01 1065 4878 UB AMSTERDAM    DE GOOLIJK W VOORZIENIGHEID, OMTRENT DE STAATSOMWENTELING I N NEDERLANDS GEMENEBEST 9 IN DEZE D A G £ N, AANGEWEZEN NAAR AANLEIDING VAN DANIELS LOFSPRAAK Üoopd. II. vs. at* 1 N ENE KERKLIJK E REDE VOERINGE, 'UITGESPROKEN OP DEN PRGVINTIALEN DANKDACII, Zij n de zo nd ach ben 28 van zomermaand 1^5. IN DE GROTE KERKE DOOR HENRICUS SïfPKENS Do&or in de H. Godgeleerdheid', Predikant te Groningen- te GRONINGEN, bij JAN O O M K E N S e n A. S. H O I T S E M A. m Ü C c x c v.  Uitgegeven volgens Kérken-Ordening.  AAN DE PROVISIONELE MUNICIPALITEIT MET DERZELVER SIJNDIKUS en SECRETARISSEN BENEVENS DE VERDERE MEDEBURGERS OER S T A B GRONINGEN, WORDT DEZE RERKLIJKE REDEVOERING, &1et  MET HARTLIJKE TOEWENSCHING& VAN DEN UIT GESTREKTSTEN ZEGEN, IN ALLERLEIE BETREKKINGEN» OPGEDRAGEN, *-< ■%-/ - ■£• -•' -'- V-i — De Droom was (gelijk het vervolg leert) eon groot beeld van ene trcflijkc , glansrijke , en fchiiklij-ke gedaante, in een gezicht aan den Koning vertoond, welks hoofd was van goeden goude; de 'borst en armen van zilver; de buik en dijen van "koper; de fcbcnkelen van ijzer; de voeten, deels van ijzer, deels van leem. Het welk de Koning zag.. tot dat een jlcen, zonder handen.afgehouwen, eerst de voeten verbrijzelde, cn vermaalde. Waar op, t'Tarnen het ijzer, leem, koper, zilver, en goud, vermaak!, als kat' voor den wind verftrooid, cn ge- -heel van de aarde wech genomen werd: Terwijl de Steen, die het Beeld getogen had, wierd. I6t ench: groten Berch, die de gehele-aarde vervulde. —» Dit was de Droom. En ziet hier de uitleggwg\ _ Het gouden Hoofd verbeeldde de machtige cn uitgeflrekte Iherfchappij van Nebukadnezar, den •Koning van Babel Waar op een. ander Koning- ri:k volgen zou lager dm dat. — Hier op weder een ■ander, het derde Koningrijk van Koper, het welk •hecijchcn zou over de gehele aarde. —- Vervolo-euds een vierde Koningrijk , hart als vaiwVw, ale let.  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. $ ïes vermalende. Wijders een gedeeld Koningrijk, deels van ijzer, en vast; deels van Leem en broos; zich wel door mcnschlijk zaad verenigende; maar aan den ander niet hechtende; gelijk ijzer zich niet met leem vennengt. Maar in de dagen dier Koningen , zou de God des Hemels een Koningrijk verWekken, dat in euwigheid niet verboord; noch aan enen anderen vollce, overgelaten zou worden: maar -alle die Koningrijken vermalen, cn zelf in wigheid beftaan zou. Het welk vertoond werd door den uit den Berch, zonder handen afgehouwen , die het ijzer, koper, leem, zilver, en goud vermaalde) Qa) Ziet daar het (landpunt, waar in de Propheet zich geplaatft zag, toen hij die god verheerlijkende loffprack ontboezemde, waar van mijn Text een gedeelte uitmaakt 1 Beweldadigd met die Godlijke Openba- rtnge, die hy met zijne Metgezellen , zo vurig begeerd had, betoont hij zijne eerbiedige hulde aan het Opperwezen, alvorens hij zich tot Nebukadnezar begeeft; Gods naam met blijden Lof verheerlijkende, eerst in het gemeen, uit-aanmerkinge, zo van zijne onbegrensde -Wijsheid en Kracht ; als van zijn | grootmachtig Opperbewind; zichtbaar dooruralende, Wanneer alle de best beraamde ontwerpen, en pogingen, welke de menschlijke wijsheid en vermogen kan uitvinden, en bewerkftelligen, om dezelve te verhinderen, zichtbaar verijdeld, en te leur  OMTREtJT DE STAATSOMWENTELING. Ij leur gefield worden. Eindelijk , wanneer wij de uitkomsten daadlijk zien daar gefield, vergezeld, met zodanige om/landigheden, en, op zodanige wij* ze, welke Gode waerdig zijn, en overeenftemmen met de zedelijke verplichtinge van den mensch. Voorzeker T. wanneer wij uitkomflen van dezen Stempel zien gebeuren, konnen, mogen en moeten wij niet, daar in, de bijzondere, en allerkcnnelijkti&l voetflappen der Hoge Gods Voorzienigheid, er kennen,en met diep ontzach eerbiedigen? en zouden wij niet, met ene zekere zoort van blindheid, vooroordelen, of boosheid des harten, bezet zijn, wanneer wij, in zodanige gebeurtenisfen, de hand des Heren miskenden? Maar nu, hoedanige zijn de lotgevallen van ons lieve Vaderland, en die verbazende omwenteling van zaken, welke wij, in deze dagen, hebben zien ge- beuren? Voorzeker.' hier ontdekken zich de merkwaerdtgfte, de bijzonderfte, de allerkennelijkfte, proeven van het Godlijk Opperbevïindl De eer/ie proeve, vinde fk in den tijd, en de ge Peldheid der zaken, in welke wij deze verandering hebben zien gebeuren. Voorzeker! niets was, naar alle menfchlijke uitzichten, minder te verwachten, niets fcheen onwaarfchijnlijker, ja onmogelijker. Nadat, voer enige jaren , vooral fints den rampzaligen oorlog met Engeland, een al.  Ytt ' DE GODLIJKE VOORZIENIGHEID gemene kreet was opgegaan over het openbaar befiier der zaken. Nadat ene algemene geestdrift de kraentdadigfte pogingen had aangewend, om aan een; zo men dacht, zich te zeer vhhve\ócr\&, gezachpalen te feilen; de ingeflopene misbruiken te verbeteren; de onvervreemdbare rechten en vrijdommen te handhavenen; en ene grondwettige herjlelling te bewerken: Nadat alle deze pogingen, door de legerbenden van den Pruisffchen Monarch (onder een fchoonfehijnend voorwendzel van zich te wreken, en ene noodzaaklijke voldoening te bezorgen, wegens den vermeenden hoon, .aan ene Koninglijke Zuscer en Vorstelijke Vrouwe, in hare belemmerde reize, aangedaan) binnen de Grenzen van ons Gemenebest gertrkt, eensklaps gefluit, cn krachtdadig verijdeld waren; ik zegge, nadat alles, zag men onze Staatkundige inrichting, bekend onder den naam van Staats en Stadhouderlijke Confiitutie, van zommigen als zeerfchoon, en gezegend geroemd; van anderen als zeer gebrekkig, en ongefchikt gelaakt, met alle derzclver, zogenaamde fchoonheden, of gebreken, op het nieuw, vastgejleld, en, op onwrikbare grondzuilen, gevestigd, meer dan ooit te voren. De Staten van alle Verenigde Gewesten hadden niet alleen de Stadhouderlijke Waardigheid verklaard, te zijn een wezenlijk deel der Confitu' tie: maar ook zich allcrplcchtigst verbonden, om dezelve, tegen allen aanval, welke immer, in een of ander Bondgenootfchaplijk Gewest, of onderho-  OMTRENT DE-STAATSOMWENTELING. ig rige Landen, daar tegen megt worden ondernomen, met vereende macht aan elkander te (guaranderenj waarborgen , en krachtdadig te handhavenen. En, om aan deze Verbindem'sfe zo veel te meer fterkte te geven, vonden de Volksbeftierers geraden > tevens vreemde Machten, twee der grootfte Mogen» bedtn van Europa, aan het Doorluchtig Huis van Orange cn Nas/au vermaagfehapr, in te roepen, ter handhaving der inwendige Regeringsvorm van •een Vrij cn Onaf hang! ijk Gemenebeft, tegen alle binnenlandfche, zo wel als buitenlandfche onderne. ..mingen. Waar toe de Koningen van Pruis/en en .Engeland zich zo veel te gereder verbonden, als zij meenden, zulks met hun eigen belang het meest te .ftroken. — Het Stadhouderlijk Huis, in luister grootlijks verheven, den uitgeftrekften invloed bezit. ;tende, cn zich, meer dan ooit, uitbreidende in .Vormelijke telgen, zag de hope verzekerd van de -beitendigc ^tduringe. der Erflijke Waardighe. ;den tot-het late Nakomelingfchap. De vastge, .fieldc Regeringsvorm was gcilaafd met duizenden van ! Eden, gezworen , niet alleen door de Hoofden des ;volks: maar door al, wat maar kon gereken- worden, 'van verre of van nabij, enigen rcchiflreekfchcn, of ;zijdclingfchen invloed, en betrekking, op den Kerklof Burgenhut te hebben. Alkneie Vergadert*, [gen Staats, Stedelijke, Burgerlijke , en Kerkiijke 'Vergaderingen, en Lichamen waren, zo hier zo daar, I  $4 DE GODMJItE VOORZIENIGHEID gezuiverd (a) (gelijk men het noemde) van vcrdachte Leden, en vervuld met mannen, van wier Makenden ijver, en ftantvastige aanklevinge aan de vastge. ftelde Conftitutie, men zich volkomen kon verzekerd houden. De Gerechtigheid hield haar geducht wraakzwaard opgeheven, om, 't zij bij Gerichtelijke Vonnisfen, 't zij bij Staatkundigs Be fluiten, den genen te treffen, die gerekend konden worden, met beledigende woorden of daden, het openbaar bewind en gezach te na te zijn geweeft. Alle Gerichten en Gerichts-Hoven (of, daar dit niet voldoende mogt gekeurd worden , buitengewone Staats-Commisflen) hadden zich , op ene zeer bijzondere wijze , waakzaam en werkzaam betoond, in een geftreng onderzoek te doen, cn ftrafe te ocffenen over allen den genen, die; 't zij als Hoofdbeleidcrs en Aanvoerers; 't zij als'Volgelingen, en Medeplegers, het gewaagd hadden, in de vorige onlusten, enondernomene maatregelen , enig deel te nemen. Hoe velen , die niet begrepen waren, onder die hoogst genaderijke; doch niet min vernederende, Jmnesüe, of Vergifenisfe van den Souverain, zijn genoodzaakt den Vaderlandfchen grond, met alles, wat hun aldaar dierbaar was, te ontvluchten; of in akelige gevangenisfen opgefló. ten ; of in zware geldboeten geflagen , of met verbeurdverklaringe der goederen geftraft, of, uit den Lande gebannen: en zulks alles, niet zo zeer uit ene* lage £,•) Ik behoeve mijnen Stadgenoten niet te herinnerun, d« zulhs iiM miadei- bebbe tfl»*tt stvunden, dan wet tlim%  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. f§ lage wraakzucht, dan wel, met het heilzaamst oogmerk , zo men meende , tot heil der Maatfchappije ; ter her (lelling van de ruste, de goede orde, het nodig vertrouwen, het wettig gezach; en ten affchrikka van allen , welken immer de lust bekruipen mogt,om zich, ongeroepen, met het openbaar bewind te'bemoeijen. Ziet daar T.! zo vele, zulke verfchillende, zulke krachtdadige maatregels moesten gefchikt fchijnen, om ons Staatsgebou, op onwrikbare grondzuil Ier:, te vestigen, cn ftaandc te houden. Wat zon alle menschlijk vernuft, het diepfte doorzicht, de beflependfte Staatkunde, meer hebben konnen uitvinden, cn bewerkftelligen? Wie zou nu niet vertroud hebben, dat "sLands pijlaren onwankelbaar ' waren vastgefeld? Wie zou, in zulk ene gefield.' heid van zaken, ene gehele omwending hebben konnen voorzien en va-wachten? ' Maar ziet daar! Jehovah ontwaakt uit zijn Hei * Iigdom. Hij gebiedt allen vlecïche te zwijgen, voor ■Zijn aangezicht! Welk ene befchamende, welk :ene vernederende Iesfe, voor den Koning, den Vorst, den Staatsman, en eiken (lerveling? — Hij'toont, \Hoger te zijn dan de Hogen. Hij befpot de wol üngen van nietige aardwormen; \ zij Zc op thro. men zitten; of in 't ftof kruipen.' Hij m'aal£ den raad dar Wijzen tot zotheid, en bindt de band der Mach- Zijn aangezicht» : Welk ene befchamende, welk f« vernederende Jesie, voor den Koning, den Vorst, den Staatsman, en eiken (lcrvelin fchen, en verlangens des Volks te verlevendigen, tot ene vrije verkiezing van zijne Vertegenwoordigers ! Wanneer wij, eindelijk, in aanfehou nemen; hoe alle de geftrenge maatregels, ftraffeoeffejripgen, en vervolgingen, juist de tegengefielde uitwerkingen deden van 't geen zij bedoelden! Hoe zeer zij ftrektcn , om enen altijd durenden baat, verbittering, verdeeldheid, en partijfchap te verwekken, te voeden, en gaande te houden! Hoe zeer zij juist den wech hebben moeten banen, voor zo velen uitgewekenen engebannenen Vaderlanderen, om hunne toevlucht te nemen tot een groot, en edelmoedig Volk, het welk, met hun ongelukkig lot begaan, hen in zimen fchoot opnam; hunneklaagftem hoorde, en hunne belangen zich broederlijk aantrok! --- Warneer wij dit alles famen nemen, wie ziet en gevoelt dan niet; hoe zichtbaar al-  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. ï«) alle maatrenek, ter han 'havhg van de vasrgefte!-de Regeringsvorm genomen, verijdeld zi\n ; Wis Vindt zich niet gedrongen, de befticrende hand f'eg /ileihoogden te dk.'.inen, en, met diep ontzach, te eerbiedigen, in ene omwendinge van zaken, op zulken tijd, en in zulk' ene gefteldheid, in welke dezelve het mihsi te vti wachten was; ja onmooglijk fchecu? En deze laatfte aanmerking brengt mij van zelf tot de waarneming van ene twede pap der Hoge Voorzienigheid , zich kennelijk opdoende, in het hefcHkken van enen onvoorzienen laecb, en gelegenbeia tot de omwenteling; we'ke te vit den is in de verbazende omwendinge in Frankrijk voorgevallen. Wam, dat deze gebeur tenisfen ene zeer nauwe betrekking tot eikander hebben, zal nieiaauc ioehenen. ' ("Het Franfche V ,lk, geplaatst op enen gron-ï, en onder enen hemel; daar de milddadige Natuur alles i fjhenkt, om gelukkig te leven vond zich, (hits vele ifcuwen, gedrukt door de wiilekeurigfteHeerfcbappije ivan heerfchzuentige Mcnrichen, en Hüvelingeör; itiitgomergeld door ondragelijke L-t ten, en Sehattn;gen , nutloos verfpild door ene fpoorloze oorlogsdrift, pracht, en weeÜevmhct Mof"; en'gfootlijka iverrw-Td door de haat k- uitzondering n der beitoorreuke flandtn , vi.n enen m&lm Adel, en i> » wei.  40 DE GODLIJKE VOORZIENIGHEID wellustige Geestlijkheid. -— Doch reets voorgelicht door den falckl der gezonde fTysgeerte, aangaande de Rechten van den Mensch en den Burger; aan*gemocdigd door het roemrijk voorbeeld van Noord' America; en geprikkeld door de geestdrift ter wedergekeerde Helden, die, aldaar, de ketens hadden helpen verbrijzelen , welke het trotfeh bewind van Engeland, voor die brave Volkplantinge, gefmeed had; gevoelde wel dra dezucht tot Vrijheiden Geluk o-cboren; waar toe het thands berekend feheen. —— Deze zucht begon, met ene onweerftaanbare kracht,te werken ; toen de Koning zich , in den hoogflen' nood , gedrongen zag, eerst, de Edelen ; vervolgends, alle afgevaardigden der drie Standen des Rijks, op te roepen; om maatregels te beramen ter herftelling van de geheel verwarde, en uitgeputte Schatkist : het welk den wech baande tot ene ganfche Staatkundige Hervorming; waar bij de fchiür den voor rekeninge der Natie genomen; ene evenredigheid , in het dragen der lasten, bepaald; alle onderfcheid van bevoorrechtte ihnden vernietigd; en ene Conflitutie gemaakt wierde, gegrond op de Rechten van den Mensch en den Burger, overeenkomstig de Vrijheid en Gelijkheid , eerst, in enen gematigden Monarchalen , en naderhand, m enen Republikainfehen Vorm.) \ Is mijn taak geenzins T. ! alle omjlandighe. de.i, bij die omwendinge voorgevallen; alle Ü# i.ft ♦ 4 ten  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. 21 ten, verraderijen, gewelddadige tegenkantingen; benepens de bloedige tonelen, daar op gevolgd, welke die omwending grootlijks befmet hebben, cn het hart van elk gevoelig menfehenvriend doen beven, te melden ; of'de onverwachte, en zichtbare tusfehenkomden der Voorzienigheid te herinneren; zo memgmaIeu gebleken, in het ontdekken, en verijdelen van de heillooste Samenzweringen, en het redden van dè zaak des Volks, in de bacbiijksta ogenblikken. 't Zal genoeg zijn, in 't verfchict, den fchakel der uitkomsten te doen zien, welke uitloopt op de om■vi nding in ons Gemenebest. — Uitkomsten, die, ■alle menschlijke vooruitzichten, en verwachtingen 'te boven gaande, de duidelijkfle merktekens dragen van een Godlijk Opperbewind. Was he: te venwachten, dat de leer aangaande de Rechten van den Mensch en den Burger, overeenkomstig Vrif heid en Gelijkheid; fchoon geenzins nieuw; echter, door ene gezonde Wijsgeerte, nader opgeklaaid, en -op de Maatfchappije toegepast, dien fnel werkenden, en algemenen opgang zou vinden, onder het i-Franfche Volk; een Volk, gewoon aan ene willel-keurige beheerfchinge van den Monarch, en enen ^bijgelovigen eerbied voor de Roomfche GeesrhjR. Iheid? Kon de Koning, met zi;ne Staalman- :nen, vermoeden, dat de Vrijheid van Noord-Ame\rica de vrijheid van Irankrijk zou na zich Hepen? [Dat zijne Helden, met geen auder oogmerk, der^ 3 waares  ai De godl;;ke voöe zïfnigheid v/aarts gezonden, dan, om, door de Onafbanglijhbe'-d vin ene verdrukte Volkplantinge te helpen bewerken, het trorfi.be E^gehnd te vernederen; i aderhand wedergekeerd, den Standaart der vt ijheid zouden planten in zijn eigen Koningrijk? — Was het re berekenen, dat de oproeping der Algemene Fta en, ttr herftelling van zijne ontredderde Schatkist , zou uitlopen op de bepaling van zijn gezaeh; ja op ene gehele Staatkundige Hervorming? Wie had het konnen voorzien , dat de twee Huizen van Oostenrijk cn Brandenburg, al* tijd naarijverig op elkander, ene plechtige verbintenis zouden aangaan , om zich te bemoeien met de Huishoudelijke befchikkingen van een ander Koningrijk; en de Rechten te handhavenen van enen Koning, die verklaarde, zulks niet te begeren; en volkomen, met den wille zijns Volks, te vrede te .zfn? Zijn niet alle Mogenbeden, Protestant- fchen, zo wel als Roomschgezindcn, onder voorvjendzel van het algemeen belang der Vorsten en Vo.ken, opgeroepen, cn zommigen gedrongen, de redelijkftc grondfle Hingen der Fianjche W.j.-begeerte en Staatkunde, (vreemde roe;eg!) d.orde kracht d. r wapenen te beilrijden? den Throon, cn de Altaicn nb. de Altaren der Roomsch ■ Catholijke kerke te herileilcn? de Vergadering der Volks vertegenwoordigeren de geduch fte wraak te doen gevoelen ; al, war tegenftand mogt bicden, te ver< ©lettcien; Parijs om te kerenalles ten vure en tca z.. <  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. 2g len zwaarde te verwoesten? Stout ontwerp} Maar! heeft de uitkomst eraan beantwoord? —— Hij die zich aangordt, roeme niet, ah die zich losmaakt! — Geheel anderslag het Plan des Allerhoogften! Deze onzalige Verbindenis, gevoegd bij de ondergenomene vlucht des Konings, ftrekt juist, om den argwaan des Volks tegen Hem, als enen bedektelijk famengezworen' Medepleger, te wekken; en wordt, in de gevolgen, de oorzaak, zo wel van het verderf des Monarchs, cn de cmkeringe des Throons; als de bron van alle die bittere rampen, welke Europa overflroomd hebben. « De Fiere Natie, te lang getergd, door dreigende heirbenden , die hare grenzen omringden ,' grijpt de wapenen aan, verdrijft de Duitjche legermachten, die, door twee grote Vorsten aangevoerd, het gewaagd hadden Frankrijk in te dringen; voert, aan alle kanten, hare zegevierende Vaandels op vijandelijken bodem; en verovert, met ene onweerftaanbare dapperheid, de Oostenrijkfche Nederlanden. Nu nadert het gevaar onze grenzen! Voorzichtige Staatkunde raadt aan dit Gemenebest en Engeland, ene flipte Onzijdigheid te houden , althans, in fchijn te vertonen. De onderhandelingen worden, ten dien einde, overlegd. (a~) Maar, ziet daar! wederom ene onverwachte B 4 zwaai tfli Men zie de Memvrien van DUMOURJEZ.  24 DE G0DLIJKE VOORZIENIGHEID zwaai van zaken } welke ten duidelijkflen doet zien, dat des Heren gedachten anders zijn dan der menfchen gedachten. Juist, in dat zelfde tijdftip, wordt aan Engeland cn Ncerlands Erjftadbouder, de oorlog verklaard; De Franfcbe krijgsbenden op het grondgebied van den Staat (zich het belang van dien Vorst aantrekkende) gevoerd; cn zomm'ige grensvestingen (a) belegerd of ingenomen. Thands fcheen het water aan de lippen gekomen : maar, ziet daar! wederom ene onvoorziene wending! De Franfcbe benden, 't zij door ene onvoorzichtige fchikkinge, of verraad van het Legerhoofd, worden geflagen; (£) vervolgens van onze grenzen verwijderd , en gedrongen allen den veroverden grond der Oostenrijkfcbe Nederlanden , met verhaasten fpoed , te ruimen , en veiligheid binnen hare eigene grenzen te zoeken. •feTtów' 19MJ ffió'vötsv n> t uhhoÓ tewTohrtwrf Nu zag men zeer duidelijk Gods vinger ! (en wie kon dit lochenen l) Men zong vrolijke lofzangen van bevrijdinge! En hoe vele rampen waren er veellicht voorgekomen; bijaldien men, met deze bevrijdinge vergenoegd, zich alleen tot de verdediginge onzer grenzen bepaald; of enen eerlijken vrede, met enen nu vernederden vijand, gezogt had. j Maar, (<0 Maastricht, Breda, de Willemftad, Geertruidenberch, de Ktundert. f» In Oostenrijksch Brabant bij Neerwinden, Aidcniioyen, ïieDca in den maand Maan 1793. -m^— ■*»■  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. 2§ Maar, hoe cndoorgrondb'jk zijn Gods wegen ! Juist de voorfpoed, niet voorzichtig gebruikt, moet leiden, om naderhand te Horten, in enen dies te zu areren tegenfpoed, cn ongeziene rampen. Men bcfluit tot enen aanvallenden oorlog; om den euvelmoed te ftraffen ; zich fchavcrgoeding te ver- fchaffen ; en veroveringen te maken. Dan , welk is het gevolg? De onderneming der Engelfche Hcirbenden op Duinkerken wordt, door ene zware neerlaag, ganschlijk verijdeld. (En dat wij dit toch opmerken T.! hoe gunstig waakte ditmaal' de goede Voorzienigheid voor onze belangen! want; ware deze gewichtige Zeehaven gevallen, en gebleven in de handen van Engeland, dat, daar door, Meester zou geworden zijn van de beide Oe-vers van het Canaal; welke ene onberekenbare belemmering, en nadeel, zou zulks aan onzen Scheep1 vaart, en Koophandel, hebben toegebracht!) -— 1 Vier gewichtige Franfcbe grensvestingen, (#) met. de grootfle moeite veroverd, worden weldra heroverd; de legers der verenigde Bondgenoten , door inijpend gebrek , en herhaalde nederlagen, deerlijk :geteisterd , verftrooid , uitgemergeld, verfmolten , iworden gedrongen, den veroverden grond der Oos~ '.tenrijkfche Nederlanden te ontruimen; en wederom' :onze eigene grenspalen te verdedigen. — Dochj met welk een uit/lag ? Met genen anderen; dan , idat de ilcrke Vestingen van Sluis in Flaanderen, B5 V £<Ö Valenciennes, Quesnoij, Landrecies, Condi.  «6 DE G0DLIJKE VOORZIENIGHEID 's Hartogen Bosch, Maastricht, Venlo, Grave, N.jmcgen, na enen dapj eren tegenftand, zich ge« noodzaakt zien , te dadigen ; cn de zegepralende Franfchen, de rivieren de Maas, de Waal, de JLinge, de Lek, den Rhijn, overgetogen, de Steden Bommel, Thiel, Utrecht, en voorts van geheel holland, en alle de overige Gewesten, op enen vriendschaplijken voet, binnen trekken; en van zeer vele Burgerijen , met blijden toejuich, als Verlosfers, verwelkomt worden. Nu verheft zich de vrije volks ftem! ■—— En ziet daar! een' Schakel van onvoorziene uitkomden! Ziet daar de kenneiijkile proeve van het Hoog Godf peftier, in het hefchikken van enen onvoorzienen wech, en de gelegendheid tot die verbazende omwenteling, welke wij hebben zien gebeuren! Of zouden wij het hoog Gods beftier niet moeten erkennen, en eerbiedigen, in enen fchakel van uitkomften, op zulk' ene vernederende, en befchamende, wijze, rechtilreeks inlopende tegen de Staatkundige bedoelingen, de ftoutfte ontwerpen, en alle de famengefpannen* pogingen van Gekroonde ftervelingen, en de beflcpeniïe Staatsmannen, gedrongen , zelfs te beven, op hunne thronen, en ercitoeIen, voor een Volk, het welk, zij trotfchlijk ge-; waand hadden, te zullen verpletteren! Maar  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING- «

ij,,n verkerkt; gevoegd bij de overflrominge van ui geürekte, en fchone Landsdouwen, (niet zonder onbere- ken-  a8 DE GODLIJKE VOORZIENIGHEID kenbare nadelen des noesten Landmans) door het openen der Sluizen; en het doorkeken van dijken", en dammen, bewerkt, enen onoverkomelijken hinderpaal, en eindpaal fchenen te moeten (tellen, aan den fnellen voortgang van de zegevierende ben- den der Franzen. ■ Achter zulke borstwerhv 'gen veilig ; fchcen men weinig gevaar te vrezen te hebben. Maar ziet daar! ene onverwachte, ene zichtbare', ene aanbiddelijke tusfehenkomst der Hoge Godsvoorzien gneid! die eensklaps, alle de vastheid van die verdedigingsmiddelen; waar op men, zo veel vertrouwen ftclde , cn zich beroemde, verijdelt; en juist doet itrekken, ten voordele van den aanvaller! Een' vroegtijdige, ongewoon ftrenge, en aanhoudende Forst, klinkt de vloeibare wateren in ketenen van ijs; en baant enen vlakken wech, over de bevrozene rivieren, en ijsvelden : welken de 'Franzen overtrekkende, met ene onverfchrokkene dapperheid, op de benden der Bondgenoten invallen; dezelve op de vlucht drijven, met dcrzelvereigen gefchut, op de beukerijen achter gelaten, cn omgekeerd , befchieten; en eindelijk, geheel verflroijen, met dat verbazend gevolg; dat zij, met fnellen fpoed, voortrukkende, alomme (gelijk ik zcide) de poorten geopend vinden, en, van den iïedclmg, met blijden toejuich, verwelkomd worden.' Voor-  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. 25* Voorzeker T.? Indien wij enig geloof Hagen aan ene alregerende Voorzienigheid: indien wij het daar voor houden, dat alle onvoorziene voorvallen Haanonder het hoog Godsbewind: indien wij, in andere onverwachte uitkomftcn , en verlosfmgen van ons Land, van ene ongewone, of fchielijkc, verande' ringe van de Luchtgefleldheid, weer en wind, ebbe en vloed, afhangende, niet ongereed zijn, den vinger Cods op re merken: wie zal zich dan niet gedrongen vinden, hier de hand des Allerboogflen, te erkennen, cn, met diep ontzach, met aanbiddende verwonderinge , te eerbiedigen ? Waarlijk ! Dit -— ja dit -— het welk het lot van het Vaderland befliste dit is van den Here gefchied! —— Het is wonderlijk in onze ogen! Wie, toch anders, kan de vloeiende waterftromen verwijven, en tot enen gebaanden wech (lellen? -—; Wie anders ; dan Hij, die Al het Gefchapendom ipp zijnen wenk regeert; — die de wetten der I Natuur in zijne hand heeft; — die het onder ; .zijne heerlijkheden, zijne eigendommelijke heerlijk1 heden telt; dat Hij den fneeu geeft, gelijk wolle; (den rijm frooit, gelijk afche; het ijs daar heen \ werpt gelijk {lukken ; wie ztu bef aan voor zijne ikoude? Maar ! dat wij ook de goedertierenheden des IHeren opmerken in ene, zo fpocdigc befiislnge van (ons lot. Wat toch zou er van ons lieve Vaderland  DE GOELIJKE VOORZtK NIGIIEID land; wat zou er van onze fchone Steden, geworden zijn; bija'dicn het pl.in gelukt ware; om, voet voorvoet, den grond te verdedigen.' wat anders; dan, ene algemene verwoesting; ene gehele omkering ! En deze opmerking leidt mij tot ene vierde groeve der Godlijke Voorzienigheid, welke wij mogen waarnemen in het zichtbaar verijdelen, en te leui(lellen van alle beraamde ontwerpen, en pogitf gen, welke de menChlijkc Wijsheid, en vermogen, fceèft uitgevonden, en bcwerldtelligd,' om' ene omWente'ing te vei hinderen, en tegen te werken, in ons Vad rland. Terwijl men, bij het verder doordringen der zegevierende benden, niet zender rede vreesde, voor ene omwentelinge, van vele Burgenjen, zo vurig verlangd, zag men zich gedrongen; en niets fchcert roodzaaklijker, dan nu enen vrede te zoeken, welken men te voren, bij het bevrijden onzer grenzen , zo verre geweest was van te begeren. (En Welke opofferingen, welkeen aantal van millloeneh Zoude men niet hebben willen aanbieden, om enen vrede, met behoud der vastgeilelde Con/thutié t waar in men zulk een groot belang Helde, te bedingen'?) zijn niet alle mogelijke middelen beproefd, om de Staatkundige grondbeginzels, en let zedelijk karakter der l'rarjche Natie, met de akc*  ■ OMTRENT DE JTAATSOMWEJi TELING. 3t akeligfte verwen af re fchilderen? — Is niet de Leer aangaande de Rechten van den Mensch en den Burger, overecnkomiïig vrijheid en gelijkheid, afgetekend, uitgedampt; als de onzalige vrucht ener •oalfche Wijsbegeerte, gegrond op valfche, en onbewezene veronderfïellingen ; of kwalijk toegepaste waarheden ; vol van ongerijmdheden, en de fchroomlijkfle gevolgen; nergens anders toe ftrekkende; dan om aan alle Maatfchappclijke verbindenisfe, goede Orde, ondergefchiktbeid, ruste, veiligheid i van Perzonen en goederen, eensklaps, den bodem in te (lagen? — Is die Natie, weleer zo beroemd, wegens haar vernuft, en befchaafdheid, niet ten tone gefield, als een volk, van alle zedelijkheid, en deugd, ontbloot; de algemene vijand van het ganfche Menschdom; en, hare geduchte Legermacht, met dé haatlijkfte Schandnamen gebrandmerkt; als een hoop Kanni* l halen, en woeste borden; niets anders, dan de ijsifclijkite verwoesting, roof, plundering, en, alier-. Ileie gruwelen, aanrichtende, in alle Landitreken, weike het ongeluk hadden van onder hen te bui« ;gcn? Zijn zodanige inboezemingeu; zo zeer igefchikt, om alles, met fchrik cn afkeer, jegens (de Staatkundige grondbeginzels , en het Karak' Her van die Natie, te vei vullen, niet ruimfchoots, idoor menigvuldige gefchriften, dachbladen, Nieuwspapieren, openbare bekendmakingen, ja zelfs, door ^Herderlijke Brievm van enen Pauslijken Zendeling  3& CE GODLIJKE VOORZIENIGHEID ling, (aj onder het voordwendzel van een Godsdienftig oogmerk, op ene ongewone wijze deze Gewesten, rond reizende, aiomine verfpreid, en diep ingeprent? Zijn niet de gevaren, welke onzen Godsdienst, de Vrijheid, en Onaf hanglijkbeid, bedreigden, in alle derzelver verfchriklijkheden, Ie-, vendig voor ogen gcftcld? Nu, bidde ik u, Til wat had alle menschlijk doorzicht, en vermogen meer konnen uitvinden, en bewerkflelligen, ter verhindering van ene omwendinge? Maar; ziet daar wederom enen zichtbaren tegen- hop der Moge Voorzienigheid! Zijn niet alle deze maatregels te leur gelopen, en krachtloos gefield? Is niet de onderhandeling tpt den vrede, ten rechten tijde verwaarloost, naderhand, te laat beproefd? Zijn niet alle die haatlijke inboezemingen, tegen de Staatkundige grondbeginzels der Franzen; betreffende de Rechten van den Mensch en den Burger, overeenkomflig Vrijheid en Gelijkheid, ten enenmale krachtloos bevonden bij het verjlandigst deel des Volks? Hebben zij in de band des Allerhoogflen niet moeten (trekken tot ene vruchtbare aanleiding, om deze, zo zeer belaagde, Leer, met verdubbelden ijver, te onderzoeken; te toetzen , in het hellerst dachlicht te plaatzcn; op de onwrikbaarfle gronden; beide der Rede en der Openbaringe , vast te Hellen, en te ver* 00 CES AR. BRANCADORO Aartsbisfchop van Nifibi.  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. 33 Verdedigen ? Is dc overtuigende kracht der Waarheid niet, door alle vooroordelen en hinderpalen, met enen fnelwerkenden voortgang, doorgedrongen, en alomme verfpreid. . Heeft niet de poging van een enigen Man, het fchrander brein, en de° wclbefnedene pen van enen Bister Paulus, veel meer uitgewerkt, om deze Leer, enen algemenen bijval te doen vinden; dan alle die haatlijke inboezemingen hebben konnen uitvoeren, om dezelve verdacht te maken? Is die ganfche Natie, over hee algemeen, (offchoon op de Godsdienstigheid van zeer velen geenzins te roemen valle) wel zo zedehos, zo ondeugend, bevonden, als zij gebrandmerkt wierde? Is de uitgeftrooide laster niet, ten fïerkften, geleugenftraft, door het befcheiden gedrach, en de ftipte krijgstucht der Franfcbe legerbenden ? 1 Hebben zij, in onze Gewesten, die verfchriklijke \ tonelen aangericht van roof, plunderingc, en ver. i-woestinge, welke men, met zo vele verzeker inge , ivoorfpeld had? Kon de leugentong, rects, bij het imeer en meer aannaderen der Franzen, van tijd ttot tijd, wat inkrimpende, ooit meer befchaamd, .verfïuind,. en tot zwijgen gebracht zijn? Ja, ,wat meer is! zijn zij, die men onze Vijanden noemde, niet bevonden onze getrouwe, en dappere, Be* •febermers , tegen den vooi beeldelozen moedwil , ■roof, en .plunderzueht van dat volk, hetwelk men »nze Bondgenoten heette, die zo weinig vriend, iftls vijand verfchoonden? —- Vernederende uitC korn^tl  34 DE G0DLIJKE VOORZIENIGHEID komst! voor hun, welke op zulke Bondgenoten , hun vertrouwen gefield; en zulke Befchermers, ingeroepen hadden! of wierd men niet gedrongen , de hulp, en befcherming te zoeken, en, met blijdfchap, en dankbaarheid, te ontvangen van een volk, het welk men, zozeer, veracht, en verfmaad had? —— Maar 1 wie bemerkt hier niet de zichtbare hand des Allerhoogftcn? die, langs dezen wech, ene gehele omwending heeft willen bewerken, in de gemoederen van velen der Landzaten. Of heeft niet dit, zo grootlijks vcrfchillend gedrach van deze beide Natiën; de losgelatene boosheid, en moedwil van de ene, en de toegeriegene goedwilligheid, en hulpvaardigheid van de andere, kenbaar moeten dienen, om de bedoor oor deelden beter te verlichten, en te overtuigen; en allen; zo wel met fchrik, en afkeer, jegens de eersten; als met genegenheid, en vertrouwen, omtrent de laatflcn te vervullen? En, wat belangt het dreigend gevaar van onze Godsdienstige, Burgerlijke, en Staatkundige, Vrijheid, en Onafhanglijkheid, hetwelk merr voorgaf, dat bij ene omwending zou te vrezen zijn. -— Hoe gefchikt ook deze inboezeming ware, om eenvoudige, welmenende, vrome, en brave, menfehen te verontrusten, die waarlijk belang in den Godsdienst fcellen; hoe weinigen invloed heeft echter deze inboezeming .gemaakt, en konnen maken, bij meer kundige, en bezadigde Mannen, die de ogen aan de  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. 35 de rechte plaatze hebben; om te doorzien, en zeer wel te weten; hoe menigmaal, de heilige naam van den cerwaardigen Godsdienst gebruikt werde , tot een louter voorwendzel; ter bereiking van Staatkundige oogmerken ? Hoe menigmaal, de zulken de grootfle vertoning maken van bezorgdheid, vreze , en bekommernisfe voor den Godsdienst, die denzelven, in den grond des harren, zeer weinig achten, en, daaromtrent, zeer koel, onverfchillig, huichelachtig; ja fpotachtig verkeren; en, denzelven, wan* «eer het op tijdlijk belang aankomt, zeer gemaklijk jzouden laten varen. (En hoedanige was deze voorgewende vrees? Is zij welgegrond bevonden? Is de ware Godsdienst verbonden aan deze, of ge. De, bepaalde Regeringsvorm, of Staatkundige Inrichtinge? zal de Grote Koning der Kerk, door zij. «e onbegrensde Wijsheid, Macht, en Trouwe, nie.e weten, te zorgen voor zijn Koningrijk, en Godsdienst, offchoon de gehele werreld, door de hevigflc Staatsomwentelingen gefchokt; en, alomme hec Staatsbewind veranderd wierde?) Wat heeft de uitkomst ook, in dit opzicht, geleerd? Heeft zij beantwoord aan de voorgewende vreze? Is die in.boezeming niet zichtbaar te leur gefield? zijn wij i-alle niet befchaamd door de goedertierenheden de3 . Heren ? Hebben wij niet het proefondervindelijk I bewijs, zo wel van onze Godsdienstige; als Bur* igerlijke, en Staatkundige, Vrijheid, en OnafhangUijkheid? (Mogen, en kennen wij niet, volgends C 4 OM  %6 DE GODLIJKE VOORZIENIGHEID Ons licht, cn geweten, in het verborgen, en gemcenfchaplijk, in ongeftoorde ruste, God dienen; cn, op zulk'ene wijze, den Godsdienst uitoeffenen; als wij het gcfchikst oordelen? Mogen, en tonnen wij niet, zo denken, zo gevoelen, zo fprekjn, zo onze gevoelens mededelen, zo handelen, zo over onze eigendommen, veilig, befchikken; als v/ij het best keuren: voor zo verre zulks niet ftrijdt 'tegen het recht van enen anderen; en het heil der Maatfchappije? • Is niet het volk her field in zijn ocrfpronglijk Recht, om zich zulke Vertegenwoordigers aan te Hellen; en zulk' ene Regeringsvorm te geven, als het zelve, tot heil der Maatfchappije , dienfligst keurt? Heeft niet ons Gemene- 'hest het Recht, en de Macht; om zodanige betrekkingen, en verbindenisfen, met andere Mogenhcde» aan te gaan, en te handhavcnen, als het met de belanden van den Staat, bevonden wordt, meest overeen te komen: voor zo verre zulks niet inloopt 'teaen het Recht der Natuur en der Volken? —— Ziet daar ! onze Godsdienftige, Burgerlijke, en Staatkundige, Vrijheid en Onafhanglijkheid.) Daar wij nu de?x; onfehatbare panden, gerust, ongcflooid, cn veilig bezitten, cn onbelemmerd genieten; wie ziet dan niet, dat de ingeboezemde vrees, dat dezelve , bij ene omwending , zou gevaar lopen, en verloren gaan, meer voorgewend; dan gegrond was? ——- Maar wie kan dan ook, de zicht;- - ba-  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. fj) bare hand des Allerhoogftcn miskennen, die die voorwendzel verijdeld heeft , en ons allen be- fchaamd door goedertierenheden? Of was Hij het niet, die een Machtig Volk, het welk ons gansch Gemenebest, door zijne zegevierende wapenen, had konnen veroveren; en, volgends het recht des oorlogs, het zelve, als een afhanglijk Winge* ! west, aan zich onderwerpen, zulke edele gevoelens i in het harte gaf? waar door het grootmoedig bei floot, ons Volk op enen vriendjchaplijken voet te behandelen; en, aan zijnen Afgevaardigden en Legerhoofden te bevelen; ons de hand van Broeder* fchap toe te reiken, te zorgen voorde vrijheid van :i den Godsdienst , voor de veiligheid van Perzonen en goederen; niemant, wegens Staatkundige, of ■Godsdienflige denkwijze, enigen overlast aan te ;doen; en, zich, met de inwendige Regeringsvorm, | niet te bemoeien. Edele gevoelens! Wat kan fterker fpreken; zo wel ter befchaminge van alle voorgewende vreze; als ten bewijze van het Hoge Gods Bewind, in het opruimen der hinderpalen, welke het menschlijk vernuft, en vermogen kon uitvinden , en daar ftcllen , om het grote wei k ener omwendingc, in ons Vaderland, te beletten, en tegen te werken? Trouwens als de Heer [preekt; fwie zal het keren? Dit brengt mij eindelijk tot ene andere proeve van het Godlijk Opperbewind, welke wij vinden in C 3 de  5$ DE GODLIJKE VOORZIENIGHEID de wijze, op welke de omwending daadlijk is daar* gefield; en, in de omjlandigheden, welke daarmede vergezeld gingen: welke, over het algemeen, zekerlijk ! geenzins konnen gezegd worden, Gode onwaardig te zijn; of de menscbheid te onteren. Of zou het niet groot zijn in onze ogen, zulk een werk te zien uirgcvoerd zo fpoedig, in zulk ene welgeregelde orde, met zulk'ene bezadigde geestgefteldheid? Zagen wij niet; zo haast de Volks item zich kon verheffen, met ene fnelwerkende kracht, binnen den omtrek van zeer •weinige dagen, in alle de Steden van alle de Verenigde Gewesten, van het gansch Gemenebest, ene gehele omwending, in de beginzelen, tot ftand gebracht? Wierden de Burgers, en Ingezetenen , niet geregeld, door de Bewerkers, geraadpleegd; en plechtig opgeroepen; om vrijwillig in ene omwendinge toe te ftemmen; en, zich zei ven, verkiezers te benoemen; om, in hunnen naam, Volks Vertegenwoordigers, bij voorraad , en voor enen bepaalden tijd, aan te ftcllen; ter bezorging hunner belangen? —— Heerschte er niet, vrij algemeen, ene bezadigde geestgefleldheid; althans bij bet verftandigfte, en beste deel des Volks ? waar door men, wars van bitteren haat, lage wraakzucht, en baldadige ongeregeldheden, zich geneigd toonde, eikanderen de hand van Vriendfchap en Brocdcrfchap toe te reiken; de voorgaande beledigingen te vergeven;  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. 39 ven; de verwijdering te heritellen; althans de openbare rust, en veiligheid van. Perzonen, Huizen, en goederen, zorgvuldig te bewaren ; cn elk , van welk' ene denkwijze hij ook moge wezen , tegen allen overlast te befchermen : zo dat deze omwending; wel verre van , door het' Horten van menfehenbloed, het plunderen der huizen, het beroven der goederen, en diergelijke ijsfelijke tonelen, beimet te zijn , immers den lof konne wechdragen , van fpoedig, geregeld, en bezadigd, bewerkt te wezen. En wie zal niet hartlijk wenfehen, dat ze, op den duur, in de gevolgen, allezins gezegend zij? Bijaldien wij hier bij vergelijken de gewelddadige fchokken, welke menigmaal met Staatsomwentelingen gepaard gaan; de fchrikbarende tonelen, welke in vorige dagen, ook in ons Gemenebest, maar al te zeer, tot ene onuitwisehbare fchandvlek van de beftokers, en bedrijvers, hebben plaats gevon. den: Bijaldien wij indenken het algemeen, en diep geworteld, verderf van het menschlijk hart, en de verbastering van zeden, daar uit voortvloeiende. Indien wij, daarbij, gadeflagen het verbazend onderfcheid van karakters, begrippen, neigingen, bedoelingen; ja het opgekropt leed van velen; zo ligt konnende uitbreken in buitenfporige daden: —— wat dunkt u T.! wie, die ene omwending, gepaard gaande met zulke fchrikbarende to' C 3 ne-  40 DE GODLIJKE VOORZIENIGHEID nelen, gezegend noemt; en, daar in, den vinger •Gods erkent; zal dan de band des Heren konnen miskennen, in ene omwendinge, zo fpoedig; zo geregeld; zo bezadigd; bewerkt? Wie; van welk* ene Staatkundige denkwijze, hij moge wezen; zal niet het Be/lier; het hoogst Goedertieren; zo wel als Alvermogend, Beftier des Allerhoogfïen, willen opmerken? die, ditmaal, zo gunfttg voor onze belangen waakte; en alle gevreesde onheilen, zo genaderijk, in dit opzicht, afwendde! Wie. toch anders had dat konnen doen ? dan Hij, die alle gedachten, neigingen, en bedrijven der ftervelingen bepaalt, en regelt; die bet bart des Konings, en van eiken mensch, neigt als waterbeken wermaarts Hij wil, die de onftuimige driften betemt; en heerscht, zo wel over het rumoer der Volken , als de opgeblazenheid der Zee! Bij dit alles moeten wij noch voegen ene niewe proeve der Weldadige Voorzienigheid, in het heuchlijk gevolg, het welk deze Omwenteling gehad heeft; niet alleen, ter herftelling van den Vrede: maar ook, ter bewerking van de nauile Verbindeftisfe van onzen Staat met het Machtig Frankrijk. Ene Verbindenisfe van twee Gemenebesten op wederzijds belang gegrond, en, onderden Godlijken Zegen, natuurlijker wijze, gefchikt; om aan de onbepaalde heerschzuebt van enen ouden, mm}vQnèmBondgenot palen te ftellen; den Scheepvaart  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. 41 vaart te befchermen; den koophandel uit te breiden; en de Vrijheid en Onafhanglijkbeid van dit Gemenebest te verzekeren. Ene Verbindenisfe; wel niet zonder ene aanmerklijke opofTeringe van Plaatzen, en Schatten verkregen : maar wie zou zulk* enen vrede, offchoon vermengd met deze bitterheden niet verre verkiezen, boven de ijsfelijke verwoestingen , en onmeetbare geldverfpillingen van enen rampzaligen oorlog? die elk gevoelig hart doet ' bloeden; en , hardnekkig volgehouden, het ganfche Land, met alle inwoneren, voor altijd, onherf elhaar zou verdorven hebben! Dat wij dan, ook, hier in,; de hand des Allerhoogiten opmerken! die dit onder zijne eigendommelijke heerlijkheden telt, en met ene Godlijke IMajeftcit betuigt. Ik farmer e het licht, en fcheppe de duisternis; Ik make den vrede en febeppe 'het kwaad; Ik de Heer doe alle deze dingen! III. Ik fpoede mij , om mijne Redevoering te %èfluften, met de volgende lesfen, en nuttige gebruiken; uit het behandeld onderwerp, natuurlijker wijze , voortvloejcnde. Is het Jehovah, die, door zijn Grootmachtig Opperbewind, het lot der Vorsten, en der Volken, regelt ; regelt , met een onafhanglijk gezach, itiaar de niptfte regels van de hoogfte Wijsheid, GoeC 5 der-  4& DE G0DEIJKE VOORZIENIGHEID derticreftheid, en Rechtvaardigheid; hoe groot, hoe heerlijk, op welk' enen oneindigen afitand, is dan dat Opperwezen verheven, boven al, wat in den hemel of op de aarde , Groot, en heerlijk genoemd mach Worden! Dan vinden Koningen , Vorsten , en alle Volks Regerers, hier ene allergewichtigde les, nopens die verplichtinge, die op Hun ligt. Hoe zeer betaamt het Hun dan! —- hunne volflrekte afhanglijkheid te erkennen; en , daar van , een levendig gevoel ie dragen; de Allerhoogfte Majefteit, met diep ontzach, en heiligen eerbied, te eren; en te vrezen; de aan/lelling tot hunne Waardigheden en Ambten , offchoon door ene vrijwillige verkiezinge, of vastftellinge van menfchen gefchicd ; voor zo verre dezelve wettig is, te houden voor ene roe* pinge der Voorzienigheid , welke gewoon is , derwijze de Natiën te regeren ; en gevolglijk , hunne gewichtige Posten, met gewillige gehoorzaamheid, en gelovig vertrouwen op des Heren Al vermogenden bijftand, te aanvaarden; dezelve waar te ne* men, met wijsheid, voorzichtigheid, goedertierenheid , getrouheid, en onbaatzuchtigen ijver , tot heil des Volks, overeenkomilig den verklaarden wille, en hoogwijze oogmerken , van den Opperden Regerer der Werreld, in hunne aanltellinge , bedoeld; en, tot dat einde, fteets, de nodige gaven, en bekwaamheden, bij Hem, te zoeken, die mildeKjk geeft, en niet verwijt; den gelukkigen uitflag van hunne welmenende pogingen, alleen, van zijnen  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING, 43 Ken zegen af te fmeken, cn te verwachten; allen voorfpoed van hun bewind, met ootmoedige en blijmoedige dankbaarheid, aan des Heren OpperbefHer toe te fchrijven; en zich alzo, waardig zijne hoge gunste, te gedragen: maar ook ; wanneer zij vernederd, of van hunne Posten , en Waardigheden, verlaten worden, met alle getrouheid , hun gedrach, voor den Here, te onderzoeken; voor zo verre zij zich zelvcn fchuldig vinden , zich, onder des Heren hand, te vernederen; en, voor zo verre zij zich zeiven niets te verwijten hebben , in het hoogst wijs, cn onaf hanglijk Oppcrbellier des Allerhoogften, met een gebogen hart, zonder murmureringe, zonder wrevel, te berusten. Of; zou het, voor Werreldgrcten, te laag, te ge: ring zijn, deze hulde te bewijzen aan den Allerhoog* ften, bij wien zij vergeleken, minder zijn, dan niet, en ijdelheid? Zouden zij zich iet laten voorftaan, 1 op ene geleende Macht, en Grootheid, welke zij, uit zijne hand ontvangen hebben? welke Hij recht heeft, hun, ogenblikhjk, te ontnemen? Zou- 1 den zij deze hulde weigeren , aan den Koning der ]Koningen, den Here aller Heren; wiens dienstclinjgen zij zijn; in wiens naam zij regeren; aan wien ,zij de plechtigfle rekenfehap verfchuldigd zijn; die ihunnen adem in zijne hand heeft; die hun lot beI flist; die den geest der Forflen affnijdt a's druiftrossen; die verachting uitfiort over de Prinzen, en hen doet  44 de godlijke voorzienigheid doet dwalen in het woeste , daar geen wech is ,* die verhoogt, en vernedert; de thronen cn crefroelen omkeert, cn bevestigt; den riem der geweldigen bindt, en ontbindt; die, den Koningen der aarde, vreeslijk is? Maar, is het Jehovah, die, door zijn Opperbewind, de Koningen, en Volksregerers aan/lelt, cn afzet; dan zien ook de Volken, en Onderzaten ene gewichtige les, welke voor hunne rekeningc ligt. 5 Immers is het Jehovah , die, door zijn Opperbewind, Koningen, en Volksregerers aan feit; aannek, met het hoogwijs, en goedertieren, oogmerk, om, naar zijnen tvil, te regeren, tot. heil der Volken ; dan volgt, dat in deze aanflellinge (welke, voor zo verre zij wettig gefchiedt, in enen zeer gezonden zin, Godlijk genoemd kan worden) een vaste grond ligt van verplichtinge , voor de Volken , en Onderzaten , om in die Perzonaadjen de Plaatsbekleders, cn Dienaars Gods, zo wel alj des Volks, die in Gods naam regeren, te erkennen; en, derhalven, aan den zeiven, den vcrfchuldigden eerbied , ontzach , liefde , gehoorzaamheid , trou , bijftand, en onderwerping, om des Heren wil, te bewijzen; voor zo verre zij rechtmatig xzgeren, overeenkomftig het oogmerk hunner aanflellinge. 't Is, op deaen grond, en in dezen bepaal, den zin, dat paulüs vermaant Rom. xin : i—7. Alle ziel zij de Machten, over haar gefield, onder-  OMTRENT DE-, STAAT SOM WENTELING. 45 derworpen; want, er is geen Macht dan van God; \ en de Machten, die er zijn, die zijn van God ge* ordineerd; zo dat, die zich tegen de Macht fielt, de ordonnantie Gods wederflaat; en die ze weder- \ftaan, zullen over zich zeiven een oordeel halen. Maar blijft ook deze verplichting; wanneer Koningen, cn Volksregerers, hunne macht misbruikende , onrechtmatig regeren , ten zichtbaren verderv6 des Volks? Wat dunkt u T.! ftrijdt dit niet, rechtstreeks, tegen het oogmerk, van God, in hunne aanflellinge , bedoeld; het welk de grond was van verplichtingc ? Dees grond vervallende; vervak dan de verplichting zelve niet ? konnen zij gezegd .worden, Dienaars Gods te zijn, cn, in zijnen naam, ïe handelen; voor zo verre zij tegen zijnen wil, en onrechtmatig handelen ? Vervalt dan hun recht niet, in zo verre , om gehoorzaamheid te vorderen ; en gevolglijk ook de verplichting der onderhorigen , om te gehoorzamen ? Kan God zijne redelijke fchcpzelcn verplichten , bevelen van menichen te gehoorzamen , (irijdig tegen zijnen wil ? Betaamt het, in zulk een ge/al , niet meer God te gehoorzamen, dan den menfehen? —«- Kan de Vader van ihet Menfchdom een welbehtvren fcheppen in de onIderwerpinge aan een befticr, het welk iïrekt ten verderve van de Volken zime Kinderen ? Ware dit de ware Zedeleer des Bijbels ; op welken grond, zouden wij deszelven Godlijkc achtbaarheid kon-  46 DE GODLIJKE VOORZIENIGHEID konnen verdedigen , tegen de bedilzucht van hét ongeloof? op welken grond, zouden wij den wettif gen opftand onzer brave Voorvaderen, en der Naif'au* fche Helden konnen rechtvaardigen tegen den Spaan* feiten Dwingeland? Neen T. ! in zulk' ene treurige geftcldheid van zaken wordt er ene andere verplichting , en recht geboren voor de Volken , en Onderzaten. —— Ene verplichting , om wel hunne eigene wegen , met alle onpartijdigheid , voor den Here , te onderzoeken; zich , onder de tuchtigende hand des Allerhoogften, te verootmoedigen, die zo* danige werktuigen , tot hoogwijze , en heilige inzichten , bellicrt; maar ook , hunne rechtmatige bezwaren , met wijsheid, voorzichtigheid, en bezadigdheid, langs behoorlijke wegen, in te brengen; en herftelling van hunne gefchondene Rechten, en Voorrechten te verzoeken ; en , wanneer alle herhaalde vertogen, van tijd tot tijd, hardnekkig worden in den wind geflagen , aan misbruikt gezach , ter voorkoming van den gehelen ondergang , krachtdadig paal en perk te feilen; ja; wanneer de Voorzienigheid, daartoe, zichtbaar den wech wijf!; zich Van de overheerfchinge , te ontdoen. Ziet dan het geval: Jehovah zet de Koningen af! Is deze omwenteling, welke wij hebben zien gebeuren in ons Vaderland, door zulk een zichtbaar beftier der hoge Gods Voorzienigheid daargefteld; dan worden wij, verder, geroepen tot den plicht vaa  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. 47 van ootmoedige en blijmoedige dankbaarheid - voor zo verre wij, op goede gronden, overtuigd zijn van het weldadige, hen welk, in deze grote uitkomfle, met derzelver omflandigheden, en gevolgen ligt op- geflotcn. Dankbaarheid toch is een plicht, welke weldaden vooronderflelt, en ten voorwerpe heeft. Van het weldadigs moeten wij derhalven grondig overtuigd zijn, om dezen plicht-te konnen betrachten. Zonder deze overtuiginge , zou alle dankbaarheid niet anders wezen, dan ene gedwongene, en huichelagtige vertoning; waartoe niemant verplicht kan worden, en welke de Allerhoogfte geenzins vordert. En, om hier van grondig overtuigd te zijn, moeten wij naukeurig onderzoe,ken, en beoordelen, of, en, in hoe verre, in dit Gods beflier, iet weldadigs te vinden zij. ——— Tot dit onderzoek wordt de grootfte onpartijdigheid gevorderd; zo dat wij het weldadige niet Hechts berekenen naar onze eigenzinnige neigingen, en bijzondere voordelen van onze Perzonen, en Geflach;ten: maar, naar de ware gefchapenhcid der zaken i-zelve, en het algemeen belang van Volk, en Vaderland. ■- En wat dunkt u T.! voor zo verre >wij, in dit opzicht, in deze verbazende omwendin:ge van zaken, menen te vinden een weldadig belöier des Allerhoogften, zullen wij ons dan niet teivens verplicht vinden tot ootmoedige , en blijmoedige dankbaarheid'? Of, bijaldien dit Stuk;, (Voor ons, noch donker is, zouden wij alle, hoe zeer  48 DE G0DLIJKE VOORZIENIGHEID zeer ook, in begrippen omtrent Staatsbelangen, verfchillende, gene weldaden vinden op te merken, inde omflandigheden, welke deze grote uitkomfle voorgingen, vergezelden, en volgden? Zijn wij niet; hoe zeer wij ook den bezwarenden naflecp van den krijg gevoelen; bijzonder in dit Gewest, ailergenadigst bewaard, voor de afgrijsfelijke verwoestingen van den oorlog, voor den roof en de plunderinge van den Krijgsman, voor de overftrominge onzer vruchtbare velden, voor nijpend gebrek en hongersnood; voor die geweldige fchokken, die zo dikwerf met Staatsomwentelingen gepaard gaan ? Zijn wij niet bewaard gebleven bij de dierbaarfte panden van Vrijheid, cn Godsdienst? Is de zegen des vredes niet grootlijks te fchatten boven de rampzaligheden van den oorlog? zijn dit geen weldaden, uüllekende weldaden? zo veel hoger te fchatten, als een diep bedorven Volk dezelve, overlang, verbeurd heeft. Blijft er dan niet voor ons allen ene ruime lloffe over van ootmoedige, en blijmoedige dankbaarheid? Of zouden wij zekere weldaden miskennen; of gering achten, om dat niet alles fïrookt met onze begrippen, neigingen, en belangen? Hoeveel betaamlijker, en-veiliger is het, alle des Fleren weldaden - te erkennen; — te erkennen als verbeurde uitvloeizeis van zijne onverdiende gunde; dezelve, op hogen prijs, te ftcllen, onder een vernederend gevoel van onze diepe onwaardigheid; gepaard met ene plechtige vtrbindenhfe, om,  OMTRENT DE STAATSOMWENTELING. 49 JN in den naam van den Here Jezus Christus, ttt, door den bijftand van zijnen Geest, de daden les Allerhoogften, niet Hechts, met den mond, te jroemen: maar ook, in den ganfchen wandel, zich fcfcardig dezelve te gedragen; en van des Heren ;Veldaden, een dankbaar gebruik te maken; of is iit niet een plicht, natuurlijker wijze, voortvloeienle, zo wel uit onze volftrekte afhangli,kheid, en onwaardigheid, als uit den aart der weldaden zelen? Is dit niet het grote oogmerk, van God, in ,11e zijne zegeningen, bedoeld ? Is dit niet de enige ■ergelding, welke wij den Algenoegzamen konnen oebrengen ? de enige wech, in welken wij, op de beestiginge, en geduurzaamheid van zijnen zegen, konen hopen ? Hij wil eren, die Hem eren: Die zijen wech wel aanjlelt, wil Hij zijn heil doen zien. En dit brengt mij, van zelf, tot ene andere verlichting opzichtlijk het toekomende; om de dierba: belangen van het lieve Vaderland, fteets, aan 2t gunstrijk toeverzicht des Allerhoogften, met vuge gebeden, op te dragen; en van zijnen zegen, leen, het heil te verwachten. Of zouden wij', j de erkentenisfe van die grote waarheid; dat het t der Volken ftaat onder het Godlijk Opperbewind; is ongehouden konnen rekenen tot dezen gewichti. m plicht? Zouden wij, alleen, het heil verwachten n de twede oorzaken? Wat baten de doorzichtigh raad/lagen, de best beraamde ontwerpen; de j echtigiie Verbindenisfen, ter herltellinge, bewaringe, en  50 DE GODLIJRE' VOORZIENIGHEID en bevestigingc var des Volks geluk; zonder den Godlijken zegen? — Maar wordt dees zegen, alleen, verkregen, in den wech van /Jeugd en Godsdienst; onder een afhanglijk gebruik van middelen," waar . door de Voorzienigheid gewoon is te werken: dat , wij ons dan zorgvuldig; wachten voor alle onvcifchilJigheid, of vcrachtingc van den Godsdienst; voor alle zedeloosheid in grondbeginzelcn; voor alle bittere ' haat, nijd, wraakzucht, en vijandfehap; voor onrecht- , vaardigheid, en trouloosheid; voor wellust, en weelde; ondeugden, welke, natuurlijker wijze, ftrekken, om een Volk te verlagen, en te verderven: — Maaf dat we, in tegendeel, den Eerwaardigen Godsdienst, ernftig, ter harte nemen; de liefde, den vrede, de eensgezindheid aankweken ; rechtvaardigheid, cn goede trou, fHptelijk, betrachten; de oude eenvoudigheid, en fpaarzaamheid onzer brave Voorvaderen te rugge roepen ! Deugden, welke, natuurlijk, dienen, om een Voik te veredelen, en te verbogen. Ja; dat wij allen, elk in onzen kring, medewerken, om den Godsdienst, cn allcrleie deugden te bevorderen, 'en alzo aan het Vaderland den wezenlijknen dienst té bewijzen. In dezen wech mogen wij den zegen des Allerhoogfren alfmekcn, cn verwachten op de raadflagen, en maatregels, welke ter herftcllinge, beWaringe, cn bevestiginge van het Nationaal geluk, genomen worden. Komt dan ! wenden we ons rot den Genaden throon; diep doordrongen met deze gevoelens, ia den naam van den euwig gezegenden Middelaar 1