n6, cxcv* GELIJKHEID, V R Ij H Ë I D, BROEDERSCHAP. PUBLICATIE van hei uitvoerend bewind der bataafsche republiek, houdende eehê Wet voor het armen-bestuur over de geheele Republiek. Gearrefteerd den 15. jfulij 1800. Het zesde Jaar der Bataaffche Vrijheid, ItÏet uitvoerend bewind der bataa*sche republiek, doet ta vveeten: Dat, naardien, volgends het 48. Art, der aigemeene beginfelen, vóór de Acle van Staatsregeling qeplaatst, het regelen bij cene uitdrukkelijke Wet van het Armen • Beftuur, ever de geheele Republiek, aan het Vertegenwoordigend Lighaam verbleeven is, heczelve, na voorafgaande deliberatie, beflooten en ver6,-dend heeft, des wagens te arresteeren de Articulen hier na volgende: Art. 1. Er zal een Arm-Beftuur over de geheele Repu* bliek plaats hebben. 2» Dit Beftuur zal zorgen, ten einde onderftand aaft den Onvermogenden, arbeid aan den Nijveren worde verfchafr. 3- . Er zal geene algemeene inéénfmelting der ArmeiiFondfen binnen de Bataaffche Republiek plaats hebben. 4.  Afmen, of Kinderen van den Staat zijn alieen zoodaanigen, welke zich de noodwendige behoeften des leevens niet kunnen verfchaffen, of door anderen daarvan niet voorzien wórden. Hier toe behooren alle die geenen, welke onder den naam van Stedelijke, Dorps, Gemeene, Heilige Geest Armen, of onder welke benaaming ook, onderftand, of verzorging der noodwendige leevensbehoeften ontfangen, uit éenige inzameling van Penningen, Kasfen of Fondfen, welke niet toebehooren aan, of ftaan onder de beheering van eenig KerkgenootIchap, Burger, of Genootfchap van Burgers, maar welke door, of van wegens het Politiek Beftuur van Gemeentens, Ambten of Districten , worden geadminiftreerd, en waarop allerlei behoeftigen , zonder ontderfcheid van Godsdienstige Geloofsbelijdenis aanfpraak hebben, of waar uit onderhouden worden zoodaanige Armen, welke door geene Kerkgenootfchappen voor de hunnen worden erkend of aangenomen. 6. Alle de zoodaanige, in het naast voorgaande Articul omfchreeven Armen, zullen terftond na het in ■werking brengen van het algemeen Armen-Beftuur, aan deszelfs zorge toebetrouwd, en door hetzelve ab Kinderen van den Staat worden overgenomen. 7- En zullen midsdien te gelijk met dezelven, aan het algemeen Armen-Beftuur over gaan, alle de Gelden, Fondfen en Bezittingen, welke ftrekken , om de gezegde Armen daar uit geheel of gedeeltelijk ie onderhouden, midsgaders alle Geftichten en Etablisfeaienten tot dezelve betrekkelijk, 8. Elk Kerkgenootfchap, Burger, of Genootfchap van Burgers, welke de arme Leden der Maatfchappij van de noodwendige leevensbehoeften verzorgen, maaken zich verdienftelijk jegens 't Vaderland; en derzelver Geftichten zullen onder de bijzondere direclie blijven van de zoodaanigen, welken, ingevolge de ftichting, daar over zijn aangefteld. S*  < 3 > 9. Wanneer een Kerkgenootfchap geen genoegzaams middelen bezit, om zijne behoeftige Leden te onderhouden, of zulks niet verkiest , kan het daar toe nier verpligt worden; maar zijn die Armen als Kinderen van den Staat aan te merken. 10. Door Leden van een Kerkgenootfchap worden verHaan zoodaanige Perfoonen, welke volgends de Leere van iedere Kerk tot deszelfs Ledemaaten worden aangenomen of erkend , met derzelver minderjaarige Kinderen, als mede zoodaanige meerderjaarige Kinderen, welke bij hun inwoonen. II. Wanneer flechts één der Hoofden van het Huisgezin, het zij de Man of de Vrouw, Lid is, of bij overlijden van een van beide, Lid geweest is van een Kerkgenootfchap, hetwelk de Armen - Fondfen niet heeft overgegeeven, zal er eene Gemeenfchaplijke Alimentatie plaats hebben; er zal in dat geval aan diergelijk een Huisgezin, wanneer het onderftand behoeft, die onderftand uit de algemeene Armen-Kas gegeeven worden, en eoodanig Huisgezin onder de beheering van het algemeen Armen - Beftuur ftaan ; doch door dat Armen-Beftuur zal van het Kerkgenootfchap , waarvan een of meer Perfoonen van zoodaanig Huisgezin Ledemaaten zijn, 's jaarlijks worden afgevorderd het aandeel in de kosten, welke dat onderftand, naar aftrek der verdiensten, bedraagen heeft, en welk aandeel zal bereekend worden naar het getal van Perfocnen, zoodaanig Huisgezin uitmaakende, zonder onderfcheid, of de een daar van meerder dan de ander heeft genooten, of heeft kunnen genieten, IQ, Wanneer eenig Kerkgenootfchap verkiest om zijne behoeftige Leden te onderhouden, zal hetzelve zulks mogen doen, mids hetzelve aan het algemeen ArmenBeftuur toone, dat deszelfs Fondfen toereikende zijn tot dat onderhoud. 13- Over diergelijke Kerkgenootfchappen zal een indirect toeverzicht plaats hebben van wegen het algemeen Armen-Beftuur; in dier voegen, dac zij zonder voor-  < 4 > kennis en roeftemmïng van dat Armen-Beduur geene vaste Goederen en Kffeflen zullen mogen verkooDen of bezwaaren; dat zij in bet doen van hunne bedoelingen en in het verfchaffen van Werk aan dezulken welke nog iets kunnen verdienen, zich zullen moeten cedraagen naar het geen in deezen opzichte door het algemeen Armen -Beftuur gevolgd wordt, en herwelk aan hun door hetzelve zal worden kenbaar gemaaKt. Ten einde zeker te zijn, dat daar tegen niet, op deeze of geene wijze, worde aangedaan, zullen diergelijke Kerkgenootschappen, aan het Gemeente-Belttur, waar onder zij behoor en, jaarlijks moeten over-i £ecvcn Copie authentiek van hunne gefiooten reekexürfg, en daarbij moeten overleggen geverificeerde Naamlijsten van de Peslbonen door hun bedeeld, en van de bedeelingen door elk hunner in het bij* zondtr genooten, met opgaave tevens van den arfceid, die dezelve bedeelde Perfoonen, geduurende het voorige Jaar, verricht hebben; waarbij zal moeten geveegd zijn eene vei klaaring van de ArmbëftuurderJ dier Kerkgenootfchappen, dat door dezelven alle mogelijke zovg is gedraagen, om de arbeidzaamheid der bedeelden te bevorderen. 15. De zoogenaamde Aflens van Borgtogt, of Indemniteit, zullen voordüan niet meer mogen gepeeven of genomen worden; echter zal een Kerkgenootfchap, hetwelk voor zijn eigen Armen zorgt, niet gehouden zijn eenig onderftand te verfchaffen aan de zoodaanigen, welke met de woon van elders inkomende, in de laatften drie Jasren eenig onderftand uic de eene of andere Armen Kas hebb.n genooten, of die binnen een Jaarna hun aankomst behoeven; maar zullen de zoodaanigen uit de algemeene Armen-Kas bedeeld worden. 16. Wanneer een Kerkgenootfchap in gebreke blijft, om aan een of ander van deeze Articulen, het zij geheel, of ten deele, te voldoen, of ook wanneer, zoo uit deszelfs reekeningen , als uit andere omftandighedea bJijfcc, dat hetzelve buiten, ftaar is geraakt a'  < 5 > om uk de gewoone vruchten der Effecten, en uit de Giften, zijne arme Ledemaaten-verder te kunnen onderhouden , zal hetzelve door het Armen - Beftuur kunnen genoodzaakt worden tot overgifte van de Armen, met derzelver Fondfen. 17- ''Wanneer een Kerkgenootfchap deszelfs Armen als Kinderen van den Staat vrijwillig overgeeft, of daartoe door het Armen Beftuur, om billijke redenen, des noods door het Vertegenwoordigend Lighaam te b^öordeelen, genoodzaakt wordt, moet het tevens afftand doen van alle Fondfea, door Gift, Erfmaaking, Inzameling of Aankoop, voor dezelve verkreegen. 18. Hier toe kunnen niet gereekend worden zoodaanige Goederen, welke dat Kerkgenootfchap kan bewijzen, door vrijwillige Gift, Erfmaaking , Inzameling of Aankoop, tot andere einden, dan tot onderhoud der Armen , verkreegen te hebben. IQ- Wanneer eenig Kerkgenootfchap een gemeen Fonds bezit tot onderhoud der Armen, en te gelijk tot andere einden gefticht, gemaakt of gefchonken, zal bij de overgifte der Armen een fchifting en fcheiding van zoodaanig Fonds moeten plaats hebben. EO. Dit zal derwijze gefchieden, dat bij de overgifte van dat gedeelte van het Fonds, waar van geen oorfpionglijke destinatie bewijsbaar is, het getal der pielen van zocd'aanig Kerkgenootfchap zal worden opgenomen, en het hoofdelijk aandeel der overgaande Armen met dezelven aan den Lande afgegeeven. 21. Na zulk eene fplitzing, zullen de Armen van zoodaanig Genootfchap als Kinderen van den Staat worden aangemerkt, en alle verdere aanfpraak op het voorige Gemeene Fonds ophouden. 22. Alle zoodaanige Liefde-Geftichten, welke hunnen oorfprong en voordduurend beftaan aan Erfmaakingeq of Ponatiën alleen verfchuldigd, en ingericht  < 6 > zijn naar bepaalde Wetten, overeenkomftig den wil der Testateurs of Donateuren, zullen aan geen direct of indirect toezicht van het Armen - Beftuur worden onderworpen; maar alleen ondergefchikt blijven aan zoodaanig toeverzicht, als bij de donatie, of maaking, is bepaald. 23. Alle Godshuizen en Liefde - Geftichten, met de Fondfen en revenuen daar aan verknocht, welke zijn het wettig eigendom van eenig Kerkgenootfchap, geen sffland hebbende gedaan van het onderhoud zijner .Armen, en midsdien ftaan onder derzelver afzonderlijke beheering en administratie, zullen aan de zoodaanigen in vrijën eigendom verblijven, en alleen onderworpen zijn aan een indireü toeverzicht, bij Art. 13. befchreeven. 24. Daar en tegen zullen alle andere openbaare LiefdeGeftichten, waarin verhaten Kinderen, of Weezen worden opgevoed, gelijk mede dezulken, waarin bejaarde behoeftige Lieden worden onderhouder!, welke niet zijn het eigendom van eenig Kerkelijk, of ander Genootfchap van Burgers, en door of van wegen het Politiek Beftuur worden geadminiftreerd, komen onder de beheering van het algemeen ArmenBeftuuren zullen de conditiën en midfen, welke bij donatiën of maakingen aan deeze Geftichten mogten zijn gehecht, in zoo verre dezelven ftrekken tót verzorging der Gealimenteerden, zoo veel mooglijk worden naargekomen, immers daarin geene veranderingen mogen worden gemaakt, dan op uitdrukkelijke authorifatie van het Vertegenwoordigend Lighaam. 25. Insgelijks zullen alle Gasthuizen en Hospitaalen, welke tot geneezing of verpleeging van Armen, of verlaaten Lijders en Lijderesfen dienen (die der Bataatfche Armée en Marine alleen uitgezonderd) met derzelver Fondfen en Revenu ën gebragt worden onder het oppertoezicht en de beheering van het algemeen Armen-Beftuur. 26. » H"..Armen " Beftuur over de geheele Bataaffche «.epubüek, aal gedirigeerd worden door het Uitvoerend  < 7 > rend Bewind , de Departementaale en Gemeente* Beftuuren, en daar door aangeftelde Armmeesters. *?• Het Uitvoerend Bewind der Bataaffche Republiek zal het Hoofd - of Opper - Arm - Beftuur uitmaaken. 23. Het Uitvoerend Bewind zal de Inilructie voor de Departementaale Beftuuren , ten dien opzichte, ontwerpen. ftO. Het Uitvoerend Bewind zal zorgen, dat, ter behoorlijker plaatfe, zoodaanige Magazijnen worden geapproprieerd en aangelegd, als ter bewaaring en uitdeeling van allerlei Leevensmiddelen , Brandftoffen, Klederen en wat dies meer is, vereischt worden. 3o, Het zal insgelijks zorgen voor het aanleggen en organifeeren van zoodaanige Werkhuizen en Gedichten , als gefchikt zijn, om daar in, den behoeftigen arbeid, èn de arme Kinderen een nuttige opvoeding te verfchaffen. SiHet Uitvoerend Bewind zal een Voordragt doen aan het Vertegenwoordigend Lighaam, zoo omtrend het getal, als de verfchillende Salarisfen van alle zoodaanige Commifen, Opzieners, Boekhouders, Clercquen en andere Comptabelen, welke tot de Geftichten , Magazijnen en Werkhuizen, onder directie der Departementaale en Gemeente-Beftuuren, zullen nodig geoordeeld worden. 32. Het zal een algemeen Reglement vervaardigen, volgends het welk de huishouding en werkzaamheden der opterichten Magazijnen en Werkplaatfen , door de Departementaale Beftuuren zullen bepaald worden 9 en uit Reglement gezonden ter approbatie van hec Vertegenwoordigend Lighaam. 33. Het zal Jaarlijks de Reekening en verandwoording der Departementaale Beftuuren moeten opzamelen, ten einde na den ontvangst derzelven, den algemeenen Staat en het Deficit tot onderhoud der Armen in de Bataaffche Republiek te kunnen opgeeven, op d*t  < 8 > dat daar in door het Wetgeevend Lighaam moge voor* zien worden. 34. Het zal de noodige recherches doen, welke ArmenFondfen, achtervolgends de gedecreteerde be?infels bij de overgift der Armen , aan den Staat vervallen \ derzelver gefteldheid, het getal der Gealimenreerden, en hoedanig provifioneel, zoo wel met die Fondfen zal gehandeld worden, als in het te kort komende zal voorzien Worden, om, na Comparatie van het een en ander, met de ingeleverde Arm-Staaten van het geheele Gemeenebest, deswegens , zoo fpoedig mooglijk, aan het Vertegenwoordigend Lighaam den noodigen voorflag te doen. 35. De Departementaale Beftuuren zullen, ieder in hun Departement, naar het voorfchrift en onder aoprobatie van het Uitvoerend Bewind, alles in werking brengen, wat tot den aanleg en inrichting der Msgal zijnen, Werkplaatfen en Geftichten en het onderhoud en alimentatie der Armen, als Kinderen van den Staat erkend, vereischt wordt. 36. Zij zullen insgelijks, naar het voorfchrift van het Uitvoerend Bewind, de aanftelling hebben van aüe zoodaanige Commifen, Boekhouders, Clercquen en andere Perfoonen, als bij het beheer der Weikhuizen en Magazijnen noodig zijn. 37. Zij zullen tweemaalen in het Jaar aan het Uitvoerend Bewind fpecifique Lijsten inzenden van de Producten, zoo wel als van de Eetwaaren , met bijvoeging var> de quantiteit, en voor welke prijzen, die in hun Departement kunnen worden afgeleverd33. Zij zullen de Inftruótiën opftellen, waar. raar zich de Gemeente-Beftuuren in hun Departement zullen moeten gedraagen. 39- Zij zullen de reekening en verandwoording, relaüf het Armen-Beftuur der refpeftive Gemeente-Beftuuren in hun Departement, ontvangen, en , na dezelve©  •< 9 > ven onderzont en geapprobeerq" te -hebben, aan het Uitvoerend Bewind inzenden. 40. ' Zij zullen zich in alles gedraagen naar de Ini ftruöiën, hen door het Uitvoerend Bewind voorgefchreeven. 41. De refpeftive Gemeente-Beftuuren zullen, achtervolgends de Inftruaiën van het Departementaal Beftuur, waar onder zij behooren, zoo verre zulks hun resfort betreft, al dat geen verrichten, wat tot direc- i tie van het Armen-Wezen vereischt wordt. 41. Zij zullen zorgen voor den richtigen Ontvangst en Uitgaave der benoodigde Goederen, zoo wel als voor den Inkoop der Materiaalen, en afleevering der bewerkte Stoffen. 43» Zij zullen Contracten mogen fluiten met alle-Werkbaazen en Meesters van Ambagten en Huislieden, zoo wegens de Goederen, welke die kunnen leveren, als over de Conditiën, waarop men Armen, zoo Arbeiders als Leerlingen, bij hun zou kunnen beiteeden. Zij zullen alle Penningen, profluëerende uit Erfmaakingen, Giften en Inzamelingen, van wat aart ook, in den ontvangst neemen, en elk aan hun Departementaal Beftuur verantwoorden. 45- , Zij zullen gequalifïceerd worden, om, wanneer eenig Kerkgenootfchap, welke de bezorging hunner Armen aan zich hebbe behouden, en die niet behoorlijk mogten alimenteeren (zoodaanig dat hier uit gebrek en bedelarij zou kunnen ontftaan,) dezelven aan hunne verpligting te herinneren, en ingevalle deeze exhortatie vruchteloos mogt zijn, als dan daar van kennis te geeven aan hun Departementaal Beftuur, ten einde zoodaanig Kerkgenootfchap tot beter onderhoud hunner Armen, of wel, tot overgifte derzelven, met de Fondfen, hen competeerende, aan het algemeen Armen-Beftuur, worde geconftringeerd* 46.  < IO > 46. Zij zullen, elk in hun resfbrt, op hun verandwoor* delijkhefd, zoodaanige Armmeescers aandellen, welke ais Midden-perfoonen tusfchen hen en de behoedtgen, al dat geen verrichten, waar door, in de nood derzei ven op de vaardigde, gefchiktfte en minst kostbaare wijze kan voorzien worden. 47' Zij zullen het getal der Armmeesters bepaalen, naar mare van hun verfchillende uitgèftrek theid, en , de menigte der Armen, zich ter eiker plaatfe bevindende. 43. Zij zullen bevoegd zijn, om, waar zulks onvermijdelijk noodzaaklijk is, den Armmeesteren een of meer Suppoosten, rer adfiftentie, op een gering filaris, onder approbatie van het Departementaal Beduur toetevoegen. 49. Zij zullen eindelijk zich in alles moeten gedraa. gen naar de Indructiën, door elk Departementaal Beftuur voor dezelven vervaardigd. 50. Zij zullen de Vöordragt hebben van Regenten en Regentesfen der openbnare Gedichten en Gasthuizen binnen hunne Gemeente; in dier voegen, dat voor elk der vaceerende plaatfen, door hun aan het Departementaal Beduur een drietal van kundige en gefchikte Perfoonen zal voorgearaagen worden; waarui: door het Departementaal Beduur de verkiezing zal werden gedaan, onder approbatie van het OpperArmen-beduur. In de aandelling van Armmeesteren, of Voordraf van Regenten en Regentesfen der Gasthuizen, zuller, zij geenerlei uitfluitend reguard mojen flaan op derzelver Godsdiealtige begrippen, maar daartoe alleen de kundigde, ijveiigde en deugdzaamde in aanmerking moeten neemen. Edoch ren aanz;en van Regenten en Regentesfen over de openbaare Geftichten van opvoeding of iamen/  <. II > menwooning, zullen zij inzonderheid hunnen aandagt moeten vestigen, op perfoonen, . toegedaan aan die Geloofsbelijdenis, welke in elk deezer Geftichten onderwezen, of door de bewooners derzelve aangekleefd en achtervolgd worde, 53* De Armmeesters mosten achtervolgends den Last van hunne Gemeente-Beftuuren, zich inzonderheid bevlijtigen, om den toeftand der Armen , in het Kwartier of de Plaats, hen aangewezen, ftiptelijk te onderzoeken, en daar van een naauwkeurig bericht te geeven, op zoodaanige Lijsten, als hen ter invulling, daar toe zullen worden ter hand gcfteld, 5*- , , . Zij moeten getrouwelijk, achtervolgend, hunne ln- ftruftiën, ten geftelden tijde, de Verblijven der Armen, welke niet in bijzondere Geftichten onderhouden worden, bezoeken, en ten fpoedigften van hun bevinden veriltg doen. 55. Zij moeten aan de refpective Gemeente - Beftuuren , waartoe zij behooren, jaarlijks de Naam-lijsten dec Ge'alimenteerden fuppediteeren, ten tir.de het ftemmen derzelven in de Grondvergaderingen words. voorgekomen. 56. _ Zij zullen de Penningen inzamelen, welke bij wiize van algemeene of bijzondere Collecten mogten geheven worden. 57- Zij zullen verpligt zijn, zich in alles te gedraagen naar de Inftructiën, waarop zij worden aangefteld. 5 8- Het vertegenwoordigend Lighaam behoud aan zich de faculteit, om deeze Wet te ampliëeren, te cxpliceeren, te vermeerderen of te verminderen, zoo en in dier voege, als hetzelve zal verraeenen te behooren. Dienvolgends gelast het Uitvoerend Bewind , in naam van het Vertegenwoordigend Lighaam, dat deeze zal worden afgekondigd en aangeplakt, alömmo daar zulks behoort. Ge-  < M > Gedaan in den Haape, den 15. Julij i8oa. Het Zejde Jaar der Bataaffche Vrijheid. (Was geparapheerd) F. E R M E R I N S, vt. C Onder flond) Ter ordonnantie van hetzelve, (Was geteekend,) C G. HULT MAN.  N°. CXCVI. GELIJKHEID, VR IJ HEID, BROEDERSCHAP. PUBLICATIE van het uitvoerend bewind der bataaf. sche republiek, betrekkelijk ds Renovatie van een aantal decreeten, welke, het vcorleeden Jaar met onverwijlde noodzaakelijkheid genomen, flechts voor één Jaar kracht van Wet hadden. Gedrrefleerd den 16. Julij 1800. Het zesde Jaar der Bataaffche Vrijheid. Het uitvoerend bewind der bataaf- sche republiek, doet te weeten: Dat het Vertegenwoordigend Lighaam, op de wijze , bij de Staatsregeling vastgefteld, overwoogen hebbende: , , j o Dat, volgends het 70. Artikel der Aéle van Staatsregeling, de Wetten, na verklaaring van onverwijlde noodzaakelijkheid, genomen, in geen geval langer dan een Jaar, haare kragt behouden, ten zij op nieuw, door het Vertegenwoordigend Lighaam overwogen en bekrachtigd wordende; en dat de redenen en gronden, waarom de natemelden Decreetan van het Vertegenwoordigend Lighaam, in der tijd genomen zijn, höofdzaakelijk als nog beftaan; — baflooten en verordend heeft, te renoveeren de navolgende Decreeten . vervat in de Publicatiën van het Uitvoerend Bewind, bij ieder derzelve, op te noemen, als{ i°. Het Decreet van het Vertegenwoordigend Lighaam  < 2 > haam van den 6. Oclober 1798., arrefteerende een Reglement, volgends het welk, bij provifie, en tot dat eene algemeene manier van Procedeeren, voorde geheele Eataaffrhe Republiek zal zijn ingevoerd, in her voormaalig gewest Holland, zal worden geprocedeerd tegen zoodanige Gevangenen, die, tot geene confesiie der misdaad of misdaaden, hun door den publieken Aanklaager te laste eelegd, kunnen worden febragr; vervat in de Publicatie tan den 10. O6tooer 1798. a°. Het Decreet van den 29. September 1798., houdende bepaalingen onitrend de betaaling der Tractementen. Penlioenen en Kindergelden van de Leeraaren en Hoogleeraaren van de Calvijnfche Geloofsbelijdenis ; vervat in de Publicatie van den 11. Octoher 1798. 3". Het Decreet van den 29. November 1798.arrefeerende onder anderen eene Heffing van drie ten Honderd van eiks inkomen; vervat in de Publicatie van den 30. November 1798. 4°. Het Decieet van den 4. December 1798.; houdende diverfche bepaalingen tot voorkoming van Slui. Jjenjen van den Impost op de Wijnen en andere Gedisteleerde Wateren, uit den Lande van ljsfëlftein, 10 de vooimaalige Gewesten Holland en Utrecht wordende ingevoerd; vervat in dc Publicatie van den 8. December 1798, 5°. Het Decreet van den 30. Odtober 1798.; betrekkelijk de vernietiging der Gilden, overnecming der Efteden en Goederen, dezelve concerneerende het inzenden van het verflag omtrend het verrichte' en den aart en gefteldheid der Gilden, en het aanvaarden van eenig Bedrijf of Traficq; vervat in de Publicatie van den 5. Oclcber 170,8. 6°. Een Decreet van den 15. December 1798., waar bij, met amplia:ie en interpretatie van het Decreet zoo even onder N°. 5. vermeld, bepaahWn worden gemaakt, betrekkelijk het exerceeren van Neeringen , Ambachten enz.; vervat inde Publicatie van (ten 24. December 1798. 7°. Een Decreet van den 22. December 1798., houdende eemge bef aaiingen, tot voorkoming' van Sluike-  < 3 > kerijën, bij den vrijen en onbeleramerden Doorvoer" van Impost fubjecte Goederen, rost i Januarij 1799., alömme binnen deeze Republiek, hebbende plaatsgehad , vervat in de Publicatie van den 28. December 1798. 8°. Een Decreet van den 15. Januarij 1799., houdende de continuatie der beftaande Belastingen, op den ouden voet; vervat in de Publicatie van den xS. Januarij 1799» 9°. Een Decreet van den 26. Januarij 1799-* houdende verbod en praecautiën tegen het rondlooper» met, ea verkoopen van Goederen in de Steden, ea op het Platte Land, op den tijd der Jaarmarkten, uitgezonderd door Perfoonen, binnen het Bataafse» Gemeenebest niet woonachtig zijnde; vervat in de Publicatie van 31» Januarij 1799. io9. Een Decreet van den 20. Februarij 1799., concerneerende het weder in werking brengen van de Beleenbank te Amfterdam; vervat in de Publicatie van den 20- Februarij 1799» il". Een Decreet van den 23. Maart i799«> houdende verbod wegens het vorderen van Proeven of onkosten van Ambacht" Neering- of Fabriek - doende Ingezetenen; vervat in de Publicatie van 28. Maart 1799. I2«. Eea Decreet van den 1. Mei 1799., waarbij de vervreemding of bezwaaring van Leengoederen, even als van Allodiaale, werdt gepermitteerd; vervat in de publicatie van den 7. Mei 1799-', en 130. Een Decreet van den ir. Mei 1799., hou» dende last, dat de Leeraaren en Kerkelijke beambten , tot bekoming van hunne Traclementen, van Certiricaaten moeten zijn voorzien ; en {trekkende voorts tot explicatie en het in werking brengen van het 1., a. en 3. der Additioneele Artikelen, tot de Staatsregeling behoorende; vervat in de Publicatie van den 91. Mei 1709. Wordende dien ten gevolge de refpeétive Publicatiën, achter ieder der gemelde Decreeten vermeld, gehouden voor alhier geïnfereerd; Terwijl wijders, ter kennis van de Ingezetenen wordt gebragt, dat vervallen, en niet weder is gerenoveerd , het Decreet van het Vertegenwoordigend 'Lig-  < 4 V Lighaam, van den 6. Februarij 1790 , houdende ver* bod van uitvoer of verzending van gezouten Vleesch uit eenig gedeelte van deeze Republiek, naar buiten 'sLands, anders dan na bekomen permisfie van het Uitvoerend Bewind; vervat in de Publicatie van den 7. Februarij 1709. En gelastende het Uitvoerend Bewind dienvolgends, in raam des Vertegenwoordigenden Lighaams, dat deeze zal worden afgekondigd èn aangeplakt, alömma daar zulks behoort. Gedaan in den Haag, den» 16. Julij i8co. Het zesde Jaar der Bataafiche Vrijheid. ( Was geparapheerd ) F. E R M E R I N S, vt; (Onder ftond) Ter ordonnantie van hetzelve, (Was geteekend,) C. G. HUL TM A N.