MERKWAARDIG EN NOOIT GEHOORD VERSCHYNSEL, DOOR EÉN GEESTELYKE DOCHTËÊ O F E EN B A G Y N Gezien in haar Binnekamer, na dat z% den Allerhoogften plegtig gebeden^ en haaren Godsdienst verricht had. f k MARIA MAGDALENA GIELSË, JL thans woonagtig op een voornaam Dorp in Braband, heb in het 43flen jaar mynes ouderdoms, na reeds 25 jaaj: den Heete afzonderlyk gediend hebbende, op d«nzelfderi  < * ) itag dat ik tot het Geestelyk Leeven over- I ging, zynde de viering van Allerzielen, de:| dag na Allerheiligen, dit zo zeldzaam, merk- ■ i waardig en veelbeduidend Verfchynfel ge-' zien. Na dat ik in dén morgenftond myneGods-,• dienftige Meditatiën verricht had, tn uit de^ j Kerk kwam, zette ik my in myn Binneka- I mer ter neder, om myne overdenkingen des: te ruimer bot te vieren, denkende aan de! wonden van onze lieve Zaligmaker by den i H. Euangelist Sime Matthys, als hy zegr:: B, Gaat in uwe Binnekameren, «n de deure i „ toegeflooten hebbende, bid zoo uwen i „ Hemelfchen Vader in het verborgen." In i deeze heilige betrachtingen bezig zynde , ontdekte ik eensklaps een zeer fterk gedruis, het welk dat van een klatere»de donderflag zeer naby kwam, onder dit gedruis ging > aanftonds myn deur open, en ik vondt an een oogenblik een hoog bejaard Man voor myn Tafel (laan, die in zyne rechterliand het teken des H. Kruis droeg, en in zyne linkerhjnd een groote lange Wasch- j kaars hadt, die hy voor my op de Tafelt zette: ik dit ziende bleef van verwondering als  C s ) als levenloos op myn ftoel zitten, doch eea weinig by my zelve gekomen zynde, hoorden ik hem deeze woorden fpreeken: „ Zuster! vrees niet, U is het belang der „ Kerk, de Bruid Christi te na aan het „ hart, dan dat ik U niet verwaardigen zou met deeze boodfchap: Over ruim twintig Jaaren, het welk God alleen weet of gy „ beleven zu't, zullen 'er veele vreemde „ dingen gebeuren, de Roomfche Kerk zal „ als dan bevreesd gemaakt worden, door „ eene voorfpelling van den fpoedige afval s, des H. Roomsch-Catholieken Ryks, en „ door een einde van de Pauefelyke Regee„ ring te maaken, dit zal een groo.e ver„ ontrusting onder uwe Broederen en Zus„ teren geeven, maar zyt niet bevreesd hec „ zullen ydele herfenfehimmen zyn, die men „ uit de leerflellingen van dien tyd alleenig „ zal afleiden, kort daar aan zal 'er eeneni „ Geestelyken Oorlog, tusfehen U en de „ nu heerfchende Secte ontftaan, men zal „ liefdeloos genoeg zyn om U het recht en eigendom te betwisten, waar op gy door „ een veranderd geftel van zaaken, als dam „ eerss xecht zult yerkrygen.5 dje licht dac  ( 4 > C ik hier op deeze Tafel zet fchynt duister , 9, mair nog duisterder zal het Volk in dien tyd zyn, fchoon zy zich verbeelden zul- | „ len waarlyk verlicht te wezen, de duis- j „ ternis van haar verftand zal grootelings | „ daar in beftaan, dat zy niets voor uit zul-.] „ len kunnen zien, maar zeer ingenoomen i „ voor het tegenwoordige, even als of het „ onmogelyk was dat 'er weer iets zou kun- nen gebeuren. Men zal te dier tyd meteen] „ Leger dat uit een gemengde hoop be- j ftaat, tegen uwe Kerken aanrukken, reaar >, geloof my dat het ende van den Krygl ,./ riet ten Uwen nadeelen zal uitvallen, het I „ we k ik bevestigen door het teken des H. „ Kruis 't welk ik in myne rechterhand heb„ ben, en dat gy met alle Geloovigen aan., bid, vaartwel, weert gegroet Zuster, de „ Heere zy met u " Hier verdween de ftoköude Man in een oogenblik uit myn gezicht, en ik zette my aanftonds nedvr, om , dit nooit gehoord Gezicht te boekitaven, en op te fchryven het welk my ontmoet is in 't ^aar 1776, den 2 November, zcdert men de vervulling daar van in het Jaar 1796 of  C 5 ) I 97 zil moeten zoeken, het welk God wee of ik beleeven zal. Uit myn Binnekamer in 't ligt gegeeven den 7 Januajy, (Was getekend) M. M. GIELSE. TOEPAS SE L Y K GEZANC OP 'T VOORGAANGE. Wys: Fan de Spaanfebs RuiteiJ^M Komt waare Christenen al, ^ Hoort wat ik zingen zal, Een ongehoorde vertooning, Aan een Bagynrje klaar, 'c Welk kwam uit 's Hemels woning _^ En 't geen zy wierd gewaar. ^ : A3 2. Re  C 6 | t. Reeds in den morgenftond, Toen zy met hert en mond, Den Naam des Heeren prysde, En zyne Majefteit, Ootmoedig eer bewysde, In ftille eenzaamheid. 3- Toen hoorde ze een gedruis! Ai door het gantfcge Huis, - Zag voor haar oog verfchytten, ^Een grys en deftig Man, , Die niet eer ging verdwynen, Voor dat hy haar fprak an. Iïn zyne Rechterhand, Had'by het beste pand, Het Kruis van Jefus Lyden, Een Waschkaars zett' hy neer, I Det 't licht-haar mogt verblyden, Geftraald van 's Hemels lieer.  C 7 I 5- Hy fprak haar aanftonds aan, Wilt veilig heenen gaan, ö Zuster! wilt niet vreezen. God weet of gy 't geniet, Maar 't zal tog zeeker weezen, Dat men haast wat wonders ziet. 6-. Men zal in korte tyd. Door duifternis verleid, De Roomfche Kerkgenoote