge, als ter verbeteringc van Zijnen nuttigen arbeid. — Ontdekt Gij, derhalven, dat ik, nu en dan, van Hem verfchille; in jaartallen, in de eigen naamen van, perfoonen en plaatfen* in de opgave van fommige verhaalen en derzelver omftandigheden; Gij moogt u verzekerd houden, dat zulks alleenlijk gefchiede op grond van onwraakbaare befcheiden, door anderen reeds uitgegeven, of in hand* jchrift onder mij berustende. Eindelijk, gebeurtenisfen van denzelfden aart, in Hit werk begrepen, gaven fomtijds aanleidinge tot hei herhalen van dezelfde leerzaame aanmerkingen, doch met andere bewoordingen, in oriderfcheiden omftandigheden, en uit een verfchillend gezichtpunt be* fchouwd. Trekt Gij, Nederlandfche Jeugd, uit dit werk eenig wezenlijk nut, dan zal V u niet berouwen, V zelve gelezen, noch mij, den tijd daar aan hefteed en het aan u opgedragen te hebben; — dan zal deze arbeid ook kunnen medewerken, om het Vaderland, den Godsdienst en de Vrijheid, wat goeds van u te doen verwachten en ondervinden; — dus zult Gij deelen in den roem uwer Voorvaderen, en de laatfte nakomelingfchap zal uwen naam, met blijde dankbaarheid, eerbiedigen. j. W. Te Water* Middelburg, den twaalfden V&n wijnmaand des jaars. MDCCLXXXIV. VER-  VERKORTE. VADERLANDSCHE HISTORIE. EERSTE BOEK. D e oorfprong der oude Germaanen, of Duit fchers, is even onzeker, als van de meeste vol ken. Zij zeiven hielden zich voor afkome iingeh van zekeren God Tuisto, die uit di aarde zou gëfprocen zijn. Anderen geloofden, dat zij afdamden van éenen der zoonen o: kleinzoönen van Noach. Het eerfte is een enkë Verdichtfel; het laatftevol van düifterheid. Mei meer gronds zal men de Germaanen doen af dalen van de Kelten, of Keltifche Skythen: onder welken naam zi|, fomtijds, voorkomend Het gewest, van de Germaanen bewoond\ werdt, door den Rhijn en den Donau,' afge fcheiden van de Galliërs, Rhetiërs en Pannoniërs; door het gebergce, van de Sarmaaten, en Daciërs,- en voorts omvangen door den Oceaan, óf Noordzee. De Rhijn, die uit de Zwitferfche Alpen ontfpringt, en, na 't doorloopen van verfcheiden gewesten, allengskens Westwaards zwaait, deelde zich , eertijds, pie£ verre van zijn' uitloop iri de Noordzee, in twee armen, met welken hij, naar 'cgemeene gevoelen , eên eiland omving, waar van de lengte h Deeju A op - Oorfprong der Germaanen, F [ Gelegenheid «n het eiland der Batavieren. (  O g d r I i i 1 Oudé woonplaats der gatavierea VADERLANDSCHE I. Boek. p omtrent' zeven ën twintig uuren gaans beroot werdt. De rechrer arm des Rhijns, die en naam van Rhijn behieldt, plagt oudtijds,' aar 't gevoelen der meesten f in zee te looien, waar nu Katwijk gelegen is,* de linker ,rm der rivi'ere kreeg den naam van Waal, velken hij tot heden behouden heeft, vereeïigde zich met de Maas j en ftorte door een' vijden mond in dezelfde zee. Het is twijffelichtig, of men dit eiland, tusfehen die beide irmen gelegen ter breedte van ruim zeven uuren gaans, in oude tijden tot Germanie of tot Gallie betrokken hebbe. Indien de regter irm des Rhijns Germanie van, Gallie gefcheiden heeft, gelijk waarfchijnlijk geoordeeld wordt, zal dit eiland tot Gallie zijn betrokken geweest: waar uic, echter, geenzins volgt, dat deszelfs oudfte bewoners Galliërs, en geen Germaanen, zouden geweest zijn. Wat hier van zij; dit eiland, van zijne oude bewoners verlaten, en dus bijna geheel ontvolkt zijnde, werdt van de Batavieren, een Germanisch volk, ingenomen, en naar hen, federt, het eiland der Batavieren genoemd. Deze Batavieren, die te voren den naam van Batten fchijnen gedragen te hebben, woonden omtrenc de rivier de Adrana, of Eder, in de nabuurfchap van Waldek en Hesfenland, waar de overblijffels van hunnen oudeii naam, gelijk men wil, noch in Battenberg en Battend zen te vinden zijn. Hier werden zij §XfOX hun-ie roofzuchtige nabuuren, de Kstten, deerlijk geplaagd, en genoodzaakt, wilden zij buiten kommer leven, eene andere woonplaats optezoeken. Men zag toen, zoo we*  O7   I. Boek. HISTORIE, 3 wel als in volgende tijden, dat het eene volk het andere benaauwde en poogde te onderdrukken , uit een hatelijk grondbeginfel van nijd, eigenbelang en heerschzuchr. De Batavieren, wel onderricht van de gelegenheid des eilands, begaven zich langs den Rhijn naar 't zelve, met hunne vrouwen, kinderen, vee en andere tilbaare have, en namen het, zonder llag of iloot, in bezit. Nu waren zij meesters van een groot deel van het tegenwoordige Gelderland, Holland en Utrecht; doch zij zullen, naar alle vermoeden, de grenzen van hunne woninge en gebied, naderhand; verder uitgebreid hebben. Naardien onze Vaderlandfche Historie haaren aanvang van de Batavieren en hunne komste in deze gewesten neemt; zal het niet ondienstig zijn, een omftandiger verflag van hunnen aart en levenswijze, Godsdienst en Regeringswijze, te geven. De JBatavieren, gelijk zij Germaanen van afkomst waren, en daarom dikwijls, bij oude fchrijvers, onder dezen naam voorkomen, hadden in aan en gewoonten groote ovcreenkomfte met de overige Germaanen; waarom men op goede gronden vastftelt, dat hunne zeden, gemeenlijk, onder die der Germaanen beichreven worden. Zij waren, derhalven, groot; grof en fterk van lichaam; gehard tegen de ongemakken Van lucht en weder,- bekwaam tot de jacht van wilde dieren; gefchikt rót den oorlog, en boven andere Germaanen ervaren in den krijg, welken zij zelden eerst aanvingen, doch waar in zij, door anderen aangevallen, zich altijd A a moe- Zij komen naar deze Landens Hun aart en zeden.  Hunne feleeding. Hs!r. 4 VADERLANDSCHE I. Boek. moedig kweten; uitmuntende in fchranderheid van oordeel; openhartig en getrouw; gezet op herbergzaamheid; zoo kuisch, dat men bijna van geene hoererij onder hen hoorde, de huwelijkstrouw doorgaans ongefchonden bewaard wierde, en de veelwijverij zeer zeldfaam plaats vonde; doch zij waren, denkelijk, geilek! op een' Düitfchen dronk, en verflingcrd op het dobbelfpel. Het eerfte was oorzaak van hooggaande twisten; het laatfte bragt hunne vrijheid in groot gevaar. Men ziet in den aart der Batavieren eene mengeling van goed en kwaad. Hoe verre de latere bewoners van hun land afgeweken zijn van hunne deugden, en derzelver ondeugden hebben blijven aankleven , leert de ondervinding van vroegere en .volgende eeuwen. Het zou fchandelijk zijn, indien de tegenwoordige Nederlanders zich in de beoefeninge van deugd door de Batavieren, die minder befchaaft en Heidenen waren, lieten befchamen. De Ba'avieren gingen, in hunne kindsheid, geheel naakt; ouder geworden, kleedden zij, zich met een' rok van beestenvellen, om cjen hals vastgemaakt, en met zeker gekleurd vocht befprenkeld. De kleeding der rijkften floot hun, ter onderfcheidinge van minderen, zoo naauw om het lijf, dat men 'er alle de lederaaa en door zien kon. De vrouwen gingen me- blooten hals en armen, en gebruikten doorgaans een linnen hoofddekfel, met purperverwe befchilderd < om zich in kleedinge eenigzins van de mannen te onderfeheiden. De meesten hadden rosachtig of goudgeel hair, en hier in ftelden zij zoo veel fieraads, d»c  L Boek. HISTORIE. 5 dat zij zelfs der natuure, door zeker gemaal vocht, ter hulpe kwamen, om hun hair di geliefde verwe te geven, welke, naderhand ook den Romeinen bekoorde. Den baard lieten de Batavieren lang groei jen; eetiige droegen groote knevels; fomtljd wilden zij niets van- hair en baard verliezen tot dat zij een' vijaud in het veld verfiagei hadden. Van bemuurde fteden der Batavieren word geen gewag gemaakt, dan na de aankomftc der Romeinen. Welke plaats , toen, der naam van de Stad der Batavieren gedragen hebbe, is onzeker. Men denkt aan Wijk te Duurftede, of Nieuwmegen, of, met groote waarfchijnlijkheid, aan Batenburg, gelegen aan de Maas. Hunne huizen waren houten hutten, mei flroo gedekt, omringd van een' ruimen werf, fomtijds tot fieraad met zekere blinkende aarde beftreken, en meest gebouwd op eenige opgeworpen hoogten, Terpen of Torpen geheten , en die hun, ten tijde van overfïroomingen, tot vliedbergen dienden: wordende eenige van die hoogten, hier te lande, noch gevonden. Schoon de Batavieren niet geheeilijk van lezen en fchrijven onkundig waren, kan men echter geen hooge gedachten van hunne verdere kundigheden voeden, allerminst voor de komfte der Romeinen in dit land, van welken zij veel zullen geleerd hebben. Men wil zelfs dat Germanicus, niet verre van Leiden, eene fchool zou gedicht hebben, ter onderwijzinge van de Batavifche jeugd, in de Romeinfche taal en zeden. A 3 Meer :t e ? • Baard. > l : Steden. 1 Huizen. Kundigheid in 'e lezen en tbujven. $  é VADERLANSCHE I. Boes. Vooral ïn zwemmen en paardrijden. Hunne wapenrus' ting. Cedrai der vroi wen en kinderen op 't fla; veld. De z van hui) land aai: vrouwe ^vergel ten. Meer ervaren waren zij in 't paardrijden en zwemmen, zoo dat zij, als het op een vechten ging, zich niet ontzagen, in volle wapenrustinge, wijde rivieren overtezwemmen, en den vijand kloekmoedig te achtervolgen. In den krijg bedienden ze zich meest van fpeeren, Framëën genoemd, welken zij, van verre en van nabij, met vrscht wisten te gebruiken. De ruiters werden noch voorzien van een fchild; 't gene van teenen gevlochten, langwerpig vierkant van-«gedaante, met verfchillende verwen befchilderd, en veelzins verfierd was. Het voetvolk gebruikte behalven deze wapenen, werpfchichten, en, nu of dan,' een heimof ITormhoed, doch zeer zeidfaam harnasfen. Hunne grootfte macht beftond' in 't voetvolk, om dat de paarden niet fnel genoeg waren , noch afgericht op den ; ftrijd. Uit hunnen eigen aart heldhaftig, wer' den zij noch meer tot ftandvastigheid in 't gevecht aangefpoord door het gefchreeuw en '" gehuil van vrouwen en kinderen, die tot dit einde op het flagveld, achter het leger, geplaatst werden, en te gelijk om de vluchtenden met allen aandrang tot den ltrijd voor huisgezin en vrijheid aantefpooren, en de gekwetlten te verbinden. Elk voelt, als't ware, hoe zeer dit den moed der Batavieren moeste doen wasfen, om liever op het flagveld te fneuvelen, dan met flappe handen te vechten, of fchandelijk te vluchten. >r? Van de vroegfte jeugd opgekweekt tot den j" oorlog, lieten zich de Batavifche mannen aan. 11 het bellier van huislijke zaken en den landbouw weinig gelegen leggen; zoo lang zij deft  I. Boek. HISTORIE. y den krijg konden volgen, of ter jagt gaan, werdt al de zorg daar' over gelaten aan de vrouwen en oude mannen. De fpijs der Batavieren was ten hoogflen eenvoudig. Ik durve het niet als eene deugd in hun aanmerken, dat zij, hier in, zich minder dan wij fchikren naar het voorbeeld van vreemde volken: want zij aten , wat zij konden magtig worden, hun eigen tam vee, het opgevangen wild, melk, boter, kaas, wilde appelen, pappen van haver en garst. Zij dronken metst een kookfel van garst of ander graan en water, eenigzins naar wijn, moutwijn, of ons hedendaagsch bier zwemende. Deze eenvoudige levenswijze was eene der oorzaken, waarom het aangaan der huwelijken , ook onder de voornaamlten; meer dan heden ten dage, in gebruik bleef. Beneden de twintig jaaren te huwen, werdt fchandelijk geoordeeld; nuttig, dat gelijkheid van jaaren en grootte in' achc genomen wierde; en betamelijk, dat wederzijdfche bloedverwanten bij 't fluiten der huwelijken tegenwoordig waren. De Bruidsgiften, waar mede de man zijne vrouwe belchonk, beftonden in een koppel osfen, een getoomd paard , een zwaard, werpfpeer en fchild. Zij gaf den bruidegom ook eeoig wapentuig. Dus werdt het huwelijk voltrokken, en de vrouw, bij het ontfangen der gemelde giften, vermaand, dat zij, in vrede en oorlog, in lief en leed, haaren echtgenoot getrouw moeste blijven. De gemeenfchap der goederen onder de gehuwden fchijnt h\] hen plaats gegrepen te hebben. A 4 Wei. Spijs cn drank der Batavieren Huwcüjken. Bruidsgif. teu.  8 VADERLAND SC HE I. Boek., Begrave* rüsfen. Godheden en Godsdicnstplechtigkcden. Weinig werks maakten zij van het begraven der dooden. De lijken der voomaamflen werden op een* hoogen houtltapel verbrand, met hunne wapenen; welk lot, fomtijds, ook hun paard onderging. De vrouwen betreurden haare mannen met een openbaar gehuil, dar fpoedig ophieldt;het hartenleed der mannen fleer, langzaam. Van 't begraven binnen de fleden bleven zij even onkundig,als de befchaafdfte volken van dien tijd. De voornaamfte Godheden der Batavieren, gelijk der Germaanen in 't gemeen, waren de zon, de maan, en, misfchien, het vuur. Tempels, altaaren en beelden, ter eerevan.de Godcn, waren hun onbekend. Zij rekenden het onbetamelijk, dezelven in eene menfchelijke gedaante te verbeelden, of binnen de wanden der tempelen te befluiten. Zij verrichtten hunnen Godsdienst, die in bet offeren van dieren , en fomtijds zelfs van menfchen, beftondt, in de fomberfte bosfchen en onder de lommerijkflè boomen. In latere tijden, diende, men, hier te lande, Jupiter, Merkurius, Hercules Magufanus, Nehalenria, en Burorina. De drie laatftenaamcn blijven, tot heden, onaangezien alle de nafporingen der geleerden, onzeker in hunne afleidinge en beteekenisfe; en de drie eerfte benaamingen zijn, buiten twijfel., oorfpronglijk van de Romeinen: zijnde het opmerkelijk, dat verrede meeste gedenkftukken, tot deze Godheden beboorende, in het eiland Walcheren gevonden zijn, en noch bewaard worden. De Priesters hadden veel invloeds in de beftieringe des volks; en de waarzegfters, welke men in de gewigtigfle gevallen. raad»  I Boek. HISTORIE. j> raadpleegde, en wier antwoorden zoo goed als Godfpraken waren, genoten grooten eerbied. Men ziet hier uit, deels, dat de Batavieren, in't ftuk van Godsdienstplegtigheden, de dwaasheid van foramigen befchamen, deels, hoe groot ons voorrecht boven hen zij, die den waaren God niet kenden, en diep gedompeld lagen in de afgoderije en bijgeloovigheden van het Heidendom. De Barden, een foort van dichters, vermeldden , in hunne gezangen, de dappere daden der oorlogshelden. Men bewaarde dezelven in 't geheugen, en wist 'er, voor het aangaan van den ftrijd, eenige goede of kwaade voorbeduidfels uit te halen; ook waren zij, onder dit volk, het eenige flag van jaarboeken. Jammer is 't, om die reden, dat deze oude Bardzangen niet meer voor handen zijn. De Batavieren wisten van geen fchouwfpelen, uitgezonderd dit ééne, dat fommige jongelingen naakt tusfchen zwaarden en fpeeren iprongen, en wel met zoo groote behendigheid, dat zij doorgaans, ongekwest bleven. Zij vorderden en ontfingen geene andere belooninge, dan dat zij, door deze gevaarlijke dartelheid, de aanfchouwers vermaakten. Hoedanig de Regeringswijze bij de oude Batavieren geweest zij, is twijfelachtig. Men zal de verfchillende gevoelens best vereenigen , indien wij het ftuk op deze wijze begrijp pen. De opperfte, magt was bij de algemeene vergaderingen van den Adel en het Volk, die Koningen, Krijgsoverften, Rechters en Honderdmannen verkozen; door welken alleen A 5 • ds Barden ea hunne gezangen. fp.elen. Re£erings« wijze. Algemeeie landda» ;en.  io VADERLANDSCHË T. Boek. Raadplegingen. Koningen Krijgso ■fe riten. de gemeene zaken, doorgaans, beftierd werden. Zij waren afkeerig vnn eene onbepaalde koninglijke raagt, zeer gezet op hunne vrijheid, en vrienden der regeringe van de vootreffelijkften. Naardien zij de magt, om , over gewigtige zaken, met gemeeneftemmen, teraadi plegen, altijd aan zich behielden, werden de algemeene Landdagen, zonder wettige beletfels , op vastgeftelde tijden, bij nieuwe of volle maan, gehouden. Hier verfchenen de edelften uit de landzaten en de bekwaamften uic het gemeen, allen gewapend; en befloten, met gemeen goedvinden, over vrede, oorlog en andere voornaame zaken. De Priesters alleen hadden magt, om iemand het zwijgen te bevelen. In het beraadflaan werden de Koningen, zoo 'er die waren, of anders de vóornaamilen des volks, allereerst gehoord, zonder dat zij recht hadden om te gebieden. Mishaagde hun raad, een algemeen gemor was 'er bewi|s van; doch het fchudden der wapenen ftrekte ten teeken van toeftemminge en goedkeuringe. De Koningen, in deze algemeene vergaderingen verkozen, beftierden, in tijden van oorlog, de legers een jaar, of zoo lang de krijgstogt aanhield. Indien zij hunne waardigheid, ten tijde van vrede, bleven behouden, 't gene niet altijd gebeurde, regeerden ze het volk, niet op eene willekeurige wijze, maar overeenkomftig met 's volks vrijheid; bij 'twelke de naam van Koning, anders, fchielijk gehaat was. Behalven de Koningen, die aan 't hoofd des volks  L Boek. HISTORIE. u volks plagten ten ftrijde te trekken, werden ook eenigen tot Krijgsoverlten aangefteld. In hunne verkiezinge, welke ook in de algemeene vergaderingen gefchiedde, zag men niet op den adeldom, gelijk bij de aanftellinge der Koningen, maar op de dapperheid. Verkozen zijnde, werden ze op een fchild gezet, en daar mede om hoog geheven. Hunne heldenmoed baarde ver wondcringe, en vermeerderde de gehoorzaamheid van 't krijgsvolk. De Opperhoofden over de bijzondere landftreken hadden, met de Koningen en Krijgsbevelhebbers, het bewind over verfcheiden zaken. Doch hunampt beftondt vooral in het oefenen en uitfpreken van recht; waar-in zij zich fchikten, niet naar befchreven wetten, die eerst naderhand bii deoudite bewoners dezer Landen Mand gegrepen hebben, maar volgens de natuurwetten en oude gewoonten, die bij hen meer krachts hadden, dan de befchreven rechten onder andere volken. Aan deze Hoofdrechters werden Honderdmannen, uit het gemeen verkoren, toegevoegd,' die hun tot Raaden verftrekten, hunne verrichtingen , in een' tijd van vrede, luifter en gezag bijzetteden1, en in den oorlog den Opperhoofden tot befcherminge dienden. Elk van deze Honderdmannen ijverde, om, als 'er krijg gevoerd werdc, 't naast bij zijnen Overften te zijn , en hem in manhaftigheid te evenaren , of te ovenreffen, Deze fchets der regeringsvorm van de oude Batavieren doet ons zien, aan den eenen kant, dat zij alle mogelijke zorge voor 't behoud van hunne vrijheid droegen, en aan de andere Opperhoofdender bijzondere landftreken. Honderdmannen.. '  De Batavierenworden bekend bij de Romeinen, De Romeinen komen licrwaards. Kun verbond met de Batavieren. Krijgsbedrijven der Batavieren in 't Iegei van Caefar. die hen onder zijne lijfwachten aanüam. 12 VADÈRLANDSCHE X. Boek. re zijde, dat zij geen voorüanders van regeringloosheid waren, als welke den gewisfen ondergang van een land en volk ten gevolge pleegt te hebben. De Batavieren, boven andere Germaanen in moed uitmuntende, maakten zich door hunne dapperheid bekend en beroemd bij de Romeinen, die hen aanmerkten als vrienden en bondgenooten , op wier trouwe men zich veiligiijk verlaten kon; doch die, op andere tijden, door hunnen heerschzuchtige aart, de vrijheid der Batavieren belaagden, welke zij echter, in weerwil derRomeinfche overmagt, roemruchtig verdedigden en lang behield n. De Romeinen, onder 't bevel van Julius Caefar, zieh eenigen tijd bezig gehouden hebbende met het beoorlogen en overwinnen van verfcheiden volken, kwamen eerlang over den Rhijn, en op de grenzen der Batavieren. Dezen zich niet in ftaat kennende , om den Romeinen het hoofd te bieden, fchijnen, naar 't gevoelen van fommigcn, omtrent dezen tijd een verbond met hun gemaakt te hebben. De voornaamfte punten kwamen, gelijk men wil, hier op uit: de Romeinen zouden hen behandelen als vrienden en broeders, bun geene fchattingen afvorderen, en hunne onaf bangelijkheid erkennen; de Batavieren zouden, van hunnen kant, den Romeinen met gewapende manfehap ten dienfte liaan. Zeker is 't, datde Batavieren eenige van hunne bekwaamd-© krijgsbenden in het leger van Caefar lieten overgaan, en blijken van heldenmoed, ten voordeele der Romeinen, gaven, zoo tegen de Britten, als tegen de Eburonen, Eduen ers  t Böek. HISTORIE. 13 en Arvernen, doen allermeest iri Spanje, Griekenland eri Egypten; in welke landen Caefar zijnen mededinger en vijand, Pompejus, aantascce, en , met hulp der. Batavifche benden, tot onderwerpinge dwong. De beproefde dapperheid der Batavieren beWoog Augustus, na dat hij het opperbeftier over 't Roomfche Rijk in handen gekregen hadt, hen onder zijne lijfwachten aantenemen, en zich van hun, in de gewigtigfte ondernemingen, te bedienen* Die Vorst, gezind de grenzen van zijn gebied uittebreiden en Germanie tot een winge vest van't Roomfche Rijk te maken, gaf het bevel over het leger aan Claudius Drufus, wiens beleid en dapperheid, zeer geroemd werden. Het Eiland der Batavieren, waar ürufus zijne krijgsbenden verzamelde, heeft doorluchtige gedenkteekens, van deszelfs verblijf behouden: waar onder uitmunt de Graft, welke naar hem de Grafc van Drufus geheten is , en , op zijn bevel, door het krijgsvolk fchijnt gegraven te zijn. Hier door vereenigde hij den Rhijn met den IJsfel, en (lelde zich in ftaat tot bereikingen van zijn oogmerk, zonder de Noordzee te moeten aandoen: want, na dat hij de Sueven, Uzipeten en Sikambren overwonnen hadt, wendde hij de wapenen tegen de Friezen 4 die nu iijnsbaar aan 't Roomfche Rijk gemaakt wer- ' den, en, kort daarna, tegen de Kauchen, die Oostfriesland bewoonden. De winter noodzaakte hem verdere ondernemingen te ftaken en naar Rome wedertekeren. Van hier kwam hij, echter, in 't volgende voorjaar te rug, en hernam, den tocht tegen de Germaanen. U Ge- Drufus komt hier te Lande. Hij doet een Graft van den IJsfel in den Rhijti graven. Zijne verlere beIrijven , >ok tegen le Friezen,  Hij Kerft, Tiberius wordt zijn opvolger ia den Germanifchen krijg Varus behaalt min> der rcems 8. * Hij krijs de nedei laag , en fterft. 14 VADER LAND SC HE I. Boek. 't Geluk des oorlogs diende hem; en waar hij kwam, was hij overwinnaar. De roem zijner heldendaden zou, zonder twijfel, noch groo' ter geworden zijn, zoo niet de dood, welké hem in 't beste van den levenstijd verraste, een einde van zijne ftoutmoedige en gelukkige veldtochten hadt-gemaakt. Tiberius, die zijnen broeder Drufus in de beftellinge van den Germanifchen krijg opvolgde, was niet minder voorfpoedigin 't gebruik der wapenen, zoo tegen de Germaanen, als tegen de Kaninefaten, een dapper volk en wel afgericht op den flrijd, doch 't gene bukken moest voor het geweld der Romeinfche overmagt. Drufus gebruikte grooter geweld, doch Tiberius listiger beleid. Beiden Haagden zij gelukkiger dan hun opvolger.. Quinótilius Varus. Deze maakte zich, doorzijn ongebonden leven, hoogmoedigen aart en willekeurig gedrag, bij de Germaanen zoo gehaat, dat zij de etrfte gelegenheid waarnamen om de wapenen tegen hem optevattén. Het is altijd gevaarlijk, een vrijgeboren volk in zijne voorrechten te willen verkorten, en met zoodanig oogmerk eene nieuwe wijze van rechtsplegingen te doen invoeren. Dit ondervondÉ Varus; en te gelijk, dat trotsheid de naasté weg tot een' gewisfen ondergang zij, ook voor zulken, die het hooge bewind onder vrijheid■ minnende volken in handen hebben. Wanneer het tot een' veldflag kwam , kreeg Varus - de nederlaag; drie Romeinfche keurbenden, wier gemis Augustus ongemeen betreurde, fneu- * Het agttfe Jaar van de gemeene- tijdrekening der Chf.tr' tenen, welke wij voortaan volgen zullen.  L Boek. HISTORIE. 15 fnèuvelden, nevens alle de hulpbenden en derzelver Bevelhebbers: terwijl Varus zich zelf herleven benam en dus, niet als een held, maar wanhopende, iTorf. Indien Augustus zijne Batavifche lijfwachten, bij deze gelegenheid, afgedankt heeft; fchijnen zij echter niet uit Rome vertrokken, of fchielijk te rug ontboden, en in hunne waardigheid herfteld te zijn, naardien Tiberius, het bewind in handen krijgende, en den moed der Batavieren kennende, zich aanftonds van hun, gelijk men waarfchijnlijk oordeelt, in Pannonie bediende. Germanicus, zoon van Drufus, verwittigd van eene gevaarlijke muiterij, onder de Romeinfche krijgsbenden aan den Rhijn onlang? gerezen, trok terllond uit Gallie derwaards, en herilelde de rust in 't leger. Hij ondernam, federt, de Germaanen aantetasten; floeg de Katten; verbrandde hunne hoofdïtad Mattium; en behaalde eenig voordeel op Arminius. Germanicus, door dezen met een' feilen oorlog gedreigd, zonde een goed aental voetknechten en ruiters naar de Eems, en volgde zelf met vier - keurbenden. Van hier trok het leger naar de Lippe; en wat tusfehen die beide rivieren lag, werdt verwoest. Efhdelijk kwam Germanicus aan 't bosch Teutoburg, waar de flag tusfehen Varus en Arminius, zes jaaren vroeger, voorgevallen was. Hier zag men de overblijffels van zoo veele Romeinen, toen gefneuveid; en 't befluic viel, om hunne doodsbeenderen te begraven. Dit akelig fchouwfpel verbitterde he: hart van den Romeinfche Veldheer tegen de Germaanen, en deedt hem het leger van Anninius aantasten. Hec De Batavifche lijfwachten , door Augustus , misfehien , afgedankt, worden door Tiberius wederom aangenomen. Germanicus bedrijven tegen de Germaanen en Arminius.  i6 VADERLANDSCHE ï. Boe£ /grippiria verhindert het afbreken der brugge'over den Rhyn. Vloot van Germanicus. ió*. RockefloosheidCn onacht aaam Het gevecht was hevig; doch befliste weinig. Grooter onheil trof de Germaanen omtrent de Eems en Wezer, waar Caecina op hen aanviel. Eerst fchenen zij het veld te zullen behouden; naderhand keerde de kans; hunne bevelhebbers, Arminius en Inguiomer, ontkwamen met moeite het levensgevaar; doch de flachting onder de Germaanen duurde zoo larg, als de dag en 'svijands woede. Terwijl de uitilag van dit gevecht noch onzeker was, ging de roep, dat het leger be^ zet was, en de Geimaanen in den zin hadden^ om de Galliërs, gewapender hand, aantevallen. Dit gerucht, tot op het eiland der Batavieren doordringende, gaf aanleidinge tot het befluit, om de brug, welke Drufus, zoo men wil, over den Rhijn bij Gelduba geflagen hadt, .aftebreken; 't gene echter, door den moed en 't beleid van Agrippina, echtgenoot van Germanicus, geen voortgang kreeg. Na de overwinningen, op Arminius behaald, befloot Germanicus naar den Eemftroom wedertekeereh. Twee keurbenden, die, onder 't beleid van Vitellius, te lande derwaards trokken, liepen groot gevaar door eene geweldige overftroominge, en kwamen, na veel geleden te hebben, bij de fcheepsvloot; welke, Waarfchijnlijk , omtrent het eiland der Batavieren overwinterde. Hier werdt, in 't volgende voorjaar, eene talrijke vloot verzameld, van welke men zich veel goeds voorfpelde. Germanicus voer met dezelve den Rhijn op, over de Zuiderzee, tot aan de Eems ,* waar hij het krijgsvolk ontfcheepte. Deze tochc - kwam den Batavieren, die onder de hulpbenden  t Boek. HISTORIE. 1? den waren , duur ce ftaan. Roekeloosheid en onachtzaamheid, waar voor men zich fii den krijg nooit genoeg wachten kan, deeder, een groot aantal ongelukkiglijk omkomen. Want fommigen , die toonen wilden, hoe groote meesters zij in 't zwemmen waren, vonden hun graf in 't water; en anderen die zich door de Cheruscen in eene hinderJaag heten lokken, fneuvelden op 't veld' lijn6" !S Vijands handen- Cariovalda; hun Opperhoofd , verloor hier ook het leven en met hem een goed deel van den Batavifchen Adel. Niet lang daarna, werdt' het leger van Arminius door de Romeinen geilagen : bij welke gelegenheid ook SezithU en zijne vrouw Rhame, dochter van Ukromir; Legerhoofd der Batavieren , gevangen raak-' ten. De voorfpoed decdt den moed van n Germamcus zwellen , die, echter, fp«Z ° vermmdcrde, naaien een groot deel van zijn £ volk en vloot, door een' zwaaren norm in ï de Noordzee overvallen, deerlijk omkwam, vs of eerst na lang zukkelens voet aan land zettede, en . hij zelf ter naauwer nood behouden werdt. Het leedt niet lang, of Tiberius Hij fchreef hem brief op brief, met last, om «aar 4 Rome wedenekeeren, en wilde, dat hij de Rei eer der zegepraal in die ftad zou genieten 0111 De achnng,..van Germanicus rees, vermoed v n' T K Land/n te h0°S naar '« gevoelen _ van Tiberius, die hem eerlang naar het Oosten zondt, en door vergif , gelijk men w ' lie< ombrengen. De , eer def zegepS kwam hem, derhalven , duur te ftaa^f en L üLÏin' dC Sr00Cf!e beIooninger>» B foin- zaamheid kosten aan veele BatavierenBet leven. : Vloot in Germicusopt JOt g«. ar, worde rTibe. naar ne op» joden. 17.  Opftand der Friezen tegen de Romeinen. 28. Aanleiding hier toe. tJappei heid der Friezen tegen OJennius e Aproniw p8 VADERLANDSCHE. .I.Boek* foimijds, uit een ongunflig grondbeginsel en met een flinksch oogmerk uitgedeeld worden. Omtrent het acht- of negenëntwinuglte jaar van de gemeene tijdrekeninge der Christenen, begonnen de Friezen tegen de Romeinen opteftaan, hier toe aangezet door derzelver gierigheid en harde overheerfchinge; twee misdaaden, die de machtigde Koningen en Rijken , in vroegere en latere tijden , aan t wankelen bragten. De Friezen, door Drufus weleer overwonnen, waren onder verplicntinge gebragt, om, bij wege van fchattinge, een zeker getal osfenhuiden ten dienftVvan t Romeinfche krijgsvolk te leveren zonder dat men de grootte daar van bepaalde. voeïi OlenniusT nu het gebied over de Friezen voerende, kon goedvinden, de grootte van die huiden onvoorzichtiglijk voortefcnnjven, en hun op eene onrechtvaardige wijze vee, akkers, vrouwen en kinders aftepersfen. Wie te veel begeert, verliest niet zelden alles, en onverzadelijke hebzucht baant dikwijls den weg tot verwoestende oorlogen. De friezen * " ziende, dat hunne klagten geen? ingang vonden , zochten hulpe in de wapenen. Olennms i ontweek 's volks woede in't kasteel Flevum; • Y gene de Friezen belegerden, doch op de 'aankomfte van Apronius met haast verheten. Deze., met een talrijk leger .aanrukkende, dacht de Friezen, voor de Romeinen, en hunne boncigenooten, te doen bukken. -De uitkomst beantwoordde , echter, niet aan zijne verwachringe: want de Friezen leden , vooral in 't begin van den ftrijd, éeeiq doch de Romeinw noch .meer, vana welken .veda  h Böej{. HISTORIE. iS Veldoverften fneuvelden, en negen honderd krijgsknechten afgemaakt werden , omtrent het woud van Baduhenna, in de Zevenwolden gelegen, en van welken naam de overblijffels, gelijk men wil, in dien van Holtpade noch overgebleven zijn. Tiberius ontveinsde te Ro* me de geleden fchade, en de Raad trok zich dezelve niet aan; fchoon de naam der Friezen , hier door , onder de Germaanen zeer vermaard wérdt , en de vrecze voor de Romeinen in deze Landen merkel ijk daalde. • Cajus Caligula , opvolger van Tiberius , die zijne jeugd gedeeltelijk in deze Landen doorgebragt hadt, befloot zijne Batavifche lijf wacht voltallig te maken ,' en de reize b rwaards aanrenemen. Indien hij ooit eenig verltand bezeten heeft , hadt hij hetzelve , buiten twijfel, te Rome gelaten; want hier zag men niets aan hem, dan dwaazen hoogmoed en befpottelijke buitenfpoorigheden. Korrna zijne aankomfte, nam hij Adminius, zoon van een' Britfchen Koning, en door zijnen vader uit het Rijk verdreven, in zijne befcherminge , en .wilde te Rome doen gelooven, dat men hem het gantfche eiland van Britanje was komen opdragen. Zijn voornemen om de Germaanen aantetasten niet durvende uitvoeren, was hij dwaas genoeg zich tnet eene gewaande overwinninge te vermaaken. Een gedeelte van zijne lijfwacht trok, * volgens ontfangen' last, over den Rhijn, en n verborg zich in de bosfchen; men komt hem, 0 met groote verbaasdheid, boodfehappen , dat " de vijand in aantocht was; hij loopt te wapen, en rent, in gezelfchap van zijne beste B 2 vrien- kömt herwaards ent gedraagt 'er zich berpottelijki 40. ïijne gf 'aande o« ;rwinng op dj ermaaen.  öö VAD ER LAND SC HÈ I.Böek. Zijndwa: gedragon trent een ^e gijzelaars.- Zijn o ïinnig t vecht betftrar vrienden, en weinige ruiters, naar het naaste bosch; alwaar zich de gewaande verfpieders verfteken hadden.' Toen beval hij eenige boomen omtehouwen, en voor hem een zegeteeken opterechten. De deelgenooten van die befpottelijke overwinninge befchonk hij rnet zekere kröonen; die hem op zijnen tocht niet verzeld hadden , werden over hunne blooheid fchamperlijk beftraft, Geen meer , roems behaalde hij met zijn gedrag omtrent i- eenige jongelingen , hier te lande , aan de " Romeinen voor gijzelaars overgeleverde Hij lier ze heimelijk verzenden, en daarna door eenige ruiters nazetten , als of zij uit hunne gijzelinge ontvloden waren'; hij vermaande de hoplieden > door hem tot deze onderneminge befïeld, om moed te houden, en op gemakkelijker tijden te wachten; en hij fchreef aan den Romeinfchen Raad op een' verwijtende toon, dat zij, terwijl de Vorst aan het oorlogen en- voor veele gevaaren bloot gefield was, zich in gastmaalen, ren- en fchouwfpelen, en andere vermaaklijkheden verlustigden. Hoe hoog kan de dwaasheid van een' laagen geest klimmen! Hoe kan een Vorst van beroerde hersfenen den roem van een volk verduifteren! Caligula, wien en een gezond hersfengeftel e- en een goed hart ontbraken, kon zelfs goed£ vinden, onder voorwendfel van eenen tocht ' naar Britanje, het leger op ftrand in dagorde te brengen, en zich op eene drieriemige galeij in zee te begeven. Van daar, fchielijk, wedergekeerd, liet hij alles in gereedheid brengen , even als of hij eene ftad wilde be- le-  ï. Boek. HISTORIE. 21 legeren, en beval den krijgsknechten, een meenigte hoornen en fchulpen te verzameler Dit was, zeide hij, de buit, welken zij o: den oceaan bevochten hadden, en die waardïl Was naar Rome gevoerd te worden. Bij*"dez gelegenheid, en ter duurzaame gedachtenisf van eene overwinninge, waar mede men open lijk den ^fpot dreef, deedt hij , gelijk mei wil, een' hoogen tooren ftichten, om te die nen tot een vuurbaak voor de fchepen, die bij nacht, den mond des Rhijns moesten in varen, 'c Was meer dan tijd voor hem, da hij deze Landen verliete, en naar Rom< wederkeerde : in welke ftad hij zich , mid lerwijl , eene grootfche zegepraal hadt doer gereed maken; doch tot zijn ongeluk. Want. daar komende,'vondt hij het volk niet weini" op hem verbitterd, en werdt, kort daarna^ vermoord. Zijne lijfwacht, waar onder veele Batavieren waren , 't zij om een blijk van ltandvastige trouwe te geven , 't zij om andere redenen , befloot zich te wreken over dien moord; en benam aan fommige daaders het leven. Gelijk het in zulke gevallen gaat, onfchuldigen moesten het met de fchuldigen misgelden. Ciaudius, zoon van Drufus en broeder van Germanicus , volgde zijnen neeve Caligula op in 't Rijks bellier, wien hij, kort te vo-j ren, hier te lande was komen zien. Dat bezoek hadt aan Caligula zeer mishaagd, die niet wel dulden kon, dat men hem zijnen be- ' daagden oom toezonde , om hem , naar 't fcheen, te beltieren, 't Kan zijn, dat Clauclms zekere altaar van Drufus., waar van een h B 3 over- 3 [ i . Vuurbaak, op ftrand i door hem . geftichc. Hijvetlaat deze Landen. Wordt vermoord, Claudhis rolgc hem >p, in 't lar 41. iïerftelt, ene lande,  de, zekeren altaar. Overwini de Britten wet hulpi der Batavieren. Zeefchuimeniënder Cau€hen,dpo;Corbulo beteugeld, ïa 't jaa JÜL. aa VADERLANDSCHE I. Bom overblijffel in de grondflagen van het Huis te Britten gevonden is, herbouwd nebbe; doch zekerer gaat het, dat hij het geluk des oorlogs in zijnen tocht tegen de Britten ondervonden, en de overwinninge behaald hebbe; ' waar toe de Batavieren , die dapper flreden en de {hoornen onbevreesd overzwommen , en het kloekmoedig beleid van Claudius Civilis, die Overüe van eene Batavifche hulpbende was, niet weinig toebragten. De Cauchen, anders geroemd als de edelften der Germaanen, en die hunne grootheid * door rechtvaardigheid handhaafden , bégon- inen, omtrent dezen tijd, de kusten van Galliën onveilig, en. zich door hunne zeefchui» merijen berucht temaken. Het zou niet buiten; voorbeeld zijn, dat zij, alleenlijk op raad van Gannascus, die van de Romeinen tot hen overgeloopenwas, dit gedaan hebben ^ enineenuitzigt op groote winsten, hunnen ouden roem van recruvaardigheid wilden opofferen aan fchandelijke roofzucht. Dit bekwam hun, echter, zeer kwalijk, en 't bleek alhaast, dat eene te groote begeerte om geld te winnen de welvaart en vrijheid van een volk aan 't wankelen en ten ondergang brenge. Bijzondere belangen , zoo dra zij ftrijden met de algemeene , zijn nadeelig voor een volk, en gevaarlijk voor deszelfs veiligheid. H Leedt niet lang , of Domitius Corbulo , een ervaren ' krijgsheld, wien 't bellier over Neder-Germanie aanbetrouwd was , bragt eenige vaartuigen in zee, achterhaalde de rooffchepens joeg Gannascus op de vlucht, en benam den Cauchen moed en vermogen tot meer foortgelijke ondernemingen. Het  , : ™ I frette mei~~ tetrekken. De Germaanen en Galliërs roemden Civilis als den herfteller der vrijheid; de eerfter boden hem, door gezanten, hunne hulpe aan: de laatften zocht hij nader aan zich te verbinden , en gebruikte hier toe edelmoedigheid en list. De Gallifche Bevelhebbers, die on der de Romeinen gediend hadden en dooi Civilis krijgsgevangen gemaakt waren, konden, zonder eenig lösgeld, naar hun vaderland wederkecren; de benden kregen keur van blijven of vertrekken; doch nu was het de rechte tijd, gelijk hij hun vo'orhieldt, om het Romeinfche juk van hunnen hals te fchuiven, en tot dat einde in een bóndgenootfchap met de Batavieren, wier dapperheid duidelijk gebleken was, te treden. De vrijheid, zeide hij, was door de natuur, zelfs aan het ilomme vee, gefchonken, en de dapperheid was te befchouwen als het eigen goed der menfchen; de goden hielden de zijde derfterkften; de Romeinen hadden de handen vol werks, waren afgemat, en onder malkanderen verdeeld, dewijl fommigen ' voor Vespa» C 2 . fiarius. $ Ü t s t t 1 i i i De Geij in tweeën fchoot; welk bedrijf men wil, dac de Keizer Zélf doör Zeker gedenkteeken aan de vergetelheid zou onttrokken hebben. Van grooter belang vvas het ftichten van eene markt in het eiland der Batavieren, ter begünfliginge van den koophandel, die reeds merkelijk aan 't bloeien was; welke markt haarën naam van Hadrianus ontleende, en, gelijk men vermoedt, nabij de plaats, waar nu het dorp Voorburg is, gelegen was. Gelijk de Romeinen in hun eigen land groote zorge voor de openbaare wégen droegen , zoo fchijnen Marcus Aurelius en Lucius Verus ook in het eiland der Batavieren op het aanleggen of verbeteren daar van gedacht te hebben; gelijk men befluit uit zekeren mijlpaal, in den omtrek van Naaldwijk gevonden. Indien deze verhaalen gegrond zijn , ftrekt het de laatften tot lof, dat zij hunne zorge lieten gaan over de openbaare wegen, waar bij zoo veelen een aanmerkelijk belang hebben; en noch meer den Keizer Hadrianus tot roem , dat de bevordering van den koophandel, die den grootften invloed op de welvaart van een land heeft, zijne aandacht naar zich trok en door hem behartigd werdt. Het is eenigzins twijfelachtig, of Clodius Albinus, onder de regeringe van Keizer Commodus, de Friezen geflagen en verjaagd hebbe, gelijk ook, of het vermakelijke Alfen moete geoordeeld worden zijnen naam van hem te ontleenen; doch zeker gaat het, dat de Batavifche lijfwacht bij Septimius Severus zeer geacht was, en dat de Batavieren, die ten dezen tijde eene bijzondere keurbende uitmaakten, 011- ge-  HL Bofek. HISTORIE. 4; gemeene voorrechten genoten. Aan hem wa meh ook verfchuldigd de herftelling van eei wapenhuis, door ouderdom toen zeer verval len, en waar van eenige overblijffels, in 't be gin der zestiende eeuwe gevonden zijn. Nocl blijkt uir een anderopfchrift, dat deBatavifcln burgers, befchreven als broeders en vriendet van 't Roomfche volk , belang fielden in d< gelukkige heen - en weer reize van deszelfs zoo nén, Antonius Pius en Geta, en eene gelofte voor hunne behoudenis deden , bij gelegenheir van hun vertrek naar Britanje, gelijk men me waarfchijnlijkheid gegist heeft, 't Is derhalvet niet vreemd te denken, dat Caracalla, en n; hem Alexander Severus, zich van eene Bata vifche lijfwacht zal bediend hebben, op't voor beeld van vroegere Keizers, aan wien de getrouwheid der Batavieren, in veele gevallen. ten duidelijkfte gebleken was, maar ook hunne manmoedigheid, wanneer men 'svolksvrijheid wilde vertrappen. Nooit kon het eene volk van het a'ndere fterker blijken van onbezwekëhe flandvastigheid in 't houden van beloften en verbonden verwachten , dan de Romeinen vari de Batavieren ondervonden: een roem, waar in onze Landaart, eeuwen lang daarna, gedeeld heeft, en welke, in fpijt en tot befchaminge der trouwloosheid van andere volken, onder ons bevestigd worde tot in het laatfte nakomelingfchap! Na dat de krachten van het Roomfche Rijk geweldig geknakt waren, zoo door langduurige en kostbaare oorlogen, als door inwendige verdeeldheden en beroerten, waar van het ombrengen van verfdjeiden Vorften en het opwer I. Deêjs,. D pen s 1 Hij herftelt een wapenhui* . in hun land, om- ■ trent j 208. Hunne achtin? voorCara* . caila en • Peca. I l Het verval van 't Roomfche Rijk deedt andere volken het hoofd op» fteken.  5o VADERLANDSCHE. III.Boek. Hier onder behooren de Franken. Hun oorfprong en saam. Komen raar deze landen. Verflag van Postumus, en dcszelfs verrichtingen. pen van nieuwe, een hachelijk gevolg was; kregen eenige onbefchaafde volken , bij de Romeinen met den naam van Barbaaren bekend, bekwaame aanleidinge, om de grenzen des Rijks, aan verfcheiden oorden, te ontrusten. De Romeinfche Wingewesten leden den eerften aanval; de Galliërs in 't bijzonder werden door de Germaanen deerlijk verwoest. Bij deze gelegenheid zijn ook, gelijk men wil, de Franken in het eiland der Batavieren gevallen. - Zeker is 't, dat verfcheiden Frankifche volken dit eiland, omtrent dertig jaaren later, bezeten , en een' geruimen tijd in hun geweld gehouden, hebben. Deze Franken waren, vermoedelijk , eene vermenging van verfcheiden Germanifche volken , die zich ter handhavinge van vrijheid, van welke zij ook geoordeeld worden hunnen naam ontleend te hebben, verbonden hadden. Hun gedrag was, in veele gevallen, meer woest en gewelddrijvend, dan vrijheidminnend. Men behoeft de bewijzen hier van niet buiten deze landen optezoeken^ naar welke zij, omtrent den jaare tweehonderd eenënzestig, kwamen afzakken, en waar zij groote veranderingen veroorzaakten. Dit zal uit het vervolg dezer gefchiedenisfen blijken. Veel roems verworf zich, omtrent dezen tijd, Marcus Casfianus Latinius Postumus, minder aanzienlijk door zijne geboorte, dan door een' ftandvastigen en kloekmoedigen aart» Zijn verblijf en verrichtingen in deze landen , waar van eene meenigtegedenkflukken der oudheid getuigenis oplevert, vorderen, dat men hem wat nader doe kennen. Keizer Valerianus hadt hem, weinige jaaren geleden, het bewind over  J , VT H  II  IIÏ. Boek HISTORIE, j over Galliè'n en de Overrhijnfche grenzen d< Rijks in handen gegeven; doch Gallienus, zij opvolger, befloot, de regeringe van dat wir gewest door zijn' zoon Saloninns, onder he opzigt van Postumus , te laten waarnemer Dit mishaagde aan de Galliërs; en Poscumu wist zich meesterlijk van deze gelegenhei te bedienen. Hij verdreef de Germaanen nerftelde de veiligheid en ruste; won het ver trouwen des volks en hunne liefde. Indiei hij zijne verheffinge op het vergoten bloe< van den jongen Saloninus gevestigd heeft, ge lijk getuigd wordt, zou hij hierin ten hoorei te misprijzen zijn. Het onbezonnen gedrag vat Gallienus moest niet gewroken worden aan zij. nen onfchuldigen zoon. Dit paste niemand doch allerminst Postumus, aan wiens opziet er 2orge hij toebetrouwd was. Wat hier van zij: Postumus werdt voor Keizer uitgeroepen en ir geheel Galliën erkend. Toen bragt Gallienus ter ftond een leger tegen Postumus te velde; doel deze werdt van de Galliërs en Franken zoc trouwel.jk bijgeflaan, dat hij wel metvoordee] bevochten , doch niet overmeesterd wierde Zelfs wist hij zich, 'c gene wat vreemdsin dien tijd was, omtrent tien jaaren lang in zijne waerdigheid te handhaven: in welken tijd hij verfcheiden legerfteden , op den Overrhijnfchen grond gebouwd heeft. Naar mate zijn gezagklom, hep hij meer gevaar van benijd en beaagd te worden. Eindelijk vondt Lucius AeJianus, door veelen, doch verkeerdelijk, Lolhanus genoemd, gelegenheid, om Postumus, door Viaormus, van kant te helpen, en zich zeiven de Keizerlijke waardigheid te doenopD a dra- I ?è n c s ! i p l l i ! Wordt Keizen Bouw veele legerfteden, Z. Aella- lus doet ïem omjrengen.  De Fran ken keeten herwaards tf rug. Wordei overwonnen en to vrede gedwongen. Hum Strooperijeri. 53 VADERLAND SCHE III. Boei?; dragen, Zoo Postumus, geliik boven gemeld is, zich aan den moord van Saloninus fchuldig gemaakt heeft, zou men in hem een fprekend bewijs der Godlijke wrake en rechtvaardige wedervergeldinge in dit leven aantreffen. Om tot de Franken wedertekeeren; dezen werden, ten tijde van Keizer Probus, door de wapenen gedwongen, uit Galliën naar deze landen terug te wijken; waar zij, federt, hun verblijf, omtrent den Rhijn naar den zeekant, hielden, 't zij met bewiïliginge, 't zij tegen dank der Batavieren. Hier werden zij, in hunne moerasfen, door Probus, overvallen, geflagen, en genoodzaakt om vrede te fmeken„ De Keizer ftond hun een deel des Lands, door hen ingenomen , ter woninge af, ondei beding, dat hij zich van hunnen bij Hand, in den oorlof , zou mogen bedienen. Akkers, fchuuren, en woningen, in en omtrent het eiland der Batavieren, bekomen hebbende, fchikten zij zich tot ruste; tetwijl de Batavieren zich moesten laten genoegen met de befehikkinge, welke zich de Romeinen, hunne oudebondgenooten , over hunne landen aanmatigden. De over-' magt der Romeinen, die nabij de grenzen waren „ vreeze voor de Franken, die binnen hunne landpalen woonden, eigene verzwakkingf allermeest aan binnenhui dfche verdeeldheden toetefchrijvcn, befhstcn nu het lot der Batavieren. 3 'tLeedt niet lang, of de Romeinen ondervonden den onrustigen aart der Franken, die hun veel werks verfchaften, door herhaalde ftrooperijen langs de kusten en op't vaste land. Uit hoofde hier van 7 begaf zich Conftantius Chlafr  HL Boek. HISTORIE. 5 Chlorus herwaards, om de Franken aantetas ten; welken hij zoo onzacht op 't lijf kwam dat 'er veele duizenden gedood, verjaagd, ge vangen genomen en weggevoerd wierden. Kor daarna, vielen de Franken, terwijl de Rhijt toegevrozen lag, in het eiland der Batavieren doch raakten aldaar, bij het ontlaten van ' weder, en door gebrek van fchepen, dermatf bezet, dat zij gedwongen wierden, zich aar Conframius, die hun te fchepe aanviel, te om derwerpen, de wapenen afteleggen, heteilanc te verlaten, en zich naar eenige onbewoonde ftreken van Galliën te begeven. Het nieuwe verdrag, bij deze gelegenheid met een deel dei franken gemaakt, hielt maar een' korten tijd Hand , en werdt, gelijk men doorgaans van woeste volken te wachten heeft, gefchonden zoo dra zij eenig voordeel uit deszelfs verbre' kwge rekenden te zullen trekken. Wenichelijk ware het, dat nooit eenig befchaafd volk zich hier aan fchuldig gemaakt, of plechtige verbonden, uit eigenbaat, fchandelijk verbroken haddc. 't Gene den Franken tot onuitWischoaare fchande flrekt, kan anderen volken niet tot roem wezen. Conftantinus, bijgenaamd de Groote , tot Keizer verklaard zijnde in Brittanje, en aldaar van de beweginpen der Franken verwittigd, kwam naar deze landen; waar door zij verhinderd werden over den Rhijn te trekken. Kort daarna lokte hij zelfs de Franken over den ftroom, en overviel hen, met een gedeelte zijns legers, zoo fchielijk en onver-1 wacht, dat cr veelen fneuvelden in den ftriid of gevangen raakten. Onder de laatften waren ook hunne beide Koningen of Veldoverften • " P 3 wel-1 J . Conftantius Chlorus > overwint . ze. t Hun inval • in 't land ■ der Batavieren. Worden andermaal door Conftantiusbedwongen. Zij fch enden , zoo dra mogelijk , het verdrag, Confranrïnus words Keizer in t jaar • 306'. Slaat de ranken, Mishan, 2lt hunne cldoveiu en.  7iuie verrichtingenaan den IUüjnftroom. Denkt, eindeliik gunftiger van de Franken. JuKan komt h( waards, bedwinj de Saiiei Éie ziet H ' VADERLANDSCHE III. Boek, welken hij den wilden beesten liet voorwerpen» sn dus, op eene allerfmertclijkfte en wreednartigfte wijze, van 't leven beroofde. Indien deze enmenfchelijke daad het fterkfte bewijs van 's Keizers zachtmoedigheid en goedaartigheid geweest is, was 'er waarlijk weinig reden, om hem, ten deezen opzichte, zoo hoog te verheften. Het is even fchandelijk, een Vorst met onverdiende loftuitingen te vereeren, als zijnen naam met vuilen laster te bezwalken. Meer roems verdiende Conftantinus door zijne voorzorge tegen de gevreesde invallen der Germaanen , het leggen van eene brug over den Rhijn, en het voorzien der fterkten, ook in en nevens het eiland der Batavieren, van talrijke bezettingen. Gelijk zijne bekommering voor de ondernemingen der Franken allengskens verminderde, vooral na dat zij, door Crispus, zoon van Conftantinus, andermaalgeflagenwaren , zoo verdween ook zijne vijandfehap tegen dezelven: waar van de vrijheid in 't ftuk van huwelijk tusfehen Romeinen en Franken, zoo. wel als de verandering van hunne tempels in Christelijke kerken, ten bewijze ftrekken kan. De dood van Conftantinus, in het jaar drie honderd zeven en dertig voorgevallen, en nog meer de twist onder zijne zoonen , gaf den Franken fchoone gelegenheid tot nieuwe ondernemingen 5 doch die naauwlijks. eenige betrekkinge op deze landen hebben, dan in zoo verre zij aanleidinge gaven tot de komfte van *ï Julianus nanr onze gewesten. Tn De Saliërs, een Frankisch volk, befloegen, l omtrent deze tijd , een gedeelte van Gelders; land, Holland, Zeeland, zoo verre het laatfte toen  III. Boek. HISTORIE. 5; toen bewoonbaar was, en van Brabant. D< overwinningen, door Julianus op anderen reed: behaald, en de begeerte om hunne woninger te behouden, bewogen hen tot het afvaardiger van gezanten aan Julianus, met verzoek, dai zij, zich flil houdende, door niemand in hun ne bezittingen mogten geftoord worden. Hij zondt de gezanten te rug, met eenige gefchenken, een dubbelzinnig1" antwoord en onwisfe hope. Eenig krijgsvolk, onder 't geleide van Severus , volgde hen , langs den oever des Rhijns; en Julianus zelf zakte die rivier af, met eene vloot van zes honderd fchepen, van welken hij 'er vier honderd, in minder dan tien maanden had doen timmeren. Elk begrijpt, dat het geen oorlogfchepen waren , gelijk de onze, zelfs de allerkleinfte; doch hij bereikte er zijn oogmerk mede. De Saliërs, onverhoeds overvallen, Honden verbaasd, raadeloos , eer fmeekende dan wederfrand biedende, en gaven zich met vrouwen en kinderen , met al wat zij hadden, aan Julianus over; die hun daarna wel eenige landen ten gebruike wilde afllaan, doch onder voorwaarden, welke hunne afhangelijkheid duidelijk openbaarden. Soortgelijk lot ondergingen ook andere volken; en de voorfpoed der wapenen van Julianus deedt hem rtoch op andere ontwerpen bedacht zijn. Hier onder behoorde de vermeerdering van zijne krijgsmagt, inzonderheid der oude Batavifche ben- i den, waar mede hij voorhadt naar Britanje oyertefteken, en dat eiland tegen alle vijandeliiken aanval te befchermen. Toen komt 'er onverwacht , bevel van Keizer Confhmtius' 1 dat men hem terrtond eenige hulpbenden, bij' ) D 4 zon-' aan hem ; onderwerpen, omtrent het jaar : 353. Vermeer- lert zijne ;rijgsinagt Nijd des keizers oer zijnen oorpoed.  I De Batavierenweigeren over de Alpen te trekken. julianus wordt Keizer 361. Bedwing! de Attuariën. Verboni van de Franken tegen de Romeinei 366. ;6 VADERLANDSCHE III. Boek. onderlijk ook de Batavieren, zou toezenden , dzo hij'tegen de Perzen ten flrijde wilde treksen. Julianus was fchrander genoeg , om te begrijpen, dat zijne grootheid den Keizer in t oog ftak, en te gelijk loos genoeg, deels, om de"hulpbenden zich te doen beroepen op de voorwaarde, onder welke zij zich inden krijgsdienst begeven hadden, dat zij niet over het Alpifche gebergte zouden behoeven te trekken, deels, om Confhmtius in den haat te brengen, en zich zeiven voor Keizer te doen uitroepen. Na welken tijd Julianus, den inval der Attuariën, zeker Frankisch volk , 't gene in Gelderland of in 't Graaffchap Zutfen' fchijnt gewoond te hebben, in Galliën, vernomen hebbende, fchielijk met zijne benden naar de gren-* zen van het tweede Germanie, en aldaar, vermoedelijk op de hoogte van Maastricht , over de riyier trok, d_ vierenwij. ken uit !l het Ko- r. nieinfche ' leger. •> I f Worde^ j. wederom in gunst ' aangeno- . men. > P » t ; 37°» 1 Inval der Barbaarfehe volken in Galliën en, misfchien, deze landen. 4064IO.  J l i 2 i 1 i 1 i PJieuwGe- meenebest ' der Armorichen,diezich aan 't gebied der Romeinen onttrekken. Zij begeven zich, voor een groot deel, wederom onder de Romeinfche heerfchappije. 417. 8 V AD E RL AND SC HE III Boek. leven zijn. Zeker is 't, dat de overflroominen dezer vreemde volken het westerfche Keierrijk ten ondergang deden hellen , en dac ómmige Gallifche volken , op hunne veiligheid ledacht, zich van de gehoorzaamheid der Roneintn, op welker 'befcherminge geen ftaat neer te maken was, ontlloegen, en onderling :en gemeenebest, naar hunne zinlijkheid , op'ichtten. In 't bijzonder vindt men dit aangeeekend van.de Armorichen , of Arborichen; die geoordeeld worden een gedeelte van het tegenwoordige Braband en Vlaanderen, mogelijk ook van Holland en Zeeland, bewoond te hebben. In plaatfe van Romeinfche , werden andere regters en amptenaars aangelleld; doch de verdere fchikkingen van dit nieuwe Gemeenebest zijn ons onbekend gcbleeven. Wanneer men, derhalven, eene vergeiijkinge van deeze met de veranderinge der regeringe over de Nederlanden in de zestiende eeuwe maken wil, gelijk gefchiedt, moet dezelve niet wijder uitgeftrekt worden, dan met de waarheid en zekerheid der oude gefchiedenisfen overeenkomt. 'Er verliepen maar weinige jaaren, of een goed gedeelte der Armorichen liet zich, door Exfuperantius, hier toe van Honorius afgezonden, bewegen, om wederom onder 't gebied der Romeinen te komen. Nooit was men in ftaat, om het Gemeenebest der zeven vereenigde Nederlanden , 't zij geheellijk, 't zij ten deele, met list of met geweld, tot onderwerpinge aan zijn' vorigen Heer te doen wederkeeren. Het voorbeeld der Amorichen toont duidelijk, dat het geen mindere moeite zij, een nieuw Gemeenebest in ftand te houden, dan 't zelve eerst  III. Boek. HISTORIE. 59 eerst te vestigen. Nooit kan de Goddelijk Voorzienigheid genoeg verheerlijkt en 't wij; beleid van haare werktuigen gepreezen wor den, waar door ons Gemeenebest, na den af loop van meer dan twee eeuwen, is bevestigc gebleven tot op dezen dag. Wanneer Aëtus, op last van Keizer Valentinianus, met een leger naar Galliën getrokken was, om de rust aldaar te herftellen , vielen de Franken, en in 't bijzonder de Saliërs, in zijne handen ; en werden de laatften , door hem, in een gevecht te 'voet overwonnen. Na verloop van eenige jaaren, werdt 'er een verdrag met de Franken getroffen. Tot dat oogmerk zondt Cloio of Clodio, die, gelijk men wil, Pharamundus als Koning der Franken , of bepaaldelijk van de Saliërs, opgevolgd was, zijnen zoon naar Romen, om den vrede te bewerken , en een verbond van vriendfchap te fluiten. Doch het verdrag, 't gene ongefchonden hadt behooren te blijven, werdt van beide zijden, eerlang, verbroken; waar van devoornaame oorzaak te zoeken is in de heerschzucht der Romeinen en in den woelzieken aart der Franken. Voorbeelden van het eene en andere zijn in meenigvuldige gebeurtcnisfen van dezen tijd te vinden. Hoewel het Gemeenebest der Armorichen gelijk wij zagen, reeds merkelijk geknakt was' befloot Aetius nochtans , eenen inval in hun land te doen, en dezelven , ware het mogelijk , wederom aan 't Roomfche Rijk geheellijk te onderwerpen. Eokarich , Koning der Alaanen , nu bondgenooten der Romeinen kreeg het bevel over het leger, 't gene ter- itoad De Fran« ken overwonnendoor Fl. Gaudemius Aëtius. 427. Men komt tot een Verdrag. 432- Pharamundus en Cloio,cerfte Koningen der Franken, of Saliërs. ">e Armorichen van :en' geIreigdennval bevrijd door :en' Bis"ehop.  < « I ■\ 1 1 I Bewegingen der Franken enArmorichen, ih 't jaar 445- en later. Zij ver? Zoenen zich met de Romeinen. fo VADERLANDSCHE III. Boe*; tond naar den zeekant rukte, op hope van ■en' rijken buit. Indien de tusfchenkomst van Sermanus, Bisfchop vanAuxerne, dien toeleg 'eriideld heeft, gelijk getuigd wordt, zou nen, met groote waarfchijnlijkheid, daaruit nogen befluiten, dat de Armorichen toen reeds Jen Christelijken Godsdienst beleden hebben. Een Christen Bisfchop zou zich anders zoo poedig niet hebben laten bewegen, om hun rfelane met een' ongelooflijken ernst te behartigen. Qe Armorichen hielden echter, leden, zich even weinig ftü, als de Franken. De laatften maakten zich meester van Kamenjk en eenige gewesten van het land der Atrebaten ot Artois, en gaven Aëtius de handen volwerks; die hun, wat later, flag leverde en overwon, De eerften fchijnen, omtrent denzelfdcn tijd, een' nieuwen opftand tegen de Romeinen verwekt, en een' aanflag op Tours ondernomen te hebben. Doch 't leedt niet lang, of de vrede wierdt getroffen, en de Franken, nevens anderen, waren onder de Romeinfche hulpncnden; terwijl zij, eertijds onderdaanen van 'tRijk geweest zijnde, nu als bondgenooten aangemerkt: werden. De geduurige afwisfeling van vrede en oorlog, en het bij herhaiinge aangaan en verbreken van nieuwe verbonden, is weinig o-efchikt, om den bloeij en voorfpoed van een volk beftendig te maken of te vermeerderen. Dit ondervonden de Romeinen, en met hun andere volken, van welken wij fpraken; hoewel de Franken,. naderhand,. het hoofd wederom opbeurden , en hun gebied in ftand hieloen doch op zulk eenen voet, en meest zoo verre buiten de grenzen van ons.Gemeenebest, dat Wij  lil. Boek. HISTORIE. ©i wij 'er hier niet breed van behoeven te fpreken, Zij kregen echter, ook hier te lande, de handen vrij ruimer, na dat de Saxers, waar ondei een goed getal Friezen zich fchijnt gemengd te hebben, op aanhouden der Britten, en toi hunne hulpe, naar Britanje vertrokken waren, onder 't bevel van hunnen Koning of Hertog, Hengist; die de Britten alhaast deédt ondervinden, hoe gevaarlijk en dikwijls nadeelh; het zij, een vreemd volk tot handhavinge van'zijne vrijheid en voorrechten interoepem Niets bleef'er onbeproefd, om de Britten, die zich pas van de hecrfchappije der Romeinen ontflagen hadden, onder een ander juk te brengen, 't Gebeurt niet zelden, dat een onvoorzichtig en doldriftig geroep voor vrijheid fchielijk door de ergfte flavernije gevolgd worde. De Britten werden, ten grooten getale, gedood, of uit hun land verdreven; van welke laatften zich veelen, gelijk men wil, naar deze gewesten begaven. Het vertrek van de Saxers gaf aan de Friezen, die dezen ouden naam en te gelijk de zucht tot vrijheid behouden hadden, gepaste ge : legenheid, om hunnen vroegeren roem te doen herleven. Geraakte de naam der Batavieren, t omtrent dezen tijd, hier te lande, geheel buiten v gebruik; die der Friezen, in tegendeel, ver- l kreeg nieuwen luifter, en werdt geducht. 't Kan zijn, dat de overgeblevene Saxers, £ bijzonderlijk de Wüten, ftichters en bezitters v van het flot of de ftad Wiltenburg, federt naar ft veeier gedachten, met den naam van Utrecht 5 bekend, door de Friezen vcrdreeven en ge- Vf noodzaakt zijn geworden, om over zee, naar Brit* 1 De Saxen fteken over naar Britanje. 449- In plaatfe van verlosfers,worden zij de grootfte onderdrukkersder Britten. Hun vertrek geeft ien Friê:en ruime. De naam er Bataierenomt in nbruik. e Wüten,- ihouden nor de chters m :recht, rdreveu.  Se naam van Friezen en Friesland is, naderhand , vrij algemeen geworden. VER- 52 VADERLANDSCHE lil. Boek. Brittanje, bij hunne landsluiden den wijk te nemen, en hun geluk aldaar te zoeken. "Na dien tijd, hebben de Friezen de grenzen van hun gebied aanmerkelijk uitgebreid, en den naam van Friesland gegeven aan al het land, benoorden de Maas en den Rhijn gelegen, en oostwaards door de Lauwers en Elve, en ten westen door de Schelde bepaald: welke aanmerking in 't lezen en onderzoeken van onze vroegere Nederlandfche gefchiedenisfen, gelijk in 't vervolg nader blijken zal, nooit uit het oog moet verloren worden, als zeer dienftig zijnde, om buiten verwarringe te blijve, en die gebeurtenisfen van ons gantfche Vaderland in een helder licht te ftellen.  *3 VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. VIERDE BOEK. I)e ondergang van het Westerfche Keize "Jk, t gene reeds een geruimen tijd m een onherflelbaaren val gedreigd was, ha. veel inv oeds op de gefteldheid van verfche den volken, en ook van de bewoneren deze landen. Dezen waren vooral de Friezen e waarschijnlijk noch eenige Saxers en Franken welker lotgevallen, geduurende ruim drie eet wen, tot den tijd van Keizer Karei den Grooten den inhoud van dit vierde boek zullen uitmaken Clovis die, na Meroveus en Chiidericus over een groot deel der Franken, en, naa vermoeden, in 't bijzonder over de Saliërs re geerde, de grenzen van zijn. gebied merkelijl uitbreidende , werdt de naijver van eemVe Germamfche volken, waar onder ook de Friezen en Saxers genoemd worden, daar door met weinig opgewekt. Doch zij, zoo wel ais de Armorichen en anderen, moesten voor zijne magt bukken, en hun heil zoeken in zich aan hem te onderwerpen. Omtrent dien tijd, om- f. Invloed van den ït ondergang j[ desKeizer. rijks in *t 1" Westen op j. de bewoners van tl deze lan. den. •> I , DeFriezea - en Saxers genood■ zaakt ter onderwerpinge aan Clovis, of Chlodovaeus, die in 'tjaar 484 de opvolger van Chiidericus werdt. 496.  t Hij om- ( helst den Christelij- < Iteri Gods- ] diénst. ( ] Hij flerft kt 'tjaar Theodoril wordt zijl opvolger. \A VADERLANDSCHE IV. Boek. unhelsde Clovis den Christelijken Godsdienst , >n liet zicK, ten' bewijze daar van, doopen. lier door geraakte hij diep in de gunste der 3eeftelijken , én in het bijzónder van fommige üsfehoppen, die 'er ook hunne rekeninge bij ronden. Indien de*e verandering van Godshenst uit geen zuiverer grondbeginfel bij den Vorst voortfproot, dan de blijdfehap daar over Dij de Geestelijkheid, was 'er zekerlijk geen booge prijs op te (tellen. Geen Godsdienst, doch alderrmnst dè Christelijke, móet ooit tot een dekfel van heerschzucht, dwingelandije en wreedheid, misbruikt worden ; en alle verandering van Godsdienst, hoedanig dezelve o0k zijn moge, en bij wien zij plaats hebbe. indien zij niet gefchiedt uit een oprecht grondbeginfel en met een betamelijk ooemerk , iè niette achten, en nooit eene ftoffe van vreugde bij weldenkende. Eigen eer en tijde uk voordeel moeten, vooral in dit ftuk, de plaatfe van volkomene overredinge des gemoeds nimmermeer vervangen. Zijne onbepaald heerschzucht, meeniPVuldige wreedheden en grove trouwloosheden, waar aan Clovis fchuldig ftondt tot zijnen dood toe, geven een Hechten dunk van zijn Christendom. . A De landen, waar over Clovis het gebied voerde, werden onder zijn vier zoonen ver-; , deeld: en Theodorik, de oudfte, kreeg voor 1 ziin deel alle de landen, door de Franken ineenómen , en ter wederzijde van den Rhijn plegen, federt bekend onder den naam van Auftrafia of Oostfrankrijk, en waar toe ook de Zeeuwfche eilanden, benevens een gedeelte van Gelderland en Holland, behoorden. Zijne  tV, Boeit. HISTORIE* 6 regering was langduurig, doch onrustig, oo uit hoofde van derj inval der Deenen in Oosi frankrijk; die den Rhijn bij Katwijk invoeren of meer zuidwaards aanlandden, en eenegroo te_ land/treek afliepen en verwoesteden. Mei wil zelfs, dat zij tot in het tegenwoordige Gel derland zouden doorgedrongen zijn. Theodorik, deze vijandlijkheden vernemende,. zend aanflonds zijnen zoon, Theodebert, met eer magtig leger, en, naar 't fchijnt, met eer goed aantal fchepen. De Deenen worden, ir korten tijd, te rug gedreven; hun Koning verJiest het leven; de geroofde buit wordt hun ontweldigd; de vloot overwonnen; de kust van deeze zeefchuimers fchoongemaakt, Theodebert, die zulke bliiken van dapperheid, reeds bij 't leven van zijn' vader, geo-even hadt, volgde hem in de regéringe 0p,°en behaalde, federt, groote overwinningen op de Noormannen en Saxers; waar van hij zelfs, irf een' brief, aan Keizer Juftinianus, die thans in 't Ooflen regeerde, naauwkeurig verflag gedaan heeft. De roem van heldhaftigheid kan hem even weinig betwist, als hij van woestheid, in een ander opzicht, vrijgepleit worden, in 't bijzonder omtrent de kleine Koningen, of veldoverften, welken hij overwon. De gefchiedenis van zijne zuster, Theodechilde, 't zij dan volkomen waar, 't zij ten grootften deele verfierd, zou hier in 't geheel i geen plaats vinden, indien zij niet geoordeeld werdt in deze landen voorgevallen te zijn, of' de jeugd konleeren, dat men in alles, en vooral in 't ftuk van huwelijksverbindtenisfen, woord en trouwe onverbrekelijk moete houden. Her!• D«u E me„ 5 f Inval der - Deenen , of Noor' mannen. 1 5i3- i Theodebert krijgt het bewind in handen. 534- Zeldfaame 'otgevalen van zij-, ie zuster' rtieode» :nüde.  66 VADER LAND SC HE IV. Boek. megiskel, Koning der Warners, die in het tegenwoordige Rhijnland fchijnen gewoond en den naam aan 't dorp warmond, gelijk men gist • gegeven te hebben, was in een tweede huwelijk getreden met eene dochter van Theodorik,' Koning van Oos-frankrnk; doch hadt bij zijne eerfte vrouwe een' zoon, Radigis geheten, verwekt. Deze, noch een kind zijnde werdt door zijnen vader uitgehuwelnktaan de zuster van zekeren Koning der overzeeiche Ancien. Dan, de vader kreeg , kort voor zijn dood, berouw over deeze keuze. De zucht om 's Lands welüand te bevorderen, en den vrede met de nabuuren beitendiger te maken, hadt hem, naar zijn zeggen, doen befluiten, om voor zich eene vrouwe uit het nabuunge Oostfrankrijk te zoeken, en zijnen zoon eene Britfche bruid toetefchikken. Dan. geen kinders bij zijne Frankifche echtgenoote verwekt 'hebbende, rekende hij het van 't belang der Warners te zijn, dat Radigis, na zijn afflerven bewogen wierde, om de trouwbeloften, aan 'de Britfche Prinfes gedaan , te breken, en zijne ftiefmoeder, volgens 't gebruik van dien, ti d in huwelijk te nemen. Hermegiskel nerf t; zijn zoon wordt deszelfs opvolger, en volgt den gegeven' raad. Want Radigis trouwt met de weduwe zijns vaders, en weigert het huwelijk met de Britfche Prinfes te voltrekken. Deze diep getroffen door den hoon , haar aangedaan was fchielijk op middelen bedacht, om zich te wreken. Zij liet aan Radigis rekenfchap van zijn gedrag afvorderen; doch kreeg geen voldoend antwoord. Toen befloot zij., "aaren bruidegom den oorlog aantedoen, vier 1 hon-  IV. Boek. HISTORIE. 6> honderd roeifchepen in gereedheid te brengen en zich met niet minder dan honderd duizend krijgsknechten naar deze landen te fboeden Een van haare broeders verzelde deze heldinne welke zich zelve aan 't hoofd des legers Hélde! Voet aan land gezet hebbende, deedtzij, omtrent den uitloop des Rhijns, eene verfchanfitfge opwerpen, in welke zij zich, met weinig volks, bleef ophou ien. Het gros des legers trok tegen den vijand op; de Warners werden geflagen; hun Koning moest zich met de vlucht redden. Doch de Britfche bruid, hier mede niet vergenoegd, zondt eenige uitgelezene manfchap af, met bevel, om haar, 't kostte wat het wilde, den Koning gevangen in handen te leveren, 't Gelukt. Radigis wordt, in een woud, betrapt, en voor zijne verlatene bruid gebragt. Hij beeft van vreeze, en ziet een geweldigen dood te gemoet. Zij vraagt hem alleenlijk, waarom hij, die op haare eerlijkheid niets te zeggen wist, de beloofde trouwe hadt gefchonden, en zich in een ander huwelijk begeven. Radigisverfchoondezich, zoo goed hij kon, betuigde berouw van zijnen misilag, fmeekte om vergevinge, en beloofde voortaan met haar, als met zijne echtgenoote, te willen leven. De Britfche Prinfes, welke meer belangs m zijn leven, dan in zijnen dood, fcheen te ftellen, beval Radigis te ontbinden, vergaf hemde misdaad, en bejegende hem zoo vriendhjk, dat hij met genegenheid tot haar ingenomen wierde, en zijn huwelijk met haar vol-rok* Nu moest Theodechilde her ontgelden ; en Radigis zondt haar te rug aan Theodebert, haaren broeder, die, gelijk wij zagen, thans over bet E 2 Oost-  < I i I Theodebald wordt Koning van Oostfrankrijk. 547554- Clotarius volgt hem op. 558-_ Hij fterft Sigeber krijgt Oostfrank rijk. Wordt orm'iist door Chil perik. 574- 53 VADERLANDSCHE IV. Boe*. Dostfrankifche Rijk regeerde. Zij bereikte een' 10ogen ouderdom; zij (lichtte en begiftigde /erfcheiden kerken en kloofters; zij veripreid. Ie gelijk men denkt, de kennisfe van den ChristelijkenGodsdienst, in het land, omtrent le monden van den Rhijn gelegen; zij werdt, eindelijk, als eene heilige geëerbiedigd. Indien haare Godsdienst vaster gegrond was, dan haar tijdelijk geluk, hadt zij meer redenen, omzien te verblijden in den dood, dan in het leven. _ Na den dood van Theodebert, kreeg zijn zoon, Theodebald, het gebied over OostfrankHik; die, door een aanzienlijk gezantfehap, een verbond van vrindfehap met den Keizer Judinianus poogde te fluiten; waar van de uitkomst niet volkomen zeker is. Theodebald overleden zijnde, rees er gelchil over 't recht op Oostfrankrijk tusfehen zijne oud-oomen, Childebert en Clotarius, zoonen van Clovis; doch de jongde ftelde zich, eerlang, met bewilliginge zijns broeders, m t bewind van zaken, en bekwam, wat later, met het overlijden van Childebert, gantsch Frankrijk. Zijne wijduitgeftrekte ftaaten werden , na zijn' dood, onder zijne vier zoonen verdeeld; en Oostfrankrijk, waar onder ook de landen omtrent den Rhijn gelegen, viel aan : Sigebert ten deele. 't Schijnt echter, dat die verdeeling van 't vaderlijke goed,' gelijk al dikwijls gebeurt., verdeeldheid onder de broeders verwekte. Chilperik, de jongde, en onrustMtte was vooral onvergenoegd, en maakte ■ zich meefter van verfcheiden plaatfen, zijnen broederen toebehoorende. Sigebert hernam de fteden, welke Chilperik hem ontnomen hadt,  IV. Boek. HISTORIE. en belegerde Doornik, waar deze zich, m vrouw en kinderen, thans bevondr. Hier wer Sigebert, door twee jongelingen , welken Fr degunde omgekocht hadt, op eene moorda dige wijze van het leven beroofd. Tot zuil buitenfpoorigheden kan onbepaalde heerscl zucht den (terveling vervoeren. Zij bereik haar oogmerk, en Chilperik, haar man, gi raakte in 't bezit van Oostfrankrijk; 't gene hij federt, genoodzaakt werd aan Childebert de Ilde, zoon van Sigebert, bij. verdrag afteftaan omtrent één jaar voor zijn' verraaderlijken dood waar in men wil, dat Fredegunde ook de ban zou gehad hebben. Is dit zoo; het levert ee: blijk op, jn hoe verre het menfchelijke hai verbasterd zij, en door woefle driften overheen worde. Daaden, met zoo een gemoeds beltaai overeenkomende , zijn een fchandvlek van he menschdom, de fmaad van een volk, en to fpijt van alle braaven. Ten tijde der regeringe van Childebert der IIde, ondernamen de Warners te voren gemeld, een' ooiland tegen de Franken; doch met geen ander gevolg, dan dat zij geheellijk verdelgd wierden, eenige uitgezonderd, die, federt, onder de Friezen fchijnen verfmcicen te zijn, zoo zelfs, dat de naam der Warners, na dezen tijd, volkomen in vergetelheid geraakt zij. & De dood van Childebert gaf aanleidinge tot broedertwisten, binnenlandfche beroerten', laugduurige oorlogen, onmenfchelijke wreedheden. Na dat Clotarius de II«% zoon van Chilperik, het bellier van 'tgeheele Frankifche Rijk alleen m handen gekregen hadt, droeg hij de regering E 3 over 69 et dt q. Wordt verinoord. :e •- Chilperik ftaat Oost- ' frankrijk af "i aan Childebert den II, ' in 't jaar i 583. ï 584. Childebert verflaat de Warners. 595' Zijn dood, 596.  7 Dagobert o de Ifte r wordt Honing van i Oost- i frankrijk. ' 6a8. ( Van geheel Frankrijk. \ 630' Sigebert volgt hem opinUostfrankrsjk. : ft Grooti bewiöd i bij t.'rimó ald, toen IVIaior do 3 VADERLAND SC HE IV. Boek. ver Oostfrankrijk op aan zijnen oudden zoon, )agobert; die van de Oostfranken , eenpaarig, jt Koning werdt aangenomen, 't Leedt niet i>g, of hij geraakte, volgens 't verhaal van ommigen. in een feilen krijg tegen de Saxers n Friezen; waar in hij te kort zou gekomen ;ijn, indien zijn vader hem niet ter hulpe wae bijgefprongen. Dp bijzondere omdandighelen, welke men van dien oorlog vermeld vind, :ijn meer zeldfaam , dan volkomen zeker. Zoo s 't ook gelegen met de overmeederinge van t flot Wiltenburg, de oprichtinge van eene kapel , te Utrecht aan den H.Thomas toegewijd, het (lichten van een tolhuis aldaar, en het voorrecht , door hem aan de haven van wijk gefchonken, waar door men wijk te Duurdede wil verdaan hebben. De dood van Charibert en van deszelfs zoontje, Chilperik, gaf Dagobert gelegenheid , om zich in 't bezit van gantsch Frankrijk te dellen , doch voor een' korten tijd. Hij zelf dorf eerlang, en liet zijn oudden zoon Sigebert, in 't gebied van Oodfrankrijk. Deze hielde zich veel bezig met het bouwen van klooders en andere Godsdiendige gedichten; waar door hij zich niet weinig beroemd bij de Geedelijken van dien tijd maakte. De zorge der regeringe liet , hij meest aankomen op zijnen Groothofmeefter j Grimoald: wiens zusters, Begga en Geertruid, ; zich ook vermaard gemaakt hebben; de eerde • door de indellinge van de orde der Begijnen, in de Nederlanden overal bekend, welke gemeenlijk, doch op geen genoegzaamen grond, aan haar toegefchreven is; de andere door het ftich-  . . vin. I   IV. Boek. HISTORIE. ?1 ftichten eener kapel, in 't land van Strijen , ter plaatfe waar nu Geertruidenberg gelegen is. Sigebert overleden zijnde, ftelde Gimoald 6 Perst deszelfa zoon, Dagobert den IIde, en kort daarna zijn' eigen' zoon, Childebert, op „ den Oostfrankifchen rijkzerel; welke laatfte,* echter, fchielijk genoodzaakt werdt, zijne plaatfe, interunnen aan Clovis den Il<*, broeder u. van Sigebert. Na weinige maanden geregeerd te hebben, overleedtClovis, en liet drie zoonen na; van welken Childerik tot Koning der ci Oostflanken verkoren werd. Het fehenden van 's volks rechten bragt hem in den haat der Franken ; en hij werdt van kant geholpen: in welk deerlijk lot zijne zwangere gemaalin ook deelen moest. Theodorik , broeder van Childerik,. die voorheen over Westfrankrijk regeerde, doch afgezet en in een kloolter geileken was, werdt t nu herfteld in 't Westfrankifche Rijk, en tot 1 Koning over Oostfrankrijk aangefleld. Het was ] zeker'ijk aangenaamer, een throon te beklim-1 men, dan zijne dagen in een klooster te eindigen; doch te gelijk aan grootere zorge en veranderinge onderworpen, vooral ten tijde van binnenlandfche onlusten en verdeeldheden. Dit ondervondt Theodorik. Men wist middel, om Dagobert den llde, die nu balling 'slandswas, uit'lerland hcrwaards te doen wederkeeren, en op den Oostfrankifchen throon te plaatfen. Verwisfelde hij, nu, zijne ballingfchap met de koninglijke waardigheid , 't leedt maar zeer kort, en hij verloor, nevens zijnen zoon Sigebert door beitel van den heerschzuchtigen GroothofmeefterEbroin, het koningrijk en zijn leven Toen werdt Theodorik, andere zoor E 4 var 5JL agobert lAe. ildebert )vis de ilderik. 660. 6?3- Theodo- ik, de iifde Koling der )ostfran:en, feiert Sigejert. Tagobert dc Üde wordt herfteld. 678. Doch haast vermoord. Opgevolgd door 'IheI odo-  edorik; met wien het Hecht afliep. 1 680. 68l. 687. Onderzoek ovei de invoeringe, ei algemeene omhelzinge van der Chriftelijken Gods dienst, hiel te lande. 72 VADERLANDSCHE IV. Boek. van Dagobert, tot Koning der Oostfranken uitgeroepen , doch de klem des bewinds gefield in handen van Pipinus van Herstal, en van Martinus , zijnen bloedverwant. , Haast ontbrandde het oorlogsvuur; Martinus werdt vcrraaderlijk omgebragt; Ebroin miste zijn oogmerk, en werdt op eene jammerlijke wijze van kant geholpen; het leger van Theodorik werdt verflagen , en de Koning zelf gevangen genomen; Pipinus kreeg, toen, al het bewind in handen, en behieldt het verfcheiden jaaren. Zijne verrichtingen, ook in deze landen , zullen in 't vervolg gemeld worden. Een koningrijk , zoo gefchud door inwendige beroerten; 't gene een aanhoudend tooneel van oorlogen en moorden is; waar in geduurige verandering van Vorften plaats vindt; deheerfchersonwijs, doldriftig of losbandig zijn; en de Koningen op zijn best afhangelijke flaaven van hunne" eerfle Staatsdienaaren bevonden worden ; zulk een koningrijk verliest zijne fterkte, en loopt gevaar van een' gewisfen, en meestal fpoedigen, on. dergang, of ondergaat zoo groote veranderinge, dat het naauwlijks iet van zijne vorige gedaante vertoone. Hoe het met de Oostfrankifche heerfchappije afgeloopen zij, zal hierna blijken. Maakten wij, in 't voorbijgaan, gewag van eenige GodsdienfHge geflichten, in deze landen gebouwd, 't zal niet ondienflig zijn, hier kortelijk te onderzoeken, wanneer en door wie de Christelijke Godsdienst binnen dezelve bekendgemaakt en ingevoerd zij, met zulk gevolg, dat hij in 't algemeen aangenomen cn beleden wierde. Het is meer dan waarfchijnlijk, dat de  ÏV. Boek. HISTORIE. 73 de Christelijke Godsdienst aan fommigen, hier te lande, zeer vroeg zij bekend geworden, zoo wel als in Galliën en onder de Germaanen. Het langduurig verblijf der Romeinfche legers, waar in zich eenige Christenen bevonden, en naderhnrd e overmeelfering der Franken door Conftantinus, konden een' weg banen voor de aankondigingc der Euangelie - leere in deze gewesten. De Godlijke Voorzienigheid bedient zich dikwijls, tot bereikinge van haare oogmerken , van zoodanige middelen, die ons, zoq lang wij dezelve oppervlakkig befchouwen, min gefchikt voorkomen; doch zij voert 'er haaren raad yolmaaktelijk door uit. Het flaauwe fchemerlicht der Euangelifche kennisfe werdt, van tijd tot tijd, helderer en algemeener. Voor het einde der vijfde eeuwe, omhelsden de meefte Franken den Christelijken Godsdienst, en, .een' tijd lang daarna, ook de Friezen. Vol" gens het fchrijven van fommigen, zouden dezen, eerst tegen het einde der zevende eeuwe, het Christelijke geloof hebben leeren kennen: welk gevoelen door anderen niet zonder grond, in twijfel getrokken wordt. Het blijkt ten minnen, datEligius, reeds vroeger, het Euangelie predikte, niet alleenlijk in Vlaanderen en Brabant, maar ook onder de Friezen, Sueven en andere nabuurige volken. Hij verdelgde hunne tempels, verbrak hunne beelden, trok hen af van den dienst der afgoden , bragt ze tot kennisfe en omhelzinge van het Euangelie, en verbeterde hunne zeeden. De meeste hoop fchijnt, echter tot, de oude bijgeloovigheden van den Heidenfchen Godsdienst, in welken zij opgevoed waren, E 5 te Prediking van Eligius, of den H, Eloij, "  74 VADERLANDSCHE IV. Boek. Komst van Wilfrid hier te lande, en zijne prediking. 688, Egbert ftaakt zijne reize herwaards , welke hij tot dit te zijn wedergekeerd. en daar in volhard te hebben, tot de komfie van Wilfrid in deze landen, omtrent het jaar zcshondert zevenënzeventig. Gunst en ongunst der Koningen befchikte en ontnam hem den Bisfchoppelijken zetel van Jork in Northumberland. 1 lij begaf zich naar Friesland; en werdt aldaar door den Koning Adgillus, met de uiterfte hoogachtinge, ontfangen. Zonder acht te flaan op het mondelijk en fchriftelijk verzoek van den Groothofmeefter Ebroin, om Wilfrid te doen ombrengen , of hem gevangelijk toetezenden ; bewees Adgillis hem alle viiendfchap, en gaf hem zelfs vrijheid, om het Euangelie aan de ongeloovige Friezen te prediken. Dit gelchiede met zulk eenen gewenschten uitflag, dat veele aanzienlijken en eenige duizenden uit den gemeenen hoop den Christelijken Godsdienst, in Friesland, aannamen, en in 't openbaar gedoopt wierden. Men kan niet twijfelen aan de zucht van Wilfrid, om dezen bekeerlingen de Roomfche kerkgebruiken, waar voor hij reeds met veel hevigheid geftreden hadt, intefcherpen, en de opperhoofdigheid des Roomfchen Bisfchops, aan wien hij, federt, noch ilerker verbonden werdt , onder hen voortteleeren. Omtrent tien jaaren later, befloot Egbert, een Engelfche Monnik van adelijken gedachte, uit Ierland over zee te Heken, en den Christelijken Godsdienst onder de Friezen voortteplanten. Scheep gegaan zijnde, wordt hij van een' geweldigen iTorm beloopen , die het fchip op ilrand fmijt, en Egbert zoo met fchrik vervult, dat hij aanftonds van zijn voornemen afziet. Zijn leven ging hem noch meer ter harte, dan de Eu-  IV. Boek. HISTORIE. 75 Euangelieprediking, en 't bijgeloof, *t gene op *t zien van zulke kwaade voorteekens doei beven, hadt geen minderen invloed op zijn gemoed, dan de begeerce om het ongeloof dei Friezen te befti ijden. Wigbert echter, één zijner reisgezellen, hadt meer moeds; hij volvoerde de voorgenomcne reize; hij predikte, twee jaaren lang, het Euangelie aan de Friezen en hunnen Koning Radboud , den opvolger van Adgillus. Wigbert zag weinig vruchts op zijn werk, allerminst bij den Koning, enkeerde eerlang in Ierland te rug. Egbert, hoe zeer anders zelfs afgefchrikt van eene overzeefche reize, was terftond bedacht, om een'anderen Monnik naar Frisland te zenden, en verkoor daar toe zekeren Willibrord, een' Nederfaxei van herkomst, doch in Northumberland geboren. Hij was in een kloorter opgevoed, tot Priefter ingewijd, der Friefche taaie kundig, en dus bekwaam, om het Euangelie onder de Friezen te verkondigen. Met een' guniTigen wind, in gezelfchap van Adelbert en eenige andere Monniken, uit Ierland vertrekkende, kwam hij, binnen korten tijd, overzee, tot voorden mond des Rhijns bij Katwijk, en voer den ih-oom op tot aan Utrecht. De meeften, die hier, te voren, het Chrillclijke geloof hadden aangenomen, waren afgevallen; de Bisfchop van Keulen hadt zich de zorge voor de nieuwlings gedichte gemeente, welke hem op gedragen was, weinig aangetrokken; en de Friefche Koning Radboud, die hier nu regeerde , toonde zich ongezind, om de predikinge der Euangelifche leere te begunftigen. Willibrord, van dit alles verllendigd, rekende het van zelfde ein. de voorge. nomen hadt. Wigbert predikt den Friezen het Euangelie. Hij wordt opgevolgd in dit werk , door Willibrord , omtrent het jaar 69I. Vindt alles diep vervallen , en grooten tegenftand  Zoekt hul pe bij Pipinus. 76 VADERLANDSCHE IV. Boek, van zijn belang en ter bereikinge van zijn oog■ merk noodig, befcherminge te zoeken bij Pipinus , thans Opperhofmeefter van Oostfrankrijk; die hem minzaamlijk ontfing, en verfcheiden plaatzen, binnen de grenzen van zijn gebied, aanwees, waar Willibrord gelegenheid zou hebben, om de overblijffels van afgoderije uitteroeijen, en 't Christendom voortteplanten. Zelfs werdt hem, eerlang, door Pipinus een, weg geopend , om het Euangelie onder de Friezen te prediken; met welken uitflag, zalftraks blijken. Zoodanig waren de beginfelen der Euangelie - kennisfe in deze landen. De dikke duisternis van diepe onkunde , groove afgoderije en Heidensch bijgeloof, week voor dit licht; 't gene echter zeer flaauw en fchemerende was. Wie zich liet doopen, de opperhaofdigheid van den Roomfchen Bisfchop erkende, en niec langer tegenftand aan de predikers van 't Euangelie boodt, werdt voor een' bekeerling en Christen gerekend; hoe onkundig hij anders was, en hoe zeer hij verkleefd bleef aan kwaade zeden, of een nieuw foort van bijgeloovigheden omhelsde, vlak ftrijdig met den eigenaart van 't Euangelie en van den Christelijken Godsdienst. Deze verfoeijen niet minder het bijgeloof, dan het ongeloof; zij vorderen gegronde kundigheid der hoogstnoodige waarheden, en zuivere heiligheid des levens; zij moeten voortgeplant worden met ijver, doch gepaard met verftand, nooit met menfchelijk gezag of uiterlijk geweld, veel min met bloedftortinge, maar met zachtmoedigheid en op eene overredende wijze. Dan, hoe gebrekkig de  IV. Boek. HISTORIÉ. 77 de pogingen dezer zendelingen, hier te lande j mogen geweest zijn, zij waren echter niet geheel nutteloos, maar bragren eenige veranderingen ten goede voort, in de leere, in de zeden, en zelfs in 't bewind van burgerlijke zaken. Deze trouwens zijn, federt dien tijd, zoc naauw met de kerkelijke vereenigd geweest, dat het bezwaarlijk zij, en zelfs in fommige gevallen onmogelijk, dezelve van malkanderen te fcheiden, en de burgerlijke gefchiedenisfe zonder de Kerkelijke, afzonderlijk, naar behooren, te verhandelen. Laat ons, met deZe aanmerkinge in 't oog, den draad der gebeurtenisfen van dien tijd wederom opvatten. Pipinus van Herftal, die, gelijk wij zagen, den klem der regeringe, omtrent dezen tijd, in handen gekregen hadt , wist zijn gezag meesterlijk te handhaven; terwijl Theodorik, Clovis de 11Ide, Childebert de Illde en Dagobert de IIIde , met den Koninglijken naam , in Oostfrankrijk , pronkten, 't Leedt niet lang, of Pipinus , ondernam een oorlog tegen de Friezen, overwon Radboud, en helde zich in *t bezit van Friesland tusfehen de Schelde en het Flie. Hier door was hij in ftaat , om aan Willibrord gelegenheid te geven tot de voortplantinge van het Christelijke geloof onder de Friezen. Men wil echter, dat Willibrord dit werk niet hebbe aangevangen , voor dat hij, door Paus Sergius den lften die hem te Romen minzaamlijk ontfangen hadt, befchonken was met de waardigheid van Bisfchop of Aartsbisfchop ; welke hij, veele jaaren, en met roem, bekleed heeft, federt zijne wederkomfte m deze landen, tot zijnen dood, 6*8?.* Pipinus overwin: deFriezen. 689. of 690. Begimftigt Willibrord Verrichtingen vart iezen, lier te lan. ia.  696. 697. Oorlog tusfehen Pipinus en Radboud. Overwinning der Franken , en nederlaag der Friezen. 78 VADERLANDSCHE IV. Boek. dood , die ruim veertig jaaren later voorgevallen is. Aan ijver, werkzaamheid, en beleid ter uitbreidinge van zijn gezag, door middel derEuangeliepredikinge, ombrak het hem minder, dan veelcn zijner opvolgeren , of anderen, die, naderhand, elders de Bisfehoppelijke waardigheid verkregen, en veel meer, óp eigen eer en rijkdom, dan op de belangen van den Godsdienst, bedacht wa'en. Al war. vroegere en latere fchrijvers, betreffende Willibrord, verhalen, is niet even zeker; zelfs is 'er geen gebrek aan tastbaarc verdichtfelen, die onze aandacht onwaardig zijn. Nu, of wat vroeger, fchijnt hij zich in 't Zeeuwfche eiland Walcheren opgehoud.n te hebben : want, naar een oud verhaal, verbrak hij, te Westkapelle, het beeld van Mercurius, waar aan Godsdienstige eer bewezen werdt , en verweet den ongeloovigen hunne afgoderije zoo fcherpelijk , dat men zich met geweld tegen hem aankantte. Minder tegenfhnds vondt hij in Holland ; waar hij verfcheiden Kerken ftichtte , en het Christendom voortplantte, hier in door anderen geholpen. Doch, omtrent dezen tijd, ontbrandde op nieuw het oorlog tusfehen Pipinus en de Friezen, waar uit Willibrord zich niet veel goeds kon voorfpellen, indien het geluk den laatften diende. Omtrent Doreftad, dat is, Duurftede aan den Rhijn, werdt lang en hevig gevochten ; de Franken behaalden, onder Pipinus, de overwinninge, en keerden, rijklijk met buit beladen, terug; de Friezen werden geflagen, en Radboud, hun Koning, was genoodzaakt diep in Friesland de wijk te nemen. Bij deze ge-  ÏV. Boek. HISTORIE. 7S gelegenheid, gelijk men wil, viel ook Utrechi in handen van Pipinus, en kreeg Willibrorc gelegenheid, om zijn voornemen gelukkiglijb voorttezetten. Men vermoede, dat deze krijg, eerlang, bij verdrag geëindigd wierde; 't gene een gevolge kreeg het huwelijk van Grimoald, tweeden zoon van Pipinus, met Theudefinde, dochter van Radboud. Indien zuivere liefde de grondflag van dit huwelijk geweest is, gelijk betaamde, was zij zekerlijk niet zeer beftendig. Want Grimoald werdt, onder het bidden in eene kerke te Luik , op aandrijven zijner echtgenoote, door Rangarius den Fries , die in dienst van Radboud was, verraderlijk omgebragt. Zijn vader, Pipinus, wreekte zich over den moord, en overleefde flegs weinige maanden zijnen zoon. Hun dood gaf aanleidinge tot nieuwe bewegingen en onlusten. Pleclrudis nam eerst het bewind in handen, als weduwe van Pipinus, en als voogdes van Theodebald. Doch 't was van korten duur. Raganfrid, of Raginfred, tot Groothofmeester opgeworpen, floot een verbond van vriendfehap en onderlinge befcherminge met Radboud, voorheen Koning, nu Hertog der Friezen. Karei, bijgenaamd Martel, zoon van Pipinus bij Alpaidis, deszelfs echtgenoote, of bijzit, uit zijne gevangenisfe te Keulen ontkomen zijnde, verzamelde een leger, waar mede hij Raganfrid en Radboud aantastte. De ongelukkige uitflag van dit bloedige gevecht fchrikte Karei niet af, om de kans des oorlogs nader te beproeven; gelijk gefchiedde met een gewenscht gevolg. Het leger van Chilperik den llden, die federt Da- gO- Vredeverdrag. Grimoald trouwtmet K adboud» dochter Wordt vermoord. Pipinui fterft. 7*4» Onlusten na zijn dood. KarelMarcel Haat, Jngeluktiglijk, te?enRaganrid en kadboud. 7If5.  8o VADERLANDSCHE IV.Bo&k. »t Geluk dient hem tegen zijne vijanden. 7-7- Radboud fterft. De Euangelie - prediking, in Friesland , begnnftigd door Popj>o. Ópftand der Friezen tegen Karei martel. gobert den IIIden den throon beklommen hadt, werdt deerlijk geflagen; de Koning ontkwam het met de vlucht; Raganfrid hadt geen beter lot ; de Friezen moesten zich meer onderwerpen , en hun Hoofd, Radboud, daalde zeer laag in zijn gezag. De dood maakte 'er haastelijk een volkomen einde van, zoo wel als van zijne woelingen tegen de voortplanringe van den Christelijk', n Godsdienst. Indien het verhaal, betreffende zijnen doop door Bisfchop Wolfram, zoo zeker ware, als het aartig is, zou men, daar uit, zijne gevoelens over het Christelijke geloof nader konnen opmaken. Wat hier van zij; Willibrord en zijne medepredikers maakten , omtrent dezen tijd , en vervolgens, groote vorderingen in de Euangelie-verkondiginge. Poppo , opvolger van Radboud , boodt hun de hand ; de Groothofmeester, Karei, wiens rijkdom en magt, hand over hand , toenam i begunffigde niet alleen hunne pogingen , maar verrijkte verfcheiden kerken en geestelijken met eenigen zijner goederen. Dit voorbeeld werdt, fchielijk, door anderen gevolgd; en hier door de grond der aanzienlijke bezittingen van het Utrechtfche Bisdom gelegd. Terwijl Karei de handen, elders, vol werks hadt , oordeelden de Friezen, dat zij, nu, de fchoonfte gelegenheid kregen, om zich van de Frahkifche heerfcbappije te ontflaan. De waare oorzaak van dezen opftand is onzeker. Afkeer van den Christelijken Godsdienst kan, in dit geval, naauwlijks in aanmerkinge komen; want Poppo, die thans over de Friezen regeerde, en hen tot afval aanporde, begun- ftig-  IV. Boek. HISTORIE. 3j ftigde zelf den geloofs- predikeren. De ftrengheid van 't Frankifche gebied , of de zucht naar vrijheid, kan de Friezen tot den opftand gebragt hebben. Oude Frankifche fchrijvers befchuJdigen hen van verbrekinge der beloofde trouwe, en van wreede vijandlijkheden tegen de tranken; doch de bijzonderheden hier van zijn onbekend gebleven. Karei Martel was aanftonds op middelen bedacht, om de Friezen met geweld te beteugelen, en te water aan«tasten. Zijne vloot , behoorlijk bemand ,! Kwam uit de havens van Oostfrankrijk, langs de Holandfche kusten, oostwaards aan, naar het gedeelte van Friesland, 't gene thans noch dien naam voert, en ankerde tin het Meer liomdiep , tusfehen Oostergo en Westergo K dieu ?d„em foort van baIve «landen! Karei behaalde eerlang, de overwinninge; Poppo fneuvelde in den ftrijd ; de Franken verrijkten zich met buit , èn richtten groote verwoestingen aan;^de Friezen verloren goed en leven, terwijl zij, 0p nieuw, en meer dan te voren, aan de Frankifche heerfchappife onderworpen werden. Wanneer een volk zich in zijne vrijheid wil handhaven of herftellen komt er wijs beleid en gematigde voorzichtigheid te pas. Zoo dra eigen belang en heerschzucht fchreeuwen om meerdere vrijheid, loopt deze, met zelden, groot gevaar, en maakt ruimte voor flavernije, tegen welke men nooit genoeg kan waken. De voorfpoed van Kareis wapenen zou , n vermoedelijk , het oogmerk van Willibrord w ongemeen bevorderd hebben, indiende dood & zulkaiwet verhinderd hadde, welke hem, niet w L Deel' F lang - Zij krlj;en de nelerlaag. 73^. jod van iffl- ird, in aar ?of73*.  82 VADERLANDSCHE IV. Boek, Zijn uiterfte wil. II56. Karei Martel fterft. Rijlïs- verdeeb'ng ■ 74i- lang daarna, wegnam. Hij werdt begraven in de Abtdije van Epternach, aan welke hij, bij uiterlten wille , het grootfte deel zijner bezittingen maakte; doch welke meeste goe* deren, die vooral in Brabant, Gelderland eri Holland gelegen waren, een' geruimen tijd later, door den Abt van Epternach, aan Dirk den VI0611, Graave van Holland, bij vermangelinge zijn afgeftaan geworden. Men moet aan Willibrord niet allen lof betwisten, maar zich te gelijk verwonderen over het verbijfterde bijgeloof van dien tijd; waar door elk om ftrijd zich benaarftigde ter vermeerderinge van 's Bisfchops gezag en rijke bezittingen, 't Schijnt echter, dat Karei Martel dit, met zijn voorbeeld, geenzins goedgekeurd hebbe; terwijl hij, in tegendeel, veele kerkelijke goederen aantastte en verfcheiden Kloosters verwoestte. Geen wonder derhalven , dat hij, bij zijnen dood, in 't jaar-zeven honderd een en veertig voorgevallen, minder roems bij de Geestelijken, dan bij de: Weereldlijken, naliete. Zij befchouwden, in dit geval , gelijk vervolgens in veele- andere, de daaden van den Vorst uit een zeer verfchillend oogpunt, en ■om 'die reden was hun oordeel over zijne verdienften merkelijk onderfcheiden. Eigenbaat, afgunst , vleierij , eenzijdigheid , en meer foortgelijke ondeugden, ftaan , niet zelden, in den weg, om een gegrond oordeel over het bedrijf van groote Heeren te vellen. Zal dit konnen gefchieden, meer dan gewoone kundigheid, liefde tot de waarheid en een edelmoedig hart worden 'er toe vereischt. Karei verdeelde, kort voor zijn overlijden, het  IV. Boek, HISTORIE. het Rijksbewind Onder zijne twee weet zoonen , Karoloman en Pipinus. De eet kreeg het beftier over Oostfrankrijk, en geerde op zijn' eigen' naam , als Hertog Prins der Franken, zonder den Koninglijk titel aan iemand optedragen. 't Leedt n lang, of hij kwam in oorlog met de Saxer en noodzaakte hen tot onderwerpinge i hervattenden den opfland tegen de'Franke, zich verbonden hebbende met Radboud, d Heer van Nederfriesland genoemd wordt '< wiens broeder over gantsch Friesland, nu, gebied voerde. Karoloman, zich te zwak kei Kende, om de Friezen en Saxers beiden, m< goed gevolg, aantetasten, vereenigt zijne ma£ niet die van zijnen broeder ; valt , dus « g*e, in c land der Saxers; neemt hunne Henog gevangen ; dwingt hen wederom tc onderwerpinge: aan het Frankifche gebied 1 Is niet onwaarfchijnlijk , dat 'er, ten déze, tijde , ook .een verdrag met de Friezen ge troffen zij; alzoo men dezelven, haast, der franken tegen de Saxers zal zien bijfpringen, iWttegenftaande allen voorfpoed in den krijg, befloot Karoloman affland van de regeringe te doen, en al't bewind in handen van zijn broeder te fïellen: hij trok naar R0men ; begaf zich in een Klooster; liet den kruin fcheren, en werdt Monnik. Zeldfaame flaatsverwisfeling ! waar van verfcheiden redenen opgegeven worden: als, warsheid van heerschzucht, of weerzin van 't bewind 't gene niet gewoonlijk het zwak der Vorften is; ftst of dwang van zijnen broederen van den Roomfchen Paus, die, uit eigenbelang, hem F 1 lie- 83 'ge fte Carolo. ,„ mannus c* krijgtOo?t. en frankrijk. 2n „r Bedwingt 1 de Saxers, :ij 742. 't 1- ;c f I • ..; t t 1 f ■ Doet arltand van 't bewind, 746". Redenen bier vaa.  Pipjnus, OpYéfhof»eester._.van Westfrarïkfijk , maakt CMldcrtk Koning. 742. Overwint de Saxers, 746. Childeril wordt ver ftooten. Pipinus xvordt zei Koning. 750-752 Overwin , dat Bonifacius, een' geruimen tijd, het kerkelijke beltier te Utrecht allermeest in handen gehad hebbe, onder welken titel zulks ook moge geweest zijn, en dat hij niets onbeproefd liete, om het Christendom uittebreiden. Zijne brieven , die in grooten getale noch voor handen zijn, leveren 'er bewijs van op. De Christenen van dien tijd verfchaften hem geen mindere moeite, dan de Heidenen. Dezen lieten zich, doorgaans, niet gereedelijk aftrekken van den dienst der afgoden, en tot omhelzinge van 't Euangelie bewegen. De Christenen waren onkundig, gedeeltelijk verkleefd aan Heidenfche of andere bijgeloovigheden, woest in zeden , onfiandvastig in de geloofsbelijdenisfe ; de Priefters ftonden aan de zwaarfte misdaaden fchuldig , waar over Bonifacius, met reden, bitterlijk in zijne brieven klaagt. Opkomende dwalingen en ketterijen vermeerderden zijnen last; en het bijwonen van hoogere en lagere kerkelijke vergadet ringen verzwaarde zijne bezigheden. Onaane gezien al dit werk, fcheen hij noch tijd te i. konnen vinden, om zich in weereldlijke zaken te fteken. Dit bleek vooral ten tijde van Pipinus, die hem zeer genegen was, maar ook r groo-  IV. Boek. HISTORIE. { groote verplichtinge aan hem hadt. Wanne, een Koning en een Bisfchop , die zulk ee gezag, als Pipinus en Bonifacius, hebben, c fterkfte blijken van wederzijdfche vriendfcha verwonen, fpeelt 'er veelal de ftaatkunde c heerschzucht onder. Verklaarde Bonifacius eenige jaaren vroeger, dat hij, zonder hulp van den Frankifchen Vorst, Karei Martel noch de Heidenfche plegtigheden affchaffen noch de Geeftelijkheid befchermen, noch he volk regeren kon; Pipinus, zoon van Karei wist zich ook meefterlijk van 's Bisfchops bij i and te bedienen , om Childerik van det throon en er zich zeiven op te helpen. Boni facms nedt den Koning, den Bisfchoppen eer goed deel hunner goederen aftenemen; Pipinu« bevestigde, ten blijke van genegenheid, vooi den Bisfchop, de giften, in vroeger tijd doot zijnen grootvader, vader en broeder, aan de Utrechtfche kerke, waar over Bonifacius nu het beftier hadt, gedaan. Ook zal hij zich wel hebben weten te bedienen van 't gezag des Konings, om gehandhaafd te worden in zijn recht tot die kerke, tegen Hildegarius, Bisfchop van Keulen, die ftaande hielde, dat het Bisdom van Utrecht, aan dat van Keulen onderworpen moeste wezen , en niet aan het Aartsbisdom van Ments. Men weet niet in 't zekere te berichten, of dit gefchil door eene P egtige uitfpraak vereffend zij ; doch het blijkt, dat de Utrechtfche Bisfchops zetel aan het Aartsftift van Keulen onderhoorig geweest en gebleven zij , tot dat dit Bisdom , acht eeuwen later, tot een Aartsbisdom verheven ' en van de onderhoorigheid aan het Keulfche F 4 Aarts- '7 'V n Züne e naauH'e ., vriendtr fchap met f Koning Tipinus. » > t ' i \ l Zijne twist, met den Keuli fchen Bisfchop , over het recht op de Utrecht-, fche kerke 1559»  88 VADERLANDSCHE IV. Boek. Zijne Iaatfte prediking onder deFriezen. Wordt jnoordaadig omgebragt den 5 Junij 755- Aaatsbisdom geheellijk ontflagen werdt. Bonifacius wist, echter, te bewerken, dat hij, geduurende zijn leven, in het opzigt over de Utrechtfche kerke bevestigd bleve. Dit zal hem te ilerker aangevuurd hebben, om rustig in de Euangeliepredikinge voorttevaren, en de Friezen, met zulk doelwit, noch eens te gaan bezoeken. Hij hadt, voorheen, ten zuiden en ten oosten van het meer Almari, dat is,' de Zuiderzee , het Christelijke geloof een' geruimen tijd verkondigd. Nu ondernam hij eenen togt over die zee, en kwam behouden in het tegenwoordige Friesland ; waar hij, met hulpe zijner reisgezellen , het Euangelie met zoo gewenschten uitflag predikte , dat veele duizenden gedoopt, en een groot getal kerken gedicht wierden. Eerlang begaf hij zich naar Dokkum, liet hier tenten opflaan, en hieldt 'er zich , eenigen tijd , bezig met prediken en doopen. Doch op denzelfden dag, welken hij gefchikt hadt, om den nieuwlings gedoopten de handen opteleggen, ziet hij zich, in den vroegen morgen , van een groot deel der ongeloovige Friezen overvallen. Zijne bedienden, en de krijgsknechten , die Pipinus , misfchien , hem ter befcherminge medegegeven hadt , loopen te wapen , om geweld met geweld te keeren. Men zag een vreeslijk bloedbad te gemoet, toen Bonifacius, die zich altijd afkeerig betoond hadt, om het Euangelie met het zwaard in de hand voortteplanten, te voorfchijn kwam, zijn volk tot het afleggen der wapenen, de Geeftelijkheid tot lijden vermaande. Nu viel de woedende meenigte op den Bisfchop zeiven aan, en beroof.  IV. Boek. HISTORIE. g roofde hem, nevens drie en vijftig der zijnen op eene deerlijke wijze van het leven. To" vielen de briezen in de tenten, en fleepten d kisten met boeken, die zij waanden me" ge , gevuld te zijn naar de fchepen van Bonifa cius, alwaar zij den voorraad van wijn en ee waaren pionderen en te lijf floegen. Met he boeken hadden zij niets. Zij werden, derhal ven of in een poel gefmeten, of langs 't veld verllrooid; van welke laatften men wil, da noch dne tot heden overgebleven zijn ent de Abtd.je van Fulda bewaard worden. De dood van Bonifacius bleef niet ongewroken de moorden werden genoegzaam allen, door zekeren Bevelhebber der Franken, van 't le ven beroofd; en Radboud de 11*, die e' dezen tijde, over de Friezen bewesten de Lauwers regeerde, en verdacht Suden werdt , dac hij de hand in g«Jonden hadde, para de vlucht, en .onthieldfzTch Jangen tijd bij de Deenen in Jutland. Men /iet hier mt , tot welke vervaarlijke hoogte de haat, ou h[ VQor ^ ^ gte Godsdienst geboren , fomtijds klimme. Die Friezen ,k bekenne het, waren Heidenen doch de Christenen hebben, in volgende eeu2&f? d'iTjh aan f°°"gelijfe onmenEu Sed? khUl^ ^^aakt3, fchoon het Euangelie hun geheel wat anders infcherpte t Is met onwaarfchijnlijk, dat de ftaatkunde RoiiL PlnU^aanZmede' om de band aan Bomfac.us en predikj. ^ b.ed an S u utgendeel daar va" afkeerig zal ge-" roaaKt nebben. Het gedrag der Koning en en F 5 Vor- ) n s i De Christenen nemen 'er wraak over.  Twist over zijn lijk. Jaarlijl fche gedachtenivan zijl Marteldood, 90 VADEkLANDSCHË IV. Boek Vorften, ten opzichte van het handhaven en tegenftaan van den eenen of anderen Godsdienst , komt niet altijd voort uit zulk een grondbeginfel, noch heeft zoodanig oogmerk, als betamelijk is. ' Hier zien wij ook , dat Gods rechtvaardige wraak de moordenaars , doorgaans, reeds'in dit leven achtervolge, en zelden toelate , dat zij met ruste ten grave dalen. Om noch kortelijk tot Bonifacius wedertekeeren; zijn lijk werdt eerst over de Zuiderzee naar Utrecht gebragt, en aldaar ter aarde befteld; doch kort daarna, door de Geeftelijkheid van Ments, tot ongenoegen der Utrechtenaaren, uit het graf genomen, naar Ments gevoerd, en in de Abtdije van Fulda, volgens zijne uitdrukkelijke begeerte, begraven. Was zijn langduurig leven vol van onruste , door den moedwil zijner vijanden, geweest, zijne vrienden fchenen hem, na zijnen dood, niet te fpoedig te willen laten rusten, Liefde en bijgeloovigheid zullen 'er de redenen van geweest zijn. Welk een voorrecht! het doode lichaam van zulken beroemden geloofsprediker en heiligen martelaar binnen zijne muuren te mogen bewaren, aan wien, volgens het befluit eener algemeene vergaderingen van de > Geeftelijkheid in Engeland, jaarlijks, plegtig, lijk door de Christenheid zou gedacht worden; t gelijk in de Roomfche kerken, overal , eti tot op dezen dag toe , gefchiedt. Niemand kan hem, op goede gronden, den roem van ijver, verftand en wijs beleid, betwisten. Zijne lotgevallen hebben, derhalven, onze aandacht te recht naar zich getrokken, en wat lan»  IV. Boek. HISTORIE. 9 langer van de befchouwinge der weereldlijki gefchiedenisfen afgehouden, waar toe wij ni wederkeeren. Nanuwlijks was Karei de Groote in 't be wind van geheel Frankrijk getreden, of d Saxers verfchaften hem, bij herhalinge, vee werks, doch tot hun eigen onheil. In de lente van 't jaar zeven honderd zever en zeventig, begaf hij zich naar Nieuwmegen. en vierde 'er het Paaschfeest. Hier hadt hij een prachtig hof, langs den Waalftroom, gebouwd; waar in hij een groot deel van den winter of lente plagt doortebrengen. Niet onkundig van het (leeds aangroeiende gezag des Utrechtfchen Bisfchops, rekende hij 't van zijn belang, om denzelven met gunstbewijzen te overladen. Van hier de bevestiging der giften, voorheen aan de Utrechtfche kerke gedaan; van hier ook de rijke giften, door hem aan St. Maartens kerke te Utrecht gefchonken, en waar onder behoorden het dorp Luliduna , of Leusden , verfcheiden landen, bosfchen, de oevertol langs den Eemftroom, de kerk, Ubkirika genaamd, boven Duurflede gelegen, met honderd roeden lands, en een eiland ten oosten van dezelve. Van 's Konings togt naarSpanjenzou, hier, geen gewag gemaakt worden, indien niet, naar 't verhaal van fommigen , Gundebold , Koning der Friezen, aan 't hoofd van zeven duizend krijgsknechten, Karei derwaards gevolgd ware , en blijken van dapperheid, bij die gele- • genheid, in 't Pijreneisch gebergte, gegeven hadde. 't Kan zijn, dat hij als een ftrijdbaar held geftorven zij; doch dat hij eene plaatfe on- ï 1 , Karei de Grooe i overwint I de Saxers. 77% - 776. Komt te Nieuwmegen. 777- Zijne giften aan de Utrechtfchekerke,ten tijde van Bisfchop ai. brik. De Frie- fche Koling GUn. iebold Iheuvelt. 778.  Inval der Saxers in Deventer. DeFriezen voegen ïich aan hunne zijde. Nieuwe Bisdommen. j* VADERLANDSCHE IV. Boek; Dnder de Heiligen en Martelaars gekregen hebje, is ongerijmd. De Saxers, zich bedienende van her afzijn ies Konings, en door Witikind, hunnen Hertog, opgehitst, liepen Friesland af, alles met moord en brand vervullende. Vervolgens door dringende, rukten zij in Deventer, pionderden de Stad, en ftaken den brand in de kerke. Zulke vijandlijkheden pleegden zij ook elders, gewijd noch ongewijd verfchoonende. Op de tijdinge van 's Konings wederkomfle, weken zij te rug, doch werden achterhaald, verflagen , op de vlucht gejaagd. Evenwel wederhieldt dit de Saxers niet, om, van tijd tot tijd, de Franken te kwellen, en tegen Karei opteftaan. Zij wisten middel , om een gedeelte der Friezen op hunne zijde te krijgen, en dezelven te bewegen tot afval, zoo van het Frankifche gebied; als van den Christelijken Godsdienst; welks predikers ten lande uitgedreven werden. Onder dezen vindt men zekeren Ludger, die zich te Utrecht in de Godgeleerdheid geoefend , en het Euangelie, reeds omtrent zeven jaren, te Dokkum verkondigd hadt, met naame genoemd. Onder de acht nieuwe Bisdommen, welken Koning Karei, omtrent dezen tijd oprichtte, waren ook die van Munfter en Bremen. Ludger werdt tot Bisfchop van Munfler aangefleld; Willihad, die, onlangs, het Euangelie te Dokkum gepredikt hadt, kreeg het Bisdom van Bremen: aan 't welke Karei, gelijk men wil, een gedeelte van Friesland, in 't geeffelijke, onderworpen heeft. Zeker is 't, dat de Friezen,  IV. Boek. HISTORIE. 9 zen in grooten getale, en ook Witikind, da Christelijken Godsdienst aannamen. Alcuinus door andere Albinus geheten, leermeefter var Karei den Grooten, getuigt in zekeren brief dat ale de Friefche volken, 't zij door ge. fchenken van den Koning, 'tzij door zijne bedrejgingen overgehaald , nu tot het geloof in Chnstus waren bekeerd geworden. Schoone flageTzfn aai' Sü gdd 8CWeld de ê™ndNa dat Karei de Saxers en Friezen geheel overwonnen hadt, bediende hij zich van bun, met goed gevolg, eerst, regen de VVilzen een foorc van Sclaaven , omtrent de Oo tzee woonachtig, en vooral, wat later, 'tegen de Kunnen. Dezen tastte hij met een maft g leger aan; over welks ééne gedeelte, gel f fommigen verhalen, het bevel zou ge^o d zyn door Graaf Dirk, nabeuaanden van Ko. nmg Karei, en voorvader der oude Holland* fche Graaven, die ook, twee jaaren later, den Koning tege„ dezeifde HuJm > *J helpen, door de Saxers, nu al wederom ron den Koning en t Christendom afgevallen , overvallen en genegen werdt; doch Karei fcheen het verhes, door Graaf Dirk geleden, zich weinig aantrekken, ofte willen ontveinzen tLeedt echter maar een' korten tijd, of 1 et t7Zïeë0nn™ h.f Wcderom mec de Sax- £ eis te houden, waar door Karei, noch iaaren he lang, genoodzaakt was de wapenen teg n d 79 beide volken te voeren, met dien uitfla', dat SC*Sn.»£0t °nde« Ondercutfchen rees de magt en 't gezag van 1 Ko- 3 1 Het Chris, tendom i onder de Friezen meer uit- 1 gebreid.' TH- DeFriezen helpen Karel, tegen deWilzen. 789- En tegen leHunnen 791' •ocb val1 weder1 van m af. 5 - 804. arel de Groo-  Groote wordtKei- zcr. 800. Vei'dra vanKeize Karei me de Saxei en Friezen. 804." 94 VADERLANDSCHE IV. Boek» Koning Karei, van tijd tot tijd, hooger, en zijne vriendfchap met-Paus Leo den III*. verhief hem tot Keizer. De eene dienst was den anderen waardig. De Koning hadt Leo,- die uit Rome verdreven was, in den Pausfelijken zetel herfteld , en beloofde hem tegen zijne vijanden te zullen verdedigen. Dit moest , misfchien volgens een geheim verdrag, niet onbeloond blijven. Karei, binnen Romen komende werdt van al het volk met toejuichinge ontfangen j in 't bijzonder ook van eenige Friezen, die zich, ter oefeninge in de Godgeleerdheid , binnen die ftad onthielden, en den Koning plegtiglijk inhaalden, uitgerust met vaandels en baanderrollen. Hier in zal men, vermoedelijk, den oorfprong van het bekende verdichtzel moeten zoeken , dat namelijk de Friezen, vrijwillig naar Romen getrokken, Karel den Grooten ter hulpe kwamen in 't winnen van den Burgt aldaar, en dat zij vaandels en wimpels van den hoogften toren en de Stadsmuuren lieten waaijen. De Paus begaf zich, op den Kersdag, in de St. Piecers kerke, en zettede den Koning, terwijl hij voor den altaar zijn gebed deedt, eene Keizerlijke kroone op het hoofd. Toen kreeg Karei, onder veele toejuichingen, den naam van Augustus en Keizer der Romeinen. : Deze nieuwe waardigheid zal, buiten twij^ fel, zeer veel medegewerkt hebben tot het s fluiten van een aanmerkelijk verdrag, met de Saxers en Friezen, getroffen, en welks voornaame inhoud , hier , • verdient gemeld te worden. De Saxers en Friezen, welke laaft " ften onder den gemeenen naam van Saxers be- gre-  IV. Boek. HISTORIE. 95 grepen worden, beloofden den Christelijken Godsdienst te zullen omhelzen, en den Bis. fchoppen, die .over hen gefield zouden worden, onderdanig te zijn. Schoon nu, na 't fluiten van dit verdrag, veele Friezen noch ongeloovig bleven , beleden echter de meesten den Christelijken Godsdienst: fommigen uit overredinge der waarheid van 't Euangelieanderen op hope van eerampten en rijke belooningen. Wijders werdt'er bepaald, dat de Kecnters of Graaven, die de Frankifche Koningen onder hen zenden zouden, elk volk naar zijne vaderlijke wetten moeflen regeren. l)e Friezen hadden,' ten dien tijde, hunne oude gewoonten en landrechten , doch welken Karei, bij deze gelegenheid; fchijnt verfchikt, verbeterd en met nieuwe wetten vermeerderd te hebben. Hij kende den aart der Friezen; en de voorzichtigheid vorderde, dat hij, zoo veel eenigzins mogelijk was, de oude gebruiken en rechten in kracht liete , en 'er alleenlijk zulke veranderingen in maakte, als in dien tijd noodig geoordeeld werden, 't Zou in hem even weinig als in andere Koningen en Vorsten , geen blijk van beleid en wijsheid geweest zijn, indien hij, terftond, alle vorige gebruiken verworpen, en een geheel nieuw famenflelfel van wetten en rechtspleginge, onder de friezen, hadr willen invoeren. Ook werden zij, bij dit verdrag, van het opbrengen van allerleie lasten en fchattingen ontheven, de tiende voor de Geeftelijkheid alleenlijk uitgenomen. Karei kende, bij ondervindingeden «vloed der ^rkdi;]ken op ^ * -volk; hij begreep, dat zij, vooral in bijzondere tijds-  9©- VADERLANDSCHE IV Boek. tijdsomftandigheden, veel konnen toebrengen r,ot bevestiginge of verminderinge der genegen-, heid van een volk omtrent den Vorst ; hij zocht, derhalven, zich bij hen te veraangenaamen. Hoewel geldlust en hebzugt diepe wortelen in de harten der menfchen van allen fland gefchoten hebben, en de Geeftelijkheid in 't algemeen daar van niet vrij te fpreken is j vondt men 'er evenwel, in dien tijd, onder de kerkdijken, die oordeelden, dat men van de nieuwbekeerden onder de Saxers en Friezen geene tienden behoorde te nemen. Zulk een was de beroemde Alcuinus, 's Konings leermeester, die hem onder 't oog bragt, dat de Apostelen nooit tienden gevorderd hadden , en dat het beter ware, de vrucht der tienden , dan het geloof, te verliezen. Doch deze of gene ftaatkundige uitzichten deden den Keizer op foortgelijke vertoogen geen acht liaan. Noch gaf of liet men den Friezen, door dit verdrag,'den naam van Vrije Luiden; federt welken tijd zij in't bijzonder den eertitel van Vrije Friezen, die in hunne oude Landrechten zoo gemeen is, fchijnen gevoerd te hebben. Geen wonder, dat de Vrijheid, die waare en edele Vrijheid, welke onaffcheidbaar is van den bloeij en welvaart van ons Gemeenebest, allen rechtfchapen' Nederlanderen tot heden toe ter harte blijve gaan, en als een dierbaarst pand befchouwd worde. Dan , onaangezien dien heerlijken naam van Vrije luiden, bleven de Friezen, zoo wel als de Saxers , tot na Kareis dood, beroofd van het recht op hun vaderlijk erfgoed, 't welk hij hun, omtrent twintig jaaren geleden, benomen hadt. Ein-  IV. Boek. HISTORIE. 9? delijk werdt in dit verdrag vastgefteld, dat de Saxers en Friezen voortaan als één volk met de Franken aangemerkt, en door éénen Koning geregeerd zouden worden. De inhoud van dit merkwaardig verdrag beidt ons wat langer bezig, om dat men 'ef den oorfprong van meenigvuldige verdichtzelen in ontdekt, waar mede de Friefche Chronijken vervuld zijn en 'er uit zien kan, wat men te denken hebbe van zoo veele fraaije vertellingen die vervat zijn in den open' brief, door Karei den Grooten aan de Friezen verleend, en welks echtheid door weinigen geloofd , door veelen in wijffel getrokken, en door voornaame mannen rondelijk ontkend is. Gelukkige Nederlanders! wier voorrechten en vrijheden op vastere en onlochenbaare gronden gevestigd zijn en beftendig blijven zullen, zoo lang het recht zonder bedrog, en de vrijheid zonder losbandigheid, in ons Vaderland gehandhaafd wordt. I. Deel. Q VER'  9§ VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE- Staatdezei landen, in de negende en volgendeeeuwen. Hoem van den naam der Friezen. Verande. ring in zeden. VIJFDE BOEK, federt eenigen tijd, doch vooral na dat Karel de Groote het opperbewind in handen gekregen hadt, onderging de ftaat van ons Vaderland , in de negende en tiende eeuwe, zoo merkelijke veranderingen in zeden, Godsdienst, koophandel en regeringswijze, dat wij 'er een weinig bij moeten ftilftaan^ Hoe groot de verandering der inwoneren van deze gewesten; federt meer dan negen eeuwen, ook ware, en welke wisfelvalligheden de Friezen in 't bijzonder onder gingen, de laatften behielden echter hunne landen, enzetteden zelfs hunne grenzen verder uit. Hun naam werdt zoo vermaard, dat de ingezetenen der thans vereenigde Nederlanden , in de fchriften der zoogenaamde middel - eeuwen , met den algemeenen naam van Friezen beftempeld wierd.n. De verkeering met de Franken hadt groote veranderinge in de zeden der Friezen veroorzaakt, en hun gelegenheid gegeven, om zich in  V. Eoek. HISTORIE. s in verfcheiden kunnen en wetenfchappen i oefenen, 't Is vermoedelijk , dac in deze lai den, gelijk elders onder 't Frankifche gebied verfcheiden fchoolen zullen opgericht zijn. Ka rel de Groote en zijne opvolgers rekenden he geenzins beneden hunne waardigheid, zich d zorge daar van aantetrekken. Trouwens, i er iet, dat veel kan toebrengen tot verbete nnge van verfland en zeden, en dus tot he waare geluk van een volk, om 't zelve nuttk in de burgerlijke famenlevinge te maken, 'i zijn zekerlijk wel ingerichte en behoorlijk beitierde fcholen; waar op wijze overheden hunne aandacht nooit genoeg gevestigd konner houden. De Friezen, gelijk wij zagen, hadden in 'i algemeen den Christelijken Godsdienst omhelsd Uk dien hoofde werden de Heidenfche tempels altaaren en afgodsbeelden om verre geworpen en de zoogenaamde heilige bösfchen, nietwon^ uerdaadiglijk op Willibrords gebed, maar op uitdrukkelijk bevel van Karei den Grooten uitgeroeid. Men hieldt zich echter, hier te lande, noch eeuwen lang, aan 't leerflelfel en de gebruikelijkheden der Roomfche kerke. Was de koophandel reeds voorlang hier te lande in gebruik gebragt, en federt merkelijk bevorderd, dezelve werd wijders met alle kracht voortgezet. Onder de aanzienlijkfte kooplieden of handelplaatfen, in de negende eeuwe en vervolgens, worden genoemd wijk te Duurftede, Tiel, en ook Witlam, aan den mond der Maaze gelegen. Het weven en verwen van wollen iloffen gaf aan veele handen werk, en den Friezen groot voordeel; te meer, om dat G 2 Karei 9 |. Oprichting van fcnoi len. Godsdienst. Koophan« lel.  Regeringswijze. Hertogen, in 't Latijn Duees gebeten. Graaven, in'tLatijr Comitésge noemd, ookG/vra; cnes of Grafoties. Aanfte ling der Hertogcr en Graaven, ïoo VADERLANDSCHE V. Boek. Karei de Groote deze nuttige ondernemingen niet weinig begunftigde. Hij begreep, en te recht, dat het "belang van een' Vorst en volk medebragt, niet alleenlijk den buitenlandfchen koophandel uittebreiden, maar ook de inlandfche handwerken, zoo veel mogelijk , teftijven. Na dat Karei de Groote gantsch Friesland overheerd en met wetten voorzien hadt, werden de Friezen door eenige bijzondere amptenaars, die van hem afhingen, geregeerd. De voornaamften kregen den naam van Hertog en Graaf. De Hertogen hadden het bellier over verfcheiden landilreeken, toen bekend onder den naam van Graaffchappen. Sommige Hertogdommen beftonden uit drie, zeven, twaalf, en uit meer of min Graaffchappen. Over geheel Friesland fehijnt één Hertog alleen, in de negende eeuwe, het bewind gevoerd te hebben. De naam van Graaf werdt, in de middel. eeuwen, aan allen gegeven, die, van 's Vorten wege, opzicht hadden over eenige landftreek, Stad, water, woud, flot, dijk, of iet anders, tot het gebied of eigen goed van den Vorst behoorende. Van hier is 't, dat men, in de gefchiedenisfen van dien tijd, zoo veele Graaven en Graaffchappen gemeld vinde. In Holland en Friesland waren verfcheiden Graaffchappen ; dus ook in fommige andere Nederlandfche gewesten. l- De aanltelling der Hertogen en Graaven ge* fchiede door de Frankifche Vorsten, fomtijds door de overheerde volken zelve, doch op goedkeuringe van den Koning. In 't begin werden zij meest verkoren voor een' bepaalden tijd, na-  V. Boek. HISTORIE. 10 naderhand voor hun leve,- doorgaans volgded zoon den vader op in 't bekleeden dezer waai digheid; eindelijk werdt het Hertoglijk en Graal lijk bewind, hier en elders, erfelijk gemaaki Om het gezag, den Hertogen en Graaven doo de Frankifche Vorllen verleend, niet te mis bruiken, omringen, zij van dezelven een be richtfehrift, naar welks inhoud zij zich gedra gen 'moesten, zoo in 't burgerlijke, als in ' lijfdraffelijke. De Graaven, benevens eenige mindere Rechters, als de Honderdmannen en Schepenen, hielden, van tijd tot tijd, zekere bepaalde rechtdagen, en wel op fommige, plaatfen , in d< open lucht: welk gebruik eeuwen lang heef Hand gegrepen , en noch niet geheel onbekend is, Behalven de rechtdagen, hieldende*Graaven noch eene andere foort'van vergaderingen, wanneer 'er oorlog ontllondt, en een leger op de been moest gebragt worden. Volgens een uitdrukkelijk bevel van Karei den Grooten, waren de Friefche Graaven, de Koninglijke leenmannen en alle de Ridders verplicht ten llrijde te trekken, en de zes geringe luiden gehouden eenen zevenden uitterusten. Het onderzoek, of elk behoorlijk tot den krijg uitgerust ware was 't voornaamfle doelwit van deze vergaderingen. Op de algemeene landdagen, waar men handelde over vrede, oorlog en foortgelijke zake van algemeen belang, verfchenen de Hertogen, Graaven , Bisfchoppen , Abten , de verdere voornaame leenmannen en andere aanzienlijken. De Koning, was 't hem mogelijk, kwam 'er ook; ontfing, bij deze gelegenheid, de afgeG 3 zon- i e r Bericht. fchrift voor de■ zeiven. Rechtdagen. Andere Gr.iafliike vergaderingen. Landda;en.  102 VADERLANDSCHE V. Boek. Konlnglijke inkomflen. Eigen goederen. Tollen en fcfiatfcg:n. zondenen van overheerde gewesten , en de Gezanten van vreemde Mogendheden; befliste de gewigtigfte gefchillen; liet hemde fchattingen uit de veroverde landen, en de jaarjijkfche giften zijner onderdaanen, betalen. Hier werden ook algemeene wetten gemaakt, die door de Hertogen, Graaven en anderen, bekrachtigd werden. Eerst werden deze landdagen in len? te- en bloeimaand gehouden, naderhand op alle tijden des jaars, naar 't welbehagen des Konings , en in zijn paleis, bij voorbeeld, te Nieuwmegen. Men deukt den oorfprong der tegenwoordige Staatsvergaderingen in deze landdagen te moeten zoeken. De overeenkomst tusfehen beide moet, echter, niet te verre getrokken worden, of men verraadt zijne onkunde van de waare gefleldheid der oude en hedendaagfche vergaderingen, tusfehen welke ook een groot onderfcheid befpeurd wordt. De Graaven waren , in de vroegfle tijden, verplicht alle de Koninglijke inkomften inrevorderen, welke van verfchillenden aart geweest zijn. De oude Frankifche Vorsten hadden, hier te lande, eigene landerijen en andere goederen, al vroeg onder den naam van Domeinen bekend. De inkomflen daar van, gelijk elk begrijpt, behoorden hun toe, en zij hadden volkomen recht, om daar over, naar goedvinden, be{tellingen te maken. Verfchillende tollen, belastingen, offchat' tingen, werden ten behoeve van den Koning geheven, en door de Graaven, die niet altijd zichzelven vergaten , ingevorderd. Het ontbreekt evenwel aan geen voorbeelden, dat de Frankifche Vprften fommigen van denelver be-  V. Boek. HISTORIE. 103 talinge vrij verklaarden, en anderen met de inkomften daar van begiftigden. Een groot deel der boeten en breuken kwam aan den Koning, en vermeerderde niet weinig zijne inkomften, Uit de oude Friefche wetten blijkt, dat de meeste misdaaden , zelfs de zwaarfte, als doodllag, brandflichterij en dergelijke, met geld geboet wierden; waar door de Koninglijke fchatkist merkelijk kon toenemen, zonder één droppel bloeds te Horten. Een flaaf echter, die zijn' heer orogebragt hadt, en een kerkfchenner konden met geen geld vrij komen. De eerfte hadt niets te geven, en 't bijgeloof vorderde den dood des anderen. Veel voordeels trok de Koninglijke fchatkisi liit de verbeurdverklaringe der goederen van zulken, die zich aan eenige misdaaden waarlijk fchuldig gemaakt hadden, of ten minflen geoordeeld werden iet bedreven te hebben, waarom men, in dien tijd, en noch eeuwen lang, aanfpraak op hunne bezittingen dacht te hebben. Bij alle deze Koninglijke inkomften kwamen noch de zoo genaamde vrijwillige Giften; die, ten tijde der eerlfe Frankifche Koningen, nu en dan, doch naderhand, in 't gemeen , jaarlijks opgebragt werden. Verzuimden de Geestelijkheid en fteden dezelve optebrengen, of moesten deze giften grooter gemaakt worden, de Vorflen deden dezelve, door hunne Graaven, verzoeken, dat wil zeggen, eisfchen : van waar zij den naam van Beden gekregen hebben. De Graaven leefden uit hunne eigene goederen , welken zij reeds bezaten, of van de Frankifche Vorflen verkregen. Ook hadden zij, vermoedelijk, hun aandeel in de boeten G 4 en Boeten. Verbeurdverklaaring der goederen. Vrijwillige Gitten. Graaflijke inkoiuften.,  Koninglijke Afgevaardigden , Misfi genoemd. Stedelijke Regering. Riiksverdeelingonder de drie zoonea van Karei den Grooten 806. ro4 VADERLANDSCHE V. Bof.k ;n breuken, van welke gefproken is. Naar mate de Graaven onafbangelijker werden, en hun 'gezag meer aangroeide , vermeerderden hunne inkomften, en zij ftelden zich, allengskens, in 't bezit van alles, wat de Frankifche Koningen eertijds getrokken hadden; waar toe zij minder gelegenheid hadden, 700 lang zij verantwoordinge doen moesten, 't zij aan de Vorften zeiven, 't zij aan hunne Afgevaardigden, die , van tijd tot tijd, naar de bijzondere Graaffchappen tot gewigtige oogmerken afgezonden werden. Betreffende de regeringe der Steden, in de negende en eerstvolgende eeuwen, is weinig met zekerheid te zeggen; en 't gene daar omtrent later plaats gegrepen heeft, zal gevoegelijker in 't vervolg gemeld worden. Dit kortelijk vooraf gezegd hebbende, keeren wij weder tot de gefchiedenisfen van ons Vaderland. Keizer Karei de Groote de verdeelinge van zijn Rijk onder zijne drie zoonen, Karei, Lodewijk en Pipinus, noodig oordeelende bijzijn leven, volvoerde dezelve, te Diedenhoven, in tegenwoordigheid der Frankifche Grooten; bij welke gelegenheid Saxerland en Friesland aan Karei, den oudftenzoon, toegewezen werden. De Keizer, weinige dagen later te Nieuwmegen komende, beval, dat elk 'zich naar de vastgefteldé Rijksverdeelinge zou moeten fchikken. Hij kende de geaartheid zijner zoonen, die, zonder den uitdrukkelijken wil van hunnen vader te weten, buiten twijfel in groote verwarringe zouden komen, en elk om het beste deel van het uitgeftrekte gebied twisten. Ook hadt hij 'er belang bij, dat men, hier, kennisfe van de-  , x. Jcesrtoy Gode^riEè <« hernamen 1 met twee honderd welbemande fchepen, eene landinge in Friesland te doen, Godefrid on"! fchcepte z,jn volk, en richtte deerlijke ver- hoe heftig anders, kon de Noormannen niet beteugelen, noch Godefrid van 't vorderen eener aanzienlijke fchattinge, welke honderd ppnden alvers; beliep, doen afzien. Deze voorfpoed dcedthem den moed zoo zwellen, dat hij Fries land, waar op hij zelfs waande een gegrond recht te hebben, als zijn wingewest begonaan- Aken U da-- hiJ Z1'Ch b^emde' *™« Aken te zullen zijn, en den Keizer zei ven het aldaar te bang te willen maken; Karei de Groote, hier van verwittigd, verzamelt terftond een magtig leger, waar mede hij den Deen afwacht; G 5 doch Krijg te. ;en de 3eenen. ^7 - 808. Inval der boormanen in riesland. 8lO.  FDood van Godefrid, Zijn opvolgerfluiteen verbond met Karei ; en fterft. 8n. Karei de Groote fterft, den 2? Jan. 814. Hij wordt ppgcvolgd door zijn' zoon ,Lodewijkden Vroomen. 814. Zijne guns aan de Friezen, 106 VADERLAND SCHE V. Boer. dech krijgt de onverwachte tijdinge van Gode* frids dood, die, in 't midden zijner overwinningen, of door eenen zijner lijfwachten was omgebragt, of door zijnen eigen'zoon meteen zwaard gedood. Indien het waar is, dat Godefrid, kort te voren, eenige be'iiders van den Christelijken Godsdienst, te Groningen, jammerlijk van 't leven beroofd heeft. ziet men hier een nieuw bewi;s der Godlijke wrake over zulken , die onnoozel bloed vergieten. Hemming, bloedverwand van Godefrid, en deszelfs opvolger, floot terflond een beuand met Keizer Karei, 't welke, weinige maanden later, in een' vasten vrede veranderd werdt. Doch zijn dood, die 'er fchielijk op volgde, bragt merkelijke veranderingen te wege ; en noch meer het overlijden van Keizer Karei, in louwmaand 's jaars acht honderd en veertien voorgevallen, na eene langduurige regeringe van zeven en veertig jaaren. De Rijksverdeeling, waar van hier boven gefproken is, kwam nu niet te pas, zijnde Karei en Pipinus reeds voor hunnen vader overleden. Lodewijk bekwam, derhalven, alleen het geheele gebied en de Keizerlijke waardigheid. Zoo hij den bijnaam van den vroomen niet in allen gevallen verdiend heeft, gaf hij echter blijken van goedaartigheid aan de Friezen, welken hij, in den aanvang zijner regeringe, in het recht op hun vaderlijk erfgoed, gelijk reeds gezegd is, herftelde. Hier door won hij de harten der Friezen, en maakte hen des te gewilliger tot het betalen van fchattingen en het leveren van manfchap in den oorlog. De Keizer kende den fiaatkundigen regel, die leert, dat  V. Boek. HISTORIE. to? dar men; om veel te konnen verkrijgen, fomtijds iet moete wegfchenken of wedergeven. Keizer Lodewijk , 't zij op 't voorbeeld van zijnen vader, 't zij om andere redenen, was fpoedig bedacht, om zijne (haten onder zijne drie zoonen te verdeden; doch waar in, federt, merkelijke verandering gemaakt is. De dood van Pipinus en de latere geboorte van Karei maakten dezelve noodzaaklijk. Lotharius kreeg en behieldt de regeringe over een groot deel dezer Landen; die thans een naauwkeurig opzicht vorderden * ter oorzake van de woelingen der Noormannen, tot welken wij noch kortelijk wederkeeren. Heriold, Reginfrid en Hemming, drie broeders, kregen het Deenfche Rijksbefber inhan-' den; doch Reginfrid fneuvelde, eerlang , in l een bloedig gevecht, en Heriold werdt genood-J zaakt het Rijk te verlaten. Deze zocht hulpei bij Keizer Lodewijk, die hem , verfcaeidenjaaren lang, bijmand boodt, en noch meer begunftigde, na dat de Noordfche Vorst zich, nevens zijne gemalin, zoonen en broeders, hadt laten doopen. De Keizer, die, als gevader, deze C plechtigheid bijwoonde, beloofde, nu op nieuw, Heriold te zullen handhaven; doch fcheen noch geene bekwaame gelegenheid te weten , om hem op den Deenfchen throon te hernellen, zonder gevaar van 'er wederom afgeltooten te worden. Hierom vondt hij goed, het bewind £ over een gedeelte dezer Landen aan Herioldbr en zijne twee broeders, Roruk en Hemming, wi optedragen. Heriold ontfing wijk te Duurftedete ter leen ; Roruk kreeg een Graaffchap en ver- ! fgheideqleeneninKennemerland; aan Hemming - werdt Eerftp Rijksverdeeling. 818. Pipinus ftorf 838. Karei is geboren in 't ;aar 823. Heriold. ran de 'eenen 'erjaagd , ind hulpe ij Keizer .odewijk. edoopt. 826. Ugt,nens zijne ceders, lig betid hier ande. Ï26.  ïo8 VADERLANDSCHE V. Boek. En, voo; een' korten tijd, deel aan ' Deenfche Rijk. Keerd her waards tl rug. 828. Heriold: wangedrag. De Bis fchop vai Utrecht weer werdt ook, zoo 't fchijnt, eenig bellier in 't Zeeuwfche eiland Walcheren afgeflaan. Heriold vertrok, kort daarna, uit deze gewesten naar zijn vaderland; waar hij, gefterkt : met een magtig leger, hem door den Keizer bijgezet, deel in't Rijksbewind verkreeg. Doch 't was van korten duur, en hij werdt genood- ; zaakt naar deze landen te rug te keeren; waar hij, federt, zich altijd fchijnt opgehouden te hebben , bijzonderlijk te Duurftede : welke Stad, na dien tijd, meenigen inval der Noormannen heeft moeten ondergaan. Na dat de vrede tusfehen den Keizer en de Deenfche Vorflen getroffen was, fcheen men op eene langduurige ruste te mogen hopen, 't Viel echter anders uit. Heriold, heerschzuchtig en woest van aart, verbrak zelf eerst den vrede, door het verbranden van* eenige Deenfche gehuchten of fleden. Dit ontflak den haat der Noordfche Vorflen te meer tegen Heriold, wiens onvoorzichtigheid enze landgenooten, hier, moesten bezuuren. Het laatfle was onrechtvaardig; doch het bedrijf van Heriold kon noch veel minder verfchoond worden. Zijn doop gaf hem op verre na geen vrijheid, om zijne landgenooten en bloedverwanten, fchoon Heidenen, op eene fchandelijke wijze te mishandelen. Een Christen moet zich zoo wel toeleggen op de beoefeninge van deugden, die in een naauw verband met de menfchelijke en burgerlijke famenlevinge flaan, en haare algemeene belangen bevorderen, als zich aankan- , ten tegen verderfelijke ketterijen en ergerlijke zeden: waar van de Utrechtfche Bisfchop, Fredrik, omtrent dezen tijd, een goed voorbeeld  V. Boek. HISTORIE. 109 beeld gegeven hadt, door het affchaffen der bloedfchandige huwelijken tusfehen broeders en zusters, die, toen, in Walcheren, zeer gemeen waren, en door het uitroeien van eenige vreemde gevoelens op 't ftuk van dé heilige verborgenheid der Godlijke Drieëenheid, door fommigen in Friesland verfpreid. Weinige jaaren verliepen 'er maar , of de Deenen kwamen, met eene vloot van dertien fchepen, in Friesland, en voeren den Rhijn op , door Utrecht, naar Duurftede , eene bloeiende koopftad in dien tijd. Zij werdt fchielijk ingenomen en gedeeltelijk verbrand; de meeste ingezetenen fneuvelden, of werden gevangelijk weggevoerd. Een en andermaal werdt de aanval op die ftad hervat, en veele andere plaatfen bleven niet vrij van de woede der Noormannen; die, waar zij kwamen, alles met roof, brand en moord verfchrikten. Hoewel Keizer Lodewijk de zorge voor de zeekusten geenzins varen liet, belettende dit echter niet , dat de Noormannen in 't eiland Walcheren vielen , 'er groote verwoestingen aanrichtten, en zwaare ichattingen vorderden. Eggard, Graaf van Walcheren, en Hemming, broeder van Heriold , verloren , door de Deenfche wapenen, hun leven. Antwerpen werdt, in dat zelfde jaar, geplonderd, en in 1 brand geiteken. Het ging met Witlam, eene oude marktplaats, niet veel beter; en Duur- j ftede liep al wederom niet vrij. Zij zouden, buiten twijffel , hunne ftrooperijen verder voortgezet hebben , waren zij hier in, door de onverwachte komfte des Keizers te Nieuw-} megen, niet te rug gehouden; die nu raad-1 zaam É weert de Dloedfchandigeiuwelij torharlus, *s Keizers zoon, bekomtFriesland en andere gewesten. 855. Korüft komt we» der flertfaards. Nieuwe voelingen ei Noorannen. 85?-8Ö3, Roruk rdreven herfteld \67.  ] ] 1 < 1 lotharius llerfc. Twist tusfehen zijne oomen. Verdeeling van 't Lotharingfche Rijk. 870. lodewijks aandeel. Kareis aandeel. Keizer Lo dewijk is misnoegd over die Rijks verdeeliuge. 16 VADERLA.NDSCHE V. Böek; de en IIde, te voren afgedaan was; doch, Set lang na dezen voorfpoed, fchijnt de dood :en einde van zijn woelziek leven gemaakt te ^tharius zonder kinderen overleden zijnde, voogden zijne beide oomen, Karei, bijgenaamd de Kaale, en Lodewijk, in t bezit van Lotharingen te komen. Hier uit ontftondt onenigheid, welke tot een oorlog zou overgeOaeen zijn, hadden zij niet geraden gevonden, tot een verdrag te komen, en het Lothanngifche Rijk te verdeelen; gelijk eerlang gefchiede. Onder het aandeel van Koning Lodewijk behoorden, onder anderen , het Graaffchap Terterbant, de Betuwe, een gedeelte van Gelderland, Opper-en Neder- Maasland, zooveel fer rechter z?de der Maaze lag, en twee deenL Friesland, die, vermoedelijk z.chvan de oude Maaze af tot aan de Waaleen Merwe, en vandaar tot aan den Rhijn bij Katwijk, zullen uitgeilrekt hebben. Koning Karei kreeg, behalven veele andere plaatfen, en eenige gedeelten van Brabant, 't Kamerijkfche, van opt,er- en Neder- Maasland ter linker zijde van de Maaze, ook het derde gedeelte van Friesland, zich uitftrekker.de van de oude Maaze tot de Schelde toe, waar onder, derhalven, de zeeuwfche eilanden en een gedeelte van Holland begrepen waren. ' Doch Keizer Lodewijk, broeder van Lotharius, hadt zoo dra deze verdeelinge nie t vernomen, of hij deed het Rijk van Lotharius voor zich zeiveneifchen. Lodewijk fcheendien eisch niet aftekeuren, naar vermoeden , op hope van de Keizerlijke waardigheid; doch ka-  V. Boek. HISTORIE. 117 rel hadt 'er geen ooren naar, en was onvoor zichtig genoeg, om, ter handhavinge van zijn deel in 't Rijk van Lotharius, met eenige Noor mannen in onderhandelinge te komen. De uitkomst leerde hem wel haast, hoe onbedachtzaam hij hulpe bij zulken gezocht hadde, die doorgaans roofzucht en eigenbaat tot hunne hoofdbedoelinge fielden, en op wier trouwe nooit flaat te maken was. Volgens de gronden der flaatkunde, moet men, ter afwendinge van eenig gevreesd of drukkend onheil, nooit dan met de uiterfle omzichtigheid toevlucht tot hen nemen, die, vroeg of laat; door list of geweld, het geneesmiddel erger dan de kwaal zouden konnen maken. Roruks neef, Rudolf, met wien Koning Karei, te Maastricht, een mondgefprek ge- \ houden hadt, kwam, in zomermaand des vol- < genden jaars, met ee'ne aanzienlijke vloot Sche-1 pen, naar Friesland, en fpaarde de bezittingen van Karei zoo weinig, als die van Koning Lodewijk. In een hevig gevecht, hier voorgevallen , Sneuvelde Rudolf, met veel van zijn : volk. De overjgen wendden alle pogingen aan, * om de Friezen te benaauwen; doch men kwam, ten laatlien, tot een verdrag, waar bij bedongen werdt, dat, de Deenen den behaalden buit« wederom geven, en met eede beloven zouden, r niet in 't Rijk van Koning Lodewijk te zullen" wederkeeren. Grooter onheil trof Walcheren en Friesland, 1 door een' nieuwen inval van Noormannen, in " het volgende jaar. Eene groote meenigte van ^ dezen landaart begaf zich, onder 't bevel van r' Rollo, uit Engeland naar Westtfrankrijk. Op H 3 zae . Karei zoekt hulpe bij de Noormannen. 872. Inval van len Noortian Rulolf in 'riesland. 873. ïij Sneu. elt. Verdrag iet de oorman- fJJ. )e Nooran Rollo ilt in falche • :n. 874.  Hii over wint de Friezen. Keert rug naa Walcheren. 118 VADERLANDSCHE V. Boek:, zee door een' geweldigen ftorm beloopen, zagen zij zich genoodzaakt, het anker voor Walcheren te werpen. Men poogde hun de landing, met geweld, te beletten; doch vruchteloos. Het eiland werd plat geloopen en uitgeplonderd; de inwoners werden verflagen , of op de vlucht gedreven. Zij zeiven kregen gebrek aan mondbehoeften, waar van Adelftan, Koning van Engeland, hen rijkelijk voorzag. Die van Walcheren, hier uit befluitcnde, dat deze woeste hoop zich hier dacht nederteflaan, zochten hulpe bij Raginer, Hertoge van Hasbain en Henegouwen , en bij Radboud; doch Rollo behieldt het veld, en bleef meester van Walcheren. Van hier ftak hij over naar Friesland, en gaf, ook daar, blijken van moed en list. De Friezen in grooten getale op hem aanrukkende, beveelt hij den zijnen, dat zij, dicht bijéén gebukt, en den rug met het Schild bedekt houdende, met het bloote geweer in den vuist . den vijand zouden afwachten, die, wanende een klein "getal voor zich te hebben, den ftrijd aanvangt. Nu fpringen de Noormannen fchielijk op , vallen de verbaasde Friezen^ onverhoeds,* Op 't lijf, dooden 'er veelen, en voeren 'er noch meer gevangelijk weg. Het is zeer nuttig vooralle Krijgsbevelhebbers, de oude krijgslisten naauwkeurig te weten, of om 'er zich van te bedienen in voorkomende gelegenheden, of om tegen dezelve altijd op zijne hoede te wezen. De Friezen werden, toen, gedwongen, om Rollo fchattinge te betalen, en in re alles onderdaanig te zijn. Holland liep ook niet vrij; en Walcheren zou noch meer geleden hebben, zoo niet Rollo, omtent de Schelde, eens  V. Boek. HISTORIE. n eenezwaare nederlaag gekregen hadde, welk hem noodzaakte, deze Landen te verlaten, et naar Frankrijk te wijken. De dood van Keizer Lodewijk bragt Konint Karei tot de Keizerlijke waardigheid; en he overlijden van Koning Lodewijk deedt hem naar de wederhelft van 't Lotharingfche Rijk ftaan. Het laatfte mislukte hem. Karoloman, Lodewijk en Karei, de Dikke bijgenaamd, verdeelden onder zich het Rijk van hunnen vader, Koning Lodewijk. Deze verdeeling, en het overlijden van Karei den Kaaien en van zijnen zoon, bragten alle de Nederlanden onder het oppergebied van Lodewijk, 's Konings oudften zoon. Geduurende zijne regeringe , kwamen de Noormannen wederom herwaards, en verfchci den plaatfen vielen, ongelukkiglijk, in hunne handen. Bajorzuna, misfchien Bergen op Zoom, Maastricht en vooral Nieuwmegen, waar ziold en iagüaer. 808.  Beleg van Durfos. Zwentifcold fneuvelt. 900. Karei de Eenvoudige bemagtigt Lotharingen. 916. Vredehandeling tusfchenKareen Henril van Saxen 921. Giften va KoningK; rel den Eenvoud gen aan GraafDlr den Ifte. 144 VADERLANDSCHE VI. Boek. vestinge Durfos , welke , naderhand , gelijk veelen willen, den naam van Dordrecht gekregen heeft; terwijl de herhaalde pogingen van Zwentibold, om dezelve te bemachtigen, vruchteloos afliepen. Na dat Zwentibold in een gevecht gefneuveld, en zijn jonge zoon Lodewijk, omtrent elf jaaren later geftorven was, deedt Karei de Eenvoudige zich tot Koning van Lotharingen verklaren. Hier over geraakte hij in oorlog met Hertog Koenraad , en met deszelfs opvolger , Henrik, Hertog van Saxen. Koenraad hadt niet veel uitgevoerd, en zijn dood, in 't jaar negen honderd en achttien voorgevallen, Hukte hem in zijne verdere ondernemingen. Doch Henrik was gelukkiger , en behaalde groote voordeden op Koning Karei , die , eindelijk, naar voorflagen van vrede begon te luisteren. De onderhandeling werdt door Gezanten begonnen, doch door de Vorflen zel• ven, in een mondgefprek, voltrokken. On'der de genen, die het verbond, van Kareis zijde , teekenden , worden geteld Baldrik , die, als Bisfchop van Utrecht, Radboud in 't jaar negen honderd achttien opgevolgd was, Walger , Graaf van Teifterbant, en Graaf Dirk, die in de gefchiedenisfen van dezen tijd niet onbekend is, en van wien wij een weinig breeder moeten fpreken , naardien hij, gelijk reeds gezegd is, doorgaans voor den eerflen Graavè van Holland gehouden wordt. 1 Uit een der oudfte befcheiden, ons Vader"land betreffende, en aan welks echtheid nie" mand met grond twijfelen kan , blijkt , dat kKoning Karei de Eenvoudige, in 't jaar negen hom»  t= XI. . * iegfté vtire* Groef Jfcto, «efe» ^^^y^ f III. &&r5% £^^^i>,üf^A ^aareio&.&taciz.jig?.   VI. Boek. HISTORIE. 1*5 honderd twee en twintig , maar niet, gelijk veelen gewild hebben , Karei de Kaale in 't jaar-acht honderd drie en zestig, aan Dirk gegeven hebbe de Kerke te Égmond, met al wat'er gerechtelijk toe behoorde, van Suithardeshage af tot .Fortrapa en Kinnem toe. Volgens dezen giftbrief, zou Dirk dit alles voor zich, geduurende zijn gantfcbe leven, en voor zijn nakomelingfchap, vrijelijk bezitten, met magt, om daar mede, naar welgevallen te handelen, zoo wel als met zijne overige bezittingen, welke hij door erfrecht, van zijnen vader Gerolf, verkregen hadt. Uit deeze laatfle woorden kan men, met groote waarfchijnlijkheid, opmaken, dat Dirk door Koning Karei in zijn vaderlijk Graaffchap, nu, bevestigd wierde.. Ook fchijnt van elders te blijken, dat Koning Karei, op alle mogelijke wijze, zich van Dirks toegenegenheid poogde te verzekeren, 't Kan zijn, dat de Graaf zich bij den Koning verdienflelijk gemaakt hadde, ten tijde der vredehandelinge te Bon , in 't voorgaande jaar; of ook wel, dat Karei, wiens throon wankelbaar flondt, zich overal vrienden wilde maken, die hem, bij voorkomende ongelegenheden , van nut zouden konnen zijn. Dankbaarheid past zoo wel Koningen en Vorilen, als anderen. Zij hebben ook vrienden noodig, dat is, zulken, op wier belangelooze toegenegenheid en oprechte trouwe zij zich verlaten konnen, en die, om datze zeldzaam zijn, verdienen op een' hoogen prijs gefield te worden. Na den dood van Graaf Dirk den Ifte«, die, naar 't gemeenfle gevoelen, in 't jaar ne- ' geii- 942. Redenen dezer guustbe- wijzcn. Dirk de L fterft, en, wordt opge-  Mvolgd door Dii den Ilds 92->ef later. Zijne 01 dernemir gen teget de Friezt enHunne Twist < ver Lotto ringen. 94Q- Dirk de II krijgt Wasda. 969' Hij begif tigt een klooster bij Gent. 977- Giftbrief van Otto den n.ten behoeve van Dirk der, U. S?85- 126 VADERLAND SCHE VI. Boek, fegenhonderd drie en twintig voorgevallen is, doch door anderen tot een lateren tijd verfchoven wordt, werdt hij door zijnen zoon, . Dirk den IIde, opgevolgd. Men denkt, dat deze Graaf de Friezen, tot onderwerpinge zou gebragt, en den krijg tegen de Hunnen, onL" der Koning Henrik , bijgewoond hebben. Ook ! wil men, dat hij zou gemengd geweest zijri ™ in den twist om Lotharingen, en dat hij - de zijde van Koning Otto gehouden heb' be, die, ten laatften, gantsch Lotharingen wederom onder zijn gebied kreeg, doch het, , onder den titel van Hertogdom , aan zijnen broeder Henrik afflond; na welke tijd, alle de. Nederlanden aangemerkt zijn, ais tot het Duitfche Rijk behoorende. Zoo zeker het laatfle is, zoo twijfelachtig zijn de opgegevene be, drijven van Dirk den IIde. Met meer gronds mogen wij vastflellen, dat Koning Lotharius aan dezen Dirk , in 't jaar negen honderd negen en zestig , het foreest , of woud , Wasda, dat is , het Land van Waas , waar onder toen, misfehien, meer begrepen was, dan heden, gefchonken hebbe. Ook blijkt, dat deze Graaf, acht jaaren later, zijne milddaadigheid betoonde aan. het Blandiner klooster bij Gent; waar hij ook Graaf van een Kasteel was, door Keizer Otto geflicht, en te voren bezeten door Wigman, Dirks fchoonvader. Doch aanmerkelijke!* is de giftbrief van Koning Otto den IIIde, gedagteekend te Nieuwmegen, den vierentwintigflen van oogstmaand 's jaars negen honderd vijf en tachtig. Bij dien brief wordt aan Dirk den IIde, alles gefchonken, wat hij te voren van 't Rijk ter leen of in  VI. Boek. HISTORIÉ. ia; in vruchtgebruik bezeten hadt, om al het zelvi voortaan in eigendom te bezitten, met mag om het wegtefchenken , te verruilen , ei daar mede naar goedvinden te handelen. Df goederen, den Graave nu in eigendom gege ven, waren gelegen tusfehen de twee ftroo men, de Liere en denYzel, in *t vlek Sonne mare, tusfehen de flroomen Medemelacha ei Chimelofara, of Chinnelolara, Gémarchi ge naamd, dat is, naar gisfinge, tusfehen Me denblik en Hemelum , wijders in de Graaffchap' pen van Maasland, Kennemerland en Texel Graaf Dirk overleefde deze uitbreidinge var zijn gezag en gebied niet langer, dan omtreni vier jaaren; doch zijn leven en regeringe was gantsch niet kort geweest, als die het Graaflijk bewind, indien geen zeven en zestig, ten minden vijftig jaaren, in handen gehad heeft. Hij werdt, bij zijnen vader, Dirk den lfte, en bij zijne echtgenoote, Hiidegardis, in de kloosterkerke te E-gmond begraven, Arnoud volgde zijnen vader op in de Graaflijke regeringe, zonder dat hetblijke, dat hij, hier in, door Keizerlijke brieven zij bevestigd geworden. Hij fchijnt zich echter als een lid des Duitfchen Rijks aangemerkt, en, om die reden, zeker renfpel te Maagdenburg, met de overige Rijks Vorsten, bijgewoond te hebben.! Zeker gaat het, dat hij, eerlang, in een ander fpel ingewikkeld en tot ernstiger werk geroe-? pen wierde. De Westfriezen , door Volkmar, Bisfchop van Utrecht, opgehitst, weigerden den Graave hulde te doen. 't Gelukte hem, den Bisfchop, wiens gezag en invloed op de burgerlijke zaken reeds hoog geklommen was, de j i Dirc de DJ» fterft. Arnond, zijn zoon, voigi hen! op, als de naaste erft genaam. Hij kotst in oorlog met de Westfrfe» zen. 993-  Zeldzaam voorval in 's Graaven leger. Arnoud krijgt de feederlaag. Hij begiftigt zckci klooster. 998. Hij fterf *R 't jaar IO03. of ■IOO4. ia8 VADERLAND SC HÈ VI. Boek, de zijde der Westfriezeri te doen verlaten. Docli dezen Honden, echter, openlijk tegen hem op , en noodzaakten hem tot den krijg. De Graaf , eene aanzienlijke magt verzameld hebbende, floeg zich neder in eene vlakte, Winkelmade genaamd, en gelegen omtrent de plaatfe, waar thans het dorp Winkel ligt. Ookbevondt zich, hier omftreeks, de magt der Westfriezen; Gebrek van zoet water dreigde 's Graaven leger met een groot onheil. Men verhaalt, dat Arnoud , begaan met zijn volk, zich in 't gebed begaf, en daarna hun eene plaatfe aanwees, waar zij, in den grond gravende, zoet water vonden. Dit is niet onmogelijk, of buiten voorbeeld. Men moet evenwel zulke en foortgelijke blijken van eene bijzondere Voorzienigheid, of van verhooringe desgebeds, niet zonder genoegzaame gronden van zekerheid, voor waarheid aannemen. Wat 'er van dit verhaal moge zijn, 't gevecht viel zekerlijk zoo voorfpoedig niet uit. Het Graaflijke leger werdt fel aangevallen, welhaast ontfchaarden te rug gedreven* Arnoud zelf viel, terwijl hij vluchtte, den Westfriezen in handen, en naar 't fchrijven van fommigen, kostte het hem zijn leven. Doch dit laatfle lijdt bedenkinge. De veldflag moet eenige jaaren later voorgevallen zijn, of hadt 's Graaven dood niet ten gevolge. Wanc het blijkt, dat hij en zijne Gemaalin, Lutgardis, welker zufter, Cuniguudis, met Keizer Henrik den IIde getrouwd was, zekeren brief ; ten behoeve van het Blandiner klooster bij Gent, in 't jaar negen honderd acht en negentig , afgegeven hebben. Het is zelfs zeer waarfchijnlijk, dat Graaf Arnoud eerst omtrent het jaar  VI. Boek. HISTORIE. & jaar duizend en drie of vier overleden zij. Hi vond zijn graf te Egmond, waar hij het kloos ter rijkelijk begiftigd hadt met verfcheiden goe deren, die te Kastrikom, Velzen, Sasfenheim Voorhout, Noordwijk, Lopzen, Leiden, Ber gen en Vlaardingen gelegen waren. In het Graaflijke bewind, werdt Arnoud opgevolgd door zijnen zoon , Dirk den UI*, doch, wegens deszelfs minderjaarigheid, onder voogdijfchap van zijne moeder. De Friezen zochten deze gelegenheid zich ten nutte te maken , om onafhangelijk van den Hollandfchen Graave te wezen. Doch de bijffand van Keizer Henrik den 11**, het beleid van Lutgardis , en de moed van den jongen Dirk, brasten hen tot onderwerpinge, en eindelijk tot het fluiten van een verbond. Hier bij beloofde de Graaf, dat hij nimmer wraak zou oefenen over 't leed, zijnen vader door hen aangedaanen zij beloofden hem hulde te zullen doen, de tienden hunner jaarlijkfche inkomften te geven , en hem, op eigen kosten, in den ftrijd tegen zijne vijanden te dienen. De herftelling van de binnenlandfche ruste was van te grooter aanbelang, om dat men veel kwaads van buiten te vreezen hadt De Noormannen deden, eerlang, een' inval in* Iiel; doch werden, door 't beleid van Godefrid, Voogd van Gelder, gelukkiglijk verdreven. Zij hernamen, echter, den aanflag, en " hadden nu meer voorfpoeds. De onzen wer- ! den deerlijk geflagen, op de vlucht gejaagd en ten deele om hals gebragc. Zij kregen dus i den welverdienden loon van hunnen trouwloo- de zen en onbezonnen handel. Men gaf den NoorI. Deel. t 1 man- i » Dirk de Hl. wordt Graaf. IOO3. of ÏOO4. Opftand lerFriezen IOO5. Verdrag netdezelren. Fnval der oormanin inTieL [O09. oio. feerlaag r onzen.  De Noormannenverlaten, Voor altoos, deze Landen. Anfrid O Ansfrid, Bisfchop van Utrecht. Sterft ioio. Zijne gi: aan de UtrechtfcheKerk Gefchille tusfehen Cïraave Dirk en Bisfchop Adelbolc 130 VADERLAND SC HÈ VI. Öoeïé, mannen den vrijen doortocht langs den ftroom , doch overviel hen, den volgenden dag, onverhoeds , met een onbezuisd gefchreeuw, zonder orde, zonder leidsman: op hoedanigen krijg geen geluk te wachten was* De aantocht der Noormannen vervulde Utrecht met fchrik; doch zij verlieten, eerlang , die ftad, en zelfs deze Landen, zonder die, naderhand, ooit op nieuw met hunne verwoestende invallen te ontrusten. 7 Sommigen hebben de behoudenisfe van U* trecht toegefchreven aan de hoogachtinge, welke de Noormannen hadden voor de ber faamde heiligheid van Anfrid, die, federt het jaar negen honderd vier en negentig, Bisfchop van Utrecht was, en kort na den laatften inval der Noormannen overleed. Hij hadt Eij* ' ne goederen, grootendeels, aan de Utrechtfche 't kerke weggefchonken; bijzonderlijk ook die , welken in 't Graaffchap van Teifterbant gelegen waren, en derhalven in de Tieler- en Bommelerwaard, inde landen van Kuilenburg, Buuren, Vianen, Arkel, Heusden en Altena, tot aan de oude Maaze toe. 1 Naar mate het aanzien en de rijkdom der Utrechtfche Bisfchoppen aangroeide , werdt ook de naijver der Hollandfche Graaven groo. ter. Hier aan moet men de hooggaande gefchillen toelchrijven, die tusfehen den Graave Dirk en den Utrechtfchen Bisfchop, Adelbold, ontftonden, en eindelijk op een' Oorlog uitliepen. De Bisfchop matigde zich hec recht aan, om in het bosch Merwede te jagen, en ook in de ftroomen, daar omtrent: loopende, te visfehen. Dit kon de Graaf met geen  VI. Boek. HISTORIE. i3 geen goede oogen aanzien. Hij verzamelt ee talrijk leger; werpt eene flerke vestinge op welke het beginfe! der Stad Dordrecht' was die vesting verzekerde hem van de betwist jagt en visfcherij, maar gaf ook aanleiding tot het heffen der tollen van alle waaren die den ftroom op en afgevoerd werden. Dit laatfle, gelijk het een blijk van 's Graa ven gezag en ondernemenden aart oplevert, zoo was het ook tot afbreuk van den koop handel , welks welvaart den Graave minder ter harte ging, dan zijne eigene grootheid. De kooplieden, vooral die van Tiel, vielen 'er klagtig over aan Keizer Henrik den 11*, zonder wiens kennisfe Graaf Dirk dezen tol fcheen ingevoerd te hebben. Hunne klagten, waar bij Bisfchop Adelbold de zijne voegde, vonden ingang bij den Keizer, in zoo verre, dat hij bevel gaf, om Dordrecht te flechten, en de Friezen van daar te verdrijven; waartoe Godefrid, Hertog van Lotharingen, en Adelbold zelf, die van een Oorlogzuchtigen aart was, last ontfingen. Dezen lieten niets onbeproefd ; doch Graaf Dirk behaalde meer dan ééne overwinninge. Hij maakte zich, eerst, meeller van het land, omtrent Bodegrave gelegen, en waar over zekere Dirk Bavo, of zoon van Bavo, nu, als Markgraaf het bewind voerde; naderhand, gaf hij de nederlaag aan Adelbold, ten koste van 't leven veeier Stichtfche Edelen. Doch van grooter belang was de ftrijd,J omtrent de Merwe voorgevallen. Hertog Go- j defrid en zijne bondgenooten hadden, op den Waalftroom bij Nieuwmegen, een goed aantal fchepen bijééngebragt; doch hunne manI a fchap i n ' Begin van ; Dordrecht, ! l0I5- ' Tollen aldaar. Klagten der Kooplieden , tegén den Graave, bij denKeizer. Zijne ondernemingtegen Dordrecht. IOl8. Voorspoed van 3irk den II. trijd om« •ent de lerwe.  3 I s9 Juiy 1018. Vrede tusfehen der Craave er den Utrechtfchen Bis fehop. 32 VADERLANDSCHE VI. Boek. "chap was bekwaamer, om te paarde, dan te svater , te flrijden. Graaf Dirk, den vijand :e lande verwachtende, deedt, met allen fpoed, ie Giesfenbrugge bezetten , met oogmerk , om hem daar te fluiten. Dit mislukte. De bondgenooten bedienden zich van een' donkeren nacht, en zakten, zonder gerucht te maken, de Giesfen voorbij, tot op de Merwe. Godefrid omringde Dordrecht van verre, en wist, eindelijk, 's Graaven volk tot een* veldflag te lokken. Nu werdt men handgemeen, en 't gevecht was fel. 'Er kwam verwarring in 't leger van Godefrid, en 't vluchten werdt algemeen. Bisfchop Adelbold hadt, ter naauwer nood , gelegenheid , om zich, met weinige manfehap , in een vaartuig te bergen. Graaf Dirk achtervolgde den vluchtenden vijand, bezaaide den weg met lijken, en bragt Godefrid, die gekwetst werdt, gevangelijk naar Dordrecht. Deze bekwam eerlang zijne vrijheid , onder voorwaarde, dat hij voor de Friezen verzoeninge ten Keizerlijken hove bewerken zou , gelijk ook gefchiede. Hier op volgde, alhaast, de vreede tusfehen Graave Dirk en den Utrechtfchen Bisfchop, waar van de bijzondere punten door niemand der ouden geboekt zijn. De uitkomst leerde nochtans, dat het gebruik der krijgswapenen den Graave meer voordeels aangebragt hadde, dan aan 't hoofd der Utrechtfche Geeftelijkheid. Het bijgeloovig gemeen hieldt, toen, voor zeker, dat dit onheil door eene groote ftaartfter, niet lang te voren gezien, en door een vinnig vogelgevecht , ter plaatfe van den flag voorgevallen, voorfpeld was  VI. Boek. HISTORIE. iS was geweest. Vaster gaat het, dat men zich mee reden, moge beklagen over de ongelukkige denkwijze van menfehen, die, ter verdediginge van een waar of gewaand recht or. t visfehen en jagen, zoo veel bloeds hunnei natuurgenooten doen vergieten. Ware dit het eenige voorbeeld van oorlogen, om zulke en foortgeiijke beuzelachtige redenen aangevangen, men zou zich mogen verblijden. Na 't fluiten van den vrede met den Bisfchop , werdt Graaf Dirk herfteld in de vriendfchap met den Keizer, en verfcheen een en andermaal op de Rijksdagen. Ook hieldt hij het bewind over Kennemerland en Westfriesland aan zich, na den dood vanSifrid, of Sikko, zijnen broeder, en ftamvader der Heeren van Brederode. Sedert eenige eeuwen was 't gebruikelijk geweest, naar Paleftina te trekken, om het graf des Heëren en andere heilige plaatfen Godsdienftiglijk te bezoeken. Dirk de III* was de eerfte der Hollandfche Graaven, die dezen tocht ,^ in gézelfchap van fommige Nederlandfche Edelen, ondernam. Sedert zijne terugkomfte van deze reize, waar uit men of 's Graaven bijgeloovigheid of zijnen nieuwsgierigen aart opmaken kan, vindt men niets van Dirk den III*-- aangeteekend , dan dat hij ' bij zijn overlijden, twee zoonen nagelaten heb- b be, Dirk en Floris, gewonnen bij Othelhil-" dis, die beiden de Graaflijke waardigheid, op onderfcheiden tijden, bekwamen. Dirk de IV* werdt, als de oudfte, eerst D opvolger van zijnen vader; en zijne regering » was vol van onruste. • 01 I 3 De \ De Graaf woont de B ijksdagen bij, in 't jaar 10:4 en 1030. Tocht van Dirk den UI. naar 't Heilig» Land. tij derft, en 27 van !oeiaand °39- irkdelV dgt hera >.  Twist en oorlog met denGraave van Vlaanderen. Hij komt in oorlog met don Keizer. Zoekt hulpe , bij Hertog Godefrid, Deze e Graaf Dir behalen eenige voordee- len. Ï34 VADERLANDSCHE VI. BW. De tweedracht tusfehen de Vlaamfche en Hollandfche Graaven, over het recht op de Zeeuwfche Eilanden bewesten de Schelde, was oorzaak van den inval in Friesland, door Boudewijn den Vden ondernomen , die, na eenige voordeelen op zijnen vijand behaald te hebben, zegepralend naar Vlaanderen wederkeerde. Groorer ramp trof Graave Dirk, wanneer Keizer Henrik de Illde tegen hem optrok, 't zij uit eigene beweginge , 't zij op aanhitfinge van Bernulf, thans Bisfchop van Utrecht; die, vermoedelijk berouw hadt over de bevestiginge van hec verdrag, tusfehen Dirk den IIld JI22. : Zijne moeder beüiert bet Graaffchap, met moed en voorfpoed Keizer Lotharius ftijft zijne Zuster. Zij zoek Vlaanderen voor haaren zoon te bi komen. ï I 27' -.8 VADERLAND SCHE VII. Boek. >ker "ring, dat Floris de Ude ia H jaar elf jnderd en twaalf geftorven zij, zou men togen vermoeden, dat de wonde, welke hij ij deze gelegenheid bekwam, de oorzaak an zijnen dood geweest ware,- doch men ,eeft alle redenen om te gelooven, dat hij ■mtrent noch tien jaaren, na dien tijd, ge;efd hebbe. , Dirk de VIde, oudlle zoon van Floris den llde, werdf tot zijnen opvolger gefchikt; doch werehs jongheid van jaaren gefield onder t op'icht van zijne moeder, Petronelia van Saxen, »ëne vrouwe van mannelijken moed, en welke het Graafchap met lof bellierde. Niet dan mét veel moeite, wist Keizer Henrik de Vde, die met een leger in Holland gevallen was, haar naar zijne hand te zetten, en van het Rijk afhangelijk te maken. Haar moed, hier door een weinig gezakt, rees hooger dan tè voren, toen haar broeder, Lotharius, in 't jaar 1125 tot de Keizerlijke waardigheid- verheven werdt, en door zijn^gezag de Graaffchappen van Oostergo en Westergo, weleer door de Keizers aan de Utrechtfche Bisfchoppen gefchonken, tot den Graave van Holland wederkeerden. • Deze voorfpoed deedt Vrouwe Petronelia ' uitzien, om het gebied van haaren zoon uit- tebreiden, en het Graaffchap .van Vlaanderen -voor hem te bekomen. De dood van Karei den Goeden, die het bezeten hadt, gaf er selegenheid toe, en het huwelijk van Vrou■ we Geertruid met Robert den Fries fcheen haar recht van aanfpraak op Vlaanderen te geven. Heerschzuchtige Vorften, die de be-  , , XIII, ffiorts de tweede deer* Ga/sima aa^nètten.mden &tare jjj4.S8tadz.148. XIV. i/k^SycAo/y raj/7/^t^Yij^Sde^eraajv.jjz^eji Man ek ijj$..'/?/<7o'z.2sj.   VIL Boek. HISTORIE. 149 zittingen van anderen aan zich willen trekken, beproeven liever eerst andere middelen, dan openbaar geweld. Zij gronden hunne aanfpraak op 't recht van afkomfte, vermaagfchappinge, oude verbonden. Zij (lichten en voeden verdeeldheden in een landfchap, waar op zij 't oog geworpen hebben; en hoe grooter de verwarring wordt, hoe zij meer kans krijgen, om aanhang te maken. Doch de poogingen van Vrouwe Petronelia mislukten , en Graaf Dirk hadt, federt, werks genoeg, om zich in 't bezit van het Graaflijke beftier over Holland te handhaven. De opltand der Westfriezen, aangehitst, gelijk men vermoedt, door Floris, bijgenaamd den Zwarten, Dirks oudflen broeder, noodzaakte den Graave tot den krijg, en de harde winter van 't jaar 1132 gaf hem gelegenheid, om, over het ijs, in hun land te vallen, en veel voordeels op hen te behalen. De Westfriezen , die, ook uit begeerte naar zekere vrijheid , nieuwigheid zochten , verkoren Floris tot hun hoofd, die zijnen broeder alle mogelijke afbreuk deedt, en de Kennemers op zijne zijde wist te krijgen. Zij pionderden Alkmaar, (laken den brand in eenige floten, en (Iroopten, zoo veel mogelijk; doch zij bereikten minder hun doelwit, dan Floris. Deze, meer bedacht op zijne eigene grootheid, dan op 's volks vrijheid, liet zich, dooi tusfchenkomfte van Keizer Lotharius, bewegen tot een verdrag met zijnen broeder; waar bij fchijnt bedongen geweest te- zijn, dat de wederzijds gepleegde vijandlijkheden vergeven Zouden worden, en dat elk zou behouden, K 3 'c DU mislukt. Inval van Dirk den VI. in Westfriesland. Floris de Zwarte wordt het hoofd dec: Westlriezcn. Verdrag tusfehen iem en iijn' broe-, Ier Dirk.  Floris wordt ve moord. H33- De Bis fchop var Utrecht begunftigc' door Kei zer Koenraad den Bi. Oorlog tusfehen de Hollanders en Utrechtfchen. Otto van Benthem valt in Drenthe. 150 VADERLANDSCHE VII. Boek. 't gene hij reeds bezat. Doch dit was voor r. Floris kort van duur. Zijne liefde voor Hadewig, eenige dochter des Heeren van Rothem of Rochem, bragt hem in onmin en Oorlog met de Heeren van Arnsberg en van 'Kuik, die hem, ten laatsten, terwijl hij op de jagt uitreedt, onverhoeds overvielen, en van 't leven beroofden. Keizer Lotharius deedt de moordenaars zijn ongenoegen voelen; terwijl de Bisfchop van Utrecht, Andries van Kuik, in tegendeel, een welgevallen aan Floris dood zal gehad hebben. Toegenegenheid en afgunst bij iemands leven doen een onderfcheiden oordeel over deszelven dood vellen. Staatszucht en eigenbaat weenen en lacchen op denzelfden tijd, wanneer fommige Vorften llerven, die bemind en gevreesd waren. De Utrechtfche Bisfchop kon ook het overlijden van Keizer Lotharius, in 't jaar 1137 voorgevallen, te gemaklijker vergeten, om dat Koenraad €e lil*?, deszeifs opvolger, hem fchielijk in 't bezit der Graaffchappen Oostergo en Westergo herflelde. Deze gift moest den Hollandfchen Graave in 't oog Heken, en gaf, denkelijk, de naa11e aanleidinge tot een' feilen Oorlog tusfehen de Hollanders en Utrechtfche n. Graaf Dirk verbondt zich met Otto, Burggraave van Benthem, en bewoog hem, om eenen inval in Drenthe te doen, die echter ongelukkiglijk uitviel. Het volk van den Utrechtfchen Bisfchop, onder wien dit Graaffchap thans behoorde, hieldt de overhand; een gedeelte van Otto's leger fneuvelde, een ge-  VII. Boek. HISTORIE. 15 gedeelte moest de vlucht nemen; hij zelf werdt gevangen genomen, en naar Utrech gevoerd. Graaf Dirk, de nederlaag van zijnen zwa ger vernemende, floeg aanflonds het belej voor Utrecht, de Stad van alle zijden in fluitende. Alles was tot den aanval gereed en 't fcheen den Bisfchop, nu, te zullei gelden. Geene kans ziende, om zich dooi weereldlijke wapenen te verdedigen, neemi hij toevlucht tot de geestelijke; die, toen onverzaagde helden konden vervaard maaken doch, nu, zelfs door bloohanigen zoudet befpot worden. Hij trekt, van zijne Gees telijkheid verzeld, in plegtig gewaad, tei poorte uit, houdende een boek in de hand. waar uit hij den Graave den geeftclijken bar wilde voorhouden, zoo deze de belegeringe niet opbrak. Dit vreemd gezicht verbaasde de Hollanders. De Graaf, bevreesd voor dier kerkdijken blikfem , deedt den aanval (taken , en verzocht, blootshoofds en barrevoets, op de knijen vergiffenis. Dus deedt de kracht van 't bijgeloof zich zelfs in den Oorlog voelen. De Bisfchoplijke vredekus maakte een einde van den krijg, en de vrede, tusfehen de Hollanders en Utrechtfchen, greep ftand, zoo lang zij beiden leefden. Na het treffen van dezen vrede, begaf Graaf Dirk zich op reize naar Rome, en maakte zijn hof bij Paus Innocentius, die hem, door eenige gunstbewijzen , nader aan zich verbondt. Van hier ondernam hij eenen tocht naar 't Heilige Land, en keerde, om u-ent het jaar 1143, herwaards te rug, zonK 4 der [ j Krijgt de nederlaag, t en wordt gevangen. ' DirkdeVI. ; belegert _ Utrecht. ' r>e Bis1 fchopdoet . hem, op eene zonderlingewijze, 't 1 bevel opbreken , en vrede maken. -rbs-ift ?a Dirk VT. trekt naar Rome. 1 139- En naar 't H. Land. i i \bl  Hij fterft den 5 Aug 1157- Twist over de verkiezinge van eer. nieuwen Bisfchop te Utrechl TI5°- De Drech ter Frieze: vallen in Kennemei land. U55- Floris d III. wor^ Graaf. 1157. 152 VADERLANDSCHE VII. Boek, ■ der iet van belang uitgevoerd te hebben. De Vorften van dien tijd bezichtigden niet altijd de vreemde gewesten met Staatkundige oogen. Na zijne wederkomlte, tot op zijnen dood, vindt men ook niet, dat hij, hier te lande, groote zaken ondernomen hebbe: ten zij men hier toe wilde brengen, dat hij zich ftcrk liet zien in de verkiezinge van een? 'nieuwen Utrechtfchen Bisfchop, in plaatfe van Herbert, die, in 't jaar 1139, Andries • van Kuik, Dirks goeden vriend, opgevolgd, en, in 't jaar 1150, overleden was. De burgers van Utrecht en Devenr,er verkoren Fredrik van Hovel of Havel, en plaatften hem met geweld op den Bisfchoplijken zetel. Doch Graaf Dirk en zijn aanhang ijverden voor Herman van Hoorne, die, eindelijk, door hulpe van Keizer Koenraad, de Bisfchoplijke waardigheid ontfing en behield, tot dat hij, bij zijn overlijden, in 't jaar 1156, door Godefrid van Rhenen opgevolgd werdt. 't Kan zijn , dat deze pogingen tot we1 ringe van Fredrik eenige aanleidinge van verre .aan de Drechter Friezen gegeven hebben, om een' inval in Kennemerland te doen, en aldaar groote verwoestingen aanterichten; waar in zij door die van Haarlem en Osdorp geftuit werden, en vervolgens op de vlucht gedreven: bij welke gelegenheid omtrent negen honderd Friezen fneuvelden. : Floris de Illde» oudfte zoon van Dirk den 'VI*» volgde zijnen vader op in 't Graaffchap, en ftondt, zoo wel al-s hij, diep in de gunfte van Keizer Frederick den Ifte * die hem  VII. Boek. HISTORIE. 153 hem onder de Rijksvorsten telde, en groote voorrechten vergunde. Hier onder behoorde vooral de vrijheid, om te Geervliet aan de Maaze eenen tol te heffen van alle de voorbijgevoerde fcheepen en goederen. Men hadt voorlang, 't is waar, een' Graaflijken tol te Dordrecht, doch 't fchijnt, dat de Vlamingen, bij welken de Koophandel thans fterk begon te bloeijen, den Dordrechtfchen tol wisten te ontwijken. Zij voeren, tot dat einde, naar Holland langs Bornisfe voorbij Geervliet, en lieten dus den tol te Dordrecht ongemoeid. Geen wonder derhalven, dat de Vlamingen, op hun eigen • voordeel ziende, ongenoegen over dien nieuwen tol opvatteden, en 'er gelegenheid uit namen tot eene vredebreuk. Filips, die, ten dezen tijde, bij uitlandigheid van zijnen vader, het bewind over Vlaanderen voerde, rustte eene vloot uit, bekwaam om der Hollandfche fcheepsmagt het hoofd te bieden; terwijl hij met een leger in 't land van Waas viel, en aan de Hollanders, die 'er meester van waren, groot nadeel toebragt. Graaf Floris, van dien kant grooter kwaad' duchtende, floot een verdrag met de Drech-! ter Friezen, die hem , toen, hulde deden, en van anderen hier in gevolgd werden. Zijn huwelijk met Ada, kleindochter des Konings van Schotland, welke met eene tal j rijke vloot herwaards gebragt werdt, fcheen^ den Graave van nut te konnen zijn , om de" Vlamingen ter zee te befchadigen; doch de onlusten tusfehen de Groningers en den Bisfchop van Utrecht, waar in de Graaf betrokK 5 ker» Geervliet[the tol. Oorzaak laar van. On?enoe. ;en der /lamingen ücr over. frede met Ie DreeherFriezert Il6l. Floris da tl. trouwt ida van chotland. tl 6-2.  Onlusten tusfehen deGroningers en den Bisfchop van Utrecht. Graaf Floris onderfteunt der Bisfchop. Floris vernieuwtden eisch op Oostergo en TA estergo. 154 VAD ER LAND SC HE VII. Boek. ken werdt, deden hem vooreerst van den Vlaamfchen krijg afzien. Lefferd , Steêvoogd van Groningen, zonder kinderen overleden zijnde, rekenden zijne kleinzoonen zich gerechtigd tot de Steêvoogdijeen zij vonden hulpe bij Henrik, Graave van Gelder. De erfgenaamen van Lefferds broeder beweerden, dat zij 'er de naasten toe waren; en Bisfchop Godefrid hieldt flaande, dat die Steêvoogdij aan hem vervallen was. Deze, zich in 't naauw gebragt ziende door de Groningers, zocht onderdand bij Graave Floris, die zich, nu, aan hem niet onttrok; 't zij dat hij zich daar toe gehouden rekende, 't zij dat een Staatkundig doelwit hem zoo hulpvaardig maakte. Het laatfle is meest waarfchijnlijk, niet alleenlijk, om dat wederzijdfche dienden der Hoven zonder 't minde ilaatsbelang, doorgaans, als hersfenfehimmen te befchouwen zijn, doch vooral, . om dat de uitkomst zulks bevestigde. Want naauwlijks was 't verdrag tusfehen de Groningers en den Bisfchop gefloten, of Graaf Floris vernieuwde zijnen eisch op Oostergo en Westergo, anders ook genoemd het Graaffchap der Friezen , en rustte zich ten flrijde toe. Niets kon zijnen eisch zoo veel krachts bijzetten, als de wapenen; die, in foortgelijke gevallen, dikwijls de plaatfe van bondige redenen vervangen. De Bisfchop, zich te zwak kennende, om zijn billijk of gewaand recht te handhaven, en, naar vermoeden, vreezende, dat de aanzienlijke maght, kortte voren door den Graave tot zijne hulpe gebruikt, nu tegen hem dienen zou, nam zijne toevlucht tot Keizer Fre-  VII. Boek. HISTORIE. 155 Fredrik, die, alhaast, herwaards kwam, e de partijen te Utrecht bevredigde. Volger 't gemaakte verdrag, zouden de inkomften va 't Friefche Graaffchap, gelijkelijk, tusfche den Bisfchop en den Graaf, verdeeld wordei Een Graaf, door beiden gekoren, en doe den Keizer in zijn ampt bevestigd, zou ht Graaffchap berechten. De Bisfchop en d Graaf van Holland zouden elk een' Advokaa mogen aanftellen, om hunne bijzondere belan gen in Friesland te behartigen. Op gezett tijden, moesten de weereldlijke rechtzakei door de Graaf, en de kerkelijke door dei Bisfchop afgedaan worden. Floris zou dei Bisfchop 't flot te Benthem helpen herwinnen en Godefrid zou 't zelve, indien het gewon nen werdt, den Graave ter leen geven. Ein delijk, verbonden zij beiden zich tot het be talen van eene aanzienlijke boete ten behoeve der Keizerlijke fchatkiste, indien zij di verdrag gefchonden hadden. Omtrent dezen zelfden tijd, werdt'er, insgelijks door bemiddelinge van den Keizer, eene overeenkomst gètroffen, tusfehen den Utrechtfchen Bisfchop, deyGraaven van Holland, Gelder en Kleve, over het beletten van de overllroomingen der rivieren, vooral des Rhijns. De drie voornaamfte punten van dit verdrag waren deze: het graven van eene ": waterlozinge door de Noda, federt de Grebbe genaamd; het onderhouden van een dam in den Rijn, bij wijk te duurftede; en het wegnemen van den dam, door Graaf Floris, in die zelfde rivier gelegd, bij Stekede of Swadeburg, naar welken het dorp Zwaden n Verdrag iS hier over. II > I. r t t » 1 1 1 Verdrag tot voorkoraingeder rampen door de overftroomingen des Rhijns.  Krijg tegen de Vlamingen. II65. Verlies der Hollanderen. Floris wordt gevangen genomen, en ruim twee jaaren gehouden. Aanmerkelijk verdrag tusfehen Filips,GraaivanVlaanderen, et Floris det UI. 156 VADERLANDSCHE VII. Boek; denburgerdam, of Zwammerdam, den naam gekregen heeft. Onder dit alles vergat Graaf Floris de Vlamingen niet. Hij verklaarde hun, eerlang, den oorlog; en toen begonnen de vijandüjkheden, zoo te water, ais te lande. Na veele ondernemingen, kwam het tot een' veldflag, die omtrent zeven uuren duurde, doch deerlijk voor de Hollanders en hunnen Graaf uitviel. Vijfduizend, gelijk men wil, Sneuvelden aan hunne zijde,- twee duizend werden zwaarlijk gekwetst; Floris werd gewond nevens vier honderd edelen gevangen genomen , en naar Brugge gevoerd. Men hielde hem, hier, meer dan twee jaaren gevangen, en verklaarde alles verbeurd, wat hij van Filips, Graaf van Vlaanderen, ter leen hield, waar onder ook Zeeland bewesten de Schelde begreepen was. Sommigen, 't is waar hebben de geloofwaardigheid van deze gebeurtenisfe, omlangs, in twijfel getrokken, of rondelijk ontkend; doch hunne bedenkingen konnen niet opwegen tegen de getuigenisfen der oude fchrijveren, en allerminst tegen eenige ooripronglijke Hukken, die noch voor handen zijn, én waar onder uitmunt het verdrag, tusfehen de Graaven van Vlaanderen en van Holland .geflooten, en, den zevenentwintigften van. Sprokkelmaand des jaars 1167, dat is, naar den tegenwoordigen ftijl, n 68, te Brugge.; getekend. Uit dit verdrag, welks inhoud alle opmerkinge verdient, blijkt, hoe zeer Graaf Floris, ten dezen tijde, in 't naauw zat, en daar door genoodzaakt werdt, een verdrag te 0 flui-  VIL Boek. HISTORIE. i57 fluiten, 't gene voor hem nadee'Iig en vernederende was. Indien de tweedracht tusfehen de beide Graaven door fchuld van Floris ontdaan was, gelijk met ronde woorden getuigd wordt, dan hadt hij de bittere gevolgen der twistzucht aan zig zeiven te wijten. Aanmerkelijk is 't, dat op 't zegel van den Hollandfchen Graave Floris, aan het oorfpronglijke verdrag hangende, en tot heden te Brugge bewaard wordende, het woord discordia, dat is, tweedracht, te vinden zij: van hoedanig opfchrift men bezwaarlijk een ander voorbeeld zal konnen aanwijzen; hoewel de tweedracht federt den tijd van Floris, in de harten en daaden der Graaven en Vorflen maar al te veel bleef heerfchen, en dikwijls de nadeeligde_ verwarringen veroorzaakte. Terwijl Graaf Floris te Brugge gevangen Zat, hadden die van Haarlem en hunne medeftanders groote verwoellingen, in 't Dorp Schagen, aangericht, en de Westfriezen Alkmaar overmeelterd, geplonderd, en voor 't grootde deel verbrand. Zoo dra was Floris met in Holland wedergekeerd, of hij befloot, wraak van de Westfriezen te nemen. Doch dit bekwam hem en den zijnen kwalijk; en! een groot aantal Hollandfche Edelen fneuvel-1 de. De Westfriezen, door dezen voorfpoed' aangemoedigd, floegen voort tot verdere vijandlijkheden; waar van Alkmaar, in 't vol- : gende jaar, op nieuw gevoel hadt: terwijl de Graaf te kort fchoot, om hen volkomenlijk te beteugelen. Grooter onheil trof deze Landen in 't °e- c meen, door de hooge watervloeden, in en™ om- Verwoestingen te Schagen , en te Alkmaar. ii 6j. Floris rekt op :gen de Vestfrie=n. 11 Jan. :ióp. ïweldige Jter- oeden.  ï t tjro. ; 1 r 2 i \ \ 1 i « i i * Twist tusfehen den Bisfchop van Utrecht en Egbert van Amftel. Bisfcho; Godefrid fterft. U78. 58 VADERLANDSCHE VIL Boek. mtrent het jaar 1170. De meefte Gewes»n leden 'er zwaare fchade door, vooral •rietland, 't Sticht van Utrecht, en Kenneïerland. Kon ons Vaderland roem dragen op 00 veele blijken van edelmoedigheid en men-henliefde, ten tijden van latere hooge zeeloeden en geduchte oveiftroomingen der nieren; die van Diemen gaven, toen, ook ewiizen van een medelijdend hart aan de on•elukkige Kennemers, die, fchoon t geweld ies waters ontvloden, echter gevaar hepen, >m, op de daken der huizen, van ongemak e moeten vergaan. Een mensch, die gevoelloos blijft op 't zien der ellende van anleren, is een hatelijk fchepfel, en den naam /an een' Nederlander onwaardig. Omtrent dezen tijd, namen de gefchillen, tusfehen de Utrechtfche Bisfchoppen en de Heeren van Amftel, een' aanvang. Godeirid van Rhenen, op 't voetfpoor zijner voorzaaten, zeer gezet op de bevestiginge en uitbreidinge van zijn gebied, kwam over eenige goederen, aan Stichtfche Edelen roebel 00rende, in een' hevigen twist met dezelyen, vooral met Egbert van Amftel. Hoewel dit gefchil, door bemiddelinge van den Aartsbisschop van Keulen, bijgelegd wierd, oordeel, de Bisfchop Godefrid zich echter verplicht, om op zijne hoede te zijn, en deedt vier fterke floten ftichten, die der Utrechtfche Kerke opgedragen werden. Dit gefchiedde .omtrent het jaar 1178; waar in de Bisfchop overleden is, en tot deszelfs opvolger aangefteld Balduinus, of Boudewijn van Holland, broeder van Floris den UI* De^ be-  VII. Boek. HISTORIE. p trekking, welke de Graaf en de Bisfchop c eikanderen hadden, maakte hen beiden ftou moedig. Floris ondernam een' aanval tege de Friezen; viel, in 't volgende jaar, i Westfriesland, waar Winkel en Nieuwdor verbrand werden; en onderwierp aan zich d eilanden Texel en Wieringen, die aen her eene brandfchattinge van vier duizend markei zi vers, dat is, gelijk men wil, naar onz. rekemnge, drie duizend guldens, moester opbrengen. n,-i3°Uf,eWiia,befchreef' omcrenc denzelfden tijd, alle de leenmannen en hooge amptenaan des Bisdoms, om hunne leenen van hem te komen verheffen, en in hunne ampten bevestigd te worden. Niemand bleef achter, behalven Henrik den Ifte, Hertog van Lotharingen, die het Graaffchap van de Veluwe ter leen van de Utrechtfche Kerke hielde, doch hetzelve wederom ter leen aan den Graave van Gelder afgeflaan hadt. De Bisfchop nam dit euvel op; verklaarde het leen der Veluwe verbeurt; viel met een leger in t Graaffchap; en verjoeg van daar Gerard den Lde Na dac deze hec ««. venter geflagen hadt, wist Keizer Frednk een flilfland van wapenen te bewerken; Wa J door de wederzudfche vijandlijkheden een einde namen, tot op den dood van Graave Gerard, m t jaar 1180 voorgevallen. Naauwhjks was Otto van Nasfau, de IIde, aan £ broeder opgevolgd, of de Bisfchop hervattede den krijg en verwoestte, federt, veele dorpen m t Graaffchap Zutfen, waar over Utto nu ook t bewind voerde. De Bisfchop werdt i9 P Onderne- > mingen ,, van Graaf 11 Floris. ;1 w ï 11184. 1 1 Oorfprong,voortgang, en einde der onlusten tuyfchen den Utrechtfchen Bis. fchop, ea den Graaf vm de Peluwe. U84- 1 ipi.  1 V d I v v c ï i < Kruisvaart i 1189* ; Graaf Floris de III. woont dezelve bij 9 en fterft. 1190. Dirk d VII. worc Graaf. Leenro righeidv Zeeland Beweste Schelde aan Vla: deren. fo VADERLANDSCHE VII. Böe«. erdt merkelijk onderfteund door zijn' broe* *r Floris, en door den Graave van Kleef* lezen maakten zich gereed tot het ontzet an Deventer, door Graaf Otto belegerd, ranneer, door bemiddclinge van Keizer Frerik, een verdrag getroffen, en Otto m t ezit der Veluwe bevestigd werdt, tot dat aar over, bij den Keizer, anders-zou geoorieeld worden. Omtrent dezen tijd, befloten de voornaamte Vorften van Europa een' nieuwen rogt laar 't Heilige Land te ondernemen. De tijd ,an dien kruistogt werdt bepaald tegen grasland des jaars 1189. Keizer Fredrik Graaf Floris van Holland, en Otto de II*. Graaf van Gelder, trokken mede op; doch de twee eerften keerden nooit te rug. De Keizer verdronk: Graaf Floris overleedt aan eene zwaare ziekte; beiden werden zij te Antiochie, inSiirie, begraven. Soortgelijk lot trof veele anderen, die, voor hun dwaas bijgeloof en onverftandigen ijver, geen anderen loon ontfingen, dan dat zij hun vaderland nooit wederzagen, en in een vreemd land begraven TzorT'dra de tijding van 't overlijden van ï Graaf Floris den III* hier gekomen was, werdt zijn oudfte zoon, Dirk de VII*, als Graaf van Holland erkend; terwijl de jongfte Willem, noch in 't H. Land was. t. De dood van Graaf Filips van Vlaanderen , inalzoo hij geene kinderen naliet, baarde veel r-verfchils over de opvolginge in dat Graaifchap, vooral tusfehen den Koning van Frankrijk en den Graave van Henegouwen  VIL Boek. HISTORIÉ. iè De Graaf Van Holland" poogde uit deze ver warringen dit nut voor zich te trekken, da hij ontflagen zou worden van de leenroerig heid, welke hij, federt eenige jaaren, der Vlaamfchen Graave fchuldig Was. Doch he ontwerp mislukt. De Keizer weigerde aat 's Graaven begeerte te voldoen, om d< Zeeuwfche eilanden bewesten de Schelde voortaan alleenlijk vari 't Rijk ter leen te mogen houden. Des zag Graaf Dirk zich, eerlang, genoodzaakt, den gewoonen leeneed, wegens dit gedeelte van Zeeland, te komen afleggen bij Boudewijn, als Graave var Vlaanderen; die, beducht voor de magt vat Filips, Koning van Frankrijk, geraden vondt zich van de hulpe des Keizers, Henrik dei Vl*, te verzekeren. Met dit oogmerk erken de hij Zich, in 't jaar 1192, een' leenmar des Keizerrijks, ook wegens Zeeland bewester de Schelde, 't gene dus, ten opzichte var Dirk den Vil**, een achterleen van 't Rijk werdt. Na dat Willem, broeder van Graave Dirk, naar Holland was wedergekeerd, rees 'ei fchielijk oneenigheid tusfehen dezelven. Willem begaf zich naar Westfriesland; en de Drechterlanders waren aanftonds gereed, om hem te helpen. Terwijl Graaf Dirk zich in een' ftaat van tegenweer ftelde, vielen de Vlamingen in Walcheren, uit misnoegen over het heffen van den Geervlietfchen tol. Hier door Was Graaf Dirk genoodzaakt zijn leger te verdeden. Hij zelfs trok op naar Walcheren ; kwam in eenhevig gevecht met Graaf Boudewijn; en dwong de Vlamingen Zeeland te ruimen. I. Deel. h Zijne t t, . 1 1 1 1 1 ! Twist tusfehen Dirk den VII. en Willen» zijnen broeder. De Vlamingenwordenuit Walcheren gedreven.  Nederlaag der Westtriezen. Verdraj tusfehen Dirk den VII., en Willem. Deze wordt Graaf var Friesland. Vindt tegenftand,vooral var Henrik dt Kraan. Wordt ge vangen gezet. 162 VADERLANDSCHE VII. Boe## Zijne Gemaalin, Aleid, kreeg 't beyèl over een ander deel des legers, en trok 'er mede op tegen Willem, Dirks broeder, en tegen de Westfriezen. De zeldzaame manmoedigheid van Aleid werdt met eene volmaakte overwinninge bekroond. Wanneer vrouwen zich ten oorloge toerusten, overtreffen zij, doorgaans, de mannen in heldhaftigheid en fchrander krijgsbeleid. Men wist, eerlang, een verdrag tusfehen de broeders te bewerken; volgens 't welke Willem, al wat Graaf Dirk, in 't Graaffchap Oostergouwe en Westergouwe, toen in 't gemeen Oostfriesland genoemd, bezat, van hem ter leen zou houden. Hij trok met allen fpoed naar dat gewest, en werd 'er tot Graave ingehuldigd; waarom hij, in een* brief van Dirk den Vllde van 't jaar 1198, Graaf van Friesland genoemd word. Hier leedt hij grooten tegenftand, vooral van den Graave van de Kuinder, wien hij echter 't land deedt ruimen, 't Is geenzins buiten vermoeden, dat Graaf Dirk de onruste van zijn' broeder Willem aangeftookt, en hem 'c gebied in Oostfriesland moeilijk zal gemaakt hebben. Zeker is 't, dat de Graaf van de Kuinder, na dat hij door Willem uit Friesland verdreven was, van Graaf Dirk in Holland met alle vriendlijkheid ontfangen wierde, en, wat later, den Friesfchen Graave 'deedt vatten, en in de gevangenis werpen. Dus zag Willem vervuld^ 't gene zijne moeder Ada hem onlangs voorfpelde; met dit onderfcheid evenwel, dat hij, niet door Dirk zeiven, maar door den Graave van de Kuinder  XV. I Graa^Wuüm Meer van 9^eeéa^t zn~èe?i ^Taare jjSS. ^Sladz.jfy. . XVI. Gmaf &&>r*tr4e Jderèe aGerfë, i'n'Wn Jfaare ngc. .O/adz. iffe.   Vil. Boek. HISTORIE. : der, deze mishandelinge onderlinge. Dc ün vergelijkinge van alle de omftandighec blijkt genoegzaam, op wiens last Will aangetast wieide, of ten minsten, dat Gn Dirk 'er genoegen in gevonden hebl Een famenloop van ondeugden deedt hi den eenen broeder den anderen benaauwe Onvergenoegdheid , Wraakzucht, afgunfti heid, overheerfching en trouwloosheid, pa fen geen redelijke wezens, en misftaan alk meest aan hun, die boven anderen, do geboorte en aanzien, verheven zijn, of di< Uit hoofde van bloedverwantfchap, op ilaauwlte behoorden verbonden te blijven. Graaf Willem vondt eerlang gelegen hei om te ontvluchten, en begaf zich naar Ge derland. Hier werdt hij wel ontfangen, e kreeg Aleid, dochter van Graaf Otto, k vrouwe; met welke hij naar Friesland keerde Dit huwelijk baarde den weg tot verzoening van Dirk en Willem, en tot een verdra tusfehen hen en den Graave van Gelder; die nu, hunne magt tegen de Sdchtrchen ver eemgden. De aanleiding en bijzonderheder van dezen krijg verdienen onze opmerkinge. Bisfchop Boudewijn de II*, Oom van Dirk den VU*", in 't jaar u96 overleden zijnde, verkoren de Utrechtfchen Dirk, broeder van Boudewijn, en de Overijsfelfchen Arnoud, Proost van Deventer, tot deszeJfs opvolger. Graaf Dirk van Holland begunftigde den eerften, en Graaf Otto van Gelder den anderen. Keizer Henrik de VI*, beval, dat Dirk en Arnoud naar Rome zoul den trekken, en den twist door den Paus; L * la- 63 ich len :m af ie. er ru T- sr- )r • y 't d Hij ont« L Vlugt. n Trouwt r in Gelderland. S y -> i ! Twist om de Bisfchopiijkewaardigheid vaa Utrecht. 1197. Door den 'aus belist  De beide verkorenen fterven. Dirk var Are word Bisfchop. II98. Oorfprong 1 oorlogs lusfche de Gra ven V lem,D en Ot en de Urrech fchen : fchop» 164 VADERLANDSCHE VII'.Boek. laten beflechten, en dat Graaf Dirk van Holland, ondertusfchen, het weereldlijke bewind van 't Bisdom in handen hebben zou. Dit Keizerlijk bevel wekte het ongenoegen van Otto van Gelder op, die zich, met geweld , meester van gansch Overijsfel maakte, terwijl het Nederllicht aan Dirk onderdanig bleef. Na dat Bisfchop Arnoud te Rome overleden was, werdt het Bisdom, door den Paus, toegewezen aan zijnen mededinger Dirk; doch die ook, op de te rug reize, te Pavie, overleedt. Toen verkoos de Geestelijkheid van U: trechtDirk van Are, of van der Aare, Proost van Maaftricht, tot Bisfchop, die deze waardigheid van 't Jaar 1198 tot het jaar 1212 bekleedde. De Graaf van Holland was mee ' gezind, om 't weereldlijke gebied van 't Bisdom afteftaan, en de Bisfchop hadt het liever zelfs in handen. Graaf Otto van Gelder wachtte alleenlijk op bekwaame gelegenheid, om den Utrechtfchen Bisfchop den Oorlog aanEedoen, en zich te wreeken over de verwoestingen, door de Bisfchoplijken op de Veluwe aangericht, ten tijde der hevige onlusten, federt eenige jaaren gerezen tusfehen den Graave van Benthem en de Groningers, waar in Otto zich gemengd hadt. Naauwlijks was Bisfchop Dirk te Utrecht les aangekomen, of hij befioot, in perfoon naar 1 Friesland te trekken, en daar, bij wijze van Ï bede of belastinge, eenige penningen te hefirk fen. Dit ondernam hij, zonder Graaf Wil0' lem daar in te kennen; die, hier over misl nocgd, den Bisfchop gewapender hand te iU" Staveren in een klooster overviel, en gevan- ge-  VII. Boek. HISTORIE. 16 gelijk wegvoerde. Doch eenige Friezen beducht, dat de gevangenis eens Bisfchop den Hemel tot wraak mogte tergen, verlost ten hem met geweld. Graaf Willem, min der bijgeloovig, of ook wel meer wraak zuchtig, dan 't Friefche volk, verbindt zie! met zijnen fchoonvader en broeder, om dei Kerkvoogd op h lijf te vallen. Graaf Ort< van Gelder viel in Overijsfel, bemagtigdi Deventer, welke Stad hij, kort te voren noch eens beftormd hadt, en wierp nu bezettinge binnen dezelve. Graaf Dirk verwoestte het geheele NederlHcht, en floës het beleg voor Utrecht. De Bisfchop, hiei door m 't naauw gebragt, zocht hulpe bi Henrik, Hertog van Lotharingen; die, terwijl hij een leger verzamelt, Otto van Gel der met list in handen kreeg, en gevangen naar Luik voerde. Graaf Dirk brak toen het beleg op, trok van Utrecht naar Braband, bemagtigde 's Hertogenbosch, bekwam hier een' rijken buit en veele gevangenen, onder welken Willem, 'sHertogen broeder, en Henrik, Heer van Kuik, waren. Doch t was 'er zoo verre af, dat Graaf Dirk zijnen bondgenoot, den Graave van Gelder, konde verlosfen, gelijk zijn toeleg was, dat hij, m tegendeel, door Hertog Henrik geflagen, en zelf, bij Heusden, gevangen genomen en naar Leuven gebragt wierde. Nu hadden de Stichtfchen de handen ruim. Holland en Gelderland, beide van de Graaflijke befcherminge beroofd, werden deerlijk afgeloopen, Deventer herwonnen, en Zutfen, na een kort beleg, door Bisfchop Dirk bemagtigd. L 3 De 5 , De Bi's- „ fchop ' wordt ge. - vangen, . en verlost» > Graaf Otto , valt in Overijsfel. GraafDirk belegert Utrecht; doch vruchteloos. Graaf Otto wordt gevat. GraafDirk krijgt 's Hertogenbosch, den 4 Sept. 1202. Hij valt in handen van HertogHenrilt3en7Sep{. I202.  Dirk en Otto verkrijgenhunne vrijheid, niet zonder groot nadeel. Verdraj Van Graai Dirk mei den Her tog van Lothariii" gen . i20o. Deszeli inhoud. t66 VAJDERLANDSCHE VII. Boek, i De twee Graaven werden eenigen tijd gevangen gehouden, doch binnen 't jaar genaakt. Graaf Dirk moest twee duizend _ mark zilvers voor losgeld betalen; en Graaf Otto zal ook niet zonder geld vrij gekomen zijn. 'Er werden verfcheiden overeenkomften getroffen, tusfehen den Hollandfchen Graave en den Bisfchop van Utrecht, ook tusfehen den Hertog van Lotharingen en de twee Graaven. De Oorlog, van welken wij fpraken, hadt groote verwoeftingen aangebragt, en niemand won 'er veel#bij, uitgezonderd Hertog Henrik, wien Graaf Otto beloofde als zijnen leenheer te zullen aanmerken, en bem in den krijg ten diende te daan; Ot Graaf Dirk met het opbrengen van h gemelde losgeld, zonder meer, vrij geiaakte,_is niet in 't zekere te bepalen, 't Kan zijn, 'dat het verdrag, den derden van flaebtmaand des iaars iaoo tusfehen Hertog Henrik van Lotharingen en Graaf Dirk van Holland gefloten, bij deze gelegenheid zij bekragtigd geworden. Dit verdrag, welks echtheid met mag in twijfel getrokken worden, en t gene ■door veelen, verkeerdelijk, tot het jaar 1203 .gebragt is, betrof vooral de beflisfinge der oude gefchillen over 't land, tusfehen de Maaze en de Schelde gelegen. Graaf Dirk ftondt, bij hetzelve, aan Hertog Henrik at Dordrecht, nevens eenige andere plaatfen en landen ; die hij wederom van den Hertog ter leen ontfing. Doch op Breda kreeg Henrik een volkomen recht. Zij beloofden eikanderen tegen alle vijanden, het Keizerrijk alleen uitgezonderd, te zullen helpen. Ook 0 zon«  VII. Boek. HISTORIE. z&7 zouden de ingezetenen van Holland en Braband, over en weder, geen andere, dan de gewoone tollen, verplicht zijn te betalen. Het is wel te begrijpen, dat dit verdrag, waar door Graaf Dirk een leenman van Hertog Henrik van Lotharingen werdt, en groote fchade door 't gemis der tollen leedt, hem op den duur niet fmaken kon; doch door 't voeren van den Oorlog verbeterde hij zijne zaak niet. Graaf Dirk overleefde zijn ongeluk niet Gra»fDirk Jang. Eene zwaare ziekte, welke hem tede VIL Dordrecht overviel, maakte een einde vanfterft" zijn leven, den vierden van flachtmaand des , jaars 1203. Hij liet geene zoonen na; maar eene eenige dochter, wier zeldfaame levensgevallen, zoo wel als de verfchrikkelijke verwarringen, door den ontijdigen dood van Dirk den VIIden veroorzaakt, in 't volgende boek zullen gemeld worden. I<4 VER  VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. ACHTSTE BOEK. Vrouwe Aleid (laat naar 't Graaflijk bewind. Htfiveliji van haare dochter Ada met den Graai ve van Loon. (jraaf Dirk de VIIde, zijn einde voelende naderen, toonde zich begerig, om zijnen broeder, Willem, te fpreken, zich met hem te verzoenen, en hem de voogdije over zijne dochter, Ada, optedragen. Doch Aleid, Dirks gemaalin,. hadt een' anderen toeleg. Zij kon zich niet veel goeds van Graave Willem beloven, wien zij, gelijk wij zagen, eene zwaare nederlaag hadt toegebragt. Liever wilde zij zelve de klem van 't bewind in handen krijgen. De ongelukkige Ada werdt het flachtoffer van haare heerschzucht. Aleid befloot, buiten weten van Dirk, doch met voorkennisfe van Otto, Graave van Benthem, en van veele Hollandfche Edelen, haare dochter ten huwelijk te geven aan Lodewijk, Graave van Loon, zoon van Gerard en van Maria, dochter van Graave Henrik den IIIden van Gelder. Hij werdt, heimelijk, naar Holland ontboden, en bleef op het huis van Altena, tot op de eerlïe tijdinge van 's Graaven  . «a* Graan- nnJhvH,/-^ Jfrare ^./S/^/z.iffS, . XVIII. ^u»uy 91 Mem door- Te JÏ^&z föeSd,üt~dex Jèarezyf. MWz.^jj.   VIII. Boek. H I S T O R I E. 16 ven overlijden. Toen begaf hij zich terfton naar Dordrecht; en de Jooze Aleid maakt allen fpoed met het huwelijk. Het werdt zonder eenig uitftel, voltrokken, zelfs ee 's Graaven lijk, te Egmond, zijne rustplaat! vondt, of Graaf Willem, uit Friesland, naa Holland komen kon. Aleid, wel begrijpen de, dat de nabijheid van Willem haar ont werp geenzins begtmfligen zou, weigerd hem vrijgeleide, 't gene hij, in de Zijpe op de grenzen van Kennemerland, aangeko men van haar begeerde. Hij zich, derhal ve, hier niet veilig achtende, toog fchieliil re rug naar een afgelegen oord van Fries Jand. Men denke niet, dat de verhaafte echt vereeniging van Ada, en 't gedwongen ver trek van Willem, een einde der woelinm maakten. In tegendeel, nu zag men een t>e. gin van twisten, die hoog liepen, en lam duurden. t De Edelen, wier gezag en invloed op 'i burgerlijke bellier, ten dezen tijde, merker lijk gerezen was, verdeelden zich in twee partijen. De eene hieldt de zijde van Vrouwe Aleid, de andere van Graaf Willem. Sommigen rekenden Ada gewettigd, om aan haaren vader in 't Graaffchap optevolgen; doch anderen waren van begrip, dat Holland, as een manlijk leen van 't Keizerrijk, vKta ^ ^ £en' broeder van Dirk den Vlid«, behoorde te komen. Men fcheen, van beide kanten, dit verfchil liefst door de wapenen te zullen beflisfen, en het twisten met redenen, over 't recht der opvolginge, k 5 aan 9 d e r r Willem, . Dirks " broeder, - komt uit 3 Friesland; " doch ver, trekt m fchielijk. I Sommige Edelen kiezen de zijde van Aleid, andere van Willem.  Willen vindt zijn begunftigers in Holland, vooral ii Zeeland ( waar hij als Graaf gehuldigd wordt. 4Unfl*g tegen Aleid Lodewijk 1ü Ada. 170 VADERLAND SCHE VIII. Boek, aan 't onderzoekende nagedacht te willen overlaten. Het waare te wenfchen, dat die zelfde denkwijze, in volgende eeuwen, geen iland gegrepen, en dat het Staatsrecht nooit: zijne plaarle aan de overmagt der krijgswapenen hadde moete inruimen. Dit is vooral te bejammeren in eene zoo verlichte en befchaafde eeuwe, als wij geacht worden te beleven, i De Edelen, die zich weinig goeds van 'Lodewijks regeringe en den invloed van Vrouwe Aleid beloofden, ontboden Willem, (in 't heimelijke, naar Holland. Hier onthieldt hij zich, een' korten tijd, bij Filips van Wasfenaar, die reeds te voren verklaard hadt, dat men zich niet ontzien moede, Giaaf Willem met geweld te handhaven in de voogdije, die hem, van rechtswege, toe« kwam. Men wist, dat de Zeeuwen hem zeer genegen waren, en bedoot derhalven hem het Graaflijke bewind in Zeeland te doen opdragen. Graaf Willem, vermomd in een ilordig gewaad, vertrok van Wasfenaar te fchepe naar Vlaardingen, en van hier naar Zierikzee. De Edelen en burgers van die Stad, nevens anderen, verklaarden, bij plegtigen eede, den Graave van Loon vervallen van de voogdije, en riepen, onder groot gejuich, Willem voor wettigen Graave uit. Terwijl dit in Zeeland voorviel, arbeidde 1 men in Holland, om de Kennemers op Willems zijde te winnen. Ook werdt 'er een ontwerp gefmeed, om Vrouwe Aleid, zoo wel als Lodewijk en Ada, te Egmond te overvallen en gevangen te nemen» Die toeleg  VIII. Boek. HISTORIE. 171 leg werdt ontdekt en verijdeld. Aleid en Lodewijk begaven zich, in den nacht, van Haar, lem naar Utrecht; dog de jonge Graavin Ada vloodt op den Burgt te Leiden, De Edelen, die het met Willem hielde, floegen 'er terftond het beleg voor, en maakte zich meester van den Burgt, van eenige Edelen, die gevangen gehouden werden, en van de rampfpoedige Ada. Deze werdt in handen van Willem van Teijlingen gefield, die haar heufchelijk bewaren deedt. Erger lot trof haar, na dat Graaf Willem, uh Zeeland, in Holland aangekoomen was. Hij deedt haar gevangen vervoeren naar het eiland Texel; en van hier werdt zij naar Engeland gebragt: waar zij tusfehen de vier en vijf jaaren gebleven is. Aan de waarheid dezer lotgevallen van Ada kan men niet twijfelen, als rustende op zoo veele getuigenisfen van oude fchrijveren en echte gedenkftukken ; onder welke laatfle vooral uitmunt de brief, door Vrouwe Aleid gefchreven aan Koning Jan van Engeland, in 't jaar 1207, waar in zij hem bericht geeft, zoo van het huwelijk van haare dochter, in tegenwoordigheid van veele Hollandfche Edelen voltrokken, als van derzelver ondragelijke gevangenisfe in Friesland en wegvoeringe naar Engeland, en wh> ders ootmoediglijk verzoekt, dat haare onfchuldige dochtereerlang tot haare bloedver l wanten mogte wederkeren. Graaf Willem , » de eerlte van dien naam, was fchielijker in"* *t bewind geplaatst, dan bevestigd. Wantlc' Graaf Lodewijk verzamelde, tegen de lente de des jaars 1204, een magtig leger, hier toe 1 ge.- Zij vluch? ten, Ada wordt gevangen, naar Texel gebragt , :n van liier naar Enger land verboerd. I203. egin van ■n krijg sfclien Graa11 Willen Lowij k. 104.  Verwoestingen , door Willetns aanhang ver. richt. lodewijk maakt zich tneefter van Zuidholland , Leiden en Kennemerland. 172 VADERLANDSCHE VIII. Boek, geholpen door de Bisfchoppen van Luik en Utrecht, den Hertoge van Limburg, en den Markgraave van Namen. Gefchenken, ber ofcen en ftaatkundige oogmerken bewogen hen tot onderftand van Lodewijk, wien eenige Hollandfche Edelen, federt, openlijk toevielen. Graaf Willem, die weinig volks wist te vergaderen, week naar Zeeland, en (lelde het bewind van Kennemerland en Rhijnland in handen van fommige Edelen. Dezen hielden zich bezig met het opwerpen van (terkten, met brandfchattingen, plonderingen, en 't verwoesten van huizen en kasteelen. De Stichtfche heerlijkheid Amftel , Muiden, Weesp, en andere plaatfen langs den Vecht-? ftroom tot Breukelen toe, hadden 'er ondervindinge van. Zij vonden echter, alhaast, tegenftand van den Utrechtfchen Bisfchop, die, met zijne krijgsmagt, voorttrok tot Lebden toe. Van meer belang waren de ondernemingen van Lodewijk van Loon. Hij kwam met een aanzienlijk leger, langs de Brabantfche grenzen, naar Dordrecht, en maakte zich, bin-r nen korten tijd, meester van gantsch Zuidholland. Daarna tot Leiden voortgetrokken zijnde, vereenigde hij zich met het Stichtfche leger, en drong door tot Haarlem toe. De Kennemers werden tot onderwerpinge en eene geldboete gedwongen; Sant Aagtendorp, nu Beverwijk, en het flot aldaar werdt aan kooien gelegd, gelijk ook het huis van Wouter van Egmond, die een vertrouweling van Graaf Willem was. Die groote voorfpoed fcheen  VIII. Boek. HISTORIE. 173 fcheen Lodewijk in de vaste bezittinge van 't Graaffchap te zullen bevestigen; doch dt uitkomst zal ons, in 't vervolg, het tegendeel leeren. Bisfchop Dirk, die te Haarlem geblever was, keerde, na een kort Verblijf, met zijn volk naar Utrecht te rug, 't zij uit vreeze. dat hem de gelegenheid tot den hertocht zou afgefneden worden, 't zij op verzoek van Lodewijk, die deszelfs hulpe niet langer dacht noodig te hebben, en daarom liefst zag, dat zijn bondgenoot Holland ruimde, en naar 't Sticht wederkeerde. Indien het eerfte waar is, moet men de voorzichtigheid van den Bisfchop prijzen, te meer, om dat hij te Haarlem gebrek aan leeftocht kreeg; indien het laatfle, zal men zich te minder verwonderen over de verkoelinge van vriendfchap tusfehen deze bondgenooterj. Terwijl Graaf Willem zoo veel afbreuks in Holland leedt, wilde men hem in Zeeland ook niet in ruste laten. Graaf Lodewijk floot een verdrag met Filips, Graave van Namen, die, nu, op naam van zijn' broeder, Boudewijn den IXden, 't bewind over Vlaanderen voerde. Lodewijk zou de Vlamingen, voor altijd, van de Geervlietfche tollen ontheffen; 't verdrag van d-n jaare 1168 moest in ftand blijven,' Filips zou Graave Willem uit Zeeland verdrijven. Eerlang maakte Filips zich meeller van Walcheren , en Hugo van Voorne dwong het eiland Schouwen tot onderwerpinge aan Lodewijk. Bijna gantsch Zeeland werdt gefield onder 'e bellier van Hugo van Voorne; doch hij gedroeg De Bisfchop , die hemgehol» pen hadt, keert naar hui*. Willem wordt door de Vlamingen, genoodzaaktZeeland te verlaten,  Komt wederomiirwaard Voor- Jpoed vai Lodewijk ai Hollane Hij breek met zijn leger op. Algemee Be vlucht tf4 VADERLAND SCHÉ VIH.fioEfo droeg 'er zich zoo flecht in, dat de Zeeuwen hem ten lande uitdreven, en Graavè Willem, die ter haauwer nood de gevangenisfe ontvloden was, wederom inriepen. Nd kon hij ruimer adem halen $ dan toen hij zich, in eene visfchers fchuit, onder de natte netten, voor zijn* vervolgenden vijand verbergen moest. Deze gelukkige omwending in Zeeland gaf nieuwen moed, om 't geluk der Wapenen ook in Holland te beproeven. Met dit oogmerk gaf Graaf Willem last tot het verzamelen van een leger, en fpoedde zich naar Holland. De tijding van den afval der Zeeuwen, van 's Graaven komfle naar Holland, en van iden optocht der Kennemeren, die aan derf Rhijn bij Leiden gelegerd waren, bewoog Lodewijk, die met zijn leger te Voorfchoten lag, aanftonds op de Kennemers aantetrekken* Hunne ontijdige uitvallen maakten, dat zij geflagen wierden. Beleid en moed zijn in den krijg even noodig. Toen toog Lodewijk voort, bemagtigde Leiden, ten koste van 't leven en der vrijheid van veele Edelen, en keerde zegepralend, met zijn leger, naar Voorfchooten te rug. Welhaast keerde de Oorlogs kans. Graaf Willem komE met zijne Zeeuwfche benden over de Maaze, ontfcheept zijn volk op den Hollandfchen bodem, en legert zich te Rijswijk. De Hertog van Limburg, Lodewijks bondgenoot, een' vergeeffchen voorflag van vreede gedaan hebbende, floeg met zijne ■benden aan 't vluchten, en bragt den fchrik ' in Lodewijks leger. Toen werdt het vlieden al-  VIII. Boek. HISTORIE, i? algemeen. Wapens, tenten, mondkost, all< bleef in den loop. Graaf Willem, van Vooi fchooten opbrekende, vervolgde, het vlucl tende leger, iloeg een goed deel van 't ze] ve, en bekwam een' ongelooflijken bui Eenige Hollandfche vrouwen hadden moecj genoeg, om fommige vluchtelingen, welke zij achterhalen konden, van 't leven te be rooven. Gelukkig voor Graave Lodewijk dat hij te verre vooruit geraakt was, om ii dezelfde handen te konnen vallen. Na dat de Stichtfchen Dordrecht overmee Herd hadden, kwam het tot een verdrag tus fchen den Bisfchop en Graaf Willem Hei bijzondere belang van beiden kon fpoed aan dit werk bijzetten. De Bisfchop begreep, dat het nu voordeeliger ware de zijde van Willem te^kiezen, dan van Lodewijk van Loon, die 't land hadt moeten ruimen: onaangezlen het verdrag, onlangs gefloten en plegtiglijk bevestigd. Graaf Willem, fchoon hij de handen ruimer gekregen hadt, wist echter, dat het lot des Oorlogs wisfelvallig zij, en oi.dervondt, bij de overmeefteringe en verwoellinge van Dordrecht, dat hij zij nen vijand niet re gering moefle achten, maar ook een merkelijk belang hadde bij de vriend fchap van den ütrechtfehen Bisfchop. Züt gaan, derhalven, een verdrag aan, in teo-en-( woordigheid van verfcheiden Vorsten, Êde-i len en Geeltelijken. Deszelfs inhoud, in dev hoofdpunten overeenkomende met het verdrag" tusfehen Lodewijk en den Bisfchop, loopt voornaamlijk hier op uit. Graaf Willem zou, gelijk zijn broeder Dirk voorheen geweest was s $ '3 t 1 t t . Verdrag tusfehen den Bisfchop en Lodewijkj 24 Junij I204. Dordrecht ngeno- uen. Verdrag Eisfclien IraafWil:men den isfehop m Uechu  i i I c é 1 •v r t r I •\ 1 « GraafWÜ. lem be(oontzijnevrienden. doch buiten zijne fchade. 76 VADERLAND SC HE VIII. Boek, /as, een leenman van den Bisfchop zijn; ij zou den Rhijn, te Zwadenburg, of ebers, niet floppen,* de Graaf beloofde, bij ede, nooit te zullen beletten, dat de koopeden zout en andere waaren naar Utrecht oerden, en de Bisfchop, dat hij den koopandel, in 't Friesfche Graaffchap van Oos;rgo, Westergo en Staveren, nooit ftremlen zou; het verdrag, over dit Graaffchap 'i 't jaar 1156 gemaakt, werdt vernieuwd,' -erfcheiden amptenaars en leenmannen moeten den eed ook aan den Bisfchop doen; le rechtsoefening te Heeswijk, bij Montfoort, verdt bepaald; alle gefchillen over de grenscheidingen, en over de tienden, zouden loor den eed geëindigd worden; Stichtfche misdadigen zouden in Holland, en de Hollandfche in 't Sticht, geene fchuilplaatfe vinden. Van elders blijkt, dat Graaf Willem * om tot dit verdrag te komen, aan den Bisfchop eene bepaalde geldfomme moefte opbrengen; en 't fpreekt van zelfs, dat het verdrag, kort te voren tusfehen Graave Lodewijk en den Bisfchop getroffen, door dit nieuwe geheellijk verviele. Deze groote omwending van zaken gaf aan Graaf Willem fchoone gelegenheid, zoö tot het aanflaan der goederen van de Edelen die den Graave van Loon getrouw bleven, als om dezelve aan zijne gunftelingen, waar onder de Domproost uitmuntte, wegfefchenken. "t Was nu de eerfte en de laatfle maaï niet, dat eenigen de zwakfte zijde verlieten, en de fterkfte verkozen. Het kost weinig moeite, veele vrienden te krijgen, als men in  VIII. Boek. HISTORIE. t7 in voorfpoed leeft; die te behouden in eet tijd van tegenfpood, is iet zeldfaams, doe een groot voorrecht; en zulke flandvastig vrienden op een' hoogen prijs te (rellen, pa< elk, die weldenkt, en ook de grootlte Vor flen. Graaf Lodewijk, hoewel verlaten van de Bisfchop en van de voornaamfte Edelen, koi echter noch niet befluiten, van zijnen eiscl op Holland en Zeeland aftezien. Hij zei verzamelde, tegen 't volgende voorjaar, eenig< benden, en hij bewoog Filips van Namen om een' inval in 't eiland Schouwen te doen Zoo dra Graaf Willem hier van verwittim was, begaf hij zich naar Zeeland; doch ' was hem onmogelijk, de Iandinge der Vla mingen te verhinderen, die Zierikzee mei een beleg dreigden, of daadelijk belegerden, Dit kan aanleidinge gegeven hebben tot hei merkwaardige verdrag, tusfehen de Graaven Lodewijk en Willem aangegaan, onder be middelinge van Filips, Markgraaf van Namen en Voogd van Vlaanderen; die voor zijnen vriend, Lodewijk, voordeelige voorwaarden wist te bedingen, zonder zijn eigen belang Uit het oog te verliezen. Bij dit verdrag, waar van het oorfpronglijke, te Brugge, noe voor handen is, en welks echtheid, derhalven , ten onrechte in twijfel getrokken wordt •kreeg Lodewijk 'c gantfche Graaffchap van Holland, Scherpenisfe, Duiveland, Stavenisfe, Dreifchor, Oost- en West- Voorne. Willem zou, na 't overlijden zijner moeder, in t bezit van haaren bruidfehat komen, vier honderd ponden uit de Geervlietfche tollen 1 Deel. m £rek- ? t' k e t j Lodewijk verzamelt 1 eennieuv» 1 leger. f De Vla- i mingen { vallen in | Schouwen Verdrag tusfehen Lodewijk en Willem, den 14oö. 1206.  Graaf Wil lem valt 'er klagdi over. Graaf La dewijk zoekt hul 178 VADERLAND SC HE VIII. Boek* trekken, en al het overige land behouden, *t gene aan deze zijde van de Maaze, naar Vlaanderen toe, gelegen was, dit is, geheel Zeeland, uitgezonderd de gemelde eilanden. Graaf Lodewijk zou de landen, hem aanbedeeld, die beoosten de Schelde gelegen waren, en ook den burgt van Leiden, van Vlaanderen ter leen houden. Graaf Willem verplichtte zich, om den Ütrechtfchen Bisfchop voor zijnen leenheer te erkennen, de inhuldiginge van Lodewijk, te 'Dordrecht, Vlaardingen, Leiden en Haarlem, te bevorderen, en de verlosfinge van Ada uit haare langduurige ballingfchap te bewerken. De beide Graaven gaaven eene vrijwillige goedkeuringe aan dit verdrag, gelijk in 't hoofd daar van gemeld ftaat, en bekragtigden hetzelve met hunne zegelsj; doch met welk hart, is haast te gisfen, en bleek bij deunkomfte. Het verdrag maakte geen einde van 't gefchil. Elk zocht buitenlandfe hulpe. Graaf Willem viel klagtig over 't verdrag r bij Paus Innocentius den Iilden, en bij des'zeiven opvolger, Honorius den III*0,- doch deze bekrachtigde het verdrag, den ecnentwintio-ften van lentemaand des jaars 1217. 't Was zijn geluk, dat hij, elders, betere vrienden .aantrof; waar van ftraks nader. Graaf Lodewijk verkoos Henrik, Hertog van Brabant., "tot zijnen leenheer en bondgenoot, en wist ook Koning Jan van Engeland aan zijne zifde te trekken. Nu, zou men denken, kon Lodewijk aan zijnen mededinger de wet Hellen; doch 't viel anders uit. Op al zijn woelen zag hij weinig vrucht», behalven de • ver-  ViÜ. Boèk. historie, i yerlosfinge van Ada, welke, omtrent I jaar iac-8, aan hem te rug gegeven Wen leefde0 ^ ja3ren met denzelv De veelvuldige en langduurige twiste VId n d? f/°1^- van Keizer Henrik d. ZI?a u gCen gerin#en invloed op ve Scheiden Rijken en Landen, in 't bijzond ook op de onzekere lotgevallen der Graave zich v0or o„o de„ iyfa,, Hertog van Saxen ^ Ent? J"J m,gUnfte b,'j den Koni» 2 7Sgdand |e[aakce' Gl'aaf Willem hiek f ,ZlJde van F^Ps, Hertog van Zwaben IIÏÏ? de^.ov«Iede„ zijndefen Fredrik de, « tot Keizer verkoren wordende, koos hi WiS T 0ti°- D!? ^«nleiding^£ Willem, door Keizer Otto, in alle de lee «en bevestigd wierde, die Floris en Dirk Graaven van Holland, van 't Rijk PWn e houden, en dat hij een verbond met fan Koning van Engeland, floot; ?t eenrechter «"«tang in fland bleef. Men |T ^ allerklaarst, dat verbonden, door lood aan' gegaan, en alleenlijk op eigen beC fte". X; zoyverbroken ™rden' *3j /M?ij' ^'.on^randen van den Oorlog tusfehen Ferdinand, Graave van Vlaanderen en < Oraar Willen deel ln dezen kriig, WafF naar Vlaanderen, behaalde ee ?t rnerke J, viel' „T ^ °P'de Franfchen doch Viel, naderhand, fa* vijands banden, en M a werdc ?9 '« Ada keert It, "i* Fnge£n land terug I2o8. T' Willemen ïn Lodewijk fteken r ' zich in den ?r 'wist over de opvoln ginge in 't e Keizerrijlt, i 5 t » 1 i ' Willem wordt in de Rijksleenen be* vestigd. Sij neemt cel inden rijg tus'hen rankrijk 1 Vlaairen.  I , Wordt ge- y vangen , en genaakte I Treedt in v de belangen van l Frankrijk, ] \ < «M ! •■• | \ Wordt in den ban' gedaan. De Koning van Engelandvvordizijn vijanc en een vriend vai Lodewijk 80 VADERLANDSCHE VIIÏ.Boek. 'erdt gevangen gezet. Een groot losgeld, n de belofte van nooit wederom tegen 'rankrijk te zullen dienen, gaven hem zijne rijheid weder. Niet lang daarna, fchijnt de ïraaf in een bijzonder verbond met Koning i'ilips tegen den Koning van Engeland ingewikkeld te zijn. zeker is 't, dat hij Lodevijk van Frankrijk, zoon van Filips, op ten togt naar Engeland verzelde, wanneer leze bezit der Koninglijke waardigheid, hem loor den Engelfchen Adel opgedragen, dacht :e nemen. Dit mislukte. De Paus, die, :enige jaaren geleden, Koning Jan van Engeland in den ban gedaan, en van zijn Rijk vervallen verklaard hadt, doch federt met hem verzoend was, kantte zich met allen ernst tegen deze onderneminge, en deedt Graaf Willem in den ban. 't Is naauwlijks te denken, dat dit vonnis grooten invloed op 't hart van Willem zal gehad hebben. Meer gronds was 'er, om te vreezen voor het ongenoegen van Koning Jan, die, was 't in zijn vermogen, *s Graaven onderneminge niet ongewroken laaten zou. Dit bleek duidelijk genoeg, toen Graaf Lodewijk van Loon, zich van deze gelegenheid trachtende te bedienen, de vriendfehap van den Engelfchen Koning, en, door des• zelfs bemiddelinge, de gunfte van Keizer Otto, op nieuw zocht te verwerven. Wilde de Keizer hem in 't bezit des Graaffchaps van Holland en van zijne goederen herftellen, hij zou hem deswegens de vereischte hulde doen. Koning Jan fchreef 'er aanftonds over aan Otto; doch de zaak bleef fteken, en  VHF. Boek. HISTORIE. « en het overlijden van Graaf Lodewijk maa' te dit ontwerp ijdel. Wanneer men acht flaat op de onbeflei digheid van zoo veele verbonden, in die tijd gemaakt, en op het wispeltuurig gedra der Vorflen, die nu dezen, dan wederoi genen voor hunne vrienden en bondgenoc ten verkoren, loopt het aanflonds in 'toog dat de Staatkundige onderwerpen op losfï fchroeyen Honden, en telkens veranderd wier oen: iet, dat voor Koningen en Vorflen doorgaans, gevaarlijk is, en, veeltijds, ver derfelijk voor Rijken en gemeenebesten. He algemeene belang vordert echter, nu en dan oude bondgenootfchappen te laten varen, er met nieuwe te verwisfelen. Zal men hiei in gelukkiglijk flagen, 'er is eene uitgebreide kennis noodig, gepaard met bedaarde voorzichtigheid en eene, doorziende Saatkun- > ,°? de meefïe Vorften. van welken wij laatflelijk bericht gaven, niet fterk roemen konden. Graaf Willem zag zich, onaangezien alle die woelingen en geduurige Staats - omwentelingen, zoo vast bevestigd in 't bewind over Holland en Zeeland, dat hij geene zwaarighe.d maakte, om op de kruisvaard naar Egijpten te gaan. Hij frak, met twaalf, fchepen, van voor Vlaardingen, in zee, en kwam eerst in Engeland, vervolgens in Por- eeS ' Tl\r-hij het. bdeg van AcMtt, met een gelukkigen uitflag, ondernam. In de lente van t volgende jaar, begaf hij zich van Z A°iLm f \\ ,en kwam' kort na Paafchen, » Akre of Akko aan. Jerufalem niet wel M 3 in lx c- 1- n % n » GraafWil. 'pa gaat »P den truistogt, leni2Qmey ISI/.  Damïat ingenomen, de: S nov. 1219. GraafWil lera keei van daar te rug. Hij fteri 1 Keuri «i«sr he 1 18» VADERLAND SC HE VIII. Boek, in den zomer, wegens gebrek aan water, konnende belegerd worden, befloot men, eerst een' fcheepstogt naar Egijpten te doen; die niet vruchteloos afliep. De kruisvaarders landden gelukkiglijk op een eiland, in den 1 mond des Nijlftrooms voor Damiate gelegen. Met moeite en gevaar, bemagtigden zij eerst den toren, die tusfehen de Had en het eiland ftondt; en, na verloop van een' geruimen tijd, ondernamen zij 't beleg der Stad : Damiate, welke, na een' hevigen ftorm, einidelijk aan hun overging. Deze gebeurtenis, waar in men meent, dat die van Haarlem vooral hun deel hadden, was merkwaardig genoeg, al wierdt zij, in latere tijden, met geen verdichtfelen opgefchikt. De Bisfchop van Utrecht, Otto de IIde, «die dezen togt ook bijwoonde, keerde^ eerst omtrent den jaare 1212, naar zijn Bisdom te rug; doch Graaf Willem fchijnt, reeds kort na 't veroveren van Damiate, naar Holland wedergekeerd te zijn. Hij vondt het Land in vrede, gelijk hij *t gelaten hadt, en c«hielde het in ruste, tot zijnen dood toe, die voorviel den vierden van fprokkelmaand des jaars 1222, of, naar 't gevoelen van anderen, juist één jaar later, Van 's Graaven verrichtingen, federt deszelven wederkomfte tot op zijn overlijden, is niet veel ih 't zekere te zeggen; doch kort voor zijn vertrek naar Egijpten, gaf hij, hier te Lande, een aanmerkelijk bewijs van zijne gezindheid tot het bevorderen van de "welvaart eeniger Heden. Getuigen hier van £zijn de Keuren, door hem aan de Stad Mid- del-  VIII. Boek. HISTORIE. iS< delburg in Zeeland verleend. Uit het opfchnft en flot, die niet minder echt zijn, dan de Keuren zelve, blijkt, dat zij aan die van Middelburg gegeven zijn op naam van Joanna, Gravinne van Vlaanderen, en van den Graave van Holland, en dat zij, nevens de Burggraaven van Zeeland, gezworen hebben, deze wet den Middelburgeren onfehenbaar te zullen houden. De ingezetenen en hunne goederen worden, bij deze Keuren, door beide de Graaven in befcherminge genomen. Op verfcheiden misdaaden worden bepaalde geldboeten gefteld, ten behoeve des Granyen en der Stad, en fomtijds ook ten voordeele der Schepenen. Misdaaden , binnen Middelburg begaan, terwijl de Graaf zich tuslchen Bornisfe en Heidenzee bevondt, moesten dubbel geboet worden. Eenige bepalingen van de rechtspleginge in 't burgerlijke zijn merkwaardig. Het bellier der goederen van onmondigen wordt ook niet vergeten. De Middelburgers, onder welken de bewoners der haven, de Arne genaamd, mede begrepen waren, konden van Schout en Schepenen zich beroepen op den Graave. Geen Middelburger mogt, in de Graaffchappen van Vlaanderen en Holland, gepand gearresteerd worden, dan om eigen misdaad. Deze Keuren verdienden, om verfcheiden redenen, hier wat uitvoeriger gemeld te worden. Zi\ zijn de oudfle,. welke wij kennen. Oeiijk zij gedeeltelijk, overeenkomen met de oude Franfche wetten, en eenige blijken van s volks aloude woestheid dragen, zoo ziet men ook in dezelve de eerfle flappen tot M 4 ^ be- I en deGraa. vinne van Vlaanderen aan Middel, burg in Zeeland gegeven. 1217. Dereelver nhoud.  1 1 ' ] .1 < I Redenen, waarom de Graavin van Vlaanderen die ook gegeven en bezworenheeft. Walcheren een leen van Vlaanderen, in dien tijd. Tögenltrij dig bedui der Keize ren over die leenroerigheic 84 VADERLANDSCHE VIII. Boek. >efchaafdheid, en de gevleidheid der rechts)leginge en regeringwijze in dien tijd. De ceuren en handvesten der andere Zeeuwfche m der Hollandfche lieden, eenige jaaren laer gegeven, komen, in 't voornaamlle, met leze Middelburgfche overeen. De beëediging ran deze door den Graave, boven reeds gemeld, vordert onze bijzondere oplettendheid; doch dat zij ook door de Graavinne van Vlaanderen gegeven en bezworen zijn, zal, vermoedelijk, bij veelen verwonderinge baren. Indien men echter zijne aandacht vestigt op de naauwe betrekkinge, waar in de Graaf van Holland tot den Graave van Vlaanderen, ten aanzien van Zeeland, ftondt, zal deze bevreemding ras ophouden, 't Is bekend, dat een groot deel der Zeeuwfche eilanden, en in 't bijzonder Walcheren, in dien tijd als een leen van Vlaanderen aangemerkt wierden. Graaf Willem befchouwde zich, derhalven, toen, als een leenman van Vrouwe Joanna van Vlaanderen, en regeerde, met haar, Zeeland. Geen wonder dan, dat haar naam, in de Middelburgfche Keu.ren, ook vermeld worde, 't Leedt echter :niet lang, of Graaf Willem zocht zich van ' deze leenroerigheid vrij te maken. Hij verzocht en verkreeg van Keizer Frederik den 'IIden, in 't jaar 1218, dat Joanna, bij een Rijks vonnis te Frankfort, verklaard wierde vervallen te zijn van het leen der Zeeuwfche eilanden, om dat zij verzuimd hadt, die leenen van den Keizer te verheffen, en dat hij zelf die van het Rijk, en niet langer van Vlaanderen, ter leen zou houden. Doch, om-  VIII. Boek. HISTORIE. 185 omtrent drie jaaren later4 herriep, en vernietigde Henrik, Roomsch Koning, dit vonnis, en herftelde de Graavinne van Vlaanderen in haare rechten. Graaf Willem, gelijk gezegd is, overleefde het ongenoegen, 't gene hij hier over zal op gevat hebben, niet lang; doch was, naar de denkwijze van dien tijd, bedacht op 't lot zijner ziele na den dood, en fchonk, uit dit grondbeginfel, aan de Abtdije van Rhijnsburg verfcheiden goederen, die, na zijn overlijden, aan dezelve moeiten komen. En of dit misfchien niet genoeg ware, om te waken voor de ruste zijner ziele, 'er werden bij dit alles, van tijd tot tijd, aanzienlijke gefchenken gevoegd door zijne weduwe, Maria, dochter van Hertog Henrik van Brabant ; welke , voorheen, met Keizer Otto den IV**, en } federc weinige jaaren, met Graaf Willem was getrouwd geweest, en het overige van haaren leeftijd, die in 't jaar 1260 een einde nam, in ftille ruste doorbragt, deels in Holland, deels te Helmont in Brabant. Bij deze hadt Graaf Willem, zoo veel men weet, geene kinderen verwekt, maar wel bij zijne eerfte Gemaalinne, Aleid van Gelder; van welken bekend zijn, Otto, naderhand Bisfchop van Utrecht, Floris, Willem, Richardis, en Ada. Floris, de IVde van dien naam, volgde zij-, nen vader op in 't Graaflijke bewind overi Holland en Zeeland. Niet meer dan twaalf of dertien jaaren bereikende, zal hij, eenen tijd lang, onder voogdijfchap geflaan hebben, imsfchien wel van Graaf Gerard van Gelder , M 5 zij- den 6 mey 1241. Mliddaadigheidvan Graaf Willem uit een gewaand e»> senbelang. Zijne huwelijken , en kinders. Floris de V. wordt 'raaf.  lB6 VADERLANDSCHE VIII. Boek, Onlusten tusfehen den Bisfchop van Utrecht en denGraave yan Gelder Voordeelen derBisfthoplijUen ofSallanders. Zfj lijden Jiadeel van de Geldcrfchen en Hollanders. zijnen moederlijken Oom, die hem al vroeg in den Odrlog inwikkelde, of, om beter te zeggen, met zijnen naam fpeelde. De plichten , die naauwe bloedverwantfcbap en voogdij billijk vorderen, behoorden nooit aan eigen eer en voordeel opgeofferd te worden; en niets is fnooder, dan de jonge jaaren van een' Vorst te misbruiken. Graaf Floris was omtrent veertien jaaren oud, wanneer 'er een hevige twist, en vervolgens een openbaare Oorlog, tusfehen den Graave van Gelder en Otto den Ilden, Bisfchop van Utrecht, ontltondt. Wie 'er de eerfte aanleidinge toe gegeven hebbe, is twy% felachtig. Men zoekt dezelve, of in de knevelarijen der Bisfchoplijken omtrent 's Graaven leenmannen in Salland, of in het afperfen van te zwaare tollen, die Graaf Gerard van de Bisfchoplijken, langs den Rhijn, vorderde. Die weet, dat de waare oorzaaken van de meefte Oorlogen, doorgaans, aan weinigen bekend worden, zal zich over deze onzekerheid niet verwonderen. De Bisfchop bragt, eerlang, te Deventer een leger bijeen, en rukte in Salland. De overwinninge op de Sallanders, die bij Herkelo verfchanst lagen, behaald hebbende, dankte hij zijn leger af. Dit zal hem berouwd hebben, toen de ftrijd, in 't volgende jaar hervat werdt, en hij, ten geenen prijze, een genoegzaam leger op de been kon brengen, om het hoofd aan den Graave van Gelder te bieden. Nu werdt de Bisfchop uit het veld geflagen, genoodzaakt naar- Deventer te wijken, en die Stad belegerd. Het Sticht leedt, ondertus- fchen,  VIII. Boek. HISTORIE. i8j fchen, grooten aanftoot, aan den kant de Veluwe, van de Gelderfchen, en, aan d westzijde, van de Hollanders. Dezen voerei de Lek op, en flaaken den brartd in 't Geil en het Bisfchoplijk huis aldaar. Eerlang kwan het tot een befrandj en, naderhand, tot een vasten vrede. Volgens deszelfs voorwaarden, ftondt de Graaf van Gelder zijn recht op hei Drostamp van Salland aan den Bisfchop af; deze gaf den Graave twee duizend mark zilvers, een vrij eigen goed in Eist, en een ander in Odelenberg; Graaf Floris kreeg acht honderd ponden, doch onder eenig beding. De Bisfchop van Porto, die dezen vrede bemiddelde, was ook de bewerker van een afzonderlijk verdrag tusfehen Bisfchop Otto en Graaf Floris: waar bij, onder anderen, bepaald werdt, hoedanig Friesland, na dezen, beftierd zou worden; wat men omtrent het oplloppen van den dam bij Swadenburg, of Zwammerdam, in acht te nemen hadde; en dat men elkander zou verdaan over 't leggen en onderhouden der zeven Huizen in den Wendeldijk, die, waarfchijnlijk, langs het Y, van Velzen tot bij Muiden liep. Naauwlijks was de vrede tusfehen den Bisfchop en de beide Graaven getroffen, ofi het Oorlogsvuur ontbrandde elders. Egbert,j Burggraaf van Groningen, raakte in oneenigheid met een rijk en magtig gedacht in die Stadi Elk zocht aanhang. Rudolf, Slotvoogd van Koeverden, mengde zich in dezen twist, en flookte het vuur, 't gene Bisfchop Otto poogde te blusfehen, openlijk en in 't geheim aan. Men kwam echter tot een r 1 i i Vrede tui» fchen *t Sticht en Gelder. Verdrag tusfehen den Bisfchop en Floris, den2ójan. Onlusten 11 Groninen en irenthe;  188 VADERLAND SC HE VIII. Boek. 15e Bis fchop wordt, tt gen, Ru< dolf onderfteuncdoor de Graaven van Holland en Gelder. Nederla: van zijn leger. een beftand. Doch het opwerpen van een flot door Egbert, in de nabijheid van Groningen, wasvoor Rudolf reden genoeg, om met de Drenthers op de been te komen, het flot te belegeren, ten gronde toe aftebreken, en Egbert naar Friesland te doen wijken. Eerlang keerde hij te, rug floeg 't beleg voor Groningen, overmeefterde de Stad, vernieldeze gedeeltelijk door de vlam, en deedt Rudolf met al zijn' aanhang vertrekken. De Bisfchop , wel begrijpende, dat Rudolf niet rusten zou, zondt eenige ruiterije naar Grooningen; doch zij moest wijken voor de magt van Rudolf, die zelfs, het beleg der Stad ondernam, en haar zoo in 't naauw bragt, dat de Bisfchop op onderfland van anderen ■moefte bedacht zijn. Hij vondt dien bij de .Graaven van Gelder en Holland; doch tot zijn ongeluk. Rudolf brak wel op van voor Groningen, maar floeg zich met zijne benden, bij Koeverden, niet verre van 't Bisfchoplijke leger, neder. Na vruchtelooze onderhandelingen over een verdrag, werdt de ftrijd aangevangen. Het vergunnen van aflaaten, en 't fchenken van den herderlijken zegen, gaf aan 't bijgeloovige krijgsvolk veel moeds, doch kon de overwinninge niet bezorgen. Men raakte handgemeen, en Rudolf «bleef overwinnaar. Het Bisfchoplijke leger werdt deerlijk geflagen. Die door 't vluchten 's vijands geweld ontkwamen, verloren hun leven in 't water, of fmoorden in de moerasfen. De Graaf van Gelder en Heer Gijsbrecht van Amftel werden gekwetst, en gevangen naar 't leger van Rudolf gevoerd.  VUL Boek. HISTORIÉ. 189 Dirk, Proost van Deventer, 's Bisfchops broeder, overleedt aan eene zwaare wonde in 't hoofd. De Bisfchop zelfs werdt gegrepen, jammerlijk mishandeld, en wreedelijk omgebragt. Hoe hoog de Woede ook klom, zijn lijk werdt echter den zijnen overgeleverd, en te Utrecht begraaven. De Graaven van Gelder en Holland hadden 'er te veel belangs bij, om onverfchillig te zijn over 's Bisfchops opvolger. Zij voor fpelden zich vrij wat goeds van Willibrand, die hun bloedverwant, en, ten dezen tijde, Bisfchop van Paderborn was. Hij werdt, derhalven, tot Bisfchop verkoren, en kwam fpoedig naar Utrecht. Aanftonds rustte hij zich tot den ftrijd toe, befchikte den gevan-: genen hunne vrijheid, bedwong de Drenthe-1 naars, en kreeg Rudolf van Koeverden in1 handen, die, omtrent het jaar 1230, zijn leven op een rad, of aan eene galge, eindigde. Omtrent dezen tijd, ontftondt een hevige twist tusfehen Gerard, Aartsbisfchop van! Bremen, en de Stadingers, of Stedingers. Dezen bewoonden eene landftreek, noch Stedingerland geheten, en, oudtijds, een gedeelte van Rustingerland uitmakende. Zij waren, gelijk de Friezen, onder welken zij ook gerekend werden te behooren , ijverige vöoritanders van hunne vrijheid, en hadden 'er, reeds in de voorgaande eeuwe, verfcheiden blijken van gegeven. De vrijheidsliefde, eenmaal in 't hart van een volk geplant en diep geworteld zijnde, kan, door overmagt en dwinglandije, wel voor eenen tijd onderdrukt Hij zelf verliest jammerlijk het le-< ven, den 27 Julij 1226. Willl- jrand wordt Bisfchop van Utrecht. Ti] wreekt :ich aan de vijanden Ier Sticht'chen, Dorlog teien de 'tadingers  Graaf Floris mengt 'er zich in. Den 24 Junij. I234. Zij krijgen de nederlaag. i9o VADERLANDSCHE VIII. BoEfc drukt en aan 't kwijnen gebragt, doch, zelden, voor altoos uitgeroeid worden. Men zag het in de Stadingers. Het weereldlijke rechtsgebied des Aarcsbisfchops van Bremen Mict willende erkennen, raakten zij bij hem in den haat. Het gereedfte middel, om zich van hun te konnen wreeken, was, hen te befchuldigen van de ijsfelijkfle ketterijen. De voornaamfte was echter, in de daad, het weigeren der tienden aan den Kerkvoogd. Men bewoog, welhaast, Paus Gregorius den IXdea, dat hij eene kruisvaart tegen zulke ketters zou doen prediken, en, gelijk men wil, Keizer Fredrik den IIden, om hen in den Rijksban te doen. 'Er werdt geen moeite gefpaard, om 't volk, overal, tegen de Stadingers optehitfen. De Hertog van Brabant en de Graaven van Gelder en Kleve bragten een groot leger op de been; waar bij zich Graaf Floris, eerlang, voegde, die met een goed getal van fchepen, door fommigen op drie honderd begroot, naar den Wezer getrokken was. Toen Helde men zich, van weerskanten, in flagorde, en 't kwam tot een fel gevecht. De Stadingers waren vol moeds. Wie voor vrijheid en voorrechten ftrijdt, laat de handen niet flap hangen. Doch overmagt doet wijken* Zij werden deerlijk geflagen. Omtrent twee duizend bleeven op 't flagveld; de overigen vloden naar Friesland. Graaf Floris, die hier zijne dapperheid getoond hadt, volgde hen, en maakte zijne overwinninge volkomen. Bij deze gelegenheid zouden, naar 't fchrijven van fomaiigen, ook de Friezen, die de Stadingers " ' ge-  VIII. Boek. HISTORIE. 491 geholpen hadden, beoorloogd en door Flori overwonnen zijn geworden. Deze gelukkige krijgsbedrijven zullen der jongen Graave geen gering genoegen veroorzaakt hebben,- doch zijn naam werdt onderfelijkerdoor de Handvesten, of Keuren, aar West-Kapelle en Domburg, toen voorname Heden in Walcheren, gegeven. Deze Keuren komen genoegzaam met die van Middelburg overeen. Beide dragen zij den naam van Vrijheids Keuren; en de Graaf verplichtte zich, bij eede, dezelve altoos te zullen onderhouden. Zij gaan op naam van Floris den IVd4n, hier alleenlijk Graaf van Holland geheten, en van Dirk, Heere van Voorne en Burggraave van Zeeland. Van Joanna, Gravinne van Vlaanderen, is in 'c hoofd dezer Keuren een diep ftilzwijgen. Trouwens Graaf Floris, of liever hij, die alles op deszelfs naam deedt, fcheen aan 't ▼erdrag, met den Vlaamfchen Vorst weleer: over Zeeland gemaakt, en federt bevestigd,^ met meer te denken. Hier uit rezen, vani tijd tot tijd, oneenigheden tusfehen Joanna en Floris; die te meer gronds, aan de zijde der Graavinne, hadden, na dat Graaf Boudewijn van Bentheim, Dirk van Voorne,« Willem van Teijlingen, de Burggraaf van Leiden, en andere voorname Edelen, met1 eede beloofd hadden, het verdrag tusfehenJoanna van Vlaanderen en rFJoris van Holland, over de gemeenfchaplijke regeringe van Zeeland, naar hun vermogen te zulten handhaven: waar van het oorfpronglijk /bewijs op de Rekenkamer te Rijmel, noch voor handen 1 Keuren van WestKapelle en Domburg, I223. 'wist mtp rIaaude;n over eeland. Den 21 cij. 225.  Verdraf van Flori: met Ferdi nand van Vlaanderen , dei 16 april Graaf Fl -ris woo een ftee fpel bij Wot vermo den i£ 19 Jul 123^ 102 VADERLANDSCHE VIII. Boek. den' is. Ook vindt men, aldaar, onwraakbaare blijken , dat Floris de IVde een nader verdrag met Ferdinand , Graave van Vlaanderen, aanging; waar bij, onder anderen, bepaald werdt: dat zij, gelijk hunne voorzaaten, met elkander Zeeland bellieren , en een gemeen recht daar op bezitten zouden; dat Floris hulde aan Ferdinand doen, en Zeeland van hem ter leen houden zou; dat' omtrent ■ de gijzelaars billijke fchikkingen gemaakt zouden worden; dat de oude fchulden, die Ferdinand uit de Zeeuwfche inkomften te eisfchen hadt, niet ingevorderd zouden worden: welk verdrag, met de andere overeenkomften, tusfehen de Graaven van Vlaanderen en Holland gemaakt , aanftonds door de Graaven van Gelder en Bentheim , en Willem van Teijlingen, is bekragtigd geworden. Graaf Floris keerde, na de overwinmnge at. der Stadingers en Friezen, naar Holland, te '"rug, en vertrok, eerlang, van hier naar Pikardije, volgens het gemeene gevoelen, tót het bijwonen van een fteekfpel, welk hem den doodfteek gaf. 't Kan zijn, dat onze Graaf de jonge echtgenoote van den ouden Graave van Clermond met geen onverfchillice oogen aangezien, en dat zij aan Floris eene ongeoorloofde liefde toegedragen hebbe; doch zekerer fchijnt het, dat de oude at man en eenigen zijner Edelen den Graave 'rd»van Holland overvielen, en jammerlijk verboordden. Zijn dood werdt terftond gewroken, door Dirk, Graave van Kleve, die den Graave van Clermont doorftak. Het lijk van — Floris  VUL Boek. HISTORIE. 19 Floris werdc naar Holland gevoerd, en t Rhijnsburg begraven. Hij liet vier kinderen na, Willem, di zijnen vader opvolgde, Floris, Adelheid ei Margareta, verwekt bij Magteld , of Mat hilde, dochter van Hertog Henrik van Bra bant; welke, na den vroegtijdigen dood vai haaien man, zich minder met de regeringe de Lands, dan met het luchten en begifcigen var kloosters en abtdijen, in Holland en Brabant, bemoeide. Graaf Willem, de tweede van dien naam, niet boven de zes of zeven jaaren oud zijnde. bij den dood van Floris, werdt onder voogdijfchap gefield, eerst, van zijne oomen, Otto den lilden } die, in 't jaar 1233, Bisfchop van Utrecht geworden was, en van Willem, die zich, meer dan eens, Voogd van Holland noemt, naderhand, van Boudewijn, Graai van Bentheim. De Bisfchop, die als oppervoogd kan befchouwd worden, bediende zich van de magt, welke hij nu in handen hadt, om zijne vijanden in Drenthe tot onderwerpinge te dwingen, en zich meester van 't flot Koeverden te maken. Doch hij fchijnt de voornaamfte deelen der voogdije en regeringe gelaten te hebben in handen van zijnen broeder Willem, aan wien echter een Raad werdt toegevoegd, welks goedvinden hij, in zaken van belang, moest inneemen, en waar toe behoorden Willem van Teijlingen, Nikolaas Per-: fijn, Wouter van Haarlem, Dirk van Wasfenaer en Nikolaas van Putten, Nederlandfche Edelen, wier verftand, moed en beleid, genoeg beproefd waren. I. Deel. N Wij. > Zijne we'duwe en I kinde rs, I l Willem de II. wordt Graaf. Zijne voogden. Bisfchop Otto trekt eenig nut uit deze voogdijfchap. Willem, broeder ran Otto, ïadt vooril de zor;e over Srtiaf Villera,  Steekt zich in de: oorlog. Hij flerfi De Graa van Bent heim wordt voogd. Graaf Wi lem kon in Zeelan I24O. 194 VADERLANDSCHE VIII. Boe** Willem liet niets onbeproefd, zoo om zich 'bii 'sLands Edelen aangenaam te maken, als om de belangen van den jongen Vorst te bevorderen. Op wiens raad hij den Graave van Kleve, tegen den Aartsbisfchop van Keulen , onderfteunde, is twijfelachtig. Door bemiddelinge des Graaven van Gelder , werdt die oorlog fchielijk geëindigd, en hadt geen merkelijken invloed op den ftaat dezer landen. "Weinige maanden later verloor Willem , bij gelegenheid van een fteekfpel, het leven, en de jonge Graaf zijnen voogd. * Toen nam Graaf Boudewijn van Bentheim de voogdijfchap op zich, en hij was er zeer P-efchikt toe. Hij was naauw vermaagfchapt fan de Graaven van Holland; hij bezat veele goederen in dat gewest; door zijn langduung verblijf, was hij 'er wel bekend; ook hadt hii, twintig jaaren vroeger, bij afwezigheid van Graaf Willem den I*» , Holland als Stadhouder beftierd. Is 'er wijsheid noodig tot de keuze van voogden over onmondigen in t gemeen, zij wordt noch meer gevorderd ten opzichte van minderjaarige Vorilen, die, vroeg of laat, in 't bewind van sLands zaken komen zullen. De keuze, welke de Bisfchop van Utrecht op den Graave van Bentheim deedt vallen, kon eene algemeene goedkeurmge verwerven. - Wanneer Graaf Boudewijn, in t jaar 1240, J zich in Zeeland bevondt , en zeker gefchil over de tienden te Meliskerke, tusfehen de Abtdije van Middelburg en twee Zeeuwfche -Edelen ontftaan, vereffende, was Graaf Willem ook aldaar, en bij de unfpraak, welke  Vlil. Boek. H I S f O R I E. i hij mede bezegelde, tegenwoordig. Het v voor hem , gelijk voor alle jonge Vorftei nuccig, dat hij vroeg aan regeringszaken £ woon gemaakt wicrde, en de gefteldheid v Zeeland van nabij befchouwde. Een kc verblijf in dat gewest, onder het oog van z nen voogd en van Willem van Teijlingen, ki meer afdoen, óm den aart, de zeden, i wetten , de voorregten en de belangen d Zeeuwen te leeren j kennen, dan een lan duurig onderwijs. Het is niet onwaarfchijnlijk, dat Willen kort daarna , als meerderjaarig aangemerl wierde, hoewel noch geen veertien jaaren or zijnde. Van zijne eerfte jeugd verkoos hij h harde ftaal boven het fchitterende goud, e Was nu wel gevat op pijl en zwaard. Na£ de denkwijze zijner eeuwe, waar in men ooi deelde, dat de hand, die een flagzwaard be heerschte, ook lichtelijk met een' fcepter fpe Jen konde, moest hij niet langer van 't be ftier des GraafTchaps geweerd blijven. D Graaf van Bentheim hieldt, derhalven, op de voogdijfchap over Willem te bekleeden doch bleef zijn vriend en raadsman. Zoo lang Graaf Willem geene gelegenheic tot oorlogen kreeg , maakte hij 'er voora zijn werk van , om de Geestelijkheid , den Adel en de Steden, door veele gunstbewijzen, op 't naauwfte aan zich te verbinden. Van hier het rijkelijk begiftigen der abtdijen van Rhijnsburg, van Bern bij Heusden, van St. Michiel te Antwerpen; en ook van de Duitfche Orde te Utrecht. Van hier de weldaaden, die de Edelen uit de huizen van Oest, N 2 geest, 95 'as t * einrt 'j>nle ex D , Wordt * meerder» Lt jaarig, d !t n r i \ | Zijne gunstbewijzen aan de Geefte • lijken, g. delen en Steden.  Verkiezing van eeh' nieuwen Koning van't Duitfche Rijk. Wordt door veelen van de hand gewezen. ï96 VADERLAND SC HE VIII. Boek. [reest, Beukei en andere ontfingen. Van hier , eindelijk, dat hij aan verfcheiden Heden, binnen weinige jaaren, aanmerkelijke keuren en voorrechten verleende; gelijk, in 't vervolg, blijken zal. Graaf Willem werdt meer berucht, na zijne verkiezinge tot Roomsch Koning ; waar toe de verwarringen in 't Duitfche Rijk en de invloed van den Paus aanleidinge gaven. - Keizer Fredrik de IIde meer dan eens in den ban gedaan, en van 't Rijk vervallen verklaard zijnde, wist Paus Innocentius de TVde, eindelijk , te bewerken , dat Henrik Raspo, Landgraaf van Thuringen, tot Roomsch Koning verkoren wierde. Doch hij overleedt, weinigen maanden later. De Paus was nu zeer Verlegen, om een nieuwen Koning, naar zijnen fmaak , te krijgen. De Koning van Noorwegen weigerde die eer ; de Hertogen van Gelder en van Brabant hadden ook geen zin, om de Koninglijke waardigheid te aanvaarden ^ en Richard van Cornwall, broeder des Konings van Engeland, kon 'er mede niet toe befluiten. Wat hen allen tot dezen zeldfaamen Hap bewogen hebbe, kan alleenlijk bij gisfinge gezegd worden. Zij kenden zich , misfchien , niet magtig genoeg , om , met voordeel, zich. tegen Keizer Fredrik, en zijnen zoon Koenraad, te verzetten ; of zij wilden het zwaard niet met burgerbloed bezoedelen; of zij waren te grootmoedig , om flaaven van den Paus te worden, en zijne opperheerfchappije over alle Rijken en Vorstendommen, met een blind bijgeloof, te erkennen; of, eindelijk, zij begrepen dat de Roomfche ban  VIII. Boek. HISTORIE. i9 ban-blikfem hen , zoo wel als den Keize onlangs, haastgjijk treffen kon, indien zij zie' in alles niet fchikten naar 't Pauslijk welbe hagen. , 't Geene zoo veele bezadigde en verftam dige Vorllen wijslijk van de hand gewezer hadden, nam Graaf Willem, die noch geer twintig jaaren oud was, onbezonnen op zich, De Hertog van Brabant, die, gelijk wij zagen, den fcepter weigerde aanteneemen, hadt zijnen neef Willem aan den Paus tot Koning aangeprezen ; uit welk grondbeginfel, is on zeker. Zuivere vriendfehap , hoe zeldfaam ook tusfehen Vorften , is echter niet buiten alle voorbeelden. Meer bekend is de Staatkundige trek , om zulken , voor wien men eenigzins te vreezen heeft, te bevorderen, de handen vol werks te geven, en op een' verren affiand van zijne Staaten te plaatfen. 'e Kan zijn, dat Hertog Henrik zich voorflelde, dat de jonge Graaf, door zijn toedoen tot Koning verkozen wordende , veel met hem. zou raadplegen; terwijl hij zelf, van de verantwoordinge ontheven, den meesten invloed op de openbaare zaken, hier door, krijgen kon. De Paus was wel te vreden, dat hij, na lang zoekens, iemand aantrof,'die de kroone uit zijne hand ontfangen wilde. Graaf Willem was te jong en te eergierig, om dezelve te verfmaaden, en 'er de gevolgen van te doorzien. Eerlang werdt, door de zorge van den Kardmaal de Caputio, eene vergadering van fommige geestelijke en weereldlijke Vorften, op t kasteel van Woeringen, in de nahijheid van N 3 Keulen, 7 r 1 GraafWHlem wordt Roomsch Koning , den 3 oct. door toedoen van den Paus, en opnanprijzingevan HertogHenrikvan Brabant.  Hij wordt Ridder ge. (lagen, en als Koning gekroond, 1248. 198 VADERLANDSCHE VIII. Boek, Keulen, gehouden; en Graaf Willem, aldaar, tot Koning verkoren. Uk gefchiedde , den derden van wijnmaand 's jaars 1247, met meerderheid van Hemmen, en zonder bewilliginge der voornaamfte Rijksbenden, die Keizer Fredrik en Koning Koenraad bleven aanhangen. De Graaf van Holland, die zich nu nabij Woeringen bevondt, ontfing aanilonds de gelukwenfchingen der Vorflen en Bisfchoppen, die zijne verheffinge hadden helpen bevorderen; bij welke gelegenheid men duidelijk zag, hoe laag de geest van menfchen , die zich flaafachtig aan iemand verpand hebben, kruipen kon. Na dat Graaf Willem, in de Domkerk te Keulen, met groote pracht, tot Ridder geflagen was, begon men met ernst op zijne krooninge te denken. Eenige omflandigheden , zoo aanflonds te melden, vertraagden die plegtigheid; welke, derhalven, geen voortgang hadt voor den eerflen van flachtmaand des jaars 1248. Zij gefchiedde te Aken, in welke flad, tot dit oogmerk, verfcheiden Vorften , Aartsbisfchoppen, Bisfchoppen, en andere gunftelingen van den Paus, die tot de verkiezinge van den Hollandfchen Graave tot Koning geftemd hadden , vergaderd waren. De afwezigheid der Hertogen van Saxen en Beijeren , en van andere Rijkftenden, die dezen nieuwen Koning niet begeerd hadden, deedt veelen de krooninge als onwettig en van geene waarde befchouwen. Wat hier van zij , de wijze der verkiezinge en krooninge van Koning Willem baarde hem even weinig roems.sj  Vin. Boek. HISTORIE. i« roems, als gemaks. In 'c aanvaarden van di fcepter gaf hij meer blijken van eerzucht < jeugdige drift, dan van verftand en bedaart voorzichtigheid. Ook ondervondt hij al ra; dat koninglijke kroonen niet altijd vrij zijn va doornen, en dat het beklimmen van een throo niemand boven 't bereik van alle vijanden ver heffen kan. Koning Willem, het Graaflijke bewind ove Holland aan zijnen broeder Floris opgedragei hebbende, floeg terflond op weg naar Duitsch Jand, en kreeg aldaar de handen vol werks Om zijn oogmerk te bereiken, hadt hij vrienden, geld en krijgsvolk, noodig. De verkiezing van Henrik van Gelder tot Bisfchop van Luik,, welke hij wist te bewerken , kon hem van nut zijn; hoewel het anders ongerijmd was, een' vader van ten mui» ften twintig bastaard kinderen tot dè Bisfchophjke waardigheid te bevorderen. Ook vondt hij middel, om den Bisfchop van Metz, den Hertog van Lotharingen en verfcheiden Heden, in zijn belang te trekken. Naar mate s Konings gezag en voorfpoed vermeerderde, groeide het getal zijner vrienden. Is het geld de zenuw van den oorlog, geen wonder, dat Koning Willem zich daar van rij-, kelijk poogde te voorzien. De geldfommen , die Paus Innocentius in Duitschland en elders verzameld, en aan den Koning toegezonden hadt, waren vrij aanzienlijk, doch niet toereikende. Zoo was 't ook gelegen met de inkomften zijner erflanden, en met den koopprijs van eene meenigte uitgedeelde gunstbneven, Dit gaf aanleidinge aan den Koning, N 4 om >9 ;n !Q Ie » n r Zrjn broeder Floris 1 krijgt het , bewind, hier te Lande. Koning Willem maaktzich vrienden. Vermeerere zijne :hatkisu  aoo VADERLAND SC HE VIII. Boer. Nieuwme- gen aan denGraave van Gelder verpand. Verzamelt een leger. Ontflagdei ingezete. nen van hunne vet plichtingei tot de kruisvaan om Nieuwmegen, tot nu toe eene vrije Rijksdad, aan Otto den IIIdel1, Graave van Gelder, te verpanden, voor zestien duizend mark zilvers. Zoo lang dit geld den Graave of zijnen erfgenaamen door de Keizers niet in zijn geheel was wedergegeven, zou hij de dad, met haar gebied, als een leen van 't Rijk kunnen houden , en de inkomften daar van intusfehen mogen genieten, alle onkosten aan gebouwen of vestingwerken bleven voor zijne rekeninge; indien hij geen zoonen naliet, kon zijne oudfte dochter hem in dit leen opvolgen. Dit is de voornaame inhoud van 's Konings open' brief, geteekend in 't leger voor Aken , den vijftienden van zomermaand des jaars 1248: federt welken tijd Nieuwmegen met het Graaffchap van Gelder vereenigd is gebleven. Zou Koning Willem zich, met nadruk en voordeel, tegen zijne magtige vijanden kunnen handhaven, hij hadt een groot leger noodig. De Paus liet niets onbeproefd, om hem krijgsvolk bijtezetten. 't Geene in Duitschland ten dien opzichte plaatfe vondt, behoeft hier niet gemeld te worden. Doch het volgende betreft ons Vaderland. Op aanfehrijvinge van den Paus, hadden de Hollanders, •Zeeuwen en Friezen, in grooten getale, zich 'bereidvaardig getoond, om, onder 't geleide • van Lodewijk den IXden, Koning van Frankrijk, eene kruisvaart naar 't Heilige Land te doen. De Koning begreep, dat hij dit volk nuttiger bededen kon , en hij bewoog den Paus, om de Friezen van hunne gelofte en den kruistogt te ontdaan, onder beding, dac zij  VIII. Boek. HISTORIE. 20 den Koning in den krijg volgen zouden; g< lijk zij deden. Dus van vrienden , geld en krijgsvolk voorzien , zag Koning Willem zich in Ras gefield, om Aken, na eene langduurige bele geringe , toe de overgave te dwingen. Di verovering van deze flad deedt hem eerbiedi gen als een' flandvastigen held , en de aan ftonds daar op gevolgde bevestiging van haa re voorrechten gaf hem den roem van een grootmoedigen Vorst. Bij zijne prachtige in trede was hij verzeld met een aantal van Aarst bisfchoppen, Bisfchoppen, Hertogen, Graaven, en ook met zijnen broeder Floris, die hem met den voorfpoed zijner wapenen wa< komen geluk wenfehen. De eerfle dagen na zijne krooninge, welke nu eindelijk gefchied was, befleedde Koning Willem met een prachtig onthaal en eene edelmoedige rergeldinge van zijne vrienden, wier hulpe hij, geduurende het hardnekkige beleg van Aken, hadt mogen ondervinden. Onder dezen waren de Friezen op verre na de minflen niet. Gaarne zou hij hen bij zich gehouden hebben, wier dapperheid en beleid, hem toen zoo duidelijk gebleken, in volgende ondernemingen ook van nut kon wezen Doch zij eischten, voor 't grootfle deel, hun affcheid, en werden in hun verzoek, door zekeren Friefchen Abt en den bdelen Dodmga merkelijk onderfleund. Voor hun vertrek, vernieuwde en bevestigde Koning Willem alle de rechten, vrijheden en' voorrechten, den Friezen weleer door Karei[ den Grooten vergund. Ook gaf hij hun'hef* ^ 5 vrije i % \ De Koning bemagtigt tAken, en . wordt aldaar gehu> ; digd. DeFriezen keeren te rug naar hun vaderland. Hunne -oorrechen woren bevesgd, den Nov.  Brief v; S.Siaerdi of Siaerd ma, aan Koning Willem, den 3 Np I24O. ao2 VADERLANDSCHE VIII, Boek. .vrije gebruik van een bad te Aken, eene herberge, waar in zij vertoeven, en eene bijzondere plaatfe, van waar zij de vertooninge van de overblijffelen der Heiligen befchouwen konden. " Het gedrag des Konings omtrent de Friei!zen doet ons gereedelijk denken op zekeren brief, aan hem door Sikko Siaerda, Potestaat van Friesland, gefchreven. Indien die "•brief zoo echt en welgegrond Ware, als hij kort en nadruklijk is, zou hij nooit genoeg konnen herhaald worden. Deszelfs inhoud - wordt dus opgegeven. ,, Grootmagtige Koning, wil u te vergeefs niet moeijen. Meent gij, dat ik, om mij en mijn genacht te verheffen , een verrader wil zijn, en de nakomelingen van die vrijheid berooven, welke onze voorvaders boven alle goed geacht hebben? laat een goedgierig en oneerlijk hart verre van mij zijn! vaar wel, en wil mij met uwe brieven niet meer in dier voegen begroeten, want ik wil 'er na dezen geen ontfangen". Is dit de taal van een' oprechten liefhebber van Vaderland en Vrijheid, of van iemand, die, heerschzuchtig van aart, liefst zelfs met een onbepaald gezag over zijne medeburgers gebieden wil? Hier aan mag men, met reden, twijfelen; doch noch veel meer, op 't voorbeeld van den geleerd* Hen Friefchen Gefchiedfchrijver, aan de echtheid van den gantfchen brief, gelijk ook van de gouden penningen, die, bij deze gelegenheid, zouden geflagen zijn, met een Latijnsch opfchrift, waar van de zin was: Vrijheid gaat boven goud, Men zou intusfchen het zoete  VIII. Boek. HISTORIE. ao zoete der waare Vrijheid nooit moeten gi fmaakt hebben, en op geen Nederlandfche grond geteeld zijn, indien men de gevoelens in dien brief vervat, in 't afgetrokkene nie volkomenlijk goedkeurde , en niet hartt lijkst wenschte, dat de gemelde fpreuk m< onuitwischbaare letteren in den geest van all Néderlanderen gegraveerd, en op alle hunn daaden te lezen ware. Terwijl de Koning noch te Aken was liet hij de verpandinge van Nieuwmegen waar van reeds gefproken is, door de toe ftemminge der Rijksllenden bekrachtigen, er beleende bovendien den Graave van°Geldei en zijne nakomelingen met den tol van Lo bek. Ook deedt hij den Abt van Egmond, die ten zijnen gevalle onkosten noch levens gevaar ontzien hadt, zijne bijzonderlle gunde ondervinden. Dus erkende en beloonde hij de trouwe en dienden zijner vrienden; erï zulken, die hem tegengedaan hadden, bleven niet ongewroken, Nu was 's Konings eerde zorg, zich meefter van Keizersweerd te maken. Het beleg reeds omtrent een jaar geleden, voor die vestmge geflagen, werdt nu met zoo veel krachts voortgezet, dat Gernand, die 'er Bevelhebber van was, gedwongen wierde, dezelve aan Koning Willem overtegeven. De moed der Hollanderen en Zeeuwen hadt zich, in dit beleg, op nieuw vertoond. De Graaf van Gelder ftondt hem met zijne wapenen bij,- ook Willem van Brederode, wiens zuster, gelijk men wil, door den Koning aan den wakkeren Bevelhebber van Keizersweerd in I » !t e , De ver, panding ' vanNiemy megen wordt bekrachtigd, De Abt van Egmond ber loond. Keizersweerdgeeft zich over, in December  2 Begiftiging H vanW. van ^ Brederode, 3oDec. V I248. g 27 Julij e Koning ( Willem ] komt te Utrecht, en 1 wordt 'er j burger. De Graaf van Goor ondervind 's Konings ongenade. 04 VADERLANDSCHE VIII. Boek. 1 huwelijk gegeven werdt. Aan Brederode elven werdt, op dien tijd, in erkentenisfe an zijne dienden, vergund, om het landoed Reesveld, 't welke zijn geflacht voorieen van de Hollandfche Graaven ter leen ieldt, in eigendom te bezitten en te molen vervreemden, het gebruik der tienden n gerichtoefenende magt aldaar te behouden, n 'er een volkomen jagtrecht te genieten: velke gift, federt, bevestigd en bepaald is. Kort na de veroveringe van Keizersweerd, leedt Koning Willem een' keer naar deze .anden. Van Keulen begaf hij zich eerst ïaar Utrecht. Hier werdt hij luifterrijk ontangen. Geen wonder; want zijn oom en roogd was 'er Bisfchop. Zeldfaamer was t, dat hij, op raad van zijne leenmannen, :n' om de genegenheid der Utrechtfchen noch neer te winnen, zich onder 't getal der burgeren van die Stad liete opfchrijven. Onder ien dekmantel van nedrigheid fchuilt dikwils, ook bij Koningen en Vorsten, een hoogmoedig hart, en eigenbaat onder den fchijn van burgerliefde. Bij zijn kortftondig verblijf binnen Utrecht, gaf hij blijken van geweld en edelmoedigheid. De Graaf van Goor in onmin met den Bisfchop geraakt zijnde, over eenige landgoederen, die, met of zonder recht, als leenroerig van de Utrechtfche Kerke befchouwd werden; befloot Koning Willem hem voor zich te dagvaarden, en, naadien hij niet verfcheen, hem, gewapender hand, te overvallen, gevangen aan den Bisfchop overteleveren, zijne goederen aan de Utrechtfche Kerke  VIII. Boek. HISTORIE. 20 ke toetewijzen, en hem van alle zijne waai digheden te ontzetten. Edelmoediger w: zijn gedrag omtrenc de orde der Predikheere in die Stad,* welke hij begiftigde met een bekwaame plaatfe en eene aanzienlijke geld fomme, tot het dichten van een ruimer kloo fter, dan zij tot nu toe, te Utrecht, beze ten hadden. Hier door voldeedt hij aan zijn belofte, onlangs aan den Keulfchen Monni; Albert, federt Bisfchop van Regensburg, e bijgenaamd den Grooten, gedaan, wannee deze hem, op eene zeldfaame wijze, te maaltijd onthaalde. In Holland komende, werdt Koning Wil lem met alle blijken van hoogachtinge et eerbied ontfangen. Het genoegen over zijn* tegenwoordigheid was op alle aangezichten ti lezen. Nooit was een Graaf van Holland voor hem, tot dat aanzien gekomen. Schoot hij, hier, aan het hoofd van een talrijk le ger verfcheen, vreesde men echter niet kwaads van hem. Zijn broeder, aan wiet hij 't bewind van 't Graaffchap gelaten hadt. was meenigmaal uidandig geweest, en bevondtzich, misfchien , thans in gijzelinge tc Brugge. Men kon zich vleijen, dat de Graaf, geduurende zijn verblijf in Holland, de on afgedaane zaken nu in perfoon vereffenen zou: gelijk hij voorbeen, meer dan eens, met zoc een oogmerk, uit Duitschland naar deze gewesten gekomen was. Eerlang keerde Koning Willem te rug naar zijn Rijk, en vondt 'er, van tijd tot tijd, werks genoeg, om zich in deszelfs bezit te handhaven. De Keizer en zijn zoon Koen- 5 s En de orde * derPrediki heeren zij" ne edel' moedig. heid. I 1 r r . Koning Willem 1 komt in . Holland. 1 InDuitsch- land vindt hij grooten tegenftand.  2o6 VADERLANDSCHE VïII. Boek* DePaus tlijft op zijnezijde. 's Konings huwelijk. Toeleg om hem tot Keizer te feroonen. Twisten in Vlaanderen , tusfehen de zoonenvai Graavinne Margareet Koenraad zaten niet ftil. Somtijds diende huri het geluk van den Oorlog. Men poogde ook, op allerhande wijze, Willems aanhang te verminderen, en zijne vrienden van hem aftetrekken. De Paus bleef hem getrouw; en hij zag den Kerkvoogd naar de oogen. Het laatde maakte den Koning bij fommige Vorsten nog meer gehaat;'en het eerde was niet toereikende, om hem over alle zijne vijanden te doen zegepralen. De dood van Keizer Fredrik den IIdeö; het huwelijk van Koning Willem met Elizabeth, dochter van Otto, Hertog van Brunswijk; de plegtige bevestiging zijner verkiezinge tot Koning, door den Paus; de toeleg van dezen, om hem de Keizerlijke kroone op 't hoofd te zetten; alle deze en foortgelijke omdandigheden fchenen den Koning, in 't jaar 1250 en naderhand, wat goeds te beloven; doch de uitkomst beantwoorde niet aan de verwachtinge, en het einde van zijne Koninglijke regeringe ftrekte hem even weinig tot roem, als de wijze, waar op hij tot dezelve gekomen was* Niemand denke, dat Zijne Koninglijke waardigheid hem in de Nederlanden boven alle moeilijkheden delde. Het tegendeel bleek in Vlaanderen, en te Utrecht, Joanna, Graavin van Vlaanderen, in 't jaar 1244 overleeden zijnde, werdt aandonds opgevolgd door haare zuster Margareet, in 't gemeen bekend onder den donkeren naam van zwarte Margriet. Zij was, eerst, getrouwd met Bochard van Avennes, uit welk huwelijk Jan en Boudewijn van Avennes geboren zijn; naderhand, tradt zij in echt met Wil-  VIII. Boek. HISTORIE. s< Willem van Dampierre, en baarde hem di zoonen, Willem, Guij of Guido, en Ja Tusfehen die broeders rezen hevige twiscei welke de moeder, in plaatfe van ze te fm ren, niet weinig aanvuurde, door het mo <3er)ijke hart voor Jan en Boudewijn te flu ten, en alle haare genegenheid tot de ovens zoonen te bepalen. Dit was onbetamelijk en zelfs onnatuurlijk. Doch de verkeerdhei van de moeder ontfloeg hen niet van d yerplichtinge tot kinderlijke eerbiedigheic Jan van Avennes en zijn broeder dochte anders. Dit bleek uit de openbaare vijand Jijkheden, welke zij tegen haare moeder on dernamen. De verzoening werdt evenwel na verloop van eenige maanden, door be middelinge van den Paus en des Konings var Frankrijk, getroffen. Het Graaffchap var Henegouwen werdt aan Jan van Avennes toegekend; Vlaanderen aan Willem van Dampierre; Margareet zou, zoo lang zij leefde, in t bewind van die beide blijven. Koning Willem hieldt de zijde van Tan van Avennes, vooral na 't beleg van Aken, waar in deze hem merkelijke dienften beweid i^ï* Pfi K°ninS §af hem Z'l'ne zuster, Adelheid of Aleid, ten huwelijk; hij bevestigde hem in 't recht op Henegouwen, waar bij, naderhand, ook het Graaffchap van Namen gevoegd werdt; en hij fchonk aan Aleid en haaren man het land, 't gene de Graaven van Holland van de Koningen van Schotland ter leen plagten te houden, te weten, deen reek Garmch in 'c Graaffrhap Aber- Jan >? ie 0, >» 3- i- 9 i d S !. 1 » I24fj. I I Gunstbe. wijzen van Willem aan Avennes. I248. en I249.  Handelingenvanjanvan Avennes. Leenroe. righeid dei Zeeuwfche eilanden van Vlaande- TCD. Befluit daar omtrent op £ Rijks- 108 VAD E RL AND SC HE VIII. Boeïc. Jan van Avennes , deunende vooral op Koning Willem, ftelde zich, gewapender band, in 't bezit der landen van Aalst en Waas, en van de vier Ambachten in Vlaanderen; die hij echter, te gelijk met het recht jp de Zeeuwfche eilanden, bewesten de Schelde, op zekere voorwaarde, aan zijne moeder te rug gaf; terwijl Floris haar beloofde, dat zijn broeder, de Graaf van Holland, die zich ook fomtijds Graaf van Zeeland noemde, alle de rechten der Graaven van Vlaanderen op Zeeland zou bevestigen en erkennen, gelijk hij, weinige weken later, plegtiglijk deedt. Met welk hart, bleek alhaast. Het aanzien, waar in Willem was, en de tegenkanting van haare twee oudfte zoonen, noodzaakte Margareet, tot haar merkelijk nadeel, een verdrag met den Koning te maken. Hij erkende wel, bij herhaiinge, zijne verpligtinge, om haar, wegens Zeeland bëwesten de Schelde, hulde te doen; doch hij wist, van tijd tot tijd, den leen-eed listiglijk te verfchuiven. 't Is vermoedelijk, dat hij, die het hoofd van 't Duitfche Rijk was, en derhalven de leenheer der Graavinne van Vlaanderen, het beneden zijne waardigheid rekende, met de daad een leenman van Margareet te worden. Geduurende alle die bewegingen, hadt zij ook verzuimd, Zeeland én andere landen, welke zij van 't Rijk ter leen hieldt, binnen jaar en dag te verheffen, federt Graaf Willem tot Roomsch Koning verkoren en gekroond was. Hier uit nam hij gelegenheid, om de Graavinne, op den 'Rijksdag te Frankfort, den elfden van hooimaand  VUL Boek. HISTORIE. ac maand 's jaars ,252, vervaUen fe, wasten dfo SP * Zeeiwrche eil^en b westen de fchelde, op de landen van Aal en Waas en op de vier Ambaehten; die ve volgens als een ken van 't Rijk aan Tan va Aamerijk en Paus Innocentius bevestigdenTaaar Men ft K°nit^ SoedgevonS fad re d t vS" f gC?' gdijk in vee]e "de fche £lVcrbü"den' die °ier op het wederzijd fthfelHk vfl V°r3tfn geb0Uwd ziin> ™ lcnel.jk verbroken, als bezworen, kunner worden, Indlen men eerlijkheid en trouwe £ fcheidt van de flaatkunde, 0f de VorXnie lt™V:kr/™ dc Plic^- wXn s fcnrnft f,1 nkunde «11e menfchen voor. ichiijft. Het ls even fchandelijk, zoo niet erger, in Vorsten, als in anderen onoprecht zijn, de trouwe te verbreken, ^ZZ ^oï «n te fchenden , en met den'eed t?felen ; De handelwijze van Koning Willem kon met nalaten grootere verwarringen *^ veroorzaken, en aanleidinge tot een nieuwen oorZ Z :iv,' dl! eGhter ten nadee,e Graavin? re van Vlaanderen uitviel. Deze een tamelhk leger verzameld hebbende, gaf beve , 2£> Zeeland overteiteken, en een'inval in VValchT^ ZltC 01ld^neine»' Dit voornemen bSniet' geheim. Koning Willem begaf zich in ftnï mar Walcheren, waar zijndeeder F?ö ' reeds met een le°er ariirp,- , • ,.? West-Kanen* l,b ' f,1 dö dumen bij vvest-Kapelle, alwaar de landing gefchieden zou, zich verfcholen hieldt. De vlminÏÏn onder t bevel van Guij van Dampig g!' zon- '9 rj vergade» ringe. it 1 1 i l De VI»- ningen rallen ia Valche» ta, l*53-  2 Z El) wordengefla- L (en. £ f 1 \ 1 } ! Margareet poogt zich te herilellen. i 1 ! i Vrede tusfehen Koning Willem en de Graavinne van Vlaanderen. io VADERLANDSCHE VIII. Boek. onder vijand te duchten; doch Floris, met ijn volk, fprong onverwacht uit de hinderlaa■e voor den dag, viel op de Vlamingen aan, 'n deedt 'er eene geweldige ilachtinge onder. )e Graaf Guij, nevens een goed deel volks, verdt gevangen genomen; de overigen vloden iaar de fchepen te rug. Koning Willem, anlermaal in Walcheren gekomen, en te Arnenuiden geland, kreeg daar de tijdinge der tverwinninge, en rende terllond naar t ilageld. De ontwapende en geplonderde Vlammen, die hem ontmoeten, en om lijfsgenade laden, kregen vrijheid om naar huis te keeren. 3e uitkomst van dezen flag, den vierden van rooimaand 's jaars 1253 voorgevallen , bragt Vlargareet in engte, en deedt haar elders onlerftand zoeken. Dien vondt zij in Frankrijk; jnder belofte, dat Karei, Graaf van Anjou, 's Konings broeder, het Graaffchap van Heiegouwen voor zich ontfangen zou. Hij kwam net een leger, en ftelde zich in 't bezit van lat Graaffchap. Dit baarde nieuwe vijandhjktieden. De Graaf van Anjou wérdt, in 't volgende jaar, door Koning Willem genoodzaak, deze Landen te verlaten, en naar fc rankrijk te keeren. Eindelijk kwam het tot vrede tusfehen Holland en Vlaanderen. Koning Willem hadt elders noodig; Margareet was afgemat; en dePaus vond zijn belang in 't bewerken van dien vrede. Alle de punten van 't verdrag zijn met bekend. Evenwel blijkt met zekerheid, dat de Koning op dien tijd Guij en Jan van Dampierre op vrije voeten Helde, en dat Jan van Avennes het bewind over Henegouwen aan zijne  VIII. Boek, HISTORIE, zijne moeder Margareet, voor haar leven, a llondt. De dood van Bisfchop Otto, in't jaar 1*49 beroofde Koning Willem van een' welmeener den Oom en getrouwen raadsman, en noord zijne ruste te Utrecht. Men verkoos, in des zelfs plaatfe, Gozewijn van Amftel; die ech ter, in 'c volgende jaar, afftand van de Bis lchophjke waardigheid deedt, of op begeerte of ten minsten in tegenwoordigheid van Ko mng Willem. Men befchuldigde Gozewijn vai onbekwaamheid tot de regeringe, en van ver waarloozinge der uitwendige belangen des Bisdoms. Doch de zaak zat elders. Het groote Vermogen van 't huis van Amftel ftak den Komng m 't oog, en de Aartsbisfchop van Keulen zag gaarne, Henrik van Vianden, zijn' neef, op den Utrechtfchen zetel. Dit gebeurde. Doch deze was Zoo dra niet tot Bisfchop verkoren, of Gijsbrecht van Amftel en Herman van Woerden verklaarden hem den oorlog; waar in Otto de IH«fc, Graaf van Gelder, ook deel nam. Dit bekwam hun kwalijk. Amftel en Woerden, in een fel gevecht met den Bisfchop geraakt, werden gevangen genomen, en naar Utrecht gevoerd. De Veluwe leedt, korc daarna, grooten aanftoot, en de Bisfchop behaalde 'er een' rijken buit. Deze Voorfpoed baande den weg tot een fpoedig verdrag, waar bij Bisfchop Henrik in zijne waardigheid bevestigd werdt, terwijl Gijsbrecht van Amftel zich diep voor hem vernederen moest. Aan Gozewijn gaf men, om hem het leed, 't gene hij geleden hadt, eenigzins te doen vergeten, het Aartsdiakenfchap der O 2 Ked, 1 r- , Cozewijn vanAmltel ~ wordt, » voor een' kortentijd, " Bisfchop . van _ Utrecht. . *24Q, t Opgevolgd door Henrik van Vianden. I250. . Hij raakt in oorlog; doch tot z'jn voordeel.  s Koning Willem in levensgevaar te Otrecht. 1255- Opdam der West friezen te gen hem. Hii trel; tegen de zeiven 01 laVADERLANDSCHE VIII. Boek; ieulfche kerke, door de verheffinge vanVianJen onlangs ledig geworden. Hoewel het Sticht, na dien tijd, eene tamelijke ruste onder 't beltier van Bisfchop Henrik genoot, fchijnen echter fommigen op Koning Willem misnoegd geweest te zijn. Want in den aanvang des jaars 1255 te Utrecht komende, werdt hem door een' onbekenden een zwaare Heen naar 't hoofd geworpen, en hij hier door in levens gevaar gebragt. De daader was te zoeken. De Koning, voor grooter onheil beducht, trok verftoord terftaduit, en verweet der burgerije haare ondankbaarheid voor de weldaaden, welke hij haar, noch geen vier jaaren geleden, bewezen hadt, en waar onder uitmuntte eene plegtige verklaring, dac niemand de Utrechtfchen in rechten betrekken mo«ne, dan voor den Bisfchop. 'tWasnaauwlijks te vermoeden, dat iemand uit den gemeenen hoop, uit eigene beweginge, en zonder hier toe door anderen aangehist te zijn, tot zoo een ftout beftaan zou hebben durven komen. De Koning deedt wijslijk, dat hij zich, eer het erger liep, naar elders begaf. 1 Hier toe noodzaakte hem ook de ophand "der Wesrfriezen. Tegen hen hadt Koning Wil'lem het flot Heemskerk, in 'tjaar 1252, doen opwerpen, en, twee jaaren later, hetflot lorenbrug. bij Alkmaar. - Doch de Westfriezen, hier door meer getergd dan bedwongen, noodzaakten hem, in den winter des jaars 1255, tot een' tocht, die hachelijk en voor hem doot delijk was. Met zijn leger uit Holland opgebroken zijnde, trok hij naar Alkmaar, welke 'flad hem toegedaan was, en van hief naar  VIII. Boek. HISTORIE. 2 Vroone, een voornaam Wesrfriesch dorp, d s Konings zijde hielde. Van hier naderde mi den vijand over'tijs, 't gene overal dikgenoi rot deze onderneminge fcheen te zijn. Het 1 ger werdt in twee hoopen gedeeld: welki eenen Willem van Brederode, en de Konin zeit den anderen aanvoerde. Brederode, d op de Drechterlanders aantrok, behaalde d overwmninge. De overige Friezen weken naa de netbosfehen, en lokten den Koning dei waards. Hier hadden zij verfcheiden hinderlaa gen gelegd, en was het ys zwakst. De Ko ning, hier van onkundig, en zwaar gewa pend, rent den vijand achter na, zonder vat de zijnen gevolgd te worden. Straks rcheur *et ys, en t paard, waar op de Koning zat zakt er in tot den buik toe. Hij geeft het de fpooren met zoo veel felheids, dat het dier aan t woeden flaande, terwijl het zich wil en met kon redden den rijder van den rug werpt, en op/t lijf valt Hier op fchieten%enfge Westfnezen toe, die, zich gelatende den Ko mng niet te kennen, wreed genoeg waren om hem, die om lijfsgenade fmeekte, en een geweldig groot losgeld aanboodt, van 't leven te berooven. Dit gefchiedde, niet verre van Hoogtwoude in 'c laatfle van louwmaand des jaars 1256 alwaar zij het lijk in zeker hu] heimelijk begroeven. Dit deerlijk omkomen van Koning Willem, door fommigen anTerraad toegefchreven, bragt het legfr iJZZl de, en veroorzaakte eene algemeene flachtin- feC; de w'jffaCbdg' WaC i0 dezen ^ ' gen de Westfnezen, aan 's Konings zijde meest doordraaide, moed, of onro&Sdfe ° 3 heid. '3 at :n i >r g e e r ■ Raakt ia het ijs. t t Wordt vermoord, den ai, of 28 Jan. I256".  a h o fl n v 1 1 ( i Keuren, aan ver- ] fcheiden Steden ge- i geven. i Hofgebouw in 's Hage. 14 VADERLAND SC HE VIII. Boek, eid. Zeker is 't, dat alle verdere grootfche ntwerpen, die hij voedde, op 't onverwachte afgefnedqn wierden, en in rook verdween en. Wat men ook oordeele over 's Konings edrag, elk moet en zal een afgrijzen hebben an de woede zijner vijanden. De moord, aan em gepleegd, dreedt zoowel tegen de krijgsgebruiken van befchaafde volken , als tegen ie natuurlijke wetten der menfchelijke maatchappije. Geduurende zijn Graaflijk bewind over Holand en Zeeland, bevlijtigde Willem zich, om liep in de gunfte der fteden te geraken, door tanmerkelijke handvesten, keuren, voorrechten en vrijheden aan dezelve te verleenen. betuigen hier van waren Dordrecht, Haarlem, Delft, Alkmaar, Middelburg, Zierikzee, en meer andere plaatfen. Ook wil men , dat hij eenige aanzienlijke gebouwen, te Alkmaar, Haarlem en elders, zou hebben doen ftichten. Zeker gaat het, dat hij, omtrent den jaare 1250, een' aanvang deedt maken met den bouw van een prachtig Hof, 't gene noch in wezen is, en waar aan de oorfprong van het beroemde 's Gravenhage moet toegefchreven worde. . Indien het rijkelijk begiftigen van geeftelijke gedichten, en het fchrijven of bezitten van een gebedenboek, 't gene hem toegekend wordt, een onwraakbaar bewijs van uitmuntende Godvrucht ware, zou men op deszelven grafzark wel hebben mogen ftellen: Hier ligt Willem, Roomsch Koning, Graaf van Holland, gelukkiger na zijn' dood dan bij zijn le- NE-  215 VERKORTE VADERLANDSCHE HISTORIE. NEGENDE BOEK. J^loris de vijfde, zoon van Koning Willem werdt, terftond na den ongelukkigen' dood va: zijnen vader, voor Graaf van Holland erkend Doch naauwlijks twee jaaren bereikt hebber de, hadt hij een' voogd noodig, die hem e 's Lands zaken bellieren kon. Zijn oom Floris, was 'er de naaste toe, en bezat eeni ge hoedanigheden, die, in dezen gewigtigei post, van groot belang waren. Voorheen ga hij blijken van krijgsbeleid , en federt zijne voogdije, van flaatkunde. Men hadt lang, doch vruchteloos, gearbeid aan een verdrag tusfehen Vlaanderen en Holland. Het kwam 'er echter, eindelijk, toe, vooral door bemiddelinge van Lodewijk den IX, Koning van Frankrijk; in wiens tegenwoordigheid, te Peronne , de punten van 't verdrag bepaald werden, den vierentwintigllen van herfstmaand des jaars 1256. Floris , Voogd van Holland , begaf zich toen naar O 4 Brus- » Floris de» 5 wordt Graaf, on • der v.oog. . dijfchap van Floris 1 zijnen oom. • 1255. I 1 — F Verdrag vanHoris, Voogd van Holland , meiMargareet .Graavinne van Vlaanderen. I256.  Den I< Oftober aio" VADERLANDSCHE IX. Boek. Brusfel, kwam in nadere onderhandelinge met Margareet, en floot met haar een plegtig verdrag, welks merkwaardige inhoud hier op uitkwam: I. Floris, Voogd van Holland, zou Margareet , oudfte dochter van Guij van Vlaanderen, ten huwelijk nemen. Dit is een zeldfaam begin van een vrede • verdrag. Wist men niet beter, men zou geredelijk denken, dat een huwelijk de hoofdoorzaak van een' hardnekkigen oorlog tusfehen Vlaanderen en Holland geweest was, te meer, naardien van elders blijkt, dat deze aanftaande echtvereniging door Margareet, Graavinne van Vlaanderen, en Grootmoeder van de jonge Margareet, voor den grondflag van die gantfche verdrag gehouden werdt. Het huwelijk is echter nooit voltrokken: niet uit hoofde van eenige ftaatkundige belangen , waar aan men de trouwbelofte, met recht, zal mogen toefchrijven; maar om eene reden, die natuurlijk en klaar is. Margareet was, bij het treffen van dit verdrag, niet meer dan omtrent negen jaaren oud, en anderhalf jaar later was Floris reeds overleden. II. De Graavin van Vlaanderen en haar zoon Guij ftonden aan hem, zijnen neeve en hunne evfgenaamen, tot een vrij leen, af, geheel Zeeland bewesten de Schelde, 't gene weleer gerekend was, aan Margareet, haaren zoon Guij, en aan derzelver voorzaar ten, de Graaven van Vlaanderen, te behooren. III. Floris zou , als een leenman van Vlaanderen , wegens dat gedeelte van Zeeland , hulde aan Margareet doen ; en als voogd van Graaf Floris, zou hij het andere gedeelte van Zeeland ook van Vlaanderen ter leep  IX. Boek. HISTORIE. 2I? Fln-°Atf\Tn: 'c Was Seen wonder, dat Fiom de V* dien handel van zijnen voogd a s zeer nadeeög voor hem, befchouwde^en Uagtig viel die, ten gevalle van Floris, zonder evenwel zijn eigen belang uit het oog llolTZTh P,egt,'g,ijk Verkk*rde> dat £™ voogd den ftaat van zijne weezen mo-te er- ger maken, en dat Graaf Floris ongehouden Sn naar "f* VerdraS of h^ van zijnen oom te gedraagen, waar bij hij zekere goederen, anders dan van 't Rijk, ter ]eé„ zou m bezj Wt Graaf V/crisrzJoe^ mdien Zljn voogd^ ZmAer fcJ > gaieet gewonnen te hebben, overleedt eene andere dochter van Graave Guy ter vrouwe Schel' f u Gi haar ZeeIand tus^hen de Schelde en Heldenzee verkrijgen. V. Kwam Graaf Floris ook zonder kinderen te derven Jem Z°HU MathïdC' d0Chter van Koning Wal lem, daar mede beleend worden, en eenen der zoonen van Graave Guij ten man oS fen dP^ , 'f6" d°°d' Z0U ZeeJand ^westen de Schelde eerst aan den erfgenaam van 'c Graaffchap yan Holland komen f die Set ech- leenVah" d Graaven zou ^™ ™ leen houden , en 'er hun eene aanzienlijke geldfomme voor betalen moeten. VI S dit gedeelte van Zeeland, t' eenigen ti de onder de erfgenaamen van den Voogd" of van J:F ns' of Mathiide/vèrdeeld! hulde L r/,Jn fndeel' aan Vlaanderen hulde moeten doen. VII. De gefchillen over |eeL° d"! * ***** in « zeeland te betalen, werden verbleven aan de 0 5 uit-  ai8 VADERLANDSCHE IX. Boek, 1 Den a pftober. 1S56. ïitfpraak van Henrik, Hertog van Lotharin. ren en Brabant. Zijne beflisfing volgde aanlonds, en werdt, van beide kanten, plcgtiglijk goedgekeurd. VIII. De wederzijdfche vrijheden der Hollandfche, Zeeuwfche en Vlaamfche kooplieden, reeds in 't jaar 1168 bepaald , werden vernieuwd en bevestigd. IX. Aan Floris en zijnen aanhang werden alle beledigingen , den Vlaamfchen aangedaan, hartelijk vergeven. Dit aanmerkelijk verdrag werdt niet alleenlijk door eenige Heden en een groot aantal Edelen uit Vlaanderen , Henegouwen, Holland en Zeeland, bekrachtigd, maar ook door den Hertog van Brabant, en de Graaven van loon, van den Berg, en meer anderen. Men ziet hier uit, dat de Edelen en Steden, ten dezen tijde, veel invloeds op *s Lands zaken gekregen hadden, Uit kracht van dit verbond, deedt Floris, als leenmaan, hulde aan Margareet, Gravinne van Vlaanderen, wegens Zeeland bewesten de Schelde, en als Voogd van Holland, wegens Zeeland beoosten de Schelde, wsar op anders de Graaven van Vlaanderen, voorheen, nooit eenige aanfpraak gemaakt hadden; terwijl deze te groote toegevendheid, naderhand, voedfel aan nieuwe oorlogen gaf, en Floris in gegronde verdenkinge bragt, dat hij meer zijne eigene grootheid, dan wel het welzijn van den jongen Graave-, behartigde. Zoo dra iemand, verkeerdelijk, éénen Hap van den rechten weg afgeweken is, loopt hij gevaar van verder af[ tedwalen. Zoo ging 't met Floris. Naaüwlijks was dit verdrag getroffen , of hij verbondt zich, bij eede, alle moeite te zullen aan*  IX. Boek. HISTORIE. fl aanwenden, om Floris den vijfden, wanne deze meerderjaarig zou geworden zijn, 't t maakte verdrag te doen bekrachtigen. Da' enboven, vreezende, of liever hopende, c de jonge Floris onmondig mogte overlij'de en 'c Graaffchap van Holland op hem komei beloofde hij, voor 't gedeelte van Zeelam waar voor hij nu als Voogd hulde geda; hadt, als dan in hoedanigheid van erf-lee; man hulde aan de Graavinne van Vlaanderer of haare erfgenaamen, te zullen doen. Vier weken daarna, bevestigde Margarei van Vlaanderen Jan van Avennes, haaren zoon in het erfrecht op 't Graaffchap van Henegou wen, na haaren dood, met belofte, van ' zelve op geenerhande wijze te zullen vervreem den: en omtrent één jaar later, werdt een vei draggefloten tusfehen haare vier zoonen, Gui en Jan van Dampierre, aan de eene zijde ei aan de andere, Jan en Boudewijn van Avennes waar bij Guij t Graaffchap van Henegouwen met alle deszelfs gevolgen, aan Jan vanAven nes toekende en deze afzag van alle recht er aanfpraak op Vlaanderen, de Zeeuwfche eilanden bewesten de Schelde, de vier Ambachten, en andere landen, die de Graaven van Vlaanderen ter leen van 't Rijk hielden v2 j? niet "^eilijk te gisfen, wat Floris, Voogd van Holland, in den zin hadde; doch 2ijn dood maakte alhaast een einde van alle verdere ontwerpen, en beroofde den jongen Graave van een' voogd, die zich deszelven onmondigheid wel verder ten nutte zou gemaakt hebben. b Dat 19 er ;eirat u 1» u in 1> !t Overeen. komst tus» fchen Mar- gareet van Vlaande1 ren en haa. re vier zoonen, " den eaOcï. i 1255. en22Nov. 1 De Voogd Floris fterft, den s6 Maart I258.  Zijne Kenren , aan Zeeland gegeven. Vrouw Aleid ■wordt Voogdes ■van Holland en Zeeland. aao VADERLAND SC HE IX. Boek. Dat Floris, Voogd van Holland, aan de Zeeuwen Keuren gegeven hebbe > is volkomen zeker; doch twijfelachtig, in welkjaar. Meer dan eens zijn zij gedrukt, en thans in aller handen. Derzelver inhoud betrof Zeeland tusfehen Bomisfe en Heidenzee, dat is geheel Zeeland beoosten en bewesten de Schelde, zoo nochtans, dat de Keuren van Middelburg, Zierikzee, Westkapelle, Domburg en Zoutelande, haare kracht behielden. 'Er is geen genoegzaame reden om te vermoeden, dat zij noch bij het leven van Koning Willem gemaakt zijn. Beter zal men ze brengen tot den tijd, die verloopcn is tusfehen 't verdrag des jaars 1256, eri het overlijden van, dezen Floris. 't Verdient zijne opmerkinge, dat deze Keuren, ten tijde van Graaf Floris, en zelfs na't jaar 1290, noch Hand hielden, terwijl zij, twee eeuwen later , niet geheellijk onbekend, en noch noemens waardig, fchijnen gerekend geweest te zijn, wanneer men aan de Keuren van Floris den Vde niet meer dacht: ten ware men toen reeds, gelijk naderhand, de Keuren van die beide Florisfen met elkander verward hebbe. Na den dood van Floris, nam zijne zuster Aleid het Landsbeflier voor haare rekeninge, zoo wel als de opvoedinge van den jongen Graave Floris, en noemde zich Voogdesfe van Holland en Zeeland, tot ongenoegen van veele Edelen. Zij verkoos den Hertog van Braband, tot ilavinge van haar gezag, tot medevoogd; doch die haar, door den dood, fchielijk ontrukt werdt. Toen floegen de Edelen het oog op Otto, Graave van Gelder, die,  IX. Boek. HISTORIE, ai nevens den Bisfchop van Luik, in 't jaar ioó*< uitdrukhjk Voogd van Holland en Zeeland g noemd wordr. Deze onderwierp zich, in ko ten tijd, geheel Holland, en kreeg, eerlany ook c bewind over Zeeland in handen, na 1 hij eene volkomene overwinninge op 't lege van Aleid, in Zuidbevebnd, behaald had JJe klem der regeringe bleef, federt, bij Otto tot dat Graaf Floris meerderjaarig werdt, e zelf t bewind aanvaardde, dat is, gelijk me zeer waarfchijnlijkgemaakt heeft, tot den jaar 1266. Hij fcheen derhalven, fchoon eerst ii zijn dertiende jaar zijnde, oud genoeg om ' Land te bellieren; doch was te jong tot hei voltrekken van zijn huwelijk met Beatrix, dochter van Graaf Guij van Vlaanderen, waai toe hij , volgens 't verdrag van den jaare 12*6. verp icht was en waar aan hij, een' geruimer tijd later, ook voldeedt. _ Na 't vertrek van Otto, fchikte Graaf Floris zich, vooreerst, naar den raad zijner moeije, Aleid, welke nu, niet openlijk, maar op naam van den jongen Graave, wederom \ voornaamlle bewind voerde; en hij droee eenige jaaren later, 't bellier over Zeeland op aan haaren zoon, Floris van Henegouwen, met bevel dat hij den raad van Albrecht van Voorne, Burggraave van Zeeland, en van eenige andere Edelen, zou innemen. De invloed, welken Aleid bellendiglijk in Zeeland behouden hadt, de oplettendheid van haaren zoon in zijne nieuwe waardigheid, en het aanzien van den Burggraave, werkten famen, om Zeeland in ruste te herftellen en te houden. Doch m Holland en '«.Sticht flondc het anders geichapen. 11 1 GraafOtto vanGelder krijgt het f. voornaamfte bewind. i Lt T > 1 Floris de 1 V worde , tneerder' jaarig j . Il66. Invloed van Vrouwe Aleid en haare gunltelingen op de regeringe van Zeeland.  j Opitand derKenne- ■ mer, Wa-' terlande- c ten en $ Westtrie- ' zen. | ( I Zij kiezen Gijsbrecht van Amftel tot hun hoofd. 22 VADERLANDSCHE IX. Boek. De opgezetenen der dorpen van Kennemerind, omtrend den iaare 1268, een groot ongenoegen tegen de Edelen opgevat hebbende, ïedoe'lden niets minder, dan derzelver floten e vermelen, hen uit het Land te jagen, en de ;lem der regeringe in handen der gemeente te lellen. Om hier in te beter te kunnen fiagen, erbonden zij zich thans met de Westfnezen ■n Waterlanders, 't Kost niet veel moeite, m iiden van inwendige beroerten, een grooten lanhane te maken, en dan aan 't pionderen te vallen. Veele adelijke floten in Kennemerland werden vernield, en de Edelen genoodzaakt naar Haarlem te wijken. Terwijl dezen zich aldaar verfterkten , vielen de Kennemers m Amftelland. Hier kregen zij eerst eenen Bevelhebber. Gijsbrecht van Amftel de IIr- >n- en ris in lic af n- r- :h Ie ij k Sch-ep*- i togt tegen 'r de Wesct friezen. t I282. T D " i r 1 > Het lijk van Koning Willem wordt gevonden.  f f ] r < 1 Koophandel op Engeland. feenw» fche Kaapvaart. Onderhan delin^ove een huwe lijk van IWargaree van Holland met 16 VADERLANDSCHE IX. Boèk. ellen. Omtrent dezen tijd tradt Floris in vermeiden onderhandelingen met den Konmgvan geland, bijzonderlijk over den koophandel [„ een huwelijk tusfehen hunne wederzijdfche ^üTkoophandel tusfehen Engeland en deeze Landen werdt, eeuwen lang, met wederziidsch voordeel, gedreven. De Hollanders en Zeeuwen bragten, ten dezen tijde, verfcheiden koopwaaren naar Engeland, en haalden van daar wolle, ten dienfte der weverijen, en zilver, om 'er hier geld van te munten te rug. Doch omtrent den jaare 1275 rees' een merkelijk gefchil tusfehen de Engelfche en onze koopluiden; 't gene den Zeeuwen aanleidinge gaf, om met ruim veertienkoe-en op de Londenfche koopvaardijfchepen te kruisfen, en 'er groote fchaade aar, toetebrengen. Men ziet hier de beginfelen der Zeeuwfche kaapvaart, federt zoo berucht geworden. Graaf Floris, welbegrijpende, van welk belang de koophandel zij, bewerkte eerst, omtrent den jaare 1276, den vrijen handel der Enaelfchen en Ncderlanderen, over en weder, geduurende den tijd van twee jaaren, en naderhand, in 't jaar 1280, dat den Zeeuwen, die hier bij geen gering belang hadden, de handel in Engeland open gefteldw.crde en dat de verdere gefchiüen aan de beflis'fin >e van goede mannen kwamen. De onderhandeling over 't huwelijk van rAlfo"fus, zoon van den Engelfchen Koning, 'Eduard den Iilde, rnet Margareet, dochter : van Graaf Floris, verdient onze opmerkzaamheid, uithoofde der zeldfaame voorwaarden  ix. Bot*, historie. 2a7 den vijfden van hooimaand des jaars 1281 te Westmunfler geteekend; doch aan wier echtheid, door fommigen, getwijfeld wordt. Margareet zou de helft der Landen van Floris, ter keure des Konings, ten huwelijk ontfangen. Indien de Graaf zonder manlijk oir overleedt, zou zij alles erven. Voor 't beftaan der Graavinne Beatris: en van haare dochters, zoo Floris dezelve naliet, moest Eduard zorgen. Zoo dra het huwelijk tusfehen Al* fbhfus en Margareet voltrokken was, zouden zij in 't bezit van hun aandeel gefteld worden; doch Floris zou 'er de inkomften van blijven trekken, zoo lang hij leefde. Wanneer de Koning de keuze gedaan hadt, zouden de Edelen en fteden dit verdrag mogen bevestigen. Floris zou zijn vermogen'aanwenden, om het door den Koning of de Keurvorften van 't Duitfche Rijk te doen bekrachtigen. Deze en andere voorwaarden van dit verding werden door Floris op deze wijze beflooten: „ Indien dit verdrag, volgens de „ wetten en gewoonten van ons Land, voor „ altijd geen ftand grijpen kan, moet alles, „ wat ik beloofd heb, als niet gedaan en van „ onwaarde gehouden worden." Op dien voet kón Floris alles beloven. Nam Koning Eduard genoegen in een verdrag met zoodanig bijvoegzel, dan moet hij geen groot doorzicht, en noch minder kennisfe van de geaartheid der Nederlanderen, gehad hebben. Ui'tDuitschland was voor beiden niet veel goeds te wachten. Sedert de verkiezinge van Richard, Graave van Komwall, Eduards oom, rot Roomsch Koning, waren de Engelfchen in verachdnge p * bij Alfonfus van Engeland, ia8i.  Zeldfaame hïndelvan Keizerïfudolf, ten opzichte van Holland, dan 13 Jaa- DensAug I28l. Geboorti van Jan, Zoon vai GraafFlo ris. Verfchc! den oude handelingen ovei huwelijken tusfehen d( kindera .28 VADERLANDSCHE IX. Boek. bij de Dui'fchers gekomen. De tegenwoordige Koning, Rudolf, Graaf van Habsburg, gaf, in den jaare 1276, een duidelijk bewijs van minachtinge voor den Hollandfchen Graave, en befloot, het Graaffchap van Holland, op een' en denzelfden tijd, aan Jan van Avennes Graave van Henegouwen, en aan Herman, Graave van Hennenberg, ter leen op te dragen indien Graaf Floris, zonder wettige erfgenaamen, overleedt. Staatkunde,-of geldgierigheid, kan den Koning tot dien zeldfaamen ftap bewogen hebben. Graaf Jan van Henegouwen wist, federt, deszelfs gunde In zoo verre te winnen, dat deze hem, bij opene brieven, in 't bezit ftelde der Landen van Aalst, Waas, de vier Ambachten, van Geeraardsbergen, en des Lands nevens de Schelde, anders genoemd Zeeland bewesten de Schelde. Na den dood der Gravinne van Hennenberg, verkreeg Graaf Jan, door koop, van Graaf Herman 't recht van opvolginge, 't gene hem en zijnen kinderen toekwam in 't Graaffchap van Holland. Dus poogde hij zich, nu, door gunde en koop, het bezit van een Graaffchap te verzekeren, dat hem, naderhand, bij erfenisfe, te beurt viel. Na dat Graave Floris een zoon, Jan ge'naamd, geboren was, zag men alhaast eene 1 nieuwe onderl.andelinge over 't huwelijk zijner zuster met den Engelfchen Prins, en te ; gelijk dacht men aan een huwelijk van hem f met eene dochter des Konings van Engeland. Volgens 't dot der voorwaarden van dit verdrag, zouden Holland en de overige Landen van Graaf Floris op Alfonfus en Margareet ver- fter-  IX. Boek. HISTORIE. 22 «erven, indien Jan, 's Graaven zoon, die dei Srlg/ rd Z°U toeSezo"den, en aan een: zijner dochteren uitgehuwd worden, zonde |fnderen overleedr. Men ziet hier uit, da Floris niets onbeproefd wilde laten, om ziir genacht met dat van Eduard naauw te verbin. den: uit we k grondbcginfel, zal 't vervolg z.jner gefchiedenisfen leeren. Staatkunde oogmerken, eigen belang, uitbreiding van g? Sll'r vnVn'nS ?ü Z1Jne Par"j teSen de overmagt van anderen, zin dikwijls de eenige coor t beitel van hunne ouders, eebouwri worden. Doch niet zelden worden ïe m7n . fchehjke gedachten, ook in dit ftuk, 1\ onverwachclte verijdeld. Zeven dagen £ ' § gfe*. overleedtgAlfo fus Eduards zoon, en, eenige jaaren later, Margareet, dochter van Floil Die dood gafo0 . zaak tot nieuwe voorwaarden van \ aandaande Ehzabeth , dochter van Koning Eduard. He geven, ontfongon en uitke, ren™ geld was er de voornaame inhoud van. Daarenboven overleedt Jan of Elizabeth, voor 't voltreS van het huwelijk, dan zou men, 0p E voet, een huwelijk fluiten tusfehen^efoC geblevene en een ander kind van den Kon", nendaFdoH ^ Te" bÜjke' hoü weI-^Zich en X te7ei'k ftelde hij Zich en alle zijne goederen ter bedwang van «f iTi °"denvierP -W aan deszeifs&ban ; gaf den Koning van Engeland, den Graave Zhtif^u e" de?,He"oge van Brabant , v^jheid, om hem en alle ingezetenen vanflol- P 3 ' land ? ■j van Kos ning Eduard en via • Graaf Flo. ris, in de jaaren I284, en I285. Dood van Mf'onfus ran Ei]£8> and en 'an Mar;areet van bolland.  Floris neemt deel in de onlusten tusfehen Jan van Brabant en ïteinoud van Gelder. Slag bij Weeringen, den S Junij 1288, Twist tus fchen Utrecht en de Heerer van A tufte en Woer den. &30 VADERLAND SCHE IX. Boek. land en Zeeland te bekommeren en aantetasten , tot dat het verdrag voldaan zij; en bezwoer deze voorwaarden, plegtiglijk, in tegenwoordigheid van den Engelfchen Gezant en van veele Hollandfche Edelen. In de gefchillen, tusfehen Jan den lüe, Hertog van Brabant, en Reinoud, Graaf vari Gelder, over 't recht op het Hertogdom Limburg, gerezen, nam Floris ook deel; en hielde de zijde des Hertogen van Brabant, die, den elfden van grasmaand des jaar 1283, Holland van de leenroerigheid aan Brabant volkomenlijk vrij verklaard hadt. Floris verzoende zich, federt, met Reinoud; doch de pogingen van Koning Eduard, om den Hertog van Brabant met den Graave van Gelder te bevredigen, mislukten. De beruchte flag bij Woeringen, waar in Graaf Reinoud zwaargewond en gevangen genomen werdt, en de bemiddeling des Konings van Frankrijk konden meer uitwerken. De vrede werdt getroffen, en te Parijs, in wijnmaand des jaars 1289, geteekend. Reinoud verkreeg zijne vrijheid, en daar bij de Bommeler- en Thielerwaard; 't Hertogdom Limburg en de flad Thiel, welke, geduurende dezen oorlog, deerlijk verwoest was, kwamen aan den Hertog van Brabant. Meer voordeels trok Graaf Floris uit den twist, tusfehen die van Utrecht en de Heeren van Amftel en Woerden ontftaan. Het ongenoegen, door eenige voornaame Stichtfche Edelen en de Wethouderfchap der ftad Utrecht tegen Bisfchop Jan van Nasfau opgevat, gaf aanleidinge, dat zij met Floris in een bijzonder  IX. Boek. HISTORIE: 231 der verdrag traden: volgens 't welke zij d flad altijd voor hem zouden open (lellen , e hem kennen in de verkiezinge van een' nieu wen Bisfchop; terwijl hij de flad eu Wethou derfchap op zich nam. Wanneer derhalven de Stichtfchen door Gijsbrecht van Amtlel er Herman van Woerden in 't naauw gebragl werden, zochten zij hulpe bij Floris, die ter ftond het beleg voor Vreeland floeg. Gijsbrecht van Amftel, wiens broeder 't flot verdedigde, hadt een' toeleg, om.'t zelve te ontzetten. Doch bij Loenen ontmoetten hem de Zeeuwen, door den Graave ontboden, die, aangevoerd door Kostijn van Renesfe, zoo fel op " hem aanvielen, dat zijn leger geflagen, en hij zelf gevangen genomen wierde. Toen moest zich Vreeland fchielijk overgeven. Arnoud van Amftel werdt, nevens zijn' broeder Gijsbrecht, gevangen naar Zeeland gevoerd. Herman van Woerden deelde eenigzins in hun ongeluk; zijne landen werden afgeloopen en plat gebrand; zijn flot te Monfoort viel, om-, trent een jaar later, den Graave in handen, die zoo verbitterd op de belegerden was, dat hij hun, op twee na, 't hoofd voor de voeten deedt leggen, 't Kan zijn, dat dc ondernemingen van Graaf Floris tegen de Heeren van Amflel en Woerden op eenig recht fteunden; doch vaster gaat het, dat zijn handel omtrent de burgtzaaten met de billijke wetten van den oorlog niet kan vereffend worden. Dat hunne goederen verbeurd verklaard wierden, is minder vreemd. Hier door kwam Amftelland aan den Graave, die de heerlijkheid van Amftelredamme, reeds in't jaar 1275 P 4 door 2 1 Graaf Floris mengt 'erziclim. Gevecht bij Loenen De Heeren vauAiutteL worden gevangen. Herman van Woerden loopt liet geheel rrij.  s d tl Zoen der Heeren / vanAmftel niet den I Graave, . den 270ft. j I285. ] ^ t En van ' Herman I vanWoer- ( den , den SO Maart ,—.. water- "* Vloed 13 1286, »n 1287. 32" VADERLANDSCHE LX. Boek, oor hem tolvrij verklaard, aan Jan Perfijn :n gefchenke gaf. 't Leedt eenige jaaren, eer de Heeren van rniftel in vrijheid herfteld, en met Graave loris verzoend werden. De nood drong hen , eel afteftaan, veel te beloven, en zich van kloris afhangelijk te maaken. Verfcheiden édelen, en onder dezen Gerard van Velzen, erbonden zich, als borgen, om den Graave egen die van Amftel, zoo zij den zoen fchon!en, op eigen kosten te dienen. Twee jaaren ater, volgde de zoen van Herman van Woerlen, op voorwaarden, die niet veel gunftiger varen, en ten deele vreemd moesten klinken: )ij voorbeeld, dat hij zijne dochter, niet dan net 'sGraaven bewilliginge, zou mogen mtïuwelijken. De verzoening fcheen van s' Graaien zijde oprecht en Volkomen te zijn. Hij naakte Gijsbrecht van Amftel en Herman van Woerden tot zijne voornaamfte Raaden, en ien eerften verhief hij, met noch elf anderen, volgens 't fchrijven van fommigen, tot Ridder van St. Jakob. De grootfte beleefdheden zijn, dikwijls, niet in ftaat, om voorgaande beledigingen in vergetelheid te brengen, en afgeperfte verzoeningen leggen een' grondflag tot onverzoenlijken haat. Het gegedrag der Heeren van Amftel en Woerden, ten opzichte van Graaf Floris, zal dit in 'c vervolg bevestigen. , De Stichtfche oneenigheden vereffend zijnde , werdt Floris bedacht op 't beteugelen der Westfriezen. Dezen hadden , nevens anderen, veel geleden door de hevige ftormen en zwaare watervloeden in de jaaren 128$ en 1287, en  ÏX. Boek. HISTORIE. 233 en waren, door derzelver akelige gevolgen, buiten ftaat, zich tegen Dirk van Brederode, die m hun land viel, te verzetten. Graaf Floris volgde hem met een talrijk leger, en bouw. de vier zwaare floten in Westfriesland, 't Leedt niet lang, of de meefte Westfriezen fchikten zich tot onderwerpinge. Zij gaven den Graave vrijheid, om gemeene wegen in hun land te mogen maken; en hij verwaarloosde deze vergunmnge niet, welke, zoo voor het algemeen, als voor hem en zijn leger, tor voordeel _ (trekken kon. Terwijl Floris zich hier onthieldr, gaf hij eenige keuren aan deDrechterlanders , en ftads gerechtigheden , nevens tolvrijheid, aan die van Medenblik. Indien hem deze gunstbewijzen geen geld aanbragten, zij ontnamen hem ten minften niets. En er is geen grooter gewin voor een' Vorst, dan de liefde en achtinge zijner medeburgeren te verwerven. Omtrent dezen tijd, fchijnt Graaf Floris ook te Medenblik geld geflagen te hebben 1 waar van noch penningen voor handen zijn l Hij was echter de eerfte niet. Men vindt reeds ï Graaflijke munten van Willem den 1* en Wil 2 lem den IIde , en in eenige handvesten en andere gedenkflukken van hunnen tijd wordt duidelijk gefproken van Hollandfche munt, als mede, dat opmerkinge verdient , van Walcherfche munt. Na 't bedwingen der Westfriezen, toog, Floris, over de Zuiderzee, en werdt, gelijk 1 vut volzekere befcheiden blijkt, door die van f Staveren als Heer erkend, die, kort daarna, e handvesten aan hun verleende; gelijk hij ook* p 5 ver- Graaf Plo. ris onderwerpt aan zich de Westfriezen, den 21 Jan. en 21 Maart 1288. Voorrechten , aan Medenblik gefchonken. Het muilen van eldaldaar, n reeds roeger in lólland es eeland. raaf F! as wordt eer van averen , 1 verentHand! Men aaa  die Stad , ■ den t Aprit 1292. , Misnoegen der Zeeuwfche Edelen opGrave Floris, Op hun aandrijven valt Guy van Vlaanderen in Walcheren , en be legert Mid delburg. 't Beleg wordt op gebroken, 134 VADER LAND SC HE IX. Boek. verfcheiden andere Heden mee aanzienlijke roorrechten befebonk. Hier door vermeerlerde hij 't getal zijner vrienden, en liep te lerker in 't oog bij de Edelen, die het oognerk van deszelt^ loozen handel genoeg berrepen, en op de handhavinge' van hunne vrijheid bedacht waren. Doch hunne ondernemingen liepen, gedeeltelijk, vruchteloos af, en bragten het Land in gevaar, van onder 't bewind van een' vreemden Heer te komen. 'Er is groote voorzichtigheid noodig, wil men niet, geduurende 'tbeklag overfchendinge zijner voorrechten,' in erger kwaad vallen, en de vrijheid in eene volitrekte flavernije zien verkeeren. Eenige Zeeuwfche Edelen, vooral uit de huizen van Borsfele, Renesfe, Maalftede, Cruiningen, Botland en Cats, met geen onverfchillige oogen de willekeurige heerfchappije van Graave Floris langer willende aanzien, en om meer dan eene reden op hem misnoegd zijnde, bewogen Graave Guij van Vlaanderen, om in Walcheren te vallen, en 't beleg voor Middelburg te liaan. Die aan? [flag, hoe heimelijk overlegd, kwam fchielijk ter kennisfe van Floris, wien de Middelburgers zeer gunftig waren. Hij zondt zijn' zoon jan, met deszelfs moeder, binnen deze Had, en beloofde den poorteren allen bijihnd. j Dezen weerden zich dapperlijk; doch zij zouden \ hebben moeten opgeven, zoo niet Graaf • Floris, met eene welbemande vloot, voor Zierikzce genaderd ware, met oogmerk, om Middelburg te ontzetten, 't Beleg werdt, eerlang opgebrooken, en de Vlamingen verlieten  IX. Boek. HISTORIE. a3£ Walcheren. Door bemiddelinge van Hertog Jan van Brabant, aan wien Graaf Floris, de Zeeuwfche Edelen en anderen, alle hunne gefchillen verbleven hadden, kwam men, den twaalfden van zomermaand des jaars 1290, te Biervliet, tot een aanmerkenswaardig verdrag; 't gene eerst onlangs, uit de 'oorfprong. lljke Hukken, die te Rijsfel bewaard worden, te voorfchijn gebragt is. De voornaamfte punten waren van dezen inhoud: de vrede tusfehen de Graaven van Vlaanderen en Holland zou vast en onverbrekelijk zijn; de wederzijdfche gevangenen en gijzelaars zouden uiige» wisfeld, en jn alle hunne bezittingen herfteld worden; de Graaf van Holland en zijne erfgenaamen zouden Zeeland, tusfehen Heidenzee en de Schelde gelegen, van den Vlaatnlchen Graave ter leen houden, en hem hulde doen; hadt Koning Willem of iemand anders iets gedaan, ftrijdig met deze leenhulde, * Joris moest zorge dragen, dat zulks niet ten nadeele des Graaven van Vlaanderen uitliepe; zoo dikwijls dit gedeelte van Zeeland tot een' anderen Graave of erfgenaam overging, en Vlaanderen van Heer veranderde, moest din leen, binnen jaar en dag, telkens verheven worden; Floris zou den voornaamen inhoud van dit verdrag door den Koning van Duitschland doen bekrachtigen, en den Graave van Vlaanderen hulpe tegen hem bieden, indien Koning Rudolf, of iemand zijner opvolgeren, Uit hoofde dezer leenhulde, hem den oorlog aandeedt,- Graaf Floris zou het verdrag, in ? jaar 1256, tusfehen Floris, Voogd van Holland, en Margareet van Vlaanderen, aangegaan, Verdrag tusfehen Guy en Floris » den 12 Junij I290. Deszelfs bijzondere inhoud.  Zoen der Edelen. Keure ,aan Zeeland gegeven, den 13 Hov. 1290. Gevechi tusfehen deVlamin gen en Zeeuwen den 270P de gun. te van Koling Kdurd was ijlel.enFlois genoodiakt zon:r Kroon 1 rug te seren.  Eduard kiest d£ zijde van Guy van Vlaanderen tege: Floris. Verbot tusfehen Filips di IV, Korting vai Frank ri; en Graa Flóris d 9 Jan. I296 238 VADERLANDSCHE IX. Boe*. vrijheid der Schotten, hun Koning te worden, Zfch in zijne verwachtinge te leurgerteld ziende, ondervondt eerlang noch nader, hoe wankelbaar de vriendfehap van Eduard was, en wachtte vruchteloos op zijnen bijftand tegen de Vlamingen. De Koning fcheen_ wel den twist te willen bemiddelen', doch t bleek genoegzaam, dat hij meest de zijde van Guij ,fan vLnderen hielde, eh deszelfs vriendfehap zocht. Hier aan zal men moeten toefchrijven, het verleggen van den ftapel der wolle, van Dordrecht, naar Brugge en Mechelen, tot merkelijk nadeel der Hollandfche kooplieden en van de Graaflijke tollen Ook was het aanftaande huwelijk tusfehen 's Konmgs zoon en ^ dochter van Graaf CSoa^^ïSdS hand van vereeniginge tusfehen de Engelfchen en Vlamingen. 1 V] d In dezen ftand van zaken, Was Graaf Floris welhaast te bewegen tot het aangaan van "een onderling verbond met Filips, Koning ' van Frankrijk. De eerfte onderhandeling daar «over werdt waarfchijnlijk, te Bergen iriHe»neeouwen gehouden met den Graave van Ar2! die eegn Neef van Floris, en geheel in de Franfche belangen was. Graaf Floris gat ' zijn' toeleg aan eenige Hollandfche en Zeeuw-fthe Edelen te kennen, en vertrok, m perfoon, naar Parijs. Eerlang werdt het verbond Ssfche! hem en Koning Filips gefloten, en door acht Hollandfche Edelen bezegeld. De rW ontfing geld en goede woorden; hij SoVendenS loning mfnfchap en allen mo eeliiken bijftand, zonder echter de Koningen. C] Duitschland en Engeland regelrechte  IX. Boek. HISTORIE. s willen aantasten. De betrekking, waarin tot beiden ftondt, zal hem dit verboden he ben Frankrijk moet, in dien tijd, wel v geld voorzien geweest zijn; terwijl men, deze Landen, geen gebrek aan manfchap hac tiet aangaan van verbonden is altijd eene za; van groot uitzicht, vooral, indien zulks g fchiedt met Koningen, die daadelijk in oorlc zijn, en andere gekroonde Vorsten zich da; door, met eenig recht, beledigd kunnen r< kenen. Du verbond bekwam den Graave kw; luk, en fcheen aanleidinge te geven tot de deerlijken ramp, die hem, kort daarna, tro Koning Eduard, gebelgd over 't fluiten va het verbond, en niet minder over's Graave itoutmoedig antwoord op ue bedrelginge dj men zijn' zoon, Jan, in Engeland gevange, houden zou, indien 't verbond met Filips va» hrankrijk niet verbroken werdt, fmeedde al haast een geweldigen aanflag tegen de vrijhei* van Floris,, Onder de voornaamfle werktu" gen, van welken Koning Eduard zich bedien de,.om hem in 't net te krijgen, wordt fan van Kuik allereerst geteld. In Holland gekomen, vondt hij eenige misnoegde Edelen gereed, om hem de hand te bieden. Onder de zen waren de voornaamllen Gerard van Velzen Gijsbrecht van Amftel en Herman van WoerI den. By hen voegden zich fommige Zeeuwfche Edelen, uit de gedachten van Borsfeie Renesfe, Everingen, Mallant, van der Hooge, Oostende, en meer andere. Zij allen hadden, cienkehjk, algemeene of bijzondere rede-i jen van ongenoegen tegen den Graave. I„' hoe verre'zij gegrond waren, is moeilijk «! be-1 ê b- in in !t. * ft b 1 Eduard van Enge- 1 land, zeer1 I te on vrede n over 1 dat ver- I bond , ' zoekt Flo- ■ ris in haa- | den te krijgen. Hijbedient zich, hier toe, van Jan van Kuik, en deze van fommige misnoegde Edelen. -- ! eden van ongenoeen des Aels op loris.  jj I Bijeenkomst de: Edelen 6 Bergen O] Zoom. Hun bi fluit, te Kamerijl! genomer om Floi gevangei naar Eng land te vervoer 440 VADERLANDSCHE IX. Boek. seflisfen; gelijk ook, of het fchenden def vrouwen en dochters van fommige Edelen, iet veradelen van veertig huisluiden, en de :oeleg van Floris, om, zijnen natuurlijken soon, Witte van Haatnftede, tot zijn' erfgenaam en opvolger te verklaren, welk alles op zijne rekeninge gefield wordt, den Edelen een volkomen recht gaf, om Graaf Floris met geweld van hier naar elders te vervoeren. Hij kan niet geheellijk vrijgefproken Worden van een onhebbelijk gedrag, onderdrukkinge en heerschzucht, alzoo weinig, als de Edelen van wraakgierigheid, nijd over 't aangegroeid vermogen der fteden, ondankbaarheid, verbrekinge van den leen-eed, en een'toeleg, om over alles te heerfchen. De misnoegde Edelen hielden hunne eerfte bijeenkomfte te Bergen op Zoom, der;waards gedagvaard door Jan van Kuik; die 'hier 't hooge woord voerde, en hen verzekerde van den bijftand van den Engelfchen Koning, van Jan den IIde, Hertog van Braband, en van Graave Guij van Vlaanderen. Andermaal vergaderd, te Kamerijk, befloeren zij, ten overftaan der Gemagtigden van die drie Vorsten, dat men Floris zou zoeken is te ligten, en naar Engeland te vervoeren, alt waar men hem, zijn, leven lang, gevangen ' houden, en ondertusfehen't Graaflijk bewind in aan zijnen zoon Jan zou opdragen. De gelegenheid tot het uitvoeren van dezen aanflag werdt eerlang geboren; doch toen liep de zaak, gelijk dikwijls in foortgelijke ondernemingen gebeurt, veel hooger, dan veelen gedacht, en, mogelijk, gewenscht hadden. Graai  XIX. trraaf-&Corls de^^^e^aye»-, vilten J7aa>*e éS/adz. X41. XX.   IX. Boek. HISTORIE. a. peGpï!lori,?' de bevredigingé tusfehen eer ge Edelen willende bevorderen, verzocht hei in den zomer des jaars 1296, te Utrecht komen. Hij verfcheen 'er zelf, verzoende c Eï?"/ 2 ël> ,hier' een bliik zij«er ede moedigheid. Na 't houden van een' vrolijke maaltijd werdt alles, tot het opligten w Plons, befteld, eenig krijgsvolk in de lal ü 1 tgofhraefb-e" hiJ door Gijsbrecht van An itel tot het bijwoonen van eene vogeljagt ui genoodlgd De Gnafj kwJdJvf mUG dende, vondt genoegen in dien voorflag, e ZLT Y Uit' E£n half "ur S^s bu te, Utrecht gekomen zijnde, wordt hii, doo op een barfchen toon aangefprooken vast gehouden, bedreigd, en naar't Slot te Mu den gebragt. Hier ilijt hij vier droevige nach- ten, onder veel ongemaks, en in een akehV voonntzieht dat hij, gelijk hem VVoS'n met een ftraf gel£m ^ ^ en nooit meer zien zou. «««nu Naauwlijks was 's Graaven gevangenis ruche baar geworden, of de Edelen? die Ce hem hielden, en inzonderheid de gemeente in dei fted,enren P,3tten ,ande' Poogden hem te Slot, en bemant eenige vaartuigen, die de Zuiderzee langs frevenende, omfren hetzelve bleven kruisfen. De Edelen, hier dooVe£ hinderd om den Graave naar Engeland te ver* voeren, en vreezende, dat het Slot zou beftormd worden, befluiten, den Graave eenen brief te doen fchrijven, waar bij h«\ volk bev^aftetrekken, en hope gaf, kt hij haast x in II f: Gelegenheid tot '» het gevan- ;e gen nemeü van den e Graave. n n ii j Hij worde , gevangen", ' den 23 Junij 1295. ' Zijn ver. blijf op't Muider Slot. Men poogt iem van laar te vef» 3Sfen,  De Edelei brengen hem naar elders. HU wordi op weg, jammer lijk vermoord. Den *7 Jnnij I296 Zijne 1 (raven! 242 VADERLAND SC HE IX. Boek. in vrijheid gefield zou worden. Deze list aan 't oogmerk der Edelen niet beantwoordende , vinden zij raadzaam, 't Slot te verladen, en Floris naar elders te brengen. Men zet hem, in een gering kleed, te paarde, flopt hem den mond met een' handfchoen, en bindt zijne voeten vast onder 't paard. De Edelen begeeven zich, met den ongelukkigen Floris, 'op weg naar Naarden, en bij Muiderberg gekomen, nemen zij het heilloos befluit, om hem, tot wiens ontzet die van Naarden opgekomen waren, van kant te helpen. Velzen trekt, uit eigene beweginge, of door Woerden aangezet, zijn zwaard, en heft het, met zijne beide handen, om hoog, om 'er den Graave 't hoofd mede te kloven. Doch terwijl s'Graaven paard, door deze beweginge verfchrikt, in een' floot fpringt, treft de flag zijne famengebonden handen, die beide afgehouwen werden. Velzen en anderen, toen van 't paard Hijgende, bragten den Graave, terwijl hij in 't water lag, ruim twintig wonden toe, en maakten, op deeze moorddaadige wijze, een einde van zijn leven. Velzen, die 't gevaar ter raauwer nood, en niet zonder 't beko• men van tene wonde ontkwam, begaf zich - naar 't Slot Kroonenburg; Woerden, Amftel, en anderen, weken buiten 's Lands. Het lijk ,e.van Floris werdt, door die van Naarden of l'anderen, terftond uit het water gehaald, gebalfemd, en eerst naar Alkmaar gebragt, doch federt te Rhijnsburg begraaven. Het ingewand bleef echter te Alkmaar in eene kiste, welke aldaar noch te zien is. Dusdanig was het einde van Floris den vijf-  IX. Boek. HISTORIE. *A den, Graave van Holland en Zeeland, e Heere van Friesland; die alle zijne voorzaa ten in magt en aanzien overtrof; diep in d gunst der meeiïe (leden ilondt; onder de Ede len zijne vrienden,. doch veel meer vijanden hadt; en die, wat hij ook mogte misdaa hebben, met geen fchijn van recht op zo. eene wreede wijze verdiende van kant gehol pen te worden. Moordenaars, gelijk deze Ede Jen waren, kunnen nergens een' edelmoedige! voorfpraak vinden; vooral, wanneer het blijkt dat wraakgierigheid en heerschzucht, maa geenzins liefde voor de Vrijheid en het Vaderland, voor de drijfveer van zulk een Hou beilaan te houden zij. De dood van Floris was alhaast oorzaak van groote verwarringen. Zijn eenige wettige erfgenaam, Jan, was in Engeland, en noch te jong, vooral in dezen hachelijken toefland, om zelf de klem der regeringe in handen te krijgen; waartoe deszelven opvoeding in een vreemd Land hem te minder fcheen bekwaam te maken. Er was, derhalven, een Voogd noodig. Doch 't kwam 'er op aan, wien men verkiezen zou. Zijne moeder, Beatrix van Vlaanderen, was reeds, den vijfden van gras ' maand des jaars 1296, overleden. Tan van Avennes, Graaf van Henegouwen, die een volle neef van Floris was, fcheen'meer dan iemand tot de Voogdijfchap gerechtigd te zijn, en zekerlijk meer, dan Wolferd van Borsfele en Graaf Dirk van Kleve, die beiden »t'bewind, als Voogd, aan zich poogden te trek- Zoo dra de Edelen, die, op den derden Q * dag 3 n e » i t 1 r Zijn eenlf ge erfgenaam was in Engeland , en noch jong. Twljt over de Voogdij, chap.  Avennes wordt ont boden, et komt her waards. Het Sl< Kroonenburg bels gerd, en genomen lot v Velzen i anderen, S44 VADERLANDSCHE IX. Boek, dag na 's Graaven opligtinge, te Dordrecht, verzameld waren, deszelven omkomen verno» men hadden, ontboden zij Jan van Henegouwen herwaards; die, zijnen broeder Guij vooraf zendende, verklaarde eerlang in perfoon te zullen volgen. Graaf Dirk verzuimde deze gelegenheid niet, om zich 't bewind der regeringe aantematigen, boven Guij van Henegouwen, die te weinig moeds en aanzien hadt, om hem zulks te beletten. Die voorfpoed was echter niet lang van duur: want Jan van Avennes, Graaf van Henegouwen, zelf in 't Land gekomen, en als Voogd erkend zijnde te Dordrecht, Delft, en elders, kreeg fchielijk zoo veel aanhang, dat Graaf Dirk raadzaamst oordeelde 't Land te ruimen, t Midlerwijl was 't beleg geflagen voor 't Slot Kroonenburg, werwaards men wist, dat Vel" zen zich begeven hadde. Jan van Kuik, met ■ reden beducht voor 't leven der Edelen, die zich aldaar bevonden, (lelde alles in 't werk , om hen te verlosfen; en Graaf Dirk van Kleve begunftigde zijnen toeleg. Zoo dra 't Slot opgegeven was, begeerde deze, dat hem de bewaring der gevangenen toebetrouwd wierde; doch hij Zag zich welhaast genoodzaakt, om m Velzen en andere Edelen aan de woede van de :n Kennemers en Friezen overtegeven: met welk gevolg, kan elk gisfen. Velzen werdt naar Dordiecht overgebragt, deedt belijdenis zijner misdaad, en eindigde zijn leven op een rad. Sommige Edelen, medepligtig aan zijn fnood beftaan, deelden in dat zelfde lot. Indien zij, gelijk men vermoedt, te Dordrecht behoorlijk te recht gefteld en veroordeeld zijn, dan handel»  IX. Boek. HISTORIE. ^ deJde de vergramde Gemeente veel befcheid ner met de Edelen, dan zij met Floris gedas nadden. ° Eduard, Koning van Engeland, fpoedi bericht van s Graaven moord ontfangen heb bende, was aanftonds op middelen bedacht om den jongen Graave Jan in 't bewind va. s Vaders Graaifchappen te doen Hellen Hi zondt, m herfstmaand, vier Gezanten her waards, met een' algemeenen Geloofsbrief et noch verfcheiden bijzondere brieven aan d( Heeren van Arkel, van de Lek, van Cruinin gen, van Borsfele, Loef van Kleve, en aan anderen. De Engelfche Gezanten kreegenlast om te verzoeken, dat eenige Edelen, en ten minllen twee afgevaardigden uit elke goede wad, naar Engeland zouden afgezonden worden , om met Jan van Holland, over het voltrekken van zijn huwelijk, over de bevestiginge des verbonds, eertijds tusfehen Eduard en J?Joris gemaakt, en over den toefland dezer Landen, te handelen. Men voldeedtfpoedigaan sKonings begeerte. De Edelen, uit de ge- 5f"pVarr*Dde' ËSmond> Wasfe-naer, Buffel, Perfijn en Renesfe, nevens de gemagtigdender lieden Dordrecht, Haarlem f Middelburg en van elders, ilaken naar Engeland over, en werden, eenen geruimen tijd, ten Hove opgehouden. Eerlang werdt het huwe- i ff van den jongen Graave van Holland nietj tMizabeth, s Konings dochter, voltrokket- ei en zorg gedragen voor 't bellaar, van 't jeutrdi- ,v: ge paar. Eduard fchreef aan Keizer Adolf ten ? behoeve van zijnen fchoonzoon, op dat Graaf ; 4an de j> met de landen, die Floris van 'tRijk l Q 3 ter " 5 n , Koning . Eduard trekt zich i de belanl gen. va» 1 . Jan aan. I I Afgevaardigden uit Nederland naar 't EngelfcheHof. luwelijk n Jan n 1. met ifabeth n Kngeid, den Jan. 207.  Toeleg van Eduard , om, h ier te lande, alles naar zijn zin te bedieren. De l) trechtfcr Bisfchop brengt c WestftK 246* VADERLANDSCHE IX. Boek. ter leen gehouden hadt, mogte verlijd worden, hoewel hij niet in perfoon verfcheen, om ze van den Keizer te verheffen. Ook nam hij op zich de bemiddeling der gefchillen tusfehen Brabant, Vlaanderen en Holland. Dit alles kon , hier, gereedelijk goedgekeurd worden. Weinig daarentegen zal het den meeften gefmaakt hebben, dat Koning Eduard het voornaamfle bewind over deeze Landen zocht magtig te worden, en zijnen fchoonzoon met eede deedt beloven, dat hij, in Holland gekomen zijnde, Ferrer en Havering, die hem uit Engeland herwaards verzelden, tot zijne geheime Raaden aanflellen zou, en nimmermeer tegen hunnen raad handelen, dan met kennis en goedvinden van zijnen feboonvader. 't ls minder te verwonderen, dat Graaf Jan, die jong en in de gevleidheid van zijn eigen Vaderland onbedreven was, zich tot dezen zeldfaamen flap liet vervoeren, dan dat Koning Eduard, in wien men meer Staatkunde fchijnt te mogen veronderflellen, hem daar toe noodzaakte. Een geheime Raad, met zoo veel gezags bekleed, en alleenlijk uit twee Engelfchen beftaande, was zekerlijk, in dien verwarden tijd, niet gefchikt, om 'sGraaven gezag te Haven, en de ruste, hier te lande, te herflellen. Eer Graaf Jan noch uit Engeland wedergekeerd was, raakte alles in Holland en Zeeland in de groot (Ie onruste; waar uit eenige Grooten zich een merkelijk voordeel beloofden. De Bisfchop van Utrecht , Willem van e Mechelen, die in 't jaar 1296 aan Jan van Zie rik opgevolgd was, hieldt den Westfriezen voor,  IX. Boek. HISTORIE. a4 voor, dat 'er nu de fchoonfte kans zou zijn om zich van de Hollandfche overheerfching te ontflaan, en in volle vrijheid te herfteller Hier toe ried hij hun de Graaflijke Sloten, di hen anders in bedwang hielden, tebemagtigei en te vernielen. Hij zelf rukte voor 't Slot t< Muiden, deedt het hevig beflormen, en werd 'er meefter van. De Westfriezen, op zijn aan drijven, belegerden de Graaflijke Sloten te Wijdenes, te Medenblik, Eenigenburg er Nieuwendoorn, die, vervolgens, ten grooter deeie, vernield werden. Hoe deerlijk hun di naderhand bekomen zij, zal flraks blijken. De verwarring in Zeeland was niet mindei groot, en Wolferd van Borsfele 'er de voorriaamfte oorzaak van. Sedert zijne verzoeninge met Graaf Floris, op den eerffen van bloeimaand des jaars 1296, gedroeg hij zich ais deszelven vriend, en 's Graaven ellendig lot fcheen hem te treffen. Zijne bijzondere inzien, ten noch bedekt houdende, maakte hij den Edelen en anderen te Dordrecht diets, dat 'et reden van vreezen was voor een' inval der Vlamingen, en bewoog hen, om twee wel bemande koggen onder zijn bevel te Hellen, waar mede hij aanflonds naar Vere in Walcheren overflak. Toen bewoog hij Guij van Vlaanderen , om een' inval in Walcheren te ondernemen, en 't beleg voor Middelburg te flaan. Hoe grooter de verwarring werdt, hoe fpoediger Borsfele begreep zijn doelwit te zullen bereiken, 't Is ongelukkig voor een Land, wan-1 neer oorlog en vrede hunnen grond alleenlijk vinden in 't eigenbelang van weinige bijzondere perfoonen. Men trachtte de Middelburgers, Q 4 ter- 7 zen in be. ' weginge. ( Verove- ; ring en ' vernieling ' van eenige 1 Sloten. 1 i W. vaa BorsC Ie lokt de Vlamingen naar Walcheren. Middelburg bele;erd, en veder 'erlatea.  Avennes ontzet het SlotteMedenbli!-:. Graaf Jar de I.kom Uit Enge land, en landt te Vere in Zeeland. fvenne vertrekt tiaar Hen gouwen. b48 VADERLANDSCHE IX. Boek. terwijl 't beleg duurde, door geld en fchoone woorden, tot de overgave te bewegen; doch vruchteloos. Zij bleven flandvastig; en de Vlamingen zagen zich, ten laatften, genood* zaakt, 't beleg optebreken, en de Stad te verlaten , op de tijdinge der aankomfle van Avennes, die te Middelburg met blijdfehap ontfangen werdt. De toeleg, om h Slot te Medenblik te ontzetten, liet Avennes niet toe, lang in Zeeland te vertoeven. Hij fpoedde zich naar Holland, befchreef eene heirvaart, voerde zijn leger te\ fchepe naar Westfriesland, en kwam tot zijn oogmerk. De Friezen, omtrent Enkhuizen gelegerd, werden terflond verdreven. De belegeraars aan 't vluchten flaande, nam de Graaf bezit van 't Slot. De felle vorst verhinderde hem dieper in Westfriesland te dringen. 'tVolk werdt afgedankt, en de fcheepsvloot in de haven te Medenblik gehaald: terwijl Avennes zich naar Haarlem begaf. , Kort daarna kwam de jonge Graaf van Holland, door eenige fchepen en Edelen verzeld, herwaards, te Vere aanlandende. Hier vondt hij Wolferd van Borsfele, den grooten vriend van Koning Eduard; waar van zoo veele geheime onderhandelingen, federt eenige maanden fchriftelijk tusfehen hen gehouden, tot bewijs verflrekken. Zou Borsfele, gelijk hij zocht, Graaf Jan en de Landen naar zijnen zin bellieren, dan moest Avennes eerst geweerd s worden. Deze, wel begrijpende, wat hem nu ..te wachten flondt, befloot, wijslijk, denflorm hier te ontwijken, en naar Henegouwen te rug ee keeren. 'tWas veiliger, vrijwillig te ver-  IX. Boek, HISTORIE. H9 vertrekken, dan opgeligt, in hechtenisfe ge. zet, of met geweld verdreven te worden. Dai hij hier voor te vreezen hadde, was genoeg optemaken uit zijne ontbiedinge naar Zeeland om rekenfchap van zijn bewind aan den Graave te doen, en noch meer, om dat Borsfele de wegen alomme hadt doen bezetten, en vaartuigen in de ftroomen leggen, om zich van Avennes te verzekeren. Nu begon Graaf jan de eerfte het Land te regeren, doch met hulpe van zijnen Raad, uit eenige Hollandfche en Zeeuwfche Edelen begaande Waarfchijnlijk zullen 'er ook fommige Engelfche Heeren toe behoord hebben. De klem van 't bewind was, echter, in handen van Heere Wolferd, die alles op 's Graaven naam verrichte, en wien de Raad naar de' oogen zag. Die hem tegenftonden, werden daar uit geweerd. Dit ondervondt Dirk van iirederode. Jan van Renesfe was hem ook in den weg; en befchuldigd van eenen toeleg op s Graaven perfoon, werdt hij ten lande uit gebannen. Al wat Borsfele goedvondt, reekende de jonge Graaf. Dit blijkt vooral uit zeker gefchrirt, den laatften van grasmaand des jaars i297 te Nijenrpde geteekend, waar bij Graaf Jan met eede beloofde, in alles te zul- w .f06? W,erken vol£ens den «ad van Heer Wolferd, zijn getrouwen man, en hem te helpen, in zekerheid te ftellen en ftaande te houden,mdien hij in haat of wangunst kwam, om dat de Graaf deszelven raad boven dien van anderen volgde, of om dat Wolferd hem sret raad en daad bijftond tot behoudénisfe van zijne erfelijke rechten, of om dat hij zich op Q 5 eeni- Groot gezag van W. van Sorsfcle, :n Schrif:elijkeverbindtenis:us fchen Hem eq len Graa^ re.  1 i < 1 De We» friezen volkomer tot onder werpinge gebragt, den 27 maart 1297. Mislukt toeleg va den Utrechtfchen Bi fchop te gen deW terlandei t5o VADERLANDSCHE IX. Boek. ;enige wijze aankantte tegen de moorders van s Graaven vader; terwijl Borslele, op zijne Christelijke trouwe en mee eede, beloofde, 3en Graave ten beste, tot zijne eer en nut, :e zullen raaden, in alle zaaken naar zijne vijf dnnen en magt te handelen, en zulks om niemands wille te laten: welke open brief van kracht zou zijn, tot dat de Graaf den ouderdom van vijfentwintig jaaren zou bereikt hebben, 't Kon naauwlijks anders zijn, of de Graaf moest zich, door deze verbindtenisfe, het ongenoegen van andere Edelen op den hals halen, en Wolferd bij hen in haat komen. In hoe verre zij hun woord en eed gehouden hebben, zal in't vervolg blijken, doch hun beider leeftijd was te kort, om alle de gevolgen van dit veruitziende verdrag te doorgronden. Graaf Jan, door Borsfele en anderen hier toe aangezet, wilde aanltonds blijken van moed , geven. Een leger bij Alkmaar hebbende doen verzamelen, viel hij zoo fel aan op de Westfriezen, dat 'er drie duizend van hun op 't flagveld bleven, en dat zij, op harde voorwaarden, zich aan hem onderwierpen Bij welke gelegenheid Vroone plat gebrand, doch Ouddorp, welks ingezetenen zich buiten den oplland gehouden hadden, gunftiglijk verfchoond werdt. e Die onderneming flaagde, derhalven, ge* lukkiger, dan de toeleg van den Utrechtfchen . Bisfchop op Waterland. Naar Friesland over*: ftekende, maakte hij, daar, de Hollanders en s' hunnen Graave verdacht van ongeloof of ket'terije. Dit vondt ingang. Toen bediende zich de  IX. Boek. HISTORIE. 251 de Bisfchop van een doemwaardig middel, ei predikte eene kruisvaart tegen de Hollanders De Friezen, denkelijk in den waan gebragt dat die ketters noch erger dan de Heidenei waren, volgden hem, en zochten te Mon mkendam te landen. Dit mislukte. Hunne vloot werdt vernield; de Bisfchop moest naai Overijsfel vluchten; een goed aantal Friezen bleef gevangen; zij werden, niet dan na 't betalen van een aanzienlijk losgeld, geflaakt; en t bleek ook uit dit voorbeeld, dat ondeugende ondernemingen, onder den fchoonen fchijn van Godsdienst verborgen, fchielijk verijdeld kunnen worden. Eerlang werdt Graaf Jan, door 't beitel van zijn grooten raadsman, in den oorlog van Vlaanderen tegen Frankrijk ingewikkeld, en verbondt zich aan zijnen grootvader, Graave Guij, om hem met vijfhonderd ruiters en tien duizend man voetvolk tegen Koning Filips bijteltaan. Hij zal hier toe te fpoediger hebben konnen bewogen worden, om dat Guij van Vlaanderen zich zuiverde van 't vermoeden yan deel gehad te hebben aan den moord van s Graaven vader; daarenboven beloofde, zich niet te zullen fteken in den oorlog tusfehen Brabant en Holland; en om dat hij aan Graaf Jan, en aan zijne opvolgers, die in eene nederdalende linie van hem afdammen zouden, alle manfehap en hulde wegens de Zeeuwfche eilanden kwijtfcholdt. Het verblijf in Vlaanderen was kort, en Graaf Jan voerde 'er niets van belang uit. 't Genoegen, dat hij mogte getrokken hebben uit het ontmoeten van ziln* grootvader Guij, en van zijn' fchoonvader Koning 1' 1 » 1 Graaf Jan neemedeel in den krijg van Vlaanderen tegen Frankrijk.  Hij maaki vrede mei den Bisfchop var Utrecht. De Bis. fchop ver preekt denzelvet Jielegvoo 'tSlot te Ysfelitein Manha tlgheid e( ner Vrot WO. Overga y*n 't Sl( pp zeke voonv* den; di yan'sGr; ven zijd tja VADER.LANDSCHE IX. Boek. ring Eduard, die zich ook aldaar bevondt, werdt merkelijk gematigd door de tegenwoordigheid der Heeren van Amftel en Woerden, hoofden der famenzweringe tegen zijnen vader Floris. . Uit Vlaanderen wedergekeerd zijnde, bevestigde de Graaf het verdrag van vrede met den Bisfchop van Utrecht: die zich, toen, verbondt, den Graave van Holland tegen elk, die hem in zijn Land den oorlog aa-ideedt, den Keizer uitgezonderd, te zullen bijftaan. 'tLecdt echter niet lang, of de woelzieke Kerkvoogd maakte zich gereed, pm de Hollanders op nieuw te beoorlogen, zonder echter veel van belang uittevoeren. Zijn toeleg deedt den Graa-. ve, of liever Wolferd van Borsfele , bij tijds, :naar bijftand omzien. Hier toe (bekte het ver^ drag met Dirk van Herlaar, die zijn Slotte 'Ameide, ter bezettinge, afftond, en de poging, om zich van 't Slot te Ysfelftein, op de grenzen van 't Sticht gelegen, te verzekeren- Hier vondt men fterken tegenftand. '" Gijsbrecht van Ysfelftein weigerde't Slot over"tegeven. Terftond werdt het belegerd, doch met zeldfaame kloekmoedigheid verdedigd. Gijsbrechts echtgenoot, Beerte van Arkel, welke 'er binnen was, doorftond de felfte ftormen, zonder van opgeven te willen hooren. De afwezigheid van haaren man, die, midlerwijl, door Hubrecht van Vianen, bij verras^ finge gevangen was, benam haar den moed reniet. Na dat het beleg omtrent een jaar get,duurd hadt, befloot zij 't Slot te ruimen, inrre dien men haar en den haaren 't lijf en de vriji »heid liet behouden. De dappere vrbuw, vvelea;ke meenigen laf hartigen krijgsman befchaamde  !X. Boek. H t S T O R 1 E. ai kon dit echter alleenlijk voor zich zelve en ( helft der borgtzaaten bedingen. De poo wordt geopend; 's Graaven volk trekt 'er bii nen; men vindt 'er niet meer dan zestien wee baare mannen. Deze geringe bezetting wen naar Dordrecht gebragt: de eene helft on nalsd; de andere, tegen 't verdrag, gcvange gehouden. Hier in handelde Alaud, thar Bailhuw van Zuid ■ Holland, niet ter goed trouwe, en zijn gedrag was zoo zeer te mi< prijzen, als de manhaftige heldenmoed vai Beerte van Arkel verdiende geroemd te worden Ons Vaderland, kan, zoo wel als de gefchie dems der Grieken en Romeinen , de treffendfh voorbeelden van doorluchtige heldinnen ople veren. Aan fthraapzuchtigen was 'er ook nooi gebrek. Heer Wolferd, niet te vreden mei het zijne, deedt zich door den Graave verfcheiden adelijkegoederen opdragen, voorheer öe landen van Woerden en Benskoop, en nu hei Slot: te \ sftlftein. Onzeker is 't, of men de merkelijke veranderinge, welke hij in de munte, tot groot nadeel der handeldrijvende ingezetenen, onjangs gemaakt hadt, aan datzelfde grondbeginzel van hebzucht moete toefchriiven. Wat hier van zij, Wolferd en zijn vriend Alaud hepen met fpoed naar een akelig einde: waar toe de volgende gebeurtenis de naaite aameidinge gaf. Koning' Willem hadt, bij een handvest van den achtentwintigüen van louwmaand des jaar< 125a, aan die van Dordrecht vergund, dat hij en niemand van zijne luiden verder wijzen zouden, dan Schepenen gewijsd hadden. Men Kon, derhalven, van een vonnis, door Sche- '3 |e flecht ge- houden !"t werden» (t It 1 i e 1 . Hebzucht van W. : van Borsfele. Verandering in de Uunte. De BSÏIluw Alaud 2n W. van Borsfele toeken injrouk te ioen op Ie voorechten'an Dor-  p' te Vi S V' b P h S b n x f i r 1 l i Dordrecht benaauwd en gered ;4 VADERLANDSGHE IX. Bom. >nen gewezen, zich op geen' hoogeren rechr beroepen, en de misdaaden, door poorters m Dordrecht begaan, mogten alleenlijk van -hepenen dezer ftad berecht worden. Op dit iorrecht, federt door Graave Floris eemgzms westigd in een handvest van den jaare 1289, jogde de Bailliuw Alaud inbreuk te doem ier uit rees ongenoegen tusfehen hem en de chepenen, die alle toegeeflijkheid wilden geruiken, doch niet konden gedogen, dathune (redelijke voorrechten fchandelijk verkracht derden. Midlerwijl komt de Graaf, van Wol>rd verzeld, te Dordrecht, en eischt de linken van't geding op. Vergeefs. DeiSchepeen blijven bij hun gevoelen met die ftandastigheid, welke allen rechtfehapen Nederanderen zoo eigen is, en altijd behoort te ij-n , wanneer het aankomt op 't verdedigen .an hunne oorfpronglijke voorrechten. Graat [an, hier niets kunnende vorderen, begaf zich ver Delft naar den Hage, en ontboodt de iiverigfte voorftanders van de rechten der Wethouderfchap derwaards. Doch dit baarde geen eranderinge in hunne gevoelens, zoo weinig als de bedreiginge met 's Graaven hoogfte ongenade hen kleinmoedig maakte. Men befloot zich in ftaat van tegenweer te Hellen; men zocht hulpe bij alle de goede Heden van Holland en Zeeland; men verzuimde mets, om zich Tegen den Graave, of liever tegen Wolferd van Borsfele en den Bailliuw van Zuid - Holland, fterk te maken. 'tKwam met de daad tot een beleg, en men hadt voor, Dordrecht tot onderwerpinge te dwingen door het aflhyden van allen toevoer; waar toe aUe  m Boek. HISTORIE. ' « pogingen in 't werk gefield werden. Het vo, nemen van Alaud, om de Scad bij nacht te i deren, bragt de burgers in beweginge I liep te wapen, en men toog naar Kraaijeftei welk Slot aan zijne zorge aanbevolen was. ( zijn best geraakte hij 'er noch binnen, en n zonder merkelijk verlies. Nu kon hij wel g, fen, wat hem verder te wachten ftondt. Wolferd van Borsfele, hier van verflendig, en niet onkundig, hoe de meeflen in Hollat hem gezind waren, befloot ten eerften, m den Graave, naar Zeeland te vertrekken, t aldaar heirvaart tegen Dordrecht te befchri ven. Hij begaf zich, zonder languitftel, nai Schiedam, om van hier naar Zeeland overt< «eken; en opdat hij niet lichtelijk achterhaal zou worden, deedt hij alle de bruggen ach« zich afbreken. Doch het vervoefen van d" Graave, wien de Hollanders ongaarne wilde rnisfen, was zoo dra niet ruchtbaar geworden of alles kwam ten Hove en onder 't volk ii beweginge. De Graavin valt aan 't kermen de gemeente Haat aan 't morren; men maak zich gereed, om de vluchtenden te achtervolgen; en roeit het fchip, dat door flilte weini£ vorderen kon, met alle kracht achter aan Haast hadt men t ingehaald, en den Graave noch fpoediger bewogen, om te rug te keerendie zich naar den Haage begaf, zonder zich' langer om Wolferd te bekommeren. Met dezen hep t erger af. Hij werdt gevangen genomen naar Delft gevoerd, aan de woede der verbitterde meenigce bloot gefield, deerlijk gewond en dus van 't leven beroofd. Den Bailhuw Alaud trof eerlang foortgelijk lot: hij moest 55 >rla- :ik n, >P et s- 1, Borsfele J poogt met denGraave >t naar Zee- land te 11 vluchten. I- ir d r i ti » ï i . Zif wor« den aefc. terhaald. Graaf Jan keert naar dea Haage W. van Borsfele wordt vermoord» den i Aug, I2Gp.  s 1 < Alaud ' doodgella- ; gen. j j Avenne: komt we derom in' Land, en krijgt he bewind ii banden. 56 VADERLANDSCHE IX. Boek, noest Kraaijeflein op genade en ongenade ivergeven 5 men voerde hem gevangelijk naar Dordrecht; doch aan de Stads poort gekomen :ijnde, werdt hij door de gemeente doodge- lagen. • „, De dood van Wolferd van Borsfele, waar lan eenige voornaame Edelen, in 't heimelijke, handdaadig geweest waaren, hadt gewigïge gevolgen, ook ten opzichte van t Landbellier. Hij was zeer verbonden aan Engeland , en even daarom afkeerig van Frankrijk. Bij ïan van Avennes hadt juist het tegendeel plaats. Zij hadden beiden redeneri, zoo van ftaatkunde, als van bijzonder belang, voor hunne keuze. Elk wist aanhang in deze Lan. den te krijgen. Eerst maakte Wolferd het hier aan Avennes te benaauwd, en drong hem ten lande uit. Haast keert de kans. Ik durve, met fommigen, niet vastflellen, dat Avennes den moord van Borsfele bewerkt zou hebben; doch niemand zal gelooven, dat de Henegouwer hem bitterlijk beweend, of tot het bewind van zaken zal te rug gewenscht hebben. Wien deedt Graave Jan wel haast begrijpen, dat hij :zelfs te jong en te onbedreven was, om_ troér : der regeringe alleen te Mieren, en dat hij zijn 'naasten bloedverwant, Jan van Avennes* Graave van Henegouwen, ter hulpe behoorde te rug te roepen. Dit gefchiedde; en Avennes was aanflonds gereed. Hij kwam, weinige dagen later, over Brugge naar Zeeland, en werdt in Holland, van Graaf Jan en zijne Gemaalinne, met uiterlijke teekenen van genegenheid ontfangen. 't Kon niet dan ten hoogften aangenaam voor den jongen Graave zijn,  IX. Boek. HISTORIE. 2 dat Avennes, kort na zijne aankomfte, we maakte, om de maagfchap des Heeren v: Borsfele met de Delftfche gemeente, wel! hem vermoord hadt, te verzoenen, dochvoo al, dat hij met de voornaamfte Heden van Ho land en Zeeland een verbond floot, om m< de verraders en moorders van Graave Floris en met hunne mannelijke nakomelingen tot i 'r. zevende lid toe, zoen noch vrede te ma ken, maar dezelven uit het Land te houden aan lijf en goed te befchadigen, en de gevan genisfe en dood van Graave Floris, zoo vee mogelijk, te wreken. Door dit verbom fcheen Avennes niet alleen Graave Jan, maa ook de aanzienlijkfte lieden van dien tijd, bi welke Floris meest geacht geweest was, naau; wer aan zich te verbinden. Hij begreep zeet wel, dat het zijn belang ware, de gunst der Heden des te ijveriger te zoeken, naar mate zij, van tijd tot tijd, grooter gezag en meer invloeds op 't bellier dezer Landen kreegen. Tien dagen na 't fluiten van dat verbond, gaven Jan en Elizabeth , Graaf en Graavin van Holland en Zeeland, het bewind in handen van Jan van Avennes, met last, om den dood van Graave Floris te helpen wreken, het Land te berechten, voor de Graaflijke inkomften te zorgen, amptenaars aanteftellen, heir-1 vaart te befchrijven, en oorlog te voeren; en' zulks geduurende den tijd van vier jaaren, en daarna tot wederzeggens toe. Om aan dezen openen brief, en de aanftellinge des Graaven van Henegouwen tot Regent dezer Landen meer klems bytezetten, baden de Graaf en Gravin de Schepenen, Raadsmannen en alle I. DüEL. R je >7 ;k Verbot** met eenige in «eden teC gen de , moorders " van Graaf . Floris, dan 17 Oétob. E 1299. > — > i I i Flegtige aanftellinj van Jan van Avennes, Graave van Helegouwen,:ot Regent lezer Lanlen,den a? Wtob. "99-  ' I Avennei bedient 'et sten van, Avenne reist naar Frankrijk, 158 VADERLANDSCHE IX. Boek; 3e gemeene Poorters van Dordrecht, Middelburg, Zierikzee, Leiden, Delft, Haarlem, Alkmaar en Geertruidenberg, dat zij dezert brief ook wilden bezegelen; gelijk zij deden. Avennes verzuimde geenzins gebruik van deze fchoone gelegenheid te maaken. Hij deedt terllond, gelijk na Floris omkomen ook gefchied was, 's Graaven groot zegel breken, en bezegelde voortaan alle brieven met zijn eigen groot zegel, en met een klein van Graave Jan van Holland. Alle voorrechten werden op hun beider naam verleend, of wel op naam van den jongen Graave, doch bij toedoen van zijn lieve Neeve, op wiens gezag hij verklaarde alle dingen te doen. Na eenige hertellingen gemaakt te hebben, betreffende de verzoeninge der Westfriezen met den Graave, als mede eenige voorrechten en keuren aan die van Dordrecht, van Westfriesland, en aan anderen vergund; on' dernam Avennes de reize naar Frankrijk, om redenen, naar welke men niet dan gisfen kan. Wanneer Vorsten vreemde Landen gaan bezichtigen , gefchiedt zulks juist niet altijd met een flaatkundig oogmerk, 't Is echter niet onwaarfchijnlijk, dat de naauwe vriendfehap,. waar in Avennes met den Franfchen Koning ftondt, gelijk uit het verbond, in 't jaar 1297 tusfehen hen geflooten, en van elders blijkt, of de aanmerkelijke verandering, onlangs in de regeringe dezer Landen voorgevallen, hem tot het doen dezer reize aangezet zal hebben. Doch 't moest veelen vreemd voorkomen, dat Avennes naar Frankrijk vertrok, op een' tijd wanneer Graaf Jan reeds gevaarlijk ziek lag, en  IX. Boek. HISTORIE. 259 en nabij zijn dood was, die den tienden van flachcmaand voorviel. Wanneer Vorsten in den bloei hunner jaaren afgefneden worden, vooral in een' tijd van groote verwarringen, is niets gemeenzaarner, dan 't gerucht, dat zij vergeven zijn. Zoo ging 't nu ook, en Avennes kreeg 'er, zonder grond , de fchuld van. Na 's Graaven overlijden, bleef zijne Ge- , maalin, Elizabeth van Engeland, noch ruim < twee jaaren in Holland. Zij deedt, met hulpe 1 van Burnton en Espigurnel, door Koning Eduard, in lentemaand des jaars 1300, tot dat einde herwaards gezonden, alle pogingen, om de inkomften , haar bij huwelijksvoorwaarde toegelegd, magtig te worden; doch vergeefs. In 't jaar 1302 keerde zij naar Engeland te rug, en begaf zich, federt in een tweede huwelijk, met Humfrid, zoon des Graaven van Hereford en Esfex, die haar, in t jaar 1297, herwaards begeleidt hadt; doch du en haare verdere lotgevallen hebben geen gemeenfchap met de gefchiedenisfen dezer Landen. R a VER- - Graaf Jan de 1 fle fterft, den lo Nov. Zijne weluwe keert laar Engemd te rug.  I Jan rTeJIde wordt Graaf van Holfand en Zeeland ifl99. Hij wordt ingehuldigd, en bevestigt de oude voorreahtea. 60 VERKORTE VAD ERLANDSCHË HISTORIE. TIENDE BOEK. Jan van Avennes , Graaf van Henegouwen, bleef niet lang in Frankrijk, na dat hij 's Graaven dood vernomen hadt. Hij oordeelde het naafte erfrecht op het Graaffchap van Holland en Zeeland en de Heerlijkheid van Friesland te hebben. De Edelen en fteden waren van hetzelfde begrip. Dus ging de Graaflijke regering over tot het Huis van Henegouwen, en bleef 'er ruim vijftig jaaren bij. Graaf Jan, herwaards wedergekeerd, werdt eerlang, in de voornaamfle Steden van Holland, Zeeland en Friesland, plegdglijk ingehuldigd. Men zwoer hem trouwe; en hij bevestigde, bij opcne brieven, de oude voorrechten en handvesten der fteden. Dit laatfle bleef, ft'dert deze tijd, een ftandvastig gebruik, bij het aanvaarden der regeringe door de volgende Graaven. Vermoedelijk is 't, naar de aanmerkinge van een' kundigen Schrijver, dat de Steden, na het eindigen van de regeriuge der Graaven uit het Hamhuis van Hol- Q landj  X. Boek. HISTORIE. *J. land, eerst het vermogen bezeten hebben , on den Graave zekere voorwaarden, weike hi onderhonden moest, voorteleggen. Zoo lam die regering duurde, hadden zij geene keuze naderhand mogt de Graaf ook eenen mededin ger duchten, en hadt zekerlijk, bij weigeringi van 't bevestigen der voorrechten, in de fte den, geweldigen tegenftand te vinden, 't Was derhalve, van zijn aanbelang, om der fteden, die reeds zoo veel invloeds in 't gemeent Landsbeftier gekregen hadden, hier in te ?emoet te komen,. en haare reeds verkregene voorrechten plegtiglijk te bevestigen. Graaf Jan, wel begrijpende, dat her vertrouwen des volks hem meer zekerheids gever, kon, dan zijne buitenlandfche verbindtenisfen , poogde, aanllonds bij den aanvang zijner regeringe , alles uit den weg te ruimen, 't gene eenig argwaan tegen hem , of inwendige beroerten, zou konnen verwekken. Uit dit oogpunt dient men te befchouwen het vrijgeleide, aan alle koopluiden, mits zij aan 't vangen en dooden van Floris den Vdea niet fchuldig ftonden, verleend, om te Dordrecht koophandel te komen drijven; als mede, dat hij aan de regeerders cn burgers van die Stad hunne begaane misdaad tegen den Bailliuw Alaud vergaf ,' uit aanmerkinge van den meenigen trouwen! dienst, welken zij aan hem en zijne voorzaa-1 ten dikwijls bewezen hadden, en noch doen' zouden. 't Leedt echter niet lang, of de Graaf zag. het Land in groote onruste, en zich zeiven ml veele moeilijke omftandigheden. De voornaam 1 fle aanleiding hier toe werd gegeven door Janv R 3 van (■ i j r > Hij zoef* de gurrfte des Volks. Vrijgeleide voor de Kooplieden , r Jan. iSoo. Kwijtschelding:ener mislaad aan lie van )ordrecht, S Sept 1300. Opftand 1 Zeeland , uorj.van ,enc>fe erwdit,  Schouwen overmeesterd. Verbond met den Hertog vat Brabant. Verdrai met de Heeren van Kuik en Heusden. Pogingen van Renesfe, om den Graave vi »t bewind te ontzet«n. 162 VAD ER LAND SC HE X. Boek. van Renesfe, die, in Zeeland, een'gevaarlijken opltand verwekte , en grooten aanhang kreeg. Deze maakte zich eerlang meester van geheel Schouwen , Zierikzee uitgenomen; welke flad de Graaf met eenig krijgsvolk bezet hieldt. De vloot, welke hij uit Holland naar. Walcheren ontboodt, werd door een fchielijk onweder verltrooid, en viel, gedeeltelijk, deri misnoegden Zeeuwen in handen. De Graaf, hier door in 't naauw gebragt, nam gretiglijk de bemiddeling aan, welke de Koning Filips van Frankrijk liet aanbieden, en floot een verbond van vriendfehap en onderlinge befcherminge met den Hertog van Lotharin;gen en Brabandt. Dit verbond had ten gevolge een verdrag, waarbij Graaf Jan en de Heeren van Kuijk en Heusden zich verbonden, elkanderen geen fchade te zullen toebrengen; doch 't gene lijnrecht aanliep tegen zijne plegtige verbindtenisfe , onlangs met de voornaamlle fteden aangegaan, om met die Heeren, en andere openlijke vijanden van den vermoorden Graave Floris, nooit zoen of vrede te zullen maken. Graaf Jan moet zeer kort van geheugen geweest zijn, of van een fchandelijk begrip , dat Vorften hunne verbindtenisfen mogen verbreken, zoo dra hun bijzonder belang zulks fchijnt te vorderen. Dan gelijk het dikwerf gaat, zijne trouwloosheid werdt hem van een' anderen kant betaald gezet. Jan van Renesfe, die ook de bemiddelinge van Koning Filips aangenomen hadt, fprong merkelijk te rug, 't n zij uit vreeze , dat de Koning te zeer aan 's Graaven zijde overhelde, 't zij om eenige andere reden, die hem bewegen kon, om Graaf Jan  X. Boer. HISTORIE. 263 Jan, ware het mogelijk, van 'c bewind ovei Holland en Zeeland te doen ontzetten. Hij vervoegde zich, hier toe, bij Albrecht van Ooflenrijk, die, in den jaare 1298, aan Adolf van Nasfau als Keizer opgevolgd was, en poog. de hem te beduiden, dat het Graaffchap van Holland en Zeeland , als een leen des Rijks , na den dood van Jan den ï^n aan \ Keizerrijk vervallen was, en derhalven door Jan den IIde nu, onwettiglijk beheerd werdt. Hier voegde men bij, dat de Keizer zich, met een matig leger, fpoedig meefler van 't Graaffchap zou kunnen maken. Deze voorflag fmaakte Albrecht; en hij verzamelde, aanflonds, de-' nige krijgsbenden, waarmede hij naar Nieuwmegen afzakte. k Hier zijnde dagvaarde hij den Graave, met belofte van vrijgeleide. Doch deeze van 's Keizers toeleg verwittigd, kwam met zoo een talrijk leger, dat Albrecht veiligst oordeelde te wijken, en, door bemiddelinge des aarts - bisfchops van Keulen, een verdrag met Graaf Jan te fluiten: waar bij de Keizer beloofde te1 rug te zullen trekken, en Graaf Jan in 't ge-' rust bezit zijner Landen te laten, onder voorwaarde echter, dat hij dezelven van den Keizer ter leen moefte ontfangen. Dus miste Albrecht zijn oogmerk, en de Zeeuwfehe vloot, welke tot deszei ven onderftand gefchikt was, kwam te laat. De Graaf, wel voorziende,, dat de Zeeuwen den Keizer bijfpringen zou-den, beval zijnen zoon Jan, Graave van Oos-' tervant, en Witte van Haamftede, die in Zie-' rikzee gebleven waren, dat zij den Zeeuwen niet moesten beletten Scheep te gaan; doch, R 4 zoo Keizer Mbrecbt rachc in rlolland te rallen. Hij maakt :en verIrag, den 15 Aug. 1300. leeland an 'sGraa'en zijde ebrags.  De vlooi der misnoegdeZeeuwen wordt verftrooid. Schoonhovenkeert aan 's Gra^vei zijde. 264 VADERLANDSCHE X. Boek; zoo dra zij vertrokken waren , hunne floten aantasten, en hunne landen plat branden. Voorzichtig beleid vermag veel in den oorlog, indien het gepaard gaat met Kloekmoedigheid en onverwijlde uitvoeringen. OoftervantenHaamftede onderworpen zich, in korten tijd gamfchi' Schouwen, Walcheren en Zuid-beveland, en verdreven 's Graven vijanden uit Bergen op Zoom, met zoo veel geftrengheids, dat men Ooflervant, federt, Jan zonder genade noemde. De Graaf zelf paste , midlerwijl , op de Zeeuwfché fchepen , en befloot de vloot te onderfcheppen. Deeze langs de Waal afko-? mende, en Thiel reeds voorbij gevaren zijnde, ontboodt hij zijne Schepen, die op de Lek langen , om de Zeeuwen, zoo zij Dordrecht voorbij wilden, wel te ontfangen. Doch dezen , bier van verwittigd, keerden te rug, verlieten hunne fchepen, den Graave vervolgens in handen gevallen, en trokken te lande naar Schoonhoven. Hier onthieldt zich, ten dien tijde , Nikolaas van Cats; doch die aan zijne Zeeuwfche vrienden geene hulpe bewijzen kon, wordende zelf belegerd , tot de overgave van 't Slot te Schoonhoven genoodzaakt, gevangen, en, nevens zijnen zoon, in hegtenisfe gezet. Zoodanig was den uitflag der ftoute onderneminge van de Zeeuwen, die, ten grooten deele, naar Vlaanderen weken, en op eene betere gelegenheid wachten. De Graaf keerde eerlang naar Zeeland , en vervolgens naar Henegouwen; na dat hij Renesfe met verbeurd-verklaaring zijner goederen geflraft, en zijn leger afgedankt hadt. Door het eerfte werden de Zeeuwfche Ballingen, ge*  X. Boek. HISTORIE. 26 gelijk men hen noemde, verbitterd; het laarft deed hun den moed wasfen. Zij ondernamen '■ beleg van het Slot Goes in Zuid-beveland doch hun toeleg mislukte , vooral door d dapperheid van eenen der Heeren van Riemen waale, die, bij Lodijke, eene merkwaardig overwinninge op hen behaalden. 't Leed niet lang, of de bewegingen ver fpreidden zich ook elders , en 't oorlogsvuu floeg tot andere landfchappen over. Alles raak te verdeeld en verward, niet alleenlijk in Zee land, maar ook te Utrecht en in Holland. De Utrechtfche Bisfchop, Willem de IIde noe onrustig van aart, hadt zich echter eenigentijc ftil gehouden.. Trouwens, gevangen zittende, kon hij niet anders. Geflaakt zijnde, en vruchteloos om ontflag van zijn Bisdom bij de Pau: aangehouden hebbende, verzamelde hij in Over ijsfel, een leger, en trok met hetzelve, in de lente des jaars 1301, naar Utrecht. Hier fiool men hem de poort voor 't hoofd. Toen befloot hij eenen inval te doen in de Landen van Amftel en Woerden, door Graaf Jan aan Guij van Henegouwen, zijnen broeder, ter leen opgedragen. Hij begon met branden en rooven; doch werdt hier in gefluit door de wapenen die eenige Hollandfche Edelen en Steden tegen hem opgevat hadden. Niet verre van Utrecht, viel 'er een bloedig gevecht voor tusfehen de beide legers; de Hollanders behieldenten laatften, het veld; de Bisfchop zelf liet 'er het leven, en zijn leger werdt verftrooit. De boer, die hem den' doodfteek gegeven hadt, moest het lang misgelden ; en eenige jaaren later, dacht men eerst aan plegtige kerkdignR 5 ften 5 a Beleg vaft t Goes. 1 è e r ■ 7 Jan. . 13oi. Beweginw gen te ütrecht. Onderneming van Bisfchop Willem tegen Arrtflelland en Woerden. Gevecht tusfehen hein en de Hollanders , 4 Aug, 130J. Hij wordt 'ermoordt  Guij van Henegouwen volgt hem op. Willem van Henegouwenvalt in Vlaanderen. r»e Vla» mingen val len in Zee land. Middelburg bel< gerd. 266 VADËRLANDSCHE X. Boek. Ten voor de ruste der ziele van den onrustigen Bisfchop. Veel lag 'er den Graave aan gelegen , wie hem opvolgde. Sommigen Hemden voor Adolf van Waldek; doch Graaf Jan bezorgde 't Utrechtfche Bisdom aan zijnen broeder , Guij van Henegouwen : waar door de vrede tusfehen de Hollanders en Stichtfchen een' geruimen tijd aanhieldt. Vorflen hebben, altijd, de grootlle redenen, om oplettende te zijn op de verkiezinge van zulke Kerkvoogden, die een' merkelijken invloed konnen hebben op 't burgerlijke bellier van aangrenzende Rijken en Gemeenebesten. Naauwlijks was het Bisfchoppelijke onweder overgedreven, toen 'er zich elders een ander opdeedt. De Vlamingen eenen inval in Henegcmwen gedaan hebbende, bewoog Graaf Jan zijnen zoon Willem, wien 't bewind over Zeeland aanvertrouwd was, om in Vlaanderen te vallen. Dit gefchiede met eenige voordeelen; doch die niet konden opwegen tegen de fchade, welke de Zeeuwen, eerlang, van de .Vlamingen leden. Dezen ondernamen eenen ■ togt op Zeeland, onder 't beleid van den jon' gen Guij van Vlaanderen. Zij landden omtrent Vere, alwaar een hevig gevecht, tot nadeel der Zeeuwen, voorviel. Op een loos gerucht, te Arnemuiden verfpreid, dat 's Graaven volk de overhand behouden hadde, trok Willem in aller ijl, naar Vere ; doch werdt hier van de Vlamingen zoo ontfangen, dat zijn meeste volk verftrooid, en hij, ter naauwer nood, binnen Middelburg behouden raakte. Guij floeg ter* ftond het beleg voor deze Stad; welke alhaast bij verdrag aan hem overging, en met gantfeh Wal-  X. Boek. HISTORIE. a6; Walcheren in handen der Vlaamingen bleef Hier mede niet vergenoegd, wendde hij 't naai Zierikzee, en "poogde die Stad, waar in Willem zich bevondt, bij verrasfinge te bemagtigen. Dit mislukte. De meeste Vlamingen fneuvelden door het manmoedig geweer der Zierikzeefche burgeren, of vonden hun graf in 't water. Het beleg der Stad werdt echter, noch eenige maanden, voortgezet, tot dat de Vlamingen naar Holland overflaken. Hunne komst vervulde alles metfchrik; en Graaf Jan, zich nu in Holland bevindende, en bezig met het verzamelen van een leger tot ontzet van Zierikzee, befloot gereedelijk tot een verdrag van vrede met Guij van Vlaanderen, aan wien geheel Zeeland tot aan de Maaze, Zierikzee alleen uitgezonderd, afgedaan werdt. Guij, die zich federt Graaf van Zeeland noemde , keerde met zijne vloot naar Vlaanderen ; en Graaf Jan bleef in Holland, waar hij aan fommige lieden, en aan die van Zuid-holland in 't gemeen, aanzienlijke voorrechten verleende. Die vrede was van korten duur, en werdt fchielijk opgevolgd door eene oorlogsverklaaringe. Wist men niet, dat de heerschzucht van fommige Vorsten nooit voldaan zij, men zou zich over 't gedrag van Guij ten hoogden moeten verwonderen. Graaf Jan, door eene zwaare ziekte te zeer verzwakt, om zelf een leger te gebieden, droeg hetgantfche bevel aan zijn zoon Willem op, gelijk ook de regeringe des Lands. Een talrijk leger in Holland verzameld hebbende, flak Willem daar mede over naar Zierikzee. Hij hadt reeds eenige voordeelen op den vijand behaald, wanneer de Vlaam- fche Aan dag op Zie rikzee. De Vlamingentrekken voort naar Holland. Verdrrg tusfehen Graaf Jan , en Guij van Vlaanderen. 1303' Nieu we oorlog met Vlaanderen. I304.  fif58 VADERLANDSCHE X. Boek. Voorfpoed vat) tiuij in Holland. De KertO! ,»an Brabant valt i; Zuid-holland. fche vloot naderde. De Vlamingen landden, met Guij aan 't hoofd, en onder 't geleide van Jan van Renesfe , op Duiveland. Willems volk werdt hier ook ontfcheept; doch tbt hun ongeluk. Een deel fneuvelde, anderen werden op de vlucht gejaagd , Bisfchop Guij gevangen genomen , en Willem zoo in engte gebragt, dat hij 't gevaar naauwlijks ontkwam, zich bergende binnen Zierikzee. Een groot onheil zou, denkelijk, die Stad getroffen hebben , indien Guij niet befloten hadde, met zijne gantfche fcheepsmagt naar Holland te flevenen, en de voornaamfle fteden opteëifchen. Dordrecht en Haarlem bleven den Graave getrouw; de meeste andere namen Vlaamfche bezettinge in; Guij werdt alommevoor Lands Heer erkend en aangenomen. De voorfpoed van Guij ontdekte de zwak; heid zijner vijanden, en gaf den Hertoge van i Brabant aanleidinge, om ook een' kans te wagen. Na het bcmagtigen van Gcertruider.berg, floeg hij 't beleg voor Dordrecht, op welke Stad hij dacht aanfpraak te konnen maken. Zn> ne ftaatkundige grondbeginfelen fchenen mede tebrengen, dat grootere magt een volkomen regt geve op de wettige bezittingen van zwakkeren; dat hij aan zijn verbond, onlangs met Graaf Jan gefloten, niet langer getrouw ber hoefde te blijven, dan 't met zijn belang over. eenkwam; dat het verdrag, door zijnen voorzaat met Graaf Floris over twintig jaaren gemaakt, hem niet verplichten kon; en dat hij, op eene willekeurige wijze, de voorrechten mogte intrekken, die hij kort te voren, aan de Zeeuwen gefchonken hadt. Vorften, die zoo.  X. Boek. HISTORIE. s< zoo denken, konnen fchielijk oorlog en vre< maken, bezittingen bij verdrag afftaan en m geweld wedernemen. 'c Ging echter den He toge niet naar wensch. Met Guij van Vlaai deren kon hij het niet eens worden over t onderlinge verdeelinge van Dordrecht en omliggende land. Voor 't Huis te Merwec ftiet hij zijn hoofd; Dordrecht bleef hier doe ongenaakbaar voor hem ; zijn leger werdi bij Waalwijk, geflagen; Geertruidenberg hei nomen ; Hertog Jan zag zich genoodzaakt naar Brabant te rug te wijken. Gunstiger ging't den Vlaamingen, die zich omtrent dezen tijd, meester van Utrecht maak ten. Deze Stad werdt thans deerlijk gefchu door inwendige verdeeldheden , niet weini aangeflookt door Jan van Renesfe, die dus een weg voor Guij van Vlaanderen opende, on zich in 't bezit van dezelve te ftellen. Nu zaj men, doch te laat, de jammervolle gevolge! van te hoog loopende partijfchappen. Ter ftond veranderde Guij, de regeringe naar zijnei zin; doch de verkiezing van Willem van Ga lik, zijnen neef tot Bisfchop vau Utrecht, blee fteeken. Hadt het geluk des oorlogs den Vlamingen tot hier toe gediend, zoo dat zij, in konen njd, bijna geheel Holland, Zeeland en't Sticht van Utrecht aan zich onderwierpen ,• 't leedt met lang , of zij verloren alles. Witte van Haamftede, natuurlijke zoon van Floris den Voen begeeft z.chï uitZeelandf naar HolJand en wordt te Haarlem, met blijdfehap, ontfan£,en,\ daar rchriJft nij brieven aan alle de Hollandfche Steden , welke aanftonds gereed wa- '9 le ;t ' * Zijn toé1- les mislukt. e 't e ir » ■> De Vlaamingen bo ? magtigea . Utrecht, I r 1 . p 1 t De Vlaamingen telint alles tegeu te loopen , door het beleid vau Witte van Haamftede,  t>fc meeste fteden vallen Guij ti. Zijne vruchtelooze ondernemingtegen Zie* rikzee. - Komst der Hollandfcheen Franfche vloo. ten derwaards. Scherp Zee-gevecht , den 10 August. 1304. üyo V AD E RL AND SC HE X. Boek. waren, om tegen de Vlamingen opteltaan; Delft, Leiden, Vlaardingen, Schiedam, en andere plaatfen , verdreven de Vlaamfche bezettinge. Schoonhoven werdt oök herwonnen , en 't Slot aldaar tot de overgave gedwongen. Guij van Vlaanderen, zich te Utrecht hiet langer veilig rekenende, begaf zich, langs den IJsfel en de Schelde , naar Vlaanderen. Hier gekomen, ruste hij een flerke vloot toe, en ftevende met dezelve naar Zierikzee. zijne pogingen, om deze Stad, normender hand, te bemagtigen , waren vruchteloos, door de waakzaame zorge en dapperheid der belegerden ; wordende zelfs de moed der ZierikZeefche vrouwen, bij deze gelegenheid betoond, hooglijk geroemd. De belegeraars zouden , vermoedelijk, hun oogmerk bereikt hebben, door de Had uittehongeren, indien 'er van elders geen hulp gekomen was. Willem van Henegouwen, van haaren nood verwittigd, befchreef terftond heirvaart in Holland, en verzamelde eene vloot, met kennisfe van den Raad van Holland. Hier bij voegde zich de Franfche vloot, beftaande tut omtrent veertig fchepen, en waar over Reinier Grimaldi als Admiraal geboodt. Deeze vereenigde vloot, eerst door ftorm, naderhand door ftilte opgehouden , kwam eindelijk nabij Zierikzee. Guij van Vlaanderen, bij tijds verwittigd van haare komfte, liet tien duizend man voor Zierikzee, en begaf zich, met zijn overig volk, aan boord der fchepen, die voorde Stad ankerden. Binnen weinige dagen, raakten de vereenigde en Vlaamfche vlooten aan eikanderen , en men ftreedt van beide zijden dapperlijk. Ten laatften  X. Boek. HISTORIE. tft ften behaalde de vereenigde vloot eene volkomene overwinninge. Vijf Vlaamfche fchepen, die nog in 't Gouwe tusfehen Schouwen en Duiveland lagen, werden den volgenden dag aangetast en vermeefterd. Nu werdt Guij gevangen genomen, en federt naar Frankrijk gevoerd. De Zeeuwfche Ballingen, die in handen vielen werden met den dood geftraft. Straks verlieten de Vlamingen Zierikzee , en zorgden , zoo veel zij konden , voor hun leven. Willem van Henegouwen, binnen de Stad gekomen, verklaarde openlijk, dat hij allen, die de Vlaamfche zijde gehouden, in genade ontfangen wilde, zoo zij hem hulde deden. Veelen bedienden zich van dit aanbod; doch anderen weken liever ten lande uit. Die van Middelburg, deze heerlijke overwinninge vernemende, verjagen op ftaanden voet de Vlaamfche bezettinge; en gantsch; Zeeland volgt hun voorbeeld. Nu ziet de Henegouwer zich bijna volkomenlijk herfteld in 't bezit der Graaffchappen van Holland en Zeeland. De fchielijke omwending van zaken in die gewesten maakte Jan van Renesfe niet weinig verlegen. Best oordeelde hij Utrecht te ver- . laten, en hij werdt-gevolgd van zijne vrienden, i Onder weg vielen zij eerst in handen van hunne vijanden, en kort daarna verloren zij allen hun leven in 't water. Geduurende alle deze wisfelvalligheden bevondt zich Graaf Jan de II* m Henegouwen: waar hij de blijde tijdinge der overwinninge voor Zie * rntzee, en der verdere heldendaaden van zij-11 nen zoon Willem, dien geesfel der Vlamingen, ontfing, kort voor zijnen dood, den twee Nederlaag der Vlamingen. Guij van Vlaanderen valt in handen. Jonkheer Willem trekt binnen Zierikzee. Middel}urg kiese jokdes:elfs zijde. Dood van an van .encsfe. Graaf Jan e IIde erft. I304»  2;2 VADERLANDSCHE X. Boek» twee en twintigften van oogstmaand des jaars 1304 voorgevallen. Hij werdt te Valenchijn begraven, mer een graffchrift, waar in Holland wegens zijne groote rijkdommen zeer geroemd wordt. Zijne Graaflijke regering was langduurig noch roemruchtig. Goedaarugheid, door fommigen in hem geprezen, is eene voortreffelijke deugd, ook in een' Vorst, doch wanneer zij overflaat tot {lapheid of onflandvastigheid, wordt zij niet zelden een bron van onheilen voor Land en Volk. zynZoo„ Willem, zoon van Jan den II*» en van WMem depnmpa> dochter van Henrik, Graave van voigt'hemLuxemburg, naderhand Keizer, werdt eerst °Pin't te Zierikzee, waar hij zich op t overlijden SI van zijn' vader bevondt, vervolgens inde overige Zeeuwfche fteden, in Holland en Westfriesland, als Graaf ingehuldigd; gelijk federt ook in Henegouwen en elders gefchiedde. Trouwt jn 't vokende voorjaar deedt hij een' keer j",kFrank"naar Frankrijk, zoo tot het voltrekken van zijn huwelijk met Joanna, dochter van Karei vanValois, die een broeder van Koning Filips was, als ter oorzake van 't verdrag tusfehen Filips en de Vlamingen, waar over nu gehandeld werdt, en in welk Graaf Willem de III* belang hadt. Terwijl de Graaf in Frankrijk was, rees hier ,u™n oneenigheid tusfehen de Edelen en Steden , de Edelenover het dragen der gemeene lasten. De Lde"«Slen waren van ouds vrij'geweest en gebleven gen der yan »t betalen der gewoone en buitengewoone KT beden. Dit mishaagde nu aan de Steden, en doorhem baafde gemor. De Graaf, de gevolgen van Mweietd. fchil indien 'thoogerliep , wel door0 ziende  X. Boek. HISTORIE. 273 ziende, befchreef de Edelen en Schepenen der Steden ter dagvaart in den Haag, en wist het tot dit befluit te brengen, dat niemand van 't betalen der gemeene lasten vrij zijn zou, dan die behoorlijk bewees, dat hij van adelijke afkomst was. Door deze voorzichtige beflisfinge werdt den onedelen in de fteden en ten platten lande genoegen gegeven, den Edelen geen ongelijk gedaan, en aan fommigen, die flegts voorwendden van adel te zijn, de gelegenheid ontnomen, om zich van de gemeene lasten te onttrekken. Gelukkig voor den Graaf, dat dit eerfte ongenoegen zoo eindigde, dat en Edelen en fteden, wier beider vriendfehap hij even zeer noodig hadt, hem genegen bleven. Na dat de vrede tusfehen de Franfchen en Vlamingen getroffen was, werdt Bisfchop Guij Bis«*P van Henegouwen, zoo wel als Guij van Vlató'jïïj v"n deren, op vrije voeten gefteld. De weder-vianndezijdfche Bondgenooten waren allen in dat ver- l?JF drag begrepen, behalven Graaf Willem, voor zoo veel Holland en Zeeland betrof. Dit bewoog hem op zijne veiligheid te denken, en naar vrede uittezien. Met toeftemminge van den Franfchen Koning, werdt 'er eerlang over Be(hnd gehandeld; doch men kon het niet verderm«via«i. brengen, dan tot een beftand voor vier jaaren derenV Midlerwijl trof Graaf Willem een verdra°- 130 met den Hertog van Brabant, die daar bijvoh komenlijk afftondt van 't recht van hulde ^i.4"4 welk hij, wegens Zuidholland, op den Graave "ut ??ö meende te hebben. Omtrent twee maandenAprü na t fluiten van dit verdrag, gaf Hertog Jan iiQ?' aan die van Dordrecht vrijgeleide, om in Bra- ~*  fi74 VADERLANDSCHE X. Boek. zorg van bant handel te komen drijven terwijl Graaf Sj5j£m Willem, mogelijk op raad van Dirk van BreToo/den derode en Nikolaas van Putten, zijne vertrouBoophan- welïngen, alle pogingen bleef aanwenden ter verdediginge en uitbreidinge van den koophandel. Van 't laatfle ziet men een blijk in de Den7Meij vergunninge der vrijheid van tollen, aan de koopluiden van Oostland, dat is, gelijk men 1313* meent, van de nabij de Oostzee gelegene fte- den, die met hunnen vollen last tot Dordrecht opkomen zouden. Niets liet hij onbeproefd, A Tw!" om de gefchillen, tusfehen de Hollandfche en daar over " o ... . <• 1 met de Engelfche koopluiden en visfcbers gerezen, fcheiu uic den we§ ce ruitrien* Hier toe gebruikte hij den dienst van Christiaan van Raaphorst, en van eenige afgevaardigden uit Dordrecht, Middelburg en andere lieden, 't Kwam , ten laatften, tot een verdrag, en Koning Eduard fchonk zelfs aan die van Dordrecht *t voorden sDec. recri£j om vrjj }n zjjn Rjjk Ee mogen hande13 len, geduurende het leven zijner zuster Eliza- beth, weleer getrouwd met Jan den lfte, Graaf van Holland. Geduurende het beftand met Vlaanderen, zocht Graaf Willem zijne voornaamfte vijanden tot vrienden te maken, en verzoende zich met de Heeren van Borsfele en Kruiningen; en Koning Henrik de Vllde deedt zijn best, om de Graaven van Holland N.euween Vlaanderen volkomeniijk te - bevredigen, vijandiük- Dan, 't beftand geëindigd zijnde, viel Robert fttenwTi" de IIIde, Graaf van Vlaanderen, in Henegouïemden wen. Gaarne zou Graaf Willem de wapenen ™ae^den tegen hem opgevat hebben; doch de Holianvanviaan- ders en Zeeuwen weigerden, hem in Henederen* gouwen te komen helpen. Hij zag zich, der131°' & hal-  X. Boek. HISTORIE. «75 lialven, genoodzaakt tot het fluiten van een Nadeel^ vernederend en nadeelig verdrag. De voor* verdrag naame inhoud kwam hier op uit. Graaf Wil- J^r wa" lem zou de Zeeuwfche eilanden bewesten de Schelde van den Vlaamfchen Graave ter leen houden, en hem, met gebogen knijen, hulde doen; aan Guij van Vlaanderen, Roberts broeder, zou hij jaarlijks zoo veel toeleggen, als die eilanden opbragten; hij moest afftand doen van alle recht op 't Land van Waas, Aalst en de vier Ambachten; de Zeeuwfche ballingen , die de Vlaamfche zijde gehouden hadden, of derzelver erfgenaamen, zouden door hem in 't bezit van hunne verbeurdverklaarde goederen herfteld, en in gunfte aangenomen worden. • Veel geruchts maakte, omtrent dezen tijd, de verdelging van de Geeftelijke Ridder-Orde -hjff* der Tempelieren. Zwaare befchuldigingen gin- Tempeiiegen hun na, ten aanzien van hunne begrippen teZkriken zeden. Van een ongebonden leven kan men zee« hén niet vrijpleiten. Zeker is 't ook, dat zij j-12> groote rijkdommen bezaten. Dit laatfle kan den Vorsten, in Frankrijk, Engeland, en elders, aanleidinge gegeven hebben, om de Tempeliers met geweld en wreedheid, uitteroeijen; en de Paus zal ook zijne redenen gehad hebben, waarom hij die orde vernietigde. De Tempeliers hadden zich mede in deze Landen gevestigd, bijzonderlijk te Zierikzee, waar zij allen, twee uitgezonderd , op éénen nacht gedood werden. In eene meer befchaafde eeuwe, zou men hun gezag vernietigd, hunne groote fchatten weggenomen, doch hun 't leven gelaten hebben, S s Na  Tweeërle jaarbegin hier te lande. Bisfchop Guij raak Sn oorlo. met de Friezen, en anderen. Hij fterft 13I7- $j6 VADERLANDSCHE X. Boek, Na dat Guij, Bisfchop van Utrecht, uit de Vlaamfche gevangenisfe geflaakt was, fcheen hij zich meer met de Kerkelijke zaken te willen bemoeijen. Men zag hem, federt, 00 fommige kerkvergaderingen, onder anderen te 'Keulen, in 't jaar 1310: waar befloten werdt, 'dat men voortaan het jaar met Kersmis, en niet met Paasfchen, zou aanvangen. Na welken tijd men, hier, dezen ftijl in 't kerkelijke, langen tijd, gevolgd heeft., en den ftijl, volgens welken 't jaar met Paasfchen begon, den ftijl van den Hove genoemd. Wat dien Kerkvoogd bewogen hebbe, den ; aangeboden' Kardinaals hoed van de hand te wjzen, is onzeker; doch vast gaat het, dat hij, op nieuw, in een' krijg ingewikkeld wierdt. De ftellingwerver Friezen, hem voorlang ongezind, fioegen 't beleg voor 't Bisfcboplijke flot te Vollenhove. 't Werdt hevig beftormd, en dapperlijk verdedigd. Uit Frankrijk wedergekeerd, haastte hij zich tot deszelfs outzet. Een verdrag, in 't. jaar 1313 getroffen , maakte een einde van deze vijandelijheden die de Friezen duur genoeg betalen moeften. Niet veel beter ging het den Edelen, uit de Huizen van Culemburg en Cats, met welken de Graaf in onmin raakte, die echter haast gelegenheid kregen, om zich te herftelien, door den dood van Bisfchop Guij: aan wien Fredrik ' van Zierik in 't Bisdom van Utrecht opvolgde, door toedoen van Graaf Willem, zijnen bloed- vei wand. Doch de Heerlijkheden van Amftel en Woerden, voorheen aan Bisfchop Guij opgedragen , bleven met bet Graaffchap van Holland vereenigd; waar toe ook, federt dezen tijd,  X* Boek. HISTORIE. 27 tijd, de Heerlijkheid der ftede Ajnfterdam zonder iemands tegenfpreken, gerekend werc te behooren. Graaf Willem, noch niet vergeten 't nadee lige verdrag, door hem met den Vlaainfchei Graave Robert gefloten, was fchielijk te be xvegen tot het aangaan van een verbond me Koning Lodewijk van Frankrijk tegen Robert. en om met vijftig duizend man in Viasnderei te vallen, Hij kon evenwel, zoo min als dc Koning, daar iet van belang uitvoeren, wegens 't onftuimig weder en de zwaare plasregens, die niet alleenlijk de wegen onbruikbaar maakten, maar ook den oogst deden mislukken : waar op groote duurte en eene hevige pestziekte volgde. De vijandlijkheden , tusfehen de Graaven van^Vlaanderen en Holland, liepen haast naar 't einde, en werden, na langduurige oorloogen, ten laatflen geflild door een' vasten vrede, den zesden van lentemaand des jaars 1323 geteekend, en een jaar later door Lodewijk, Roomsch Koning-, plegtigiijk beKrachtigd. Dit aanmerkelijk verdrag, noch oorfprongüjk te Rijsfel voor handen, en voor korten tijd volkomen in 't licht gegeven, kwam voornaarnlijk hier op uit: Lodewijk, Graaf van Vlaanderen en Nevers, zag voor altijd af van alle recht en aanfpraak op de Zeeuwfche ei-' landen, de nalatenfchap van Graave Jan den laea, en de verbeurdverklaarde goederen der Hollandfche en Zeeuwfche ballingen ; Graaf Willem ftond aan Lodewijk af de Landen van Aalst, van Waas, de vier Ambachten, en Gerardsbergen; de een zoude ballingen van S 3 den r » t Verdrag I metFrata. rijk tegea Vlaande■ ren, den 16 Febr. 1 I315. Hongersnood en pestziekte. Vrede tusfehen Holland en Vlaanderen. Voornaatne in. houd daar 'an.  Graaf Willem mishandelt de Kennemers. Ook d van Do: drecht. fi?8 VADERLANDSCHE X. Boek; den anderen in zijn Land niet dulden; de Vlamingen zouden herfteld worden in hunne goe^deren, binnen Zeeland gelegen, en de Zeeuwen in hunne Vlaamfche bezittingen ; deKoophandel, te water en te lande, zou vrij blijven; zij beloofden eikanderen de noodige befcherminge tegen elk, die hen aanviel, uitgezonderd den Koning van Frankrijk, die dit verdrag bewerkt hadt; ontftondt 'er eenig gefchil tusfehen de Graaven, zij zouden de uitfpraak daar over verblijven aan zes goede mannen, wederzijds te kiezen, die, zoo de twist Holland of Zeeland betrof, te Rinland, dat is Rilland in Zuid - beveland , en te Saftingen bijéénkomen, en aldaar blijven moesten, tot dat de zaak beflist was. Sommige voornaame Steden van Holland, Zeeland, Vlaanderen en Henegouwen , bekrachtigden dit vrede - verdrag, 't gene vervolgens ftand hieldt, en veel bloeds en gelds fpaarde. Hoe 's Graaven aanzien , vooral na dien tijd, grooter werdt, en hij minder voor buitenlandsch geweld te vreezen hadt , hoe hij ook onbepaalder wilde heerfchen, en, hier te lande, alles naar zijn' zin zetten. Dit ondervonden de Kennemers, wien hij, wanreer zij eenige nieuwe voorrechten, onder belofte van eene rijke bede te zullen opbrengen, zochten te verkrijgen , zelfs hunne oude vrijheden e ontnam. Niet veel beter ging het den Dor" drechtenaart n. Dezen Honden , een' geruimen tijd, zeer in 's Graaven gunste. Hij bevestigde en vermeerderde hunne voorrechten; en zij bleven niet in gebreke, om hem en de zijnen rijkelijk te begiftigen. Nu ontftondt 'er een J J hevig  X. Boek. HISTORIE. 279 hevig gefchil, tusfehen die van Dordrecht en eenige Steden van Noordholland , over het flapelrecht. Graaf Willem, hier toe aangezet door zijnen broeder, Jan van Beaumont, mengde zig in dezen twist, en deedt heirvaart tegen Dordrecht befchrijven. 't Schijnt, dat de Stad best oordeelde , 't hoofd in den fchoot te leggen; doch zeker is 't, dat Graaf Willem, na den raad der voornaamfle F delen ingenomen te hebben, die van Dordrecht het Het gta. flapelrecht ontzeide, en de brieven, die zij peirecht daarvan, in 't jaar 1299 en 1304, gekregen n"™^" hadden, wederriep , bij een' brief van den en weder- , vierentwintigften van zomermaand des jaars £™[,°e§e" 1326. 't Was toen de tijd niet, en nu is 't van minder belang, te onderzoeken, in hoe verre de Graaf gerechtigd zij geweest, om de voorrechten, waar mede zijne voorzaaten fommige fteden , tot wederzeggen toe , begunftigd hadden , te kunnen wederroepen. ' Doch 't blijkt genoegzaam, dat die van Dordrecht, niettegenftaande deze intrekkinge, het ftape hecht op den duur bleven oeffenen, en dat deze zelfde Graaf het hun, eenige jaaren later, weder openlijk toekende. Ten bewijze hier van ftrekt vooral 't voorrecht, door hem aan die van Reimerswaal in 't jaar 1336 verleend, om zoo vrij van het flapelrecht, gelijk die van Tholen, te mogen varen. Na 't fluiten van den vrede met Vlaanderen, Huweiij. liet de Graaf zich gereedelijk in de oorlogen £ Graaven van anderen inwikkelen. De huwelijks-ver dochters, bintenisfen van zijne dochters gaven 'er aanleiding toe. Filippa aan Eduard van Engeland, op den voorflag van zijne moeder, doch tegen S 4 'tgoed-  Hii (leekt zich in de Engel fche onlusten, en in de zaken van 't Rijk. Onlusten tusfehen den Keizei en den Paus. De Keizer zoeki hulpe bij Graaf Willem. I314. De Graa fchijnt, hier toe, Baar Italië te willen trekken ; 280 VADERLANDSCHE X. Boes 't goedvinden van zijnen vader, Koning Eduard den IIden, in 't jaar 1325 verbonden, en dit huwelijk drie jaaren laater voltrokken zijnde , kon het naauwlijks misfen , of Graaf Willem moest zich , van tijd tot tijd, in de Engelfche zaken fteken te meer , om dat Koning Eduard alhaast gedwongen werdt den throon te verlaten, en Eduard de IIIde denzelven beklom. Margareet, 's Graaven oudlle dochter , een huwelijk aangegaan hebbende met Keizer Lodewijk, werdt de Graaf, eei> lang, diep in de zaken van 't Duitfche Rijk ingewikkeld. Aanleidinge daar toe gaf, de twisc tusfehen den Keizer en Paus Jan den XXÏiften, welke bijna zonder voorbeeld, hoog liep. De Paus beval den Keizer afftand van 't Rijk te doen , onder bedreiginge van den Kerkelijken ban, en verklaarde, hem, federt, met de daad vervallen van de regeringe. De Keizer bleef hem niets fchuldig verklaarde den Paus van zijne waardigheid vervallen, en deedt een' nieuwen algemeenen Kerkvoogd verkiezen. Graaf Willem hadt zijnen fchoonzoon merkelijken onderfland beloofd, om welken Lodewijk, in verfcheiden brieven, flerk aanhieldt bij zijnen fchoonvader , wien hij , als een voornaam lid des H. Rijks, aanmerkte. Trouwens, omtrent dertien jaaren vroeger, hadt hij den Graave ontflagen verklaard van al het recht, 't gene de Keizers op Holland , Zeeland en Friesland gehad hadden.; doch onder voorwaarde, dat de Graaf hem , en aan "tRijk, de behoorlijke hulde wegens deze Landen deedt. Nu het 'er op aankwam, en Graaf Willem den beloofden onderftand niet lan*  X. Boek. HISTORIE. 281 langer verfchuiven kon, bereidde hij zich toi een' togc naar Italië , welken hij in perfoon fcheen te willen bijwonen. Geduurende zijn afwezen, zou zijn zoon Willem 't Landbeftiei in handen hebben. Doch 's Graaven vertrek werdt eerst, van tijd tot tijd, . uitgeftdd, en bleef eindelijk geheel, fteken, zoo om andere redeneft, als ter oorzake van een gefchil, tusfehen den Hertog van Brabant en den Heere van Valkenburg gerezen, aan welks beflisfinge hij zieh zeer veel gelegen liet leggen , en om dat de meefte Edelen hem liever bin? ren 't Land hielden. De Keizer moest zich, derhalven, vergenoegen met de fchoone beloften van onderftand, en ondervondt nu duidelijk, dat op de toezegginge van hulpe door buijtenlandfche Vorften , wanneer hun eigen belang'er niet onmiddelijk mede gepaard gaat, weinig ftaat te maken zij. Hoe gereeder en onvoorzichtiger zij in 't belooven zijn, zoo veel traager en trouwloozer zij, dikwijls, in t verkenen van daadelijken onderftand bevonden worden. Graaf Willem wendde echter alle pogingen aan, om de verzoening tus-, fchen den Keizer en den Paus te bewerken, 1 en begaf zich, dan naar Avignon, dan naar1 Frankfort; doch zijne pogingen hier toe Haagden minder, dan om zijn eigen gezag uittebreiden. ö De BisfchopKjke waardigheid te Utrecht door den dood van Frederik den. 11*% in >\z jaar 1322 opengevallen zijnde, werdt dezelve i eerst aan Jakobus van Oudshoorn, naderhand' «njan van Bronkhorst, opgedragen, tegen 4en zin des Graaven; doch hij, gefterkt door s $ den doch zijns reis heelt geen vooitganü Hij zit ichter niet ;eheellijk' t$j , Verlies ing van en' Bis:hop te Itreclifc,  6 c ( l 1 Groot ge- | zag van 1 Graaf Wil- , lem in 't ' Sticht. I Ongenoegen der Fiiezen tegen den Craave. i323« 8a V AD E RL AND SC HE X. Boek» en Hertog' van Brabant en den Graave van ïelder, wist door den Paus die waardigheid e brengen aan Jan van Dicst, die den Holandfche Graave van de hand vliegen zou, en lem in alles naar de oogen zien. De gewiligheid des Bisfchops tot het herftellen en verwaren van den Lekdijk; 'sGraaven inval in t ambacht van Mijdrecht; de inruiming van t flot te Vreeland ; de handhaving van Jan /an Ligtenberg ; de fchatting , aan Utrecht :n Kampen opgelegd; de ondernemingen m 't Land van Hageflein; de verkooping van die :n andere Stichtfche Heerlijkheden aan Zwever van Vianipn en Hubert van Schenk ; het mtwapenen van Willem van Duivenvoorde, ioor een enkel bevel; dit alles toonde klaar genoeg 's Graaven groot gezag, en hoe zeer de Bisfchop van hem afhing. Geen wonder, dat Graaf Willem dit gunftig tijdftip niet verzuimde , öra zich van 'e gebied over Friesland volkomenlijk te verzekeren. Bisfchop Jan was buiten ftaat, om hem zulks te beletten ; en het aanzien, *t gene de Graaf reeds verkregen hadt, maakte hem geducht bij de Friezen. Deezen hadden , onlangs, de Upftalboomfche wetten vernieuwd, en befloten, hunne vrijheid eenpaarig en met de wapenen te befchermen , indien eenig Vorst , waereldlijk of geeftelijk , van welk eenen rang ook, hen beftreedt, of 't juk der dienstbaarheid op den hals poogde te leggen. Roemwaardig befluit! edelmoedige gevoelens! Geen Fries, geen Nederlander, behoorde ooit anders te denken, of ook te doen. 't Leedt echter niet lang , of de ftandvastigheid der £ IK",  X. Boek. HISTORIE. 283 Friezen werdt op de proef en aan 't wankelen gebragt. Graaf Willem twee Schouten over Staveren en "t land daaromtrent aangefleld hebbende , mishaagde dit den Friezen, die de Schouten verjaagden, en hunne fteenen huizen ten gronde toe afbraken. De Graaf, hier over gebelgd , ruste eene vloot uit , welke den Friezen geen gering nadeel toebragt. De moed fcheen hun, nu, te ontzinken: zij verzochten met den Graave in onderhandclinge te komen; gelijk te Haarlem gefchiedde. Men kwam overeen , dat de Graaf van Holland voortaan Schouten en Schepenen in Friesland zou aanftellen, naar welker, vonnisfen zij beloofden zich te willen voegen. Ten zelfden tijde, deden de Friezen den Graave, als Heere van Friesland , plechtige hulde; en omtrent twee jaaren later, beval Keizer Lodewijk, bij een' openen brief, den Grietmannen, Raaden en Gemeenten van Friesland ; Ooftergo en Westergo, Graave Willem voot hunnen Heere te ontfangen. In 't jaar 1334, waarin Holland, Zeeland en Friesland, door een' geweldige zeevloed, groote fchade leden, werdt de rust, door bemiddelinge van den Franfchen Koning , gelukkiglij k herfteld tusfehen Jan den III*, Hertog van Braband, en elf voornaame Vorsten, die in een onderling verbond tegen denzelven getreden waren. Graaf Willem was 'er één van, als die eenige gefchillen, over de grenzen van Brabant en Henegouwen, met hem gekregen hadt. In 't hoofd van 't verdrag voert Graaf Willem alleenlijk den naam Graave van Henegouwen en Holland, en zijn zoon werdt *er 1325.' Zij onderwerpenzich aan hem. I328. Den 14 Ju.iij. 1330- Hooge watervloed. 1334- Verdrag des Hertogen van Brabant met verfcheiden.Vorllen } onder welken Graaf Willem. Het Graaffchap van Zeeland  aan'sGraaven zoon opgedragen. i Verbindteuis mee Fngeland tegen Frankrijk , den S4ivleij. *337-_ Wiilem de nt fterft, dén 6 of 7 Junjj. 1337' Ï84 VADERLANDSCHE X. Boek. renoemd Willem van Henegouwen, Graaf van Zeeland. Hier uic heeft men opgemaakt, dat Willem de Illde het Graaffchap van Zeeland , omtrent den jaare 1332, aan zijnen zoon afgedaan hebbe ; doch waar van de bijzonderheden onbekend zijn. De reize naar Frankfort, te voren gemeld, of 's Graaven zwakke toeHand , kan 'cr aanleidinge toe gegeven hebben. Ook blijkt, dat vader en zoon beiden zich, federt, met Koning Eduard den IIlden verbonden tegen Filips den Vidün Koning van Frank» rijk, en dat dejonge Willem, bij een afzonderlijk verdrag, aannam de verbintenisfen yan zijnen vader, na deszelfs afflerv^n, in allen deele te zullen naarkomeo. Men zal zich, met reden, meer verwonderen over 't gedrag des vaders, dan over den handel van zijnen zoon. De belofte, bij 't verdrag gedaan, dat de Graaf van Zeeland de plaatfen, die in *t Kamerijkfche den Franfchen ontweldigd zouden worden, erfelijk zou blijven bezitten, moest invloed maken op 't hart van den jongen Willem. Doch vreemd was 't, dat de oude Graaf zich nu verbondt tegen Koning Filips van Frankrijk, zijnen fchoonbroeder, met wien hij op 't naauwst was vereenigd geweest, en die hem wezenlijke dienften bewezen hadt. Weinige dagen na 't fluiten dezer overeenkomlle, overleedt Graaf Willem de Mde, te Valenchijn, nalatende den roem van gemeenzaamheid, dapperheid in den krijg, en van onzijdigheid in de oefeninge van 't recht. Van heerschzucht en wispeltuurigheid is hij zoo weinig vrij te pleiten, als van onvoorzichtigheid om zich te veel met buitenlandfche zaken t§  X. Boek. HISTORIE. te bemoeijen, en ce dikwijls op verre reizen te begeven. Indien 't flichten van een kapittel van S. Pieter te Middelburg, of een voorgenomen kruiscogt naar 't Heilige Land, niet genoegzaam was, om hem den bijnaam var den Goeden met recht te doen dragen; noch dè!e7if minder verdiende hij dien eernaam wegens zijn biige" gedrag omtrent de Geestelijken te Utrecht en elders; getuigende een' fchrijver van zijnen leeftijd, dat de Graaf door zijne ftrengheid zich niet alleenlijk bij de Kerkelijken flrafbaar maakte, maar met allen zijnen aanhang ook onderhevig aan de helfche ftraffen, indien hij zich niet bekeerde: terwijl hij den Graave vermaande, de Kerkelijken in ruste te laten, wilde hij de tijdelijke en eeuwige fchande ontgaan. Indien het oordeel van dien fchrijver zoo onzijdig was, als zijne taal rondborftig, viel er niet veel te roemen op Graaf Willems goedheid, van welke anderen, 't zij uit eigenbelang, 't zij uit laagkruipende vleijzucht, ten koste van de waarheid, met grooten ophef fpraken. Zijn eenige zoon, Willem de IVd% volgde Wfflem* hem nu op in 't Graaflijk bewind over Henegouwen en Holland zijnde reeds voorhenen gelijk wij zagen, tot Graaf van Zeeland ver- 1 Scheven. Naauwlijks was hij in 't bezit der regeringe gekomen, of hij floot een nieuw verbond van l^f onderlinge befcherminge met zijnen fcfioon-^niagbroeder, Eduard den lilden, Konin<* van Fn bcfcher" ivuuara tvcizer, Koning van Engeland •ÜUltSChlanr]. nf Riilrc. naAnu„„A den .ta —, uv-^uiuv ue waar, nem roet duizend ge- har- ''''  Hij neemt deel in den Engelfchen oorlog tegen Frankrijk. toch we gen buiten de - {reuzen 286 VADERLANDSCHE X. Boek. larnaste mannen te onderfteunen. De Graaf ;ou geld en, in tijd van oorlog, duizend krijgsknechten van den Koning ontfangen. Deze verbondt zich ook, geen vrede te zullen maken, zonder 'sGraaven bewiliiginge, noch met krenkinge van dit verdrag. Hier bij kwam de belofte, dat Eduard, geduurende den oorlog, 'sGraaven gevangenen losfen zou, en de verminkte of gedoode paarden betalen. De uitkomst toonde welhaast, dat Koning Eduard, om gewigtige reden, deze verbintenisfe met den jongen Graave hadt aangegaan. Want in 't volgende jaar, ontftondt 'er oorlog tusfehen Frankrijk en Engeland, en Eduard werdt, door den Keizer, tor Rijks - fledehouder aangefteld, met magt, om de leden des Rijks, en dus ook Graaf Willem, in de wapenen te brengen, reebt te doen, en geld te munten, in 's Keizers naam. Eerlang zag de Graaf zich in den krijg betrokken. Koning Eduard-beloofde, hem fchadeloos te zullen houden, wegens 't gene hij, ten zijnen behoeve, tot verdediginge van de rechten des Rijks, en binnen deszelfs grenzen, ondernemen zou. De veldtogt des jaars 1339 werdt begonnen met het beleg van Kametijk, waar toe de Graaf, door 't leveren van manfehap, de hand boodt. Hier toe werdt hij te meer aangezet door 't fchrijven van Keizer Lodewijk aan de Hollandfche fteden, welke hu, op 'ternstigfte, vermaande, om haar aantal van gewapende mannen op de been te brengen, en den Graave ter heirvaart te volgen. '-Dit gefchiedde. Doch wanneer Eduard beiloothec beleg optebreken, en in Pikardijen te  X. Boek. HISTORIE. 287 te trekken , weigerde de Graaf het leger te volgen, en buiten de grenzen van 't duitfche Rijk re dienen. Het ongenoegen des Konings hier over, en de overlast van zijn volk in Henegouwen , deedt den Graave de Franfche zijde kiezen; doch dit was voor een' korten tijd. De verwoeftingen, door de Franfchen in Henegouwen aangericht, gaven den Graave billijke reden, om Frankrijk den oorlog te verklaaren, en onderftand, tegen Koning Filips, in Engeland eii Duitschland te zoeken. Hij vereenigde zich, derhalven, op nieuw, met Koning Eduard; en zij belloten, met de overige bondgenooten, 'tbeleg voor Doornikte liaan. Dit gefchiedde; doch door bemiddelinge van Joanna van Valöis, Graavinne weduwe van Holland, werdt, tusfehen Koning Filips van Frankrijk, en Eduard met zijne bondgenooten , een beftand voor omtrent negen maanden getroffen, en federt verlengd. Hier door werdt Graaf Willem uit een' oorlog gered , van welken hij nooit veel goeds te wachten hadt, en die zijne moeder, uir hoofde der naauwe betrekkinge op de Koningen van Frankrijk en Engeland, met bittere droefheid vervulde. Keizer Lodewijk , die zich mede in dien oorlog het zien, poogde op allerhande wijzen zich vrienden te maken. Dit zal hem mogelijk, ook bewogen hebben , om 't Graafl fchap van Gelder tot een Hertogdom te verheffen ten gevalle van Graaf Reinoud, wien hij recht gaf om geld te munten, van 't zelfde gewigt en waarde, als dat van den Ede-1 le Graave van Henegouwen en Holland, zij-! nen getrouwen Rijks Graave; die gelijk zijne VOOl- van't Rijfe te trekken. Hij kiess de Franfche zijde. Verklaart, aan Frankrijk den oorlog. »34o. Verbindt zich, op nieuw, met Engeland. Beftand , den 20 Sent. I34O. Gelder tot fen Hertogdomverheven, R echt der nunte ia kelderand en rlolland,  Koophandel te Dor drecht. Den 22 Ang. 1338. Opkoms' van Am-' fterdam. OraafWil lem begur ftigd de ■Stad en den Koop handel. s88 VADERLANDSC HE X. Boeiü voorzaaten , met of zonder bewilliginge der Keizeren, zich van 't recht der munte veel bediende. De aanhoudende oorlogen , en vooral de uitbreiding van den Koophandel, maakten het flaan van geld, ook hier te Lande, zeernood■zaaklijk. Dordrecht was, tot dezen tijd, de voornaamfte Koopftad geweest, en nog onlangs in 't voorrecht van den vrijen handel voor de Oofterlingen bevestigd; doch nu begon Amfterdam vooral door den Koophandel te bloeijen. De gelegenheid dezer Stad, hoewel nog klein van omtrek; de yver der ingezetenen, om de aangebragte Koopwaaren door gantsch Holland, 't Sticht Overijsfel, Brabant, Vlaanderen, en naar elders te vervoeren ; de toegenegenheid des Konings van Zweden, die een gedeelte van 'tLandfchap Schoenen aan de Amflerdammers ter bewoninge afilondt; deze en foortgelijke middelen leiden den grondflag van dien luider, waar, toe Amfterdam , in volgende tijden, tot bewonderinge van geheel Europa, geklommen is. Hier bij kwam de genegenheid van Graaf Willem, die Lniet alleenlijk aan Amfterdam het voorrecht fchonk, om alles, wat binnen haare vrijheid . gefchiedde , door Schout en Schepenen der Stad te mogen berechten, maar ook den Koophandel, en de Scheepvaart, welke reeds zeer aanzienlijk en alomme beroemd was, wijslijk handhaafde. Vrij gemaklijkker is 't voor een' heerschzuchrigen en gewelddrijvenden Vorst, over een arm volk willekeurig te gebieden, dan over ingezetenen, die door Koophandel en rijkdommen bloeijen. Doch Graaf WilJ lem.  X. Boek. HISTORIE. s lem, gelijk alle verftandige en weldenken Vorften , zal 't voor grootere eer gereke hebben over handeldrijvende en rijke burge c bewind te voeren, dan arme en afhangeli ke flaaven op zijnen wenk te doen palfe, Ter befcherminge des Koophandels opde Oos, zee gehjk men vermoedt, nam de Graaf det ™ den krijg welken de Ridders der Duitfch Orde tegen de Lithauwers voerden. Indien va zeker ware dat hij, op den hertogt ui Lithauwen, de aanbiedinge der Keizerlijk lltn^' d°°r de Riik-VorftenTlS zoo wT^' Vandt\hand Sjezen hebbe zoo wel als de eer der verheffinge van ' Graaffchap Holland rot een Hertogdom, hen door Keizer Lodewijk aangeboden, zou men in hem een zeldfaam voorbeeld van nedrfehdd en voorzichtigheid aantreffen: hoewel hfadders zeer gezet was op 't bevestigen en uitbrei- en wanneer deze binnen 't jaar afftand Z£ dilC'-ian V Al'kcl tOC deBisfchop!,jkegwaar £ciJ £43 aanvaard hebbende, loste hi je Sloten, die verpand waren, en zek gZsch Ovenjsfel, op wc]ks » gj* cn van Gelder aanfpraak gekrerren hnrlr n, g minder omllag fe ^ V ° ™ «»« trent den jaare i345, naar cLobi en fteld^ Robert van Arkel, zijnen broeder, tot Mom den "dl Z u ,^ardiSheid, nie lang g°e?e; den, door de Kerkelijken van Utrecht aan Graaf 89 de id rs i- 1. jHij mengt zich in 2 den krijg r tegen de Lithau- t wers. . Het aanbod der 1 Keizerlij. . ke en Hertoglij. ke waardigheiddoor hem van de hand ge. wezen. [an van Arkel wordt bisfchop 'an U- recut Hij ver. 'te bui1