KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK COLLECTIE-TH IERRY BRUIKLEEN van de Ned. Herv. Gemeente te 's Gravenhage 7118-'35   DRIE LEERREDENEN. over het LAATSTE OORDEEL, het AVONDMAAL en op den dood eener JONGE JUFFER. door JAKOBUS HERVET, Schrijver van den THERON en ASPASIO, e. z. v. In 'sG R A V E N H A A G E, Bij ISAAC -van CLEEF, m d c c x c i. Uit 's Mant Handfchrift nu voor het eerst in 't licht gegeven door JOHAN WATKINS van Bideford. Uit het Engelsch.  HIJ SPREEKT NOG, NA DAT HIJ GESTORVENIS. HEBR. Xi: 4.  VOORBERICHT aan den LEZER. ]\Ïen heeft onlangs in Engeland eene nieuwe uitgave der werken van den godzaligen ]. hervey, wiens fchriften hier te lande met geen minder graagte van alle beminnaaren van waarheid en godsvrucht ontvangen en met vrucht en ftichting gelezen worden, nodig gehad, en werklijk volvoerd; bij deze gelegenheid heeft de familie van dien waardigen Man, aan den Heer J. watkins, die de zorge der Uitgave op zich hadt genomen, drie Kerkelijke redenvoeringen ter hand gefteld, door den Eenvaardigen hervey in het jaar 1742. te Bideford, in Devonshire gehouden, welken men, na 'sMans overlijden gevonden, en, uit hoofde van de belangrijke en gewigtige onderwerpen, 2 door  iv VOORBERICHT door de verheven en meesterlijke hand van hervey uitgewerkt, waardig gekeurd heeft, om bij zijne overige fchrifcen, als eene nalezing na den rijkftcn oogst, te voegen, waar over veelen, bij welken de gedachtenis van dezen rechtvaardigen in zegening is, hun genoegen betuigd hebben. Zoodra mij deze Leerredenen in handen kwamen, ftond ik geen oogenblik in beraad, om ze insgelijks aan mijne Landgegenooten mede te deelen, ten einde ook zij de fchriften van dezen godvruchtig welfprekenden Man, volledig bezitten zouden. — De volgende bijzonderheden van den Heere hervey, terwijl hij te Bickford verkeerd heeft, die wij aan den tegenwoordigen Uitgever zijner werken nog te danken hebben, zullen, geloof ik, den Lezer niet onwelkom wezen. De Heer hervey was op de Hooge School in naauwe vriendfehap gekomen met den Vader van den tegenwoordigen Rid-  aan den LEZER. y Ridder paulus orchard , van Stoke Abbey in Devonshire. Deze Edelman was een voortreflijk voorbeeld van Godsvrucht en deugd, gelijk de Heer hervey zelf getuigt in de Opdragt van het tweede Deel zijner Overdenkingen. —. Onze Schrijver bezocht hem dikwijls te Stoke Slbbey, en kreeg daar door eene aangename kennis aan veele Godzalige lieden in de nabuurfchap, inzonderheid te Bideford; alwaar hij gewoon was, bij gelegenheid te prediken, en met zoo algemeene toejuiching gehoord werdt, dat de Gemeente ernstig wenschte, dat hij bij haar geplaatst mogt worden. Dienvolgends voldeedt de Rector der plaats, die oud en zwaklijk was, aan derzelver verlangen , en verkoos den Heer hervey tot zijnen medehelper, omtrent het jaar 1738 of 1739. Zijn inkomen was niet meer dan 40 ponden jaarlijks, welke font door de Gemeente, vrijwillig, verhoogt en op zestig Ponden gebracht werdt; welk inkomen fchaars genoeg was, uit hoofde, dat 'sMans wel- 3 daa-  vi VOORBERICHT daaden zoo menigvuldig waren, dat hij dikwijls in ongelegenheid geraakte, om. zijne eigene behoeften te kunnen voldoen. Deze beminljjke zwakheid deedt eenigen zijner vrienden eene heel onfchuldige bedriegerij omtrent hem in 't werk Hellen; als zij wisten, dat hij geld hadt, leenden zij hem een gedeelte af, en hielden dat, zoo lang tot hij het waarlijk nodig hadt. — Hij was zeer ijverig in het Vervullen van zijnen pligt, predf ende eiken Zondag tweemaal, en verklaarende des Woensdags en Vrijdags den Brief en het Euangelie van den voorgaanden Zondag. Hij was gewoon, vrijwillig, zonder daar toe gehouden te zijn, de armen en zieken van het Kerfpel te bezoeken, en hunne geestelijke zoowel als ligchaamJijke belangen gade te flaan, In plaats van de Bijeenkomiien van uitfpanning der vrolijke wereld bij te woonen, hielde hij lief en aangenaam gezelfchap met het verftandigfte gedeelte der Gemeente,om vriendfehap en Godvrucht on-  AAN DEN LEZER. VII onder hen aan te kweeken. Te Bideford ontwierp hij het plan, en werkte het wezenlijk voor een groot gedeelte uit, van zijne zoo toegejuichte Overdenkingen en Befpiegelingen. -— Ik heb wel gehoord van zulken, die hem van nabij kenden > en in het zelfde huis met hem verkeerden, dat hij gewend was op te blijven, en te lezen of te fchrijven tot drie of vier uuren in den morgenftond; eene gewoonte echter, waar in zelfs de ijverigfbe liefhebbers van.Jlüdeeren hem niet behooren na te volgen. Eéne zijner meest geachte vrienden was de jonge Juffer, bij gelegenheid van wier overlijden, hij de laatfte der drie Leerredenen predikte, die wij thans den Lezer aanbieden. Zij overleedt aan eene uit* teerende ziekte in het vijf en twintigfte jaar van haaren ouderdom, en bezat, in de daad, dat uitmuntend karakter, welk onze Prediker haar hier toefchrijft. Hij bleef te Bideford tot in het jaar 1742. wanneer de oude Rector ftierf, en een  vin VOORBERICHT aan den enz. een ander in zijne plaats kwam, waar door de Heer hervey van zijnen post als. Kapellaan ontflagen. werd — Bij het houden van zijne Affcheids-redcn, beantwoordde hem de Gemeente met zuchten en traanen. EER-  EERSTE LEERREDEN OVER HET LAATSTE OORDEEL, Rom. xiv: 10. Wij allen zullen voor den Rechterjïoel van Christus gefield worden. Wette verpligting zijn wij niet aan de Godlyke Openbaring verfchüldigd, voor de belang-en troostrijkfte kundigheden ? — Wie kan, volgends den gemeenen loop der zaaken, of de uitfpraken der Reden , hoopen , dat hij zijne overleden bekenden ooit weder zal zien? ■— Wij begeleidden onlangs bun ontzielde lijk; met weenende oogen, zagen wij hen in het graf zinken, waar zij, binnenkort, aan het verderf overgegeven, tot flof zullen wederkeeren ; zoo dat, indien wij hunne doodkisten lieten openen, wij naauwlijks van hun zoo veel overblyfzelen zouden vinden , als A de  2 EERSTE LEEküIiDliM de bedienden van jehu overig vonden van jezebel ; op het meest het bekkeneel, en de voeten, en de palmen hunner handen (*). Natuurlijk is het nu voor ons , dat wij, fchoon met de uiterfte onzekerheid, vraagen: zullen deze beenderen levendig worden ? (f ) — Kunnen dezen, en anderen, die reeds, zedert „ eeuwen, geheel in 't ftof ontbonden zijn, ooit weder herleeven? Zal er andcr- maal de geest in komen ? Zullen zij weder ,, met eene huid overtrokken worden? " Ja, hoe vreemd , en ongelooflijk het ook fchijne, nogthans zal het ééns zekerlijk zoo zijn ; De heere , god der heirschaaren heeft het gefproken; en gelijk hem niets onmooglijk is, zoo is dit woord der gerechtigheid uit zijnen mond gegaan, het welk niet ledig -of onvervuld zal wederkeeren, dat er eene op/landing der dooden wezen zal, beide der rechtvaardigen en der onrechtvaardige!] (§).— Al wat in de graf kameren, in de ingewanden der aarde, en in de diepte der zee flaapt, zal ééns hooren de ftem van den Aarts-engel, en de bazuin van god , zij zullen ze hooren , en (*) 2 Koning, ix: 35. (f) EzEcmëL xxxvu: 3. (5) Handel. x:;iv. 15.  over. het laatste oordeel. 3 en gehoorzaamen ; zij zullen te voorfchijn komen in een oogenblik,in een punt des tijds, van hunne doodsbedden, waar zij geflaapen hebben en vergeten waren, jaaren zonder getal. Wij, die hier vergaderd zijn, en zij, die na ons komen, en dit Heiligdom betreden zullen, zullen het aanfchouwen, en zeiven een deel van dit wonderbaarlyk toneel uitmaaken ; wij zullen de gevangenen uit het graf aanfchouwen, ontflagen en uitgeleid uit hunne langduurige gevangenis, om te recht gefteld te worden, en hun laatfte en albeflisfend vonnis te ontvangen. O welke ernftige gedachten zullen dan onze harten vervullen , wanneer wij deze algemeene Vergadering aanfchouwen zullen. Menigten uit alle Koningrijken en Volken, die niemand tellen kan, den heere te gemoet gevoerd in de lucht, en voor Hem te recht gefteld, om het vonnis van den eeuwigen dood of het eeuwig leven uit zijnen mond te hooren ! Laat ons met dezen ernst thans aandachtig zijn, terwijl wij deze allerzekerfte gebeurenis, deze ohtzagbaarende waarheid behandelen: Wij allen zullen voor den r echterfloel van Christus gpfleli v/orden. Hier van fprekende, zal ik trachten aan te toonen A 2 I. Wel-  4 EERSTE LEERREDEN I. Welke omftandigheden dit laatfie oordeel voorafgaan en verzeilen zullen. II. Wie hier de Rechter zal zijn , met welke hoedaanigheden bekleed, met welken ftoet hij verzeld zal wezen. III. En over welke zaaken dit oordeel gaan zal. I. Welke omftandigheden zullen dit laatfie oordeel voorafgaan en verzeilen. Dezen zullen in de daad verbaazend zijn; zoo als nooit gebeurd zijn van de grondlegging der wereld af. Zij zullen allerönt- zaglijkst wezen ; zoodat elk hart, welk iet anders dan god tot zijnen toevlugt heeft, van vrceze zal bezwijken; daar zullen wonderen zijn in den Hemel boven, en op de aarde beneden. Gindfche Zon, die, van de Schepping af, den overvloedigften voorraad van licht, onophoudelijk , heeft uitgeleverd ;— wier ftraalen nooit zijn uitgeput, hoe veelen ook gcuLiurende duizenden jaarcn uit haar voortvloeiden ; deze Zon zal al haar licht en luifter verliezen , en zwart wezen als een haairen zak. De Maan , insgelijks, beroofd van allen haarcn glans, zal als bloed worden. De Starren, die aan het Uit- fpaa  OVER HET LAATSTE OORDEEL. 5 fpanfel glinsteren en flikkeren, zullen verzegeld worden , of uit hunne kringen vallen. — Hoe zeer wij, en niet zonder reden, verfchrikken, wanneer wolkbreuken waterftroomcn uitftorten ; wanneer de blikfemftraalen in de duifternis van den middernacht fchitteren, en doel treffende donderklooten , die geduchte wapenen van den Almagtigen, uitbersten! Ach! wat is-dit alles bij de ijs- Hjke verwarring van dezen wondervollen dag? Niets meer dan , zelfs niet zoo veel, als het zachtfte koeltjen, dat door de bladeren fpeelt, bij een'hevigen en woedenden ftormvvind, die bergen fcheurt, en rotzen in ftukken breekt. De Hagel, met vuur gemengd, die op farao's rijk nederviel, en de vruchten des lands verzengde, en al wat op het veld was, zoo menfchen als beesten, doodde. Het beeven van den berg Sinaï; de rook en dikke donkerheid, en het vreeslyk geklank der bazuine. Alle de wonderen van Egijpte, en de wonderheden in de velden van Zoan; alles, met één woord, wat ooit ontzaglijk en verbaazend gebeurd is, of bedacht kan worden, is iet ftreelends, wanneer het vergeleken wordt bij die groote zaaken, welke dan het Heel-Al overkomen zullen ; A 3 dit  6 eerste leerreden dit is de dag van gods toorn en grimmigheid, waar op Hij zijn glinsterend zwaard zal wetten, en zijne hand gerichte zal houden; waar op hij zijne pijlen dronken zal maaken van bloed ! Ja, de geduurige bergen , 'gelijk de Profeet hauak.uk (*) zich uitdrukt, zullen verftrooid worden , de heuvelen der eeuwigheid zullen zich buigen: en de geheele Natuur zal in doodsvreeze het hoofd opheffen, wanneer men den almagtigen zal zien rijden op paarden en wagenen van heil; wanneer Hij zal komen, om verheerlijkt te Worden in zijne Heiligen, en wonderbaar te zijn in zijne Uitverkoorenen; maar om wraak te oefenen , — O ! treffende gedachten! ftrenge en onverbidlijke wraak over zijne vijanden; en zondaars, rampzalige zondaars, o! wat zullen zij doen in dezen dag hunner bezoeking? Hoe zullen de Godlozen beftaan , wanneer de aarde zelve zal waggelen als een dronke man; waar zullen zij zich verbergen, wanneer de grondvesten der wereld zullen ontdekt worden ? Waar of wat zal hunne vrij waaring zijn, wanneer zy vergeefsch zullen uitzien, maar geen voorfpraak vinden zullen, wanneer het magor mijfabib, fchrik van ronds- (') Habak. ui: 6.  over. het . laatste oordeel. ' 7 roudsömme zal wezen, en alles verwoesting aan alle kanten ? Ik zeg alles verwoesting , dewijl de Elementen, gelijk wij bij petrus lezen (*) , branden zullen en vergaan, alle wateren zullen zoo veele zwavelftroomen; de lucht kookend lood wezen ; — alle koningrijken der aarde in oproer, en het geheele famenftel van zaaken in de hevigfte ftuiptrekking, alzoo haare ontbinding nabij is : Dus zal de ontzaglijke plegtigheid van dezen geduchten dag eenen aanvang nemen, en zijn deze de voorbereidzelen, hoedanigen zullen de verrichtingen van dien dag zijn? Welk, o! welk zal het einde zijn op zoodanige beginzelen ! Het zal wonderbaar, en groot wezen, en eene rechtmatige reden van onbegrijpelijke vreugde, of van onuitfpreeklijke droevenisfe voor alle levendige ziele. Doch laat ons hier aandachtig zijn en hooren; wanneer alle deze dingen dus bereid, en de fchikkingen gemaakt zijn, om den doorluchtigen Per- foon te ontvangen dan zal de Rechter zelf verfchijnen ,en alle ooge zal hem zien, komende op de wolken des Hemels (*). Dit leidt mij tot de tweede bijzonderheid, die ik mij had (*) 2 Pet. 111: 10. (f) Matth. Sxiv: 30. A 4  8 eerste leerreden had voorgefteld te behandelen , te weten: II. Wie toch zal de Opperfte Rechter zijn; welke zullen zyne hoedanigheden, en met welken ftoet zal hij verzeld zijn? De Rechter zal zijn de heere jesus Christus, als god en mensch. De menschheid van onzen Zaligmaaker zal dan tot deze eere verhoogd zijn , als eene vergelding voor zijne groote vernedering. Dezelfde perfoon, die ééns aan het kruis hong, zal dan gezeten zijn op den troon, en alle Volken zullen voor Hem verzameld worden; herodes en zyne krijgslieden, die Hem fmaadlijk veracht hebben; en pilatus, die Hem veroordeelde; de Overpriefters en Schriftgeleerden, die Hem hevig befchuldigden; de Soldaatcn, die Hem kruisten, deze allen zullen zich voor zijnen voetbank buigen , en als halsmisdaadigers zich voor Hem nederwerpen. Toen Hij op aarde omwandelde, was Hij zachtmoedig en nederig , en de barmhartigfte en medelijdendfte mensch bijzijn leven; maar, dat dit niemand tot zorgeloosheid aanmoedige ; want dan zal hij den ijver aandoen als een' mantel (*), dan zal hij verbolgenheid en toorn uitftorten over O !«• uk. .-.  over het laatste oordeel. £ ever alle ziele des menfchen, die het kwaad werkt (*): Hij noemt zich zeiven eenen fteen, welke hem, op wien hij valt, zal vermorfelen (fj. -i-i- Hij heet zoo wel de Leeuw uit Jiida'sjlam (§), als het Lam van god, dan zal hij brullen als een leeuw tegen alle Godlozen, en gelijk een felle leeuw zal hij hunne harten vcrfchcurcn ; maar dat de Rechtvaardigen Hem met blijdfehap befchouwen; deze glorierijke Rechter is hun dierbare Verlosfer, dien hunne ziel reeds lang lief hadt; Hij was hun geduurige Voorfpraak bij den Vader; Hij is het Hoofd en zij zijn de leden van zijn verborgen ligchaam; en hoe gunstryk en genadig zal Hij voor hun zijn, die zoo na betrekking op Hem hebben, zoo naauw met Hem verëenigd zijn ! Maar, gelijk wij zeiden, Hij is god zoo wel als Mensch, en dit maakt Hem eenen hoogst geduchten Rechter. Waarlijk god was, geduurende ons gantfche leven , aan onze rechtchand ; Hij omringde ons gaan, en ons liggen : Hij was alle onze wegen gewend (**). God is tegenwoordig bij de geheimite gebeurenisfen van ons leven, ja, dit is geheel, van het (*) Rom. ii: 8. 9. (f) Luk. xx: 18. (§) Openb. v: 5. (**) ps. ciójjb 3. A 5  10 eerste leerreden het begin tot het einde , naakt en geopend voor Hem, zoo dat Hij, Hij zelf, zal zijn in plaats van duizend getuigen. Is god de Rechter, dan kan Hij niet misleid worden ; geene daad kan voor Hem bewimpeld worden; geen fchoonfchijnende ontfchuldiging kan bij Hem gelden , geene om- kooping bij Hem plaats vinden. Is god Rechter, dan kunnen zijne uitfpraken niet veranderd worden; daar is geen hooger beroep van zijn vonnis over; en Hij is in ftaat, om zijne bedreigingen te vervullen , en ligchaam en ziel te verderven in de Hel. Ja, mijne Broeders ! weet voor zeker, ik bid. u, dit naarftiglijk te overwegen, dat het die zelfde is, die ten Oordeel zal zitten , en over uwe zielen vonnisfen zal; ja, dat God , die u thans beveelt, Hem eerst, en boven alle andere dingen, te zoeken, die u roept, om tot den daaglijkfchcn dienst van zijn Huis op te komen , en die u gebiedt, zijne heilige Bondzegelen nooit te verachten; Hij, wiens Godlijken wil wij u zoo dikwijls ontvouwd , om wiens wille wij u zoo dikwlijs gefmeekt en vermaand hebben; Hij is het, die komen zal, bij de voleinding van alles, in de verhevenfte Majefteit, om te oordeelen leven-  over het laatste oordeel. i i venden en dooden ! O ! laat ons allen bedacht zijn op een fpoedig befluit, om zijnen heiligften wil te doen, anders zullen deze omftandigheden Hem verfchriklijker voor ons maaken dan alle de heerlijkheid van zijne verfchijning, hoe verbaazend glorierijk die ook zijn moge! Wij lezen , hoe het aangezicht van moses eens met zulken glans fchitterde, dat het de Israëliten verbaasde, en hen bevreesd maakte, om hem te naderen (*); maar indien een aangezicht van vleesch en bloed, het ligchaam van een mensch, die fterflijk was, zulken luifter verfpreidde, alleen door met god verkeerd te hebben, alleen door, als het ware, verlicht te zijn met eene ltraal van de Godlij- ke heerlijkheid; O! hoe zal onze heere zelf verfchijnen, wanneer Hij, uit zijn verblijf in een ontoeganglijk licht, zal voortkomen, omftraald met alle de onbedekte en onverminderde heerlijkheid , die Hij bij den Vader hadt, eer de wereld was! Waarlijk deze luifter zal onverdraaglijk wezen , verfchriklijk voor den Boozen , maar verkwiklijk en hoogst-aangenaam voor den Gor (*) Exod. xxxiv: 30.  12 eerste leerreden Goeden. Toen Hij ééns op aarde van gedaante veranderde, blonk zijn aangezicht als de zon, en zijne kleederen werden wit, gelijk het licht (*) ,• maar dan zal Hij zich , gelijk de Pfalmdichter zegt, met het licht bekleeden, nis met een kleed i zijne oogen zullen, gelijk de zoon van sirach (t) fpreekt, duizend maaien glansryker zyn dan de zon. Zoodanig zal de Perfoon van den Rechterzijn, ook zal zyn Stoet en gevolg daar mede overeenkomen. Wanneer salomo's grootheid belchreven wordt, wordt dit als een aanzicnlyk gedeelte van dezelve aangemerkt : Zie het bed, dat salomo heeft, daar zyn zestig Helden rondom van de Helden Israëls, die altemaal zweerden houden, geleerd ten oorloge , elk hebbende zijn zweerd aan zijne heupe (§). Maar deze Koning zal ver- zeld zijn van ontelbare Legioenen Engelen, elk heerlijker dan salomo in alle zyne heerlijkheid ; elk magtiger dan een heirleger van menfehen. Hoort, wat de Profeet DANiëL zegt (**) van dezen eeuwigen Rechter ■— van zijne magt en ftoet van dezen vreeslijken dag en wondervolle rechtspleeging; — Ik (*) Matth. xvik 2. (§) Hooglied ui: 7. 8. (f) Eccles. xxiii: 19. (**) Dan. vu. 9. iq.  OVER HET LAATSTE OORDEEL. Ik zag en de Oude van dagen zettede zich: wiens kleed wit was als de fneeuw; en hes haair zijnes hoofds als zuivere wolle: zijn troon was vuurvonken, deszelfs raderen een brandend vuur. Een vuurige rivier vloeide, en ging van voor hem uit, duizendmaal duizenden dienden hem, en tien duizend maal tien duizenden ftonden voor hem; het gerichte zette zich, en de boeken werden geopend. Hebben wij niet dikwils door den enkelen klank dezer woorden ons bloed voelen ftollen , en door ons geheele geitel eene kille buivering zich voelen verfpreiden ? En indien de enkele klank in onze ooren zoo fchrikbaarende is, O ! welke vreeslijke vervaardheid zal dan de werkers der ongerechtigheid overvallen, wanneer hunne oogen de vervulling der zaaken zelve aanfchouwen zullen ? — Eene vervulling in die volmaakte naauwkeurigheid, die alle vooröpgevatte denkbeelden, en alle voorftellen der verbeeldingskracht te boven zal gaan! Dus hebben wij gezien, hoedanig de voorbereiding tot de verlchijning van onzen Rechter in deze groote Vergadering zijn zal. wie dc Rechter zal wezen hoe menigvuldig en magtig de Geesten, die Hem dienen; allen zoo vreeslijk in heerlijkheid, dat indien zij  14 eerste leerreden zij alleen gezonden waren,om zich te vertoonen, zij ons nog met beving en verbaasdheid zouden moeten vervullen maar zij voorfpellen iet van het hoogfte aanbelang voor het gantfche menschdom. Dit is de dag, deze is de vergadering , welke ons aller lot moet bepaalen; bepaalen, niet voor eenige geflachten , maar voor geflachten tot geflachten, of, het geen onëindig meer is, voor alle eeuwigheid. Voor dat deze algemeene vergadering zal aflopen, zullen alle zoons van adam hun onherroepelijk vonnis ontvangen ; elk en een iegelijk zal verwezen worden, naar het geen hij verdiend heeft, tot de wooningen van eeuwige vreugde , of tot den kerker van eeuwig afgrijzen. Ach ! dat een' zuiver geweten! Een onberispelijk leven! EenGodebchaaglijke gemoedsgefteldheid! dat dezen, door de verdiensten van onzen Zaligmaaker, de fchaal, in dit beflisfend oogenblik, ten onzen voordeele mog- ten doen overflaan ! Waarlijk, waarlijk, zeg ik u, dit is niet alleen wenschlijk, maar men behoort er ernstigst naar te ftaan , naar te ftreeven, zich daar toe te benaarfligen ; ja, indien dit niet anders kon verkregen worden , dan ten zij wij onze bezittingen verbeurden,  OVER HET LAATSTE OORDEEL. 7$ den, ons land verlieten, of zelfs ons bloed Hortten, nog zou het wijsheid zijn, indien wij het ons, op welke wijze ook, eigen maakten. „ Geef ons, o Vader van onze Gees„ ten , geef ons, dat wij met blijdfchap in ,, dien ftond mogen opzien, en niet ons ver„ derf, maar onze behoudenis zien naderen, „ en laat dan, wat wil, ons gebeuren, ge,, duurende ons kort verblijf op deze aarde; „ al wierden wij, al ons leven , verlaten, ,, verdrukt, en mishandeld, al daalden wij ,, ten laatften met jammer ten grave, even,, wel zal één blik van uwe gunst, in het ,, midden van die onuitfpreeklijke verwarring, „ meer dan vergoeding zijn voor alles! " Doch ik fpoede mij tot het derde ftuk, welk hier moet aangemerkt worden , te weten : III. Over welke zaaken zal dit Oordeel gaan: — En dit is niets minder dan ons geheel gedrag. Zoodanige gerechtshandel heeft nooit iemand tot heden ondergaan; nooit waren wij, kortzigtige fchepzels, in ftaat,om zoo iet te werk te Hellen; maar de Alwetende en Alwijze is geheel en al behoedanigd, om een zoo algemeen en uitgebreid onderzoek te doen; Hij aanfchouwde eiken Hap, dien wij deeden, van  16 EÈRSTE LEERREDES van onze eerfte kindsheid af; nog meer, Hij tekende onsgantfche gedrag op in het gedenkboek des Hemels, naauwkeurig, gelijk alles zich heeft toegedragen : in deze onfeilbare gedenkboeken zijn alle onze zonden opgetekend, met alle derzelver verzwaarende omHandigheden , niet een van dezen is voorbij gegaan; de geheimfte ondeugd, die in onze verborgene binnekamers gepleegd is; de verbeelding van onze harten is zijne waarnemingen niet ontgaan; Hij nam er kennis van op het eigen oogenblik, en het werdt, zonder vertoef, in zijn Boek gefchreven ; gefchreven als met een ijzren griffie, of als met de punt van een diamant, met zulke onuitwisbare trekken , die niets uitswisfchen kan dan eene oprechte bekeering. Dan zal het geen in de duisternis bedekt was, in het licht gebracht, en daaden, die in de ftilte begraven lagen, openbaar ten toon gefteld worden voor god , en Engelen, en menfchen; Dan zal elks geheel gedrag voor ontaüijke oogen bloot gelegd worden. — Dan zal de hoerecrcr en overfpeelcr, die op de fchemering wachtte, en dacht, dat geen oog hem kon zien , openlijk te fchande gefteld worden ; de geheimfte diefftal zal ontdekt, en de  OVER HET LAATSTE OORDEEL. I? de listigfte daad van bedrog en misleiding zal naauwkcurig ontvouwd en onderzocht worden. De Huichelaar zal flaan, het momtuig afgeligt, en van zijne voorgewende vroomheid ontbloot, geen verfoeilijk bedrijf, geene ondeugende handeling, hoe kunstig ook uitgevonden, hoe looslijk belegd, zal aan het openbaar gezigt onttrokken worden. Oioverweegt dit alles, gij lieden, die u zeiven, in bet kwaaddoen , verfterkt, met de ijdele hoop van geheim en verborgen te zijn ! O ! Bedenkt, dat de tijd komt, dat,het gevaarlijk en geducht oogenblik eens verfchijnen zal, wanneer uwe fnoodc ondankbaarheid zal blootgelegd worden voor alle de Heirfchaaren der Engelen; ja voor eene geheele wereld van Stervelingen : dan zal de heilige heer de gerechtigheid van zijne flandvastige dienaaren luifterrijk maaken als het licht van negen; dagen : misfchièn hadt men kwalijk van hun gefproken, hen in hun leven gelasterd, maar dan zullen zij den lóón ontvangen, die van god komt, en zoodanige vergoeding daar op zien volgen, als de wereld niet geven kan. — Dan zal elk geheim, maar hartelijk gebed gedacht en verhoord worden; elk voorbeeld van zelfverloochening; elke bewezene vergifnis B aan  l8 EËRSTE LEERREDEN aan mishandeling gefchonken; elke daad van liefde, tot hunne eer bekend gemaakt worden. Hoe bid ik god, dat allen, die mij dezen dag hooren, zoowel als ikzelf, van nu af mogen arbeiden, om rijk te zijn in goede werken , die blijvende en duurzame fchatten, welke ons zullen verzeilen, wanneer niet alleen ons goud en zilver zal vergaan wezen, maar wanneer zelfs de aarde wegvlieden, en de hemelen niet meer zijn zullen (*)• Gc- (•;) Hoewel het fchijnt, dat de Heer hervey geen Kalv'inist was, toen hij deze Leerreden hieldt, evenwel is er Sn den bovenlraanden] volzin niets, dat den vuuriglten voorfrander van de leere der rechtvaardigmaakïng door de toegerekende gerechtigheid van Christus, kan ftooten, nademaal het niet onbeftaanbaar is met deze leere, te gelooven, of te Hellen, dat ook goede werken erkend en toegejuicht zullen worden in dien dag, wanneer de ongerechtigheid en godloosheid openbaar zullen worden. De Heer hervey hoedt zich voor een2 tegenwerping, welke men hier zou mogen maaken tegen het geen hij hier van de verdienfle onzer goede verken zegt, doordien hij enkel gebruik maakt van de duidlijke taal der H. Schrift, zonder eenige aanmerking of opheldering. Dus alhoewel de ftrenge Kal- vinht dezen volzin met ongenoegen mogt lezen , nogthans zal de Arminiaan er niets in vinden naar zijnen fmaak, nadien hier niets gezegd wordt van de rechtvaardigende kracht der goede werken; maar alleen van de verdienfle, wel-  OVER HET LAATSTE OORDEEL. 19 Gelijk de werken onzer handen, dus zullen ook de woorden onzer lippen ten onderzoek gebracht worden ; de waakzame god heeft alles gehoord, wat wij ooit gefprokcn hebben, en het in een gedenkboek bewaard, en zal het als op de daken der huizen verkondigen. Jammerlijk is het te zien, hoe roekeloos het volk is in hunne gefprckken, als ware het eene beuzeling , noch hunne aandacht, noch gods opmerking waardig; maar weet zekerlijk , o mensch ! dat uw gedrag in dit opzigt zeer greoten invloed zal hebben op de uitkomst van dit Oordeel ; zeker, naar uwe woorden, zegt de Schrift zult gij gerechtvaardigd , en naar uwe woorden zult gij ver' cordeeld worden ! Wat zal u de bedrieglijke tonge geven ? of wat zcl ze u toevoegen ? Wel heeft de Pfalmist Cf) voorzegd , fcherpe pijlen eenes magtigen, mitsgaders gloeiende jenever-ko' len. — De lasteraar, die zijns naasten achting kwetst of zwartmaakt, al wordt hij gehouden voor een aartig en vrolijk praater, zal daar blijken , een dwaas te zijn; alhoewel de welke zij ontleenen van de verdienflen van curistus. De engllsciie uitgever. (_*) Matth. xii: 37. (f) Ps. CXX. 3. 4. B 2-  eerste leerreden de vloeker geen achtflaat op de bedreigingen van den Almagtigcn , maar roekeloos zijnen mond tegen den hemel opent, en god lastert, om wicn te zegenen hij gefchapen was j dan , wanneer zijne ziel naakt zal ftaan voor den leevenden god, dan zal hij zijne verbaazende onzinnigheid en godloosheid bezeffen: Hij zal ondervinden , wat die vreeslijke aankondiging in zich bevat: De heere zal het niet onfchuldig houden ! En, in de daad, de volkomen meening en bittere inhoud van dezelve kan niet dan door het gevoel en treurige ondervinding gekend worden. Dan zullen wij moeten verantwoorden voor elk ijdel woord, en hoe veel meer voor alle toornige, driftige , en wraakzuchtige ! hoe veelmeer voor onheilige, fpottende, en vuile redenen ! O zalig dan hij, gelukkig zij, wiens mond geoefend is in wijsheid, en wier tongen met oordeel fpreken; zij zullen, zegt ds heer der Heirfchaaren, te dien dage, dien ik maaken zal, mij een eigendom zijn; en ik zal hen verfchoonen , gelijk een man zijnen zoon verfchoont, die hem dient (*)• Dit laatfte en groot onderzoek zal zich nog ver- (*) Mal. ui; 17.  OVER HET LAATSTE OORDEEL. 21 verder uitftrekken, het zal gaan zelfs over de gedachten van het hart; Niemand betrouwe op zijne uitwendige zedigheid en eerlijkheid; niemand wenfche zich zeiven geluk, dat hij de beftraffingen der menschlijke Overheden is ontgaan ; menig een zal een moordenaar bevonden worden, in dit onpartijdig onderzoek, die nooit zijne handen met bloed befmet, maar een nijdig oog gekoesterd, afgunftige voornemens gefmeed, en boosheid in zijne borst gehuisvest heeft. Menig een zal fchuldig bevonden worden aan onrecht, die, mooglijk, nooit bedrog of knevelarij gepleegd heeft, in handel of wandel , maar die god beroofd heeft van zijn recht, door Hem den uit-of inwendigen eeredienst te onthouden, die Hem toebehoort. • Duizenden, vreeze ik, zullen wij overtuigd zien van over/pel, die nooit huns naasten bed bevlekt, maar ontucht in hunne harten gepleegd hebben. O waarlijk geducht Oordeel, dewijl het de geringfte zaaken, die wij gedaan , de zachtfte fluifteringen, die wij geüit hebben, noch zelfs de geheimfte gewrochten onzer verbeelding, niet zal voorbijgaan! Onze hartstogten zelfs zullen.ten toetze gebracht worden; de oneindig zuivere Rechter zal onderzoeken, of wij B 3 de  2 2 eerste leerreden de hevigheid onzer neigingen beteugeld, en onze zielen ftil gehouden hebben, als een gefpeend kind; of wij onze gierigheid envleeschlijke begeerten verloochend; en onzen wandel en verlangen in den Hemel gehad; en de eere van onzen Schepper boven alles gezocht hebben. Dan zal van elke gelegenheid, die wij gehad hebben tot onze verbetering, hoe gering wij die ook achtten, rekenfehap moeten gegeven worden. De goede voorbeelden, die ons gegeven zijn; de heilige vermaningen, die ons zijn voorgekomen, deze allen waren zoo menige talenten, welken wij ontvingen: En dan zal god, de almagtige god, zijne dienstknechten roepen, om nette en naauwkeurige rekening te doen; dan zullen wij moeten verantwoorden voor zonden van nalatigheid, zoowel als voor zonden van bedrijf; het zal dan eene misdaad zijn, geen goed gedaan te hebben, geestelijk goed, aan ons zeiven en aan anderen , niet min dan kwaad gedaan te hebben. Hoewel het verzuim van huislijke Godsdienst bij geen aardsch Gerichtshof in aanmerking genomen wordt; — hoewel men in geene gevangenis geworpen wordt, omdat men zijne kinderen en dienstboden niet onderwezen heeft  OVER HET LAATSTE OORDEEL. 23 heeft in heiligheid, of den Sabbath als eene beuzeling befchouwd heeft, nogthans verzeker ik u, dat God u, o zondaar ! om alle deze dingen zal doen komen in het gerichte! — Dunken u deze woorden hard te zijn , wel aan , [laat dit dan ons opwekken tot eene werkzamer en i'tandvastiger voorbereiding; — laat ons waaken en bidden ; wachthouden over onze harten; onze booze gefteldheden dooden, en hemelfche deugden najaagen. Laat ons dit doen met alle die omzichtigheid en naarftigheid, als betaamen aan hun, die haasten en uitzien naar eene zoo ftrenge en vreeslijke rechts-oefening. Hoe roekeloos en onverfchoonbaar verkeerd is een ftaat van vleeschlijke gerustheid voor fchepzelen, die in eene daaglijkfche verwachting leeven op dezen geduchten Gerechtshandel, en die niet weten , of dezen zelfden nacht het geroep niet zal gehoord worden : op, de Bruidegom komt; trouwens ook dit moet ik u volgends de Schrift zelve verzekeren, dat dit Oordeel zoo naauw en ftreng, en de Rechter zoo rechtvaardig en onpartijdig zal zijn, dat veelen, die zich zelvcn met groote waarfchijnlijkheid verbeelden, deel aan den Hemel te hebben , met eene treurige uitfpraak zullen B 4 af"  24 eerste leerreden afgewezen, en verworpen worden. Veelcn, die in den naam van Christus geprofeteerd, duivelen uitgeworpen,en wonderen gedaanhebben(*), zul Jen door hem niet gekend worden. Ja, petrus verklaart, dat zelfs de rechtvaardige naauwlijks zalig wordt; en indien de rechtvaardige naauwUjks zalig wordt , waar zal dan de godloze en de zondaar verfihijnen* (f) Waar ? nadien gods uitgcftrektc arm lang genoeg is , om hem te bereiken; gods oneindige kennis doordringend genoeg, om hem te ontdekken; gods alvermogen fterk genoeg, om hem te onder te brengen, hij zal geenszins ongeftraft ontkomen. Dan zal de groote fchei- ding gefchieden, het kaf zal van het koorn, en de fchaapen van de bokken afgezonderd worden; de éénen geplaatst aan de rechte hand, om de blijmare van vrijfpraak en vergiffenis te hooren; de anderen aan de linke hand, om het ijslijk vonnis te ontvangen : Gaat weg, gij vervloekten! het vonnis der eindeloze en eeuwige verdoemenis. Dan zal alle vleesch zien en kennen, de hooge uitnemendlieid van den Godzaligen, en de wijsheid van den waarenGodsdienftigen.— Za- (*) Matth. vil! 23. (f) 1 Pet. iv: 18.  over het laatste oordeel. 2jT Zalig dan gij, o rechtvaardigen ! alle tonge zal u gezegend noemen , omdat gij goedgekeurd en erkend zult worden door Hem, in wiens welbehaagen het leven is; Genade zal van zijne lippen vloejen, en Hij zal tot uwe ziel van Vrede en blijdfchap fpreken. Uwe ooren, uwe eigene ooren zullen de heuchlijke, de verrukkende loffpraak hooren : Wel gij, goede en getrouwe dienstknecht. Dit zal voor u luifterrijker zijn dan een gloriekroon, of een gouden keten aan uwen hals. ■ Hij, die fpreekt, en het is er, die gebiedt, en hef ftaat er, die zelfde zal u nodigen, om in te gaan in de vreugde uwes Heeren. En zal dit niet beter voor u zijn dan duizend Koningrijken, fchoon derzelver genot tien duizend eeuwen duuren mogt? Dan zullen zij, die u zoo hevig verdrukt, en uwen arbeid niet geacht hebben, u gerekend zien onder de kinderen van god, en uw deel, uw gezegend en heilrijk deel, onder de heiligen. Broeders, het is de begeerte en het verlangen van mijn hart, en het zal mijn gebed tot god zijn , dat dit ons aller deel moge wezen in dien vreeslijken dag ! Echter bedriegt u niet, de heilige Schrijvers hebben te vooren gewaarfchuwd: Indien wij in eene bekende zonde B 5 yol.  2 6 eerste leerreden volharden ; indien wij ons voldaan houden met enkel matig en rechtvaardig te leeven ; indien wij de wereld liefhebben, en het geen in de wereld is; indien wij niet wedergeboren, vernieuwd en geheiligd zijn door genade; met één woord, indien wij den geest van Christus niet hebben, indien zijne heilige , nederige, hemeifche gezindheid niet in onze ziel is uitgefiort; dan hebben wij geene aanfpraak, geene de minfte verwachting , noch deel in zijne eindeloze zaligheid. Indien wij het Bruilofts-kleed van eene nieuwe, genaderijke, en godlijke natuur niet aanhebben, moeten wij den donder aanhoor en van die ontzaglijke ftem : gaat weg, gij vervloekten! en daarna geworpen worden met den duivel en zijne engelen in den. afgrond van ondraaglijk wee , alwaar weenen en gehuil, en eindeloos tanden kners/en zijn zal. Op dat ik fluitc : Gij hebt gehoord mijne geliefde Broeders, welke wonderbaare en geduchte omftandigheden plaats zullen hebben in het laatfte en vreeslijk Oordeel. De glorierijke Majeftcit, en al-doordringende wijsheid, en onwederftaanbare magt van den hoogften Rechter; hoe ftreng en onpartijdig Hij elke jota en tittel van ons gedrag zal onderzoeken; als ook welk eeuwigduurend onderfcheid er plaats zal hebben tusfehen hem, die god dient, en dien,  over het laatste oordeel. 2? dien, die Hem niet dient. Nu wil ik u Hechts bidden, om gods wille, en om het belang van uw eigen heil, dat gij deze opwekkende waarheden overdenkt; indien gij dezelven alleen hoordet, en er niet meer op dacht, zoo kan men niet verwachten , dat zij u voordeelig zouden bevonden worden; maar indien gij ze betracht, en den Almagtigen. bidt, om de oogen van uw verftand te openen , en den nodigen invloed te geven op uwe gemoederen, dan heb ik goede hoope, dat zij u overtuigen zullen van het aanbelang der heiligheid en godsdienftigheid ; dat zij uwe traagheid zullen opwekken, en niet toelaten , dat gij langer omtrent deze gewigtige zaak onverfchillig blijft. Zij zullen dan , door zich zclven, de vuurigfte vermaning vervangen, en u neigen, om in de tegenwoordige wereld zoo te leeven, als gij zult wenfehen, geleefd te hebben , wanneer Christus, die onze Rechter is , zal geopenbaard worden. Ja, laat deze woorden diep in uwe harten daalcn, en dan weest dan godloos, indien gij durft; wordt vermoeid van weldoen, indien gij kunt. TWEE-  TWEEDE LEERREDEN OVER DEN AART en het GEWIGT VAN HET BONDZEGEL VAN HET AVONDMAAL des HEEREN. i Kor. xr. 29. Niet onderfcheidende het ligchaam des heeren. I~ïet is zoo wel eene billijke ffcof van klaagen , als een waare en grievende fmert, voor de Dicnaarcn van Christus , als zij zien, dat zijne heilige inftellingen zoo onwaardig veronachtzaamd worden. Veronachtzaamd helaas.!  TWEED. LEERRED. OVER HET AVONDM. ENZ. 2$ laas! niet door openbaare Ongeloovigen, of bekende Ongodsdienstigen, maar door hen, die zich naar zijnen naam noemen, en die in de wereld een achtbaar karakter bezitten. Wanneer eene vergadering van Godsdienstigen bijeen gekomen is; wanneer zij allen plechtig verzocht en ijverig genodigd worden , om den dood des Verlosfers te gedenken; wanneer de tafel toegericht, en de Bondtekenen bereid zijn , de Priesters gereed ftaan, om hunne bediening waar te nemen, en de heilige Engelen hunne harpen ftellen , om ze met onze lofzangen te paaren ; wanneer de Geest gelijk eene duive wil nederdaalen, en de God van alle genade en heerlijkheid onze eerbiedige toenadering verwacht, hoe treurig en fmertlijk is het dan, te moeten vernemen, dat het grootfte gedeelte dezer vergadering hunne ooren flopt voor de uitnodiging , en den rug wendt naar het altaar ! En , het geen het fmertlijkst van allen is, dat zij den mond afwisfchen, en zich verbeelden , indien al niet openlijk zeggen, dat zij geen kwaad gedaan hebben! Waarlijk, indien er ooit menfchen in de wereld zich zeiven bedriegen, zoo zijn het dezen. Voor tegenswoordig kan ik hen alleen aan de Godlijke ontferming aanbeveelen, en  50 TWEEDE LEERREDEN en bidden, dat hun zondig verzuim hun niet worde toegerekend ! Daar is eene andere dwaaling, niet min betreurens waardig, welke ik met befcheidenheid zal trachten (o! mogt ik zoo gelukkig zijn van ze daadlijk te kunnen) genezen ! Ik meen de vruchteloze en onvoordeclige waarneming van dezen heiligen dienst door veelen. Het volk komt tot 'sheeren Avondmaal, gebruikt het, en gaat heenen, zonder beter te worden. Het heeft geen' merkbaar goeden invloed op hun levensgedrag. Zij worden niet naauwgezetter, niet gemoedelijker, niet voorbeeldiger in hunnen wandel. . Welke mag tog de reden zijn van dezen Hechten uitflag? Waar ligt het kwaad? In het Bondzegel of in de gebruikers van het zelve? Niet in het Bondzegel maar in de gebruikers. Zij hebben geene kennis van den aart en het wezen van deze Godlijke raüelling. Zij gebruiken het niet recht, met een behoorlijk gevoel cn aandoening der zaaken, op hunne gemoederen. Zij onderfchüden niet, gelijk mijn Tekst het uitdrukt , het ligchaam des Heer en. Dienvolgends , zal ik , tot ftichting van hun , die voornemens zijn tot deze heilige bediening te naderen; teneinde de onkundige kennis krijgc, en  over het avondmaal des heeren. 3X en de kundige opmerkzaam gemaakt worde op derzelve aart en wezen, het volgende mij voorflellen aan te toonen: L Wie het was, die dit Bondzegel heeft ingeiteld. II. Tot welke einden Hij het zelve heeft ingefteld. III. De weldaaden, welke oprechte en kundige Avondmaalgangers genieten ; en welke aandoeningen de overweging van . alle deee bijzonderheden in ons behooren te verwekken. L Ten einde het ligchaam des heeren in dit Bondzegel te onderfcheiden, behoorenwij te weten, «we het zelve heeft ingefteld. Deze was de heere jesus Christus , famen god en Mensch. Als mensch , wist Hij, bij ondervinding, hoe zeer onze Natuur zinlijke beelden nodig heeft: Hij wist, welke beelden zijne ftervende liefde best aan onze verbeelding zouden vertegenwoordigen, en koos dienvolgends de gefchiktfte tekenen en zinbeelden voor dit heilig oogmerk. En dewijl Hij ook god was, hadt Hij recht, om onze gehoorzaamheid te eifchen, aan het geen Hem behaagde te beveelen, anderszins zouden deze in-  32 tweede leerreden inftellingen haare verbindende kracht verloren hebben. Dezelve mogten voegzaam en redelijk geweest zijn, zij zouden echter niet algemeen verpligtend zijn geweest. Het mogtwwftig en dienstig geweest zijn, dat men er zich aan onderwierp, het zou echter niet zondig geweest zijn , indien men ze verzuimde. —— Maar nu Hij god is boven al , te prijzen tot in eeuwigheid (*), weten wij , dat zijne geboden niet veracht, maar gehoorzaamd moeten worden. Nu zijn wij zeker, dat wij gezondigd hebben , door ze tot hier toe te verwaarlozen, en dat wij voortgaan met zondigen, indien wij ze langer verzuimen. De herinnering, dat de Infteller dezergroote verborgenheid de oneindige god is, kan ons ook in een ander opzigt voordeelig zijn; het zal ons niet alleen verpligten, om er deel aan te nemen, maar ook onze verwachtingen van dezelve verheffen. Indien het de uitvinding ware van een bloot mensch, wij konden reden hebben, om er ecnige ongenoegzaamheid in te vermoeden ; dat het niet voldoende zou beantwoorden aan het oogmerk, waar toe het was ingefteld; of dat de weldaad klein en ge- (*) Kom. ix: 5.  over het avondmaal des heeren. 35 gering zou wezen , gelijk de natuur en de magt van eenen mensch. oDoch nu de Almagtige heer van alles de Infteller is, hoe zeker mogen wij nu verwachten, dat het bedoelde einde bereikt wordt! Welke weldaaden , welke zegeningen mogen wij er nu niet redelijker wijze van verwachten! Ongetwijfeld mogen wij er groote en heerlijke weldaaden van verwachten, oneindig rijk en onwaardeerbaar kostelijk, zoo als god gewoon is te fchenken! Laat ons dien Godlijken Infteller vooroogen houden, en ons naar zijne Inftelling gedragen , in nedrige gehoorzaamheid aan zijn gezag. Laat ons zulks doen, niet omdat dit een gewoonte is voor volwasfen menfehen ; niet omdat het aanzienlijk en voegzaam is, veel miq, omdat de burger-wetten het tot een noodzaaklijk vereischte gemaakt hebben , voor zekere ambten, waardigheden en bedieningen; maar uit hoofde der onderwerping, welke wij verfchuldigd zijn aan Hem, die ons gemaakt heeft, uit hoofde dat wij fchepzels zijn van onzen heere , en verpligt, om ons geheellijk aan zijn beftuur te onderwerpen. Laat ons dan onze verwachtingen verheffen, onze verlangens uitbreiden, en hoopen, dat wij eene C vol-  34 tweede leerreden volheid van Hemelfche zegeningen genieten zullen; nadien het god is, die dit Feestmaal heeft ingefteld ! God, die hier de dischgenooten nodigt! God, die tegenwoordig wil zijn, om alle ziele, die zich behoorlijk heeft voorbereid , te zegenen ! II. Ten einde, verders , het- ligchaam des Heeren te ohierfebeiien in dit Bondzegel, behooren wij het oogmerk en einde te kennen , waar toe de gezegende jesüs het zelve heeft ingefteld. Hier omtrent heeft Hij ons zelf onderricht. Doet dat, zeide de aanbiddenswaar- cige Zaligmaakcr, toen Hij gereed ftondt, om geofferd te worden, en de tijd van zijn affcheid van deze wereld daar was, doet dat tot mijne gedachtenis (*). Hij kende de verkeerde trouwloosheid van ons fterfiijk geheugen; hoe bekwaam wij zijn , om veröngelijkingen in marmer, maar gunstbewijzen in het ftof te fchrijvcn; hoe geneigd wij, in't bijzonder, zijn,om onze verpligting aan eenen onzigtbarenWeldoener te vergeten; en dienvolgends verordende Hij deze zigtbare, voelbare en blijvende gedenktekens van zijne liefde, zij- (*) Luk. xxh: io.  over het avondmaal des heeren. 3J zijne buitengemeen groote en wonderbare liefde, dat Hij voor ons fticrf. Door het geduurig en eerbiedig gebruiken van deze heilige Bondtekens, her'ïnneren wij ons in ons geheugen , en zien wij ons onder anderen voorgcfteld den dood van onzen heere jesüs Christus. Bij dezen heiligen altaar en fhatlijke handeling, wordt ons zijn fmertlijk en bloedig lijden vertegenwoordigd , en in onze harten geprent. Het gebroken Brood leidt ons , op eene bijzondere wijze, op, om aan zijn ligchaam te denken, welk Hij overgaf voor het leven der wereld : — dat gezegend ligchaam, welk geteisterd werdt door geesfelflagen, opgereetcn door de doornen , doorftoken met eene fcherpe fpeer, en doorboord door wondende nagelen ! De uit- geftorte Wijn fchijnt aan' enze overdenkingen voor te ftellen het uitftorten van zijne heilige aderen; het dierbaar bloed gudzende uit zijne gapende wonden, nederdruipendé langs het vervloekte kruishout, en bevogtigende deftecnen van den fchandheuvel. Met deze treurige toneelen van het lijden van onzen Meester behooren wij onze overdenkingen bezig te houden, en er de oogen van ons geloof op te vestigen. Laat ons beC 2 fchou-  h< TWEEDE LEERREDEN fchouwen, (en befchouwende ons verwonderen) de alles overklimmende liefde en goedertierenheid , welke zulk een gewigt van lijden doorftondt om onzen wil Smertelijk, uitgezocht fcherp en fmertelijk waren de pijnen, welke onzeGodlijke Verlosfer onderging, en vreeslijk, boven alle verbeelding vreeslijk, waren de folteringen, daar hij ons van verloste. De oorfpronglijke zonde van onze natuur, en nog veel meer de menigvuldige overtredingen van ons daadlijk leven , hadden ons ftrafbaar,en rechtvaardig onderhevig gemaakt aan de ftrafvorderende gerechtigheid: zoo dat wij overftelpt hadden moeten zijn met eene helfche duisternis, beladen met eeuwige ketenen, diep nedergeftort in een onuitbluschbaar vuur, en doorboord door onlijdelijke angsten en benaauwdheden. — Dit alles, en meer dan dit, ja, meer dan ik in ftaat ben uit te drukken,hadden wij moeten ondergaan, indien niet onze groote Voorbidder voor ons in de bresfe geftaan, en de wraak van den Almagtigen afgewend hadt; zeker, wanneer wij herdenken, welke bitterheden deze onfchuldigc Lijder gevoeld , en uit welke onuitfpreeklijke ellende Hij ons verlost heeft, zullen wij onze harten voelen gloeien van dank-  over het avondmaal des heeren. %7 dankbaarheid, en vervuld zijn met erkennende wederliefde! „ Hoe!" mogen wij bij'ons zclven zeggen, „ fterf de Onfchnld zelve den dood, opdat ik, ,, die geheel en al bezoedeld ben , zcu „ vrijgaan? Sterf Jesus, om mij verge- ,, ving te verwerven, voor den zoo duuren „ prijs van zijn eigen zweet, en zuchten,en ,, bloed? O Liefde zonder wedergade! „ Hadt Hij eenen van zijne heerlijke Enge„ len gezonden, om mijne bloedige verzoe,, ning te wezen , ik had dit voor eene won* ,, derbare weldaad mogen rekenen; maar zich „ zeiven te geven, zich zeiven den gezegen,, den; zijne ziel, zijne ziel zelve tot een ,, offer voor mijne zonden te maaken. ,, Ontzettende , verbaazende liefde, eeuwig te ,, bewonderen ,en nooitgenoegbewonderd!— „ Indien ik het hart der Serafs hadde , indien „ ik, gelijk zij, kon blaaken doorvlammen ,, van liefde, dit zelfs zou nog te gering zijn „ voor deze alles te boven gaande goeder- „ tierenheid! Al had ik duizend levens, „ welken ik allen opofferde voor zijne heer„ lijkheid, nogthans zou ik aan zijne goed„ heid een oneindig fchuldenaar blijven ! Nu 5, dan, dewijl ik Hechts één leven heb, wil C 3 » &  88 tweede leerredes ,, ik het zelve geheel aan zijnen dienst wij,, den. Geholpen door almagtige genade, ,, wil ik nooit langer mijn eigen lust zoeken, ,, noch mijn'eigen wil doen; maar zijn wel* ,, behaagen tot het beginzel mijner daaden maaken; zijnen wil tot mijnen befiendigen ,, regei; en onder Hem leven, die voor mij ,, geftorvcn is! Ik bezweer u, o mijne ,, ziel! ik bezwcere u, bij de liefderijke ver- diensten van den mensch geworden god, en bij alle de doodsangftcn van het kruis ,, van onzen heiland, dat gij nooit, dat gij ,, deze verbaazende liefde nooit vergeet! ,, Laat haar gefchreven zijn in uvvgcloovig ge„ heugen , als 't ware met dat ftroomend ,, bloed. Indien gij niet onder de ondank,, baarften aller fchepzelen gerekend wilt wor,, den, moet gij op aarde niet heen en weder gaan , oplettend op ontallijke beuzelingen, ,, maar ongevoelig voor de onmeetbare ont- ,, fermingen van uwen heer! indien'gij ,, fchrikt, dat uw naam tot eene fpreuk van eeuwigduurend verwijt zou worden , moet ,, gij uwen Verlosfer niet vertoornen, ont,, eeren, noch door eenige zondige daad op nieuw kruifigen! " Herdenkt derhal ven uwe zonden, welke de oor-  over het avondmaal des heeren. 39 oorzaak geweest zijn van de grievende ftriemen en vreeslijke folteringen van den Zaligmaakcr. Denkt niet, 'dat de Jouden alleen fchuldig ftonden aan den dood van onzen dierbaren heiland ! Onze ongerechtigheden waren het, die Hem uit zijnen Hemel afbrachten, die Hem met eenen aardfchcn fluïer omhulden, en Hem eindelijk aan het vervloekt moordhout klonken. Onze zonden hebben de doornenkroon gevlochten ; onze zonden floegen derzclvcr fcherpe en rijtende punten in zijne flaapen, en dreeven den fpeer in zijn hart. Weest verzekerd, nooit zou de heeke jesus pijn gekend, veel min. zou Hij den dood gefmaakt.hebben, ware het niet geweest, dat wij de Godlijke wetten gefchonden hadden. Om voor ons te voldoen, en zijnen vertoornden Vader te verzoenen, voelde Hij dc gricvendfle fmerte; zoodat onze zonden de moordenaars van onzen dierbaarften heer geweest zijn : Onze zonden waren de verraaders, die Hem hebben overgeleverd; de befchuldigers, die riepen: kruist Hem; zij mengden edik en galle, zij bereidden alle de werktuigen der foltering. „ Zijn deze dingen alzoo?" deze overpeinzingen moeten onze gedachten innemen — C 4 „was  4» tweede leerreden ,, was mijn ongeloof, mijne verkleefdheid aan ,, het zinlijke- mijne onrcinigheid en hoog,, moed; mijne hartstogten; mijne gierigheid; j, mijn onrechtvaardige handel; de oorzaak van ,, mijns Heilands dood? — Brachten deze ,, de wraak op zijn fchuldeloos hoofd? En „ zal ik volharden, deze verfoeilijke dingen „ te beminnen? Zal ik voortvaaren deze boo,, ze moordenaars van mijnen dierbaren heer ,, te ftreelen en te liefkoozen? — Neen; ,, in gods naam, ik zal hen van nu af aan voor eeuwig vaarwel zeggen ! Van dit ,, oogenblik beginne een eeuwige ftrijd tus„ fchen mijne ziel en de weleer beminde be,, geerlijkhcden! Ik hoop hen te zullen ver,, foeïen , geli jk ik eenen vloekwaardigen deug„ niet verfoeien zou , die eenen eerwaardi,, gen Vader voor mijn aangezigt doorfloken „ hadt ! Ik hoop, van hun een afgrijzen te „ zullen hebben , gelijk men heeft van een „ mes, dat rood is, en rookt van het harte- bloed van eenen waardigften vriend ! " Laat ons met zoodanige overdenkingen over de doods-angsten van onzen gezegenden heiland , en de folteringen , daar Hij ons van bevrijd heeft, en over de zonden, die Hem den dood veroorzaakt hebben, tot 'sheeren ta-  over het avondmaal des heeren. 4.r tafel naderen; met harten, vol liefde jegens den heere jesus, vol dankerkentenis voor de groote verlosfing; die Hij voor ons te weeg gebracht heeft, met harten vol van de fterkfte voornemens tegen die fnoode ongerechtigheden, welke Hem aan het kruis gehecht hebben. III. Ten einde het ligchaam des heeren te onderscheiden , behooren wij de weldaaden te kennen , welke oprechte en volftandige dischgenoten in dit Bondzegel genieten. Deze zijn alles, wat te weeg gebracht is door de dierbare offerande van het lijden en fterven van jesus. . Dit Bondzegel is niet alleen eene herdenking van den dood onzes heeren , maar een deelgcnootfchap aan de zegeningen, voorrechten , en voordeden, die daar door verworven zijn. Zij, die het waardiglijk gebruiken , worden daarbij deelgenoten van alle de zegeningen > welke god, uit aanmerking van zijns Zoons lijden, aan den gevallen Mensch beloofd heeft. Wanneer onze Zaligmaaker van het Brood in het Avondmaal zegt: dit is mijn ligchaam, verklaart'Hij dit dus, en zijne wezenlijke meening is- „ Dit Brood, ,gemaalen, „ gekneed, en gebroken, is niet alleen eene C 5 „ ver-  42 tweede leerreden „ vertooning van mijn gekruiste ligchaam; „ maar het is ook een wezenlijk middel, om ,, de genezende , verzoenende, en veiios„ lende uitwerkzelen van het zelve te gc„ nieten." Waarlijk alle zegeningen zijn de^ uitwerkzeis van Christus dood. Van elke zielsyervrolijkende zaak, mag men. zeggen, het is de prijs van zijn bloed, zonder hetwelk zelfs onze zegeningen vervloekt zouden zijn. De voornaamfte weldaaden echter , die ook voornaamlijk door het lijden van onzen heere bezorgd zijn, en die meer regelrecht en opzetlijk in zijn Bondzegel bedoeld worden , zonder welken wij geen 1'maak in tijdelijke goederen kunnen hebben, noch eenige aanfpraak op de eeuwige — Ik zeg, de voornaamfte weldaaden zijn vergeving en genade; vergevende ontferming, en heiligende genade. Zegeningen van onwaardeerbare waarde, zoo als niemand, behalven de oneindige god alleen, geven kan; zoo als geen ander voorwerp dan alleen het ligchaam van den heere jesus kan aanbrengen ; zoo als geene woorden noch uitdrukkingen naar eisch verheffen kunnen; zegeningen], welken, indien wij ze niet verre boven alle andere fchatten ach-  over het avondmaal des heeren. 43 achten, is het een zeker teken van een verblind vferftand en een' geheel bedorven wil. — Denkt eens, hocdanige vergeving dit is; het is eene kwijtfchelding eener oneindige fchuld , die in 't oneindige vermenigvuldigd is ? Zeker, de onbuigbare gerechtigheid van. den Almagtigcn zou nooit ééne enkele overtreding tier Wet hebben uitgedelgd, indien Christus aan derzclver eifchcn niet hadt gcnoeggedaan. Voor eene enkele zonde hadt de rampzalige zondaar de ftraffe van het eeuwige vuur moeten lijden. Ja zelfs , de zonde onzer eerfie Voorouderen, de bedorvenheid van onze gevallen Natuur, zoude ons met eeuwigduurende vlammen ...ijn toegerekend. En indien ééne overtreding , eene enkele ongehoorzaamheid aan deGodlijke Wet zonder vergeving was , — indien eene enkele ongehoorzaamheid aan de Godlijke Wet eene rechtvaardige vergelding en belooning hadt moeten ontvangen in den poel, die brandt van vuur en fulfer — O ! aan hoe vreeslijke, hoe onbegrijplijkftrenge ftraffen zouden onze menigvuldige zonden ons hebben moeten onderwerpen! Hoe. zijn wij fchuldig, met gebogen knieën, en, ten hemel opgeheven handen , en oogen, vloejende van dankbare traanen , hoe zijn wij fchuldig te aan-  4.4 tweede leerreden aanbidden, en den raenschlievenden heiland te zegenen , die ons van zulk onmeetbaar groot en eeuwig gewigt van wee verlost heeft! Indien dan de groote Koning, wanneer Hij komt, om zijne gasten te overzien , tot ons zal zeggen, gelijk Hij tot den Profeet zeide : Wat maakt gij hier ELia ? (*) mogen wij blijmoedig en eerbiedig antwoorden: ,, . ij „ komen niet, heere, omdat wij zonder ge- breken zijn, maar omdat wij fchuldig zijn, „ en vergiffenis begeeren! Onze zonden heb- ben ons onderworpen , rechtvaardig onder„ worpen, aan uw geftre^gfte misnoegen, „ en roepen met luide ftemme wraak over ons. Doch, wanneer gij aan onze overtre„ dingen gedenkt, zoo gedenk ook aan het „ Lam gods, dat genacht is, om dczelven „ weg te nemen: Aanfchouw deze heilige „ Bondtekenen van zijnen dood, en wees ons „ goedertieren en genadig. Laat dit offer, „ beide nu, en wanneer gij komt, om de „ wereld te richten in gerechtigheid, onze „ verzoening en voldoening wezen. Laat ons „ gewasfehen zijn in dit bloed, opdat wij „ van (*) i Koning, xix: 9.  over het avondmaal des heeren. 4$ „ van alle ihoode vlekken rein mogen wezen. „ Laat^ons gezuiverd worden in deze fontei„ ne, die uit de geopende zijde van uwen „ Zoon ontfpringt, opdat wij witter zijn mo„ gen dan fneeuw , en opdat wij heilig en ,, vlekkeloos voor u gefteld worden." ,, Indien wij dus vergeving van onze zon„ den ontvangen, willen wij ons bevlijtigen, ,, in nedrige afwachting van uwe genadige „ hulpc, bevlijtigen , om ze onder te brengen. „ Wanneer de begeerlijkheid , met haare „ aanlokkende influisteringen, ons nodigt, ,, zullen wij aan uwe ftervende zuchten, ge,, zegende jesus ! denken , en dit zal alle ver„ leidende betoovering verbreken. Wanneer „ ijdele eerzucht ons ontfteekt met liefde tot ,, roem en achting, dan zullen wij op u zien, ,, zoo als gij daar ltondt, gerekend met de overtrceders , befpot en mishandeld door ,, flaaven , en ter dood gebracht met moorde,, naaren; en dit zal ons de wereldfche eere doen affterven. Deze herdenking zal eene „ verachting verwekken jegens allen menfche- lijken roem, en ons met uwen heiligen , ne„ drigen , en ootmoedigen geest vervullen. „ Wanneer onze disch ons verzoekt tot dar„ telheid en overdaad, dan zullen wij ons in „ het  46 TWEEDE LEERREDEN „ het geheugen brengen den bitteren kelk „ van uwes Vaders toorn, dien Gij tot den ,, droesfem toe, om onzen wil, gedronken ,, hebt.; en dat zal ons niet alleen matigheid , ,, maar ook zeifs-veiioochening leeren. Wan„ neer ontuchtige lusten onze boezems be„ ftormen, zullen wij de fmerten opmerken, ,, die U tot in de ziel drongen ; de grieven.Ie „ pijnen , die alle uwe leden fchokten: o ! mc gt ,, deze overweging een krachtdadig tegengift „ zijn tegen de uitwerking van dit fijn vcv- „ gift! Gelijk de fchouders van onzen ge- ,, zegenden heiland het fchandclijk kruis ,, torschtcn, door de ftraaten van Jemfalem, „ zoo zullen onze zielen de gedachtenis daar van allerwegen draagen ; en dit, o zonde! „ zal uwe plage ! Dit, o ongerechtigheid, „ zal uwe verwoesting wezen ! " Genade is de andere weldaad, die door den dood van christus verworven is, om in het heilig Bondzegel gefchonken te worden. En wie zal de dierbaarheid van dezelve verklaaren ? Zij is eene alles overklimmcnde uitfteckehde "gave ! Zij is niets min dan cod zelf! De Heilige Geest en zijne genadegaven worden aangeboden verwondert u,gij Hemelen, en ontzet u, gij aarde, om deze onna- fpeur-  over het avondmaal des heeren. 47 fpeurlijke rijkdommen van Godlijke goedertierenheid ! De Heilige Geest en zijne genadegaven worden om niet aan zondaaren aangeboden, die onwaardig waren, om de lucht in te ademen ! Laat ons overweegen, hoe oneindig wij deze hcmelfche gave nodig hadden. Hoe behoeftig, hulpeloos,en ellendig is onze Natuur zonder dezelve! Welk goed werk zijn wij in flaat te verrichten? of wat kwaad zijn wij in Haat te mijden, indien wij daar van ontbloot zijn ? Bcfchouwt het leven van den heiligften mensch , en gij ziet een fchepfel , dat, op zich zelf, niet anders is dan zonde en ellende, zwakheiden onzuiverheid; welke, indien hij beter is dan de overgegevenfte deugniet op aarde, geheel verpligtis, om daar voor den bijftand der Godlijke genade te zegenen. Dat hij verwaardigd wordt met deze genaderijke hulp, doet hem daar van verfchillen, en indien deze hemelfche bijftand hem onttrokken wordt, zou hij in alle buitenfpoorighedender ongebondenheid vervallen. Indien dan onze heere jesus Christus aan onze zielen mogt vragen , terwijl wij bij zijnen altaar knielen, gelijk hij eens aan dien blin-  48 TWEEDE LEERREDEN blinden vraagde: Wat wilt gij, dat ik u doen zal? (*) Dan mogen wij eerbiedig antwoorden : „ Heere, dat wij uwen Geest mogen ontvangen! deze is de prijs van uw bloed , „ de belofte van uwen mond, o laat hem het „ deel wezen van uwe onwaardige dienst„ knechten ! Daal, eeuwige Heiland , met „ uwe heiligende genade , neder in onze zie„ len, even gelijk deze Bondtekens in „ onze ligchaamen komen. Veréénig u „ met onzen Geest, gelijk dit Brood en deze „ Wijn met ons vleeschlijk ligchaam verëe„ nigd en ingelijfd worden! Weest gij een be„ ginzel van Godlijk leven in ons beste deel, „ gelijk deze verganglijke fpijze een vocdzel „ is voor ons dierlijk ligchaam! Zonder uwe „ verlichting kennen wij niet, ook kunnen „ wij zonder dezelve niet leeren kennen, de „ dingen , die onze eeuwige vrede betreffen. „ Wij zouden öogen hebben, en niet zien, ,, ten zij gij dezelve opent ; ooren, en niet „ hooren, indien gij dczelven niet zuivert; „ harten , en niet verftaan, ten zij gij dezel„ ven verlicht. Kom dan, heere jesus , kom, „ bidden wij u, en geef ons kracht, om te „ loo- (*) Mark. x: 51.  OVER HET AVONDMAAL DES HEEREN. 49 „ loopen, zoo wel als licht, om te zien, de „ loopbaan, die ons is voorgefteld ! Zonder ,, uwe levendmaakende genade zouden wij ,, geene magt hebben, om te volbrengen, „ het geen Gij ons toont, dat onze pligt zij; ,, Kon de geraakte , die niet in ftaat was, om „ zich op zijn bed om te keeren, kon hij bergen en rötzen befteigen? Even min, „ kunnen wij, zoo lang wij door uwe he- melfche genade niet onderfteund worden, „ uwe rechtvaardige wetten waarnemen. ,, Der hal ven laat ons met dezen beker des heils, „ gezondheid en geestelijke fterkte drinken, opdat wij onzen ijver en wakkerheid ver,, nieuwen, onze zielen ftandvastig maaken ,, in het geloof, blijmoedig door hoope, en ,, dapper voor onzen Christelijken ftrijd, „ gelijk een held zich door den wijn ver„ frischt ! Onze zielen verlangen zeer naar uwe zegeningen , en zeggen : O wanneer „ zult gij ons vertroosten ! O dat dezen dag, „ door deze inftelling, heil in onze huizen kwame ! Wij dorsten naar u , gezegende „ Verlosfer, en naar uwe genade; wij ko„ men hier om op den arbeid onzer ziele te „ zien, en voldaan te worden. Wij honge- ren naar uwe gerechtigheid, en naderen D uwe  5© TWEEDE LEERHEDEN „ uwe tafel, opdat wij mogen verzadigd wof* den! O zend ons niet ledig beenen, opdat ,, wij met op den weg bezwijken ! Voed ons „ met het brood des levens, opdat wij door de kracht van dit voedzel mogen wandelen „ alle de dagen van onzen ons beftemden „ tijd, tot dat onze verandering komt; op ,, dat wij, verfterkt door uwe kracht, vol„ harden mogen in het werk des Heeren, ,, volharden in het wederftaan van onze gees,, telijke vijanden; en volharden in voor„ waards te gaan op de paden der deugd, tot „ dat wij voor God verfchijnen in het he,, melsch Zi'ón !" Laat ons nu al het geen gezegd is, famentrekken. Laat ons herdenken, dat God, de Alwijze en Alvermogende, dit Bondzegel heeft ingefteld , en laat ons derhalven naderen met eene Godsdienftige vreeze; met uitgebreid verlan* gen en verwachtingen , geëvenredigd niet naar onze geringheid, maar naar gods uitnemende grootheid. Laat ons in onze gemoederen een nederig gevoel koesteren van onze eigene zwakheid en gevaar wegens de zonde; en een dankbaar gevoel van de goedertierene liefde van onzen Zaligmaaker , die de uiterfte ar- moe-  OVER HET AVONDMAAL DES HEEREN. 51 moede, ellende, en fmerten heeft geleden, om ons de poorten der eeuwige eere te ontfluiten , — gelijk ook van zijne uitmuntende tederheid en medelijdende nederlating, dat Hij ons zoo verfterkende, vertroostende, en verkwikkende genademiddelen op onze reize hier beneden heeft gefchonken. Laat onze harten meer toegewijd zijn aan de liefde van dezen Godlijken Heiland, en onze ligchaamen aan zijnen lof, tot dat wij volmaakt rijp zullen wezen voor zijn eeuwig koningrijk in den Hemel, waar wij zijne heerlijkheid zien zullen , niet duister in tekenen en beelden , maar in alle de volheid der ligchaamlijk in Hem woonende Godheid. D 2 DER-  DERDE LEERREDEN OP DEN DOOD van eene JONGE JUFFER. CO IN APRIL 1742. Spreuk, xiv: 32. De Rechtvaardige vertrouwt zelfs in zijnen dood. De Godlijke Schrijver van dit leerzaam Boek bezigt eene verfcheidenhdd van drangredenen, om ons tot Godsdienst en deugd op te wekken. Hij noemt de vecle voordeden op, welke een gemoedelijk waarnemen van Godsdienitige wijsheid achtervolgen. Het veraangenaamt ons leven, en maakt onzen weg door (*) Juffrouw Jane Burnard , van Bideford in Devoashi, e.  OP DEN DOOD VAN EENE JONGE JUFFER. 53 door dezen ftaat van fterflijkheid effen ; dewijl haare wegen wegen van lieflijkheid, en alle "haart paden vrede zijn (*). Het ftrekt tot vast" Helling van ons heil; en, over het algemeen gefproken, tot verlenging van onze dagen. — Het zal ons de achting verwerven der beste menfehen, en de goedkeuring van den gezegenden god. Met één woord , het is oneindig kostelijker dan Robijnen, en al wat men begeeren kan, is hier bij niet te vergelijken. Gelukkig, derhal ven, onüitfpreekïijk gelukkig is de mensch, die deze beoefenende wijsheid vindt, en de mensch, die deze zielvernieuwende kennis verkrijgt. Doch , ten einde men niet tegenwerpe, dat Godsdienst, met alle zijne voorrechten , geene beveiliging is tegen den dood; dat hij niemand , zelfs niet zijne getrouwde aanhangeren , van de vrecze voor denzelven , ontheft; en dat de wijze en Godsdienftige zoo wel, als de onwetende en dwaas, fterft. ,, 't Is waar, zegt de Heilige Geest der Openbaaring, „ de Godzalige fterft, op gelijke wijze als de „ Godloze, in dit opzigt wedervaart hun bei„ de eenerlei. Beiden fpreidèn hun bed op » Se' '*) Spreuk, ih: 17. D 3  54 DERDE LEERREDEN „ gelijke wijze in het graf. Maar dit is het zeer wezenlijk verfchil tusfchen de omftani „ digheden en verwachtingen , met welke elk „ hunner deze wereld verlaat. De Godioze ,, wordt, bij dit flut-toneel, van alle zijne „ vertroostingen ontzet. Wanneer hij van ,, dit leven feheidt, fcheidt hij jtevei s van ,, alle zijne tegenwoordige geneugten , en toe,, komende hoopc; zijn overgang in de ecu„ wigheid is een beflisfend tijclftip voor alle ,, zijne voorbijgaande vermaaken , en een j, treurig begin van eindeloze rampen. Maar „ de rechtvaardige vertrouwt , hij heeft hoope, ,, vrolijke en levende hoopc, in zijnen dood. — ,, Hij fterft in het vrolijk uitzigt op eene gezegende onfterflijkheid; hij verwacht, dat ,, hij bij zijne ontbinding niet benadeeld, „ maar verbeterd zal worden; hij verlaat het „ geen fterfiijk is, met eene volle verzekerd„ heid, dat hij niet alleen in geene zaak fcha„ de lijden, maar dat hij bij dezen afftand groctc en eeuwigduurende winst doen zal. ,, üe rechtvaardige vertrouwt ook in zijnen „ dood." Uit dezen Tekst, dus ontvouwd, leiden wij twee waarlijk gewigtige punten van onderzoek af. I. Wien  OP DEN DOOD VAN EENE JONGE JUFFER. 55 I. Wien moet men door den rechtvaardigen verftaan. II. Welke foort van hoope en vertrouwen zoodanig iemand in zijnen dood heeft. Dit overwogen en opgehelderd hebbende, zal ik III. Eene bijzondere toepasfing maaken, overëenkomftig de tegenwoordige rouwitatelijke plcgtigheid. Ik verkieze te liever over deze woorden te fpreken, naardien zij , op eene bijzondere wijze , gefchikt fchijnen voor de achtingswaardige overledene ; zoodat ik niet wcte, welken wensch ik hartelijker zou kunnen doen, dan dat dczelven zoo duurzaam nuttig voor alle mijne Toehoorers zijn mogen , als zij volkomen op haar karakter en toeftand toepaslijk zijn. I. Wij hebben te onderzoeken : „ wien wij door den rechtvaardigen verftaan moeten." Door Rechtvaardigen worden verftaan , niet zulken , die zuiver rechtvaardig zijn in hun gedrag ; die zich vergenoegen , met eerlijk te wezen in hunnen handel, en onergerlijk in hunne uitwendige verkcering ; maar zulken , die door het geloof deel hebben, aan de geD 4 rech-  5^ DERDE LEERREDEN rechtigheid des Zaligmaakers; zulken, die hunne harten geheiligd hebben door genade, en, in gevolge van deze vernieuwing, beide gefchikt en in ftaat gefield zijn, om alle genaden , en alle pligten van rechtvaardigheid en waarc heiligheid uit te oefenen. Deze befchrijving zou kunnen volftaan ; evenwel, dewijl wij geneigd zijn, om ons zeiven in dezen opzigte te misleiden, ons zclven te verbeelden, dat wij de kracht der Godzaligheid bezitten, wanneer wij alleenlijk de gedaante daar van hebben, zij het ons vergund, de natuur der waare rechtvaardigheid meer onderfcheiden te verklaaren. — De waare fchriftuurlijke rechtvaardigheid is vooreerst , eene Godlijke en inwendige rechtvaardigheid. Ten tweeden, eene volhardende en fteeds toenemende rechtvaardigheid. Ten derden , eene nederige en zich zelve verloochenende rechtvaardigheid. Voorëerst, de waare fchriftuurlijke rechtvaardigheid is eene Godlijke en inwendige rechtvaardigheid. Zij vloeit voort uit een Godlijk bcginzel, in het hart gewrocht door den Heiligen Gods Geest, zij is niet min dan het Godlijk Beeld, weder in de ziel ingedrukt; Zij is niet voortgebracht door vreeze voor men-  op den dood van een jonge juffer. 57 menfchen, door ontzag van fchaamte, of begeerte naar roem; zij is haar beflaan verfehuldigd aan de genade, de vrijë genade van jesus Christus, die op het gemoed werkt, en den inwendigen mensch heiligt; deze maakt den wortel goed, den boom goed , en dan zijn ook de vruchten van het gedrag goed; — deze zuivert de bron, reinigt de fontein, en dan is de ftroom noodwendig zuiver. Door deze middelen bemint de ziel gerechtigheid; zij ademt in haare oorfpronglijke lucht, en is in haar eigen Element; alle gevallen van gerechtigheid zijn haar aangenaam en behaaglijk; en indien zij in eenig ftuk te kort komt, dit fmert en grieft haar, als een verlies van een wezenlijk genoegen, en een daadlijk goed; de Natuur van zulk iemand is waarlijk vernieuwd, zoo dat de voorfchriften en verpligtingen van het Euiingelie niet langer verdrietig maar vermaaklijk zijn; hij volgt nu den ftroom van eene hervormde neiging. Ik heb een vermaak; zegt de Apostel, in de wet gods (*). Pligt is vermaaklijk , en gehoorzaamheid, (welke aan den rechtvaardigen god meer behaagt, dan alle Brand offeren , die gantsch ver- (*) Rom. vin: 22. D 5  DERDE LEERREDEN verteerd worden op zijnen altaar,) behaagt ook den rechtvaardigen man meer dan al derzei ver merg en vet, Hij is werkzaam niet uit laage en verachtelijke beginzelen ; Hij doet geene lofwaardige daad, om van de menfchen gezien , of door zijne natuurgenoten geprezen te worden; maar hij is zoo oplettend op de inwendigfte beweegingen van zijn hart, als hij zorgvuldig is omtrent zijn openbaar en uitwendig gedrag. In de afgezonderde eenzaamheid , waar geen oog hem befpiedt, is hij dezelfde waakzaame, gemoedelijke , behoedzame Christen , gelijk op de openbaarfte toneelcn van zijn leven onder de menfehen; ja, al was hij in eene woeftijn verbannen, of veroordeeld, om alle zijne dagen verre van den omgang met menfehen door te brengen, zou hij nog oneindig zorgvuldig zijn, om alle ongerechtigheid te vermijden, en ten hoogften fchrikken voor eiken ichijn des kwaads. Ten tweeden , de waare fchriftuurlijke rechtvaardigheid is eene volhardende en Jleeds toenemende rechtvaardigheid. Geveinsden beginnen dikwijls met den geest, en eindigen met het vleeschzij vangen aan piet wakkerheid; gaan voor eenen tijd kloek voort,  OP den dood van eene jonge juffer. 5^ voort, maar hun ijver verkoelt dra, hunne voor-, nemens verflaauwen fpoedig, enzijworden van den weg afgetrokken, voor dat zij het doel bereikt hebben; — terwijl de waare dienaar van god, de oprechte geloovige in jesus ch iisrus -onvermoeid en zonder ophouden . en heiligen weg vervolgt, zonder eenige verandering, bebalven die van eenen geduurigen voortgang. Zijne vorderingen zijn gelijk de morgenzon, wier ftraalcn meer toenemen , zich meer veriprciden , en luisterijker fchijnen tot den vollen dag; maar niet gelijk de uchtend-daauw , welke voor een korte poos op de kruiden glinstert, maar dra opgedroogd en verdweenen is. De waarlijk rechtvaardige man is nooit moede in wel te 'doen ; maar hoe meer heiligheid hij kan verkrijgen voor zijn eigen perlöon , hoe meer dienst hij aan anderen bewijzen , hoe voorbeeldiger voor zijn huisgezin, en hoe meer hij tot fieraad van het Euangdie van zijnen Zaligmaaker zijn kan , hoe meer hij zich verheugt. 'Niet te vrede met laage en geringe voldoeningen, is zijne ziel uitgebreid, en verlangt, vervuld te worden met alle de volheid van god. -— Hij vraagt nooit i „ Hoe veel Godzaligheid hij bepaaldelijk bc- „ hoefg,  derde leerreden hoeft te oefenen, om zich bekwaam te „ maaken voor het Koningrijk des Hemels? „ Hoe veel hij mag verzuimen, en nogthans behouden blijven van den toekomenden „ toorn ? " Neen ; hij befchöuwt de heiligheid , als het uitgelezenfte gedeelte der zaligheid , die door jesus chrïs rus verworven is; hij gelooft waarlijk, dat zij een voornaam ftuk is van de toekomende gelukzaligheid, en gevolglijk jaagt hij voorwaards, geftadig voorwaards, naar gropter vorderingen — overtuigd, dat hij nooit te volmaakt kan zijn, in het beeld cn de gelijkenis te dragen van zijnen hemelfchen Vader. Met eene edele grootmoedigheid vergeet hij de dingen, die achter zijn, cn met een niet min edel foort van begeerte, ftrekt hij zich uit naar het geen voor is; en hoe nader hij komt aan de eeuwigheid, des te vuuriger is zijn verlangen naar volmaakte heiligheid; zijne begeerten beweegen zich levendiger, hoe meer zij haar middenpunt naderen. Zijne geestelijke verlangens breiden zich uit als een ftroom, cn al leefde hij duizend cn duizend jaaren, zou hij nog nieuwe of meer verhoogde trappen van geloof en liefde hebben na te jaagen. Zulk iemand kan men zich niet verbeelden , dat par-  OP DEti DOOD VAN EENE JONGE JUFFER. 6l partijdig zal wezen in zijne heilige betrachtingen ; hij zal niet Hechts eenige voordeelige of eerlijke pligten volbrengen, en anderen verwaarloozen, die misfchien in geringachting zijn bij eene booze wereld, of min of meer ftrijdig met zijn tijdelijk belang : Neen ; hij is altijd en in alles Godsdienftig, en arbeidt $ om volmaakt en ten vollen in den geheelen wil van god te volharden. Elke nieuwe deugd zal niet alleen een parel zijn aan zijne toekomende kroon, maar zelfs een nieuw toevoegzei tot zijn tegenwoordig vergenoegen en vreugde. Ten derden, de waare fchriftuurlijke rechtvaardigheid is eene nedrige en zich zelve verloochenende rechtvaardigheid. De oprecht rechtvaardige man gevoelt laag en niet hoog van zich zeiven ; hij vergeet nooit de verdorvenheid van zijne natuur, maar (laat altijd een oplettend oog op den rotsleen , waar uit hij gehouwen is, en de holligheid des bornputs, waar uit hij gegraven is (*). Verre van den fnorkendcn geest van den Farizeïr vervreemd, veracht hij anderen nooit , alhoewel hunne voorderingen oog- fchijn- (*) Jes. li i .  02 derde leerreden fchijnlijk geringer zijn; niets fchrijft hij toe aan zijne eigene arbeidzaamheid of hooger waarde; hij erkent zich ze]ven een' fchuldenaar van de vrije goedheid van den alvermogendcn god; hij fchrijft op alle zijne begaafdheden dit opfchrift: „ Wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt ?" Is hij beter dan de mannen van Sodom, of de inwooners van Gomorra , het is Godlijke genade, die hem daar van onderfcheiden heeft. Zijn natuur was zoo onzuiver als die van den overfpeeler, zoo barbaarsch, als die van den moordenaar; god heeft alle de eere van zijne zedelijke voortreflijkheden , gelijk hij er alle de vertroosting van heeft. Nooit vestigt hij zijne hoop van zaligheid op eene eenige van zijne eigene daaden ; hij ziet derzelvcr gebrek, weet, dat zij waarlijk onvolkomen zijn, en durft met zulk hooi, ftroo, en ftoppelen niet verfchijncn voor het glinsterend en brandend oog van God. Wanneer hij denkt, gerechtvaardigd te zijn, dan ziet hij zijne eigene gehoorzaamheid voorbij, cn (leunt alleen op de gehoorzaamheid van jesus Christus. Hij verzaakt, wat hij zelf gedaan heeft; erkent, dat dit alles bevlekt en bezoedeld is; fielt nergens • eenig vertrouwen op; maar leunt geheelijk op de  op den dood van eene jonge juffer. 63 de verdienftelijke en volmaakte gerechtigheid van zijnen Godlijken Zaligmaaker : Hier aan vertrouwt hij, deel te hebben door een levendig geloof; op deze grondt hij zijnen roem; — deze is zijn deel en ervenisfe , zijne vreugde en de kroon zijner blijdfchap. Arm in zich zeiven , is hij rijk in chkistus; verloorenin zich zeiven, is hij herftcld in christus; niets in zich zei ven, is hij alles in christus; alles, wat hij kan verlangen of wenfchen , dat hemeeuwig gezegend zou maakcn. Deze is die gerechtigheid , welke de gerechtigheid der Schriftgeleerden en Farizeën te boven gaat; — die de eenige waardigheid en geluk is van onze gevallen natuur; die alleen tot een bewijs kan ltrekken, dat wij levende ledenmaten van den gezegenden jesus zijn, en die ons voorbereidt tot die zuivere en verheven wellusten, welke de Heiland door zijn bloed verdiend, en aan zijne Heiligen hefteed heeft, juist eene Godlijke en inwendige rechtvaardigheid eene volhardende en fteeds toenemende rechtvaardigheid ■— eene nederige en zich zelve verloochenende rechtvaardigheid. Laat ons hier een weinig ftilftaan en onze harten doorzoeken. Laat ons deze Euan- gelifche fchets nagaan, en onze wegen daar bij ver-  04 derde leerreden vergelijken. Waarom zouden wij ons zeiven bedriegen? Zonder deze Heiligmaking zal niemand den heere zien (*). Te vergeefsch bidden wij ■— te vcrgcefsch volbrengen wij de geboden van de Kerk alle deze betrachtingen zullen ons niets baaten; ten zij ze ons leven verbeteren, en ons naar deze voorbeelden vormen. Alle genademiddelen zijn onbeduidend — alle onze daaden van uitwendigen ccredienst en nietige Gödsdienstplegtigheden , ten zij dezelven dezen voortreflijken geest op ons overdragen en ons inHorten. O rechtvaardige jesus , vernieuw ons naar uwe gelijkenis ! O Zon der gerechtigheid, rijs in ons binnenfte, en maak ons bekwaam voor die Hemelen, waar in gerechtigheid woont! Maak ons bekwaam , om vereenigd te worden met de geesten en zielen der rechtvaardigen, die rusten van hunnen arbeid, en ingegaan zijn in de vreugde van hunnen heer ! Dus de natuur der fchriftuurlijke rechtvaardigheid befchouwd hebbende, laat ons nu overgaan , om te onderzoeken : II. Wat foort van hoop en vertrouwen zulke (*) Hejjr. xiu 14.  OP DEN DOOD VAN EENE JONGE JUFFER. 6$ ke rechtvaardigen in hunnen dood hebben. (O Zij hebben hoop en vertrouwen ten aanzien van hunne h'gchaamen. (2) Zij hebben hoop en vertrouwen, met betrekking tot hunne zielen. (3) Zij hebben hoop en vertrouwen, ten aanzien van hun nagedacht. Vooreerst. De Rechtvaardige heeft hoop en vertrouwt ten aanzien van zijn ligchaam. —» Dit wordt, in de daad, ncdergclegd in het Hof, en moet zich dra daar mede vermengen; maar god heeft bevel gegeven betreffende de beenderen van zijne uitverkorenen. Hoewel verteerd , zullen zij echter niet verloren gaan. De fchoot der aarde en de boezem des Oceaans zijn verantwoordelijk voor hunnen last. Daar zal een dag komen, Wanneer deze bewaarplaatzen, het geen hun is toevertrouwd, zullen moeten opleveren, en deze dierbaare overblijfzelen wedergeven. Eerlang zal eene gebiedende ftem van den Hemel gehoord worden; deze zal luid tot de onderaardfche Volken roepen: Waakt op, en juicht, gij dit in het ftof woont (*). Dan zullen de rechtvaardigen hunne ligchaamen vernieuwd, (*) Jes. xxn: 19. E  66 derde leerreden nieuwd,en met oneindige verbetering, weder ontvangen. In dien tusfchentijd zal het graf eene plaats van ongeftoorde rust wezen geene ongemakken volgen hen in deze vreedzame kameren het hoofd heeft geene pijn meer —, de oogen worden niet meer duister het vlcesch wordt niet langer gepijnigd door fcherpe, of weggeteerd door verwoestende ziekten, maar flaapt zacht in ftille fluimering. Daar houden alle ellendigen op van beroering j daar rusten de vermoeiden van kracht (*). De dood is voor den Godzaligen eene volkomene verlosfing van fmerten en eene eeuwige bevrijding van rampen. Niet alleen is het graf eene plaats van rust, maar zelfs van loutering voor de overblijfzelen van den rechtvaardigen. Gelijk goud uit den oven gezuiverd en gelouterd voortkomt, zoo zullen zij verï-ijzen uit de verblijven vanhetftof, gereinigd en veredeld. Al wat fterflijk, al wat misvormd, al wat week en bederflijk is, zullen zij in deze verblijfplaatzen achterlaten daar zullen zij de graf klederen der fterflijkheid afleggen, en de boeïen van het bederf af- (*) Job ui: 17.  OP DEN DOOD VAN EENE JONGE JUFPER. 6? afwerpen ; en uit hunne gevangenis onbederf, hjk en oniterflijk te voorfchijn treden ! Zij waren nedergelegd in onëer en afzigtigheid, maar zullen verrijzen in blinkende fchoon- heid. Zij waren nedergelegd in jammer- lijke zwakheid, maar zij zullen werkzaam en vlug verrijzen gelijk het licht, om eeuwig,en altijd te blinken, zonder eenige verduiftering, in het Koningrijk van hunnen Vader. - Waar toe dan te weenen en uwe harten te breken, wanneer gij het zielloos lijk van uwe dierbare naastbefhanden of vrienden volgt? — Te zien, hoe zij, bleek en levenloos, uitge* dragen worden naar hun langduurig verblijf, is, ja, voor ons een fmertlijk fchouwfpel, maar voor hun eene voordeelige verwisfeling! Zij gaan ten grave, gelijk rijp koorn in de fchuur, of gelijk de Zeeman, na doorgefhan gevaar, in eene geruste en veilige haven. Zij gaan na de grafftede, gelijk eene bruid naa haare binnekamer, alleen om haaren fieraad te veranderen, en met tiendubbelen luister weder te keeren. O zaligheid , onuitfpreek- iijke zaligheid van den rechtvaardigen! - Alle dingen verëenigen zich, om zijn geluk te bevorderen, alle dingen werken hem mede E 2 ten  68 derde-leerredes ten goede ("*). De dood, zelfs de dood, is hem gewin, en het graf eene haven van rust. Christus jesus , in wien hij gelooft, verandert dezen duifteren doortogt in eenen korten overgang tot hun vreugdevol en ecuwigduu- rend huis! . Ten tweeden, de rechtvaardige heeft hoop en vertrouwen met betrekking tot zijne ziele. Onzigtbare opwachters omringen het fterfbed van den rechtvaardigen , cn ontvangende ziel in het oogenblik der ontbinding : zoo dat zij niet verlaten wordt, om om te dwaalen, als eene verfchoveling van god, cn balling buiten den Hemel; veel min wordt zij, als een prooi, hulpeloos, overgegeven aan wraakgierige en pijnigende geesten; in tegendeel , zij wordt gefteld onder de bewaaring van vriendelijke en meêwaarige Engelen. Deze gedienstige geesten gaven op den geloovigen acht, geduurende zijne vrcemdelingfchap op aarde; zij onderfteunden dikwijls zijnen ftruikelenden voet, en waakten ten goede over hem; Zij verheugden zich bij zijne bekeering, en befchutten hem voor veele gevaaren , terwijl hij in zijne leemen hutte ver- (■*) Rom. ix: 28.  op den dood van eene jonge juffer. 69 verkeerde, en nu bij ontflagen is van de banden van het vleesch, zullen zij met blijdfchap zijn geleide zijn naa het hemelsch Paradijs. — Hoe vrolijk zal de ziel, onder dit heuglijk geleide , haaren weg voortfnellen naar de gewesten van zaligheid ! naar de onmidlijke tegenwoordigheid van een' genaderijken god ! Daar, misfchien, ligt zij, opgetogen in heilige verrukking , neder voor den eeuwigen troon , aanbiddende de onbegrijpelijke Drieëenheid, terwijl wij haar verfcheiden uit dit traanendal bewecnen, en roepen: ach, mijn broeder, of ach, mijne zuster ! Daar, misfchien, onder de edele heirfchaaren der martelaaren opgetekend, aangenomen in de Godzalige maatfehappij der Profeeten volgt zij het Lam, waar het haar voorgaat, terwijl wij op haar fterfiijk overfcliot ftaaren ,en dat met traanende oogen aan de Uil te en het bederf overgeven. Daar , ontdaan van alle beflommering, bemint zij den heere haaren god met geheel haar hart, en met alle haare krachten; Zij looft Hem met nooit verflaauwden ijver,en overvloeiende dankzeggingen; Zij wordt ingeleid in'de verborgenheden der Voorzienigheid; Zij doet nieuwe ontdekkingen in de onbegrijpelijke volmaaktheden der Godheid, en tot haare E 3 on-  derde leerreden onuitfpreeklijke zaligheid, wordt zij meer en meer veranderd naar het Beeld van god. Laat ons, dit overdenkende, onze fmerten matigen en weenen, als niet weenende, laat ons vreugde met onze droefheid paaren, en de heldere ftraalen van hoop verëenigen met de donkere fchaduwen van het rouwgewaad; — Want de zielen der rechtvaardigen zijn in de hand des heeren , daar zal haar geen fmerte genaken (*). Zij zijn verre van ons, het is waar, maar nog verder van ellende ; —■ ver, het is zoo, gefcheiden , van haar weleer beminde woonftede, maar nog verder afgefcheiden van de verzoekingen eener booze wereld. Zij hebben ons gezelfchap hier beneden verlaten, maar zijn aangenomen in een oneindig beter gezelfchap daar boven; naamlijk, ih de algemeens vergadering der Eerstgeborenen, in de ontelbare gemeente der volmaakte rechtvaardigen (f). Zij zijn het toekomend verderf ontvloden i Zij zijn ingegaan in het hemelfche Zïön met volmaakte en eeuwige vreugde op hunne hoofden (§). Ten derden, de rechtvaardige heeft hoope , en (*) Wijsheid ih: i. (§) Jes. xxxvi: iq. (f) Hebr. xn; 23.  O? DEN DOOD VAN EENE JONGE JUFFER. ?I en vertrouwt in zijnen dood, met betrekking tot zijn overblijvend nageflacht. De rechtvaardige (volgends de H. Schrift) wandelt fleeds in zijne oprechtheid ; welgelukzalig zijn zijne kinderen na hem (*)• God beloofde van den berg Sinaï, dat Hij barmhartigheid zal bewijzen aan duizenden der genen, die Hem liefhebben (f) j en wij vinden ook de Godlijke befchikking met deze Godlijke verklaaring naauwkeurig overeenkomen. Hij was genadig , een' langen , zeer langen tijd genadig, aan het wederfpannig en afkeerig Israël, uit aanmerking van den gcloovigen abraham. — Hij was barmhartig jegens davids opvolgeren , hoe zeer verbasterd en onwaardig, uit hoofde van de deugden van hunnen grooten Voorvader.. Omdat jehu (§) waarlijk ijverde voor den heer der Heirfchaaren, bewees god gunst aan zijn nageflacht, en bevestigde dat in de bezitting van het Koningrijk tot in het vierde geflacht. Zie éér.s-J welk geluk het zij, van Godvruchtige ouders te zijn voortgefproten! Ziet, Ouders, welken fchat gij overvloedig moogt opleggen voor (*) Spreuk, xx: 7. (t) Exod. xx: 6. (§) Achab ftaat er in het Engelsen, bij misflag. E4  72 derde leerreden voor uw opkomend nakroost! niet, zeker, uit hoofde van eenige verdienstelijkheid uwer eigene Heiligheid; noch door iet zoodanigs, als overtollige werken heeten ; maar uit hoofde van de vrije en overvloedige genadegifte des Hemels, die u vergunt, de gunst van god tot eene erfmaaking over te brengen op uwe nakomelingen: Gij moogt hun de liefde-goedheid van den Almagtigen nalaaten , die niet alleen verkieslijker is dan de uitgebreidftc er* venis, maar beter dan het leven zelf. Daarenboven, hoe dikwijls hebben Godvruchtige Ouders met een goedertieren god gewor* fteld om eenen zegen over hunne tedere fpruiten ! Hoe dikwijls hebben zij hen opgedragen aan hunnen Hemelfchen Vader, en Hem gefmeekt, om hen nooit te verlaten noch te hegeven! En zouden, meent gij, deze fmeekingen in ijdele lucht verdweenen zijn? Zouden deze fterke roepingen gelijk een klinkend metaal of luidende fchelle geworden zijn? —-- Neen; zij zijn door de wolken gedrongen, en zullen niet wederkeeren, voor dat een zegen is nedergedaald — zij zijn gekomen tot de ooren van den heere der Heir- fchaaren zij zijn hier boven opgefchre- ven, en in gedachtenis gehouden voor god. — Zij  op den dood van eene jonge juffer. 73 Zij zijn aangetekend op het gedenkboek des Hemels, en zullen eene uitftekende barmhartigheid overvloedig doen nederdaalen op hunne kinds-kinderen. ■— Derhalven daar is hoope en vertrouwen, dierbare en overvloedige hoope, voor de nakomelingen van den rechtvaardigen. Zij hebben, boven alle anderen, uitzigt op gunftige en genadige beltuuring en befchikking: Alleenlijk, dat zij waardiglijk hunne voortreflijke voorouders, wandelen; dat zij de deugden overnemen, en in het gehoorzaam geloof van hunne Godvruchtige Voorvaderen treden , dan zullen zij , ontwijfelbaar, bijuitftek geliefden zijn om der Vaderen wil. O ! welk onuitfpreeklijkgenoegen moet dit aan Godzalige Ouders opleveren in een iterfuur, wanneer de dood aan dierbare kinderen ontrukt den Vader, die hen geteeld , en de moeder , die hen gebaard heeft! „ Ik verlaat „ hen," zegt de ftervende vader, ,, dit is „ waar, maar god heeft zich zeiven door de ,, onfehendbaarfte belofte verbonden, dat hij „ hen zal gadeflaan; zij zijn blootgefteld „ voor de baaren eener gevaarlijke en onftui„ mige wereld, maar voorzienigheid, eeu„ wige en almagtige voorzienigheid ftaat E 5 „ aan  74 derde leerreden N aan het ftuur, en beveiligt hen ! Daarom „ fpreek ik hun, met de troostendfte verwach„ tingen, mijn laatfte vaarwel toe; plijten„ de op deze getrouwe cn waarachtige belof" te, en zeggende , gelijk de ftervende AardsH vader: Ik fterve, mijne dierbaarftc kinde]] ren,maar god zal met u lieden zijn; wan„ neer ik tot mijne Vaderen zal verzameld „ wezen, en gerekend worden met de verga„ deringe des doods, dan zult gij, mijne waardfte kleinen , leeven onder de befcher„ ming des Allerhoogften, en woonen onder „ de fchaduvve des Almagtigen!" Dus hebben wij gezien, welke foort van hoope en vertrouwen de rechtvaardige in zijnen dood heeft, te weten: Hoope voor zijn ontbonden ligchaam. Hoope voor zijne verhuizende ziel. . Hoope voor zijn overblijvend nageflacht. Eéne zekere en vaste hoope, gegrond op de vrije genaderen de beloften van hem , die niet Üegen kan; verworven door de verdienften van christus, die de geliefde Zoon is; verzegeld door het getuigenis van den Heiligen geest aan zijn harte, en bevestigd door de openbaring van eene ongeveinsde Heiligheid in zijn levensgedrag. Laat mij hier u een wei-  OP dem dood van eene jonge juffer. weinig bepaalen tot de overweeging van de gadeloze en onwaardeerbare dierbaarheid van den Christelijken Godsdienst. Welke bron van rijkfte zegeningen ! Welken fchat van de cdelfte genoegens heeft god Almagtig geopend, door dcnzclven vast te Hellen? Laat alle onze beenderen uitroepen: „ O onver„ gelijklijk werk van deze Godlijke Open,, baring!" —Laat al wat in ons is den god der Heirfchaaren prijzen en verheerlijken, voor jesus christus en zijn eeuwig Euangeli ! De Heidenen hadden een duister en treurig voorüitzi^t, wanneer zij in het toekomende voor uit zagen. De Jooden hadden , het is waar, min of meer eene fchemering van goede dingen, die komen zouden. Maar de Chris, tenen hebben een leven van heerlijkheid en onfterflijkheid, in het licht gebracht door het Eudngelie; dit verzekert hen ten vollen van de opftanding van hun ligchaam, en deszelfs herftelling, meteen onëindigen aanwinst, tot eenen eindelozen Haat van eeuwige zegeningen. Dit verrukt de verhuizende ziel met de vrolijkfte hoope, ontdekt den weg tot den ingang in de gewesten des lichts, cn ontfluit de eeuwige deuren, geopend door het verlos- iings*  ■jS DERDE LEERREDEN fmgs-bloed, om haar ten laatften te ontvangen. Het maakt verder voorziening voor de overblijvende nabeftaanden van zijne geloovige belijders. Het Helt hen en hunne belangen in de beste, de bekwaamftc, en goedcrticrenfte handen. Het verbindt eene algenoegzame Voorzienigheid, om hunne Voogdij fchap waar te nemen 5 haare onfeilbare wijsheid, om hunne leidsvrouw te wezen ; en haar onweerftaanbaar alvermogen , om hen te bewaaren. Het is derhalven ons hoogfte belang, dat wij onder den invloed van dezen voortreflijken Godsdienst zijn. Ontvang hem, o mijne ziel, in alle uwe inwendigfte vermogens ! Laat hem uwen toeftand vormen , en uwen levenswandel beftuuren. Geefu gewillig over aan alle deszelfs voorfchriften, en verwacht nederig uw aandeel in de dierbare voorrechten van het Euangelie! Waardeer het als een pecrle van groote waarde ! Kweek het als het zaad van tegenwoordige vertroosting en toekomende blijdfehap ! als de ecnige zaak, die nu waare rust aanbrengen , en op het einde vaste vrede fchenken kan! Laat mij nu met een woord van bijzondere toepasfmg, overücnkomftig deze lijkftaatlijke plegtigheid befluitcn! 1. Aan den Godlozen, 2. Aan  op DEN dood VAN eëne JONGE JUFFER. 77 a. Aan jonge lieden. 3. Aan de Rouwgan- gers. 1. Aan den Godlozen. Gij hebt gehoord de lieflijke hoope en blij vertrouwen, welk de rechtvaardige verwacht, wanneer hij heencn gaat, en niet meer gezien wordt! Welke vrolijke ftraalen het duisterfte toneel van een ftervend leven verlichten, ja, zelfs de verfchrikkingen van de fchaduwe des doods heuch- lijk maaken! Misfchien , belooft gij u zeiven floutlijk gelijke vertroostingen. Menig een , zelfs de grootfte Godlooze, ftreelt zich zeiven met barmhartigheid, in de laatfte oogenblikken, te zullen ontvangen. Zij zusfen zich zeiven in flaap, door eene vleeschlijke gerustheid,en allerönverfchoonlijkfte verbeelding van de goedertierenheid van god ! — Maar gedenkt, dat de hoope des huichelaars zal vergaan (*). Deze is de hoope, die zekerlijk befchaamd zal maken , en die eindigen zal in eeuwig afgrijzen. God heeft verklaard, in de woorden, die mijnen Tekst voorgaan, dat de Godlooze zal heenen gedreven worden in zijn kwaad; dat is , hij zal heenen gedreven worden van alles, wat hier beneden vermaaklijk en (*) Job xviii: 13.  78 derde leerreden en genoeglijk is. Banden des doods zullen hem omvangen, banden der Helle hem omringen, ftrikken des doods hem bejegenen. Pijnen en benaauwdlieden zullen hem overvallen, en van dezen aardfchen tabernakel berooven. Laat hem nog zoo vast verkleefd zijn aan zijne vleeschlijke genoegens, deze boden der fterflijkhcid zullen hem uit derzelver omhelzing losfcheuren. En zal hij rust vinden , nadat hij het ligchaam verlaten heeft? Neen; de laat- ite toevlugt der ellendigen zal voor den Godlozen niet ontfloten worden : f- Hij mag alle zijne vertroostingen moeten verlaten, maar van zijne fmarten kan hij niet verlost worden, wanneer hij in de groeve nederdaalt, om de verderving te zien. Alhoewel de ziel de wreede worftelingen der ontbonden wordende natuur nu ontkomen is, nogthans moet zij weggefleept worden tot eene nog veel vreeslijker ellende; gelijk de rampzalige, daar dé Profeet van gewaagt, die een leeuw ontvliedt, en een beer ontmoet hem zij zal gevoerd worden voor den rechterftoel van een rechtvaardig god, en verzonden worden naar haare eigene plaatze, om in ketenen der duisternisfe bewaard te worden tot het oordeel van dien grooten dag. Zelfs zal de Op- Jlair  OP DEN DOOD VAN EENE JONGE JUFFER. 79 Jlanding geene verlosfing wezen voor zoodanige ellendige fchepzelen, maar gelijk de opening van de deuren der gevangenis, en het vervoeren van den misdaadiger uit den onderaardfehen kerker naar de plaats der ftraf-uitvoering. Welke, der hal ven, ook de verwachtingen waren van den Godlozen, de uitkomst zal een onherftelbaar verderf en onder-; gang wezen. Gij zult de deur der barmhartigheid gefloten vinden. Gij zult deze allerverfchriklijkfte woorden der billijklte wraak moeten hooren : Gaat weg van mij, gij werkers der ongerechtigheid. Gij zult uit de zegenvolle tegenwoordigheid van christus verftooten worden verftooten uit de wooningen der Heerlijkheid verftooten uit de gemeente der Heiligen, om hen, of hunne vreugde, nooit te aanfchouwen, dan op eenen onmeetbaren afftand, En wie kan het uiter* fte dezer rampzaligheid begrijpen? O dat elk gevoelig mensch in deze Vergadering zich zeiven wilde bedenken ! —> Dat hij in zijne binnenkamer ging, met zijn eigen hart raadpleegde, en gemoedelijk overdacht, wat het is, vergeefsch naar leven te hijgen, met angst te zuchten, en op zijn fterfbedde in zweet te drijven! —■ En dit alles zonder eenige wel-  gö derde leerreden welgegronde hoope op den leevenden god , zonder eenigen tak van hoope in de nu geopende eeuwigheid ! Prent deze overdenkingen diep in uwe harten; dat zij u beweegen, om uwe knieën te buigen , en den Vader deibarmhartigheden te fmeeken, om u te bekeeren van uwe ijdele wandelingen, opdat de ongerechtigheid niet zijn moge uwe toekomende verfchrikking en eindeloze verwoesting. Roept krachtig tot den Hemel! Laat den god van alle goedertierenheid niet los, tot dat Hij n een rein hart gefchapen , en in u eenen vasten geest vernieuwd heeft! Eene waare bekeering, en een gemoedelijk, biddend, en waakzaam gedrag zal u een goed teken wezen; en een vertroostend onderpand, dat uw vleesch zvl rusten in hoope ([*). Maar , indien gij in uwe godloosheid volhardt, indien gij den Almagtigen weigert te bidden, en indien gij de middelen der genade verwaarloost zijn deze uwe voornemens, dan moet ik u verlaten met deze klaagreden: „ O Rampzalig mensch! het ware u góed ge„ weest, nooit geboren te zijn!" (2) Tot jonge lieden. In- (*) Psalm xvi: 9.  op den dood van eene jonge juffer. 8l Indien ik ooit op uwe aandoenlijke aandacht mag hoopen, dan moet het bij deze treffende gelegenheid zijn: Deze ontzettende fiag heeft eene ftem eene ftem tot allen, maar bijzonder tot ulieden verheven ,• Gij hebt onlangs uwe laatfte achting bewezen aan de overblijfzelen van uwe uitmuntendfte vriendin : Gij hebt bloeïende jeugd in het ftof zien nederleggen; en zelfs uitftekende Godsvrucht buiten ftaat, om van den dood te bevrijden. Gij hebt de brosheid van uwen toeftand gefchreven gezien op de doodkist, gefchreven in de asfche van deze jonge en levendige perfoone en indien dit uwe ernftige nagedachten niet opwekt, indien deze ontzaglijke Voorzienigheid in u geene Godvruchtige verlangens en Godzalige voornemens gaande maakt, dan hebt gij reden, om te duchten voor een verhard geweten. O komt herwaards, gij vrolijkeen luchtige jonge lieden , nadert tot den rand van dit graf, en leert wijs te worden tot zaligheid ! Laat de ongodsdienfhige en dartele in dezen grafkelder nederzien, beeven, en vreezen, indien god een' zoo beminlijken en oprechten Christen nietfpaart, hoe zal Hij u fpaaren? —— Indien ééne , die een voorbeeld F was  8a DERDE LEERREDEN was voor haare tijdgenoten , en een zegen voor de nabuurfchap , is weggenomen ; hoe kunnen zij verwachten lang te zullen overblijven, die anderen bederven, cn pesten der famenlcving zijn ? Ziet gij, dat eene zoo bloeiende cn vruchtbare plant is afgemaaid, wacht u, gij, die den grond nutteloos bcflaat, wacht u, dat Hij u niet wcgneme en uitroeïe uit het land der lecvenden ! Laat de emftigen en welgefteIden opgewekt en bemoedigd worden door deze roepftcm ! Laat hen zorgvuldiger worden, om hunne lampente voorzien, en voor te bereiden tegen hunne verandering ! Neemt haare deugden aan , nadat gij van haar perfoon beroofd zijt, cn volgt haar meer gezet na, gelijk zij christus heeft nagevolgd! — De Godsdienst kan naauwlijks zoo nuttige en veclbeloovendc jonge lieden misfen, O dat anderen komen, en hunne plaats vervullen ! Mogt haar wegnemen uit deze wereld een middel zijn, om uwe voortgangen naar dehemelfche te verhaasten! Mogt haar laatfte ademtogt ijver inblaazen in alle onze Godvruchtige pogingen ! cn zien wij haar koud en rocreloos, zoo laat ons toeren werken, terwijl het onze dag toelaat, en alle naarftigheid aanwenden, om onze roeping en verliezing vast  op den dood van eene jonge jufper. 83 vast te maaken! (*) Mogt dit den ongods- dienfiigen in ontzag houden, om niet te zondigen! Mogten de aandachtigen hunne lendenen omgorden, en waakzaam zijn! En mogten allen beweegd worden, om haare voctftappen te drukken ! God gaf haar vroeg zijne genade. De eerftelingcn haarer jaaren waren aan de Godsvrucht gewijd , en zij diende den heere van haare jeugd af. O dat elk jong hoorer ging,'en deedt desgelijks! Dit zou het juk van christus zacht, en zijn last ligt maaken. Door deze middelen zou de heiligheid gemakiijker te bereiken zijn dan voorheenen, en ten laatften volmaakt genoeglijk wezen. En welke bittere wroegingen en hartbrekende angsten zou zoodanige befchroomde zorgvuldigheid voorkomen ! Hoe rijk zoudt gij kunnen worden in genade, en hoe voortref! ijk in heilige kennis, door de posten deideuren van de Gpperfce Wijsheid waar te nemen van uwe vroege jaaren af! Dan zou de bloem uwer dagen niet ledig ftaan; dan zoudt gij de lente uwer jaaren niet verkwisten in zwijmeling en ijdelheden; maar, met wijlen uwe voorbeeldige vriendin, zoudt gij aan jesus voe-* (*) 2 Peïr. i: 10. F 2  84 DERDE LEERREDEN voeten zitten , en hemelfcbe wijsheid leeren uit sz/'n woord; gij zoudt u zeiven onmidlijk aan zijnen dienst toewijden , die door de Kerkte zijner magt, het kruis gedragen en de fchande veracht heeft, voor u en voor uwe eeuwige zaligheid. Nooit moet gij voorwenden, dat waare Godsdienst eene onüitvoerlijke zaak, of dat leevendwekkende heiligheid een treurige ftaat is. In haar voorbeeld hebt gij gezien , hoe het Christendom geoefend, en in blijd- fchap genoten wordt. Hoe gemoedelijk heiligde zij den Sabbath, en hoe zorgvuldig befteedde zij denzelven ! •*- Hoe aanhoudend was zij in haare bijzondere oefeningen , en ftandvastig bij onzen openbaren Godsdienst! — Hoe warm en vuurig in haare Godsvrucht bij deze gelegenheden! Bijzonder aan Gods tafel, welke blijken en uitdrukkingen van heiligen ijver heb ik dan in haar gedrag waargeonmen ! Verre van de lusteloze gemaaktheden, welke de meeste Bidders belemmeren en traag maaken geroerd door het voorHel van eenen ftervenden Heiland fcheen zij geheel leven en ijver,als iemand, die diepe indrukken hadt van de rijkdommen dier Godlijke liefde, waar van zij gedachtenis vierde, en behoorlijk getroffen door de gewigtige voor-  op den dood van eene jonge juffer. 85 voorrechten Van dat verbond, welk zij verzegelde. En haar geloof in deze verbindtenisfen werd openbaar gemaakt door haar voorbeeldig leven, door eene tederheid van geweten , en vreeze voor ergernis ; door haare liefdevoor godzalig gezelfchap, en flichtelijke gefprekken ; door eene geftadige overtuiging van haare nutteloosheid, en brandend verlangen naar grooter vorderingen; met één woord, door dien algemeenen en onberispelijken levenswandel, welke haar een' fieraad maakte voor het Euangeli van god , haaren Zaligmaaker , en die haar bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de hemelfche ervenis der heiligen in het licht. Ten derden, wat zal ik thans zeggen tot de rouwdragende naastbeftaanden ? O ! al wat ik meest troostelijks bij eene zoo treurige omftandigheid zeggen kan! - Ik ben getroffen, doordien uwe wederwaardigheid en ramp zoo groot is. Daar is eene vreeslijke breuke gemaakt in uw geflacht, en in uwe blijdfchap. God heeft den lust uwer oogen en den ftaf uwes ouderdoms, met eenen flag weggenomen. — Gij volhardet betaamlijk in waaken en bidden, en betoondet de tederfte zorgvuldigheid , zoo lang zij nog leefde, doch F 3 god,  gö derde leerreden god, de almagtige god zelf, heeft eene onherroepelijke uitkomst aan deze groöte zaak gegeven. Indien de tcderfte zorgc van uwe zijde, en de vcrëenigde gebeden van anderen een langer uitftel hadt kunnen verwerven , uwe dochter zou niet geftorven zijn. - Maar god, de alleen wijze , heeft haare verhuizing bepaald; zijn oppcrmagtige en aanbidlijke Wil heeft plaats genomen, cn wat hebt gij nu verder te doen, dan het hoofd te buigen, cn u nederig te onderwerpen ? Wat, dan op te ftaan en u te troosten? En waarlijk gij hebt overvloedig reden, ter vertroosting , want gezegend is de doode, die in den H.ere fterfoC)- Ds dag des doods is beter, voor een voorbereid Christen , dan de dag der geboorte (f). Wanneer david zoo bitter weende over abalom, zorgde hij meest voor den fchroom van zijn eeuwig verderf. Deze rampzalige jongeling was geftorven in eene daad van fpoorlooshcid enwederfpannigheid tegen den besten der Vaderen, cn den besten der Vorften, en dit maakte de fmerten van dezen aandoenlijken Vader zoo hevig en troosteloos. Maar gezegend zij de Godlijke goedertierenheid , het (*) Openb. xix: 13- Cf) Predik, vu: i.  op den dood van eene jonge juffer. 87 geval is bij u geheel omgekeerd. God had de beminlijkc overledene bij uitftek met zijna gunsten begenadigd boven haare tijdgenoten. Hij hadt haar vroeg aan zijnen dienst verbonden, en heeft haar vroeg toegelaten in zijn Koningrijk. Zij was rijp voor de heerlijkheid, en de dood heeft haar afgemaaid, en haar ingezameld voor haaren God. Zij hadt haaren loop voleindigd, en waarom zouden wij murmureeren, omdat zij is heen gegaan , om den prijs te ontvangen? Zij „hadt den goeden firijd geftreden , en waarom zouden wij droevig zijn, dat zij nu de kroon draagt? Ik weet, .dat uwe fmerten verzwaard zijn, •door, gelijk men gemeenlijk fpreekt, haar ontijdig overlijden : Het fchijnt u hard, dat de dood beginnen moest aan het verkeerde einde van het register , en de jongfte het eerst oproepen, terwijl hij uwe grijze cn afgeleefde hoofden voorbij gaat. Het grieft u, dat gij eene zoo fchoone bloem ziet verwelken , juist nu zij zich begon te ontfluiten, Doch herdenk de aanmerking van den wijzen zoon van sirach, die zeer keurig en juist is; laat die als genezende balfem zijn, om de angsten uwer zielen te verzachten. Mogt zij blijken zoo krachtig te zijn, om uwe pijnigende ge-  8!? derde'. leerreden op den dood van enz. gedachten te {tillen, als zij waarlijk de perfoon befchrijft, en gefchikt is voor het geval, waar in wij klaagen ; Ouderdom is eerlijk, zegt hij (*)■> nut die van veel tijds is, noch die met een getal van jaaren gemeten wordt, maar wijsheid is den menfehen dat recht grijze haait, en '.en onbevlekt leven is de rechte ouderdom. In weinig tijds volmaakt geworden zijnde, heeft zij lange tijden vervuld, want haare ziele was den heere aangenaam , daarom heeft Hij gehaast, haar uit het midden der boosheid weg te nemen. — Laat zulke overwegingen uwe fmerten matigen ; cn de Vader van eeuwige vertroostingen onderfteunt uwen geest! Hij heilige deze treurige bezoeking! Gij hebt eene nieuwe reden, om u van de wereld te fpeenen, en uw hart te zetten op de dingen, die boven zijn. Mogt deze bezoeking haar gezegend einde bereiken! Dan zal de heere god u in zijn huis, en binnen zijne muuren, eene plaats, en eenen naam geven, beter dan die van zoonen en dochteren; Hij geve u eenen eeuwigen naam, die nooit zal afgefneden worden ! (*) Wrjsu. iv: 8. 9. 13- H-