VADERLANDSCHË LIEDEREN, VOOR H Ë T GENOOTSCHAP VAN WAPENHANDEL TE DELFT. Ten Spreuke voerende: TOT HERSTEL DER DELFSCHE SCHUTTER IJ, VOOR V R IJ HEID' EN VADERLAND. DOOR ABRAHAM van oer P O T ff. Te HELFT, Bij GERARDUS VERBEEK, M D C C I, X X X V I. i/ft  KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK  Edet daar, waarde Medeleden, door de Uitgaan van myne Vadèrlandfche Liederen , aan den Eisch van veelen onder U voldaan ; met welk een genoegen gij de Liederen , door de beste onze: Vadèrlandfche Dichter en vervaardigt, blijft zingen, gij wilde 'er einige, die meer in het bizonder voor U gefchikt wdaren j en onbekwaam om U iets te weigeren, dat uw genoegen zou kunnen vermeerderen, bejloot ik, hoewel van mijne geringe bekwaamheden overtuigd, fchoorvoetend, tot de Uitgaave van deze. DraageH mijne pogingen uwe goedkeuring weg , mijne belooning zal volkómen zijn. Dat Uwe Onderdrukkers zinderen, zo dikwerf gij uwe Vadèrlandfche Liederen aanheft, en hunne oóren de galmen vangen; tri daar Uwe Moed en Standvastigheid de on- A* i *eré  derwerpen van mijne Liederen waren, dat ik eerlang het genoegen hehhe, om van Uwen Triumph op de Heerschzucht en Dwingelandij behaald, te zingen, en die in een anderen bundel, (zo deze niet mishaagt} U aan te bieden. A. V. D. P O TH» AAN  AAN DE E E D E N VAN HET GENOOTSCHAP WAPENHANDEL, Onder de Spreuk: TOT HERSTEL DEK DELFSCHE SCHUTTERIJ, VOOR VRJjHEID EN VADERLAND, Na de Afvuuring op den 17 October 17S5* ©:««4:«<«>»»;>»>>f0 Wijs : Gij die met mij tansch zift ter jagt. spitsbroeders, die in 't Oeffenperk, Hoezee | Met lof U kweet in, 't Heldenwerk, Hoezee t Komt, zingen we op deez' blijden ftond, Bij 1 fcheiden van den Vrijen grond; Hoezee, Hoezee, Hpezee! Hoe Moedig, Ordenlijk, hoe Fiej, hoe Grootseh , Gefchaart bij uwe Veldbanier. hoe Grootseh, Hebt ge, aan geen Dwinglands wil verflaafd, Uw Eed, Uw Plicht, U Vrij geftaafd; Hoezee, Hoezee, Hoezeei A 3 De  ( 6 ) De Heerszucht woelt, en werkt, en vloekt, vergeefsch, Qe Wangunst, Nijd, en Laster zoekt, vergeefsch, Qffchoon ze uw ftaal en veder doemt, Dit nutloos, die oproerig noemt, Uw Val, Uw Val, Uw Val. Veredelt door den Naam van Vrij, van Groot, Vcrhecven boven Dwinglandij, en Groot, Standvastig, Fier, door Eendracht fterk, Vcriichten wij hun mnchtloos werk, En woèn, En woeii, En woen. Komt Broeders, vult, fchoon laster (maal, met Wijn, Den Vaderlandfchcn Drinkbokaal, met Wijn; De Hcldcntaak is grootseh volbragt, De gulle Vreugd en Blijdfchap lacht Ons aan, Ons aan, Ons aan. Men fchenk hem vol tot aan den Rand, Hoezee { En drink den bloei var. V Vaderland. Hoezee! Dat blijf door rollende Eeuwen heen, Geducht, Ontfag'lijk, Aangebeen, En Vrij, En Vrij, En Vrij.  ( 7 ) Ja blqei, o dierbaar Vaderland/altoos," Wij blijven aan uw' dienst verpand, altoos, Ons Staal befchermt uw Vrijen grand, Tot aan den jongften levensftond; Hoezee, Hoezee, Hoezee! Nog eens het glas ten boord gevuld; van hier, O Slaavcn, gij die boeijens duld, van hier. De Vrijheid, Broeders, zweeren wij, Ten fpijt der trotfche Dwinglandij, Haar Trouw, Haar Trouw, Haar Trouw. «ij, celfte gaaf van 's Scheppers hand, gij blijft," Ons grootst, ons liefst, ons duurbaarst Pand, gij blijft t Zo lang dit Volk Umint, gevest, Gezeeteld in ons Landgewest, Altijd, Altijd, Altijd. Nooit word gij door Un Dwingeland, hoe Hout, Of vceltn, Strafloos aangerand; hoe zoud Gij bukken voor hun Overmoed, Eer(dierbre) fmooren we in ons bloed, VoorU, VoorU, Voor U. A 4 Ons  C 8 ) Ons aller woord blijft „Dood of Vrij", is 't nood, Dan füan wij pal, en fneuv'len wij, wat nood! Het bloed, dat ons uit d'aders vliet, De laatfte drup, die 't hart ontfchiet, Vloeit Vrij» Vloeit Vrij, Vloeit Vrij. Komt, Broeders, 't glas tot aan den Rand, Hoezee! De Vaders van, ons Vaderland. Hoezee ! Die Achtbre Rei, alom geroemd, Zij nooit dan met ontzag genoemd, Alóm, Alqrn, Alöm. O Zuilen van ons Staatsgebouw, dat blijft, Onwrikbaar door Uw Moed, en Trouw; U blijft, Befthermers van der Burgren Recht, Onz'arm,en ftaal fteeds toegezegt, In Nooct, In Nood, In Nood. Nu 't volle glas weer aangevat, Hoezee! pe Braaven, die in onze Stad, Hoezee ! Het Raadhuis ons tot heil betrén; En Grootseh zig xvijden 't algemeen Belang, Belang, Belang. Houd  C 9 ) Houd, Braaven, hoe gering in tal, houd moed; Staat voor den Burg'ren Rechten pal, vol moed,' Wij Zweeren U, fchoon 't Oproer kraait, Zo Jang onz' vuist den Sabel zwaait, U Trouw, U Trouw, U Trouw. Eer ftorten wij in ons Geweer, voor U, Doorboord, bedekt met wonden neer, voor U, Eer gij voor Braafheid , Burgertrouw, Ten prooi der Muitzucht ftrekkcn zou, In 't woen, In 't woen, In 't woen, 'I Genootfihap, Brooders, drinken wij, Hoezee i Dat bloei tot heil der Schutterij, Hoezee! Dat houdt voor Vrijheid, Vaderland, Door d'Eeuwen heen Onwrikbaar fiand, Hoezee, Hoezee, Hoezee! Nu 't glas vol tintiend Druivenbloed; Hoezee J P< Faderlanifchc Vrijster[loet, Hoezee! Die grootseh me; duurzaame Eikenblaan, Ons fpoorde om Rustig voort te gaan, Hqezee, Hoezee, Hoezee! A5 7c  C 10 ) Zo lang op Vaderlandfchen grond, zo lang, Pen Eik zijn fchaduw fpreid in 't rond, zo lang, Men Liefde en Zucht voor Vrijheid roerat. Word ook uw naam met Lof genocmt, Alom, Alöm, Alom. Nog eens het glas gevuld met Wijn, Hoezee ! Wie wraakt dat wij tansch Vrolijk zijn? Hoezee! De V\idetlanafche Jufferfchap! Komt, Broeders, juicht met handgeklap, Hoezee , Hoezee, Hoezee ! Roept Vrijheid ons in 't Oorlogsveld, Hoezee! Dan word elk op Uw Taal een Held, Hoezee j Dan gespt Uw hand ons 't ftaal op zij, Dan Sterven of Verwinnen wij, Hoezee, Hoezee, Hoezee! Voor 't laatst het glas gevuld ten rand, Herleev, 6 Eendracht, in ons Vaderland; Herleev! Elk Raadsman zij een Burgervrind, Elk Burger kent, en eert, en mint, Zijn Plicht, Zijn Plicht, Zijn Plicht. Z«  C » ) Zo zien wij 't Dierbaar Vaderland, wat Heil! Verheerlijkt, in gewenschten ftand; wat Hei), Het Volk van Neêrland waarlijk Vrij, Zo val de trotfche Dwinglandij. Triumph, Triumph, Triumph! Ruk, zalig Uur, gewenschte Hond, Ruk aan , Pan leeft op mijn Geboortegrond, Voord aan, De Vrijheid veilig, op den duur, jGewenschte ftond, o zalig Uur, Ruk aan, Ruk aan, Ruk aan. D JJ  D K LEDEN VAN HET GENOOTSCHAP VAN WAPENHANDEL, Ona\er de Spreuk: TOT HERSTEL DERDELFSCHE SCHUTTERIJ, VOOR V R IJ H E I D EN VADERLAND, aan Hu.nne WELDENKENDE MEDESCHUTTER.S. Wijs : Oublions jusqu" h la tracé. Chorus. ~\ liegt te Wapen, Mcdcfchutters, Hecrsehzucht znldert voor dien ftap, Reikt, *t is tijd om toe re trceden, Ons de hai.d van Brocderfghap,  ( i3 ) Wat weerhoud U, Fiere Belgen, Gij, geen Wapens in de hand! Immers heeft de Zucht voor Vrijheid* Liefde voor het Vaderland, Haat voor trotfche Dwinglandije, Schrik om onder 't juk te gaan, Ook Uw Boezems ingenomen, En gij blijft van verre ftaan! Chorus. Vliegt te Wapen, enz. Solo. Houd Belang van Huis en Magen * Eer, Gemak, Vermaak, Gevlei; Of de norfche item der Heerschzucht, 't Dreigend Oog der Dwinglandij; Hoop op gunst van wufte Grooten, U in werkeloozen ftand; Broeders, 't Zelfbelang moetzwigten, Voor de ftem van 't Vaderland. Cisrut.  Chorus. Vliegt te Wapen, enz. Solo. Treedt in 't Heldenfpoor der Vad'ren. Die, door eigen moed fteeds Vrij, Pïimmer voor de Hcerschzucht knielden , Grauwden voor de Dwinglandij; Immers 't bloed, dat hun door d' Aders Stroomde , bruischt door d' Uwe heen 't Eigen Vuur ontfteekt uw Boezems En gij weigert toe te trcen? Chorus. Vliegt te Wapen, enz. Solo. Zie den Bloei en Welvaard kwijnen Van het Dierbaar Vaderland; Zie door Burgerdwingelanden, Vrijheid ftrafloos aangeland, U veracht, het Recht vertreeden; Hoor door 't licht verleid Gemeen, d' Oproerkreet ten hemel Hijgen; En gij aarzelt toe te trecn! Chorus.'  ( 15 ) Chorus. Vliegt te Wapen, enz. Soto. Doch kan dit uw hart niet raken, Treft 's Lands nood u niet, of klacht; Houd dan ziddrend 't oog gevestigd Op 't Rampzalig Nagedacht; Dat zal uw gedachtnis vloeken; Smceken 's Hemels Wraak en Straf. U, door 't Slaafsch geknars van ketens, Ijzen doen in 't aklig graf. Chorus. Vliegt te Wapen, enz. Solo. Maar doet U dit denkbeeld bloozcn , Stelt de Zucht voor 't Vaderland, Vrijheidsliefde uw oog en boezem , In een ónüitdooVbren brand; Grijpt dan moedig, Medefchutters, Nevens ons de Wapens aan ; Zo zien wij in Govaards muuren , Welvaard naast de Vrijheid ftaan, Chorus.  C 16 ) Oiorus. Vliegt té Wapen, Medefcrititters/ Heerschzucht ziddert voor dien flap j Reikt, 't is tijd om toe te trecden, Ons de hand van Brocderfchap. A A N'  aan de BRAAVE en STANDVASTIGE BIINPEiHEID in de REGEERING der. stad DELFT, Wijs: o Doiikre tiagt die duizend dagen. Aan U, regtfchaapen Burgervaderen, Aan U, die in Stads Raad, Ten fpijt van recht en klachtverfmaadcren, De Heerschzucht tegen gaat; Aan U, die moedig, onbezweeken, Voor 't Algemeen belang, En 't aangefchanne regt durft fpreeken, Aan U wijde ik mijn Zang, Aan U wijde ik mijn Zang. B m  C xS ) Gij, Berkhout, Heemskerk, dierbre naamcn , Gij, wakkre Beere/leiti, Die, wat de Heerschzucht mogt beranmen, U zcif gelijk dorst zijn; Gij wilde, op 't voetfpoor van Cap.-llen, Uw Burgers in 't genot Van 't lang vertrapte regt hcri'ellen; Maar deeldct in zijn lot, Maar deeldet in zija lot. En zouden wij, beproefde Braaven, Die 't eigen voetfpoor drukt; Uw zucht om 't heilig regt te flaaven, Daar d'Onfchuld gaat gebukt; Uw Burgermin , Uw Trouw niet loven, Vsor 't zuchtend Vaderland; Door 's Dwinglands macht of goud te doven, Hoe fel zij,] woede brand, Hoe fvl zijii woede brand. Geen  ( i9 ) Gccii Ecuwig groenende Eerlaurieren, Der Heldendeugd ten loon ; Moet meer \ verdicnstlijk hoofd omfierrti, Of U een Burgerkroon; Blijft, blijft, regtfehaapen Vaderlanders, Hoe kleen Uw aantal zij, Moe groot de macht van tcgenftand'ers, De lust der Burgerij, De lust der Burgerij. Zo ooit een drom van Muitelingen t En orde fchcïiü, en plicht, Dan treft de blikfem onzer klingen, Der woede in 't aangezigt; Of gij, gij ziet ons nederploffen, Op d'aangevochten grond; Door 's Muiters moordend tuig getroffen Bedekt met wond op wond, Bedekt met wond op wond. B i Eens  C 20 ) Eens zal, na Uw beweend verfcheijé'n, 't Gevoelvol Burgerhart Aan Uwe deugd een Eerzuil wijën. Die ftaal en marmer tart; Uw Naam zal liefde en eerbied wekken; Bij 't dankbaar nageflagt, Uw Deugd en Trouw ten voorbeeld ftrekken, Zo lang men braafheid acht, Zo lang men braafheid acht. AAN  AAN DE E EDEN VAN HET GENOOTSCHAP VAN WAPENHANDEL, Onder de Spreuk: TOT HERSTEL DER DELFSCHE SCHUTTERIJ, VOOR V R IJ H E I D EN VADERLAND, bij de Viering van hun TWEEDE JAARFEEST, op den 12 januari} 1786. Wijs: Onv/tnbre floet van Strijdlre Belgen. eproefde Rei van Neêrlands braaven, Die, trotscb de wrokkende euvelmoed, En "t woelen van gebuurde Slaaven , Alleen der Vrijheid hulde doet; Gij hebt, vol moed, voor haar belangen, Het glanschrijk ftaal op zij gehangen, Getroost om geen gevaar t' ontvliè'n; En, zo de nood U dwingt, te ftrijden; Den wreedften marteldood te lijden; Of Neerland waarlijk Vrij te zien. B 3 De  c 22 ) De Dwinglandij, ten throo'i gezceten, Moog, fiddrénd voor dit grootseh beftaan, U Rustverftoorders, Muiters hecten, Kn tijden U 't föpodst misdrijf aan; Ja, met een taal, Tirannen ejgerr, Uw vrijen vuist met ketens dreigen, Eu, zo gij langer üegts den fcaijn, De zucht dorst in uw boezem kweeken , Om Vrij voor Uw belang te fpreeken, Het Kerkc.vo) uw lot doen zijn, 't Misleid Gemeen moge Oproer kraaijen, En fchen baldadig recht en wet ; E:n drom den toortsen der, tweedracht zwaaijen. Door grooten heimlijk aangezet; Gij ftond, zinds twee verloopen jaaren, In 't heevig barnen der gevaaren, Hoe kleen, als Helden, moedig pal; Geen Heerschzucht, heet op onderdrukken, 't Geweld, gefpitst op gruwelftukken, Slaagde immer in hun doel, Uw Val, Mijn"  C 23 ) Mijn' Broeders, ja, door 't aklig duister, Brak 't heuglijk licht dan eindlijk heen; Gij bloeide in aanzien, eer, en luister: Uw vuist heeft 't Oproer a%eftreen; Uw voet het haatlijk juk vertreedèn ; Maar, Helden ! is 't genoeg geftreeden ? Hebt gij het Wapentuig aanvaard, Om negts in nood U Vrij te vegten? Hervraag, Bataaf, Uw Burgerrechten, Pie glorijtaak is Uwer waard. Bedaarde moed zal zegevieren , Treedt haar beleid en rede voor; Kent flegts Uw rechten, Batavieren, Dit 's de eerfte ftap in 't glorijfpoor; Ta, kent en eischt die Panden weder, Want ploft Uw Burgergrootheid neder »■ Dan waar 't Uw moed alleen gelukt, Om Dwingelanden Vrij te ftrijden, En gij, gij zaagt, voor al Uw lijden, U zwaarder dan voorheen gedrukt, B 4 D«  C 24 ) De Heldentaak is grootseh begonnen, Hoe fel de Heerschzucht brullc en woed'? In 't Glorijfpoor is veld gewonnen; 't Hangt alles, Belgen, aan Uw moed ! Welaan, verbreekt den Slaaffchen kluister, Herftelt Uw eer, Uw Burgerluister, En eischt Uw wettig eigendom, Waar voor Uw Vaders bloed moest ftroomen, En U door 't fnoodgeweld ontnomen, Is 't nood gewapend, wederom. Dat U, ten loon van 't grootseh bedoelen, Eer gij Uw derde Jaarfeest viert, Hoe list, geweld, en dwang moog woelen, Den naam van Vrije Belgen fiert; Of, zo 't der Heerschzucht zou gelukken, Het onverdraaglijkfte aller jukken U op den Vrijen hals te laan; Kiest dan, voor 't flaafsch, verachtlijk leven, ■Als Helden, groot, en vrij te fneeven; Uw lot is winnen, of vergaan. De  ( 25 ) De Wijde Vreede en Welvaard bl leijen , Beftendig In Uw Maatfchappi j; Het aantal, de eer, en luister grocijen , Tot heil van Govaards Schutterij; Dat nooit de zucht voor 't Wapenhandlen, Die fiere Hcldendrift vcwandle , Zij blaake Uw borst tot aan het graf; Zal Vrijheid ooit Uw fchcedels krooncn, De Welvaard in Uw Tenten woonen, 't Hangt van Uw moed en wapens af. Ziet, Braaven, ziet 's Lands bloei hcrleevcn; Het Volk van Neêrland waarlijk Vrij; Uw rechten op Uw cisch hergecven; Den val der trotfche Dwinglaudij; O gij, voor wien Rcgtfchaapen zielen Alleen in ootmoed nederknielen, Als meester van hun heil, en lot; Ja, gij zult ons een Redder wcez.en; Bataaven, zoud gij menfehen vreczen, Uw hulp, is onzer Vad'ren God. B 5 Ot  OP DE GESLOOT ENE 'ALLIANTIE MET HET EDEL MOEDIG VRA N KR IJK. Wijs : ó Zon aan *) Hemels transch. Juicht, Batavieren, juicht, Hebt ge Uw verlangst betuigt Bourbon Uw Vriend te noemen ; Juicht , Batavieren, juicht, De Volkswensch is voldaan, Schoon 't Aterlingen doemen, Bourbon^ Uw Vriend in nood, Die U zijn hulpe bood,. En op zijn trouw deed roemen; Is thans Uw Bondgenoot. Zo  C =7 ) Zo treen wij in bet fpoor, Dat onze Vadren, voor Twee Eeuwen, reeds betraden , Zo treen wij in het fpoor, Dar voor 'sLands waar belang, Te fchandclijk verraden, De hoop herlcevcn doet; Zo word door vlijt en moed, Ten fpijt van die ons fmaaden , Al 't Oorlogswee verzoet. Verdiende Held (*) Douilli, Het Ncderlandsch Hoezee; Grootmoedige Vergetines, Verdient als Held Bouilli, Een algemeen Triumph ; Nu vreest de Staat geen fchennis. Geen magtig Nagebuur Eischt' meer van 'sLandsbeftuur, Of Burgerzaaken kennis, Geen magtig Nagebuur. Beeft, (*) Zie Loosjes, St. Euftatius genomen en hernomen.  C 28 ) Beeft, Aterlingen , beeft, Daar U de hoop begeeft, Om in Uw doel te flaagen, Beeft, Aterlingen, beeft; Gij wilde ons, als voorheen, De Ketenen doen draagen Van 't nijdig Albion; De Vriendfchap met Bourbon, 't Gewenscht Verbond vertraagen , Ten dienst van Albion. Gefolterd Vaderland, Zaagt gij Uw Glorijftand, Beneen zijn Grootheid daalen; Gefolterd Vaderland; Thans fchiet de Vrijheidszon, Alöm heur blijde ftraalen; Verheerlijkt Vaderland, Zo moet Uw Glorijftand, In vollen luister praaien, Tot 's waerclds jongftcn brand. AAN  AAN DE VADERLANDSCHE MEISJES- Wijs Garden? vaus vstre vigeur. Bataaffche Meisjes, die als wij, De zucht voor waare Vrijheid; öe haat voor trotfche Dwinglandij; Die Stoorfter aller blijheid ; De liefde voor het Vaderland; De fchrik voor flaaffche boei jen, Uw teedre zielen ingeplant, Voelt in Uw boezems gloeijcn. Te  C 3c ) Te teer, om mee ten ftrijd te gaan, En Oorlogsmsed te toonen; Vuurt gij den Helden ijver aan, In Vrijheids fiere Zoonen; De Vaancn, voor het Front geplant, Wier pracht den moed ontvonken, Zijn giften , door de lieve hand Van Maagden ons gcfchonken. Hoe gloort, Bataaffche Vrijsterftoet, De blijdfehap op Uw kaaken; Wanneer wij ons, door vlijt en mocdf, Jn 't Heldenwerk volmaaken; Het Krijgsmuziek , het fchittrend ftaal, Het dondren van Musketten, Treft meer Uw hart, dan al de praal Van Hooffche Feestfalctten,, Zien  ( 3» ) Zien we ons door 't bar faifoen belet, Om meerder vlijt te toonen, Dan flapt gij, met een fleren tred, Voor 't Front van Vrijheids Zoonen; Daar fpoort Uw taal den ijver aan; Daar fchenkt ge ons Eerlaurieren j Of altijd groenende Eikenblaan, Om "t Heldenhoofd te fleren. Roept1 Gij docf d' Onè'ed'len Jongeling, Die, warsch van 't plichtbetragten> Het handlen van Musket en Kling Als laagheid durft veraehten; Uw afkeer zien in 't ftraffend oog: Die anders zagte klipjes; Ja, wat ons ooit tot deugd bewoog, 't Zijn lieve Maagdelipjes.  ( 32 ) Roept d' Eer, 't belang van 't Vaderland, Of Vrijheid, ons ten ftrijde; Da*i gespt Uw fiere Maagdehand, Ons 't glinstrend Staal op zijde; Dan weet Uw taal den Heldenmoed, En ijver aan te kweeken; Dan fforten wij met vreugd ons bloed, Om 't Vaderland te wieeken. AAN Nooit zal een trotfche Dwingeland U ketenen doen draagen ; Voor U, voor Vrijheid, Vaderland, Beftaan wij 't a! te wagen; Neen, Vadèrlandfche Meisjes, neen, Het zaligfte aller jukken, Het wenschlijk Huwlijks juk alleen, Moet flegts uw fchouders drukken,  AAN DE VADERLANDSCHE JONGELINGEN. C Zingen wij tot Zoutmans glorij , 1 Of Quani ƒ gtoit dans mor. jeune agc. A Itijd Fiere Jongelingen, In wien moed en ijver blaakt} Die, met blikfcmende klingen, Voor 'sLands heil en Vrijheid waaktj Bloozcnd ftaart ge op Slaaffche boeijen, Doemt de trotfche Dwinglandij, En, hoe Staats Orkaanen loei jen, 't Heldenwoord blijft, Dood of Vrij. C 'tVuur,  ( 34 ) 'tVuUfj dat in Uw ocgcn flikkert, Weerlicht op het blank Musket,' Dat op ftaale fchoudcrs blikkert, En des Dwinglands trotsch verplet; *t Straalt en vonkelt op de klingen, In uw fterk gefpierde vuist, Die de Muitzucht toornen, dwingen , 't Zaamgeprest geweld vergruist. 't Heldenbloed bruiserit U door d'adren, Vind ge, in 'sLands Historiblaan, t Wijs beleid van Neêrlands Vadren; Helden, op wier grootseh beftaan t Gansch Heelal verwonderd ftaarde, Wier ontzaglijke Oorlogsmoed Waerelddwingers ijzing baarde; Vrijheid grondveste in hun bloed. Hoe  ( 35 ) Hoe voelt gij uw borst verhitten , Welk een vuur bezielt uw geest; Als gij 't noodlot van de Wïtten In onwraakbre Schriften leest; Barneveli, 'sLands trouwften Vader, Bukken ziet voor 't gruuwzaamst lot; Valsch betigten als Verrader, Sneuvlcn op het Hoffchavot. Dan, dan zwaert ge Uw ftijjilamea* Uw Capetlens, Beimaas, voor 't Woest geweld van Moordenaaren, Op van Nispens glorijfpoor, Dat hun immer dreigt, te dekken ; Eer, met onverfchrokken moed, Dan hun 't woên ten prooi zien ftrekken, Zelfs te fmooren in Uw bloed. C a 'tVon-  C 3« ) 't Vonkend oog ziet met verachting, Op den laffen Jongeling, Die bcftemming, plicht, verwachting, Durft vertveeden in zijn kring; Zig verdienften fielt in 't kleer'e'i, Knielt aan 't Jufferlijk Toilet, Vloek: op Vadèrlandfche zeeden, Als op 't handicn van 't Musket, Dartle Wellust moge U vleijen; Nimmermeer zult gij, ontzind, Jeugd en kracht die fnoode vveijen, Voor Uw eigen heil verblind; Neen, voor 't zacht en vleijend ftrcelen, Kiest gij 't dondrcud Krijgsgefchal; Voor verleidende Bordeelen, d'Aaugevochtc Leger wal. En  C 37 ) En zo 't Oorlog op komt daagen, Dan gespt gij het Harnas aan: 'k Zal, zegt gij aan Vriend en Maagen, Winnaar keeren, of vergaan; Eer gij moodloos zoud bezwijken, Stort gij, in het veld van eer, ■ Op een drom van 'sVijands lijken, Door uw hand geveld, ter neer. C 3 AAN Eens ziet gij Uw Vrijheidsliefde , Trouw en zucht voor 't Vaderland; Daar de min Uw boezems griefde, Met een allerdierbaarst pand, Uit den Reij der fiere Schoonen, Die als gij in liefde blaakt, Voor het Vaderland, beloonen, Door haar hand Uw heil volmaakt.  AAN DE E E D E N VAN HET GENOOTSCHAP VAN WAPENHANDEL, OWer Mironton, enz. Beftuur, verzei uw treden, Op 't Helden Eerepad, bis , lis. De zucht voor 't glinstrend Wapen, Mironton, enz. Die drift, U ingefchapen, Beziel U tot aan 't graf, bit, lis. Eerbiedigt Overheden, Mironton, enz. Aan Plicht en plegtige Eeden , Hoe Heerschzucht brult, getrouw, Mi, Ut. C 5 Zie  ( 4* ) Zie de Eendracht weer herleven; Mironton, enz. Uw Rechten U hergeeven; De lieve Rust herfteld, lis, lis. HET De vette Welvaard groeijen; Mironton, enz. De blijde Vreede bloeijen, Zn Neerland waarlijk Vrij, lis, hit.  II E T MISLUKTE HAAGSCHE OPILOE&; Van den 17 Maart 1786", f"Wijs: S Morgenlicht dat vrolijk daagt, (_ Of Wanneer de zon in 't Morgenrood. 't Gevloekte doel is U mislukt, Meinëedige Verraders; Gij had den dolk in 't hart gedrukt Van Nefirlands beste Vaders, Zo niet een Goddelijke fchrik, In dat ontfaglijk oogenblik, Uw boezems had befprongen; Een fiddring U beroerd, verward; Den woesten moed aan 't eerloos hart, Het ftaal Uw vuist ontwrongen. Roem?  C 44 ) - Roemt vrij, tot aller Erraven fpijt, Gcvlo-kte Samenzweerders; Dat gij Oranjes Vrienden zijt, Zijn Regt en Deugd Verweerders; Zo die zo wreed misleide Vorst Een eiilb gunst flegts toonen dorst, Aan Uw gehaate Orden, Hij zou , niet min dan gij ontaard , Den afkeer van al 't Menschdom waard; De Vloek van 't Nakroost worden. Vlucht, Volkberoerders, Monfters, vlucht, Na.ir 'sAirdrijks uiterfte einden, En waant, dat gij in vreemde lucht Al 't onheil af zult wei.den, Voor 't Wraakgericht beveiligt zijn; De wroeging, angst en boezempijn, Die TJ verfcheurt, zult fmooren ; Vergeefsch, een zelve donderftem, Doet U aiöm, met kracht en klem, Zijn infpraak treffend hooren. Dat  ( 45 ) Dat nimmer nagt U rust verleen , De dag zijn troost U weiger; 'tHeelal zig tot Uw val vereen, Uw imart ftceds hooger fteiger; Tot gij, van ieder een gehaat, Gevloekt, vervolgd, gedoemd, verfmaad. Het leven wenscht te derven, Maar traag, in ramp op ramp geftort, Uw rustelooze dagen kort, In een geftaadig fterven. Maar gij, wien ik ter eere zing, Gij, die 't gevaar trotfeeren ; En met Uw blikfemende kling, De Muitzucht af dor=t wceren; Van Nispen, gij, wiens moed en trouw Aan hun, die 't wankle Staatsgebouw Met ftaale fchoudren fchraagen, In 't hachlijkst oogenblik betoont; Verdient het goud, dat U bekroont, Het eere goud te draagen. En  ( 46 ) En gij, ontrukt aan 't doodsch gevaar, Ten fpijt van vuige Slaaven; 6 GevaarJr, ö de Gijfdaar; Ho: ju'chen Ncêrlands Braaven: God zcif bnvaake Uw dierbaar hoofd. Tot gij, door Staatszorg afgeüoofd, Met rust, in grijze jaaren, Hoe ook door 't woest geweld belaagd. Dooi 't ganfche Vaderland beklaagd, Ten Hemel in zult vaaren. VOOR  VOOR DE SCHUTTERS ONDER HET ROT DE WAAKZAAMHEID. DU Wijs: Voor het Vederlani en Vrijheii, Voor 'sLands Vrijheid, Regt en Wetten, Altijd moedig pal te ftaan; Heerschzucht paal en perk te zetten, Dwinglandij te keer te gaan; Waardige Overheen, Veilgen voor 't Gemeen, Zo 't hun dreigt, 's Lands Wetten fchend, Word door ons als Plicht erkend.  C 4« ) Dat de Heerschzucht dreig', ofvleijè, Wij, wie immer kniell', of vall', Door geen fchijndcugd te misleijen, Staan voor 't Regt der Burgren pal; Afgunst, Nijd, en List, Vuige Broedertwist, Die de bloei in ramp verkeert, Blijft uit onzen kring geweerd. VOOR Waakzaam voor 'sLands oude Rcgten, Eensgezind die voor te ftaan; MoM het Staal den twist beflegten, Zcgepraalen, of Vergaan; Dit, hoe Heerschzucht woel, Is ons aller doel; Omwend voor de (lavernij, Blijft ons woord, of Dood, of Vrij.  VOOR DE SCHUTTERS ONDER HET ROT DE EENDRACHT. Wijs: De Vrijheid wenkt, men rter de Trem. Voor Vrijheid, Wetten, Vaderland, . Staan wij met Wapens in de hand, Hoe kleen in aanzien en getal, Als Helden moedig pal; Hij beev', die onbedagt Den lieren moed veracht, Van Burgers, die, ten fpijt van 't woen, Der Vrijheid hulde doen. » M»jn'  ( 5° ) Mijn' Broeders, blijven we Eensgezind, Elk onzer ken', en eert, en mint, Zijn waarde, en plicht, en Vaderland, Zo blijft ons heil in (land; Want, treed de twisthatpij Ons immermeer op zij, Dan volgt, bij 'sVijands handgeklap, De val der Broederfchap. Houd d' Eendracht in ons midden ftand , Dan ftoo' t ge-n opgeruide hard , Ten dienst der vuige Dwinglandij, De Rust der Maatfchappij; Dsor Eendracht, Waakzaamheid, Ten heirbaan opgeleid, Kiest ieder onzer, moedig, groot, De Vrijheid, of de Dood. VOOR  VOOR. DE SCHUTTERS Onder het ROT DE STANDVASTIGHEID Wijs: Verheft U, Bato's Zoonen. Voor t Vaderland en Vrijheid, Voor Handvest, Regt, en Wet, Slaan wij vol eedle blijheid, De handen aan 't Musket, E>reigt ons de trotfche Dvvinglandij, Met harde Slavernij, Wij ftaan, wie zwigt, Aan Eed en Plicht Getrouw, hue "t keer, nooit knielen wij; Dit Land, is 't Land der Vrijheid. Da Dat  ( 5* ) Dat Heerschzucht laster, fchelde, Ons poogen ftrafbaar noem; Daar wij hun paaien ftelden, Hij dreige, ofvleije, of doem; Eer treft, op 't bloedig Moordfchavot , Het dwingend Staal den ftrot; Eer weggerukt, Dan Slaafsch gebukt; Eer troosten we ons het gruuwzaamst lot, Op 't fpoor der Barneyclden. Hoe 't ook hier wende, of keere, Wij zullen, Vrij en blij, Ons Regt met moed verweeren, Ten fpijt der Dwinglandij; 't Gevaar, dat blooden fiddren doet, Treft nimmer ons gemoed; Wat wijk, of vall', Wij ftaan fteeds pal, Der Helden fpreuk, of Dood. of Vrij, Die blijven we eeuwig eercr VOO R  VOOR DE SCHUfTEIS ONDER HET K O T DE DAPPERHEID. Wijs: Wat heil de Vrijheid lang. Vol moed, liaan wij de hand, Voor Vrijheid, Vaderland, Voor Regten , Wetten, d' Eer, Aan 't blinkend Krijgsgeweer; Hij, die dit dierbaarst goed, Gekogt voor ftroomen bloed, Vermetel aan durft randen, Beev' vrij voor onzen moed. D 3 Daagt  C 54 ) Daagt ons Uithcemsch geweld In 't bloedig Oorlogsveld; Dreigt trotfche Dwinglandij, Met harde Slavernij; Beftaat, met woesten moed, De Muitzucht, heet op bloed, Ter Raadzaal in re dringen; Wij keeren 't vuig gebroed. Wie immer Kniell of Zwigr, Wij ffaaven Eed en Plicht, Offchoon 't zig al verwrik, Tot aan den jongden fnik. In 't grocjcn van den nood, Standvastig, fier, en groot, Verkiezen wij eenftemmig, Qf Vrij te zijn , of Dood. DE  D E MANOEUVRES. Wijs : Veus Vordonnez, je me ferai connaitre. CHORUS. Voor 't Vaderland, voor Vrijheid, Regt, en Wetten, Staan wij gefchaard, in 't blinkend Krijgsgeweer; Gereed in Stad, of Vest, of Veld van Eer, Voor hun belang, het Leven op te zetten. HET MANUAAL. Wijs: ê Donkte nagt, die duizend dagen. SOLO. Voor 't Vaderland, en dierbre Vrijheid, Voor Handvest, Regt, en Wet, Slaan wij vol moed , vol Edle blijheid, De handen aan 't Musket, D 4 Wie  ( 56 ) Wie ooit die duurverkreegen Panden, Gekogt voor Heldenbloed, Beftaat baJdaadig aan te randen, Beev' vrij voor onzen moed, Beev' vrij voor qnzen moed. CHORUS. 'Wis ooit die duurverkreegen Panden , enz. HET ÏELOTTONS VUUR. Wijs: Zingen wij tot Zoutmans glorij. SOLO, Voor geen Burgerdwingelanden, Schoon gerugfteund door geweld, Voor geen Muiters vreezen we immer; Dit voegt aan geen Burgerheid; Dat die fnooden fiddren, beeven, Voor ons welgelaan geweer; Een gereegeld Burgervuuren, Dondert Dwang en Muitzucht neer, t H O R U S. Dat die fnooden fiddren, beeven, enz. O E  C 57 3 DE MARSCH. Wijs : Voor het Vaderland en Vrijheid. S O L O. Moedig treen wij Slavendrommen, Voor den forfchen Heldentred; 'tKrijgsgeluid van Fluit en Trommen, 'tGIinstrend Wapentuig verzet; Of in 't veld van eer-. Met gepunt geweer, Steeds getrouw aan Eed en Plicht, Zelfs de dood in 't aangezigc. CHORUS. Of in 't veld van eer, enz. HET P E L O TTONS VUUR IN HET AVANCE E R E N. Wijs: Gij ktlt lang genoeg, Bataaven. * O L O. Ja, wij tarten voor "sLands Vrijheid, 'tGruuwzaamst Oorlogsweeën nood; D 5 Voo*  ( 53 ) Voot een laf en fchandlijk vlugten, Kiezen wij d--n Heldendood; Zien wij Bloeders nederftortcn, Dit verdubbelt onze moed; Hun ter wraake , doen wij 'r Slagveld Rookcn van des Vijands bloed. CHORUS. Zien wij Broeders nedr-rftorten, enz. DE ATTACKE MET GEVELDE GEWEEREN. Wijs : Garderez vous votre rigeur. SOLO. IK>g ftaan, als wij, zijn benden pal, Voor 't dondren van Musketten; Dan ftorten wij in orde, met Gevelde Bajonetten, Op "sVijandl digtfte drommen in, Die, fchoon zij moed doen blijken, En ons als Helden weeriland bien, Wij dwingen hen tot wijken. CHORUS. Op 's Vijands digtfte drommen in, enz. R E-  C 59 ) BE RETRAITE. Wijs : Vrijheid, Wijheid. SOLO. En fchoon wij dien aanval ftaaken, Op den Krijgitoon rugwaarts treen; Egter blijft onze ijver blaaken, Om voor 't heil van 't Algemeen, Even moedig, op he. bloedig Slagveld, rustig pal te ftaan ; Qnverflaagen, 't al te waagen, Zegepraalen, of vergaan. CHORUS. Even moedig, enz. PET PELOTTONS VUUR IN HET R ETIR.EEREN. Wijs : Laasttnaal ging ik mij vermijden, SOLO. Dat lafhartig bloodaarts zwigten , Bij het wa ren van de dood; tya een Zegepraalend wijken, Braakt  ( 6° ) Braakt 't-Mu«ket weer vuur en lood; *t Zonlicht fehuilt voor zwavelvvolkcn , 't Aardrijk dreunt door 't Krijgsgeweld ; Purperroode Bloedrivieren, Kleuren 't fiddrer.d Oorlogsveld. C H O R U.S. 't Zonlicht fehuilt voor zwavelwolken, ei,*.. HET EFFEN EN ONEFFEN PELOTTONSVUUK.J Wijs: Wij draagen mei vereende zinnen. SOLO. Sehcele benden wis getroffen, Door zulk een hagelbui van lood, Zien wij op 't flagveld nederplofifcn, En worstlend roepen om den dood ; Het aklig kermen fchcurt de wolken, Het dringt, en loeit in d'afgrondskolken ; 't Aandoenlijk Heldenhart, Gevoelt zijn ?s vijands fmnrt, Zijn 's vijands fmart. CHORUS. 'tAandoenlijk Heldenhart, enz. II E t  C e  C 67 ) DE GENERAALE DECHARGE. Wijs : 6 Zon aan 's Hemels transch. SOLO. Triumph ! de Vijand vlucht, ■ Het juichen fcheurt de lucht. Triumph! wij zegepraalen, De trotfche Vijand vlucht; Wij dondren onze vreugd, Die perken kent nog paaien, Bij 't dreunend Krijgsgeluid, Op grootfche wijzen uit. Triumph! wij zegepraalen, Het woeden is gefluit, CHORUS. Triumph! wij zegepraalen, enz. DE MARSCH. Wijs : Wat heil de Vrijheid lang. SOLO. Zo treen we uit 't veld van eer, Al zegepraalend weer; E 2 Be  ( 68 ) De Vrijheid juicht en lacht; Met Krijgslaurieren wagt De fiere Maagdenftoet, Om voor betoonden moed, Den Heldenkruin te lieren; Zo word al 't wee verzoet. CHORUS. De Heren Maagdenftoet, Zal voor betoonden moed. Der Heldenkruinerr^fieren; Zo word al 't wee verzoet. AAN-  AANSPl'AAKENt Gedaan ter geleegenheid der Plegtige Overgaave van de Fier M O ffl JD J!L S $ M 2V\ Op welken de Vier navolgende Zinnebeelden gefchilderd zijn: P e waakzaamheid, de eendracht, de standvastigheid, de dapperheid. AANSPRAAK, Van den Befruurder j. ver m aas, bij het aanbeden der Rondas/en. Y eelgeachte Medebroeders! die uw ijver, lust en tijd, Voor uw Vaderland en Vrijheid, aan de Waapning hebt gewijd! Die beftendig voort blijft vaaren, met een onverfchrokken moed, 3En uw zielen hebt verheeven, boven allen tegenfpoed! E 3 Welk  C ) Welk een vordring, braave Leden! rr.a.tkte dit Genootfchap niet, Wijl het aan den Delftfchen Schutter 't Iuistcrrijkfte voorbeeld bied! Voorbeeld , dat de Burger- Vrijh:id tot het toppunt voeren zou, Zo flegts de verlaagde Schutter, 't eensgezind betragten wou ! Ziet den Schutterlijken luister, ziet der Vaadrcn Vrijheidsmin, Ziet d'alöuden moed herleeven , in dit Broederlijk Gezin ! > Ziet dit oogenblik uw glorie rijzen, door 't alëud Rondas! Dat het eerlijk Legerteken bij uw dapp're Vaders was! Broeders , komt, aanvaard dees Schilden ; loopt de Vrijheid ooit gevaar, Maakt dan, door uw woord en daaden, 't Zinnebeeld dier fchilden waar ! Draagt hen onder't vrolijk fpeelen, daar de Vadèrlandfche trouw, U in het gefthenk der Fluiten, vriendlijk mede onthaalen wou ! Draagt ze lang dit Corps ter eere, met een moed die alles tart, Met een Vaderlandfchen ijver, met de Vrijheid in het hart. AAN-  ( n ) AANSPRAAK,- Van den Beihmrder j. vrijdag, na de O vei-gif te der Rondasfcn aan de Her Rondas/Iers. IP) ü-^aar wij met verrukt genoegen , oribczweeken Heldenrij! Uwen luister zien vermecren, voegen we onzen wensen'«bij» Dat de Hemel, die zo zigtbaar uw belangen gadeflaat, U door zijnen invloed fterke, dat zijn hand u nooit verlaat! Weest ftandvastig, wecst eendragtig, daar gij 's Burgers recht bepleit! Weest fteeds waakzaam! blijft volharden, in die edle dapperheid, Die des noods , ja! met de wapens, zig zou kanten tegens dwaig, Doch die liefst, door 't licht der waarheid, ftaat voor 't Algemeen belaigl Broeders! (maakt nog lang 't genoegen, dat gij door deez' deugd en moed Aan uw Spreuk, uw Zinnebeelden , aan der Braavcn wensch voldoet. Alt.os wijzen dees Rondasfen, u dien verheeven pligt, Wair voor het Geweld moet fiddren, waarvoor alle Heerszucht zwigf, A A  ( 7* ) AANSPRAAK, Van den Röndfcsfier w. fynje, uit naam der Fier gezamenlijke Rondasjïers. Z.o een onbezweeken ijver , zo een eedle Dapperheid, Die, met kragt en klem van reden , voor der Burgren Rechten pleit^ Die des noods zelf door de Wapens, aan haar Eed en Pligt getrouw, Met haar goed en bloed en leeven , Vrijheid onderfchraagen zou! Zo, ooit Waakzaamheid de listen weert van Heerszucht en Geweld! Zo ooit Eendragt 's Burgerskragten , in hun vollen bloei herftelt! Zo Standvastigheid de zege immer wegdraagt, Vriendcnrij! *tls dan, ja! van deeze uw' deugden, ( dat dit heil te wagten zijj 'tZijn hier niet fiegts Zinnebeelden, op Rondasfcn afgemaald, Neen! 'tzijn weezenlijke deugden, daar dit edel Corps meê praalt f Vinden we ons vereerd, dees tekens om te draagen op deez' grond, Waar tot heden toe de Vrijheid, met dit tal van deugden ftoncr, Altoos zal het dan ook bfjken, dat ons hart, 6 Heldenftoet 1 Dat dit Staal aan ons verpligting, en ons Zinnebeeld voldoet.