D E OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT, EERSTE STU&   D E OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. EERSTE STUK. 727 'SGRAVENHAGE, By pieter frederik gosse, Boekverkoper van Z. D. H. den Heere Prins Erf-Stadhouder &c. &c. &c. MDCCLXXXI.   INHOUD VAN HET EERSTE STUK. No. t Uitgegeeven den li. Aug.1781. Inleiding. Ondericheid der Ouderwetfe en Nieuwe; wetfe Patrioten, enz. BI. 1. Ut ftlva foüis pronos tmtamw in annos, Prima cadunt; ita ver bar um vrtus inlerii cems, Mulia renafieniur, qua jam cMde+e, cadentque Ome nunc lunt in banore yo.ubula, *<• Horat. No. II. 25. Aug. 1781. Aandoenlyk Verhaal betrekkelyk tot den Zecflag van 5. Aug. Schurkery van een Courantier enz. BI. 9. .... Crimint ai uno nofes omnet. VlRGII,. No. III. r. Sept. 1781. Verfchillende gedachten over de befte wyze van fpreken en fchryven over de publieke zaken. BI. 31. Quid der», qmdnwdeml renuistu, quod jubel aller. ^- HORAT. No. IV. 8. Sept. 1781. Bemoedigende gedachten over den tegenwoordigen toeftand van het Vaderland. BI. 53. Di mtlius, qaam nas, fiu'rf nojlri imerjït, fiiunt. Vetus PoetA,- No. V. iS- Sept. 1781. Vervolg van No. IV. Uimi iium curationts e(i, origment mom V causjas probe perfceSas habcre. HrpPOCR. * 5 No, VL  Vï INHOUD VAN HET EERSTE STUK. No. VI. 22. Sept. 1781. Ontdekking van eeneysfelykezamenzweering: Terugkomit van de traniche en Spaanfche vloten. Linten la Zoutman. B/. iq». Triftiuslmud Mi, mo»ftrum, „',e fav;or B„ Veflit & tra Deum StySiis jefe extulit u«Ji,. YiRGny fcT0. VII. 29. Sept. ,781. Over den L.after in 't algemeen, en byzonder van beampte en aanzicnlyke perfonen. Onkunde en kwaadaardigheid van den Poft van den Neder-Rhyn. Nog een woord van de twee vloten. BI. n9. Rien n'efl plu, «tcejfaire que de combattre deux pefte, aujfi terrible, que le fon, I impudeme ■ dé, Baïle. No. VIII. 6. Och 1781. Van den aart en fchadelykheid der Libellen. ' Aankondiging en waarfchouwing tegen de Aanfpraak aan 't volk van Nederland. Bl. isc Qbtret?atio & t#or prom, auribui arripiuntur'. yu'lpe adulattoni fwdum crimeri fervitmit ,MaX.ICNITATI fala Jpecie, Libbrtatis ineff. Taqit;. Np. IX. Tg. Oét 1781. Gedachten van een Engelfchmah over den tegeriwoordigen Oorlog. Brief van een hedendaags Patriot. Franfch relaas van den Zeefiag van 5.-Aug. Denkwyze van den O. N» Patriot omtrent de Heeren Temminck en Rendorp. B/. 157. ' fat (f tb' hojie d&eri. VlRGIL, No. r.  INHOUD VAN HET EERSTE STuX ytti Ho X. 20. Oft. 1781- Vervolg van de gedachten van een Engelfchman. Uittrekfel 'uit de Courant van St. Chriftoffels. Een woord van den O. N. P. aan zyne yyanden. Orthodoxe Brief uit eene heterodoxe Stad. BI. 179. . auratit volitans argentevt anfer Ponicibus, Gallos in limine adejfe canebat: Calli per dumos aderant, Arcemqae tenebant% PrueBi tenebris (£ dono naSit opatee. VlRG. No. XI. 27.0a. 1781. Brief van een Koopman over de Bank van Engeland. Loffpraafc pp de Franfche Natie. Kort woord aan 'een Franfchman. BI. 304. ■ veieres teilure recludit Tbefauros, ignotum argenti pondas Sf auri. VlRG. No. XII. 3. Nov. 17 81. Verachtelykheid van de Franfchgezinde faótie en Libelliften. Negociatie van vyf milioenen. Antwoord van Engeland aan Rusland, over de aangebodene Mediatie. Pleidooy voor iemand, of Betoog dat een monfter geen monfter is, met de Repliek. Ernftige waarfchouwing aan fommige afhangelingen van Z. D. H. BI. 223. Jlrrige aures , Pampbile.' Terint. No. XIII. 10. Nov. 17 81. Karakter van ware en van valfche Patrioten. Leidfch tourtje van den O. N. P. op zyn hengft, en merkwaardig gefprek over de Heeren van der Capellen. Chocolaad waarvan men maar e'e'ns drinkt. Medaille van Zu  I ftU INHOUD VAN HET EERSTE STUK. - Z. D. II. ter eere van de. Helden vandea 5. Auguftus. BI 243. . popuiumque fal fis VeJotet mi V0i!bus HORAT. ^ANHANGüEl op No. XIII. 1^. NOV Merkwaardige Brief rakende de Franfche Fétê van den 9. laaft!eden, en de gezindheid van de goede Gemeente , byzonder in 's Gravenhage. J8i. 207-277. b VIRGIt. Einde van het Eerste Stuk. D E  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PA TRIO T« N°. I- UtfihctfoïiU primo: mutmtur in amos, #. Prima cadunt\ ita verborum vttus interit «tas; 'Multa renafcentur, qitcz jam cecidtre, cadentqu» Oux nunc funt in honorê vocabula. . Ho rat. Art. Poet. VcrTat ik u bidden mag, Oom, als gy een " wekelyks blaadjen fchryven wilt, zoo als gy zegt, dan noemt het tog niet dt Patriot: dat is wel het ongelukkigfte woord , Ik had juift myn rechter elboog op myn knie gelegd , en bukte in de fchoorfteen om myn pyp op te rieken, toen myn Neef, die de zynen op zyn gemak zat te roken , de voorgaande woorden met drnzelfden onverfchilligen toon zeide, als of hef zoo op 't ogenblik myne intentie niet geweeft was» zoo als ik myn pyp aangeftoken zou hebben, óm hem in vertrouwen te zeggen, dat de befte titel, die ik voor myn blaadjen uitgedacht had, in de tegenwoordige tydsomltandigheden, was — De Patriot. Ik heb naderhand gemerkt, dat 'er een ve! r}aó pier naaft my geleegen had, waarop ik myn eerfte nommer had beginnen te fchryven. Daar had myn Neef van boven in gekeeken. „ Dat is wel het oneelukkigfte woord, zeide myn Neef. — * A 18  (2) In een ogenblik zat ik recht over eind, als een keers, m myn ftoel, leide myn pyp naad my ne^ der, en fronde zekerlyk de twee zwartfte , dikfte en langde wenkbrauwen uit de feven Verenigde Provintien, zoo geweldig te zaamen, dat elk be» halven myn Neef (een Jongman, die van cene bedaardheid is, die een man zoo als my in fommige ogenblikken buiten zyn verdand brengen zou) van fchrik voor 't mind achter uit zou hebben doen deinzen, en vyftig excufen voor ééne doen uitfloten. Myn Neef deed een dubbele trek, en bloes een dikke walm van rook tusfchcn ons beide, die hem een ogenblik voor my onzichtbaar maakte. „ Ik wenfchtewel te weeten, in welke van uwe menigvuldige quaiiteken, gy wederom deze Oracuieuje uitfpraak doedt,zeide ik? Dat zal waarfchynIjk of als Muzikant zyn, om dat het woord iV irtot niet welluidend genoeg is ; of als Taalkenner, om dat het geen goed Nederduitfch is; of als Polyhidor en iemand die eene Bibliotheek op twee beenen wezen wil en altyd alles weet wat 'er van die natuur oit gefchreeven is, om dat 'er mogelyk voor honderd jaren een wekelyks blaadjen onder denzelfden titel is uitgegeeven ; Doch ik moet vt zeggen , Neef lief t behoudens al het refpeft 't welk ik heb voor uwe geleerdheid en menigvuldige qualiteiten, dat myn wekelyks blaadjen niet anders en niet meer of niet minder heeten zal als de Patriot, Neef! Ik zeg, de Patriot! Nu moet de Lezer weeten, dat myn Neef, by zyne bedaardheid, waarvan ik zoo even fprak, en , die alleen by my twee derde van zyne geleerdheid c^t en andere talenten opwoog, nog iets over zich had, daar men ziek zoo geen denkbeeld van maken  ( 3 ) ken kan, of men moet het gezien, en met viynt ogen gezien hebben, en zoo dikwils gezien hebben, als ik het tot myne gedurige elende en hartknagende fmert zien moet, namen tlyk een grimlach, die zo is, dat ik telkens, als zy hem overkomt, naar de fchel taft om naar een Notaris te zenden om den jongen te onterven; iets daar jk my elke keer over verwonder, hoe zyn goede hart, waarvan by my het ogenblik daaraan blyken geeft, my gedurig van te rug houdt. Kortom, leezer, ik had al dien tyd, dat ik het voor verhaalde tegen myn Neef zeide, hem ftaar aangezien, onder door mynewenkbraauwen. Myn Neef .. grimlagcke.j Ik kookte. Ik wed van neen /Oom, zeide hy eindelyk, ik wed gy uw blaadjen niet de Patriot noemt! Zoo waar als ik denk een Patriot te zyn , en hoop te leeven en te fterven, kamaraad, myn blaadjen zal de Patriot heeten, en'niet anders! Afgedaan, Oom! zeide myn Neef. Die eed is te heilig, en gy zyt meefter van te doen wat gy wilt. Zoo begryp ik het ook, Neef! — van wat anders , zeide myn Neef. Ik heb dikwils gedacht, daar wy tegenwoordig in oorlog zyn, en 'er nog geene Nederlandfche Ridder-orde is, waarom Z- H. niet op de gedachten valt om een orde in te' nellen; 't zy alleen voor Militairen, '% zy voor Politieken en Militairen beiden. Een half dozyn el lint heeft menige grote daad doen uitvoeren, die anders mogelyk achter weege zou gebleeven zyn. Die bracht ons in een lang gefprek over de Ridder-ordens in 't algemeen. Ik was te veel uit myn humeur gebracht ge-* A a weeft j.  ( 4 ) weeft, om myn Neefin iets gelyk te geven- zoo dat ik hem de eene tegenwerping voor, en de andere na. maakte. Met dat al bracht hy zyne idés al tot een groten trap van aanneemlykheid. Myne laatfte verfchanfing en daar ik wift dat hy niet tegen zeggen kon , was de minachting waarin de Ridder-ordens over 't geheel gekomen waren door de vermenigvuldiging derzelven , Vergeef my zeide myn Neef, niet door de vermenigvuldiging van de Ridder-ordens, maar door de vermenigvuldiging van de Leden van de meefte Ridder-ordens Ik ftond als iemand, daar de Poólfchë meefter tegen zegt: houd nu dat ftuk geld vaft in uw hand • en die voelt dat hy het valt heeft. — pfut, ze£ de Poolfche meefter, doed nu uwe hand open. __. By myne z.... myn driegulden is voort. ~ „ Daarenboven, zeide myn Neef, heeft de KoHïng van Zweedën niet onlangs nog eene Ridderorde ongerecht ? Heeft de Koning "van Vrankryk niet eene nieuwe Orde mgefteld , altans iets dat vee) naar eene Orde gelykt? Van den Koning van Zweeden weet ik; maar van eene nieuwe Franfche Orde, zeide ik, heb ik «iets gehoord. „ nat is te zeggen, een Orde, niet voor zyne eige Onderdaanen , zeide myn Neef; maar voor de Onderdaanen van andere Natiën, in andere landen, waar hy zyn invloed vermeerderen en luiden van erediet in zyne belangens brengen wil, en dezulke die met mede doen willen, gehaat maken by hunne medeburgers. Ik keek, als iemand, dien de bril van zyn neus valt, en die wacht dat een ander ze voor hem oprapen zal. . ■ L'Ordre du Patrktims! zeide myn Neef.  (5) Ik dacht om geen bril meer, maar ftapte achteruit als iemand , die onvoorziens den hoek omkomende een bordeijen voor zyn neus ziet ltaan : hier /em lief, zeide myn Neef, dat breede goudgeele Lint van Pdtriotifme, 't welk Lodewyk XVI. in den maand January 1779, onze waarde Heeren van A— en naderhand onze waarde Heeren van H en van D heeft omgehangen; daar zy de eerfte dagen zoo zorgvuldig hunne rok over heenen toeknoopten, vooral toen men in den Haag 'er wat Cavalier by getrokken had; doch 't geen zy kort daarna zoo majeftueus over hunne zwarte rok, dwars van ttisfchen de twee fubdivifien hunner paruiken naar beneeden, hebben gedragen, en 't geen federt dien tyd de eerbied, en te gelyk de nayver wekt van alle brave Nederlanderen, die den eerwaardigen naam van Pa/rioten van Z. M. van Vrankryk verwerven willen. Want gy weet, Oom lief, in Vrankryk alleen is tegenwoordig de echte ltempel van den Hollandfchen Patriotifmus , Een patriot en goed franfeh te zyn —. dat is , niet alleen goed franfih* maar te gelyk ook goed Spaanfch , goed Ame,-icwnfch', en vooral goed Amfierdamfch, in één woord goed-alles wat maar Anti-engeljch is — dat zyn tegenwoordig gelykhüdende0woorden. Alle de anderen, in plaats van Patrioten zyn Verraders Hebt gy oit een meisjen zien opfpringen , zegt Virgilius, die onvoorziens van een Slang in de voet gebeeten wordt, die in 't gras vericholcn lag?. Maar. dat hebt gy zekerlyk niet gezien, Lezer. VVy A 3 heb-  C < ) hebben geene Slangen hier te lande, en onze meisjes lopen met op heure blote voetjens, maar dragen witte koufen en geborduurde tehoenen met gekleurde hoge hakjens. — Wel dan iets anders !_ t h.nï' teTyl 87 ee" keefS drocZ> eeK vonk op de hand gevallen, van die fmeerige vonken die op uwe hand blyven branden, zoo tranquil, als of ze nog aan de keers zelve zaten, zoo dat gy od eens kandelaar en alles tegen de grond fmyt al zou hy ook van Saxifch porcelyn zyn? Verbeeld U nu eens, dat twee zulke vonken, te gelyker tyd m plaats van op uwe hand, de eene op uwe pia mater (Daarzegt men, Mevrouw, dat de ziel zit') en de andere vlak op uw kart vielen. Zulke twee vonken vielen my te gelyk op myn pericardiutn en op myn pencramum, toen myn Neef omtrent aan zyne twee fubdivifien van de A— paruiken wasen gedurende alles wat hy voorder zeide, zaten my die vonken te branden, dat ik dacht eene beroerte te zullen krygen. ik had voor my gekeeken, en rondom my gekeeken, en overal gekeeken, behalven naar myn Neef zyn weezen Eindelyk zag ik hem aan. Myn Neef — gnmlacnte! St. Laurentius op den roofter lag op rozen in vergelyking van my. „ Ik wed. Oom lief, dat gy uw blaadjen niet de Patriot noemt, zeide de Schurk, en reikte my de hand toe; omtrent met hetzelfde air, als een Bruidegom , die 's morgens na zyn trouwen de eerfte opgeftaan zynde en een venfter opengeftoten hebbende, zyne jonge vrouw de hand toereikt om haar van *t bed te laten ftappen, en haar lagchende aanziet, zoo dat zy niet weet hoe zy fchielyk genoeg haar hoofd te rug trekken en met het gordyn verbergen zal. 3 Al had 'er ook myn leven aangehangen, en dat  (?> dat wift myn Neef precies Zoo goed als ik zelve? „ mya blaadjen mocht voortaan heeten zoo als het wilde, maar zekerlyk de Patriot kon het niet heeten. „ Waarlyk het ongelukkigjle woord zeide myn Neef. Ja wel een execrabel woord, viel ik hem in, en zekerlyk, zoo als men tegenwoordig denkt en fpreekt, zoo moet elk braaf Nederlander, die het waare intcreft van zyn Vaderland kent en behartigt, liever alles, dan Patriot, heeten willen, nu die Franfche vrienden voor patrioten pasfeeren en den naam van patrioten dragen. „ Zoo meen ik het tog niet, zeide myn Neef. Ik voor my zou niet gaarne aan dien titel nog reïiuntieeren willen, zoo lang ik 'er geen ander weet, die my even goed in de oren klinkt. Het woord , als woord, is zeer goed op zich zeiven, en zal ook altoos in aclÉjng blyven, in alle talen, en in alle landen. Maar het is zekerlyk een van de «/• lerongdukkigjle woorden, wyl het het ongeluk heeft van in fommige tyden en omftandigheden , volftrekt verdraaid, en in twee zinnen genomen te worden, die de een met de andere volftrekt onbeftaanbaar zyn. Zoo zoud gy dan nog langer een Patriot willen heeten, na die fraje hiftorie van die Franfche Edicten, die gy ftraks zelve opgehaald hebt? zeide ik. Zekerlyk , zeide myn Neef; maar ik zou 'er een woordjen van onderfcheiding by doen. Ik zou my zeiven een ouder-xetzen Patriet noemen; een Patriet van den ouden, Hollandfchen, echten ftempel; niet van die nieuwerwetze Franfche fabriek van 1779, daar't mede gaan zal, als met al het franfche mode-werk, dat binnen een maand verfleeten is, en dan verfcheurd en vertrapt wordt. Patrioten, Oom, moeten wy zyn en blyven! dat is, geen Patmtjeiu, naar het fatfoen dat de eer-  t 8 > ite Marehani, die ons van Parys gedepêcheerdt wordt, om ons te decrasfeeren, (of liever te Js* fui/ifeeren) ons belieft te geven; en dat hy kort daarna, als 't hem anders in zyne kraam te pas komt , naar zyne zinnelykheid weder verandert. Maar onveranderlyke, echte, ouderwetfe, Hollandfche patrioten, onwrikbare, deftige Patriotent die zich zeiven hunne eige fatfoen geven, dat met hunner aart en waare belangens overeenkomt", waare Vaderlanders, Nederlanders, die op hunne' eige beenen ftaan, en niet, als draad-mannetjens, naar eens anders pypen danfen, en door eens anders oogen zien, en zich alles laten wys maken en op den mouw (pellen, zoo als onze A vrienden zulke Patrioten, als gy Zyt, myn waardfte Oom* en zoo als ik op uwe leiding meer en meer hoop te worden, en te Jeven en te nerven. Dien naam van Patrioten moeten wy door niemand ons laten ontneemen; en wordt hy een tyd lang misbruikt, goed, laten wy ons met een klein byvocgfel onderfcheiden, en by voorbeeld ouderwetfche Patrioten heeten; maar Patrioten moeten wy altoos blyven heeten; Die naam is heilig! Daar aan moet niemand tarnen. De jonge gloeide. Ik zou gezworen hebben I dat ik hem noit had zien grimlagchen. Daar is myn hand'er op, zeide ik: de ouderwetze Patriot zal myn blaadjen heeten! . „Dan zou ik het den ouderwetzen Nederlandfchen Patriot noemen, Oom ! zeide hy, als gy ablblut zoo wilt. Ik begreep" op dat ogenblik juift niet, waarom hy 'er dat by wilde hebben, en zelfs, fcheen het byvoegzel my Overtollig, Maar, al had de jonge my om al mvn goed gevraagd, ik zou gezegd hebben, wel nu, kamaraad , mits dat ik myn overige leven by u in blyve wonen.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. II- C*) Cr'mins ai uno uofce cmmsi vihgïl; Ik was verfcheide dagen achter een belet geweeft een bezoek by myn vriend D *** te gaan doen. Ik wift den ilag, die hem getroffen had. Ik verlangde zeer, vooral om zyn vrouw te zien. Men liet my terftond binnen; ik vond haar by haar man zitten, ongekleed, dodelyk bleek, en zy maakte my enkel eene buiging, zonder zich te verzetten. Ik vermoedde nog het rechte niet. Ik fprak terftond van het geval, het was klaar dat „ergens anders van kon gefproken worden. Ook liet my haar man, dien ik aangezien had, begaan; Ik begon dus terftond- een gelprek met haar. Zy antwoorde my niets. Wat ik zeide, fcheen haar niet te verveelen; maar het was als of zy 't riet hoorde. Zy bleef met haar hoofd in haar hand (*ï Wy hebben dit Stuk ten eerften willen geeven, «n tólen daarom de brieven van de Heeren H. en D.uit tot ee*V*j «end nomnwr, wawfcbynlyk het eerftkemends.  ( xo ) zitten. Ik wift niet wat te denken. Eindelyk waagde ik het, om haar eene vraag te doen, die ik wel begreep dat haar allergevoeligft zou treffen, doch ik verlangde uit myne onzekerheid te zyn, en ik verbeeidde my ook meer en meer, dat alle menagement onnodig was. Hebt gy, £eide ik, myn lieve Mevrouw, hebt gy nu na dit geval wel den brief herleezen, dien uw broeder u van boord gefchreeven heeft, daags Voor het uitzeilen van de Vloot? Zy zag my fterk aan : haalde den brief uit haar boezem, die zeer gekreukt was: bezag toen den brief, bracht hem aan haar mond, en kufte hem met een weedom waar voor geene woorden te bedenken zyn. Ik was in het binnenften van myne ziel ontroerd. Ik zag haar man aan. Hy haalde de fchouders op en wenkte my. Ik volgde hem buiten het vertrek. „ Zoo is zy nu eerft federt twee dagen , zeide hy, en God weet wat de oorzaak van dié ongelukkige verandering is. In den beginne had ïk alle reden van verblyd te zyn. Ik kreeg de tyding van de Aftie eerder dan iemand hier in de Stad, door een brief die myn Neef my per expresfe zond van Amfterdam. Gy weet hoe alles daar enkel vreugd was-in het allereerite begin* i3 D&  X » ) 7, De Ehgtlfche afgeslagen en istftyk gehnniê geen van onze fchepen verkoren; en het Convoi èt<= houden. " Deze drie denkbeelden hadden myn Neef zoo vervuld, dat zyn brief niet alleen zeet vrolyk, maar zelfs lugtig gefchreeven was; .niet teegenftaande hy wilt dat myn Zwager op de Vlööt ■was, en dat hy my zelfs uit dien hoofde alleen de expresfe zond, gelyk ik hem verzoeht had » zoo rafch 'er iets mocht voorvallen; offchoon hy my niets van hem wift te melden, om dat de fchepen nog niet binnen waren. Mogelyk had hy ook wel met toeleg zyn brief zoo lugtig iflge* richt, want voor het overige fchreef hy my by P.$» „ Men zegt, dat 'er veele dooden en gekwetftefl zyn, ook onder de Officieren. " Hoe het zy, iK vond den brief zoo, dat ik terftond myne vrouw» opzocht, en ik reikte haar den brief over. Zy liep hem door. „ God zy geloofd ! zeide zy. m zyn alle myne broeders wenfehen vervuld! " Ik was blyde, dat dit haar eerfte gedachten was. —» Mach ik den brief ? zeide zy. — Och, ja. ■—i Zy nam hem mede na haar kamer. ten uur daar aan kwam zy, ongeroepen, af om te eeten. Ik verbeeldde my, dat zy gefchfèid had. Maar zy hield zich zeer vergenoegd, m wy aten te.zamen. Wy hadden weinig gefproken 5 en ik fprak niet weder van den brief. O'p fet desfert gaf zy hem my te rug. Ik deed als of Ba fH  ( 12 ) ik hem nog eens herlas, en vroeg haar, of zy het P 'S geleezen had. „ j* zeide zy, yele doden en g(J kwetften: dat is natuuriyk. " — Het fchynt dat er nog geene tyding van Frans is, zeide ik. —- „ Hebt gy tyding, zeide zy eenigzints driftig Geene als deeze. — Zy zag my fterk aan, doch floeg toen haar ogen weer neder. Een ogenblik nadenken deed mybcgrypen, dst ik van dit tydftip een voordeelig gebruik maken kon. „ Ik heb geene tyding als deeze, zeide ik, en ik ben verzekerd, dat zelfs niemand in de Stad nog tyding heeft van de geheele Adtie, als wy. Maar morgen kunnen wy nader tyding krygen, en binnen kort moeten wy van uw Broeder horen Mogelyk is hy wel; doch mogelyk ook — „ ja>' zeide zy met die hartigheid, die gy aan haar kent* ik heb alles overdacht; en God zy geloofd verbeeld my dat ik geprepareerd ben. Ik weet , dat ik mogelyk nu reeds geen Broeder meer heb! Maar, zeide zy, ik heb zyn brief herlezen. " — Ik zweeg. — „ Ik ben zeer vermoeid, zeide zy, en ik zou myne krachten nodig kunnen hebben. * Ik begreep haar en volgde haar naar haar kamer, Dit was Vrydag avond den 10. Den volgenden dag kwam de tyding: doch geene byzonderheden meer, dan myn Neef my 'savonds te voren reeds gebeld had, en niets van aayn  ( 13 ) myn Zwager. Ik had order gegeeven, dat geene7 brieven anders als aan my moeften ter hand gefield worden. Tegen den avond wierd ik van myn kamer geroepen. Myn Neef had een tweede expresfe gezonden. Ik begreep terftond wat het was * en ontftclde. Ik las den brief haaftig over. Myne vrouw was in de tuin gegaan , ik zag haar aan 't einde van de berceau zitten, met een pepier ins de hand. Zy wierd my niet gewaar , voor dat ik vlak by haar was. Zy ftak het papier weg, er* ftond op. Hoe? zeide zy, gy zyt ontdaan? Ik vatte haar hand met beide de mynen, en herftelde my zoo veel mogelyk. „ Zyt gy waardig eene Nederlandfche vrouw te zyn, zeide ik, en zyt gy eene Chriften? Ik zag haar fterk aan. Haar wezen onderging geene merkelyke verandering. " Myn Broeder is dood ? zeide zy: op een veel gelatener toon dan ik. Ik gaf haar den brief over, zonder te antwoorden een Druiftros ..... dsjlaap van V hoofd de linker borjl ..... Zy reikte my den brief toe. „ Zoo in ée'nen dan! Zeide zy : buiten twyfFel zonder eenig gevoel! in één ogenblik. — Daar! „ Zy floeg haare oogen en handen ten hemel. „ God zy eeuwig ge-; loofd! " 6 Myn Vriend, dat ik zeggen kon, hoe eer.-? waardig my myne vrouw was op dat ogenblik. Zulk een offer! Zoo geduldig, zoo goedwillig» B 3 zog  C M ) *oo zonder eenig beding , over te geeven f Gy weet, wat haar Broeder haar geweeft is. Gy hebt syn brief geleezen, dien hy na zyn vertrek eerft gezonden heeft. Die. denk ik, had , onder Gods .zegen 3 haar vooral ook die kracht by gezet. En zoo als zy op dat eerlte ogenblik was, is ay alle de volgende dagen gebleeven, diep getroffen, maar bedaard, getrooft , byna vrolyk, ten minften noit een ogenblik neerftagtig, en volmaakt vergenoegd: tot eergilleren (Vrydag) morgen toe. Ik was vroeg uitgegaan, t' Huis komende vroeg ik aaar haar. Zy was op haar kamer. Ik ging naar |iaar toe Ik ontftelde, zoo als ik de deur open Öeed. Zy lag half van een ftoel, dodelyk bleek, byna machteloos, en fcheen geen acht op my te liaan , reeds na dat ik voor haar ftond. Ik richtte haar op, vreeslyk' aangedaan, en vroeg haar, wat fcaar gebeurd was. Zy liet haar hoofd op myn arm' Sakken, zag my aan met flauwe ogen, doch antwoorde niets. Ik rebel de , liep naar beneden , zond om een Dodor, vroeg alle de Domeuieken', een Voor een,niemand wilt my iets te zeggen, elk' was even verwonderd over deze onverwachte verandering. De Doftor bleef 'er by, dat zy eene zware aandoening moeit gehad hebben, en wel dien zelfden morgen. Na al 't geen gy my zegt, Myn Heer, fe het volftrekt onmogelyk anders : dit kan geen |eyolg zyn van haare aandoening van over acht da-  ( «5 > dagen, na zulk eene aanhoudende en beredeneerde gelatenheid. Dié vrouw is in haar ziel gewond, zeide hy. „ — Ik begreep het zelfde, en begryp het nog even zoo: offchoon ik tot nog toe eren weinig begrypen of nareekenen kan, wat haar dien ochtend, daar zy wel was opgedaan en met verfcheide Domeitieken gefpcoken had als te voorenen overkomen zyn , 't geen die akelige uitwerking op haar gehad heeft. Want in al dien tyd , totnogtoe, wat men ook beproefd, en op welk eene wyze ik haar aangefproken hebbe, heeft zy nog geen woord geantwoord; en alles is haar onverfchillig, zelfs hare kinderen. - Dat was juift wat ik vragen wilde , zeide ik.— „ Och ja! ook hare kinderen. " — Dan vrees ik voor een middel, 't welk my te binnen fchoot, zeide ik — doch, ik heb het evenwel eens m een dergelyk geval volmaakt zien gelukken; men kan het licht beproeven. Wilt gy my laten begaan? Mvn Vriend wilde volftrekt weeten wat ik voor had. Ik zeide hem myn ganfche Plan. Hy had 'er Keen gedachten van, doch ik verkreeg van hem , dat hy my zou laten begaan. Ik zal alles bezorgen,zeide ik,en morgenochtend om louuren, berf ik by u, Laat den D.oftor 'er dan ook zyn. In een half uur had ik alles bezorgd, met de kinderen. En vervolgens ging ik naar huis, vol B 4  ( 16 ) jgedachten over deze aandoenlyke ontmoeting en «iet voorneemen van my optefluiten, om alles'no* * overdenken, en my voor te bereiden tegen den .volgenden dag, ingev^ myn plan gelu^ Ik hield het voor eene uitgemaakte zaak, dat £e geweldige aandoening die die vrouw moeit ge»ad hebben, buiten twyffel betrekkelyk zyn moeft tot het geval van haar Broeder. Maar hoe, of wat, «Jat was my even onbegrypelyk als haar Man. Daar ^aren geene brieven gekomen, zy had niemand .vreemds noch gezien noch gefproken, en een paar PTen, voor dat haar Man haar gevonden had. was y nog wel geweeft zoo als te vooren. Wat kon - ar gebeurd zynj wat kon haar ffetroffen hebbe„; iNatnurlyk vestigden zich myne gedachten op den van haar Broeder. Maar zy had dien meeralen herleezen , na de tyding van de Adlie, zelfs na de tyding van zyn dood. Mogelyk *** W er nu eerft iets in gevonden, dat zy te *orcn niet opgemerkt had. Dit kwam my het aanneernlyklte voor. Zy had my vergunt eene Copy van den brief te neemen, toen zy hem kreeg. Het w*s een voortreflelyke brief, die niet kon gefchreeven worden als van zulk een Broeder a,n Sülk eene Zufter. ik haafte my om hem voor den dag te krygen, en herlas hem met de uiterfte opïettenhezd. Ik vond niets in den brief dat niet zZ ^hong, mets dat verkeerd opgcw of in twee zin-  ( *7 ) binnen genomen kon worden, niets dat haar anders als ter neder zetten kon. Doch, hoe zeer my de herlezing van den brief ten dezen opzichte geen het minite ligt gaf, was ik echter blyde van hem herleezen te hebben: om dat uit denzelven ten klaarften hare zwakke zyde bleek , met opzicht tot het gevaar, waar in haar Broeder zich ftond te begeeven. En dat kwam hier op uit. Mevrouw D*** had eene opvoeding gehad, die haar zeer onderfcheidde van vele van onze vrouwen: zy was verre van onkundig te zyn van de gefchiedenisfen en wezentlyke belangcns van ons land. Zy had in den beginne van de tegenwoordige troebelen, veel gehoord en alles geleezen, voor en tegen. Uit dit alles had zy zich een foort van Siftéma gemaakt, dat in fommige opzichten valfch was, en daar zy ook niet volkomen yaft aan hechtte, doch 't geen tog altyd by haar broeide. Ten minften zy behield haare vrees , haar vermoeden. En dat Siftéma kwam hier op uit. De Oorlog met Engeland was haar allerhevigft tegen de borft geweeft, en zy vervloekte alle de geenen, die daar heimelyk naar vtrhtn'd hadden. En in zoo verre als zy meende reden te hebben van te denken, dat het Hof dien Oorlog zoo lang mogelyk, en tegen alles aan, had tegen gehouden, gaf zy zich over aan alle hare aangeborene zucht en gehechtheid aan , het huis van BS 0~-  (i8) O en de Stadhouderlyke Regeering. Doch die Oorlog was ondertusfchen evenwel opgekomen, en dat meende zy dat met meer vigueur, en het kofte wat het kofte, had moeten tegengegaan en voorgekomen zyn. Kortom, zy verbeeldde zich dat men tydftippen verzuimd had, waar in het gemakkelyk zou geweelt zyn den zulken het masker af te lichten, die naar dien Oorlog verlangden, en het welzyn van het Vaderland aan hunne byzondere belangens hadden opgeofferd. Tot dus verre mocht het noch aangaan. Maar , nu die Oorlog des niettemin was opgekomen, nu verbeeldde zy zich dat 'er van twéén maar één op was : of dat men het Vaderland ganfeh en al opofferde en verraadde, door zich geheel in de armen van Vrankryk te werpen en van alle vriendfehap met Engeland volftrekt af te zien; of indien het Hof de wezentlyke belangens van het Land bleef begrypen en behartigen, dat dan de zaken niet met die vigueur zouden kunnen getraceerd worden, enz. Hoe volftrekt ongegrond en dwaas dit laafte begrip ook was, zoo zou men het zelve mogelyk nog eenigzins kunnen toegeeven aan eene vrouw die onmogelyk van alles recht geinftrueerd kon zyn, en die daar en boven door het gevaar van haar broeder, en voor al door het denkbeeld, dat haar onbefchryflykfmertelyk was, dat hy zynleven sou moeten wagen in een Oorlog tegen dc natuurlyk- ftc  ( }9 ) fte geallieerden van de Republiek , in een Broeder' Verlog, zoo als zy zeide, volftrekt verblind was; en daar door geneigd , om ook de grootite borsfla* fchimmen voet te geeven, die zich enkel met haar Siftéma, omtrent de noodzakelykheid van eene Alliantie van de Republiek met Engeland, en de perfuafie waar in zy was, dat men aan 't Hof dit ware belang van de Republiek op alle moge/yke wyzen, zoo als zy zeide, zou zoeken te behartigen, maar eenigzints fchikten. Hoe het zy, dit was juift het geene, waar op haar broeder, die 't in de hoofdzaak met haar eens was, het meeft gewerkt had in zyn brief, om haar daar van rechts denkbeelden by te brengen. Hy ftemde haar toe, dat een Oorlog tusfehen de ^ Republiek en Engeland onnatuurlyk was; doch hy ' herinnerde haar, waar hy haar van overtuigd had, dat dien Oorlogs Verklaring, die van den kant van Engeland gekomen was, eene hoogft onberadene en onvergeeflyke ftap was geweeft. Engeland , zeide hy, had zich over de Republiek niet te beklagen Alle rechtmatige redenen van klachten van die'kroon vervielen eeniglyk en alleen op eene enkele Stad Daar had zich die kroon op moeten zoeken te wreeken; en kon zy dat niet, dan moeft „ liever ongelyk en fchade geleeden en dat zich itrooft hebben, liever dan de hoogfte onrecht^digheld te H »$ op de geheele Repu-  ( ) bliek te wreeken. Nu die ftap gedaan was, en de gevolgen van dien Oorlog allengskens meer en meer ook de andere leden van de Republiek begonnen te raaken, nu wierd deze Oorlog van den kant van Engeland dagelyks onrechtmatiger met opzigt tot de Republiek. En terwyl ik niet in dienft ben van A— maar van de Republiek, zeide hy, zoo beichouw ik teegenwoordig de Engelfchen als myne ergfte vyanden : en gevolgelyk maak ik my het zelfde genoegen van tegen hen te vechten, als ik tegen de natuurlyke vyanden van den Staat doen zou. En zoo beweerde hy, dat de zaak ook by t Hof begreepen wierd: en beftrafte dienvolgens zyne Sufter over hare dwaze denkbeelden met den grootften ernft. De belangens van Z. H. zeide hY, zyn onaffcheidelyk van die van den Staat. Z. H. heeft noch vrienden noch vyanden die hem perfoneel zyn , en kan ze niet hebben. Geene Mogendheid, geene Natie kan zyn vriend zyn, als ia zoo verre dezelve te gelyk vrienden zyn van den Staat. En zoo rafch zy in onmin met den Staat geraken, worden zy ogenblikkelyk ook zyne vyanden. Geloof dan niet, myn waarde Zufter, zeide hy, dat iemand in de Republiek, na de Oorlofverklaring, fterker opgezet zyn kan tegen de Engelfchen, dan Z. H. is, en meer verlangen kan om hen over defen onbedachten ftap berouw te doen hebben; of fchoon hem te gelyker tyd, uit hoofde van het wezentlyk belang van de Republiek; 't  (21) 't geen zekerlyk is van met Engeland geallieerd te zyn, de Oorlog zelve even Zeer fmerten moet als alle brave Patriotten. En weeft verzeefcert, zó lang de Oorlog duurt, dat Z. H. even fterk alles wat in zyn vermogen is, Zal toebrengen om onze Vloten alle mogelyk voordeel op de Engelfchen te doen behalen, als ik in myne kleinen kring met den grootften yver tegens de Engelfchen vechten zal. En dan bragt hy haar ongevoelig op haar wezentlyk teder; 't welk dat van alle goede burgers zyn moet, namentlyk op de eer en het welzyn van het Vaderland , en van het Vaderland alleen en excluflef, zonder aanzien van Vriend noch Vyand, te rug; en hield haar voor, nu wy ih Oorlog waren, het was ook met wie het zyft mocht dat wy nu de eer van onze Natie enkel en alleen in 't oog hebben en daar aan alles opofferen moeiten. En dat is de gééft, zeide liy, die alle Officieren van den Staat égaal bezielt, en waar in Wy niet anders als het voorbeeld en de gevoelens Van onzen Chef navolgen. Zoo dat, zeide hy, Zufter, als gy iets wenfchen wilt, dan wenfcht dat Z. H. door zyn tegenwoordige drift tegen de Engelfchen niet vervoerd moge worden, óm uw Siftéma, waar in ik het met u eens ben, uit 't oog te verliezen, dat de Engelfchen des niettemin onze natuuriyke Bondgenoten zyn moeten, en dat eene goede en honorabele vrede met dezelven degrootfte weldaad is, die wy voor ons Vaderland van den He-  (ïï) Hemel kunnen afbidden. Wat my belangt, eïaJ digde hy, alle myne wenfehen lopen hier op uit — en daar onze harten altoos vereenigd geweeft zyn, myn lieffte Zufter, zoo laten ook onze wenfehen hier in te zamen ftemmen: — Dat onze Vloot moge flaags raken met de Engelfchen; en hoedanig ook door overmacht of anderzints de uitfiag van het gevecht zyn moge, dat wy ons op zulk eene wyze gedragen en de Engelfchen ten minften zulke gevoelige flagen toebrengen mogen, dat daar door de onbevlekt» eer der Hollanderen op nieuws bevestigd , en ganfeh Europa van den Leeuwen-moed van onze Natie fterker dan oit overtuigd worde; en dat wy, na op zulk eene tvyzs onze EEft gehandhaaft te hebben, even daar door ons in ftaat mogen vinden, om hoe eer zoo beeter als dan eene voordeelige en honorabel» vrede met Engeland te treffen, waar naar ik verzekerd ben dat die Kroon even zeer verlangt van haren kant t uit hoofde van het gemeen belang der beide Natiën' als gy doen kunt van den uwen. Maar denk, zeide hy, myn waarde Zufter, dat dit laatfte Voordeel niet verkregen, en niet gewenfcht kan worden, zonder het eerfte. Eerft onze eer gehandhaaft, en dan Vrede' Dat is ai myn wenfehj en mdien gy defen uitflag van zaken voor ons Vaderland van den Hemel verkrygen kunt met uwe gebeeden trooft u dan en wees verblyd, zoo gy het verkrygt, ten koften van myn Jeven. sinnel zee?  < n > 2eer kort zien wy ons zekef weder — het zy hier 9 of elders. " Den volgenden morgen ging ik naar Mevrouw even onzeker, en bekommerd als te voren: doch altyd nog in hoop, volgens myn plan, dat men door eene onverwachte, fterke furprife, en die betrekking op haar tocftand had, eene gelukkige omwenteling by haar zou kunnen uitwerken. Ik vond alles in gereedheid, zoo als ifc het befteld had; haar Man en beide Kinderen diep in den rouw, zwaarder als de gewoonte medebrengt: En den Doftor by de hand. Zy was op haar kamer , en ik vond haar in dezelfde gefteldheid als den dag te voren. Onvoorziens —:$f5d haar Man in de kamer met beide de Kinderen, die naar haar toeliepen en haare knieën omvatten. Myn plan gelukte volmaakt. De onverwachte , treurige vertoning maakte een ogenblikkelyken indruk op haar. Haar gelaat veranderde eensklaps van ongevoeligheid, tot ontzetting, fterke aandoening, en eindelyk tot de bitterde droefheid. Zy omvatte haar Kinderen, dan haar Man; en toen kwamen de tranen: eene zee van tranen. De Doctor trad binnen. Gewonnen! alles gewonnen, zeide hy: nu moet zy uitfchreien. Zy wilde fpreken. Afgebrokene woorden toonden dat zy hare fpraak vol- ko-  (*4) kortten weder had ; maar een vloed van' tranen overftelpte haar. En dan omarmde zy weder haar Man, en dan hare Kinderen. „ Ach , zeide zy, eindelyk, hoe ben ik geweeft! Hy is weg , ja maar kon ik daar by u, en kon ik u myne lieve Kinderen vergeeten! Is het waar, zoo als ik wel dacht, dat hy ter Slagtbank geleid is, heeft hy mogelyk zelve voor zyn dood nog begreepen dat ik gelyk had, God zy alles aanbevolen! maar ifc blyf over, en u moeit ik niet vergeeten , en u myn lieffte Kinderen. „ Haar Man fprong op, als razend, fchelde, riep, ik wilt niet wat hem overkwam. Maar het woord van zyn vrouw , ter jlagtbank geleid was een ftraal van ligt voor hem geweeft. Een knecht kwam binnen lopen. Waar is die Neordhollandfche Courant gebleeven, die *smorgens,Tden myn vrouw dit toeval gekreegen heeft, op myn tafel heeft geleegen? ik heb hem al gemift. — Mevrouw vroeg my om papier, zeide de knecht, om een trommel te pakken , ik heb hem met enige andere Couranten ö Ja, die Noordhollandfche Courant zeide zy, die heeft my verligt! daar ftaat alles recht in, zoo als het is. Een brief van een van de Officiers zeiven. Zoo heeft het zeker myn Broeder voor zyn dood ook nog begreepen. Hadden die fchepen van de Maas geen Contra order gekreegen , dan was alles ten beften uitgevallen. Nu is al de vrucht van die ^dtie vertoren, en myn Broeders dood onnut voor het  fiet Vaderland. Dat v/as al myn trooft gewceft'; fen nu my dat ontviel, dacht ik dat my niets meet overig was. ó Hoe kan my God vcrgeeven, dat ik alle myne plichten daar by vergat, dat ik u vergat, myne lieffte Kinderen — en toen begon zy op nieuws te fchreien. Het was niet mogelyk ge•weeft haar in te fpreken. Haar Man hield haar in zyne armen, en brandde om te fpreken. Ik was even driftig om haar van hare dwaling te rug te brengen. -— „ Die fchurk! zeide haar Man: al'les is gelogen, myn Kind: alles loutere kwaataardigheid. Geen enkel woord ! Het teegendeel is waar! " • ■ Ik had gevallig de Rotterdamfche Courant van den 16. by my. Daar, zeide ifc, Mevrouw, ik bid u, lees dat: Dat is een dag vroeger 'nog, dan uwe infame Noordhollander. Zy las .... cp hoge order .... nooit geene contra ordre gegee» ■ven .... tegenwind en laag water .... de Vwr- zienigheid Zy fpröng op. 6 Myn God! zeide zy. Zoo is dat dan niet waar! De Voorzienigheid alleen heeft belet, dat die Schepen uit de Maas .... Zy fioeg hare ogen naar den Hemel, en wrong haare handen: „ ó Vergeef my, Vei* geef my, goede, alwyze God! .... Nooit zal ik deze Vrouw, noch dit alles vergeeten! Jocn zy weder aan 't bedaaren kwam i mag ik C *  •ü bidden, Mevrouw, laat my u in den grond ge« neezen. Ik haalde myne Copy van haar Broeders; brief voor den dag, en las haar het flot 'er van voor. ó Ja, zeide zy, dat alles is my levendig, wel nu dan, Mevrouw , laat my u onderrichten, Alle uw Broeders wenfehen zyn volmaakt vervuld zoo verre tot nog toe alles zich laat aanzien •, en ons Vaderland bevint zich in eene crife, die allergelukkigft kan uitvallen. De zaak is dus. Wy zyn fiaags geweelt met de Engelfchen, met egaaj verlies aan weerskanten. Maar ons Volk, beide Officieren en Equipage hebben de grootfte blyken van dapperheid gegeeven : zulke blyken, dat thans de Eer der Hollanderen boven allen roem, en boven alle nyd en afgunft verheeven is. En willen wy hier van gebruik maken, dan kunnen wy de voordeeligfte Vrede met Engeland maken, daar zy weeten en begrypen moeten, dat wy anders ook den Oorlog zeer ten hunnen nadeele kunnen voortzetten. Zoo is 't met dien Slag, en zoo heeft 3n den beginne ook elk een het begreepen. Maar gy kunt licht denken, hoe veel eer en roem uic dit alles op Z. H. verviel. Die was thans ten vollen gejuftificeerd. En dat kon men niet lyden. Dat moefi: vergiftigd worden. En daar aan moeft alles worden opgeofferd, 'sLands Welzyn, de blydfchap en het genoegen van het Volk, de gevoelens van alle de geenen wier Vrienden in den Siaggebleeven waren, al de bevochten roem zelfs, ca  I 27 I 3ft zoo de geheele Eer van de Natie zelve. Maaf dat komt alles in geene aanmerking- Men moeft enkel zyn doelwit bereiken. En welk eene uitvinding deed men tot dat einde. De infaamite, godlooste 'uitvinding, die kan bedacht worden. Dat ons Volk wel gevochten had, dat kon, dat durfde men niet ontkennen. Maar het behaalde voordeel, dat meende men kon men veilig verkleinen. Dat voordeel was niets, en let wel , dat dat voordeel niets was , was de fchuld van het Hof. Hadden wy meer Schepen gehad • ' maar neen, dat verwytwas te oud, te afgefieeten, te zeer vervallen; men moeft iets hebben 't geen direét op de maatregelen, op de wil van het Hof verviel. Leugen of waarheid, dat was hetzelfde; het Volk gelooft alles. Dus die Schepen van de Maas en uit Zeeland , die hadden 'er by moeten zyn di* hadden contra ordres gekreegen. Ha! weJK eene uitvinding! Schielyk dat maar in de Couranten gezet, enftraks vloog de leugen het ganfche Land door. Men begreep 'er het gevolg van m den Haa». Daags daar aan verfcheen een Advertisfement in alle de Couranten, waar by autentiek bericht wierd, dat noit zulk een contra ordre was ge* «teven. Men had reden van te denken, dat dit terftond van effect zyn zou. Kon iets zekerder zyn. Kon zulk eene affirmatie va» hoger hand gefchieden, als het niet waar was geweeft. Zouden niet alle de Officieren van de Maas ftraks het tegenQ i deel  C 23 ), deel getuigd, en de ordre getoond hebben. Mer* kon dus volkomen hier op zich verlaten. Maar het kwaad was reeds gedaan. De leugen was reeds onder het gemeen. En de kwaadwilligen warén niet gezind om zich zulk een fchoón wapen zo licht te laacen uit de hand neemen. Van het Haagfch Advertisfement wierd niet gerept. Men bleef lagchen, hoe dat Parker op de, parade in den Haag (ik weetniet, waarom niet liever op het Stadhuis te A ) zou verfcheenen zyn, waarfchynlyk geboeid aan een langen ketting, als die Schepen uit de Maas 'er by ge weeft waren. En, nog twee dagen daar na, na het auientuke Advertisfement van hogerhand, zette de .Noordhollander dien infamen brief in zyn Courant, die zulke eene uitwerking op u gedaan heeft, en waar in men de oproerigheid zoo verre dreef, dat men durfde te fchryven, quafi ui: den naam van ons eige volk te fchryven, dat zy ter Jlagtbank gebracht waren. O ik begryp nu alles, zeide Mevrouw D*** die brief is waarfchynlyk een enkel verdichtfel van den Courantier. — Hebt gy daar een ogenblik aan kunnen twyffelen , Mevrouw, zeide ik ? Kunt gy geloovcn , dat wy in onzendienft een eenig Matroos veel min Officier zouden kunnen hebben die aan die Brief-fchryver die quafi word voorgedaan iemand van de Equipage van een der Convoy Schepen te zyn, zou hebben te kennen gegeevcn, dat hy, ik laat liaan het volk in 't al-  ! 20 ) maar toen ik toctafte, zag ik een groote, opgefwolle pad 'er naaft zitten, die had al zyn vergif 'er op uitgefpogen en myne vrucht geheel verdorven. Myne eerfte beweeging was om het ondier jnet éénen fiag te vernielen. Maar ik hervatte my. .Ga, zeide ik, Gods vloek heeft u geteekend. Elk die u ziet, zyt gy tot een afgryzen. Ik keerde, dodelyk neerflachtig, en vol gedacht $en, langzaam naar huis, Al  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. HE Quid dem? quid non Jem? ra/wis iu, quod jubèï alttr. Ho rat. Ep. 1L ii ]V1 Y N HEER! Uw eerfte blaadje heeft my genoegzaam döëfi zien, toen ik het eindelyk recht begreepen heb/ dat onze Staatkundige beginfels volkomen overeen-» ftémmeh; en uit dien hóófde kan het my filet ah* ders als ten uiterften aangenaam Zyh, dat einde* ]yk eens de wenfch van vele weldenkende Nedeï-i landers vervuld, en een wekelykfch papiér begóïi* nen ftaat te worden, waardoor dé ftroóftï vatt vef* keerde begrippen en verderfelyke grondbëgihfelS > omtrent de ware belangens van ons Vaderland,' die door zoo veele Hechte blauwe boekjëns tn iy&«' fchriften, ja door de meéfte Couranten zélfs j' tfif de flinkfte oogmerken, verfpreid en aan de Natie opgedrongen' zyri, zoo mogelyk, nog in fyds ge-> fluit , en de echte , oudertvetffl , vadeHattdfcrï* denkwyze weder herfteld en verlevendigd totgé  ( 3* ) worden. Edoch, hoe veel genoegen my dit een en ander gelyk ik zeg, heeft moeten doen, zoo kan ik tevens echter aan den anderen kant niet ontveinzen, dat het my ten uiterften fmert , Myn Heer, dat UE. waarfchynlyk meer door uw byzonder karakter en humeur, dan wei uit beginzel, verleid zyt geworden, om tot bereiking van dit allerheilzaamft oogmerk, in plaats van eene deftige, beredeneerde fchryfwyze , zoo als het mee den aart en het gewigt der zaak overeenkwam, in tegendeel een lugtigen, vrolyken trant te verkiezen , die ik vrees dat al het goede, 't welk gy ü vóórhelt uit te werken, ten eenemale verydelen , en de hoop, die ik anders van zulk een blaadjen hebben zou, geheel te leur ftellen zal. Vergun my, Myn Heer, dat de achting, die uwe beginzelen my inboezemen, my de vryheid doe neemen, om U by het begin van uwen loopbaan ftil te houden, en zoo mogelyk over te halen, om nog in tyds uw plan te veranderen, en Ü voor te ftellen, om niet met ontydige lagcherney, maar met een deftig, grondig betoog, met kracht van reden in één woord, op de gemoederen van de Natie te zoeken te werken. Ik kan niet denken, Myn Heer, dat een man van uwe denkwyze met zulke luiden als Schaftsfary en Voltaire eens zou kunnen zyn, dat „ de  ( 33 ) 7, lela*chelykh*id de toetfteen der waarheid is h. Dit gevoelen verdient niet eens wederlegd te worden. De enkele , ontegenzeggelyke grondregel, dat een kwinkfiag geen bewys is, itoot op éimn dit geheele ongerymde ftelfel omverre , 't welk Schaft sbury met zoo veel moeite opgebouwd heeft. En Veltaire, die 't zoo volkomen met hem eens was in de belchouwing, heeft het door zyne beoeffening, in plaats van het te beveiligen, onher. ftelbaar omverre geworpen, door alles, wat ons heilig en dierbaar zyn moet, belagchelyk te maken. Maar is 'er wel iets, 't geen ons heiliger eri dierbaarder zyn moet, na onzen Godsdienft, dan de grote, wezentlyke belangens van ons Vaderland? En wie, die dezelve recht ter harte neemt, kan dan van zich verkrygen, om lugtig daarovef te fpreeken, om daarvan een lagchernytjen, eene ftof van boert te maken. Hoe zou 't met Romen vergaan zyn, als Cicero zich vergenoegd had met Puntdichten tegen Catilina te maken? Heeft Cato getracht het Roomfche volk over Caefar te doen lagchen? En, als men de reden, waarom dezen een tegengeftelden weg zyn ingeflagen, in hun by* zonder karakter zou willen zoeken, en niet in den aart en het gewigt der zaak zelve, dan zal ik vragen, heeft Ceefar zelve, die vry minder jerieus. van humeur was dan Cato of Cicero, heeft CasD a far,  (34 ) far, die fyne fchertfer en die alle talenten bezat, zynen mededinger Pompejus ten comifchen toneel gevoerd, en enkel zoeken belagchelyk te maken ï De Schryver yan het vermaard Politiek Vertoog , die zyne geheele ftof zoo deftig, en op zulk een gepaften, mannelyken toon heeft afgehandeld, fchynt volkomen van myn gevoelen te zyn. Hy had den zakelykerj inhoud van eene der laatfte en gewigtigfte Memorien van den Ridder Yorck opgegeeven , waarvan de gevolgen , zegt hy, waarfchynlyk voor onze Republiek van zulk een zwaren en langdurenden nafleep zyn zullen , en waarvan de gevolgen wezentlyk ook van den zwaarften nafleep voor onze Republiek geweeft zyn en nog blyven voortduren. By deze geleegenheid maakt hy de volgende gewigtige aanmerking : „ Op dat wy tog wel in allen opzichte met onze is vrienden de Franfchen overeenftemmen zouden, „ die bekend ftaan, en uit noodzaak zelfs zich bejjj roemen, van uit alles hoegenaamd een lagcherit nytjen te maken, en zich over hunne grootfte „ onheilen zoeken te trooften door dezelve op „ Straatdeunen te brengen, zoo is men onder ons ft zooverre gegaan, dat men deze gewigtige Mej} morie letterlyk berymd en op een Straatdeuns „ Muzyk gebracht heeft, die opentlyk verkocht „ wordt* "  ( 3$1 Ik ben het met dezen achtbaren Regent volkommen eens, en gelyk my het GroenUndJch muzyk zoo zeer als hem mishaagd had, zoo heb ik kort daarna in twyffel geftaan of ik meer medelyden dan misnoegen behoorde optevatten, wanneer men op de dwaafte en brooddronkenfte wyze, den Inboedel van George R. in vyfentwintig en meer blauwboekjens, het een zoutelozer dan het ander, vele weeken achtereen, quafi uit eene aardigheid, te Amfterdam te koop geflagen heeft, terwyl ondertusfchen onze eige Inboedel door dien GeorgeR. te London, niet uit de grap geïnventarifeerd, maar wezentlyk verkocht en de penningen daarvan tot zyn eige oorbair en tegen ons zeiven ge-, bruikt wierden. En wat is pok voorder het ge-volg hiervan geweeft? Dat men eindelyk begonnen heeft Schotfche en Mngelfche Catechismus/en te fchryven, ja Satyrie^ ke formulieren van Gebeden, Artikelen des Ge* loofs, enz. te vervaardigen, die opentlyk verkocht zyn, en dat men zoo den hoogden trap van dartele profaanheid bereikt heeft; zonder dat daartegen in de Stad zelve, waar alle die Schotfchriften gedrukt wierden, enige opentlyke voorziening gedaan is. Maar het geen ik in de eene party veroordeel, misbillyk ik op dezelfde wyze in de andere. Ik  ( 36- ) lees het meefte Myn Heer, wat dagelyks uitkomt over de publieke zaken, om dat alles wat daartoe betrekking heeft, voor my gewigtig is in myne bekommering over den hagcheiyken toeftand van ons "Vaderland. Onder deze fchrïften zyn 'er verlcheide, waarvan ik wel bekennen moet dat de Schryvers in hunne wyze van denken en begimels volkomen met my overeenltemmen, byzonder die van het famcufe boekjen: ét Se-sen Dorpen in brand en den daarop gevolgden brief van zekeren Schout #an zekeren Secretaris enz. Doch ófifchoon ik in geen van deze ichriften iets gevonden heb wat naar profanen boert zweemt, en dat ik ook wel geloven wil ,dat byzonder de twee genoemde ftuk* jens in veel opzichten gèfchikt zyn om ons misleid Gemeen weder op den rechten weg te helpen, gelyk men verzekert dat zy op vele plaatten xeeds zeer veel goeds gedaan hebben j zoo kan ik echter niet ontveinzen , dat myn hart toefluit Myn Heer, a^s ik zie dat zaken van dat alleruiterfte gewigt, op een lügtigen toon verhandeld,, en even als de onveffchilhgfte onderwerpen, in eene lagcherny veranderd worden. Wat moet het gevolg hiervan zyn, Myn Heer? Dat onze Natie meer en meer by hare losbandigheid, die vele met my als eene der voornaamfte Oorzaken befchouwen van de rampen die tans ons «yerkomen, bewaard en beveiligd worde, en dat  r 37) %y zich meer en meer wenne te lagchen by »t geen , waarby zy zekerlyk alle reden heeft, als men't wel inziet, om by te fchreicn, hecte tranen by te fchreicn , en enkel om te zien naar middelen om weder by haar vorig geluk hersteld te worden, met voorneemen om zich alsdan hetzelve, door een zedig, deftig, ouderwets gedrag? beter waardig te maken dan te voren. Daarenboven, Myn Heer, wat zal ik zeggen: hoe zeer ik hier en daar by uw blaadjen, tegen myn zin, heb moeten grimlagchen , zoo beken ik dat my hetzelve in den beginne volftrekt onverftaanbaar geweeft is. Ik heb het wel driemalen moeten lezen, eer ik 'er flot of zin aan vinden kan. Ik heb noit iets dergelyks gezien of gelezen. Naderhand heeft my iemand gezegd, dat 'er een zeker werk was, 't geen ook in onze taal moet overgezet zyn, en dat Triftrum Sjsndi heet, *t welk op denzelfden trant gefchreeven is, en 't geen hy meende dat gy had willen navolgen. Mfisff ik bid U, Myn Heer, is dit nu een tyd, en met zulke oogmerken als de uwen, om zodanig een werk na te volgen als men zegt dat dit is. Hebt gy ooit gehoord van een politiek gefchrift, dat op zulk een trant was opgefteld? Want die Triftrum, naar ik hoor, is in 't geheel geen politiek werkl Gy fchynt een voorjftander van de Oude, HolD 4 land?  c # ) Itndfche deftigheid, Myn Heer, en niet van nieuwerwets modewerk. Altans zoo zou ik uit uw bWdjen, na het menigvuldige malen herlezen te hebben, befluiten. Wel nu dan, laten wy onze Oude Hollandfche Schryvers, onzen Hooft, onzen df Groot , ODZen Bynkertfoek (*) navolgen. De Scbryfwyze van die luiden blyft altoos goed, en ïs evenredig aan hunne troffen. Ik weet wel, men zegt , de ftyl vooral van Hooft, is ftyf: rnen fchryft nu beter, men is zoo veel verder gevorderd. Het kan wczen> j^aar jk ^ of)-choon .. Voor my zelve» geene bekwaamheid heb om zoo te fchryven, geloof tog evenwel, dat dat op den duur het befte blyven zal, en ook het meelt overeenkomftig is met den sart van onze Natie, mogelyk niet zoo als zy geworden is, maar althans zo als zy behoorde te zyn. Nu, ik breek af, Myn Heer, en vertrouwende' dat myne redenen invloed genoeg op U zullen vinden, om U rechte befeffen te geven van het gewigt van uwe goede onderneeming, en U dienvolgens een toon zullen doen aanneemen, die evenredig zy met den aart van uwe ftoffe en uwe voor treffelyke beginfels en denkwyze , blyve ik met veel achting' enz. Buik/loot den 21. Aug. 17$!, , " fcff^Wf? H' *** waarfchy»^ le&Mmutïu, van c.v.B. MYN  ( 89 ) M Y N HEER! Uw blaadjen heeft my recht veel plaifier gedaan, zoo uit hoofde van uwe manier van denken, die volkomen met de myne overeenftemt, als byzonder om den lugtigen vrolyken toon, waarop het gefchrceven is. Ridicufam acri Foriius fi? ms/ias magnas plerumque fecal reu Ik befchouw deze twee vcrfen niet alleen als een zetregel, maar als een foort van Orakel, met relatie tot de tegenwoordige gefteldheid van onze Republiek en de heerfchende richting der gemoederen hier te lande. Ons grootfte ongeluk, by alle onze uitwendige rampen, naar myn gedachte, is dat wy te ferieus zyn. Zoo lang men de Memoden van Sir Jofeph Yorcke op ftraatdeunen bracht, en Catalogusfen maakte van den Roedel van G. R. heb ik geen zwaar hoofd gehad over de publieke zaken. Alles zal met Gods hulp nog wel te recht komen, dacht ik, zoo lang het volk maar lagcht by zyne verliefen. Een wekelyks blaadjen, waarin de Natie op den duur aan 't lagchen gehouden, en tevens de goede, echte, ouderwetfe beginfelen en maximes van onzen Staat, op een vroD 5 iy«t  ( 4© ) lyken trant, ongevoelig by dezelve opgewekt en levendig gehouden wierden, was toen reeds myn groote wenfch. Maar, in plaats van dat, zyn 'er kort daarna eene menigte blauw-boekjens en andere Gefcanften, zoo grote als kleinen, voor den dag gekomen, die de gemoederen eene recht tegengeftelde richting gegeeven hebben. Men heeft deftig en nadenkend willen zyn, en in plaats van dat is men droefgeeftig, fomber, en zoo eindelyk, 't geen het natuurlyk gevolg was, gemelyk en onvergenoegd geworden. Deze toeftand is allergeTaarlykft, indien zy enigzins algemeen wordt, vooral by publieke rampen. De eerfte eigenfchap, en het geringde nadeel van eene hebbelyke droefgeeftigheid, is dat zy zich de rampen vergroot, die haar drukken. Daarenboven men vindt eene foort van vermaak in het voeden en aankweeken Van dezelve; men zou zich niet gaarne in zyne droefheid zien ftoren, noch de redenen laten ontneemen die men daartoe meent te hebben. Gevolgelyk wordt men niet alleen werkeloos en ongefchikt om zich te redden, al zag men ook de middelen daartoe voor de hand en onder zyn bereik; maar men is zelfs warfch van het ter hand vatten cn gebruiken van die middelen wyl men geneigd is alles te verwerpen, wat enigzins ftrekken zou kunnen om ons in onze naargeeftigheid te ftoren, en vrolyker uitzichten voor ons te openen. Er  (4i > Er is niemand, die de waarheid van deze aanmerkingen niet in zekere tydperken van zyn leven, in een meerder of minder trap, aan zich zeiven ondervonden en opgemerkt heeft. Laat my aliesnl is het eerfte woord van iemand die bedroefd is; en wat wil dat zeggen, anders als, ik wil niet getrooft, niet vervrolykt, en gevolgelyk niet gered, niet geholpen worden; in één woord, ik wil niet uit myne tegenwoordige gemoeds gefteldheid gebracht worden: in tegendeel ik wil myne fomberheid, myne droefheid, voeden, koerieren; ik wil myn verlies, myn ramp, myn ongeluk my meer en meer in alle desfelfs kleuren voordellen; en dit is ongelukkiglyk hetzelfde als zich dit alles meer en meer te vergroten. Zoo gaat het elk afzonderlyk menfch: en zoo als het elk afzonderlyk menfch gaat, in rampen die hem perfoneel treffen, zoo gaat het ook eene Natie over 't algemeen, by publieke en algemeene rampen, die een groot gedeelte van de Natie treffen. Maar in dit laatfte geval komt 'er nog iets by, 't geen in het eerfte zelden of nooit plaats heeft, en van de grootfte aangeleegenheid is. Namentlyk dit, Iemand, die treurt, weet en begrypt altoos zeer duidelyk, waarover; en hy kan te gelyk, in verre de meefte gevallen, vry zeker de ware oorzaken nagaan en beoordeelen, waardoor hem het «ingeval of het verlies, 't welk hy be-  ( 42 ) betreurt, overkomen is. Maar dit heeft geen plaats by het volk over 't geheel genomen, met relatie tot de meefte grote publieke rampen, die uit geer ne zuiver-natuurlyke oorzaken ontftaan, ( als b. v. Overttromingen, enz.) byzonder met relatie tot dien zwaarden van alle publieke rampen, het Oorlog, met den aankleve van dien. Voor eerit, wat de oorzaken van een Oorlog aangaat, de Natie die ons denzelven aandoedt, geeft voor door ons beledigd,te zyn; van onzen kant daar en teen houdt men ftaande, dat wy het zyn die de eerfte beledigingen ontvangen hebben. Het oordeel over de gegrondheid van deze wederzydfche, directftrydige asfertien, hangt van eene menigte voorvallen en omftandigbeden af, die het onmogelyk is voor het gros van eene der beide Natiën om recht te weeten, en eik ogenblik worden hen in tegendeel dc verkeerdfte denkbeelden en ongerymdfte begrippen daar omtrent bygebracht, voor en tegen, waar tusfehen zy niet in ftaat zyn te kiezen, en die zy gevolgelyk enkel of blindelings aanneemen, of zonder voldoende reden verwerpen moeten, en die ondertusfehen de beflisfmg over de rechtmatigheid of onrechtmatigheid der Nationale zaak voor hen, hoe langs zoo moeilyker, ja geheel en volftrekt onmogelyk maken. Maar als dat vuur dan ééns ontdoken is, en die Oorlog beginnen moet gevoerd te worden, dan wordt de zaak nog van veel erger natuur. Men heeft Krygsbehoeftens, men  (43 ) men heeft Schepen en Matrofen , of men heef? Troepen nodig; en van dat alles voorziet zich eeri Land, in tyd van vrede, altans een Land, welks intereft niet is om offenfive Oorlogen te voeren, met de uiterfte ïpaarzaamheid, en niet meerder dari de uiterfte nood, of liever de weiftaanlykheid en achtbaarheid van den Staat, vordert. Ondertusfchen zou de Natie, die meent dat haar een onrechtveerdige Oorlog wordt aangedaan, wel gaarne op ftaande voet zich gewroken en den trotlcheh vyand binnen weinig weeken zoo vernederd zien, dat hy het grootfte leedwezen over zyne onderneeming gevoelde én zich haafte om weder, het koftè wat het kofte, de voordeeligfte Vrede te makenMaar het tégenftelde hiervan gebeurt. Onze aanvaller was gewapend, hy had de onderneeming , die hy in den zin had, voorzien en de kans daarvan bereekend; wy daarentegen, die niets minder verwachteden, zyn ongewapend, en lyden fchadé op fchade. Alles hapert, alles ontbreekt by ons', wy zyn buiten ftaat om ons te helpen, of tegenweer te bieden. Welk eene droevige gefteldheid! welk eene ryke bron van de onaangenaamfte overdenkingen ! wat mag de oorzaak zyn van ons gebrek! En vooral wat is de oorzaak van onze werkeloosheid ! waarom zitten wy ftil, waarom vechten wy niet, waarom overwinnen wy niet. Hoe komt het dat wy ons zoo het ée'ne voor en het andere na moeten laten afneemen ? Wy kunnen niet 5  (f44) mj «gt de een: wy willen niet, zegt de ander. En dan begint de grote vraag, wat de waarheid is, of wy niet kunnen, dan of wy niet willen. Hoe ongerymd ook het laatfte zy, het ontbreekt niet aan dezulken, die hun belang vinden met het gemeen te willen wys maken, dat wy uiet willen. Is 'er geen geld genoeg in 't Land ? zegt men; en daarmede vleidt men zich de zaak reeds afgedaan te hebben. Anderen daarentegen ftaan 'er even fterk op, dat wy wezentlyk en in der daad niet kunnen: zy voeren 'er menigvuldige redenen van aan, zy bewecren dat zy 'er duidelyke bewyzen van hebben: maar die bewyzen hangen van zoo vele byfondere details, van zoo vele particulariteiten en omftandigheden af, dat het gros van de Natie onmogelyk dit alles overzien, veel min feeoordeelen kan, en dus eindelyk, na veel voor en tegen gehoord en gelezen te hebben, onzekerder wordt dan te voren, en even weinig begrypt van de wyze waarop de Oorlog gevoerd wordt, als het begreepen had van de oorzaken en ware aanleiding van denzelven. In deze gefteldheid van het gros der Natie, met opzicht tot deszelfs begrippen, hangt alles af van het humeur waarin hetzelve gehouden wordt. Blyft dat op den duur vrolyk, lugthartig, onnadenkende, dan is de onzekerheid, zoo omtrent de ware cn eerfte oorzaken der publieke rampen als omtrens  (45 5 trent de middelen die in 't werk gefteld worden tot afkeering van dezelven, welke uit de verwarde en gebrekkelyke denkbeelden potltaat, die het zich van dit een en ander vormt ia plaats van nadoe'ig te zyn, veeleer een wezentlyk voordeel, of om 't recht te zeggen, eene ramp te minder, wyl de onaangename voorftelling van een leed 't welk wy lyden, verdubbeld wordt door de djaidelyke voorftelling van de ware oorzaken, waarom ons hetzelve overkomen is of nog blyft voortduren, die elk op heurzelven zoo vele ondergefchikte onaangename denkbeelden uitmaken. En terwyl de eigenfehap van een vrolyk humtur is, van lugtig over alles heenen te ftappen en. vooral alle aanleiding tot onaangename gedachten en voorfteliingen van de hand te wyzen en te verzetten , zoo denkt het volk voorder dan ook niet aan het onderzoeken en beoordeelen van die oorzaken, zoo lang het in dat humeur blyft, en getrooft zich van verfcheide zaken niet te begrypen, uit welken het mogelyk onaangename gedachten vooruitziet, ingevalle het grondiger van dit alles onderricht was. Doch vervalt integendeel het gros der Natie in eene hebbelyke droefgetflightid, (*) begint het over de publieke rampen fomber natedenken, en ge- (*) Gdyk vooral in Religie-oorlegen, vervolgingen» ens»  gewent het zich daarover onder eikanderen fèrieus, en vooral met een bitter gevoel, te fpreken, dan wordt de onzekerheid, waarin het is, en natuurlyker wyze altoos zyn moet, uit hoofde van zyn gebrek aan doorzicht en kundigheden, omtrent de ware oorzaken van die rampen, en vari het voortduren van die rampen, een bron van de allerongelukkigfte gevolgen, die dagelyks vermenigvuldigen en erger worden. iiet eerfte, onmiddclyke gevolg is eene ftillc ongedurigheid, eene fombre gejaagdheid, eene onweerftaanbare neiging om zich meer en meer hiermede bezig te houden, daarover te denken , te fpreken, enz. — Vervolgens eene gemelykheid én onvergenoegdheid, die allengskens aangroeit, naarmate men te vergeefs zoekt, wat men niet vinden kah, namentlyk die duidelyke en voldoende begrippen, die het volk noit krygen kan, vart de ware oorzaken van een Oorlog met al den nafleep van dien, wyl het aan geene onderzoeken van dien aart gewend is, en ook onmogelyk alles , wat vereifcht wordt tot het doen van zulk een onderzoek , en vooral tot het beoordeelen van alle dagelyks voorkomende, nieuwe voorvallen en ge- beurtenisfen , weeten of opfporen kan. En hier uit ontftaat dan eindelyk het gevaarlykfte gevolg van allen, een achterdocht, die onrcdelyk en ongegrond febyrtt, en die 't ook is, doch die  < 47 ) tevens zóó natuurlyk is, en uit alle de voorgaande afwistelmgen van gemocdsgeftcldheid zóó noodzakelyk voortfpmit: of men niet met toeleg blind gehouden wordt, en of 'er geene dingen achter fteken, die de Overigheid verbergt voor het volk, uit vrees voor desfelfs oplopendheid, ingevalle het die kwam te ontdekken, enz. En zoo rafch men eens op dien weg is, dan opent zich van zclven eene wyde deur voor de ongerymdfte gisfingen en verdenkingen, die, doordien zy volftrekt geen den minften grond hebben, eerft een tydlang iit vago omzwerven, en over eene menigte zaken en perfonen als 't ware heenen zweven, zonder nog ergens zich by te bepalen of op te blyven hangen; doch die wel haaft, wyl de achterdocht en ongeraftheid tog niet voldaan zyn kan voor dat zy zich op 't een of ander onderwerp bepaalt, zich nederlaten en veftigen, waarop of op wien het ook zyn moge, en zoo eindelyk vafte meningen en volks begrippen, ja opentlyke befchuïdigingen worden, die maar door e'éne pen of tong behoeven geopperd te worden, om ftraks door de geheele , ontnifte menigte aangenomen , en gretig verfprëid , en gevoed en gekoefterd te worden, zoo dat zy op 't laatft als bewezene en afgedane waarheden worden aangezien; waarvan dan fomtyds gebeurt dat kwaadwilligen hun gebruik maken, tegen hun beter weten, tot bereiking yan geheel andere oogE mer-  (48 ) merken, die met de raak zelve- geene ie minfte) connexie hebben. En het Gemeen, 't welk daar in 't geheel geen doorzicht in heeft, en dit zelfs niet eens vermoedt noch geloven kan , vat dan wederom van zyn kant dit almede even gretig aan, als al het vorige, wyl het daardoor meer en meer verfterkt wordt in de hersfenfehimmen, die het zich gemaakt heeft, en die oorfprongelyk enkel in deszelfs ongedurigheid en achterdocht, die zich by toeval op deze of geene onderwerpen bepaald heeft, en geenzins in de waarheid der zaak gegrond zyn. Ik zet deze fchets niet verder voort, Myn Heer; dit is niet raadzaam, en kan ook van geen nut zyn. Anders valt het niet moeilyk vooruit te zeggen,, welke de verdere gevolgen van zulke eene ongelukkige en allergevaarlykfte richting der gemoederen onder het Gemeen zyn moeten (*), indien dezelve niet in tyds gefluit en tegengegaan, en het gros der Natie ongevoelig weder in een anderen luim gebracht worde; voornamentlyk wanneer 'er, gelyk gezegd is, luiden zyn, die ongelukkiglyk hun byzonder belang vinden, om deze rich- ( *) Men leze acht of tien regel» op bl sfip. V3B het ifle De«I van een werk genaamd rlntrigue du Cabinel fout Henri IV. & Louis XflI. par M, /Inqunil ed. A. 1780, verg. bl. 3C6. 26T, •» men iidder«.'  ( 49 ) richting der gemoederen zich ten nutte te maken ; ter bereiking van ganich andere oogmerken, daar het gros der Natie geen het minne inzicht in heeft, en die dan flecht genoeg denkeu en ontaard genoeg zyn, om daaraan het publieke welzyn te wagen, al zou het Land ook in nieuwe en zwaarder onheilen gedompeld worden. Ik behoef niet duidelyker te fpreken, Myn Heer; om U te doen voelen en bekennen, dat dit juift de gefteldheid van zaken is, waarin wy ons op dit tydftip bevinden. God weet, wat 'er de uitflag van zyn zal, en welk een keer alles nemen zal, wat wy federt January 1779. in ons Vaderland hebben zien gebeuren. Intusfchen dunkt my» dat alles waar de ware Patriotten thans op werken moeten, is om deheerfchende richting der gemoederen van het gros der Natie eene ganfch andere en recht tegengeftelde wending te geven, als zy federt een geruimen tyd gekreegen heeft, en te zoeken het Gemeen uit dat fombere humeur te brengen, waarin het allengkens vervallen is. Panera & Circenfes was niet alleen de begeerte van het Romeinfch Gemeen zelve, maar ook de ltelregel van de Hoofden van het volk en van de beftierders van dat Gemeencbcit , by alle publieke rampen. De voorname befchikking hiervan moeten wy aan de Overheid, en vooral aan de Regeeringen der byzondere Steden overlaten. Alies wat E a Wei-  C 50 ) welmeenende en ware Patriotfche Schryvers doen kunnen, in den tegenwoordigen tyd, is de Gemeente niet alleen van langzamerhand tot dc oude, zuivere grondbeginfeis van dezen Stalt te rug te brengen, maar byzonder ook door hunne wyze van fchryven en behandeling der publieke zaken , het gros der Natie weder wat Ingtiger te maken, door het aan 't lagchen te helpen, en zoo mogelyk , op den duur, aan 't lagchen te houden. Naar my voorkomt, Myn Heer, fchynt ÖE. hiertoe byzondere talenten te hebben. Want wyl U zulk een moeilyk foort van fyne plaifantaie , als het echte Spatidéhme tot nog toe gehuuden is , .zoo wel is gelukt , als uit uw eerfte blaadjen blykt, zoo moeten alle andere foorten van baa'p-age die gy voor de verandering zoud willen beproeven , U ze:r licht vallen. Hoe gaarne zo» ik U behulpzaam zyn in uw begonnen werk, en U uwen taak van tyd tot tyd helpen verlichten, daar ik uit uw eerfte nommer overvloedig reeds heb kunnen zien , dat wy 't in de hoofdzaak volkomen eens zyn. Doch ik behoef LJ niet te zeggen , de toon van dezen Brief is genoeg nm U te doen vermoeden, wat ik geenzins verbergen wil» te weeten, dat ik prys wat ik niet navolgen kan. Hoe groot een voorftander ik ben van lageherny en befchaafde boert, als zy op zyn pas gebruikt wordt,  (5i ) wordt, zoo ben ik voor my zei ven tog niet minder dan een Lagcher; integendeel myne hebbelyke gemoedsgesteldheid helt merkelyk over niet alleen naar het ernftige , maar zelfs naar het fombere en droefgeeftige. Doch ik heb te veel geleegenhcid gehad om my zeiven in verfcheide oojftandïgheden te obferveeren, om niet overtuigd te zyn van het gevaar van zulk eene gemoedsneiging in vele voorvallen van het leven. En dan blyft my niets over, op zulke tyden, wyl ik zelve geen bron van vrolykheid in my heb, als om Lucianus, Cervantes, Swift, Voltaire, en bovenal Sterne, uw model Sterne , te hulp te roepen, en hunne vervrolykende fchriften , uit raifonnement , en dikwils tegen myn zin, te gebruiken als een tegengif tegen myn eige zwaarmoedig hoofd en hart; en in 't vervolg, als ik over de gefteldheid van ons Vaderland aan 't nadenken kom , hoop cn voorzie ik met blydfchap (als UE. op denzelfden voet wilt voortgaan) dat uw blaadjen myn befte tegengif zal kunnen zyn. Ik heb de eer enz. D. Hiherfum den 22. Aug. 1781. E 3 E R-  i5*) ERRATA N". ITJ BI. 12 reg. iö hartigheid hes: Statigheid 13 — 10 een Druiftros, hes: zy Ia, ..... «„ D,aiftroj aö dat ik zeggen kon, hes: dat ik ü zeggen kon. 20 — 4 te raaken, hes: te drukken. 23 — 14 had haar man hes: trad haar man 30 — i confidereerd leest confidereerd» S bezield denzelfde Geeft hes: bezielt dezelve geeft »- ,o Ga zeide iku,^j;Ga, «ide ik hacelyk Schep.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PA TRIO T* N°. IV. Dimelius, quamnos, quid noftri interfit, fcïunt. Vetus Pobta* Myn Heer! De twee brieven, door UE. in deszeifs 3e NOrrt* mer uitgegeeven, hebben my cnigzins moeite gedaan. Offchoon die twee Schryvers merkelyk varj malkander verfchillen, met opzicht tot de wyze 5 waarop elk van hen vermeent dat behoort gedacht eii gefchreeven te Worden over den tegenwoordig gen toeftand der publieke zaken hier te Lande t zoo komen zy beide tog daarin overeen, dat zy dien toeftand ten uiterften gevaarlyk houden i Êfl dienwegéns beide even bedrukt en bekommerd zyrt* Ook zyn zy de enige niet, die de Zaken in dai oogpunt befchóüwen. Verre dö nieeftcn, eft vooral het bedaarder en nadenkend deel van onze Landgenoten denken op dezelfde wyze. Ik zou my zeiven niet gaarne uit deze clasfe büiteögeflbtën zien* eh tog beken ik, Myn Heef, dat ik vöot als nog 4e zaak ih een ganfeh ander ligt befchoyw» Tèö f ïïA$£  (54) mipften, als ik alles overzie, wat federt' een paar jaren, en vooral federt een half jaar in onze Republick is voorgevallen, zoo kan ik nog niet van my verkrygen, om dat alles aantezien als wezentlyke rampen, of om betertc zeggen als een wezentlyk kwaad, dat ons overkomt -, en met dezulken in teftemmen, die ffieenea dat de Hemel ons bezoekt en het kwade met ons voor heeft. Ik geloof integendeel, dat wy noit meer reden gehad hebben, om de goede Voorzienigheid te danken vooral het geen tegenwoordig gebeurt, en het zelve als zoo vele weldaden aantcneemen, die niet anders als tot ons wczcntlyk nut en voordeel kunnen ftrekken. Vergun my, Myn Heer, dat ik myne byzondc re begrippen hieromtrent een weinig breeder ontwikkele, en door middel van uw blaadjen aan het nadenkend deel van het publiek mededcele. Mogelyk dient het om enige zwaarmoedige harten, die onder den lafb, van 't geen zy hls vólks-onheilen en ftralfen aanzien, a!s 'c ware gebukt gaan > een riem onder 't hart te ftceken, en hen uit eene gevaarlyke mismoedigheid en werkeloosheid op te beuren. Dit is een goed werk, waartoe men de geleegcnhcden niet mag verzuimen. Doch vooral wenfehte ik , dat myne pogingen mochten ftrekken, om de hoofden van ons voik, die weinige dia met een onyermoeiden yver, tegen alle belet- felen  (ssi felen aan , en buiten , ja tegen alle eige belang; het welzyn van ons Vaderland in 't oog hebben en zoeken te bevorderen, en vooral onzen dierbaren Erfftadhouder , aan te moedigen om op denzelfden voet, waarop zy begonnen zyn, ftandvaftig en onverzettelyk voort te gaan, en langzaam den weg te volgen, dien ik my verbeeld dat de goede Voorzienigheid ons voorgaat, en trapswyze voor ons opent ten onzen beften. Vooraf een woord, met relatie tot myn gehecf Siftéma omtrent de lotgevallen van Volkeren en Staten, het welk de grondfiag is van myne byzondere wyze van denken over den tegenvvoordigen ftaat der zaken in ons Vaderland, en het voorgevallene federt het.begin van J779. en vooral federfi December 1780. De betrekking van Volkeren en Staten is dezelfc de, als die van enkele menfehen, tot den groteli Bron van ons aller aanweezen: en ik vind de volkomenfte overeenkomft tusfehen de wyze beftie* ring, die omtrent Volkeren en Staten plaats heeft* en die welke de euwige Wysheid hoüdt met enkele menfehen. Volkeren en Staten hebben hunne kindsheid, hunne mannelyke jaren en hunnen Ö«T derdom, even als enkele menfehen. Beide wor« den geboren en jlerven. Beide verfchynen op het toneel des werelds met onderfcheide mmrlykè F 2 (fa  <56) en zedelyke krachten en vermogens, die ontwikkeld , gebogen, veranderd, en in één woord op duizenderley wyzen gemodificeerd worden, door de om* Jlandigheden, waarin zy fuccesfivelyk zich bevinden. Beide hebben ook, zoo wel hunne natuurlyke, als zedelyke, kwalen en gebreeken, die, zoo op elks karakter en bejlaan, als op zyne byzondere lotgevallen influeeren. Sommige Natiën verhaaften hunnen ondergang , e?en als enkele menfehen den bloei hunnes levens verkorten. Andere herftellen zich door een goed dieet van gevaarlyke krankheden. Eindelyk beide worden , door ondervindingen, meer of min ongevoelig geleerd, geleid, beftierd, en opgevoed, van het begin van hunnen loopbaan tot deszelfs einde. Maar hoe gedragen zich Volkeren en Staten met opzicht tot die leiding der goede en wyze Voorzienigheid ? Juift zoo als kinderen omtrent de leiding hunner Ouderen; of, om beter gelykenis te gebruiken, even zoo als enkele menfehen omtrent de leiding, die dezelfde Voorzienigheid met hen houdt. Eigelievend en kortzichtig, altyd gereed om aan de tegenwoordige gewaarwordingen te hechten , en die te befebouwen op heur zelveri zonder behoorlyke acht te (Taan op het voorledene én vooral zonder vooruit te zien naar het toekomende , zoo zyn zy altoos gereed om alle onaangename gewaarwordingen (ik fpreek van gewaarword  ( 57 > wordingen, die hen buiten hun toedoen overkomen) zonder onderfcheid kwaad, en alle aangename gewaarwordingen goed te noemen; en dienvolgens geneigd om de eerfte als jiraffen, de andere als beloningen of weldaden aan te zien. En in plaats van hunnen goeden Beftierder voor beide te danken, is altoos hunne eerfte beweeging om de eerfte af te bidden, en over de laatfte zich te verheugen; daar mogelyk de eerfte voor hen heilzaam en volftrekt noodzakelyk, en de andere fomr tyds nadeelig en gevaarlyk zyn : gelyk de befte geneesmiddelen bitter zyn , en eene fmertelyke kwaal of toeval tot voorkoming van eene dodclyke ziekte kan ftrekken, terwyl 'er mogelyk geen gevaarlyker toeitand is dan de hqogftc trap van ge.t zondheid. Ik haaft my, om deze beginfelen, die eene pp,« zettelyke verhandeling zouden vereisfchen, en, •loo ik my niet bedrieg, ook wel verdienden, onj in alle derzelver uitgestrektheid en menigvuldige en toepaafelykheid overzien te worden, op de tegen-? woprdige gefteldheid van ons Land ovet te brengen. Ik beken , dat dezelve alleronaangenaam!! is voor het tegenwoordige; en, naar. den uiterlykenfchyn is zy zelfs gevaarlyk. Edoch , om ons met enigen grond over dezelve te bekommeren , of ten minften om ons. 'er over te bedroeven, moeft meji met enige fchyn van reden kunnen bewyzen: Of F 3 das  (5« ) dat onze Republiek zich in dien tóéftand bevond, waarineen menfch zich bevint, die 80 jaren of daarboven bereikt heeft: dat is in zulk een Haat van Caduciteit , dat haar aanftaande ondergang, volgens den loop der natuur, dat is volgens den afwMblenden loop van Volkerenen Staten, binnen zeer korten tyd onvermydeiyk zyn moeit. Of dut zy, even als menfehen menigmalen gebeurt, door een ongeregeld gedrag zich zeiven een vroegen ouderdom berokkend had , zoo dat hare tegenwoordige kwalen als zoo vele kentekenen van ongeneeslyke teering en verval van levenskrachten moeiten b,-,chouwt worden. Of eindelyk deze kwalen moeften ten mfoften van dien ongelukkigcn aart zyn, dat zy nok weder geheel op haar verhaal komen, maar tot haar einde toe voorts daar aan fcheen te zullen moeten kwynem In een van deze drie gevallen, is het zeker, dat haar \ot, ^ onhentelbaar zynde, wezcntlyk beklagens w'aard zyn zoude, even als dat van enfcelë menfehen in dergelyke omitandigheden rechtmatig medelyderi en droefheid verwekken moet, by alle de gecnen die enige betrekking tut dezelve'hebben, of zich ■ enigzins aan hen laten geleegen leggen. Doch, hoe zeer ik ook, uit hoofde van myne achting voor vele van dezulken, die zich op zodaaig eene wyze over den toeftand van ons Vaderland bedroeven, getracht heb my inderzclver oog\ punt  (59 ) punt te verzetten, zoo kan ik echter my voor als nog niet verbeelden, dat de zaak met ons tot dat uiterften gekomen is, dat onze Republiek, zich in eene van de drie voorgemelde geftcldheden zou bevinden. Want vooreerft, wat den ftaat van volftrekte W dudteit betreft, behalvcn dat de gevallen , waarin dezelve omtrent Volkeren en Natiën plaats hebben zou, zoo dat men vooruit, dat is voor den totalen ondergang van zulk een Staat, daarvan eenigc moree'le zekerheid konde hebben, allerzeldzaamst zyn, en zonder een buitengewoonen zamenloop van omftandigheden niet exfteercn kunnen ; zoo durf ik geruft ftellen/dat daarvan althans met betrekking tot ons Land geene de rninftc kentekenen voorhanden zyn. Het komt my even onwaarfcbynlyk voor, dat onze Republiek, even als weleer het Macedonifch Ryk^ of zoo als waarfchynlyk tegenwoordig het Atf»//;''«{f.*. . Rvk, door overfpanning van hare 'krachten, zich zeiven een vroegen ouderdom zou hebben berokkend, en datzy uit dien hoofde moeft gereekend worden naby haren ondergang tc zyn. Het eenige, wat dienvolgens verdienen kan ia eenige confideratie te komen, is dit: Of de kwalen, die onzen Staat tegenwoordig drukken, van F 4, dien  ( fc>) dien aart zyn, dat men reden hebbe om tc vrez-r datzy zich daarvan niet weder herlteüen, maar' gelyk by voorbeeld verlchcide Italmnfche Staten' vooral de Pausfelyke Stoel, langzaam daaraan za! bJyven kwynen, zonder oit weder by haren vorigen ftaat van voorfpoed en frisfche Jeugdigheid, of Diannelyke krachten herfteld te worden. En waarom toch zullen wy ons dit verbeelden? waarom zullen wy zulke mismoedige gedachten voet geven? Is onze Republiek niet lager, is zy voor het minften niet even laag geweeft in vorige tyden, als zy tegenwoordig is ? Men ga de StaatsPegeermgen na! Men herdenke aan de Oorlogen met Cromwell en met Karei II. aan het jaar van *nen deele gefóhïkt -oor onzen toeftand, altans niet om ons van verre de meeften onzer kwalen, en grondig, te geneezen. Het effect 'er van is op zyn beft voorbygaar de, en altoos twyfteiachG VS i  ( 70 ) tig; ja fomtyds doen zy eene tegengeftelde en kwade uitwerking. Daarenboven , al ftelle men dat zy de beft mogelyke en fterkfte uitwerking gehad hadden, die zou, gelyk ik reeds te kennen heb gegeeven, vaft niet op alle onze kwalen, zelfs niet op de meeften, vervallen zyn. Om ons grondig en van alie kanten, in alle opzichten, aan te taliën en te gcneezen, was 'er niets in de ganfche piHvmme van onzen Geneesheer zoo volmaakt en in allen deele gefchikt, als een Oorlog! En welk een Oorlog! O myne Landgenoten, dat gy ogen had om te zien! Doch hiervan nader. Neen, zekerlyk niets zoo by uitftekendheid gefchikt, als een Oorlog in '/ algemeen. Dat middel geeft leven en kracht. Dat wekt meer doden, dan het levenden nederflaat. Elk van onze helden, die zyn leven laat voor het Vaderland , mag geruft zyn, dat zyn dood het leven is van honderden, mogelyk van duizenden. En ons land was eene vally van doodsbeenderen, van ongevoelige geraamtens. Hoe veele flapenden wekt die trompet! hoe veele koude, verftyfde harten doedt dat oorlogsvuur gloeijen! Nu zyn onze Helden gevallen f Euwige laurieren bekronen hun graf! Hun graf is in het hart hunner medeburgeren! Maar uit hunne heilige asfche ryzen heirlegers, zoo niet van helden hen gelyk, ten minften van nuttige burgers, elk in  ( 71 ) in het zyne, leden van den burgerflaat, die voelen wac zy het Vaderland ichuldig zyn; en kunnen of behoeven zy 't met hun bloed niet te dienen, die ten rninften begrypen, dat zy 't met hunne vlyt en naarftigheid, dat zy 't op de eene of op de andere wyze doen moeten, en, als onze broeders, onze vrienden , onze nabuuren en bekenden hun leven voor ons wagen , dat ivy 't onze niet in luiheid moeten doorbrengen ; dat wy de bezittingen, dig zy ten kofte van hun befte bloed voor ons verdedigden en trachten te verzekeren, niet in weelderigheid en dartelen overdaad moeten verlpillen, of wei door onze onvoorzichtigheid , hebzucht, nyd en onbezonnen drift, op nieuw in de waagfchaal behoren te ftellen; maar dat wy gezamentlyk tot het algemeen voordeel en welzyn van bet lieve Vaderland Q*; in onderlinge eendracht en zacbtzin- ni£- (#) Menvergcniwmy hierin't voorby^.n eene aanmerking, die ik menigmalen gemaakt heb , by geleegenheid van deze echte oudduitlche, nationale fpreekwys bet lieve Vaderland. La thère &Hri*, la cMre Francs, r.6:re cb.r Pars, zyn woord-voedingen, die ik wel durf zeggen , dar een Franfchman in deorea klinken zouden .even als de «rgfte Solécisme: het woord Patri* *elft is minder in gebruik in Vrankryk, dan in eewg and«)f Land. Een Franfchman vecht pour la trance, niet poar la Pa- trie_ Hail, happy Country, bef) Coa.my.' zal een EngUf. a- man zeggen: ook d?ar Country'( dcar England! ik denk luit niet. OU ïinpand is het woord. •— Een Duitfcher zegt dtriie- b.r G 2,  (7£ ) nighcid alle onze krachten en vermogens behoren te belleeden en aan te leggen. Zulke gedachten overmceftcren tegenwoordig zelfs die geenen, die bykans hun denkens vermogen fcheenen verboren te hebben! De moeders onderhouden 'er hunne kinderen van, die de meellen fchier niet langer willen waarmede te onderhouden. En terwyj de jongen het eerfte gevoel inademt van zyn plicht als burger , of luiftert naar het verhaal van daden die hy reeds wenfcht te evcnaaren ; voelt het meisjen eene b?r Cott: maar niet, das li ebt Deutfchland, das Hele Rcich. Een Swiczer die gute Schweitz; maar ook die liebe Schaeiizl By ons js niets, dat ons beter in de oren klinkt, niets gemeener vooral Dy onze oude Schryvers, en nog hedendaags onder ons Zee. varend volk, a!s die woordvoeging hei lieve t aJerland. Ik heb ae in myne kindsheid aangeleerd uit W. Schouten Reizen. Ik geloof met . dat die het wnord Vaierland oit alleen gebruikt. Seierr ciien tyd, heb ik dikwils ge.bcht» of zmi. eene woordvoeging niet natuurlyker wyze in de oal geraakt van een volk, *t welk vele Colonieu heef;, en veel ter Zee vaart en uitlandig is, W. Schouten had ze zich te Batavia, en aan ae Kaap, en asn boord, aangewend. Dat de Americanen niet zeggen, dear Mither-Caüniry, is ge?ne tegenwerping) maar de heimzueütige Switzer zou men zeggen , inoefl iets üergelyks hebuen. En hoe komen de Itaiianen, die kwalyk buitin de poorten hunner Steden, buiten.de grenzen van ban Dorp komen, aan hun cara Jtalia, 't geen voor 't onze gelden raag; en dan nog daarenboven aan hun Italia miu, 't geon ons ontbreekt! Deze aanmerking is van myn geleerden Neef, die de Proeven m-icc. Ik hcop dat de Brieffchryver ze hem ten beften zal af. r.eerr.en. De OuJerwet/cbt Nedcrl. Patriot%  (■78 > «ene geheime, onfchuldige neiging, die zich langzaam by haar ftaat te ontwikkelen , voor zulk eenen alleen, die zich roem verworven, en door enig verdienfte hare achting zich zal hebben waardig gemaakt. Vaderland is de algémeene leusDat verouderd , vergeeten woord, keert weder crrr alle lippen. En met dit toverwoord, dat atte harten ontfteekt, keeren op eens ook in onze zalige geweften alle zaden van burgerlyke en zedelyke deugden te rug! Ik weet wel, men zegt .• een Oorlog ter Zee maakt dien indruk niet op de Natie, die nodig is om haar karakter te hervormen! Maar hy maakt tog indruk? En indien onze goede Geneesheer oordeelde, dat die flauwe indruk genoeg was voor bet tegenwoordige? Dat onze kwaal geen fterker medicament behoefde ? Gave God , dat myne hoop mocht beveftigd worden! Dat deze eerfte remedie voldoende mocht zyn ! Wie weet of ik my niet vleie: wie weet, of wy niet nog zwaarder Cure zullen moeten doorftaan. Doch, wat 'er ook gebeure, onze Geneesheer kent onze kwalen grondig; en dit is ten minften reeds eene allertrooftelykfte gedachte: «y zien, dat hy ons niet harder aantaft, dan volftrekt noodzakelyk is. Zyn 'er fterker remedien nodig, wy hebben reden om te beG 3 Hui-  (74) fluiten, dat hy ze zoo veel mogelyk zal temperen! Zoo veel van den Oorlog in 't algemeen. Maar welk een Oorlog! Hier vermenigvuldigen zich myHe gedachten, en verdringen de eene de andere. Het vervolg hierna. In 'sHage gedrukt by Pieter-Fredenk Gosfe, Boekverkooper van Zyne Doorluchtige Hoogheid den Heere Prince Erfila ihouder &c. &c. &c. en aiomme Wekelyks te bekomen by de meelt e Boekverkoopers in Nederland.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PA T R I ü T, N°. V. Z Vervolg van N*. IV. himiditm cttrationis eft, origiiiem titérhj & causföi probe perjpiSïas haber*. Hippocr. T^ot nog toe hebben wy het Oor kg op aticïx X zeiven en in het afgetrokkene befchoüwd, als een der gefchikfte middelen, in de hand der goede Voorzienigheid, om eene Natie, die zuik eene gevaarlyke gezondheid genoot, of liever waarby zoo veel verderf fchuilde, als de onze, van de verborgene kwalen, die zy in haren boezem koefterde, grondig te geneezen (*>. Laat ons deze befchouwing nu wat meer in de byzonderheden voort* (») Terwyl ik hier eniglyk met betrekking tot OftS Land ers wel byzonder met be rekking tot het tegenwoordig tydftip fchryve , zoo was het hier de plaats niet om in een onderzoels te treeden, in hoeverre het Oorlog ia 't algemeen, even al» ftn« slere phyfique onheilen gereekend kan worden, als een goed„ in het algemeene plan der Voorzienigheid te entreeren. LOK» Kaimes heeft een byzonder hoofdftuk van zyn werk genaamd Sketches of the Uifcty of Man aan dit onoerwerp befteedt, 't geen verdiende nader getoetsd te worden. Zulk een onderzoek kan niet anders als ten uiterften wichtig zyn voor alle de geenen die 't met Pope eens zyn , en geloven dat in het alge. meen bellier, zoo niet van deze wereld op zich zeiven, ten minften van het Heel-al, elk enkel iwaaJ een goed it VOOr '% geheel, ( all pmtial evil mvJS be utiiverfal got>d,)  C 16} voortzetten. Hoe langer wy onze ogen veftigen op' 't tafereel, 't welk zich hier voor ons open doedt, en hoe meer wy hetzelve van alle kanten en in allerlei oogpi men befchouwen , hoe meer reden wy zjllen vinden öm ons te verwonderen over dien wrderkeerigen zamenhang van middelen en eindens, van oorzaken en effecten, van kwaal en geneezing, die hier zoo zichtbaar plaats heeft; en hoe waarfchynlyker tevens ons zal voorkomen, dat dit alles enkel aldus befchikt en beftierd wordt tot ons belten; ten mmiten, byaldien de middelen , die aan ons ten kofte worden gelegd, by den uitflag van zaken de gewenfehte uitwerking, op ons niet mochten komen te hebben , dat zulks geen* zins aan de gefchiktheid dier middelen te wyten zyn zal, maar wel aan onze moedwillige verblinding en verharding, waardoor wy zouden weigeren om het rechte gebruik van die middelen te maken. Inderdaad , 't zy wy dien Oorlog in deszelfs verfchillende oogpunten befchouwen , 't zy wy aan den anderen kant onze kwalen nagaan, in Zoo verre als dezelve of aanleiding tot dien Oorlog gegeeven hebben, of na het ontftaan van denzeiVen zich meer en meer hebben geopenbaard, wy Zullen ontdekken, dat de Cuur , waaronder wy Zyn, over alles gaat , zoo dat elke kwaal zyne beurt krygt, en vele tegelyk worden aangetaft, eri zoo aangetaft, dat eene grondige geneezing daarvan byna het onfeilbaar gevolg lchynt te moeten ayn. lm*  £ 77 } Immers, gaan wy de oorzaken na van dien Oorlog, zy zyn eigebelang en heerfchzucht aan ders eenen kant; fiapheid, toegcvenneid, biind vertrouwen, of wel verkeerde begrippen en onkunde t ten. minften voorbyzien, van de wezentiyke grote belangens van onzen Staat, aan den anderen. Beide, gelyk-werkende ca malkanderen in de hand werkende, hebben niet alleen dezen Oorlog ons berokkend: dit is maar een voorbygaand en het minfte onheil; maar zy hebben onze Conftitutie onder-.mynd, alle banden die ons Bondgenootfchap te zamen houden, verbroken. Nog een ogenblik, en de bundel Pylen was van een gereeteo, en de Pylen onheritelbaar verftrooid, en door onze nabu-* ren, door den eerften Vreemdeling, die by ons voorbyging, vertrapt geworden! Eéne Stad heeft, trotfeh op hare Overmacht en Schatten , en be'" dwelmd door, den wierook van eigebaat en laatdunkenheid, zich een gezag aangematigd, 'c welk; niet als aan de gezamentlyke Bondgenoten toekwam. En zy heeft tevens een groot gedeelte van dezelfde Bondgenoten zoo weeten te begoog* ehelen, dat zy. langzamerhand zich gewend hebben , om de byzondere , uitflu kende belangens j ja wat meer is de enkel voorgewende , kwalyk begreepene belangens van deze ééne Stad te befchouwen als die van het algemeen; hare Vriend den, hare fchynvienden, als on2e Vrienden; hafè ■gewaande mededingers als onze médédirj§ërs ^ aljs H 4 H  I 7? ) de vyanden van den geheelen Staat aantezien; eg wy zyn totdat toppunt van verdwazing gekomen;, dat wy alle de vooroordeelen, inbeeldingen, byzondere begrippen, en enge, kortzichtige wyze Van denken en handelen van deze ééne Stad blindelings overgenomen, toegejuicht, ja zelfs van ftap top ftap alle hare onberadene maatregelen , onaangezien telkens nieuwe en herhaalde nadeelige ondervindingen, gevolgd en aangekleefd hebben, en nog blyven volgen en aankleeven. En wat is hier te gelyk het gevolg van geweeft? Dat wy in dezelfde evenredigheid, naarmate wy deze Stad geloofd en in hare begrippen ons hebben laten overhalen, integendeel ons vertrouwen ontrokken en verlooren hebben voor diegeenen, aan welken eigentlyk de zorg over de algemcene belangens van den Staat is gedemandeerd, en die alleen ook de nodige bekwaamheid en gefchiktheid' hebben otn die belangens naar behoren waar te neemen en te behartigen ; ik meen de Vergadering van H. H. M. en de Generaliteits Collegien, en byzonder ook den Heer Stadhouder. Eene allergevaarlykfte en hoofd-kwaal , die gelyk eene invretende kanker, zyn vergif door het geheele lighaam van den Staat verfpreidt en de edelfte deelen, het eerfte beginzel van leven van onze Conftitutie aantaft, zoo dat uit den voortgang daarvan niet als een onmiddelyk verderf, eene volftrekte Anarchie, te wachten ftond. Maar hoereelc ondervindingen hebben zich fedeurt  ( 79 1 het begin van dezen Oorlog niet voor ons opgëftapeld, de eene gefchikcer dan de andere om ons van deze allergevaarlykfte kwaal tegeneezen, om ons van onze verblinding te rug te brengen , zoo wy flechts onze ogen niet langer moedwillig fluiten. Hoe is die Stad , in hare begrippen, in hare maatregelen, telkens-ftap voor ftap verdwaafd: hoe zyn hare uitzichten de eene voor de anderen verdweenen; hoe is alles, waarop zy bouwde waar zy haar zelve en hare aanhangelingen alles van beloofde, gedurig verydeld geworden! En hoeveele kunllgrepen van allerlei aart heeft men telkens moeten uitdenken en in 't werk ftellen, om alle die misgreepen te bemantelen , te verbergen , of te verdraaien, ja zelfs met ftyve kaken, als 'er geen uitvlucht meer was, te loogchenen (-*). Men denke alleen maar aan — dat heimelyk verlangen naar een Engelfchen Oorlog; — aan die dromen van Alliantien met de Noerdfche Mogendheden — aan de verbeelding die men zich maakte van onze Kaap rederyen — aan die van dc zekerheid onzer JV. I. Colonien — aan al het voorgevallene met relatie tot het Advis van het Hof van Holland ,— aan het herneemcn onzer W. I. Koopvaardy-vloot door de Fran/chen; — enz. enz enz. Integendeel alle maatregelen zoo van H. H. MM. en de Gener&li- teits- (»■) Inmper dan één A—boekjen is, tang na den brief van het JHof van Holland, fchaamteloos gefteid, als eene bekende waarheids 4ai het Advis van hetzelve Hof voor A— gunflig geweeft was. H 3  ( go ) ■ telts-Coliegien als van den Stadhouder , die zoo ftandvaftig, zoo evenredig, zoo zonder enige drift noch ophef, tegen alle gefchreeuw en tegenftand aan , lan'gzaam hunnen weg zyn voortgegaan, met dien deftigen tri 6 , die dezulken die de teugels V£n eenen aanzienlyken Staat gewend zyn te voeten, alleen paft en tegeiyk ook kenmerkt, hoe zyn dezen alle hunne maatregelen by de uitkomft telkens gerecheveerdigd, hoe zyn hunne uitzichten en begrippen beveiligd en gebleeken welberaaden, vsys en heilzaam geweeft te zyn voo* het gemeeïie welzyn van den Staat, immers in zoo verre als dezelve niet»volftrekt gedwarsboomd of verydeld zyn geworden. En hoe vervallen dagelyks meer en meer alle die waan wyze bedillingen , die onbezonne veroordeelingen, die ongegronde en ftoute verdenkingen, ja èeer of-min bedekte befchulÓigfegefl van deze hoofden des volks: hoe wordt men langzamerhand gedwongen om tot hunne gematigde, vredelievende, bedaarde en ryp gewogette beginlëlen en wyze van denken en handelen terug-te keeren en te pryzen wat men met zoo veel drift en onverftand gelaakt had ? Zoo veel van de aanleidende oorzaken van dezen Oorlog. Zien wy vervolgens op die reeks van andére kwalen, die zich, na het ontftaan van denselven , hebben geopenbaard. Zy zyn i) een onfeezoHnea> dwaas vertrouwen op onze eige krach-»  ( 8r ) tea 5 Vooral op 't geen wy als onzen onfeilbarea fteun ons gewend hadden te befchouwen, onze opgehoopte fchatten. Voor geld, dacht men, was des noods alles in een ogenblik te krygen. Maar ook Scheepen? maar oSk POOUVOl|? maar ook alle krrs>ehoertcn? ü ja, open enkelen w.nk! Z,o dacht men in. 178*, en nog in 't begin van nt+ AllergevaarlYkltè verblinding I Hoe hoog was het wd urn daarvan te rug gebrast te worden, vV eik een aftand van die onbegrensde , d.ronke verbeeU din- van onze krachten tot die bezadigde en gegronde beregening van dezelven, die een van de voorname grondflagen zyn moet van het Syitema byzonder van onzen Staat en alle desfells onaemeemingen noodzakelyk moet regelen cn bepalen in ty. den vangeveitigde, echte gezondheid ! Cn welk een allergefchiktit middel —waarlyk het en-ge middel 1 ; orn ons, offchoon door zeer onaangename ondervindingen, eindelyk na het bedaaren van die foizelin-, die gifting, tot zulk eene echte gezondheid te rugte brengen, als een Oorlog; juift zulfe een Oorlog als deze» Voorts 2) in eene gelyke mate, eene even dwaze , onbezonne kleinachting van de krachten onzer, vyanden. Men herdenkc hieral weder aan al het gepaslëcrde in 1779 en 178a, en nog in't begin, zelfs van 17 81. aan alles wat toen al gefpmken en «sfcareeven is. Wie hield dien Oorlog met EngeH 4 ^4  ( 82 ) land teegen? en waarom wierd hy tegengehouden ? Was men bang voor zulk een Vyand? DatwaS onïtiogelyk. Kon iemand dwaas genoeg zyn van zich te verbeelden , dat Engeland, die de vereenigde Machten van Vrankryk, Spanjen en America teegen zich had, een gevaariyke vyand zyn kon voor den Hollander, voor den ryken Hollander, voor de aframmelingen van Tromp en de Ruiter! Dat kon in «iemand vallen ! De Engelfchen zeiven begreepen het veel beter. Zy zouden zich v/el wachten van ons een Oorlog aan te doen. Het was klaar, zoo xafch wy maar in 't fpel kwamen, dat was de laatfte flag voor Engeland. Een Oorlog met Holland, én Engeland zou verdwynen van den aardbodem. Ten minften in een ogenblik, in weinige weken zouden wy, zonder moeite, alle onze geleederte fchade met woeker wederom halen! Wat had Engeland overig, om ons tegen te ftellen. Alle hare Schepen hadden hunne beftemming en zy hadden 'er op verre na niet genoeg, om hunne tegenwoordige vyanden langer het hoofd te kunnen bieden ; hunne fchatkiften waren uitgeput, hun crediet ten einde en de Natie lang reeds den Oorlog moede, ten uiterften opgezet teegen het tegenwoordig Minifterie, en vooral warfch van een Oorlog met de Nederlanders. Kortom de Engelfchen zouden zich wel Wachten van hunnen kant om ons een Oorlog aan te doen; en wy, waarom fcheenen wy hen te SHtSieflï Waarom hen niet getrotzeerü en c*e wet vooss  •yoorgcfthreeven, nu wy het zoo geruft en met zoo veel voordeel doen konden. Wat kon de beweegreden zyn van het tegengefteld gedrag 't welk ten dezen opzichte gehouden wierd ? Mochten wy bier de fchande van een groot gedeelte onzer Natie bedekken, konden wy de verschillende bcantwoordingen van deze algemeene vraag, die wel in een zekeren zin uit de vooropgenoemde dwalingen natuurlyk icheen te ontftaan, doch die wezemiyk met dé flechtfte oogmerken gedaan en in alle monden gebracht wierd, konden wy dat alles uit onze Jaarboeken uitwisfehen en voor de nakomeling i.chap verbergen. Maar de zaak is al te weieldkundig en door de drukpers vereeuwigd- Te vergeefs zouden wy willen verbloemen, dat alle beweegreden by dezulken, die dezen Oorlog fchee-, nen tegentehouden ingang vonden en greeug geloofd en aangenomen wierden by een groot gedeelte der Natie , behalven eene wezentlyke zucht voor de ware belangens van het Vaderland. Men ftond niet eens toe, dat het een verkeerd begrip van die belangens zyn konde. Het moeft blote moedwilligheid, corruptie , of ten minften eige inzichten, eenig eige belang, vrees voor hunne Engelfche effecten by de Leden van Staat, vriendfchap en perfoneele belangens by den Stadhouder, omkoping by zyne Raden , of wel plans van Opperbeerfchappy , en ik weet niet wat al , in één woordjes zyn, behalven eene wezentlyke overH 5 tui»  ( 34 > tuiging dat een Oorlog met Engeland voor onzeq Staat naJeeiig was. En nu, hoe komt nu dit alles uit? Hoe is die verbeelding ons bekomen ? Men heeft tog eindelyk zyn zin gekreegen, en die Oorlog is begonren. Zy heeft nu reeds zoo veele maanden geduurd en Engeland is nog niet verdweenen. De boedel van G R die in January te A— wierd aangeflagen , is nog niet infl.lvent. In plaats v/in dat zyn in weinige dagen twee derden van onze Schepen den Vyand in de handen gevallen, en hy heeft onzen boedel wczent'yk verkocht terwyl wy den zynen voor de leus inventarileerden. Kort daiarop on^e Colonien in de VVeft Indien En nu , na den laaft bevochten zegen, daar voor 'r. overige God euwig voor gedankt zy !. doch d', n wy bekennen moeten, hoe groot eene verwachting wy met reden ook van onze&brave Officieren en Matrozen mogen gehad hebben, dat zy echter niet dan door eene ganfeh buitengewone en alle. verwachting verre voorby ftrevende aanfpanning van dapperheid en beleid zulk een zegen voor ons verkreegen hebben, hoe ftaat nu by eene bedaarde ove; wceging , de balans van voordeel tusfehen ons en Engeland uit dezen Oorlog, daar men zelve bekent helnelyk naar verlangd te hebben, en daar wezemiyk veele, niet AeimeJyk maar openhaar en op de oproerigfte wyze om fchreuwden ? En hoe komt onze bereekening uit van de krachten van onzen Vyand , die nog h\ Ja.  as) January van dit Jaar met zoo veel kwaadaartige drift wierd doorgedrongen, dat niemand maar een, ogenblik daaraan twyffelen of eenige zwarigheid daarteegen mocht fchynen te willen opperen. De gevaarlykfte politieke kwaal, na die van eene overmatige verbeelding van onze eige krachten, is eene even dwaze kleinachting van de krachten van onze Vyanden» En welk een onfeilbaar geneesmiddel tegen de laatfte zoo wel als tegen de eerfte kwaal, is niet een Oorlog, en een Oorlog als deze! Nog eens 3) van het bereekenen of liever misrekenen van krachten. Waren de onze al niet toereikende offchoon dat onmogelyk was! ■ maar in allen gevalle dan zouden het altans die van onze Bondgenoten zyn. Hadden wy niet dc w-yfte maatregelen genomen! Was niet in alles ten overvloede voorzien, door den onfehatbaren raad ell yver van de grote, Patriotfche Stad! Eerft ■ de Oorlogsverklaring moeft enkel maar bekend zyn . toen, het ys moeft maar uit het water zyn, dan zou men machtige vloten uit het Noorden tot onze hulp zien aanvliegen. Was niet Catharina II. de grootmoedigheid zelve ! Waren met alle de Noordfche Mogenheden even gebeeten op Engeland, even reikhalzende om dat Ryk, zoo al niet te verdelgen, ten minften zoodanig te vernederen, dat geen Koopman van A oit wederom een*-  eenige fchade voor zyne privé beurs daarvan te ■wachten zou hebben. Zoo heeft men blyven fpreken tot diep reeds in dit jaar 178/. tot daags voor de aankom ft van den laatften Courier uit Petersburg; En hoe is zoo eindelyk dat alles in rook verdweenen ! Hoe is die rietftaf gebroken, en heeft onze handen doorboort! Derde, even gevaarlyke kwaal als de vorigen: onbezonnen, dweepachtig vertrouwen op vreemde hulp, in tyd van ongeval! Hoe zullen wy eens, in een tyd van effenbare, geveftigde gezondheid , als alle die raderen van ons politiek ftelzcl, die thans zoo buiten fporig, zoo heet onder een drajen, dat men elk ogenblik beducht moet zyn dat hier of daar een as in den brand zal vliegen, eens wederom eenen bezadigden, regelmatigen loop zullen wedergekregen hebben, als het ganiche werktuig eens weder op zyn ftel raakt en ordentelyk afloopt, met welk een medelyden, of liever met welk eene fchaamte, en te gelyk met welk een fchrik, zullen wy als dan te rug zien naar die dagen van dronkenf hap, die ons zoo naby den afgrond van ons verderf gebracht hebben! En welk een allergefchikft middel om die excentrieke, woedende raderen, het een voor het andere , langzaam weder aan het ftilftaan, aan eene geregelde beweeging te brengen, als een Oorlog, waardoor wy zoo ftuk voor ftuk van onze dwaasheid cn fuizeling overtuigd worden, en telkens  < «7 3 deterderfelyte gevolgen van onze dweperyen en hersfenfchimmen , van onze ingewortelde, allergevaarlykfte kwalen ondervinden! En welk een Oorlog ! Met wien! Nu kan ik my niet langer beletten, om ook ten dezen opzichte eenganfch nieuw, en tegelyk een allertrooftlykft uitzicht te openen. Een Oorlog met onze Bonds en Geloofs-genoten, zeggen hier dezulken die anders het beft over dit alles denken, kan iets noodlottiger zyn! ó myne vrienden, ik zeg juift het tegengeftelde: kon iets voordeeliger, kon iets gelukkiger voor ons zyn, in onze omftandigheden r en ik meen het te kunnen bewyzen. Men veftige zyn oog alleen maar op alle die kwalen, die wy opgenoemd hebben, eh die in zulk een verregaanden trap by ons waren ingeworteld ; men neeme enkel maar de drie laatft opgenoemde kwalen : dwaze verbeelding van onze eige krachten, dwaze kleinachting van de krachten onzer vyanden , en dwaas vertrouwen op de hulp van vreemden; en dan verbeelde men zich voor een ogenblik, dat wy in een tyd , dat die verborgene kwalen by ons heimelyk fmculden, gereed om by de eerfte geleegenheid uit te barften, zoo hevig uit te barften als wy ze werkelyk hebben zien uitbarften; dat wy m zulk een tyd, zeg ik, en in dusdanig eene gefteldheid, onvoorziens in Oorlog waren geraakt met een Vyand, die belang had gehad in onzen volko- mene  { 88 ) toetten ondergang, of die voor Icon hebben om ft» onzen ongelukkige toeftand gebruik te maken om ons teeonquefteeren, om ons onder zyne eige heerfchappy te brengen. Was wel iets gemakkeyker geweef, Zouden wy wel eenigen tegenftand nebncn kunnen bieden. Had *™i i-i*. cut-IJ- "aa wel iets ons kunnen helpen en onz en ondergang afkeeren. Op dit ogenMi*, nu terwyl ik dit fchryf, Was waarfehynlyk reeds alles, onze Vryheid, onze Godsdienft, onze Regeringsvorm , al wat ons lief en dierbaar syr,t kan, voor ons verloren ge weeft, veellicht onherftelbaar en voor altoos verloren, of ons Land m een puinhoop , in een woeften bajert veranderd! Dat was een kwaad,dat was ftraf, dat was verderf en ondergang! Maar, in plaats van dat een Oorlog met onzen ouden, natuurlykften, on' verandelyken Bondgenoot! Met dat ryk welks onmtddelvk altoosdurend belang, niet onz oldt gang, maar integendeel onze behoudenden, men ^oge 't nog geloven of niet! welks wezemiyk belang zelfs onze bloei en voorfpoed is! dat noit een ogenblik deze waarheden vergeeten en uit het oog verhezen, of ftrydig daartegen handelen kan zonder zich zeiven te vergeeten, zonder tegen zyn eige grote belang aan te handelen. Dat ryk het wdk het eerfte zou moeten zyn om ons by te fpnngen en ons te helpen, in een zwaren nood met uit vnendelykheid, niet uit grootmoedig d beel-  ( 89 ) beeldingskracrit van blinde leidslieden kunnen op« komen, maar nok tusichen Volkeren en Staten wezemiyk plaats hebben noch moeten of' mogen hebben; maar uit dat eenig , algemeen grundbeginZel, die fpil waarop goed en kwaad altoos draait,, en dat vooral het groot politiek grondbeginzel altoos zyn zal en blyven moet, eigebelang, recht begreepen en lang doorzien en beproefd ltaatkundig duurzaam , onyeranderlyk eigebelang. Zulk een Oorlog kan uit zyn aart geen kwaad, geen verderf, geen ondergang zyn. Het moet een middel zyn ten leven, een geneesmiddel voor alle onze kwalen, een fcherp en pynlyk, maar een heilzaam, onfeilbaar middel. En meer kan 't niet zyn. Het is de fpeer van Telephus, die te geiyk wondt en geneeft! Hier zou ik dit betoog by kunnen laten. Het aangehaalde is genoeg, overvloedig genoeg, naar my voorkomt, om myn aangenaam denkbeeld tot den hoogften trap van waar.chynlykheid te brengen, dat wy niet bezocht, niet geftrafc worden, dat wy geen kwaad lyden, maar dat wy onder de Cuur van onzen Gencesmeefter zyn, en dat al dit kwade ons zal moeten ftrekken ten goede; dat uit ónze tegenwoordige duifternis en verwarring eindelyk een helder ligt zal opgaan en zyne verkwikkelyke ftralen weder oyer onze ftille, gezegende geweiten verfpreiden. Maar  (9Ó? Maar hoe vee! blyft 'er nog overig, eer wy gei «oegzaam voorbereid, eer wy volkomen gefchikt zullen zyn voor die gelukkige uitkomtt: eer onze gereinigde ogen dac zachte, effenbare ligt weder zoo ftil en zuiver indrinken zullen , als het tot hen afftraleri zal. Hoe verre is nog dat vooruitzicht ! Welk een akelige afitand van dien ftaat van geluk! Doch geen nood ! Goeden moed maar, ware liefhebbers van Nederland! Vertrouwen wy maar op onzen Geneesheer! Laat hem langzaan* «yne Caür aan ons volvoeren. Wy zyn reeds overtuigd, dat zyne méthode de belte is. Zoo veele Zware wonden en etterbuilen zyn reeds aangetaft en in een ftaat gebracht, die het belte fchynt te beloven. Het overige zal ook wel langzaam volgen. Om in den grond geneezen te worden , kunnen wy niet op eens herfteld worden. Het voorfeaamfte is begonnen. Laat ons het vervolg afzien. Hec ergfte is nog de zwakheid van ons hoofd, onze aanhoudende iuizcling , de verhitting vanons bloed , ons ylen en de overfpanning van onze krachten, alle duïdelyke tekenen1 van een lighaam dat geheel en al van zyn ftel is. Maar laat deze erif» eens over zyn: zeer lang kan zy niet duren. Als dat ylen maar eens ophoudt: en dan, na eene korte, byna dodelyke verzwakking, onze krachten langzaam wederkeeren ; als ons denkvermogen weder in order begint te komen: wat zullen wy dan niet al zien: hoe zal alles rondom eene anders  ( 9* > gërè gedaante fcrygen: hoe zullen wy net meeftbj wat ons thans in 't wilde voor de ogen fchemert» diridelyk overzien en ganfch anders begrypen en béoordeelen als tegenwoordig! En hoe zullen die hersfenfchimmen, die ons nu nog plagen , die beelden van onze verhitte verbeeldingskracht, hoe Zullen die vérdwynen! En wat zullen wy verwonderd ftaan, als wy nadenken, hoe wy daaraan gehecht en dat alles voor ware beftaanlykheden ge« Hóuden hehben! Ik kan de voorname hoofdzaken in een kort begrip befluiten. Wy zullen duidelyk afzien en begrypen , rhet opzicht tot de uitwendige belangens van onzen Staat, dat een Oorlog nok voordeclig voor onS zyn kan, en dat dezulke, die ons tegen alle volkS gefchreeuw aan by de Vrede zoeken te bewaren, altoos het befte voorhebben mét het Larid. Integendeel dat het vyanden vah het Land zyh, dié heimtlyk naar een Oorlog vtrhttgen, of onzeri Staat oït in Oorlog zoeken in te wikkelen, Êtt voorts dat Engeland onze natuurlykfte geünieerde is, en dat geene individueele belangefts oit oni over dit algemeen belang van onzen S.taat moeten verblinden en verkeerde begrippen daarvan doen tötmen. Dat de belangens van énige weinige Kooplieden niet zyn de belangens van dén Staat, of* fchoon de Staat over 't geheel het grootfte belang heeft by den Koophandel in 't algemeen. £n dat  (93) Biets zekerder is dan deze waarheid , dat twee handetdryvende Natiën, onaangezien alle voorbygaande disfenfien en mutueele benadeelingen, en by een aanhoudenden nayver, tevens echter, uic hoofde van diezelfde gelykheid van belangens, de naauwfte Geallieerden moeten zyn en blyven, en de eene de andere noit misfen kunnen: en dat een Oorlog tusfchen ons en Engeland wezentiyk een iïryd is van Broeders, die op de onnatuurlyfefte wyze in malkanders ingewanden wroeten. En met opzicht tot onze inwendige gefteldheid : dat onze Conftitutie eene zeer gecompliqueerde en daarom eene tedere machine is, waaraan alles zeer nauw luiltert, zoo dat geen der raderen de andere vnorbylopen of enigzins excentriek worden kan, zonder dat ftraks alles hapert en in de war raakt. Dat men dienvolgens de eerite aanmatigingen, de eerfte pogingen tot meerder macht, in een enkel Lid, in de beginfelen moet tegen gaan en fluiten; en dat elk deel van de machine by zyne eige functien moet blyven, en geene ondergefchikte raderen aan de groten zich hechten , onder voorwendfel van die meerder of beter beweeging te geven (*). Voor- (*) Semper poputus Jtbenitnfium navi efl Jimilis, in qua auotics out propter metum boftium , aut ob/avienti, tempepat.it periculum, veBoribui voluntai keep i» unum confentiend, & gubcma.ori pa. rendi, ƒ00 quisque officia eximie Jungumur omnei. übi vero rejumpthanimis, reSores atpenari caperim , 6" aliit aha auiumantibus Jen'cntiis imer fe a-ijjidert; tummmviro, cum pars navigatmem cu.  C 9-3 ? Vooral dat men zich door geene klanken moet laten verleiden en blindhokken, en dat men de befte bcdekfelen en betuigingen mistrouwen moet. Pat menige woorden van dien ongelukkigen aart ZYn dat zy in de ftrydigfte zinnen kunnen gebruik worden. Dat nkt alles wat onder den naam yanPatriotismus.van zucht voor het gemeene WelZYn van belangeloosheid wordt voorgedaan, entge van die namen verdient.. Dat daar onder dikwerf'de fchadelykfte heerfchzucht , de cigcnhevendfte uitzichten, ja fomtyds haat en nyd en vooral, onkunde en laatdunkenheid fchuüen Pat gevolgelyk niets gevaarlyker is, dan wanneer r ■ „«« inliet atriter tvbematori, * aliguo ejiciat; oUit ruien.r, <*_ 'C"",b"'' & -di,io„cm „t; tune ?roc»> Ipec- ^Cixus l,b. Annn.. cao. . ^ Jyw ntttn-n rcrum nomina pe'mmami"'»" • ^ I 3  (94) die woorden beginnen gebruikt te worden raf, de. 2ulken, die duidelyk het privé belang van hun Lid aan dat van den Staat voortrekken, en enkel hunne begrippen doordringen en hunne belangens wilJen doen bovendryven. Dat het volk licht be* googcheld wordt door dien uiterlyken fehyn, «l dat de Item van het volk, en geveftigde verkeerde begrippen by het gros der Natie, een y Ö de grootfte gevaaren zyn, die een Land, vooral zoo als het onze, kunnen dreigen. Dat daardoor die- ln7/u ^ teUge'S ^ StMt m0etfen h°«**. worden, dat zy byna in de onmogelykheid geraken, om het goede, 't welk zy voor hen zTen * te werken en tot Mand te brengen. BaZt ^en hoofde niets heiliger, dan dezen hunne eer Vordert dat de eerfte pogingen, die tot vermindering daarvan itrekken kunnen, van welkeen kant dezelve ook mogen komen, in de li £ S-elen gefluit worden. Dat men enV ls Wel verre van zich door een uiterlyken fZn Zn woorden en betuigmgen van zuch ZÏC £ toeene Welzyn, en vooral van yver voorde heid en Privilegiën der Burgeren te Z en niet «tönukt zyn, die de gevaarlykfle en «adeelig- ftp  ( 95 ) fte oogmerken, zelfs voor de Vryheid en het geineene Welzyn hadden (*) , integendeel altoos behoort te mistrouwen en zorgvuldig in 't oog te houden die proteftttrende Leden in lighamen van regeering , die zich tegen de algemcene begrippen verzetten, de achting van dezulken, die aan het roer van Staat zyn, onderroynen, en door het dhulguetren en uitbazuinen van deze hunne protejlen en propofititn duidelyk tonen, dat zy enkel bedoelen om zich een naam en aanhang by fat volk te maken , en twift en tweedracht onder de Leden van regeering, mistrouwen en onvergenoegdheid, en zoo eindelyk oproer onder de gemeente te verwekken. Dat de lighamen, waartoe deze Demagoguen en dryvers behoren , in plaats van zich door hen te laten verleiden, dat appelleeren aan het volk en dat inconftitutioncej gemeen maken van Staatshandelingen behoren te befchouwen als een hoon hen aangedaan, en tegeJyk als eene zaak van den gevaarlykften aart, wyi even daardoor alle bedaard en gereegeld onderzoek geftremd en belet wordt; en dat het, bui", tsn tyden ven trotbtitnt onaangczien allen uiterlyken {•) Libertas & fpeeiofa nomina prmftrunttvr. ifre. qusjqsatn alienum Jervitium & domwationem etneupivit, ut non eadem ifta vocabula ttjjurparet, XACITU» Jib. 4, Hitt. cao. 7^ ü  ( 5>0 lyken fchyn, altoos hoogft onwaarfbhynlyk is op Z'ch zelve, da; een disrentieerend Lid alleen de publieke belangens beter zou behartigen dan alle zyne Medeleden. En, indien men zoo omzichtig zyn moet omtrent dezulke zelfs, die uit hoofde van hun ftand of geboorte gerechtigd zyn hun gevoelen over de publieke zaken nevens andere voortedragen ; dat men zoo veel te meer behoort toetezien en te beletten, dat geene onbevoegden, vooral geene onbekende of naamloze woelgeeften , veelmin lage huurlingen, zich verftouten om de publieke maatregelen te bedillen , veelmin dezulken , die aan het roer van regeering zitten gehaat en verdacht te maken Dat het waar is , dat in een vryen Sraat de tong en pen moeten vry zyn , en dat hierin een wezemiyk gedeelte der Vryheid beftaat ; dan dat tusfchen vryheid en losbandigheid of licentie een groot en wezemiyk onderfcheid is ; en dat de laatftè in de ailereenle beginzelen tegengegaan en ten ftrengften beteugeld moet worden. Dat men, om dit onderfcheid temaken, enkel behoeft te letten, of dezulke, die zich de vryheid aanmatigen om hunne gedachten over de publieke Zaken te zeggen, door een zuiver beginzel van zucht voor het gemeene Welzyn gedreeven worden, cn dat alle de geencn, by welke men zulk een  ( 97 ) een beginzel niet duidelyk kan ontdekken, behoudens de grootfte vryheid, geruft mogen geftuic en tot ftilzwygen gebracht worden. Dat de kenmerken van dit beginlel allerduidelykft zyn, wyl diegeenen die door hetzelve gedreeven worden, noit iets be'rifpen zullen, zonder teven, daarvoor iets anders, 't geen huns oordeels ten minften beter en voordeeliger zyn zoude , aan de hand te geven; en dat zy tegelyk dit een en ander op zuIK eene wyze zullen voordragen, die voor de publieke ruft en de eer en achting der wettige Overheid het minft mogelyk gevaarlyk en nadeelig zy. Gevolgelyk dat alle andere, vooral naamlozen en onbekenden, of onbevoegde, 'fomtyds vreemde Schryvers , en vaft alle Loonfchryvers , die hun werk maken om de publieke maatregelen enkel te bedillen, en vooral dezulken, die in bewind van zaken zyn, gehaat en verdacht, en zoo alle banden los te maken, en het volk tegen hunne Overheden optezetten, als de gevaarlykfte peften eener geregelde Maatfchappy, niet alleen bedwongen , maar zelfs nagefpoord, en beneevens diegeenen, die het verfpreiden van deze fchriften uit flinkfche oogmerken bevorderen, ten ftrengften behoren geftraft te worden ; en dat de hoogfte trap van verderf in een Land mogelyk die is., als zulke Leden of Lighaamcn van regeering , die zelve naar nieuwigheden ftaan, hunne oogmerken ten nadceI 4 le  (93 > ïe van het Vaderland , door het aantaken , befcher'men en verfpreiden van zulke licentieufe en oproerige gefchriften, zoeken te bereiken ofte bevorderen. Eindelyk, met betrekking tot het volk, dat is niet alleen alle onbeampte pcrfonen, maar zelfs alje de geenen wier beroep hen onder geene onmiddelyke verplichting legt om zich met het beftiér der publieke zaken, vooral van de grote belangens Van het Vaderland te bemoejen, dat zy déze gefteldheid wezentlyk voor een groot geluk mogen houden; en dat het befte wat zy kunnen doen, in alle opzichte, is zich in ftilheid en onderwerping te laten regeeren; ten minften dat zy ten uiterften fchroomachtig behoren te zyn, om dat geene, waar van zy onmogelyk alle toevalligheden , oorzaken of beweegredenen weeten of nagaan kunnen, onbezonnen te beoordeelén, veel min'trotfch te berispen en driftig te mispryzen. Dat zy begrypen moeten, dat hunne ruft van de publieke ruft, hunne veiligheid van de algemeene veiligheid onmiddelyk afhangt; en dat beide geen groter gevaar fopen, als wanneer dezulken, die, in bewind van Zaken zyn, by het volk beginnen gehaat en verdacht te worden? Gevolgelyk dat zy om hunner eige ruft en veiligheids wille, en ter liefde van he: Vaderland en gemeene welzyn, zich zorgvuldig  èij «loeten wachten van alles wat enige aanleiding sou kunnen geven tot krenking van de eer en het aanzien hunner Overheden, en alle gevoelens, gefprekken, of daden, die daar toe zouden kunnen ftrekken, niet alleen fchuwen en vermyden voor zich zeiven, maar zoo veel mogelyk, elk ia zyyien kring, byzonder in zyne onderhorigen, in de eerite beginzelen moeten tegengaan en fluiten; altoos bedenkende, wat een ygelyk, tot den geringften toè, in de ogen ligten moet, hoe veele tegenftrydige begrippen, wenfehen en fchikkingen, dagelyks door een yder gemaakt worden omtrent het volmaakt wys en heilzaam beftier van den Opperregeerder zeiven, en hoe fchielyk deze Aardkloot ïn een Chaos zou veranderen, als wy Onderdanen dat Opperbeftier maar voor een korten tyd naar ons trekken, en weder en wind elk naar zyn zin regelen konde. Dat voor 't overige elk burger en lid der Maatfcbappy gehouden is het zyne toetebrengen tot welzyn van het gemeen. Doch dat hetzelve voor alle de geenen, die buiten regeering zyn, enkel beftaan moet in het getrouw naarkomen en betrachten van zyne onderfeheide plichten als menfch en als burger,; en voorts in het aanleggen en gebruiken van zyne vermogens en byzondere natuurlyke gaven, tot het beoeffenen van zulke eerlyke en nuttige beroepen, als hy de meefte geneigdheid en gefchiktheid toe heeft; en in het aanI 5 kwee-  ? ioo J fcweeken van eene oprechte en vurige, doch %e* regelde Vaderlands-liefde, waarvan de eerfte plicht is onderwerping aan de wettige Overheid en gehechtheid aan de vaftgeftelde Wetten en Conftitutie. Gave God, dat deze gelukkige gezindheden in ons gezeegend Vaderland wederom mochten ftand grypen en beveiligd worden, als van ouds. Zoo dit de uitwerking zyn mocht van het nadeel, 't welk wy by dezen Oorlog noodwendig moeten lyden, zoo zal 'er niemand zyn, die by de uitkomft, met my niet zal inftemmen, en onzen wyzen Geneesheer voor de fmertelyke Cure, die hy ons in zyne goedheid heeft doen ondergaan, als Voor de grootfte weldaad, hartgrondig danken. O.  ( ioi > Gedrukt in »jHbge by Pieter-Frederik Gosfe, Boekver- koop^r van Zyne Doorluchtige Hoogheid den Heere Prince Ert taihou ler &c. &c. &c. en Wekelyks te b Ko,nen te Dort by P van Braam ; Delft J. de Groot P Z ; Amfterdom C. N Guerin , Dronsb rfj en Zoonen , J. van Gulik, van der Kroe; BairUm C H Botin ; Leiden Haak en Cdbip Lanc en van Damme; Gouda van det Kras; Rotterdam lïennet en Hake, D Vis, C. var* den t >n Ukmiar Abr Maagh; Hoorn Tjallingia«; Middelburg ?. GUllsfen; VluCmg n Corbelyn; OW/bi H. Spjruyt, C Kribber; Leeuwaarde W. Wigeri; Ztt>o// Hoo^op; Deventer L. Leemhorft ; Onpen W. Hayne; Gronmgm L Huyzingh; Nyjnpgm va- Goor; AarnHm J. Nyhoff; Zwrpften Bakker; Breda W Oukoop; 'sBojch J. en H. Pallier; Maaflncbt J. H. Landtmeeter, en verder alom by 'de meefte Boekyerkoopers in Nederland,   DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PA TRIO T. N°. VI. TriflUts haudillis nienjlrum, tiecfctvier ulfo Ptjlit 8 tra Deüm Stygüsf'ft extu/it undis. VlRGII» ME. 3. TT Toe zeer wy ook bewuft zyn van het gevaar; tl waaraan wy ons zeiven bloot ftellen, door de wraakzucht op ons te laden van een ganfch ligchaam van zaamgezworene boosdoenders, zoo kunnen wy echter, uit aanmerking van het nog veel groter gevaar, 't geen ons ganfche Land dreigt uit eene zameniweering, die men zegt dagelyks toe te neemen, ons niet ontrekken om de behulpzame hand te leenen aan het bekendmaken van dit gruwelyk eedgefpan, door het mededeelen van den navolgenden circulairen brief, die men verzekert, dat voor enigen tyd aan alle Hoofd-Officieren, Fifcaals enz. door ons ganfche Land is afgezonden, en waarvan de inhoud, die wy zeker weeten volkomen overeenkomftig met de waarheid te zyn,  ( i©4 > dezelven niet minder gevoelig heeft moeten treffer^ als wy 'er van aangedaan zyn geweeft. Zie hiej den Brief. ( Copia ) „ Wel Ed. Gestr. Heir. 's Gravenha?» o den ii Sept. 17Si, i7 Bevende vat ik de pen op, om UWE. Geftr. in desfelfs qualiteit eene ontdekking te doen, die van het uiterfte gewigt is, zoo dat niet minder dan het welzyn van ons ganfche Land daarvan afhangt, en die alle UWE. Geftr. attentie en waakzaamheid verdient naar zich te trekken. Gave God, dat myne pogingen van die gelukkige uitwerking zyn mochten, dat het kwaad in tyds gefluit en de boosdoenders, zoo niet achterhaald en geftraft, ten minften bedwongen en hunne fnode ontwerpen verydeld mochten worden. Bereid U Mynhcer, om een der ysfelykfte verhalen te ho< ren, waar van de Hiftorie van geen Land, ten minften in dien hogen trap, een voorbeeld oplevert dat enigzins hiermede in vergelyking komen kan. „ Voor omtrent twee jaren heeft een gemeenc kerel in Brusfel, geen ander beftaan vindende, en door  < *o5 5 door dc boosheid van zyn eige affchuwelyk verdorven hart aangefpoord, zich begonnen toetelcggen op het mengen en beproeven van een vergif, waaraan veele voor hem gearbeid hadden, en waarvan ook wel enige gebrekkige recepten in 't geheim onder de Adepten omzworven, doch 't geen nimmer nog tot die conflftentie en hogen trap van nadceligheid en onfeilbaarheid gebracht was, waar toe het hem eindelyk gelukt is hetzelve té brengen. „ De eigenfehappenvan dithelfch preparatum onderfcheiden hetzelve van alle andere bekende vergiften. De ingrediënten 'er van, zegt men, zyn met weinig moeite by een te krygen; doch het is yders werk niet om het tc mengen, en ook niet om het toetcdicnen. Het is wel in den eigentlyken zin niet dodelyk, doch het heeft zulk eene vreeslyke uitwerking op den ongelukkigcn lydcr , dat het leven hem menigmalen ondraaglyk wordt, en dat hy duizendmalen den dood verkiezen zou boven de onlydelyke pyn en hartewee die hy uitftaat; altans zoo hy niet ten fpoedigften de krachtigste tegengiften krygt, die het dikwils buiten zyn vermogen is om zich te verfchaffen: voornamentlyk wyl hy zelden of noit te weeten kan komen wie eigentlyk de geene is , die tem vergeeven heeft-, want een der krachtigfte middelen van herftel, ten minften van merkelyk foulaas voor den ly-  ( iorj ) der is de ontdekking van den gifmenger, dien men als dan dwingen kan om zyne beleezing (als ik het zoo eens noemen mag) te ftaken; ofwel 't geen van geen minder heilzaam effect is, om de wond die hy gemaakt had, te likken en het vergif 'er uit te zuigen, waaraan hy dan zelve kort daarna »emeenlyk komt te barften. Ondertusfchen zyn "deuitwerkingen en Symptomata van dit vergif niet altoos dezelfde op ondarfcheide perlbnen. Sommige, voor al die van een bloedryk of zwartgallig temperament zyn, worden 'er volftrekt woedend door. By andere, byzonder by phhgmatm, verWekt het enkel eene akelige en duurzame droefgeeftgne.d, gepaard met angrt, fchrik, gejaagdheid , flapeloosheid of nare, zwaarmoedige dromen, enz. waaraan zy dan langzaam gaan kwynen en umeeren , zonder menigmalen oit weder op hun vernaai te kunnen komen. Doch de gemeenfte uitwerkingen zyn of eene vreesiyke verhitting van het bloed, waardoor ibmtvds het geheel karakter van den ongelukkigen Jydcr eene ganfche omwenteling ondergaat, zoo dat het zachtfte, gevoehgfte, liefdragendfte menfch, gemelyk, on'eduld.g, oplopend, en een volftrekte menfehenhater wordt; of eene totale verfiapping van de zenuwen en verdroging van de befte fappen en edclile levens geeften, waarvan dan het gevolg is eene hebbelyke neerflagtigheid en volftrekte werkeloosheid, en eene onverfchilligheid vooral het geene waar-  1107) ..waarmede de lyder te voren het meeft zich plag bezig te houden, en waarin hy het grootfte belang ftelde. En het is zeker, dat hetpraparatum tot dien graad van kwaadaartigheid zou kunnen gebracht worden, vooral door het gebruik 'er van aanhoudend en in eene fterke mate op een en dezelfde perfoon te herhalen, dat de Lyder in zyne woede vervoerd wierd om zich zeiven aan het leven te taften, ofwel in de onzekerheid, van wien hy vergeeven was, op al wat rondom hem was zich zou zoeken te wreeken. „ En of dit alles nog niet genoeg ware, zoo komt hier nog by , dat het vergif daarenboven merkelyk befmettelyk is, zoo dat de naaftbeitaanden van den lyder, wier welzyn met het zyne enigzins verknocht is, by voorbeeld zyne Vrouw en Kinderen, en zelfs zyne Vrienden, zoo deze zich niet van hem verwyderen, groot gevaar lopen van de droevige uitwerkfelen daarvan te deelen. „ Doch het fchrikkelykfte van allen is , dat niemand zich voor dit vergif wachten kan; wyl het hem, buiten zyn wecten, wordt toegediend, en aonder dat de vergifmenger hem behoeft te zien of zelfs van perfoon te kennen. Deze eigenfehap is vooral allerzonderlingft, en uit dien hoofde zou men dit vergif gevoeglyk kunnen fchikken onder die, welke men zegt dat door de zoogenaamde ' Sympathie-poeder aan iemand worden bygebracht K 3 of~  C 108 ) ©ffchoon het in zyn aart niets gemeen heeft met alles wat onder den naam van Sympathie vervallen kan. „ Kortom, om iemand te vergeeven, wordt het praparttum zelden aan hemzelven geappiiceerd, 'maar meell aan een derden ingegeeven; het is genoeg dat de intentie van den gifmenger zei ven zich duidelyk bepale op den ge enen dien hy beledigen pril. 7» Het geheele procés van toediening van het vergif, beftaat in drie of meer ondérfcheide praparata of Spiritus, het een krachtiger dan het ander, waarvan hy het ftcrkftè van tyd tot tyd zelve inneemt •, de andere gebruikt hy om dezulke , door wien hy werken wil, voor te bereiden. „ Op deze doedt de Spiritus, offchoon met het vergif geïmpregneerd, geene nadeelige, maar eerder eene aangename dan onaangename werking, naarmate van desfelfs fterkte. En zy hebben 'er omtrent dezelfde gewaarwording van als van het Opium, 't geen in eene geringe mate gebruikt, de geeften eerft bedwelmd en daarna verlevendigt doch als men het in overmaat gebruikte, zou men ?er, evenals door het vergif zelve, volftrekt rasend van kunnen worden.  ( i°9 ) Eene van de zonderlingfte eigenfchappen van ditMpr!BPtfatum, en die ik niet vergeeten moeft, is dat het niet door indnnking of opfnuiving, gelyk andere vergiften, ook niet door aanraking of eigentlyke verwonding wordt bygebracht; offchoon het voornamentlyk op het bloed en zelfs onmiddelyk op het hart, en gedeeltelyk ook op de herfenen werkt; maar door twee andere fintuigen, namemlyk of door de oren, of vooral ook (en dan . doet het wel het mepfte eSecl) door het gezicht en door de ogen. En op dezelfde wys worden ook de intermediaire perfonen, door welke de Gifmenger werkt, door hem voorbereid : waar omtrent nog aan te merken ftaat, dat hy het getal derzelven zoo groot als enigzins mogelyk is, moet neemen, wyl de werking van het vergif hierdoor des te fterker en onfeilbaar der woidt. Ik ben verzekerd, Myn Heer, dat dit.kort verllag van het vergif zelve UWE. Geftr. reeds met fchrikzal vervuld hebben: en dat UWE. niet zonder akeligheid herdenkt, wat ik de eer had UWE. Geftr, in den beginne te zeggen, dat de voorname uitvinder daarvan zich zoo naby ons Land 'phuudt, a;s Brusfel is. Doch hoe zeer zal uwe fchrik toeneemen, als ik U in't zekere bericht, dat het op ons Land byzonder is, dat hy 't gemunt heeft, en wat meer iS dat men gegronde reden heeft van te vermoeden', dat dit Iv^nfter omgekocht is om.zyno * ■ k 4 tan l  ( Ito ) kunft aan ons te beproeven. Ik yg om meer te zeggen, Myn Heer! ik Weet watmy voor my zel ven teduchnen ftaat, als ik de geheele zamenzweenng ontdekte , en dat men niet in gebreeke zal blyven, om door alle mogelyke weegen en middelen , het ergfte vergif tegen my te richten, te meer daar ik reeden heb van te denken , dat ik reeds by fommige van hen verdacht ben, wyl zy weeten dat my veel van 't geen hen raakt bekend is. Doch 'er hangc te veel aan, ik mag het niet verzwygen. „ Weet dah, Myn Heer, dat bet kwaad w^rkelyk reed, tor on; is overgeflagen. De Brasfelaar heeft nier alleen federt lang geheime correfpondentie hier te Lande gebonden, en veel van zyn vergif yerfpreid en gedebiteerd; maar de uitvinding zelve is reeds hier ce Lande onder verfcheide bekend die nu hetzelfde handwerk dry ven , en dag en aatht in hunne verborgen holen, om een geringe winlt, aan het bereiden en beproeven van dit vergif arbeiden. Onder deze, zegt men, dat vooral een verlopen Franfchman is , die zich eerft een tydlang met het eorrrgeeren van proeven voor de Boekverkopers gegeneerd heeft, doch daar geen winlt genoeg by vindende, en in kennis met den Brusfelaar geraakt zynde, eerft aan hem een party luiden hier te Lande heeft opgegeeven, op welke men verlangde dat het vergif gericht zou worden, en die federt zelve aan dit rampzalig handwerk ver-  (III) vervallen is, waarmede by ook reeds zoo verre is gekomen , dat hy door fommige luiden van aanzien, die hem gebruiken om zich over hunne vyanden te wreeken, zeer wordt aangehaald , zoo dat hy thans , offchoon een allergemeenfte luppliant zynde, onder fatzoenlyke lieden begint voor den dag te komen; en voorts een afgezet Predicant, die voor jaren om dronkenlchap en andere misdryvcn van zeker Dorp is gedeporteerd. Deze laatr fte, die ook veel figuur begon te maken, en een der kwaadaartigfte booswichten is, die vriend noch vyand ontziet, als 'er maar geld voor hem te winnen is, en die in der daad na het verlies van zyne eer niets meer te verliezen heeft, en daardoor alles wagen durft, zou onlangs, zegt men, byna in handen van de Juftitie vervallen zyn; doch fchiclyk eene andere kleeding aangenomen hebbende , die aan het opgegeeven fignalement niet beantwoordt , en daarby een machtigen fteun vindende by de geenen die hem tot hunne oogmerken willen gebruiken , is hy door deze gauwdieven- rtreek voor ditmaal met de fchrik vry gekomen. Deze twee zyn tot nog toe de bekendlten en aan 't hoofd van de zamenzweering; doch zy hebben een zeer groot aantal zoo van leerlingen en medehelpers , die dagelyks toeneemen , byzonder zeker genoótfehap te U dat zich met de Letters P. v. d. N. R. teekent; als ook van commisfionali'sfe'n of colporteur: , die het vergif, 't welk zy K 5 ver-  C ) vervaardigen, meer of min bedekt verkopen en 0ader den man brengen. Ook is het in effedte reeds aan vele van onze braafite luideri beproefd, wier manier van denken niet overeenkomt met de belangens van waar men zegt, dat dit Godvergeeten eedgefpan niet alleen geduld, maar zelfs heimeiyk befchermd en aangeftookt wordt; en het is te vrezen dat de akelige gevolgen *er van dagelyks meer en meer zichtbaar zullen worden en zich vermenigvuldigen. Dit is zeker, dat . &c. (*). „ Meer behoef ik UWE. Geft. niet te zeggen, om U te overtuigen van hoe veel aanbelang het is, voor het gemeene welzyn, dat de ferieufte maatregelen mogen genomen worden, om deze booswichten in hunnen loop te ftülteh; doch hetzelve kan nier gefchieden, zonder dat de Provintien hiertoe ^zamentiyk de handen in ten liaan, wyl dit volk , dat geene blyvrnde plaats heefr, als 'er enigzins ferieuie infurmatien naar hen genomen worden, licht zien van de eene plaats naar de andere begeeven; behalven dat zy overal reeds hunne prófélytèn en adepten hebben. Om (*) Hier volgden in cffer verfcheide zeer gewigtige ontdekkingen , doch die wy vooi els nog niet raadzaam geoordeeld hebben om publiek te maken,  ( MS ) Om UWE. Geftr. ten overvloede te tonen, vooral daar He voorals nog om redenen niet raadzaam oordeele my by name aan UWE. bekend te maken, dat ik grondig genoeg gcïr.ftruecrd ben van ft geen deze zamenzweering betreft, en gevolgeiyk dat myn verflag daarvan aüezins verdient by UWE. Geftr. impresfie tc vinden, voeg ik hier onder een affchrift van drie recepten, zynde het eerfte het preparatum, waarmede de gifmenger zich zeiven voorbereidt, als voren gezegd is, en naar een autentrek handfehrift van den Brusfelaar zeiven, 't welk ik heb wcetcn magtig te worden, gecopieerd. De twee andere, die my verzekerd zyn even autentiek te zyn, dienen tot voorbereiding der peifonen, door welken men werken wil. En eindelyk 4) eene zoo veel mogelyk nauwkeurige afteékening van twee diverfe recepten of formulieren van het vergif zelve, dat na de verfchillende omftandighedéh van tyden en perfonen gevarieerd wordt ; het eerfte naar een gefieeten klad , zoo men zegt 00K van den Brusfelaar zeiven, het geen fchynt uitgediend te hebben; en het ander naar een papiertjen, 't welk den verlopen Franfchman kortlinfs op ftraat ontvallen is, in 'e uitgaan van een gaarkeuken, waar hy met enige livrey-bedienden zyn fober middagmaal ter (luik genomen had, en waarnaar de geen, die het opgeraapt had , hem niet lang daarna heeft zien wederom komen en ang-  ( "4> angftig, offchoon vruchteloos, zoeken; zoo fei men vooronderftelt, dat dit nog dienen moeft en waarfchynlyk wigtige geheimen bevatten zal, indien men het kan ontcyferen. „ Ik heb de eer met fchuldigen eerbied my te onderteekenen. Wel Ed. Gestr. Heer, UWE. Gejir. Onderdanige en Diifijï* vterdigen Dienaar, A. P. M, CCcpia  I 1X5-7 \Vy vergenoegen ons voor het tegenwoordige met dezen Brief enkel, zoo als hy is, te geven. In een volgend nommer zullen wy 'er in 't brede onze gedachten over zeggen. Alleenlyk kunnen wy tot geruit Helling van het publiek, niet nalaten te berichten dat men bereids in twee voorname Not Reflo Ttevub Jent Otrtjjo Rtiretlo Nprev Qitq zlfilyau R-.u Nes Econrftr Enco Nsrav Ede sa Nglois en Ceca Sfino Usre Mporto Nst Nco Jtlav l3o Irilfa Utenfa irbonne ZJral Agra Nvill El/UMÊÊietfip Arco Ntreno UjTomm Esta Tiusco mmi Lejire Spnjft Blec Efer Aunfupe Rbecb Amppo Urde No Uve Lteipla Int Esetc Risde Splu Saffre Uxco Ntrtl Aco Ifrqu Jn.b Ever ontdem Ettrel Anat Jendai* fnat Repa Rti. '(Cojpta Ccpta) i. Stm. Cynofopb. Pbibonou Cacourg. aa. Jjv Rad. Aatopfsud, Jvj. Aneidia fubl. Pantohnes. Bx. Sem. Stofiod. g I /3. 01. pfyebagog. q./.f. Etet 3- , Rad. Dyfiyeb. Sem. Cacotbym. 3vij. J3ec. Kenodox. $iv. Extr. Cacopbantas. uji. Hypolept. |üj. Sp. Apoplanes. gtt. ij, 01, Pbilotim. q. s. 2. Spu, Stbolet 5vJ. Polypraginos. ^iij.' Adolefcb. ^ij. Sem. Pacbypeitb. aa El. Ano'éf. gtt. iv. Syr.Pblyarolog.^. 1. üj, 4- 1 Zejlr Esfurquel Ed Ucejlla ca Ufu Niq Uedutri 6 etatoüs Etreü Vtno Trepa It lepri Nee Sela Ijfeco Nauire pa RluinU J Oom, Linten . . Ja Neef, en Keetenen hier na - Ontwaakt tog Oudericetfche Nederlanderen, Zoorlen uwer fchrandere Voorvaderen! . R. Gedrukt in 'sHage by Pieter-Frederik Gosfe, Boekverkooper. van Zyne Doorluchtige Hoogheid den Heere Prince Erhtadhouder &c. &c. &c. en Wekelyks te bekomen te Dort by P. van Braam ; Delft J. de Groot P. Z.; Amjlerdam C. N Guerin, J. van Gulik, van derKroe; Haarlem C H. Bohn; Leiden Haak en Cornp., Luzac en van Damme; Gouda van det Klos; Rotterdam Bennet en Hake, D. Vis, C. van den Dries; Alkmaar Abr. Maagh; Hoorn Tjallingius; Middelburg P. Gillisfen; Vlisfmgsn Corbelyn; Utrecht H. Spruyt, C. Kribber; Leeuwaarde W Wigeri; Zwoll Hoogop; Deventer L. Leemhorft; Campen W. Hayne; Groningen L. Huyzingh; 2Vymegen van Goor; Aarnbem J. NyhofF; Zutphen BakkerBreda W. Oukoop; 'sBofch J. en H. Pallier J MaoVricbt ]. H. Landrmeeter, en verder alom by 4* mceite Boekyetkoopers in Nederland.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PA T R I O f* N°. VII. s, Rien n'efl plu: tteceffairt que de combaitre deux „ pefte* auJfi terrible! que le font l'impude.a it de: Ecrivain: de libel/et, & U credu/fié d» „ ceux qui le: Hf ent. II importe extrèmeinent atè Hen public de fiiire connaitre par plufieurs „ exemple: fenjiblei, quiln'y a point de mènfon„ ge: que le: perfnne: pijjionnie: ne foient capa, bles de dtvu/guer contre l'honneur de leur pro„ chain , & que le peup'e ne fott capable de crot* „ re, Bayle Dï&ion. Critique not. Scultet. /""Vider de oude Griekfehe Wysgeefen zyn 'ét drie geweeft, op welke de verkeerd i'ederï b'inner evenmenfehen eene onderfcheiden hèerfchende uitwerking gedaan hebben. Het zou mogelyk der moeite waard zyrt te onderzoeken, of DÉMoCRiTtrs enHÈRACUTüs élk uit een afzonderlyk oogpunt de menfehen befchouwden; dan' wel, of hetééne en dezelfde eigettfehsppen waren, die enkel uit hoofde van het verffchiijti lentf  ( 120 ) lend karakter en temperament der beide Wysgeeren , zulk een tegengeltclden indruk op hen maakten , dat de een hartelyk lachtt. by 't geen den anderen, zoo dikwils als hy 'er aan dacht, mismoedig en treurig maakte. Wat den derden, namentlyk Timon den Athenienfer, betreft, ik weet niet of men by eenigoud Schryver, die van hem handelt, ergens een onderzoek of duidelyk bericht vindt, nopens de aanleiding en oorzaken, die dezen Wysgeer op die trooitloze denkenswyze of liever gemoeds-neiging, heeft doen vervallen , die hem den toenaam van menfchen-hater verworven heeft. Dit is zeker, dat dit laatfte oogpunt zoo fterk ïs, dat men van Timon niet wel vooronderstellen kan, wat men van Democritüs en Heiiaclitus mogelyk nog zou kunnen toegeeven, dat hy den tnenfeh, over 't geheel genomen en in alle deszelfs verfchillende eigenfehappen befchouwd had, zoo dat het product of refultaat, 't geen uit deze volkomene befchouwing by hem ontftond, na afweeging van het goede teegen het kwaade, die uitwerking op hem deed, dat hy oordeelde de menfehen niet anders als te kunnen haten. Liever willen wy gelooven, dat deze Wysgeer met vele andere oude en nieuwe Wysgeeren een zeer  zeer onwysgeerig gebrek gemeen had, nameiftlyM dat van uit enige voorname proeven zich een Stjtém te maken, waarvan hy de ongegrondheid ontdekt zou hebben, indien hy door de grote klaarblykelykheid van dat geen wat voor hetzelve Siftéma was, zich niet had laten verleiden om voorby, te zien wat daar teegen was. Ondertusfchen kan men niet ontkennen, — gelyk de menigvuldige dwaasheden der menfehen , opheur zeiven en in 't afgetrokkene befchouwd, iemand die van eenvrolyk, fpotachtig humeur is, gedurig nieuwe ftof tot hgchtn opleveren; terwyl eene dieper overweeging van dezelfde dwaasheden» in zoo verre als zy niet alleen met de Order van het Heelal, dat is met de volmaaktheid, maar ook met de byzondere beftemming van den menfch ftrydig zyn, en daardoor meeftal ook meer of min nadeelige gevolgen na zich flepen, iemand, die van een ernftiger karakter is, doorgaans treurig maker* kan . — dat 'er tegelyk ook fommige, en ik mag zeggen vele gebreeken, en verkeerdheden by een zeer groot gedeelte van het menfehdom in een verregaanden trap plaats hebben, die van zulk een allerfleehtften en verderfelyken aart zyn, dat niemand niet alleen van zich verkrygen zou kunnen om daarby te lagchen, maar dat men zelfs met reden fchynen zou niet gevoelig genoeg daardoor aangedaan te zyns en den rechten aart en gevolgen daarvan niet AÉÉJ Jb * Ü  ( 122 ) te bczeffen, indien men dezelve enkel befchreiddé; maar dat zy niets anders , als den ernftigften ' düurzaamften afkeer, cn gevolgelyk geen medely' den, maar haat moeten verwekken. Hiertoe behoort vooral alles wat onder het denkbeeld van onedelmoedige beledigingen vervalt, en iri 't algemeen alle moedwillig en aVglïftig berokkenen van kwaad. Ik zeg, alle onedelmoedige beledigingen, en de zamenvoeging van deze twee denkbeelden is noodzakelyk, om een gefchikt voorwerp voor den haat uit te leveren. Alle berokkenen of veroorzaken van kwaad, en zelfs alle belediging is niet van dien aart, dat het haat verwekken kan; het kan dikwils op zyn beft alleen medelyden verwekken, en fumtyds is het volftrekt onfchuldig, dan namentlyk als het niet alleen niet opzettelyk, noch zelfs uit onvoorzichtigheid, maar veeleer tegen de intentie van den dader gefchiedt. Zoo is ook edelmoedigheidwaarby niemand beledigd wordt; lafheid, enz. eerder een voorwerp van trtedelyde», of op zyn b;ft van verachting, &m wel van haat. Maar onedelmoedige belediging] opzettelyk veroorzaken van nadeel op eene wyze die tevens lafheid en laagheid verraadt, kan niets anders als afgryzw; enten onovcrkomelyken haat verwekken. Van dien aart is alfe belediging, waartecgen de be-  ( 123 ) belediger weet, dat de beledigde geene verdediging heeft ; 't zy — dat hem de middelen of krachten daartoe ontbreekcn; ■ 't zy dat hy geene kennis heeft van de belediging, maar enkel de gevolgen en uitwerkfelen daarvan ondervindt; — 't zy eindelyk dat hy den belediger niet kan uilvinden , om zich behoorlyke voldoening over hem te verfchatïen. Tot bet eerfte behoren alle mishandelingen van kinderen, vrouwen, oude, gebrekkelyke, zwakke, of onderdrukking van mindere perfonen, door hunne meerderen. Tot het tweede, alle misbruik van gor-d vertrouwen, enz. Tot het laatfte , alle die argliftige beledigingen, waarby de belediger, bewuft van zyne lchuld en vreefende voor verdiende wraak of ftraf, zich zeiven zorgvuldig fchuil houdt, of ook fömtyds wel het vermoeden op een derden zoekt te doen vervallen, om zelve verborgen te blyven. By alle deze foorten van moedwillige belediging, heeft in een meerder of minder trap tegelyk ook lafheid, laagheid, onedelmoedigheid plaats : en dienvolgens ziet men ook, dat zy geen medciydeu, maar afkeer en haat verwekken uit heuren aart. Doch nergens kan laagheid en onedelmoedighdd in een hoger trap plaats hebben, dan in eene iborc L 3 van  ( 154 ) .van opzettelyfo moedwillige belediging, die federt een geruimen tyd hier te Lande zeer%lgemeen is geworden, en die onder de opgenoemde drie foorten van lage belediging alle te gelyk vervalt, na» mentlyk den Laster, en wel byzonder den 'lafler van aanzienlyke en beampte perfonen by anonyme «efchriften of Libellen. ö De Schryver van den pretenfen drculairen Brik aan alle Hoofdfcheuten, enz. dien wy in ons vorig Nommer hebben medegedeeld, heeft deze verregaande verderfelyke en affchuwelyke foort van belediging, onder het fterk en treffend, dog ons bedunkens niet te fterk, zinnebeeld van vergif voorgeteld; en daar de belediging zelve by flag, hoedanig die ook zyn moge,.van eene tweede rencontre van onze Vloot met die der Engelfchen, ingevalle zu'ks komt olauts te lubben; beide in de eige fp,aak van de twee ftoutfte voorgangers van dit comp,ot, en die geen onzer Lczeren onbekend zyn kan. Zoo veel tot opheldering van de form van den & i, t. Het onderwerp daarvan verdient et n e meer ppzettelyke verhandeling, daar het onmiddefyk belang van ons Vaderland vordert , alle deze gehuurde en ongehorde folteraars eindelyk eens in hu men waren aart ten toon gefteldmogen worden, ten einde het misleid gemeen te doen zien, op Welke tvne (chandolyke wyze hetzelve tor hiertoe is begoogcheld geworden- en omme waar t mo»e]yk uit te werken, dat tegen den voortgang daarvan by alle de Prov.ntien gezaWentlyk efficacïenfe maatregelen mochten worden genomen , zondqr 'twelk de belte pogingen, die tot dat einde hier en daar worden aangewend, grotendeels vruchteloos zyn moeten.  ( i*7 ) Inderdaad iemand , die zulke gefchriften, als de Letire: Rollvndoifes, de Po/itique Uollandots» de Noord-Hoilanajche Courant, den Pojl van d$n Neder-Ryn, enz. en dan die talloze btpuw-boekjens, die dagelyks apart en in denzclfden fmaak, uitkomen, onpartydig las en befchouwde, met eer zyde ftelling van de gegrondheid, of or gegrondheid van het Siftéma zelve, 't welk die Schryvers aan de Natie zoeken optedringen, zou niet anders a's de ongunftigfte denkbeelden omtrent dat Siftéma kunnen opvatten, uit hoofde van de wyze alleen waarop alle die Schryvers om ftryd het gemeen in hunne begrippen zoeken over te halen. Die eene goede zaak voorheeft, behoeft niets anders te doen , als dezelve eenvoudig en klaar yoor te ftellen. Is zy cnigzins ingewikkeld of problematiek, dan is eer krachtig en duidelyk betoog 'van de redenen en bewyzen, die voor dezelve dienen insgelyks het enige gefchikte middel van overtuiging. Eindelyk wordt zy van anderen m twyffel getrokken of beftreeden , dan heeft men niets anders te doen, als de tegenwerpingen en redenen van zyn party bondig te wederleggen, na dezelve in alle heure kracht herhaald te hebben, om te tonen dat men ze recht vat en geen oogmerk beeft om zyne rechters, dat is het gemeen, te verrasfehen of te misleiden. Dit is de gang van waarheid en edelmoedigheid, L 5 Maar  () Maar wat moet men daarentegen denkea van een Siftéma, welks verdedigers in plaats van bewyzen, niet dan blote, losfe asfertien, (=*) jn plaats van verdedigingen, hoon en fmaad van alle de geenen, die 't met hun niet eens zyn, en in plaats van wederleggingen en oplosfingen van dezen hunne redenen en bewyzen , den grofften iajïer, en perfoneele befchuldigingen, die fomtyds geene de minfte betrekking zelfs tot hunne begrippen hebben , tegen dezelve voor den dag brengen; ofwel enkel, zonder den minften grond of bewys, alle de geenen, die van hen verfchillen, den fchandelykften lak aanwryven, van namentlyk niet uit overtuiging, hun gevoelen ftaande te houden, maar daartoe zich te hebben laten omkopen. Zou het befte Siftéma des Werelds, zou de waarheid zelve, niet verdacht moeten worden, by zulk eene verdediging. En als men vooronderftelt, dat 'er luiden zyn , die uit wezentlyke overtuiging deselfde begrippen voeden, welke die Schryvers ver- de- («) Laat ons tut honderden, ja dolenden, maar één voorbeeld aanhalen, dat ons onder het fchryven van dit blaadjen voorkomt. Voor omtrent een paar maanden is een Gefchrift "c welk als MC reeds een tydlang in fommige h?nrien geweeft was, in druk geraakt en opentlyk uitgegeeven, onder d»n titel van Confileratien op de Memorie aan H. H. Mog zcprefenteerd clo-r /olm „mms &c In hetzelve wordt bedaard onderzorht of het na, na den ontftanen Oorlog met Engeland, het belano van de Republiek zy, om zich met de Americanen te allieeren" dan niet; en met rie bondige redenen beweezen, dat zulk een ftap piet a,!een met voordeehg zyn zou voor onzen Staat, maar dac ■er veeleer geen nadeeliger gebeurtenis voor onze Commercie kan  ( 129 5 dedigea , moeten die , als zy 't wel indenken-; niet de eerfte zyn om zich daar over te fchamen, zou lomen in America; en gevolgeiyK y0 ^ verhaaften. belang zouden handden door 8 0 maanden reeds in Die ftuk is, gelyk gezegt is, leaert een p ^ elk» handen. W'^ÏÏ^^Vrich laten noemen * Po/» m« *» N<„erde„yNedcr r%B ? Onderzoeken zy de re6 hrfP"hv dit ftuk worden aangehaald; wederleggen zy die: ï net-^oig^1;Vwy ^^«^«^'.S „ onze Republieknog 3 ' maar», ;; Ktt^ï^K SST t«2^ , £a»rf« farfm» te doorvjnaen. « kwaectaartigheid? Het »o al. 't voorgedaan ^^^•gSr^'fl,,^8* PoJJ om eerfte kan t me .zyn. ™ J DBver d£ publieke zaken, al» wekelyks een blaadjen te lenryver "v 1,bekwaamhei(1 had- zy daarvan onkunta«ren, d £T0^deelen. Iemand, dieonden, om over ^and* gangen» .fe wenfchte wel £ kundig »,-ksa"^e'~ntVa". geen Alliantie fluit met de Ameriweeter,, waarom men thans g ^ ( en het canen, daar moe :en aek.rly J Ma3r niemand zal zoo dwaas fpyt ^ d t t- fchryven om dit in druk uit te geeven. Wat zyn, om dit fe ctl^vren', Heeren dt poJ} weeter., of niet? Het Pubueso£f" _ _ Gevolgelyk moet die geheele pasPo/? zeer we mg weeten.d kheb!fen* het m0et loutere moedfage een gan ch ander °og™e,£" j| H M kunnen geenwil en kwaadaart.Ehe d zyn. En £™ »a? men gnunne raaPdsl)ezins vereerd zyn met.den J £ , duidelyk eene fluiten quafi «jii noemt. De^ genee p | (,e h» aUermaliceufl» ""f^* «bliek zou ontdaan uit eene Alvoordeel 't welzoo onze Kepuo liance m« 6«A*- om maar duidelyk te fpreeken « » 0 « , ^ ^ beid aan 0»zen openbaren vyaïTO d£ poft t zL^rt^ door'roï «ymL, door eigedunkelyke ge"r" ^wen dfeoTgèene de minfte redenen gegrond, met ^"dTiüS- Mn" beklad *yn, het gemeen op, tegen  < '30 ) sou men niet verwachten, dat zy «eggen «noden pon dejcnjoribus ijiu. K ZQOden En als men dan de zaak befchouwt met opzicht tot di. verdedigers zeiven, als men ziet dat die volitrekt onbevoegde perfonen zyn, die geen het ainfte recht noch roeping hebben om over deze "^ «I» men daarby bedenkt, dat het grootfte deèl 'er van by zich zeiven bewuit is en met: ontkennen zou Kunnen, dat zy voor deze gelcnnftenvan winzuchtige Boekverkopers per blad betaald worden , en dat de enige beweegreden van «1 dien perfoneelen lafter het meerder «Wen -W»« van hunne geichriften is. En dat zy by alle die t^r^^V;^^: e„ verfchuiU zieh en zoo gen.ndeld wor h ■ «... ' 'W!P ''r'niety waarom dus «ehanaefd w"„j, zZ ;o™Zt?Z \S ZEKm' als '« a"-« verachtelyk ver M:ïiü," ea , nde'yke '""""«ien 1 Laag en d?r een valfchen ffi van ; " , 'Jc ge ^eren. onMaiten -s KT r°™he'd. •« eerb.ed voorde met den mond, met een bl Ji^r } / ■ aa" 'lei1 eentn iai* koft oy, noemt , en aln den ™gH dat, metS be,iuidc en ™" der daad ais volkomen ona. f"6" kanc wezemiyk en mee (ƒ* doet voorkomen! En d"t 4 H 0U,d,e,>* ^rader- oos verguld él doet echter het »2 doorichynend vernis , dat jen wordt ongeftraf tóeeee^n 7" door«aa" > e" het blaadden Drukker ? fh eene E;' aV- naam en woonplaats van v'an houereen "k aZ " ' *' waar alle beledigingen verboden waren ? D0 h ?vZ Z°° knrllin^ op hec itre^gft kronkelingen de h«W*J2% «a4 door zyne om niet te minder een vJoruern l °"td,u,ken> hr b'yft daarh.em >n 't donker ziet ombaren Pen ? *ryZen V00r e,k die gen verllinden. , £ Zc Jl t° Tü hy zou rao' tor; tflH ^ ay- ziel* hef beef,, verbergt zich es  ( 13' ) die beledigingen, uit vrees voor wraak en ftraf, zich zeiven zorgvuldig fchuil houden, en hunnen naam verbergen: wat moet.men dan van menfehen, die in ftaat zyn tot zulk eene allerlaagfte handelwyze, denken-, hoe moet men hen verachten; ja hoe moeten zy, zoo zy anders oit enige zaden van edelmoedigheid gehad hebben , in bedaarde ogenblikken zich fchamen over henzelven. Maar wat moet men eindelyk denken van het Publiek, als men ziet dat het grootfte deel daarvan, wel verre van zulke gefchriften met die verontwaardiging aantezien, die het enige gevoelen is 't welk dezelve by elk die de minlte edelmoedigheid bezit, behoorden te verwekken, integendeel dezelve gretig ontvangt, den lifter daarin vervat, op de blote asfertie van zulke verachtelyke Schryvers, aanneemt, gelooft en helpt verfpreiden, en zoo in hunne fchuld moedwillig deel neemt? Zou men, by zulke ondervindingen geen gevaar lopen om toe het trooftloofte Siftéma te vervallen, moet iemand, die zulke verfchynfelen hoort en ziet, niet bykans een menfch en-hater worden. (*) En als de verderfelyke gevolgen van dit kwaad dan dagelyks meerder worden, als het verfpreide zaad f») ., Bafi'ins M.cumur.dique appeteretur, adeo perturbatus fok, ut non veritn» fit ferinere Ep. 70. param al,q*ando ab" %%, ««• <** orrnium bominw JiJe & aub,rare, ' ?CULTET. Narrat. Apologet. p. 77. „ Ces parol es • Ouderwetfcko Nedetiandjcke Patriot. riby wieaditBlaadjen Wekelyi worfuitgegeevtt  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N*. VIII. Obire&atio & livor pronis auribus arripiuntuK Quippe adulationi pdum crimen fermtmt , M/lionitati fa/fa fpecies Libmrtatis tneft. Tacit. Hift. 1. i« » 1rVar beh?orden wet/e*te zyn tcsen het „ LJ fchryven van onnutte gefchriften ert prul„ /en, zoo als 'er wetten zyn tegen de leeglopers „ en vagebonden:" fchreef de goede MoNtaigns voor omtrent anderhalve euw (*); en geen zyner, Lezers toen noch naderhand heeft niet moeten bekennen, dat hy geen ongelyk had. Maar als 'er wetten, als 'er ftr^ffen zyn moeiten tegen gefchriften , die enkel mateloos zyn , wat zal men dan doen omtrent zulke gefchriften, als waarvan wy in onze twee voorgaande Nummers gefproken hebben: omtrent fchritten, die gelyk mogen geree- kend, (#> 11 devroit y avcir eueliiue ttörSian dl» loix tontre t»s icrivaiM inepm & .«..«/«, comme U y a comrr /« va-ahorn V 1°'*"™* ee „;]1pa, morene, tiürivaMeri* ftmblo efin ^V* fftttma «f((» finii desbordé. Effais L. 3- Ch. 9. M  C 136 ) kend worden aan het ergfte vergif, in allen opzichte: vergif voor de perfonen^ tegen welke zy gericht zyn: vergif voor de Lezers; vergi' voor de Natie over 't geheel, voor alle hare burgerlyke, zedelyke, godsdiemtige begrippen en bcginfels: ja vergif voor de Schryvers zelve, wier karakter by het behandelen, by het prajpareeren van dat vergif meer en meer verdorven wordt. Ik zeg, vergif, dat is verderf, voor alle burgerlyke, zedelyke, gódséienfbge begrippen van de Natie over 't geheel: en ik haal myn woord niet in, offchoon ik hier niet van flcchte of zogenoemde verboden boeken over 't geheel, van boeken waarin de Godsdienit aangetaft, van boeken wi-ar door de zeden verdorven worden, in 't algemeen fpreeke: maar alleen van paskwillen, van lafterfchriften, van zulke fchandfehrif en als by gelec^enheid der tegenwoordige troebelen dagelyks in ons Land uitkomen en ongeftrafd verfpreid, ia publiek aangekondigd en verkocht worden. De leugens en lafter daarin vervat, de belediging van perionen de misreprefentatie van zaken, de verkeerde politieke beginfels, en algemeene of meer byzondere valfche denkbeelden van de belangens der Natie die daardoor verfpreid en onder het gemeen gebracht worden, en zoo langzamerhand in volksbegrippen en vooroordeelcn ontaarden , zyn het enige kwaad niet, dat genacht wordt door dezelve* Dc  ( 137 ) D* iMff «tó> ■ dc vermenigvuldiging 'er vuri doet ongevoelig eene uitwerking op de Natie, eq brengt eene denkenswyze onder dezelve, voort, waaroor niemand zich wachten kan, die even als de befmetting eener ziekte, ongevoelig en ongemerkt ook den beften, den gezondften aanfteckt, en langzamerhand zyne geveftigdfte beginfels verderft. Laat ik my nader verklaren. Even gelyk de gedurige vertegenwoordiging van natuurlyke kwaden ons verhardt tegen de aandoeningen, die zy uit hunnen aart verwekken moeten, en ook altoos verwekken by dezulke die 'er minder aan gewoon zyn- zoo verliezen wy ook, door het aanhoudend sn dikwüs herhaald befchouwen van zcdelyk kwaad, ja van de ergfte misdaden zelfs, het natuurlyk afgryzen 't welk zy verwekken moeten uit hunnen aart, en ook altoos verwekken by dezulke, die voor de eerfte keer of flechts nu en dan ooggetuigen van dezelve zyn. De oorzaken hiervan leggen in den aart en gefteldheid onzer ziel, file voor geene fterke aandoeningen op den duur vatbaar is, en de fterkfte aandoeningen zyn zelfs-dc eerfte,'die zich verzwakken. Hiervan daan dat wy ons evenzeer verwonderen, hoe 'er in de m,by~ beid van brandende bergen menfehen vrolyk eft vernoegd leven kunnen , die aan dat denkbeeld p. wendzyn: als het ons onbegrypelyk vooajomt, dat 'et Landen zyn, waar men ia ^jfü  ( ) diagen, ja in halszaken zelfs , voor een vaften prys valfche getuigen huren kan, luiden die daar v.n eene koftwinning maken, of waar telken morgen op de ftraten in volkryke Steden lyken worden gevonden van ongelukkigen, die den avond te voren verraderlyk vermoord en üitgefchnd waren , zonder dat daar veel navraag naar gefchiedt, of dat me-n daar zeer van opziet- Nog minder denkbeeld kunnen wy ons maken van vele gewoontens van zeer oude of afgeleegen volkeren, die rechtsreeks tegen onze begrippen van eer, deugd, veiligheid, enz. aanlopen, waarom? Om dat wy aan recht tegenftrydige gewoontens en denkbeelden gewend zyn. En wierden wy in die Landen of tyden verplaatsd, onze verwondering of affchrik zou in het begin wel even fterk zyn, doch welhaaft zou de gedurig herhaalde gewaarwording onze gevoeligheid doen flyten, en wy zouden op 't laatft van dat alles niet meer of niet anders aangedaan zyn dan de inboorlingen zeiven. Ik beroep rny, om maar een voorbeeld' te neemen, op elk die op zekere jaren uit zyn Vaderland naar de Colonien getrokken en daar een tyd lang zich opgehouden heeft,- en die dan den voortgang zyner gewaarwordingen omtrent de onmenfehelyke behandeling der flavcn, die zoo verfchillend is van onze zeden een weinig nauwkeurig gade heeft geflagen. Pasfen wy nu deze onbetwiilbare pfycfolosifck grooM  (>S9> gronden toe op het onderwerp, waarvan wy hier fpraken, dan zullen wy bekennen moeten, dar bet enkel het gedurig herhaald zien en lezen van die menigte kwaadaartige, eerrovende, lafterlyke en. oproerige geichriften is , die 'er dagelyks uitkomen, welke maakt, dat wy hoe langs hoe meer ons wennen, om ongevoelig daarby te worden, in plaats dat de toeneemende licentie fterker gewaarwordingen by ons zou veroorzaken, cn onze verwondering en afgryzen vermeerderen, in het begin wilten wy bykans geene woorden uittevinden, om te befchry ven, hoe ex?erabel ons zulk een werk, als de Lettres HoJlandoifes toefcheen. En de geringfte licentieufe aanmerking in de Couranten, wierd zonder de minfte aar teling, overal door het ganfche Land, ten ftrengiten geltrafd. Van de eerlte aandoening geneezen on-^ wekelyks de Po/itique HolUndois en de Poft van den NederRhyn. Tegen d*- and re hebben ons de Courier du bas khin en vooral de Neord tiollandjche Courant ten eenenmale gcardt. ik herinner my nog, hoe veel opzien het fameufe boekjen le Partage de la Pologne voor weinig jaren verwekte, uit hoofde van de verregaande ftoutheid, waarmede vier gekroonde hoofden in hetzelve de waarheid gezegd wierd. Maar wat is dat in vergelyking van zulk een godvergeeten ftuk, als het Procés des trots, Rots? En waar vond men woorden, om zyne onbefchryfelyke verwondering, om zyn affchrik uit M 3 &  ( I40 ) Ée drukken, toen men vernam, dat dit laatftc ftuk* zelfs in onze taal was overgezet, om tog wel ook door het iaaglte gemeen te kunnen geïeezen worden, en opentlyk verkucht wierd. Of liever, neen: ik bedrieg my. By dc meeftcn was toen de indruk al verflauwd. Men kon zich nog niet beletten, als men daar iets uit hoorde voorlezen, van te zeggen, dat is godloos, dat gaat alles te boven: maar daar bleef het by, zelfs by Regenten, by dezulke die, als zy de handen in een hadden willen flaan, het Jcwi-ad hadden kunnen ftuiten, en de helfche moniter.>, die door het fchryven, drukken, vertalen t handhaving van dien grondre,H van een vryen Staat, in gente liberh mmem m' # debere ; doch moet men , om Zich daarvan te wachten, vervallén tot dat affchuWelyk uitenten, da, men geduldig toelaten, ja goedw.lug aarzien zou, dat alle burgerlyke banden verbroken, alle zedelyke order en beginfelsmet voeten getrapt, alle godddyke en menfphelyke in«eUingén gefchonden, ja allé gevoelens van eer en deugd uitgeroeid m verkracht worden, enkelom dat dit alles, niet met daden, maar met de mond of met de pen gefchiedt! En dit is ondertusfehen de ontilbare uitwerking van die licentie, wanneer zy lang ongeftfafd blyft en door gedurig zien in allerl i gedaantens aan ons te vertonen, en met of tegen onzen zin zich aan ons op te dringen en re vertegenwoordigen, eindelyk de gevoelens van weerzin en afgryzen, die zy in den beginne hy ons verwekte, langzaam doet verflauwen, zoo dat wy als 't ware vereeld worden by het hatelykfchouwfpel, en datzelfde gela-  ( 143 > laten aanzien waar van wy in den beginne ons niet Konden beletten om onze ogen met ichrik en yzing af te wenden. Laat ons eerft in het overige van dit Nommerde ongevoelige progresfie van dit kwaad, en voorna,mentyk van onze'gewaarwordingen daarvjo kortelyk affchetfen, en dan ineen volgend Nornmer, ons zeiven zoeken te rug te brengen tot de oorfprongelyke, rechtmatige denkenswyze omtrent hetzelye, door eene herinnering van die van onze Voorouderen in beteren bedaarder tyden. zoo ais dezelve uit hunne wyze inftellin^en en wetren op dit onderwerp van tyd tot tyd gemaakt, ten duidelykften coniteert. „ Afgunft en lafter vinden een gereeden ingang, „ zegt de wyze Tacitus: en dc reden is, dat lof „ en vleijery iets flaafachtigs fchynt te hebben , „ terwyl integendeel kwaadaartige berifping een „ bedriegelyk voorkomen draagt van «i; heid. " Deze aanmerking is even juift als gewichtig. Als men zyne achting verdeden moet tusfehen den geenen, die het gedrag of de verrichtingen van publieke perfonen, en het bellier der publieke zaken, pryft of verdedigt: en een ander, die hetzelve laakt en berifpt, zoo zal men ongevoelig naar den laatften overhellen. En genomen, men oordeelt dat zy beide dwalen, zoo zal men den laatften veel M S  ( H4 > gfreeder ver6 Lettert Jnm a Gentleman at the ixeji End of tbe Town to his Fritnd in tbg City. London, primed for T. Cadell in the Strand. 1781, 8«a O a  ( i, 6*«  ( 162 ) Ï7" geworden om ter hunner redding tot dit zelfde „ Grondbeginfel toevlugt te neemen en te rug te keeren." Ieder die eenig belang ftelt in het behoud van '„ de Godsdienftige en Burgerlyke Vryheid , kan niet nalaaten te betreuren, dat door de onderdrukkende en inhalende invloed van een hunner '„ Provinciën, of liever van een enkele Stad in die si Provincie, een zoo voornaam Grondbeginfel of Hoofd-regul van Staat thans onder hun begint uit „ het oog verlooren te worden, en plaats moet s, geeven aan inzigten van eene ondergefchikte na'9, tuur, namentlyk , kortftondige commercieele voordeden, die, zoo dezelve al eens behendig gemaakt konden worden, hun noit echter in ftaat zullen ftellen, om hunne Onafhankelykheid „ als een Souveraine Staat, tegen de onderneemingen van hunne heerfchzuchtige en machtige Na9, buuren te handhaven, wanueer eens ons belang „ of ons onvermogen ons zullen geleert hebben, alle gedagten aan een zyde te ftellen, om datBond:5, genootfehap te vernieuwen, aan welks uitwer„ king zy zoo menigmaalen hun aanzien en gewigt „ in de Balans van Europa verfchuldigd zyn ge5, weeft." „ Ik zeg ons belang of ons onvermogen; • n want volgens myn needrig gevoelen, moet of „het  ( 1*3 ) SJ het een of het ander een noodzakelyk gevolg zyn „ van onze Ruptuur met hun , indien dezelve tot het uitterften gedreeven wordt. In dit geval zal ons belang van ons vorderen eene totale veran* „ dering in ons politiek Syftema, en in onze vcr- bintenisfen, om daar door hun, zoo wel als on„ ze andere Vyanden het hoofd te bieden-, terwyl s, aan den anderen kant ons onvermogen een gevolg „ zouden zyn, indien wy voor de Overmagt van , deeze moeiten bukken. Het zy het een of het „ andere plaats grypt, zullen de Hollanders ver„ looren hebben hunne natuurlykfte en voornaam„ iïe Alliantie, met de eenigfte Mogenheidop wel- ke zy met veiligheid konden betrouwen , en van ?, welkers byitand zy altoos alles te hoopen, en „ niets te vreezen hebben gehad." „ Meer zal ik niet zeggen van de onftaatkundige en eigezinnige weigering, van de Hollanders „ om aan die Artieulen van onze Traétaten met , hun te voldoen, op wier nakoming wy regt had„ den aan te dringen geduurende onze voorgaande „, en tegenwoordigen Oorlog. Deeze weigering „ hebben zy door hun overig gedrag betoond voort te vlocijen uit vyandelyke, fchoon in den begin„ ne lafhartig verbloemde, inzichten tegen ons; fS welke eindelyk, na de gewichtige ontdekking u door de papieren van den Heer Laurens gedaan, Q 4 és  t ï*4 5 j£ de weftigfte redenen hebben opgeleeverd voor O onze Ruptuur met hun. " „ Wat nu ons gedrag betreft, voor zoo veel het „ hun eenige fchynbare redenen van klagen tegens „ ons heeft verfchafc, en hun, uit dien hoofdp 5, middel heeft gegeeven om daarvan eene gemeene „ zaak met de Neutraale Mogenheeden, en zelfs ft met eenige van onze Geallieerden, te maken; „ kan ik niet verbergen dat ik van oordeel ben dat onze tegenwoordige omftandigheid eenig meerder », me.nagement van ons had vereilcht. Immers zoo dra wy overtuigd waren, dat onze gerevol9, teerde Colonien, door die hcerfchzuchtige en nu *, weder herftelde Mogenhecden , die ons uit hoofs, de van de op hun in den laatften Oorlog behaals, de voordeden, zulk een in;>ewortelden wrok toesi droegenaangemoedigd en' onderfteund ftonden *, te worden; en dat in dit opzicht eenige Neu« s, traale en zelfs Geallieerde Mogenheeden, voors, namentlyk de Hollanders, niet zeer te betrouwen s, zouden zyn, hadden wybehooren te begrypen, „ dat het ons thans zoo gemakkdyk niet zoude vallen, ten opzigte van alle deeze laatften, zulk » eerj (*) Men vergeete mÜe, dat het een Enge'fchman is, die fc.er rpreefct. Wy voor ons houden die Ruptuur, aattzin mande Beputfet, voor ten uittrften onwettig. Men zie N°| 4-X. bl. 19. 20.] il De Ouderwctfcbe Nedert. Patriot,  ( IQ5) ;t een hoogen toon te voeren, als wy toen gedaafc 'p hebben." Voor zoo veel ik geïnformeerd ben, hebben wy te dier tyd niet alleen op eene vigo.,reufe en, „ billyke wyze ons recht uitgeoefFend, om Neu„ trale Mogenheeden en zelfs onze Geallieerden te; - verhinderen, de Commercie yan onze Vyanden „ te voeren en derzelver eigendom te dekken j „ maar wy hebben ook op eene geweldige wyze „ hun welgegrond recht vertreeden om hunnen „ eigen handel te dryven , en onze Vyanden te. „ voorzien met navale ammunitien en Scheeps-Ma- „ terialen , even zoo wel als met alle andere Koop- „ waaren, door geen TracUaten yerbooden, zoo. „ min als door dat gedeelte van het recht der Volkeren, het welk ten deezen opzigte , door alle; „ de Mogenheeden van Europa eendrachtelyk is „ aangenoomen. " „ Indien echter, volgens ons nationaal Spreekwoord, recht door Zee de befte Staatkunde is, :„ en zoo de regel van aan anderen te deen wat „ wy wenfehten dat aan ons mocht gedaan wor? „ den, eene billyke regel is, zelfs ten opzigte }, van onze Vyanden, hadden wy behooren te „ confidereeren, dat indien wy buiten ftaat waren geweeft om ons zclven van navale Ammunitien ^ en Scheeps-Materialen uit onzen eigen boezem, 0$ „of  of door onre eige Navigatie te voorzien, wy; ons zeer verongelykt en te kort gedaan zouden „ gereekend hebben, indien neutraale Mogenthee- den, of zelfs onze Vrienden en Geallieerden, „ ons geweigert hadden, of verhinderd waren ge- worden, om hunne Commercie met ons te voe„ ren, zoo wel in dit, als in alle andere takken „ van dezelve, door geen bedingen hoegenaamd in p voegen voorfchrecven verboden "« „ Wy hadden derhalven, volgens myn needrig rf, gevoelen, in zulk eene critique omftandigheid, een anderen, minder willekeurigen, en billyker ?J weg moeten uitdenken, om over onze Vyanden te triumpheeren: en niet alleen minder willekeurii> ge, en billyker middelen, ten opzichte van de ft neutraale Mogentheeden moeten in 't werk ftel„ len, maar zelfs vriendelyke en innemende mid„ delen moeten uitdenken, ten opzichte van onze Geallieerden, en voornamentlyk ten opzigte van f3 dc Hollanders". '„ Indien het my geoorloofd is eenig oordeel te 1, vellen over het geen eene gezonde Staatkunde „ in onze Minifters geweeft zoude zyn om ten „ opzichte van de Hollanders te adoptceren, hadM den wy hun behooren voor te flaan eene veranden ring en yerbeetering in onze Tradtaaten met „ hun^  t i«7 > - hun, en voornamentlylc in dat van 1674, og " het welk zy vermeenen dat hun reeht in dit op« zicht zoo onbetwiftbaar gegrond is. Wy had\ den het belang van hunne Commercie met dit " van de onze moeten verbinden, door het uitloo' ven van eenig temporair deel in dezelve; ten " minften in zooverre, dat de Stadhouderlyke Par" ty, dievooronderfteld word gunltig jegens Groot " Brittannien te denken, de handen gefterkt waren Z geworden, door het beneemen van alle recht, matige reedenen van klagtcn aan de andere par\] ty, die bekend is aan Vrankryk toegedaan te zyn". Tot dat einde hadden wy misfchien, onder andere douceurs, en hulpmiddelen, aan hen kun% nen aanbieden eene locale en temporaire uitzondering, ten hunnen voordeele, van de werking van " onze Adte van Navigatie, gedurende den tyd dat " wymet Vrankryk of deszelfs Geallieerden in Oor" log zouden zyn, waardoor wy in die gevallen " hunne Baltifche en Noordfcho Commercie, die " Vrankryk niet ftooren kan, tot ons eigen ge" bruik hadden kunnen aanwenden, met hen groo\ ter voordeden en vryheeden te vergunnen, als "„ zy van onze Vyanden konden verwachten ". Ik beken dat dit ruwe denkbeelden zyn, dog ' welke, na alvoorens wel bekookt of vcrwisfeld  X r£8 ) iftc zyn tegeüs anderen die tot het zelfde eind< „ (trekken konden, in de handen van zulk een „ .bekwaam Staats-handelaar, als Sir. Jofeph Yor$ ke bekend is te zyn, misfchien den weg had„ den kunnen baanen tot de vernieuwing van dien „ nauwen Band van Vriendfchap en Alliantie , „ welke nooit had behooren verbrooken te wor„ den, tusfchen deeze twee voornaame handeldry„ vende Proteftantfche Natiën; welker beftaan en £ invloed, in een meer uitgeftrekt, ftaatkundig en „ religieus ligt, tot hiertoe begreepen is geweeft, M van hunne onderlinge hulp en byftand af te han-. „ gen; uit eene overtuiging dat zoo rafch eene „ van beide komt te vallen, de andere weinig „ kans heeft om zich ftaande te houden; de „ eene tegens hare machtige en yverzuchtige mee„ dedingers, en de andere tegen hare niet minder ,,, machtige en heerfchzuchtige Nabuuren". „ Dan dit alles fchynt nu te laat; en ik « vrees dat niets a's eene totaale omwenteling in „ het Staatkundig Syftema van Europa , of zooda„ nigeanderebuitengewoonevoorvallen, alsalteen„ lyk van de beftiering der algoede Voorzienigheid „ afhangen, deeze twee voormaals zoo nauw ver„ bondene Natiën, zullen kunnen redden uit de ysfelyke moeijelykheeden in welke dezelve zig it gewikkeld vinden door deeze onnatuurlyke Vree- « de*  ( I69 ) ■tf debreuk. Maar de Hollanders loopen verre het h grootfte gevaar: want laat ons lot zyn hoe het „ wil, (en totaal vernietigd kunnen wy tog niet „ worden) zy lopen altoos gevaar van hunne onaf „ hankelykheid ah een Souverainen Staat geheel en t) al omvergejiooten te zien; —— het zy door de „ voordeelen die wy op hun mogen behalen , of „ door die van de Bondgenooten die wy vroeg oE laat ten hunnen koften zuilen verkrygen, om de „ heerfchzugtige pogingen te weerftaan van de „ Mogenheid onder welkers banieren zy zig thans „ begeeven hebben: of wel, in het tegenge- „ itelde geval, door die Mogenheid zelve, wel„ ke, na alvorens hunne verwydering van ons on„ herftelbaar gemaakt hebben, met geen ander „ oogmerk als om zich zelve te vergrooten, ein„ delyk geene zwarigheid zal vinden, een gemak„ kelyk Conqueft van hun te maken, of hun mis„ fchien alleen zal fpaaren op zoodanige voorwaarden, die hen' niets zullen overlasten, als den. „ blooten naam en nietsbeduidenden titel van een „• Souverainen Staat „ God geeve dat zy in tyds de oogen mogen openen over zulk een verfchrikkelyk dilemma; „ cn dat viy van onzen kant alles mogen toebren„ gen om hun dezelve te doen ontgaan, door zoofa danige middelen van bevrediging, als het nog ti  ( i7o ) j^in onze magt mag zyn, met veiligheid voor hun „ en voor ons zeiven, aan hen aan te bieden, of „ van hen aan te neemen, eer dat de fcheede aan „ weeder zyde geheel en al weggeworpen zy." „ Deeze, myn waarde Vriend, zyn altoos my~ „ ne gedagten op dit gewichtig ftuk geweeft. Zy zyn het nog. Doch wanneer ik overweeg dat dezelve alleen gegrond zyn, op publieke dade„ lykheden en maatregelen, en hoe weinig weten„, fchap ik hebbe van de min openbaare flappen en „ onderhandelingen, die in de Republiek mogen in „ 't werk zyn gefteld geweeft, om aldaar over de „ Franfche factie te triumpheeren, moet ik beken„ nen, dat in geval myne ide'en nopens het geen 't 5, welk had behooren gedaan te worden, aan ons Minifterie in tyds waren opgegeeven, dezelve misfchien a/s dan even bedriegelyk zouden zyn „ voorgekomen, als zy nu vrugteloos fchynen. ,ï Ik ben, ficc. P. S. De tyd my niet toelatende myne vertaling van den tweeden Brief in 't net te fchryven, zal ik de eer hebben U Ed. dezelve toekomende week te doen toekomen , tydig genoeg , om , indien U Ed. het goedvind , dezelve in uw volgend Blaadjen te plaatzen.  (171 ) Wy gaan over om volgens belofte, aan onzët Leezers een nieuwe Correfpondent bekend te maken. De volgende Brief is ons eenige dagen geleeden door een onbekende hand toegezonden. Myn Heer den Ouderwet/en Patriot! Wat voor een menfch zyt gy? ben je kort of lang, dun of dik, regt of krom-, ik wil u wel eens kennen ; draagt gy wel grote Henry Quatre gefpen en hoed? pryft gy de Franfche wel boven de Nederlandfche zeeden en gewoontens ? zweert gy wel dat door het fluiten van het concept Traftaat met de Americanen, en door het afperzen van Convoy voor onze Houdtfcheepen naar Breft, en het opbrengen onzer Suiker en Coffyfcheepen , ons Landt zeer gelukkig geworden is ? gelooft gy wel dat de Engelfchen geen geld, geen crediet, geen volk, en geen fcheepen hebben; dat de Zondt voor hunne Coopvaardyfcheepen toege floten, en voor de onzen open is; dat zy Gibraltar, Minorca, Guernfey, Yerfey, en alle hunne bezittingen zoo in Africa, Azia als America kwyt, en geheel uit de Zee weg gejaagt zyn; — Dat zy het Trac* taai van Cromzve/ hebben moeten intrekken, en dat wy hun dwingen zullen om ons voortaan eerft te groeten ? —, Ik geloof gy zyt in dit alles nog niet ge-  C 17a ) genoeg verlicht, en maar een rechte weetniet; gf zyt re koelzinnig, gy philofopheert te veel, enp dat het flegite van u is, gy hebt ons publiek beftuur nog niet bedild, ook geene publieke peribonen gelafterd, en het Plan om de Haarlemmer Meer droog te maken, ten eynde daar uit de koften voor den Oorlog te vinden (dat zoo wys door ons Patriotten verzonnen is) hebt gy ook niet aangeprefen; en niettegenftaande dit alles, durft gy u nog voor een Patriot uitgeven. Wat zal 'er nog gebeuren! Laat 'k u eens zeggen wat ik denk, gy zyt een ouderwecfen Styikop die zig inbeeld dat de Politieke en Godsdienftige Conftitutie onverandert moeten blyven; en dat zyn gekke herfchenfchimmcn. Als de vryheid van te mogen fchryven maar niet onderdrukt word, dan zal alles wel op zyn pooten komen, maar als gy tegen de zin der Patriotten met fchryven blyft aanhouden, dan moet u blaadje verbooden worden; daarom rade ik u vün fchryfwyzc të veranderen; laat uwe ouderwetfen Hollandfen kop A. la mode du Ion ton friferen, fchryf een vertoog over de zekere waarfchynlykheid dat in het aanftaande jaar, 150 Franfche, Spaanfche, en Hollandfche Liniefcheepen zullen combineren , omme alle de Engelfche Havens te blocqueren, dat dan de Groenlandfe, Straatdavis, Haring en Visfcheepen die wy niet nodig hebben, kunnen gebruikt worden, om die in de Engelfe Zeegaten te laten zin* feen; dat dan dat hovaardige Volk wanneer hunne Zee*  (m) Zeegaten aldus geflopt zyn, hun aan de bollen te A zullen moeten adres feeren , om den vreeden. af te fmeeken van die Ciceroos en Catoos onzes tyds , die zoo veel liefde voor onzen Stadthouder hebben, en die wel een apart conceptTractaatje zullen maken om 15 P. Ct0 te profiteren. Als gy dit vertoog wel uitvoerd, zullen wy u tot mede fchryver des tegenwoordigen tyds promoveren, en tot bewys dat gy voor een waar Patriot aangenomen zyt, u door den wylen eerwaarden Schryver der Noordhollandfche of Dicmermeerfche Courant, of deszelfs Dienftmaagd, een Amfterdams Harnasje zenden ; dan zullen uwe blaadjes by alle Boekverkopers voorhangen , in de Coffyhuyfen op tafel leggen, naaft de Politique Hollandois f en de Poft van den Nederrhyn , en gy zult in de fmaafc vallen van die Edele Patriotten die a la Henry Quatre door het Landt loopen. Maar zoo gy halftarrig blyft , en ouderwets voortfchryft, dan zullen wy, wy waare echte, en onvervalfchte Patriotten, u over al fwart maken, en zeggen, dat gy om brood fehryft, dat u harfenen in de Lomberd ftaan; en als wy zeggen dat gy een Engelfche Loontrekker zyt denk dan dat ik u gcwaarfchuwd heb dat het water nat is. Ik blyve nog u Vriend. Hedendaags Patriot. P A N T-  ( 174 ) ANTWOORD. Daar het de Ouderwet/» Nederlandfcïie Patriot, om van zyne denkwyze af te gaan en de Heedendasgje aan te neemen, tot hier toe alleen eenvoudig heeft gemangelt aan overtuiging, belooft hy zig, ter zyner verlichting, veel voordeel, indien de Reedandaagfe Patriotten hem nu en dan, gelyk de bovenftaande, met een Brief willen vereeren. Ondertusfen kan hy zyne eerbied en verwondering niet genoeg betuigen over het diep en wel uitgedacht Plan , om door middel van het droogmaken van de Haarlemmer Meer de kojlen van den Oorlog te vinden ; vermits behalven de importante fommen welke dc* verpondingen van deeze drooggemaakte plas in 'sLand's kas zullen inbrengen, veele duizende arme Slagt-offers, die anders door gebrek aan werk, en de verdere gevolgen van den Oorlog , gedreigt werden eerltdaags van honger te zullen moeten fterven (en daardoor wel eens zouden kunnen overflaan tot een ftreng onderzoek naar de aanleidende oorzaken van onze tegenwoordigen Oorlog met Engeland) nu met voordeel aan de koft geholpen zullen kunnen worden, door hen te gebruiken tot het graaven van den Ringfloot, en het maken der benodigde Bedykingen &c. Beetcr was het ondertusfehen misfehien geweeft geen  ( 175 ) geen concept Tractaaten met de Americaanen te maken , en de Fr: — hun eigen hout en hennip uit het Noorden te laaten haaien maar, zoo als 't fpreekwoord zeid , Tt Iaat bedacht, Heeft meenig in berouw gebracht. E. Op het ogenblik dat ik , Ouderwetfe Nederlandfe Patriot, dit fchrift aan den drukker wilde zenden, ontfang ik by geval een oude Franfche Parysfche Courant, te weeten die van den 17** Aug. laaftleeden. Ik vind daarin met genoegen een vertaaling van het Rapport van onzen dapperen Vice-Admiraal Zoutman : maar e'e'ne omisfie geefc my eenig nadenken. De Paryfenaar heeft niet goedgevonden van het Pofl-fcriptum gebruik te maken, waarby onzen Held aan zyne Mede-Helden de juftitie doet ervaaren, en hun het loffelyk getuigenis geeft van gevochten te hebben als Leeuwen. Wat mag de reede weezen van deeze uitlating, denk ik by my zei ven. Zoude het ook wcezen, dat die welfpreekende Nieuws-fchryver niet raadzaam heeft geoordeelt, en impoliet heeft gevonden, om aan zyne Landgcnooten, door meldinge P 2 te  ( *7* ) te maakcn van onze Hollandse Leeüwen, die op den 5den Aug. zo ontzacchelyk gebrult, en zoo deerlyk van hun afgebeeten hebben; op een onaangenaame wyze te herinneren de Fr ... e en Sp . . . . e Schaapen en zagtmoedige Lammeren, die al'bleetende heromzwerven, nu en dan een kromme fprong maakcn, en herwaarts en derwaarts galopecren maar niet byten'i Dit is Hechts een gisfing, welke ik aan het oordeel myner Leczeren zal overlaatcn, en een vraag die ik niet in ftaat ben van zelfs optelosfen. . Uit myn Neef , die daar vlak over my zit aan het hoekje van den heerdt , kan ik niets anders haaien als zyn gewoone en euwige grimlach. De jongen maakt my dol . ik gaa hem onterven. W. Behalven de Brief van den Heer E. en die van den Heedendaagfen Patriot, waarvan wy in dit Nummer hebben gebruik gemaakt, zyn ons nog verfcheydene andere brieven en pakjes ter hand gekomen , waarvan nader. Eenen echter onzer Correfpondenten zyn wy van meeninge om terftond te expediecren. De Brief en ftcekelige Veerfen van Juvenalis zyn ons wel geworden. Juvenali: en  ( 177 ) en zyn's gelyken gelieven eens voor al teweeg ten , dat wy niet van zins zyn , om van pas-, kwillen en perfonaliteiten, hoe geeftig ook, ooiC eenig ander gebruik te maken, als om 'er onze; pyp meede opteftecken, en, fchoon wy het met; veele Amftcrdammcrs gantfch niet eens zyn, be-; houden wy voor alle Regenten een bchoorlyK refpeófc. Hoe men in het politieke ook mog4 denken, zyn echter de Ed. Groot Achtbaare Hee-f ren Temmink en Rendorp , in veeie opzichten onze achting en eerbied waardig, en ver verheeven boven den vuilen lafter en onbeweezene befchuldigingen van eenen Juvenalis. Deeze Correfpondent had behooren te bedenken , dat het veel gemakkelyker is te befchuldigen als te bewyzen»' en te lafteren als te overtuigen; maar op bewyzen en overtuigen komt het alleen aan. Hy en anderen zullen wel doen van dit nooit uit het oog te verliezen. Wy hebben zyn Gedicht met verfoeijing geleezen en verfcheurt, en begeeren Yerder niet van hem te hooren. Alle de geenen , die aan de Schryvers van den Ouderwetfcbe Nedsrlandfcbe Patriot iets zouden willen melden of doen toekomen, worden verzocht het zelve onder Couvert te adreffeeren aan P. F. Gojje, "oej" verkoper van Zyne Doorluchtige Hoogheid in S i*ge,by wiendit Blaadjen Wekelyks word uitgegeeven. P 3   DE OUDER WET SË NEDERLANDSCHË PATRIOT* N». X. A auratis volitans ar gent tas anfef Perticibus, Gallos in limine adejje canebat: Galli per dumos aderant, Arcemque tentbantt Proteüi tenebris & dono noblh opa&x. , Virg. jEneid; L* 8: Myn Heer, Ik beken dat het met eenige fchroom is, dat ik u myne vertaaling van den tweeden Brief van den Heer *** toezende, om dat zyn Ed. in dee« ze overgaat tot het detail van de innerlyke oorzaaken en beweegreedenen, die, volgens zyn gedachte , by ons aanleiding gegeeven hebben tot de tegenwoordige ruptuur met Groot Bfittannien. Trouwens de oorfprongelyke Engelfche Brieven; zyn gedrukt en voor een ieder te bekomen evetë als de dagelykfche Engelfche Nieuwspapieren i waar uit onze Courantiers gedurig zulke u'ittrekfels overneemen als zy goedvinden; Deeze overtyéeging"neemt alle bedenking by myweg; fê < Q meef  ( i8o ) meer daar ik my niet behoef uit te laaten, in hoff verre ik de begrippen van den fchryver voor de myne aanneeme. Itc zal my der hal ven eenvoudig tot dezelve ref^reeren; en aan u, Mynheer , en aan 't Publicq overlaaten om te oordeelen, in hoe verre zyne Reflexien gegrond zyn of niet. Ik heb de Eer te zyn, &c. — m • * ■%mtmtmmÊmmumÊÊmÊÊmmmmmmmmmmmmmmm I X. Tweede Brief van een Heer uit het Weftelyk ge* deelte van de Stad, aan zyn Vriend in de City (*). Myn Heer, st Ik ben niet weinig geflatteerd van te vindefr n< dat myne gedagten over onze ruptuur met de j, Hollanderen, zoo volmaakt met de uwen over& eenftemmen, dat gy verlangt dat ik dezelve wil„ de in 't licht geeven, of u toeftaan het zelve te doen. Dan, fchoon ik al toeftond, dat zy zoo „ interesfant waren, als het u behaagt dezelve te „ doen (*) Toe onderrichting van die geenen, die deese benamin» gen niet mochten verftaan, dient, dat tVeflminfter of bet Wejtetjk gedeelte van Eondon , eigentlyk dat gedeelte is , waar hes Hof zyne Refidentie houdt , en dat de Oude Stad of de Gij jjat gedselte is, waar de Kooplieden wosnen.  C 181 ) jf doét voorkomen, beken ik niet te kunnen ziefi 'jf if nu de zaaken zoo verre verloopen zyn, hoe de„ zelve kans zouden hebben, om eenig goed meer; „ te doen; veel min om eenigcn invloed te hebben op de maatregulen die door beide Natiën f) verders genoomen kunnen worden ; het welfè „ echter volgens myn gevoelen de eenigfte be„ weegreeden moet zyn van diergelyke uitgaven. „ Edoch dewyl gy hoop fchynt te hebben dafe „ myne idéés evenwel van eenig nut in Holland! „ zouden kunnen zyn, uit hoofde van de gelee„ genheïd die gy hebt om gedrukte Exemplaaren, van onze briefwisfeling aan uwe handeldry-» }) vende correfpondenten in Rotterdam en Middel* „ burg te zenden , heb ik 'er niet tegen dat gjr „ dezelve doet drukken, en daarvan zoodanig ge-* „ bruik maakt als u goed zal dunken. In dat; f, geval kunt gy uwe uitgave vermeerdéren mee „ myn antwoord op uwe tegenwoordige vraag; „ namentlyk: Hoe het mogelyk is dat de Hollan„ ders, onder de Regeering van een Stadhouder, }> van eene Alliantie hebben kunnen afgaan, aafl „ welkers fteun die zelfde Stadhouderlyke Regee-* „ ring haare Erfielykheid verfchuldigt is, en aan „ welke Regeeringsform gy veronderftelt (ik hoop „ en durf zeggen met grond) dat zy nog ver- knocht zyn ? "  C 182 > 'i, Het valt makkclyk te begrypen dat dit moefi toegefchreeven worden aan eene zwakheid in „ de tegenwoordige Regeering, en aan den over„ weegende invloed van eene winzuchtige Com„ mercieele Factie, welke de Franfchen in hunne „ belangen hebben weeten te trekken en aan zich „ te verbinden , door grootfchynende uitfluitende n gunften en vryheeden; — en misfchien eenige „ van deszelfs byzondere Leeden door geheime „ omkoping. " „ Het is derhal ven zeer waarfchynelyk, en mis„ fchien aan onze Minifters niet onbekend, dat „ het de overmacht is van die Factie (fchoon niet 9, bemind by het volk) die den Stadhouder , in dit tydgevvricht dwingt, om voor een korten „ tyd de belangen van zyn Huis, en zelfs die „ van de Rcpublicq op te offeren aan het enkel be„ houd van de tegenwoordige conftitutie; in hoop' 9i dat wanneer het volk in 't algemeen andermaal zal „ in 't harnas gejaagd zyn, door de gevolgen van onze ruptuur met hun , het zelve weeder tot „ hem haare toevlugt zal neemen, en dst het Stad„ houderfchap alsdan tot deszelfs voorigen luiiter en macht zal herfteld worden, door het geroep „ des volks, en beweegingen van gelyken aart als „ die , waardoor het zelve voormaals is onder„ fteund en herfteld geworden , na dat het een „ tyd lang onderdrukt of vernietigd was geweeft dooi  ( 1*3 ) door foortgelyke Factiën, als die', welke thans ia „ de Republiek de overhand heeft. " „ Dit alles is licht te begrypen en misfchien by „ ons niet onbekend ; — doch het geene volgt „ is meer byzonder gegrond op myne eige ken„ nis , en iteunt op de befte cn authentiekfte infor„ matien, die ik heb kunnen bekomen ; en zal „ derhalven waarfchynlyk niet onaangenaam aan „ ons publiek in Engeland zyn , indien gy befluit „ deeze correfpondentie aan het zelve meede te „ deelen. " „ De zwakheid van de Stadhouderlyke Regee'„ ring is trapsgewyze toegenoomen door de ge,, volgen van eene verkeerde Staatkunde, waar„ fchynlyk geadopteerd door de geheime Raadslie„ den van den Overleedenen Prins van Orange, „ toen het Stadhouderschap is herfteld geworden « en Erflyk in zyn Huys is gemaakt door een op-. „ itand van het volk. " , Veele begunftigers van die Staatswisfeling, „ die vrywillige en yverige bewerkers van dczel„ ve waren geweeft, wierden agter de bank ge„ fchoven 9 om plaats te maken aan bekende do? „ delyke vyanden van de Stadhouderlyke Regee„ ring» diC door die zelfde Revolutie gedwongen Q 3 » wa"  ( «»4 ) w waren geworden zig aan dezelve te ondcrwcr„ pen. " „ Deeze laatften waren niet alleen door zyn j, Hoogheid op eene pryswaardige wyze bciehermd „ geprorden tegen den haat van het volk, welken „ zy zig op den hals hadden gehaalt door hunne s» vuile en geweldige Cabaien t.gens hem; maar 9, na dat de opftand gefuft was door zyne bevor3, dering tot het Stadhouderichap , liet men hen zelfs in hunne waardigheeden als Regenten in 9, de relpeCtive Provinciën, en als Gedeputeerden „ in de vergaderingen van Staat continueeren; en 9, wat meer is, de Stadhouder itrekte die toegee„ venheid zoo verre uit, dat hy hen tot de lucraft tiefite Ampten bevorderde. " ~s9 Daar en boven wierden hunne vrienden en J, nabeftaanden even zeer,en zelfs boven de vrien„ den cn nabeftaanden van die geenen, welken de 9, bewerkers waren geweeft van de Revolutie , 3, waar door het Stadhouderfchap was. herfteld ge9, worden , begunftigd met zoodanige Civile en „ Militaire Bedv ningen, als alleenlyk ter difpofiv tie ftaan van den Prins, als Stadhouder, enCa?, pitein en Admiraal-Generaal van de Unie. „ Dit alles deed men ongetwyffeld in de voor- » on-*  i 1%) „, onderftclling dat hunne heerfchzucht en inhaiig„ heid, welke de beweegreedenen waren geweeft „ van hunne oppofitie regens de herftelling van het 'M Stadhouderfchap, dus voldaan zynde, evenals 1 of die herftelïing geen plaats had gehad, zy daar door aangefpoord zouden zyn geworden, „ om de nieuwe Regeeringsform te onderfteunen, „ met denzelfden yver als zulks gedaan wierd „ door die geenen, welken dezelve alleen bevor„ derd hadden uit een grondbeginfel van waare „ vaderlands liefde. „ De uitkomft bewyft thans hoe bedriegelyk „ die vooronderftelling is geweeft; terwyl wel verre van den invloed van dtn Stadhouder op „ de maatregulen van de Republiek ten opzichte „ van de vreemde Mogentheeden je bevorderen, „ zy daarentegen de helpers en onderfteuners zyn , van eene Faétie, die hem allen invloed op het ', Buitenlandfche tracht uit de handen te wrin„ gen. (*) „ Doch (») De Engelsman had hier wel kunnen opmerken, dat hetzelfde edelmoedig Siftéma in zyn eige Land gevolgd is, vooral in het begin van dezen oorlog, en dat men *er daar even (leent mede is uitgekomen: De Generaal Gage, de Generaal Burgoyae,beide broeders Hom, en nu laatft de AdmiraalKeppel waren bekende Wbigs en in de beginfel» van de Oppofaie. Om hen te Winnen, heeft men hen het bewind gegeeven, en met aanzienïyke, IncratiYe poften en commandos begiftigd} ja wat meer is, Q4  ( 186- > J, Doch zy gaan nog verder, en verydelen in een gclyke mate het conrtitutioneel en wettig gezag van den Stadhouder ten opzichte van de binïienlandfche zaaken van de Republiek, en de handhaving van de Unie waarop dezelve geveftigd is." „ Ik kan zeer beflisfend op dit ftuk fpreeken , ?, uit hoofde van de kennis die ik voormaals ona, der hun bekomen heb van de natuur en uitges, ftrektheid van dat Gezag. " „ Het (erwyl zy Militaire» waren, heefc me» gedacht hen door een bejginzel van eer te kunnen verbinden aan de ware belangens van •liun Vaderland en van de Kroon, en niet gefchroomd het beslier van den oorlog aan hen op te dragen. En hoe is mea "er mede uitgekomen l dat deeze Leeden van de Oppojitie, of ten minfte zommige onder hen , geheime Correfpondentien an Vranlryk en America hebben , om den Oorlog gaande te honden, even als dezelve in Briefw/sfeling zyn met zemmige vaa onze Bollen, met geen ander oogmerk als om dezen al mcede tegen hun Vaderland op te zetten , en het Minifterie hoe langer hoe meer in verleegentheid te brengen, om daardoor eindelyk het Hecht alleen in handen te krygen, eti den Koning ft dwingen zig van hunnen raad , met uitsluiting vam alle andere , te bedienen: dus zyn wy de Du- jses van die zelfde Lieden in Engeland, welkers geruchtmakende Patrioiismus, aan de onze tot model diend, en met zoo veel blinden yver door zommige voormaals bekende admiraieurs der Engelfchen werd nageaapt. En op wiens kop komt dit al- jes eindelyk t'huis? Op die van het arme Volk, dat de Iaden van den Ocrlog moet dragen; terwyl den mislyden Koopman, MilliOENEN op Millioenen veriieft, tn den Koophandel jelfs naar elders verleid werd. Ondertusfchen kon een enkeld Woord ons misfehien nog behouden, — (Aanm. van de O. N. V.)  (mi ~ Het is uw' bekend , myn vriend, dat in» „ myn jonge jaaren toen ik myne rysluft voldeed, „ hun Land en deszelfs Regeeringsform de begun-* ftigde voorwerpen van myne wcetluft waren. „ Dit deed my meer dan eens, verfcheide maan-» ,, den agter een, myn verblyf houden, niet alleen „ in den Haag, maar ook in zommige van hunne „ voornaamfte Steeden. Een van myne uitftappen „ by hun, was kort voor de verheffing van den „ laatftoverleedenen Prins van Orange,tot de waar-* „ digheid van Stadhouder Generaal ; en op eer* tyd dat de voordeeligheid van het Stadhouder„ fchap fterker dan te voren te beveiligen, heftig „ onder hun gedebatteerd wierd. Ik had toen hun„ ne taal genoeg geleerd, niet alleen om gemeenzaam met de Hoofden van beide partyen te kun„ nen omgaan; maar ook om met vrucht alle de „ Hiftorifche en Staatkundige fchriften te leezen, „ waarmeede hunne Drukperfen, op dat gewicht ;, tig ftuk, onophoudelyk bezwangerd waren. '* „ Ik heb altoos begreepen uit het geen ik hoor„ de en las van de plichten die een Stadhouder, ,, Capitein en Admiraal Generaal van de Zeven ver„ eenigde Provinciën incumbeeren , en van de „ macht die in hem, als zodanig, geveftigd is, „ dat hy de befchermer en bewaarder van hunne Unie zyn moet: — En dat zoo wanneer eeni0, ge Provincie , of ondergefchikt Lighaam van Q 5 » Staat  ( m ) •5) Staat, of wel eenig byzonder Lid van het zch i| ve, eenigen inbreuk op die Unie mocht willen „ onderneevnen, of dadelyk ter uitvoer brengen, „ het zy door het doen van eenige openingen aan „ vreemde Mogentheeden, of het aangaan van ver„ bintenisfln met dezelve, dat alsdan de Stadhou„ der in zyne qualiteit verplicht en gerechtigd was om de liurgerlyke en des noods de Militais, re macht te gebruiken, om zodanig een gevaar» lyken inbreuk voortekomen, of te verhelpen en pc zelfs te ftraffen. " „ Niets derhalven fchynt my toe, een fterker „ bewys op te leeveren, dat die Unie verbroo„ ken is, en dat de macht en invloed van den „ Stadhouder om dezelve te bewaaren en te hand,, haven, tot de uitterfte laagte gekomen is, als „ de fchandaleufe en gevaarlyke ftrafloosheid, waarmeede de Stad van A m, niet alleen SJ gefoiücitcert en bekoomen heeft , eenzydige M voordeden en vryheeden van het Franfche Hoft ten behoeven van Uaare eige Commercie, met . uitfluiting van alle de andere handeldryvende s, Steeden van de Rcpublicq ; maar zich ookverftout 9t heeft te negpeieeren en te fluiten een Tractaat „ van Commercie met onze rebelleerende Colo„ nien, zonder dat alvorens zaaken van dat gesa wigten nafleep, in deliberatie waren gebragt, s9 en zy tot dezelve gemachtigt waren door de ,» ver-  ( i89 ) Vergadering van de Staaten Generaal, of Uoof die van de Provincie, in ieder van dewelke de Stadhouder toegang heeft en voorzit." „Ja, wat meer is, volgens de berichten die my „ van goederhand onlangs zyn toegekomen, kan „ ik u zelfs verzeekeren, dat de Loontrekkende „ Factie, die de belangen van Vrankryk is toege„ daan en bevorderd, niets minder op het oog „ heeft, als om, zoo dra de zaaken daartoe ryp „ zullen zyn, de Reiblutien te doen herroepen, „ waardoor het Stadhouderfchap , zoo wel pro„ vinciaal als generaal , Erflyk verklaart is; en „ dus andermaal geheel en al te vernietigen eene „ Regeeringsform , welk het befte gedeelte uit* „ maakte van hunne oude Conftitutie: • Eene „ Regeeringsform, welke van ouds de voornaam„ fte fteun geweeft is van hunne privilegiën tegens „ de ufürpatien van hunne tyrannieke Souyerai„ nen, en aan welke zy den gelukkigen uitflag „ van hunnen opftand tegens de laatfte derzelve te l danken hebben: Eene Regeeringsform ein- „ delyk onder dewelke hunne vereeniging is te weeg gebracht, en hunne onafhankelykheid als „ een Souverainen Staat is beveiligt; aan welke zy „ alle de Heldendaaden verfchuldigd^zyn, die hen „ eindelyk de erkentenis van hunne independentie en Souverainiteit hebben bezorgd, zoo door.de tyrannifche en machtige Monarchie onder wel- „ke  ( ïf>0 ) ke zy bukten, als door de andere Mogenheeden van het vafte land; en die hen naderhand dien „ invloed en dat gewigt in de Balans van Europa „ hebben gegeeven, welke zy nimmer zoude heb't, ben kunnen bekomen zonder de groote krygsverrigtingen, die hen zulk een roem verworven „ hebben." „ Dit gewigt in de Balans van Europa hebben „ zy altoos of verlooren, of door verkeerde mid„ delen zoeken te maintineeren, die hun meer „ dan eens tot op den oever van hunnen onder>, gang gebragt hebben, zoo menigmalen als zy „ zig zeiven zonder Stadhouder hebben willen re„ geeren, of zyne Conftitutioneele macht hebben trachten onnut te maken, door hunne Cabalen „ tegens zynen wettigen invloed en gezag in hun- ne politieke belangens." „ In dit laatfte geval bevinden zy zich tegen„ woordig , door den onderdrukkenden invloéd „ van de Faclie die thans onder hun bovendryft; „ en van welke ik vrees dat zy in dit gevaarlyk „ tydftip de verderfelyke uitwerkingen zullen ge„ voelen op een wyze, die hunne herltelling voor „ altoos onmogelyk zal maken; ten zy misfchien „ nogmaals a , j> « Ik ben, &c." —«  C Ml Wy zullen ons, op het voorbeeld van den Heef Vertaalder, voor als nog onthouden, om onze gedagten te uitten over deeze twee remarquable Brieven: en voor het tegenwoordigen ons vergenoegen met te zeggen, dat wy het met Zyn Ed. eens zyn nopens het gebruik of liever misbruik welk onze Patriottifche Courantiers weeten te maken van die pasfages in de Engelfche Couranten, die in hun kraam te pasfe komen. Om hun egter eens vooral te toonen hoe gemakkelyk het zou vallen , om uit die zelfde Engelfche Nieuwspapieren zodanige artikels over te neemen, waardoor het Hollandfch publiek overtuigt zoude kunnen worden, dat het doelwit van deeze Amjlerdamfcbe Lievelingen in Engeland niet minder bekend is als hier, zutlen wy onze Leezers nog de volgende vertaaling nit een der St. Chriftopher s Gazettes meede dee* len, aan dezelven overlaatende, om uit het gedrag van zommige onzer Amfterdamfe Bollen, en de gevoelens van zommige hunner geliefde Schryvers, te betruiten, in hoe verre de volgende Brief Tcort'na de ontdekking van de papieren van Laurens gefchreeven, voor autentiek gehouden moet wor-i den , of niet.  ( '9a 3 TfIT de ST. christopher's GaZETÏE." "Bxtracl uit een Brief uit Amflerdam den & December 1780. „ —Dog op dit ftuk hebt gy het grootelyks mis* -f> Het is waar de waarfciiynelykheid was tegens „ ons. Het grootfte gedeelte der Kooplieden, en f, zed's van den Stads-Raad keurden ons gedrag af; en ut om openhartig te fpreeken, wy waren gantfch „ niet zonder vrees toen dat gedeelte van ons ,> geheim aan den dag gebragt wierd: dan, ver- gun my te zeggen, dat het 'er verre van daan », was, dat wy de moet verboren gaven, zoo als it gy u fchynt te verbeelden; en zonder die onver*>: wagte omftandigheid van het fpringen van een „ onzer voornaamfte Onderhandelaars van de af„ liantie met America, en het befpottelyke welk M dat voorval op onze Commercie Traótaten te rug fi kaatfte, zouden wy. alle onze befchimpers heb* it ben kunnen uittarten. Gelukkig heeft Hy tb- ,, gens wien alle onze ontwerpen inge" ,> richt zyn , nooit de minfte argwaan over onze „ oogmerken gehad; of zoo Hy die gehad heeft „• tt heeft Hy de geleegentheid laaten voorby gaan, „ om ons in onzen loopbaan te ftuiten; en fchoon „ de andere Leeden van de Republiek fcheenen „ lont te ruiken, en een tyd lang af te houden, „ hebben wy hun fpoedig te rug gebragt; en wy tt zullen vervolgens wel middel weeten om dat » £«1  (193 i is Stzao over ïlun te houden» waartoe wy ;tSfc „ hoofde van onzen Rykdom, en de moed en be„ kwaamheid van onze Hoofden geregtigc zyn*: want uit aanmerking van de groote quota welfe n wy in de algemeene Laften van de Rcpublik draw gen, en dat ecmge van de befte Bollen van den „ Staat binnen onze muuren rëu'deéren, zouden wy verdienen uitgelachen te worden, zoo -vyy/, „ de Republik niet na onze zin regeerden: —— en regeeren zullen wy dezelve, dat beloof ik ü,„ en daarvan kunt gy onze vrienden de IterktVe „ verzeekeringen geeven. —" „ En wat het groot obftakel betreft, zoo als gy r„ het gelieft te noemen, dat heeft in waarheid „ niets te beduiden. Alle onze batteryen zyn te„ gen hem ingerigt, en Hy kan het niet houden. „ 't Is waar men zegt, uw Koning onderfteuht „ Hem; maar goeden Heer, dat zou juift eenreé„ den zyn, om ons te beveiligen in ons plan, om „ dit Land geheel en al van Engeland te vervreem„ den; en het komt my voor dat wy 'er ver genoeg „ in gevordert zyn, om de onderfteuning van de „ Britfche Natie zelfs fataal aan het Huys va» „ Orange te maken. „ Van allé dé Plans die gy zegt dat 'uwe vrienden'hebben, óm de twee Natiën weder te ver^ eenigen, is 'er maar t&is, dat Yoor ons annee-  C ^4 > Sr méyb tt cu kan zyn. Laat Engeland zig ver-s t> binden om den stadhouder te verlaaten j 'it en ons de handen vry geeven om onze „ natuurlyke invloed te gebruiken om de „ Constitutie te herstellen op den voe-t „ zoo als dezelve was voor het Jaar 1747'. Indien uwe Minifters daarin bewilligen willen, „ zal het overige ras gevonden worden; maar al „ het geen zy buiten dat mogen aanbieden zal „ vrugteloos zyn. Öan zullen wy hun dwingen '„ om tot een ruptuur te komen (*), en van dat „ ogenblik af aan zyn wy volkomen meefter, en i} zullen duizend wegen voor éè'n vinden om ons „ werk te voltooi jen, en om ons te ontdoen vart die hoe zal ik Hem noemen? . die zo- 9, genaamde Moderateur, die wy niet van noit den hebben, en zonder wien wy de directie „ van alles zouden hebben. Hier in het eens met „ eikanderen Zynde, zullen de middelen om een „ Vreede te weeg te brengen niet ontbreeken; „ maar zoo wy deeze gelegentheid, die ons zoo „ fingulier bevoordeelt laaten voorby gaan, zullen j, wy 'er nooit een diergelyke weeder vinden. „ Geloof my dan, wy zyn op dit ftuk onverbree- „ ke- • ('») Den Lee2er werd verïogt met den datum van deeze , Extraft Brief te raadpleegen. ( Aanm. van de O. N. Ps«  t *95 ) „ kelyk vercenigt, en ons befluit is onherrocpelyiÜ „ genoomen. „ Onze infinuatien, of liever beloften aan detf 3, Fr: — Ambasfadeur waren alleenlyk ingerigt om Hem naar onze inzigten te doen arbeiden, Hy „ denkt dat wy zyne Dupes zyn, en de waarheid „ is, dat Hy de onzen is. Wy kennen Hem at te u, wel om ons aah Hem te betrouwen. Laat uw, „ vrees ten dien onzigten geheel ophouden. Het eenigfte dat gy tc doen hebt, is, dat gy duide„ lyk en klaar te verftaan geeft, dat zoo men van uw, „ kant van de Zee verzuimt gebruik te maken van „ het middel dat hu aangebooden word om onze „ conneöien te herfteilen, de omftandigheeden s',' ons zullen nootzaken, om óns, en zelfs dc Rei, publik aan Vrankryk over te geeven, mits zy if ons van den Stadhouokr ontdoet. Wy zullen „ dan wel middel zoeken om ons naderhand vatt „ haar los te maken. „ Indien uwe Minifters nog eenige twyffel heb-' „ ben aan ons gewigt en onzen invloed in den 'U Staat> laaten zy zig herinneren de Refölutie om „ tOt de GEWAPENDE NEUTRALITEIT tS SCCC- „ deeren, welk eeniglyk en alleen door ons toeff doen' genoomen is, en doorgedrongen is ié. gens de fundamenteele wetten van dê » Constitutie, meer door ons credit en onzen R // tóf  ( LP* ) 3, invloed op de onderfcheide Leeden in de Steeden „ en Provinciën, als door de drogreedenen van „ den , hoe overvloeijende dezelve ook j, by die geleegentheid daarmeedc geweeft is." Nog eens, dit zy genoeg om aan onze Patriottijche Nouvelliften en Blauwboekjes fchryvers te bewyzen, dat ons niets gemakkelyker zoude vallen, als om uit die zelfde Bronnen, waaruit zy zoo veel verbitterende artikels overneemen, hun even zoo onaangenaame pasfages toe te dienen. Dan in hoop dat zy, by de aanftaande vergadering van liet'Parlement, de Aanfpraken van de Leeden van de voor en tegen party, in hunne volle lengte zullen overbrengen, of evenreedig verkorten, ten einde de Natie van de waare gevoelens van beide partyen onderrigt mag werden, zullen wy voor het tegenwoordige het hierby laaten beruftcn. E. De Poft van den Needer-Rhyn, ik wil zeggen de Politique Hollandais neen tog de Poft van den Needer-Rhyn (fo echter ons geheugen ons geen poets en fpeelt, want wy hebben beyde blaadjens reeds gebruikt) befchuldigt ons van t= wee-  ( 197 ) weczenloon-trekkers en huurlingen van Engeland: Her is onvriendelyk en gantfch niet chantabel van Mynheeren de Poft, van dit geheym te hebben aan den dag gebraeht , en ons te hebben verklikt; maar de zaak in die termen zynde , vinden wy ons tegens wil en dank verplicht om tot bekentenisfe te komen. Ja Leezers, het is waar, fo waar als den Alkoran; wy worden betaalt voor onzen arbevd, wy trekken voor yder van onze blaadjen» IOoo Guinjes, zegge duyzehd Engelfche goude Guinjes. Die wordéü ons regulier t' huys gezonden door een bekend Amfter lamfch Compton■ f morgen wachten wy ons tiende payemcnt, en. de quitantie lecht reeds klaar. Boven dien hebben wy voorleede week een diamanteSnuyf-doos ontfangen met het portrait van Koning George, beneeven* eenfraaijen Engelfchen hengft, van Arabifchen bloede , waarvan vader eh moeder waren Othcllo enLady Mary, en waarop ik Oüdérwerfe Nederlandfche Patriot, met myh lange* en net-geplooyden das, van meemnge beii aahftaande maandag en volgende daagen op de Haagfche wacht-parade in hët publicq te verfchynen. — Al wie het menfchelyke hart kent, fel licht begfypen, dat rk aan Mynheeren de Pbft nóyt fel vergeeven, van my deeze hatelyke confesilé te hebben afgeperft. Wat beweeg-reedén heeft hun dog kunnen overhaalen, ommy fo leelyk te verraaden? Jaloufie, Leezers, loutere jaloufie. Gelieft te weeten, dat zyluyden geen enkelen duit trekken nog van Amfterdatn nog Ra van  C 198 ) yan Vrankryk. Beyden zyn te veel verlicht om fulke Schryvers tot fchryven te noopen. Prullen doen aan een goede, laat itaan aan een kwaade zaak, meer kwaad als goed. Het is echter fo waar als onbegrypelyk, dat het Rebelleerend Congres hun eens door fyn Excellentie Laurens, ik wil zeggen door fyn Excellentie Adams , een Americaanfch Bankbriefje van 1000 daalders heeft doen offreeren, maar zy, die op haar manier nog al flim zyn, in tegenitejjing van ons die zy dwaas noemen; vernoomen hebbende, dat de innige waarde van zodanig Bank-briefje niet meer was als 10 a 11 ftuyvers Hollandfch, hebben voor dat aanbod edelmoediglyk bedankt, Dus fchryven zy enkel uyt liefde voor Patpa, uyt dolle drift voor let Stadhouderlyke Huys. Hun gedrag is prysfeJyk, maar hun voorbeeld is voor ons onnavolgeJyk. Wy vinden het geld foet, wy zyn te veel gewent onze vingers blauw te tellen aan Engelfche tnoney, wy zullen voortgaan met te trekken. Sommigen onzer Leezers, die ons met de mond zullen Jaaken , zullen ons misfehien in het hart vryfpreeIcen. Hoe het ook daarmee^ zy, Leezers, oordeelt pasfehen ons en Mynheeren de Poft, en oordeelt onpartydig: maar wanneer gy al het' voor en het teegen wel fult gewikt en gewoogen hebben, en op het punt zult weezen van vonnis te itryken ' fo verheft echter niet uyt het oog, dat zvy door" Koning Georges goedheyd in ftaat zyn geftelt om yette fooijen uittedeelen, en zy arme Duivels niet. Een,  ( ipj ) Ken woord tot U, Courantier van Zuid-Holland! Magnis inimicitüs clarefcere is ons devies. Wy zoeken ons een naam te maken door groote luyden aanteranden. Dat zal zeekcrlyk veel leeven, veel geruchts maaken. Men kan in de Son niet fpoegen ibnder dat het fist. Wy bekennen geen portuur te zyn voor dien Held en voor dien Reus, maar wy zyn vol moeds, Heeft niet David Goliath verflaagen ? en waarom zouden wy banger zyn voor den man van Woerden, als David voor den man van Gath ? Is de eerfte van die twee Kampioenen gewaapent (: gelyk de Jaatfte was:) met een yzer panzier, en voorzien met een fors gelaat, een fpies als een weevers-boom, en een item als een klok? Neen, hy heeft geen andere offenfivs of defenfive wapenen, als nu en dan een authenticq ftuk, dat hy verdraayt en misbruykt; en fyn yzer of koper voorhoofd, dat hem tegen de fchaamte in zeekerheyd ftelt, maar tegen de Waarheyd niet kan nog zal Yerdeedigen, Den Diemermeerfchen Courantier zullen vry voortaan ongemoeyt laaten uyt meededogen voor een verpletterde padden. Onze vierde vriend , de Hr. Cerifier , Schryver van de Politique Hollandais, behoort tot een clasiis op zig felfs. Hy is een rrajifchrnaa, een gebooren Franfchman, hy gaat Rj te  ( 200 ) te werk na fyn licht, hy verkracht fyn geweeten niet, hy dient fyn Koning, ('t is waar ten kosten van ons Land, maar wat kan hem ons Land fcheeien?) hy is prysfelyk, hy doed zyn plicht, of hy meent zyn plicht te doen-, in ée'n woord hy denkt en hy handelt als zyn Landsman, den Heer de la Motte zaliger, die met een bedaard gelaat en met eert bly gemoed, heemelwaarts is opgeklommen op dèn 27. van Zomermaand laaftleeden, roepende zo lang hy roepen kon, en tot dat hem de ftrop al te nauw knelde i? Vive li Rei! Ey lieve , Leezers, neemt niet kwalyk, dat wy op het voorbeeld van onze Vrienden en Geallieerden aan de Kaap (verftaat ons wel, wy meenen de Kottentotten) ons nü en dan beezig houden rnét het knippen en opeeten van ***. Wanneer wy dit verricht hebben, voelen wy ons veel luchtiger als te vooren, en fchudden onze gryze rnaanen met genoegen. Het getal onzer Correfpondenten groeit dagelyks zo geweldig aan, dèt wy niet in ftaat zyri hun allen in eins te beantwoorden. Verfcheidene hunner zullen hufine gunften in volgende blaadjes jgeflasftft zien. Wy bedanken den Heer zender vHh zeker octavo bcekjen en vervolgens nog een folio blad, en een octavo Brochure; en moedigen den  ( 201 ) den Heer Schryver van het een en ander ten fteJlgf ftcn aan om voorttegaan met zyne loffelyke en-nutte pogingen ter verfpreiding van zyne goede begin£bls en wyze van denken. Zyn Ed. correfpondenti# zal ons van tyd tot tyd aangenaam zyn. i J. v.,0. word becr&nkt voor zyn twaalf paginaas extracten uit Clarendon , #Avmx ,en uit de Secreta Motiita Societatis Je/u; maar wy hebben die boeken. De Brief geteekent Qudermtje Geldsrfche Patriot hebben wy met veel genoegen geleezen. Wy vinden ons door dezelye beveftigt in een zeer trooftelyke gedagten, en wy fmeeken den Heer Schryver en zyne Vrienden van in hunne wyze van denken te volharden. Wat aangaat de anecdote van den brave» Vice-Admiraal Zoutman, sy is in zig zelfs niet onwaarfchynlyk, en wy zouden ze gaarne geplaatft hebben, indien dezelve meer voldoende was geverifieerd. Tegen de beginfels van den Schryver van den Brief, waar onder ftaat 9 T>waal ik, wagt u, denken wy, dat voor tegenwoordig veele en gewigtige tegenwerpingen kunnen gemaakt worden. De zeer merkwaardige Brief geteekent Legio is ons door een fecunre hand wel geworden. Zy is niet gefchikt voor het oog yan het publiek, maar 2f  ( 202 ) 4PV is ter behoorlyker plaatfe wel bezorgt. Het is ons van herten lief, en gaat onze verwachting té boven, van te mogen zien, dat in den omtrek van iféne Stad, zo veele duizenden van onze Landgenooten het volkomen met ons eens zyn. Ja, Vrienden, wy zyn veel fterker en talryker als wy zelfs denken; maar, Vrienden, wy vermaanen U op het ernftigfte tot lankmoedigheid en geduld; wy bidden en bezweeren TJ by al wat U lief en heilig is, gedenkt dat gy Chriltenen en Onderdaanen zyt; houd uwe driften, uwe lofielyke driften, in teugel ; verlieit noit uit het oog den eerbied , de trouwe , en de onderwerping, die gy aan uwe wettige Overigheden fchuldig zyt. Wy roepen TJ luidskeels toe, wy donderen in uwe ooren, ZIT STILLE. Deeze booze, deeze verfchrikkelyke tyden kunnen niet eeuwig duuren. Mogelyk zullen zy fpoedig ten einde loopen en mogelyk niet; want Satan en al ,zyn Hei-honden zyn op de been om ons te verflinden. 'W. AUe de geenen, die aan de Schryvers van den Ouderwetfebe NederlandfcbePatriot iets zouden willen melden of doen toekomen, worden verzocht het zelve onder Couvert te adreffeeren aan P. F. Gojfe, Boekverkoper van Zyne Doorluchtige Hoogheid in \fjWaf«,bywien dit Blaadjen Wekelyks word uitgegeeven.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHÉ PATRIOT- N». XI. , vtterts ttïïurt recludit Thefauros, ignotum argenti pondus & düri. Virg. ,/Eneid. L. ï« V^Tyze cn voorzigtige Koopluiden zyn éért W clasfis van de Maatfehappy, voor welke wy een byzondere hoog-achting, om niet te zeggen predileftie hebben. Zy zyn de peercl en dé glorie van ons Land. Een hunner, een van de voornaamfte en kundigften ons de eere hebbende aangedaan, ons met zyne letteren optewagten, zc» reekenen wy het van onzen indifpenfablen plicht óm zyne Brief door' den druk gemeen te maken, én dezelve aan onze Leezers meede te deelen, of *er ook eenige hunner eenvoudig en ligtgeloovfg genoeg mogten zyn geweeft , om zig ter geledgendheid van de onlangfe operatie der Engelfche; Bank, door de lafterzïeke kwaadaardigheid, öf zal ik het liever noemen onweetende z'ottenklap", van e'en en ander onzer Courantiers! en Bïauw-  '( 204 ) boekjens-fchryvcrs , te laten mislyden en ontruften : het geen wy inderdaad met verwondering: hebben gezien, dat het geval van fommigen is geween: ; wy zeggen met verwondering , want de zaak was niet duiiter en fprak van zeiven. Zonder ons daarover verder uittelaten, - haaften wy ons liever om onzen kundigen Vriend de pen te laten voeren. Myn Heer de Ouderwetfe Patriot! Zeedert dat de Londonfche Brieven van den 14-. Sept. laaftleeden de tyding gebragt hebben, dat de Bank van Engeland 8 per Cent ingeroepen heeft tot augmentatie van haar Capitaal; zo heeft men ïn byna alle gezclfchappen en Couranten zeernadeelige obfervaticn gehoord en geleezcn , als of dit een ongehoorde nieuwigheid was, en een bewys dat de Engelfche Natie, thans onze vyand, dog in wiens Publiek Crediet onze Renteniers en vermogende Ingezeetenen veel belang hebben, op het punt ftond van te failleeren. Dewyl nu onze Hollandfche Gcïnteresfeerdens door zodanige nadeelige obfervatien geallarmeerd worden, en dus zig van hunne fondfen tot een laagen prys zouden kunnen ontdoen, verleid zynde door baatzugtige Actioniften, die in de Contra-mine, gelyk men zegt, werken, zo oordeel ik my verplicht een korte fchets van die Bank te gee- vens  ( 205 ) ven , als zeer verfchillende van alle Banken van Depofitum, gelyk die van Venetien, Genua, Am» fterdam en Hamburg, welke Banken van Depofitum haaren oorfprong verichuldigt zyn aan de meenigte flegte fpecien in kleine Staaten circuleerende. Te Hamburg in het byzonder gaat dit zo verre, en 'er rouleeren zo veele foorten van flegt Duiden Geld, dat de Agio van die Bank dtkwyls 14 per Cent is boven het Kas-geld. De Engelfchen hebben haare Geld fpecien het aJlerbefi gemaintineert , blykens de tegenswoordige verfchillende waardye van Een Pond Sterling . .' nog ƒ 11 - o - o Een Pond Vlaams . . nog • 6-0-0 Een Livre Tournois de France . . • • nog .\ o - 9 - 8 Welke drie diverfe Ponden, van 't Latyn Pondus hebben gewogen I a Oneen Zilver, Troys gewicht, en egaal van waarde waaren. Dus hadden de Engelfchen een Bank van Depojitum het minftc nodig; dog haare Commercie fterk toeneemende in het laatft van de vorige Eeuw, wierden de Goud-* 'fmits, Bankiers, ofte Casfiers,'cn waren de eenige Wisfelaars van vreemde Speciën, waarvan zy veel misbruik maakten,' alsmeede van tte verlec' gendheid van de Kroon onder Karei de ade, wanneer zy geduurende den Oorlog het benodigde Geld avanceerden óp de Tollen en andere Reveil 3* BÜcJr  < 206 ) nuen van het Ryk tot io, ja fomtyds tot 20 pef Cent interen:. Eindelyk wierd onder de gelukkige Regeering van onzén Stadhouder , haaren Koning, Willem III, een Bankte London opgerigt, volgens Acte van het Parlement, en Octroy van den Koning ert Koningin Maria in dato 27 July van 't jaar 1694', ■waarin alles gereegeld wierd volgens de nauwkeu* rigfte Inftructien en Ordonnantiën. Den eerften inleg by fübfcriptie was cC i,soo5ooo om onder den Gouverneur en Directeurs te mogen ïiegocieeren in juweelën, goud, zilver, billioen, an het difconteeren van Wisfelbrieven, het avanceeren op genoegzame onderpanden of hypotheken, om aan het Gouvernement avances te doen op Parlementaire Securiteyt, en eyndelyk om te worden de Casfiers van den Staat, om de (*) Exchequer-Billetten te doen circuleeren, en de Revenuen van den Staat te ontfangen en uittegeeven , voor alle welke avances de Bank geniet een Provifie van 5 per Cent s'jaars, welke Privilegiën door het (*) Excheqaer is de Finantie ef Schat kamer van liet Rykt en haare Billetten van dezelfde natuur als onze militaire or. donnntïtien ; dog voor aller'ey fommen betaalbaar op zigt, wordende in de Bank betaalt en ingetrokken, of gelyk Koopr mans quitantien op Casfiers,  t 207 ) het vernieuwen van ieder Octroy aan de Bank met vermeerdering geconfirmeert zyn. Kort na de opregting heeft men veel gefchreeven tegen de Bank, dog een ondervinding van byna een Eeuw heeft de nuttigheid daarvan beweezen, en de fynft gefponnene redekavelingen zyn tegen de experientie niet beftand geweëft. Evenwel is de Bank, door haare groote en voordeelige entreprifes, welke altoos favorabelft in Oorlogs-tyden en by fchaarsheid van geld zyn, dikwyls om meerder Capitaal verleegen geweeft; zo dat A°. 1697, 'er een tweede Subfcriptie geweeft is van cC i,o©2,000. — A°. 1708 is het Capitaal geaugmenteert tot <£. 4,402,343. — A°. 1709 heeft men ingeroepen 15 per Cent, — A°. 1710 heeft men ingeroepen 1 o per Cent, zo dat het Capitaal' geaugmenteert was tot cA. 5,560,000. — Van het jaar 1710 tot 1746 is het Capitaal van de Bank aangegroeit door diverfe Subfcriptien en Inroepingen tot de fomme van cC 10,780^000 Sterl., welke het tegcnswoordige Capitaale Fonds van de Eank van Engeland uitmaakt, toebehoorende aan alle de Proprietairen of Crediteuren van gemelde Bank, welker Dividend gevarieerd heeft na de grooter of geringer winften in haare entreprifes als Casfiers of Bankiers, wiens directie zeer gepreezen word, en in wiens faveur veele goede wetten gemaakt zyn. A°. 1729 was het Dividend 5I per S $ Cent,  ( 2o8 ) Cent, naderhand is het verminderd tot 4*. Door den Oorlog van 1755 tut beeft de Bank zo geprofperceit, dat het Dividend A°. 1765 tot 5 per Cent, en A°. 176"8 tot 51 per Ccnc geaugmenteert is, en tot heeden a si per Cent regulier betaait is geworden alle half jaar. De Bank-Actien zyn verkogt volgens de Prys Courant in December 176" 1 tot 98 a 99 per Cent; toen is 'er geen inroep ge&hied, het geen één a twee per Cent fehade zoude zyn geweeft voor da Gcinteresfeerden, Die zelve Bank-Actiën zyn verkogt Prys Courant July .1769 tot 170 per Cent, Zo varieeren alle pu'oiicque fondfen door oorlog en vreede. Dit zelve Fonds zynde in het begin van dit jaar 17 Sx a xoö a 108 per Cent, is op een nieuwe en voordeelige Tranfactie met het Gouvernement, gereezen tot na a 113 per Cent, en vervolgens nu op de vermeerdering van het Dividend tot 6 per Cent verders gereezen in Lonaon tot 117 per Cent. Dewyl nu die ingeroepene 8 per Cent niet behoeven by. het Capitaal gevoegt te worden, maar ten eerften met 15 per Cent zuyvere winft kunnen verkogt worden , zo mogen de Geïnteresseerden nu, gelyk die van 1746 gedaan hebben, zig gelukkig, achten, van die 8 per Cent te mogen furnee- ren,  i aap % ren, en vervolgens aan dc Engelfchen zelve 'met een opflag van 15 per Gent te verkopen; want men moet aan onze Landgenooten afraaden, van aan die Natie, thans onze vyanden, geld te furneeren of te avanceeren; fchoon wy als. Geinteresfeerden in de Bank zouden proffteeren van de verleegendheid van het Engelfche Gouvernement, wiens grote koften tot onze winft en voordeel zouden contribueeren. Dewyl het geheele Fonds van de Bank 'e£ 10,780,000 —zo een gering object is in vergelyking van de geheele Nationale fchuld, en niet boven TT5 part; zo behoeven, Mynheer de Ouderwetfe Patriot, uwe en myne Landsgenooten (die meeft in de Geconfolideerde Annuïteiten geintcrcsfeerd zyn) zig niet tc ontruften over een regulieren inroep van 8 per Cent, gelyk dikwyls gefchied is, en waarby zy veel profiteeren : welk Fonds ook geene andere connectie heeft met haare Geconfolideerde Annuiteiten, als dat de Dividenden alle 6 Maanden ten Comptoire van de Bank, als Casfiers van de Natie, betaalt worden. Waarmeede enz. Op deezen Brief van onzen geëerden Correfpondent zullen wy 'er een andere laten volgen, van een gantfeh andere natuur cn van een zeer verS 4 fchii-  I 2.10 ) tbhil'enden inhoud- Teffens zullen wy ons ant* woord aan de Leezers mededeelcn. De Brief zelve luyd als volgt. Mynheer de Ouderwetfe Patriot. In het bekende en aloude Dorp van Bodegrave ben ik gewonnen en geboren, en ik woon in het nabuurige Swammerdam. Ik lees uwe vertoogen met genoegen , maar lchoon ik juift niet van de domfte ben, wil ik wel bekennen, dat 'er fomtyds zaaken in 2yn , die myn Swammerdams verhand niet ter deeg begrypt, en die my te geleerd zyn. By voorbeeld , wanneer gy in uw 9de Nummer van Franfche Schaopen fpreekt, wat wilt gy zeggen? Ik heb 'er nooit van gehoord; niemand in myn geboorte-plaats , niemant in myn woon-plaats kent ze. Ik ben een oud man; myn grootvader zaliger heeft my duizendmaal in myn jeugd gezegt, of liever in myn kindfe jaaren, doe ik leerde fpellen uit de Franfche Tyranny, dat de Franfchen geen Schapen waren, maar heel wat anders. Grootje voegde 'er telkens by, en omhelsde den ouden xnah;„ja, manlief, gy hebt geen ongelyk. Efent s, dat aan den jongen wel in, dat by het al zyn ,, leeven onthoude. Een fchaap is een goedertiern „ fchepzel en laat zig gezeggen; maar de Franv fchen fpaaren niets; zy hebben medelyden met p niemand, zelfs niet met een jonge vrouw, zo »i al§  ( 211 ) als ik in twee en zeeventig was. O die Luien*» .] burgers! O die Franfchen! flt zal ze noyt ver„ geeten; ik gril nog als ik 'er om denk enz. )f enz." Dus verre Grootje en Beftevaar: nu komtgy, Heer Oudervvetfe Patriot, my fprookjes Vertellen van Franfche Schapen en zagtmoedige Lammeren. Wat wilt gy zeggen, en wat moet ik voortaan gelooven? Gy die my in de war hebt geholpen, eylieve wees zo goed van 'er my weeder uyt te redden, en met twee reegels antwoor4 'te vereeren Uw teegeneegene Dienaar OMIKROJfti ANTWOORD. Vriend Omikron, wy gebruykten een oneygentlyke expresfie wanneer wy de Franfchen Schapen noemden. Zy zyn het niet; maar, wat uw oude luyden u ook op de mouw hebben gefpelt, de Franfchen zyn nog minder Vosfchen of Wolven, en nog veel minder een zamenftel van die beyde natuuren, gelyk zommigen waancn. Anderen geeven hun een min hatelyke dog meer verachtelyke naam; maar dit alles is belacchelyk. Dit zyn dwaaze vooroordeelen van dc kinsheid, oyerleeS $ TC*'  '( 212' ) Veringen van malle minnens, en gekheeden waar* van men zig niet ras genoeg kan ontdoen. Luifter Omikron; ik zal u zeggen, en aan het publiek herinneren, wat de Franfchen zyn. Een befcbaafde, een verlichte , een achtenswaardige Natie, een van de eerfte Natiën van de waereld, zo niet de eerfte. Genomen ik had duyzend tongen, duyzend welfpreekende tongen, ik zoude 'er nog te Weinig hebben, om al het goede te zeggen, het geen van hun tc zeggen valt. Laat ons eens beginnen en beproeven. Al wie geen werk maakt - van de zamenleeving met een Franfchman van zcekere jaren, en van een goede opvoeding verftand en karakter; zulk eenen is zelf van vernuft van fmaak en van gezelligheid ontbloot. Nergens elders vind men in dien'graad dat egaal humeur , die vreugd, die geduurige attentien, en die toegecvendheid, zonder welke laatïte vooral, geen menfehen faamen kunnen keven. — Maar Hecmel wat zyn hun Vrouwen bevallig 1 ïk wil juyft niet fpreeken van eenige Paxysfche Dames van den eerlten zwier, welker al te groote vrypoftigheid en luidrugtigheid mishagen, en die de echte karakters van hunne Sexe, ik meen de zeedige zagtfinnigheid en aanbiddelyke fchaamte misfen, en luchtige dog verkleede mans fthynen te zyn. Maar, over het geheel genomen, ^iet het oog van de zon niets beminnelykers als  ( 413 ) welopgevoede Franfche Vrouwen. Al hebben zy juift alle de fynfte tailles niet , glyden zy niet langs den grond, zonder dat de grond hun voelt, en gaan zy "niet als Nymphen ? A's zy wat minder rood leiden , zoude 'er wel iets op haar te zeggen vallen? Maar de taal die zy zo lieflyk fpreeken, wie kan die genoegzaam pryzen? Geringer getuygenis kan men aan de Franfche Taal niet geeven, als dat zy de minft onvolmaakte is ' van onze heedendaagfe jargons. In welluidendheid, in verheevenheyd, inftoutheid, inrykdom, moet zy voor zommige andere taaien wyken; maar in klaarheid , het voornaamfte der vereifchtens l ipant zy de kroon. De klaarheid, zeg ik, en de elegantie zyn hare eigenfehappen. Zy heeft de groote eer van algemeen te zyn. Te Petersburg, te Romen, te Madrid, ja zelfs in het vervloekte Londen, word veel Franfch gefprooken. Wanneer den onvermoeiden Jofeph en de laffe Muftapha zaaken negotieeren, wanneer de wyze Catharina en de dichtkundige Kien-long 't zaamen handelen, gefchied het in het Franfch. De grote Frederik, aan wien ik Rosbach en de fchande van Soubize noit kan nog zal vergeeven, fehryft meefterlyke profa, meefterlyke veerfen in het Franfch. Te Amfterdam en te Bolton fpreekt men niets anders. God gave dat men in de eerfte van die twee Steeden niets als zuiver Hollandfch fprak! —? ' Be goede Franfche fehryvers leeft en bewon. dert  ( 214 ) dert Europa. Is 'er hier of -daar een domme Fe* dant, een Griekfe Kwak , die ze veracht; hy is fiiet waardig de beroemde Boeken van andete volkeren, en van den alouden tyd, te achten. Parys is wat Atheenen, en wat onder Auguftus Romen was. De Franfche Toneellpeelen dragen overal goedkeuring weg, worden alom vertoont tn toegejuicht, en doen den Aardbodem treuren of lagchen. Wat andere Natie heeft dat voorrecht ? Palamcdes en Othello, Falftaff en SaartjeJans met al haar verdienften blyven t'huis. Buiten Spanjcn wie kent Calderon en wie da Vega? Moeder Merope van Veronen klouterde en klom over het Alpifch Gcbcrgt, maar in geen Veroneefch en an een Franfch gewaad. By U, myn waarde Franfchen zyn de letteren en kunften in bloei! Veertig geleerde en groote Mannen zitten ieder in een armitoel, en hebben de wysheid in pacht: wolken van wierook, die zy zig onderling toezwaaijen, onttrekken hun aan 't gezigt; maar zy zitten 'er, dat is vaft. Vermaarde Schilden kan Vrankryk oader haare Zoonen tellen ; aan wicn niets anders als het Coloriet (niet het blinkende maar het natuurlyke Coloriet) ontbreekt; haare Beeldhouwers zyn zeedert een eeuw de eerfte van de Wacreld. Haare wyze Bouwkunde heeft meer op, met inwendige gemakken als met uiterlyken zwier. Zyn haar boudoirs en kabinetjes, haar klein» huisjes of huisjes van plaifier, niet alderliefft? Alleen de  (tfl#ï de Bajlilk is geen fraai, geen aangenaam gébouwf duizend deuren openen na binnen, maar na bulten geen een enkele; dat is wat melankoliek. Voof; , .my die wat aantrekkelyk ral, en die van de vryheid houw, zo veel traliën zo veel grendels zouden my bedroeven , en met een meedelydend zugtje doen zeggen , ó Vogels en 6 Kooy! < Op groote uitvindingen kunnen onze vrienden niet roemen. Zy zyn geen vinders van der Drukpers of van de Kompasfen. De Buipulver is het Menfchdom aan anderen verfchuldigt. Het inenten is een gefchenk van twe© barbaarfche volkeren, den Turk en den Brit. Het j! • Zonnen licht heeft men te Parys niet eerft ont*. leedigt en gefplitft. Kanonnen en Lucht-pompen, Monieren en Brillen komen van elders : maar de uitvindingen van anderen hebben zy befchaaft , hebben zy volmaakt. De verborgenfte weeten| . fchappen hebben zy in een helder dag-licht geftelt, de geleerde Kreupel-bosfchen hebben zy van 1. xloornen en diftelen gezuivert, en het pad tot de I ;■Wysbegeerte genaakbaar gemaakt. Niet alleen bloemen, maar, wat men ook zeggen moge, vruch- ■ ten, voedzame vruchten groeijen in hun thuin . De Franfche Finantien worden beftiert op een wyze zonder weêrgaa; de Koning word zo wel gedient, en zyne inkomften pasfeeren door zo weinig en zulke zuivere handen, dat Hy 'er een voll le vyfde van t' huis krygt en in zyn zak fteekt. Zyn  ( .2i5-) '^ya Contr-olleurs Generaal veranderen maar eens* ia de zes weeken; de befte van allen was Mr. ■J'Abbé Terray; maar die man is 'er geweeft. Wy .-betreuren hem nog, wy huilen nog als wy om hem -denken: maar waarom gehuilt ? Onder een andere naam zal hy wel eens verryzen. Necker •deugde niet; die gaf malle reekenfchappen van al "het geen hy deed en liet; maar aan zyn opvolger wil ik wel.vyf milüoenen fchieten. — Ik fchroom niet de bekende wifpeltuurigheid van onze lieve Vrienden een deugd te noemen, want veranderen de omftandigheeden niet dagelyks,en p3ft het wyze menfehen niet van zig na de omftandigheden te fchikken, en daar aan te gehoorzamen , zo als trouwe Weer-haanen aan hunne Meefters de Win- ■ den ? Zy zyn een fober volk en met weinig vergenoegt. Somtyds met niemendal te vreeden. Zuike van hun als in de buurt van moerasfen woouen, laaten zig niet van honger fterven; zo ma! zyn zy niet. Zo ras hebben de Franfchen niet wat te eeten, of haar keuken is overheerlyk. Vraag mv wat gy wilt, en geef myeen Franfche Kok. Zyn fpys en zyn fausfen zyn ongezond, en met 'er tyd dodelyk; maar ó zo lekker! Aan ons zelfs ovcrgelaaten verftaan wy Hollanders niets van eeten, wy broeten • als beefien. —■ Het Franfche Krygsvolk, vooral hun Officieren cn Edele Ridders , zyn braaf; zy trotfceren de dood voor een kruis, voor een lintje 5 Zy beminnen dc Glorie, en de Glorie bemint hun. Be-  < SI/ ) JMeegeringen en verdeedigingen verfta,an zy in & Op verzoek van zeker Hter, dient dat een Brief, mee inleggende gedrukte bladeren, laaftleeden Maandag morgen by zyn Ed. wel ontfangen is. Hy heeft geoordeelt dezelve aan ons niet te moeten coaimuniceeren, doch onmiddelyk daarvan ander gebruik gemaakt. Alle verdere berichten hier toe relatief zullen aan het zelfde adres met veel dankbaarheid ontvangea worden. Alle de geenen , die aan de Schryvers van den Ouderuottfcht Ncderlandfcbe Patriot iets zouden wiilen melden of doen toekomen, worden verzocht het zelve onder Couvert te adreffeeren aanP. F. Gojfe, Boekverkoper van Zyne Doorluchtige Hoogheid in 'j/4jge, by wiendit Blaadjen Wekelyks word uitgegeeyen.   DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHB PATRI O T. N°. XII. jirrige aures PampWe! 'Tere*!*. ^vp het ogenblik ontfangen wy den volgende* Vj* Brief, gedagteekent Amfterdam den 31 Oitobi ï78i. Myn Heer, . Verftandige Lieden hebben ter geleegentheid raiï het fameus oproerig gefchrift aan het Volk^ van Neederland eene gewigtige Obferyatie gemaakts" die zeekerlyk de Natie tot groeten eer verftrekt. Het is niet te verwonderen, dat de meefte fat"' zoenlyke Lieden, door de vuiiaardigheid der dagelyks te voorfchyn komende Lafterfchrifteö, hoe langer hoe meer de öögeh beginnen te openen; dit, zeg ik, is niet te verwonderen ; om dat reets zeedert lang ontdekt is dat wy alle' deeze Libellen en 'oproerige Lafterfchriften , meeftendeels ver-* fehuldigt zyn aan vreemdelingen, die , fchoon nu onze Vrienden in fchyn, egter voormaals -meer als T eens  ( 224 ) eens gétoont hebben, dat het haaf ofh niets anders, als de ondergang van ons Gemeene-Beft, of ten minften om deszelfs flaat'fche onderwerping aan hunne Voorfchriften, te doen is (*). Inderdaad, om eenige van de bekendfte op te noemen, weet men niet dat de zoogenaamde Leitres Hollandoifes, waarmeede deeze Bfandftigters begonnen hebben, het werk is van een verloope Franfchman , Derival genaamd, die ter bekoming van zyne gebrekkige en verdraaide informatien een reguliere briefwisteling hield met een bekende Ex-jcfuit tot dat einde in den Haag refideerende? — Dat de Brief van een zoogenaamd goed Patriot , welk eerft in 't Franfch is verfcheenen, en ook 't eerft onze Kooplieden mislyd heeft, door deeze Ex-jefuit zelfs ÏS gefchreëven ? — Dat de daar op gevolgde Co«Jideratiofis d'un Ciloyen d'Amjlirdam, niet van een Amfterdammcr, maar van dezelfde hand zyn? — E-n eyndélyk, om 'er geen meer op te noemen, dat de by eenige weinige zoo gegouteerde Po/itique Hollandois , meede door een bekende Franfchman gefchreven word, die in vertrouwde Correspondentie met die zelfde Ex-jefuit is , en onder zyn op- ( « ) Men gelieve raaar te ifenken aan de wyze op welke onrf thans reet» vyf millioenen werden afgeperst ; daar wy zelfs genootza kt zyn tot ons eigen gerief geld te negotieeren 5 èn daar al meéde eente der voornaamfte corzaaken van de be* fcronipe Staat onzer Admiraliteiten fpruit uit de gebrikiga fnrsisfementen van de Provinciën , op de gecontesteerde Petitiea V9»r de aaaXen van de Zee (aan», v. B. O. P.>  ( 32$ * . werkt? Weet men niet dat deeze Vreemde'^ linden een zoort van zarhenfweering, öf Eedgeïiootfchap hebben aangegaan , met zoodanige vari ónze Landslieden, die hun eenigfte oogmerk isi om h troubel water te visfchen, of zig verbeelden door een omwenteling in den Staat al ging de Re* publicq daar meede te gronde, een gtooten rol te zullen foeelen? Om hier van overtuigt te worden behoeft men maar te letten van welke perzoonenui deeze oproerige gefchrifte'n, maar voot al in het laatfte, aan het volk van Neederland'» met lof gefprooken word , en waarvan zommige reeds door de Papieren van Laurens zyn bekend geworden, en zig door hunne protejlen en aan* fpraaken, hebben berugt gemaakt. Ook beken ik dat ik gantfeh niet geflatteert ben dat die van onze $tad in dat vuil gefchrift zoo gepreezen worden, en niet verwondert ben dat de Regeering van onze Stad doed zien, dat zy door die diftinclie üig gantsch niet vereerd vind; te meer daaf dit op'fotf» tig gefchrift gevloeid fchynt te zyn uit de Pen Vtó eene dier Sedten, welke voormaals zoo veel ver* warring fn Kerk en Staat hebben veroorzaakt j tX* wvl aan de andere kant het zeer remarkabel iéf dat in dit gefchrift, door het welk men tracht d« Rcpüblicqhet onderfte booven te keeren, Vtante ryk even ais in de laatfte aanfpraak van dé Heat van de Capelle tot de Mand, als onze MtUUt* lyke £idliïeirdé {Ooi beetert!) werd afgcfchüdert,  ( 226 ) Maar de Obfervatie waar van ik eigentlyk fpreé3 ken wilde, en die ik zeg dat onze Natie zoo veel eer doed, is deeze. — Het is klaar dat het doelwit van alle deeze Laftcrfchriften, dog vooral van het laatfte, is, om een opftand onder het volk te weeg te brengen. Maar ziet het volk blyft ftille: En tot groote verwondering van deeze vuile Schryvers en hunne vreemde geasfocieerden, begint de goede gemeente lond te ruiken, ea td bcgrypen, dat het deeze wargeeften alleen te doen is om een verandering in de Regeering te krygen, waarby niemand als zy zouden winnen, maar de goede gemeente veel verliezen cn haar eigen werk omftooten zoude : zoo dat de drift waarmeede deeze Schryvers, voor dat de zaaken daartoe ryp genoeg waren, hunne vuile en gevaarlyke oogmerken aan den dag hebben gebragt, juist een tegengeftelde uitwerking op de goede gemeente heeft gedaan; die de Natie des te meer eer aandoed, om dat zy daar door toont, dat tot welke hoogte zy zig ook in haare aangeblaze verbittering ter goedertrouw heeft laaten vervoeren, zy cgter bedaarthcid en verftand genoeg bezit, om het bedrog te erkennen, zoo dra de Bedriegers zig verftoutcn het masker af te ligten, en zig in hunnen natuurlyke affchuwelykheid te vertoonen , gelyk de Schryver van het ftuk je aan het Volk van Needer/andcn die welke Hy zyne goede Vrienden noemt, gedaan hebben. Aan  ( 2*7 ) Aan de andere kant beginnen veele onzer befte Kooplieden ook te begrypen dat zy bedroogen zyn , en dat hoe zeer zyjn den beginne door de Engelfchen,- in hunne eerfte verleegentheid om de toevoer van Scheepsmaterialen te beletten, ook beleedigdt mogen zyn geweeft , deezen nooit de zaaken zoo verre zouden hebben gepousfeert, zoo onze Hout Negotianten , door de drogreedenen f beloften en aanftookingen van deeze vreemde knapen mislyd, zig zoo greetig niet hadden getoont, om de Vyanden van Groot-Brittannien, onder de hand en zelfs opentlyk te onderfteunen. Zommige , die nu half geruïaeert zyn, wenschten wel hooit geen deel in deeze Negotie gehad te hebben , en dat America na den drommel was. Tot dit te rug zien na de oorfpronk van dit alles , en van onze verkeerde begrippen, hebben Uwe vertogen, vooral byonze Noordhollandfche Nabuuren, by wien het aan geen gezond verftand ontbreekt, meede niet weinig tocgebragu Uw geeftige Brief aan de refpective Hoogfchouten, en Hoofd-Officieren, en de daar op gevolgde vertoogen , nopens de uitwerking van alle deeze vuile Lafterfchriften, waarin gy deeze materie met zoo veel eenvoudigheid en klaarheid afhandelt, heeft het zelfde vermaak aan den waarheid zoekende, dog zeedert een geruime tyd, door allerlei Uiten, zoo verwarde Eeezer, gegeeven als men zig verT 3 becV»  ( 238 ') beelden kan dat èen Ryziger gevoelen móet, wanneer na lang omzwerven in eene ftinkende en alles yerduifterende Nevel, onverwagts een Zonneftraal zyn Pad komt verligten, op het ogenblik dat hy in een grondelooze Kolk ftqnd needer te itorten. Wy zyn op den oever van deeze Kolk gefjragt: een ftap verder, en wy gaan te gronde! den, om 'er in te komen. Het is waar die Luidjes hadden liever als ver ge ete Burgen hunne Commercie, op onze brifees blyken voeren; maar nu moeten zy meede aan den dans, en zié *éns welk een Herken fteun door deeze toetreeding aan de geédgeKie Neutraliteit wer* toegebragt ? (aanffi. v, d. O. P. >  wy, In fpyt van onze #ƒ»»'«« en huitenlandfdè Aanstockers, voor het te laat is, uit alle onze rampen en elenden verlost kunnen worden. Hc heh de eer met' alle opregte agting te zyn; myn Heb r, ilruflërda'm den %i, OftoU. 17S1. Uui onderdanigfle en gehoet* zaamfte Dienaar gyspert van amstel* é Hoe zeer de volgende Brief ons verwyt, Van ons wat al te veel na de bekende fpreuk van Boileau t j'dppelle un chat un chat, &f Kollet un fripon, tö hebben gedragen, kunnen wy echter niet nalaaten defelve aan onze Leezers meedetedeelen, zo als wy die ontfangen hebben. Myn Heer de Ouderwetfe Patrkf, Ik ben nog Vriend nog Advokaat van den Heer' Cerifier, en veel eer het tegendeel, maar echter neem niet kwalyk, dat ik met alle mogelyke achïing voor uw perfoon en fchriften, vinde, en anJ r na aan de regterhand niet inflaan , maar deezen weg regt uit volgen, enz. Die Methode of leerwyze, of fchoon aan abuifen onderhevig, is echter niet geheel te verwerpen. Eén bepaling te geeven van een deugdzaam man, zoude myns bedunkens al vry wat in hebben. Maar als men zegt een deugdzaam man is zodanig een mensch, die niet bedriegt, die niet enkuisck leeft, die eenen anderen den voet niet ligt, en wat diets meerder is, dan zal men zekerlyk in zoo verre weeten wat een deugdzaam man is; en zig wagten van een bedrieger, een hoereerder, een onderkruyper , en diergelyke Luiden meer , voor Öeugdzaame te houden. Ook fchynt het al vry eii  1251) eigen aan de zedelykheid , dat de hoedanigheeden der menfehen eerder gekend worden aan 't geen zy niet benooren te doen, dan aan 't geen zy behooren te doen. Op dezelfde wyze, dunkt my, zoude men te werk konncn gaan met de betekenis van het woord Patriot : by voorbeeld, als men dede zien, dat het verraaden van zyn Vaderland, het toevoeren van hulp aan deszelfs Vyanden , het zaaien van tweedragt onder de goede gemeente, het uitftrooijjen van logens en lalteringen wegens het algemeen beltier, en alle die verdere wanbedryven, van welken gy in uw agtlten nommer fpreekt, daaden zyn, die in een Patriot niet konnen vallen; dat zulken, welken die begaan, onmooglyk Patriotten konnen weezen, en dat, zulk flach van Volk wanneer het zich dien naam toeeigent, het zelfde en nog erger doet dan Kwakzalvers, die zich voor Geneeskundigen uitgecven. Ik zal 'er echter nog eene bedenking by voegen: My dunkt, Myn Heer, det als wy als Chriftenen eens deeze Wet van Chriftus gade flaan, geef Gode dat Godes is, en de» Keizer dat des Keizers is, wy niet zeer verre zullen af zyn van het echt denkbeeld van een waaren onvervatschten Patriot. Geef Gede , dat Godes is: In die behendige daad, welke ons geheel leevcn cn alle onze daaden moet X $ ver-  Verzeilen, ligt het kenmerk van een Chriften. Die : oneerbiedig van 't Opperweezen fpreekt , geeft Gode niet dat Godes is, en is dus geen waar Chriften. Die de bevelen van God niet nakomt, zyne Ouders niet eert, gefnceden beelden maakt, zyn's naaften goed begeert , valfche getuigenis fpreekt tegen zyne naaften, zynen naaften niet bemind als zich zeiven , en God boven allen; die gf-eft Gode niet,dat Godes is-,en kan'dus geen waar Chriiten zyn, of fchoon hy 'er de naam van draage. On gelyke wyze is het gelegen met de woorden geef den Keizer wat des Keizers is. Die oneerbiedig van zyne Overheid fpreekt , geeft den Keizer niet wat des Keizers is, en is dus geen waar Patriot- : Die fluikhandel dry ft ; die in 't algemeen handelt tegen de Wetten van den' Lande, of, ge- 'fteld om die te handhaaven, oogluikende toelaat, 'dat dezelve* overtreederi worden; die , deel hebbende aan 't bewind van de algemeene zaak, zich meer gezags aanmatigt,dan zyn plaats mede brengt ^ '■ 'die geeft den Keizer niet wat des Keizers is, en 1can dus ohder de ;Patriotten niet geteld worden: ik meen onder de waare, echte, rechtfehapen, en onvtsrvalschte', adders gezegd ouderwetfche Nederlandjthe Patriotten. • Ziedaar, Myn Heer! eenige vluchtige gedachten over de betekenis van het woord Patriot, en de  ( =53 > dc noodzaaklykheid om onze Landsluiden wel en ter dege te leeren, wie zy met zekerheid voor een waar en echt Patriot konnen aanzien en groeten. Maar zpudgc gelooyen , dat, toen ik de pen opnam, om u deezen brief te fchryven, ik geen de minfte gedagte had, om u hier over zoo breedte onderhouden. Het gaat dikwyls met my als met de Vrouwtjes, die zich voorftellen om in 't bezoek van een Vriendinnc braaf te fpreeken over het een of het ander, en by de eerfte woorden van haar byeenkómft, op iets anders vallen, en van eikanderen gaan, zonder iet van 't geen zy zich voorgcfield hadden gerept te hebben. Echter, Myn Heer, zal 't niet geheel met deezen brief zoo af!oopcnt H$t Vervolg hier na. Wy bedanken den geëerden Heer Schryver van zeekeren Brief en daarneevens gevoegde Redenvoering. Wy vinden defelve fraay s en zouden ze gaar* ne aan het.Puhlik.meededeelen, dog wy oordeelendat de tyden daartoe nog niet ryp zyn ; hoewel, wy met zyn Wei-Eerwaarden erkennen dat de buy. tenfpoorigeenoverylde ftap,waar door de verlyders. van deeze • ongelukkige en gefolterde Natie hunne gevaarlyke gevoelens en oogmerken verraaden hebben , de oogen van veelen beginnen te ©penen; en wy  C 254 ) wy betrouwen ons derhalven op de waakzaamheid eh godvrugtigen yver van die geenen, die zoo veel belang hebben om het kwaad in zyne eerfte beginfelen te ftuiten , en Kerk en Staat voor de gevolgen, de droevige en in vroegere tyden zoo bitter onderrondene gevolgen , te bewaaren. Dan dit delicaat polnct overftappende, kunnen wy niet nalaaten aan onze leezers een gedeelte van het flót van deeze Redenvoering meede te deelen, alwaar zyn Wel-Eerw. het Eminent hoofd van dit Gemeene-Beft, als Beichermer van Kerk en Staat aldus aapfpreekt ; Het zy my by deeze nog gegunt Doorluchtig „ Vorft, Neerlands geliefde Erfftadhouder! dat ik „ myne Reden tot U wende. Ik ben geen vlyer: ,, Ook is myn oogmerk niet om door deeze by TJ „ bekend te worden, waarom ik myn naam ver„ borgen houde. Gy zyt by my, beneffens uwe ti Doorluchtige Voorvaderen, altoos in hooge achting geweeft. De lafter die men op TJ godloos„ lylt heeft zoeken te leggen, is van deeze uit„ werking op my geweeft (en zoo ik vertrouw it op alle waare Nederlanders) dat ik met meer„ der yver voor uw eer heb durven en kunnen „ uitkomen : Stoor TJ aan geen Lafter; maar weet „ hoe groot in aanzien en vermogen een Vorft op „ deeze Waereld is, zelfs al was hy de Wyfte en recht-  ( *5S > „ feebtvaardigfte menfch, hy zal tog nooit zon„ der Vyanden zyn ; maar weet ook , geliefde „ Vorft , gy hebt nog een plaats in duizenden „ Nederlandfche harten, die nog voor den Afgod t, zig niet hebben nedergebogen , en alleen naaf eene gepafte gelegentheid wachten om blyken te „ geeven van hunne verknochtheid aan TJ, aan Uwe Koninglyke Gemalinne en aan Uwe beminnely„ ke Kinderen; — terwyl de God Uwer en On„ zer Vaderen , U zyne krachtdadige befcher„ ming in het ogenblik van gevaar niet zal ont„ trekken!" E. * Quadrupedante putrem fonitu quant uttgu/a campum. ' In myn tiende Nummer had ik myn Leezers gcvleyd met de hoop, dat zy my den volgenden Maandag ter Haagfche Wacht-parade zouden zien verfchynen op den Engelfchen of Arabifchen hengft, die Koning George my als een blyk van erkentenis tot een gefchenk gezonden heeft. Men weet maar al te wel, dat ik myn woord niet heb geftand gedaan. Niets in myn leeven heeft myn eyge-liefde zo gekiddelt, als naderhand te verneemen, dat 'er dien  ( 25Ó" ) dien dag een onnoemelyken toevloed van menfehen zig op het Pleyn had begeeven , welke my met kloppende herten, en langen tyd te vergeefs hebbende gewacht, en niet ziende opdaagen, allenskens waren afgedroopen, cn troofieloos wecder na huys gekeert. Ik ben aan het Publiek en aan het Heel al reekenfehap verfchuldigd van myne niet-comparitie. De rede, is als volgt. Ik was dien dag op het behoorlyke uur te peerd gefteegen, en meende naar het Pleyn te ryden, cn my daar te pofteeren en kromme fprongen te maken voor het Logement van Amfterdam; maar het moedige dier, waarvan ik meefter had behooren te zyn, was myn meefter. So ras had King Lear (zo heet hy) my niet op zyn rug ontfangen, of hy ging met my door. Een gedeelte van den Haag, het Haagfche Bofch , de Perfynfche Geeft, en de geheele weg naar Leyden, doorvloogcn wy faamen ; het mulle zand kon ons niet weerhouden; wy leyden drie uuren gaans af in den tyd van 10 minuuten. Hadden fommige Politiquc Schryvertjes my deezen tocht zien doen, Hun Edele zouden vol hoop zyn geweeft dat ik de nek zoude hebben gebrooken;maar neen, ik verloor de balans niet (een Ouderwets Patriot is ferm in fyn ftyg-beugels) cn ik raakte vry met het verlies van myn hoed, Het Beeft hield ftil,en ik fteeg af aan de Wit te-Poort, Een  ( 257 ) Een fial-knegt leende my fyn karpoets-muts, et ik ging te voet na zeeker kofFy-huys, dat om reedenen ongenoemd zal blyven. Ik vond 'er gezelfchap. Onder het drinken van een kop fcoffy hoorde ik'er politique redeneeringen, die genoegzaam algemeen wierden toegejuicht. Ik alleen kon 'er de klem niet van voelen. Deeze myne dommigheyd verneederde en bedroefde my ; de traanen tchooten my in de oogen. Om ze aftewisfchen haalde ik myn ouderwetfe neusdoek uyt myn zak , maar ziet, met dat uythaalen ontviel my teffens, en zonder dat ik , of op dat ogenblik iemand anders , het merkte, myn Memorie-boekje, waar in ik gewoon ben met één of twee woorden , aanteftippen zaaken , die ik van meeninge ben te verhandelen ; vluchtige , incoherente gedagten , daar niemand iets van maken kan als ik. ■ Ontbeeten hebbende betaalde ik het gelag, en ging heen. Het verdere gepasfeerde heb ik s'anderendaags vernomen. Te weeten kort na myn vertrek wierd het ongelukkig boekje gevonden-' Ecnftudentin de Theologie,gekleed met een roode kaleminke japon, cn omgord met een groene fjerp(door Magdalena fyn Lieffle gebreyd) raapte het op, zag het ter vlucht in, en fluks op de billardtafel fpringende, riep het geheele auditorium te faamen, en las overkryd als volgt; Nieuwe Ridder-orde — Democritus en Heracli- tus  C «5* ) tus — Mevrouw D. en haar man in het luft-prieel — Vergif-mengers — kronkelingen van de Slang —Neufville, goud Standbeeld — Bank-briefjes van Philadelphia — Timon dc Menfchen-haater — NB. myn Neef te onterven — fcherp onderzoek, en Droogmakery — Berkenrode en Breft — Cal li aderant — Natuurlyke Bondgenooten — foupe maigre — Louis le Grand — KKK,dat is,Kik-' vorichen rüompen en Keetenen — A Paruy- ken, A Bollen — 'leder-geliefde Stadhouder — non ez» credulus Wis — Dillenburg — Laatfte v/oorden van W. d I; O God Vlees dit *rme Volk genaadig ! enz. enz. De meefte van de Toehoorders waren het eens dat dit Frans Ba/tus was, en de Schryver uytzinnig. ï)e aanftaande Eerwaarde felfs meende 'er het fyn van te begrypen, maar fchoon een van de eerfte billard-fpeeldcrs onzer eeuw, floeg hy de bal mis. Laffe fpotternyen hadden geen eynde ; die gaan myn koude kleêren niet aan. Het ongeluk is dat ik nu niet wel gebruyk fal kunnen maken van zodanige van die nooten, als ik nog niet heb te pas gebracht. Dit is het ergfte dat 'er op loopt. Patiëntie ! Uyt het Koffy-huys vertrekkende ging ik een Vriend bezoeken. Op fyn ftoep maakte ik een die-  ( *S9 ) diepe buyging, want dc Hr. Franfche Cour-antier» Luzac ging vooiby. Myn Vriend ontfong my met. fyn gewoone gulbeyd. Wy gingen terftond aan. het praatcn, aan het politiqueeren. Dc converfatie. Viel ras op het Libel, jdar. het Vdk van bi telerland. Hy vroeg my of ik het ge Lezen had , ijc h«.i'de myn fchouders op, cn ;;ntwoorde van ja». I Wy fpraaken 'er lang over , mv„r die difcoiiifen, als van al te delicaate natuer, zal ik vour my felve houden. Alleen moet ik vertellen het geen gezegd wierd ten opzigie van de twee Uürons van He1- Capellen , weet-je niet Lee/;er, die in dat h> famefchrift zo hemelhoog yerheeven wor.den. „ My i „ dunkt, zeyde myn Vriend, dat dié Heeren dit „ zo niet ongemerkt behooren te laaten paiTceren, „ nog in zulke eene dringende noodzaakelykheyd „ van te fpreeken, met fatfoen kunnen zwygen, „ Het is een aangenaame, een heetlyke zaak ge? „ preezen te worden van iemand, die zelve prys;, waardig is, maar zig toegejuycht te zien door „ een Schelm, die alles wat eerlyk, doorlugtig, ea „ achtingswaardig is, befwalkt en met voeten treed-; „ zulken lof te fchynen t'agreeren ; zulkeenen wal- , „ gelyken wierook op te fnuy.ven; zulk eenenftin„ kenden ruykerniet met verfoeijing te verwerpen „ en tegen den grond te fmakken; zonde een on,, vergeeflyke zaak zyn, een fchande en een eeuwige t „ infamie. Indien de geme. Barons hun eygen eer nie| II M u Uef  ( 25o ) ï, liefhebben, of hunne eer in hunne fchande ftellen , n bet geen de Cbriftelyke chariteit niet toelaat van te „ prefümccren; zo behooren zy ten minften te zorgen „ voorde reputatie vaa hunne illuftre Bloedverwante ten, van hunne edele nakomelingfchap, van hunne brave en hooggeachte Voorvaderen, alle welken „ 'er by toeval en van ter zyde, hoe zeer onver- * diend en onfchuldig, door zouden lyden ". Ifc voelde dc kragt van deeze gezcgdens; myn Vriend drong 'er nader op aan, en het refultaat van alles "was, dat ik hem by handtafting moeft belooven, by de eerfte geleegendheid aan geme Barons te zulten raadcn, van aan het Publiek meede te deelen i gelyk zy beyden zeer gereed zyn ter penne) hunne deteftatie en verfoeijing van hetgenv». Libel; cn te protefteeren en aanteekeningen te doen ( het geen zy zo meefterlyk kunnen) tegen den Hinkenden wierook, die hen daarin zo mildclyk word toegefwaayd. Van deeze belofte aan myn "Vriend acquiteere ik my by deezen, en twyfele geenzints of myn trouwe en welmeenende raad zal by geme. Barons ingang vinden, en zonder uytftel gevolgd worden; ik zegge zonder uytftel, want 'er js periculum in morL Al waren de Proteften nog zo lang , ben ik gereed om ze in myn Blaadje te ïnfcreeren, met ter zyde ftelling van alle andere Na eenige yerdere difeoarfen bragt myn Vriend  ( a5r ) my op het onderwerp van myn Week-blad. Vïf begon met complimenten en loftuytingen, waaraan ik reedelyk onverfchillig was ( want in dit opzigt ben ik wat origineel) en daar ik myne Leezers t die 'er nog onverfchilliger aan zouden weezen , niet mcede zal ophouden. Maar ik kon met d'efelfde indifferentie niet aanhoorcn de vriendelvke vcrwyten, die het hem behaagde van 'er by te doen, over het geen hy geliefde te noemen myne al te? groote vrypoftigheid en fomtyds fcherpheyd in bet fchryven. „ Te vergeefs (zeyde de goede mani) }, zult gy my te gemoed voeren, dat men de peft„ „ of liever de ingewortelde, de fchandelyke, en „ tot in het been doorgedrongene Franfche Ziekte* „ met geen drankjes van gefuykerd water, met „ geen honing-pillen , kan geneezen; nog den fa„ talen en voortkruypenden kanker zonder bytende? „ hulpmiddelen, zonder ftaal en zonder vuur* „ Dit alles is fraay en wel, maar wees gewaar„ fchuwt, wees voorzigtig! Derazerny is op zyn hoogft. Zy beginnen opentlyk van Chocolaad te „ fpreeken, met Chocolaad te dreigen. Onder uwe* vyanden zyn Jefuitcn. Denk om de dood varï „ Paus Ganganelli, en zo meenige anderen. Ik „ vrees, ik vrees" . * Hier viel ik . hem in de reede; ik voelde myn toorn ryzen, myn vrye bloed kookte in myne aderen; ik vloog op uyt: myn Armftoel. -*- „ Van Chocolaad is my ook t, iets door het oor gegaan: maar als zulke degi3f l n gef*  C 2'óY) J, gers" zich verbeelden, zeide ik, dar dc daad alï, leen fchuldig is en niet dat dreigen, dan is't „ niet het werk van Schryvers , maar van den „ B E ü L om hen anders te onderrichten. En wat „ alle andere gevaaren aangaat, watwou' gy ,myn „ Vriend, dat ik zou vrezen? Ik die myn Vaderland „ bemin, het Vaderland myner geëerde Vooroude„ ren; ik die roem drage op de fchat van een on„ bevlekt geweeten; die door myne politie in de „ wereld, en wyze van denken, en miffchien nog „ uyt zeekeren anderen hoofde, niets te vreezen „ heb, nog kan hebben ; zou ikde Waarheyd, en byna „ de geheele Waarheyd niet durven zeggen, en „ aan die Hemelfche Maagd geen opentlyke hulde % durven doen; terwyl mceft alle anderen Haar, ,, in weerwil van al hsarluyd gefchreeuw enjam„ merlyk gekerm , zo onbefchaamd en zo brutaal „ verkrachten ? Zal ik alleen, den kleynen tred „ moeten gaan, en niet eens zcedig mogen door„ draaven, terwyl anderen zo doldriftig hollen, en men hun , God beetertf zo onbefbm:cn vöort„ dryft, en jaagt met dienfelven fcorpioenen„ fwecp, dien men alleen behoorde te beezigen, „ om hunne kwaade nukken te kafiyden, cn hun„ nen euvelen moed naar verdienftente ftraffen; ter,> wyl men hun , zeg ik, de fpooren geeft, dat 'ef „ een duym dik fifhuym op legt, en het bloed „ tappelings by neederloopt? Ik beken, d.;t niew mandjneer als ik, wenfcht, dat al dat fchryven h over"  i 26$ ) % over en weeder, at da: vuyl en fwart maken vaö „ blanken onnoztl papier, eens een eynde moge neemen ; en niemand meer rykhalft naar het ge,„ lukkig ogenblik , dat de oude wetten tegen den „ Lafter in het algemeen, niet zeer-mogen wor„ den vernieuwd, want dat is niet eens nodig; als „ gehandhaafd en ter uytvo'er gèferacrrt, gélys het „ de heylige en befwoore rlient is van i.uyden, „ die ik fchroome te noemen ; dat aan de hatélyke „ losbandigheyd, welke niet het toppunt maar het „ tegengejietde is van de beminnelyke Vryheyd , „ eyndelyk eens paal en perk mogen worden ge„ zet, en Satan en fyne Meedcduyvels weeder „ opgcflooten in hun gewoon en duyfter hol, om ,, daar eikanderen te plaagen en te pynigen , en Ons met vreede te laaten. Maar zo lang als die „ verachtfelyke hoop van fchryvers en kladders zullen worden toegelaten, aangehitft en toege„ juycht; zo lang als al die woefte dieren, vry en „ ongemuylband, zullen mogen loeijen, tieren, grinniken en brullen; en tot dat de Poorten van „ de Hel weeder zullen worden toegegrendeld en „ bewaakt: zo lang, zeg ik, zal de Ouderwetfe „ Nederlandfche Patriot niet verftommen , niet ftameren, niet zachter fpreeken, maar miffchien ff met 'er tyd en binnen korten fyn toon verheffen, „ en met ter zyde ftelling van alle onnut en ver„ derflyk mënagement, niets meer verfwygen, en „ de waarheyd, de geheele waarheyd, de' verT 3 fchrik-  C *H ) ^ fchrikkelyke waarheyd, «eggen, fchreeuwen en donderen in de ooren van het onftelde en zidderende Nederland, dat God de Heer in fyne hoc- _« de neeme, en tegen allen menfchelyken fchyn, „ genadiglyk bewaare"! Ik was buyten aaffem, en zeeg needer in myn 'Armftoel. Myn Vriend getroffen over myn ernft en heevigheyd, begreep en bekende fax ik gelyk, en hy ongelyk hadde. ■— Ik twyfcl geenzints ofveelen myner Leezers zullen het met ons eens zyn, en myne voor/eedene, dog vooral toekomende vrypoftigheeden en onverfchrokken taal, billyken, en ten goede duyden. Het vervolg tan dit Gejprek hier m, W. * Wy denken onze echte patriotfche Lezers op eene zeer aangenaame wyze te zullen verraffchen, door hen mede te deelen de navolgende Afbeelding en Verklaring van de Medaille, welke Zyn Hoogheid heeft doen vervaardigen, ter gedagteniffe van de roemruchtige A&ie, op den 5 Aug. 3781. tusfchen de Engelfche en Hollandfche Esquaders, onder bevel van den Vice-Admiraal Parker en Schout by Nagt Zoutman, in de Noord-Zee by Doggers- Baate  Bank voorgevallen, zynde geme. Fchout by Nngt; alle Capiteins, Licutenants, Adelborften en Onder-Officieren , welke onder zyn Commando in dat gevecht zyn geëngageen geweeft , door Zyn Hoogheid ieder met een diergclyke Medaüle, ter bcloo* ning van hunne dapperheid vereert geworden. Op de voorzyde der Medaille vertoont zich de Overwinning, ftaande op de voorfteven van een Schip in den antiquen fmaak, houdende in de eene hand eene Laurier-krans, en in de am ere een Pa/m-iak , met een Olyf-takje doorvlochten. De Voorfteven, verheelt teffens de Leeuws-kop en de Zeven Pylcn, zynde het Wapen der Unie. Ónder aan leeft men: DOGGERS BANK. V. AUG. MDCCLXXXt Het Omfchrift luyd : PAX QU^ERITÜR BELL O. Dat  { »«* 1 Dat is: Fr#<& »V Oor/ogs dos!. pp de tegen-zyde ziet men een Laurier-Krans j Midden in leeft men : EXIMI^l VIRTUTIS PREMIUM, Beloning van uitmuntende Dapperheid. Het omfchrift is: MUNIFiCENTIA PRiNCIPIS AU11IACL Dat is : . Gefchenk van den Oranj'en-VurJi. G. N. B. In ons volgend Nummer zullen wy een £lan mede deelen van een arrangement 't welk wy hebben uitgedacht, met relatie tot de menigvuldige 'brieven en verhandelingen, die ons van alle kanten toekomen , en 't wdk wy ons vleyen, dat het Publiek niet dan aangenaam zal kunnen zyn, en 'alle onze geëerde Correspondenten ten vollen ge» 'noegen zal geven. — Den Brief van den Hr. S. sullen wy met den eerften plaatlen.  DÈ OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIO Té Aanhangfel op N». XIII. Vrbem quant vacant Remam, Meliboee, pufavi Stultus ege huk noflra fimilem. Virg. Eclog. I, Amjlsrdam den 13 Nov', Myn H è e r (*). "Vlooit was ik meer te leur gefteld in myne veu J- ^ wachting , dan ik geweeft ben in die, welke my gepasfeerde week na den Haag heeft gebragt. Men had in onze Stad, by gelegenheid van het gemor dat in dezelve plaats heeft, wegens gebrek aan werk en de verdere gevolgen van den Oorïog, reets zeedert eenigen tyd elkander diets gemaakt, dat het in den Haag zelfs niet \ !'iis was , dat men 'ér ook t'onvrceden was, en reeden had voor een op- ( ») Onre nieuwe Amjierdamfe Correfpondent zal niet kwalyk neemen dat wy zyn Ed. Miflive hier en daar met een nootje verzell«n, en een a twee pasfages hebben overJtftapt, die in onze flaagfe ooren wat vreemd klinken. Voor 't overige zul» kn tfy zyn Brief woordelyk aan onze Leezers raeededeelen, z  ( arJS ) oploop te vreezen &c. Dog veelen konden 'er my geen ander bewys van geeven, als het vermaak welk het gemeen in den Haag fcheen te fcheppen in het zingen van onze Liedjes-wyven, en den grooten aftrek welke die Liedjes aldaar gehad hadden ; ■ fchoon anderen my verzeekerden dat zy in zommige buurten met flik gegooit, en in anderen daarmcede gedreigd waren geweeft, zoo zy weer kwamen. Evenwel hield men by ons fort en ferm ftaande, dat by de eerfte gepafte geleegenhcid 'er in den Haag iets gebeuren zoude. : Toen nu de Koningin van Vrankryk van een Dauphin verloft was, en de fpraak gong dat daar over groote fit es aan 't Franfche Hotel in den Haag zouden zyn , m Té-Detttns , Bals, lllmninaüen 2kc. •—■ was 'er by ons geen twyffel meer aan ,of 'dit heuchelyk Evenement was de gepafte geleegentheid, waar by men zoude zien gebeuren het geen waar naaf zoo lang gewacht was ; • met e'e'n woord", dat het volk, door 't voeren van -witte kokardes ais anderfints, haar nieuw aangenoomene .denkenswys aan den dag zoude leggen, evenals het "voormaals door het dragen van Orange linten haare -gencgeritheid 'voor het Hals van dien naam had te kennen gegcevcn.  C ) Ik had wel eenige bczigheeden die my na deft Haag riepen, dog die Waren niet zeer presfant; Ik beken derhalven gulhartig dat de nieuwsgierigheid , om Ooggetuige te zyn van deeze groote gebeurtenis, my myn reis deed verbaarten. Ik kwam donderdags aldaar aan, tydig genoég om nog pltfatsin de-Franfche1'Comedie te'vinden, daar de nieuwsgierigheid my 'rnede naar toe trok, te meer dewyl de Franfche Huurlakei van het Logement daar ik afftapte, my zeide dat 'er een fraai ftuk ter ee're van onze Overwinning op' de Doggersbnnt gefpecld zoude -wórden , waarvoor onder anderen een geheele fwerm Rotterdammers waren overgekomen. Wel nu, Mynheer, ik heb dat fraaije ftuk ge* zien, en bemerkte raifch dat onze'R'Öt'tc'rdafhfe vrienden zoo weinig te vreeden waren als ik —— platte, zoutelooze Franfche Complimenten, die aan den Held en zyn B'elooner even weinig eer doen als aan den Opiteller. De Entrepreneur had evenwel niets' verzuimd" om'dë pïaats (dié my verbazend klein voorkwam (*) ) brillant te maken; ook ( ») Die lang eert Ren* beziet, Vindt eindelyk alle de Omftanders dwergjeSi Zoo gaat het mee zommige van onze Amfter- damfthe vrienden j Let wel leezer-, ik .zeg met zommige, niet mei allen, gaat het, aU met Nebucadnefar -— Babcl my*  < 27° ) ook zegt men dat hy een gul menfch is, die zyn beft doet om 't Publiek te doen lagchen zom- tyds t'is waar wat te veel de Hofnar fpelende dog hadden de Goden ook hunnen Momus niet ? — En naar myn begrip kan men diergelyke Lieden, in eene plaats, waar een Hof is en divertisfementen Voor de vreemde Minifters moeten weezen , eren zoo weinig ontbeeren , als een Hans de gek in 't foei van Jan Klaasfen. ] Enfin, dagt ik, by 't uitgaan, morgen zal 'er waarfchynlyk eene andere Comedie, en misfehien .wel treur-eindend , in deeze zelfde ftraat gefpeeld werden. Maar ziet, Mynheer, de groote dag is voorby, «onder dat 'er iets gebeurd is van al het geen men .my, en honderden met my, in onze Stad had wys gemaakt. Het is 'er zoo verre van daan, dat toen ik tegens den avond , volgens myn voorneemen , my onder den hoop begaf, ik dezelve geen tweemaal op Sroóte Stad, heb it die "<» gebouwd? I" een AmOerdam» oog, zyn de overige Steecïen Dorpjes, en het Haags Theater -een Poppekraam — want het is de Schouwburg niet. In dit laafte wil ik egter geerne met hun toeftemmen. (NB. deeze lange aanmerking is va» Neef, zy» grimlach badze my feets voer- *{tsl4, O. P.)  < >7* ) op en neer had doorkropen, of ik merkte rafch dat. de gemoederen geheel anders gefteld waren, als ik gedacht had. Ja wat meer is, aan den waterkant van het Hotel, hoorde ik zommige, die zig voorgaande Illuminatien van vreemde Minifters herrinnerden, zonder ontroering een naam noemen» die veelen by ons niet kunnen aanhooren zonder uitzinnig te worden. Toen ik eindelyk met veel gedruis eenige voornaame koetfen zag aankomen, wil ik wel bekennen, dat myn hart begon te kloppen, want het was de Stadhouder, met zyn Vrouw en Kinderen — het gedrang werd groot — het volk fchoot toe — maar ziet, het was, even als by my, loutere nieuwsgierigheid ; en waarlyk ik geloof dat ik zelfs genegenheid befpeurde. (*) Ondertusfchen kwam ik 'er zonder klecrfcheuren niet af, en was haaft myn hoed kwyt geweeft. , Gy weet, Mynheer, wy zyn geen Hof ( *) Waarom dit zpo flauw, Mynheer ? waarom ge< ne ware genegenheid, oprechte achting en liefde. Kend gy den Vorft wel, die, even als Zyne Doorlugtigfte Voorvaders, zyn eenigfte heil en geluk Helt in dat van het Vaderland? — Maar neen, gy kent hem niet, als uit de rapporten van Uwe zogenaamd* vrienden; en die zyn de Zjne niet. (Jaom. van den O, jP. ) 1 %  ( 272 > Hofby ons gewend. Schoon ze:', r^by. het Portier , had ik myn hoed op gehouden , zonder te bemerken dat de gemeente rondsom my dezelve af had. Ik weet niet of' dit de omftanders mishaagde , maar op e'e'ns voelde ik my dezelve , niet zonder eenige fcheldwoorden, afliaan; waarop ik my fpoedig redde in de ruimte die door 't wegryden der koetfen gemaakt wierd, zonder dat myn ongeval veel opzien veroorzaakte. Gelukkig evenwel had een bezadigd gemeen man myn hoed opgeraapt, en .prefenteerde my dezelve met de onverfchilligheid van iemand, die niets tot belooning verwacht. Dit verwonderde my. Ik gaf hem cgter eene goede vereering; en oordeelende hem daar door in myn voordeel ingenoomen te hebben , waagde ik het om hem eenige vragen te doen. • ...... De man ftond verfteld, keek my aan , en zeide: „ Myn hemel, Mynheer, hoe hebt gy u zoo iets kunnen in 't hoofd zetten? het is „ waar men heeft 'er fterk op gewerkt, door het ftrooijen van Pasquillen als anderzins , die by „ zommige al eenigen ingang begonnen te vinden, „ en waarvan men vooral zeekcre langen, magew ren Jood verdacht houd, die voormaals in de „ Lo-  ( 372 ) I, Lotery. heeft gedaan-, en wiens familie op hcra „ na is yerftnolten —-ginter, gaat hy juiftmetdie „ grauwe fluitjas.— wa,?; met ften Franfc/iiiiaii~» Ja, gy zult hem op alle hoeken van de ftraat yin„ den, en men weet waar hy zyne raporten gaat „ doen. — Maar , Mynheer , die. luiden zyn te „ driftig te werk gegaan, dat heeft ons de ogen „ geopend; — En geloof my, Mynheer, de Prins „ doet te veel goed in den Haag, is te liefdragend, „ te meededogend, te goed arms, om iets van ons te „ vreezen te hebben; —En voor 't overige, Mynheer, „ is 't zyn fchuld niet dat ons Land niet beeter in „ ftaat is —Hy heeft genoeg gewaarfchouwd —w.at „ hadden wy met de rufie van doen? ~ Zyn oog,, merken waaren goed — En zyn gemeenzaamheid „ en vertrouwen in ons, bewyzen die niet, dat „ hy zig niets te ver wy ten heeft? — Zou hy uit „ het Oranje bloed geiprooten zyn , en het niet 9, wel met het Vaderland meenen? — Wel, Myn-. „ heer, Mynheer, waar kom je van daan ? &c.— De man werd yverig; ik vreesde voor toeloop; en had genoeg gehoord en gezien, om myn befluit te maken over de wyze van denken van het geween. Op dat ogenblik trad my een man voorby, daar jk veel leverantie aan heb , dog die my uit een anderen hoofde groote verpligting heeft. O! dagt ik, Z 4 wee-  < *74 f weetende dat hy Officier van de Schnttery was; deeze zal my niet ontveinzen, hoe het onder de Burgers ftaat Ik bedroog rry niet — de man fprak vry en openhartig — hoé zy eenige maanden geleeden gedacht hadden ■ h^ zy nu dachten ■ Hier vond ik kennis, bedaardheid, verftand en onderzoek. 1 Men had de Slang ontdekt, die onder het gras fchuilde, was zyne uitdrukking; zy fielden hunne eer in hunne trouw &c. Met één woord, by flot van reekening bevond ik my, even als te vooren, verre van myn verwachting. "£n zoo 'er nog al eenige weinige aan de voorige denkbeelden, die hen met zoo veel lift waren invgeblaazcn, bleeven hangen, — die waren bekend, en men kon 'er zig voor wachten. ^ f Wel dacht ik, hoe is 't mogelyk dat in een plaats, P&aar 't volk zoo denkt en de Burgery zoo eergierig is, de Magiftraat nog heeft kunnen nodig oor■leelen van den Heer Ambaftadeur te doen verzoeken dat Zyne Excellentie tog geen Wyn mocht laxten loopen (*) om de gevolgen die uit het heer. Jchend (?) Met Uwe pcrmiffie, Myn Heer, indien de Magiftraat *I iwdariis vërioek heeft gèHaan', 'c geen my niet zeker bekendis, moet  < *72 ) fihend misnoigeti onder de gemeente ( door den wyft verhit) zouden hebben kunnen fpruiten ? — Want dit had.myn franfche Huurlakey my gezegd, dat hem pofitief verzeekerd was door zeekeren Jood, die het wijl, van iemand die het wel wijl, en die hy dagelyks zag. Doch hoe dit ook zyn moge, ik ben vertrokken, Mynheer, volkomen geneezen van de vooroordeeJen, die men my in onze Stad had ingeboezemd; en. ik vind het vertrouwen, 't welk men daar in by ons ftelt,zoo gevaarlyk, dat ik myne .Stadgenootea gaarne van de waare gefchapenheid van zaaken on* derricht zag. Dit zelve in perzcon te dem, zou genoeg zyn om my door zommige myner gc?de vrienden voor dit en dat te hooren uitjovwen^ ea deezen Brief aan die van de P"1 ve~ tvn Nader* 'fi.hyn te zenden zou moeite vergeefs zyn, fefeê^B •■moét hét dan jaift zyn om de reeden die Gy, of Uw fwfeha Huurknqgt, of de lange Jood, of deeze zyn principaal c geven? —■ Gy hebt hu de fituatie gezien ;»an den eenén^^fe water, aan den anderen een fïaauw ftraatje , en dat de ">v~/erte wyn bedwelmt , weet Gy ook al mifichien by ondervinding nj— Waar moeften nu de Vaten leggen? Aan de Waterzyde, nieï ■waar? Wel nu, is het dan niét de plïgc van e; ftraac dte het leeven van deii geringften. Inwponder op prytg ft«lt, om voor ongelukken te zorgen ? Maar ter eere van d*n Heer Ambflffadeur , moet ik zeggen dat deeze reflexie reets door Zyn Excellentie zelfs gemaakt was. , {Adnrh, van den O. tf, P^}  Sfc met hun blaadje in de fentimenten het eens berjj 'êti daarom 'er werk van maak, offchoon zy zich Tiaar -myn zin wat te veel met dromen beginnen op te houden; en myn geval is geen droom; want ondertuffchen- gaat den Oorlog zyn gang, en de Commercie te gronde «— al in verwagting van iets, het .geen men niet duidelyk noemt, en naar myn gedagten nooit gebeuren zal; en miffchien niet eens goed zyn zou dat- gebeurde. Ik weet niet of ik dit aan de Haagfche lugt verfchuldigd ben, maar ik begin waarlyk te denken dat de belangens en voorrechten van het Huis van Orange te naauw verknocht zyn aan die van de Republiek, om eenige de minfte verandering in de Conftitutie te brengen. Deeze reflexie ten minften zal myn verzoek by TJ ingang doen vinden, om dezen Brief, tot informatie van myn Vrienden alhier, in Uw Blaadje te plaatzen, —r want het wordt meer in onze Stad geleezen als Gy misfchicn zelfs weet. Zoo even zegt my iemand, die een Reisje door de binnen-fteeden heeft gedaan (trouwens die hebben niet veel te zeggen (*)) dat het daar al mede heel anders gefteld is 2ls voor eenige maanden; Vreede, Vreede ! , is nu het woord ; en fpreekt men van iets anders, dan is het, even als met den, Schry* (*) Da Leezer werd verzocht de noot van Neef indachtig tê (Aanm, van de» O. N. P,)  ( 2?7 5 < Schryver van den Ceurier du Bas-RMn, in zyrté i laatfte Gazette, de Bewyzen , de Bewyzen ! — j Waarlyk, Myn Heer, die Courantier begint een flegte kerel te worden; of zou zyn Heer en Meefter de Koning van Pruiflen ook wat van gevoelen , ten opzichte der Engelfchen, beginnen te veranderen? Ik heb geen zin in zyn laatfte Reglement, nopens de bepaling van zyn Vlag; en dat NB. op verzoek van Engeland; dat zal meenig van de onzen in de keers doen vliegen; — want daar de Franfchen cn Spaanfchen hunne Zee-promenades zelden voor het najaar beginnen, en dan fchielyfc weder naar huis keeren, zullen wy tot dien tyd toe die drommelfe Engelfchen met hunne geheele macht voor Texel zien, en ergo weinig kans hebben om voor dien tyd de Noordzee ruim te krygen; behalven dat onze wervingen droevig flap gaan. — En, myn hemel! Myn Heer, waar zal het-dan heen met onze Stad en hunne Commercie? ——* :; Hartaeer doed my afbreeken. Ik blyve Uw D. W. D. i Pieter Swxarfaojft,   b e OUDERWETSE NEDERLANDSCHË PATRIOT4, tweede stuk.   ï> E OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. TWEEDE STUK. MDCCLXXXII.   INHOUD VAN HET TWEEDE STUK. N. XIV. 17. Nov. 1781. Discours over de plicht van onbeampte burgers in tyden van troebelen. Verregaande licentie van den üiernermeerlchen Courantier. brief over de Kaap de Goede Hoop. Nog iets over de Chocolade. Tyding uit Vriesland. Bericht wegens de uitgave van den Brieventas van den O. N. P. Bl. 279. Omnium focietatum vulla est. gravsor, nul/a carter, quant qua cum Republica est umcuique noftrum. €ari funtparentes, cariliberi, pro~ pinqui, Jamiliares, fed otnnes omnium caritates patria una complexa est, pro qua quis bonus dubitet morton oppetere, fieifit profuturas, CrcERO. $J. XV. 24. Nov. 178 r. Vervolg van het Discours N. XIV. Vier fragmenten Bl. 305. non bodiè fi Excluftts fueris, dejistas! tempora qtnere , Occurre in triviis, deducito ! Nil fine magno Fita labore dedit mortalibus. H O R A T. N. XVI. 1 Dec. 1781. Schandelyke vreugdebedryven te Amfterdam ter geleegenheid van de geboorte van den Dauphin. Merkwaardig en onuitgegeeven ftuk van den jare 1688. Advis van M. de Lionne aan Lodewyk XIV. met nog eenige byvoegfelen. Bl. 329. Salve Deüm foboles, magnum Jovis incrementutn! VlROI LIBS. N. XVII. 8 Dec. 1781. Brief van Ds. Bareuth aan den Prof. Hoffle.de. Merkwaardige aan* % fpraak  yr INHOUD. fpraak van ür. Withrfpoon in het Congres, Bl' 345* • - > ■ 'A Turn pietategravem ac meritisjt fortêvirum quem Confpexere, fiknt arreclisque auribus adftant, Viigimus. * * * N. XVIII. 5 January 1782. Verhaal van de desordre in het huis vaa den O. Patriot in 's Hage. Brief van Eniilie. Plan van een Conce-pt-Traclaat van vrede met Engeland. Slechtgezindheid van zekeren Secretaris. BL 371. Solvat,, ait, pcenas, fticoam quicunque fubactum credidit. LuCANUS. N. XIX. 12 January 1782. Schets van het karakter van de Engelfche Natie. Brief over de baldadigheid vaneen Hollandfchen Kaper, en ftrenge ftrafoerTening der Engelfchen over de hunnen. Extract uit het geheim dagboek van een Correspondent, betrekkelyk cut de Barrière. Merkwaardige voorzegging van Swift. Bl. 397- Estaliquidvidere illam dottorum tumtum literis celebratam Brittanr.icm &c. Erasmus.' N. XX. 19. lanuary 1782. Overdenkingen van den O. N. P. over zyn arbeid, ter geleegenheid van het bey;oni>en jaar; en nieuwjaarswensch naar Groiius. Bl. 421. mak ominatis Varcfte verbis'. Hic dies vare mibi festus, stra: Eximet curas Ego nee tumuttum Nee mori per vim met nam , tenente t'i/are ten as. Houtius. N. XXI.  INHOUD. VH N» XXL 25januiry 1782. Romeinfche wetten tegen de Libellen of Paskwillen. Extraflen uit een oui boek. Geftrafte kwaadaartigheid van den Post van den Neder-rhyn. Bl. 449. Si w a/a condiderit in qucmquh carmina, jus est judtctumque. Hosatius, N. XXII. 1 February 1782. Engelfche wetten tegen de Libellen of Paskwillen. Twee proeven van de onbefchaamdheid van onze Courantiers en Libellisten en de ligrgelovigheii van hunne Leezers. Brief wegens het voorgevallene te Amlterdam mee Sr. Cerifier. -B/.473. _ auxilium, quoniam fic cogitis ip/t, Dixi, «b boste petam. O v 1 d 1 u s. N. XXIII. 9 February 1782. Nieuwe demarche van J. Adams by H. H. MM. Brief van J. Tucker over het toekomend loc van America. Merkwaardige brief van Silas Deane. Bl. 505. ' Iltc eg0 P>rtes arcanaque fata, Didta tua: genti, penam. ''N. XXIV. 16 February 178a. Brief over het Libel Aan 'tvolk van Nederland. Anecdote van. den Hertog van Nivern&iS in Engeland. Bl. 53?. ♦ • ne postera cred^'f Secula! nos certe totedéh # obmta lons-a Motte premi patria patiamur erimitta gentis. S t a t 1 0 s, N. XXV 23 February 1782. Brief over de dwaasheid en kwaadaartigheid der Fransch- ge-  Vïü I N H ö u p. geétè& Libellisten. Nadeeligheid van eene verbintenis met Vrnnkryk enz. Iets van de Franfche Staatkunde. Anecdote van Lodewyk XIV. Grootmoedigheid en laagheid in den uiterllen graad. Bl. 561. Furor ne ettert, an rapit vis acrier, An CUlpa? HORATIUS. Aambakoz-el op N. XXV. 2 Maart 1782. Brief van het Hof van Holland aan Hun Ld. Gr. Mog. van 20 Febr. 1782. teegen de roeneemende licentie van de Drukpers, ter Pieleeïrerheid van een fchandelyk Paskwil, de Óranjcboomen. Een woord aan den Staatsman. Verfcheidc verregaande ftalen van de voorgem. licentie. Bl. 593. Frufira fperatur impunitas atrocium fcelerum prop/er exigui temporis moram. r r Aristot. N XXVI. 9 Maart' 1782. Vervolg op den wiet N. XXV. Bl. 616. Maxima culpa est in eo qui vcritatem aspernatur, & in fraudem obfequie impelhtitr. ClCEXO. Aanhangsel op N. XXVI. 16. Maartij. AinTpraak van den Hr. Iddekmge in de Vergjdering van H. H. Mog. op den 28 Dec. i78i, Bl. 643. Einde van het Tweede Stuk.  DE OUDERWETSE NEDERLAtfpS-C.HE PATRIOT. N°. XIV. (*) Omnium Societatum nuila ejl rravior, nulla cariof , qttam qua cum Republica rjl unicuiquc nojlrum* Cari Juut parentes, cari liberi, propinqui, familiare: , Jed omnes omnium caritates patria una complexa ejl pro qua quis bonus dubitet mortem oppstert, Ji ei fit projuturus. ClCER.0. ITTet is eene grove dwaling van fommige WysJL geeren, dat de menfch enkel en alleen,, of wel allcriterkft, bewogen wordt door beginfels van eigeliefde, en dat het grote beweegrad en doeleinde van alle zyne daden is de verkrygüig van eenig (*) Wy hsafien ons om ten minften het begin van dit voortrtffelyk D:fcours, a.in or.s in eéne vreemde taal toegezonden, te pui .tien: en zyn verzekerd aat onze Lezers hetz&lve voor geen gering cieraad van ons blaadjen zullen houden Het ïs geenzins de moeite, die het overzetten 'er van ons gekofi. heeft, maar wel het aanmerkelyk verlies, 't geen wy met leedwezen erkennen , -dat dit Discours door onze overzetting geleedea heeft, hoe zeer wy ' ook verzekerd zyn dat deszelfs innerlyka vaardy daardoor niet te minder erkend zal worden 't geen II Stuk ' Aa ea»  C 2S0-) nig waar of fcbyn-gocd voor hemzelf. Dc geringfte Kennis cn oplettendheid op den menfch, cn de oppervlakkigftc bedrcevenheid in de gefchiedenisfen is genoegzaam om ons te overtuigen , dat de menfehelyke natuur niet alleen zeer dikwils in beweeging gebracht wordt door beweegredenen van zuivere gezelligheid en menfchen-liefde, maar dat deze beweegredenen zelfs allerfterkft op ons werken. Wel is waar, dat winzucht, eerzucht cn de bejaging van zinnelyk vermaak de gemeenfte dryfvederen zyn van het gedrag der menfehen ; doch hoe fterk ook de aandrang van deze beweegredenen zyn moge , dezelve is ongclyk minder inkracht dan die der gezellige aandoeningen , wanneer deze laatfte eens acn den gang gebracht zyn. De reden hiervan is klaar. Alle eigelievcnde driften zyn bcfloten in den boezem die dezelve koeftert, cn werken op heur zeiven, zonder enigen vreemden byftand, en zonder door wederzydfchc werking verfterkt te worden. Integendeel dc gemeenfehappelyke aandoe- nin- ons dost wenfehen dat de achtenswaardige Schryver, buiten twyfiel een echt Nederlandfch Patriot, onze eige taai gebruikt had , om zyne gedachten ter reder te ftellen. Hoe het zy, alles wat ons van deze hand voorder mocht toekomen, zal ons ten allen tyde en in zulk eene form als de Schryver verkiezen mag, ten uiterften aangenaam zyn, en met de grootfte erken» tenïi omvangen woidcn. ] O. N. P.  ( 2?X ) Hingen verfpreidcn zich van hart tot hart, krygen nieuwe kracht en werkzaamheid door mcdedeeling en wecrkaatzing , en verheffen zich fomtyds tot een trap van drift cn geweld, die eene aanfpanning van krachten veroorzaakt , welke in het ei* gelievendft menfch , by de driftigfte bejagingen, niet zou opgekomen zyn. Medely den met ongelukkigen , Godsdienfl-yver, zucht voor het gemeen» ibelzyn en Vaderlands-liefde, zyn beginzelen , die op menfehen gewerkt hebben met eene kracht, die aan den ecnen kant de grootfte eer doet aan de menfehelyke natuur , terwyl zy aan den anderen kant menigmaalen daden voortgebracht hebben, die dezelve tot de grootfte fchande verltrekken.' Uit het eerite van deze beginzels zyn de romaneske onderneemingen van den Ridderftand of Chetalerie der middel-cuwen ontltaan. -Het tweede ifieeft in denzelfden tyd de Kruistochten, en voorts. |door alle ecu wen en onder alle natiën de bloedigfïe-. vervolgingen en Godsdienjl-oorlogen voortgebragtl 'Oproeren , burger-mijlen , en de vreeslykfte van ple oorlogen, Burger-oorlogen, zyn de gevolgen ; geweeft van dc laatften. In slle deze gevallen hebffecn de menfehen alle' vermaken cn genoegens van ■et leven opgeofferd, alle de tedcrlte banden van ivriendfehap en blocdverwandfchap verzaakt, alle ffle heiligftc zedelyke cn maatfehappclyke plichten feoorbygezien en gefehonden, in de enkele bejaging fran eenig fchynbaar publiek voordeel. En deze Aa 2 Bei-  ( 282 > neiging van den menfch, om een levendig belang: te neemen in alles wat het voorkomen draagt vanmcnichücvendneid , patriotisnius en deugd, kennen hecrfcnzucbtigc en liftige lieden, die- de mede- I •werking van her gemeen nodig hebben tot de bereiking hunner oogmerken, zóó wel, dat hunne eerfte ftap by het begin van hunnen loopbaan, altoosis het aunn-emen van denfehyn van de eene ol andere van deze deugden, en het voorgeeven en betuigen, op de plechtiglte wyze, dat hunne eenige bedoeling is bet welzyn van hunne Tnede-burgc-. ren, terwyl zy veelliever in den grond enkel hun eige belang, ten kofte van dezelven, zoeken te bcvorderen. Hier van daan het dagelyks misbruik van de woorden Patrioiismus , Ihruumus, Vryheid ^ en menige andere van het zelfde gewigt. De geduurige voorbeelden van den uitflag van deze lift», de aandrang , de hevigheid , dc vyerige dcclncexning, die het Gemeen altoos toont met betrekking tot dc publieke zaken , bewyzen ten klaarften de ftelling die ik met dit alles heb willen betogen,, dat namentlyk de edehmtdtge beginzeis van onze. natuur veel fterker weiken , en ons veel verder vervoeren , dan die welke van een eigelievendenh aart zyn, En deze natuurlyke neiging van den menfch-ora een levendig belang te neemen in alles wat be* trekking heeft tot het menfehdom. cn dc menfcher lyke  ' < Il3| lyke maatfehappy , is tot wyze emdens befchikt en in den menfch gelegd. Ons welzyn niet alleen, maar ook ons aanweezen, en onze onderhouding hangen af van het beltaan der maatfehappy ,en derzelver bewaring, doormiddel det burgerlykc regcering. Noch maatfehappy, noch regeering, kunnen ftand houden zonder de medewerking van alle derzelver leden ; en beider inrichting hangt af vau de getrouwheid , waarmede elk van dezelven die plichten betracht, die hem byzonder opgelegd zyn» Zulke plichten hebben de geringfte leden der maat*fchanpy, elk in zyn byzonderen ftand, en zy worden memgmalen geroepen tot het uitoefenen van daden , en dragen van laftcn en onaangenaamheden , voor het gemeene welzyn, welke een hogen trap van moed en ftandvaftigheid vereifchen. .Het grootfte gedeelte der menfehen is niet verligt genoeg, om duidelyk in te zien hoe zeer hun eigebelang noodzakclyk verwikkeld is met dat van het algemeen , 't welk zy geroepen worden om te bevorderen; en gevolgelyk, byaldien zy onvatbaar waren voor een drift voor het gemeene welzyR , zoo zy ongevoelig waren aan het belang der maatfehappy, en enkel bewogen wierden door beginzels van eigebelang, zoo zouden zy nooit tc brengen zyn tot het betrachten van hunnen plicht, ajs leden der maatfehappy; ten minften hunne werkzaamheid zou ongelyk minder en flapper zyn „ Aa g dm  dan zy nu is uit hoofde van hunne ingefchapene fociale beginfcls. In tyden van burgerlyke beweegingen en troebelen, is deze drift voor het gemeen welzyn, in de byzondere leden der maatfehappy, vooral noodzakelyk, en vertoont zich dan ook wezenlyk meer en fterker dan ooit. Weinige kunnen , en geene mogen onverfchillige aanfehouwers blyven, in het midden der twiftende parryen , die de belangen van den Staat elk naar hunne onderfcheide zinnelykheid willen regelen. Vooral wanneer het punt in queftie van zulk een aart is, dat de beflisfing daar vzn of een merkelyk voordeel aan de Natie jftaut aan te brengen , of dezelve in de zwaarfte Tampen in te dompelen. Edoch het is van het uiterue belang, dat deze drift wel geleid worde, en dat aan het Gemeen reente denkbeelden worden bygebracht van den waren aart en gefteldheid van deszelfs doel, en van de gevolgen die de goede uitllagvan de party,welks zyde het zelve kieft,waarfchynlyker wyze na zich ftaat te flepen. Anders ontaardt deze voordeelige drift welhaaft in een blinde party-zucht en verderfelykc razerny, welkers eenig doeleinde is de verheffing van deze of geene factie ; en die dit doeleinde bejaagt door flinkfche en rechtfche wegen , door recht en onrecht, de hciliglte palen verzet, omverwerpt, of over-  ( ) ©verfchreidt, en alles in verwarring brengt en het onderrte boven keert. Terwyl de tegenwoordige gefteldheid van zaken in ons Land ten uiterften critiefc is, en de party-zucht en verdeeldheid nimmer tot zulk een hogen trap als tegenwoordig gefteegen, noch met meer geweld opentlyk uitgebroken is, zoo verbeeld ik my, dat het der moeite waard zal zyn het overige gedeelte van dit gefchrift te befteeden, om te onderzoeken, ep welk een» wyzp een onbeampt burger zich behoor» (e gedragen in dusdanig eene gejieldheid van tyden en zaken. Ik heb reeds aangemerkt, dat niemand, van hoe gering een ftand ook, kan noch mag onverfchillig blyven, zoo menigmalen als eenig aanmerkelyk belang van zyn Vaderland iri queftie komt; en dat elk een, zonder onderfcheid, het zyne kan en moet toebrengen tot voordeel van het gemeen. Dit doet het grootfte gedeelte der burgers in een aammerkelyken trap , wanneer zy getrouw en confcientieus de plichten betrachten, elk van zyn byzonderen ftand en beroep, voor hunne huisgezinnen zorgen, goede buren en getrouwe vrienden zyn, de wetten eerbiedigen cn zorgvuldig haarkpmen , en de beftiering der publieke zaken overlaten aan die geenen, tot welker ftand en beroep dezelve byzonderlyk behoort, en die uit hoofde van hunne ampten, of geboorte, opvoeding en uitgeftrekter kundigheden en inzicht in zaken, ook het Aa 4 bei!  ( 2S5 ) beft gefchikt zyn om dezelve te befticren. Doch dit geregeld , deugdzaam gedrag, 't welk de onbeampte burger akoos behoort en geruft kan en mag houden, in tyden van geveftigde ruit cn vrede , is het enirye niet wat van hom gevorderd •wordt in tyden van beroering , als de Natie door party-zucht verdeeld cn gefcheurd, als het fchip van Staat door ftorrrién en onweeren heen cn weder geflingerd en op dén rand van deszelfs verderf gebracht wordt. Dan begint men zich te herinneren, hoe in het allérlaatfte rèslbrt dc macht afltamt van net volk , en dat hetzelve onder de willekeurig.te regeeringen zelfs de zenuw uitmaakt van den Staat F.n dienvolgens is het ook het volk, 't welk de heerfchzuchtige Voorgangers in hunne belangens zoeken te krygen, cn by 't welk zy zich beyveren om hunne beginfels en daden te rechtveerdigen, en zoo hetze've voor zich in te neemen en deszelfs gunlt en by ftand voor hunne onderneemingen en bedoelingen te verwerven. Ten dien einde 1 pa ren zy noch kunft noch lift, om op deszelfs driften en aandoeningen te werken, zyne vooroordeelen, begrippen en gevoelens te fusfen, of wel te leiden en op hunne zyde te brengen; cn onder voorwcndzcl van zich aan deszelfs beflisfing te onderwerpen , maken zy hetzelve wezemiyk tot niets anders als een bloot werktuig van hunne eige inzichten. In zulke gevallen (en dit is de tegenwoordige gefteldheid van zaken) behoort de ; . voor-  ( *87 3 •voorname toeleg van een ieder te zyn, om zich; op zyn hoede te houden tegen alle verrasfing en bedrog, om zyn geeft zoo veel mogelyk vry te bewaren van alle vooroordeel en blinde drift, en om vooral zorgvuldig den regel te betrachten, audi & alteram partem. Byzonder moet een goed burger ten uiterften wantrouwig zyn met opzicht tot de helklinkende aanmatigingen van patriotismus en zucht, voor het gemeene welzyn, terwyl dit juift den dekmantel is , gelyk ik reeds heb opgemerkt, waaronder heerfchzuchtige Demagoguen hunne eigelievende en fchadelyke oogmerken bedekken, en het onbedachte Gemeen in hun verderf brengen: Pijlula dukt canit volucrem dum decipil attceps (*). En een onfeilbaare toetsfteen in dezen, is, dat waare Vaderlands-liefde cn Patriotismus, even als ware Godvrucht, noit luidruchtig is noch een uitwendig vertoog maakt , meer gezet zynde om haren glans door goede daden , dan door helklinkende woorden en uiterlyk gebaar te verfpreiden. Doch bovenal moet men dezulken ten uiterften verdacht houden, die hunnen in fchyn patriotifchen aanval rich- (*) Zie boven N. V. bl. 93. 9;. en voeg 'er byHuME's Hiftory of Cbarles I. ad A. 1640, Vol. VI. p. 282.] O. N, P. Aa 5  ( a£S ) ■ richten tegen zulke aanzienlyke perfonen, die hen in den weg zyn, in de bejaging van hunne eige grootheid of verheffing, en tegen zulke publieke ftandpiaatfen of Staatsbedieningen, welke uit heuren aart de fteunen zyn der publieke vryheid. Als het volk deze voorbehoedlclen niet gebruikt, en dit alles niet zorgvuldig in 't oog houdt, zoo moet het noodzakelyk vroeg of laat het blinde werktuig worden van den eerften lozen bedrieger, die zyn belang vindt om hetzelve te misleiden en tot zyne oogmerken te gebruiken; en in plaats van redelyke wezens en conftituecrende leden van het politiek lighaam, zoo worden zy oorzaken en bewerkers van hunne eige rampen en ondergang. Ik weet "wel, dat die onpartydigheid, die koele beoordceling van perfonen en zaken, die ontoegangelykheid voor drift en vooroordeel, zeer mocilyk zyn om te bewaren, voor een ieder wie hy ook zyn moge, in tyden van merkelyke troebelen en midden onder eene algemeene gilling; en 200 veel minder reden heeft men om hetzelve te verwachten van den groten hoop, die weggefleept wordt door het eerfte voorkomen der zaken, zoo als dezelve aan hem worden voorgedragen , en veelmeer door gevoelens en meningen , dan door redeneeringen geleidt wordt. En het ftnert my, dat de tegengeftelde neigingen van vooringenomenheid , drift, en vervoering reeds zoo verre en zoo algemeen  ( ) meen onder' cnz'e Natie verfpreid zyn. Doch indien het oit nodig is om buitengewone pogingen te doen, om zich te beveiligen of te herftellen in het bedaard gebruik van zyne Rede, het is dan wanneer dc vraag begint te worden, of die geenen , aan welke het voornaam beftuur van den Staat is toebetrouwd, hunne plicht betracht hebben, dan niet: en gevolgelyk of zy in dat beflier behoren gecontinueerd te worden en ons vertrouwen voorder verdienen, dan wel of hunne befchuldigers in hunne plaats moeten gefteld worden; als mede of wy voortgaan zullen om voor ons zeiven te befluiten en te handelen , als een vrye Staat, dan wet of wy ons geheel zullen overgeeven aan de leiding van eene vreemde despotieke Mogenheid ; kortom wanneer onze wezentlyke belangens, als Nederlanders, als Burgers, cn als Menfehen in queltie komen. Het vervolg Mer na. * Wy hebben in ons Xe Nommer bl. 199, gezegd , dat wy den Diemermeerjchen Courantier voortaan ongemoeid zouden laten , uit mededoogen voor eene verpletterde padde ( * ). Doch dit was in vooronderftelling, dat het ondier wezentlyk verpletterd was. Dit hadden wy reden te denken , daar wy de Stukken, die tot die verplettering {*) Verg. N. II. bl. 30. N. IV. bl. ui.  { tga ) .ring fpectecren, onder ons hebben, en by tyd es ■wyle zouden wy het Publiek dezelve w el eens kunnen medcdeelen. Doch het fchynt, dat tegenwoordig al het vergiftig, ongediert , dat om ons henen kruipt en ons plaagt en fteckt , van den fiangen-aart is,, en niet meer ik-rft, maar enkel vervelt; en zo rafch het maar weder enige krachten bycen gezameld heeft, byna erger is dan te voren. Daar fchynt het met den Diemcrmeerder dat is den Oud- Noordlioilardfchcn Nicuws-vergiftiger , henen te gaan. Doch hoe zeer wy reeds een geruimen tyd daarvoor gevreefd hebben, bekennen wy evenwel ons niet te hebben kunnen verbeelden, dat hy, na zuik leergeld gegeeven te hebben omtrent eene injurie aan eene particuliere Stad, in eene vreemde Provintie , aangedaan, nu zyné eerfte krachten , na zyne wederopstanding, zou hebben beproefd zoo aan de eerjle Vergadering der Natie, als aan de Staten van meer dan eene Pravintie , en zyn vergif tegen Hoogftdezelve direS en by name ingericht. Wy zullen ons voor het tegenwoordige vergenoegen met het Artikel des hier queftie hier in ons blaadje ter neder te ftellen en te bewaren, als een Memento mort voor dezen oproerigen fchryver, en referveeren ons om by tyd en wyle, als wy deze zaak eens opzettclyk zullen kunnen opneemen , nader daar övcr met hem in verftaanbare termen te fpree- ken  C *91 ) ken (*). Ondértusfchen raden wy hem zeer eraftig van. zyn eige belang wel te overwegen, en in tyds noch zich te beraden ; welk een toon hy voorder wil vervolgen aan te ftemmem, daar eene tweede dwaling vry gevaarlyker zyn zoude dan de eerlte , en het einde mogelyk den gehcelen lalt dragen. Behaagt hem deze raad niet, en kieft hy een tegengeftqlde party, het zal ons mogelyk , om andere redenen, «o»-aangenamer zyn. En, na hem gewaarfchouwd te hebben, zullen wy, zonder eenig zelfsverwyt, in praats van medelyden met hem te hebben , ons overgeeven aan het genoegen 't welk de handhaving der Wetten, en recht- vcerdiga (*) Het Advertisfement in de Courant van 7. Nor. 1781 —t luidt als volgt: „ Amfterdam den 6. November, de Advertentie van den Hr. Hertog van Brunswyk , die men in verfcheide Couranten tteteezen heeft, geeft wederom veel ftof tot nituwe gefpreètcn en hieuwe gefcbrilten , deveyl tegen dezelve vry wat te zeggen valt. Hier wordt van veele reedi aangemerkt , dat de vourgewende l'ryfpraai van de Staten Generaal , en van fommige byzondere Provintien , waarop zyn Hoogheid zich beroept, even ZOÓ tdel zyn , als of de konins van engeland Hoogfldenzetven in de Pravintie van Holland wilde vrysprekk.en ; dewyt de uitfpraak dezer zaak aan niemand ah aan de Vrovimie van Holland competeert; want de Hr. Hertog hierin niet als Veld MaarJchalk , miar alt particulier moet worden aangemerkt , en in dit hoedanigheid alleen door die S.aten , na een nauwkeurig en rechtmatig onderzoek, kan ^treibtveerdfgd (,ƒ veroordeeld worden, gelyè fommige Leden der Hoge Regeering in andere Provintien zeer wet hebben aangemerkt. Tot dat dit gejebied zy, gullen ny ons voor- "r everi^e over deze.zaak niet uitlaten*, ...  ( 292 ) veerdige Strafoefeningen over de Schenders derzelye by alle weldcnkcnden moeten verwekken. Kt Den volgenden Brief van den Hf. S. hebben wy in ons vorige Nummer reeds beloofd te zullen plaatfen. Zy komt van goeder hand en fchynt ons Veel attentie te verdienen. Myn Heer de O. N. Patriot! • „ Indien 't oorlog in 't algemeen niet onder de grootfte onheilen moet gefteld , en inzonderheid een Oorlog met Engeland voor dc Hollanders niet als ten uiterfte nadeelig moet aangemerkt worden; indien de geene , die gaarne zouden gezien hebben dat men met een weinig meerdere toegevenheid een Oorlog met die Mogendheid vermyd , en de raadgevingen van zyne Doorluchtige Hoogheid daaromtrend had gevolgd, niet regt patriottifch dachten; dan wil ik gaarne bekennen , dat my de •wezenlyke belangen van de Republicq en desftifs* ingezetenen geheel onbekend zyn ; maar is 't tcgengeftelde waarachtig , cn word zulks uit de voorbeelden van vroeger tyd, zoo wel als door de tegenwoordige ondervinding, helaas, maar al te veel beveftigd, dan kan ook een gefchrift ingericht als 't v.we om de yooroordeelcn van blinde leveraars (is 't moog-  (*n) 't mooglyk) wegtencemenen 't vergif der oproerige Pasquillen, met al den Franfchen aanhang t tegen te gaan, billyk niet anders al aangenaam by regte Vaderlanders voorkomen. Hier van verzekerd zynde, zal ik u eenige bedenkingen uit aanleiding van de laaft ingekomene berichten van de Kaap der Goede Hoop mede deelen,om of daarvan door middel van uw week-blad geliefde gebruik te maken, immers als dezelve van eenig gewigt en dus der atr tentie waardig mocht oordcelen: Is 't met dc regelen van voorzichtigheid wel over een te brengen dat men de gemelde Kaap, ter dekking tegen de Engelfchen , door een Franfch Esquader laat bezetten, en ten dien einde 1200 man ontfehepen, hoe zeer die gebeurtenis door zommige onzer Courantiers als een blyde tyding is aangekondigd : want wie is 'er nu meefler van dien Afrikaanfchen uithoek ? Was 't Ecrtyds in den uiterften nood , dat men de Engelfchen als een onderpand voor groote geldleeningen , eenige plaatzen inruimde ; heeft men niet geruft voor dat dezelve wederom- wierden geloft; en zou mtn thans niet fterk opzien, wanneer de Steden Vlisfingen en de Briel Franfch Krygsvolk innamen, om dezel«|te bewaaren tegen de ondernemingen cn gedreigde aanvallen der Engelfchen? Nochtans was dat mooglyk gerufter en veiliger te doen,  1294) 'üoen, als eeiie afgelegene, maar zeer important? Colonie toe te vertrouwen aan eene Natie, die veel meer nut van dezelve zou kunnen trekken dan zelfs de Engelfchen 5 welke laafte in hunne reizen naar de Indien zich genoeg kunnen ververfchen aan 't Eiland St. Helena, terwyl dc Franfche integendeel de Kaap niet kunnen misfen, maar van 't zelve voorraad moeten afhalen voor derzei ver Eilanden. Ten minfte is 't zeker dat als de Franfchen meeltere zyn van dit Etablisfement (dat als dc Reutel van onze Ooft-Indifche bezittingen geconfidereert kan werden) dezelve dan ook meellers zyn om ons te dwingen van den oorlog tegen Engeland met of tegen onze wil te doen continueeren; ofte wel anders in^de posfesfie te blyven. Even als 't weinig Staatkunde (of buitengemeene zwakheid) in de N. Americanen yooronderftelt.met zoo veel Franfche Hulptroepen interoepen, die niet gemakkelyk te verdryven zullen zyn, als dit volk eens beter gedisptfneert mogt worden om zig met het Moederland te 'verzoenen. Ik weet wel dat hier tegen in te brengen is de Vraag S moeft men dan de Kaap als andere bezittin- ■ 'gen maar ten prooi hebben gelaten van de Engelfchen? Dan,zoo ik eenigzins wel geinformeert ben,, •was hier in geen groote ztffcigheid, dewyl mem aldaar van de Vredebreuk tyds genoeg kennis hadl en gewaarfchouwd- was om zig tot tegenweer te; .5. bc-<  ( *9Ü J bereiden, zoo dat de Vyanden by verrasfing 't zelve niet konden innemen , en met geweld ook niets uitvoeren ; als kunnende, door de bezetcing van onze fterkte vereenigd, met de gewapende boeren (die goede fchutters zyn ) gemakkelyk afgekeerd worden. Tot befluit: 'er is dan niet veel reden (naar myti inzien) om den deelgenoten van onze O. I. Comp. met deeze gebeurtenis geluk te wenfehen : te minder nog, om dat men niet weet hoe verre de Negotiatien van onze Bewindhebbers met Vrankryk gaan kunnen, en of 'er in Batavia ook geen Franfch guarmizoen zal gelegd worden, veelligt nog, met daardoor onze gedienftige Vrienden confiderable fubifidiè'n te betaalen. Met een Hollandfch oog en hart de Publicque i zaaken befchouwende , eindig ik deeze onder haritelyken wenfeh dat alle Oogen en Harten als in iée'n brand-punt mogen zamenloopen; om eendrachtig te werken ten behoud van 't lieve Vaderland, IBlyvende VEJ. W. Dittb Iden 2. November 1781.  (ïpf) Onder bet drukken van dit blad ontvangen wy bet volgende fchryven. Wy oordeelen hetzelve onniiddciyk te moeten plaatfen , ten einde te gelyk daarop te kunnen antwoorden. M **** den ia. Nov. 1781. Mynheeren, Ik begin met UE. te bekennen, dat ik noch myne vrienden niet van uwe party zyn. Evenwel kezen wy uw blaadjen, als wy het in 't Koffyhuis vinden leggen. En offchoou wy het in den grond mee u niet eens zyn, om dat wy een euwigen haat aan de Engelfchen gezworen hebben , en aan 't Hof geene verplichting hebben noch oit hebben willen, zoo bekennen wy niettemin, dat gy dikwils geen ongelyk hebt, vooral als gy fommige van uwe Confraters (*) hier en daar eene fchuj-ing geeft. Het is ongelukkig dat onze goede zaak zulke flechte verdedigers heeft. Sedert hes Politiek Sijl&ma ■san Amftirdam is 'er nog niets gefchreven, dat (*) Als1 wy denken, dat hier de Poliiiqne Hollandois, de Poft van den Ncder-R/syn enz. verftaan worden', "dan bekennen wy dat deze benaming ons meer verneedert , dan alle de Injuriem die deze Confraters ons gezegd hebben of «eggen kunnen.  C 297 ) gat de minfte attentie verdient, en dat zelfs wi$ niet veel meer als een prul. Het grote Foliant j 't geen 'er tegen gefchreeven is , hebben wy onder ons in ceremonie verbrand, maar met dat al zooi is het noit nog gerefutcerd , ten blyke dat meiï gecnc goede pennen aan onzen kant krygen kan of verzuimt om ze te zoeken, waar ik tog'-de rede niet van bcgryp. Cerifier is nog de befte van allen , en dat zegt niet veel. In 't Land der blinden is een-oog Koning.. En daarby is hy voor zyn perfoon een allerflechtfte kerel, ik ken hem en heb met hem te doen gehad, dat is genoeg om te maken dat het my verveelt hem te horen noemenZoo, dat alles wat gylieden van dien kant zegt, heb .ik noch myne vrienden niets tegen, en dat is ook U 't beft geraden. Want, naar onze gedachten , fchynt uwe zaak niet zoo goed, als om dat de onze zulke flechte en armhartige Verdedigers heeft. Het beft derhalven, 't geen gy doen kunt, voor uwe oogmerken, is op deze te vallen, en de zaak zelve zoo veel mogelyk daar te laaten. Dat dit ook uwe idee is, geloof ik om dat gy by voorbeeld nog noit ondernomen hebt, te bewyzen, dat de' 'Engelfchen niet onze natunflyke vyanden, en dé franfchen onze mtuurlyke vrienden zyn: 't geen' tog by my en anderen , die deze zaken ah Kooplieden wat beter inzien , cerie uitgemaahe- zaak is. Maar om op myn propooft te komen, ik wildé zeggen, ajlcs wat gy van uwe partyen ,- dat is Bh a , yan  l«9« ) tan de voorftanders van onze party zegt, kan i& en myne vrienden Uiieden toegeeven. Wat wy V kwalyk neemen, en zeer kwalyk genomen hebben , is dat gy buiten enigen noodzaak veel verder gaat in uw laatfte Nummer : dat gy met accufa- • tien voor den dag komt, waarvan gy zekerlyk geen het minfte bewys hebt, die op een bloot hor en zeggen ruften, zoo dat gy zelve 'er niet als in vago van durft fpreckcn, en die ondertusfchen van de allerverregaandfte en crimipeelfte natuur zyn zouden , als zy waar waren. Gy begrypt ligt, Myn Heeren, dat ik die pasfage in 't oog heb van de Chocolaad, en dat is ook zoo. Die heeft my geweldig gechoqueerd, en alle myne vrienden mee ray. En daarom zal ik ü 'er ook ruiterlyk onze gedachten over zeggen. Wy begrypen , dat uw doelwit enkel is, om uwe partyen zoo zwart als mogelyk te maken : dat is 't beft als men eene kwade zaak voorheeft. Maar terwyl gy daar, God betert 't , maar al te veel ftof toe hebt, zoo moeft gy U dat genoeg laten zyn, en U daar by houden. Had gy van dadelykheden willen fpreken , en ons van dadelykheden willen befchuldigen, ( als 't u al niet genoeg was de oproerigheid van fommige onzer /chriften, ja weekbladen getoond te hebben) dan zou ik U nog toegegeevea hebben, dat gy te verftaan had gegeeven , dat men nu en dan, op meer dan eene plaats , by zekere geleegenheden, wezemiyk het 'er op toegelegd heeft  (m ) feeeft om oproer te verwekken, en het Gemeen tegen zekere luiden van uwe party opteruien. Dat alles is maar al te waar, en wy haten en verfoejen Shet, Maar dat van die Chocolade , Mynheeren , gaat nog wat verder: en terwyl wy zeer zeker durven vertrouwen , dat daar geen de minjïe grond toe is, hoegenaamd, en dat het op zyn beft niets anders als losfe praatjes zyn , die U ter ooren mogen zyn gekomen, van den een ofandcren dronken dolleman , die tot geene de geringfte confequentie trekken, zoo vinden wy het zeer flecht, dat gy hiervan hebt gefproken. 'Er zyn dingen , Mynheeren, die men in een welgcfteldenBurgerftaat, niet eens nomen, veel min fchryven moet , om ze niemand in de gedachten te brengen, laat ftaan dat men 'er zyne party van befchuldigcn zou , als die maar al te veel reeds op hare rekening heeft, enkel om haar zwart te maken , op een horen-zeggen , op loste en gekke praatjes. Hoort, Mynheeren, ik ben een vry Nederlander, en denk zoo als ik fpreck; cn zoo beftaan myne vrienden ook. Wy kunnen veel over ons laten gaan en veel verdragen, maar wy houden dat men ons van de klederen blyft. Alle fchryven cn wryven, en fchelden, en verwyten, is niet met al: iemand by occafie een huid vol flaag te geven, of eens te vechten , dat gaat 'cr ook mede door, en een lache die 't in donker doet. Maar malkanderen te vergaven: yoor zyn buurmans, foupe bang Bb 3 tQ  C soa ) ïë moeten zyn i met ehecolaad te dreigen, dat is weder hsel iets anders! Als het daar, toe komen zou , ziet , ik ben de vrccdzaamite man van de wereld , maaj1 dan zou ik mede doen. En zeer vele metmy. Dat zyn dingen, daar men niet mede lagchen moet. Dan is alles uit. En dan moet 'er gauw een eind aan komen. En daarom, Mynheeren, neemt het my niet kwalyk, als het hoge Woord 'er uit komt: ik moet het zeggen, Mynh'cexen : Een Jchurk die 'er 't eerji van /preekt. Wy zyn 1 met ons feventicnen in het CorTyhuis geweeft,toen \ wy Uw blaadje gekreegen hebben; alle vogels van eenerlei vederen, en dezelfde bcginzcls toogedaan; cn alle zyn wy 'er egaal over aangedaan en even Iteik geïrriteerd. Ik heb op my genomen U te fchryven , en van U te vorderen om duidelyk te zeggen , waar op die pasfage van uw vorig j jiummcr ziet, en wat voor bewyzen gy hebt van \ zulke dreigementen, die door luiden van onze par- 1 ty zouden gedaan zyn. Wy zyn verzekerd, dat ] het niets anders als losfe praatjes en horen zeggen ] is, anders zoud gy 'er wel meer van gezegd heb- j ben; cn als dat zoo is, dan verklaren wy U niet alleen voor allerficchtfte menfehen cn allergevaar- j lykftë inftrumentcn, maar dan zullen wy niet rusten voor wyU lieden uitgevonden hebben,en U niet j op een kopje chocolaade nodigen, maar U voor de 1 yuift, in perfoon , over deze verregaande en in-' ] feme befchuldiging onderhouden. En om U te to=. pen,*  fiêö, dat wy equitabel zyn, en dat wy 't niet teginU, maar tegen de zaak hebben, zoo beloven vry Udaarenteegen,alsgy ons iemand by name weet te noemen, van onze party, die zulk een dreigement wezentlyk gedaan heeft , al was 't maar by monde (in gefchrift of in druk zyn wy wel verzekerd dat gy noit iets dergelyks zult kunnen aanwyzen) dat wy van dat ogenblik af de party, waartoe zulk een monfter behoort, verlaten , ja plechtig afzweeren zullen, en dat wy alles zullen doen om dat monfter uit te vinden , en ons Vaderland „ het kofte wat het kofte, niet met chocolade, maar op eene eerlyke wys, van hem te vcrlosfen. Wy. wachten ongeduldig op uw befcheid, en syn inmiddels Myn Heeren Uwe Lezers uit allernaam. G. B. ANTWOORD. Wy kunnen den Hr. G. B. en zyne zefticn vricn» den fchielyk afveerdigen. Zy fchynen ons eerlyke, refolute luiden, en wy Wenfehen onze party geluk met de acquifitie die dezelve van hen ftaat te doen. Want onze accufatie fteunt geenzins op praatjes of losfe geruchten: (naar op een geschrift , dat opentlyk verkocht, en Bb 4 ZQ"  C soa 5 Eekerlyk in woede en domme razerny nog zyns ge« Jyken niet heeft gehad. Het heet Vrymoedige en Staatkundige aattfpraak aan het volk van Nederland &c, door den kleinzoon van dm Neef van Pieter Hwarsdoelen, en wy verzoeken hen de laatfte bladzyde, of liever de laatfte regels 'er van te lezen; om zich tc overtuigen , tot welke uiterften men komt,om de party, die hen tot nog toe de befte gèfcheenen is, te verdedigen. Zy zyn veel te edelmoedig om hun woord niet geftand te doen, en dezelve aftezwecren; cn zeer veele zullen ongetwyffeld hun voorbeeld volgen. A. $ jZoo even krygen Wy met de Friefche Poft het volgend Briefje aan Den Ouderwetfchen Patriot. Citol cito ! eito.' Leeuwaarden dtn i%. Nov. 1781. Myn Heer! Ik heb van dc na^t gedroomd, dat wy eene Alliantie met Vrankryk moeiten maken, als het befte piid-  C S°3 5 felddcl om nooit met Engeland verzoend te wor* den , en de mediatie van Rusland vrugteloos te maken. Verzoeke derhalven, dat UWEd. ten fpoedigften deeze droom aan dc Natie gelieft bekend te maken; dat ten eerften de Landdagen in de Provinciën daar over mogen vergaderen. Want, onder ons gezegd en gebleeven, myn droom moet binnen vier weeken uitkomen, of ik ben een groote weddingfchap kwyt. Verblyve met vliegende haait, T. T. Lubbert Dromer, Lubbtrtz. Myn Vader fehryft aan de Poft van de N. R. want die hebben onze dromen in pagt. gb | ' HE-*   B E R I C H T VAN DEN OUDERWETSEN NEDERLANDSCHE PATRIO T. "T 7"ele van onze geëerde Correfpondenten zyn bui* V ten twyffel iedert eenigen tyd reeds onvergenoegd op ons geweeft. Doch wy kunnen hun EcL verzekeren, dat het ons even veel moeite gedaan heeft, dat wy verfcheide Brieven en andere Stukjes, die ons van tyd tot tyd gezonden zyn , niet hebben kunnen plaatfen. De ware reden omtrent de meeften t was niet zoo zeer, dat zy ons van minder waardy fcheehen, maar dat zy of met ons plan niet volkomsn overeenkwamen , of niet in onzen toon vielen , of dat de inhoud 'er van van dien aart was, dat zy meer uitftel leeden en minder temporair waren, dan de Stukjes of Brieven, die wy voorgenomen hadden te plaatfen. Velen 'er van zouden ook het Publiek niet hebben geïnteiesfeerd, als naarmate hetzelve van de autenticiteij: daarvan verzekerd zyn konde. En daar fommige VVeekfchry vers de gewoonte hebben ingevoerd, om Brieven te verdichten en aan zich zeiven te lchi^ven, die zy by het Publiek voor echt willen doen d< orgaan, terwyl de verdichting 'er van yder een in 't oog loopt, vreesdén wy onze Lezers hieromtrent enigzins ongelovig te zullen vinden. Om het een en ander in het vervolg voor te komen, zyn wy te raden geworden, om by wyze van Bylage op ons Blaadje , een apart Werk te laten drukken, 't geen by Stukjes zal worderi uitgegeeven onder den tltul van BRIEVEN-TAS \ VAN DEN O: NEDERLANDSHE PATRIOT. In hetzelve zullen wy, niet alle , maar de voor- naamfte  fiaamie. Brieven en.ftukjés„ die ons van tyd tot tyd toekomen, aan het Puoliek medededen. Ln wy vertrouwen, dat dit gefchenk aan hetzeive niet onaangenaam, en ook niet zonder vrucht zyn zal. Hier en daïïr zullen 'er wezentlyk zeer interesfante Brieven en Stukken inkomen*, dia de aart van ons Blaadjen ons enkel belette in hetzelve te plaatfen; en daar wy niet anders als echte Brieven zuilen geeven, zoo zal men 'er meer en meer tioor overtuigd worden, dat de echtpatriotfche party in ons Land, onaangezien alle tegenkanting , wezentlyk veel talryker en fterker is, ais veele zich wel verbeelden of het Publiek zoeken wys te maken : als mede hoe een groot aantal van onze medeburgeren over onze ondemeeming en politieke Begin/eis deukt en gevoelt; en vooial welk flag van luiden het zyn, die het met ons eens zyn , en ïn ftilte God danken, dat de goede zaak en echte Vaderlandfche denkenswyze nog handhavers en verdedigers vindt in deze verbafterde en verblinds tyden. Eïndelyk , het genoegen , 't geen wy hierdoor aan het rrieerder getal van onze weimeenende correspondenten doen zullen , zal dezelve, zoo wy hopen , jnader aan ons verbinden , en nieuwen moed en ilerkte geven om by hunne gevoelens te volharden, en te gelyk ook anderen aanzetten om ons met hunnen raad en onderhand behulpzaam te zyn. De eenige vryheid, die wy verzoeken, dat zommige derzelven ons wel zullen willen gelieven ten belten te neemen, is dat wy hier en daar den lof, dien zy ons geven, oyerllaan en achterlaten zullen. Wy neemen dezelve met dankbaarheid aan , en zy fterkt ons tegen den gedurigen tegenftand , dien wy van kwalyk-gezinden ontwaar ■worden; doch aan het Publiek kan zy niet dan onverschillig zyn; ten minften ons voegt het niet dezelve te herhalen en door den druk gemeen te maken. Anders zullen wy , buiten noodzaak , geene veranderingen van eenig belang in deze autentieke ftukken maken. En uit dien hoofde vertrouwen wy ook daarentegen , dat men ons wel zal willen vergunnen, van ons niet verantwoordelyk te ftellen , voor alles zonder onderfcheid, het geen in deze Hukken voorkomt. Wy zullen ten overvloede hier en daar in eene noot onze Le-  tezers hier aan herinneren. Voor't overige, daar wy seene loonfchryvers zyn, maar uit enkele liefde tot ons Vaderland (want wy zyn geene vreemdelingen, zoo als de Poliiique Hollandois en andere hedendaagfche libelliften ) en zekerlyk zonder enige begeerte van winft , onze tyd en vermogens te kofte leggen, enkel in hoop van eenig nut te doeT, en onze Natie op den rechten weg te rug te brengen, en de geveftigde Conftitutie te handhaven , zoo is onze intentie geenzins om onze Lezers op enige koften te jagen door deze nieuwe onderneeming. Maar wy zullen de voorfz. Brieven-tas , 't zy daar veel of weinig ftukjes in 't jaar van uitkomen (waaraan wy niet willen gehouden zyn) gratis aan alle den geenen uitgeven, die reeds op ons blaadjen hebben ingeteekend, of in 't vervolg nog inteekenen zullen, tegen den prys van ƒ5.4 *' jaarlyks, voor de 52 Nommers : en de Stukjes ;var» den Brieven-tas ingenaaid laten verzenden aan de Boekverkopers, by welke de O. N. Patriot wekelyks wordt nitgegeeven , omme ook dezen alle onkoften' uit te fparen, en in allen opzichte te gemoed te komen. Het eerfte Stuk, dat reeds op de pers is, ftaat binnen kort uitgegeven te worden. P. S, De Brieven geteekend Philobatavus — uit bet Sticht — en Ik beklaag—zyn ons wel geworden.   DE OUDERWETSË NEDERLANDSCHE PATRIOT* N°. XV- twn, hodiè Ji ExclufuS fueris, dejijlas ! tempora qucere, Öccurre in triviis, deducito \ Ni/ fine magno Vita labore dedit mertalibus. Hoiiat. Sat. I. 5?; Virvolg van het Difcours (No. XIV. bl. 20*9)' over den plicht van onbtampte burgers in j tyden van troebelen. Onze Natie is ingewikkeld in eefi Oorlog, dië reeds de zwaarfte onheilen over haar heeft gebracht, die gedurende desfelfs korten loop, meeT verliefen aan haar heeft veroorzaakt, dan alle de andere oorlogende Mogendheden te zamen hebben geleeden, en waar uit nog veel akeliger gevolgen te dugten ftaan, als men de overmacht en vigueiir van onzen Vyand aan den eenen kant, en aan dett anderen kant onzen weerlozen ftaat in achting neemt. Zoo ik onze tegenwoordige gefteldheid in JI. Stuk. Cc h**'  X 306 ) hare ware gedaante en met de echte kleuren wilde affchilderen, het tafereel zou te akelig zyn voor myne Landgenooten om te befchouwen, en voor my om het aan hen voor te houden. Ik vergenoeg my dan met te zeggen, dat het, zoo wel van buiten als van binnen, met ons Land zoo flecht ftaat s dat onze gelèedene rampen in geene vergc'yking komen met die welke in 't vervolg nog voor ons fchynen op handen te zyn. Ondertuffcben, hoe onaangenaam dit vooruitzicht ook zyn moge, het is mogelyk heilzaam alware 't maar een vluchtig oog 'er op te Haan; om dezelfde reden, als een zieke belang heeft wel tc befefiln, dat hy door en door ziek is , ten einde daar door te worden aangezet om de nodige middelen ter geneezing te zoeken en aan te wenden. Dit is ten minften zeker, dat het in allen opzichte voordeelig voor ons zyn moet, de ware oorzaken van onze tegenwoordige onheilen recht te weeten, en grondig te toetfen, en ïiiet ons op te houden met ydele en ingebeelde, of wel duidelyk verkeerde oorzaken , die ons verkeerde middelen ter onzer redding en geneezing zouden doen ter hand neemen, en even daar door onze onheilen vermeerderen en onzen ftaat volftrekt reddeloos maken. Iemand , die in eene heete koorts legt, kan zich in zyn ylen verbeelden , dat hy volkomen wel is; en een ander het flerezyn Voor een zware koude aanzien; en uit dien hoofde vooftgaan in dezelfde levens wyze, die de oorzaak  ( 507 > zaak is van zyn pyn; maar de waan van den eerften bewyft alleen maar den bogen trap van zyne ziekte, en de dwaling van den laatften verergert zyn kwaad. Gevolgelyk indien de overtuiging van onze politieke kwalen, en de juiite en grondige kennis van derzelver ware oorzaken , volftrekt noodzakeiyk zyn tot onze redding, zoo is het eerfte én enige wat hier te doen ftaat, aan den eenen kant, dat die geene, die in den doolhof van verkeerde begrippen verwikkeld zyn geraakt, hunnen weg te rug gaan, en wederkeercn tot dat punt van redelykheid en gematigdheid, van waar zy begonnen waren, en dat zy van zich zeiven verkrygca om de zaken koel en met eene oprechte zucht naar waarheid te befchouwen; terwyl dezulke, asn den anderen kant, op welke het vooroordeel of de driftige inboezemingen van kwalykgezinden zulk een fterken invloed niet gemaakt hebben, enkel hebben voorttegaan met hun redensvermogen aan te leggeri en te gebruiken, om den verleideren het momaarzicht af tc rukken van fchoonfchynende namen eri betuigingen, waar mede zy de verderfelykfte oogmerken en onderneemingen bedekken , en de dwaling en het bedrog in alle heure fehuilhocKen te ver-* volgen en uit heure laatfte verfchanfingen te vefdry ven. Dan zal dc waarheid meer en meer doorbreekenvoor hunne ogen, door de nevel, die merf rondom haar weet te verwekken , en hare heldere ftralen over hen verbreiden; en zy zullen verleegeri Ces »yo  C 308 5 zyn waar zich meer over te verwonderen, ovef hunne eige verblinding, dan wel over de verachtelyke kunrtgreepen , die men gebruikt heeft om hen van het rechte fpoor af te brengen en hen als 't ware te begoochelen. Want doch, over 't geheel, is 'er weinig meer nodig, dan oplettendheid en welmeenendhaid, om allerlcy waarheden van eenig belang te ontdekken, zoo wel in de Wysbegeerte en in den Godsdienft, als in het politieke. Zy zyn meelt eenvoudig en binnen het bereik der gemeenfte vatbaarheden : terwyl in tegendeel dwaling en bedrog, fophijlery en chicanes , even onverltaanbaar zyn voor de verhevenfte als voor dé gcringfte verftanden. Inderdaad, 'er behoort weinig doordringendheid toe, myns oordeels,om te ontdekken, wie de ware oorzaken zyn van onze tegenwoordige rampen : en wier maatregelen gevolgelyk wy behoren verdacht te houden en te veroordeelen. — De zulke, die heimelyk naar dezen Oorlog verlangden, en geene middelen onbeproefd lieten om den zeiven over ons te berokkenen; of wel die geenen, die vreesden voor dien Oorlog, en alles deedden, wat in hun vermogen was , om hem af te keefen. — Dezulke '9 die gedurig aandrongen, dat men de Republiek in een refpe&abelen ftaat van defenfie, zoo ter Zee als te Land , moeft brengen, of die geene welke uit een valfchcn ariftocratifchen nayver vim het  ( £°9 ) jhet Stadhouderlyk gezag , deze maatregelen mej alle macht tegenltonden ? Is het dan wel moge'yk, dat de voorwendfels, het gefchreuw, de laiteringen van deze laatft genoemden en van hunne aanhangelingen eenigen ingang zouden vinden, en dat zy niet veel eer tot hunne eige befchaming zouden uitvallen, indien de Natie enkel een onpartydig cn naarftig gebruik maakte van hare rede! Ik beken dat men deze onpartydigheid , hoe zeer ook elks plicht, weinig te wagten heeft van dezulke, die nauw verbonden zyn met de arijiocratifche factie , en die uit deze hare verheffing de beveftiging van. hunne eige grootheid hopen. Met dezen is het tevergeefs in enigen redentwift te treden. Derhal-ven zyn zy het niet, tot welken ik fpreek, maar het is de Natie over 't geheel, die by geene mo-; gelykheid eenig ander belang hebben kan, dan de bewaring van de tegenwoordige voortreffelyke regeeringsvorm , die de bron is van zoo veele onfchatbare voorrechten. Eehalven deze plichten , die elk lid van den Staat in zulke tyden als de tegenwoordigen , te betrachten itaan, zyn er nog verfcheide andc^ re die denzulken byzonder opgelegd zyn , welf ke de Voorzienigheid tot een hoger ftand verheeven, of met meer buitengewone bekwaamheden begaafd heeft. Indien elk verplicht is zich te laten geleegen leggen aan de belangens van het Land, cn het zyne ter bevordering van dezelve toe te Cc % bren-  ( 3ip ) brengen, vooral wanneer zy onmiddelyk in gevaar zyn, dan is deze verplichting zekerlyk des te groter voor dezulke die het meeft in ftaat zyn om nut te doen. Uitmuntende begaafdheden en een uitfteekende rang zyn edele voorrechten onder onze medefchcpfelen , cn moeten ook op eene edele wys gebruikt worden , ten voordeele van het menfehe]yk genacht, om het zelve tc befchermen, om het te vcrligten, door een goed voorbeeld zoo wel als door het verfpreiden van goede beginfels, en om het op te leiden tot een recht ver ftand van deszelfs ware belangens, en de bevordering en handhaving van dezelven. Hiertoe kunnen luiden van eene hoge geboorte , van middelen , of van byzendcre kundigheid en talenten zeer veel toebrengen. Luiden van geboorte en gegoede luiden lebben menigvuldige betrekkingen en aanhangelingen, die hun oordeel vormen en richten naar dat van hunne begunftigers, en hun voorbeeld navolgen. Hier van daan, dat zy, of fchoon geen onmiddelyk deel hebbende aan het bewind der publieke zaken, echter veel invloed daarop kunnen hebben, door middel van de gevoelens die zy hunne bekenden en aanhangelingen inboezemen. Want onder alle regeeringen, en vooral onder eene vrye regeering, moeten de meningen en verlangens van het volk van veel uitwerking zyn op de maatregelen , welke door de leden van regeering worden aangenomen; en alle de wysheid en bekwaamheid, die deze laatfte bezitten mogen, kan weinig " V'-" ' " | -*■) hel-  helpen, indien de Natie eens in verkeerde denkbeelden gebracht en op maatregelen gevallen is, die dwaas en verderfelyk zyn. Dan worden dezulke die in bewind zyn, dikwils gedrongen om den ftroom der volksbegrippen toe te geven in zyn loop, en het Schip van Staat voor een tyd lang over te laten aan de woedende baaren, 't welk zy, indien men de vreedzame beftiering 'er van aan hen had overgelaten , in behouden have zouden gebracht hebben. Of niet iets dergelyks dadelyk onder ons plaats heeft, laat ik elk redelyk en onpartydig menfch over om te beoordeelen, of liever te bejammeren. Zoo de invloed groot is, welken luiden van aanzien en middelen op 't politieke weezen van hun Vaderland hebben kunnen, die van kundige en bekwame luiden is nog veel grooter. Die vonk van hemcllch vyer, die hen gegeeven is, kan door hen of als eene heldere fakkel gebruikt worden, om hunne medeburgeren tc leiden op de paden van wysheid en echte Vaderlands-liefde, of als eendwaalligt om dezelve te misleiden tot hun verderf. Zy kunnen hunne gevoelens verre en. wyd vcrfpreiden , en tot eene geheele Natie fprecken, door middel van de drukpers. Een klein getal geleerde en verftandige lieden zyn, in veele gevallen , in ftaat om door dit middel meer goed tc doen cn meer kwaad voor te komen, dan men in den ecrC c 4 ftcn  ( 3r* ) ftcn opflag zich zou verbeelden. Men behoeft niet Verre te gaan om het overtuigendft bewys te vinden van den groten invloed van de drukpers op de gemoederen der menfehen, in critieke tyden. De ralloze verderfelyke voortbrengfelen, die zy gedurig opleevert in den tegenwoordigen tyd, en waarvan de kwaadaartigheid enkel gelyk ftaat met hunne laagheid en zouteloosheid , overtuigen 'er ons dagelyks van. Hoe zeer '\s dit kwaad toegeUomtn, van den eerften bron van onze tegenwoordige politieke fofiftery, het ïoMek Siflema van Am'lerdam, af, tot dat belich voortbrengfel, de aanfp» ,ak aan het Folk van Nederland, toe? Indien verftandige en eeriyke luiden dan hunne pennen gebruikten, zoo als behoordej tot handhaving van gerechtigheid , waarheid en goede order, en tot weering van onrechtveerdigheid, bedrog en ongebondene razerny, welke krachtdadige uitwerkzelen zouden wy daaruit niet mogen verwachten? Hierom denk ik , dat het de onvermydelyke plicht van geachte en bekwame luiden is, dat zy eerlt trachten zich zeiven juifte denkbeelden te vormen van de ware belangens van hun Vaderland, en dan dezelve aan hunne landgenoten medetedeelcn en op de overreedendfte en krachtigfte wyze aantepryzen. Indien zy anders handelen; indien zy de middelen om goed te doen , welke de .Voorzienigheid in hunne handen gefield heeft, mis-  ( SU ) misbruiken - om dc oogmerken eener eerzuchtigefactie, of om*hunne eige kleine belangens te bevorderen; of wel indien zy verzuimen om 'er in 't geheel gebruik van te maken, 't zy uit fchroomachtighcid, 't zy uit eene begeerte om wel teftaaq by alle de onderfcheide factiën, of ook uit enkele onverfchilligheid en indolentie, dan maken zy zich fchuldig aan de fchandelykfte trouwloosheid. Het laatltgenoemde gebrek, namentlyk dat van de geleegenheden te verzuimen die men hebben kan om zyne Landgenoten te verligten, in tyden van troebelen en heerfchende verblinding, is geenzins zeldzaam , by de braaflte en kundigfte menfehen» Zy hebben een natuurlyken afkeer van twiften, en de onbefchofte bejegeningen, de lafter, dc vervolgzucht, die dezulke, welke zich teegen faétien en kwaiykgezinde démagoguen verzetten en dezelve ontmaskeren, altoos te wachten hebben, ftuit hen op de geweldigfte wyze. Maar niemand heeft oit deel genomen in eene goede ?aak , zonder blootgefteld te zyn aan den moedwil en de lage benadeclingen van flechte menfehen; en het eenige, wat elk goed lid der Maatfehappy vragen moet, is of het zyn plicht zy dan niet. En zyn plicht is het ongetwyffeld. Want de aart zelve der 'burgerlyke regeering , welke eene inrichting \% die ons vereenigt tot "onze onderlinge verdediging, verpligt ons om ten allen tydc werkzaam te zyn, in onzen byzondcrerj ftand en betrekkingen, en al-. Cc 5 les'  (314) fes, wat wy kannen, toetebrengen tot handhaving van dezelve, wanneer de conftitutie van de regeering, waaronder wy leeven, gevaar loopt van omverre geworpen te worden. Als hier voor eenige vrees is , dan zyn de onverfchillige , of koele cn lauwe aanfchouwers geene eigentlyke gedeeitens meer van den Staat, maar dode of verrotte leden» die hetzelye enkel tot een laft, en van geen den geringften" dienft zyn. Daarenboven , als geachte en kundige luiden werkeloos blyven met betrekking tot eene goede zaak, die zy in hun hart begunftigen, zoo laten zy het belang van hun Vaderland over ten prooi van een party flechte menfehen, wier getal, invloed en onderneemingen in den beginne zeer gering waren ; en die nooit zoo veel voortgang zouden gemaakt hebben, ja zich mogelyk in 't geheel niet zouden hebben durven vertonen, indien de andere opcntlyk waren voorgetreeden cn party hadden gekozen. Eindelyk zy dulden , dat de gevoelens der Ts:atie geleid worden door een deel verachtelyke Libclliften en Nieuwsfchryvers, die voor een geringen loon de flechtfte zaak zouden ondernemen te verdedigen, en voor wien de wezentlyke belangens van het Landt, dat hen voedt, de onverfchilligftc zaak des werelds zyn. De grote Wetgeever der Athenienfers, de wyze Solon, had onder anderen eene wet ingefteld, dat elk  r sis > elk, die in tyden van burgertwiften en beroeringen van den Staat neutraal bleef, of dezelve onverfchillig aanzag, by het einde van deze troebelen van alle zyne voorrechten als burger zou vervallen zyn. Of deze wet in alle mogelyke gevallen heilzaam, ware, is bier de plaats niet om te onderzoeken. Doch zy bewyft ten klaarften, dat deze grote Wetgeever van begrip was , dat onverfchilligheid omtrent de belangens van het Vaderland hoogft misdadig is en de uitwerking 'ervan was, dat veele waardige luiden de goede zyde kozen , die anders mogelyk ftil zouden hebben blyven zitten. Eene andere gemeene dwaling, van brave en weldenkende luiden, beftaat daarin, dat zy te veel betrouwen op de klaarblykelykheid van eene goede zaak, en 'zich vleyen dat de innerlyke waardy daarvan dezelve zal doen triomfeeren. Doch zy beoordeelcn andere te veel naar henzelven, en letten niet genoeg, dat het grootfte deel der menfehen de zaken niet neemen zoo als zy zyn, maar zoo als zy aan hen worden voorgedaan; cn dat partyzucht en losbandigheid altyd werkzaam zyn, en alle geleegenhedcn waarnecmen om het gemeen te verleiden; zoo dat men zeggen kan , dat zy zee en land doortrekken om ée'nen profeliet te maken. En hierom is het volftrekt nodig, even waakzaam te ^yn in het voorftcllen van de waarheid en de ontdek*  C 3i* ) dekking' van het bedrog, als zy zich toeleggen ont de eene te verdonkeren en de andere onder allerley fchoonfchynende kleuren voor te doen en ingang te doen vinden. Eindelyk wat aangaat alle die weerhanen , die met alle winden drajen, en by onderfcheide perforen en in verfchillende omftandigheden , anders denken of fpreeken, en elk naar den mond praten, om elk ten vriend te houden, het kan onmogelyk anders zyn of hunne laagheid moet een yder in het oog lopen, en zy kunnen verzeekerd zyn van hun doel te mLTen; en, in plaats van yder een te b hagen, behagen zy niemand, en waar zy geneegenheid verwachtten, ontmoeten zy enkel verachting ; even als die jonge honden, die elk een op 't lyf fpringen, en die men een trap geeft voor hunne beloning. Doch wanneer ik de voorftanders van eene goede zaak aldus de noodzakelykheid zoek in te prenten van opentlyk party voor dezelve te kiezen en hare verdediging op hen te neemen, zoo is myne meening geenzins, om daar door te kennen te geten , dat men allerley onwettige en lage middelen moet gebruiken ter bereiking van dit einde. Integendeel geene goede zaak lydt zulke middelen, of ï-es gediend met dezclven. Alle bedriegelykc voor-  ( 3*7 > ftellirig vari zaken, alle gebruik maken van otW waarheden, alle lafter, zyn onfeilbare tekenen van eene kwade zaak. En als wy dan aan dezen toetsteen zulke Schriften beproeven, als de Leitres Uollandoijes, de Pot'itique Holtandois , de Poft van den Neder-Rhyn, en honderd anderé meer , in welke de voorgemelde ingrediënten in zulk eehe ruime mate gebruikt worden, welk een oordeel moeten wy dan vellen over de zaak , die deze Schryvers verdedigen?' Ik weet wel dat men verfcheide tegenwerpingen en voorbeelden tegen alle deze redeneeringen inbrengen zal. Atticus, een van de achtbaarfte karakters der Oudheid, week naar zyn landgoed, midden onder de burger-oorlogen, die de Romeirifcbe Republiek verdeelden, bemind by beide factiën, en gaf zich over aan het genot van eene wysgeerige ruft'. Doch, behalvcn dat veele deze handel wyze geenzins befchouwen als de befte trek van Zyn leven, zoo kan men zeggen, dat Romen te dier tyd zoo verre verdorven en zoo onvatbaar voor Vryheid geworden was , dat het volkomen onvcrfchillig was, welke van de twiltende partyen de overhand behield. En dit hoop ik dat niemand denken zal, dat ons geval is, als men acht fiaar, dat het de bewaring van onze tegenwoordige gelukkige Repeeringsvorm is, waar over getwift wordt, of  ( 3i8 ) ofwel de verheffing van eene tyrannifcfo Ariftom cratit op de puinhopen van dezelve. Men kan alvoorder aandringen, dat het gevaar Aan den eenen kant, en de geringe hoop van fucces aan den anderen, genoegzaam zyn voor het tegenwoordige om een yder af te fchnkken van zyne pen te gebruiken ter verdediging van beledigde onfchuld én ge:chondene waarheid, in tegenftelling van de verderfelyke maatregelen die een deel oproerige woelgeeften zoeken door te diingen. Met betrekking tot het eerfte btken ik, dat 'er niet weinig moed en iterktcvan geeft vereifcht worden, om in dit ftrydperk te treden en itandvaftig daarin te volharden, terwyl men te wactuen heeft dat geene middelen, die de boosheid en lafter in ftaat zyn uit te denken, onbeproefd gelaten , en de befchuldigingen van omkoping en verraad mildelyk tegen zulk eenen in 't werk zullen gefteld worden. Maar offehoon niets ondraaglyker voor een edelmoedig hart zyn kan, wanneer zulke aantygingen dc minfte fchaduw van grond hebben, zoo worden zy daarentegen, als zy enkel de laatfte uitvluchten van moedwil en partyzucht zyn, zodanig afgebruikt, en zoo belagchelyk , dat men ze met de Zelfde gelatenheid dragen kan, waarmeede Socrates de bejegeningen van Xantippe verdroeg. JDe  ( 319 ) ' De bewuftheid, die een eerlyk man heefc van de belangeloosheid zyner inzichten, en het genoegen 't geen hem de gedachte geeft dat hy zyne talenten befteedt ten nutte van zyn Vaderland, verfpreiden eene kalmte over zyne ziel, die overvloedig opweegt tegen alle dc onaangenaamheden die hem op deezen weg onrmoeten. Geen Dkscartes , geen Burnet, geen Buffon , toen zy nieuwe wereld-ftelfels vormden, geen Lesbnitz, toen hy zyn eige geheele ftelfel van B noeg zyn om ftaande te houden , dat de Heer "Graaf de Vergennes thans even zo denkt als de Heer de Lionne placht te doen. Wat hier van zy, ftaat aan ons niet om te beflisfen. P. W. * Het fmert ons tot in de ziele dat de twee Ba* rons van der Capellen, voor welke wy in vroegere jaren achting en affectie plachten te hebben, door eene verkeerde fchaamte zich voor als nog laten weêrhouden van acht te geeven op den trouwen raad, in ons Xlllde Nummer vervat, en in een zaak van de uiterfte aangeleegendheid, obftinaat voortgaan met hunne eer in hunne fchande te ftellen — maar patiëntie ! Wygeren zy hun plicht te doen, viy hebben den onzen gedaan, en fcheppen zy vermaak in on-cer, over fmaaken valt geen twiften. O Nederlanders , onbezonne Nederlanders, die juicht, die triomfeert over de voor Engeland zo nadeelige tyding uit Noord-America; Amfterdammers en anderen die uwe huizen, die uwe Scheepen , uwe thans ten anker leggende en verrottende Scheepen, doed of wilt doen illumiueeren, die elFf 2 kan-  ( 35o ) kanderen op ftraat omhelft en geluk wenfcht met tranen van vreugde; wy waarfchuwen u, wy befweeren u (want gy zyt ons waarder als gy denkt) laat u door geen blinde drifc vervoeren, weeft op uw hoede, weeft voorzigtig, en herdenkt nog by tyds , hoe veel beter het is ten halven te keeren als ten heelen te dolen! 'Er is meer als een blote mogelykheid, 'er is een grote waarfchynlykheid, dat uwe kinderen en het gantfche nageflacht, niet zo zeer deze gebeurtenis, waar onder het moedig Engeland niet zal befwyken, als andere gevolgen cn fataliteiten, welke aan die Nat'e zouden kunnen overkomen, en waaruit haare ruïne of geheele machteloosheid misfehien zoude refulteeren; indien oit het geval exteert, met wanhoop zuljen herdenken, en met filte traanen beweenen, en de onvoorzigtigheid en dolheid van hun Vaders op haar rechte waarde fchatten. Wy wenfehen veel meer als wy hopen van ons te bedriegen. Want wat verfchrikkelyker wat akeliger perfpectief kan 'er in deeze weereld bedacht worden, als gelaakt, veracht en vervloekt te zullen worden van zyne eigene kinderen en kindskinderen! Waarde Vrienden, maar verblinde Menfehen, wy vreczen dat dit t'eeniger dage uw lot zoude kunnen worden, het rampzalig lot van uwe misfehien gevoelige en te laat verlichte Schimmen. Vrankryk, America, Anderen, onze eigene hulpeloosheid, onze onge« lukkige verdeeldheid, alles, doed ons beeven. Schoon  (351 ) Schoon onze Republicq thans geëngageert is in deezen fatalen Oorlog met Engeland, willen wy onze denkens-wyze niet verbergen, en durven dus; ruiterlyk en verftaanbaar fpreeken. Alleen voegen wy 'er by, dat in afwachting, in ongeduldige afwachting eener goede Vreede en hart-grondige Reconciliatie, wy voor niemand, voor geen Amfterdammer hoegenaamt, willen wyken in vreugde over den goeden uitflag van ons onlangs Zee-Gevecht, noch in vuurige wenfehen en gebeeden voor ons verder fucces en den zeegen van God Almachtig over onze Wapenen. Men mag zugten over het voorleedene, over het tegenwoordige,over het toekomende, maar men moet de zaken altoos neemen zo als zy zyn, en men kan Zoutman eeren, terwyl men Neufvilk veracht. Onze geëerde Correfpondenten kunnen verzeekert weezen, dat men voortgaat met het drukken van onzen Brieven-tafch. — Het fchryven van Jan Amjlsrdammer is ons op heeden wel geworden. Schoon Jan ons wat cavalier behandelt, heeft echter zyn Brief ons veel plaifier gedaan, en, na mate het zich fchikken zal, zullen wy defelve of in ons  ( S£* ) ons Blaadjen of in ons Magazyn plaatfen. — Wy recommandeeren aan onze Leezers op het fterkften het nieuw-uitgekomen Addres aan dc Regeering der Stad Amflerdam, of Confideratien van het Patriottifch Genoodjchap, Pro Veritate, Pace , Libertate et JüSTiTia. De Samen- fpraak in de DorOjche Markijbhuit gehouden tutjehen Ernjlig en Lesbo/, fchoon ten declen op een bedriegelyke informatie gebouwt, verdient de uiterfte attentie. — Wy hopen en vertrouwen dat het onlangfe vervolg van de Brieven van Rynier Vryaart alommc geleezen word. ■—■ Van de week heeft de Hel weder uitgebraakt Tweede en Derdê Misfive van Candidus over het Politiek Vertoo*. Deeze geleegendheid neemen wy waar om den Schryver van het Vertoog , wie hy ook weczen moge , aantefporen tot het laten herdrukken van dat meefterftuk, het geen in alle handen behoorde te zyn, en het geen wy met leedweezen verneemen dat voor geen geld meer te bekomen is. — Candidus uitgezonddrt, dien wy verachten, en met wien wy niet te doen willen hebben, nodigen wy alle deze Heeren om met ons in correspondentie te willen treden. Eendracht maakt macht. Een algemeene en wel geconcerteerde aanval alleen kan den Vyand uit het veld flaan. Zyn naam is Legio, maar onze wapenen en vooral onze zaak zyn beter. W.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N°. XVII. Turn piitate gravsm ac mtritis fi forti virum quem Confpsxêre, fiknt arrsiïisque auribus aftant. jEnüïd: L. i. 'Hf^ot inleiding van de twee merkwaardige BrieX ven, waar van wy 'er een in die, en een in ons volgend Nummer van voorneemen zyn te plaatfen, zullen wy hier voor af laaten gaan de Brief waarmeede dezelve aan den Drukker van ons weekelyks Blad, door den Schryver zelve zyn toegezonden , en welke woordelyk aldus luid: Myn Heer! Het kan UWEd. niet onbekend weefen, dat ik de Schryver ben van de Hijiorie van het Stadhouderfchap der Heeren Princen van Orange, nu al ruim feftien jaaren geleden in het licht gegeven. Met het begin van September of Qctober des II. StuL G g jaars  < 34* ) jaars 1755- leverde ik dat Boek, op den raad vaa wylen mynen Vriend den Heer Bartholdi, den Heere Prince van O range, toen noch minderjarig, in tegenwoordigheid van den Heer Hertog van Brunswyk, in handen, wordende daar toe, in eene Publieke Audiëntie , geïntroduceerd door 'sPrincen Edellieden, den Grave de Marfay en den Baron van Hek-eren tot Kei, thans (foo ik het wel heb) des Princen Oppcrhofmeelter. Soo feer als ik my te dier tyd verblyde, foo ovef de vriendelyke receptie van die Doorlugtige Peribnaadjen , die my wel hartclyk voor dat Boek bedankten en myne voorbidding by God verzogten, ais over de toen aanftaande meerderjarigheid van onzen geliefden Vorft , en zyne aanvaarding van het Erfftadhouderfchap; foo feer moet ik my thans, in mynen ouden dag, bedroeven over de fwaare cn affronteufe attaque, welke welgemelde Vorftcn in deefe dagen te lyden hebben, van een oude Factie, welke thans weer fchynt te herleven, het Stadhouderlyk gefag, waar van fe Vyanden fyn, te verfwakken, en hun Franfch Patriotfchap en zogenaamde Patriottifche Sentimenten te doen gelden ; waar door fekcrlyk onfe Republiek niet anders dan af hangelyk van Vrankryk gemaakt fou worden ; een Ryk , waar door wy in de jaaren 1672 en 1749 op het punt van onfen ondergang waren gebragt, die ook fcheen te fullen volgen* wa-  C §4? > warefi de getrouwe Burgcryen daar niet tusfehen beide gekomen. Ik heb federt de allerminfte gunft of voordeel , noch van den Prins/ noch van den Hertog, ooit of coit genoten , maar integendeel al veel vexatie» over myne gezintheid voor de Stadhouderlyke Regeering moeten ondergaan. Het is enkel myne bekommering over het gevaar van myn lieve Vaderland, die my nu. foo naderende tot myn Dood en het Graf, noch heeft opgewekt, om defe twee Brieven, die hier nevens gaan, te fchryven aan den Heer Profeffor en Predikant Hofjlede, mede een wel geintentioneerde voor de Stadhouderlyke Regering. Indien UWEd. defe Brieven "gelieft te laaten drukken, het fal my feer aangenaam fyn; ik eifch 'er niets voor, dan alleen eenige Exemplaren, om fe aan myne goede Vrienden te vereeren. In verwagting van een lettertje antwoord per haafte Poftdag, ondertekene ik my met alle fchuldige agtïng, Myn Hees Dordrecht den i December 1781. UWEd. Seer vohaardige Dienaar. J. Barukth. Schryver der Hijlorie van het Stadhouderfehap en Oud-Predikant te Dordrecht. Gg % P. S.  < 54* ) P. S. UWEd. fal uit defe Brieven ligt ficn, dat myne begrippen over de publieke faaken, volkomen over een hemmen, en in het wecfeniyke defelve fyn met die van den Vaderlandfch - lierenden en Oordeelkundigen Schryver van uwen Ou-we rivet fin Neienanifchen Patriot. Indien derhalven fyn E. geneege mogt zyn myne twee voorgemelde Brieven in zyn werk overtenemen, kan UE., met betuiging van myne hoogachting delèlve fyn Ed. aanbieden. De achting en eerbied die wy voor deezen eer■waardigen Grysaard hebben, uit hoofde van zyne uitgegevene werken, en van zyne onveranderlyke verknogtheid aan het Huis van Orange,laat ons niet toe een ogenblik te hcfiteeren, om zyne vriendeJyke offerte aan te neemen, hoe zeer in zyne twee volgende Brieven, zaaken voorkomen, van welke ■wy tot hiertoe voorgenoomen hadden geen gewag i te maken. Wy hoopen egter dat het hier by niet blyven zal, en dat zyn Wel Eerwaarde ons van tyd tot tyd met zyne aanmerkingen zal begunftigen , die wy altoos, en met poft-pofrde van andere Haffen zullen plaatzen. Niet minder gelukkig zullen wy ons rekenen in een vertrouwde briefwisfe- h'ng  ( 349 > üng te komen met zyner. alomgeachten en beroemde Rotterdamfe Correspondent. Het zai ons veel minder verwonderen als verheugen indien Mannen van kunde en doorzigt, zoodanig air defchrandcre Beöordeelaar van den Franfchen Bclifarius. de Godvrugtige en yverige Schryver der Ooit-Indifche Kerk-zaaken , en zyne geleerde meede-arbeideren in deeze vrygevogten geweften, eindelyk eens wakker gemaakt worden, door het gevaar waarin het Proteftantendom zig bevind, van in flaap gewiegt ce worden door de fchoonfchynende verdraagfaamheid, waar meede haar gefwoore Vyanden zeedert eenigen tyd zoo een bedriegelyke vertooning maken; en door de overyide ftap van ons lieve Vaderland, en deszelfs aanftaandc nauwe vereeniging met dert Afftammeling van den Herroeper van het Edict van Nantes, waar door onherftelbaar verbrooken ftaat te worden het Evenwigt, welk onze wyze Voorvaderen zoo noodig hebben geoordeelt om de Vyanden van onzen zuiveren hervormden Godsdienft het hoofd te kunnen bieden. — Dog wy zullen dit ftuk aan de meer beoeffende pennen van hun Wel Eerwaardens overlaaten, en ons voor het tegenwoordige eenvoudig vergenoegen, om aan onze Leezers de Brieven van den Eerw. Heer Barueth, zoo als dezelve aan ons zyn toegekomen, meede te declea. E. Gg 3 E E R S-*  C 350 ) . EERSTE BRIEF. den 8. September 1781. Hoog Eerwaardigs en Hoog Geleerde Heer, Seer Geëerde Medebroeder. "JT\e d&a Synodalia defes jaars onlangs gelefen, JL^ hebbende, voege ik my ne hartelykë dankfegging met defen by die van de' Èrieljcïe Hooge Kerkvergadering, voor Uwen onvermoeiden arbeid, en alle aangewende devoiren , foo tot voortplanting van Gods waare en Hervormde Chriften Kerk in het Ooflen, als tot opregung van een lnlanetfth Seminariam Indicum, ten einde, daaruit, by tyd en wvle, de GofterJirgen van Godvrugcige en RegtZinnige Leeivaren te voorfien. De Eerfte Regent van dergelyk een Kweekfchool, als Uw Hoog Eerwaarde in den zin heeft in ons "Vaderland tc planten, vinde ik de vermaarde Antonius WALiEus te fyn geweeft, en wel door inwooning der ftuderende jongelingen ten fynen tutje j foo ik de woorden in de Lyk-oratit van PolyanPEr re^t verftaa. „ Qnod manui Re gemis tuLegii „' Tndiei, prompt» animo ae projpero Jticcesju , in „ Domo fua attquot dnnes adminifti avit. Ex Dosa m enim ipfiu* a/iquet piit eruditi & cordati alum4 epWjacriminifterii, pftlegitimum eorum  ( 35* > 7, examen, promoti atque ad Indo: transtniffi, ex „ barbara ïlla gente quamplurimos , magno animo „ nee minor e progresfu, per lucem Euange/ii, ex „ lethiferis ignorantiee tenebris, ad Salutarem Jefu „ Chrijli cognitionem brevijjimo temporis Jpatie con„ verterunt". (f) Tot opregting en ftandhouding van fuik een Seminarium Dotnejiicum (ff) waren in fynen tyd dienende de twee Ontwerpen , welken de goede Man voorfchreef, en te vinden fyn (itt) Temo S'ecundo Ope- (t) Voor den Nederduitlchen Leefer dien ik deefé woorden te ver taaien, genomen uit de Lyk Gratie, gedaan den 14 July 1639 , door JOHANNES POLYANDER a KERKHOVEN , PraJrJJbr in de Theology te Leiden, over fynen Colltga A\'TONlus WALKUS: „ Welke Air/ptsbediening van Regent des Ooft Indifeben ,, Kweekfcbools Hy, eenige jaaren lang , met veel volvaardigheid „ en voorfpoedigen uitflag, ten fynen buife heeft waargenomen. Want uit fyn huis, fyn eenige Godvrugtige, wel onderwefe„ ne en moedige Kweekelingen voortgekomen, tot het Werk. ,, der Heilige Bedieninge , naa een voorafgaand wettig Examen „ of Onderfoek, bevorderd en toen naar de Indien overgefon„ den; die aldaar, met eene groote moedigheid en geen minde» ,, ren voorfpoed , feer veelen, uit dat bsrbaarlch en woeft )t Volk, door het licht des Euangeliums, uit de doodelyke duit s, terniffen der onwetenheid verloft, en tot de Saligmakende „ kenniffe van onfen Heere Jefus Chriftus , binnen feer korten j, tyd, overgebragt en bekeerd hebben ". (ft) Huis-Collegie. (ttt) 1° het Tweede Deel der Werken van Wal/eus, Pag. 437 —• Jüe Nwdfaaklykksid e» de Jorm van een Indijth Sweek- MM GS 4  ($gt) Oprhum WAL^r, Pag. 437 ■—■ Necejjitas ac for* ma erigendieoilegii Jeu Seminarii Indkï; ut & Pag* 4?8. — Leges, ad quarum normam Studicft in hoe Collegia vitam fuam injiituere conentur. Maar tot fuik een Seminarium Publicum (fijt) als Uw Hoog Ecrw. bedoelt, fyn geene van beide die ontwerpen op verre naa toereikende, foo het my voorkomt , fchoon 'er ten deele gebruik van kan gemaakt worden. Dat liet Seminarium Walmi binnen foo weinig jaaren is te niet gelopen, waaraan fal men het toefchryven ? Ik weet het niet. Ondertusfchen, wanneer men de Brieven leeft van 'sMans Difcipelen, Jiftus Heurnius, uit Batavia den S Maart 1631 en 30 Nov. 1632; Abraham de Roy , doch fonder jaar- of dagtekening; Jacobus Vertrecht, uit Amboina den 18 Sept. 1635; al1e gefchreven aan dien Vermaarden Regens Collegii Indici, en te vinden onder de ConjiHa & Lpijlolce van het voorgemelde Werk; Pag 475, 476. 479—481. 481, 48a. 490 —49 3; vooral, wanneer men die van de twee eerft genoemden leeft; waar in ons feer bittere klagtcn . voorkomen over de willekeurige en eigendunkelyke magt Jchaol opterigten; en Pag. 438 Wette*, naar welker regelen de Stuienten in dat Kweekfcbool hunne Studiën cn levemwjfe btbbe* interigten. nti ica wel eenigzins opwegen en vergoeden het verlies van de Harvigvijfchirye alleen , welke wy thans ontbeeren? Die Goudmyn, daar duifenden hun bcftaan in vonden. En te midden dcfer drukkende en noch verder dreigende Oordeelen Gods, neemt onder ons Volk, de verftoktheid des harte en ongevoeligheid onder Gods Itraffende hand, Ongeloof en Onverfchilligheid in den Godsdien.lt, weelde en allerley dertelheid, Hemeltergende Hovaardye en Hoogmoed , al van dag tot dag, de overhand. Men fielt een' ilaalen rug tegen Gods yfcre roede. Wy worden geflagen en gevoelen geen pyne, wy worden verteerd en weigeren de tucht aantencemen ; en intusfehen. Vreemden verteeren onfe vermogens. Was de wyfe en voorfigtige Raad van het Emir ntnt  ( 35* ) ntnt Hoofd onfer Republiek, in voorige jaaren en by herhaling ter Staatsvergaderingen ingebragt, tot evengelyke vermeerdering van Zee- enLandmagt, en laatfteiyk noch, den ie Maart 1779 geproponeerd, om defelve te wapenen en te verfterken met 50 tot 60 Oorloglchepen, en 50 tot 60 duifend Krygslicden te Lande, was die Raad, feg ik , in tyds wat meer in agt genomen, ons lieve Vaderland fou fich ontfsgchelyk gemankt en van de rondom liggende naburige Magten , van 'Engeland felfs, fyn ontfien geworden. Thans fyn we, door dat verfuim, fchoon wel eenigzins de Zeemagt, foo als fyn Hoogheid fpreekt, in beter fbat is gebragt , in eenen ganl'ch depiorabelen ftand gefbnken; en overfulks fyn wy, in de oogen veeier Vorften en Staaten , een Yeragtelyk Volk geworden, een fpot, een fchimp en alier aanfluiting. Ik behoef Uw Hoog Eerw. eene der voornaame oorfaaken van ons verval , uit 'sLands Hiftorien van voorige tyden, niet onder het oog té brengen. Kar el de II. plagt in fynen tyd den weerzin en woelingen tegen de Stadhouderlyke Regeering gewoonelyk de Loevejleinfihe Factie te noemen. Sou die in onfe dagen al fyn uitgefloten ? Daar nochtans de Stadhouderlyke Regeering foo hoognoodfaaklyk jn ons Land is; gelyk ik in het Eerfe Hoofttfluk myner Historie van het Stadhouderschap ten overvloede bewefen heb. Die Regeering en de Dord*  ( 357 ) > geefs wdren ". Maar alfoo ydtl en te vergeefs, moeft dit voofftel, om den Hertog, in dit jaar 1781, van het Hof van Willem den V. te verwyderen, noodwendig uitvallen. Sou de Prins fulks doende, iïch hier door, nut veragtelyk en befpottelyk, ik fal niet fcggen, by den Keifer , by den Koning van Prulfen , maar by al de Waereld gemaakt hebben? Ondertusfchen ligt 'er een onbedenkelyk groot Affront in, voor dien trouwen Dienaar en Veldmarfchalk van onfen Staat. Waar over die Doorlugtige Peribnaadje niet heeft kunnen noch mogen nalaten, ter bcfeherming van fyne Eer en Goede Naam, eene voldoende en geregtelyke fa» tisfactie te eifchen. Myn wenfeh en hope is, dat de herftelling van 's Hertogs gefchonde Eer ten fpoedigffe volgen moge. Want behoorden niet defe Verfoekers, (voor welken ik anderzins atle fioogagting en fthuldige Eerbied hebbé ) by fich felveh tc gaan en eens in te denken, hoe het hun fmaaken fou, als defe of gene hunner Medeleden in 's Lands Regeering gingen  (3*ö ) gen eifchcn daar het behoort, dat fe ran de Regeering hunner Stad geëloigneerd en verwyderd wier den ? ISiet minder is myn wenfch en hope, dat defe t onfen Lande en desfelfs foo koftelyke eri onwaar-deerbaare Visfcberyen (die Hollandfche Goudmy»en)'als mede den ganfche Oomercie, Scheepvaard en Koophandel foo fchadelyke Vredebreuk met Engeland, onfen ouden en natuurlyken Bondgenoot , door eene honorable en ons voordeeüge Vrede, tydig geneefen en geheeld moge worden; blyvende nochtans onfen Staat met de andere? JSoordfche Mogendheden by fyne gewapende Neutraliteit; en inmiddels voortvarende met het aanbouwen van meerder Oorlogfcbepen , fterk genoeg in getal en manfehap, om onfe Koopvaardyfchepen vylig door het Canaal te geleiden, en den trotfohsn Engelsman, foo lange wy noch geen Vrede met hem hebben, kloekmoedig en heldhaftig aantetasten, op gelyke wyfe als onlangs op dc Dogger bank, tot roem van onfe Republiek, gefchied is ; maar te gelyk ook forge dragende voor de vermeerdering van onfe Landmagt, op de grenfen aan de Landzyde, om den loojen en Jleeds vlyenden Fransman , ingevalle hy over eenen getroffen Vrede met Engeland eenig misnoegen mogt opvatten, het hoofd te kunnen bieden. is  ( 3*1 ) ïs het toch niet tot een declien van onfe Natie; dat alhier het Franfche Hof, ten einde fcheuring tusfchen Provincie en Provincie, tusfchen Stad en Stad, tusfchen Burger en Burgsr te faaijen , fal komen verklaren, wie de Patriotten onder ons fyn? als of wy aireede afhangelingen van dat Ryk geworden waren; foo als onfe Geliefde Erfftadhou-» der te ver ftaan geeft, in felcere Misftve van den 14 Jan. 1779, aan die van Vriesland gefchreven. Soo lang dan onfe faaken in dien hagchelyken ftand blyven, watirin fc fich als noch bevinden, fal Uw Hoog Eerw. in fyne lofFelyke pogingen» tot bewaring en voortplanting van onfen Chriftelyken Godsdienft in het Oojlen, niet feer vorderen kunnen, en gunftiger tyden, die ik van harte wenfche, dat fpoedig hoornen, dienen aftewagtcn* Kon, midlcrwyl, myne geringe arbeid in myne hoogklimmende jaaren , noch eenigzins dienftig weefen , tot eenige ihteugeling van ons Ongodsdienftig en boven de voorige jaaren feer dertel eü weelderig jongeling'fchep en vei betering van het felve, ik was niet ongenegen, om een Handfhrift, waar van ik Uw Hoog Eerw. by provific, den Tytel en het Regijler der feer gewigtige Hoofdftukken by defen Brief toefende, het licht te doeü fien. II. Stuk. H h Ï3es  ( 3*2 ) De Tyitl is Catechismus der Wysheid en Deugd ; of OrJerwys in de grondbeginfelen der Natuurlyke en Schnfruurlyke Wysbegeerte en Zedexunde, By Samenjpraaken tusfchen den Leeraar en fynen Leerling. Uit het Regijler of korten inhoud der Catecketifche Lesfett, welke meeft practicaal fyn, fa! Uw Hog Eerw. duidelyk fien, dut myn toeleg in dit Werk, niet flegts is, den Jongeling, maar blootelyk en in de beic^ouwing, de Grondbeginfelen der Natuurlyke cn Schriftuurlyke Wysbcgeene en Zedekunde te ondcrwyfen; maar wel voornaamlyk, Hem die, in de Practyk en ter beoefening van goede Zeden en allerlei Chriftelyke Deugden, in te fcherpen; en by ."onderlyk , wegens de toenemende De'tjlerye, die den Jongeling foo ligt bekruipt en befmet, het Ongeloof defer dagen kragtig te keer te gaan , en in onfe Vaderlandfche Jeugd eene hoogagting te verwekken, foo voor de Heilige Eybeljchriften in 't gemeen, als voor de daarin geopenbaarde G eloofs-vcr" lor genheden in 't byfonder; en boven al, voor het altcrvoornaamfte Leerftuk, de bhilige Drieëenheid, de grondleer van het Regtzinnig Chriftendom; waar omtrent men in defe dagen foo onverfchillig is. Een Onverfchilligheid te meer te vreefen, als men ï.eermeeftcrs uit Arminiaanfche , om niet te feggen Söcrniaanfche-, Kweekfchoolen in die der Hervormden fiet Ycrplaaticn, De  ( 3*3 ) De Aanleiding tot het Schryven van delen Catechismus, was het onderwys, dat ik, een groot jaar herwaards, in eenige korte fchetfen over de Philofophie en Zedekunde, naa een kort onderwys in de Landkaarten cn Sterreloopkunde, aan een jong Heer van een goed vernuft en vaardig begrip gegeven heb; naa dat by alvorens onfe Latynfche Schooien gefrequenteerd bad, en van fyne reife in Vrankryk, daar hy fich tusfchen de twee en drie jaaren had opgehouden, t' huis gekomen was. Van die korte fchetfen heb ik, naderhand, eenigen, en wel de meeften, wat nader gaan uitbreiden, uit de Hijlorie- en Lette/kunde; waar toe ik al een menigte Boeken gebruikt heb, alfoo die Letterkunde in elk dier lesfen, niet van eenerlei ibort, maar feer verfcheiden is. Vooral heb ik, in die uitbreiding der korte fchetfen, van de lesfen der Heidenfche Wysgeeren , infonderheid Cicero ■, Seneca, Galenus; en die der oudfte Chriften Kerkvaderen, Justyn de Martelaar, TertuixiAAN van Carthago, Clemens van Alexandrië, als mede Lactantius , Hieronymus, Augüstinus en meer anderen, veel gebruik gemaakt; foekende dus voor Leefers, die in kennis wat verder gevorderd fyn, het aangenaame by het nuttige te voegen. Al dat Letterkundige daar weêr aflatende, iou Hh a men  ( 3*4 ) men ook tot de eer/ie fchetfen kunnen wederkeeren •, of wel uit dien grooten eenen kleinen Catechismus , ten gebruike voor de vroege jeugd alleenlyk, maaken kunnen. Myn voorneemen is, wanneer ik naar Rotterdam , alwaar ik nu in tv/ee jaaren en langer niet geweeft ben, eene reife onderneem, myn Handfchrift mede te neemen, en het Uw Hoog Eeiw. ter le.c"ture voor eenigen tyd ter hand te ftellen, als ik weeten mogt, wanneer ik u t'huis mogt vinden , om geen' vergeeffche reife te doen ■, nadien het Deputatusfchap van het Synode u noodfaakt, nu en dan van huis te reifen. Gy kunt verfekerd weefen van myne aanhoudende hoogagting voor U, terwyl ik, onder toewenfching van alles dierbaars, blyve Hoog Eerwaardige en Hoog Geleerde Heer Dordrecht den 8 September 1781. ' s Uwe feer Gotmoedige Dienaar en Medebroeder. J. BARÜ1.TH,  C 3*5) P« iisttit en hatjie van deeze uitmuntende Brieven in ons agtiende Nummer. Wat foort van Geallieerden dc Franfchen zyn, zullen wy Nederlanders misfehien binnen korten moeten ondervinden. De Amerikaanfche Rebellen beginnen deeze hunne fchyn-vrienden te kennen, zy beginnen te zien (althans de wyftc cn verlichtfte, of minft verblinde onder hun, en wier verftand, beeter is als hun hart) dat zy met het te hulp roepen van die lichtvaardige Natie (om nu geen harder woord als dat van lichtvaardig te gebruiken} zig zeiven hebben verftrikt, het net over het hoofd gehaald, het Trojaanfche Pcerd, fwanger van hun verderf, met eigene handen en al juichende over hunne muuren hebben getrokken, cn het zelve, zonder naar Laocoöns of Casfandras te luittercn, als dwaaze menfehen in het midden van hunne Citadel geplaatfL Zo iemand'er aan twyfeit, hy iceze het volgend Extract van een authentieke Brief, onlangs uit Philadelphia ontfangen, en in een, vreemd papier geinfereert;. „ Ten einde de Franfche oprechtheid en welra meenendheid jegens America ééns vooral te toetHh 3 „ zen,  C 3** ) t, zen, proponeerde, nu omtrent een jaar geleeden» „ Dottor Witbcrspoon, een der voornaamfte Hoof„ den ran ons Congres, in een lange aanfpraak „ aan die Vergadering , van Doctor Franklin te „ gclaftcn, om navale munitiën van het Hof van „ Verfailles te eifchen, tot aanbouw en equipee„ ring van Americaanfche Schepen van Linie* „ Hier toe wierd geftemt. Franklin kreeg laft en „ volvoerde zyne eommisfie. De zaak is juift zo „ uitgevallen als Withcrspoon gevreeft en voor„ zecht had. Onze Miniiler te Parys aan zyne „ en onze Meefters kennis gegeeven hebbende , „ dat de Koning niet goedvond het in Zee brengen „ van eene Americaanfche Oorlogs-Vloot, en wei„ gerde ons tot dat einde munitiën te leveren , „ heeft zich Witherspoon enige dagen gelceden „ in volle Vergadering laten horen, als volgt: „ Heeren, Gy hebt nu op Tafel voor U leggen het Befluit van Uwen Goeden en Grit en Geal„ lieerden om America te verflaven, zo rafch „ Groot-Brittanniens infolenten eifch op onze af„ hangelykheid finaal zal wezen opgegeeven. Ons „ Weereld-deel is van een oneindige uitgeftrekt„ hcid, doorfneeden met breede en talryke ftroo„ men, overgroeit met ondoorkruipbare Wouden, tt bedekt met ondoorwaadbare Moerasfchen, in één „ woord de geheele gedaante van ons Land is voU „ maakt  < S67 ) t, maakt gefchikt voor hinderlagen en voor een Oorlog van Chicane, en in zo verre zyn Wy „ aan de Natuur ten hoogilen verplicht; maar indien Wy geen Oorlogs-Vloot mogen hebben, ,, zullen onze kuiten fteeds biootgeftelt zyn aan„ Vyandelyke aanvallen, onze Koop-handel, de „ eigentlyke bron van het tegenwoordig gefchil, zal gekeetent blyven, alle de gemakken en wel„ luften van het leven zullen ons onthouden wor„ den, en wy zulien ons gedwongen zien ons ,, optefluiten in Steden en Sterktens verre van de ,, Zee. Wie zig dwaasfelyk verbeeld, dat een „ machtig Amerikaanfch Gemeenebeft het hoofd „ kan opfteeken in zulke omftandigheden, en on,, der zulke bepalingen, ignoreert volkomentlyk de noodzakelyke vereifchtens, welke zenuwen „ en kracht moeten geven aan een Land, waar „ voor de Natuur niets anders gedaan heeft als te „ zorgen voor zyn inwendige verdediging. Van wat nut zyn voor ons Franfche Hulp-benden? „ Wy hebben volk in overvloed, onze militie is „ wel geoefend, en gereed om op den eerften „ wenk te velde te trekken; maar zo lang men ons verbieden zal Oorlogfchcpen tc bouwen, is „ onze onafhangelykheid een fchaduw, onze Vryheid een Droom. „ Ik vertrouw, Heeren, die my noord,, dat Hh 4 „ Gy  < 3<5? ) r, Gy my geloven zult, wanneer ik deeze Vergadering verzoeker, dat enkele Zucht voor Vry„ heid, enkele afkeer van Franfche Keetenen, „ zo wel als van Britfche Heerfchappy, my woorj, den in den mond leggen , welke in den eerften „ ppflag ovcryld en berifpelyk zouden kunnen fchya, nen. Indien de Leden van dit Eerwaardig Con„ gres niet langer vry cn onbelemmerd mogen de„ batteeren , indien onze tongen zich voortaan moeten buigen naar den willekeur van een Heerfchende Ca'oaal, zo hebben wy verkeerde reke„ ning gemaakt; wy zyn aan boord gegaan van „ een lekken bodem; wy hebben onze vorige niet zeer vriendeyke Meelters vcrltotcn , om als Slaven geregeert, en gegeêflelt te worden met yze» re roeden, met icoroioenen, door Tyrannen. ' „ Heeren! het msg ftroken met de flinkfe inzigten van zommigen onder Ons, van tc kruipen voor onzen nieuwen Geallieerden , van tc kus„ fchen en te likken de voeten des Groten Mo?, narchs, maar ik voor my begeer dat voorbeeld J} niet te volgen; ik voorzie niets anders als fwaare bojyen die op Franfche aanbeelden g.fmcedt „ worden voor die millioenen fchepzelen, welke wy gezworen hadden vry tc maken. Droeve ?, ilaverny zal hun lot zyn , zy zullen belet wor,, den God in waarheid en in geeft te dienen w naar de yoorfchrifteu van het Evangelie : binnen „ kor-jl  '„ korten zullen zy en wy genoodzaakt worden „ neêrtebukken en op 't aangezicht te vallen voor „ Crucifixen, en een HOUTEN HEILAND „ te aanbidden. — Ik zie de Franfche Oorlogs» Vloot in triomf heromfwieren, onze Zeehavens „ blokkeeren, onze Kuilen braveeren en plunderen, onze Schepen neemen, verbranden en in rook doen verdwynen. En ondertuffehen wat „ zal Groot-Brittannicn doen? Groot-Brittannien ,, zal ledig aanfehouwer van dit alles zyn, en in „ de vuift lachgen, dat wy Ons door onze onbe„ zonnend heid zulk een reeks van elenden hebben op den hals gehaaldt. „ Om deeze reedenen is het, Heeren, en om „ dat voortaan de raadflagcn van Vrankryk , voor „ ieder die niet willens blind is, openleggen, dat „ ik U trouwhertig raade van u wel te bedenken, „ terwyl het nog tyd is. Kielt, eer het te laat „ zy , tusfchen Britfche infolentie , en Franfche ,, perftdic". „ Hier ging by zommigen een kreet op; anderen „ riepen, Hoordhem, hoordhem! „ Hy ging voort; „ Op een anderen dag zal ik my verder uiten, „ LIeeren; en dan zal ik eifchen van gehoord te Hh § ,t wor-%  ( 37° ) „ worden. Galg nog Rad zal my oit weerhouden n van te plyten voor de belangen van myn Vader„ land". Dus verre Doctor Witherspoon : het jammert ons dat die man niet alleen een Rebel is, maar oorfpronkelyk een der eerfte en ergfte Stokebranden van de Rebellie. Dc beide Brieven van den Hr. Batavus Sincerus, de Brief van den Meer welke tekent ik beklaag, die van den Hr. Weetgierig, en andere pakjes cn billetten , zyn met dankbaarheid ontfangen, cn zullen niet vergeten worden. é 'Aanftaandc Woensdag ftaat een kort dog merkwaardig Aanhangfel op dit ons 17 de Nummer het licht te zien , waaruit dc Leezers zonneklaar zullen bemerken, hoe dc klyne gemeente tc Amfterdam begint te denken en na Vreede te rykhalzen, in één woord hoe de hekken aldaar zedert eenige weeken verhangen zyn. Wy kunnen die menfehen geen ongclyk geeven, wy beklagen hun uit grond des  ( 371 5 des herten. Aan arme luyden, die in een barre winter alle neringen zien ïtil ftaan, die van koude klappertanden, die aan hunne kinderen goeden mor-, gen of goeden avond moeten wenfehen als deeze hun om brood vragen, die felve gevaar lopen om van honger te fterven, en die zig fchamen van te gaan bedeleni aan zulke luyden, zeg ik, kan men niet kwalyk neemen dat zy zuchten. Hunne bekommering gaat ons ter herten, hunne elende is de onze. Wy eeten zonder fmaak als wy weeten of gisfen dat hunne magen ledig zyn. Al zyn zy geen Burgemeefters, al hebben zy geen geld, zy zyn onfe Broeders , zy zyn Chriftenen, zy zyn Menfehen. W.   DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. K? XVLII. Solvat, ait, ptznas, fcavam quicunque fubacturn credidit. Luc anus. f^oo als de Moeder haar rug gekeerd heeft, lopen de kinderen in 'thonderd: zegt het oude vaderlandfche fpreekwoord. Zoo is 't ook met die blaadjen gegaan. De twee eerften en eigentlyke onderneemers daar van, van welken ook de meelte vertogen zyn, hadden zich federt énigen tyd meer en meer op hunne medewerkers, die eerst enkel het grove werk deedden, beginnen te ) verlaten ; en eene ongelteldheid van den eenen, i die men vreemde dat nog enigen tyd zou voortdu|ren, gevoegd by onverwachte en dringende be^zigheden van den ander, noodzaakte hen beiden I ter zelfder tyd, dat is na de uïrgave van het XIV Num» iroer, om voor een tyd lang zich geheel aan dit werk te onttrekken, en de directie daar van ten It Stuk. ïï ^  ( 37* ) eenenmalen aan hunne vrienden over te laten; zoo dar. zy de laatfte Nummers niet gezien, noch iets van den inhoud daarvan geweeten hebben , voor lang na dat dezelve reeds gedrukt en alomme verfpreid waren geweest. En dir is alleron» gelukkigst voor het blaadjen uitgevallen Men heeft aan den eenen kmt dingen in het zelve gezegd, die de eigentlyke auteurs van dir weekblad noit zouden gezegd hebben, en zich in zaken ingelaten in welke zy zich noit zouden ingelaten hebben. En binnen weinig da^en heeft men ook werkelyk zich zeer kwalyk by dat alles bevonden. Aan den anderen kant heeft de Boekverkoper P. F. Gosfe de eer gehad, dat men hem op dezelfde wyze bejegend heeft, als men federt langde aanzieniyklte luiden en publieke amptenaaren, die enkel verdacht worden gehouden van niet van de razende party te zyn, in de lompfte fchotfehriften gewoon is te bejegenen; en men heeft hem wegens het uitgeeven van dit weekblad getraduceerd, op eene wyze, die wezemiyk naar mate zy meer de overhand neemt, ook meer en meer toont wat voor flag van volk het is, 'tgeen in ons Land fe. dert een paar jaren zoo veel opfchudding maakt; en wier toon en fpraak, wel verre dat zy eenig nadeel doen zouden, in tegendeel hoe langer hoe voordeeliger wordt voor de goede zaak, wyl van dag tot dag duidelyker blykt, waar en in welke ftad, en in wat voor hoeken en gaten van dieftad, zy  ( 373 ) ty t'huis behooren ; en dus wie het zyn, die by «11e hunne opentlyke prótestatien, dit vuur (loken, en hoe Hecht het met hunne zaak ftaan moet , daar zy zulke lieden tot hunne voorvechters gebruiken , en van zulke wapenen zich bedienen moeten, om allen hunnen Hechten handel goed te maken, of liever om de gemeente daar over zand in de ogen te llrojen, en de geenen die hentegenftaan en ontmaskeren, den voet te lichten en zoo mogelyk uit het veld te Haan. Doch dit alles, 't geen voor onzydige toefchouwers van dag rotdag klaarder wordt, treft niet altyd zoo levendig dezulke, tegen welke men deeze gehuurde fchreuwers en bekkenfnyders hunne belagchelyke rodomontaden laat probeeren. En dit is ook het geval geweest van onzen goeden Boekverkoper Gosfe. In plaats van te denken aan de redenen die hy had om in alle op^ichte zeer gerust en vergenoegd te zyn , heeft hy zich door zulk een verach. telyke knaap , als de Schryver is van den Post vait den Neder ■ Rhyn beoordeeld en van den Gedimitteerden Zee - Kaptein, Toneelfpel (een kerel, die nog niet ter deeg lezen noch fpellen kan, maar die men zegt dat al dat leeven maakt, op belofte van door hoge protectie het baantjenvan eerfte Oppasfer op het Hoge School te zullen verkrygen) zoodanig uit zyn humeur laten brengen, dac hy eens» Waps tegenzin in het drukken van dit blaadjen ge- I 5 3 1%  ( 374 ) kregen heeft. (*) En dit is ongelukkig tergely- ker tyd en in dezelfde week gebeurd , dat de ileeren, die de directie van het blaadjen op zich hadden genomen, van hunnen kant mismoedig Zyn geworden , door de ondervinding van de onvoorzichtigheid die zy in een der laatfte Nummers hadden begaan; zoo dat de OUDERWETSE PATRIOT, die van dit alles geen enkel woord wist, en ondertusfehen op zyn Buitenplaats tusfchen den Haag en Rotterdam aan de podegra lag, terwyl zyn Neef, die hem quafi gezelfchap houden zou, van den ochtend tot den avond tot de oren toe in oude papieren tot zekeren voornamen boedel betrekkelyk, begraven zat, op eens gehoord heeft, dat alles in zyn huishouden in den Haag het onderst boven geraakt, en zyn geheele gezin rechts en links verlopen was, zonder dat iemand de prefentie van geest gehad had van hem noch zyn Neef ergens van te waarfchuwen: en dat alles, om dat een kwaadwillige buur, onder eene meer belagchelyke dan verfchrikkelyke gedaante, doch met een lelyk mombakhuis en een party kettingen aan, in huis was komen fpoken; en dan dat een hond, waar de huisgenoten goede gedachten van hadden, om dat hy inderdaad langen (*) Zie zyn Advertisfement in de Haagfche Courant van December 1781.  ( 375 ) gen tyd wel opgepast was en het genadebrood gehad had, zonder eenigen dienst ce doen , en dien zy hadden willen los laten om te w.skcn, van zich afgebeeten en kvvaade nukken getoond had, hoe zeer zy den rekel ook (beelden; zoo als de Pa-« trioc, die dien hond aan de ketting had gelaten, om dat hy wel wist dat hy nergens toe deugde, hen gemakkelyk zou voorfpeld hebben, als men hem bevorens gefchreeven had. Hoe het zy, de podegra van den Patriot komt wat kwalyk, en Neefis met zyn boedel, zegt hy, nog niet halver wege. Doch aan den anderen kant is de Patriot voor niet zoo oud niet geworden, en hy heeft zoo menig fpook van zyn leven onder de ogen gezien en met een klein tel hondje verdreeven, dat hy vertrouwt dat hem nu desnoods, zoo lang zyne podagra duurdt, een zyner krukken, en als die over is, enkel zyne zwarte wenkbrauwen genoeg zyn zullen, om zyn huis van alle die apery te bevryden, en rasch weder op zyn (ie! te brengen. En voor 'c overige heeft hy in zyn jongen tyd te veel met honden omgegaan, en zyn Neef is nog te goed een jager, dan dat zy beiden niet op 't eertte gezicht zouden onderfcheiden , welke befchutters hen dienen dan niet; en dus gaat Mu> tapha weder aan de ketting als te voren. zonder dat men in zyne gedachten heeft om oit enigen dienst van hein te vergen. Ii 3 En  c m) En dit zy genoeg voor het tegenwoordige en toekomende genacht, om al het gepasfeerde met den O. N. Patriot federt N. XIV. dat is federt het laatst van den maand November tot dezen 29 December toe te verklaren , te ontfchuldigen, en, zoo men vertrouwt, tot genoegen van onze menigvuldige hooggeachte en hartelyk beminde vrienden, en ten fpyt van onze niet minder hartelyk verachte vyanden en benyders, te repareeren. Eö voor 't overige fpreekt van zelfs, dat de O P. zich aan zyne engagementen, omtrent den Brieyen-tas , het gratis leveren van zyn blaadjen in alle Koffyhuizen en Sociëteiten, enz. als ook den prys van hetzelve voor de Intekenaars , namentlyk ƒ5: 4' desjaars voor de 5» Nummers &c. houdt als te voren. En daar geeft hy zyne vrienden de hand op, dat hy noch om fpoken, noch om kwaadwillige honden , oir uiclcheiden zal, noch van iemand zich de wet laten ftellen in ons vry ets gezeegend vaderland , maar ruiterlyk blyven fpreeken en de waarheid hulde doen , zonder eenig aanzien van perfonen, en zonder zich te ftoren , of men hem voor Engelsch gezind (*) of Prins-gezind uitmaakt , als hy by zich-zeiven, en voor het alziend oog van den (♦) Om van de EngthcbgtzlnthtUl van den O N. P. »e ouideeien, leze men bl. 19. van het gezelfehap in hevige drift aldus uit: God I bewaareons, als die gerucht waar is; maarindien het zoo is, en wy nu vrede moeten maken, dan wensch ik dat God een teken zal ftellen aan alle die dit bewerkt hebben, dan hebben wy ten minften dat genoegen. Wat dunkt u, Mynheer, zou men onder dat' llag van lieden de rechtfehapene patriotten moeten zoeken? Zou hunne hartelykheid in dit opdicht wezemiyk uit goede beginzels kunnen voortlpruiten? Of anders, welke geheime redenen kunnen er zyn, die deze menfehen zoo afkeerig van vrede maken? Ik weet wel, dat de rede die fommrge van hunne denkwyze geven, is i) de vrees, dat men door eenen afzonderlyken vrede met Engeland te (lui- I ten, den haat van Vrankryk zich op den hals zou' halen, en wy dus buiten twyrTel met die Mogend-1 heid in oorlog zouden raken, a) De zwakke ftaat van defenfie waar in onze Republiek zich bevindt en waar door men vreest, dat wy Engeland alles zouden moeten toegeven wat zy van ons wilden eisfehen; en dat wy dus in deze omflandigheden geene andere als een fchandelyke vrede zouden kunnen maken. Op, het een en ander zou nog al iets te zeggen zyn,  ~~ !" C 383 > ?zyn, doch ik wil my liever in die onderzoek niet jbegeven; en aan UE. verzoeken om my uwegeidachten te zeggen over de redenen, die maken jkunnen, dat deze luiden zoo fterk naar het voonJzetten van den oorlog verlangen. UE. zult hier mede byzonder verplichten Myn Heer!, Uwe onderdanige Dienares E m i l i e. De O. N. P. bedankt Emilie provifionee! voor haar briefjen, en ontflaat haar niet van haar woord om hem nu en dan te fchryven. Hy gelooft niet dat de oplosfing van het problema, 't welk zy opgeeft , in enige eigentlyk genoemde redenen zoo als de twee zyn die zy oppert, moet gezocht worden ; maar veeleer in de hebbelyk-gewordene denkwyze en gemoedsrichting van dit (lag van luiden. En uic dien hoofde had hy wel gewenscht dat Emilie zich de moeite had gegeeven, om haar problema zelve op te losfen. Niets fchikt zich beter voor de vrouwen , dan dusdanige onderzoeken. Zy zyn meesteresfen in de kennis van het hart. En zy zyn best gefchikt om de geheime dryfvederen na te gaan en te ontdekken van de menigvuldige finguliere verfchynfelen en fchynbare tegenftrydig* he-  heden van hetzelve. Onrlprm«frli/an Jmu n.? \i trioc, dat het verfchynzel, 'twelkhet onderwerpt van haar brief maakt, hoe vreemd ook in deneer- > ften opflag, echter niet moeilyk is op te losfen... Wil Emi'ie of iemand anders van hare feice, zicH,) nog de moeite geven om haare krachten daaraan te I beproeven, het zal den ratriot byzonder aangenaarri zyn.; doch by ontftentenis van dien, belooft hy Emilie, om zoo rasch mogelyk haar brief opzet-' telyk te beantwoorden. Inruslchen behoorc zyij niet verwonderd te zyn van hare vriendinnen op znlk eene wyze op dit onderwerp zich te horen uitlaten. Onze vrouwen hebben een gebrek, 'tf; geen haar juist geen oneer doet in deszelfs begin-I fel, doch waarvan de gevolgen heur fomtyds na* > delig zyn, namelyk dac zy al te modest, (dat is i al te mistrouwend van heurzelven) zyn, om over fommige onderwerpen zelve na te denken en zich té ! bepalen. Zy nemen blindelings over wat zy in dé.! Courant lezen, omtrent de publieke zaken, ofheu- \ re mans, broeders, enz. horen zeggen: en daar heur boezem van alle aandoeningen, en dus ook ; van vaderlands-liefde, zoo fterk en fterker in een i zekeren zin, gloeit dan de onze, zyn fommige, , die door blinde leidslieden geleid worden, zoohe* • vig en fomtyds heviger in de verkeerde party dan i onze fexe; en in plaats dat zy de gemoederen van i de mans, met welke zy verkeeren, zouden ter r nederzetten, fusfen, en bevredigen, brengen zy.r dik« •  ( 3^5 ) dikwerf hier weinig toe om dezeïven fh htmné drifc aan te (loken. Dit alles doet my, die op myo ouden dag nog fteeds het verlies van twee brave vrouwen betreur , en de grootfte achting voor het verftand zoo wel als voor het hart der vrouwen heb, menigmalen veel moeite, en by geleegenheid is myn voornemen my byzonder aan onze vrouwen , en meer nog aan het hart dan aan het verftand van onze vrouwen te wenden. Doek intustchen gaat het kwaad niet minder zyn gang. En daar onze Couranten, de voornaame polietieke lectuur van de meesten onzer vrouwen, even als van het gemeen, meest verdorven zyn en van een verkeerden geest gedreeven worden, is het niet te verwonderen, dat men onder heur zulke discourfen hoort, als Emilie, die beter weet en gelukkig een man heeft die mee haar van dezelfde goede gevoelens is, zoo geweldig gelluit hebben. Wat zal myne Emilie zeggen , als zy het navolgend uittrekfel uit de Woerdenfche Courant leest, 't geen ik als een ftaaltjen, zoo van de verregaande licentie, als van de onbezonne en vaderlands-hatende drift van onzen rampzaligen tyd , in mya blaadjen configneeren zal, dat de nakomelingfchap oordeelen moge,met welke wargeesten wy geplaagd worden, en hoe veel onze Hoge en wyze Beftierders, aan wien de directie van de grote en algemeene belangens van onze Republiek onmiddelyk en onher.roepelyk zyn toevertrouwd, nodig hebben om niet vol-  r( 386) volftrekt moedeloos te worden, en de teugels van denStaat uit de handen te fmyten, onder zulke waanwyze, voorbaarige en kwaadaartige voorfchriften en bedillingen, en te zeggen, wel aan dan onzinnigen , beftiert ü zeiven en ziet hoe gy er mede uitkomt: wy wasfchen onze handen in onfchuld, en laten u over aan uwen verkeerden zin: maar wy zeggen u, gy weet zelve niet wat gy begeert: gy fchreeuwt als uitgelatene, en uwe wenfehen zyn als de wenfehen der zotten. Extracl Uit de ZnidJlollandfche Courant van Woensdag den 19 December 1781. Woerden den 18 December. „ In de meeste Engelfche Nieuwspapieren van den 4. 7. en 11. dezer, welke wy gisteren langs den ordinairen weg, ontvangen hebben, wordt gewag gemaakr van eene aanftaande vrede tusfchen Engeland en onze Republiek; zelfs meldt men reeds eenige artikelen, welke men verzekert dat tot een grondflag van die vrede zouden dienen. Zie hier dezelve : „ — het Engelfche Hof zal St. Eufiatius, „ de Berbice en Esfequebo aan de Republiek weer„ om geven — hetzelve zal voor 't tegenwoordï„ gt, renuncieeren aan de vervulling, van den kant „ van de Republiek, der verbintenisfen , die ujt „ krach-  C 387 ) j, krachte der tractaten , tusfchén deze natie fubfis„ teeren (dat is , in plaats van fubfidien van de Republiek te vorderen tegen hunne vyanden, aart dezelve vrylaten om die vyanden Van allerley oorlogsbehoeften te voorzien 3 — „ de pryzen, aan ",, beide zyden genomen, zullen den neemers bly~ „ ven. H. II. Mog. zullen't provifioneel Trac„ taat, tusfchen particuliere perfonen derftad Amfterdam (wy meenden dat dePenfionarisvan Amfterdath -eene te rug werkende autorifatie van dé Magiftraat dier ftad gekreegen had; altans dat hy door Rwgemeesteren tot het fluiten van datTractaac 5s gelust geweest, blykt uit het Bericht van die Magiftr.iat in d. 25 Oclober 1780) „ en de Agenten „ van 't Congres van Noord-America desavoueerert (als of zoo wel H. H. Mog. als Staten van Holland dienvrerfoeilyken handel niet immediaat ert zonder eenige aarfeling hadden gedesavoueerd en afgekeurd by Hoogstderzelver Refolutien van 23. en 27 Nov. 1780. -„ Waarlyk fraje Conditiën ! Vooreerst zouden dé Engelfchen den buit op St. Euftatius, op zoo een ongehoorde wyze geplunderd, behouden, want van die restitutie wordt niet gefproken; (NB. de Woerdenaar vergeet 'dat onze allerlieffte vrienden de Franfchen, onder andere diensten die zy ons geduurende dezen oorlog beweezen hebben, ook dié buit voor ons hernomen, en voor zicb zelve behoudenhebben),, dit zoude hun in 't vervolg den weg wyzen om zoo dra St. Euftatius weder in vorigen bloei was, om deze of geene gezochte redenen, die zy licht kunnen vinden, want daarin zyn //. Stuk. Kk zf  v.j/.Kti inventief, een armen Admua«ii aam neenen te zenden, om zoo veel te geftrenger met de Inwoonders re werk re gaan; magere luizen byten tog, zoo men zegt, het fcherpst. Ten tweeden, het Engelfche Hof zou renuncieeren van de verbintenisfen, enz. maar niet van zyn fustenu, omtrent het toevoeren van waaren , die volgens de Tradtaten voor geene contrabande kunnen gerekend worden: ergo wy zouden plieeren, nadat wy, als Jongens, wat voor de broek gehad hadden. 7e» derden, zouden de Engelfchen de fchepen, die zy door 't onverwacht declareeren van een onrechtvaerdigen oorlog (daar men in Amfterdam federt lang beimelyk naar verlangde) „ons ontroofd hebben , behouden.Zoude dit hen niet aanzetten, om, gelyk omtrent het eerfte artikel gezegd is, zoo dra de zee weder door eene menigte Hollandfche fchepen bevaren wierd, onverwacht een querel te zoeken, en den oorlog te declareeren, om zich weder met onzen buit te verryken ; dit is tog altoos hunne gewoonte geweest; en wat moedigt rovers meerder aan , om hunne roveryen te vergrooten, dan dat dezelve ongeftrafc blyven ? Ten vierden, zouden ft. H. Mog. moeten desavoueeren 't geprojecteerde Tractaat, met het Congres van Amerika: dit zoude in deze tydsomftandigbeden eene declaratie tegens het Congres zyn, en wy zouden daardoor voor altoos verfteeken worden van de voordeel en die uit een Traótaat met de 13. Staten van Amerika asn te gaan zouden voortvloeien. Oat klappen die extertjes prompt alles na, wat men hen voorpraat.) — «Wy hopen, dat God het dierbaar Vaderland tot die laagheid niet zal brengen,  C 389 ) |eh, dat hetzelve genoodzaakt zon worden eene vrede op diergelyke conditiën te maken. Men zal andere conditiën kunnen bedingen, indien wy tegen onze vyanden met vigueur te werk gaan. By 't eerfte artikel zal men kunnen voegen, enigemillioenen P. Sterl. tot fchadeloosftelling. By 't tweede, dat men alles aan de vyanden van Engeland zal mogen toevoeren, 't geen niet uitdrukkelyk by He Tractaten voor contrabande gerekend is. By 't derde, restitusie van fchepen en derzelver ladingen, zoo veel mogelyk, by taxatie. En in plaats van het vierde, de onafhangelykheid van Noord-Amerika, of ten minften een diep itilzwygen omtrent hetdesavoueeren van 'tgeprojeóteerden Tractaat. En dan zoude het aan weldenkende nog twyfFelachtig voorkomen, of het wel billyk en voordeelig zoude zyna na zoo veel ontvangene blyken van de toe^eneegenheid van Vrankryk, zodanige vrede zonder Vrankryk te fluiten. Tot dus verre het orakel van Woerden! welk een fchat van dolle Patriotismus! Wy verraders, die men buiten twyfFel denkt, dat met vry wat minder te vrede zyn zouden, om Onze arme eri zuchtende burgery, van dezen verderfelykefi oorlog bevryd te zien, hebber, van de amicale briefwisfeling, die men weet dat wy met George R. houden, gebruik gemaakt, om in eëh van önzë laatfte poületjens, op ons eigen houtje, fhaar ööK Kk 3 dööd-  C 39» ) doodflil, zonder dat er eene levendige ziel ge- dachren op heeft, aan hem eene ruwe fchets voor te flaan van een informeel plan van een vlucktigont' werp van een aanftaande, provifioneel en eventueel Concept Tractaat van vrede tusfchen de Republieken zyn Ryk, 't geen wy eerstdaags onder de roos ftaan te fluiten , als onze Prefident Burgemeester ons voor den nyd in wil ftaan, dien wy mogelyk op ons halen zouden, als de godloze en verraderlyke duif, die onze briefjes aan George, onder zyne wiekjes overbrengt, by ongeluk in de kaars mocht vliegen. By die Concept-Traétaatjen hebben wy geoordeeld 375 conditiën te moeten bedingenjwaarop wy de ratificatie met de eerfte Zuid-oosten-wind uit Queens-Palace verwachten, en waarvan de eerften deze zyn:. 1) De Engelfchen zullen ons niet alleen alles wedergeven, landen, fchepen, goederen, manfehappen, die zy ons onenomen hebben federtDec. i 780.maar ons ook dedomrnageeren wegens alle de fchepen die in de lugc gefprongen of verzeild, alle.de goederen die bedorven of geconfumeerd,.en alle de manfehappen, dje hunne eige dood geftorven zyn. NB. hec fpreeke van zelfs dat hier onder begreepen zyn, alle de goederen van Sc. Euftatius, die de Franfchen hernomen hebben, en te rechc behouden , doch daar wy geene fchade by moeren lyden. 1) Zy zullen ons ver-. óer goed doen al den winsc, dien alle onze Koop-.; lieden gaarne zouden gedaan hebben federt het begin  ( S9i ) gin van den oorlog in 1775. tot dato van ons Concept-Tractaatjen toe, en daar zy uit vrees als anderzins in belet zyn geworden, als mede al de fchreuwende asfurancie-penningen die zy werkelyk in die zes jaren hebben betaald voor de foiberë negotie die zy op Amerika, Vrankryk, Spanjen, enz. gedreven hebben; alles volgens eene onbcëdigde opgave van dezelve Kooplieden, doch ter taxatie van J. de Neufville & Comp. te Amftcrdam. 3) Zy zullen zich verbinden om de Kaap en wat de Franfchen verder zoo vriendelyk geweest zyn mogen, van voor ons in bewaring te neemen in de O. Indien, voor ons met goedheid of kwaadheid van dezelven wederom te zoeken te krygen, endadelyk ons restitueeren, binnen den tyd van drie maanden, uiterlyk en niec langer. 4) Zy zullen, boven en behalven die alles, voor alle moeite en verdriet die zy ons zoo fchurkachcig hebben aange. daan, meer dan zes jaren herwaards, ons betalen voor elk jaar een millioen P. Sterl. en voor het laatfte jaar 100 millioenen P. Sterl. en zeer te vrede zyn, dat zy er zoo genadig afkomen. 5) Zy zullen opentlyk voor de rechtbank van de ganfche wereld, met de behoorlyke formaliteiten, nader te reguleeren, bekennen door hun gedrag zoo voor als geduurende dezen oorlog gehouden zich te hebben betoond te zyn, rovers, moordenaars, trouwloze bondgenoten, monsters, Heidenen en Turken, canailles, vaqaboaden, Vè&kfy Kk3 a.t-  ( 392 ) yuvaagfelsvanden aardbodem, gauwdieven, ftruikrovers, fchnndvlekken van het mersfchelyk gedacht, enz. Alles volgens een alfabecifche Lyst, nader daarvan uic de patriotifche fchriften te vervaardigen. En ten einde men niec weder zulk een gedrag van hun te verwachten hebbe, daar eenEngelschman tog noic berouw hebben noch zich beteren, veel min zyn woord houden kan, zullen zy niec vermogen in 't vervolg meer dan 10 of uiterlyk ia oorlogfchcpen ce gelyk te bezitten, en alle hunne havens zullen binnen den cyd van drie maanden gedemolieerd en verdopt worden, behalven alleen die van Chatham, om redenen, en mits dat dezelve zeven achtde kleinder zal gemaakt worden, enz. En voor 'c overige fpreekt het van zelfs dac alle zulke kleinigheden, als het onafhangelyk verklaren van de brave Americanen, hec excuus vragen aan Vrankryk en Spanjen , hec hangen van Jofeph York aan een galg na 'c model van die van liaman, en wac dies meer is, zaken zyn, die ik in myn Concepc-Traékatjen vermeld heb, om het zoo volledig als mogelyk ce maken, maar die anders al ce eenvoudig zyn, om een ogenblik in beraad re nemen. En voor cat alles, Lezer, voor dac ganfche onderfelyke plan van een omwerp van een ConceptTraftaac, heb ik voor my zeiven by het tekenen daar van, en behoudens de vrye deliberatien van H. H, Mog. welke ik by tyd en wyle wel zal weeten te dwingen om hec- zel-  393 ) zelve goed te keuren , als ik raadzaam vind om het publiek te maken, niec meer bedongen als een perfioentje van 10,000 L Sterl. 's jaars mee de eventueele fuccesiie op mjn Neef, ingevaile ik volgens den loop der nacuur voor hem mocht komen te overlyden. En als dac ook geklonken is, is alle myne ambitie een einde; dan zal ik my : voorts mee de publieke zaken niec meer bemoeijen, , noic meer in den Maag komen, (niec om dac ik niec 1 zou durven, maar tog zoo, uic verkiezinge) en alle de patriotfche Schryvers laecn aanzeggen, van myn naam noic meer ee noemen, behoudens alleen de permisfie om in generale cermen nu en i dan een balletje op ce werpen van een goud ltand:beeld, hec geen my wel diende uic 'sLands kaste worden opgerichc, en dat ook t'avond of morgen ;roy niec kan mankeeren. P. Ek 4 Vry-  ( 394 ) Vrydag den 28 December. Zoo op 'c ogenblik, wanneer wy dit Nummer ter drukpers Honden te zenden, ontvangen wyeen brief uit zekere voorname ilad , waarin ons gefchreeven wordt, dat verfcheide flecht• gezinden aldaar, en vooral, zegt myn Vriend, onder anderen zekere lange en magere Secretaris, dien men my aanbiedt te noemen, opentlyk verfpreidc, dat de O. P. uitgefcheiden was, op hoge infimtatie aan den Boekverkoper Gosfe gedaan, dac zulks aangenaam zyn zoude, en men dringt my zeer, indien zulks niet waar is, daarvan een woord te zeggen. Alles wat ik er op zeg, is dac my hec berichc doec grimlagchen. En voor't overige denk ik, als men den Boekverkoper Gosfe er na vraagt, dac hy bekennen zal, dac hec zeer lage infinuapen geweesc zyn, die hem tegenzin in het uitgeven van dit blaadjen hebben gegeevcn. I  ( S95 ) ".* Wy hebben voor eenigen tyd reeds den zeer interesfanten brief, geteekend P. R. P. P. P. ontvangen. Doch het doet ons leed dat de Schryver fchynt te kennen te geven, als of het hem niet aangenaam zyn zou, dat wy denzelven lieten drukken, Wy hopen dat wyZynE. mening kwalyk mogen begreepen hebben.Doch niets zou ons meer moeite doen, dan dat wy Zyn E. enig ongenoegen gaven, doorher. gemeen maken Tan zynen brief. En dus verzoeken wy ZynE. om ons ten fpoedigften, (immers binnen den tyd van 14 dagen) nader te willen melden, ofzulksr Zyn E. onaangenaam zyn zoude. Wy voor onsvinden er gene zwarigheid in, en Zyn E. zal in onze Brieven tas, die zoo raseh mogelyk ftaat uitgegeeven te worden, verfcheide Brieven vinden, die rykelyk zoo fterk en echt-patriotisch zyn als de zyne/ - _ . y ;j jfj, De tweede brief xvnPbilo-batavus van 21 Dec. is insgelyks wel ontvangen. Wy bedanken ZynE^ zeer voor deszelfs vriendelyk advies rakende hetdebiec van den Patriot, en zullen ons naar zyn raad gedragen. Zyn eerfte brief is reeds werkelyk gedrukt, met een antwoord van den Heer ü. 'tgeen wy hopen dat Zyn E. genoegen zal geeven. Allen  • * • Allen de geenen, die iets aan den O. N. Paftiot willen doen toekomen, worden verzocht het «eïve te adresfeeren aan Mynheer den Hr. C. de la yieille-roche, post* restante, te Delft.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRI O T. No XIX. Et aliquid vïdere Mam doftorum' omnium literis cekbratam Briltanniam &c. D. Erasmus Lib. XXIV. Epift. 7. Veele onze Lezers zyn zeer voldaan geweest, en inderdaad meer voldaan dan wy zeiven, over onze Loffpraak of Schets van het karakter van de Franfche Natie in hec XI. Nummer van hec eerfte ftuk jen bl. an 219. en fommige hebben ons herhaalde keeren aangezet, om ook eens eene fchecs van hec karakter van onze cegenwoordige vyanden, de Engelfchen te geven. Wy zyn zeer gewillig om aan deze begeerte te voldoen, en hopen dat onze poging -even gunstig zal ontvangen worden, offchoon niet van de zelfde hand als de vorige, gelyk de Lezer mogelyk zelve genoeg ontdekken zal. XL Stuk. tl Df  ( 39» ) De Engelfchen, zegt Sterne, zyn als eene Hagelnieuwe guinée, die men versch uic de muncc heefc lacen halen, en apart in een zakje bewaart, | als een potpenning; terwyl de Franfchen gelykeni naar lopend geld 'cgeen door duizend handen pas-feert, en in eene beurs met allerley andere geld-fpecien gehouden worde, en door de gedurige i fcheering niec meer worde als zoo veel ftukken zil-ver, die alle naar malkander gelyken, en waarop i niecs meer te zien noch ce lezen is. (*) Deze gelykenis, waar mede de Uitvinder aan- ■ duiden en teffens reden geven wilde, waarom het: karakcer van de Franfche natie uic elk individüy, van den Hoveling eoc den Pruikmaker coe, kan opgemaakt worden, terwyl elk Engelschman een wezen op zich zelve is, dat zyne discinccive trekken ongefchonden bewaart, toonc te gelyk aan boe veel moeilyker het is de Engelfche, dan de Franfche natie te fchilderen en haar karakter te bepalen; en bier komc nog by , dat de eerlyke Scot, met zyn plaid en zyn andrew-ferran: en de blunderende jer weder geheel andere wezens zyn, als defplenetieh Engelschman. Met: dat al zullen wy zoeken enige voorname en algemeene nationale trekken in een tafereel te bren. (*} Yorick's Sentimenteele Reis,  ( m) gen , om den Lezer ons denkbeeld van de Engel*che natie mede te deelen: en, om redenen, die in de conftkutie van dar Ryk gegrond zyn, min. der aan de Schotten en Ieren, dan aan de eigent* lyk genoemde Engelfchen denken. Die een Engelschman van 18 a 20 jaren, zoo versch uit Westminsterfchool of de Temple te HelItvoet aan land ziet Happen, om zyn grote tour (de reis van Europa) te beginnen, zou zeer Engelsch-gezind moeten zyn, om hem niet voor een van de ongelikfte beeren van deze ondermaanfche wereld te houden. En als die beer zyn tour heeft afgelegd, & mores hommum muitor urn vidit & urbes3 en weder in zyn oude Engeland te rug is gekomen, dan zal hy u, zoo gy hem niec aanftaac, kwalyk van perfoon erkennen, al waard gy ook nog zoo uicgeleerd in policesfe, en al had gy hem in zyn beereitaat, uit hoofde van zyne geboorte en zyne; recommandatie - briever, een maand lang dagelyks aan uw cafel gehad; en zoo hy ü niec, zoo als te Hellevoec, mee duidelyke woorden zege, dat alle de Hollanders, Franfchen, Spanjaarden, in jéén woord, alle menfehen op den aardbodem, niet anders als vee en honden zyn, behalven de. ï-ngelfchen, zoo zal hy u by duizend geleegenhe= LI * desïa  ( 4oo ) heden, ondanks zich-zeiven, tonen, dat hy elk Ogenblik van zyn leven God dankc van een Engelschman, en niets anders te zyn. En ziet hem I in alle onhandigheden, cn in alle felaticn, ditzelfde zal altoos by hem doorltralen, en alwilhy zich nog zoo maskeeren, er zal altoos een oor of een poot uitfteeken, daar gy den Engelschman, zoo als God hem gefchapen heeft, aan zult onderkennen. En zoo wordt de beer, na dat hy wel over en over gelikt is, en zich aan alle deuren gcfcbuurd heeft. Heeft hy dat niet gedaan, ; en is hy met zyne landgenoten overal aan de zwier j geraakt, dan is het tien tegen een of hy wordt : groter beest , dan by mogelykheid eenig ander I Landsman oit zich vlejen kan van by de grootfte | ftudic en applicatie toe te geraken, en in 't geheel ü is 'i niec mogelyk van meer ter goeder trouw enjj van harte een ploert ce zyn, dan een Engelsch-| man wezen kan, als hy daarop vale, en in eer| verdorven tranc van leven raakc; en al hec zuipenj vreeten , fpelen, hoereeren en rinkinken van hef gedetermineerdfte Franschmannetjen of van de| grootften Hollandfchen Losbol, is maar kindec-j derwerk in vergelyking van een rechten Engelj fchen rake of ligemis. Voeg by deze trekken, meer genie dan geest \ meer oordeel dan fmaak, meer goed verftand dad ylua  C 4°i ) vlugheid, meer goedwilligheid dan tederhaftigheid of liefde, meer onverzaagdheid dan courage, meer koppigheid dan gftfoM, meer Aöft v lyke benodigheden: niet gefchikt om van langen „ duur te zyn, en enkel tot nog toe by geluk ftaan y, blyvende midden tusfchen twistende nabuur en, die „ *t over hare verdeeling nog niet onder eikanderen, kunnen eens worden" C*) „ Het (*) The Dutch are a Ceinmonwcaï'ib founded on a fudden, by a desperate at tempt i* a desperate cnnditiun: nat formed or digested into a regular Jyfteni by w.ature theugbt & reafin > but buddledup ander tbe presfure of fnd~ den exigencies; calculatcd for no tong d'uration, (s1 bi' therto fubftsting by accident in tbe midst of contending powers, ivbo cannot yet agree abcut Ibaring it amangst tbetn. S. Lord ühreet's Renwrks <:n the life & Wriüngs of Dr. Swift. Letter VILI p. 61.  < 4-9 ) "„ Het bóek weggelegd, enmetviolenrebooFd* pyn naór bed gegaan. Zeer ongerust geflapen, en zwaar en confus gedroomd: eerst van den Daufin, en van het Tedeurn; en naderhand van een ander Vorst , die lange jaren reeds dood is, en dien ik my verbeeldde, met een kroon, niec op, maar naast hem liggende, onder een party boeken, en met een plan van zeer kunstig yzerwerk voor hem, te zien zitten in zyn japon, aan het vyer , en wel zoo dicht dat de rand van zyn jaPon v'am vatte' z0° ^at fchrikte dat de Oudeman verbranden mocht; dcch op datzelfde ogenblik dacht my dat enige Officiers in het vertrek kwamen duiven, die ik aan hun uniform voor Oostcnrykfche erkende. Deze blusten fchielyk de vhm uit, en gaven toen den ouden Vorst een papier over, zeggende dat dit copy van de acte van échange was, en dat zy order hadden om hemt naar Brusfel te vervoeren, waarvan hem het Gouvernement was opgedragen, en waar hy voortaan sou refideeren." „ Hierop wakker geworden, en my veel meer vermoeid dan verkwikt door myn flaap bevonden." ïk heb de eer te zyn enz. Jonas Foresight. Wy  C 450 ) Wy bedanken den Hr. Forefighc voor dit ftaal1. tjen uit zyn Geheim Dagboek 3 'c geen een curieus ftuk zyn moec. Doch hoe zeer moet die Heer niec eer neder gezet en gerust gefield zyn geweest, toen hy laatstleden Dingsdag den 25 December, in die zelfde Vaderlanilfche Courant C die wel niec altyd tot nog toe tydig genoeg het parool krygc van de Bende waar onder hy al mede diensc genomen heefc, doch die evenwel zeer leerzaam is, en wel dra zich herftelcj de volgende croostlyke en echc nieuwer» wees • patriotlche pasfage geleezen heeft: „ Het „ vernietigen der Barrière inde Ooscenryklche Ne„ derlanden, houdemen, door het tegenwoordig fistema van Holland, van weinig nadeel, aange}, zien deze voormuren, ter verdediging tegen dit „ Hof, thans niec meer vereischc worden; Vrank- ryk en de Republiek zyn nu vrienden geworden, „ daar in tegendeel Engeland , als verplichc coc „ de garantie van hec Barriere-TYactaat, een open- bare vyand van Holland is. Zoo veranderlyk „ zyn de wereldfche zaken!" Jawel verander, lyk, myn lieve Courantiertjen ! A. ' E R R A T U M N. XVIII. Bladz. 375. reg. 15. telhondje] lees: celhoutje. Allen de geenen, die iets aan den O. N. Patrioc willen doen coekotnen , worden verzochc hec zelve te adresfeeren aan Mynheer den Hr. C. de ld Fleille-rochei poste restante, te Delft.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCIIE PATRIOT. N° XX; , male ominatis Parcite verbis! Hic dies vere mihi festus, alras Eximet curas. Ego nee tumultum Nee mori per vim metuam, tenente Cafare terras. Holt ATIÜS. Behalven de bedaarde overweeging, waar mede elk weldenkend mensch zyn plan van ge. < draf in alle omfhndigheden en omtrent alle onderwerpen van eenig gewigt, van te voren behoort ce wikken en al het geen dienen kan om hetzelve - wel te bepalen en te regelen , eerst te bedenken, ! ten einde als dan ongeftoord den weg voort te gaan dien hy eens heefc ingeflagen , zonder zich door bypaden ce laten verleiden of in rwyffeling bréngen, en vooral zonder elk ogenblik blooc ce 11. Stuk. Nn ftaan  ( 48* ) ftann voor de vrees, of hy wel den rechten weg gciopen hebbe, en niec iiever geheel diene te rug ce keeren; zoo moeren er daarenboven nu en dan rustplaatfen zyn, op welke hy zich verledige om den weg na te denken, dien hy afgelegd heefr^ dien ce bereekenen welke nog voor hem overig is, zyne krachten ce overweegen, en nieuwe kracheen op ce zamelen, uic de croostelyke gedachce van hec voordeel, of de voldoening welke hem die geven die hy reeds verfpild heefc, een einde zoo veel ce geruscer en gemoedigder hec overige van zyn loopbaan ce vervolgen. En zulke rusrplaacfen zyn in het leven het begin en aanvang van elk jaar. Eene gezecce en bedaarde overdenking van hec geen men in hec afgelopen jaar gedaan heefc, mee alle de motiven daarvan aan den eenen kant, en de vrucht en uitflag daarvan aan den anderen kant, is eene bezigheid, die niec alleen van de uiterfte noodzakelykheid is voor de Epimetheusfen, dac is voor dezulke die minder gewend zyn van ce voren wel ce bedenken wac zy voornemen en doen willen, en die daar door zeer wel doen van dikwils ftil te ftaan op hunnen weg om ce overleggen of zy niec beter doen zouden van nog in tyds te rug ce keeren; maar zy is in zeer veele opzichcen voordeelig, ook voor dc betere Prometheusfen , die zich minder ligeveerdig op reis begeeven, en vooraf hunne route mee alles war  ( 423 ) wat daartoe betrekking heefc, gewend zyn naauwkeurig ce overdenken. Wy wenscheen over hec geheel liever coc de clasfe der Prometheusfen dan Epimetheusfen ce behoren (*). Doch zoo wy in menige andere gevallen aan overyling mogen fchuldig zyn (en wie werpc hier den eerften fteen op ons) in hec cegenwoordig geval alcans, ik meen in hec onderneemen van die Weekblad, hebben wy geene reden om ons eenig verwyc ce doen, van hec zelve ligcveerdig begonnen ce hebben, en zonder wel en hng ce overweegen, wac wy iconden ce aanvaa:° den en welk waarfchynlyk het gevolg van deze onze onderneeming zyn zoude. Des niettemin neeroen wy by den aanvang van die jaar 1782, met de groocile gretigheid de geleegenheid waar, die zich voor ons aanbiedt, om een ogenblik adem te haaien en onze onderneeming bedaard en allerferieusc te overweegen. En dan anrlelen wy niec van re bekennen, dac de befchouwing daarvan voor ons een itil genoegen, eene wezenclyke rusc, korcom eene voldoening is, waarvoor wy niec fchroomen God9 (•) De oude Griek fche Fabel van Prometbeus en zyn broeder Epimetbeus is bekend en eene van;de wysgeerigfle allegorien, en waarvan de verborgen zin hec duide" lykfte Is, % ■ i Nn a  ( 424 ) God, die in 't verborgen ziet, in alle oprechtheid onzes harte, te danken. Wy fchryven dir tegenwoordig Nummer niet voor Onze menigvuldige ha'ers: zy zullen er ons te meer om haten en vervolgen, en op dit ogenblik vergeeven wy hen van harte allen hunnen gepasfeerden en toekomenden laster en vervolging. Waren zy alleen onze vyanden, waren zy de vyanden niet van ons Vaderland, wy zouden ons noit met hen inlaten nog van hen gewagen. Maar wy fchryven voor onze niet minder talryke, hoewel bedekte vrienden, voor hen die ons van tyd toe tyd aanmoedigen op onzen weg, en ons on2en arbeid verzoeten en helpen dragen. Met hen willen wy ons nederzetten , en bedaard, onpartydig onderzoeken, of wy ook dwalen, of wy ook dienen te rug te keeren en opentlyk te erkennen dat wy een verkeerden weg zyningeflagen; inéén woord of wy toe de beste eindens werkzaam zyn, en het wezentlyk enig waar belang van ons Vaderland voor hebben, en naar ons beste inzien en vermogens zoeken te bevorderen, dan of wy werken tot deszelfs verderf en ondergang, en;—God vergeeve hec hen , die hec gezegd, die hec opentlyk in druk hebben ftaande gehouden en ons aartgeklaagd by de Natie! — of wy Verraders zyn van ons Vaderland en gehuurd om heczelve ce ver- voe-  ( 4*5) voeren tot een verkeerden zin, en over te leveren in de handen onzer vyanden ! En dan dunkt ons, dat men om te oordeelen over eene ondemeiming van welken aart ook, zynen : aandacht op de navolgende Hukken dient te vesci; gen. i) de motiven van die onderneeming, a)den : aart en het oogmerk, dat is den geest en de begini felen van dezelve , 3 ) de wyze waarop men ze 1 uitvoert, en eindelyk 4) het gevolg of de uitwer; king die men daarvan befpeurc, of nog voorder i reden heeft van zich te beloven. Laat ons onze q onderneeming uit deze vier oogpunten en in alle 5 deze onderfcheide opzichten befchouwen en toets zen. En eerftelyk wat onze motiven en de ware aanI leidingen beweegredenen aangaac, die ons dit weekI blad hebben doen beginnen en nog aanzetten om I met hetzelve voort te gaan op denzelfden voet I en met denzelfden yver als ce voren; deaanleiding t van die weekblad is geweesc de noodzakelykheidt f die allen weidenkenden dagelyks meer en meer in ) 't oog liep, de hoge en dringende noodzakelykI heid om eindelyk eens een echt-ouderwels-patriotsck I weekblad cegen ce (lellen cegen zulke allerverder1] felykfte gefchrifcen als de Post van den Neder\ Rhyn en de Politique Hollandois federc lang reeds I waren in de maand van July 1781. toen wy wierMn 3 ,dsn  C 4-6* ) den aangezocht om het onze te beginnen, en na dien tyd by aanhoudendheid geweest zyn en nog voortgaan te zyn: gefchrifcen waardoor alle begin fels , ik zeg niet eens van gezonde politie, alle begrippen van het wezentlyk belang van onze Republiek, maar alle grondvesten van burgerlyke order, van rechtmatige vryheid, van goed vertrouwen en onderwerping aan de wettige Overheden, en ftil berusten in hunne befluiten, van gematigdheid en rechtveerdigheid , kortom waarin alle burgerlyke, zedelyke en Christelykeplichten minder ondermynd, dan flout omvergeworpen en uitgedelgd worden in de gemoederen van eene verblinde menigte : gefchrifcen, die, aan welke regelen en inflelüngen, aan welke voorfchriften en lesfen , aan welke regeerings-vorm en politieke inrichtingen of maximes, men dezelve ook coeczen mochc, overal en alcoos hunne eige veroordeeling zouden medebrengen, en die mee dac al in ons rampzalig Vaderland, over 'c welk een Geesc van leugen en bedrog zoo zichebaar is uitgegaan, nog van eene geheele fchare worden coegejuichc, en vooral coen grecig oncvangen wierden, wanneer niemand nog onderdaan had hen hec masker af te lichcen en in hunne ware gedaance voor ce dellen. Zoo veel van de ware en enige aanleiding van die Weekblad. Ik zeg de ware en enige aanleiding: want alle, die ons kennen, moecenovercuigdzyn, en  ( 4-7 ) en wy weeten voor ons zelve beter dan iemand, dat niets dan zulk eene aanleiding, dan het gevoel yan die noodzakelykheid en de overtuigdheid van die noodzakelykheid die wy by eene zekere clasfe van luiden vonden, ons toe dit ontwerp zouden hebben kunnen overhalen. En hier kunnen wy beter ons overgeeven aan onze eige overdenkingen, dan ons met het Publiek onderhouden. Alles wat onze byzondere individueele beweegredenen raakt, waar door wy, na zeer lang beraad, dezen zeer moeilyken en in zeer vele opzichten zeer dnaangenamen. voor ons byzonder, meer dan voor anderen , onaangenamen taak hebben aanvaard y de herdenking en befchoüwing van die beweegredenen en motiven is eene zaak niet tusfchen ons en zekére perfonen, zekere hogere of lagere Hands perfonen, of vrienden, of vertrouwden, veelmin, tusfchen ons en het publiek, maar eeniglyk en alleen eene zaak tusfchen ons en ons eige geweeten , ons eige hart, ons en onzen God , den God van Nederland en van onze Voorvaderen! En wat zullen wy dan hier van zeggen ! Dat zy een ogenblik weeten konden, wat wy denken, zy die gewend zyn op een Huiver uit te rekenen hec armzalig gewin dac hun weekelyks gefchryf hen toebrengc, en die enkel maar verzinnen en uicden-, ken hoe zy hetzelve vermeerderen of maar enkel gaande zullen houden, vreemdelingen die onze taal pas kunnen Hameren, die de armoede of de Nn 4 los.  ( 438 ) losbandigheid naar hec ryke Holland gedreeverj heefc om daar hunne kosc ce zoeken, cn die nu enkel maar verzinnen waar mede zy hun gefchryf den meescen aftrek zullen bezorgen, of wel gemeene loonfchryvers uic onze eige natie, die voor den ryken oogst die de rampen van ons Vaderland onze winzuchtige Boekverkopers beloofde, zich met hec corrigeeren van proeven, mee hetaffchry-' ven vanDiétacen, of anders mee hun kinderfchool, n5et >k zou andere dingen kunnen zeg¬ gen , maar ik wil my van perfonal'iteicen onchouden ....... als luiden van zulk alloy, zeg ik, die zich onder hec masker van anonymen 'e welk hen bedekc, uitgeeven voor Leden van regeering, voor aenzienlyke Staatsmannen, als of hunne fpraak hen niec verraadde, en aan denakomelingfchapgenoeg zou conen, dac zy niec eens fatzoenlyke luiden waren; nog eens, als wy ons van zulk foort van fchryvers zien beoordeelen als huns gelyken , eo voor huur-pennen uitkrycen, en op een zekeren toon behandelen — wac zal ik zeggen? Zoo zy 'c gemeen hiermede willen begoogchelen, dan moge 't nog aangaan, doch zoo zy ons denken moeite te doen, dan beklagen wy hen van haree. De verachting, waar mede wy op hen nederzien, is een denkbeeld waar voor hunne ziel onvacbaar is. Men moge zeggen wac men wil. Denkbeelden worden aangeleerd, opinien, heerfchende begrip-  ( 4-9 > grippeq, uicgegeeven leuzen en voprgedifteerlie fbibboleths, worden aangenomen, uitgebreid, be-kleed, opgetooid: maar het is het gevoel, het gevoel, dat doet fchryven, petius est quod disfertos facit! En dac gevoel, dac vyer 'c geen een vrygeboren Nederlander, iemand die weec waarcqe. hy geboren is, wac hy is, en wac hy zyn Vaderland fchuldig is, volgens zyne inziclren in 'c belang van hetzelve, dar vyer dat zulk eenen verteert, wie zal dat een gemeenen loonfehryver, een vreemdeling, op zyn zolder en by zyn eenzaam lampjen, inblazen! Dat zulk volk wisc, hoe hen de nakomelingfchap zal befchouwen! Doch wac raakt hen de nakomelingfchap, en zy hebben zeker veel reden van de nakomelingfchap niec zeer te vrezen. Maar er is iets anders waarvan wy ons moeten vryfpreeken by onze vrienden. Winzucht, loonfchryvery is een al ce belagcbelyk vermoeden. Wy hebben in 1778. en 1779. Koopluiden te Aroirerdam horen zeggen, coen de lading en onkoscen der opgebrachte hout-fchepen tot een duit toe voldaan wierden, de Koning van Engeland is niet ryk genoeg om onze fchepen te betalen; en wy zeggen, geen Prins, geen Koning is ryk genoeg cm ons ééne regel ten zynen voordeele te doen fchryven , om ons één woord te doen zeggen, tegen onze gevoelens. En wy befpoccen de verdenkingen van Nn 5 de-  ( 430 ) dezulke die ons naar henzelven beoordeelèn. Hes is bekend genoeg en ligt te verifieeren, dat dit Weekblad, behalven alle onze tyd, moeite en onaangenaamheden , ons daarenboven nog geld kost, in plaats van ons winst re geven, en laten wy dit blaadjen zelve niet voor niet uitgeeven, 't geen volftrekt inpraclicabel is, wy zullen 'c ten minften den Brieven-tas doen, en hoe meer brieven wy krygen, hoe aangenamer'cons is. Maar om hiervan af te flappen, het verveelt ons waarlyk er van te fpreeken ! er is iets anders waarvan men ons zou kunnen verdenken. Welk een genoegen, denkt mogelyk menig een, vanzooweekelyks voor een gansch volk te fchryven, over de grote belangens der natie te beflisfen, overal verlangd , geleezen, beoordeeld, en van zeer veele toegejuichd te worden, de begrippen van zoo menigen te bepalen , te richten , te hervormen, van vrienden geliefkoosd, aangehaald, voorgedaan en verdedigd, van vyanden gevreesd, en daarom, daarom alleen, zoo gehaat, vervolgd, gefmaad, gelasterd te worden: ligte onaangenaamheid voor zoo veel voldoening, klein ongemak by zoo veel genoegen", by zoo veel glorie! wie zou daaraan ongevoelig zyn: geen wonder dat de Patriot niet van zich heeft kunnen verkrygen om er uitte fcheiden, enz. Lieffte vrienden ! uw vermoeden is niet onnatuurlyk; maar als gy den O. N. Patriot eens daar buiten met zyn Neef aan den hoek van den  C 43' ) den haart zaagt zitten, en een paar dagen alleen maar met hen doorbracht, en hen kende en alle hunne omftandigheden wist, ik verzeker het U, gy zoudt wel anders fpreeken. Ik ben verzekerd in tegendeel dat gy tot het andere uiterften zoudt vervallen en de handen in een flaan en zeggen, hoe is 't mogelyk, waar halen die luiden den tyd, en vooral waar halen zy de lust en den moed van daan, om voor te neemen en zich te verbinden van weekelyks een of twee vellen druk in 't publiek te geven, zonder enige de minfte beweegreden als hunne yver en zucht voor hec Vaderland, en tegen alle beleefden en onaangenaamheden aan, die hen moescen affchrikken en aanzeccen om veelliever de rusc die zy konden, ce geniecen! En wac zege gy, Vrienden, beslissen »ver de belangens van het Vaderland. Ach, wat kenc gy. den O. N. Pacrioc weinig! Hy bejlisfen, hy zyne begrippen doordryven, hy voorfchryven aan de Hoge en wettige Overheid , wac hence doen fta! Neen, vrienden, dac gaac wel met Schryverfjes, die zoo veel ce meer trekken, naarmate zy ftouter fchryven, en dichter om de keer* vliegen. Als de O. N. Pacrioc, of om becer ce fpreeken, als de Luiden die die Domir.o aangenomen hebben, zagen en bevonden, dachec meerderdeel in de Vergaderingen die in ons Land de Souvereiniteic uicmaken, dac de beginfels van hec Hof,  ( 432 ) Hof, die op de befluiten van die Vergaderingen behoren te influeeren, eenen keer namen, dien, zy oordeelden verderfelyk te zyn voor ons Vader, land, dan zouden zy niec gaan een weekelyks blaadjen fchryven, om H. H. MM. en de Scacen der onderfcheidene Provinciën, uic hec koffyhuis voor te diéleeren, wac zy doen of lacen moesten; dan zouden zy doen in hunne respeélive relacien, wat zy oordeelden dat hunne plicht van hen vorderde , zonder de gemeente daar mede re bemoeijen, of hunne Protesten en Aanfpraken te lacen drukken, eerder te laten drukken eer zy nog waren uicgefproken, en zy zouden zich enkel verancwpordelyk ftellen voor God en hunne confciencie, zonder daarvan in 'c publiek andere parade ce maken. Maar in zoo verre als zy een Weekblad fchryven, dat dient niec om te beflisfen over de grote belangens der Natie, om voor te fchryven aan de Overheid welke befluicen zy behoren ce 'neemen, dac dient om dezulke cebeceugelen die dac aan de Overheid willen voorfchryven, en om ce tonen aan de Natie, hoe veel gegronde redenen hec meerder, deel vandie Overheid heefc, om zich aan alle die voorfchrifcen, aan alle die bedillingen niec te bekreunen en zoo veel te geflerkter voort te gaan op haren weg, zonder door zulk een algemeen gefchreuw zich te laten ontrusten. En dac die het ware en eenige oogmerk is van den O. N. Patriot, zou welhaast blyken, als al dac een/.ydig gefchreuw, al  ( 433 ) t\ dac loongefchryf eens ophield, als deNacieeens te rug kwam van haar onbezonnen drift, van hare dronkenfchap en razerny, als hec onkundig gemeen eens weder de grote belangens van hec Land, waar zy nieti Van weeten en die zy belagchelyk beoordeelert , eens weder overliet als te voren aan dezulke die onherroepelyk gefield zyn om die belangens te verzorgen en te behartigen , zonder miscrouwen, zonder dwaze vermoedens en argwaan , vooral zonder de befpottelyke inbeelding van zelve beter daarover ce kunnen beflisfen; als zoo ons ftaatsgeftel eens weder in orde raakt, lieve vrienden, wac zulc gy den Patriot zyne pen roet blydfchap zien wegwerpen , welk een genoegen zal 'c hem zyn, niec meer gelezen te worden, niec meer hec onderwerp van de converfacien in de Koffyhuizen en Socieccicen ce zyn: en wat zal hy gereedelyk renuncieeren aan die ydele glorie, die voorbygaande voldoening , die hemzelf uwe coejuigchingen geven; coejuigchingen, die hy daarom niec minder op prys ftelc, en die hem voor het tegenwoordige onbefchryflyk veel ge noegen geven, doch daar hy gaarne van zou willen afzien, ten prys van de rust van zyn Vaderland , die de geleegenheid daar toe beneemen zou, door zynen arbeid onnodig te maken. En die leidc my van zeiven toe myn 2e ftuk, namentlyk dm waren aart, den geest van dit geTchrift, d»  ( 4S4 ) de beginfelen , die het wee/fel daarvan maken , kortom het fistema van den O. N. Patriot, zyn Politiek, zyn zedelyk fistema, tegenovergefTeld te° gen dac van de Fransch gezinde en Anti-ftadhouderlyke factie hier te lande. Ik zeg de Franfche en Anti-ftadhouderlyke factie: wantin hoe veele bogten die zich ook wringe, hoe veele gedurige variatien hun fistema ondergaan moge, en ondergaan hebbe in den ryd van nu een groot jaar, (iets waar wy eerlang opzettelyk eens eene fchets van zullen geven, waaruit te gelyk blyken zal welke armzalige bollen tegenwoordig aan het hoofd van die factie zyn, en hoe zy waggelen in hunne fcboenen en zich aan alle kanten wenden, en alle takken aangrypen in de verlegendheid waarin zy zich bevinden om de begoogcheling onder het gemeen te doen voortduren en alle hunne misflappen ce bedekken) het is en blyfc cog alcyd diezelfde oude zuurdeesfem, die federc de cyden van Prins Maurits onder onze Natie altoos heeft plaats gehad, en van tyd tot cyd op nieuw weder aan 'c gisten is geraakt, na een korte poos geheel als 'tware uitgedoofd gefcheenen te zyn. En het parool van de party, zoo als het uit deszelfs Nieuwsfchryvers en Libellisten telkens onfeilbaar kan worden opgemaakt (wy zullen deze fuccesfive parolen en fhibboleths ook eens in eene chronologifche orde fcharen, gedurende den loop van 1781.) moge nu federt eenige weeken weder zeer verfchilo lend  ( 435 ) lend zyn van 't geen hec nog weinig maanden geleeden was, zoo dac men den Scadhouder wederom voor hec uiterlyke die eer en achting bewysc, die men hem verfchuldigd is, men behoeft nog maar by aanhoudenheid de discourfen ce horen, om overtuigd te worden, dac de factie alcoos dezelfde blyfc, en dac in den grond al die Franschgezindheid en Anci-Engelschgezindheid niets is als een fmeulend vyer van oproer en eene nauwlyks op ce kroppen begeerce naar verandering van onze cegen woordige gezeegende Conilicucie, die alleen maar opwakkerc of verflapc, naar mare vatl de hoop die zy heefc van hare uiczichcen ce zien gelukken. En daar cegen zal zich de O. N. Pacriot met zynen laatften adem verzetten, en kan hy dat vyer niec uitdoven door zyne pogingen (zoo lang de byzondere eerzuchc en he: lage eigebelang zullen overweegen, boven hec ware inceresc van ons Vaderland, zal dac vyer onder ons blyven fmeulen) dan zal hy een minften zyn best doen om zoo veel mogelyk alle de vonken er van diep onder den asch te dempen. De Pacrioc heefc meer dan eens gezegd dac hy zeer oud was, hy heugc van de tyden van Willem III. en hy kan Jan de Wit noch het euwig Edict nog niec vergeeten. Alle de verandering , die er federt in hec fistema van dezen Staat kan gekomen zyn, beftaat alleen daarin, dat uit  üit fli'to en in allen opzichte hoe langer hoe meèr gebleeken is, dat deze Staat zich moet zoeken buiten oorlogen te houden; en voorts dat desfelfsbelang hoe langer lioe meer is, om altoos en onafgebroken zoo nauw als mogelyk met Engeland verbonden re zyn, en dat niets voor haar gevaarlyker is, dan in eenige relatie hoegenaamd te (laan met Vrankryk, al fcheen daar ook voor een zekeren tyd een zeer fchynbaar voordeel voor haar uic te voorzien: en gevolgelyk dac wy mee Vrankryk enkel rhoeten zoeken alle cwisc ce vermyden, die zoo wel uic vriendelyke verbintenisfen als uic of» fenfien ontdaan kan ; cerwyl men het minsc gevaar loopt om dispuut te krygen met dazulke, daar men voor 'cuiterlyke beleefd tegen is, zonder zich in enige familiariteit met hen in te laten. En dit is hec fiscema, niec van dezen of geenen , niec van eene zekere factie, maar hec is hec echte, oude fistema, van onzen Staat, van hec Collegie van H. H. MM-, van den Raad van Scace, van onze grootfte Staatsmannen niet alleen onder de Stadhouderlyke, maar zelfs onder de laatfte en lange Staacs-regeering, na dac de balans van Europa, ingevolge de onderneemingen van Lodewyk den XIV., die door de regeering van den Kardinaal de Richelieu geprepareerd waren geweest, en de belangens der onderfcheide Mogendheden van Europa, mee relacie coc Vrankryk, meer en meer opgeklaard zyn en een gevestigder, duurzamer  C 43? ) Endr voorkomen hebben gekreegen. En wac ver: andere daaraan een voorbygaande twisc, die wy mee Engeland gekreegen hebben? Die ware 'cce wenfehen geweesc, dac lang reeds was bygelegd, en zonder de razerny van onze inwendige vyanden, hadzy lang reeds kunnen bygelegd worden. Nu zy 'cnog niec is, is 'c te hopen, dac zy hec fchielyk worden moge, en dac wy niec zoo ongelukkig zyn mogen, van deze rampzalige cyden nog een jaar lang ce zien voortduren. Zoo denkc de O. N. Pacrioc, en deze begrippen zal hy zonder enige bewimpeling, meer en meer zoeken te verlevendigen in de harten zyner Landgenoten. En dan verachc hy alle de geenen die hetn by hec dom. gemeen gehaac zoeken ce maken , door hem voor ÉngeLsch-gezind uic ce ktycen. Hy is Engelsch.gezind, zoo als Willem 111. zoo als Willem IV. zoo als Caspar Fagel, zoo als de Raadpenfionaris van Slingeland, zoo als alle de Beneincks, enz. Engelschgezind geweest zyn: luiden, die als Colosfen uic fteeken in onze Historiën, waarby onze tegenwoordige Concept- en Windmakers rechte Aardmannecjensen Liliputtercjenszyn; endiehy, dièfo'mmige van hen nog in perfoon gekend heelt, zich verbeelde welk eene caal zy zouden voeren in de ce- genwoordige cyden. En wac wil hec dan zeggen, dat de O. P. Ëneelsch - gezind is? Niees anders, als dac hy enkel niet Frans ch-gezind is; want voor 'toverige is hy noch Fransch noeh Êngehcfi höch XL Stuk* O o tsie»  ( 438 ) niemands • gezind, als in zoo verreden om dat hy enkel Vaderlands-gezind en Nederlands gezind is, en dus welgezind voor alle, mee welke het belang van zyn Vaderland is om wel te zyn; en gevolgelyk ook , zoo lang de Oorlog duurt met Engeland, is hy verre van de Engelfchen anders te confidereeren dan als vyanden; zyn onderfcheid enkel met de Franschgezinden is, dat hy de Engelfchen befchouwt als temporaire, voorbygaande vyanden, die zoo lang de Oorlog duurt als zoodanige moeten behandeld worden , maar met welke men zoo rasch mogelyk zich weder moet verzoenen; en geenzins als de eeuwigdurende, natuurlyke, onveranderlyke, vyanden van zyn Vaderland, al hadden zy ook tienmaal meer Amfierdamfche houtfehepen genomen, en in veel hoger bewoordingen over hec concipieeren van Tractacen mee hunne vyanden door particuliere regeeringen, of ampcenaaren of perfonen zich beklaagd: offchoon hy den Oorlog op zich zeiven, met opzicht of tegens de Republiek, van den kanc van Engeland voor zeer onrechtmatig houdt, gelyk hy meer dan eens verklaard heeft. • En dit is dan de geest van dit Weekblad, mee opzichc tot hec policieke, en de beginfelen die de O. N. Pacrioc alcoos, zonder eenige verandering, modificacie, of variacie, zal zoeken in te prencen en zyn oordeel over de voorkomende gebeunenis- ien  , ' - , ( 4SO fen ftandvastig en evenredig naar zal inrichten; en. hy noemt zich den O. N. Patriot om dat die beginfelen en dat fistema het echt ouderwets fistema van onzen ftaat en van alle onze ware Patriotten en Staatsmannen altoos, geweest is, en nog blyfc,, onaangezien al het gefchreuw van alle die nieur wetfe Franfche Patriotjes , die van dag tot dag veranderen en zich verwarren in hunne eigen denkbeelden , maatregelen en uitvindingen , en dan eens de Keizerin van Rusland, en dan de Americanen , en dan den Keizer in willen dringen in ons fistema in plaats van Engeland, en dan weder met den eenen voor en den anderen na te onvreden worden , naderhand zich weder reconcilieeren, en zoo al hinkende voortfukkelen, en omtrent de binnenlandfche zaaken even zoo waggelen,. en veranderen, en zich-zelven ongelyk zyn, behalven in dac, ééne , grote , onveranderlyk uitzicht, om onze Republiek a la merci van Vrankryk te ftellen, en de vües van die Mogendheid, die alcoos getracht heefc zyn invloed op onzen Staar ce vermeerderen,, op alle mogelyke wyzen ce bevorderen, coc onherftelbaar verderf van het Vaderland,, En dan vraag ik, vrienden , of de O. N. Patriot reden heefc van berouw ce hebben over den adrt en inrichting, over den waren geest> van zyn Weekblad , en of hy ook behoore van fistema te veranderen? En voor 'c overige wac zyne zedelyke Oo % b«-  ( 44° ) begin fels aangaat, terwyl zyn blaadjen voornamenclyk is voorbefchikc om ten tegengif te dieneri tegen al hec kwade zaad, dat zoo mee handen vol onder onze Nacie worde uitgeftrooid, en hier en daar zoo weelig opfchiec; zou hy berouwen hebben over de pogingen die by gedaan heefc om het zelve uit te roejen, een minden om den vooregang daarvan te ftuicen : en hoedanig is hec zaad'c geen hy in de plaacs daarvan heefc zoeken reches eri links te verfpreiden ? Wat anders als matigheid ert rechtveerdigheid , wysheid en zachtmoedigheid >■ eendrachc en liefde, eerbied en onderwerping aan de wectige Overheid, ja omzag zelfs voor de perfonen van dezulke, aan wier misgreepen wy alle onze tegenwoordige rampen verfchuldigd zyn , doch die men wenfehen moec dat van gedrag mogen veranderen , en ondertüsfchen ontzien in hunne perfonen, om hunnes ampes wille. Die zyn de beginfelen die de O. N. P. aleoos gecracht heeft de gemeente in ce prencen. En wat denkegy dan van dezulke , die, woedend van fpyc dat het yergif ontdekt wierd, 't geen Zy voor artzeny uitventten , en dac men de dodelyke ingrediencea daarvan bekend maakce aan hec publiek, zich in 'c hoofd gezec hebben om door hun gefchreuw ce bewerken, dac zyne kraam mee tegengif zou mogen gefloten worden, en een gejuich hebben opgehefc als onzinnigen , toen by geval eens des morgens de venscers van zyn winkel waclacerdan naar  ( 4*1 ) naar gewoonte wierden opengedaan, om dat zy zich vleidden dat hy dood of bankrot was. Als al dat gefpuis wist, hoe hunne kromme fprongen door den O. Patriot worden aangezien! En dan bekent hy met opzicht tot de rwee eerfte poinéren , dat de overdenking daarvan , namentlyk van zyne beweegredenen tot hec aanvaarden en vervolgen van die Weekblad, en van den aart van heczeke, voor hem in allen opzichce aangenaam en voldoenend is. Maar mee het derde poinct, te weeten de wyze waarop hy zyn taak tot heden coe volvoerc heefc, is hec verre van even zoo gelegen ce zyn. Hier is zyne goede wil alles waar hy zich van beroemen kan, en in der daad zyne crooseelykfte gedachte. Anders heeft hy zelve veel op zyn blaadjen ce bedillen ; hy heefc veel nog niec geaegd, wac hy reeds wilde gezegd hebben, hier en daar zou by wederom wac willen doorfchrappen, en fommige dingen wenschte hy dat anders en beter waren gezegd geweesc. Zoo veel ce meer reden heefc hy om vergenoegd ce zyn, als hy zyne gedachcen vescigc op hec vierde en laacfte punt, namenclyk de uitwerking, die zyn blaadjen reeds gedaan heefc, en hec vooruitzichc hec geen hy zich voor 'c toekomende daaruit voordcr mag beloven. Zyne vyanden zyn ce dronken, te razend om.de 0-0 3 We  C 44- ) wezentlyke feilen van zyn werk te ontdekken. Die feilen zyn niet genoeg om hunne woede te voldoen. Die woede zou niet verzadigd zyn, alt zy zyn blaadjen uic de handen van de Natie konden fcheuren, zy moecen den O. N. Pacrioc in perfoon onder hunne klauwen hebben, of zy moeten hem zien verbranden op een fchavoc, en zyn Boekverkoper zien geesfelen en brandmerken (*) of hangen, en dan moeten zy dansfen op hunne lyken! Zoo zyn tegenwoordig de cyden: en zoo waren omrrenc de tyden van Karei I. En om dat •y. ,,c-v*_id- ij, ??if "sttw t- K" * v . JjijiüQi zy dat willen en dat begeeren, en niecs minder be- geeren en willen dan dac, Zoo moec hec ook niets minder dan oproer en godslastering zyn, die zy uicvinden in zyne fchrifcen. En dan rukken zy het eerfte Nummer het beste voor den dag, en dat danst en fchemerr dan voor hunne drajende ogen, en de eerfte regel die zy lezen, of liever niet lezen, kan die dan ook wel iecs minder zyn dan oproer en godslastering. Goede Vrienden! Oproer en godslastering in den Ouderwet/en Nederlandfchen Patriot!! Voor "c overige kan ik my niec zoo voldoende als ik wej wenschce , over hec fucces van die Weekblad, (*) Hier mede is de Boekverkoper Gosfe we] duidelyk en letterlek, en k-er ferieus gedreigd in verfcheide li« bellen.  ( 443 ) blad ,"*uklater», wyl de data, waarop ik my zou willen gronden, nog niec in handen Van hec Pu. bliek zyn: doch er worde alle m'ogelvfcefpoedgemaakt niec de uicgave van den Brieven-tas, ea daar wachce men naar, om die Weekblad rechc ce beoordeelen. Daar zal niec eene brief in komen, ■waarvan wy des noods hec origineel niec voor de . ogen van de geheele wereld kunnen openleggen, zoo als wy 'c mee de ordinaire post ontvangen ' hebben, en daar zal men uic zien hoe het beste deel der Natie denkt over den Scaac en de belangens van ons Vaderland, en dus ook over de beginfels en maximen die in ons Weekblad heerfchen; en daaruic zal men zien, hebben wy hier en daar flërk gefproken, dat zeer bedaarde en zeer kundige en verfhndige lieden, zoo wel als de eenvoudigeren en als de driftigeren , nóg vry wac fterker denken en fpreeken, en fchryven zouden, als zy wilden voor hec publiek fchryven en opericlyk voorecreden. En als men dan nareekenr, hoe veele honderden ja duizenden er zyn moeren in den kleinen omtrek van ons land die zóó denken en zóó fpreken, tegen éénendicjuistaanons, juist aan den O. N. Pacrioc een brier'fchryfc, dan zullen wy alle onpartydigen, dan zullen wy de Overheden, by welke men ons aan durfc klagen als gevaarlyke, als flechte menfehen, dan zullen wy Z. D. H. coc wien men als uirzinnigen, gefchreuwd heeft, dac by zyn boekverkoper moest ftrajjsn o- ver  C 444 ) ver het drukken van ons Weekblad, en dan zullen wy de Nakomelingfchap , laten oordeelen, wie wy zyn, en welke onze beginfelen zyn, en welk ons Weekblad is, en wie onze vyanden zyn. Dit kunnen wy intusfchen aan alle onze menig, vuldige vrienden zeggen, dat de fteun, die ons hunne goedkeuring, de goedkeuring van hec braaffte, redelykice deel der Nacie, gegeeven heeft, en waarvan wy zoo veelvuldige blyken hebben ondervonden , van ons naar waarde gefchat worde en onze harcen mee dankbaarheid yervuU". Eene enige ftem, die ons zachtkens in 'c voorbygaan mee een oog van ware geneegendheid en achcing inluiscert, ga uwen weg, eerlyke gryzaard, daar onze wenfehen en gebeeden u vergezellen! is meer dan genoeg om ons doof ee maken voor al het gehuil en gejank van hec woest gedierte dac om ons heenen zwerft; en als ons hun gejank niec verveeld, zyn wy niec beduchc dac zy ons eenig ander leed zullen aandoen. O. Met  (445 ) Met den aanvang van dit jaar 1785. verwach» ten onze Lezers veejligt van ons eenen wensch. Alle dagen van het jasr, en alle ogenblikken varj het leven van een Ouderwets Patriot zyn zoo veele wenfehen en gebeeden tot God, voor het beste van zyn Vaderland. Wilt gy evenwel eenen wensch, nu byzonder met dit begonnen jaar, wel aan, ik zal u een wensch geven, met de woorden .van H. de Groot in zyne Latynfche Gedichten. Zy fchynen my niet ongepast in den tegenwoordi» gen tyd. ad Pacem: Quam mens tota cupit petitque, mndum Audemus tarnen invocare Pacem. At Tu, Semina disparata mundi Certo fcedere qua vetas perire, Belgis redde fidem, foloque fruges, Cives mmibus, amnibusque merces: Aut, nondum bona tanta fi meremur, lllos vincere da, benigna ! bello Oui belli Jibi queejiere finem ; lllos da, Dea, pesfime perire, (*) Qui per fcedera quajïere helium! H. Grotii Poè'm. p. 159. i, e. lllorum artes S? confilia perire. O o 5 d. i.  ( 446 y d. i. §an de Vrede. Bêt zeer eek 't hart ons klopt by de enkele gedachten, ftog durven wy voor ons de vrede niet verwachten!. Maar gy, die in't Heel-al bet al verbindt, zie. néér, Groot-machtige Godin! op 't volk, door u weleer Zto lang verkwikt, bemind! Laat nog een deel der gaven Van uwe milde band de veege tengen laven : Her (iel ons Ne Mand by haar oude deugd en trouw': Verflerk de ftèunzels van het wagg'lend ftaats-gebouw : Laat Ktopmanfchap; laat neringen herleeven; Geef nieuwen bloei aan akkers, velden , dreeven! Of zyn we, belaas! neg al dat heil niet waard, Laat dan, Godin ! het uitgetrokken zwaard Den troffen vyand op zyn eigen grond braveeren , En leer hem meer dan oit den Batavier waardeemen Die t' uwer Hef de alleen het zwaard trok uit de fcbeê, En met den oorlog niets bedoelde dan de Freê , Verdwaas, verbeter, breng te rug ben die, verwaten, Dien Otrlog zochten door 't ontwerpen van Tractaten. I January 1782. K ,i .i> , ^ o-O E ii-  ?44? > Errata N. XIX. BL 307. in het Motto. Et aliquitï] l. Est aliqiM 398. r. 8. fcheering] l fchuring 399. r. 17. erkennen] l. herkennen r. 31. niet, zoo als tel /. niet meer, zoo als te 40a. r. 4. Bilials-] l Delials- 405. r. 4. 1769 ] l. 1779. Vi .8. over] /. oever 406. r. 9. als waren] /. al waren r. 18. en 24. 1769 ] /. 1779. 407. r. 32. menagenient] t. ménagementcft r. 25. 't laag] l. 't laagfte r. 99. wanneer de] /. wanneer dicr- 415. r. 23. aan] l. van 419. r. 10. rand] /. pand r. 17. copy] /. eene copy  En hiermede ilryden niet de verzachtingen, die fommige Keizers gemaakt hebben omtrent de wet van gefchonden Majefleit, uit Ijoofde van het verregaand misbruik, 't welk in an- GO Ser e c a Prsf. Ub. 5. Controv. Esüm, L. 8. Apophthegm. p. 659. C**) Tacit IV. Annal. 21. Hieion. Chron. Eufcb. ad A. c. 33. (***) Tacit. Anna!. XIV. 50. (****) L, un. Cod. de fam. lib.  ( 457 ) andere opzichten, onder eeuige flechte regeeringen, van die wei gemaakt was. Men moet alleenlyk maar onderfcheiden de toegeevendheid, die zy, even als K. Oétavianus, met opzicht Ut zichzelven goedvonden te gebruiken, als zich verre boven allen hoon en laster verheeven rekenende (*), van het geen welk plaats bleef grypen omtrent beledigingen, die de onderdanen malkanderen aandeedden (**). En dan komt, met opzicht tot ditkatfle in geene aanmerking, of de befchuldiging, die i mand by dusdanig een Libel gedaan wordt, waar dan valsch zy; maar de Libellist wordt zoo wel in 't een als in 't ander geval ftraf baar gereekend (***). Ook maakt het geen onderfcheid, of het Libel inet of zonder naam van den fchryver, of ook op een valfchen naam uitgegeeven zy (****); en in- ge- (*) Suet. Ner. c. 39, Tib. c. 38. Vespaf. c. 13; God. ïheod. tit. fl quis Imp. maledixerit. Came»ar. Meditat. Hifi Tom. II. L. IV. c. 2. P. Jovius vit. Hadr. VI. p 277. &c, (♦*) Ulpian. I. 5- §. 9 DiR de rhj. & fam. lib. August in. de Civ. Dei li. 9 & 12. Abhob. idv. Gentes Lib. 4. p. 150, 151. C***3 Voet..ad L. XLVII. Dig. tit. 10.5.10. Grot. Inl. tot de Holl. Rechtsge!,- III. 35. (****) v. n. Muilen Costumen en TJfantien bl. 44S, Pp s  C 458 ) gevalle de fchryver daarvan niet ontdekt kan wosv den, zoo kan hy door den fcherprechter opentlyk; voor oneerlyk verklaard, en het Libel verbrand worden (*). Al hec onderfcheid, 'c welk in deze maccrie plaacs heefc, beftaac in de qualiteit van den beleedigden; wordende iemand, die cegen een ieampt perfoon een libel fehryft, zwaarder geftrafc dan zulk een die op een privaat perfoon pas* kwillen maakt (**). Zoo veel mee betrekking cot het oude Romeinfche Recht. Het Concilie van Trenten onderwierp de Libellen aan de judicature der Geescelykheid en der Risfchoppen (***). Doch die heefc niec belee, dac de wereldlyke machc is voortgegaan mee kennis van dezelve ce neemen. Karei V. ftelde by zyne Crimineele Conftieucie de ftraf van wedervergelding er op, zoo dac den Libellist die ftraf moest aangedaan worden, die demisdaad, waarvan hy • iemand befchuldigd had, verdiende (****). En deeze (*) Brünem. ad. 1. fin. D. de requir. reis, in fine. (**) L. 7. §. 8. Dig. de Inj. & hm. lib. 16. 5. 3. L. *8. J. ï. D. de pcenis. g, 9. lnflic. de Injuris &c. PüffEKD, de J. N. & G L, Vlil. C. 3. J. 20. (***) Coüc T r 1 d. fesf. 04. cap. 1. R a n c h i w Revif. du Concile de Trenee L. 6, C. 3. p. 247, È (****) Ord. Crim. Are. 110, verg. Barb. ad Putsend. T, II, p. 496.  C 459 ) deeze inftelling meenen fommige Rechtsgeleerden, dat van die der oude Romeinen niec zoo veel afweek als men in den eerften opftag denken zoude en zy verbeelden zich, daar door, de verfchillende ftraffen te kunnen verklaren, die uit hoofde, 't zy van ^le Lex Majefiatis, 'c zy nader, hand van de Conftitutie van de Keizers Valens en Valentinianusaan verfcheide paskwil-makers aangedaan zyn: zoo dac men de laatstgenoemde weccen, waarby de doodjïraf, weder als by de L. X//. Tak, gefteld was op hec fchryven van paskwillen, vol» gens hunne gedachcen, zou moecen verftaan van zulke paskwillen, waarby iemand een doodfchuldü ge misdaad wierd aangewreeven, terwyl in cegèn» deel zulke paskwil-makers als Casfius Severus en andere, die enkel mee bannisfement geftrafd zyn, in hunne libellen enkel zulke misdaden aan zekere perfonen hadden een lasc gelegd , waardoor de ftraf van bannisfement wierd geïncurreerd (*). Hoe hec zy, by dezelfde Confticucie van K. Karei worde insgelyks wel duidelyk geftacueerd, dat de paskwil - maker niec minder zal geftrafd worden, offchoon hec feit, 'c welk hy iemand aangewreeven bad, waar mocht zyri. En voor 't overige is de ftraf van wedervergelding in fom- mi- C*) Carpzov. Pm. Crim, P. II. Qu. XC1IX, 5. 7. fqq.  (46o) mige Duitfche rechten, byzonder het Saxifche, ia gebruik gebleven (*). In Vrankryk zyn van de vroegfte tyden af de wetten tegen paskwillen en injurieufe libellen niet minder ftreng geweesc. Volgens het fameus Edict, van January 1561. moesten niec alleen de makers, maar ook alle de geenen, die de verspreiding van een Libel bevorderden , byzonder die hetzelve verkochten of deeden verkopen, voor de eerfte keer met eene geesfeling, en voor de tweede keer met den dood geftrafd worden (•*). De Ordonnantie van Henrik II. op den 11. Dec. 1547. te Fontainebleau, en eene andere van denzelfden Koning te Chaceaubrianc gemaakt in den jare 1551. waren niec minder fterk, als die van Karei IX. van 10. Sepc. 1563. De orde van de Scacen van Mo. lino Are. 77. en oncelbare andere (***). En hoe ftreng nog hedendaags in dac Ryk cegen allerlei Libellen, doch vooral die cegen aanzienlyke of beampce perfonen gerichc zyn , worde gewaakc en niet alleen de makers, zoo zy ontdeke worden; maar (•) Da h. Molles, ad Conti.. Eledt.f'44- D, ö. pare. 4. &c Garfzov. I. c. £. 12. ftqq. C h a. J a c. Heils Proctsf. Crimen. cap VI. j 49. (**) Coinment. de itatu reüg. & reip. in R. Galik ad A. i$5r. C***) Verg, Caufes celebres Vol. LXXVl. p. St.  C 4*1 ) maar de drukkers, boekverkopers, colporteursi dagelyks, fomtyds met eeuwige, ten minden zeer langdurige gevangenis of bannisfement, ja niet zelden met een der zwaarfte ftraffen, de veroOrdee» lang tot de galejen geftraft worden, is ten overvloede bekend ; en zoo bekend, dat wy van dit Ryk niec gefproken zouden hebben (waar de drukpers wezenclyk onder de grootfte Jlaverny is ) indien men de drift en de verblinding niet zooverre gedreeven bad, dat men opendyk heefc durven fchryven, dac in Vrankryk zelfs noit Jlrenger cegen de verboden fchriften en naamloze facirifche Schryvers gehandeld was, dan wac de Scaten van Utrecht den 4. July 1781, gedaan hadden. (*). Maar hec is noch Romen, noch Vrankryk, waar men zich hier eigentlyk op beroept. Een Franfche (*) Pleidooi voor de Heeren Temminck &c. bl. 35. van den Folio druk: op welke pasfage *y verwonderd zyn gefeest dat de attentie van Phileleuthseus Batavus niet gevallen is, wiens aanmerkingen wy anders met veel genoegen gelezen hebben, cn onze Lezers zeer aanpryzen. Trouwens P. B. heefc wel meer plaatfen overgeflagen van dat Gefchrift, die eene aanmerking verdiend hadden, b v. bl. a7- waar gefield woidt, dat van eene fententie van Staten van Holland appel zou kunnen vallen. Hoe behoorden zy zich niet te fchamen, «lie atlke pennen gebruiken, om hunne zaken te doen verder digenl  ( 4Ó2 ) fche vluchteling, die vry opentlyk en ongefioord, Zich zoodanig; eene licentie aanmatigt, als de buitenfporige Polttique Hollandois, is by zich zelve» al te zeer bewust, wat zyn onvermydelyk loc zyn zoude in zyn Vaderland , by aldien hy daar enkel aan een vertrouwd vriend het duizendfte gedeelte van den hoon tegen zyn Ministerie of iemand der Hovelingen, in het oor durfde bycen, die by cegen de Souvereinen van dac Land, dac zyne naaktheid gedekt en zyn hongergefiildheefc, wekelyks in de overlopendlle mate en op eene uicgelaten brooddronkene wyze uitfpuwc, zonder eenig aanzien van perfonen, rang of ftaacen. In tegendeel als hem by zulken handel de enkele gedachte van zyn Vaderland, als hem het woord Vrankryk of Parys infchiet, moec hy van fchrik te rugge zidderen, en naüwlyks geloven kunnen, dat zyn perfoon nog een ogenblik zeeker is. En gevolgelyk is 'c ook, gelyk ik gezegd heb, niec Vrankryk, mee welks wetcen en confticucie hy zyne beginfelen zoekc te verdedigen. Daar wachc hy zich Wel van te fpreeken. Neen , het is dat anders zoo gehaatte, zoo gevloekte Ryk, die wiegen bakermat van tyranny, roofzucht, wreedheid, en de affchuwelykflefcheflddaden, hec is Engeland itl één woord, waarop hy zich beroepc, en waar hy zich verbeelde, of zyne Lezers zoekc wys ce raaken, dat de licentie van fchryven en fpreeken &  ( 4*3 ) Jn den hoogften trap plaats heefc (-). Dan, hoé voiltrekc ihydig die dwaas en ongegrond, offehoori Vry algemeen denkbeeld is mee de waarheid, zul* len wy by eene volgende geleegenheid opzetcelyk en mee de (lukken aanconen, en hec Publiek ten dezen opzichce de ware en echce begrippen by* brengen. R. (*) PetMque Hollandois N. XXVIII, p, 413, C**) No. XIX. bladz. 418. De byzondere opmerkelykheid van de pasfag» van Swift, door onzen geëerden Correspondenc Jonas Forefight in een vorig Nummer aangehaald (**) gaf ons lusc, wanneer wy zyn biief eer drukpers bezorgd hadden, om zelve de Brieven van Lord Oriery over het Leven en de Schriften van J. Swift voor den dag te krygen, en de aangehaalde pasfage daarin naar te zien. Hierdoor raakten wy vervolgens aan het doorbladeren van die Brieven, die zeer lezenswaard en ongemeen wel gefchreeven zyn. En in dit doorbladeren ontmoetten wy enige pasfages, die ons zoo  ( 4*4 ) Zoo byzonder troffen, en zoo gepast fcheenen iri den tegenwoordigcn tyd, dat wy oordeelen onze Lezers geen gering genoegen te zullen doen met dezelven aan hen mede te deelen; te meer daar zekerlyk niemand zulk een boek als dit is, zal gaan lezen, óm beter inzicht te krygen in de zaken van ons Vaderland, waartoe de volgende pa£fages niet te min zeer dienstig Zyn kunnen, en veel geleegenheid geven tot nadenken. Brief V. „ De rneefte menfehen, myn waar; „ de zoon, verlangen om in hun geboorteland ge„ vestigd te worden. Maar Dr. Swift had wei. „ nig rede van te vrede te zyn over het land , „ waarin zyn lot gevallen was. Want, zoo rasch „ als hy in Ierland aankwam, om bezit van zyne „ Dekany te neemen , vond hy de razerny der „ partyzucht aldaar in den hoogften top geklom„ men. Men had het Gemeenevolk daar gewend „ hem te befchouwen als een Jaeobiet, en het„ ïelve ging zoo verre in zyn afkeer van hem, ï, dat zy hem met drek en fteenen wierpen, als „ hy over ftraat ging. Het Kapittel van St. Pa„ trick ontving hem met evenveel weerzin, als „ de rest van het Koningryk. Zy dwarsboomden „ hem waar zy maar konden. Men fchuwde hem „ als de pest. Men verzette zich tegen hem, en „ wees hem aan met den vinger, als den vyand 3, van zyn Vaderland. Dit was de receptie,- die by  C 4*5 ) J r)y ontving als Deken van St. Patrïck (*). Min^ „ der talenten , en minder fhndvastigheid zouden „ bezweeken zyn onder zulk eenen fmadelyken „ tegenffand. Sed contra audcntior ib'at-, S'wifc „ had genoeg gezien van de menfehelyke natuur, ,, om niet overtuigd te zyn, dat de driften van lage, eige-geinteresfeerde gemoederen gefhdig „ ebben en vloejen. Zy beminnen en weten niet „ wie, zy hateri zonder te weeten waarom; zy „ laten zich inneemen door ydele woordèri, lei„ den door valfche benamingen, enregeerendoor „ de veraflderlykfle toevalligheden....... Om» „ te Overtuigen, hoe wisfelvallig alles in de we„ feld is, behoef ik u alleen maar te zeggen, dat» „ dezelfde Dr. Swift, die thans de afkeer Was van „ alle de Ieren, den tyd beleefd heeft', dauh^van „ hen 1 1 " 1 'i , (*) Op een andere plaats QBr. 6.) wordt hiervan nog nader gefproken: ,, alle de uitzichten van Swift wareri „ voor altóós uitgedoofd. Zyne vrienden verftrooid , ge-. ,« bannen of in de gevangenis. De fchandelykfte razerny, „ de bloeddorstiglte drift, woedde doör de drie r'ykeri.' eiï ,, byzonder in Ierland .waar dagelyks duellen wierden „ gehouden over de publieke zaken, en de befmettingf , ,, Was zoo algemeen , dat de vrouwen even driftig'waren, , „ als de mans. Tot de kinderen in de fcholen hadden j ,, rufie met malkander over Koningen, in plaats van te' , „'• vechten nver appelen i Swift, die bekend tiond voor , „ bet laatfte Miniftene toegedaan geweest te zyn , en i ,, riigen fpringveder gefineerd te hebben, die Harley bezveèg" , „'de, ontmoette \/eeJe laagheden van het gemeen,, en luiI,„ den van allerley rang en ftaat fprakén van hem met de: , „ grootfte verachting De2e behandeling. verdorPzyrr nU" „■ meur, rleed hem. de menfehen hac.an en fchuwen, en „ maifcfe"zyne fchryfwy^e hevi'n'èn bitten, enz." IX. Stuk, Qcj  C 46ö ) „ hen aangebeden wierd en over hen heerschté als de willekeurigfle Monarch!" Brief XVII. „ Indien de partyzucht, „ met al derzelver aanhang, toe dien trap garee„ zen was onder de Grieken of Romeinen, waar„ toe wy haar onder ons hebben zien (telgeren in „ de laatfte jaren, hunne Dichters zouden haar „ buiten twyffel gevoegd hebben by de drie „ Furiën, en haar in de Hel geplaatsd hebben als eene waardige gezellin van Tifiphone, Mes, gera en Ale&to, van waar zy, volgens hunne „ befchryving, excurfien had kunnen doen op „ de Aarde, enkel met een oogmerk om de men„ fehen te verderven, te verblinden, te mislei„ den, en in vyandfehap te brengen met mal„ kanderen. Het is waar dat in alle landen en on„ der alle natiën parryfehappen en faclien plaats », hebben. Maar er regeert federt eenigen tyd zulk eene befmettelyke ziekte van dien aart on„ der ons, dat ik niet geloof dac dezelve ergen9 „ in dien trap bekend is. Zy vermeerdert ©nze „ natuurlyke droefgeestigheid, en vervreemdt ons „ zoo den een van den ander, dat luiden van hec „ bestezedelyk karakter, en die de meeste fociale „ geneidheden hebben, in een ftaat van onafge„ broken vyandfehap en tegenftand cegen elkan„ deren leven. Zou de oorzaak van deze ziekte „ niec meer uit het hart, dan wel uit het hoofd „ onr»  ( 4«7) „ ontdaan? Zou zy niet eerder een voortbrengfel a, zyn van de onderfcheide werkingen onzer drif„ ten, dan wel van onze Rede ? Furor ne coecus, an rapit vis acrior, An culpa? Brief 22. ,, Deze fchryver had zoo „ lang zyne drift den teugel gevierc, dat hy ze „ eindelyk aanzag voor zyn plicht. Deze misvat» ting, myn waarde Hamilton, is geenzins bui„ tengewoon en moet u niec verwonderen. In , zaken van godsdienst heefc zy de menfehen coc „ de grooefte buicenfporigheden vervoerd ; in hec zedelyke niec minder; doch in 'cpolicieke nog s> wel 't meest van allen. Onze neigingen zyn „ zoo gefchikc om ons coc onbezonnen daden ce „ vervoeren, dac wy naderhand geneigd zyn ons „ te vlejen dat dezelve rechtmatig zyn, omdaczy „ vooregekomen zyn uit onze eige overdenkingen „ en richcingen." Brief 23. „ Gy zulc bevinden, myn „ waardfte Hamilcon, dac stoute asskrtiew, „ koe volsrbkt valsch ook , MEIST At- t) toos ingang vinden ; een foorc van triumph, „ welke een der ondraaglykfte initellingen van hec ,, Noodloc zoumoecenfehynen, als de tyd en de waarheid niec binnen zeer korten alle voeeftap„ pen van de overwinning uicwischten!" Qq 2 Elk  ( 468 ) BlkNummer vanden Post van den Neder-rhyn> En elke bladzyde van elk Nummer draagt nieüwe> blyken van de onbegrypelyke fnedigheid, van de onvergelykelyke voorzichtigheid, van de wonderbaar* lykerechtmatigheid, van de beminnelyke lieftalligbeid, van dc alles overklimmende kundigheid, van de ongelooflyke uirgeftrekte correspondentie en echtheid van berichten, en vooral van de weergaloze en uitftekende vindingrykheid van de Schryvers vap datkostelyken nooit volprezen Weekblad, dat waarlyk niet genoeg kan gelezen worden van alle de geenen , die recht van alles geïnftrueerd willen zyn, en het fyn van alles willen weercn. Vooral heb. ben die luiden een alleruitmunrendfte neus om het yerraad te ruiken, overal waar het maar fchuilen raag. Trouwens zy zyn er ook altyd op uit, met eene drift en eene onvermoeidheid, die waarlyk plaifier doet om re bèkykén. Noit zult gy een Post van den Neder-Rhyn tegenkomen of hy loopt met zyn.neus altyd in den wind. enknap, zoo terftond flaat hy ook aan: Verraad! Verraad! Zoo hebben wy b. v. meteenallerfineulierstgenoegen geleezen het treffend (lot van No. 51. bl. 434. van dat onfterfelyk Weekblad, ter geleegenhcid van het neemen van twee onzer Kapers de Hercules en de Mars , door den Engelfchen Capt. Macbride,en den 4. December te Huil opgebracht Wy hopen , dat onze dierbare vrienden, Mynheeren de Post, ons niet kwalyk zullen neemen, dat wy ons miferabel Weekblad, hetgeen grotendeels gefchreeven is in verwachting en met intentie van by den roem van het hunne iif ;c (leeken, enig cieraad aanbrengen en énigen meerderen aftrek (daar  ( 4*9 ) ( (daar het ons tog alleen maar om te doen isp zoeken te bezorgen. door hetzelve op te pronken met de voorgemelde keurige en betoverende paslage. Trouwens het is by geval maar dat wy op die paslage gevallen zyn Hec ganfche Weekblad is eene aaneenfchakeling van zulke allervoortrerFelyke Aan; merkingen en Verhandelingen , en Brieven en 15et togen van de eerde Staatsperfonen van onze euw, ik [!- herzegge van de grootfte en kundigfte Staatsmannen { en Lubberts de Dromers , en wac dies meer is. ! Zie bier een ftaalcjen uic duizend: „ Er zyn gebeurtenisfen, welke fchqon zy niet , „ bovennatuurlyk zyn, ons echter verbazen, om ,i „ dac zy onze verwachting verre ce boven gaan. (Gelyk by voorbeeld , dat hec zoo verbazend I zgchc weder blyfc, en dat er nog geen ys in 't water is, en nog geen vlokjen fneeuw gevallen is, en dac alle de fchuiten nog varen, hier reeds den 10 January 1782. ) Zodanig is hec neemen „ en opbrengen van onze Hollandfche Kapers de. „ Hercules en de Mars, gevoerd by de Kapcei„ nen Hogeboom, van welke zeer veelen (in de Diemermeer, en te Woerden, en aan den NederRhyn en in de Kalverftraac) ,, de grootfte verli „ wachting hadden, en vertrouwden, dar hunne „ dapperheid de Engelfchen zou doen zidderen. (Nu dac is zekerlyk wel waar, want al is 't nu al anders uitgevallen, ik wil het tog daarom onder geen ftoelen noch banken ftéeken. Ik beken, dat dat neemen van de twee Kapteins Hogeboom my byzonder fmertelyk is geweest voor myn particulier, om dat ik my in de eenvoudigheid myns harten verheugd had, als ik dacht, daar legt aan den eenen kant dia lache, die roofzuchtige Rodney met zyn fchepen ce wachten om uit ce zeilen , en Qq 3 durft  ( 47° ) durft wsarfchynlyk niet om dat hy weet, dat die twee Kapers van ons in 't vaarwater zyn en op hem loeren. oRodney, Rodney! als onze Hercules en Mars u krygen, wat zult gy uwe laffe veroveringvan Sr. Euftatius duur betalen!) „ Doch, helaas! „ men is daarin deerlyk te leur gefield! (.luistert nu toe, nu komen de gulde reflexien!) „ om niet te zeggen, dat het geenzins de zaak van een Kaper is, Oorlogfchepen op te zoeken en aan te tasten, „ maar wel op ryken buit te loeren, (Jawel, recht zoo, Mynheeren de Post. Gy hebt wel gelyk, men moest zulke domooren als die Hogebooms ophangen. Konden zy niet begrypen, dat zy gezonden waren om te kapen en niet om gekaapt te worden. Dat leerde hen de eenvoudige natuur. Een kind zou dat begrypen. En bygevolg dat zy zich ftilletjes achter een boom moesten houden, en als er een Oorlogfchip voorby kwam, dan maar de handen voor de ogen houden en in een kruipen, dan kon dat Oorlogfchip hen niet zien. Maar als er Wat te knippen was, ziet, dan moesten zy voor den dag komen, en anders ook niet. Voor 't overige moet ik zeggen, dat ik tog evenwel niet gehoord heb , dat de Heeren Hogeboom dat Engelfche Oorlogfchip hebben opgezocht; doch het moet wel waar zyn, wyl Mynheeren van de Post het zeggen, die Heeren zeggen noit iets dat zy niet vast weetcn waar te zyn j „ Het was echter geen Mirakel geweest, indien twee fnelzeilende Ka„ pers, beide wel gewapend en bemand, zich „ van een Fregat van 40 of 44 ftukken kanon ,, hadden meester gemaakt! (i\u dat zalik daar laten. Over de Mirakelen is zoo veel gedisputeerd onder de Geleerden, dat ik met myn domme verftand niet wagen zal, te decideeren, wat een Mirakel is of niet, veel min wat een mirakel zeu kunnen zyn  C 471 ) zyn. Laat ons liever voorder horen. Wat nvi volgt, is eigentlyk quint-esfentie. Daar komt het byzonder op aan. En dat moest met göude letters gefchreeveh worden,- overal — waarmetigewoon is zulke affixien te doen !) ,, Doch wat zal men zeggen! volgens den brief ,, van den Engelfchen Kaptein, had hy een juist bericht van het uitzeilen dier Kapers gekreegen, „ en waarfchynlyk ook waar hy hen, of zy hem „ zenden vinden- Misschien heeft hy niet ,, ALLEEN een gemeenzaamen, maar ook ,, een wa Ak zeggen den geest onder ZYNE „ lingelschgezinde vrienden ALHIER, die hem niet alleen vanhetbovenfiaandeheeh bericht, „ maar ook hoe lang die Kapers tegen hem zouden Jlaan, en wanneer zy zich aan hem zouden overj, geeven. Dit zoo zynde, zyn zulke Engelfche „ c ipueins zeer gelukkig, fchoon het wel eens „ kan misfen, dat zy zich of hunne achting aan „ geen ogenfchynlyk gevaar behoeven bloot te „ Hellen!" Och, myne allerlieffte Heeren van de Post van den Neder-rhyn, wat heb ik u lief! wat heb ik u lief! wat heb ik u lief! welke trouwe wachters zyt gy op onze muren, welke onbetaalbare brakken op onze firaten! Men zou zeggen, hoe vindt gy de dingen zoo uit. En dan welk eene precifie. welk eene cxaétitude; niet alleen het uitzeilen van de Kapers, hebben die fchurken overgebriefd, maar ook hoe lang zy tegen dm Engelschman zouden Jlaan, en wanneer zy zich aan hem zouden over geeven. Och ja, ongetwyffeld! Alles, alles! opeenminutjena: kostelyke Heeren van de Post! En dan dar allerlieffte achterdeurtjen fchoon het wel eens kan misfen. Ik zeg het nog  nogeètis: Och, Mynheeren van de Pose, watbehïfê ulief! en war ben ik razend van fpyc geweest op die Heeren Hogeboom, nier om dat zy zich hebben laten neemen, want, dat was zoóafgefprooken, weetje, maar om dar ze drie dagen na het uirgeeven van uw blaadjen, een authentiken brief'gefchreeven hébken aan die in alle de Couranten gedaan heeft, mvne lieve Mynheeren vandePost! in alle de Couranten! (*) Daar zy zoo by hune neus neder^zeggtn. en net alsof er onze geheele reputatie niet aan hong, dat de Capt. Macbride door een Portugeesch v aa «tuig was verwittigd gewéést van hun uitzeilen. ■ Och, Mynheeren van de Post, wat ben ik befchaamd! Mynheeren van de Post van deniNederryn, wac ben ik befchaaaa md ! Ik gloei tot over myne oren. T. (*) van o3 December 1781. Alle de Koffyhuizen en Sociëteiten , waar tot nog toe de O. N P. gracis gezonden is, en die verder die blaadjen zouden willen concinueeren, op denzelfden voet als te voren, dat is zonder daarvoor iets te betalen, worden verzocht hun Adres op te geven aan J. P. Kraefft, Boekverkoper te Rotrerdnm . of wl aan den Heer Conftantm de la Vieille- Roche, poste restante, te Delft; onder welk Adres alles aan den O. iN. P. zeiven kan worden coegezonden.  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT. N? XXII. ........... auxüium, quoniam fic cogüis ipfi, Dixit, ab hoste petam. O vin. Met. V. 178. onze Landgenoten' een recht denkbeeld te géven van 't geen de Engelfche wetten en conftitutie diéteeren over de Libellen (en de Engelfche wetten worden zeer ïtrict. onderhouden en ftreng uitgevoerd) kunnen wy niet beter doen, dan hen daarover de leer mede te deelen, van een der grootfte Rechtsgeleerden van deze Euw , en die, offchoon onlangs eerst verftorvefi, echter reeds In Engeland zoo veel, Ja alzoo veel gezag heeft, als voormaals CoKEop Lyttleton, of by ons V o é r ad Panietlas en de G r o o t's Inleiding tot de H. Rechtgeleerdheid of van Leb» we lis Roomsch Hollandsch Recht. II Stuk. Kt Mét'  ( 4/4 ) Men befchouwt in Engeland de Libellenin twee onderfcheide opzichten i) als particuliere misdryven {private vrrtmgs) of beledigingen van de Onderdanen: 2) als verbreekingen van de publieke rust en veiligheid (hreach of the peace rjf public wrongs') en dus als publieke misdryven. Wat aangaat de eerfte betrekking, onze Rechtsgeleerde verdeelt de perfoncele beledigingen van particulieren, in dezulke, die hun leven, hunne leden, hun lighaam, hunne gezondheid, of hunne eer en goeden naam befcbadigen. „ De beledigingen, die iemand in zyn eer en goeden naam of reputatie benadeelen , zyn in de eerfte plaats kwaadaartige, fchandaleufe en lasterlyke woorden of gezegdens, die ftrekken tot zyne fchadeen nadeel. Gelyk wanneer iemand, kwaadaartiglyk en ten onrechte, enigen laster of valsch gerucht verfpreidt van een ander, hetwelk hem of in rechten zou kunnen doen betrekken, doorhem den een of den anderen verregaanden misdaad aan tewryven, als wanneer men zegt, dat iemand een ander vergeeven , of een valfchen eed gedaan heefc (*); of hetwelk hem uit de maatfehappy zou doen verbannen, door iemand te befchuldigen, van eene befmettelyke ziekte te hebben, of het- (*) Finch. L, 185.  C 475 ) hetwelk hem zou kunnen benadeelen in zyne neering of beftaan, als wanneer men een Koopman een bankrotier, een Doktor een kwakzalver, of een practifyn een Advocaat van kwade zaken noemt (*). Woorden ten nadeele van een Pair, een rechter, of eenig anderen voornamen amptenaar van het Ryk, gefproken, die men noemt fcandalum magnatum , worden befchouwd als nog veel fchuldiger (** >; en offchoon zy van dien aart zyn mochten, dat daar over geene actie vallen zou met i relatie tot een gemeen perfoon, zoo worden zy i echter, als zy tot nadeel van zulke hoge en achtj bare perfonen gefproken zyn , gereekend voor i atroce beledigingen, die herfteld worden door eei be actie op het geval (an actiën on the cafe) ge» ; grond op menigvuldige oude ftatuten (***); zoo \ wel ten behoeve van de Kroon, om de ftraf van ( gevangenis aan den lasteraar aan te doen, als ten i behoeve van den beledigden, tot vergoeding van ; fchade voor de aangedaane belediging. Zooworiden ook woorden, die ftrekken tot ditTameering svan een Magiftraats - perfoon, of iemand die een publiek ampt bekleedt, in een veel hoger trap in- ju- ! (♦) Finch. L. 186". ! (**) 1 Ventr. 60. 1 (***) Westm. f, 3 EJw. I, c. 34. a Ric II, c. 5, ie Ritf. II.. e. 11. Rr a  ( 47» ) jurieus geveekend , dart wanneer zy tegen een oiibeampt perfoon gefproken worden (*). Men heefc beweerd dat óüdïyds geene aftie aangedaan kon worden om woorden, ten zy de laster zodanig was, dat de befchuldiging, indien zy waar was, hetlefven van den befehuldigden in gevaar zou brengen (**). Doch, wyl veel te veel voet gegeeven wierd, door deze zachtheid, aan valfche en kwaadaarrige lasteraars, zoo begrypt men tegenwoordig dat tegen de vooropgenoemde foorten van fl-andaleufe woorden of gezegdens , die iemand in. rechten calangeabel maken, of hem van de maatfehappy uitfluittn, of zyn beftaan zouden kunnen verkorten, of die tegen een Pair van 't Ryk, een Magiftraats perfoon of publiek Amptenaar gefproken zyn , eene aclie op het geval kan verkreegen worden , zonder dat het nodig zy eenig byzonder nadeel aan te wyzen, het geen werkelyk daaruit ontftaan zy, maar enkei de mogelykheid dat zulks zou kunnen gebeuren. Ondertusfchen ftaat te letten, met relatie tot gezegdens, die niet zoo duidelyk en op henzei ven befchouwd, zoodanig eene defamatie involveeren, dat dezelve uitdien hoofde injurieus moeten gehouden worden, dat de Aanklager gehouden is eenige byzondere fchade aan te wyzen die hem daardoor aangebracht zy; en dit noemt men eene aclie infticiieeren met een per • quod, (•) Lord Raym. 1369, (**) a Vent. 28.  C 477 ) ffioi. Als b. v. wanneer ik zeg, dat deze of geene Predikant een bastaard is, zoo kan hy dienwegens geene actie tegen my inflitueeren, of hy moet eenig byzonder verlies of fchude kunnen aanwyzen die hy daarby geleeden heelt; in welk geval hy eene. actie tegen my inltitueeren kan, om dat ik hem een bastaard genoemd heb, perquod of waardoor hy zulk of zulk eene collatie of beroep verleren heeft C*) enz. „ Eene tweede wys, waarop iemands reputatie kan benadeeld worden , gefchiedc door gedrukte pf gefchreevene paskwillen, prenten, tekenen en wat dies meer is, die hem in een hatelyk of belagchelyk (**) daglicht ftellen, en daardoor zyne reputatie afbreuk doen. Tegen de Libellen in 't algemeen heeft, gelyk in veelvuldige andere geval* len, tweeërley voorziening of betering plaats; de eene by eene actie van den Officier en de andere by eene particuliere actie. De eerfte uit hoofde van het publiek misdryf; want alle Libellen (trekken tot ftoring der publieke rusten veiligheid, of dagen anderen uit om dezelve te ftoren: en in dir. Opzicht komt het er niec op aan , of de befchuldiging by het Libel vervat, waar dan valsch zy; zoos (*) 4 Rep. 17. 1 Lev 048. f>*3 2 Show. 314 11 Mod. 99, iir 3,  ( 478 } zoo dat de Verweerder tegens eene actie van deq Officier wegens het uitgeeven van een Libel, de waarheid van hetzelve niet mag aanvoeren, by wyze van ontfchuldiging (*). Edoch met relatie tot de betering door eene actie op het geval, waarby geconcludeerd wordt toe berlieiling van ichade ten behoeve van party, uit hoofde van de injurie door hem geleeden, mag de Verweerder , even als in cas van woorden of gezegdens. de waarheid der aantyging doen gelden, en aantonen, dat de Aanklager geene injurie in 't geheel geleeden beeft (**). Hec geen wy gezegd hebben om» trent de woorden of gezegdens, heeft insgelyks in alle de byzonderheden plaats mee opzichc coc Libellen, zoo door hec fchryven als drukken van dezelven, en de civile actiën die daarop vallen. Edoch mee relatie tot tekenen of prenten, fchynt het altyd nodig, dac men door de vereischte blyken van des Verweerders meening, aantonede wezemlykheid van de belediging, als mede dac daaruic eenige reè'ele fchade werkelykisoneftaan (***). Anders kan niec worden opgemaakc, dac zulk een Libel in een prenc gemeend en gericht was cegen den O) s Rep. la5, (**) Hob. 253. ii Mod. 99. (**•) Hieruit kan men opmaken, wac de oorzaak i$ van die menigte van fpotprenten, die nergens zoo gemeen zyn als te Londen, en meest ongeitrafd doorpaab.l O. N. P.  ( 47* ) den Aanklager, of dat daaruit enige gevolgen waren ontftaan, die fundament konden .geven tot het inftitueeren van eene actie. C*) " Maar men vergenoegt zich niet in Engeland met de Libellen te befchouwen . als beledigingen van de Onderdanen, tegen welke de beledigde zyn regres heeft. Zy worden ook, gelyk wy gezegd hebben 2) befchouwd als publieke misdryven (public wrongs') en verbreekingen van de publieke rust en veiiigheid. Horen wy denzelfden Rechtsgeleerden, over dit onderwerp, in dit byzonder en tweede aspeét. „ Tot de publieke misdryven of verhreekingen van de publieke rusten veiligheid behooren i j oproerige verzamelingen van meer dan twaalf perfonen, enz. 2) onwetug en gemaskerd jagen, enz. 3) fchryven en afzenden van brandbrieven, enz. 4) vernielen van fluizen, enz. 5) publieke vechteryen. 6) oproerige voornemens en affpraken, enz. 7) oproerige requesren. 8) geweldige inbreuken of bezit-neeming van ianderyen, enz. 9) dragen van verboden geweer. 10) verfpsviden van valfche tydingen, ten nadeele van voorname per- (*) Sir ffuiuM Blkkstoïi Coiament. on the Laws of Eiiglaiid. fl. 1;: ch. 8. § 1. f. ' ' Rr 4  C 48o ; perfonen, enz. (*) 11 ) zoogenoemde voorzeggingen. 12) Cartels en uitdagingen ten duel, en 13) Libellen en paskwillen van allerley foort en benaming. Libellen, libelli famofi, beteekenen, inden ruimften zin, alle gelchritten, prenten, enz. die tegen de wetten of goede zeden zyn [trekkende. Doch in de beteekenis, in welke wy dezelve hier ter plaacs befchouwen, zyn het kwaadaartige defamatien van iemand, hoe ook genaamd, en byzonder van Magiftraats perfonen, door druk, fchrifr, tekenen of prenten, gemeen gemaakt, met een inzicht om hen tot toorn te verwekken, of bloot te {tellen aan de haat, de verachting of belagching van het publiek. Zulke Libellen ftrekken rechrftreeks tot eene verbreeking der publieke rust, door den beledigden op te wekken tot wraak, en fomtyds tot moord en doodflag. Het mededeelen van een C$) °P dit "tykel haalt Sir William , behalven de Engelfche wetten, ook de volgende aanmerkelyke plaats van Jul. Caesar aan, de be!l. Gall. lib, 6 cap 19, Habent legibus fanStum, ji quis quid de Rep. a fir.itimis ruwere aut fama acceperit, uti ad Marjftratum deferat, ■neve cum ahp commut.icet: quod fape homines temerariui fftque imperitos fa/fis rumoribus terreri & ad jacinus int? peilt, & de fitmmis rebus conpliutn capere cognitum est, $f>e .wys en rechtmatig! Doch die daarvan eens ned$rziet op de licentie van onze tyden!] O. N. F,  (48? ) een Libel aan iemand, hoe ook genaamd, is eene gemeenmaking van heczelve in rechcen (*). En gevolgelyk is het zenden aan iemand van een particulieren, injurieufen brief zoo wel een libel, als of dezelve publiek gedrukt was geweest; want, het ftrekc evenzeer tot verbreeking van de publieke rust (**). Om dezelfde rede komt hec er ook niet op aan, met relatie tot hec wezen of den inhoud van hec libel, of dezelve waar dan valsch Zy Wanc hec is de provocatie, en niec de valscheid die crimineel geftrafd moec worden: offchoon, buicen enigen cwyffel, de valscheid er van de fchuld merkelyk vermeerdert en de ftraf verzwaarc. In eene civile actie hebben wy gezien, dac een Libel moet blyken zoo wel valsch als fcandaleus ce zyn; wanc als de befchuldiging waar is, heefc de Aanklager geene private injurie geleeden, en is niec gefundeerd om coc fchade ce concludeeren, hoe zeer ook hec misdryf zyn moge tegen de publieke rusc: en dienvolgens kan, by eene civüe actie, de waarheid van de aautyging gebruikcworden als een middel van verweer. Doch in eene crimineele actie of profecucie , neemc de wee alleen in aanmerking de ftrekking die alle libellen heb- (*) Moor 8n. (**) 2 Brownl. 151. ta. Rep. 35;. Hob, 215. Ppph. Ï39 1 Hawk. P. C. 195. (.***.) Moor. 627. 5. Rep. 125. n, Mod. 99, Rr5  C 482 ) hebben tot bet verwekken van animofrteiten, en het ftoren der publieke rust. En dienvolgens, zyn in zulke proiecutien, de eenige punten die in overweeging komen, eerst bet maken ofuitgeevenvan het boek of gefchrift; en ten tweeden, of de zaak crimineel zy. Als deze twee punten tegen den verweerder zyn, is zyn misdryf tegen het publiek volledig. De ftraf van zulke Libellisten of Paskwilmakers, het zy voor het maken , herhalen (repea- ting), drukken of uitgeven van het libel, is eene geldboete, beneevens zulke lyfliraf, als de Rech¬ ter in zyne discretie zal goedvinden te bepalen, naar mate van den aart der offenfle, en de qualiteit van den aangeklaagden {*). By de wet der XII. Tafelen te Uomen, waren de Libellen, die iemand in zyn goeden naam beledigden, doodfchuldig gemaakt. Doch, voor de regeering v n, Augustus, wierd de ftraf eene enkelelyfftraf (**). Onder den Keizer Valentinianus wierd het op nieuws weder doodfchuldig, en wel nier alleen het fchryven, maar ook het uitgeven, en zelfs het verzuimen van een libel te vernietigen. Onze wet komt in deze, even als in menigvuldige andere gevallen, meer overeen met den midden-tyd der Ro, (*) 1 Hawk. P. C, 196. C**) Vertête modum, formidine fuflis. Hoa. ti Aug. 152. (•••) Cod, 9. 35.  ( 483 > Roraeinfche rechtsgeleerdheid, toen vryheid, geleerdheid , en menfehen liefde in volle kracht waren, dan met de wreedere edicten, die in de duistere en tyrannifche euwen der Tienmannen of der latere Keizers zyn geëmaneerd. „ In deze en de andere gevallen, waarvan wy by eene andere gelegenheid gehandeld hebben , waar godslasterlyke , onzedelyke, verraderlyke, fchismatifche, of ('candaleufe libellen door de Engelfche wet geitrafc worden, fommige met meerder andere met een minderen trap van geftreng» heid; worde de vryheid van de drukpers, als men die recht begrypt, in geenendeele verminderd noch te kort gedaan. De vryheid van de drukpers is' buiten twyfFel wezentlyk eige aan een vryen ftaat: doch zy beftaac enkel daarin, dat men geene voorafgaande banden legt op het uitgeven van fchriften, en niet iri eene vryheid van calange voor iets Crimineels, na dat het gedrukt is. Elk ingezeeten heeft een ongetwyffeld recht om voor het publiek open te leggen welke gevoelens hy goedvindt. Dit te verbieden, is de vryheid van de drukpers te verkorten. Doch indien hy iets uitgeeft, hetgeen verkeerd, nadeelig of onwettig is, zoo moet hy de gevolgen afwachten van zyne eige onbezonnenheid. De drukpers te onderwerpen aan het inbindend gezag van een Cenfeur of Approhateur, ge* Jyk voorraaals gefchied is, zooyoor als na de Re- v vo-  C 48*) volutie (*) is alle vrydora van gevoelens ec onder* wer- (*) By de uitvinding der drukkonst, wierd dezelve, zoo Wel in Engeland als elders, befchouwd als eene enkele zaak van ftaat, en onderworpen aan hec gezag van de kroon, Gevolgelyk wierd zy gereegeld door proclamaüen , prohibitien, charters van privilegie enz. van den Koning, eneindelyk by decreeten van de rechtbank van de rtar-chamber, die bet getal der drukkers bepaalde zoo wel als vat; de parten die elk zou mogen gebruiken, en het uitgeven van alle nidu. we werken verbood, ten zy dezelve alvorens door zekere cenfeurs wierden goedgekeurd. liy de affchaffing van deze batelyke jurisdictie in jö+i. matigde het grote P.irbtment van Karei 1. na deszelfs ruptuur met dien Vorst, Zich hetzelfde gezag aan , 't welk de ftar-chamber geoeffend had, omtrent het toelaten of verbieden van boeken; en net gaf in 1643. i Hy is volgers alle onze Couranten, (waarby de Heeren van den Neder-rhyn, die men weet dat geene Oude wyven, maar wel zekerlyk onze groot! fte Staatsmannen zyn, niet ingebreekezyngebleeven van zich te voegen) in het laatst van den vporgaandenmaand December, incognito ïn deej Haag geweest, terwyl hy, volgens dezelfI de Couranten, voor 'tuiterlyke en om de gemeente ] te bedriegen, te Lo ndon' asfisteerde by een ] Capittel van de Ordre van hec Bad, in 't welk de 1 Koning den Graaf van Ligonier met de tekens van die Ridder orde bekleedde (**> Van het tweede, dat iemand op denzelfden tyd dood én begraven, en te gelyk ook fpringlevend zyn kan, behoeven wy het voorbeeld niet verre t-2 gaan zoeken. Dat ben, mee verlof van den Lezer, IK Ouderwetfe Patriot zelve. Het geVïü is wel der moeite waard dat wy hec in *t breede i yoorftellen. Zoo haast was het gerucht niet uitgegaan dat de O. Nederlandfche Patriot een toeval had gekreegen, 't geen de eenen zeiden eene flauwte, ende andere eên beginfel van beroerte ce zyn, doch 't geeri (*) Diemermeerfche Courant 24. Dec. 1781Leidfche Courant 24 Dec. 1781. Ss  ( 49° ) geen zeer fchielyk veranderde in eene algemeene ofrehoon zeer ongegronde jammerkreet van zyn dood, of men (temde van alie kanten te zamen om hem de grootfte eerbewyzing aan re doen, waarmede men in de oude Griekfche en Romeinfche Republieken gewoon was de uitmuntendfte Manren en creftelykfte Patrioten na hun overlyden te vereeren, namentlyk van hen op kosten van hetpii' bliek té begraven (*) en men heeft letterlyk eene begravenis aangericht , en alle volkeren en naden, tegen den 31 Dec. 178r. tot den uitvaart van den O. N. Patriot genodigd, met eene ex* pres daartoe vervaardigde en in de Couranten aangekondigde Rouw-cedulle , die men ons verzekerd heeft uitermate geestryk te zyn , offchoon wy er zelve niet van kunnen oordeelen, wyl wy van den beginne van ons blaadjen, een duuren eed by'denStyx gezworen hebben, van noit iets voorbedacht (**) te lezen 't geen voor of tegen hetzelve mocht gefchreeven worden. Ja, men heefc Lykdichten en Klaagliederen, Threni en Ncenics fepulcrales, op ons vervaardigd, en ons 200 met jam- (*) By de Grieken heette dit démosid tbaptcstai, byde Romeinenfunuspublicum. V. Olear, ad Philostr. p. 124. V. D. ad Dion Cassitjm Tom. I. p. 742. (**) Wy zeggen voorbedacht, want het Toneelfpel van den Gedimitteerden Zeehaptein hebben wy geleezen, om dat wy meenden dat het niet ons, maar anderen raakte.  ( 491 ) jammer en geklag, als over een vader des vader. ianrls,*ter aarde belteld. Dit alles is ons onge. meen gevoelig geweest, en wy,neemen deze gelegenheid waar om hec Publiek voor alle deze gunstbewyzcn te bedanken, die ons niec minder aangenaam zyn, om dac zy by abuis aan eeneleege kisc, waarin de O. N. Pacrioc niet lag, zyn becoond geworden. En voor 'c overige, wyl de meefle menfehen zeer vindingryk zyn in hec uicdenken van oorzaken van alle evenementen, die hen byzonder interesfeeren, — om rede dac wel niecs moejlyker is dan de ware oorzaken van de meefle evenemencen na te gaan, maar tevens niets gemakkelyker dan verfcheide oorzaken van alle mogelyke evenementen te bedenken— zoo heefc 'men ook terftond geweeten, waaraan eigentlyk de O. N. Patriot geltorven was, en die oorzaken in alle de Patriotfche Couranten aan hec gemeen medegedeeld op eene wyze, .die wezendyk zoo ongemeen flatteus voor ons is, dat onze Lezers in 'c vervolg ons vergeeven, en hec enkel aan de gemelde eerbewyzingen moecen coefchryven, als zy ons nu en dan op een zekere mace van eigeliefde becrappen, en ons wac meer uic de hoogte horen fbreeken, dan ce voren . , Doch ■ | (*) Den afi., December 1781. wierden in de Diemer- mterfekt en IVoerdenfcbe of Zuid-Holland/cbe' CburanSs i ttflj  C 49O Dachji'om van deze lange uitweiding te rug te keeren , die reeds een Haaltje van die eigèliefde is, ten, de twee fchone werkjes de Pest van den Neder-rbyn beoordeeld en de Gcdimitteerde Zeekaptein , Toneel/pel, aangekondigd met deze by voeging, dat die twee werkjes DE EER HADHEN MOGEN genieten van den Ou lerwetfenNederl. Patriot uithef veldte Jlaan En federt is dezelfde Annonce, zoo in die als andere Couranten vertcheide malen herhaald; als mede dat in alle patriotfebe Boekwin^ iels uitgegeeven wierd het TESTAMENT of uiterfte wille van den O. N. Patriot; enz. En nog tegenwoordig pronkt de Lykzang op denzelven by aanhoudenheid in menigvuldige Couranten. Zou 't wel mogelyk zyrT, dat onze ambitie zich verder uitftrekte, na zoo veele herhaalde eerbewyzingen S Est aliquid digi te monftrari & .n niet te laat te komen Och vrienden , koopt Cogl koopt tog het Lykdicht, het is maar 3 fiuivers. En wie weet hoe fraai het is. O tempora, O mores! en O virtust O dignitas antiqua Batavorum! Ss 3  C 494 ) $ls te voren met opgefïeekenen hoofde, ja frisfcher, jeugdiger dan te voren, onder hen hebben zien omwandelen! Natuurlyker wys deze, dat de eenen er zich hartelyk over verheugd, en de anderen ftilletjens hunnen rouwmantel naast zich neder gelegd, en druipfleertende naar buisgegaan zyn? Doch niets minder dan dat, Lezer! Zy hebben nu de moeite gedaan, denken ze , van den Man te begraven, en daarom al wandelt hy nog zoo , ik zeg het nog eens, en die anders, zegt, liegt het, dwars door zyn bezuckte lyfheen (*), by is TOG dood! En dienvolgens Haar nog heden den 14. January in het 8e Nummer van den Hollandfchen Politiek, (een nieuw, almede keurig weekblad , 't geen te Amfterdam by Jacobus Stanhofius uiikomt) nu, na dat reeds drie Nummers van ons in 'c licht zyn, met eene welfpreekendheid, die wy ten proeve almede van den flyl van deze nieuwe Leeraars in Israël woordelyk uitfchryven zullen: Nu gy u op den O. N. Patriot be. roept, kan ik wel ruiken uit wat een hoek by u de wind waait, fchoon 't my verwonderd , dat gy nog opentlyk durft fpreken van dien Supliant , die reeds (*•) Dit is een van de keurige fpreekwyzen en cieraden van welfpreelcendheid van het Tor.eelfpel de GtaUmitt eerden ZeeCapitcin, 't welk DE EER HEEFT MOGEN GENIETEN van den 0'. N. Patriot uit bet veldje (laan.  ( 495 ) 5 reeds begraven is en by heintje pik legt t£ branden. Laten wy 't erkennen ter eere van onze Natie. ,Wat zyn wy in den tyd van een jaar, in goed verftand, in befchaafdheid, in fmaak toegenomen; en wat doen wy dagelyks nog al meerderprogresfen in deze en alle andere eerlyke en loffelyke hoedanigheden ! En dar alles zyn wy verfchuldigd aan die kostelyke drukpers, en aan alle die patriotfche Boekverkopers, die zoo alles voor het Vaderland over hebben, en zoo onvermoeid aan het welzyn van hetzelve met voorbyzien. van alle eige interest, arbeiden. Ondertusfchén heefc het eerstgemelde gerucht, uamentlyk dac Sir Jofeph York in den maand van December incognico in den Haag geweesc was, een geruchc waarvan de bedoeling handtastelyk genoeg is, ons doen herdenken aan eene Geriehts-ordre, door den K. van Pruissen in deniaacften oorlog geëmaneerd en die op dezelfde gron- (*) De Pruisfifche gerichts - ordre luidt woordelyk als volgc: „ Es finden ficb im Ptibliko milsfige Leute, die wit er] "diebtung und debitirung faljehcr nnd finistrcr zeitun"„gen ficb amufiren. Jeder tfrddlfavMlmejnendgewar- „ tiet,  ( 496- ) gronden rust, welke wy hier boven uit JuLluS Caesar gezien hebben, dat oudtyds in Gallie'n algemeen waren aangenomen,byzonder in tyden van troebelen gronden volgens welken dat ge¬ rucht van Sir Jofeph aan de uitftrojers daarvan te Lyonsofte Stettin, over 2000 of over 20 jaren, wellicht een paar oren zou hebben kunnen kosten , of een paar honderd derbe prügel bezorgen, voor de eerfte reize. Trouwens wy zullen by eene andere geleegenheid zien, dat in ons Land zelve dergelyke wetten zyn, die alleen maarbehoefden ter executie gelegd te worden, om alle die zotte en kwaadaartïge, oproerige tongen te fnoeren. Ons eige voorval met al den aankleve van dien, en de blyken die wy dagelyks zien van de'gevoelens die veelen ons toedragen, doen ons menig- maa- 3, net, fich dergleicben Erdicblungcn und verhreitungen >, vjoh'.hedacbtlicb zu ent balten, iniém man van mund zu ,,mund den tb'dter berausbringen nöird, da ein jeder fel,, nen Ausf/ger anzugeben veis/en mufs, und andemdcr. „ gleicben fleben bleibet, folcherivird unauflleiblicb, nacb ., maasgabe feinesflandes, ruit eiv.fperrung im Fort Prcusv Jen , oder der Kar re, Spinn- und Zucht-boufe auch nacb ,', befindcn der Er iichtung, an Leih wd Leben , ohnelan,, ge formalitat, be ftraf et werden, und tltit einem n tif „ der IiyuJ festgemacbten blecb, ah ein malitieufer N*u„ veLlist, den galgen zieren, Stettin een 24 'ful i7<5r, Königüch Preusfifches Gouvernement, CO 31. 480. noot (*)  C 497 ) maaien aan eene tragi-comifche historie denken,' die insgelyks ten tyde van den laatften 00' log en in hetzelfde jaar van de Pruisfifche ordonnantie, uit het Thuringfchen gefchreeven wierd. Er had zich daar, op hec platte land, waar anders hec volk gezond, doch zeer onkundig en onbefchaafd is, eene zeer befmettelyke ziekte, eene foort van rode loop, ontdekt, waardoor eene menigte menfehen wierden weggefleept. De regeering der naastbygeleegene ftad zond terftond een zeker getal Doóloren naar die Dorpen, mee ordre aan de boeren, die noic ce voren van geen Hoftoren gehoord hadden, om zich aan hunne behandeling te onderwerpen. Doch zoo haasc begonnen de emetica en purgantia niec in de ingewanden van de kinkels te werken, of zy meenden dac men hen die lelyke dranken gegeeven had om hen nog meer te plagen en voor gekken ce houden, en dus maakten zy zich gezamentlyk op en joegen de goede Doctoren mee fchuppen en fpaden een dorp uir, zoo dac dezelve zeer te vreden waren dat zy er mee half bebloede koppen van afkwamen. En coc hiercoe gaac de gelykenis cusfehen ons en die Do&oren vry wel aan; doch zoo als 'c mee meer gelykenisfen gaac, het laacfte gedeelte en vooral hec vervolg er van gaac in cegendeel wat mank. Want niet tegenftaande de Regeering in Thuringen een Edict gaf, waarby zy op nieuws de boeren gelasce op lyf ftraffe om zich aan de cuur te Ss 5 ora-  ( 493 ) onderwerpen, zo weigerden op hunne beurt de, Doctoren om voor de tweedemaal hunne kunst aan. die onbefchofte en ondankbaare patiënten fe beproeven ; en het gevolg er van was ook , dac die gasten flierven als muizen (*). Daar wy in tegendeel, die ten dienst van 'c Vaderland, als dat ons beroep was, in 't veld of op zee, de blauwe erwcen cranquil om onze oren zouden moeren laten fnorren, nu ook wél verre van ons ce lacen. oncmoedigen, zoo als die Thuringfche Esculapen, ons weinig bekreunen , als bier of daar een fteen in'r wilde gefmeeten naasc onzen patriotfehen leunigftoel nedervalt; en daar hebben wy ook dat genoegen voor, dat van tyd toe tyd veele onzer patiënten merkelyk zich beteren, en fommige. geheel weder op hun (lel raken. En dan is één hartelyk bedankje van zulk een convalescent ons tot veel meer genoegen, dan alle de vervloekingen, die onze andere patiënten onder hun ylen en raaskallen tegen ons en onze heilzame medicamenten uitbraken, in ftaat zyn ons moeite te doen, of liever zy doen ons geene de minfte moeite , vvyzyn doof en blind voor dat alles, en gaan maar altoos onzen gang, en zeggen met Lycurgus : Ranst maar , en Jla maar toe, zoo gy my maar hoort (**). R. ' (*) Merkwürdige Gefchicbte und üenk'.vü'digkeitcn von den jahren 1755! bis !7<58. vol 1. p. 374, S53(**) apuel Plutarciium,  ( 499 ) * * * Onder het afdrukken van dit blad ontvangen wy den sjavólgënden lirief. jimjleraam den 29. January 1782. Mynheer de O. N. P. Hartelyk wenfche ik U geluk uiet het hervatten van uw werk. Het ftaeken van het zelve had my en veele vrienden , die ook hier 't volkomen met D eens zyn, ved moeite gedaan. Zoo veel te meer genoegen doet ons thans uwe verryzenis, vooral daer wy reden hebben van tegeXooven dat uwe arbeid u meer en meer flaet verzuet te worden door de vruchten, die gy daer van zult ontwaer worden. De gemoederen beginnen hier reeds merkelyk te bedaeren; veelen fpreken eene gansch an.iere tae! als voor eenige maenden ; en die zich noch fchaemen om te herroepen, wat zy zoo op^nlyk en met zulk eene dolle drifr, zoo lang gedreeven hebben, die zwygen thans, en zoeken het discours van de publicque zaeken af te wenden , of maeken zich ïtilletjes ween ui) het gezelfehap, als daer over gefproken wordt. Uw XXe Nummer heeft ons byzonder veel genoegen gedaen en kan niet anders als den fterkften indruk maeken, en U nieuwe vrienden en aeiihangelingen verwerven , terwyl Hvve vyanden daer by moeten verftommen. Het is onmogelyk, nae het zelve gelezen te hebben , om aen de oprechtheid en belangeloosheid van uwe inzichten en waere patriottifebe givoelens te t« yfreIen; en waer kunnen zy zich beigen van fchaemte, zy die u openlyk in hunne Libellen wegens uwe zoogenaemde Engelstb gezindheidhebben aengeklaead, als verraders van uw Vaderland, nu het zoo duidelyk hlykt dat uw gatifcii Politicqfystcma wezenlyk niets anders is als hef waere Ou DE systema van onzen Staet-, waer van uwe tegerpartyders zyn afgegaen, en in de plaets van het welk, zyhun nieuwerwetse]) fystcma zoo gaerne zouden invoeren. Doch om eigenlyk te komen op het geen my aanleiding heeft gegeven om aan UE. te fchryven, dit is.uw XX!« Nummer, het welk ik deezen morgen ontvangen heb UE. hervat in het zelve uwe begonnen vertoogen over de Libellen of Pasquillen en belooft ons eene uitvoerige verhandeling over het Roomsch, Engelscb en Nederiondsch Recht, betrekkelyk tot dezelve. Niets in der daed kon gepaster zyn in deeze tydeD, wanneer gelyk gy te recht zegt, alle rechte begrippen omtrent deeze materie volftrekt uitgew.scht zyn by het Gemeen, door de valfche doch Itou-  ( 5°° ) ftpute asfertiën en drogredenen van zulke Libellisten wier belang het is eene onbepaelde vryheid van de drukpers voor hunne gefchrifren te verwerven , zoo dac men vry algemeen in den waen is geraekt, dat een voornaem gedeelte van de burgerlyke vryheid belfond in dien hoogften trap van licenae , die zich de?ze Libellisten, byzonder onze fchandelyke Pelitique Hollandois, tegens elk en een ieder, ja zelfs tegens publicqne //mptenacreu en Magistraets per foonen, by naeme, hebben aengematigd. daer in tegendeel deeze licentie onder alle btfchaefde regeeringen altoos hoogst ftraf baer en wel nen den lyve ftrafbaer gehouden is. OndertUbfchen , Mynheer, heb ik reden van te denken dat een evenement het welk zedert korten hier te Amfterdam txfteert en zeer veel gerucht maekt, deezen uwen arbeid mogelyk overtollig zal maeken, door een levendig bewys op te lev/eren van de waerheid van het geen gy zoudt willen beroogen, en het welk dus waer.fchynlyk meer indruk zal maeken dan de beste redeneeringen of fterkfle voorbeelden van voorige tyden die gy zoudt kunnen aenhalen. Het geval het welk ik bedoele, beftaet hier in. UE. zult mogelyk in de Couranten van de maend December 1781- (*) hebben opgemerkt, dat uit Antwerpen en Brusfel gefchreven wierd, dat aldaer in het begin dier inaend eenige bediendens van de Poiicie uit Frankryk waren aengekomen. om eenige pasquil makers te vervolgen, die zich derwaerts met de vlucht begeven hadden , en dat dezelven ook kort daer nae gevat en door de Oostenrykfche regeering overgegeven en naer Parys vervoerd waren geworden. Deeze handelwyze, hoe eenvoudig en rechtmahg ook, llreed regelrechts met de beginfels van onzen Polittque Hollandok , en kon dus den \-f\ene des Financts , par la diverpti des Jnipóts, par la multiphcité des douanes. & même qui le croiroit! par le peu de fit re té qWil y a pour les li bert és perfonelles. Ce qui vient d'arriver aux deux freres Villebon est un excmple frapant de cette derniere obfervation, lis avoient cru trouver un afyle, non contre des crimes qui ne doivent trouver de fureté nüllë part; mais contre certains e'crits, dont ö»n ne peut empêcher la disfémination , s'ils ne difent qua la vérité, & dont on peut toujours détruire les asfertions li elles font fausfes (*). Ce? deux fréres ont étè iivrés d des Exempts de Police, venus de Paris, en violarion du droit des geus, & même des privileges particu'ïers a tous les individus qui viennent habiter ce païs.' D'après eet cxemple continent espêrer, quune multituds d'Etrangersviendront fe fixer dans ce païs; &cependant il n'y a que des Etrangers qui puisfent réveiller Pémulation engourdie, établir' des Correspondances, c? enfanter v ce: (*) Comrae on a aifément détruit par exemple le peelt nombre d'a»fertions fautfts, qui cornpofeBt li ieuille inütulés Pnlitii*t lUUauiiuis. J^.f.  'C 503 ) Dofh hrt is er 700 verre af, dat men dif een en ander Bmsfrl jfpo Z'iu coi.fi jt rteren, als men hier doet, dat naer r'lle aenzit-n onze vriend Cerifier op eene zeer onaefneei aame wvze ftaet overtuigd te worden van de bedticglykheid van zyn fystema over de vryheid van te fchryven: terwyl ^leRegeering der Ooste-wykfchë Nederlanden zichStrn uiterften aen deeze zaek laet gelegen leggen, en bereids den Keizer roet een Courier kennis van het geval gegeven heeft, van welk een en ander ligt te voorzien is, welke de gevolgen zyn zullen. Het is my voorgekomen, dat dit voorval wel verdiende in ÜE Ul.ifdje vermeldte> Wordeni en dienvolgens heb ik er niet tegen dat UK. des goedvindende deezen Btief in een uwer eerstvolgende Nummers plaetst lk zal hier om het geen ik particulier van het vervolg van deeze zaek weet,UE hieronder by P. S tot UE. byzonder naricht melden , en hier my vergenoegen met het volgend Artikel uit de Kleeffche Courant te infereeren, voor dezulke van uwe Lezers die het zelve niet mogen gezien hebben. Extract uit den Courier du Bas Rhin r78i. No. 7. p. 55. „ B-usf.I den 15 January. fn het Supplement van de .., Amfterdamfcbe Franfche Courant van den 4, deezerzyn twee artikelen eeïnfereerd geweest, raekende den Kei- zer , als mede het Gouvernement en de Inwoonders der „, OostenrykfcheNederlanden , die zulk eene vreesfelyke fer.fatie en fermentatie gemaekt hebben, dat de groote „ Raed van Mechelen dit fupplement door Reuls handen „ heeft willen doen verbranden. Het Gouvernement heeft" ., zulks pro'-'iTioneel nog niet gewild, maer hetzelve heeft ,, het blad met ten Courier aen den Keizer gezonden, om „• Hoo^stdeszelfs ordre s daerop te vernemen. En intusfeben „ is hec zelve in verfcheide koffyhuizen en .herbergen hier ,, ter ffede met voeten vertreden, en heeft zeer veel animo„ fiteit verwekt onder alle de geenen die niet ongunstigom,1 trent de Hollandfche Natie denken. Het zou fingulier „ zyn, dat dit voorval de Republiek in oneenigheid bracht met ces pro/ets itendüs qui donnent le mouvementitPindustrie. jyailleurs co mm ent imaginer que la Liberté de religion puisje prendrc racine clans un païs oü regnent tant de préjugès même d? fanatisme? Ce contraste ae la Liberté religicufe d? de l''autoritéarbitraire aura toftjours tes fuites les plus fdcheujes. D'ailleurs il ne faut pas croireque eet te Liberté devienne jamais une loi d'Etat. On f'est contenté d'en communiquer l'idée aux diférens Tribunaux en formc d'avis &c.  ( 5°4 ) a, met den Keizer, zoo als het Eventueel TraiTaet der Ars„ fterdammers aen Engeland een voorwendzel gegeven „ heeft om dezelve den Oorlog aen te doen. In zulk een „ geval zou men deez^ twee voorbeelden op de lyst kun,, nen zetten van die menigte groote evenementen, die ,, uit geringe oorzaeken ontftaen zyn." De laetftc reflexie van den Courantier, denk ik, dat U ; even weinig, als my, behaegen zal. Eene allergewi^tigfte en langberadene handel, door Ledeneener voornaeme regeering, meteen fchyn.baer goed inzicht gedaen, hoe z.'er ook inconftitutioneel en reprochabel, kan nimmer, in eenige vergelyking gebracht worden met de losfe en Anbefchof e licencie, die een gemeen kaerel, en wel een vreemdeling, zich aenmatigt in zyne zoogenoemde politicque fchrifien of Nieuwspapieren. En het is niet te vreezen, dat de Republiek daer door in het minfte ongemak zou kunnen komen. Men zal den knaep ftraffen, of wech jaegen , zoo als hy lang verdiend ha.1, en daer mede is dat alles ten einde. Doch iets, het welk wezenlyk fingulieris, is dat hem dit nu overkomt, wegens eene belediging aen een vreemd Vorst gedaen, nae zoo lang ongeftraft de Overheden van tLt Land, waer in hy leeft, en waer by zyn voedzel en dekzel van krygt, gehoond en geïnjurieerd te hebban. En nu hem ;lit uit ürusfelweêrvaert, waer zich anders zulk volk nogal naer toe begeeft, weet ik in der daed niet, wat er voor h tn overblyft, of waer hy zou kunnen hoopen eene fchuüplaets te vinden. Want in Engeland nad hy lang reeds aen de kaek geftaen. In ZwitzerlanJ weet hy wat Linguet wedervaren is. Om Frankryk kan hy nooit denken. En in Italien wacht hem de Inquifitie. in Rusland de Knoet, in Zweien en Deenmarken de Mynen of Bergwerken, in Berlyn een half duizend prügel en een fnaphaen op fehouder voor al zyn leven, en overal elders no^ erger , of het mocht in Amerika zyn, mits hy daer al mede het Congres met vrede laet, want dat zegt men, is ook juist zoo orthodox niet op hetfujet van de vryheid van fpreken en fchryven, En een Patriot zoo als onze Ccrifier kan nooit anders alsvan de party zyn, die onderlegt en tegens het Gouvernement is, waer hy zich ook zou motten bevinden Daer in beftaet zyn geheele patriotismus, en wezenlyk die van alle onze tiieüwerwetfehe Patriotten. Ik heb de eer te zyn enz;  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRI O T. No XXIIÏ. Hic ego nunc fortes arcanaque fata, Dicla tuce genti, portam. ViRGiL. JEn. 6. Den 9. der afgelopene maand January heefc John Adams , Gemachtigde van hec Congres der zoogenaamde XIII. Vereenigde Stacen van America, andermaal eene poging gedaan hy H. H. MM. foc bevordering eener Alliantie cusfchen deze Republiek en hec gemeld Congrès, en een definitief ancwoord verzocht op zyne Memorie den 4 Mey 1781. aan den Hr. Prcefidenc van H. H. MM. overgegceven. Wy hebben mee genoegen gezien, dac by deze geleegenheid wederom gedrukc en verzonden zyn , de Confuleratien op Je gemelde Memorie van J. Adams, in den maand van Aug. 1781 uitge'tVeeye;. waarvan wy in ons VII. Nummer bl. 127; f XI Stuk. ft en  ( S°6 ) en 128. gewag gemaakt hebben, en die de Politique Hollandois kort daarna heeft aangekondigd, dac HY refuteeren zou ; waarop hy dan ook enige bladzyden over gemelde Confideratien by een geflanst heeft, even als te voren over het Politiek Vertoog, 'c geen hy ook zou refuceeren; zonder dat iemand ter wereld zyn gefchryf over beiden oic voor eene refutatie daarvan aan zou zien, als de man niet zoo nauwkeurig was van er boven te fchryven, dit is eene refutatie! En dan fchreuwt hy: Is er nu ook nog iets te refuteeren, Ik ben weder klaar. Wie wil nog eene refutatie! Niemand niet ? Wy bekennen voor ons, niet tegenftaande wy hier en daar wel 'c een of ander op de voorgemelde Confideratien, die men zege door een Regent gefchreeven te zyn, zouden aan te merken hebben, coc nog coe ectner niets gezien of geleezen te hebben, becrekkelyk coc de vruchc of hec nadeel 'c geen voor dezen ftaac uic eene Alliantie met de gerebelleerde Americaanfche Colonien zou kunnen ontftaan, 't geen ons zoo veel attentie fchynt te verdienen, en waarmede wy tevers over 't geheel ons zoo zeer kunnen conformeeren; en wel verre van te meenen, dat die Gefchrift door den Politik que Hollandois enigzins zou zyn wederlegd, geloven wy veeleer, dac hec volftrekc mislukken van zyne poging te» dezen opzichte, duidelyk genoeg toont, dat de argumehcen by die Confideratien gebruikt, tot  O 507 ) tot betoging van de volftrekte ongeradenheid vaa zulk eene alliantie, grotendeels onvvederlegbaar zyn, en onaangezien verfcheide opgevolgde gebeurcenisfén, nog tegenwoordig hunne volle kracht blyven behouden; en dat, niec om dat Sr. Cerifi^r dezelve niet heek kunnen wederleggen, dat zegt zeer weinig op zich zelve: maar om dat hy zoo veel relacien heeft met zulke Amlk-rdamfehe Kooplieden, die hec meest geïnceresfeerd zyn om die Alliantie met America aan te dringen, ter bevor. dering van het particuliere belang van hunne comp. toireu en met. volkomen voor by zien van het algemeen belang van de Republiek, dat dezelve ongecwyiïeld zeer gereedeiyk zyn gebrek van kennis ten dezen opzichte vervuld, en hem alles zouden aan de hand gegceven hebben 'c geen dienen, kon tot wederlegging van de argumenten, by dieCon» fideratien .gebuikt* zoo die wczculyk van d: n aart waren, dat zy op eene voldoende onovertuigende wyze konden w^derlcgd en de ftclling van den fchryver om verre geworpen worden. . En terwyl onse gewoonte niet is, gelyk wy in een vprig INuitimcr hebben aangemerkt, om ons over zaken van gewigt, die werkelyk by H. H. MlVl enHoogscderzelverCorurnicteaten, de Heeren Ma. ten der onderfebeide Provintien, in deliberatie zyn, enigzins uit te laten, veelmin H^ög&jdé^ ye op hec voeefpoor van den Posty.d.Neder-rhyr,, Tt 3 den  ( 5o3 ) den Polilique Hollandois en andere Libellen, voor' te fchryven wac dezelve behoren ce doen of ce laten; zoo zullen wy voor ons zeiven die ftuk niet opvatten, noch opzettelyk daar over onze gedachten zeggen, maar ons vergenoegen , met de bovengemelde Confideratien op nieuws en ten flerktftenaancebeveelen, aan alle dezulke, die of rader van deze zaak verlangen gtïnftrueerd te worden, of die zich door het gefchreuw der Fransen-gezinde party hebben laten inneemen, en dus niet begrypen, waarom H. H. MM. coc nog coe wyslyk geoordeeld hebben re moeten difficulceeren in hec aangaan van enige relacien hoegenaamd mee de gerebelleerde Colonien in America, wier geval geen de allergeringde overeenkomsc heefc mee onze eige rechtmatige affcheiding van het Spaanfch'3 juk, die niet alleen de Americanen zeiven (dat was natuurlyk) als mede enige vreemde en onkuniige Franfchen, maar, O fchande! ook fomm d,e ontaarde Nederlanders zich niec ontzien hebben daarmede ce vergelyken. Alleenlyk nemen wy deze geleegenheid waar, om onze Lezers een gedeelce mede ce deelen van een Brief, niec lang geleeden door een vermaard Staatkundigen, en die vooral ook in hec Commercieelezeerbedreeven is, aan den beroemden Franfchen Staacsminiscer, den Hr. Necker, gefebreeven , betrekkelyk den tegenwoordigen Oorlog en ftaat  ( 509 ) ftaat der publieke zaken in Europa. Het gevoer len van dezen kundigen man is enigzins zonderling, oflfchoon de meefte der beginfeJs, waaruit hy redeneert, ontwyffelbaar zeker zyn. Hy verbeeldt zich namentlyk, dac de Oorlog, die tegenwoordiggevoerd wordt tegen Engeland, niec&alleen verderfelyk is in allen opzichce, voor alle de belanghebbende partyen, maar hy beweert zelfs, dat hun wezemiyk onderling belang zyn zoude , om de eene de andere by die Commercie, welke zy voor den aanvang van den Oorlog bezaten en dreeven, ce bewaren en cebefchermen, liever dan dienwegens eikanderen afgunstig ce zyn of een deel daarvan naar zich te zoeken ce crekken. En wat byzonder Engeland en America betreft, hy geeft te kennen, indien de eerfte zyn zin doen wilden, dac zy verre van de ondankbare Americanen te zoeken ten onder te brengen, dezelve veeleer zeer gereedelyk aan zich zeiven moesten overlaten en op hunne eige wieken laten dry ven, en zeer ce vrede zyn, van op dien voer van zulke lastige en kostbare cliënten af te komen; terwyl hy tevens niet minder verzeekerd is, en ontegenzeggelyk bewysc, (hec geen wy niec minder voor eeneuitgemaakte waarheid houden) dac niecs ongelukkiger zyn kan voor de Americanen, en dac zy welhaast zich alierbictersc beklagen, en te laac hunne razerny en verblinding in zullen zien, indien zy door hulp der vyanden van Engeland, in deze cegen^ c 3 woor-  ( 5" } woordige twist, over dat Ryk mochten komen t® criurrtpheeren. Het is dit gedeelte van deze interesfanreCorrespondentie, 'tgeen wy hy deezegeleegenheid onze Lezers willen roededeelen. „ Tot nog toe, zegt hy, heb ik onderzocht, oF Engeland niet veeleer verliezen dan winnen zou, by de t'onderbrenging of verovering, of hernee» ming(noem het, zoo als'tu behaagt) van America. Laat ons nu eens de medaille omkeeren, envooronderftellen dat America, met behulp van hare Geallieerden, 'Engeland ten uiterften vernedert, en tot den laagften ftand van armoede en hulpeloosheid ziet dalen. America, hec dankbaar America zegepraalt nu over hare vorige Befchermfter, én'verheft zich op de puinhopen van het Moederland. Zy is nu op haar beurt een jeugdig ryk, zonder Biafchnppen, zonder Adel, zonder Koningen. Dit weec gy, is de taal van den beruebten Pil3 ce C*). Wel nu dan; genomen, Engeland is (*) De oproerige en fophistiekc Verhandeling van dezen Price, waarby alle gronden der burgerlyke Maatfehappy om verre geworpen , alle beginfels van het recht der Natuur en der Volkeren ondermynden vertreden worden , is door Jonkhr. J. D. van der Capellin in 't Nederduitsch vertaald en uitgegeeven. En de beginfels' die by dat gefchrift worden ingevoerd, zyn ook degrondflag van her affchuwlyk Libel /trin het volk van Nederland, en kojjden ter gefchikte inleiding daartoe dienen.  ( Si1 ) is eens zoo verneederd in hec ftof, en de Americaanfche vlag, doorweeven mee Franfche leliën, praalc aan alle oorden; wacftaacdan 'cnaasc ce gebeuren? Buicen cwyffel die: dac, na deze htalefiparatie, hec meerderdeel van hec volk aan ginfche zyde van den Atlancifchen Oceaan, zal be ginnen ce ontwaken uic zyn aangenamen droom, en zyne tegenwoordige fuuacie befchouwen, in yergelyking van hec voorledene. En die zullen zy des ce eerder doen, wyl alle hunne angst en vrees voor dac ysfelyk monscer, de Tyranny van Engeland, als dan een einde zal zyn ; en alle de fpookpraatjens van moordfehavotten en bloed-coneelen, van galg en rad, van kecenen en boejens en akelige gevangenisfen, hen niec langer zullen vervaard maken. Gevolgelyk van dien kanc volkomen gerusc zynde, zullen zy hunne ogen naar een anderen kanc wenden, en niec in gebreeke blyven van zich ce herinneren, alle die moje dingen die hen beloofd waren door hunne listige voorgangeren, om hen overtehalen, om zich in deze twisc te begeeven. Grote, luiscerryke voorUiczichcen, zeker! Zy zouden het gelukkigfte van alle gelukkige volkeren zyn, als zy maar eens het harde juk van Gr. Brittannien wilden affchudden, en hunne onveranderlyke rechten, hunne aangeborene Omfhangelykheid handhaven. Wanneer die gezeegende dag eens mochc komen, dan zouden alle hunne bezwaren, alle hunne klachten voor frfT c 4 wo«  C 512 ) ïoos ophouden. Dan zou het volk van America leven onder eene regeering naar hec voorfchr'ift van den wyzen Locke, de eenige rechtmatige endeeenige vrye foorc van regeering; en dus ook de eenige die gefchikc kon zyn voor een vry volk, gelyk de Americanen, om voor zich ce verkiezen; wyl elk zyn eige wecgever, zyn eige rechter, en zyn eige beftierder zyn zou, in zulk een evenredig en vry Gemeenebest. En dan zou niemand gedwongen worden om meer Lasten, of andere Lasten op te brengen, dan waartoe hy zelve vooraf zyne toeftemming had gegeeven. Kortom alle nayver, alle tweedracht, alle partyzucht, zou gebannen zyn uit zulk een Haat, en eendracht en goedegezindheid, vrede en vriendfchap heerfcben aan alle kanten. Alle deze eer, alle deze zegeningen Honden voor hec zalig America tewachcen. Wel nu dan, hec harde juk van Engeland dus afgeworpen zynde ( en O dac de Engelfchen wys genoeg waren en lierkce van geesc genoeg hadden om noic weder mee de Americanen, 'als mede-Onderdanen, één juk ce dragen) zoo rysc natuurlyk de vraag: wac hebben deze rebellen gewonnen by die zoo zeer verlangde (laats-verwisfeling, en na zoo veel ophef en gefchreuw?— Wat zy natuurlyk daarby winnen moesten, (zoo dat anders 'winst kan heeten) namentlyk de verbreeking van beloften, die men noit van voorneemen was te vervullen  ( 513 ) len, en eene algemeene teleurftelling, gepaard met toorn en verontwaardiging. Want nu worden zy gewaar, dat alle die fraje aanfpraken en uitlokkende beloften van hunne patriotfche Voorgangers in 't geheel niets wilden zeggen, en nergens toe dienden, dan om hen bezig te houden en te bedriegen. Nu bevinden zy, dat de kleinfie vinger van hunne nieuw opgeworpene Republikeinfche Beheerfchershen zwaarder drukt, dan het geheele Lighaam van de bepaalde en zachte Conftitutie van het goede Engeland. En terwyl zy (even als de kikvorfchen in de Fabel) de regeering van eenen hout-komug verachtten enverwierpen, zyn zy thans genoodzaakt om onder de dwinglandy van honderd Kraan-koningen te bukken. Hieruit zullen en moeten noodzakelyk duizenderley twisten, klachten en bezwaren ontftaan van alle kanten, zoo langde t'leurgeftelde menigte tongen zal hebben om te l'preeken en ftemmen om zich te laten horen. En terwyl het voorbeeld der voorgaande Malcontenten, onder deheerfchappy van Engeland, met hunne zoogenoemdeLystvan bezwaren, nogversch in hun geheugen zal leggen, zoo zullen zy zich daarvan bedienen, en hunne eige wapenen tegen hen inrichten. In der daad niets kan rechtmatiger zyn dan zulk eene recriminatie: byzonder als men verder acht geeft, dat de provocatie in die laatfte geval, in allen opzichte, onTc 5 ein-  ( 5'4 ) eindig groter zyn zal dan in \ eerde; want tog, men vergroote zoo veel als immer mogelyk alle de ongemakken, die de Americanen geleeden hebben onder de regeering van Engeland en fchildere ze zoo lelyk af als men wil, war, is dat alles tezamen genomen tog eindelyk in vergelyking van dien hogen trap van dwinglandy en onderdrukking, van bet ergfte foort, die de grote hoop van 't volk werkelyk reeds, geleeden heeft, en nog voorder ftaat te ondervinden van deszelfs nieuwe Heeren. En de gedachte, dat deze zelfde luiden die te voren voorgaven hunne Verlosfers en Befchermers te zyn, nu het masker afgeligt hebben en hunne wezentlyke Dwingelanden en Onderdrukkers geworden zyn, zal deze algemeene verbittering byzonder fmertelyk maken. Hieruit mogen wy te recht befluiten, dat de Americaanfche palriotfche redenaars, die in volgende tyden, by hunne vryheids-bomen (Liberty-Trees) en op andere plaatfen van algemeene byeenkomst hunne gaven zullen laten horen, op deze of dergelyke wyze declameeren zullen. „ Toen dit rampznlig Land nog onder de befcherming van Engeland was — eene befcher„ ming. helaas! voor ons voor eeuwig verloren! t toen waren onze regeeringen zoo vry, als „ dc aart der menfehen, en onze byzondere ge- „ field-  ( 5*5 ) „ fteldheden maar enigzins konden toelaten, Wy „ hauden geene banden op ons gelegd, anders „ als die het Moeder - Land onvermycielyk oor„ deelde, die zy volftrekt noodzakelyk hield; by „ wys van enigermatige vergelding voor dieveel„ vuldige weldaden, gunsten enbefcherming, die „ wy van haar genooten, zonder van onzen kant „ een duit toe te brengen tot den algemeenen last. „ Ja, wat meer is , die banden zeiven beftonden meest maar in naam: want het is UE. allen bekend, dat wy dezelve geftadigontduikten, wan„ neer ons belang zulks medebracht, en ons toe" geevend Moeder ■ Land zag deze kunstgroepen „ goedgunstig door de vingeren, zoo dac zy we, zentlyk in 't geheel geene banden voor ons waren. Docbnu! O rampzalige omwenceling! hoe ', is nu alles verkeerd! en wac is thans van ons " geworden ! Wy zyn werkelyk de (laven geworden van onze mede-Onderdanen, dieonsfchelm" achtig misleid en bedrogen hebben, en die nu ?, lagchen over onze ligtgelovigheid. Deze re„ geeren ons nu met een yzeren ftaf, endoenons „ voelen en ondervinden, dat hunne banden, hun, ne beveelen en inftellingen niet, gelyk de vo'„ rigen , naar begeeren verzuimd of ongeftrafd „ ontduikt kunnen worden, maar dat zy ftreng „ uitgevoerd en ftipc gehoorzaamd moeten wor„ den. Wee den geenen, die dezelve overtreedt: „ geldboctens en gevangenneeming, lyfftraiTen,  ( Si6 ) «jade dood zelve zy„ het lot 't geen hem be. „ fcbooren is. En wat belangt de beloften van „ een vry en evenreedig Gemeenebesc, en alle » dezefningeneenerL0^/^regeering. zv zyn alle ^.«^^^ " k!ng; °f ,Iever h« is Waar, dat men niet van " Z,nSJWas daaraan te denken, als zoo lang zv n van dienst waren voor onze tegenwoordige be„ heerfchers, om rum gezag te bevestigen. Nu » «gj men ons met een ftatig wezen, dat de ge. » fleldhe,d der tyden geene zulke ruime inrieb. " tin§e"t0^«, dat een ygelyk zyn eige wer.ee. " Ver' herder en reehter zvn zoude. De ty den vorderen, dat de teugels van den ftaat met „ een ftrenger en fterker hand worden beftierd „ dan te voren. En gevolgelyk, zoo iemand zich „ mocht onderwinden om zich ongeoorloofde vry. „ heden aan te matigen in deze nieuwe geweste, „ die zal tot zyn nadeel ondervinden, dat zy het „ zwaard niet voor niet dragen. „ Hier van daan dat wy nu voor 't eerst horen a dat het onze plicht is om de regeering te eer' „ biedigen waaror der wy leeven , en dat nog de „ vryheid van fchryven , noch de vryheid van fpree „ ken kunnen worden toegeftaan in dien trap » dat dezelv'e na#elig zyn zouden voor de pa' „ bheke rusten veiligheid, dat is - voor hunne n machten waardigheid. Zoo weigeren deze men- „ fchen,  ( 5*7 ) ■„ fchen, die te voren noit ophielden van de Ho„ ge Machten te lasteren en duizende leugens en „ lasteringen uit te vinden en te verfpreiden tegen „ de voortrefJelykfte vari alle regeeringsvormen, zoo weigeren thans diezelfde menfehen ons de „ onnozele troost van ons te beklagen over hun„ ne onrechtveerdige en gewelddadige bedryven. „ De naam van vyandig-gezind tegen America, die „ zoo in hunne monden, en in de monden van „ hunne overlopers en aanbrengers beftorven is, „ is een nieuw-uitgevonden naam, die onbekend „ is in onze oude wetten, en dien wy noit hadden „ horen noemen, voor de rampzalige regeering „ van deze Hepublikeinfche Inquifiteurs. Zy heb„ ben wezentlyk op het voetfpoor van hunne bloe„ dige voorgangers, de Spaanfche Inquifiteurs, „ dezen naam gefield tot een foort van Staats-ket„ tery , waaronder alles kan verdaan worden, wac „ hen behaagt , en die gevolgelyk hen dienen kan „ als een gereed middel om wraak te neemen van „ elk en ygelyk, die zich mocht komen te ver„ zetten tegen hunne godloze handelwyze, of die „ enkel onderdond dezelve te berispen (*> „Van (*) Men leze tot verftand van dit alles de Interroga- torien van Jofepb Galloway. die gelyktydig met de voorgem. Confideratien op de Memorie van Adam zyn uitgegeeven.  ( 518 ) „ Van te voren gaf men voor, dat wy geene if faftien noch verdeeldheden onder ons zouden „ hebben, als 'c niet was' door toedoen van die „ valfche broeders, die gedurig trachten ons on« „ der de ketenen van Engeland te rug te brengen. „ Nu zyn die ketenen verbroken, en kunnen, he„ laas, noit weder tezaam gevoegd worden. Maar „ zyn onze partyfchappen daarom ten einde ? En „ heerfchen er geene factiën noch jaloufien tegen* woordig meer onder ons? Hec is er zoo verre „ van daan, dat de boze Geest van twist noit zoo „ levendig onder ons geweest is, als tegenwoordig. „ Geheel America van hec eene einde coc hec an„ der is er door aangefbken. Wy by voorbeeld, „ de Onderdanen te weeten van die vryenevenre,>, dig Gemeenebesc, hebben rechtmatige reden „ van klachten, terwyl wy bedrogen, geblind„ doekc en verraaden zyn. Maar onze heerschA zuchcige Meesters , de bewerkers van onzen ,-, ramp, welk eene vrede en eendrachc geniecen die onder eikanderen! Ia 'c geheel geene! Wy „ weccén, dac zy de een des anders machc en ge„ zag benyden; wy weecen, dac zy allerley onc„ f werpen fmeeden, om malkanderen den voec ce „ ligten of te dwarsboomen, en dat zy alle werkj, tuigen gebruiken , zoo van list als van geweld, „ om hunne eindens te bereiken, en hunne me„ dedingeren ce verdringen. En wac becrefc al „ dac kwade zaad en die haat, die er voormaals „ was  ( 519 ) „ was tusfchen de Noordelyke en Zuidelyke Co, „ lonien, heefc dac geen plaats meer, is dat ver„ minderd of gematigd iedere onze ftaatswisfe„ ling? Oneen, niecs minder'dan dac. Alle der-, „ zeiver vorige oneenigheden en afkeer van elk„ anderen zyn incegendeel zoo zeer opgewakkerd, „ juist door deze zelfde gebeurcenis, en door de 5, verwyten en tegenverwyeen, die zy ingevolge daarvan malkandcren hebben gedaan, dac daarj, uic eerlang een burgerlyke oorlog cedugcen ftaat. a Ja, wac meer is, hec is bekend, dac de meefte ,, van onze ftaten de een op den ander pretenfien „ hebben, en menigmalen klaagden over onder„ linge inkru'pmgen en ufurpacten , die echter „ binnen de palen bleeven en belee wierden van ?, opendyk uic tebreeken, uiconczagvanhecMoe„ derland, doch nu, hoe is hec daarmede gelee„ gen? Zoo rasch deze beleczelen weggenomen „ waren, zyn die pretenfien verlevendigd, en elk „ verwyt is vernieuwd mee verdubbelde bitterheid en wraakzuchc. Zoo dac wy werkelyk weinig „ becer dan in een rtaar van oorlog zyn, terwyl „ wy voor 'c uieerlyke het voorkomen dragen van „ vreede te genieten. „ Kortom ons Land is niets minder dan begeer„ lyk voor ons geworden, veelmin voor anderen. „ Voormaals was het een fchuilplaats voor her ove,V rige der wereld. Doch nu is het niet eens meer „ een  ( 520 ) een veilige verblyfplaacs voor deszelfs Inboor„ Üngen. Een groot aantal derzeiver beeft het „ reeds verlaten, om naar Europa te rug ce keeren, naar het Land hunner voorvaderen ; ennorr „ groter aantal is naar de verafgeleegene achterfte j, landftreeken geweeken, die aan de Meiren lig„ gen, om daar nieuwe volkplantingen, en nieuwe „ regeeringen op te richten, Dit, zegden zy, heb„ ben zy evenveel rechc om ce doen als wy hadden s, om ons van de heerfchappy van Engeland loste „ maken, die ons zoo lang befchermd en verdee„ digdhad; ja nog veel meer rechr, zeggen zy. uit „ hoofde van de grotere verplichting waar onder „ wy waren jegens de besce en weldadigtle regee„ ring van den geheelen aardbodem. En om ons „ ce conen dac zy hec meenen, dagen zy ons uic, „ en dreigen ons zelfs ce overrompelen mee eene „ grote macht van Cavallery, op de wyze der „ Afiatifche en Europifche Tartaren, wel wee„ tende dac wy buiten ftaat zyn om hen aan te „ vallen ofte vervolgen in hunne woningen. „ Onder de menigvuldige zegeningen, die wy „ ce voren genocen, was onder anderen dat wy „ gerust flapen konden, zonder bevreesd re zyn „ om gepresc ce worden, hec zy coc den Land-of „ coc den Zee-dienst: zelfs niec ter verdediging „ van ons eige land tegen Vrankryk of Spanjen of „ enige andere Mogenheid: terwyl het Moeder- „ land  ( 5*1 ) ,„ label in deszelfs goedheid op zich genomen had ;, om die altes voor ons te doen, ten koste van ,; onwaardeerbaar veel bloeden fchatten , zoo dar, |„ als wy uit eigene verkiezing ons niet in denwaI ;, penftahd begaven, niet een van ons genoodzaakt ,i wierd om zyne landhoeve, zyne koopmahfehap, ,', zyne visfehery of zyne plantage te verlaten, om \t\ een Matroos of Soldaat te worden, ten dienste I „ van 'c publiek. Maar tegenwoordig moeten wy L, dienst neemen onder de Militie, of wy willen L, of niet; en op hec eerfte bevel in het veld trekje ken; en dezelfde hardigheden ondervinden wy „ met opzicht tot den zeedienst. Wy zyn niet L, langer onze eige meesters zelfs in onze huizen. U; Het zeggen is nu maar, dat elke ftaat een evenL redig getal Schepen van oorlog, Fregatten, ;, Kruisfers en Kustbewaarders, moet leveren voor L zyne befcherming. Dit alles zyn nieuwe inftelk lingen voor ons Americanen. Noit hebben wy ^ iets daarvan gehoord, voor deze bedroefde tyden. „ De vryheid en bevordering van den koophan° jj del was een ander groot voorwendfel om ons „ over te halen tot onzen Oplland. Met betrek„ king tot dit zoo wel als tot andere ftukken heeft Un men ons wondere dingen wys gemaakt, die de ondervinding ons nu leert dat volftrekt geen grond hadden. Want nu, nü het te laat isi weeten „ en gevoelen wy, dat het Moederland, welverre Ih Stuk Vv *»  C 5»» ) \ van ontwerpen te fmeeden tot onze verarming^ % in tegendeel gelhdig op middelen en wegen be„ dacht was om ons te verryken, fomtyds zelfs „ tot haar eige nadeel, door ons verfcheide monopolien tegen haar zelve te vergunnen. By voorbeeld, zy lag zware belastingen op het vreemd yzer, offchoon eene ruwe en noodwendige werkftofte voor hare Manufacturen, en ons >, Americanen liet zy vry van die belastingen te „ betalen. Hetzelfde deed zy omtrent de vreem„ de Hennip, en voegde er nog eene grote pre„ mie by voor den aanbouw en invoer van „ den onzen. Op decelfde wys handelde zyom„ trent onze Pik en Teer, en Indigo, en Hout „ en verfcheide andere producten: zoo dat terwyl „ vreemde werkftoffen belasc en tegengegaan wier„ den met zware impolirien, wierden de onze aan» „ gekweekt en bemoedigd door grote enmildadi„ ge premien. En wat belangt de Tabak, hier „ omtrent verleende zy zulk eene volftrekce mo„ nopolie aan de Americanen, dat zy niet alleen „ alle vreemde Tabak, maar zelfs den aanbouw „ van Tabak in Engeland volftrekt verbood. Be„ hal ven dit alles, bewees zy ons, met betrek» „ king tot onze visfcheryen en al hec voordeel van „ dezelven, alle gunst en toegeevendheid, die zy „ aan haar eige volk bewees; en als zyonzevoor„ deelige geleegenbeid in achc gqnomenhad, we«„ zentlyk meer gunst dan zy ons meende te bewy- „ zen.  C 523 3 ,j zen. Doch om de waarheid eens recht uit te „ zeggen, zoo lang wy met haar vereenigd wa. „ ren, befchouwde zy ons als hare troetelkinde„ ren, voor welke zy niet genoeg dacht te kunnen „ doen, en behandelde ons met zoo veel te meer tederheid, als wy verder van haaratweezig wa° „ ren. Kortom, fchier in alle gevallen, waarde „ belangens van Engeland met die van America „ in tweefpalt kwamen, trok zy America voor j, aan Engeland zelve. ,, En dit, myn waarde medeburgers van Ame„ rica, dit was ondertusfchen de bloeddorstige en 3, wreede dwingeland, dien men ons gewendde te befchouwen als enkel onzen ondergang be„ doelende. Dit was die Moeder, die aan ons „ wierd voorgefteld onder de haatlyklte kleuren. Hoe rampzalig is onze misleiding geweest! en „ welk eene ftraf verdienen deze menfehen niet, „ die ons op zulk eene wys bedrogen hebben! Noit hebben zy ons recht onderricht, voor het te laat was: maar ons gebruikt als werktuigen „ om onze beste vriendin en weldoenfler naar het „ hart te fteeken, wyl zy in den weg was voor ,, hunne bevordering en aangematigde grootheid. „ En helaas, terwyl wy hen voor werktuigen dien* „ den, hebben wy te gelyk eene foorc van zelfs- ,j moord begaan aan ons zeiven. Vv 8 „ ZtiU  C 524 ) „ Zullen onze grote en brave geallieerden, de „ Franfchen, ons nu al die nadeel, allé dezevef„ órigelykingen goed doen? Zullen zy ons pre„ mien en aftfekgëldén, en pri vilegiën en mono„ polien verleenen, tot hun eige nadeel? Niets min„ der dan dat! Wanc nu zy hunne eige eindens „ bereikt hebben, namentlyk het verminderen van „ de macht van Engeland, door onze medewer» ,, king, zoo hebben zy geene verdere hulp noch dienst van ons nodig. En nu mogen wy voor „ ons zelvcn zorgen, zoo goed als wy kunnen. ,, Kortom, zy keeren nu het blaadjen om tegen „ ons zeiven, en doen met ons zoo als wy met „ Engeland gedaan hebben. Zy geeven ons gc° „ noeg te verdaan, door hun dilzwygendgedrag, „ dac zy een at'fchuw hebben van de crouwloo„ zen, ofïchoon hen de crouwloosheid naar den „ zin was. „ Nog verder: men had ons wys gemaakc, als „ wy eens ons grote oogmerk, de Onafhangelyk„ heid, zouden bereikt hebben, dat wy dan in „ ftaat zouden zyn om ce kopen en ce verkopen voor „ ons zeiven, met veel meer voordeel dan wydee„ den of by mogelykheid konden doen te voren. O gy Americanen , getuigt het nu , zoo gy „ kunt, is het nu daarmede zoo geleegen ? En ,, na dat wy alle markten van Europa beproefd „ hebben, zyn wy niet genoodzaakt om weder coj. » d«  ( 5^5 ) de Engelfchen te rug te keeren voor alle'nodi* ge waaren fof 't moesten Franfche fnuisteryen s, zynj, als tot onze laatfte toevlucht? Wyleeren 5, nu by de ondervinding, dat zy beter goederen „ en beter koop verkopen, en daarby geeven zy „ langer credit. Met betrekking tot dit laatfte „ punt, lang credit, daar is een tyd geweest, „ waarin men zeggen kon, dat geheel America „ koophandel dreef op het credit van Engelfche „ Capitalen. Onze kooplieden kochten Engel„ fche goederen op iang crediet \ en als men bin„ nen het jaar remifen deed naar Engeland, wierd „ het voor goede betaling gehouden; indien bin„ nen twee jaren, niet zeer flecht: en menigen j, vertrouwden zoo fterk op het geduld van hun„ ne Engelfche Crediteuren, dat zy geene beta„ ling deeden voorna verloop van driejaren: ora „ van dezulke niet te fpreeken, die noit dachten „ te betalen. Intusfchen, terwyl deeze goederen „ in America gefleeten wierden, wat gebruik wierd „ daar van het geld , 't geen daarvan kwam, door „ onze Americaanfche gelukzoekers gemaakt? Men i9, zette het uit teegen 8 pr. Ct. of men gebruikte het om trafiek te dryven met de Spanjaarden, „ waar de winst 20 pr Ct. was: of tot het aan. kopen van land in onze eige Provintien; zoo „ dat al dien tyd onze Americanen groot en ryk wierden, ten koste van hunne Engelfche Cre„ diceuren. Edoch hoe zyn de tyden veranderd Vv 3 Ir»  in weinige jaren? Onze EuropeaanfcneCorres„ pondenten, zoo in Vrankryk als elders, ver3, wachten nu dat wy hen vertrouwen zullen, in , plaats van ons te vertrouwen: en men rekent „ het voor eene zonderlinge toegeevendheid, als zy ons fes maanden credit geeven, in plaats van ,, 18 maanden of 2 ja 3 jaren. Aan den anderen ,, kant vinden wy, door duurgekochte ondervin„ ding, dat de Engelfchen ons meer betaalden „ voor onze Americaanfche producten van aller- ley foort, dan wy in vredens-tyd, ergens elders ,, kunnen krygen: en dac hunne betaling beter ,, was, terwyl zy in der daad ons fomcyds voor„ uit becaalden, eer nog de goederen in Engeland 3, aankwamen. En deze edelmoedige Correspon,, dencen, deze goedgunscige Weldoenders, waren dat zelfde volk, 't welk onze tegenwoordige 3, Regeerders ons affchilderden, als de fchelm, achtigfte, de crouwloofte, de oneerlyklte han- deldry vers van den geheelen Aardbodem. O dat „ wy noit erger becaals beeren, noch oneerlyker 3, handelaars mogen aantreffen, dan zy voor ons „ geweesc zyn! ,, Doch boven al, onze LASTEN! — JaI, ,, wel nu! onze Lasten. De Engelfche wecgees, ving lag ons eene ondraaglyke fchreeuwende ,, lasc op van 3 ft. per # Thee, en i ft. op elk Nieuws-papier. Die was buicen twyffel een volftrekt  C 5*7 ) ftrekt ondraagtyk bezwaar! en reden genoeg om ons aan 't muiten te doen liaan onder zulk een drukkend juk! Doch nu —wat betalen wynu? £ of, liever, wat betalen wy niet! Helaas, daar is „ nauwlyks iets, het zy levende of dode eigendom, „ het zy aard- of water produéten, of de voorc„ brengfels van onzen arbeid of industrie, 'tgeen „ bevryd is van de klauwen van die alverteerende „ fpringhanen. Alles belasten zy ; en nog zeggen „ zy, dat het niet genoeg is, en dat er nog meer „ lasten moeten gedragen worden. Kortom, America is beleend voor tyden zonder getal, met „ Millioenen op Millioenen, om te verkrygen, wat? Inderdaad niets anders, dan dat een deel „ gemeen volk in gezag zou mogen klimmen, om „ luiden van beter afkomst dan zy zeiven te inful„ teeren, en Vorften en Vorstinnen te worden van 3, dit weleer vry en.gezegend Land!" „ Veel meer ware hier nog by te doen geweest, Mynheer, tot hetzelfde einde; en veele van de hier aangeroerde Hukken hadden zeer kunnen uitgebreid worden. Doch, ik houde my verzekerd dat dit (taaltje genoeg zyn zal om myne grote Helling te bewyzen en op te helderen, namentlyk , dat de Americanen, even als de andere Mogenheden, tegen hun eige belang aanwerken inden tegenwoordigen twisr. Zy jagen naar hun eige verderf, terwyl zy den ondergang van Engeland zoe. Vv 4 ken  (^8) ken te bevorderen; zoo dat, als hunne pogingen gelukken, zy verliezen en de Engelfchen winnen zullen. Eene wonderlyke gedaantewisfeling zeker waarin alles omgekeerd is! Er zyn oncwyffelbaar Antipoden in de natuurlyke wereld; maar Antipoden in het zedelyke, in het politieke, in het commercieele, dat is een nieuw verfchynfel 't geen bewaard was voor de Staatsmannen en Staatkundigen van onzen tyd! Wat belangt de waarheid van defatta, die aangevoerd zyn in de bovenfhande toekomende Americaans patriotiche aanfpraak (in zoo verre als de gunsten door Engeland aan de Colonien bewezen betreft) zy zyn volllrekt onloogchenbaar en kuinen in geen twyïTel getrokken worden. De kleine trekken van welfpreekendheid zyn van geen belang, gy kunt die aanneemen of ver-, werpen, naar 5t u goeddunkt. Een ding echter, Mynheer, zulc gy my, denk ik, toeftemmen, te, weeten dat niets gemeener is, dan dac menfehen, \vanneer eenig geliefkoosd ontwerp verkeerd uicvalt, onderling de een den ander befchuldigen en den blaam ergens op zoeken ce fchuiven om hem van zich zeiven af ce wenden. In dit geval zullen de Americanen zi©h bevinden. Zy zullen zich celeurgeiteld zien, en dienweegens zeer misnoegd en algemeen te onvrede zyn. Zoo dat, wanneer zy niet meer verbonden 3yn mee Engeland, zy malkanderen verwyten zuilen.  ( 5*9 ) len van de oorzaken te zyn van hun onderling on« geluk. Kortom zy zullen de fpreuk van Hora* Tius bevestigen, Vtrtutem incelumem odhtius "Sublatam ex oculis qutzrimus invidi. Wat belangt de aanltaande grootheid van America, dat hetzelve een opkomend Ryk of Staat zyn zou, onder één Hoofd , het zy in deformvan eene Republiek of van eene Monarchie, dit is een van de ydelfte en dwaaste denkbeelden, die oitin de verbeelding van eenig Roman-fchryver zyn opgekomen. Daar is niets noch in den aart van het volk, noch in de geleegenheid van het Land, noch in de gefchiktheid van. deszelfs onderfcheide Lucht* ftreeken, 'c geen zulk eene vooronderitelling in bet., minfte begunstigt. In tegendeel alle prognostica- j tien, die gemaakt kunnen worden, uitaanmerking zoo van hunne onderlinge antipathien, als van hunne tegenilrydige belangens, en onderfcheide regeerinsvormen, neigingen en gewoontens, tonen duidelyk, dat de Americanen geen middelpunt van. vereeniging onder zich zullen hebben, noch eenig gemeen belang 't geen zy zouden kunnen bejagen, zoo rasch als zy eens volkomen aan de regeering van Engeland zich onttrokken hebben Daarenboven als men de doorfnydingen en verdeelingen van hun Land door grote Zee-boezems en breede Rivieren, Meeren en ryen van Bergen, envoorVv 5 al  C 530 > al als men die onmeetbare binnenlandfehe ftree, ken, voorby de achtertte Colonien , die nog geheel niec bezochc zyn gevvcesc, mede hierby celc, zoo geeft die alles de grootite trap van waarfchynlykheid , dac de Americanen nou in een zaamge. drongen Ryk kunnen vereenigd blyven, onder welke regeeringsvorm hec ookzynmochte. Hec noodloc, dac hen befeboren is, fchynt ce zyn, eenwdedd volk, coc hec einde der euwen. En de eenige waarfchynlyke vooronderftelling, die voor'c tegenwoordige omcrenc hen kan gemaakc worden, is, wyl zy zoo ongemeen jaloersch zyn in hunnen aart, co zoo achterdochtig, zoo mistrouwend de een van den anderen , dat zy verdeeld en onderdeeid zullen zyn en blyven, en meer en meer worden , in kleine Republiekjens of Vorstendommen, ingevolge van de bovengemelde nacuurlyke verdeelingen en beperkingen van hunne Landttreek; en dac elk van hen over 'c geheel meer zich bemoejen zal met het vervorderen van hunne inwendige disputenen krakeelen, dan te verlangen om zich in buitenlandfche oorlogen ce fteeken of afgeleegene vcroveringen te onderneemen. Daarvoor zullen zy noch tyd, noch lusc, noch bekwaamheid hebben" en;. Hïc  C 531 ) Het volgende ftuk , waarvan wy eene letterlyke overzetting zullen geeven, is van zoo veel gewigt, dat wy niet nodig achten eenige andere reflexien op hetzelve temaken, als alleen, dat het geene geringe voldoening voor den fchryver van de Confideratien op de Memorie van Adams zyn moet, van de meeftezyner ideen zoo volkomen bevestigd te zien door een der kundigfte Americanen niet alleen , maar zelfs door een Gezant van het Congres in eene vertrouwde en openhartige briefwisfeling, die hy zekerlyk niet voorzag dat op zulk.eene wy-; se aan het licht zou komen. Brief van Silas Deane Refident te Parys, aan Jeremiah IVadsworth te Hartford in Connecticut; gevonden in eene Maal van Americaanfche Brieven door de Engelfchen onderfchept, en uitgegeeven in Rivington's Royal Gazette gedrukt te Nieuw York q&. 31. 1781. Parys 13 Juny 17 81. Mynheer I De benoeming van een Ambesfadeur in Rusland beeft my aanleiding gegeeven om bedaard te overwegen het denkbeeld, waarin het Congres is, van deszelfs aangelegenheid in de commercieele en politieke wereld. Zy fcbynen zich te verbeelden, dat alle natiën van Europa, uitgezonderd alleen Engeland, belang heeft dat wy onaf banglyk worden. En offchoon hen het tcgengejlelde gezegd is door alle Megenbeden , by welke zy zich vervoegd hebben, behalven Vrankryk alleen, zoo blyft echter deze vlcjen-  (53* ) vhjende doch bedriegelyke waan voortduren, en èicnvoU gens beeft men ook kunnen goedvinden om een Extrao^ditiaire Minister naar Rusland te zenden. De waarbetd van de zaak is ondertusfehen, dat niet ééne eenige Mogendbeid in Europa, bekalven Vrankryk alleen, wezemiyk belang heeft in. onze Onaf hangelykheld. en het belang van het groet/Ie gedeelte van dezelve is recbtflreeks tegengefield. Den Keizer en den IC. van Pruisfen, als geene handeldryvende Migenbeden zynde, meet de zaak vry onverfcbillig zyn. Het belang'van Plolland en alle de Noordfche Mogendheden is natuurlyker wyze tegen ons; hunne producten en de onze zyn dezelfden in allen opzichte-, uitgezonderd enkel Indigo en Ryst. Rusland bouwt Tabak voor hare eige verteering en voert reeds zeer veel daarvan uit onder hare naburen. De twee grote bronnen van den rykdom der Hollanders zyn hunne Visfcheryen tn Cabonee, J„ beiden moet America welhaast hunne me. dedingfler worden. De Nieuw-Engelanders hebben reedt voor den oorlog begonnen in dezehen hen na te volgen. Slaan wy onze ogen zuidwaarts, daar is Portugal zynbefuian als een en af hang.'yk Knningryk verfchuldigdaan Engeland. Raakte Engeland eens er'onder, 100 dat het zich de wet van Vrankryk en Spanjen moest laten ftellen, zoo zou Portugal terftond weder aan bet laatstgenoemde Ryk vervallen moeten. Eindelyk de rykdom van Spanjen is ge. leegen is deszelfs bezittingen in dc tjVesi Indien en op bet Vaste land van America; en gevolgelyk hoe kan Spanjen verlangen om een onnfbanglyk Ryk van Vereenigde Staten gevestigd te zien in de nabuurfebap van alle zyne febatten? Het is ten uitet Hen abfurd te voeronderftellen dat dat Hof blind zou kunnen zyn voor de gevolgen, die uit zulk een evenement wel rascb zouden moeien on:ftaan. Zoo lang als wy afbanglyk blyven van Gr. Brittamae ; , kan Spanjen niets van ons te vretzen hebben a's bet in vriendJcbap is met Engeland; en de verbint enisfen en alliantie» van Spanjen in Europa, zullen dat Ho' altyd beletten om moedwillig met Spanjen te breeken; tctwjl in tegendeel Noord- America, eens bevryd van alle banden , ten allen tyde vry zal zyn om wet Spanjen te hreenen, zonder dat. daardoor de vrede van Europa heboe ce gebroken te. worden, en zonder d/it eenige Europcïfcbc Mogenbeden nodig hebben in den twist te dotten. Het familie verbond tusfchen de Hoven van Vrankryk en Spanjen cn wraakzucht over voormalige verliezen hebben ip.mjen i, den oorlog doen deel nemen; doch bet is klaar, dat bet Hof van Spanjen, om geene beweegreden ttir wereld, van d:zen oorlog eene gemeene zaak met ons zul maken, EnAme- ri-  ( 533 ) rica buiten de questie zynde, is Gr. Brittdinien verre dé meester niet tegenjlaande de. vereeniging van Vrankryk en Spanjen. Dit begrypen Vrankryk en Spanjen zeer wel, en daarom geeven zv ons goede woorden en bitzen onsaan, dat Engeland ren onze koste zicb moge verzwakken. 'Tii waar Vrankryk beeft zich openlyk gedeclareerd', maar de hulp, die men ons van tyd tot iyd gegeeven beeft, is zoo bercckcnd geweest, dat zy met gediend beeft om de Brit' fche macht uit America te verdryven, maar enkel om ons te weerhouden van tiaar eenig vergelyk te luisteren , en zoo hunnen vyand door om bezig te houden. Spanjen heeft ons een onder ftand van geld gegeeven, die niet noemenswaardig- is, en dat wel zoo bedekt, dat het eer naar een fleekpenning dan naar onderftandgeleek. De andei e Zuidelyke Mogenhtden hebben geen belang in 't geheel in ome afban glykbeid of onafbanglykheid : beide moet beu even onver chillig zyn ; en ah zy er zich aan wilden Uiten geleegen leggen, zou 't voor ons van geen het minfte behang zyn Doch, zult gy mogelyk zeggen, ingevolge myne algemeene beginfelen , zou Vrankryk, die ook aanzienlyke bezittingen in de West-Indien beeft, even bevreesd moeten zyn voor de gevolgen van onze onafbanglykheid ! In 't geheel niet. Terwyl de Frar.fhe bezittingen beftaan in Eilanden, zoo hebben zy niets te vreezen van de onnfbmglyke fouvereiniteit der Vereenigde Stalen. Vrankryk zat ten allen tyde eene genoegzame vloot hebben om dezelve te befcbermen ; en wy kunnen noit iets met hen te doen hebben anders als in eene handeldryvende betrekking: maar met opzicht tot Spanjen is onze gefieldbeid gansch anders- Niets ah eene rivier fcheidt ons van dezen af, de tegenftrydigheid van onze geneigdheden, zeden en gewoontens,, is zoo groot, dat wy by geene mogelykbeid lang achter een met hen in vrede zouden kunnen leevcn, zoo rascb wy aan ons zeiven gelaten zyn. Het Congres heeft aan Spanjen aangeboden em de twee Floridas aan die kroon af te fta/tn , zoo dezelve zicb declareeren en opentlyk bandelen wilde. Men moet bekennen dat het geene grote daad van genereusheid is om iets aantebieden het geene men niet bezit; doch vooronder field, Spanjen nam het aan en bemachtigde de Floridas, dan zouden -wy daardoor enkel nadere buren worden en zoo teel te eerder verfchil krygen. Met al dat is of fchynt Spanjen nog niet te vrede met dit aanbod; het vordert, dat de Louifiana nog daarby in de fcbaal gelegd worde om onze onafbanglykheid te garandeeren. IVaarfchynlyk zou het Congres ook dit niet weigeren, ah zy zagen dat zy hunfie onafbanglykheid op geen minder voorwaarden konden be  ( 534 ) bevestigd krygen. Doch geen verftandlg mensen, en die eenige kundigheid van deze zaken heeft, zal geloven dai Spanjen het ernstig meent met dezen eisch, of dat dat Hof iets anders daarhy in 't oog heeft als om enkel tyd tc •winnen. Spanjen kan niet onkundig zyn, dat van den dag af dat wyin het vreedzaam bezit van een onafhanglykc fou vereiniteit zouden komen. hetzelve bet verlies van alle de zuidelyke Provintien, als eene allerzekerfte gebeurtenis zou moeten vooruitzien, en eene gebeurtenis die zelfs zeer na op handen zyn zoude. En bet moet begrypen, dat. of' fchoon zy Loui/iana mochten erlangen, echter de illegany of IVestelyke liergen een even onvoldoende Barrière zyn zouden als de rivier Mififippi. _ Over 't geheel moet ik u zeggen, dat men tegenwoordig hier gansch anders fpreck- over onze onaf banglykheid als drie jaren gcleedeu. Men befchouwt aezelve geenzins op die wys, zoo als het Congres er van fpreekt, wanneer zy zeggen, dat die onafbanglykheid zoo zeker is als het noodlot, dat is (zoo die fpreekwys eenige beteeke-isbehben zaï)zoo zeker als die euwige natuurwetten die de Almacht zelve niet kan veranderen. In tegendeel wordt dezelve by alle verflandige Luiden hier niet alleen als zeer twyffclacbtig befcbottwd, maar men reeken, zelfs dat de waarfchynlykheid zeer tegen ons is En de gevolgen van de onaf bangHykheid van America worden insgelyks geheel anders bereekend ah van te voren in Vrankryk gefcbiedde De ondervinding heeft geleerd, dat onze gehechtheid aan deEtf gclfchc zeden cn gebruiken, en aan hunne manufacturen, zoo groot is, dat wy Engeland altoos de voorkeur zullen geeven , -wanneer wy eens onafhanglyk zullen zyn en vry om te handelen met wien wy willen. Elk Americaan, die in Vrankryk aankomt, brandt om naar Engeland over te fieeken; en de flrenge wetten die gy daartegen maakt ^togen hen beletten om oit weder naar America te rug t* keeren, immers zoo lang de oorlog duurt, maar zy ^zullen hen niet beletten om naar E'geland te gaan Dept»italiteiten van confiscatie van goederen enz bewyzen klaarder, dan eenige woorden doen kunnen, hoe groot eene predilectie de Americanen voor Engeland behouden. Vrankryk , offeboon in oorlog met Engeland laat zyne onderdanen de vryheid om opentlyk naar London te gaan, wanneer 't hen goeddunkt, onder hehoorlyke paspoorten; en er gaat geen week voorby, dat niet fommige inwoonders van Parys naar London overfleeken : en er worden tegenwoordig meer dan viermaal zoo veel-Engelfche goederen in deze flad gefleeten dan voor den oorlog. Het fatzoenlyk gedeelte van het volk, zoo aan 7 Hofals in de Stad, zyn  ( 535 ) gei, mn zoo te fpreeken, naar alles waf maar Engelsch is. Men beeft my gezegd, dat de Hr. Lttzern remonflratf tien gedaan heeft aan het Congres tegen het bande 'en van ons op Engeland, en bet kopen cf invoeren van deszelfs mit' nufafturen: en dat men ingevolge deze remnnflrantienwetten ten dien einde gemaakt heelt Ik kan dit nog niet ge' loven tVant. indien het waar was, zouden wy, vrywillig groter flaven geworden zyn van Vrankryk dan de eige onderdanen van dat Ryk Doch op welk een grond ook] xulke wetten mogen gemaakt zyn, ik durf voorfpellen, dat daaruit volftrekt niets goeds ontftaan kan, maar weibet tegen teel Men zal in korten tyd zien , welk een uit/lag de bezending van den Hr. Dana in Rusland hebben zal. Doch ik zou my zeer bedriegen , indien by in V minften reusf'-erde. Ik weetgeene Mogenheidin ganscb Europa, uitgezonderd Portugal, alleen dieyiatuuriyker en noodzakelyker verbonden is en meer betaii" neemen moet in den voorfpoei van Engeland, dan Rusland. Ik hoor, dat gyl u zeer verheugd hebt op het hoi cn van de oorlngs-declaratie van Engeland tegen de Hollanden Ik heb dat ook wel verwacht . offcboon , alles ivel bezien zynde , er geen de minfte grond van aanmoediging voor ons fieekt in dat evene* ment maar wel het tegendeel. Het is nu meer dan vier maanden , dat Engeland bare vyandlykbeden begonnen heeft, en nog neemen de Hollanders geene reprefaillen , ook zyn zy niet in ftaat nog tegenwoordig om eenige reprefaillen te neemen. Byna de helft van de Republiek is aller lier kst tegen een oorlog met Engeland, uit welke beweegredenen het ook zyn moge. Het oogmerk van Et geland met de oor logs declaratie was om Holland uit te fluiten uit de gcwipende Neutraliteit, en zoo op eens eene conlcederatie te verbreeken, die op zyn best genomen noit van cenigen duur zyn kon, als meede om Vrankryk en Spanjen te ontzetten van hunnen toevoer van febeeps-behoef tens, die de Hollanders hen leeverden, en de Franfche Eilanden van de provifien die zy door den zelfden weg kreegen. Dit oogmerk beeft men bereikt. Rusland biedt hart mediatie aar., doch weigert party te trekken voor Holland. Deenmarken heeft dadelyk federt lang reeds de eotifeederatie verlaten, en die Gewapende Neutraliteit, waar ik noit eenige gedachten van gehad heb, komt uit op —~ niets. Voor de aankomst van den Hr. Laurens Junr. heeft Vrankryk 6,000,000 livres aan Dr. Franklin gegeeven voor het lopend jaar. Sedert heeft het er nog vier by gedaan, en, zoo men zegt, beloofd borg voor ons te zyn voor 10,000,000 livres in Holland, zoo die daar konden genegtciserd worden tegen \pr,Ct, Gevolgelyk stil menu fpreeken  C530 ken van 00,000,000 en veelltgt zult gy die fom ook ts'el ontvangen: maar wat zal dat meer maken ah betrekken van den oorlog voor nog één jaar ? Zonder eene vloot i die machtiger zy dan de Engelfche. kan niets met eenige vrucht gedaan worden tot het eindigen van den oorlog. Ik wcmchte dat ik u een gunstiger verflag kon doen van den ftaat der zaken zoo ah die hier zyn , en zoodanig als gy gaarne ontvangen en geloven zoudt; maar ik kan het niet doen, zonder de waarheid te verkorten. En hoezeer gy ook buiten twyffcl verkeerd onderricht zyt wet betrekking tot de gedaante der zaken in Europa, door luiden die of niets daarvan weeten, of die voorgenomen hebben, ■enkelalles te fchryven wat zy weeten dat gy gaarne gelooft, zoo kan dit my tog niet ontfcbuldigen van op dezelve wyze te handelen Kortom, myn vriend , niets anders als een goede vtede kan ons Land van verderf en flaverny hevryden; en wat gy ook moogt denken van AVterica, ik ben overtuigd dat de voorwaarden, die Gr. Brittannien heeft aangeboden, voet genoeg geeven om eene onderhandeling op te beginnen, en niet hebooren verworpen te worden. Dit zal voor 't tegenwoordige, mogelyk nog geen zeer populaire leer zyn . doch f avond of morgen zal zy 't worden Ik voor my, heb u openhartig myne gedachte» gezegd, en fchoon gy van my in gevoelen mtogt verfchillen, vertrouw ik lat gy daarom myne beweegredenen niet zult veroordi elen. die my aldus doen fpreeken. Myne groetenis aan alle vrienden, en weest verzeekerd dat ik met respcét cn vriendfchap biyve enz SlLAS DEANË. 1" Aan Jeremiah JVadswortb te Hartford in Connecticut. E R R A T A. BI. 419. i. 4. disfertos~] l. difertos 446. in de 16 reg. van het vaers, niets bedoelde dan] l niets in 't oog had als 4^2. uit. eens] /. eerst 460. r. 16. 17. Molino] / Molins 468. r. 20. met zyn neus altyd] /. met zyn neus 4ö9. 33« 34' daar legt aari den eenen kant die] / daar legt die 474. r. 14. fchandaleufe] /. fcandaleufe    DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRIOT; No XXIV. '. „ . o' .......... ne postera credant Secula! nos Certe taceamus & obruta longd Motie premi pdtriiè patiamur crimina gentis. S'tatiü s. Den volgenden brief hebben wy reeds vooreen geruimen tyd ontvangen , doch zyn door verfcheide redenen tot nog toe belet hem te plaatien. Hy becreft voornamentlyk het infaam gefchrift Aan 't volk van Nederland} een ftuk, dat, als wy de fchande onzer Natie wilden bedekken „ lang reeds had moeten vergeeten zyn, en datwy, zelfs niet om die party, uit welker fchoot het gekomen is, in haar waar dagligt te ftellen, meei Vermelden zouden, wierden wy niet van tyd tot tyd , door de godvergeetendfte discourfen, die wy over hetzelve horen, daaraan herinnerd9 em Wisten wy niet, dat de nadruk, die een Boekver-  C 538 ) koper, die thans1 in Vrankryk zich ophoudt (*) daarvan gemaakt heeft, onaangezien het Piacaat van Hun Ed. Gr. Mog federt eenigen tyd in die Stad van Holland, waar al het vergif geftookt wordt, almede vry onbewimpelt worde verkocht. „ Mynheer de O. N. Patriot. „ Naa in uw VIII* Nummer verfcheiden juiste en gewigtige aanmerkingen gemaakt te hebben, nopens de uitwerking van lasterlyke en oproerige gefchrifien, en de verregaande verdorvenheid van het hart waar uit zy ontdaan, zo voorfpelde gy te gelyk de verfebyning van een van de infaamde en godloosde voortbrengzelen van dit foort, het welk ooit tot fchande van dit of eenig ander Land het licht gezien heeft, ik meen het gefchrift Aan het volk van Nederland. De uitkomst heeft volkomen beantwoord aan uwe voorfpelling. Een booze Geest van oproer, weêrfpannigheid en burgerlyke beroeringen over ons land heenen getrokken, en heeft zyn doodelyk vergif ver en wyd gedrooid, en het ergde wat hy achtergelaten heeft, is bet gemelde helsch voortbrengzel. In hetzelve wordt de O Anderen zeggen dat hy te Antwerpen Romfihe Sermoe„e>! drukt; ik heb te Antwerpen een braavenPater gekend, die,eerlyk genoeg zyn zou, als hy wist, waarom hy gevlucht was, om hem dat ter penitentie op te leggto*  C 539 ) de Natie aangezet om allen eerbied voor de wettige Overheid af re fchudden, om die gezegend land te ftellen tot een tooneel van wanorde , van roofzucht en van moord, en om den losfen teugel te vieren aan het onwettigst geweld. In hetzelve worden naamen, die tot hier toe, niet in dit land alleen maar by alle vreemde Natiën geëerbiedigd en bewonderd zyn, Zwart gemaakt en onder den voet getreden: de wysfte en beste daaden onzer Voorouders worden in het haatelykst en sffchuwlykst daglicht gefteld ; en terwyl aan den eenen kant het geheele lichaam van onze Burgerlyke Beftierders, byzonder die welken de aanzienlykfte posten bekleeden, gelasterd en doorgeftrekert wordt , zo worden alleen eenige weinige lieden uitgezonderd, als de waerdige voorwerpen van de bewondering en het vertrouwen der natie. In welk eene verlegenheid moeten zich deeze laatstgenoemden niet bevinden, van hunne naamen dus ontè'erd te zien door de toejuiching van Zulk eenen fchelm , en overgefteld tegen alle anderen die eenig deel aan de publieke regeering hebben! Welke krachtdaadige maatregelen behoosen zy niet te nemen, om hunnen afkeer aan den dag te leggen van de beginzelen, die in dat Gefchrift hêerfchenj en van den lof die hen daar by wordt gegeven (*> Zulk (*) De fchryver van deezefi Brief fchynt niet gelet te hebben , dat wy in ons blaadjen deeze aanmerking reedg X x » S«-  C 540 ) Zulk een afkeer moec zekeclyk een yder bezielen, die de geringde deugd en menschliefde bezie, en het geringde denkbeeld heefc vajrj de waardy van goede orde en regeering. En des nieccemin is de krachc der verblinding en partyzuchezoo groot, dat dit affchuwelyk Gefchrift niec zoo al. gemeen verfoeid is als hec verdiende. Eene gelykvormigheid van fommige van deszelfs beginzels met die van eene zekere faflie onder ons, en de kwaadaartigheid die in hetzelve heerschc cegen dezulken die de voorwerpen Zyn van den haac van diezelfde party, heefc die Gefchrift by verfcheiden doen oncvangen mee eene foorc van coegenegenheid en zelfs mee cekenen van goedkeuring, ona'angez;en de duidelykegefchikcheidervanomhenzelven ce betrekken in hec algemeen verderf. Doch deeze menfehen vleiden zich met den ydelen waan, dac ingevaliehctverderffelyk werktuig deszelfs bedoelde oogwit mo»t bereiken, alsdan de hoofden van hunne factie alles meester, zyn zouden enin alles de wet zouden kunnen ftellen. Anderen wederom die de toekomende gevolgen juister inzagen, in plaats van dien gemaakt en die Heeren by name hebben aangezec om dat geene te doen, wat zy van.zich zeiven hadden behoren te doen. Zie N. XIII. bl. 259. en No. XVI. bl. 349. Doch 't is waar, wy hebben vernomen, dat men onder anderen op dezen grond ons van «preerigbiid befchuldigd heeft.] O. N. P.  C 541 ) dien jammeilyken trap van losbandigheid te beklaagen, die aanleiding gegeven hadt tot de on. demeeming van dit verfoeilyk ftuk, verfpreiden met eene kwaadaartigheid niet ongelyk aan die welke in het ftuk zelve heerscht, het affchuwlyk en onzinnig vermoeden, als of het uit den boezem van de tegen övergeftelde party zelve afkomstig zou geweest zyn; en wel met oogmerk om den aan. dacht van het Publiek af te trekken van een voorwerp, 'c geen te dier tyd de gemoederen het meest bezighield, even als de Walvisch vangers, om het woedende dier, dac op hen afkomt om zich te wreeken, een ton voor hetzelve ukfmycen omzynen moed op ce koelen. Zoo razend onrechtmaatig is de blinde partyzucht, als zy eens worte. len in de gemoederen heefc gefchocen, dat zy eerder haar toevlucht zal nemen tot de dolfte vooronderftellingen en gevolgcrekkingen, en alle denkbeelden van rechcmaacigheid en waarheid aan eene zyde ftellen, dan berouw ce hebben en zichcebekeeren. Partyzucht is in hec politieke, wat Ongeloof, Twyffelary en in fommige opzichcen ook Geestdryvery en Geveinsdheid is mee relatie tot den Godsdienst. Aan den eenen kanc koppig ea eigenzinnig coc de dwaasheid 10e , en onrechcmaatig zelfs coc brutaliteic, cegen alles wac flrydig is mee haare begunstigde begrippen; en aan den anderen kanc kinderachtig ligtgeloovig en belachalyk coegevend jegens allen en ten yder die haar Xx 3 ee-  C 54» ) eenigzins fchynen voordeelig te zyn, en zoo, volkomen gelyk aan hen van wie gezegd wordt datzy de mugge uitzygen (d. i. door-zeeven, uit vrees van daar aan te flikken) terwyl zy den kameel S0fMeti is hun rtfórtfo én parool alcoos vryheid boven al! Libertas- optima rerum! Byzonder is die wo " A beftuiven in den mond van den Politique Hollandois, in wiens Vaderland hec zelden anders uitgefproken worde nis in verband mee Lettre de cachet, Bicetre, Bastiilè, Galere &c. en dienvolgens is hec ook geen wonder, nu hy eens zyn voec op onzen bodem gezec en onzeluchcin. geademd heefc, dac hy die woord reches en links te pas brengc, en over en weder over tocwalgens toe uMpreekc en herhaalc, enkel om zich ce vermaaken mee den klank, zonder iets van deszelfs waare becekenis ce begrypen ; even als een hond • die naa langen tyd in zyn hok opgefloten geweesc te zyn, voor eene korce poos los gelaten wordt, Zz 4 en  ( 5<58 ) en dan voor uit en ageer uit loopt, en heen en weder fpringc, en fpiebek en overal aan ruikt eh zyne ooren fchudc, en zich rolt in het zand, en zich aan alies fchuurt, en alles bemorst, niét wetende hoe hy zyne voorbygaande vryheid gebruiken zal. Ik zegge voorbygaande vryheid; want hy moet weder naar zyn hok of aan de ketting, even als deeze groote patroon van vryheid ook wel ras aan den band za! gelegd worden , zoo haast als de herlrelhng der publieke rust en vrede te gelyk ook de goede orde en handhaving der wetten zal terugbrengen. Doch, om van deezen uitflap te rug te keeren, niet tegengaande de party, waar van ikhierfpreeke, niet anders als vryheid in den mond heeft, zoo dikwyls als het met hunne oogmerken overeenkomt, zoo ziet men tevens, dat hunne eigen opinien en handelwyze niet zoo haast worden onderzocht en wederlegd, of zy keeren het blaadje om, en dan wordt die onvergeeffelyke licentie, die op alle wyze behoord geweerd te worden. Zoo haast wordt het gedrag van deezen of geenen .van hunne voorname aanvoerders en idolen voor , welken zy knielen en die zy wierooken, niet ontleed en. in deszelfs waare daglicht gefield ,*iof deeze Demagogen worden by hen de Souvereinen, de Hooge Machten des lands, en hunne maatregelen en maximes, te betwisten ofte wederleggen, al gefchiedde het ook op de befcheidenüe wyze, nó ■ al  C 5*9 ) al diende het enkel om de tegengeftelde maatregelen van de wezenlyke fouvereine en hooge vergaderingen te handhaven en te verdedigen, is hoog verraad, oproer en openlyke rebellie, die met vuur en zwaard moest geftrafd worden, en zoo veel aanhangelingen als er zyn van de party, zoo veele beulen bieden zich gewillig aan om de ftraffen uit te voeren. Ja wat meer is, niet alleen dezulken die hun fistema of daaden openlyk wederleggenen ten toon ftellen, maar zelfs ai wie maar in het heimelyk van dezelven verfchillen of enkel verdacht, worden gehouden van van hen te verfchillen , zyn verraders en vyanden van hec vaderland, die niet hevig genoeg kunnen vervolgd, en voor welken geene ftraffen zwaar genoeg kunnen uitgedacht worden, ja men ontziet zich niet om hen boven de tydelyke, nog eeuwige en helfcheflraffen coe ce bidden *) Als men by dicalies, by deezen hunnen yver voor vryheid en by hunne fchoone betrachting daar van, dan nog hunne gehechcheid aan Vrankryk by voege, welks zuchc voor vryheid een overvloede bekend is, dan is hec zeker moeilyk te bepaalen waar men zich meer over moec verwonderen, over de onbegrypelyke onbefchaamdheid van die volk by zulk eene onbegaanbaarheid, dan wel over de nog onbegrypely- ker (*) Zie Tweede Brief van Candidus over hec PoÏ'Itiek Vertoog, bl. 31,  C 57° ) ker domheid van die geenen die zich door hen laten misleiden. Nog een voorbeeld. Hec is zederc eenigen cyd de gewoonce by hen geworden, om den tegenwoordigen toeftand van deeze Republiek in het beklaagtyklle lichc ce Hellen: om hec verlies van onzen handel en van onze Colonien, den bedroefden ftaac van onze Zeemacht, en de moeilykheid om «het een en ander te hericelien, mee de akeliglle kleuren af ce fchilderen, en aan den anderen kanc de machc en de; resfources van onzen cegenwoordigen vyand uic ce meten, benevens de gevaaren, die ons van andere kanten boven het hoofd hangen en ons fchynen te dreigen. Maar iaat men die nu eens vergelyken mee hun algemeen en eenpaarig geroep nog geen jaar geleden, toen zy affefiteerden van onzen vyand ce verachten en zyne oorlogs verklaaring uic ce kryten als den onbezonnenften dolden ftap, waar over hy zoo rerftond b.ee grootfte berouw zou hebben; coen zy ftaande hielden dac wy ten minften volftrekt veilig waren aan alle kanten behalven ter zee, en gevolgelyk dat het voorftel van Z. H. tot vermeerdering van de Landtroepen te gelyk met de Zeemacht (waar van de uitkomst nu de wysheid en voorzichtigheid toont) geheel noodeloos en ontydig was; toen zy onze verliezen affchilderden als onbeduidend en zeer ligt te herftellen; om van hun uicdrukkelyk verlangen  ( 57» ) gen en fchrecuwen om deezen Oorlog niet te fpr«ken: Iaat men dit alles eens vergelyken met de taal die zy tegenwoordig voeren, kan er dan welgroo». ter en onbefchaamder onbegaanbaarheid worden uitgedacht? En is er wel by mogelykheid iets belachelykerte verzinnen, dan dat eene ganfche troep volks een weêrhaan aanziet en neemr voor eenen weg-wyzer, en den weg inflaat waar by naar coewyst, en een uur daar aan, als hy gedraaid is, weder te rug keert naar de ftreek waar zy vandaan gekomen zyn, en dan nog op dien weg - wyzec blyft vertrouwen en hem blyft volgen, waar heenen hy ook ftieren moge! Doch de ongerymdheid en verderffelyke ftrekking van het gedrag van deeze leidslieden is nog treffender, als men op het einde let hetwelk zy tegenwoordig bedoelen, door de bekentenis die zy doen van onzen ongeredderden toeftand, en het allarm hetwelk zy (mogelyk niet ten onrechte) verfpreiden omtrent de nieuwe gevaaren die ons van andere kanten di eigen , door den inbreuk ,die zy te kennen geven dac veelligc op ons grond gebied zou kunnen gemaakc worden, en menigvuldige andere voordeden die fornmige Mogendheden zich zouden kunnen voordellen om uic onze cegen. woordige hulpelooze gelteldheid te trekken. De natuurlyke gevolgtrekking , die elk mensch van een gezond oordeel uit die bekentenisfen en uic die vrees  ( 572 ) vrees manken zou, is, dat een vrede met Engeland de wenschlykfte gebeurenis voor ons zyn moet,,en wyl onze twist met dat Ryk de oorzaak is geweest van onze tegenwoordige onheilen, zoo wel als van de geenen die orjs nog te duchten ftaan, dat wy in eene verzoening en vereeniging met hetzelve wederom onze hérftelling van die onheilen en gevaaren zowden vinden. Doch in 't geheel niet, zeggen deze diepzinnige ftaatsraaden, de breuk met Engeland moet meer en meer verwyderd worden; men moet de vrede zoo verre als mogelyk verfchuU ven; en wy moeten ons zei ven onbepaald en zonder beding enkel maar in de armen van Vrankryk werpen, en met dac Ryk en America eene aanvallende en verweerende verbintenis maaken, en ons lot zoo naauw met het hunne verbinden , dat het nooit weder van een kan gefcheiden worden en dat wy nimmer wederom iets mogen kunnen onderdaan of wagen tot ons eigen voordeel, zonder hunne toeftemming en bewilliging. Dan, dan zal Vrankryk eene machtige vloot coc onze hulp zenden , die hy coc hier coe op een zyner werven bedekc gehouden heefc, zonder daar van eenig gebruik voor zich zeiven ce maaken, en enkel bewaard voor het edelmoedig oogmerk om ons by ce ftaan, zoo ras als wy ons des waerdig zullen gemaakt hebben , door een onbepaald vertrouwen in hem ce ftellen en alle onze belangens aan zyne vrymacht en befllsfirig ce onderwerpen. Dan zal Noord-  ( 573 ) Noord-America een uitgelezen heirleger tot onzen byftand afzenden, 'c welk zy toe hier toe, enkel tot dit einde, in 't genyp verborgen heeft gehouden agter de Westelyke Bergen, verkiezende liever haare Franfche vrienden in te roepen tot haare eigen hulp, om in ftaat te zyn van ons teverrasfen met deeze weêrgalooze blyk van edelmoedigheid en aan de verwonderde waereld te toonen hoe veel meer zy ons belang behartigt dan haar eigen. Dan zullen die zoonen der vryheid ons, ondereen machtig convooi eene fchat van Rysc en Tabak overmaaken, die zy in weerwil van alle de verzoeking waar in hunne eigen dringende benodigheden hen bragten om zich daar van te ontdoen , in hunne Magazynen opgelegd en bewaard hebben om aan ons mede te deelen als een nieuwe hulp en blyk van dankbaarheid voor onze erkentenis van hunne onaf hankelykheid. Doch, om ernstig te fpreken, is het mogelyk dat een mensch van gezond verftand zich verbeelden kan, dac wy eenig voordeel zouden kunnen trékken, uit de maatregelen die dit volk zoekt door te dringen. Is het te gelooven dat Vrankryk meer voor ons doen zou dan het reeds voor zich zeiven gedaan heeft, en dat het niet reeds alles wat in zyn vermogen was heeft ten koste gelegd om de Engelfchen ce benadeelen, of zoo er nog éénefpringveder onaangeroerd gelaten was, dat die om onzent  ( 574 *) zént wille en tot ons voordeel alleen' werkheilig zou gemaakt worden ? maar, zegt men, men zal met gemeen overleg maatregelen nemen om den gemeenen vyand afbreuk ce doen ! Doch wac zal dit gemeen overleg uitwerken? Zullen wy daar door één enkel ("chip, een enkel matroos meer krygen, dan wy buiten dat zouden hebben ? Neen: heceenig gevolg van deeze vereeniging zal zyn i) dac alle onze raadflagen onderworpen zullen zyn aan die van Vrankryk: en a) dac al hec voordeel daar van zal zyn de vergroocing van Vrankryk een onz. n kosten. En dus terwyl wy aan den eenen kant verlinken zyn zullen van de mogelykheid om vrede re maaken , zo zullen wy aan den anderen kant niets winnen, maar naar allen fchyn veel verliezen by het voortduuren van den Oorlog, In der daad zien wy dit alles ons niet als in een rafereel, in een fpiegel tot onze leering, afgefchilderd in her voorbeeld van dat Ryk 't geen met Vrankryk niet alleen door de naauwfte verbonden , maar door de banden van het bloed zeiven verknocht is, in hec voorbeeld van Spanjen? Het familie-contracï fleepre Spanjen in den laatften oorlog, coc zyn eigen groot nadeel en bezwaar, zoo verre dac de Franfche fchryvers niec weecen hoe zy de fchranderheid van hunne ftaats-miniscers eer dier tyd genoeg verheffen zullen, die door het fluiten van dac ConrrsÊt het Spaanfche Hof in een handel inwikkelden die even nadeelig voor hetzelve als voordes-  C 575 ) deelig voor Vrankryk was. Zoo zyn de Spanjaarden ook in den tegenwoordigèn oorlog ingetrokken zonder eenig voorüitzicht van eenig nationaal voordeel voor hen zeiven en met het waar! fchynlyk voorüitzicht van veel verlies; enondertusfchen trekken zy geen het minlle voordeel uit hunné i verbintenis met Vrankryk in het voeren van denzeli ven. Als hunne vlooten verëenigd zyn, is het en* , kei voor het uiterlyke dat zy verbonden fchynen, ; zy handelen niet volgens een gemeen plan, en elke : natie volgt haare eigen inzichten en belangen even als of zy geheel afgezonderd waren van malkandei ren; en als er eenige wezenlyke overëenftemming : onder hen plaats heeft, vindt dan de Franfche ! ftaatkunde niet altyd middelen om het belang vaq ' Spanjen ondergefchikt te maaken aan het zyne? De macht van Vrankryk, die reeds groot is op : haar zelve, groeic nog dag voor dag aan doorver: overingen, door verbinrenisfen , en door de lisrig1 fte Staatkunde De gelegenheid zoo wel als de uitgeftrektheid van dat Ryk maakt het allerön' zachelykst zoo ter zee als te land. De ooiiog: zuchtige en ongeduurige- aart der natie en haare 1 regeeringsvorm, die afhangt van den wil van een Alleenheerfcher of ten minllen van eenige weinige van zyne Raaden, bevorderen grootelyks deszelfs zucht tot het doen van veroveringen, en maaken het voorüitzicht van zyn jok ten uiterften akelig voor de  ( 576 > de nabuurige natiën. Gevolgelyk naar maate dat de' Koningen van Vrankryk altoos op veroveringen uic zyn geweest en de vermeerdering van hunne macht, met eenen onvermoeiden yver hebben zoeken te bevorderen , vooral zedert de tyden van den Cardinaal Richelieu, en in alle Hoven van Europa eene overmacht hebben zoeken te ve.rkrygenj zo hebben de beste (taalmannen in andere landen de bewegingen van dat Ryk geftadig met een oog van nay ver en wantrouwen gevolgd en altoos er op uit geweest, en zich ten voornaamlten doel gelteld,om alle mogelyke fcheidsmuuren en verdedigingen tegens die tnachc op ce werpen en te bevestigen. Toen deheerschzucht van Lodewyk XIV. zich naar niets minder dan eene algemeene alleenheerfching uititrekte, en de bekwaamheid zoo van zyne ihatsdienaars als van zyne Legerhoofden zyne oogmerken zoo merkelyk bevorderde, beefde gansch. Europa voör haare veiligheid, en zag op naar Gr. Brictanien als de eenige Mogendheid die in ftaac was om eene verbintenis aan te gaan en ce bellieren die toereikend was coc derzelver bewaaung. In d?cze verbincenis hadden wy een voornaam deel oncworpen doov Willem lil. en beftierd door Marlborough. en Eugenius wreekre zy ons van den inval der Franfchen in die Land in 16^2. dwong die kroon om haare uitzichten in te krimpen, en berirelde dè rust en veiligheid van Europa. Onze wyze voorvaderen befchouwden het als een groot voor-. deel  () deel, dat zy eene barrière tegens dienonrzachelyken en rusteloozen nabuur hadden verkreegen ten koste van ftroorhen bloeds en van fcnatten voor Welken wy nog niet ophouden te betaalen. Tot onze meerdere veiligheid wierdc er eene aanvallende en verweerende verbintenis gefloten met Gr. Brictahnien op den vasten grond van onderling belang; en dit Onderling belang wierdt zoo klaarblykelyk gehouden ter dier tyd, dat de verbintenis, dié daar öp gegrond Was, voor onverbrekelyk wierdt aangezien.' Dezelfde beginzelen, dié tot dit fistema geleid hadden, hebben altoos federt dien tyd onze kundige eh welgezinde ftaatsmannen een waakend oog doen houden op de bewegingen van Vrankryk, en alle betrekkingen tot of mét dié kroon dóen befchouwen als hoogstgevaarlyk, hoe groot Ook een voorbygaand voordeel daar uit mogt fchynén te ontdaan; én in der daad met de grootfte rede. De inwendige middelen van herftel van dat Ryk Zyn zoo groot, dat zeer wéinig jaaren van vrede toereikend zyn om dé verliezen van den rampfpoedigften oorlog te herftellen, en de listige ftaatkunde van deszelfs Regeerders vervult ligtelyk alle ander gebrek. Gevolgelyk, naa zyne macht in eenige vreedzaame jaaren weder gerecruteérd, en dien zelfden tyd gebruikt te hebben tot het beleggen zyner ontwerpen, heeft Vrankryk altyd zyne voornemens van veroveringen weder hervat, en 11. Stuk. A a a ty.  ( 578 ) zyne vergrooting meest met een gelukkigen uitfiag op nieuws bevorderd. In het jaar 1742 zagen wy dat van 1672. weder herleven, en niet deeze of geene Colonie, maar het aanwezen zelfs van de Republiek, met een onmiddelyken ondergang gedreigd door de wapenen van Vrankryk 'T is waar, dat de laatfte Oorlog, de rampfpoedigfte die Vrankryk mogelyk ooit gevoerd heeft, dit Ryk zoo laag fcheen gebragt te hebben, dat Europa van hetzelve niets meer te vreezen hadt, en dat de balans geheel naap de zyde van Engeland fcheen over té flaan; doch de uitkomst is by deeze gelegenheid wederom dezelfde geweest als te vooren. Eene festienjaarige vrede is genoeg geweest voor Vrankryk om zich te herftellen. Ter zee verwonnen geweest zynde, heeft het al zynen aandacht gevestigd op het herftellen van zyne zeemacht, en met zulk een gevolg, dat dezelve uit den wanhoopig» Jlen toeftand tot deszelfs tegenwoordige ontzachelyke hoogte gerezen is. In den grootften tegenfpoed van haare wapenen vond die kroon het middel om de ganfche macht van Spanjen in de fchaal te werpen, en verbondc de twee Ryken, zooniet onder één hoofd, ten minften onder ééne beftiering: eene.gebeurenis die Europa voormaals zulk eene vrees kade aangejaagd, en om welke te beletten de fuccesfie - oorlog was gevoerd geweest, die ons zoo veel bloeds gekost heeft. Door den , voor-  C 579 ) vcoifpoed der Britfche wapenen in den laatden oorlog gedwongen geweest zynde om eenen vernederenden vrede aan te nemen, lag zy zich toe om andere Mogendheden, dien nayver in te boezemen tegens de macht van haare mededingder, waar van zy zelve zoo lang het voorwerp geweesc was, en de nyd die bynacieo even alsby enkele menfehen verwekt wordt door alies wat eenigzins uicmunc, gevoegd by den triumph van den overwinnaar, die de overwinning by hem verwekc, deedt haaren toeleg gelukken. De Mogendheden van Europa begonnen te vreezen dat de overmacht te veel naar de zyde van Engeland mogt overhellen, en fchynen zedert een geruimen tyd hunnen nayver van Vrankryk op het laatstgenoemde Ryk te hebben overgebragt: hoe zeer het ook oogenfehynlyk is, zoo uit hoofde van deszelfs ligging als een Eiland als uit den aart van zyne Regeeringsvorm en' Godsdienst , dat er nooit eenige de minde vrees voor de overmacht van Engeland, zoo als voor die van Vrankryk zyn kan. Uit Noord-Amer'ica verjaagd, heeft Vrankryk daar weder voet gekregen, en zoo doo" het aanhitzen van de Colonien als door het aangaan van eene Alliantie met dezelven , diezelfde kinderen cegen het Moederland en wezenlyk tegens hun eigen belang opgezet,, voor welke befcherming tegans de macht van dac zelfde Vrankryk dit Moederland zoo veel bloed en A a z % toé  (58o ) zoo vèele fchatten verfpüd hadt (•). Door dezelfde listige (laatkunde heeft die kroon haare verbintenis met Gr. Brittannien verbroken , en daar door niet alleen dat Ryk belet om haar in den weg ce zyn in haare oogmerken, maar ook ons ingewikkeld in een oorlog met haare mededingder. Door de t'onderbrenging van een braaf en vry volk heeft zy haar grond-gebied in de Middelandfche zee vermeerderd; door veroveringen haare WestIndifche bezittingen vergroot; en door verbintenisfen, door huwelyken, en andere ftaatkundige raaat- (*) Ten uiterften opmerkelyk is het geen Gerifier in een zyner laatfte Nummers zegt (Tolit. Holl. fp. 39t>0 défaite £? la prife de Burgoine amenerent le Traité avec la France que Mr. Adams avoit feul fait, rédigé & ierit de fa mat» dans les Regtstres du Congrès DEUX uiNS AU ï AR.AV ANT, d peu prés tel qu'il fut ratifié. Terwyl hy dit buiten twyffe! van J Adams zeiven beeft, zoo kan men op de waarheid er van gerust aangaan, en deeze aanmerkelyke bekentenis aannemen. Maar dan herdenke men daar by eens aan alle die protestatien van vriendfchap, die het Hof van Vrankryk aan dat van London, zoo onophoudentlyk en zoo kort nog voor de bekentmaking van het gefloten Traftaat met de Americanen in Maart 1778. gedaan heeft, en aan die protestatien van getrouwheid die de Americanen zeiven, of hunne Hoofden, nog in 1776. aan datzelfde Hof gedaan hebben. Trouwens over de laatfte kan men zien wat Joseih Gilioitat zegt in zyneInterrtgatoric* bl, 3. van de Nederd, Uitgave.  ( 53i ) maatregelen haar gezag en invloed allerwegegrootelyks verfterkc en uitgebreid. Kortom er is nooit geen tyd geweest dat Europa en wy veel meer dan eenige Mogendheid, zoo veel reden kunnen hebben als tegenwoordig, om bevreesd te zyn voor de overmacht van Vrankryk, en te dugten dat d» fchaal ten eenenmaale aan deszelfs zyde zou mogen overflaan: ja het is mogelyk tegenwoordig meer het geval dan ooit, daar die kroon haare desfeinen en middelen die zy in 't werk ftelt om dezelve te bereiken, bedekt onder de fchynbaarfte bekleedzelen, en zich enkel toe fchynt te leggen om op de driften der menfehen te werken, zqo verre dat zy, door de onbegrypelykfte begoocheling, niet alleen den voorgaanden nayver en mistrouwen van haare macht en eerzucht heeft weeten in flaap te fusfen, maar zelfs de liefde tot vryheid, daar zy te vooren altoos verfchil over hadt, op haare zyde heeft weeten te trekken. Het vervolg hier na. Ata | Vee»  ( 582 ) Veele onzer Leezers zyn zoo voldaan geweest over de uittrekfels die wy hen in ons XXe. Nummer uit de Brieven van Lord Ürrery gegeeven hebben , dat zy ons hebben aangezet om nu en dan uit boeken, die ons door de handen gaan mochten , zulke opmerkelyke pasfages in ons blaadjen mede te deelen, die eenige betrekking tot ons oogmerk hebben kunnen, en welke wy mogelyk of weder vergeeten zouden, of geene gefchikce geleegenheid vinden om dezelve in eenige aaneenichakeling te pas te brengen. Wy vinden deze begeerte zoo redelyk, en zoo beflaanbaar met den aart van ons weekfehrift dat wy ons een genoegen 2ullen maken om van tyd tot tyd daar aan te voldoen. ; Voor het tegenwoordige herinneren wy ons dezer dagen een oud Fransch Tractaatjen in handen gekreegen te hebben, 'tgeen waarfchynlyk re Araiterdam by Blauw, doch volgens den titel naar de gewoonte van dien tyd te Keulen, by Pierre Marteau, in den jaare 1609. in n° gedrukt is ónder den-titel van Traité de la Politique de la France par Movfieur P. H. Marquis de C. In het laatfte of Xle Capittel handelt de Schryver van de wyze, waarop Vrankryk zich gedragen moec omtrent de vreemde Mogenheden, en fpreekt eerst van Spanjen, Portugal, de Italiaanfche Staten en Switzerland, en vervolgens van de Engelfchen, van ons en van deDuicfchers enz. Over 'c geheel zegt hy bl. 244. Om een volk gelukkig te makenen verftandigteregeeren , moec men niet „ alleen deszelfs levenswyze en gedragregelen, 3, maar men moet ook deszelfs rust en geluk be. ,i veiligen teegen de vreemdelingen en voorna- „ ment-  C 583 ) „ mentlyk tegen zyne naburen. En terwyl hee „ eige belang het eerfte beweegrad van Haat ia, „ zoo moet men alle andere natiën conildereeren ,, 't zy als vrienden'r zy als vyanden, en altoos ee„ niglyk in 'c oog houden eensdeels het voordeel 't „ welk wy van hen kunnen trekken en ten ande9, ren het nadeel 'c welk zy ons kunnen toebrenI, gen, even gelyk zy, ten onzen opzichte ge„ zind zyn naar mate van 't geen zy zich van onze macht beloven of meenen te dugten te heb* ,, hen." Vervolgens zegt hy van de Engelfchen bl. 252. „ wat de Engelfchen betreft, dac is „ volk zonder trouw, zonder godsdienst, zonder ,, eerlykheid, zonder eenige juisticie, wancrou„ wig, wispeltuurig, wreed, onverduldig, gul. „ zig, trotsch, ftout, gierig (*) enz „ Een twee of drie jarigen oorlog met Vrankryk moet hen volllrekc ruineeren (**). Gevolgelyk „ fchync hec, dacmen geene vrede mee hen ma,, ken moec als op voorwaarden die voor ons voor„ deelig zyn, of de Koning mochr goedvinden „ om dac voorneemen coc een anderen cyd ce ver„ fchuiven.... Korcom, om de Engelfchen ce „ ruineeren, behoefc men alleenlyk hen ce ver„ plichcen om eene Armee op de been te hou- „ den men moec hen noodzaken coc hec v doen van grote kosten, en hen bevreesd maken ,, voor de Eilanden van Jerfey en Guernfey, „ Wighc,en voor Ierland, en hen noodzaken om daar fterke garnifoenen ce houden, 'c geen het „ volk van Engeland in den waan zal brengen, dat (*) VVy fchryven deze pasfage uit om onze nieuwerwets patnotfebe Lezers weder eens rechr te vergasten. (**) Hier fteekt de Franfc.be Marquis uit! offchoon Eugeland in i66c. niet was w« het tëgenwoprdig & Aaa 4  ( 5*4 ) dat de Koning toelegc op hunne zoogenoemde „ vryheid enz .... Men moec in Scotland en „ Ierland parcyfchappen feoken, de onderfcheide „ gezindheden tegens elkander aanhitzen, voor- namentlyk de Koomfchen; en eindelyk onze verbintenis met de Hollanders vernieuwen, „ hen doen geloven dat wy aan ben allen onzer» „ handel zullen laten dryven , wyl zy daar de meeste kundigheid van hebben, en het meest toe gefchikt zyn, en hen in den waan brengen, „ dat het toppunt van hun geluk voor hen aanftaan„ de is, en dat zy welhaast hunne mededinger? in de Commercie van de Noordzee voor hen „ zullen zien onderdoen, en geheel in 'c bezit daarvan geraken." En nog eens bl. 259. „De „ Hollanders zullen noit iets ondernemen tegen Vrankryk, en zullen zich zoo veel mogelyk aan „ onze zyde houden. Zy zyn ryk en gi 'interes9, feerd, zoo als de aart is van Koopluiden;.... „ Het zou zeer dienstig zyn, dat de Koning zich „ met hunne zaken bemoeide, en dat men ver„ deeldheid onder hen zaaide. Van hunne Ar„ meen hebben wy noit veel te vreezen." Men kan de fchandelyke, de lage fhatkunde van eene Natie, van een Hof, verfoejen (ikhoop dat ik het ftoken van verdeeldheden en factiën in een Land , waar mede men voor 'c uiterlyke in vriendfchap is, eene lage, fchandelyke ftaatkunde noemen mag} zonder daarom minder recht te doen aan de voortreffelyke karakters, die die Natie opleevert. Zoo zeer wy den heerfchenden geest van hec Franfche Hof, dien de Kardinaal de Kicbelieu het eeisc daar in gevoerd heefc en die  (5?S ) gedurig van tyd tot tyd nog bovenkomt en zich openhaarc, haten en veroordeelen, en, terwyl wy er zoo dikwils de droevige flachtoffers van zyn, hoogst betreuren, zoo veel achting hebben wy voor menigvuldige wezentlyk grote mannen, die van tyd tot tyd in Vrankryk geleefd hebben, en onder dezen byzonder den Koning Lodewyk XIV. zeiven. Lodewyk XIV. moge onze Republiek ook nog zoo veel kwaad gedaan hebben, hy blyft met dat al in ons oog , in 't afgetrokkene, altoos een der grootfte Vorsten, die oit den troon hebben be» kleed, en wezentlyk de grootfte man van zyn Ryk, in een tyd, dat Vrankryk meer grote luiden van allerlei foort en ftaten te gelyk bezat dan mogdyk oit eenig ander volk of land, de Romeinen alleen uitgenomen, of mogelyk niet uirgenomen. En daaraan benemen de grote en menigvuldige zwakheden van dezen Vorst in 't geheel niets. Grote zwakheden gaan eerder gepaard met grote hoedanigheden, dan wel het tegendeel. Vitiis nemo fine nascüur weeten wy allen, en Optimus Me est qui minimis urgetur is ook waar , maar mogelyk niet maximus. Iets 't geen meer nadeel zou kunnen doen aan de grootheid van dezen Vorst, was dat zyn geest zeer weinig befchaafd of opgelegd was geweest in zyn jeugd, door de heerschzucht voornamentlyk van den Gardinaal de IViazarin, die bem buiten alle bewind van zaken zocht te houden. Doch uit dit oogpunt zelve wordt Lodewyk XIV. zoo als hy was, eer groter dan dat het hem verkleinen zou, wyl daaruit blykt, dat de yerheevenheid van zyn geest niet iets was 't geen hy verkreegen had door zyne opvoeding, en dus enkel eene fchaduw eene vertoning van grootheid, zoo als by veel andere Vorsten, maar dat zy hem aangeboren was, en in zyne ziel lag, zoo dat hy, Aaa 5 ia  C 5«0 ia welken ftaat hy ook had mogea geboren zyn, altoos groot zou geweest zyn en alles beheerscht hebben en alles den indruk van de grooiheid zyner eige ziel zou gegeeven hebben, wat rondom hem was geweest. Deze aanmerkingen kan niemand zich beletten te maken, die enigzins vatbaar voor zulke gevoelens is, zoo menigmalen hy eenige van de menigvuldige Gedenkfchriften van het Hof van Lodewyk XIV. herleest. Wy hebben deezer dagen de Memorien van Mad. de Maintenon tot een zeker oogmerk moeten herleezen, en ons overal in 't voorbygaan vermaakt en, als't ware, gelaafd (in 't midden van al wat ons omringt) met het gevoel van die grootheid van dezen Vorst, die in de geringHe trekken van zyn karakter, in de gemeende voorvallen van zyn leeven doorftraalc en veelmeer nog treft dan in grote daden en handelingen van eenig merkelyk aanbelang. Hec geen ons aanleiding geefc om van dit alles te fpreeken, is eene anecdote, die in die Memo ■ rien in 't voorby gaan en zonder eenig byzonder inzicht vermeld wordt, op het einde van,het 3de Deel. De Hertog van Luxemburg was in het heetfte van den Oorlog met Engeland en onze Republiek door den dood weggerukt; en de Kening verloor aan hem zyn groocften fteun tegen zyn gehaatcen mededinger Willem III. den eenigen die tegen Willem III. beftand fcheen. Dit verlies was gansch Vrankryk en Lodewyk XIV. byzonder fmertelyk. Hy had tegen zyn Lyf-medicus gezegd: ik bezweer u, Mynheer,, doet alles yoor hem wat gy voor my doen zoudt. Doch Luxemburg ftierf: en de Pater La Rue, een der Hofpredikers, wierd benoemd om de Lykrede over hem te houden. In deze Lykrede moesten natuur- ly-  C 5*7 ) ïyker wyze de daden van den overleedenen Maarfchalk vermeld worden, en dus ook al her voorgevallene met Willem III. De Jefuit nam deezegeleegenheid waar om zyn hof, zoo hy meeade by den Koning te maken, door een allerhatelykst fchildery te maken van Willem III. Geen wonder dat het bekrompen hart van een Jefuit zich geen denkbeeld kan vormen van de gevoelens van eene verheevene ziel. In plaats van voldaan te zyn over de Lykrede, liet Lodewvk dezelve verduisteren. Hy vond het belagchelyk . zegt de fchryver, een Vorst van den predikfioel te laten in* fulteeren, tegen wien hy 200,000 man in 'ü veld zond (*). Nu de toepasfing? —- jawel, de toepasfing! Daar ware meer dan ééne toepasfing op te maken. Voor eerst: wat zeide de Natie daarvan ? Zei» den zy niet: Hoe? zou onze Koning mogelyk wet in zyn hart Willems-gezind zyn? Dat moet wel wezen, wyl hy kwalyk vindt dat men van den Koning van Engeland kwaad zegt! Zou onze Lo* dewyk ook in zyn harr een landverrader zyn, die wel voor 'tuiterlyke vecht tegen Willem III. maar ondertusfehen in zyn hart Engelsch-gezind is? — Goede vrienden, watisdatbelagchelyk, nietwaar? — Maar ftel eens onze Capitein en Admiraal Generaal had eens kwalyk genomen en openlyk zyn ongenoegen getoond, dat H. Gartman, Boekverkoper in de Stil-fteeg te Amfterdam, een mengelmoes van opgeraapte leugens en oude wy ven-vertellingen had laten drukken onder den titel van Engelfche tyranny , met platen, en die opgedragen , en maanden achter een in de Couranten laten (*) Memoires de Mad. na Maimtenon Vol, 3. p 33-.  ( 588 ) ten adverteeren als opgedragen am^de Forstelyke Kinderen vanZ. Doorl. Hoogheid Willem V. enz K*)K Daar was op zich zeiven reeds overvloedig rede* toe, daar zulk een opdracht zonder eenig verlof daartoe te vragen, volgens alle regelen van befcheidenheid en decentie, niet mocht gefchieden, zonder dat men de daad in andere opzichten behoeve te befchouwen, die dezelve wezentlyk maken tot een ftaaltjen van de onbefchofte infoientie van een groot deel der burgery van Amfterdam, en van de niet zeer loffeiyke attentie van regeeringen die zulke vryheden ongemerkt laten voorby gaan. En met dat al, ik herhaal het: men verbeelde' zich eens dat onze Stadhouder in 178 <. zyn ongenoegen te kennen hadt gegeeven over die veiregaande licentie ! Maar dat is maar eene tweedehandfche toepasfing. Men zou er verfcheide anderen kunnen maken die van wat oitgeirrekter invloed zyn. Lodewyk XIV. had te groot eene ziel, om te willen dat men zynen grootiten vyand in zyne te genwoordigheid infulteerde. Zulk een gevoelen had hy met verfcheide andere grootmoedige Vors^ ten gemeen, met een David, eenAlexander een Cajfar (*•;, die de moordenaars van hunne'erg. fie (*) Terwy] wy bezi^ zyn dit te fchryven, ontvan»-» wy de Diemerineerfcie Ou-anr. van den 13 Ket>r „«, en vinden daar eene 2e Druk van dit fchandelyk prul" fchnft aangekondigd, op eene wyze die niet minder aanltotelyk is in allen opzichte dan de herhaalde aiverrisfeDrenten die in het voorleden jiar 1781. van den eerften druk gedaan zyn. *•«"•<-h (♦•; Aufer ab aspeüu noffro fune/h, frtelUt, Rf«is dontt lui', zeide La-far teeen den Garde-du-corps van Ttolomatus. die hem bet hoofd van Pompijus kwam bren. gen. De andere voorbeelden zyn bekend.  fte vyan len. die zy niettemin erkennen moesten grote mmnen geweest te zyn, in plaats van hen te beioonen voor den wezendyken dienst die zy hen daardoor beweczen, in tegendeel met fmaad en vertbti'ng uit hun oog deedeH gaan, ja zelfs ftraften. En dat niet óm een vorsten-moord te wreeken (daar zou men andere voorbeelden van moeten bybrengen) maar om hunnen afkeer van een laffe daad, of fchoon aan hunnen ergften vyand beweezen, eri van die lage zielen die zich aan zulke grote luiden hadden durven vergrypen, te betonen, of liever toe te geeven; want het is meer eene natuurlyke, ooweerltaanbaare beweeging en gevoelen van eene grote ziel, dan wel een beredeneerde daad, waarvan wy hier fpreeken. En dat is grootheid, dat is ware verheevenheid van geest. Maar klimt nu eens trapsgewyze naar beneeden , vrienden i van die hoge edelmoedigheid, van die ware grootschheid van ziel! Voor de hoogde edelmoedigheid is niet elk vatbaar, dat weet men wel, dat wordt ook van niemand gevergd. Maar den tegenovergeltelden alleronderften trap van de vetachtelyklte, fchandelykÜe, onbegryplykfte laagheid , waar vinden wy dien, als wy alle onze verbeeldingskracht ten koste leggen om hem uit re denken? Zou het zyn, wanneer men eene natie, met welke men in oorlog geraakt is, niet koel endap* per bevecht, maar uitfcheldt en uitjouwt, even als de wyven en ttraatjongens malkanderen doen, en dezulke die fatzoenlyk en verflandig en edelmoedig genoeg zyn om die natie even onpartydig te beoordeelen als zy in vredenstyd zouden gedaan hebben, ook al te fchelden en uit te jouwen als Land • verraders enz. Dit is zekerlyk een verregaan.  ( 59o ) gaande trap van laagheid j en onze brave Zee-Officieren, die zich nier ophouden met den vyand te fchelden maar denzelvtn djpper en kloekmoedig bevechten, zouden waarfcbynlyk weinig zin hebben , om die fchreuwers voor matrozen aan hun boord te hebben, daar men tog altoos ziet, wanneer 't gemeen rulle heeft, dat dezulken die 't hardst gefchreuwd en her meest gefcholden hebben , de eerften hunne biezen pakken , als het mes voor den dag komt, en dan zoo hard lopen als zy te vorm fchreuwden. Maar hoe laag, hoe fchandelyk voor eene natie ook zulk een gedrag is, wanneer het enigzins algemeen plaats heeft, en vooral wanneer het niet enkel onder het laagfte gemeen plaats heeft, er is evenwel nog een trap van laagheid die veel verder gaat, en in der daad alles te boven gaat, wat van dien aart kan bedacht worden. Ên dat beftaat daarin, wanneer fatzoenlyke luiden, luiden van üiterlyke rang en aanzien, zich verheugen, zich kittelen, grinniken en zich ichurenen wringen van plaifier, als hunne egalen, hunne zoogenoemde vrienden of bekenden , met welke zy van gevoelen verfchillen ——— wanneer publieke amprenaren, als hunne medeleeden die zy afgunstig-or hergioot' fie uitfchot van volk . op He bmtaalfte wyze geinfülteerd wir'dFm; wanneer zy dat niet alleen zich niet aannekken , maar zich daarin verheugen, ja, wat zes ik, wanneer zy dar fchuim van volkdaartoe. ze! < n opzoeken, aanzetten, ende hand boven *e hoofd houden — ziet, vrienden, dac is wel dealIe^  ( 59i ) lefbeneedenfte trap van verachtelyke lafhartigheid, daar de menfehelyke natuur vatbaar voor is: daar, beroep ik my op alle edele zielen in alle tyden en onder alle natiën , of de enkele gedachte daarvan hen het bloed niet doet koken! en dat ziet men ook niet als in tyden van burgertwisten en burgerlyke beroeringen, wanneer de menfehelyke natuur in 't geheel alle haare waardigheid, al dien uiterlyken fchyn van welvoeglykheid, die de onwaardigheid van het grootfte deel der menfehen in) tydet van goede orde nog bedekt, geheel en ten eenenrnaale verliest, en zich naakt vertoont in de affchuwelyke gedaante, waarin zy van onder Gods vloek is uitgegaan, als een fchandvlek van de fchepping. ■ .' isuiLw" s im • ■ *- • ,- '., ,.t. Ons voornemen; was geweest om ter gelegenheid van den Algemenen Dank-Fast en Bede-dag een apart Nummer te befteeden,. om de Natie ftil te houden by de verfcheide gewichtige poinfien van overdenking , die H. fï. MM, by hoogstderzelver voortreffelyke uitfebryving van deezen plecbtigen dag, met zoo veel wysheid en trouw aan dezelve opgegeeven hebben Doch —wat zullen wy zesgen? Kon men zich voordellen, zal denaakomelingfchap kunnen gelooven , dat de rampzalige geest van tweedracht, vannayver, en van de volft.eKUe anarchie, tot dat toppunt gefteegen is in onzen tyd, dat de uitfehryving van een dag, waarop de Natie ttond geroepen te worden om tot God in den Hemel te klagen over die tweedracht, en de wegneming daar van af te fmeeken, als van het grootfte nationaal onheil, kon men zich verbeelden dat die dag zelve aanleiding tot nieuwe disfenfien onder de Natie zou geeven? En als door eenige -weinige Leden van regeering binnen de beflofene muuren van hunne Raadsvergaderingen , aanmerkingen gemaakt waren over die uitfehryving , moet men dan zien dat dat uitgebazuind en fchandelyk vergroot worde voor het Publiek, in papieren, die  C$9* ) die in handen van hét laagst Gemeen, van de eenvoudigÜen en welmeenendften zoo wel als van de llechtgezinden komen, waarvan de eenen niet langer weeten en malkanderen beangstigd vragen, hoe het tog gaat met het Landen wat dit alles beteekent; terwyl de anderen daaruit gelegenheid tot discourfen neemen, die we! eens tot dadelykhéden zouden kunnen ovenlaan, en ons hevindelyk tonen, niet wat Anarchie is, dat ondervinden wy, God betere 'ti dagelyks; maar welke de gevolgen zyn van zulk eene Anarchie, als federt een jaar by ons plaats heeft en van dag tot dag hand over hand toeneemt, Wy bekennen, dat ons by dit alles de pen is uit de hand gevallen. En ons gebed op den Biddag voor deze Natie zal de doodfnik zyn van Willem I. God erbarme zicb over dit arme vólk! Men dringt ons zeer om iets te zeggen van de Barrière. Men weet het antwoord, 'c geen voor enige dagen gekomen is, en dat het Gouvernement van Brusfel voortgaat met het ontmantelen van onze enige en laatfte verdeedigingaan denLandkant, de werken van Namen, intusfcheri dat onze Ambasfadcur te Weenen aankome, wanneer de Keizer waarfchynlyk op reis zal zyn naar Florence. Wat zullen wy hiervan zeggen! Wy hebben REGENTEN booren zeggen , wie weet of 't niet beter voor ons zyn zou om onder den Keizer te ftaan. Dit zyn de Patrioten , en daartoe leidt het moderne Patriotismus! Trouwens waartoe leidt het niet? De O N. Patriot zegt, waarom zenden wy niet een dozyn fchepen meteen paar duizend man aan boord en neemen Ostende weg, zonder een woord te fpreeken, tot reprefaille ofwel tot cautie voor onze Barrière, teegen dat bet an'woord van Weenen te. rug kome op de vertogen van H. H MM.? En dit, waaraan het tegenwoordig uitzinnig zyn zou te denken, zouden wy kunnen doen, als wy niet In den dwaasten oorlog waren ingewikkeld met de eenige garandeurs van die Barrière; of veellicht zou 'twel v9or ons gedaan worden. Maar nu, wat kunnen wy nu doen, anders als God bevelen dat hy de geenen genadig zy, die dien Oorlog over ons gebracht hebben; en ons zeiven zoeken opteftryden, dac zy niet geweeten hebben wat zy deeden.  E>E OUDERWETSË NEDERLANDSCHE PATRIOT. op No XXV. Fruftra fperatur impunitas atrocium fcelerum propt er txigui temporis moram. A » ï s ï o t. t) y al den yver dien wy van 't begin van dit ons *J Weekblad getoond hebben tegen de dagelyks toenemende licentie van de drukpers, zullen onze Leezers buiten twyfFel opgemerkt, en fómmige mogelyk zich verwonderd hebben, dat wy nergens byzonder rcflexie hebben gemaakt op de inactiviteit die ten dezen opzichte by de Gerechcsho, ven en Officieren der Justitie fchynt plaats te hebben , daar tog de Placsten, uit welke tegen die licentie kon worden geageerd, in alle onze Provintien , en byzonder in Holland, voor handen' fin van jongen datum zyn, zoo als wy binnen kort Èbb op-  ( 59+ } opeettelyk nog zullen bewyzen. Dan, gelyk wy cns over 'c geheel van alle foorcgelyke reflexïen altoos zoo veel eenigzins mogelyk onthouden (en wy zouden noit, zelfs geene indirecte reflexien maken op de handelingen van eenige Leden , of lighamen van regeering, als dezelve niet verheft wierden ten kosten van de Vergaderingen en fouvereine Collegien waartoe zy behoren, zoo dac men om de eer van deze laatften te handhaven, volgens de plicht ran elk goed burger, genoodzaakt is de niisgreepen van de eerften in hun waar dagligt voor te ftellen) zoo hebben wy byzonder met opzicht tot de Collegien van Justitie twee redenen gehad, die ons van alle voorbarig bezwaar dienwegens moesten te rug houden. De eene is dac de gang der Justitie uit haaren aart bedekt is, zoo dat men zeer onvoorzichtig doen zoude van een beiluit te trekken uit het geen men niet weet dat gefchiedt, toe het geen dat veellicht wezenlyk gefchiedt. De andere, dat de gerechtigheid onder de menfehen menigmaal ook dit gelyk heeft met de Goddelyke rechtveerdigheid, [dat zy met langzame fchreeden voortgaat tot het neemen van wraak, doch in tegendeel ook zoo veel te zwaarder ftraft, naar mate haar geduld zich langer heeft uitgeftrekt (*). En (*) Lento gradu ad vindiftam fui divina procedit tra, tarditatemque fiipplieii gravitatt compenfat. Val Max. 1. i. c, i,  ( 595 ) En dac wy niec ten onrechte een dezen opzichte becrouwd hebben op de waakzaamheid en getrouwheid van hen die hec zwaard voeren en de Stedehouders Gods zyn , blykc zoo uic verfcheide demarches eer gelegenheid van hec affchuwlyk libel Aan 't volk van Nederland gedaan, als byzonder uic hec navolgend ftulc, hetwelk wy onze Leezers buiten twyffel geen gering genoegen doen zullen met aan hen mede te deelen en in ons blaadjen te èonfigneeren. Copie Brief van het Hof van Holland aan hun Ed. Gr. Mog. de Heeren Staaten van Hoiland. „ EDELE GROOT MOGENDE HEEREN, „ By het eindigen van de Vacantie van Vasten, heeft de Procureur Generaal ons voorgedragen, dat in de voors vacantie ter zyner kennisfe was gekomen zeker infaam libel, geintitideerd, de Oranjeboomen , door Frank de Vry, ftaande op het titulblad een Oranjeboom, met dit opfthrift, ten dage als gy daarvan eec zult gy den dood derven, met informatie , dat hetzelve ftuk te Amfterdam zoude uügegeeven zyn; dat hy daariver met voorkennisfe van den Heer Prefident en Heeren Commisfarisfen van de Rol • lehad gefchreeyen aan den Officier van de Stad AmBbb 2 ft er-  ( 596* ) fttr^ümfitnpfpj'ttenmet den' Bailliuw''van den Hage ; dat de Officier van Amflerdam hem had gerefcribeerd, dat hy bereids vosr het ontvangen van den brief van den Procureur Generaal deswegens attif was geweest, dat hetzelve libel was opgehaald, en dat hy verdzr atiifzoude blyven; en dat de Bailliuw van 'y Hage mede had aangenomen na hetzelve onderzoek te laten doen, en hetzelve vindende, met kennis van Burgemeesteren te doen ophalen en het debiteeren te beletten. Wy hebben wel den Procureur Generaal op dezen voordragt gequalificeerd om zich ter dezer zaake met alle naauwkeurigheid te informeeren; dan dewyl het üiulblad van het voors. libel eene hooggaande profanüeit behelst, en het libel zelve vervuld is met oproerige uitdrukkingen en lastertaal tegen een huis •waaraan dit Gemeenebest zoo veel verplicht is, zoo hebben wy gemeend U Edele Gr. Mog. in overweeging te moeten geeven, of niet de eerbied voor den Godsdienst en de hoogagting voor dat huis U Ed. Gr»ot Móg. zouden behoren te permoveeren om U Ed. Gr. Mog. indignatie over hetzelve libel door eene Publicatie aan de Ingezeetenen te doen blyken. En dewyl wy gezien hebben dat de Uitgevers van de Diemer- en Watergraaf 'smeerfche en van de ZuidHollandfche Couranten de Jloutheid zoo verre hebben gepousfeerd van voorleden Maandag te annonceeren da*,  C 597 ) dat by de meeste boekverkopers wierd uitgegeven Vervolg op de Oranjeboomen door Frank de Vry, onder het byfchrift, ten dage als gy daar van eet zult gy den dood derven, ja die van de laatsgem. Courant zelfs met deeze byvoeging, dat dit de tegenwoordige Oranjefpruit in deszelfs waare gedaante tot op den huidigen dag doet kennen. Zeer dienstig om alle waare Nederlanders de Oogen te openen, cn te doen zien, waarom het Land dus jammerlyk bezocht word; en wy daar door aanleiding gehad hebben, om, by vernieuwing onzen aandacht te ves tigen op de licentie van deeze en andere Courantiers, welke thans geene paaien meer fchynt te kennen, zoo hebben wy gedacht, dat U Ed. Groot Mog, het niet ongepast zouden vinden, dat wy, of fchoon de toezicht op de Couranten aan ons niet in het byzonder is gedemandeerd, by deeze gelegenheid aan U Ed. Groot Mog. te gelyk eerbiedig in Confideratie gaven, of niet de publicatie utiliteit en de belangens van de justitie zouden vorderen, dat de voors. licentie op eene efficacieufe wyze wierde beteugeld,, Hier mede &c. Gefchreeven in den Hage den 20 February) 1782," Bbb 3 Het  C 593 ) Het moet zekerlyk voor alle weidenkenden onder ons geene geringe opbeuring zyn , onder alle de redenen van bekommering en neerflagtigheid, die zich dagelyks rondom ons vermenigvuldigen, van zulk eene voorcreffelyke , echt-vaderlandfche en christelyke wyze van denken, als indezen Brief doordraait, en zulk eene waakzame zorg voor !s Lands welzyn ontwaar te worden by een der aanzienlykde en in zeker opzichte het eerfte Tribunaal der Natie; en offchoon mogelyk fommigen zich zullen verwonderen , dat deszelfs voordel niec onmiddelyk is geamplecteerd door de Leden die de Hoge Vergadering van hun Ed Gr Mog. componeeren, maar dac die voordel overgenomen is by de deden, om daarop nader het goedvinden van derzelver Commiccencen in te neemen, zoo zien wy voor ons hierin niets minder dan eenige onnodige vercraging. Wy begrypen veeleer, (daar fommige Libellisten, gelyk de Politique Hollandois en anderen, zich niec ontzien hebben, om eer gelegenheid van de Placacen door de Stacen van Gelderland en Ucrechc op de eerde denunciatie van hec grouwelyk libel Aan 't volk van Nederland cegen heczelve geëmaneerd, Hooggem. Heeren S'acen op eene wyze die even onrechemaeigal» hoogst crimineel is, openrijk van overyling te befchuldi_ gen), dac die Leden van de vergadering van Holland , die dezen brief ad referendum hebben genomen, daarmede niets anders hebben in hec oog  ( 599 ) gehad, dan om daar door zoo veel te meer plechtigheid en kracht by te zetten aan de befluiten die zy dienaangaande van wegen hunne Principaalen ter naaste vergadering (tonden uit te brengen. En terwyl men zeer zeker vertrouwen mag, dac de eerbied voor den Godsdienst en de gehechtheid aan het doorluchtig Huis van Oranje alle die eenige betrekking tot de regeering van ons Land hebben., dermaten bezielt, dac geene Regeering in ons Land anders als mee de grootfte verontwaardiging kan aangedaan ayn, zoo over de ce rechedoor bun Ed. Mog. aangemerkte hooggaande profanileil, die in hec opfchrifc van hec libel in quescie plaats heefc, als over de oproerige uitdrukkingen en lasteringen, waarmede heczelve vervuld h tegen een Huis waaraan die Gemeenebest alle dia vryh;:: verfchuldigd is, welke deze Godvergeten duis;erling op zulk eene land cn hemeltergende wyze misbruikt, om de Nacie op te zetcn teegen haren grootften fteun, namentlyk de Stadhouderlyh regeering , als meede over de allesoverklimcnende ftoutheid, die een Courantier in eene der kleine Jleeden van Holland zich ni*t:oncziet te gebruiken, om dit godloos paskwil opentlyk aan te kondigen op eene wyze, die op haar zelve den onteerendften hoon en eene openbare fchending van 's Lands gevestigdeConfiitutiebevat en involveert, zoo dit die aankondiging op haar zelve eene allerzwaarllc belediging is, die niec ftreng genoeg kan geltrafc Dbb 4 wor  ( 000 ) worden; terwyl zeggen wy, dit alles zaken zyn waaraan niemand een ogenblik kantwyffelen, zonderde injurieuste vermoedens omtrent voorgem Regeeringen te voeden, zoo mag men met reeden verwachten dac de maatregelen die ten deezen opzichte voor» der (laan voorgeflagen en genomen te worden, wel verre van eenigzins te dienen tot verzachting van de propoficie van hun Ld. Mog., in tegendeel een nieuw en allerfterkst lyk liaan ce geeven van de ware Vadérlandfche gevoelens en gezindheid van alle onze Leden en Lighamen van Regeering. En die is ce meer noodzakelyk en zal van becer vruchc zyn, daar hec meer en meer blykc, mee de flukken , dac de heillooze geesc van cweedrache en oproer onder onze Nacie, ondanks alle deszelfs' protestatien en ondanks alle de omwegen die men gebruikt heefc om coc dac einde ce geraken, ei. genclyk en in hec laatfte resfort, niecs bedoek als eene geheele' omvèrrewerping van onze cegenwoordige gezeegende Conftitut-ie. En dac hec, om zonder bewimpeling te fpreeken, niemand als de'Stadhouder is Wastegen men hec gemunt heeft. Dit is die Oranjeboom, onder welks fchaduwe wy zoo lang gerust en in vrede en een. dracht hebben gezeeten, die ons van dat hy nog maar een klein fpruitjen was, cegen alleonwèeren beveiligt1 en den lietTelykften lommer gegeeven heeft*; die Oranjeboom, hecgrooc, het onaffchei- de-  , ( ooi ) delyk cieraad van onzen tuin. en wiens wortels tans zoo diep gefchoten, zoo mee die van alle nevensftaande planten verwikkeld zyn, dat de minfte fchade die aan hem wierd toegebracht, de minfte fchudding die zyne wortelen ondervonden, eene totale omkeeting en verwoesting van onzen geheelen tuin zou moeten na zich fleepen ; en dezen Oranjeboom, door wiens uirgeftrekte, heilzame takkenen weeligen wasdom zommigen zich nu verbeelden dat hun ligt benomen, dat hun groei belet wordt, en die hen in den weg is tot hunne eige inconftitutioneele groo' heid, dien zon men nu ten koste van dezen geheelen tuin gaarne willen uitroejen! En daar men in den beginne zich aan hem niet durfde te vergrypen, zoo heeft men allerley byweegen gebruikt, om listig tot zyn oogmerk te geraken; en dus heeft men eerst voorgeflagen om hem met ander plantzo.m te omzetten, quafi om hem te ftutten, doch wezemiyk om hem te dben kwynen, door hem een gedeelte van zyn voedzclte beneemen; naderhand, toen dit niet lukte, heeft men het tegens een der eerfte Hoveniers gezocht, en dien befchuldigd, van hem kwalyk te behandelen, of wel ten zynen voordeele den tuin te benadeelen, 't zy uit onweetendheid 't zy uit gebrek van geneegenheid voor den tuin zelve , na dat men zoo veele jaren achter een alle zorg over den Oranjeboom niet alleen maar over den geheelen tuin aan dien Hovenier had toebetrouwd, en niet Bbb 5 ge.  ( 002 ) geweeten hoe men fterk genoeg zyn genoegen over deszelfs trouw en bekwaamheid becoonen zou. Op dezen Hovenier heefc men een tyd lang alle verwycen zoeken te fchuiven, die men aan den boom zelve niec durfde ce doen , en die wezenclyk ook allerongegrondst waren en ten dele geheel valsch , ten dele aan gansch andere oorzaken moesten toegefchreeven worden , waaraan noch de Oranjeboom noch de Hovenier enig deel hadden. En nu dat alles 't een voor het ander vervalt en verkeerd uitkomt, nu zal men eindigen mee dac gene waar men niet van durfde ce beginnen, en den Oranjeboom zelve, ftouc en zonder eenige bewimpeling aancascen , als een overtollig -als een fchadelyk gedeelce van den Hof waarvan hy de aanzienlykfte plant is. Doch laat ons eene allegorie af breeken, die ons op dit ogenblik cegen de borsc moec zyn, door het misbruik 'c geen men er van komc ce maken in hec infaam libel waar ceegen hec Hof van Holland mee aoo veel reeden hec zwaard der ftrafoeffenen» de gerechcigheid opvac, Hec reeds geftraft libel Aan het volk van Nederland heefc maar al te duidelyk de ware inzichten gecoond van eene factie, teegen welkers onderneemingen de natie op alle geoorloofde wyzen zich niec genoeg kan verzetten: en dac hec eigentlyk noch 'sPrinsfen Raden, noch Willem V. zelv e perfoneel is, waarop men hec  ( &>3 ) gemunt heeft, maar de Stadhoüder en de Stadhouderlyke Regeebing, dat is, de groote fteun van onze nacionaale vryheid en en het zamenbindfel van onze gezegende Conftitutie, daaraan hebben de doorzichtigften van den beginne af niet getwyffeld', en daarin is men ook meer en meer van langzamerhand bevestigd geworden En dit doel moet men verwachten, dat die factie voort" aan rechtftreeks zal zoeken te bereiken, nu alle hare by wegen de eene voor den andere vervallen, en de natie door het aanhoudend befchouwen eener telkens toeneemende licentie , meer en meer daar teegen verhard, en tot de groffte vergrypingen en misdaden langzamerhand is voorbereid geworden , zoo dat er bykans niets meer is, 't geen men zich verwonderen zal van te zien gebeuren. Het is bekend welk eene Verklaring Z. D. Hoogheid den 20. dezer in de Vergadering van Holland van zynentweege heeft laten doen, betrekkelyk Z. H. den Heer Hertog van Brunswyk (*), Deze Verklaring , die de hatelyke zaak, welke men wenfehen mocht ter eere onzer natie, uic onze Gefchiedenisfen ce kunnen uiewisfeben, eindelyk volkomen moec doen vervallen, doec veel meer eer nog aan de doorluchtige perfoon die ze gegeeven heeft (*) Zie de Utrechtfche Franfche Courant van den 25 February 1782.  C ) heeft, als aan die voor welke zy gegeeven is. Voor de laatfte is zy enkel een getuigenis der waarheid, doch voor de eerfte is zy een gedenkteken van alle die zeldzaame en uitmuntende hoedanigheden, die wy in een Stadhouder, in het eminente hoofd van deze Republiek, aan wien wy onze dierbaarfte belangens moeten toevertrouwen , voor ons zouden kunnen hopen te vinden. Wel verre van het voorbeeld van een anders braaf, doch zwak Vorst, van Karei I. te volgen , die zich liet overreeden om zyn onfchuldigen Raadsman (*) aan de woede eener verbysterde factie op te offeren, en die zelve naderhand het flachtoffer wierd van deze toegeevendheid , zien wy onzen Stadhouder midden in het vyer der woedende tweedracht, onverzettelyk ftaan en de beledigde onfchuld ftandvastig de hand boven het hoofd houden. En wy horen hem met die mannelyke taal, die de Helden van het Huis van Oranje altoos gekenmerkt heeft, en met die deftigheid, die het vertrouwen der Natie in hem zoo onweerftaanbaar moet bevestigen, te gelyk daarby verklaren, dat hy niet gewend is om den raad. van wien 't ook zyn moge te volgen in zaken van aanbelang, en byzonder als de ware belangens van dit Gemeenebest daarby zyn geconcerneerd, zonder te overweegen, of die raad daarmede overeenkomstig is; maar dat hy zich oordeelt verplicht t C) Lord Strafford.  (6°S) plicht te zyn om in diergelyke zaken te volgen het ligt hem door den Allerhoogften gegeeven , en niet met een blind vertrouwen door de ogen van een ander te zien, /20e zeer hy anders altoos geneegen zy om naar goeden raad te willen luisterenk Dan, daar aan den eenen kanc deze grootmoedige ftap de harcen der Nacie op nieuws aan dezen Vorscmoet verbinden, en meer dan oic in hem doen vertrouwen ftellen, zoo kan men ce gelyk niec dan met, de uiterfte bezorgdheid letcen, dac door even deze ftap, gelyk wy reeds ce kennen hebben gegeven ; ce gelyk ook voor 't vervolg alle byweegen worden afgefneeden, die men zou kunnen gebrui* ken om het bellier van dezen Vorst te bedillen of by de Natie in verdenking te brengen; en gevolgelyk zullen van nu af aan alle flappen, die men hiertoe zou mogen wagen, rechtftieeks teegen het bewind van den Stadhouder moeten gericht, en dus zoo veele aanvallen teegen de Stadhouderlyke regeering en ceegen onze Confticucie zelve zyn. En hieruic blykc, dac hec meer dan ooic nodig is, om hier reegen voor 't vervolg de efficacieusce maacregelen ce neemen, naar hec voorbeeld't welk hec Hof van Hollanddaarvan zoo ten pasfekomt te geeven en wel zoo hoognodig, dat dezulken, die zich hier teegen eenigzins mochten verzetcen, of die goede werk onder welk voorwendzel ook zochten te ftremmen, zich met reden verdacht zouden maken by de Natie, van moedwillig den geest van  ( 6o6 ) ^stn oproer en muicery vooral teegen her Scadh'oiiderlyk gezag en de gevestigde Conltitutie dezer Landen, die alle Regenten bezworen hebben, te willen aankweeken, en zoo dit Land, 't geen van buiten reeds zoo zwaar bezocht is , door binnenlandiche beroeringen volkomen in deszelfs verderf ftortën In der daad het kwaad is Thans ;en hoogften trap gereezen. Het vergif is wyd en zyd verfpreid De licen'ie kent nog maat nog palen, en 't Stadbouderlyk gezag wordt door dezuike zelfs die perfoneel in dienst van Z H. zyn <*) gefchonden en benadeeld. Trouwens is er iets, dac langer heilig is, en waaraan men zich niec op de onbefchaamdfteen brooddronkendfte wys vergrypc? Men klimme van de eerfte Vergadering der Nacie af tot de Leden der byzondere regeeringen, coc de Officieren van den ftaac, cot andere beampten én onbeampten die enkel maar van de razende factie, zoo als wy ze meermalen genoemd henben, niet zyn, of vei d cntwordengehoudenvandaarc.eegen cezyn. De opjlellen van H. H. MM. van weege die Hoge Vergaderingen geëmaneerd , en door de Souvereine Vergaderingen overgenomen, bekrachcigd en gepubliceerd, worden door allerley onbekend en gemeen volk beripsc, veranderd, afgekeurd, men negeerc de zonneklare asfercien daarby gedaan, en heet de eerfte Verga» (") Zie deze en de volgende Noten op bl. ó"io. ens.  (6c7 ) gadering der Natie in het aangezicht liegen voor het oog van het gemeen (**). De Statèh van Gelderland en Utrecht befchuldigt men van onbedachtzaamheid, van overyling, van gebrek aan doorzicht , van misbruik van hunne macht, om dat zy de drukpers beteugelen (***), of men onderwint zich om voor 't publiek hunne rekening op te maken, en men befchuldigt hen van verkeerd bellier van het finantieele wezen, by gelegenheid der nieuwe belastingen, die de nood des oorlogs hen dwingt om op hunne Ingezetenen te leggen (f)- Men noemt de Staten van Hollano Dwepers en Fanatieken, om dat zy de huwelyken met Roomfchen, met Joden en Turken niet bevorderen en alle onderfcheid van Godsdienst niet te niet doen. (_****). Men tast leden van regeering by name aan, en noemt hen fchurken, verraders , vyanden van hun vaderland (*****}. Men mishandelt even onbefchoft en brooddronken onze eerfte Vlag-Officieren Eindelyk men betrekt ook de/ Leeraars der Kerk in de algemeene licentie (****+**), en men eindigt met zyn handen te ftaan aan Gods heiligwoord, en men ontziet zich niet van op de titels zelfs van zyne gefchriften de eerwaardigfte gedeeltens daarvan te verdrajen in den fchandelykften zin, enopzy» eige infame bedoelingen toepasfelyk te maken. Als men deze en talloze andere ftalenzamen neemt als men daarby gefchrifcen ziet voor den dag ko« men,  ( tfög ) rheh, waarin het volk wordt zaafngeroepen, eri dangezec tot een algemeenen opftand tegen hunne Overheden, en tot hen gefchreeuwd, dat zy euwen achter een onderdrukt en mishandeld zyn, en zich eindelyk vry moeten maken en het bewind in eige handen moeten neemen, gelyk de Americanen; en eindelyk, als men andere gefchriftenziet uitkomen , waarin dit alles gepreezen , verdeedigd, aangedrongen, en de Souverein die zich daarteegen verzette, opentlyk van onbedachtheid, van dwinglandy beichuldigd worde als een vreemdeling durft te zeggen, ik ont^°n nut dat er wetten tegen my zyn en tegen myn gedrag, maar ik ontken OE VALIDITEIT van die wetten , ik wil noch zal my daaraan niet onderwerpen — wat moet men dan voor een befluit opmaken omtrent den ftaat van zulk eene Natie? Is dat alles niet vertreeding van alle burgerlyke orde, is dat geen verzetten van alle palen der maatfehappy, is dat geene fchending van alle regeering, geene verbreeking van alle banden die een geregelden ftaat vasthouden, geenopftand van Onderdaanen tegen hunne Overheid, en dus (zoo lang dat ongeftraft gefchiedt) eene volflagene regeeringloosheid , en de volftrektfte , verregaandfte ANARCHIE (%*.**%*•)? Wy maken geene zwarigheid om het te zeggen. Duizenden, ja tien duizenden ongelukkigen hebben in dit ons vry ert gezegend land, ter bewaring der publieke rust en  C 609 ) en veiligheid, enten affchrik van anderen, misdry ven met hun leven geboet, onder hec wraakoeffenend zwaard der Gerechcigheid , die noch op zich zeiven, noch uic aanmerking van de gevaarlykheid van den dader, noch uic hoofde van derzelver verderrFelyken invloed op de maacfchappy, op verre na zoo fchuldig, en zoo ftraf baar waren, volgens alle Goddely ke en menfehelyke weccen, dan de vergrypingen die dagelyks onder ons meer en meer en ongeftrafc begaan worden, tegens alles wat heilig, en inviolabel behoorc ce zyn uic zyn aarc, in alle v Igeregelde ftaaten en maaefchappyen. En daczou elk een voelen, zoo als fommigen hec voelen , als de fterkfte indrukken by de meefte menfehen niec langzamerhand fleecen en eindelyk geheel zich verloren, gelyk wy in ons VIII. Nummer opzeccelyk becoogd hebben. ERRATA N. XXV. Bl. 587. t 13. 200,000 man] / 100,000 man 592. r. 36 God beveeleu] / God bidden 11. Stuk. Gcc N^  (. 6io ) Noten op bl. 606 enz. (*) Wy hebben reeds by vorige geieegenheden zulke •ntaarde en ondankbare dienaars van Z. H. de nodige waarfchouwing gedaan, zie I). 1. N. XII bl. 230. en D, II. N. XIV.- bl. 322. Doch toen zagen wy enkel op woorden en losfe discourfen. Hier bedoelen wy een gefchrift, namertlyk het Antwoord van den Schryver van den Staatsman aan zyn Correspondent q. N N. in het Maandfchrifc van dien naam voor den maand january 1782. geïnfeïeerd: en als wy dan van luiden fpreekyi, die peifooncel in dienst van Z. II, zyn, dan zal de Schryver van den Staatsman ligt begrypen, dat wy hem. zeer wel" kennen én weeten wie hy is. Die Schryver he*haa!t oriophoucientlyk , dat hy over de meeste zaken niet oordeelen kan, wyl hy van allen toegang tot zaken verwyderd leeft (hl. r 1.) en dat hy als. privaat en ampteloos Jierfoon levende, noch recht noch gclecgcnheid heeft, om.het veel tyds zoo voodzakelyk a.eccs te hek ben tot Staats-registers, Notulen',' en' dergelyke echte Stukken, waar door veele zaken ef laiïa geconfiateerd worden (bi 12.) het geen ook de reden is, dat hy zegt zich vergreepen te hebben met re'atie tot het gebeurde met den Hr. Hertog in 1766. (bl. 1?, 13 ) Doch dit alles zoo zynde, wat tog in vreedes nanm, noodzaakt hem, en zoo veele anderen, die nog minder weeten, en nog minder toegang tot afles hebben, om zich met onze publieke zaken in te laten, ten minften om daarover te fchryven , en vooral zoo flout by alle geieegenheden te beflisfen ? Ondertusfchen zou den Schryver, van den Staatsman, als hy eene gezonde redeneerkunde bezat en gebruikte, en als hy dan onze Gefchiedenisfen daarby vlytiger beftudeerde, en wel wikte wat by fchreef, voor 't overige geen acces tot Staatspapieren nodig hebben, om aan den eenen kant te kunBen begrypen dat er geen de miDfte overeenkomst is tusfchen  (■«»■) fchen het geval van den Hr. Hertog van Brunswyk en dac van den Kardinaal de Granvclle, waar tusfchen hy zulk eene abfurde vergelyking maakt, en die hem aanleiding tot zoo veel misvattingen heeft gegeeven; en ten anderen zou hy uit zyne gedrukte boeken, (zie bl. 12 ) als hy die wel gebruikte, genoegzaam onderricht kunnen halen nopens den waren aart van onze Conftitutie, en de rechten van het Stadhouder[chap, om zicb niet op zulk eene indecente wyze over den Stadhouder uit te drukken, als hy bl. 6, en 9. van zyn aangehaald antwoord gedaan heeft. (**) In de Post vam bin Neder-p.hyn N. 60. wordt gezegd, dat 'er buiun twyffel in den Biddags-brief een drukfout plaats zal hebben, wanneer in denzelven van een geest van Jnarchie gefprokeu wordt: want dat hït er ver af is, dat er zulk een ongelukkige Geest in onze Republiek zou beerfcben. In de Woerdensche Courant van 2iFebr. 1782. wordt gezegd, dat het woord Anarchie in denzelfden Riddagsbrief het meest fluit, wyl men zicb niet kan berinneren , dat er iets gepasfeerd is 't geen er na zweemde, zelfs dat er geene fchaduw in zekere Aanfpraak (aan 't Volk van Nederland) van gevonden wordt', dat dit woord ook in geene gefchriften voorkomt, als in den O. Nederl. PATaroT enz, en voor 'c overige dat de Opsteller van dien Brief als een particulier persoon moet worden gcconfideteerd. En dat alles, let wel, na dat die Biddags-Brief, door de Souverein en van deeze twee Schryvers , te weeten de Staten van Holland en Sticht , en de Regeeringen van Utrecht en tVoerden, (die by hoge noodzakelykheid en als hunne byzondere Pre. vineien daarby wezentlyk verkort wierden, hadden kunnen weigeren om dien Brief te adopteeren, met niet meer noch niet minder recht dan alle Placaten van H, H. M M. CCC 2 be'  betrekkclyk de gemeene belangens van de Republiek i;i zaken van Oorlog enz.) zonder eenige verandeting overgenomen , en uit Hoogstderzelver naam was gepubliceerd geworden, en dus in allen opzichte de fantTie van den Souverein ontvangen bad, en in een Staatswet veranderd was geworden! Trouwens in dezelf Ie Woerdensche Courant van den 22 Febr. is ter zei ver' geleegenheid onder andere paskwillen, een libel geannonceerd onder den volgenden titel: de Uitfchryving van den Algemeenen Dank- Vast- en Bededag verbeterd, -waar iu duidelyk. te z'en is, hoe eigent lyk het ver ft akte Nederland aangefprokcn ma» moeten worden, zou het door den roepfiem der Dierbare Overheid bewogen worden om God in de roede te vallen. En laatstleden Zondag heeft men zxh. niet ontzien om hier in den Haag zekeren Brief van "Janus Bat anus aan zy.i vriend Paulus Ernstig, over de uitfchryving van den Alg. D, V. en B dag hy li, H MM bepaalt rond te zanden en te verbreide», die eene aan ■ eenfehakeiing is van de injiuïeuste rtfl ftten zoo voor deze Hoge Vergadering, a!s voor alle de Hoofden des Volks in 'C algemeen, en voornaam fee perfonen van den Sraat: bahalven d3t by dit libel i even als by tbmmige anderen, II, H MM. ingewikkeld berispt worden, dat zy den naam van den gezegenden Heiland en Zaligmaker Jesus Christus in hunnen Brief hebben laten invlneüen, onder voorwendfel «lat daar door onze Biddag volgens dit voorfchrift in de Joodfche Synagogen eii in de Perfuanfche Kerk te Amfterdavn ni;;t kon gevierd worden. Is er nog wel iemand, die na dit alles een oogenblik kan twyffelen, door welk een Geest alle deeze Oproermakers worden gedreevenl En dat niet alleen het Land, maar ook de Kerk door dien Geest met het uiterfte gevaar gedreigd wordt! En blykc 200 niet eindelyk, waaruit ook alle die fpotternyen ontÜondeii en waartoe alle die fpotternyen dienden, waarmede  ( <*t3 ) mede men, onder anderen in die fraje Post van den Neder-rbyn, dezulke bejeegend heeft, die onzen rampzaligen Oorlog met Engeland betreurden, uit hoofde van het gevaar 't geen den Protestantfchen Godsdienst zo oogenfchyn» lyk dreigen moet, als de fteunen deszelven van eikanderen verwyderd worden, en die uit dien hoofde van te Engelfchen, niet alleen als van onze Bondgenoten, maar ook als van onze Geloofsgenoten fpraken 'i (***) Politiquë FTolla Nnois, No. 33, 34. Pleidooi voor de Heeren Temminck en Rendorp, bl. a5>38. van de Folio Druk. (jO Brief van een Heer te Utrecht over de hoge belastingen in die Provincie uitgegeeven in January 1781. Woerdemsche Coukant m« I. February 1782. (****) Lors de la grande asfemblie en 165 r. les Catholiques ne furent pas moins maltraités fHillorien qui nous fournit ces détails, asfure qWil n'y avoit rien dans le discours que les Ministres Proteftans firent dans cette Asfemblèe, qui n'eut été prescrit aupara. zant dans des Placards publiés Fanatiques de toutes les ctmmunions , ne voiez-vous pas qu'en donnant a la vérité le droit du glaive , vous le donnez a l'erreur? ? Partout le FANATISME a cherbt % èlever des barrières entre deux religions qu'il failloit cbercher a réunir. Croirait-on , que fans remonier plus haut qu'a Tannée 1750 & 1755. les Etats GéNéRAUx cl? les Etats d'Hollandb font descendus jusqu'a dresfer des Edits pour empecher les mariages entre ceux de Tune & l'autre religion ? C'est ainfi que le malheüreux esprit d'intolerance cberche a mettre des tntraves même dans ce Hek Jt deux que laNaCcc 3 tu-  C 6r4 ) titre femble avoir formèpour reparer les maiix introduit* par les inflitutions hnmaines Combien est estimable aux yeux de l'ami de l'huwanité, celui qui dans un de fes zkcux philopbiques defire de voir ie Quakue, le Catholique, le Protestant, LE JHIF, LE MUSULMAN, fe réunir enfemble par les nceiris de Punion conjugale. Politique Hollandois N. XLJX. p. 365. 3c,7. »c)St (***'*) De Mof Meesterknecht, Aanspraak van P. dwarsdoelen, ürieven van CaNDIDUS, Val) JaN van Utrecht, alle de Libellen van N. Hoefnagel enz. enz. enz. (*** ***) Woeudensciie Courant van 13 February 1782. llxtract uit een Brief uit 's Uage. O**.****) Brrjraafnis paskwillen op den O. N. Patriot, vanN. Hoefnagel , met relatie tot Ds B.ireuth enz. (***■ ****) Aanfpraak aan 't Volk van Neder/and door P Dwarsdoelen : Request aan Hun lid. Gr. Mog ter geleegeabeid van het Placaat teegen den Brief aan het Volv van Nederland: Consideratien op bet Placaat van Staten van Utrecht tegen hetzelfde Libel enz. (****>*****) fif' "'Ol'-oit que le Politique Hollandois a eté traité dfinjame, pour avoir foutenu que la presfe de■voit ét re libre dans un païs Ubre ? ( v. Phileleltherus I?at«vus fur ie Pleidoi p. 25) Ames honêtes, qui prefercz les lumieres éternelles & invariables de la raifon aux Statuts aebitraitres & capricieux des hommes, vous ne foupgonneriex jamais comment on a prou-oé cette injamie? On a cité une vingtaine de Placauds contrai-  (615) ra a cette liberté, comme fi c'étoit l'existence &' non la validite' de ces Edits qu'on eüt attaquie. Tous les Placards nouveaux, ajoutés aux anciens, ne feront jamais croire d un homme de bon fens qu'un Ciioyen d'Utrecbt n'ait, ausfi bien qtfun Ciioyen d'' Amjlerdam ou de Londres, le dreit de raifonner fur les affaires & les perfmnes publiques. On pkut le p oscrire dans des Edits , le devouer d la vindi&e de mauvaifes loix; mais cela ne chanorra jamais sa maniere D'ENVISACER. les CHOSES. fr&t- »fZ ■ (***«*»****) Men heeft gevraagd, wat Anarchie wa?; I; dat woord Spaansch, of Fransch , of Engelsen? zegt de Post van den Nedsr-rhyn. Anderen hebben durven fchryven: als onze Overheden teegen ons fpreeken can moesten ze Duitsch fpreeken ! Zoo dat onder anderen ook alle Cancellaiy-Jlyl, alle bastaard-woorden, in onze Pl3caten, Sententien, Proceduren, reden van bezwaar aan het volk geeven zullen teegen hunne Overheid: na een gebruik van zoo veele Eu wen, in alle landen! En dat om dat alle de Libellisten en Courantiers en Posten enz. gemeen volk zyn, die zelfs de gebruikelykfte termen niet kennen van Curgerlyk recht, van Natuur recht, van Politie, in één woord van alle de onderwerpen, en weetenfehappen waarover zy onder neemen te fchryven, en zoo Hout, dikwils teegen hunne O.'erheeden aan, te befiisfeu. Maar bunnen Bybel leest al dat volk denkelyk tog wel, even als het gts behalven goede redeneeringen , onb^ proefd laten? komt dat alles uit zuivere edelmoedigheid en genegenheid te onswaarts, ofwel uit eene gegronde vrees, dat, by aldien de gezonde reden invloed op ons verftand en op ons gedrag krygen mogt, hunne hoop om ons tot hunne fpeel poppen te maaken, mogcceleurgefieldendegroote voordeden, die zy zicb daar uit beloofden , aan hen voor altoos ontrukt worden? Waarom leest men ons de illustre geflachtlyst van zyne Excellentie A. dams voor, en de groote onderwerpen die hy bejaag. de in den eminenten ftand van Notaris ? Waar- om verheft men ons zyne werkzaamheid in het aanftooken en onderhouden van de rebellie der Engelfche Colonien? Wat beduidt het, dat men ons zyne houding, zyne gebaarden, zyn fpreken enzynzwygen, affehildertmet de keurige pen van den belachelyken Politique Hollandois (*)? Buiten twyffel dac wy vervuld van verwondering en eerbied voor deezen grootften van alle Staatsmannen en Gezanten, des te onverduldiger zyn zouden om de naauwfte verbintenis te fluiten met hem en zyne principaalen, wanneer wy ons verbeelden, daar zy zulke toonbeelden van volmaaktheid uit hun land verzenden, welke halve Goden hec zyn moeten, die het onfterfFelyk Congres uitmaii ken. Zulke armhartige kunstgreepen , zeer gefchikt (*) Politique Hollandois. N. 51,  C 6ag ) fchikt om het laagfïe en onkundigfte deel der nar tie te begoochelen, verraden de flinkfche en verderffelyke oogmerken van dezulken die ze in h werk ftellen. De vosfenllaerc fteekt uit onder het fchaapsvel, en alle manoeuvres van den verleider tqonen dat zyn eenig oogmerk is om zyne hoorders te brengen tot iets 't geen hy maar al te zeer bewust is by zich zeiven, hoe nadeelig het voor hen is. Men wil onze natie enkel in flaap wiegen, op den fchoot van bedrog en ingebeelde veiligheid, en dqn zal men haar gebonden overleveren in de handen der Philistynen, naa dat men eerst haare oogen uitgeftoken en haar tiair afgefchoren heeft, en dan baar befpotten en voor een fpeelpop gebruiken. Ja, Cerifier, wy gelooven u, als gy verklaart, que c'est Vamour de la palrie qui vous g:tide(*). dat hetjde liefde van uw vaderland is, die u dryft; uw vaderland te weten Frankryk ; want geen anderen zin kan het woord in uw mond hebben; en men mag er by voegen, Vamour du gaint de liefde van uw eigen winst, en het voordeel dat gy trekt uit uw gefchryf! Maar om voort te gaan : het is eene algemeen aangenomen waarheid, dat Vrede het einde is van den Oorlog (••). Ten minften ik heb nooit iemand * (*) Politique Hollandois, N. 51. p. 398. {**) Pax qyaritur bello. Cicero, Ddd 5  ( 626 ) mand, die by zyne zinnen was, hooren ftellen» dat een Oorlog eeuwig duuren moest, ofhetmogten de Rovers op de kust van Barbaryen of de Indiaanfche Wilden zyn. Het gezond verftand leert ons dienvolgens, dat hoe eerder dit einde bereikt wordt, hoe beter het is. Daar en boven, als wy ons oog vestigen op de ysfelykheden, waar mede het Oorlog gepaard gaat, de ftroomen van menfchenbloed die geftort worden, de Weduwen era Weezen die het agterlaat, deeleodens die het verfpreidt onder duizenden, de verwoesting die het naa zich laat, de wreedheid die het geeft aan het menschlyk hart, maakende den mensch wilder en verwoeder dan het verfcheurend gedierte, moet men dan niet verftaald zyn en ontoegankelyk voor alle gevoelens van menfchelykheid, als men niet ziddert by de enkele gedachte, en zich verheugt by het verfte vooruitzicht van vrede (*). Ook heeft het Oorlog in zich-zeiven eene geneigdheid om de ergfte driften van het menfchelyk hart op te wek- (*) Nomen pacis dulce es:, fi? lp fa res falutaris. Nam nee privatos focos, nee publicas leges, nee tibertatis. jura cara bal/ere potest, quem discoi dia, quem cades Civiutn, quem helium dilectat: eumque ex numero beminum ejiciendum, ex finibus humante naturie exterminandum puto, Itaque five Sylla, five Marius, five quis alius helium eplavit, turn detestalilem Civem Reip natumjudic». Nihil igitur hoe cive, nihil hoe homine tetrius, p aut civis aul homo babendus est, qui helium concupiscat, Cic. in Philipp.  wekken en aan te blazen, alle tedere gevoelens ui&. te dooven, en den mensch te doen vermaak fcheppen in het plengen van bloed, zoo dat, wanneer een Oorlog onvermydelyk is, men altoos als een voornaam ftuk van politie heeft aangemerkt, om denzelven zoo veel mogelyk te matigen, en beftaanbaar te maaken met de menfchelykheid; en men heeft het voor geen geringen roem gehouden van den Godsdienst dien wy belyden , daar hy het Oorlog niet geheel van de aarde heeft kunnen verbannen, dat hy echter de wreedheden daar van zooveel mogelyk heeft verzacht. Maar als men deeze beginzelen dan aanneemt, die een Monster alleen kan ontkennen, wat moet men dan denken van zulke fchryvers en van de factie waar aan zy dienstbaar zyn, die eerst ver* langden naar dien oorlog waar in wy gewikkeld zyn, en alles deeden wat in hun vermogen was om dien aan te Itooken en over ons te berokkenen, onder het dwaast gefchreeuw dat wy door denzelven alle onze fchade op den vyand zonden verhaalen , en die nu, nu zy hunnen barbaarfchen wensch verkreegen hebben , alles doen wat in hun vermogen is , om den twist zoo bloedig als mogelyk te maaken, en de verbittering tusfchen de twee Natiën tot za>K een trap aan te ftooken en op te hitzen, dac alle bevrediging onmogelyk mogt gemaakt worden. Waar toe anders kunnen tocb alle die  ( 628 ) die moedwillig verzonnen of op de kwaadaarrigfte wyze vergrootte geruchten dienen van de wreedheid der Engelfchen , alle die affchuwlyke fchetzen die zoo verre niet alleen boven alle waarfchynlykheid, maar boven alle mogelykheid zyn, dar zy in plaats van toepasfelyk te zyn op eene natie, die in 't algemeen altoos den naam van wysgeerig gedragen heeft en wier byzondereedelmoedigheid altoos geroemd is, wezenlyk op geene natie in geheel Europa, ja op geene natie op den aardbodem , toepasfelyk zyn kunnen. Waar toe anders, als om een ingekankerden haat en afkeer tegens onzen voormaaligen bondgenoot, zoo algemeen als mogelyk onder de natie te verwekken, en on. ver&iderlyk te doen inwortelen in alle harten? En tot dat einde richten zy hunne verhaalen ook gemeenlyk in naar de Iaagfte vatbaarheden, en ftellen dezelve voor als een gefchikc onderwerp voor kinderen; ja, wat meer is, om dezulken zelfs, die niet leezen kunnen, den bedoelden indruk by te brengen, fchilderen zy in prenten de affchuwelyke tooneelen van wreedheid, dieniet anders als in hunne eigen verdorven verbeeldings,. kracht ontllaan konden (*_). Tos (*) De Schryver bedoelt hier zekerlyk die Engelfche Tyranny. waarvan wy in ons XXVe Nummer bl. 587. gefproken hi.bren. Reeds in 1779 of 1780 was er een Britfche Tyranny te Amfterdam uitgegeeven, by wyze van Zamenfpraak tusfchen een Vader met zyn kind] O.N.P.  C 659 ) Tot dezelfde wenfchelyke eindens, naamelyk het doen voortduuren van den Oorlog en het vereeuwigen der ontdoken verbittering , heeft de menschlievende fchryver van den Politique Hotlandois insgelyks niet lang geleden een gansch Nummer beiteéd, waar in hy de drift van haat tót een hooger climax gebragt heeft, dan zy nog ooit coe gedegen was; en men moec bekennen dat hy in de uitvoering daar van alle de welfprekendheid van Cicero en Demostenes verre is te boven gegaan , en alle fchoonheden die by Oude en Nieuwe fchryvers gevonden worden,' in één tafereel te zamen gebragt en veiëenigd heeft, zynde zyne declamatie een mengzel van hec philofophifche, rhetorifche, historifche, tragifche, comifche, epi» fche, ja zelfs lyrifche, want elke zinfnyding begint op eene recht aangenaame wyze met dit fchoone refrain: O que je vous lidis. Grande Bretagnet que je vous haïs, &c. (*}. Maar (*) Wy hebben een exemplaar van dit 46e Nummer van den P. H. gezien, waarin de Eigenaar, buiten twyffel vervoerd door denzelfden geest van welfpreekendheid die daarin heerscht, achter aan het volgende gefehreeven had: O quej-ete haïs, Politique Hollandois! que je te haïs pour ta méchanceté ; que je te haïs pour t* mauvaife foi: que je te haïs pour ton itrp/udence: que je te bots pour ia fausfctê de tous tes principes. Et que je te haïs fur fout par ct qae tu es un li plat..,,.»] O» N» f»  C 630 ) Maar om nu te rug te keeren, niet tegenltaaride eene roemruchtige en machtige Vorstin haare bemiddeling heeft aangeboden, ten einde eene verzoening van ons met onzen vyand te bewerken, niet tegenftaande die bemiddeling reeds is aangenomen door Engeland en door de Provincie vari Holland en buiten twyrTel door de andere Provinciën insgelyks zal aangenomen worden ; niet tegenftaande de gewenschte vooruitzichten die ons dit geeft op een gezegenden vrede, zoo fpant dit volk niet te min by aanhoudendheid alle krachten in en gebruikt alle kunstgreepen die bedacht kunnen worden , om dit heilzaam werk te ftremmen, door het volk daar tegen in te nemen, en zoo de onheilen van den Oorlog voor dit Land te verlengen. Voor hen is de ondergang van duizenden, de elende en verarming van honderd-duizenden ^ de traanen van Ouders over het verlies van hunne kinderen, van Weduwen en Weezen over hunne mans en vaders , voor hen zyn ftroomen van bloed en de ysfelykfte verwoestingen niets, niets ter waereld, als zy maar het oogmerk bereiken van hunne vervloekte eerzucht ofwel hunne fchandelyke winsten mogen verlengen. En al ware het In dit opzicht alleen maar, Mynheer de Patriot, dat uw Patriotismus zoo onderfcheiden is van den hunnen, zo zoude het genoeg zyn, om tusfchen u en hen te richten. Want toch de herftelling van den vrede zal te gelyker tyd aan uw werk en  ( ë3* ) en aan hun gefchryf beide een einde maaken. Dit is ontwyffelbaar. Maar gy verlangt niets vuuriger dan deeze gebeurenis , en doet alles wat in uw vermogen is om ze te verhaasten: terwyl zy in tegendeel alle krachten infpannen , om dezelve zoo mogelyk te beletten. Gevolgelyk verliest gy alle voorüitzicht van eer of voordeel geheel uit hec oog, en offert beide gaarne op aan het welzyn van uw Vaderland ( *). En dus is de prefuroptie een fterkften voor u, dat gy door de beiangelooslTe beginzels gedreeven worde. Zy in hec regendeel, bey veren zich om hunnen invloed te behouden, en zoeken dac geene door te dringen , hec welk alleen hunnen fchandelyken winst verlengen kan. Gevolgelyk is de prefumptie even fterk tegens hen, dat niets als het laagfte eigenbelang, en de vrees van hec verlies van hunne kost. Winning de dryfveder is van alle hunne bewegin* gen en beginzelen. En zullen zulke menfehen zich onderwinden om de heilige woorden van patriotismus en menschliefde op hunne vuile lippen te nemen, cerwyl zy de zaaken zeiven zoo fchandelyk onder de voecen creden ! Kunnen zy aanfpraak maaken op den naam van Christenen, «y die niet alleen den onchristelykften maar eenen volftrekt helfchen geescvercoonen in alle hunne gedragingen! (*) Zie No. XX. bl. 433. Maar  C 63a ) Maar er is nog meer. Eene ingekankerde haaf fcgens het Huis van O en weêrzin in dé ft— u regeering zyn de hoofdbeginzelen der fatfie, Hier van daan hunne toegedaanheid aart Frankryk, hunne haat tegens Engeland (toen zelfs toen zy nog onze bondgenooten waren) en alle de overige flappen van hun gedrag kunnen uit he6 zelfde beginzel afgeleid en verklaard worden. Hun. ne gefprekken, hunne gefchrifcen, hunne daaden, ftrekken alcoos min of meer om den Sc eri zyne roemruchcige Voorouders in hec haacelykst lichc ce ftellen, en zoo mogelyk hec hare van het volk af ce crekken van dac Huis , waar aan herzelve alcoos zoo zeer is coegedaan geweest, en, zoo ce hoopen is, in fpyc van alle de kunscgreepen van deszelfs vyanden, alcoos blyven zal. In weêrwiï van de eenpaarige ftem der Gefchiedenisfen en cegen hec gevoelen van alle braave harten, hebben zy getracht ais vyanden van vryheid en deugd die eerwaerdige Helden af re fchilderen, welken dac Huis (buiten twyffel een der aanzienlykften van gansch Europa) heefc vooregebrage, en aan wie deeze nacie, naasc God, eersc haar aanwezen, als een vry volk, en naderhand zoo menigmaalen haar behoud verfchuldigd is geweest, en die alle andere nacien , die ooic hunne naamen hebben hooren noemen, bewonderd en geëerbiedigd hebben. Eersc hebben zy door duiscere infinuatien, naderhand doo? duidelyker betekeningen,  ( ^3 ) géri, eri eindelyk door openbaarë asfertien, getracht de haatelykfte verdenkingen te verwekken■» jegens de maatregelen van het Hof, en hetzelve befchuldigd van zyn macht en invloed te gebruiken ten nadeele van dit Land, en ter voldoening van eene hoogstfchuldige toegenegenheid jegens den vyand. Dit is vooral een vatl de favoriet Onderwerpen van den Politique Hollandois. Om van menigvuldige plaützen in zyne voorige Nummers niet te fpreken, zal ik enkel de twee volgende uit het 51* Nummer aanhaalen. Bl. 398. zegt hy: de Prins/en van Oranje waren toen zoo zeer voör Frankryk geneigd als zy tegenwoordig zyn voor Engeland : doch de Republiek had in haar en fchoot wadre Patriotten, die haar wezenlyk belang volmaakt kennende, maatregelen namen om de ontwerpen van het Huis van Oranje te doen mislukken. En bladz. 399.: men meent dat de banden van bloedverwantfchap met den Koning van Engeland, eenigen invloed hebben op onzen Prins. Maar de onvermoeide yver vdn de Stad van Amflerdam (*), niets anders £7(*) Welken echten Nederlander, vooral in dè dndera Provintien, kookt het bloed niet by die geduurige tegenftelling in de Amjlerdamfche Gefchrifcen, van de Stad van Amfterdam aan den Prins en aan H. H, MM. en aan al het overige, zonder onderfcheid, in het Land. £00 Staaten als Souvereinen der Provintien, ah hyzonde- Eee ré  C 634 ) ders in het oog hebbende als de hertelling van dc Zeemacht, de glorie en het geluk der Natie, zoo moet mm hoopen dal deszelfs wenfehen zullen vervuld worden, en dat de eerwaardige Magiflraatsperfoonen die haar regeeren, die vrucht zullen trekken uit de k&stelyke intimiteit die hen ver'êenigt , dat zy by den Prins die beginzelen van delicatesfe overwinnen, die hem nog te rug houden , en dat zy zegepraalen over de listige flaatkunde van Groot* Brittannien , die zeden Willem III. altoos in deexe Provincie eene party gehad heeft, overgefteld tegen die van Frankryk. Welk eene ysfelyke misdaad in der daad in Willem III. dac eer zyner cyd hier ce lande eene party on titaan is, cegengefteld aan die van dac Ryk, 'c geen in 1672. aan die Land hec onfebacbaar voorrecht trachtte te bezorgen van onder den grooten Koning gebragt ce worden ! En welk eene eerlyke offchoon onbedoelde bekencenis van den fchryver, dac de party waar voor hy fehryft de party van Vrankryk is! Die zyn eersc rechce patriotten! Maar moet niet elk die Hollandsch bloed in de aderen heefc, of by wien beczelve niec verdorven is, door/.yne toegedaanheid aan de heerfchappy van Frankryk, en die nooit iets gehoord heefc van de yslelykbe, den re Leden van regeering, als of Amflerdam alleen het welzyn van de Republiek behartiade, 't geen alle de andere verzuimden of liever tegenftonden.  (. 635 ) Seri der Spaanfche en Franfche tyranny aan den éenen kanc , en van de verdiensten van Vader Willem, vanMauritz, vartFrederikHéndrik, van Willem III. aan den anderen kant, en van hec gelük en de glorie die zy voor deeze, helaas! ondankhaare natie verworven hebben, moet riet elk rechrgeaard Hollander gloeijen van veröncwaerdiging, als hy deeze heilige naamen zoo hoorc fchenden , als hy hunne eer mee voecen ziet creden, en huri naageflachc belasreren én fmaaden! door wien? dooreen Franfchen huurling, die zyn leven in een kerker gefleten of wel aan de galg geëindigd zou hebben, had zyn vuile mond cegen een voornaam perlonaadje in zyn eigen land, hec cienduizendfte gedeelce van den zwadder uitgebraakt , die hy tegen de aanzienlykfte perlöhaadjen van deezen ftaat heeft uicgefpogen , en Wiens ftraffelooze licencie een misbruik is van die zelfde onfehatbaare vryheid, welke even deeze groote mannen gedicht en gehandhaafd hebben, wier naagedachtenis hy zoo; fchandelyk beklade. Ziec niec neder, o gy onfterffclyke Helden, vari dat toppunr van glorie en geluk waar toe gy verheven zyt, ziec niet neder op dit ontaard gedacht, 't geen zulke fchandvlekken kan dragen en aam moedigen, dac hunne ondankbaarheid jegens Ü en hunne onrechemaacigheid jegens uwe naakomeïingen, uwe vreugde niet verbiceere, en u doe berouw hebben over die doorluchtige daaden, Eee 2 Ble  die uwe kroon uitmaaken, en uwe naagedachcenis ten minlien by vreemde natiën doen eerbiedigend Doch boven en bebalven alle beginzelen van dankbaarheid , edelmoedigheid, en rechtmaatigheid, die de verderffelyke gefchriften der Franschgezinde factie grootendeels fchynen uitgewischt te hebben, en de perfoneele verdiensten zoo van de tegenwoordige als van de voorgaande Stadhouders; zoo is het klaar, dat het Stadhouderfchap op zich zelve een der voornaamlte fieunen is van de Nationaale vryheid, en niet van de vryheid van eene Aristocratie, die de verheffing is van eenige weinigen op de verlaaging van de Natie over het geheel. Wam om hetzelve maar in één enkel oogpunt te befchouwen, zoo is het Stadhouderfchap hnt eenig tegenwigc tegen hec Ariscocracisch gedeelre van onze Conftitutie, tegen hetwelk het, zelfs om zyn eigen wüle, de rechten van hec volk moec befchermen, 'c geen zonder dac geene zekerheid roch (leun eer waereld heefc. Uic dien hoofde heefc hec volk ook alcoos toe hec Stadhouderfchap zyn toevluchc genomen, wanneer het een tyd lang gezucht hid onder de ongemakken van eene Aristocratifche regeering, die altoos plaats heeft gehad zoo dikwils er geen Stadhouder geweest is. En tot dat ampt is alcoos die illuscreen patriotfche familie geroepen , die eerst 's volks vryheid en rechten gefticht en bevestigd, en nader  (637 ) derhand ftandvastig bewaard en gehandhaafd heefr. En uit dien hoofde is de Aristocratifche party ook altoos vyandig geweest tegens het Stadhouderfchap en de Stadhouders die de rechten van het volk tegens dezelve befcherr»Jen. Gevolgelyk den Stadhouder voor te ftaan en het Stadhouderfchap toegedaan te zyn , is wezenlyk niet anders als de nationaale vryheid toegedaan te zyn en voor te ftaan, en dus waare patriotismus. In tegendeel kwalyk daar tegens gezind te zyn, en het Stadhouderfchap gehaat te maaken, is een vyand te zyn van de nationaale vryheid, en op deszelfs puinhoopen eene factie te willen verheffen, is het masker van patriotismus aan te nemen om de fchandelykfte oogmerken te bedekken (*). En gelyk zulke be. doelingen hoogstnadeelig zyn voor de Natie over 'tgeheel, zoo moecen zy by het einde ook verderffelyk zyn voor de geenen die dezelve voeden. Want laat ons voorönderftellen, het Stadhouderfchap ware vernietigd, gelyk in voorige cyden, en de factie die deszelfs vyanden zyn criomfeerde: wat zou het gevolg daar van zyn? Duidelyk dat geen (*) wy zullen by gelegenheid mogelyk in 't vervolg alle deeze gewichtige ftukken opzettelyk verhandelen, die onze Correspondenc hier alleen aanftipt. Is het geene fehande en tevens onbegrypelyk dat wy nog niets goeds hebben over het nut der Stadhouderlyke regeering, oÊ !iev« niets dat niet kwaad is ] O. N. P. Eee 3  C «3« >. geen wat het gevolg daarvan geweest is in, voorige tyden. De hoofden der factie zouden eenige jaaren hunne verheffing genieten. Zy zouden de v ornaamfle ampten kunnen uitdealen aan hunne aanhangelingen of nabeftaanden , en alles naar hunne zinlykheid regelen (*). Doch welhaast zou hec volk herdenken aan de gelukkige en vrye dagen van het Stadhouderfchap, en een oog van genegenheid flaan op zyn geliefd Huis ; wel h iast zou het deszelfs vyanden wederom ter neder Horten. (*} Behoeft het .vel gezeed te worden dat ren minften zulke Regenten, die openlyk uitkomen veoi VoorHar-ders van de Stadhouderlyke Redering te zyn, alle ("efuinptie voor zich hebben van door de belangeloos/te i. zichten gedYeevêii te worden , en hun perfoneel belang en grootheid op te offeren aan 't geen-zv oordeelen her belar,;; te zyn van de Natie Te meer ais dit aefchie.1t in tvden, wanneer zy tor zulk een gedrag, \n plaats van ■■oordeel, niet dan haat en allerley benadtje ineen, en (.'oor het tegengeftelde alleen de toejuic! mg va.n bet verwilderd gemeen te wachten hebben Zulke tyden zyn zekerlyk de proef van het wa>r patriotismus, en van de belangeloosheid, vooral van Regen en. En'fchoon wy niet veelszulke voorbeelden hebben , wy hebben er tog eenigen. Des te meerder recht zal deezen gedaan worden, door de N;itie . als zy eens van haare dronkenfchap re rug komt En hoe zal in tegendeel de nakomelingfchap die thans zoogenoemde patriotfebe Regenten befchouwen wier laage beweegredenen voor een tegengefteld gedrag nu reeds ten overvloede bekend zyn, hoe vee! moeite men zich ook geeft om dat te verduisteren!  C 639 ) ten van de hoogte waartoe zy vow een korten tyd zich verheft hadden, en, naa fommige van hen mogelyk verfcheurd te hebben, dat Huis herHellen in deszelfs voorige waerdigheden. Het laatfte 't geen ik ten voorbeeld by zal bren* gen van de abfurde en fchadelyke handelwyze der Libellisten, die gy, Mynheer de Patriot, beftrydc, is hun gedrag met opzicht tot de andere Mogendheden van Europa, wiervriendfchap, wy belang hebben te onderhouden. Deeze behandelen zy op denzelfden voet als hunne eige Regenten. Zoo lang zy volgens hunne gedachten overeenkomstig met hunne uitzichten handelen, verheften zy ze tot den Hemel. Maar zoo haast gebeurt niet het tegendeel, of zy veröorloovenzich de onbetamelykfte vryheden jegens dezelven. Ja zy maaken geene zwarigheid, als dat met hunne belangens overeenkomt, om de fchandelykfte leugens omtrent dezelve te verdichten. Zoo vertpreidden zy in het voorleden jaar, dat de Koning van Pruisfen een Gezant had gezonden aan het Americaansch Congres. Dit zyn zy naderhand zeiven weder verplicht geweest te herroepen en hunne fchande voor het publiek aan den dag te brengen. Zoo hebben zy, om menigvuldige andere voorbeelden over te ftaan, nog onlangs, met ik wee* niet hoe veele omüandigheden, verhaald, dat de Vloot die in Gctober laatstleden uic Texel uitgeEee 4 zeild  C 640 ) zsild is, tegens de Engelfche fcheepen was beveiligd geweest door een Zweedsch Fregat, en dat het gedrag van den Kapitein volkomen was goedgekeurd geweest door zyn meester den Koning van Zweden, als mede dat deeze een Relaas van die geval had gezonden aan de Keizerin van Rusland, die haare goedkeuring daar op insger lyks gegeven had. Van die alles, en van deboodfchappen die dienwegens over en weder tusfchen de rcspeclive Hoven gewisfeld waren , hebben wy een breed verhaal in verfcheide Nieuwspapieren gehad. En ondercusfehen zoo blykt by flot van rekening, dat aan dat alles geen woord waar is geweest, zoo als onlangs ook door den Ucrechcfchen Courantier is opgemerkt. En wie herïnnerc zich niec die geduurige variatien, die de gevoelens zoo van den Diemermeerfchen en Zuid-Hollandfchen Courancier, als van den Pose van den, Neder-rhyn, in den cyd van een jaar ondergaan hebben, zoo mee opzicht coc de Keizerin van Rusland, als den Keizer. Mee betrekking coc den laaelten, dien men naa zyn bezoek te Amfterdam een cyd lang daar zoo geroemd heefc, is hec onlangs voorgevallene mee de Ara» fterdamfche Franfche Couranc nog vry Merker, Doch daar hetzelve door een uwer Correspondenten in uw XXIle Nummer zoo breed verhaald is, «nthoude ik my van er meer van ce zeggen. Alleen  ( 641 ) leenlyk kan ik my niet beletten te bekennen , dac de aanmerking van den Cleeffchen Courantier my niet zoo ten eenenmaale verwerpelyk heeft gefchenen , als die Correspondent oordeelt, met relatie tot de gevolgen die uit zulk een gering geval zouden kunnen ontfhan. Men is tog niet vergeten dat Lodewyk XIV de Republiek den. oorlog aangedaan heeft op vöorwendzel van een penning , en dat hy Carel II. geperfuadeerd heeft om hetzelfde te doen op vöorwendzel van eene fchiU dery, die zy voorgaven beledigend voor hen te zynj en die het zekerlyk op verre na zoo zeer niet waren, als de reflexjën van CeriGer in de Amfterdamfche Courant voor den Keizer. Doch ik haaste my om aan deezen langen Brief een einde te maken. De voorbeelden die ik opgegeven heb, van de dwaaze onbeftaanbaarheid en buitenfpoorige kwaadaartigheid der Fransengezinde fchry vers moesten, zou men zeggen, een ygelyk, die zyn gezond verftand had en geen flechc mensch was, in 't oog lopen en met verachting voor dezelve vervuiien. En als zulke handrastelyke waarheden , en uwe grondige en overtuigende redeneeringen, Mynheer de Patriot, gevoegd by uw eenvoudig en redelyk politiek fisthema, 't welk gy in uw XX. Nummer met zo» veel candeur voor het Publiek hebt opengelegd, Eee 5 d«  f *4» ) de oogen van het Gemeen niet eindelyk* openen en maaken dat men zich fchaame van langer door zulk verachtelyk en gevaarlyk volk zich te laten verleiden, zoo weet ik niet wat in daar zal zyn om het te doen. — Si populus vult decipi, decipiatut in damnum fuum. Ik heb de eer enz. Anti-Apates.  Errata. Aanhangzel op N. XXV. Bl, 598. r. 22. op de eerfte denunciatie van hec grouwelyk libel Aan V volk van Nederland tegen hetzelve geëmaneerd] / in 't begin van van de zaak van den Hr. Hertog tegen de Libellen in 't algemeen geëmaneerd. 559« r. 24. om dit godloos paskwil] /. om een Fer- volg op dit godloos paskwil Ö04. r. 1. als aan die] / dan aan die 606 r. 23. Vergaderingen] /. Vergad£rik@. r. 25. beripst] /. berispt. 607. r. 2r. der Leeraars] de Leeraars «09 r. 8, dan de vergrypingen] /. als de vergry. pingen 613' 23. cherhf] l. cherehè r. 24. qu'il failloit] l. qu'il falloit 614- r. 2. van ond. foupfonneriex] l. foupponnerie*  1  DE OUDERWETSE NEDERLANDSCHE PATRI O T• ■ ' ' I—*—■—CM ' n 1 W M e Stadhouder moec hebben opdedeliberacien van den Staat, 'c welk in de Generale Petitie ook niet geheel is over 'c hoofd gezien. En wanneer die Zpo voortgaac, Myne Heeren, zoo wordt het fis. tems van de tegenwoordige origineele Conftitutie geheel ontheupc; wanc onr.e gelukkige regeeringsvorm is van ouds af zoo ingerichc geweesc, das be Stadhouder alle de gewrigcen by een houden en alzoo moec crachten het eene Lid mee en door hec ander zoo ce doen werken, dac er de meest mogelyke krachc, daar zulk eenegecompli- cj ueer=  ( 655 ) queerde machine, als is het ftaats iighaam van deeze Republiek, vatbaar voor is, worde voortgebracht „ Dat ik nu van voorgaande tyden geiproken heb, die my voorkwamen, in veelerley opzichten weinig met de dagen, die wy beleeven, tè Verfchillen, is gefchied, om dat ik vreesde, dat ons ook nu dezelfde en dergelyke rampen zullen treffen; en of er nog, onder 's Hemels zeegen, een middel overig mocht zyn om ons te redden. Maar .wat zegge ik van gevreesde rampen ! Is üiet onze fituatie reeds zoo critiek als zy byna worden kan? Is het niet toceenontzagchelykuiterften met ons gekomen? Of is een ormatuurlyke oorlog niet eenen Ouden Bondgenoot, door denzelven, teegen den zin en den letter der Traftacen, ons op het onvoorzienflen aangedaan, en met zoo veel geweld en onrechtmatigheid voortgezet, (Ik beroep my op de Generale Petitie) niet zulk eene bedenkelyke zaak voor ons, als er immeermeer weezen kan? Althans verreziende Ouden en jongere Politieken houden het er voor! „ Daar zyn reukeloze menfehen, die wel durven zeggen, dat er eene party in dit Land zou zyn, welke deezen Oorlog gewenscht en gewild hebben. ^?Ik zoude zoo iets kunnen geloven, als wy ioo.- Oorlogfchepen in zeeën ioo,oöo. msn 1*1 \^K7yt^  ( 656 ) te land hadden gehad , en wy dan getergd en m;*» "hahdeld wierden; maar nu is dit gezegde valsch, en zodanig teegen den aart van de Natie, dat het geen Nederlandsch denkbeeld weezen kan. „ Maar het komt my nietonwaarichynlykvoor, dat men buiten den waard heeft gereekend, toen men dacht , dat de Engelfchen de handen zoo Vol hadden, dat zy ons niet ten vyand zouden begeeren, en daarom met ons niet zouden durven breeken. Men weet gemeenlyk alles wat er in 't Parlamenc van Engeland omgaat: ik verwonder my daarom, dat men toen niet gèweeten heefc, of men moest het niec hebben willen weeten, dac een der Ministers van Gr. Briccannien op de vraag aan hem gedaan , coen hy in dien Raad voor den Oorlog advifeerde, Hoe? wilt gy dan ook nog de Hollanders tot vyanden hebben? geancwoord heefc: Goed willen zy ons immers niet doen, en het kwaad vt welk zy ons kunnen doen met hunne floctille is óns van geen belang! „ Ik kan ook niet oncveinzen dac ik niec geloven kan, dac men van onze zyde alles gedaan heefc (naar onze fituatie) wac men had kunnen doen om die onweer voor ce komen of ce verfchuiven. De aanbieding, om mee ons'in onderhandelingcecreeden, eer nog de Ridder Jofeph Yorek was vercrokken, en zyn 'gerekt verblyf aan deeze zyde van "t Ca-  ( *57 ^ Canaal, verfterken my in dat denkbeeld. Of er nu nog niec iets ce doen zou weczen, óm de Vreede te verkrygen, is eene gewichtige vraag, dewelke dienc voorgelleld, in deliberacie gebracht, bekuokc, gerefoiveerd, en, zoo men iecs doen wil, zoo ra sch .mogelyk uitgevoerd ce worden. Men make zich maar ééns ce worden. De Raad van State fchync dac ook niec geheel voorby ' gezien te hebben, doch zy heefc hec als mee de coppen van de vingers aangeraakt. Eene remarque is my daar ttraks ingevallen, toen ik de ge. wer.schte Vreede eene honordble Vreede lioörde noemen, Ik dschr, zulk eene Vreede worde noic verkreegen d;an na een honorabel - gevoerden Oorlog; en daarom ik zoude my mee eene eerlyke Vreede wel kunnen vergenoegen. Die grore man , dien ik . ftraks noemde , en wiens Neef dien doel, dien hy zoo veele jaren met luister en approbatie van .groot, en klein bekleed had, thans ook met roem bekleedc, plag ce zeggen, wanneer de Engelfchen ons mishandelden (en dac deeden zy dikwils) en dac men dan hier ook wel eens moeilyk wierd, ' en onder ons dreigde om door Alliancien enz. zich te verflerken, en hen ook eens op onzë beurc een tour ce fpeelen; Hoort! zeide de eerwaardige 'Gryzaardalm wiens yoeten gezeeten te hebben "ik my tot eene altoosdurende eer rekene, hoort! zei Jé by, de Republiek is als een kreupele, die op eige beenen niet ftaan kan 5 en daarom hulpmiddelen yan  ( 658 ) van node heeft: die hulpmiddelen dat is Engeland$ daar voor tegenwoordig niet veel voor ons op te roemen valt, maar werpt de Republiek die weg, zoo legt zy voor altoos in 't voetzand. Ik weet wel, dat hec Engelsch Ministerie cue zyne verontfchuldiging voorgeeft, datzyja wel teegens den zin en letter der Traclaten handelen, maar dac het is uiE noodzaak, en dacwy in 't zelfde geval zynde ook zoo zouden doen, en moeten doem Te weecen een TraStaat, zeggen zy, moge zoo heilig en onvérbreekelyk zyn als hec wil, hec vooronderftelc rog alcyd dac hec compatibel zy enblyve met de zelfsbehoudenis; en dac ergeen Publicisc is, die leerde, dac, eenftaac in een geval komende, daar hechoudenderTraclacen denzelven in dac gevaar zou brengen, dan nog de Tradtacen zouden moeten blyven ftand houden , zoo dac die geen die ze hield er door zoude verloren gaan. Maar was Engeland in dac geval ? De beQi&fing van die cafus-pofiiie laac ik aan de Patres Confcripli over. Zeekeris hec, 'dac hec flechc mee ons itaacen fleche mee ons gaac; en daarom moec hec niec vreemd voorkomen, dac elk naar zyne wyze van denken uitziec naar middelen van redding; doch hec is nier genoeg zulk een middel voor ce ftellen, men dienc ook de gevolgen er vanna ce denken: c'is ahyd een bedenkelyk middel, wanneer men gered wij zyn zonder handen uic de mouw ce fteeken, zonder handen aan de ploeg te flaan f want waar heenen wy ons dan ook wenden, ivg  ( Ö50 wy Worden ipfo faSlo dependent: de Fnnfché'n Zouden dat noemen fdüter dans le feu pour fe fanver de la poële. Wat.beeft men zich niet gevleid met de goede intentien van den Graaf van Falkenltein! ende ziét, onze Barrière die zoo veel fchatten era Aromen bloeds gekost heeft, wordt met één coup de plume, als of er geerie Traflaten oit geweest waren, om verre geworpen en gedemoliéerd; en wy durven nauwlyks zeggen , dat die een onrechtmatige handel is. Ik kan er niet van tusfchen om nóg een enkel woord tot waarfchouWing hier by te doen, te weeren dat het my zoö voorkomt, dat hec Engelsch Ministerie het in zyn handen heeft om quovis meliori thodo vreede ce raaken mee allen of mee eenige van hunne cegenwoordige vyanden; en dac, wanneer zulks eens gebeurde met exceptie van de Republiek (die lichtelyk ce vergeefs zal hopen op buitenlandfche hulp,' zoo lang zy weerloos is) hoe zouden dan de Engelfchen de handen niec vry hebben, om" mét hunne, ik moét zeggen ontzagchelyke s* vloten met ons' té doen wat zy wilden? Ik leg deeze'aanmerkingen in den fchoot van deeze Vergadering nedér»; Daar zyn er, die van oordeel zyn, dat in deeze perplexe tydén aan Z. D. H. om Hoogst denzeT* Ven de last zyner Adminiltracie gerriakkeryk ce maken (en waarlyk men mag wel zeggen, dat Z. H. zich dezelve door yver om wel te doen en éf tt «-ei toegeevéndheid bezwaarlyk maakt büicen il. Stuk. Ggg gróo-  ( 66o ) groote noodzake) eenige Raadslieden behoorden toegevoegd te wordeh ; welken, <..n op welk een voet, is tny niet bekend geworden; en ik tkirve ronduit verklaren , dat het goed, dac her nucrig, dai hec noodzakelyk is, dac Z. H nu en altyd Raadslieden hebbe, die hebbende Scadhoud^-g altyd gehad ; en onze Voorvaderen hebben dat ook zoo begreepen, en hebben er voor gezorgd^ ja, ik moet meer zeggen: diezelfde Raadslieden, die de vorige Scadhouders gehad hebben, fubfisteeren nog een huidigen dage; en wie zyn die anders als deeze Hoge Ve^gadcri. g, zoö alsd-e/elve heeden is gecomponeerd, de Leden v\n H H. Mog. de Leden van den Raad van State mét derzelver Hoge Ministers ; en daar komen -.y alle dezulken als Z. H. goedvindt in der tyd, naar gelang van cyden en van zaken te cor.;'uleeren. Alle nieuwigheden zyn overal, en byzoodt-r in ons Land bedenkelyk; en ik geloof voor zeeker, dat veele met my zich wel meer dan eens zullen bedenken, voer en aleer zy tot zulk een êtafeiisfëment de handen zullen leenen, als men buiten dat fchynt ce bedoelen. Of zyn niec in der waarheid de Leden van deeze Vergadering, zoo wel die van H. H. Mog. als van den Raad van State, wanneer zy uic de hunnen Leden commitreeren roe hec onderzoek van zaken, en raporc hebben oncvangen, de ware ConfiliariiPrincipis, (ik meen hier de Souvereinen van elke Provincie) om dezelve»  ( 661 ) ven in de gewigtigfte zaken voor te iïgten? En zynzy het dan ook niet van den Stadhouder, aan wien die Souvereinen een zoo aanmerkeiyk deel van de Souvereiniteic, of diens exercitie hebben geconcrediteerd en medegedeeld, en alzoo ook met de daad gedecideerd die fameufe questie, of de Souvereiniteit deelbaar zy dan niet? Immers zyn zy, en zullen zy niet altoos gereed zyn., om 't zy-. collegialiter, 't zy als individüs 5 ja, indien zy door een goeden yver gedreeven worden , ook gevraagd of ongevraagd , niet altyd gereed bevonden te worden , om te raden alles wat den Lande heil kan aanbrengen, en dat niet achterlaten noc\ Cm lief noch om leed, noch om geener oor zake wille P Maar ik kan by deeze occafie niet voorby te bewonderen de wysheid onzer Vaderen in het vastftellen van de goede ordre in de behandeling van de gemeene zake ; want daar aldus Z. H. de Heer Stadhouder zich kan bedienen van den raad van ónze Oudften, zoo wordt in andere gevallen door dezelfde Oudiien wederom hetadvys, het hoogWys prsadvys «an denzelfdc-n Stadhouder dikmaals gevraagd: zeldzaame ineenvlechting van verfchillende betrekkingen , die zoo als ik reeds heb aangemerkt, de eene op de andere moeten werken, zal het anders wel gaan. \ i ( ....I j; ......... : f::- "i My wierd onlangs gevraagd en ik gee- iè die vragen, welken uit een geed beginfel gè- Ggg 2 da'aó  ( Ui 5 daan wiorden, hierop, of zy misfehien niet nog ten pas zouden kunnen komen my wierd gevraagd, had men dit onweder ziende aankomen, toen het nog zeer verre van ons was, niet moeten denken dat het tot ons kon naderen? had men daarom niet kunnen en moeten refolveeren, om, in plaats van op de publieke Comptoiren geld af te losfcn, geld te negotieeren ten belope van 50 of meer Millioenen, om langs dien weg den Ingezetenen geleegenheid te geeven, om hunne gereede penningen hier te laten en niet naar buiten 's Lands te verzenden? De interesfen immers waren wel te vinden! Had men toen met dat geld en den verderen groten voorraad die er was van penningen , niet kunnen kopen gedisciplineerde' troepen, én volkomen geëquipeerde grote fchepen van Oorlog, daar men ze maar kon krygen, al ware'c voor een hogen prys? Had men zelve al het Hout, dat in 't Land was, tot fcheeps-bouw bekwaam, en vooral masten , knyen.en krommers, ook voor den dienst van 't Land niet kunnen inkopen en aan niemand anders brengen noch verkopen; 't welk immers eene dubbele nuttigheid zou gehad hebben, en ons mogelyk uit onze verleegenheid met opzicht tot vreemde Mogenheden hebben gered, en ons in ftaat gefteld om goede fcheepen goedkoop te bouwen, daar nu gezegd wordt dat hetzelve byna de helft in prys gereezen, en het den Hemel bekend is, of het voor ons wel eens zal zyn te bf>i  C 66$ ) bekomen; en zouden wy on-; aldus ter zee en te lande beiden gewapend hebbende, niet recht neutraal hebben mogen heeten ? want het is in dit Land eene over-oude idéé, dat augmentatien te lande veelal heur opzicht hebben op Vrankryk, en dat aanbouw en equipage ter zee opzicht hebben ©p Engeland; en mogelyk was er dan veel niet gebeurdr wat nu gebeurd is! Ik krimp, wanneer ik die vreemde uitfpraak hoore, welke in het mercantile plaats kan hebben, maar die in *c politieke allerverderffelykst is, wanneer men maar gelds genoeg heeft, dan kan men alles krygen; en ik vrees, dat onze dagen de dwaasheid van dien ftyl tot ons groot nadeel aan den dag zullen leggen. „ Nu zal men my met recht vragen, wat moet er nu. gedaan worden? En ik antwoorde, alles wat wy kunnen doen, om ons zoo goed en kwaad als wy kunnen, te defendeeren En daartoe roep ik tot u allereerst de woorden van dien groten Vorst en Vader des Vaderlands (*) Myne Heeren! bewaart tog uwe Unie! En ik, die nu den ouderdom van 70 jaren en daarover bereikt heb, en zoo veele jaren den Lande, zoo ik myzelve bewust ben, met yver en trouw gediend héb , ik voeg (*) wyzende op het pourtrait van Willem I. Ggg 3  C 664 ) voeg; er by: verfcheurc tog nimmer tien Oranjen* band, waarmede de feven pylen, het fymbole van dezelve Unie aan een gehecht zyn! De pylen zouden veritroid worden, en uwe vyanden zouden er u het hart meede doorboren. „ Is de Letter vnn de Origineele Unie eens te zoek gewees , en door de . vlyt van den man welken ik ftraks heb genoemd, ik meen Mr Jan Hop, laatst afgetreeden Thefaurier-Generaal van de Unie, toen Secretaris van den Raad van State (terwyl ik er een Lid van was ) uit het ftof weeder gevonden, en door den Haad van State onder de directie van de tegenwoordige tweo Heeren Ministers van den Raad, door een kunstftuk, der vergeetelheid onttrokken; wacht U, Myne Heeren, wacht U, dat gy niet t'eenigertyd, den Geest van diezelfde Unie verliest; want dan was alles verloren! „ Laten wy yder van ons zeiven beginnen, en trachten, zoo veel in ons is j af te leggen verregaan. de verdenkingen Van onze Mede-Regenten , van onze mede-menfchen , dit oordeelende, dat veele van deze! ven, zoo zy dwalen, dwalen kunnen ter goeder trouw ; en dat het dan onze plicht is hen met gezonde redenen in zachtmoedigheid, te overtuigen en te rug te brengen van hunne dwalingen ■ ZOO'  ( 665 > zoo zullen wy mede arbeiders zyn ter herftelling va» goede harmonie en van vertrouwen, en van de goede verftandhouding tusfchen Provinciën en Provinciën, Steden en Sceden, Leden en Leden. s, Lacen wy 'c er op gezec hebben, om, wac anderen ook niugen zeggen, yder in hec zyne en by ae zynen txjc ce werken en aan ce kweeken hec waar begrip van dien noodzakelyken invloed, die H. H. Mog. die de Hr, Erfstadhouder, en die de Raad van State, vel conjunctim veldimftm, op de deliberatien van de Souvereine Scaten van de respeéiive Provinciën behoorden te hebben, en op derzelver voorligcing dien prys en dat vercreuwen ltellen, dac dezelve daardoor te beeter in ftaat zouden zyn, om eenparige en vruchtbare Refolutien te neemen. Eenparige Refolutien, fchoon van achteren niet goed bevonden, zyn beeter dan geene altoos; want met niets te doen, worde alcyd al ware 'c de cyd alleen maar verloren , en eene ontoereikende eenparige Refolucie kan door eene andere eenparige in cyds nog gecorrigeerd worden. „ Hec zou ce laag van den Souverein gedacht zyn , dén weinigen invloed, waarteegen ik waarfchouwe, coe ce fchryven aan jaloufie; daar het tog zeeker is, dac alle goede informacien komen moecen van hec Centrum daar de affaires verhanGgg 4. deld  £ 666 ) deld worden, en daar het Bureau SAdresfe is van de vreemde Correspondentie. En even zeeker is. het, dat daaromtrent van den eenen Postdag tot den anderen aanmerkelyke veranderingen kunnen voorvallen, dewelke niet altyd promptelyk. kannen worden afgedaan, maar daar cyd toe moet weezen, om er iets goeds op te doen of te refoiveeren; en wanneer de Provintien in tyds zulke verligtingen van hier niet kunnen krygen, dan gebeurt hec ook, dac zy nhjcopa disfoluies de eene die en de andere wederom iecs anders refolveeren, en zelve zoo overeenftemmen, dac er , zoo als men zeirt, geen vers van ce maken is. En waarom zon men geen vertrouwen in H. H. Mog. ia Z. D. H- en in den Ra id van State fteilen? Weeten H. H Mog. niec, en erkennen dezelve niet ten allen dage, dat zy eene geleende machc hebben , en dac het aan de Souvereinen van de respeetive Provintien ftaat, om elk aan zyne Reprefencanren zodanige ordres ce jenden, als hen goed. dunkt. Daar ook Z. D. H. zeerwel weec, dat Hy eene aanbetrouwde machc heefc, omfchreeven door zyne Inftruftien, en welker palen Z. H. nimmermeer te buicen ging; doch waarvan de exerci* tie veel maaien aan fommigen mishaagc; welker handelwyze ook daarom ce meer is af ce keuren, om dac zy weecen of behoorden ce weecen, dat deeze Republiek is een zodanig konstig werktuig, dat wanneer alle ce raderen en wekken niec op elk- an-  C 667 ) ander werken, in de eenmaal vastgeftelde orderj het geheele werk bederven en uit één fpri. gerf moet. Daar eindelyk ook de Raad van State geenzins ignoreert, dat zy eene bepaalde macht hééft, aan haar door de gezamentlyke Bondgenoten gegeeven. En wie klaagde er over, dat zy zich nieï hield aan haare Inftruclie ? maar menigmalen hebben zich de Bondgenoten gebelgd gehouden, wanneer de Raad van State, conform hare Indrukte, dezelve met onaangenaame waarheden onderhield, en dan verveelde; en dat kon heden myn fort wel zyn; maar de Raad zal evenwel altyd. wel doen zoo maar voort te varen. Zoo dan, Myne Heeren, wanneer elk maar pro virili zyn plirhr zal doen, en elk zal gelaten worden engemaintineerdj by zyne rechten en de herkomsten van de Ouderen, zoo zal het den Lande welgaan, en de Republiek zal (zoo in dezen de Hemel myne wenfehen ver. hoort!) met het Zeeuwsch byl'chrift van het wapen van achteren nog mogen zeggen: lucto$. et e mer go. „ Een ding is er nog by dit alles, 't welk my ten uiterften bekommerd maakt. Wy horen in onze Tempelen, wy horen in onze Biddags- brieven , en met genoegen hoor ik er een woord van in de Generale Petitie, van den zeegen des Hemels fpreeken; en, 't geen ik 'c eerst had moeGgg 5 ten  C $68 > $ess zeggen 1 wy hoorden het ook zoo uit den mond van den Hr. Prefideerenden hy den Raad met aangenaamheid. Maar hoe gaat het in onze Vergaderingen? Hoe weinig wordt er aangedacht: hoe zeldzaam van gefproken ? Immers niec mee dien indruk, die ons becaamd ! T'is waar, onze Vergaderingen worden met den Gebeede begonnen: maar, helaas! hoe wordt er naar geluisterd! En is 't niet, wanneer wy onzedeliberatien gadefiaan , eveneens als of men alles aan onze eig'é wysheid toefchreef? En wanneer men in bedenkelyke tyden maar een middel van behoudenis meent te kunnen uitdenken, dat ons 'c gefchiktftc voorkomt en 't gemakkelyklte in de uicvoering is, dan fchynt het of men gerust naar huis gaat, en voorder niet hoger opziet, maar mei eene niets beteekenende fpreuk, als zy zoo misbruikt worde, er zich afmaakc: wy moeten nu voorder aan ds Voorzienigheid overgeeven! De Heidenen kunnen hier onze Leermeescers zyn. A Jove principium was hunne caal; en zullen wy dan , die Chriscenen heecen en den naam en daad hebben, zoo veele Wy dat waarlyk geloven, dac wy den waren God dienen, dan zoo lichc daarover heen (lappen ? Of zullen wy eenen vleesfchen arm tot ons betrouwen ftellèn , cn God onzen maker vergeeten ? Dac Zy verre! Toen Israël zyn heul en heil niet meer by Israëls God, maar byAsfur, zocht, toen was 't rasch  CJB»9 ) *t rasch met dat anders zoo beminde volk gedaan» Laat ons dac voor ogen houden! 3, Ik fpoede een einde, en bidde om verfchohing! Ik heb ce lang gefproken, en ce weinig goeds gezegd. Ik zegge dan nu nogmaals dank uic naam van H. H. Mog. aan Z. H en den Raad van Scace voor derzelver durende ernsc, yver, en trouwe opleccendheid op hec welzyn van den Lande, en op alles daarin 'c- welk aan Hunne zorg is toebecrouwd; mee een gedienscig verzoek dac Uwe Hoogheid en den Raad, eer helde van hec Vaderland, alzoo gelieven ce continueeien. lkn ciproceere de aangename zegenwenfehen, door den Hr. Prsefideerenden by den Raad, met zoo veel hurcelykheid als welmeenendheidover H H. Mog. uit. geboezemd, ook over Z. H en den Raad van State. Nu dan , de God onzer Vaderen zy mer Uwe Doorl. Hoogheid , met Uwe Koninglyke; Gemalinne en gewenschce SpituiTfcN, mee IX en Uw geheel Huis! Hy zy mee de Vergaderingvan H. H Mog. Hy zy mee den Raad vau State ! Hy zy met de Staten van alle Provintien, mee alle Regenten, mee alle Ingezeeenen van deeze Republiek! Hy zy mee hec lieve Vaderland, en neeme hec in zyne heilige en veilige hoede en befcherming! Hy fchenke ons en aan de geheele wereld de Vreede! Hy beware ons by onzen  ( 670 ) zen gezuiverëen Godsdienst, en hy perpetueeredezen Staat, zoo lang als Ryken, Vorstendom? men en Staten zullen zyn." |? eesfoit de parler} on rêcoutoit encor! (*) Welk eene menigte aanmerkingen zouden wy niet kunnen maken op dit uitmuntend ftuk ! Doch voor als nog beeter in 't geheel geenen. Dit enkel kunnen wy ons niet bedwingen te zeggen: dac wy met geen gering genoegen bedenken , dat die ftuk, waarvan tot nog toe niet als gebrekkige uitcrekzels. be» r (*) Discours fur la maniêre de lire des vers par M, Franijois de Neufchateau. Almanach des Mufes if7$«  C 671 } bekend zyn geweest (*) in den O. N. P. kei eersr het ligt ziet. Onze Leezers alleen verdienen hec te leezen, en kunnen hec naar waarde fchac ten, en van hen vertrouwen wy, dat zy om dit ééne ftuks wille al het gebrekkige van ons blaadjen gaarne zullen verfchonen. En voor 't overige verklaart de O, N. P- dac hy alles, wac in zyn blaadjen mochc gevonden worden, 't geen ftryden zou mee de beginfels en gevoelens, die in dit ftuk heerfchen, volftrekc desavoueerc, als teegen zyn ware intentie en meening gezegd, of by verrasfiïïg in hetzelve ingeflopen. En nu toetfe men > er zifte: én dan fta wac fta, en dan valle wat valle! (*) In de Rottïhd&msche Couranten Van 9. eh 11 febr. r7«5. ir d-;n Courier du bas Rhin No 16. in de Utréchtschs Fkansche Cowhant No, 18. feqq.&c,  ERRATA. Bl. 648, r. 6. Tbrefautier ] 1. Tbefaurier656. r. 2. van ond. Yorek] t, Yorck