NAGELATEN LEERREDENEN VAN G. J. ZOLLIKOFER, rREDIKANT DER EVANGELISCHHERVORMDE GEMEENTE TE LEIPZ1G. In het Nederduitsch vertaald. EERSTE STUK. Te AMSTERDAM, By de Erven P. MEIJER en G. WARNARS. M D C C X C.   INHOUD. EERSTE LEERREDE. WAT ZYN CHRISTELYKE FEESTDAGEN} EN WAT BEHOOREN ZY TE ZYN? Brief aande Hebreen, Hoofdft. X: vs. 22, 23. Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart , in volle verzekerdheid des geloofs , onze harten gereinigd zynde van de kwaade confcientie, en het ligchaam gewasfchen zynde met rein water ; laat ons de onwankelbaare belydenis der hoop vasthouden ; want die het beloofd heeft is getrouw. - Bladz. 1. TWEEDE LEERREDE. DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN ONDER DE OPENBAARE GODS- r' DIËNST-OEFENINGEN. Brief aan de Hebreen, Hoofdft. IV: vs. 16. Laat ons dan met vrymoedigheid toegaan tot den troon der genade , op dat wy bermhartigheid mogen verkrygen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwaamer tyd. - 25. ; . * a DER-  INHOUD. DERDE LEERREDE. OVER DE KOMST VAN HET KONINGRYK VAN GOD. EüANG. VAN MATTHEÜS, Hoofdft. VI: VS. 10. Uw Koningryk home. - . Bladz. 53. PIERDE LEERREDE. DE GEBOORTE VAN JESUS CHRISTUS EENE STOF TOT VERHEUGING. EüANG. van Lu kas,-Hoofd. II: VS. 10, II. En de Engel zeide tot hen: vreest niet, want ziet, ik verkondig u groote blydfchap, die alle den volhe weezen zal; naamelyk, dat u heden geboren is de Zaligmaaker, welke is Christus, de Heer, in de Stad Davids. - ^_ FT F-  INHOUD. FT F D E L E E R R E D E. WAT W Y ZONDER DE VERSCHYNING VAN HET EUANGELIE ZYN ZOUDEN, EN WAT WY DOOR DEZELVE GEWORDEN ZYN EN KUNNEN WORDEN. EUAKG. VAN LU KAS, HoofJft. I: VS. fê, •]<). Door de innerlyke beweegingen der bermhartigheid omes Gods, met welke ons bezocht heeft de Op~ gang uit de hoogte; óm te verfchynen den geenen, die gezeten zyn in duisternis en fchaduwe des doods; om onze voeten te richten op den weg des vredes. Bladz. 105. ZESDE LEERREDE. JESUS CHRISTUS EEN LEERAAR DER WAARHEID. EüANG. VAN JOHANNSS, Hoofdft. XVIII: VS. 37. Hiertoe ben ik geboren, en hiertoe ben ik in de waereld gekomen, op dat ik der waarheid getuigenis geeven zoude. - - - - 133. » 3 ZE-  INHOUD. ZEVENDE LEERREDE, JESUS CHRISTUS DE HERSTELLER DER V R Y H E I D. EUANG. van johannes, Hoofd. VIII : vs. 36. Indien dan de Zoon u zal vry gemaakt hebben, zo zult gy waarlyk vry zyn. - Bladz. 163. ACHTSTE LEERREDE. DE ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN VAN JESUS CHRISTUS, EN DER HEDENDAAGSCHE CHRISTENEN. Euang. van luk as, Hoofdft. X: vs. 23, 24. En zich keerende tot zyne discipelen, zei de hy tot hen in 't by zon der: zalig zyu de oogen, die zien V geen gy ziel. Want ik zeg u, dat veele Pro* feeten en Koningen hebben begeerd te zien 't geen gy ziet, en hebben V niet gezien: en te hooren 'f geen gy hoert, en hebben V niet gehoord. • 195. NE~  INHOUD. NEGENDE LEERREDE. DE VERSCHEIDENHEID VAN DER MEN* SCHEN GEDACHTEN EN GEVOELENS NOPENS JESUS CHRISTUS. Euang. van Matth., Hoofdft. XVI: vs. 13-16. Toen — vraagde Jefus zyne Discipelen, zeggende: Wie zeggen de menfchen, dat ik , de Zoon des menfchen, ben? En zy zeiden : Sommigen, jFoannes de Dooper; en anderen Elia; en anderen Jeremias of een van de Profeeten. Hy zeide tot hen: maar gy, wie zegt gy, dat ik ben P En Simon Petrus antwoordende, zeide: Gy zyt de Christus, de Zoon des levenden Gods, — 223. TIENDE LEERREDE. TERUGZIGT OP HET AFGELOOPENE JAAR. Psalm CXIX: vs. 59. Ik heb myne wegen bedacht. - - 253, ELF-  I N II O U D. ELFDE ■ L E E R R E D E, VOORUITZIGT OP HET H 1 E U W B E G O NN E N E J A A R. Psalm CXIX : vs. üg. Ik heb myne wegen bedacht. - - £77.  EERSTE LEERREDE. WAT ZYN CHRIS TE LYKE FEESTDAGEN; EN WAT BEHOOREN ZY TE ZYN? Tekst: Bkiet aan de Hebree », Hoofdft. X : vs. 22,2$. Zo laat ons toegaan met ren waarachtig hart , in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zynde van de kwaade confeientie , *n het Ugchaatn gewasfihen zynde met rein water ; laat ons de WWankelbaare belydenis der hoop vasthouden ; want die het belaojd heeft is getrouw. I. Stuk. A   6 Cjod'u te eeren'u te dienen is °nkci za- ligheid, zo wel voor ons menfchen, die nog aan het ftof kleeven, als voor de vcrhevenftc geesten, die uwen troon omringen! — Ja, als wy aan u denken, dan denken wy aan alles, wat onzen geest verheffen en ons hart uitbreiden en veredelen, aan alles, wat ons gerustheid en troost en vreugde fchenken kan. Als wy met u gemeenfehap hebben , dan hebben wy gemeenfchap met de eeuwige, onuitputbaare bron van alle licht, van alle leven, van alle zaligheid. Als wy ter eere van uen uwen Zoon, Jefus Christus, feestdagen vieren, dan vieren wy gedenkdagen uwer weldaadcn en onzer gelukzaligheid, ö Laat ons dit ook heden, ook geduurende dceze Feestdagen en Avondmaalviering, ondervinden, opdat de- gedachtenis aan u en de gemeenfehap met u fteeds dierbaarer in onze oogen worde, opdat wy u en Jefus Christus, dien gy gezonden hebt, fteeds meer van gantfeher harte leeren eeren en liefhebben. Zegen toch de overdenkingen , die wy toe dat einde zullen voordraagen, en verhoor ons, terwyl wy u verder aanroepen en zeggen: Onze Vader enz. Het vieren van Christelyke feesten, myne aanA a dach-  4 WXT ZYN CHRISTELYKE FEESTDAGEN; dachtige Toehoorcrs! het houden van het ChristcJyke Avondmaal, welk ccne aangenaame zalige bezigheid is dat niet voor alle de zodanigen, voor wiefi Godsdienst en Christendom zaaken van gewigt zyn, die God en Jefus Christus niet alleen kennen, maar ook van gantfeher harte eeren en liefhebben ! Voor alle dc zodanigen, die inzienen bezeilen- dat zy vatbaar zyn voor verhevener geneugten, dan dc zinnclykc dingen hun verfchafffin, en een edeler gebruik van de vermogens van hunnen geest kunnen maaken, dan tot het waarneeiucn hunner tydelyke beroepen vereischt wordt! Voor menfchen, die zodanig denken, en zodanig gezind zyn, zyn dc Christelyke feestdagen dagen van verkwikking, dagen van vreugde cn van geestclyken wellust. Zo volkomen zy ook door de Christelyke vryheid, in opzigt tot het enderfcheiden der dagen en tot Godsdicnftigc gebruiken en plegtigheden van allen dwang ontheven zyn , zo gewillig ncemen zy aan dceze plegtigheden déél, zo gaarne vergaderen zy op z;;lke dagen met hunne Medechristenen ter onderlinge en openbaarc verheerlyking van God en zynen Zoon, Jefus Christus. Hun hart fpoort hen daartoe aan, fterkcr dan de nadrukkelvkfte Wetten zouden kunnen doen. Zy volvoeren veel 'beter en volkomeneruit neiging cn liefde , 't geen zy  EN WAT BEHOOR EN . Z'Y TE ZYtwasfehen zynde met rein water; dat wil zeggen, laat onsvolkomen gereinigd cn geheiligd en zonder angstvallige bekommering wegens ón> ze voorgaande misdryven en zonden, toegaan ; •kat ons welgemoed tot God naderen, alle pligteivvan den Godsdienst met kinderlykc-vrymocdigheid waarnecmen, en tevens de-ofwankelbaa» re belydenis der hoop vasthouden. — Hoe gelufekig zouden wy zyn,myne geliefde Vrienden! h> dien wy dit- feest ook op zulk eene wyze vierden, en met zulke gevoelens en in zulk eene ge*mocdsgefleldheid aan de tafel onzes I-keren ve> fchcenen ! Hoe troostryk , hoe gCzegëftd zou dan deeze Feest - en Avondmaal - viering nfèt voor ons zyn.! Welaan, Christenen! Laatenwy ter fee»vordering deezer oogmerken, nauwkeurig over* ' A 3; fep*-  6 WAT ZYN CHRISTELYKE FEESTDAGEN ; wcegcn , wat Christelyke Feeéstiagen zyn en behooren te zyn, en onze harten voor die aandoeningen en gevoelens ontfluitcn, om met welke ons te bezielen en te verkwikken zy verordend zyn. Christelyke Feestdagen zyn gedenkdagen der grootfte Goddelyke wcldaaden ; vreugdedagen wegens ons tegenwoordig en toekomend geluk;, dagen der innerlykfte broederlykc liefde, en der nadere gemeenfehap cn verecniging met alle onze Medechristenen; dagen eindclyk van plcgtige opoffering van ons zeiven aan God en Jefus Christus. Christelyke Feestdagen zyn derhalve», voor eerst, gedenkdagen der grootfie Goddelyke wcldaaden. En welk eene reeks der koscbaarfte gefchenken, der onverdiendfte gunstbewyzen, der ryklte zegeningen vertegenwoordigt zich daar niet aan den geest van den nadenkenden Christen! — Hetfchcnken van den Zoon van God, den Eeniggeboornen , tot onzen Leeraar , tot onzen Vcrlosfer en Zaligmaaker, tot eenen HerMler onzer waardigheid en onzer gelukzaligheid, tot onzen Leidsman en Voorganger op den weg der wysheid en der deugd , tot onzen Heer en Koning! Het fchenken der liefde- ryk-  EN WAT BEIIOOREN Z Y TE ZYN? J lykfte, volkomcnfte openbaaring van den wil van God en zyner genadige toegenegenheid jegens de menfchen, door deezen zyncn Zoon enAfge2a!t*5 de weldaad der volkomcnc intrekking en atïchaffing van den ouden mocilyken offeren byplcgtigcn dienst, van alle flaaffche vrees voor God, van alle bekommerende uitzigtcn in de eeuwigheid, — de weldaad der volkomcnfte, genadigftc vergecving aller zondencnmisdaaden,. de kwydfchelding van alle ftraffen, voor alle dezulken , die hunne zonden cn misdaaden van gantfeher harte verfoeien, cn nu niet meer met opzet zondigen, — de weldaad derwczenlykflc, edelfte vryheid voor allen, die in de kluisters der ondeugd en zondige lusten zuchtten, zich wegens dee'ze kluisters fcImamden, cn naar vryheid verlangden, — dc weldaad van eenen nieuwen, alles bezielenden en overal werkzaamen geest, die allerwegen Animerende kragten wakker maakt, ongebruikte en onaangewende. bekwaamheden ontwikkelt en in werkzaamheid brengt, den traagenyver, denklcinmoedigenmoed inboezemt,en den verftorvenen als 't ware van de dooden opwekt, — de weldaad van eenen kragtigen, ons fteeds naby zynde, alles overwinnenden byfland, en eener meer dan vaderlyke toegeevendheid en geduld met menfchen, die door dwaaling en ;:onA 4 de  8 WAT ZYN CHRISTELYKE FEESTDAGEN' ; de verzwakt zyn, en die het gevoel hunner zwakheid zo ligt ncêrflagtig maakt, de weldaad der weder ia 't licht gefielde on.ftcrflykheid , cn der allerzekerfle toezegging eener onophoudclyke en fteeds toenecmendo gelukzaligheid voor menfchen, die fchoon ftefflyk zynde, cn by elke fchrede het graf en dc verrotting naderende, nochtans aan de gedachte van nietbeftaan en vernietiging bloot ftonden, en zo hartelyk naar eene eeuwige duurzaamheid en eene fteeds hoogcre volmaaktheid verlangden. — Welke gefchenken , welke weldaadcn zyn dat niet, myne geliefde Vrienden! En hoe genadig, hoe heerlyk was niet dc wyzc,. waarop God ze ons gaf! Zyn Zoon, zyn Eenigstgeboorene, komt uit den fchoot des Vaders tot ons, en met heiy komen licht en leven, en vreede cn zaligheid van den hemel op de aarde. Hy komt in dc woor ningc der fterflykhcid en der ellende, neemt zelfs aan deeze fterflykheid en ellende deel, wordt onze broeder, onderwerpt zich met ons aan eenerlei lot, en wordt juist daardoor de redder etj verlosfer van alle-fterflykheid cn alle ellende, Hy leeft onder de,menfchen, zyne broeders, en zyn leven is enkel weldoen cn hulp-bctooning, zyne gevoelens en zyn wandel zyn een altoosduurend model en voorbeeld der verbevenite rnen,- fche>  EN WAT BEHOOREN ZY TE ZYN? $ fchelyke deugd en volmaaktheid. Hy leert en zyn leer is Goddelyke kragt en Goddelyke wys.heid, zyne woorden zyn geest en leven; hyzaaic goed zaad, en dit zaad bot uiten bloeit en draagt vruchten en wordt tot een' boom, onder wiens takken elk vermoeid reiziger fchaduwc cn verkwikking en voedfel vindt. Hy lydt onverdiende, gruwzaamc fmerteu, en wordt door lydcn volmaakt, en leert zyne navolgers, op welk eene wyze zy ook lyden, en door een flïl, godvruchtig lyden fteeds volmaakter moeten worden. Hy fterft zo onfehuldig én heilig als hy geleefd had, en bevestigt door zyncn dood zyne Goddelyke zending en de liefde des Vaders jegens de menfchen, en beneemt door zynen dood den dood alle raagt;, het graf alle het verfchriklyke, cn opent ons door zynen dood den. toegang tot dc zalige onfterflykheid. Hy ftaat weder op. van de dooden, bewyst met nadruk, dat hy de Zoon en Afgezant van God is, cn met hem verryzenhoop en vertrouwen, leven en zaligheid uit het graf. ' Hy keert weder tot den geenen te rug, die hem gezonden had , wordt tot hoofd en Heer der menfchen verhoogd, en neemt voor zich en voor ons bezit'van de heerlykheid, die hy voor zich en voor ons door de volmaaktfte gehoorzaamheid en dc gmotmocdigftc opoffering van zichzelveu A 5 ver-  ÏO WAT ZYN CHRISTELYKE FEESTDAGEN ; verworven had. Hy zendt zynen leerlingen zynen geest als zyn plaatsbekleeder, vervult hen met licht en kragt, met moed. en blymocdigheid, en déeze geest van Jefus leeft en werkt nog fteeds onder zyne aanhangers, cn zal by ons blyven tot het einde der waereld; en dan zal hy, de Heer , komen, de dooden opwekken, gerecht houden over de dooden en levenden, en de zynen tot zich trekken,, op dat zy eeuwig zyn, daar hy is. En dit, myne geliefde Vrienden! dit zyn de groote, merkwaardige, onbefchryflyk gewigtige znaken, aan welke ons de Christelyke feestdagen herinneren; dit de onwaardeerlykc Goddelyke wcldaaden, wier gehcugenis zy vernieuwen cn vereeuwigen moeten. En wat is eene heilige, plegtige, vrolyke gedachtenis waardig , indien het deeze blyken van Gods wonderlykc liefde en genade niet zyn! Ja, Christelyke feestdagen zyn, ten tweeden, dagen van gefamenlyke , openbaare verheuging over ons tegenwoordig en toekomend geluk, over alle dc zegeningen en voordeelen, die wy als Christenen reeds bezitten of nog verwachten. Dan verheugen wy ons, dat wy den waaren God, en zyne genaderyke genegenheid jegens de menfchen kennen; verheugen ons over  EN WAT BEHOOREN ZY TE ZYN? II Over God, als onzen Vader; gelooven en gevoelen door het gefchenk van zynen Zoon, dat hy enkel liefde is, en ftellen onzen roem in zyne kinderen te zyn. Dan verheugen wy ons, dat wy in Jefus Christus zulken onbedrieglyken leeraar der waarheid, zulken vermogenden verlosfer van flaavemy cn zonde - en dood, zulken getrouwen leidsman op den weg des levens cn deslydens, zulken cdelmoedigen I leer en Koning hebben, en met hem, den lieveling en vertrouweling der Godheid, zo naauw vereenigd zyn, als de ranken met eenen wynftok, als de leden van een ligchaam met het hoofd. Dan verheugen wy ons, onder het byzondere opzigt cn de voorzienigheid van God, onzen Vader, onder de genadige, liefderyke heerfchappy van Jefus, onzen Heer te flaan, van zyn' geest bezield en geregeerd te worden, en hem hier tot getuige en namaals tot vergelder van elke goede, vroomc daaden te hebben. Dan wenfehen wy eikanderen geluk met de grootc maate onzer kennis en de vaste fleunfels onzes geloofs en onzer hoop , met onze vernieuwde betere gemoedsgefteldheid cn onze vordering op den weg der Christelyke rechtfehaapenheid en onze nadering tot het doel der volmaaktheid. Dan gevoelen wy de geheele waardigheid der menfehe-  12 WAT ZYN CHRISTELYKE FEESTDAGEN ; lyke natuur en haaref verhevenere verordening; zien en verwonderen ons dan over 't geen God ter onzer verbetering en verhooging gedaan heeft, en verheugen ons nu , dat wy menfchen , broeders en mede - erfgenaamcn van Jefus Christus, den eerstgeboorencn aller fchepfelen zyn. Dan juichen wy, dat wy voor den dood en het graf niet behoeven te vreezen, dat wy niet gehcelyk, niet voor altoos (larven, niet in het graf blyven, geen volkomene prooi der verrotting worden; dat wy door den dood naar om beter, edelst deel by den Heer komen, eenmaal in de opltanding der gcrechtvaardigden nieuwe, gezuiverde, zyn verheerlykt ligchaam gclykvormige ligchaamen verkrygen, cn dan in zyn ryk eeuwig met hem leeven cn heerfchen, cn ceu^ wig in volmaaktheid en zaligheid zullen tocneemen. Wy vieren derhalven op zulke feestdagen het feest der begenadiging van het zondige menfchelyke geflacht, het feest der herdelling de? menfehclykc waardigheid en grootheid, het feest des levens en der onfterflykheid, het feest dc? vereeniging van zo veele menfchen en volken in geloof, in de liefde cn in de hoop; wy vieren dan het zegefeest der waarheid op de dooling, der deugd op de ondeugd, der vryheid op de dienstbaarheid, der gelukzaligheid op de ellende. Er  RN WAT BEHOÜREN ZY TE ZYN? 13 En wanneer en waarover, myne geliefde Vrienden ! behooren en kunnen en zullen wy ons verblyden en verheugd zyn , indien 't niet op zulke feestdagen en over zulke voorrechten en zaligheden gefchiedt? Christelyke feestdagen zyn, ten derden, dagen. van nadere vereeniging en gemeenfehap met alle onze Medechristenen. Dan immers herinneren wy ons alles, en verheugen ons over alles, wat wy als Christenen met eikanderen gemeen hebben , en wat ons als Christenen zo vcele voorrechten en zaligheden boven de overige menfchen , onze minder gelukkige broeders, verfchaft. Dan immers wenfehen wy als 't ware de een den anderen met deeze voorrechten en zaligheden openlyk geluk. Dan immers moet het gezigt van eiken Christen de volgende indrukfels met meer dan gewoone kragt in ons vernieuwen : Ook gy zyt myn broeder, myne zuster, myne rncdcvcrlostcn! Ook gy zyt een lid van het geestclyke ligchaam, waarvan ik een gedeelte ben, een kind van dien God, die de Vader van ons. allen is; een dienaar en leerling en navolger van dien Jefus, welke ik dien en liefheb, en wiens voetflappen ik druk; een belyder van het geloof, in't welk ik rust en zaligheid vond; een reiziger op den /  14 WAT ZYN CHRISTELYKE FEESTDAGEN ? den weg, die u en my tot het doel, tot het verhevenfte zaligfte doel, leidt; een medeftryder in alle gevaaren en onder alle verzoekingen dcc'jes levens; een mededinger naar den prys der zalige onflrerflykheid, naar welken ik ftreef, en die niet alleen u of my of iemand anders, maar allen, die met ernst naar denzclvcn ftrceven, ten deel zal vallen; een mede - erfgenaam der toekomende heerlykheid , die God ons door Jefus ristus beloofd heeft, en die wy hier namaals in alle eeuwigheid gemeenfchaplyk hoopcn te genieten! Ja, gezegend zy my uw gczigt! heilig uwe waardigheid! Onverbreeklyk en onfchendbaar zyn my de banden, die ons met malkandevcn, en allen met onzen hemelfchen Vader cn met zynen Zoon, Jefus Christus, verbinden.' Uwe belangen zyn myne belangen, uwe fmerten myne fmerten, uwe geneugten myne geneugten.' Laat dan één gevoelen, het gevoelen van onzen Leidsman en Voorganger, ons bezielen en regeeren! Laatefl wy hand aan hand, met vcreenigd beleid en met vereenigde kragten naar den eereprys loopen, zo zullen wy denzelvcn des te gewisfer bereiken, des te minder {truikelen en vallen, of, zo wy vallen, ons des te gemaklyker weder oprechten. Dat, 't welk ons als Christenen met mallranderen verbindt en verce-  EN WAT BEHOOREN ZY TE ZYN ? IJ irigt, moet meer by ons weegen, meer invloed ■op onze gevoelens en ons gedrag jegens eikanderen hebben, dan dat, 't welk ons als menfchen cn als burgers van malkanderen verwydert. Hier aan de tafel van onzen gefamenlyken Heer willen wy ons dit alles diep in 't hart drukken , en malkandcren op nieuw alle liefde, alle hoogachting cn tocgeevendheid , alle hulp en allen byftand bclooven , dien zo naauw verbondene kinderen van God en Jefus Christus malkanderen fchuldig zyn. Christelyke feestdagen zyn, ten vierden, dagen der plegtigfie opoffering van ons zeiven aan God en Jefus Christus , der bereidwilligfte en blymoedigfte vernieuwing van alle onze goede befluiten en voorneemens. Dan geeft de blydfchap in den Heer en het gevoel van onze gelukzaligheid ons aandrang en lust en vermogen tot alle goede daaden. Dan vertoonen waarheid , wysheid, deugd, vroomheid, menschlievendheid , •bevordering van het gemcene welzyn zig aan ons in 't fchoonfte licht, neemen ons geheel hart in en doorftroomen hetzelve met zuivere edele aandoeningen. Dan wekt de liefde van God, die zynen eeniggeboorenen Zoon voor ons gegeeven heeft, ons ten kragtigfte tot wederliefde op, en zy-  l6 WAT ZYN CHRISTELYKE FEESTDAGEN ; zyne heilryke genade, die zich in dit werk zo Juifterryk vertoont, fpoort ons ten fterkften aan, om , met verzaaking van alle godloosheid en waereldfche bcgeerlykheden, ons geheel en al aan de wysheid, dc geregtighcid en dc godzaligheid toe te wyden. Dan gevoelen wy, fterker dan op andere tyden, dat wy niet ons zeiven toebchooren, dat wy Gods eigendom cn verlosten, duur verlosten van zynen Zoon, zyn; cn dit dringt ons om hem met ons ligchaam cn met onzen geest te looven, en door alles, wat wy zyn en hebben, te verheerlyken. Dan dringt en verwarmt cn overweldigt ons, even als den Apostel en zyne Medechristenen, de liefde van Christus, die voor ons geboren werd en leefde en leed en ftierf, en nu nog voor ons leeft cn heerscht, zo fterk, en zo volkomcnlyk, dat wy vastelyk besluiten om niet meer ons zclven te leeven, maar dien, die voor ons geftorven en opgewekt is. Dan befeffèn wy het grootc, het verhevene, het Code weibehaaglyke der volkomene opoffering van Jefus Christus voor het heil des menfchclyken geflachts zo levendig, dat de vuurigfte wenfchen in ons ontdaan, om ook veel voor onze broederen, voor dc waarheid, de deugd, het geluk der menfchen te doen, te verdraagen, te lyden, té waagen cn in de gerechtigheid en wel- dtt-  EN WAT BEHOOREN ZY TE ZYN? tf daadigheid te volharden totdiet einde. Dan predikt ons Jefus Christus, die den wil van zynen Vader in alles zo blymoedig en ftandvastig vol•bragt, en nog aan 'c kruis zynen vyanden liefde ■bewees, en voor zyne vervolgers bad, met zo vcrftaanbaar , doordringend eene itefn, geduld en gehoorzaamheid en ftandvastigheid en liefde tot de vyanden en vcrgeeflykheid, dat wy zyne roeping niet weerhaan kunnen, ons gantfchelyk aan den wil van onzen hemclfchen Vader onderwerpen., onzen belediger in den geest met brocderlyke liefde omarmen en bereid zyn, om ons zonder uitftcl en volkomen met hem te verzoenen. Dan verheft Jefus Christus, die over dood en graf zegepraalde , en tot Koning der menfchen , tot Heer der waereld verhoogd werd , onze gedachten en verlangens zo verre boven het zichtbaare en aardfche , trekt onze harten •met zo veel kragt tot zich, dat alle nevelen der ydele eerzucht, alle bedrog der zonde, zelfs al de hccrlykheid deezer aarde van voor onze oogen verdwynen en wy ons, van verhevener aandoeningen cn edeler gevoelens doordrongen , in nieuwen yvcr voelen ontvonken, om voornaamelyk te ftrevcn naar de dingen die boven zyn daar Christus is. Dan waarfchouwt ons eindclyk de verwachting van de laatfte toekomst onzes HceB ren»  l8 WAT ZYN CHRISTELYKE FEESTDAGEN , ren, om fteeds voorzichtig te wandelen, fteeds te waak en cn te bidden en alle naarftigheid aan te wenden, opdat de lieer ons niet onbereid vinde, opdat wy by zyne komst niet befchaamd, maar getrouw en voor de hcerlykheid, die hy voor ons bereid heeft, gefchikt en waardig bevonden mogen worden. — En indien dc Christelyke feesten en plegtigheden zulke gevoelens in ons verwekken en bevestigen, en ons tot zulke voornecmens bewecgen , hoe heilig, hoe plegtig moeten zy dan niet ook in dit opzigt den Christen zyn ! Maar zyn zy dat, myne aandachtige Toehoorers! zyn zy zulke gedenkdagen der Goddelyke weldaadcn , zulke dagen van verheuging over ons geluk, zulke dagen van brocderlykc liefde, zulke dagen van plegtige afzondering en heiliging ; zyn zy het voor allen, zyn zy het voor de meeste Christenen? — of, — om onze opmerkzaamheid enger paaien te ftellen, — zyn zy dat voor ons, voor eenen ieder van ons, die echter ook Christenen genoemd worden en zyn? Kennen wy misfehien uit ondervinding aceze gedenkfeesten der Goddelyke goedertierenheid en genade , deeze godvruchtige vreugde , «ieeze Christelyke liefderykc gemeenfehap met on-  EN WAT BEHOOREN ZY TE ZYN? 19 onze broederen, deezc gewillige en volkomene opoffering aan God en zynen Zoon Jefus Christus ? ö Hoe groote vorderingen in de deugd moesten wy reeds gemaakt, welk eene maate van Christelyke gelukzaligheid reeds genoten hebben cn nog genieten, indien wy dit alles by ondervinding kenden, indien de Christelyke feestdagen voor ons allen dat geen waren, 't welk zy voor ons bchooren te zyn! Maar ach! voor vccle zyn deeze plegtige dagen dagen van verveeling en verdriet, omdat zy daardoor uit den gewoonen kring hunner bezigheden en gedeeltelyk ook hunner vermaaken , en dus als 't ware uit de eenigfle hoofdftof , waarin zy zich bewecgen cn lecven, verplaatst worden, en zich bezig moeten houden met zaaken, die hun vreemd, of onvcrfchillig, of zelfs' onaangenaam zyn! Voor veelen zyn deeze, voornaamelyk ter voeding en verkwikking van den onfterflyken geest geheiligde dagen, dagen, die enkel der wellust, het zinnelyke vermaak, eene reeks van uitfpanningen, die den geest verbystcren, gewyd zyn ; dagen, op welke, uitgezonderd geduurende eenige weinige uuren, die den openbaaren GodsB s dienst  fr? U'AT ZYN CHRISTELYKE TEESTDACEN \ dienst opgeofferd worden, aan God en den Godsdienst minder gedacht, de geest en het hart daarmede minder bezig gehouden worden, en derhalven ook minder vreugde en nut daaruit fcheppen, dan op eiken anderen dag. Voor vcelen zyn deeze dagen van vry willige ■, blymoedige verheerlyking van God en Jefus Christus, dagen van dwang, door de wet opgelegd , eencr angstvallige vroomheid, eener flaaffche godvrucht-, om dat zy aan den eenen kant ©mtrent Godsdienst en Christendom niet onverIchillig zyn-, maar echter aan den anderen kant noch derzelver inhoud in diervoege kennen, noch dcrzelver voorfchriften in diervoege opvolgen, noch zelfs daaromtrent zodanig gezind zyn, dat zy voor eene waarlyk Godsdienftige blydfchap cn een edel gebruik der Christelyke vryheid vatbaar zyn. Ja, meermaalen zyn het zelfs voor veelen dagen van het grootfte misbruik van Godsdienst en vroomheid; dagen, op welke zy zich in hec kygeloof verilerken, uiterlyke gebruiken en plegtigheden de plaats van eenen deugdzaamen, Godzaligen wandel doen bekleeden, en hunne hoop op de zaligheid op de naauwkeurige, maar den geest en het hart ledig laatende, waarneeming van zulke gebruiken en plegtigheden gronden. Geen won-  sn wat beuooren zy te zyn? 21 Wonder , myne aandachtige Toehoorcrs j dat de Christelyke feestdagen onder de gecnen, die ze vieren, zo< weinig vertroosting cn geruscftclling en vreugde, zo weinig ChristcJyke Wys* hcid en deugd voortbrengen !■ Geen wonder, dat zy niet meer geestelyk leven, niet meer werkzaamheid in 'd goede kweeken-, dat zy-in opzigt tot de meesten vcrlchyncn, voorbygaan<, en wederkomen en-weder voorbygaan , zonder dat zy daardoor in 't minst beter of vergenoegder en gelukkiger zyn geworden-! Men verliest huu oogmerk geheel uit het oog-, houdt ze niet voor 't geen zy zyn, gebruikt ze niet tot het einde ^ waartoe men ze behoorde te gebruiken, nadert ceniglyk met den mond;, met verwydeïde gedachten, tot Goden Christus;, en blyft met het hart verre van hun, ook verre van alles, wat ons daadelyk verbeteren , gerust c;> gelukkig maaken kan. Jammerlyk gebrek te midden vair den overvloed! Vernederende ellende by dc kragt* daadigfte middelen ter behoudenis! Wy, mvne waarde Vrienden! wy inzonderheid, die cersc voor weinige dagen aan; de tafel onzes Hcereü eene plegtige belydenis van — 'c zullen dagen voor ons zyn, op welken onze geest zyne waardigheid Merker gevoelt, en zich meer onmiddclyk en gerustlyk bezig houd: met 't geen hem tot zyne verhevener verordening opleidt; dagen, op welken wy ons over. God , als onzen Vader , over Jefus Christus , als onzen Vcrlosfcr en lieer, over onze mcdcmcnfchcn , als onze broeders en zusters, cn over de gelukzaligheid des hemels, als ons erfdeel. verheugen ; dagen , op welken wy alle goede, vroome gevoelens in ons verwekken en onderhouden cn verfterken, en zalig zyn in het levendig gevoel van onze liefde tot God, van onze liefde tot Jefus Chris- i tus.,  EN WAT BE KOOK EN ZY TE ZYN? 23,. nis, van onze Christelyke liefde tot onze broeders; dagen, op welken wy reeds nu aanvanglyk ondervinden cn doen cn genieten, 't geert, wy hier namaals in het gezelfchap der verhevener geesten in veel volkomener maatc hoopen te zullen gewaarworden, doen en genieten! Ja;, dit, dit moeten deeze dagen onder den zegent: des Algocden voor ons zyn! Amen, B 4 TWEE-   TWEEDE LEERREDE, DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN ONDER DE OPENBAARE GODS» DIENST-OEFENINGEN. Tekst: BitiEF aan be Hibreex, Hoofdft. iy: vs. Iö. Laat ons dan met vry moedigheid toegaan tot den troon der genade, op dat wy barmhartigheid mogen verkrygen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwaamer tyd. B 5   ö (~^-°d , Sn wien te verhecrlyken do verheven» fte geesten hunne hoogftc eer en zaligheid vinden, ook wy,. menfchen, kunnen ons -met onze gedachten tot u, het eerde, het volmaaktfte, het beste aller wezens, den Schepper cn Vader van. alle dingen, verheffen, ook wy uwe tegenwoordigheid gevoelen, ons over uwe genegenheid cn liefde verheugen, dc zaligheid onzer verbindtenis met u befeffen, cn dus'gemeen», fchap met u hebben! En wat behoort ons wenfchelyker cn aangenaamer te zyn, dan zulks zeer dikwyls te doen, het met een gerust, kindcrlyk vertrouwen te doen, cn ons zo na mogelyk aan u te houden! Alle uwe werken immers, en inzonderheid het Christendom, roepen ons met eene verftaanbaare fiemme toe, dat wy in u den goedertierenften, barmhartigften, wcidaadigflen Vader hebben, dat gy de- liefde zelve zyt! Uw Zoon Jefus Christus immers heeft alles, wat ons van u zou kunnen vcrwyderen en affchrikken, uit den weg geruimd, cn ons den vryen toegang tot den troon uwer genade geor pend! ö Mogtcivwy toch alle de voorrechten, met welke gy ons als Christenen begenadigd hebt,; recht erkennen en blymocdig gebruiken!'Mogcen'wv nooit anders dan met kinderlyke yryinoe- dig-  2& DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN digheid en gerust vertrouwen voor u, onzen gunstryken Vader, verfchynen, en de gedachtenis van uwen Zoon, onzen liefderyken Verlosfer, nooit zonder innerlyke vreugde vieren! Mogten wy dit ook heden doen , daar wy tot verheerlyking van u en tot het vieren der gedachtenis van Jefus Christus by een gekomen zyn! Zegen toch tot dat einde de godsdienftige leeringen, met wier befchouwing wy ons in dit uur zullen bezig houden. Laat dezelve onze vooroordeelen overwinnen, en alle godsdienffige overdenkingen cn oefeningen dierbaar voor ons maken. Wy bidden u hierom enz. i Wy zyn ter onderlinge openbaare Godsdienstoefening by een gekomen, myne waarde Medechristenen ! Veelen onder ons hebben zich tot het vieren van het Heilige Avondmaal afgezonderd: Een gezelfchap van Christenen, tot zulke einden vergaderd, welk eene blyde vertooning moest dat niet maaken! Welke vroIyke aandoeningen moesten daar niet heerfchen ! Hoe vry moest niet hun gelaat en hun hart zyn van alles, wat anders de menfchen fchrik, of onrust en bekommering kon verwekken! Elk een  f BY DEN OPENBAAREN GODSDIENST. » een moest aan hun gelaat en gebaarden bemerken, en verhevener geesten moesten in hunne gedachten en gewaarwordingen kunnen leezen, dat hier eene welgcaarte en gelukkige familie in het huis van hunnen gezamenlyken, goedertierenen Vader vergaderd, dat hier naauw verbondene en zich over hunne verbindtenis verheugende vermaagfehapten het feest van hunnen eerstgeboorenen, cn van allen tederlyk geliefden en geëerden broeder vieren. En is dit onze tegenwoordige gemoedsgefteltenis, myne geliefde Vrienden? Zy kon, zy behoorde het volftrekt te zyn, want wy zyn Christenen, Kinderen van God, broeders en zusters van Jefus; cn hier zyn wy voor het aangezicht en in het huis van onzen liefderyken, hemelfchen Vader, en vieren het gedenkfeest van zynen Zoon , onzen eerstgeboorenen broeder. Gewislyk, vooroordeelen en dwaalingen, gebrek aan vroome gewaarwordingen en aan de nodige kennis van de bezigheden , die hier op ons rusten, een geheel bedorvene fmaak en laage driften kunnen alleen bezwaarlyk en onaangenaam voor ons maaken, 't geen in en op zichzelve zo ligt en aangenaam is. ö Mogt het my in dit uur gelukken, u van deeze fchadelyke vooroordeelen en dwaalingen te ontheffen, uwen fmaak te veredelen, u met de lee-  §Ó DE .VRYMOEDIGIIEID VAN DEN CHRISTEN leeringen' en oefeningen van het Christendom gémeenzaamer te maaken, en uw geheel hart by dat gecne te bcpaalen, 't welk hetzelve alleen ten vollen waardig is, en het alleen geheel en al voldoen kan! Hoe gerust, hoe vrymoedig zou dan niet tegenwoordig en by alle gelegenheden onze Godsdienstoefening en Avondmaalhouding zyn! Welaan! myne aandachtige Toehoorers! opent uwe harten voor de gewaarwordingen van vertrouwen cn van vreugde, die ik u, als leeraar,-als voorganger, als broeder, wensch mede te deelen. Befchouwt met my De vrymoedigheid van den Christen by den openbaaren Godsdienst in V algemeen, en by hei gebruiken van het heilige Avondmaal in V by-' zonder. Let in dit opzigt gedeeltelyk op de gronden deczer vrymoèdigheid, gedeeltelyk op dcrzelve vMwerkfels en gevolgen. Beide zal ons overtuigen, met hoe veel recht de Apostel den Christenen in onzen tekst kon toeroepen: Laat ons met vrymoèdigheid toegaan tot den troon der genade, op dat wy barmhartigheid mogen verkrygen, en genade vindén, om geholpen te worden ter bckwaamcr lyd. > De  BY DEN OPENBAAREN GODSDIENST. gi De Christen kent God; hy kent Jefus Chris- tu; hy kent zichzelven; hy kent het oogmerk en de bedoeling van den openbaaren Godsdienst; hy kent de waardy van het vroome vertrouwen by de Godsdienstoefeningen: en dit alles móet hem noodzaakelyk gerustheid , bedaardheid en vrymoedigheid by de verrichting van dezelve inboezemen. De Christen, zeg ik, kent God, en dit is de eer/ie grondflag zyner vrymoedigheid by den openbaaren Godsdienst. Dat een flaaf voor zynen geitrengen heer fiddert en hem niet zonder vreeze nadert, om dat hy by het geringfte verzuim harde ftraffen van hem te wachten heeft, en zelfs niettegenflaande het beste gedrag zelden hoopen durft zynen gebieder genoegen te geeven; zulks komt niemand vreemd voor, en is op het charakter van zulk eenen tyran en zynen ongelukkige flaaf gegrond: en indien wy ons in eene dergelyke betrekking tot God bevonden, moest ons gewislyk elke gedachte aan hem, elke foort van omgang met hem, elke pligt, dien wy hem beweezen, zo veel te meer bekommeren, zo veel te minder wy hem misleiden, of ons voor zyne Almagt beveiligen kunnen. Offchoon derhalven de Heiden, die zich de menfehelykue, laagfte be-  "32 DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN begrippen van zyne goden vormde en hun alle de zwakheden en hartstochten der iiervelingen toefchreef, met de angstvalligheid van eenen flaaf tot hunne altaaren mogt naderen; offchoon zelfs dc Israëliet, die zynen God meer als Heer der heirlegcrs , als eenen Rechter cnWrecker van het kwaade, dan als eenen verfchoonenden, liefdcryken Vader kende, niet zonder verwarring en hcimclykc vrees voor zyn aangezicht mogt vcrfchynch: in welk eene geheel andere gemoedsgeiteldheid zal cn moet niet de Christen , die van den geest des Christcndoms bezield is , tot God naderen cn zich met zynen dienst bezig houden! Dc Christen, die God als Vader , als den goedertierenften , liefdcrykiten > toegeevendften Vader, als zynen Vader kent en eert; de Christen, die door de leer van Jefus weet, dat God niets dan liefde is, niets dan gelukzaligheid wil cn bevordert, dat hy den zwakken niet verltoot, den ftruikelenden en doolenden niet van zich vvyst, en zelfs den wederkeerenden en zich verbeterenden zondaar genade betoont, dat hy van niemand meer vordert, dan hy inftaat is te doen, een braaf bcfluit cn pooging even als het volbrengen vergeldt, cn van niemand van zyne kinderen meer verlangt dan oprechtheid en kinderlyke liefde, de Christen, dien de gant- fchc  ÉY DEN ÖPENBAAREN GODSDIENST; 33 fche Christelyke Godsdienst en inzonderheid het heilige Avondmaal toeroept: God is hsogstver» zoenelyk, onuitputlyk ryk in genade en bermhartigheid, gaarne verfchoonende cn gaarne Ver* geevende; hy is werkëlyk verzoend, voedt werkelyk de toegenegenile, liefderykrte gezindheden jegens de menfchen ; uit liefde heeft hy zynen Zoon voor ons in den dood overgegeeven, uit liefde wil en zal hy ons met hem en door hem alles fchenken! Wie, myne geliefde Vrienden l wie kan dit weeten en gelooven en de waarheid daarvan befeffen, en niet met vrymoedigheid aan God denken, en niet met vertrouwen tot hem naderen, en niet hem te verheerlyken als de zaligde bezigheid bafehouwen'? Neen, de Christen zou oordeelen God zynen hemelfchen Vader te onteeren, en zyne eigene grootfte, zalig fte voorrechten te verzaaken, indien hy zich maar ecnigzins van hem, den Algocden, liet affchrikken, indien hy voor eenigerhande foort van hardheid cn ftrengheid van hem vreesde, indien hy niet met een helder gelaat en een opgeruimd hart voor hem verfcheen, indien hy hem niet alles vertrouwde, en niet alles van hem verwachtte, wat eene almagtige liefde maar immer in Maat ii te geeven en te doen. C Ten  34 DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN Ten tweeden \ de Christen kent Jefus Christus, en dit moet hem ook onder alle verrichtingen van den opcnbaaren Godsdienst, en inzonderheid onder het vieren van het heilige Avondmaal vrymoedigheid inboezemen. Hy kent hem immers als den magtigften en liefderykften Helper, als den tederften Vriend, als den grootflen Weldoener der menfchen. Hy ftaat immers in de naauwfte en zaligfte verbindtenis en gemeenfehap met hem. En inderdaad, myne aandachtige Toehoorcrs! beg paalt de Christen onder zyne Godsdienstige oefeningen zyne gedachten op Jefus Christus, houdt hy zich met aan hem te gedenken, met hem te eeren bezig, nadert hy door hem tot den Vader, zoekt hy licht en troost en kracht ten goede by hem, hy heeft met eenen leeraar te doen, die, van allen hoogmoed en heerzucht wyd vervreemd , tot zyne leerlingen kon zeggen: neemt myn juk op u, volgt myne aanwyzing, want ik ben zachtmoedig en nederig van harte, en myn juk is zacht: en myn last is ligt; niet om drukkende lasten op uwe fc houders te leggen, maar om u daarvan te verlosfen, niet om het gekreukte riet te verbreeken, en het glimmende lemmet ujt te blusfehen, maar om het eerfte te heelen en het laatfte aan te fteeken, niet om u vrees aan te jaagen, maar om u te verkwikken en gerust  BY DEM OPENBAAREN GODSDIENST. 35 rust te {tellen, ben ik in de waereld gekomen; dit is het doel van alle myne lesfen cn voorfchriften. In den pcrfoon van Jefus eerbiedigt de Christen eenen Mcnfchenvriend, van welken zo dikwyls getuigd wordt: Hy had medelyden met het volk, hy wilde hen niet hongerig van zich laaten ; dat hy weende over het zelve; hy ging uit, geneezende allen; hy ging het land door, goeddoende aan allen, eenen Hoogepriester, eenen Middelaar tuslchen" God en de menfchen, die wel de Zoon van God, de luister zyner Heerlykheid, maar tevens onze broeder, die ons, uitgezonderd de zonde, in alles gelyk is geworden, alle menfcheiykc zwakheid gedraagen, alle foort van behoeften en ellende zelf ondervonden heeft, en dcrhalven gewislyk by onze ellende niet zonder medelyden kan blyven; eenen Verlosfer, die alles gewaagd , alles gedaan en alles geleden heeft, om ons van de dwaaling, de zonde, de dienstbaarheid en vreeze des doods en der helle te verlosfcn, cn ons wyze, goede, vrye, gelukkige menfchen te maaken; cenen Heer en Koning, die zich voor zyn volk opgeofferd, die een goede herder voor zymo. fchaapen, als een geheel onbaatzuchtig regent voor zyne onderdaanen, zyn leven gefield heeft, en al zyne magt cn vermogen tot hun C 2 wel.  3 6 DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN welzyn alleen befteedt. En zouden dan het aandenken cn vereeren van zulk eenen Leeraar, van zulk eenen Mcnfchenvriend, van zulk eenen Middelaar, van zulk eenen Verlosfer, van zulk eenen Heer en Koning ons angst en vrees veroor- zaaken ? Zoude het ons geen moed en vrymoedigheid infprceken? Wie verdient dan ons volkomen vertrouwen, indien Jefus het niet verdient? Van wien mogen wy dan toegeevendheid en medelyden en hulp verwachten, indien wy het van hem niet mogen verwachten? Over wien hebben wy reden ons te verheugen, indien wy ons over hem niet verheugen zullen ? Dc Christen, die inderdaad en in waarheid een Christen is, kent, ten derden, zich zeiven, en dit moet hem ook gerust en wel tc moede by zyne Godsdienstoefeningen maaken. Zekcrlyk kent hy zich als een zwak gebrekkig fchepfel, maar echter als een' oprecht dienaar van God en Jefus Christus, als een' mensch, die zich Gode en Jefus Christus gantfchelyk toegewyd heeft, die wel ftruikelt maar niet moedwillcns zondigt, wiens heerfchende gezindheden cn neigingen goed en fteeds tot het beste gericht zyn, die derfaalven voor den Alwectendcn niet flaafsch behoeft te vreezen, zyn oog niet angstvallig te fchuwen, maar  BY DEN OPENEAAREN GODSDIENST. 37 maar zyn gantsch hart voor hem openleggen, cn gerustlyk by zich zeiven denken en tot God zeggen mag: Heer, Gy doorgrondt my en kent my; V zy ik zit of opftaa, gy weet het; gy ver/iaat myne gedachten van verre; V zy ik gaa of leg, gy zyt by my, en let op alle myne wegen. Ben ik een zondaar, van zondige menfchen gebooren; de zonde heerfcht echter niet over my, ik ben echter geen flaaf der ondeugd. Is myne deugd gebrekkig, zy is echter oprecht, (trekt zich uit over alles, wat fchoon cn goed is, cn vergezelt my op eiken levensweg. Is de gedachte van God my niet altoos in het helderfte licht voor den geest; zy is my echter nooit vreemd, valt my nooit tot last, veroorzaakt my fteeds vreugde, verhindert cn verwart my zelfs niet te midden myncr vermaaken, beftuurt myncn gchcelcn wandel , vertroost my in alle rampen en geeft my kragt tot alle goede daaden. Is myne liefde tot Jefus niet altoos zo zuiver, zo vuurig als zyne verdieniten jegens my vorderen, en ik zelf wenfche;zy woont cn heerscht echter in myn hart; ik zie en bcfef echter, hoe veel, hoe oneindig veel, ik hem te danken heb; ik verheug my echter over hem. Heb ik zyii gelaat nooit gezien; zyn becldtcnis ,• het becldtenis zyner nederigheid, zyner zachtmoedigheid , zyner weldaadighcid , C 3 zyner  -38 DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN zyner vroomheid, zyner algemcene menschlievendheid is my echter voor de oogen; 't verltrekt my echter tot vermaak en tot eer, dat ik in zyne voetftappen treede, en hem navolge; ik verlang echter dikvvyls vüürig naar het zalige 00gènblik, waarin ik hem van aangezicht tot aangezicht aanfehouwen, cn my naamver met hem Vereenigen zal. Is myne liefde tot myne broeders niet altoos tot den zelfden trap levendig en werkzaam ; dit heilige vuur gaat echter nooit geheel in my uit; laat my nooit koel en onverfchillijr omtrent de belangen cn het lot myner medemenfchen worden, en beloont my fteeds mee vergenoegen , als ik hun dienen en helpen, als ik verdraagen en vergceven, als ik het gemeene welzyn iets opofferen kan. Ben ik nog verre van het doel der Christelyke volmaaktheid verwyderd, ik verlies echter dit doel nooit uit het oog, nader fteeds tot hetzelve, en vind den weg, die daarhenen leidt, fteeds gemaklyker en aangenaamer. — En daar myn hart my dit getuigenis geeft, wat zou my dan van God en van Jefus Christus vcrwyderen? Wat de gemeenfehap en den omgang met God cn met zynen Zoon Jefus Christus zwaar of vreeslyk voor my maaken ? Gods wil is immers myn wil; Jefus gevoelen is myn gevoelen; eene meerdere gelykhcid met God en met Je-  BY DEN OPENBAAREN GODSDIENST. 39 Jefus Christus is het doel myner wenfchen en poogingen. En zou God niet, niettegenftaande alle myne gebreken en zwakheden, met gunftig welgevallen op my nederzien ? Zou hy niet myne redelyke poogingen, om fteeds beter te worden en hem fteeds nader te komen, billyken? Zou hem niet elke uitdrukking van liefde, van dankbaarheid, van vreugde, van gelaatenheid, die uit het binnenfte van myn hart komt, aangenaam zyn , offchoon dezelve aan zyne Majefteit en Grootheid niet beantwoordt noch kan beantwoorden? Zou ik my niet over de oprechtheid van myn hart, cn over myne vordering op den weg der wysheid en der deugd voor God verheugen, daar ik het goede, dat ik ben en heb en vermag, aan hem te danken heb? Zou ik een welgeaart cn door de leer van het Christendom verbeterd mensch , een gehoorzaam onderdaan van God zyn, en echter zodanig voor hem vreezen en my zodanig jegens hem gedraagen , als of ik een hardnekkige oproermaaker in zyn ryk, een moedwillige zondaar ware? Zou ik een Christen zyn, en de voorrechten, die het Christendom zyne echte belyderen fchenkt, niet blymoedig gebruiken.? De Christen kent, ten vierden, het oogmerk en de bedoeling van den uiterlyken. Godsdienst in C 4 yal-  4-0 DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN 't algemeen cn van het vieren des heiligen Avondtnaals in 't byzonder,cn weet, dat zy geen angst, geene vrees en fchrik, maar vertrouwen en vrymoedigheid in ons verwekken, en ons door dit vertrouwen en deeze vrymoedigheid aanfpooring enkragt ten goede moeten geevcn. God, zo denkt en beflüit de Christen hierover by zichzclvcn, God is niet gelyk de menfchen , die zich om huns zelfs halvcn laaten eeren en dienen, die in de eer cn dienst, dien men hun bewyst, een ge deelte hunner volmaaktheid cn gelukzaligheid zoeken. God behoeft onzen eerbied en onzen dienst niet; hy wordt niet van mcnfchcnhandcn gediend, als of hy behoeften had, die wy vervullen konden; want hy zelf is het die ieder een het leven, den adem en alle dingen fchenkt. Zyne volmaaktheid en gelukzaligheid immers zyn even zo eeuwig en onveranderlyk als hy zelf is. God is niet gelyk dc menfchen, die men zo ligt beledigen en zo bezwaarlyk bevredigen, zo ligt vertoornen en zo bezwaarlyk ter neer zetten kan, die zo geneigd zyn om een toevalligheid voor fchuld, het geringde vergryp voor eene misdaad te houden, in wier oogen elke niets betekenende omftandighèid, elk woord, elke wenk, elke gebaarde zo gewigtig is, die zo dikwyls meer op den fchyfl dan op het wezen zelfs, meer op hej Ui ter-  BY DEN OPENBAAE.EN GODSDIENST. 41 uiterlyke dan op het innerlyke zien. God ziet op het hart van zyne dienaaren; en indien dat braaf is, indien dat hem tracht te behaagen, dan komen woorden noch gebaarden, fchyn noch gedaante , doolingen noch onopzcttelyke frruikelingen by hem in aanmerking. — Zyne vcrheerlyking en zyn dienst hebben eeniglyk onze gemoedsrust en gelukzaligheid ten oogmerk, cn aan zyne gemoedsrust en gelukzaligheid te arbeiden, is geenzins een werk van dwang en van angstvallige vrees, maar 't is eene bezigheid, die met gerustheid , met vertrouwen , cn vrymoedigheid waargenomen en gedreven wil worden. — Wan-' neer God ons tot bidden, tot het lofpryzen van zynen naam , tot aanhooren en betrachten van zyn woord, tot Christelyke overdenkingen, tot andere Godsdienflige oefeningen nodigt en óproept, dan is 't als of hy ons liet toeroepen: Menfchen, laaten u de zorgen en bezigheden deezes leevens niet overweldigen : werpt uwe bekommeringen op my, verkwikt u van dcezen arbeid, verkwikt u van de gewoone, zo fpoedig verzadigende en vermoeijende vermaakenvan zinnelyke menfchen door zuivercr cn verhevener geneugten: denkt levendiger en aanhoudender dan gewoonlyk aan dat, 't welk uwen geest verheffen , uw hart vcrwyden, en u edele, duurzaame c 5 ge-  4^ DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN genoegens kan verfciiaffen: verheugt u over uwen Schepper en hemelfchen Vader, verheugt u over de troostryke betrekking, in welke gy tot hem flaat, verheugt u over zyne weldaadcn en zyne meer dan vaderlyke voorzienigheid en regeering over alles; fchept uit zyne Algenoegzaamheid nieuwe kragten en nieuwen moed, verzekert u van zyne toegenegenheid en gunst, van zyne goedkeuring en welgevallen, gevoelt dan uwe waardigheid, uwe grootheid, uwe verordening, en verfrerkt u in de hoop der toekomende heerlykheid. — En wat, myne geliefde Vrienden; wat roept ons in dit opzigt het feest des heiligen Avondmaals in 't byzonder toe ? Herinner u, dit roept ons deeze maaltyd der Goddelyke liefde en der menfehelyke zaligheid met luide ftemme toe, herinner u hier, hoe zeer God de wacreld en dus ook u heeft liefgehad, en verblyd u daarover. Herinner u hier dat geen, 't welk Jefus ten beste der ftervelingen, en dus ook tot uw best, gedaan , geleden, opgeofferd heeft, en verblyd u daarover, dat gy hem kent, dat gy zo naauw met hem verbonden; bedenk, dat gy door hem verlost zyt! Herinner u dat,'t welk Jefus nog voor Ü doen wil, de zaligheid, die hy in den hemel voor u bereidt, en geniet dezelve in 't geloof Én in dc hoop reeds by voorraad. Hier  BY DEN OPENBAAREN GODSDIENST. 43 Hier verdwynt derhalven voor den Christen alles, wat hem zou kunnen ontrusten en vrees aanjaagen; alle vrees voor de zonde en haare gevolgen , want hier viert hy de gedachtenis van hem, die in de waereld gekomen is, om zyn volk van de heerfchappy en ellende der zonde te verlosfen; alle angstvallige vrees voor lyden en tegenfpoeden, want hier viert hy de gedachtenis vaia hem, die dit lyden geheiligd, die het ons als den weg tot grooter volmaaktheid te befchouwen en naar zyn voorbeeld met gelatenheid en ftandvastighcid te verdraagen geleerd heeft; alle vrees voor den dood, want hier viert hy de gedachtenis van hem, die daartoe geftorven.is, op dat hy den dood de magt bename, en ons den weg tot de onfterrlykheid cn tot een ecuwig leven baande. En dus is troost, hoop, vertrouwen , vrymoedigheid de waare verordening, het eindoogmerk van den gantfehen Christclyken Godsdienst. Eindelyk, myne aandachtige Toehoorers, kent de Christen de waardy en de kragt van zulk eene vertrouwelyke en vrymoedigc Godsdienstoefening, en dit ook moedigt hem daartoe aan. Hy weet, en weet het uit eigene bevinding, dat dezelve veel meerder deugd en gelukzaligheid werkt, en  44 DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN en do eer van God cn Jefus Christus veel zekere/ bevordert:, dan flaaffche vrees en angstvallige dwang. De blydfchap in den lieer is zyne iierktc. Nooit verblinden en verleiden dc goederen cn voordeden dcezer aarde hem minder, nooit valt 'them ligter, alle verzoekingen en verlpkfelen ten kwaade te overwinnen, nooit gevoelt hy zich gewilliger en gefchikter tot het vervullen van eiken,, zelfs van den moeilyldlen pligt,dan wanneer kinderlyk vertrouwen op God hem bezielt, dan wanneer hy zich over Hem cn zynen Zoon, Jefus Christus, van gantfeher harte verblyden kan. Waarroe maakt ons de liefde niet bekwaam, en wat kan dc mensen, die wclgemocdigd is, niet al uitvoeren? — Daarenboven, even gelyk het eenen Regent tot roem verflrekt, dat zyne onderdaancn niet angstvallig voor hem vreezen , dat zy gerustlyk tot hem naderen cn opgeruimd en wel te vreden van zyn aangezicht te rug keeren; even gelyk het ouderen tot eer gedydt, dat hunne Kinderen zich gaarne in hun byzyn bevinden, dat zy over hunne tegenwoordigheid cn in hunne tegenwoordigheid verheugd zyn, dat zy groot vertrouwen' in hun dellen en niets dan goed van hun verwachten : even zo wordt God, onze hcmelfche Vader, daardoor verheerlykt, dat wy hem met een gcloovig, vast ver-  ' BY DEN OPENBAAREN GODSDIENST. 45 vertrouwen eeren en met eene kinderlyke vrymoedigheid tot hem naderen; even zo verftrekt het tot roem van het Christendom en van zynen Goddelyken ftichter , dat wy ons als belyders van hetzelve in het gebruik van zyne voorrechten, in het genot zyner zaligheden verheugen, en zyne plegtigheden met een vrymoedig vertrouwen waarneemen. —Ja, myne waarde Vrienden! indien wy God als onzen Vader; indien wy Jefus Christus als onzen verlosfer cn vriend ,• indien wy ons zclven als rechtfehapene Christenen kennen; indien wy het oogmerk en de bedoeling van den openbaaren Godsdienst; indien wy de waarde der vrymoedigheid onder denzelvcn kennen; zal 't ons gewislyk nooit aan gronden en drangredenen tot deeze vrymoedigheid ontbrceken, en de beoefening van den Godsdienst, het vieren van het heilige Avondmaal zal ons nooit tot dwang cn last, maar fteeds tot lust en vermaak verftrekken. En waardoor vertoont zich nu, welke uitwerk? felen heeft deeze vrymoedigheid van den Christen by den uitwendigen, Godsdienst in 'c algemeen en by het vieren van het Avondmaal in 't byzonder? De Godsdienstoefening, de Avondmaalhou- diny ii  4<5 DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEN ding van den Christen is, vooreerst, volkomen gewillig. Hy eert God, hy viert de gedachtenis van zynen Verlosfer, niet om dat gewoonte en voorbeelden hem daartoe verpligten, niet omdat hy wegens het nalaaten deezerpligtenftraf ducht, niet omdat hy gaarne door derzelven vervulling zonden en misdryven vergoeden, of zich een ftilzwygend verlof tot nieuwe zonden verwerven, of zekere aardfche goederen en zegeningen verkrygen wil: maar omdat hem zyn hart, omdat liefde en dankbaarheid jegens God en Jefus Christus hem daartoe aanfpooren, omdat hy 'cr zyn vermaak in vindt , omdat deeze verrichtingen zynen geest verheffen, zyn hart verwyden, hem nieuw leven en nieuwe kragt ten goede inboezemen, omdat hy zich nooit grootcr, geruster, ftcrker, gelukkiger gevoelt, dan wanneer hy zich na aan God houdt, en met hem en zynen Zoon, Jefus Christus, gemeenfehap heeft. Zyn Godsdienstoefening, zyn Avondmaalhouding is , ten tweeden, vry cn edel. Hy bindt zich daarby niet angstvallig aan tyden, aan plaatfen, aan formulieren. Hy volgt daarby de gevoelens van zyn hart;fchikt zich naar zyne daadelyke behoeften , kragten, omftandighedeh, uiterlyke aanleidingen en opwekkingen; bekommert zich niet, in-  BY DEN OPENBAAREN GODSDIENST. 47 indien hy niet altoos den zelfden graad van klaar* heid in zyne voordellen, den zelfden graad van fterkte en levendigheid in zyne gewaarwordingen, de zelfde vuurigheid in het gebed bereiken, niet altoos den zelfden verrukkenden wellust in de verkeering met God en met Jesus Christus genieten kan, die hy misfchien wel eens te vooren genoten heeft. Hy brengt God met een kinderlyk eenvoudig hart telkens 't geen hy heeft; geniet telkens met een vroolyke gemoedsgedeltenis, 't geen hy van zynen Opperden Weldoener ontvangt; doet telkens gerustlyk dat geen, waartoe God hem kragten fchenkt, en laat zich door geen gebrek, door geen gemis, door geene zwakheid zo min in het volbrengen van zynen pligc verhinderen, als in het genieten zyner zaligheid Ito oren*. Zyn Godsdienstoefening, zyn Avondmaalhouding is, ten derden, vol vertrouwen en van alle ontrustende twyfelingen ontheven. Hy gevoelc de Goddelyke tegenwoordigheid, en verheugt zich daarover. Hy weet en gelooft vastelyk, dat God acht op hem Maat, hem kent, hem lie£ heeft, hem hoort, en behoeft niet angilig te vraagen, waar hy zynen God zoeken en vinden zal, hy ziet en vindt hem allerwegen, in elke plaats,  48 DE VRYMOEDIGHEID VAN DEN CHRISTEff plaats, in elk^fchepfel, in elke weldaad, in el» ke gebeurdtenis. Hy houdt zich van Gods gei nade en welbehaagen verzekerd, en behoeft niet verlegen naar middelen om te zien, om zyne gunst te verwerven. Hy belooft zich den byftand, de hulp, den zegen van zynen God gerustlyk, verwacht alles goeds en niets dan goed van hem, twyfelt niet aan de verhooring van zyn gebed, niet aan de zegenryke gevolgen zyner Godsdienftige overdenkingen, geeft zich volkomenlyk over aan de befluuring van zynen hemelfchen Vader, en berust in zyn Vaderlyk toezigt en Voorzienigheid met de zelfde gerustheid, als een kind in de armen zyner geliefde en teder» beminnende ouderen rust. Einddyk , myne aandachtige Toehoorers! is zyn Godsdienstoefening, zyn Avondmaalhouding werkzaam eu heeft eenen kragtigen invloed op zyn geheel volgend leven. Hy is opgeruimd van geest, als hy van het verheerlyken van God cn zynen Zoon, Jefus Christus, terugkomt, niet om dat hy zich eenen last van den hals gefchoven, maar om dat hy zuivere, geestelyke genoegens genoten, om dat hy zynen geest en zyn hart verfterkt, om dat hy zyne gantfche verhevene verordening gevoeld en zyne Zalige gemeen-  BY DEN OPENBAAREN GODSDIENST. 4 daarop voor God en voor de waereld. Anders zouden wy immers niet het geboortefeest van Jefus, den Stichter van het Christendom, vieren , en aan de algemeene blydfchap zyner beJyderen deel neemen. Maar — of wy allen het geluk van Christenen te zyn, waarelyk inzien en befeffen? Of wy het uit overtuiging en ondervinding kennen? Ware het zo, dan moesten Wy, over 't algemeen genomen, veel vergenocgder zyn, veel geruster en vrolyker leeven, veel meer genot van het leven hebben, en in alle opzigten veel gelukkiger zyn, en ons ook voor veel gelukkiger houden. Neen, de klagten over nood en ellende, over gebrek aan vergenoegen en gelukzaligheid , de onvergenoegdheid mee zynen toeftand en met zyn lot, het verdriet cn de kwelling van allcrleie foort is nog veel teveel onder de Christenen, dan dat dit inzien en befef algemeen en levendig zou kunnen wcezen. Wat baat het echter gelukkig te zyn , en de grootite voordeden boven anderen te genieten, wanneer men zyn geluk niet kent, niet gevoelt, niet acht? Wanneer men van de voordeden, die •men bezit, geen, of toch geen waardig en blymoedig gebruik maakt? — Hierby, myne aandachtige Toehoorers! heb ik uwe opmerkzaamheid reeds dikwyls, en inzonderheid op zulke plcg-  ÏÏÓ DE VRUCHTEN DER VERSCHYNING' plegtige dagen, trachten te bepaalen. Laat my dit ook heden doen. 'Er is geen beter middel, om de waardy van het geluk en der voordeèlen, die men heeft, in te zien en te befeffen, dan wanneer men zich het tegendeel daarvan, de ontbecring van dit geluk en déczer voordeden, voorftclt, cn het verfchil van zynen toeftand in het eene en in het andere geval met malkanderen vergclykt; zo doet ons de levendige verbeelding van fmert en ziekte, dc gantfche waardy der gezondheid; zo doet ons het gezigt van eenen zwaarmoedigen droefgeestigen mensch, de gantfche waarde van een opgeruimd en vrolyk hart befeffen. Laaten wy ons juist van het zelfde middel bedienen, om de grootheid van het geluk, dat wy aan den in de waereld gekomenen Heiland en Zaligmaaker, Jefus Christus, te danken hebben, om de waardy van het Christendom duidelyker intezien en volkomener te befeffen. Laaten wy derhalven ovcrweegen, wat wy, naar alk waarfchynlykhe'ul,zyn zouden, indien Jefus Christus niet in de waereld gekomen ware, en wy zyne hulp en zyne leer ontbeeren moesten, en daarmede vergelyken,'»w wy thans zyn en kunnen weezen, nu wy ons over deezen byftand verheugen mogen. Voor-  VAN HET EUANGELIE. III Voortreflyk en naar waarheid is de befchryving, die onze tekst van de verandering geeft, welke door de komst van Christus in de waereld en door zyne van den hemel medegebragte goddelyke leer in onzen toeftand veroorzaakt is. Door de groote bermhartigheid onzes Gods is de Opgang uit de hoogte, het waarachtige hemelfche licht, de leeraar der waarheid, onder ons verfcheenen, en heeft de dikke duisternis der diepe onkunde, welke de ftervelingen prangde en verleidde, verdreeven, en hen geleid op den weg des vredes, den weg der gelukzaligheid. Wat zouden wy dan zonder het verfchynen van dit licht, zonder de onderrechtingen van deezen leeraar zyn ? En wat zyn wy door hetzelve geworden ? Wy zouden, voor eerst, onkundig zyn; onkundig in de gewigtiglie dingen, in dingen aan wier kennis den denkenden mensch meest gelegen moet liggen! Onkundig in opzigt tot God, tot zynen wil, zyne betrekkingen tot ons en de beste wyze van hem te dienen en zich van zyne goedkeuring te verzekeren; onkundig in opzigt tot den weg, die tot waarc volmaaktheid en gelukzaligheid leidt ; onkundig in opzigt tot de mid  112 DE VRUCHTEN DER VERSCHYNING middelen, waardoor een ftrafbaar fchepfcl de genade van zynen Schepper en Richter weder verwerven, en een door zonde verzwakt en bedorven fchepfel weder goed en zalig kan worden ; onkundig in opzigt tot het lot, 't welk ons na den dood te wachten haat. Zo onkundig waren de Heidenen, wien de Opgang uit de hoogte niet verfchenen was, zelfs hunne meeste wyzen niet uitgezonderd* Duisternis bedekte den aardbodem, en donkerheid de volken. Laat hunne kundigheid en doorzigt in andere zaaken nog zo menigvuldig en groot geweest zyn; hoe bepaald, hoe gebreklyk, hoe ontoereikende waren niet hunne begrippen van God, van den Godsdienst, van de verordening en de pligten Van den mensch, van de gronden onzer troost en onzer verwachting, ten aanzien van het tegenwoordige en het toekomende! Hoe algemeen en groot was niet de onkunde en de onzekerheid, en de daaruit voortvloeiende onverfchilligheid en zorgeloosheid, in welke zy in opzigt tot deeze hunne gcwigtigfte belangen leefden! — Maar nu het Christendom deeze duisternis onder ons verdreven heeft, nu zyn wy van alle deeze dingen onderrecht, en de ongeletterde kan zich zo wel als de geletterde, de geringfte des volks zo wel als zyn leidsman, duidelyke juis-  VAN HET EUANGELIE. 113 juiste, toereikende, en ter gerustftelling van zyn kart, ter wyze beftuuring van zyn gedrag voldoende bevattingen daarvan vormen. Nu kennen wy God, en kennen hem als den Schepper en Regeerer der waereld, als den Vader der ■menfchen. Nu kennen wy zyne vriendciyke bedoelingen te onswaards, en durven zonder flaaf* fche vrees, met kinderlyk vertrouwen aan hem denken. Nu verwart en vervaart ons de onmeetelyke afftand, die tusfchen hem cn ons gevonden wordt, niet meer, Want jefus Christus, die te gelyk Gods Zoon cn Zoon des menfchen is, •heeft den zeiven als 't ware aangevuld, ons de Godheid bekender gemaakt cn ons nader tot dezelve gebragt. Nu weeten wy, hoe wy God op eene hem welbehaagciyke wyze dienen, hoe wy ons van zyne gunst verzekeren, en zelfs, als wy gezondigd hebben, genade en vergiffenis van hem verwerven kunnen. Nu weeten wy, waartoe wy in deeze en in de toekomende waereld verordend zyn, wat wy hier en hiernamaals te hoopen en te verwachten hebben, en langs welken weg wy het doel onzer volmaaktheid en gelukzaligheid bereiken kunnen. En welke gcwigtige, noodzaakelyke, onontbeerlyke kundigheden zyn dat niet voor den mensch, die zich boven het zinnclyke verheft en zyne gecstclyke H krach-  114 DE VRUCHTEN DER VERSCHYNINO krachten leert gevoelen en gebruiken ! Welk eett licht, welk een' troost moeten zy niet verfpreiden over alles wat hy denkt en ziet en doet en wat hem overkomt! Doch, zonder de hulp van dit voor de waereld verrczene licht zouden wy niet alleen in de gewigtigfte dingen onkundig zyn; maar wy zouden nog, naar alle waarfchynlykheid, de groffte, ongerymdlte doolingen omtrent deeze dingen voeden. Wy zouden vermocdelyk veelgodisten, afgodendienaars, bygeloovige menfchen zyn; menfchen, die aan de fchepfelen de eer beweezen, welke alleen den Schepper toekomt; menfchen , die door alles in de war gebragt, door alles verfchrikt, door alles ontrust zouden worden; menfchen, die zich door ydele, kinderachtige gebruiken en plegtigheden , door flaaffche gevoelens en bedryven vernederden, en de> waardigheid hunner natuur verloochenden. Zodanigen waren de Heidenen, zodanigen waren ook onze voorouders; en wie verzekert ons, dat wy, hunne nakomelingen, gelukkiger geweest zouden zyn ? Doch, mogelyk ware de afgodery en het bygeloof door zyne eigen dwaasheid gevallen; het vernederende, het tegenitrydige, het ongerymde daarvan zou zich langzamer-  VAN HET ÈUANGELIE. 115 «ierhand aan de menfchen ontdekt en in zyne Waare gedaante vertoond hebben. De al te ftren* ge flaaffche boeien, waarmede zy hen gevangen hield, zouden in 't eind hun ongenoegen verWekt, en hun moed cn flerkte gegeeven hebben, om dezelve te verbreeken en zich in vryheid te ftelleni Onder de Grieken en Romeinen was de heerfchappy van het bygeloof ï'ceds aanmerkelyk verzwakt, reeds kon men daarmede ongeftraft den draak fteeken, toen het licht des Euangelics opging, cn hetzelve met eene onuitwischbaare fchancle brandmerkte. Mogelyk Waren wy derhalven ook niet altoos flaaven van het bygeloof en de afgodery gebleven. Maar hoe groot is dan nog niet voor den mensch, die aan zichzelven overgelaaten is, de ruimte van het vermydert van het bygeloof tot aan het kennen der heilzaame waarheid! Welke dwaalwegen, Welke doolpaden liggen 'er niet tusfchen beiden! Hoe lang kan hy niet op dezelve omdwaalen, voor dat hy tot het zuivere licht, tot dc gcrustftellende zekerheid komt! Is hy het gevaar der groffte doolingen en des bygeloofs ontgaan: dan wachten op hem dc niet minder gfoote ge* vaaren van het ongeloof eil der twyfelary. Dit Was het geval, waarin het verlichter gedeelte der heidenfche waereld zich by de verkondiging van H a het;  II6 DE VRUCHTEN DER VERSCHYNING het Christendom bevond. En dit zou waarfchynlyk het geval zyn, waarin wy ons zonder deezen hooger byftand bevinden Zouden. Maar is dit niet een ten hoogften droevige en ellendige toeitand ? Lydt niet onze deugd zo wel als onze gerustheid en wel te vrcdenheid op allerlei wyze daaronder? Hoe kunnen de eerde met blymoedighcid en Handvastig oefenen, cn onvermoeid naar grooter volmaaktheid firceven , wanneer het doel, werwaards zy ons leidt, verborgen cn onze verordening twyfelachtig voor ons is? Hoe kunnen wy ons met reden gerust ftellen, wanneer wy niet wectcn, van wien wy en alle dingen afhangen, wat met alles, wat is en wat gefchiedt, bedoeld wordt, wanneer wy als twyfelaars in de gebeurdtenisfen en veranderingen der waereld en in de lotgevallen der menfchen nu eens oogmerken cn wysheid en goedheid, doch dan weder niets dan fpeelingen van het geval mcencn te zien? Hoe veel hebben wy dan ook in dit opzigt aan het Christendom te danken ! Zyn licht heeft deeze grove, den mensch ontecrendc doolingcn verdrceven. Zyne magt heeft den afgodendienst en de fchandelyklte foorten van het bygeloof van een aanzienlyk gedeelte der aarde cn ook uit onze gewesten verbannen. Nu kunnen wy God zonder bygeloo; vi-  VAN HET EUANGELIE. I17 vigen fchrik in geest cn in waarheid dienen. Wy kennen hem, den Waarachtigcn, den Eenigen, en kennen hem als den bezitter van alle volmaaktheid , als de bron van alle gelukzaligheid, als den geenen, die onzen diepften eerbied, al onze liefde, onze onverdeelde gehoorzaamheid, ons volkomenst vertrouwen verdient. De bronnen der beter kennis van hem en van zynen wil ftaan voor ons allen open; wy kunnen allen dagelyks licht en zekerheid daaruit fcheppen, en van dit licht geleid, de beide klippen van ongeloof en van twyfelaary gelukkig vermyden. De Christelyke Godsdienst is inderdaad voor dc meeste menfchen het eenigfte, en voor allen het zqkerfte behoudmiddel tegen deeze ziekte der ziel; veel zekerer dan wyduitgeftrekte cn diepzinnige wysgecrige onderzoekingen. Zyn Gcddelyk gezach heeft in de waereld uitgevoerd en voert nog tegenwoordig by duizenden van zyne belyders uit , 't geen mcnfchelyke wysheid, 't geen nadenken cn onderzoeken nimmer, of zeer zeldzaam in ftaat waren te bewerken. Het maakt den zoeker naar waarheid alle zyne onderzoekingen ligt, bewaart hem als met1 eene onzigtbaarc hand voor veele dwaalwegen en mis • {lagen , beltuurt zeer dikwyls , zonder dat hy het merkt, zyn oordeel en zyne befluiten, en H 3 leidt  I 1 8 DE VRUCHTEN DER VERSCHYN1NG leidt den geenen, die tot diepe onderzoekingen tyd noch bekwaamheid heeft, langs eenen niet min korten dan veiligen weg tot de kennis der waarheid, cn tot de overtuiging van die waarheden , welke te weeten noodig en heilzaam voor hem is. Nog meer; zonder de hulp van den Christelyken Godsdienst zouden wy, naar alle waarfchynlykheid, nog niet verre gekomen zyn in het befehaaven van den geest en de zeden \ misfehien zouden wy nog in meer dan één opzigt in den Haat der woestheid cn barbaarschheid zyn, waarin zich eertyds onze voorouders bevonden. Ik weet wel , dat het Christendom , of veelmeer het misbruiken van het zelve op verfchillcnde tyden de befchaaving der menfchen meerhinder]yk dan gunftig geweest is, maar de grooter voortgang van dezelve , inzonderheid in de eer-. He en in de InajHe eeuwen, kan echter niet zonder zynen invloed worden opgelost, Zelfs in de bloeiendftc tyden van Griekenland cn Rome Was de befchaaving van den geest nooit zo algemeen onder alle Handen cn rangen van menfchen ; en zy zou het zekerlyk nog veel minder geweest zyn, indien niet hunne byzondere fïaai> kundige inrichting hunnen geest geheel eigene aan» fpoo-  VAM HET EUANGELIE. II9 Ipooringen tot het ontwikkelen van zyne bekwaamheden en krachten gegeeven had. En hoe zeldzaam was met dat alles het nadenken over zedelyke en godsdicnftige onderwerpen? In welk eenen algemeenen doodelyken fluimer lagen niet der menfchen zielen in dit opzicht verzonken! Befchouwt alle zulke volken, onder welken het Christendom onbekend is, of onder welken de kennis aan het zelve verlooren is geraakt , waar vindt men een, dat in opzigt van faefchaafdhcid van den' geest met Christelyke, en inzonderheid met Proteftantfche Christelyke volken vergeleeken mag worden ? En hoe groot zyn ook deeze voorrechten! hoe ryk in gewigtige gevolgen! Want daar eertyds onze voorvaderen eenige weinige volkshoofden voor zich denken, en de beflisfing over waarheid en dwaaling aan hun lieten, en zich eeniglyk met zinnelyke dingen bekommerden en metzinnelyke dingen bezig hielden; daar zy van hunne Druïden, van hunne priesteren blindeling geleid en onbepaald beheerscht wierden : worden wy van kindsbeen aan tot denken opgeleid, tot denken over zedelyke, geestelyke onderwerpen , over de gewigtigfte belangen van den mensch; leeren wy zelv' denken, zelv' oordeelen, leeren fmaak vinden in nadenken, in het oefenen van de H 4 krach-  ISO DE VRUCHTEN DER VERSCHYNING krachten van onzen geest, en krygcn daardoor middelen en aandrang, om dezelve fteeds volkomencr te ontwikkelen. Gelyk het Christendom in vroeger tyden menig volk het eerst met de letterkunde, met dc kunst van leezen cn fchryven, dien grondikg van alle befchaaving, bekend maakte," zo heeft het in laater tyden der menfchen geesten in dc menigvuldigfle en fterki fte hewecging gebragt, cn is nog by zeer vce^ len de voornaamfte aanleiding cn het beste middel van hunne toenccmende verlichting. Maar, zonder de hulp van het Christendom zouden wy nog grooter onheilen te duchten heb-t ben. Wy zouden, ten vierden, ailcrwaarfchynlykst nog in de grooifte zedelyke bedorvenheid begraaven liggen, nog flaaven der zonde en ondeugd zyn. Zonder den Opgang uit de hoogte, wiens verfchyning wy thans plegtig gedenken ,i zou vermocdclyk de duisternisdie ook in dit opzigt ten dien tyde hei aardryk bedekte, hetzelve nog allczins omringen en misvormen. En hoe groot, hoe algemeen, hoe vreesfelyi was niet dezelve! Hoe onbegrensd heerschte niet de ondeugd met haaren gantfehen trein van dwaas-: heid en ellende onder de menfchen ! Hoe angst- i yallig moest niet de deugd zich voor haare woe^. de  VAN HET EUANGELIE, . 121, de verbergen, en hoe ten uitcrften zeldzaam was niet deeze deugd! Hoe zeer waren niet alle de edele krachten dermenfchelykc natuur verzwakt, hoe zeer alle bronnen van hun geestciyk, verhevener leven vergiftigd! En zo,myne aandachtige Toehoorers! zou het clenkelyk nog zyn. Want alle de veranderingen , fedcrt onder de volken in ftaatsgefteldheid, regeeringsvorm, wetten , heerfchcnde beginfelen en gevoelens voorgevallen, fchyncn niet vermogend genoeg geweest te zyn om het algemeene bederf te duiten, en eene aanmerklyke verbetering van hetmenschdom te weeg te brengen, zo niet het Christendom zich tegen dit bederf verzet haclde, en by alle omwentelingen ten beste der menfchen meer of min werkzaam geweest ware. Daar de liefde tot het Vaderland, die eertyds onder de Grieken en Romeinen heerschte, het fteeds toeneemende verval der menfchen en der zeden niet kon verhinderen, waardoor had dan^toch dezelve in 't vervolg van tyd weerhouden kunnen worden, toen alle de deelen van deeze krachtige Dryfveer verflapt, toen alle regeeringen zo willekeurig , zo beflisfend , zo dwingelandisch waren, toen 'er geen eind was aan de oorlogen en omwentelingen, toen zo veele barbaarfche volken malkanderen van alle kanten verdrongen en onH 5 op,  li2 DE VR.UCHTEI* DER VERSCHYNING ophoudelyk onderling om het mees terfc hap twistten? Genomen, dat van tyd tot tyd ecnige uitmuntend wyze en edele menfehenvrienden van het verbeteren hunner broederen hun werk gemaakt hadden, zouden zy daarin wel beter geflaagd zyn, dan die wyzen der oude waereld, die wel enkele leerlingen hadden, maar nimmer daadeiyke hervormers hunner tydgenooten konden worden? Zouden zy er beter in geflaagd zyn, dan de wyzen in onze dagen, die, offchoon door het Christendom op den weg der waarheid gebragt, nogthans niet in {laat zyn iets tot {tand te brengen of aan te wyzen, 't welk de plaats van hetzelve zou kunnen vervullen? Neen, waarfchynelyk zouden wy allen of de meesten van ons nog flaaven van onze begeerten en driften, dienstknechten der ongerechtigheid weezen. Van waar zouden wy zonder het licht en de kracht van den Godsdienst moed en ïlerkte ter bedwinging van ons zelvcn, ter veredeling van onzen geest en onze gevoelens afleiden? Waar een zekeren regel van ons gedrag, waar vaste , onbedrieglyke en door genoegzaam gezach geftaafde beginfels vinden? Hoe tot het verhevene begrip van de menfchelyke en Christelyke volmaaktheid komen? Waardoor tot het ftree-  VAN HET EUANGEL1E. 123 ftreeven naar dezelve aangefpoord, en daarin onvermoeid gemaakt worden ? Welk eene ellende, welk eene vernedering is het echter niet, een flaaf der zonde en ondeugd, een fpeelbal zyner begeerten en driften te zyn; en in eenen aanhoudenden ftryd met zich zelvcn en met anderen te leeven; fteeds te willen en niet te kunnen; voor-' neemens op te vatten en ze niet ten uitvoer te brengen ; naar geluk te reikhalzen en te jaagen, en hetzelve echter niet te bereiken ! Maar thans, myne aandachtige Toehoorersj is het onze eigen fchuld, indien wy nog flaaven zyn , indien wy niet de edelftc vryheid kennen en genieten , indien wy niet de gantfche waarde, de gantfche zaligheid der deugd befefièn en ondervinden, Het Euangelie vertoont ze ons in haare fchoonfte gedaante, onder het verhevenfte voorbeeld. Het wyst ons den rechten weg naar dit heerelyke doel, en geeft ons de fterkfte drangredenen, de beste hulpmiddelen aan de hand om ftandvastig naar het zelve te ftreeven en het gelukkig te bereiken. Jefus Christus, onze Leidsman en Voorganger, ftaat als het verhevenfte ideaal der mcnfchelyke volmaaktheid voor onze oogen; en welke aanfpooringen heb* ben wy niet, als zyne leerlingen, als zyne verlos-  124 D\l \UVCHTEN DKR YERSCHYNING losten , als zyne onderdaanen, als zyne vrienden, als aanftaandc declgenooten zyner hcerlykhcid, om hem na te volgen en hem fteeds meer gelyk te worden! En hoe veele duizenden zyn niet langs deezcn weg wcrkclyk deugdzaam geworden ! En hoe veclen zyn het nog thans, en verheugen zich thans over hunne deugd, en fchynen thans ais lichten der waereld, cn werken als het zout der aarde! Ja> hoe veclen onder u hebben niet ook in dit opzigt dc kracht van het Christendom ondervonden , cn ondervinden ze nog! Herinnert u de edele,yroome oogmerken, die het zo dikwyls in u verwekt en verfterkt; herinnert u de overwinning die gy meer dan eens, door het Christendom onderdcund, op u zclvcn en op de verzoekingen tot zonde behaald hebt; herinnert u de menigvuldige goede poogingen en daaden , waartoe het u moed cn fterk-. te verleend, aan de menigvuldige weldaadige, algemeen nuttige bcdryven, waartoe het u heeft aangefpoord: cn leidt daaruit af, hoe veel gy hetzelve in alle deeze opzigten te danken hebt. En welke gelukkige veranderingen zyn ook dit, myne waarde Vrienden! welk een geheel ander mensch is niet de deugdzaame dan dc ondeugende, de vryc dan de flaaf! Welk een geheel  VAN HÉT EUANGELIE. 12$ ■ heel ander gevoel van zyne waardigheid heeft niet de cerfte, dan de laatlte! Welke geheel andere genoegens cn zaligheden fmaakt niet de -cerfce dan de laatlte! De een wandelt in 't licht, ■ de ander in de duisternis, de een verheugt zich in de edclfte vryheid, de ander zucht onder het juk der dienstbaarheid: in den ftaat van den eenen heerfchen orde cn overeenftemming, inden Haat van den anderen verwarring en tegenitrydigheid: de een heeft een daadelyk bly genot van zyn leven en nadert fteeds zyne verhevener verordening, de ander verwydert zich by aanhoudendheid verder van dezelve, en de zuiverde edelfte geneugten des levens zyn hem onbekend. • Dit is het nog niet alles. Zonder den invloed van het hemelfche licht, dat door de groote bermhartigheid Gods onze duistere wooningen verlicht heeft, zou het ons even zo wel als on•zen heidenfehen voorouderen aan troosten gerustheid in lyden, aan hoop en vertrouwen cp God ontbreeken. Wy zouden even weinig als zy weetcn, op wien wy ons verlaaten, naar welken God wy ons wenden, waar wy befcherming en hulp cn byftand zoeken en vinden., en door welke plegtigheden, door welke gebruiken cn offers wy dezelve verkrygen moesten, ij '*no ••;/ 'Al  I2Ó* DE VRUCHTEN DER VERSCHYNINO Al onze troost zou zyn in de gedachten vart de noodzaaklykheid, of de onderwerping aan een blind, onvermydelyk gevak En welk een ellendige troost is dat niet! Geeft die wel eene andere gedaante aan ons lyden ? Vertoont hy ons hetzelve van eene aangenaamer , of min verfchriklyke zyde? Geeft hy ons grond om van het verdraagen van hetzelve iets goeds te hoopen? En hoe zouden wy dan uit den doolhof der mcnfchelyke lotgevallen uitkomen ? Hoe onze eigene lotgevallen kunnen ontknoopen? Welk eene duisternis zou niet alles, wat is en wat gefchiedt, wat ons en anderen overkomt, bedekken, indien de leeringen van het Christendom Voor ons verborgen waren! — Nu, daar en tegen is deeze duisternis onder ons verdrecvert, en met dezelve onze troosteloosheid. Nu Haan 4er voor ons aller wegen bronnen van gerustftelling en van vcrtroofting open, die even zo zuiver, als ryk en onuitputbaar zyn. Het denkbeeld van een Opperwezen vol wysheid en goedheid, dat alles, en over alles regeert; het denkbeeld van eenen hemelfchen Vader, die ons, zyne kinderen , kent, lief heeft, voor ons zorgt, en niets dan gelukzaligheid wil en bevordert; het denkbeeld van eenen almagtigen en alömtegenwoordigen God, die niet verre van ons is, ons  VAN HET EUANGELIE. I2f Ons nooit vergeet, ons befcherming cn byftand belooft en fchenkt, die zo gaarne helpt en altoos kan helpen; het denkbeeld van een toekomend leeven, 't welk alles ontwikkelen, over alles licht verfpreiden, alle verwarring en tegenftrydigheid op overeenrtemming doen uitkomen, alle ellende en geluk veranderen, en alles nader tot zyn doel en dc volmaaktheid zal brengen s welke bronnen van troost en gerustheid zyn dat niet ! En. wie heeft ze ons geopend dan het Christendom? wie nodigt ons dagelyks tot het gebruiken van de zelve, en wie opent ze ons als 't ware dagelyks op nieuw dan het Christendom? En hoe veel duizend zielen hebben hier reeds laavenis en verkwikking gevonden ; cn hoe veele lesfehen nog dagelyks, door de hitte van veelerhande tegenheden vermoeid, hunnen dorst uit dit fteedsfpringende, nimmer opdroogende water des levens! Eindelyk zou zonder het licht, 't welk voor ons uit de hoogte is opgegaan, onze kennis van en ons geloof in onze onfierflykheid en den toekomenden (laat van vergelding even zo onzeker, even zo duister, even zo wankel zyn als zy voorheen onder de menfchen waren, en als zy nog grootdeels onder cie volken zyn, die door  1 = 8 DE VRUCHTEN DER VERSCHYNING het Christendom niet verlicht worden. Zekerlyk zouden altoos zekere overleveringen , zekere algemeene gevoelens wegens deeze leer meer "bf min onder de menfchen gewerkt, en ook veel goeds gewerkt hebben. Maar welk een zonderling mengfel van waarheid en dwaalingen Waren niet deeze overleveringen en algemeene gevoelens ? Hoe weinig invloeds hadden zy en konden zy hebben op den zedelyken toelland der menfchen! Hoe ligt konden zy by eiken aan denken en onderzoeken gewoonen mensch hunne geloofwaardigheid verliezen! En by hoe veelen hadden zy dezelve werkelyk geheel vcrlooren! Maar wat is echter de mensch zonder deeze kennis, zonder dit geloof? Welk een beklagenswaardig, ellendig fchepfel! Hoe ilrekt niet alles, het voorlcdcnc, het tegenwoordige en het toekomende om hem in de war te brengen! Hoe raadfelachtig moet hem dit leven, hoe ondoorgrondlyk zyne verordening , hoe verfchriklyk de dood, hoe vreesfelyk deszelfs gevolgen toefchynen! Met elke fchredc zyn vernietiging te gemoe't te gaan, of te fterven in 't onzekere, of men niet gantschlyk zal ophouden te zyn, hoe zwaar, hoe treurig moet zulks niet voor den denkenden mensch het leven en het fterven maaken! Hoe dikwyls moet hy niet in verzoeking ko-  VAN HET EUANGELIE. 120 komen, om den dieren des velds hun lot te benyden, die het tegenwoordige ongelloord en blymoedig genieten, en over 't geen toekomende is, niet kunnen denken! Maar thans, myne geliefde vrienden! nu wy Christenen zyn, nu kunnen ons deeze duisterheden niet meer verfchrikken. Nu is het leven en de onverderflykheid door Jefus Christus, den Opgang uit de hoogte, aan het licht gebragt. Nu is den dood de magt en het graf zyne heerfchappy benomen. Nu weeten wy met zekerheid, dat wy niet gantschlyk, niet voor altoos' fterven, maar dat wy eeuwig leeven en van eeuwigheid tot eeuwigheid fteeds volmaakter en gelukkiger zullen worden. Nu kunnen wy onzen loop gerust en veilig voortzetten, en weeten, waarheen wy gaan, en kennen het doel, het heerlykc doel, daarheen de weg des Christelyke deugd ons voert. Nu kunnen wy blymoedig leeven en gerust fterven; want dit leven is alleen het begin, alleen de eerlte trap van ons beltaan ; en de dood is niet het einde van ons aanweezen, hy is flechts de overgang tot een beter, volmaakter leven. ö Geloofd, geloofd zy de voortrcflyke berm* I har-  130 DE VRUCHTEN DER VERSCHYNING hartigheid Gods, die dit heldere licht over ons deed opgaan, ons de vreesfelyke duisternis onttrok, waarin onze vaders eertyds zuchtten, en ons voerde op den weg des vredes en der gelukzaligheid! Geloofd, geloofd zy hy, die in den naam des Vaders tot ons kwam, en ons dit licht, deczen troost, deeze verwachting, van den hemel op de aarde, van den hemel in onze harten bragt! ö Hoe groot is ons geluk, dat wy Christenen zyn ! Niet meer onkundig, niet bygeloovig gelyk de Heidenen, niet meer afgodendienaars , niet meer dienstknegten der ongerechtigheid, niet meer geheel zinnelyke troostlooze, wanhoopige menfchen gelyk zy! Neen, ons heeft de waarheid verlicht; wy zyn onderrecht aangaande de gewigtigfte dingen en kunnen in deeze onderrichting volkomen berusten ;wy kennen en eerbiedigen den eenen waaren God en zynen afgezant, Jefus Christus; onze geest is verfterkt en veredeld; onze reden kan vryelyk werken; edeler bedoelingen bezielen ons; wy hebben nieuwen aandrang en nieuwe krachten tot de deugd bekomen; ons is vertroosting in lyden en verwachting in den dood bereid, ö Laaten wy ons daarover verheugen , myne geliefde Vrienden! de gantfche waardy van ons geluk befeffen, en God, en zynen Zoon, Jefus Christus,  VAN HET EUANGELIE. 13J rüs, niet alleen heden, op deezen plegtigen dag, maar alle de dagen onzes levens, deswegen ver • heerlyken. En opdat deeze vreugde des te ge* grondcr en volkomener mag worden , zo laat ons toch trachten alles te zyn, te worden, te hebben, te doen, te genieten, wat Christenen maar eenigzins kunnen en behooren te zyn en te worden en, te hebben en te doen en te genieten. En hoe veel ligt hier in niet opgeflotcn! Hoe heerlyk is de roeping, hoe grootsch dc verordening van den Christen! Hoe by uitnecmendheid wys en goed en zalig kan hy niet als een Christen zyn en worden! Ja, de waare, levendigmaakende geest van het Christendom , moet ons fteeds meer en meer doordringen en bezielen! De geest van kinderlyke liefde tot God, van blydc hoop en vertrouwen op God, de geest van hartelyke broederlyke liefde tot alle menfchen; de zachte, de moedige, Gdde gelatcne, vergenoegde, zich gaarne voor anderen opofferende geest, dien Jefus Christus bezielde; die edele , hemelfche gemoedsgefteldheid, die meer de inwendige volmaaktheid dan uiterlyke voorrechten hoogacht en zoekt, die ons fteeds onze verhevener verordening herinnert , ons fteeds belang in dezelve doet ftellen, en ons alles als middelen en wegen daartoe leert I a aan*  132 DE VRUCHT. DER VERS. VAN HET EÜANG. aanzien, gebruiken, doen en lyden,- ja deeze gemoedsgesteldheid, deeze geest moet ons geheel hart inneemen en beftuuren , en zich in alle onze woorden en werken vertoonen! Dan zullen wy eerst de waardy van den Christelyken Godsdienst ten vollen befeffen, en onder de goede en gelukkige menfchen de besten en gelukkigften weezen! Amen. ZES-  ZESDE LEERREDE. JESUS CHRISTUS EEN LEERAAR DER WAARHEID. Tukstï Euahg. van Johannes, Hoofdft. XVIII: vs. 37. Hiertoe ben ik geboren, en hiertoe ben ik in de waereld gekomen, op dat ik der waarheid getuigenis geeven zoude. I 3   o f^od, Vader van alle licht, oorfprongely» ke bron van alle waarheid, ook in onze duisternis zond gy een ftraal van uw licht neder ! Ook ons maakte gy vatbaar voor dc kennis van eenige waarheden! Gy fchiept ons naar uw Beeld, begiftigde ons met verlland en reden, en openbaarde u aan ons in alle uwe werken als de opperfte Wysheid, Magt en Goedheid. Ja, gy deed nog veel meer! Toen dwaaling en ongerechtigheid ons misleidden, ellende cn onweetendheid ons kwelden, zond gy uwen Zoon tot ons op aarde, voerde ons door hem van de duistere dwaalwegen der mcnfchelyke twyfeling te rug , maakte ons door hem uwen wil en aile voor ons nodige en nuttige waarheden bekend, en nu leidt ons haar helder fchynfcl op rechte , effene paden — leidt ons tot kennis, tot zekerheid, tot troost , tot deugd, tot zaligheid! Dank, innerlyke, eeuwige dank zy u toegebragt, 6 bermhartige, weldaadige Vader! voor ditheuchelyke licht, voor deeze vermogende hulp! Ach: laat toch dit licht ons allen fteeds meer verlichten,fteeds meer van alle fchadclyke dwaalingen en vooroordeelen bevryden, cn op den weg der Christelyke volmaaktheid fteeds doen vorderen. Leer ons toch allen de waarheid, die Jefus van den hemel geI 4 braSt  I36" JESUS CHRISTUS hragt beeft, zodanig kennen, zodanig aannee* men, zodanig opvolgen en gebruiken, dat wy daardoor waarlyk wys , waarlyk deugdzaam, waarlyk vergenoegd en gelukkig worden! Laat toch tot dat einde de overdenkingen, waarmede wy ons thans zullen bezig houden , gezegend zyn. Laat dezelve toch een hartelyk verlangen, om de christelyke waarheid te leeren kennen en te fmaaken vinden, en veel vroomc vreugde over haarc kennis en bevinding in ons voortbrengen. Wy bidden u hierom in den naam van uwen Zoon, onzen Heiland, en roepen u verder mes; zyne woorden aan: Onze Vader enz. Een man, die in alle zyne gefprekken cn daaden gezond verltand en onwrikbaarc liefde tot de waarheid, een rechtfehaapen, oprecht hart aan den dag legt, verdient, dat men hem ook dan op zyn woord gelooft, wanneer hy van zich zeiven, van zyne oogmerken, van hetgeen in zyn bmttenfte omgaat fpreekt. Alwie zulk eenen man zonder eenigen grond, of op zwakke vermoedens, geheel andere oogmerken toekhryft, dan hy zelf betuigt te hebben , zou daardoor geenzins fchranderheid, geenzins menfchen-  EEN LEERAAR DER WAARHEID. 1^7 fchcnkennis, maar vooroordeel en afkeer van dien mensch, zou een gebrek van geloof aan mcnfchelyke deugd en braafheid, dat wil zeggen , een hare verraaden, welk het zwaar valt, het goede te geloovcn cn den mensch iets goeds te vertrouwen; een hart dcrhalvcn, dat zelf voor geenen hoogen graad van zedelyke goedheid vatbaar ware. — De toepasfing dcczer algemeene aanmerkingen op myne tegenwoordige verhandeling kan u niet moeilyk vallen, myne aandachtige Tochoorers! Onze Heiland verklaart zich in onzen tekst voor zynen Rechter wegens zyn ampt, wegens de bedoeling van zyne verfchyning onder de menfchen, wegens het oogmerk van al dat geen , 't welk hy tot hiertoe gedaan had. Hiertoe, zegt hy, hiertoe ben ik geboren, en hiertoe ben ik in de waereld gekomen, op dat Ik der waarheid getuigenis geeven -zoude; opdat ik de waarheid leere, opdat ik de menfchen tot het kennen en gehoorzaamen der waarheid opleide, Hoe verre was dcrhalvcn onze Heer niet van alle de eer- en heerschzuchtige ontwerpen vervreemd , die de laaterc vyanden van het Christendom zich verftouten hem toe te fchryven! ,Hoc geheel en al zedelyk , hoe geheel en al I 5 gees-  1,33 JESUS C H R V t T U 3 geestclyk was niet het ryk, 't welk hy onder de menfchen wilde oprechten, en werkelyk heeft opgerecht! — Welke weg immers loopt verder van den troon ai*, dan de weg der waarheid? Welk licht kan zich minder met den glans der waereldlyke hoogheid en heerlykheid verdraagen, dan het licht der waarheid? — En zo ooit iemand verdiend heeft, dat men hem ten aanzien van zyne gevoelens en oogmerken op zyn eigen woord geloofde, het was gewislyk Jefus Christus ; Hy, die nooit eenig onrecht gedaan heeft, en in wiens mond geen bedrog gevonden is geworden; hy, dienimmer de dwaaling, nimmer de ondeugd gevleid, nimmer gezocht heeft aanzienlyken of geringen te gewinnen, noch zich immer by deeze of by geene party, by deeze of by gecne gezinte, in gunst en aanzien te brengen; een perfoon, die elke nuttige, heilzaame waarheid, zonder acht te (laan op het oordeel der menfchen of op de gevolgen die zy voor hem hebben zou, voorgedraagen en bevestigd en aan haarc bevestiging zyn gemak, zyne eer, zyne rust, in 't eind zyn leven zelfs heeft opgeofferd! Ja, hy verdient alle geloof en nevens hetzelve 'den dicpflen , dankbaarden eerbied, wanneer wy hem in dc hachelykfte omftandigheden zyns levens nog met volkomen vertrouwen  EEN LEERAAR DER WAARHEID. 139 wen hooren zeggen: Hiertoe ben ik geboren, en hiertoe ben ik in dc waereld gekomen, op dat ik een leeraar der waarheid zyn zoude. Waarheid, myne geliefde Vrienden! is voor onzen Geest juist dat, 't welk fpysen drank voor ons ligchaam is? De eene is het voedfel, de verkwikking, het leven van onzen Geest, gelyk de andere het middel ter onderhouding van ons ligchaam zyn; en voor den mensch, wiens verftand eenmaal in werkzaamheid gebragt is, die eenmaal begonnen heeft over zichzelven cn over dat, 't welk buiten hem is, na te denken, is de voldoening van den weetlust eene even zo wezenlyke dringende behoefte, als het ftillcn van den honger en den dorst. Zo lang hy gcenen niet weet te voldoen; zo lang hy als by de tast moet wandelen, of met louter twyfelingen te ftryden heeft; zo lang hy gecnen zekeren grond van kennis en van geloof, gecnen vertrouwden leidsman door de verwarde doolpaden der mcnfchelyke overdenkingen heeft; zo lang is hy voor geen duurzaame gemoedsrust-, voor geen waare gelukzaligheid vatbaar. Hy heeft niets, waaraan hy zich, vasthouden, waar op hy zich verlaaten, van waar hy by zyne onderzoekingen uitgaan en werwaards hy by voorkomende  Ï40 JESUS CHRISTUS de zwaarigheden weder te rug zou kunnen keeren ; en in 't eind bezwykt zyn Geest, door vergeeffche infpanning uitgeput, onder de menigte van twyfelingen, die het van alle kanten beltormen. Kon ik u dan, myne geliefde Vrienden, die te gelyk vrienden van redelyke overdenkingen, en vrienden der waarheid en der zekerheid zyt, kon ik u iets heuchelyker, aangenaamer mededeelen, dan het bericht, dat 'er iemand is, die deeze dringende behoefte van uwen Geest vervullen , die u de waarheid leeren kan cn wil ? Het bericht, dat de voor achttien honderdjaaren te Bcthlehem geborene Jefus hiertoe geboren en in dc waereld gekomen is, op dat hy der waarheid getuigenis zoude ge even? Ja, dat heeft hy, deeze Verlosfer en Weldoener der menfchen, gedaan , cn dat doet hy nog by aanhoudendheid door zyne lichtryke Goddelyke leer. Haar glans heeft duizenden van doolingen verbannen, die eertyds den mensch den weg der deugd en der gelukzaligheid, des troosts en der hoop toefloten. Door haar verlicht en geleid, zyn veele duizend menfchen tot die rust en dat vergenoegen geraakt, welke zy anders nergens konden vinden. Door haar verlicht en gelukkig gemaakt, zege-  EEN LEERAAR DER WAARHEID» I4I zegenen nog op deezen dag veele duizend Christenen het gelukkige uur, toen deeze Leeraar der waarheid onzen aardbodem betreeden en zyne wooning onder de kinderen der menfchen heeft opgeflaagen. Wie derhalven de waardy der waarheid op prys weet te ftellert, die naar de kennis daarvan verlangt, wie, vermoeid van twyfelen en vruchteloos zoeken, naar rust en zekerheid hygt, die kome tot Jefus, die fcheppc uit de bron van licht en van leven, die hy hem ontfluit! Daar, of nergens, zal zy zynen dorst ftillen en waarheid leeren. Want hiertoe is Jefus Christus geboren en in de waereld gekomen, op dat hy de waarheid zoude verkondigen. Zekerlyk niet alle waarheden, die de mcnfchelyke wcetlust in eenigen opzigt zou wenfchen te kennen. Zekerlyk niet de weetenfehap ran alle hemelfche en aardfche dingen, van alle verborgenheden der Schepping en Voorzienigheid, van alle diepten der natuur en der Godheid. Deeze doorgrondt en bevat niemand, dan alleen de Eenige, de Eeuwige, de Oneindige, van wien en door wien alles is cn beftaat! Maar alle nodige, alle nuttige waarheden van den Godsdienst; alle zulke waarheden, die tot onze verbetering en gerustheid verllrekken , die ons.  14* JfcSUS CHRISTUS ons tot wyze, goede, blymoedige, gelukkige menfchen, in deeze en in de toekomende waereld kunnen maaken; die kan, die wil ons de in de waereld gekomene Jefus leeren. En het getal deezer waarheden is juist niet groot, myne geliefde Vrienden! Zy kunnen tot weinige hoofdftükken gebragt worden. Maar haare vruchtbaarheid in gewigtige, tróostryke gevolgen, is groot, onmeetbaar groot voor den nadenkenden Christen. -Haar licht breidt zich uit over alles, wat wy zien en hooren, denken en doen, genieten en hoopen, over alles, wat binnen den nauwer of wyder kring onzer kundigheden, onzer werkzaamheid en onzer uitzigten in dc eeuwigheid begrepen is. Doch, wy moeten de waarheid, om welke getuigenis te geeven Jefus in de waereld is gekomen, nader kennen en ons in dezelve uit volkomene overtuiging leeren verblyden. En waarin beftaat zy ? Het zyn voornaamelyk zes boofdleeringen, die deeze Leeraar der waarheid verkondigd, bevestigd, en voor allen, die de goddelykheid zyner zending erkennen en hem tot hunnen Leidsman aannecmen, buiten allen twyfel gefield heeft; en deeze leeringen maaken juist het weezen van den Christelyken Godsdienst uit. Eer~  EEN LEERAAR DER WAARHEID. 143 Eerfïe hoofdleer: 'Er is een eenige God, Schepper en Heer van hemel en van aarde, een eenige allervolmaaktlle Geest, van wien, door wien en tot wien alle dingen zyn. Derhalven eene gantschlyke affchaffing van alle veelgodery en alle afgodery, — van alle tegen malkanderen ftrydende geneigdheden en krachten en werkingen en oogmerken en begeerten der hemelfche en aardfche, der opperde cn geringer, der beter en minder goede godheden, die voorheen het geloof en het leven en de hoop der menfchen verwarden! Derhalven eene allernaauwfte , onvernietigbaare vereeniging aller krachten, van alle leevenlooze en leevende denkende wezens, van alle zigtbaare en onzicnelykc waerelden in ééne eeuwige, onbegrensde, alles omvattende en alles bezielende kracht, in écne eeuwige, onuitputlyke bron van alle beftaan, van alle leven, van alle gedachten , van alle gelukzaligheid ! Derhalven — één vast, onbeweeglyk punt, van waar alles begint, rondom welk zich alles beweegt, tot 't welk alles te rug komt, in 't welk alles eindigt! Derhalven — écne waarheid, in welke alle andere bevat zyn, uit welke zy allen voorvloeien! Hier, ö myn geest! hier vindt gy rust; eene rust, hoedanige geen veelgodcndienaar, geen afgodendienaar ooit kon vinden!  j"44 JESUS CHRISTUS U kan de ontelbaare menigte van fchepfelen, die uw oog aanfchouwt, en de nog ontelbaarer menigte van fchepfelen, die uw verltand vermoedt, niet in dc war brengen. Zy zyn alle het werk van éénen God, van éénen Vader; en ook gy zyt zyn werk zyn kind even gelyk het de zon en de Herren, even gelyk het de verhevener geesten zyn! Gy kunt niet ontrust worden door twyfcling, wien gy te dienen, wien gy te aanbidden, by wien gy hulp te zoeken, op wiens gunst gy u te bevlyiïgen, op wien gy de hoop uwer gelukzaligheid te bouwen hebt. Het is één Eenige, Eeuwige, Oneindige, van wien gy afhangt, door wien _ utis welgevallen uw leven, wiens gunst uwe zaligheid is. Tot hem worden alle wenfehen, alle gebeden aller redclyke bewooneren van zyn onniectelyk Ryk opgezonden ; hy hoort ze allen cn vervult ze allen zo als ITO 1 BC ien ieder ill "t byzondcr en voor allen in 't algemeen het meest dienftig is. In het denkbeeld van hem, den Eenigen, den Alwyzen, den Algoeden, vindt gy de oplosfing van alle zwaarigheden, van alle fchynbaare tegenftrydighcid in de Natuur en in den Godsdienst , dc onfeilbaare regelmaat van uw' geheel gedrag, den onbewceglyken grondflag vau uwe hoop voor tyd en eeuwigheid, de meest bevredig  EEN LEERAAR DER WAARHEID. I45 efigende verklaaring van alle uwe lotgevallen -en van alle lotgevallen uwer broederen. In dit denkbeeld wordt alles, het kwaade gelyk het goede, enkel eenftcmmigheid! Maar dat ik dit denken, dit gelooven, my daarvan volkomenlyk overtuigen kan, dat heb ik, — prys en lof zy hen daarvoor gegeeven! — dat heb ik te danken aan den in de waereld gekomenen Heiland ! En offchoon ik niet in Haat ben den Eeuwigen, den Onzigtbaaren te bevatten; offchoon my zyne oneindige Grootheid, offchoon my de glans zynerHeerlykheid verblindt: ik zie hem nu echter in een helderer, bevalliger licht; ik zie hem onder eene zigtbaare mcnfchelyke gedaante , in den perfoon van zynen Zoon en Plaatsbekleder, in den perfoon van Jefus Christus, die de grootfte gelykvormigheid met hem heeft, die zyn kennelyk , waarachtig evenbeeld, het afdrukfel zyner volmaaktheid is. Door hem heeft zich God geopenbaard in het vleesch, in hem woont, door hem werkt cn vertoont zich alle de volheid der Godheid. Tweede hoofdleering: Gods Voorzienigheid en Regeering /trekt zich over alles uit; over het kleine, gelyk over het groote, over de deelen , gelyk over het geheel. Zy is onophoudelyk K werk-  I46 JESUS CHRISTUS werkzaam ten beste van al, wat leven heeft. Geen muscbje, zegt de Zaligmaaker, ftcrft zonder den wil der Godheid; geen haair kan van onze hoofden vallen, dat hy het niet zou weeten; zy zyn alle geteld: hy weet alles, wat wy behoeven, voor dat wy 'er hem om bidden. In hem leeven en beweegen ons en zyn wy. Derhalven — heb ik voor geen blind, dc goden zeiven dwingend noodlot, voor geene onvermydelyke noodzaakelykheid, voor geen ongegrond en nutteloos geval te vreezen. Derhalven — is het lot van my en van alle menfchen, van alle wezens , in de handen van den Eenigcn, den Eeuwigen, die alles ziet, alles beftuurt, alles volgens de wetten der volmaaktfte wyshcid en goedheid regeert. Derhalven — ziet het oog van den Alweetcnden ook my, zo klein, zo gering ik in my zeiven ook zyn raag! Derhalven — zorgt de Alvvyze, de Algocde ook voor my, die zo zelden weet, wat my goed is, en met elke fchrede, die ik doe, gevaar loop van te dwaalen! Derhalven — komt alles, wat my bejegent, van hem, van wien niets anders dan goed kan komen. — Gewigtige , troostryke leeringen , die ik aan den in de waereld gekomenen Jefus , den Leeraar der waarheid , te danken heb! Nu ontfangt alles, wat ik zie en wat in de wae-  EEN LEERAAR DER WAARHEID. I47 waereld voorvak eene geheel andere gedaante in myne oogen. Nu verwonder , nu bekommer ik my over geene afwisfelingen, geene verwarringen , geene wanorde , geene onwcnteÜngen in de natunrlyke, of in de zedelyke , of in de fttaatkundige waereld. Nu weet ik , dat alles onder het opzigt des AUerhoogflen Haat, dat die alles regelt, alles fchikt, het tegenwoordige en het toekomende omvat, dat niets zyn' wil weerftaan , niets zyne oogmerken verydelen kan, en dat hy ten laatften alles heerlyk uitvoert , wat hy voorgenomen had te bewerken en te doen. Nu is my alles, wat my overkomt, welkom, het goede en het kwaade, vordering en tegen Mand, geluk en ongeluk , leven en dood; want het is eene fchikking van God, het is eene weldaad van mynen hemelfchen Vader, die niets anders dan myn welwezen kan willen cn werken. Nu zy myn doel naby of verre af, • myne overige leevensdagen veele of weinig, myn graf in de aarde of in de diepte der zee, of onder de puinhoopen myner wooning: myn Schepper, myn Vader, myn Behoeder heeft my die doel gefteld, het getal myner dagen bepaald, en hy is hier en daar en overal — vérwisfelt geen ftofje met een ander, verliest geen uit het gezigt, en laat geen vonkje van leven voor altoos K 2 uit-  148 JESUS CHRISTUS uitgaan, geen kiempje van verhevener vermogens verwelken, geen zaadje van goede werken zonder vruchten verdierven! Derde hoofdleering der door Jefus verkondigde en bevestigde waarheid: God is verzotulyk: hy is de liefde zdv\ De God der Christenen is niet gelyk de goden der Heidenen, met donder en blikfem gewapend tot verderf der menfchen; niet, gelyk deezen, aan haat, aan wraakzucht, aan partydigheid, aan eigenzinnigheid onderhevig; niet, gelyk deezen, een wezen, dat ligt te beledigen en bezwaarlyk te bevredigen is, en wiens bedoelingen even zo veranderlyk als willekeurig zyn. Oneindig verre boven alle deeze menfchelyke zwakheden en gebreken, boven alle deeze de Goddelyke Natuur vernederende en onteerendc driften verheven, is hy enkel wysheid, enkel goedheid, enkel waarheid. Alle zyne werken liggen voor hem bloot, en hy befchouwt, beoordeelt , behandelt ze alle als zyne werken; als werken , die hem, den Almagtigen en Alweetenden, niet mislukken, die hunne verordening nimmer misfen kunnen , die vroeg of laat aan zyne oogmerken voldoen moeten; en zyne oogmerken zyn leven en vreugde en geluk. Leven zelfs uit den dood, vreugde uit den dicp- ftea  EEN LEERAAR DER WAARHEID. I49 ften nacht des verdriets, geluk uit de menigvuldigfte ellende, uit den 'ftryd van duizend fchynbaare en wezenlyke rampen! Ja, hy is Vader; een wyze, liefderyke genadige Vader, die alle zyne kinderen met toegenegenheid en liefde omvat ; een Vader, die niet met ons wil handelen naar onze zonden, en ons niet vergelden naar onze misdaaden; een Vader, die gaarne verfchoont, gaarne vergeeft , gaarne zegent en goed doet, en die ook dan, wanneer hy firaft en tuchtigt, flechts zegent en goed doet; een Vader, die zyne afgedwaalde kinderen gaarne aanneemt, wanneer zy weder tot hem komen, en alle, alle hunne zonden, zo dra zy dezelve oprechtelyk verzaaken, niet meer gedenken wil; een Vader, die duizend ftruikelingen en zwakheden in zyne kinderen over het hoofd ziet, maar alleen daarom, om dat hy hen lief heeft en gelukkig wil maaken, geene heerfchende kwaade neiging, geene opzetlyke zonden in hun duldt, ó Welk een balfem voor verwonde feweetens ï Welk een troost voor menfchen, die gezondigd hebben en naar vergceving van zonden, reikhalzen ! Welk een grond van gerustheid voor allen, die welgezind zyn, die fteeds beter zoeken te worden, en zich echter nimmer van alle gebreken kunnen vrymaaken ! — En ook deeze K 3 waar-  I50 JESUS CHRISTUS waarheid hebben wy aan Jefus Christus en aan hem alleen te danken. Hy omzwachtelde dezelve volkomen, maakte ze in den naam van onzen Opperheer en Rechter openlyk bekend , verkondigde vrede en genade aan de geenen, die naby, en aan de geenen, die verre waren, vor* ^ derde geen vrees, maar liefde, geen flaafsch ontzach, maar kindcrlyk vertrouwen, geen offers en gaavcn, maar berouw en verbetering, geen onzoiuugheid, maar oprechtheid van de dienaaren dr-s Vaders, cn frierf eindelyk ter plegtige, onherrocpc-iyke bevestiging van deeze genadige bedoelingen'Gods, en ter uitroeijing van alle menfehclyke bedenkingen en twyfelingen, ftierf voor onze zonden, als een offer aan het kruis. In hem en door hem hebben wy de verlosfing, naamelyk de vergecving der zonden. Al kan ik de reden dcczer goddelyke befchikkingen niet volkomcnlyk peilen, ik gevoel toch volkomenlyk het troostryke en gerustftellende, dat daarin voor my gelegen is. Ja, wy hebben nu eenen vry en toegang tot den Vader, en kunnen genade en bermhartigheid by hem vinden, zo zeker wy dezelve langs den ons voorgefchrevcnen weg zoeken. En welke is deeze weg1? Dc bekendmnaking van  ' EEK LEERAAR DER WAARHEID. 151 van den zeiven is de vierde hoofdleering der door Jefus in de waereld gebragce heilzaame waarheid.. Het is de weg der deugd en Godsvrucht. De zelfde weg, dien Jefus betreeden, op welken Jefus gewandeld, op welken hy den wil van zynen Vader volbragt heeft, en in de heerlykheid is ingegaan. In hem hebben wy eenen zekeren, getrouwen Leidsman; zyne voetftappen kunnen wy zonder bedenken drukken \ zyn voorbeeld doet ons nimmer dwaalen : zo zeker hy langs deezen weg het doel bereikt heeft , zo zeker zullen wy ook langs denzelven het zelve bereiken. Ja, deeze is dc eenigfte', onbcdricglyke weg tot gelukzaligheid in deeze en in de toekomende waereld, het eenigfte, onfeilbaare middel om God te behaagen en in zyne gunst te deelcu. Nu behoef ik niet nu tot deeze dan tot geene heilige plegtige gebruiken, niet nu tot deeze dan tot geene kostbaare bloedige of onbloedige offeranden cn gaaven myn toevlucht te neemen, my niet eerst in geheimzinnige maatfchappyen te laaten inwyen, om door reiniging van zonde en rust voor den geest cn eenen naderen toegang tot de Godheid te zoeken. Rechtfchaapenheid en deugd, zelfs eene gebrekkige,, hoe wel oprechte deugd, brengt my rechtsItrccks tot God, rechtstreeks tot de geluzaligK 4 hei JESUS CHRISTUS gen; laat dezelve waarlyk vruchtbaar worden in edele gevoelens cn goede deugdzaame bedryven. Wy bidden u daarom als belyders en navolgers van Jefus Christus, en fpreeken u verder in zynen naam aan; Onze Vader enz. De liefde tot vryheid is allen menfchen natuurelyk. Zy ftreeven naar volmaaktheid en gelukzaligheid, en alles, wat hen in hun ftreeven daarnaar ophoudt of belet, moet hun noodwendig tegen de borst zyn. Zy willen gaarne hunne krachten zonder bedwang, naar hun eigen goeddunken gebruiken, en hunne eigene inzigtcn volgen. Wordt deeze zucht tot vryheid by veele menfchen door de opvoeding en het jeugdige onderwyrs, door de ftaatsgcfteldheid van het land , waarin zy leeven , door afmattende en moedbeneemendc bezigheden en arbeid , door den heerfchenden fmaak in kleenhedcn cn kinderachtige vermaaken, door valfchc en afgodifche Godsdienftige begrippen, of door gcwelddaadige, geduurig herhaalde onderdrukkingen-, zomwylen verzwakt en buiten werkzaamheid gefteld; zy vertoont zich toch fpoedig weder in al haare fterktc, wanneer de uiterlyke omftandig- he-  DE HERSTELLER DER VRYHEID. 167 feeden gunftiger voor haar worden, of wanneer het geweld, dat men haar aandoet, te verre gedreeven wordt , of wanneer de mcnfchelyke geest, door andere gelukkige gebeurdtenisfen, uit zyne fluimering opgewekt, en tot eene levendige bewustheid van zich zeiven en zyne waardigheid gebragt wordt. Dan fchaamt hy zich over zyne kluisters, verzamelt zyne overige krachten, en volgt vol edel misnoegen den geenen, die hem vryheid belooft, zelfs door de grootfte gevaaren. Zo heeft reeds menig mensch, menig volk, het juk der ilaaverny van zich afgefchud, cn zo zullen fteeds meer menfchen , fteeds meer volken, dit vernederende en onvexdraaglyke juk van zich werpen. De geest der vryheid leeft en werkt in onze dagen veel meer onder de menfchen, dan misfehien ooit te vooren. — Maar niet elke foort van vryheid zal alle menfchen, alle volkeren te beurt vallen, en niet elke foort kan by de tegenwoordige inrichting der dingen allen te beurt vallen. Slechts ééne, maar tevens de edelfte van alle, de zedelyke, kan en zal ons allen te beurt vallen, kan en zal allen gelukkig maaken, die Jefus Christus belyden en zyne leer volgen. En deeze zedelyke vryheid maakt ook zulken mensch edel en groot en gelukkig, die in alle andere L 4 op-  IÓ8 JESUS CHRISTUS ópzigten geboeid is, en buiten dat onder de hardfte dienstbaarheid moest zuchten. Zalige menfchen , zalige Christenen, die dit uit ondervinding weeten, en daar door eer doen aan den . naam, dien zyn voeren! ja, dit was het oogr merk van de komst van Christus in de waereld en van zyn groot werk op aarde. Hy zou de menfchen van de tyrannige heerfchappy deidwaal ing en der ondeugd, van het bygeloof eii der flaaffche vrees vcrlosfen, en hunne flaaffche gevoelens in vrye en edele veranderen. En dit heeft hy werkelyk ten opzigt van veele duizend menfchen gedaan, doet het nog dagelyks, door zyne gezegende leer, en zal het, gelyk wy van de Goddelyke goedheid verwachten, in eene fteeds toeneemende maate doen, tJt aan het einde der dagen. Met het grootfte recht kon hy derhalven in onzen tekst tot de Jooden zeggen : Indien de Zoon u zal vry gewaakt hebben, zo zult gy waarlyk vry zyn. Welaan, myne aandachtige Toehoorers! laaten wy de komst van onzen Verlosfer in de waereld vieren, door hem als den Herfteller der zedelyke, der edel* fte vryheid van den mensch te befchouwen, op dat wy de waardy der voordeden, die hy ons verfchaft heeft, en nog wil verfchaffen, leeren kennen, en ons daarpvcr verheugen. Zo  BE HERSTELLER DER VRYHEID. 169 Zo menigvuldig en hard de dienstbaarheid was, in welke de menfchen voor de komst van Jefus Christus zuchtten, zo menigvuldig cn verkwiklyk is de vryheid, in welke hy zyne oprechte aankleevers en dienaars plaatst. Vryheid van de heideufche afgodery en van de byplcgtige wet der Jooden; vryheid van de dienstbaarheid der zonde en der ondeugd: vryheid van de vreeze des doods en der ftrafFen in de toekomende waereld: vryheid van eene flaaffchc wyze van denken en van de heerfchappy der menfchen in zaaken van het geloof en den Godsdienst. Derhalven, eerflelyk, vryheid van het bygeloof der Heidenen en van de by plegtige wet der Jooden; van dat dubbelde juk, 't welk voor de komst van onzen Verlosfer op alle ten dien tyde bekende volkeren des aardbodens lag, en hen allen in 't gemeen, en de besten, de gemoedelykfte menfchen onder hen in 't byzonder, hard drukte. Al wie eenige kennis heeft van de gefteldheid der waereld ten dien tyde in opzigt tot. den uit - en inwendigen Godsdienst, cn die hebben waarfchynlyk de meeste van u, myne aandachtige Toehoorers! die verplaatfe zich in den geest in die tyden der omweetendheid en des bygeloofs, vergelyke die duisternis met het licht I- 5 der  ï"*0 J E SUS CHRISTUS der waarheid, dat hen bcfchynt, en dat bygeloof met den redeiykcn dienst, dien hy zynen Schepper bewyst , cn vcrheuge zich dan over deeze gelukkige verandering. Zelfs dc Israëliet, de aanbidder van den eenen waarcnGod, hoe angstvallig moest die niet zyn by de menigte der voorfchriften, die hem gegcevcn waren, en by de menigvuldige, dikwyls fchier onvermydelykc gelegenheden om dezelve te overtreeden! Hoe veele kleene omftandigheden moest hy niet by elke offerande, by elke godsdienftige verrichting waarneemen, van hoe veele, in zichzelve onverfchülige dingen zich onthouden, hoe veele andere doen ? Hoe ligtlyk kon hy niet, uit onwectendheid of uit onachtzaamheid,. iets aanraaken, iets cetcn, iets doen of niet doen, 't welk door de wet verboden of geboden was; cn dan was hy van de vergadering der dicnaaren van God, of zelfs van de burgerlyke famenlccving voor een korter of langer tyd uitgefloten , en moest zich eerst door lastige wasfchingen en reinigingen, door kostbaare zonden zoenoffers weder den toegang tot de godsdienftige en burgerlyke vergaderingen des volksverwerven. En, hoe zeer moest hem niet de gedachte , dat hy buiten zyn weeten mogt gezondigd en geveild hebben , bekommeren ? Hoe veel  DE HERSTELLER DER VRYHEID. I^I veel meer flaafsch dan kinderlyk moesten niet zyne gevoelens jegens God zyn, daar alle zyne gaaven en offers door de handen der priesteren gaan moesten; daar hy niet onmiddellyk tot zynen Schepper en Heer naderen, daar hy zyn Heiligdom niet betreeden mogt, maar zich, zo lief hem zyn leven was, op zekeren afftand van den troon zyns konings moest houden. En hoe weinig edels was 'er niet in zyne bevatting van God ! 't Was by de meesten het naauwbepaalde, partydige , fomtyds zelfs menfchen haatendc, denkbeeld van eenen Befchermgod, van wiens befchcrming en gunst alle de overige volken uitgefloten waren, en dien de Israëliei zelf zich meer als eenen magtigen Heer, dan als eenen Vader voorfleldc. Tc recht noemt daarom Petrus deeze gantfche inftelling, welke anders voor die tyden, en voor die kindsheid des joodfehen volks zeer gefchikt was, een juk V welk de Vaderen naauwelyks hadden kunnen dragen , en 't welk Voor de Christenen geheel onvcrdraaglyk zou wcezen. — — En nog zwaarer drukte hei juk des bygeloofs de heidenfche volken , zelfs de bcfchaafdfle en in andere opzigten verlichtrte niet uitgezonderd. Welk eene duiürernis omringde niet den afgodendienaar ! Hoe troosteloos was niet zyn Godsdienst! De gantfche natuur was  172, JESUS C Iï U I S T U S was voor hem vol fchrikbcelden. Alles, wat hy zag, wat hy hoorde, wat hem bejegende, kon hem ongeluk voorfpellen, kon hem van zyne beste voorneemens affchrikken, kon hem in zyne ondernecmingen en arbeid wankelmoedig en angstvallig maaken. Ieder niet dagelyksch verfchynfel in de natuur moest hem in de war brengen en verontrusten. Ieder ongeval, dat hem of den ftaitt overkwam , was in zyn oog een teken der ongenade cn der verbolgenheid der goden, cn dan wist hy echter niet, welke Godheid , cn waar door hy haar beledigd had, en hoe, cn waar door hy haar weder te vriend zou maaken. Dit alles moest hy van heerschzuchtige cn dweepzieke priesters en wichelaars, of door dubbelzinnige, bcdrieglyke godfpraaken leeren. En hoe ongefchikt waren niet de begrippen, die hy zich van zyne goden, als van zelfzoekende, wraakgierige, en even als de menfchen door kostbaarc gefchenken intenecmenc, of ook door beuzclingcn ten uiterflen te beledigende wezens moest vormen; hoe ongefchikt waren deeze begrippen om hem gerust te Hellen en hem bedaardheid en gerustheid des gemoeds in te boezemen! Hoe onvruchtbaar was zyn gantfche godsdienst in alles, wat den geest verheffen, het hart uitbreiden, cn groote, edele aandoeningen in het*  DE HERSTELLER DER VRYHEID. I73 hetzelve verwekken kon! En zou dit niet inzonderheid de droevige toelland der besten, dat is, der gemoedelykften onder de Heidenen geweest zyn? Men vond, 't is waar, veelen onder hen, die dit juk, en met hetzelve alles, wat godsdienlligheid genoemd wordt , afwierpen. Maar wierden zy daardoor wel gelukkiger? Of verwisfclden zy flechts ellende met ellende? Zonder God in de waereld te leeven, niet te wecten vanwaar men zynenoorfprongontvangen heeft, van wien men afhangt, by wien men hulp en troost zal zoeken, waartoe men verordend is; zich als een werk van het geval, en t geen hem bejegent als uitwerkfcls van het blinde'noodlot te moeten befchouwen, — kan 'er wel iets droeviger weezen ? Moet niet deeze onweetendheid en deeze twyfcling inzonderheid in tyd van nood, cn in die oogcnblikken, waarin des menfchen geest naar licht erf-waarheid reikhalst , eene niet min zwaare last voor den nadenkenden mensch zyn, dan het bygeloof voor dien meer zinnelyken mensch is ? En nu, myne aandachtige Toehoorers ! bedenkt , dat de in de waereld verfcheenén Heiland zyne leerlingen en aanhangers van alle deeze lasten bevryd heeft. Hy heeft het vcrpligtende der byplegtige wet opgchecven. Dc dienaar van . Je-  Ïf4 JESUS CHRISTUS Jefus Christus weet niet meer van dierelyke offeranden , van godsdienffige wasfchingen en reinigingen; hem is als eenen rcinen alles rein, wat hy met dankzegging en maatigheid geniet, ïly dient God op alle tyden, aan alle plaatfen, in geest en in waarheid. Waar hy is, daar is hy in Gods tempel en in Gods heiligdom, daar aanbidt hy hem met kinderlyke vrymoedigheid. Hy kent hem, als het liefderyklie, weldaadigfte Wezen, als eenen rechtvaardigen, billyken, toegeeflyken, van alle partydigheid, van alle menfchelyke zwakheden en driften wydvervreemden Regecrcr en Vader, die aan geen' toorn, aan geen wraakzucht onderhevig is, die alle zyne kinderen lief heeft , en ze allen gelukkig maaken wil; en daarom vreest hy niets kwaads, daarom verwacht hy enkel goed van hem. Hy dient hem niet, om dat hy het moet doen, of omdat hy hem daardoor meent te bevredigen en te verzoenen; denkbeelden, die het. christendom als joodfehc eerde beginfelen verwerpt; maar omdat het hem tot vermaak verftrekt, zich in den geest tot den hoogden , volmaakften Geest te verheffen, zynen Weldoener te danken, zich over zyne weldaadcn te verheugen, en zich in alle deugdzaame en goede gevoelens door de levendige overdenking van God en van onze betrek-  DE HERSTELLER DER VRYHEID* trekking tot hem te verftcrken. — De natuur, en de veranderingen, in dezelve voorvallende, zyn in zyne oogen enkel bewyzcn van dc wysheid en goedheid zyns Gods, maar geene boden der verfchrikking. Geen vcffchynfel aan den hemel , geene gebeurdtenis op de aarde ontrust hem, naardien hy weet, dat geene cn deeze naaiden eeuwigen, onveranderlyken raad van den Opperbcfiuurer der waereld, van den Alwyzcn en Algoeden, gebeuren. Dc rampen, die hem of anderen, of geheele maatfehappyen van menfchen treffen, worden niet door de valfchc, bygeloovige gedachte, als of het altoos een biyk des goddelyken ongenoegens was, nogzwaarer, óf zelfs nog onverdraaglykcr voor hem. Hy weer, dat zulke rampen de goeden zo wel als de kwaaden treffen, cn meestal geheel andere oorzaaken en redenen ten grondflage hebben. Hy weet en gelooft vastelyk, dat God ook jegens de zulken vaderlyk gezind is, die van de beevende aarde, of van de woedende zee verzwolgen, of op eenige andere geweldige wyze uit het land der leevenden weggerukt worden. Dus is hem de gedachte van God fteeds troostryk , fteeds heuchclyk; dus ftrekt hem de dienst, dien hy dit goederticrene Wezen bewyst, nimmer tot dwang, maar altoos tot lust ©n zaligheid. Dus leert  176 JESUS CHRISTUS leert hy, gelyk onze Heiland in den tekst zegt*' de waarheid kennen, en wordt door de waarheid vry. De zelfde waarheid der Christelyke leer maakt hem, ten tweede, vry van de heerfchappy der zonde en ondeugd. Hy houdt op een flaaf zyner ongeregelde lusten en hartstochten te zyn. Hy leert zich zeiven beftuuren, zyne zinnelykc begeerten beteugelen en aan de reden onderwerpen, en niet dat geen te verkiezen, of niet te verkiezen, 't welk goed of kwaad fehynt te zyn, maar 't welk wezenlyk zodanig is; niet dat geen, 't welk hem voor eenige oogenblikken aangenaame of onaangenaame aandoeningen veroorzaakt, maar dat geen, 't welk eenen duurzaamen in-vloed heeft op zyn tegenwoordig en toekomend geluk, op zyn gantsch lot in al zyne uitgeflrektheid. Zyne befluiten , zyne onderneemingen , zyne daaden worden niet meer van enkel toevallige dingen, niet van eiken indruk der uitwendige voorwerpen, niet van eiken fchok of aanfpooring, welken hy van buiten of van binnen ontvangt, niet van elke eenigzins flerker beweeging van het bloed, niet van elk aanloklyk of onbevallig beeldtenis, 't welk in zyne verbeelding ontftaat, niet van de voorbeelden, gewoon-  DE HERSTELLER DER VRYHEID. IJ7 Woonten, zeden en gebruiken bepaald, die onder de menfchen in zwang gaan. Neen , hy wordt befluurd door het licht van een welgeoefend verfhmd; de waarheid is zyne leidsvrouw, de wetten van God en zynen Verlosfer, Of 't geen het zelfde is, de wetten der reden en der goede orde, der gerechtigheid en der menschlievendheid,regeeren hem in alles, wat hy voorneemt en doet. En hier, myne Vrienden! hier kan men zeer gepastclyk zeggen: wien de zoon vry maakt, die is waarlyk vry. Geen fchandelyker,geen harder flaaverny immers kan 'er worden uitgedacht, dan de flaaverny der ongeregelde lusten cn hartstochten; dan die toefland van den mensch, waarin hy geen heer van zichzelven is, waarin hy van tegenflrydige en met eikanderen onbeftaanbaare neigingen cn begeerten herwaards cn derwaards geflingerd Wordt, en ze echt-cr niet weet te voldoen, waarin hy zyne bekwaamheden en krachten niet naar zynen wil gebruiken, waarin hy menigmaal niet doen kan, 'tgecn hy als billyk en goed befchouwt en gaarne zou willen doen, maar doen moet, 't geen zyn bedorvene neiging, zyne kwaade gewoonten en heblykheden hem gebieden te doen. Welke ligchaamelyke dienstbaarheid is zo vernederend , zo ellendig , als die toefland van den M mensch,  173 JESUS CHRISTUS mensch, wanneer zyn geest zelfs aan den band ligt en van zyn gebied ontzet is, wanneer de reden de zinnelykhcid gehoorzaamen moet? Zyn 'er wel onrechtvaardiger, eigenzinniger, geflrcnger meesteresfen dan de driften? Tot welke overhaaste Happen , tot welke verfchrikkelyke daa* den vervoeren toom en wraakzucht den mensch niet al , en hoe fpoedig, hoe jammerlyk berouwt hem niet, 't geen hy op derzelver tyrannige bevel gedaan heeft? In welke gevaaren ftort niet de eergierigheid haare flaaven, en hoe yslyk misleidt zy hen niet? Door wat al onrust, door wat al verdrietige zorgen wordt niet de baatzuchtige vervolgd? Hoe diep wonden niet nyd en haat het binnenlte van het hart ? In welk eenen engen kring van woeste , bedwelmende dierelyke vermaaken, en van pynlyke uitputting, verveeling , bekommerende ongerustheid , berouw en vcrwyting dwaalt niet de wellustige rond? Ja, alwie de zonde doet, zegt Jefus , alwie dezelve opzettelyk , uit gewoonte doet, die is een dienstknecht der zonde, de ellendigftc, laagfte flaaf, en wel een flaaf, die zich over zyne banden zo veel te meer fchaamen, die zichzclven zo veel te meer verachten moet, omdat hy zyne vryheid niet buiten zyne fchuld verloren, maar moedwillig verfpeeld heeft. ■ Ach*  DE HERSTELLER. DER VRYHEID. I79 Ach! wat zou zulk een ellendige in die oogcnblikken, waarin hy zichzelven kan kennen, niet al geeven voor zyne verbeurde vryheid! Welk eene dankbaarheid, welk eene liefde zou hy niet den geenen waardig keuren, die hem uit deezen toeftand verloste ! Christenen ! deeze Verlosfer is in weezen. 't Is Jefus Christus, die in dc waereld gekomen is, om de werken der zonde, der dwinglandy , der ondeugd te vernietigen. Aan hem en zyne heilzame goddelyke leer en zynen alvermogenden geest, danken veele duizend menfchen in den hemel en op aarde, dat zy van zinnelykeredelyke, vankwaadegoede menfchen; dat zy van toornige, wraakzuchtige, hovaardige, heerfchzuchtige, ydelzinnige flaaven hunner lusten , zachtmoedige vergeefiyke , befcheidene, Vriendelyke, nederige menfchen geworden; dat zy niet meer dienstknechten van den wellust, def gierigheid, van den haat, der ongerechtigheid zyn, maar zich de maatighcid, dc kuischheid, de vergenoegdzaamheid, de mcnschlievendheid, de goedaartigheid , de regtvaardigheid en wél-» daadigheid gewyd en daarin hunne gerustheid cn gelukzaligheid gevonden hebben. En inderdaad, myne Vrienden ! geen menfehelyke wysheid heeft immer uitgevoerd , noch kunnen uitvoeren, 'c geen Jefus in dit opzigt door zyne leer en door M 2 zy-  f8& JESUS CHRISTUS zynen Geest verricht heeft en nog verricht. Ily alleen, deeze groote goddelyke Verlosfer, heeft gewislyk oneindig veel meer menfchen tot deeze zedelyke vryheid gebragt, en hen tot aankleevers van braafheid en deugd gemaakt, dan alle wyzen te famen genomen , die voor hem geweest zyn. Hiervan kunt gy allen tot getuigen en bewyzen vérftrekken , myne Broeders in Christus! en gy zyt het Wezenlyk, ö gy, die den naam van Christenen met recht draagt, en de leer van onzen Heiland gehoorzaamt. Wie flechts deeze leer uit overtuiging en met inzien van haarc voortreflykheid aanneemt en met ccn "•evestigd geloof eerbiedigt, wie haare vermaaningen met een gewillig hart opvolgt, wie op jefus haaren dichter ziet, zich naar zyn voorbeeld vormt, zich van zynen geest en zyn gevoelen bezielen laat, wie zich, van zyne beloften en van zyn voorbeeld onderfleund, boven het zigtbaare verheft, en de hoop der toekomende zaligheid vasthoudt, wie zyn hart voor den invloed der liefde tot God, der liefde tot "fefns, der menfchenliefde, waarin'het wezenlyke deczer leer bedaat, open zet, die kan onmogelyk in de dienstbaarheid der zonde volharden, dien ontbreekt het niet aan kracht en moed, om zich.zeJ.ven en de waereld te overwinnen, die kaa  DE' HERSTELLER DER VRYHEID. iSl kan en zal alle verzoekingen verduuren. Zo iemand in hem blyft, zege Joannes, die kan niet zondigen, kan niet opzetlyk kwaad doen, want hy is uit God geboren, hy heeft door het Christendom eene vrye, edele, goddelyke gemoedsgedeldheid verkregen , hy vermag alles door Christus, die hem kracht geeft. Met deeze voordeden, myne aandachtigs Toehoorcrs! gaan nog andere niet minder aanzienlyke gepaard. Zulk een is de bevryding van de vreeze des doods en der fraffen in de toekvmende waereld. Ook in dit opzigt prangde voor de komst van onzen Verlosfer de hardde flaaverny fchier het gantfche mcnfchelyke gedacht. De Israëliet had flechts zeer duistere uitzigten in de toekomende waereld, en zyne geheel zinndyke aardfche denkwyze verduiflerde deeze uitzigten nog meer. Hy was, gelyk ons de Schryver van den brief aan de Hebreen uitdruklyk leert, door dc vrees des doods geduurendc zyn geheel leven een daaf. Niets kan verontrustender en verfchriklyker zyn, dan de denkbeelden, die hy zich van den zogenoemden Engel des doods of van het geweld des doods, een misdragt zyner angstvallige verbeeldingskracht, vormde. Hy geloofde in denzdven cenen altoos werkzaamen ©nveyM 3 biddc-  f82 JESUS C H\R I S T U S biddelyken aanklaagcr by God te hebben, en fiddcrde voor het oogenblik, waarin hy deezen vyand in zyne verfchriklyke gedaante aanfchouwcn zou. En hoe rampzalig zag het in dit opzigt in de hcidenfche waereld uit, daar aan den eenen kant de waarheid, in fabelen omkleed, den gewydcn alleen medegedeeld , en met veel te veel valfche , ongerymde mcnfchelyke byvoegfcls vermengd was, dan dat zy haare kracht tot verbetering cn tot troost der menfchen had kunnen • betoonen; en daar aan den anderen kant twyfeonzekerheid, ongeloof, den wyzen en dien, die niet wys genoemd wierd, in verlegenheid bragten, en in eenen eeuwigen kring van vrees en hoop omvoerden! Wat is echter dit leven , myne Vrienden! wanneer men vreezen moet. om met het zelve alles voor altoos te verliezen , of na hetzelve nog ongelukkiger te zyn dan tegenwoordig? Hoe zeer moet niet deeze gedachte alle deszelfs aangenaamheden en genoegens verbitteren , die behalven dat zo onbeftcudig en onvolkomen zyn! Hoe zwaar, hoe onvcrdraaglyk moet zy niet de rampen maaken, voor welke men geen vergoeding, geen fchadeloosftelling mag hoopen, of wier einde men niet kan  DE HERSTELLER DER VRYHEID. 183 kan overzien? En wanneer my nu de dood nadert, en ik weet niet, werwaards hy my brengen, of hy my geheelyk vernietigen, en vooi eeuwig in het graf zal opfliüten; of ik zal ophouden te beftaan, of ik gelukkig of ongelukkig weezen, of ik , in geval ik den ondergang van myn ligchaam overlecvc, eenen geftrengen onverbiddclyken Rechter in de handen vallen, of van eenen goedertierenen verfchonenden Vader ontvangen zal worden: als ik dit alles niet weet, moet my dan geen fiddering en beeving overvallen, en my den dood tienmaal verfchriklyker maaken, dan hy in en op zïchzelve is ? Is de mensch, die zo leeven, zo zyn eind naderen, zo derven moet, niet een geduurige flaaf van vreeze en van fchrik? Gelukkig wy, myne Vrienden ! Gelukkig wy, dat wy eenen Verlosfer kennen, die ons ook in dit opzigt vry maakt! 't Is Jefus, die daartoe in de waereld is gekomen,om ons het toekomende te ontdekken, en het leven en de onverderflykheidaan het licht te brengen door zyn Euangelie. Wien hy vry maakt, die is ook in dit opzigt waarlyk vry. Wie in hem gelooft, wie zyn geleide volgt, en zich op zyne beloften verlaat, behoeft niet by wenfehen en by zwakke gronden van vermoeden te berusten, neen, die weet met eene toereikenM 4 de  I '34 J. E S U S G H R I s T U S dc zekerheid, dat hy niet voor altoos iterven, dat hy eeuwig leeven, dat niets hem in zyn ftreeven naar eene fteeds toeneemende volmaaktheid en gelukzaligheid ophouden-, dat hy integendeel by elke nieuwe verandering van ftaat, daartoe ook nieuwe en grooter krachten verkrygen zal, Hy bezit in Jefus Christen een' leidsman cn voorganger, die zelf den dood, den verfchriklykften dood geleden, die denzelven met eene onverwinnelyke ftandvastigheid geleden, die denzelven overwonnen, en door zyne opftanding uit de dooden den zynen den weg gebaand heeft toe dezelfde overwinning, en die nu eeuwig tot hun best leeft. Zo zeker hy leeft, zo zeker zullen ook zy leeven, en nooit ophouden te leeven. Alwie zyne leere gehoorzaamt, alwie zyn voorbeeld volgt, heeft ook in dc toekomende waereld geen onheil, geene ftraffen te vreezen; de dood is voor hem een overgang tot een beter, leven. Hy is als een rechtfehaapen Christen gefchikt en waardig, om, in het gezelfchap van alle, door Jefus vry en goed gewordene menfchen, gemeenfehap met God, den Vader aller geesten te hebben, hem door kennis en deugd fteeds nader re komen, en het vermaak, 't welk hy hier in het goed doen genoten heeft, in eenen fteeds hooger graad, in cene fteeds ruime!; ma&-  BE HERSTELLER DER VRYHEID. 185 maatei, door eene fteeds vryer en gelukkiger gebruikmaaking van zyne krachten te genieten. 'Er is geene verdoemenis voor de geenen , die in Christus Jefus zyn, dis niet naar het vleesch, niet als enkel zinnelyke menfchen,' maar naar den geest, naar de voorfchriften der reden en der Christelyke openbaaring, wandelen! Enkel uitzigten, enkel verwachtingen, die geene angstvallige vrees des doods en der helle in het hart van den Christen verblyf vergunnen, of die dezelve , wanneer zy des niet te min by hem ontftaan mogt, echter zekerlyk opweegen ! Nog eene andere vryheid, myne Vrienden! die wy den in de waereld verfcheenenen Jefus te danken hebben. De Christen, die deezen naam inderdaad verdient , die zich geheel en al van den geest des Christendoms regceren en bezielen laat, is vry van die menjchenvrees , van die kruipende denkwyze en flaaffche onderdaanigheid, welke nog zo veele menfchen, die geen Christenen, of niet waarlyk Christeiyk gezind zyn, geboeid houdt. Hy heeft, in dc fchool van Jefus Christus, de waardigheid der menfchclyke natuur en haare verhevene verordening leeren kennen. Hy weet, hy gevoelt, hoe nie> . tig alle uitwendige voorrechten, alle aardfche / M 5 magt,  lF6 JESUS CHRISTUS jbüagc, al het fchynfchoone van eertytels en rangen zyn. Het Christendom leert ^hem alle menfchen als zyne gelyken, als broeders, en God als hunnen algemeenen Vader en Opperheer, en wysheid cn deugd als hun eenigst voorrecht befchouwen, en volgens dien maatftok , beoordeelt cn waardeert hy den armen cn den ryken, den regent cn zyne onderdaanen. Dit boezemt hem achting en liefde jegens allen in, maar vergunt geene plaats aan eene flaaffche vrees voor een eenigen onder hun in zyn hart. Dit beveelt hem alle goede menfehelyke fchikkingen en inftellingen eeren, opvolgen, en bevorderen ; maar veroorlooft hem niet, om zich aan de grilligheden en dc willekeurigheid van eenen anderen, die hem in alle wezenlyke dingen gelyk is, blindeling te onderwerpen. — De Christen is daarenboven vry van de heer, fchappy der menfchen in zaaken van het geloof .en den godsdienst. En welk' een juk is niet deeze geestelyke heerfchappy , myne Vrienden! Een juk, 't welk voor de invoering van het Christendom op Jooden en Heidenen ongemeen zwaar lag, en al het vrye , edele denken de mauwde paaien flelde! Een juk, 't welk nog tegenwoordig veele van de zulken, die Christe•Cen genoemd worden, hard drukt, doch 't welk ech-  DE HERSTELLER DER VRYHEID. 187 echter hy, die den geest van het Christendom recht bevat , en zich naar deszelfs Stichter vormt, zekerlyk niet behoeft te draagen, Neen, de Christen erkent geen ander hoofd, geenen anderen onfeilbaaren leeraar, dan Jefus Christus, en die wil, dat hy God zal aanbidden in geest en in waarheid; die wyst hem zelfs op zyne reden , op zyn eigen hart, op de Hem van God in de natuur, en zyn onderwys in de Heilige Schrift. Gy zult 'u geenszins meester laaten noemen, roept deeze goddelyke leeraar hem toe, want maar één is uw meester, naamlyk Chris-: tus: PVte de groot(le onder u is, die zy uw dienaar. Vergeefs, zegt hy, roemen zy, de heerschzuchtige geveinsde Pharizecn en hunne flaaffche aanhangers, op den dienst van God, want ty leeren leeringen, die niets dan men/chelyke geboden zyn; zy leggen hunne leerlingen lasten op, die zy niet kunnen draagen. • In den zelfden geest roepen de afgezanten van Jefus den Christenen toe: Dat ieder een bekwaam zy, om rckenfehap te geeven van zyn geloof, van zyne gevoelens: V geen niet uit het geloof, dal is uit overtuiging, dat het recht en goed zy, gefchiédt, fs zonde; beproeft alles, en behoudt het goede: als tot verflandigen /preek is, oordeelt gy zeiven V geen ik zeg. Dc Christen kan en behoort der*  I88 JESUS CHRISTUS dcrhalvcn ook in zaaken van den godsdienst zelf te denken, zelf te oordeelen,, en zyne eigene overtuiging te volgen, en indien hy dit met een oprecht hart doet, cn den .geenen, die anders denkt en oordeelt, niet verdoemt , maar met hartelyke brocderlyke liefde behandelt, en de eenighcid des geests door den band des vredes zoekt te bevvaaren, zo zal. hy .den God der liefde behaagen zelfs dan, wanneer hy uit zwakheid mogt dwaalcn; cn zyne kennis zal zo veel te levendiger en werkzaamer zyn, zo veel te meer zy de vrucht van zyne eigene vrye, overdenkingen over de openbaaring van God in de natuur en in de Heilige Schrift is. Dit, myne Vrienden! dis is de zalige, de onwaardeerbaare vryheid, die dc in de waereld gckomene Verlosfer cn Zaligmaaker den menfchen bereid, aangeboden, verfchaft heeft! Gewislyk, men de Zaan vry maakt, die is waarlyk vry. Gelukkige menfchen, die zich daarop met grond beroemen kunnen! En wy, myne Christelyke Toehoorers! behooren wy ook onder het getal deezer gelukkigen ? Zyn wy wczenlyk door Jefus Christus vry geworden? Hebben wy reden ons in dit opzigt wegens zyne komst in de waereld, ons over hem als over onzen Verlosfer te ver-  fiE HERSTELLER DER VRYHEID. 189 ■verheugen ? Hebben wy ons door hem de boeien laaten afneemen? Denken , oordeelen , leeven wy zodanig, gelyk het wyze, dengdzaame, tot de onftcrflykheid geroepene fchepfelen betaamt? Of zyn wy nog in 't midden van het ryk der vryheid flaaven, te midden van alle befchikkhi' gen cn hulpmiddelen tot onze verlosfmg èn zaligheid, ellendige, ongelukkige menfchen?Nog verblinde, door vooroordeelen en driften overheerschte leerlingen van den verhevenften leeraar der waarheid en der deugd? — — Ach! myne Vrienden! wanneer ik my in de gedachten onder de Christenen van allerlei ftanden en rangen verplaats; wanneer ik op hunne heerfchende beginfels en leefregelen acht geef, hoe weinig vryheid, hoe weinig edele denkwyze, hoeveel laage, kruipende gevoelens, hoe veel flaaven ontdek ik nog allerwegen! Hier ontmoet ik flaaven der onbedachtzaamheid en der ydele eerzucht, die hunne bekwaamheden en hunne vermoogens geheelyk der zinnelykheid opofferen, die hunnen tyd en hun leven verdroomen, vertalmen , verbeuzelen , in wier zielen nimmer eene groote; der menschlykheid waardige ge? dachte ontftaat, of, zo als zy ontftaat, weder onderdrukt wordt. Daar zyn flaaven der ongeregeldfle hevigfle begeerten en hartstochten, der laag-  iOO JESUS -CHRISTUS laagfte baatzucht, der onverzadelykfte eergierige hcid, des fchandelykften wellusts, des nyds en der wraakgierigheid; Hier heerscht nog bygelooyige angstvalligheid , flaaffche vrees voor God, den goedertierenen Vader der menfchen* Daar vertoonen zich nog de verfchrikkingen des doods cn der helle in al haare fterkte. Hier houdt eene te verre getrokken befchroomdheid voor het aanzien, voor dc uitfpraake cn de berisping der menfchen, den geest van alle verder onderzoek, van alle vordering in de kennis der waarheid te rug. Daar verblindt hem de glans van den rykdom, der magt en des rangs , en vergunt hem niet , zich over de heerfchende Vooroordeelen te verheffen, of van de algemeen aangenoomene levcnswyze door een edeler gedrag af te wyken. — Ongelukkige menfchen, die, met verfmaading van hunnen Verlosfer, de hun aangebodene vryheid verwerpen , en het harde juk der geftrengfte, onverbiddelykfte, ondankbaarflc dwinglandy , boven het zo zachte toevoorzigt en geleide van eenen weldoener, eenen vriend, eenen broeder, boven de heerfchappy der waarheid en der deugd, verkiezen! ó Dat het diepfle gevoel van uwe fchande en van uw ongclyk, uw geheel hart doordronge, en u met het blaakcndfte verlangen naar verlos* fing  DE HERSTELLER DER VRYHEID. 19! jGög en vryheid bezielde! ö. Dat gy nog heden de hulp van den in de waereld gekoraenen Verlosfer zochte en omhelsde ;,. .u door zyne leer verlichten, door zyne voorfchriften leiden, door zynen geest bezielen , cn naar zyn voorbeeld wildet laaten vormen ! Dit zou u gewislyk vry, en deeze vryheid zou u voorzeker zalig maaken. Maar ook wy, myne Vrienden! die deeze zaligheid, althans reeds ten deele, uit ondervinding kennen, genieten wy dezelve zo volkomen, zo zuiver, als het zou kunnen en bchooren te zyn? Bezielen ons enkel kinderlyke vertrouwclyke gevoelens jegens God, enkel edele vrye gevoelens in alles, wat wy denken, fprceken cn doen ? Bezielt ons lust en vrymoedigheid onder onze godsdienftige oefeningen, moed cn hoop onder drukkende rampen, in het aanzien der gevaaren, by het aandenken aan den dood en het graf ? — Laaten wy ons nimmer door de gewoonten, door het voorbeeld, door dp zeden der waereld, door de beweegingen onzer voorige ongeregelde begeerten , wegfleepen , om iets te doen, 'twelk met onze Christelyke waardigheid en vryheid niet beftaanbaar is? Ach, wy willen onze zwakheid en onze ftruikelingen erkennen, wy willen ons over de zelve fchaamen, en ons tot eenen nieuwen yver, tot een getrou/ wcr  Ï02 JESUS CHRISTUS wer gebruik van olize - voorrechten opwekken laaten. Maar dit moet ons in dc genieting van ons' geluk niet ftooren. Neen, wy willen ons op deezen plegtigen dag over het zelve van harten verblyden. Wy willen met vereenigdc zielen den oorfprong van hetzelve den dank en den lof daarvoor .toebrengen, dien wy hem fchuldig zyn. Komt dan, ö gy allen, die de waardy der vryheid op den rechten prys weet te Hellen, die uwe dienstbaarheid en flaaverny verfoeit, die erkent, waartoe gy gefchaapen en verlost, waartoe gy in deeze en in de toekomende waereld verordend zyt; komt cn pryst met my den grooten Verlosfer, den Zoon des Allerhoogflen, die onzen geest ontketend, die de waardigheid der menfehelyke natuur hcrfleld, die ons in vryheid geplaatst heeft. Verblydt u over zyne komst in de waereld, en over zyn groot werk op aarde. Zy is uwe blymoedigffe, dankbaarfle gedachtenis waardig, 't Is niét de komst van eenen aardfehen Vorst of Koning, dien gy misfchien flaaffche dienden bewyzen, aan wiens eigenzinnigheid gy misfehien uwe goederen, uwe gezondheid, uwe kinderen, uw leven moet opofferen, wiens eigendunkelyke magtfpreuken uw gantsch lot onzeker, alle uwe vermaaken onvast , alle uwe uitzigten en verwachtingen twy-  DE HERSTELLER DER VRYHEID, 103 twyfelachtig maaken. Neen, 't is dc komst van eenen Koning, die niet voor zichzelven, maar voor u kwam, en leefde en leerde en leed en ftierf, en nog tegenwoordig voor u leeft en heerscht, en zyne grootheid en zynen roem in uwe gelukzaligheid zoekt, 't Is de komst van eenen Verlosfer, die zyne heerfchappy op de herfTelling uwer vryheid grondt, die wel heer* fchen, doch niet over ellendige, laage flaaven, maar over vrye, edeldenkende, gelukkige menfchen heerfchen wil; die u zelfs tot heerfchers, tot koningen maaken, die u thans -uwe lusten en hartstochten, den glans van het uiterlyke geluk, het bedrieglyke der zinnelykheid, en vooroorlen der onweetendhcid en des bygeloofs, vrees en fmert, zonde en dood overwinnen leeren, en u hiernamaals in eenen beteren ftaat over vee» le andere wil Hellen, en tot zyne mederegenten verheffen. Geloofd zy clan, geloofd zy hy, die komt in den naam des Heeren! Welgelukzalig Koning , wiens wetten waarheid en goedheid zyn, wier gevolg leven en vryheid en vreugde en gelukzaligheid is! Dat zyne heerfchappy zich onder ons, zich onder alle volken des aardbodems fteeds verder uitbreide, dat zy ons en allen, die zich aan hem onderwerpen , die hem tot hunnen Leidsman kiezen, fteeds vryer en zaliger N maa-  Ïp4 JESUS CHRIST. DE HERSTELL. DER VRYK. maafce ! Ja, hem, myne geliefde Medechristenen ! hem zullen wy van gantfeher harte gehoorzaamen, want zyne geboden zyn alle onze gehoorzaamheid waardig; naar zyn edel, verheven charakter willen wy het onze fteeds meer vormen , onder zyne aanvoering , en naar zyn voorbeeld willen ook wy de dwaaling, de ondeugd, het bygeloof, de flaaverny in ons en buiten ons beftryden, en ons door wysheid en deugd , door yver voor het gemeene welzyn, de eer van zyne navolgers te zyn, fteeds waardiger trachten te maaken. Dus zullen wy in elke ftaatsgefteldheid vry, in eiken levensrang groot, in eiken toeftand vergenoegd, en in den dood zelfs welgemoed en zalig weezen. Amen. ACHT-  ACHTSTE LEERREDE. DE ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN VAN JESUS CHRISTUS-EN DER ÏIEDENDAAGSCHE CHRISTENEN. Tekst; Eu anc. van Luk as, Hoofdft. X: vs. 23, 24. En zich koerende tot zyne discipelen, zeide hy tot hen in V byzonder: zalig zyn de oogen, die zien V geen gy ziet. Want ik zeg u, dat veele Profeet en en Koningen hebben begeerd te zien V geen gy ziet, en hebben V niet gezien: en te hooren "£ geen gy hoort, en hebben V niet gehoord. N a   6 (jOd , bermhartigftc , wcldaadigfte God, hoe gelukkig zyn wy,dat gy ons tot het Christendom geroepen, ons tot de kennis van u en uwen Zoon, gebragt, en ons daardoor op den weg ter Zaligheid geleid hebt! Hoe gemakkclyk, effen, verlicht is niet het pad, 't welk gy ons doet gaan, hoe menigvuldig de byftand, hoe groot de kracht, die gy ons tot het veilig en blymoedig bewandelen van hetzelve, vergunt, hoe luisterryk het doel, tot 't welk het ons zal brengen! Hoe veel minder verhinderingen, zwaarigheden, twyfelingen en zorgen, dwaalwegen en doolpaden, ontmoeten wy op den door Jefus ons aangewcezenen en gebaanden weg tot volmaaktheid en gelukzaligheid, dan wy op elk ander pad des levens zouden aantreffen! Met welke voorrechten hebt gy ons in dit opzigt, boven zo veelen van onze broederen, begenadigd, die deeze hulp cn dit geluk ontbeeren moeten! Heer! wie zyn wy, dat gy aan ons gedacht hebt, dat gy u over ons ontfermde ! Wie zyn wy, datgy uw licht over ons lichten en ons door uw heil verkwikken laat, daar duisternis en ellende onze wooningen zo wel, als veele andere gewesten des aardbodems, zouden kunnen bedekken. Gelukkig, by uitmuntendheid gelukkig N 3 zyn  I98 ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN Zyn wy; en daarvoor danken wy u, als voor geheel onverdiende wcldaaden , mee vereenigde harten. Maar niet minder byzonder drafbaar cn ellendig zouden wy zyn en worden,"indien wy uwe weldaaden misbruikten, en ons daardoor niet verbeteren lieten, en daarvoor, ö bermhartige God! daarvoor wil ons genadiglyk bewaaren! Neen, uw licht moet niet te vergeefs over ons lichten, uw heil ons niet vruchteloos worden aangebooden ! Neen , vroome blydfchap over ons geluk, en het beste, getrouwde gebruik van hetzelve, moet de dank zyn, dien wy u heden en alle de dagen onzes levens daarvoor toebrengen ! Ach ! leer ons toch de' waardy uwer weldaaden en de grootheid van ons geluk naar waarheid kennen, gantfchclyk befeffen, en ons voor hetzelve door eenen heiligen, christcïyken levenswandel deeds gefchiktcr en waardiger maaken. Laat de overdenkingen, die wy Sn dit uur daarover voordellen zullen, ook iets, '— laat dezelve daartoe veel toebrengen, laat dezelve geenzins onze fchuld, maar onze zaligheid vermeerderen! Wy 'bidden u daarom, als dienaars van uwen Zoon, Jefus Christus, en roepen u verder, in vertrouwen op zyne beloften, aan: Onze Vader enz. De  VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. ÏOJ Dc mcnfchelyke geest ftreeft fteeds naar hoo» gere volmaaktheid, naar het uitbreiden van zynen werk - en gezigtskring. Dit is in zyne natuur gegrond, en een bewys van zyne meer dan ' aardfche afkomst en van zyne groote verordening. Zekerlyk is dit ftreeven naar volmaaktheid niet by alle menfchen, en ook niet by den zelfden mensch ten allen tyde en in alle omftandigheden, even fterk en zigtbaar. Nu eens hebben zy meerder, dan weder minder inwendige en uitwendige verhinderingen daarby te overftygen; nu eens meerder,dan weder minder krach- . tige dryfvecren ter overftyging van dezclven. Dikwyls, maar al te dikwyls, wordt de mcnfchelyke geest door dc zinnelykheid, dikwyls door laagc, vermoeijende, uitputtende bezigheden, dikwyls door drukkende zorgen, dikwyls door heerfchende vooroordeelen en dwaalingen in zyne werkingen geftremd en geheel ter neer gedrukt; dikwyls wordt hy door dc eerfte ongelukkige poogingen, om zich te verheffen, afgefehrikt en moedeloos gemaakt. Hy zoekt licht cn zekerheid, en wordt door duifternis en twyfeling opgehouden ; wil zich in vryheid. N-4 tel-  200 ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN (lellen, en gevoelt zich bekaden met ketenen, die hem terdond te rug trekken, en die hy geene kans ziet te verbreeken: en dus ftaat hy van zyne poogingen om wyzer en beter te worden,, af, omdat zy hem niet by de eerde onderneemhïg wilden gelukken! — Dit was waarfchynJyk het geval van zeer veel menfchen, die in de tyden der onzekerheid, des bygeloofs, der afgodery en der groote zedelyke bedorvenheid leefden, die de komst van Jefus Christus in de waereld , en de verkondiging van zyne leer, vooraf gegaan zyn. Alles vcrecuigde zich als 't ware met malkandercn, om voor hun den toegang tot de kennis der waarheid te duiten, de beoefening der deugd moeilyker te maaken, cn het ftreeven van hunnen geest naar hoogerc volmaaktheid, binnen de naauwite grenzen te bepaaleni Ondertusfchen werden 'er nog altoos edele zielen gevonden, welke deeze hinderpaa3en uit den weg ruimden, en zich uitzigtcn in een beter toekomende openden. Onder de Heidenen zelfs was toen, inzonderheid in de laatde tyden voor de verfchyning van Christus , de wensch naar meerder licht ende verwachting van het aanbrecken daarvan, of althans de minder bepaalde verwachting van eenige gelukkige omwenteling in de zeden cn in den toeftand der men-  VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. SOi menfchen niet onbekend. Het levendige gevoel vari de noodzaakelykheid van zulk eene hulp deed hen dien wensch uitboezemen, cn de niet geheel verdoofde begrippen wegens eene hoogde Góedheid, gaf voedfel aan deeze hunne verwachting. — By de Israëlieten , dienaars van den eenen waren God, was de wensch en verwachting op betere tyden veel algemecner, veel vuuriger, veel gegronder. Deezen hadden de profeeten veele duidelyke wenken, veele uitdrukkelyke verzekeringen deswegen gegeeven. Deezen was hulp beloofd, en hy, die ze hun beloofd had, was de waarachtige God, die nooit berouw heeft van zyne toezeggingen. Zy verwachtten derhalven eenen vermogenden Verlosfer, eenen hulpryken Heer en Koning, eenen groeten Herftcller der mcnfchelyke gelukzaligheid ; en hoe meer hunne omftandigheden verergerden, hoe harder hen het gevoel van hunne mcnigvuldigerlei ellende drukte, en hoe meer de tyd naderde, dat die Gezalfde Gods verfchynen zou, des te hartelyker zagen de nadenkenden onder hen hem te gemoet. Zekerlyk moesten veele oprechte dienaars van God van hier feheiden, zonder hunnen wensch vervuld te zien, zonder te beleeven, 't geen zy liefst van allen wenschten te beleeven. De tyd, dat den menN 5 fchen  £>02 ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN icbeti ccne geheel byzondere hulp en verlosfing gebeuren zou, was in den raad des Al wyzen bepaald, en zohaast dezelve daar was, vcrfchecn de beloofde Verlosfer en Helper: en met hem, met de komst van Jefus Christus in de waereld, waarvan wy de gedachtenis vieren, braken de dagen van licht en van troost aan, wier zalige gevolgen ook ons verheugen, en alle de volgende geflachten der menfchen verheugen zullen; dagen, die den menfehelyken geest zyn ftreeven naar hoogere volmaaktheid op allerlei wyze verligt, en hem daartoe in de beste gefteldheid gebragt hebben, die hy ooit verkrygen kan; dagen, die door de hecrelykfte voorrechten uitmunten boven alle andere, die 'er immer geweest zyn. De byzondere voorrechten deezer dagen , zo wel in opzigt tot de tydgenooten en gcmeenzaame vrienden van onzen Zaligmaaker; als in opzigt tot ons, zyne taaiere leerlingen en dienaars, te befchouwen, zal het onderwerp myner tegenwoordige redevoering zyn. Onze Heiland zelf brengt ons op deeze befchouwingen door zyn merkwaardig gefprek , 't welk ik u heb voorgcleczen. Vol van diepe verwondering en innerlyke blydfchap over de genadige befchikkingen Gods tot heil der menfchen, en over  VAN JESUS CHRIS EUS, ENZ. 203 over de hulp, die inzonderheid den onweetcnden, den armen, den geringcri onder hen te beurt vallen zou, wendt hy zyne oogen op zyne leerlingen, die tot deeze zelfde klasfe van menfchen behoorden, verheugt zich, van dcclncemendc liefde doordrongen, over hun byzondcr geluk, brengt hun hetzelve onder 't oog, en roept hun, in het verhevenfTe gevoel van zyne waardigheid cn van het hem opgcdraagene groote werk op aarde, toe: Zalig zyn de oogen, die zien V geen gy ziet. Want ik zeg u, dat veele Profeeten en Koningen hebben begeerd te zien V geeft gy ziet, cn hebben 't niet gezien; en te hoof en 't geen gy hoort, en hebben V niet gehoord. Om de meening cn waarheid dcczer betuiging van Christus recht te bevatten, en dezelve tevens op ons zeiven toe te pasfcn, zullen wy twee zaaken doen: In de eer/ie plaats zullen wy de Zaligheid der leerlingen van Jefus Christus in zynen perfbonelyken omgang, en by zyn mondeling onderwys, voordellen; Daarna zullen wy de Zaligheid bcfóhouwen, dl' ha kennen van zyne leer, en dc gemeenfehap, die wy mei hem hebben, ons verfchaft. Zu~  204 ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN Zalig, zegt onze Heiland, zyn de oogen, die zien V geen gy ziet, en,\ gelyk een ander Euangelist 'er byvoegt, de ooren, die hooren V geen gy hoort! En wat zagen, wat hoorden dan de jongeren van onzen Heer? Dingen, myne geliefde Vrienden! die zekerlyk al dc opmerkzaamheid van den menfehclyken geest verdienden, die alle zyne bekwaamheden en vermogens bezig houden, cn op de edelfte wyze konden en moeste bezig houden! Dingen, by wier aanfehouwing cn aanhooring elk nadenkend mensch geheel oog, geheel oor, geheel gevoel, geheel verwondering en blydfchap moest zyn! Dingen, die zelfs de Engelen, de verhevener geesten, met vreugde in God, met blydfchap over de menfchen, doordrongen, en den inhoud hunner eerbiedigde gebeden, hunner verhevende lofzangen uitmaakten. — Dc Discipelen van onzen Heer zagen den beloofden Helper en Redder, die Israël vcrlosfen cn de vertroosting der volken zyn; den Leeraar, van God gezonden, die dc waarheid getuigenis geevpn, en de waarheid op de dwaaling doen zcgcpraalcn, en door de waarheid allen, die haarc dem zouden gehoorzaam» , in vryheid dellen; den Verkondiger en Stichter van vrede, den Heiland der waereld, die genade cn vergiffenis aankondigen, die de zon-  VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. 20g zonde en de ellende uitroeien, die verdwaalde menfchen weder tot hunnen Schepper brengen, hun troost en hoop op God fchenken, den dood zyne magt beneemen, en de aarde weder met den hemel vereenigen; den langverwachten Koning , die over het huis van David eeuwig heerfchen, alle volkeren aan zich onderwerpen, cn wiens ryk geen eind zou ncemen; den Zoon des Vaders, den Eeniggeboorenen, wien eene ftem van den hemel dit getuigenis gaf: Deeze is myn geliefde Zoon, in welken ik myn welbehaagen heb; den geenen, van wien verklaard wordt: wie den Zoon ziet, ziet den Vader, die hem gezonden heeft! — In hem zagen zy de vervulling, het einde van alle wenfehen hunner vroome voorouderen ; den Nakomeling van Abraham, in wien en door wien alle de genachten en volken der aarde gezegend zyn; den Zoon van David , die zyn vervallen ryk weder oprechten, en als op deszelfs puinhoopen een geheel ander, veel grooter, heerlykcr, zaliger ryk nichten, en tot aan het einde der dagen zou regeeren; in hem zagen zy de Zon der gerechtigheid , die waarachtige zon , wier ftraalen duisternis en kwelling verdryven, en allerwegen licht en leven en warmte en vruchtbaarheid en zaligheid verbreiden zouden! — En zou dit geen geluk, > geen  20Ó" ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN geen byzonder geluk zyn. Myne geliefde Toehoorers? Deezen uitverkoorenen van God, deezen lieveling des hemelfchen Vaders, deezen Redder van ellende en dood, deezen Herfteller der menfehelyke gelukzaligheid van aangezigt tot aangezigt te zien, alle dagen , alle uuren met hem om te gaan, hem geduurig voor oogen te hebben, in hem de gantfche waardigheid, den hoogden adel der mcnfchelyke natuur, cn tevens het affchynzel der Godheid te zien, — welk een geluk voor de ecrfle leerlingen en vrienden van onzen Heer! — En wat konden, wat moesten zy by alle zyne gefprekken en verrichtingen, by alles wat hy zeide en deed, niet al op zyn Goddelyk verheven gelaat leczen! Die glansryke , door dc mcnfchelyke bepaaldheid verzachte Majefteit; die innerlykc, maar van alle zelfverheffing zo wyd vervreemde , bewustheid van zyne hooger afkomst en waardigheid; die zuivere, onbevlekte onfchuld; die geest - en hartdoordringende, en nogtans meer aanmoedigende, dan affchrikkende opflag van het oog; die onvervalschte, beflisfende uitdrukking deiwaarheid; die volheid van goedheid en menschlicvcndheid; die wyze, mannelyke ernst; die nederige dienstvaardigheid,- dat diepe, werkzaame medelyden met eiken ellendigen; die innerlykc  VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. 207 ïyke fmert wegens den bedorvenen en ongelukkigcn toeftand zyner broederen naar het vleesch; die beftendige, onvermoeide pogingen om wel te doen; dat aanhoudend zien op God, zynen Vader; dat onwrikbaar ftreeven naar zyn doel; die zo veel bevattende, het tegenwoordige met het toekomende, de aarde met den hemel verbindende , wysheid en liefde; die verhevenheid en gerustheid van zynen geest; die edele gevoeligheid van zyn hart: — op hoe menigerhandd en heerlyke wyze moest niet dit alles in de trekken van zyn gelaat en in al zyn doen en houding ftaan uitgedrukt ! Welk eene afbeelding der hoogfte mcnfchelyke volmaaktheid, der grootfte gelykvormigheid, met God, moest dit hun niet vertoonen! — Met hoe veel overtuiging konden en moesten zy niet uitroepen: Ja, wy hebben zyne heerlykheid gezien, als de heerlykheid van den Eeniggeboorenen des Vaders, vol van genade en waarheid!- Ja, wy hebben geloofd en beleden, dat gy zyt de Christus, de Zoon des levenden Gods. En wanneer zy nu hem, dit model van volmaaktheid en goedheid, werken, handelen, zyne bedoelingen door daaden, zyne goddelyke kracht door wonderen zagen aan den dag leggen, welke groote heerlyke dingen zagen zy als dan niet! Hoe hy het land doortrok en  Ï08 ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN en goed deed, op de befcheidenfte, edelmoedigfte wyze , zonder alle uiterlyke praal goed deed ; hoe hy den ellcndigen te hulp vloog, zich over dc noodlydenden ontfermde, den biddenden zyne bede inwilligde, den zwakken onderftcunde, den verdoolden opfpoorde, en bereidvaardig was om iedereen naar zyne behoeften te dienen en te helpen; hoe hy, met eene onwcerlïaanbaare magt, de hardnekkigfte krankheden deed wyken, de llormen bedaarde, de verborgene krachten der natuur gebood, om de hongerigen te fpyzen, en den dood en het graf om hunnen prooi weder te rug te geeven: hoe hy gecnen Hap deed zonder oogmerk, en nooit zyn doel uit het oog verloor; hoe iedere van zyne daaden enkel waarheid, enkel kracht, eene fpreekende uitdrukking van zyn verheven gemoed en zyner verhevene afkomst; hoe zyn geheel leven eene leer en voorfchrift en eene beoefening der zuiverfle deugd was: welk een gezigt, welk een toonecl moest dit niet voor de getuigen van zynen wandel op aarde, voor zyne medgezellen en vrienden weezen ! En hoe veel duidelyker hadden zy dit alles niet zien, hoe veel meer groots en heerlyks cn goddelyks in dit voorbeeld van alle zedelyke fchoonheid en volmaaktheid, in dit uitmuntendfte evenbeeld der  VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. Q0.9 der Godheid befchouwen kunnen, indien minder vooroordeelen en dwaalingcn, indien niet zo dikwyls traagheid en onachtzaamheid de oogen van hunnen geest verzwakt en geblinddoekt hadden! Des niet te min echter waren zy nog zalig, zaliger dan alle dienaars van God, die voor hen geleefd, dan alle de rechtvaardige en goede menfchen, de Koningen cn Profeetcn, die deeze uitmuntend gelukkige dagen met zo hartelyk verlangen te gemoct gezien hadden, maar echter voor het aanbrceken van dczelvcn hunne aardfche loopbaan voleindigen moesten! Even zo zalig, myne aandachtige Toehoo» rers! en by uitftek zalig waren de leerlingen van mzen Heer in opzigt tot V geen zy hoorden», Welke duidelyke oplosfmgen der verhevenfte en verborgenfte waarheden, welke gewigtige leeringen , welke heilzaame , voortreflyke voor» fchriften, welke heerlyke beloften hoorden zy niet van hem, dien Gezant van God, clien Uitlegger van den goddelyken wil, dien eenigften, onfeilbaaren Leeraar der waereld ; van hem, wiens taal enkel waarheid, enkel wysheid, enItel kracht, wiens woorden , woorden des levens, de zekerfle, krachtigfte hulpmiddelen tot de gelukzaligheid waren! Hoe geheel overeen» O kom* \  SIO ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN komlKg waren zy niet met de bekwaamheden en behoeften zyner tydgenooten! Welk eene helderheid, welk eene zekerheid, welk eene gegrondheid, welk een nadruk, was 'er niet in zyne leeringen en beoordeclingen! Welk eenen ingang in het hart moesten zy niet vinden, van welk eene kracht ter overtuiging, ter verbetering, ter gerustftelling zyn, dewyl zy alle uit de zuiverde, helderfte bron voortvloeiden , alle vol geest en leven waren! Hy fprak als iemand, die magt had, die van zyne zaaken gewis, die, in den fchoot zyns Vaders, de vertrouweling van deszelfs gedachten en oogmerken was! Geen mensch had ooit zodanig gefproken, gelyk hy fprak! Werwaards, moesten zyne discipelen uitroepen, werwaards zullen wy gaan? By wien onderrechting zoeken ? Op wiens geleide ons vertrouwen ? Gy alleen hebt de woorden des eeuwigen levens! Uwe leer alleen kan ons tot de waarc hoogfte gelukzaligheid leiden! — En nu,-myne aandachtige Toehoorers! een leerling van zulk eenen Leeraar te zyn,, alle zyne gefprekken, vol goddelyke waarheid en wysheid, uit zyn' eigen' mond,met den hem eigenen toon van waarachtigheid en van innerlyke deelneeming in de mcnfchelyke gelukzaligheid, te hooren; dezelve zo dikwyls, by zo veelvuldige ge. legen-  VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. 21! legenheden te hooren, met hem over dezelve te fpreeken, en zich van hem onderrechten te laaten, en hem alles, wat hy leerde, door daaden te zien bewyzen : welk een voorrecht, welk eene zaligheid moest, dit niet voor zyne eerfte leerlingen weezen ! En hoe veel grooter zou hunne zaligheid nog niet geweest zyn, indien zy altoos ooren hadden gehad om te hooren, en harten om te gevoelen en te verdaan! Hoe veel meer licht omfcheen hen, dan zo veele vroegere dienaars van God, wier godsdienftige kennis, wier hoop en vertrouwen nog met zo veel duis* terheden en twyfelingen omringd was! Gewislyk, met het grootfte recht kon onze Heiland tot hun zeggen: Zalig zyn de oogen, die zien V geen gy ziet, en de ooren die hooren V geen gy hoort l Want ik zeg u, dat veele Profeeten en Koningen hebben begeerd te Zien V geen gy ziet, en hebben V niet gezien, en te hooren 'i geen gy hoort, en hebben V niet gehoord. Maar zo groot de Zaligheid der eerfte leerlingen en vrienden van Jefu? Christus was, myne aandachtige Toehoorers! even zo groot en in zekere opzigte nog grooter is de onze , indien wy zyne leer kennen en gslooven cn gemeen-fchap met hem hebben, 't Is waar, wy hebben O a den  212 ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN den Heer niet gezien, — hebben zyne ftem niet gehoord. — Daardoor hebben wy onbetwistbaar in meenige opzigten veel verloren. Hoe diep zou niet, indien wy anders zyne oprechte aanhangers geweest waren, zyn beeld in ons hart geprent, hoe lang zouden zyne magtfpreuken, op die wyze voortgebragt, by deeze, by geene gelegenheid tot ons gefproken, ons in de ooren geklonken, — hoe verftaanbaar zyne ftem in ons binnenfte geweest zyn ! Hoe dikwyls zouden wy ons zyne gedachtenis, zyne met zo veele andere denkbeelden famenhangende, en door zo veele kleine omftandighcdcn cn gebeurdtenisfen dagelyks vernieuwd wordende gedachtenis herinnerd, hoe dikwyls zou dezelve ons opgewekt , vertroost , vcrvrolykt hebben ! — — Maar hoe Veel hebben wy 'er misfehien des niet te min by gewonnen, dat wy niet in dien tyd geleefd, dat wy hem, onzen Heer, niet in perfoon gekend hebben! Want wie weet, of wy ons niet aan zyne voor 't uiterlyke geringe gedaante, of ook aan zyne geheel heilige, alle aanfpraak op waereldfche grootheid en heerfchappy verydelendc, leer geërgerd, of wy hem niet met de meesten van zyne tydgenooten verloogchend, veracht, verworpen , of wy niet met hun geroepen hadden, kruist hem, kruist hem i  VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. 213 hem! Wie verzekert ons, dat wy onpartydiger geweest zouden zyn, dat wy aan de heerfchende vooroordeelen minder het oor geleend zouden hebben , dan zo veele ten dien tyde leevende wetgeleerden en fchriftgeleerden, dien het noch aan kundigheid ontbrak, noch aan de middelen, om dezelve uit te breiden en te verbeteren? Ysfelyke gedachte! dat ik hem, dien ik thans met de innerlykfte overtuiging als mynen Verlosfer en Heer eerbiedig, en dien myne gantfche ziel lief heeft, dat ik dien verloogchend, en my onder het rot zyner verachters en vyanden begee- ven zou hebben! Doch, genomen zelfs, dat dit niet gebeurd was, dat wy onder zyne aanhangers behoord hadden, hoe veel hebben wy 'er inderdaad in andere opzigten niet by gewonnen , dat wy van het getal zyner laatere leerlingen en dienaaren zyn? Hoe zeer is niet daardoor onze gezigtskring vergroot geworden! Hoe veel meer dingen kunnen wy tegenwoordig met malkanderen vergciyken, verbinden, hoe veel verder zien, hoe veel onpartydiger en juister oordeelen, hoe veele fchynbaare tegenflrydigheden oplosfen! Wy zien de zaak meer in haar geheel, de vernedering en verhooging van onzen Heer, zyn kruis en zyne hemelvaard, zynen fmaadelyken dood en zyne luisterryke opO 3 wek»  «14 ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN wekking uit de dooden, — de voorzegging en .de vervulling, — het begin en den voortgang van Gods werk op aarde — de oorzaaken en de uitwcrkfels. De nacht is reeds meer verlopen, de morgen is op de fchemering gevolgd, wy zyn den vollen dag veel nader dan de cerlle Gcloovigen, dan de Apostelen en hunne leerlingen ; dc mcnfchelyke geest heeft in zyn ftreeven naar volmaaktheid vorderingen gemaakt, is voor eenen hooger graad van licht vatbaar geWorden, En hoe veele middelen hebben wy niet, om tot eene duidelyke, gegronde kennis van Jefus Christus en zyne leer te komen, cn gemeenfehap met hem te hebben; en hoe groot, hoe byzondcr groot is niet de zaligheid, die onze kennis van hem, cn onze gemeenfehap met hem ons verfchaflfcn! Wy hebben de Schriften der Euange, listen en Apostelen in handen, cn kunnen ons door middel van dezelve in de gedachten in die tyde n verplaatlcn, en ons dezelve vertegenwoordigen. Zo kunnen wy hem, onzen Heer, van zyne geboorte aan, tot op zyne hemelvaart naeogen, kunnen hem op alle zyne lcerryke, weldaadigc reizen vergezellen, kunnen met hem de Pharizecrs, de tollenaars en zondaars, zyne vyanden,  , VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. 215 ariden, zyne vrienden, den tempel, den Tabor, den Olyfberg bezoeken, kunnen hem alomme de werken zyns Vaders zien werken, en licht cn troost en hulp rondom zich vcrfpreiden; zo kunnen wy zyn openbaar en byzonder onderwys bywoonen, en hooren, hoe hy de komst van Gods Koningryk aankondigt, de eigenfchappen en zaligheden zyner onderdaanen bekend maakt , de vermoeiden en belasten tot zich roept cn hun verkwikking en rust belooft;'hoe hy de wet verklaart, berouw en verbetering predikt, de heerfchende zonden en ondeugden beftraft , de geveinsden ontmaskert, cn dc zaak der deugd en braafheid verdedigt; hoe hy den menfchen van Godswege genade, vergeving der zonden, byftand, het leven en de onfterflykheid aankondigt, het toekomende voor hun ontwikkelt, zyn en hun lot , de opftanding der dooden en het laatfte oordeel met zyne gewigtigc gevolgen hun voor oogen fielt; hoe hy nu eens zyne Discipelen wegens het oogmerk hunner bediening onderrecht , hen leert en vertroost , dan weder zich in den trecst tot hem, die hem gezonden had, verheft, en voor hen en voor allen, die in 't vervolg in hem geloovcn zouden, zyne gebeden uitftort. Zo kunnen wy eenigermaate j'uist het zelfde zien cn hooren, 't geen zyne O 4 eer-  $l6 ZALIGHEID DER EERSTE LEERLINGEN ecrile leerlingen en dienaars zagen en hoorden „ en kunnen het met eenen vryer geest, in een nog naauwkeuriger en duidelykcr verband zien en hooren, dan hunne vooroordeelen, bevatting en tydsQinllandigheden hun vergunden. En hoe zalig ?yn wy dan niet, myne waarde Vrienden! indien wy deeze kennis, deeze heilzaamc leer uit de Schriften der Euangelisten en Apostelen opipooren, cn ons door dezelve bezielen laaten; indien wy van hun deezen rechten, yeiligen weg ter gelukzaligheid leeren kennen, en denzclven bewandelen; indien wy ons san het geleide van jefus Christus, dien onfeiU Jbaaren Leeraar, dien Plaatsbekleder der God-r Jieid, .overgceven, en ons aan zyne heerfchappy onderwerpen; indien wy hem op den weg, op weiken hy ons voorgegaan is, nawandelen, met een welgevestigd geloof op zyne beloften vertrouwen, geduurig op hem zien, en ons geheel en al naar hem vormen: hoe zalig zyn wy dan niet! Kan 't ons dan aan licht, aan troost, aan gerustheid , aan lust en kracht tot onze plichten, aan hoop cn vertrouwen op God, aan beuchelyko blyde uitzigtcn in eene betere waereld ontbreekeu? Kunnen cn moeten wy dan niet wyzer, dengdzaamer, vergenocgdcr, zab>  VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. ai7 ger worden, dan de wysten en besten onder de menfchen konden worden, die deeze voordeelen ontbeeren moesten? En wordt niet dus onze Gemeenfehap met hem fteeds vaster en naauwer, fteeds ryker in vreugde en zaligheid? Hoe beter wy zyne leer kennen, en met hoe grooter getrouwheid wy dezelve opvolgen: des te meer zullen wy met hem van een en het zelfde gevoelen zyn, des te vryer en volkomener bezielt ons zyn geest, des te nader komen wy tot hem, en des te gefchikter worden wy 'om in eene ruir mer maate in zyne magt en heerlykheid te deelen, Welke voorrechten genieten wy dan niet in alle deeze opzigten boven zo veele andere menfchen en volken! Waarelyk, ook in dit opzigt kan 'er ren onzen aanzien gezegd worden: Veelen hebben begeerd en begeeren nog te zien V geen gy ziet, en hebben V niet gezien, en te hooren V geen gy hoort, en hebben V niet ger hoord. Hoe veele braave zielen zullen 'er niet misfehien onder de Heidenen , Muhamedaanen en Joodcn, zyn, die naar licht, naar troost, naar kennis der waarheid, naar zekerheid hygen, die den uitgang uit den doolhof van twyfeling en bekommeringen, in welken zy omdwaalen, angstvallig zoeken, die God, hunnen Schepper, O $ en  Sï 8 **LfbHB# DER EERSTE LEERLINGEN en zynen wil nader wenfehen te leeren kennen, en omtrent bun toekomend lot eene minder onzekere lïoop te hebben! Hoe veele, die by de zwakke fchemering, die hen geleidt, veel rechter weg bewandelen, veel meer goeds doen, veel edeler gezind, — die in 't kleine veel getrouwer zyn, dan wy in 't groote, die' het ééne talent, 't welk hun wierd toevertrouwd, veel beter beftecden, dan wy de tien talenten, die God ons gegecven heeft! Gewislyk zal de Algocde God deeze braave zielen, deeze oprechte vrien« den der waarheid cn der deugd, wier wenfehen hy volgens zynen wyzen alles bevattenden raad tegenwoordig niet goedvindt te vervullen, niet eeuwig in dc duisternis en in de onweetendheid laaten; gewislyk zal hy dezelve, in eenen verhevener flaat, wegens het tegenwoo;dige gemis fchadeloos dellen, haar meer naar 't geen zy gepoogd hebben te doen, vergelden, dan naar 't geen zy werkelyk gedaan hebben, en haar met deeze zalige taal belooncn: Gy zyt over weinig getrouw geweest; wel nu, over veel zal ik u zetten. Maar wie zyn nu wy, myne geliefde Vrienden ! dat wy reeds tegenwoordig wectcn, bezitten, genieten, 't geen zy zo hartelyk, maar te vergeefs, verlangden te weeten, te bezitten cn te genieten? Hadden wy misfehien meer  VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. 41^ meerrecht op deeze voorrechten danzy? Was 't onze verdiende, die ons boven het gros der menfchen verhief en zo gelukkig maakte ? Neen, neen, 't is enkel goedheid, enkel genade, die ons voorgetrokken, die ons met zulke onverdiende zegeningen en weldaaden overftroomd heeft! Ook ten opzigt tot ons wordt 'er te recht gezegd: Uit genade zyt gy zalig, zyt gy tot het Christendom geroepen, en daardoor op den weg der zaligheid gebragt geworden, en dat niet uit u, niet-uit hoofde van uwe voorgaande poogingen, maar het is Gods gaave. ó Laaten wy dit erkennen , myne waarde Vrienden ! ons voor God en Jefus Christus over ons geluk verheugen, hem, den Geever, hem, den Stichter, den Verwerver van hetzelve daarvoor van gantfeher harten danken; maar dan ook zulk een gebruik daarvan maaken, dat dit geluk voor ons niet in ongeluk verkeere , niet tot vergrooting onzer fchuld drekke , maar eene kracht Gods voor ons zy, om de hoogde menfchclyke volmaaktheid en gelukzaligheid fteeds nader te komen! Een Christen, myne aandachtige Toehoorcrs! die niet zeer gelukkig is en wordt, moet noodzaakelyk zeer ongelukkig zyn en worden. Hier is geen midden tusfchen beide.  ,S20 ZALIGHEID DER. EERSTE LEERLINGEN de. Ondankbaarheid en het misbruiken van byzondere weldaaden is onder aile misdryven het fchandelykfte, het zwaarfle, dat minst van allen verontfehuldigd kan worden. Een onheilig leven vernedert en onteert, 't is waar, elk redelyk fchepfel, maar den Christen ftrekt het tof de grootfte fchande, op dien laadt het de ftreiio-fte ftraffen, dien bereidt het het grievcndfte berouw; hy is een dienstknecht, die den wil van I zynen Heer weet, en nogthans niet doet; een ■ kyid, dat zynen Vader kent, de uitneemendfte bcwyzen zyner Vaderlyke voorzorg en liefde geniet , en hem echter niet gehoorzaamt; een dwaas, die zyne oogen voor het licht fluit, en in de duisternis wandelt, de hand van den getrouwften leidsman van zich floot, en zich naaiden afgrond fpocdt! — Christenen zyt gy, myne geliefde Tochoorers! Maar, ó ! weest het niet enkel met den mond, weest het inderdaad en in waarheid, indien gy niet wilt, dat uw lo% in de toekomende waereld veel droeviger en verfchriklykerzy, dan het lot,van zo veele menfchen en volken, dje Jefus cn zyne leer nimmer gehad hebben! Zalig, by uitmuntendheid zalig kunt gy zyn en worden, ó weest en wordt het dan foch werkelyk, gebruikt alle middelen daartoe, en gebruikt ze met de beste getrouwheid, indien  VAN JESUS CHRISTUS, ENZ. SSl dien gy niet boven veele anderen ellendig zyü en worden wilt i Dan alleen, wanneer gy reeds hier begonnen hebt de zaligheid van het Christendom te genieten, moogt gy u bclooven, daar, in 't betere leven, derzelvcr gantfche volheid te zullen genieten. En hoe veel grooter, hoe oneindig groot zal dan deeze zaligheid niet zyn, wanneer wy hem, dien wy niet gezien cn nogthans liefhebben gehad, in wien wy nu gclooven en ons tegenwoordig reeds verblyden , werkelyk zien , zodanig zien zullen, gelyk hy is! ö Welke groote, heerelyke dingen zullen wy als dan zien en hooren en ontdekken! Welke ophelderingen der waarheid! Welke goddelyke , geheel voldoende onderrechtingen! Welke wonderen der hoogde wysheid en magc en liefde ! Welke ontwikkelingen van Gods groote werk op aarde, en van de gantfche reeks onzer lotgevallen! Ja, dan zullen wy geheelyk i» zyn licht wandelen, geheelyk van zyne kracht bezield zyn, en ons in hem verblyden met eene onuitfpreekelyk eeuwige blydfchap! Amen. NEGEN-   NEGENDE LEERREDE. DE VERSCHEIDENHEID VAN DER MENSCHEN GEDACHTEN EN GEVOELENS NOPENS JESUS CHRISTUS. Tekst: Euang. van Matth. , Hoofdft:. XVI. vs. 13-16. Toen — vraagde Jefus zyne Discipelen, zeggende: Wie zeggen de menfchen, dat ik, de Zoon des menfchen, ben ? En zy zeiden: Sommigen, Joannes de Docper; en anderen Elia; en anderen Jeremias of een van de Profeeten. Hy zeide tot hen: maar gy, wie zegt gy, dat ik ben P En Shnon Petrus antwoordende, zeide: Gy zyt de Christus, de Zoon des levenden Gods. —   ö (j. od, 8at wy u kennen, en Jefus Christus, dien gy gezonden hebt, dit is het eeuwige leven, eene bron van eeuwige vreugde en zaligheid! Hoe kunnen wy u voor dit buitengewoone, alle onze verdienden en verwachtingen zo verre te bovengaande bewys uwer Vaderlyke Goedheid, voor de zending van uwen Zoon in de waereld, toch genoegzaam danken ? Hoe kunnen wy deezen uwen Afgezant, welken gy zo by uitneemendheid lief hebt, en die uwe liefde, en de liefde van alle menfchen, van alle verftandige wezens, zo by uitneemendheid verdient, genoeg naar waarde eeren? Hoe ons genoegzaam over hem verblyden? Hoe zyne bcfchikkingen ter onze zaligheid zorgvuldig genoeg gebruiken ? ö Dat wy allen hem toch met eene innerlyke overtuiging hielden voorden geenen, die hy is, en voor welken gy zelf hem verklaard hebt! ö Dat wy allen hem zo oprechtelyk waren toegedaan, en zo gewillig en blymoedig gehoorzaamden , als zyne groote verdienden jegens ons en het gantfche mcnfchelyke gedacht vorderen! ö Dat wy allen door hem zo wys en zo zalig wierden, als hy ons kan en wil maaken! — Leer ons toch hem, zyne verhevene waardigheid, en zyn groot werk op aarP de  2 20" DE MENSCHEN DENKEN VERSCHEIDENLYK de geduurig beter kennen, en geduürig rechtmaadger beoordcelen. Overtuig ons toch fteeds meer cn meer door zynen geest, dat hy van u gekomen , van u. bevolmagtigd is , uwen wil gedaan en geleerd heeft, en ons tot u, onzèn Schepper en Vader, brengt. Geef, dat onze geest de goddelyke, en heilverwekkeude waarheid zyner leer inzie ; cn ons hart al haare kracht cn zaligheid ondervinde. Vergezel ook, gocdertierene God ! derzclver tegenwoordige voorftclling met uwen zegen. Geef dat wy dezelve met een goed, leerzaam hart ontvangen, cn laat daardoor onze kennis uitgebreid, ons in 't geloof verfterkt, en tot eene waarlyk christelyke denk- en levenswyze opgewekt worden. Wy bidden u hierom, als belyders en dienaars van uwen Zoon, Jefus Christus, cn fprecken u verder in zynen naam aan: Onze Vader enz. De vraag, die Jefus in onzen tekst aan zyne Discipelen doet, wie zeggen de menfchen, dat ik*, de Zoon des menfchen, ben? deeze vraag fehynt niet alleen nieuwsgierig, maar zelfs eerzuchtig te zyn. Maar het gebruik, 't welk hy van hun antwoord maakt, toont duidelyk, dat hy  NOPENS JESUS CHRISTUS. £27 hy deeze vraag met geheel niet zelfzoekende, zuivere oogmerken, gedaan heeft. Hy vraagde het niet om zichzelven, maar om zyne leerlingen. Hy zelf wist wel, als menfchenkenner en als profeet, dien God met zynen Geest vervuld had, welke indrukfelen zyne tegenwoordigheid, zyne gefprekken, zyne daaden op zyne tydgenooten maakten, en welke denkbeelden en beiluiten wegens hem daardoor by hun veroorzaakt wierden. Hy had niet van nooden, zegt daarom de Euangelist, dat iemand getuigen zou van eenen mensch, dat iemand hem wegens de gevoelens en oogmerken van eenen mensch onderrechtte , want hy zelf wist, wat in den mensch was. Maar zyne leerlingen waren nog weinig in 't nadenken geoefend, wankelden nog dikwyls in hunne beginfelen, ftonden nog niet genoegzaam vast in hun geloof. Daarom greep de Heer alle gelegenheden aan, om hen tot nadenken op te wekken , en hen daarin te oefenen , en hun nieuwe gronden van geloof en zekerheid aan de hand te geeven. Dit doet hy ook hier. Hy vraagt hen: Wie zeggen de tnenfehen, dat ik, de Zoon des menfchen, ben ? om daaruit de gewigtiger vraag af te leiden: en gy, wie zegt gy, dat ik ben? en dit antwoord van Petrus op deeze vraag: gy zyt de Christus, de Zoon des Ue,P 2 ven-  223 DE MENSCHEN DENKEN VERSCHEIDENLYK venden Gods. Dit moest op allen indruk maaken , hen allen in 't geloof verflerken, by allen de plaats van een uitgemaakt, onloogchenbaar grondbeginfel bckleeden. Daarom bevestigde hy dit antwoord op deeze nadrukkelyke wyze: Vleesch en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar myn Vader, die in de hemelen is. Gy hebt dat niet van de menfchen, maar van God geleerd, 't Is eene goddelyke weldaad , 't is een uitwerkfel van zynen Geest, dat gy, onder zo veele verfchillcnde gevoelens wegens mynen perfoon en wegens myne verordening, tot de kennis der waarheid gekomen zyt , en deeze waarheid zo diep gevoelt cn zo van harten gelooft. Gelyk het in dit ftuk ten tyde van Jefus Christus ging, myne waarde Medechristenen! even zo is het'er eenigermaate nog tegenwoordig mede gelegen. De gedachten en gevoelens nopens hem zyn nog tegenwoordig, zelfs onder de zulken, die den naam van zyne belyders en aanhangers draagen, zeer verfchciden; en misfehien is het flechts het kleinfle gedeelte der zo genaamde Christenen, die met Petrus van gantlcher harten, uit eene inwendige overtuiging, en volkomen gevoel der waarheid, kunnen zeggen:  NOPENS JESUS CHRISTUS. 2CO gen: Gy zyt de Christus, de Zoon des leevenden Gods, gy zyt de van God beloofde, en van hem gevolmagtigde Koning en Verlosfer der menfchen, die hen van de heerfchappy der dwaaling der ondeugd en des doods bevryden, en hen op den weg der wysheid, der deugd, en der gelukzaligheid zou brengen. — Om dit duidelyker in te zien, cn gegrond wegens den in de waereld gekoraenen Heiland tc leeren denken, zullen wy Eenige aanmerkingen voor/lellen over de verfcheidene gevoelens der menfchen wegens Jefus Christus. Tot dat einde zullen wy In de eerfle plaats aantoonen, hoe verfcheidetl deeze gevoelens zyn, en Daarna, hoe wy ons by deeze verfcheidenheia van gevoelens te gedraagen hebben. Men kan de menfchen, die zelfs onder Christenen aangaande den perfoon van Jefus in gedachten verfchillen , onder drie hoofdfoortert brengen: De ongeloovigen en twyfelaars ; de bygeioovigen en geveinsde Christenen \ en de welondcrweezene oprechte Christenen. P 3 Men  «30 DE MENSCHEN DENKEN VEHSCIIEIDENLYK Men vindt, eerftclyk, zelfs onder de Christenen ongeloovigen en twyfelaars , en wel van verfchillende foorten. Ongeloovigen uit ligtvaardigheid, voor wien Godsdienst en Christendom , voor wien alles, wat ernst en nadenken vereicht , onverfchillige en onaangenaame zaaken zyn. Ongeloovigen uit neiging tot de zonde, die de duisternis liever hebben dan het licht, omdat hunne werken boos zyn , die de waarheid fchroomen te onderzoeken en te ontdekken, omdat zy wel voorzien, dat de waarheid hun niet gunflig weezen, dat dezelve hun by hunne tegenwoordige denk - en handelwyze niet veel troost zou kunnen geeven. Ongeloovigen, die meer bewyzen en andere foorten van bewyzen voor het Christendom verlangen, dan de natuur der zaak vergunt, cn die, omdat zy misfehien aan deeze foorten van bewyzen gewoon zyn, en dezelve een uitfluitend vermogen toefchryven, de kracht der andere foorten van bewys niet gevoelen. Ongeloovigen , die eene ongelukkige opvoeding met valfche, tegenflrydige begrippen van den inhoud der Christelyke leer vervuld heeft , die naderhand uit deeze begrippen vooroordcelen tegen het Euangelie gezogen, en zich door het onvoorzigtigc leezen van zekere boeken , of door den verderflyken omgang met zekere  nopens jesus christus. 23Ï kere perfooncn in deeze vooroordeelcn verfterkt, en dezelve tot den rang van grondbeginfelen verheven hebben. Ongeloovigen en twyfelaars, eindelyk, die met braave oogmerken getoetst, onderzocht , maar uit gebrek aan de noodigc hulpmiddelen , of der noodigc voorbereidende kundigheden, uit gebrek aan oefening in't nadenken en onderzoeken,en door een famenloop van ongunftige uiterlyke omftandigheden, by deezë onderzoekingen niet die voldoening, niet dat licht, niet die zekerheid, welke zy daarvan verwachtten , gevonden , en die nu misfehien lust noch tyd hebben, om den afgelegden weg nog eenmaal te bewandelen, en die by gevolg ia twyfcl, in verwarring en ongerustheid blyven. Alle deeze ongeloovigen en twyfelaars loopen in hunne gevoelens aangaande Jefus Christus en zyne leer, zeer wyd uit een. Zy weêrfpreeken de een den anderen; zy weêrfpreeken dikwyls zichzeiven. Nu eens omhelzen zy dit, dan weder een ander ftclfcl; nu eens neemen zy tot deeze, dat tot geene onderftelling hunne toevlucht,, naar dat de een of de ander van hunne aanvoerers de zaak van deeze of van eene andere zyde eenen fchyn van waarheid gegeevcn heeft. Eene cn dezelfde omftandigheden , gefchiedenis * leeringen, geboden, moeten hun nu tot bewyp 4 kg  23^ DE MENSCHEN DENKEN VERSCHEIDE-NLYK zen van zwakheid en van geestdryvery, dan tot bewyzen van bedrog; op den eenen tyd tot bewyzen van kwaade, zelfzoekende, heerzuchtige oogmerken, op eenen anderen tyd tot bewyzen van goede, maar onmogelyke, en deswegen verydelde onderneemingen dienen. En offchoon zy ook allen in hun gevoelen overeen ftemden, hunne overftemming zou zelfs niets bewyzen. 't Geen zy loogchenen, zou desniettemin echter waarheid kunnen zyn. Men kan langs veele uit malkanderen loopende wegen zo wel tot de zelfde dooling, als tot de zelfde waarheid komen. Maar echter hoe veel menigvuldiger en tegenftrydiger hunne gevoelens zyn, des, te zwakker moet daardoor hun gezag en hun invloed volgens ons eigen oordeel worden. Hoe veel minder zy het onder malkanderen kunnen eens worden, of zy Jefus voor eenen Geestdryver, of voor eenen Bedrieger, of voor eenen welmeenenden, maar verongelukten Wysgeer behooren te houden , des te meer moeten hunne gevoelens cn uitfpraaken wegens hem verdacht gehouden worden. Aan den anderen kant wykt de bygeloovige, geveinsde Christen in zyn gevoelen wegens Jefus Christus niet minder van de waarheid af, of, zo  NOPENS JESUS CHRISTUS. 233 70 hy dezelve nader komt, wordt zy echter even zo onnut voor hem door de dooiende begrippen, die hy daarmede verbindt. Voor hem is Jefus niet de Christus, de Zoon des leevenden Gods, niet de van God bepaalde en gevolmagtigde Koning en Heer der menfchen, die hen door zyne leer en door zynen. geest regeeren, en tot byzonderlyk wyze, goede, vroome menfchen hervormen zou. Voor hem is Jefus niet een Leeraar der waarheid, niet een Voorbeeld van deugd, niet een Voorganger en Leidsman op den weg der braafheid en der gelukzaligheid, offchoon hy hem met den mond voor dit alles erkent. Neen, dit alles zyn zaaken, die hem niet treffen, waaraan hem weinig of niets gelegen ligt, die openlyk met zyne neigingen en lusten llryden. Hy begeert geenzins zulken Leeraar en Leidsman, die hem geheel anders zou leeren denken en leeven, dan hy tot hiertoe gedachten geleefd heeft. Hy verlangt geenzins zulken Koning en Heer, die elke zonde veroordeelt, en eiken plia;t voor heilig verklaart, en wiens gevoelen zyn gevoelen, wiens wil zyn wil, wiens gedrag het modél van het zyne behoort te zyn. Neen , voor hem is Jefus enkel een Borg en Plaatsbekleeder der menfchen, een Schuldbe taaier,, een Verzoener , een Hoogepriester , een Offer P 5 voor  234" DE MENSCHEN DENKEN VEKSCHEIDENLYK voor de zonden der waereld; en die alles in zulk eene betekenis , die zyne hartstochten meest vleit, en hem in zyne zonden gerustfteït. Want dat hy zonden gedaan en ftraffen daarvoor te wachten heelt, kan hy niet loogchencn, en van deeze ftraffen wenscht hy ontflaagen te worden, zonder dat hy de zonde juist behoeft vaarwel te zeggen, en zyne gcheele levenswyze te veranderen. Dat hy geen waarlyk deugdzaam, vroom hart, en dat hy weinige waarlyk goede daaden verricht heeft, kan hy ook voor zich niet geheelenal verbergen, en echter wenscht hy, eenmaal een deelgenoot der bclooningen te worden, welke op de deugd en volharding in goede werken gefield zyn. Om zich nu deezen troost, deeze hoop te verfchaffen, misbruikt hy de Heilige Schrift, en fielt zich Jefus Christus voor als een' perfoon, die alle de ftraffen aller menfchen , aller zondaaren in hunne plaats geleeden, die al dat goede volbragt heeft, 't welk de .menfchen zeiven hadden behooren te volbrengen, en die in zulk eene betrekking tot hen ftaat , dat hun nu, zo haast zy het flechts gclooven, alle 'die ftraffen kwydgefcholden, cn alle dccze goede daaden toegerekend worden zodanig, als of zy die zeiven gedaan hadden. Dus bekleedt men zich, gelyk het maar al te dikwyls uitgedrukt wordr.,  NOPENS JESUS CHRISTUS. 235 wordt, met de gerechtigheid van Christus als met een.kleed, en is daarby volkoiuenlyk gerust , offchoon men ook van alle eigene gerechtigheid, van alle inwendige deugd en braafheid, zonder welke men zich nochthans geene waare gelukzaligheid verbeelden kan, geheel en al ontbloot zy: Dus gelooft men met het bloed van Jefus gewasfehen en gereinigd te zyn, offchoon men zich by aanhoudendheid op nieuw met opzettelyke zonden bezoedelt: Dus verbergt men zich in de wonden van den gekruistenals in eene veilige fchuilplaats tegen de verfchrikkingen van het geweeten en van het toekomende oordeel, offchoon de oorzaaken deezcr verfchrikkingen nog fteeds voortduuren en dagelyks vermeerderd worden. Enkel begrippen cn misbruiken, welke met den geest van het Christendom ftryden, en op ontleende cn verminkte Joodfche vooroordcclen gegrond zyn, om welke aftefchaifen hec Christendom verordend was. . De welonderweezene , rechtfehapene Christen , myne aandachtige Toehoorers! die Jefus uit het Euangelie, en de goddelyke kracht zyner leer uit bevinding kent, oordeelt geheel anders , veel rechtmaatiger van zynen perfoon, van zyn ampt, van zyn groot werk op aarde. Hy zegt  Ü36 DE MENSCH EU DENKEN VERSCHEIDENLYK zeg: uk inwendige overtuiging met Petrus in onzen tekst: Gy zyt de Christus, de Zoon des leevenden Gods. Zonder zich in moeilyke en vruchtelooze, meer twist dan deugd en zaligheid verwekkende onderzoekingen wegens de.natuurelyke cn innige betrekking van den Vader en zynen Zoon, Jefus Christus, in te laaten, houdt hy zich aan de duidelyke verklaaringen van het Euangelie, en vergenoegt zich, de zalige betrekking te weeten, in welke Jefus tot hem, en hy tot Jefus ftaat. — Ja, denkt en belydt hy, dit leeren my zyne gefprekken, zyne daaden, zyne lotgevallen, dat hy de eeniggeboorene Zoon des Allerhoogften is; dat hy by uitneemendheid verheven is boven allen, die kinderen en zooncn Gods genaamd worden; dat hy in de naauwfte vereeniging met de Godheid ftaat, van haare kracht cn van haaren geest geheel vervuld, haar zigtbaar Evenbeeld, haar Plaatsbekleeder onder de menfchen; dat hy de Gezalfde Gods, de Koning is, dien de Vaderen reeds verwachtten, en die zegen en leven over alle volken verfpreiden zou. Ja, wie hem ziet en kent, ziet en kent den Vader, die op eene uitneemende wyze in hem en door hem werkt, en, zich openbaart. Wie hem eert, eert den Vader, die hem gezonden heeft. Ja, ik eerbiedig hem als den van God befchik- tcn  NOPENS JESUS CHRISTUS. £37 ten en gemagtigden Hqrfteller der mcnfchelyke rechtfchapenheid en gelukzaligheid ; als den leeraar van alle waarheid, die ons vertroosten, gerust ftcllen, verbeteren en tot God brengen kan ; als den grooten Hoogepriester en Middelaar , als den cerften Ryksamptenaar van God, door wien ons de Allerhoogfte vrede en genade aankondigt, door wien hy ons zyne weldaaden en zegeningen mededeelt, en door wiens bemiddeling de onmeetelyke afltand tusfchen God en ons minder affchrikkende voor ons geworden, en de weg tot zyne nadere gemeenfehap geopend is. Ik eerbiedig hem als den vermogenden Verlosfer van zonde en dood, van dienstbaarheid en ellende, die de menfehelyke natuur tot haare hoogfte waardigheid verheffen, ons in vryheid Hellen, ons door zynen geest reinigen en heiligen , de rampzalige gevolgen onzer overtreedingen uitdelgen, en ons gefchikte deelgenooten der eeuwige onfterflykheid zou maaken. Ik eerbiedig hem als mynen Leidsman en Voorganger op den weg der deugd en gelukzaligheid; als het modél van alle menfehelyke volmaaktheid, 't welk ik fteeds gelyker zoek te worden; als den geenen dien de Vader alle magt in hemel en op aarde gegeeven, dien hy tot een Hoofd der gemeente gefield heeft , dien ik alle gehoorzaam-  S3S DE MENSCHEN DENKEN VERSCHEIDENLYK zaamheid en onderdaanigheid verfchuldigd ben; als den geenen, die my toe wysheid, tot gerechtigheid, tot heiligmaaking en verlosfing geworden is; ais mynen Heer en mynen God.' Zo, myne aandachtige Toehoorers! denkt en oordeelt de welonderweezene en welmeenende Christen van Jefus, den Heiland der waereld. Zo belydt hy van gantfeher harten, dat Jefus de Christus, de Zoon des leevenden Gods is. En zo lang hy by deeze belydenis blyft, en overeenkomffig deeze belydenis leeft, zo lang zal 't hem zekerlyk noch aan gerustheid en hoop, noch aan kracht ten goede ontbrecken. En zo veel verfchilt hy in zyne gevoelens nopens Jefus Christus zo wel van .den ongeloovigen cn twyfelaar, als van den bygeloovigen en geveinsden Christen. Inderdaad eene groote verfcheidenheid van gevoelens en van denkwyze! Wacht u, myne geliefde Vrienden ! daaruit valfche en der Christelyke leer nadeelige gevolgen afteleiden. Om dit voor te komen, zullen wy nu no^ In de tweede plaats, in overweeging necmen, hoe wy ons hy deeze verfcheidenheid van gevoelens ie gedragen hebben. Wy  NOPENS JESUS CHRISTUS.. ï(3$ Wy behoeven ons, cerftelyk, wegens deeze •verfcheidenheid der gedachten en gevoelens wegens jefus Christus in de oudere en nieuwere tyden , onder Christenen cn Onchristenen, juist niet te verwonderen. Zy is een geheel natuurelyk gevolg van den tcgenwoordigen toefland en de betrekking der menfchen. Zy heeft haaren grond in de verfcheidenheid hunner bevatting, hunner wyze van denken, hunner opvoeding, hunner betere of Hechtere zedelyke gefteldheid; in het groote verfchil hunner uiterlyke omftandigheden, hunner bezigheden en hunner lotgevallen. In alle deeze opzigtcn is geen mensch dat geen, 't welk de andere is. Elk heeft zyne eigen wyze van gewaarworden, van denken, van befluiten, van zyne gedachten en befluiten met maikanderen te verbinden en te vergelyken; elk zyne eigene maat van gevoeligheid, van opmerkzaamheid , van fchranderheid , van werkzaamheid , van vastheid van geest; elk heeft ook zyne eigene vooroordelen , dwaalingen , hinderpaalen, hulpmiddelen, aanfpooringen, opwekkingen , bcletfelen. Zo verfcheiden en menigvuldig deeze oorzaaken van de grooter of geringer vlytighcid, van de betere of Hechtere manier van liet meerder of minder gelukkige gevolg onzer overdenkingen en onzer onderzoekingen  S40 DE MENSCHEN DENKEN VERSCMEIDENLVK gen over godsdienftige zaaken zyn, even zo verscheiden en menigvuldig moeten ook de uitwerkfels daarvan weezen; en indien dit geene plaats zou hebben, moest dc gantfche orde der dingen, alle verband tusfchen oorzaaken en uitwcrkfelen vernietigd worden. Even zo weinig behoeven wy ons, ten tweede, aan deeze verfcheidenheid van gedachten en gevoelens wegens Jefus Christus te ergeren, of uit dien hoofde het Christendom van valschheid te verdenken. Geene foort van waarheden is ooit algemeen erkend en aangenomen geworden, hoe duidelyk en onloogcl.enbaar zy ons , die haar erkennen en aanneemen, ook mogen toefchynen. De leeringen der reden en der mcnfchelyke wysheid hebben even zo veele en menigvuldige , even zo hardnekkige tegenfpraak ontmoet, als de leeringen der Heilige Schrift. De begrippen cn gevoelens wegens God, zyn niet minder verfchillcnde onder de menfchen, dan de gevoelens en begrippen wegens Jefus Christus. De waarheid hangt niet van de grooter of kleiner, algemeener of bepaalder toeftemming haarer belyderen af. Zy heeft haaren grond in zichzelvc; en eene onbekende en kwalykgevatte waarheid houdt daarom niet op waarheid te  NOPENS TESUS CHUISTTJS, Qdl te zyn. De ongeloovige, de twyfelaar, de bygeloovige, de huichelaar en dc Christen mogen derhalven in hunne gevoelens aangaande Jefus Christus nog zo vvyd van malkanderen verfchillen, dit is geene reden om ons te doen wankelen ; dit mag het Christendom in onze oogen niets van zyne waarde beneemen; dit kan tusfchen de waarheid en de dooling niet beflisièn. Maar deeze verfcheidenheid van gedachten en gevoelens wegens Jefus Christus moet ons, ten derden, opwekken tot het nadenken over deeze gewigtige zaaken, tot het zorgvuldig en onpartydig onderzoeken van dezelve. Zy moet ons aanfpooren, om uit inwendige overtuiging verzekerd te worden van ons geloof. Daartoe ken ik geen beter middel , dan het vlytigc cn mee ■ verflandige oogmerken verbondene leezen va.i de fchriften der Euangelisten. Daar, myne geliefde Vrienden! kunt gy met Jefus Christus bekend , gemeenzaam worden, hem zclven hooren, met hem omgaan, hem in vcelerhande omftandigheden en bedryven zien, hem in leeven en in den dood vergezellen; daar hebt gy Hechts uw hart.voor de indrukfelen, die dit alles op u maaken, voor dc hoogachting en liefde, die u.het charakter van Jefus, cn zyne heilige, troostryke Q leer