KORT doch echter nadruklyk V EITÖÖ6 NEE1L ANDS VOOR en TEGENSPOED Van de allervroegfle tot op deze Tegenwoordigen tyd. Waarin aangetoond word, welke Weldaaden het Folk van Nederland ten allen tyden van den he ere genooten\ hebben, de Verpl'tgting tot Waare Er» kentenis daar uit voortvloeiende en een oprechte Aanmaning om in deze Tyden van BenaauwdheidzigopNeerlandsgod te ver* laten, waarop dan verder aangewezen word, de voordeelen welke men door zodanige een handelwyze yerkrygt» Verrekt met een Korte SCHETS der NEDERLANDSCHE GESCHIEDENISSEN* VERTOOG, wegens Te A M ST E L D A M, By JAN ROOS en ZOON, Boekverkoopera,   VOORBERICHT AAN DEN L E E Z E R. YJTanneer eeri itiensch, die maar eénigzins wel denkt, den ronden Aardkloot doorwandelt, zal hy gewis op elke" voetftap moeten verbaast ftaan over de verregaande ongeregeldhedens, welke hy in dë menfchelyke faamenleeving, en in het redelyke fchëpiel zelve, zal ontdekken en befpeuren : redelyke weezens , verheevehe kunstftukken j wonderlyke famenftelfels të zien, gedompelt in de fchrikvervvekkehdftë en voor het menfchelyke Geflagt allerofttecrendfte, met alle reden onbeftaanbaare eri ftrydendfte Hartstogten; is eene zaak j die niet alleen in dusdanige betragter eene heevigë verwondering zal te weege brengen* maar die ook teffens hem Zullen aannoopen tot het aanvaarden en beezigen van zulke middelen , die tot verbeetering van zyne mede-wezens in ftaat kunnen zyn, met vrugt ië werken. * s Wel  VOORBERICHT Wel is waar,dat het bedurvene menfchelyke geflagt weinige zulke voorwerpen, die waardig zyn om van elk mensch, als verbeteraars der menfchelyke zeden, hoog geacht te worden, opleevert: echter heefc men na en dan treftelyke Zedelesfen, kundige Vertoogen, en tevens vriendelyke aanmaaningen zien voortvloeijen, uit de pen van de zulken, die, bezielt met een waar hartenleed óver de verkeerde denkingswyze hunner medefchepfelen , de gepastte middelen ter verbeetering van het menfchdom, zich ten hunnen voordeele, hebben zoeken ten nutte te maaken, hunne gefchriften geeven hier van bondige bewyzen, en verftrekken hun tot eene onfterfelyke eere. Geheel en al bezielt met een oogmerk het welke zich in het gemeen is bepaalende ter verbeetering van alle myne medeweezens, en inzonderheid ter overtuiging van Neerlands van alle deugd afgeweekene en verbasterde Inwoonders; zal ik in het begrip, dat 'er geen edelder noch nuttiger werk en is dan te fchryven, en dat wel over onderwerpen die het menschdom, den mensch, en  AAN DEN LEEZER. en byzonder ons waarde Vaderland betreffen; deeze myne leidslieden, dewelke ten allen tyden , by alle gelegenthedens , en onder alle volkeren hebben uitgeblonken $ alhoewel in geenen deele begaaft met die geest, dewelke bekwaam tot alle treffelyke denkbeelden en geestryke vindingen , meenigwerf hunne Gefchriften en befpiegelingen, niet weinig luister byzetten , echter op hun voetfpoor hun tragten na te ftreeven. Denk echter niet, waarde Leezers, dat ik van uw een volmaaktheid wil gaan vorderen , die geen mensch in Jtaat is, leevende in deeze waereld , en geftaag omringt door de buitenfpoorigfte ongeregeltheden, die geduurig uit haare Ichoot fchynen gebooren te worden, te verkrygen. Neen, ik ben met u van het zelfde weezen, dat is ten hoogften onvolmaakt, geduurig geflingert door myne bedurvene begeertens, geftaadig omringd van de felfte zielskwellingen , die de hoogfte ongenoegens in my te weege brenge, ben ik dikwerf buiten my zelve, en dus weet ik best dat den  VOORBERICHT den mensch een voorwerp is van alle bekom* mernisfen, een nietig meubel, die zich ge* ftaadig buigen moet onder de heevigfte aanvallen De dageiykfche ondervinding leert myri op elk oogenblik , dat niets dan verdrietigheden hier te vinden zyn, dit zal misfchien het grootfte deel myner Leezeren niet be* haagen : den mensch befchouwt doorgaans alle zaaken in een dagligt,gelykzy wensen te dezelve geftelt te zien $ maar zelden in eene zoodaanige als zy zich waaragtigen wezentlyk zyn bevindende: dit is het gemeenefwak, dat alle fchepfelen bezield; dit zyn de losfe fteunfelen, daar byna het geheele menschdom op rust: maar gelyk ik geene volftrekte volmaaktheid van u ben eisfehende, zoo Verg ik echter eenige noodige verbeetering; het is tegenwoordig de tyd, waar in een alVernielend zwaart des ooiiogs de voornaamfte waerelddeelen ontrust, en het heeft de algoede God goet gedagt ons ook met het zelve om onze ongeregtigheids wille te bezoeken, dit dierbaar Vaderland dat zoo lange tyd onder Godes welbehaagen eene geruste vreede ge- nooten  AAN DEN LEEZER. aooteu heeft, hoort nu aan alle zyden de krygsbazuin blaazen, en het krygsgefchrey verheft zich zelve binnen hunne landpaalen, eenediepe en welgegronde verootmoediging voor den Heere , gepaart met daadelyfce verbeetering , ootmoedige dankerkentenis voor het geene het geheele menschdom van deszelfs begin tot heden, en wy inzonderheid, gelukkige bewoonders deezer zeven vereenigde Gewesten genooten hebben , en nog thans door zyne goetheid op elk oogenblik genieten, is het vöornaamfte waar toe ik u zal tragten op te wekken, en om u te meer te doen zien welke verpligting op elk Nederlander legge, hebbe ik de gefchigten van dit ons Land in het ruuwe doorloopen en het zelve ter leezing by manier van aanteekeningen voorgeftelt, terwyl ik my vleie, dat het zelve niet alleen zal bevonden worden gefchikt te zyn tot meerder grond en aandrang myner vermaaningen, maar ook tot geen onaangenaam onderwys Voor de zulken die in Neerlands gefchiedenisfen niet zeer ervaaren zyn. zal verder myne moeite beloond, en * 3 aan  VOORBERICHT aan den LEEZER. aan myne verwagting voldaan vinden wanneer ik zal moogen ontdekken, dat myne aanmaaningen eenige ingang vinden;en daar door die fchreeuwende ondeugden, die dikwerf het fchepfel, en vooral meenig Bewoonder deezer Landen de naam van een redelyk weezen onwaardig maakt, te onderdrukken, en waare het moogelyk uit te roeijen. Ontvang dan waarde Leezers, en gy in zonderheid, dierbaare Medeburgers en Bewoonders van dit Land, dat de Heere uwe God op zoodanige zonderlinge wyze heeft groot gemaakt, dit myn kort edoch bondig Vertoog, vervult met zulke welgegronde aanmaaningen, met zulk een hart vol genegenthedens te mywaarts, gelyk ik te uwaarts verzekeren kan te gevoelen» KORT  K O R T DOCH EGTER NADRUKKELYK VERTOOG AAN NEERLANDS VOLK. JJoort gy hemelen, en neemt ter oore, gy aarde. want de Heere /preekt: Ik hebbe kinderen groot gemaakt ende verhoogt, maar zy hebben tegen my overtreden. — Een osfe kent zyne bezitter, etide een ezel de kribbe zynes heer en; maar Israël en heeft geene kennisfe, myn volk en verflaat niet. — Wee den zondige volke, de volke van zwaare ongeregtig. heid, den zaade der boosdoenderen, den verdervende kinderen; zy hebben den Heere verlaaten, zy heb. ben de Heilige Israëls gelasten, zy hebben zich ver. vreemdet, wykende agterwaarts. — Wanneer gy, lieden voor myn aangezigte komt te verfchynen, wie heeft zulks van uwe hand geëischt, dat gy myne voorhoven betreeden zoud. — En brengt niet meer, vergeeffche offer, het reukwerk is my eene gr ouwel: de nieuwe maanden, en de Sabbathen, ende het hy. een roepen der vergadtringen, en vermag ik niet, bet is ongeregtigheid, zelfs de verbotsdagen — Uwe nieuwe maanden, ende uwe gezette hoogtyden, haate myne ziele, zy zyn my tot eene laft, 'ik ben moede die te draage. — Ende als gy lieden uwe handen uitbreidet, verberge ik myn aangezigte voor uw, ojpk wanneer gy het gebed vermeenigvuldigt, en hoor" A ij>  ( 2 ) ik niet; want uwe handen zyn vol bloeds. ■— Wafchet uwi reinigt uw, doet de boosheid uwer handelingen van voor myn aangezichte weg, laat af van kwaad te doen. — Leeret goed doen, zoekt het recht, helpt 'den verdrukten: doet den Wezen recht, handelt de twiftzake der Weduwen. — Komt dan, ende laat ons zamen rechten, zeid de Heere: al waare uwe zonden als fcharlaaken, zy zullen wit worden als fneeuw, al waren zy rood als carmozyn, zy zullen worden als witte wolle. —; Indien gylieden willig zyt, ende hoort, zo.o zult gy het goede dezes lands ieten: — Maar indien gy weigert ende weder/pannig zyt, zoo zult gy van het zwaard gegeeten worden i want mond des Heer en heeft het gefprooken. Dit waare de woorden, welke de voortreffeJyke Propheet Jeiaias, (a) tegen Israël, op bevel des Heeren, fprak; hier vervvyt hy aan hun haare ontrouw en ondankbaarheid, en zegt hun aan, het afgryze welke den hooge God beziel, de, en hoe zeer dezelve om hunne verregaande misbedryven vertoornt was$ vervolgens maant hy hun aan, om weder te keeren tot den Heere, van welken zy alles goeds ontfangen hadden, en dus aan hem op het naauwfte verpligt waaren; hy doet hun de genaade zien, welke zy in zyne heilige oogen ftaan teverkrygen, zoozyinwaaragtig berouw, met agterlaating van alleongereg$igheden , zig weder met alle opregtigheid des harten, aan hem verbonden, en eindelyk verkondigt hy hun de zwaai e obrdeelen, met dewelke Jehova hun alredc bezogt had , en dewelke nog verder, zoo zy voortgingen in hunne hart- (d) Jefafas, Capitcel I. vers 2, 3, 4, 12, 13, 14, ij, iö, 17, 18, 19 en 20»  (3) hartnekkige ongehoorzaamheid, op het allerverfchrikkelykfte over hun Honden uitgebreid te worden. Maakte Israël zig nu ten tyde van deeze Man Gods , fchuldig aan de hoogfte misdryven en zwaarfte ondeugden; de vraag zal zyn, waarde Landgenooten ! of gy het wel beeter maakt , daar gyiieden alreeds met des Heeren roeden geftraft word, en gy van dag tot dagduidelykkunt bemerken, dat Hy, zoo gy uw niet beetert en met hem verzoend, het zwaard zyner wraake, om uw te eenemaal te verderven, zal doen te voorlchyn komen. Wel nu dan dierbaare, en van den Heere gezegende, en op zodanige wyze bevoorregte medeburgeren en Inwoonders van dit Land, het welke de groote God, op eene zoo zonderlinge wyze heeft groot gemaakt; ik denke niet dat gyiieden het my kwalyk zult duiden, wanneer ik by deezen voor ons aller Vaderland drukkende omftandigheden, (alhoewelin geene deelen voorzien , met die voortrefïelyke hoedanigheden, die tot zulks behooren) myne bedenkingen en vermaaningen, evenwel in opregtigheid mynes harte, en in eenvoudigheid myner ziele , met alle toegenegenheid aan uw opdraage. Wenfchende met den groote Apofrel Paulus» dat. de God des vredes, die de groote Herder der ■ Schaapen, door het bloed des eeuwige Teftaments, uit de dooden heeft opgewekt, namentlyk onzen Heere Jefum Chrijlum. — Die volmaake u in alle goede werken, op dat gy zyne willemoogtdoen: werkende in u het geene hem welbehaagelyk is, door Jefum Chrijlum, dewelke zy de heerlykheid in alle eeuwigheid. Amen. (Z>) Indien (b) De Sendbrief Paulus aan de Hebreen, Cap, XIII. vers 20 en 21. A 2 x  (4) Tridien wy alle de weldaaden , die de Heere over u'iieder Voorouderen, en over uw zelve heeft üitgeftort, by naame wilde optellen, dèzelve zoude oneindig zyn; wy zullen ons vergenoegen, .met te zeggen, dat 'er geep volkenis., die ooit door rie Heere op zoo eene voortrefteJyke wyze zyn befchonken geworden, dan gy. lieden. ' Beziet eens de wonderen uwereerffce opkom ft, doen dit door uw thans bewoond Land, van haare eerfbe Bewöonders (cj verlaaten, weinig tyd daar ria wierd ingenoomen door eène hoop overwon^ he en verdreeven Barbaaren, (&) die zig in deeze (c) De allercerfte Inwoonders van dit ons Vaderland, waare na alle waarfchynlykheid de Galliëns óf Gerroaanen , die uit zugt tot den Kryg zig wilde inwikkelen in den Kimberfche Oorlog, ofgelyk andere willen door zwaare overftroomingen , beroofd van huis en have, blyde waare dit Geweft te verlakten; hoe het hier meede zyn mag, na de aanteekening der befte Schryveren , is-het zeker, dat zy het verlieten ruim een Eeuw voor onze gemeene Tydreekening , en na zig met verfcheide Noordfche Volkeren vereenigt te hebben, aan de Romeinen de afftand van eepige Gewefien tot huune woonjngen verzogten , op welit gedaane voorItel, een weigerig antwoord gekree^en hebbende, zy tegen dezelve de Wapens opnhamen , en dus eene Oorlog begonnen , waar in zy in het eerft " overwinnaars waarenmaar naderhand zodanig door Marius over wonnen en verflaagen wierdep, dat weipiae van hun haar Vaderland weder zagen.. (d) De Ratten, of by andere genaamd Batavieren, door hun Gebuurep verdreeven van haare Wooningen, welke zy m de nabyheid van de Rivier De yidrana, mideF.de, hadden nedergeflagen, getroos. ;e zig hun onderlinge ycrblyfplaats in die verlaate .tt i i 'Land  Cs ) ze Landltreek bevonden, en beftaande voor als doe, in een Eiland, welkers grond teneenemaal doorLand te kiezen: deeze nieuwe Bewoonders, waarvan de oorfpronk en af komft onzeker is, haddevcel ovcreenkomft met de Germaanen of Duitfchers, zynde hunne ligqhaamen met groove en fterke lee(jen voorzien, het welke hun zeer bekwaam deed zyn om alle ongemakken, hoe genaamt, in Vreede. en Oorlog, te verdraagen. Ten hunnen lof ieeft men, dat zy lieden in oordeel , openhartigheid , trouwe, kuis en herbergzaamheid, boven alle audere volkeren verre waare uitmuntende; egterwaaren zy lieden zeer verflaaft aan . den drank en het fpel: niettegenüaande dat de zwaarfte koude heerfch. te, gingen hunne kinderen moedernaakt, en de bedaarde en oude lieden onder hun , maakte zelfs weinig werk van hun dekzel en opfïerjng; maar was deeze gering in hunne kleeding, nkt minder heersch%e dezelve in hunne woonim>en , welke niet anders dan hutten, uit tien en dun hout, met itrooje dekken zaamengefteld, en met glinfterende aarde befmeerd, waaren geplaatst op hoogtens, welke eenig. zins hun bevryde voor overftroominge. Blonk hunne onweer.endhe.id uit in deeze manier van .Bouwing, niet minder waaren zy in alle kunfïen en nuttige weetenfehappen onervaaren; hunne Godsdieoft was eene aaneenfchakeling van Afgodcry, en degoddelyke eere, welke zy, behalven Zon of Maan, ook kan het Vuur, Merkurius en Herkules beweezen , gaf genoeg te kennen, dat zy , leevende in die duiftere tyden, verre waaren van den waaren-God te kennen: de Priefters waaren, neffens de Waarzeggeren, by hun iu hooge aanzien en achting, zooda* mg, dat zy zelve in 's Lauds Regeering deel hadden: dezelve brftond in eene Gemeenebeftgezinde, en aH'choon zy fomtyds door Koningen uit de aanzien Jvkfte van hun eekoozen, geregeerd wierden , alhoewel egter derzei ver gezag zeer gering was. DeKrygs. overfte waaren otder hun, neffens de OpperhoofA 3 den,  co doorweekt , door veelvuldige overftroominge tot alle bebouwing en bewerking onbekwaam was , Qe) nederzette; maar de Oorloge waar in zy geitadig,dan uit hoofde van eigenbelang of bondgenootfchap (f) gewikkeld waaren, deed htm ten den, die de huisfelyke belliering en toeüigt van de gehugcen aan hunne zorge toebetrouwd, waarna*, men , geene van de geringfte: voor het overige ïEVy Z?er °re!5eDde »n de Landbouw In tf uisbefher, iaatende dit beide aan hunne vrouwen en oude mannen aanbevoolen: in het vegten en andere weetenfchappen tot de Kryg, waaren zy zeer ervaaren, kloek in het doorzwemmen van wydc ftroomen, dapper in het gevegt, in het welke zy met nnnne fpeeren aanvallender en verweercnder wyze te werk gingen, beftaande egter hunne meefte raagt m het voetvolk. ° O) Dit eiland wierd omvangen van twee armen. Namcntlyk de Rivier de Rhyn en Maas, en was van eene taamelyke grootte, geleegen tusfchen moeras- v ien, iaag en zonder eenige befchuttinge tegen het water, wierd het dikwils daarna overftroomd, en hier door zoodanig dratfig gemaakt, zoo dat het geene landen (chcencn te zyn, en om welke reede, na alle waarfchynlykheid het naderheid de naam van nollani heeit verkreegen. Dit nu laag en moerasfig, egter bosch- en vischryk eiland, bekwam veei wanneer Klaudius Drufus, door zynen Schoonvader, den Romeinichen Keizer Augustus, met een leeger afgezonden, deeze landen aandeed,doende terftond eene gragt delven,die de naam verkreeg van Drufus hragt, en waar door hy de nieuwe met de oudeYslel v ereenigde; hy dwong meede door het aanleggen van eene Dyk, de Rbynftroom van binnen hSnne oevers te blyven,en dus wierd dit gcweft hier door met wemig voor overftroomingen befchut. < (f) De Batavieren al eenegcruimen tyd dat eiland oewoond hebbende, maakte onder de Regeering van Keizer Juhus Ce/ar, een verbond met de Romeinen, waar-  C?) ten eenemaal veragteren: dus zy op het laatst weinige in getal, geheel verftrooid 5 en onder andere waarby zy beloofde dezelve in alle krygsverrgtingen mee gewapend Krygsvolk by re ftaan, en waar tegen deeze aannaamen , haar als hunne Vrienden en Bondgenooten, zonder eenige vordering van fchatting, te zullen behandelen; ...us wierden zy egter met meerdere vryheid als de andere Volken , welke zig reeds onder de gehoorzaamheid der Romeinfche wapenen begeeven hadden, .aan dezelve verbonden en ook in eenige deeie oncerworpen: Op de Britten met hunne hulp enbyftand eenefchattinggelegt hebbende3 waaren zy van geen mindernut in.deu opftand der Eburonen«een volk, woonende tusfehen Rhvu en Maas, en in andere gevallen , als mcedc in de Burgerkrye: tegen Pompejus, dewelke door hun kloek en (rout doorzwemm n van de Rivier de Segno, zoodanig geprapkt wierd, dat hy geheel Spanje aan deeze zyne Mededinger was genoodzaakt af te ftaan: van hier over geraakt in Griekenland , betoonde zy geene mindere dapperheid in het veroveren van Steden en in het leeveren van Stryden, waar onder die in de Pharfal'fche Vlakte , waarin Pompejus de nederlaag kreeg, geene van de minfte fchynt geweeft te zyn. Op de togt van Ce/ar na Egypte, waaren zy zyne getrouwe gezellen, doende di.or hunne dapperheid dit Gewest teheel en al voor de Romeinfche wapenen buigen. De beroemde trouw en dapperheid van dir Volk maakte hun zoo zeer de achting van alle Volkeren waardig, en dat wel voornaam, lyk onder de Romeinen, die ten hoogften voldaan over deeze hunne Bondgfrooten waaren, dat zommige uit hun door Keizer Augustus tot zyne Lyfwachten wierden gekoozen. Drufus, Zoon van deeze Vorst, deed korc hierop dit Gewest met een magrig heir aan, bewyzende veele weldaaden aan deeze trouwe en dappere Batavieren, door welker verrigtingen zy met hunne byftand , verfcheide Volkeren z*g onderwierpen: geene mindere byftand beweezen zy aan Tiberius, A 4 op-  C 8 ) dere Volkeren zoodanig verfmolten enverraengC raakte, dat zeedert niets meer vau hun gehoord is, vT^f/iVe KiT? Van Drufus> dingende dezefc ve geheel Germanie, en in de te onderbrenging; well^n,?^'1' e/" ^°,k hun zeerg^'k, maar dewelke om een of ander misbedryf de ongtrnft der hSTLT ^3alC hadden- Geene mindere dapperheid betoonde zy onder het bevel van Ouintilius eene ^">^«» hierte Lande toen eene geruime tyd haare verblyf genomen heeft.IJezeive bermanikus kort daarna eene Vloot met behulp deezer dappere Eilanderen vervaardigd hebbende, verfloeg met hunne hulpe zoodaanigde Cberufetn dat hunnen Veldheer Ww^eeven^zyne^Xw ' dewelke gelteld word tezyn geweest eenSogtï vla , Krygsoverfte deezer Batavieren gevangen wierd.- deeze Germanikus verliet weinig tyd daarnaa öchool ter onderwyzingderBataaffche jeugd te heb- Ïow/ST}, f° d! van Kaiïguk, op¬ volger van Tiberius, die hier wierd omgebragt, vinder, wy niets zonderlings; maar onder de Redering fcL a? l °Pvol|er ™ deeze, wierd de Bataaf! iciie dapperheid wederom vermaard, want zv bvgef aan door Klaudius Civilus, hunnen Veldoverfte, ZZTP de,Britten ëeh^I aan de magt van dè Romeinen Onder de Regeering van Nero, |yn opvolger, wierd dezelve Klaudius Civilis met en beneffens zynen Broeder, dewelke vali'chelyk van Mufterïsb f. tigt w,erd, naar Rome gezonden, waar deeze laatüe zyn leven verloor, keerende de eerfte, ontflagen, met het begin der Regeering van Qalba weder terug in zyn Vaderland; maar dit is de eenigfte weldaad, welke deeze Vorst aan dit Volk, het welke hem op den Troon geholpen had, beweezen heeft ZZt f Zl t£r breIoo™g van hunne beweezenè trouwe dienften, afgedankt en van alle eere ontzet zynde, na huis gezonden; een weinig tyds daarnaa be-  (9) is, zynde het overfchot, welke een gering getal was, nog wel eenigen tyd in het bezit hunner beweezen zy, onder het bevel van Juliüs Brigantius» aan Vitellius zoodanige hulpe, dat deeze hier door tot de Keizerlyke waardigheid geraakte; doe herkreegen zy weder hunnè nieuwe luider, werdende zelve van en uit naam van den Senaat bedankt en eere beweezen: Civilis zyn ontflag in den beginne van de Regeering van Keizer Galba verkreegen hebkende, wierd weder op nieuw gedreigt van gevangen naar Rome te zullen gevoerd worden;- deeze geftadige bedrygingen verbitterden hen zoodanig y dat zy onderling de waapenen aannamen en de Romeinen overvielen,het welke eene grooteOverwinninge voor hun te weege bragt: maar onder het beleid van Luperkus , Flakkus, en andere Romeinfche Veldheeren, met verfchillende uitkomften zig aangetast vindende, vonden zy, om alle verdere verwoestingen by tyds voor te komen , geraaden, Vrede met de Romeinen te maaken, die üeeze Batavieren , geiyk voorheen, weder voor hunne Vrienden, en Boudgenooten erkende, helpende zy na het fluiten van die verdrag, verfcheide veroveringen bevorderen. Onder Ulpius Trajanus, opvolger van Domitiaan en Nero, bleeven zy in het gerust bezit des Vredes; zy verzelden egter eenigen tyd daar naa Keizer Adriaan, die na Tarquinus den Troon beklom, op zynen togt naa het Ootten , maakende zig meeaigmaal de verwondering der onbefchaafdfte Volkeren waardig: naar zommiger gevoelens zoude deeze Vorst hun met verfeheiiie weldaaden hebben be* fchonken: gelyk Marcus Aurelius en Lucius Vcrus ge» Held worden de geene te zyn die veel tot verbeetering van dit Land hebben toegebraat. In de Regeering van Keizer Lucius Septimus Serenus was de Ba. taaffche Lyfwacht in groote agting, doende hy dezelve verfcheide voorregten genieten. Onder Antg. nius, zyn Zoon en opvolger op den Throon, geaooten zy geene mindere achting. Onder de RegeeA 5 xiüs  C ro ) ner Vaderlyke haardfteden gebleeven, maar dewelke egter ook naderhand, met hunne bedry- ven, ring van andere Keizers vind men weinig van hun gemeld. De Hillorien verhaalen ons alleenlyk, dat in of omtrent den Jjare 260, ten tyde van Valerianus, de Boven-Rhynfche Germaanen zig in dit Gewest meedc hebben ter nedergezet, werdende de aloude Bewoonders, de Batten Of Batavieren, genoodzaakt óm reden dat zy niet magtig waaren deeze nieuwe Inwoonders te verdry ven, niet alleen te dulden, maar zelve met hun een Vreeverdrag aan te gaan: doch wanneer deeze Volkeren zig met de Aileroannen en Saxers verbonden hadden, en gezamentlyk alle nabuurige Landen beroofden , zond Konfiantims zynen Neef Juliaan, in den Jaare 356 her waards, die na -veele zwaere flagen in Gallie aan dit Volk toegebragt te hebben, ze met behulp der Batavifche Benden, zoodanig by Reegènsburg verfloeg, dat zy geheel verftrooit raak-e : hy trok vervolgens in het Jaar 358 tegen de Saliers , die meede zig hier hadden needergezet, maar op derzelver verzoek vergunde hy hun te blyven in het bezit van die Landen die zy reeds bézaten. De Qüaden, Saxers van afkomst, hunne wooninge aan de Rivier de Donaüw verlaaten hebbende , kwamen zig ook omtrent deezen tyd hier in dit Eiland ter neder zette: niet te vreede met hier een fchuilplaats tegen hunne vyanden en goed verblyf gevonden te hebben, zogten zy de Saliers te verdry ven , dewelke zig aan Juliaan hierover beklaagende, eerlang weder in het geruste bezit hunner wooningen gefteld wierden; en dus verdween allengskens de r>aam der Batavieren: werdende eg. ter nog in de H (tonen verhaald, dat zy tenhooo-ffce verftoort over de verkiezing van Joriaan tot liet Keizerryk, Luciliaan, die haar zulks boodfehapte, om het leeven bfagten; verbindende zy zig weinig tyd daarnaa met de Franken en andere Gebuurvolken, met welke zy in den Jaare 366, eene inval deeden in Gallie, en aldaar eerst de overwinninge be.  ven, in de vergeetelheid gedompeld zyn géworden. Zie dus de eerfte en tweede Bewoonderen van dit ons tegenwoordig gezeegend Land, verdweenen: befchouw het zelve nu, en vergelyk het met haare tegenwoordige fchoonheid,by die flik» kerige en onvrugtbaaren grond, die evenwel onder het beftier van zyne eerfie Bewoonderen, een veel beeter aanzien fchynt gekregen te hebben : dus wierd dit Land, het geen eenigzins eenige fchoonheid, door arbeid en geftadige waakzaamheid had verkregen, ter bewooning overgelaaten aan andere Volkeren,dewelke in manier en Zeeden,met de eerfte niet veel verfchilde(g), maar aan dewelke egter, het groote ligt desEuangeliums, hoewel in deeze donkere tyden zeer duifter, en verfierd met duizenderlei verdigtze- len behaalden, doch naderhand in eene zwaare nederlaag, door Keizer Valentiniaan overwonnen , vonden zy zig genoodzaakt na hunne Landen te rugge te keeren,waar door zy eerlange als overwonnene* beteugeld en bedwongen wierden. In den Jaare 400 hebben de Landen der Franken, Saliers en Batavieren veel geleeden van de woefte Volken, welke, na Gallie ten eenenmaal overftroomt en verwoest te hebben, zig veele daarvan met 'er woon hier kwamen nederzetten. Niets heeft men zedert van deeze berugte Batavieren meer gehoord; eene lange tyd lag eene bezetting in Rhetie, maar voor het overige zyn zy zoodanig in de Kryg verfmolten en onder andere Volkeren verdeeld geraakt, dat niets van hun is overgebleven. (g) De Franken , Saliers , Sterulen , Gothen , Sehlanen, Trilten, Warners, Friefe en andre Barbaarfche, en in de diepfte Onweetenheid en Afgodendienst gedompelde volkeren, bewoonde aireed* in de vierde Eeuw deeze Gewesten.  ( 12 ) leh, is verkondigd, en.na veel. tegenflxeevem* van fommige gevonden te hebben, egter is aangenomen (h). Dus (ZOSyagnm had zig in het bezit der Gallifche Landichappen een onafhangel yfc gebied weetcn te verkrygen, zynde zeer bemind by de Franken en Bourgondiërs,die toer,de Volkeren waaren die dee. ze Gewesten bet meefte bewoonden. Flans,Koning der Salifche b ranken, tastte hen in het Jaar 486 aan. met dat gevolg, dat de eerfte de nederlaag krygen! de, zelve gevangen en naderhand van het lecven beroofd wierd. Men wil du dat deeze Vorst Kloris, m den Jaare 508, de Chriftelyke Godsdienst, zoo als zy toen ten tyde geleerd wierd; heeft aangenomen. Na zynen dood,, wierd zyn Ryk onder zyne Vier nagebleevene Zoonen verdeeld: Tbeodorus, de oudfte, viel Oost-Vrankryk te beurt, die kort daar opfteryende, eene Zoon en Dochter naliet, welke laatfte befchreven word te zyn geweest eene vvenge Vorftinne voc-r den toenmaaligen Godsdienst, welke meertendeeks beftond in de leeringen van x Paus gejiefdfte ftel.lingen tot opbouwen en verfieren van Kerken en Kloosters, gelyk getuigt word, dac zy in het laatfte poinft van Godsdienst wel deegelyk heeft uitgemunt. Dagabert, Zoon van Klolans de tweede, heeft zig na alle waarfchynlykheid m of omtrenrden Jaare 627 weeten meefrer te maaken van het Hot Weltenburg, digte by Utrecht ge. leegen, en zoude daar ter plaatze gebouwd hebSen eene Capelle, toegewydt aan den Heilige Thomas. welke naderhand weeder is vernield gewordeo Dee ze Vorst in den Jaare 638 geftorven, liet na, als heerfcher over zyne Staaten, een Zoon, genaamd Sigebert en twee Dolers, naamelyk Geemuy en Begga, alle yverige vcorfhnders van het Chnftendom en Stigters van Geeftelyke Gebouwen, wordende de laatfte geoordeeld de Order der Bagvnen mgefteld te hebben. Onder deeze Regeering maak. teEligtus, Bisfchop van Na joui groote voortgangen in  f m) Pup wierd, hoe onvolmaakt ook, egter aan deeze Barbaarep en pnweetende Heidenen, de waare *n de bekeering van die Barbaaren die deeze Landen bewoonden. JVelfrid, doorgaans genaamd dé Apoftel der Friesfen, heeft veel tot bekeering van du Volk toegebragt. In of omtrent den Jaare689, kwamen , met het zejfüe oogmerk bezield, hier uic Engeland over twee Monnikken, genaamd Wigbert en Willebord, welkers' Prediking egter by het volk weinig ingang vond, en'pqrzaak was van'veele felle Oorlogen. Bonifatius was gelukkiger en bekeerden veele tot het Chriftendom, werdende hy, pa in de Utrechtfe Bisfchoplyken Zeetel bevestigd te zyn, door Pipyn- gezonden aan de Vriefeh , maar welke gelukkige voortgangen hy ook uit de beginfelen mogt voorfpellen , deeze togt bekogt hy met zynen dood , wordende door dit ongetemde Volk even buiten Dokkum aangevallen, en met een aanzienlyk getal der zynen omgebragt. Peeze woeste Volkeren werden egter kort daarna overwonnen en gedwongen de Chriftelyke Godsdienst aan te neemen: doch deeze hunne bekeering was van geen langen duur. Na eenige ademhaaling bekomen te hebben, verzaakte zy ras dezelve, weder op nieuw hunne wangeloovige Stellingen aanneemende . tot 'er tyd dat Koning Karei, eeve voor de aanvang deezer Gebeurtenis onaer den Eernaam van Augustus, door Paus' Leo de derde gekroond tot Roomsen. Keizer, hun gehéél ten onderbragt, en op dusdaanige wyze beteugelde : Zeederr 'vinden wy niet dat de Volkeren die deeze gewesten bewoonden tot hunne eerfte onweetenheid weder zyn overgegaan , maar wel dat het Roomfche Geloof cn byhangfelen hoe langer hoe meer hier te Lande haare bevestiging beeft gevonden-, getuigende- daar van in overvloed de Geeftelyke Geftichten , zoo Kerken, Oipellen en Kloosters, neffens de meenute Priefters en Mon. nikken , welke toen ter tyd hier hunne verblyfplaatfen vopden en alle met ryke inkomftep voorzien waaren.  C 14) waaren God in hunne harten ingeprent,alhoewel* deeze-verkondiging veel van haaren luifter fcheen te verliezen; door de vindingen der Paufen en van derzei ver Stedehouders, gelyk zy dan langen tyd in die zelfde gefteldheid is gebleeven: want terwyl de welvaart deezer Landen in Koophandel en verder daaruit fpruitende bronwellen toenam, verergerde de ftaat van den Godsdienst en derzelver plegtigheden zoodanig, dat het te vreezen ftond, dat dit Land weder erger als ooit, in die rampzaligen ftaat van de diepfte onweetenheid en afgodery zoude vervallen. Nu komen wy tot die tyd, tot dat heeden van de Goddelyke ontferminge! Merk dan eens op, waarde Landgenooten! welk goed Jehovah u in deeze tyden van verwarringe fchonk : niet te vrede met de welvaard uwer Voorouderen naa het tydelyke in alle deelen te begenadigen, zoo dat zy als een Volk waarin alle overvloed heerschte, aireede te voorfchyn kwam, wilde hy hun met nog beetere, weezenlyker en duurender weldaaden, als het waare, ophoopen. De zwaare neevelen die de Godsdienst uwer Voorouderen omringden, wilde hy doen verdryven , in deeze donkere en duiftere tyden, wilde hy flikkerende ligten verwekken,, welke na alvoorens andere Volkeren beftraald te hebben, hun ook in weerwil van allerhande beletzelen, befcheenen (i). Dit 0') Hier word gezien op de tyd der Reformatie, door Lutherus welopectlyk begonnen en bevestigd, maar welke Leer naderhand egter veele verbeeteringen door Calvyn en anderen ondergaan heeft, heb* bende de gevoelens der laatstgemelde hier het meefte in aanmerking en behartiging genomen geworden. Dac  ( 15 ) Dit waaren immers alle oogenblikken van vrye Genade, dewelke hy niet alleen wilde bepaalen tot eenige, neen, het was heede , waarin dezelve in een ruime maate op dit Land wierden uitgeftort; nog eens , de Heere niet te vrede Dat egter voor Lutherus al lieden, alhoewel in den fchoot der Roomfche Kerken gekoeftert (welke geheele andere gevoelens omtrent hunnen Godsdienffe in hunne gemoederen waaren voedende) gevonden zyn, is eene waarachtige waarheid, maar die om eene of andere inzigten dezelve altoos maar hebben gebragt op verbeeteringen, en geenzins eene geheele Hervorming by de hand hebben genoomen, hier van misfehien afgefchrikt door eene of andere belangen of zwaarmoedige vooruitzichten. Hoe het hier ook meede zyn mag , het is zeeker, dat de Leere der Hervorming door deeerüe ligten van Godes Kerk, in het nabuurig Duicschland gepredikt, wel ras veele voortgangen maakte en een oneindig getal aankleevers vond, zoo dat in een volle gloed ontfteeken, de vlamme hier te lande overfloeg en niet langen tyd fmeulende bleef. De ftrenge Plakaaten van Keizer Karei de tvoeedg, en het Geloofsonderzoek, dat deeze Vorft in den Jaare 1521 opregte,neevens de vernieuwing en invoering van anderen, in den Jaare 1525, waaren niet in ftaat, alfchoon op heeter daadverzeld van de fchrikkelykfte tormenten , de blaakende yver tot het waare Geloof te onderdrukken, neen, integendeel wiesch dezelve van dag tot dag, en het getergde Gemeen, aangehist van veele die zogten voordeel te doen met . 's Lands ongeleegenheid , deeden ras de Beelden uit de Kerken, die zy ten eenemaal van alle verfierin. gen beroofde, en vergruisden, dus is door des Heeren zegen, het zuivere Geloof tot op deezen dag in ons Land bewaard gebleeven, hoewel het egter qer het tot ftand konde komen, de felfte fcheuringen ondergaan heeft.  de met u befcheenen te hebbén met het zuivere licht des waaren Euangeliums, wilde in deeze tyd aan uwe Voorouderen doen zien, dat daar hy Israël op zoodaanige zonderlinge en goedertieren wyze had uitgered uit het midden der Egyptenaaren, op dat zy hen de Heere zouden zyn een heilig Volk en vorftelyk Priefterdom: Zyn hand nog niets zeèdert dien tyd was verkort, nog ook geen zandkorrel aan zynemagt, om hen uit het midden hunner verdrukkers te redden, ontbrak, gelyk hy dan ook daadelyk hun deedt ontwaar worden, verwekkende in/ haar midden andere Mofeslèn (Jt), die in famenftemming van andere Joüia's (l), hnn ras van alle flavernye ontdoe* gen, en welkers poogingen zulke gezeegende gevolgen na zig fleepte, dat haare Vyanden op het laatst ziende dat de Heere met hun was, geraa- den (£) Dat 'er altoos eene aart van eene moedige ftandvastigheid in de Nederlanderen is te befpeuren geweest, getuigen alle oude en nieuwe Schryvers; maar geene mindere waarachtigheid is het,dat derzei ver wyze Staatsbeftuurders, onder Gödsgunft, ten allen tyden hebben te boek gedaan voor braave en in de dringend^e nooden ftandvastige Btfchermers onzer dierbaare Vryheid. CO Met veel regt mogen wy immers die dappere VerJeedigers onzer Staat, waar onder Prins Willem de eerfte, als Grondlegger, en Maurits, zynen Zoon, Bevestiger van ons vry Staarsgebied, met een aanzienlyk getal Vorften uit dit zelfde doorluchtig Huis voortgefprooten, uitblinken, met deezen • Naam begroeten, dewyl zy niet alleen altoos getoond hebben te zyn , met opoffering van hun eigen bloed en goed , waereldfche Krygshelden , maar hunne harten ingenomen met de oprechtfte Godsdienst , zvn zy geweest waarachtige Voedfrerheeren en nuttige Befchermers van Land en Kerk.  (1?) den vonden dit Gewest en derzei ver Bewoon*ders,na eene lahgdüurige en voor hun ten hoog', fte voordeelige Vreede te Hellen , in eene volle' vryheid van alles (jn), waaronder die van het Ge^ (tri) Onder de Regeering van Keizer Karei de' tweede, ontdekte zig alreeds veele misnoegingeri onder de Ingezeetene, die niet anders dan eene vryé Regeering verlangende, het fchenden hunner Voorregten en zwaare vervolgingen Omtrent dè Hervormde te moede wierde: met de overdragt van deeze Landen welke deeze Vorst goedvond tefi behoeve van zyn Zoon Philips in de jaare rjs^ ce doen, veranderde deszelfs ftaat in geenen dèelefï ten goeden; deeze Vorst te zeer ingenomen met de Roomfche Godsdienst, leende ras het oor aan eenen Anthvnie Perinot, Bisfchop vau Atrecht, gefiaagefi vyand der Hervormden , door dewelke hy merkelyk; in de gevoelens tot uitroeijing der Ketteren gefterkE wierd; vernieuweude wei haast de ftrenge Plakkaaten zynes Vaders en doende dezelve met alle naauwkeurigheid ter uitvoer brengen* Dfe tweede feedeh. van mishaagen ontflond over de inkwartiering vaü Spaans en ander vrejmd Krygsvöfk hier te lande j en welkers vertrek evenwel op het laatst byna gedrongen door de geit idige aanhóudinge van's LandsStaaten de Koning toeftemde: maar zoo ras was deeze tweede reede van misnoeging niet uk de weg geruimd, of de Koning aangezet dóór ?yhe Staats1dienaaren die niets anders zogteh dan de volkoö, mene magt van dit vrye Gewest in handen te krygen , gaf eene derde niet min gewigtige en voor" "s Lands welvaaren naadeelig dan dc twee vóorïge. Naamentlyk, de invoering van twaalf niéuwe Bisdommen, beneffens de verheffing Van dé Bisfchop van Atrecht tot het Purper, en de opregting vah eene Hooge School te Douay ter brnaadeeling v:ih die van Leuven ; het eene en andere was reede van veele misnoegingen, in welke veele groote zoodatiaig deel naame dat de Kardinaal van Cranvehè bé. B ftheöwd 1 \  C 18 ) Geweeten , geene van hunne geringfie fchat* ten uitmaakte, wordende deeze heugelyke Ge- beur- fchouwt wordende als de eerfte en vierigfte aanraader deezer nkuwigheedens, zich eindelyk ge„oodzaakc zag d^eze landen te verlaaten. Die zyn ver' trek eemye vergenoegingen te weege gebragt hebbende, keerde zommige Groote waaronder Oranje, Egvwr.t en Hooien geene van de minne waaren , nieede weeder in het bewind der zaaken, en als Voorftanders van 's Lands Vryheid bragten zy eene zagtere behandeling in oe uitvoering der ftrenge Plakkaten teegen de Hervormde te weege, doende niet weinig bie,r meede de toorn van Philips ontfteeken. Deeze Vorst blind in zyne waare belangen, bleef in weerwil van alle aan hem gedaane fmcekingen volharden in zyne befJuiten, welken's Lands Ingezeetenen niet alleen , maar ook derzeber Beftierderen zoodaanig verbitterde, dat 'er van die tyd af aan iterk gearbeid wierd om het bedrukte Vaderland uit deeze fnoode flaaverny te verlosfen. De vertooninge der zaamverbondene Edele, zyn daarvan genoegzaame teekenen ; terwyl het gemeen aan de woede met welken zy Kerken en Kloosters beroofde genoegzaam te kennen was; maar noch vertooninge noch fmeekende onderwerpinge konde het gemoed van oen Spaanfchen Koning vermurven, zoo dat hy konde goedvinde deeze zyne getrouwe Ünderdaanen te bezwaaren met een Heir, aan wiens hoofd Hertog Aïba gefteld zynde, welke reeds deed zien wat men van hem, als van een trotsch en bloeddorftig man, te verwagten had. Prins Willem, en andere Lands Voorftanderen, verlieten om deeze redenen deeze Landen , welke wel ras een tooneel wierden van de baldaadigfie bedryven. Hunne poogingen tot derzelver reddinghad wel eer ft eenige gelükkige gevolgen, doch die wierden haaft door zwaar ere onheilen opgevolgt, en Vorst Willem, naailes wat hy bezat, voor het welzyn deezsr Landen opgeoffert" te hebben, zag zig ras door de nas*  f 19 ) beurtenis het fondament uwer tegenwoordige Grootheid en Weivaart. Hoe meenigmaalen heefc naadeelige uitflag zyner poogihgen genoodzaakt van zyne voorneemens af ce zien, zynde nier. in ftaac vooreerst eenige nieuwe dienften aan deeze bedrukte gewesten toe te brengen : maar welk onvoorzien, geluk gebeurt 'er niet in deeze voor het Vaderland benaauwde tyden: een hoop verbitterde Nederlanderen zig te fcheep hunne magt byeen vergaderd hebbende, heemen her weerloos Briclle in, zyndé deeze eerfte heugelyke gebeurtenis gevolgt van'een* merkelyk aantal anderen, de waare Grondbeginfels onzer dierbaare Vryheid. De Spaanl'che Monarch j' ten ukerfte ontroert over de kans welke zyne Heirleegers en magtige Scheeps Vlooteu, al veele jaaren achter den anderen beproeft nadden, en geen kans ziende om deeze Landen langer onder zyne tirannifche Regeering geboogen te houden» ftierf in den' jaare 1598, nalaatende een. Zoon , die hem in de Regeering, onder den naam'van Philips de 0dei opvolgde ; doch deeze de' voetftappen van zynen Vader volgende , zag zig ras door den ongelukkigen' uitflag zyner poogingen, genoodzaakt, in den jaare 1609, byeen Twaalfjaarig Beuand, dit Gewest der Zeven Verëenigde Nederlandfche Provinciën te erkennen als Vry , en waarop hy zyne eifchen afftond. Dus geraakten deeze Gewesten voor een_tyd ontheven van het woeden des Oorlogs, tcrwyl zy echter in haar midden verfcheide onaangenaame fcheuringen en fchadelyke verdeeldheden ontwaar wierd, die echter alle weinige wezentlyke nadeelen te weege bragten. Van meer aanbelang en verukziende gevolgen was de op nieuw ontftaane Oorlog, die tusfchen deezen Staat en den Spaanfchen Monarch, ir, den Jaare 1624, op nieuw in veel heeviger vlam ais van te vooren uitberstte, in deeze verzclde weder op nieuw het geluk des Oorlogs, deezen Staat, zoo danig dat de Spaanfche Koning,,na het nutteloos beftecden van zyn geweld en fchatcen, zig gedwon15 2 Pi  ( 20 ) heeft die goede God de zugtingen van dit Land en derzelver Bevvooners, ten tyde wanneer zy gedrukt door de felfle fiagen, en door dezelve gebragt waaren op den oever van hun aller bederf, niet gehoord, hoe meenigmaa! heeft hy deezen Staat tegens haare Vyanden ,die haar dikwerf als het waare overftroomde, niet befchermt en uit derzelver magt gered, toonende dus in alle tyden en by alle geleegenhedens hun kragtig by te ftaan, en enkel door zyne grondelooze barmhartigheid hun fpaarende (n). Waare alle deeze teekenen van Godes goedertierenheid over uwe Voorouderen als het waare uitgebreid, geene mindere hebben u verzeld en worden nog dagelyks op u uitgeftort; in zyne Goddelyke iangmoedigheid, draagt hy u nu nog, doende dag op dag u ondervinden dat hy u genadig zyn wil. Welke oogmerken bezielde nu de groote Ju- Hogen zag eene voor hem nadeelige Vreede, tot Munfter in den jaare 1648 te fluiten, waarby op nieuw deezen Staat voor Vry en Onafhangelyk erkend, als dusdanig wierd aangenomen in vriendfehap by dac trotfche Ryk. Zie over een en ander deezer gewjg. tige Gebeurtehisfen, (die hier om reeden het kort verband zulks niet toelaat,even gefchetst zyn,) de Vaderlandfche Hiftorie en andere Gefchiedfchry. vers. (») Hier word gezien op de plaagen welke dit Land bejeegend hebben, als meede op de Oorlogen die dit Gewest dan tot hunne eigene befcherming of tót onderfland hunner Bo'ndgenooten gevoerd hebben , en die meenigwerf de allernadeeligfte gevolgen voor deezen Staat hebben te weege gebragt: zynde zy dikwerf van de uiterfte oever van haar bederf , door des He er ek goedheid teragge gebragt!  C 2i ; hovah , doe hy uwe Voorouders niet alleen met alle weldaaden bejeegende, maar ook u als hun Nakroost met dezelve begunffigde, niet anders ais dat zy en gy lieden met waare en oprechte dankbaarheid in alle zyne Inzettingen en Geboden, die hy u ter nakominge heeft aangepreezen, zoudt wandelen: Waare dit nu die voortreffelyke vooruitzichten, welke God te u-waards hadde, geloove ik te mooge onderffellen, dat noch uwe Vaderen noch gy lieden geene van alle des Heeren goedhedens met waarachtige erkentenisfe hebt zoeken te gemoette te komen; ö neen, zy en gy lieden zyt immers altoos van den Heere afgeweeken, wykende achterwaards, houdende geene van zyne Inzettingen, in geenen deele eenige van zyne Geboden nakomende! Het is om deeze reeden dat de Heere Heere hen zoo meenigmaalen bezogt en nu nog tegenwoordig in het midden zyner grimmigheid ubezoekt,en zoo gy lieden u niet tot den Heere wilt bekeeren, u uitroeijen zal van den aarbodem. Het is om deeze en andere redenen, dat ik my verpligt vinde u aan te wyzen de waare weg die gy in moet flaan, wilt gy des Heeren oordeelen en Godes grimmigheid van u afwenden. Bekeert u dan , waarde Vaderland! Bekeert u dan ó alle Inwoonders des Lands! want de Heere komt in het midden zyner tooren en hy zal u wegdoen van voor zyn heilig aanfehyn. Doet verre weg alle uwe ongeregtighedens. Ontflaat u van alle de banden en boeijens, waarmeede gy onder het geweld van den Vorst der duifternisfe geboeid en gebonden legt. Wandeld in alle zyne Inzettingen, houdt de Geboden des Heeren, op dat gy uwe verwoeftingei moogt voorkomen , want zoo gy «iet hoort naa den Heere, ö hartB. 3 nekkig  C 22 ) dG ïJeere der Heirfchaaren zal de fclnikkelykfte oordeelen , waar van gy alreeds de begaffelen gevoelt, over u brengen. Zyn nu reeds deeze voor u fcherpe-doornen en ftee kende distelen, hoe veel te meer zullen zy voos u onvc.draagelyk vallen wanneer eens eene Z Zn TJÏT* h°°/den zal werden wederge, ftoit. Keert dan weder verdoold Volk, verdwaalde Schapen, van uwen verkeerden we?, hemt" ^ Heere' zoekt verzoening by hem te verkrygen, valt hem in "de roede, want zoo waarachtig als de Heere leeft, zoo gy u nie tot hem wendt, hy zal het zwaard zyne? verbol gentheid over u doen uitgaan. Denkt niet , de £>* 'verder' Zl ^ h* Zal <»« nog verder behouden: neen, dierbaare meedeweezens, uwe ongerechtigheden zyn te verre gekomen , gy zyt ftinkende geworden voor de oogen van de Heilige God! daarom moogen wy de woorden van den Propheet Ezechiel,\m U rael op bevel des Heeren gefprooken, wel op u toe. pasfelyk maaken, wanneer hy tegens hen zegt: Nu ts t einde over u; want ik zal mynen toorn telen u zenden, ende ik zal u richten na uwe wegen: ende ik zal op u brengen alle uwe grouwelen.— Endemyne ooge en-zal » niet verfchoonen: nochle ik en zal met jpaaren: maar ik zal uwe wegen op u brengen, ende uwe grouwelen zullen in 'r midien van u | ! ende gy lieden zult weten dat ik de HEERE ben — Zoo_ zeidt de Heere HEERE ; Een kwaad, 'een eemg kwaad, ziet, is gekomen.- Em einde is >er gekomen, dat einde is gekomen, het is ópgewaakt tegen u: ziet het [kwaad] is gekomen.^-% mor. genftond is tot u gekomen, óinwoonder des landsde tyd is gekomen, de dag der beroerte is naby, ende daar en is geen wederklank der bergen.— Nu zal ik in  C 23 ) in korten myne grimmigheid over u uitgieten, ende mynen toom tegen u volbrengen, ende u richten na uwe wegen, ende zal op u brengen alle uwe grouwelen.— Ende myne ooge en zal niet verfchoonen , nochte ik en zal'niet /paren: ik zal u geven na uwe wegen, en uwe grouwelen zullen in 't midden van u zyn: en gylieden zult weten, dat ik de HEERE ben', die /laat.— Ziet, de dag., ziet [de mor genftond] is gekomen', de morgenftond is voortgekomen, de roede hee/t gebloeit,de hovaardy heeft gegment.— Het geweld is opgereezen tot een roede der godloosheid: niets van hen en zal [overblyyen,] nochte van haare menigte, nochte van haar gedruis, ende geene klage en zal over hen zyn — De tyd is gekomen, de dag is genaakt: de kooper enzy niet blyde, ende de verkooper en bedryve geen rouwe: want een brandende toorn is over de geheele menigte van het [land.]— Want de verkooper en zal tot het verkochte niet wederkeeren, of/choon haar leven noch onder de levendigenware; overmits het gezichte, aangaande de geheele menigte van het [land,] niet en zal te rugge keer en; ende niemand en zal door zyne ongerechtigheidzynleven fterken.— Zy hebbenmet de trompetten getrompettet, ende hebben alles bereidet: maar niemand en trekt ten ftryde: want myn brandende toom is over de geheele menigte van 't [land,~] — Het zwaard is buiten, ende de pefle,ende den honger van binnen: die op het velt is, zal door 'ï zwaard Jierven, ende die in de ftad is, dien zal de honger ende de pefie verteeren. — Ende haare ontkomene zullen [wei] ontkomen, maar zy zullen op de bergen zyn, zy alle zullen zyn gelyk duiven der dalen kermende, een ieder om zyne ongerechtigheid. — Alle handen zullen flap worden; ende alle knië'n zullen heenen vlieten [als] water.— Ook zullen zy zakken aangorden, grauwen zal ze bedekken, ende over alle aanB 4 .ge-  c n ) gezichten zal fchaamte wezen , ende op alle haan 'hoofden kaalheid. — Zy zullen haar zilver op de jhaaien werpen, ende haar goud zal tot omeinigheid zyn; haar zilver, ende haar goud zal haar niet konnen uithelpen ten dage der verbolgentheid des HEEREN: haare zielen zidlen zy niet verzadigen ende haare ingewanden zullen zy niet vullen', want het zal den aanftoot haar er ongerechtigheid zyn - Ende hy heeft de fchconheid hoares ci?raads ter overtreffelykheid gezet: maar zy hebben daar in beelden haar er grouwelen [ende] haare verfoeifelen gemaakt: daarom hebb' ik dat hen tot onreinigheid gefield.— Ende ik zal 't in de hand der vreemden overgeeven ten roove , ende den godloozen der aarde ten buite: ende zy zullen 'ü ontheiligen.— Ook zal ik mynaangezichte van hen omwenden, ende zy zullen myne verborgene plaatfen ontheiligen : want inbreekers zullen daar in komen , ende die ontheiligen. —■ Maakt een keten: want het land is vol van bloedgericht en, ende de ftad is vol van geweld. — Daarom zal ik de kwaadfte der Heidenen doen komen, die h,aare huizen erfiyk bezitten zullen, ende zal den hoop^moed der fterken doen ophouden, ende die haar heiligen zullen ontheiliget worden. -- Den ondergang komt: ende zy zullen de vrede zoeken, maar 'zy en zal'er niet zyn.— Elende zal opelendekomen, eude daar %al geruchte op geruchte wezen, dan zullen zy het gezichte van een Propheet zoeken: maarde wet zal vergaan van den Priefter, ende de raad van de Oudflen.— De Koning zal rouwe bedryven, ende de Forjicn zullen met verwoefting bekleed zyn, ende de handen van 't volk des lands zullen beroer^ z\n: ik zal hen doen na haaren weg, ende met haare rechten zal ik ze richten; ende zy zullen weten, dap \k de HEERE ben (ö). Waar# (<0 Egechiel VII: vf tot aan het einde.  (25; Waarom zoude de Heere deeze zelfde en nog verfchrikkelyker ltraffe niet over u brengen; zyn uwe zonden en ongerechtigheden niet veelgrooter dan die van Israël, daar het ligt aan uw geopenbaart is en u befcheenen heeft, daar de beloftenisfen aan u vervuld zyn, wandeld gy echter nog in de diepfte duifternisfe, daarom zal de Heere, zoo gy halftarrig blyft, uw niet alleen uitftooten uit het land uwer bezittingen , en u doen fterven door het zwaard uwer vyanden; maar wanneer elk van u, die de ongerechtigheid lief heeft, ten geenen daage voor de Rechterfroel des Heeren der Heirfchaaren, zult verfchynen, zullen uwe fmaadheden niet van u werden weggedaan,neen, gy werkers der ongeregtigheid, de Heere zal u ten dien dage doen ondervinden,hoe zeer zynen toorn over u ontffoken is; Gaat weg van my gy werkers der ongerechtigheid , in het eeuwige vuur, dat voor u bereid is, zal uw vonnis zyn, en daar zult gy de nieuwe weën en knesfinge der tanden vinden, want de toorn des Heere Heere zal op uwe Hoofden zyn. Doorzoekt u -zelve naauwe, ja doorzoekt naauwe, gy volk dat met geene lust bevangen en word. Eer bet bejluit baare, {gelyk het kaf gaat de dag voorby) terwyl de hittigheid van des Heeren toorn over u Heden noch niet en komt: terwylen de dag des toomt des Heeren over u-lieden nog niet en komt, waaren de woorden van den Propheet Zephanja (p) tot Israël, op dat zy zich bekeeren zouden tot hunnen Weldoender, zeggende met dat zelfde oogmerk, door de mond van de Propheet Jere■tnia(qy. Zoo gy « bekeeren zult, Israël, /preekt de (p) Zephanja II: vs. i en 2, Jeremia II: vs. 1 en 2. B 5  C 26) de HEERE, bekeert u tot my: ende zoo gy uwe verfoeifelen van myn aangezichte zult wechdoen, zoo en zwerft niet om: maar zweert [zoo waarachtig als] de HEERE leeft, in waarheid, in recht, ende in gerechtigheid: zoo zullen zich de Heidenen m hem, zegenen, en zich in hem roemen. Werk dan geregtigheid ende jaagt na het regt: de Heere zal op. houden met u te (laan , en de hittigheid zynes rooms zal zig tegen uwe Vyanden wenden; hy zal ze geeven onder uwe voeten ter vertreedinge; gy zult over hun heerfchen; waar gy gaat zal de groote God u naby zyn ; hy zal u bevestigen in het land uwer wooningen, en uwe lieraad en magt vermeerderen , en wanneer gy dan in Godes weldaadigheid uw leven zult geëindigt hebben, zal hy u-lieden in de dag zyner heerlykheid ook doen zien dat zyn Woord in Waarheid beftaan zal, gereinigt engeloutert door het Bloed van het Lam, dat voor u geflacht is, zult gy de Heere in zyne Heerlykheid aanfehouwen,als wedergeboorne te voorfchyn komende, zal hyuwdoen ingaan in deeeuwigeHeerlykheid , dan zult gy met Heerlykheid bekleed, neffens alle de Heiligen aanzitten in het Koningryke Godes, Ende aldaar en zal geen nacht zyn, ende zy en zul. len geen kaerfe noch licht der zonne van nooden heb. ben: want de Heere God verlichtze: ende zy zullen als Koningen heerfchen in alle eeuwigheid (r). Alle deeze heugelyke gebeurtenislën zullen u ten beurte vallen , daarom bekeert u, en wanneer gy bekeert zyt, weest volftandig in het geloove Jefus Chrifius. Voorts Broeders zyt blyde, word volmaakt, zyt getroost, zyt eensgezind, leeft in vreede , endede God der liefde ende des vredes zal met u zyn. (j). (r) Openbaringen Joannes , cap. XXII: vs. y. (s) De tweede Zendbrief Paulijs aaa de Con'athe, kap. XVIII: vs. u»  ( 2? ) VERVOLG. Eik myner Leezeren die dit vervolg behoq* rende aan en zoo naauvv yerknogt met het reeds gezegde , onder het oog krygt, zal in het eerfte verwondert ftaan , dat hy een vervolg van het geene leest dat hy al gedagt had volkoo* men genoeg te zyn , de ophelderingen die ik dien aangaande van zins ben uw meede te deelen, zal dit vooroordeel doen verdwynen, en, gy myn gedrag ten hoogften billiken. Het is dus gelegen terwyl ik aan dit voortref* lyk onderwerp zat te arbeiden, en ik dagt te kunnen volftaan, en derhalven niets anders van zints was dan te fluiten , gelyk myne Leezeren uit het reeds gefielde zullen kunnen ontwaar worden, zoo wierd ik op het alderonverwagtfte vereert door een bezoek van een myrfer gemeen* zaamfte Vrienden; de nieuwsgierigheid aan den mensch zoo eigen, fcheen in hem de overhand te krygen, en dewyl wy byfondere goede vrienden waren, dagt ik geene reedenen te kunnen vinden om hem de leezing van myn naar gedagten reeds voltooide werk te weigeren, ik dan bezielt met deeze gedagten, gaf het zelve aan hem ter leezing. Maar begryp eens hoe hoog myne verwondering fteeg doe hy my met deeze volgende aanfpraak, die ik te liever om haare nuttige leerzaamheid hooftzaakelyk hier ter needer zal plaatzen , eene geruime tyd onderhield. Het is niet alleen goed myne Vriend een geestig oogmerk te beminnen, maar teevens is het van de uitterfte noodzaakelykheid dezelve in alle haare uitgeftrekte deelen te  C 28 ) te behartigen, dit eerfte hebt gy wel plaats Iaaten hebben, maar omtrent het laatfte hebt gy te los heengeloopen. Uw werk met een oogmerk ter verbeetering van uwe tydgenootenen medeburgeren gefchikt, verliest alle haare glans en kragt zoo ras men de merkwaardigfte voorvallen diealleen in Haat zyn om den Zondaar een regt gezigt te doen hebben van de aan hun beweezene genade, en de door hen bedreevene fnoode ondankbaarheid voorbygaat. Vergun my derhalve dat ik in deeze gunftige bedenking my wat verder inlaate. De tydsomftandigheden waarin ons beiden gelieft Vaderland zig bevindt, is om haare fchadelykheid te regt genaamt als oordeelen Godes die hy ons om de menigvuldigheid onzer overtredingen toezend, en derhalven waare het te wenfchen dat noch meerder onzer medeburgeren-, bezielt met den yver tot eene algemeene verbetering aangedaan wierde, en daar door tragtten hunne meedenmensch te overtuigen, dat niéts beeter en is als de vertoornde Jehovah in de roede te vallen; alle Schepfelen die een dusdaanig oogmerk behartige , zyn waardige voorwerpen , doch of hunner aller ingang zoodanig is, dat zy het algemeen nut daar door behartige, is eene andere vrage onzer overweeginge ten uiterften waardig. Wanneer eene regte aanmaander eenige vrugt van zyne vermaaningen zoude met reede kunnen te gemoet zien, moet hy naar myn begrip daar in op de volgende wyze te werk gaan. Den Mensch door den Algoede Schepper van 't Heelal, geftelt in die tfaat van volmaaktheid dewelke hy in Eeden , dat Heerlyk Hof, die voortreffelyke Verblyfplaatfen onzer eerfte Voorouderen was, genietende deeze eerfte en voortreffelyke werktuigen zyner  C 19 5 ner Magt en Goedheid, die hy befchouwdemet de voortreffelykfte Zeegeningen; elk oogenblikwas voor hun vol van de treffelyfte Genadens en Goed* gunftigheedens, elke voelïtap die deeze nietige Wereldlingen deeden, was verzeld van Godes aanhoudende gunlte t'hunwaards , en eindelyk die aldergenadigfte Schepper deed den nietigen aardworm in zyne goede gunfte te zynwaarts alles fmaaken, en'bevinden dat in ftaat was om hen te voeren tot het toppunt van alle volmaakte vergenoeging. Maar toen die zoo zeer voor den menFCh gelukkigen ftaat tot haare volkomenfte grootheid gekoomen was, alstoen naderden den Val van die treffelyke en naar Godes gunfte zoodaanige fchoone volmaakte Wereldlingen, alstoen wierd de toorn Godes over deeze Schepfelen gaande, en het geheele Mensch dom wierdt door hunne ondankbaarheid geftooten uit Gods genadige gunfte daarop moesten zy dat treffelyke Eeden verlaaten, en de ellendens die hen op elk oogenblik fteeds vernieuwende, fcheenen te omringen en te gevoelen , welke groote verandering welke verwisfeling tusfchen dat Schepfel en zynen Maaker greepen alstoen geen ftand, en hoe wierdt die voorheen zoodaa* nig gelukkige Wereldling niet meenigwerf aangevallen door de heevigfte en zondigfte bejeege* ningen, aan dewelke zy maar te menigwerf gehoor gaven , en daar door nog meerder verwydert raakten van hunnen Schepper en Weldoender , die vertoornd over hunne verregaande ongerechtigheid , hen tot tugtiging de allerfelfte kwaaien en kwellingen toezond. De zonde en fnoodhedens vervolgens meer hun verblyf. plaats vindende in de bedorvene Waereldling, dacht het ook de rechtvaardige Jehovah noodig, hun  ( : ? i> Kun hoe langs hoe meer door Vaderlyke kaftydingen te regte te brengen; maar niets helpende ter hunner verbetering, bedoot den vertoornden God zyne ftraffen op het gedugtfte over hen te brengen, gelyk hy dan de geheele Waereld rnet ëene zwaare eg in alle deelen vernielenden Watervloed, dewelke hy weinige die nog in opregtheid hunnes harten voor des Heeren aanfchyn zogten te wandelen, deed ontkomen, en dewelke zig weeder op het droogeaardryk nederzetten en dus Vaders en Moeders wierden van tairyke Volkeren. Doch deeze in het vervolg van tyden zich niet bekreunende aan het fchrikkelyke oordeel dat 's Waejelds eerlte Bewoonderen, om hnnne zonden en ongerechtigheden was overgekomen, volhardde in hunnen moedwil en ongehoorde harcnekkigheid , en niettegenftaande dat de groote Jehovah in vervolg van tj'den , alleen om genoeg te doen aan zyne gerechtigheid, en het verdere menfchrlyk gedacht voor de uitwerkfelen van zyn rechtvaardig Oordeel te bevryden, de grooten Emanuel zondt, tot geneezing van het Menschdom !, Hoe weinigen hebben in hem geloofd ? Hoe zeldzaam is men in den Mensch eenige verbeetering gewaar geworden ? Niets dan de beoeffening en de alleriterkfte najaaging der fchrikkelykfte ongeregeldheden bezield hun, en wanneer wy maar eens ons oog flaan op het Geheel ai, gelyk het zich tegenwoordig vertoond, zullen wy niet overal de fterkfte teekenen eener algemeene verdorvendheid gewaar worden ; derhalven is nu het menfchelyk Gedacht zoodanig bedorven ? is den Menfeh een zamenftelfel van allerhande ondeugd? en geeft Nederland hiervan overvloedige blyken? zyn alle ongereldheden zoo diep in de harten van de Bewoonders deezer gezegende Ge- westeri  westen ingewórtelt, te recht Haat het ieder vry en het is ook tevens nuttig, dat zich voorbeel-* den opdoen , die hunne eigene driften en die hunner meedeweezens, door de gepastfie middelen zoeken te bedwingen en verbeeteren; maar de manier van hier in te voorzien is even verfchillende als derzelver uitwerkfelen. Laat ik u nu kortelyk myne gedagten omtrent de belliering van zulke vermaaningen die in ftaat zyn wezentlyk nut te weege te brengen, meededeele: Vooreerst is het noodig den Waereloling zyn beftaan en nietigheid te binnen te brengen, hen aan tetoonen dat hy zichzelven niet heeft voortgebragt, en dat dus alles wat hy is, niet door zyn wille of magt is geworden, maar dat deegelyk die groote Geheelal-Beftierder hem heeft voortgebragt.Laat hem alsdan alle de genadens zien die den igrooten Jehovah zoo in zyne wording, van dat hy in de baarmoeder was geformeerd, tot aan dat verwonderenswaardig oogenblik dat hy het ligt aanfchouwde en als een reedelyk fchepfel onder zynemeedeburgeren ontfangen aan hun beweezen heeft. Na eene dusdanige aanwyzing zal het ten hoogften noodig zyn aan hem te toonen,de weldaaden die hem geduurende zyne kindsheid en fteeds aanwasfenden ouderdom zyn bejeegend, en zoo de vermaaningen tot een geheel Land gerigt zyn, laat alle zaaken tot 't minfte toe die zy genooten hebben, hen worden voorgehouden. Vervolgens moet men den Mensch onder het oog trachten te brengen, de verregaande en fnoode ondankbaarheid, die elk mensch in het byzonder, en maar te dikwerf een geheel Land bezield jeegens hunnen Weldoender. met geene te zwarteverwen kan men deeze ondeugd afmaaien. En eindelyk moet de vermaaning zelve met alle bevvyzen fteu-  fteunen op de treffelykfte zaaken, diedienftig kun* nen geoordeeld worden tot weder teregtbrenging van den verdoolden Waereldling ; hier onder behoort nog met recht eene vriendelyke waarfchouwing en volle ontleediging van de zwaare oordeelen, die den Waereldling, dewelke (leeds zig zelve vergrypc in de fchandelykfte -ongeregeldheden, zullen bejeegenen, beneffens de toe. zegging van de heerlykfte genaden aan de zulke, die hunnen boozen weg nog verlaaten en hunne behoudenis in eene ootmoedige vergiffenis eri voorfpraak van den grooten Heiland en Zaligma. ker zoeken. Laaten wy dus , myn Vriend , omtrent alle menfchen te werk gaan , en wel byzonder jeegens ons thans gedreigde en verfchrikte Vaderland ! Schikt voortaan uwe vermaaningen op dusdanig een voet, de lof en het zoet dat gy daar door voor u zei ven zult verkrygen, en in het geheele Menschdom en wel byzonder voor dit ons gezeegend Vaderland, zult te wege brengen, zullen ras u doen ontwaar worden, de gewigtige voordeden die noodzaakelyk uit deeze myne raadgee vingen zullen voort vloei jen. Laaten wy in derzelver befpiegeling nog een weinig nader intreeden: Zoo ras men de Zondaaren beftraft * zooras men hem flaauwelyk berispt, en bewyst dat geene dat tot zyne overtuiging dienftig is, wordt hy verhard in zyn kwaaden weg,en meent dat zyn hart niet zoo veele reedenen geftadig opleeverd, die by hem, alfchóon ontbloot van de treft'eJykfte bewyzen, verre in verhevenheid fchyne te boven te gaan: Maar geheel anders is % gelegen met eeneregte vermaander, die zyne reden op de vaste en gegrondfte fondamenten ftaaft eri mét de treft felykfte bewyzen verfiert, als dan niet zelde geraakt  C 33 ) raakt den Zondaar ir, twyfFeling,en gefradfg aaji-" gemaant zyndé , krygt meenigwerf het innigfté berouw plaats, ten minften wy moeten gepasté middelen tragten te bezigen orhdit Uic te werken; Laat uwe vermaaning , zóo gy myn gëvoeleri goedvind, dan fteunen op de treffelykfte bewyzen ; laat zy gepaart gaan met de liefkozendftö vriendelykheid, en dewyl ze meestdeels tot verbeetering van uwe Meedegenooten en Meedébufgers is ftrekkende, zoo zoekt ook tot de mirtfee en merkwaardigste voorvallen, elk in heÊ byzonder, en deeze Zëven Vereenigde Gewesten! in het gemeen, overgekomen, uit te pluizen, dezelve zyn van zoo veel gewigt en aanbelang, dat de herinnering van deeze goedhedens, zelve in ftaat is den Mensch te regte te brengen, wariÊ gy zult immers met my moeten bekennen, dat de zonderlykfle zaaken en Voorvallen hëbberi plaats gehad, in de wording en aanwas Van dht ons gezegend Geiiieenebest, döch ik hebbe ü aireede genoeg myn gevoelen te kennen gegëeverii en zo ik verder eenige onnoodige langwyligheid aannam, zoude ik vreezen U te mishaagën, derhalven zal ik my met het reeds gezegde vergenoegen, en eene nadere beredenering tót op eeri andere tyd en geleegenheid uitftellen; wat dunkc u, myn Vriend, heb ik het rechte niet getroffen ? Wat zoude ik na een dusdanig treffelyk Vertoog in ftaat weezen daarin af te keuren ? ö Neen! alle myne Leezeren züllen metmynen Vriend vari eett en het zelfde gevoelen, vertrouw ik, zyn, eri ik bewust van de Waarheid Van het daar zoo even doof hem gefielde, ben verre 'er van daan Om zyn ge vöêlens overeenftemmende met de reedeen betaarhëlykheid, af te keuren; ik onderwierp my ten eërfië C m  C 34 ) aan zyn oordeel, en ik zal trachten myn misbedryf te boeten in het geene ik verder den Leezer hier in zal voorhouden; Het is dus tyd den draat myner vermaaningen en bewyzen weeder op te vatten. Vergeef my inmiddels, Leezeren, zoo dit voorafbengt u eenigzins mogte mishaagd hebben; niets dan het algemeen welzyn hebbe ik in 't oog, en het zelve zoo veel moogelyk te behartigen, maakt eene van myne geliefdfte betrachtingen uit. Hebbe ik nu aireets in het voorgaande de woorden van den Propheet Je/aia aangehaald, enge. zegt, dat zy zoo wel en nog n eereer op u dan op Israël toepasfelyk zyn , zyn de bewyzen by wyze van Aameekenirgen ten duidelyklle vooi;gefteld, en is Nederland vervolgens aangemaan't tot eene deugdzaame, en oprechte bekeei mg, het zal my ten hoo0fte voegen , op het reeds gelegde fondament voort te bouwen. Hoon gy Hemelen en neemt ter oore gy aarde', want de Heere /preekt: lk hebbe kinderen groot gemaakt ende verhoogt, maar zy hebbentegen my over* treeden. Geen wonder dat wy deeze zelfde woorden van dien doorluchtigen Propheet ten uwen opzichte mooge beezigen. Ik ben in het voorafgegaane wel deegelyk blyven ftaan op de goedhedens die de algoede Schepper u heeft meedegedeeld. Onder andere aanmerkelyke zaaken, komen daarin de eerfte ftaat van ons Land , en vooral zoo als het in de allereerfte tyden plaats had, voor; dan klimme ik op totlaatere gebeur, tenisfen, die onder de Graaflyke Regeering zyn voorgevallen, en toen overgaande tot het heilryk oogenblik van Goddelyke genaadens, hebbe ik getragt u zoo veel mogelyk die zeegenryke Handen te binnen te brengen. Gelukkig Nederland I dat befcheenen met het licht van Gode zelve,  r 35) zelve, daarby nog die edele Vryheid verkreeg, by dewelke gy fteeds, in weerwil van dezwaarfteonweerflagen, die de Zuilen van het heerlyk gebouw uwer Vryheid meenigmaal hebben doen wankelen* bewaard gebleven zyt. Deeze tyd van overheerlyke goedheid hebbe ik u alreeds meede doen zien, en die verdere lust heeft dewonderdaaden die de Heere in de Zwaaren Kryg ten onzen opzichte heeft doen plaats hebben, leeze nader dé Nederlandfche Beïchryving, waarin alle die voor. treffelyke Gefchiedenisfen met de fchoonfte ver. wen ftaan afgemaalt. ö Dierbaar Nederland! hier by is het niet gebleven , God nimmer moede van u met zyne dierbaare goedhedens te overlaaden, week niet van u zoo ras hy door zyne beftiering, uwe Landen gefteld had,en daar by u zei ven, in de allerdierbaarfte Vryheid (0 ! ó Neen! die groote Goeddoender j dié Hemelfche Vader, fteeds bezig met uw welzyri te behartigen, wilde de Onlusten, in het midden van u ontdaan (m), en dewelke veele nadeeligé ge- (t) Hier ziet den Schryver op de gewigtige gé. beürtenis tot Muntter in den jaare 1648 voorgevalle, waarnaa veele rwistingen den Vreede geflooteri •en deeze Landen daar door in haare geliefde Vryheid herdeld wierde. - ' (11) Zoo ras was de Vreede uitwendig niét geflooc ten, of inlandfche Beroertens deed deeze Staat orj den oever komen van haar bederf. De Provincieü Zeeland en Utrecht ten hoogden verftoort over het fluiten van de Vreede met Spanje, weigerde dezeU ve tebekragcigen! Holland zelve was te onvreede degens het beflootcne, betreffende Sevenbergen , docff deeze zwaarigheid wierd ras door eenige gemaakte fchikkingen uit den weg geruimd, en wat de twee andere Provinciën betrof * hier in kwam men overeet! C 2 M  gevolgen naa zich hadden kunnen fleepen doen ophouden, op dat gylieden niet de bittere vrug- ten de beflisfing by merrderheid van ftemmen te doen, gelyk dan ook de bekragtiging van de Vreede befloo. ten wierd , Utrecht voegde zich weinig tyd daar r,a nog by de meerderheid, en een bezending aan de Staaten van Zeeland was van die uitwerking, dat dit Gewest in haar Gebied toeftond aldaar de Vreede te moogen afkondige; zoo ras waaren deeze gefchillen niet eenigzints bygel gt, of daar verfchéenen andere, die by vervolg van tyd de fchadelykiïe tweedragt zoude hebben kunnen doen voortkomen. De Staaten van Holland overwegende dat men in deeze tyd middelen ter bezuiniging moest by de handt neemen, bedagten de beste weg zoude zyn eenige afdanking van Krygsvolk te doen plaats hebben , zynde het aandeel van Hollands fchult al tot eene merkelyke fomme gelds gefteegen, op de vertooningen van den groote Willem de Tweeden, die zyn Vader Prins Fredenk Hendrikhn hetStadhoudcrlyke bewind opvolgde, lieten zy hunne vertooninge wel eenige tyd agter, maar egter ontrokken dezelve evenwel korten tyd daarnaa op nieuws zoodaanig, dat de algemeene Staaten met den Prins beflooten zich teegen de voorftellingen van Holland te verzetten, het beste middel dat hun dagt te moeten k;ezen, deed hun het befluit neemen eene bezending te • doen aan de Hollandfche Sreeden, om waare bet moogelyk hun van haare voorneemens te doen afftaan, en daar door de onderlinge rust te bewaaren , ingevolge het befluit van Hunne Hoogmogende ftelde zich de Doorlugtige Prins Willem aan het hoofd deezer bezending: Dordrecht ontfing ze in haare Vergadering, maar toonde zich zeer gevoelig over de ftrafFe taal,welke Aartsbergen aldaardeede hooren; de meefte andere Steden gaven meede een algemeen antwoord; Delft evenwel ftond wel toe om den Prins in haare Vroedfchap te hooren, . maar  CS7) ten van eene gevaarelyke tweefpalt zoude fmaa» ken.Edoch Neeriands bewoonderen,altyd genegen tot maar de andere Heeren van de bezending wierd eerr dusdanig gehoor niet alleen geweigerd , maar hun ook alle onthaal en huisvesting ontzegt: Amfterdam ging verder, zy wel aan den Prinfe in haare Vroedïchap , gehoor als Stadhouder willende tocftaan , ontzeide zy het zelve hem , zoo hv daar met een als Gematigde der Algemeene Staaten wilde verfchynen; doch deeze laatfte waardigheid willende behouden, fcheide de Prins vrugteloos, zich over de handelwyze der Steden ten hoogden be. klaagende. Doch de Staaten van Holland verdeedigde als goedkeurders van het geen dat in de Steden veirigt was, niet alleen hun gehouden gedrag, maar maakte daarenboven een wet , waar by aan alle Hollandfche Steden verbonden wierd , voortaan zulke bëzendingen van wegen de Algemeene Staaten te ontvangen. Aartsbergen , een der Gemagtigden die alre-ets de Regeerders der Stad Dordrecht, door zyne floute taal verftoort had , deet niet wein'g de algemeene haat van Holland , door het druktren en veripreiden van het bericht c'oor hem aan gemelde Magiftraat overgeleverd, ontvonken. De gefchillen dus van dag tot dag heeviger wordende , vermeerderde nog eerlang merkelyk: de Admiraal Wit. te Korneliszoon de Witte, zonder loeftemming, vsn de Westindifche regeering hier gekoome , wierd door 's Prinfen last op de gevangene Poort gebragr, en de Algemeene Staaten hadden te Amfterdam, door de Admiraliteit, verfcheide Kapiteinen doen v.uten, deeze handelwyze befchouwde de Heeren Staaten van Holland als ftrydende met hunne Souvereiniteit en recht; Amfterdam zelve, befloot, dewyi ze zagen dat het niet mogelyk was met vriendelykheid de flaaking der gevangene Kapiteinen te verkrygen , hier in met geweld te werk te gaan; gelyk dan ook de Gevangenis wierd openirebrooken en de fearreC 3 Ikerde  C38) tot eene ongehoorde hardnekkigheid en fnoode ondankbaarheid, wierde wel ras gewaar hoe hunne daaden aan die groote en heilige Jehovah mis- haagde; hy firafte hun op eene vertoornde wyze met hun een andere Befiierder en geleider te ontneemen (v), maar hunne fteeds aanwasfende boos- fleerde op vrye voeten gcftelt. De Staaten van Holland beflooten, den Admiraal de Witte te doen óntflaan, gelyk zy dan hem ook daadelyk door do Procureur Generaal tragtte te doen af haaien; doch de Prins ten uiterfte misnoegt,droeg zorge datditniec gebeurde, doende zelve weinig tyd daar na,zes Gemagtigden ter Staatsvergadering arrefteeren, en naar Loevertein vervoeren. Amfterdam, op dewelke hy inzonderheid gebeeten was, wierd ras gewaar hoe deeze Verft ten haaren opzigte dagt : De Hamburger Post, rydende naar Amfterdam, kwam in het Gooiland by eenige bende Ruitery , en meenende dat het eenige vyandclyke benden waaren die hunnen tocht voortzette, verhaaste zich en kwam by tyds nog te Amfterdam; deeze on verwagte tyding baarde by de ingezetene groote fchrik, doch doe zy vernaamen dat '•s Prinfen bende haare Stad ftonden in te neemen, rjaincn zy met de grootite moed hunne befcherming voor de Stad, zoo dat het naderende krygsvolk , onder bevel van Graaf Willem Frederik, Stadhouder van Vriesland, zeer verbaast ftond hun togt gefluit tc zien: maar nog meerder verbaastheid bevong de Vtiesfche Stadhouder, toen hy de vrye en manhaftige tasl hoorde van de Heeren Huydekooper en van der Does, zyn Hoogheid zelve, verïchrikt over het mislukken van zynen aanflag, trof wel ras met de Stad Amfterdam een verdrag, dat aan den Prins ten hoogften behaagde, en dus wierd mede de rust eenigzins herfteld, (V) Deeze'treurige gebeurtenis viel voor in den jaare 1650 op den zesden Junv, en dus verloor een Prins, van welke men reeds alles goeds konda verwagteu, het leeven; nog geen volle vyfëmwin-  C 39 ) boosheid en verregaande ongeregeldheden vereischte wel haaft eene andere ftraffing: Nederland gezeten in vreedeen rust, wierdt nu op het nieuw ontrust van het flaande zwaart des oorlogs, het geene op eene treurige wyze welhaast begon te woeden, (*0 en die deeze Staat bragt in de x uiterfte tig jaaren oud zyn de , nalaatende eene zwangere Gernalnne , die dit zelve jaar de groote Willem Hendrik ter waereld bragi. ( zer aller bederf; en eindelyk weder op nieuw bewoogen o«er onze rampfpoedige Staat, keerde hy we ier tot u in zyne genade, en deed u dat heerlyk tyuftip beleeven, waar in gy weder de vreede f» mogt zien herleeven, maar verkreegen uwe Voorouders door Gods goedertie. rend. deren , ,en door het fpringen van het Admiraalsfchip en het verlies van nog eenige andere fcheepen , wierd Neerlands Vloot genootzaakt naar de ha ven te rug te keeren De Vloot onder de dapperen de Ruyter,die onlangs op eene be endige wyze , zich zelve en veele Koopvaarders behouden haa, liep wel in zee, maar keerde, door zwaare ftormen overvallen, in de havens te rugge, by deeze Zee oorlog met Engeland kwam nog eene andere; de Bisfchop van Munfter, aangehitst door de En. gelfchen, viel vyandelyk op de bezittingen van dee. zen Staat, en bekwam nevens de verovering van yeele Steden en plaatfen, in korten tyd veele gewigtige voordeden. De vierdaagfche Zecftryd tusfchen de Engelfche en de Ruyter gelevert, was zeer aanmerkelyk; de Hollandfche Vloot kreeg wel de overwinning, doei met veele fchaadens, kort daar na raak'e de Vlooten weder flaags, in dewelke de Ruyter genoodzaakt wierd te wyken , de verdere poogingen hepen geheel vrusteloos af; de gelukkige onderneeming op de Rivier de Teeems, dewelke zoo roemryk voor de Hollanders en fchaadelyk voor haare vyanden was, is eene van de gewigtigfte en laatfb voorvallen deezes oorlogs geweest. (a) Met Munfter wierd de vreede alreeds in den jaare \666 getroffen , en de onderhandeling met het Engelfcne Ryk, in het volgende jaar 1667 begonnen , kreeg na den zwaaren brand te Londen voorgevallen , eenige meerdere fchyn, tot dat 'er narigt van het gebeurde! op de Theems kwam, op welke tyding de Engelfche geraade vondede vreede lievenfte weg in te flaan, gelyk de vreede dan ook eerlang te Breda tot ftand wierd gebragt.  U5) rei dheid weder op nieuw de dierbaarfte zegei ring' n , verfpre"'de by o\ er hen als het waare eene daau-v van de treffelyklte weldaaden , ö hoe onoankbaar gingen zy riet te werk, hunne harten vervreemde zich van den Heere, en dus gaven zy op nieuw de bondigfte redenen om te zeggen, — Israël en heeft geene kenni myn volk en" verfiaat niet: — maar vreesde d r na uwe Voorouderen te meerden Heere, d zoo veele won eren onder hun had aangeregt? neen ! alles behaktn eene waare en opregte dankbaarheid bezielJe hun; altoos gedompelt in de vermakenfte mooiheden, vergaaten zy eene goeddoender die boven alles te eeren en te achten was; c'us moest de Heere weder om zyn verdwaalde kudde te regt te brengen, ftrenge tugtiginge gebruiken , gelyk men ook eerlang de (b) krygsbazuin van (J) Den Staat zich door de geflootene vreede met Engeland, ontheft ziende van den oorlog, begonnen op nieuws, mits van de Franfche zyie merkelyke duiftere wolken te voo fchyn kwaam^n op hunne tegenweer te denken ; het nadere verbond met Ei geland en Zweden, het welk de nanm verkreeg van triple alliantie d-ed dat Lodewyk eerlang alle middelen in het werk ftclde om dit drievoudig fnoene breeken ; en de Hertogin van Orle»ns ilaagde zoo wel in haare poogingen, dat haar Broeder de Engelfde Koring Karei de tweede, het verbond verbrak , en de Franfche zyde koos : den Franschman zich dus in zyn oogmerk geflaagt ziende, begon hee! fcbielyk redenen te geeven tot de heevigfte ongenoerrers, verbiedende o' bezwaarende den invoer van alle waaren door de H olanders ingebragt zoodanig, dat Ncrlands bewoonderen veele fchaadens leden: den Staat, ziende hoe en in wat opzigt het Franfche Kyk dagt , v^rbooden ooV van hunne zyde alle invoer van Franfche waaren ; deeze weder-  C40 van alle zyden opftak, en deeze verwoestende plaag aan alle oorden byna te gelyk eene aanvang nam, wederzydfche verbitteringen fteegen eindelyk toe zoodanige hoogte , dat Engeland , die zich reets ongeneegen tegen deezen Staat getoout had, volkomen deel nam in de belangensvan den Lelie vorst, dezelve een oorlog deeden dugten die wel degelyk ftraks ontvlamde, alle middelen door den Staat in het werk geftelt om de oude vriendfchap te doen herleeven, waaren vrugteloos; en dus was het hoog tyd op de befcherming van deeze Gewesten te denken: den Staat bragt by tyds eene fchoone Vloot in zee, doch met 's Lands krygswcezen te lande wierd langen tyd gedraald. Inmiddels verhief zich aan alle zyden hetkrygs^ gefchrei, en de Keurvorst van Keulen en de Bisfchop van Munfter voegde zich mede in het harnas tegen den Staat: de Hollandfche Smirnafche Vloot wierd op het alleronverwagtfte door de Engelfchen aangerand, en leed by deeze verraderlyke daad alhoewel zy zich dapper geweerd hadden, eenige fchaade; het verlies van den dapperen Lands Kapitein Jan van Nes, die hier op het bed van eer ftorf, was voor Nederland beklagenswaardig. Kort na deze gebeurtenis viel 'er een gevegt te Soulsbaay voor tusfchen de vereenigde Franfche en Engelfche vloo. ten nevens die van onzen Staat, doch dezelve was in geenen deele beflisfend, behoudende de Hollanders wel eenigzins, doch met weinig voordeel, de overhand: de Lelieftandaarden te land waaren voorfpoediger, waar door deezen Staat op elke oogenblik gewigtige nadeelen leed; de Steden Orfoi, Burik, Weefel; Rynberk, Rees en Deutichem, vielen de Franfchen in handen , gelyk de Keulfche en Munflerfche troupen geheel Overysfel innaamen. Inmiddels wierd de Oranje Vorst, met een zwak leger ter bewaaring van de Rivier den Ysfel gelaaten, na de overtogt der Franfchen by het Tolhuis, genootzaakt de hertret naar Utrecht te neemen : Arnhem,  (4? ) nam. Dus zagen uwe Voorouders, begiftigt met de voortreffelyklte gefchénken van Gods goedheid, zich weder door de frrengfte tuchtigingen omringd, die gevoegt by de inlandfche onlusten (c) fcheenen een einde van deeze vrye Staat te zullen maaken. Lagen Arnhem. Zutphen, Doesburg en andere Steden vielen hier op in de Franfche ma. t, en alle de Stichtfe Steden wierden genootzaakt een gelyk lot te omheizen; de Prins v^ud zelve geraas en Utrecht te verlaaten < n Holland te komen belchermcn; Woerden , Oudewater en andere S.eden Vielen vervolgens in Franfche handen : Nymegen, Bommel, het Huis te Gennip, Graave en Raveftein volgde het zelfde voetfpoor: de Stad 's Hertogeobosch wierd vervolgens belegerd, en hier en daar leed Nederland merkelyk nadeel; Groningen wierd kort.daar na door de Keulfche en Munfterfche troepen ingeflooten. (0 Al federt den dood van Willem Prins van Oranje , hadden verfcheide voorfianderen van het Oranje Huis alle moeite aangewend om de waardigheden mede aan zynen Zoon Willem Hendrik, als voorheen opgedraagen te zien ; doch tegen deeze verheffing waaren veele, en we] de voornaamfte gewesten , het welk'? veele opfchuddingen te wege bragt; die lust heeft hier van breeder onderricht te zyn, leeze 's Lan^s gefchiedeuisfen, ik zal my te vreede houden met in dit myn bepaald beftek te zeggen: dat de groote Willem Hendrik alreeds in den jaare 1670 zitting gekreegen hebbende in den Raad van Staaten, de eerfte tred deed tot de hooge Waardigheden door hem in het vervolg bekleed: zoo ras was de oorlog niet vastgcftelt of de Provintien zelve begon het werk van 's Prinfen bevordering te bewerken: den Prins wierd na veel twistens, in den jaare 1672 alleenlyk voor de aanftaande veldtocht, aangeftelt tot Capitein Generaal: het gemeen door fommige kwaalyk gezinden opgehitst, begon in alle  C 48 ) Zaagen uwe Voorouders zich in deeze tyden van benaauwtheid in de uiterfte verlegentheid gedompelt, ftond nu hun Land op den oever van het bederf, God wilde weder op nieuw in deeze tyden van bekommernisfe aan hun gedenken ten goede, hy wilde hun op nieuw met zyne genade gaan bejegene, hy hoorde hunne gebeeden en verwierp hunne fmeekingen niet, neen! in le deelen oproerig te worden, fchryvende de zegenryke voortgaDg der Franfche wapenen toe aan de tegenwoordige Regeering , en dus begonnen deeze heevige onlusten, geftyft door de Geestelykheid', op het felfte te ontvonken, in 's Hage was de haat tegen de de Witte tot eene dusdanige hoogte gedegen , dat fommige voornamen hun beiden van het leven te berooven. Den Raadpenfionaris weinig tyd daarna gekwetst zynde, herftelde weder eerlang ontwakende zynen Broeder ter naauwer nood een en het zelfde gevaar, flaan wy ons oog vervolgens op de beroertens in de voortreffelykfteSteden verwekt, elk zal met my moeten bekennen, dat dit een tyd was van de uiterfte verwarringe; zien wy het rampzalig einde van de twee Gebroeders de Witte, die door het woedende graauw aan eene toomelooze woede wierdeu opgeofF.rt, elk zal met my over het einde deezer Doorlugtige Heeren moeten verbaast ftaan. Op welk eene woedende wyzegmgen de gemeente in veele plaatfen en Steden niet te werk ; Amfterdam voelden deeze brand in het midden van haare boezem vroeten , en het gemeen, waar by zich eenige deftige Burgers voegden, ruste nier eer voor dat zy de oude Regeering hadden zien ontflaan, en eene nieuwe in haare plaats geftelt zagen. De Zeeuwfche twisten in het Kerkelyke, beneffens, die welke tusfchen Groningen en Ommelanden plaats hadden , waren van veruitziende gevolgen , de Friefehe beweegingen waaren zelve met verregaande verbitteringen verzelt,  (49 ) integendeel vol van goedertierenheid , befteecfe hy zyne oordeelen over hen ten goede, Nederlands heevige onlusten in haare eigen boezem gevoed en ontdaan, wierden eerlang doorliet allerheugelykfte oogenblik beteugeld (dj , en toen kreeg deezen Staat eerft kragtenom haare Vyanden, met veel geluk, het hoofd en weerftand te kunnen bieden (e). Was Israël in de VVoeftyne dor* (d) Hier beoogt den Schryver de heugelyke ge* beurtenis, in den Jaare 1G72 voorgevallen, name*. !yk de verheffing van den voortrefftlyken Oranjevorft Willem Hendrik, die door een eenpaarig Staats* befluit beveiligt wierd in alle de hooge Eeramp.en door zyne Voorouderen bekleed : en by welkers Verheffing byna alle ongenoegens van het gemeen j die zeer blyde waren d?.t men aan hunne verwach- . ting voldaan ,had, ophielden, en de beroertens die mogten ontdaan , wierden door deeze Vorft met 'er haait geftild en bygelegt (e) De Krygshemel, voor Nederland tot heeden zoo duider, begon nu weder wat op te klaaren. De Engelfche eene aanval van de Zeekant deezer Landen beraamd hebbende, wierden in hunne voorneémens door eene ongewoone ebbe en daar op volgende felle florm verhinderd. Groningen te vergeefsch beleegerd, wierd door de Munfterlche en Keülfcbè troepen verlaaten. De Staat had alreeds een Verbond met Spanje gemaakt, ende Keurvorfï Van Brandenburg had aangenomen 20000 man troepen te zullen leeveren , waarop dan ook een nader Verbond met den Duitfchen Keizer Leopold volgde. Deeze gelukkige pogenblikken vermeerderde telkens. De Franfchen berigt krygende van den aaritogt der Duitfche hdptroepen , braken in der yl voor het beleegerd 's Hertogenbosch op, om dezelve tegen te trekken. De dappere Zeeheld de Ruyter bragt de Ood - Indifche Vloe>t in de Havens deezer" Landen gelukkig binnen: en voor het overige waaren D M  C 50 ) dorftig na water en hongerig na vaste fpyze, zonder dewelke zy zeekerJyk zouden hebben moeten de Krygsbedry ven van dit Jaar zeer gering. GroDingen alleen gelukte het by verrasfing de Sterkte Co-verden weder te veroveren, en hierdoor wierden deeze Landen aan die zyde merkelyk van Vyanden ontlast. Het volgende Jaar begon het merkwaardig beleg van Maaftricht, het welk, na zich dapper verweert te hebben, genoodzaakt wierd by Verdrag in Franfche magtzigover tegeeven : daarentegen veroverde Neêrlands Stadhouder de Stad Naarden, De Verbon; den, inmiddels door den Staat met verfcheide Hoven gefloten , bragt te weege , dat het Spaanfche Hof aan Vrankryk den Oorlog verklaarde, voegende haareTroupen by die van den Staat; na welke vereeniging, wy de Stad en Vefting Bon, in het Keulfche, binnen weinig dagen innamen. Deeze verovering en andere behaalde voordeden, noodzaakte de Franfchen op hunne aftogt te denken. De Steden Woerden en Utrecht, wierden, na het lyden van veele door hen gepleegde moedwilligheden , verlaatcn Amersfoort, Rheenen, Wyk, Ysfelftein, Vianen, Montfoort, Heukelom, Asperen en Leerdam, benevens byna alle de Geldcrfche Steden en de Stad Kampen, raakten de Franfche bezettingen kwyt, gelyk dan kort daarna ook Steenwyk , Meppelt en byna geheel O verysfel en Drenthe wierd door hen veriaten. 1 er Zee waren de wapenen van den Staat weder voorfpoedig: De Ruyter, meteen fchoone VJoot in Zee gegaan, ontmoette de gecombineerde Franfche en Engelfche Vloot, met dewelke hy flaagsgeraakte ; vinnig wierd in deeze ftryd geftreden, bekomende de onzen eene volflagen overwinning, inde. welke de Vyanden wel veertien Scbeepenverlooreu, terwyl 'er aan onze zyde niet dan eenige Branders bleeven. Kort daarna viel 'er een ander Gevegt voor dat echter niet veel te beduiden had. De derde' Zeeflag, in het gezigt van de Helder en Kykduyn ge-  C Sf ) ten omkomen ; niet minder was Nederlahd ia engte ten tyde deezer benaauwdheid,dezeive ee- nigzins geleeverd was aanmerkelyk. De Vice Admiraal det Engelfchen liet aldaar het leeven, terwyl de over* winning door de onze bekomen, vry duur ten aan* zien der Begeleiders gekogtwas. De Vice Admiraalen Jan de Liefde en Ifaak Sweerts, nevens veele braave Kapiteinen, fneuvelde hier op het bedde van Eer. De Veldtogt te Lande was niet min gelukkig voor deeze Staat de flag van Senef niet heel beilisfend, was egter van meer voordeel ten onzen opzigte als voor de Franfche. Graeve en Sluys boog ver* volgens voor oe wapenen der Bondgenooten, de Prins deeze dingen verrigt nebbende, zend zyn Leger in de Winterkwartieren, edoch de togt van de Ruytet naa de Carihifche Eilanden, en die van Tromp op de Franfche Kust liepen zonder eenige vrugt afs De volgende Veldtogt wierd door deFranfcnen mee de verovering van Limburg geopent, de groote Willem vergeesch gepoogt hebbende deeze Stad te ontzetten, veroverde Binch, voords wierd 'er in dit jaar weinig van beiang uitgeresit. Het jaar 167Ö was zoo gelukkig niet voor deezen Staat, de Prins belegerde wel Maaftrigt, doch door de aannadering van Scbomberg wierd hy genoodzaakt het beleg op te breeken. De Ruyter naa Sicilië gezonden, tasta naa zvne vereeniging met de Spaanfche Vloot de Franfchen aan, welke genoodzaakt wierd de wyk te neemen , doch deeze overwinning was fmartelyk voor den Staat, Neerlands dappere Vlootvoogd wierd hier zwaarlyk gekwetst, en overleedt niet lang daarnaa aan zyne wonden in de Haaven van Saragosfa , de Veldtogt van den jaare 1677 was voordeeliger voor Frankryk dan voor den Staat, al vroeg veroverde zy Kameryk en Valencyn , blyvende aan hun de overwinning in den flag by Houtkafteeljwaar nazy St. Ore bcleegerde, de Prins zyne aanflaagen op St Guilain en Charleroi liepen meede zonder eenige vrugt af, de Lelievorft verkreeg D a aög  C 52 ) nlg'zihts verdweenen zynde, behaagde het den algoeden Beftierder , eindelyk , Nederland na eene hevige en fteeds vernielende Kryg, de Vrede Cf) weder aan te bieden , die dan ook met een verblyd harte wierd aangenomen. In deeze heevige twiften had nu deezen Staat in het algemeen, en byna elk derzelver Inwoon, ders in het byzonder geleeden, en dus gezien en ondervonden dat geene, waaruit duidelykwas op te maaken, hoe zeer God vertoornd over Neerlands zon nog op de Hollanders verfcheide voordeden in de WeuMndien, het begin van den volgenden Veldtogt was niet minder voordeelig voor de Franfche Waapenen, de Stad Gent en deszelfs Kafteel , Yperen,Leuven en zyn Kafteel, boogen voor de Franfche wapenen; kort daarna wierd ue Veldflag reSt. Denis geleeverd, die door de nagt gefcheide en de laatfte vyandelyke daad was die toen ter tyd in deeze gewesten voorviel. (ƒ) Engeland de meenigvuldige nadeelen die zy op elk oogenblik gevoelde, overweegende, vond geraaden liever met den Staat zich te vergelyken , gelyk dan de Vreede tusfcïicn het Britfche Ryk en deezen Staat, zich ook al in het laatft van den jaare 1678 bevestigt zag. De Keurvorft van Keulen en de Bisfchop van Munfter, ziende hoe zeer de Kryg ten voordeele van Nederland verkeerde, vonden mede geraaden zich in eenige vredelievende onderhandelingen in te haten , welke ook die heuchelyke uitwerking te weege bragt, en de Vreede indatzelf. de jaar getroffen wierd; en eindelyk na veele onderhandelingen en byeenkomften tot Nymegen gehou. den , bekwamen deeze Gewesten Vreede met de Franfche Kroon , dewelke in den jnare 1678 tot Nymegen, na veele twistingen nu wederzyds geflooten wierd, bekomende den Staat daar by weder alles wat de Franfchen nog in handen hadden; een verdrag omtrent den Koophandel volgde eerlang dit Vredeverdrag,  ( 53 ) zonden en verregaande ongeregeldhedens,'en hoe hy dezelve konde ftraffen, immers de allerduidelyke blyken van zyn gedugte gramfchap zyn hierin te leezen: waaren de uitwerklëlen van Godsgeregthou ding verfchrikkelyk en angftig voor een geheel Volk, hoe liefderyk moet Godes genade en goedertierenheid niet aan hen verfcheenen zyn ? te regt mogten zy immers zeggen: Hoe liefelyk zyn niet de voetftappen van de geene die het goede bootfchappen, en de vreede verkondigen. De Vreedesbazuin dus opgeheven, verkondig, de met een bly gelaat aan Neerland eene allergewenschte Vreede, zoo noodig voor eene Staat als de onze, met hoeveel regt mogt de Heere nu niet zeggen: Nederland ik hebbe u verloft als een ftuk wild dat menigwerf zich red uit de handen hunner vervolgers! Ik de Heere hebbe dit gedaan , de zwaarden uwer wederpartyderen zyn bot geworden, en ik hebbe u weder gefteld in het geruft bezit van uwe goederen; maar ziet toe dat gy nu ook myner gedenkt, gelyk ik ten allen tyde aan u gedagt hebbe. Met veel regt kon de Heilige Jehovah van Nederland eene oprechte dankbaarheid en zuiveren wandel vorderen; behalven dat alle fchepfelen, hy zy van wat Natie of Spraake, dezelve Hem als de algemeene Weldoender verfchuldigt zyn, zoo was Nederland, als in hetbyzonder van den Heere gezegend, hiertoe verpligt: wy zullen immers verbaast moeten ftaan over de algoedheid van den Schepper, die ten duidelykfte in het reeds aangehaalde is blykende. Was nu ons dierbaar Nederland gezeten onder de Olyfboom des Vreedes, God wilde hun nog verder begunftigen met de dierbaarfte zyner goedhedens. Buitenlandfche onlusten en heevige twisD 3 tingen %  ( 54) tingen, die de landpaalen deezer gevestigde Staat dreigde te naderen (g), deedt hy afwyken, en de (gj Zoo ras was de Vreede in den jaare 1678» tusfchen deeze Staat en Ffankryk niet geflooten, of die laatftgemelde Mogentheid , nimmer te vreede en altoos geneegen zyne Nabuuren te tergen en te hoonen, begon zich alreeds weder in den jaare 1680 door het eigenen van verfcheide Steden gehaat te maaken, welke misnoegdheid veel in het volgende jaar,wanneer men niet alleen Frankryks eisfchen op Vlaanderen hoorde, maar zelve deeze Kroon tot daadelykheid zag overgaan , aanwies. Den Staat ziende op hoedanige willekeurige wyze den Lelievorft te werk ging, tragten alle hunne vermogens ter bemiddeling aan te wenden, doch zy dezelve vrugteloos ziende, vonden geraaden hun magt met verbonden tegen den aanwas van de Franfche Kroon te ftyven. De geweldige aanflag der Franfchen op een en tot vervoering van een onderdaan deezer Staat, deed deeze Gewesten nog meerder op hunne verdeediging denken. Het Hof van Zweedentrad in debelangens van deezen Staat, waarop men wel eerlang een Verbond van Asfofiatie met die Kroom zag te voorfchyn komen. De Lelievorst ten uiterften gebelgd óver de handelwyze van deezen Staat en het vermeerderen van haare Zeemagt, gaf mecde niet onduidelyk te kennen, hoe het Verbond van Asfofiatie rmt Zweedon, hem tegen de borft was; maar ziende dat alle omweegen in deeze niet konden helpen , wende het Franfche Ryk het ftuk hunner bedenkingen na eene andere zyde De voortreffelyke Prins Willem en de Griffier Fagel zogt men op aanzienelyke voordeden, in de Franfche maatregelen te doen deel neemen; doch deeze twee grootmoedige zielen, niet anders dan 's Lands welzyn tragtende te behartigen , weezen grootmoedig en met verontwaardiging deeze aanbieding van de hand. De Franfchen dus ziende met deezen Staat zich niet te kunnen vereecigen ^ befloot het voortzetten der Vyan.  C55) de inlandfche beweegingen (k) die meerder en nadeeligér zich fcheenen te zullen uitbreiden , ö deedc Vvandelykheden. In den jaare 1683 vielen zy met hunne Heirlegers in Vlaanderen , en dit bragt.te weeg dat de Oorlog, die tusfchen het Spaaniche Hot en dat van Verfailles, tot nog toe gefmeult had, eindelyk in eene volle vlam uitbarstte , veroverende het laatfte Hof in korten tyd Kortryk en Dixmuyden, waarop Luxemburg fterk gebombardeerd wierd, doch terwyl men aan alle zyde vreesde dat deeze onlusten zich met 'er tyd heeviger zouden vcrlpreiden, zag men zich op eene aangenaame wyze daarin bedrogen. De beide Kroonen even fterk na Vreede neigende, wierd dezelve in dit jaar 168*, by manicre van een Twintigjaarig Beltand getroffen, en dus verdween de vrees hier te Lande voor eene Uorlog, die onze grenzen alreeds begon te naderen. (b) Al korten tyd na de fjuitingvan de Vreede te Nvrneiien , tusfchen deeze Staat en de Franiche Kroon, begon zich het zaad der onderlinge twee. dra^t hier te Lande weder te openbaaren. Derfcranfchen togt in Vlaanderen, maakte byna de gemoederen van elk Nederlander gaande; de Prins vooral, vreezende voor eene inval in de Bezittingen van deezen Staat, fterk blyvende ftaan op eene vermeerdering van 16000 Man, op dat de Landmagt in des teontza«eclyker üaat zoude zyn, om alle Vvandelykheden te kunnen tegenftaan. Op den voorflag van zyn Hoogheid, maakte echter fommige Provinciën geene groote haast totdat befluit, en de Stad Amfterdam inzonderheid, verklaarde zich regelregt tegen s Prmfen voorftelling : deeze Stad , zich zelve ,n eene onderhanddieg met de Graave d'Avaux ingelaaten 'hebbende, verwekte tegen hen een algemeen misnoemen, in zoo verre dat men zelfs de papieren van hunne Gemagtigden ter Staatsvergadering; onder verzegeling deedt leggen. Deeze Stad ten hoogfte misnoegd over deeze behandeling , leverde eerlang ter Staatsvergadering  e 50-) deedt hy ophouden, met nog een aantal van de merkelykfle Zegeningen verfterkte hy u immers, d. dierbaar Vaderland! maar uw lieder Voorouders, aitoos even ondankbaar, altoos even fnood, maakte zich weder, helaas? alle deeze reeks van weldaaden onwaardig! Geen wonder dat Godes toorn dan weder op het heevigfte ontftak, en die rufte die gy genoot deedt breekcn, om op nieuw dit Land te tugtigen met het zwaard des Oorlogs Q), Uwe pen wytloopig Gefchrift over, waarin zy met de bondigfte redenen, de noodeloosheid en ichadelykheid eener nieuwe werving van 16000 Man zochten te heweeren , doch niettegen(taande dit Vertoog, deed zyn Hoogheid, alhoewel tegen gewoo»te, daar toe in Holland en Zeeland befluiten , ondanks de protefteerende Steden Amfterdam en Schiedam: ondertusfc 'en wierd de verwydering Eusfchen de Prins en de eerftgemelde Stad hoe langer hoe grooter; deeze zelve zag den Prins aan als een verkorter van 's Lands Vryheid en Voomgtcn,' en van de andere zyde verfprcde men, dat deeze Stad het Land aan Frankryk verkogt en daar reeds de beloofde penningen voor getrokken had; men deedt de Stad bezetten met dubbelde wachten , zoodanig even of de ingezetenen voor eeue overrompeling bcdugt waren» In Zeeland ging de werving door, alhoewel Mid*. deibura; daartegen protefteerde; Friesland en Groningen voegde zich by deeze misnoegde Stad; de onlusten te Gorinchem, nevens die uit de verandering der Regerring voortfpruitende, deeden dugten voor de ver.drietigfte gevolgen C») Sedert de gelukkige overtogt van Prins Willem , die zie1' met behulp der Staaten op de Engelfche Troon bevestigt zag, zocht Vrankryk, opgeftookr door de da«r gevlusre Fngelfche verdrevene Koning, zichraan deezen Staat te wr'-eken. Op fiet alieronverwagtfte deeden de Franfche troepen eene inval  ( 57 ) Uwe Voorouderen zagen hetzelve eerlang van fcheede ontboot, ghnfterende te voorfchyn komen; inval op deezen Staat. De Meijery van 's Bosch werd eerlang het eerllc tooneel der Vyandelykheden; de Franfchen daarin gevallen zynde, ftaaken tien Dorpen in de brand; dus was de flag gegeeven dewelke door de uitgekomen Oorlogsverklaaring van Frankryk bevestigt wierd. Den Scaat ziende dat het noodig was op tegen, weer te denken, vergaderde eerlang een aanzienlyk -Leeger, dat onder het bevel van den Veldmaarfchalk Prins van Waldek ftond. Een Gevegt byWalcourt, tusfchen de twee Legers voorgevallen, was ten voordeele der Staatfe troepen; opk veroverde de Bo.'dgenooten in het Duufche Ryk , de Steeden Mentz, Rynberck en Bon ; ook verfterkte zich deezen Staat door een Verbond met de Duitfche Keizer. Een nader Verdrag tusfchen den nieuwgekooren Engelfchen Koning Willem en deezen Staat, bevestigde niet weinig haare reeds genoomene maatregelen. De Veldtogt van den Jaare 1690 wierd wel met een voor ons voordeelig Gevegt hegonnen ; maar eerlang in de bekende Veldflag van Fleury, kreegen de Bondgenooten de Nederlaag. De verdere bedry. ven van dit Jaar waren te Lande zeer fchaars, echter hadden de Franfchen een toeleg op Sluys, maar dezelve liep eerlang te niet, wordende de bevorderaars van dit verraderlyk werk eerlang gevat en paar verdiende geftraft. De Zeeflag op de hoogte van Bevefier, tusfchen de vereenigde Staatfche en Engelfche Vloot en die der Franfche geleeverd, was nadeelig voor de hooge Bontgenooten. Het Jaar 1691 was in deszelfs begin meede gunftig voor de Franfche wapenen, dezelve veroverde al vroeg de Stad Bergen in Henegouwen, ziende de Engelfche Koning Willem, die zich met het Leger der Bontgenooten-in aantocht gefteld had, zich ge. D 5 nood.  C 58 ) men: Niet alleen dat deeze angflnge tyden en_bekommernisfen voor eene buitenlandfchen Vyand zich noodzaakt, deeze Veiling, zonder ze te kunnen onczetten, te zien overgaan, daarna volgde de Bombardeeriug van Luyk, terwyl het Ieeveren van een Veldflag zoo veel mogelyk door de Franfchen vermydt wierd; echter kort na 's Konings vertrek vièl 'er een ten nadeele der hooge Bondgenooten voor. De Franfche aanflag op de Hollandfche Smirnafe Vloot liep te niet, doch merkelyk nadeel leed aan de andere zyde de Zeevaert deezer Landen. Het begin van het volgende Jaar was gelukkiger voor de verbonden Mogendheden; alreeds in deszelfs begin behaalde de Hollandfche/en Engelfche Vloot, die zich te famen vereenigt hadden, eene merkelyke Zegen op de Franfche Vloot, die met •verlies op de vlugt wierd geflagen. Te Land waaren de wapenen van den Staat verre •na zoo gelukkig niet: Namen , door de Franfchen beleegerd, wierd eerlang genoodzaakt zxh met zyn fterk Kafteel over te geeven. Na eene vruchteloze aanflag der Bontgenooten op de Stad Bergen in Henegouwen begreepen, viel het Gevegt by Streefkerke voor, maar met een even gelyk verlies, echter genoodzaakt weder het flagveld te verlaateu. Het Jaar 1693 was z°o ras niet begonnen, of de Franfchen, onder bevel van Bouflers ftaande, ver. overde Diksmuiden, Koning Willem overweldigde w«l de Franfche linie, doch de Graave van Tilly wierd eerlang door den Hertog van Luxemburg geflagen , waarop de verovering van Sluys volgde: merkwaardig was de Slag by Landen, waarby de Franfchen eene volkoroene overwinning op de Bontgenooten behaalde, dewelke kort na deeze door hun verkregen Zegen, Charleroy.na eenigen tyd beleg3 meede wegnaamen. Ter Zee bezuurde Nederland geftidige verliezen. Op de hoogte van Caap Vincent viel in deeze tyd eene Zeeflag voor, tusfchen twee Staatfche Oorlogfchepen en zeven Franfchen; het  C 59 } zich opdeedt, maar wat meerder is, de Heere wilde nog op gevoeliger wyze aan Nederland doen het Gevegt al te ongelyk, wierden de dappere Kapiteinen Scbryver en van der Poel, na een vyfuurig geyegt genoodzaakt, met een aanzienlyk getal Koop. vaardyfchepen zig in Franfche handen over te geeveh. De bombardeering van de Stad St. Malo, door de Bontgenooten , beantwoordde meede niet aan de verwachting die men daar van had. Het volgende jaar 1694., was meede met niet veel voordeel van de vereenigde Wapenen verzeld. Het bombardeeren der Zeefteden , nevens een landing en toeleg op de Zeeftad Breit, waaren niet beantwoordende aan de hoope die men daarvan hadde. Jan Bart integendeel veroverde drie Staatfche Oorlogsfcheepen op de hoogte van Texel benevens de Hollandfche Graanvloot. Niets merkwaardigs viel'er byna te Lande voor. De Franfchen deeden wel een optocht om Vlaanderen te dekken , maar alle andere onderneemingen bleeven agter, echter hernamen de hooge Bontgenooten nog in dit jaar, onder heü bevel van den Veidmaarfchalk, den Hertog van Holftein Pioen, de ftad en vefting Sluys. Koning William zich laat by het leger der Bontgenooten in den Jaare 1695 gevoegt hebbende, maakte verfcheide beweegingen, om zyn waar oogmerk te bedekken, maar zoo ras was de gelegenheid niet gebooren, of het vereenigt heir liet zig voor Namens muur zien, en belegerde deeze fterke en wel» voorziene Stad. De Prins van Vaudemont maakte in deeze Veldtogt ter zyner eere eene zeer fchoone aftocht, zoo dat het Franfche leger, ftaande onder het gebied van den Maarfchalk de Villeroi, het welke meende hen -te overvallen , onverrigter zaake moeft terugge keeren. Namen gaf zich eindelyk met deszelfs welgefterkt Kafteel, na eene langduurige belegering uiteeftaan te hebben, in handen van Koning Willem. De Franfchen namen inmiddels Diksmuyden enDeurne in, en doende een geruimen tyd  doen fmaaken , hoe zeer de gedugtheid zynes > toorns zwaar is over de geenen die daar meede bejeegend worden. Onrustige zielen , in alle ftaaten en deelen van het geheelal te vinden, door welkers raad en beweegingen , menigwerf de fcbadelykfte verrasfingen zich laaten zien, waren in deeze tyd van geduurig misverftand, de onuitputtelyke bronwellen van de heevigfte onlusten en gevaarlykfte tweefpalt Qk)t die tyd de Stad Brusfel zoodanig bombardeeren , dat de fchaade daardoor veroorzaakt, op eene geweldige fomme gelds beliep. Ter zee viel weinig van belangvoor, alleenlyk bombardeerde de Vloot der Bontgenooten de Steden St Malo , Calais en üuynkerke, doch deeze onderneemingen beantwoordde in geenen deele aan het oogmerk, terwyl te land de Kryg traag wierd voortgezet, veroverende Jan Bart een goed gedeelte van de Hollandfche Graanvloot. Calais en St Martin werden wel door de Ergelfche Vloot gebombardeerd, doch met weinig vrucht ; echter gelukte het toch de Bontgenooten,de Franfche Magazynen en een goed aantal Kafernen en burger Wooningen te Givet te verbranden. (fc) Zoo ras was Prins Willem niet op de Engelfche troon verheven, of niet weinig inlandfche onlusten en verfchillen kwamen te voorfchyn. Burgem-efteren en Raaden oer Stad A nfterdam een nominatie van veertien Perfoonen gemaakt hebbende, zond die aan het Hof, om daar by geleegendheid van het afzyn der Stadhouder, Schepenen te verkiezen; doch het Hof zond ze buiten weetender Snd, aan de Koning, die zeer te onvreede was dat dezelve direkt hem van de Stad zelve niet was toegezonden ; doch Amfterdam toonde zich zeer gebelgt over dat gedrag ter hunner opzichte waargenomen, en verzocht wel ernftelyk dat de Staaten van Holland in het vervolg zoude gelieven te belasten aan  (6i ) die in den fchoot van Nederland gebooren en gevoed, eerlang dreigde nog ergere gevolgen na zich aan het Hof deeze verkiezing byhet afzyn der Stadhouder te doen, daar zy met een by verklaarde, in geenen deele in de geiruene lasten te zullen draagen, zo zy niet by haare Prsrogativeu en Voorregten bewaard bleef. Deeze onmin was zoo niet afgedaan ,of daar ontftond 'er weder eene,die in heevigheid in geenen deele voor de eerfte week. De Graave van Portland zitting neemende in de Staaten van Holland, wierd zulks aangemerkt als te ftryden met en tegen 's Lands voorrechten, doch eerlang vergeleek men zich wegen dit gefchil. Overysfel leverde in den Jaare 1690 een tooneel van tweefpalt op. De Ridderfchap en de Steden laagen deerlyk met elkander overhoop , doch de Koning deeze zaak beflift hebbende , herflelde eerlang de ruft in dat geweft. De Pagters der Wynen wierden het doelwit van de algemeene Haat , inzonderheid te Rotterdam , alwaar eerlang een geweldig oproer ontftond. De Schout, Mr. Jacob van Zuylen van Nievelt, wierd by deeze gelegendheid van zyn ampt ontzet, en het Gemeen ten uiterfte verftoord op hem , plunderde eerlang zyn huis, dat zy zelve uit verregaande woede afbraken De Keuren tegen het Tabaksrooken op de ftraat,te Haarlem verboden zynde, was oorzaak van een geweldig oproer, dat door de trouwen byftand der Burgeren,zich echter eerlang geftild zag, wordende de Burgery opentlyk voor hunne betoonde trouw bedankt. De Goetfe tweefpalt begon zich eerlang in alle heevigheid te openbaaren. De Verkiezing van Rentmeefteren daar zynde, de Baljuw Devens een Burgemeefter en verfcheide andere Leden verkooren eenen Renrmeefter, die echter door een andere Burgemeefter Adolf van Wefterwyk genaamt, en andere Lieden wierd aangezien voor onwettig, dies zy tot eene andere verkiezing overgin. gen, doch de Baljuw zyne keuze voor wettig houdende,  ( 62) zich te zullen fleepen, maar hy in wiens hand het leeven en de bedryven van alle Waereldlin- gen dende, weigerde de Rentmeefter door zyn party gekoozen, te beëedigen; waarom de Burgemeefter Wefterwyk zelve hem den eed afnam. De Baljuw wende zich daarop na Koning Willem, verklaarende de Goetfe Burgery zich voor het bedryf van Westerwyk; hierop zond de Koning , om deeze twisten nader te onderzoeken, twee Gemagtigde uit de Hoven, en fchorte zoolang de verandering der wet tot dat hy het verflag der Gemagtigden gehoord zoude hebben. Dit befluit wierd werkftellig gemaakt, doch veranderde eerlang op aanftaan van het volk meede van gevoelen, gefchiedende de verkiezing om grooter onheil voor te koomen, en het volk hier meede naar het uiterlyke vergenoegt begaf zig meede t'huiswaarts Naauwlyks had Vorft Willem hier geen berigt van gekreegen, of hy belgde zig zeer over het gehoudene gedrag der Goesfenaars, in zoo verre zelfs dat hy eenige benden afzond dewelke zig eerlang de Stad deede openen, de Konings Gemagtigden veranderde vervolgens de geheele wet werdende de Burgermeefter Wefterdyk nevens de Secretaris , de Burgermeefter Eversdyk en andere van de voornaamfte Burgeren voor de nieuwe Regeering te regt geftelt, waarop zeer fchielyk hun aller vonnis volgde, dat zeer ftreng zynde aan den Koning gezonden wierd, dewelke het zelfde ook goed keurde, maar egter in zoo verre verzakte, dat hy de veroordeelde van alle lyfftraffen te ondergaan verfchoonde, edoch zaagen de beide de WesUrdyken zig eerlang naar 's Hertogenbosch overgebragt en aldaar in eene verzekerde plaats gebragt, om op hunne eigen kosten onderhouden te worden. De veroordeel ing van Simon van Halewyn en die van de Celis de Plesjis, met wien hy gehandeld had over eene heimelyke onderhandeling tot de Vreede, was eene der aanmerkelykfte gevallen die in den iaare 1698 zyn voorgevallen, en waar door het vuur  (63 ) gen ïs berustende, zag uwe elendensen bekommeringen met een goedertieren oog, en wierd ' bewoogen om u op nieuws weder zyne gunft te doen ondervinden, gelyk dan eene gewenschte Vreede (J) ook ras een einde maakte van eene rampvuur van tweedragt langer als ooit zoude kunnen outfteeken geworden zyn. De Kerkelyke gefchillen begonnen hier te Lande weder hevig te woeden; de Voetianen en Coccejaanen begonnen haare gefchillen weder te doen herleeven, doch waren zoo voorzichtig dezelve op hoog bevel agter te laaten. De Staaten van Holland, bezwaart rnet geweldige koften in de draagkig des Oorlogs, zoo onaffcheidelyk aan dezelve, vonden eerlang goed eene belas, ting te ftellen op het Trouwen en Begraven, en byzonderlyk liet het Geregt van de Stad Amfterdam eene byzondere Keure desaangaande opftellen en afkondigen; doch het Gemeen konde geen behaagen vinden in dezelve, dewelke aangezet door fommige misnoegden, eerlang in een openbaar oproer uitborft, dewelke echter, na het plunderen van verfcheide huizen, en het ftraffen der moetwilligfte, fchielyk bedaarde. (/) Het Belang van Koning Willem, Erfftadhouder deezer Landen, had den Staat deeze jongfte Oorlog op den hals gehaald; de Oorlog viel inmiddels aan alle kanten zwaar en koftbaar; dit gevoelde inzonderheid het Franfche Ryk, wiens leedige fchatkiffc hem noodzaakte het fpoor der Vreede op te zoeken , gelyk dan ook eerlang de oorlogende Mogent-. heden het Huis te Ryswyk , behoorende aan den Groot-Brittannifchen Koning, tot byeenkomft, onder de bemiddeling van de Kroon vanZweeden ,beftemde, gelyk na veele twiftingen, men dat gewenschte einde op den twintigfte van Herfftmaand des Jaars 1697 zag verfchynen , werdende op dien eigen dag nog een Verdrag van Koophandel en Zeevaart, tusfchen deezen Staat en Frankryk gefloten , en dus zag zich de ruft weder herfteld.  r 64) rampfpoedige, nadeelige en verwoeftende kryg. Dus heeft de Heere altoos ten goede aan dit land onzer inwooninge gedagt. De kaftydingen die hy onze Voorouderen zoo meenigmaal toezond, waren veel eer genadige bejeegeningen , waar door de algoede God hun trachten te brengen op den weg van hun welzyn, De vreezelyke uitwerkzelen zyner heevige gramfchap, veranderde hy in Vaderlyke tugtigingen, en dus was elk bedryf van Godes goede bcfiiering ten opzichte van ons Vaderland, verzeld van duizenderly begunftigingen:dit blonk vooral uit, wanneer weinig tyd na het fluiten der Vreede, zich weder de Oorlogsvlam al flikkerende deedt ontwaar worden Cm). God (m) In den Jaare 1700, de Keurprins vanBeijeren geftorven zynde, verviel het voorneemen derhooge Geallieerden, dewelke de Spaanfche Troon na den dood van die Monarch was toegelegt , het eerfte verdrag door den dood van gemelde jonge Vorft nu vernierigt, wierd onder de meedewerking van Koning Wille?n,nan een tweede verdrag van verdeeling gearbeid, om de ftaatzucht van het Franfche Hof te bedwingen; by het zelve wierd de Kroon van Spanje toegedeeld aan den Aartshertog Karel , tweede Zoon van Keizer Leopold. Napels ,. Sicilien , Lotharingen , benevens het Hertogdom [Milaan en eenige Eilanden op de Toskaaniche Kuft geleegen , werden aan den Dauphin toegedagt. De Keizer verklaarde zich regelregt tegen dit verdrag van verdeeling, maakende de Spaanfche Monarch, op aanzoek van het Keizerlyk Hof, een testament, merkelyk ten voordeele van den Aartshertog. Frankryk inmiddels, die zich uiterlyk deed zien als ten hoogfte het verdrag der hooge Bontgenooten, waar by de verdeeling van de Spaanfche Monarchie vastgefteld, was toegedaan : Maar, helaas! dat looze Hof, het welk zich gantsch Europa wilde onderwerpen,  C 65 ) God echter, eene byzondere beftiering héibende in alle gevallen die het Menschdom bejee • genen, zag neder op de onregtigheid der zaken die byna geheel Europa in de diepfte flaverny eri onzen Staat in eene zeer fiegten toeftand dreigde"te doen vervallen, Hy in wiens har, d alles is en door hem zyne beweeging ontfangt,booghem,die nu zo lange achter een, met eene ongehoorde moetwil EuropaasVryheid had aangerand, en deeze bevond nuophetallergevoeligfteindeezeKrj7g (n), hoe het werpen , verborg in haaren boezem een bedrog; dac de zeldzaamfte en voortreffelykftc Krygsbedryven eerlang deede te voorfchyn komen De Franfchen Koning, bewuft van de zwakheid deslighaams én geeft, die beide in den Spaanfchen Monarch huisvesten , bragt zoo veel, onder de medehulp van oen Kardinaal Portecarrero te weege, dat deeze zwakke Vorft een ander Teilament teekende , waarby de Dauphin gefield was als eenige Erfgenaam zyner Staaten. In het laatft van den jaare 1700 overleed de Spaanfche Monarch, en het jaar daarna deedt de Hertog van Anjou, onder de naam van Philips de Vyf' de, zyne opentlyke intreede te Madrid. Eerlang zag deezen Staat, die lang draalden met den nieuwen Koning te erkennen, zich van de befte plaatfen in de Spaanfche Nederlanden verftooken. Koning Jatoh de Tweede overleden zynde, erkende opentlyk het Franfche Hof den Pretendent voor zynen opvolger. Dit en 'andere reeden bewoog den Koning eri den Staat den Oorlog niet langer uit teftellen. 'sKonings dood vertraagde dezelve wel een poos, maar' onder de regeering van Anna, in dewelke'sKonings geeft fcheen te herleeven, borft dezelve in eene geweldige vlam aan alle zyden uit. (n) Deeze Staat, benevens dé Engelfche Konin» gin, verklaarden al vroeg den Oorlog aan de Franfche Kroon, die daarop , alreeds van te vöoren ge» zogt hebbende de Stad Maaftricht by verraad in te E nè«*  het geluk, wanneer bet zig ten top geheven heeft, wel eens in eene alierontzag- c beroemen, nu ras trachtede, onder het bevel van den Hertog van Bmrgondie, JNymegen te verrasfen, en het Leger der Bontgenooten, onder de Graave van Athloonen te overvallen; doch beide deeze aanfiagen liepen door het wys beleid van deezen fchranderen Veldoverllen af, zonder dat de Franfchen hunne oogmerken hadden kunnen bereiken. Dit jaar 1702 dus met zoodanige begunftigingen voor de wapenen der Hooge Bondgenooten begonnen zynde, wierd door deeze volgende voorvallen niet minder merkwaardig. Het Hollandsch leger, onder het bevél van den dappren Atblone, zich nu op de Grenzen ter befcijerming gelegt hebbende, wierd dagelyks door de aankomende troepen van andere oorden verfterkt; dus Lord Marlborough, als Gezant en opperfte Veldheer , gezonden door den Engelfchen Koningin, deezen Staat in ftaat zag met een fchoon heir de Franfche pogingen tegen te gaan , en dezelve alle moogelyke nadeelen toe te brengen. Na dat het aantasten van het Franfche heir dat op de hoogte van Gogh en Gennip begraven lag, was afgekeurd, koos men hier de fterke Steden van het Spaanfche Gelderland aan te tasten. Venlo door de Generaal Obdam berend en onder beftiering van den dapperen en bekwaamen Coebcorn aangetaft, boog eerlang voor de wapenen der Geallieerden. Steevenswaart, Roermond, Luyk en deszelfs Sterktens, volgde het zelf™ de voetfpoor. Beziet men de gelukkige Krygsverrigtingen in andere oorden uitgerigt, zyngenoegzaame blyken, hoezeer Neerlands wapenen, vereenigd met hunne Bontgenooten , gezegend waren. Da wyde Oceaan droeg met vrugt voor het Hooge Bontgenootfehap eene welgeordende en te faam vereenigde Engelfche en Hollandfche Vloot, die ook eerlang m de Haven van Vigos eene gewichtige en te. vens voordeeligen Zegen bekwamen» Het  C67) chelykfte en rampfpoedigfte ftaat dompelt \ bezien wy de zeJdzaame voorvallen , de zeegen'. Het volgende jaar leverde geene mindere gelukkige Gelchiedenisfencp voor ons Vaderland. Al in den aanvang van het zelve verbooden de Staaten alle brief wisfeling óp de Ryken Spanje en Vrankryk ; de S eden Rynberck, Gelder en Bon,nevens deFranfcr.elinien in Vlaanderen , boogen zich voor het geweld der Vereeuigde Krygsmagten, nirttegenftaande dat dezelve by dee*e Actiën eenig nadeel leeden,wierd Huy en Limburg nog de Franfchen afhandig gemaakt. Gelukkiger was Frankryk dit Jaar ter Zee» veroverende zy eenige Koöpvaardyfcheepen nevens derzei-' ver Geleifcaeepen; de* audere Gewesten, daar ter deezer tyd het zwaard des Oorlogs woede, leevereu meede van de doorlugtigfte Krygsbedryven op, door welbefneede pennen aireede tot geheugen van den Nakomeling befchreeven. Anno 1704 was niet zeer merkwaardig wegens Krygsbedryven in de Nederlanden voorgevallen ; het Bombardeeren van Namen en Brugge zyn de merkwaardigfte voorvallen ; doch wanneer wy dit jaar op andere Geweften zien: den Krygshernel al* reeds voor de Franfchen zoo beneeveld, raakte met eene geheele donkere omkring bezwalkt; de geduurige Nederlagen die zy de een op de ander bekwamen , verflaauwde niet weinig hunnen moed , en deed al die grooce en gefmeede vooruitzichten daar zy zich meede- vleidde , in rook verdwynen: Gi» braltar op de Spaanfche kuft geleegen, wierd door de vereenigde Hol'anafche en Engelfche Vloot veroverd, verliezende de Franfchen nog eene Zeeflag ■ op de hoogte van Mallaga.v tusfchen de Engelfche, Hollandfche en hunne Vloot gehouden. Het begin van het volgende jaar was wel eenigzins voordeelig voor de Franfche wapenen. MarU lorougb met eene aanzienlyke Erygsmagt na de Moefel gecoogen , wierd wel haaft genoodzaakt rerugge te kecren. In zyn afzyn hadden de Franfcnen de  C 68 3 genryke overwinningen die geduuriguweWapenen verzeJde, en dewelke als ontfcheidbaar aan dezelve verStad en Vefh'ng Huy na eenigen tyd beleg veroverde, en waren nu bezig met de beleegering van Luyk Voort te zetten ; maar zoo ras vernamen zy zyoe aantogt niet; of het beleg wierd opgebroken, en zy weken naar Tongeren. Marlborougb zich nu met de Heer Ouwerkerk vereenigd hebbende, bood de Franfchen wel den Stryd, doch zy, weinig luft hebbende om die te waagen, weeken geftadig. De Bontge. nooten befloten hierop het beleg van Huy te onderneemen, gelyk die Stad, naar 5 dagen beleg, zich overgaf. De Franfche linien wierden vervolgens verkragt, en met het inneemen van Soutleven en Sandvliet deezen Veldtogt befloten. De Veldtogt van den jaare 1706" begon met degewigtige Slag by Ramillies , waarin het leger der Franfchen, ftaande onder het gebied van den Mar. fchalk van Villeroi en de Keurvorft van Beijerent eene zeer zwaare Nederlaag beproefde. De Steden Leuven , Meenen , Ooftende , Dendermonde en Aaken , wierden door de zeegenryke wapenen der Geallieerden ingenomen, en dus boog byna geheel Braband en Vlaanderen onder het geweld van den Overwinnaar. De Engelfche Vloot hield wel de Franfche Kullen in eene geduurige onruft; echter gelukte het aan de Franfche Commandant, de Ridder de Forbin genaamt, op eene Kruistocht uitgeloopen, de Koopvaarders veele fchaade toe te brengen; ook behaalde hy eenig merkelyk voordeel op zes Geleifcheepen der Koopvaardyvloot uit de Ooftzee komende, waarvan 'er een genomen en twee in de grond geboord wierden, echter wierd dit verlies eerlang dubbel geboet. Alfchoon het jaar 1707 zonder eenige merkelyke gebeurtenis in de Nederlanden haaren kring floot, waren de Standaarden aan eene andere zyde niet ftil. VUlars drong wel diep in Duitschland, en de Slag by Almanza voorgevallen, was wel nadeelig voor Koning Kanl  C69) vcrknogt waren; te regt zal elk een mogen uitroepen , dat de Heere Heere aan u ten tyde dee- . zes Karei, maar echter was de toeleg opTouIon, hoewel vergeefs ondernomen , echter zeer fchadelyk voor de Franfche Kroon , behalven het vernielen van 8 Oorlogfchepen, wierd 'er een groot nadeel aan Huizen en Magazynea toegebragt. Het Jaar 1708 fcheen in haar begin de Franfche wapenen weder op te willen beuren. Zy wierden by verrasfing meelter van de Steden Gent en Brugge, en floegen vervolgens het beleg voorde Stad Dendermonde; eerlang zagen zy zich echter genoodzaakt het zelve op te breeken. De aannaderende magt der Bontgenooten bekommerde hun niet weinig, doch zy , betrouwende op den goeden fland die zy hadde ingenomen, beflooten dezelve aan te tasten. Het gevegt begon dus van wederzyden met veel moed ; maar echter zagen zich de Franfche Standaarden genoodzaakt in de vlugt, naar een ge» wigtig verlies geleden te hebben, een goed heenkomen te zoeken. Eerlang verzamelde zy zich weder in hunne Verfchanzingen, achter de Vaart, tusfchen Gent en Brugge, van waar ze eene inval in het Land van Kadzand deeden en het zelve deerlyk afliepen ; maar niet weinig verergerde hunne verbaasdheid, toen zy Rysfel door de Hooge Bontgenooten beleegerd zagen, welke Stad en Kafteel ook eerlang, na dat de Franfchen alle poogingen om het beleg te doen opbreeken, hadden aangewend, zich genoodzaakt zagen over te geven. Gend, Brugge, nevens een goed aantal andere Steden, volgde het zelfde voorbeeld. Anno 1709 opende de Bontgenooten de Veldtocht met het beleg van Doornik, het welk eerlang, beneffens zyn Kafteel zich overgaf* Weinig tyd na deeze verovering, behaalde de Bontgenooten eene andere, maar doch bloedige Zegen , dewelke de Franfche magt byna al de moed die hun nog overgebleven was, benam. Bergen in Henegouwen wierd E 3 meed©  ( 7P ) zes geyaars heeft doen ondervinden merkelyk met u te zyn. Dat de volmaaktheid hier echter niet te vinden js, ondervond Nederland, hoezeer zy hunne zegenryke Wapenen de gewenschte Overwinningen ook zagen yerkrygen. God, die in a'Ies het welzyn van den mensch betragt, en dié mènigwerf de ftekenfte doornen en fcherpfte distelen in hec midden van de lchoonfte planten en bloemen doet te voorfchyn komen , leerde nu eerffc aan u , dierbaar Vaderland! hoe zeer 's menfchen geluk altoos met tegenheid gepaart gaat, op dat de nietige aardworm zynen eigen nietigheid en zwakheid zoude kunnen befpeuren. Onrustige zielen beroerden 's Lands inboezem (o), en eene trou. meede rjog voor het eindigen van deezen Veldtocht belegerd en ingenomen. , ' < Het volgende Jaar 1710 was door verfcheide poogingen van wederzyden beroemd. De Franfchen hadden het ongenoegen van zich meeflal in dezelve zonder vrucht te hebben ingewikkeld. Deeze Veldtocht was echter roemryk voor de Hooge Bontgenooten. De Steden Douay, Bethune, St. Venant toen ' Wlerden door dezelve belegerd en ingeno: Het volgende Jaar was minder merkwaardig. De Jingellche Veldheer reeds in ongunft by zyne Vorftm zynde, konde niets van belang onderneemen, doch echter veroverde hy nog de Vyandelykeliniën by St. Omer en de Stad Bouchain. , (°) De heevige onlusten in Gelderland, tusfchen de Regenten van de oude en nieuwe plooi, wierden van dag tot dag heeviger ; men wierf ten laattten van weerskanten volk, en de Gemeene Middelen wierden door elk naar zyn zin geheft, te Arnhem en wel inzonderheid te Nymegen , daar het ver-  trouvvelooze Bontgenoot begaf u (ƒ>)-. en God, willende toonen hoe zeer uwe wangedragingen hem verfcheide hun leven kostte, terwyl anderen zich genoodzaakt zagen het Land te verlaaten. De Provincie Zeeland gevoelde ook de drukkende laft van eene onderlinge verdeeling en tweedragt. De Gelderlche, Over Ysfelfche en wel voorname, lyk de Zeelandfche Beroertens, kwamen wel na de dood van Koning Willem te voorfchyn , dewelke echter in de twee eerfte Provinciën fcheen te bedaaren, door eene begeerde verandering in de Regeering tc doen plaats hebben , en de Provincie Zee. land, en wel inzonderheid Goes, daar de Wejler. dyken en Kversdyken weder waren ingehaald en in hunne voorige achting zich herfteld zagen, fcheen nu eenige vreedzaame gevoelens voort te brengen: doch in den jaare 1714 vernieuwde de tweedragt zich weder in deeze Provincie. Middelburg zag zich eerlang door eene heevige Beroerte aangetaft,• men kwam daar tot daadelykheden, doch de tegenftand van die van Vlisfingen en Veere , dewelke fterk ieverde om de nieuwe Regeering het bewind te ontneemen , deedt de moed der voorftandus van de oude Regenten niet weinig verflappen. De uitfluiting van de Prins uit de Raad van Staaten, door de Stad Arnhem voornamelyk bewerkt zynde, bragtde heevigfte onluften te weege. De Veluwfche Steden ten uiterften misnoegt op Arnhem, de afzetting der Gemeensluiden te Wageningen, van welke 'er een fe Arnhem hulp verzocht en verkreeg , en andere verfchillen, maakte Gelderland op nieuw weder tot een tooneel van Burgerlyke verdeeldheid. (p) De wapenen der Hooge Bontgenooten waren tot nog toe van een gezeegend gevolg fteeds verzeld geweeft, doch de verandering in bet Britfche Mini, fterie voorgevallen, had reeds in den Jaare 1711 te weege gebragt, dat Marlborough niet van belang uitrichte; het volgende Jaar was door de val van deezen grooten Veldheer aanmerkelyk, en het BritE 4 fche  c n 5 hem mishaagden, deedt uwe Voorouders de ge» wigtigfte nadeelen ontwaar worden Cï1 ; doch die zeifde Jehovah wilde nu,hoe zeer vertoornd, ook uwe Voorouderen weder een Vreede fchenken (f) , die , gevolgt van het ophouden der fcha. fche Ryk alreeds met het Franfche in onderhandeling zynde, gebooelen aan Ormond niets van belang te onderneemen, gelyk dan ook eerlang deeze geheime vredehandeling haar volle beflag kreeg, en Engeland opentlyk de zyde der Bontgenooten verliet. {q) De Hertog van Ormond , die de plaats van Marlborough innam, kreeg al vroeg order, zich in geen gevegt in te laaten , alleenlyk dekte hy het beleg van Quesnoy, dat dodr den dapperen Fagel ondernomen was, en het welk zich ook eerlang overgaf; d'.ch zoo ras was deeze verovering niet vol-, bragt,of Ormond fcheiddezich van het Leger, waar door het Leg^r der Bontgenooten by deezen merkelyk verzwakt, ten eenemaal geflagen wierd, veroverende de Franfchen weinig tyd daarna Marfcheine, de Voorraadfchuur der Bontgenooten, beneffens de Steden Qjiesnov, Douay en Bouchein; het Eiland en de Scad Tholen beproefde ook omtrent deezer tyd eene zwaare plondering. (r) Rouille, Raifin en de Foray begonnen alreeds in den jaare f709 aan de Vreede te arbeiden, doch na eenige vruchtelooze pogingen , wierd dezelve door den Staat van de hand gewerezen. De Vreedeonderhandeling te Geertruidenberg in den jaare 1710. liep meede Vruchteloos af. De Lelievorffc nu met deEnge.'fche Vreede gemaakt hebbende, en den Staat overwegende, datzy, verlaaten van een magtige Bontgenoot, ru aireede verfcheide nadeelen beproefd hadden,beflooten nu erniïig eene Vreede te bevorderen, dew lke ook, na veel twiflens, in den Jaare 1713, doch tot weinig genoegen van ?s Lands Ingezetenen gefloten wierd. Weinig tyd daarna verfcheenen pok de Gezanten yari  C 73 ) fchadelykfte verdeeldheden (O > de liefelyke tyd des Vredes weder deedt te vooricbyn komen,en waardoor Nederland een ander aanzien begon te krygen. Slaan wy nu het oog op de verdere voorvallen die deeze dierbaare ftaat in het vervolg van tyd beproefde, alle Waereldlingen moeten over dezelve verftomd ftaan: Jehovah, die Israël zoo meenigmaalen begenadigde , en ook weder als hunne moedwil te verre ging, ftrafte, wilde op dezelfde wyze met ons dierbaar Nederland te werk gaan. Zoo ras was deeze Staat niet ontheft van een drukkenden Oorlog, of op nieuw gereezene onlusten CO bedreigde dezelve weder op nieuw. Nederlands Grondzuil wierd aangetaft door de roofzugt hunner Mabuuren (m). Stormwinden, vervan Koning Philips, die nu door Engeland en deeze Staat erkend was voor Koning van Spanje, wordende met dezelve ook eene Vreede bewerkt en gefloten. (j) De Gelderfche, Zeelandfche en andere binnenlandfche Onlusten , lieten zich ook door het afkondigen van algemeene vergiffenis , ter neder leggen. (i) Het fluiten van het Tradtaat van Barrière, tot Antwerpen, in den jaare 1715 getroffen, verwekte eenige onlusten met de Keurvorften van de Palts eu Keulen, welke de eerfte de Bezetting in Bon, gelegt door den Staat, daar hadden uitgedreven , terwyl de laatfte beweerde, dat de Keizer hem Limburg had afgeftaan. De verfchillen met de Koning van Pruisfen, over de oefening van het Rechtsgebied in het overkwartier van Gelderland, wierd echter eer-, lang bygelegt. (u) Hier ziet de Schryver op de Kaaperye in de Ooftzee, waardoor Neerlands Koophandel zichgrooteJyks benadeeld vond.  C 74 ) vernielende Veepeft en Iniandfche Verdeeldhedens beroerde (v) ons waarde Vaderland. Alle deeze plaagen bejeegende immers Nederland geftadig (w),op dat haare inwoonders zig zoude bui- f» Geweldige Stormwinden, in dit zelfde jaar ontitaan , veroorzaakte niet weinig fchade aan Nederland; en deeze fchaden vermeerderde merkelvk, door dien meenig Akker-en Bouman, door eene Zwaare Sterfce zich van zyn Vee beroofd zag By deeze droevige lotgevallen, ontftonden 'er onderlin' gen verdeeldheden. De gerugten der ontrouwheid van de Hooge 's Lands Regenten, vermeerderde dagelyks, en om dusdanige kwaade gerugten verder tegen te gaan en te fluiten, befloten de Algemeene btaacen, alle Leden en Amptenaars op nieuw te doen befweeren zich naauwkeurig te zullen gedragen aan de Plakaten, tegen het ontvangen van ongeoorloofde gefchenken geftatueerd. (io) Het jaar I7r6 was boven andere dingen, door de onderlinge verdeeldheid deezer Geweiten, aanmerkeïyk. Men raadpleegde wel over het aanftcllen van een Advocaat Fiscaal, die waaken zoude tegen hec overtreden van het Placaat, tegen het ontvangen van Gefchenken gemaakr, doch de onderlingetwis. ten waren oorzaak dat hier niets op befloten wierd. Dezelve waren niet ronder toen men in de Militie de noodige fchikkingen zocht te maaken, dus men zich genoodzaakt zag eene buitengewoone Staatsvergadering te doen vergaderen. De aanftelling van eenen Stadhouder, waarop fommigen het oog hadden, en de begeerte om de Pofteryen aan het Land te brengen, waaren altemaal zaaken die eene Staatsvergadering ten uiterften noodzakelyk deedt zyn: doch dezelve beroepen zynde, en lang gezeten hebbende, bragt weinig te weege, en de verfchillen bleeven meeftendeels duuren. Het Jaar 1717 was merkwaardig wegens de zwaare Watervloed, waar meede deeze Landen zich bezogt zagen. Groningerland inzonderheid, leed de uit erfit;  ( 75 ) buigen en vernederen voor den Heere, die alle deezè dingen doet. Maar fle fchade en nood,en dit gevoegtby de morringen van verfcheide ingezetenen, die niet wel over het fluiten van het drievoudig Verbond met Frankryk en Engeland te vreede waren, maakte dat dit jaar met verfcheide akelige vooruitzichten verzeld ging. De Actiehandel in het Jaar 1720, in eene felle woede hier te Lande uitgeborften , bragt vcelenmerkelyk nadeel toe. De verdrukkingen in Hongarye' en de Palts, viel onder anderen voor de ingezetenen bia- te Lande zeer fmertelyk. Het volgende Jaar was nadeelig voorde Koophan. del van deezen Staat, dewelke door de Roveryën der Aigerynen gewigtige nadeelen ontving. Het Jaar 1726 was boven al aanmerkenswaardig, de Ovcritrooming van veele Wateren, tot onnoemJyke fchade der ingezetenen. ' De Oorlogsbazuin die zich van alle zyden verhief, noodzaakte den Staat, die nu in Verbond met verfcheide Mogendheden getreeden was, op de vermeerder, i.g van hunne Land- en Zcemagt tv?dagt te ?v-i, By deeze bekommernisfen ontdekten zich weder de befmettelykfte Ziekten», waardoor veele menfehen uit dit leven wierden weggerukt. ; De'onderlinge tw;ften,in de Jaaren 1732 en 1733, voorgevallen , wegens de vernietiging vanhetMirkgraafi'c'iap Veere en Vlisfingen, gaaven aanleiding tot hecvige oneenigheden, die eerlang in eene heevige vlam dreigde uittebarften. Het volgende Jaar was niet minder onrustig. De heevige beweegingen die omtrent de St. Jans Dag plaats hadden, en de verfchillen der nabuurige Mogen/heden , waren de reden van bedenkingen en kommerlyke vooruitzichten. Het Jaar 1740, berugt door de ftrenge Winter die in haaren omkring plaats had, en dewelke veel nadeel en gebrek veroorzaakte, was meede vruchtbaar in kommerlyke gedachten over iniandfche Be- roertens,  C 76 ) Maar alle genadens of Vaderlyke tugtigingen konden Nederlands bewoonderen niet doen begrypen , hoe zeer zy aan den hoogen God verpligt waaren in opregtheid en dankbaarheid des harten omtrent den algemeenen Goeddoender te verkeeren : even als een ander Israël wierden zy ten eenemaal ongevoelig, geen wonder dan dat de Heere na andere middelen ter hunner vernedering omzag. De onlusten van vreemden floegen eerlang in volle vlam immers tot ons waarde Vaderland over (x), en het zelve roertens, die zich wel hier te Lande, doch voornamelyk in bezittingen van deezen Staat in de Ooft zien lieten, en alwaar een deerlyk fchouwtooneel ten opzichte der verdagte Chineefen plaats had;dit alles gevoegt by gevreesde twisten van buiten, deed de bekommernis van meenige ingezeten toeneemen. Was het afgeloopene Jaar vol beroertens , niet minder hadden dezelve in den Jaare 1741 plaats. De onlusten die hoe kwger hoe meerder ontbrandea, deeden duchten dat deeze vlam, in het harte van het Duitfche Ryk ontftoken, ook eerlang hier mogte overilaan. (x) De Dood van Keizer Karei, in den Jaare 1740 voorgevallen , nevens de eisfehen der nabuurige Mogendheden, deed de Oorlogsvlam ontflikkeren. Den Staat maakte dus in het volgende jaar een befluit, ter vermeerdering van hunne Land. en Zeemagt, het welk Frankryk; doch Vruchteloos,zocht te voorkomen* In het Jaar 1742 befloten zy weder tot een derde vermeerdering van hunne Landmagt. De optocht der Staatfche troepen, in den Jaare 1743 naar Dukschland, ter onderfteuning van de Koningin van Hongaryen, deed het Franfche Hof in de grootfte haat op deezen Staat ontvlammen ; dezelve vermeerderde merkelyk, toen den Staat den Koning van Engeland opentlyk hulpe bood, en weder de Koningin van Hongaryen op nieuw met twintig dui. zend  C?7> zelve begon eerlang als een alverteerend vuur, tot groot nadeel van het geheele Menschdom, en zend Manonderfteunde. De Franfchen opende in het Jaar 1744 de Veldtocht in de Ooftenrykfche Nederlanden, en behaalde daar eerlang merkelyke voordeden, terwyl het Leger der Bontgenooten, waar onder den onderftand van deezen Staat geen onaanzienlyk gedeelte was, weinig van belang te wege bragt. Het viervoudig Verbond tot Warfchouw, wierd wel in den jaare 1745 gefloten, doch de voortgang van de wapenen der Hooge Bondgenooten was niet zeer voorfpoedig. De verovering van Doornik door de Franfchen , en de Slag by Fontenoy waren beide zeer nadeelig voor de zaak der Hooge Geallieerden. Gend , Brugge , Deinfe , Damme, Aalft, Oudenaarden, Dendermonde, Ooftende en Nieuwpoort, vielen de Franfchen in handen. Al in het volgende Jaar, zeer vroeg, naamen de Franfchen de Stad Brusfel in. De gevoelige neep welke het Hooge Bondgenoodfchap door deeze verovering leed, baarde veele bekommernisfen, en deeze Staat, aireede bedugt voor erger gevolgen, zonden Graaf van Wasfenaar Twikkel benevens de Heer Gillis, als Gezanten naar het Franfche Hof. Dezelve verhinderden door eenige voorflagen ter bevrediging, de flegting der verfterkte Plaatfen in de Ooftenrykfche Nederlanden , en eene inval op de Bodem van den Staat,geduurende deeze Veldtocht; dog dit belette de Franfchen niet hunne veroveringen voort te zetten; gelyk zy zich dan ook in korten tyd meefter maakte van Antwerpen en gantsch Oostenryksch Braband, gelyk ook Bergen in Henegouwen, St. Guilain, Charleroi en Namen, in hunne handen vielen, blyvende zy daarenboven nog in de Slag by Racoux, overwinnaars. De vruchtelooze poogingen tot het verkrygen van eene gewenschte Vreede, afgeloopen zynde, zagen eerlang de Staaten de Vyanddykheden op hunnen bodem overgebragt, Verfcheide Schanfen, nevens Sluys  C?3 ) ,en wel inzonderheid van deeze Gewesten 9 te woeden. Overvveegen wy daar en boven de fchrikkelyke beweegen en Iniandfche onlusten (y)i die, gevoegd by andere niet min gedugte fh-af. Sluys en Yfendyk; deSchanfen Liefkenshoek en de Peerel, vielen hun hierop in handen, en het Sas van Gend zag zich meede eerlang berend; deeze Stad boog meede eerlang voor het Franfche geweld Phiiippine, Huift, Axel en Ter Neufe volgde hetzelfde voetfpoor. De Veldflag by Lafeld was meede niet voordeelig voor de wapenen van deezen Staat. De Veftïng Bergen op den Zoom viel meede in de handen der Franfchen , gelyk dan ook de Schanfen Lillo en Fredrik Hendrik. Maftricht zag zich ook welhaaft genoodzaakt, na eene dappere tegenweer geboden te hebben, zich over te geeven. (y) De Staaten aireede in den Jaare 1742 beflooten hebbende eene derde vermeerdering van Landmagt door te zetten, waren fommige Steeden, en wel inzonderheid den Briel en Dordrecht van een ftrydig gevoelen, en meende eene onderftand aan de Koningin van Hongaryen met gevoegelykheiden de reede te kunnen tegengaan. Deeze verdeeldheden tusfchen de Steden en Leden ter Staatsvergadering , floeg geweldig tot onder de Burgers zelve over. De veroveringen der Franfchen in den Jaare 1747 baarde eene algemeene verlegenheid, dewelke het meefte in de Zeeuwfche Eilanden plaats had, dringende de ingezetenen zeer fterk op de verheffing van de Prins tot die Hooge Waardigheden die zyne Voorzaten zoo roemryk bezeten hadden;dee•ze blaakende yver ging zelve zoo verre haare maat ■te buiten, dat zy veele Lands Regenten wilde verdagt maaken , en dus vermeerderde de woede en ongeregeldheden van het gemeen, wordende veele "Steden door dit fchadelyk vuur aangedaan, lydende veele nadeelen De verbittering op de Roomschgezinden hier te Lande, nam merkelyk na deverove-ring van Bergen op den Zoom toe. De verfchillen over  ( 79 ) ftraffen (z), een geheelen ondergang aandit ons Vaderland voorfpelde. Elk onzer zal moeten bekennen, dat de Heere in onze behoudenis wonderen zyner genadige lankmoedigheid gewrocht heeft. Die groote God, die nimmer Nederland begaf, deed in deeze hoopelooze tyden weder ons zyne gadelooze genade ontwaar worden ; het benaauwde Nederland zag weder bet aangenaame licht des Vreedes (a~) te voorfchyn komen, en God eene byzondere zorg voor deeze Gewesten dragende, herftelde aliengskens de binnenlandfche ruste weder (b) een weinig. Deeze over de Pofteryen, dewelke fommigen aan het Ge^ meene Land wilde brengen; de beroerte te Rotterdam over het verkoopen der Ampten, en de aanflagen van Daniël Raap te Amfterdam, zyn alle zaken waaruit men ten klaarden ontwaar word, hoe deeze Republiek in dien tyd gedompeld was in de uiterfte rampfpoeden, die zoo zy langer geduurd hadden, de geheele onwenteling van deezen Staat zoude hebben kunnen te weege brengen. (%) In den Jaare 1741 zagen deeze Landen zich met eene fterke overftrooming der Rivierdyken bezogt, het welk veele .fchade yeroorzaakten. Een zelfde ongeval bejeegende deeze Landen in dea jaare 1744. (a) Al lang hadden de Staaren getragt eene zeekere Vreede te verkrygen, doch geduurige twistingen hadden dezelve uitgefteld, evenwel zag men dit, voor Nederland zoo begeerde werk , in den jaare 1748 tot een gewenscht einde brengen. (b) Hier word gezien op de Verheffing van den Oranjevorft, die alreeds tot Stadhouder van verfcheide Gewesten aangefteld, eindelyk in den Jaare 1747 volle bezit nam in alle de Hooge Waardigheden , door zyne Voorvaders bekleed geweeft zynde. Deeze zyne Verheffing bragt veel toe om de reeds ontftaane binnenlandfche onlusten te fluiten. De af>  C 80 ) Deëze gezegende oogenblikken van Goddelykê' genade, deeze tyden in dewelke zyne goederrie* renheid ten hoogften uitblonk, maakte gy u immers weder op nieuw onwaardig, ö ondankbaar Vaderland! met veel reeden dan het de Heere u , alfchoon in Vreede en beveiligt tegen alle buitenlandfche aanvallen, echter zyne geduurige kaftydingen ter uwer verbetering (c) toekomen. affchaffing der Pófteryen eü de verandering in de Regeeringsvorm van deezen Staat, deed de be« drukte ingezetenen weder eenige adem haaien. (c) Het Jaar 1749 en 1750 was eene geduurige aaneenfchakeling van binnenlandfche onlusten, onder welke die te Haarlem, Rotterdam en Amfterdam, Huisduinen, de Helder, Zaandam en Steenwyk, de aanmerkelykfte geweeft zyn. Hierop volgde in het volgende jaar 1751 eene Doorbraak in verfcheide Dyken;en vooral vonden zich deeze Landen in dit jaar door de Dood van hunnen Doorluchtigen Stadhouder ,.in de uiterfte rouwe gedompeld. De Peft onder het Rundvee was wel eene Van de wezenlykfte bezwaaren van deezen Staat in het vol* gende jaar. Niet minder nadeel leeden deeze Landen, en inzonderheid de Provincie Over-Ysfel en het Graaffchap Zutphen door zwaare Overftroo-* mingen. De onlusten met de Algereinen,in den jaaret75$ ontdaan, was van veruitziende gevolgen ten nadeele van de Koophandel deezer Staat, dewelke nu en dan tot nadeel der ingezetenen te voorfchyn kwamen. De Kerkelyke onlusten, nevens de zwaare Storm in den jaare 1756, dreigde zwaarder gevolgen na zich te fleepen. De ftrenge Koude van het volgende jaar, nevens de nadeelen welke de Koophandel leed door de Engelfche Kaperyen, en het Land zelve door gewei, dige Overftroomingen,maakte dit Jaaraanmerketyk; te recht was men bekommerd weder de nadeelige gloed  i si) men. Maar nimmer liet die goede God toe i dat Nederland geheel ter neder geflagen wierd; was eloed des Oorlogs të zullen fmaaken, te meerdewyl geftadig deszelfs flikkerend vuur, zich omtrent Nederlands grenspaalen deed zien. _ De Sterfte tot Groningen ; de oneenigheid der Gewesten; de ztvaare Regens in dit jaar gevallen j gepaart met de aanhoudende Roveryen der Engerfchen, maakte in het jaar 1758 de voornaamfte gevallen Uit. , vv, m Het volgende jaar begon weder met nieuwe imertelykheden. Den Doorluchtige Vrouwe Gouvernante verwisfelde,al vroeg in deszelfs begin,dit leven met eene veel beter en gelukkiger ftaat. De zwaare brand in het Dorp Stryen, en de wonderlyke Lugtgefteldheid, nevens de oneenigheid tnslchen deFrovincien Holland en Groningen, waren altemaal nadeelige voorvallen voor deezen Staat. Zwaare Overftroomingen; eene ongemeene Hitte in Bloeimaand; de Sterfte onder het Rundvee; de zwaare Stormwinden, en de verregaande moedwil der Engelfchen ten opzichte van Nederlands Scheepen gepleegd, zyn alle zaaken die in den omkring van den jaare 1760 te voorfchyn kwamen. De volgende Jaaren 1761, 1762 en 1763 hebben elk hunne gevallen opgeleverd: in het eerft had een. zwaare Watervloed en onderlinge twistingen der Geeftelyken plaats; de belemmering van de Zeevaart door de Engelfche Roveryen >tegeii welke hoocende gedragingen de Kapitein Dedel, ter zyner '0>ïfterffelyke èere, der Staaten Vlag verdeedigde, fchy. nen de voornaamfteGebeurtenisfen uit te maaken van het jaar 1762, terwyl men alreeds in het volgende jaar eene zwaare Koude beproefde, en een opftand der Negers in de Bezittingen van den Staat in dé Berbice, gepaart met menigvuldige Banqueroeten 5, Nederlands Welvaarten derzelverzeegenrykeKoop"» handel ten eenemaal dreigde over ftaag te werpen. Bezien wy verder Nederlands Gefchiedenisfen) F wjf-  (Sa) was 'ereenoogenblik van kalïyding, tien oogenblikken waren 'er van Goddelyke genadé daareh tegen. Hebben nu onze Voorouders dit altoos1 ondervonden de waarachtige waarheid te zyn,: de vraag zal zyn, of wy; -thans door God geftraft met de plaage des Oorlogs (d) , reeden hebben te kunnen zeggen, dat God ons verlaaten heeft? ö Neen! elk Ingezeetene, die maar éenigzints denkt, zal weeten dat zynen goeddoenden en befchermenden arm nog onlangs mee ons geweeft is. Zyn-nu alle deeze genadens en bezoekingen, ten tyden onzer' Voorouders "deezë Staat in waarheid bejegend, hoe veel te meer moet zich Onzer aller erkentenisfe niet verleevendigen, nu wy heeden zelve met' onze eigene oogen Godes weldaden befpeuren mogen. 1 Ik hebbe u nu reeds aangemaant en uwen pligt voor oogen gehouden, 6 betracht toch dezelve i waarde Vaderlanders! God bewyst u daar zoo even wy zullen bevinden , dat de overige Jaaren tot heeden , wel gezeegend zyn geweeft , zoo verre de Buitenlandiche aangaat,maar dat daar en tegen ook wel eens ter tugtiging van Neerlands Inwoonders, God door verfcneide wegen, dezelve, hen ten goe-. de, bezocht heeft. (d) Hier bedoeld de Schryyer de tegenwoordige Vreedebreuk met het Britfche Ryk; verders het oog vestigende op de gelukkig voortgang onzer Wapenen, de Zeeflag tusfchen een Esquader Engelfche Scheepen, onder het beleid van den Vice-Admiraal Parker, in Volk, Gefchut en Scheepen het Hollandfche Esquader, onder Commando van den Schout by Nacht Zoutman verre overtreffende , heeft de vlugt gekozen voor Neerlands Helden ! Een voorval, waardig om met onuitwisbaare Letteren, in het har. van elke Nederlander ingefchreyen te,worden!'  C 83) even weder eene reeks van weldadigheden, maakt u dezelve niet onwaardig döor de oeffening van eene fnoode ondankbaarheid, gedenkt geduurig aan uwe nietigheid, aan Godes magt en genade, en als gy lieden Godes wetten voor oogen houdt, zal het U, het Land uwer Inwooninge en uwe Nakomelingen Welgaan. God, die Nederland zoo meenigmaal bewaarde , die derzelver Inwoonders altoos beveiligt en bewaard heeft, die bewaare, beveilige en begenadige U in zyne Goddelyke gunfte! Amen. EINDE.