BEKNOPT V E R S L A G VAN D IJ K RICHTER E N H O O G H E E Ml A A D E N R H ÏJ N«L tt~N ÏT, ; S"*3 AANGAANDE DERZELVER VERRICHTINGEN; ZEDERT Maart 1796. TOT DEN 32 OCTOBER. I798. Te leyden, bij A. en J. HONKOOP, MDCCXCVIII.  Gene Exemplaren worden voor echt erkendy dan die getekend zijn door een1 der Boog' Heemraadcn*  Beknopt Verflag van Dijkrichter en Hoogheemraaden van Rhijnland , aangaande derzelver verrichtingen aan Ingelanden van Rhijnland. medeburgers! HFoen wij in het begin der maand Maart 1796 y door de Ingelanden van Rhijnland, toe den Post, welken wij thans de eere hebben waar te nemen, verkozen wierden namen wij wel ras het Befluit, om na eenigen lijd onzer werkzaamheden, daar van openlijk verflag te doen aan allen j welke daar in belang hebben. Wij oordeelden hiertoe te meer verplicht te zijn, daar 't een ieder, welke in een openbaarBeftuur met het vertrouwen des volks verwaardigt is, betaamt rekenfehap zijner daden afteleggen! . aan zijne Committenten. Dat. wij ons thans a en wel eerder , dan wij voorneemens waren, hier van kwijten, gefchiedt uit hoofde der Zoo ongegronde, als onbillijke befchuldiginge van de Burgers Joannes Huygens en Arend Reesfeh* A 2 Voor-  C 4 ) voorkomende in derzelver Rapport aan Ingelanden van Rhijnland, te vinden in de Gedruis te Handelingen der Fergaderinge van Gedeputeerden van Ingelanden van Rhijnland, gehouden binnen Leyden den 25 April dezes Jaars 1798. Bijlage Litt. G., pag. 30. tot 42 ingefloten , waar in ten onzen aanzien niet minder gezegd wordt, dan dit volgende: *„ dat „ zeedert de aanftelling van het tegenwoordig „ Bewind,-zoo wijnig, ja fchier niets wsezent* „ Üjks, ten voordele van Rhijnlands Inge„ landen, door het zelve is te weeg gebracht, „ het geen had kunnen gefchieden , wanneer „ zij de middelen van bezuiniging en redres, „ welke door het Tusfchenbewind, het welk „ in 't laatst van 1795. en in het begin van „ 1796. de beflïering heeft gehad, in het door „ het zelve Tusfchenbewind gedane Rapport ;, van den 18 November 1795. waren opgege„ ven, en met welk nuttig Rapport de Ingelan„ den van Rhijnland bij voorraad: als (toen „ doch tot heden, helaas vrugteloos!) zich ge„ ftreeld hebben, hadden uitgeoefend; " boven dien zijn wij daartoe verplicht door onze belofte aan de Vergadering van Gedeputeerden IngeJanden, bij onzen Misfive, de dato 29 Mai 1798. gedaan, uitwijzens de Bijlage fub Litt. A. hier achter gevoegd, Het  C 5 ) 'T is dan , om op de ontegënzeggelijkfte wijze het tegendeel dier zo honende, als losfe en onbedagte befchuldiginge aantetonen en te bewijzen, dat wij ons fpoeden het voornaamfte van het geene wij gedurende ons Bewind ten nutte van Rhijnlands Ingelanden verricht hebben , bekend te maaken, waar door ieder onbevooroordeelde, ieder Ingeland, dien het alleen om waarheid te doen is, zich zeiven de vraag , waar voor men het voorfchreve gefielde der Burgers J. Huygens en A. Reesfen te houden hebben? gemakkelijk zal kunnen beantwoorden; doch alvoorens dit te doen, zal 't niet onvoegelijk zijn kortlijk te melden , het geen aanleiding gegeven heeft tot 't uitbrengen van zulk een Rapport, waar in de Burgers J. Huygens en A. Reesfen , de gemelde befchuldiginge voordragen. 'T was in de maand Joly 1797 , dat ter Vergaderinge van Hoogheemraaden gelezen wierden , de door Hoofd- Ingelanden ter voldoening ingeleverde declaratien wegens hunne vacatiën en reiskosten gedurende de drie vorige maanden, bij het nazien derzeive vielen op fommigen eenige aanmerkingen , als inhoudende posten, ftrijdig met het 15 Articul van het gefanétioneerd Reglement, de dato 10 Febr. 1796, Krei Collegie van Hoogheemraaden flelde deze A 3 in  t 6 ) in handen eener Commisfie, om na onderzoek te dienen van bericht, waar toe het Collegie uxeende recht te hebben, vermits het zelve alleen verantwoordlijk is voor de uitgave van alle zodanige gelden, als waar toe door het zelve ordonantie van betaling op den Rentmeester verleend wordt. Deze Commisfie voldeedt kort daarna aan dien last, en haar Rapport bij het Collegie van Hoogheemraaden gelezen zijnde, werd het zelve gefield in handen van Hoofd - Ingelanden , ten einde door het wegnemen der bezwaren, behoudens het voordeel van Rhijnlands Kasfe, Hoogheemraaden tot de voldoeninge in ftaat te ftellen, en dus doende de goede harmonie tusfchen de beide Collegien te bewaren. — Dan Hoofd-Ingelanden in plaatze van daarop aan Hoogheemraaden te berichten, bragten dit ftuk bij memo• rie ter Vergaderinge der Gedeputeerden van Ingelanden , waar door dus Hoogheemraaden buiten ftaat gefteld wierden, om over de oplosfinge van Hoofd-Ingelanden op de gemaakte bezwaren te kunnen oordelen, en alzo de voldoeninge der declaratien te bevoorderen. De Vergadering der Gedeputeerden van Ingelanden ftelde deze ftukken in handen eener Commisfie, waar onder de Burgers J. Huy- gem  C 7 ) gem' en A. Reesfen benoemd waren', dié daar op ter gemelde Vergadering een Rapport uitbragten , waar bij zij, .fchoon zulks niet van hun gevorderd was , deze gt legenheid gretig waarnamen , om aan hunne lang gekoesterde neigingen te voldoen, en zonder het minlte bewijs , de bovengemelde honende befchuldiginge te berde te brengen. Na dit vooraf gemeld te hebben gaan wij ter zake over, en zullen ter wederlegging dier befchuldiginge door fprekende bewijzen doen zien. Voor eerst, dat door Dijkrichter en Hoogheemraaden de middelen van bezuiniging en redres, welke in het Rapport van den 18 November 1795. door het Tusfchenbewind waren opgegeven , voor zo verre met de wezentlijke belangens van Rhijnland overeentebrengen was, niet alleen dadelijk uitgevoerd zijn; maar ook Ten tweeden, dat wij ten nutte en voordele van Rhijnland , veel meer gedaan hebben, dan in dat Rapport, ter bezuiniging en redres was opgegeven. A 4 Ten  C s ) Ten. aanzien van het eerfte, komen dan in aanfchouw de elf Articulen van bezuiniging in het voornoemde Rapport voorgeflagen, en aldaar op pag. 42 tot 48 ingefloten , vermeld; om trend welk eerfte V openbaar verpachten der /luizen te Spaarndam aan den meestbiedenden men optemerken heeft, dat, hoe voordelig en aanneemlijkookdit voorftelinden eerften opflag aan eenen onkundigen, die niet in de gelegenheid is geweest, om het geheel te overzien, en den aart der zake te verftaan , fchijnen moge 1 't echter bij eene ernftige overweging (gelijk het voorftel tot het verpachten der Rhijnlandfche fluizen gewisfelijk verdiend} blijken zal, dat men de openbare verpachting dier fluizen, om zeer gewichtige redenen,niet konde doen , en wil men het waar belang van Rhijnlands Ingelanden niet uit het oog verliezen , ook nimmer doen kan. — Wel verre dan, dat wij dit opgegeven Articul van bezuiniging piet in overweginge zouden genomen hebben, blijkt het tegendeel uit het hier achter gevoegd Rapport fub Litt.B. door eene Commisfie uit ons midden uitgebracht, ter onderzoekinge, of 't raadzaam zoude zijn , de fluizen aan den meestbiedenden te verpachten? wordende daar. bij zo duidelijk, als overtuigend betoogd, da; zodanig eene verpachting veel meer na- dan VOOI _  C 9 ) voordeels, zo voor den waterftaat van Rhijnland , als voor deszelfs finantie, ja voor ger heel hec voormaalig Gewest Holland, veroor^ zaken zoude. — Immers , wie is niet overreed, dat het hoofddoel dier fluizen voor Rhijnr land, als Waterfchap befchouwd, beftaat in het ontlasten van het overtollig boezemwater, en in het afkeren van het buiten- of Zeewater? dat die fluizen in dezen tweërleie opr zichten eene kundige en zorglijke directie vereisfchen, ja dat zulks van het grootfte belang is voor alle Rhijnlands Ingelanden, Op - en Ingezetenen, behoeft geen verdere ontwikkeling, nadien men bij verzuim van een derzelver onr berekenbare fchadens, en de geduchtfte gevolgen te wachten zoude hebben. Daar nu het belang van een' Pachter (die het alleen om de menigte en het gerijf der doorvarende Schepen te doen is_) , niet alleen, niets gemeen heeft met dit hoofddoel der fluizen, maar zelfs in vele opzichten daarmede' ftrijdig is , zo kan rqcn niet verwachten, dat hij het waare belang van Rhijnland boven zijne inkomften behartigen, en de keuren op het doorvaren dezer fluizen geëmaneerd, ook in die gevallen daar dezelve tegen zijn bijzonder voordeel fpreken,zowcI bij nacht als dag, even zeer in acht nemen zoude, als thans overeenkomfh'g het groot A 5 be-  belang van Rhijnland met de vereischte oplettenheid gefchiedt. _ Wij menen derhalven bij het gemeld Rapport ten vollen bewezen te zijn, dat wij door het bovengemelde eerfte voordel van bezuiniging niet in werkinge te brengen, waarlijk overeenkomftig met de groote belangens van Rhijnland, ja van het geheel voormalig Gewest Holland, gehandeld hebben, en wel befchouwd , verplicht waren dit niet behoorlijk dóórgedacht voorftel, onuitgevoerd te laaten. Niet minder hebben wij ons ten aanzien van het tweede en derde der opgegevene Articulen van bezuiniging, (het aantellen naamlijk van een' Onder opziener te Spaarndam, en het verhuuren van het"Rhijnlands Huis en Tuin, waar van in het Rapport van 18 November 1795. met veel ophefs gefproken wierdt,) beijverd. Het Huis en Tuin hebben wij, hoe zeer vruchteloos , getracht in 't openbaar te verhuuren, blijkens de aankondigingen gedaan in de Haarlemfche, Amfterdamfche en Leidfche Couranten van dien tijd: dan, vermits daartoe geene Gegadigdens zich opdeden, fcheen 't als of dit voor Rhijnland, uithoofde der fituatie zoo nood-  C " ) noodzaaklijk Etablisfement, een prooi van verwaarlozing zoude hebben moeten worden. Indien wij ook in dat opzicht niets meerder gedaan hadden, dan bij gemelde Articulen van bezuiniging word gemeld, zouden de nadeelige gevolgen zich wel ras geopenbaard hebben, daar wij nu integendeel, door onze pogingen, om in alle opzichten het meeste voordeel, met het meeste nut te paaren, niet alleen het zelve Huis op eene niet min voordelige wijze aan den Burger F. W. Conrad, voor de lom van ƒ 150 : o : o 'sjaars, (behalven de ftallingen , welke tot magazijnen aangelegd zijn,} verhuurd ; maar daar door ook de anderzins in geval van publieke verhuuring noodzakelijke afhijning der werf, magazijnen, enz. tot een merkelijke bezuiniging van Rhijnland gemenageerd hebben. Wij zeggen , door deze verhuuring voor Rhijnland, het meeste voordeel met het meeste nut gepaart te hebben; en wie , dien de ware belangens van Rhijnland maar enigermate bekend zijn, zoude niet met ons zich daar van ten vollen overreed houden. Wij kunnen veronderftellen den Ingelanden van Rhijnland genoeg bekend te zijn, het geen bij  C ) bij' nader Decreet van het Provinciaal Beftuur van Holland, de dato 29 Septemb. 1796. bepaald is; te weeten: dat in plaatze van eenen Jongeling, die nog in de eerffe beginzelen der Wiskunde, en andere voorbereidende Wetenfchappen, betrekking hebbende op het algemeen toezicht over Rhijnlands Waterftaat, moest onderwezen worden, den Generalen Opziener is toegevoegd , zodanig een Perfoon, die reeds een' geruimen tijd bij het voormalig t Gewest Holland, in belangrijke zaken tot den Waterbouw behorende, geëmploijeerd wierdt, en van wien men dus met reden konde verwachten, dat daadlijk ten nutte van Rhijnland zoude kunnen werkzaam zijn. — Aan dezen Perfoon zoude ingevolgen het gemeld Decreet gegeven worden ƒ 1600 : o : , 'sjaars; de eene helfc te voldoen uit Rhijnlands Kas', de wederhelft vrijwilliglijk, en op eigen aanbod aan hem te betalen, door den Generalen Opziener C. Brunings, uit deszelfs privé beurze, ten blijke zo wel van 'sMans nauwe en belangeloze gehechtheid aan Rhijnlands dienst, als van zijne overtuiging, dat tot het waarnemen van het geen met den zo belangrijken Waterftaat van Rhijnland verbonden is, gewis een ervaren en werkzaam man gevorderd werdc. Jn  C '3 ) - Ingevolgen hier van wierdt door ons, met overleg van Hoofd - Ingelanden, daar toe benoemd en aangelleld, de Burger F. W. Con^ rad: en op dat deze al aanftonds ten nutte van Rhijnland werkzaam zoude kunnen zijn, zo wel, als om langs dien weg de anderzins noodzaaklijke en reeds bepaalde Jaarweddevooreen' Onder-Opziener te fparen, befloten wij , om gedurende zijne adjunclie aan den Generalen Opziener, hem het opzicht over Rhijnlands werken te Spaarndam, optedragen, volgens eene aan hem ter hand gefielde Inltructie, en onder voorwaarde van daar voor geen Traétèment, of Emolumenten te genieten buiten het reeds gemelde. —> Wij verhuurden aan den gemelden F. TV. Conrad, op den voet, zo als hier voren gezegd is, het Rhijnlands Huis, en bewerkten daar door, behalve de reeds gemelde bezuiniging van afheiningen , deze voordelen , dat 'er nu en bij vervolg gene vreze behoefde plaats te hebben, van geen' Huurder te zullen vinden , waartoe de tegenwoordige tijd in aanmerking genomen,men zekerlijk reden had: zo als ook , dat de velerlije belangens van Rhijnland, welke in de nabijheid dezer Hui» zinge eene zorglijke oplettenheid vereisfchen, zo in het verhoeden van brand, en fchaden bij hooge  C 14 ) hoge Watervloeden, als het gedurig obferveeren van de zo belangrijke groote, of fchouten fluis, enz. door den tegenwoordigen Huur» der behoorlijk in acht genomen worden, terwijl men geenfins onderftellen kan , dat door een' particulieren huurder, als geen de minfte betrekking op Rhijnland hebbende, en dus op zijn best genomen, dit alles met een onverfchillig oog befchouwende , een gelijke zorg daar voor gedragen zoude worden. — Bovendien vermenen wij ten voordele en tevens ten nutte van Rhijnland deze verhuuring gedaan te hebben , daar wij hier door aan den gemelden Adjuncl de gelegenheid verfchaft hebben , om in de nabijheid der werkplaatfen en magazijnen alles met de ftipfte naauwkeurigheid te kunnen nagaan, waartoe hij, noch iemand in flaat zoude zijn, indien.zijne woning verre van Rhijnlands werf verwijderd ware , hebbende dan ook de uitkomst reeds met 'er daad doen zien, welke aanmerkelijke voordelen Rhijnland door ^deze fchikkingeh op Spaarndam geniet, c£ bij voortduring zal blijven genieten. — Gene meerdere Werklieden , Sjouwers ; of Dagloners , worden noch in het Quartier van halfwegen, noch in dat van Spaarndam, gebruikt, dan volftrekt nodig zijn, dat wij  C 15 > wij dit hier toe betrekkelijke vierde Articul van bezuiniging in werking gebragt hebben, blijkt daar uit , dat er thans op half wegen, vijf vaste werklieden minder zijn, dan te voren , die alleen, wanneer zulks nodig geoordeeld werdt, in het werkfaizoen door los werkvolk vervangen worden , zo als ook op Spaarndam bij twee fterfgevallen gene andere in der overledenen plaatfe zijn aangefteld, en het werk van verfcheiden anderen op een beteren voet is ingericht geworden: getuigen hier van zijn de aantekeningen, van welken aan het Beftuur telkens de fpecificque lijsten worden vertoond. En wat betreft het gebruik van het oude hout der Rhijnlandfche werken, waarvan in het elfde der Articulen van bezuiniging gewag gemaakt wordt, namen wij al bij den aanvang van'ons befluur het befluit om het bruikbare daar van te doen verwerken , en het onbruikbare ten voordele van Rhijnlands Kasfe publiek te doen verkoopen. — Gelijk 'er dan ook bij onderfcheidene , zo lage fchoeijing - , als andere werken, van zodanig hout gebruik wordt gemaakt, en men reeds het voordeel der verkopingen van het geheel onbruikbare hout in Rhijnlands 'Kasfe ontfangen heeft. —. Om flechts van velen  ( # ) len maar een voorbeeld bijtebrengen, tenaanzieii van het gebruik van het oude hout, zullerf wij alleen gewag maken van de aanmerkelijke reparatien , die 'er in dit jaar aan de flapermolen met oude paaien én ander hout, op eene zeer onkostbare, echter voldoende wijze heeft plaats gehad, én door Rhijnlands ordinaire werkvolk is verricht geworden, waar uit tevens optemaken is, dat het onderhoud van deze molen, zo wel, als van de beide ftaartmolens langs den Spaarndamfchen Dijk, (waar van 'er één op gelijke wijze gerepareerd is,) op zulk eene wijze zo wel, wegens het deugdzame werk, door eigen volk, als wegens de minfie kosten, verre te verkiezen is boven het publiek befteden van het onderhoud, het welk, indien wij hier toe befloten hadden, wegens de Hechte gefteldheid van de flapermolen, importante kosten zouden veroorzaakt hebben ; wij hebben echter, voor zo veel zulks met het voordeel van Rhijnland overeenkwam , het opgegeven tiende Articul van bezuiniging, betrekkelijk de befteding van het onderhoud der flapermolen, in zo verre in werkinge gebragt, dat wij naamlijk al het benodigde zijl - en touwerk, zo wel voor de flapermolen, als voor de beide ftaartmolens , voor eenen zeer matigen prijs, befteed hebben. Dat  Dat er ook gene verteringen, Wagenvracht trzn, Vacatiën, Reiskosten door Dijkrichter >enHoogheemraaden, noch door enige ondergefchikte Perfonen, ten laste van Rhijnland ge^bragt worden, buiten de bij het gefanélioneerd Reglement bepaalde traktementen , 't geen bij het vijfde Articul van bezuiniging bedoeld wordt, behoeft geen verder bewijs, daar 't uit de jaarlijkfche rekeninge , die met alle derzelver documenten voor ieder Ingeland ter vifie ligt , en openlijk gefchiedti genoegzaam blijkbaar is. De Oud/Ie Bode overleden zijnde, is deze post door genen anderen vervuld geworden i waar door aan het zesde der opgegevene Articülen van bezuiniging, zo ver 't konde, is voldaan, en Rhijnlands kas jaarlijks bevoordeeld: -.niet ƒ 1080., zb is ook de Oud/Ie Bode aangefteld tot Oppasfer in het Gemeenlandshuis te Leyden , niet op een traktement van ƒ 5ooi gelijk in het Rapport van hét Tusfchenbewind van 18 Novemb. 1795. wordt gefield 5 maar van ƒ300. 's jaars, volgens hét gefanctioneerd Reglement de dato 10 Februari} 179Ó: Wat betreft de bedenking, of de pösteb B dsr  C 18 ) 4er Sluiswachters van de Aar en Drecht op gene andere wijze, dan toe hiertoe plaatfe gehad heeft, zouden kunnen waargenomen worden ? kunnen wij, ten bJijke, dat dit zevende Articul van bezuiniging een poincl onzer ernftige overweginge geweezt is, Ingelanden wijzen na het hier achter fub Litt. C. gevoegd Rapport, door een Commisfie deswegens uitgebragd, waar uit genoegzaam te zien is, dat eene openbare verpachting dier twee Verlaten niet alleen onvoordelig zoude zijn voor Rhijnlands kasfe • maar ook om gewichtige redenen (die als noch tusfehen Ata* flerdam , Amflelland. en Rhijnland onvereffend gebleven zijn), niet kan, of mag gefchieden , met oogmerk om de Schutgelden te vorderen der door, de twee gemelde Verlaten pasferende Schepen, en dat 't dus op deze gronden niet mooglijk. geweezt zij, om ten nutte van Rhijnland.eene andere wijze van. waarneming dier gemelde twee Verlaten ïn te voeren, als zederr ruim eene eeuw plaats gehad heeft. Om echter 't voordeel voor Rhijnland I, zo veel mooglijk , in het oog te houden, hebben wij:, daar.'t den finantielen ftaat betrof, met overleg en goedkeuringe van Hóófd-Ingelanden , het waarnemen der fiuis in de Aar laten verblijven aan den tegenwóor- gen  C 19 -). gen Sluiswachter, mits hij niet langer /f400; maar voordaan alleen ƒ 200. 's jaars zoude genieten voor het waarnemen van den Post ^ benevens vrije woning in het Rhijnlands huis aldaar. De fchikkingen omtrend de post vati Sluiswachter aan de Drecht als nog een onderwerp van deliberatien zijnde, zal ook dien aangaande het ware voordeel van Rhijnland ^ gegrond op recht en billijkheid, geenzins uit het oog verloren worden. Ten aanzien der verandering, welke de posé van Kastelein op den huize Zwaanenburg, ingevolgen het negende Articul van Bezuiniging zoude moeten ondergaan, moeten wij alleen aanmerken , dat dezè post geheel vernietigd is, en derhalven hieromtrent ten voordele van Rhijnland niets meer te doen valt. * *f * * Hebben wij dus overtuigend doén zien 4 daf wij de bij het Rapport van den 18. November' 1795. aangeprezene middelen van bezuinigingen met 'èr daad^ zo verre zulks op eene voor' Rhijnland nuttige wijze behoorlijk konde gefchieden, in acht genomen hebbem Wij zulB 2 ïêü  C 20 ) I«n thans niet minder overredend aantonen ,• dat wij de middelen van redres, in dat Rapport pag. 49 tot.59 ingefloten, voorgedragen, immers in zo verre dezelve bij onzen komst in het beduur noch te doen waren, ook zo uitgevoerd hebben , als aan Rhijnlands welvaart wezenlijk beantwoordt. Wat dan aanbelangt de werken, die door Rhijnland gemaakt en onderhouden moeten worden : deze worden , na gedane infpeftie door Commisfien uit ons midden, gebragd in eenen generalen /laat van eieringe, en na dac deze door beide de Collegien van Hoogheemraaden en Hoofd-Ingelanden nagezien en goedgekeurd zijn , worden de beftekken van allen zulken werken en leverantien van materialen , welke in het openbaar kunnen be/leed worden, daadlijk gemaakt, en aan eenen ieder belanghebbenden, zo door advertisfementen in de Couranten, als door billietten, ter kennisfe gebragd; mitsgaders eenen geruimen tijdvoor het doen der befiedinge op de daar toe gefchïktfte plaatfen ter vifie gelegd, in welke alles dezelfde onpartijdigheid zo wel , als Rhijnlands waar belang .behartigd wordt, even gelijk bij de openbare beileding zelve, wordende  C « ) ie derhalven dit middel van redres, door ons zodanig uitgevoerd, als bij het derde Articul vermeld worde. Dat het vierde articul der middelen van redres, ten aanzien van Rhijnlands werklieden, zeer-ftipdijk geobferveerd wordt, hebben wij hier voren reeds gemeld. Terwijl het vijfde opgegeven middel van redres door ons zodanig in acht genomen wordt, dat alle landen, gronden en gewasfen zo veel mooglijk, en voor zo veel zulks met het voordeervan Rhijnland overeenkomt, publiek verpacht worden. Ten aanzien van de Heimans of 'sMolenaarsbrugge , en doorvaart hebben wij mede niets verzuimd om Rhijnlands voordeel te behartigen. De huur der onderhandfche verpachtinge flaande te eindigen , heeft een Commisfie uit ons midden met een Commisfie uit het groot Waterschap van Woerden (het welk voor de helfte daar van Eigenaar is,) geconfereerd, en een behoorlijk Rapport deswegens uitgebragd , waar van het extracl: te lezen is in 4e Bijlage hier achter gevoegd lub Litt. D. B 3 ' blij-  C * ) blijkende hieruit, dat eene onderhandfche verpachting op eene goede inftruétie te dellen is boven de openbare , daar de commerciële belangen , in opzicht tot de vaart door die brugge zo wel , als de waterflaten der beide Hoogheemraadfchappenvan Rhijnland en Woerden, het naauwkeurigst toezicht vorderen, en 't nooit om het evèn kan zijn, aan wien die grote belangens worden toebetrouwd, om redenen reeds te voren breder bij het Articul der verpachtinge van de fluizen te Spaarndam, door ons zo duidelijk betoogd; niettemin hebben wij ook hier in het voordeel van Rhijnlands kasfe zo veel mooglijk was, behartigd, terwijl de tegenwoordige Pachter aan Rhijnland 's jaarlijks in plaatfe van ƒ 250. zoo als voortijds plaats hadt, nueenfomvan ƒ300.. en dus ƒ50. 's jaars meerder betaald; behalven dit alles is 'er ook noch aan de zijde van Rhijnland eene finantieelc reden , die de openbare verpachtinge boven eene onderhandfche voor het tegenwoordige niet verkiesbaar maakt: en daar de inkomflen van de kleine fluis te Spaarndam , welke voorheen onzeker waren , door ons mede op een vasten , en voor Rhijnland voordeligen voet gebracht zijn, vermenen wij aan de'imiddelen van redres onder het zesde Ar-  C =3 ) Articul opgegeven , zo veel mooglijk was, en mee RJiijnlands voordeel overeenkwam , voldaan te hebben. Ook wordt door den Secretaris van Rhijnland niets meer voer het ontvangen der interesfen van de Capitaalen der Waarborgspenningen genoten, waar door wij derhalven Art. 8. van de middelen van redres geheel in werking gebragd hebben. Ten aanzien der Helmplantingen in Rhijnlands Duinen, zal almede blijken, dat Maande ons beftuur, zo ten opzichte der bewerkinge zelve, als jaarlijkfche kosten, geen gering redres te weeg gebragd is. Men oordele volgens de hier achter fub Litt. E. gevoegde Rapporten, door de Commisfie uit ons midden benoemd, uitgebragd over de gedane Plantingen in het najaar van 1796 , in het voor- en najaar van 1797. en in het voorjaar 1798. of wij hier in niets wezenlijks ten voordele van Rhijnlands Ingelanden, zo als de Burgers J. Huygens en A. Reesfen, zich, zonder een fchaduw van bewijs, veroorloven te zeggen, te weeg gebragd hebben. — Immers blijkt hier uit, dat in deze twee jaren, niet alleen de Helmplanting de aanmerkelijke fomme van ƒ 10733:1 o: o B 4 aan  ( H ) .aan Pvhijhland minder gekost heeft, dan in voorige tijden, aangezien toen de kosten der Helm plantingen gewoonlijk 's jaars beliepen ruim d« fomme van ƒ moo. en dus in twee jaren ƒ 22200.. daar dezelve voor elk dier gemelde twee jaren , gedurende ons beduur , flechts bedraagt de fomme van ƒ 5733 : 5 : o, en dus voor de twee jaren ƒ 11466 : 10 : o. maar ook daar te boven blijkt uit de aangehaalde Rapporten, dat door de tegenwoordige wijze en tijd van planten, waar op door eene Commisfie uit ons midden, bij herhaalde inipeclien, naauwteurig acht geflagen wordt, de verftuivingen der duinen, op de best mogelijke wijze, ten voordele van Rjiijaland worden te keer gegaan. Dan, wat behoeven wij hier langer bij dille, te daan, om onze zorg voor Rhijnlands Ingelanden, in dit opzicht, uit deze evengemelde Rapporten te doen beoordelen , daar wij onze werkzaamheden der Hehnplantingen, door de Commisfie van Superintendentie, over het onderzoek der duinen , in het eerde Deel van Tiun uitmuntend en weluitgewerkt Algemeen Rapport, gedrukt te Leyden, bij Ilerdingh en éu Mortier., van bladz. 118 — 123 ingefloten, mogen beoordeeld zien. — Ziet daar, Ingelanden van Rhijnland' hoe gundig deeze Com,- mis-  C i5 ) misfie van onze'verrichtingen en daargeftelde verbeteringen fpreekt, en overtuigt Uzelve van deze waarheid; dat het gemakkelijker is in vergaderingen, op een even hogen toon, als losfe wijze, de verrichtingen van anderen te bedillen, dan krachtdadige middelen tot uw nut en voordeel in het werk te ftellen. De Werken , langs het Grote Haarlemen of Leydfche Meir gelegen, hebben wij, gedurende ons beftuur, niet alleen met alle zorgen gadegeflagen , maar daar te boven , op dat deze voor Rhijnland zo kostbare, als voor het voormalig Gewest Holland zo belangrijke werken, met eene dubbele waakzaamheid zouden kunnen nagegaan worden, expresfelijk daartoe eene Commisfie uit ons midden benoemd, welke Commisfie niet alleen werkzaam is, om van tijd tot tijd de nodige infpectien der werken te nemen, maar ook om onderfcheidene middelen te beproeven, waar dooide kosten van het onderhoud dezer werken op den duur voor Rhijnland zouden kunnen verminderd worden; deezc Commisfie heeft, dies aangaande, een breedvoerig verflag gedaan, waar bij onder andere middelen ten nutte dier werken , ook als noodzakelijk voorgedragen werdt^ het benoemen van een tweden B 5 be-  ( 56 ) bekwamen en werkzamen Opziener over het daaglijks werkvolk aan de Meirwerken, naardien dezelve te zatnen een lengte van 6500 c& 6600 ftrekkende roeden uitmakende, niet wel door èénen Opziener kunnen nagezien worden, daar het dikwils gebeurdt, dat op verre afllanden verfcheidene ploegen van werkvolk bezig zijn, en de Opziener dan nog zomtijds bij het aanvoeren der bellede materialen moet tegenwoordig zijn. Dan, hoe zeer de noodzakelijkheid van deze maatregel uit zichzelven blijkbaar, en dus door ons als een aanvanglijk middel van redres befchouwd wierdt, konden Hoofd - Ingelanden ("daar dit tevens de Finantie aangaande, tot hun Resfort behoorde) echter goedvinden, dit plan te verwerpen, en 't op den ouden voet te laten blijven; wij meenden niettemin in de beproevinge, ter verbetering dier Werken te moeten voordgaan, ten welken einde reeds onderfcheidene middelen in het werk gefield zijn geworden, behalven de verlaging der hoge werken , waarmede jaarlijks gecontinueerd wordt , en het ■ voordeelig gebruik der daar door nutteloos geworden Tspaalen, hebben wij onderzogr, of de gedurige Verzakking der Ballastglooijing, welke van tijd tot tijd opgenomen , en met puin aangevuld wordt, ( hec welk geen gering deel  «teel der gedurige reparatien aan die werken uitmaakt) niet zoude kunnen voorgekomen worden door de meerdere dichtheid der werken van voren , dat is, aan de Meirzijde te bewerken, en mitsdien de uitlokking der fpecie van achter die ondichte werken, als de voorname oorzaak dier verzakkingen, tegentegaan; wij hebben tot dat einde op onderfcheidene plaatzen de nodige opruiming laten doen, en achter de werken eene zekere quantiteit droge turven doen ftapelen, dewelke van boven, op de gewone wijze, van puin en ballast •voorzien wordt, ten einde langs dien weg te beproeven, of door de uitzettinge der turven., die den meesten tijd onder water blijven, deze dichtheid niet zoude kunnen verkregen worden ; deze proefneeming vindt men nader befchreeven in de Rapporten, fub Litt. F. hier achter gevoegd. Op eene andere plaats hebben wij doen onderzoeken, of men dit oogmerk achter de zogenaamde flietwerken, welkers kosten van onderhoud, zo door het inboeten van flieten en reparatien der gordingen, als door het behoorlijk onderhoud der ballastglooijing, zo important zijn, niet zoude kunnen bereiken, door het heijen van een rei Sponningplanken van vereischte lengte en Zwaarte, langs de binnengording, latende het oude  C =8 ) óude werk van palen en gordingen , zo als het was,- en menageerende daar door de inboeting van nieuwe flieten. De ondervinding heeft, bij het bewerkftelligen dezer proefneeming, reeds doen zien, dat men de planken, tot eene voldoende diepte, door de fijne puin en het zand kan brengen, en derzelver boveneindens aan de binnengording zodanig vastmaaken, dat zij meesttijds onder water kunnen blijven. — Immers 't is, door deze en foortgelijke onderzoekingen, dat men met 'er tijd in ftaat zal zijn, om met grondige kennis te kunnen beoordelen , wat men , ter verbeteringe dezer werken, en verminderinge van derzelver geduurig onderhoud, in het werk zal be. horen te ftellen , zonder gevaar te lopen, van geheel nutteloze , of niet tegen de woe, de van het meir beftand zijnde werken , ter uitvoer te doen brengen» En nu laatstlijk komende tot de zo veel gerugts gemaakt hebbende Paalwerken, ftaande voor de Oost- en West-fluizen, op halfwegen Haarlem en Amfterdam, welke, vermits een aantal Ingelanden tegen dezelve waren ingenomen, bij het meer gewaagd Rapport vat» den 18. November 1795. als bezwaren worden opgegeven, zo zullen wij kortlijk hier voor-  C s9 ) voordragen de redenen, waarom wij ten dezen opzichte het begeerde redres noch niet hebben kunnen daarftellen. Reeds bij den aanvang van ons beduur befloten wij (het gefchil over derzelver fgfate delijkheid of onfchadelijkheid, met betrekking tot.de ontlasting van Rhijnlands boezemwater, daar latende) om door eene proefneming op de eene of andere wijze voor de middenfluis op halfwegen te bezien, of niet op eene andere manier, dan doof het bovengenoeirTd paalwerk, het verderflijk kloppen der fluisdeu-1 ren zoude kunnen te keer gegaan worden, oordelende, dat de althans tot dat oogmerk nuttige paalwerken, voor de Oost - en West-Huizen, niet eerder behoorden weggenomen te worden, dan na dat deze door een ander beter middel konden vervangen worden. Hier toe door eenen deskundigen een model aangeboden zijnde, oordeelden wij de daartoe benodigde gelden, tot ƒ 3600. van Hoofd-Ingelanden te mogen petitioneren , ten einde door dit middel (was 't mogelijk geweezt) een einde te maken aan zo vele onaangename verfchillen , ais reeds jaren lang over de genoemde paalwerken hadden plaats gehad; dan, wij üioesten ondervinden , dat deze onze poging vrugt-  C 30 ) vrugtloos bleef, nadien Hoofd-Ingelanden, niet alleen de gedane petitie befluitloos hielden, maar boven dien ook het werkftelh'g maken dier proefneeming (het geen in alle gevallen tot ons resfort behoorde, als hebbende, volgens Articul 7. van het gefanclioneerd Reglement, de beft terende en uitvoerende macht over alle zaken, het Hoog-Heemraadfchap betreffende') langs zulke wegen henen leiden , dat hetzelve , tot hier toe , niet heeft kunnen ter uitvoer gebragd worden, even min, als zeker ander middel, het geen ons mede ten gemelde einde vaorgefteld wierdr. Men vergelijke nu deze onze verrichtingen bij de middelen van bezuiniging en redres , welke in het meergemeld Rapport van den 18. November 1795. door . het .Tusfchenbewind, waren voorgedragen en aangeprezen, en men zal , gelijk wij vertrouwen, overtuigd worden, dat dezelve door ons niet alleen in ernftige overwegingegenomen, maar ook, voor zo verre dezelve met Rhijnlands wezenlijke belangen overeenkomen , daadlijk bewerkftelligd en uitgevoerd zijn. Men vergelijke verder onze welmenende en onvermoeide pogingen, ten nutte en voordele van Rhijnland in deze on-ze handelingen doorftralende, met de' on-  ( 31 ) onbepaalde en (om 't op de zachtfte wijze te noemen) onbedachte befchuldiginge van de Burgers J. Huygens enA. Reesfen, als had het tegenwoordig Befluur van Rhijnland fchier niets ten nutte uitgevoerd, en wij houden ons verzekerd, dat ieder onbevooroordeelde en zelfdenkende, niet alleen de ongegrondheid dezer befchuldiginge zal ontwaren ; maar ook ligtlijk zich zeiven de vraag kunnen beantwoorden, waar voor men zodanige befchuldiginge te houden hebben, en uit welken bron dezelve voortgekomen zijn, temeer, wanneer hij zich herinnert, dat eene van de befchuldigers, te weten , de eerstgenoemde zelve Lid geweezt is van het meergemeld Tusfchenbeftuur, en welligc (want wat vermag de eigenliefde niet!) in den waan ftaat,, dat het voor bem gemaklijk geweezt zoude zijn , meerder «ut vo.or Rhijnland uittewerken. ***** . Wij gaan nu voord , om in de. twede plaats overtuigend te doen blijken, dat wij veel meer ten nutte en voordele van Rhijnland gedaan iiebben, dan in het Rapport van 18 November -1795.. ter redres en bezuiniging was opgegeven: — en om zulks ordenlijk voortedragen, zul-  C 3* ) .zullen wij ons eerst bepalen bij de middelen van redres , en dan ten tweeden , bij het geen! wij boven dien rei- vermeerdering en verbetering van het findntieek gedaan hebben. Wat dan het eerfle'aangaat', wij zullen (orri niet te langwijlig te zijn) uit vele Hechts deze drie wezenlijke en belangrijke fllikken ter verbetering in Rhijnlands IVaterftaat werkjlelHg gemaakt, te berde brengen; als vooreerst, de noodzakelijke Verhoging van den hogendijk van Amflerdam tot bij Sloterdijk völbragt zijnde, moest deze verhoging vervolgens öostwaards aangewerkt worden , zulk eene verhoging zeer kostbaar zijnde, wegens den verren affland ter aanvoeringe der' daartoe benodigde fpecie, befloten Wij, op voordragt van den Generalen Opziener, om dezelve op eene minst kostbare wijze te vervolgen, indien tef» fens aan het oogmerk konde beantwoord worden. In deze onderneminge zijn wij zoo gelukkig en voldoenend geflaagd, dat in het voorleden jaar 1797. eene" lengte van 460 Roeden voor de fomma van ƒ 2020. en in dit Jaar 390 Roeden voor ƒ 5600. te famen 850 Roeden voor eene fomma van ƒ 7620. verhoogd is; daar, wannjeer de Dijk op vorige wijze XQ.1*  C 3S ) verhoogd was geworden, zulks eène zéér .aanzienlijke fomme gelds zoude gekost hebben, alzo men voor de kaste verhoging ten Oosten Sloterdijk, voor eene lengte van 170 Roeden bij publieke befteeding, niet minder dan ƒ 500a heeft moetert betalen, hier door is derhalven niet alleen een . zeer aanmerklijk kapitaal uitgewonnen ; maar pok daarteboven, zal de Spaarndamfche Dijk , op deze wijze des tè eerder generalijk verhoogd, en gevolglijk geheel Rhijnland, tegen de gevreesde onheilen , bij hoge ftormvloeden ook des te eerder gedekt zijn. Ten tweeden, 't is bekend, dat de Rhijnland* fclïe Slaperdijk bij Spaarndam bij hoog Yewater overflortende, voor Rhijnlands boezem,; en derhalven voor alle de Ingelanden een grooc bezwaar geeft, of fchoon nu in het meergemeld Rapport van 18 November 1795. van, zulk een voornaam poincl van bezwaar, (waai?» bij dewaterftaat van Rhijnland voorzeker meerder belang heeft, dan bij eenig ander aldaar voorgedragen bezwaar) geen woord gezegd wordt; achteden wij 't nochtans voor geheel. Rhijnland van het uiterfle gewicht, te weten, hoedanig deze Dijk , thans gefield was; dat is, of deszelfs. hoogte zodanig Wijs , als* c &te  C 34 ) die volgens de Conventie met Amflerdam konde gemaakt worden, wij lieten om die reden, dezen Dijk met aile nauwkeurigheid waterpasfen , waar door bevonden wierdt, dat dezelve op fommige plnatzen konde verhoogd worden, zonder de bovengemelde Conventie uit het oog te verliezen ; dienvolgens gaven wij last tot de verhoging van dezen Slaperdijk , welke thans reeds geheel voltooid is. Een ieder nu, wien bekend zijn de nadelen, welke de overflxoming van den Slaperdijk kan veroorzaken, zal met ons, dit zo nodig werk niet als een aanmerkelijk redres inden Waterftaas van Rhijnland befchouwen? Ten derden. Kort na het begin onzer werkzaamheden in Rhijnland, deden zich aan ons op eenige bedenkelijkheden, aangaande de betalinge der Rhijniandfche Mergengelden, door alle zodanige Landen, die. door de fluizen, in den Spaarndamfchen Dijk gelegen, uitwateren, ten dien einde hielden wij ons verplicht, om naauwlettend natezien alle de contraéten, tusfchèn Rhijnland, en de ter uitwatering ingenomen Landen, voords de Oétroijen van vrijdommen der Rhijniandfche Mergengelden, en de prolongatie derzelven, van tijd tot tijd aart de Polders verleend en toegeftaan, ten einde  C 35 >; de gewaar te worden, of zommige derzelven reeds waren geëindigd; en eindelijk , om te onderzoeken , of er op den Rhijnlandfchen boezem gene meerdere Landen zich cntlascen, dan ten Quohiere van den Rentmeester bekend liaan. -lee» amxrSMi ?im£ t issnw «« *9w -> oocjo*rt \iy-f . ■■ •>•• ••' , ' .. .. 3 m VÜU Dit zo moeilijk als omflachtig Werk heeft een voor Rhijnlands finantie voordeelig rapport voortgebragd: en daar wij gene moeite ontzien, om alles ten nutte en voordele voor Rhijnland optefporen , hebben wij uit ons .midden eene Commisfie-benoemd, om in loca te onderzoeken, of, in opzicht van de ingenomen Landen genen zijn, die, zonder behoorlijk-Rhijnlands lasten te betalen, op Rhijn^ land uilwateren , welke Commisfie zich als nog met dit onderzoek-niet vrugtloos werkzaam houdt : vermenende wij , dat deze maatregel, offchoon almede niet onder de middelen van redres, bij het dikwils gemelde Rapport opgegeven, wel deeglijk onder de nodige middelen van redres kan en mag aangemerktworden. r rrr; aorajfótitjv ntfv ns^nnsrm • • •> nvootqi • omsOV rfj 3>fl'.''w t?o** r». ,n> • tsaatanoO , Alle verdere middelen van redres', en beveiliging voor Rhijnland , gedurende ons befluur in, 't werk gefield, zullen wij , om darzelver C a veel-  C 3* } veelvuldigheid, hier nier melden, daar toch uit het reeds gezegde genoegzaam optemaken' is, dat wij vele belangrijke zaken, ter bevoordering der ware belangen van Rhijnlands Iugelanden , ter uitvoer gebragd hebben. — Wij hebben, wel is waar, gene nieuwe kostbare en (mag men zeggen) onbezonnen projecten , waar bij het particuliere voordeel vaa zommigen, meer dan het nut en voordeel voor' Rhijnlands Ingelanden in 't oog gehouden wordt, te voorfchijn gebragd, en vermenen hier door aan onzen plicht beantwoordden het ware belang van Rhijnlands Ingelanden betracht te hebben. In de tweede plaats moeten wij nu meldingtf maken van het gene ter vermeerdering en verbetering van het finandeele, boven dit alles door ons gedaan is, waar omtrent in aanmerking komt. i°. De vereffening der pretenfie van Rhijnland ten lasten der Stad Leyden. Deze fchuld, gefproten uit verteringen van verfcheide Franfche Commandanten, in 1795, welke in 't Gemenelandshuis binnen Leyden geinkwartierd waren, en waar van de kosten bij het Rapport van 18. November 1785. opgegeven worden ter  C 37 ) ter fomma van ƒ 4408. is door ons naauwkeurig onderzocht en bevonden te belopen eene fomma van ƒ 6192:2 :0. van deze fchuld heeft de Raad der Gemeente van Leyden, op onze billijke inftantien, uit hoofde der fchaarsheid van contanten, ten behoeve van Rhijnland gepasfeerd eene Obligatie van gelijke fomme, rentende 3 per cent, ingegaan 1. April 1796, en aftelosfen met jaarlijkfche termijnen van ƒ 500. waar van bereids twee termijnen van aflosfinge, met twee jaren interesfen, aan den Rentmeester vnn Rhijnland zijn afgelost en betaald geworden. $2°. 'T is bekend, dat in het jaar 1787 en 1788, zo wegens de Pruisfifche inkwartieringen , op het Rhijnlandshuis ten halfwegen Haarlem en Amfterdam , als uit hoofde van den inkoop der door die troepen uit de magazijnen genomen hout, werktuigen en andere goederen, en eindelijk ter herftellinge van den doorgegraven en deerlijk ontramponeerden Spaarndamfchen Dijk, op last van het toenmalig Gouvernement van Holland, door het als toen fungeerend Beduur van Rhijnland was voorgefchoten eene fomma van ƒ 16954:7:0. en welke fchuld in het Rapport van i8.*Nqvember 1795 bekend ftaat tot ƒ 16806:13:0. C 3 daar  e 38 ) dsor nu door het voormalig Befluur van Rhijnland reeds alle pogingen warén aangewend tot billijke reflitutie dier gelden, zo zijn wij dien aangaande niet minder werkzaam geweezt, maar hebben alle nodige inftantien bij het voormalig Befluur van Holland gedaan , met dat gelukkig gevolg, dat op den 5. Oktober 1797» bij 't zelve Bëfhmr genomen is een Decreet, bij 't welk het toenmalig Provintiaal Committé geauthorifeerd is geworden , tot het maken eener minnelijke fchikkinge met Dijkrichter en Hoogheemraden van Rhijnland, over' de betalingeder fomma van ƒ 10787:19:0. welke in de jaren 1787 en 1788 bepaaldelijk was hefteed geworden , tot de herftelling van den Spaarndamfchen Dijk, en inkoop der geroofde goederen uit de magazijnen, met verdere qualificatie , om de voldoening dier fomme te presteren, zo als zij onderling zouden overeenkomen, terwijl de teruggave der overige uitgefchoten penningen, voor als nog, en zo lang er geen algemeen befluir, ter voldoeninge van föortgelijke praetenfien genomen was, gedeclineerd wierdt. Des wij eindelijk'het genoegen hebben te kunnen melden, dat ter voldoeninge der fomma van ƒ 10787: 19:0. aan ons reeds ter hand ge-  C 39 ) gefield is eene ordopantie, ten lasten van het voormalig Gewest Holland, om daar op ten Comptoire Generaal in den Haag dézelve gelden te kunnen ontvangen, en welke gelden wij ook reeds ontvangen hebben. 3°. Daar bij den aanvang van het tegenwoordig Befiunr alle voorheen plaats gehad hebbeude verteringen in de Gemeenlandshuizen, ten kosten van Rhijnland geheel en al ophielden, hebben wij alle overtollige en onnodige meubilaire goederen, zo te Leyden, Halfwegen, als te Spaarndam, in het openbaar doen verkopen , en is dienvolgens van het verkogte zilver, linnen, en verdere goederen uit het Gemeenlandshuis te Leyden gekomen eene fomma van ƒ2096: 3:0. op Halfwegen ƒ I5a7: 6:0. voords van de verkogte broeira- men, eenige tuinbanken en van eenige zeer weinige meubilaire goederen te Spaarndam . ƒ 355:16:0. Zo dat, na aftrek van alle onkosten der verkoping, deswegens in Rhijnlands kasfe geftord is eene fomma van .... ƒ 3979 : 5: o. 4°. Bij het 14. Articul van het gefanclioneerd B 4 Re-  C ,4P ) Reglement van den -jo. Februarij 1796, aan ons de verplichting opgelegd zijnde, om alle oude costumen, gewoonten enkeuren, bij het Hoogheemraadfchap plaats hebbende, te doen obferveren , tot zo lange dat daar in op eene wettige wijze verandering mogt gemaakt worden, zo hebben wij vermeend, van de zedert onheugljjke tijden in gebruik geweezt zijnde gewoonte ter invorderinge der confentgelden, welke van ieder mergen land, dat verveend zal worden voor een recht en de gifte van content der verveninge, aan Rhijnland moet worden betaald, niet te mogen afgaan. Wij zijn echter in ZP verre van het gevolg dier loffelijke gewoonte afgeweken, dat, daar onder het oude Beftuur deze Confentgelden kwamen als een emolument ten voordele der privé beurzen yap de Leden des Beftuurs en derzelver Secretaris, wij daarentegen dezelve hebben gebragd in Rhijnlands kasfe , ten voordele der gezamenlijke Ingelanden. Hier uit is reeds geprovenieerd eene fomma van ƒ 24194:2:0. waar van ontvangen is de fomma van ƒ 9948:7:0. en nog ontvangen mpet worden eene fomma van ƒ 14245 :i5:q. zijnde uit de ontvangen gelden bereids aangekogt drie en twintig duizend, zes honderd gulden kapitaal aan recepisfcn yan pbligatien , ten lasten van het voormalig _ge~  < 4i ) Gewest Holland,waar van 'sjaarlijks de Interesfen van ƒ 590. in Rhijnlands rekening voor .ontvang zullen gebragd worden; terwijl de recepisfen, of daar voor uit te geven Nationale Schuldbrieven, wederom zouden kunnen vcrkogt worden, wanneer er importanten buitengewone onkosten aan fluizen of andere werken moesten gemaakt worden, om alzo de Ingelanden in deze door hun te dragen lasten merklijk te verligten. 50. Wij hebben omtrent de huur van het bevisfchen van het zogenaamde Mallegat, lodende van Katwijk aan Rhijn tot aan Katwijk aan Zee; mitsgaders van de een en een halve roede lands ter wederzijden, mede eene voordelige verandering voor Rhijnlands kasfe gemaakt. Voorheen genoot Rhijnland voor al bet bovengemelde jaarlijks. niet meer dan ƒ9:9:0. thans hebben wij het bevisfchen verhuurd voor (15:6:0. en de een en een halve roede lands ter wederzijden voor ƒ58:5:0. zo dat nu jaarlijks deswegens in Rhijnlands kasfe komt eene fomma van ƒ 73:10:0, in plaats van de bovengemelde fomma van ƒ9:9:0. uitwijzende het Rapport eener Commisfie uit ons midden, hier achter gevoegd fub Litt. G. C 5 6\ Het  < v 3 6°. Het Opzieners ambt, over het eiland^henes, hebben wij gemeend, te moeten vernietigen, waar door Rhijnlands kasfe jaarlijks met een fomma van ƒ 25. bevoordeeld is, terwijl de werkzaamheden , diesaangaande door het Beituur zelve, verricht worden. 70. 'Er is ook eene voor Rhijnland voordelige veranderinge gemaakt, in de wijze van verhuuring van den Spaarndamfche en Slaperdijk, en der Landen neven dezelve gelegen, met alle de ban en flootwerken: als mede de jttarIijkfche zuivering van den Dijk van de aangefpoelde ruigte te brengen, ten lasten van de huurders, hier door worden jaarlijks de daggelden uitgewonnen , welke Rhijnland daar voor moest betalen, terwijl de ondervinding bij de laatfle verhuuring heeft doen zien , dat deze mee dere last voor de huurders geen invloed op de huurpenningen heeft gehad, alzoo er zelfs nog meerder geld bij deze dan bij de vorige verhuuring, uitgeloofd is. Ook wordt door deze maatregel dit voordeel bereikt, dat Rhijnlands werkvolk, des te eerder en geregelder het. nodige dijkwerk kunnen verrichten, in 't welk zij dikwijls niet weinig belemmerd wierden , toen alle dezen werken aan hun te beurt vielen. 8°.  < 43 ) I 8°. Eindelijk moeten wij nog gewag maken -van den ontfang eerier fomma van ƒ1102. welke in de rekening van den Rentmeester van Rhijnland , voor het jaar 1794. gedaan, en door het Tusfchenbewind in December 1795. opgenomen en gefloten, in ontfang had behoren gebragd te worden, het welk der oplettenheid des gemelden Tusfchenbeftuurs hoogst waarfchijnlijk zal ontfnapt zijn. Het geval is dus : de Rentmeester van Rhijnland ontving *s jaarlijks van Holland eene fomma van ƒ 1102. in reftitutie van de kosten door Rhijnland aan de plantingen in de Brederoodfche duinen geïmpendeerd , deze post moest hij in zijne rekening brengen als ontvang van den Rentmeester der Domeinen van Noord-Holland, en in uitgaaf als betaald aan de Planters der helm; dan hij bragt deze fomma in zijne rekeninge van het jaar 1794. wel in uitgaaf maar niet in ontvang, 't welk niet alleen een gapinge, maar 'ook eene aanmerkelijke verminderinge op het batig flot der rekeninge teweegbragt, desniettegenftaande wierdt de rekening voor 1794. door het Tusfchenbefhmr gefloten en getekend, zo ras wij nu de rekening van den tegenwoordigenRentmeester over 1795. (dewelke pas den 16. Januarij 1797- gedaan is) nazagen, en met 'die van 1794. vergeleken, bemerkten wij fpoe- dig  < 44 ) dig den gemelden misüag, en Mwn J R> cemge conferentien daar over Seh"d fC 0»ze;^va„ aeouit, e„ee„efeta wüien beftta,d j„;:,b™rt™vruimte maligen Renrmeeste ' °m den v00r- I-, i. -j ™™meester> van wiens trouw en eerm*#m om ren vollen verzekerd honden int mMSt «e denigreren ; maaralleen om"e' ^P-^n/enr^;:,™-; « pbgr voor ons te bea,clKen ; « ' * «« daadzaken ook kunnen en dn™ /„„ét TOIden wij n„g vericr meMi " ™-gehouden direflie ren aanzfen va„ „ ™ *teta. belangrijke zaken gedurende on B . flnur w,j zouden dit verllag veel meerder kun° " «»' *» wij vertrouwen door all tereedsgemelde de Ingelanden van Rhijn, d «van het valfche zeer duidehjk te kunne» „„- deiv  C 45 ) derfcheiden, en onze befchuldigers, met daadzaken overtuigd te hebbenhoe onoplettend zij onze verrichtingen nagegaan hebben , en hoe onbedachtzaam hunne befchuldiging is geweezt, met te zeggen, dat wij fchier niets ten voordelen van Rhijnlands Ingelanden zoude teweeggebragd hebben. * * * =t-. Ziet daar, Ingelanden van Rhijnland! een kort en eenvoudig verflag wegens de vóórnaamHe onzer verrichtingen, (onze daaglijkfchebezigheden daar latende, die te veelvuldiger zijn , om er iets van te kunnen aanftippen) die, zo wij ons niet geheel bedriegen, tot nut van het Hoogheemraadfchap verftrekt', immers zeer zeker het zelve bedoeld hebben. — Wij waren dit aan Ulieden, aan ons zeiven verfchuldigd, voornamelijk fints wij de bovenvengemelde drieste befchuldiginge der burgers Huygens en Reesfen vernomen hadden. — Ware 't niet om uwentwille , bezefden wij niet dadelijk, dat zoortgelijke aantijgingen , hoe zeer zonder eenig bewijs der waereld opgedrongen, welligt bij fommige onder Ulieden (die weinig met de heerfchende intrigues bekend, zich  C 46 ) zich geen denkbeeld kunnen vormen, dat iemand onbedacht genoeg zoude zijn , om voetdoots ' een geheel Collegie van piigtverzuim te befchuldigen) eenig indruk maken, en als dan ook natuurlijker wijze teweegbrengen mogten, dat wij in dede van Ulieder goedkeuring, de voornaamfte beloning , van alle onze pogingen, wegtedragen, zouden moeten ontwaren, dat het Ulieden berouwde van niet veel eerder het Beduur in handen van zulke wakkere, veel belovende Mannen, dan in de onzen geiield ts Hebben. — Ware 't niet (zeggen wij) om uwentwille,' om Ulieden naar waarheid, en met de bewustheid van een zuiver geweten , omtrent onze verrichtingen, ten nutte van Rhijnland gerust te dellen, en Ulieden door daadzaken te overtuigen , dat wij naar ons vermogen, getracht hebben te beantwoorden aan het oogmerk,. waar toe Gijlieden ons in het beduur van Rhijnland geplaatst hebt, wij zouden het gewis niet der moeite waardig geacht hebben, om de befchuldiginge van twee particuliere Burgers , (zij toch waren tot geen onderzoek van dien aart gelast) breedvoerig te wederleggen. — Nu echter meenden wij zulks te moeten doen: wij deden dit met genoegen, ons verzekerd houden-  C 47 ) dende, dat 't Ulieden niet moeilijk vallen zal, waarheid van valschheid — listige en onbewezen aantijgingen van fprekende bewijzen te onderfcheiden. Op 't Gemenelandshuis binnen de ftad Leyden, den 22 Oktober. 1798. A. van Holst. S. HUBÉRT. MlCH. van DER MEERSCH. P. G. Mess. Abr. Steqerhoek. David Hoeüfft. J. W. D ru yvesteyn. ■ Anth. van den Santheuvee. BIJ-  C 48 j BIJLAGE Litt. A. GELIJK HEID, VRÏJHEID, BROEDERSCHAP! Dijkrechter en Hoogheem• raden van Rhijnland, aan de Vergadering van Gedeputeerden Ingelanden van Rhijnland. MEDEBURGERS.' \^ij ontfingenvanden Praefident van Hoofdingelanden eenen brief, in dato tfS. Mey dezes jaars, met overzending van een exemplaar der handelingen uwer vergadering van den 25. April laatstleden, en zagen met verontwaardiging het daarin geplaatst ïaefif Rapport aan Ingelanden van Rhijnland , fub Litt. G. van de Burgers Joannes Huyghens en Arent Reesfen , waarin zij derzelver verwondering te kennen geven over den inhoud van het daar bij vermeld Rapport der Hooghemraden Mesf', lluhdjrt en Stegerhoek: als ook eene aanhaling van  ( 49 5 Van twee Memoriën vart Hoofd-Ingelanden," Waar bij zij Hoofd-Ingelandea het Rapport1 van die Hoogheemraaden bëfchouwen te contineren- onwaarheden, en hetzelve verklaren' els uit een lakenswaardig chafaffer te zijn hervoortgekomen. Wij reflecteren hierop , dat wij , billijker Wijze hadden kunnen en moeten verwachten* dat Hoofd - Ingelanden derzelver confideratiert óp het Rapport vari voornoemdè Burgers Hoogheemraaden (en welk Rapport wij nu geheel en al, zo als hetzelve is liggende, voor 't onzen aannemen,) aan ónsen niet aan uwé Vergadering zouden geftïppediteerd hebben , öm alzo deze zaak voor het belang van Rhijnlands Ingelanden vfiertdfchappelijk, en opgronden van aequiteit te termineren; daar Gijlieden 't toch met ons eeris zült zijn , dat dit dei weg Was om het wezenlijk voordeel vöor Rhijnlands Ingelanden, en wel alleen op die wijze, tè bevöorderen: —eerder, en na alvorens deZe middelen beproefd te hebben, konden Hoofdingelanden het een en ander tot geen ingrediënt uwer deliberatiën gemaakt hebben. Dan hoé moest 't Ons niet verbazen uis het Rapport uwer commisfie wijders te- yerneD men $  C 50 > men, dat, daar zij twee Memoriën van Hoofde Ingelanden over het Rapport van de Hoogheemraden Mesf, Hvbert en Stegerkoek hadc ontvangen, zij dezelven, zonder ze in onze handen te ftellen om te verfiaan of 't daarin gepofeerden waar, dan onwaar zij , voor goede en gerede munt dadelijk aanneemt, en dus uit het oog verliest; hoort en wederhoort. . . .' De kortheid des tijds van den ontvangst uwer gedrukte Handelingen, heeft ons niet toegelaten het leedwezen en de verwondering uwer Commisfie, dat er zedert de aanftelling van het tegenwoordig bewind zo weinig, ja fchier niets wezenlijks (zo als zij zegt) ten voordelen van Rhijnlands Ingelanden is teweeggebragt, te refcontreren , en het tegendeel , zo wij met fiducie vertrouwen, aan Rhijnlands Ingelanden te doen zien: d#n wij haasten ons om dit eerlang , op eene onzer waardige wijze, algemeen bekend te doen worden, latende als dan de beoordeling onzer daden gaam over en aan Rhijnlands Ingelanden , ja aan de gehele wereld, welke het ongegrond leedwezen en verwondering uwer commisfie, als dan in dat licht zal kennen, waar uit V befchouwd moet worden. Wij  C & ) " Wij hébben ons", op onze beurt niet genoeg kunnen verwonderen óver het zeggen uWer Comnïisfie van het volgend gedeelte-, rftij haar Kappe-rt gefield , waarin bij regenflelling gezegd wordt, dat alles < ten voordele van Rhijnlands Ingelanden hadt kunnen gefchieden, wanneer Hoogheemraaden de middelen van bezuiniging en redres -bad-den uitgeoefend, welken door het Tusfchenbewind, 't welk in het laatsC van den jare 1795. en in 't begin van 1796. de beftiering heeft gehad enz. , en als dan in ogenfchijn nemen , dat dc eerstbenoemden uwer Commisfie, (wij bedoelen den Burger Huygens , want hij zelve was Lid van dit Tusfchenbewind.) zich dus, bij meergemelde Rapport, door eene ongemefureerde eigenliefde ftreelt en verheft, en niets wezenlijks kent van zelfsverlochening;' dan, ja dan Burgers! moeten wij bij onze verwondering hier over te gelijk ons leedwezen te kennen geven. Overigens verzoeken en verwachten wij van uwe Vergadering, dat, alvorens Gijlieden zoudet oordelen , dat de declaratien van Hoofdingelanden, Zo als die zijn overgegeven en liggen , behoorden te worden voldaan, Gijlieden ons copicn der beiden Memoriën van Hoofdingelanden wilt doen geworden, opdat wij enD 2 zen  C 5* ) 2en goeden naam en eer, welken ons liever zijn dan het leven, kunnen beveiligen en befchermen ,en over 't een en ander ons daar kunnen adresferen, waar wij zulks te behoren, oordelen zullen nodig te zijn. Binnen Leyden op 't Gemeenlands Huis, den op. Mey 1798. A. L. B. Q. Heii en Bróederichap! Dijkrichter en Hoogheemra» den van Rhijnland. Ter Ordonantie van dezelven Dirk Wormer» B ÏJ-  C 53 ) BIJLAGE Litt. B. Commisfarisfen Hoogheemraaden in 't HaarlemmerQuartier , aan Hoofd - Ingelanden deszelven Lands. medeburgers! J~Tet behaagde Ulieden op den 20. der gepasfeerde Maand Februarij, in handen van de Ondergetekendens te ftellen, de mondelinge voordragt , als toen door den Praefident van, Hoofd-Ingelanden, den Burgers» Veen, bij gelegenheid van het doen der rekening van Rhijnland gedaan , behelzende in fubfrantie: „ of men 't fchutten van fchepen, zoo door „ de Kolk, als grote fluis, en 't lantaarn geld „ te Spaarndam , niet publiek zoude kunnen ,., verpachten, en alzoo het voordeel vanRhijn„ lands Ingelanden bevoorderen; " ten einde ulieden ter eerfter Vergadering te dienen van Confideratien en Advijs ; ter voldoening hier gan zullen wij Ulieden onze bedenkingen over D 3 das  C '54 > dat gewichtig onderwerp mededelen , zij zïja dezen. Onder alle de werken , welke voor het Land in 't gemeen, en voor het Hoogheemraadfehap van Rhijnland in 't bijzonder van de uiterfle aangelegenheid zijn, verdienen gewis de fluizen in den Spaarndamfchen Dijk gelegen, het eerst genoemd te worden. Wie toch zoude niet overtuigd zijn, dat dezelve met alle bedenkelijke zo-ge en omzichtigheid behoren bewaard en behandeld te worden , zo dat 't nodig is, dezelven dagelijks te obferveren, en voor derzelver inftandhouding en goede behandeling in alle de betrekkingen, waar in fluizen dienst moeten doen, met oplettenheid te waken , en dat bij verwaarlozing van de nodige zorgen daaromtrent het Land in groot gevaar zoude kunnen gebragd worden. Hoogheemraaden van Rhijnland hier van volkomen overtuigd , hebben dan ook in onderfcheiden keuren daaromtrent wijzelijk voorzien ;'en daar te boven bij een bijzonder Articul in de Inliructie, van den Adjunét Opzichter te Spaarndam , aan hem de nodige zorge over de fluizen aanbevolen. %, Om  < 55 ) Om de belangrijkheid van het wel behandelen der fluizen in heller dagligt te Hellen, zo zulten de Ondergetekendens dezelven befchouwen in allen de gevallen, waar in dezelven dienst moeten doen, ende zulks op de twee bedoelde fluizen toepasfende. En dan komt in de eerfte plaats in aanmerking, dat de fluizen moeten dienen tot oritlas- • ting, of uitwatering van het overtollig boezemwater van Rhijnland. Ten tweede, tot afkering van het zeewater uit Rhijnland en verdere "Diftriclen. Enten derden, tot doorfchutting van fchepen. Alvorens tot 'tbefchouwen dezer driepoincten in verband met de verpachting der -fluizen aan den meestbiedenden overtegaan, oordelen de Ondergetekendens nodig aantemerken , dat het hoofdoel van de fluizen voor Rhijnland, als waterfchap befchouwd, alleenlijk gelegen is, in de twee eerfte poinclen , namentlijk: de ontlasting van het boezem, en het keren van het zeewater, terwijl het derde poincT: (de doorfchutting van fchepen) hier toevallig bijkomt: D 4 dat  < S6 ) dat namentlijk, de plaats-, welke men tqt 't maken der fluizen het gefchjktfte voor de waterlozing van Rhijnland gevonden heeft, tevens tot eene bekwame doorvaart van fchepen , en communicatie van het Zuider- en Noorder gedeelte van dit Gewest, heeft kunnen emploijeren. Met het waren belang van Rhijnland dan raadplegende , merkt men al aanftonds , dat 't zelve geenzints beftaat in 't doorfchutten van fchepen , door de fluizen , en de voordelen, welk§ dit in Rhijnlands kasfe opleverdt, maar voornamentlijk daar in , dat de fluizen onder eene goede directie dagelijks met de uiterfle omziqhtigheid' behandeld worden, om dezelve tot de twee eerstgenoemde dienden altoos in ftaat te houden, dewijl daar van de totale ruine van de Ingelanden en Inwoners van Rhijnland ten eenemaal is afhangende. En derhalven, dat men, om de inkomften van 't fchutten yan fchepen, zo dit al mooglijk was, te vermeerderen, nooit het hoofdoogmerk der Huizen in de waagfchaal mag ftellen. i°. De doorvaart door de fluizen dan aan den meestbiedenden, verpacht wordende, kan men niet anders x dan veronderftellen, dar, de Pachter  ( 57 O ter geen ander belang met dezelve zal hebben, als ten aanzien van het doorfchutten van fchepen, want hoe meerder fchepen de Huizen pasferen, en hoe meermalen er extra fchuttingen gefchieden, des te voordeliger zal dit voor den Pachter zijn, met de fluis op te pasfen, en dagelijks zorge te dragen, dat dezelve gefchikt blijft vqor de ontlasting van het boezemwater \ heeft de Pachter geen het minfte belang, hij zal derhalven bij 't aflopen der fli|izen, met doordrijvende, of met 't in de laag leggen van fchepen, z,o in het Ye, als Spaarne, de nodige zorg niet dragen, dat de wateivlozing zonder belqmmering kan gefchieden;. jeps, het geen, voornamentlijk in het voorjaar, voor Rhijnland van het uicerlte gewicht is.,, met het doordrijven of inhalen van fchepen, ten tijden van Huisgang, wanneer dit niet met attentie gefchiedt, zijn de fluizen altoos in gevaar, terwijl er boven dien nog dikwils gevalt Jen exteren , dat de doordrijving of inhaling niet kan gefchieden , zonder de fluijzen daar bij te risqueren, en, "daarom wel expresfelijk verboden moet blijven; de Pachter zal zich ook niet ontzien, (als hier in al mede zijn voordeel gelegen zijnde) om den Rliijnr kndfehen boezem met meerder water te bezwa-r ren, als volftrekc nodig is,, om de fchjpperjtf D 5 ^ te  C 53 ) te'gerieven, door 't, zo bij nacht , als'Hj dag, te veelmalen en met te hoog water te fchutten. — Men zie verder, kortheidshalve, de Keuren van Rhijnland, op het doorfchutteti van fchepen, waar in verfcheiden gevallen voorkomen , welke met het belang van een* Pachter ftrijdende zijn , en nochtans voor de Huizen noodzakelijk blijven te obferveren, wjl men de fluizen, in geval van ontlasting door dezelven, niet aan gevaar exponeren. a°. De fluizen moeten ook altoos gefchikt en in ftaat zijn, om het zeewater te keren. — Die zullen de Ondergetekendens, in de tweede plaats, in verband met eene* publicque verpachting befchouwen. De Pachter, gelijk hier voor gezegd is, geen ander belang, als bij de veelvuldige doorvaart hebbende, zal immers alle fchepen, wel. ïce door de kolkfluis pasferen willen , doorlalaten, al was 't zelfs, dat dezelven met groot geweld, met kabels moeten doorgewonden worden ; de deuren enz. kunnen daar door, zonder iemands weten , befchadigd worden, *t geen bij hoogwater, wanneer de fluis voornamentlijk het zeewater moet keren, met nadelige gevolgen zoude ondervonden worden. Na,  C 59 ) Na dat er fluisgang geweezt is, en de deuren wederom door de verhoging van het Ye, zullen toévallen , is 't van de grootfle aangelegenheid, dat 'er nagegaan wordt, of de buitendeuren wel aanfluiten, en 'er gene ftcnen of ontuig voor den flagdorpel zijn blijven liggen. Wat belang heeft hier een Pachter in? en evenwel is dit een allergewichtigst articul, om voor het behoud der fluizen , als waterkering befchouwd, behoorlijke zorge te dragen. De Pachter zal ook hoogstwaarfchijnelijk zo weinig volk in zijnen dienst nemen, als maar eenigzints mooglijk is, — de nadelen , welken daar uit voor de fchipperij ontftaan, zullen wij fixaks met een woord aanhalen, komende ten deze opzichte hier alleen in overweging, dat wanneer de binnendeuren bij de fchutting eerst niet behoorlijk toegezet zijn, alvorens de klinketten in de buitendeuren opgehaald worden, ■als dan de binnendeuren met geweld moeten toeflaan, tot totaal bederf derzelven, en waar door dezelven dan buiten ftaat geraken , om derzelver aandeel van het hoge zeewater te keren; terwijl 't var» zeiven fpreekt, dat men, om met de voornoemde precautien te fchutten, verfcheiden manfchappen van noden heeft. — Om niet te langwijlig te zijn, hebben de onder- ge- o  C 60 ) gerekendcns Hechts enige gevallen aangehaald, terwijl 'er noch vele anderen zijn, welken dit nog nader zouden kunnen in daglicht ftellen. ■ 30. 'T doorfchutten van de fchepen is ook van dien aart, dat wanneer hier omtrent alleen het belang van eenen publicquen Pachter geraad■pleegd wordt, daar uit niet alleen vele nadelen voor de flu/zen zouden ontdaan, maar ook veel wanorde ten aanzien van het gerief voor de fchippers, tot merkelijk nadeel van de finan•tien van Rhijnland, de tegenwoordige orde San de fluizen zoude vervangen , want dg Pachter, weinig volks in zijnen dienst nemende, zal de fchuttingen apparent meestal door de fchippers of hunne knechts laten doen, welke geen ander belang bij de fluizen hebben , als om maar fpoedig door te komen, waar uit ve» Je nadelen voor de fluizen ontdaan kunnen. Een geval zullen de ondergetekendens Hechts dien aangaande noteren: wanneer namentlijk onder het inhalen van fchepen, het water aan het fchutpeil gekomen is, en wasfchende blijft, dan zal ieder fchipper zijn best maar doen, om binnen te komen, geen van dezelven zal 'er aan denken, om in dit geval den Pachter (indien dezelye daar tqe al eens gezind was) te hel.  C 61 ) helpen, cttn de buitendeuren dicht te zetten { maarliever het Dorp laten onderlopen, om in de gelegenheid te komen van hunne reizen te vervolgen. igcVtii^. xsvistrl nTOp'^itómjJ aóa qo nmli&iifbÏB? • Terwijl uit de dagelijkfc'he behandeling def fluizen door vreemden, zeer gewichtige nadelen, door het befchadigen of niet afweren vari een te voorzien gevaar, kunnen voordkomen; worden ook de buitendeuren te haastig en onbedacht opengewonden, 't geen dikwijls het geval zoude zijn, indien de fchippers hier aan zelve de handen mogten flaan , dan immers worden de deuren geforceerd, en wie kan te dezen opzichte de nadelige gevolgen berekenen? hier komt noch bij , dat wanneer de wind fterk uit den oo9ten of noordoosten waaidt, en de fchippers in dat geval hulp begeren, om uit de fluis getrokken te worden, 'er als dan direct over de twaalf Foijers ("die dit werk door langdurige ondervinding verftaan) kan gedisponeerd worden , daar de Pachter gewis zo veel bedreven volk niet in zijnen dienst* zal houden, en derhalven zullen ook de fchippers in zodanige gevallen, in die goede orde en prompt niet gerieft kunnen worden; — behalven dat de fluis in dat geval door geen bedreven  ft €i ) vene perfonenbehandeld zoude worden,.'c geen echter zeer noodzakelijk is. *) tmji>ï WWié iiüy uttmttA bi^dt©^*.fej> & In gene der drie genoemde betrekkingen ij 'er derhalven op een' publicquen Pachter genoegzaam ftaat te maken, de ondergetekendens vermenen dit kortelijk, echter overtuigend, betoogd te hebben, terwijl men het zelve, noch met andere bewijzen zoude kunnen ftaven. De orde , welke 'er thans bij de fchutflui. zen voornoemd plaats heeft, vinden de ondergetekendens zo juist en wel gefchikt, dat men, om verbeteringen te zoeken, hier in gene verandering zal behoren te maken. Aan de kolkfluiszijn een beëdigde Sluiswachter en twaalf Foijers, allen door Rhijnland aangefteld (de laatfte echter worden niet door Rhijnland, maar door de fchippers betaald) zo dat ieder van dezelven, aan de belangens van Rhijnland verbonden is. Iflsljarfc.h rtonjts -ai isin JtJov rrosaibsd ba» os Dijkrichter en Hoogheemraden hebben de macht, om wanneer iemand derzelven zijnen plicht niet wel waarneemt , den fchuldigen te ftraffen, of van deszelfs post te dimitteren, nie-  e 63 ) niemand anders, als deze door Rhijnland daar toe gequalificeerde perfonen mogen handen aan de fluis flaan, (zeer wijslijk is dit bij ordojiancie bepaald) terwijl dezelve voords al hua te doen werk bij het Reglement, met de daar bij bepaalde poenaliteiten, indien niet conform gehandeld wordt, voorgefchreven is, deze perfonen zijn. derhalven allen verplicht, om de fluizen in allen derzelver relatien wel te behandelen, willen zij hunnen post niet verliezen, of naar bevind van . zaken geftraft worden. De meestbiedende Pachter kan daar en tegen een perfoon zijn , welke gene de minfle kennis van 't behandelen eener fluis heeft; doch veronderftellende al eens, dat hij daar toe bekwaamheid hadt, hoe zal men hem tot zijnen plicht kunnen houden, op dat de fluis, in alle derzelver betrekkingen, wel behandeld wordt? zal men dit blotelijk op voorgefchreven conditiën laten aankomen? daar de ondervinding leert, dat conditiën, waar in een Pachter geen, of zelfs een flrijdend belang heeft, nooit door denzelven onderhouden worden, 't geen echter in dit voor Rhijnland zo belangrijk geval, zeer noodzakelijk zoude ' zijn. — Daar te boven zal de Pachter eerder voor omkoping vatbaar zijn, om den eenen fchip-  C 64 ) fchippër boven den anderen te begunftigen waar door de vaart merkelijk zoude kunnen benadeeld worden, en derhalven de finantien van Rhijnland daar door komen te lijden, wanneer' de fchippers, zo veel mogelijk, den Drecht zouden bevaren, zullende de aanftelling van een' perfoon van wegens Rhijnland, Welke niet anders decdt, als om den Pachter tot zijnen plicht te houden, zelfs niet genoegzaam bevonden Worden. De Ondergetekendens bekennen gaarne, niet 5n ftaat zijn, om een middel op te geven, waarbij een Pachter aan de belangens van Rhijnland zo naauw zoude verbonden worden , om niet alleen'voor het behoorlijk fchutteh zorg te dragen, maar ook, met opoffering van zijri eigen belang, in de andere betrekkingen, op de fluizen het nodig reguard te flaari. Men zegge niet,dat de kolkfluis echter voör-; heen is verpacht geweezt (*) , wijl die verpachting niet publicq gefchiede, en den Sluiswachter daar en boven door Rhijnland aange- fteld (*) Deze verpachting gefchiede voorheen onder da Kin'3 aan het Brouwers Gild te Haarlem^  C *5 ) field wierdt, en derhalve die verpachting mee een onbepaalde publicque verpachting niet gelijk gefield kan worden, doch van welke wijze van verpachting men zekerlijk het nadeel, het welk Rhijnland daar doorleed, gezien heeft, en als toen zeer wijslijk daar van is afgegaan. Maar, wat toch zoude het oogmerk zijn; om de fluizen publicq aan den meestbiedenden te verpachten? gewis niet anders, als om de inkomften ten voordele van Rhijnland té vermeerderen. — Veronderflellende nu al eens, dat er een weinig meerder voordeel bij de .verpachting zal wezen, (het geen echter nog niet zeker kan blijken) zal men dan, om dit weininig voordeel, de voorname werken van het Hoogheemraadfchap aan vreemden , aan een Pachter vertrouwen, en zal men aan den anderen kant daar bij niet oneindig veel risqueren , en zomtijds in één dag meerder fchade kunnen toegebragt worden , zo aan de fluis zelve, als door het breken, verliezen en mishandelen van blokken en takels, boomen, haaken enz., als de meerdere inkomften in jaaren zouden kunnen bedragen, behalven het gevaar^ waar aan men het gehele Land zoude expo* neren. è bm  C 66 ) Daar en bovenkomt hier nog in aanmerking% dat de Pachter, wetende dat de fluis op zommige tijden voor grote fchepen gefloten moet blijven, wanneer dezelven in 'sLands dienst geprest worden, daar voor zeker eenig rifico zal moeten berekenen, en minder pachtpenninger* uitloven, na mate dit bij hem gefchat mogf worden, en daar dit ten eenemaal onzeker is, hoe dikwijls zulks in één jaar tijds gefchieden zal, zo zal de Pachter eerder genegen zijn, om dit te hoog, als te weinig te Hellen, ea daar door Rhijnlands casfe meerder kunnen lijden, als dat dit rifico aan Rhijnlaud zelve blijft, bij het niet verpachten van de fluizen. De inkomften en voordelen der kolkflüis hebben in de jaren ord. Schutt. extraord. Schutc. 1795. bedr. ƒ 1979: 9:8./ 1104: 4:1a. 1796. . . • ƒ2733: 1: o. ƒ1556: 7:12. 1797. . . .ƒ2299: 9: 8. ƒ1554- r: 8, in 3 jaren ƒ7012: o: o. ƒ4214:14. o, Extra , . ƒ 4214:14: o. ƒ 11226:14: o. Bus ƒ 374214.10 en tweederde 'sjaars. Waar  C 67 ) Waar onder echter hec lantaarngeid niet begrepen is, het welk in voornoemde drie jaren door eikanderen gerendeert heeft zuiver ƒ 351 '.óf-.ii en eenderde. De Ondergetekenden kunnen daar omtrent in gene nadere details treden; dan, ten aanzien van de groote- of fchoutenjluis , vinden wij ons verplicht aan te merken, dat Rhijnland de-zelve om het meerder voordeel willende verpachten, daar in zeer zeker te leur gefield zoude worden, want alle de voordelen en inkomften van dezelve komen direcl: in Rhijnlands casfe, zonder dat zelfs den Adjuncl Opzichter te Spaarndam voor het gaarloon iets aan Rhijnland in rekening brengt, de Sluisknecht geniet alleen een daggeld, en welke niet alleen tot het waarnemen van de fluis, maar daar en boven nog tot andere dienften voor Rhijnland geëmploijeerd wordt, het geen anders door een ander Perfoon zoude moeten gefchieden, en derhalven dit daggeld zelfs niet geheel in. mindering van de inkomften der fluis kan gefield worden, zo volledig is toch immers niet te veronderflellen, dat een Pachter de inkomften der fluis in Rhijnlands casfe zoude ftorten, dewijl 'er ten minden een fóber beftaaa öp zoude ruoeten overfchieten. e. 4 m  C 68 ) De ondergetekenden vermenen derhalven, om alle de voorgemelde redenen, niet te fterk te fpreken, wanneer zij zeggen, dat zij zich' niet gaarne voor de gevolgen verantwoordelijk zouden willen Hellen, welke er uit eene publicque'verpachting der fluizen, aan den meestbiedenden, ten nadele van Rhijnland, in onderfcheidene opzichten, zouden kunnen refulteren. Om alles bij eikanderen te nemen, wat ten dezen opzichte in aanmerking zoude kunnen komen, moeten de Ondergetekenden eindelijk hier nog bijvoegen eenige elucidatien wegens het behandelen der vier grote Rhijniandfche lantaarns aan de fluizen. De Ondergetekenden laten ter bekwamer tijd, wanneer de prijs apparent op het laagst is, de nodige quantiteit olij, uit de eerfte haod, inflaan , deze olij wordt op Rhijnlands Werf in een' gefloten kelder geborgen, en van dezelve aan de Lantaarn -Opfteker zo veel uitgegeven, als hij nodig heeft, om de lampen de vereischte tijd te doen branden , om welke quantiteit juist te weten, den Adjunct-Opzichter Conrad zich de  O 69 ) de .moeite heeft gegeven , om proeven met alle de lampen te nemén.. Met de verpachting derzelve is-■dus.'-geen meerder voordeel. te doen , dewijl gemelden Opzichter al mede voor het verantwoorden dier penningen niets geniét, de Sluiswachter van de kolk en kleine fluizen genieten allen zes per cent gaarloon , en de Lantaarn - Opfteker , voor het aanfieken , 's moïgens. uitdoen, en fchoonhouden deilantaarns , zestig guldens jaarlijks, welke fom hier wel aan verdiend wordt (; gevende alzoJ-de lantaarns, door ; deze directie, jaarlijks aan Rhijnland, en naar den aart der zake, aanmerkelijk voordeel, 't welk de Ondergetekenden vertrouwen , dat niet beter door verpachting zoude worden, indien namentlijk voor alles behoorlijk , zo als nu, gezorgd , en de fchippers voor hun geld goed licht gegeven wordt , en derhalven kan de verpachting der lantaarns, 't zij met de Huizen , 't zij alleen ,* geen meerder voordeel aan Rhijnland geven. De Ondergetekenden vermenen hier mede aan Ulieder intentie te hebben voldaan, en E 3 fub-  C 7° 3 fiibmitteren deze hunne confideratien aan \ oordeel dezer Vergadering. Waar mede blijven, na toewenfchinge van fleil en aanbod van Broederfchap, Uwiieder Medeburgers! ..Commhfarisfen Hoogheemraaden van Rhijnland, in '£ Haarlemmer Quartier. David Hoeupft. J. W. DnuyvBSTïïN. V& ïvJs {. -,;.,;rr'f;j \ i>r.( ,rtv 13 cittfi ê'ijïl 0'en s. April 1798. /.viod Jein tb , nrwnoinov nobnoiktomaó BIJ-  ( n ) BIJLAGE Litt. G. Rapport van de. Burgers Pie- ter Gerard Mesf, en Machiel yan der Meersch Hoogheemraden; mitsgaders van den Burger Dirck Turkenburg Hoofd-Ingeland van Rhijnland , nopens een gedaan voorftel tot het verpachten der twee Verlaten, liggende in de Drecht aan den Bil- • derdam, en in de Aar, beiden onder het Hoogheemraadfehap van Rhijnland. Medeburgers ! ^J^c-en op den 9. der Maand Mai des voorleden jaars 1796. ter vergadering van Hoogheemraden en Hoofd-Ingelanden van Rhijnland een voorftel wierdt gedaan tot het verpachten der twee verlaten, flaande, het eene in de Drecht aan den Bilderdam , even boven de Leymuider - Brug, het andere in de Aar, on' E 4, der  C ?2 ) der dit Hoogheemraadfchap, en beiden {trekkende ter affcheiding van Rhijnlands en Am~ flellands wateren, vondc Gijlieden goed, om het onderzoek daar van optedragen aan de bovengenoemde Leden Uwer vergadering, ten einde het gemeld voorftel te overwegen en te onderzoeken , of de gemelde twee Verlaten door Rhijnland zouden kunnen worden verpacht, en zo neen, welke redenen daar tegen militeeren? De Ondergetekenden hebben het onderzoek daarvan voor dit Hoogheemraadfchap van zulk een gewigt gevonden, dat, om met meer verftand te kunnen oordelen over de betrekkingen tusfchen Rhijnland en Amftelland omtrent de beiden verlaten en derzelver doorvaart, het dienvolgens niet ongefchikt zoude zijn , om het onderzoek daar van wat hoger op te halen, en zo wel uit de retroaclen optefporen, als uit bekomen informatien, nategaan.-— i°. Be oorzaak van de feparatie der wateren van Rhijnland en Amflelland. 2°. Ben oorfprong der twee gemelde verlaten. 3°-  C 73 ) 3°. De owftandighedeu, die dezelve hebben vergezelt.. , En 4°. Den politicquen ftaat, waar in de Mooghe/emraadfchappen van Rhijnland en Amflelland thands nog tot elkander ftaan,omtrend de gemelde twee verlaten. Wij beginnen met de eerfte vraag, wat de 'oorzaak toch geweest zij, dat de wateren van Rhijnland en Am ft eiland van elkander zijn gefcheiden? hier van zijn , volgens een naauwkeurig onderzoek, alleen de redenen te vinden in het nadeel en de inconvenienten , die het brakke water door de.ftad van Amfterdam op Rhijnland toegezonden,veroorzaakte op.deWa..teren en Folders van dit Iloogbeemraadfchap, £n welke ook jaarlijks zodanig fchiinen vermeerderd, en derzelver fchadelijke gevolgen gevoeld te zijn geworden, dat op den 30. des jaars 1668. ter vergadering van Dijkgraaf en en Hoogheemraden van Pvhijnland noouzaaklijk geoordeeld wierdt, om uit hun midden te committeren en tè benoemen de Heeren TVimmerum van den Bosch, Duivenvoirde, van Thilt, van Matenes en Poelgeest, Hoogheemraden, tot het doen eener infpeerie ter plaatfe, alwaar het water van Amitcllaud op Rhijnland zjkh E 5 ' ont-  C 74 ) ontlastte; voords om de ongemakken daar uïe voor hetzelve Hoogheemraadfchap voordvioeiende, nategaan: — en eindelijk, om de middelen tot ftuitinge daar van uit te denken, en de vergadering op dat alles te dienen van confideratien en advijs. Ingevolge en ter voldoeninge aan dezen last, rapporteerden Commisfarisfen ter vergadering Van Dijkgraaf, Hoogheemraden en Hoofd-Ingelanden, op den 16. JuJy daar aan volgende, dat zij niet alleen uit informatien van verfchei'dene Ingelanden van Rhijnland; maar daarteboven uir eigene ondervinding óp verfchillende ■uitwateringen aldaar, waren overtuigd geworden van de brakheid en onzuiverheid derRhijnlandfe wateren, en van de nadelen, die daar uit voor de Ingelanden voortvloeiden, terwiji ook tevens de uitwatering van Amftelland volgens getuigenis van lieden, aan den Bilderdam wonende, door een altoos hogere boezem, dan die van Rhijnland, veelal fterker was op Rhijnland, dan de uitwatering van het laatflè op het eerstgemeld Hoogheemraadfchap, aangezien veelmaal gebeurd, dat de boezem van Amftelland 16. en meer duim waters hoger is, dan de boezem van Rhijnland, (het welk door een algemene verhoginge der kadens in Am- ftel-  C 75 ) ftelland in de jaren 1703. en 1704. bevestigd wordt) 't welk niet dan nadelig konde zijn voor de waterftaat van Rhijnland, waar voor alle moeite en zorg wierdt belteed ter lozing van het overtollige water: adviferende dienvolgens zij Gecommitteerden tot het daarftellen van bekwame middelen, waar door zouden komen te cesferen alle convenienten en ongemakken , uit de gemeenfchaplijkheid der wateren van gemelde twee Hoogheemraadfchappen refuiterende, en zulks met kennisgeving» en overleg van Burgemeesteren van Amfterdam, met wien, en met Dijkgraaf en Hoogheemraden van Amftelland, bereids meermalen, doch te vergeefs, over zodanig een falutaire onderneming was gehandeld geworden. Deze, voor den Waterftaat van Rhijnland zoo heilzame , voorziening wierdt ook nog nader aangedrongen door klagten van Burgemeesteren van Leyden, die op den 30. December 1669. ter Vergadering van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland remonftreerden tegen de incocvenienten, welkè de Ingezetenen van hare ftad in dat jaar niet alleen, maar ook in vorige jaren hadden ondervonden door het brakke water, door de ftad Amfterdam op Rhijnland toegezonden , mtt 'fterke inftantien, dat Hoog-  c 76-- y Hoogheemraden van Rhijnland daar tegen: kragtdadig en allefins voldoende, geliefden te opereren. , De voorgemelde conferentien, hoe zeer door de nadrukkelijke, als gegronde klagten eener ftad, die midden in den Waterftaat van Rhijnland gelegen "is, onderfteund , fchijnen echter voor het Hoogheemraadfchap geen gelukkigen voordgang, veel min een goeden uitflag, ten gevolgen gehad te hebben ; naardien de ftad Amfterdam alle middelen aanwendde, om de fcheiding der wateren van Amftel- en Rhijnland te betwisten. Edoch, Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland te veel belang ftellende in de zuiverhoudinge en ververfchinge der wateren in Rhijnland, en ten vollen overtuigd van het nadeel, \ welk de gemeenfchap der meergewaagde wateren daar aan toebragt, befloten niettemin tot de gemelde affcheiding, ook op grond, dat zij het recht bezitten, om alle zodanige wateren, waar door Rhijnlands waterftaat gemcómmodeerti wordt, te keren en aftefluiten, als met deszelfs belang het best overeenkoomt'; welk fustenu ook daar na door een interlocutoire uitfpraak van Commisfarisfen uit den Hoogen Raad  C 77 ) Raad van Holland en Zeeland is bewaarheid en bekragtigd geworden. Deze affcheiding wierdt ook kort daar na en wel in het raidden van het jaar 1670. volbragd door het leggen van twee Dammen, eene in de Drecht aan den Bilderdam, even boven de Leymuiderbrug, en de andere in de Aar, terwijl tevens bij Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland tegen het befchadigen dier twee dammen, en de vermenging van de wateren der twee meergemelde Hoogheemraadfchappen bij een keur, op verbeurte van zware boete, voorzien wierdt, ten bewijze der noodzaaklijkheid dier affcheir ding en van het recht, welk die van Rhijnland daartoe vermeende te bezitten. Wel ras echter wierdt ook de voordgang van deze, voor Rhijnland zo belangrijke onderneming, door de ftad van Amfterdam tegengegaau, en hoe zeer die Dammen gelegd waren , op den grond van Rhijnland; — hoe zeer de ondervinding reeds jaren lang de fchadelijke gemeenfchap der wateren hadde bewaarheid, en de affcheiding derzei ven als het eenig middel daar tegen was aangetoond, zoo konden echter Burgemeesteren dier Stad op zich verkrijgen , om tegen het leggen der gemelde twee .dammen in de Drecht en Aar, bij den Hoo-  C ~3 > geti Raad van Hólland te vragen mandament van complainte, op fundament, dat dezelve Stad van oudsher altoos onverhinderd Bevaren hebbende de meergemelde wateren, de Aar en Drecht, zi; nu daar in door het leggen der twee dammen waren geturbeerd geworden, waarom zij dan ook van gemelden Hogen Raad verzogten , in dat hun recht te wordea herfteld en gefterkd* Dan, Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland op geen rukeloze wijze, maar op een allefins gegrond recht het affcheiden der wateren van Rhijnland en Amftelland daar gefield hebbende, bleven op het gemeld verzoek vari die van Amfterdam niet in gebreken, om haar wettig recht in dezen te handhaven ; aangezien zij kort daar op mede van Prefident en Raden over Holland en Westfriesland verzogten en obtineerden een mandament van complainte, op fundament, dat zijlieden het recht bezaten van overal in Rhijnland en over alle wateren en vaarten, in het zelve liggende, zodanige keeringen en affluitingen te mogen doen * als zij nuttig en oirbaar oordeelden, voor de Landen in het zelve Hoogheemfchap liggende. • Dezé  C 79 ) Deze, rasfchen de beide Hoogheemraadfchappen en de Stad van Amfterdam, zo hoog gerezene verfchillen omtrent eene zaak, die voor den waterftaat van Rhijnland zo belangrijk was, wierden echter kort daarna door interlocutoife uitfpraken van Commisfarisfen uit welgemelden Hogen Raad, in zo verre, aan de zijde van Burgemeesteren der Stad van Amfterdam en Dijkgraaf en Hoogheemraden van Amftelland getermineerd, dat, vermits uit de Hukken van verificatien gefuppediteerd, ten genoegen van welgemelde Commisfarisfen was gebleken, dat de wateren, de Drecht en Aar, van ouds altoos, of bij oétrooi van den Prince van den Lande, hevaren werden met vracht-fchuk ten en andere vaartuigen, en dezelve dienden voor publieke vaarten van Amfterdam naar andere Steden, Plaatfen en Dorpen in Holland, zo in het gaan , als keren over en weder, onverhinderd: wijders, dat, vermits die van Amfterdam en Amftelland, in de deugdelijke posfesfie wel quafi zijnde daar in door het flaan van twee dammen in de voorfchrevene? wateren, de Drecht en Aar, op last van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland gedaan, waren geturbeerd; — dat, dienvolgens Burgemeesteren van Amfterdam , mitsgadersDijkgraaf en Hoogheemraden van Amftelland, door  C 80 J door gemelde Commisfarisfen in haare voorfchreven posfesfie wel quafi wierden gemaintineerd, geftijfd en gefterkd, met dien effeéte, dat Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland geordonneerd wierden, om die van Amfterdam en Amftelland van allen hinder en letfel in hare posfesfie wel quafi aangedaan , te ontheffen door het opnemen of doen opnemen en amoveren der gelegde dammen in de Aar en Drecht, op eene boete-van ƒ 1000 goude ducaten, op poene van nalatigheid; met dien verftande nochtans, dat die van Rhijnland nodig vindende , om ten dienfie van haren waterftaat eenige verlaten in de Drecht en Aar of Goudfche Trekvaart , te fteken , hun zulks zoude vrijftaan, zonder dat daar door geprejudicieerd óf verkord werde een anders recht en posfesfie van doorvaart in gemelde wateren, en dat voor het fteken van zodanige verlaten de geintresfeerden onverhindert het recht wierdt gegeven en gelaten, om met allegatien van redenen daar tegen zich ai, dan niet, te kunnen oppoferen, terwijl in opzichten van het tweede fustenüe bij Burgemeesteren van Amfterdam , mitsgaders bij Dijkgraaf en Heemraden van Amftelland, gemoveerd wordende, te weten, dat„ (vermits in die wateren , de Drecht en de Aar, van over vele jaren herwaards, gene afdamt;  C 81 ) «damming en waterfcheiding tusfchen de refpective Waterfchappen van Rhijnland en Amftelland hadden plaats gehad, waar door bij alle weêren en winden het water dier beide Waterfchappen over en weer in elkaar was gelopen, zij dienvolgens daar door zouden hebben geacquireerd een recht en gefield zijn geworden in de deugdelijke posfesfie vel quafi, dat het Waterfchap van Amftelland door de Drecht en de Aar zijne uitwateringen van alle en allerhande wateren, hoedanig die ook zouden mogen wezen , onbelet en onverfpard hadde op Rhijnland), het zelve fustenu van die van Amfterdam en Amftelland bij Commisfarisfen uit den HoqgenRaad niet zo liquide wierdt geoordeeld te zijn, om dat recht van uitwatering aan dezelve te adjudiceren; neen, maar het .zelve in medio en onbeflisd latende, en aan de gefustineerde den weg van rechten aanwijzende , om ten bepaalden dage tegen Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rhijnland, als Gedaagden in dat cas, zodanigen eisch en conclufie te doen nemen , als de voorfchrevene Impetranten zouden menen te moeten gefchieden, als mede op het verzoek van bij provifie te hebben adjudicatie van recredentien, te andwoorden en om voords te procederen en te zien ordonneren, zo als h£t behoord. F Ed  C 82 ) En wat aanbelangt de interlocutoire uitfpraak van meergemelde Commisfarisfen aan de zijde van Dijkgraaf, Hoogheemraden en Hoofd-Ingelanden van Rhijnland, mede Impetranten van mandament in cas van complainte tegen Burgemeesteren van Amfterdam, mitsgaders Dijkgraaf en Heemraden van Amftelland, daar bij wierdt uitdrukkelijk vermeld,dat aan en ten genoegen van gemelde Commisfarisfen uit de overgelegde ftukken en munimenten ter verificatie van het recht, dat Rhijnland bezat , gebleken zijnde, dat de voornoemde Impetranten waren in deugdelijke posfesfie vel quafi , óm overal in Rhijnland en over alle wateren en vaarten van dien , hoedanig die ook zouden mogen wezen, gene van die uitgezonderd, zodanige keuren, wetten en orders te maken, te ftellen en bevelen te doen , — als zijlieden zouden oordelen het nuttigst en oorbaarst te wezen voor de Landen van Rhijnland , en daarom ook alle wateren, waar door zij meenden, dat het Hoogheemraadfchap van Rhiinland wierdt geïncommodeerd, te kunnen keren of te fluiten en te weren met het legden van dammen , fteken van verlaten of zodanig anders, als Dijkgraaf en Hoogheemraden zouden oordeelen met den Waterfiaat van Rhijnland, en deszelfs Ingelanden het best en bekwaamst  C 83 ) kwaamst'te wezen: zo echter, dat het zelve moest gefchieden onverkord en zonder prejuditie of langdurig belet van een anders récht en posfesfie van doorvaart in gemelde wateren, en dat alvorens dè Geïntresfeerden daar in onverhinderd het recht werde gegeven en gelaten1, öm met allegatie van redenen zich daar tegen al, dan aiet, te kunnen oppoferen-, zij Commisfarisfen dienvolgens verklaarden Dijkgraaf, Hoogheemraden en Hoofd - Ingelanden van Rhijnland in hun voorfchreven posfesfie vel 'quafi onder de bovengenoemde limitatieh te mainteneren, fiijven en Herken, ordonnerende van wegen de Hooge Overigheid en Graaflijkheid van Holland, Zeeland en Vriesland, Burgemeesteren van Amfterdam, mitsgaders Dijkgraaf en Hoogheemraden van Amftelland,' dat, zij zich niet het mandament .van coihplainte bij hun van de Hoogen Raad geobtineerd en tégen die van Rhijnland gedaan exploicieren, niet verders zouden hebben re behelpen, als volgens én in conformité van de acte van retabljsïëment aan hun in de zaken, waar in zij Impetranten Waren , gegeven , met interdictie aari die van Amfterdam en Amllelland om op een boete van ƒ 1000 goude Ducaten, rén behoeve van de Hooge Overigheid te verbeuren, anders te doen, of op de posfesfie vel quafi vad F 2 ' Dijk/  C 84. ) Dijkgraaf, Hoogheemraden en Hoofd-Ingelanden van Rhijnland te attenteren, met vrijlatinge aan dezelve, om zich tegen gemelde uitfpraak te oppoferen op zodanig eene wijze, als verder bij de acte van retablisfement ftaat geëxprcsléerd. Na dit alles vooraf te hebben gepremitteerd, ten einde Gijlieden Burgers, Hoogheemraden en Hoofd-Ingelanden van Rhijnland, in den ftaat van zaken der Verlaten , op de Aar- en Drecht , en de relatien , deswegens plaats hebbende tusfehen Rhijnland en de Stad van Amfterdam , mitsgaders Dijkgraaf en Hoogheemraden van Amftelland, ingeleid, te beter zoudet kunnen oordelen over het mooglijke, of onmooglijke der voorgeftelde verpachting van gemelde twee verlaten , en om alzo ten vollen geconvinceerd te kunnen worden , van de gronden, waar op wij menen een declinatoir advijs te moeten uitbrengen , zal het nodig zijn om nu aanftonds ter beoordeling van het gedane voorftel overtegaan , en alzo den ons opgelegden taak af te fpinnen. Dienvolgens komt ons noodzaaklijk voor te moeten beandwoorden, deze twee vragen: Kan  ( 85 ) Kan Rhijnland fuo jitre de Aar - en Dre chtfche verlaten verpachten?1'' En zo ja-, welke voor - en nadelen zijn daar uit te wagten? Wat dan de eerfte vraag aanbelangt, deze menen wij, dat in ons wijdluftig gedaan verhaal ten vollen opgelost wordt; immers blijkt daar uit genoegfaam, dat, hoe zeer het verfchil van de affcheiding der wateren van Rhijnland en Amftelland, en het leggen van twee verlaten, in de Aar en de Drecht, alleen bij Commisfarisfen uit den Hoogen Raad bij een interlocutoire uitfpraak is bijgelegd, echter deze zaak ten principale nog blijft onafgedaan en aldaar litispendent is, en dat derhalven deze verlaten maar provifioneel zijnde, het recht daar van en de affcheiding der gemelde wateren , door die van Amfterdam en Amftelland als nog kunnen worden tegengefproken en betwisd, het welk wel niet te denken is, dat immer zal plaats hebben, daar Rhijnland reeds meer danken eeuw in de rustige posfesfie is der gemelde twee verlaten in de Aar en Drecht, en het welk voordaan wel zal ftand houden, ten ware aan de zijde van Rhijnland wierdt geattenteerd op het recht van Amfterdam en F 3 Am-  ( 86 > Amftelland in opzichte der vrije doorvaart, doos de beide verlacer, te verpachten met dat ge-, volg , dat van de doorvarende fchuiten en fchepen zekere ver]aaq.i.e!aen gevorderd werden ; edoch welke demarche niet dan onaangename en fehadeiijke gevolgen voor het beduur van Rhijnland zoude kunnen veroorzaken ; want, daar niet alleen kostbare procesfen zullen moeten worden geventileerd , waar van Rkijr.Jjind de aanlegger zal moeten zijn, daar haar echter bij voorgemeldeafle van restablisfement, opeen boete van ƒ 1000. D.ucaten door Commisfarisfen uit den Moogen Raad is geinterdiccerd, om Burgemeesteren van Amfterdam , mitsgaders Dijkgraaf en Hoogheem raden van Amftelland in de doorvaart van de Aar en Drecht te turberen, zo is bovendien, den uitflag daar van ook ongewis en onzeker , terwijl het tevens een dwaze en reprocabele daad van het beftuur van Rhijnland zoude zijn, om te gaan disputeren over een zaak , waar van door Rhijnland al dat geen genoten wordt, het welk , ingevallen hetverfchil ook ten principale wierdt Ipeflisd, door haar daar van kan worden getrokken.— Immers zijn als nog de wateren van Rhijnland van die van Amftelland afgefcheiden door twee verlaten , waar van het beftuur in den boezem van Hoogheemraden van Rhijnland berust,  C 87 ) rust, zonder dat die van Amftelland daar in eenige inzagen hebben. Immers genieten Phijnlands Ingelanden daar uit als nog alle voordelen , welke men in het jaar 1672. daar mede op het oog heeft gehad, en vermits de Rhijniandfche wateren , en gevolglijk die der polders , zedert de meergenoemde affluiting bruikbaar zijn, en niet meer door het brakke water der Stad Amfterdam worden geincommodeerd , en ook de lozing der meestentijds hogeren boezem van Amfterdam, Amftelland, daardoor op Rhijnland wordt verhinderd, zoo zoude aan deze zijde de verpachting der Aar- en Drechtfche verlaten befchouwd, dezelve voor Rhijnlands Ingelanden niet dan nadelig en inpracticabel zijn, en in het geheel niet beandwoorden aan het oogmerk , waarom zodanig eene onderneming gefchieden zoude. Maar aan de zijde van het voordeel, 't welk de verpachting dier twee verlaten met het gevolg eener heffing van verlaatgelden, aan de finantien van Rhijnland veronderfteld wordt aantebrengen, deze daad getoetsd, zal men bij een oppervlakkige befchouwing denken, dat het geen ïn Rhijnlands kas daar van zou komen , alF 4 ligt,  C 88 ) ligt zoude kunnen opwegen tegen de kans van het daartoe te ventileren proces en de kosten, maar ook dit gewaand voordeel , (en dit was de tweede vraag , welken wij moesten beandwoorden,) houdt bij een oplettende overweging op , en vervalt daadlijk, indien men in de eerfte plaats confidereert, dat niet alleen de Aar en de- Drecht bevaren worden door de Amfterdamfche en Amftellandfche fchepen, maar ook door fchepen van Rotterdam, Gouda, Leyden ;en andere Steden. — Zoodra nu de laatstgenoemde voor de doorvaart der verlaten moeten betalen , dan is het immers te voorzien, dat niet alleen Rhijnland proces krijgt met Amfterdam en Amftelland, maar ook met de laatstgenoemde fteden, terwijl het bovendien nog zoude te bezien flaan, of Rhijnland van fchepen, van - en naar de Stad van Leyden, en van fchepen, van-en naar de Dorpen in Rhijnland varende (die als dan mede fchutgcld zouden behoren te betalen) konde afvorderen fchutgelden , zonder zich daar door in een onaangename gelegenheid , zelfs met hare Committenten, de Rhijniandfche Ingelanden , te immifceren. Immers zullen zij met alle billijkheid kunnen tegenfpreken eene betaling van lasten VQOfc  i 89 > voor eene doorvaart, welke zedert meer dan één eeuw vrij en onbelemmerd is geweest, daar toch deze gelden, indien zij met recht konden worden gevorderd, reeds in den beginne der ftichting van gemelde verlaten zouden zijn geheven geworden: dit nu niet zijnde gefchied, zal daar uit door parthijen al ligt kunnen worden geargumenteerd, tegen het recht der heffing, en alzo hetbèfiuur van Rhijnland eene onderneming, zo niet geheel tegengefproken, ten minflen allermoeilijkst en in de uitvoering hatelijk worden gemaakt. — Maar boven dien is er ook nog eene andere reden, die de verpachting van het verlaat, flaande in de Drecht , zo niet ondoenlijk, ten minflen zeer bezwaarlijk maakt. Deze reden is hier in te vinden, dat zekere Barend van Veelen, in den jare 1723. door Hoogheemraden aangefleld zijnde tot Sluiswachter van het verlaat in de Drecht , en aldaar geen huis in huur of koop kunnende krijgen, van het gemelde Collegie heeft verzogd , om aldaar, ten zijnen kosten, een huis te timmeren, het welk hem bij refolutie van Hoogheemraden , op den 6 Julij deszelven jaars 1723. zijnde toegeflaan, ook tevens is vergund geworden, dat bij aldien het Sluiswachters-ampt F 5 j ■ door'  C 90 ) door zijn overlijden of anders mogti tomen te vaceren, hij Barend van. Veelen, of zijne Erfgenamen in der tijd, hetzelve huis aan zijnen fuccesfeur in officio, volgens tauxatie van Hoogheemraden zullen moeten overgeven, terwijl boven dien ook bij dezelve refólutie de toekomende Sluiswachters in. der tijd verpligt worden , om bij den aanvang van hunne bediening het meergemeld huis te moeten aannemen tot zodanigen prijs, als waar op het als dan door Hoogheemraden van Rhijnland zal worden getauxeerd. Op grond nu dezer refólutie heeft de tegenwoordige Sluiswachter van het verlaat in de Drecht, aan den Bilderdam, Carll Philipp Smalhaus , na voorafgaande tauxatie en prijsftelling van Hoogheemraden, het' gemeld huis aangeflaan , en in eigendom overgenomen van de erfgenamen van Daniël ïlzig, voor eene fomma van ƒ 2000. blijkens de Refólutie van Hoogheemraden van den 7. Oclober 1782. en zulks al mede onder de voordelige claufule, dat, wanneer het Sluiswachters-ampt koomt te vaceren, als dan bij Hoogheemraden in der tijd zal worden bepaald, hoeveel den tegenwoordigen Sluiswachter, Carll Philipp Smalhaus, of zijne Erfgenamen, voor voornoemd huis zal moeten worden gegeven. Hier uit zoude voordvloeien, dat de te-  c 91 > tegenwoordige Sluiswachter, ■ uit krachfe van voorgemelde Refólutie van den 7: October des jaars 1782. het recht heeft, om,-wanneer bij. in allen gevalle, en dus ook in cas van verpachting des meergemelden verlaats, van zijn ampt als Sluiswachter gepriveerd wierdt, zijnen Succesfeur, ter overneming van het bij hem thands bewoond wordend huis, kan verplichten, en voor zodanig eene fom, als waar op. Hoogheemraden het als dan zullen tauxeren;— al verder, dat in cas van verpachting in de voorwaarden daar van zal moeten worden geftipuleerd; want even zo min als de tegenwoordige Pachter kan worden geconftringeerd, om van zijn recht aftezien , even zo min kan de hem toegewaardeerd wordende penningen uit Rhijnlands kasfe worden goed gedaan, en derhalven zoude deze overneming bij een. anderen Pachter moeten worden bekostigd, waar door de verpachting van het Drechts verlaat, ook in dat geval, zo niet ondoenlijk, ten minften voor eenen Pachter, die al dikwijls maar weinige jaren van de pacht der fluizen genot heeft, zo bezwaarlijk is, dat, het gemeld recht ven den tegenwoordigen Pachter in kracht blijvende, zo als het zelve door het Hoogheemraadfchap niet krachteloos kan worden gemaakt , het als dan te dugten zij, dat gene Gega-  C 9a ) gadingdens voor de verpachting vmhet Dreckts verlaat zullen worden gevonden, en alzo het voornemen,, 't welk men in het voorftel eener verpachting dier fluizen op het oog heeft gehad, zal verijdeld worden. Alles derhalven, Medeburgers! dat wij zo vóór , als tegen de verpachting der twee veria, ten , ftaande op de Aar en Drecht, bij dit ons wijdluftig bericht, hebben moeten ter neder ftellen, te famen genomen, zo valt fpoedig in het oog, welk van beiden het overwigt heeft, én daar wij niet anders dan na waarheid moeten en kunnen adviferen, zo zouden wij van oordeel zijn, dat het verpachten van de Aar- en Drechtfe verlaten, hier voren breder omfchreven, niet is aanheemlijk, en alzo het gedane voorftel behoorde te worden gerejecleerd. Wij onderwerpen echter gaarne onze gedachten aan de wijsheid dezer vergadering. Leyden den 6. Januarij iy97. P. G. Mess. Mach. van der Meersch. D. TURCKENBURG. BIJ-  ( 93 ) BIJLAGE Litt. D. Rapport van de Commisfie ; nopens de openbare Verpachting van de doorvaart der Heymansbrug , liggende onder Oudshoorn. medeburgers! r | \r voldoeninge aan uwe Refólutie Commisforiaal van den 8. dezer maand Julij laatstleden, waar bij de Ondergetekenden verzogd worden, om met eene Commisfie uit het Groot Waterfchap van Woerden te confereren, over de openbare Verpachting der doorvaart van de Heymansbrug, liggende onder het Ambacht van Oudshoorn, en daar van Ulieden te dienen van Rapport, hebben wij dienvolgens de eer te berichten, d%t wij op Vrijdag den 9. der voorledene maand ons hebbende begeven naar de gemelde Heymansbrug, aldaar hebben ontmoet  C 94 ) moet eene Commisfie uic het Waterfchap vafi Woerden, beftaande in den. Dijkrichter en twee Hoogheemraden, met den Secretaris ; waar mede wij dadelijk in conferentie zijn getreden. Al aanftonds kwamen b'ij de gehele Commisfie in ferieufe overweginge de voor - en nadelen der openbare Verpachting van de gemelde Doorvaart, en of die boven de uit de handfche te prefereren zij ; althands, of de vermeerdering der pachtpenningen, welke men door eené publicque verpachtinge meende te verkrijgen * ook vergezeld konde gaan met zodanige nadelen , welke uit eene, uit de handfche, verpachtinge niet te dugten zijn. De beoordeling en ontwikkeling daar van waren voor de Commisfie te gewigtiger, om; dat in den jare 1794. door die van het Grootwaterfchap van Woerden, aan dat van Rhijnland, het doen dier verpachting in het openbaar voorgefteld zijnde geworden , toen door het laatstgemelde Hoogheemraadfchap op gedetailleerde gronden het nadeel daarvan, en het belang eener uit de handfche verpachting was betoogd; en het was dus voor de Commisfie, niet onverfchillig, om die gronden te onderzoeken, en alzo het voor- en tegen der publicque  C 95 > que en uit de handfche Verpachting, te weten. Een menigte zwarigheden vertoonden zich dadelijk enz. "Welke zwarigheden de Commis15e oordeelde van dat aanbelang te zijn, dat dezelve behoorden te worden gebragt ter kennis en ter beoordeeling hunner Committenten, terwijl inmiddels door hun konden worden befproken de conditiën der openbare verpachting , ingevalle daar toe gerefolveerd wierdt, het welk dan ook door de beide Coramisfien is verricht geworden. Om nu hier aan te voldoen, moet uwe Cotü-. misfie in de eerfte plaats voor Uwen geest brengen het belang, welk Rhijnland heeft in de doorvaart van de Heymansbrug; deze tog is zodanig, dat dezelve een der voornaamften, te water in deze Provintie kan worden genoemd, waaromtrent ook zodanig eene activiteit, vlijt en toezicht vereischt worden , dat, wanneer onverhoopt mogte gebeuren , dat dezelve aan eenen onbekenden en onbedrevenen wierdt verpachd, zulks alligt de beide Waterfchappen, zo geen dadelijk nadeel, althans zeer veele onaangenaamheden zoude kunnen verwekken , terwijl bovendien ook nog een ander belang aan  C 96 ) dezelve verpagting geaccrocheerd Is, dat der paalwerken, naamlijk, en van het daarbij liaand huis, het eigendom der beide Hoogheemraadlchappen, welke eerfte met de Brug in hec jaar 1790. met zo grote kosten zijn.vernieuwd, dat de dagelijkfche toezicht en de zorg , dac dezelve door onbedrevenheid of moedwil van Schippers of anderen niet werden befchadigd, wel deeglijk vorderen eenen Pachter, die met zul ke werken gewoon is om te gaan, en dezelve daaglijks weet te behandelen. Wel is waar, dat in de conditiën van verpagting wordt bepaald, dat de Pachter alle fchade door zijn toedoen ofnalatigheidveroorzaakd,zal moeten vergoeden ; maar het is ook niet minder waar, dat het voor de beide Collegien eene gehazardeerdezaakis, en blijft, om aan eenen onbekenden en onbedrevenen de behandeling der brug, en het toezicht over de plaatwerken toe te vertrouwen. De tweede zwarigheid, enz. Daar nu onbetwistbaar gegronde bezwaren opgefloten liggen in eene openbare verpachting van de doorvaart der Heymansbrug, en deze niet dan moeilijk fchijnen. te kunnen worden wegnomen, zo moet notoir de vraag zijn, welke zijn  C 97 ) zijn de beste middelen, om, zo wel in opzichte der voor beiden de waterfchappen , zoo belangrijke doorvaart der Heymansbrug, en omtrent de daar bij en aanftaande paalwerken, als omtrent de meergemelde timmeragiej de verpachting te doen naar de voorfchriftenener behoorlijke pligtsbetragting? Uwe Commisfie zoude liever deze vraag door dé beide Collegien , dan door haar, willen, beandwoord zien, indien zij niet tevens Voelde, dat zulks ook een aanhangfel van haren taak Was, en Gijlieden met recht dieswegens hare gedachten zoudet Vorderen: ert het is dan ook daarom , dat Uwe Commisfie hare gedagten rondborftig voor Ulieden openleggende, moet* verklaren, dat de doorvaart der Heymansbrug op de reeds aangehaalde gronden, haar Voorkomt niet gefchikt te zijn voor eene publicquö verpachting: —die de fituatie en ligging van dezelve van nabij gezien heeft,en defterkepasfagie aldaar kent, zal notoir dit met ons moeten getuigen : — en dienvolgens van advis zijn, dat aan den tegenwoordigsn Pachter Jan van Abshoven^ de pacht der gemelde doorvaart voör vijf of zes ja"ren , te beginnen met primo November aanftaande, uit de hand werde gegund; edoch ender deze conditiën; G Daf  C 98 ) Dat hij aan het Hoogheemraadfchap van Rhijnland, voor de helft der verpachting jaarlijks in plaatze van ƒ 250. welke tot heden de pachtpcnningen zijn geweest, zal betalen eene fomme van ƒ 300. zo als hij zedert de Maand November 1795. reeds gedaan heeft aan het Groot Waterfchap van Woerden voor de andere helft. En welke ƒ 300. door de Commisfie geoordeeld worden, het hoogflre te zullen zijn, dat in eene publicque verpachtinge, vrij van alle bezwaren, kan worden uitgeloofd , en wel op grond , dat bijna alle de fchepen , welke de Heymansbrug pasferen, ook de gemene brug van Alphen en Oudshoorn, liggende over den Rhijn, doorvarende, de openbare verpachting daar van , 16 jaren door een gerekend , niet meerder aan de beide gemelde Ambachten heeft kunnen opbrengen , dan een fomme van 'f 596 : 18:0. blijkens eene verklaring daar van door den Secretaris van Oudshoorn, Uwe Commisfie gefuppediteerd, en hier bij overgelegd. a'. Dat, enz. 30. Dat daar in, zoveel mooglijk, de Concert werde gehandeld met het Groot Waterfchap van Woerden. Niet-  C 99r X Niettemin onderwerpt zich Uwe Commisfie aan het beter oordeel dezer vergadering. Leyden den 3. Oétober 1796. P. G. Mess. A. van Holst. A. S HEOERHOEKi D. Peegrom» O % 6 lp  (/ 100 ) BIJLAGE Litt. E. Rapport van Commisfarisfen tot de Helmplantingen der Rhijniandfche Duinen, onder het Hoogheemraadfchap ■ vare Rhijnland liggende, aan Dijkrichter en Hoogheemraden des zeiven Lands. Medeburgers ! tiet was op den 19. September des voorleden jaars 1796, vtoen Gijlieden goedvondt, om de Ondergetekenden, P. G. Mess, A. van Holst en Air. Stegerhoek, Leden Uwer vergadering, te verzoeken en te committeren, tot het opzicht over de Helmplantingen der Rhijniandfche duinen, onder dit Hoogheemraadfchap liggende, welke in het najaar des voorleden, en in het voorjaar dezes jaars, moesten worden gedaan. En het is thands, dat wij van die zo moeilijke , als arbeidzame commisfie, naar onze .JI ff . . ver-  vermogens, ons vleiende te hebben gekweten, in ftaat zijn, om daar van bij deze rapport te doen. Wij zullen, om daar aan gepast te kunnen voldoen, in de eerfte plaats aan Ulieden vera'ndwoorden de gelden , die wij fuccesfivlijk van den Rentmeester van Rhijnland, ingevolge Uwe Refólutie, hebben ontvangen, ter vindingvan de, tot die Helmplantingen, benodigde kosten. Voords zullen wij trachten te betogen, dat die gelden waarlijk ten nutte van Rhijnland zijn befteed: En eindelijk, dat de wijze dezer Helmplanting niet alleen verre te prefereren zij boven die, onder het Oud Beftuur gebruiklijk, maar ook dat daar door ter eniger tijd in de deplorable toegtand der Duinen zal kunnen voorzien worden. Wij beginnen met het eerfte, en dan moeten wij Ulieden zeggen, dat het geheel montant aan de gemelde na - en voorjarige Helmplantingen befteed, bedraagt ƒ 5852 : "5 : 12., namelijk: G 3 /«  C ) In het eerfte Difiritl. Wegens arbeidslonen san de Uitflekers, Gatemakers en Planters der helm;voords wegens rijen draaglonen der helm, van den eenen plaats en het diltrict naar den anderen, eene fomma van ƒ469:14: o. Wegens het tnclement van den Toeziener ƒ250: o:o. Hier van echter afgetrokken een vierde,dat Holland in het bovenflaande voor de Oostduinen, onder dat diftricl: liggende, betaalt, tot ƒ179:18:8. Dan blijft voor Rhijn-. land, volgens drie qui- %mm . , . . . . . , . ƒ 539:15:8,  C I03 ) Transport ƒ 539:15 : 8 Twede DiflriEt. Wegens arbeidslonen, en bijkomende kosten, hier voren breder omfchreven, eene fomma van ƒ478:11:0. Traétement van den Toeziener . • • f^o: o:o' * . Volgens drie qaitan- tien .J. . . . • • • • ƒ 728:u: o. ■ Derde DiflriEt. Aan arbeidslonen enz. als voren . . • ƒ267: 5:4. Tractement van den , r . Toeziener . % . ƒ250: 0:0. Volgens drie quitan- tien S ï f 5i7: 5: 4- Transporter e ƒ1785:11:12. G 4 Vierde  C io4 ) Transpon ƒ1785:11: 12. Vierde Diftriel. Aan arbeidslonen enz. als voren . . . ƒ635: 5:0. Tractement van den Toeziener , , . ƒ250. 0:0. Volgens drie quitan£ien • • • • • : ».-'.• ƒ 885: 5:0, Vijfde DrflricJ. Aan arbeidslonen enz. als voren . . . f647:17:0. Wegens 441 bosfen roggen-ftroo . . ƒ 49: 0:0, Tractement van den Toeziener , , ƒ250: 0:0. Volgens vier quitan- üen ......... ƒ946:17:0. • ♦ » . . . , Transporter e f3617:13:12. Zesde  Transport ƒ3617:13:12. Zesde Diftria. Aan arbeidslonen enz. als voren '. ._ . ƒ474: 9:0; Tractement van den Toeziener . . . ƒ250: 0:0. ) Volgens drie quitan- tien . ........ f 7W- 9' Q> .Zevende Dlftricl. Aan arbeidslonen enz. als voren . . . ƒ5441 T'-o. Traétement van den • • Toeziener . . . ƒ250: 0:0. Volgens twaalf qui" Santien ï ï f 794' 7' °> . • ' ■ i Transporten ƒ5136: 9:12*  C 106 ) Transport f5136": Agtfle Dijirtö. Aan arbeidslonen enz. als voren . . . ƒ518: 0:0. Tractement voor den Toeziener . . , ƒ250: 0:0. ' Volgens vier quiran*en •• • • • ƒ 70*8? o: o. 'Negende Diflnct. Aan arbeidslonen enz. als voren . . . ƒ538: 0:0. Tractement voor den Toeziener . .. . ƒ250: 0:0. , Volgens drie qriitan- ,den • • ' • • • • i V . ƒ >88: o: O Transpor tere f6602: 0:12. Dan,  ( io7 ) Transport f6602: 9:1*. Dan, hier van moet worden afgetrokken het geen wegens arbeidslonen'en toezicht is befteed aan de Bre- ' denroodfche Duinen, ten lasten van Holland, ten montante van ƒ &4o: 4: °» Belopende dus de kosten der Helmplantingen van Rhijnland, eene fomma van f5%5-- 5-12* . Belangende nu het tweede point, de ware en nuttige befteding dier gelden , naamlijk, daar toe menen de Ondergetekenden genen beteren proef te kunnen aanhalen, dan door eene opgaaf der hoeveelheid vatt mergen - helmplantingen onder het opzigt van Uwe Commisfie bewerkt, en van den gunftigen uitflag, welken zij gehad hebben. Waar tegen wij zullen Hellen de genen, welke onder het Oud Beduur jaar-  C 108 ) jaarlijks wierden beplant met de rekening der "kosten, die daar toe, zo fchandelijk, en zonder ecnig fucces befteed wierden ; ten einde tót die fprekende daden blijke het aanmerkelijk onderfcheid tusfchen de Helmplantingen, wel eer onder het opzicht van het voor-1 malig Beftuur gedaan , en thands onder het opzicht van Uwe Commisfie gefchied, zo ten aanzien der gelden, als omtrend het getal der geplante en wasfende mergentalen. Wij zijn niet voornemens Medeburgers, om alhier op te hangen het zo bérispeiijk gedrag des OudenBeftuurs van Rhijnland, in opzichte van de Helmplantingen der Dntnen en de daar toe veripilde gelden, óm dat zulks niet behoord tot onzen taak; wij kunnen 'er echter niet geheel van zwijgen en zullen 'er ook maar in zo verre van fpreken , als tot ftaving onzer gezegden omtrent de gedane Helmplantingen gevorderd wordt. Door het Oud Beftuur dan , wierden jaar door jaar in het openbaar ter Helmplantinge befteed, ruim elfhonderd morgen. Deze morgen moet men echter niet rekenen tot de gewone grootheid van 600 roeden onbeplante fchelleen verftovene duinen; maar tot eenen uitgeftrekten grond,  C I09 ) grond, waar op 200 bosfen plantbare Felm door den aannemer geplant wierden; dit gefchied zijnde, en na eene evenfchandelijke opneming, als de befteding zelve was, wierden hem zijne uit- j geloofde gelden toegeteld. Met deze 200 bosfen Helm, bepaald tot zekere dikte, wierden op eenflordige en onbehoorlijke, wijze niet meer dan 200 roeden ftrekkende duingrond bezet, daar tot een morgen (trekkende duingrond ruim 1000 bosfen vereischt worden. En op dezen voet de voorgemelde elfhonderd morgen berekend, dan zijn jaarlijks onder het Oud Beftuur geen meerder vlakke duingronden met helm of ftroo bezet, dan tusfchen de 250 en 200 morgen, en dat noch wel op zodanig eene wijze en met zulk een Hecht gevolg , dat uwe Commisfie bij hare gedane eerfte infpectien bijna gene overblijffels der vorige Helmplantingen heeft kunnen befpeuren, alzo men gewoon was, levenloze of verrotte helm te planten; mooglijk om deze bronnen van beltaan voor de aannemers niec 'te laten opdrogen. Deze Helmplantingen beliepen den Rhijnlanders' jaarlijks plus minus f n 100. Opder het opzicht Uwer Commisfie daar en tegen  gen zijn gehelmplant ruim i ^omorgen, ieder mofgen gerekend tot 600 roeden vlakke en verftoverie duinen , met zodanig een goed fucces, dat onder de geheele uitgeftrektheid bijna gene plantingen, veel min ftreken, gevonden worden, welken niet aan het oogmerk voldoen; maar alle zijn zij volmaakt wasfende. Op deze 170 morgen zijn door de arbeiders beplant ruim 160000 bosfen helm van gewone dikte, en 7 voer rogge fchote ftroo ; terwijl de kosten hier van maar belopen een fomma van ƒ 5852 : 5 : 12. Zo dat deze , zoo zeer uit elkaêr lopende manier van Helmplantingen , te famen vergeleken, zo wel in opzichte van de kosten, als wel inzonderheid omtrent den nuttigen uitllag, zodanig een onderfcheid oplevert, dat Uwe Commisfie ƒ 5247 : 14 : 4. minder befteed, en ruim 170 morgen duinen met wasfende helm heeft doen beplanten, en dat zij dus hoe zeer minder in mergentalen , dan onder het Oud Befiuur , niet te min echter in opzichte der groei van den Helm , en der voordelen, die voordaan zullen te pas komen, verre meer meent te hebben gedaan, dan immer jaarlijks onder het Oud Beftuur heeft plaats gehad. Bo-  Bovendien zijn in de Helmplantingen onder het opzicht Uwer Commisfie gedaan, ook nog andere, en wel de beste voordelen te vinden, welke bij het Oud Beftuur al mede zijn verzuimd geworden , en 't welk de enigfte oorzaak kan worden genoemd , dat Rhijnlands Ingelanden jaarlijks in de kosten der Helmplantingen bij aanhoudenheid zoo zeer hebben moeten delen. Deze voordelen zijn hier in te vinden, dat Uwe Commisfie bij den 'aanvang van haar werk zich 'er op toegelegt heeft, om zo veel mooglijk gezonde en groeibare Helm op een behoorlijke manier en in de gefchiktfte faifoenen te doen planten, welke voorzorg door de Opzichters met zo veel oplettenheid is in acht genomen, dat alle de Helmplantingen, die uwe Commisfie geinfpefteerd heeft, de eene fleuriger, dan den anderen, alle ten minfte wasfende en groeijende zijn. Deze velden nu dus voordwasfende , waar aan uwe Commisfie niet twijfelt, dan is het zeker , dat dezelve nimmer, ten minften niet binnen een groot aantal jaren zullen behoeven te worden herplant , terwijl bovendien ook daar door da voorraad van helm , welke in  C 112 ) _ m fommige Diftriden, zedert een aantal jarea door het verzuim van gezonde helm te plan* ten, zozeer verminderd is, dat uwe Commis- j fie genoodzaakt is geweest, om van verre de helm , met grote kosten te laten vervoeren, aanmerkelijk zal vermeerderen , en daar door aan de kosten der Helmplanting ook al verligting kan werden aangebragt. Ondertusfchen moet men niet'denken, dat alle-deze voordelen binnen eenen korten tijd bejaagd zullen worden, neen, voorzeker! daar toe zijn de duinen te zeer verwaarloosd, dan dat derzelver tegenwoordigen flegten ftaat zo maar fpoedig zoude kunnen worden geheeld , daar in dezelven nog duizenden mergentalen liggen , die als na een Zandzee gelijken. Deze voorziening zal derhalven bij trappen moeten gefchieden, eerst moet men de eerfte oorzaken der verftuivingen opfpcuren en Hoppen , voor dat men de volgende rauwe gronden met helm beplant, en tot een vast lichaam maakt; want , indien men met geen bedaard overleg, en met ondervinding te werk gaat, dan zal men in denzelfden poel van verkwisting vallen, waar in men jaren lang verkeerd heeft: men werkt,— plant,—en befteedt een hoopgelds, terwijl  c m ) wijl inmiddels de verftuivingen voortduren* etï de 'duinen in den zelfden ftaat blijven , waaf in Uwe Commisfie dezelve bevondt, toert zij in het najaar van het voorleden jaar de eer" fte infpectien daarin deed. Uwe Commisfie hiertoe ftellende eene loop van 12 ert 15 jaren vleid zich , dat met aanwendinge der moei* te en arbeid, waar mede men bereids begonnen is, de Rhijniandfche Duinen zodanig tegen de verftuivingen znllen zijn verzekerd, dat dezelve als dan met vrij wat minder kosten , dan thands zullen kunnen worden gehouden tot eenen vasten voormuur tegen het geweld der Noordzee, den woedenden vijand onzes Vaderlands, en dat alzo voldaan zal werden aan dat groot Oogmerk, waartoe de Eigenaars van landen in Rhijnland liggende, zedert eeuwen zo veel opgebragd hebben. En hier mede, Medeburgers! "zouden wij vermenen den, ons opgelegden, taak te hebben afgearbeid, en alzo eindigende, onze Commisfie in den fchoot dezer vergadering ter neder te mogen leggen , zo wij ons niet verplicht rekenden, om ook nog aan Uwe overweging op te dragen, eenige reflexien, welke ons in den loop der werkzaamheden zijn voorgekomen , zo ten aanzien van alle de duinen onder H die  C "4 ) dit Hoogheemraadfchap liggende, als ten aanzien van die,welken alleen door het Rhijnlands Beftuur tegen de verftuivingen moeten worden verzorgd. Wij beginnen dan met den opgaaf onzer gedachten, die ons in het bewandelen der duinen zo dikwils voor den geest zijn gekomen, en wel voornaam lijk in opzichte der vragen , of alle de duinen onder Rhijnland liggende, behelmplant worden ? door wien zij beplant worden? hoedanig - en waar door die Duinen onderfcheiden worden ? of daar van kentekens zijn ? onder wiens opzicht de bezorging dier duinen ftaat?— Immers, deze alle onder Rhijnland liggende, en als een aanhangfel harer Waterftaat befchouwende, zo vordert het belang van Rhijnland, dat zij alle ftaan onder het toeziend gezag van deze vergadering. Alle deze en meerdere vragen, Medeburgers! hebben wij ons meermale gedaan , en de moeite genomen , om er ons van te doen inlichten; — maar wij zijn omtrent fommigen dier vragen, als nog onvoldaan, hoe zeer wij ons vleiden, dat door de papieren van Rhijnland de duister. • nis  < "5 ■) nis daar van zoude kunnen worden. weggenoinen, .ir< (j , , 01 . uj, la f:- .•■ Indien nu deze alleen maar fpeculative gedachten van Uwe Gecommitteerden waren, dan zouden zij zich de moeite van verder onderzoek kunnen befparen; maar de oplosfing derzelven het belang van Rhijnlands Ingelanden geldende, öm dat zonder gegronde kennis derzelve de Helmplantingen de nodige redresfen misfen, zo kan de beandwoording dier vragen niet onverfchillig zijn; te minder in deze tijden , waar in de verwarde en duistere Haat der Duinen eene zaak van onderzoek bij de. Geconftitueerde Machten van dit Gewest, geworden is. Immers, zo lange met gene gewisheid kan worden bepaald de uitgefirektheid der Duinen, door Rhijnland beplant, (eh dat dit zo is, wordt door het onderzoek der Commisfie vanSuperintendentie ,in opzichte def eigendomlijke Duinen van bijzondere Eigenaars, even zd zeer bevestigd, als het ons is voorgekomen, dat ten Comptoire der Nationale Domeinen, even min, als op het Secretarij van Rhijnland,' dé grenzen der Rhijniandfche Duinen kunnen worden bepaald), dan vorderen Rhijnlands belanH fi gen  C iió ) gen eene oplettende voorzigtigheid , dat door ons geen meerder duingronden behelmplanè worden, als waartoe wij verpligt zijn. De"-Duinen der bijzondere Eigenaars, behoren even zo wel tegen de verftuivingen te worden bewaard, als die van Rhijnland ; edoch dit is door Uwe Commisfie ' bevonden niet zodanig plaats te, hebben, als het belang der zaak wei vorderd. 'Er zijn wel enige Eigenaars, die hunne Duinen behelmplanten, maar zo flordig , dat 'er de Duinen door benadeeld worden ; het welk dan ook ten gevolge heeft gehad, dat om' te voldoen aan het groot oogmerk, waar toe de Helmplantingen worden daargefteld, Rhijnland dikwijls genoodzaakd is geworden, om de Duinen van bijzondere Eigenaars tegen de verftuiving der daar bij liggende groene landen , te behelmplanten. En dit, Medeburgers ! ftrekke U tot een genoegzaam bewijs, hoe noodzaaklijk en belangrijk het voor Rhijnlands Ingelanden zij te weten, welk het'aandeel van Rhijnland zij in de beplantinge der Duinen onder dit Hoogheemraadfchap liggende. Voords  c "7 ) Voords. zij het ons vergund nog eene andere bedenking te maken , die ons voorkomt van geen minder belang voor Rhijnlands Ingelanden te zijn: zij is deze, dat behalven het important onderhoud van een groot aantal Duinen, ook nog bovendien door Rhijnland jaarlijks aan Holland moet worden betaald voor depopulatien, of het Conijnlooshouden dier Duinen, en wegens Verpondingen, de helft in eene fomme van ƒ4708 :. 10 : o. en dus ƒ2354 •' 5 terwijl de.andere helft uit de Graaflijkheids kasfe gevonden wordt. -!.- > ï«è8 ïévi fravyld njströ4*EKi liéolffi Hé ,rti.-^ Dit befchouwt Uwe Commisfie onbillijk te i". Om dat de voordelen der Helmplantingen van Rhijnland , niet op Rhijnland alleen, maar op de gehele Provintie, voor welke de Duinen tot eenen voormuur tegen de Noordzee zijn, neerkomen. 1°. Om dat Rhijnland, uit de Duinen volftrekt geene vruchten geniet, zelfs niet het hout, dat 'er in wast, 't welk door de Graaflijkheid wordt verkogt, daar echter de Eigenaars van Duingronden uit de voorteeld en verkoop der Conijnen hun voordeel trekken. H 3 Wel  C n8 ) 1 Wel is waar, dat Rhijnland gene Eigenaresfe is der Duinen, die zij beplant, en dat dezelve als een aanhangfel van Rhijnlands Waterftaat haar door het Gemene Land ter onderhoud zijnde opgelegd, zij ook dienvolgens als zodanige geen aanfpraak kan maken op voordelen uit het recht van eigendom voordvloeijende; dan, daar tegen lasten, lusten moeien overftaan, zo komt het ons ook voor, dat juist het gemis van eigendom de reden zijn zoude, waarom Rhijnland van lasten, gehegd aan eigendommen , behoorde te werden ontflagen, en alleen maar belast blijven met het onderhoud van Duinen, waar in 'zij met hare Naburige Waterfchappen gelijk ftaat; want anders zou Rhijnland meer moeten doen , dan, Eigenaars van Duinen, die tegen het onderhoud harer Duinen , en de Provintiale Jasten ftelicn kunnen het product- der Conijnen, het welk nier de ware gelijkheid in het dragen van 's Lands lasten, zoude ftrijden. 3 . Maar gefield al eens, dat Rhijnland Eigenaresfe was der Duingronden, die zij met helm beplant, dan nog menen wij te moeten befluiten, dat het opbrengen der meergewaagde proeft cfale lasten eene onbillijkheid is. lm*.  ( "9 ) Immers zoude Rhijnland als dan het zelfde recht hebben , om met alle Eigenaars Conijnen aan te fokken en te verkopen , al ware het dan ook in zoverre, dat daar uit de Provintiale lasten 'gevonden wierden. — Maar deze voorteeld houdt een ieder als een voornaam middel van bederf der duinen, vermits dat Gedierte de helm, het beste gewas in de Zeeduinen, tegen de veriluiving, afvreet en bederft, en dus zoude deze daad de Provincie in een eminent gevaar brengen, door dat dan de duinen baare vastigheid en voorname fterkte zouden ontnomen worden. Het belang der Provintie vordert derhalve, dat de duinen Conijnloos worden gehouden, en bij gevolg vordert ook de .billijkheid, dat Rhijnland van de Provintiale lasten dies aangaande gelibereerd wordt. Hoedanig men nu ook de gehele zaak befchouwt, aan alle kanten draalt de billijkheid door, dat, indien Rhijnland nog langer Duinen moet behelmplanten, zij als dan ontheven werde van de hier boven gemelde Provintiale lasten, en daarom zoude Uwe Commisfie van oordeel zijn , dat daar over adres gemaakt werde aan het Provinciaal Beftuur van Holland. H a Ein-  C* 1S.O J Eindelijk hebben wij nog eene laatfte bedenking; zij bcftaat in de menigvuldige directien in de Duinen, waar van zo wel, als van het fchadelijk verblijf der Coniinen in de duinen van bijzondere Eigenaars, Uwe Commisfie het verderflijke van nabij heeft gezien, en 't welk voorzeker zal moeten vermeerderen, zo lange het belang der duinen aan een Opperbeftuur blijft ontrokken, Trouwens, die het belang en de beftemming der Duinen kent, zal het met ons eens zijn, dat tot herftel der-tegenwoordigen Hechten ftaat der Duinen, al mede gevorderd wordt een algemeen toezicht over dezelve ; daar anders alle middelen, ter behoud der Duinen aangewend, zullen moeten verminderen en kragteloos worden , zo lange een ieder daar over willekeurig befchikken kan, en welke befchikking meestal zal afhangen van het belang, 'twelk de bijzondere Eigenaars*van Duinen ftellen in de voortelinge der Conijnen, de enigfte vruchten harer Duingronden, ter betaling van 's Lands lasten, Wij oordelen het derhalven, Medeburgers! hoedanig ook voordaan over het onderhoud der Duinen moge worden gedacht, van het uiterfte gewicht, dat vooreerst het toezicht over alle de Dui-  Duinen, onder dit Hoogheemraadfchap liggende, werde gebragt onder- en blijve bij één beftuur; en ten anderen, dat tot betere bevoordering der Helmplantingen, welke wij menen het beste middel te zijn tegen de verftuivingen, en voor de confervatie der Duinen, alle de duingronden conijnloos. worden gehouden , ten minflen, dat de aanwas en vermeerdering der conijnen in zo verre werde tegengegaan, dat de Helmplantingen in de Zeeduinen niet kunnen worden geftoord en befchadigd. Niet te min onderwerpt Uwe Commisfie dit hun wijdlopig rapport aan het beter oordeel dezer vergadering. ' Aéhim Leyden den 14. September 1797. P. G. Mess. A. van Holst. A- Stegeriioek. If 5 » f  ( 133 } BIJLAGE Litt. E. * Rapport van de Burgers Pieter Gerard Mess, Adrianus van Holst en Abraham Stêgerhoek, Gecommitteerden uit het Collegie van Hoogheemraden, tot het opzicht over de Helmplantingen der Duinen van Rhijnland, aan Dijkrich-, ter en Hoogheemradenvan het zelve Land. medeburgers! 'JL er voldoening aan de Refólutie van den 19. September 1796, waarbij Gijlieden hebt goedgevonden, om de Ondergetekenden Pieter Gerard Mess, Adrianus van Holst en Abraham Steger hoek, Leden Uwer vergadering, te committeren tot het opzicht over de Helmplantingen der Duinen van Rhijnland, hebben wij de eer aan Ulieden onze verand-  ( 123 ) verandwoording te doen, zo der gelden , die Wij telkens van den Rentmeester van Rhijnland daar toe omringen, als van wegens onze werk- ' zaamheden. Wat het eerfte betreft, wij zullen daar toe dezelfde orde houden, als in het Rapport, in den afloop van het jaar 1797. door ons gedaan, der Helmplantingen, in het najaar 1796, en in het voorjaar 1797. De kosten dan, welke aan de Hel m plan tingen in het najaar 1797, en in liet voorjaar 1798, uit Rhijnlands casfe zijn gedaan, zijn de volgende, ais; In het eerfte Diftribl, \ 'l i :™>? »no&kWfth'jobusrn5> Aan'de Stikkers en Planters van de Helm enaande Gatcmakei's/ 381 :17: o. t Voor rijloon van de Helm . . . ■ ƒ S4: o: °> Aan Leendert van der Harst, voor een jaar opzicht over de Helmplantingen . ƒ250: o: o. Tranportere'f 685: 17: o,, Hier  C i24 ) Transport f 685:17: o. Hier van afgecrokken ' a een vierde in vorenftaande kosten, welke het voormalig Gewest Holland voor de Oostduinen daar in moet betalen, tot . . ƒ l?x ï p. 2_ Zo blijft nog voor Rhijnland , volgens bijgevoegde quitan-; tién . . , ••• " ■ *''•♦-/ 5H-- 7:14. In het twede Difiricl. Aan de Stikkers en Planters van de Helm, en aan deGatemakers ƒ 557: ï 1: 6. AsmBartLangeveld, voor rijloon van de Hel* ƒ138:15: o. AwFredrikSelken, voor een jaar opzicht over de Helmplan«"gen .... f25o: o: 0. Volgens bijgevoegde qUkantien v ..... . ƒ946: 6: 6. Transpor tere ƒ1460: 1 4: 4-  C 125 ) Transport f 1460 .-14: 4.' In het derde DiftriEi. Aan als voren . ƒ424:18:10.' Aan Cornelis van Sevenom, voor opzicht over de Helmplantingen . . . . • ƒ 25o: o: °- Volgens bijgevoegde quicantien ƒ 674 18:10. In het vierde Difïriiï. Aan als voren . ƒ5I3: 5: °- Wegens rij - loon van de Helm . . . ƒ 22: 7: o. Aan M. H. Alkemade , voor een jaar opzicht over deHelrnplantingen . • . ƒ 250: o: o. Volgens bijgevoegde quitantien • ƒ 785:I2: °' . . - , , Transpor-tere f2021: 4:I4-  ( 1*6 ) Transport f 2921: 4*14. In het vijfde Diftritl. Aan als voren . ƒ402:15: o. Voor aankoop van rogge-ftroo, en voor rij - Joon daar van, en van de helm . . ƒ 106:15: ó. Aan P.A.Ruygrok, ■ voor een jaar opzicht over de Helmplantingen ƒ250: o: o. Volgens bijgaande quitantien ƒ 819:10: p. In het zesde Difiricl. Aan als voren . ƒ373:16: o. Voor rij-lonen van de Helm . . . ƒ 53: o: o. Aan IV. van der Swet, voor een jaar opzicht over de Helmplantingen . . ƒ 250: o: o. Volgens bijgaande quitantien f676:161 ö. Transporter e f4.4.17:10:1^ lü  C **7 > Transport ƒ4417:10:14; In het zevende Diftricl. Aan als voren . ƒ 424: 2: °« Voor rij-loon yan de Helm . . . • ƒ 22: 9: o. Aan X. Brevoord, voor een jaar opzicht over de Helm. plantingen' . . . ƒ 250: o» Volgens bijgevoegde quitantien ƒ 696: 2: °* In het agtjle Diftricl. Aan als voren . ƒ4251 o: °* Voor rij - loon van de Helm . . . • ƒ 39: o: o. Aan G, Middelkoop, voor een jaar opzicht over de Helmplantingen .... ƒ2501 o: °' Volgens bijgaande quitantien . .. ... • ' • / 7H' Q' o- Transportere ƒ5827:1214. |j 3 L ' In  C 128 ) Transport ƒ5827:12:14. In het negende Diftricl. Aan als voren . ƒ425: o: o. Voor rijloon van de Helm .... ƒ 5I: o: o. •> Aan G. van Velzen, voor een jaar opzicht over dè Helmplantingen ■ . . . . ƒ250: o: o. Volgens bijgevoegde quitantien ƒ 726-: o: o. ƒ6553112.'14. Dan, hier van moet worden afgetrokken, het geen wegens arbeidslonen en toezicht is bedeed aan de Helmplantingen, in de Bredenroodfche Duinen , in eigendom behorende aan het voormalig gewest van Holland 3  C I29 ) Travsfort ƒ6553:12 :14. land , ten montante van 939: 8:10. Belopende dus de kosten der Helmplantingen van Rhijnland, in 1797 en 1798. in 't geheel eene fom- * r~* ma van . . • • »"• * • • ƒ5614: 4: 4«' Wij gaan nu in de twede plaats over, om aan Ulieden verflag te doen der werkzaamheden, waar toe wij de zo even verantwoorde gelden Uit Rhijnlands cafie ontfingen, en waar omtrer.É wij menen, zo kort mooglijk, te kunnen zijn, daar bij- ons rapport van den 14. September 1797. dies aangaande breedvoerig is gefprokem Wij zullen derhalven Ulieden alleen maar melden, dat bij herhaalde infpeótien, door ons, zo gedurende .de planttijd , als daar na, gedaan, ten vollen is gebleken, dat in de Duinen met vrucht gewerkt is en daar door meer dan eene flaauwe hoop zich opdoet, dat, indien met de Helmplantingen der Duinen dusdanig werdt voordgegaan , als nu aanvanglijk 1 ©n*  C 130 ) onder ons opzicht gefchied , de verftuivingen der Duinen zullen verminderen, en daar door aanmerkelijke kosten voor de Ingelanden befpaard worden. Er zijn in de genoemde plantfaifoenen van 1797. en in het begin van 1798. in deRhijnlandfe Duinen onder ons opzicht beplant een groot aantal morgen, welke alle met jeugdige en wasfende helm ftaan te groeien; waar door niec alleen de Planters gelegenheid gegeven wordt, om de nodige planthelm zeer na bij te bekomen, maar waar door ook tevens de rijlonen telkens zullen verminderd, en de plantingen te fpoediger volbragd worden. Wij hebben aan de Zeekant wel voornaamli k laten planten, ten einde de grond-oorzaken der verftuivingen tegen te gaan, en voords aan de voorkant de voornaamfte plaatzen, alwaar de aangelanden door de verftuivingen konden benadeeld worden, en, in opzichte der Voorduinen op het oog gehouden, gene andere planting te doen, dan in de Rhijniandfe Duinen, van oordeel zijnde omtrent de Duinen van bijzondere Eigenaars, dat deze door hare Bezitters behoorden te worden onderhouden. — Wij  C 13" ) Wij zullen niet fpreken van de hoodzaakfijkheid, dat het Rhijnlands beftuur het Oppertoezicht hebbe, over ai-de--Duinen, ónder zijn Waterfchap gelegen , op dat de kosten, tegen de verftuivingen gedaan, door het onbeplant laten liggen der bijzondere Duinen , niet vruchteloos zijn, om dat deswegen9 breedvoerig bij ons Rapport van den 14. September 1797. gewaagd is; niet te min echter kunnen wij onze hoop niet verbergen, dat bij de invoering der Staatsregeling des Bataaffchen Volks, welke op den Waterftaat van Rhijnland ook wel haren invloed zal tonen, daar aan, gedacht werde. Eindelijk hebben wij het, genoegen te rapporteren, dat, hoezeer de beide voorjaar-faifoenen niet zeer gunftig zijn geweeft voor dé Helmplantingen, de uitilag derzelve echter onze verwachting overtreft; daar 'er ftreken van enige honderden mergen zijn, die in den aanvang onzer werkzaamheden ftuivende waren, edoch welke met jeugdige en fterk Wasfende Helm zodanig,thans voorzien zijn, dat dezelve na verloop van weinige jaren, enen genoegzamen voorraad voor andere fcbelle duineu zullen kunnen opleveren. I a Üw«  C 132 1 Uwe Commisfie, vertrouwende hier mede aan den haar opgedragen last te hebben voldaan, onderwerpt het echter aan de beoordeling dezer vergadering. . Leyden den 1. October 1798, P. G. Mess. A. van Holst. A. Steoerhoek. B IJ-  C 133 ) BIJLAGE Litt. F. Rapport der Infpeélie van de werken langs de Oevers van het Groot Haarlemmer Meir, gedaan door de Hoogheemraden D. Hoeuft, TV. Druyyefiein en P. G. Mess, als Commisfarisfen tot het opzicht over dezelve werken, geadfifteerd met den Adjuncr,Generalen Opziener Conrad en den Landmeter Klaas Vis , aan Hoogheemraden van Rhijnland. Medeburgers! Toen wij bij Refólutie 'van den 11. November 1797. door Ulieden verzogt en gecommitteerd wierden, tot het opzicht over de werken langs de Oevers van het Groot Haarlemmer IVleir, waren wij al aanfkmds bedacht, om de gemelde werken van nabij te I 3 gaan  C 134 ) gaan bezichtigen, zo als in de beide vorige jaren door -ons -gedaan was-. Daar toe wagtte wij het voorjaar in, zo als dan ook op den 29 en 30. April dezes jaars, met adfiftentie van den Adjunct.-Generalen Opziener Conrad, en den, Landmeter Fis, de infpedHe gedaan is, waar van wij de eer hebben deze vergadering verflag te doen; Dat wij, na de werken, onder Polanen gelegen, bezigtigd, en in orde bevonden te hebben, de werken, onder Homrijk zijnde , en wel bijzonder het perceel N'. 35. nazagen, en aan het westeinde van dat werk reflecteerden, dat daar aan hoogst noodzaaklijk enig puin behoorde te worden geftort, ten einde de verdere afneming van den Oever aldaar, die reeds met eenen aanmerkelijken inham gevorderd is, te voorkomen. En vermits de voorziening' van dezen afnemenden.Oever moet veruVekken tot fecurering van het paalwerk en de ballastglooijing,zo was deCommisfie van oordeel, dat deze puinftorting behoorde te gefchieden ten kosten van den Lande, en bij gelegenheid van de beflranding onder Fijfhuizen, in dit jaar, provifioneel enig puin derwaards zoude kunnen worden gebragd, waar toe dan ook den Land-  C 135 ) meter Klaas Vis door ons is gelast geworden. Voords , ons hebbende begeven naar de werken onder N&hwerkerk, bevondt de Commisfie aldaar, dat, wat het onderhanden zijnde nieuw pacdwerk aangaat, het zelve niet te fpoedig konde vervolgd en voltooid worden, ten einde de befleding van den Aarde - berm, achter hetzelve, bij het op handen zijnde zomer-faifoen zoude kunnen gefchieden, en waar omtrent wij befloten, den aannemer van het paalwerk, J. Timmers , te onderhouden. Ten aanzien van het in 't voorleden jaar voltooid, en het verder werk, heeft de Commisfie gezien, dat tot herftel der in het gepasfeerd winter-faizoen voorgevallene fchadens, wederom enige aarde -fpecie uit de Binnenlanden zoude nodig zijn , en waar omtrent de Landmeter Vis gelast wierdt, om alvorens enige infleking van landen te laten gefchieden, daar van aan de Municipaliteit van Nieuwerkerk kennis te geven , met verzoek van aanwijzing, om dezelve ten minflen fchade, en ter naaile lage te kunnen bekomen. I 4 Bij  . Bij de infpectie van den Akerweg, de be* iïranding voor dezelve, en volgende werken, onder Shoten ,' heeft uwe Commisfie inzonderheid de noodzaaklijkheid der voorgeflagene reparatieaanden aarde - barm,van perceel N°. 33. gezien; dan, nadien 'er enige bed.enklijkheid overbleef, vooral veroorzaakt door de ongezindheid eniger. Eigenaars der daar achter liggende landen, om uit de naastgelegen landen de daar toe benodigde fpecie te flaan , zo hebben wij het als eene onverwijlde noodzaaklijkheid befchouwende, moeten befluiten, om door den Landmeter Fis van de Eigenaars de aanwijzing der benodigde fpecie te laten vragen, en , bij weigering, hun aantezeggen, dat als dan den Aarde-barm geflecht zoude worden, zonder enige verhoging daar aan te doen. Na dat vervolgens nog op dien dag alle de Werken onder Aalsmeer gelegen , bezigtigd waren , is de Commisfie des avonds naar de Oude Wetering gezeild om aldaar het nachtverblijf te houden. Aldaar heefc zij den Aannemer J. Timmers onderhouden over het voorgenoemd Werk onder Nieuwerkerk , waarna door hem wierdt aangenomen om daar mede. een fpoedigen voordgang te maken , zijnde dat  (137 ) dat werk voornaamlijk vertraagd door gebrek aan het foort van hout, daar toe benodigd, en welk thans zeer moeilijk te krijgen is. De Commisfie gaf aan den gemelden Burger Joost Timmers bij voorraad kennis , dat waarfchijnlijk in dit jaar ten kosten van het voormalig Gewest Holland, eene verlenging van 40 roeden aan hetzelve werk onder Nieuwerkerk, zoude gedaan worden, ten einde hij Timmers zich in ftaat konde ftellen, om de benodigde materialen in tijds magtig te worden, om, indien het Land gezind bleef, hetzelve werk ten meesten voordeden van den Lande hem op den ouden voet uit de hand te gunnen, als dan in ftaat te zijn daar mede met den vereischten fpoed te beginnen. Voords, door Timmers gevraagd zijnde, of hij met de gewone reparatien aan de Meir - werken konden beginnen , is zulks hem na ingenomen advijs van de Burgers Conrad en Vis, door de Commisfie toegeitaan , als zijnde het beste faifoen op handen om foortgelijke reparatien ten meesten voordelen' van Rhijnland, te bewerkftelligen. Des anderendaags zijnde den 30.April, heeft. Uwe Commisfie een gedeelte van het Slietwerk I 5 tot  C 133 ) ; tot reparatie der Meir-werken befteed en geleverd, gezien en vervolgens de Werken, gelegen onder Leymuiden, geinfpefteerd. Van deze werken zommigen aanmerkelijke réparatien zullende bekomen, beOoot de Commkiie, om in die perceelen, waar de bailastglooijing opgenomen zoude moeten worden, eene proef te nemen , om namelijk eenige roeden lengte m plaatze van de aanvulling achter de paalwerken met puin , dezelve met droge turven te doen, en dat zo wel op een plaats met paalwerk , als op een plaats met flietwerk , tot welke proef wij last gegeven hebbende , niet zullen nalaten, om zodra dezelve zal zijn voltooid, daar van ÜJieden den geheelen aanleg en befchrijving voor te leggen. Eindelijk heeft Uwe Commisfie de Werken bezigtigd onder Vijfhuizen, en den Oever bijde nieuwe geprojecteerde befiranding bij de Vijfhuizer hoek nagezien, en na eenige aanmerkingen zo op- het planten, als hakken van het groeijend hout achter de werken aan den Landmeter Vis medegedeeld te hebben, is de Comfie naar huis vertrokken, zeer te vreden zijnde over de fituatie, waar in de Meir-Werken bij hare gedane infpectie bevonden zijn; hebbende  C «39 ) de mede gene bijzondere aanmerkingen op de ciering van kosten toe reparatie der gemelde werken, door den Landmeter Fis in dit jaar overgegeven. Hier mede vertrouwen wij aan onzen opgedragen last, in zo verre, te hebben voldaan. Den 4. Mey 1798. David Hoeufft". J. W. Druyvesteyn. P. G. Mess. B IJ-  C 140 ) * BIJLAGE Litt. F.* Rapport van David Hoeufft, Jan Willem Duyvefteyn en Piet er Gerard Mess, Commisfarisfen, Hoogheemraden tot het opzicht over de Werken , langs de Oevers van het Haarlemmer-Meir, rakende de genomen proeven met turven achter genoemde Werken , aan Dijkrichter en Hoogheemraden van Rhijnland. MEDEBURGERS.' Wij gaven bij ons Rapport van den 4. Mai dezes jaars, inhoudende onze kort te voren gedane infpedie der werken langs de Oevers van het groot Haarlemmer-Meir, Ulieden kennis, dat wij bij die gelegenheid met den AdjunctGeneralen Opziener Conrad, en den Landmeter Vis hadden gefproken over de proefneming, om naamlijk enige roeden lengte in plaatfe van  C 141 ) de aanvulling achter de paalwerken met puin, dezelve met droge turven te doen, en dat zo wel op een plaats met flietwerk , als op een plaats met paalwerk, en dat wij hen tot het uitvoeren dier proef lastgegeven hebbende niet zouden nalaten, om van de'voltooijing derzelve, zo dra mooglijk, Ulieden kennis te geven met eene befchrijvingj van den aanleg en toedragt daar van. Wij zijn thands daar mede gereed, en nemen de vrijheid Ulieden mede te delen het verflag der Burgeren Conrad en Vis diesaangaande, 't welk ons zo volledig en duidlijk voorkomt, dat wij 't voor het onze aannemende in zijn geheel hier laten volgen. Aan de Burgera Hoogheemraden van Rhijnland. Medeburgers! D e Ondergetekende Adjunct.-Generale Opziener en Landmeter van Rhijnland, op den 3. July met Ulieder ordres vereerd geworden zijnda, om aan de werken, welke ter fecurering van  C 142 ) van de Oevers van het Haarlemmer-Meir ge-' maakt zijn, en onder Nieuvverkerk gemaakt" zouden worden, enige proefneming werkfteliig te maken, om naamlijk te onderzoeken, of men in plaatze van de aanvulling achter de werken met wel aangeftampce puin, zo als dit tot nu toe gefchied was, dezelve niet met droge f dicht aan elkander gefïapelde turven zoude kunnen verrichten, ten einde daardoor de meerdere dichtheid der werken van voren te bewerien, en mitsdien de gedurige verzakking van den ftenenballast op den buitenglooijing van den Dijk,'t welk de ondervinding geleerd had dat door de uitlokking van de puin van achter de ondichte werken veroorzaakt wierdt, voor te komen met het allefins loffelijk oogmerk, om de kosten tot onderhoud van dezelve werken , met welke het Hoogheemraadfchap van Rhijnland zo zeer bezwaard is, was het mooglijk, in 't vervolg te verminderen. Wij hebben, om aan deze orders, met de meestmooglijke naauwkeurigheid te voldoen ons bepaald tot de drie gevallen , waar in de' voornoemde proefnemingen konden genomen worden: naamlijk achter het paalwerk in N°. 1. achter het paalwerk in N° 7. en achter 'hel nieuwe paalwerk onder Nieuwerkerk, daar nog geep  C *43 ) geen puin gebragd was, en dus de aanvulling alléén met turven van onderen af aan, konde gefchieden. v Tot het executeeren van deze drieé'rlije proefnemingen, hebben wij een gefchikte gelegenheid van weer en water afgewacht, en intusfchen alle de nodige precautien doen w :rkftellig maken. — De Opziener de Vries h wft op onze order door het ordinair Rhijnlands werkvolk de nodige opruiming van ballast en puin achter de Werken N°. i. en N°. 7. laten verrichten, terwijl inmiddels eene genoegzame quantiteit, turven door den Burger P. vanVeen, welke dit aangenomen hadt, aan de bepaalde plaatfen is geleverd geworden. Op den 15. Aug. laatstleden , zijn de Ondergetekenden aan de Oude Wetering bij elkander gekomen , en hebben den 16. en 17. dito met het ter uitvoer brengen der gemelde proeven werkfaam geweest, om welke met de vereischte duidelijkheid te befchrijven, wij de vrijheid nemen hier een kleine tekening bij te voegen.. Het Meirwater was op voornoemde dagen a6 duim onder het Amflerdamfche peil, achter de  C 144 O de Werken N3. t. en N°.f> (zie fig. ï.) Heten wij de puin zoo diep mooglijk onder water wegruimen, 't welk tot op de fijne puin, met zand vermengd, op fommige plaatfen tot 10 duimen , en op andere tot 16 duimen konde gefchieden. Na dat wij onderfcheiden middelen beproefd hadden, om de turven (welke bijna gelijk wichtig met het water waren) tegen de palen en flieten wel in 't verband onder water te napelen, bleek het ons, dat het beste middel was, om die met de handen, eerst tegen het Werk, zo vast mooglijk onder de binnegording te napelen, en vervolgens achterwaards aan te zetten, bezwarende de laag, die boven water kwam aanftonds, voor het opdrijven, met zware puin of ballast. Deze wijze ging in den beginne wel niet zeelgemakkelijk, echter hier mede enigen tijd aangehouden hebbende , verkreeg het volk daar toe eene handigheid, en wij bereikten ons oogmerk vrij wel. De diepte, tot welke wij de turven bragcen, was zo diep als de puin opgeruimd kon Worden, dat Is tot 10 a 16 duim onder water, en der-  C M5 > derhalve, om dat het water 26 duim onder het A. Pijl was, tot 36 a 42 duim onder het A. Pijl. Be hoogte is genomen tot gelijk de bovenkant van de binnengording, welke bij het paalwerk IN°. ï. op 20 duim, en bij het flietwerk N°» 7. op 22 duim onder het A. Peil is gelegen. In deze hoogte zijn 5, 6 a 7 lagen turven geftapeld, naamlijk 3 lagen tegen de binnengording, en 3, 435 lagen onder dezelve, na mate de diepte was, Be breedte is omtrent 28 k 30 duimen, of van 5 turven in de langtegenomen, 't welk ons als voldoende voorkwam, om de werking van .het water tegen de achtergelegen fpecie voor te komen; terwijl de voorbefchreven hoogte van 20 a 22 duim onder het A. Pijl, ons gefchikc voorkwam, om de turven den meesten tijd nat doen blijven, en daar door derzelver uitzetting te bevorderen. Op deze wijze is achter hét paalwerk NJ. 1. eene lengte van 5roeden 1 voet, en achter het flietwerk N°. f. eene lengte van 1 o roeden, 8 voet, en dus te zamen een lengte van 15 roeden 9 voet, met 100 tonnen turf (grote maat) K aan-.  t «4* ) Sari gevuld geworden, en daar na over die turf een genoegzame dikte puin gebragd, waarover de ballast als ordinair gevlakt zijnde, de plaatfen, alwaar deze turven zijn geftapeld, met plaatjes aangewezen zijn, om ten allen tijden geobferveerd te kunnen worden. Met de proef achter het nieuwe paalwerk onder Nieuwerkerk," (zie fig. II.) deed zich eene gunftige gelegenheid op, om de turven tot diezelfde diepte te kunnen brengen, als men gewoon is, de puin tegen het paalwerk, (dat is tot 5 voeten onder de koppen van de palen) aan te ftampen. — Naamlijk, om het gedeelte daar voorland voor het paalwerk gevonden wierd, (men zie de figurative jchets) de gegraven greppel achter het zelve af te dammen, en droog te maken. Deze greppel tot de zoo evengemelde diepre gegraven en drooggemaakr zijnda, zijn de turven wel in 't verband tegen de palen geftapeld, tot op de hoogte van de bovenkant der binnen-gording: dat is 24 duim onder het A. Pijl, en de breedte van 28 a 30 dui ' , of 5 turven overlangs genomen. — Van achteren zijn de turven met eenige puin voorzien, zodanig als op de tekening fig. II. wordt aangewe- v zen,  C U7 ) zen, ten einde daar door te verhinderen, dat als de turven zich begiunen uit te zetten, de achter gelegen losfe veengronden niet zoo gemakkelijk zouden kunnen wijken, en derhalve de fluiting der turven bevorderd zoude worden $ doch welke puin men misfchien ook wel zoude kunnen menageren, door de ruimte tusfchen de turven en de kant van de greppel, met de beste voorhanden fpecie wel aan te ftampen. Op de gemelde wijze is achter het nieuwe paalwerk (waar bij den dijk en ballastglooijing nog moet gemaakt worden), een lengte van 2 roeden, 8 voeten, met circa 46 tonnen turf (grote maat) aangevuld geworden ^ en met eenige puin gedekt. — En zijn alzo deze proefnemingen door ons afgedaan , welke wij Vertrouwen duidelijk befchreven te hebben. Öm het meest aan Ulieder' Oogmerk te voldoen , hebben wij bij het nemen der voorfchreve proeven zoo veel mooglijk geöbferveerd dè kosten, welken de aanvulling achter de werken met turven zouden bedragen j en met de kosten van de ordinaire wijze van aanvulling met puin vergeleken, waaruit ons gebleken is, dat men tot reparatie der Paal - of Slietwerken, K % per  C 148 > per ftrekkende roede benodigd heeft circa 6t ton turf, grote maat. Tot de 50 roeden lengte derhalven in het paalwerk N3. 1. welke bij de opgave van den tweeden Ondergetekenden bepaald waren, in dit jaar gerepareerd te moeten worden, zoude benodigd geweest zijn a6i ton per roede , 325 tori a 16 Huivers. . . ƒ 260 Het opnemen van de Ballast, het tot 1 voet diep onder water opruimen van de puin , ftapelen van de turf, wederom overbrengen van de puin en vlakken van de ballast, gecalculeerd a 5 gulden per roede. . . '. ƒ250 Bedraagt te famen ƒ51 o De 50 roeden lengte , dat is circa 10 gulden per roede. Tot de 50 roeden lengte in het paalwerk N°. 1. was bij de opgave van den tweeden Ondergetekende bepaald, om dezelve op de ordinaire wijze te reparen , door het vermeerderen van puin met 1 last per roede; dus benodigd 50 Lasten a 3 gulden per last, bedraagd. . ƒ150 Het opnemen en wederom vlakken van de ballast, gecalculeerd a 2 gulden per roede, bedraagt. . . . ƒ ioc» Bedraagt te famen ƒ250 De 50 roeden lengte, dat is 5 gulden per roede., Hier  C 149 ) Hier bij diend genoteerd, dat men dikwijls genoodzaakt is 1 i a 2 Lasten puin per roede lengte tot aanhoging te nemen, en de prijs van de puin tot 31 a 3§ gulden kan nijgen, waar door derhalven de kosten in plaats van 5 gulden per'roede, ook p§ gulden per roede kan bedragen, In hetSlietwerk N°. 7. was bij de meergemelde opgave van den tweeden Ondergetekenden bepaald, een lengte van ioq roeden te repareren, welke reparatie met Turf - vulling gefchiedende in kosten, zoude bedragen. Het inboeten van Slieten, met de daar toe nodige arbeidslonen, als bij voornoemde opgave a 14 gulden per roede, ƒ1400 De hier nevens gemelde 100 roeden Slietwerk waren bepaald op de ordinaire wijze te repareren door Het inboeten. van Slieten als hier neven. a 14 gulden per roede . . , ƒ1400 K3 Op*  Transportere ƒ 1400 Opruimen van de puin 1 voet diep onder water, en ftapelen van de turf a 3 gulden per roede, ƒ300 Repareren der Gordingen enz. als bij meergemelde opgave. ' . . . . ƒ350 61 Ton turf per roede is 650 Ton a aöftuiversperton. ƒ520 Bedraagt te famen .... ƒ2570 De 10.0 roeden lengte, dat is circa 26 gulden per roede, Transportere f\ 40,(3 Repareren der Gordingen. . , .ƒ350 100 Lasten puin h 3 gulden per last. ƒ300 Bedraagt te famen. . . . ƒ2050 De 100 roeden lengte, dat is 2oJ gulden per roede, Eindelijk is bij de nieuwe werken onder Nieuwerkerk gebleken , dat men tot vulling van de greppel met turven, per roede lengte benodigd heeft circa 17 tonnen, grote maat; en derhalve de kosten, in onderfrelling dat men de puin achter de turven zal kunnen menageren s per roede lengte zal bedra;gen, 274.  < «5i ) I7i Ton turf, a 16 Huivers per ton ƒ13:12:0 Voor droogmaken, napelen der turven, en verdere arbeidslonen . . ƒ 6: 8:0 bedraagt te famen per roede . ƒ20: 0:0 In plaats van de turf heeft men anders op de ordinaire wijze in de greppel benodigd 5 lasten puin, a 3 gulden 'tlast, bedraagt . . , . ƒ15: 0:0 met aanflampen enz ƒ1:0:0 Bedraagt te famen per roede , . ƒ16: o;o Doch wanneer'de puin kost 3? gulden per last, als bij de laatfte befteding, komt de roede lengte op , ƒ 19 :15:0 Uit welke onderfcheiden calculatien blijkt, dat men bij de reparatien der oude paal - of flietwerken eenige meerdere kosten zouden moeten aanwenden , met die van achteren me{ turven aan te vullen , als dit op de ordinairs wijze met puin te verrichten ; doch dat de kosten bij den aanleg van nieuwe Werken, bij de tegenwoordige duurte van de puin, op de eene of andere wijze zeer weinig zal verfchülen, li 4 Dia?  C 153 > Daar het alléén de ondervinding is, welke in 'c vervolg moer leren , welk effect deze proefnemingen zullen hebben , zult Gijlieden van ons thans niet vergen daar van het effect op te geven. Alleenlijk zij het ons vergund aan te merken, dat volgens onze gedachten de aanvulling met turven achter de Werken des te beter aan het oogmerk zal beantwoorden, naar mate de turven dieper onder water gebragd "hebben kunnen worden, en wel het allermeeste, daar gelegenheid gevonden wordt, om de de turven van onderen af aan achter het paalwerk te fïapelen, zo als in de voorbefchreven proef aan het werk onder Nieuwerkerk gefchied is. Daar er echter bij de reparatie der oude werken geen gelegenheid is om de turven dieper als voorgemeld (omtrent 42 duim onder 't A. Pijl) re kunnen brengen, blijft hier altoos de bedenking overig, zoolang de ondervinding het tegendeel niet geleerd heeft, dat 'er uitlokking van fpecie van onder de turven zal kunnen plaats hebben. — Bij dc nieuwe werken daar gelegenheid gevonden worde om de greppel achter de palen droog te maken , en de turven van onder af aan in 't verband te ffapeleh , vervalt de gemelde bedenking wel ten eenemaal , doch de gelegenheid van droogmaken der greppel, is maar alleen op  C 153 > op die plaatzen daar voor land gevonden wordt, en derhalve zoude men zich op de plaatzen daar dit niet is , moeten vergenoegen om de turven tot veel minder diepte te brengen of te ftapelen, en waar door dan ook minder aan het oogmerk beandwoord kan worden. Wij vertrouwen hier mede aan den bekomen last voldaan te hebben, en blijven met hoogachting Ulieden Dienstvaardige Medeburgers F. W. C onrad. Klaas Vis. Den 1. Oclober 1798. A. L. B. IV. Uit dit Rapport nu, Medeburgers! ziet Gijlieden een volledig en gelukkig gedaagde bewerking der genomen proeven , terwijl de uitflag derzelven eerst dan kenbaar zal worden, wanneer die werken na verloop van een geruimen tijd den 'flag van het Meir-water verduurd hebben. De Rapporteurs willen dus ook, en wijslijk , zich daar over als noch niet uitlaten , maar liever de ondervinding inwachten ; K 5 En  t 154 3 En wij zijn het ook daar in met hun eens, hoe zeer wij aanvanglijk geen reden hebben om te twijfelen, dat de uitflag dezer proefneming, opzichtlijk het zo kostbaar onderhoud der gewaagde Meir - werken, voor Rhijnland voordaan belangrijk zal zijn, en dat, hoe zeer de kosten daartoe groter zijn geweezt , dan die der gewone reparatien aan dezelve , deze meerdere kosten echter dubbeld zullen worden Vergoed, zodra de met turf verbeterde werken zijne vastigheid hebbende gekregen , zo veele verzakkingen niet meer ondergaan zullen , .als men omtrent de, alleen met puin verbeterde werken , ziet plaats hebben. Wij menen hier mede aan het oogmerk der ons opgedrage Commisfie te hebben voldaan. Aétum den 10. Oclober 1798. David Hoeufft. J. W. Druïtvesteyn» P. G. Mess. B IJ*  C 155 >y BIJLAGE Litt, G, Aan Hoogheemraden, va» Rhijnland. Medeburgers\ De Ondergetekende door Ulieden verzógc en gecommitterd zijnde , om onderzoek te doen ten aanzien van de verhuring van het Mallegat, lopende van Catwijk aan Rhijn, tot den Duiker te Catwijk aan Zee , met anderhalve roeden Land, ten wederzijden het zelve Mallegat gelegen, het Gemeneland van Rhijnland toebehorende; hebben de eer Ulieden bij deze te rapporteren. Dat het gemelde Mallegat, en anderhalve roeden Weiland, bij refólutie in dato den 4. Januarij 1751. in huure is gelaten, aan F. H. yan Wasjenaar, Heere van beide de Catwijken, voor de fomme van ƒ 9:9:0. 'sjaars, integaan met den 1. April 1751. en te geduren tot zo lange, of Hoogheemraden van Rhijnland, of den Heere van Catwijk, mogten geraden vinden de huure met het uiteinde van het als daa lopende jaar te doen gesferen. Dat,  ( rS6 •) Dat, na kt overlijden van voornoemde *. M. van ÏVasfenaar, de gemelde huure aan zijn Zoon IV. L. van ÏVasfenaar , Heere van Catwijk, op denzei ven voet is gecontinueerd, bij Refólutie in dato den 6. April i??6. zonder dat na het affterven van voornoemde IV L yan ÏVasfenaar, de huure aan zijn Erfgenaam, ir.j. H. van ÏVasfenaar, bij enige refólutie ïs ^ommneevd, doch niettemin is gebleven m de posfesfie, en de huurpenningen door hem jaarlijks tot ƒ9:9:0. betaald. Dac de Ondergetekende zijn geïnformeerd geworden, dat de refpeclive Heere van Catwijk in der tijd, uit hoofde dezer huure, zedert den jare 1752. aanmerkelijke voordelen hadden getrokken, zo van het bevisfchen van het meergemelde Mallegat, als voor het gebruik van het pad, over de anderhalve roeden lopende, door de Schulpvoerders, en van de Eigenaars der landen, acn de gezegde anderhalve roeden grenzende, en van hunne landen niet gefepareerd, voor het beweiden van dezelve anderhalve roeden; de Ondergetekenden begrepen, dat het vrij wat natuurlijker was, dat die meerdere voordelen ten behoeven van Rhijnlands Ingelanden kwamen, dan door een particulier genoten wierden, het welk de reden is geweest, dat zij op den 22. Februarij laatstleden aan UIi*  C J57 ) Ulieden hebben voorgefteld, om de huure van het meergewaagde Malle gat, en anderhalve roeden ten wederzijden, met het toen lopende jaar, expirerende ultimo Maart 1797. aan den tegenwoordigen posfesfeur W. J. H. van W«*■ fenaar, optezeggen. Zo als dan ook ten zei-'1 ven dage bij Ulieden is gerefolveerd, en dadelijk geëffe&ueerd. Om nu het voorgeftelde oogmerk, namentlijk, het meerdere voordeel wegens de verhuring van het Mallegat en de anderhalve roede gronds ten wederzijde van dien gelegen , te bereiken, hebben de Ondergetekende i°. Het bevisfchen van het Mallegat (ingevolge de nadere qualificatie van Ulieden de dato 3. April dezes jaars) voor den tijd van drie jaren , ingegaan zijnde primo April 1797. en zullende eindigen den laatfle Maart 1800. in het openbaar verhuurd aan Maarten Kulk, voor de fomme van ƒ 15 : 5 • o. 's jaars. a°. Zijnde de Ondergetekenden met de Wed. Jolmnnes van der .Gugten , Schulpvaarfter, wonende aan het Mallegat, te Catwijk aan Rhijn, geconvenieerd, dat zij voor het gebruik der anderhalve roeden gronds-, nevens het Mallegat, van het begin te Catwijk aan Rhijn af, tot de Hoorneflaan toe, en voorts voor het gebruik van het Overpad aan de zuidzij-  C 158 ) tijde, zo voor de Schulpvoerders, ais Zöutwa* terhaalders, over de grond aan de noordzijde, van de gemelde Hoorneflaan af, toe aan den Duiker te Catwijk aan Zee, jaarlijks ten behoeve van Rhijnland zal betalen ƒ 40:0:0. ingegegaan zijnde primo April 1797* ■ 3 '. Hebben de Ondergetekende bij. zich görequireerd allen de Eigenaars der Landen, langs en ongefepareerd van de anderhalve roeden leg* gende, cn aan dezelve afgevraagd * of zij gene' gen waren de gemelde anderhalve roeden van het Gemeneland van Rhijnland te huren. Waar toe zij , of hunne Gecommitteerdens, zich allen genegen hebben betoond. Vervolgens hebben de Ondergetekende» ten einde des te beter de kunnen bepalen, wat ieder Eigenaar, na billijke evenredigheid, zo tut hoofde der gefteldheid, als van de lengte,