DE AART EN VOORDEELEN eeker vroege GODZALIGHEID. VOORGESTELD in eene leerrede door THOMAS HOOG predikant TE leeuwarden, TV l e eu iv a r d e n, BijCORNELIS va. SLIGH, BoekverKoper in de St. Jacobftraat, r.i d c c x c i U  Uitgegoevcn volgens Kerltenordre  OPDRACHT. AAN MIJNE HARTELIJK GELIEFDE LEERLINGEN eene oprechte zucht tot uw wezenlijk geluk, enderwees ik U eenigen tijd in den Godsdienst , ik poogde U klaare bevattingen te geven van de leer der /waarheid die naar de Godzaligheid is in de hope des eeuwigen levens, ik voegde 'er telkens aanmerkingen bij, welke ftrektcn om U te bepaalen bij het groot Belang der /lukken, waar over gehandeld werd, mijn tenige toeleg was U onder medewerking der goddelijke genade te brengen tot eene zuivere en gegronde kennis, en eene geloovige beoeffening van het geen de Heilige Schrift als den weg ter zaligheid voorfchrijfi, mijne lust werd ook aangewakkerd, deels door de vlijt, welke ik onder UI. befpeurde, deels door de hope, dat ik niet geheel vruchteloos aan de verbetering van uw y erfland en hart arbeidde, — Evenwel dacht ik niet, weel min wenschte ik het, dat dit van zulk eenen korten duur zoude wezen; dan, Gods gedagten waren anicrs—-door mijne beroeping naar de Rotter■damfcheGemeente , welke ik om gemgtige redenen mij verpligt vonde aan te neemen, wordt mij de gelegenheid af gefneden om U verder te onderrichten, —dat bedroeft U, en het fmert mij niet minder, daar Gij mij lief en dierbaar waart geworden; dan, laat ons gelooven dat di fchikkingen Gods de beste zijn, ook dan, wanneer zijge- iigel  O P D R A C H Tv heel met onze begrippen, en verlangens ftrijden. Wij moeten nu fcheiden, om dat het dc wil der Voorzienigheid is. Vuurig wenfche en liddc ik tot God, dat mijne aangewende poogingen U van achteren nog tot nut mogen verjlrekken, ch dat ook deze Leerrede, die ik te voren openlijk heb üitgefprooken , en nu inzonderheid om uwent wille heb laat en drukken, moge mede werken om U te bewaaren voor het verderf dat in de wereld is door de begeerlijkheden der zonde, en in uw hart te verwekken, en levendig te honden eenen ern* fiigen toeleg om uwe jeugdige jaar en en volgenden leeftijd geheel in den zaligen dienst van God door te brengen. Gaat, intusfehsn, ijverig voort gdijk gij begonnen zijt, oe ff ent U verder met lust in het onderzoeken ran de waarheid, welker kennis voor U zo onontbeerlijk is; het onhrëekt U hier aan geene handleiding om daar in wel te jlaagen, bedient. U van die gunflige gelegenheden, en tracht vooral door Gods genade uwe verkreegene kundigheden aan de uitwerking uwer zaligheid dienstbaar te maaken. Voorts, of wij elkander aan deeze zijde van het graf nog zullen wederzien, is onzeker; maar dit weet en wij, dat wij eenmaal te,, xamen zullen flaan voor den Richterfioel van Jefus Christus om geoordeeld te worden naar dat Euangelie het welk U ook door mij geleerd en gepredikt is. Zo dan, mijne geliefde Kinderen! blijft in Hem, op dat, wanneer Hij zal geopenbaard zijn, wij vrijmoedigheid hebben, en van Hem niet befcliaamd worden in zijn,s toekomjle, m DE  Bladz. » DE AART EN VOORDEELEN EESER VROEGE GODZALIGHEID. T £ X T J Kon. XVIII. v. ia't laatftc gedeelte.- jongheid op. 1 Tneenentiid, toen het 'er met den Gods- Ls en de iedëh onder Israël zo jammerlijk L men met vemaking van den waaT^^&«> «« der Ztt, te ïocicn, die,voornamenlijkaan,pn Achab, eenen vorst,uic , _j z.nAcnau, „nfi„ipcnde Gemalin Isebel ,  a DE AART EN VOORDEELEN verklaaring hooi en zoude, als U zo aanftonds is voorgeleezen. Nogthans zijn het de woorden van eenen hoveling., van Obadja namenlijk den Hofmeester van Achab, welke hij fprak' /tf Elia, dien beroemden Profeet des waaren Gods, bij geleegenheid, dat hij in 't derde jaar dier buitcngewoone droogte, welke de heer naar Elias voorfpelling onder Israël tot ftraf hunner boosheid verwekt had ,' te gelijk.'met Achab zijnen Heer, fchoon elk op eenen afzonderlijken weg uitgegaan zijnde om gras voor het Vee te zoeken, Elia onder weg ontmoetede, en van deezen last ontfing om Jchab hier van kennis te geven, doch waaromtrent -Obadja zich in het eerst zeer huiverig betoonde, om dat hij vreesde, wanneer hij zulks aan den Koning, die al van overlang op het leeven van Elia het had toegelegd, maar hem tot nog toe niet had kunnen vinden, zoude hebben, overgebragt, Elia misfehien door 's Heeren hand beveiligd, naar elders weggevoerd, en dan door Achab niet gevonden wordende, hij, Obadja, gewislëlijk niet anders zoude xe wachten hebben, dan een flachtoffer van des Koning? woede, en een man des doods te worden •iets, 't welk hij ernftig verzogt dat Elia toch in aanmerking wilde neemen, te meer, daar hij oprecht betuigen konde, dat hij van zijne jongheid af den heer gevreesd had den eenigen waaren  EENER VROEGE GODZALIGH. 3 ren God, den God van Israël, onder den algemenen afval was getrouw gebleeven, en daar van zulk eene ilerkfpreekende proef gegeeven had, daar in, dat hij honderd Profeeten van den waren God met gevaar van zijn leven aan de Xemeene flachting ontrukt, bij vijftig, in eene fpdonke verborgen en met fpijs en drank onderhouden had 't welk alles uwe aandacht uitvoeriger leezen kan in de 14 cerfte verfen van dit 18 de Hoofdftuk. Het oogmerk intusfehen Aandachten ! waar toe ik U deeze betuiging van Ok£ thans hebbe voorgeleezen, was geenszins om W Godvrcczend karakter deezes mans zo als hem dat van zijne jeugd af eigen was, in bijzonderheden opzettelijk voortefiellen — iets, 't welk ook bezwaarlijk te doen zoude zijn, daar pns zijn leven, de eenige onhandigheid, welke wij hier vermeld vinden, alleen uitgezonderd-voor 't overige geheel onbekend is,-maar ik wilde thans de ttugd van onzen tijd eens wijzen op dit uitj.ee'kmd voorbeeldt Obadja, en daar uit gelegenheid neemen om haar te onderhouden (en och «,ave God door zijne genade met een* gewachte uitwerking!) over d:n aart en .* voordeelen eener vroege godzaligheid. — Ik stfi daai toe Eerst eene korte fchets voor af zenden van een «mé mmch die den heer vreest en - " Dan A 1  4 DE AART EN VOORDEELEN Dan in benige bijzonderheden aantooncn , ho: voordselig zulk eene vroege Godsvrucht is, II. Om dan over de groote voordcelen eener vroege Godzaligheid des te beter te oordeelen, zal het I. Niet ondienilig zijn vooraf ons zulk een jong godvreezend rnensch voor de aandacht te plaatzcn, en hem in dit zijn beminnenswaardig karakter een weinig van nabij te befchouwen. a. Geheel onderfcheiden dan van andere Jonge lieden , die het wandelen op de wegen hunnes harten en het leven naar de aanfehouwïng hunner oogen, rekenen voor het grootfte vermaak, 't welk men vooral in dien leeftijd op aarde genieten kan.—begint zulk een daar tegen vroeg aan God en zijne-a dienst met ernst ie gedenken. Het zij dat eene godvruchtige opvoeding, —'t zij de bijwooning van den openbaaren Godsdienst-'t zij de raad of de gefprekken van andere Godvreezcnde lieden —'t zij een fterfgeval van deczen of geenen zijner tijdgenooten-'t zij eenige andere omftandigheid hier toe aanleiding geve , zekerlijk althans door eenen haogcren invloed van Gods Geest gedreevcn,— begeeft hij zich in zijnen jeugdigen leeftijd tot ernftige gedagten, — aan God, wien de jeugd doorgaands in vergeetelheid ftelt , en aan wien hij zelve te vooren nooit of zelden, en dan nog met weerzin en verveeling dacht, aan dien  EENER VROEGE GODZALTGH. 5 dien God bcpjnt hij dan te denken als aan zijnen groeten Schepper aan vvicn bij zijn aanzijn verfchuldi"d*>, doch dien hij met fchaamtc beien: tot dus°verre niet in erkentenis te hebben gchou- dcn Nu herinnert hij zich die onahgebrookene reeks van onberekenbaar grootc en veelvuldige mldaade», die hij van het cerfte oogenblik zijns levens af van Hem ontvangen, maar die hij altoos met eene ondankbaare onopmerldaamheid beantwoord heeft. Nu wordt de Godsdienst, dien hij te vooren weinig telde, en waar mede hij misfehien in het gczeHchap zijner dartele fpeelgcnooten gewoon was te boenen, eene allergevigtigflc en verheevene beezigheid. -Nu begint hij te vrcezen voor het ongenoegen, waar mede zijn eigen geweten hem zegt, dat God zijn tot hier toe gehouden gedrag aanfehouwd moet hebben, en te bceven voor het rampzalig lot, 't welk hij in het volgend leven te wachten heeft, indien hij voortgaat m het ongehoorzaam overtreden zijner heilige wetten - de gunst en vriendschap van dien groolcn en magtken God wordt hem nu eene dierbaare zaak, en het middel om dezelve deelachtig te worden zo als dat in zijn Woord wordt aangeweezen, trekt zijne bijzondere opmerking na z.ch —een «*■ reldsch zondig /w» begint hij nu te verfoeijen zh fchau' A 3  6 DE AART EN VOORDEELEN fchandelijk voor een redelijk fchepfel. — ongenoegzaam om het hart te voldoen, — en van dc allerverdcrjlijkfie gevolgen voor zijn tijdelijk en ecuwig geluk, — terwijl hij daar tegen den dienst van God aanziet als een ieder, en vooral hem, die nu in 't best van zijnen leeftijd is, betaamende, — cn eene rijke bron van genoegen, troost, en zaligheid opleverende den geenen , die denzelven betrachten. b. Door zulke gedagtcn geleid neemt hij ook in de dagen zijner jongheid een welberaden bejluit om zijn volgend leven geheel aan de vrees des heer en toe te wijden. — Zo dra hem de gedagte van God cn zijnen dienst gewigtig wordt. ,~en hij het onontbeerlijke van zijne genade en gunst befeft, — zal hij die overtuiging niet zoeken te verdrijven door vermaaken, noch, gelijk veeIe anderen gewoon zijn te doen , wanneer 't geweetcn eens wakker wordt,—>een dwaas en jjdel voorneemen opvatten om zijne bekeering uit te Stéllen tot eenen meer gevorderden leeftijd — neen, maar volkomen in zijn hart overreed dat 'er nu moet gedeeld en gekozen worden berekent hij bedaard de gevolgen , en van een zondig, en van een godvreezend leven het laatfte behoudt alleen de overhand , daar hij voor het eerfte ichrikt en beeft , die? neemt hij ook plegtig voor, terwijl hij zijne knieën  EEN ER VROEGE GODZALIGH. ? knieën nederbuigt voor 't aangezigt des mé* rev, en zijne onontbeerlijke genadekracht vuuM inroept, om van nu af aan de begeerlijkheden der jongheid en de befmettingen der wereld te ontvUedcn, en alle de dagen des levens, welke God hem op aarde vergunnen zal, in den die** van iijtfen Schepper en Verlosfer alleen, verdeeld door te brengen. ; c Overecnkomflig dat w eiber aaden, en m dc moeenheid des Hcercn zo plegtig genoomen voornemen befpeurt men van dien tijd zijner jongheid af een gödvreezend bcginfel heerfchen m zijn geheel beftaan en wandel. a Geven wij acht op de gcf eldhcid van zijnhart daar in heerscht een geftadig aandenken aan God\ maar een aandenken, het welk gepaard gaat met een heilig ontzach voor, cn dankbaare liefde jegens God, —de perfion van.den Ferosfer is hem altoos dierbaar, daar hij Hem eert als de cenige oorzaak zijner verlosfing, en als den grondlegger, cn bewerker van zijne zalighcid-^wr zich zeiven oordeelt h,J zeer ongunm daar hij zijn hart aanmerkt als eenen vruchtbaren akker waar op allerleie zonden groeijen ,m fchaamt zich fteeds voor God van wegen z.jne onheiligheid, en rekent zich, bij aldien hij, vooral in die jaaren, aan zich zeiven wordt overgelaten, onherftelbaar verboren , waarom hu A 4  8 DE AART EN VOORDEELEN ook zich zeiven geduurig mistrouwt cn voor de zonde vreest als voor her ergfte kwaad,' • de Godsdienst is hem boven alles h&Jig, 'dien. te verftaan , en door genade te beocfFencn '}$ zijne voornaamile zorg ■ op de vermaake* der ïjdelheid, hoe greetig anders in dien leeftijd nagejaagd, ziet hij neder met een oog vanverachting, rekent ieder oogenblik aan der-zelver genot gegeven voor eene fchadelijke tijdverkwisting, en wil vooral in zulke be- geerlijkhecden niet wandelen, welke hij levendig befeft dat zijn lichaam krenken, zijnen geest verwilderen , en hem eindelijk den eeuwigen dood zouden baaren, terwijl hij den Godsdienst aanmerkt als alleen in Haat om den mensch tc veredelen, en duurzaam gelukkig tc maakciv ■ waarom hij ook omtrent niets zo zeer bekommerd is, dan hoe hij den tieer in alles behagen zal. b. En gaat men hem na in zijn geheel gedrag, hoe duidelijk blijkt het, dat de vrees van God alle zijne gangen regelt! Beziet men hem A. in hei huisgezin-—<—'hoe ondergefchikt is hij aan zijne Ouders of meerderen! ■ welk eenen eerbied en liefde draagt hij hun toe, en hoe geeft hij den anderen een voorbeeld van gehoorzaamheid , ; of, is hij reeds een Hoofd van 't zelve geworden, hoe weert hij door gezag  EEN ER. VROEGE GODZALIGH. 9 gezag cn voorbeeld uit zijn huis alle ongeregeldheid, cn verdartclende vermaaken, en zoekt op den duur » het zelve eene goede orde, en godsvrucht te doen hcerfchen! B Beziet men hem in zijn werk en beZieheden, hoe. vlijtig legt hij zich op dezelve toe !-geenen tijd verfpilt hij met beuzelmgen , maar kent deszelvs onberekenbaare waarde,— arbeidt met eene voorbeeldige naarftigheid om tot dien werkkring, waar toe hem de Voorzienigheid beftemd, of waarin zij hem reeas werkelijk geplaatst heeft, zo bekwaam, en in den zeiven zo nuttig te zijn als mogelijk is. C Beziet men hem in zijne verkcertng- hoe weegt hij daar den gang van zijnen voet, en. hoe bezorgd is hij om niet af te wijken 't zy ter rechter, 't zij ter (linkerhand, maar te blijven treden op) het midden van de paden des rechts i . Op den weg der zondaaren zal hij niet wandelen, maar hunnen gemeenzaamen omgang zorgvuldig ontwijken. -Hij is een gezel der reemmdie den heer vreezen, kiest alleen de°zodaanigen tot zijne Vrienden, 'fz.j ze ouder zijn van jaaren om van hun te keren, t zij ze aühe tij'dgenooten zijn , om van eene denkwijs en keuze met hun zijnde, eikanderen tot opwekking en volmaaking te {trekken.- En , daar hij niet alle verkeer met anderen af A 5 kan  ro DE AART EN VOORDEELEN kan fhijdcn, en in veele gevallen ook moet omgaan met zulken die eene wereldfche levenswijs volgen, zoekt li ij voorzigtclijk tc wandelen, wacht zich wel aan den écnen kant voor alle gemaaktheid, en verwerft zich door zijne befcheidenheid, zedigheid en vriendelijkheid, de achting en genegenheid van hun, die in het ftuk van den Godsdienst hemelsbreed van hem verfchillen, maar fchaamt zich nogtans aan den anderen kant zijne waare gezindheid niet, die vrijmoediglijk, daar het vereischt wordt, openbaarende door woorden en daaden, ■ terwijl hij geftadig waakt en bidt tegen de verzoekingen, welke hem omringen, en wanneer hij in dezelve verkeert, iijn hart verkleefd zoekt te houden aan God, wiens dienst hij eenmaal oprecht gekoozen heeft, of, zo hij zich zomtijds onbedagtzaam liet vervoeren tot het kwaade, aan het zelve echter geenszins vasthoudt, maar aanftonds te rug keert vol van fchaamte en berouw tot zijnen God, en tot Hem ernftig roept om vergevende en heiligende genade. D-. Beziet gij hem in de lotgevallen welke hem ih zijne jongheid ontmoeten. Wat hem ook bejegent, hij erkent in alles de beftuurende hand' van God, aan wien hij alle zijne belangen^ geheel heeft toebetrouwd — Hem looft hij bijhet genot van 't goede, onder Hem bukt hij, wanneer hij fmarten lijdt, aan Hem geeft hij alle zijne  EENER VROEGE GODZAEIGH. n ne zorgen over, Hem kent hij in alle zijne wegeni cn vooral niets van gewigt onderneemt hij, zonder't aangezigt des heeren ernftiglijk te zoeken, en laat voorts de geheele beftuuring van amict berusten in de handen van dien grooten, en hetderijken Leidsman zijner jeugd. - E. Beziet men hem eindelijk in zijne mtjpmnin°en en vermaaken, men zal hem, daar hij oolo dee&ze nodig heeft, tot geene beuzelachtige gekkermjen, tot geene tijd, en gcldverkwrstcnde fneelen, tot geene hartverpestende, en zedebedervende boeken en toneelen zien de toevlucht necmen, maar hem, of in eenen kring van kundige en braave vriendenof • in eenzaame afzonderingen aantreffen, zich verlustigende in het onderzoeken van den Godsdienst, in het beoefenen van eene of andere kunst of wetenfehap, in het aanfehouwen cn bewonderen van Gods werken cn wegen , mhet volmaaken met één woord van zijn verfland en hart, cn in het verheerlijken en aanbidden van God met lofzangen, dankzeggingen cn gebeden.-- ttj Zo fchetfteik U, in eenige trekken eenen jongen mensch die den Heer vreest,- laat ons nu de voordeelen van eene zo vroege godzaligheid bezien. a Is de godzaligheid in 't algemeen een groot gewin, heeft zij de beloften van het tegenwoordig en toekomend leven, zijn haarc voordcelen ten allen tijde groot en veele -is men dan wet  ia. DE AART EN VOORDEELEN niet des tc gelukkiger naar maate men die heilrijke gevolgen te eerder geniet ? is het de vrees van God, die de ziel veredelt en de bron van waare wijsheid is,—• 'die rust, vrede, kalmte aan 't harte geeft, die de driften beüuurt, de harts- togten regelt, en de gezondheid bevordert,' ■ is het de vrees van God, die ons aan Hem als onzen besten Vader doet denken, die ons vergenoegd en wel te vreden maakt in alle de omftandigheden van het leven, die ons in Hem gerust doet zijn , en or> zijne getrouwe zorg cn bijitand zelvs in de grootfte ongelegendhcden hopen doet, die ons bedaardheid geeft in de allergrootfte rampen , troost verfchaft in de hartgricvendfte droefenisfen, die zelvs in het gevaar des doods alle flaaffche vrees doet wijken y. ja moed en blijdfehap in de ziel verwekt is het de vrees van God, die in alle gevallen ten. allen tijde een ieder, die zich door haar leiden laat,, zo gelukkig maakt. - Wie zal dan een jong godvreezend mensch niet gelukkig noemen, daar hij zo veel te eerder alle die grootevoordeelengeniet? b. Dan, behalven dceze overdierbaare voordeden. welke aan de godzaligheid, in alle levensjaaren verhouden zijn, cn welke men, hoe vroeger men zich aan dezelve overgeeft, des te eerder deelachtig is, zo heeft ook eene vroege godsvrucht nog veels voordeden vooruit boven cenc uitgebelde en laater,  EENER VROEGE GODZALIGH. 13 laat er gekoozene. Voordeelen die betrekking hebben op den Godvreezenden zelve en voordeelen die betrekking hebben op anderen. a. Iemand die heer in zijne jongheid vreest A. Bezit boven anderen eene groote voortreffelijkheid. Waarlijk , het aanfchouwen van een jong mensch, die zich door waare godsvrucht onderfcheidt van de losfe meenigte zijner dartele tijdgenooten, en in zijn hart zulke edele, zulke waardige , zulke verheevene gevoelens en gezindheden koeftcrt, dat verwekt bij anderen een zekeren eerbied en achting voor zijn perzoon, zulk één wordt hooggeacht en bemind Van alle braaven die hem kennen; toen hij zich bekeerde was 'er blijdfchap over hem in den hemel, en nog blijft hij de lieveling der Engelen, ja dat meer is, op zulk eenen jongen Godvreezenden ziet God zelve met een goedkeurend welgevallen neder. B. Die den heer in zijne jongheid vreest is beveiligd tegen de verleidende kracht der aller gevaarlij kfie verzoekingen. Geen tijdperk in het leven is 'er, van welks wel of kwalijk doorbrengen niet alleen meer afhangt, maar 'r welk ook zorgelijker en gevaarlijker is dan dat, 't welk de jeugdige jaaren in zich bevat is men immer bloot gefield voor uitfpattingen, welke de jammerlijkile gevolgen kunnen na zich flee- pen,  14 DE AART EN VOORDEELEN jpen, het is dan Onervaaren in we- reldfche zaakcn, onbedrceven inde listige ftreeken van fnoode verleiders, ongcoefFend in de kunst van zelvsbeftuuring, wordt men dan ligt betoverd door allerlei fchijnvermaak , de driften zijn fterk, de hartstogten hevig , de tre.k naar vrolijkheid levendig, en geeft men zich aan dc begeerlijkheden toe, hoe fpoedig fchieten die wortelen, en hoe vaak ziet men dat denkbeelden, indrukfels, en gewoonten in de jongheid verkreegen j blijven aankleeven in eenen volgenden leeftijd, - ja dan niet zelden geheel onuitroeibaar zijn. — Tegen alle dee- ze gevaaren nu geeft eene vroege godsvrucht eene genoegzaame veiligheid < door hoe veele verzoekingen van alle kanten aangevallen, is zulk een uit kracht van het godvreezeud beginfel, waar door hij beheerscht wordt, geftadig op zijne hoede, wapent zich, en ftrijdt kloekmoedig tegen de verleidingen, waar aan hij zich ziet bloot gefield, en door God gefkrkt, op wien hij biddend het oog houdt, overwint hij den boozen, overwint hij de wereld, overwint hij zijne eigen zondige lusten, en blijft dus veilig en onbefchadigd in die jaaren van zijn leven, wanneer hij in het al- ■ lergrootfie gevaar verkeert. ■ ■ Elk denke hier aan Jofep/i, en herinnere zich, hoe hij door zijne aodvreezende grondbeginfels belluurd de aller- he-  EENER VROEGE GODZALIGH, i$ hevigfte verzoeking in een allergevaarlijkst tijd-n ftip zegevierend te boven kwam. C. Die den heer in zijne jongheid vreesc blijft bevrijd voor vcclè moeijelijkhcden, welke m eenen volgenden leeftijd de bekeering zeer bezwaarlijk maaken , ja dikwerf geheel beletten. Hoe weinig tijd blijft 'er toch over, en hoe weinig lust is 'er ook, om , wanneer de vluchtige dagen der jeugd in beuzelarijen zijn doorgebragt, en men tot'den één of anderen itand in de Maatfchappij is overgegaan, dan met eenen bedaarden ernst aan God en zijnen dienst te denken! Hoe veel valt 'er doorgaands dan te bedenken, het welk de meefte aandacht en zorg moet na zich trekken! en wie kan, wie zal dan, wanneer hem de Godsdienst eene ongewoone, eene vreemde zaak is, wanneer men dan nog onderzoeken moet, het geen men al lang gemakkelijk konde gewee- ten hebben, — • wanneer men dan gewoonten v zal laaten vaaren , die al lang verouderd zijn, — wanneer men dan een huisgezin zoude willen verbeteren, het welk men eerst door zijn voorbeeld heeft helpen bederven, — wanneer met één woord de dagen gekoomen, de jaaren genaderd zijn, waar in men zelden lust heeft om groote veranderingen in zijne levensinrichting te maaken, — wie kan, wie zal dan, wanneer de zorgvuldigheden van dit leven de ziel zo gehel be* zetten,  i6 DE AART EN VOORDEELEN zetten , en de geest door eenen wereldfchen finaak geheel verdorven is, lust, en ook tijd vinden om met vereischtc bedaardheid, en gezetten ernst te letten op alles 't geen tot zijne waare bekeering behoort? Hoe gelukkig hij derhalven, die dat vooraf bedenkt, wanneer hij nog jong is, dan is het de gefchik- fte, dan is het de bekwaamite tijd men wordt althans dan door die beletfels niet gehinderd, en hoe veel heeft men dus vooruit? wordt men ouder, -vereifchen dan andere betrekkingen onze . zorg • wordt men dan tot geheel andere pligten geroepen ■ ! pligten, die meestal van eenen zeer wijden omvang zijn, en veele zorg, en nadenken vereifchen men is jian het groote werk al vroeg begonnen, de gronden tot een godvreezend leven zijn alreeds gelegd, men werkt uit die gronden, en verligt, en veraangenaamt zelvs daar door de veelvuldige lastigheden des tijdelijken levens. D. Die den heer in zijne jongheid vreest is bi de geleegd, b-y'idcn tut eenen veel groot er en trap Van geluk - jy.J^ ; de toekoomende wereld, c>^ : lm v>> hoe onvergelij¬ kelijk meer kan hij \mlv;c:i die vroeg, dan die laat begint ~~—-jgc y^f0f% God , van den Verlosfcr, va . n zijnen pligt, van het ontv • y.%', van Gods werken, van  EENER VROEGE GODZALTGH. 17 van zijn beduur over alles, van het beloop der wereld en andere gewigtige ftukken keren kennen, waar toe een ander, die: zich m eenen volgenden leeftijd aan de Godsvrucht overgeeft, geene gelegenheid heeft! hoe veel kan hij vorderen in het verbeteren zijner gebreken, in het te onderbrengen van zijne ongeregelde driften, in het beperken zijner buitenfpoonge begeerten'- 'hoe diepe wortelen fchieten de zaaden der Godzaligheid door langduurigheid van tijd, en genadige oeffening van zich zeiven daartoe in zijn hart! hoe word hij in veek gevallen oP de proef gezet, en in hoe veek omftandigheden geraakt hij waarin hij keren kan het geen hij anders nooit zoude geleerd hebben! hoe rijk kan hij worden in ondervindingen!—hoe hebbelijk in de volbrenging zijner pligten! . .h0e ver kan hij het brengen in allerlei Christelijke deugden! — maar hoe veel te volmaakter, hoe veel te gelukkiger kan hij dus ook worden in het volgend leven ! -—- hoe veel nader dus koomen tot den ftand der Apostelen, der Profeeten, en andere eerfte heiligen dan zij, die flegts kort voor het einde van hun leven hunne voeten gezet hebben op het pad. der deued! E Die den heer in zijne jongheid vreest. heeft ook dat 'é*h&i ^t hij altoos bereid is tegen ' J j>t tenen  t« DE AART EN VOORDEELEN eenen onver vrachten dood. En hoe groot, hoe onbefefbaar groot is dit voordeel eener vroege Godzaligheid! de duuring onzer levensjaaren is onzeker, en de dood onzer aller zekere verwachting ■ ■ met den dood is onze ftaat en lot voor eeuwig beüist • naar de gefteldheid , waar in wij ons bij het fterven bevinden, zullen wij geoordeeld worden, want zo dra de laatfte adem is uitgeblaazen, is 'er in eeuwigheid geen kans meer om cenig verzuim te herftellen. Hoe rampzalig is dus elk, die, wanneer hij de wereld ftaat te verhaten, eerst om den Godsdienst begint te denken, daar hij den tijd van voorbereiding verfpild en in beuzelingen en zonden heeft doorgebragt! met welk een akelig uitzigt in den donkeren nagt der onbekende eeuwigheid moet zulk één heenen gaan! En is 'er wel een eenig mensch, die den dag zijnes doods weet? fterft niet de jeugd zo wel als de grijsheid? is men wel een enkel oogenblik van de voortduuring zijnes levens zeker? is 'er wel zeer veel nodig om onze bouwvallige hut te doen inftorten? Hoe verschrikkende intusfehen de gedagte des doods, en vooral de mogelijkheid om ipoedig en. onverwacht door denzelven te worden weggerukt, ook zijn mag voor een ieder, die de wereld en haare begeerlijkheden lief heeft, ■ ■— die zelfde gedagte is voor  EENER VROEGE GODZALIGH. 19 voor een jong mensch die den heer vreest, niet akelig , daar hij vroeg geleerd heeft zijn vertrouwen te vestigen op de zoenverdienften van den Verlosfer , en zijne zaligheid in den dienst van God te ftellen • heeft hij ook geleerd , hoe hij zich tegen den dood bereid moet houden dus kan hij ten allen tijde dat gewigtig, dat albeflisfend oogenblik gerust afwachten— afwachten zonder angftig vreezen , wanneer het hem ook overvallen mogt, —want zijn ftaat is veilig, hij is gedekt, hij is geborgen, hij heeft eene verwachting, die hem met bedriegen, eene hope die hem niet befchaamen Hsiri — ö hoe gerust, — hoe welgemoed kan zulk een jo,ng Godvreezende dus denken aan zijn vertrek van de wereld, en de zalige ftandverwisfeling, die hij dan te wachten heeft! — hoe blijmoedig en vrolijk kan hij juichen bij eene gedagte, welke anderen met beving en fchrik vervult! b. Ziet! zo gelukkig is een ieder voor zien zei ven die den heer in zijn jongheid vreest , ■ maar, het geen eene vroege Godzaligheid nog ff erker aanprijst, is dat zij ook anderen ten zegen rerjïrekt, ■ Veroorzaakt eene verwaarloosde jeugd veel onheils in de wereld, eene jeugdige Godsvruciit daar tegen is ook veer anderen zeer voordelig. —— Ba A. De  $px DE AART EN VOORDEELEN A. Dc Godzaligheid van een jong menschkan een ongemeen grooten invloed hebben op het gedrag en het welzijn van anderen. Trouwens, om nu niet te fpreeken van het tijdelijk voordeel, het welk zulk één door zijne goede werken aan nooddruftigen, aan verlegenen , aan kranken, of andere hulpeloozen naar zijn vermogen aanbrengt, welke anders van die onderiteuning, bijftand, en hulp, welke zij nu door hem genieten , zouden beroofd zijn geweest (om dit niet eens te meiden) hoe veele ongeregeldheid kan hij in een huisgezin of in een gezelfchap door voorzigtig beleid niet affnijden ! tot hoe veel goeds kan hij door zijne gefprekken , en door zijn voorbeeld aanleiding geven onder zijme tijdgenooten ! En wanneer het getal van jonge lieden, die den heer vreezen, eenigzins aanmerkelijk is geworden , wat ziet men dan dikwerf over 't geheel onder de jeugd eene zekere ingetogenheid en zedigheid heerfchen! Zo krijgt de Godsvrucht achting, onder het jeugdig geflagt , daar haare voorftanders vermenigvuldigd, en bij lieden van jaaren in aanzien zijn. — Het beminnenswaardig gedrag der godvreezenden houdt niet zelden losbandige zoo.nen en dochteren door fchaamte in beteugeling, ja brengt hen zomtijds tot overtuiging en nadenken. En hoe dikwerf zag men jonge  EEN ER VROEGE GODZALIG». ^ jonge lieden door hunnen ijver oudere, maat verachterde vroomen aanvuuren tot het oprichten van traage handen en ilappe knieën ! Kort- om ^ hoe veel nut, hoe veel zegen kan een jong mensch door zijne uitftcekende Godsvrucht onder de medewerking van Gods genade aan anderen niet te weeg brengen! B. De Godzaligheid van een jong mensch is eene f of, van ongemeenc bij dj chip voor rechtgeaarde 0"ders cn andere dcuzdzaanic lieden. Is een zot cn ongeregeld kind zijnen Vader en Moeder eene oorzaak van bittere droefheid , cn gric, vend zielverdriet , onuitlprcckclijk , onafbeeldclijk groot is de vreugde, welke vroomc kinderen hunnen Ouderen verfchaffen —~ kn moet dit jonge lieden, die eenig gevoel hebben van de groote verpligting die z;j aan himnc Ouders hebben, niet eene zeer aangenaame. o-cdapte weezen, dat zij die gcenen, aan welken zij naast God hun leven verichukhgd 7i!n, die geenen, die geen. moeite, die geenen arbeid, die geene kosten ontzagen om hen op te pasfen, te helpen, te beveiligen,, en gelukkig tc maaken, die geenen, die nacht en dag voor hun welzijn bezorgd waren, en zich hun bel-mg dikwerf meer dan hun eigen aantrokken, die geenen, die zij nimmer vergelding naar evenredigheiden waarde kunnen toebrengen, dg B 3 Z1J  aa DE AART EN VOORDEELEN zij die door hun gedrag het leven genoeglijk maaken , ftof van dankbaarheid aan God verfchaffen , den last van den Ouderdom helpen verligten , en eindelijk welgetroost doen ten grave daalcn? en moet het insgelijks jonge lieden niet zeer veel waard zijn de blijdfchap van alle braaven te helpen vergrooten, en dus ook mede tc werken tot een overvloedigere verheerlijking van dien God, voor wien hunne ziel den diepften eerbied heeft ? C. De Godzaligheid van een jong mensch inaakt hem vroeg een nuttig lid der maatfehappij. Terwijl vcele jonge loshoofden den tijd om zich bekwaam temaakentot, of verder te oeffenen in de bezigheden van hunnen kring, verwaarloozen cn verfpillen, en dus ook weetnieten , onhandige , en nuttelooze ballasten der maatfehappij blijven, nergens bekwaam, nergens gefchikt toe, vooral niet tot zaaken van gewigt, die het waare belang der Maatfehappij betreffen, en dus met rede elks verachting verdienen, heeft zulk één, door den Godsdienst voorgelicht, geleerd den tijd uit te koopen, cn getrouw te zijn in het werk, hem dooide Voorzienigheid toebetrouwd behoorlijk toegerust aanvaardt hij dan den werkkring hem aangewezen,- -en arbeidt in denzelven op den duur uit de edeifte grondbeginfcls, en met eene vhjt  EENER VROEGE GODZALIGH. n vlijt die voorbeeldig is Veelen beginnen zich de vereischte kundigheden eerst op te doen, wanneer zij dezelve reeds bezitten moeten- -geheel anders is het met een jong Godvruchtigen ge- fl.cy. . dic kan in den bloeij zijner jaaren, daar hij zijnen jeugdigen leeftijd uit een beginfel van Godsvrucht naaritig heeft doorgebragt, al medewerken tot in ftandhouding en bevordering van de belangens der Maatfehappij. D. De Godzaïig/.cid eindelijk van een jong mensch kan ook den grond leggen tot, enhoopegeven van eene godvreezende nakomeVm-fdiap. Word zulk één 't eeniger tijd Vader of Moeder van een huisgc- zin -den Kber met zijn huis te dienen zal uit kracht zijner grondbeginfels , een hoofdregel zijn van 't bubherluur , en behaken de gezette Godsdienstphgten, waar in hij zich des morgens en des avonds met zijne huisgenooten zal oeffenen, zal dan ook zijne Godsvrucht hem beftuuren in het opvoeden van het kroost door 'sheeren zegen hem gefchonken-dit kroost van jongs af aan met godvrezende beginfels doortrokken , en door het voorbeeld der Ouderen geleid, geeft onder Gods zegen hope van bij deszelfs opgroei het zelfde voetfpoor in te flaan, deezer Godsvrucht zoude weder invloed kunnen hebben op een volgend genacht, en wie weet tot hoe veekr zielen behoudenis, welke welbgt B 4 an*  %t DE AART EN VOORDEELEN anders geheel verwaarloosd zouden zijn geweest, zijne vroege Godzaligheid den grond gelegd, cn den weg gebaand heeft ? en is zulk een voordeel wel tc berekenen? is zulk een vooruitzicht niet verrukkelijk ? III. Hoe gelukkig derhalven, wanneer wij fiechts het gezegde in aanmerking neemen (want 'er konde nog meer worden bijgevoegd) hoe gelukkig elk die met Obadja zeggen kan: ik vrees den kfer van mijner jongheid af. i. Jongelieden/ a. Die nog nimmer met aandacht den Godsdienst van deeze gewigtige zijde befchouwd hebt, maar door vooroordeelen verblind tot hier toe altijd een ongunftig' oordeel over denzelven hebt geveld |—- die dus ook nimmer of zelden aan God uwen Schepper denkt, aan zijne vriendfehap u niet laat gelegen leggen , noch u bekommert hoe gij hem behaaglijk leven zult, maar uw hoog-t genoegen zoekt in het genot van allerlei zinnelijke vermaaken, cn grooter liefhebbers uwer begeerlijkheden , dan van godsdienflige oeftcningen ?.ijt, komt beziet de Godsvrucht, wier 'waarde gij tot dus verniet kendet, beziet haar rens in dat licht, waar in ik u dezelve heden heb voorgefteld, cn vra?.g u zeiven eens ernftig pf'3 °f gij niet dwaas zijt met alle die groote voordeelen welke rer altijd, maar vooral aan eene vroege  EENER VROEGE GODZALIGH. *| vroe«e Godzalig verbonden zijn, van u ti verwijderen, en door het kiezen van eene tegenovergeftelde levenswijs, * zeiven niets dan ellende en rampzaligheid in dit en het toekomend leyen on den hals te haaien? -Wat ik u fmeeken mag, om uwer eigene waare gelukzaligheid wil, trekt hier toeh uwe aandacht niet onbezonnen van af, de zaak is van te grooten aanbelang, en van te gewigtige gevolgen voor uw geluk of Ottr ocluk ! Kunt gij iets inbrengen tegen het geen ik toe Aanprijzing eener vroege Godzaligheid gezegd heb? zoudt gij , haare zijde kiezende uwen Schepper niet behangen, en bij al wat braaf is in achting en cere zijn? zoude ze u geene krachtige wapenen aan de hand geven om u. te beveiligen tegen de gevaarlijke verzoekingen, die u vooral in deezen leeftijd van alle zijden omringen? zoude het nu de beste tijd niet zijn om met eene cewenschte vrucht aan uw geluk te arbeiden? zoudt gij het niet, nu beginnende, onvergelijkelijk verder kunnen brengen dan een ander, en zoude dit uwen ijver niet opwekken? zoudt gij zo doende niet gerust, en getroost den dag uwes doods, die zo onzeker is, kunnen te gemoet zknv - En zoude u dit alles, gelijk ook alle de vreugde en het nut, die gij gehoord hebt dat ook anderen daar van zouden wegdraagen, m* U dit alles onverfchillig wezen? en zoudt m g <- liever  ad DE AART EN VOORDEELEN ik ver willen voortgaan op de paden des verderfs, die gij tot hier toe betreden hebt , u zeiven vernederen beneden het redelooze vee door uwen Maaker te verachten, en u aan te fteüen als dwaazcn en zinneloozen ? liever willen voortgaan met vermaaken na te jaagen , welke u, daar gij de edele genoegens van den Godsdienst 'er om vcrfmaadt, zo duur te liaan zullen komen? liever willen voortgaan met ziel en lichaam te bederven, en u rijp te maaken voor eene eeuwige rampzaligheid ? wat dunkt u ? welk eene keus zoudp thans de beste wezen? Uw geweten zal u misfehien thans geene plaats tot twijfteling overlaaten, maar uw hart, jeukende naar de vrolijkheden der jongheid, port u misfehien heimelijk aan om die gedagten voor eerst nog wat aan eene zijde te fielten, en naderhand het één en ander in ern- ilige bedenking te nemen, maar wat zal u (zo gij thans van het nut eener vroege Godzaligheid overreed zijt) wat zal u zulk één uitfiel baaien? zal het u eenig voordeel geven? zult gij 'er iets bij winnen ? zal niet, naar maate gij uwe beke* ring tot eenen laateren tijd verfchuift, uw hart van God en zijnen dienst hoe langer hoe meer verwijderd raaken? zult gij niet dusdoende uwe bekeering aanmerkelijk verzwaaren in volgende jaaren ? of is het te denken, dat, indien gij 'er nu geenen lust toe hebt, nu gij met veel minder hindernisfen tc wor*  EENER VROEGE GODZALIGH. «fr Worftelen hebt, en onbelemmerder van deeze £,roote en gewigtige zaak kunt werk maaken, het u dan gelegen zal komen, wanneer de zoigen vermeerderd, en de ziel door gewoonte aan Set zinnelijke t'e vaster geboeid zal weezen? - cn zo gij al op het laatfte van uw leven, wanneer de benauwdheid des doods uw hart zal hebben aangegrepen, zo gij u dan al tot God om hulp cn genade wendet , zal hij u dan aanneemen I is 'er niet veel eer gegronde rede van vrees, dot, wanneer gij uwe beste levenskrachten m de zonde verfpiid, en de fchoone gelegenheid che fan u gegeven had om u voor de eeuwigneid voor te bereiden, misbruikt zult hebben om Hem te tergen door het verachten van zijne gunst, en het venrappen zijner Wetten, Hij dan met eene levenloze godsvrucht, die alleen uit benauwdheid geboren word, niet zal te vrede zijn? — maar wat zeg ik daar al? — ach! wie weet of gy Wel ooit in zulk een geval zult komen?—-- Misfchien is u, gelijk u nu eene vroege Godzahgheid wordt aangepreezen, ook eene vroege dood befchooren! misfehien zult gij op dien tijd, waar op gij nu heimelijk rekening maakt, al in de eeuwigheid weezen, en durft gij dan nog om uitfiel denken? — ach! God bewaare u voor zulk eene onzalige dwaasheid, dat gij zo den dood, de hel en het verderf te gemoet loopen, en net leven,  aS DE AART EN VOORDEELEN leven, den hemel en de zaligheid ontvlieden zoudt- : Komt, laat u overtuigen, laat u raaden, laat u overhaalen om nog deczen dag een godvruchtig leven te kiezen. Verlaat de bejaaging van ge- neuchten die de ziel verderven, en keert te rug tot uwen God, tot uwen God die u nog fpaart, draagt, verfchoont, weldoet, en laat roepen tot zijne gemeenfehap in Jefus Christus, en die u niet verftooten, maar zelvs door zijne genade voort zal helpen, fmeekt Hem om vergeving van alles wat gij ooit tegen Hem misdreeven hebt, of nog tegen Hem misdrijven mogt, op grond van het offer dat zijn Zoon tot fchuldvcrzoening heeft te weege ge- bragt, geeft u plegtig aan Hem over, en wijdt uw volgend leven in zijne kracht toe aan zijnen dienst, die zo vermaakclijk, die zo heilrijk, die zo zalig is. lk wil hopen, dat gij , van uwen pligt en van uw waar belang overtuigd, deeze mijne woorden ten minftcn eenig nadenken waardig zult oordcelen, maar zo ik onverhoopt ook gefprooken mogt hebben tot zulken, die vastelijk befloten hebben zich hier aan niet te bekreunen, maar voort tc gaan in 't wandelen op de wegen hunnes harten, de zulken zie ik tot mijne fmart genoodzaakt zelve te laaten beproeven, of het dienen van den Satan voordecliger zij, dan het dienen van den volzaligen God. b. Jou*.  EEN ER VROEGE GODZALIG H. 19 b Jongelieden die den heer vreest! gij hebt de bietpartij ongetwijffeld gekozen, cn het berouwt u niet zulks gedaan tc hebben O erkent toch met dankbaarheid het voorrecht, waar mede God u verwaardigd heeft, dat gij voor de befmettingen der wereld zijt bewaard gebleven, en de vrees des heeren reeds zo vroeg in uwe harten is ingeplant; Dat hebt gij immers niet aan uw eigene wijsheid, niet aan uw eigen beter oordeel, niet aan de bravere gefteldheid van uw hart te danken, want, indien gij aan u zeiven waart overgelaten geweest, zoudt gij gewisfelijk u met den ftroom hebben laateu wegvoeren, maar Genade hield u te rug, Genade maakte u wijzer, Genade boog uw hart om de vreeze Gods te kiezen; Dit in het oog houdende, moet gij den fterkften aandrang bij u vinden om u vooral nedrig aan te ftcllen voor God en voor menfehen. Gaat voort, intusfehen, zo als gij begonnen, zijt oeffent u dagelijks tot Godzaligheid, vertraagt niet in dit gewigtig werk , wijkt niet achterwaarts, of zo gij thans u hier aan fchuldig mogt kennen, denkt dat gij door ver achterin* dubbeld verliest eerst door de verachte- ringwlve, dan ook door het gemis van alle die voordeelen, die eene toegenomene Godsvrucht zouden achtervolgd hebben, kiest veel de eenzaamheid, houdt u na bij God, maakt veel werk van  3ö DE AART EN VOORDEELEN Van het gebed, cn van gezette heilige overdenkinge, wikkelt u in geenen te gemecnzaamen omgang in met losbandige jonge lieden ligt zoudt gij tot het kwaade vervoerd worden eer gij het merktet, en hoe bezwaarlijk valt het opftaan , wanneer men eenen zwaaren val gedaan heeft! dat verder uw pad gelijk zij aan een fchijnend licht, het welk voortgaat en licht tot den vollen middag toe, en welk een gelukkig uitzicht is 'er voor u geopend, het zij gij den avond van uw leven moogt bereiken, het zij gij in den in den morgenftond moogt worden afgefneden , daar mede kunt gij u troosten , dat uw einde, gelijk dat van icdercn vroomen en oprechten vrede zijn zal. • a. En gij die reeds verder gevorderd zijt in uwen leeftijd a. Maar die in uwe jeugd de vreeze Gods verworpen hebt, en die, helaas! zo onbegrijpelijk dwaas zijt van daar in nog te blijven volharden, zult gij dan nimmer wijs worden, en op uw waar belang prijs Hellen? hoe veel tijds is 'er reeds verfpild, die nooit te rug te krijgen is! van hoe veele voordeelen hebt gij u zeiven reeds beioofd, die gij anders had kunnen genieten! en zult gij nu nog voortgaan den korten tijd levens, die u nog overfchiet, in die zelfde achteloze verwaarloozing van uw tijdelijk cn eeuwig  EENER VROEGE GODZALIGH. 3* eeuwig geluk? wat moeten daar (bid ik u) ter* hatften de gevolgen van wezen? ai komt toch tot inkeer, eer het voor altoos te kat is! die mee Godvruchtig geleefd heeft, heeft ook geenen grond om te verwachten, dat hij als een godvruchtige zali" in den heer fterven zal haast u dan, eerÖde gelegenheid u voor eeuwig ontbreekt, en wijdt de weinige onzekere oogenblikken, die u nog overfchietcn, den heere toe. b. Oude godzaligen, die ook zeggen kunt mee Obadja dat gij den heer van der jongheid af ge~ vreesd hebt, hoedanigen behoordet gij met te zijn in eenen heiligen wandel en godzaligheid! wcllc eenen tijd toch hebt gij deezen weg niet alreeds betreden!—met zelf veroordeelende fchaamte zult gij ongetwijffeld erkennen, dat door gebrek aan oplettendheid, bedagtzaamheid en gezetheid gij die vorderingen niet gemaakt hebt, die gij had kunnen maaken } dit bedroeve u, dit vernedereu, maar het ontmoedige u niet, gij hebt immers door de genade Gods veel moogen overwinnen, en als gij de voordeelen eener vroege Godsvrucht nagaat, zult gij niet ontkennen kunnen veel daar van in uw eigen voorbeeld bewaarheid te vinden — Och dat nu uwe laatfte tijd uwe beste ware , en uw voorbeeld de jeugd van onzen tijd tot opwekking en beftuuring ftrektc! God geeve  f£ DE AART EN VOORDEEL, enz: u dus in den grijzen ouderdom nog vruchten te dragen om aan anderen door woord en wandel te verkondigen dat de heer alleen dienensvvaardig is Amen!