KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK UIT DE BIBLIOTHEEK VAN WIJLEN Dr. WILLEM KLOOS TE 'S-GRAVENHAGE JRL. 393536 8 192 - '40    ZEPHI31E; door, j. E. d e W I T T E junior: [Niet vertaald.'] In '5 GRAAFENBAAGË, by ÏSAAC van CLEEF; mbccuxxvjii  ,Y VOORBERIC ÏI T. van gedachten, Qn de Letteroefeningen naam* lyk,) dat dit boekje te louter sfmim e n t e e l was gefchreeven, welken fchryf(fyl hun Ëds. als gevaarlyk voor jonge lieden , aanzien — om dit voortekomen heb ik my toegelegd, cm myne zephire, meer aanééngefchakeld — minder gevoelvol — en des minder fentimenteel, te fchryven — ever wel is my dit, het geheelc wrkdoor, en vooral in het begin, niet migelyh geweest. Ieder zal my trn fljmmen, dat men geënt byzondere charaWers kan fchetfen, zonder de hartstogten, die het charakter moeten vormen, in liet oog ie houden. im is waar , dat de liefde, edelmoedigheid, haat, toom, wraakzucht, en andere driften , door onderfcheidene fcliryvers getekend, ook onderfcheiden worden voor gefield: zo zal eenkoelziunlgeons, van de liefde fpreekende, haar affclidderen naar de maate van gevoel welke hy van die hartstogt bezit; en gsvolglyk zal hy er ons eene badaarde fc/iildery van ophangen; daar, integendeel, een meer gevoelige, ons de liefde als eene altoos warme, altoos overdryvrnde drift zal fchetfen, en des, meer van de reden  V O O R B E R I C II T. ▼ 'ssfwy kende, nader aan het sfkti m e n t r. em zal grenzen — maar, die verjchïllcnde fchilderyen van bedaardheid in den kenen, eil van o v f. rge d re v K n gf,voel in den anderen — Zullen echter in den hoofdtrek e én zyn — vermits de wyze beftelling van den Godlykcn Schepper, geen fchepfel heeft voordgebragt , dat niet van alle de hartstogten zyn aandeel, min of meer ontving — en der hal ven komt het my voor, dat het fchryven van femimenteele f. ukken, meer zynen oerfprong heeft in het gev elig hart van den Jutheur, dan dat die ff ukken tot verleiding, of nadeeligheid voor jonge aandoenlyke rnenfehen zouden worden zaménge- ( field. Zou een gevoelloos hart eene juli a, eene constantia of eene lotje roulin: (i# de Willem Levend,') kunnenfchetzen? Zou een volt a ire, een tindal, boL" Hn "> bro ke en anderen, zo zuiver over den Godsdienst van Jezin hebben kunnen fchryven als vollen 11 oven? j— 'zou men in hunne fchriften, {hoe ook met het floers der mis-? leidinge omweeven,) niet altyd eenen hor,fit rek van hunne denkwyze gevonden hebben ? *3  vi VOORBERICHT. Neen , de fentlmenteele fchryver is zo ver~ werpelyk niet; eene edele, grootmoedige ziel, ptoet zyne pen leiden —■ maar liet is zyn ongeluk , als dweepende merifchen, die altydde Nutuur van eene donkere zyde befchowwen, zyne fchriften in handen krygen* — en uit éénen gevoelvoller trek, dien de fchryver er in voordbrengt, (lof zoeken, om hunne zwarte melancholie te voeden'. Voor tulken is het fentlmenteele gevaar* lyk, dat beken ik; doch is dit de fc huid van den Authcur ? Waar is het werk dat voor ieder nuttig is? —■ ik bedoel niet, hen die zig tegen het fentimenteel fchryven verzet hebben, tegentefpreeken —■ verre van daar — ik geloof zelfs dat het goed, dat het beter zoude zyn, als wy foortgelyke werken in het geheel niet hadden; dat ik dit voorgemelde hier ter neder fel, gcfchieclt f echts, om myne gedachte over een1 fchryver van het fentlmenteele te zeggen ; en om in aanmerkinge tegeeven, wiens fchuld het is , die van den schryver, of die van. zyne leezers, als dergelyke fchriften nadeelig worden? Van den schryver, zal men gereedlyk  VOORBERICHT. vn Antwoorden; want als hy niets gefchreeven had, zou hy zyne kezen niet kunnen bederven. Maar als hy nu, met het befte hart, u een [choon gevoelvol ftukje, tot uw vermaak, ter hand doet komen, en gy maakt van deeze zyne goedheid een gebruik dat u nadeelig is — wiensfchuld is het dan? Met reden zoude ik de pen hier by hunnen wederleggen ■ het fchryven óver het fentlmenteele is niet gefchlkt cm in een voorbericht te worden afgehandeld, men z ude /een geheel boekdeel daartoe noodig hebben. Men vergunne my echter dat ik, tot nut van myne jeugdige Landgenooten, in wier handen dergelyke boeken kpmen, er nog dit weinige van zegge. Ieder kan meer voordeels dan nadeels uit eene welgeflelde Roman, hoe overdreeven ook; gefchreeven, trekken — mits wy altyd den godsdienst,dereden, en de mogelykheid der zaake die wy lekzen, in het oog houden — zo dra wy die uit het oog verliezen , zyn wy den naam van een denkend mensch mw aardig —. en wy vervallen., in het zelfde *4  BL-ADWYZER der BRIEVEN, xv Fyftiende Brief, caliste aan zephire. 79 Zestiende Brief, fierfax aan zephire. 93 een fragment. * 94 Zeventiende Brief, william fierfax aan fierfax, zyn' broeder. / 99 Agttiende Brief. De Heer bassyn aan caliste. i°i N'gentiende Brief, caliste aan z e- phire. v ij5 Twintig ft e Brief, zephire aan caliste. i i 6 Een- en- Twintig/ie Brief, zephire aan fik rfax. I25 Twee- en- Twintig/Ie Brief, zephire aan caliste. . I31 Drie- en- Twintigfte Brief, caliste aan zephire. 13* Fier- en- Twimigfte Brief, fierfax aan zephire. H2 leve nsbyzonder ii eden van george fierfax. 13 2 een fragment. i?2 Vyf- en- Twintigfte Brief, william fierfax aan zephire. 17J 'Zes- en- Twintigfte Brief. De Graaf diro- san aan zephire. s ' 185 Zeven- en- Twintigfte Brief. De Heer bassyn aan calistie. 187 Jgt- en- Twintigfte Brief. . zephire aan caliste. 19$  4 ZEPHIRE* TWEEDE BRIEF. zephire aan caliste. TOT Jï JL eb dank , heb duizendmaal dank , myn èenigfte, vcor het deel, dat gy in het lot van uwe Zephire neemt3 maar , myne Caliste! verwonder 11 niet als ik u zeg, dat ik niet weder tot tl kan terug keeren, alvoorens myn Voogd, en myne vrienden , het hoenend vooroordeel, dat zy tegen mynen beminden Fierfax hebben opgeval, afleggen — hy was myn verleider — hy was myn fchaaker niet; ik wierp my vrywiüig in zyne armen de liefde — met zyne listen — feeftuurden myn hart reeds ben ik de zyne ~ ik kan,- ik mag my niet meer, zonder hem, aan uwe vriendfchap wedergeeven > ? hy heeft myn w ord, en bezit myn havt: de Hemel is getuige van onze ceden geweest. Myn Oom wèet hoe menigmaal ik zyne knieën bm&nai heb, op dat hy my met Fierfax zoude Ve'idénigeny hy weet, hoe menigen traan ik aan zyne voeten geftort heb, om - hem een vooroordeel , dat de menschhcid hoont, en dat hy, ten eftrecfite het point d'honneur noemt, te doen afleggen — na» ■> alles was Vruchtloos — die  ZEPHIRE. 5 wreedaart fpottede met myne zuchten — ishymyn Qom V — is de Graaf de Rofan een Voogd -die voor myn welzyn zorgt ? — ach! neen Caliste! gy kent dien wreede niet! — God weet wat ik onder zyn opzicht , fedcrt de dood my myne dierbaare Ouders ontrukte, gcleeden heb! ■— Ouders die op hun fterfbedde opvoeding myner tedere jeugd aan zyne zorgen betrouwden! — dan, ik wil de ysfelyke oogenblikken die ik in zyn huis heb doorgebragt, aan uwe deelneem en de ziel yerbergcn — en, Caliste!'gy weet die immers voor een gedeelte ? ■— ben ik niet menigmaal op uwen boezem komen uitweenen ? — — ■— — genoeg — dank zy de Godheid, ik heb in den deugdzaamen Fierfax een' befchermer, een' waar' vriend gevonden.> Laat de Rofan ons vervolgen ; laat hy zyn credit by den Vorst gebruiken, om ons ongelukkig te maaken, wy vreezen zyne wraak niet: eene onfchuldige ziel ftaat pal in de zwaarfte ramp» orkaanen, en veracht de laagen die de verdrukkers der onfehuld haar leggen — de Hemel, en het hart zyn onze waarborgen. By onze'komst alhier, heb ik Fierfax, plechtig, voor het echtaltaar myne hand gegceven — de dood alléén kan dien band breeken — vrees niet, myne lieve Caliste ! dat weldenkende lieden my zullen verachten, om dat ik myne hand aan e«sn waardig, en deugdzaam fterveling gaf — en' A3  6 ZEPHIRE» al lasterde men my onverdiend, dit zoude my on* verfchillig zyn — op den bodem van myn hart nederziende, vind ik dat het my niets verwyt —■ en , één oogwenk , de wenk der Liefde , die myn echtgenoot my toewydt, zou my de fmart, welke ik over de opfpraak onder myne landgenooten gevoelde , dubbeld vergoeden. 'T is zo , myne Vrindin ! ik kende Fierfax ■Hechts ecnen zeer korten tyd, toen ik my in zyne armen , of , wilt gy, aan zyne befcheidenheid overgaf — maar, myne lieve! moet ik aan u, die zelve eene gevoelige , en oplettende ziel bezit, zeggen, dat twee harten, die voor elkander geboren zyn , niets meer noodig hebben, als den eerfïen blik, dien zy by de eerfic ontmoeting op elkander werpen, om voor de eeuwigheid pVer hunne tederheid over hun lotte beflisfen? neen, myne eenigftc! .— één zucht één traan • éénc trilling vonnist, onherroepelyk, over deeze ftervelingen en ook, Caliste! een ziel, zo fchoon, zo gevoelvol, zo verheven, als die van Fierfax is, behoeft geen langen tyd, geene traage wegkwyncnde jaaren, om zig te doen onderfcheiden Maa'-, myne waarde! my dunkt ik hoor u my tegenwerpen, dat ik my in dien uiterlyken fehyn tog konde bedroogen hebben , daar onze eeuw zo vruchtbaar is in geveinsde m mfters, die het voorkomen der deugd,, en dei- tederheid hebben —*  ZEPHIRE. 7 dan, dit was in myn geval niet mogelyk — ik zal u daarover laaten oordeekn. Herinner u de eerftemaal dat ik Fierfax> zag ; het was aan uw huis gy weet wat ik u, na hy vertrokken was, zeide ? —■ gy weet, dat gy my op dat zelfde oogenblik vraagdet, ofikmy niet wèl bevond? ik moest myne aandoeningen toen voor u verbergen maar, thans kan ik u belyden, dat het tydpunt, 't welk uwe vriendfchap aan eene onpasfelykheid toefchrecf, voor myn leven over myn hart bcfchikte o hadt gy flechts opgelet, het zoude u zekerlyk niet ontglipt zyn ! — en konde ik wel mistasten ? neen , lieve Caliste ! want, een zucht, een tintelende harttraan , dien ik Fierfax zag ontrollen , en dien hy niet kon wcgwenken, vermits' de ziel er de formeerfter van was, verzekerde my, dat ook hy zyne vryheid verloor — en den beflisfenden overéénftemmenden tol, op zyne beurt, in het zelfde oogenblik, aan myne liefde gaf — >— — Dit, dierbaare vriendin myner jeugd! heeft my tot de keuze, die ik gedaan heb , geleid — en gy zelve zult, indien gy alle vooroordeelen aflegt, met my bekennen , dat, eene keuze zo kuisch, zo warm, die der Natuur en der Liefde is, welke noch he: oog der Godheid, noch de tegenfpraak der menschheid behoeft te vreezen — Wat de geboorte van mynen Fierfax aangaat, verzeker alle myne vrienden die eenig belang in myn lot nee-  S ZEPHIRE. men, dat die geboorte de myne evenaart als ik eenmaal weder, met hem, by u kan komen, zullen wy u hiervan overtuigen — maar, lieve weldenkende vriendin! al ware dit zo niet wat adelt best? immers de deugd ?— laag vooroordeel ! laat ik by u niet ftil ftaan, ieder eerlyk man , is een perel aan de kroon der mensch- lieid de landman, hoe nuttig is deezen! en toch hy heeft geene quartieren — — ik ftap hier af. Welld eene wreedheid, Caliste! dat ik , thans u, en alle myne vrienden moet verhaten ! —.—• was het niet genoeg dat uwe jonge vriendin ouderloos was? — is het dan zo zwaar eene misdaad , wanneer men vrywillig eene keuze doet, in eene zaak die voor geheel ons leven is? is het de wetten der Natuur, en der Reden eerbiedigen, wanneer men eene hulplooze wees vervolgt, om dat zy zig eenen befchermer, in een' achtingwaardig' man verkoos?—is het Christen zyn, als men zyn deugdzaame evenmensch met verachting aanziet, om dat de fortuin hem minder dan zynen broeder met haare gunsten bedeelde? — neen Caliste ! dit alles wil God niet — wy worden vry geboren; een zelfde Schepper bragt het geheelc menschdom voord !— Hy fchonk de mensch eene eeuwige, eene gevoelige ziel, om er een deugdzaam gebruik van te maaken : wy zyn geen meester om ons hart, naar welgevallen, wegtefchenken: dat zeker iets ,  •ZEPHIRE. ï| VIERDE BRIEF. zephire aan caliste. ÜIOLelaas, myne Caliste! helaas! Fierfax, die deugdzaame, die tedere echtgenoot, is niet meer in myne armen! reeds is uwe waarfchouwing bewaarheid geworden: de ontmenschte wreedaart, die zig myn Oom durft noemen , heeft hem van my afgefcheurd ! — Fierfax! —• Fierfax ! — maar hy hoort my niet —- ach Caliste! zeg my waar hy is ! gy, myne eenige, zyt niet wreed: o kendet gy mynen toeftand, uw hart zou om het lot van uwe Zephire bloeden! gy hebt my in de wieg gekend waarom ben ik in dezelve niet geftor- ven! moest ik het dan zyn, die door myne liefde' een waardig fterveiing ongelukkig moest maaken! — o Caliste ! ik moet de pen nederleggen; ik kan u niet melden, hoe' myn-barbaarfche Oom hem aan myne tederheid ontvoerd heeft . waar of thans de lucht is die zynen adem opvangt ? —' de lucht! . . zynen adem! . . ach! ik fterf! —*is 'er wel een lucht voor zynen adem ? — gewis neen ; een dampige kerker vangt denzelven, en zyn boei. . . . wat ysfelykheid! . . . zyn boei verbrcCkt het geluid der frakken welke die dierbaa-  '14 -3 E P H I R È. re uitbromt! misfehien is by in dit oogenblik reeds' niet meer: o Hemel! zal ik hem dan nooit wederzien ? kan de rechtvaardigheid gcdoogen , dat men een deugdzaam wezen , die geene misdaad, als zyne liefde voor my, heeft, als eenen geweldenaar; eenen enwaardigen verleider der kuischheid ftraft, en ter dood doemt ? zal de Godheid dulden , dat de wreedaart, die federt het: oogen lik dat de dood my myne Ouders ontnam , •zig" als myn tiran gcdraagen heeft, o.k nog eens tweede flagtoffer aan zynen doemenswaardigeti hoogmoed opölere? en om een laag vooroordeel die heilige banden welken voor het oog der Godheid gelegd zyn , dus verbrok ;n worden ? — zal dan — welke gedachte ! — zal dan het nog niet geboren wichtje, dat ik onder myn hart voel dartelen; dat het zegel van eene gekuischte min is j zal dan dat wichtje, wanneer het geboren is, en ik hef"in myne armen aart myn moederhart druk, my telkens traanen afperfen, als ik in zyn aangezichtje een trekje, of, op zyne tedere lipjes den glimlach van zynen rampfpoedigen Vader , herken ! . . . dan, waar dwaalen myne gedachten ! vergeef Caliste, Vergeef deeze afwyking aan de rampen, aan de clcnden uwer vriendinne: kom, myne l'vvc! ik zal, zo veel myne krachten thans toelaaten , u zeggen, hoe zig het ysfelyk oogenblik , dat mynen echtgenoot aan my ontrukte, heeft tocgcdraagen, en hoe ik de wreede woede van my«  ZEPHIRE. 15 tien Oom ontkomen ben — ontkomen ben ? — ach! waarom kwyne ik niet in ketenen , en is Fierfax niet vry! — O myne Caliste ! thans gevoelt myne tedere ziel, wat het is , de echtgenoote te zyn van eenen aaangebedenen echtgenoot; dien een barbaarsch noodlot, van ons minnend hart, mogelyk voor altoos , afrukt — o God ! geef toch een oogenblik kalmte aan mynen halfverftorvcn geest! gy ziet my op deezen blaauwen zark , onder uwen eeuwigen hemel, aan myne vriendin fchryven, om dus de overftelping van mynen verkropten boezem in den fchoot der vriendfchap uittcftorten! — geef my dan ook de krachten, om hieraan te kunnen voldoen! Weet dan, myne ecnige, myne getrouwe Caliste ! dat ik nog naauwlyks uwen laatften brief, die zo wel myn lieven Fierfax als my Zeer ontïtclde, geleezen had, of wy hoorden een rytuig voor de deur van het geringe huisje, dat wy bewoonden , ftilhouden;. myn echtgenoot, die by my zat,, ging naar de deur en opende dezelve , niet vermoedende dat de barbaarSchheid van onzen vervolger , zo fchielyk op ons hoofd zou donderen — maar helaas.' hy was het zelf, die, geholpen door eenige van die laage zielen , welken vpor geld ' hun evenmenfeh , fchuldig öf onfchuldig , in den boei de-r misdaaden flaan, en zig dienaaren van het recht der Overheid durven noemen, my-  t6 z e p h i r E. nen echtgenoot, hy het openen van de deur, nangreepen — vastbonden, en in één oogenblik wegvótadën. Uê beweeging die ik hoofde ontrustte my; ik ftoud gereed om naar vooren te gaan, wanneer ik eenfiags de ftem van Fierfax herkende, die my toeriep : ,, Vlucht! vlucht Zephire! men voert my „ weg! vaarwel! —■ vaar eeuwig wel"! de flag eens feilen donders konde my niet fterker getroffen hebben , als deeze woorden deeden : zekerlyk zoude ik, tot redding van mynen echtgenoot, zyn todgefchooten , zo ik niet op het zelfde tydffip , het rytuig dat hem wegvoerde , had hooren vertrekken , terwyl ik de ftem van mynen Oom erkende , die myne kamer naderde, en tegen één van zyne laage medepligtigen, welken met hem in ons huis waren geblecven, zeide: ,, Myne Nicht moeten ,, wy ook hebben:" deeze woorden deeden my fidderen, en, dank zy den Hemel, die my krachts genoeg overliet, om een moedig befluit te'neemen :— ik grendelde in aileryl de deur myner kamer van binnen in uilte toe; begaf my naar een venfter, dat op den kleinen hof die wy hadden j uitzag; ik opende het zelve, en fprong in de tuin neder: Goddank! ik bezeerde my niet, fchoon de fprong dien ik deed vry hoog, en vry moeieh'k Was, althans voor eene Vfoüw — ook zoude ikj in een oogenblik van méér beraad denzelven niet ondernomen hebben; dan myne lieve! het gevaaï  ZEPHIRE. n was daar ; eene cenige tusfchenpoozing had my iri boeiens geklonken, of Onder den dwang van den Graaf gebragt — maar ik moet vervolgen: ik richtte my na het doen van deezen fprong tcrftond Weder op, ert liep naar het einde van de tuin, alwaar ik eenen niet diepe floot doorwaadde, die niy op een' binnertwcg bragt — doch ik behieldt dien weg niet, maar begaf my in een ftuk koornlartd, welk gezegend geWas zeer hoog was opgèfchooten; ik dacht geene betere fchuilplaats te kunnen vinden; ook begaven my myne krachten; de fchrik, vermoeidheid en droefenis deeden my roerloos tusfcheil het koorn ncdervallen; wat er geduurende den tyd van myne bczwyming is gebeurd, myne lieve! weet uwe ongelukkige Zephire niet; en ik kan u niet zeggen , of men my vervolgd heeft — het was reeds nacht toen ik wedef by my zelve kwam : ik beefde ; en geen wonder ! welk een toeftand voor myn van natuurc vreesachtig hart! ik bevond my alléén , in den frikdonkerften nacht, in het veld; ik durfde niet éc'ne zucht uitboezemen, bevreesd dat men my zoude ontdekken; iedere fpeplwg" van den wind die het opgcfchooten graan kliefde; deed my yzcii, cn telkens Verbeeldde ik my den tred van één' myner beulen te hooren: dit alles, gevoegd by de fólteringen , die myne ziel oVer den toeftand van mynen echtgenoot verfcheurden , zaï u myne gewaarwordingen beter doert begrypen, dan ik in flaat ben ü dezelven te fchetzend B  re Z E P H I R E. Eindelyk, na zo Veele verfchrikkingen , wandel-, de, of liever kroop ik, naar het einde van dit k'oqfnland , en kwam weder op den gewoonen rywcg; het uitputten van myne krachten, had my eeüen hevigen dorst veroorzaakt; ik fchepte met my;TC hand , het met ilyk gemengde water uit een wagenfpoor, en dronk het op: ja lieve CalisteI dit zelfde 'water fmaakte op dat oogenblik aan uwe vriendin zeer goed , en hcrftelde eenigzins ftaare krachten — doch, het was my niet mogelyk verder te gaan: myne voeten, niet gewoon aan zulke zwaare vermoejingen, te meer daar ik flechW op myne kamermuilen was , waren geheel b'pengcfch'eurd, en zyn nog in dien ftaat — ik ««I, in deeze efende — in de duisternis, midden op den weg op myne knieën voor God neder ; fk* dankte Hem voor de krachten aan my verleend, cn fmeekte verder om zynen byftand — hier meSc i og bezig zynde , gevoelde ik dat eene zachte wamte zig door myn bloed verfpreidde, en de dofheid van den flaap op myne oogen nedcrfchoot: deeze gewaarwording deedt my opftaan, en my de pïaat», alwaar ik tot nog toe op myne knieën geïcgen had , verlaatetl ik zettede my neder teren den ftaïfi van eenen bladeryken boom , die aan de zyde van den wegftond: naauwlyks had ik deeze rustplaats gekoozen, of een zachte flaap • r-eving my — het was . reeds dag vóór ik ontwaakte ; nooi:, Caliste ! nooit verkwikte de rust een  § E P H T R E. tg Èerveling meer dan deezen hemeirchen flaap my verkwikte: ik gevoelde geene verrooeijing meer van den akeliger, nacht dien ik zo droevig had doorgebragt — ik begaf my weder op weg, en verliet deeze plaats, gaande zondereenig voedzel genuttigd te hebben , nog deii volgenden geheclendag, tot aan het vallen van den avond; wanneer ik eene * boerenwooning , die zïg op den weg bevond, intrad , om ei' eenige verkwikking te gebruiken : de lieden die er in huisvestten, zynde eert eerelyke landman, met zyne vrouw, en drie kinderen, kwamen my zo braaf voor, dat ik hj:t befluitilam , om by hen te blyven — ik deed hun dit voordel, in het welk zy met eene goedheid, die de braafheid van hun eenvoudig hart tekende, ftemden; ik ben thans nog in dit huis , by hen ; en het is hier, myne lieve Vriendin! dat de ongelukkige Zephire-zal blyven, tot de Hemel haar wederom met haare andere zig zelf veréént; of het zal hier zyn , dat zy haaren adem aan deNatuurzal wedergeeven. Myn adres gaat hier nevens : gy, myne waarde 4 ' moogt myn verblyf weeten gy zult myne fchuilplaats niet aan mynen vervolger ontdekken. Zie" daar, myne dierbaare! nu Weet gy het lot 'van uwe vriendin — maar, helaas! zal zy ook door u het lot van haaren echtgenoot weeten ? — o Caliste! meld het my, als gy iet van hem hoort; ik kan — ik mag niets tof zyne redding aanwefc» B a  te Z Ë P H 1 R E den; ik zou ftcrvcn als ik voor hem moest fpf'éékcn: naauwlyks kan ik de gedachten, van zyné kluisters verdraagen, en, ik moet my voor aandoeningen wachten : God en de Natuur gebieden het my : het lieve zegel van myne liefde , dat in mynen fchoot leeft , eischt deeze voorzorg —• des, myne vriendin, kan ik niet anders doen, als het lot van mynen dierbaaren Fierfax in de hoede der Vriendfchap te beveelen, terwyl de kracht van het bloed my verbiedt, om hier z^lve' voor te waaken, en ik ben wel verzekerd, dat uw lief deelneemend hart deeze bede aan uwe Zephire niet zal weigeren ach Caliste! wanneer zullen myne rampen een einde neemen! •— ik ben nog geene twintig jaaren oud, en hoe veele bittere bloedige traancn hebben myne oogen niet reeds geftort! — helaas! hoe veelcn zal ik er niet nog te plengen hebben , aleer zy zig voor eeuwig fluiten , en de bron die zc opwelt uitgedroogd is o ik kan niet meer fchryven — fta my toe dat ik afbreeke. Geef, bid ik tt, den inleggenden aan mynen ontmerischten Oom, maar zeg hem vooral niet, waar ik beu — ik zal dien brief niet verzegelen; doe gy het, na denzelven geleezen te hebben: ik wensch dat zyn hart er door getroffen zal worden of zou de Natuur, en de menschheid geheel in hem verdoofd zyn? — dit is alles wat ik voor den on- gelukkigen Fierfax kan doen maar Caliste! zoudt gy geene gelegenheid hebben, om , zo hy  ZEPHIRE. 33 \vegen een kistje met eenige ververfchingcn gee,ven, ontvang het als een kenmerk van mynewaare vriendfehap. . Maar ik moet eindigen, myne lieve Zephire; de Heer Basfyn wacht naar deezen, om te vertrekken ik zal u nader fchryven, zo dra ik iet, dat u aangenaam kan zyn, hoor. Vaarwel myne Üeve Zephire! kan ik, daar de Vriendfehap en de Menschheid my geleiden, wel iet vuuriger wenfchen , dan om u van fmart ontheven te zien , cn traanen van genoegen op. uwen fchooncn boezem te Horten? calis te, ZEVENDE BRIEF. De Graaf de rosan aan zephire* (Grcloof Zephire ! dat ik te oud ben geworden om de geveinsdheid der woede van eene vrouw , en derzelver naargebootfie godsdicnflighëjd niet te kennen: uw brief, die vry dweepend is ingericht, en wiens driftige ftyl volmaakt het voorkomen heeft, van een verwarden cachos van liefde en verachting * zou zeker een' man, minder verlicht dan uw Oom , C  Z E P H I R E. 8? Voorfchryving aan myne vrienden aldaar mcdegeeven; op dat hy te beter zyn fortuin kan doorzetten wilt gy hem, als het uwen toeftand toelaat, vóór zyn vertrek nog eens in zyn gevangenhuis gaan zien, mits het in ftilte zy ? welaan , ik zal er u de gelegenheid toe bezorgen. - Zie daar Nichtje ! dit is alles wat ik doen kan; verg my niets meer — denk aan den rang dien ik aan het Hof bekleed , cn die my niet toe-Laat om u, aan een-onbekend vreemdeling te verbinden: ook is deeze fchikking het beste middel om ons niet verder te onteeren — gy kent my ik behoef u dcrhalven niet te zweeren dat ik niet meer zal doen. Ik behoor niet onder die oude bedilallen die hunnen leeftyd'in den hoek van den haard hebben doorgebragt, en daarom wil ik u met geene fcheldnaamen over uw gedrag ov'erlaaden: ik heb de wereld gezien, en des weet ik, dat de natuur boven de leer gaat, en noch man noch vrouw altyd meester over de driften is , vooral niet op uwe jaaren; daarom wil ik u , en Fierfax , uw' misflag vergeeven, op de voorwaarde die ik u heb voorgefchrceven, en u toonen dat ik minder barbaarsch, en meer redelyk ben , dan Zephire van my denkt. Nu, gy hebt. my verdaan hoop ik kies, maar doe eene keuze uwer waardig denk om het hoofd van Fierfax! dit is genoeg gezegd; onderwerp u aan deeze billykheid, de tyd zal uaC 2  Z E P H 1 R Ë. deelneemcnde ziel is, maar de edele vriendfehap die gy voor de ongelukkige Zephire voedt, zal u haar deeze bede niet doen ontzeggen! geef hem deezen nevensgaanden brief van my, en omhels hem tederlyk voor uwe vriendin. De brief die de Heer de Rofan my gefchreeven heeft, zal ik ook ter uwer leezinge inlluiten — ik behoeve u niet te zeggen , myne lieve! hoe zwaar dezelve my getroffen heeft ■ de wreedc voorwaarde waaraan . hy de vryheid van mynen echtgenoot hecht, heeft my geheel ter nedergeflagcn , en mogelyk zoude ik gantsch onder het gewigt der fmarten , my door deezen brief veroorzaakt, bezwceken zyn zo niet de braave Basfyn my, door zyne vriendenraad, hadt opgebeurd , en my had doen hoopen, dat myn Oom zig eenmaal door de ftem der Natuur, en der Reden zou hiaten beweegen — ö mogt dat eene waarheid zyn' hoe zeer zoude ik hem kunnen beminnen , hiettegenftaande de fmarten die hy my heeft doen lyden ! — maar ik durf my met deeze hoop nóg niet vleien Daaf zyn zekere wezens op het vak der Aarde, die voorgeduurig afwisfelende rampen geboren fchyneri , en als ik geheel myn leven bedaard naoog , zo zou ik er uit moeten opmaaken , dat ik tot hef getal Van die clcndelingen behoor dan dit zy zo ik zal nog éénmaal aan de Rofail icbryvén, terwyl ik verder alles wat tot verligüng ïn de zaak van mynen hartvriend kan flrekkcn , Da .  53 Z E P H I R E, aan uwe deeincemende zorgen , en aan die vafl myne andere vrienden betrouw — myn toeftand * noeli myn hart zyn niet gefchikt, om naar den eisen daarin te voorzien ; en, myne lieve ! kan ik wel voor 'iets anders, als voor de droefheid, vatbaar zyn ? —— o het is zo gemaklyk te zeggen: troost u! tegen eene ziel die met de donders der tegenheid worstelt, wanneer men geene van haare kwellingen gevoelt doch ik moet hier niet by ftilftaan ■— Edelmoedige , dierbaarc Caliste ! gy vergenoegdet u niet Hechts mot my door uwe brieven ie vertroosten, en alles, zelfs te;t in <-\ ;:;.welven van mynen ecbtucnonr doordringende, Ver myner hulpe aautewemkii; gy of" In?, ik zeggen , uw menschlU-vcml vriendenhart wil l my boven dien, nog een'waardig' vriend» in den Heere Basfyn, om voor mynen wdftftfld te wanken , toezenden ! -— o iiivne vriendin! zeker moet de dankbaarheid ccne G'.Hll>cid zyn , anders zou ik , daar myn hart er zo vol van is, dcrzelvcr gevoelens hier kunnen affchetfen- ■ doch , dit is nu nie-t mogelyk — laat ik u alleenlyk mogen zeggen, dat ik met,eene ziel, gloeiende van erkentenis, tot den Schepper der wereld eene zucht Voor uwen welftand, en voor uw geluk heb opgezonden éénmaal — misfehien éénmaal aan geene zyde des doods, zal uwe Zephire u eens alle die gevoelens, die grootfche dankbaare gevoelens, dis  ZEPHIRE. 53 jty voor u in heuren boezem omdraagt, in derzel- ver volle waarde kunnen betoonen Basfyn — o ja , deeze edelmoedige is een vriend, uwer waardig by heeft voor my alle de tedere zorgen van een' vader . . . van een' vader! ■— dit woord perst my altyd een' traan af ben ik niet ouderloos ? maar ik moet geene vergezochte afwykingen maakcn! — hoe ligt fiingert een bedrukt hart altyd naar een fojnber eindpunt ! ' Nu Caliste ! — ik moet de pen nederleggen — ik moet nog aan mynen halsvriend fchryven en aan myn' Oom doch den brief aan deezen laatstgenoemden zal de Heer Basfyn voor my opftellen; want ik zou niet weeten, hoe ik aan den Graave moest fchryven. Vaarwel dierbaare j eenige Vriendin ! ik beveel u mynen echtgenoot —■ myne regelen zyn weinig maar als gy op den grondraud van myn aanwezen kondet leezen, zoudt gy er alle de trekken der dankbaarheid, der liefde, en der vriendfehap in gegrift vinden, ZEPHIRE. * 'f *  54 ZEPHIRE, ELFDE BRIEF. zephire aan fierfax. TT iJ- a myn lieve halsvriend ! ik ken uwe tedere ge* voelcns voor my; myn hart kan alle de folteringen over onzen toeftand, die li drukken, nagaan —j aan u, den eenigen man van myn hart, in uwe. kluisters kluisters die myne liefde om uwe hand klonk, te moeten fchryven, is eene taak die voor uwe Zephire ondoenlyk zou zyn , ware het niet dat de liefde en de openingen die ik van den Heere Basfyn, (welke Caliste om my te troosten , en voor my te zorgen , by my gezonden heeft,) ontvang, my er ecnigzins toe inftaat fteldcn. Rondgeflingerd door duizende van fombere gedachten , de geheele Natuur als dood voor my beschouwende , u met de boeien der misdaad overlaaden te zien, en gefcheurd uit de armen van uwe Zephire! — kan ik dan wel opgeruimd zyn? — o myn Fierfax! wannéér zal het oogenblik in 't welk ik u weder aan myn hart mag drukken aandaagen! de Rofan , die ontmenschte ! wil dat wy elkander voor ecuwig ontvluchten, en dan zal hy door zyne voorfpraak u uwe vryheid doen erlangen —» maar myn waarde —,— myn dierbaare Vriend i  zephire. óï de Natuur doen wedergeeven, indien ik uwe vraag toeftond en ook , wat toch zoude ik na het vertrek van mynen man op uw landgoed in de Provinciën deen ?• dagelyks van verdriet wegfler- ven ? behalven de roeringen van een wroe- gend gewiste , dat my telkens zou toeroepen: Het is door uwe ontrouw, door uwe laffe toegeevendheid , dat Fierfax zyne verpiste dagen, ,, in een ander werelddeel aftreurt!" befef al het onreddyke dat in uwe vraag opgeflooten ligt zie al het onmogelyke , om myne toeflemming hieraan te gecven , in, en dan zullen de Reden , en de Natuur u zeggen dat uw eisch onuitvoerelyk is , en ik er nooit in kan Hemmen. Ik tart uw vermogen niet, o, neen Mynheer! ik wenschte , en hierin is de Hemel myn getuigen, dat ik u door myne liefde als eene dochter konde gehoorzaamen; maar Ha my toe u te mogen afvraagen wat recht gy hebt om Fierfax gevangen te laaten houden, daar hy nooit iets gedaan heeft dat zulk eene wreedé mishandeling verdiende, en daar hy my niet vervoerd heeft? ik wil niet fpreeken van de billykheid der wetten, die ik — die hy tegen u kan oproepen, ik wensch liever dat dit niet noodig zal zyn.; maar ik zal u Hechts ééne gunst vergen ; zy is deeze: Vóór gy uwe vervolging verder over ons uitHrekt, bid ik, dat gy u verwaardigt om Fierfax in zynen kerker te gaan zien, en hem zeiven den aan n.y ge-  62 ZEPHIRE. daanen voorflag voortehouden; ftemt liy er in, als dan beloof ik il plechtig, dat ik my aan uwen wil zal onderwerpen —— of, zo dit bezoek, tegen het zogenaamde point if honneur ftrydt, gun hem dan dat hy er u over fchryve: wil niet gelooven Mynheer, dat hy, zyne liefde alleen hoorende, uw voorftel van de hand zou wyzen verse van dien hy weet de reden plaats te geeven, en zal mogelyk een' tusfchenweg vinden , om ons zameu te bevredigen — dit doende, myn Oom, zult gy beter van zynen inborst overtuigd worden , en dit zal u doen zien dat ik niet zo laag, door myn huwelyk met hem , beneden myne en uwe geboorte gedaald ben. De aangcborene fierheid, die zyne groote ziel eigen is, zal zig nooit vernederen, om u vergeevibg te vraagen over den flap dien Wy gedaan hebben ; wyl hy, de reden en zyn hart raadpleegendc, er niets misdaadigs in vindt : veeleer zal hy al het geweld des noodlots wedcrftaan; doch eenen Vriendelykcn , en ongeveinsdcn opflag van uw oog zal hem aan uwe knieën brengen , om er eene vergetenheid van .het voorgevallene aftebid- gen de goedheid, geen dwang^ kan zyn hart treilen. Nooit heb ik hem naar zyn gcflacht gevraagd, des kan ik hier niets Van, zeggen alleen weet ik dat hy ouderloos is , en Hechts een' broeder heeft, die in Vrankryk, zyn geboorteland, ds  ZEPHIRE. 6$ «er heeft om den Koning in zyne legers te dienen. Het waren niet de voorouderen, niet de bloedvrienden van mynen echtgenoot, die my aan hem moesten verbinden — neen , myn hart zocht, cn vond in hem eenen waaren befchermer, en een' eerlyk' man die my teder bemint — dit voldeed my, en ik behoefde by zyne geboorte, noch by den rang zyner voorouderen ftilteftaan — doch, ik tvvyfel niet, of hy zal, wanneer hy ziet dat gy u hier véél aangelegen laat liggen, u het noodige hieromtrent met genoegen mededeclen. Laat ik u , myn Oom , dan by hcrhaaling mogen verzoeken, om hem eerst te hooren , voor en aleer gy befluit hem verder te vervolgen, en door die vervolging, my in ongelukken te ftorten, die niet dan door mynen dood zullen kunnen worden uitgewiseht. Ik zal by alle de akeligheden die my omringen nu niet ftilftaan; gy behoeft flechts een menschlyk hart te hebben , om dezelven te kunnen afmeeten — ik heb alle myne krachten verzameld om u bcdaardlyk te fchryven God gecv' dat ik u getroffen , en aan mynen wensch voldaan hebbe ■—■ O Mynheer! kondet \gy in myn hart leezen , gy 2oudt overtuigd zyn, dat het u als een Voogd, en Vader, wilde beminnen en eerbiedigen — welaan ; geef'er my de gelegenheid toe, ontfla mynen echtgenoot , en gy zult zien; voor hoe veele teders  64 ZEPHIRE. gevoelens ■— voor hoe veel dankbaarheid Zephire vatbaar is. (*) zephire» DERTIENDE BRIEF» De Heer bassyn aan caliste. Ü^faauwlyks kunt gy myn voorigen brief met den . inleggendcn ontvangen hebben — en zie daar, ik zet my al weder om aan u te fchryven — gy neemt het my immers niet kwalyk Mevrouw? — maar wat behoef ik u dit te vraagen, daar gy my belast hebt om u véél, en alles wat my met uwe vriendin merkwaardigs voorviel, medetedeelen — ook (*) Myne lezers gelieven zig te herinneren, dat deeze hief, Hoor den Hr. Basfyn voor Zephire is opgefleld, en als dan zullen z'y zig niet verwonderen, over de bedaardheid die er in dóórv ftraalt: eene bedaardheid waarvoor Zephire zekerlyk in haare om* ftandigheid niet vatbaar konde zyn — en daarom verfcheelt deezt Wie f zo veel van den voorigen, dien zy aan den Graave de Rofan qfzond. ,  74 ZEPHIRE. Zephire. Nu ja; aan die edele wezens behoed ren zy ook; maar tog, gy moet ze om mynent wil niet Horten die verzen, al kosten zy my iets, zing ik altyd gaarne ; en geen wonder! zy zyn uit de pen van mynen lieven rampfpoedigen man gevloeid ! ( Zy zweeg eenige oogenbiikken; zag my aan , en vervolgde: ) Het is immers geen kwaad, als ik met een vol hart, den Hemel om gelukkiger dagen vraag ? ■ Ik. Neen zeker niet maar kom , gaan wy naar huis, wy zyn beiden aangedaan, en dit moet niet zyn ook is het reeds laat, en tyd om te gaan rusten. Zy Hond op, nam my onder den arm, en ik geleidde haar in huis. Zie daar Caliste, een onderhoud, dat ik u wilde me ledeelen: o hoe zeer verdient uwe vriendin een beter lot! hoe is het mogelyk, dat haar Oom zo wreed, zo onnatuurlyk wreed , met zulk een deugdzaam, lief, ouderloos jong mensch kan handelen! — waarlyk, -ik zou haast gelooven dat er menfehen zyn , waarby de gevoeligheid of gantsch uitgeroeid, of geheel ftom is anders was het niet doenlyk, dat de Graaf, Zephire zo liefdeloos konde vervolgen — ik hoop dat de poogingen die gy met zo veel grootheid van ziel ter haarer reddinge aanwendt, een goed gevolg zullen hebben : intusfehen z.ü ik myn best doen, om haar, zo veel ik kan , optebcuan, en van die avondwan-  ZEPHIRE. 7$ delingen zal ik geen gebruik meer maaken — ook deeze zou geene plaats gehad hebben, had ik kunnen voorzien dat Zephire zo vatbaar is voor h'et ffille van eenen fchoonen nacht <— morgen ga ik met haar eene wandeling doen , naar een oud kasteel, 't welk een halve myl van ons huis gelegen is , cn welks överblyffelen , men zegt, der moeite waardig te zyn om te bezichtigen ik hoop dat die wandeling meer vrolykheid zal baaren. De post vertrekt; ik kan hier derhalven niets meer byvoegen — wy wachten met ongeduld naar tyding van u — fchryf ons fpoedig — groet alle goede vrienden die naar my mogten vraagen zeg hun, dat ik bezig ben , om het kruidje Nooit* gevonden, 't welk een prafervatif tegen den dood is, te zoeken ; want anders luidt het wat wonder* lyk, dat ik zo lang met myne doctoraale prefentie , een boerenhut zou vereeren. Vaarwel Mevrouw! ik ben altyd, enz. BASSYN. *  ZEPHIRE. 7? hebt gehad, voor haar opteftélleii, te overhandigen hy heeft gezegd , dcnzelven by zyne terugkomst te zullen beantwoorden ook heb ik hem, na veel moeite gedaante hebben , my doen belooven, om intusfchen cle zaak van Fierfax niet Verder te vervolgen — maar hem in zynen kerker te gaan zien: dit laatfte heeft hy my echter niet vast beloofd doch ik hoop, en heb reden om te hoopen, dat alles zig ten besten zal fchikkén' de Hemel geeve het! want zeker, Zephire , en ook Fierfax, verdienen een beter lot. Nooit, myn vriend, heb ik my kunnen verbeelden , dat er zulke edele en waarlyk groote zielen waren, als ik in den echtgenoot van onze vriendin vind ik moet haare keuze billyken, en het doet my leed, dat ik dezelve dén oogenblik gewraakt heb — alles is groot — alles is edel dat in zyne houding, en in zyne woorden uitblinkt —• zelfs zyne kluisters zetten hem eene verheffing, eene gemoedigde fierheid by, die het minst Scherpziende oog, daadlyk van zyne onfchuld overtuigen , en voor hem inneemen moet. Gy hebt hem nooit gezien ? ■—■ ik wil hem ü affchetfen verbeeld u een' man van eene ge- woone lengte; vry gezet — in den bloei van zyn leven den opllag fier en ernftlg verbergende een paar levendige oogen, onder zwnare welgeboogene wenkbraauweu — 'btoozende, glad van aangezicht — met de innccmcnJfte, en vriend-  ■fS ZEPHIRE. lykfte ftem zie daar de hoofdtrekken van Fier» fax; doch dit alles zegt niets, in vergelyking van den édelen zwier zyner houding, waaraan men aanftonds den man van opvoeding en geboorte ontde-kt. Ik fchryf aan Zephire; zy zal u zekerlyk myn' brief laaten leezen; in denzelven , zult gy overzyjie deukwyze kunnen oordcelen, alzo ik haar , ■( om uwe dlalogifecrende manier te volgen,) er «cn gelprek in zal affcbryven, dat ik met haaren man had, toen ik hem de laatfte maal een bezoek gaf —- hy zelf fchryft haar by deezen. Waarlyk, Mynheer Basfyn , gy zyt tog altyd Vol vrolyke quinkflagen, in welke ernftige gevallen gy u ook bevindt als gy my niet zo waardig een vriend waart, jk zou u half uw luchtig humeur benyden hefteed het maar om Zephi-» re optebeuren —De .vrienden die naar u gevraagd hebben, heb ik uwe boodfehap van het kruid Nooitgevonden , gedaan — zy groeten u recht hartlyk. Voor het overige zal ik hier niet meer byvoegen , de brief aan Zephire kan voor u beiden dienen — Schryf my veel dit zal my zeer aangenaam zyn —- De Hemel loone uw goed meUschlievend hart Ik beveel u nogmaals onze vriendin — Uwe vriendfehap, en uwe waarde tel ik onder de wezenlyke genoegens van myn leven. CALISTE»  ZEPHIRE. 79 VYFTIENDE BRIEF. edelyk goed nieuws, myne heele lieve! lees den brief dien ik aan den HeereBasfyn fchryf, engy zult er in zien welke beloften uw Oom my gedaan ,heeft, en de reden waarom by u voor ditmaal nog niet kan antwoorden kom Zephire, zyt wel getroost alles zal zig fchikken; voeg u naar uwen toeftand bedank my nergens voor: alles wat- ik voor u, en uwen waardigen man doe , gebiedt my de tedere vriendfehap, die ik u altyd heb toegedraagen : ik wensckte nog meer te kunnen doen -— ik wil geen ander loon, dan de belofte, dat gy uwe neêrflagtigheid jzoveeldoenlyk, zult verzetten — belooft gy my dit, Zephire? — o myne lieve ! gy zult immers zo klcen een verzoek niet aan uwe Caliste weigeren ? Fierfax is viy gezond, en gemoedigd in zyn lot; ik bezoek hem dikwyls —- hy is een man uwer waardig, dit moet ik thans , nu ik hein meer van naderby heb lecren kennen, betuigen en ik wensch vuuriglyk, dat ik eerlang u beiden , bevryd van rampen, als myne waardigite vrienden/ aan myn hart moge drukken. caliste aan zephire.  *ö ZEPHIRE. Ik wil met genoegen alles in acht neemen , waarmede ik denk u eenig vermaak te. kunnen doen, en daarom zal ik u het gefprek , d; t ik met uwen echtgenoot, de laatfie maal toen ik hem fprak, had, voor u hier affchryven — het zal u ten vollen overtuigen , van de geruste gcmoedsgcfteltenis waarin hy is; ook zal het u leeren, met hoe veel grootheid eene ziel, die boven den geWoonen fchaar der ftervelingen denkt, haare tegcnheden kan wederftaan, en beneden haare aandacht Hellen vorm u naar de gevoelens van uwen waar- digen man, myne lieve dierbaare Zephire! en gy zult er u wèl by bevinden — o gy moogtweleen' traan by uwe rampen Horten , dit verbied ik u niet — maar gy moogt geene altyd morrende en donkere gedachten, die uw jong leven ondermeinen, vior uwen geest haaien dit bid ik u! — Zie hier ons gefprek. Toen ik uw' brief Voor Fierfax ontving, ging ik aanftonds naar zyne gevangenis, om denzelven eigenhandig overtegceven -j—• het was even na den middag ■—• by myn inkomen in zyne kamer, ('t welk vooreen gevangenhüis een vry luchtig vertrek is, uitziende op een tuin,) zat hy aan een tafeltje dat onder het getraliede ven Hen-aam (fond , voor zig hebbende een blad papiers, waarop hy met een potloot, 't welk hy in de ban 1 hield, eenigewezenstrekken van eene bedaagde vrouw had getekend ; liggende verder op de tafel, uwe Silhouet-  ZEPHIRE. g, te, die zeer wel getroffen is : zo dra hy my zag, ftond hy op — en zeide: ,, Gy zyt wel vriend* „ lyk Mevrouw, dat gy u zo dikwerf verledigt, „ om my in deeze onaangenaame plaats te komen „ zien — hoe vaart gy? — hebt gy geene tyding van myne lieve ongelukkige Zephire? Ik. Ja Mynheer, ik heb een' brief voor u van haar: (Ik gaf hem uwen brief over, dien hy met gretigheid doorliep intusfehen bezag ik uwe Silouëtte, die voor hem lag — den brief geleezen hebbende, nam hy met erkentenis myne hand, die hy vuuriglyk tegen zyn hart drukte , zeggende :) O Mevrouw ! gy zyt geheel goedheid ! hoe zal ik immer de zorgen die gy voor Zephire draagt, en de edele deelneeming , waarmede gy ons lot tracht te verzachten, beantwoorden ? — uwe zorgende vriendfehap heeft haar den Heer Basfyn gezon-, den gy zcidet er my niets van ? . Ik. Dcugdzaame, fchoon ongelukkige wezens Mynheer, hebben altyd rechten - onlochenbaare rechten , op de dienden die de ééne mensch aan den anderen vcrpligt is cn, in het geen ik voor u, en uwe echtgenoote, wier vriendin ik altyd geweest ben, doe, volg ik de infpraak van myn hart, en den pligt vaneen'Christen dit ver- eischt geene erkentenis ik zonct'naar den Heer Basfyn, dien ik voor een kundig en béfcheide man ken, om naar, by onverwachte toevallen, bytefraan : die Heer was reeds de vriend van my' F  g, • z E p H I R Ë. nc overledene Ouders en liet is my Ontglipt, om tl dit te zeggen; anders had gy'het ge weeten. Tt rfax. Nu Mevrouw, gy zyt eene voorbeeldige vriendin! nooit zullen wy uwe zorgen, en uwe deelneemiug kunnen beantwoorden ' doch, de Godheid zal dit, hoop ik, in dubbele' maate doen - terwyl ik met erkentenis tot aan mynen doodihik uwe lchoone ziel zal bewonderen', (Hyzhfieeg, en fcheen aangedaan.} Ik. Is Zephire niet wèl, Mynheer? — heeft zy U op eenen neerllagtigen toon gefchreeven ? Want gv zyt ontroerd ! * FierfaX. O neen! dank zyn de zorgen vanhet Opperwezen , en de uwen ! - haar briefis niet _ z0 j^ug _ „iet zo afgetrokken, als ik gevreesd Sfca - hy is Hechts gevoelvol, cn dit kon niet anders, in den toelland waarin die dicrbaare.is: ' zie daar Mevrouw 1 lees. (Ik nam den brief can ,< ? dien ik met gevoeligheid las — U gaf hem aan FierfaX terug.} Ik. Hy is wel kéét gevoelig — maar ik hoop ' Hat Basfyn haar door zyn vrolyk humeur wel een wen iig zal opbeuren. (Om dit onder-oud voor eert meer vrolyk te verwis leien , vroeg ik:} GV fchynt een liefhebber van de fcfeöoné tekenkunst te "zyn? deeze Silouëtte is immers die van Zephire? L zy is redelyk wel getroffen — is het uw werk? ——  Z E P II I, R E. Sj Fierfax. Ja Mevrouw; die aftekening heb ik getrokken ik ben grooter lief hebber, als tekenaar, cn om de trekken, die de Natuur, en de Liefde, in ons hartonuitwischbaargegrifdhebben, met eenige gelykvormigheid op het papier oveitebrengcn , behoeft men waarlyk geen groot meester te zyn —— die enkele ingriffing leidt zelve onze hand. Ik. Dit is zeer mogelyk zou het niet on- befcheiden zyn , als ik u vroeg, wiens trekken die zyn welken gy daar onderhanden hebt? het fchynt het aangezicht van eene achtbaare vrouw. Fierfax. Met genoegen zal ik 't u zeggen: ( Hy. nam het papier waarop dit wezen getekend ftond, in zyne hand; ik merkte dat hy ontroerd was: hy vervolgde:) dit zyn de trekken die de Natuur in myn hart grifte — zy zyn die van myne overledene Moeder. Ik. Van uwe Moeder! edelaartige zoon! (Ik kon niets meer zeggen — ook Fierfax was geheel huiten zig zeken , altyd zyne oogen ft rak op dat beeldenis gevestigd houdende — die trek van oudenliefde doordrong my — zy deedt my al het fchoone van zyne gevoelige ziel zien — na lang ftilzwygens herftelde hy zig.) Fierfax. Ja Mevrouw ! van myne Moeder! (Dit zeide hy met veel nadruks:) die achtingwaardige , die dierbaare veiftorvene, heeft de rampen die ons huis federt eenen tyd lang getroffea hebbenniet F 2  U ZEPHIRE. ov :rleefd het behaagde den Hemel haar vóór dien tyd tot zig te neemen. (Hy [nikte , maar loosde niet éét?, traan — beftendigd waren zyne oogen , waarin alle de folteringen van eene lydende Natuur uitblonken , op het papier gevestigd: eindelyk raakte er eenige traanen los; dit gaf hem ligt nis , en hy kon weêr fpreekem'} maar zy gaf in mynen arm den geest — en ftamekle my dervende haaren zegen toe. ( O Zephire! hoe zeer achtte ik. uwen man in die oogenblikken van aandoening! ik zou hem zeer gaarne iets gezegd hebben , maar de deelneeming der menfch'enliefae maakte my Ipr'aaldoos; des moest ik hem laaten vervolgen:} Ach Mevrouw! ik ben de eenigfte — ik ben de eerftc van myne waardige bloedvrienden niet , die fchnldloos den boei der inisdaaden om zyne hand ziet! ook myn Vader. ...... Ik. Ook uw Vader! (Dit gilde ik uit.} Fierfax. Stierf - gaf den geest, in de kluisters! (Nu werd het tooneel te akelig beiden waren wy fpr aakloos: dit duurde eenige oogenblikken ; maar , myne lieve! hoe zeer verwondefde ik tny 7 toen ik uw' gemaal, op ééns met eene edele houding van zyn'/loei zag opryzen, zyne traanen droogende , terwyl hy my zeide:} Ja Mevrouw! nryae ongelukken, of wel die van myne familie, zyn veelen: eens zal ik ze allen u verhaalen, 't is er BU de tyd nog niet toe de herinnering van dezelven, kosten my, wel is waar , dik-  'ZEPHIRE. 85 wvls een' traan; doch , God lof! ik heb geleerd om my boven myn lot te verheffen — zag ik myne hartvriendin, myne lieve Zephire flechts gelukkig, dan zoude ik wèl te vreden zyn — het doet my leed Mevrouw, dat ik u bedroefd heb — vergeef het my! — dit behoorde niet te zyn. Ik. 'T is waar, Mynheer! ik ben zédr getroffen ; maar ik leer u op dit oogenblik als een' man, myner Zephire waardig, kennen; en dit alleen vergoedt my dubbel de fmarten, die myne aandoeningen my mogten veroorzaaken daar is myne hand, ontvang haar als hetzegel eenereeuwige , eener heilige vriendfehap — zó edeldenkend eene ziel, die zo het heilige der ouderliefde kent, verdient de bewondering en de achting van elk deugdzaam fterveling. (Hy n,am myne hand, diehy met eerbied aan zynen mond bragt -. betuigde my verder zyne dankbaarheid, en vervolgde, met my de gronden waarop de troost die hy in alle zyne rampen ondervond, rustte, te -zeggen; deeze gronden, myne lieve Zephire , zal ik u affchetfen gedraag Qok gy er u naar — zie hier 't geen uw halsvriend er van zeide.) Fierfax, Gy zult u mogelyk verwonderen , Mevrouw ! dat ik nog van troost fpreek, daar ik een reeks van rampen in het verfchiet heb aangeroerd — deeze uwe verwondering rust op reden, en nooit zoude ik geloofd hebben , dat iemand, die federt zyne vroege jeugd door de ongelukken vervolgd werd a F 3-  S6" Z E P II I K E. nog eene kalme ziel konde omdraagen doch, de ondervinding leerde my dat dit echter zeer rao gelyk was Toen ik voor het eerst van myn leven de fmart van den tegenfpoed ondervond, was ik gantsch ter nederg'ellagen — ik befchouwde alles wat op de Aarde was, van zyne donkere zyde myne medemenfehen fcheenen my toe , als zo veele vyanden , die zig toeleiden , om my meer en meer te vervolgen — dikwerf zweefde ik met myne gedachten in den nacht des grafs—my dacht, dat de ophouding van te zyn, alleen een perk aan myn lyden konde brengen — evenwel liet zig de Godsdienst altyd nog te veel in my hooren, dan dat ik tot een' zelfmoord konde befluiten — wel is waar, dat de gedachten des doods zig vaak met zo veele bekoorelykheid aan my voordeeden , dat ik fmachtende naar myne ontbinding rykhalsde ; cn waarlyk j, zo my in dien tyd, iemand een' dolk in het hart had geplant, ikzoude, als een bewys van vriendfehap, rtet dankbaarheid den doód'fteek van hem ontvangen hebben — in één woord, ik was een volkomenmenfehenhaater, en een allerongelukkigst meiisch voor my zeiven —• onbekwaam om iets te doen, fleet ik myn' tyd, in eene ledigheid , die my meer en meer fomber maakte • ik geloofde niet dat er rampfpoediger wezens, dan ik, op de Aarde leefden : in deeze gedachten bleef ik, tot dat men my, eens , by gelegenheid , medenam, om één van onze 's fonds  Z E f II I R E- 8? Tucht- of vVerkhuizen te zien i de ontelbaare drom van ejendelingen, die ik-daar zag, trok r y ylings uit myne yerbystéring wel is waar, zy verdienden'het lot dat hmitrof, vermits zyhet zig door eene Hechte levenswys liaddcn waardig gemaakt maar met dat all', zy waren ongelukkiger dan ik — en hadden wel meer reden om naar hun graf te wenfehen. Toen nam ik de reden te baat, ik zag kfaarlyk dat het eene laagheid.van ziel was, wanneer men altyd morrende tegen zyn lot aandruischt. Een kortftondig leven moet niet zwartdenken- de worden doorgebragt Dat ons onvoorziene rampen treffen , is veelal onze fchuld niet, zo lang wy een gerust geweetcn omdraagen zo lang wy de reden gehoor geeven , ook zo lang kunnen wy die rampen met onvcrfchilligheid befchouwen. De Natuur heeft zeer weinig noodig om zig naaide uiterften des geluks — en tot die des ongcluks te gewennen zo dra men verder oogt dan naar ons men'sch zyn zo dra ook zal eene eeuwige Voorzienigheid , die op den minften worm lieden ziet, ons de voor ons geitel noodige troost doen erlangen. Ging het met de menfehen even als met de dieren, dat de boom bleef leggen daar ky viel. o ja, dan ware het toetegeevcn, als wy ontroostbaar in aardfche rampen waren, om dat ons dan geen vrolykcr hierna aanlachte maar , F 4  58 z e p h i r e. dewyl dit zo niet is en dewyl wy een eeuwig qnftoflyk, onftervelyk deel met ons omvoeren , zo voegt bet ons, naar troost, zelfs in het tjeffendfte lyden, te hooren. Zie nu eens my Mevrouw! (Hy toonde my zyne boeiens:} zie nu eens myne zwangere Zephire , die alles lydt wat eene gevoelige vrouw over den toeftand van een ongelukkig echtgenoot lyden kan befehouw ons beiden als ouderlooze , als vervolgd wordende weczen o dit is wel zeer fmartlyk! maar Ha uw oog ook eens op ons blank geweeten op onze on- fchuld befehouw ons als deidcende christe¬ nen , die naar een hooger eind,' dan dat der Aarde zien voeg by dit alles eene ziel, gevormd voor de eeuwigheid ; en zeg my dan eens , of uw weldenkend hart niet moet bekennen , dat er in het genoemde troost genoeg ligt opgeflootcn, om tegen eenen aardfehen, en des eindigen ramp op- tewcegen ? '([Ik ziveeg ; myne aandoening be- lettede my uw' man te antwoorden ■ hy vervolgde des met eene vrolyke , eene vergenoegde houding.} Geloof my, Mevrouw! zo wy den Hemel en ons hart vóór ons hebben, zyn noch de kluisters, noch al het folterende dat eene menschlyke magt ons aandoet, in Haat, om ons geheel troostloos, geheel onvatbaar voor gerustheid, en kalmte van ziel te maaken. Ik betuigde zyne gevoelens te bewonderen, e*  Z E P II I R E. 8o voldaan te zyn ik wensch, (voegde ik er by,) dat ook Zephire aldus zal denkeu — O boezem het haar altyd in! zeide hy — ik beloof» de hem dit, en na nog een weinig toevens verliet ik hem. Zie daar, myne lieve dierbaare vriendin! een gefprek, dat ik u niet heb willen verbergen • hetleezen daarvan,zal u zekerlyk iets gekost hebben, maar dat's niets , myne beste Jievc! gy zult er tevens in zien, hoe -uw waardige man over de eindige rampfpoeden van een eindig!kven denkt — o laat ik my mogen vleien dat gy zyne gevoelens tot de uwe zult maaken ! Fierfax heeft my den hier nevensgaan den brief voor u ter hand gefield! — deel den inhoud deczes, des goedvindende,, aan onzen vriend Basfyn mede ik heb hem maar weinige regelen gefchreeven, om dat ik met u eens ter degen postdag wilde houden ten minflen geloof ik niet dat myne vriendin, over de kortheid van deezen epistel te onvreden zal behoeven te weezen nu, de lieve Zephire is ook zo alle menfehen niet — als gy flechts opgeruimd, of ten minflen niet neörflagtig zyt, dan zal myne vriendfehap dubbel be-loond en dubbel te vreden zyn — Nu , Zephire , zal ik de pen nederleggen zo dra ik u eene aangenaame tyding kan melden, zal ik het met veel genoegen doen zyt gerust, liefde! ik zal er u niet lang naar laaten fnakkeu. F 5  9o ZEPHIRE. Wees gegroet wees duizendmaalen recln hartlyk gegroet, van uwe altyd getrouwe , en liefhebbende vriendinne, caliste. P. S. Ik vergat haast u in den naam van onze vriendfehap te verzoeken, geene avondwandelingen meer te doen; Basfyn heeft my den toeftand van uwe gevoelige ziel afgefehetst, die gy ondervond, toen gy laatst met hem na het avondmaal gewandeld hadt: o Zephire ! wees toch op uwe hoede tegen dergclyke fchokken! ZESTIENDE BRIEF. fierfax aan zephire. JHHoe vmirig , myne dierbaare echtgenoote! •weir-'.ch, fmeek ik den Hemel, om u al den troost, alle de opbeuringen die gy zo noodig hebt, toetcbrengen ; o myne lieve vriendin ! laat ik my toch mogen vleien , dat gy deezen brief, in eene  ZEPHIRE. 9? ne verbeelding! — ik fchryf immers, en mogelyk voor het allerlaatste aan u, myne Artanife ï en zie hoe zwak is myn hart; daar het my reeds in de diepten der- vergruizing heröm doet wa- Die lucht! o ik adem nog wel lucht in, myne Artanife ! maar het is de bedwelming van eenen verpesten wolk gy ligt te fterVen — en ik ben in een ander werelddeel, meer dan duizen- de uuren van u verwyderd! gy hebt my in uwen jongften brief het laatst vaarwel toegcfta- meld, en mogelyk zyt gy nu nu reeds, niet meer' mogelyk! o myn God! •—- is ook Zy reeds ftof! Altyd vertraa- gende altyd langzaam voordgaande uuren, bragt ik hier in deezen landftreek, door nood -gedwongen zynde, door en nu zal ik u u de eenige lust van myn leven , nooit wederzien! — nu Artanife! — myn doodflaap zal dan ook niet hée'1 — héél ver meer afzyn zo gy reeds tot het verblyf der hemelingen opgevcizeld zjt, fmeek dan aan de Godheid, dat zy my nu ook uit het leven opeifche , myn hart ja myn ongelukkig — diep — rampzalig ongelukkig hart,' fnakt naar de affnyding van den keten van myn aanwéezen . voor de eindelooze eeuwigheid één te zyn > 0 dit moet wil wenfchelyk weezèn ! - G  ZEPHIRE. 105 niet het onfchuldige lam lekt, ( reeds op het blok vastgebonden zynde, om te fterven,) nog de hand die het mes, om het in zyn borst te ftooten , gereed heeft 1 ■ zalige — genocgelyke onweetendheid! — ( Zy was gehéél gevoel liet myn'' arm los en droogde eenige traanen af > wy zweegen beiden eenige oogenblikken.) Ik. Altyd maakt gy toepasfingen, die u naar uwe fombere gedachten terugvoeren! ■ waartoe is dit noodig? ik bid u, befehouw ons leven toch niet onöphoudelyk van zyne donkerfte zy- de! de toepasfing die gy daar maakt — en uw uitroep: zalige genoegelyke onweetendheid! is zeer hoonende voor de wysheid van uwen Schepper — dit vee is redenloos, om aan den mensch te toonen hoe verre hy boven het zelve verheven is en hoe veel te meer hy verpligt is , Gode voor deeze verheffing dankbaar te zyn Zie eens welk eene maatfehappy gy zoudt vormen , wen de menfehen even zo onweetende als deeze dieren waren! leg toch ■ ik bid het u by herhaaling ! leg toch foortgelyke gedachten af! wees eene Christinne dit vee is weg is niets meer, als het zynsn adem uitblaast het wacht geen leven na dit leven ■—■ en wy menfehen , hebben wy niet eene voor de eeuwigheid geordende ziel ? (Met ,-eene dankbaare glimlach drukte zy myne hand, , G 5  io6 ZEPHIRE. zeggende:} ,, Ik heb kwalyk gedaan, vergeef dit ,, verkeerde toepasfing aan myne droefheid toon my ,, altyd myne misdagen ik zal er u gevoelig dankbaar voor weezen." Nu ftonden wy gereed om dit weiland aftegaan — wy kwamen aan een hek, dat ons op den gewoonen weg bragt, dien wy moesten inüaan — één van de fchaapjes, dat zekerlyk afgedwaalt van de anderen was, ftond voor dit hek uwe vriendin, dit ziende, kon zig niet wcderhouden, het te vangen ■ zy ftreelde het cn gaf het eenige bladen die zy van een' ftruik, welke in het land ftond, plukte — het at die bladen uit haare hand: Zie daar, (zeide zy,) het waare beeld der onnozelheid! Ik was genoodzaakt haar te. doen opmerken , dat wy nog niet aan het kasteel waren , en wy des onzen weg moesten vervolgen; zonder dat, geloof ik niet dat zy dit fchaapje ko fchielyk zou hebben vcrlaaten zy joeg het, in haare handen klappende, naar zyne makkers, en wy wandelden voord — Na een quartier uur gaans kwamen wy aan het kasteel — zy maakte in dien tusfchentyd nog eenige aanmerkingen over de fchuid- loosheid van dit dier welke aanmerkingen ik u niet zal verhaalen, om dat ik te wydloopig zoude worden doch .die aanmerkingen toonden al de gevoeligheid van haar hart ik ga dezelven, met te meer inzicht, ftilzwygendevoor' by , om dat ik u eene ontmoeting, die wy in het,  Z E V II I R E. 107 kasteel hadden , moet medeelen en die my zekerlyk niet ligt uit het geheugen' zal gaan ik zal u de ruines die dit Hot nog van buiten vertoont , Hechts in weinige woorden affchetl'en. Verbeeld u,.een oud Gottisch gebouw het welk door de verwoestingen van den tyd, zeer vervallen is zwaare muuren -— een voorplein , waarop men door een yzeren hek gaande , komt men kan zien dat het middengebouw twee zyvleugels, die tot flallingen voor paarden gediend hebben, gehad heeft in é 'n woord, het grootfche van een adelyk kasteel ontdekt men nog in deeze overblyfzelcn. Wy traden door het hek, het voorplein op — ons voorneemen was, om aanflonds naar het kasteel te gaan , vermits men my gezegd had, dat cr een oud edelman , aan wien het toebehoort, zyn vcrblyf op hield —■ doch wy werden hierin verhinderd , door een eerwaardig grys- landman , die ons zeide, dat hy de tuinman van het kasteel was, en dat zyn Heer een keer naar de Had was gaan doen hy vroeg ons, wat wy beliefden? kunnen wy het kasteel van binnen niet eens zien , vader? vroeg ik. Ja, antwoordde de man , wacht Hechts een oogenblik , ik zal de fleutels haaien — wy deeden zo — hy kwam rasch wedGr en wy volgden hem, door eene halfronde zwaare deur in de kamers vonden wy niets dat onze opmerking ver-  *°S Z E P H I R E. diende — het waren flechts oude muffe vertrekken — met behangzels die, naar myn inzien, tot de reliquen van onze ecrfte voorvaderen behooren — reeds beklaagden wy onze verre wandeling —. toen de oude man , eene kleine kamer, die op eenenVangen verwulfden gang uitkwam, ontfloot —zie daar, zeide by , ( ons naar eene foort van autaar, waarop twee waschkaarfen brandden , wyzende ,) bet graf van mynen ongelukkigen jongen mees^ ter, en dat ,van zyne minnaaresfc — De traanen biggelde den grysaart langs zyne wangen — O Mejuffrouw ! vervolgde by , Zephire aanziende : gy zyt ook jong; zo gy een gevoelig menfehenhart hebt, ftort dan dén' traan op deeze' tombe ■—• Zephire , reeds bewoogen, vroeg hem: of zy dan door de liefde ongelukkig geworden waren? Hy. Ja Juffrouw! •— en op één oogenblik geftorven. Zephire. O verhaal ons hun lot! (Zy zag my aan, als of zy wilde zeggen: al. wederom twee jonge ongelukkigen: ik fprak niet, ook de flati geftilte die in dit vertrek , waarvan de ven ft er s rondsom geflooten waren ^plaats had, werkte tefterk op mynen geest — Men zegge wat men wille — de overga gwan te zyn, tot niet te zyn, als men deizelven hy een graf naoogt, is altyd ontzettende - ■ De tuinman antwoordde haar op haar ver~ zoek. ) lk kan u dat in weinige woorden zeggen ,  ZEPHIRE. 109 De jonge Graaf Hcnrik , bezat groote genegenheid voor ééne van zyne nichten, Sophia genaamd: doch de oude Graaf wilde volftrekt hun huwelyk niet toelaaten, om dat hy eenig vcrfchil had, nopens de jagt, met de Ouders van Sophia hy verbood- hun alle verkeering ; doch , merkende dat de jonge lieden elkander in het hcimclyk tog fpraken, floot hy zyn' zoon in deeze zelfde kamer op — hierna wordt Sophia doodlyk krank —■ een getrouwe knecht weet gelegenheid te vinden om hem dit te zeggen — en met behulp van dien knecht, vluchtte hy uit deeze kamer, en vloog naar zyne minnaares : maar helaas ! dit lieve meisje gaf den geest, toen myn jonge Heer, pas voor haar bed verfcheen — woedende van fma t, drukt hy zyne lieve verftorvene aan zyn hart, —■ ylings begecven hem zyne krachten — enhy flerft, ■ met het rtog niet koud zynde lyk van Sophia, in zyne armen. ( Hier moest de braave grysaart ftilhouden , om loop aan zyne traanen te geeven —• uwe vriendin [nikte , en ftond beweegelooS op het gra[ te ftaaren ik kan u niet zeggen, Caliste, hoe veel er in myn hart omging; het wat iloodig geweest, dat ik Zephire uit haare vertwy- [eling ttok maar ik kon niet ik moest dett ouden man derhalven laat en vervolgen. ) Gy weent, Mynheer en Juffrouw ! o het waren zulke lieve jonge menfehen ! Graaf Henrik , heb ik gekend federt zyne geboorte zy  iio Z E P II I R • E. verdienen wel een deelneemenden menfehentraan — God hoop ik zal den ouden Graaf zyne ftrengheid vergeeven hebben. Ik. Leeft die oude Heer nog ? Hy. Neen : troostloos over het verlies van zyn eenigen zoon, ftierf hy vol naberouw, weinige maanden na hem. Ik. Wel wie is dan de Heer die hier thans woont? Hy. Dat is zyn broeder een braaf oud deugdzaam Edelman, die dikwyls by dit graf gaat weenen, en tot God bidden. ( Verder wees hy ons in een donkeren hoek van de kamer, eene foort van fchildery , waarhoven twee doodshoofden ftonden — het was vol gefchreeven met eenige dichtregelen , aan V hoofd van welken fond: HENRIK, DEN GEEST GEEVENDE BY HET LYK VAN ZYNE SOPHIA.) Ik verzocht, of ik ze mogt affchryven; hy gaf er my de vryheid toe ik zaL eene copie daar van hier byvoegen. Eindelyk verlieten wy deeze begraafplaats : met moeke kon Zephire dit graf vcrlaaten de oude man wilde ons den grafkelder van het kasteel laaten zien ■— maar ik wilde dien nu niet zien — dit zou de aandoeningen waarin ik Zephire zag, nog meer gaande gemaakt hebben wy fpoed-  ZEPHIRE. m den ons des uit het Slot — gaven den beleefden 1 ouden man iets voor zyne moeite — en kwamen weder in de open lucht — uwe vriendin had moeite om zig op de been te houdeu ik moest, gediiurende onze terugwandeling , ' telkens met haar rusten menigmaal zeide zy: Beken ,, toch metmy, Mynheer Basfyn, dat de waare liefde fterker dan de dood is: o! die lieve „ trouwe Graaf Henrik ! hoe wèl ééntoonig „ moet zyn hart met dat van zyne Sophia ge„ ftemd hebben! — waarlyk ik zou haast hun lot „ benyden — als Fierfax ook zo met my geftor- ven ware 1 — hoe zacht zou onze asch, door- ,, ééngefchommekf, zig vermengen !" Ik had alle myne vermogens noodig , om haar deeze treurige gedachten uit het hoofrd te praa- ten zy bleef er geheel in weggezonken zelfs toen wy reeds weder t'huis waren , verbeeldde zy zig nog by die begraafplaats te zyn maar, God lof! zy is thans vry wèl: uw brief, als mede die van Fierfax , hebben haar aan de hoop, en aan de opbeuring wedergegeèven. Nu Mevrouw , ik moest u dit tog melden; knor maar niet weêr over myne onvoorzichtigheid, dat ik haar naar dit kasteel heb gebragt — had ik iet van die begraafplaats, of van het geval deezer jonge ongelukkige menfehen geweeten, dan zou ik er niet met haar gegaan zyn ; ik hoop  iia. ZEPHIRE. dat deeze onweetendheid , my tot verfchooning zal ftrekken. Niemand is met meer achting, enz. b a s s y nv P. S. Als gy aan Zephire febryft, meldt haar dan niet, dat ik u dit inleggende vers heb gezonden; vermits zy my gezegd heeft, dafi zy van deeze onze wandeling noch van het geene ons daarin ontmoet is, voor u iets wil weeten uwe vriendfehap zou er misnoegd om zyn, zegt zy. henrik, den geest geevende by het lyk van zyne sophia. Nota. Men gelieve by de leezing van dïf Dichtftukje vooral in het oog te hou-, ,, den , dat Henrik , het pas oogen,, bliklyk -geftorven lichaam van zyne hartvriendiune voor zig heeft, en dat „ de zig nog optrekkende peezen, die de dood nog niet verftramd heeft, hem doen waanen, dat hy eenig leven in die dierbaare befpeuit de hoop  ZEPHIRE. 117 toe ziel gëgrifd ftaan , als gy mynen ongelukkigen — mynen deugdzaamen echtgenoot aan myne liefde kost doen wedérgeeven 1 ■— welk een atesroerend tafereel fchétst gy my van zyne gevoelens — als zoon als mensen en als grootmoedig christen! — hoe menige gevoelige kusch , die eenen nog gevoeliger traan bezegelde , heb ik op de lieve letteren van die zamenfpraak tüsfchen u cn hem gedrukt! ja Caliste! zo fchoon eene ziel verdiende immers een beter lot! _ hoe gelukkig is die edele fterveling, met alle zyne rampen'. — oja! ik zal my zyncr waardig tooneu, en meer kalm, meer bedaard, myn lyden trachten te draagen — om dus doende aan uwe lieve en deelneemende bede te voldoen : hoe zeer verlang ik naar de aankomst van zynen broeder! — hiervan beloof ik my veel goeds; zyn brief aan Fierfax, heeft my, ondanks alle myne fmarten, doen^lachen; het geheel openhartig hart van eenen broederlyken vriend {baalt er in door; gy zult hem mogelyk niet geleezen hebben , lieve! daarom voeg ik een affchrift daarvan hier nevens. Nu neen, zorgende Goedheid! wy zullen geene' avondwandelingen meer doen — uwe Zephire, (welk een lieve naam is deeze voor myne tederheid ! ) uwe Zephire zal minder lydend minder donker zyn, om dat haare Caliste • en haar halsvriend, zo veel deel in haaren welitaiid neemen, H 3  ZEPHIRE. ï*S de floot ftond , en zig' hierdoor dus bezeerd heeft; doch er is , God lof.' geene zwaarigheid by; het been is flechts een weinig gekneusd, en de Heer Rasfyn zal hem fpoedig herftellen. Zie, myne lieve Caliste! dit moest ik u mede- deelen de zorgen van die goede moeder voor haare lieve kinders, en de tederheid die zy allen aan hunnen zieken vader betoonen , hebben my zo doordrongen van achting, voor die braaye — eenvoudige lieden , dat ik myne aandoeningen u niet wilde verbergen — O hoe fchoon is niet de onge- blankette Natuur! nog ben ik geene moeder, doch ik gevoel al dc zaligheid , die ons eenen weluitgezogtcn echt, waarvan een deugdzaam kroost het gekuischte zegel is, belooft ; en my dunkt dat de afgelegenfte hoek der Aarde, die ons niets meer dan het eenvoudigst voedfel oplevert, ccn Eden kan zyn, als wy er onze dagen met den man . van ons hart, en de kinders van onze liefde doorbrengen —■ welk eene zaligheid! welk een vol genot moet de ziel niet ondervinden, als zy in eiken oogwenk die zulke dierbaare panden op ons werpen, den wenk der huwelykstrouw, en der alles vertederende Natuur ziet! — maar ik dwaal af — o Caliste ! men flingert altyd zo ligtlyk — zo geheel onmerkbaar, naar gedachten , die ons geheele aanwezen, tot deszelfs hoogften peil van genoegen , opveizelcn! Ik ben zeer nieuwsgierig — zeer verlangende,  Ï24 ZEPHIRE, naar een' brief van myn' Oom ach! lieve hart» vriendin! als het in uwe magt is, zorg dan toch dat 1 y mynen dïerbaaren echtgenoot eens in zyrc gevangenis ga zien; die éc'nc vifite kan ons gelukkig maaken ■ o ! hoe wykt alles ■— al verder al verder van my af, als ik op mynen toeftand zie, en my te binnen breng, dat ik mogelyk. . . . ysfcKke. gedachten! . . . hier alléén zónder hem vry te zien , het licht aan een ongelukkig wichtje zal geeven o! hier moet ik niet inkomen — traanen! — gevoelige traanen! kan ik u dan Wel in uwen loop Hutten? — lieve vriendin! vergeef my deeze r.fwyking ! ik ben. in waarheid niet morrend droevig, maar eene natuurlyke droefheid kan uwe dcchieeming my immers niet kwalykneemen? — hier, in myn hart, Caliste! — ja, daar — diiï kwynt die droefheid ! —■ hoopen? , och! wat is de hoop voor iemand die, twintig jaaren oud zynde, ook twintig jaaren traanen heeft geftort! — ■—■ — Maar gy wilt het ? — wel nu, ik zal dan kalm zyn. Vaarwel, li vc dierbaare! omhels Fierfax voor my, als gy hem den hier i'nleggènden brief geeft — immers zult gy hem nogwelveel — heel veel gaan bezoeken ? — o hoe veel moet zyn hart — zyn recht gevoelig hart lyden! zwyg! — zwyg myne pen! Basfyn , myne waarde ! zal u voor deezen kcej  ZEPHIRE- 125 niet fchryven; de tyd is daartoe te kort; hy groet u van harte God ge.ve, dat gy ons fpoe- dig eene gewenschte tyding kunt overbrieven Vaarwel, eenige lieve ! ik ga de oogenblikkcn tellen , tot ik een'brief van u ontvang omogt hynry kunnen zeggen: ,, Kom Zephire! •— kom weder in de armen van uwe Caliste 1" zephire» EEN-en-TWINTIGSTE BRIEF. zephire aan fiehfax. (Antwoord op den 16Jen brief.} ÖC^oen ik uwen, my zo dierbaaren brief, met den daar inleggenden van uw' broeder , cn het fragment ontving , myn teder beminde echtgenoot! had ik gevallig ëen klein ftukje, handelende over de hekwaamfte en beste middelen tot een beflendig geluk, onderhanden .om te leezen; cn hoe gepast kon ik by de leezing van uw'brief, met den fchryver er van h iet vraageu, is 0 jk all' wat men in V gemeen voor gelukkig houdt, wel waartyk geluk? -**  o neen myn waarde! deugd en eene kalme ziel, zyn zekerlyk de beste gclukspunten die wy in dit ondermaanfche kunnen verwachten ^ Groot te zyn in den ramplpoed, is zig boven deszelfs gewigt verheffen ; en altyd een warm , een vol hart voor den heiligen pligt des huwelyks te bewaaren , is zeker het kenmerk van eene tedere ziel - O hoe dankbaar ben ik u voor uwe vertroostingen! lieve diefbaare vriend van myn hart! ja ik zal my naar myn naar ons lot trachten te voegen ik zal zo bedaard zyn als my mogelyk is , in den verfcheurendén toeftand waarin ik my bevindt : mogt ik Hechts ' eenige vaste hoop op uwe fpoedige redding hebben ! wat zou my dit een zalige troost in myne tegenheden zyn ! — De 'komst van uwen broeder ftreelt my aan de ééne zyde , doch aan de andere verfchrikt my het onverzetteiyk humeur van den Graave de Rofan:, de Hemel geeve dat zig alles ten besten fchikke ! welk een genoegclyk oogenblik zal het voor onze harten zyn, als wy elkander, na zo veel leeds, ongeftoord kunnen wederzien ! — Fierfax! — ach! zal dat oogenblik wel immer aandaagen ? — zou zo veel heils ons nog aan deeze zyde van het graf bewaard zyn? —■ welk eene onöntwikkelbaare onzekerheid is deeze! zeg my niets, myn halsvriend.' lis men met eene Sellma kan zeggen: f) 'K heb ééns — f echts ééns bemind — maar't  Tja Z E • P H ï R E. briefje ftiofetTveg ; uw expresfe wacht er na —• Scfrik — denk toch , hoe verlangend ik naar uwe bdcveu ben! -— o laat ik ze toch fchielyk Ontvangen . — Omhels Fierfax — omhels zyn* broeder ■— myn Oom zelfs, als gy wilt, voor uWe, zephire. DRIE- en- TWINTIGSTE BRIEF.- caliste aan zephire. ,, Peins-leur encor la jouisfance D'une mé re qui fous fes yeux, Voit répondre a fes justes voeux, Une fille , fon efpérance, Et (lont les vertv.s, la douceur , De celui qui par Phymenée , Sera joint d fa deftinèe , AsJ'nre deja le bankeur." < Y «.'-,.' „ Ji.mmers , lieve , dierbaare Zephire ! kent gy dit couplet uit: PEpitrc a 1''Hymen , van den Heer Colli.".1 wel nu, myne waarde! eerlang hoop ik u geluk te kunnen wenfehen met eene verééniging „  Z E P H I R e. 133 die 11 nlle de zaligheden doet, finaaken , welken die dichter hier van het huwelyk affchetst ' Juich'! zing! wees vrolyk ! alles fchikt Zig ten besten uw Oom heeft Fierfax een bezoek gegeeven De broeder van uwen echtgenoot , is ecu waar vriend, een allerbraafst man , die zig zeer uw beider zaak aantrekt. Ik zal, fchoon het in myne tegenwoordigheid is voorgevallen, u niets zeggen van het gefprek tusfehen uw' Oom en Fierfax; vermits de laatfte my gezegd heeft dat hy u hier over fchreef — alleenlyk zal ik u melden, boe ik den Graaf heb kunnen overhaalen, om Fierfax in zyne gevangenis te gaan zien ■ dan, nog dén woord vooraf. Gy verwachtte zekerlyk een heel paket brieven ? om u des niet in uwe verwachting te leur te (lellen , myne lieve, heb ik alle onze vrienden verzocht, u te fchryven: is dat niet welgedaan, Zephire ? — immers ja ? — de broeder van Fierfax hadt er het meeste tegen; en waarom ? wel! om dat hy niet wist, of hy de daad vafi zyn' broeder hoog^ of laag moest opveizelen , zegt hy : 0 ! het is een wonderlyke apothecar, doch met dat al een best man — nu, lieve, zal ik u myne zamenfpraak met uw' Oom vertellen — maar, houd in 't oog dat ik eenMialfdouzyn kuschjes — recht dankbaarc — gevoelige kuschjes, van u te goed heb, voor alle de zorgen, die gy aan myne deelneeming oplegt — — dan, wat is het noodig, dat ik dit « I 3  134 ZEPHIRE. beding met u maake? uw erkennend hart, zal mydie gewis van zelf geeven. Den dag der tèrugkomfte van uw' Oom ,\ ging ik naar zyn huis , ten- einde hem over de vryheid van uwen man te fpreeken ik vond William Fierfax by hem , dien hy my als den broeder van onzen vriend deedt kennen; dit gaf my moed — en ik kon in dat oogenblik niets dan de wonderbaars hand van het Albeftuur, dat altyd de verdrukte deugd redt, dankbaar eerbiedigen — uw Oom was meer dan gewoon vrieudlyk tegen my: naauwlyks hadt 'ik plaats genomen , of hy geboodt de bedienden die in de kamer waren, te vertrekken, en vroeg my: Wel Mevrouw! hebt gy eenig nieuws van myne vluchtelinge, ge» duurendc myn afzyn gehoord? hoe maakt zy het? komt zy haast terug?" ïk. Ja Mynheer ! ik heb veel van haar gehoord , en het is ten haare:1 gevalle dat ik my de eer geef om een bezoek by u te maaken. DeGrarf. Dat dacht ik wel. (Hy glimlachte.} Ik. Hoe'is het mogelvk, Graaf! dat een weldenkend man , vermaak fchept in het ongeluk van eene jonge ouderlooze wees, die door ftervende ouders aan zyne zorgen toevertrouwd is ? in waaf„heid Mynheer ! Zephire, en haar echtgenoot verdienen uwen haat zeker niet: ik heb Fierfax in zynen kerker leeren kennen , en als ik u alle de edele trekken die zyn charakter tekenen, mededeel-  138 ZEPHIRE. Ik. Neen, vraagen om vergecving komt kier niet te pas , Mynheer; ik moè*st zeef onredelyk zyn , om dit te vergen: ik heb flechts één verzoek te doen, 't welk ik hoop dat uwe weldenkendheid my niet zal weigeren. De Graaf. En dat is? Ik. Dat gy Fierfax een bezoek in zyne gevangenis gaat geeven, vóór gy den Vorst om zyne Vry leid vraagt; cn zo gy hem dan geen man , uwer Zephire waardig , vindt, dan ben ik zeer in myne meening te leur gefteld ik zoude hier niet zo fterk op aandringen , zo ik dien achtingwaardigen niet meermaalen hart hoeren zeggen; dat hy verlangde u te zien, aleer hy eenen onverdienden kerker verliet; op dat hy in ftaat mogt weezen, u te overtuigen, dat zyn geheime echt, met uwe nicht, altyd het geluk van die dierbaare ten oogmerke gehaat hadt; en dat hy geene vryheid begeer Je , voor en aleer de Graaf de Rofan , hem , door overtuiging, met achting konde behandelen — dit — die eenige trek uit zyn charakter, moet u immers van zynen beminnelyken inborst overtuigen , en is er verre van af, van vernederend voor u te zyn. W. Fierfax. Ja Graaf! gy zyt verpligt hem te gaan zien; wy zullen zamen gaan ; weiger die bede aan de billykheid niet: hy is myn broeder, en het zou zekerlyk eenen directen hoon voor my zelVen zyn, als ik hem beneden zyue geboorte zag  Zephire. 151 en (Ik viel hem in ■ myne gehee- le ziel gevoelde die goedheid; ik wilde hem nu niets meer verbergend) Ik. Godlyke goedheid J hoeveel vermoogt gy op onze harten! neen Graaf! dit gefchenk , hoe waardig aan myne. ziel, zal ik nooit van li aanvaarden , voor en aleer gy my hebt vergund, dat ik u alles wat my en myn lot betreft, moge „vernaaien: ik moet u eerst de reden zeggen , die my wederhield, om my kenbaar aan ute maakcn — ik zal u een getrouw bericht van alles geeven — en , als gy het gehoord hebt, vel dan bet vonnis of ik uwe Zephire verdien: myn broeder zal my wel willen toelfaan dat ik u alles wat ons huis betreft mededeele? — geene bedreigingen zouden my dit ontwrongen hebben , maar eene alles overtreffende goedheid , kan alléén my dit verhaal afperfen. ( Myn broeder gaf zyne toeftemming : uw Oom zeide, zeer bewogen;) ,, Welnu, verhaal ,, ons uwe gevallen, en de reden van uw frilzwy- gen dan, wat ook dit verhaal infliüte, gy ,, alléén zult de echtgenoot van myne Zephire zyn (Hierop haalde ik een manufcript '\uit myn'' zak , 't welk ik hen voorlas , en woordlyk voor u, myne lieve ! wyl gy ook verlangend fchynt om myne lotgevallen te weeten, volgends uw laat/Jen dierhaarèn- brief, hier affchryf. )  ï<4 ZEPHIRE. zuster Fanny, fchoon zy toen flechts vyftien jaa* ren oud was , laaten blyken , en vernieuwde , na twee jaaren uitlandig geweest te zyn , wederom zyne aanzoeken by haar — myn Vader, wiens nimmer ergdenkend hart, alle menfehen naar zyne eigene beginzelen beoordeelde, en zig nooit kon begrypen hoe het mogelyk was , dat een man van geboorte, die altyd door de infpraakdereeremoest geleid worden, een onfchuldig meisje ongelukkig konde maaken, ontving het verzoek dat Suffolk hem, om de hand myner zuster deed, met die rondborftige goedkeuring , die zyn vaderlyk hart hem voor het welzyn van zyn kind opgaf, en zeide tegen den jongen Graaf, dat deeze verbintenis ons tot veel eer zoude zyn , als het met de toeftemming van zyne familie ware, en myne zuster er genoegen in name. Suffolk, in fchyn opgetoogen van vreugde, omhelsde met den kusch Van eenen Judas , (gelyk van achteren gebleekcn is,) den ouden Heer, en betuigde mem zyne erkentenis voor die toeftemming; beloovende dat hy zyne bloedvrienden gemaklyk zou overwaaien, tot het bezegelen van zyn geluk, gelyk hy die vcreénigingnoemde. Het hart van Fanny, hadt lang ten voordeele van den jongen Graaf gefproken: welleevcnd — en welgemaakt, gelyk hy was, hadt zulke eene beflisfing in een nieuw hart niet veel moeite noc» dig.  156 Z E P H I Tl E. eer men aan de andere byftaande gebouwen kwam:) vergeefsch had ik meer dan een uur rondgezocht; ik vond hen nergens — nu was liet byna drie uuren ,v en reeds begon de dag aantebreeken ■ troostloos ging ik den weg naar onze woning terug eenige treden de laan ingekomen zynde , hoor ik eene zwakke vrouweftem, vantusfchen de boomen heenklinken, die zeide — ,, O ,, God! myn Vader! ikfterf! — welkeen ,, monfler!" — de knecht diemy verzelde , en deezen uitroep mede gehoord had, fchrecuwdeuit: O Hemel! Mynheer! het is de ftem van Mifs Fanny! eene koude yzing rolde over myne leden! in één oogenblik opende zig degehee- le afgrond waarin myne rampfpoedige zuster gedompeld was, voor mynen geest ik vloog beevende naar de plaats daar ik die ftem gehoord had welk een fehouwfpcl! o hier moet men broeder zyn, om alles te kunnen be- feffen, wat ik op dat oogenblik gevoelde de .ongelukkige lag bleek als de dood het aange. zicht bebloed , met loshangende hairen , op den grond uitgeftrekt ■—\— zyt gy het myne Fanny? vroeg ik ha.ir ■ een gil was haar antwoord ■—- HevC Fanny ! hernam ik, haar opligtende , hoe -vind ik u in zulk eenen fchrikkelyken toeftand? — Zy rukte zig, meteen , terug verraader! beef! — vrees voor de wreckende hand der Almagt, uit myne armen dierbaare zuster! herkent gy uwen  Z É P H I R Ë. x$f broeder niet ? zy zag my verwilderd aan Ach! George! -—'•— rocreloos viel zy op myne borst neder ik gebood den knecht naar huis te gaan, en een' draagftoel te haaien , zonder iets aan den ouden Heer te zeggen van het geene fiy gezien had; en als deeze hem naar my mogt vraagen, te antwoorden, dat hy my nog zoekende gclaaten had. Spoedig keerde de bediende terug, eer.' ftoel, en een tweede knecht by zig hebbende , en mybe^ richtende dat myn Vader, ongeduldig over myn lang wegblyven geworden zynde , zelf was uitgegaan dit bericht was my aangenaam —■ nu konde ik vóór zyne terugkomst myne zuster op haare kamer bezorgen , en hem bedaarder van ons ongeluk onderrichten. Geholpen van de twee knechts droegen wy haar in huis zy was van haare flaau'wte eenigzins herkomen, door eenige droppels odeur die ik haar hadt laaten ophaalcn ik konde haar nog niets vraagen; zy had rust noodig; en ook ik zelf beefde om haar de reden van haaren trcffenden toeftand te hooren melden alleenlyk vroeg ik haar: ,, Is ,, alles verlooren ? " Gji zult alles weeten, zeide zy, maar ik hen onfchuldig — en , Godlof! ongedeerd aan dat monfler ontkomen Ha! zo dankt het erkennend hart het Opperwezen ! —• Ik verliet haar dan en haare kamermeid hielp haar te bed, na zy was adergclaaten.  ï58 ZE P HIRE. Naauwlyks hadt ik hsiare kamer verlaaten, of., beneden gekomen zynde om uittegaan , en myn' Vader te waarfehöuwen van de terugkomst zyner dochter , kwam de oude — eerbiedwaardige grysaart, weenende de deur in: Ach, myn Geor- ge!" zeide hy , waar of uwe ongelukkige zuster is/? de laan opkomende vondt ik deeze brazelet van haar:" (Dit was eene hrazelet, met het af beeldzei van Suffolk, die hy haar eenige dagen geleden gegeeven hadt: het gezicht van. dit afbeeidzel verontwaardigde my di rmaate, dat ik vergat het geheim van de terugkomst van Fanny te bewaaren:) Laat zien! — (Ik nam met drift de brazelet, die ik met myn' voet vergruizelde. ) Myn Vader. Wat wil dat zeggen Geörge? — O Hemel! is uwe zulter verlooren ? — fchan- delyk — eeuwig voor de eer verlooren ! — red — red my fpoedig uit myne onzekerheid ! waar is zy ?— — ■ (Alles was de trek der grievendste bitterheid, dat zyn eerwaardig gelaat tekende. ) Ik. Zy is t'huis en onzer niet onwaardig — dit is alles wat ik weet. Myn Vader. Weet gy niets meer? wie heeft haar t'huis gebragt? -— veins niet, myn zoon! als Vader gebied ik u, my alles te zeggen. Ik. Ik zal u gehoorzaamen neen; ik weet niets anders ik heb haar t'huis ge¬ bragt — zy' is ie bed j en heeft rust noodig —= zy is adergeiaaten. ; ■ . .  ïfcj Z E P H I R E, men ; dat zy te ziek was om opteftaan , en haar hart echter niet gerust was voor en alëer zyons van haare onfchuld overtuigd had geredelyk voldeeden wy aan haar verzoek. Binnnen treedendc , vloog myn Vader naar haar bed: geroerd door den onwederftaanbaaren trek van een vaderlyk gemoed, wilde hy haar omhelzen; doch zy ftiethemzachtlykvanzig, zeggende, met de oogen vol traanen: ,, O dierbaare!, achting* ,» waardige! omhels myniet, vóór gymy vergund hebt, u van myne onfchuld te overtuigen" — ( Zy weende hitterlyk ook myn Vader —r ook ik [nikte.) ,9 Droog die traanen uwe Fan- ny is altyd uwer waardig gcbleeven een monfter, daar de menschheid voor terug wykt, ,-, kon een' aanflag op de onfchuld doen ■ maar" (Haare hand naar den Hemel heffende,) de zorgende Almagt behoedde haar ! " Myn Vader. Lieve Fanny! vrees niets; ik wil uwe verontfehuldiging wel aanhooren , maar in myn hart zyt gy reeds gerechtvaardigd : eene dochter die uit myn bloed fproot, kan niet oneerlyk zyn. (Hy omhelsde haar.) Kom lieve! zeg ons ki >rt hoe alles is toegegaan doch verhaal het met de minst mogelyke ontroering Geofge heeft my niets willen zeggen. Fanny. Gy hebt veel goedheid , myn lieve Vader! om met zo veele ondeffcheiding over uwe Fanny te denken en het is ook die  Z Ë P H I R Ë. ïöi goedheid alléén die altyd ten fpoörflage aan myne deugd zal zyn. Myn broeder konde u niet van my zeggen , dan alleenlyk hoe hy my gevonden heeft j en dit treffend fchildery zal hy aan uwe tederheid hebben willen verbergen, waarvoor myn hart hem zeer dankbaar is; en het is ook myn pligt om u alle de helsche listen , die Suffolk gebruikte om my vootf altyd ongelukkig te maaken, te vernaaien ■— zie hiér in weinige woorden myn geval van gisteren met hem: ik bid u beiden öm, is het mogelyk, my niet in de rede te vallen. Gy Weet, myn geliefde Vader, Welk een fchööne dag het gisteren was ; niet te warm noch te koel; goed wandelweêr ; naauwlyks was ik met Suffolk het huis uit, of hy zeide: ^ Myne lieve ,i Fannyi waar denkt gy dat ik u brengen zal?" Ik. Hoe weet ik dat ? onze wandeling is immers met geen voorneemen om ergens heen te gaan aangelegd ? — en ook waar zouden wy gaan ? De Graaf. Hoor liefde! ik zal ü ergens brett* gen , daar het u zeer bevallen, zal ik wil tl het graf laaten zien van Junta Nordfolk en Lord FalMand: gy weet het, zy zyn twe flagtoffers van eeiTe tedere liefde geweest — neemt gy hier genoegen in? de wandeling is niet ver; 't is fchoon weêr, en als wy een weinig doorwandelen , zyn wy er in een klein üürtje zulk een gezicht is altyd verrukkend Voor een vrouwlyk harts dat de waarde der liefde kent* L  m Z E P H I II E. Ik. Wel nu ja, laat ons et heên gaan; il£ heb lang Verlangd om dit graf te' zien; men heeft er my zo heel veel van verhaald. (JVy /Joegen dan den Weg , die naar die begraafplaats ligt, in —- hy had een'' afdruk van de jlunia in zyn' zak , dien hy , buiten zytide , my aanboodt, vraagende r Kent gy dit werkje ?" — Ja , was myn antwoord.) Be Graaf. O laat ik u deeze weinige regelen mogen voorlcezen — Alles is geene liefde wat men dien naam geeft —- de engel verëenigt zig nooit met den mensch overyling is on'èer en over- gedfeeven gevoel is zottepraat zou de dood de dood blyven, als het graf weer verzamelen kon? —• Falkland! gy weet hoe veel ik u bemin; maat welk eene alles tegenfpreekende verwarring zou het zyn, zo gy die min als godlyk , en als nooit ledig wihlet befchoitwen ...» Ik. Houd op Graaf! wat zyn dat voor ftellingen? my heugt niet ze immer in de Junia geleezen te hebben, en echter ik heb het tweemaal doorgeleezen. ( Hy glimlachte. ) De Graaf. Dat kan zeer wel zyn, myne Fanny! zy ftaan er ook niet in'gedrukt ; één myner 1 vrienden heeft ze er op den kant bygevoegd — wat ftmkf er u van ? Ik* Kunt gy dat vraagen, daar gy myne ge» voelens op het ft uk der wcderzydfche tederheid kent ? ik bid u, doe dat boek weg. De Graaf* Nu, beminnelyke Fanny!- vergeef  ZEPHIRE. 163 my, zo deeze woorden u gehinderd hebben; ik las ze u Hechts voor, om te beproeven, of u de trekken die inde Junia voorkomen, nog gehcugden maar liefde! zou. het evenwel eene waarheid zyn, dat het toppunt van genoegen in eene Weluitgekoozene verbindenis beflootcn was ? ik weet wel dat het eene aardfche zaligheid mag genoemd worden, als wy eene wederkeerige genegenheid ontvangen, van het voorwerp dat wy aanbidden ; maar zou die zaligheid na het huwelyk wel blyven voordduuren ? Ik. Leg uw hand op uw hart denk aan onze liefde — en bellis deeze vraag zelf — gy hoont my, Suffolk! De Graaf. Toe! toe ! — wist ik het niet dat ik een lompert was ? .—- nu , lieve ! ik vraag u dit flechts om te fpotten. (Hy let de zyn hand op zyn hart.) Laat zien wat zegt myn hart? met uwe Fanny zult gy eeuwig gelukkig „ zyn." Dus praatende, myn waarde Vader! kwamen wy aan den ingang van het darrenboschje, dat het overfchot van deeze voorbeelden van liefde en tederheid bewaart eene lfaatige ftilte heersch- te in hetzelve ; de rondvliegende vogels fcheencn het gebeente te eerbiedigen , dat hier huisvest, terwyl eene droevig kirrende tortel den treurzang des doods floeg De Graaf vroeg: „ Wat f* dunkt myne Fanny van deeze ftilte?" L 2  tèj ZEPHIRE- Ik. Zy verrukt — en ontzet my te gader ym waar is de tombe, Suffolk? (Hy toonde my dezelve, van verre, tusfehen eenige lange masthoornen, op een vierkant vlak, met gras bedekt — ik zettede h,m aan om fchielyk doortewandelen — myn hart klopte; tk was geheel verlangen wy kwamen er by.} De Graaf'. Hier, myne lieve!, zie daar hun graf. ( Hy toonde my een blaauwen fteen; anders niets i geene f eraaden eenige kleine bloemtjes groeiden rondsom denzelven dit was V alles.) Ik. Wel ik ben verwonderd over deeze eenvoudigheid ! waarom hebt gy my hier gebragt? — Welk eene verontwaardigende onnatuurlykheid ! — zulke delïgdzaame - wezens hebben geen ailder ficïaad dat hunnen trouw aan de rrakomelingfehap overbrengt! — is dit het alles? fik was zeer verontwaardigd. ) Moufters die in den oorlog ftroo»eq onfchuldig bloed vergieten, richt men mar■k-rcae èerezuÜen op, cn ftervelingen die eer aan de mertschheid doen, krygen niets dan eenen loggen fteen die hun overfchot dekt! De Graaf. ZacM Fanny! befchuldig de geetleïl die hen dus begraaven hebben , niette fterk — Junia cn Fatkïand zyn immers nooit getrouwd geweest? welk een zuit zoudt gy oprichten, voor lieden, die van een overgedreeven gevoel geftorvcn Waren ? 'ik. IleS woord, overgedreeven gevoel, wordt  ZEPHIRE. 165 weer misbruikt dan in de daad gekend ftcrve- lingen, die eene, om dus te fpreeken, gelouterde liefde voor elkander gevoelen, zyn, geloofskei zeer zeldzaam ; doch dit bewyst niet dat zy er in het geheel niet zouden w/czen; de blyken hiervan zyn veelvuldig voorhanden, en als het dan aan my ftond, om , voor dergelyke edele fchcpfelen eene tombe opterichten, zoude ik den vleugel van eenen Seraph op hunnen zerk Jaaten bytclen ; met deeze woorden: HY DEKTE HUNNE LIEFDE} En hun eene grafnaald van wit marmer geeven , daar de gryze tyd overheen zweefde , op wiens fys ik zoude laaten graveeren: VERGEEFSCH GEMAAID; Op den voet zou eenen cirkel weezen, met dit randfehrift; ZONDER BEGIN ZONDER EINDE —v GEEN EEUWIG VINDT DEN K N O O P ( Gy lacht, Suffolk ? hoor! ik ben geen fflf. rogliphyeus-, maar dit weet ik' datéénftemmig — ééntoonig flaande zielen , zuflerlyk van den Hemel moéten gedaald zyn, toen zy op.de Aarde in het L 3  166 ZEPHIRE. ftof der wormen nederzonken — gelyk ontflaapene fchcpfelen waren reeds in de eeuwigheid getrouwd, en zyn daarom , by my, altyd gcèerdbiedigde wezens. - De Graaf. Nu gy begint te philofopheeren, Fanny, zwyg ik dood ftil welke onverflaan- baare taal praat gy ! hoe! alles zou maar goed moeten genaamd worden , dat de plattnique liefde goeddac htuittevotren; of, wilt gy, uittedenken? (Hy omhelsde my onverwachts:') die kusch, by voorbeeld, is immers meer zalig, (want zo moet ik tog praaten , om in uwen ftyl te blyven , ) dan al de vooruitzichten op een wederzien van elkander na den dood? Ik. Laat af, Graaf! uwe weinige gevoeligheid op eene ftaatige plaats als deeze is, doordringt my. (Hy omhelsde my andermaal, zonder my te ant voorden.) Nogmaals, laat af! Suffolk! ■ kom gaart wy. (Ik zag hem opmerkende aan ; een Uelfche drift blonk in zyne oogen; onder het praaten was ik, vermoeid zyn de, in het gras neder gaan zitten; hy Zat naast my; ik wilde opftaan, doch hy Uredefhield my:) De Graaf. Neen , blyf zitten, myne dierbaare Fanny ! ik heb flechts geboert: immers is een zoen geen mis laad voor het fentiment van zusterlyke zielen, ('t jr uwe uitdrukking,) als zy op het punt fraan , om eene verbindenis te vormen? (Ande. maal omhel de hy my, en trachtte eene rookt--  168 Z E P H I R £. hem, in fchyn, eenige hoop van voldoening *5 hy liet my los — ik bleef eenige oogenblikken ftil by hem ftaan, en draaide my ongemerkt naar de plaats daar hy zyn' degen gelegd had; zo dra deZelve onder myn bereik was, greep ik hem op, en dreef hem door en door zyne rechterdy — hy viel, de ysfelykfte vloeken tegen my uitbraaken- de, op den grond neder ik wierp den degen ver van my cn vluchtte weg — doch, onbekend , vol fchrik en ontroering zynde , doolddc ik meer dan twee uuren om, eer ik op den rechten weg kwam ■ eindelyk vond ik denzel- ven — maar by ons huis. komende overviel my eene krachtlooshcid — en eene hezwyming, die zckerlyk lang geduurd moet hebben , aangezien het reeds nacht was , eer George my, met behulp van den knecht, hierbragt. . Zie daar, waarde Vader! het verhaal van de behandeling die uwe Fanny heeft moeten lyden, van een' man, dien zy eens haaren echtgenoot zou hebben moeten noemen — oordeel of zy fchuldig, dan of zy uwer waardig is. Myn Vader, betuigde over haare wyze van handelen in deezen, te vreden te zyn, en omhelsde haar met al die tederheid die de deerenis der Natuure aan het lydend hart van eenen ouder opgeeft Om kort te zyn, myne zuster herftel- de zig, na eenige dagen haare kamer gehouden te hebben ? volkomen; doch behield eene fomberheid  17° Z E P II I R E. een gevoelig hart altyd treffende tyding, van zy* nen dood. Maar de grootfte rampfpoed die op my moest nederdonderen wachtte my nog. De familie van den Graaf, wanhoopende om "zynen dood,-liet de reden van ons gevecht onderzoeken en bewerkte dat myn Vader , hoa onfchuldig hy ook in deeze ware , gevangen gezet, en als een misdaadiger verhoord werd alle de poogingen die myn broeder William om hem te doen ontflaan ondernam , waren vruchtloos; men beweerde dat de overledene, dervende, bekend hadt, dat ik hem , op aanzetting van myn'Vader, doorftooten had; ( mogelyk was dit eene onwaarheid :) om kort te zyn, want zulk een aandenken roert my te veel; de oude braave man, was niet beftand tegen zo veele onrechtvaardigheden — eene kvvynende ziekte fleepte hem , nog gevangen zynde, naar 't graf 1 't zoude eene vruchtlooze pooging zyn, wilde ik hier alle de ysfelyke gewaarwordingen, die my omringden , aanhaalen —- ik fchuif er een gordyn voor Myn broeder verliet den Engeffchen dienst, eu vertrok met myne zuster naar Frankryk, daar hy als Ritmeester by een regiment geplaatst werd — Fanny, altoos meer en meer fomber wordende , verweet zig den dood van haaren Vader — en — volgde hem, een-en-twintig jaaren oud zynde, in het graf terwyl ik in myn Vaderland verwee-  ÜJ«* ZEPHIRE. fchuld niet dat de wereldfche zaaken geen fpnediger rad hebben daar zy om draaien. (My in het 00g hijgende.) Wel! myn lieve Fhri'ax ! hoe komt gy hier? (IJy wilde my omhelzen, maar ik Weerde hem af.) Ik. Vergeef my, Mynheer de Graaf! gyweet het, ik ben openhartig , en des moet ik u zeggen, 'dat het er verre van af is, dat ik beantwoorden zoh lanjnen, aan eene vriendfehap die gy my wik herinneren -—■ die tyden zyn voorby! (Hy was verwonderd; ik zeide dit met na duik.) De Graaf. Hoe zyt gy zo koel, myn beste vriend ! — ik weet niet dat ik u beledigd heb; .of ós het, (voegde hy er lachende hy,) om dat gy menigmaal, ongevraagd, haazen in myne jagthebt gefehooten , die gy met Morrcau, en twee i drie Vrienden, opfmuldet? Ik. Met myn wecten is dit nimmer gef.hicd ; en' zo het al gebeurd mogt zyn, dan zal de Graaf de R fan immers nog bever een half dozyn haazen mis fen, dan éène nicht? Ds Graaf. Dan ééne nicht! — wat is dat voor eene vraag, Mynheer? (Hy zweeg lang, en vervolgde daarna:) neen; ik mis liever èéneonwaar- dige, dan zes nuttige dieren maar in alle gevallen, Fierfax, nogmaals, hoe komt die vraag hier te pas? Ik. Als wy alléén waren , Mynheer, zoude ik % dezelve uitleggen.  ZEPHIRE. 1S1 De Graaf. Zo die uitlegging niets behelst , dan het .voorval van Zephire, zo kunt gy het hier, in 't byzyn van deeze Heeren, a's 't ü belieft, even gerust doen ik heb hun hetzelve gisteren avond breedvoorig verhaald; doch zo gy my iets anders'te zeggen hebt, zul en wy in myne kamer gaan. Ik. Neen ; laat ons blyven , het geeft my veel genoegen dat gy dit verkiest: ja, het was over Zephire , en den ongelukkiger., die , op uwe aanklagt, gevangen genomen is , dat ik u wenschte te fpreeken : deeze Heeren hebben my, even vóór uwe komst, veel van dit geval verhaald; 't welk my leed heeft gedaan te moeten aanhooren laat ik'u mogen vraagen , Graaf, of gy den man wel kent dien gy vervolgt? De Graaf. Waarlyk, Fierfax! gy zoudt my verftooren, als ik minder uw vriend ware > neen; ik kan dien onwaardigen niet verder, als dat hy eenige maaien aan myn huis is geweest, op partyen die ik gegeeven heb. Ik. Kent gy zyn' naam niet? De Graaf. Ja, hy zegt dat hy Fierfax genaamd is; doch ik kan immers niet,,denken, dat zulk een zwerver tot uwe familie behoort ? er zyn mogelyk duizend bedelaars in de wereld, die De Rofan heeten; ,maar ik zou my aanltonds laaten herdoopen, als ik wist dat zy allen waanden tot de mynen te beho^ren- M %  i8 2 Z E PU I R E. Ik. Met uw wclnecmcn, Mynheer; die Helling gaat niet door, en doet in dit geval niets af: die man was Fierfax genaamd — gy deedt my de eer, my uw vriend te noemen, en des hadt gy, naar myn inzien, hier wel eens een oogenblik over kunnen denken, aleer gy hem dus onwaardig behandelde!; want ik kan niet denken , dat hy zig beneden zyne geboorte gedraagen heeft. (Uw Oom iradt eenige fikreden verwonderd terug. ) De Graaf. Beneden zyne geboorte zegtgy! — behoort hy dan tot uwe familie? Ik, Ja by is myn oudfte broeder. "{[Hier, Zep 'lire, hier moest gy het gelaat van uw' Oom hebben zien veranderen.) A^len. Uw broeder ! zyn broeder! Ik. Ja, Myne Heeren; die ongelukkige is myn broeder, en een man, die door het wreeken van den hoon, eene vrouw aangedaan, ongelukkig zyn vaderland heeft moeten verlaaten; derhalven kan ik niet gcloovcn , dat hy in Haat is geweest, om den laagen verleider van ecu jong meisje te worden ; hier moet des meer aan vast zyn : morgen vertrek ik naar het Hof, cu ik ben verzekerd dat de rechtvaardigheid van den Vorst, geen gehoor zal weigeren aan de ernftige bede die ik hem, om het onderzoek van die zaak, zal doen — is myn broeder fchuldig , zo zal ik de eerfte zyn in hem te veroordeelen; maar de meerdere magt moet hem niet tngehoord verdrukken. (Zy zweegen allen : de.  ZEPHIRE. %H Graaf Meldt eene peinzende houding , enfcheen verlegen. ) De Graaf. Maar waarom heeft hy my niet gezegd wie hy was — dan zouden immers alle die onaangenaamheden niet gebeurd zyn ? Ik. Ik weet geene reden van zyn ftilzwygen te geeven wy zullen die nader hooxen. De Graaf.' Nu, myn beste Willem! geef my de hand, laat djt geval onze vriendfehap niet breeken ! nu ik weet wie hy is , zal ik alles trachten te herftellen: wy zullen morgen Samen vertrekken. ( Tegen de Officieren.) Myne Heeren , een cploopend man wordt ligt misleid; misleiden ben ik, ten opzichte van myne nicht, en den broeder van myn' vriend, in dit geval geweest; des zal het my als eene blyk van uwe vriendfehap voor my verftrekken, als gy een geheim van myn verhaal van gisteren avond maakt; ik vertrouw dit van uwer aller edelmoedigheid — en '— aan lieden van eer is dit genoeg gezegd, Eenpaarig gaven zy. uw' Oom hun woord hier. op; wy dronken nog een ffesch zamen, en alle dingen waren in den haak. S'morgeflf vertrok ik met den Graaf, en wy kwamen gezond hier aan. Zie daar, lieve Zuster! alles wat ik by elkanderheb kunnen raapen; het overige weet gy : uw Oom is gisteren met myby myn'broeder geweest; binnen weinige dagen hoopen wy u beiden gelukkig'weder M 4  ï84 ZEPHIRE. vereenigd te zien —en zyt dan verzekerd, dat myn geheele hart, (cn het hart van een'militair is waar* lyk door den bank nog al oprecht,) in uw beider geluk zal deelen. Wel ik heb nog nooit zulk een' brief gefchreeven ! ik lach zelf over het afdeelen van die zamen- fpraaken hoor! ik kan er my nog niet aan gewennen, het fchynt. of ik een blad uit de Gramaire van gieter Marin heb afgefchreeven: evenwel, Caliste en George hebben my dien fchryf, trant aan de hand gedaan. Nu, ik zal hier de pen maar by neêrleggen ; gy hebt al letters genoeg, mogelyk te veel, naar uw genoagen de Graaf is zo mak als een fchaap; thans is uw man zyn vriend morgen gaan wy zamen naar het Hof hy fluit hier een' brief voor u in Ik omhels u, myne waarde zuster! en noem my, met achting, Uw broeder, WILLIAM FIERFAX.  ZEPHIRE. iÉJ ZES- en- TWINTIGSTE BRIEF. De Graaf de rosan aan zephire. Ctfehoor geevende aan de hillykheid , en nu my bewust is , uit welk bloed uw echtgenoot fproot, is het door deezen, myn waarde Zephire, dat ik u kennis geef, hoe aangenaam het my zal zyn, als gy tot myn huis terug keert, 'en de elendige woning, Waar in gy thans zyt, verlaat; op dat ik u mynen zegen over uw huwelyk met Fierfax moge geeven, en u beiden door myne aanhoudende vriendfehap , de bittere ^ogenblikken doe vergeetên , die u myne oploopeudheid heeft berokkend. Ik heb hem gisteren bczogt ; zyn broeder is myn vriend, en uw man fchynt uwer waardig, {ei Weezen: ik ben deeze bekentenis aan de rechtvaardigheid verfchuldigd — hy is nog gevangen; doch droog uwe traanen , myne beste, lieve Zephire! gy hebt er reeds meer dan te veel geftort: morgen 'ga ik, vergezeld van zynen broeder, den Voist om zyne vryheid vraagen; ik twyfel niet aan den goeden uitflag: maak u intusfehen reisvaaardig, om terug te keeren,; ik wil niet dat gy in uwen toeftand aan het ongemak van huurrytuigen bloot» M5  i86 ZEPHIRE. gefield zult zyn; des zal ik u myne eigene koets zenden de flaaking van Fierfax houdt my nu hier, anders zoude ik zelf u komen af haaien —. misfchien zal uwe waardige Vriendin , Caliste, die ik er om verzoeken zal, deeze moeite wel op zig ncemen en zo niet, hebt gy altyd gezel- fchap aan' den Heere Basfyn -— groet dien braaven man van mynent wege, en zeg hem, dat het my altyd tot een waar genoegen zal zyn, als ik hem blyken van myne erkentenisfe kan geeven, voor de zorgen die men my gezegd heeft, dat hy voor uwen welftand heeft gcdraagen. Vernoeg u met deeze weinige regelen', myne lieve Zephire; mondling zal ik u meer zeggen: ;k haast my om uwen vriend zyne vryheid te bezorgen vergeet het gebeurde, en zyt gerust dat gy voortaan in uwen Oom altyd een waar vriend — en eenen liefhebbenden voogd zult viu» ,den. De Graaf de r o s a n.  r.88 ZEPHIRE. Hoe veel genoegen geeft my de fteuchelyke ommezwaai van het lot onzer jonge vriendinne , en van haaren weidenkenden echtgenoot 1— in waarheid , ik deel er in met alle de blydfchap van een' Vader; ik bemin dit lieve — fchrandcre mensch, als eene dochter; en zy verdient zulks in alle opzichten — gy moest eens gezien hebben , met hoe vee* le zorgende goedheid zy het jyden van onzen huiswaard trachtte te verzachten , toen hy , eenigcn tyd geleeden, het ongeluk hadt gehad eenen val te doen, in het redden van één' van zyne koe-* beesten, dat in eene mocrasfige floot gevallen was: met eene dille vreugde, zag ik haar den zieken landman, eigenhandig de geneesmiddelen toeryken, die ik hem voorgefchreeven had om te gebruiken de gul 'artige menfehen hierin huis, houden ook zo veel van haar, dat hun fcheiden zekerlyk nog traanen zal kosten: gisteren zeide my de waar'in: ,, Wel, Mynheer! is het waar „ dat onze lieve Juffrouw haast vertrekt ? zy heeft „er my iets van laaten blyken — o ik wenschte „,dat zy altyd by ons ware; ik wilde haar gaarne v< ornietmet; 1de kost gecven ; ik, myn man, en myne kinderen , houden zo veel van haar, als of „het onze naafte bloedvriendin ware; eniklegdes avonds nooit myne kinderen te bed , of zy moe,,ten eerst onzen lieven Heer, voor het geluk van „ dat beminnelyk mensch gebeden hebben." Ik bedankte de vrouw voor het goede hart dat  ZEPHIRE. lig zy en haar huisgezin onze lieve vriendin toedroeg 4 en zeide, dat het tot ,?eluk van Zephire zoude zyn , als zy deeze woning verliet: ,, Wel nu,,, laat zy dan inet God vertrekken," was haar antwoord, Dewyl ik hier Van bidden {"preek, moet ik u nog eenen engelachtigen trek van haar deugdzaam charakter tekenen. Eenige, dagen geleeden , was ik Wegens het fchoone weder, vroeger dan anders myne gewoon* te is, opgedaan ; 't was maarvyf innen — de hemel* fche morgenftond, die aandaagde, leidde my naar het veld; met verrukking zag ik de opkomende zon aan den Hemel blaaüWen , en de beesten in de .Weiden hun morgenvoedzel nuttigen —> meer dan een uur bragt ik met ditheerelyk tooneel derfchep- pende Natuur door de klok flocg half zeven uuren — ik wandelde naar huis; het reeds openftaande vengftcr der kamer van Zephire, deed my befluiten dat zy ontwaakt was • ik vroeg de vrouw van het huis of zy beneden was geweest ? (Gy moet weeten, Caliste, dat uwe vriendin dc gewoonte heeft, van, na haar opftaan , altyd beneden te komen, om dc kinderen van den landman een morgenkusch te geevcn, inzonderheid het kléinfte jongetje , dat haar favoriet is : ) de vrouw antwoordde, ,dat dc juffrouw reeds haar onthyt boven had laaien brengen —■ ha! dacht ik, mi moet ik haar verrasfehen; laatst heeft zy my ver-  Ulo Z E P H I R E. Weeten dat ik te lang füep, en nu kan ik haar van het tegendeel overtuigen — ik trad, met deeze gedachten, zaclitkens den trap, die naar haare kamer leidt, op ; de deur was niet geflooten , en ftond met een reet open: ik friet dezelve ftil geheel o- pen • welk een treffend welk een eerbiedwekkend gezicht tref myn oog! uwe bcminnelyke vriendin, lag, in aandacht weggezonken , biddende op haare knieën , naar het ven- iter gekeerd ik hield my ftil, my dacht dat ik die aandacht niet moest Itooren, en keerde myom ten einde weder heen te gaan — de beweeging die ik maakte deed haar omzien — zy ftond op, ik zag dat haare fchoone oogen vochtig waren ■— ,, Goede morgen, myn vaderlykevriend ! " zeide de engel; ( want zo moet ik haar noemen , als ik aan het gelaat denk, waarmede zy uit het gebed opftorid : ) „ Góede morgen ! gy zyt van daag vroeg op — ik ben lui geweest; doch ik hoop ,, niet dat eenige onpasfelykheid u het bed heeft i, doen verlaaten , dat zou my gevoelig treffen ? " Ik\ Neen Mevrouw, ik ben , God dank,' gezond : vergeef my, zo ik eene aandacht heb ge- ftoonl, die heilig aan myn hart is myne mce- niug was allecnlyk om u te verrasfehen , vermits gy my myn laat opftaan verwyt — ik dacht een mensch te vinden, maar ik zag een biddende enge! ! had ik dit geweeten, ik had zekerlyk weggebleeven!  19* ZEPHIRE. wet zo veel godsvrucht zeide zy dit en zó im¬ mer het afheeldzel van het gelaat, en de houding van eenen Seraph op Aarde gezien is, tekende uwe vriendin hem op dat oogenblik myne oogen werden vochtig — zy merkte het, nam mybydehand, en zeide. ) Zephire. Achtingwaardig man! laat iK u niet bedroeven -— maar neen; ik zie het, gy zyt een weinig getroffen; niet bedroefd. Hoe fchoon is het fchepzel dat zyn beftaan of He> ver dat zyne bcficmming hierna, kan gevoelen — Wat is toch ons leven, als wy het by het toekomende vergelyken? — zwoegen— weenen veel zaaien -— weinig maaien overgaan van vreugd tot droefheid en van droefheid tot Vreugd — anders niets — Hoe zegt Herder ergens in zyne Oosierfohe vertellingen : ,, Alle onze poogingen zyn ydcl en niets; zy ,, zyn gelyk aan den arbeid der mieren , dien de voet van den wandelaar vertrapt; en onze gc,, noegens verdwynen als de kleuren van den re*. 4, genboog, dien de voorbyvliegende wolken na j, een onweder vormt." üi,e (tellingen immers, myn waarde vriend , kan elk doordenkend Christen de zynen maaken , en er met volheid zyn zegel aan hechten. Ik. Als eene eerbiedinboezemende jonge fchoone vrouw, met zo veel grond over het aardsch t en het eeuwig geluk des ftcrvelings kan denken,  ZEPHIRE. m datt is zy zekerlyk verre boven den gewoonenver- wïslelenden loop v:ni ons leven verbeven ga voord! — ga voord, myne beste vriendin! dënk altyd zo, en gy zult, wat u ook moge treffeni altyd gelukkig zyn — myne meerdere jaaren gaVen my gelegenheid onl de ongeftadigheid Van het leven te ondervinden 5 doch het zal my altyd, op den rand van het graf nog , tot een zalig genoegen ftrekken, dat ik vroeg heb lecren fterveu en hoe rampzalig, hoe deereuiswaardig is de mensch s die, begaafd met verftand, met reden, en denkkracht zynde, zig het gezegde van den Heere Halier, uit zyne, Geditnken uber vemunft, alerglau* ben und unglauben , kan toepasfen , waar die dicb2 ter zegt i Unfelig mittel- ding von É'igeln von Viehl Du prahht töit der vemunft , tind die gebraucht fi ni 'èi En hoé zegt Pope — dé groote Popel in zyne * Esfay on man , van een mensch die niét weet of hy Visch of vleesch is: He bangs between; in doubt, to act, or ïest * In doubt to deern himfelfa God, or beait'" Wezens boven anderen — boveh duizenden duizenden van, met hun gelyk uit een niet ge* irekfeene fchepfelen, door eene aanbiddelyke goe«jp N  -m zephire. beid van den Vormer der wereld, verheven, kunnen nooit genoeg aan een eeuwig toekomend denken — en ik wenschte dat onze jonge lieden , hieromtrent altemaal de gevoelens van u, myne Zephire, hadden; ei' zou zekerlyk minder zedenloosheid, en meer deugds plaats hebben; doch het is niet denkelyk, dat wy die algemeene bekeering onzer landgenoot en bekeven zullen : de, aan Britta»iën zo veel luisters byzettcnde Richard Steele , heeft dit vergeefsch zoeken uittewcrken — vyftig vertoogcn, met al den volzin der waarheid; 'met al het grootlche der overreeding gefchreeven , belo.oveu hunnen Auteur ook niet dc verbetering van écuen enkelen feil der natie dan, dit leidt my van myn onderhoud af: laaten wy, uitziende blyven hoopen , en goed doen zonder omzien. Zephire. Ik bedank u voor uw vriendelyk ks- je, Mynheer Basfyn dat is een recht fchoon morgenuur dat wy gefleetcn hebben kom, willen wy nu nog eene wandeling doen ? Ik. Zeer gaarne : maar ik heb nog niet ont« bceten; als gy my een (tuk broods — en een kop thee van u wilt geeven, dan zal ik het hier maar doen, . •, Z'phire. Vergeef my, dat ik het u uit my zeiVen niet gevraagd heb ons gefprek is oorzaak van die achteloosheid en ook ik dacht dat gy tgaSt ontbeeten hadt. Iff* Neen Mevrouw, ik heb wel gewandeld,  « E V H I ll Ë. f95 frmr niets genuttigd. (Dit zeide ik. met eener m ftig gezicht, zy voelde dc zet, en lachte. ) Zephire. Zie, dat's niet edelmoedig, dat gy my 20 bedektlyk myne luiheid vervVyt, en parade maakt met uw vroeger opftaan van deezen éeneh morgen pas op: in weinige dagen haal ik myne fchade weder in — ho! ik laat my zo gemaklyk Iiiet uit het veld liaan. Ik. Doe uw best. Wy zaten nog een half quarrier tlürs by elkan» der, waarna wy eene gezonde wandeling deeden s die my al meer en meer van het doorkneedc verltand. uwer vriendinne overtuigde, en ik heb alle reden om te gelooven, dat haar kundige endoofdènkende echtgenoot, eene volmaakte vrouw aan haaf heeft, cn nog meer zal hebben, als zy eens de gelukkige moeder Van twee of drie lieve kinderen is Rykhalzen.le toef ik dc uuren , die nog moeten verloopen , eer de post ons brieven van u kan brengen — o! ik hoop dat myne lieve Zepirc haast zo goed een lot te beurt zal vallen, als z\ verdient, en datgy haar met een cerften post de vry* heid van Fierfax kunt melden. Gisteren ontving ik een' brief van den farori de\"ermeuü% die thans te .Spa is om de wateren te gebruiken , Waarin hy my verzoekt om voor eenige Weeken by hem te komen hy vereert my met'zynebyzonderftehoogachting, cn vriendfehap t des zal ik dit verzoek hem niet kunnen ^jgerefl, N 2  no ZEPHIRE. Welk eert gelouterd genoegen moet het nietvoof een eerlyk man zyn , als hy gelukkige ftervclingcn fean manken ! zekerlyk geloof ik, datergeen mensch „ door alle lcvensftanden heen, den ouderdom van Hechts dertig jaaren bereikt,- die zeggen kan: ik heb nooit buiten den h ing van myne den fovyze ge* ftapt: maar, aan de andere zyde, hecht ik het zegel aan de gevoelens van Boilcau, als hy zegt: Pour perroltre bonnet homnie, on ria befoin que Pétre." Ik vertrouw, myn waardige Oom, dat uw frrt dat gelouterd genoegen by zig zelf ondervinden z 1, als het op mynen echtgenoot, cn my, wiens ge-* fok gy gaat vormen, nederziet en daar ons leven zo kort is daar ons zo een. lang toekomend' wacht, is het immers niet der moeite waardig' om1 dat korte met wreedheden' optevullen ? —■ Wat' is toch adel -— wat is geboorte, als wy het do'eklc lichaam'' van den Vorst en den (laaf beiden .le e geloof voor ons oog brengen? • iedere fe- c'onue die daarheen rolt , ieder opflag van eenen oogwenk is eene ftreep oly die uit dc lamp van ons leVcfi vermindert haast is zy uit '• geheel uitgebrand — heigend zwoegt het jongfte vla/ïiraetjc blaauwfchyncnd weg — wy fterven ! —* traaf hoe' fterft dc menfehenvriend ? hoe za! Graaf' de Rofan fterven? —* ■ Lieve kinde*  iti Z E P H I R E. mogen vleien, myn lieve Oom! dat ik by mywè t'huiskbmst Fierfax in vryheid zal vinden ? ik beveel dien dicrbaaren vriend van myn hart, aan uwe vaderlyke zorgen, N» heb ik hoop , dat ik u nog eens, gelyk voorheen , met een gevoelig hart het airtje van Ou'mauk, dat 'gy zo gaarne hoort, zal mogen • voorzingen — gy weet, myn waarde Oom ! dat ik dit volgende bedoele: Plus fohfcrve ces fièitx , C55 plas je les admire; Ce pleuve caule lentement; ll s leloigne a regret Htm féjoür si charmant. Les pias aimahles fleur s & les plus d.iux Zephire „ Parfwneat Vair qu'on y respire. &c. gff. Maar dan moeten wy buiten zyn ; by de beek , in nw Starrenboschjè , in mon hermitage. Ik leg de pen neder, myn waarde Voogd ! maar myn hart verliest uwe goedheid geen oogenblik uit het oog: eerlang zal ik u met een dankbaar kuschje hiervan verzekeren, en u myn gehecle leven door trachten, te overtuigen , dat uwe Zephire uwe ondcrfchciding verdient. ■ZEPHIRE,  si4 Z E P II I R BI voor een pios vaarwel zeggen, maar myne 1'tcfö en myne vriendfehap verlaaten u nooit. caliste» PRIE- en- DERTIGSTE BRIeX cal i s t e aan den Heere bassyn. Hf* ' JL is waar, myn geachte vriend, myn ftilzwygen op twee of drie van uwe vricndiyke brieven , moet my zekerlykby u van nalaatigheid befchuldigen, doch doe my het recht van te gelooven, dat de omilag, dien ik met het myne tot het geluk onzer jonge vriendin toetebrengen, gehad heb gevoegd by veele huislykc bezigheden , de eenige reden van myn nietfehryven geweest zyn, zonder dat echter myn hart één oogenblik heeft opgehouden , om -dankbaar voor uwe zorgende vriendfehap te liaan — ik hoop u eerstdaags mondlings nader verfehooning voor myn ftilzwygen te vraagen , alzo ik binnen vier dagen by u — en by myne lieve Zephire , om haar aftehaalen , zal zyn. Wel het doet my van harten leed ,1 Basfyn! dat gy nu naar Spa moet vertrekken : wy zullen, zegt  ZEPHIRE. &i$ de Graaf, als alles gefchikt is, hier nog eens bruiï >ft houden , en dan moet de Doctor van de party zyn : nu zal dit niet kunnen weezert; 't welk ons allen recht fpyt; cn vooral de braaye echtgenoot van Zephire, hadt u zo gaarne willen zien — dan, wat wil men? dit is nu al wederom niet anders ; en wy zullen tot uwe terugkomst moeten wachten , om u gezamentlyk o.rze erkentenis voor uwe vaderlyke zorgen te betuigen. De trekken die gy my in uwe brieven van het engelachtig charakter onzer viïendinne tekent, en vooral in den laatftcn, hebben my zeer doordrongen, doch niet verwonderd; ik heb haar in de wieg gekend , en altyd die zelfde trekken in haar waargenomen. Zy was flechts agt jaaren oud, toen de dood haar in één jaar beiden haare Ouders ontrukte; eerst ftierf haar Vader — weinig maanden na hem haare, Moeder, en toen reeds gevoelde haar jong hart wat het was, zyne Ouders te verliezen — een geval dat by het fterfbtd haarer moeder voorviel, en waarby ik tegenwoordig was, moet ik u hier af» fchetfen, en gy zult zien hoe veel gevoel zy in. die tedere jaaren van haar verlies had. Mevrouw van St. Rcmy , haare Moeder, verviel , na het overlyden van haaren echtgenoot, die zy eene tedere eene voorbeeldige liefde toedroeg, in eene kwyning die haar in weinige maanden in het graf leidde: haar fterfnur voelende na04 t  m6 ZEPHIRE. deren, liet zy haaren broeder, den Graaf de Rofan , en my voor haar komen ; zeggende met eene zwakkende Hem : ,, Aan u beiden beveel ik de ,, zorgen over myn eenig kind — ouderloos op .haare jonge jaaren wordende, kan ik haar in geene betere handen dan in die van u beiden overlaaten : Zephire zal, na myn dood, hqppe ,, ik , in u myn' broeder haaren vader — en inu, myne lieve Caliste , haare moeder wedervin- ,, den ■ belooft gy beiden my om die zorgen o]i u,tc necmen? " Dc Graaf beloofde het haar, ik konde niet fpreeken ; een kusch op haare dervende lippen gedrukt, was myn antwoord: „' nu ,, kan ik met eenige meerdere gerustheid fterven ," vervolgde zy ,, O! ween niet, myne lieve ,, vriendin! wy moeten immers allen eens fterven? gelukkig den geenen die eenen vertrouwenden oogwenk in de eeuwigheid kan werptn — ik ga mynen beminden echtgenoot wedervinden, zyne ziel verwacht my reeds , en ook u beiden hoop ik aldaar eenmaal wedertezien." Zy zweeg eenige oogenblikken ; ik was v geheel droefheid , en de Graaf die altyd eenen gevoeligcn btoeder voor zyne zuster was geweest, was lierk ontroerd. ,, Maar myn tyd verloopt — ik voel my reeds met den (luier der vernietiging overtrekken —■ gaarne wenscl,te ik myne lieve Zen'iire nog éénmaal te omhelzen ; ach ! ik zal „ nu lang genoeg van haar af "zyn — laat zy ccm  ZEPHIRE. et? %, binnen komen, myne waarde" Ik ging na de deur van.de kamer, met voorneemen, om het lieve meisje te roepen, doch hoe zeer was ik Verwonderd , toen ik haar by het opendoen van de deur op haare knietjes, in den duister, weenerïde* voor dezelve vond liggen! — Wat doet gy, liefde ? vroeg ik. Zephire. Ach! wat zoude ik doen — ik ben nu nog zo jong, Papa is pas begraaven, en nti verlies ik myne lieve Moeder ook ! -(Zy weende bitterlyk; ik nam haar op myd arm; zy verborg haar hoofdje in my len boezem ; ik dacht dat ik een weiwig moest wachten, om met kaar by de zieke te gaan; ik leide haar des eenige oogenblikken in eene andere kamer.) Wees gerust, Zephire! zeide ik, als de Hemel u uwe Moeder afeischt,; zal ik voor ü zorgen; zy wil u zien, droog des uwe lieve traantjes af, zy zouden haar te veel treffen; en dan zal ik u by haar brengen. ( Mót een lief kuschje waarin den reinen trek van eene engelachtige dankbaarheid te leezen was, cm'ielsde zy my, en glimlachte, terwyl ik - eenige traantjes in haare oogen zag blinken. ) Zephire. Nu, ik zal niet meer fchreien ; och! gy zult immers myn' andere Moeder zyn ? maar, ik bemin myne Mama zo -—■ zo teer! en — nu mag ik nog niet eens weenen — nu zy eeuwig, eeuwig van my wer»gaat! ( Dit zeide zy met O 5  ai8 ZEPHIRE, zo veelnadruks, dat het my niet mogelyk was , om larfr ger den loop aan myne traanen te weigeren : zy droogde tqet haar lief handje myne en haare oogen af.) Kom , laat ons naar Mama gaan: ach! gy moet zo bedroefd ook niet zyn, zy is immers uwe Moeder niet ? Ik. Neen , lieve engel! neen , ik zal niet bedroefd zyn maar u altyd lef hebben. (Ik trad met haar • aan de hand in de kamer van Mevrouw de St. Reny; die, zo dra zy haar kind gewaar werd, haare armen , hoe zwak zy ook ware , naar hetzelve uitjlak.) Mev. de St. Remy. Kom , myne dierbaare Zephire! omhels my nog éénmaal , vóór wy fchei- den ween nier, ween nitt, myn liefkind! het is Gods wil, die my tot zig roept; myn hart had wel gewenscht dat ik nog eenige jaaren voor uwe opvoeding had kunnen zorgen, maar dit heeft den algocden anders behaagd ! — wees altyd deugdzaam eerbiedig de hand die zo veele zegeningen aan het menschdom fchenkt en vertrouw altoos op haare befcherming. ( Zy omhelsde het kind, dat flille traantjes aan haaren zwoegenden boezem weende ; ftaatig hief zy haare beide zamengevou ve- e handen naar den hemel, en zeide , met al den nadruk van eene op God vertrouwende ChrJstinne:) Nog weinige oogenblikken, o myn God! en ik fta voor uwen troon ! alles heb ik hiér beneden afgedaan uwe genade zal het overige.  ZEPHIRE. 219 yolbrjrnen laat ik nog ééne zucht aan deeze zyde des doods tot u mogen opzenden, voor het geluk van myn jong ouderloos kind — ik leg het aan uwe voeten neder; bewaar het doorde zorgende hand van uwe men'schlievende Almagt! Welk een tafereel vertoonde zig hier voor myn oog ! gelouterd Christen ! ja , uwe vérfcheiding is eene zaligheid Mevrouw de St, Remy zw.ee g eenige oogenblikken, en hicldt haare oogen altyd hemelwaards geflagen, toen zy op éénmaal aftrak , en met eene vergenoegde houding tegen Zephire zeide: ,, Ontvang mynen moederlyken zegen! — „ gy zult gelukkig zyn; want'des voorzienigheid „ zal u bewaaren; deeze doet geene beloften die ,, zy niet volbrengt! " (Nogeens omhelsde zy het kind, liet ons nader by haar komen. ) ,, Nu, , vaarwel myn broeder! vaarwel Caliste ! tot we-' ,j derziens, hoort gy! dit pand zy u ver- ,, trouwd! ik kom • myn Heiland!" — Zy boog het hoofd in het kusfen, en — ftierf. Het had my verwonderd, dat Zephire zo zonder fpreeken , dit alles had aangehoord, en na de laatfte omhelzing haarer Moeder, ftil op haare borst was nedergezonken , des naderde ik het bed, zo dra ik zag dat Mevrouw de St. Remy niet meer was, om haar aan zo treffend een fchouwfpel te onttrekken maar hoe was ik te moede , toen ik dit gevoelig meisje, beweegeloos en m  i2o ZEPHIRE. koud als dc overledene zelve, vond! — ik trad beevende terug, en gaf een gil — ik dacht dat zy dood was ; doch haar klein zwak polsje overtuigde my van bet tegendeel. Wy bragten haar in een ander vertrek , alwaar zy , na eenigen tyd , haare krachten wederkreeg— het eerde woord ciatzyfprak, was: ,, Ach! nu is zy al dood — nu heb ik niemand — niemand ,., meer ais u myne lieve tweede Moeder en ,, myn' Oom — wat ben ik ongelukkig! ware ik ook maar geftorven! hoe zoude ik myne lieve ,, Ouders nu ,al omhelsd hebben ! " ik troostte haar zo veel my doenlyk was en den alles vei flilidenden tyd, droogde ook allengs de traanen van dit lieve meisje, fchoon zy altoos, met gevoelige tederheid, aan die oorfprongen van haar leven blyft denken , en my menigmaal, met deehieeming, naar die gevallen vraagt, die zy weet dat by hun leven gebeurd zyn. Ziedaar, myn waarde Heer Basfyn ! dit kleine trekje moest ik u eens aftekenen , om u te overtuigen welk een gevoelig ■— bernintielyk charakrer onze jonge vriendin, in den eerden vaag van haar leven reeds had , en hoe veel zy de beicherming, en de vriendfehap van elk weldenkend menfehenVriend verdient: Godlof, dat het oogenblik nadert, waarin wy haar, zonder fchroom voor vervolging, aan de hoede van een braaf — en tederlievend — verftandig echtgenoot, kunnen overgc-evcn.  zephire. 2üï ■ Nu, myn waarde vriend , moet ik af brceketi, ik heb.nog het een en ander voor myne reize te . bezorgen , en dc tyd is kort wees niet meer boos — of liever knorrig, over myn langftilzwyg-n; zyt eerder verzekerd van dc gegronde hoogachting waarmede ik, altyd uwe edele beginfelen bewonder, en van de oprechte vriendfehap, uwer vriendinne, caliste. vier- en- dertigste brief. fierfax aan zephire. jEi/indelyk, myne tederbemirtde echtgenoot! ben ik aan uwe liefde wedergegecven : ik ben vry! —— de redder der verdrukte onfchuld, heeft onze bede verhoord. Onze achtingswaardige vriendin de getrouwe Caliste, zal u deeze weinige regelen van my ter hand Hellen; zy vertrekt morgen met het aan* breeken van den da*genraad naar uwe verblyfplaats; William zal ha; r vergezellen; de Hemel geeve dat zy u in den gewenschten toeftand vinden!  é2i "ZEPHIRE. Gaarne, myne altoos dièfbaare zielsvriendin! zoude ik zelf naar ü toegekomen zyn, om u des' te fpoediger aan myn hart, waarvan het noodlot u reeds meer dan te lang gefehtiden heeft gehouden„ te drukken ; doch de Vorst heeft begeerd om my te zien myne audience zal niet voor overmorgen plaats hebben, en des is hét my niet mogelyk om de reize tr.t uwent te doen wat de reden van die audience is, weet ik niet — dan — daar' myn hart zuiver is , en zig geene onwaardige misdaaden te vervvyten heeft, behoef ik voor de tegenwoordigheid van een weldoend Vorst niet té vreezen en ik hoop, dat ik myne Zephire by haare wederkomst niets dan blyde tydingen zal te' zeggen hebben. Verban, bid ik u, alles wat u ontrust, over myn geval niet Suffolk — het beste gedeelte van myne Landsgenootcn, zyn van de waare oorzaaken van die gebeurdenis onderricht; en myne vrienden houden niet op, met de herroeping van mvrt vonnis aldaar te bewerken behaifen dat ik in' dit Koningryk voor alle de vervolgingen n-yr.ervy anden gedekt ben, door de voorzorgen van een* Monarch die nooit zal duld erf, dat men uit zyne Staatcn iemand wegvoere, die zyne veiligheid onder zynen fchepter zocht Gisteren fprak ik friet uw' Oom hier over, en liet hem by die gelegenheid uwen brief aan my kezen;. hy heeft my beloofd, om al zyn credit by zyne vrienden in ExU  t t P H I Pv E. 223 geland aantewenden — en , is het nood, er zynen Vorst over te onderhouden, ten einde dit g val uit de wereld geraake. Wat fpyt het my, myne lieve Zcplilre, dat de braave Heer Basfyn naar Spa moet vertrekken: ik wenschte zulk een edelmoedig mcnfChenvriend mondeling myne' erkentenis te kunnen betuigen , Voor alle de zorgende goedheden die hy voor u gehad heeft verzeker hem van. myne oprechte hoogachting — 'geef hem den inleggenden brief o- Ver — en zeg he'm dat het my tot een waar • tot een verheven genoegen zal zyn, hem mynen vriend te mogen noemen, en in zyne ónderfchei- ding eene plaats te mogen bekleeden by uwe terugkomst, liefde! zult gy voor het afleggen van deeze commisfie , Ven kuschje te meer ontvangen. De Graaf de Rof m, heeft my dit ingeflooten briefje voor u tcs hand gefield — wie hadt immer zulk eene verandering vart hem durven verwachten ! hy. is allervri ndelykst tegen my, m ziet n verlangende ten gemocte: van den morgen, kwam hy, met uw' brief aan hem gefchreeven , inde hand : zie eens, Mynheer! zeide hy, welk een lief mensch üwe vrouw is — hoe dankbaar! nu, ik zal 11 beiden ook zo gel ikl i. m. k. n, ris in myn vermogen is: i.c 1 s den brief, en antwoordde: de Piemel geeve , Mynfcet Graaf, dat myne dierbaale Zephire en ik akyd iets mogen toebrengen, aan  «24 ZEPHIRE die genoegens, die gy verdiend te ondervinden} ten minden zullen wy.trachten om u het leven aangenaam te maaken — uw Oom was vergenoegd over myn antwoord, en wy bragten zamen een vriendelyk uur door, waarin ik hem dc papieren, ons huwelyk betreffende , liet zien ; hy heeft my beloofd , om er aanftonds na uwe terugkomst , dat geene by te hiaten v egen naamlyk zyne toellemming — dat er aan dc wettigheid van hetzelve mogt ontbreeken, des is ook die zwaarigheid uit den weg geruimd. Vaarwel, lieve dierbaare Zephire!. nog weinige dagen," en wy zyn onontdaakbaar veré'nigd — o! hoe lang zal my die tyd nog vallen ! ontvang iutusfchen , met dit blad, myne tederfte omhelzingen. fierfax. VYF- en- DERTIGSTE f.RIF.F. De Graaf de rosan aan zephire. "^^Z el myne lieve Zephire ! hoe zeer heeft my uw brief getroffen! ik ben u dankbaar voor alles wat gy my in denzelvcn toewenscht en fchoon ik niet geloof dat hetfteïven een aangenaam  % R P II I R E. 225 Vöoruitgezicht voor de menfehen is, zai ik echter vergenoegd naar het graf gaan, als uwe lieve hand myne oogen fluiten mag. Uw man is, God lof! ontflagen , en vry: de Koning wil hem zelf'fpreeken, wy gaan overmorgen by zyne Majefteit. Kom nu maar fpoedig terug: uwe viendin heb ik verzocht om u zo veel gekiste geeveii, als gy tut het vereffenen van uwe zaaken , misfehien mogt 1100dig hebben. Wy zullen aan myn Hotel het gemeste kalf dagten-, als myn verlooren fchaap te recht gebragtis; dit zal u immers met onaangenaam zyn, lieve Zephire? Myn vriend William , hoop ik','dat u opdereize wat zal kunnen vermaaken ; ik verheug my dat hy Caliste vergezeifchapt; hyiseenbeste — edelmoedige jongen. A propos; uw ,, Plus fobferre ces /icux&c. &c. moet op de nabruiloft gezongen worden ; zorg des dat gy niet met eene fchorre ftem terugkeer... - Ik omhels myne lieve nicht van harte <, en zo er"iets aan haar geluk mogt ontbrceken, 'zal haar Voogd het met aüe de tederheid van een' Vader trachten te vervullen. De Graaf de r 0 s a n» P  (flö Z E P H . I R E.- ZES- en- DERTIGSTE BRIEF. fierfax aan den Heere bassyn. JE ielmoedig, weldenkend menfehenvriend ! fta aan de infpraak der reinfte erkentenisfe toe, dat zy u deeze regelen fchryve , om u haare gevoelige verpligting te betuigen , voor de moeiten en zorgen , die gy, geduurende myne ongelukkige gevangenis, voor myne bedrukte cehtgenoote hebt op u genomen, en met zo veele grootmoedigheid hebt Voibragt: ik moest meer dan een nietig, fterveling zyn, wilde ik u alle dc dankbaare gevoelens van myne ziel, hier over, op het papier ftcllen: vernocg u des met die ontwaarwordingen, die uw ceflyk hart zelf gevoelt , als het eenige groote weldaad ontvangt. Thans ben ik vier-efi-dertig jaaren oud; ik heb door alle wisfetftanden van vreugd en droefheid heröm gezworven , cn echter weinig gelegenheid gehad om goed te kunnen doen , fchoon ik véele menfehen van allerleien ftaat en rang ontmoet hebbe; doch het weinigje goed dat ik mynen eventnensch bewees, was altyd de grootfte — dereinffie Vteugde Vjor myn hart, en ik denk er nog akyd met een wann genoegen aan maar gy,. t  *2S 7. E P II I R E. Het doet den Graaf de Rofan , nevens ons al1en 9 leed, dat de pngefteldheid van den Baron de Vernieuil uwe kunde te Spa noodig heeft, en wy des nog voor de erkennende Vriendfehap eenen te langen ty i uw byzyn zullen misfen — hoe gaarne hadden wy u met myne Zephire te gelyk, zien terngkeeren l dan dit kan nu al weder niet anders zyn : een Doctor die de vriend van het menfehdom is, heeft .zelden veele overblyvende uuren aan het gezelfchap der gezonden afteftaau 1 Dc Oom van onze lieve vlugtelinge , heeft aan Caliile cenc goudene ihmfdoos medegegeeven, die hy verzoekt dat gy van zynent wege, niet als eene belooning voor uwe zorgen, ma. r als eene kleene bjyk van zyne erkentenisfe , geliefc te ontvangen hy zoude u zelf fchryven, maar zyne bezigheden laatcn hem den tyd niet overig; des zal uwe goedheid hem wel gelieven te verfchoonenV — ook (laat Cafifte gereed om te vertrekken ; derhalven is dit eene dubbele reden : haast hoopen wy n tog moadfing te zien» Reeds zyn alle zwarigheden uit den weg treruimd; ik ben volkomen in myne yoorige vryheid herileld, en denk, voor eerst nog, niet myne beminde hartvriendinne in het huis van haar'Oom dat hy ons uit eigene beweeging heeft aangeboden, te blyven woonen 'wy hoopen er u veel te zk«, en, niets zal my tot meer eer zyn, dan dat wy ueu kling van uwe vrienden, met onze per-  Z E P II 1 R E. 237 distinctie moesten zyn, terwyl'ik aan hunnefpraak en kleeding bemerkte, dat het Engelfchen waren — wy groetten hen beleefdlyk , doch Zephire vroeg aan Honds aan haar' Oom, waar hy Fierfax en zyn' broeder gelafeten had? — zy zullen daadïyk hier zyn, antwoordde dc Graaf — deeze twee Heeren hebben eene comm'sfiebymyneli vevluchtelinge afteleggen, die haar niet onaangenaam zal zyn, en waarby de Heer-en Fierfax niet tegenwoordig behoeven te weczen: Zephire was geheel verwondering — doch herdeïde zig fchielyk, en vroeg aan de vreemdelingen: ■%Z*phire. Mag ik de vryheid neemen van te vraagen, tegen wie ik de eer heb te fpreeken ? —■ ik weet niet dat er geheimen zyn , die ik Vo r myn'. echtgenoot zoude behoeven te verbergen ? De vreemdeling. liet geen wy u medetedce'en hebben, Mevrouw, behoeft geen geheim voor de Heeren Fierfax te zyn ; doch het is de verkiezing van uw' man, dat wy u onzen last, luiten zyne tegenwootdig'reid, zouden medcdeclcn : myn naam is , Somerfet , cn Mynheer, (wyzende op den anderen vreemdeling, ) is dc Graaf van Salisbury. (Verbeeld u de ontroering van ons beiden , toen wy twee Pairs van Grootbrittanien in de tweg gasten van de i Heere de Rvfdn erkenden l Zephire m takte eene eerbiedige buiging; doch was buiten flaat om een enkel woord te uiten: dé Hertog van Somerfet vervolgde, ierwyl hy eene brieventas  -V: % E P H '1 R É. /Wr/,?.) Wees niet ontroerd , myne lieve Mevrouw ! wy hebben u niets dan goed nieuws ( medetedeelen: mag ik u dit papier wel eens voorleezen , en vervolgends ter band Hellen? Zephire. Zeer gaarne, Mylord! Somerfei. Eene conditie nog: gy moet niet öntftellen. (De lieve beloofde dit, en de Hertog las : ) ,, Het Parlement van Grootbfittanicn , nader ge„ let hebbende >op de flukkcn, en bcwyzen, be„ trekKelyk tot de zaak van Renaud Fierfax, en zyn' Zoon George Fierfax , de cerstgemelde ti befchuïdigd zynde, als aanftooker geweest te ,. zyn, van zyn' Zoon tegen den jongen Graaf i, van Suffolk, 'en dc tweede als moordenaar van *» denzelveu.Graave van Suffolk, cn hierom bci„ den verweezen tor dc byl — doch dat de Vader, in zynen kerker overleden, en de Zoon „ voordvhigtig-zynde, deeze feutentic niet is ten „ uitvoer gebragt kunnen worden , behoudende .echter, gem. Parlement het volle recht, om dit vonnis aan den Zoon te doen cxecutceren, zo „ hy immer in handen van de jufritie geraakt Zo is het ons gebJeékcn, dat, na inneeming ,, van nadere en geloofwaardige getuigen , gemelde ,, twee Verweezcne eenig recht op de genade Van het „ Parlement en den Koning hebben — en welvoör„ nar.mlyk Renaud Fierfax, die gebleeken is , geheel oufchuldjg aan de hem aangetygde zaak te zyn —i  ZEPHIRE. *39 ft Waarom wy uit onze hooge magt, en op goed„ vinden van den Koning, hem vryfpreeken, cn „ fcbuldloos kennen, terwyl wy zyn' Zoon, Geor„ ge Fierfax, uit aanmerkingc van veele dmtïan„ digheden die tot zyne verfchooning (trekken, „ als mede uit aanmerkinge van den hoon die zy„ ne familie door den jongen Graaf van Suffolk ontvangen had, by deeze volkomen ontheffen „ van het tegen hem uitgeweczen vonnis; hem „ vryheid geevende , om , des bcgeerende, veilig „ inhetKoningryktcrugtekeeren,enz. enz. (*> ' Hier hield den Hei tog feil,' en gaf Zephire het papier over, er by voegende: ik feliciteer u van harte , Mevrouw ! de Graaf van Salisbury, maakte haar een dergelyk compliment. ( Gy kunt u lïgtlyk verbeelden , myi waarde Basfyn, hoe groot de vreugde van die lieve vriendin was: haare oogen ■waren echter vol traanen, maar het waren die der erkentenis: zy vroeg:) Zephire. Aan wiens goed' cid, Myne Heeren ! ben ik deeze fpoc'ige , deeze ge'wenschte afdoening van die zaak vcrfchuldigd ? — gy zyt wel goed, Mylords! van my dit heuchiyk nieuws zclvcn te willen bekend maaken! myn hart gevoelt er defterkfte verpiigting voor. Salisbury. Die fpocdige uiiflag , Mevrouw, zyt (* ) Men gelieve in het oog te honden, dat myne Zephhe een KfliHrtn, en des deeze fententie mede een verdichtzei is.  *4o ZEPHIRE. gy aan den Franfchcn Staatsminiftcr — doch boven al aan dén Graave 'e Rofan verpligt. (Naauwlyks ha.lt Salisbury de Rofan genoemd, of Zephire lag aan de voeten van die r waar dl gen Oom.) Zéphife. Dierbaare tweede Vader' wat moet ik doen om u myne erkentenis uittedrukken ! — o ! ftoe veel hemelfehe goedheid hoopt gy op elkander ! De Graaf. Sta op , lie fde! da op ! ik heb Hechts myn' pligt gedaan in het redden der eer van een' eeflyk' ,man, die uw echtgenoot is en ik dank God , dat myne poogingen niet vruchtloos zyn geweest! (ffy omhelsde haar met tederheid, en zy weende geheel uit.) Ween nu niet Zephire! ver-eet gy dat wy niet all'én zyn, maar in 't byzyn van twee vreemdelingen? Zephire. O dat is niets! de traan die de dankbaarheid uit ons oog doet rollen, vreest geene "etuigen; en ik geloof niet dat hy my befpottelyk in het hart van deeze edele Heeren, cie in het lot van Fierfax fehynen te deelen , za'voordraagen. Tot dus verre waren wy in ons gefprek, toen de deur van de kamer openging —— welk eene nieuwe verwondering! — Fierfax, gekleed in de uniform der Frai fche Gardes , treedt, vergezeld van zynen broeder William , binnen ! Zephire. Is 't mogelyk! fpot gy ermede, myn waardfte vriend? hoe komt gy aan dat kleed ? ( Fierfax glimlachte. ) O ! antwoord  ZEPHIRE. £4*, my toch! ik ben nu eens recht vrouwlyk nieuws* gierig — alles is van daag betovering 1 Fl.rfax. Als gy my belooft, om altyd minder naar den rok dan naar het hart van uwen ec!,tgenóót te zien , dan zal ik.u zeggen hoe ik aan detizeiven kom. Zephire. Ga! neen , nu wil ik niets weeten ■— zulk eene vraag doordringt myi ( Haare eogen werden vochtig — maar— gy meest zelve die die oogen gezien hebben, cm van het tekenende'der* Zeiven te kunnen oordeelen Fierfax ben erite daad.'yk hoe zeer zyne vraag haar geraakt had: hy kerfleïde zynen misflag.) Fierfax. Wel, myne lieve Zephire ! moet uw lief gevoelig hart, zig dus myne badineereude gezegden aantrekken , dat er uwe oogen vochtig van worden ! had ik dat kunnen voorzien, zy zouden my niet ontglipt zyn; ik ken immers uwe deugdzaamö bcginfelen genoeg, dan dat ik één oogenblik aan uw hart zoude twyfeleii — kom, ik zal u zeggen wat de reden is dat gy my, dus gekleed , u ziet verrasfehen. De goedheid van den Koning heeft my eergifteren, als Capitein by zyn lyfwacht aangeüeld, en fchoon ik nimmer gediend heb, heb ik echter die ecrcplaats niet kunnen weigeren , uit- hoofde dat de-Vorst vriendiyk genoeg was om my te zeggen,- dat ik eenig recht op dien-post had, welke myn Grootvader , ( naamlyk myn Aloeders Va-  *»« ZEPHIRE. der,) zo Veele jaaren metroera, t~>tzynen dood' t >e , bekleed hadt, als mede uit aan.m rking van de di'.nften die myne familie hem in veele opzichten , by de kroon van Engeland betoeezen had * en ik my in den waapenhandel op myn gemak konde laaten pnderwyzen; dat z\ne Majelleit my een verlof voor dén jaar li rtoc verleende; en fflyne lieve Zephire , (vcrvulgde hy , ) zal er immers niets tegen hebben , dat ik c ien rok heb aangenomen , en nu met haar in Frankryk kan blyVen? ; •Gy kunt u ligtlyk voordellen , Basfyn ! hoe dit alles onze jonge vriend! i verl lydde ei. verwon» dci'de te gader; men kon de vreugde, tn de erkentenis uit haare oogen leezen — zy omhelsde beurtÜngs Fierfax, haar' O m, en my, en was onder bet eeten , dc zelfde becle lieve vrolyke Zephire , die zy voordeezen was. Gèduurcnde den maaltyd verhaalde ons de Engelfehc Iïeeren , dat zy juist gereed ftonden, om , in conmisfie Voor hun Höf , naar Verfailles te vertrekken toen de ontheffing van het vonnis van Her fax uitgewcezen werd, en zy, den Graaf de R if n van naby kennende, zig met het overbrengen van dit extract uit de refolutien van het parlement, hadden belast; dat het met overleg van FiÉffaX en den Graaf was , om op dc u gemeld© ivyze , biervat! aan Zephire kennis te geevcn. . , Zie daar-, myn waarde vriend ] een gchcele coifc  ZEPHIRE. 243 farit vól met goed nieuws — zeker meer dan gy Verwacht had. Nu lég ik er de pen by neêr — Zephire voegt hier zelve nog een briefje voor u by — ik verlang met ongeduld naar uwe terugkomst cn ben altyd ■, t 1 Uwe vriendin: caliste. NEGEN- en- DERTIGSTE BRIEF. zephire aan den Heere bassyn. CriTelukkig! o myn waarde va'5erlyke Vriend! uwe Zephire is thans, dank zy den Hemel,. volmaakt gelukkig! — wcdergegeeven aan de liefde, aan de vriendfehap en aan de hoogachting, kan myn hart al zyn gevoel tot het hoogde peil opveizelen — de dierbaare Califte zegtmy, alles wat federt myne terugkomst gebeurd is, gemeld te hebben, des zal ik er niets van zeggen: alleen uw afzyn laat nog een zweem van verlangen in myne ziel over — 0 laat de Baron toch fpoedig herftellen, op dat hy my, niet langer den vriend die in myne rampen met een vaderiyk mededoren gedeeld heeft, onthoude ! Q2  *44 ZEPHIRE. Myn waarde BasfynI ontvang met deeze regelen nogmaals myne erkentenis voor alle de zorgen aan my beweezen; myn hart zal dezelven nimmer vergeeten, zy zyn onuitwischbaar in het zelve gegriefd : en by uwe wederkomst aïhicr verzoek ik u,als de ee'rfte en beste vriend van myn huis, het zelve veel te bezoeken; wy zuilen altyd eene ( ferviet voor u doen dekken , even of gy met ons Woondet — U eene belooning' voor uwe vriendfehap toctezeggen, myn vriend, is eene onmogelykheid ; God — en uw eigen hart moeten u dezelve geeyen', zo gy ze naar vcivimfte ontvangen zult. Myn Oom is zodanig veranderd dat ik het u maar niet zeggen kan gisteren had ik hem fchóón beet, met een' trek, dien ik u in weinige woorden verhaalen moet. Na het ceten vroeg hy my: wel, Zephire! gy ftebt zeker, geen euklen regel; want ik zoude hem ver-  ZEPHIRE. 245 zocht hebben om liet 220 uumrmr vah den Spectatjr van Stcele inte/.ien, waarin hy myn antwaord gevonden zoude hebben, in den brief van Henriette, beginnende: Why wil! you apply to my fat-her for my lore? i catnot help it if he wil} give you myperfon, hut i asfure you it is not in hls power , nor even in my own, to give you my heatt. Dearfr, do hut confider the ill confequence tf f:ch a match; you are fiftyfive , i tweuty 0:1e, (tik, enz., Wat dunkt 11, myn lieve Oom ! zou dc Gra?f van G * * * met dit antwoord niet- vergenoegd hebben moeten zyn , terwy! het my van aan hem te fchryven bévrydde; cn aan de andere zyde hem zyne zotheid toonde ? De Gra ff. Maar als hy er nu eens niet mede te vreden waie geweest; wat dan? Ik. Zo veel te fl immer ware het voor hem geweest; hy zou van my zekerlyk niet anders gekreegen hebben. De Graaf. Slecht genoeg ! maar hy zal eerstdaags ons eene vifite. komen gecven , wat zult gy hem dan zeggen ? Ik. Spreekt hy nergens van , dan zpyg ik ook doch zo hy nog een verliefden zncht of drie uitbromt, gelyk zyne gewoonte is, z.ifjKhern eenvoudig zeggen : waarlyk Mynheer de Graaf, Q 3  «4<5 Z E P II I E. gy zyt eene betere vrouw, dan ik voor u gewcesö zoude zyn, waardig: zucht niet meer, er is geene hand vol maar een land vol van dat noodlge kwaad — en — als hy niet te veel fnuif op zyn jaböt had leggen, zou ik hem met één al een zoen, om hem te vertroosten, er by tocgeduwd hebben. Gy begrypt dat ik er dit laatfte trekje flechts byvoegde om Fierfax te plaagen , maar ik bedroogmy , de man lief, hicldt zig .ven of hy niets gehoord had: Oom lachte — en vroeg niets meer. Maar myn waarde Basfyn, myn brief moet weg; Caliste wachter naar; alle dc vrienden, en voorai myn dierbaare echtgenoot , groeten u van harten ik wensc.h u fpoedig heel fpoedig terug, op dat ik u nogmaals moge betuigen, met hoe veel hoogachting ik ben, Uwe dankbaare vriendin , ZEPHIRE,;  £ E P H I R E. *4T VEERTIGSTE BRIEF. De Heer bassyn aan caliste. Ontvang myne oprechtfte dankbaarheid , Mevr.mw, voor den vriendlyken brief waarmede gy my Vereerd hebt. - Neen, zo veel gduks' hadt ik voor onze jonge vriendin niet durven hoopen: met zeer veel deel» nceming heb ik de trekken die gyetmy-van.il» uw' brief fchetst, geleezen, cn ik kan my niet genoeg verwon leren , over de beiliuiring van eene oneindige Wysheid, als ik. duizend verwonderingwaardige- gevallen, die op de Aarde gebeuren, bedaardlyk naooge! Men zegge wat men wille; ik geloof zeker, dat ten deugdzaam mensch, hoe ook door den ramp* fpced vervolgd wordende , nooit .hooploos ongelukkig is — zestig jaaren heb ik bykans in de wereld geweest , waarvan ik er vyfticn of twintig zeggen k tn geleefd te hebben , en in die weinigen tyd heb ik ; 1 zeer veile weldenkende lieden, die niet voorfpoedig waren, aangetroffen; doch ouder alle deezen \ond ik er niet dénen die wanhoopen i ongelukkig was: zy gevoelden de waarde van hun mensch - zyn, en zagen met een opgeh*-" O 4  *4* ZEPHIRE. ^ ven — met een gerust hoofd deftormenaan, die; of reeds op hun woedden — of die op hun dreigden 'lostebarften , en ik moet Fierfax oneer ede weldenkend: lieden tellen , als ik alle de trekken die gy in uwe brieven aan Zephire of my tekendet,in het oog houde; derhalven deelt myn geheeie hart, in zyn tegenwoordig geluk zeg hem dit vm inynent wege, als het u belieft. Ja ik verlang om by u allen te zyn : de lieve Zephire is myne gunstelinge geworden;. in haar ongeluk heb ik haar engelachtig charakter leeren kennen, en zeker zal de voorfpoed dit niet veranderen Binnen veertien dagen , zo de Baron voord betert, ars hy thans doet, ben ik in de ftad teruggekeerd geef aan onze jonge vriendin, nevens een vriendlyken kusch , deezen inleggende» brief over. Ik ben één dag laater dan ik gedacht hadt, alhier aangekomen, uithoofde van eene ontmoeting die ik onderweg, in myn logement had, en di. ik u niet wil verbergen: Den eerften dag myner afreizc van den landman, daar ik met Zephire geherbergd had, kwam ik des' avonds ten negen uure in de kleine ftad A . . . . aan , en nam myn intrek in het eenige logement dat daar is, genaamd: Au Duc d Or. kans men gaf my eene vry goede benedenkamer, die zindelyk gemeubileerd was - moede van de reize zynde, was myn voorneem*©, o»  % E P II I R -E. «49 "frocgtydig te bed te gaan , ten einde met bet aankomen van den dag myn' weg naar Spa te vervolgen : ik belastte derhalven dat men n.y fchielyk een eenvoudig foupée zoude maaken : men deedt zo. 'Naauwlyks had ik gegeten , of ik hoorde boven myn hoofd, op de kamer, ceh verward gedruis van mans- en vrouwen - Hemmen, ede zeer luidruchtig tegen elkander fcheenen te fpreeken — ik luisterde met opmerking, niét weetende wat dit beduiden mogt: doch, door dien het Hechts eene enkle zoldering was, die ons feheidde , verftond ik fchielyk du;delyk , deeze volgende regels uit bet beleg vn-iCala.'s, die met veel entdulLs-ius werden uitgdproken; Gel! tu veux lui choiftr les plus chèfes yictimes; Qjïil doH itr'é fjffayé Ju bo:iheur de fes crimes ! Schoon die trek uiteen bekend treurfpel genomen was, en ik met al de kracht van het toonèel hem hoorde opzeggen, konde ik my echter geen denkbeeld v >rmen , wat in deeze plaats een 'troep Acteurs en Actrices deeden ik' fchelde den Waard binnen, en vroeg henrwat dit keven', dat ik op r'e bovenkamer hoorde , beduidde? hy onderrichtte my, dat het Comedianten waren, die des anderendaags voor den Hertog van L Q5 "  25° Z E P H I * R Ev Gouverneur der ftad zynde , moesten fpeelen , ea> dewyl hun opgeflagen toonecl nog niet klaar was, zy deeze kamer genomen hadden , om te repe* t eeren. My dacht die zomer-comedie moest ik gaan zien, en-informeerde my ten dien einde of dit zoude kunnen geleideden men zeide ja des ging ik er des anderen daags heen ik moet bekennen, Caliste, dat het ftuk voorbeeldig wèl uitgevoerd werd. Vergenoegd zettede ik my den tweeden dag te paard en kwam gezond cn vrolyk hier aan: veeltyds moet ik lachen, als ik van die zogenaamde fyne naauwgezette lieden aantref , die van meening zyn , dat de Schouwburg, eene verzamelplaats voor dc zedenloosheid is waarlyk men beeft die Isegrimmen : (wat Is dat voor een ftopwoord ?) die isegrimmen reeds te veel eer aangedaan, met hunne zwartgallige mecning te wederleggen ; anders zoude ik hun wel eens willen vraagen : welk een oude:-fitheid er tusfehen hunne byéénkcm/len, en een bordeelhuis is ? dit zou mogelyk den fpyker recht op den kop geflagen zyn dan , wat behoef ik bier veel van te zeggen, daar wy bet geluk hebben , van in eene eeuw te leeven, die verlicht genoeg is, om den Schouwburg met gunstiger oogen aantezien: cn aHe doordenkende menfehen weeten zo goed als ik, dat die verzamelplaats van kunst en fmaak , menig uur aan de jeugd on*«  ZEPHIRE. *5| neemt , dat anders aan de deheauckes toegewyd zoude worden. • Vaarwel , myne waarde vriendin ! zyt altyd verzekerd van myne hoogachting , en oprechte vriendfehap. EEN- en- VEERTIGSTE BRIEF, De Heer bassyn aan zephire. zyt gelukkig — volmaakt gelukkig, zegt gy my, myne lieve Zephire! en het geen Caliste my van den onverwachten ommezwaai van uw lot meldt, bevestigt my dit — wei, • als ik immer een vol genoegen op Aarde gefmaakt heb, was bet zekerlyk by het ontvangen van die gezegende tyding — maar daar gy my met den naam van vaderlyke vriend vereert , en ik zelf gevoel dien naam te verdienen, is het overbodig, dat ik hier iets meer van zoude zeggen. Myne lieve myne jonge vriendin! thans treedt gy in dc loopbaan van het geluk; ik weet bassyn.  *5* ZEPHIRE. dat 'uW recht Christelyk hart, nooit den weldoener, den Alzegcnaar uit het oog zal verliezen, en dit is my eene zalige gerustheid. Daar gy aan de hand van een verftandig, en in tcgenheden beproefd echtgenoot foor het leven geleidt wordt, zou het my niet voegen omueenigen raad op uw gedrag te geeven; doch royuc witte hatren , gevoegd by dc vrïendlyke deelnecming vin eene vaderlykë vriendfehap, geeven my,hoop ik , eenig recht om myne waarde vriendin te zeggen, dat de groote pligt der Natuur, die zy eerlang zal gaan-volbrengen, eene dubbele zorg VOor haaren wcllbnd vercischt. Dj uuren die ftof tol traanen aan uwe gevoelige ziel gaven , zyn voorbygcfneld Uw dcugd- zaarne, halsvvi_.il is u wedergegeeven waal; des, met eene dubbele oplettendheid voor bet dierba «re zege! uwer weclerzydfche tederheid , dat onder uw hart rust: zie niet bekommerd op het naderend oogenblik neder , doch gevoel — cn voldoe aan de wet der reden. Ik weet wel, myne lieve! dat gy uwen pligt kent; maar een oprecht gegeeven raad, die de vriendfehap en de ondervinding ons geeven , kan nooit ondankbaar van eene Zephire worden aangenomen ^— één kleen geval is er Hechts noodig om u ongelukkig te manken, en zulk één kleen geval kan zo wel in den voorfpoed, als in den tegen-  ZEPHIRE. £53 fpocd gebeuren , des kan ik u niet genoeg voorhouden om u voor ailes wat u kan treilen te wachten: geniet zo veele ftille genoegens, als uw lief hart vatbaar voor is, en die zullen u het meest gelukkig maaken. ik ben nu aan het fchryven van eenen ernftigen brief aan a; (en ook, als men den Hemel dankbaar is voor het geluk van onze vrienden, wie kan dan in eenen meer vrolyken ftyl fchryven ? •— ik niet:) alle de tydvakken van ons leven , waarvan ik het vyfde , naarclyk de Grysbei t,ben ingeftapt, komen my te binnen, als ik aan eene vrouw die in uwen toeftand is, denk : wend ge dagJO geleeden , las ik, over ons gcboien worden , eenen trek in een Nederduitse li werk, die wel der moeite waardig is, dat ieder fterveling hem ten allen uure in gedachten boude — ik wil hem hier voor 'tpyflfi jonge weldenkende vriendin geheel affchryven; overtuigd zynde,-dat hy haar even als my bevallen zal, zie hier denzelven. Her, daar de oor fprong; des ftoflyken levens aan de pof medegedeeld wordt ; daar de vrucht in het groeiend dierenry'k treedt; daar de menfeh begint te befiaan ; hier is zyn eerjle graf en zyne eerfie kind. rkamer voor den tyd; zyn laatfle tyfl k graf zal zyne kinderkamer voor de eeirv;g%.id zyn — de tyd fla.tf hem te ontvangen uit'den fc7;oot van zyne bytsondvre moeder; maar onze algemeene modder zal  *54 2 £ P li I R E. few r» de eeuwigheid haaren — in het eerfle graf wordt het fiofiyke deel gevoed — vergroot — ontwikkeld; in het laatfte ontbonden, verdroogd, verrot en der vergank,lyk'.'eid overgegeeven - maar het énfloftykè, onver anderlyke , eeuwige deel van den tnenfch, ont ttngi door de zamenvoeging en verbinding met deflof, in het eerfle graf'alleen dieheblykheden j welke gefchikt zyn voor het maatfehappylyke ieven in den tyd, die het, in V laatfle graf, tevens tnet de önfbondene flof, achterlaat, als in de zalige teuwighicd van geen gebruik zynde. Wel nu, myne waarde vriendin ? wat dunkt u tan deeze regeis van den Heere fokke; toonen zy ons niet geheel de nietigheid van ons tydlyk, en de vastheid van ons eeuwig beftaan ? met boe veel rein genoegen kan eene vrouw vooral ze lëezen., die haast het licht aan een lief wichtje zal geeven , dat zy voor de eeuwige gelukzaligheid hoopt opteleiden ! o zo ik my niet in uwe gevoelens bedrlege , gevoelt uw weldenkend hart den geheelen volzin van zynen pligt! cn in waarheid, waar is het genoegen dat de gedachten van eene vrouw evenaart, die denkt: eerlang zal ik een fchepzel aan d. Natuur geeven dat, to^eene eeuwigheid vtorverordend zynde , van myn onderwys den v;eg die naar die eeuwigheid leidt verwacht — een fchepzel dat my, zalig ontflaapen zynde, éénMaal, voor den troon der Almagt, voor myne zorgen  *5 gefmoltene harten onfeilbaar Lei ■ e, waar geluk voutt R. F E I T 11, in Ferdinand en Con/lantia. Ijle Deel bl. 67.  VOORBERICHT, 2l3l'.et genoegen waarmede Veele achtingwaardige lieden myne cephalide begunftigd'hebben , heeft my aangezet, om dit werkje zamenteflellen, en aan hunne befcherminge optedraagen. Ik heb, zo veel mogelyk, getracht, de feilen, welken in cephalide voorkomen, in dit te verbeteren : zekerlyk zullen er nog veelen ingebleeven zyn; dochjie allen hoop ik > door den tyd, by cene meerdere geoefendheid\ "wegteneemen. De geëerde Heer en Schryvers der Boekzaal\ en die der Nieuwe Letteroefeningen, welken de goedheid hebben gehad, van myne Cepha* Ude in hunne Maandwerken te bsoordeeleh, ( voor Welke" beoordeeling ik hun Eds< by cccze openlyk myne erkentenis betuige,) wareti * n  vnr VOORBERICHT. (/ogenblik dat wy ons zeiven als zeer gevoelig befchouwen, tot den ft and van fechthoofden, die men alles kan wysmaaken. In alle Romans , ten minflen 'in verre de meefien , /peelt de Liefde de hoofdrol — dit is min of meer noodzaakelyk, vermits de Romans gemeenlyk gefchikt zyn, om jonge lieden aan het leezen van boeken te gewennen — dit kan ook geen kwaad, doch wy moeten den verliefden held, of heldin, die men ons voorfeit , in hun waar licht befchouwen ; en aan ons eigen hart geduurig afvraagen ; of hy , of zy, de liefde als eene groote , en edele hartstogt behandelt? —. zo drv men u een meisje, ondkr eene f A ss i e , die men met recht in sommige werken geheel engel mag noem n, afbeeldt — geloof dan, niet dat er dergelyke flervelyken zyn —het fynfte gevoel, dat immer in een vrouwenhart geleefd heeft, is niet vry van die doolingen, die de nietigheid van een eindig wezen uitmaaken: alles wat menu, in denkring der menschheid, ah volmaakt voorfeit , is niets dan idéaal, dat aan deeze zyde des grafs niet beflaat, en nimWer bestaan heeft — laat het u der*  VOORBERICHT. « halven niet wegfleepen, noch naar zulk een onvijidelYK voorwerp doen wenfchen — het zy man of vrouw. Een oprecht eerlyk deugdzaam hart, bezield met gevoelens, die teder genoeg zyn om de waarde der liefde te gevoelen, is de beste fchat, die wy in het huwelyk kunnen en mogen verwachten men zoeke niet verder naar het onmogelyke. De hoofdtrek der fentlmenteele fchriften, zyn veeltyds die denkende oogenblikken , welken de fchryver ons in eene begraafplaats, in eenen fhoonen avond.flond , of helderen nacht doet doorbrengen. De meeste fchetfen die men ons hier van ophangt, zyn allerpryswaardigst, en draagen de kenmerken van eene verhevene ziel — het voegt der menschheld, om veel op haar einde te letten — en omhei nietige van haar aanzyn, uit het vergruizelde pof van ontfaapene natuurgenooten te kennen — alle ds ontroeringen die wy by dergelyke befpiegelingen In ons ontwaar worden — alle de traanen die wy by die herdenkingen, met een vol haTtplengen, zyn zo veelepligten die de Godsdienst, en de Nutuur-vergen, — maar, het * 5  % VOORBERICHT. Voegt, ons niet, om onophoudelyk, na wy dit gelei zen , of zelfs onderzocht hebben , met onzen geest, In deeze fombere verblyfplaatfen des doods te blyven rondwaaren —. dan zoitdenwy oproerlgworden — onze Schepper , de aanbiddeiykè Voorzienigheid, wil dit ület: de meusch, gefchlkt tót de zamenleevlng, kan, en meet een goed Christen blyven , out alles wat In hem Is, tot nut van die zavienlevlng aantewenclen, en dit zou niet wel m gclyk zyn, als hy dagelyks zyne uur en op een kerkhof ging wegkwynen — behoef ik wel te zeggen, dat dit aan een denkend wezen niet voegt? Wel is waar, dat bittere, treffende rampen, {die myt lot kennen zullen niet twyfelen of ik by ondervinding fpreeh,") ons onmerkbaar „ en als natuurlyk een wenk naar het flille graf doen afzenden — wel is waar, dat veele ongelukkigen deeze regelen van den lieer e f e i t h in hun hart voelen fpreeken: In 't gevoelloos ryk der dooden, Vind; uw ziel haar Lilime wéér. Dit zyn leidingen, die wy altyd niet te  VOORBERICHT. xr heer kunnen gaan — een jlille hemel, wratlangs de maan in vollen luister heen dry 7, moet ons treffen — eene gevoelige ziel kan by deeze inzichten niet dof fliljlaau % maar, alle die rampen, al dit voorkomend treffende in de Natuur, moet ons niet doen vergeeten dat wy denkende , en voor eene Maats fchappy gevormde wezens zyn — die Hfaatfchappy heeft ook aanfpvaak op ons hart —i wy mogen door overgedreevene fentlmenteele fukken die wy leezen, noch door daadlyke gewaarwordingen die wy, op een kerkhof zynde, ondervinden, ons leven niet verpesten, en ons des tot het uitoefenen der pligten van een mensch onbekwaam m.aaken — in één woord dan: leest, myne jonge Landgenooten! leest vrymoedig een Roman — een traantje of 'drie die een gevoelvolle trek u afdwingt is niets; zy zullen niet fchaaden houdt flechts altyd in het oog-., DAT GY EEN CHRISTEN ZYT DAT GY EENE VERZIERDE I1I.STORIE HEBT GELEEZEN — CU DAT GY GEEN RECHT HEBT, OM UWE DAGEN DROEFGEESTIG WEGTEKWYNEN, of het ON GEVONDENE OP DE AARDE VINDEN ZULT — CU,  pi VOORBERIC H T. dan zal het allergevoelvolst ftuk u geen nadeel doen. Ik flap dan hier van af — Over myne Zephire, heb Ik niet veel te zeggen, dezelve is eene eigenvinding; niet vertaald, noch naar de eene of ANuERi historie gevolg d. De versies die erin voorkomen, zyn allen v a n m y —■ heb ik hier of daar dichtregels uit den eenen of anderen Dichter aangehaald , zo heb ik er altyd myn Autheur by genoemd —■ voords zal een fchrander oog er zekerlyh, gelyk ik reeds gezegd heb, nog vecle feilen in vinden: die my de eer belieft te doen om ze my op eene bejcheldene wyze aantetfionen, zal my daarmede de ferkfie verpligting opleggen. Zeker is het ter oorzaake van de aanhoudendheid myner onaangenaame kerkering, waarin ik geen tydverdryf dan door myne pen vind, dat ik foms met myne fchriften in eene zo geleerde eeuw voor den dag kom — mogelyk zou ik dezclven te rug houden, had ik al liet fraaie, dat federt myne meer dan vyfjaarige gevangenis is uitgekomen, gezien of geleezen.  VOORBERICHT. KM Nu: de minfte fchryver brengt nog wel> een enkelen ,, goeden trek voord — dubbel zal ik voldaan zyn, al behaagde myne Zephire ft'echts aan 'É Én gevoelig weldenkend mensch — die voldoening is immers niet groot, daar zy het fyne van zo veele oogen zal moeten door ft aan? — de alles ontdekkende tyd zal leeren, of ik my te recht met deeze hoop heb mogen vielen. s' haage. 1788.  BLADWYZER DER BRIEVEN. Bïadz. Eerfis Brief. CALiSTf. aan zephire. j. Tweede Brief. z e p Hl r x aan caliste. 4 Derde Brief, caliste aau zephire. 10 Vierde Brief, z ep 11 Ir e aan caliste. 13 Vyfle Brief, zephire aan den Graave de rosan. 22 Zesde Brief, caliste aan zephire. 29 Zevende Brief. De Graaf de r0s a n aan z e p Hir e. ' 33 'Mgtfte Brief, rlïRFAx aan zephire. 36 Negende Brief. De Heer ba sst n aan c a- listr. 43 Tic;;de Brief, zfphire aan caliste. 50 Elfde Brief, zephire aan fier f.a x. 54 Twaalfde Brief, zephire aan den Graave de rosan. 59 Dertiende Brief. De Heer BAS S VN ftan c a- liste. 64 Veertiende Brief caliste aan den Heere ïassvk. 76  Xvr BLADWYZER der. BRIEVEN. Negen- en- Twintigfte Brief, zephire aan f i e r f a x. 200 Dertigfte Brief, zephire aan william f i e r fax. 204. Een- en Dertigfte Brief, zephire aan den Graave d e r o s a n. 208 Twee - en - Dertigfte Brief, caliste aan zephire. 213 Drie, en - Dertigfte Brief, caliste aan den Heere bassyn. 214 Vier en- Dertigfte Brief, fierfax aan z ?.- phire. 221 Vyf en- Dertigfte Brief. De Graaf de ro-. san aan zephire. 224 Zes - en - Dertigfte Brief* fierfax aan den Heere bassyn. 225 Zeven- en- Dertigfte Brief. De Heer bas- s y n aan fierfax. 229 dgt - en - Dertigfte Brief, caliste aan den Heere bassyn. 231 Negen- en- Dertigfte Brief, zephire aan den Heere bassyn. 243 Veertigfte Brief. De Heer bassyn aan caliste. 247 Een- en- Veertigfte Brief. De lieer bassyn aan zephire. 251  Z E P I I 1. Ê EERSTE BRIEF; f caliste aan zephire. eene onvoorzichtigheid! — wie, mys ne vriendin , raadde u deezen dwaazen flap te doen ? wat zal er het gevolg van zyn ? — de grintfche ftad is reeds van uwe vlucht, en van uwe fchaking onderricht — lieve Zephire! gy weet dat ik uwe vriendin ben, open my. des üw hart — meld my, waarom gy alle uwe vrienden dus roekelooslyk verlaaten hebt, • om eeneil man te volgen, dien gy flechts federt zo weinig tyds kent — een' man, van wiens rang, of geboorte , gy geene verzekering kunt hebben f dat dezelven met de uwen zouden overéénftemmen : ja wat meer is 1 een vreemdeling, van wiens^voorig gedrag, gy geene de minft'e kennis draagt. A  1 EP II f R Ë, 'T is waar, myne lieve! gy zyt ouderloos, elï ik, noch uwe bloedvrienden-, zouden het u kwalyk kunnen neemen , dat gy een beminnelyk en deugdzaam man, tot uw' befehermcr hadt uitgekoozen ; maar Zephire! moest hy dien gy uw hart fchonkt, een onbekende — moest hy een vreemdeling zyn ? — Zyn er niet genoeg onder uwe ftad- of land -genooten, die u hunne hand zouden geboden hebben ? — hebt gy geene veelvuldige bewyzen daarvan? — — — lief meisje f ■het. is nog tyd, om uwe eer en goeden naam, benevens al het gebeurde, te hcrftellen, zo gy fpoedig in onze armen terug keert — uwe vrienden zullen u met die zelfde tederheid , die zy altoos voor ü gevoed hebben, ontvangen.- Ik kan niet denken , dat de deugdzaamc Ze», phire, fchoon,thans voordvlugtig, reeds over iet meer, dan "haare verweidering te bloozen heeft ? — .neen , myne vriendin, ik mag dit niet vooronderftelleu". Nogmaals, myne waarde! verlaat uwen verleider — gy zyt jong — de wereld zal u den gedaanen Hap vergecven — maar — dén' ftap verder te gaan — één oogenblik toevens , na de ontvangst van deezen brief, maakt u zekerlyk veraciKelyk. Geloof my '— het is de vriendfehap , welke ik ti van het cerfte uur uwer geboorte af heb toege«feipgefl, die tot u fpreekt — ontzeg my myns  Z E P II ï R È. | bede niet! uwe eer — uw welzyn — mogelyk uwe rust , hangen af , van het befluit dat gy neemt — ja uwe rust , Zephire ! — want, alle uwe vrienden zullen zig voor de voeten van den Vorst werpen, om recht te vraagen, over de belediging, die hun, door uwe ontvoering, van uwen verleider is aangedaan — gy kent den Graaf de Rofan, uw' Oom ? — gy weet, dat hy eene ontvangene belediging niet vergeet, vóór dat zyne wraak is gebluscht , en de hem aangewreevene vlek is uitgewischt — overweeg dit, myne lieve Zephire ! — zo Fierfax u waardig is , zorg dan voor zyn leven! — de tyd kan alles ten besten febikken, zo hy u onbevlekt in den fehoot uwer vrienden terug geeft maar ik zal ü niets meef zeggen — laat uw hart het vonnis over uwe rust vellen, en dan ben ik overtuigd dat dat hart u zal raaden, om uwe doling te verbeteren. Ik ben u verpligt, dat gy my, als uwe vriendin, uw adres gelaaten hebt. Vaarwel, myne lieve Zephire! ■— ik zal het oogcnblik, dat ü aan ons zal wedergeeven , zeger nen — ontvang met deezen , myne tederfte omhelzingen; I CALISTÈ, A 2  ZEPHIRE. 't welk zig wel doet gevoelen, maar niet laat uitdrukken, is. te verre boven 'onzen fpheer verheven, om zig aan onze goedkeuring te onderwerpen , alles wat men hiervan kan zeggen, is : men mint, om dat men mint; meer niet — de Hemel , die vóór het punt van ons aanwezen reeds de voor elkander gevormde harten eene eentobnige overeenftemming inwafemde, doet nooit aan één van die twee harten, die overeenftemming, dat zeker iets gevoelen, vóór het oogenblik, dat het zyn ander z/g zelf aantreft — maar dan ook, trekt de magneet tot een beflisfend — tot een bepaald noorde — en dit was myn geval, toen myne ziel, of liever toen myne liefde, die van mynen hals-, vriend contrahallanceerdc. Ik vertrouw, myne lieve vriendin! dat dit genoeg zal zyn, om my van uwe billykheid, eene goedkeuring over myn gedrag te doen verwachten — mogclyk heeft uw lief hart dezelve reeds gegeeven, wanneer gy, tot dus vetre myn' brief "zult geleezen hebben? Vaarwel, waarde Caliste! ik druk u in gedacht ten aan mynen boezem : myn beminde echtgenoot , aan wien ik gezegd heb, dat ik aan u zoude febryven, en die uw' brief geleezen heeft, bewondert dankbaarlyk uwe vriendlyke voorzorg voor myn wclzyn — hy verzoekt u een weinig gunftiger over zyne beginfelen te oorcleelen: de tyd zal hem, „en my. rechtvaardigen — waarlyk A 5  iö ZEPHIRE. Caliste! hy verdient uwe achting — hy is geen verleider —— hy heeft uwe Zephire niet bedroogen — de liefde die ons leidde, is ons beider misdaad , indien het eene misdaad kan genoemd worden — geloof dit myne beste lieve! — laat een volgenden brief van u, ons meer recht doen — ik verlang cr met ongeduld naar nogmaals vaarwel, myne Vriendin ! denk veel om uwe , zephire^ DERDE BRIEF. caliste aan zephire. lucht, myne lieve Zephire ! vlucht met uwen echtgenoot, zo dra gy dcczen brief ontvangt! • uw ontmcnschte Oom, heeft uw verblyf ontdekt : hy heeft den brief, dien gy my gefchreeven hebt, geleezen! —hy weet, dat gy verbonden zyt! Waarde vriendin! ik yze voor de rampen , die u, en uwen man wachten — reeds is uw Oom naar het Hof vertrokken , om aan den Koning vryheid tot uw beider opligting en hechtenis te verzoeken! — ik beef! — ik zal niets op uwen brief  2 E P H I R E. ft antwoorden, het 's 'er nu de tyd niet toe —Hechts zal ik u kortlyk verhaalen hoe de Graaf de Rofan uw' brief in handen gekreegen heeft. Hy was, om over u te fpreeken, en om te verneetnen of ik uw verblyf niet wist, aan mva huis gekomen, wanneer myn knecht my uw' bric f, dien hem ter hand ge (leid was , overgaf — uw O n liet zyn oog op het opfchrift vallen, zeggende-: 5, Dit is het fchrift van Zephire" — ik trachtte het te ontkennen, en wilde den briefin myn' zak v rbergen, doch, hy rukte dien met woede uit myn hand: ik konde my hier niet tegen verzetten; ik viel in onmagt op myn' (loei neder ■—■ myne , fchoon korte, bezwyming, gaf hem rvds génoeg om den inhoud des briefs te leezen: naauw'yks opende ik -myne oogen, of de Graaf zeide: ,, Ziedaar Mevrouw , den brief van myne onwaardige „ Nicht te rug: ik weet nu g< n >cg om u, cn „ haar, de vryheid om my verder te misleiden te „ geeven : ik zal myn/; maatregelen weeten te neemen; cn", vervolgde hy, „binnen weinige ,, dagen zal ik aan haaren veracht.Iyken fchaaker' „ tooncu, dat de Rofan zig niet firafloos laat be- „ ledigen" Deeze Woorden gezegd hebbende, ging hy myn huis uit, en, myne lieve Zephire! ik heb vernomen dat hy naar het Hof is vertrokken , om u beiden ongelukkig te maaken : des, myne waarde Vriendin! vlucht! verlaat de fchüilplaats waar gy  12 ZEPHIRE. heden zyt! toef geen oogenblik! ik ben wanlioo-. pende over uw lot — o wist gy hoe veel deel myne vriendfehap in uwe rampen neemt! Meld my waar gy zyt , als gy uwe verblyfplaats verlaaten hebt; maar zendt uw' brief niet aan myn huis: adresfeer hem aan den Predikant Leonards, met verzoek om hem my te doen geworden: gy moet voorzichtig zyn, uw Oom is in Haat, om uwe brieven aan my te onderfcheppen , cn den ecrwaardigen Leonards, die gy weet dat myn nabefiaandc is , zal ze my veilig overgeeven. De Hemel bewaare u, en uwen echtgenoot! zeg hem, myne lieve Zephire! dat ik zyne vriendin wil zyn, om dat hy deugdzaam is: ik zal u niet nader fchryven voor ik weet waar gy u bevindt. Vaar — vaarwel myne hartvriendin ! hoe zeer verlang ik dat uwe tegenheden ophouden! —■—■ wanneer zal ik weder het zalig genoegen hebben, qm, ongefcoord, myne dierbaare Zephire, in die armen welken haar zo menigmaal, federt haare Wieg , omvat hebben , te drukken! CAHSTE,  ZEPHIRE. m iiog gevangen is , tot in zynen kerker doortedringen? — o lieve gedachte! — was dat waar! —was dat mogelyk ! —- ach ! dierbaarc ! doe hier uw best toe ! — en zeg hem dan , dat hy gerust moet zyn — dat ik wèl ben — druk hem ook voor .my aan uw deugdzaam hart; dit zou dien dier* baaren veel troost verfchalfén! — doch ik bezweer u , laat hem deezen brief niet leezen ! hy zou dan te veel lyden; ik ken zyne gevoelige ziel en Caliste , nog een verzoek: als gy hem kuntfpree-» ken, en hy vind er mogelykheid toe, laat hem dan eenige regelen aan my fchryven 'o vraag hem dit toch! ■— myne waarde ! hoe veel zal ik nan uwe vriendfehap hier voor niet dankbaar zyn! %velk een ftreelend genoegen moet het voor uwe menfchenliefde niet weezen , als gy weldaaden aan uwe natuurgenoot kunt bewyzen , en de verhevenfte pligten der vriendfehap kunt vervullen ! Nu moet ik eindigen ; ik ga de oogenblikken met een fmachtend ongeduld tellen, tot ik een'brief van u ontvang wat zal die brief heilig voor uwe vriendin zyn! — en mogelyk —< o mogt ik zeggen zekerlyk! ook eenige woorden van hem, die my zo onuitfpreekelyk veel waardig is! Vaar vaar dan wel, myne lieve ! de Hemel 'behoede u! — de outelbaare traanen die dit blad bevlekken, zullen u overtuigen , hoe gevoelig uwe Zephire voor haarc rampen is ; zy waren altemaal traanen des ongeluks — der huwelykslic^ 53  ZEPHIRE. de — en der Natuur — maar, ziet gy dien laafe Hen — dien grooten, dien warmen traan ? —■ — ziet gy hem, lieve Caliste ? > wel nu , deeze is die der vriendfehap welke de ouderlooze Zephire voer u tot aan haar - graf zal voeden , en de zucht, welke my by dien traan ontvlugt, i& er het geheiligde zegel van. , VYFDE BRIEF. zephire aan den Graave de rosai»» JLndien, na de barbaarfche handelwyze die gy aan my, uwe ouderlooze Nicht gedaan hebt, tï nog eenige fchaduw van menschheid, of deugd is bygebleeven , zo zal uw hart vertederd worden , door de reeks van bitterheden , die uwe wreedheid my doet lyden. Is het eene ongelukkige wees ten vader te {trekken , myn Oom ! als men haar in eerien poel van jammeren nederdompelt, die, zo zy dieper wordt, haar leven zullen eindigen ? — rechtigt de naam van Voogd u tot zulk eene vervolging ? — neen Mynheer! — myne overledene ouderen lieten my op hijjn zephïrb.,  ZEPHIRE. tg doodbed, niet in uwe handen om my ten beul, ten tiran te zyn; zy vertrouwden dat de naauwe banden van het bloed , die u aan my verbonden, u dierbaar cn geheiligd zouden weezen — dan ach! waarom wilt gy niet dat ik my in hunne keuze verheugc? —waarom verfcheurt gy het hart van eene jonge ongelukkige, die u zo na beftaat, en u zo duur is aanbevolen ? o myn Oom ! laat my het ge- wenscht oogenblik, dat ik u als een tweeden vader aan myn hart mag drukken , beleeven ! befef hoe bitter —■ hoe verfeheurend uw fterfuur zal zyn , als de wroeging, in zo geducht een oogenblik tegen u opftaat, by de herinnering van de woorden die myne ontflaapene Ouders u in haaren jongden ftond toevoegden ! fla my toe myn Oom, dat ik u dit mag onder het oog brengen — nog is het tyd om aan uwen pligt, cn uwe beloften, te mywaards hun gedaan, te voldoen. Welk een ontzachlyk oogenblik zoude het voor tt zyn , als myn vader u , aan de andere zyde des grafs met eenen wraakvorderendtin opflag vroeg: fVaar is myne dochter? — waar is myne Zephire? ö Mynheer! zie dit toch in! — uw hart is natuurlyk niet wreed; het is Hechts een onvcrzettelyke hoogmoed die u dit voorkomen geeft: ontboei des mynen echtgenoot; omhels ons als uwe kinderen, eii geef de liefde aan de liefde weder; dan kan ik my in de keuze myner Ouderen verheugen, en enze harten zullen er u eeuwig dankbaar voor zyn. £ 4  n z e p h i r e; Wat toch heeft de weidenkenden, de deugdzaame Fierfax gedaan ? waarom hem als mynen fchaaker aangeklaagd, daar ik hem vrywillig gevolgd beu, en my met myne toeftemming in zyne armen heb overgegeeven ? — ja Mynheer! ik ben zyne echtgenoote; niets kan ons meer fcheiden —* ik draag het pand van onze liefde in mynen fchoot; en ik fchaam my geenzins verbonden te zyn aan eQnen achtingwaardigcn man, offchson de fortuin, (niet de geboorte,) hem minder dan my bcgunftigd heeft: ik heb geene laagheden gedaan, en behoef over geene misdaaden te bloozen: Fierfax heeft in onze ccnzaame omzwervingen altyd myne kunne , en myne deugd geëerbiedigd, en met myne volkomene toeitemming, heb ik hem voor het autaar van den echt myn hart, en myne hand wettiglyk gegeeven waarom zoude ik dan bloazen?.— waarom ben ik uwer onwaardig ? — en waarom zucht myn echtgenoot in zynen kerker? Gy kunt my over myne vlugt met hem niet befchuldigen Mynheer! uw hart zal li zeggen of gy er de oorzaak niet van zyt: gy weet, myn Oom, hoe dikwerf ik aan uwe voeten; niet als uwe bloedverwante, niet als uwe ouderlooze Nicht, maar als eene fiaavin gefmeekt heb, om in onze verééni» ging te (temmen; en nog zoude ik uwen wil geëerbiedigd, en uwe weigering met geduld verkropt Rebben, indien uwe onmedogendheid my niet had;  ZEPHIRE. 'ég willen dwingen, om, in plaats van aan Fierfax, myne hand te geeven aan een' man voor wicn myn Jhart eene billyke verfoejing gevoelde, en voor wien ieder weldenkend mensch, de hoogfté verachting voedt: maar ik zal my hierop niet verder aiitlaaten, deeze brief en mynen toeftand, zyn Jüer niet toegefchikt: ik fmeek u alléénlyk, om deerenis met myne rampen te hebben : o wist gy hoe veel ik lyde ! Hechts weinige dagen nog, en ik zal het pand myner liefde ter wereld brengen: bedenk , myn Oom J hoe veel gy te verandwoorden zult hebben, als ik in deezen toeftand, in defcha5nele hut waarin ik my bevind, van alles ontbloot zynde, den geest geef! het bloed ftolt in myne aderen als ik om dit ongelukkig kind denk! o bcfef toch hoe verfcheurend het voor de gevoelige ziel van Zephire is, daar zy reeds voor haar nog niet geboren kind moet beeven , en zy dit wichtje nu reeds ongelukkig moet noemen! de pen ontrolt .aan myne hand, als ik om de afgronden die rondon; my gaapen denk, £ii om de donders die op mynen jongen en rampfpoedigen kruin Haan liittebarften ! hier drygt het zwaard van een' beul den hals van mynen echtgenoot! daar wacht ik het baaren van een onnozel wichtje, dat my door zyn onfchuldig glimlachje de ziel zal verfcheuren , indien ik al zyne geboorte overleevc! ik ben ouderloos ik word door mynen Voogd vervolgd; ik zucht'in eene krytende armoede! cn heli 5  *5 ZEPHIRE. laas! wreedaarc! gy zyt het die my al deeze ramp berokkent!' gy zyt het die myn graf, en dat van mynen dicrbaaren man delft! — maar myne fnikkcn overfttlpen my! voelt gy het gewigt derzeiven niet als lood op uw hart vveegen ? — hoort gy den raauwen kreet der beledigde Natuur niet in uwe ziel gillen ? ontmensclite ! zyt gy dan zo vcrftokt? ridder ten minften voor een Opperwezen, en beef, als de goedertierenheid die Hyu nog'betoont in eene ffcraf verandert' wie weet of Hy, moede van te vergeeven, zynen ontzachlyken blikfem niet eenmaal op het hoofd der verdrukkers van ouderlooze weezen uitfchict! ■—• o myn gemoed is zo vol — zo héél vol! « gy zult myn Oom! gy zult in deeze trekken dö dartele en eertyds vrolyke Zephire niet herkennen —- maar eertyds was zy geene cchtgenoo- të geene , voor haar nog ongeboren kroost fidderendc moeder! — dan, ik ys van my zelve! — ik herken my naanwlyks! wree* daart! geef my mynen echtgenoot weder , of offer ook my, en het onder myn hart levend kind, aan uwe woede op! . . . myn kind ? — neen I —i dat leve — kom Mynheer! — kom, en zie in dit oogenblik, op den bodem van myne ziel neder! — myne wanhoop vliegt door de afgronden der hel heen ! — fmoor, woede ! fmoor uwen wrevelen kreet! my dunkt, ik hoor d-j .fchorre echos van een ander halfrond; de brul»  Z. t ? TI I | E. 27 lende {hikken die ik onzalige uitbrom , aan deeze oppervlakte wederom terugkaatfen ; my dunkt dat het redenlooze vee, 't weikin deeze weiden graast, my met zynen adem een blykvan deerenis geefï! — maar gy, myn Oom! 'myn bloedvriend! myn Voogd! gy die u aan myne ftervende Ouders, om ▼oor my te zorgen verbonden hebt, geeft gy wel één eenigen traan aan de verfchrikkeiyke gewaarwordingen die uwe Nicht, uwe bloedverwante, u- we toevertrouwde wees, omringen? maar waarheen dwaal ik ! — vergeef my' —neen vergeef my niets! hVmag u voor deeze uitdrukkingen geene vergeeving vraagen ; hierdoor zou ik de tedere liefde vau mynen echtgenoot beledigen , en , minder gevoelig voor liét lot van dien besten der mannen te zyn, ware een hooii wTaarVoor ik gruw! — ik ben vrouw — welhaast z«l ik moeder zyn, en, Mynheer, zogymensch, zo gy christen zyt, zult gy my recht doen, my mynen echtgenoot wedergeeven, en ons beiden , als uwe kinderen, in uwe armen ontvangen — omogt • ik my hiermede vleien! ja, myn Oom! ik herhaale het: zo gy Fierfax niet aan myn hart wedergeeft — zo gy hem langer in zyne ooeien laat weg- 1 kwynen , zult gy my met hem door den dood verbenen! —< dan wy zullen ook eenmaal van uwe hand geeischt worden ; God leeft! Hy ziet,' Hy hoort ons! ieder traan, iedere zucht- welke myn «Ucrbaare-man in het verblyf dev misdaad^ uu> Y  s8 Z E P H I K. E. boezemt, zal u, aan geene zyde des doods, als eetï brandende vonk in het aangezicht fpringen; terwyl de kinderliefde, de huwelyksmin , en de deugd , uit éénen monde, de wraak der rechtvaardigheid zullen afbidden : hier moogt gy ons verdrukken ; hier mogen de trotfehen den nederigen verachten — hier moge de ondeugd op de deugd triumphecren — hier mogen de magtigen de zwakken vertreeden — maar in de eeuwigheid houden die vervolgingen, die verdrukkingen op; daar is de bedelaar en de Vorst één; daar weegt de deugd alleen; daar kan de Haaf tegen den Monarch getuigen : de deugdzaame ziel, al is het die van den armften fterveling, wordt een perel aan de kroon, der eeuwigheid; zy ziet de wentelende eeuwen onder den riem des tyds vergenoegd daarheencn rollen ; terwyl de gedoemde ziel van den hier trotfehen en godloozen rykaart knarsetandende inden buik des afgronds, eindeloos — ecuwig eindeloos, de onoverzienbaare eeuwjaaren naftaart! — maar my dunkt myn Oom, ik zie u fidderen voor het akelige tafereel dat hier myne tedere hand fchetst! — ach ! mogt ik my niet bedriegen ! — mogt deeze verbeelding van uwe deerenis, van uwe fiddering bewaarheid worden! hoe gelukkig rondt gy Fierfax, my, en ook u zeiven daardoor maaken! gy zoudt in onze dankbaare harten vergoeding vinden voor deeze opoffering , die gy aan ecnen laagen hoogmoed gedaan hebt; gy zoudt op  £ E P H t R E. s$ enze boezems, en in onze armen, als wy u over» leefden , den geest geeven, en dan zoudt gy ontwaar worden, hoe genoegelyk het is, als gy gerust de eeuwigheid kunt inftappén, om myne Ouderen te gaan vinden, die , by de opftanding u dit zouden toejuichen: Gy zyt de befchermer van myn ouderhos kind, en de weldoener eener onge* lukkige geweest! üLio lang, myne Zephire , als gy zucht; zo lang uw waardige echtgenoot in boeien kwynt, ook zo lang weent uwe vriendin; ook zo lang is uwe Caliste niet vry. Uw brief aan my gefchreeven, en die welken gy aan den Graave de Rofan hebt gericht, hebben my de ziel doorfneeden: ik zal, ik' mag u niet zeggen •, myne lieve ! hoe veele traanen my dezelvcn gekost hebben; dit zoude eene fchets zyn , te aandoenlyk voor uwe tedere ■— voor uwe gevoelige «iel; doch, houd moed, myne vriendin! de He- zephire. ZESDE BRIEF. caliste aan zëphire.  mei z?I med'.lydcn met uwe rampen hebben, ca u uwen echtgenoot wedergeeven : ik heb hem op uw verzoek in zynen kerker weczen zien; ik heb doezen ysfelyken dap aan üwe bede, aan de bede der vriendfehap niet willen , niet kunnen weigeren—■ ik z.1 u niet zeggen wat by het zien van zyne boen en in myn hart omging — hy\vas vry gemoedigd in zyn leed maar, ik laat die fchets voor zy- r,. pen over — zyn brief aan u gaat hier nevens i ik twyfel niet of deezen ftap zal u van myne liefde en van myne vriendfehap overtuigen. Lees ook, myne waarde! den bygilundeïJ brief $ dia uw Oom my voor u gogeeven heeft; doch dat de haatelykheden in dcnzelven vervat myne lieve Zephire niet verfchrikken ik ben ooggetuige geweest van zyne aandoeningen by de leezing van Uwen brief aan hem ; des is bet Hechts zyne pen, en niet zyn hart geweest, welke er die haatelyk1t en in nederftelde — zelfs heb ik eenen dillen traan. dien hy vergeefsch trachtte wegtewenken , in zyn oog zien blinken — en , myne dierbaare t dit is reeds veel die traan nog eenmaal dooreen' brief van u opgeweld zynde, zal ons over de hoogmoed doen zeaev::ren ik nam dit oogenblik van ontroering waar , om hem over u ett Fierfax te fpreek^n ; doch hy antwoofdde my fieebts met eene gedwongens houding'. ,, Ik heb geen raad noodig; ik weet Wat ik aan myne Nicht j, verfchuldigd ben; ik zal haar fehryven; gp  2 E P II I R E. s*- I» kunt myn' brief, by den uwen, des begeeren„ de, iufiuiten, en ik zal my niet verder vermoeien, om haare fchuilplaats te ontdekken " —■ ik wilde niet fterker op ander antwoord aandringen ; gy kertt zyne oploopendheid, en ik liet hem ' gaan —■ hier t^it ziet gy, myne lieve! dat ik alles wat in myn vermogen was, tot dus verre voor u heb aangewend: gave de Hemel dat ik mogt hebben medegewerkt om aan uw lief hart zyne kahr.te'wedertegeeven! — o dan was myne tederheid, myne deelneeming dubbeld beloond! ' Maar myne lieve Zephire, ik moet u nog één woord over uwen toeftand zeggen ; hoor het met die gevoeligheid, met die grootheid van ziel, die ons ftervelingen het meest naar onzen Schepper doen gelyken ,-en met die deugd, welke zig zelve boven haare vervolgers verheft! Gy gaat moeder worden en gy mist uwen echtge* noot ! ; ■.)..- ■'.. ■; De rampen die u treffen konden noodlottig voor u, en uw kind worden, indien gy u te veel aan de akelige gedachten, die ik in uwe brieven heb opgemerkt , overgeeft ik bezweer u, myn lieve Zephire! dat gy die driften niet de overhand laat! beveel uw lot, en dat van uwen echtgenoot, aan den Hemel, en die alleen kan en zal u beiden weder vcreenigen ik kan zeer gemaklyk al het drukkende van uwe folteringen nagaan; ik beween dezelven; maar s myne lieve vriendin! maar het is ook  ja Z E P H I R Ë. in den tegenfpoed, dat meri toont eene groore ^ vertrouwende ziel te bezitten ga eens na welk eene wanhoopende gedachte het voor u zou zyh^ als gy u zelve door eene overmaat van droefheid den onwilligen moord van uw kind, van het eer^ fte, het dierbaarfte zegel uwer tederheid, te verwytén had! . . . . my dunkt ik zie u lidderen * by het leezcn dcezer woorden! —• ja, myne beminde Zephire! ook my doordringen zy het hart; doch ik was verpligt om u dit te moeten voorhouden, en uw lief hart, het welk dat van uwe Caliste kent, zal het my niet kwalyk duiden — o laat my mogen hoopen dat gy myn' raad zult volgen ^ en voor uw behoud zult waaken ! bond het lot van' uwen man my niet aan deeze plaatfe, lang ware ik in uwe armen geweest, om u met al het tedere Van eene waare vriendfehap, deeze bede te doen , cn u in uwe droefheid te troosten, cn optebeuren — dan, dit is nu niet mogelyk; ik moet om Fierfax hier blyven; doch ikzendeumyn'Doctor, den Heer Basfyri; hy is myn vriend, volg zyn' raad , hy zal u deezen brief ter hand ftcllen, met den irtgeflotenen ik heb hem verzocht by u te blyven , u optebeuren , en voor uwen toeftand te zorgen — by heeft het my beloofd: ve.rtro.uw u op .zyne kunde gy moet nergens gebrek aan hebben; open my uw hart, cn alles wat in myn vermogen is, zal ik met een zalig genoegen u laaten geworden —- De Heer Basfyu zal u van mynent  Z E , V II I R É. bedrogen hebben — ik weet wel dat een jongmeisje weik om een gunst bid, Cicero tot een fchooljongen maakt; maar, dank zy den Champagncwyn , dien ik in het gezelfchap van vrouwen gedronken heb, ik heb gezien, dat tackeij', weenen, vloeken , bidden, en al den brui, op één oogenblik door die lieve fchepzcltjes kan gedaan worden , naar maate het in haare kraam te pas komt: maar kom Zephire! ik wil evenwel een weinig beter over u oordeelcn : ik zal ertiftig met n fprceken: verfta my wel! neem acht op het geene ik u zal zeggen : 'ik weet, gy kunt praatcu en fchryvèn als een engel, maar al dat moois-zal niet voldoen. Gy vraagt, om u myne liefde wedertegeevenï welaan dit zal van u zelve afhangen. fk zal Fierfax "door myne voorfpraak zyne vryheid weder doen bekomen gy kunt, na gy gekraamd hebt, u met uw kind, als het in 't leven blyft, naar één van myne landgoederenbegeeven ; ik zal er voor uw onderhoud zorgen, en uwe vriendin Caliste kan n verder met haaren listigen raad helpen maar, geloof niet Zephire! dat ik immer dulden zal dat Fierfax by u op het land blyve ; nceii, ik zal hem zyne vryheid bezorgen op voorwaarde, dat hy, cn gy, my met een' ceel beloovcu, om elkander nooit wedertezien uit zyne gevangenis zal ik hem op een fchip , dat jiaar onze Colonien zylreê ligt, laaten overbrengen j ik zal meer doen; ik zal hem. brieven va*  36 ZEPHIRE. ais gy meer jaaren hebt, lecren, dat de Rofan minder uw vervolger dan uw weldoener geweest is. de Graaf de rosan. AGTSTE BRIEF. fierfax aan zephire. tedere betrekkingen, myne lieve dierbaaré Zephire, waarin ik niet ti fta, doen my levendig gevoelen de fmartcn welken u, over myne gevangenis , moeten drukken: gy kent myne gevoelens, en die kennis zal u overtuigen van het akelige dat thans in myne ziel omgaat: God lof! myne eenige hartvriendin! dat gy de handen van uwen barbaar-' fe'nen Oom ontkomen zyt: Caliste, die deugdzaamc vriendin uwer jeugd, heeft my dit gezegd; als mede dat gy wTelvaare;ide, en in eene verzekerde Üphuilplaats waart: o ik hoop dat dit eene waarheid zal zyn , en men myne fmartcn niet Hechts hier mede gevleid hebbe! beminnelyke Zephire ! lieve vrouw van myn hart! als gy wel zyt, acht ik myne rampen niet: ach , myne beste — myne gevoelige echtvriendin ! laat ik my toch mogeq  ZEPHIRE. 37 Irleien dat gy in onze elendcn de ftem der Reden, en die van den Godsdienst zult hooren — denk, lieve Zephire ! aan het zegel onzer liefde, dat gy in uwen fchoot draagt! zorg des voor uwen weiHand , cn geef u aan geene doodlyke droefheid over: men mag my gevangen houden, dat is niets, de rechtvaardigheid en de onfchuld van myne zaak zullen my myne vryhcid wel weder doen erlangen; ik ben hier zeer'gerust op; alleenlyk beef ik voor n! — O Zephire! hoort toch naar den vriendenraad die Caliste u, zo als zy my gezegd heeft, heeft gegecven — een korte poos flechts, myne lieve, en ik druk u weder aan niyn hart — de Rofan, heeft geen magt om my als een fchaaker te laaten ftraffen; hoe groot ook zyn vermogen zy, hy is daarom niet boven de rechtvaardigheid der wetten verheven en het zullen die wetten zyn, welken ik zal inroepen als men my voor den rechter brengt — Ik heb Caliste verhaal gedaan, van de wyze hoe , en de plaats waar wy getrouwd zyn die achtenswaardige! -r— ja Zephire ik heb op haaren boezem uitgeweend! — maar ik laat die aandoeningen dadr; het voldoet dat myn hart ze gevoelt; ik zal er u niet mede bedroeven houd u Hechts wèl te vreden — Caliste, en onze andere vrienden zullen onze zaak rechtvaardigen , en aan den Vorst, en myne rechters, al het valfche dat in myne befchuldiging ligtopgefipoten , doen zien —*■ vrees niet voor my, ik C 3 ' .  •38 Z E P H I 11 E. ben kalm en gerust; mogt ik ook dit van myne hartvriendinne kunnen vastftellen , hoe ligt zouden myne ketenen my dan vallen ! o myne lieve! daar zyn nog rampzaliger wezens dan wy, op deeze wereld! geloof my, en behoef ik dit wel aan uw lief hart te zeggen ? zo lang het gawectcn ons vrypleit, zyn wy in den zwaarden ramporkaan nog gelukkig al dat voorbyvliegend eindige , hoe bitter ook, wordt door eene verhevene ziel als beneden haare verachting befchouwd; en laaten wy dit mede in deeze tydpunten doen —■ verbeeld u Hechts dat ik voor cenigentydafweezig ben, want ik verzeker u, dat men my geene draf kan opleggen, wyl er geene misdaad bedaat Myne gevangenis heeft niets akeligs en men behandelt my met veel onderfcheiding: een gerust gemoed,gefchikt om zyn leven denkende doortcbrengen, en het welk door geene banden aan de maatfchappy verbonden was, zou met veel rust in deeze kamer zyne dagen kunnen eindigen — Gisteren vond ik in de lade van een klein tafeltje, het welk in dit vertrek daat, een rolletje papiers , alwaar met potlot eenige dichtregelen op gefchreeven donden; zekerlyk zal een onfchuldig ongelukkige, die hier vóór my gekerkerd was, dezclvcn gemaakt hébten die dichtregelen kwamen my zo bvereen- komftig met onzen tocdand voor, dat ik ze voor myne lieve Zephire hier zal affchryven ik vertrouw dat zy u, die zo veel Christen zyt  25-, E P H I R E. 39 cenigzins voldoen zullen, en u al liet genoegen dat zy my verfchaft hebben, zullen aanbrengen — zie hier dezelyen: NACHTGEDACHTEN. 'Or.tzaehlyk ftille vacht! hoe aklig zoudt gy weezen, Vsoral in dit gewelf van traanen en geween, Hadtmyn aandoenlyk hart voor wroegingen te vreezen, Of voor angstvallighecn! God lof! myn ziel is kalm , fchoon haar veel fmarten drukkeni Zy ftasrt dit flaatige uur niet op dien ramporkaan ; Zy vest hst oog niet op myn foltrende ongelukken, Maar fclwuwt haar' Vormer aan — 'Jll ratelt eene zacht, ten ioezem uitgevlogen, Door dit gewelf, driewerf door de echos weérgejluit; Wat nood? — foor z'enigheid, die néér ziet uil den hoogen, Stort haar vertroosting uit — 't Is meer dan middernacht.' — 'k hoor nu geen grendels kraaken) 'ï zwygt alles — alles zwygt in deez gevangenis f Natuurgenoot! kunt ge u een enkel denkbeeld maaken. Van 't aklig dat hier is ? —, Wie telt de traanen die myn lotgtmoten plengen ? Zy , die hier nevens my, de vryheid is ontzegd} fyampzaalgen! mogt myn z'icht zig met uw traanen mengen^ \k deed der menschheid recht! * i'-T . * ' C 4  -(■o Z E P H I Pv E. My dunkt 'k hoor hy dit jlil hun hangen boezem loeien — De flaap ontvlucht hun oog — hun hart krimpt van verdriet^ Deez' mist en gade en kroost; die zucht in zyne boeien, En vindt zyn' trooster niet! — Rechtaarte wezens '. die gevoel hebt van uw pligten, Gelooft me, in 't oord der fmarte is elk geen Rutgeroth l Laat hier 'f vooroordeel voor het fihoon der menschhcid zwichten) Dit wil, dit eischt ook God ! Hie menig flervling wordt door ramp op ramp befprongen! Hoe menig mensch raakt niet onfchitldig in gevaar ! Genjeg: hit menschlyk hart heeft reeds dit pleit voldongen, En oogt die waarheid naar ! Gelukkig, o myn ziel! dat gy gerust kunt leeven; Door God met moed bezield, uw' noodlot wederjlaatt ' Gelukkigl dat myn hart der reden weê'gegeeven, Stil — denkende, in my ftaat Al kwyne ik in myn jeugd, in 't bloeien myher jaaren, In deeze plaats, waarvoor 't gevoelig mer.schdom beeft} Geen nood; ook hier zi;t God — hier hlyve ik op hem flaaren, Daar Hy my hulpe geeft —■ 't Is waar, een hartvriendin , zo veel geliefde panden, Waar van my elk bemint, zien weenende op myn pyn; Maar tug, als ik den troost ontvang van 's Hemels handen, Kan ik dan treurig zyn ? — Wenk niet myn zielsvriendin .' wil geene traanen leeken ! Boog met my op dien troost; God zal eens uitkomst bi(ni /ich.' laat uw teder hart myn droevig hart niet breeken t Laat s>y geen traanen zien ! -  ZEPHIRE. 4t Gevoelige ! is V ver geefscli ? — kunt gy hen niet weérheuén ? Verbeelding ! — wyk — ei wyk ! dit denkbeeld treft te Ster O Hemel! zegen haar; die deugi!zaan,jie aller vrouwen, En, ik verlang niets meer ! Myn leven, zo verpest, zoude ik met vreugd zien enden; 'K hergaf myn aé.n vernoegd, en vrolyk 'tan Natuur , Zo niet myn graf voor haar de top waar'' van ellenden—» Des fpaar me, o Alb.jluur ! Éénmaal toch ? éénmaal ja zal myne doodjlcap daag'n ; Voorzienigheid alléén weet dien onzehren fond; Hens ziet zy my — of— ik zie haar ten grave dracgen, Verlost van 's werelds grond! — '0 Almagt! zo "t uw raad goedgunfiig kan geheugen , Verlos dan eerst myn kart van allen ramp en pyn ! Laat my ly lieure baar, geen bloedig traantje plengen, t Als zy niet meer zal zyn ! Zoude ik, (dusfpreekt haar hart,) zoude ik u overleeven ?—-. j'a dierbre ! ja fmaak nog genoegens hier beneéu Genoegens, die uw vriend u nooit heeft kunnen getven, Om zyne tegenheên \ 'Al daale ik in het graf — al fluit de dood myne oogen, Mor niet, maar blyf gerust in V Hemels wondren wil;' Hy die myn trooster was, zal uwe traanen droegen ; Sta by zyne.almagt jlil! Maar zacht! — 't is meer dan tyd, dat ik my leg tot ritstens De holle nachiklok roept myn lichaam naar de fpondl Heb, Hemel! dank! dat ik dit uur my mogt verlusten, Uw goedheid ondervond! — C 5  4a ZEPHIRE. Gy krilbc ! reeds zo lang myn leger in deez'' wanden, Ik vlei my op u néér ; op u , daar vaak myn ziel, ■Een zucht van ,t hart ontfprong — die eenent. aan zaagt firandeK, Die brandend my ontyiel? O God! ik rust met u ; laat me in uw gunst enlwaaien ! Zo vindt ik me in myn kluis nog zaligheid bereid ! Ik hoop, gy zult myn' fl iat eens heuchelyker maaken, In de eindlooze eeuwigheid. Wel nu, myne lieve Zephire! hoe bevallen u deeze Nachtgedachten ? kunt gy er niet geheel on-. zen toeftand in herkennen ? — zy bevatten alle detroostredenen die ik u kan mededcelen ! ik neem de daarin voorkomende gevoelens , 'als de mynen. aan : overdenk dczelven dikwerf, myne hartvriendin ! cn gewis, dit zal u opbeuren, Caliste zit by my naar deezen brief te wachten, en de gevangenbewaarder heeft haar komen zeggen, daij het tyd is om te vertrekken , ik kan er des niets meer byvoegen — ik zal u dikwyls fchryven als ik nog lang van u gefchciden moet zyn: zyt weltevreden myne lieve! gy ziet aan deezen brief dat ik wèl ben: o zyt gy het ook, dit fmeek ik u j — antwoord my eenige regelen — Vaarwel", myne aangebedene Zephire! de Hemel zymetu — hy bewaare u: eerlang hoop ik weder in uwe armen te zyn, om nimmer te feheiden: van myne" gevoelens voor u zal ik niets zeggen: myne cchtgenoote weet hoe teder zy bemind word van haaren , FIERFAX.  £ E P H I R E. 43 NEGENDE BRIEF. De Heer bassyn aan caliste. JICoen ik my op uw verzoek naar uwe vriendin Zephire begaf, om haar in haaren zwakken, en onzekeren toeftand byteftaan, beloofde ik, Mevrouw, om u,by myne aankomst alhier te melden in welk een ftaat ik haar gevonden heb : met genoegen ga ik aan deeze gedaane belofte voldoen. Gisteren op den middag,-kwam ik aan het geringe huis van den landman , by wien Zephire inwoont — haar gulle, eenvoudige hospes ontving my met vriendlykheid, en zyne vrouw leidde my aanftonds naar de kamer van uwe vriendin — ik vond haar zitten met de ééné hand onder haar hoofd , een bybel voor zig hebbende —- reeds ftond ik vóór haar,eer zy bemerkte dat er iemand in haare kamer was getreeden > ■ ,,-Myn- heer Basfyn!," zeide zy, opziende o Me¬ vrouw ! hoe zeer nam my dit enkele woord van uwe vriendin , ten haaren voordecle , in ! —■ ,, Wat komt gy hier doen Mynheer? " vervolgde zy ,, wie zendt u? ■—- is het Caliste? —- is het Fierfax ? — Fierfax 1 " hier loosde zy  44 Z E P II I Tv E. eene zucht die het barbaarfte hart zoude geraakt hebben, en haare oogcn fpraken fterk. Maar ik moet u dit onderhoud, dit ontmoeten , dialogifeeren ; (om my van de fprcekwyze van eene kundige vrouw te bedienen.) Ik. Ja, Mevrouw ! het is uwe vriendin Caliste die my hier gezonden heeft, om u van mynen raad in uwe ongefteldheid te bedienen, en ik hoop dat myne komst u niet onaangenaam zal zyn ? Zephire. O neen , Mynheer ! myne vriendin Is wel zorgvuldig ! —- maar heeft zy u geene brieven medegegeeven ? Ik. Ja; zie daar een heel paket. (Ik gaf haar de brieven 01 er; zy namze met drift uit myne handen ik zeg dat zy ontroerde, toen zy het cachet had losgebroken , en haare oogen op de addresfen flor.g.) Goed nieuws hoop ik ? Zephire. Ik wensch dit fta my toe Mynheer, dat ik u een oogenblik alleen laat'; ik ga de* zeiven fchielyk leezen. Ik. Zeer gaarne , Mevrouw ! ( Zonder verder antwoord afiewachten verliet zy de kamer: de vrouw'vau den landman bragt eenige ververfchingen , ■waarvan ik iet gebruikte: eindelik kwam Zephire Wc(ler ik kon zien dat zy geweend had, en nog aangedaan was.') My dunkt gy zyt ontftcld? heb ik het ongeluk gehad van een kwaade tyding te brengen V Zephire. O Mynheer! kan er wel eene aangc*  ZEPHIRE. 45 naame tyding voor my zyn , zo lang als myn echtgenoot gevangen is ? (Zy w&ende bitterlyk, ik zelf kon naauwiyks myne traanen wederhouden '> doch ik h erft el de my.) Ik. Hy heeft u tog gefchreeven? ten minften zeide uwe vriendin my, dat er in het paket ook een' brief van Fierfax aan u was. Zephire. Ja ik heb eenige regelen van myn' man. ( Zy zweeg een oogenblik , en my een1 brief overgeevende vervolgde zy.} Maar lees dien brief van mynen Oom, den Graave de Rofan ; en het zal u niet meer verwonderen, als gy my zeer neêrflagtig ziet. (Ik nam den brief ftilzwygende aan , en doorliep hem fchielyk; in welken, tusfehentyd zy ee~ nen anderen , die zeket\ dien van Fierfax was, by aftrekking inzag , en er fo'ms een'' traan, op liet rollen.} Ik. Men moet bekennen ,> Mevrouw! dat deeze niet zeer vertroostende is — evenwel .... ( Zy viel my met drift in. ) Zephire. Evenwel, moest ik die onnatuurlyke voorwaarden maar aanneemen, wilt gy mogelyk zeggen ? • Ik. Gantsch niet. Zephire. Wel nu ? Ik. Sta my toe, Mevrouw! dat ik alvoorens myne meening over den brief van uw' Oom te zeggen , u verge, om my als een vriend , die u in alles behulpzaam wil zyn, te befdiouwen ik be-  4ö ZEPHIRE. klaag uw lot, en dat van uwen echtgenoot, en liet z;:l my een waar genoegen zyn, als ik iets tot verligtin'g daarvan kan bybrengen : maar wy moeten niet handelen ais zinneloozen; gy moet uwen toeftand in acht neeraen, cn u niet aan folterende gedachten overgeeven ; dan kunnen wy met bedaardheid zamen fpreeken , en anders maakt gy u zelve nog ongelukkiger. Zephire. Nog ongelukkiger! (Dit zei de zy mei al het gevoel der griëvéndjle [mart: zy zweeg een poos, en droogde haare oogen af.} Welnu, Mynheer ! thans ben ik kalm Ik zal van uwen Vriendlykén raad gebruik maaken, en dat altoos zo veel my mogélyk zal weezen — gelief my dan uwe gedachten over den brief van mynen Oom t. zegg. n ? Ik. Ik beken, gelyk ik u daa lyk zeide , dat dit fchrift niet heel vertroostende is ; evenwel dunkt my dat de Graaf de Rofan, meer genegen is om den hoogmoed, dan om de wreedheid gehoor te geeven. . . . ( Zy viel my weder met drift in.} Zephire. Eu hy wil immers ? Ik. Ik bid u Mevrouw! heb de goedheid my te hiaten vervolgen (Zy zweeg, en ik ging voord.} "Fis waar, hy.vergt eene voor uwe liefde onmogelyke zaak; cn gy kunt hier niet in (temmen; gy moet het ook niet doen : myn oordeel zou zyn, dat gy hem op eencn bedaarden toons  ZEPHIRE. 4? til het onnatuurlyke van zynen wil voorhieldt; dat uw echtgenoot, hem een' brief fchreev', en dats gy, en hy aan uwe vrienden kennis gaven van alles dat tot verfchooning van Fierfax kan dienen, op dat zy er zyne rechters van konden verwittigen , indien uw Oom konde goedvinden om zyne aanklagt doortezetten —- ik vlei1 my , dat de Graaf, met uwen toeftand bewoogen , eindelyk ■naar de ftem der Reden zal hooren; zo niet, dan ■blyft ons de toevlugt tot de rechtvaardigheid der wetteu Over, en die toevlugt is voor geen fterveling, in eene befchaafde maatfehappy, gellooten — dit is alles waartoe gy u voor eerst nog bepaalcn kuut; voor het overige is het uw pligt, om u, in dit geval, boven uw lot te verheffen; te meer, daar alles wat naar" eene wegkyvynende droefheid zweemt , hoogst' nadeelig kan zyn , voor u , en het kind dat gy onder uw hart draagt. Zephire. ( Met droefheid:) Zorgt de tortel nog Voor haare jongen, als haar gaeke aan haare tederheid ontvoerd is? ([Zy weende Jiille traanen.) Ik. Ja zy zorgt voor hen doch al ware dit zo niet , moet men dan de hartstogten der dieren met die der menfehen gelykftcllen? , Zephire. Zy hebben het inftinct der Natuur? Ik. Maar zy misfen dc reden ! dan, Mevrouw ! ik bid u , als vriend , haal zulke ver- i'cheurende denkbeelden niet voor uwen geest vertrouw het lot van uwen man aan de Voorzie-  4* . Z E P H I R E. nigheid , cn zyt bedaard : ik zal u dikwyls komeit bezoeken. . , . ( Zy viel my in.) Zephire. En dikwyls komen opbeuren hoop ik ? (Zy reikte niy haare hand toe ; ik drukte de* zelve met de aandoening der menschheid, aan myn hart; ik kon een'' traan, die in myn oog glom, niet zo behendig wègknypen , of zy bemerkte het. ) Gy weent Mynheer ! o gy Zyt een menfehenvriend! — ga ! ik beloof my zeer véél troost van uwe vriend* fchap; gun ze my! ik geef u van harten de myne : uwe gevorderde jaaren, en uwe ondervinding zullen myr veel nut doen. Ik. Eens was ik zelf man en vader — de Hemel ontnam my vroeg myne cchtgenoote, en kinderen; des heb ik geene panden meer; doch het gevoel van die betrekkingen is my nog bygcbleeven , en ik wil u in alles met het hart van ecnen vaderlyken vriend dienen , en vertroosten -—- de Hemel is-de getuige van de oprechtheid van deeze belofte; cn fehoon ik u nog maar weinige uuren ken, zyn het uwe rampen, uwe jeugd, en uwe nandoënlyke ziel, die myn hart als dat van een' ▼ader voor u bezielen —• gun my dan ook het genqegen , dat gy kalm , en niet droevig zyt. Zephire. Ja myn vaderlykc vriend! ( zcidc gy zo niet?) ik zal myn lot aan den Hemel vertrouwen; ik zal u dit genoegen geeven -— ik heb zo héél veel rampen reeds geleeden; maar, ( my met renen gedwongehen^glimlach aanziende ,) gy zult ze my leeren draagen ?  ZEPHIRE. II Ik drukte haar aan myn hart; zy weende héél uit: ik vernieuwde haar de belofte van myne Vriendfehap; toen was zy meer ftil nu woon Ik by haar in het zelfde huis en ik wensch vuurig, Caliste! dat wy dit lieve jonge mensch, tlit haare élende zullen redden. Zie daar hoe onze eerfte byéénkomst afliep ik hoop Mevrouw dat ik naar uw genoegen zal gehandeld hebben ik kan u niet zeggen hoe dankbaar zy was, toen ik haar het kistje'met Ververfchingen van u aanbood — welk een beminnelyk charakter heeft uwe jonge vriendin ! — zy zelve fchryft u by deezen — ook fehryft zy aan Fierfax , en aan haaren Oom ; alle die brieVen zal ik influite de tyd laat my niet toe om u voor ditmaal meer te fchryven in een volgenden zal ik u het een en ander mededcelen van den. fchoonen landftreek alwaar uwe vriendin haare fchuilplaats genomen heeft wees niet ongerust voor haar* ik zal alle myne vermogens aanwenden om haar te troosten de pligt der tnenschheid, gevoegd by de waarde van uwe edelmoedige vriendfehap, is meer dan voldoende, om my voor Zephire te doen zorgen. BASSï Ui p  go Z E P H I R Ë* TIENDE BRIEF» zephire aan caliste. dgel uit den hemel! of hoe zal ik u noemen « myne dierbaars Caliste! zo het mogelyk is, dat ik in alle de rampen die my zo grievend treffen nog Vatbaar voor lenig genoegen kan zyn, dan is het zeker in die oogenblikken , waarin ik uwe brieven nalees, dat ik dit genoegen ï moet ondervinden O ! daar gy zo geheel goedheid ; daar gy zo geheel gevoelige mem'chenlicfde zyt, zal het u niet zwaar vallen , om te befeffen , met hoe veel vuurs _ met hoe veel aandoening ik het paket brieven uit de hand van den aehtingwaardigen Basfyn ontving welk eene hcuchclyke ver- fchyning voor my! ach, lieve Caliste! lees den brief die Fierfax my gefchreeven heeft, ik zal een affcbrift.daarvan irifluiten : God geeve dat zyne geruste weltevredenheid, die hy my fchryft te bezitten, niet geveinsd zy! — Godlyke goedheid t hoe dankbaar is myn hart voor deeze vertroostingen! —- myne edelmoedige lieve vriendin £ ga hem toch véél in zynen kerker zien ! ik T/oet wel dat deeze taak zeer zwaar voor uwe  Z E V H ï R E. 55 Caliste zal u zeggen wat ons te doen ftaat ■— ik mag hier niet by ftilftaan nooit — nooit zal eene wereldfche magt ons fcheiden; laat men ons te gelyk laat men ons te zamen in het ftof des doods doen nederzinken dat's niets —r uwe Zephire kan met Vreugde eene wereld vcrlaaten, alwaar zy niets dan traanen, eji geen enkel aasje genoegen gezaaid heeft en zou zy neg begee- ren , om op zo eene aarde wegtckwynen , als gy , haar echtgenoot , haar eenige vriend reeds niet meer daar waart? •— ontflagen van alles wat my hier hieldt, moest ik wel ongevoelig zyn, als ik myne uitgeWeende oogen niet voor altyd wenschte te -fluiten! — ach myn Vriend ! wenk my niet naar het dierbaar wichtje dat ik onder myn hart draag! ik voel te wel dat het eens myne zorge — myne moederlyke zorgen zal afvergen — maar hoe zoude ik die zorgen kunnen volvoeren, als gy van my voor eeuwig gefcheiden werdt! — vlucht, ysfelyke gedachten! vlucht weder naar den afgrond die u heeft opgeweld f Gy weent myn vriend ? wel nu droog uwe traanen af — en vergeef aan de gevoeligheid uwer Zephire, dat zy door haare donkere gewaarwordingen uw lyden verzwaart; gy weet, myn lieve Fierfax ! dat men niet altyd meester van zyne pen is, als ons geheele aanwezen, van overgang tot overgang, door het grievendfte hartenleed gedrukt Vyordt, { D 4.  56 Z E P II I R E. Evenwel zal ik myn best doen, om bier nog eenige regelen, met eene meer bedaarde ziel, bytevoegen. ■ Toen ik uw' brief ontving, beefde ik; ik had my voorgefteld, er de trekken van den wanhoop in te zullen vinden; hoe zeer bedroog ik my! —. die brief floot niets in als het tedere van eenen echtgenoot, en de grootheid van eene ziel, die boven haar lot, en boven haare rampen verheven is o myn halsvriend! hoe dankbaar ben ik den Hemel voor de rust die hy u in uw lyden doet ondervinden! ja er «yn-—• er moeten op deeze wereld wel wezens zyn, die zig boven den gewoonen kring der ftcrvelingen kunnen verheffen; zonder dien was het niet mogelyk , dat de balans van leven en dood in evenwigt bleef: hoe veele menfehen zouden er niet in den maalftroom der tegenfpoeden omkomen , als ieder ongelukkige even zwak , of laat ik zeggen even laag van ziel ware zou den aangroei — zou de voordteeling deezen keten wel weder zo fchielyk kunnen aanvullen , als de dood der lydenden dien affcheurde ? De my toegezondene Nachtgedachten hebben my zeer bevallen heb duizendmaal dank, myn lieve ongelukkige Fierfax! voor de affchryving van dezelven te recht moogt gy zeggen, dat wy er onzen toeftand in kunnen vinden ik lees en herlees dezelven honderdmaalen en altyd kosten zy my een' traan maar dat's niets ! want ook  Z E P H I R E. 57 altyd brengen zy my denkend voor den troon der Godheid, en dit geeft my veel kalmte, wie de ongelukkige moge zyn , aan wiens vol over^ kropt hart, zy ontrold zyn? Nooit ondervond ik meer als in dit oogenblik, dat de tegenfpoeden ons denkende maaken en waarlyk dit is wel noodig, wil men met eenige onverfchilligheid die ftormen ondergaan —- De vriend die myn lieve Caliste my gezonden heeft (welk een engel is die lieve! niet waar myn Fierfax?) is my zeer nuttig de Heer Basfyn, voegt by een gezond oordeel, veel mensenkennis, en nog meer menfchenliefde; hy is een eerbiedwaardig man heeft reeds jaaren . maar dit belet niet dat hy my fomtyds, niet tegenftaande myne billyke droefheid, door zyn vrolyk humeur eenen onwilligen lach afknarpt hy heeft voor my het hart van eenen vaderlyken vriend , en leert my ons lot aan den Hemel vertrouwen nu, myn dierbaare Echtgenoot, zyt wel te vreden, troost u zo veel mogclyk , en 'ikbeloof u heilig , om voor myn welzyn te -zorgen o mogt ik flechts 'eenige vaste hoop op uwe redding Ves tigen! hoe veel zaligheid zou'*dit voor uwe' Zephire zyn ! en met hoe veel vuurs, met hoe veel liefde zoude ik de ftricmen die de onwaardige boei in uwe handen drukt, komen wegkusfehen, terwyl ik wederom my in het eenige heil, naamjyk uw bezit, dat my op de aarde overig is, zou 05  58 ZEPHIRE. kunnen verheugen nooit meer van u gefchei- den te zyn! voel toch die woorden in hunnen ge« heelen volzin !—maar laat ik hier liefst niet indringen ook moet ik afbreeken , wyl de Heec Basfyn my laat zeggen, dat het de tyd is, om onze brieven afiezénden. Vaarwel vaar altyd wel! myn eenige hartvriend ! o zyt toch getroost! de Hemel zal voor ons zorgen — daar het de Deugd , en de Liefde waren , die ons zamen verbonden , zullen het ook deeze twee- Godheden zyn die voor ons waaken. , De lieve Caliste, zal u deezen brief ter hand (lellen , en u dien welke ik aan myn' Oom by deezen zend, en door den Heer Basfyn opgcftcld is , laaten leezen zy zal u tederlyk voor my aan haar vriendenhart drukken — dit kan zy doen — maar geen ander hart als dat van uwe Zephire, kr.n u overtuigen van de gevoelens die zy voor u, eeuwig, zelfs dan , na het graf haar lichaam insy* ne holte bevat, zal toedraagen, 9 E P H l R H,  ZEPHIRE. 59 TWAALFDE BRIEF. zephire aan den Graave de, rosan. Onderfteund , getroost, en door eene almagtige hand befchermd zynde, blyven ray nog zo veele krachten over, om aan u, myn'Oom, die my met zo veel koelheid behandelt, eenige regelen, op uwen voor myn hart verfcheurenden brief te antwoorden. Iedere onderfcheidene foort van fchepfelen zowel dieren, zh.menfchen, levert derzelver monsters op — des kan het zeer wel mogelyk zyn, dat gy vrouwen, of laat ik zeggen uitvaagfels haarer kunne hebt aangetroffen, die, (zo als gy u uitdrukt,) in één zelfd oogenblik konden lachen, weenen , vloeken, bidden enz.: maar Mynheer! het zou het vooroordeel te verre zyn uitgeftrekt, als gy alle vrouwen in een haatelyk licht, en als geveinsde befchouwdet; om dat er, even gelyk als onder uwe fex, laagdenkende onder zyn; doch het is myn voorneemen niet om myne fexe te verdedigen — ik bid u flechts , myn Oom ! om myne gevoelens altyd, ah gegrond op de infpraak van myn hart zynde , te beoordeclen Ik behoef geene Cice- roaanfche welfpreekendheid, om die gevoelens uit-  6o ZEPHIRE. tedrukken , te gebruiken ; leg' uw hand op uw hart , en dan ben ik wèl gerust dat uw gewecten u zal zeggen, dat ik meer dan te v*el ftof tot weenen heb. Welk een onnatuurlyk voorftel doet gy my! — zyt gy zelf niet overtuigd, Mynheer, dat ik op die voorwaarde de vryheid van mynen echtgenoot niet kan aanvaarden ? o myn Oom! zo gy u toelegt om my te vermoorden, ftoot my dan op éénmaal een dolk in myn hart, en ik zal de hand die my grieft kusfehen, om dat zy my in ééns aan myne elenden ontrukt! Daar ik u reeds gezegd heb , dat Fierfax myn echtgenoot is, en ik het zegel onzer liefde onder myn hart draag, kunt gy nog befluiten, om my aantezetten tot eene laage ontrouw, met hem voor eeuwig vaarwel te zeggen , en hem naar de Indien, of één der Colonien te laaten vertrekken neen Mynheer! verg zulke onwaardigheden aan eene min gevoelige vrouw; myn hart is tot dezelven niet bekwaam ; de plegtige eed die ik aan Fierfax voor het oog der Godheid gedaan heb, zal my tot aan mynen jongften fnik geheiligd zyn : geene kortftondige aardfche wisselvalligheden zullen immer in ftaat zyn om my ontrouw aan myne pligtcn te maakeu; in alle myne rampen — rampen die ik door u myn' Oom lyd, draag ik een gerust gewisfe om , en het oogenblik van myn fterven, zou my zeker te wrang mynen adem aan  & Ë P H I R B. 05 hier buiten op het land heeft men meer tyds; is men minder afgetrokken dan in de ftad. Wel nu Caliste I ik zal u het gepasfcerde in eene wandeling die ik gisteren met haar deed vernaaien voor ieder ander zou dit verhaal niet veel om het lyf hebben , want het is niets als eene fcb.ildery der fchoone ziel van uwe vriendin ; maar voor u en my, die zo veel belang ftellen om onze vrienden, voor welken wy een plaats in oiis hert hebben opgeruimd , in den grond te leeren kennen , zal de fchets die ik ga gceven belangryk genoeg weezen. Gy weet ik ben een aardsch liefhebber van zamcnfpraaken te leezen , des zal ik de , Hy zeide , en Zy zeide , maar weer door een , Ik, en Zephire, vermeiden. Gisteren avond hield ik het avondmaal met uwe vriendin; zy fcheen my zeer opgeruimd vermits het één der fchöonite avondftonden cn helder maanlicht was , ftelde ik haar voor om nog eene kleine wandeling met my in het ftarrenboschje, dat hier omftreeks ligt, te doen, vertrouwende dat deeze vcrmoejing haar eene betere nachtrust, dan zy my zeide te hebben, zou doen genieten Zephire ftemde met genoegen in mypvoorftel —- wy floegen eene laan in, die van deeze bóerewoning naar 't gemelde boschje leidt -— zy fprak in het eerst niet, maar eensfiags ftond zy fül lloeg haare oogen ten hemel, en zeide: E  56 Z E P H I R Ë. Zephire. Beken toch met my, dat er iets ont* zertends , iets eerbiedinboezemends in het ftille Voorddryven van deezen fchoonen luchthemel is. Ik. Dat is zo ; en vooral voor gevoelige zielen. Zephire. O! het f preekt van zelf dat men gevoelig moet zyn, om de wonderen der Natuur naaf derzelver waarde te eerbiedigen —■ maar Mynheer! zoudt. gy denken dat er waarlyk fchcpfelen rédélyké wezens zyn, die zo fchoon een' avond» ftond onopgemerkt zouden kunnen zien wegdaa» len? Ik. Ik geloof dat zy er zyn; en wel het meest onder de (tedelingen. Zephire. Onder de (tedelingen! nu: maaf fpreeken wy van den landman : zou ook deeze zo ongevoelig zyn ? Ik. De fcheppër heeft naar een wys, maar voor ons verborgen einde, in alle zyne fchepfelen , (gy begrypt dat ik van de menfehen alleen ('preek ,) wel dezelfde hartstogten ingefchapen 5 doch in den éénen blinken die hartstogten fterker uit dan in den anderen — en hieruit zou ik befluiten, dat er onder de landlieden , föhoon zy dagelyks in hunne velden de wonderen der Natuur befchouwen, even zo wel gevoelloozen, als zeer gevoelige menfehen wrirc0 —- hoewel het by my vast is, dat het gevoel van een' boer meer natuurlyk , dat is te zeggen minder beflommerd minder vergiftigd is,', dan dat van een' ftadbewooner.  ZEPHIRE. €1 Zephire. Hoe zo ? Ik. Om dat hy , minder befchaafd zynde , meer eenvoudig aan de waare Natuur grenst. Zephire. Uwe Helling is niet zeer gunftig Voor de Reddingen; Ik zou er uit kunnen opmaaken dat gy die lieden voor geveinsde gevoeligen hield? Ik. Als ik over het geheel fyrak , hadgygelyk — maar dit doe ik niet doch geloof my Zephire; dat de meeste lieden denken dat zy gevoelig zyn , en waarlyk dit is zo niet — hun eigen hart bedriegt hen -—- met een weinig wereldkennis zult gy dit mogelyk in het vervolg leeren kennen en on- derfcheiden of meent gy dat het gevoelig kan heeten , als men een' traan plengt by eenwezenlyk verlies dat men lydt of by het dood- of ziek-y bedde van één' onzer vrienden? Zephire. O neen -— maar laat ons op een ander tyd over het Wddrè gevóélfpreekén , dit'zou my nu te verdrietig maaken (Zy zweeg, zag weder naar den • Hemel, doch met eenige ontroering, en vervolgde} Die maan! zie toch eens » Mynheer Basfyn! met hoe veel Hillen luister zy daarhecnen dryft! . zouden daarin ook menfehen gelukkige dcugdzaame menfehen, gelyk fommi- ge Hellen, woonen ? ■—— o dat moet wel gerust zyn! zo zalig! zo heel hoog boven eene rampzalige Aarde opgeveizeld l — (Zy zweeg; zag my aan , en haare oogen waren vol traanen. ) Ik. Gy doet kwalyk Zephire , dat gy zulke E 3  m Z É P H I R Ë. Waaien voor uwen geest haalt: gy verzoekt my om niet over gevoelige onderwerpen te fpreekén, en . gy verwart uwe gedachten in fombere gezichtspunten kom , laat ons naar htiis gaan! Zephife. Vergeef het my j myn vaderlyke vriend! die maan is ook zo geheel aandoenlyk t en immers, ik ben niet gelukkig! (Zy drukte my'ne hand, en droogde haare oogen af: wy waren genaderd tot aan den voet van een klein heuveltje , waaronder een beekje wegvloeide,) O laat ons by dit watervalletje een weinig uitrusten ! toe Mynheer Basfyn ! ik zie zo gaarne die golfjes , de kleine keitjes, die haaren voordgang willen vertraagen, Wegfpoelen. Ik. Ik wil u dat genoegen wel geevcn; maar, zyt niet neêrflachtig. (Wy gingen zitten tegen het heuveltje f ik had een weinig o-eerhtid gepproken , en de 'echo , die hier fterk is , verving myne jicm. ) Zephire. Hoort gy die echo wel ? Ik. Ja ; cn het is vry natuurlyk dat zy zig hier laat hooren —- konden wy nu een van berden goed zingen , zo zou haar w-rrklank een fraaier geluid geeven , dan nu wy Hechts fprceken -~ kunt gy niet zuigen Zephire? ( Zy boogzig, en ■zeide:} neen nu niet; en ook , wat zoude ik zingen ? tk; |fojn! -^-'.koin 'dreun op maar! —- dit zal v vwrofykë^;- gy zult er my heel veel ver-fttaaks mede doen*— en dit wilt gy immers wel? — ik hoor gaarne zingen.  2 £ P H I R E. ©9 Zephire. Alles, myn waardige'vriend! wil'ik ^oor u, die my zo zoet eene vertroosting aanbrengt doen; en zoude ik u dan het zingen van een enkel airtje weigeren ? — kom , ik zal eenige verzen zingen, die Fierfax my gaf, toen ik op een zomerfchen avond met hem in de tuin van myn' Oom , by den kleinen waterval die daar is, zat: zy zullen vry toepasfelyk op deezen avondftond, en ook op de plaats daar wy heden zyn, weezen. Als die verzen maar* niet te donker voor u Zyn , dan zal ik er met genoegen naar luisteren — doch, zo zy te overgedreeven zyn, kies dan vrölyker. Zephire. O neen; zy vallen zo in myn'fmaak — ( Hierop hiefzy met eene engelachtige flem , die door het flatige avonduur nog bekoorelyker werd, deeze regelen , die'zy op myn verzoek heeft uitgefchreeven , aan,) MACHTGEPEINZEN BY EENE BË*K, Rui:sch, Jlil beekje l ruisch daarheenenl dartel —- wentel om en om, Sproei, omvat dit groene boordje; ruisch — ruisch met een zacht gebrom,! Ë3  ?o ZEPHIRE. 5T ftil der nacht doet my niets hooren , dan 't geklikklak van uw' ftroom, Die, gedreeven door het windje , kahblend weêrftuit op uw* zoom! i Gy, zoet beekje! vest myn zinnen op dien my het leven gaf —- Alles rust op 't vlak der Aarde; niemand denkt aan V fomber graf, In den fchoot des flaaps gedooken , wyken alle [mart en pyn; En tog vliedt de tyd daarheenen, als uw vlietend kristalyn ■ Bleeke maan! die door uw glanfen 't rustend aardryk voedzel geeft! Blyve ik op uw grootheid ft aar en , '£ roep: myn groote Schepper leeft i  % E P H I R E. Ieder kruidje, en aW de bloemen die hier langs dit boordje ftaan , Schynen u om ftryd te vergen , ook hun fchoonheid gaêtefiaanl ■' 'T Jluimrend vee, dat in de weiden rust, tot aan den morgenftond, fiinnekt dankbaar, hy het daagen , wyl 't uw' invloed ondervond 1 Staar Ik met verwonderde oogen , op d1 ontelbren flerrentrans , .Pan verliest myn zyN zig zeiven, in den grootjehen hemelglans! ««— ffyze Schepper! wil my leeren hoe myn ziel begrypen moet, Dat ook ieder van die fierren , Jinds de fchepping werd behaed —— E 4.  72 Z E P H I K K. Xffer «y , Ao ik nog op Aard'' zal zyn , Zacht, ^ff/j'/Ê die zachte golfjes rollen zonder ramp ofpyn ■ Ruisch , Jlil beekje ! ruisch daarheenen ! ook uw fil is my bereid; Kan het hier beneên niet weezen 'k jla myn oog naar de eeuwigheid. Behoef ik u wel te zeggen, Caliste, dat het zingen van deeze verzen uwe vriendin fterk ontroerd had? ■ meer dan ééns wilde ik haar beletten voordtegaan; doch zy bad my, om haar te laaten vervolgen; en ook;, om u de waarheid te zeggen , ik zelf was er van aangedaan: vooral het laatfte couplet, o toen was zy geheel gevoel! ■ geheel aandoening! fchei er nu uit myn liefkind , zeide ik haar, met eene ontroering die ik niet weet in myn leven meer gevoeld te hebben — zy antwoordde my: O Mynheer Basfyn! ook gy moet niet weenen; de traanen behooren alleenlyk aan de ongelukkigen! Ik. En ook aan de menfehenvrienden; aan de gevoelige deelneemende harten — niet waar Zephire ? E 5  76 ZEPHIRE- VEERTIENDE BRIEF. caliste aan den Heere bassyn. TT we brieven, myn waardige vriend! en ook die van Zephire, hebben my deels bedroefden deels verheugd: myn hart bedankt u voor de vaderlyke zorgen, welken gy voor onze lieve ongelukkige draagt • maar Mynheer Basfyn, zulke avondwandelingen niet meer, dat bid ik u! ik weet hoe fterk dezelven haar moeten treffen reeds in haare vroegfte jeugd was zy het aandoenlykfte, het gevoeligfle meisje dat ik kende; hoe veel te meer moet zy het dan heden zyn, daar haar in de daad zo vcelc folteringen omringen! nu, ik verlaat my op uwe belofte. Niets kan ik , tot myn leedweezen, u noch haar mcdedeelen , over het afloopen der zaake van Fierfax -— den zelfden dag dat ik uwe brieven, en die van Zephire voor den Graaf ontving, ishy, op bevel van het Hof, uit de ftad vertrokken , om eene commisfie te gaan afleggen, en het zal agt a tien dagen aanloopen, eer hy terugkeert echter heb ik hem vóór zyn vertrek nog gefproken, en gelegenheid gehad, om den brief van onze vriendin, dijen gy de vriendlyke voorzichtigheid  ZEPHIRE. 91 geruste gemocdsgefleldheid ontvangen zult! ontrust u niet over my; ik ben, God lof! vry gezond. Uw lieven brief heeft my getroffen — de wreede gewaarwordingen die uwe ziel verfchcuren, doordringen my; leg ze af myne lieve ! dit bid ik u , zo om u zelve als om myncnt wil —■ haast, hoop ik, zullen wy een einde aan onze rampen zien — ik wensch dat uw Oom my zal komen bezoeken anders zal ik hem fchryven —— uwe lieve vriendin, de edelmoedige Gakliste, heeft my gevleid, dat de Graaf by my zoude komen en zo dit gebeurt, twyfel ik niet aan het ten besten fchikken van alles. Myn geheele hart bedankt u, myne lieve Zephire ! voor de grootfche gevoelens der liefde die gy my in uwen brief affchetst God geeve, dat ik u nog eene reeks van jaaren mag doen zien, hoe eindeloos dierbaar gy aan uwen hals* vriend zyt, en met hoe veel genoegen ik de pligten, die als een waardig echtgenoot op my leggen, wil vervullen. Hoor altyd, naar den vriendlyken raad, die de Heer Basfyn u zal geeven — gy denkt te wèl myne lieve! dan dat gy door eene te overgedreevene droefheid u zelve, en het lieve zegel onzer liefde , dat gy onder uw hart draagt, zoudt ver- waarloozen! behoef ik hier wel verder op aantedringen, myne Zephire ? — laaten uwe be-  pa Z E P H ï R E. ginfelen uwe edelaartige bcginfelen altyd op uwe neêrflagtigheid zegevieren' en dan ben ik zeer zeker, dat gy grootheid van ziel genoeg zult bezitten, om u boven eenen kortftondigen ramp te verheffen. Gy weet, Zephire , dat ik, even als gy, ouderloos ben, en Hechts één' broeder heb, die Col- lonel is, in dienst van zynen Koning nu, myne dierbaare ! aan deezen myn' broeder heb ik gefchreeven, en hem onzen toeftand en myne gevangenis gemeld —- hy heeft my reeds op myn' brief geantwoord; dit antwoord zal ik hier ter uwer leezingc influiten; gy zult er uit zien, myne beste lieve! dat hy op weg is, om zig herwaards te bcgceven , op dat hy zig ten mynen voordeele by uw' Oom, en by hen die my gevangen hebben laaten houden , aanmelde - wy kunnen van zyne voorfpraak veel goeds verwachten — ten minften zal uw Oom overtuigd worden , dat myne geboorte niet zo laag is, als hy zig voorftelts fehoori het voordeel der geboorte by my weinig in aanmerkinge komt, als men er geene deugden by bezit zo dunkt het my echter nuttig, om, in myn geval, dit punt te moeten aanroeren. De brief van myn' broeder is wat los gefchreeven , doch tiit doet er niets toe , myne beste lieve ! by is de eerlykde man dien ik ken en zal met geheel zyn hart, alles aan*  ZEPHIRE. 9% Wenden wat in zyn vermogen is, om ons geluk te bevorderen. Het is my tot een onuitfpreekelyk genoegen, dat de Nachtgedachten, die ik u in myn voorigcn toezond , u bevallen hebben ik heb er nog meer , van dien zelfden man gefield , in handen gekreegen, welken ik u van tyd tot tyd, ftuksgewyze, zal mededeelen, als myne gevangenis nog lang zal moeten aanhouden —-— ik heb dezelven van den gevangenbewaarder alhier gekreegen , welke my zeide, dat het oude papieren, (hy noemde het oude voddige fchriften,) waren, van een' Heer, die weinige dagen vóór myn gcvangenhouden , in deezen kerker , van verdriet geftorven was — en waarom hieldt men hem gevangen? —• vroeg ik aan myn' hospes — hy haalde zyne fchou- ders op, ten teken dat hy het niet wist ik vroeg hem ook niet nader doch nam flechts de papieren, die hy my gaf, aan zy zyn allen met potloot, eveneens als de Nachtgedachten die ik in de lade van myn tafeltje vond , gefchreeven doch, ik kan er niet van eene misdaad, die hem ftrafwaardig konde maaken, in ontdekken .alleenlyk zie ik er uit, dat hy zig aan eene zwarte melancholie had overgegeeven, en dat' de liefde de hoofdbron, waaruit zyne onlusten voordvloeiden, was —- ten minsten in dit bygaande Fragment van een' brief, 't welk ik met moeite uit zyn fchrift voor u getrokken heb , zult  9-4 ZEPHIRE. gy zien myne lieve Zephire, dat hy een gevoelig hart met zig heeft omgedraagen — en dat hy de wedermin van een deugdzaam meisje verdiende —• lees het zonder aandoening, myne hevel anders fchryf ik u geene van zyne verfen meer uit: ik voormy, kan , God lof! beter, en meer denkende raifonnceren Uwe Silouëtte, die ik hier ge- trdken heb, cn- hier neVens gaat, zal u overtuigen dat' ik myn' tyd hier nog al weet doortebrtn- gen — —- Daar zend Caliste om myn' brief hy moet weg — vaarwel, lieve dierbaare echtvriendin-!' binnen weinige dagen fchryf ik u nader, eri meer breedvoerig — In 's Hemels naam zyt wèltevreden! —— haast ben ik by u, om nimmermeer te fcheiden —■ De brief van myn broeder — en het Fragment, leggen hier in ïcderlyk omhels ik u, en ben altyd de uwe. FIERFAX. FRAGMENT, waarvan in den yowgaanden brief gefproken is, i—- Zou hef'dan eerst in de eeuwigheid, zou het eerst aan de andere zy'de des doods zyn, dat ik de eenige vrouw van myn hart zou wedervinden ! — — (Hier ontbreeken eenige re*  ZEPHIRE. 9$ gelen , die door de traanen onleesbaar geworden •waren: dus luidt het eerftex leesbaare vervolg.) Terug dan! ■ verbeelding! hoe! men zou eene andere my zelf, in het zwarte graf voor altyd aan myn oog verfchuilen, en ik zou haar nooit — nooit wederzien! hier op deeze Aarde wederzin t . _ Artauife! —- gy ontvluchtte aan den keten der menschheid, en gy liet my nog hier om er een fchakel van te blyven uitmaaken ! — uwe laatste woorden : ,, Ik wacht u —■ „ ik ga u vóór" ja, dat was wel genoeg; maar voel er dan ook al het wrange van ! ■ meent - gy dat de Natuur voor my kan leeven , als' zy voor u reeds geftorven is? onmogelyk- heid! — de zachte wind die over uw graf treurig heen fluit, zou die lieilyk voor uwen halsvriend kunnen zyn! jaaren ; noch lange traag voord- kwynende jaaren , zyn my mogclyk in het eeuwige boek des noodlots opgelegd — dit is zeer mogelyk — maar , kan ik die oplegging wel bedaardlyk te gemoed oogen, als gy reeds het belluit van dit noodlots boek vervuld zoudt hebben ? .— o neen, die taak zou onvervulbaar voor myn hart zyn ik zou dien levenslast moeten affehudden ik zou een zelfmoordcr een monster moeten worden en hiervoor zal de Voorzienigheid my bewaaren de last der te- genheden , hoe zwaar, hoe móeielyk oe>k, kan ik draagen , zo lang ik weet dat er ten mirifteh een  5>ö ZEPHIRE. .plcksken gronds is , dat gy met uwe fchaöW dekt maar, als my die gedachte begeeft, dan ■ (Hier ontbreeken weder eenige regelen die onleesbaar geworden zyn. ) Ziet gy my dan hier niet nederzitten ? Artani- • o ik fchryf deezen op eenen blaauwen zerk, in eene holle uitgehouwene begraafplaats! ' Zo floopt de Natuur haar werktuig! anders niet! — bedwelmd door den Hinkenden reuk der doodsbeenderen, ben ik zelf reeds half ver- ftorven! fchrik niet! want dat is niets ik kan tog den dag door de opening van de yzerene flaaven die voor dit kleine grafraamtje geklonken zyn, inademen. Yst ! •— ja myne verbeelding yst! die looden doodkisten, dat vergruifelde Hof heeft iets ontzettends in — hier ligt een bekkeneel zonder vleesch — daar eene nog niet gehéél verdorde hand' ■ Aardworm ! zie hier uw evenbeeld ! — zwoegt gy dan op eene vergankelykc Aarde zo véél, om na dit zwoegen, zo héél weinig te worden ! ■—- Maar ook deeze aftrekking deugt niet wie weet en zegt de Godsdienst liet niet ? ■—■ of niet alle de zig aan myn oog vertoonende doodsbeenderen , een eeuwig geheel zyn ? ten minflen,' het waère beflaan van hun aanwezen , naamlyk de ziel, zal zekerlyk een -eeuwig geheel weezen — — Waar voert my my-  S»8 ZEPHIRE. één graf! o mogt ons dat influiten! helaas S dat zal ook nu niet kunnen zyn, als gy reeds weg — als gy reeds niet meer zyt! '— Men zou onzen asch zekerlyk inéénfchommelen, als wy in één graf verknaagd en ftof waren geworden! de dood hoort niets; maar mo¬ gelyk zou die inéénfchommeling , als onze ziel ze uit den heinel ontwaarde, haar nog éénen betrekkelyken wenk , naar onze benedenfluimer- plaats doen afweuken! ■ of daalt zy zo laag dan niet? . er zal tog eens eene opftanding plaats hebben ! . „_ Welke alles verwarrende gedachten ffel ik my voor! Eenigfte (tervelyke , voor wie myn hart bonst! vergeef ze my, zo gy nog op Jen kring der nietigheid uw verblyf houdt —■ ik ben zo gehéél in de akelietieid van myn lot, en in de verbeelding van uw' dood weggezonken , dac ik niet meer kan denken — . Ik werp de pen weg ! — wat zal ik meer fchryven? .—— zo gy nog leeft, zyn het woorden genoeg om h van myne liefde te overtuigen en zo gy niet meer zyt zo ik alléén nog maar omdool, dan heb ik reeds te veel. gefchreeven en wat moet ik dan nog meer fchry- ■ Onontwikkelbaare duistere onzekerheid! hoe foltert gy myn hart l ~— leg daar pen ! zo gy nog  ZEPHIRE. 99 leeft Artanife! weet gy hoe zeer uw ongelukkige halsvriend u bemint genoeg dan —>—i leeven > of niet lceven . ik zal het u in de oneindigheid tog eens kunnen zeggen. ZEVENTIENDE BRIEF. william fierfax, aan fierfax, zyn' broeder. Alles heb ik verwacht , behalven een' brief van u myn waarde Broeder, uit eene ge-, angenis te ontvangen ! gy kent myne broedcrlyke genegenheid voor u , twyfel des niet aan het belang dat ik in uw lot neem ik verzeker u , dat ik met ontroering uw' brief geleezen heb — ik zal, en kan hem nu niet breedvoerig beantwoorden —■ al dat fchryven zou u niet vrymaaken : ik zal u Hechts zeggen , dat ik voor eenige maanden verlof heb gevraagd, en gekreegen, om naar u toeteko- men ik vertrek reeds morgen ochtend, myn rytuig is befteld , en myn knecht is bezig met myn goed intepakken ik hoop dat ik u van G a  fe* ZEPHIRE, èenig nut zal kunnen zyn: troost u intusfchen, binm-.i weinige dagen ben ik by u. Maar zie eens, Heer Philofboph! of het geene wezenlyke dwaasheid is, dat gy, om aan uwen finaak te voldoen, u zeiven, ten faveure van een meisje, dat zeker een traantje of drie , in uw philofoopmsch byzyn , over de onhandelbaarheid van haaren voogd geweend zal hebben, in zulk een gevaar brengt? — gy zegt, ( in eenen ftyl u geheel eigen,) Broeder zy is myne wettige echtge- noote!" — eveneens of dit genoeg ware , orau van allen blaam vryrefpreekeu! maar hola wat Fierfax! dat gaat zo gemaklyk niet ■ . gy weet het, ik ben geen Ja-broer, en ik moctuveroordeelen , uit hoofde dat gy liever alle deeze onaangenaamheden lydt, dan dat gy uwe familie aan 'haar' Oom., vóór dar zy met u wegging, wildet bekend maaken ook zyt gy getrouwd, en ik heb geene kennisgecving van uw huwelyk gehad!- — nu, wy zullen, zo dra gy vry zyt, hier eens ter degen over knorren. .Dot- gelyk ik, houd u by de fprèuk : Five la li- hrtél doch dit is nu zekcrlyk te laat: dat Nichtje: van den Graave de Rofan , moet wel boven haare medelievevtjes- hebben uitgeblonken , daar zy in Ifctat is geweest, om u, die nooit naar de witrautzen plagt om te zien, in haar fuikje te kunnen, vangen hoe zegt een zekere Geleerde van ons land : De liefde tikt nooit waarachtig,  Z E P H I R E. ioj póót- zy het echte evenbeeld van zig zelve ontmoet maar zie daar , al geleerdheid genoeg voor een enkele briefport — ik ftap er af — vaarwel Broeder! haast beu ik by u. william fierfax.. A G T T I E N D E BRIEF, De Heer bassyn aan caliste. H ot myn groot genoegen , kan ik u zeggen, Mevrouw! dat Zephire thans redclyk wel, cn vry minder nefirflagtig is wy hebben het pa- ket brieven van u ontvangen zy is zeer verheugd, dat de broeder van haar' man op weg is om hem te gaan zien hieruit belooft zy zig veel goeds — eii vleit zig, dat de Graaf zig z,al laaten verbidden. Zyr weet niet dat Ik deezen aan u fchryf; verwonder u des niet, dat gy er geen' brief van haar vindt ingeflooten myn oogmerk in deezen is , om u te verbaalen , het geen voorgevallen is, in de wandeling die ik, eenige dagen geleeden, met haar , nÈiar de " ruines van een hierby G 3  10a ZEPHIRE. gelegen kasteel gedaan heb ik beloofde u dit in myn laatften brief en met genoegen, zal ik aan deeze beloften voldoen waarlyk Mevrouw! dit jonge lieve mensch, neemt my dage- lyks meer en meer , ten haaren voordeele , in ■ zy bezit veel gezond oordeel 1 en ik kan u niet genoeg zeggen, hoe fterk myn hart naar een beter lot voor haar verlangt nu zy wat meer opgeruimd is, is zy geheel e'ngelachtige goedaartigheid; hier, in deeze wooning , houdt ieder evenveel van haar : de vrouw van onzen hospis wenscht dikwerf, dat Zephire altyd in haar huis bleeve, om dat die Juffrouw altoos zo lief, en zo minzaam tegen haar, en haare kinderen is, zegt de goede vrouw. Zie hier het gefprek, dat ik u wilde fchetfen — houd flcchts in het oog, Caliste, dat wy uwe vertroostende, en hoopgeevende brieven nog niet ontvangen hadden, toen het voorviel. Ik vind geen' fmaak, in dichterlyke, dat is te zeggen , hoogdraavende uitdrukkingen te doen, als ik in profa een' brief fchryf, anders zoude ik u kunnen zeggen. ,, De middag, dien wy tot onze wandeling uit- kipten was hemelsch — het zwerk was geheel ., zacht ; de koele westewindjes wapperden ftil. door de fchommelencte takken der hoornen • ,, de fehoone zon fchoot haare groeiende ftraa- len op &et vruchtbaare aardryk de geheet  Z E P H I Pv E. 103 j, le Natuur fcheen naar haaren invloed te by- gen enz. enz." maar nu zal ik u eenvoudig zeggen; het was mooi het was recht wandelweêr, niet te warm noch te koel, Wy gingen dan uit — zie daar ons op weg: uwe vriendin vroeg: js de wandeling, die gy voorneemcns zyt met my te doen , ver, Mynheer? Ik. Men heeft my onderricht dat het kasteel, 't welk ik u wilde laatcn zien , flechts een klein uurtje vanhier is gelegen —~- eene wandeling zal goed voor u zyn ; wy kunnen zo langzaam gaan als gy verkiest. Zephire, Slechts een klein uurtje! wel dat kan ik gemaklyk gaan maar ja, wy zullen langzaam wandelen Welk een fchoone dag is deeze! de geheele Natuur is opgewekt • alles fchynt vrolyk 0 mogt ik mede vrolyk .kunnen zyn! maar dat kan ik nu niet. Ik. En waarom niet, Zephire ? Zephire. Welk eene vraag! fpot gy er mede, Mynheer Basfyn ? (Haare oogen werden vochtig : - zy zag my fterk aan;) hoe ! wilt gy dat ik vrolyk ben, daar my zo héél veeltegenhedcn omringen ! — ach! blusch het gevoel der menschheid in uw hart niet uit! Ik. De Hemel bewaare my, myne lieve vriendin! dat ik uwen toeftand gevoelloos zou aan* G 4f  ï°4 Z E P II I R E. Zien! ik voel met u al het bittere daarvan —- maar, ik denk dat het beneden u is, om altydf, onophoudelyk, tegen uw noodlot te morren ■ ([Ik vattede haare hand, en vroeg haar met nadruk:} Gelooft gy niet aan eene zorgende Voorzienigheid ? Zyt gy geen Christinne genoeg, om van zyne rechtvaardigheid de verlosfing van uwen echtgenoot te verwachten ? (Zy was aangedaan , zuchtte, en floeg haare oogen naar den Hemel , ik vervolgde:) Kom myne lieve ! zyt vrolyk met het overige gedeelte der fchepping, dat zig zo lachende aan ons oog vertoont vertrouw altyd, dat de Vormer van het heelal, met eenen vaderleken zorg voor alle zyne fchepfelen waakt; en Hy u noch uw' man, niet lang meer ten prooie der fmarten zal laaten. (Zy boog zig met haar hoofd op mynen arm , dien zy vasthield , en noemde my , haar beste vaderlyke vriend Wy moesten', om den naasten, enaan- genaamften weg, naar het kasteel te verkiezen, een weiland doorgaan de koeien , kalven . en eene kleine kudde lammeren die er in graasden , trokken haaren aandacht'tot zig. ) Zephire. O met hoe veel ftil genoegen voede.n deeze nuttige redenlooze dieren zig! hoe veele graaden zyn zy, in veele opzichten , boven ons menfehen uit! zonder zorg zynde , rollen hunne dagen ftil daarheen ; de ftormen die hen boven het hoofd hangen bemerken , of kennen zy  ZEPHIRE. 113 is tog altyd liet laatfte , dat ons by foortgelyke bitterheden begeeft 5, Henrik fpreekt altyd befpiege lende —• altyd zyne oogen op het lyk gevestigd ,, houdende: X) 1'erbaar overfch"t, my waardiger dan 't leven ! Is dit uw z'-elloos rif! — zyt gy voor my niet meer ! Verfcheurend noodlot! ach! .... hoe 1 zoude ik haar hegeevet, Neen — Hemd! haal ook n y, dit 's alV wat ik begeer — Hoe bleek ziet haar gelaat, daar 't altyd plag te bloozen ! Hoe kil, verhaaz?nd koud, is 'l minlyk aangezicht 1 — Hel wit der lely nam de plaats van 't rood der roozen, De zomer haarer jeugd, heeft voor het ys g - zwicht ! —« Die oogen, welker blik het koeljfe hart kon rarken, Staan ftram — de dooi ten prooi' gadooken in het hoofd; Haar mond, zo lief een mond! die alles kon vermaaken, Is van zyn fpraak, helaas ! voor eeuwig nu beruofd! —. De laatfte doodz-icht, dien ge uw' boezemdeedt ontglippen, Gaaft gy uw' Henrik nog ! myn dierbre hartvriendin ! Gy jiameldet myn' naam van reeds geflorvne lippen ; Toen blies de Liefde u nog ons beider teerheid in VerbiZ'nd jlil!... zie!.,. h el: . bedriegen zig myne oogen My dunkt!.. zm't waarheid zyn ? . .0 groote God ! Zy leeft! — . Oja ! zy fchynt... koe koud ! . .is reeds haar ziel vervloogen ? . Haar ooglid!.. opent ge u? . . haar wenkbraauw!.. Zie zy beeft.''., Een hari{!"g! . . . hoe myn hand! bedriegt gy hier myn hoopen? Voelt gy geen leven meer? —. zeg, tikt haar hart daar niet? Myn God ! wat afgrond! — ach haar tyd is reeds verloop»»-! —. Natuurt gt ontvingt uw tol, daar zy het leven liet! -L —. —, H  H4 ZEPHIRE. tlytl arm, door min geleid , zal haar niet meer omvangen Als voormaals , toen 't gevoel kaar aan myn harte bragl { Nooit blyfik meer, verrukt. op heur^n boezem hangen ! — Nooit meer !. .. hoe overvi egt dit woord myn 2 takke kracht!. i Wreed, dof, doodsch denkbeeld, vliedt gy doet myn ledci betven I Daar ligt zy! — ze is niet meer op d ez'n laagen kring! —« Sophia.' — dierbaare ! —. ach ! z i vroeg my reeds begaven ? —« Is dit uw eindpunt dan, e nietig (lervcling! Nog we'mige uurenfl echts ! — hartbreek:nde gedachten ! Een graf! — de worm — en dj aard! . . beminlyke oogelynl Een vratig: fpelonkl . . . en ook r, y daar r. J Wachten, Ötn zamen,ja vere'énd, . . . ndn zamen Jluf te zyn — Uw kist! — een doodbaar ! — wfitl ach! wykl toth akligheden k Hoe • w irrell nyn ver flanel! — ik voel V, ik volg haar rascht O Hemel! ja gy hoort, gy hoort myn hartcbeden; Gy fcheidt my niet van kaar, d,e alles voor ny was! O my Sophia! ja ik zal u altoos minnen! — Kiels fcheute ons vanelkaêr — geen vader — le cd, noch nood — In 't Jombre kluis des grhfs, zal eerst om heil b ginten — Myn geest ontboeit z'g reeds — ik vo'g- u door nyn dood. . . Ik kan nkt meer, ik zv.yni — ik zal kei licht ook derven — Uw Hartvriend geeft e.an uw' tetfloryen' mond den geest'. — Mfn Schepper I . . myne ziel! . . genaé. . ik m-t haar fi'erven f Een zacht I.. een fuik ! — o God 1 —voor u, voor hoer geweest l  ZEPHIRE, Stijf NEGENTIENDE BRIEF. caliste aan zephire. Creluk , myne lieve! geluk! alles fchikt zig tenbesten — uw Oom is van avond terug gekomen , met den Collonel William Fierfax, broeder van uwen echtgenoot; zy hebben elkander op dercize f ontmoet —— ik heb den tyd niet om u veel te" fchryven alzo myn expresfe reeds te paard zit om ü deezen te brengen — William en uw Oom fchynen oude bekenden te zyn ik heb hen zo daadlyk gefproken — morgen zal hy by zyn' broeder gaan , enden Graaf, breedvoerig, over u beiden onderhouden hy fchynt een aller edelmoedigst man te zyn nien behoeft - Fierfax, en hem, Hechts ééns te zien , om hun voor broeders te kennen; de familietrek is in beiden. Zyt nu wel te vreden, myne dierbaare Zephire! verheug u metmy -y en dank het Opperwezen die tot dus verre alles ten goeden fchynt te fchikken — Morgen zal ik u nader fchryven . Groet Basfyn van my ook hem zal ik fchryven — Fierfax is gezond: gisteren ben ik nog by hem geweest -- gy moet niet jaloers zyn Zephi- II 2  U6 Z E P II I R E, re, dan zal ik u myn Silhouette, die hy getfolt-» ken hééft Iaatén zien — nu lieve! wacht met den eerftep post een groot paket brieven van ons allen De Hemel geeve, dat ik u fpocdig weder moge omhelzen, en u gelukwenfchen, met den zegenpraal der liefde — want zo zal ik uw geVal noemen ik twyfel niet of myne lieve Zephire, bevat al het genoegen dat in dit vooruitzicht opgcflooten ligt, ook voor het gevoelig vriendenhart van haare caliste», i TWINTIGSTE BRIEF. zephire aan caliste. (Den igden brief noch niet ontvangen hebben* de, beantwoordt zy den i^den.} Ü^lHag ik, na zo veele ondergaane rampen, myn hart nog wel aan de vréugd van eene toelachende hoop overgeeven? i'ierbaare Cal.ste ! — O hoe veele gevoelige verpligtingen zoudt gy op my leggen, behalven die geenen die reeds in my-  Ii3 ZEPHIRE. Gy deelt my een gefprek mede, dat de heiligfl» waarde voor myne ziel heeft — laat ikerucen mogen medcdeelen , dat, hoewel meer eenvoudig, echter ook zyne genoegens voor een gevoelig hart heeft — het zal u overtuigen, myne dierbaare! dat ik niet meer zo afgetrokken ben , en alle gelegenheden , om my te verzetten, tracht waarteneemen — eerst echter moet ik u nog zeggen dat de heer- Basfyn , altyd een edele vriend blyft, die al myne hoogachting myne erkennende vriendfehap cn uwe onderfcheiding, voor zyne rnensehliefde , en voor zyne zorgen verdient gy weet, lieve Caliste! hy is zeer vrolyk van humeur, doch met al dat kan hy weenen, als de trek die hem treft, eene direcle toetreeding tot de rechten van het menschlyke gevoel is — maar gy kent dien braaven? wat is het dan noodig dat ik u iet van hem zegge? Ik moet u myn gefprek vernaaien; zie hier het. Gy weet, liefde '. dat het altyd myne gewoonte was , om des morgens vroeg opteftaan ; doch geduurende myn verblyf alhier, heb ik , uit aanmerking van den zwakken ftaat myner gezondheid, in deeze gewoonte fomtyds wat nalaatig geweest; gisteren morgen echter, had ik zeer vroegNmyn bed veriaaten; het was een hemelsch fchoonc morgenftond — ik kleedde my des een weinig aan, met voorneemen om eene wandeling te doen, e« met de lachende Natuur vrolyk te zyn.  1 E P II I R E: 119 Van myne kamer komende, ging ik in het vertrek van myne gulhartige waardin, om haar een goeden morgen te wensehen , en haar tevens het een en ander te belasten; maar hoe zeer werd ik getroffen, toen-ik, byhet inkomen van dat vertrek, die zorgende moeder, in het midden van drie engelachtige kinderen vond zitten, waarvan het oudftc, tien jaaren bereikt hebbende, voor zyne moeder en zyne andere twee broertjes, in denbybel las — alles was aandacht — in't byzonder Viel myn oog op het jongde kind dat vier jaaren oud is — het zat, bytende op zyn vingertje, met een open mondje , cn heldere luiderende oogjes, naarhetleezentehooren — ZO dra ik intrad zweeg de kleine voorleezer ,ftond op, en groette my — ,, Ga zitten lieve kinderen" zeide ik, ,, het fpyt my dat ik u gefloord beb". De Moeder. O! myn goede Juffrouw ! dat is niets; ik moet myn klein volkje zo wat in orde houden; men kan er het goede nooit te vroeg inbrengen — en hoewel ik maar eene eenvoudige boerevrouw ben, zoo weet ik echter wel, dat de ouders al wat op hun confcientie hebben, alszy hunnen pligt in het grootbrengen van hunne kinderen verzuimen is dat niet waar Juffrouw? — Ik. Zeker, myne goede vrouw: van alle de pligten die op ons menfehen liggen , is zeker die van een ouder tegen zyn kind de geheiligde « het moet ook een waar genoegen voor een'vader, en voor eene moeder zyn, als zy zulke lieve kinH4  iao ZEPHIRE. dcrs, met een vol hart, grootbrengen, tot den dienst van hunnen goeden Schepper! De Moeder. Ja , zie Juffrouw ! ik ben nu maar die ik ben , wil ik fpreeken — maar ik heb myne kindcrs zo lief, en ik zou hen allen zo gaarne tot ecrlyke menfehen opbrengen , als de rykffe landvrouw; want dan denk ik tog nog altyd, dat onze lieve Heer my een gerust fterfbed zal vergunnen daar hebje nu, wil ik fpreeken, myn Klaasje, (zynfc het jon/re kind, ) zie er reis, Juffrouw! wat een lieve dikke gezonde jonge of hy is ! wel zou het niet onverantwoordclyk zyn , als zyn vader of ik niet zorgde, dat zulk een lief fchepzéltje, een go.ed christenmensen werd?(Z)e vrouw hemde , en verzettede zig met yver op haar' jloel. ) Neen , dat zou ik gelooven; myne kinderen zullen my na myn' dood niet verwyten, dat ik hen verwaarloosd heb. (Zy kuschte het kleine guitie dat het klapte.} Ik. Gy zyt een braave moeder — het verwondert my echter dat uwe kinderen , nog zo jong zynde , reeds zo duidelyk leezen hebt gy in het hier byliggend dorp , zulk een goed fchoolmeester ? De Moedér. Wel neen zeker niet, Juffrouw! het mogt wat! onze kinderen gaan niet fchool myn man zelf leert hen ; als hy 's a- vonds t'huis komt van zyn werk, moet ieder zyn ks opzeggen, en die ze niet kan, krygt geene  ZEPHIRE. kzt zondagsduiten maar bier hebben wy, God dank ! geen klaagen over: de kinders lecren als vinken; en om de waarheid te zeggen, Juffrouw, zie, ik ben maar eene eenvoudige vrouw, doch ik geloof dat het al veel aan de ouders en aan de meesters ligt, als veele kinderen dbmooren blyven.; om dat de eerden er te mal mede zyn, en de anderen veeltyds een hoop glorieuze zotten, die de. kinders als bullebakken regeeren. (De goede vrouw hadt het zo ver niet mis, want het is zeker dat de meeste ouders de kinderen eene te groote aapenliefden toedraagen , en veel fchoohneesters omtrent hen eene te groote Jlrengheid oefenen.) Zie, myn man en ik durven er heel wel de lap op leggen, alszy het verdienen. (Tegen den oudjlen. ) Is het niet waar Jan ? ( Jan zag zeer zuinig.) Jan. Ja,'moeder! maar ik heb immers nu niets gedaan ? De Moeder. Neen jongen ! je bent de beste — en de Juffrouw houdt veel van u , en ik ook. Daar , Janbroêr , hebje wat voor uw fpaarpot, om dat moeder je zo geplaagd heeft! pas maar wèl op, en leer braaf. Ik gaf Jan eene kleinigheid, en aan de twee anderen ook wat: de vrouw bedankte my feestlyk, en vroeg of er iets van myn' dienst was, daar ik om binnen was gekomen ? ik zeide dat ik uitging , en belastte haar verder het een en ander dat ' ik te zeggen had: hiermede nam ik affcheid van H 5  laa ZEPHIRE. de moeder en de kleine familie, met voorncemeo om myne wandeling te vervolgen; doch naauwlyks was ik het hek uit, of ik zie den vader van het huis aankomen, vastgehouden wordende door een anderen boer; hy was bebloed in zyn aangezicht , hebbende een' doek om het ééne bee'n*gewonden, en ging met moeite — ik ging hem tegen , en vroeg , ontfteld zynde , welk ongeluk hem was overgekomen? ,, Ik ben. gevallen, zei de man;" meer konde hymy niet zeggen, door zyne zwakheid ik ging met hem en den andereu boer in huis: nu , lieve! dat toonecltje moest gy gezien hebben! naauwlyks werd de vrouw en de-kinders! den man gewaar, pf éénen uitroep: m;n God! wat is dat? klonk door het voorhuis, terwyl zy om ftryd hem om den hals vielen: de goede man kon hen echter de reden van zynen toeftand niet zeggen , zodanig was hy buiten zig zeiven; alleenlyk gaf hy te kennen, dat hy rust noodig had: men hielp hem dan in 't bed, en ik vertrok, om den Heer Basfyn, die reeds was opgedaan, te roepen, om by den zieken te gaan, gelyk hy deed: federt heeft my de vrouw verteld, dat haar man dit ongeluk heeft gekreegen in hét helpen van een koebeest, dat in eene moerasfge floot, die rondsom zyn weiland ligt, gezonken zat; dat hy, willende het beest er met geweld uittrekken, door het losfehicten van het touw, voorover op een' paal was gevallen, die in  ZEPHIRE. 12? ï, was voor de eeuwigheid; " dan voelt de ziel al te veel het lyden van haare andere zy zelve , om den troost met eene volle aanneeming te gchoorzaa- men Hoe gelukkig fluimert de denkkracht van min geVoeligen in! • hier ratelt de donder van den tegenfpoed 'daar loeit de echo my de zucht der Natuure toe ; en kan ik by alle die uitterften wel geheel onverfchilüg op. ons lot, en op uw lyden uw treffend lyden , neder- zien? gy vergt my immers dit niet, myn dierbaare echtgenoot ? ja, ik wil wel minder donker—minder morrend zyn, doch een zucht die ik foms aan onze elenden geef, is my onmogelyk te fmooren uwe Zephire —- uwe ongelukkige Zephire is immers door te naauw een' band met haaren Fierfax verdénigd ? dan , ik zwyg hier van. Ik zal hier eenige dierbaare kusfehen op uwe letteren drukken , en als het waar is, dat de naauwverddnigde geesten op elkander werken , dan zult gy immers het gevoelig traantje dat die kusfehen verzeilen zal, in uwen boezem opvangen ? Wat heeft my het fragment getroffen van den brief van dien óngelukkigen, die in uwen kerker zynen jongden fuik uitftamelde , om zyne Artanife in het (lof des doods te volgen ! o edele ■ reine liefde ! hoe veel derker zyt gy niet dan de dood! Fierfax! ook zo getrouw ■ ■ eok zo gelyk, zullen wy onzen adem aan de Na-  It5 Z E P H I R E. 1 tuur wedergeevcn! zou de dood ons lang gevoelloos laaien? de afzwceving van het eeuwige uit het tloflyke , zou die direct nadeontflaa- ping daar zyn? welk eene donkerheid! —• alles is nevel — alles is floers by die naöoging! —< en ook het is voor my, als eene vrouw, beter dat ik dit onderzoek voor den Philofooph overlaa- te gelukkig — hier — en eeuwig gelukkig met u te zyn, myn lieve hartviend ! zie daar de yerhevenfte wensen van geheel myn aanwezen l en hier naar hoop ik mynen leefregel interich- ten De gedachten van een voor de on- ifcrvelykheid gevormd wezen te zyn de ge- gedachten om eens voor de eindeloosheid met u uit het graf te ryzen , deezen zyn my meer zalig, myn dierbaare echtgenoot! dan de zwakke veder van uwe Zephire ukanaffchetzen Wat toch is fteryen als men gelouterd geftorven is? • zo oog ik den geheelen fchakel van de fchepping na dit deel er van breekt dat groeit aan —■— dit fchepfel wordt dat ftierf —- hter valt de boom en blyft liggen daar ver¬ trapt de gryze tyd , de pracht van eene voorige eeuw God fpreekt! alles keert tot de nietheid terug — en de mensch? ■ naar zyne beftemming Zie, myne lieve Fierfax.! dit is de phiIorophie van uwe Zephire ■ mïsfehien lacht gy om haare ongegronde (tellingen j dan , zy geeft ze u , ge-  ï È P H I R E. 129 ïyk ze in haar harte liggen , en dit moet haar by u verlchooncn: het toegezonden/hjgw/.tf van den ongelukkigen overledenen, heeft ze my u dóén mededeelen; want ik moest u immers iets hierover zeggen ? . De achtingwaardige Caliste , heeft my een tafereel van uwe gevoelens over den rampfpoed der ftervelingen opgehangen, dat my doordrongen heeft, en zo ik nog een ledig plaatsje in myn hart voor' u had, zou dit tafercel het zekcrlyk aangevuld hebben; dan — alles is vol — édns tog, lieve vriend ! hoop ik u dit weder te kunnen tooncn. Gy weet het, Fierfax, ik ben nooit nieuwsgierig naar het lot van uwe familie geweest ■ ik heb u nimmer naar uwe afkomst gevraagd; doch de brief van Caliste , heeft myne nieuwsgierigheid opgewekt gy ,hebt haar met dén woord, fchryft zy my, gezegd, dat uw vader den geest in zyne kluisters gaf! — welk eene treffende gedachte! en dit maakt my nieuwsgierig, uit hoofde dat ik foms vrees, dat het aandenken van het lot van de oorzaak vart uw leven, ü fmarten baart 4 die gy voor myne aandoenlykheid tracht te verbergen ; en indien dit zo is , wil ik die fmarten met u deelert, en er u, zo veel ik kan, in troosten — des, als myne nieuwsgierigheid uwe kieschheid niet hoont , zou ik dit geval gaarne weeten! O God! moet dan altyd de deugd hier op Aarde lyden ? I  130 ZEPHIRE. Vaarwel , lieve eenige vriend van myn hart 2 vaarwel! — de hand — de almagtige hand eener waakende Godheid onderfteune en bewaare u > zy geeve dat gy my, in een volgenden, waarnaar ik zuchtende verlang , iet goeds melden kunt! Groet uwen broeder voor my — zyn brief, hoe vif ook gefchreeven, draagt alle de merken van een rondborstig hart; ik verlang hem te kennen; en als ons eenmaal heuchelykcr dagen aanlachen, zouden wy hem mogelyk kunnen overtuigen, dat het altemaat geene flaavcn zyn, die den keten van het huwelyk draagen, en dat dezelvefomtydszyn, Vive la liberté! gemaklyk kan opweegen. Nogmaals , vaarwel myn tederbeminde Fier-» als myn Oom u komt zien, denk dan aan mynen toeftand, en doe hem geene verwyten .... dan, wat behoef ik dit aan uwe meerdere men» fchenkeriuis voortehouden ? Duizendmaal omhels iku in myne gedachten , en clrul; u aan dat hart, waarvan de jongfte (lag voos uwe liefde —■ en voor uw geluk zal zyn. ZE PH IR.E.V *  2 È P II I * Tv E. 131 TWEE- en- TWINTIGSTE BRIE F» zephire aan caliste. (Antwoord op den 19den brief.} XV aak ik? — droom ik? — leef ik? Caliste ! dierbaare Caliste1 0 misleidt uwe vriendfehap my niet? dat zou wel wreed wel zeer wreed zyn ! ach! ik kan niets fchryven, van blydfchap ! — ja , als de broeder van mynen Fierfax en myn Oom goede vrienden zyn, dan is myn geluk volkomen; vermits de Graaf dan overtuigd zal weezen , dat hy zyne geboorte geen fchande aandoet, wanneer hy my, als de echtgenoote van den broeder van zyiicn vriend erkent 0! ik heb den Hemel recht vuurig voor die ontmoeting bedankt! ■— ik wil — ik kan hier niets meer byvoegen — zend fchiclyk v het paket met uwe brieven die gy my beloofd over! ik ben geheel verrukking! — gisteren zult gy myn' brief, met een inleggendcn voor Fierfax ontvangen hebben — groet hem tederlyk— neen neen, lieve! gy moogt my uwe Silboüette, die myn man getrokken heeft, wel laaten zien; ik ben niet jaloi'rs — nu, waardfiehaitvrieudin! het' li  ZEPHIRE. 135 ■de, vertrouw ik dat gy in eiken van dezelven , een' man uwer Zephire waardig zoudt vihden waarom wilt gy dan niet, dat twee deugdzaame gevoelige harten , u als hunnen befchermer omhelzen ? — is er wel een grooter genoegen voor eene verhevene ziel, dan dat zy een dankbaaren traan, die het geheele aanwezen opgeeft, aan het oog doet omfpringeh, of een hart vindt dat eenen gevo Jigcn erkennenden flag voer haar geluk vormt ? De Graaf, Wel nu Mevrouw J ik ben immers niet onredelyk? — ik heb reeds voorfl.igen aan uwe geprotecteerde gedaan. ( Zie den jden brief. ) Ik. Ja, gy hebt een' voorflag gedaan, die eene onmogelykheid.om uittevocren was hoe Mynheer! moet ik aan een' man die de wereld kent; of liever, moet ik aan een' man die gevoelens van deugd, en weldenkendheid heeft, zeggen, r'at harten die door de Natuur — de reden — en den band des huwelyks veréénd zyn, onaffeheidelyk verbonden blyven ? —— dan , ik zwyge van dien gedaanen voorflag; uw eigen gewisfe , moest u,. mensch zynde, zeggen , dat hy onaanneemë-. lyk is en W. Fierfax. ( Met drift my invallende.) Wat was die voorflag, Heer Graaf? (Hy vroeg dit met eenen merkbaaren yver, die de verontwaardiging op zyn gelaat bragt.) De Graaf. O myn vriend ! geene moeielyk- hqd — geene invallen, dat bid ik u ! laat I 4  136" ZEPHIRE. Mevrouw haar pleit voldingen , daarna zal ik n dien voorflag wel zeggen. immers is het niet wellecvend , dat 'wy de vrouwen in haare reden vallen, als zy zo fehoon het overylende van eenèn gewaagden 11 ip van conc haarer kunne verdedigen ? — o , laat ons toch luisteren, en zwygen ! {Tegen my.} Wel nu Mevrouw, wat belieft u meer te zeggen ? Ik. Als uw hart u niets zegt, Mynheer ! dan beklaag ik uwe ongelukkige nicht — dan beklaag ikFk-rfax, en ik Vertrek. (Zie, lieve, dit /pottende g.zegde van den Graave, luidt my getroffe-i : ik deel eene beweeging om heen te gaan v doek hy wedérhield my.} Be Graaf. Nu, zo haastig niet, myne lieve Mevrouw! biyf nog wat j wie zegt u dat ik de tiran van myne pupil wil zyn? — hoor, Caliste! nu ik Weet dat Fierfax de broeder is van deezen Heer, die myn vriend is , wil ik minder ftraf zyn , en u en haar overtuigen, dat ik niet geheel doof voor de reden ben Ik zal morgen; (My, [pottende aanziende , ) — morgen zeg ik , Caliste! (IIj zweeg.} Ik. Wel nu, Mynheer! wat zult gy morgen doen? — een rechtaartig menfehenvriend — een waardig Voogd worden , en hem zyne vryheid fchenken ? De Graaf. Schenken! — dat 's wat fterk; neen; ik zal morgen den Vorst om zyn ontflag  ZEPHIRE. i37 rraagen; en toeftemmingtothunhuwelykgecven-— is dit nu wel Mevrouw ? Ik. Voor uwe nicht en voor my, is dit voldoende, en myn hart is er u geheel dankbaar voor; als vriendin van uwe Zephire,, voel ik de w aarde van deeze uwe belette; maar of haar echtgenoot er mede tj vreden zal zyn, is by my twyfelachtig. De Graaf. (311 yrer:) Hoe! — hy zoude er njet mede te vreden zyn ! — en waarom niet? — ~ W. Fierfax. O myn vriend! geene mocie'ykheid; geeue invallen ; laat Mevrouw vervolgen ! (Dit zei Je hy op den zelfden fpotachtigen toon , die uw Oom tegen hem gevoerd had: de Graaf lachte , en zweeg.} Ik. Zo gy allergevoeligst beledigd zo gy als eenen onwaardigen verleider der onfehuld, aangeklaagd, en hierom op nog onwaardiger manier . gevangen gehouden waart; zoudt gy dan laag genoeg kunnen zyn , om genoegen te necmen, als uw belediger — uw aanklaager ■ en de oorzaak van uwe vernederende gevangenis, niets anders ter herftelling van uwe eer deed, dan u uwe vrylieid weder te bezorgen ? De Qridaf. Wat meet ik dan doen ? (Op ee,:en. fchimpen 'en toon. ) Wilc gy misfehien dat ik hem om v.rgceving vraage ? ( Hy wandelde de kamer op en neder, en mompelde tusfehen beiden binnen^ moudsj ) neen dat nooit. I 5  zephire. 139 denken ! zo dit immer gebeurt, zal ik de eerfte zyn om hem te veroordeelen: maar nu moeten wy aan zyne beginfelen recht doen: myn hart is geheel gevoel, als ik aan de rampen denk, die gy hem deedt lyden; en ik vertrouw dat ik, in een vis a vis , van geboorte fpreekende , aan den Graave de Rofan niet behoef te zeggen , dat myne familie haare eer weet te foutineeren ? (Met meer zagtheid.) Laat ons alle gefchillen daar laaten , myn vriend , en Hechts toonen dat wy niet blind, noch zinneloos, met twee gezonde oogen, en een geregeld hersfenvat willen zyn gy weet het, ik geef er heel weinig om , om eene mooie vrouw een zoen te geeven, die haar drie dagen in het geheugen ligt, maar ik geef er zeer veel om, als ik, om een wettig huwelyk, deugdzaame — cn (om eens buiten myne gewoonte te fpreeken ,) voor elkander geborene harten ongelukkig zie — kom! 1 kom Graaf! ik heb drommels veel moeite gehad om verlof te krygen , zend my toch met geene gewonde huit naar myn guarnizoen! — — •— wat uur hebt gy bepaald om morgen naar myn' broeder te gaan? — zal hy de eer hebben u te zien ? (Uw Oom was geheel ernst, doch hernam met vriendlykheid.) De Graaf. Is het evenwel niet eene groote onvoorzichtigheid , dat uw broeder, door het verzwygen'Yan zyne geboorte, zig zo veele onaangc-  140 ZEPHIRE. naamheden" op den hals haalt, en my in een geval heeft gebragt, om hem beneden zyne waarde te behandelen ? — hoe zoudt gy, in myne plaats ge* weest zynde , gehandeld hebben ? W. Fierfax. Misfchicn nimmer misfehien beter; doch ik zou altyd eerst den verdachten gehoord hebben, eer ik hem veroordeeld had, en hem niet als een' fchaakcr hebben aangeklaagd , voor en aleer ik wist of hy zulks was gy kent immers het bekende fprcekwoord : die 2,372' neus af~ fuydt fchendt zyn aangezicht? des, door het befehuldigen van myn' broeder , bevlekte gy den goeden naam,van uwe nicht, cn dit ééne inzicht was voor eene gezonde reden voldoende , om u minder voordraavende te doen zyn doch , het geval ligt er nu toe: gedram dingen heemen geen keer. Het best is , als men geftruikeld heeft, zyne fchoenen te bezien, of zy gefcheurd zyn, en zo ja, ze naar den St. Lucas om te verftellen te zenden —• — zal Mynheer by mynen platoniquen . . . hola! — by mynen ftoïcynfehen broe-, der gaan ? De Graaf. Gy zyt van avond ryk in fpreekwoorden, myn vriend, doch ik weet niet, hoe de ftoïeyn hier te pas komt! — — maar dit is ook het zelfde , dat zal een terme artes van uw ,maakzcl zyn kom, ik wil u genoegen gec- ven, en z:l morgen by uw' fro.der gaan — welk uur zouden wy er toe neemen ?  ZEPHIRE. 14* W. Fierfax. Laat zien; om half twaalf uuren parade — om twee uuren eeten —h om vyf uuren by den Generaal Villiers eene vifite geeven —. <\*&, als de Heer Graaf het op zeven uuren beliefde te ftcllen? (Houd in V oog ,. lieve Zephire!■dat hy deeze notas op eene carreau ponte kaart gefchreven hadt, en ze met eene ernftige houding oplas.) De Graaf. Wel nu, om zeven uuren dan: (Tegen my. ) Zal Mevrouw onzen penitent van deeze vifite verwittigen? dit zoude veel goedheid zyn? Ik. Daar myn hart altyd met genoegen aan de pligten der vriendfehap voldoet, neem ik dit met vermaak op my — intusfehen ben ik u , uit naam van myne Zephire, dankbaar, Mynheer, voor de • moeite die gy wel wilt necmen , om eenen achtingwaardigen man , eenige vergoeding voor zyne geledene rampen te doen hoe erkennend zal hun beider hart, u voor hunne vcrééniging zyn ! W. Fierfax. En hoe dankbaar ben ik u, Mevrouw, voor de zorgende — voor de allezins edelmoedige vriendfehap die gy de beide lieve ongclukkigen betoont! myn hart zal er altoos het geheugen van omdraagen, en gun my dat ik voortaan eene glorie mag ftellen , om eene zo weldenkende vrouw als gy zyt, tot vriendin te hebben: geloof my, onder den foldaatenrok is altyd geen ongevoelig hart verborgen. Ik beantwoordde deeze vriendelykheid, van dien nvaaren broederlyken gullen menfehenvriend, naar  #4* ZEPHIRE. behooren; en na nog een weinig toevcns, waarin uw Oom my verzocht, om mede by Fierfax in zyne gevangenis te zyn, als zy er kwamen, nam ik myn affcheid , en vertrok. „ Zie daar , liefde ! myn gefprek : uw waardige man zal u het overige, in den kerker voorgevallen, melden; Ik heb een langer epistel gefchreeven dan myn voorneemen was; doch hoe veel zon myn hart niet doen , om u genoegen te geeven! —. nu, myne dierbaare Zephire! kunt gy evenwel niet meer fombcr zyn — William voegt ook een' brief in dit paket; die beste jongen ! ja ik houd , heel veel van hem; zyn open charakter fpreekt flerk voor hem — vaarwel, lieve! haast omhelze ik u; nu doe ik het nog in gedachten Groet Basfyn voor uwe, c a l i s TE. VIER- en- TWINTIGSTE BRIEF, fierfax aan zephire. Ük heb u veel — ik heb u goed nieuws medete- dcelen, myne altoos dierbaare Zephire! zo waakt de zorgende hand van het Alvermogen, voor wezen* die op hem vertrouwen beiden  ZEPHIRE. '143 uwe brieven heb ik ontvangen, en met een vol hart geleezen — ik heb uw' Oom gezien, en ben vergenoegd over dit bezoek; ons geluk, immers ons wereldsch geluk , ligt niét heel verre meer: dankbaar herinner ik my dit aanlachend toekomende; doch, daar de doordenkende fterveling, in vooren tcgen-fpoed altyd het zwaarfte ook het zwaar- fte doet weegen altyd zig zeiven gelyk tracht te blyven, en altyd de gezonde reden boven de vervoering der vreugde ftelt, zo zal myne beminnelyke echtgenoote , wel aan haaren. halsvriend willen vergunnen, dat hy haar met een lief — dierbaar kuschje verzoeke', om deeze volgende weinige dichtregelen te leezen, vóór hy haar eenig verhaal van het bezoek doet, waarmede de Graave de Rofan zyn broeder en uwe Caliste hem vereerd hebben ? o myne Zephire !. ik behoef aan uw met het myne ééntoonigflaande hart niet te zeggen , dat die verfen my met een volhart, mogelyk met eenen warmen traan, ontrold zyn. Zie hier dezelven ; ik ftelde ze in deezen nacht; Geleid door liefde, en door Natuur, Wyde ik aan u dit eenzaam unr ! Ëé'.aarte hartvriendin! beminlykpe aller vrouwen l Myn ziel —• aan uwe ziel verpand. Door eenen oxverbreekbren band, juicht, nu zy zig een pots met u mag onderhouén.  344 Z E P H I R Ë. Hoe vrolyk , hoi vertto.-g'! van z'n, Oog ik op 't voorwerp van myn min I Of> u — o diélire vreugd van myn rampfpoedig leve»} O ja, gy kadt een' man verdiend, Die, meer gelukkig dan uw vriend, V meer genoegens , uwer waardig , kondigseven : Maar edle ! gy wier tederheid My heeft een zalig ht bereid, Uw ziel — uw J'choone ziel - zag nooit op myn gevaareuf Zy zag alken' hoe veel myn hart, In 't zwaartjle leed der wrangjle fmart, Mst een gevoelig oog bleef op uw liefde ftaaren: Reeds draagt ge in uwen kuifchen fchooti Een z»gü dat de liefde ons bood; Dat uwe zo, gen eischt, al trof de ramp verwoedsr ! O eenge, dierbre hartvriendin ! Leef voor dat zegel onzer min, Gy zyt een tedre gaê, wees ook een tedre moeder ! Al treft een treffend lot ons zwaar , Oog met my op d'Alzfgenaar; Zyn goedheid ziet altoos op lydende onfchuld neder: Zie met my naar het llyd verfchiet, Het rustpunt van ons wrang verdriet; Herneem uw Godsvrucht — neem uw fchoone denkkracht weder! /II dreigt een zwaar e rampörkaan, Op edle wezens neértefiaan , Geen nood: Hy die den trotsch der elementen toomde, Wendt ook die rampen van het hoojd. Dat rustende, in zyn meegt gelooft, Sn onder deeze magt, voor geen geyaa, en fchrooir.de.  Z E P H I R E.. 145 Natuur en pligt, myn lievelyn ! Die moeten u geleidsters zyn; Gy moogt in.uwen fiaat niet yan uzelv befchikkent Een dubble band verbindt uw hart; Hy eischt dat gy het noodlot tart, Wanneer ge uw lieve borst voor onze min voelt tikken. Elk traantje dat uw oog onifpat , Elk droevig traantje, 0 lieve fchat ! Dat langs uw wangen trilt, doet myne leden beeven: Zie — zie toch op uw' toe ftond néér ! Ach! denk aan uwe yr..cht, zo teér ! — —•—* Of eischt gy haaren dood ? — beneem my dan het leven ! _ Hoe dikwerf vindt myn hart zyn troost. Wanneer het bittre „zuchten loost, In uwe lieve trouw, my zo vol moeds gebleeken ! En zou myn hartvriendin, dit uur, Geen oor verleenen aan Natuur , Nu zy me als echtgenoot, haar, voor ons kind, hoort fmeekenf Zephire !sik bidj fmoor uwe klagt ! Eerlang worde onzen druk verzacht: Uw jonge leeftyd geeft u hoop op betre dagen — Maar — els de droefheid u vervoert, Nu alles u aan 't leven fnoert, Dan beef ik weg voor 't leed dat gy myn hart doet draagen. Ach! leg — lég uwe zuchten af! Geleid u niet naar 't fomber graf! Laat ik uvi vroegen dood niet aan myn liefde wyten ! Wees moeder, dierbre ! — voel dit woord! Als u zo fchoon een naam bekoort, Moet u geen tydterdriet, één donker uur doen fy:in, K  jÜ Z E P H I R E. Zephire ! o wraak den invloed niet Van moeder, als gy neder ziet Op 't wichtje, dal ge allengs voelt in uw' fchoot ontwinden-? Houd moed ! — volbreng dien grooten pligt, t IVUns gangen, door Natuur gericht, Be vrouwen kracht verleent om haare vrucht te ontbinden. Eén enkel lachje van uw kroost; Of, als uw vriend een traantje loost; Ëen traantje dat Gevoel doet aan zyn oog ontfpringen; Dan tog — dan tng , myn eenig hart.' Vergeet gy de ttifgefiaane fmart: Een mederlyk gemoed kan dankbre hallels gingen ! Vergt gy nog meer, Zephire ? — p neen } Ik zie 't, de pligt droogt uw geween; Gy voelt wat Godsdienst en de reden van u wachten: Gy zult aan myne beê voldoen; Zo veel gy kunt, u zelve hoïn , £» niet lezwyken voor een' drom van wangedachtcn ! Genoeg , myn waardige echtvriendin,' Gy kent myn hart — myn trouwe min: Se Algoedheid fchenke u my welhaast ge zegend weder: Haast ziet gy uwe deugd beloond; Haast wordt onze echt naar wensch bekroond ; H'dsï Werpt uw Fierfax zyne onwaarde kluisters neder. Wel nu, myne lieve Zephire! hebt gy deeze fegelcn, met dat zelfde gevoel geleezen , daar ik ze mede gefteld heb ? ja , niet waar, myne fceïte? — hoe veele traantjes hebben zy van mve tederheid gehad ( ■ o wat zegt een traan  ZEPHIRE. itf als het geheele aanwezen hem opgeeft! weinige dagen nog, en dan kom ik ze allemaal wegkusfehen. Nu zal ik u myn gefprek met den Graave vernaaien — Zo dra onze altyd zorgende Caliste uw' Oom •had overgehaald om my te komen zien , kwam zy my deeze voor myn hart dierbaare tyding brengen — -en des anderen daags, des avonds omtrent zeven uuren, kreeg ik het bezoek van den Graave, van Caliste, en van mynen broeder: zo dra Zy binnen traden vloog William my om den hals j en betoonde my al de deereuis van eenen broeder- lyken vriend, over mynen toeftand ik zal u Van hem niet fpreeken, liefde! gy kunt u dit tóonceltje genoeg voor den geest haaien : ik bepaal my tot uw' Oom alleen Zie daar het üiiwerk- zel uwer onvoorzichtigheid, zeide hy , my de hand toefteekende , die ik niet aannam. Ik. Ik beken het, Mynheer Graaf! dat myn gehouden gedrag met Zephire aan veele voöróor- deelen onderworpen is doch uwe wyze van handelen f met dit deugdzaam, dit ouderloos jong mensch, maakt, (vergeef myne rondborftige uitdrukking,) myne onvoorzichtigheid eenigziils Vergeevelyk — en ik moet bekennen dat ik van een' man die uwe geboorte heeft, minder wreedheid — en meer reden verwacht hacj. — waarom ons niet gehoord vóór gy ons vcröofdecldet ? — gy klaagt my by den Vorst aan als de fchaker van uwe Nicht K 2  »4* z f, p h i r ii. daar ik niets, dan met haare volkomenf tod lemming , in deeze verricht heb; daar myne oogmerken altyd geëvenredigd aan de beginfc- len van een eerlyk man zyn geweest cn om dat ik haar voor uwe woede wilde beveiligen —►> (Ik toonde hem den boei die myne ééne hand, en mynen (intik voet nmvat:~) en zie daar het loon dat gy my töefeWktet , behalven het zwaard van een' beul, dat op myn hoofd, naar de wetten van den Lande, als ik een fehaker ware geweest, wachtte! De Graaf. Geene verwyten, Mynheer! ik ben niet hier gekomen om dezelven te hooren, en gy bchoordet te beg'ynen, dat ik zeniet verwacht: ik heb met myne Nicht gehandeld , gelyk ik meende dat men met een meisje 't welk aan onze zorgen Vertrouwd is , moet handelen; en, huislyke onaangenaamheden daargeiaa:en , zo kan geen mensch , dat een gezond verftand heeft, hetmy kwalyk neemen dat ik zeer op haar geftoord was , om dat zy doorging met een' man, van wiens geboorte —■ noch van wiens cliarakter ik geene de miufte kennis droeg. — hadt gy my gezegd, dat deeze Heer, ($p mvrf broeder wyzende,) uw broeder was , dan 'hadden' wy alle die geruchtmaakende verfchillen kurmen voorkomen, en ik-had mogelyk minder vernederend oveu u gedacht. Ik. Ueb ik u reden gegeevcn, om ooit vcrne-i dererfd over my te denken ? — ik fprc-ck niet van uk» tyd waarin ik , zonder uwe toeftemming, Ze-  ZEPHIRE. 149 phire tot myne echtgenoote verkoos, toen konden die vernederende gedachten eenigzins plaats hebben; maar zelfs vóór dien tyd, hebt gy altyd kunnen goedvinden, om my met eene tekenende verachting te behandelen ! —- dan, ik zwyge hier van; ik wil, vermits gy het begeert, geene voor- ledene onaangenaamheden verlevendigen myn eenige wensch is thans om myne Zephire aan haare bitterheden te onttrekken Nu weet gy, Mynheer Graaf! wie ik ben; gy kent myne familie, en het is thans, dat ik uwe goedkeuring op myn huwelyk met uwe Nicht vraag . dikwyls hoop ik, dat wy, in blydcr oogenblikken, over dit fchoone vertrek zullen lachen. De Graaf. Gy zyt wel vrolyk, Fierfax! ik hadt u meer droevig meer nedergeflagen verWacht een kluister is evenwel niet gefchikt om iemand in een goeden luim te houden ! Ik. Dat's waar, Mynheer! maar zo lang ons geweeten ons geene misdaaden verwyt, kan men, myrjs bedunkens, in het akeligfte verblyf geruste uuren flyten : en wat myne kluisters aangaat, ik tienk altyd met Young : Liesclave va'niement hitte contre fa chaine , Uintrepide la porte & le lache la traine% En waarlyk , als men een weinig philofophie heeft, kan men fchielyk , met eene ,foort van om. K 3  150 Z E P II I R E. Verfchilljgheid, de zotheden van den noordpool 9 naar den zuider-as verzetten ; dat's te zeggen ; dat men dan over de grootfte droefheid zowel als over de grootfte vreugde, met Salomon kan uitroepen : Tdelheid der ydelheden , het is alles ydelheidl—• maar, Mynheer Graaf! hebt gy nog iets tegen myne veréeniging met Zephire? ik bid u, geef my hier eeuig antwoord op. Myn Broeder. Ja; de Graaf heeft er nog veel tegen. Ik. Waarom? , Myn Broeder. Ply wil zyne pupil aan geen* man geeven die een ketting cm hand en voet heeft. (Hy zag de Rofan fterk aan , die hem de hand drukte , en met vriendlykheid tegen hem zeide.) De Graaf. Ik heb u begreepen , myn vriend; doch het is niet in myne magt om hem dit merk der misdaaden thans te ontneemen ; ik moet zulks van den Vorst verzoeken; cn dan zal ik 't hem komen afdoen. (Tegen dien trek, myn lieve Zephire , was myn erkennend hart niet hef and ; ik naderde uw'' Oom , en omhelsde hem — hy vervolgde:} Ga, Fierfax! ik hoop eens, met meer gevoei van verdiende , uwe omhelzingen, en die van myne lieve Zephire te ontvangen wel nu ja ; ik geef haar u, met myn geheele hart: een gefchenk yan dien aart,in uwe kluisters te ontvangen, is, * myns bedunkens, meer glorie dan dat ik het aan u, vry zynde,. deed: leef zamen lang gelukkig,  154 Z E P II I R E. LEVENSBYZONDE RHEDEN VAN GEORGE FIERFAX. Wanneer ik geheel myn leven met een bedaard oog haftaar , komen my dikwerf deeze regelen van den Heere De la Place, uit zyn treurfpel; Adè* le , camtejfe de Ponthieu , te binnen : i— •—■ Le eiel, qui daignoit m''arracherau trépai?t Me gardoit des fecours que je n'efpérois pas. Geboren , om my dus uittedrukken , in den fch'oot des overvlocds, dacht ik in myne kindschheid weinig om een' tyd van gebrek, dien ik naderhand heb moeten verduuren dartelende aan de knieën van myne waardige ouders gezeeten, fcheen my het heelal een lachend eden toe; maar ïiaauwlyks had ik het fchommelend wiegje vaarwel gezegd, of al dat geluk verdween alverder —*• al verder van my, en de gewoone loop van myne aanncemende jaaren, deed my ondervinden, dat er niets heftendigs aan deeze zyde van het graf is.. Renaud Fierfax, een Engelsch Edelman, was myn Vader, en de oudfte dochter van den Raron van Koningsmark myne Moeder, Myn Va Ier, geplaatst aan het hoofd van eene Burreau van finantie , in één der Britfche graaffchappen, hadt eenen reeks van negentien achtergénvolgehde jaaren het genoegen, om door zyn  ZEPHIRE. 153 beftuur den welvaart des Graaffchaps te doen bloeien, cn de goedkeuring van zynen Souverain wegtcdraagen alles ging hem tot dus verre geheel voorfpoedig — drie kinderen, twee zoons en ééne dochter, hadden zynen echt bekroond! ik was de oudfte van allen; en na op de hoogel'chool te Oxfort myne leerjaaren vojbragt te hebben, kreeg myn Vader verlof om my tot zynen Adjunct in de Burreau te gebruiken, terwyl myn broeder William de party der wapenen verkoos. Slechts weinige maanden , na myne aanftelling, hadden wy het treffend ongeluk van de beste der Moeders te verliezen; eene onverwachte beroerte leidde haar in weinige oogenblikken in het graf, en liet myn' Vader — en haare drie kinderen , troostloos achter dierbaare verftorvene! voor het gezicht van hoe veele rampen, die uw huis dreigden, zyt gy bevryd gebleeven! eene Alweetendheid , die uwe deugd — die uwe tederheid kende , had zckerlyk haare wyze einden met u, toen Hy u uit onzer aller armen rukte! en hoe fmartlyk ons uw verlies ook viel, moesten wy haar naderhand erkennend voor uw flerven zyn! . . , maar ik moet vervolgen. Onder de lieden van aanzien, die ons de eer deeden om ons huis van tyd tot tyd eene vifite te geeven, was de jonge Graaf van Suffolk één der yoornaamften reeds by het leven van myne Moeder had hy,eenige genegenheid voor myne K 5  £ E " P H I R E. T55 Sedert de bekendmaaking , die de Graaf van zyne liefde voor myne zuster aan myn' Vader gedaan had, kwam hy dagelyks tot onzent, en werd met eene onderfcheiding behandeld, die des te openhartiger en vrycr was, om dat wy hem als den waarfchynelyken fchoonzoon van het huis aanzagen. Veertien dagen waren' er verloopen, na dat hy om de hand myner zuster gevraagd had , toen hy, ep een fchoonen zomerfchen nadenmiddag , by pns kwam ,' en aan myn' Vader verlof vroeg, óm eene wandeling met Fanny te mogen doen, 't geen de oude Heer, met zyne gewoone gulhartigheid^ toeftond zy gingen dan uit, en zouden vóór den avond weder t'huis zyn vergeefsch ! — de klok floeg negen — tien — twaalf — één uur in den nacht niemand geene Fanny geen Suffolk keerde weder rnyn Vader, die altoos eene meer dan gewoone liefde voor zyne eenige dochter had , konde van ongerustheid geen oogenblik op eene zelfde plaats blyven -— reeds hadden wy den knecht naar het Hotel van Suffolk gezonden hy was er niet ik ging uit, ( myn broeder was in zyn guarnifoen , ) met voor- neemen, om hen te zoeken de nacht, fchoon in den zomer, was zeer donker: (laat ik hiertusfchen beiden mogen aanmerken , dat ons huis dermaate gelegen was , dat men eene lange laan, aan Wpderzyde met boomen beplant, moest doorgaan,  Z Ë P lt I R E. 159 Myn Vader. O God! welke bittere gedachten zweeven my voor den geest! zo het Suffolk is, die. . . . waar vondt gy haar George ? Ik. Ach! — laat Fanny u alles vernaaien 5 ik moet uwe droefheid en uwe deerenis eerbiedigen ja het is Suffolk aan wien wy deezen. ramp te wyten hebben vraag my niet hoe ik haar gevonden heb myn hart beeft weg van verontwaardiging. Myn Vader. Gerechte Almagt! zestig winters hebben myn' kruin wit zien worden — zestig leefjaaren hebben myn hart dankbaar voor uwen troon gebragt — en was nu zulk een lot voor myne grysheid bewaard! myne Fanny! hoe zalig is de rust van uwe verftorvene Moeder! dit geval zou zy niet overleefd hebben ! ([Hy weende bitterlyk: geflirtgerd door hel gevoel der Natuur —■ en door eene kookende woede over Suffolk, konde ik in eenen langen tyd niet fpreeken — hy vervolgde: ) Suffolk heeft uwe zuster beledigd ■—• bloedig beledigd, en hy leeft nog? (Met nadruk my.fterk aanziende:) zyt gy myn zoon? zyt gy haar broeder ? Ik. Zy zal gewroken zyn. Dit gezegde voldeed den ouden Heer — wy gingen ieder'een paar uuren naar onze kamers , om , zo' het mogelyk ware, een weinig rust te genieten. Na het middagmaal genomen te hebben, liet Fanny haaren Vader en my verzoeken in haare kamer te ko*  ZEPHIRE. ï&? ieoze hand op mynen boezem te brengen; ik rukte tny uit zyne armen, en ftond woedende op.) Ik. Laag fchepfel! ■ wat is uw voornee- men? fpreek , monlter! — hoe moet ik u befchouwen ? hoe moet ik u noemen ? De Graaf. Mooie naamen , waarachtig ! en «dat om een zoen! hoor, Fanny! gy zyt een kind— ik zal altyd de uwe zyn, dat zweer ik op myn per \ ... (Ik viel hem in. ) Ik. Op uwe eer! zwyg dien naam; hy voegt op uwe lippen niet.) De Graaf. Gy veroordeelt, aleer gy my gehoord hebt: myn voorneemen is niet u te beledigen: nogmaals, ik zal altyd de uwe zyn; ik zal u trouwen myne beloften zyn my heilig. . . . Maar, myn lieve Vader! verlchoom-myne kieschheid, dat zy u het overige zyncr verfoeide rede verbergt: vernoeg u, als ik u zeg, dat hy zyne brutaliteit zo • ver bragt , dat hy trachtte my met geweld het flagtoffer zyncr ondeugd te doen worden; doch, dank zy den Hemel, diemymoeds genoeg gaf om eene daad uittevoeren, die gy mogelyk van uwe Fanny niet verwacht hadt: wandelende, hadt hyzyn' degen afgedaan, en onderden arm genomen ; by onze komst aan het gemelde graf, had hy hem in het gras nedergelegd — ziende dat myn gefmeek niets op het verftokte hart van dien booswicht vermogt, en daar zyn geheel aanwezen . my niets dan eene beestlyke drift tekende, gaf- ik L 4  ZEPHIRE. 169 Van humeur die haar anders niet natuurlyk was. Ruim een paar jaar verliep er, zonder dat wy iets van den jongen Suffolk vernamen , niet anders dan dat hy uitlandig was gegaan —.— vergeefsch had ik my des van tyd tot tyd in gczelfchappén vervoegd daar hy veel plag te komen, -— ik trof hem nergens aan — eindelyk, na verloop van dien tyd, ontmoet ik hem , wandelende — hy had de onbefchaamdheid, my ftoütlyk aantefprceken, en naar Fanny te vraagen, er byvoegende! Die kleine lieve heeft my ondankbaar behandeld} wie weet hoe veel moois zy u van eene bddihage, of, Wilt gy , van een zoen die ik gaf, verteld heeft! — ik antwoordde hem niet, dan met den degen in de hand hy trok den zynen insgelyks wy vochten een geruimen tyd met gelyk voordeel ■ eerst bragt hy my een fteek in den arm toe . doch na lang geworfteld te hebben , gaf ik hem een wond dwars door de borst ï hy viel; en zeide ; 5' Ik " ik riep eenige boeren, die in 't land waren , om hulp; men droeg hem in het eerst byftaande huis; ik zorgde vofff een' goed' wondheeler uit de nabuurfchap, die my zeide, dat de Wond doodlyk was — dit deed myop myne vlugt bedacht zyn ik fpoedde my naar huis ; gaf iu haast myn' Vader bericht van het voorgevallene, en vertrok uit het Koningryk naar Frankryk: weinige dagen na myne vlucht ontving ik de, voor L 5  ZEPHIRE. i7t zen werd, om, daarin wedcrkcercnde , op eea fchavot te fterven ! Zie daar myn noodlot ik heb federt dien tyd altyd onbekend rondgezworven het geval leerde my Zephire kennen — en — de liefde befliste voor eeuwig van ons beider hart. Hier, lieve dierbaare echtgenoote! hield ik ftil: uw Oom ook de lieve Caliste, waren geheel aandoening hy omhelsde my, en heeft my beloofd morgen den Vorst, om myn' ontflag te vraagen, en ons een beter noodlot te bezorgen — hier mede verliet hy my — en God geeve dathy zyn belofte volbrenge Nu, myne lieve ! kent gy my geheel; en nu ook weet gy hoe ongelukkig ik ben; doch ik vlei my, dat myn geval ia Engeland fpoedig gefchikt zal zyn; ik heb erveer le vrienden die zig voor my beyveren dan, het zy hier mede zo 't wille , de Hemel kent myne onfchuld, ik ben geen moorder; do Natuuren de pligt der eere, gaven my den degen in de hand — en voor een gerust hart zyn alle oorden der wereld even goed. Lieve dierbaare ! ik kan hier niets meer by voegen ; de brieven moeten weg, en deeze is al lang genoeg; echter zal ik hier nog een graffchrift byleggen, dat ik onder de papieren, van den ongelukkigen gevonden heb , wiens Fragment u in uwen laatften brief aan my , zo philcfophisch.  i7t ZEPHIRE. over het lot der ftervelingen heeft doen fchryven. Vaarwel! beminnelyke echtgenoote! groet hartlyk onzen vriend Basfyn , en zeg hem , dat ik hem eerlang mondlings myne waare erkentenis voor zynen zorg, ten uwen opzichte betoond, zal betuigen — Met tederheid druk ik u aan myn hart, dat my levendig doet gevoelen, hoe dierbaar gy zyt, aan uwen, fierfax, fragment, Waarvan in den voor gaanden brief gefproken is. Artanife! — gy zyt weg — gy zyt niet meer! nu, ik zal u rasch volgen — ik zal u rasch wederzien ■ ten minflen, ik denk z0. noe? _ Zoude ikleeven? — neen: dien leeflast moet ook maar nee'rploffen: deeze weinige regels nog ,ontvangt uwen fchim van my — gy zult ze hierbeneden , als mensch, niet leezen — maar , a l 8 engel, zult gy ze gevoelen: grafzang voor artanise, Zou de hoop myn hart nog flr-celen , en de dierbre leeft niet meer ? = Zy is aan myn' arm ontvallen; zonk ten fambren grafkuil neer! —- —-  Z E P H I R fi. ïl\ jfcvynend treurig angflig leven, dat my langzaam fterven doet! Bitter eeuwig bitter lyden ! waarom woedt gy zo verwoed? ■ ■ Bloedig -— zwellend — teder traantje ! ftervend zuchtje! ach neen! uw troost Brengt me een nieuwe wond in ,t harte, vóór het zynen doodfnik loost! Eeuwig aan myn oog onttoogen; rustende in een vratig graf!' Artanife! lieve, dierbre! 'fcheurt de dood u van my af! ■ Stof te zyn niet meer te weezen!..... worm , die haar gebeente knaagt! Haast zal ik uw prooi ook worden, ais by U myn heilzon daagt: Knaag dan aan ons beider leden; mergel al ons vleesch tot asch t Stof te zyn met Artanife , is een heil voor Alcidas ! Denkbeeld'. ftreelende gedachten ! eens herryze ik weêr met haar! - O myn ziel! dit vrolyk glimpje , oogt geheel myn aanzyn naar! M^ar hoe lang, myne Artanife! toeft voor my dit zalig uur? ■ Gy in V graf; ik nog op Aarde, by de fchepzjen der Natuur 1  }?i 7, E P II I" R E.' Weet gy ons waarom Van -V worden , liivel nu de wreedfte dood U reeds uit den kring der wezens, uit den riem des levens floot? —— Zou het graf nog f uiers fpreieh o j 'er 't noodlot van *t heelal? Zou de ontflaapne nog niet weeten, hoe het zig ontwikklen- zal? • Oordeeldag', blaauw aan de kimmen! f)wed u fpoed u naar ons heen! Heb ik haar op Aard verlooren, uwe daaging maakt ons één ! Eenzaam ledig omtedoolen, is, voor een gevoelig hart, Dat ééns maar voor eeuwig minde, V wrang/ie van de felfte fmart! Gy in V graf;, ik n'og op Aarde ! ' voel den volzin van dit woord! Artanife.' myn getrouwe, zie hoe my de dood bekoort! • 'Laat uw ziel den Schepper f meeken , dat zyne almegt, Alcidas , Aan zyn wercldsch lot onthef e; hem vereenig'' met uw' asch! Altyd met u ftof te fluimren, tot de jongfte'-richtdag daag, Is het eenigst ■ vuurigst wenschje , dat ik aan myn' Vormer vraag!  ZEPHIRE. 175 Nader! — nader, vrolyk ftondje! —•—> dierbre fpreid uwe armen uit'. Laat uw ft of myn ftof'omvatten , als de dood myne oogen fluit — Zweeft de zucht die 't hart zal breeken , op myn ftervend fpraaklid om; Denk dan: 't is een zucht der liefde, van myn trouwen bruidegom < Denk dan —— laat uw ziel dan denken; kaast is hy verlost van pyu ; Straks zal hy , als Artanife , ook een eeuwig wezen zyn! VYF- en- TWINTIGSTE BRIEF. william fierfax aail zephire. mevrouw, myne zeer geliefde zuster! Onbekend maakt onbemind: dit oude fpreekwoord is evenwel altyd geen euangelie: fchoon ik de eer niet heb van u te kennen in perfoon te kennen , doet het goede dat myn broeder dat de heele wereld van u zegt, my u beminnen — recht broederlyk beminnen  175 ZEPHIRE. Zie me nu zo een'ftyl van fchryven eens aan 1 lach niet, Zephire ! -— myn hart kan even goed als dat van Gcorge geplaatst zyn, maar myne pen evenaart de zyne nkt —- zekerlyk zoude ik u niet gefchreeven hebben, had Caliste er my niet half toe gedwongen: ., De h'cele wereld fchryf» s, aan myne Zephire, " zeide zy, en gy moet ,, ook fduyven." —• — nu, ik voldoe aan haar verzoek; maar die fentlmenteele broeder, die ge Voelige Vriendin, zullen u, in hunne brieven al zo veel moois verteld hebben, dat ikmet de Mots* fmtieurs wel mag uitroepen: Mats, hét as '. la race première N'a rien laisfé pour la aérnierei Et quand ou viéni après molière , ILureux qui pent encor glanerl Dan 4 bet zy hier mede, Zo het wille ; ikzaléclï* ter probeeren, om u op myne wyze myn hof temaaKen : als ik over het ftellen van eene driemaandlyst — of over het formeeren van een quarrée, enz. enz.enz. met myne ziistei' moest fpreeken , zou ik meer gewoone materialen tot mynen dienst hebben ; doch nu ik fentiment moet huteeren, moet ik myn hart ïaaten begaan , zonder dat de kunst er iets af of by kan voegen. Nu , alle gekheid daargelaatcn. Gybcgrypt, myne waarde Zephire, hoe veel my  ZEPHIRE. tT< het gcruchtmaakend geval van u en rnyn' broeder, toen ik bet vernam, getroffen heeft! altyd is hy my in den graad van vriend , en bloedverwant, dierbaar geweest, en hem voor een'man van eer kennende, was het my een raadzel, toen het opellbaare nieuws hem my, als uwen verleider aanmeldde nog meer werd ik verwonderd, en diep getroffen , toen hy my eenen brief uit zynen kerker fchreef wat konde ik denken? . ik wist van uw beider huwelyk niet; ( nu, over die nalaatigheid fpreeken wy eikanderen mondling nader. ) Ik verzocht verlof voor eenige maanden, om mynen pligt als broeder, tér zyner reddinge, Ware het mogelyk, aantewenden met moeite, verkreeg ik het zelve, en maakte my daadlyk reisvaardig myn geheel vrolyk humeur hadt my Verhaten; en men zegge wat men wille van de Vreugde», een eerlyk man gevóelt altyd de fmarten Van zyne bloedvrienden , en van zyn evenmensen; ik ten minflen gevoel die. Op myne reis moest ik eenT nacht te B * * * overblyven,. om myne paarden te doen uitrusten j ik nam myn intrek in het logement: LeCroixdeSti Louis, aldaar; en, uit hoofde van myne neêrflagtigheid, verkoos ik, om dezelve wat te verzetten, aan de algemeenc tafel, cn n!et op myne kamer te feeten : het gezelfchap dat ik aldaar vondt was tal* ryk, cn beftond meest uit vreemde officieren, cn die van het guarnifoenhoudend Regiment — «a M  17* Z Ë P H I R É. het flesfert opgebragt was, fpraken zy onder elkander , over de eene en andere nicuwstydin1 Q-en niemand kende my eindelyk verhaalde' men uw geval met mynen broeder niet geheel gunstig voor u beiden — Rofan heeft volkomc:; gelyk gehad, in zig daarover by den Koning ie vervoegen, en dien onbekenden te doen opiigten ; ÉOth ik beklaag Zyn nichtje zy is nog zeer jong; dus zeide één uit den hoop — ik luisterde 'met oplettendheid , doch eindelyk konde ik niet zvygen, en nam, zonder my te ontdekken voor den bro:dcr van den befehuldigden, u\V beider party: ,, Mig ik weeten Myne Heeren." vroeg ik, Van wien gy alle de byzonderhedert ■A die gy van dit geval verhaalt ^gehoord hebt? & want zo het flechts populaire geruchten zyn* „ die gy voor uwe. onderrichters aanneemt, dan „ is het, myis bedunkens, een'weinig gewaagd, om, met zo veel partydighcid, over een geval aan eene openbaarc tafel te fpree% keu; daar de eer van eene geheele familie by , lyden kan?" wel, was het antwoord, wy \p. nltemaal foldaaten met elkander, des behoeven wy ons niet te verbergen , dat wy een mooie meid liever zesmaal dan ééns een zoen geeverf, cn zouden dei over eene zaak die de liefde raakt niet zo venverpelvk fpreeken, als de Roi'aa BKS gisteren avond zelfs het indigne daarvan niet ♦èihaald had»  ZEPHIRE. i?9 fa. De Rofan zelf! is by dan hier in de ftad Myne Heeren ? De Officier. Ja j hy logeert hier in dit huis; doch vertrekt morgen ■ hy zal het u, als gy het verzoekt, zelf verhaalen. • Ik. Is hy t' huis ? . Hy. Neen , maar hy komt daadlyk t' huis ; ten minften heeft hy ons beloofd, nog een glas wyil met ons te drinken, aleer wy fcheidden; wy wachten hem. Ik. Ik ben ü zeer dankbaar voor die onderrichting; ik wenschte den Graaf te fpreeken: als gy geene byzonderheden zamen te praaten hebt, zal ik immers niet indiscreet zyn, wanneer ik hier zyne komst met u verwacht? hy is my bekend, en was twee jaaren lang Collonel by het regiment, waarby ik de eer heb , t-e dienen. Allen. O neen! wy heiben geene geheimen met hem, gy doet ons vermaak. Ik. Laat ik mogen verzoeken , dat wy voorde terugkomst van den Graaf, niet meer over het geval van zyne nicht fpreeken ! ( Zy waren hiermede tevreden, en niemand repte er één woord meer van', ■wy wachten nog een groot half uur naar hem, "Wëer hy kwam — eindelyk, de deur grat open, en zie daar den man, leven sgroo te, en habit de gal» /*.) De Graaf. Ha! . bonToir, mes bons amis! ik heb u wat laaten wachten, maar het is myne * . -Ma ■ ". "  5? E P H I R E. 187 ZEVEN- en- TWINTIGSTE BRIEF. De Heer bassyn aan caliste. «jTa zie; zo gaat het gewoonlyk in de wereld; toen myne vriendin my verzocht, om hier op het land by onze vluchtelinge eenigen tyd doortcbrengen, was ik er direct bereid toe — ik kreeg brief op brief van haar , zo lang de Graaf de Rofan on- verbiddelyk bleef en nu — nu alles zig ten besten fchikt, daar ik in myn hart recht verheugd om ben, nu zie ik geen letter meer van Caliste—• een eenvoudig: ,, Groet Basfyn," hï.de brieven die zy aan Zephire fchryft, is alles hoor, ■Mevrouw, hierover ben ik maar gantsch nietgefticht weet gy waarom ? om dat ik gaarne brieven van achtingwaardige vrouwen ontvang , en uw ftilzwygen , my doet denken , dat de oude vriend van uwe familie , minder uwe onderfcheiding dan voorheen verdiende. Maar zie daar al lang genoeg geknord ik wil het beste blyven hoopeu, en zo .lang ik aan den pligt der vriendfehap, en der menfchenliefde voldoe, kan het edelmoedig vriendenhart van eene Caliste, nooit ophouden, met eenige onderkenning over my te denken — is dit niet zo Mevrouw ?  t E P H 1 R % m Zephire i Waarom zoudt gy weggebleeven zyn ? in myn lot deelende, gelyk ik weet dat gy doet, moet het immers eenig genoegen aan uw -weldenkend hart verfcbaffen ,< als gy my dankbaar voor den gelukkigen uitflag van myne. tegenheden aan het Opperwezen ziet? : Ik. Laat ik u omhelzen — als een Vader omhelzen, Zephire! uwe beginfelen —■ uwe edele — uwe Christclyke inborst doordringen my. (Ik gaf haar een gulhartigen kusch. ) Lieve vriendin ! ja , gy doet wèl, dankbaar aan de Voorzienigheid te zyn — maar gy hebt geweend, en dit -moet niet weezen. Zephire. O ! waarom niet ? de traanen die de erkentenis opgeeft, zyn zaligheden die ons het naaste aan onzen oirfprong brengen gehéél gevoel gehédl verrukkende dankbaarheid zynde , worden wy verengeld de gantfche fchep- ping zien wy in vollen luister voor ons oog daarheen dryven wy zenden eenen befpiedenden blik naar de eeuwigheid heen en dan wordt alles oneindigheid wat ons hart roert; de traanen die wy ftorten, verharden tot paerlcn , die wy aan de kroon der nooit begonnenheid vlechten cn wat padeel doen ons dan zulke traanen? ïk. Geene, lieve! niets. (Ik konde niets anders antwoorden ik was geheel aandoening; wy dacht eene Godheid te hoeren fpreeken, met zo veel onuitdrukbaar hie zal ik het noemen ? —  ïoö Z " E" P H I R È. en derhalven aanftonds moeten vertrekken, alsgy,"' of een ander van de vriendenvan Zephire, my komt aUdsfcn i ik wenseh dat het eersdaags moge zyn. Nu Mevrouw, zie daar weder een' brief vart my;- mag ik Vertrouwen dat hy niet onbeantwoord zal blyven ? —- gy ziet, ik voldoe aan onze af« fpraak , om u alles , Zephire betreffende, te melden : mondlings hoop ik u te zeggen, in hoe ver» re gy uw taak hier in voldaan hebt — dan het zy zo; die knorparty zal zo groot niet weezen — Groet alle goede bekenden, als 't u belieft, en wees verzekerd van de gevoelens, en de eerbied van uwen oprechten vriend, BA S S YKT» AGT- en- TWINTIGSTE BRIEF. zephire aan caliste. 'W/ at was de eerde zucht van het hart uwe? Zephire, myne lieve Caliste! toen zy het groote paket brieven van u allen ontvangen, en geleezen had? deeze: Zorgende Almagt ! door hoe veele wonder.  ZEPHIRE. 197 %, baare wegen leidt gy den fterveling tot zyne be„ ftemming! " En moest ik die opgaaf niet van myn hart verwachten , toen ik 0 aller letteren, en vooral die van myn'Oom las? o, hoe is die man veranderd! ik weet evenwel niet of myn geluk hier op Aarde wel immer ongeftoord zal zyn: ik zie nog eenen donkeren nevel in het verfchiet tegen my indryven : het ongeluk dat myn lieve — myn altoos beminuelyke echtgenoot in zyn vaderland gchadt heeft , door den Graave van Suffolk te dooden , trekt een floers over de (Malen der vreugde, die my onze fpoedige herééniging toefchiet: God geeve dat ook die wolk wegdryve! niet, dat myn hart hem hierom minder beminnen zoude, 0! verre van daar; elk eerlyk, gevoelig man , zoude , in zyne plaats geweest zynde , het zelfde gedaan hebben ; maar ik vrees altyd dat hem lbms de gevolgen van dit pngeluk, weder onherftelbaar aan myne tederheid ontvoeren zouden! — welk een aandenken, is dit voor myn hart J — neen , dat moet uit den weg geruimd zyn , eer ik volkomen gerust kan weezen — wy zullen hier mondling nader over fpreeken — Myne lieve getrouwe vriendin ! gy hebt wel reeds zo veeJe goedheden zo veele zorgende dcelneemende goedheden voor my, en Fierfax gehadt; maar laat ik u echter nog mogen verzoeken, om hem en zyn' broeder aantezetten, dat zy niet rusten voor en N 3,  ïo8 Z E P II I Pv E. aleer het vonnis, tegen myn' man in Engeland" uitgefprokèn , herroepen is myne erkentenis hier voor aan u , myne lieve! zal alle erkentenis overtreffen maar wat praat ik! kan meii hier aan deeze zy.lc van het graf, wel erkennend voor duizenden van weldaaden zyn, waarvan de minfte den dank van een geheel grysgeworden leven verdient? het zy zo ééns tog ééns tog, zal een gelouterde erkentenis uzeggen, hoe vol myn hart voor u flocg, toen de ziel nog in den omtrek eener nietige vergankelykhcid rustte — — meer kan ik u niet zeggen , myne dierbaare Caliste ! wilt gy nog een warm — gevoelig traantje of drie hebben ? ■ zie daar lieve! —- ik weende reeds Ik heb nu zo veele brieven te beantwoorden, dat gy my wel zult vergunnen, dat ik u voor dit maal Oechts weinige regels geeve? — ook zal Fierfax geen grooten brief van my hebben: myn Ooin , en William., (die goede, rec^t eerlyke broeder,) hebben voor ditmaal aanfpraak op myne uuren. Maar wil ik u eens openhartig zeggen, waarom ik u, en mogelyk aan u allen, thans weinig zal fchryven? 't is , om dat ik te vol genoegen — te vol doordrongen van dankbaarheid ben, dan dat ik lang aan dc fchryftafél gebonden kan blyven — ik praat — ik denk den geheclen tyd meten aan u allen — geene enkele fecondewordt naar zyne wording weggevoerd, die niet eene g**  ZEPHIRE. 199' dachte — of een dankbaar kuschje voor u voor Fierfax — voor William , of myn' Oom met zig mcdefleept; en zie , ik kan echter niet bedaard fchryven ; wat zou hier de reden van zyn ? ik weet het niet zeker, maar ik geloof dat eene erkennende vreugde, te groot eene .zeJfilandigheid is, om aan eene traag voordrollende pen den tyd te gunnen", haar aftefchetfen dan ben ik hier, dan daar dan weder verder ■ dan nader- by, met myne gedachten — zó zie ik Fierfax in zynen kerker — dan weder komt myn Oom , als een gevoelig menfehenvriend , my voorden geest — en kan ik dan, dus rondgcfiingerdwordende, wel eenen bedaarden brief fchryven ? neen Calis¬ te ! — neen lieve! dat is niet mogelyk. Eén woord moet ik hier echter nog byvoegen; en dan, basta. De Graaf fchryft my, dat het hem niet mogelyk zal zyn , my te komen af haaien , vermits hy voor lift outflag van, onzen waardiien vriend moet zorgen doch dat hy my zyne reiskoets zal zenden, en u verzoeken, om die vriendlyke goedheid te hebben, Mag uwe Zephire zig vleien dat gy haar dit on- üitfpreekelyk genoegen zult gecven? .0! gy weet hoe veel myn geheel aanwezenubemint; des kunt gy die bede aan myn' Oom niet weigeren, of myne gevoelige ziel langer den zegen', van u aan .myn hart te drukken, ontzeggen! kom, N 4 \  èoo ZEPHIRE, kom dan fpoedig, myne dierbaare Caliste ! Si Basfyn moet naar Spa vertrékken, en verlangt u ook , vóór zyn vertrek , te fpreeken zult gy komen— vastlyk — zckerlyk komen, myne waardfte ? gy wenkt! nu; ik ben u wel dankbaar, voor dien wenk'van toeftemming, en zal u met ongeduld verwachten •— Hoe veel hoe heel veel heb ik u te zeggen ! — geen wonder! ziedaar voor de vriendfehap eene geheele eeuw verJoopen, dat iku rifet gezien heb — Vaarwel, lief-de ! kom maar fpoedig by uwe, z E p hire. NEGEN- en- TWINTIGSTE BRIEF* zephire aan fierfax, JEens zullen wy dan weder vereenigd worden^ myn beminde hals vriend! en dat eens ligt niet heel verre meer! dierbaar vooruit¬ zicht! hoe ib-eelende zyt gy voor myn hart! —« ja Fierfax! als de Hemel ons eens weder by elkander brengt , beloof ik my nog zaligheden, die ik, flechts weinige dagen gcleeden , niet meaf  ZEPHIRE. £oj aan deeze zyde des doods, dacht te zullen ontmoeten. Hoe zeer heeft my het uittrekzcl uit uwe levensbyzonderhedcn doordrongen! — laat ik hier niet op ftilftaan; wat is het noodig dat ik by een vrolyker aanlachend lot, wonden openfehcure die nog bloedende in uw hart zullen zyn! — ja, in het wreekcn van den hoon uwer Zuster, volbragt gy den geëerbiedigden pligt van een' getrouw' — van een' gevoelig' broeder; en het is er verre van af, myn beminde echtgenoot! dat ik u hierom minder zoude achten; ik gevoel alles wat uw recht christelyk," cn menschlievend hart moet gelecaen hebben , toen gy den dood van den onwaardigen Suffolk verftond —laat ik u echter mogen zeggen, myn Fierfax ! dat het vonnis , 't welk men in Engeland tegen u uitgefproken heeft, my eene bange onrust veroorzaakt, voor de gevolgen die t'avond, of morgen hieruit nog konden voordvloeien;derhalven,myn beste, eenige vriend van myn hart! wend toch alle mogelykc moeite aan, 't zy door uwe vrienden aldaar, of door middelen van rechten, dat men dit vonnis —• dit onredelyk vonnis ! by het parlement intrekke — ik kan u niet zeggen hoe mydit aandoet, als ik het Voor mynen geest haal! — nu, ik verwacht dit van uwe tederheid, en dan ook eerst kan uwe Zephire eene volle gerustheid op uw lot aanneemen. De verfen die gy my gezonden hebt, zullen , als een waardig onderpand van uwe zorgende liefde N 5  toi ZEPHIRE. voor mynen toeftand, op den kuil van myn hart bewaard blyven — zy rusten daar reeds — hoe zoude ik neêrflagtig kunnen zyn, en daardoor mynen echtgenoot, en het lieve — dierbaare zegel onzer wederzydfehe tederheid , dat onder myn hart leeft, ongelukkig maakcn, daar gy my met zo veel edel gevoel mynen pligt "als cchtgenootc en moeder voorhoudt! neen ! eenige lieve man van myn hart, uwe Zephire zal voor haar welzyu , en hierdoor voor uw helder welzyn zorgen Tom ik nog met een moedloos oog in den duisteren kolk van onze tegenheden zag, gevoelde ik echter het gewigt van den eisch dien ik eerlang vervullen moest, en was er bedaard onder zoude ik dan nu nu een beter toekomend myne ziel verheugt, dien eisch uit het oog verliezen ? vastlyk neen : zyt daar volkomen gerust op, myn waarde! nooit voel ik het ongeboren wichtje in myneir fchoot woelen, of myn geheele aanwezen , roept my met liefde toe : zorg z'yrg voor deeze! —— meer behoef ik aan een' weldenkend' man, die alle myne beginzelen kent, niet te zeggen, om hem in deezen gerust te ftcllen, De brief dien de Graaf my gefchreeven heeft, gaat hier, ter uwer leezinge by wat ben ik over zyne manier van denken van gelukkig denken, ten onzen opzichte, verwonderd ! en hoe zeer verlang ik dat hy van den Vorst uwe  Z E P H I P- E. fi=3 Vryheid verworven h;ert!.ik zal hem by deê XQ fehryven, en daarom zal ik u nrnder letters, dan anders myne gewoonte is, geeven üv neemt my dit immers voor ditmaal ui tkwalyk, myn eenige lieve halsvriend? — ook moet ik fiog aan uwen broeder fchryven, van wien ik den 1 ier byliggenden gulhartigen brief ontvangen heb allen hoop ik u binnen .weinige dagen aan r yn hart te drukken welk een gezaagd oogenblik zal dat voor uwe Zephire zyn! ' zo lang gefchciden te zyn — en dan , onverwachts, hereenig.l te worden! o* voel toch dit Woord — voel toch de geheele wa.irde van dit aandenken! zo genoegvul zal de intree- ding van den Cbrsten in den hemel zyn ! Zo dra het rytuig dat myn' Oom om my afte, haaien, zenden zal, aangekomen is , -zal ik vertrekken ; God gecve, dat ik uin.vryheidwodtrvi'-- de o verzoek aan de lieve Caliste, dat, *y dc moeite nceme om mede te komen; d't y/.ü my een Öubheld genoeg;ri zyn; eensdeels om dat Basfyn van hier naar Spa meet vertrekken , cn my des niet op dc rJ&è kan vergezellen; en,ten anderen , om dat myn hart naar dit voorbeeld van eene beproefde vriendfehap fuakt: nu, myn lieve echtgenoot zal dit genoegen wel aan zyne Ze_ phire trachten tc bezorgen. De tyd ontbreekt my, myn dierbaare vric>id! ©Ui u iets over het toegezonden fragment; of, d«  co4 Z e p h 1 r e. grafzang voor Artanife, van den ongelukkigen te zeggen : myn hart kan zig een levendig denkbeeld vormen , van het treffende dat er in den toeftand gelegen is, als wy eenen anderen ons zeiven, uit de armen der reinfte liefde zien fcheuren , en des bewonder ik de volle uitdrukkingen die daarin voorkomen niet. Vaarwel , myn altyd tcderbetninde echtgenoot ! met het rytuig hoop ik nog eenen brief van u te ontvangen:, haast haast zal ik u, met den zorg der Almagt, aan myn hart drukken , en dan zal het, wensen ik, in uwe armen zyn» dat tot haaren dood zal rusten, uwe zephire) dertigste brief. zephire aan william fierfax. Hoe Mynheer! waant gy dat de echtgenoote van uwen broeder het ongeluk heeft, van ééne van die niets beduidende vrouwen te zyn , die den geheelen dag niets doen , dan het ariette uit haze t te zingen :  % " E P H I R E» »o5 ^7ew aimabk tourterelle; Aux amans fers de modlle: Viem foupirer avec moi. Ik moet dit immers gelooyen, vermits gy my 20 zeer verfchooning vraagt , over den ftyl Van een' brief die door het hart gedicteerd is ? ■ laat ik u, ééns voor altyd, mogen zeggen, dat ik het geluk heb om cenigzins den man van verdiensten , van fan fat te kunnen onderfcheiden ; en dat my den ronden ftyl der wclmcehendheid oneindig meer bevalt , dan de fierelyke zamenflanfing van modieufe complimenten hoe! wat? iemand die de waarde van eene broederlyke betrekking in haaren geheelen volzin gevoelt, zou verfchooning moeten vraagen over zynen ftyl , als hy aan eene Vrouw, die de eer heeft zyne zuster te zyn, een fchildery ophangt, waarin zyn edelmoedig charak* ter haar de fterkfte erkentenis oplegt, behalven dat zyn brief vry goed gcfteld is! — neen , myn lieve William! zie my voor zo beuzelachtig niet aan , fchryf my altyd in den fmaak die uw' Braaf hart u opgeeft, zo dikwerf als gy in een ledig uur de pen voör my opneemt: De taalvan'tkart alléén, verftaat ook.''thart alléén: Maar genoeg hier van — hoe groot eene reine zusterlyke dankbaarheid ben iku niet verl'chuldigd,  io6 Z £ P H I R E. voor de zorgen die gy in alle deelen, als een recht» geaart broeder, tot redding van mynen zo dierbaren echtgenoot, aanwendt! — doe my bet recht, om re gelooven dat ik de verpligtingen gevoel die Ervoor op Fierfax en u y liggen — myn God ! W t zoude ons : noodlot verfckrikkclyk zyn geween, hadt gy den Graaf niet als uwen vriend gekend, en hierdoor gelegenheid gevonden, om ons "te redden ! hoe veele broeders zoude men Vinden kunnen die hierin minder edelmoedig waren! doch wat kan ik u vóór dit'alles gceven , dan een haft dat u altyd als eene liefhebbende zuster zal beminnen? gy weet het, William! de erkentenis isftom , als zy zuiver — als zy godlyk is; des kan ik u van de myne niets affchetzen. Gaarne zouden wy u kennis van onze vlucht, en onzen heimelyken echt gegecven hebben; vóór het geveld my van uwen broederaffcheurdc, hebben wy dikwerf hierover gefproken; doch de vrees dat myn Oom onze brieven mogt onderfcheppen , en hierdoor ons verb'yf . of onzen fchuilhoek kirmcn opfpooreii, w.'dcrhield onze pen; echter was ons-Voorneemen om dien p'igt by de eerste gnnftige gelegenheid tc verv dien laat u deeze r:de:i hieromtrent te vreden (tellen: in eene zaak sis de onze was, konden wy i.iet ie voorzichtig zyn : mondliflgs zal ik u nader myne v rgecving 1 ier voor Vraagetl, er., een paar zusterlyke kus* fclieu tot vergulding geevena  ZEPHIRE. 20? 1 Gy begrypt ligtlyk, myn lieve broeder, met hoe veel fmaebtend ongeduld dk bet oogenblik dat my in de ftad zal terugbrengen te gemoed oog laat ik aan uw dcelneemend hart mogen verzoeken , dat het toch alles aanwende om myn' Fierfax uit zynen kerker te doen ontflaan — daar gy zyn aandoenlyk, fchuldloos hart, even zo goed als ik, kent, is het overboodig u te zeggen , hoe veel hy in die verfehrikkelyke plaats, die zekerlyk nooit voor zyne begin telen gefchikt was , moet ondervintien o! mogt ik my vleien dat hy reeds, by de ontvangst van deezen brief, vry was! eene Vrouw, myn vriend , die alle de betrekkingen van den baud eener geheiligde verdéniging kent, gevoelt best wat het is, als zy haaren echtgenoot met zo zo veele rampen ziet worstelen; en fclioon gy ongehuwd zyt, is het voldoende, dat gy een menschlyk hart bezit, om dit te kunnen begry- pen nu, myn William! doe uw best; de Hc/ncl weet hoe zeer erkennend ik hiervoor zal zyn. Hoort gy niets van den uitdag der poogingen uwer vrienden in Engeland, die zy aanwenden om het 'onbillyk vonnis dat in dat .Koningryk tegen uwen broeder geveld is, te doen vernietigen? —■ laat ik ook deeze groote zaak, die my zeer ontrust , aan uwe edelmoedige zorgen mogen bcveelen! Vaarwel, myn waarde Erocder! in weinige da-  2oS ZEPHIRE. gen hoop ik u mondlings te zeggen met hoe Veel* erkentenis hoogachting, en zufterlyke ge¬ negenheid ik voor altyd ben, zephire. P. S. Ik Zal hier de papieren die tot het huwelylï van uwen broeder en my betrekking hebben , ter uwer leezinge, byvoegen; geef ze maar aan Fierfax over, als gy ze ingezien hebt 4 zy mogten hem te pasfe kunnen komen , vóór ik by u was — zyn brief ligt reeds toegelakt , anders zoude ik ze hem zeiven 4 om ze ü telaatenzien, gezonden hebben —« Vaarwel 1 EEN- en- DERTIGSTE BRIEF, zephire aan den Graave de rosan- 33Coe zal ik mynen briefaan u beginnen, myn w.ar-* de Oom ! ■ veel fchryven kan ik nu niet; myn hart is veel te overftelpt door eene gevoeligheid door eene erkennende gevoelighei I . Voor uwenz» dierbaaien brief j die het nooit zo onaérvond — o»  Z E P II I R E4- tot) myn lieve voogd! gy moet in de ziel van uwe Zephire leezen, om die erkentenis in haar geheel te bevatten gy geeft my het leven weder, nu gy mynen deugdzaamen echtgenoot uwe befcherming verleent altyd altyd zal uwe ouderlooze bloedverwante u als haaren tweeden vader aanzien, en, zo veeL in haar vermogen is, u het leven trachten aangenaam te maaken — myn Fierfax zal haar dien geheiligden pligt helpen vervullen ; zyn dankbaar hart zal voor u, als dat van een' zoon voor zynen vader, flaan Ik weet zelfs niet wat ik u fchryf zonder fchik* king —>- zonder orde brengt myne pen de Woorden op het papier, doch ieder woord is eene opgaaf van myn geheel gevoelvermogen . o! hoe verlang ik om u te omhelzen, en aan uwe voeten den zegen over mynen echt aftefmeeken! eerst week alles donker flik donker voor my weg; nu ligt de geheele fchepping vrolyk voor my opc;i, en de heldere dageraad nadert gezuiverd voor myn ftaarend oog! — eerst floeg ieder vrolykzingend vogeltje eenen doodzang in myn oor; de fchoone nachtegaal hoorde ik onverfchilllg aaö, en eene ftompe roereloosheid deed my in iederen nederfchictenden blikfem , die het warm zomerweder volgde , eenen *gewenschten vernietiger ontdekken maar nu, nu is my, gelyk voorheen, één afvallend blaadje, eene uitgewerkte belpiegetifjg waardig. 0  ZEPHIRE. Üi wen! dit zal uwe laatfte taal zyn; ik verlaat u —myn tyd is daar'geweest .— aan Goeie en aan 'de Ouders van myne Zephire rekenfehap van myne ■voogdye over haar geeven , —— maar nu ik haar gelukkig heb gemaakt, zal die verantwoording niet zwaar vallen — wy omhelzen u — de traan van tene bedaarde — doch warme droefheid bevochtigt UW ftervend gelaat, en vermengt zig met het zwiti 'des doods dat u reeds overdekt ik ftamel Fierfax ftamelt u een jongst vaarwel toe — nog is die traan niet droog ' ■— en gy vo:rt hem , als uwen getuige , mede voor den troön van God: myne Ouders zien hem , en juichen u. toe: kom , > myn broeder ! en ontvang den dank van ons eeuwig aanzyri ± voor de zorgen en liefde, die gy, na eiisvcrfèfyciden , 'aan Zephire betoond hebt! Zo, myn iieve befchermer! hoop ik dat gy ui ven adem aan de Natuur zult wedérgeeven , als het de Hemel behaagt u van ons wegteneemen , en Fierfax of ik D overleef deeze wensch is de fterkfte trek dien ik van myne gevoelens voor u geeven kan; ik hoop hy eenigzins aan myn waarden Oom voldoen zal. Hoe verlang ik om by u te zyn! zo dra gy de vriendlykheid hebt om my uwe reiskoets te zenden * zal ik vanhier vertrekken 1 ik hoop daf myne lieve Caliste ze zal vergezellen ', Want anders moet ik alléén diert weg afleggen; vermits de Heer Basfyn naar Spa moet vertrekken laaf ik my O 3. \  ZEPHIRE. 21? TWEE- en- DERTIGSTE BRIEF. caliste aan zephire. Jow.ni ik u wel iet weigeren, myne lieve Zephire V immers neen ! welnu: verwacht my dan binnen vier dagen, met dc reiskoets van den Graaf, om u aftehaalen : ik wil niet dat gy deeze ïeize alléén doet, mïsfchien, is het eenigzins mogelyk, zal William my vergezellen, hy is zeer verlangende om u te zien, en verzekert u intusfchen van Zyne byzondcrftc; hoogachting. Geluk! liefde! uw echtgenoot is vry! — zo op 't oogenblik is uw Oom, van het Hof komende, bymy aan geweest, om dit gewenschte nieuws te zeggen -— en wat meer is! de Koning wil Fierfax zélf zien, en heeft den Graaf gebooden hem ten Hove te, leiden ik dank den Hemel vuurig voor die uitkomst — geen enkel woord wil ik bier meer byvoegen, dit zoude my te lang ophouden om u die gezegende tyding fpoedig te doen weeten ik zal Fierfax gaan zien — daadlyk gaan zien — u mondling alles verhaalen j en een' brief van hem voor u medebrengen —- geef Basfyn den hier inleggenden voor my dag, myne beminde , gelukkig vriendin! myn pen moet a. o a  £ E P II I R Ê. 227 tflcl fterveling! hoe groot eene zaligheid moet uwe mcnschliefdc fmaaken, als zy , op myne dierbaare echtgenoote nederziende , zig herinnert, hoe vaak uwe zorgen eenen bloedigen traan van h aarewangen droogde , toen het zwaard van een' beul het hoofd van haaren echtgenoot dreigde , enhaarverfcheurd hart, beevende , aan een onfchuldig — nog niet geboren fchepfeltje dacht , dat onder haar hart leeft! 0! dergelyke naoogingen brengen de ziel van een deugdzaam wezen eene volmaakte vreugde aan» Gy weet het, myn vriend , ( dien gcheiligden naam geeft u geheel myn aanwezen,) wat het is, echtgenoot van eene getrouwe —eene beminnelyke hals* vriendinne te zyn; befcf des hoe warm myn hart voor U flaan moet, als ik aan de goedheden denk die gy haar hebt beweezen! gy hebt menigmaal traanen aan het oog myner Zephire zien ontrollen , Mynheer ! — menigmaal ftuittet gy hen in hunnen loop, door eene voorbeeldige zachtheid die uwe rype jaaren uaanbragt, en dan waren het altyd uwe verftandige redenen die haar aan haaren pligt als Christinne — als echtgenoote — en als moeder deeden gedenken — wel nu; dat deeze traanen eenmaal, aan geene zyde des doods u voorden troon der Almagt tot getuigen uwer menfcblievcndheid ftrekken; en myne Zephire, en ik ,u daar eene erkentenis' mogen betuigen, die wy u , hier beneden , nooit naar waarde kunnen leeren kennen. P s  Z E P II I R E. m {bonen mogen vergrooten; terwyl ik nimmer zal ophouden , met een erkennend hart te zyn, Uw Vriend: f1erf ax. ZEVEN- en- DERTIGSTE BRIEF. De Heer bassyn aan fierfax. 3*a Mynheer ! zo ik immer eenig genoegen fmaakte, was het zekerlyk als ik uwe echtgenoote eenige verligting in haare droefheid konde todbrengen : eene vrouw die zo fchoon eene ziel als uwe Zephire heeft, bezit, verdient de zorgen, en de ouderfcheiding van elk eerlyk hart God lof! die tyden zyn voorby , en een heuchlyker toekomend lacht u beiden aan; doe my het recht van te gejooven, dat ik er met het hart van een' oprecht' vriend in deel, cn u met uwe vryheid geluk wenfch. De brief waarmede gy my vereerd hebt, is zeer vleiend voor myne gevoeligheid, en myne genomcne moeite voor uwe hartvriendin , bad gesP g  «3o ZEPHIRE. ne andere belooning dan uwe goedkeuring en uwe vriendfehap noodig thans is myn tyd te bepaald om u veel te fchryven; binnen twee uuren moet ik vertrekken: laat ik u des allecnlyk mogen zeggen, dat de naam van, uw vriend, my altyd tot glorie zal zyn, cn ik u, by myne terugkomst, zelf om dien naam zal komen vraagen. Bedank , als het u belieft, den Graaf de Rofan voor de fnuifdoos , zy zal my, als een aandenken van zyn goed, erkennend hart, fteeds waardig zyn: ware ik minder bepaald in myne afreize van hier , ik zoude my de eer geeven hier eenige regels voor hem bytevoegen — doch zulks is my nu niet mogelyk: binnen een maand, zo God wil, ben ik wedergekeerd , en dan zal ik in perfoon dien pligt aan zyn Hotel komen vervullen, wanneer ik u en uwe Zephire volmaakt gelukkig hoop te omhelzen. Morgen vertrekken zy, ik zal hen verzoeken om u dit briefje eigenhandig aantebieden , en u te verzekeren van de hoogachting , en vriendfehap , waarmede ik de eer heb my te noemen, Uw vriend :• BASSYN.  ZEPHIRE. W AGT- en- DERTIGSTE BRIEF. caliste aan den Iletre bassyn. (Opzond — vrolyk — en zonder de minne verhindering op onze reize ontmoet te hebben-, zyn wy alhier , Woensdag laatstleden, aangekomen; ik hoop , myn waarde vriend ! dat gy even zo gelukkig Spa bereikt hebt. By ons affeheid ncemen beloofde ik u, om alles te melden wat er van den dng van onze aankomst tot na het foupé dat de Graaf gegeevcn heeft, zoude voorvallen welaan; ik zal met genoegen aan myne beloften voldoen; deels om de vreugde die ik ondervind als myn hart aan die tooneelen van tederheid deukt — deels ook, en vooral , om niet weder door myn' vriend Basfyn van nalaatigheid in bet volbrengen myner beloften, befchuldigd .te worden. Zet uw bril op — lees het volgende en uwe nieuwsgierigheid -- of liever uwe deelneemende vriendfehap , zal voldaan zyn : Wy hebben de reize in anderhalven dag gedaan: en den nacht te N * * * doorgebragt: William heeft ons door zyn vrolyk humeur den tyd minder lang doen vallen, dan dezelve ons, xoodff hem, P 4  232 ZEPHIRE. geweest zoude hebben, gemerkt het verlange» van de lieve Zephire, om haaren waardigen echtgenoot wedertezien. T was half tien uuren in den avond, toen ons rytuig voor het Hotel van den Graave de Rofa» ftilhield. De knecht die ons de deur geopend had,had naauwlyks den Graaf geWaarfchouWd dat wy er waren, of hy was aan het portier van de koets, en hielp Zephire en my afklimmen — hy omhelsde haar met een , welkom lieve ! — van harte welkom l Zepi ire zeide niets , zy was te veel ontroem; doch, zo driwy in de kamer waren, viel zy op haare knieën voor haaren Oom neder: zult gy het my vergeeven ? vroeg zy : De Graaf. Sta op, Zephire! gy behoeft my nerger s meer vergceving voor te vraagen alles moet vergeeten zyn; leef zo gelukkig als ik u toeweufeh, en ik ben tevreden — God dank , dat ik u zo gezond wederzie! gy zyt ontroerd. (Hy fcheld; , en gebood aan eei f knecht, die binnen kwam , een glas water met wyn te brengen: de knecht deed zo, en vertrok weder.) Daar myn goeden vriendin ! drink, dit zal u goeddoen: wy moeten onze ontmoeting door niets treurigs laaten frooren. (Zephire gebruikte e?:f mond vol van den wyn eny het water; doch zag rondsom zig, heen , even als iemand die iets met verhagen zoekt, en vreester naar te vraagen; eindelyk kwam het hooge woord ef uit.)  ZEPHIRE. 233 Zephire. myn waarde Oom1 — zou uwe vricndlykheid wreed genoeg kunnen'geweest zyn, om my te misleiden? — waar is? . . . .ik zie hem niet! waar is Fierfax? o iK beef! mifchien is by nog gevangen? — zo men my gevleid bad, met een geluk dat niet belfond ? ( Zy zag my fterk aan.) Ook gy, Caliste! moest gy my dit bevestigen? (//(' zweeg; de Graaf nam , L.chende, het woord.) De Graaf. Drfcht ik bet niet, dat gy ons zo lang mistrouwen zoudt, tot gy Fierfax by u hadt! —■ (nu, wees gerust, hy is niet ver van ons ik 'had hem verzocht u een weinig te laaten bedaaren, alëer hy zig vertoonde — manrtiuuw hart ons van misleiding, fchynt te verdenken, zult gy hem daadlyk zien. (Hy fchelde driemaal zeer hard , met de tafelfchel, en Fierfax trad binnen — . Zephire had hem zo dra niet in het oog gekrecgen , of was reeds in zyne armen.) Zephire. O ! God dank ! gy leeft — myn Fierfax ! — myn dierbaare echtgenoot! (Meer konde zy niet zeggen: Fierfax om he!sde haar, doch zeide alleenlyk: ,, O myne Zephire.'" — dit tooneel zoude te fterk geworden zyn, hadt di Graaf henniet van elkander gefcheurd. ) De Graaf. Lieve kinderen ! uwe blydfchap — uwe verrukking is zeer natuurlyk — dan, ik bid u, om op den toeftand waarin Zephire zig bevindt te letten; laat die blydfchap — laat die vej> P 5  234 Z E P II I R E. rukking u niet aan droevige gevolgen blootftel» len. Fierfax. O neen — noch één kuschjc, cn dan zal ik haar die lieve! met meer bedaardheid zien. ( Hy omhelsde haar tederlyk ; een traan ram vreugd glom in zyne oogen; hy foeg ze naar den IJ mei, zeggende : ) ik dank u , o God! voor deeze weldaad. Zephire. \ Nu nu zal ons niets meer fchei- den; geen dood — zelfs gecne eeuwigheid! (Dit moest gy haar hebben hoeren zeggen, Basfyn! ik ka i het u zo t. i. t uit dn. kken — 231 omhelsde haar'' Oom 1) Gy zult my altyd dankbaar voor uwe goedheid zien! ik kan anders niets zeggen: myn gehcele aanweezen is loutere dankbaarheid ! (Tegen myf) Ook umyne andere my zelve, zal ik eeuwig liefhebben, en als eene Moeder eeren ! ziet myn kind het licht, zo zal ik het vroeg leereo, wie het als de redders — als de vrienden van zy ne ou lerlooze moeder — en zynen deugdzaamen Vader moet eeren.' (Dit tooneel zou mogelyk nog langer aangehouden hel ben , zonder da! de Graaf of ik in ftaat waren geweest liet aftehreeken; vermits wy te ft.rk bewoogen waren ; doch William , die dit merkte , viel haar met een lachend ge la, t in : } W. Fierfax. Ja: al dat bedanken is nu mooi en goc'; de geheele wereld krygt een kusch van myne lieve z; ster, en ik arme drommel, die zo veel fpoeds hwb gemaakt, om de Rofan over Geoi-  ZEPHIRE. 2/5 ge te komen fpreeken, kryg nietmetal maar kom, ik wil ook niets hebben ,.. myn ei geh hart heeft my reeds betaald echter (J)it zeide hy langzaam, en naderde digter hy Zephire: ) echter zoude een zoen my tot veel eer zyn. Het potfige gezicht waarmede hy dit zeide, deed haar lachen; zy gaf hem een kusch -— ecu bokkefprong of drie die hy maakte, waarna hy de hand van Zephire in die van Fierfax lcide, trok ons allen uit onze naargcestigheid, én herftelde de vreugd. Wy aten des avonds allen by den Graaf, en het was reeds laat in den nacht eer wy fcheidden onder den maaltyd had Zephire dikwerf aan haar'* echtgenoot, en aan haar' Oom gevraagd, wat hy toch by den. Koning had gedaan? — doch zy verzekerden haar dat dit nog drie dagen een geheim voor ons moest blyven en, voegde de Graaf er by, na verloop van die drie dagen', hoop ik dat Caliste en William my de eerzuilen doen , om , nevens Fierfax en Zephire , den avond by my te komen doorbrengen; ik zal ook nog een paar van myne goede vrienden verzoeken ik gaf hem myn woord, cn William bragt my met de koets van de Rofan t'huis, ja, myn waarde vriend , wat zal ik uzeggen —het zy dat het nieuwsgierigheid — het zy dat het deelneeming ware, ik verlangde zeer naar dien be* paalden dag — eindelyk, hy verfchctn —, rcêds  «36 ZEPHIRE. vroeg na den middag was ik aan her Hotel van den Graaf'; by , Fierfax , en William , waren tegclyk uitgegaan des vond ik myne Zephire alléén t'huis onze ontmoeting was die der waare vriendfehap zy zeide my nog nergens van te wetten ; dat de diie Heeren een diep geheim van alles maakten ; doch dat zy hoopte by hunne terugkomst onderricht te worden, van het geene de Vorst aan haar' man gezegd had zy betuigde my, over dc vriendfehap van haar' Oom verwonderd te zyn alles is oplettendheid, alles is deelneeming in zyn gediag te mywaards, zeide zy: hy zal u mogelyk eenige vergoeding trachten te doen, voor de traanen die hy u heeft doen Horten, was myn antwoord: o! hernam die engel, f, rei ken wy daar niet meer van , het is myn pligt dit te vergeeten. Nog verhaalde zy my, dat haar Oom de noodige bekrachtij ing aan haar huwlyk had hiaten gecven, en toonde my een fchoon Hel juweelen, dat hy haar vereerd had , benevens een diamanten ring, aan Fierfax. Nu floeg de klok half agt uuren — er werd gekheid ha ! daar zullen zy zyn, zeide Zephire, en machinaal rees zy van haar'Hoelop —■ de deur ging open , en de Rofan trad binnen, vergezeld van twee Heeren , die wy geen van beiden kerden — alleenlyk deed een Orden-kruis, datzy op de borst droegen, ons zien dat het lieden va»  Z E V H I R E. 255* sn liefde zal danken', o dat alle vrouwen ïn uwen toeftand dit op het oog hielden, men zou minder morrende —■ minder ongeruite — cn mogelyk hier door mindere ongelukkige moeders zien Maar zie daar al Philofophie genoeg: misfchien hadt gy eenen vrolykei' brief verwacht , doch ik had nu den lust niet om fpottend te fchryven: de woffderbaarc- zamenloop van zaaken, die tot uw geluk gediend hebben, lag my. te erkennend op het hart, cn ook aan eenen vrolyken, niets beduidenden brief, zoudt gy weinig gehad hebben, daar deeze mogelyk de nadenking van myne waarde vriendin niet geheel onwaardig zal zyn. Binnen weinige dagen ben ik weder by u en onze andere vrienden, en dan kan eene gepr.s e vrolykheid ons nog genoeg lachende uuren doen flyten. Hier is niets nieuws : braaf dobbelen , fpeelen, en elkander in den grond ruïueeren, is het tydverdryf der gczelfchappcn van deeze plaats. " Nu, myne waarde Zephire ! tot wederziens : vaarwel! zyt verzekerd dat ik menigmaal het ferviet aan uwe tafel zal komen gebruiken, om my dikwerf het genoegen te verf Jiaffen van uw geluk te aanfehouweü — Groet den Graaf, cn uwen echtgenoot ; zeg hun dat myn& moeite > en myne zorgen , reeds met woeker betaald 4$a, nu ik zo veele achtingwaardige wezens in