JOH. ANDERS ON VERHANDELING over den LEEVENDIGEN KALK. Waar in derzelver verfchülende zoorten wordt befchreeven, den aart en hoedaanigheden daar 'van onderzogt; en aangetoond, op wat wyze dezelve het best zo wel tof Metzelwerk als Bemesten van Landeryen , te bereiden en te werkte/tellen. Waar hy nog is gevoegt een befchryving van de verfchülende zoorten van MERGE L-A & RDENS Hoedaanig die te ontdekken, en tot nut der Landeryen te gebruiken. Uit het Engelfch vertaald Te C AM? E N Ter Drukkerye van J. A. de C HAL MOT; 1781.  1 1  AAN DEN LEEZER De Heer J. Anderson heeft opentlyk te veel blycken gegeeven van zyne bekwaamheid, door het in ,t licht geeven van verfcheidene uitneemende werken over de Proefondervindelyke Natuurkunde en Oeconomie , dan dat het zoude behoeven, denzelven hier door eene lofrede aan den Nederlandfchen waereld bekend te maaken. Een gezelfchap van aanzienlyke lieden , liefhebbers van de Beoejfenende Natuurkunde, van de Oeconomie in 't algemeen, en inzonderheid van al wat eenige betrekking tot verbetering van den Landbouw heeft, dog waar onder zommigen zich bevonden die het Engelfch niet magtig genoeg waren om eene verhandeling in die taaie wel te verftaan , bekroop de luft om dit werkje in hunne moederfpraak te leezen. Een van het gezelfchap volkomen in die taaie bedreeven, nam de taak op zich om bet zelve een Neeiiandfch kleed aantetrekken. Schoon by den aanvang geen het minfte denkbeeld by het gantfche gezelfchap was, om deeze verhandeling ïiet licht te doen zien, vondt het daar egter zo veele nieuwe en aüernuttigfte Proeven in bevat voor de Oeconomie in het algemeen, en den Landbouw in 't byzonder, dat zulks deeze Heeren deedt befluiten, om het zelve ten nutte van hunne Landgenooten door den druk gemeen te maaken. Zie daar Leezer de eenigfte reden, naamlyk , de pryswaardige zugt om het algcmeene welzyn te bevorderen, dat deeze Verhandeling het licht ziet, ook twyf*  AAN DEN LEE ZER twyfcle ik in 't geheel niet, of gy zult het, zelve doorbladerende, er voorzeker ook hetzelfde oordeel over vellen: Hier in immers, wordt in de eerfte plaatze aan- geweezen, hoedaanig den Kalk 't best tot allerleye zoort van Metzelwerk te bereiden ; over 'de proportie van Zand, welke onder de verfchülende zoorten van Kalk moet vermengd worden , om dezelve tot een deugd, zaarn, en voor de lucht en water beftand Ciment te bereiden. In de tweede plaatze, wordt u hier het groote nut aangeweezen , hoedaanig den Kalk met voordeel tot het bemejten van Landeryen te werk te ft ellen; daarby, welke zoorten voorden verfchillenden aart der Landeryen het dienjtigste zyn. Ten derden , vindt gy in dit werkje, eene bcfchryving van veelvuldige zoorten van Mergel , teffcns eene aamvyzing* welke de befte en dienftigste zyn , en hoedaanig die moeten toegefteld worden, om de Taanden op de voordeèligfte wyze daar mede te bem°ften; voerts de middelen aangeweezen, op welke wyze men door gegronde proef neemingen kan ontdekken waar zig beddingen van deeze zo nuttige ftoffe bevinden; en dit alles is met zo veel leerzaame ophelderingen vermengt, dat'er geen twyjfel is of den weetgraagen Leezer zal de tyd die hy met het ieezen van dit werkje flyt, wel hefteed rekenen ; en uitgelokt worden, om zeiven daar van door het neemen van ondervindelyke proeven beveftigt te worden, dien ik wel overtuigt b:n, dat hy die behoorlyk neemende, zich nimmer zal beklaagen. Zie daar al wat ik haclt te zeggen, u verder heil to'swenfchende, en zegen in uwe onderneemingen tot nut van het algemeen en uw eigen huisbeftier. DEN UITGEEVER:  B'adz. c VERHANDELING OVER DEN LEEVENDTQRN KALK. eevendige Kalk is een Kalk (i) of een 5? j is zeer fyn poeder, gemaakt door mar3* ^ «3 0 ^ mer , kryt of kalkfteen te branden, ,^ naderhand wacc.r op te gieten. Die poeder, wanneer het eerft gebrand is, kan In water ontbonden worden; naar den eifch met dat (i) Dit woord gebruikt men gemeenlyk om in eenen Chymifchen of Scheykundigen zin, eene gecalcineerde ftof uit te drukken. (Veetaaier.) i A  2 VERHANDELING over den dat vogt gemengd, tot een tterk ciment worden gemaakt; en heeft verfcheide byzondere eigenfchappen, die het onnodig is hier op te tellen. Maar indien dit poeder eenigen tyd aan de lucht wordt blootgefteld, bevindt men dat het niet meer in water kan ontbonden worden. Het is als dan onbekwaam, om tot ciment te worden gemaakt, en heeft verfcheidene van deszelfs byzondere eigenfchappen en hoedanigheden verlooren, die 'er tc voorcn opmerlcelyJc in regenswoordïg waren. In de gemeene taal wordt dit poeder doorgaans onderfcheiden, door den naam alleen van Kalk; dan in de rechte taal der Wysgeeren draagt'het die van leevendige Kalk, tot zo lange het in water kan ontbonden en tot ciment gebruikt worden. Na dat hei deeze eigenfchappen verlooren heeft, wordt het den naam van doode Kalk gegeven. In beide deeze toeftanden, wordt het met vru°t door den Landman tot metten gebruikt; en dewyl het een meft is van de algemeenfte nuttigheid , die tot nog toe is uitgevonden, verdient deszelfs na-  LEEVENDIGEN KAL K. $ natuur en eigcnfchappen wel zeer nauwkeurig onderzogt te worden. Het oogmerk van deze Proeve is , zommige der byzonderhedcn aantetoonen, die de voortrefFelykheid van deeze zelfftandigheid in de beide hoedanigheden, te weeten als meft en als ciment belchouwt, uitmaaken. En dewyl het geen 'er als meft van kan gezegd worden, beter zal bcgreepen worden , na dat derzelver natuur als een ciment verklaard zal zyn, is het nodig dezelve eerft onder dat oogpunt te befchouwen. A 2 EER-  4 VERHANDELING over den EERSTE AFDEELING. Van den leevendigcn Kalk als een ciment befchouwt. anneer kalldteen of marmer lang genoeg aan de werking van een tamelyk fterk vuur is blootgefteld geweeft, verandert deszelfs koleur en vermindert het gewigt daar van, aanmerkelyk; dan het behoudt echter deszelfs voorigc gedaante en uitgebreidheid. In deezen toeftand van gebranden Heen, wordt het op verfcheidene plaatfen onderfcheiden, door de naamen van Mkkluiten (lime-fhells) kluitMk (flieH-Ume) ofwel eenvoudig kluiten (f/iells). Indien men water op deze kalkkluiten giet, ontftaat 'er in korten tyd een aanmerkelyke hette en opbruisfehing; de gebrande fteenen beginnen te fplyten, van malkanderen te vallen, en de hoop groeit  LEEVENDIGEN KALK. 5 groeit aan in uitgebreidheid, naar mate zy van tyd tot tyd van een kruimelen , of zo als men gemeenlyk zegt, tot een fyn poeder vallen, het geen altoos wit is, wat koleur de fteen ook voor de calcinatie ( 2 ) moge gehadt hebben. Dit poeder wordt gelefchte kalk of eenvouwig kalk (by ons meelkalk) genoemd, en de bewerking , die het van kluiten tot dezen toeftand brengt, draagt de naam van lesfchen of blusfchen. Wanneer dit poeder zeer nauw met zo veel water vermengd is, dat het een dim deeg wordt, en naderhand opdroogt, ftolt het tot eenen zamenhangenden klomp, die zich aan fteenen of andere ongepolyfte ligchamen zeer vaft hegt; en dus gefteld, wordt het een eigenaartig ciment om muuren van (2) Calcinatie verfhat men eene bewerking door, waar door een vaft in een gefloten ligchaam, door middel van het vuur van zynen eerften zamenhangenden ftaat, tot ecu droog tos poeder wordt gebragt, het geen de naam van Kalk draagt. A 3  6 VERHANDELING over den van allerhande zoort te bouwen, of op te metzeIcn. Dit deeg volkomen droog geworden zynde, heeft de hoedanigheid verlooren om in water ontbonden te worden, -zo dat het nimmer weder door de vogtigheid van de lucht zagt gemaakt wordt. Om welke reden het ver boven May of enig ander ciment is te waardeeren. Dit ciment, tot het bouwen van muuren gefchikt, wordt mortel genoemd. Dan indien het alleen gefchikt is om als een dun bekleedfel over de oppervlakte van de eene of andere plaats te dienen, zonder met de fteenen verbonden te worden, draagt het hier te lande de naam van plêi/tcr of pleifter-kalk. §• 4. De ondervinding heeft geleerd, dat het ciment, gemaakt van kalk, die gebrand is van kalkfteen alleen uit zuivere kalkaarde (3) beftaande, zonder (3) Kalkaarde is een algemeene uitdrukking, betekenende al het geen uit zodaanige ftofie beftaat, waar van kalk kan ge- maakt  LEEVENDIGEN KALK. ? der zand, nimmer eenen hoger trap van hardheid bekomt, maar een zagte kruimelachtige masfa blyft, die gemaklyk door een geringe kracht verbroken wordt. En integendeel, dat indien de oorfpron, kelyke kalkiïeen een zeer groot gedeelte zand in zich bevat, het ciment daar van alleen gemaakt, veel harder en fterker is en van eene duurzamere zelfftandigheid. En dewyl men heeft bevonden, dat de zuiverfte kalkfteen tot een zeer fterk ciment kan gemaakt worden, door 'er een vereifcht gedeelte zuiver hard zand by te voegen, is het gebruik, om kalk tot mortel gefchikt met zand te vermengen, zeer algemeen geworden. De oudftc muuren, met kalk opgemetzelt, die men thans vindt, toonen duidelyk, dat dit reeds in gebruik was, voor dat ze gebouwd wierden. Dan het blyft nog eene gewigtigc vraagc, na. piernaakt worden, in welken toeftand die ook gevonden werdt, het zy alleen, of met andere zelfftandighedcn vermengd , die haar beletten om naar de calcinatie tot poeder gemaakt te worden. A 4  8 VERHANDELING over des mclyk, om de juiite evenredigheid van het zand te bepaalen,dat onder de kalk moet gemengt wor. den, dewyl zo wel de Schryvers welke over deeze materie gehandelt hebben, als de werkdadige Metselaars, over dit ftuk zeer van malkanderen verfchillen. Op gelyke wyze verfchillen zy zeer in hunne onderrichtingen omtrent de wyze van de ftoflen te mengen , en het ciment te gebruiken. Eenige hedendaagfehc Schryvers inzonderheid, fchryven verwonderlyke uitwerkingen toe aan de minfte verandering in deze byzonderheden; terwyl anderen ontkennen, dat deeze omltandigheden eencn merkclyken invloed op de duurzaamheid en fterkte van het ciment hebben, Deeze vcrfchillendc en tegenftrydige gevoelens, fchynen uit eene onvolmaakte kennisfe van de natuur des leevendigen Kalks en van de vcrandcringen daar die vatbaar voor is , voort te komen ; want deeze veranderingen zyn zo groot, dat het onmooglyk is algemene regels op te gceven, die op  LEEVENDIGEN KALE. 9 op alle gevallen toepasfelyk zyn. Derhalvcn moet die geen die eenige voldoende kennis op dit onderwerp wenfcht te verkrygcn, trachten om in de eerfle plaats de omftandigheden te bepaalen, die kalkachtige zelffcandigheden bekwaam maaken, om tot een ciment, op welke wyze ook, gebruikt te worden ; en dan de verfchcide verwisfelingen te bepaalen, die daar in door andere vreemde ligcha. men worden te weeg gebracht. Dit is een gedeelte der taak dien ik my opgelegt hebbe, om zo kort mooglyk te volbrengen. i s> Kalkftecn en marmer zyn niets anders dan eene gekrijiallezeerde (4) kalkftof, en neemen vcrfchil- len- (4) Zoutige zcffftandigheden , in water ontbonden , en in de vereifchte omftandigheden geplaatft, fcheiden zich van het water, ehfchieteri tot regelmaatige figuren, die onderfcheidene gedaantens aanneemen en min of meer doorfchynendc zyn , ovcreenkomftig de natuur van het zout; zo als falpeter, aluin , enz. Deeze regelmatige doorfchynendc ligchamen worden eigenlyk hriftallen genoemd. Hier van daan wordt ieder ligchaam in de natuur, dat eene gedaante naar dcczen gelykendc aanA 5 neemt,  jo VERHANDELING over den lende gedaantens aan, naar maate van de toevallige omftandigheden, die ten tyde van derzei ver oorfprongelyke vorming hebben zamengelopen. I. Hoe volkomener deeze kriftallen zyn, hoe harder en vafter ook de fteen is, die daar uit beftaat. II. Hoe minder vreemde ftoffen met deeze kriftallen vermengd zyn, hoe zuiverer en fyner de kalk zal zyn, die van den fteen gemaakt wordt die daar uit beftaat. Van een verfchil in de eene of andere van deeze twee byzonderheden, komt al het onderfcheid, in de kalkftoffe die tot kalk kan gebrand worden, voort. Deeze verfchillen kunnen van malkandcren onderfcheiden worden, door de volgende byzonderheden. i. Wanneer de kalkftof zuiver is, en volkomen gckriftallizcerd; daar by zich helder en éenigzins doorfchynendc vertoont, en in regelmatige laagen of neemt, en op dezelve wyze is voortgebragt, gezegt, gekriftallizeerd te zyn.  LEEVENDIGEN KALK. II of beddingen (ftrata') gevonden wordt, zonder veele fpleetcn of klooven, als dan wordt die marmer genoemd. 2. Wanneer kalkftof zuiver is, maar de kriftallizatie min volkomen , fchoon in regelmaatige beddingen, behoudt die echter den naam van marmer; dan wanneer ze donkerer van koleur en minder vaft in een hangt dan de vorige , wordt ze minder waardig en voor grover gehouden. 3. Wanneer de kalkftof nog by naar zuiver is, maar fchielyk tot een' gelykvormigen klomp of masfa is zamengeloopcn, zonder in eenen toeftand te zyn gewccft , die de kriftallizatie toeliet, of zonder in regelmaatige beddingen te leggen, draagt die de naam van kryt, het welk, zonder calcinatie tot een poeder gemaakt zyndc, den naam van wit/el of krytwit bekoomt. 4. Wanneer de kriftallen tamelyk volkomen zyn, maar 'er een aanmerkelyk gedeelte zand mede vermengd is, worden ze niet langer marmer, maar kalkfteen genoemd, En dees is min of meer zul-  12 VERHANDELING over den zuiver,ryker of armer,naar maate die een grooter of kleiner gedeelte kalkftof bevat; is ook meer of min hard, overeenkomftig den trap der volkomentbeid van de kriftallen: en zelfs wordt de zuiverfte envolmaakft gekriftallizecrde kalkftof, kalkfteen genoemd en geenzins marmer, wanneer ze uit kleine Hukken beftaat, die ingeenc regelmaatige beddingen of laagen zamen gegroeid zyn. 5. Wanneer de kalkftof volkomen zuiver is, en tot kleine kriftallen gefchoten , hebbende eene doorfchynende witheid, wordt ze fpath genoemd; cn in andere gevallen druip/teen. 6. Wanneer de kalkftof door de natuur gevormd om tot een dekfel voor zommige dieren tc verftrekken, wordt ze fchulpen genoemd; onder wel. ken rang, men ook de kor aaien en koraalgewas/en kan bevatten. Deczcn zyn alle de zelfftandighcdch, welke men tot nu toe tot het maken van kalk gebruikt heeft. De andere Vcrfcheidenhcden van de kalkftoffe (op dat ik ze allen onder een oogpunt brenge, en faaare  LEEVENDIGEN KALK. 13 haare onderfcheidene eigenfchappen aantoone) zyn de volgenden. 7. Wanneer de kalkftof, nog vloeibaar zynde, opgedorpt is in eene bedding van klayftof, en met dezelve zamengegroeid is, tot eene gelykvormige, vafte, ongekriftallizeerde masfa of klomp, wordt dezelve mergel genoemd, die meer of min zuiver is, naar evenredigheid van de kalkftof die ze bevat , en meer of min hard, naar mate van den aart des klays, en het gedeelte zand dat 'er mede vermengd zyn. 8. Wanneer fchulpen na verloop van tyd, door lang in het water te weeken, den dierlyken lym die haar verbondt, verlooren heeft en tot een fyn wit poeder in gruis is gevallen, bekoomt het den naam van fchulpmergel. Het zoude der moeite wel waard zyn, om te onderzoeken en naauwkeurig na te gaan, hoedanig deeze masfaas of klompen van kalkftoffe, oorfpronkelyk gevormd zyn; op wat wyze zy in ftaat worden gefteld, om in het water ontbonden te kunnen wor-  14 VERHANDELING over den worden , dat noodwendig moet plaats gehad hebben, eer ze gekriftallizccrd konden worden; welke omftandigheden te zamen hebben geloopen, om zommigen deezer kriftallen zo veel volmaakter dan de anderen te maaken, enz. Dan deeze navorfchingen, hoe keurig dezelven ook mogen zyn , zyn hier achter wege gelaaten, als niet volftrekt nood. zaakelyk tot opheldering van ons onderwerp (5). De uitlegging van den aart cn de natuur der on* derfcheidene kalkftoffen, hier voor opgegeeven, was nodig; dewyl zonder kennis van dezelven, het onmooglyk ware geweeft, eene voldoende verklaaring te geeven van de wyze op welke deeze ftoffen meer of min gefchikt zyn, om tot ciment of tot het meften gebruikt te worden. om (5) Die hier omtrent iets verder wenfcht te wecten , kan over den oorfprong en vorming der Kalkftoffen naarzien , den Heer Buffon Hifi. Natur. Suppl. Tom. i. part. 2. (edit. d'Amft.) pag. 47. fuiv., die van gedachten is, dat de kalkfteenen voor het grootfte gedeelte beftaan, uit water cn lucht, die het water bevat, van gedaante veranderd door de dierlyke doorzyging {filtre animal) en dat alle dezelven oorfpronkelyk fchulpm zyn geweeft. (Vsrtaalek.)  LEEVENDIGEN KALK. 15 Om onnodige herhaalingcn te vermyden, gelieve den leczer optcmerken, dat ik in het vervolg van alle de ftoffen, die tot leevendigen kalk kunnen gemaakt worden, onder den-naam van Kalk/teen melding zal maaken, het zy dat zulks marmer, kryt of gemeene kallifteen moge zyn; onderfchcidende dezelven alleen maar in zodanige gevallen, wanneer het nodig zal zyn. Kalk/teen, zo als wy dien vinden, is altoos eene zamengeftolde zelfftandigheid. De zuiverfte beftaat uit kalkaarde , vermengd met een aanmerkclyk gedeelte water. Want gekristallizeerde zoutige ftoffen, bevatten altoos water in zich. Kalkfteen bevat daar en boven eene andere zelfftandigheid, welkers natuur wy hier na zullen verklaaren. Wanneer kalkfteen lang genoeg aan de werking van een taamelyk fterk vuur wordt blootgefteld, waasfemt er al het water uit, dat het zelve bevat. te,  16 VERHANDELING over den te , zo dat kalkkluiten altoos ligter zyn dan de fteen, van welken zy gemaakt zyn, ten minften het geheel gewigt van water, dat de Kriftallen bevatten. En, dewyl de volmaakte Kriftallen altyd naar evenredigheid veel meer water bevatten, dan de zo. daanigen, die minder volkomen zyn; zo volgt daar uit, dat van twee zoorten van kalkjieen van gelyke zuiverheid , de hardfte en doorfchynendfte , door de calcinatie een grooter gedeelte van zyn gewigt zal verliezen, dan die zagter en min doorfchynende is. Hier om verheft marmer meer van deszelfs gewigt in het branden, dan kryt (6). Daar (6) Zulke Lezers, die geheel cn al vreemdelingen zyn in de omftandigheden die 'er vereifcht worden tot de vorming van de Kriftallen in het algemeen, zullen naar allen fchyn bezwaarlyk de fchakcl der redeneering, in dit en andere gedecltens van deeze proeve gevolgd, bcgrypen. De volgende verklaaring zal, die allezints duidelyker maken. Dewyl zoutige ftoffen, cigenlyk zo genoemd, gemaklyker door de kunft gekriftallizeerd worden, dan anderen, zal het beft zyn, onze ophelderingen uit dien rang der ligchamen te ontleenen. Het is eene eigenfehap van zoutige lichaamen, dat zy geheel  LEEVENDIGEN KALK. 17 Daarenboven dewyl zand niets van zyn gewigt door de calcinatie verlieft, volgt op gclyke wyze, dat heel en al in water kunnen ontbonden worden. Zy kunnen insgelyks van het water afgefcheiden en gedroogd worden ; doch als dan neemen zy zeer onderfcheidene gedaantens aan, overeenkomftig met de natuur van de bewerking die men gevolgt heeft, om ze van het water af te fcheiden. Indien eene waterachtige ontbinding (folutie) van eenig zout, fchielyk uitwaasfemt door middel van vuur , blyft 'er pene witte zelfftandigheid over, zomtyds los zamenhangende, zo als paar!-asfehe (pmrl ajhefs) enz. en zomtyds valt het tot een meelachtige kalk, als by het uitwaasfemen van eene ontbinding van Glaubers-zout, aluin, enz. Maar , indien het water zagtjes uitwaasfemt door eene gematigde hitte , verlaat het zout eer het een droog poeder wordt, het water, en fchiet tot regelmaatige figuuren van een doorfchynend voorkomen , gelyk aan glas, welke den naam van kriftallen draagen. Deeze kriftallen verfchillen in gedaante , hardheid , enz. overeenkomftig de natuur van de zouten, waaruit die zyn zamengefteld, Dan zy komen alle in deeze betrekking over een , dat zy een groot gedeelte water bevatten , vermengd met de zoutigs ftoffe. Zommige zoorten van zout florpen op deeze wyze een groot gedeelte water op. Geknftallizeerd Glaubers -zou* bevat twee (terden van zyn gewigt water. Gemeen-zout bevat in verre naar zulk een groot gedeelte niet. Hier van daan komt het, dat geene kriftallen van eeniga zoort van zout kunnen gevormd worden, ten zy die zoutcii geheel en al in het water zyn ontbonden. Pe volmaaktheid en doorfchynenheid van deeze kriftallen B ^m".  18 VERHANDELING over dek dat van twee zoorten van kalkfteen , even vaft en wel geknftallizeerd, de zuiverfte of die, welke hangen geheel daarvan af, dat men ze langzaam aan Iaat fchieten, in dien graad van warmte , die het teil gefchikt tt naaiden aart van iedere byzondere zoort van zout. Want het gebeurd dïkwüs, dat men het water, warm zynde , daarin een veel grooter gedeelte zout kan doen ontbinden, dan wanneer het koud is; zodat, indien eene ontbinding van deeze zoorten van zout in eene merkelyke hitte wordt gehouden , dezelve nog vloeibaar zal bljrven , zelf na dat zc minder water bevat, dan noodig is, om de kriftallen te vormen. In welk geval, dezelve van het vuur genomen cn fchielyk koud wordende, ra« famenflolt tot een zoort van vaste ondoorfchynende klomp (vusfo) tusfehen een kriftal cn kalk in ; zo als men gemak'lyk kan ondervinden, door gekri. ftallifeerd Glaubers-zont op eene vtiurfchop te fmclten, cn het zelve te laaten koud worden eer het geheel uitgewaasfemd is. Dezelfde omftandigheden loopen zamen, om kalkftoffen tot kriftallen te maaken, en kunnen ligtelyk door den Leezer toepasfelyk worden gemaakt. Kalk, is een kalk voortgebragt door de kriftallen te doen uitwaasfemen, tot dat ze droog zyn, ■cn verfchilt alleen van andere zouttgt kalken in dit opzicht, dat die altoos de eigenfehap behouden , van in water te kuntien ontbonden worden , en dat zy weder tot eene vloeibaars wsfa kunnen worden gebragt en weder gekriftaUiz'eerd, door Jer water by te doen; daar integendeel de kalk die eigenfehap Sn eenen korten tyd verheft; en, indien hy binnen denzei ven niet ontbonden en weder geknftallizeerd is , altoos onveranderlyk in dien ftaat moet blyven , waarin hy was , toen hy zyne eigenfehap als zout verloor. Hier van daan vertoont by zich ia alle de verfchülende trappen van meer of min vol-  LEEVENDÏGEN KALK, 19 ke het grootfte gedeelte kalkftof bevat, door de calcinatie het meeft in gewigt zal verliezen. Uit deeze faiïa blykt, dat men geenen vatten regel kan voorfchryven, om de evenredigheid van het gewigt te bepaalen, 't welk de kalkfteen dooide calcinatie verheft. Het zelve moet natuurlyk in alle mogelyke trappen verfchillen, naar maate van de byzondere omftandigheden. Behalven de inmengfels (ingredients"), hier boven opgegeeven , bevat de kalkfteen ook een aanmerkclyk gedeelte van eene andere vloeiftoffe, waaruit hy beftaat, en die zyne chymifche cigenfchappen zeer verandert, aan welke de Wysgcren den naam van vafte lucht hebben gegeeven. Dee. ze wordt insgelyks door de calcinatie van den fteen afgefcheiden en verlpreid, zo als is aangetoond volmaakte kriftalltzatic, van het meeft doorfchynendc fpath of' marmer af, tot het donkerde kryt toe; van de hardheid van eencn kcy, tot de broosheid van een bynaar in 't geheel niet zamenhangend noeder. B 2  2o VERHANDELING over den toond door den oordeelkundigen Dr. Black van Edinburg, tot wiens zeer voldoende proeven over dit onderwerp, te vinden in de Phyfical and Liter ary Effays, vol. i ft. ik den weetgierigen Leezer verwyze. Wanneer kalkfteen dus van zyne vafte lucht beroofd is, krygt die verfchcide cigenfchappen van de zoute ligchamen. Dienvolgens wordt hy bekwaam om in water ontbonden te kunnen worden, is by uitftek fcherp, en werkt zeer kragtig op veele lighamen, waarop die te voor en in den ftaat van kalkfteen, geen zichtbaar uitwcrkfel hadt. Om deeze reden hebben de Chymiftcn aan denzelven in dien ftaat, de benaaming van bytend ( cauftic ) gegeeven, in onderfchciding van zynen gewoonlykcn ftaat voor de calcinatie of nu daü die weer op nieuw met zyne vafte lucht vermengd is, wanneer die gezegd wordt in eenen ftompcn (.mild) ftaat te zyn. Dus beteekent het woord ftomp, wanneer het  LEEVENDIGEN KALK. .sr op kalkftof wordt tocgepaft, dat dezelve dan met vafte lucht vermengd is, het geen 'er insgelyks van kan gezegt worden of voor de calcinatie, wanneer hy kalkfteen wordt genoemd, of na de calcinatie , wanneer hy dooie (effete) kalk wordt gcheeten. Bytende kalkaarde is eene gelykluidende benaaming met leevendigen kalk in cenen bepaalden wysgerigen zin genomen; dat is, in eenen chymifchen zin, kalkaarde volmaakt afgefcheiden van alle andere zelfftandigheden. §. 8. Maar offchoon het moogelyk zy, door kunft den kalkfteen van zyn water en vafte lucht aftcfcheiden , en denzelven tot een' onvermengden, fcherpen, zouten kalk te maaken , kan nochtans geenc kunft denzelven lang in dien ftaat houden , dewyl hy eene onweerftaanbaare geneigdheid heeft, om zich met deeze zelfftandigheden weder te vereenigen. Indien men onmiddelyk na de calcinatie water B 3 op  2z VERHANDELING over den op den, fteen giet, dringt het, zo als reeds gc. zcgd is, door alle de declen van den fteen; ieder deeltje van den kalk; fchynt greetig een gedeelte van het water naar zich te ncemen cn optcflujv pen, waar meede het zich ook ten cerftcn op het naauwftc verbindt. By deeze verëeniging ontftaat 'or eeno aanmerkelyke hitte , en in korten tyd zyn alle de deeltjes volmaakt van malkanderen gefchciden, zodaanig dat zy in de gedaante van een fyn, wit cn oogfchyulyk droog poeder van een vallen , nicttegenftaande de groote hoeveel-» heid water, die 'er dus meede vermengd is (7), Indien kalkkluitcn aan de lucht worden bloot-. f 7) Het gedeelte water , het geen crrooggelcfchtc kalk inzicht bevat, is veel grootsr, dan iemand zich met moogelyk-heid kan verbeelden. Door proefneemingen bevindc ik, da; zuivere kalk , volkomen gecalcineerd, ten minden zyn eigen gewigt water noodig heeft eer die tot poeder kan gebragc worden. Door de hitte by de vermenging, Waasféirit omtrent een tiende gedeelte van het water uit, zo. dat de droogde geiefchte kalk, indien die zuiver is, beftaaf uit bynaar gelyke pedceltens kalkaarde cn water. Zo.'aanigc km die tot den ecwooncn trap gcJcfcht is, bevat ecu vee! grocyr gedeejt? water in zich, dan hier gezegd is»  LEEVENDIGEN KALK. 23 gefield, zonder 'er water op te gieten, trekken zy fpoedig eenige vochtigheid daaruit naar zich , dewelke langzaam cn zonder eene merkelykc hitte de kluiten lefcht en tot poeder maakt. Nochtans behoudt de kalk zyne bytendt eigenfehap , zelf na zyne gedeeltelyke vermenging met het water: maar hy florpt, zonder dat men het beletten kan , fchoon langzaamer de lucht in , waarvan hy beroofd was, en gaat altoos, zonder ophouden, voort tot dien Hompen ftaat, die den-" zei ven natuurlyk eigen fchynt. i 9. . Indien men veel water op gelefchten kalk giet, ontbindt het zelve een zeker gedeelte van den zouten kalk, het welk de ontbinding maakt , die men kalbvater noemt, cn door zommigc Gencesheeren als een heilzaam geneesmiddel ten hoogftcn is aangepreezen. Dan de kalk heeft nauwlyks tyd gehad , om in het water zich te kunnen ontbinden voor en B 4 aleer  H VERHANDELING over den aleer de kalkaarde een gedeelte van haare vafte lucht inflorpt uit het water zelf en uit den dampkring , met dewelke zy zich met geweld vcrëenigd, en onmiddelyk weder ftompe kalkaarde of, zo gy wilt , kalkfteen wordt. En dewyl die in deezen ftaat in water niet kan ontbonden worden , fcheidt zy zich daarvan af, en wordt een dun vlies van gekriftallizeerden kalkfteen op do oppervlakte van het water. Op deeze wyze wordt al de kalk in korten tyd van het kalkwater afgefcheiden, en verheft fpocdig alle deeze eigenfehappen , waardoor het in aanmerking kwam, wordende weder enkel zuiver water, ten zy men eenige bytende kalk op den bodem van het gias laate, waarop het water op nieuw werkt, na dat die, welken het te vooren ontbonden hadt, het zelve verlaaten heeft. §. 10, Op eene wyze, eenigzins gelyk aan de voorige, wordt dc kalkachtige Druipfteen in de onder. aard-  LEEVENDIGEN KALK. 25aardfche holen gevormd, hangende aan het gewelf in de gedaante van zeer groote yskeegels en andere wonderlyke figuuren , die aan de nieuwsgierigen , welke deeze onderaardfche holen bezoeken ftof tot bewondering cn verbaazing ver. fchaffen. Men heeft maar zeer zeldzaam gelcegentheid, zulk een duidelyk verflag van de werking der natuur te kunnen geeven, als men het ten aanzien van de Druipfteenen heeft. De Druipfteenen zyn altoos gevormd door het water, van het gewelf druipende. Dit water is in deeze gevallen altoos eenigzins bezwangerd met eene bytende kalkftoffe , die het in de ingewanden van de aarde ontmoet en ontbindt. Hoe die kalkftof aldaar bytende zy geworden, is nog niet beweezen, en kan aan den wcetgierigen een onderwerp ter hafpooring waardig, verfchafTen. Dit natuurlyk kalkwater , tot aan het gewelf van het hol gekomen, hangt eenigen tyd als een druppel , tot dat eindelyk aldaar zo veel water by malkandercn is vergaderd, dat deszelfs natuurB 5 ' ]Jrke  ücT VERHANDELING over den iykc zwaarte de kragt van zaamcnhang te boveit gaat, en de druppel op den grond doet vallen. Maar naauwlyks is die gevallen, of hy wordt door eene andere gevolgd , deeze door een derde, cn zo in het oneindige. Tenvyl dees druppel aan het gewelf hangt, trekt de kalkftof j daarin bevat, greetig de lucht van rondsom aan, cn, eer hy valt, is een gedeelte daarvan tot den ftompen ftaat overgegaan, verlaat het water, waar meede die te vooren vermengd was cn blyft vaft aan het gewelf hangen , welke door den tyd zo vccle vafte ftoffen by een vergadert, dat het een zoort van een' tepel (pap~) vormt, recht nederwaards hangende. Na dat dees tepel gevormd is, vloeit ieder druppel , die van boven komt, als een dunne ftroom van boven naar beneeden over deszelfs gantfche oppervlakte. In deeze gefceldheid, is het water 'terwyl het ncdcrvlocit , zo zeer aan dewerking van de lucht blootgeftcld, dat een gedeelte van de kalkftoffe ftomp wordt, cn aan de voo-  LEEVENDIGEN KALK. 27 Voorige blyft hangen, zodaanig dat de middcllyn van den wortel vergroot wordt, cn een gedeelte, tot aan het uiteinde voortvloeiende , denzelven verlengt, op dezelve wyze, als de vorming daas Van eerft begon. Op deeze wyze groeien deeze kegels (tanglcs) aan in grootte, zo lang men ze laat blyven, en 'er is altoos, zo als men volgens het voorgemelde moet verwagten , een klein gat in het hart of midden van alle deeze kegels. De kegels onder bruggen en andere door kunft gemaakte boogen, onder welken het water doorloopt, worden even op dezelve wyze gevormd, fchoon zy doorgaans min volmaakt geknftallizeerd zyn. Alle zoorten van kalkachtig fpath , zyn mede aan dezelve oorzaak haaren oorfprong fchuldig. Terwyl deeze natuurlyke Druipfteenen nog klein 2yn, gaat haare vorming regelmatig voort, en zy behouden de gedaante van yskegels j dewyl het water3 zo als het voor den dag komt, in ftaat is den  28 VERHANDELING over den den geheelen tepel overteloopen, cn denzelven van alle zyden te doen aangroeijen. Maar door den tyd wordt die zo groot, dat het water flechtj aan eene zyde kan ncderloopen, wanneer de gedaante van den kegel ook feheef en onregelmatig wordt. Zomtyds verëenigen 'er zich twee of meer te zamen, en door het verloop van eeuwen wordt 'cr eene oneindige verfcheidenheid van eigenzinnige vormen voortgebragt, die dikwerf liguuren van eene verbaazende grootsheid vertoonen. §• n. De werkingen der natuur zyn zo eenvoudig , dat , wanneer wy eens eene fchemering hebben van de wyze , waarop ze in het eene geval te weeg zyn gebragt, het gemak'lyk is, onze waarncemingen op eene voldoende wyze tot anderen van een gelykc natuur uittefcrekken. Zo draa wy eens een volkomen denkbeeld hebben gevat, op wat wyze de kalkachtige Druip. Jleen gevormd is, kunnen wy zeer gemak'lyk bc- gry-  LEEVENDIGEN KALK. 29 £rypen, langs welke wegen de meer regelmaatige beddingen van kalkachtige zelfftandigheden zyn voortgebragt. Het zelfde hol, dat den cencn voortbrengt, zal altoos voorbeelden van de anderen verfchaffen. De druppel kalkwater , die van het gewelf des hols valt, offchoon een gedeelte verlooren hebbende van de kalkftoffe, waarmeede hy bezwangerd was, behoudt echter nog een gedeelte. Op den grond gevallen zynde , blyft hy of ftil leggen , als om cenen poel te vormen , of vloeit over eene gelykc oppervlakte. In beide deeze gevallen, heeft hy tyd om meerder lucht opteflorpen, en een gedeelte van de kalkaarde wordt ftomp , en blyft een vaft gckriftallizeerde koek marmer. Indien de ftroom aanmcrkelyk is , kan het vlies van de kalkftoffe zich verder uitbreiden , over een groote afgaande fchuinte dun uitgefpreid, naar maate het water in zyn loop vloeit; tot dat eindelyk de gehecle holte gevuld \ is  30 VERHANDELING over des is met een regelmaatige bedding van kalkfteen of marmer. Op dcczc wyze zyn by menfchcn geheugen ©ntzagchelyke rotfen van marmer gevormd, naarby Matlock in Derbyfhire, die ftof tot verwondering geevcn aan zo vcele Reizigers, welke op die plaats zamcnvloeijen om dit ongemeen verfchynfcl te zien. Het is zeldzaam, dat de natuur zo fchielyk werkt, als in dit geval: dan daar is geen de minfte twyffcl aan, of alle de beddingen van kalkftoffe in de gantfche waereld, zyn op eene gelyke wyze als deeze, gevormd. Indien de druppels zo weinig zyn, dat ze geen' grooten ftroom kunnen maaken , dan echter genoeg , om over een klein gedeelte van de oppervlakte te vloei jen,' worden 'er onregelmaatiga opgezwolle koeken van kalkfteen voortgebragt. Nog minder zynde, maaken zy hooge uitfteekfels met rondachtige hoofden, zomtyds gelykende naar bloemkool, en zomtyds naar de toppen van fpruitkool (brocoly)* fa*.  LEEVENDIGEN KALK. 31 Indien een ftroom van lucht de uitwaasfeming van het water fpoedig bevordert , zal de kriftallizatie minder volkomen zyn. Dan ik hebbc reeds genoeg gezegd, om dit onderwerp 't geen ik ondernoomen had te verklaarcn , duidelyk tc maaken. Tans gaa ik van de werken der natuur tot dia van de kunft over. §. 12. Wanneer gelefchtt kalk eenigen tyd , als een . droog poeder aan de lucht is blootgeftelt geweeft , florpt dezelve in dien toeftand, de vafte lucht op; verheft daarby in korten tyd alle zyne eigenfehappen van leevendigen kalk, en verfchilt, chymifch befchouwd, in gcenen deele van den fteen, waar van hy gemaakt was. Indien 'er by de lesfehing geen meer water is gedaan, dan even noodig was om hem tot meel Ite doen vallen, en indien hy naderhand droog gehouden , of niet een droog poeder vermengd wordt j  32 VERHANDELING over den wordt, wordt hy niet hard door het opflorpen van lucht, maar blyft een poeder, gelykende in alle opzichten naar leevendigen kalk. Maar indien 'er meer water by is gedaan, dan noodig was om den kalk te lesfehen , groeit die tot eene zamenhangendé masfa of klomp , naar maate hy zyne lucht inflorpt, cn ftomp wordt; cerft de oppervlakte, die fpoedig door eene harde korft bedekt wordt, zeer gclyk aan de dunne korft, die de oppervlakte van vochtige aarde door een maatigen vorft aamiccmt. Metzclaars, onkundig van de waarc oorzaak van dit verfebynfel, noemen deezen, bcvrooren (frojled') kalk; offchoon de ondervinding hun genoegzaam behoorde te leeren, dat deeze korft in den zomer even fpoedig, als in den winter wordt voortgebragt. Door dien kalk, die op eene van deeze wyzen zyne vafte lucht heeft opgeflorpt, geheel en al onbekwaam is , om tot ciment te worden, is het baarblykclyk, dat 'er een groote verandering in de hoedanigheid van den kalk kan te weeg gebragt wor-  LEEVENDIGEN KALK. 53 worden, door denzelven meer of min in dien ftaat te laaten, eer die tot mortel wordt gemaakt. §. 13- Indien men een groote hoeveelheid water by verfch gelefchte kalk doet en die te zamen tot •een dun deeg beüaat, ontbindt het water een klein gedeelte van den kalk, die, dewyl hy van tyd tot tyd zyne lucht opflorpt, tot een kriftal wordt, tusfehen welks deeltjes, het gedeelte van den kalk , 't geen niet ontbonden was, en de andere vreemde ftoffen, die 'er meede vermengd waren , zyn verbonden, zodaanig , dat alles te zamen een vaft zamenhangendé masfa of klomp wordt. Het deeg , öp deeze wyze toegefteld , wordt mortel genoemden deeze ongelykflachtige, onvolmaakt half gekriftallizeerde masfa, brengt het gemeen ciment voort, tot het bouwen of metzelen van gewoone muuren gebruikt wordende. Na deeze omftandigheden vooraf te hebben Iaa. C ten  34 VERHANDELING over den ten gaan, zal het niet bezwaarlyk zyn te begrypen , op welke wyze het befte en deugdzaamfte ciment van deeze zoort, gemaakt wordt. §. 14. Nademaal de kalk alleen een ciment wordt, wanneer een zekere trap van kriftallizatie in de geheele masfa plaats heeft, is het duideiyk genoeg , dat de hardheid en volmaaktheid van dit ciment moet afhangen van de volmaaktheid der kriftallen, en van de hardheid der ftoffen die 'er tusfchen opgeflooten zyn. Want, al zyn de kriftallen dok nog zo volmaakt en hard van zich zeiven , is het nochtans klaar , dat, indien zy van malkanderen gefcheiden worden, door eene brooze niet zamenhangendé middelftof, de geheele masfa tot zekeren trap broos en niet zamenhangendé moet blyven. §• 15- Water kan alleen een zeer klein gedeelte kalk ont«  LEEVENDIGEN KALK. 35 Ontbinden , zelf in zynen volmaakten zoutftaat (8) ; en zo als het met alle andere zoutftoffen gaat, geen meer kalk dan daadelyk in het water ontbonden is, kan tot eene gekriftallizeerde masfa worden gebragt. Hier van daan komt het, dat, indien mortel van zuiveren kalk en water alleen gemaakt wordt, 'er enkeld een zeer klein gedeelte kalk kan ontbonden worden door de kleine hoeveelheid water, die 'er bygedaan is. En, dewyl dit klein gedeelte, alléén naderhand kan geknftallizeerd worden , blyven alle de overige deeltjes van den kalk die niet ontbonden zyn, vermengd tusfchen de weinige kriftallen, die 'er zyn gevormd. En , dewyl de niet ontbondene kalk in deeze jnasfa door den tyd deszelfs vafte lucht inflorpt en ver- (8) De Leezer gelieve optemerken, dat ik dikwyls fpreek van kcik in zynen zoutftaat. Ik ondciftel, dat hy gemaklyJr. begrypt, dat ik door dit zeggen zö-ïaan^é kalk verftaa, die in water kan ontbonden worden ; dat is, zo l,ng die van zyne vafte lucht beroofd blyft, öf, om een ander woord te gel», mten, a© lang die bstmd is> c %  56~ VERHANDELING over den veranderd wordt in ftompe kalkaarde, zonder water genoeg gehad te hebben, om die te doen kriftallizeeren, moet die tot eene wryfbaare masfa zamenloopen , jüift gelykende naar kryt. Hier uit volgt van zelf, dat deeze zoort van mortéïi fchoon zo droog zynde als die kan gemaakt werden , en allervolmaakt, altoos week zal blyven en tot poeder vergruisd kunnen worden. §. ló*. Dan wanneer , in plaats van den mortel van zuiveren kalk alleen te maken, een groot gedeelte zand 'er by wordt gedaan, zal het water in dit geval zo veel kalk ontbinden, als in het voorige, en de deeltjes hard zand, gelyk Hokjes of draaden by het maaken van kandyzuiker of andere kriftallen , waar langs de waterige ontbinding loopt, zullen de kriftallizatie helpen bevorderen, en die volkomener maaken dan zy anders zoude geweeft zyn, door de zanddeeltjes vaft aan malkanderen te verbinden. En,  LEEVENDIGEN KALK. 3? En, dewyl de zandkorrels volkomen hard van zich zeiven zyn , zo dat ze niet gelyk ftukjes kryt kunnen verbrooken worden, volgt hier noodzaakelyk uit, dat het ciment van deeze ftoffen gemaakt, in alle opzichten veel volkomener dan het voorige moet zyn. §. 17- Op dat de Leezer de kragt van de bovenftaande redeneering te recht vatte , zal het noodig zyn, hem te onderrichten, dat, kalkftof tot een' bytende kalk gemaakt , in de volle betrekking van het woord, eene volmaakte zoutige zelfftandigheid wordt, en in deezen toeftand geheel en al in water ontbonden kan worden, even eens als gemeen zout of zuiker ; nochtans met dit onderfcheid, dat kalk alleen in eene kleinere evenredigheid in het water kan opgehouden worden. Water kan een derde van zyn eigen gewigt gemeen zout ontbinden en in eenen vloeibaarcn ftaat houden, daar het naauwlyks een dertigfte C 3  38 VERHANDELING over den gedeelte leevcndigen kalk kan ontbinden, of het is verzadigd (gefatureerd) (9). Maar, offchoon kalk geheel en al in water kan ontbonden worden, als die bytende is, zo wel als; eene (9) Het woord verzadiging {faturatie) wordt gebruikt, om dien ftaat van eene vloeiftoffc aan te duiden , wanneer die zo veel van een vaft ligchaam ontbonden heeft , als daarin met mooglykheid op een en denzelven tyd kan opgehouden worden, of in blyven hangen. Wanneer een zoutige zelfftandigheid in water gelegd wordt, wordt die door het water ontbonden en blyft daarin hangen tot dat die, zo als men gewoon is zich uittedrukken , tot het punt van verzaadiging is gebragt; waarna, hoe veel zout men *er ook verder byvoege , geen enkel deeltje daarvan meer wordt ontbonden , maar alles op den bodem blyft leggen in zynen oorfpronke'yken vaften ftaat. Het water ontbindt zeer onderfcheide gcdeeltens van verfcheide zouten, eer het verzadigd is. Het zal zyn eigen gewigt Glauber's-zout ontbinden , een derde van zyn gewigt gemeen zou:, cn caauwlyks een dertigfte gedeelte van zyn eigen gewigt k:dk. Hier door kan het gemaklyk gebeuren, dat, offchoon zeker zout geheel in water kan opgeloft worden , echter een gedeelte van het zout onaangedaan blyft , indien 'er te veel is by gedaan. Dus, indien een once kalk in tien oneen water wordt ge'aan, zo zal het water verzaadigd worden, alvoorens het een derde van den kalk heeft entbenden; en het overige blyft onaangeroerd in eeneu vaften ftaat op den bodem !tg« gen.  LEEVENDIGEN KALK. 39 eene andere zoutige zelfftandigheid , fiorpt hy egter zo ras zyne lucht in, dat een gedeelte reeds Jlomp geworden is, voor en aleer die op eenige wyze geheel en al kan ontbonden worden , in welken toeftand het water 'er niet op kan werken ; zo dat om eene volkomen ontbinding te krygen , het gedeelte dat Jlomp wordt, geduurig weder gecalcineerd zoude moeten worden , naa dat 'er verfche ontbindingen van getrokken waaren. Dewyl 'er zulk een groot gedeelte water noodig is , om een gedeelte kalk te ontbinden , gebeurt het zelden , zelf in het maaken van kalkwater, of 'er wordt meer kalk by gedaan als genoeg is om al het water te verzaadigen. In welk geval, een gedeelte op den bodem blyft leggen, 't geen ontbonden kan worden, door 'etmeer water by te gieten. Dan kalk zo als reeds gezegd is, verfchilt van enkel zoutige zelfftandigheden , in dit opzicht, dat die niet lang in het water kan blyven hanC 4 gen '  4o VERHANDELING over oen gen; want hy florpt zyne lucht in zelf uit dia hoofdftoffe en wordt dus Jlomp , wanneer hy onmiddelyk kriftallizeerd en zich van het water af» fchcidt (10). In- (10) Offchoon enkel zoutige zelfftandigheden in alterkije toefianden in water ontbindbaar blyven, worden nochtans veete van dezelven , meer of min ontbonden naar evenredigheid van de lucht, die 'er op dien tyd mede verëenigd is , cn in dit opzicht zyn zy in zo verre aan den kalk gelyk , dat zy gemaklyker kunnen ombonden worden , wanneer zy van haare lucht ontbloot, dan wanneer zy daarmede verëenigd zyn. Loogzouten (alkalia (n), bepaald dus genoemd, zo als kalk, kunnen of in een' bjtenden of ftompen ftaat zyn; welke benaamingen zy insgelyks behouden , wanneer zy van bunna lucht beroofd of daarmede verëenigd zyn. Indien deeze zouten bytende zyn, kunnen die voor een zeker gedeelte in water opgcloft worden ; zy hebben zelf zodaanige geneigdheid om in deezen toeftand zich 'er mede te verSeni» ge;i, dat het zeer moeijelyk, zo niet geheel en al onmooglyk is , dezelve van het water te bevryden , zo lang zy niet tot den ftompen ftaat gebragt zyn. Geene kunft is 'er tot nog toé uitgevonden , door welke een bytend vlug loogzout in eene vafte gedaante kan vertoond worden; en offchoon men zomw Ien droogs (ti) Door het woord alkali wordt een' zekeren rang van zoute ligchamen bedoeld, waarvan het duidelykfte onderfebeidend kenmerk is, dat zy met lüurcn kunnen vfcrmengd worden, en daarmede een middelzout (Jal neulium) vormen, zo. ais Jalpeisr, gemeen'Zout, enz.  LEEVENDIGEN KALK. 41 Ingevolge deeze byzonderheid, moet het noodzaakelyk gebeuren , dat naar maate deeze kriftallen droogc zamenftollinpen van het vafte loogzout verkrygt. terwyl het tot eenen zekere trap bytende is, nogthans worden deezen alleen te weeg gebragt, door dien zeker gedeelte onder de bewerking Jlomp wordt; dan zy kunnen niet lang in dien ftaat gehouden worden, zander de naauwkeuriglle oplettendheid. Gemeene potafch is een loogzout, beftaande uit affche van verbrande plantgewasfen. Deeze is eenigermaate van haare lucht beroofd, door het verbranden van den plant; maar onder de bewerking , eer de waterachtige ontbinding geheel en al droog uitgewaasfemd is, heeft het loogzout een gedeelte van zyne lucht ingedorpt en is eeniger maaten ftomp geworden , zo dat bet door het vuur droog kan gemaakt worden. Dan dewyl het zout in deezen ftaat niet volkomen ftomp is, trekt het bytend gedeelte van het loogzout het vogt van de lucht met zo veel kragt aan, dat Jer zeer fpoedig vogt genoeg is» om het geheel en al tot water te ontbinden , indien het niet met de uiteriïe zorg voor zuure dampen bewaard wordt. Deeze en alle andere zoulige zelfftandigheden , die het vocht van de lucht aantrekken en zich daarin ontbinden , worden fmeltende zouten genoemd. Maar indien dit loogzout lang genoeg aan de lucht wordt b'ootgefteïd, tot dat het langzaam al zyne lucht ingeflorpt heeft, en daarme.le een chymifch mengfcl is geworden, maallende een volkomen zagt loogzout; kan het zelve maar voor een zeker gedeelte in het water ontbonden worden , gelyk andere zouten , en men kan het tot regelmaatige kriftallen laaten fchieten, die in eenen vaften droogen ftaat kunnen gehouden worden , wanneer de dampkring in de vereifchte / C 5 . ge  42 VERHANDELING over den len zich van het kalkwater afzonderen, een gedeelte van het water weder zuiver wordt, en oogen- gemati'gheid van warmte is, op dezelve wyze, als een ander zout. In dit geval is het duidelyk , dat het loogzout het water verlaat zo draa het met zyne lucht verëenigd is, cp dezelve wyze als kalk zich van het water affcheidt, en eene drooge kriitallyne gedaante aanneemt. Dit loogzout kan inderdaad wederom ontbonden worden , door 'er een grooter gedeeltewater by te doen, het geen de kalk met kan worden ; maar in het eerfte opzicht is de evenredigheid gelyk. Gemeen zout wordt op dezelve wyze gefcheiden (12) door de geweldige hitte, die in onze gewoone wyze van het zelve te kooken, plaats heeft. Een gedeelte van deszelfs zuur wordt verftrooid en het loogzout, dat overblyft, wordt in zynen bytende ftaat gelaaten. Hierom is het geduurig geneegen om water inteflorpen , waar door het geheel een fmeltend zout wordt. Indien de uitwaasfeming langzaam gefchied, zyn de kriftallen volmaakter en het kan gemaklyk in de gewoone gefteldheid van onzen Dampkring droog gehouden worden ; 't geen de reeden is, waarom grof zout gemaklyker droog blyft, dan fyn zout, (verftaa hier door grof of fyu zout met opzicht tot den korrel). Indien egter het loogzout, het geen mét het zout vermengd is, niet bytende waare geweeft , is het wel bekend , dat het niét zoude gefmolten zyn; want het natrum der ouden, of het uit- (12) Gemeen zout is eene zamengeftelde zelfftandigheid, heftaande uit een byzonder zuur , en een uitgedolven loog. aout, te zaamen verëenigd.  LEEVENDIGEN KALK. 43 oogenblikkclyk weder zo veel bytende kalk kan ontbinden, als het by de voorige kriftaUizatiè verlooren hadt; zo dat het'er ten eerftcn weder op werkt, en een ander gedeelte van den leeven- digen uitgedolven loogzout van de hedendaagfehen in zynen oorfpronkelyken Jlompen ftaat, is een vaft kriftallyn zout , zeer gelyk aan faipeter (rotfwa), waar van daan het zynen naam heeit gekreegen. Even gelyk aan deezen zyn de veranderingen , die men de geraeene zuiker door onderfcheide bewerkingen, kan doen ondergaan. Zuiker is een vaft Hel fel, bereid door het zap van het zuikerriet te doen uitwaasfemen, tot dat het droog is. Door de gewoone bewerking om deeze zelfftandigheid te bekomen is zy beroofd van een gedeelte van haare vafte lucht cn fpoedig zamengeftold tot eene zoor: van onvolkomcne kriftallyne masfa. In deezen ftaat heeft zy tot zekeren trap eene bytende fcherpte (acrid cauftlcity) en kan in het water, tot welke evenredigheid ook, het zy even bezwangerd, hetzy volkomen droog, ontbonden worden. Maar, wanneer ze anders behandelt wordt, en haar tyd gegceven om haare lucht opteilorpcn, gelyk de zelfftandigheden, waar van hier voor gefprooken is, kan zy alleen tot zekeren trap ontbonden worden en verlaat daarom het water , naar maate zy zich met de lucht vermengt, en neemt eenen regelmaatigen kriftallynen vorm aan. Deeze kriftallen worden onderfcheiden door den naam van kandyzuiker, en zyn zo als bekend is, moeilyker in water te ontbinden als losfe zuiker; zynde een zagter en min feherp zoet, cn bezittende verfcheide andere hoedanigheden, onderfcheiden van den zuiker, waar van ze gemaakt is.  44 VERHANDELING over den digen kalk weder ontbindt, 't geen na de verzaadiging over was gebleeven. Dit wordt dus op zyne beurt gekriftallizeerd, 'er komt eene nieuwe ontbinding en gaat zo voort, geduurig kriftallizerende en op nieuw ontbindende, zo lang 'er eenigc bytende kalk overblyft, om door het water ontbonden te worden. Uit hoofde van deeze geduurige werking van het water en de lucht, blyft kalkwater altoos even fterk , zo lang 'er nog eenige bytende kalk in het vat blyft , waarop het water kan werken , niettegenftaande de groote meenigte kalk-kriftallen, die 'er zich geduurig van affcheiden. §. 18. Uit het hier voor verhandelde, blykt het, dat wanneer een groot gedeelte zand met den mortel vermengd is , het zelve een groot gedeelte van de masfa zal uitmaaken , zo dat het water het geen als dan met den mortel kan vermengd worden , veel meer zal zyn naar evenreedigheid van den  LEEVENDIGEN KALK. 45 den kalk in deezen mortel vervat, dan, indien alIjs uit zuivere kalkaarde beftaan hadt. En dewyl zand niets van het water influrpt, na dat een gedeelte van den kalk gekriftallizeerd is, en van het water afgefcheiden, kan het zelve weder op nieuw vry werken op die weinige deeltjes bytende kalk, die nog in den mortel zyn en die op hunne beurt ontbonden en weder gekriftallizeerd worden. Op deeze wyze kan het in zommige gevallen gebeuren, dat een zeer groot gedeelte kalk gekriftallizeerd wordt, zo dat de mortel als dan byna geheel beftaat uit zand, met eene kriltallyne ftoffe omkleed, en met den tyd zo hard wordt als fteen zelve , daar mortel, beftaande uit zuivere kalk zonder zand , bynaar nooit harder dan kryt kan zyn. S- 19* Men kan nogtans niet verwagten, dat in eenig geval dees drooge mortel de doorfchynende gedaan-  4.6 VERHANDELING over den daante der kriftallen; of de in een geflootc vafthei l van marmer of kalkfteen, zal aanneemeh. Een aanmerkelyk gedeelte van den kalk, zal in weerwil van de uiterfle zorg, altoos in den mortel onontbonden blyven , 't geen, offchoon zo zeer door het zand en den gekriftallizeerden kalkfteen van een gefcheiden, dat het geen invloed op de hardheid van den mortel hebbe, nochtans deszelfs witte koleur even als kryt moet blyven behouden. Maar dewyl marmer en kalkfteen altoos gevormd zyn uit zulke gedeeltens van kalk, die geheel en al in water ontbonden zyn, en waar van zy trapswyze zyn afgefcheiden door eene langzamere en volmaaktere krilïallizatie, hebben zy niets van dat donker voorkomen , 't welk aan alle de kalken eigen is; maar zy neemen andere koleuren aan en vertoonen zich vafter, gelykvormïger en meer in een geilooten; zynde het zand en andere Hollen, die daarin zouden mogen vermengd zyn, geheel en al bekleed met eene zuivere gekriitallizeerde ftoffe. §. 20,  LEEVENDIGEN KALK. 4? §. 20. Om nochtans de allerbefte zoort van mortel te bekomen, is het niet genoeg, dat men een groot deel zand gebruike, en dat het zand 'er nauwkeurig meede vermengd worde. Het is insgelyks van het grootfte belang, dat 'er een groot gedeelte water by gedaan worde. Want zonder dat is het onmoogiyk. dat een groot gedeelte van den kalk kan gekriftallizeerd worden , en de mortel zoude in zodaanig geval alleen beftaan, uit een mengfel van krytachtige ftoffe en zand, het geen bezwaarlyk kan verbonden worden; het zoude flegts een weinig meer zamenhangen dan zand op zich zelf, en minder dan enkel kryt. In dat geval zoude zuivere kalk alleen, een fterker ciment verfchaffen> dan kalk met zand vermengd. §. 21. 'Er is derhalven zeer veel aangeleegen, dat het water zo lang in den mortel werde gehouden, als  48 VERHANDELING over den als mooglyk is. Want, indien het fchielyk uitwaasfemt, kan het niet alleen, ten tweedemaale niet op den kalk werken , na dat het gedeelte 't geen eerft ontbonden was, gekriftallizeerd is; maar zelf de weinige kriftallen, die gevormd zouden worden, wanneer het water fchielyk uitwaasfemt, zouden op zich zeiven onvolmaakter zyn , dan zy anderzins buiten twyffel zouden geweeft hebben. Gemeen zout beftaat uit kriftallen, fchielyk ge» vormd, door eene verhaafte uitwaasfeming van zeewater door middel van het vuur, en vertoont zich als een' witachtige kalk , die gemak'lyk in ftukken kan gebrooken worden; dit zout, langzaam gekriftallizeerd door eene zagte uitwaasfeming in de fchaduw, beftaat uit groote vierkante kriftallen, even doorfchynende, doch een weinig weeker dan kroonglas. Gewoone lompzuiker, zo als gezegd is, beftaat insgelyks uit eene andere zelfftandigheid, fchielyk zamengeftold door eene fpoedige uitwaasfeming van  LEEVENDIGEN KALK. 49 van de vloeiftoffe, waarin ze ontbonden was. Kandyzuiker is dezelve zelfftandigheid , langzaam gekriftallizeerd door eene meer gemaatigde uitwaasfeming. Ieder een weet welk onderfcheid 'er is tusfchen de vaftheid van deeze twee zelfftandigheden : e. Ven groot moet het onderfcheid zyn, tusfchen de Vaftheid van dat ciment, 't geen langzaam gedroogd is , cn van dat , 't geen fchielyk hard is geworden door de kragtige werking van eene warme lucht. Hier aan moet men toefchryven , dat de kalk die eenen geheelen winter in eene mortel tobbe, met water gevuld, blyft, altoos harder en meet zamenhangendé wordt bevonden, dan de mortel, die te vooren uit dezelve tobbe genoomen was, en tot enig metfelwerk gebruikt, offchoon in dit geval de bouwftoffen volkoomen dezelven waaren. Om dezelve reden is een werk onder wa» ter, met kalk gcmetfeld, altoos veel harder dan het geen boven de oppervlakte van het water D is,  5o VERHANDELING over den is, indien men het ongemoeid laat, tot dat her, hard is geworden. §. 22. Om den Leezêr de voorgaande redeneering in haare volle kragt te doen begrypen, zal ik kalh ciment of mortel, vergelykën by eene masfa, beftaande uit fteenen digt in malkanderen gevoegd en verëenigd, door een fterk zaamverbindend ciment , het geen vloeibaar zynde , tusfchen alle de openingen van de fteenen is doorgeloopen, en naderhand eene vafte onaffcheidbaare zelfstandigheid geworden. Indien het ciment zeer vaft en zamenhoudende is, en indien de fteenen 'er tusfchen liggende insgelyks zeer hard en vaft zyn , zal de geheele masfa gelyk worden aan vafte rotsfteen , zonder kloven, die bezwaarlyk door menfehen kragt aan ftukken kan gebrooken worden. Maar offchoon het ciment even fterk zy, indien de fteenen, waaruit het beftaat zagt cn wryfbaar zyn,  LEEVENDIGEN KALK, $r zyn, by voorbeeld kryt of zandftcen, zo kan nimmer de geheele masfa zo hard worden als in het voorig geval : want indien men cenig geweld doet om die in Hukken te breeken, zal, offchoon het ciment het vafthoude, de vafte Hof daar doof ■zamengevocgd, wyken, en alles gemaklyk in Huk* ken gaan-. Dan, in den mortel verftrekt het zand dat 'er by wordt gevoegt, .tot Heenen ofte vafte Hof in de Vermenging , wiens deeltjes zaamgevoegd zyn door den kalk, die te vooren ontbonden was cn ïiu gekriftallizeerd, en dit brengt een üitnecmend vaft en onfeheidbaar zamenftolfel voort. En, dewyl de Zanddeeltjes op zich zei ven zeer hard zyn, en het ciment waarmede die verenigd -zyn, insgelyks 5 is het duidelyk, dat het geheele famenftelfel by uytftek fterk moet worden, zo dat 'er eene zeer groote kragt vereifcht wordt, om eenig gedeelte van de geheele masfa los te maaken Dan, wanneer men in plaats van zand en. kei en alleen een vaft lichaam zo als kryt (het D z geen»  52 VERHANDELING over den geen, zo als gezegd is, altoos plaats moet hebben, als de mortel alleen uit zuiveren kalk beftaat) of eene andere losfe zamenhangendé zelfftandigheid met het ciment vermengd, laat de gedeeltcns van het zelve zo volkomen zyn als mooglyk, is het nochtans onmoogiyk, dat het geheel immer eene grootc trap van vaftheid verkryge, dewyl deeze krytftoffen gemak'lyk van een kunnen gebrooken worden. §• 23- Men heeft zig zeer veel moeite gegeevcn om den aart van het kalk-ciment door de Ouden gebruikt te ontdekken, en gedagt dat zy eene kunft bezaten om mortel te vervaardigen, die zedert lang geheel en al verloren is; dewyl het ciment in de muuren, door dezelven gebouwd , in veele opzichten zich veel fterker vertoont, dan het geen hedendaagfeh wordt gemaakt. Doch, indien de mortel van deeze oude gebouwen van eikanderen wordt gefcheiden (analyzecï), vindt men dat die beftaat uit dezelve bouw-  LEEVENDIGEN KALK. 53 bouwftoffen en bynaar in dezelve evenredigheid als die wy hedendaagfeh gebruiken. Het is nochtans waarfchynlyk , dat derzelver geheim alleen beftondt in de bouwftoffen beter te vermengen, dan de haaftigheid of gierigheid van de tegenwoordige bouwlieden toelaat 5 in den mortel veel vloer barer te gebruiken, dan wy thans doen, en in denzelven veel langzaamer te laaten droogen; het welk de onmatige dikte van hunne muren, natuurlyker wyze moeit voortbrengen , zonder eenig vooroverleg van hunne zyde. By overlevering isMe gedachtenis zelf der voornaamften dcczer byzonderheeden, tot onze tyd'cn overgegaan , dewyl het gemeene volk overal m het land ten huldigen dage ontwyffelbaar gelooft, dat deeze oude muren van een mortel zyn gemaakt, zodaanig dun, dat die als eene vloeiftof'tusfchen de fteenen kondc ingegooten worden , wanneer die in den muur gelegd waren. En de vertoning van deeze oude muuren , wanncerze afgebroken zyn „ fchynt deeze overlevering van het gemeen te begunftigenv D 3; ?S  54 VERHANDELING over den Ik twyfel 'er ook geheel niet aan, of dit is wcr, kelyk het geval geweeft. De fteenen in liet bui. tenfte gedeelte der muuren , waaren zeer waarfchynlyk in mortel gelegd, genoegzaam op dezelfde wyze als wy tegenswoordig gewoon zyn te doen & en de holtens tusfchen de onregelmatige fteenen, die 'er wel tusfchen beiden gepakt waren, konden gemaklyk met dunnen mortel geheel aangevuld worden, die zich dan tusfchen alle de openingen invoegde , en zich met den tyd zo vaft aan malkanderen verbond, als de fteenen zelf; of zelf nog vafter, indien de fteenen van eenen zandachtigen en verwryf baaren aart waaren. Dewyl ook deeze muuren doorgaans zeer dik waren, kon de het dikwerf gebeuren, dat het water in den mortel, door by aanhoudenhcid op de onderfchcide deelen. van den bytenden kalk te werken, op het laaft door de gedurige kriftallizaticn geheel en al opgeftorpfc wierdc , zo dat het alles zonder uitwaasfeming voJkoomen droog v/ierdt. In welk geval een groot gedeelte van den oorfpron, kelyken  LEEVENDIGEN KALK. 55 kclykcn kalk regelmaatig op eene langzaame en tamelyk volkomene wyze moeft gekriftallizeert worden; zodanig zelfs, dat die eene hardheid verkreeg, die wéinig minder was dan kalk fteen of marmer zelf. Deeze gronden eerft gefteld, kan mengcmaklyk en zonder dat men tot ontdekking van gewaande geheimen zynen toevlugt behoeft te ncemcn, reden geeven van de meerdere hardheid van zommig oud - ciment, vergeleken met dat der tegenwoordige tydcn, in welke men gewoonlyk eene geheel verfchülende bewerking volgt. §• 24. De Heer loriot een hedendaagfch Franfch fchryvcr, na zeer veel over dit onderwerp gcdagt te hebben , verbeeld zich volkomen ontdekt te hebben, op wat wyze, de Ouden hunnen levendigen kalk te werk ftelden, om zulk een buitengewoon fterk ciment te verkrygen; uit welke ontdekking zyn's bedunken , voordeden van zeer groot aanbelang voor de maatfehappyc kunnen voortvloeyen. * D 4 ^  56 VERHANDELING over den Naar- zyn gevoelen beftaat bet ciment der Ouden > uk kalk en zand, bynaar in dezelfde evenredigheid ,, als men die tegenswoordig tot. het zelve einde doorgaans gebruikt. Dan in plaats van het zelve geheel en al van gclefchten kalk te vervaardigen, zo. als wy nu gewoon zyn te doen; zegt hy, dat zy een gedeelte van den kalk ongelefcht gebruikten , het welk zy met. hunnen mortel vermengden, onmiddelyk voor dat die gebruikt wierdt. Deeze vermenging, vervolgt hy, brengt een fterk en duurzaam ciment voort bevattende zoo vcele voortrefFelykc eigenfehappen % dat ik verkies die met de woorden van deszelfs eigen lofschryver optegeeven. „ Geduurende het Jaar 1770, "(12) , zegt hy (13) (i2"j Men dient aan te merken, dat omtrent den zelvcn tyd de Fleer dossie, Secretaris van de Maatfchappye tot verbetering van den landbouw, handwerken, en wetenfehappen in tlwfirand te Londen-, een mjddel waer.eldkundig maakte, om een zooit van mortel in navolging van dien der Ouden te vervaardigen , die in allen opzichte dezelve was, als die van den Heer, lof.iot. Wie nu hier van de eerfte uitvinder zy, laat ik aan de belanghebbenden over om selven befiisfen.  LEEVENDIGEN KALK. 57 (13) „ hadt de Heer Loriot het geluk een zoort „ van een geheim der natuur te ontdekken, het „ welk zich in den loop van verfchcide eeuwen, „ waarfchynlyk maar alleen aan hem geopenbaard „ hadt, een geheim, waar op alle de waardy. van „ zyne uitvinding gegrond is. „ Hy nam wat kalk, die langen tyd gclefeht was 5, geweeft , uyt een kuil met planken bedekt» „ en zeer veel aarde daar over, door welk mid, „ del de kalk ai zyne eerfte frisheid behouden „ hadt, hy maakte 'er twee deelen van, en be„ floeg die beide volkomen goed.. „ Een van deeze deelen, dcedt hy, zonder cc„ nig byvoegfel in een' verglaasde aarden pot, „ cn (iO Deeze uittrekfels zy.n genoomenuit eene verhandeling, tot tytel voerende: Praktikaak proeve over Ciment en Steen door kunjl gemaakt, te recht gehouden voor die der Grieken en Romeinen, on* lengs uitgevonden daor den Heer loriot, Meeiïer in de «aëtutg* kunde van zyne allerkriftelelf.e Mafe(leit &c uit het Frar.jcb Hertaald, en te Londen in 't jaar 1775- uitgegceven. Dit werk blykt gefqhreevcntezyn, niet door den Heer j.oriot zelf, maar door iemand zyn er vrienden, dewyl akeos m de derde perfoon. van hem gefprooken wordt. E> 5  53 VERHANDELING over den » en zette het in diervoege in de fehaduw te „ dróogen. Hier, naar maate het zyn vocht door „ de uitwaasfeming verloor, fpleette en fcheurde » het allerwegen , ging van de zyden van den „ pot los, en viel in een menigte Hukken, allen „ even zoo wryf baar als de Hukken kalk , door „ de zon opgedroogd , die wy doorgaans op de kanten van onze kalk-kuilen vinden. (14) Met be- (14) Hef is onmocg'.yk van by hetleezen deezer proeve, de diepe onkunde cn onuplcttenheid niet te merken, diedcopfleller by veele gelegenheden doet blyken. Deeze afdeeling Ieveit 'er een volledig bewys van op. Er is gc^n twyfel, of kalk wanneer die zeer lang gelefcht is, verheft alle deszelfs eigenfebappen van leevendigen kalk, en wordt volkomen dood, of fchoon die nog zo z-orgvuldig gedekt zy. Hy geeft geen ander bewys , dat de kalk nog bytende zoude zyn geweeft, da« dat die overdekt was. Uit dit alles blykt, dat het geheel cn ai doode kalk was; in welk geval het in't geheel niet tc verwonderen is, dat di£ niet bekwaam was om 'er cenige zoort van ciment van te maaken. Want het is onbetwlsbaar dat de uiiwerkfels die liy befchryft , alleen daar uit voortkomen konden , dat die kalk gelefcht was , cn deszelfs bytende hocdaanighe'd hadt verlooren. Want 'er is niemand welke eenige kundigheid over dit onderwerp bezit, of hy weet, dat kalk welke eenigen tyd gelefcht is geweeft, by veele gelcgenhecden als een ciment kan gebruikt worden , 't welk ten minftcn zaamen kan blyven hangen, en niet in eens in een los poeder neervalt, als hst opdroogt.  LEEVENDIGEN-KALK. S9 „ betrekking tot het ander gedeelte ,, deedt 'er „ de Heer Lortot juift een derde kevzndigen meel„ kalk by, en kneedde het alles wel door een, „ ten einde de twee zoorten van kalk, volkomen „ met malkandcren te vermengen. „ Dit gedaan zynde, zette hy dit mengfcl ihs. „ gelyks in een verglaasde aarden pot, zo als „ hy het voorigegedaan hadt, wanneer, (lethier „ op,) het ras begon warmte worden, eninwei?, minuuten wierd het zo dik als 't belle pleister, „ dat op de beft mooglyke wyze is vervaardigt. „ In 't kort, het zette zich en ftolde zo fpoedig te „ zaamen, als gefmolte metaalen die van het vuur ,, zyn afgenomen , en maakte een zoort van oo„ gcnblikkelyke veriteening, zynde volkoomcn „ droog geworden in een zeer korten tyd , en „ wel zonder de minfte fcheur of fpleet, ja, het „ kleefde zodanig vaft aan de zyden van den pot, dat men het 'er niet af konde krygen, zonder „ dien te brceken. " ■ Met opzicht tot deeze aangehaalde plaats uit het werk  éo VERHANDELING over den werk van den Heer Lquiot, zal ik alleen zeggen, dat ik de bovengemelde proefneeming verfcheide reizen met alle mooglyke oplettenheid gedaan en dikwils herhaald hebbe , metditeenig onderfcheid, dat ik kalk gebruikte, die .langen tyd met water beflaagen was geweeft, zo als gewoonlyk gefchied , om hem te laaten verzuuren (to four) in de gemcene taal der mctfelaars, in plaats van kalk, die lang in een overdekten kuil had geleegcn, zoo als hy gebruikte» De uitkomft was, zoo als ieder een die eene maatigc opmerking aan het onderwerp befteedt, en volgens de ondervinding der metfelaars, konde verwagten; maar geheel en al onderfcheiden van die van den Heer Loriot. Het deeg van den ouden gelefchten kalk alleen gemaakt, droogde langzaam op, wierdt door den tyd een los zamenhangendé klomp , iets harder dan kryt, zynde het zeer zuivere kalk die ik tot deeze proefneeming gebruikte, zonder met zand of eenig ander byvoegfel vermengd te zyn. Dat  LEEVENDIGEN KALK. 61 Dat van den zeiven gelcfchtenM£ gemaakt was, met byvoeging van een derde van zyne hoeveelheid ongelefchteil kalk die tot poeder was gebragt en 'er door gekneed, wierdt inderdaad heet; het geen altoos gebeurt, wanneer kalk gelefcht wordt, zwol vervolgens op, zo als mede gewoonlyk ge. beurt, maar wierdt niet harder dan het voorige, noch in eenig opzicht daar van onderfcheiden, uitgenoomen , dat het water 'er fpoediger door wierdt opgeflorpt, en in een dag of daar omtrent, na dat het gekneed was en toen het fraai droog begon te worden, begonnen eenige deeltics kalk-fteen, die zo volkoomen als de overige niet gebrand waren , en daar door zo fpoedig niet konden gelefcht worden, en dus tot dien tyd ongelefcht hadden gelegen, op nieuw op te bruisfchen. Om deeze reden, of fchoon het maar als een toevallig ongeluk moet aangemerkt worden, dat niet altyd gebeurd , is het baarblykelyk een Hechter ciment dan het voorige. Zie daar de ontdekking van den Heer Loriot, waar  6z VERHANDELING over den waar van het niet gemaklyk valt eenige reden te vinden, waarom de daar in aangeprezene bewerking eenige voordeelige gevolgen zoude hebben. H:t is immers wel bekend, dat, zo 'er op eenige wyze water by gebranden kalb&een wordt gedaan, de eerfte uitwerking altoos is , dat die heet wordt, opbruifcht, en tot een poeder uit een valt. Zelfs is onder water het uitwerkfel het zelve. Na dat dit poeder gemaakt is, kan het onder water blyvende, tot een vaften klomp zamenftollen; dan met welke zelfftandigheid de kalk ook vermengd zy, moet die eerft van een fcheiden en tot meel of poeder worden, voor en al eer zich te wiilen verenigen. In den naam dan van de ge. zonde reden, wat onderfcheid kan 'er dog zyn, in den zeiven eerft tot poeder te maaken, cn dan met water te beflaan, of 'er het vereifchte water op te gieten, om dien tot poeder te brengen, en dat poeder te laatcn zo als het gevallen is, zonder het met andere ftoffen te beflaan ? Eenige van de waterdeelcn worden het eerft opge-  LEEVENDIGEN KALK. 63 opgcflorpt , het geen baarblykelyk een verlies voor den mortel is, en de kalk zal zo naamv niet met de andere bymengfels verbonden zyn, dan indien die naar vereifch heilagen , en daar mede als een fyn poeder vermengd was, het welk de mortel minder volkomen moet doen zyn. De loffchryver van den Heer Loriot is nochtans • niet verleegen, om reden van deeze wonderlyke uitwcrkfcls te geeven, die hem ten ecnemaale voldoende voorkomen. Dus gaat hy voort: „De uitkomft van deeze by voeging van leeven„ dige kalk, hoe verwonderlyk die ook in den eer„ Hen opilag fchyne, kan nochtans zo gemaklyk „ uitgelegd en 'er reden van gegeeven worden, „ dat het eenigzins vreemd fchynt, dat de Heer „ Loriot de eerfte is geweeft die zulks vermoedde „ en uitvondt. Want, wat kan 'er duidelyker zyn, dan dat de fchielyke zetting en zamenftol„ ling van deeze twee zelfsftandigheden noodza„ kelyk moet voortkomen, doordien de leevendige „ kalk, door eene volkomene amalgamatie of ver- men-  54 VERHANDELING over den „ menging , in de inwendigfte deelen van den „ gelefchten kalk wordt gebragt; door het vocht „ dat het daar ontmoet, verzadigd wordt, en ,, daar door die oogenblikkelyke en volftrekte uit,j drooging (15) veroorzaakt wordt, waar op wy, „ door- (13) Iemand die maar met eenige opmerking het lesfehen van kolk heeft gadegeflagen zodaanig zuiks gewoonlyk gefchiedt, \ lift meermaalen dat zoort van fchielykc verdrooging gezien, dog zonder eenige van de hier verhaalde uitwerkingen ontwaar tc worden. Tot het lesfehen van kalk, inzonderheid van de zuiveifte foort, wordt een zekere hoeveelheid water vereifcht, die zeer langzaam wordt opgcflorpt, zo dat de werklieden verzekert zynde, dat alles op den beftemden tyd zal ingedronken zyn, dikwy's op een plaats zo veel water te gelyk gieten, dat de kalk genoegzaam vloeibaar wordt. Dit water zakt fchielyk door tot de bcnedenfte origelefehte kalk; maar Indien de kalk bovenop regelmatig gelefcht is, voor de Iaafte bcgictinS met water , behoudt die een gelykvormige oppervlakte even alspleifter, dioogt bynaar gchoe! in weinige minuten op, cn indien die niet vergruift wordt door deopbruifchingvanden onderften kelk, blyft hy naderhand die gedaante behouden zonder te brokkelen. Indien men dit nu volkomen laat droegen, en 'er geen meer water opgiet, voor dat al de lucht is ingeflorpt, is het volmaakt kiyt. Het heeft dezelfde fterk te , vaftheid enz. en kan 'er noch op het gezicht noch door andere eigenfebappen van onderfcheiden worden. Dit zal echter nimmer (land gry. pen, ten zy de kalk volmaakt zuiver zy , zo dat die in zuur geheel en al kan ontbonden worden > even als zuiker in wa. tut.  LEEVENDIGEN KALK. 65 ,, doordien ivy 'er zo zeer mede bekend zyn, in „ het gebruik van gypsof pleiter, zo weinig acht„ Haan. " Indien ik dit aangehaalde wel 'bcgrype , zegt het niets anders, dan dat deeze twee zelfstandigheden zich vereenigen, om dat zy zich noodwendig allervolkomenft vereenigen moeiten. Is de uitwerking anders, betuig ik geredelyk dom genoeg'te zyn om die niet te begrypen. Het zoude overtollig zyn meer plaatfcli uit deeze verhandeling 'aan te haaien. Laat het genoeg zyn op te merken, dat de fchryver voorgaat met ons te zeggen, dat dit nieuw uitgevonden ciment bynaar onder de hand van den werkman droogt en hard wordt, zonder op eenigerhandc wyze te fcheuren of te fplyten, dat het nimmer door de lucht zich uitzet of inkrimpt, dat het vocht 'er niet door kan dringen, en dat het niet alleen gebruikt kan worden, om daken te maaken die onderworpen zyn aan gedurig lekken, waterkommen, waterleidingen, gooten enz.-, de welken ten eeriten E water  ■ 66 VERHANDELING over den waterzuilen houden, in welke hoeveelheid ook, maar zelfs ook voor fyner werken van de pottebakkers zoort; dat het volkomen de verft weerftaat; benevens nog een groote reeks van andere deugdzaame eigenfehappen, welkers optelling verveelende zoude zyn : zo dat ik die geenen welke 'er een volkomen verflag van begceren , tot de leezing van het boekje zelf moet verwyzen. Het zoude vermetel voor my zyn te ontkennen, dat de Heer Loriot niet een ciment heef uitgevonden met alle deeze byzondere hoedanigheden voorzien , dewyl men verzekert , dat 'er werken mede gebouwd zyn, die de zaak op de duidelykfte wyze beveftigen. Dan, dat zulke uitwerkfels onveranderlyk zouden worden voortgebragt, alleen, door een zeker gedeelte ongelefchten meel-kalk by den mortel te voegen, zo als hy verzekert, of zelfs door den mortel alleen van levendigen meel-kalk te maaken, durf ik zonder verdere bedenking geruft ontkenden, niet alleen uit kracht van de hier voor op-  LEE VENDIGEN KALK. G? gegevene redenen , maar ook uit hoofde van daadelyke proefneming, door my zelfs telkens herhaald; het welk insgelyks eenigermaate bekragtigd is door de ondervinding van den Heer Dossie (r6). Om deeze-reden moet ik denken, dat, indien de Heer Loriot waarlyk deeze ongemeene uitwerkfels van den mortel ondervonden heeft, waar mede hy de proeven nam, zulks veroorzaakt moet ■zyn (16) Of fchoon de Heer Dossie zyn nieuw uitgevonden timerSt wegens verfcheide hoedanigheden aanpryll, verfchHt by nochtans zeer van den Heer Loriot, In de opgaave van de wyze, op welke de vereenigmg daar van wordt te wege gebragt. Want, in plaats van te zeggen : „ Het ftolt even fchielyk te „ zaaraen als gefïBölten metaalen, wanneer die pas van het „ vuur zyn genocmen ", drukt hy zich dus uit, „ het blyft „ «enigen tyd .week, en wordt alleen trapsgewyze in de lucht „hard" (zie Dossie Mem. of Agriculture vol. i p.ig. zcy) De Heer Dösair. fchiyft eenige van de zelfde hoedanigheden aan zyn ciment toe, die 'er de Heer Loriot aan geeft. Eenige van deezen nochtans, zyn gemeen aan alle zoorten van kalbmor. tel die naauwkeurig gemaakt zyn; en zohet niet ccnigzins vreemd aan ons onderwerp ware , zoude het niet moeilyk vallen te toonen, op welke wyze het oordeel van iemant zonder genoegzaame ondervinding, ligt kan misleid worden, met betrekking tot deeze of gcene eigenfehap , welke dubbelzinnig kan genoemd worden. De inbeelding ïs een grooter Beguiclielaar dan alle de Toveraars van Egypten, E a  68 VERHANDELING over den zyn door de eene of andere byzonderheid , aan de opmerking ontfchoten, en niet door de omftandigheden alleen waar aan hy ze fehynt toetcfchryven. Mooglyk is die bezwangerd geweeft met gyps, eene zoutige zelfstandigheid in menigte eigen aan Vrankryk; en dewy/l gyps voornamelyk beftaat uit kalk-Heen (17), is het niets buitengewoons, dat het in dezelve groeve tusfchen den kalk (17) Gyps is een aardachtig zout, beftaande uit vitriool zuur cn fa»/*-aarde; by de kunftenaars is het beft bekend onder den naam van pleifier van Parys. Eigcntiyk is liet gyps een zoort van Albafter of valfch Albafler, zynde een witte, zagte, brosfe en glinftcrende fteen, welke gemakkelyk kan bereid dog niet wel gepojylt worden ; hy bruifcht met de znuren niet op, en kan daar door niet ontbonden worden; hy geeft geen vonken van zich als men hem met een ftaal flaat; wordt ook geenzints in het vuur hard, maar kraakt en geraakt tot een meelagtig poeder , dat eigcntiyk de pleifier is, welken de Mctzclaars en inzonderheid de Stukadoorders tot fraaije pleiftenverken gebruiken, cn die met water bev'cgtigd wordende niet of weinig heet wordt, maar een reuk als Hinkende eyeren van zig geeft, cn fchielyk verhard, flet plèijler aldus met water gemengd, kan in vormen worden gegooten, neemende de gedaante der vorm volkomen aan. De gyps wordt in verfcheidenc bergachtige landfehappen van Duitfch'and, Frankryk, Switzerland, Italien cn elders uit de bergen gegraaven, daar dezelve in laagen en dik wils onder de kalk-&eea woidt gevonden.  LEEVENDIGEN KALK. -6 ftz/Mteen in, gekriftallizeerd wordt gevonden; ook niet onmooglyk", dat het by zommige gelegenheden, gedurende de calcinatie van den kalk, ongèfchonden vry blyft. Of mooglyk is het by het neemen deezer proeven, toevallig met den kalk vermengd geweeft. Maar op welke wyze het gyps daar ook mag by gekomen zyn , indien het 'er by is, is 'er geen twyfel aan , of 'er zullen gelykzoortige uitwerkfels (fenoon niet in trappen) aan die, welke de Heer Loriot befchryft, eenigermaate ontftaan uit de bewerking , dien hy aanpryft. Want indien gyps door de calcinatie van zyn vocht is beroofd, wordt het een wit meel, buitengemeen wel gelykende naar zeer zuiveren kalk, het welk onmiddelyk (zo ik het zo noemen mag) zamenftolt, wanneer er water by wordt gedaan, en in eens alle de vaftheid verkrygt, die 'er met mooglykheid aan kan gege even worden. Deeze eigenfehappen zyn zedert lang wel genoegbekend geweeft; maar nooit wordt het, gelyk E 3 zom-  7o VERHANDELING over de* zomtyds het kalk- dramt,, zo hard als Heen, of fchoon het zelve het gladst gepolyfte eiment is het geen wy kennen, waarom het ook reeds voor lange tyd is gebruikt als pleifter, tot zodaanige werken daar fyne eicradien vereifcht worden. Ik heb meer opmerking aan dit maakfel van de Heer Loriot befteedt, dan myn eigen gevoelen omtrent desfelfs aangelegenheid van my zoude gevordert hebben; en het is alleen uit zuivere achting voor de gevoelens van anderen , dat ik getragt heb, eenige reeden te geeven van de verfchynfels die hy befchryft, in [de onderftelling dat zy waarlyk gebeurd zyn. Dan dit werkje geeft aan den wysgerigen leezer zeer weinig genoegen, door de onoplettende en onkundige fchryfwyze. Op het wonderdaadige, het "een doorgaans aangenomen wordt, en de veele uitfpoorige complimenten aan den Heer Loriot gemaakt, waar van het overvloeit, heeft men kwalyk gerekend, om daar door aan den kundigen leezer eene gunftige gedachte van het oogmerk van den  LEEVENDIGEN KALK. 71 den opfteller inteboezemen. Toekomende proef nemingen zullen die omftandigheden in het licht brengen, welke nu twyfelachtig en geheimen zyn. Nu zal ik eenige omftandigheden opgeeven, welke betrekking hebben tot de eigenfchappen van kalkmortel. §• 25. Indien kalk-fieen genoegzaam gecalcineerd is, is die van al zyn vocht en vafte lucht ontbloot; maar de ondervinding toont, dat kalk-fieen tot een poeder valt, door 'er water op te gieten, zelfs wanneer hy minder volkomen gecalcineerd is, en terwyl hy nog zyn vafte lucht bynaar geheel behouden heeft. Dewyl wy nu bynaar geen anderen regel hebben om te oordeelen, of kalk-fteen genoeg gecalcineerd zy, uitgenoomen deeze eenige omftandigheid, te weeten, wanneer hy tot poeder valt door 'er water op te gieten, kunnen wy gemaklyk begrypen, dat dezelfde kali min of meer gefchikt kan zyn om 'er goeden mortel van te E 4 maa"  7% VERHANDELING OVER DES maaken, overeenkomftig eene omftandigheid, die in eene grootc maate de oplettenheid van werkdaadige metfelaars te leur ftelt. Want byaldien het gebeurde , dat alle de kalk-kluiten op den zeiven tyd uit een en denzelven oven gehaald , even genoeg gecalcineerd waren , om ze door het water tot een poeder te doen vallen, en niet meer, zo zoude dat poeder geheel en al onbekwaam zyn, om "er eenige zoort van mortel uitte vervaardigen. Dit is een geval , 't geen zeldzaam kan gefchieden; maar, dewyl 'er zeer veel trappen zyn gelegen tusfchen dien ftaat cn de volmaakte calcinatie moet het dikwerf gebeuren, dat de fteen nader tot een van deeze twee uiterftens komt op den eenen tyd dan op den anderen, zo dat mortel op den eenen tyd volmaakter kan zyn dan op den anderen tyd, terwyl men dat onderfcheid aan deeze b3^zonderheid moet toefchryven. §. %6. Alle de fchryvers, welke over den kalk. als een ciment  LEE VEN Dl GEN KALK. 73 ment gefchreeven hebben, hebben getocht om het vereifchte gedeelte zand 't welk nodig is om het vo.1maaktftc ciment toe te bereiden, met zekerheid te bepaalen. Dan een weinig oplettenheid over dit onderwerp, zal doen zien, dat alle de regels die op dit ftuk kunnen voorgefchreven worden,. zodaanig in 't wild gefchermt cn onzeker zyn, dat werkdaa. dige metzclaars 'er weinig als geen gebruik van kunnen maaken. Want, behalven de veranderingen wel. ke. ontftaan kunnen van den meer of min volmaakten trap van calcinatie, die wy zo, even befchouwd hebben, is het inderdaad, zeker, dat eenige zoorten van. kalk-Jïeen veel zuiverer zyn en een minder gedeelte zand bevatten, dan anderen.. Ik heb kalk-Jleen onderzocht , die zo volkomen vry was van eenige vermenging van zand, hoe ook genaamd, dat die in ziulrën geheel .cn al ontbonden wierdt, even als zuiker in gemeen water. Insgelyks heb ik een andere zoort onderzocht, die elf twaalfde deelen van zyn eigen gewigt zand bevatte, en Hechts een twaalfde gedeelte kalk, E 5 ook  74 VERHANDELING over den ook heb ik andere zoorten in alie evenredigheid tusfchen deeze twee uitcrftcns gevonden. Nu zoude het zeeker ongehoord zyn te zeggen, dat de zuivere kalk een zoo klein gedeelte zand om tot mortel gemaakt te worden , zoude noodig hebben , als die, welke oorfpronkelyk een veel grootcr gedeelte zand bevat, dan eenig fchryver over dit onderwerp immer heeft voorgefchreeven. Het geen deeze onzekerheid nog vermeerdert, is het onderfcheid het geen voort moet komen uit de omftandighcid hier voor gemeld; te weeten, den meer of min volmaakten trap van calcinatie dien de fteen zoude mogen hebben ondergaan ; want men moet aanmerken , dat offchoon kalkfteen , zuiver zynde, een grooten graad van hitte moet hebben, om tot een' glasklomp (18) [te worden; nochtans , wanneer'er zand in zeekére evenredigheid met den kalkfteen vermengd is, eene maatige hitte voldoende is om den gehcelen hoop tot (.18) Tot glas geworden zelfftandigheden, zyn de zoodaanigen, die door hitte gefmoken, zich eenjgzihs als glas vertoon ca.  LEEVENDIGEN KALK. f$ tot onzuivere glas - klompen ( vitrified' fcoriae) te maaken. Hier door komt het, dat wanneer men zeer onzuivrc kalk-fieen heeft, men vcrpligt is, zeer zorgvuldig toe te zien om 'er niet te veel brandftoffen by te doen, uit vreeze van den fteen tot glas te maaken. En zy zyn zeer gelukkig indien zy hunnen fteen even genoeg gecalcineerd kunnen krygen, zodaanig, dat hy met water tot poeder valt, cn niet meer; zo dat men in t' algemeen kan onderftellcn, dat een groot gedeelte van zulken kalk nooit genoeg" gebrand is , tot zulk een graad, dat hy volkomen bytende of bekwaamwerde om 'er ciment van te maken. Maar dewyl 'er nooit geen gevaar is, dat men aanzuivren kalk pen te veel vuur geeve, behoeven den geenendie deezen bezitten, niet bevreesd te zyn, om van dien kantmistetaften. En dewyl het fchade voor hun is, indien alles niet tot poeder valt, dat het uit den oven is gekomen, is het natuurlyk te denken, dat zy in 't gemeen al de noodige brandftofTen 'er by zullen doen. Hier  76 VERHANDELING over den Hier uit mag men met reden befluiten, dat it 't gemeen, een veel grooter gedeelte van deeze zoort van fteen volkomen gecalcineerd zal zyn, dan van dc andere zoort. Op 't geval af, kunnen wy met eenigen grond van waarfchyniykheid befluiten, dat, omtrent .een tiende gedeelte zuiveren kalbfteen niet genoeg gecalcineerd is, om 'er mortel van te kunnen maaken; en dat van de onzuiverfte zoort van kalk-fieen niet meer dan een vierde gedeelte van den kalk, daar in vervat, zo Veel gecalcineerd is, dat by bytende zy. Laat ons zien, wat onderfcheid dit maakt tot het gedeelte zand, dat in het een of ander geval by den kalk kan gedaan worden, cn op dat do berekening te gemaklyker gemaakt werde, zullen wy onderftellen, dat de armfte kalk-fteen die ooit gebrand wordt, een tiende gedeelte van zyn geheel gewigt kalk bevat. Tien delen zuiveren kalk-, eer die even zandig kunnen worden gemaakt, als de anderen, zonder acht te Haan op het onderfcheid dat uit de branding  LEEVENDIGEN KALK. 7? ding voorkoornt; zouden vorderen, dat by ieder negen gcdeeltens zand werden gevoegt, derhalve» zouden 'er negentig deelen zand by de tien moeten worden gedaan, om deezen kalk tot eene ge* lykheid met den anderen in zynen oorfpronkelyken ftaat te brengen. Maar indien wy insgelyks in de berekening brengen , het onderfcheid hier voor onderfteld, 't welke voortkomt uit de verfcheide trappen van calcinatie , zal de rekening dus zyn. Van de tien deelen zuiveren kalk, wordt 'er een gedeelte onderfteld niet genoeg gebrand te zyn , om als ciment te kunnen werken, zo dat 'er negen alleen volkomen bytende blyven. Van de tien deelen onzuiveren kalk zyn 'er negen tand en een Hechts kalk, en van dit een moeten drie vierde deelen als niet genoeg gecalcineerd * worden afgetrokken , zo dat 'er juift een vierde 4 van een tiende gedeelte (een veertigfte) bytende { kalk overblyft. Dan dit veertigfte gedeelte is vermengd met negen  ?» VERHANDELING over des gen en dertig andere gelyke deelen zand en onge* calcincerde kalk-fteen. 'Er blyven negen geheele tiende gedeeltens van den zuiveren kalk bytende, by elk van welken negen en dertig tiende gedeeltens, het een tiende ongecalcineerde kalk 'er onder gerekend , moeten worden gevoegd ; zo dat, om die in den zelfden ftaat als den voorigen te brengen , 'er drie hondert en vyftig deelen zand moeten by gedaan worden. Het fchynt geheel en al onbcgryplyk, dat een zo klein gedeelte kalk-ftof ooit in ftaat zy , zulk eenen groote masfa andere ftofren fterk te zamentevoegen. Ik wil ook niet ftaande houden, dat dit proefondervindelyk het geval zoude zyn, dewyl 'er eenige dwaaling in de data kan zyn. Het volgende nochtans weet ik , dat weezentlyk zo is< De befte hedendaagfehe mortel, dien ik ooit gezien heb, was gemaakt van kalk, dien ik zelfs van een gefcheiden (analeyzed~) hadt, en bevonden elf deelen zand tegens één kalk te bevatten. Hier by was, op de maat tusfchen de twee en driemaal  LEEVENDIGEN KALK. 79 zo veel zand gedaan, als de hoop groot was, het welk men kan ftellen ten minften driemaal zyne hoeveelheid by gewigt te zyn geweeft. In onderftelling nu, dat elk deeltje van dien kalk zo volkomen gecalcineerd was, dat het bytende ware, kan 'er niet minder dan zeven en veertig gedeeltens zand, tegens een gedeelte kalk zyn geweeft. De leezer kan zo veel, als hem belieft, voor het niet bytende gedeelte van den kalk ftellen , en dienvolgens de rekening maaken. Maar het is bynaar onmogelyk te onderftellen, dat meer dan een hondertfte gedeelte van deezen hoop, het water 'er niet by gerekend, beftaan heeft uit enkel bytende kalb aar de. Dan, wat ook het juifte deel bytende kalk ware; de mortel was gemaakt van de ftoffen volgens de öpgegeevene evenredigheid, cn was gebruikt, om de buitenvoegen van den fteenen muur eens huis, gelegen in een onftuimig klimaat, en aan alle winden blootgefteld, vol te fmeeren. Het is nu omtrent veertien jaren geleden, dat dk  So VERHANDELING over den dit gefchied is, cn ik geloof niet, dat in al dien ■tyd een pond kalk op den grond gevallen zy. Was deeze mortel gebruikt tot het bouwen van eenen dikken muur , in welken hy langzaam genoeg konds opdroogen, fchynt 'er weinig reden te zyn» om te twyffelen, of hy zoude met den tyd zo hard geworden zyn, als de fteenen van den muur zelf. Uit deeze aanmerkingen kunnen wy duidelyk zien, dat het onmogelyk is eene evenredigheid van tand tot kalk te bepaalen, dewyl die moet veranderen overeenkomftig den aart van den kalk; cn andere toevallige omftandigheden, welke op te tellen laftig zoude zyn, en welke oneindige uitzonderingen van eenen algemeenen regel zouden maaken. Maar het fchynt, dat wy veilig mogen befluiten , dat men hedendaagfeh in 't algemeen eer ■dwaalt, in te weinig, dan in te veel zand te gebruiken. Het is nochtans der opmerking waardig, dat het zand  LEEVENDIGEN KALK. 81 zand, natuurlyk aan den kalkfteen eigen, naauwer verbonden is met den kalk, dan immer door eenige werktuiglyke kunft met moogelykheid kan te weeg gebragt worden. Zo dat men te vergeefs zoude hoopen , door kunft goeden mortel van zuiveren kalk te maaken , met zo een klein gedeelte bytende kalk -ft of, als .zomtyds kan gefchieden, wanneer de kalk natuurlyk een zeer groot gedeelte zand in zich bevat. Dan 'er fchynt geheel geen twyfel te zyn , of de mortel zoude veel beter weczen, dan men die gewoonlyk in den tcgenswoordigen tyd heeft, indien 'er een grooter gedeelte zand onder wierdt vermengd, en indien het daarby zorgvuldiger cn. fpoediger wierd verwerkt , en zaamverbonden , dan men gewoon is te doen> Hier van kan ik zeggen dat ikdoorproefneemingen den gewenfehten uitilag heb ondervonden, §. 27. Eene andere omftandigheid % die 'er veel toe F doet,  82 VERHANDELING over den doet, om de eigenfehap van het ciment te veranderen en een grootcr of kleiner gedeelte zand nodig maakt, is de wyze van den kalk te bereiden , eer die tot mortel beflagen wordt. Wanneer men kalk gebruikt tot het maaken van pleijïer, is het van groote aangelegenheid, dat ieder deeltje van den kalk-fieen gelefcht zy, eer die verwekt worde. Want dewyl eene gladde oppervlakte het geene inzonderheid is, daar men in 't ftuk van pleijïer 't meeft naar verlangt, zo zal , indien eenige deeltjes kalk daar in heilagen zyn en verwerkt, eer zy tyd hebben gehad om tot poeder te vallen, het water daar op by aanhoudenheid werkende zelf na dat ze verwerkt zyn, deeze deeltjes ontwyfelbaar lesfehen, welken zich als dan met groote kracht zullen uitzetten, en de uitwasfen op de oppervlakte van den pleijïer voortbrengen , welke algemeen by den naam van bldren bekend zyn. Hierom is het, dat indien wy eene volmaakte zoort van pleijïer wenfehen te verkrygen, die een gladde  LEEVENDIGEN KALK, 83 gladde oppervlakte behoudt, en vry van blaren blyft, het volitrekt noodzakelyk is, om den kalk eenen geruimen tyd in het water te laten weeken, eer die verwerkt wordt. Het is deeze bewerking die verzmten wordt ge. noemd. Indien de kalk-fieen zuiver is en wel ter deegen gecalcineerd , is 'er weinig gevaar, dat de kalk met ten eerften niet alle tot poeder zal vallen. . Dan indien die min volkomen gebrand is, zullen 'er verfcheide deeltjes zyn , die een' langen tyd moeten blyven leggen, voor dat die tot meel kunnen worden gebracht, Deeze bewerking is derhalven veel noodzaakly ker met onzuiveren, dan met zuiveren kalk Maar dezelve dient nimmer agter wege g^laaten te worden , dewyl 'er de minfte waarfchynlykheid niet is 4 of 'er zullen zich altoos eenige bldren vertoonen, zelfs op pleifier van den zuiverften kalk gemaakt, indien dezelve onmiddelyk na de lesfching bewerkt •en gebruikt wordt. F x • Het  8+ VERHANDELING over een Het is insgelyks een gewoon gebruik, den kalk te laten verzuuren, wanneer die gefchikt is, om tot mortel gebruikt te worden. En of fchoon het m dit geval zo onvermydelyk noodzakelyk niet is, als wanneer die tot pleifier is voorbefchikt, zo is het nochtans zeker, dat het zelfs in dit geval van gebruik moet zyn, indien het naar den eifch wordt gedaan; dewyl het uitvallen van drooge brokken , na dat den mortel gebruikt is, moet trekken om de deelen, die alreeds verenigd waren, van clkanderen te fcheiden, en om het ciment veel minder volkomen te maaken, dan by aldien het alles met de bouwftoiTcn naar vereifch was zamengemengd, voor en al eer het te gebruiken. Dan 'er wordt meer omzigtigheid vereifcht om den kalk voor mortel te laten verzuuren , dan voor pleifter. Want, dewyl het niet noodig is, dat pldfter zo hard zy als fteen, verheit- men 'er niet by, door een gedeelte van den kalk, tot dat einde gefchikt, zyne vafte lucht te laten opflorpen, alvorens die gebruikt wordt; dewyl een klein ge-  LEEVENDIGEN KALK.. $ gedeelte leevendigen kalk in ftaat zal zyn, om alles tot een ligt zamenhangenden klomp te vercenigen. Derhalven is de voornaamfte zaak ,. waar op men moet letten in de verzuuring van den kalk tot pleifter , dat men dien lang genoeg laate weeken; dewyl 'e- geen gevaar is, om in het tegenovergeftelde uiterfte te vervallen. Het is inderdaad nodig, dat die een' zeer langen tyd blyve leggen in zommige gevallen , eer men zeker kan zyn, dat alle de deeltjes door en door gelefcht zyn. Ik heb ftukken van kalk.kluiten meer dan zes maanden aan alle de wisselvalligheden van het, winter weder zien bloot leggen- cn naar dien tyd eerft tot poeder vallen. Zulke flecht gebrande fteenen worden gewoonlyk wel uitgefchoten door het ziften van den kalk tot pleifter - maar dewyl 'er éeni. gc kleine brokjes daar van kunnen tusfchen loopenis het altoos het veiligfte dien eenen zeer langen tyd in de verzuuring te laaten. Deeze wyze van bewerking, gaat nog met een E 3 andep  «6 VERHANDELING over den ander voordeel van eenig aanbelang verzeld: want, indien door deeze middelen een groot gedeelte vanden kalk zyne vafte lucht opflorpt en deed wordt,, kan het water, wanneer dezelve tot gebruik beftagen wordt, geen gevoelige uitwerking hebben op. dien dooden kalk, het zal alleen de deeltjes bytende kalk volkomener van malkanderen fcheiden, zo dat die kan opdroogen zonder eenige fpleeten hoe ook genaamd voorttebrengen; de oppervlakte van het pleifter wordt hier door ook veel zagter en effener dan het zoude geweeft zyn, indien het alles gebruikt ware nog volkomen bytend zynde.. Door dit middel worden alle deeze kriftallyntuitzweetingen, zo gemeen aan nieuw gepleifterde muuren, aïlerkragtigft voorgekomen. Om alle welke redenen men nimmer behoort na te laaten, den kalk voor pleifter gefchikt, zeer lang in het water te doen weeken , dan alleen in gevallen van noodzaaklykheid. Maar, dewyl kalk niet zo dra gelefcht is, of hy begint zyne lucht in te Dorpen, en dewyl hy ieder- minuut  LEE VENDIGEN KALK: 87 minuut van dien tyd af voortgaat , die meer en meer op te florpen , tot dat hy volkomen dood wordt, zo dat hy trapsgewyze minder en minder bekwaam wordt, om 'er eenig ciment*, hoe ook genaamd, van te maaken; zo volgt, dat, indien men kalk voor mortel gefchikt, lang teztverzuuren, 'er veel van den zeiven in kryt of ongekriftallizcerden dooden kalk zal worden veranderd; in welke gefteldheid, die nimmer zo veel zand kan bergen, of zo een fterk ciment worden, dan by aldien men in het eerft een grooter gedeelte zand 'er by hadt gedaan , zo fchielyk als moogelyk in den mortel verwerkt, en denzelven gebruikt. Dit ongemak vermeerdert, indien de kalk-fteen niet ter deege gebrand is. Dierhalven behoort men zorg tedraagen , den beft gebranden kalk voor mortel uit te kiezen; in welk geval een zeer korte tyd, indien die zorgvuldig naar de lesfehing gezift wordt, genoeg is om dien zo veel tot poeder te doen vallen, als nodig is.. Want het voorwerp van het m.eft belang is hier, om een zo fterken F 4 - ciment.  88 VERHANDELING over den ciment, als moogtyk is , te verkrygen ; en het barften van een zeer klein deeltje ongeiefchte-kalk naderhand 'er tusfchen , zal zülk eene merkelyke ongelegenheid niet te weeg brengen, als het in pleifter zoude hebben gedaan. Deezen derhalven, die den hardften en fterkften mortel willen hebben, moeten zorgvuldig ter deeg gebranden kalk zien te bekoomen, en die maar een zeer korten tyd voor dat hy te werk gefteld.wordt, in het water laatcn weeken. Dan de beft gebrandde kalk, dien ik immer ge. zien heb, moet eenige dagen in het water blyven wecken, voor cn al eer men zeker kan zyn, dat alles genoegzaam gelefcht is. (rp-) De (19) Het is geen onvoldoenend bewys van de juiftbeid van de voorgaande redeencring, ats men opmerkt, dat de wyze van bewerking, die daar uit noodzaaklyk voortvloeit, even dezel. veis, die door de Ouden gevolgd wierdt, indien wy op het verflag door VitruViüs en Plikius van de kalk te bereiden gegeeven, ftaat kunnen maaken. ViTRuvius wel verre van ongelejchten kalk aan te prezen tot het vervaardigen, var, pleijïer, zo als de Heer Loriot wil doen geloovtn, beveel: uitdiukkclyk, dat die in water moet verzuuren of  LEEVENDIGEN KALK, 89 De leezer, zo hy my tot hier toe met oplettendheid gevolgd heeft, zal ligt kunnen bcgrypen, dat , of of weeken; om dezelve redenen die hier boven ópgegeevre zyn, dewyl het door dat middel alleen is, zo hy zegt, dat de bldren in het pleifter kunnen voorgekomen worden. Zyne woorden zyn (lib. 7 cap. 1.) Time de albariis operibus eft explicandum. Id autem erit reüe, ft giebce calcis optime, ante multo tempore, quam opus fuerit, macerabuntur. Namque cum 11011 penitüs macerata, fed recens fumitur habens latentes cru' dos calcutos, fuftulas emittit. • Otti calculi disfolvunt , et disjïpimt telitorii politiones. ■ k Pliniüs toont nog duidefyker het onderfcheid tusfchen de , eigenfehap van den kalk nodig' om mortel en phifter te maaken; een zeker bewys, dat de Ouden zeer nauwkeurig zyn geweeft in het opmerken vmfaiïa, dewyl zy geen denkbeeld van de redeneering hadden hoedaanig deeze fatla konden worden verklaard of aangedrongen. Ruinarum urbis 'zegt hy) ea maxime caufa, quodfturto calcis fine ferrumine fuo cementa componuntur. Intrita quoque, quo vctuftior, eomelior. In antiquarwn (anttquis) cedium legibus imenitur, ns recer.tiore trima utcretur redemptor; ideo mtlla (nullce) telïoria earumrima foedavere. Pi.in. Hift. lib. 36. cap- 23. In deeze plaats fteld Plinius mortel ( cwmenta ) en pleifter (intrita) volkomen tegens malkanderen over. Deeerfte, zegthy, (ingewikkeld)moet altoos gemaakt worden vankalk , cum ferrumine fuo, dat is kalk die nog zynen ïym behoudt; kalk die nog de eigenfehap heeft, door welke hy in ftaat is om zich met een vaft lichaam te vereenigén , en het zelve, als het ware, aan malkander tc lymen. Op andere plaatfen van zyn werk, befchryft hy het als calcis quam vehemer.tisftme; kalk in zynen fcherpften ftac.t, dat is volmaakt bytende kalk, F 3 Deeze  oo VERHANDELING over dek ofichoon men te vergeeffch die wonderlyke uitwerkfels van de bewerking door den Heer Loriot aangepreezen , en die hy zo wydinffcig befchryft , zoude verwagten , het nochtans kan gebeuren, dat men, indi n eenige omftandigheden ten dien einde Deeze eigenfehap , daar hy duidelyk op doelt, verheft hy door den tyd, zo dat liy ten laalten word, fine ferrumine fuo, en, dewyl hy in dien ftaat onmooglyk een fterk ciment tot het bouwen kan worden, berispt hy ftrengelyk den geenen, welke dien alzo gebiuikt. Maar offchoon hy bet gebruik van dien ouden werkeloozen kalk voor mortel, veroordeelt, voegt hy'er onmiddelyk by, dat die voor piefter beter is dan nieuwe, om dat dezelve nietzodaa:ug onderworpen is om barften in het werk voorttebrengem .. Intrita quoque quo vetuitior eo melior ideo nulla teiïo- ria eorum rimce foedavere " De lieer Loriot haalt deeze plaats aan , en beweert, dat kalk fine ferrumine fuo alteenlyk betekend gelefchte kalk , in tegenoverftelling van zynen begunftigden kluit kalk tót meel gemaakt. Welke reden hy hebbe om zo te denken , wordt aan het oordeel van den leezer gelaaten. Men moet nochtans opmerken , dat de Hr. Loriot het gebruik van zyn ciment niet alleen bepaalt tot het maaken van mortel, maar overeenkomftig met zodaanige geneesmiddelen, die voor alle kwaaien dienen, is het zegt hy even eens gefchikt voor piefter, cn het is ook wel inzonderheid alspltifter, dat hy het voornamelyk aanpiyft. Daar blyft n< chtans door het gezag der fchryvers boven aangehaald gelaafd, geen twytrelaan, of de Ouden waren eveneens vervreemd om het aclve daar toe te gebruiken, als de Hede.ndaagfch.en,  LEEVENDI GE N KALK- or einde gevallig zamenloopen , een zeer volkomen mortel kan verkrygen, door het volgen van zyne onderrichtingen. Want, indien de ■ gelefcht e kalk die men gebruikt, geen tyd heeft gehadt om voor een groot gedeelte dood te worden; indien de on. gelefchte kluiten, diegeftooten worden, zeer volkomen gecalcineerd zyn; indiende kalk-fieen op zich zelfs van eene zandige zoort is; indien het zand 'er by gedaan van het vereifchte zoort en menigte is; en indien deeze ftoffen zorgvuldig gemengd zyn, eerze gebruikt worden , is 'er geen twyfel aan of de mortel zal zeer goed zyn. Zo dat het zomtyds zoude kunnen gebeuren, dat die geenen welke de bewerking door hem aangeprezen, volgen , tot het maaken van mortel tot gewoon gebruik, geluk, kig genoeg zullen zyn, om in hunnen wenfch te ilagen. Dan dewyl deeze gunftige omftandigheden in andere gevallen niet zullen gebeuren , zyn zy zo ver van hun oogmerk verwydert, alsmet mooglykheid kan zyn. Die Heer volgens zyn gewoon gebrek van namv- keu«  92 VERHANDELING over den keurigheid, neemt geene deezer omftandigheden in acht. Hy pryft alleen aan, dat leevendige meelkalk, waar mede hy geftooten kluyt-kalk meent, met gcwoonen mortel van ouden gelefchten kalk gemaakt, in zekere evenredigheid moet vermengd worden. Dan hy geeft geen de minfte onderrichting onv'rent den ftaat van den ouden gelefchten kalk, die als gemeene mortel moet gebruikt worden , maar fchynt het als eene zaak van geen belang aan te merken, of die zo lang moet gelefcht zyn, dat volkomen dood zy, dan wel het tegendeel. En het fchynt wezentlyk als of hy van de byzonderheid van den kalk, by dien naam onderfcheiden, niets weet. Dan deeze omftandigheid aan een zyde gefteld, is de bewerking dien hy opgeeft veel erger in andere ogzigten, dan die gewoonlyk in de tegenswoordige tyden gevolgd wordt, en zulks zo wel ten aanzien van het maaken van pleijïer als van mortel; dog in 't byzonder ten aanzien van het eerfte, want in de gewoone wyze van lesfehen is 'er  LEEVENDIGEN KALK. 93 'er kans, dat de kalk-kluiten, die niet genoeg gebrand zyn, weggeworpen werden, wanneer de kalk gezift wordt, daar in tegendeel, door ze geheel zonder onderfcheid onder een te ftampen, die met de overigen vermengd worden, en dierhalven moet men verwagten, dat eenige deezer deeltjes langen tyd ongelefcht zullen blyven, die dus het werk lang na dat het opgemaakt is, in gevaar Hellen van te fcheuren en af te fchilferen. De fchryvers over deeze ftoffe verzekeren bynaar allen eenftemming, dat de hardfte kalk-fteen zodaanigen kalk uitlevert, welke zich tot het.vaste ciment vereenigt, en hier uit heeft men in 't gemeen beiloten , dat kalk van kryt vervaardigt een veel weker ciment uitlevert, dan die van marmer of kalMteen gemaakt is. Het blykt nochtans uit de voorgaande waarne- min-  94 VERHANDELING over den mingen, dat, indien dit ooit gebeurt is, het alleen toevallig en niet noodwendig zo is- Kaïk, van zuiver kryt gemaakt, verfchilt in het mmfte niet van kalk , van zuiver marmer vervaardigt. Beiden beftaan zy zonder vermenging van eene vreemde ftoffe uit een fyn ontaftbaar poeder, en bezitten indien zy even goed gecalcineerd zyn-, dezelve chymifche eigenfchappen in alle opzigten. Ook is 'er niets gemaklyker dan van kalkfteen door kunftbewerking kryt te maaken, zoals ik meer dan eens ondervonden heb, 't geen de leezer insgelyks kan doen door de hier onderftaande (20) onderrichtingen te volgen, indien zyne nieuws- <2o) Men moet opmerken, dat by het lesfehen van kalk, uit zuivren Iflkfeea beltaande, de ftukken veel lanszaamer tot meel of ftof vallen, dan wanneer de kalk-Jleen eeniga,^ bevat. Indien eene groote mcenigte water by tusfchenpoztagen op eenen grooten hoop van deeze zuiv're kalk-kluiten wordt gegooten, zonder die te roeren, en indien men ze eenigen tyd naderhand laat leggen, zal men by het openen van den hoop bevinden, dat zommige ftukken van de kalk-kluiten aUeenfl-erkelyk in grootte zyn uitgezet door het lesfehen, zonder dat die tot meel vergruisd zyn. la„  LEEVENDIGEN KALK. 95 ; nieuwsgierigheid of onderzoekzugt hem daar toe ; aanfpoort. En de hnndelwyze in de zuidelyke provintien : van Brittanien beveiligen de juiftheid van deeze aanmerkingen genoeg ; want ten zuiden van den ) Humkr-Jlroom op de Ooitkuft , is bynaar alle de kalk Indien men deeze ftukken, in eene beflotene plaats laat blyven, \ alwaar zy aan de wisfelvalligheden van bet weder niet zyn bloot gefteld , zullen die fteeds hunne gedaante behouden, en dewyl zy trapsgewyze hunne lucht in dorpen , verkrygen zy eene zoort van vafte beftaanlykheid (confifter.ee) en worden door den tyd kryt, in de volle betrekking van het woord, hebbende den 3, zeiven trap van vaftheid, weekheid, en alle andere hoeuanigr heden aan het kryt eigen. Dan het geen het allerbeft van al het geen door konft kan ge1 maakt worden, naar kryt gelykt, is wanneer een gedeelte van I dien zuiv'ren kalk, ten tyde van het lesfehen , tot een dun j deeg gemaakt wordt, en fchielyk tot zekeren trap gedroogt, i dan verkrygt het zo veel beftaanlykheid, dat het zyne gedaante ■ kan behouden. En, indien dit bewaard wordt in eene plaats I bevryd voor de wisfelvalligheden van het weder, totdat het ; al zyne lucht bekomen heeft, gelykt het bynaar zo veel naar i kryt als het voorige, en kan tot alle eindens gebezigd worden, I daar het kryt toe wordt gebruikt. De leezer gelieve in het oog te houden, dat dit alle n kan gedaan worden met kalk, daar geheel en al geen zand ondei is; want indien 'er zig maar het geringde deeltje zand onder be\ md, lm geen kunft 'er de zagtheid van kryt aan geeven.  96 VERHANDELING over des kalk, dien zy gebruiken, van kryt gemaakt. Nochtans zyn 'er verfcheidene gebouwen in deeze oorden , waar in het ciment zo fterk is, dan in eenig gedeelte van het eiland. Ook bcwyft de gcwoone wyze van bouwen op deeze plaatzen, dat 'er geen het minfte gebrek ten aanzien van de hoedaanig. beid van hunnen mortel plaats heeft; want meeft alle de huizen zyn van buiten bekleed met eene korft ' van kalk vol met kleine keizelfteentjes bekleed, die 'er lange jaaren zeer vaft in blyven zitten. Nuisheteenonbetwiftbaare zaak, dat het goedblyven van zodaanig werk tot de grootfte proef deideugdzaamheid van den daar toe gebezigden mortel verftrekt. Er is nochtans meer gevaar , dat kalk van kryt gemaakt, in zommige gevallen een weck ciment zal worden, dan dat van kalk-fteen vervaardigt. Want dewyl kryt nimmer eenig zand in zich bevat, brengt de kalk daar uit vervaardigt een zeer week ciment voort, ten zy men zorg draage, dat 'er een groot gedeelte zand by het beflaan van den  LEEVENDIGEN KALK 97 den mortel gevoegt worde , liet welk zo onvermydelyk nodig niet is by het maaken van mortel van kalk-fteen, dewyl die zomwylen zo veel zand bevat, dat 'er een vry fterk ciment van kan gemaakt worden, zonder het minfte zand 'er by te voegen. Zelfs, indien de Mk-fteen eene even zuiv'rï kalkftof mogte zyn als het kryt, heeft nochtans de kalk van den kalk-fteen kans om een vafter ciment te worden, dan het kryt. Want het is onmooglyk den zuiv'ren kalk-ftcen tot een' meelachtigen kalk te maaken zonder die alvorens aan de werking van een fterk vuur blootteftellen, het welk door het water 'er uyt te dryven en de kris. tallen volkomen te droogen al de vafte lucht 'er van wegneemt, zo dat de kalk bynaar geheel bytende ïs. Dan hyt'ksa door eene maatige warmte tot kalk gemaakt worden, dat die nauwlyks in ftaat is om 'er de vafte lucht uit te dryven; zo dat, het geen als kalk, daarvan gemaakt, voorkomt:, niet anders G is>  I 98 VERHANDELING over den is , dan een drooge meelachtige kalk aarde , die nimmer een ciment, hoe ook genaamd , worden kan. Dan dewyl 'er geen gevaar is, dat kryt door te veel te branden tot glas zal zamenloopen, kan dit ongemak geheel voorgekomen worden door eene zorgvuldige en volkomene calcinatie. Xn zodaanige landftreekcn, alwaar kryt - kalk **! meen is, moet zorg worden gedragen, die zoort alleen tot mortel uit te kiezen, welke dooreen*** fterk vuur gecalcineerd is, en in tegendeel die te verwerpen, welke met /tekende palm of varen ge. brand is, ais daar toe ongefchikt. En dewyl het onbetwiitelyk is, dat, dit gebrek enkel voortkomt van de onkunde van den bewer. ker, en gemaklyk kan voorgekomen worden, men het zelve niet moet aanmerken als een tegenwerping tegens de hoedanigheid van den 'kalk op zich zeiven befchouwd. §. 22. Het zoude onnut zyn onze waarnemingen tot alle ande-  LEEVENDIGEN KALK. 99 andere zoorten van kalk fteen, welke in het Natuurryk voorkomen, uittebreiden; dewyl de door ons gemaakte algemeenc waarnemingen omtrent de twee uiterftens, naamelyk marmer en kryt, gemakkelyk op alle de tusfchenzoorten kunnen toegepafc worden. Ook is 'er reeds aangemerkt, dat de verfchillende wryfbaarheid van onderfcheide zoorten van kalkfteen enkel maar voorkomt van eenen minderen of meerderen graad van volmaaktheid in de kriftallizatie, die te weeg moet gebragt zyn door toevallige omftandigheden, welke te zamen liepen ten tyde dat de zamenftolling gebeurde, en geen invloed kan hebben op de hoedanigheid van den kalk, wanneer die eens weer tot den ftaat van bytende kalk is gebragt. En, dewyl het nog niet blykt, dat 'er het geringfte onderfcheid is tusfchen de chymifche eigenfchappen van de eene zoort van uitgedoive kalkaarde, cn de andere, volmaakt zuyver zynde, is 'er geen reden om te vermoeden, dat 'er eenig onderfcheid kan zyn tusfchen de eene zoort van kalk G 2 ea  ioo VERHANDELING over des en de andere , als een ciment, behalven die, welke voortfprtiit uit den aart der vreemde lichaamen, die toevallig met de kalk-ftoffe in haaren geboorten ftaat vermengd is, of uit de meer of min volmaakte calcinatie van dezelve. Dan de eenige vreemde ftof, die ooit in kalkfteen gevonden wordt, is zand in meerdere of min. dere evenredigheid. En dewyl geen kalk-fteen, die gecalcineerd kan worden , zo veel zand bevat als nodig is om een volmaakt ciment te maaken, kunnen wy natuurlyker wyze befluiten, dat alle zoort van kalk even goed is om een fterk ciment voorttebrengen, indien die te voren maar tot den vercifchten trap bytende is gemaakt, en "er naderhand het vereifchte gedeelte zand mede vermengd is, eer die tot het werk gebruikt wordt. Buiten twyfel verfchillen onderfcheiden zoorten van kalk zeer veel van clkandcren ten aanzien van de evenredigheid van zand, dat zy natuuriyk bevatten; en vereifchen derhalven, dat 'er zand in onderfcheide evenredigheid by gedaan wer-  LEEVENDIGEN KALK. 101 werde, eer ze tot een even volmaakt ciment kunnen worden gemaakt. Dit is in eenige gevall n eene oeconomifche overweging van geen gering aanbelang , dewyl dit de eene zoort van kalk veel beter koop kan maaken , dan de andere by eenige gelegenheden , en is derhalven der opmerking waardig van ieder een die verphgt is of lief hebbery heeft om te bouwen. In het tweede gedeelte van deeze proeve zal ik eenige onderrichtingen geeven, door welker hulp men in fcaat kan worden gefield, tot het ontdekken van dejuifte evenredigheid van zand in de zoorten van kalk vervat welke men begeerig is om te onderzoeken. §• 3*- In de voorige afdeclingen van deeze proeve , heb ik van het zand gefproken als de eenigfte zelfftandigheid , die ooit by den kalk wordt gedaan tot de bereiding van ciment, maar dewyl 'er by zommige gelegenheden anderen tot dien einde gebruikt v/orden , zal het hier nodig zyn dcrzelver G 3 ver-  xo2 VERHANDELING over oen vcncheide deugden en gebreken aan te toonen. Bynaar de eenige zelfftandigheden, die ik weet dat gebruikt zyn, orn by den mortel behalven zand van onderfcheide benamingen , te voegen, zyn fytt gemaakte zand-fteen, gruis van tigchel-ft eenen, cn zee •fclmlpen, die in kleine ftukken zyn gebroken. En, tot het maaken van pleifter , waarin eer digtheid dan hardheid, wordt gevordert , zyn dienftig om 'er by gedaan te worden kalk, die gelefcht en lang in eene droogc plaats is bewaard, tot dat die bynaar dood is geworden, voorts meel. kalk of wit/el en gyps in verfchcide evenredigheid, behalven haair en meer zelfftandigheden van dee. zen aart. Andere zelfftandigheden die onlangs door den Heer Loriot zyn aangeprezen beftaan, in kluiten van zeekere zoort van aarde, even gebrand , als mede geftampt puin van oude gebouwen , (door welken ik verfta den ouden mortel, naar dat die van de fteenen is afgefcheiden) tot meel gemaakt en  LEEVENDIGEN KALK. 103 en gezift, of bynaar alles dat tot een maatig fyn poeder kan worden gemaakt. Door het geen toevallig is voorgekomen ten deezen opzigte, is de Leezer in ftaat om eenigermate te oordelen over de waardy van deeze onderfcheide bymengzelen; maar, om het onderwerp nog beter op te helderen, kunnen de volgende aanmerkingen van nut zyn. Het is genoegzaam zeker, dat geen van deeze byvoegzels in het zamenftel komende, van zodaanigen aart zyn, dat zy derzelver eigenfehap ais een chymfch ttiengfel kunnen aandoen; zy werken alleen op eene werktuiglyke wyze. Want hoedaanig ook den aart van het byvocgzel moge zyn, het bezit aldus verëenigd zynde, de. zelve eigenfehappen, 'die het op zich zelfs hadt onvermengt zynde , en kan door werktuiglyke middelen zonder de minfte verandering te hebben ondergaan, van het mengfel af gefchciden. worden; dierhalven behoeven wy ons zelvcn niet te bekommeren om de chymifche eigenfehappen daar van te G 4 be*  io>4. VERHANDELING over den bepaalen, maar ze alleen te befchouwen als klom? Tpea (masfa'as) van zekere ftoffe min of meer tot dat einde gefchikt, door hare byzondere gedaantens, trappen van hardheid, enz. Het is alreeds getoond, dat tot het vervaardigen van mortal, zaad verre boven hyt-ftoffen te kiezen is, inzonderheid uit hoofde van de hardheid en vaftheid der deeltjes, waar uit het zelve beftaat. En dewyl het zuiverfte zand uit van elkander afgefcheidene kriftallen beftaat, welke zo hard zyn, dat die naauwlyks ia kleiner deelen kunnen gebrooken worden, is de zuiv're kriftallyne en doorfchy. Bende zoort van zand, moogelyk ten deezen opzigte, het gefchiktfte van het geen by den kalk kan gevcegt worden, tot het vervaardigen van morteL Zand fteen beftaat uit eene bynaar onnoemeJyke verzameling van kleine zand deeltjes, min of meer te zaamen verëenigd door eene zoort van natuurlyk ciment, dan dewyl het bezwaarlyk valt om deezen fteen tot zodaanige kleine deelen te brengen, als waar  LEEVENDIGEN KALK. 105 waar uit die oorfpronglyk beftaat, en dewyl derzelver deeltjes, wanneer die niet tot een ze-er groote trap van droogte gebragt zyn , gemaklyk in kleiner ftukjes kunnen gebroken worden, kan die nimmer worden aangemerkt tot zulk een eigenaartig byvocgfel voor kalk-ciment te kunnen verftrekken, dan wel het zuiverfte zand. 'Er zyn insgelyks verfchcide zelfftandigheden die men zand noemt, welke niet anders zyn dan ftukken van gebroken graniten, moer-fteen (moov ftone) zaml-fteen , enz., alle welken gemakkelyk tot kleiner deeltjes kunnen worden gebragt door eene maatige wryving, dan zy zyn aan dezelve te genwerpingen onderhevig als geftampte zand-fteen. Evenwel zyn alle de opgenoemde ftofièn dienftiger om onder mortel te vermengen, dan gruis van tigchelft eenen. Zuiv'rc ktay tot de volkomenfte trap van hitte in het vuur gebrand , kan bynaar tot eene hardheid als fteen worden gebragt. Maar gemeene tigchelfteenen zyn zo onvolkomen gebrand, dat zy zonG 5 der  io6 VERHANDELING over den der veel moeite toe een fyn ontaftbaar poeder kunnen worden gebragt, in zo verre, dat zy in deezen ftaat dikwerf gebruikt worden tot het fchuuren van glad yzer of koper, voornaamelyk indien 'er geen fyn fcherp zand in de tigchelfteénen is vermengd. Dewyl de ruwe deeltjes van dit fteen-gruis zo gemakkelyk tot een fyn poeder kunnen worden gemaakt, zo kan de mortel, daar mede bereid, m geenen deele van de volmaakte zoort zyn. Daarenboven is tigchelfteénen -gruis nog aan grooter tegenwerping onderhevig, wanneer het zeive wordt befchouwd als een gedeelte van den mortel uitmaakende. Klay verliest alleen zyne eigenfehap van water op te florpen, en van eenigermaate zich daar in te ontbinden, door eenen zeer volkomen graad van branding, zo dat, indien eenig gedeelte aan de geweldige werking van het vuur ontkomen is, zal dat gedeelte tot mortel gemengd, in ftaat zyn om water op te florpen, wanneer het zulks maar  LEEVENDIGEN KALK. 107 maar kan bereiken, het verheft daar door zyn vaftheid, en maakt dat de klomp waar van het een gedeelte is, tot gruis kruimelt. Juift op deeze wyze is het, dat alle zoorten van mergel geneigt zyn tot poeder te vallen , wanneerze met water doortrokken en aan de lucht zyn blootgcfteld: zelfs , offchoon zy zomtyds droog zynde, zo hard als Heen fchynen. Om deeze reden moet gruis van tigchelfteénen, dat doorgaans beftaat uit onvolkomen gebrande tigchelftenen , als een ondeugend mengfel voor mortel worden aangemerkt, en nimmer gebruikt worden dan in gevalle van volftrekte noodzaakiykheid. En de kluiten uit andere zoorten van Hecht gebrande aarde vervaardigt , en door den Heer Loriot aangeprezen, moeten in verfcheide opzichten nog minder deugdzaam zyn , dewyl veele van deeze zoorten van aarde , door middel van het vuur niet kunnen beroofd worden van haare eigenfehap van water op te florpen en daar door  ioS VERHANDELING over den door weck te worden. Zo dat hy, die dwaas ge. noeg inogte zyn, om deeze zelfstandigheden te gebruiken , ook geruft kan ftaat maaken, dat zyn ciment niet alleen buiten ftaat is, om 't eeniger tyd tot een merkelyken trap van hardheid te geraaken , maar daar en boven onderhevig is om in eene bedompte lucht vochtig te worden, en dus onbekwaam om dcrzelver vaftheid en zamenhangendé eigenfehap op een open plaats te bewaaren. Meelachtige kalk-puin is aan dezelve zwarigheden onderhevig, als de zagtftc zand-fteen of gruis van tigchelftenen, dewyl de deeltjes, waar uit het beftaat, nimmer die aankleevende vaftheid kunnen verkrygen, die tot het bereiden van een vólkomen goed ciment nodig zyn. Fyne fchdpen zyn mooglyk vafter dan eenige andere zelisftandighcïd , koomende het naaft aan zuiver zand, en kunnen gebruikt worden daarze in overvloed zyn, en het zand ontbreekt. Ik heb een zoort van ciment gezien, dat zo weinig van het weder geleden hadt, als eenig ander, en  LEEVENDIGEN KALK. lopen gecluurende eene groote menigte van jaaren vaft in het werk gebleven was, niet tegenftaande het oorfpronklyk gemaakt was yan gruis, bynaar geheel en al uit brokken van fcïufpen beftaande: dan het hadt evenwel die rotsachtige hardheid niet aan zommige ouden mortel, dien wy menigmaalen ontmoeten, eigen. Indien men vergruisd glas, voor een maatigen prys konde bekomen, zoude het zelve met kalk vermengd, eene zeer volmaakte zoort van mortel uitleveren , en dewyl het niet onderhevig is, om door het weder te worden aangedaan,,zoude het overvloedig hard genoeg zyn , dewyl uit zeer onregelmaatige brokken beftaat. Dus blykt het, dat van alle de zelfftandigheden die men gemakkelyk kan bekoomen, zand het gefchiktfte is om by den kalk te voegen, tot het bereiden van mortel; om welke reden ook het te recht tot dat einde boven alle andere ftoffen gefteld wordt. Zuiver, hard, geknftallizeerd zand, is beter dan alle  rio VERHANDELING over den alle andere zoorten; en evenwel is al het zuiver zand tot dit gebruik niet even goed gefchikt. §• 32. Men heeft reeds doen zien, dat de voorfiaamfte voordcelcn, fpruitende uit het gebruik van zand tot het maaken van kalk-mortel, daarin beftonden, dat het de hoeveelheid van harde onontbindbaare ftof vermeerdert, cn in ftaat ftelt om eene grootere menigte water naar evenredigheid van den kalk te gebruiken, dus de kriftallizatie van de kalkftoffe bevordert, daarby deeze kriftallen vermenigvuldigt , en derzclver hoedanigheid volkomener maakt. Zodaanige zoorten van zand derhalven, welke deeze oogmerken in den hoogden trap bevorderen , zyn de beften om met den mortel te vermengen. Dan, indien het zand beftaat uit onregelmaatige hoekige deeltjes, zal'er zich eene grootere menigte water in de holligheden onthouden, tusfchen deeze hoekige  LEEVENDIGEN KALK. nr hoekige ftukken gevormd, dan het zoude gedaan hebben, indien alles had beftaan uit ronde gladde bolletjes ; en dierhalVen is het natuurlyk op te maaken, dat ruw hoekig zand, gefchikter tot dit einde is, dan het gladdere. Om deeze reden is zee-zand het welk uit ronde bolletjes beftaat, die zeer glad en effen gefleten zyn door de aanhoudende wryving op malkanderen aan hetftrand, fchoon het zelve zeer zuiver mogte zyn, zo goed niet dan eenige andere zoort. Rivier-zand is veel beter dan dit, en uitgegraaven zand geheel en al zonder aarde vermengd, het beft van allen. § 33- Indien het zand hard is en derzelver deeltjes hoekig, is het mooglyk van weinig belang of dezelve zeer klein dan wat grooter zyn. Het zand in het buitengewoone fterk ciment bladz. 79. vermeld , was zo klein als men zich met mooglykheid kan verbeelden. Dewyl zee-zand geraeenlyk kleiner is, dan eenige andere  ii2 VERHANDELING over den andere zoort van zand, en daar by bekend minder gefchikt te zyn tot het vervaardigen van mortel, dan veele andere zoorten van zand, heeft men in 't gemeen een vooroordeel opgevat tcgens fyn zand tot dat einde. Dan men kan met grond ftellen, dat het enkel een genoegzaam algemeen vooroordeel is, fpruitende uit de byzondere gedaante van dat zoort van zand. § 34- "Er is eene andere en betere reden, om geen zee-zand tot mortel te gebruiken, te weeten, dat het altoos gc\Taar loopt , dat 'er zich eenige zoutdeeltjes tusfchen gezet hebben, door de uitwaasfeming van het zeewater op ftrand. En, dewyl zee-zout altoos een fmeltbaare zelfftandigheid blyft, zal het geduurig genegen zyn, om vocht uit eene dampige lucht aan te trekken, en dus den muur, waar toe deezen mortel gebruikt is, zeer vochtig en ongezond maaken. Uit  LEEVENDIGEN KALK» m Uit dezelve ooraak? is het, dat eene poreuft zoort van fteen , die van het zee-ftrand genomen is, altoos in vochtig weder nat blyft* ( Want, terwyl de fteen op ftrand legt, worden derzclvcr poriën van tyd tot tyd opgevuld met zout water; by de uitwaasfeming van het zelve blyft het zout, daar in bevat, achter in de poriën van den fteen, die dus de eigenfehap verkrygt om vocht uit eene dampige lucht aan te trekken, voldoende om het zout te ontbinden , en te veroorzaaken dat de waterachtige ontbinding door al' de poriën uitloopt. Dit is een verfchynfel waar Van men gemakly kef reden kan geeveil, dan èeïi 'kragtdadig hulp* middel tegens voorfchryvem Met geen moöglyk* heid kan men dóór kunft > den fteen naar dat die eens ah deii muur is gelegd , genoegzaam droogma'aken; dan denzelven eenen geruimen tyd in den ftroom van een lopend verfch water te laaten liggen, eer hy te werk gefteld wierdt, zoude moog. 3yk dit ongemak verbeteren. H 0ltl  ii4 VERHANDELING over den §. 35- Om dezelfde reden, is kalk, met zee-water gelefcht, geheel onbekwaam, om tot mortel gebruikt te worden. Want dewyl het onmoog.'yk is, om dit zout immer uit den mortel te trekken, trekt dezel. ve by dampig weder altoos vocht uit de lucht aan, en watert door de poriën van den muur uit in de gedaante van zweetdroppels, welken wederom verdwynen, wanneer het droog weder wordt. Dit is een ongemak dat men dikwils gewaar wordt; maar dewyl de waare oorzaak 'er zelden van bekend is, gceven weinig menfehen zich de rechte moeite om dit voor te koomen. Zodaanigen die hunnen kalk te water krygen, zyn op eene byzondere wyze blootgeftcld, om door dit toeval gehinderd te worden; dewyl doorgaans de kalk aan de zyden van het fchip voor het grootfte gedeelte door het zee-water is gelefcht, welke dienvolgens gemaklyker te bekomen is dan andere. Indien  LEEVENDIGEN KALK, li} Indien kalk op deeze wyze gelefcht, tot pïêïftef gebruikt wordt, is die nog erger, dan' indien hy tot mortel wordt vervaardigt, dewyl 'er minder zand by is, en hy minder poriën van binnen heeft waarin het water kan blyven hangen; zo dat de muur beurtelings bedekt is met een korft Van droog meelachtig zout, en met vochtige tfaanen langs deszelfs oppervlakte necrlopende. Men kan derhalven niet te naaüwkcürig zorg draagen tegens het gebruik van kalk met zee - water gelefcht, dewyl het onmooglyk of zeer moeilyk is, deeze muuren ooit volkomen droog te maa» ken. Zie hier wat ik over de kalk tot ciment gebruikt te zeggen hadt, en het Welk ik veel ruimer dan ik rny in den beginne hadt voorgefteld behandelt , en verfcheide gevallen opgeteld heb, die het kalkdment meer of min volmaakt kunnen doen zyn. Door dit te doen, heb ik gelegenheid gehad, den aart van verfcheide kalk-Jloffen, Welke gemeenlyk tot het meften gebruikt worden > te befchry ven, H ft het  1x6 VERHANDELING over den het welk mynen arbeid in het overige van deeze proeven zeer zal bekorten. Heb ik eenigzins fcherp de zodaanigen berispt, die, het zy door onkunde het zy met een opzettelyk voorneemen om te bedriegen, getragt hebben den onkundigen leezcr onder weidfche voorwendfele te bedriegen; zo hoop ik, dat de welmoenenden zulks eer aan eene begeerte om deeze misbruiken voor te komen , die zy door deeze handel wyzen ingevoerd hebben, zullen toe fchryven, dan aan eenige andere beweegreden. Thans ga ik over tot de.befchouwing der kalkftoffen als meft. TWEE-  LEE VEN Dl GEN KAL K. u? TWEEDE AFDEELING. Fan den leevendigen Kalk en andere Kalkachlu ge zelfftandigheden als Meft befckouw cl Ik hoop, dat ik in het eerfte gedeelte van deeze proeve in ftaat ben geweeft, een taamelyk voldoenend natuurkundig verflag te geeven van den kalk, als ciment befchouwt; en het is zeer tewenfchen, dat ik op dezelve wyze moge voortgaan in het onderzoeken van deeze zelfftandigheid als meft. Maar ten deezen opzigte heb ik tot nu toe geen leidsman kunnen ontdekken, waar op men met zekerheid konde vertrouwen, om ons door denverwarden doolJ10f, die voor ons ligt rond te leiden; waarom ik gaarne die moeilyke onderneeming zoude ontwyken. Het zoude gemaklyk voor myzyn, den Leezer hier bezig te houden met eene bedillende ontleeding van de verfcheide befchouwende lecrftelfels (theories) die door oordeelkundige mannen zyn uitgeH 3 ven-  fi9 VERHANDELING ovER DEN vonden, om reden te geven van dc wyze, 0p Nlte de kalk, als meft, werkt. Het zoude niet moeilyk zyn degebreekcn van hunne onderfcheide leerfcellels tc doen zien; en ik zoude met groot gemak eene ydeie vertooning van eene fchynende meerderheid kunnen aannemen,. door hunne verfcheide ondcritcllingen belachclyk te maken. Maardewyl ik buyten ftaat ben, iets in derzelver plaats-, te ftelien , dat den verftandigcn Lcezer beterzoude voldoen, verkies ik dit verwaten onderzoek voorby te gaan, cn zal my enkel tc vrcden houden, met eenige weinige faüa oP te tellen, betrekkeiyk tot het gebrek van kalkachtige zelfftandigheden als viejt, om dat 'er den werkenden landman veel aangelegen legt dit volkomen te verlTaan, §. I. Het eerfte denkbeeld, over dit onderwerp dat zich voordoet, is, dat alle zelfftandigheden die m-fiof. bevatten , met eenen goeden uytöag tot het meften zyn gebruikt, op vcrfchillende tyden en plaatzen. 0US  LEEVENDIGEN KALK. 119 Dus heeft men kalk, mergel van allerleyc zoort, kryt, gruys van kalk-fteenen, fchulp-zand of enkele fchulpen van allerhande benamingen, met den besten uitflag gebruikt tot het meften. §. 2. i En dewyl alle deezen , behalven kalk, altoos do kalbftof in haren Jlompen ftaat in zich bevatten , worden wy gedrongen te befluiten, dat zy op den grond enkel als kalkachtige en niet als zoutige zelfftandigheden werken. Kalk wordt in der daad zomtyds hytende op den grond gebruikt, als hy verfch gelefcht is, maar in 't algemeen vindt dit meer plaats, eenen merkelyken tyd na dat dezelve gebrand is. Offchoon de branding de eenige gebruikelyke wyze is, om kalk-fteen tot een poeder te maaken , en dus denzelven tot het meften te bereiden, gaat nochtans in het gemeen het gevoelen door, dat de calcinatie even nodig is, om Mk tot het wften H 4 bc-  ?2o VERHANDELING over den bekwaam te maaken, als om tot een ciment gebruikt te. worden. Het is nochtans voor den werkdaadigen landman van veel belang , dat hy onderricht worde> dat dit in 't geheel niet doorgaat. De Heer Du Ha. mee was de cerfte, die door eene toevallige proefneeming , gedrongen wierdt te geloovcn, dat meek achtige kalkfteen een even kragtdaadige meft oplevert als kalk zelf. Hy maakt van deeze proefneeming als eene groote uitvinding gewag. Ter gelegenheid van het zetten van eenen mar. meren fchoorftcen tot verbetering van een zyncr buitenhuizen , koos de metfelaar een grasperk (lawiï) naar by het huis uit, als de belle plaats, om den fteen te houwen. Na dat het werk was geëindigd, wierden alle de groote brokken opgeraapt cn van daar genomen, op dat zy het grasperk niet mogten ontzieren} dan het fyn poeder dat verbryzelt was door den beitel , was zo naauw met het gras vermengd, dat het niet mooglyk was het zelve op te raspen. Uit hoofde van deeze be-  LE EVEN Dl GEN KALK. 121 beftrooijng met meelachtigcn kalk-fieen, kwam het gras op die plaats veel weeliger op dan op eenig ander gedeelte van het perk, en behield by aan. houdenheid een leevendiger groen. Hier uit befluit hy met goede reden, dat meel van kalk-fieen, met een goeden uitflag tot het meften kan gebruikt worden. Om te beproeven of dit in alle gevallen zoude doorgaan , herhaalde hy de proeve verfchcidencmaalcn, door kalk-fieen met opzet te laaten ftampen, en bevond dat het nimmer feilde de vruchtbaarheid van den grond te bevorderen, waar op het in groote meenigte gebruikt was. §. 3 Ik heb verkoren deeze proefneeming in het breede te verhaalcn, ter voldoening van die geenen , aan welke de natuurkundige oorzaak van het onderfcheid tusfchen kalk en kalk-fieen onbekend is. Voor de zodaanigen, die daar van volkomen onderricht zyn, zoude eene kleine omfchry ving genoeg geweeft H 5 zyn>  i2#2 VERHANDELING over den zyn, om hun met zekerheid te overtuigen, dat de uitkom!! van de proefneeming van den Heer Du Hamel , niet anders kofte zyn dan die hy bevonden heeft. Kalk is niet zo dra gelefcht, of hy begint onmiddelyk zyne lucht op te florpen , cn tot zynen eerflen ftompen ftaat weder te keeren; of, in andere bewoordingen, hy wordt dood, in welken ftaat hy in allen opzigte even dezelve chymifche eigengenfehappen heeft, dan kalk-fteen. Indien kalk dun over de oppervlakte van de grond wordt uitgefpreid, florpt hy zyne lucht in een zeer korten tyd op. In weinige uuren krygt hy in deeze gcfteldheid een groot gedeelte van zyne lucht weder, en wordt ten langften in een of twee dagen geheel dood, zodaanig de metfelaars ondervinden , wanneer zy de verfpreide deeltjes, die rondfom hunne ^-hoopen hebben gelegen, by een veegen, en op zich zeiven tot mortel poogen te gebruiken. Want die hangen niet beter te zaa. men, dan zand of vochtige aarde. Hier  LEEVENDIGEN KALK. 125 Hier uit moet dan volgen, dat, in alle gevallen de kalk tot denzelven ftaat als kalk-fteen wordt veranderd, binnen weinige dagen na clat die met den grond vermengd is; zo dat, indien hy eenig uitwerkfel hoe genaamd, als kalk in de hoedaanig, heidvan eene zoutige zelfftandigheid te weeg brengt, zulks alleen moet plaats hebben in het allereerft, wanneer hy gebruikt wordt, en dat hy naderhand altoos enkel als 'meelachtige kalk-fteen kan werken. Dan het is wel bekend, dat kalk naauwlyks in het begin eenig zigtbaar uitwerkzel heeft van meft ; zelfs zyn de uitwerkzels het eerfte jaar, na dat hy op den grond is gebragt van geen aanbelang, in vergelyking van het geen dezelve in het tweede en volgende jaaren te weeg brengt. Waar uit wy moeten befluiten, dat hy cp den grond werkt enkel als eene ftompe kalk-aarde , en dat deszelfs calcinatie van geene verdere nuttigheid is in het bereiden van denzelven tot het meften, dan als een goedkoop cn kragtdaadig middel om den kalk-fteen tot een fyn meel tc maaken. Het  224 VERHANDELING over dem §• 4- Het is van veel belang , dat deeze fatla alge. meen bekend zyn; dewyl het zomtyds kan gebeuren, dat men goeden kalk-fteen vindt op plaatfen alwaar geene brandftoffen te krygen zyn om dien te branden, in welk geval zulke kalk-fteen van geen gebruik voor den landman zoude zyn, zo de calcinatie vohtrekt nodig was; maar dewyl men ziet, dat dit zo niet is, kan de kalk-fteen zelfs in deeze gefteldheid tot een zeer voordeeligen meft gemaakt worden, indien men een waterbeek in de buurfchap heeft, welke zodaanig geleid kan warden dat hy een moolen doe maaien tot het fyn maaken van de fteenen. Ik heb het model van een' molen tot dat einde uitgevonden, gezien, die volgens dezelve grondregels als een kruidmolen gemaakt was. Hy had verfcheide zwaare ftampers van groote ftaven gcgooten yzer gemaakt , die beurtelings opgeligt cn weder neervielen, door middel van een. rad't geen  LEEVENDIGEN KALK. tïf geen derzelver ftelen vatte, en, naar eenen vereifchtcn tyd die losliet , terwyl het om zynen as draaide. Deeze ftampers vielen met groot geweid op den kalk-fteen, die te vooren in Hukken van eene maatige groote gebroken waren en geplaats in een kuil, tot dat einde vervaardigt. Door dit gat of kuil was een kleine waterftroom geleid, met welken de kleine Hukken kalk-fteenenwcgfpoelden, naar maate zy by aanhoudenheid door den ftamper tot meel gemaakt waren. Dees waterftroom liep in een grooten ontvangbak, in welken men het ftil liet ftaan , en het meel van den kalk-fteen, dien het met zich gebragt hadt, afleggen en bezinken, terwyl het fchoon water zagtjes over een gedeelte van den rand heen vloeide, het welk ten dien einde lager was gemaakt. Wanneer de ontvangbak bynaar vol was met dit fyn poeder, wierdt het werk geftaakt; het water wierdt uit den ontvangbak gelaten, door 'er zommige ftoppen, die op onderfcheide hóogtens 'er ten dien einde in gemaakt waren, uittenemen, tot  126 VERHANDELING over oen tot dat al het geen, dat helder was, 'er uit was geloop en . Het poeder van den fteen wierdt 'er vervolgens uitgeworpen en gedroogd, tot dat het konde gebruikt worden. Ik heb gehoord, dat volgens deeze grondregels een molen was gezet door de eerwaardige gemachtigden tot het bellier der verbeurd verklaarde goederen in Schotland, en dat 'er een goed deel kalk-fieen mede geftampt was. Maar dewyl die opgericht was in de hooge landen van Schotland, daar de wegen Hecht zyn, en de geeft tot verbetering van den landbouw niet heerfcht; dewyl 'er ook geene algemeene vraag naar meft was, is die molen buiten gebruik gebleven, na dat 'er genoegzaams proefneemingen mede gedaan waren, om te too* nen, dat dit met voordeel op andere plaatzen in het werk konde gefield worden. Maar, offchoon dit als eene zeer gewigtige tut vin-  LEE VEN Dl GEN KALK. 127 vinding kan befchouwd worden, voor die eene goede kalk-gvoeve hebben, buiten het bereik van eenige zoort van brandftoffen om kalk-fteen te branden , gelegen; is 'er nochtans met opzicht totzulken die voor eenen maatigen prys brandftoffen kunnen bekomen, geen twyffel, of het branden is de gemak'lykfte en befte wyze, om kalk - fteen tot meel te brengen, die 'er ooit is uitgevonden, en dierhalven altoos moet gekozen worden , daar de omftandigheden het niet verhinderen. Het maaken van kalk-fteen tot meel door de calcinatie, gaat nog met dit verder voordeel voor den landman verzeld, dat het de koften. van het vervoeren merkelyk vermindert. Zuivere kalk-fteen verheft omtrent twee derde van zyn gewigt, indien hy zorgvuldig gebrandt wordt, zo dat, die geene welke genoodzaakt is, zyn meft ver af to haaien , veel meer voordeel zal vinden , in den kalk als kluiten te vervoeren , dan indien hy die door een werktuigelykewryving tot meel gemaakt, moefte haaien. Veele  itS VERHANDELING ovëk. den Veele menfchcn verkiezen den kalk-ftetn zeer ver af te haaien, en die dan naby huis te branden. Doch het is onwederfpreekelyk zeker, dat zy zich dan verpïigten een zeer zwaaien lalt te vervoeren, het welk dooreen tegcnovergeftelde handelwvze naamelyk de Heen voor af te branden, zoude te vermyden zyn geweeft. Dit moet derhalven nimmer in 't werk gefteld worden , dan 'daar andere omftandigheden tegens deeze ongele, genheid opwegen, §. 6. Dan dewyl kalk-fteen in zynen eerften ftaat veeltyds vermengd is met zand in verfchülende evenredigheid ; en dewyl zand niets van zyn gewigt doof de calcinatie verheft , moet het gebeuren , dat deeze zoorten van kalk-fteen, die het grootfte ge* deelte zand bevatten, het minft door de calcinatie ZUllen verliezen, en dus natuurlyk, de meeft weegende kalk-kluiten verfchaffen, Hief dooris het duidelyk, datzödaanigen} die in i 3 de>  LEEVENDIGEN KALK. 129 de noodzaakelykhcid zyn , hunnen kalk van verren te haaien, in't byzonder zorg dienen te draagen, eene zoort van kalk zo veel mooglyk zonder zand, uit te kiezen, en als kluiten te vervoeren, dewyl zy aldus eene gelyke hoeveelheid meft zullen verkrygen voor de minfte onkoften aan vragt. §• 7- ' Wanneer kalk gelefcht wordt, valt die welke het meefte zand bevat, het fpoedigfte en florpt het minfte gedeelte water op. Die zuiver is vereifchteen grooter gedeelte water, en het loopt langer aan eer die valt. Hier van daan komt het, dat die geenen welke zandige kalk-kluiten met open karren vervoeren» wel zorg moeten draagen, om dezelven voor regen te bewaaren; dewyl eene zwaare buy alles zoude doen vallen en een zodaanige hette veroorzaaken, dat het voor de karren gevaar zoude loopen om in brand te raaken; terwyl in tegendeel zuivere kalk' I kluiten  *3Q VERHANDELING over den Huiten in geen gevaar zyn van daar door bcfehaadigd te worden. Ik heb eene kar gezien, met zodaanige kluiten van het laaftgemclde zoort gelaa, den , welke in eene aanhoudende regcnbuy , zo fterk als ik 'er immer eene hier te lande gekend heb, meer dan drie UUren hadt geftaan , en 'er naauwlyks het minfte of geringfte door aangedaan fchcen te zyn. §. 8. Kalk-kluiten, van den zuiverften kalk-fteen ge. maakt, vereisfchen meer dan hun eigen gewigt water omze naar den eifch te lesfehen, (21) waar tegens eenige zoorten van kalk-kluiten, die veel zand bevatten, niet boven een vierde gedeelte van die hoeveelheid vorderen. Hierom is het veel minder oeconomie voor de zo- daa- (21) Ik heb door proefneemingen bevonden , dat zuiyerq Hlk-k\uit'.n niet kunnen gelelcut word.n, met minder d„n by•naar een vierde meer, dan hun eigen gewU water. Dezeis kalk-kluiten op de gewoone wyze geiefcht, namen meer water dan het dubbele van haar gewigt.  LEE VENDIGEN KALK. ist daanigen die zuivere kalk-kluiten hebben, dezelve te lesfehen en als meel-kalk na huis te voeren, dan voor die, welken alleen eene zandige zoort van kalk ■ kluiten hebben. §• 9- Het is zelfs in zommige gevallen raadzaamcr voor die zeer zandigen kalk hebben, denzelven als meelkalk naar huis te voeren, dan als kluiten. Want dewyl het gevaarlyk is die zoort van kalk-fieen te veel hette te geeven, uit vrees, dat die tot glas loope , kunnen de geenen die denzelven branden, nooit verzekert zyn, dat de geheele fteen tot poeder zal vallen wanneer 'er water bygedaan wordt, voor en aleer zy 'er daadelyk den proef van genomen hebben. Ook rekenen zy het voor geen groot verlies, indien eenig gedeelte van denzelven niet volkomen gebrand is , dewyl die by eene toekomende gelegenheid veel minder brandftof vereifcht, dan verfche kalk-fteen, en daarom verkiezen zy I 2 liever  t& VERHANDELING over 6fcl» liever hierin, dan in het tegenovcrgefteldc uiter fte te vervallen. Maarindien iemand zoude onderneemen, deeze urne zoort van kalk als kluiten te vervoeren, zoude hy gevaar loopen, veele fteenen naar huis te brengen, die nimmer tot meel zouden vallen , het welk rykelyk opweegt tegens het voordeel, voortkomende uit het ontbreekende klein gedeelte water, dat vereifcht wordt om dien te lesfehen. Om deeze reden kan tot een' algemeenen regel gefteld worden, dat de zodaanigen die toegang kunnen hebben tot kalkfteen welke zuiver is en geen zand in zig bevat, een groot gedeelte in de vragt zullen uitnaaien , door dien als kluiten te vervol ren; en dat het in tegendeel zeer oeconomifch voor die geenenis, welke niet anders dan kalk van eene zeer zandige hoedanighedeid kunnen bekoomen, die als meel - kalk te vervoeren. Hier uit volgt, dat de gewoonte die thans de overhand heeft, om kluit-kalk te water van het eene gedeelte van het land naar het ander te vervoeren , alleen een  LEEVENDIGEN KALK. 133 een ingebeelde fpaarzaamhcid is, door zeer groot gevaar verkregen voor diegeenen, welke zandige kluiten vervoeren , dan een daadelyk en ontwy-felbaar voordeel van groot belang voor het algemeen, indien deeze kluiten van zuiv'ren kalk-fieen zyn gekomen. Deeze waarnemingen hebben alleen hunne betrekking tot het bezuinigen der vragten voor den landman, een zaak van zeer veel "belang vcorhcm. Nu zal het gevoeglyk zyn eenige byzonderheden in aanmerking te neemen, die hem insgelyks in dit opzigt raaken , zo wel als in 't gebruik van den kalk op zynen grond. §. 10. Een ongegrond gevoelen heeft in het algemeen over al de overhand, naamelyk dat de eene zoort van kalk van meer waardyc is dan de andere; doch het blykt niet, dat de landluiden tot nu toe bynaar eenigen regel gehadt hebben om zich in 't kiezen van verfchülende zoorten van kalk daar naar I 3 te  134 VERHANDELING over dek te gcdraagcn; zomraigen houden de eene zoort voor dejierkjie, zo als zy het uitdrukken, enzommigen fchatten een andere zoort veel hooger, zonder dat zy eenige voldoende reden kunnen geeven van den voorrang, die zy in beide de gevallen toewyzem Het is van veel belang, dat deeze zaak opgehelderd werde, want fchoon het niet altoos gebeurt,, heeft men nochtans op veele plaatzen weinig kundigheid van de waare natuur van den kalk > dat de zwaarfco boven den ligtften wordt gefteld, orn dat men zich verbeeld, dat de eerfte meer zdfftaiidlgrM in zich bevat, en dierhalven een kragtiger uitwerkzel op den grond moet hebben, dan de zuiverfte en ligtfte. Maar 'er fchynt geene reden te zyn, om te gelooven, dat 'er eenig onderfcheid is in de fpedfiqus zwaarte van onderfcheide ftukken zuivere kalk -Jiof, ten volle gecalcineerd; dierhalven , indien 'er eenig onderfcheid is in het gewigt van verfchülende zoorten van kalk, moet die alken voortkomen van het  LEEVENDIGEN KALK: 135 het verfchil in de hoeveelheid of zwaarte van eene vreemde ftoffe, die met d-.n kalk vermengd is. En dewyl zand by naar het eenige vreemde lighaam is dat ooit ih kalk-fieen gevonden wordt, en dat zand altoos meer fpecifique zwaarte heeft, dan zuiv're levendige kalk ; zo volgt, dat de zwaare kalk alleen zyne meerdere zwaarte verfchuldigd is aan een grooter gedeelte zand, dat met denzelven vermengd is. Maar zand is voor het meften van geene waardye, zo datdengecnen die uit keuze deeze zoort van kalk koopt, als vocrtrcffelykcr dan de andere , zich aan een? groote dwaasheid fchuldigmaakt, die nog grooter is, indien hy den ia/* daarby nog van eene vcrafgelegene plaats moet vervoeren. Hec zoude beter voor turn zyn, indien hy valt befloten hadt geen' anderen dan zwaaren kalk te gebruiken, denzelven zo als hy zuiver is , te koopen, zo hy dien kan bekomen, en 't huis zynde met zo veel zand te varmengen als noodig is, om dien de vereifchte zwaarte te gceven. Iemand mag hierom I 4 als  135 VERHANDELING over den als een bewys van dwaasheid lagchen , en te recht; maar het is zeker minder dwaas dit te doen, dan geld te geeven voor zand, het geen hy dus voor niet heeft, cn het zelve ver af te haaien terwyl hy het voor zyn deur kan krygen, Deeze handelwyze zoude nog verder verzeld gaan met het voordeel, dat hy in ftaat wierdt gefteld om de juifte hoeveelheid wezentlyken kalk, die hy op zyn land zoude brengen, naauwkeurig te weeten, dewyl hy geen gevaar zoude loopen om het zand als een deel er van te befchouwen. §. ii. Zy, die maar eene zoort van kalk-fteen kunnen bekoomen, moeten 'er zich mede te vreden houden, van wat hoedaanigheid die ook zy. Maar die geenen, welke in ftaat zyn om uit te kiezen, kunnen met de navolgende aanmerkingen hun voordeel doen. Zuiv're kalk-fteen , die volkomen gecalcineerd en gelefcht is, wordt een fyn ontaftbaar poeder, het  LEEVENDI GE N KAL K. 137 het geen op 't gevoel zagt tusfchen de vingers is, zonder in het minfte gruizig te zyn. Kalk, die zand in zich heeft, is nimmer zo fyn of zagt, maar op het gevoel gruizig tusfchen de vingers, meer of min, naar maate het zand grover of fyner is, en in grootere of kleinere hoeveelheid 'er zig in bevind. Kalk van zuiv're kalk -fteen gebrand, is altoos hel. der wit, wanneer hy volkomen gecalcineerd is, zonder in het minft naar eenige andere koleur te trekken. Zo die een andere koleur als Wit heeft, komt zulks van het zand voort, dat 'er zig onder bevindt. 'Er zyn nochtans eenige zoorten van zand, die zo zuiver wit zyn, dat zy de koleur van den kalk in het minft niet veranderen ; maar deezen zyn vry zeldzaam, Hier uit volgt, dat de befte kalk voor het gebruik van den landman, die geene is welke het ligtftc, het zagtfte op het gevoel, en het witfte van koleur is. Hoe verder hy van eene deezer X 5 toet-  I3« VERHANDELING over den toctftcenen van zuiverheid afwykt, hoeflegter ook dezelve is. §. 12. Op dat de landman in eens onder zyn oog mooge hebban, dc verfcheidanc kernneten welke de zuiverheid van den kalk aantooaen , en op verfcheide piaatfen van deeze proeve zyn aangehaald, zal ik alle die kenmerken hier ter gelykcr tyd opgeeven. Indien hy deeze byzonderheden opmc, kzaam in acht neemt, behoeft hy niet zeer bekommerd te zyn om de eigenfehappen van zynen kalk door eenige meer naauwkcurige en laftige proeven te onderzoeken. Deeze kenmerken zyn dan de vol. geilden. Indien de kalk-fteen veel van zyn gewigt verheft door de calcinatie, en dc kalk-kluiten zeer licht zyn, verftrekt zulks tot een kenmerk dat de kalk goed en zuiver is; insgelyks indien de kluiten zeer veel water nodig hebben om zich volkoomcn te lesfehen; indien het lang aanloopt, eerzybegin- men  LEEVENDIGEN KALK. 139 nente vallen; indien de kalk-fieen by het branden nietzamenloopt of tot glas wordt; indien die geheel cn al valt, wanneer 'er na eene vereifchte calcinatie eene genoegzaamc hoeveelheid water by gedaan wordt; indien die kalk by het lesfehen zeer fterk zwelt; en ten laatften, indien de kalk ligt, fyn op 't gevoel cn zuiver wit is; kalk die de genoemde hoedaanigheden bezit, kan men verzekerd zyn dat zeer goed is, en denzelven tot het gebruik voor anderen kalk kiezen, die in eenige van deeze opzichten minder is. Deeze regels zyn ten eenemaalen voldoende om de waardy van twee zoorten van kalk, tegens malkanderen vergeleken , tc beoordeclen, en men kan 'er met zekerheid ftaat op maaken. §• 13. Wanneer iemand eene nieuwe groeve van kalkfieen ontdekt, en met zekerheid deszelfs inwendige waardy begeert te bepaalen, voor en al eer hy daar toe eenige koften wil aanwenden; zal hy weldoen  Ho VERHANDELING over den doen het volgend naauwkeurig en teffens gemak', lyk fcheikundig onderzoek, in het werk te Hellen. Dewyl alle kalk fio^n in zuuren kunnen ontbonden worden ,cn geenzmcs an iere aardachtige lig. haamen; zo volgt het, dat, indien eene genoegzaame hoeveelheid van eenig zuur op een Iighaam gegooten wordt, dat kalk-ftof in zich bevat, deeze Hof ras ontbonden zal zyn , met agterlaating van de anderen , en de evenredigheid van ieder tot malkanderen kan naauwkeurig bepaald worden. Om dc juifte waardy van eenige zoort van kalh ft^n of andere kalk-ftoffe te onderzoeken, zo neemt eene hoeveelheid fterk water (acidwn nitri) of geelt van zout, (acidum falis communis) cn doet het zelve na de bereiding als hier onder (22) wordt (2-ï) Alle gedolven mwen brrisfehen op en vermengen zich mei kaik.aarde. Maar dewyl het zuur (geeft of olie) van vitriool de kalk-ftof niet ontbindt, maar een nieuw zamenftx.lz.1 maakt, dat hy aanhoudenheid valt blyft, is die niet gefchikt voor deeze proerneeraing. En dewyl het zomtyds gebeurt, dat een weinig zuur van mnool niet een van deeze zuur'en vermengd is, is het noodig, dat  LEEVENDIGEN KALK. 14* wordt aangeweezen, in een glazen of aarden vat, voegt 'er allengskens eene bekende hoeveelheid by, van de ftoffe die gy voorneemens zyt tc beproeven, na dat die voor af gedroogd en tot poe. der gemaakt is. Laat ieder reis, dat gy 'er iets van de ftoffe hebt in- dat men voor het neemen der proeve, verzekerd zy dat dit geen plaats heeft. De gemaklykfte weg. om te beproeven of deeze zuuren vry zyn van vitriool, is een weinig kryt 'er in te doen , eer men ze gebruikt. Indien het zuur zuiver is, wordt het kryt zeer ras ontbonden, maar zo niet, zal een gedeelte van het kryt op den bodem vallen in de gedaante van een zuiver witzel. Zo dit plaats heeft, doet 'er kleine ftukjes kryt langzaamerhand by, tot dat zich niets meer van het wit zetzcl vertoont, waar na het zuur tot gebruik kan gehouden worden als zynde genoegzaam zuiver. Indien hetfalpeter-zuur zo fterk is, dat het een ligt bruine of roodachtige koleur hebbe, moet het met water getemperd worden, tot dat het 'er groen begint uit te zien. Zo als het in de winkels gekogt woidt tot gebruik voor de verwers, enz., is het doorgaans flap genoeg. Indien het.zuur van gemeen zout, zo llerkis. dat het eene heldere geele koleur hebbe of rook geeve, als de vies geopend wordt, dient het getemperd te worden door 'er water by te doen, totdat het bynaar eene ongekolcurde doorfchynendheid heeft, eenigzihs nochtans naar het geel trekkende. Beide deeze zuuren kunnen dus bereid,/zonder onderfcheid tot deeze proefneemingen worden gebruikt, dewyl 'er beide even goed gefchikt toe zyn.  VERHANDELING over oen ingedaan, de geweldige opbruisfching of kooking die ontftaat, bcdaarren, voor en al eer'er meer by te doen. Als dan al het poeder by het zuur is gedaan ende opbruifching geheel en al ophoudt, zo roer het eenige reizen met een Huk van een tabaks pyp om , en laat het eenigen tyd ftaan, op dat het zuur op ieder deeltje van de ftoffe moge werken, en het geheel en al ontbinden. En om verzekerd te zyn, dat 'er niet te weinig zuur is geweeft, zo giet eenige droppels nieuw zuur by de ontbinding, 't welk eene tweede opbruisfching zal te wege brengen , indien het alles niet volkomen ontbonden is. Doch indien door dit byvoegzel geen verandering ontftaat, verftrekt zulks tot een zeker bewys , dat alles reeds ontbonden is. Neem dan een ftuk door en door droog zyg-of fiincci-papier, waar van het gewigt insgelyks bekend is, vouw het naar den eifch cn fteek het in een glaazen trechter. Giet de geheele ontbinding, met de ftoffe die op den grond is gezonken, in  LEEVENDI GEN KALK. 14$ in den trechter, en laat het langzaam door het papier lekken. Als het vloeibaare gedeelte dus afgeloopen is, vul dan het papier weder met fchoon water , ten einde alle de zoutdeeltjes van het overblyfzel (nfiduum~) af te wasfehen. Giet 'er op deeze wyze zo lang water op, tot dat het 'er afkomt zonder eenigen zouten fmaak; laat het dan geheel uitdruipen, droog het wel, en weeg het papier met het geen het bevat. Het onderfcheid tusfchen dit, en het geen het poeder cn het papier in het begin woog, is het geheele gewigt van de kalk-ftoffe; waar door haare evenredigheid tot de ganfche masfa, volkomen bepaald is. Op deeze wyze heb ik eene groote menigte onderfcheiden zoorten van kalk-fteenen onderzocht; en bevonden, datze alle in trappen van zuiverheid verfchilden, van zulken af, die geheel en al in zuuren ontbonden wierden , zo als zuiker of zout in water, tot anderen, die maar een twaalfde gedeelte van haar gewigt ontbindbaare flof inhielden en elf twaalfde deelen zand. Dc gemeenc zoort va»  144 VERHANDELING over den van kalk-fteen houdt van een tot twee derden van zyn gewigt zand. Hard kryt is doorgaans eene zuiv're kalk -aarde, in zuuren ontbindbaar. Ook vindt men eenige zoorten van kalk-fteen, die zuiver zyn , maar deezen zyn zeldzaam. De eenige uitgellrckte kalk-groeven van zulken zuiv'rcn kalk-fteen, die ik ontmoet heb, zyn te bunderland in het graaffchap Durham, alwaar verfcheide groeven van uitfteekenden fchoonen kalkfteen zyn, de befte van welken tegenwoordig toebehoort aan Mr. James Galley, aan die plaats woonende. Nog zyn 'er zommige groeven verder de rivier Were op , dog welker fteen van eene veel mindere hoedanigheid is. W aren al de fteenen in dezelve groeve even zuiver, zo zoude het bovenftaande eene volmaakte proef wyze zyn om zónder eenige uitzonderingen de zuiverheid van kalk-fteen te bepaalen; maar het gebeurt dikwerf, dat in eene groeve die flegte kalk -fteen bevat, zommige ftukken gevonden worden, die uit enkel fpath beftaan, en dus zonder met  LEEVENDIGEN KALK. 145 met het minfte zand vermengd te zyn; en in andere groeven van eene betere zoort, vindt men zomtyds kleine aderen van een onzuiv re zoort van fteen door de rotsj gemengd, zodat, indien een van deezen by geval genomen wierdt, omdaar aan de proefneeming ter onderzoeking te doen, zoude de uitkomft niet naauwkeurig zyn. Om deezen miflag voortekoomen, zal iemand, die begeerig is nieuw gevonden kalk-fteen naauw. ' keurig en fcheidkundig te onderzoeken, wel doen, agt of tien zodaanige fteenen uit verfcheide gedeeltens van de groeve te neemen , die eenigzins op de uiterlyke vertooning de een van den anderen onderfcheiden zyn, en na van ieder een ftuk genoomen te hebben, die wel onder een ftampen, ten einde tot een gefchikt onderwerp voor de proefneeming te verfchaffen. Dezelve proeve kan ook met kalk genoomen worden , maar het is duidelyk, dat de evenredigheid in den zeiven fteen onderfcheiden is , van het geen die was voor de calcinatie , dewyl kalk K zyne  U6 VERHANDELING ovER DEN zyne vafte lacht niet rnecr heeft, enz., 't welk hy hadt in den ftaat van kalk-fteen. Maar dewyl de kalk onderhevig is door verfcheide toevallige omftandigheden eenige verandering te ondergaan, is het beft de proeve met kalk-fteen te neemen. S- 14. Men is in 't algemeen van gedachten, dat de kalk, van harden kalk-fteen gemaakt, het fterkfte is, zo als men het noemt, waar door men verftaat kragtiger dan zodaanige meft, welke vervaardigt is van ftoffen van een weekere natuur. Hierom heeft men in het gemeen verzekerd, dat kalk van kryt gemaakt , veel flapper, is dan die van harderen kalkfteen vervaardigt. Niets kan nochtans valfcher zyn dan deeze onderftelling. In 't voorig gedeelte van deeze proeve, heb ik gelegenheid gehad tamelyk volkomen Uitteleggen, welke het zaakiyke onderfcheid zy, tusfchen kryt en kalk-fteen; en niets kan zekercr zyn, dan dat de kalk van kryt gemaakt, zuivercr is ,  LEEVENDIGEN KALK. 14? is, dan die van by naar alle kalk-fteenen, ook een veel grooter gedeelte kalk-ftof bevat; om welke reden het kragtiger voor meft is , dan eene van deeze meer onzuiv're zoorten van kalk-fteen. De hardfte kalk-fteen, die my bekend is, is die welke aan Mr. Galley te Sunderland toebehoort» Deszelfs uiterlyke vertooning gelykt eer naar vuurdan naar kalk-fteen, ja ik hebze gezien tot vuurfteenen voor fnaphaanen gemaakt, en als zodaanig met een goed gevolg gebruiken. Nochtans is dc kalk, van deezen uitfteckenden harden fteen gemaakt, alzo ligt, alzo wit en alzo zagt op Nj ge. voel, als de zuiverfte kryt-kalk; ja hy verfchilt'er in gecnen dcele van, in zo verre dat ik den grootftcn kenner in deeze zaaken, vry durf tarten om onderfcheid tusfchen deezen cn den zuiverften kryt-kalk, wanneer die wel gecalcineerd zyn, te maaken , door eenig ander middel dan door de ftukken vuurfteen, die men zo dikwerf in den kryt- kalk vindt. En van deezen kalk, van deeze zeer harde fteeK i ften  i48 VERHANDELING over den nen gemaakt, kan door kunft zulk volmaakt 'kryt vervaardigt worden door de eenvouvvige handel, wyze, bl. 95. befchreeven, dan immer uit eene groeve in Engeland gehaaït is. Uit deeze aanmerkingen moet ik derhalven , ftrydig met het gemeen gevoelen, beiluiten, dat kryt-kalk, bynaar in alle gevallen kragtiger tot het me/ten is, dan allerleye kalk van kalk-fteen gemaakt, mits in gelyke hoeveelheid gebruikt; dewyl het zeer zeldzaam is , kalk-fteen te vinden, die op verre naar zo een groot gedeelte kalk -ftof in zich bevat; weshalven de landman den eerfien altoos behoort te verkiezen, als hyze beiden voor denzelven prys kan bekomen. 5- 15- Wy weeten weinig zekers van de wyze, op welke de kalk werkt, uitgenoomen dat hy enkel werkt, wanneer hy met den grond tot eene zelfftandigheid vermengd is. Indien een hoop kalk ook nog zo lang op'eene plaats gelegen heeft, en naderhand / 'er  LEEVENDIGEN KALK. 149 'er fchoon van afgenoomen wordt, zo dat geen van de kalk-deeltjes overblyven, om zich met den grond te kunnen vermengen , zal die plaats niet ryker zyn , of weliger vruchten draagen dan de plaatfen rondfbm, het geen ieder een weet , dat geen plaats vindt ten aanzien van den gewoonen meft. Bovendien, zo kalk over de oppervlakte van den grond gefpreid wordt en men het aldaar laat leggen zonder onder te ploegen, zo zullen derzelver uitwérkiels geduurende verfcheide jaaren naauwlyks vernoomen worden , cn zulks tot zo lange dat hy tyd gehad heeft om langzaamerhand door de korft heen te zakken en zich met den grond te vermengen , waar naar men zyne uitwerkzels begint ontwaar te worden, offchoon minder zigtbaar dan by aldien dezelfde hoeveelheid kalk naauw met den grpnd was vermengd, door middel van \ den ploeg en egge. De verbeteringen , die in Derbyshirt gemaakt zyn , door middel van den kalk zonder den ploeg, zyn my niet vreemd ; maar dit is geene uitzondeK 3 ™g  !5o VERHANDELING over den ring van het geen ik gezegd heb. De uitwcrkzels zyn langzaam, fchoon zeker. Zy die landftreeken bewoonen , die den ploeg dulden , vinden dikwils gcraaden, den kalk op het gras te leggen, cn zyn van gedagten dat hunne weide ten ecritcn daar door verbeterd wordt, bynaar zo zigtbaar, als of ze op de gewoone wyze gemeft was. Ik heb dit zelf beproefd, en heb het door anderen zien beproeven, maar altoos ondervonden , dat het gras, het cerlic jaar eerder hinder dan voordcel daarvan had ontfangen; ook was het in de volgende jaaren zo veel niet verbeterd, dan by aldien dezelve hoeveelheid kalk naauw met den grond waarc vermengd geworden. Door den 'kalk op deeze wyze tc gebruiken, loopt het dcrhalven lang aan, eer die aan de koften beantwoord, cn ze kan den onvermoogenden niet aangeraaden worden, ten zy de nood hem dwinge, die in het werk te ftcllen. § J6\ Werkt nu kalk. met meerder kracht op den grond wan-  LEEVENDIGEN KALK. t$* wanneer die daar mede naauw verbonden is, zo kunnen wy natuurlyk daar uit befluiten, dat die een meerdere zichtbaare uitwerking zal te weeg brengen , wanneer die tot zeer kleine deeltjes wordt gebragt, dan wanneer tot groter klompen op den grond wordt gebruikt, dewyl deezen niet zo naauw met de deeltjes van den grond kunnen verbonden worden. Dan nimmer heeft men nog een middel uitgevonden, om kalk -ft of tot zulke kleine deelen, waar uit ze beftaat, te brengen, noch om ze zo gelyk te fpreiden, noch om ze zo naauw met den grond tc vermengen, dan alleen door middel van de calcinatie. Dien overeenkomUoft mpri bevonden dat kalk een zeer zigf baar uitwerkzel op den grond te weeg brengt, in eene oneindig kleinere hoeveelheid gebruikt, -dan eenige andere kalk-[tof, hoe ook genaamd. Uit dit oogpunt befchouwd , kan men nimmer verwagten, dat kalk-fteen tot poeder gemaakt, door eene zoort van werktuiglyke wryving , zulk eene zigtbaare uitwerking op den grond zal te & 4 WLfc&  ï5- VERHANDELING over den weeg brengen , als dezelve hoeveelheid kalk-ftof in den te van kalk, indien die naar verefeh gebruikt wordt;- dewyl hetonmooglyk is , door eenige werktuiglyke middelen, denzelven ooit tot zo een fyn poeder te brengen , als waar in hy natuurlyk na de calcinatie, ncdcrvalt (door het lesfehen). Veel hangt 'er nochtans af van de wyze om den talk op den grond te gebruiken na de calcinatie. Indien hy terftond na dat hy gelefcht is , en nog een poeder zynde, op het land gerpreid wordt, kan men het zodaanig fchikken, dat een klein gedeelte de gantfche oppervlakte van den grond bedekke , en een zeer groot getal aarddeeltjes raake. Maar indien men denzelven eenlgen tyd naar het lesfehen laat liggen, en zo veel vocht* aantrekken, dat ze tot kluiten zaamenloopcn, of tot groote klompen aan een bakken , zo kan hy nooit weder in zulke kleine deeltjes vedeeld worden, en dierhalven is 'er een veel grooter hoe-  LEEVENDIGEN KALK. 153 hoeveelheid nodig, om dezelve uitwerking voort te brengen, dan wanneer die als een poeder was gebruikt geworden. Maar indien men het land naderhand lang blyft bebouwen, dewyl alsdan deeze kluiten jaarlyks door ' den ploeg en egge kleiner worden gebroken, moet de Mk voortgaan zynen invloed op den grond eene hngc reeks van jaaren te doen gevoelen. Hy zal hier door bynaar eene en dezelve uitwerking hebben, als of men jaarlyks een klein gedeelte meelkalk over de oppervlakte van den grond ftrooide. Dan , dewyl de prys van den kalk in het cerfte geval, door den landman in 't begin , in eens moet betaald worden, 't geen in het ander geval, Hechts van tyd tot tyd. vcreifcht wordt, verdient hier op gelet te worden, dewyl het eene aanmer. king van veel belang kan worden op plaatzen, alwaar de kalk duur en het geld niet zeer in overvloed is. §. 18. In weinige byzonderheden verfchillen werkdaaK v diSe  154 VERHANDELING over de„ dige Jandjuidcn meerder in hun gevoelen, dan on, trent de hoeveelheid van kalk, die op een halven morgen lands (acre) (22) met voordeel of zelfs veilig kan gebruikt worden. Zommigen willen, dat men niet meer dan dertig of veertig fehepels 0«/W0 Qh)' op een halven morgen moet ge. bruiken, en verzekeren dat indien men meer te werk fielt, het land vohlrektbederft ; terwyl ande¬ ren (23) ten acre is volgens Toksto* ;„ 2yn diBionary, 4o roeden m cn 4 breed, of 4840 vierkante yards; zynde 5i y ürd een ™t* Ci; 3 roeto ee" ï«* Dit koot overeen met de gewoonebereekemngvan een acre op 43560 vierk. engel/oh voeten, die gelyk zyn aan 41067 rpfan^/hi vfe'f*. w«en , en vermits een rynlandfche halve morgen 43200 vierk. voeten bevat zullen rco rynlandfche halve morgen byna zo groot zyn als 1Ó5 acres. Dewyl nu dit verfchil ten deezen opzigte niet in aanmerking behoeft genomen te worden, is het woord acre hier, en daar het elders voorkoomt door £ morgen vertaald. (Venaaler) (24) Tien?TOof8o bushels m3aken omtrent een laft uiten, dewyl 27 Amfterdamfche mudden of 108 fehepels ook een laft mtmaaken, zullen 80 bushels gelyk zyn aan roS Amfterdamfche fehepels. Zie LE Lokg Koophand. van Amfterd. torn 2 W 14C. ïreezoor van maaten en gewigt en bl. 104. en anderen. Men" kan hier, daar de uiterfte nauwkeurigheid niet vereifchtwordt Sfe^ofengelfche fehepels ncc.nen voor 4 fehepels of een mudue Amfterdamfche mast. 'Vertaakr).  LEEVENDIGEN KALK. 155 ren ftaande houden, dat men zeer veilig tienmaal zo veel kan gebruiken. 'Er kan buiten twyffel een groot verfchil ten deezen opzigte plaats hebben , door het onderfcheid van de natuur van den grond , van den ftaat van bebouwing waar in die ter zeiver tyd is, en in de hoeveelheid van kalk -ftoffe waar mede die te voorcn bezwangerd moge zyn; enmogelyk kan 'er zomtyds verfchil ontftaan, uit andere omftandigheden , waar op men tot nog toe nimmer heeft acht gefiagen. 'Er ontftaat insgelyks een verfchil uit de eigenfehap van den kalk, en uit de wyze, op welke die gebruikt wordt. Zommige zoorten van kalk bevatten zomwylcn tienmaal meer kalk-fiof m 2Ïch, dan anderen; cn het is hiervoor, reeds getoond dat een groot onderfcheid kan te weeg gebragt worden door dc wyze, op welke de kalk gebnikt wordt. Uit aanmerking van alle deeze omftandigheden, zoude iemand een weinig vermeten fchynen, die ftelregels van een algemeen gebruik ten deezen op-  1S6 VERHANDELING ovER DEN opzigte wilde voorfchryven. Ik zal dit niet onderneemen, maar openhartig znlke waarnemingen wegens dit zoort van meft mededeelen , als my zeiven voorgekomen zyn, geduurende deloop van eene vrye uitgeürekte ondervinding. S. 19- Men vindt veele menfehen die onkundig zynde van de werking der kalk als meft, ten fterkften aanbeveeien, voor al toch niet te veel daar van te gebruiken, uit vrees van den grond te verbranden, zo ais zy zieh uitdrukken. Dit denkbeel van verbranden is baarblyklyk overgenoomen van het geen de ondervinding leert , dat bytende kalk doet in een groote hoeveelheid by andere Jighaamen gevoegt zynde, naamelyk dat die dezelven dikwerf uit byt en tot rimpels zamen trekt, en verfcheide andere uitwerkzelen teweeg brengt, welken grootelyks naar die van het vuur gelyken. Dan dezelve kan zodaanige uitwerkzels op den grond niet te wee. hengen, ten zy 'er kruiden op dien tyd opmogten ftaan te groeijen. In  LEE VEN Dl GEN KALK. 15? In dat geval zouden de kruiden in der daad door den kalk kunnen verbeten worden, indien 'er onmiddelyk regen viel, na dat die , naauwlyks gelefcht zynde, gefpreid was. Maar dewyl hy dat vuurig bytende vermogen, korte dagen na dat hy gefpreid is, verheft, kan niets van dien aart aan den grond gebeuren. Dienvolgens hooren wy nimmer dat eenfehaar (25) (cropO verbrand is door te veel kalk in zulke landen alwaar die langen tyd als een gemeene meft gebruikt is; of fchoon die daar dikwerf in veel grooter hoeveelheid is gebezigd, dan in andere plaatzen, daar men die zeldzaamer kan bekoomen. Ik zelfs heb den kalk in alle evenredigheden gebruikt (2s) Schaar. Dit woord is mooglyk in deezen zin overal hier te lande niet bekend. Derhalven dient de Leezer onderrigt te zvn datJchaar alhier betekent, de migten die op een veld of akker °roeiien; cnltemt dus volkomen met de betekenis van het woord ^overeen, en is ter plaatfe alwaar ik ditfehryve, van een dagelyks gebruik, zo wel in dien gemcenen omgang, als in het maaken en fchryven van openbaare aftens, of zo als men zegt, in den fty! van het Hof. De vruchten in 't algemeen zo lang die te velde Haan , worden fchaar , maar ingezameld zynde, Ongenoemd, (ve&taaler.)  158 VERHANDELING over oen bruikt van één hondert tot over de zeven hondert fehepels op den halven morgen, en zulks op ten eenemaalen verfchülende gronden, en de ondervinding heeft my altoos geleert, dat derzelver uitwerkingen in het bevorderen van de vrucht» baarheid van den grond, evenredig zyn geweeft aan de hoeveelheid van gebruikte kalk, alle omftandigheden gelyk zynde. De zwaare koften welke 'er op loopen , belet, ten de meefte landluiden meerder van deezen meft te gebruiken, dan hierboven gemeld is; dan toevallige omftandigheden toonen ten duidelykften, dat, indien hy in grooter hoeveelheid gebruikt wierdt, de uitwerking daar van zoude zyn het grootelyks bevorderen der wceldrigheid van de fchaar. §• 20. Een Heer van myn kennis, op wiens getuigenis ik my volkomen durf vertrouwen ; toevallig Van huis zynde, ten tyde dat 'er een groot ftuk ïands  LEEVENDI GEN KALK. 159 fónds van hem met kalk gemeft wierdt, en welke hoop kalk, ten dien einde op een hoek van het veld neergelegd zynde, al te groot was om aldaar geheel te gebruiken , vermengden zyne knechts al het geen daar van was blyven liggen, ter dikte van omtrent vier duimen over de oppervlakte van den grond. De uitwerking hier van was , dat geduurende eenige volgende jaren het graan daar zo onmaatig weeldrig op groeide, dat het nederviel en verrotte , eer het aairen hadt gefchooten. Na verloop van veele jaren verminderde de wceldrigheid een weinig , zo dat het graan tot zyne rypheid kwam , maar het bleef altoos weeliger dan op eenig ander gedeelte van het veld. Een toevallige proefneeming, bynaar gelyk aan deeze, viel onder myne eige waarnemingen. Het gebuurde naamelyk , dat de knechts van eenen nabuurigen landman, by misvatting eenige hoopen kalk op een grasveld bragten, het welk zyn voorneemen niet was om op dien tyd te doen breken. De mis-  i6o VERHANDELING ovsa des misvatting wierdt fpoedig ontdekt, 'er wierdt geen meer kalk op die plaats gebragt, cn de weinige hoopcn, omtrent van een fchepel ieder, ble. ven daar verwaarloosd leggen zonder gefpreid te worden. Het veld wierdt geduurende zeven of acht jaren daar na geweid, eer men het tot bouwland gebruikte, en in dien tusfehentyd waren de hoopen kalk zo plat geworden, en zo ver in den grond gezonken, dat men ze naauwlyks konde onderfcheiden. Eer het omgeploegd wierdt, was het ganfche Huk land, ook dit gedeelte, even eens met het overige met kalk beipreid, en de oude hopen kalk waren niet aangeraakt, tot dat de ploeg 'er doorging in het bebouwen van het veld, wanneer de kalk aldaar omgewend wierdt, bynaar zonder eenige vermenging met den grond. Het gevolg was, dat op ieder een van deeze hoopen een bos koorn zodaanig weelig ftondt te groeijen, dat die voor den oogffctyd ten eenemaaleu verrotte, en zelfs eenige jaren daar na koude het koorn dat op  LEEVENDIGEN KALK. 161 op deeze fcrffchoopen groeide, van zeer verre onderfcheiden worden van de andere gedeelten* van het veld, en vertoonde zig even als zo veele knoopen aan een kleed, ja misfchien vindt dit tot heden toe nog plaats. Uit deeze proeven zowel als uit andere over. weegingen,dienaderhandzullcnvoorkomen,fchynt men met reden te kunnen beQuiten, dat'ermmdcr gevaar is, om op gronden, die natuurlyk geen overvloed van kryt of andere kalk-fiofen hebben, te veel kalk te brengen, dan om 'er te weinig toe te gebruiken, uitgenoomen in deeze gevallen, daar eene te al te verregaande weelderigheid te vreezen is. §. 21. Ik heb dikwerf met aandrang tegenshet gebruik van-teflfe'i &m hoören ^SenwerPen' dat of fchoon die in der daad voor het eerft de vruchtbaarheid van eenen grond zeer fterk bevorderde,, dezelve nochtans ten laatften veel onvruchtL kaar-  ï6t VERHANDELING over den baarder maakt dan die te voorcn was, om welke reden, zeggen zy, den kalk in 't geheel niet als meft op de landen moeit gebruikt worden. Deeze zo wel als veele andere tegenwerpingen ten aanzien van nuttige gebruiken, is haaren oorfprong alleen verfchuldigt aan de gierigheid en onkunde van de zodaanigen die altoos klaagen. Men hoort 'er voornamenlyk af in deeze landftreeken, daar het voor een landman niet ongemeen is, om, na het hekalken van een Hechten grond, 'er zeitien of zeventien fchaaren van haver achter malkanderen van te haaien, zonder eenige andere to-bereiding of venvisfeling van fchaare. En waarlyk het moet een goede meft zyn, die de gronden in ftaat kan ftellen, om zulk een getal van achtereenvolgende uitmergelende fchaaren van het een of ander zoort van graan of koorn voorttebren. gen, en het zoude waarlyk een toveraar moeten zyn, die deeze velden belette, om daar door uitgeput te worden. 5 En is het niet over bekend 3 dat op al de rykfte en  LEEVENDIGEN KALK 163 en meeft verbeterde plaatzen van het land, dc kalk voor lange als een meft is gebruikt geworden. Nochtans zyn deeze gronden 'er zo verre af van 'er onvruchtbaar door gemaakt te zyn , dat het twyfelachtig is , of eenige kunft zonder behulp van den kalk of de eene of andere kalk-ftoffe ooit deeze landen tot den tegenswoordigen trap van vruchtbaarheid zoude hebben gebragt. Be zodaanigen derhalven, die over de fchaadclyke uitwerkingen van den kalk, als raeft, klaagen, roepen uit, het geen zy behoorden te verbergen, dat zy eenen fchat bezeten hebben, die hunne nakomelingfchap ryk gemaakt konde hebben, maar datzy die in hunnen eigen leeftyd ydelyk hebben verkwift. § 34- De wyze, op welke de kalk op den grond werkt, is ons niet alleen onbekend, maar wy zyn zelfs grootelyks onkundig van dedaadelyke verandering, die in de aarde te weeg wordt gebragt, naar da: L a deeze  164 VERHANDELING over den deeze meft is gebruikt. Daar is zo veel tyd nodig om dit te ontdekken, en 'er wordt zo veel naauwkeurigheid in waarnemingen van dien aart vereifcht, dat het mooglyk lang aan zal loopen , eer alles volkomen is bepaald. Ik zal nogthans eenige weinige aanmerkingen bybrengen, welke my zelfs zyn voorgekomen. Dikwils wordt 'er gevraagd, hoe lang men de uitwerkingen van den kalk, op den grónd kan ontwaar worden ? wordt 'er nu door deeze vraag de langte van den tyd bedoeld, dat dc uitwerking van den kalk zigtbaar is in het bevorderen van de weeldrigheid van den oogft na eene meffing, zo is het niet te verwonderen, dat 'er zeer onderfcheidende antwoorden op worden gegeeven, dewyl de uitwerkzelen veranderen moeten naar maate van de hoeveelheid of hoedanigheid van den kalk, die gebruikt wordt; als mede van den aart der fchaaren, die eikanderen volgen, ook nog van veele andere om. Handigheden , die het onmooglyk is hier op te tellen. Dan  LEEVENDIGEN KALK. 165 Dan indien men deeze vraag in een ander lïcbj befchouwt; en de kalk onderfteld wordt den grond zodaanig te veranderen, dat die vatbaar werde, om door andere zoorten van meft op eene gevoeligere wyze aangedaan te worden, zo dat die in ftaat werde gefteld vruchten voort te brengen, 't welk door geene andere kunft konde gefchieden; cn verbeterd te worden door eene wyze van bebouwing, die anderzins geen merkelyk voordeel zoude te weeg gebragt hebben; dan is het antwoord op de vraag gemak'lyker, dewyl die in dit licht befchouwd , het vry duidelyk is, dat men zyne uitwerking mooglyk zo lang gewaar zal worden , als de grond in ftand is. Ik geloof, dat landluiden zelden gewoon zyn kalk of anderen kalk • achtigen meft uit dit laatfte oogpunt te befchouwen; of fchoon, wanneer het onderzocht wordt, ik niet twyfel, of men zal dit ver het gewigfte uitwerkzel van deeze zoorten van meft bevinden te zyn. Eenige fatta zullen 't beft in ftaat wezen om myne L 3 ëe*  m VERHANDELING over den gedachten op te helderen. In Derbyshïre hebben de landluiden by ondervinding geleerd, dat, door zeer veel kalk over de oppervlakte van hunne heyachtige moergrondcn te fpreiden, na eenige weinige jaren de heide verdwynt en de gantfche oppervlakte bedekt wordt met fchoon gras , beftaande uit witte klaver en andere goede zoorten van gras om te weiden. Dit verftrekt tot een blyk dat de kalk den grond ongunftig maakt voor den groei van heide. Ook heeft men ondervonden, dat overal in Schot, land op de Iosfc gronden, die niet aan al te veel vochtigheid zyn blootgefteld , en daar geen kalk gebruikt is, de heide eene natuurlyke en bynaar onwcerftaanbaare geneigdheid heeft, zich zeiven aldaar voortteplanten. In zodaanige ftreeken, daar dc kalk veelvuldig als meft wordt gebruikt, vinden wy dat het veld lang met gras kan blyven,. zonder dat het op nieuw met dien fchaadclyken plant bedekt worde. Het is mede aan de zodaanige die opmerkzaam  LEEVENDIGEN KALK. 167 zyn geweeft en gelegenheid hebben gehad om facta op te merken, wel bekend, dat 'er op geen plaats met voordeel erwten van wat zoort die ook mogen zyn , kunnen worden geteeld, daar nimmer fcitt of andere kalfachtige meft is gebruikt geworden. Want by aldien de grond nog zo wel gemeft is , met gewoone meft, zullen egter de erwten , of fchoon die al eenigen tyd voorfpoedig opgroeijen, nochtans voor dat die beginnen te rypen, bederven, doorgaans geheel fterven, eer nog de fchil gevormd is, en maar zeldzaam half volkomene erwten voortbrengen. Indien ooit de grond met kalk gemeft is geweeft, offchoon mooglyk duizend jaaren te voren , verheft die egter nimmer het vermoogen om een goede fchaar erwten voorttebrengen, zo hy op dien tyd behoorlyk geploegd en bebouwd wordt tot het voortbrengen van dezelven. De zoorten van gras, die op landen, welke nimmer met kalk gemeft zyn geweeft, van zelfs te voorfchyn komen, indien zy aan zich zelfs ovcrL 4 Se"  i68 VERHANDELING over den gelaaten worden, zyn het klein bies gras (agroftis capillaris) het gevederd gras Cftipa pennata*). Dan op plaatzen, daar vroeg of laat kalk is gebruikt, brengt de grond fchoon uitgeput, minder planten van deeze zoorten van gras voort, maar in derzelzer plaats , witte klaver (trifolium repens) het gras der weiden (poa) het halmgras {[feftuca) enz. in overvloed. De grond kan in beide deeze gevallen even ma. ger worden, dat is, even fchraalevruchten voort- b rongen ; maar de middelen om dien weder in ftaat te ftellen, zyn eenigzins onderfcheiden. In het eerfte geval is het bynaar altoos van nut het land braak te laaten leggen; in het laafte is dit dikwils vruchteloos, zomtyds zelfs fchaadelyk. In het eerfte is eene maatige mefting met gewoonen meft (26) van een merkelyker en langduuriger uitwerkzel, dan in het andere. In het eerfte geval (sm5) Door gewoonen of eigenleken meft moet men veritaan drek van heeften, die men hier re lande algemeen tot het meften gebruikt en meft wordt genoemd Vertam.er.  LEEVENDIGEN KALK. 169 val verbetert het gras in hoedaanigheid en vermeerdert eer door de jaren , dan dat het verergert of vermindert: in het laafte is dit alles omgekeerd. Ik zoude verfcheide andere waarnemingen kunnen opgeeven, ten einde te toonen dat gronden , die eens met kalk-ftoffe bezwangerd zyn , van dat oogcnblik af aan eigenfehappen verkrygen die zy te vooren niet bezaten , naderhand altoos bc houden en nimmer weder geheel en al tot zynen eerften ftaat te rug keeren. Maar ik heb genoeg gezegt, om dit te doen begrypen, toekomende waarneemingen zullen toonen, hoe juift het zelve gegrond is- §• 23. Offchoon kalk zulke kragtige uitwerkzels op den grond heeft, fchynt die nogthans nimmer zodaanig in dezelve te dringen, nog zig daar met tot zulk eenen trap te vereenigen dat die te-zaamencen eenflachtige masfa worden. De kalk blyft L 5 altoos  i7o VERHANDELING over den altoos in dc gedaante van losfe deeltjes, die groo; ter of kleiner zyn, naar maate die meer of min volkomen van een gefcheiden was, toen hy gefpreid wierdt, of aan Hukken gebroken door de opvolgende werktuiglyke bewerkingen, die men den grond heeft doen ondergaan. Hier van daan gebeurd het, dat, ingevalle 'er eenige klonten kalk-]hf toevallig droog op de oppervlakte leggen, dezelven natuurlyker wyze by het ploegen op den bodem van die geopende voor tuimelen, zo dra als de aarde op de aardeplank (mold-board) opgezet wordt, zo dat hy in de laagfte plaats valt , die door den ploeg gemaakt was, eer de voor genoegzaam gevuld is. Ingevolge van deeze omftandigheid, moet het gebeuren, dat in het beloop van eenige herhaalde omploegingen, 'er zich meerder kalk op den bodem van den grond by een vergadert dan in eenig ander gedeelte. En dewyl de ploeg zomtyds wat dieper gaat dan gewoonlyk, zal de kalk, die by deeze gelegenheid op den bodem van deezen  LEEVENDIGEN KALK. 171 zen voren is geraakt, lager leggen, dan de grond ge. woonlyk omgeploegd wordt, en dus onnut zyn voor het oogmerk van den landman. Men denkt doorgaans dat de kalk door deszelfs eigen zwaarte in den grond gezonken is, offchoon het zeker zy, dat de kalk ligter is dan eenige grond, en alleen daar by een kan vergaderd worden, op de wyze hier voor befchreeven. Om dit ongemak te keer te gaan, dient de landman in de eerfte plaats vooral te letten, dat zyn kalk wanneer die gefpreid wordt, verdeelt werde in zulke kleine deeltjes als eenigzints mooglyk is]; want indien deezen klein genoeg zyn, vereenigen zy zich zo naauw met de aarde , dat ze 'er niet gemaklyk van kunnen gefcheiden worden. Het is onder anderen om deeze reden altoos zeer aanteraaden, den kalk als droog meel te fpreiden, onmiddelyk na het lesfehen, voor dat die tyd heeft om tot kluiten zamen te loopen. Insgelyks is het van veel gewigt, den grond, sJs 'er kalk op gebragt is, met ondieper vorens om  172 VERHANDELING over den om te ploegen, dan gewoonlyk gefchicd, voor. naamlyk de eerfte reize , na dat de kalk over de oppervlakte gefpreid is , om dat by die omploeging, alle de kalk op de oppervlakte leggende, een grooter gedeelte van dien in den bodem van de laaftgemaakte voren gewend wordt , dan by eene volgende omploeging, en dierhalven zal 'er meer van onder de gewoone hoogte van den grond begraaven worden, dan op een' anderen tyd, indien de voren zeer diep is. Deeze omftandigkeid wordt inzonderheid noodzaaklyk by het omploegen van grasgronden, die nieuwlings gekalkt zyn, om dat in zodaanig geval de kalk minder met de gedeeltens van den grond kan vermengd worden, dan in eenig ander. Het is insgelyks zeer noodzaaklyk, om vervolgens altoos op zyne hoede te zyn om het land op geene ongelyke dieptens omteploegen. Tot hier toe beb ik enkel van kalk tot het Ier me/ten van landen gefprooken, dan het zal blyken dat de meefte van deeze waarneemingen even eens toe-  LEEVENDIGEN KALK. 173 toepasfelyk zyn op andere kalk-ftoffcn; en op dat de waardy van deezen, en het daadelyk verfchil tusfchen dezelven, vergeleeken in 't byzoir der met kalk, zo wel als de een met de andere, ten volle gekend werde , zal het noodzaakelyk zyn, lederen rang van deeze zelfftandigheden in't byzonder in overweeging te neemen, en derzelver byzondere onderfcheidende hoedaanigheden op het naauwkcurigftc aan te toonen. §. 24. VAN HET KRYT. Genoegzaam alle de fchryvers over den landbouw die my immer zyn voorgekomen , hebben de verfcheide rangen der kalkachtige zelfftandigheden als onderfcheide zoorten van meft befchouwd, en bezittende by veele gelegenheeden zeer van malkanderen onderfcheidene eigenfehappen. Hier van daan komt het ook, dat zomtyds eene van deeze aan welke de gunft van den fchryver is te beurt gevallen, en zomtyds eene andere ten  174 VERHANDELING over oen ten hoogften wordt aangepreezen, terwyl de overigen als onnut veragt, of afgewezen worden als verderflyk zynde. In gevolge hier van zegt een hedendaagfch fchryver, (27) aan wien het kryt by uitltek behaagt : „ Ik ftel als een zekeren en onveranderlyken „ grondregel, dat kluiten kryt verfch uit .den kuil gehaald, aangelegd en behandeld als te vooren „ is aangewezen, ter bekwaamer tyd alle zoorten „ van aarde, daar die opgelegd zyn, zullen vet „ maaken, en dat kalk integendeel, aangelegd, op „ welken tyd het ook zy, en behandeld op welke „ wyze men ook mag goedvinden, naar het eer„ fte en twede jaar, den grond daar die mede „ vermengd is, mager zal maaken. " Het zoude niet bezwaarlyk vallen meer andere fchryvers aantehaalen, die op denzelven beflisfenden toon het gebruik van het kryt verwerpen , ter- (27) De fchjyver van den volmaakten Engclfcb.cn landman (tó? complete EnglifchJannet).  LEEVENDIGEN KALK. 175 terwyl zy buiten maate over de voordeelige eigenfehappen van den kalk uitweiden, en wederom air deren, die mergel van onderfcheide zoorten , of andere zoorten van kalk-aarde verkiezen, als de voortreffelykilen om mede te me/ten, terwyl zy alle anderen met drift en buiten de paaien van eene gematigde oordeelkunde verwerpen. De waarheid echter is , dat, of fchoon deeze fchryvers te recht hunne eigen beguniligde iloffen om te me/ten mogen aanpryzen, welker voordeelige uitwerkingen, zy dikwils kunnen ondervonden hebben , hunne uitfpraaken omtrent de overigen nochtans alleen moeten befchouwd worden , als een bewys, dat de waare eigenfehappen van de lloffen die zy vcroordeelen, hun onbekend zyn, en teffens van die laatdunkende zwakheid welke altoos de onkunde verzelt, dewyl zy de overige gemeenlyk afkeuren alleen uit een ontydig vooroordeel of door onvolkomene proefneemingen, die niet gelukt zyn. Niets kan een llerker bewys uitleeveren , dat den  176 VERHANDELING over den den öovengemelden fchryver het waare onderfcheid tusfchen kryt en kalk beiden in de theorie en praktyk geheel en al onbekend was, dan het volflrekt onderfcheid , dat hy tusfchen deeze twee zelfftandigheden in het ftuk van meft en maakt (28). §• 25. In het voorige gedeelte van deeze proeve, heb • ben wy bewezen dat kalk in gcene zyner eigenfehappen van kryt verfchilt, dan alleen dat hy van zyne vafte lucht beroofd is, het welk 'er als mejl geen uitwerking op kan hebben, dewyl het zyne vafte lucht wederom inflorpt, voor cn al eer het weinige dagen op den grond is gebruikt. Na dit tydftip derhalven, is al het geen eigenlyk kalk was nu kryt, en moet in alle opzichten dezelve uitwerkingen op den grond hebben als dezelve hoeveelheid kryt, even eens daar over gefpreid, zoude hebben gehadt. Het (28) De Lezer dient onderricht te zyn, dat de kalk dien hy veroordeelt, kalk is van het zelve jkryi gemaakt, dat zyne goedkeuring zo zeer wegdraagt.  LEEVENDIG EN KALK. i?? Het is nochtans gemaklyk voor de zodaanigen die de handelwyze van deezen Heer volgen, reden te geeven van zyne eenzydigheid voor het kryt. De hoeveelheid van kryt, die hy aanbeveelt, h vyf en twintig vrachten op een halve morgen, het welk naar myne onderftelling omtrent twaalf hondert fehepels zal uitmaaken. (29) H? raadt flechtstien of vyftien fehepels kalk aan.Ts het dan wel te verwonderen, dat de uitwerkzels van deeze twee bereidingen, zo zeer verfchülende waren? Hy bereidde een ftuk klay-land met zeftig fehepels kalk, het welk voortbragt. x Tarw 16 Schepels. 2 Haver 4 Quarters. 3 Garft 5 Schepels. 4 Klaver Nietswaardig. Hier uit befluit hy dat de kalk zyn land hadt bedorven*. Nu (28") Door vracht verftaa ik een wagen - vracht, welke naar myne gisting tusfchen de vyf en zes ■quarters bevat. (tien quarters maaken omtrent een lajl). M  173 VERHANDELING over de» Nu ftond die grond te vooren voor buiten gemeen fchraal bekend ; dus is het zeer twyffelagtig of in plaats van zeftig wel zes hondert fehepels voldoende genoeg zouden zyn, geweeft, om dien goede fchaaren te doen voortbrengen, onder eene behandeling die in andere opzigten zodaanig verregaande verkeerd was. Dan om van deeze verwaten Hellingen afteftappen, ga ik verder voort. §. 26. Kryt, zo als meermaalen in het beloop van deeze proeve is gezegd, beftaat uit eene zuiv're kalk - aarde , die zeer fpoedig is te zamengeftolt. Zomtyds is dezelve vermengd met een klein gedeelte klayachtige floffe , in welken toeftand hetden aart van de mergel naar by komt. In beide deeze toeftanden wordt het tot meft gebruikt, op zodaanige plaatfen, daar men hetzelve in overvloed vindt. Kryt verfchilt in geene hoedaanigheid waar in den landman eenigzints belang vindt, van kalk; be-  LEEVENDIGENKALK. 179 behalven dat kalk als een fyn poeder egaalder over den grond kan gefpreid , en naauvver daar mede vermengd worden dan kryt; waar uit volgt, dat men veel minder kalk noodig is, om den grond met vrucht toe tc bereiden, dan met mooglykheid met kryt kan gefchieden. Ten einde derhalven te maaken , dat kryt de grootft mooglykfte uitwerking van vrugtbaar. beid in den grond voortbrenge , is het noodig, het zelve zo fyn te maaken, als eenigzins doen3yk is, zo dat het voor zodaanige landluiden die gelegenheid hebben om deeze zelfftandigheid te igebruiken, een onderwerp van groot belang is, ■om natefpooren, welke de gemaklykfte en minft koftbaarfte wyze is, om dezelve zo fpoedig moog. lyk na dat die over den grond gefpreid is, tot zeer kleine deelen te brengen. Kryt is zulk eene yle (porous) zelfftandigheid, dat het in zyne oorfpronklyke bedding of bewaarplaats , na lang aanhoudende regens , bevonden wordt een groot deel vocht te hebben ingeM 2 dron-  iSo VERHANDELING over den dronken, waar door het zagt op het gevoel wordt. Maar indien kryt uit den kuil gegraaven zynde, langzaam en volkomen door de hitte van een' zomerfchen zonnenfchyn gedroogd is , zo worden deszelfs poriën eenigzins te zamengetrokken , en als dan duldt het by naar niet dat 'er verfch water by gedaan werde, want het wordt in zodaanig geval veel harder, dan doe het eerft^uit de groeve gehaald was. En integendeel, indien het s' winters by nat weder uit den kuil gehaald wordt, en aan de regens blootgeftcld, welke doorgaans in dat jaargetyde vallen, zo heeft het nimmer tyd om te droogen; derzelver poriën blyven met water vervuld , en wanneer het begint te vriezen, doet dat water, door den vorfl: grootelyks uitgezet zynde, de klompen kryt met geweld van een berften , en veroorzaakt dat het zelve van malkanderen kruimelt tot eene zoort van een flymig poeder. En dew}d de ftukken, welke in hun geheel blyven liggen, voortgaan met  LEEVENDIGEN KALK. 181 met hoe langs hoe meerder water op te florpen, indien het aan 't regenen blyft, zo brengt ook natuurlyk een volgende vorlf. eene nieuwe ontbinding tewege, zo dat door beurtelingfche regen en vorft, het alles door den tyd geheel van een gefcheiden , wordt, en zig als dan vry effen over den grond laat fpreiden en daar mede vermengen. Het is om deeze reden altoos nuttig, het kryt in het begin van den winter uittegraaven en het zelve ten eerflen over het veld te verfpreiden zo goed als doenlyk is, ten einde het zelve aan de wisfelvalligheden van het winter weder bloot te Hellen, eer het tyd heeft gehadt om hardt tc worden , na dat het uit den kuil is genoomen. §. 27. Dewyl het kryt altoos wanneer nog nat is naar het veld dient te worden gebragt, worden die gcenen, welke verafgelegen zyn van de plaats daar het zelve wordt gevonden, grootelyks verhindert, M 3 om  iS2 VERHANDELING over den ©ra door deezen r,rft bevoordeelt te worden, dewyl bet vervoeren van het zelve in deeze orn. Handigheden, moeüyk en korthaar zoude zyn» Orn dit ongemak te verhelpen, is het zeer oe- cohomfch het zelve eerft tot kalk te brengen ,, voor en al eer het te huis te brengen» Want op deeze Wyze is het gewigt daarvan niet alleen veel vermindert door het uitwaasfemen van al het vocht uit het kryt, maar het kan insgelyks in den zomer te huis gehaald worden, wanneer het weder cn de wegen het brulkbaarfte zyn, en daar by zal het ook in een veel minder hoeveelheid, dan wanneerhet kryt was, eene evengelykc uitwerking voortbrengen. De zodaanigen derhalven, die geene anderen kalkachtige meft binnen hun bereik hebben, dan kryt, behooren het zelve , wanneer het merkelyk ver afgelegen is, in den ftaat van kalk te vervoeren. Maar die geenen, welke naby den kuil woonen, zullen voordeliger vinden, het zelve als kryt tc gebruiken.  LEEVENDIGEN KALK: 183' §. 28. In de zuidelyke gedeeltens van Engeland is het kryt zodaanig overvloedig , dat de fchepen het zomtyds als ballafr. naar het noorden voeren, by welke gelegenheid den landman het voor een maatigen prys kan koopen. Dan offchoon het mooglyk by naar evenveel kalk -ftof bevat als dezelfde hoop van eene zuiv're zoort van kalk, zoude het nochtans geen goed overleg voor de zodaanigen zyn, die het tot denzelfden prys als kalk kogt, dewyl hy ten minffcen drie of viermaal meer kryt dan kalk op zyn' grond noodig heeft, eer het eene gelyke uitwerking voortbrengt. Want dewyl het onmooglyk is, dit hard droog kryt klein genoeg te maaken, moet het in eene groote hoeveelheid gebruikt worden, eer het eenige zigtbaare uitwerking kan doen; en offchoon de uitwerking van deezen meft duurzaam zy, is het nochtans nimmer op verre na niet by kalk te vergelyken wanneer oVyan beiden evenveel gebruikt wordt» M 4 Eene  t§4 VERHANDELING over den Eene andere kalk-Jlof van eene groote nuttig, heid als meft gebruikt, is de mergel, waar van wynu de onderfcheidene eigenfehappen zullen befchouwen en ter toetze brengen. §. ao. „VAN DEN MERGEL. Daar zyn weinige zelfftandigheden die zig onder meer verfchülende uitwendige gedaantens. vertoonen, dan mergel. Hierom is het gebruikelyk by de ïchryvers over den akkerbouw, de menigvuldige verfcheldenheden van deezen algemeenen rang van ligchaamen , als zo veele onderfcheidene zoorten van meft op te tellen. Dan dewyl aüe de onderfchcidene zoorten van mergel, die tot hier toe ontdekt zyn, onder twee algemeene rangen kunnen gebragt worden, te weetcn aard-mergel, die altoos in delf baare beddingen onder de aarde gevonden wordt, en fchulp -mergel, welke altoos baarblykelyke kenmerken van derzclver dierlyken oorfprong behoudt, zal ik 'ieder derzclver afzonder-  LEE VEN Dl GEN KALK. 1&5 derlyk befchouwen, als twee onderfcheidene zelfftandigheden. §• 3°- VAN DEN AARD OF DELF MERGEL. De verfcheidenheden in deeze rang van ligchaamen voorkoomende, worden door naamen onderfcheiden die betrekking hebben tot derzclver uitwendige gedaante, ten tyde dat dezelve uit hunne geboorte-bedden gegraaven zyn. . Wanneer zy een zagt en gelykvormig wecfzel hebben, worden zy Uay-mergels genoemd; zyn zy fterk en hard, geeft men hun de naam van fteen-mer gels; en zyn deezen als met dunne bladeren aan een gehegt, worden zy fchaal - wr0S of ley - mergels genoemd, en zo verder. Maar welke vertooning zy verfch uitgegraaven zynde ook mogen hebben, of onder welken naam zy ook bekend zyn, komen zy egter allen hier in over een, dat zy eenen genocgzamen tyd .aan M 5 de  iS6 VERHANDELING over den de werking van de lucht moeten bloot gefteld, en tot kleine ftukjes van malkanderen moeten vallen, om de aarde, op welke zy naar den eifch' gebezigd zyn, vruchtbaar te maaken. De fchrandere Dr. Ainslie heeft door eene reeks van naauwkeurige proefneemingen , getoond , die te vinden zyn in het %de deel van de Na. tuur en Letterkundige Proeven, (30) dat alle de verfcheidene zoorten van deezen rang van ligcdiaamen, uit een aanmerkelyk gedeelte May met kalkJïoffe verëenigd, beftaan; daar nochtans kalk-fteen, zo hy niet uit enkele kalk-ftoffe is zamengefteid, gemeenlyk met zand in verfcheide evenredigheden vermengd is. De kalk-ftoffe die zig in den mergel bevindt, verfchilt in gtenerleye opzigt van die in den kalkfteen wordt gevonden, en derzclver evenredigheid is in veele gevallen dezelve in mergel als in kalkfteen , zo dat het onderfcheid tusfchen de vertooning en de eigenfehappen van deeze twee zelfftandig- he- ( 30) Phyfical and Lilterary Esfays.  LEEVENDI GEN KALK. 187 heden alleen beftaat, in de natuur van de ongelykflagtigeligchaaraen met de kalk-ftofe vermengd. Wanneer mergel aan de lucht wordt blootgeftelt, trekt de klay, waar uit die gedeeltlyk beftaat, het vocht dat uit de lucht valt, aan; zwelt dan op, wordt zagt en valt trapswyze , zynen zamenhang verliezende, tot kruimels van malkanderen. Indien kalk-fteen aan de lucht wordt blootgeftelt, wordt het zand waarmede het vermengd is , in het minft niet door de vochtigheid aangedaan, en het behoudt derzclver oorfpronkelyke gedaante en uitgebreidheid, geduurende eenen langen tyd. Indien zand met den klay, waar uit de mergel beftaat , vermengd is, vertoont het zich als fteen, en is harder of zagter, naar maate van de hoeveelheid van zand of andere omftandigheden. Maar indien het uit klay alleen beftaat , wordt het trapswyze zagter gemaakt door het daar op werkende water i en hier aan alleen moet men het toefchryven, dat fteen-mergels met den tyd in ftukken vallen, fchoon die nimmer aan de lucht worden bloot gefield. Dan  388 VERHANDELING OVER DEN Dan indien men den mergel in een maatig vuur brand, wordt de klay waar uit dezelve gedeeltelyk beftaat, hard , en is niet langer in ftaat om water opteflorpcn, noch in het minft daar voor vatbaar; dan mergel, die niet van een zeer zuiv're zoort is, of van de zodaanige, die allen uit een zeer klein gedeelte klay met zand gemengd beftaat, zal fterker worden na het branden dan die te vooren was, en in deezen ftaat veel ongemak'lyker tot poeder gebracht worden , het welk het te> genovergeftelde is van het geen men in den kalkfteen ziet gebeuren. Mergel is derhalven in ftaat om tot het meften gebruikt te worde n, zonder eenige andere bereiding , dan dien uit den kuil te graaven en over den grond te fpreiden, daar kalk-fteen altoos tot poeder moet gemaakt worden, hèt zy door bran* den of op eene andere wyze, eer die tot dat einde van eenig .gebruik is. Maar dewyl kalk-fteen in eens door de calcinatie tot veel kleiner deeltjes kan worden gebragt, dan immer  LEEVENDIGEN KALK. 189 immer de mergel in 't begin is, zo kan een veel kleiner gedeelte kalk over een halven morgen cgaal worden gefpreid dan mergel, en derhalven zal die in gelyke hoeveelheid een veel gevoeliger uitwerkging te wege brengen. §• 31- De oordeelkundige Leezer, die op deeze omftan: digheden acht Haat, zal gemaklyk de reden van al het onderfcheid der aangenoomenc bewerking met opzigt tot het gebruik van kalk en mergel begrypen, en in ftaat wezen, om zonder eenigzins belemmert te zyn, te oordeclen» in welke gevallen het voordeeligfte voor hem is, de een of andere van deeze zelfftandigheden als meft te gebruiken, wanneer hy die beide even gemaklyk kan bekomen. Hy kan de evenredigheid van de kalk-ftoffe in den mergel bepaalen, door dezelve handelwyze, bereids tot het beproeven van den kalk-fteenbladzydo 127 voorgefchreeven , en dus in alle gevallen de innerlyke waarde van kalk en mergel tegens malkan  iqo VERHANDELING over den kanderen vergelyken. Want deeze is altoos gelegen in de evenredigheid van de kalk-ftoffe, dieze beiden bevatten. Hy zal ook gemak'lyk begrypen, dat des niet tegenftaande, even veel kalk-ftoffe'm den ftaat van kalk, veel kragtiger uitwerking zal doen, dan wanneer die in den ftaat van mergel is ; want dewyl die in veel kleiner deeltjes van een gefcheiden is, kan die ook veel egaalder over den grond gefpreid en naauwer daar mede verëenigd worden. -•Hier van daan komt het, dat in het algemeen meer mergel tot het bereiden van eenen grond gebruikt wordt, dan kalk. Men gebruikt doorgaans van een tot twee hondert karren mergel, dat is van drie tot zes duizend fehepels, op eenen halven morgen; daar in tegendeel van dertig tot drie hondert fehepels kalk, in 't gemeen gebruikt worden om een halve morgen gronds te bereiden. Deeze evenredigheid in agt genoomen, is het na_ tuurlyk te denken, dat men.de uitwerkingen van de mergel langer by aanhoudenheid zal ontwaar worden j  LEEVENDI GEN KALK. 191 den, dan die van den kalk. Want dewyl de mergel langzaamerhand ieder jaar in kleiner ftukjes wordt gebrooken, zo wordt die telkens met den grond ge. mengd en moet noodwendig eene uitwerking te weeg brengen , bynaar gelyk aan die men kan verwagten van eene jaarlykfche toebereiding met kalk. Insgelyks moet men verwagten, dat eene volle toebereiding van mergel in de bovengenoemde evenredigheid , eene zaakelykere verbetering zal te weeg brengen op losfe fponfieachtige gronden, dan eene gewoone toebereiding van kalk, dewyl, onaangezien de kalk-Jlof de groote menigte klay op deeze wyze gebruikt, eenige verandering omtrent de eigenfehap van den grond kan te weeg brengen. Deeze verandering zal nochtans verfchillende zyn, overeenftomftig de natuur van de vreemde ftoffe, die den mergel bevat. Maar dewyl alle mergels, klay bevatten, is het natuurlyk te denken, dat klaylanden hier uit in 't geheel geen voordeel zullen trekken, dewyl de. kalk-  192 VERHANDELING over dek kalk-ftof die zig in de mergel bevind aan deezen alleen nut aanbrengt. Hierom trekken ligte landen meer voordeel uit deezen meft dan klaylanden, het geen tot het volgende gemeen rymtje aanleiding heeft gegeeven. Breng mergel op zand , Zo koopt gy haaft land; Maar mergel op klay Daar wint men niets by. De waarheid nochtans is, dat klay zo veel voordeel trekt uit de kalk-ftoffe in mergel bevat als zand; zo dat ryke mergel, bynaar even voordeelig is in beide gevallen. Maar zommige zoorten van klay zyn zo vry van alle vermenging met zand, dat zy zich als mergel vertoonen en zo genoemd worden , offchoon zy byna in 't geheel geene kalk-ftof in zich bevatten. Deezen kunnen mooglyk by zommige gelegenheden met nut op fchraale gronden gebruikt worden, en de koften goedmaaken, zo ze naby gevonden worden , maar kunnen bynaar nooit  LEEVENDIGEN KALK. 193 nooit van gebruik zyn op klaygronden. Aan een magere zoort van merge/. van deezen aart, is waarfchynlyk het boven aangehaalde fpreekwoord zynen oorfprong fchuldig. Ik zal niet onderwinden, ftelregels voor te ichryven, om te bepaalen, wanneer aan de eene of andere van deeze twee zelfftandigheden, Mik of mergel, den voorrang in het meften behoort gegeeven te worden , dewyl eene gunftige bèflisfitig voor •den een of den ander, grootendecls moet afhangen van de gelegenheid van de plaats, alwaar die beiden te bekomen zyn, van de zuiverheid van beiden met betrekking tot eikanderen, van den prys voor welken menze kan koopen, cn van de koftcn van de vracht; . ieder een in 't byzondcr kan voor zich zeiven alle deeze omftandigheden 't beft bepaalen. Maar men fta my toe op te merken, dat het een groot gebrek van kennis ten aanzien van de waarc  194 VERHANDELING over oen eigenfehappen van deeze twee zelfftandigheden aantoont, wanneer iemand een van deezen verkiert en den ander in alle gevallen als ondeugent afkeurt. Het is immers enkel eene zaak van berekening, wanneer den een, of wanneer den ander, voor eene byzondere perfoon het meeft. tc achten is. Indien mergel tamelyk rykis, en met kleine koftcn te bekomen naarby het veld, in de evenredigheid zo als die gemeenlyk gebruikt wordt, zal het in het algemeen voordeeliger voor den bezitter zyn , die een vooruitzigt heeft van zyne hoeve een langen tyd te zullen blyven behou» den, dat hy mergel voor den kalk ftelle tot zyn gebruik. Maar wanneer die van verre moet gehaalt worden, zal in alle gevallen, de kalk beter koop om die reden te verkiezen zyn boven mergel. Indien mergel een groot gedeelte klay in zig bevat, zal het zomtyds der onkoften waardig zyn die op een ligter grond te brengen, ja zelf dan, wanneer kalk evengoed koop is. Doch wanneer dezelve  LEEVENDIGEN KALK. 195 ve hoeveelheid kalk-ftof, als kalk , voor denzelden prys te bekoomen is, zal die een veel voor. deeliger meft voor klaylanden zyn , dan mergel Onzuiv're mergel, is inderdaad zelden de onkoften waardig, dat men die op klaygronden brenge. Veele Leezers zullen misfchien niet tc vreden zyn op't leezen van dit kort verflag, over den aart van den mergel in haare werkingen als meft. Want dewyl zy gewoon zyn geweeft, deezen meft te befchouwen, als bezittende eenige zeer byzondere eigenfehappen , aan denzelven alleen eigen ; en te denken, dat die van kalk in wezentlyke opzigten verfchilt, en uitwerkingen op den grond zal voortbrengen, in geenen deele gelyk aan die, welken de kalk in eenig geval voorbrengt; zo zullen zy zegge ik, eene zoort van ontevredenheid gevoelen, wanneer zy verpligt worden, deeze op hunnen lyft van onderfcheide en byzond're meftingen, door te fchrappen. Dan het is de pligt van dc waare wysbegeerte, dien geeft van ligtgeloovigheid aan geheimen, uitte roeijen, dewyl N % die  iotf VERHANDELING over den die zo bekwaam is om de begaafdheid van te redeneeren in flaap te wiegen, en te maaken, dat de geeft zich eer te vreden houdt met de befchouwing van denkbeeldige harfenfehimmen, door de verbeelding gevormd, dan zig met nuttige onderwerpen te bezigen. §• 33- VAN DEN SCHULP MERGEL. Schulp-mergel wordt altoos in Jaage plaatzcn gevonden , die of met water bedekt of wel daar mede bedekt geweeft zyn. Het is een witachtig poeder , dat zig door de trapswyze ontbinding van fchulpcn, geduurendc den loop van veele eeuwen gevormt heeft. Het is derhalven eene zuivere kalk - ftof, zonder eenige andere vermenging, dan den modderflyk of andere zetzels , die door het water zyn gezonken tot op den bodem van den poel alwaar deeze mergel gevormd is. Dewyl het zetzel het welk zig met de fchulpen ver-  LEE VEN Dl GEN KALK. 19: vermengd heeft, van zeer onderfcheidene ftoffen kanbeftaan, alsmede in zeer verfchülende evenredigheid zyn, zo is deeze zoort xzhnergel gelyk alle anderen, meer of min zuiver, en dienvolgens van eene meerdere of mindere waarde voor den landman, Derzclver zuiverheid kan bepaald worden , door de manier van proefneeming op bladz. Ï4Q voorgefchreeven, en ingevolge daarvan, derzci. ver waardy met naauwkeurigheid kunnen worden opgemaakt. Dit zoort van mergel is doorgaans een ligte poreufe of fponsachtigc ze'fftandigheid , zeer los zamenhangendé , en bevat meer kalk-ftof in zich naar maate van derzclver gewigt, dan de gemcene zoorten van kalk,; cn dewyl dezelve zich even goed laat uitfpreiden als kalk , kan men die in 't gemeen met even zo veel voordeel als kalk vervoeren, Dan dewyl dit mergel fponsaehtiger dan kalk is, zal mooglyk eene kleinere hoeveelheid de maat vullen; om welke reden, de vooniaamfte koften N 3 van  198 VERHANDELING over dem van dezelve hoeveelheid van mergel, een weinig beneden die van kalk zal behooren bepaalt te zyn, zullen die even voordeelig voor den landman bevonden worden. Schulp-mergel kan nochtans met even veel voordeel zo ver niet vervoerd worden als de befte zoort van kluit-kalk , dewyl de laatfte in dien ftaat een groot deel' van deszelfs vocht en lucht ontbeert, enz., het geen grootclyks derzclver gewigt vermindert. Dan niet tegenftaande dit, is dezelve egter een grooten fchat voor die gcenen, welke ze kunnen ontdekken , en zy is bynaar in alle gevallen van de., zelve waardy als kalk; ook brengt zy dezelve uitwerkingen in den grond voort, laat zich even gemak'lyk uitfpreiden , en is doorgaans tot veel minder koften op de begeerde plaats te krygen. Daar tc boven, wanneer de brandftoffen fchaars en duur zyn, is zy van veel meer waardye dan de befte. kalk-Jleen , en behoort diensvolgens byalle bezitters van gronden op prys gehouden te worden ;  LEEVENDIGEN KALK. 199 den; ook behoort niemand in zulk een geval nalaatig tc zyn, alle zodaanige plaatfen naarftiglyk te doorzoeken, daar men met de minfte waarfchynlykheid maar kan vermoeden, dat zodaanigen mergel voor handen is. §• 34. VAN HET SCHULP ZAND. Op veele plaatzen aan het zeeftrand worden groote beddingen van fchulpen gevonden, die in zulke kleine ftukjes gebroken zyn, dat die zich even als zand vertoonen. Dit is een ryke meft van groote waarde, en zeer hoog te fchatten voor de zodaanigen, die dezelve in hun bereik hebben ; maar het wordt te dikwerf verwaarloosd en niet in acht genoomen , dewyl dit zand in veele gevallen fiechts naar gewoon zand gelykt. Dan dit kan men ras ontdekken, door een weinig fterk water of eenig ander zuur van delfftoffen (31) op het zand te gieten, dat men wil onder (31) Veclen gebruiken tot deeze proefneemingazyn, in plaats N 4 van  20o VERIIANDELIN 3 ova'a &tH onderzoeken. Zo 'er fcHulpen in zyn, zal 'er eöi ne opbruisfching ontflaan; en om te weeten hoe veel kalk-ftof 'er in eene'zoort van «rarf is, zulks kan bepaald worden, door dezelve handel wyze waar toe bereids dikwerf is geweczen na bh 140. Nimmer moet ook deeze proefneeming achterwege worden gelaaten , voor en aleer te!, zand r->t mefi tc gebruiken; dewyl een klein gedeelte fohnh pen eene geweldige opbruisfching te weeg brengt, zo dat de trap van opbruisfching geen bewys is van deszelfs zuiverheid , en dewyl het gedeelte fchulpen in alle mooglyke trappen verfch.ilt. Indien de fclmlpen in zeer kleine ftukken worden ge. brooken, en indien het gedeelte zand nietaanmer- kelyk van een zuur van delfftofïcn; dan dit dient nimmer te gcfètrfc den, dewyl het dikwerf gebeurt, dat 0231/1 geene zigtbaare cpbruisfehing met kalkachtige zelfftandigheden maakt. Ik zoude derhalven die op het land woont, raaden, altoos een fles fterkwater of zuur van gemeen zout by de hand te hebben, oen proeven op kalkachtige zelfftandigheden te deen. Pé^oiïKcftcn komen niet in aanmerking, en ik ben verzekerd, dat by g-brek van dit alleen, vcelen gemitt hebben ontdekkingen van kalkftoffen te doen, die van groot aanbelang voor hen'en hunne nakomelingen konden geweeft zyn.  LEEVENDIGEN KiALK. 201 kelyk is, is bet van bynaar zo veel waardye als k:ük zelve, en kan met voordeel van veraf vervoerd worden. Dan indien bet gedeelte zand zeer groot is, zullen de onkoften tot het gebruik daar van grooter zyn, dewyl de hoeveelheid als dan merklyk moet vermeerderd worden. Maar dewyl het grootendeels voor geringe kosten te bekomen is, kunnen deezen die het bezitten , het zelve doorgaans in groote menigte gebruiken , in welk geval het verwonderlykc uitwer kingen zal te weeg brengen , inzonderheid op zwaar klayland. Eene veel minder hoeveelheid kalk-fteffc van deezen aart, zal eene zigtbaardere uitwerking van vrugtbaarhcid te weeg brengen, dan in eene diergelyke hoeveelheid dien van eenige zoort van aardachtige mergel, dewyl het zich veel gelyker over den grond laat fpreiden, en 'er zich naamver mede vermengt. Zy derhalven die aan de zeekant woonen , behooren met vlyt daar na te zoeken cn zullen doorgaans eenen onwaardeerbaaren N eden, die wy ontmoeten, worden geheel en al te Weeg pcbragt door een onderfcheid in den aart der vreemde ligchaamen met welken de kalk-ftof verëenigd is, of door een verfchil in de gedaante, waar in zy zich op dien tyd vertoont. Kalk-ftoffen als een meft befchouwd, kunnen deeze vreemde ftoffen min of meer aan dezelve voordcelig zyn, naar maate van de byzondere omftandigheden ten aanzien van de grond enz. In alle de uitgedolven kalkachtige zamenft ollin gen, fchynen klay  LEEVENDI GEN KALK. 209 'klay of zand alleen dc vreemde ftoffen te zyn> die ïn aanmerking dienen genomen te worden; geen van beiden kunnen ze als meft immer veel nut voortbrengen, of fchoon ze meer of min gefchikt zyn voor onderfcheide gronden. In zodaanige kalkachtige zelfftandigheden, welke tot het ryk der dieren behooren, zyn zomtyds de vleezige deelen der dieren met de kalkachtige vermengd , het welk derzelver uitwerking als meft grootlyks zal bevorderen * op welken grond het ook zy. Dit fchynt nochtans het geval niet te zyn met fchulp - mergel of fyn fchulp-zand, dewyl in beide deeze gevallen, de dieren, Welke voorheen deeze fchulpen bewoonden, reeds zo lang dood zyn geweeft., dat geen deel van de vleezige zelfHandigheden kan overgebleven zyn; dan de verfche fchulpen, die men uit visfchèrs plaatzen bekoomt, werken in den beginne veel krachtiger als een dierlyke-meft, dan als kalk-ftof. Het is niet onmooglyk, dat de menfehen meü den tyd het een of ander uit zullen vinden, om O deezen  aio VERHANDELING over den doezen dierlyken kalkachtige» meft in grooteren overvloed en volkomenthcid te bekoomen , dan die tot nog toe te verkrygen , is geweeft. Daar is een kleine zoort van Alikruiken, welke ook in het zoete water wordt gevonden (JVaterwillC) (33), die zo fchielyk vermeerderen, da'ze in eenen verwonderlyken korten tyd eene merkelyke ruimte met volkomen Alikruiken vullen, indien dezelven op eene plaats ten dien einde gefchikt, gehouden worden , en het nodige water aan dezelve» wordt gegeeven. Zo 'er ten dien einde putten \yierden gemaakt cn behoor lyk met deeze dieren voorzien , en men dezelve daar liet vermeerderen tot dat 'er eene bedding van eene merkelyke dikte op een was gehoopt, zoude men ze 'er dan niet uit neemen en in menigte tot het meften gebruiken kunnen. Deezen onder eenen fteen gc- (33) Waarfchyn'/kbedoeltde Schryver, den gemcenen Kinkhoorn, by de Zeeuwen Wulk genoemd, wiens Kyerneft volgens de befchryving van het zelve in de Uitgezochte Verhandelingen, ideel bl. 461, ten minften 120000 Jongen zoude uitleveren. ViRTAALSR.  LEEVENDIGENKALK. in gelyk aan het rad van eenen runmolen, gekneusd, om dc fchulpen tot kleine brokken te maken, zouden voorzeker zulke een ryken en krachtigen in ft uitleveren , als met mooglykheid kan uitgedacht worden. Ook zoude het niet bezwaarlyk vallen de putten op eene zodaanige wyze toetcftellen, dat die een' aanhoudenden jaarlykfehen voorraad opleverden» Het is zeer waarfchynlyk, dat alle deeze beddin» gen van Schulp - mergel, die wy thans aantreffen * door eene werking der natuur oorfpronkclyk gevormd zyn. Men vindt in 't gemeen, dat deeze zoorten van mergel beftaan uit de fchulpen Van op. genoemde zoort van kleine Alikruiken, meer of min aan ftukken gebrooken. De dieren die deeze fchulpen bewoonden, zyn voorheen gevoed door liet water, in die holle plaatzen ftaande, alwaar dit zoort van mergel altoos gevonden wordt, cn Zyn waarfchynlyk geheel vernietigd door eene toevallige droogte , die dezelven van het water, tot haar beftaan nodig, beroofden, of door eene an. O a derc  2i2 VERHANDELING over den dcre ongelukkige omftandigheid, welke optegëeven voor ons thans onmooglyk is; en de overblyvende fchulpen zyn van tyd tot tyd in gruis gevallen , zo als wy die nu vinden. §• 39. Dezelfde hoeveelheid kalk-ftof zal in alle gevallen even krachtig werken op gronden van eene geJyke hoedanigheid cn in eenen gelyken Haat. Maar deeze uitwerkingen kunnen verhaalt of vertraagd worden,- ook gelykformigcr zyn, naar maate de kalhfiof meer of min volkomen verdeeld is, toen ze eerft op den grond wierdt gebruikt. Zo dc kalk -ftof in zeer kleine deeltjes verdeeld is, zo dat ze egaal kan gefpreid worden over eene groote oppervlakte, zal ccn klein gedeelte een veel zichtbaarder uitwerking hebben, dan indien dezelve hoeveelheid kalk-ftof als grote klompen gebruikt was, die in zodanig geval, alleen op weinig deeltjes van den grond zouden hebben kunnen werken. Dierhalven kunnen kalk, fyn fchulp-zand oïfchulp- tner-  L E E]V ENDIGEN KALK. 213 mergel, zo ze even zuiver zyn, met voordeel gebruikt worden, in veel kleinere hoeveelheid, dan andere zoorten van kalkachtigen meft. Hier uit, volgt dan, dat, indien evenveel kalk* ftof wordt gebruikt om te metten, die, welke zich het klcinlte laat verdeden de grootfte uitwerking in het begin zal voortbrengen, dewyl de onderfcheiden deeltjes vryheid hebben, om op een grooter getal deeltjes van den grond tc gelyk -te w ;rken, dan wanneer ze min volkomen verdeeld was. Maar indien eene genoegzame hoeveelheid kalk-juf gebruikt is in redelyke groote Hukken, zo dat ze den grond taamlyk effen bedekte, en zo deeze klompen zich al langs hoe meer na verloop van tyd in dien grond ontbinden, zal men de uitwerking van deeze toebereiding veel langer gewaar worden , dan van eene toebereiding van kalkftoffe als een fyn poeder, het geen in het cerft eene uitwerking aan deeze gelyk zal voortbrengen. Mooglyk zal in dit geval het vermogen van ieder deeltje van dc kalkftoffe met den tyd eene volkomen uitwerking op O 3 den  2i4 VERHANDELING over den den grond voortbrengen , en denzelven van zo veel nut zyn , als eene gelyke hoeveelheid zeerfyne kalk-ftof, op verfcheide tyden gebruikt, zoude gedaan hebben. Steen en klay-merels zyn, daarom een even krachtige meft , als meel - kalk , fchoon langzamer in haare werking. Maar wanneer men kalk tot vafte koeken heeft laatcn loopen, voor en aleer die op den grond te gebruiken, kan die nimmer behoorlyk 'er o verge fpreid worden, en heeft geen kans om nadert hand door middel van de lucht ontbonden te worden. Men kan nooit maaken, dat hy zynen vok len invloed aan den grond mededecle , cn dier-, hal ven is deeze wyze van kalk-ftof te gebruiken, de fchaadelykfte die immer in het werk gefteld kan worden. Kalk-ftof alleen," is niet in ftaat om planten tot volkomenthcid te brengen; het is noodig dat 'er aarde in zekere evenredigheid meede vermengd •*' «er  LEEVENDI GEN KALK. 215 worde , om 'er een' goeden grond van te maaken. De vereifchte evenredigheid van deeze zaamenmengfels , om 'er een goeden grond van te maaken, kan echter met geen zekerheid bepaalt worden. Wy weeten, dat noch kryt, noch mergel, noch kalk op zicli zeiven, in Haat kunnen worden gefield , om planten te voeden; en men vindt zomtyds gronden, die van aart zo overvloedig met de twee eerflen voorzien zyn, dat het tot een groot gebrek verftrekt. Maar de evenredigheid van de kalk-ftoffe in deezen is zo veel te grooter, dan ooit door konft konde te weeg gebragt worden, daar de grond in zynen aart 'er van verftoken was, zo dat 'er geen gevaar is, van die zyde mifletasten. Waarfchynlyk zoude het gemaklyker zyn , de gebreken van zodaanige gronden die de ruimte van kalk -ftoft'en bevatten, te verhelpen, dan men gemeenlyk denkt , met 'er enkel aarde tot meft 'op te brengen, dewyl een zeer klein gedeelte daar O 4 van  *io* VERHANDELING over den van zomtyds een zeer goeden grond geeft. Ik zal door eenige weinige voorbeelden mijne mening ophelderen. Naar by Sandfide in het graaffchap Cdthiess is eene tamelyke uitgewerkte vlakte aan de zeckuft, tot een' zeer byzonderen trap vruchtbaar. In alle Jaargetyden brengt ze een zeer welige weide voort, fchoonze nimmer zedert de fchepping gemeft wierdt, en men heeft 'er zedert onheuglyke tyden de volgende fchaaren van getrokken, ï. Draagt ze, na dat het gras eens omgeploegd is, gewoonlyk eene goede fchaar. 2. Na eene tweede ploeging, een betere fchaar dan dc eerfte. 3. Na eene derde ploeging, eene fchaar gelyk aan de eerfte, 4. 5 en 6. Natuurlyk gras zo digt en vol men het zich verbeelden kan; zo dat het door den bezitter zo hy zulks goedvindt, kan gemaaid wor. den, cn geeft ieder jaar eene buitengewoone fchaar hooy, Vejv  LEEVENDIGEN KALK. 217 Vervolgens wordt dezelve loop van befcbaaring vernieuwd. De grond, die deeze byzondere zoort van bebouwing toelaat, blykt een zuiver los zand te zyn , zonder het minfte gedeelte grocizaame aarde; maar by onderzoek vindt men, dat die bynaar geheel beftaat uit gebrooken fchulpen ; de fyne aarde heeft zo weinig evenredigheid tot de kalk-ftof, dat menze naauwlyks ontwaar kan worden, en nochtans maakt dezelve den vruchtbaar, ften grond, dien ik immer ontmoet hebbe. Ik heb verfcheidcne andere duinen op dc zeckuft gezien , welke het allerweeligfte groen en bet digtfte en befte zoort van gras voortbragtcn, daar zy nochtans uit fchulp-zand beftonden, hetwelk buiten twyffel zyne buitengewoone vruchtbaarheid aan die oorzaak verfchuldigd was. Men vindt eene zeer opmerklyke vlakte op het eiland Jlr-eye een van de Hebrides, die zeer lang als een gemeenfchaar is gebruikt, zo datze nooit door den ploeg ontruft is, en deeze geeft jaarlyks de weeligfte fchaar gras die men kan bedenken, beftaande uit O 5 witte  2t3 VERHANDELING over den witte klaver en zodaanig ander goed weide gras, als meü ergens ontmoeten kan. De grond daarvan beftaat uit een zeer zuiver fchulp -zand. Door deeze voorbeelden , meen ik, voorzeker tc mogen befluiten , dat een zeer klein gedeelte vruchtbaaré aarde genoeg is , om kalk-ftof tot een' zeer ryken grond te maaken. Nochtans is 'er mooglyk een grooter gedeelte noodig als de kalkftof met klay vermengd is, dan met zand, dewyl fchraale kryt - gronden van dien aart aldus zamen. gefteld fchynen te zyn. Ik ben nochtans van.gedagten, hoe het ook mag zyn, dat wy zo wel door deeze voorbeelden, als door die in de voorige gedceltens van deeze proeve zyn voorgekoomen , genoegzaam gerechtigd zyn, om met reden tc befluiten, dat'er nimmer geen gevaar is, om ooit op eenen grond te veel kdk-fuf te gebruiken , by aldicn dezelve grond van natuuren niet met eenige zoort van kalk-ftoffe bezwangerd is. Kalk-  LEEVENDI GEN KALK 219 §• 41. Kalk-ftofen werken even kragtig op land , dat fchraal van aart is, als op land rykiyker bezwangerd met zulke zelfftandigheden, die eenen woeligen groei helpen bevorderen. Schryvers over den landbouw hebben langen tyd de gewoonte gehad den meft in twee rangen te verdeden, te weeten veirykenden meft, of wel de zodaanige , die rechtsftreeks ftrekt om den grond vruchtbaarder te maaken, hoe onvruchtbaar die ook van natuuren zy, onder welken, als de voornaamfte , de eigenlyke meft gerekend wordt; en opwekkende of aanprikkelende meft, zynde zodaa. nigen meft, die onderfteld wordt te ftrekken om, den grond vruchtbaarer te maaken , alleen docr op deezen verrykenden meft, die te vooren in den grond was, te werken, en denzelven door nieuwe aanprikkelingen in ftaat tc ftcllen, om op nieuw op den grond te werken, dien hy te vooren vruchtbaar gemaakt hadt. In welken rang van aanprikte- levjen  220 VERHANDELING over den lenden meft, aan den kalk de eerfte plaats wordt toegewezen. Volgens dit ftelzel, zoude kalk alleen, met vrucht tot meft kunnen gebruikt worden op ryke gronden; en op fchraale gronden gebruikt, zoude hy naauwlyks eenige of zelfs fchaadelyke uitwerkingen te weeg brengen. Ik wil vry uit bekennen, dat ik zelf door het fchoon van dit ftelzel zo ver mifleid was', dat ik lang met den algemecnen fcroom van het menfehdorn weggefleept wierde, in de vafte verbeelding van de waarheid deczer aanmerking, en dat ik gedurende veele jaaren niet genoegzaam acht floeg op die facta, welke dage. lyks voorkwaamen, om dit gefielde tegen tefpreekcn. Ik ben nu nochtans volkomen overtuigd, cn zulks door herhaalde waarnemingen, dat kalk en andere kalk -ftojfen eene meerdere evenredige verbetering voortbrengen op fchraale gronden, dan op zulken , die vrugtbaarder van aart zyn ; en dat kalk alleen, in veele gevallen op eenen fchraalcn grond veel groteren en langduurender trap van vrucht-  LEEVENDIGEN KALK. 221 vruchtbaarheid te weeg brengt, dan eigenlyke meft alleen gebruikt. Dewyl ik my weinig met ftelzels ophoude , deedt' my deeze ontdekking veel minder moeite, dan die aan zommige myner Lcezcren zal veroorzaaken; om welke reden ik my niet zal verwonderen, dat zy lang in bedenking zullen ftaan, om aan deeze voorftclling hunne toeftemming te gecven. Ik begeer niet dat iemand dezelve goedkeure, voor dat zyne eigen waarnemingen hem daar toe verplichte; het welk ik niet fchroom te zeggen, dat aan eiken onbevoordeelden en opmerkzaamen waarnemer, vroeg of laat te beurt zal vallen. §• 42. Ik zal deeze uitgebreide proeve befluiten, met eenen waarfchouwenden raad, die moogiyk te voren gevoeglyker in het werk zoude gefteld geweeft zyn, indien hy toen ter tyd voorgékóbmefi waare, dan thans is die van te veel aanbelang om denzelven geheel achter wege tc laaten, zy beftaat hier in. Wan-  222 VERHANDELING over des Wanneer landlieden een groot gedeelte kalk gebruiken, gebeurt het zomtyds, dat de voeten van hunne Paarden 'er als 't waare door gebrand worden, het geen zeer moeilyk en zelfs zomtyds noodlottig voor die arme dieren (34) bevonden wordt; derhalven zal een middel om dit gebrek voor te komen of te verhelpen, van nut zyn. De befte wyze om de ongelegenheden van deezen aart voort te komen, is, dat men den kalk als meel, zo gelyk als mooglyk over het veld fpreide; en dat men dien cenigen tyd dus laat leggen;, eer men begint tc ploegen. Indien de kalk een fyn poeder"is geweeft, zal die in een week of daar omtrent volkomen dood worden, naar welken tyd hy zo min invreetende zal zyn als gemecne aarde , zo dat de Paarden daar in volkoomen veilig kunnen werken. Maar indien men denzelven tot klonten heeft laaten loopen, voor en aleer hem te fpreiden, zullen deezen, zo ze niet in kleine ftuk- (34) Ik weet dat hier door zeer veeïc Paarden daadclyk ge ftorvenzyn, en anderen zodaanig gekraakt, darzy naderhand Bocii vokoaren gezond waren,  LEEVENDIGEN KALK. 223 ftukken zyn gebroken, langer tyd nodig hebben om hunne lucht in te florpen , en bygevolg langer fcherp blyven; zo dat het ploegen in dat geval wel eenige weeken moet uitgefteld worden , en nochtans zo volkomen veilig niet kan geleideden, dan wanneer de kalk fyn als meel zynde , over het land verfpreid is. Maar indien het door d'een of d'ander omHandigheid noodzaakclyk mogte zyn , den kalk onmiddelyk na dat die gefpreid is, onder te ploegen, moet men zorgdraagen, zulks alleen tc doen wanneer de grond geheel en al droog is, en in het mennen van de Paarden voorden ploeg, dezeiven door geene natte plaatfen te doen gaan , zo dat zy hunne hoeven of enkels nat maaken; w it kalk werkt in het geheel op geen droog zelfftandigheid ; dan wanneer die fcherp cn bytend is, zoude hyop een oogenblik in het haair en vleefch invrecten, indien 'er water by komt. Ook moet men zo dra de Paarden uitgefpanncn zyn , hunne voeten droog houden , tot dat ze zorg.  22+ VERHANDELING over denzorgvuldig zyn afgeborfteld, zo dat al de drooge meel-kalk, die 'er aan mooge hangen, 'er afgevecgd zy; en indien de minfte regenfchoer mogt vallen, moet men de Paarden terftond uitfpannen en uit het veld brengen. Met deeze voorbchoedzels kunnen zy eenen langen tyd in bytende kalk werken, zonder op eenigerleye wyze befchadigd te worden» Maar indien een Paard of Menfch by het werken in den kalk, toevallig door denzelven ge* fcbróeid mogte worden , is het altoos den landman , die werk van dien aart onder handen heeft, aan te raaden, een tobbe met zuure melk of wey ergens gereed te hebben, om daar in het geraakte deel ter deeg te wasfchen, waardoor het byten van den kalk daadelyk zal ophouden en het kwaad voorgekomen worden, het geen 'er anderzins uit zoude ontftaan. Hoe zuurder de melk of wey zy, hoe beter tot dit einde, derhalven moet die lang bewaard worden, om de vereifchte trap van zuurte te bekoomen. By gebrek van deezen> zal azyn deZelfde  LEE VEN Dl GEN KALK. 225 zelve witwerking voortbrengen ; ook kan men zeer ouden pis gebruiken , maar de melk of wey is het befte koop, ook het befte hulpmiddel, en dient altyd in gereedheid gehouden ,te worden. NASCHRIFT. § 1. In de voorgaande Proeve , heb ik onderfteld, dat geene andere opjlorpende (35) aarde met de kalkachtige in eenige zoort van kalk-fteen was ver? mengd; dewyl indien de eene of andere zoort van die aarde , in deeze zelfftandigheden met de kalkachtige vermengd mogte zyn, zulks in zoda nige kleine evenredigheid is, dat het der opmerking niet waardig zy. Die evenwel welke begeerig zyn om allernaauwkeurigft in het fcheidkundig ontwikkelen van kalk -fteen onderrecht te zyn, kunnen ontdekken. of (35) Door opjlorpende aarde verfiaat men alle zodaanige aardens, welke zich met zuuren verenigen, hier van zyn verfde^ dene zoorten waar toe de kalk-aarde behoort. P  226 VERHANDELING over oen of 'er eenige andere zoort van opflorpende aarde zig in bcvinde, door eenige druppels van een heldere ontbinding van vlug loog-zout tc voegen by de doorgezegen .ontbinding , volgens §. 13 bi. 140 toebereid. Indien het vogt niet drabbig wordt, is dc kalk-aarde zuiver geweeft ; dan indien 'er eene precipitatie plaats heeft, wanneer het loogzout 'er by gedaan wordt, moet men 'cr meer en meer by baten druipen , tot dat 'er in 't geheel gcene drabbigheid meer befpeurd wordt, en het dan alles doorzygen; het geen zig niet laat doorzygen, is opflorpende doch geene kalk - aarde. Want het is bekend, dat zuuren het vlug loogzout Merker aantrekken dan eenige opflorpende aarde, uitgenoomen alleen die tot den rang der kalkachtigen behooren. §. 2. Het kan meermaalen gebeuren, dat 'er ccn aanmcrkelyk gedeelte gyps met den kalk-fteen in dezelfde groeve vermengd zy; cn dewyl deeze zelf- ftaïi»  LEEVENDJGEN KALK. 227 ftandigheid grootelyks de aart van den kalk als een ciment verandert cn op denzelven waarfchynlyk nog meer betrekking heeft als meft , is het van meer aanbelang, den Leezer de gemak'lykfte weg aan te wyzcn, langs welken hy deeze zelfftandigheid kan ontdekken, wanneer die zig daadclyk in kalk - fteen bevind. Het is alreeds gezegt, dat. Gyps een zaamenmengzcl is, uit vitriool-zuur en kalk-aarde bcfcande; en dewyl het vitriool-zuur deeze aarde fterker aantrekt, dan eenig ander zuur, wordt deeze vermerrn'ns in het minft niet aangedaan; door de zuuren, noch van falpeter, noch van gemeen zout. Hier uit volgt, dat, indien 'er gyps is in eene kalk - aardachtige maffa, cn dezelve beproeft wordt volgens dc handel wyze § 13 bl. 140 voorgefchrecven , dezelve onaangeroerd zal blyven van het zuur en in de zygzak zal gevonden worden, na dat de kalk-aarde in het zuur ontbonden 'er door zal geloopen zyn, maakende een gedeelte van het reftduum uit. r 2 Men  226 VERHANDELING over de» of 'er eenige andere zoort van opflorpende aarde zig in bevinde, door eenige druppels van een heldere ontbinding van vlug loog-zout te voegen by de doorgezegen .ontbinding , volgens §. 13 bi. 140 toebereid. Indien het vogt niet drabbig wordt, is dc kalk-aar de zuiver geweeft ; dan indien 'er eene precipitatie plaats heeft, wanneer het loogzout 'er by gedaan wordt, moet men 'er meer en meer by laaten druipen , tot dat 'er in 't geheel gecne drabbigheid meer befpeurd wordt, en het dan alles doorzygen ; het geen zig niet laat doorzygen, is opflorpende doch geene kalk - aarde. Want het is bekend, dat zuuren het vlug loogzout fterker aantrekken dan eenige opflorpende aarde, uitgenoomen alleen die tot den rang der kalkachtigen behooren. §. 2. Het kan meermaalen gebeuren , dat 'er een aanmcrkelyk gedeelte gyps met den kalk-fteen in dezelfde groeve vermengd zy; cn dewyl deeze zelf- ftan«  LEEVENDJGEN KALK. 227 Handigheid grootelyks de aart van den kalk als een ciment verandert cn op denzelven waarfchynlyk nog meer betrekking heeft als m"ft , is het van meer aanbelang, den Leezer de gemak'lykfte weg aan te wyzcn, langs welken hy deeze zelfftandigheid kan ontdekken, wanneer die zig daa* delyk in kalk -fteen bevind. Het isalreeds gezegt, datGvpf eenzaamenmèng? zei is, uit vitriool-zuur en kalk-aardebcftaznde; en dewyl het vitriool-zuur deeze aarde fterkcr aantrekt, dan eenig ander zuur, wordt deeze vermenging in het minft niet aangedaan s' door de zuuren, noch van falpeter, noch van gemeen zout. Hier uit volgt, dat, indien 'er gyps is in eene kalk - aardachtige maffa, cn dezelve beproeft wordt volgens de handelwyze § 13 bl. 140 voorgefchrecven , dezelve onaangeroerd zal blyven van het zuur en in de zygzak zal gevonden worden, na dat de kalk-aarde in het zuur ontbonden 'er door zal geloopen zyn, maakende een gedeelte van het reftduum uit. r * Men  2üS VERHANDKLING over den Men doet derhalven by dit refiduum bynaar zyn eigen gewigt vaft loog- zout (potasfche), te vooren in een merkelyke hoeveelheid water ontbonden, en doorgezegen; men laat het in een warm bad brocijen, of zelf eenige uuren kooken , en giet het alles nog warm zynde in de zygzak; als het vlocibaare is doorgezygt, giet men 'er meer kookend water op; cn dat ook doorgezegen zynde, gaat men voort met 'cr meer water by te doen , tot dat het geheel fmaakloos en zuiver 'cr doorkomt, wanneer men het geheel uit laat loopen. Door dccze handel wyze verlaat het vitriool-zuur dc kalk - aard: om zich met het vafte loogzout te vermengen, waar naar het een fterken trek heeft, en met het zelve een vitriool-wynfteen vormt. Dees vilriocl-wynfteenen het overtollige loog-zout, worden beide door het water ontbonden en in het doorzygen medegenoomen, zo dat het geen achter blyft, het aardachtige gedeelte van het Gyps is, benevens dc ongclykvormigcftofTcn indenoorfproriklykcn tuk -fteen vervat. Door  LEE VEN Dl GEN KALK. 229 Door derhalven op dit refiduum een zuur van falpeter of gemeen zout te gieten, en het zelve te behandelen naar het voorfchrift § 13 bh 140, zo zal de kalk-aarde die zig in het Gyps bevind , nu geheel ontbonden worden; zo dat als deeze doorgezegen en droog is, het onderfcheid tusfchen dit refiduum, en het geen het te vooren was, het waare gewigt zal zyn van het Gyps dat oorfpronk* lyk met den kalk-fteen vermengd was. Merk op, dat indien het loog-zout tot het ontbinden van het Gyps gebruikt, ftomp is, de kalkaarde die overblyft, fterk zal opbruisfchen, wanneer ze in het zuur ontbonden wordt; maar indien een bytend loog-zout 'er toe is gebruikt, zal de ontbinding gefchieden zonder eenige de minfte opbruisfching. Dewyl vitriool-wynfteen niet gemaklyk in water te ontbinden is, moet 'er zeer veel water toe gebruikt worden, en dient altoos heet te zyn, op dat de ontbinding des te eerder moge gefchieden. P 3 Daar  *3o VERHANDELING over des §• 3- Daar is insgelyks gezegt, dat de eenige vreemde ftof , die de kalk-fteen bevat , zand is. Maar offchoon zand in het gemeen zo ver de overhand boven alle andere vreemde ftof in den kalkfieen hebbe , dat die uitdrukking in 't gemeen gewettigd wordt , zyn 'er nochtans eenige uitzonderingen , die in agt behooren genoomen te worden. 1. 'Er zyn eenige zoorten van kalk-fteen, die fcheikundig onderzocht zynde, bevonden worden een refiduum te bevatten, beftaande uit een zagtc flymerige zelfftandigheid. Dit is altoos in zeer kleine evenredigheid, en is waarfchynlyk te weeg gebracht door een zetzel uit het water gezonken, terwyl de rots gevormd wierdt. Het is waarfchynlyk, dat dit zoort van kalk, minder gefchikt is om als ciment gebruikt te worden, dan als meft. 2. Offchoon mergel en kalk-fteen naauwkcurig genoeg onderfcheiden zyn, zo gebeurt het noch- tans ^  LEEVENDIGEN KALK. 251 tans , dat klay en zand natuurlyk met malkanderen vermengd worden gevonden in zulke eene verfchülende evenredigheid , en in deezen toeftand met kalk-ftoffe verëenigd , dat 'er geene mooglykheid is om het juifte puncl te bepaalen, waar mergel eindigt en kalk - fteen begint. Een zeer gering gedeelte klay is voldoende om te veroorzaaken, dat uitfteekende harde kalk -fteen door den tyd in de lucht week worde en tot ftukken valle, zo dat 'er verfcheide zoorten van fteen' mergel is, die voornaamlyk beftaan uit zand en kalk-aarde en alleen zeer weinig klay. Deeze zeer harde zoorten van mergel, kunnen gemaklyk tot kalk worden gebrand; zo dat men die zonder onderfcheid mergel of kalk -fteen kan noemen. 3. Het zelfde kan men zeggen van het onderfcheid tusfchen mergel en kryt. Veele zelfftandigheden, die zich even als kryt vertoonen en der. zeiver onderfcheidende eigenfehappen hebben, bevatten klay in verfchülende evenredigheid. Deeze  232 VERHANDELING over dek Deezen ontbinden zich in de lucht, of hopen, zo als men het uitdrukt, rasfer dan de zuivere harde zoorten van kryt, en zyn fmeeriger of vetter op het gevoel, waarom zy vet kryt genoemd worden. Deezen nochtans kunnen tot kalk gemaakt worden, zo dat ze zonder onderfcheid de naamen vaiikryt, mergel, of kalk-fteen kunnen draagen. Dc kalk uit een van deeze zelfftandigheden vervaardigt, die mede uyt klay beftaan, is gefchikter tot meft , dan tot ciment, voornaamcnlyk die gemaakt zyn van zulke zelfftandigheden , welke men kan doen vallen, na dat zy Hechts een laan-en trao van hitte in het calcinceren hebben onderfa gaan, zodaanig als kryt; dewyl in deeze gevallen de klay niet genoegzaam gebrand is, om voor te koomen, dat hy door het water niet aangedaan cn zagt gemaakt worde. Dc evenredigheid tusfchen klay en zand, in kalk-fteen of mergel bevat, kan bepaald worden wanneer men het met 't refiduum door eene fcheikundige ontbinding verkreegen , in water giet, het  LEEVENDIGEN KALK. 233 het zelve een weinig laat zinken en zagtjes de vloeibaare deelen van het dikker zetzel, dat op den bodem doorgezonken is , 'eraf giet; want, dewyl klay langer in water blyft hangen dan zand, kan die dus geheel van het zand afgefcheiden worden:, indien het water 'er klaar afkomt naar het een weinig te hebben laaten bezinken , kan men het refiduum droog laaten uitwaasfemen , en het verlies van gewigt by deeze bewerking j toont dc hoeveelheid klay aan. Dit is eer een werktuiglyke dan een fcheikundige handelwyze, welke men afwasfching (elutria. tiori) noemt. Hier vooren bh 71 § 25 is getoond , dat de hoedanigheid van kalk, als ciment befchouwd, "rooth ks veranderd wordt, door meer of min volkomen ge alcineerd tc zyn. Het kan derhal. ven in veele gelegenheden voor hun, die betrekking tot het bouwen hebben, van nut zyn, in ftaat P 5 te  *54 VERHANDELING over den te weezen om te bepaalen , welk gedeelte van eenige zoort van kalk daadelyk bytende zy geworden. Dit kan gefchieden op de volgende wyze. Men neemt een bekende hoeveelheid leevenclige kalk die volkomen droog fa, doet 'er zyn eigen gewigt, of meer, gemeen ruw ammoniak - zout (•#>) by, tc vooren in een groote hoeveelheid water ontbonden en doorgezegen, en laat het in een bynaar kookende hette eenige uuren trekken, tot dat men 'er geen reuk van vlug loog-zout meer van gewaar worde, doende 'er telkens verfch water by, naar maate het uitwaasfemt. Wanneer men geen vlugge loogzoutige reuk meer ontwaar wordt, giet men het alles in een zygzak, Iaat het afloopen, doet'er meer heet water by, en nog meer, tot dat het fmaakloosen zuiver door de zygzak komt, en droogt dan het refiduum, weegt het zelve, en het onderfcheid tusfchen dat en het gewigt van den oorfpronklyken kalk', toont aan het gedeelte zuivere bytende kalk , die in de , corfprorglyke vervat was. Want (36) Men lette, dat het geen^tg ammoniak, sma zy.  LEEVENDIGEN KALK. tg) Want dewyl het zuur van gemeen zout de bytende kalk-aarde fterker aantrekt dan het vlug loog-zout, verlaat het zuur van het ammoniak-zout (37) geduurende de bewerking het loog*zout, en verëenigd zich met den kalk, terwyl het loog.zout in een prikkelenden damp vervliegt. De nieuwe zelfftandigheid gemaakt door de vereeniging van den leevendigen kalk met het zuur van gemeen zout, wordt natte kluiten Qiquidfcheles) genoemd; cn dewyl deezen gemaklyk in water te ontbinden zyn, loopen zy te gelyk met het overblyvende ammoniak-zout dat niet ontbonden is, met het water door de zygzak , terwyl de niet bytende kalk, vermits die noch in ftaat was om op het ammoniak - zout te kunnen werken, noch om in het water ontbonden te kunnen worden, in zyn vaften ftaat agter blyft. (37) Ruw ammoniak-zoüf, beftaat uit bet zuur van gemeenzout en vlug loog zout. EINDE.