VERKLARING van het TRACTAAT van REDUCTIE.   VERKLARING van het TI1ACTAAT van de der STADT GRONINGEN aan d s UNIE van UTRECHT. DOOS. Mr. henr. lud, wichers, raadsheer der stadt croningen. i. stuk. ^OÊÊimtBamaÊÊtmÊÊtÊmmimimbMÊBmÊBmmmmmÊÊaamiam^ te GRONINGEN bij j. d i k e m a e n j. van groenenbergh. M ft c c >: C I V.  Nulla mortalibus ai proficiendum via ex* peditior rerum ante aBarum fcientia. I'rope omnes boe principio et fine ufi funt : quum dkerent , veris/imam inflitutionem esfe ai capesfendam Rem* publicam dotirinam Mam , qu dium, niets anders is of zijn kan, als een praefeclura fuburbana, van ouds Drenthezvolde genaamd, het welke van onheugelijke tijden door, of uit de Stad geregeerd wierde, en op Drent- fche bodem lag. Andere evenswei, gelijk Matth^eus, nu onlangs Idsinga, en de meeste uitleggers, die voor de BiiTchoppen gefchreeven hebben, neeraen het woord Villa Groninga voor een Keizerlijk Huis, aldus genaamd, en houden het Praedium voor het geene rondsorrtme die Hofftede lag, en dus ook de Stade Groningen zelve, welke zij uit dien hoofde, en om dezen uitleg te begunftigen, ftaande houden, dat op Drentfchen bodem lag, of tot Drenthe behoorde. Er zijn twee zaaken, die ons in het nauwkeurig bepaalen van dit gefchil, groote onzeekerheid baaren. De eerlïe is, dat wij op de trouw der oudfte Schrijvers, gelijk op den Anonymus bij den Heer Matth^us, en andere, weinig ftaat kunnen maaken. Daar deze, door vleijerij en bijgelovigheid, geene, door eigenbelang gedreeven, de zaaken ten voordeele der Bisfchoppen hebben voorge- £warig- fteld. Ik oordeele hierom, dat het de veiliefte heden om - . . , , , ... dit gefchil weS 1S' Z]§ H1 deezen de gevoelens van bnzonte bcflis- dere perzoonen niet te bekreunen, maar alleen op Openbaare Stukken (Charters) acht te geeven. De tweede zwarigheid is, dat wij waarlijk te onbedreeven zijn in de taal der middel Eeuw,  Tkactaat van Reductie.1 ji Cvtn naauwkeurig te bepaalen, wat men door de woorden bedoelt heeft : zoo als ik ftraks zal santoonen. — Een opmerkzaame ziet daadelijk, dat dit gefchil vooral afhangd van de bepaaling, of de Stadt Groningen op Drentfche, dan wel op Friefche bodem (in den bepaaldften zin) geleegen is geweest. Ik zal het eerfte vooral onderzoeken, en trachten aan te toonen, dat de Stad nimmer, en vooral niet in die tijden, tot het Graaffchap Drenth heeft kunnen behooren, en welk betoog, hoe zeer voldoende tot dit oogmerk, ik zal trachten op te luisteren, door te doen zien, dat de Duitfche Keizers deze Stadt altoos befchouwden als een Rijksftadt op Friefchen bodem geleegen. De Heer Idsinga (ö) zoekt zijn gevoelen te betoogen, dat Groningen zelfs de Hoofdftadt van Drenthe geweest is, door twee bewijzen. Het getuigenis namentlijk bij den Heer Matth^sus, en den Heer Renge r s voorkomende. Deze laatfte zegd in zijne ongedrukte Chroniike (£) Dat Groningen oever st mit Drenthe vermeghet is, blykt daar uit, dat ze na olde gewoonte de Broeken tho zamen deelen, de indemFreeslanden iderenLandregteren Gronlncompeteeren alleen ■ Zoo fchrijft de eene £OTZOÜde de dwaaling der andere over, en het word een^ be_ keeting van wanbegrip: daar dit fchoonfchijnend hoord „_ hebben, ge- (d) Staatsr. t, D. p. 48. (f)ƒ«>/. 23.  io Inleiding tot het gevoelen, zoo men de zaak in haar aard kend, juist het tegendeel bewijst. Groningen namentlijk, was zoo naa aan Drenthe grenzende, en het belang van wederzijdfche ingezeetenen zoo nauw aan eikanderen verknogt, dat die twee Staaten van de onheugelijkfte tijden af, door Verbonden met eikanderen, vereenigd waaren. Tusfchen hun beide lag alleen het Gorecht, en ook dit wierde door hun in die Verbonden aangenoomen. Ik ontmoete reeds op het Jaar 1291. een verdedigens Verbond van deezen aard tusfchen Groningen en Drenthe. Maar van het Jaar 1339. is het oorfprongkelijke Verbond nog voor Of ditbe- nanden' ®lt Verbond de Commune Plicht geweezen naamd, wierde ingegaan (op dat ik de woorden den W°r" ZeIVS §ebruike) inter Reinoldum Coevordiae Borgravium Schultetum in Elethe et Juratos diclos Etten, Confules in Groninge, et Schultetum hominesque de Goo. Voor Drenthe kwam dus de Burggraaf, die zig in een brief van het Jaar 1347 bij Idsinga, des Bisfchops Burggraaf noemde, met Schout en Etten; voor het Goo of Gorecht de Schultete; maar voor Groningen alleen de Burgemeesteren. De inhoud van dit verbond was, dat ieder Landfchap, Drenthe aan de eene, en Groningen aan de andere kante, alle geweld van elkanders ingefetenen zouden afweeren, en boetens aan de beledigden verzorgen. Maar vooral wierden ook de grensfcheidingen naauwkeurig aangeweezen, door het noemen van  Tracïaat van Reductie. van plaatzen, aan mij en andere nu onbekend, op welke het grondgebied van de een en andere zoude beginnen en eindigen. Uit deze gronden , die naderhand zoo dikmaals herhaald zijn, fproot bij de Voorouders de gunftige betrekking, welke de ingezetenen van het eene Landfchap in het andere als inboorlingen genoten, en nog genieten. Het ftuk is belangrijk genoeg om er eenige aanmerkelijke gezegdens totftaving uit over te neemen. Die van Drenthe beloven Si vero aliquis Beide lan- ex praedi&is civibus de Groninge vel de Goo,c,enwaren. 1 ° 'nauw ver¬ der terram noftrem transeuntem infequeretur in enigd» mericam vel terram paludofam, ibidem ipfum captivando, fpoliando vel vulnerando, ipfum cap- tivum reacquiri faciemus cum bonis fuis, ac emendam exhiberi de vulneribus. Dummodo ta- le forefa&um in Jurisdictione terrae Drenthiae fuit perpetratum. Die van Groningen Iaaten hier op volgen : Nos vero Groningenfes recipimus hommes terrae Drenthiae fub noftram protexionem in Dodingehorne et Piishorne, usque ad civitatem et vice ver fa, et ft quis ex ipfis caperetur in hislocis, vel infequeretur, vel fpoliaretur rebus fuis, ipfum recuper abimus cum rebus fuis et ad propria remittemus. Dit Verbond nu van het Jaar 1339. was eenMa;ir alhernieuwing van een veel ouder, daar de Plicht, Verbond in een Verbond van het Jaar 1338. bij Id s i n ga den. (a) opgegeeven, reeds genoemd en bevestigd word: t«) Staatsr, 1, D, 2,410.  ss Inleiding tot het word: zelfs zoo, dat men toen reeds gewoon was deze Commune Plicht een confuetudo antiquitus obfervata te noemen; naar welke de breuken door wederzijdfche Landfchappen onderling verdeeld en betaald wierden. Een uitneemende inflelling waarlijk voor die tijd, in welke de bijzondere wraakoefeningen voor bijzondere beledigingen al veel de plaatze van Recht innaamen, en in welke de meeste wanbedrijven , zelfs Richterlijke, met geld boetens wierden afgedaan. De woorden der Plicht waaren deze: Item fi quis ex nobis in commune pligt fait moleftatus, quem juvare intra menfes fex r non poffemus , ad emendam confequendam, tune nos Groningenfes et conterranei terrae Threntiae, et de Goo, refïaurabimus dampnum paffb, pjrout fuperius eft expreffum, et dampnum recuper abimus ab hys, qui talem moleftiam perpetraverunt. Ik onthoude mij van verdere aanmerkingen, over de uitneemendheid dezer inflelling voor die onbefchaafde tijden, vooral ten opzigt van Groningen, die langs die wèg, daar zij in een hoek der Noordzee geleegen was, een veilige weg, voor haaren koophandel erlangde, en haar belang ten deezen opzichte wiste in een te Enalson-fme]ten met net be]an« jer nabuuren, om HeerendenLand-weegen en Heierbaanen te beveiligen. Dan ik fchappen. m0et er evenswei dit uit befluiten; dat dit verbond van het Jaar 1339. (het welke Idsinga of niet gekend, of verfweegen heeft,) duidelijk doet  Tractaat van Reductie.' 13 duet zien, dat Groningen en Drenthe, verfchilJende Landfchappen waaren, die alles, wat zij gemeen hadden, bepaald en bevestigd hadden door overoude Verbonden, in welke wederzijdfche grensfcheidingen waaren aangeweezen , en waar uit klaarlijk bleek, dat zij verfchillende Volkeren waaren. §. II. Ik wil het tweede Stuk hier ook aanroeren, en toonen, dat de oude Landzaaten het mede aldus begreepen ; en Groningen gewoon waaren onder Friesland , in eene bepaalde zin, te rekenen. Men ontmoet deswegens, in de eerfte plaatze, eene bepaaling en opnoeming der Zeeven Zeelanden, (a). Ik erkenne, dat dit ftuk niet 0ü-Grm'n' v J ' gen wier¬ der kan zijn, als het Jaar 1425. daar er van de oudKene ten Broek en Graaf U t rich mei- trJdsniet j- , , , tot £>ren- ding gemaakt word. Maar het toond ontegen- t^e gere, zeggelijk, dat men toen Drenthe, met eenige ge-kend. deeltens van Overijsfel, tot het Vierde, en Groningen met het omliggende land, tot het Vijfde Zeeland bragte. Men heeft evenswei in twijfel willen trekken, of de Hoofden van het Duitfche Rijk, de Keizers, dit wel aldus befchouwd hebben ; en of die Groningen wel als een Rijksftadt op Friefchen bodem, bepaalden; doch zoo men zig de moeite geeft, de ftukken,hier toe betrekkelijk, naa te zien, zal ook deeze bedenking verdwijnen. Im- jt» Schotanus Tab. p. ao.  Inleiding tot het Immers kan het niet ontkend worden, dat KeizeiFrederik in het Jaar 1474, voor de Stadt 200 wel als voor de Ommelanden (hoe zeer Idsinga zulks lochend) (a), brieven van confirmatie der Verbonden afgaf. De brief desweegens, bij dé Stadt voorhanden in het oorfprongelijke Q>\ bewijst dit ftuk ten klaarften, als wordende de Stadt in dezelve, als eene waardige en getrouwe Rijk' fiadt, en die de gemaakte verbonden zonder infpraak genieten mogte, voorgefteld en bevestigd. Terwijl ook in den brief aan de Ommelanden deswegens gegeeven, en door Idsinga bijgebragt, (c) de Stads Regeeringe niet anders voorkoomt, of door de Keizer genoemd word, als Maar tot onzen en R*jks lieven getrouwen BurgemeisFriesland teren ende Raadt der Stadt Groningen. En Keizer Fr ede rik Hond niet alleen in die begrippen, maar ook Maximiliaan, wanneer deze het Verbond met Ooffergo bevestigde in het Jaar 1494, onder genoegzaam dezelfde uitdrukkingen, omtrent de Stadt. En welke brief ook, hoe zeer bij Idsinga voor onecht gehouden, 00 bij de Stadt voorhanden is. (ej Ja, wat behoefd men meer te hebben, als de bevestiging van des Stads Privilegiën door Keieer Cd) Idsinga Staatsr. II D. p. 407. (£) Bij de Stads Archiven B. 2. ». 4. (O Idsinga Staatsr. I. c. Cd) II D. p. 447. Ce) In de Stads Arcbiv. O. 3. N„ 35,  Tractaat van Reductie.' ijf %er Maximiliaan, mede op diezelfde dag d. 24 Maij 1494. gedaan, in welke hij als Heer van Friesland, de Stadt erkend te ft aan in zijn natuurlijke fchut en fcherm, en dat aan die Stadt, hem en den Roomfchen Rijke getrouw blijvende, alle Regten en Voorregten wierden geconfirmeerd, (a). De gevlugte ingefeetenen uit deze Provincie maakten ook daarom van deze Stukken op den Rijksdag te Spier gebruik , dezelve met hunne Supplicatie, overgeevende (F). En uit deze grond moeten ook worden afgeleid de voorregten, welke Keizer Frederik in het Jaar 1487. tot het flaan der goudmunte, en Maximiliaan omtrent het Jus de non evo~ cands in het Jaar 1494. aan de Stadt fchonk, tot zoo verre zelfs , dat zij den Keizerlijken Rijksappel neffens het Stadts waapen op den penning lïempelen mogten : en welke brieven, hoe zeer bij Idsinga ontkent (c), bij de Stadt geheel ongefchonden voor handen zijn (d). En zoo dit alles aldus niet geweest was , op wat grond zoude Albert van Saxen, ingevolge de Bulle van het Jaar 1498. Erfpoteftaat van Friesland, hebben kunnen verdedigen Heer van Groningen te zijn; of hoe zoude Georch vam (d) Stads Arcbiv. A. I. ft. 26. (£) Agter de Supplicatie ^.1,2,3,4.5.1,2, gedrukS te Frankfurt 1573. (c) Idsinga Staatsr. II D. p. 366 £f 447. t<0 Stads Arcbiv. D, l. »♦ 5. A. 1. «.23.  'x6 Inleiding tot het' van Saxen anders in zijn Libel hebben kim' nen ftellen. Albert mijn Vader, is te Frij-burgh van de Coninck ende Ceur-vorften Erf-Pot es* taet ende Stadt-houder over gansch Frieslandt ende alfoo ook over de Stadt Groeningen gemaekt. deelden" ^ Deze gevo,gtrekking wierde toen ook nies ook de wederfproken; neen, maar het Verbond met OosKeizers. terg0 en diens Deveftiging wierde aangevoerd . eil op die grond verdedigde de Stadt, haar regt, en des Keizers onbevoegdheid jegens den Sax. Ik meene uit dit weinige bijgebragte te moogen opmaaken, dat Groningen nimmer tot Drentfchen, maar tot Friefchen boodem te behooren, gereekend is; en dat dus het gefchenk, door Keizer H e n r i k op het Jaar 1040. met de woorden praedium fitum in comitatu Threntiae, gedaan , niet op de Stadt Groningen zien kan. Dan deze is niet de eenige zwaarigheid die plaats heeft tegen het gevoelen der Bisfchoppen van Utrecht, en haare verdedigers. Neen, laat ons maar den letter der brief van nader by onderzoeken, en wy zullen die ras ontdekken. Verklaa- §. III. Ik hebbe reeds aangemerkt, dat het ge- briff vanbrek' 3an kennis van de taal der raiddel Eeuw het Jaar in dit Stuk duillerheid baard: en deze aanmer*°40' king kan hier beveiligt worden. De woorden der gifte brief waaren deze. Donando concedimus tale Praedium, quale vififuimus tenere in Vih ÜO Bij Schotanus Gefcbied, van Friesland p. 530»  Tractaat van Reductie.1 17 Villa Groninga. Het woord Praedium laat zig gemakkelijk ontwikkelen , en kan niets anders beteekenen, als een Landgoed, een Grond, op welken de weggefchonkene goederen konden plaatze hebben. En dus was het een Praedium cum ar eis, agris, piscationibus etc. Maar het geene Hen rik de III er bijvoegd, is van meer bedenking: Praedium quod vifi fuimus tenere in Villa Groninga. Men vraagd dus na de betekeniffe van het woord Villa. — Stond er, in urbe of civitate Groninga, dan was alle zwarigheid, teffens met het Recht der Bisfchoppen dadelijk verdweenen, Maar nu er Villa gefchreeven is, houden de uitleggers voor de Bisfchoppen zig aan deze uitvlucht , dat het Villa Groninga een Keizerlijk Huis was, bij en om het welke de Stadt als een Praedium geleegen was. Dan als ik de bewijzen voor dit gevoelen bij den Heer Idsinga (a) bijgebragt, aanmerke, fchijnt het mij, dat dezelve van geen belang zijn, en die Helling willekeurig blijft. Het is buiten twijfel , uf men zoude het yj}la woord, zoo het ten tijde van Augustus ge- Groningen fchreeven was, door Landhoeve kunnen vertaaien. Maar is dit het denkbeeld der middel eeuw? Mijn gevoelen is, dat de Franken toen en naderhand met het woord Villa uitdrukten het denk- (a) Idsinga Staatsr. I. D. p. 43, 44, B  28 Inleiding tot het denkbeeld van toenmaalige Steeden, daar zij heï woord ook in hunne taal behouden hebben, om er Steeden (Les Villes') mede uittedrukken: zoo dat dit Villa in hunne la Ville vervvandeld is, — Ik zegge met voordagr, toenmaalige Steeden, om dat dezelve onder de Frankifche Regeering, over het algemeen na de neegende eeuw, van kleine beginfelen opkwaamen, met voorregten begiftigd wierden, en daar door bij de Keizers dienden, tot begtmftiging der Koophandel, en niet zelden tot breidels voor den Adel. (a) Men leeze den keurigen Robertson (b), en men zal zig niet meer verwonderen, dat een Stadt in de elfde eeuw Villa genaamt wierde. En hoe zeer Tacitus zegd, nullas Germanorum Populis urles habitari, zoo waaren ook reeds toen de Villae verrterkte plaatzen, waar in zelvs Leegers rukten. Men denke maar aan het Villa Cruptoricis, dat de Romeinen bezet hadden, en men zal er niet aan twijfelen. En, moet men niet regtmatig beiluiten, dat men altoos gewoon was in de middel eeuw het denkbeeld van Steeden door dat woord uit te drukken? als men agt geeft, dat een handvest van Graaf Wil hem van Holland van het Jaar 1245. meld: Si quis alicui Burgenfium de (d) Zie Conring Exercit. de Urbibus Germaniae Tom. I. Oper. (j>) Hifi. der Reg, van Keizer Karel de 5de, /, p. 56—73.  Tractaat van Reductie.' 19 de Haerlem injuriam fecerit, Villicus de Haer- beteekent km injuriam corrigere debet: zoo noemde Graaf Qromn. Willem de V. zijn Stadhouder, Villicus degen. Enkbuizen: zoo vinden wij Villicus de Alkma~ ria, de Medenblik en andere: en er kan geen twijfel zijn of Villicus is Villae praefe&us. (0) Ik zoude meer voorbeelden kunnen bijbrengen, maar ik denke genoeg getoond te hebben, dat men in den taal der middel eeuw het woord Villa, ook in de brief van Hen rik de III. mag en moet reekenen te beteekenen een Stadt van de toenmaalige gefieldheid. ——- Laat ik nu de gefchenken , in de brief van het Jaar 1040. voorkoomende, enigzints naagaan. Men hadde reeds lange aan den Kerkvoogd het RegtPez<:^" . , , , , , fa wierd oer Jagt in Drenthe gèfchonken: en thans dede n;et weg« Keizer Henrik een drie dubbele gifte, van gefchonplaatzen in Drenthe geleegen. (b). In deze briefken" wierde ook een Praedium in Comitatu Threntiae opgedragen, maar daar hetzelve in de Stadt beftuurd en geregeerd wierde, word er bijgevoegd, en met zeer veel redenen, quod videbatur tenere in Villa Groninga. Zij, die de minfte kundigheid van deeze taal hebben, en de woorden flegts bij haare naamvallen weeten te plaatzen, kunnen daar aan nooit eenen anderen zin geeven. Dit Landgoed wierde na den ftijl van die tijd, gegeeven cum aereis aedificiis, mone- tis (ö) Zie Ant. Matth. Annal. Tom. $.p. 005. (&) Zie Emmius de Aqro Fr.p. 19. etpafïïm»  p} Inleiding tot het tis teloneis, en al het opgenoemde. Het is bijMaar hetzonder' hoe Inen ziS moeite gegeeven heeft i Praediumdeze uitdrukkingen mede op de Stadt toe te daar toe pasfen. Daar het bij de minlte leezins met aan- gehong. , . , dagt, zigtbaar », dat dit alles, nog op het Praedium, nog op de Villa kan zien, dewijl er uitdrukkelijk itaat, cum ejusdem Comitatus dijirictione. Door het §• IV. Wanneer dan de letter der gifte brief Praedium niet gedoogd, dat er de Stadt mede bedoeld is ccn °*c- deeltevan word» IS 'm de tweede plaatz de vraage, waar het Go- mede men zoude kunnen aantoonen , dat het £V£r"Gorecht of een gedeelte daar van, dat oudtijds Drenthewolda was, hier door verflaan moet worden? Emmius zegd, dat hij uit oude ftukken gezien hadde, dat dit Gorecht, niet door eene,. maar door drie onderfcheidene Giften, aan de Kerk van Utrecht gekoomen was. (a). Dit alles is mij niet bekend, maar zeeker gaat het, dat alle uitdrukkingen der gifte brief ophet Gorecht toegepast kunnen worden ; en dat die gifte vooral ten doel hadde, dat de Geestelijkheid te Utrecht, quotannis haberet ex ejusdem praedii utilitate triginta carradas vini* Dit blijkt Nu vraage ik in de eerfte plaatz, of ieuitdetoe-mantj 00j,. eenjg fpoor ujt oudheid of gefchiedegeltaanc opkom- nis he£ft kunnen aanwijzen, van eenige Bissen- fóhoppelijke belasting, in de Stadt geheeven, uit wek O?) Ejyuius de Jgro Fr, p, 119.  Tractaat van Reductie. »t ?»elke deeze maaten, of vaaten wijn gevonden konden worden. Daar wij in teegendeel zeeker zijn, zoo uit de Bisfchoppelijke erfpagten der Gorechter inkomften, als uit het HuwlijksContracl: van Ida van Selwerd (waarvan ftraks nader) dat die Schattingen alleen uit het Gorecht kwaamen. —— Ik bewaare, tot ftaving van dit gevoelen, nog eene oude Reekening van de opkomften voor den Landsheer van het Gorecht, en ik zal de moeite neemen daar uit iets aan te teekenen. Dezelve kwaamen voor onder de naam van Tafel goederen, die waaren: I. „ De Petenpenning tho Wolde voor het „ opnaaien der Hoge Misfe, en welke de Vol„ magten te Groningen brengen moesten. II. „ De Koolpehning van alle huizen waar ?, rook uitging, in fommige Dorpen ieder huis „ een Groninger penning, en andere een Mav germati, III. „ Landhuiren van eenige daar genoemde „ landen tot de tafel goederen behorende. IV. „DeTijnspenningvm veele landen enDor„ pen , welke op St. M eerten betaald moesten „ worden, wanneer de Meid van de Paftoor te St. „ Mee rt e n in Groningen de Volmagten kusfens „ leide op de graszooden, en met bier befchonk. V. „ De Henfe Greve van Deventer, Cam„ pen, Zwol en Utrecht, zijnde een contribu* ?, tie, waar voor die lngezeetenen alleen het  fi2 Inleiding tot het „ regt hadden, aldaar paarden te koopen, zoo 9, lange zij in de Henfe waaren. VI. „De grove en/malle Tijnden te Haaren en „ andere Dorpen, zijnde het eerfle de tijnden „ der Landen daar de ploeg doorgaat: het an„ dere de tijnde der Ganfen, het tijnde Verken, „ voor ieder Kalf een Magerman , voor ieder „ Veul en een Groninger ftuiver. Vil „ Zeer veele woefte en andere Landen, ?, hier hekend onder de naam van Hoffteeden, 9i die verpacht wierden. VUL „ De mudden Scbultmolt van het Gorecht, ?, waarop de Dorpen bepaald waaren, aan de hoge. „ zijde in garfie, aan de lage zijde in haver te ?, voldoen. IX. „ Het regt van Herberg op vijf plaatzen te Noordlaaren, alwaar de Landsheer met drie „ paarden, honden en winden, van de eene Ves- s, per tot de andere geherbergd wierde." En alle welke lasten, waar van fommige afgekogt wietden, te Groningen voldaan moeiten worden. In een brief van het Jaar 1312. door Idsinga (a) bijgebragt, vinden wij reeds, dat deze Tijndens, Schuitmudden en andere, de Rechticheijd tho Groeningen waaren, zoo dat 'er geen twijfel zijn kan, of deze waaren ook de regten die voortvloeiden uit dzjurapraedii, quae Henricus III dederat Ecclefiae, quaeque teneba$ in Villa Groninga. % V. ia) Staatsr. I. D,. p, 40$.  Tractaat van Reductie. aj §. V. Dan, hoe zeer dit aldus was, hebben De Bisde Bisfchoppen van Utrecht evenswei niet nage- ^g^6" laaten, uit de woorden der gifte brief meerdere Gronin- en andere regten, ook ten opzigte der Stadt, te^ê" cr to ' r ° ook on,- zoeken; en waar omme zij de Landvoogden bi] der te page of opdragt, voor hunne perföonen of erfe- brengen, lijk, over dat Gorecht gefield, onder dubbelzinnige bewoordingen, ook altoos als Schouten der Stadt befchouwden, en aanftelden, die zig van ouds Gruenvoogden noemden; dan welkers invloed, enmeederegeering, zoo zij eenige hadden, en waar van jk dadelijk fpreeken zal, zeer duister is. ' ■ IJet een en andere zal zig ontwikkelen, indien wij kortelijk aantoonen, welk gedrag de Bisfchoppen , van den beginne af, hier omtrent hielden en in acht naamen. Het is allerwaarfohijnelijkst, dat de Kerk van Hun ge- . dra0' in Utrecht, na de bekoomene gifre brief in het jaart]cn0be. 1040. haar belang zal waargenoomen hebben, ginne. hoe zeer uit egte (lukken daar van weinige bewijzen voorhanden zijn. Idsinga (a) brengt veele laatere fchrijvers bij, uit welke hij zoekt aan te toonen, dat dit regt van den beginne aan vredig bezeeten wierde, en befchuldigt de Heeren Emmius en Alting deswegens van ftilzwijgendheid. Het gevoelen, van de een of andere, doet in deezen niets af, en ik denke, dat men het bijgei 00 Staatsr, I, D,fi. 61.  '24 Inleiding tot het gebragte door den Heer van Idsinga kan toeftaan, fchoon er zijne geliefdkoosde Hellingen niet uit volgen. In de eerstvolgende eeuw ontmoeten wij reets, dat die Landvoogdijfchap door SLerT de Groenenberèe'h een oud adelijk geflagt, behun regtftuurd vvierde- Maar de Bisfcbop HereerGroenet *.08 begunffiSde °P het jaar 1164. daar mede 'berger ZIJnen Br°eder, bij weege van Erf-leen, en waar geflagt. door, na eenige flribbeJingen, dit leen viel op Godeschalk Sepperothe, aan de dogter van deezen leenman gehuuwd. Dan hij behield deze Voogdij korten tijd, daar hij in een oploop gedoodt wierde. Egbert van Groene nberg, uit het eerstgemelde geflagt afflammende, wiste zig, bij dit voorval, weder in dat bewind te Hellen, en het zelve tegen zijne partijen, de Gelkingaas, ftaande te houden, zoo dat het bewind, tot het begin der veertiende eeuw, aan zijn Huis verknogt bleef, wanneer het zelve, bij gebrek van mannelijke nazaaten, overging, in het geflagte der Sehverdaas. ïaatwer DeeZe Waaren Heeren van een aanzienlijk Kasaan de teel' gel,ik dat der Groenenbergen, digc onder Sdwer- de Stadt geleegen, en welk Kasteel reeds in den • ?as' Jaare 1283, tot het Regtsgebied van het Gorecht gehoorig gereekend wierde; (a) zoo dat door dit Huwlijk, de Heerfchappije over het Gorecht en Selvverd in een gefmolten wierde. De laatfie van dit Stamhuis was Ida van Selwerd, dia. ia) Emmius Iiifl. Lib. 12. fil, 178.  Tractaat van Reductie. 25 die, na inhoud van een Huwlijks Contract, door den Heer Idsinga bijgebragt, in het Jaar 1360 trouwde aan Herman van CoE-Aan dat verden: aan wei kers Zoon evenswei de pagt van P"" VCYCttU * van het Gerichte te Groningen en. te Selwert, (zoo immers zijn de woorden in den brief van het Jaar 1371) (aj door het Kapittel niet verder, als voor de leeftijd wierde opgedragen. (£) Dit duurde tot het Jaar 1392. wanneer de U- O) Idsinga Staatsr. L D. p. 440. O) Laat ik hier, bij het Huwlijks Contract van Ida van Selwert, en het beloop deezer tijden, een ogenblik vertoeven, en er deze aanmerking over rnede deelcn. Dezelve is; dat zoo men de Verhonden en Contracten tusfchen de van Coeverdens en Oldenhave van de Jaaren 1360 tot 1392 bij Idsinga opgegceven, inziet, men daar uit befluiten zoude, dat dezelve wezentlijk handelden over het Regtsgebied der Stadt zelve. Maar men diend op te merken, dat deze handelingen van bijzondere perfooncn of geflagten, de Stadt tot geen voor of nadeel waaren. Evenswei is het zeeker dat de Groenenbergen enSeiwerdajs, zig noemden en teekenden Stads Hooft* febouten, Steedebouders, Burggraaven en dergelijke. — Doch de vraag is niet, welken tijtel deze aannamen in bijzondere handelingen, daar het veel meer op de vraag aankoomt, welke betrekking zij tot de Regeeringe in de Stadt hadden? En daar deze betrekking nergens met eenige zeekerheid uit blijkt, zoo mag men ook aan de woorden, in alle die Verbonden voorkomende, eene natuurlijke, doch andere beteekenis geeven, vooral nadat de Erfregten der Groenenbergen, in het gedacht der Selwerdaas waaren overgegaan : eene aanmerking welke Idsinga met voordagt fchijnt nagclaaten te hebben , noemende Ida van Selwert telkens Ida van Groenenberg, daar zij de Dogter van Henrik VAN  26 Inleiding tot het toornt Utrechtfche Bisfchop Wevelichof alle de aan de Rechten der Kerke ten dezen opzigte aan de Stadt. Stadt zelve verpagte in een honderdjaarige pagt voor 33 en een halve Vranckrijkxe Schilden, (bijna 150 gis. Brabands) jaarlijkfche pagt: op verdere voorwaarde, dat de Stadt dat Gerichte en die Heerlijkheid buiten toeftemming van die van Utrecht niet zoude mogen verkoopcn, maar daar over een Ambtman ftellen; laaiende evenswei een derde gedeelte van dat Gerichte voor de Kinderen van Go ver t van den Hove («). Maar van Selwert was, zoo als het Huwlijks Verbond uitwijst. In dit Contract en andere van die tijd ftaat altoos, dat zij handelden over de Heerlijkheid en het Huis van Selwert, en het Gerichte van Groningen, of, gelijk het in de pagtbrief van het faar 1371. C™**^ ^ P- 440.) voorkoomt, Het Weerhks Gerichte te Groeningben ende te Sellewart, mit Wolde ende Gho. Maar niets is er, dat gebied iets anders hier uit op te maakcn,'als dat zij Verbonden ingingen, over de Heerlijkheid en het Huis Selwert, met het Gerichte van het Gorecht, het welk te Groningen gehouden wierde. Immers zoo luid de brief van het Domkapittel, en het laatfte familie contract, van het Jaar 1392. (Idsinga/. c. p. 446.) Lurgemeesteren en Raad der Stadt betuigen in die brief, dat het Kapittel te Utrecht, aan de Weduwe en de twee Zoonen van Govert van den Hove , Ow hunner Stadts Rechten nog onmondig) verpacht hadde het derde deel van den Gerichte tot Groningen ende te Selewart mijt Gho ende IVoidt. Het welke met kan zien op het Gerigte over Groningen, daar dc Stads Rcgccring zegd, die briefte bevestigen mit onser Stadt Seegele. O») Als men de Voorwaarden van dezen brief, tasichen het Kapittel en de Stadt Groningen, over deze,  Taactaat van Reductie. 27 Maar dit genot der Stadt, duurde niet langer Tot aan als tot de tijden van Bisfchop F r e d r 1 k c'e van Blanckenheim welkers inzichten, enBlanchandelingen, de gedaante der zaaken ten eene* kenheim maal dede veranderen. Zijn Bisfchoppelijke waardigheid, nam in het Jaar 1393. een aanvang, en zeedert die tijd wierze pagt, in het Jaar 1392, ingegaan, aandagtig gadeflaat, kan men zig nauwelijks overreeden, dat de meening van die van Utrecht anders geweest is, als overeenkomftig het gevoelen, het welke ik zoo even opgaf. Het Kapittel verpagt aan de Stadt, allehaare Gericbten endeHeerlijkheeden tot Groningben bifnnen en buiten Groningben, mit Woide ende mit Gbo. Zoo als hst van Keizer Hem ik aan de Kerke gegbeven is, en die van Selwerden bet in pagt hebben gehad. En dan laat er het Kapittel, na eenige Voorafgaande voorwaarden, opvolgen. Endezvij, onfe Perfonen ende Boden, feilen met onfen goede in der Stads van Groningen, en de meede in de Gericbten ende Heerlijkbeeden vocrz. veilicb varen, fonder Tolle, Weggeld , of tftjs. Is nu dooide Bisfchop en de zijne bedongen, van tolvrij te zijn in de voorfcbreeven Gericbten en Heerlijkbeeden, die verpagt waaren, en ook tolvrij te zijn in de Stadt Groningen, dan kan nimmer waar zijn, dat het verpagte Gerichte, de Stadt zelve is, of diens Regtsgebied, maar het moet zijn, het Gorecht en de Heerlijkheid Selwerd Laat ik er tot bevestiging van dit gevoelen nog deze Aanmerking bijvoegen. Bij de Stads Arcb. A. 3. n. 1. word deze oorfprongelijke Pagtbiïef van het Jaar 1392. bewaard, maar daar is ook eene confirmatie brief, van het Jaar 1393. op St. Pauli dag, in welke alle Ingezeetenen des voorfchreeven Gerichts door het Kapittel vermaand worden, Borgemeesteren en Raad in hunne naam getrouw en gehoorzaam te zijn. Het welke gewiflelijk niet op de Stadt toepaffe|ijk is,  fi8 Inleiding tot het wierden de zaaken zoo zeer verandert, en de gevoelens van deskundige zijn daaromtrent zoo zeer verfchillende, dat het mij nodig zijn zal, de omftandigheid der tijd bij en na deze aanftelling te ontwikkelen. 5- VI. Lange voor dat Blanckenheiivï tot deze waardigheid was aangefteld, waaren de Landen hier verdeeld door de heilooze partijfchappen van de Sclujringers. en Vetkoopers., welke in Holland onder de naam van Hockfchen en Ca- beljauwfchen woedde. Ik laate mij over de oorfprong dezer gefchillen niet uit, men kan er andere op naaleezen. Omftan- In het branden dezer verdeeldheeden was het, Si|dendat G^/Albert van Holland, (het zij bijheibe-orr- zijn oude aanfpraak op Friesland te doen gin zijner gelden, of om den dood van Graaf Willem, kerk- . .. J 7 voogdij. om welke zijn Zoon door de Franfche Princen zoo veel fmaad was aangedaan, te wreeken) in het Jaar 1397. zijn toeleg zogte uit te voeren, om de landen tuffchen het Vlie tot over de Eems te overweldigen. De tijdsomftandigheeden waaren door tweedragt niet alleen daar toe voor- deelig, maar zelfs de Vetkoopers, onder welke de meefie Adel en vermoogende Ingezeetenen zig bevonden, waaren Albert van Beije- r e n in Holland , toegedaan. Na dit befluit brengd de Graaf een groote magt ter baan. Scharlensis, die altoos vergroot, bepaald het.  Tractaat van Reductie. ag het tot honderd en tagtig duizend, en Iaat dezelve in Friesland landen. Ju win ga was hier Potefiaat (Dictator zouden de Romeinen zeggen) die, van s Lands ligging gebruik maaken- pe Holde, het Hollandfche leeger, door de tijd, en-anders het Taifoen, wilde doen verfmelten. Maar deFriesland Landzaat, tuk op krijgs-eer, en opgeblaazen door in te neevoorleedene overwinningen, nootzaakt hem temen* vegten. —— Ju win ga ftrijt, word geflagen, verflagen, en gedoot. Deze eene nederlaag wierde door andere gevolgd , en de Graaf van O o s te r va n d ,neemd de befte fterktens en fteeden der Friefen weg. In deze algemeene Landsnood verkoelde zelfs de drift der inwendige twist niet, maar ook de ingezetenen vernielden eikanderen, om dat zij, Schijringers of Vetkoopers waaren. De eerfte, door dit alles hun bederf voor uitziende, bergen zig vlugtende binnen Groningen, die hunne partij, tegen de Graaf van Holland ftoutmoedig verdedigde, als daar toe door gemaakte verbonden verpligt. (a) Hierdoor kreeg Alberts heerschzugt, die lange gezien hadde, dat hij zonder Groningen Friesland niet behouden zoude, den vrijen teugel. Hij zend daarom zijne Afgezanten met voordeelige voorwaarden, die hier, en bij de over Eemfche Friefen, bij welke de partij van Allena nog woedde 'tegen het Huis van Oc- 00 Zie Ewj«ü§ op het Jaar 1381,  3° Inleiding tot het ?chlppm0cKE> het zaad van tweedragt en vertwijfeling maaken ftrooiden. Dit gelukte eerst bij de Oost Frie- over°de ^ en vm dmr bes3ven de auënaas, aan Lauwers de Hollanders gehegt, zig bij de Groninger Vetgemakke-koopers, voegende ook de befte voorwaarden, Jv' bij hunne en der Hollanderen beloften. De zaainenkomst hier te lande was op het huis Otïfta te Sauwert, behoorende aan het geflagte der Ferhildemaas. (a) en het was in den Jaare 1393, dat eenige voornaame hoofden der Vetkoopers, Tamme Gockinga, Ienne Houwerda, Reiner Eizinga, Omke Snelgers en andere (£) goedvonden, en het land van Hunfingo, Fivelingo, en Oldampr, bij een heimelijk verdrag, aan Graaf Albert opdroegen, om het wederom ter leen te ontvangen. Quis non miretur iftat (vraagt Emmius) data Principi quae non erant dan tium, rtddita iis ab eo cujus fuerant nunquam. Maar deze handeling verbitterde de partij der j)e ScWj._ Schijringers zodaanig, dat de Ommelanders onringers der geleide van Eppe van Nittersum, Gronin-"6" °°k de Steedelin8en door aanfpooring van gen e- Coppen Jarges veele Hollanders verdreevenswel. Ven, de zoo evengenoemde Edelen, (even als of zij met het vuur der Grieken tegen Pausanias bezield waaren) vervolgden, hunne huizen ver- (d) Zie Adami Naaml. p. 104, (J) Zie Emmius Hifi. Lib. 16. fol. 230—-»234, Rengers Cbron, M, S. p, 23 verfo,  Tractaat van Reductie. 31 verwoeftten , en dezelve met andere Vetkoo pers het land ontzeiden, onder verbeurt verklaaring van de inkomften hunner landgoederen, tot algemeen behoef. Graaf Albert bleef nog al bij de Stadt aandringen, terwijl hij veele vastigheeden in de Ommelanden bezet hadde, en dit prangen gafaan Bisfchop Blancrenheim' die geen befcherming aan Groningen toefchikte, aanleiding, zig met de Stadt nader te verbinden. Hij hadde in het Jaar 1393. met de Friefen wel een verbond geflooten (a) waar door hij de togt der Hollanderen te lande hinderde. Maar deze waaren de Zee overgekomen , en het geluk diende hunne waapenen,. zoo dat Groningen alleen de Lands vrijheid bleef verdedigen. In deze omltandigheid meend men, dat Blanc- Blancken heim in het Jaar 1300. fzoo hetKENHEIM /xi u. • u ut word hier ituk echt is, het welke Idsinga opgeeft) de door Stadt nader aan zig verbondt; zoo dat zij onder Scnuts" het branden der inwendige partijfchap, en aan- deSrïïr, druifchen der Hollandfche Waapenen, erkende „ lange onder des Bisfchops befcherming geftaan „ te hebben, en beloofde, zoo lange de nood „ niet drong, geen Landsheer te zullen aannee* 3, men, die den Bisfchop fchadelijk was. Maar fchoon dit Verbond gemaakt was, en de befcherming beloofd, zoo leende Blancrenheim, daar hij dus lange de partij der Schijringers was toegedaan geweest, reeds het volgende OO Wagenaas, VafaU ffft* UU D.j>. 333.  3* Inleiding tot het de Jaar het oor aan de gevlugte Edelen, dl® wegens de heimelijke overdragt aan Graaf Albekt, verbannen, en eerloos verklaard waaren. Ren ge es die voorwaar geen reeden hadde, dit ftuk in een nadelig daglicht Voor den Bisfchop te plaatzen, zegd er dit van, (a) ƒ« defen volgenden Jaaren heft Bisfchop Frederich van Blankenheim tho Utricht mitten alingen Stichte van Utricht, Groningen belecht, welk he den Onftemans (het Hoofd dezer Edelen, op wiens huis het.verbondgeflooten wasj helovet hadde tho doen, und urn ander oerfaekeals urn huldinge. DeOnflemans hadden den Bisfchop groet geld gegeven. fchop1S" B l a n c k e n h e i m wierde hier door het krijgt hetnoofd dezer P3"Ü tegen de Stadt en het Land i Kok aïiïen h3dde ^ 3nder °°2merk' aIs ora de Stadt zig!" voor ziS » niet voor het Sticht te bemagtigen'. Om aan dit oogmerk te voldoen, floot hij op Jaar 1400. eerst een erfwiflel met de Deekens, die voor eenige andere landen, aan Fr e* brik afftonden, alles wat zij ten tijde van Wevelichof verpagt hadden. Zeggende (£) Permutationem facimus bonorum noftrorum in Groningen, videlicet omnium Jurisdiclionum et Dominiorum, intra et extra oppidum, quae discreti viri Burgimagiftri et Confules et Univerfitas oppidi de Groningben, a Nobis et Capitulo noftro, annua penftone tenent. Hiej 00 Rengers Chro». M. S. fel. 24. verfo. Q) Idsinga Staatsr. II. D. p. 37. P. v. R, Oudbet* den van Gren, j>. 4.  Tractaat van Reductie^ Hier op zend Beanckenheim zijne Gezanten na de Stadt, eifchende herftellmg der Ballingen, en overdragt der Stads pagtregten aan hem. Het antwoord der Landzaaten, (want de Ommelanden waaren met de Stadt verbonden) was, Dat zij de Ballingen niet konden te ruggc roepen, en hunne verkreegene Regten regtvaardig befaaten, en daarom ook befchermen wilden. Beanckenheim fluit de Stadt na dit ant-En dringt woord dra in, legt er in het laar 1400 eene 1111 hart} cu •• „, aan opds Schans van zijn naam, Blamkeweer, voor, maar Stadt^ vermogte niets tot uitvoering van zijn voorneemen. Hij floot ook hierom in het Jaar 1401. eene wapenfchorfing met de Stadt, voor een Jaar9 inwendig welken tijd men de gefchillen zoude zoeken te reegelen, de Stadt bij haar regt blijven, en de gevangene losgelaaten worden. , 'Dan de flilfland duurde veel langer, en inwendig welke, de Stadt zig verbond met Proost Hiske van Ëmbden, gelijk zij zig met die van Munffer mede verbonden hadde. Deze gefchillen, en ook deze bevrediging duur- Het geden tot het Jaar 1404. wanneer beide partijen fchUword den Graaf van Benthem tot Scheidsman Gnr£%aa benoemden , («) opdat die de oneenigheeden Bent tuflchen den Biflchop van Utrecht en de Stadt, IIEMaf§e* door uitfpraake, opruimen zoude. De uitfpraak geVCn' hier over volgde ook het volgende Jaar, en be- , s ~. vatte 00 Zie Idsinga Staatsr. II. D. p. 49, C  3* Inleiding tot het vatte voornamentlijk, dat de Stadt haar regt op Selwerd, aan den Biffchop zoude afftaan, her regt om een eigene Schout te ftellen van den Biffchop in pagt houden, eenige Ballingen verzoend zijn, en de opgeworpene Sterktens afgebroken worden. Hier koomt het mij zeer waarfchijnlijk voor, dat het Gerichte in Selwert, en het Gorecht werkelijk onderfcheiden waaren. (a) Maar zien wij de aanneminge der Stadt zelve in, dan word die zaak weder geheel twijfelachtig, daar zij met de Ommelanden alleen verklaaren, aan den Kerkvoogd over te draagen, het Gherichte ende Heerlijckheid op 'fGoe en Wolt. zonder eenige melding te maaken, van eenig ander regt, dat de Bisfchop haar overdroeg, (b~) en waarom het onzeeker is, of de Stadt ooit in die pagt van een eigene Schout te ftellen bewilligde, of die voorwaarde aannam. De Bis- Hoe zeer nu deze oneenigheid hier meedefcheen fchop afgedaan te zijn, zoo waaren de uitzigten der ter als*"Kerkvoogd niet ten einde, of de verdeeltheid deze uit-uitgedooft. Neen, zoo lange de Schijringers in tSnde ,iet büwind waaren> was daar toe weiniS kans> Scliijrin- zelvs om aan het hooftoogmerk der Biffchop, zij5ers' ne huldiging namentlijk, te voldoen. Inmiddels wierd de partij van Hiske van Embden, die tegen Keno ten Broek, de Hollanders, en den Biffchop, was aangekant, langs hoe Herken (d) Idsinga Staatsr. II.D.p. 50, (/O Idsinga U c. p. 52.  Tractaat van Reductie; 35 ker, en verviel eindelijk tot die uiterftens, dat zij in den Jaare 1413. alle Vetkoopers Regenten m de Stadt overvielen, doodfloegen, of verbanden. Dit zettede het vuur van tweedragt in laajen vlam, zoo dat de Vetkoopers, die zig nu bij Keno ten Broek onthielden, een vast voorneemen naamen om de Stadt te overweldigen. De Steedelingen zogten zig hier teegen wel te verdeedigen, door een onderling verbond op het Jaar 1415. met het Halfambt in te gaan ; maar het geweld van Jonker Keno aan zijde der Eems was te groot, dan dat de moedige Jarges daar teegen met alle Schutters niet optrok. De Vetkoopers grijpen deze gelegenheid aan, neemen de Stadt dat zelvde jaar in, daar die van weerbaare manfchap ontbloot was, en verzetten op hunne beurt de Regeeringe. Hier Die^door na zogten deeze de Schijringers langs alle wee- k0(ïpers gen afbreuk te doen, die zig weder op hunne verdrebeurt in de armen der Biffchop wierpen, om^wor° hunne partij te boven te komen. De Stadt vernieuwde tot hun doel, de Verbinteniffen met de Ommelanden, en deze beloofden eikanderen geene afzonderlijke Landsheeren te zullen aanneemen, en alle onderlinge belangens te befchev men. (aj Maar ongeacht dit verbond van het Jaar 141 f. bleef Blanckenheim altoos op de huldiging der Stadt dringen, hoe zeer in de uitfpraak van 00 Idsinga Staatsr, //, D. p, 1134.  $6 Inleiding tot het van Graaf Berent van.Benthem daar van niets was gemeld. Doch de Kerkvoogd konde naar des tijds omftandigheeden niet miflèn in zijn voorneemen wel te flagen, dewijl de vrees voor Jarges en zijne mede Schijringers zeer groot bleef, met welker herftel de tegenswoorDc Vet- d,'ge Regeering gedreigd wierde. De Stadt hUd'eiS befloot dan in hec Jair I4I9 tot die huldiging de Bis-" en erIfentenis, mits geene der Ballingen herfteld fchop. wierden. De Voorwaarden, die in den brief zelve verdienen nagezien te worden, (ei) waaren vooral , de erkentenis van Blanckenheim tot Landsheer, behoudens der Stads Regt en, Privilegiën en gemaakte Verbonden, zoo met het Sticht van Utrecht, als de Ommelanden ingegaan. De zaak was hier door uitgemaakt, om welke zoo veel tijd gefpiid, zoo veel bloed vergooien was: en het kan niet ontkend worden, dat de Kerkvoogd zig meesterlijk van de tijdsomftandigheeden bediende, de gemoederen aan haare zwakke zijde aantastende. De vrees des Biffchops was inmiddels niet geheel weggenoomen, en ook aan zijde der Ommelanden was bedugtheid voor deszelvs onderneemingen ten haaren opzichte. Dit een en ander zogt men dadelijk op te ruimen door een plegtig verbond, het welke Idsinga (b) zig beklaagd niet gezien te hebben , Ik zal het nies af- (a) Idsinga Staatsr. II. D. p, 238» (b) Staatsr, II. £.p. 242.  Tractaat van Reductie.' 'if affchrijven, maar volgens het oorrprongelijke koomt de inhoud hier op neder, (ö) De Kerkvoogd zegt: Dat die Stad, huiden, datum, defes briefs aan ons gebragt heeft, dat zij grootelijks beforgd fint, dat zij in groote last en onvreede dagelijks fiaat te komen van wegen de huldiging, ten zvaare wij in funderlinge vrundfchap ftonden mit de landen, die hen naastgelegen fint. Zon hebben wij om onlust, last en verdriet te fchutten, en funderling om nuttigheid onzer Stadt, mit die Landen een vredelijk accoord aangegaan in manieren als volgd: Dan volgen deze voorwaarden: fchop I. „ Dat de Biffchop die Landen niet hinderlijk verdraagt „ maar voordeelig zal zijn in haare Regten zig ook „ en Privilegiën. Land. II. „ Dat hij hun befchermen zal tegen alle ge„ weid. JIÏ. „ Dat hij in de Ommelanden geene firerk„ ten zoude bouwen, mits dezelve ook den „ Biffchop niet hinderden in zijne Regten, en „ met de Stadt bleeven in alle zodanige ge„ woontens, verbonden, en vriendfehap, als „ zij met de Stadt hadden. Deze dan waaren de omftandigheeden van die tijd, door welke de Biffchop gehuldigt wierde, en hij de pagt van het Gorecht vernietigde, en het zelve weder aan zig bekwam.' Maar of de Stadt in de altoosduurende honderdjarige pagt van O) Stads Jrcbiv. M, 2, », 5.  3^ Inleiding tot het van haare Stedelijke Regten ooit bewilligde, en dus de 28 Schilden betaalde, is geheel onzeeker en twijfelachtig. Te meer, da,r van dit alles in het vervolg geene fpooren te vinden zijn. Dood van Na de dood van Blanckenheim die in het Blanc- Jaar 1423 voorviel, bleeven de zaaken een gemimen Bisdom bekreunde,tot dat David van Bourgondien deze Kerkelijke waardigheid, in het Jaar 1456 bekwam, en aan de Stadt, drie Jaaren daarna, verpagtede alle Biffchoppelijke Regten en Opkomften uit het Gorecht, voor i6oq G. Guldens eens, en alle Jaaren honderd gelijke Guldens; zonder dat er toen van eenige "andere ne Qp_ Pagt of Biflchoppelijk regt, dan op het Gorecht volgers aIleen» melding gemaakt is. Ingevolge dit VerJJjJPjS" bond> zoude de Opvolger deze penningen te Regt aanrugge moeten Seevcn, zoo deze die geregtigde Stadt. beeden weeder tot zig wilde neemen, na den dood. van Risfchop David. Dit lïerfgeval viel voor na eene Regeering van 40 Jaaren, en door de nagedagtenis van Keizer Frederik de III, wiste men toen uit te werken, dat deze Kerkvoogdij, aan zijn Zusters Zoon, Frederik van Ba aden, wierde opgedragen. Het was ter dezer tijd, het Jaar 1496, dat de Saxers zig begonden voorteftellen de overheering van Friesland. Keizer Maximiliaan hadde dat gebied aan Hertog Albert. van Saxen opgedragen. Deze zog?e op die gronc^  Tractaat van Reductie. 39 gj-ond ook Groningen te bemagtigen, waaruit langduurige twist en oorlog fproot, tot dat deze Stadt, van alle onderfteuning ontbloot, Graaf Edsard van Oost Friesland tot Landsheer aannam; en door welke aanneeming, het Regt der Biffchoppen ten eenemaal ophield en verviel. — Omflandigheeden, welker ontwikkeling bij de nafpooring der Rechten onzer Landsheeren, volgen zal. §. VII. Hier meede hebbe ik dan doorgeloopen, het gefchiedkundige, zoo verre het op het begin, voortgang, en einde der Biffchoppelijke betrekking op Groningen, toegepast kan worden. Op het verhandelde zal het nodig zijn eenige aanmerkingen mede te deelen, op dat ik de af* geteekende weg, tot het waare doelwit leiden kan. De vraag word dan, welke betrekking de uit- ^danig fpraak van dit gefchil op het Staatsregt hadde?de Reqnt en of men over deeze Stadts Regten een ander^2tde oordeel vellen moede , indien de gronden der wa&2 Bisfchoppelijke Regten in haar oorfprong voldingend, en in haare voortgang onbetwistbaar waaren? dan of dezelve bij het begin zoo onzeeker, en bij den voortgang alieen van dien aart waaren, dat de Stadt uit hoofde daar van, was in de befcherming, maar niet in den eigendom der Utrechtfche Kerke geplaatst? zoo dat men van dezelve zeggen moeite, het geene Livius in fommige gevallen van de Romeinen zegd: Pa-  S$ Inleiding tot het Vatrocinium Sociorum penei eoi fuift, non ƒ** Perium; welke betrekking Tacitüs eene lm? peru reverentia noemde, waar door fommige Steeden en Provinciën waaren, in fide non in ditione, en waarop Grotius befluit, quod fummum Imperium posfit haiere u% , ^ foedere tenetur. Op dit onderfcheid koomt ook het pund- van gefchil ter needer, daar zij, die de ooriprong der Bisfchoppelijke Regten ongegrond befchouvven, en de oefening, of ook erkentems derzelver aan zijde der Stadt, vooreen Landsheerlijk Schut en Schermrechp aanzien, verdedigen, dat de Stadt, ongeacht dit alles, haare meesteresfe, en in het beftuur van zaaken aan niemand verantwoordelijk was geweest. . Terwijl de andere, het regt der Bisfchoppen, of der Utrechtfche Kerke, verdeedigen van die aard te zijn, dat zij, als Steedelijke Landsheeren, alleen bevoegd waaren, om voor, of in plaatze van de Stadt, Wetten te maaken, Wetten uit te voeren, Vetbonden in te gaan, het Muntrecht te oefenen , en Voorrcg) Welk ge- Men ziet dlIS> dac de verfchillende gevol*. fchil van trekkingen uit deze gronden zeer aanmerkelijk £oötbe-Z1,n: en men 2a! ziS 'feelijk verwonderen, dat iangisop-ik in het begin dezer afdeeling gezegd hebbe, dat SSSs-f6 hemag dezer zaak> mii van geen groot beregt. hnS voorkwam met opzigt tot het Staatsregt; 00 Idsinga Staatsr» I. D. p. 48.  TrACTAAT VAN REDUCTIE. 41 m ik ben nog van dat gevoelen, om dat ik mij overtuigd houde, dat geen eene dezer Regten ooit aan de Bisfchoppen , maar altoos aan de Stadt, toebehoorden, en door dezelve geoefend zijn, zelfs geduurende de tijden, dat de eifehen en vorderingen der Bisfchoppen het meest aangedrongen, en van de meefïe vrugt waaren. Ik zal dit aantoonen, en hier meede van de zaak afllappen. §. VIII. Wat het gevoelen der Verdeedigers van deze Bisfchoppelijke Regten in het algemeen aanbelangd, zoo moet ik opmerken, dat zij daar toe ook een grond meenen te vinden in de gifte brief van Henk ik de III, brengende de woorden, cum ejusdem comitatus dijlrictione, motieijs, teloneis: etc. tot de Bisfchoppelijke Regten over de Stadt Maar ik hebbe boven reeds De Stadt opgemerkt, dat deze opvatting ten eenemaal te- oefende gen de letter der gifte brief inloopt, welke diejgchten Regten nog brengd tot de jura Praedii, nog van Optot da Jura Villae Groningae, maar alleen totpermast* de jura comitatus in quo praedium illud fitum erat. —^ Doch al was dit zoo niet, dan zal het blijken, dat die genoemde Regten nimmer in eenig geval door de Kerkvoogden, maar altoos door de Stadt geoefend zijn; zoo dat, al waaren de Bisfchoppen in den eigentlijkften zin Landsheeren geweest, zij hét geweeft waaren, gehoudens alle die Regten aan zijde der Stadt; zoo  42 Inleiding tot het zoo zelfs, dat toen Blanckeniieim, (de eenige Bisfchop welke wij zeeker weeten, dat gehuldigd is:) door de woelingen van de partij? fchap der Schijringers en Vetkoopers, door het dreigend geweld des Graaven van Holland, de erkentenis zijner waardigheid als Landsheer van de Stadt vorderde en verkreeg, hij dezelve niet anders verkreeg, als behoudens alle die Regten voor de Stadt. —— Zoo immers luid het II. Art. der hulde. Item fo zal onze Stadt van Groeningben bliven bij allen hoeren ouden Rechten , vrijheiden ende gewoonten, als zij op deezen dacb, en voor defen dacb van datum dezer brieve hebben gehadt, ende nog hebben, uitgefprooken die huldinghe in oere macht te bliven. (d) De Vraag word dan, in de eerfte plaats, aan wien in deze Stadt de Wetgeeving ftond, van de oudfle tijden herwaards? Ik bedoele met deze vraag geenzints een onderzoek, aan wien de wetgeeving ftond in het huishoudelijke der Stads Regeeringe Neen, dit ftuk zal beneeden bij de IV. Vraag, en op het XVIII. Art. van het Tra&aat van Reductie op- geheldert worden Maar ik bedoele hier alleen wet«e-neeen onderzoek» of de Stadt haare legislatie Gevin^, fende, dan of de Landsheer daar in enig deel hadde. En hier in kan geen twijfel zijn, uit de oude ftukken zelve. Immers ontmoeten wij de wetten van het Jaar 00 Idsinga Staatsr, II. D.p, 241.  TllACTAAT VAN RüDUCTIE. 43 1-374.. op de Gemeenfchetp der Goederen. Van het Jaar 1375. op de Regiflratie van Schuldbrieven. Van het Jaar 1394. op de Waarde van bet Geld. Van het Jaar 1404. op de Pleit order. Van het Jaar 1425. over de vernieuwing der Stadts Wetten, en Wetboek. Van het Jaar J435- op het Burgerfchap der onechte Kinderen. Van het Jaar 14415. op het Burgerfchap van Hollanders. Van het Jaar 1448. 0p de Tijd van Praefcriptie (a) en een meenigte andere: zonder dat in die Wetten, of eenige andere Wet, eenige Bisfchoppelijke Ordonnantiën in aanmerking koomen. En wat de uitvoering deezer betrof, pf de Rigterlijke magt, zoo was dezelve ook geheel en alleen in den boezem der Stadt. Men leeze flegts het Verbond van 1389. tusfchen die van Aduard en de Stadt ingegaan, (b) Waar in de Regtspleegingen worden opgegeeven, en men zal zig overtuigd houden. —— Ja bij de te famenftelling van het Stadts Boek op het Jaar 1425. drukte de Stadt zig in den aanvang en ophef dus uit, Dat aan hun het ligten en fwaa- Da tender Wetten behoorde. En de Regeering^g" laat er op volgen. Die raed fal alle ordele * vinden, mer wanneer ft willen fo moghen fi tot hem beden zvife lude van der Stad, raed mit frem to nemen ende de' ne fullen neghene ordele 00 Men zie deze Wetten in het Stadts Boek II. B, Cap. 8. VII. B. Cap. 20, 21. II. B. App. n, 11, ia. tb) Bij Idsinga Staatsr. I. ZI./.445,  44 Inleiding tot het le mede vinden. Ende fo wat de meere deel des rades voer recht vindet dat en fal nemende be-. fchelden, r» En aan welke Wetten de uitoefening volkoomen beantwoorde. Het maa- Wat in de derde plaatze, het ingaan van Verken van bonden van Vreede, Oorlog, of andere overVerbon- i 7 &' ^ eenkomst aangaat, zoo kan er geen twijfel zijn, of het ftond alleen aan de Stadt: daar wij van het Jaar 1257. af> wanneer Koning Henrik van Engeland, bij een nog ongefchondene brief, de Stadt Vrijheeden in zijn Rijk, den Koophandel betreffende vergunde, tot op de tijden van Graaf En sard, of het Jaar 1506'. toe, wanneer het Regt der Utrechtfche Kerke geheel verviel, een menigte Verbonden aantreffen, van Waareldfche zaaken, in welke altoos de Stadt, nimmer de Bisfchoppen zig verbonden. Het Verbond van 't Jaar 1339. tuffchen die van Drenthe en Groningen wierde gefloten Inter Reinoldum Covordiae Burggravium et Juratos di&os Et ten, et Confules in Groningen. Zoo vinden wij het aan zijde der Stadt in Verbonden van het Jaar 1378, 1379, 1389, 1411, 1427, 1428, 1470, 1473, 1482, en een meenigte andere, waar over ik beneeden meer uitvoerig zal handelen. En wat het Munteregt aan¬ gaat, welkers oefening de Heer Idsinga zoo onbezonnen tot de regalia der Bisfchoppen brengd ; zoo zelfs, dat hij, om zijn opgerigt gebouw te O) Stads Boek I.B. Q/j>. iu  Tractaat van Reductie. 4£j te fchrngen, de Voorregts brieven der Kcizeren in twijfel trekt (V): tiaar omtrent kan immers ook geene bedenking zijn. Want niet alleen, dat wij in het Jaar 1394. reeds een Stadts Wet op de IVaarde van het geld, boven aanhaalden, zoo blijkt zulks nog uit een brief van 1492. (b) op welken prijs de Groninger Munten bij ReCri?deï de Stadt bepaald wierden. En om alles in eens Munte. af te doen, behoeve ik alleen te zeggen, dat de Voorregts brief van Keizer Fr e der ik van het Jaar 1487. geheel ongefchonden voor handen is, in welke de Rijksvorst zegd, „dat de Stade „ aan hem hadde vertoond haar ond Regt om zil„ vere munte te flaan, en hij dus ook ten eeuwi„ gen dage aan de Stadt het Regt fchonk, om i, goud te munten, met gebruik, van zijn Rijksi, appel er op te ftempelen, naar de keur en ge„ halte van het Duitfche Rijk. f>) Een blijk voorwaar, dat dat Regt bij den brief van het Jaar 1040. niet weggefchonken was. Ik zoude de oude Ordonnantiën op de Stads Muntemeefteren zelve kunnen bijbrengen. Maar ik oordeele hier mede voldaan te hebben. De Vraag blijft dan nog overig, of de Kerkfc Stadt en Bisfchop van Utrecht, als Landsheeren, ooit^'1^ aan de Stadt voorrechten verleenden, in wereld- trecht~ Jijke zaaken? Ik geloof niet, dat men daar§een Privilegiën, van 00 Idsinga Staatsr. I. D.p. 48, Il.D.p. 367, (b) Stadts Arcbiv. D. 1. tf. 6. (O Stadts Arcbiv. D, 1, n. 5.  46 Inleiding tot het van voorbeelden zal aantoonen. Want de overeenkomften, dat deze Ingezeetenen tolvrij in Utrecht zouden zijn, en aldaar befchermd worden, waaren geene privilegiën van die aard, die de Bisfchop als Landsheer verleende: maar als Heer van Utrecht. En die wierden over en Maar van weeder ingegaan. Hierom vervoegde de Stadt renfeiZC~zig altoos bij de Keizeren, en verkreeg van F reder ik de III. in het Jaar 1474. de beveiliging hunner Verbonden, in het jaar 1487. het Regt der Goudmunte, in 1494. van Keizer Maximiliaan het Jus de non evocando. Alle bewijzen dat die Regten inden boezem der Rijksvorften waaren , en dat zij dezelve nooit hadden overgedragen. En hier meede meene ik dit ftuk genoeg te hébben toegelicht, om te mogen befluiten , dat ' het Regt der Bisfchoppen over de Stadt Groningen in de oorfprong zeer twijfelachtig was: en in tijds vervolg, zelvs onder Blanckenhei m, eeniglijk van die aard, dat hij als Landsheer tot de befcherming verpligt was, zonder de Stadt eenigzints als een eigendom te kunnen aanmerken. En ook dit Iaatfte was zelfs daarom bezwaarlijk, om dat die Landsheer, alle zijne Regten afleide, en afleiden moeste, van de Regten en betrekking, welke de Keizeren over deeze landen hadden: en uit welken hoofde de Kerk van Utrecht, nooit meerder, of grootere Regten over de Stadt konde bezitten of oefenen, als aan het  Tractaat van Reductie. 4^ het hooft des Duitfchen Rijks over de andere deelen van Friesland behoorde. Zeeker is het ten deezen opzichte, dat onder de oude Frankifche Regeering de Graaven meerder invloed hadden, vooral omtrent het Regtsgebied, als daarna de Keizers oefenden. Maar men raag ook vrijlijk vastftellen, dat deze afgeleegene landen, bij het verval van het Duitfche Rijk zoo wel een erfdeel voor zig zogten in eene zeekere onafhangelijkheid, als de Keurvorften, toen dezelve erfelijk wierden. (a). II. V R A A G. Welke de staat van stadt en ommelanden was, door. haare onderlinge verbonden? §. I. Om eenig regt begrip van den voormaligen Haat dezer Landen te vormen, moet men zig dezelve geheel anders voordellen, als zij nu^^ zijn. Men verbeelde zig dan, dat de Ommelan- Staat der den, nog met de Stadt, nog onderling verbon- Provin* den, na het verval der Frankifche Regeering,C1C' een menigte kleine Gemeene-besten uitmaakten, waar van Hunfmgo en Fivelgo: en in het Westerquartier de Langewolders , Vreedewoldcrs, Humfterlanders en Middagiers de voornaamfte waaren, en die onder zig, of met de Stadt, of alle, of eenige alleen, Wetten maakten en Ver- bon- 00 Zie beneden deVerkl, over Art. lll.van 1/etTratè, van Red,  48 Inleiding tot het bonden oprigteden. Het gezag om de Wetten aldaar te maaken en uit te voeren behoorde aan hun, die het meefte belang bij 's Lands welvaard hadden, dat is, het behoorde aan alle, die, voor een bepaalde maate, vaftigheeden en landen bezaaten, die als dan jaarlijks bij toutbeurten, het Regterambt waarnamen. Waarfchijnelijk is de inflelling van Lang of Overrigters de eerfte afwijking van deze gronden, zoo dat eenige naburige Rigters over beroepingen van den dagelijkfchen Rigter oordeelden in Civile zaaken, en de Zijl en Dijkrechten waaren hier de gevolgen van. ^Rege-Dan in deeze Staat van Regeering, gelijk dit minder C het lot van alle is (a) doen zig langzamerhand populair, de gevolgen van rijkdom, van de krijgsdienst, van de eerzugt op, zoo dat de kring van hun, die de wetten maakten en uitvoerden, langs hoe kleinder wierd, en zig meer en meer begon te bepaalen, tot de vermoogende en wijze Ingezeetenen. —— De eerfle volgden al veel den krijg met Keizers of naburige Vorflen, en wierden? Milites. Een perfoonelijke eer van die tijd, welke zig naderhand verliest in het denkbeeld van Adeldom. (F) —— De laatfte, of de Wijzen,fchoolen merendeels altoos onder de Geeftelijkheid, en waaren niet min ijverzugtig dan de eerfte. Zij zogten ook de Regtspleegingen in de aangeleid) Zie Robertson , Karel de V. I. D. aant. lett. I. (F) Zie A. Matth. de Nob. £. 4. Cap. 12. Col, 10, du Cange Glojfar. voce armiger et vssfus.  Tractaat van Reductie; ïeegenfte zaaken, met de fchatten der Ingezeetenen, door Tijndens in Vee en Veldvrugten aan zig ie trekker), en zij lieten nooit na, hunne Abten en Praelaten, rijk en iriagtig te rtiaaken. En terwijl de eerfte, als tot den krijg opgevoed, het land in deze oorden bezaaiden met fterkftens en fteenen huizen, om zig daar in te verdedigen, of uit dezelve hunne bedoelingen te volbrengen, verfchanften de laatfte zig agter het bolwerk van bijgeloof, en bragten van daar, aan hunne mededingers dodelijke flagen toe. Ik hebbe voor mij geen twijfel, of deze Geweflen hadden in die grijze tijden het lot van alle Noordfche Volkeren ondergaan. Zij hadden zig onderling vernield, en het overfchot zoude overheerd zijn geworden; indien niet de Geeftelijkheid, hier vermogender dan elders, het tegenwigt hadde uitgemaakt. Immers hielden zij door hunne kenniffe en befleepenheid de Regten des Lands ftaande, werkten dikmaals tot Vrede, deden Wetten te voorfchijn komen, en hielden door en neffens het bijgeloof, de band der goede order. Hunne invloed was hier, als de eerfte beftuur- Li weïke ders des Lands, als de rijkfte de verftandigfte deGeestIngezeetenen zeer groot. Zij waaren de eerfte SS in het maaken, bewaaren en uitleggen der Ver- ]iJk deelt» bonden en Overeenkomften, en hadden allezints het vertoon van de weldoenders des Volks voor dit en het toekoomende Ieeven. Maar zij waaren ook gevaarlijke weldoenders; daar hun doelwit P me-  $0 Inleiding tot het mede was het overheeren, en hun wapentuig bij de uitkomst meer zeker. Zoo werkte het wederzijds belang, nog meer opgefcherpt, door de woefte Panijfchappen van de Schijringers en Vetkoopers, en welk vuur van tweedragt de nabuuren niet zelden aanftookten, in die tijden, maar het werkte ook hier tot behoud der Landsxegten: daar de afgunst en ij verzugt der eene partij, het bezit van die regten aan de andere misgunde. Uit dit oogpunt is het, dat ik geloove, dat veele der opgerigte Verbonden tuffchen de Stadt en Ommelanden befchouwt moeten worden; dewijl de Stedelingen, hoe zeer ook met den geest van partijzugt behebt, hunne belangens meer tot een punct hadden te zaam gebragt, en waar door zij in ftaat waaren, hunne nabuuren nuttig te zijn, terwijl zij van dezelve voordeelen bedongen. Verbon- §. Ih Reeds op het Jaar ontmoeten veerden-^ dl]sdani3e overeenkomst, in dewelke de de Keuw. Stadt met Fivelgo zig verdroeg over de wijze van ftraffen, boeten, befcherming, en onderlinge hulpe O). Dan de volgende eeuw was meer vrugtbaar in het opleeveren dezer verdragen, met de Ommelanden niet alleen, maar ook met het nabuurig Drenthe. Tuffchen die beide Landen was wel op het Jaar 1291. reeds een Verbond van 0») Stads Arcbiv, L, 2. », 1.  Tractaat van Reductie: 51 van onderlinge verdediging opgericht, maar op het Jaar 1339, wierde eene overeenkomst vastgefteld, waarbij eene voldoende wijze bepaald wierde, om wederzijdfche Ingezeetenen alle veiligheid te voorzorgen , en van alle geweld te bevrijden f». De bloei, welvaard, en veiligheid van Groningen deede ook weinige jaaren daar na, of in het Jaar 1361; de gezamentlijke Zeelanden, die bij den Upfhlsboom pleegen te vergaderen , een Verbond oprigten, om jaarlijks bij zeekere breuken in de Stad bij een te komen om 's Lands belang te voorzien en te behartigen O). Dit Verbond, daar het een uitgeftrekt en zigtbaar vertrouwen te kennen gaf, mag als de bron en oorfprong befchouwd worden van veele volgende , in welke betrekking de Stadt en het omliggende land meer en meer wierde te zaam gevoegd Immers verbonden die van Hum- Strekken jltrland Zig op het Jaar 10,66. ten allen tijde mees.t.tot zoodanig met de Stadt, dat hunne huizen voorgh^vooi dezelve, ter afwering van alle geweld, zouden *lle Se' openfhan, zij eikanderen befchermen, en alleWeld" gefchillen ter befliffing aan de Stadt overgelaaten, of de onderlinge door gevolmagtigden beflist worden f» Maar het Jaar 1368. leverde daar van nog een veel fterkere proeve op: daar toen het geheele land, tusfchen de Eems en de Lau- («) Stadts Arcbiv. D. 3. «. 7. (b) Idsinga Staatsr. I D. p, 437. (O Idsinga Staatsr* I. .£./>. 439.  Inleiding tot met Lauwers, met de Reiderlanders en die van fret Oldampc er onder begreepen, zig verbonden om Jaarlijks met de Stads R-egeering aldaar bij een te komen op geftelde tijden, om wet en regt te handhaven, en de gefchillen te befliffen. Dit Verbond, het welk weegens deszelvs doorflaande blijken van wijsheid, en eenvoudigheid overwaardig is bij Emmiüs nageleezen te worden , («) bevestigde de Rigterlijke bijeenkomften in de Stadt; en moet met regt befchouwd worden als een vaste grondflag waar op de Landswarven in deze Stadt gehouden wierden. Het zelve is bij de Stadt voor handen, maar door den ouderdom bijna geheel onleesbaar geworden (£). Idsinga heeft niet goedgevonden hier van eenige melding te maaken, hoe zeer hem zulks bekend was. En de kring eener gefchiedfehrijver is waarlijk bekrompen, wanneer men deze ft ukken opgeeft, geene agterhoud, om zijn doel te bereiken. Inmiddels vinde ik op het Jaar 1379 aldaar, (V) een Vonnis zelve, zoo als die toen over OmmeLmder gefchillen in de Stadt geveld wierden, en waar van het zoo evengemelde Verbond de grondflag was. En gere- Gelijk nu deze Verbonden haar voornaam opzigt fenintf hadden tot de Regtspleegingen, en de Rigterlijvan recht, ke vonniffen, zoo wierde teffens het land in onrust (<*) Emmiüs Hifl.L. 14. ƒ 209. &deJgroFr.p.a.4. (£) Stadts Arcbiv. B. a. n. 1. 'CO Idsinga Staatsr* I. D. p. 443»  Tractaat van Reductie: 55 rust gebragt door de tegen kan ten de woelingen der Adel en der Geestelijkheid; en die van Hunfingo, Fivelgo, Aduart en andere ftreeken lieren niet na, ter weering van ongeregeldheid en wanbedrijf in 't Jaar 1378. Verbonden in te gaan, van welke fommige nog voor handen zijn, en waar van de inhoud bij den Heer Emmius 00 kan worden nagezien. Gedoogde het ons bellek, wij zouden bij dit tijdvak een ruim veld hebben, om de gemaakte Verbonden van de naburige Friefen met deze Stadt open te leggen, als waar toe de togt der Hollanderen, de inwendige partijfchappen, en de uitzigten der Utrechtfche Kerk overvloedig aanleiding gaven. Maar ik moet, dit veronderflellende, die voorvallen voorbijflappen, en er alleen van aanteekenen, dat de Ommelanden zoo wel, als het overige Friesland in het jaar 1381. hunne betrekking op de Stadt, ter onderlinge befcherming, en 'Rigterlijke te zamenkomst in de Stadt, nader bevestigden, en ter dezer tijd verfchillende Verdragen ingingen (bj Zoo liep dan deze eeuw ten einde, en leeverde voor het Staatsregt geene andere zeekere befcheiden op, als deze onderlinge overeenkomften, en welke twee hooftbedoelingen hadden. Ten eerden, eene onderlinge befcherming tegen alle vijandelijke poogingen. Ten tweeden, het ftraffen van euveldaden, en GO Hifi. Lib. 15. ƒ. 214. iV) Emmius Hifi. lib. 15, fil, 214—221.  §4- Inleiding tot het en de oefening van het Regt. Zoo dat op bepaalde tijden eenige Rigters uit de Ommelanden 9 de Landsvonnisfen konden herzien, en in de Stade met de Magiftraat daar in verandering maaken. Meer fchijnen wij in deze eeuw uit dit alles niet te mogen befluiten; hoe zeer het zeker is, dat ook reeds toen, van het Regt der Steedelingen, om alleen den Bierbrouwd te oefenen, melding of fpooren voorkoomen. Immers ontmoeten wij bij den Heer Idsinga reeds een Stuk van het Jaar 1373, waar in eenige. Kloostervoogden een Ordonnantie op den prijs van het geld bepaalden, maar het uitfluitend regt om Groninger bier te verkoopen, aan de uitfpraak van andere overlieten, daar zij zeggen: Item de Cerevifia Groningen ft, vel quavis alia Cerevifia venali, ftetur judicia et arbitrio Nobilium Laicorum et Judicum discretorum. (a). Een fluk, uit hét welke geen ander gevolg te trekken is, als dat deze zaak toen reeds een voorwerp van gefchil en onderzoek was. dender" ^' BeIanSende de volgende eeuw, zoo vijftiende zullen W'j in dezelve zien, dat de nog donkere Eeuw, Regten, tuffchen Stadt en Ommelanden bij Verdragen ingegaan, langs hoe meer opklaaren en zig ontwikkelen. Laat ik het voetfpoor der tijden volgen, en daar bij alleen herinneren, zoo als ik boven aantoonde, dat deze Stadt, tot het be- m 00 Idsinga Staatsr. I. D.p. 441.  Tracïaat van Reductie. 55 .gin dezer eeuw Schijringers gezind was, maar in denjaare 1415. van partij veranderdedoordien de gevlugte Vetkopers uit de Stadt en Ommelanden» toen de Schijringers en Koppen Jarges Gverwonnen, de Stadt innaamen, en hunne partijen verdreeven. Deze herinnering is daarom nodig, om dat zij ons het waare licht over de zaaken verfpreid, daar deze, nu bovendrijvende Vetkoopers, altoos bedugt voor de wraak van Jarges en de zijne, zeer veel toegaven aan de Gemeente, door welker medewerking en geldvermoogen, (daar men hier nog geene bezoldigde Krijgsknegten kende) zij zig alleen moesten ftaande houden, en verdedigen. Eene aanmerking, die ons ter ontwikkeling in meer dan eene zaak te ftade zal komen. In het begin dan dezer Eeuw, woelde die pattijzugt ten ïterkften, en de Stadt met de meeste gedeeltens der Ommelanden verdroegen zig in het Jiar 1401. niet alleen met eikanderen, maar ook met den Biffchop van Munfter, en Proost Hiske van Embden, tot onderlinge befcherming, en voorregten in den Koophandel. (£)• — Maar ook deze Hiske, het hooft der overeerafche Schijringers, wierde door Jonker K e» no ten Broek verdreeven, en, terwijl hij na Groningen de wijk nam, en aldaar zijne par- tijzugt GO Bladz. 35. {¥) Stads Arcbiv, 31, 3. »♦ 1,  Inleiding tot ji e t tijzugt den vollen teugel vierde, door Jarges en anderen opgefbokt, en geholpen, tot de bloe- Worden bedrij'ven tegen de Vetkoopers. meer ge- _ Dit §af aanleiding tot een nader Verbond tusbooren fchen de Stadt en het Halfambt, waar bij die partif e,kantIe™ de fterkile verzeekeringen gaven, ter frhappen.bevestiging der Schijringer partij, en afwending van alle geweld dooi Jonker ten Broek. («) Dan alle deze pogingen liepen vrtigteloos af, daar de verdreevene Vetkoopers met Keno ten Broek de Stadt innaamen, en de Regeering in handen (lelden, zo wel in het Land, als in de Stadt, van hunne vrienden; die op hun beurt ook niet naalieten, Jarges met zijn geheelen aanhang, te verdrijven. Dadelijk wierden de handen in een gefiagen, en het meerendeel der Ommelanden rigtede iq «et Jaar 14.16. voor tien Jaar de oude Verbonden weeder op, om eikanderen te befchermen, en in de Stadt de Warven te houden (ü)- bevestigende zij zulks het volgende Jaar nog meer en meer, door een nadere overeenkomst, (c) en die zelfs in het Jaar 141S vernieuwd wierden. Inmiddels werkten veele, om alle deze landverdervende partijfchappen uit te dooven, en te verzoenen, het welk, door een en ander Verbond Ca) Idsinga Staatsr. II. D. p. 230. (d>) Stadts Arcbiv. N.3.n. 1. Emmius Hiff.Lib. i83 jol. 263. • (O Idsinga Staatsr. II. ü. p, 234,  Tractaat van Reductie^ bond op deze tijd gelukt zijnde, egter in het jaar 1422. een meerdere vaftigheid erlangde, doordien toen te Groningen een Verbond wierde geflooten, waar door de Vreede en veiligheid in de Frieslanden tuflchen de Zuider Zee en de Weefer wierde beveiligd, het vertrouwen herleefde, en de Koophandel nieuwe kragten erlangde (a). Deze heerlijke zeegepraal van hun, die hetEnbeves- belang des Lands behartigden, hadde ook da- liSen ]}{cv meer tic delijk de gewenschte gevolgen van eendragt, eenigheid. voorfpoed en vertrouwen: zoo teffens, dat hoe zeer de ballingen daar bij te rugge geroepen wierden, die van Embden en Groningen evenwel daar van uitgeflooten waaren, ten bewijze, dat men in deze oorden voor de Schijringers als pog zeer bedugc was. Dan deze eendragt baarde reeds in het Jaar 1425. deze vrugt, dat op eene Landsvergadering nadere Wetten wierden vastgefteld, om alle onregt in de Ommelanden tegen te gaan (f); en, gelijk dit door de Stadt en Ommelanden over het platte land wierde vastgefteld , zoo herzag en vernieuwde ook de Stads Regeeringe in dit Jaar, haar Steedelijk Wetboek, waar van het oorlprongelijke nog jaarlijks bij de beëdiging der Regeering gebruikt word. En hoe zeer ook op GO Stadts Arcbiv. N. 3. ». $. Schotanus Ge« febied. van Friesland. 8 B. p. 258. ik) Stadts Arcbiv. N. 3. ». 7.  $8 Inleiding tot het op het volgende Jaar of 1426. de Achtkarfpelen zig bij de Ommelanden en de Stadt voegden, tot weering van alle dieverijen, en behoud van 's Lands veiligheid (a): zoo kwam er evenswel in het Jaar 1428. eerst een Verbond te voorfchijn, dat veel uitgebreider was, veel meer zaaken bevattede, en waar bij ik dus een ogenblik zal moeten ftille liaan, ïfetcerftc Dit Verbond wierde in zijn oorfprong alleen ingeverbond gaan tufrdien het Wefterquartier en de Stadt, onis er dc der benaaming van Hoeflinge en Mente in Hur P*êtvan? merkelande, Fredewolt, Langezuolt, en Mytdagher Lande, en de Stadt Groningen (b). Zij beloofden eikanderen daar in „ een tienjarige „ Vrede; befcherming van elkanders regten en „ vrijheeden, wering der Ballingen, en van alle „ vreemde Duitfche en Zuiderfche (Hollandfche) „ Heeren. Oefening van regt en geregtigheid, „ door het verlaaten van alle geweld. Bepaa„ ling der breuken op euveldaaden, welke breu„ ken onderling verdeeld zouden worden. Be„ fcherming der landsvreede tegen alle roof en „ geweld. Vrijheid voor ieder Landman, om „ het vonnis zijner dagelijkfche Rigter binnen „ tijn dagen in de Stadt op de Warven te mo„ gen beroepen: wanneer die Rigter zijn ge„ veld vonnis zoude moeten verdeedigen en ver„ antwoorden. Beveiliging dezer Landswarven „ doo? 00 Idsinga Staatsr. 11. D. p. 344, Q) Idsinga aldaarp. 349,  Tractaat van Reductie. 5$ jj door zesdubbele breuken, tegen de doodflag, of ttvalfdubbeld, indien het een Stads of „ Lands Regent op de Warf wierde aangedaan: „ zoo, dat de zes naafte eener gevlugte misda„ diger daar voor aanfpraakbaar waaren. Beves» tiging aller plaats hebbende Verbonden om» trent het rtraffen, en de ftraffe der misdaaden. » De bepaaling van Jaarlijks ten minften drie » Warven te houden, die door de Landsrigters j, en Stads Hooftlieden in de Stadt befchree„ ven zouden worden. Beveiliging van alle we„ gen en wateren, met drie dubbelde breuken „ voor eene misdaat op dezelve gefchied, aan „ iemand naa of van het Stads markt gaande. 3, En eindelijk vrijheid voor een ieder, om in „ deze Verbonds brief, ook andere landen aan j, te neemen, door een transfix brief." Ingevolge deze laafte voorwaarde, is ook de oorfprongelijke brief, bij de Stadt berustende, getransfigeerd, met een brief van aanneming, door de Hoof Hagen Regte en Meente van Halfamt, Westerambt, Fivelgelande, Duirszvolda, enden Dam: op Zondag na Egidius 1434 Door die van de Marne op den naaste dag na onze L. V affumtionis 1436.—- En eindelijk, door Hooftlingen Regte en mene Meente van Ooft er ambt, Hunfinge Landes, den naasten dag na St.Meerten 1436. Zoo dat hier door alle de Ommelanden tot dat Verbond waaren toegetreeden, en het welke ook daarom het Eerfte groote Verbond genoemd word, ge.  6o Inleiding tot het Het wel- Befchouwen wij nu dit Verdrag, in zijne wasKcdcvor- deiingen re bedoeIl'ng, en overeenkomftig de toenmalige in be- tijdsomftandigheeden, dan zal men daar in behekUan- *Peuren eene wezentlijke proeve van vordering tooed. in zeeden en vernuft, en eene uitneemende poging, om door de oefening van Regt en Wet, aan de woestheid van bijzondere wraakoefening paaien te ftellen. Pogingen welke wij, door de partijfchappen heen, die op het verval van de magt van het Duitfche Rijk zoo weelig groeiden, langzamerhand zien te voorfchijn koomen. Immers waaren de overeemfche Friefen, onder den naam van Hikhorfiers en Broekhorjïers, en de aanvoering van de Hovelingen en hoofden dezer Partijen fteeds bezig eikanderen te vernielen, en het land met roof en brand te vervullen: terwijl dezelfde geest in het over Lauwerfcfie nog aanhouden bleef. Hier van was ook ons Gewest niet vrij, door de zugt en geneigdheid van bijzondere perzoonen. De oefening van het Regt, was daar door of verdagt bij de Landsrigters, of konde door overmagt en onwil van andere niet geoefend worden, zoo dat men in de zwakheid dezer afgefcheidene Regtftoelen, en derzelver onvermogen in de uitvoerende magt, altoosdurende vonken vond, die de partijfcfnp deeden ontvlammen, en de bijzondere wraak oefening, onder de naam van zelfs verdeediging, aankweekten. Hier bij kwara  Teactaat van Reductie.' 6ï fewam het gebrek, het gemis althans, aan' Maande krijgsbenden, en ieder Ingezeeten moest perfoonlijk deel neemen, in de gefchillen, welke de Hovelingen, die geen gezag boven zig zeiven erkenden, met eikanderen voerden. — Er ontbrak dus in de volftrekfte zin, een band van vereeniging, en er was geen uitweg, als een dezer, dat Landzaaten eikanderen vernielden, tot dat zij door de magtigfte overheerd wierden, of dat zij zig onderling met eenig aanzienlijk bondgenoot verëenigden, om de Wetten in haar kragt en vermogen te brengen, om de zwervende boosdoenders, die het zwaard ontloopen waaren , te beteugelen, en om de algemeene veiligheid te behartigen. Het eerfte wierde het lot der overeemfche Friefen, en het laatfte is het oogpunct uit het welke wij dit Verbond van het Jaar 1428. befchouwen moeten. Men denke evenswei niet, dat ook de Stadt aan haare zijde geene reedenen hadde, deze Verbonden volvaardig in te gaan, te zoeken, en aan te kweeken: of dat zij dit eeniglijk deede, om de eer van mede Rigters in Ommelander beroepingen te zijn. Neen haar uitzigt was, gelijk dat van andere En de Hanfe lieden, den Koophandel aan te kweeken, KooP" en daar door meervermogend en magtig te wor- Jod hadden. Deze Verbonden Jeeverden haar daaromdceene nadrukkelijke kragt in den Oorlog, welke zij zelfs op die tijd met Hamburg voerde, en hier door was hun Markt beveiligd, zo dat een ieder  6a Inleiding tot het ieder aldaar onverlet, en zelfs onder de begiftiging dezer Wetten uitdrukkelijk befchermdr wierde. Eene ftolfe die ik vervolgens op zettelijk zal overweegen: en welke alleen daarom hier aangeroerd diend te worden, om het eerst volgend Verbond te verftaan. Waar toe deze de aanleidende oorzaak was. Na het ingegaane Verbond van het Jaar 1428. waaren er vele gedeeltens der Ommelanden, die, fteunende op het gezag en het Verbond met de overeemfche Focko Ukens, ongezind waaren, daar in toe te treeden. En dit te meer, daar de Hamburgers, afgunftig tegen den toeneemenden Koophandel van Groningen, hier in de tegenkantingen voedzel gaven. Groningen evenswei, werkzaam in den handel, en wel om die bepaaldelijk in de Stadt te veftigen, door alle vreemde Kooplieden uit het platte land te weeren, hadde het opperhooft der nieuw opgerigte Gilden, na Fivelgo gezonden, alwaar HaZoo als jo Ripper da met die van Hamburg den dSafvan Koophandel en uitvoer langs de Eems begunRipper- ftigde. Maar dit opperhooft, Willem Wh ït.*an" ch er in g wierde aldaar in het Jaar 143A. gewijst. J ' dood. Dit gefchiede voor dat Fivelgo het Verbond van 1428. aangenoomen hadde. Het welk daarom opmerking verdiend, om dat dit voorval daar toe aanleiding gaf, om zulks dit zelfde Jaar te doen. De Stadt, geftoord door dezen doodflag, zoude niet nagelaaten hebben, desweegens ver-  Tractaat van Reductie. 6*3 vergelding te vorderen, maar de Hooftling te Farmfum, vvierd met zijne twee Zoonen te raade daar over eene verzoening in te gaan, die elders kan worden nagezien (a), en waar van de hooftfom hier op uit kwam: „ Dat Rips, p e r d a voor zig en zijne onderhoorige, zelfs „ zijn huis te Farmfum, tot landsverdediging „ zoude open zetten voor de Stadt en dat hij „ de Stapel van allerlei Koopmanfchap, die te „ Groningen gelegd was, toeftond, en aan de„ zelve geen hinder maar alle voordeel zoude „ toebrengen. Men diend op te merken, dat dit Verbond doorRrppERDA en zijneBuuren en Onderzaaten die in die brief de vier Buur~ fchappen en andere Onderzaaten genoemd worden, wierde ingegaan, waarom het zelve ook door Seine van Sterinuen en Onke Snelgers, mede bezegeld is. Wij zouden in het onzeekere blijven, welke deze Buurfchappen en Onderzaaten waaren; maar de Heer Rengers teekend hierop aan, het geene ons genoegzaam licht geeft (b). Haio Ripperda heeft moeten beloven den Stapel toe Groeningen ende 'tfelf bij anderen mede thoe verhelpen, oik belovet, als he mach, bij de van Fermfum, Heveskes, IVeijzvert, Oterdum, Holwierda, Marfum, mede tho voegen gebracht hebben. De Heer 00 Idsinga Staatsr. II. D.p. 354, (p) Rengers Politie der Ommel, MS, f. 73.  {?4 Inleiding tot het Emmius fchrijft, f» dat hij van de vier eerfte Dorpen het Verbond gezien heeft, terwijl dat van Holwierda en Marfum nog voor handen is _ Het Verbond van 1428. kreeg hier door meer deelgenooten j daar niet alleen Fivelgo ingevolge de Transfix brief zoo even bijgebragt, het zelve mede floot, maar ook het geheele 01dampt daar in toetrad, hoewel bij verfcheidene Verbonden. CO- En waar van dus het gevolg was, dat toen Hunfingo in het volgende Jaar 1436. het Verbond van het Jaar 1428. ook hadde aangenomen, er eene eenftemmige behandeling in de oefening van Juftitie over het geheele land tuffchen de Eems en de Lauwers naar de inhoud van dat Verbond, door de beroepingen op de Warven plaats hadde, en ftand greep. Befchouwen wij nu de hoofdwerkfaamheid der Burgerftaat zeedert deze Verdragen, dan moet men uit de gefchiedenis befluiten, dat dezelve op deze twee oogmerken uitkwamen. De Stadt namentlijk zogte haaren Koophandel te verzeekeren en uit te breiden, en hier door was zij in 00 Emmius Hifi. Lib. 22. p. 335. GO Stadts Arcbiv. K. a. n. 2. CO Deze brieven als niet ingegaan door gedeeltens der Ommelanden, zijn door de oirfprongeliike van 1428. niet getogen. Men vindt dezelve afzonderlijk van Winfcbooten in de Stads Arcbiv. E. 3. n. 7. van Scheemda n. 8. van Finferwold en Eexta n. 9. En van alle de Oldamfter dorpen. In een boekje Oldamfier JttrisdiStk misbtuikt p, 7, alle voor 12 Jaaren.  TiiACTAAT VAN REDUCTIE.' 63 m geduirige twist en oneenigheid met Hamburg, die uit dat zelfde oogmerk Embden vermeesterd hadde. Te zaamen floten deze beide Steden in het Jaar 1437. een verbond, waar bij Hamburg aan Groningen de Stapel bevestigde, mits zij het vrije gebruik der Eems hadde. (0) • Dan geduurige inzigten wekten geduutige gefchillen, en de eene zogte door voordeel de anderen in deze oorden voorbij te ftreeven, waar van deze tijd menigvuldige voorbeelden opleverd. Bij deze werkzaamheid zien wij, dat ook een0okwiertweede gevoegd kan worden, waar door de War- den de ven in de Stadt zig op de uitbreiding en ver*^"^" beetering der Landswetten zoo wel als het be-verbeterd fliffen der vonniflen toeleiden. Er zijn een menigte van deze Landswetten, onder de naam van IFarficonfiitutien van deze tijd in de oude Regifters voorhanden, maar die alle te zaamen maakten een zeer onvolkomen geheel. En hoe zeer de oude Landrechten van Hunfingo, Fivelgo, Langewold, Vredewold en Hummerfche voor handen waaren, zoo waaren dezelve niet over het algemeen, en in veele opzigten ontoereikend, ja in het oorfprongelijke reeds min verftaanbaar. Er kwam daarom in het Jaar 1448 op 'Pontianus avond eene Conflitutie te voorfchijn, over Breuken, Doodftraffen, en Erfenis, het welke bij veele onder de naam van het Nieuwe Verbond voor O) Stadts Arcbiv, O. 1. ft. 8. E  C6 Inleiding tot het voor handen is Qa), en als de vrugt dezer Wat" ven zoo wel, als de eerfte grond van het Ornmelander Landrecht, in het Jaar 1601 voltooid, belchouwd moet worden. Daar nu de tijd en deze goede order den welvaard deeden herleeven, wierde het verbond van 1428 ook op het Jaar 1455 herhaald; en de ingezeetenen fmaakten een onderlinge vreede, terwijl de Overlauwerfche Friefen, hoe zeer daar na haakende, in de onuitbluffelijke partijfchappen voortwoelden, en de Overeemfche nabuuren enige kalmte genoten onder het beftuur hunner eerfte Landsgraaf. Inmiddels zogte Kakel van Bourgondicn, een jong en moedig Vorst, Friesland wederom aan zig te onderwerpen, op grond der Rechten zijner voorzaaten over die landen. In dit gewest voorzag men daarvan de nadeelige gevolgen: men deede de Stadt meer verfterken, men ftemde toe, dat de Landlieden daar toe belast wierden (F), en men vernieuwde de voorige Verbonden in het Jaar 1473. voor tijn jaaren, op eene wijze, die, hoe zeer van het voorige enigzints verfchillende, voor de Stadt niet minder aangenaam was. Tweede Dit Verbond van 1473 wierde door alle gedeel- Verbond tens ^er Ommelanden ingegaan, en verfchilde van dien . 0 ö ' aard. van het vorige alleen in dezen opzigt. De breuken ( Hamburg, Lubek, en zommige bijzonder Staat, dere perfoonen, op het ailoopen dezer eeuw ingegaan, beveiligen dezen geest van nieverheid, en die zoude buiten twijfel tot meerdere rijpheid gevorderd zijn, hadde de Stadt alle betrekking op het Weflerlauwerlche Friesland laaten vaaren, en zig tot het inwendig geluk en welvaard alleen bepaald. Maar deze poging tot uitbreiding van gezag bragte wangunst en nieuwe verdeelt heden te wege, waar door Keizer Maximiliaan aan Hertog Albert van Saxen het bewind over Friefland opdroeg, die uit dien hoofde ook zijne eifchen tegen Groningen deede gelden. Dan daar deze omffandigheden, de zaaden in zig behelzen, uit welke, ook in onze Provincie, de Landsheeren hervoort kwaamen, zal ik deeze ent-  Tractaat van Reductie; 7i ontwikkeling tot eene bijzondere afdeeling bepaalen, en hier alleen aanmerken, dat het bijgebragte, in den loop der veertijnde en vijftijnde Eeuw, genoeg aantoond, welke de eigentlijke gefchaapenheid van zaaken tusfchen Stadt en Ommelanden , door en onder deeze Verboriden geweest is. Ik zoude dus hier mede van die zaak aflïappen, maar ik vinde ligtelijk geene beetere geleegendheid, om nog deze aangelegene Vraage te beantwoorden, Of in die Verbonden eenige bepaalde grond legd, uit welke de Stadt toen of naderhand, een recht van Stapel konde en mogte afleiden? §. IV. Om deeze Vraage met grond van zee- Of uit die kerheid te beantwoorden, moet ik eene aanrner"c^en i-,et" king voor af laaten gaan: zij is deze. Dat menstadsSta- altoos dwaald bij de uitkomst, indien men om-Plecht ... volgde f ftandigheeden van den tegenswoordigen tijd, met verordeningen van vorige eeuwen 'wil overeen brengen. Neen, om een zaak der oudheid in zijn oorfprong te kennen, moet men de geest der Natie, de zeeden, de oogmerken in de algemeene bedrijven, in hetzelve tijdvak, te zaamen brengen, om wetten en inftellingen te beoordeelen. En als wij dit in deezen doen, zal het niet moeilijk vallen, het Stads Stapelrecht als eene Huishoudelijke Schikking, te voorfchijn te zien koomen, het welk bij de opgegevene Verbon-  Inleiding tot het bonden niet de Ommelanden, aan hunne zijde, wel veronderfteld en bekragtigd is, maar niet ingevoert. —- Laat ik de Volksftaat uit het reeds bijgebragte op het begin der vijftijnde eeuw, als in een oogpunét brengen. Rob er. tSon hangd er dit toepaiTelijk tafereel van op. Dat de overheering der Adel, op dat tijdvak door Kruistogten en Oorlogen tot den ftrijd onderweezen, geducht geworden was: cn dat daar uit de grootere Steden gebooren waaren, als een teegenwigt, om de Vorflen ftaande te houden, teegen de Leenmannen. Dat in die Steden de Geineentens invloed erlangden ; en des Volks welvaaren door den handel vermeerderde. Dat die geest betrekking hadde gehad op vermeerdering der Stedelijke voorrechten, op het Verbeeteren der Wetten en Zeeden; door den geest en het vernuft eenen vrijeren loop te doen genieten (a). Dan hoe zeer deze gefteldheid in het algemeen waar is, is zij bepaaldelijk op ons onderwerp niet voldoende. Laat ik dan het huishoudelijke in dit opzigt van nader bij ontwikkelen. Da eerfte waarheid is. Dat de Ommelanden, in over oude tijden, alle Verdragen ingingen met de Stadt, ook daarom, dat de markt der Stadt voor bun vrij, open, en onbelemmerd was. Wij ontmoeten reeds in een Verbond van het Jaar GO Robertson Reg. van Karel de F. Inleid.  Tractaat van Reductie! 73 Jaar 1251. door Emmius O) aangehaald, dat het Land daar in bedongen hadde; ut forum Mercatorum in urbe liberum ejfet, et nulli pro- bibitum Emmius tekend aan, dat in een Verbond van 1258. ook bepaald was, ut Commeatus liber et indemuis utrimque cum commerciis ejfet. Wij zien deze zelfde voorzorgen, Oudtijds aan zijde der Ommelanden, gebeezigt in een Ver- Q^.de bond van het Jaar 133", daar zij, met Z>mz-landers tbe, van de Stadt bedingen bii her maken der ,vnJe , & j Markt 111 vrede. Item in forecaep cujuscunque rei emen- de Stadt. dae aut vendendae, et in concambio auri vel argenti Groningenfes fraudem vel impedintentum non facient aliquale (J>). Ik ben het dus volkoomen met den Heer Rengers ten Poft eens, dat er ter dezer tijd geen Stads Recht van Stapel was; maar men moet der waarheid hulde doen, en zeggen ook, dat de Ommelanders het toen van hun belang oordeelden, met hunne waaren op het Stads markt te koomen vrij en onverlet (V). Ik zal mijn verder gevoelen al- 00 Emmius Hift. Lib. 10. p. 157—161. (£) Zie Idsinga Staatsr. I. D.p. 410. (O Rengers Politie der Ommel. MS. fel. 71. Den Stapelt aengaende beeft de Stadt oock toe voele gedaen, wante Eggerich Beninga fcrijft dat als jtck Anno 1251. Hunfingo ende Fivelgo hadden veraccordeert, doer Sicco Provest tboe Fermfum, ende jick tegen Croeningen verblinden ende de bedwongen hebben , den Coopluijden vtij toe laeten coopen hoeres benevens in beer Stadt: unde hotte Coopenfcbappen unie-  74 Inleiding tot het alleen bouwen op zodanige gronden, als de tot bier toe overig zijnde oorfprongelijke Hukken, opleveren; zonder eenige gedagten of giffingen van bijzondere perfoonen, gade te flaan, of die in aanmerking te neemen. Anders is het mij niet onbekend, dat er bij Pontus He uterus gezegd word, dat de Stads Sijndicus G e o ii g van Westendorp voor den Hertog van Alea in het Jaar 1571 betoogd hadde, dat de oorlprong van dit Recht van Stapel, bijna 200 Jaar voor de tijden van Keizer Maximiliaan geweest was, en dat de Stadt zulks bekooraen hadde van de Hanfe Steeden, in welk Verbond zij was ingelijft, en waar door zij met algemeene toeftemming die Rechten erlangde, op verzoek der Gezanten, zijnde Burgemeesteren te Lubeck. (a) Ik zal dit te meer nalaaten, daar de behindert te laetén. Anno 1338 in Commemoratiovüs Pauli Trachiet fleet: Item Forecoop cujuscunque rei emcndae vel vendandae Groningenfes Frijionibus fraudem & dolum feu impedimentum non faciant alh quale. Anno 1368. in Septembrk is een verbundt mit tijen fegelen verfegeh mitte landen tusfcben de Eemfe en de LainverCe tho Groningen opgericbtet, unde oick 1378, zvaer inne dat van geen Stapel ofte Coopenfcbappen binnen Groeningen gedacht is. Ik meende deze woorden te moeten overfchrijven. (0) De woorden daarvan bij Pont. Heuterus zijn deze: Cum baec fcriberem pro noftra me amicitiaad' monuit Domimts Westendorpius , Regius in Frijme Senatu conjiliarius, olim Sindicus Groninganus. Jus nmdinarum , quod Stapulam vulgo vacant, Groningams babuifle circiter ducentos ante Caefaris Maxi-  Tractaat van Reductie. 73 de Heer Emmius deze Stukken niet fchijnd gekend te hebben, en Aiting zijne onkunde omtrent deze oorfprong betuigd (a). Schoon het dadelijk geblijken zal, dat dit gevoelen vaa Westendorp niet geheel ongegrond is. Wij durven dus, het bijgebragte aanmerkende, veilig befluiten, dat nog in het Jaar 1338 en daarna, de geest der Natie wilde, en bedong, dat de Markt te Groningen, vrij en onbelemmert zoude zijn. En in diervoegen ftonden de zaaken, bij de Verbonden van het Jaar 1361, 1368, en 1378: als wanneer de Ommelanden zig ten nauwften met de Stadt verbonden ter oefening van recht, en ter wegneeming van misbruiken daar omtrent. En terwijl deze verbonden de vrede, en welvaart in de Stadt vermeerderden, bragten het afneemen der handel te Sta- V0- Maximiliani temporeaimos, amicitiam cum iis contrahentes maritimis civitatibus, quos a communi Joedere Anfianas vacant. Leges vero per confulares legatos a Lubecenfibus eodem tempore petitas, acceptasque, communi confenfu fuife approbatas. Haec autem anno 1571. fe in fodicio probafe Bruxellae coram Duce Albano et fecreti confilii fenatoribus. Rerum Auftr. Lib. V.p.\<^, 00 De woorden van Emmius de Agro Fr. p.m.a8. Edit. in fol. zijn deefe. De Stapula rerum veriahum quand» ceperit queri potefi. Ego autem poll Bavari arma, aut pofl recuperatam a Kenone Grotimgam initia habuife arbitror. Zie Alting Pijlaar, en Peerl. p. 163. De behandeling zal vervolgens aantoonen, dat het gevoelen van Emmius wel gegrond is, voor zoo verre het zelve foen tot ftand kwam,  f& Inleiding tot het voren; het verleenen der voorrechten van Al^ bert van Beijeren voor Groningen tot Markt allen vrijen handel in het Jaar 1365, en de bewierde trekking welke de Stadt toen reeds op de ^eJe Hanfe Steeden hadde, tot die voorfpoed veel bioeijen- toe.— Nu leid ons het tijdvak tot de tijden, en *• het branden der partijfchappen tufTchen de Schijringers en Vetkoopers; gelijk mede tot de onderneemingen des Graaven van Holland, welke floffe ik reeds boven behandeld hebbe. Ik kan dit hier niet herhaalen, maar ik moet er kort van aanteekenen, dat de Stadt, in welke de partij der Schijringers onder Koppen Jarges eerst lange de overhand hadde, op het Jaar 1415, door de Vetkopers en Keno ten Broek ingenoomen wierde, die ook op hunne beurt alle Schijringers uit Stadt en Lande banden, en de Regeering in handen der nu bovendrijvende partij fielden: en welke Regeering toen, en lange daar na, de verregaandfte vreeze koellerde voor de wraak van Koppen Jarges, indien hij met de Schijringers wederom meefler wierde. Deze geestgefleldheid, deeze vreeze voor hunne geknakte partij, en deze zugt om zig Haan* de te houden in het verkreegene bewind, flraalt Endoor in het tijdperk van 'tjaar 1415. tot lange daar partij- na, zoo zigtbnar door in alle Wetten, Verbon- fcbappen Zie het Oldermans boek bladz. 7. (J>~) Onder de Rubric Fan dat men den Stapel en de Markedt toe Groningen bolden Jal. bladz, 34,  84 "Inleiding tot het bod 0™""'denkbeeId om al wat vreemd was buiten den' elders te nandel te houden, was zoo fterk, dat de gildehandelen. Jeeden, bij het winnen der Gilde zweeren moesten geene vreemden tot deelgenooten in den handel te zullen aanneemen, of haar geld te gebruiken. —— Ja, dat nog verder ging, zoo mogten de vreemden, in de Ommelanden woonende, zelvs over de Eems geen handel drijven, of daar goederen koopen, en het welk zelvs naderhand in het Jaar 1458. tot de gildeleeden wierde uitgebreid. De uitdrukkingen in het Gilde en Oldermans Boek zijn deze. Dat de gildeleeden fweeren moeflen, te fullen melden, all dat denGiltrechte en tegensgaet, ende mit ghenen laden die buten der Emefe ende Lauzverfe zvoenen Komenfcap doen, in onfen landen noch mit oer en ghelde f». En vervolgens. Item zvaert fake dat daer enighe Hollanders of Duytfcben die hyr in onfe omlande zvoonen, quamen over de Emfe en daer kopenfcap hantierden de fal breken een mare goldes (b) En dit zelfs wierde in het Jaar 1458. tot Burgeren en Buuren uitgeftrekt fV>. Het ■ fa) Bladz. 7. (b) Bladz. 36. (c) Het Verbond van de Stadt met Jonker Ulrich en Si ben van Doornum, het welke op het Jaar 1457 wierde ingegaan, en eene vrije handel voor wcaerzijdfche Ingezetenen bepaalde, (zoo als HarKénroth Oostfr. Oorfpr. I. D. bl. 8a. het zelve bijbrengt) word bij de Heeren Eg. Beninga en Rengers Polit. der Ommel. MS. f. 73. aangevoerd, en niet te onregte, als een betoog, dat&er geen  Tractaat van Reductie.' 85 Het zijn voorwaar, naar de tegenswoordige gefteldheid van zaaken, alle zeer bekrompene denkbeelden; maar men moet opmerken, dat zij gebooren wierden ten tijde dat men geen denkbeeld van Koophandel of Zeevaard hadde, in den tegenswoordigen zin; en wanneer de geest van monopolie overal was doorgedrongen, en bij een ieder befchouwd wierde als een algemene grondwet, tot den bloei en welvaard van de Koophandel. Laate ik er nu deze ee¬ ne toepaffehjke aanmerking op maaken. Namentlijk, dat de Commerciële ftaat in de Provincie, zoude de uitkomst aan het oogmerk beantwoorden, hier door van dezen aard was, dat geen Vreemdeling eenigen handel in of buiten het land, terwijl hij hier woonde, drijven mogte: dat ook geen Ingezeeten eenigen handel drijven mogte om winst te doen, ten zij hij in de Henfe, en lid der gilde was: en dat deeze gildeleeden geen Koophandel doen of oefenen mogten, dan alleen in de Stadt. En waar van het nood- za- geen Stapelregt plaats hadde, maar eene vrije handel was. Dan om deze zwarigheid wegteneemen, behoefd men flegts de tijds omftandigheeden te kennen, zoo als Ü. Emmius Hifi Lib. 24./». 376. die opgeeft. En men zal zien, dat de Burgeren de Regering dadelijk nootzaakten , dit Verbond met Oostfriéslarid in te trekken: en het volgende frar 1458 deden bepaalen, dat nemand van onfen 'Borgeren buren inwooneren over Emfe reyfen [al pmmejenich guet oeck wat guet dattet fy te koopen bij 10 Marck to broke. Zie in het Oldermans. Boei jiet Decreet in dat Jaar genoomen. bladz. 10,  86 Inleiding tot het zakelijk gevolg was, dat de verkoopbaarheid van alle waaren alleen in de Stadt plaats hadde, alwaar dus de Stapel e» hoogfte markt gelegd was. Men verwondere zig over deze toenmalige denkbeelden niet, daar ik in het vervolg zal aantoonen, dat deze geeft van monopolie, zelfs zoo fterk was, dat men die in het Jaar 1520. door uitfpraak bepaalde tot allerhande handwerken, zelvs van een onontbeerlijk gebruik. raelSden §' Vf' H'er mede meen ik dan de Markt en fbhijnen bet Stapelrecht van Groningen in zijn ooriprong, toeVt- 3,S ee0e huishoudeliJ'ke Stads zaake, genoeg te ftemd'te bebben toegelicht; en het zal'nu de vrage worbebben. den, of de Ommelanden daar mede toen vredig en vergenoegd waaren, en deze inrichting bij de gemaakte Verbonden hebben bekragtigd? Men herinnere zig hier toe in de eerfte plaatze, het geen boven §. IV. gezegd is, dat de Ommelanden in vorige tijden als door de gewoonte bepaald waaren, om overeenkomftig de Verbonden van die tijd op de Stads markt te verkoopen: men herinnere zig hier bij, dat deze geheele inrichting in zijn oogmerk dwaas, en bij de uitkomst, vrugteloos zoude zijn geweest, indien de Stadt toen ter tijd, van de Ommelanden de toeftemming niet hadde, om de Koophandel aldus te veftigen, te meer daar er van den Jaare 1400 tot wel hondert vijftig Jaaren verder, in welke deze inrichting plaats hadde, geen?  Tractaat van Reductie! 87 geene fpooren voorkoomen uit welke blijkt, dat aan deze handelingen door de Ommelanden, hinderniflen wierden toegebragt, zoo men het eene geval van het Jaar 1434. uitzonderd, en het welke zoo zeer ten voordeele dezer bepaalingen uitliep Maar laat ik tot meer Heilige proeven overgaan. In de eerfte plaatze moet ik dan aanmerken, ^°°J0JJJ dat deze Gildrechts inflelling, (waar bij demet voorrechten van bun, die de Gilde gewonnen Bj^anc^ hadden, of in de Henfe waaren zijn vastgefteld) in de huldingsbrief van de Bisfchop tan Blanckenheim met deze woorden beveiligd wierde. Item foe fullen die ghene die in der Hanfen fijn, of die buiten der Hanfen fijn,koopen en verkoopen, fo ah fe over dertich Jaren en de hier toe gedaan hebben. En welke uitdrukkingen van het Jaar 1419- alleen op deze inflelling zien 00. Het is waar, dat dit Verbond van Huldiging alleen met de Stadt wierde ingegaan. Maar ik hebbe boven (b) aangeweezen, dat de Kerkvoogd kort na deze huldiging, met de Omme- Ca) Men zie deze brief bii Idsinga Staatsr- II. D. a.ft na van herhaalde onderhandelingen te Utrecht en elders Saxen, vasthield aan haare vrijheid, en wars bleef van deze beflelling. De Hertog befloot dat geene nu Qa) Men zie dit' Verbond en diens bekragtiging bij Idsinga Staatsr. II. D. p. 424 en 447. iP) Men zie deze Bulle in de Stadts Arcbiv. N. ». 11. Schotanus Hifi. van Friesl. p. 459.  TrACTAAT VAN reductie. riu met de waapenen te erlangen, het welke hij door vriendfchap niet vermochte; en hij belegerde de Stadt. De Stenden des Rijks, bemerkende , dat deze overwinning des Hertogs, zoo fpoedig en gemakkelijk niet volgen zonde, zonden Georch van Th oor. n om de beleegerde Stadt met den Sax te verdraagen; met en benevens eene bedreiging van Keizer Maximiliaan tot ban en ongenade, indien de Stadt het Erfpoteftaatfchap weigerde aan te neemen. Deze bezending der Duitfche Vorften hadde, mede door tulïchenfpraak der Uitrechtfche Bisfchop Frederik van Baden, zoo veel uitwerking, dat de Hertog enige zijner eifchen vaaren liet, en er op den 21 Aug. 1500 dit beftand getroffen wierde (V). „ Dat al het' „ verfchil omtrent het Recht der Stadt op de „ Om- {a) Emmius en andere gefchiedfdhrrjvers hebben deze gebeurtenhTen in het breede opengelegd, en ik melde alleen de uitkomst der zaake. Niemand heeft evenswei zakelijker opgegeeven, welke de eifchen destijds tegen de Stadt waaren, alsj. A.Werdenhage deReb.Pub.Am.p.&.cap.s. daar hij de redevoering der Rijkscamelier, aan de Groninger'Gezanten gedaan, in deze woorden opgeeft. „ Fobis „ mandat Rex,ut mbem veftram Albert0Saxoniae „ Duci aperiatis, Sacramentum dicatis, aream in „ urbe extruendae arci adfïgnetis, potejiatem libe„ ram eligendi confules, fenatum, magifiratus cg iland. Hindrik van Saxen volgde zijnen vader op in de Friefche Staaten, en daar deze ook zeer gezet was, om Groningen te bemagtigen, wierden de wapenen ras weder aangenoomen. De Stadt ftond hier door veele moeilijkheeden uit, tot dat de uiterfte noodt haar worden drong, in het Jaar 1506". een Landsheer aan te ^r'*** neemen, gelijk zij dede, in de perfoon van Graaf Graaf É d s a r d van Oost Friesland, die zedert lange Ehsaro, des Hertogs Krijgsoverfte en Stadhouder geweest was in de Ommelanden, en aan de kante derEems Appingadam en andere plaatzen bezet hield. Ik zal over dit beftaan van Edsard, en de omftandigheeden daar bij voorgevallen niets aanteekenen, daar het zelve bij andere kan worden nagezien. Het geen aan ons oogmerk voldoed, zijn, in de eerfte plaatze, de voorwaarden in welke de Graaf met de Stadt over eenkwam; Dezelve waaren van deze inhoud. „ Dat de ., Stadt aan Edfard en Ucko gebroeders, in naa„ me van het Rijk, hulde en trouw zoude zwee„ ren; aan dezelve het bouwen van een Kafteel Voor„ toeftaan, behoudens het Recht der Bisfchop, waarde» „ dat die hebben mogte: aan hem alle overig„ heid op het land, en het Richterlijk gezag daar heer„ over, overlaten, om uit zijne naame geoefendfchappy. „ te worden, door Richters bij hem uit de Stad genoemd. Dat des Stads rechten, vrijheden, „ wetten, en gilden, ongefchonden bewaard zou„ den worden : het koorn in de Ommelanden » ge-  $6 Inleiding tot het a, gewaflen, te Groningen of te Appingadam tér „ markt gebragt worden: de bierbrouwd op d* „ oude voet verblijven, en liet Stapelrecht der „ vette waaren, ten befte der Stadt geregeld worj, den f». Op deze voet wierden dan de zaaken uit de verwarringe getoogen, maar het konde inmiddels niet milfen, of hier door reezen groote oneenigheeden tuffchen de Hertog van Saxen, en de Graaf. Zoo zelfs, dat de Stadt met Edsard desweegens door Maximiliaan in den Rijksban gefield wierde, en het geheele land , zoo beoosten als weften der Eems, ees toneel van bloedftorting en ellende wierde; in welke dan de Groninger, dan de Saxifche en Brunswijkfche benden den overhand hielden. De Graaf van Oostfriesland zogte als Landsheer der Stadt en Ommelanden hier in zoo veel mogelijk Edsard te voorzien, (F) maar eindelijk, teegen zoo veel word ver-overmacht niet opsewoogen, bewilligde hii, dat vangen _, „ Tr „ door Ka- de i5tadt aan Hertog Ka rel van Gelder rel van overging, die dit zogte, en daar toe mede aanGelder. gg^et was door L ode wijk de XII, uit Staatzugt teegen Maximiliaan en Karel van Oostenrijk, vriend en bondgenoot van Hertog Karel. De voorwaarden dezer hul- di- (a) Zie die Huldings Brief reeds onder bladz. 90 (&) aangehaald. Cjbj Zie dit alles bij S. Beninga Cron. 176" f»2o§» Egg. Beninga bij Ant.Matb. Tom, 4. U. 469»  Tractaat van Reductie.' $f diging, welke de Stade aan den Gezant Willem van Ojen den 3. November 1514. dede, waaren deze. „ Dat de Stadt den Hertog getrouw zoude Voor„ blijven en geen anderen Landsheer kiezen,™fen „ ten zij door nood of dwang daar toe gebragt huldiging „ wordende. „ Dat de Stadt zoude blijven bij alle haare „ rechten, vrijheeden, rechtinge, ftatuten, mark„ ten, tollen, en opkomflen: gelijk ook de „ rechten der gilden. „ Dat de Stadt zoude afflaan de overigheid „ en regeringe der Ommelanden tuffchen de Eems „ en de Lauwers, met haare rechten op Oolïer„ go en Weftergo en het Oldampt. Zoo tef„ fens, dat Stadt en Ommelanden nimmer zou„ den gefcheiden worden, of eenen anderen, dan „ denzelven Heer onderdanig zijn. „ Dat ook alle veilingen in de Ommelanden „ geflegt zouden worden. „ Dat alle Ingezeetenen van de Stadt en Om„ melanden blijven zouden bij haare rechten, 2, heerlijkheeden, landrechten, en privilegiën. „ Dat Stadt en Lande met den Hertog een t, billijke opkomst raamen en bepaalen zouden. „ Dat de Regeering over de Ommelanden uit „ de Stadt zoude gefchieden, zoo dat de Hertog „ een bij des Stads vier Hooftlieden zetten „ zoude, om te berichten wat de Hooftlieden » gewoon waaren; en dat de Warven door G „ de-  $8 Inleiding tot het „ deze, en vier uit het land van Oofterdeel, oi „ Wefterdeel, gehouden zouden worden. „ Dat het Stapelrecht van alle goederen en „ waaren in de Ommelanden, alleen te Gronin„ gen zoude zijn, en nergens anders, gelijk het „ van ouds plagte te zijn, zo ook omtrent de „ bier brouwt (d). Door dit Verbond reezen noodzaakelijk weder nieuwe twiften en verdeeldheeden, tuffchen de Hertogen van Saxen en Gelder. Maar de eerfte tans bemerkende, dat het geluk der wapenen, vooral tegen de Hollanders, hem niet meer diende, en dat hij Groningen nog door geweld, nog beloften konde magtig worden, wierde te rade om zijn recht op Friesland, door Keizer Maximiliaan verleend, op den 19 Maij 1515 over te dragen aan Prins Karel(b). Hier door wierde het land, dat dus verre nog onder de Saxifcbe, Gelderfche, en Oost Friefcbe benden verdrukt was, van de eerfte verlaaten, terwijl G«ö/Edsard nog niet geheel en al van zijne betrekking op de Ommelanden Cchesn af te zien. Het hield ook daarom nog aan tot den 18 Febr. 1518. wanneer Karel van Gelder de opgerigte overeenkomst tusfchen van Ojen en de Stadt, in voe> (a) Men kan dit Verbond vinden bij Schotanus Tab. p. 96. (Jj) Men zie deze overeenkomst bij Schotanus Hifi. van Friesl. p, 568, hoe zeer die aldaar gebrekkig is.  Tractaat van Reductie^ 5J9 voegen bovengemeld, bekragtigde. En daar de- Karei. ze bekragtiging alleen de Stadt aanging , zo ™n^ wierde het zelve mede door de Ommelanden, word ook op den 20 Juni 1521. gefchied te zijn,erkend. Ik door d^ weete mij evenswei niet te herinneren deze ötefrfiST tenis ergens in druk gelezen te hebben, waaromaangeno-» ik dezelve hier onder zal plaatzen O) > Hetmcn* blijkt daar uit, dat het voorname verband in die 00 Wy Carl Hertog van Celre enz. Dhoen cundt, Jil/oo by den wolgebeerden ende Bedelen unfen leeven Neeve Cbriflofel Grave tho Moerfe. unde Herwer. den,Stadtholder unfer Gröniger unde Westfelifchen Landen, unde andere unfen Heerlyckbevden Raden unde getruwen, oock in byweefendt unde jegenwoerdicbeid unfer leeven Borgemeejleren unde Raedt unJer Stadt Groeningen inder buldinge unde Eede die weerdige unde Erbare Abten, Preekten, Hoifllingen, hegenerfden unde gemeene Underfaeten unfer Ummelanden van Groeningen , Uns als hoeren Landsturst unde Erf heren, er/jlyck unde ewichlyck gedam hebben ,veraragen ,accorderet unde befoeien is, Dat wy diefelve hamelyck befebutten, befchermen, unde hantfaHen unde holden Poelen by hoeren privilegiën, vpbeyden, oeerlyckbeiden, unde olde gewoenten unde beercomen, nae luith des Verbundes tusfeben die voersf. Stadt unde Underfaeten unfer Ummelanden voersf. eeitytsgemaecket unde ge/loeten. Wat dan alle die voerfc. irnfe Stadtholder, mit fampt de ReJcbickeden vnfer Raden unde deputeerden der voerfc. Abten, Pnelaten, Hoêfflingen, Egenerffden, unde gemeene Under futen togefaebt hebben in unfen Naeme unde van unfen wegen gefchiet is, bekennen ivy Hertoch voerfc. voer uns unfen Erven und nacomelingen, dat ivy by wifes fur/leljcken eeren, trouwen unde geloovenfurflelyck unde uprechtelyck dit voerfc vollentrecken, acbterfolgen unde holden foelen unde willen Jundei iet daer tegens toe doene, ofte laeten geJcbeen m eniger tvyfe ofte manier e, Oock foe hebben wy  ïoo Inleiding tot het die erkentenis hier op neder kwam, dat de Hertog beloofde de Ommelanden te befchermen in alle hunne rechten en vrijheeden, naar inhoud van het Verbond, het welke zij met de Stadt hadden, mits de Ommelanden ook getrouwelijk bleven in zodanige voorwaarden als de Stadt met den Hertog verdragen hadde. Hoe zeer nu door dit een en ander het land aan den Hertog van Gelder, en hij aan het zelve verbonden was, was hij teffens in tijdsvervolg zijner beloften weinig in- wy utb fitnderlinge gunst, unde genaden den vo'êrfc. Abten. Prakten , Hoefflingen, Egenerfden unde gemeene Underfaeten unfer Ummelanden voerfc. togelaten , unde gepriviligieret, dat die fulvige in unfeFurjlendom unde landen op alle Marckten, Tollen unde diergelycken , IVechgelden unde anders gemeten foeien, als andere unfe Underfaeten in denfelven gefeten. DergelycJten den fuiven in den voerfc. unfen Ummelanden oock gefcbeen fall. Beboltelyck dat de voerfc. Abten, Pnelaten, Hoefflingen, Egenerff. den unde gemeene Underfaeten unfer Ummelanden, uns wederomme eenen Revers Breejf, als unfer Stadt doeningen gedaen, geven Juilen, uns unfen Arven unde Nacomelingcn truwunde boldt toefyn, nae luyt der articulcn in den Breeff unfer Stadt Groë'ningen, deshalven van uns beeft begrepen funder argelist. Des tne dreunde unde gants vader ftedicheyt hebben wy Hertocb voërfcr. unfen Segell van unfen rechten wetenheyt hier aen doen hangen in 't Jaer unfes tietren 1521. den 20 jFuny. ciiarles. Aldus was dit ftuk bij den Heer Rengers geboekt, Politie der Ommel. M. S. fol 57. En zo men het voorgevallene in en door deze tijden, zo in de Stadt als de Ommelanden ter onderrichting, wil nazien, kan men het zelve bij Beninga die een oog getuige was, bij Emmius, en. andere op die tijden geboekt vinden.  Tractaat van Reductie. tor kidagtig. Eerst wierden de ingezetenen door het liegt betaalde krijgsvolk zeer geplaagd, het welke zelvs zo verre ging, dat der kooplieden goederen , en der ingezeten landen en huizen wierden berooft en verwoest. Het morren hier tegen baarde in de Jaaren 1526. en vervolgens oproer, en uit dat oproerbefloot de Hertog, dat hij nodig hadde, het land in bedwang te brengen. Meinart van Ham nam eerst, onder fchiju van een Deensch Krijgsoverfte den Dam in, verfterkte die plaatze, en trok daarop na Groningen. Hij brande de voordeden af, en eifchte, dat de Stadt, hem inlatende , toelïond, dat de Hertog een Kafteel bouwde. De gemoederen, reeds lange onruüig, wierden hier door afkeerig van hunnen Landsheer. Spoed was in dezen een groot hulpmiddel; en daar de Staaten van Stadt en Ommelanden zulks beide doorzagen, befloten zij dadelijk, in navolging der Wefterlauwerfche Friefen, zich op te dragen aan het huis van Bourgondien, het welke des tijds vermaard, machtig, en gezien was, in den perfoon van Karel de V. Ca). De Staaten zonden Bartold Entes en word opHidde Onsta na de Gouvernante Koningin,^^jp? Maria zuster des Keizers, in Braband, wel-^r ke dit voorftel dadelijk aannam , zo dat op rel. den Ca) Ik tekcne de uitkomst der zaaken alleen aan, die meer wil, leze Emmius: en over het gedrag van Karel van Gelder, Alting Pijl. enPeerk U. D. Cap. 3.  '103 Inleiding tot het den 15 Juni 1536. deopdragt en aanneming reeds geteekend was. De huldiging gefchiede aan Keizer Karel ais Hertog van Braband, Graaf van Holland, Heer van Friesland, en Overijsfel, om daar door niet gebragt te worden onder de Landen en goederen van het huis van Ooften- rijk, nog der Spaanfehe Monarchie. — De Wederzijdfche voorwaarden waren deze (a). „ Dat de Stadt en Ommelanden den Keizer 3, tot hunnen Erfheere aannemende, aan hem ,, alle hulde en trouw zouden doen; en dat de „ Keizer en zijne nakomelingen de Stadt en Om„ melanden tegen alle geweld zoude befchutten en befchermen. „ Dat de Keizer de Stadt en Ommelanden ,, zoude laten bij hunne oude privilegiën, fta?, tuten en Landrechten, zoo telfens, dat het ,, Oldampt en Selwerd bij de Stadt zouden blij?, ven. „ Dat de Keizer, buiten gemeene bewilliging, „ in de Landen geene Vellen zoude bouwen, „ en dat de Vellen te Delfzijl en den Dam ter » gelegene tijd gedeftrucerd zouden worden. „ Dat de Stadt en Ommelanden den Keizer „ een fchoon Lusthuis zouden bouwen, en den„ zeiven Jaarlijks 12000 Car. Gis. tot domein „ geeven. In het weezen der zaak kwam dus geen onder- fcheid, (as Men kan dezeopdragt, hoe zeer gebrekkig gelijk veeltijds, vinden bij Scijqtaxus Tab.£'j£&.  Tractaat van Reductie. 103 fcheid, met het recht, en de behandeling der zaken , en alles bleef in dier voegen als het onder Kak.el van Gelder hadde plaats gehad, behalven dat het Oldampt en Gorecht nu weder aan de Stadt wierden toegebragt. Dit Verbond wierde dadelijk in het Jaar 1536. geflooten, en ten vollen bekragtigd door de vreede, welke de Hertog van Gelder met Keizer Karel moeste ingaan; en die, reeds dit Jaar te Groningen afgekondigt, een volkoomene afftand behelsde van alle rechten welke de Hertog op deze Provincie mogte hebben. En aldus kwam de gifte, die Keizer Maximiliaan aan Albert van Saxen gedaan hadde, genoegzaam geheel aan deszelvs nazaat te rug, terwijl Groningen, door den Sax nimmer gewonnen, nu als van zelve viel in den hand, in welke het overige gedeelte van Friesland over de Lauwers w3s. Dit Verbond nu met Keizer Karel ingegaan, wierde door Stadt en Lande in het Jaar 1550. vernieuwd, wanneer de Landzaaten aan Philip de 1L hulde zwoeren, en deze we--QzKeizer derom aan de Staten des Lands, door JoHANword van Ligni Hertog van Arenberg. Dit Ver- zoon^11 bond van Philip de II, het welke het zelf Philip de, als dat zijnes Vaders was, koomt zeer wei-^Pj^J nig in zijn geheel voor, en is evenswei dubbel D waardig gekend te worden, waarom ik de brief zei-  104 Inleiding tot het zelve hier beneden plaatze f». De huldiging en Eed hier door in den gemachtigden, de perfoon des Stadhouders, de Hertog van Arenberg ge- (a)Wy Joban van L'gni Graef tot Arenborcb enz. als gemecbticbunde daer toe Jpeciale Commisfie unde beve l hebbende van den Durcblucbtigflen &c Herrn Flnhps van Spaignien van Sicilien &c. Doen eundt ende bekennen vermits defen onzen Bree f, dat naedem die Staeten der Stat unde Umlanden 'van Groningen agtervolgende desKeyfers unfers allergenedicbftenHe. ren goede belief e wille unde meeninge fick bewillicbt hadden, fynen Princelyken Durcbluchticbeydfynen Ar. ven undeNacoemelingen, ah natuirlicken Arffbeere van ^ronmgen unde den Umlanden toe omfangen, hulden . unde fweeren, voer toecomenden Arffheren van delven Stadt unde landen me boechgedachte Keyf. Mt. affiyvicbeyt. Endefblcie huldlnge unde Eedt upbuyden daturn van defen doer den Abten Praelaten Hoefllineen egenerf den unde gemeente, Rorgemederen unde Raet, Swooren Meente Bouwmeefleren ende gantze gemeente der Stadt undUmmelanden van Groeningen gedaen unde by Uns ontfangen is geweest. Soo hebben wy wttben IMame unde ah gewachtiget van Syner Pr. Doerl.bem wederomme eedt gedaen, foe het inhouden van dien van woorde toe woorde volget. „ ÏVy Johan van Ligni ■ „ L,raeff tot Arenborcb enz. geloven unde Pater en op „ deje Oodes Euangelium, dat Syne Princelyke Durcb„ Hwbttcbeyt, tzyner ancumpst unde fucceffie totter ,, Herlyckbeyt van derfeher Stadt, unde Ummelanden. „ van Groeningen, als Hertoch van Brabandt, Grave „ vanHollandt Here van Frieslandt,Overyfel',der 3, Staat unde Ummelanden van Groningen der hilli» gerrKercke fall vöorftaen, weduwen ende weefen „ be/chermen, Borgemefleren unde Raedt, gemeyne „ Borger en unde Ingefetenen der Stadt Groë„ ntngen: Foert Abten, Praelaten, Hoefflingen, Ey„ genarffden, ende gemene Ingefetenen der Umme„ landen, mit allen boren toebeboeren ,fall laeten bly?, ven unde underholden in alk hoeregereebticheyden, „ ber-  Tractaat van Reductie. 105 gedaan, wierde na de afïïand van Karel de V. door Philip de II. in het Jaar 1555. herhaald, en men kan dus uit die ftukken ten allernauwkeurigften kennen, welke toen de banden der Maatfchappij waaren, die het volk onderling , en aan den Landsheer, verbonden. Het welk in dezen te meer opmerking verdiend , daar wij in het vervolg de toepaffing ontwikkelen zullen, wanneer deze rechten in den boezem der Heren Staten bij of door het Verbond van Reduclie, wierden overgebragt O). Stadt „ berhcbeyden, Stadtrecbten, Landtrechten, Dyck„ rechten , Syllrechten, ende in alle hoere andere pos„ Jffien prwilegien, Coftuimen, ende geiuoenten,e~lckx „ tn tjyne. foe fie die van oldes deuchdelycken ee„ bruickethebben, unde noch gebruicken ,foe wallvan „ der Anze als andere Frybeyden. Ende voert, foe voer „ toeltaen, toe befcbutten unde befchermen ,unde al„ lent doen, unde underholden, nae inboldt der breven „ van confirmatie van den dato 1536 den 15 dacb van „ Junw. Keyfers Karoli &>c. unfers allergnedichflen „ tieren , den Re aaeraf hebben, unde voort de voerfs. „ Stadt unde Umlanden van Groningen, hoeren Bor„ geren unde Ingefetenen mit allen boeren tobeMren, „ doen, dat een goedArfFurst undeHere fcbuldig is tho „ doene foe moet uns Godt helpen unde alle fyne billi„ gen. Lndewant dit aldusgefchehen is, foe 'hebben wy „ des toeoircunde defen Brief met unfen Naeme under„ tekendt ende unfen feegel daer an doen hangen. In den „ Jareunjes Heren 1550 den 10 dag des Maendes Ja„ nuam. Johan van Ligni. Zie Rengers Polk. der Ommel. MS. fil. 67. en P. Bor Autb. Stukk. I. D.p. 3. 7 f» Ik hebbe van deze Verbonden alleen het nodige ter verklaring overgefchreven, de andere, gedrukt, aan-  iof5 Inleiding tot het Stadt en Lande waren door deze aanneming van het huis van Bourgondien tot een lichaam gebragt, en hadden hier door eenen zodanigen magtigen befchermer in den perfoon van Keizer Karel gekregen, dat zij, van binnenlandfche beroertens ontllagen, gene vreze behoefden te hebben, voor zodanige vijandelijke invallen en ftroperijen, als welke hun zedert zo lange door de Hollanders, de Hamburgers, de Saxen, de Oosifriefen de Gelderfchen , en de inwendige partijen van Schijringers en Vetkoopers uit het Overlauwerfche, waren aangedaan. Men heeft opgemerkt, en het is niet buiten alle reeden, dat de Stadt van veele dezer onaangenaamheden zelve de fchuld was, door zig zo diep in de Friefche Staat en Burgergefchillen bij de VVesterlauwerfchen te mengen, met verdragen, verbonden en overeenkomften, zo dat zij ook dar geheele Landfchap bijna aan zig verbonden hadde : en dus, terwijl zij de naijver opwekte, meer bevatten wilde, als haar vermogen toeliet. Dan, hoe zeer dezegedagten niet ongegrond zijn, diend men evenswei deze zaak met omzigtigheid te befiilTen, dewijl het zeer moeilijk is te bepalen, na een zoo lang verloop van tijd, wat men in die algemene Landsberoerte hadde behoren te doen; en of de Stadt zig hadde kunnen ftaande hou- aangehaald. De oorfprongelijke zijn alle bij de Stads Arcbiv. B. 2. «. n, 13, i4 I7. Zie ook P. Bor Autb. Stukk. I. D, p. 3.  Tractaat van Reductie. iof houden, door onzijdig bij haare buuren te blijven. Zaken voorwaar , welke bij de meeste menfchen in alle tijden na de uitkomst beoordeeld zijn, en meestal door vooroordeelen beflist worden. Dit is zeeker, dat, na het aanneemen van Keizer Karel, de inwendige rust herleefde, de welvaard toenam, en de voorfpoed des Lands meer en meer gevestigd wierde. Dan ook deze ruste duurde niet lange, en er kan geen twijfel zijn, of de gefchillen en pogingen tegen het Pausdom en de Roomfche leer, welke in Oostfriesland reeds lange wortels gefchoten hadden, bragten ook veel daar toe. . Maar ik moet de voortgang dezer gefchillen, hetgefchiedkundige van dit tijdvak doorlopende, aanftippen. + §. II. Appingadam, het welke bij de GeI-0or_ derfche en Saxifche oorlogen door het verbannen iprong der ingezetenen , verbranden der huizen, ender r°vis" flegten der werken, zoo veel geleeden hadde, E hu? dat deszelfs geheele ondergang ter nauwer nood vanBourbij de Koninginne Regente was afgebeeden, was S°ndien' ijverig bezig, zig van het geledene te hertellen door koophandel en handwerken aan te moedigen, en die tot zig te trekken. Groningen, denkende hier door in haare rechten bekort te worden, meende zig hier tegen te moeten verzetten En dit leverde in den Jaare 1537. deoorfprong der twillen op, die zo veele gevolgen hadden. De Keizer hadde gemeend, deze gefchillen door eene  io8 Inleiding tot het ^te''dieeene Provifione,e Schikking bij Koningin Maria te ver- den 3 Aug. 1541. afgegeeven f», te bedageefs te ren, daar ook de zaak zelve bij die fchike aaren. fcing £ef uitfprake aan de Lieutenant en Hooft. mannen geweezen was. Maar dit fmeulende vuur, eerst ontvlamd zijnde , verfpreide zig fpoedig over de Ommelanden; dewijl deze over het algemeen verandering zogten. Het Jaar 1561. was hier van een getuige, wanneer de Ommelanders op den 3 Maart een onderling verbond floten voor zig, hunne perfoonen en meijeren, dat zij uit hunne patrimonieh goederen zouden opbrengen al zulke onkoften, als vereischt wierden, tot bewaring hunner rechten, omtrent het koopen en verkoopen, in het verfchil het welke zij met Groningen hadden: en dat zij zig fubmitteerden ter executie daar van, aan het naafle Gerichte na der zonnen ommegang, wanneer de Rentmeelier deswegens over agterftallen aanmaande Ik zal van deze brief, (a) Dit reces van d. 3 Aug. 1541 is te uitgebreid om hetzelve hier uit mijn handfchrift aan te teekenen: daar zulks voor het meerendeel ook kan worden nagezien bij Schotanus Fr. Hift. p. 670. Deze . procedures tusfchen Groningen en Appingadnm., in het Jaar 1538 ontdaan, en in 1541 aan de Kamer geweefen, zijn door de Staaten Generaal getèrmineerd, bij Decifte 4 Dec. 1610 en 3 July 1615. men zie over de voortgang dezer onccnigheid npg. de; Rsfol. der Staten Generaal v. d. 23 Aug. 17 Nov. ■ 1595- d. 19 Dec. 1596. en de Staats Refol 'van de ze Prov. v. d. 17 Dec. 1595. En Tr. van Reduftfc art. 5. beueden ontwikkeld.  Tractaat van Reductie.' 109 brief, Quartiers wijze gezeegeld, alleen het begin hier bijvoegen Ca), daar ik, na mij voorftaat, hier voor het eerst van der Ommelanderen Volmachten melding gemaakt vinde. Inmiddels waren deze gefchillen voor de Gouvernante te Brulïél hangende, en men deede alle moeite, om die uit den weg te ruimen. De Commisfaris Philip pus Cocel deede deswegens in het Jaar 1562. een uitgefïrekte provifioneele Uitfpraak: 1^ v dan deze hadde zoo weinig vrugt, dat in tegendeel de Heer Rengers aanteekend, die ook dit reces opgeeft, dat die der Ommelanden daar op befloten van alle banden, in de Verbonden bepaald, zig te omlLan Cb). Daar dan deze hulpmiddelen te vergeefs waren, en de gemoederen van eikanderen verwijderden, wierd hetjjct _ gefchil eindelijk gebragt voor den Hertog vanMixl Alba, destijds gemagtigde van Philip, in deword Netlanden. De^« (a) Alzo zeekere twist en fcbelinge gerefen is tusfchen geblaSL" de platte Landen en de Stadt Groningen, ter 'caufe van de vrybeid in bet koopen en verkoopen. So ist, dat wy Abten, Praelaten, Ridderen, Jonkeren, Eorftixgen, Paforen, Ficarien, Praebendaten, Egenerfden, unde twee Vulmagten uit eiken Kerfpel daar geen Eigenerfden fint enz. {b) Men kan ook dit reces van Cobel vinden, hoe zeer niet naukeurig, bij Abel Eppes Cbron.M. S. Ik behoeve er geene aanmerkingen over mede te deelen, wijl men het buiten twijfel daar voor . houden moet, dat de geheele inhoud van dit reces door de Sententie van Alba verviel. En daarom . is het ook, dat ik veele Stukken van minder belang , en niet noodzakelijk tot eene algemeene ontwikkeling der zaken, op deze tijd overilage.  iio' Inleiding tot het De Stadt zond eenige Heeren met haar Syndicus dervvaards O), en na dat de zaak wederzijds voldongen was, dede de Hertog over die gefchillen een Uitfpraak op den 7. Aug. i3?1. De inhoud van dit vonnis toond ons denaard der toenmalige gefchillen, en behelsd veele zaaken, die op volgende tijden betrekking hebben. Het Vonnis zelve koomt dikmaals voor, en het zal daarom daar over voldoende zijn, dat ik deszelvs hoofd inhoud hier bij voege (&). Deze bepaaling, na verhoor der wederzijdfche partijen uitgefproken, bragte het (_a) Deze was Georg van Westendorp , gelijk ik boven bladz. 74 aantekende. O) De Hertog verklaarde in deze Sententie, „ Groningen zoude haar Markt vredig gebrui" k.cn"ietde Stapel, zoo dat er geen Boter, Kaas, „ 1 aarden , Oflen, Koeien of Koorn buiten 's lands „ vervoerd zouden worden, voor dat die een ^e„ licele voormiddag ter Stapel waaren geweest! „ Geen vreemd Koopman zoude in de Omm'c-„ landen Koophandel mogen doen, maar alleen te „ Groningen. „ Dat de vreemde Koopman in de Ommelan'„ den aan de Zijlen, cu vast daar bij, uit zijn „ Schip zoude mogen verkoopen. „ Dat alle ter Stapel gebragte goederen door „ een perfoon aangeteekend, en de'botervaten ge„ merkt zouden worden. „ Dat in de Groninger waag maar enerhande „ gewigt gebruikt zoude worden, zonder veran„ dering. _ „ Dat in de maand Maij, en drie volgende „ niemand in de Stadt of Ommelanden, te Lande „ enige beesten zoude mogen koopen, om te verj, koopen, maar alleen te Groningen. „Dat de handel op alle andere tijden, en in „ alle  Tractaat van Reductie. m het twiften hier over enigzints aan het bedaaren; daar dezelve in zommige punci:en ten genoegen van „ alle waaren, welke in het Verbond van 1482. „ niet begreepeil zijn, tuÜchcn de ingezetenen „ vrij zoude zijn. . „ Dat de ingezetenen der Ommelanden aldaar „ met vicrvoetc heeften geen vrijmarkt zouden hou„ den, maar tot huizes nooddruft en bcflag van „ haar land, mogen kopen. „ Dat de ovcrtrceders voor de eerfte reis met „ 25', voor de tvvede met 50 G-gl. i 28 11., en ,, voor de derde reis arbitrair geftraft zouden worden. „ Dat deze breuke | voor de Koning, $ voor „ de Stadt, en 5 voor de Oldcrman zoude zijn. „ Dat deze Oldcrman de overtreeders niet tot >, een Eedt zoude dwingen als met half volle probatie. „ Zo deze probatie er niet was, de ge„ daagde geabfolveerd wordeu, en de Oldcrman ,, de kosten zoude dragen. „ De IngeZeetenen der Stadt zouden aan de „ Raad, die der Ommelanden aan de Kamer appel„ leren, zoo lange zijn Majclteit anders geordon„ neerd zoude hebben. „ De Stadt zoude zig niet bemoeien met het „ Ommelander Bier en Wijn accijs, het welke al„ leen voor de Ommelanden zoude blijven. „ Dat de ontfangèr dezer penningen rekening zoude doen voor de Hooftmanncn en eenige „ Om meianders. „ Dat de Stadt zig verdragen zoude, om met „ eenige uit den haaren, bij de Ommelanden te „ komen in de Vergadering. Uitgezonden- wan„ neer deze handelden , over zaken, de Stadt en „ haare Jurisdictie niet concerneerende. „ Alle misvattingen hier over, en de uit„ leg dezes zouden Maan ter beoordceling van zijn „ Majefteit of diens Gouverneur Generaal: en zou„ den de koften hier over gevallen gecompenfeerd „ zijn. ...i— Deze Sententie zelve koomt veel maa-  ii2 Inleiding tot het van de Stadt, in andere ten genoegen der Ommelanden waaren. Inmiddels vertrok Duc d' Alba den 18 Sept. 1573. na Spanjen, en liet zijn Gouvernement over aan Requesens. Het wel- Zeedert dit vertrek, wierden de Ommelanden keweinig bepaald, nieuwe pogingen te doen, om hunne heeft. 2aalc te bevorderen, verzoekende niet lange daar na, den Raad des Konings te Brunei, om nadere verklaring van eenige uitdrukkingen in de Sententie van Alua. Dan terwijl dezelve hier mede bezig was, geviel het hun, daar toe aangefpoord door hunnen zeer kundigen Verruci, om tot de opzegging des Verbonds zelve, van het Jaar 1482, over te gaan. Zij De Om-waren °P den i? Jan. 1575. in het Minnebroemelandenders Kloofter vergadert, en deden de ooza^e herver- van daar aan de Stadt afgaan. De opzegging bond op. zelve floeg geheel en al op het Verbond (0), maar het maaien voor in afTchriften, en is oorfprongelij'k voorhanden in de Stads Arcb. C. 2. n. 2. men zie dezelve hooftzakelijk bij Emmius de Agr. Fris p. 46. Edit. in folio. ia) Deze opzegging van den 17 Jan. 1575. is gezeegeld door dezelve, als het Verbond van 1482. „ Jonkeren, Hovelingen, Eigenaaren en gemeene „ Meente der Friefche Ommelanden verklaaren hier „ in, dat zij renuncieren aan het Verbond van het „ Jaar 1482, en hunne rechten, na inhoud van „ het zelve revoceren, zeggende, dat bij die re„ vocatie de obediëntie aan hunne Mergenadig„ fte Heer en Koning niet geledeerd word: nog „ de algemeen e rust geftoord." Hier op vol'gd het Verbond van 1482. zelve, en daarna reminder  Tractaat van Reductie.' 113 het is mij niet gebleken, of het zo evengemelde verzoek, deze opzage zij voorgegaan, hoe wel zulks mij het waaifchijnelijkfte voorkoomt. Deze zaak verwekte groote verbittering bij de Stedelingen, en aan weerzijden zogte ieder zijn ftuk met redenen te bekleden Aan zijde der Ommelanden wierde de opzegbaarheid ftaande gehouden, aangezien het Verbond zelve duidelijk voor 40 Jaaren was ingegaan, te meer 9 daar de Stadt destijds hadde gezogt, het zelve altoosdurende te maken; en waar tegen deze bepaling dus uitdrukkelijk eene verklaring behels* de: zoo dat nog aan de woorden, nog aan de zin en meening der Contrahenten getwijfeld konde worden. —— Dit fcheen men aan zijde der Stadt zo zeer niet te wederlpreken, als wel dat men de zaak uit een ander oogpunct befchouwde. Namentlijk, dat de Stads Rechten niet gefchonken waren bij die opzegbare verbonden, maar uit andere gronden haar oorfprong namen , zo dat de Verbonden veel eer een erkentenis behelsden van die gronden en rechten, gedurende de tijd der Verbonds Jaaren, na welker ommekomst, men niet zeggen konde , dat de Stadt van haare rechten vervallen was, maar alleen van de rechten, zo verre die uit de Ver- bon- cieren zij aan het zelve, bij Burgemeefteren en Raad, en gemeene Meente, of die dezelve reprelenteeren, dat dat Verbond over een Jaar Zal geeindigt zijn Stads Arcb. B. 2. tw. 21, H  H4 Inleiding tot het bonden vloeiden: en waar uit volgde, dat zo de Stadt andere gronden hadde, zij dezelve als dan konde en vermogte open te leggen, met behoud van de oefening der regten tot uitdragt van zaaken. Sfche nU de grondetl aanS'nS' weIke buiten fedene- die drie °Pzegbare Verbonden plaats hadden, zo ringen meende de Stadt, dat haar mede toezigt in het daarover. Deoordeelen der Ommelander VonnifTen, haare magt om over de Ommelanden mede Wetten te maken, lange voor die Verbonden plaats hadden , en haar oorfprong vonden in de tijden toen de Vergaderingen der Opftalsboom binnen haare muuren verlegd waren, in de veertiende Eeuw. En hoe zeer dit over het algemeen een zaak van willekeur en gewoonte was, dat zulks, met opzigt tot de Ommelanden evenswei, door de Verbonden van de Jaaren 1366 en 1368. aldus niet was; aangezien die Vergaderingen van Landswarven daar bij waren bepaald en vastgefteld zonder enige bepaling van tijd. En dit te meer, dewijl het een onbeftaanbaar denkbeeld was, dat men een lichaam van wetgeving enrechtsoefening zoude aanftellen, het welke na ommekomst van weinige Jaren konde ophouden, zonder dat de Conftitutie zelve tegen dat gemis een hulpmiddel bepaalde. Dat door die bepalingen der oude Verbonden van de veertiende Eeuw, dus die rechten altoosdurend waren, en dat de drie Vei bonden der vijftiende Eeuw, in wel-  Tractaat van Reductie.1 115 welke een tijdsbepaling voorkwam , dus niets anders waren, als herhalingen dier rechten, en fchorfingen der twisten, die toen uit wederzijdfche verfchillende gronden konden en moesten geboren worden. Dat dit alles omtrent de Markt, Stapel, en Bierbrouwd even eens was, aangezien die rechten gegrond waren op een onheugelijk en onafgebroken gebruik, door de Ommelanden altoos opgevolgd en ftilzwijgend erkend, of in.,de Verbonden bekragtigd. En waar door, de tijdsbepaling in latere verbonden, geen tijdelijke fchenking dezer rechten inhield, maar een overeenkomst, om zo lange daar tegen gene bedenkelijkheid en zwarigheden te opperen. Dat dit alles evenswei in de zestiende Eeuw een geheel andere gedaante gekregen hadde, doordien de Landsheeren of bij de Stadt, of mede bij de Ommelanden aangenomen, op deze Stads voorrechten, en diens voortduring waren gehuldigt, en duidelijk beëdigd: zoo zelvs, dat de huldings brieven, buiten des, nog zin nog toepasfing hadden: aangezien Karel de V. in dezen opzigt volkomen was gefuccedeerd aan Karel van Gelder, aan wien de Stadt haar recht op de Ommelanden hadde overgedragen , het welke vervolgens was uitgeoefend door de Lieutenant en Hooftmannen der Juftitie Kamer, die alle in eed der Landsheeren waren en welk recht, onafgebroken door dezelve uitgeoefend, vervallen moeste, indien die Verbonden, wel-  xi6 Inleiding tot het welker Iaatfle bijna honderd Jaaren voorleden was, nog zouden kunnen opgezegd worden. Dat de Stadt dus meende, na zo een onheugelijke bezitting, na zo veele Verbonden, en met de Ommelanden, en met de Landsheeren; na het bekomen van de Sententie van Alba, m welke wederzijds vier Jaaren berust was, onopzegbare Rechten te hebben Het fprak van zelve, dat deze tegengeftelde gevoelens, het eene uit den aard der zake getrokken, het andere uit de Ietter van het verbond bijgebragt, aan veel tegenfpreeken onderhevig waren; gelijk zij ook een bron van eindeloze twisten opleverden. En, terwijl de Stadt voortging, ongeacht de tegenkantingen, haare rechten uit te oefenen, geviel het op den 16 Augullus 1576. aan des Konings Raad te BrulTel, om uitfpraak te doen op hts verzotk der Ommelanden , ten einde uitleg te hebben, van eenige uitdrukkingen, in de Sententie van Alba voorkomende. Welke uitleg, liet von- hoe zeer die in het wezen der zaak weinig ver^Duc™ k*1'1 maa'{te' de gemoederen evenswei meer verd'Alba bitterde, als bedaarde. —— Ik zal deszelfs hooftverklaard zakelijke inhoud hier bijvoegen, (a), en daar bij alleen aanmerken, dat deze geheele toedragt der Q(t) Deze verklaring was van de volgende inhoud: „ Dat het woord granen Art. 1. der Sententie vaa „ Alba , zo wel uitheemfche als inheemfche gra„ nen beteekende. „ Dat het denkbeeld yan, te mogen verkopen aan  Tractaat van Reductie." der zaken, van gedaante veranderde, door heC ingaan der Pacificatie van Gend van welkers aan- „ aan de Zijlen en vast daar bij, Art. 3. gemeld, ,, van levendige have moest verftaan worden, wel„ ke, zonder op het land te komen, niet verkogt „ wierde. En dat door vreemde koopman die gee.„ ne verftaan wierde, die nog in de Stadt, nog in de Ommelanden, nog in de Stads Jurisdictie „ woonden. „ Dat na het 5. Art. het opzigt der Wage bij „ de Stadt zoude zijn, mits zij voor de deugd der „ gewichten inftonden, en het de Gedeputeerden der Ommelanden vrijftond, dezelve op klagten te onderzoeken. „ Dat Art. 6. opgenomen moeste worden zo, dat het kopen tot ïiuizes nodruft altijd vrijftond, „ en aan ieder ingezeten : maar dat het in de ge,. noemde maanden alleen verboden was, te kopen ,, tot koophandel. „ Dat het 7 Art. moest verftaan worden, dat „ de invoer van allerhande heeften en waren vrij ,, was, zonder betaling van Stapelrecht, of ver„ pligting om die ter Stapel te brengen: maar dat dit moeste gefchieden, als weder uitgevoerd ,, wurden. „ Dat door half volle piobatie , in de volgende „ Art. gemeld, één Getuige verftaan wierde, die „.met volle reden van wetenfehap affirmative onder Eede deponeerde : dat teffens de Oldcrman ,, aan de Ged^e hier van alleen opening zoude be„ hoeven te geven, als die het getuigenis begeerr de te ftraffen, wanneer de naam, niet het ge„ tuigenis zelve, opgegeven moeste worden. „ Dat het 14 Art. van bier en wijn accijs voor ,, de Ommelanden, te verftaan was van het accijs „ niet alleen, dat in dc Kilte was, maar er in be,, hoorde te zijn: en dat nog de Stadt, nog de Om„ melanden hare accijfen zouden verhogen buiten 9, den Koning en diens content. „ Dat het 16 Art. opgenomen moeste worden, „ da*  "8 Inleiding tot het aanneming in onze Provincie deze de omftandig. heeden waaren. vStit HIf De regerinS van Philip de II was begeeft voorwaar niet vrij te fpreken van menigvuldige Pacifica- 0Vertredingen in hec Kerkelijke en Wereldlijke, tievan" te2en z'ine bezworene pligten en verbinteniften, Gcnd. met de Nederlanden ingegaan. Vele Edelen en Steden, van Holland en andere geweiten, hadden daarom ter behartiging van eenigheid en vrijheid op den 8 Nov. 1576. te Gend een onderling Verbond opgerigt, door het welke zij eikanderen beloofden, de vrijheid te behartigen, re befchermen en te handhaven tegen alle geweld en inbreuk: de vreemde en Spaanfche Knegten te zullen verdrijven, en eene verdraagzaamheid in verfchillende begrippen der Godsdienst te oe» fenen. Kort na het ingaan van dit Verbond, waren de Raden van Staat reeds bedagt, om ook deze Provincie, die de Pacificatie, hoe zeer daar toe uitgenodigt, niet mede geraamd hadde,-aan dat Verbond te brengen. Ten dien einde was door dezelve na herwaards gezonden Fran- cois „ dat geen particulier Burger, woonachtig in Gro„ ningea, al was hij gegoed in de Ommelanden, „ bij de Ommelandcr Vergadering erfchijnen mog„ te, maar alleen de geene die het Corpus der ?, Stadt reprefentcerden. „ Dat eindelijk hier bij alleen vereffend waren* », de twisten en gefchillen hier genoemd,"  Tractaat van Reductie» ïi£ cois Martini Stella, een man van zonderlinge trouw en ftandvaftigheid, op dat deze de Groninger gemoederen zoude toetfen, en aan de Staten brengen. De Gouverneur Kaspar de Robles Heer van Billi was zo dra van zijne komfte te Groningen niet verwittigd, of hij dede hem vaftzetten, en vrugteloos pijnigen. Deze fmerten deden Stella een Medicijnmeefter verkrijgen, aan welke hij de reden zijner zending in het Grieks, om van de wagthoudende Soldaten niet verftaan te worden, zoude geopenbaart hebben. Deze geeft er die zelfde wagt eenige kennis van , met verzekering, dat hunne betaling dra volgen zoude, zo zij der Staten zijde kozen, en dat zulks door Stella zoude gefchieden. Dit gaf op hun en hunne Spitsbroeders zoo veel indruk, dat zij op den 23 Nov. 1576'. hunne Gouverneur gevangen namen, Stella verloften, en de Stadt aan de Staten en Gendfche vrede bragten («)• De Generale Staaten zonden nog dat zelfde Jaar tot (a) Men zie dit in het brede bij P. Bor. Dagverhaal agter het // D., in het begin : en Stads Refolutie Boek van die dagen, uit welke ik de to cd ragt van zaken zoude kunnen opgeven, zo het zelve, voldoende tot ons oogmerk, niet bij P. Bor /. c. en Schotanus Hifi. van Friesl. 21. B. was bijgebragt. ■ Dit evenswei moet ik daar uit aantekenen, dat de kragt der werkzaamheid van Stella, voor al bij het Guarnizoen was, en dat het zelve merendeels fchijnt bepaalt te zijn tot het aan• siemen der Staatfche partij, door belofte van be- taa-«  ïftO . Inleiding tot het Rennen-tot Stadhouder GeorgdeLalaing, Broeword der van den Graaf vak Hoogstraten, Heer Stadhou-van Ville en naderhand Graaf vak Rennenberg die zig van de Spaanfche tot der Staaten zijde begeven hadde. Maar ook deze was niet in Haat, de ontbrande gemoederen in de Provincie te bedaren, of zo andere met veel grond denken, zogte hij de twedragt te voeden, om zijn gezag flaande te houden. .—. Het beloop zijner regeering diend enigzints van nabij befchouwd re worden, om dat het op Jatere gebeurtenilien zo veel invloed hadde. Hij hadde tegen den i Nov. 1577. eene Landsdag, die de Ommelanden veel al na het opgezegd Verbond onder hun te Winfum hielden taling der agterftallen. De Stadt zelve volgde, wel is waar, dadelijk dat voorbeeld, daar van'ken! rune gevende m eene Miffive van den 24 Nov. iz76 aan den Raad van Staat: maar zij voegde daar bij een ootmoedig verzoekfchnft, ten einde het Kasteel, door Alba in de Stadt opgeworpen, en door Bilu vergroot, afgebroken mogte worden als zijnde onnut, zeer koflbaar, en tegen de be'zworene Privilegiën inlopende zo als men uit het Sfiiiis Refol. Boek van den 25 Nov. 1576. en ver- volg, opmaken kan Men ziet verder uit dat beloop van zaken, aldaar voorkomende, dat het langs de weg, door Stella gebaand, niet alleen een Stads, maar ook een Ommelander, en dus eene Provinciale zaak wierde, de Pacificatie van Gend aan te noemen, en waar omme ook de meelte brieven van die tijd aan de Raad van State, voor al in de maand December 1576. afgegaan, doorbelde Leden van Staat verzonden zijn, en uit hunne namegetekend, zie ookP. KoiiM.Htf. ioB.fi. 1^  Tractaat van Reductie. 12.1 den, in het Minnebroeders Kloofter te Groningen uitgefchreven, op dat ook daar op de nog voortdurende verfchillen wierden vereffend. De zaak was niet ongewoon, daar de eerfte en vorige Landsdag, (waar bij over alle landen en huizen de vijfde huurpenning uitgefchreven was, en zo in geld als gewerkt zilver was opgebragt, om er Klippenningen ter betaling der Soldaten, en ter waarde van een Koningsdaalder, van te munten) ook alzo was uitgefchreven geweest. De Heeren der Ommelanden dan in het Kloofter vergadert zijnde, zond de Stadhouder en de Stadt hunne Secretarien, om die Heeren fchi'llen op het Raadhuis, na oud gebruik, ter Lands- f^xcn dage te verzoeken. Dan deze meenden, dit, om aaiC"* geen praejudicie aan de opzegging des Verbonds toe te brengen, te moeten weigeren. Straks daar op dede de Magiftraat de poorten fluiten, en deze Heeren gevangen nemen, eerst in hunne huizen, en daarna op het oude Rechthuis, zelfs fommige in Stadsgevangeniffen op de poorten (a). Een daad voorwaar, die nimmer konde goedgekeurd worden. De 00 Men vind dit alles, met het gehele beloop der zaak, m het Stads Refol. Boek op d. t Nou* l<77. en vervolgens: men zie verder P. Bor 12. Boek {• 9'o. die ook de namen dezer Heeren aan teekend. Veel is over deze gevangenneming getwist; en hoe zeer de Kloofterlingen in het leven van de Abten van Aduart, welker laatfle Arnoldus Jvennink ook daar gevangen en overleden is, de Voorname fchuld leggen, op bet onhebbelijk en wre-  122, Inleiding tot het De algemene Staten, aan wiens hooft Prins Willem was, bemerkten dra, dat deze twisten, nu tot uiterften uitgeborften, voor het geheele bondgenootfchap van de ergfte gevolgen ' konden zijn, niet tegenftaande de Stadt, bij Refol. v. d. 13 Dec. itf7. een opentlijke vrijgeleide gaf aan alle Leden der Ommelanden, op den toen uitgefchrevene Landsdag, en waar ook eenige verfcheenen. Om dan de loop dezer verdeeldheden te fluiten, zonden dezelve na herwaards, bij acte van den u Dec. 1577. Ph. Marnix van Si. A/degonde, en de geweezene Penfionaris van Namen Nicasi us Sille, welke van den 27 Dec. tot hun vertrek, of den 20 Jan. 1578. alle mogelijke, maar vergeeffche, vlijt aanwendeden, om de zaken bij te leggen. Dan zij waaren verpligt onverrigter zaake te vertrekken , agterlarende eene verklaring hunner werkzaamheid, welke enigzints nader verdiend gekend te worden. Deze kwam hier op ne- Vergeef- der. . „ De Gedeputeerden hadden na ein- gïngder " del°Ze p0Sin2en met de Stadt aangewend te Algemcc-» he°ben, met de Ommelanden te Winfum ge£vtoe°" bandelt> die Zl*g aan de uitfpraak der Generale oe' „ Staten, als reprefenterende zijn Kon. Majeft. „ wilden onderwerpen, mits de Stadt zig ook ,, daar wrevelig gedrag der Ommelanden tegen de Stedeimgen, zo ben ik doch van oordeel, dat het gewis een daad was contra libertat-m comitiorum, zie r. v. R. Qudb. van Gron, p. 321.  Tractaat van Reductie. 123 „ daar aan gedroeg, en de gevangene ontfloeg; » ja zelfs, dat zij, te vreede waren, dat de li„ tigieufe rechten, door hw.gpwzgd, voor de 3» tijd van twee Jjar, zar, ( , door „ de Stadt wierd r j ,„n fat het 53 proces in die tijd door dc Generale* Sisten of » diens Gemag M»t dit „ antwoord hadden, ^Sdtf Heeren zig vervoegd „ aan den Eerb. jRtahjr.fcr Stadt, en aan dezeln ve voorgehouden. 5, I. Of zij ook gezind waren, alle pxüzene „ gefchillen tuflehen de" Stadt en het Land, „ en die nog op dezelve materie hier namaak „ rijzen mogten, aan dezelve uitfpraak te fub5, mitteeren. » II. Of zij de gevangene Heeren overeenkom„ ftig het bevel der Generale Staaten, met wel?, ke de Stadt verbonden was, wilden ontflaan; „ of altans dezelve overgeven aan de Gedepuj, teerden der Generale Staaten, om daar over te „ oordeelen. Dan dat het antwoord der Stadt, „ des anderen daags gegeven, en zeer tot onge„ noegen van de Gedeputeerden, was, dat zij9 „ wor zig te kunnen fubmitteeren, eerst een „ fchriftelijke fubmisfie van de Ommelanden moes„ ten zien. Daar nu dit, voor die tijd onmo„ gelijk was, vertrokken zij Gedeputeerden < „ onder uitdrukkelijk protest aan den Raad,tee„ gen alle fchaden en onheilen, die door des * Stads draalen veroorzaakt wierden, en onder » ver-.  124 Inleiding tot het „ verder verzeekering, dat de Generaale Staa„ ten, agtervolgensdebezworeneUnie van Gend, „ de zaak voor de Ommelanden zouden moeten ,, opnemen, en die van de Stadt daar toe bren„ gen, langs al zulke wegen, als zij zouden „ bevinden te behoren." Dit laatfte wierde door de Stadt opgenomen als een opzegging der Gendfche Unie zelve; en zij verklaarde, dan liever haare acte der Unie te rugge te vragen , en haare befcherming bij den Koning te zullen zoeken, als van haare Privilegiën af te gaan. O) Na het vertrek dezer gezanten volgde in de Stadt enige meerdere gematigtheid, en de gevangene kregen meer vrijheid, terwijl er door de Ommelanden eenige vredelievende mannen benoemd wierden, om de gefchillen af te doen. Maar eenige Heeren in de Ommelanden [maakten den 23 Jan. 1578. een ander ontwerp. Deze waaren Wig bolt van Eusum Heer van Nienoord met Manninga, H0rknken, en Jarges, die op den gemelden dag aan Bartold Entes een gezegelde last gaven, om tegen de Stadt Krijgsvolk aan te neemen. Eene daad, die de Ommelanden kort daar na ontkenden, met hunne wille of overleg te zijn. Dit bragte de beginfelen der goede fchikking in wanorder, zo dat de gevangene Heeren opge- (a) Ik ftelle dit beloop van zaaken in het kort voor, men zie dit breeder bij Bor Ned.HiJl. 11 Bj>, 910—914-,  Tractaat van Reductie. 125 gefloten bleven, en Bartold Entes met de zijne te Coevorden gevangen wierden. Het herhaalde fchrijven van de Aartshertog Matthias en de Generale Staten, werkte evenswel zoo veel, d:it de gevangene, in het laatst van Februari 1578, op borgtogten en fchriftelijke verklaringen, mits blijvende in de Stadt, ontflagen wierden. Op den 6 Maart begon men andermaal aanVergceFeen onderling vergelijk te werken, en waar bij J^0,"" ook eenige puncten overliet houden der Lands- delingen dagen in de Stadt, als anderzints, ontworpen wier-t°tveiSeden. De wederzijdfche gemagtigden werkten hier hjk' aan tot den 28. Maart wanneer een zeer vernielende watervloed, de Ommelanden overflroomde, en in de uiterfte ellende dompelde. In deze nood fchreef Rennenberg, die altoos de geheime drijfveer en aanftoker der gefchillen was, een Landsdag te Visvliet uit, het welke de zaken zelve vertraagde, daar de Stadt vasthield, zoo uit oude Gewoonte, Vetbonden, als naar de voor weinige dagen, fchoon onvervangelijk, bepaalde Overeenkomst, dat die vergaderingen op het Raadhuis dienden gehouden te worden. De gefchillen bleeven hier door draaiende, en ik zoude mijn bellek verre in nutteloze wijtlopigheid te buiten gaan, zoo ik uit de aantekeningen van die tijd alle onderhandelingen, voorflellen, andwoorden, en uitftellen met de plaats hebbende omftandigheeden wilde over- fchrij-  126 Inleiding tot het fchrijven. En het welk te minder nodig is, daa* de Heer P. Bor, uit die zelfde bron fcheppende, het merendeel zijner aantekeningen woordelijk geboekt heeft, uit fchriften van die tijd welke nog voorhanden zijn. Dit blijft zeeker, dat zoo men de ellendige toe/land dezer Provincie in die tijd gadeflaat, het de Stadhouder Rennenberg alleen was, die, in fchijn onzijdig en in woorden tot het algemeen en hem betrouwde belang toegedaan, inderdaad evenswels de twiften gaande hield, zodanig, dat buiten hem en zijn geheime werkzaamheid, dan bij deze, dan bij geene partij, het gewifTdijk gelukt zoude zijn, dat de beide partijen zig op deze tijd over alle gefchillen verdraagen zouden hebben Inmiddels gaf de tijd aan de meefie der, in de Stadt, gevangene Ommelanders gelegenheid om op den 17 Sept. 1578. te ontkoomen, en waarop de Stads Regeering, de nog overige (buiten BarTeld Entens) zijnde de Abten van Thefinge, Selwert, en Oldekloofter, benevens de Heeren Tonkens, Verruci, en Wijnbrugge, ook vrijheid gaf. Uitfpraak De Generale Staten hadden inmiddels en met recht door°dVeeideze verdeeldheden van dien aart gevonden, dat Aartsb. er kragtdadige maatregelen tegen genomen moesMat- ten worden, en waarom de Aartshertog Matthias' thias met advies van Prins Willem* ƒ. eindelijk op den 24 Ocrober 1578. eene ftrikte orderzond, waar van de hoofdzakelijke inhoud was. I.  tractaat van reductie. 12? I. „ Dat beide partijen alle middelen van ge„ weid zouden verlaten; en de gefchillen, zo „ over het gevangen nemen, der gevangenen '„ vlugt, als het aan werven van Krijgsvolk door >, Barteld Entens , flaan zouden ter „ uitfpraake van het recht. II. „ Dat de overige gefchillen binnen twee Jaar, of langer zo het noot is, door geflel- „ de CommiirarilTen zouden vereffend of uitgefproken worden. III. „ Dat de Stadt inmiddels, en zonder ,, iemands praejudicie , weder zoude treden in i, het posfes van alle hare gepraetendeerde ge„ rechtigheden, zo als zij dezelve bevorens, en „ vooral voor het Jaar 1571 hadde gehad. IV. „ Dat de Ommelanden weder gefield zou„ den worden in het gebruik harer goederen, „ fchriften en protocollen, ten tijde harer gevan„ genis gevonden. V. „ Dat de gevangene, en ook Bartold „ Entes, onder belofte van te rechte te zul„ len ftaan, ontflagen zouden worden. En alle „ injurien ophouden, latende een ieder bij het „ genot der rechten, zo als voorfchreeven is. Tot deze Commisfie en dit onderzoek waaren benoemd de Graaf (bo Swartsenborg, de Heeren van Meeïkerke en Jacob Iman: zo dat dit gebod eindelijk eenige rust en kalmte te wege bragte. (V) ]yjid. OO Men zie P. Bor Ned. Hifi. 13. B,p. ao. De Stadt pro-  ia8 Inleiding tot het Middelerwijl waren de Staten bedagt ge weeft, om aan de klagten van vele Gereformeerden te voldoen, en aan de Gendfche Vreede meer kragt te geeven. Zij hadden daarom den 22 Julij 1578. een nader Geloofs ver bond opgerigt, het welke door veele Gewellen was aangenoomen (0). De Heer van Am s we er fchijnt dit ouk van Groningen, als een fchrijver van die tijd, te beveiligen (b). Maar, hoe zeer er bewijfen voor handen zijn, dat de Gereformeerden in die Stadt, na den 2 April 1579. de vrije Godsdienst oefening hadden (c): zo is het evenswel geheel niet waarfchijnelijk, dat de Geloofsvrede toen reeds afgekondigt was, te meer daar wij in de Stads Refolutien op den 24 Maart 1579- n°g aangeteekend vinden, dat bepaald was, dat de aangevangene praedicatie als nog in ftillefland gefield en opgeholden zal worden, bes duceerde deze uitfpraak aan H. H. M. en dezelve is dus te vinden in de Refol. van H. H. M. 57 Sept. 1594. waaromtrent 'men nog moet opmerken , dat deze uitfpraak in de meeftë poneren over een kwam met het provifionele accoord van Prins Willem de I. van d. 30 Maij 1578. het welke, hoe zeer bij de Stads Gedeputeerdeu mede aangenomen, door de Stadt zelve niet wierde geratificeerd, men kan dit zien in bet Stads Refol. Boek 13 juni 1578. en so Julij 1578. waar ook het Stads antwoord te vinden is. ia) Zie deze Religions vrede bij van Meteren op het jaar 1578. p. 154. ib~) D. van Amsweer de Praep, Ref, p. 3, CO zie P« Bor Autb. Stukken IID. p. 5,  Tractaat van Reductie. iüj, hes de Generale Staten, in de aangeftemmett vergadering daar in verordent zullen hebben. De Geloofsvrede behelsde eene even-gelijke behandeling en vrijheid in het uitoefenen der Roomfche of Gereformeerde begrippen, zonder dat dit verfchil zelvs in de keus der Ambten hinderlijk zoude zijn. —— Maar daar ook dit bij veele niet voldoende was, tot verzekering der Nederlandfche vrijheid, was Prins Willem de I. en andere Groten bedagt, op het ftuk ener nadere Unie. De Prins liet zig in dezen niet als de eerfte zien, maar het werk wierde teffens door zijnen Broeder Graaf Jan va» Nassau en andere op den 23 Jan. 1579. te Utrecht tot ftand gebragt. Zoo veel het gefchiedkundige dezer Unie met betrekking tot deze Provincie aangaat, is de vraag. Of de Stadt ook toen, of kort daar na, tot deze Unie is toegetreden? Aangaande de Ommelanden is deswegens geen gefchil, daar derzelver Gedeputeerden E geert ClanTqp^ en E1 s e Jarges die mede geteekend heb- ting der ben, en daar toe gezonden waren, ingevolge ^"ea^n een volmagt van den 4 Jan. 1579, verteekend en gezegeld door Wigbold van Eusum Ridder en Johan de Mepsche Hoveling (0). In de onlangs uitgegevene Unie, uit het oor- fpron- (<0 Bij van de Spiegel , Bundel van otiuitg, Stukk, ƒ, D, />. i%6. I  13° Inleiding tot het fprongelijke, word teffens E. Jarges, alleen gevonden, en het is nog niet uitgemaakt, welke de reden van dit verfchil zijn mag; daar zij beide m alle gedrukte Exemplaaren voorkomen, en welke door den Heer van Lams weerde a!s afdrukzels van het ware Origineel zijn beveftigd. Ligtelijk is het onlangs gevondene en uirgegevene, het ware Origineel niet, maar een eigenhandig geteekend Exemplaar, het zij voor Prins Willem de I. of iemand anders. . Maar late ik, van deze uitflap te rugge tredende, onderzoeken , wanneer de Stadt Groningen Bondgenoot dezer Utrechtfche Unie wierde. ?ino-Sr r$' iv" dc iicer wagen**k denkt, dar ^ Groningen in het Jaar 1504. bij het Verbond aan die v™ Keductie, voor het eerst aan de Unie se Sragï? bf3gt iS,(ö)' ,M3ar' meth°e Veel o^zigtigheid men ook verpligt is, van deze kundige man te verfchillcn, zo moet ik evenswei mijne redenen opgeven, op welke ik gelove, dat Groningen moet gerekend worden, op den u Juni 1579. meer tot de nadere Unie te zijn verbonden en daar toe nader aangebragt, in en door de tekening van hare Stadhouder, de Graaf van Rennen- ber g. Voor af diend men uit het reeds bijgebragte op het oog te houden, dat het bui- . ten  TrACTAAT VAN REDUCTIE." Igï ten allen twijfel was, dat de Stadt op deze tijd, tot het Gendlche Verbond behoorde. Uit dien hoofde fchreven de Bondgenoten tot de nadere Unie den 22 Oer. 1578. aan de Stadt, om ook tot de Unie te willen toetreden. Maat deze antwoorde den 20 Nov. daar na „ dat „ zij in den jaare 1576. zig met de Generale Sta„ ten bij folemneele acre hadde verbonden ende „ geunieert tot onderholdinge der Pacificatie, bij i, welke Unie en Pacificatie zij gans ernlfelijk „ gezind was zich te reguleeren, zonder dat zij oordeelde nodig te zijn, om tot een nadere „ Unie toe te treden O). De Staten der na- De Stadt dere Unie Zonden daar op derzei ver Concept,bIeef aan en Ontwerp aan de Stadt, tot aanneminge daarfc^5^ van. —— Maar die antwoorde den 8 Jan. 1579. bond. „ dat zij zig andermaal verklaarde, alleen bij ., de Pacificatie van Gend te zullen blijven (h). Hier door dan was het zigtbaar, in welker voegen de Stadt zig geünieerd rekende, en de al« gemene Staten die Stadt ook befchouwden, als aan hun verbonden. Zij verzogten daarom ook de Ommelanden op den 29 Jan. 1579. om ook de Stadt tegen alle Spanjaars te behoeden, en zij drongen bij Rennenberg aan, dat die de Stadt aan de gehoorzaamheid der Aartshertog, en aan zijde der algemene Staten, met welke zij 00 Zie v. d. Spiegel Bundel van onuite, Stukk, L D. p. 90. (JO Bij den zeiven /, c, /, 131.  Inleiding tot het zij geünieerd was, zoude behouden (a\ melmiden A'dUS ft°nden d'e 2aken' biï het flimen nanamen de dere.Unie te Utrecht, tot welke de Ommelanden daUnie aan. delijk toetraden, maar waar door zij, zo min als de overige Bondgenoten, van hetGendfche Bondgenootfchap waren afgefcheiden: en welk laatfte, om geen andere bewijfen aan te voeren, genoeg blijkt, uit de nog voorhanden zijnde volmagt der Ommelanden van den 20 Maart 1579 °P de Heren Renges, Sickinge, en Verruci na de algemeene Staten te Antwerpen, om de zaken des Lands mede te reguleeren (b) . Maar de vraag is enigzints van gewigt, welke de reden was, waarom de Stadt de Unie van Utrecht niet goedvond te omhelzen? _ Men kan hier, naar de omftandigheden der tijd, vrij zeker op antwoorden: dat dezelfde oorzaak, welke er de Ommelanden dadelijk Welke de aanbragte, er de Stadt afhield. Het uitzigt na- hi™ nielUlijk dat ieder in het beftllur ziine' zaak, waren. en 10 de aflooP der onderlinge twiften hadde. De Ommelanden immers, de harde behandeling der Stadt zo onlangs ondervonden hebbende* hadden in het voorbrengen harer klagten, vrij wat heul en troost gefchept, uit het verhandelde met de Heren Marnix ea Sule; waarom zij de nadere Unie, en derzelver Bondgenoten aanzagen, als hare befchermers tegen Gro- nin- («} Zie v. d. Spiegel /. c.p, 225. 231. O; Stads Atcb. M, a, tto, 3,  Tractaat van Reductie. 133 vingen. De Stadt daar en tegen, op die zelfde gronden min vredig, zo met het verhandelde, als vooral met de dreigende taal, van die Gezanten, was ongetwijfeld van denkbeeld, dat eene nadere verbinding, als die van Gend, welke alleen betrekking op onderlinge befcherming, geenfints op het vereffenen van gefchillen hadde, haar zoude kunnen beroven van die rechten pn voorrechten, welke zij meende over het Land te mogen oeffenen, zoo dat zij bij de Unie van Utrecht, derzei ver befliffing zoude moeten overgeven, aan Staten, welkers Gezanten min gunftig hadden gedagt: waar bij nog kwam (zo als dadelijk uit de Stads volmagt tot de nadere Unie zal blijken) dat er bij haar vreze was, voor verlies van voorrechten omtrent hare gehoudendheid aan het Duitfche Rijk, het innemen van Guarnizoen, en het brengen van gewapende Burgers buiten de Landpalen. Hier kwam bij de dubbelhartigheid van Rennenberg, en zijn raad, om de Stadt, daar van af te houden, gelijk uit zijn verfoeilijke handel op den 29 Jan. 1579 bleek (0). En van hier, waren zelfs de Ommelander Prelaten en Hovelingen zodanig verdeeld, dat een aanzienlijk gedeelte derzelve op den 8 Jan. 1579 aan de Staten des Utrechtfchen Verbonds fchreef, dat men die handelingen te Utrecht nutteloos en overtollig hield: en welke brief in tegenwoordigheid de* 00 Bor Auth Stukkm agter het IID. p. 4,  *34 Inleiding tot het der Stadhouder was 0pgefleId. (a) Schoon nu de Stadt zig aan de algemeene Pacificatie alleen hield, en de Unie van Utrecht niet inging, zo wdde zij evenwel met de Generale Staten, aile zodanige Verbonden en Onderhandelingen ingaan, zo als deze, ten beste van het land, oorbaar mogten vinden, gelijk daar van een aanmerkelijke brief van den 2$ Maij i5?9 voorhanden is. (TT) Het is dan uit allen dezen Zigtbaar, dat de Stadt bij het fluiten der Unie van Utrecht, alleen deelgenoot was en bleef van de Pacificatie van Gendt, en dat de vrees voop het verhezen harer rechten, daar van, aan hare zijde, de reden was. Het word dan in de twede plaatze de vraag, of, hoe, en wanneer dezelve an de Unie gebragt zoude zijn ? Laat ik den draad der gefchiedenis weeder opvatten, die zal het van zelve toonen. ^nword De ünie was d' 23 J™uari 1579 te Utrecht gezogt gefloten, en de Bondgenoten, bedugt voor de Unie te Wa?ge,ende Lalaing, fchreven aan hem den brengen. 1 Feb^; » dac nÜ Groningen toch wilde bewa„ ren." Ma;fr deze nader geünieerde Bondgenoten, waren ook niet onkundig, dat Rennenberg deze Unie niet was toegedaan, waarom zij aan hem den 24 Maart 1579 zonden de Heren Jarges en Thin, met uitdrukkelijke last, om hem te overtuigen, dat die Unie zijns {a) Bij v. d. Spiegel /. c. l.D.p. 132 (!>) Bij Bor /. e. p. 6,7.  Tractaat van Reductie. 135 zijne auélioriteit niet zoude vermindereu, en hij bij de tekening, eene Jaarwedde van 6000 Gl. zoude genieten. (0) Maar deze vertogen waren vrugteloos, en de Gedeputeerden vertrokken den 29 Maart, met fchrifrelijke proteftatie tegen alle onheilen en nadeelen, die daar uit geboren wierden. —— Dit protelt hadde evenswei die uitwerking, dat Rennenberg twee dagen daar na, den 31 Maart, de Unie teekende onder deze voorwaarden, „ Dat hij voor„ behield zijne gedane eed aan den Aartsher„ tog, den Prins van Orangien, en des Konings „ Financie: als mede, dat hij ongehouden wilde „ zijn, de Kasteelen zijnes Gouvernements te „ demoliëren, of de Steden te conftringeren tot „ dat verbond." (b) De Staten lieten hier op niet na, het begonnen werk te voltoijen, en zij zonden ten dien einde andermaal, aan Rennenberg, de Gedeputeerden Cr om houd, Cant en Tuin. Deze hebben na veelvuldig gehoudene gefprekken, ingevolge de aantekeningen van Bor /. c. aan de Staten van de Utrechtlche Unie verklaard, „ dat de Stadhou- 1 1 ■ 7 a 1 „ Rennen- „ der met hun wel overtuigd was, om de lan-pFRG „ den , vooral Overijsfel en Groningen aan de werkt „ Unie te brengen, dat hij daar toe ook wel^ *oe „ alle middelen wilde aanwenden, en dat hij „ daar {£) Beide deze Stukken zijn opgegeven door de Heer v. d. Spiegel Bund. van onuitg. Stukk.lD, p. 335- (£) Boa Ned. Hifi. 13 B.p„ 32?» 33.  t3* I nleiding tot het „ daar toe ook al bereids tegen den 4 Maij een ^Landsdag te Deventer, hadde uitgefchreven, „ om Overijsfel te winnen, maar dat eene zijner j, grootfte hindernilTen was, dat de Prins van „ Orangien die Unie nog niet hadde aangenos; men." De Staten hier van verwittigd, overreededen den Prins, om dezelve dadelijk den 3 Maij aan te nemen, op dat Rennenberg zulks zoude doen dienen, op de Landsdag van den 4 Maij te Deventer. (*) Maar dit was het niet al, wat uit dit rapport der Gedeputeerden volgde. Zij fchreven ook den 13 April aan de Staten dit volgende; (b) Rennenberg hadde aan hun deze vragen voorgelïeld: „ I. Hoe men de generale middelen in de Om„ melanden zoude invoeren ? daar de huislieden „ niet alleen, maar vooral de Stadt, zulks zou„ de tragten te beletten, als ftrijdende, zoo zij „ meende, tegen hare privilegiën, indien zulks „ zonder de Stadt gefchiede. „ II. Hoe men zig in het leggen der Forten „ in de Ommelanden zoude gedragen? daar de „ Stadt dit uit die zelfde gronden zoude zoe„ ken te beletten, „ III. Bij welke middelen men zig van de 9, Stadt zoude verzekeren? en of zulks tans, „ raadfaam was? Hier O?) Zie v. d. Spiegel Bund. van ontdte. Stukk, IID p 98. * * (J0 Zie aldaar £. S9.  Tractaat van Reductie.' 137 Hier op berigten deze Gedeputeerden aan deOverlegStaten des Utrechtfchen verbonds, dat zij aan§inSen RCICSWC"" ennrnberg geandwoord hadden : gens voor 99 Dat men, op de bepaalde voet, in het in-gevallen. „ nen der generale middelen zoude voortgaan; „ dat men de aanleg der Forten, behalven Delf5, zijl, als nog zoude ftaken, en tegen des Stads „ pogingen, hier omtrent, twee vaandelen kneg;, ten aannemen, om dat werk te dekken: la„ tende de Gedeputeerden aan den Graaf over, „ om zig van de Stadt te verzekeren, ingevol99 Se zij"e inftrucrie, die hem door die van hec Utrechtfche Verbond gegeven was; evenwel „ dagten zij daar in, om de magt der Stadt, „ best te zijn, enigzints te temporifeeren , ten $, zij de Stadt enige hindernifien te wege brag„ te." —— Ingevolge nu deze advifen, van wegens de Staten der Unie gegeven, en die in het bredere dienen nagezien te worden, wierde het beraamde plan ook uitgevoerd; en op welk een wijze, berigt ons de Heer Jacob . Valcke, in zijn brief aan de Heren van Zeeland, den 4 Maij i579 uit Utrecht gefchreven. Daar hij fchrijft. „ Met betrekking tot de „ zaken van Groningen, zijn dezelve nog even „ eens. De Stadhouder heeft vrugteloos gezogc „ zig van de Stadt te verzekeren, door Olla- • ?, giers, hebbende hij niet te min de generale „ middelen in de Ommelanden ingevoerd, niet p fegenftaande de beletzelen der Stadt, of des- zelvs  13S Inleiding tot het „ zelvs protestatien, op grond harer privilegiën. „ En hebben de Staten der Ommelanden, den „ Graaf verzogt, zig van Groningen te verze„ keren, waarop zijn Genade verklaringe gedaan „ heeft, en zijn advies deswegens door Eise „Jarges na herwaards (Utrecht) heeft „ overgezonden. (0). Hier door was dan aan de meefte punclen in de voorflellen der Utrechtfche Gedeputeerden voldaan, alleen Groningen was niet voor de Unie verzekerd, en hield zig nog aan de Pacificatie. Maar in overeenkomft nu van alle deze bepalingen , moeite ook aan het Iaatfte voldaan worden. Ingevolge het advies der Gedeputeerden , liet dan de Stadhouder twee vaandelen krijgsknegten uit Friesland komen, verfterkte die, met andere, leide dezelve in de Ommelanden, en berende daar mede den 25 Maij 1579 de Stadt. Eerst deden de Stedelingen eenige uitvallen, maar, na derzelver mislukking, troffen zij den 11 Juni 1579 te Winfum deze overeenkomst, door tusfchenkomfle der Utrechtfche Bondgenooten, of De Stadt hare Gedeputeerden. „ Dat de Stadt zig de gevoor de " hoorzaamheid der Generale Staten zoude onUniever-» derwerpen, in al het geen dezelve tot 'sLands zekerd. n rust, vrede, en welzijn dienftig zouden oor„ deelen. Dat zij alle vijandelijkheden zoude „ nalaten, Oflagiers ter verzekering overgeven, „ het krijgsvolk afdanken, en de uitlpraak der 00 Zie v. d. Spiegel /. c. p. 134;  Tractaat van Reductie. 139 „ gefchillen met de Ommelanden aan de Juftitie „ overlaten; voorbehoudens de ordonnancie van „ zijn Hoogheid (a). Op die zelfde dag nu, op welke de Stadt zig aan de algemene Staten overgaf, tekende Rennenberg de Unie van Utrecht, zonder eenige voorwaarde, en de Gedeputeerden der Unie deden aan hem de toezage van 6000 GI. Tafelgeld. Het gevolg dezer handeling toonde ook, dat deze overgaaf aan de Utrechtfche Bondgenoten was, daar Rennenberg op den 24 Juni in de Stadt kwam, de Regeering veranderde, de Geloofsvrede dede afkondigen, en de Walburgh en Minnebroeders Kerken voor de Gereformeerden inruimen (F) en waarom de brief van Rennenberg aan de Stadt, over het gevangennemen van Roorda, zekerlijk ftrekte, om de nadere Unie getrouw te blijven (V). Gelijk nu deze geheele toeleg, en de uitkomst, alleen was, om de Stadt voor de Unie te verzekeren; zo is het ook zigtbaar. im° dat de Stadt zig zeedert het Verbond vmlVinfum als meer geünieerd met de Utrechtfche Unie befchouwde, en gedroeg : en 20 dat de Bondgenoten ook de Stadt («) Zie het verbond bij Bor Authent. Stukk. agter het II D. p, 7. (£) Dit alles verdiend nagezien te worden in bet Cbro■ntjkjt bij Bor /. c. p, 9. En is ook te vinden in het Stads Refol. Boek op den 26 en 39 Juni 1579. CO Zie dit bij Bor /. c. p, 10,  140 Inleiding tot het Stadt als mede lidmaat in veele opzigten behandel? den. Twee Hukken die ik nog kortelijk zal aantonen, op dat men de gronden van beoordeling meer kenne. Wat dan het eerfte aangaat , zo meld de Heer van B ynker shoek wel, dat hij in de aden gevonden hadde, dat Groningen bij het teekenen van dit Verbond, hare afgezanten tot de Staten der Unie gezonden hadde, (a) en de Stadt zelve fchreef, ook bij eene Miflive van den 22 Sept. 1708 aan Haar Hoog Mog. D-at zij, na bet tekenen van Rennenberg, dadelijk Gedeputeerden gezonden hadde tot de nadere Unie van welke een Burgemeefter in Auguftus 1579 het Pnsfidium te Antwerpen (werwaards de vergadering gedurende de belegering van Maltricht zoude zijn verlegd) hadde waargenomen. Maar dit een en ander, maakt da zaak wel waarfchijnelijk, zonder dezelve evenswel te beveftigen. Gronden ^a vraa& 's dan' wat men 330 z'ide der Stadt daartoe tot bewijs in dezen zoude kunnen bijbrengen? Hs*- te meer, daar de Refolutien van die tijden, nog voorhanden zijn. Deze dan, kunnen ons ook het eenige voldoende licht geven, vooral, als wij de draad der gefchiedenifte daar bij voegen, en het gebeurde in acht neemen. En dit doende, blijkt het, dat de Stadt onder de belegering van Rennenberg, hare Gedeputeerden 00 Bynkershoek Quaefi, Iur. Pull. Cap, 16*  Tractaat van Reductie. 141 den aan de Belegeraars zond, met eene volmagt, of last, waar van ik de inhoud dadelijk zal opgeeven. ■■ ■ ■■- De Refolutie tot deze last van den 31 Maij 1579 is woordelijk in dezer voegen : Vermids Syu Gen. de gezanten ghystèren up Wynfum te komen befcheyden, alwaar een Landtdag beflemct, heeft men B. Jacop Hylbrants bewilliget, Syn Gen. te bewegen, weder op Sehvert te komen, woe Syn Gen. gedaen, ende fynt alfö de onfe, mit zeker Inflru&le, urn x 'uhren mane, weder derwaards gefonden. Deze inltruétie nu, die de Heer Bor heeft opgegeven O), zo dat ik dezelve uit het oirfprongelijke niet behoeve over te fchrijven, bedoelde hooftzakelijk. —— „ Dat de Stadt, hakende „ na rust en vrede, bij de invoering der ge„ nerale middelen, ook geneigd was, de gene„ rale Unie voortaan na behoren te onderhou„ den; en daar toe alle gehoorzaamheid aan zijn ,, Hoogh. de Raden van Staat, en Generale „ Staten te betonen, zo en waar des Stads pri„ vilegien en rechten zulks immer gedogen kon„ den. Ten welken einde zij ook aan Joh. „ Wyfering Burgemeefter, den Syndicus „de Gouda, en Raads verwant Lulop „ Roelofs bevel gaf, om van Stads wegen „ zig in de Vergadering der Generale Staten te „ vervoegen, en aldaar mede de voorkomende „ zaken ten gemenebefte te aanhooren, overwegen O) Zie P. Bor Autb. Stukk, UD.p.7,  i4£ Inleiding tot het „ wegen en befluiten; met belofte, dat de Star?9 „ Regeringe dat gene houden en nakomen zal, „ wat door die Gezanten, tot welvaard van hes „ gemeene beft, mede beftoten wierde. Deze voordragt, dit toeftemmen , dit aanemen , is gewiffelijfc aan de Belegeraars mede gedeeld, err De Stadthier °P is gevoIgd de Inftruérie voor deze Gezend Ge deputeerden zelve, om bij de Staten der nadere d^nToorUnie te v6*"'!11611» ™ we'ke Inftruérie, daar dt Gene-dezelve niet gedrukt is, ik uit het Stads Refbraliteit. lutie Boek zal overfchrijven (V). - Deze zijn dan de gronden voor de waarheid en ze- ker- 00 Infiruótie voer den Erntfeflen Hooggeleerden ende Erb. Borgem. Jobatt Wyfring Do&.Joban de Gouda, Synd. en Lidof Roelejfs Raedts verwant, alp afgefante Deputeerden der Stadt Gron, Jicb dair na to richten. Inden eerflen fullen fe nabkomen ende agtervolgen de inboldt boer der generale vulmacbt, onder der Stadts Signet e ver feegeit an datum den ïj Juni 1579. Item zullen der Stadts privilegiën , tra&aten, vry ende gerechtigheeden, daer inne dezelve folden verkort et ende vemabdeeld moegen worden, tydelycx allegeren en voerwenden. Als mede entdecken en remonfireeren, der Stadt en Borger armer gefialt, ende gelegendbeid, fampt der Lande enorme moetvoille ende gewalt. En belangende bet concept van de generale Unie in ,t terfïe puncl, vormeldende van de Provinciën ten ewigen dage by den anderen te blyven, &c. Refereerd Zich de Stadt dien angaande tot baere Tractaten. Woe fe dan mede neet gemeend, van den Hilligen Roomfchen Ryke eniger maaten afgefcheiden to weefentnocb gek van de verbuntenijfe derDuitftbe Anfe. Üp$  Tractaat van Reductie. 143 kerheid van die zaak, welke ik aan zijde der Stadt hebbe kunnen opfporen, en die ten miniïen antonen, dat de Stadt gezind was de nadere Unie antenemen, na opheffing van enige zwarigheden. De vraag is nu, hoe de Bondgenoten des Utrechtfchen Verbonds hetzelvebefchouwden? Algemeen genomen moet men zeggen, dat er redenen zijn, uit v/elke men befluiten zoude, dat die de Stadt zedert den 11 Juni, of het Tractaat van Winfum ook als geünieerd rekenden : en waaromtrent men een brief van den Upt hij art. dat men oeck geene Veflen of Starckten in Stadt noch Ommelanden fall mogen bouwen, dan by goedtbeduncken en confent van de Regierders der voer/ Stadt en Landen. Item dat de domeinen in bet v art. angstogen, fint der toekeeren, byr meer als te vole ver/ettvan welke oock Stadt en Lande nocb om etlycke voel duizend guld. naftendig hart angefprenget en gemolejliert worden. Neffens den garni/oen of befettinge in tho vuren, fall mede beboeren tho ftaen, tot der Stads behoef' en discretie , foe dat nocbtbans (de nodtb zulks vorderende) 't felve als dan gefcheen fall, tot bekoftmge van de geünieerde Provinciën. Ende wen de monfleringe der perfonen tuffchen 18 en v feftig jaaren, aljoe gefcheen is, dat nocbtbans nemand, Junder zyn vrye iville, 'buten de palen zyns landes tho vertrekken gedrongen ojft geholden zyn fall. Het xvj art. aangaande, will ficb de Stadt Gron» gerefereerd en geholden hebben, aan de Ordinantie en bevhelc tusfchen Stadt en Lande by Synen Hoogh, 1578 den 24 O&obris gedecreteerd en verfegeldt. Tbo oir konde der Stads hyr op gedrukte Signet e, gegeven den ij dacb jjunii 1579,  144 Inleiding tot het den Heer de Valke aan Cornelij Back ere diend na te zien («). Hier bij koomt, dat dezelve voor die tijd, in het bepalen der lallen, van Groningen fpraken, als van DeStateneen Gendfche Bondgenoot, maar na dien tijd, befchou- a,s van eene' die den nadere ünie was ingewen de lijfd. Immers vinden wij in eene reparti- BondVe- de Van April I$79> Groningen »og onder die noot. plaatzen, welke tot de Utrechtfche geunieerdera nog niet behoorden, (b) maar na die tijd, op den 3 Julij, en dus drie weeken na de overgaaf der Stadt, wordt expreflèlijk gemeld, dat Groningen op haare Maandelijkfche Quote onder de Bondgenoten van de nadere Unie geraamt is (/). Men kan hier bij nazien de Refolutie van H. H. Mog. van den 20 Maij 1600, en men zal ontwijfelbaar opmerken, dat het Traclaat van Winfum, en het zenden van Oftagiers, uit de Stadt na Campen, zaken waren, die door de Stadt en de Bondgenoten der Utrechtfche Unie, verhandeld zijn. ■ Dan hoe zeer deze gronden, in het algemeen , de zaak vrij waarfchijnelijk maken, zoo blijft nog de vraag, of er gene zekere bewijzen voor handen zijn in de Regifters en Notulen der Bondgenoten van die tijd ? Hier op kan ik andwoorden, dat het gene aldaar voos («) Bij v. d. Spiegel Bund. van orntitg, St* H\ J>» p. 148. (b) Bij den zeiven /. c.p. 78. (je) Bij den zeiven i, c.p, i6g.  Tractaat van Reductie.1 145 voorkoomt, de zaak ook buiten twijfel en bedenking fchijnd te ftellen. Het is wel waar, dat de Refolutien der Bondgenoten, van dendag der tekening den 23 Jan. 1579 af, tot aan de maand' Julij van dat zelfde Jaar, ter Griffie niet voor handen zijn. Maar uit de Refolutien van die tijd, na de maand Julij, fchijnt de zaak 20 duidelijk te blijken, of dezelve boven alle tegenfpraak was. —— Immers vinde ik reeds in de Refolutie van d. 12 Julii 1579. en waar op de Heer B y n k e r s h 0 e k ook zal gedoeld hebben (a) dit volgende. Les deputes de la ville de Groningen, (men moet opmerken, dat de Registers tot den 3 Junii 1580. geheel in het Fransch gefield zijn) ont declare verbalement davoir en bourfe la fomme de trois mille Flo* rins, aux quelle ils eftoit tauxcr avec le plat pays. En op den 13 Auguft., Prefident. De Stads Bis. le Bourgemaiflre de Groningen, fous pro- Gedeputejlation des Ommelandes. Den 25 Sept. Prefi- * y£ ™de dent. Ms. le Bourgemaiflre de Groeninghen. Vergadeden 16 Oef. Prefident. Le Confeillier de la™& ville de Groeningen Gouda. Den 20 November Prefident. Groeningen le Docleur Gouda. Zonder dat er gedurende die tijd, tot de afval van Rennenberg, of den 3 Maart T580. namens deze Provincie enig ander Praefidium, als door een Stads Gedeputeer de is waargenomen ter (a) In Quaefl. Iur. Pübl. Cap. 16, K  ï\6 Inleiding tot het terwijl ik na die afval, op den 21 Juni 153©. vinde Prefident Jonkheer Johan Rengers. Men denke evenswei nier, dat de Stadt destijds alleen Gedeputeerden gezonden hadde Neen, ik zal daar omtrent eene Refolutie bijbrengen, die dit ook aantoond. Dezelve is van den 28' Nov. 1579, en van dezen inhoud. Le Steur Johan Rengers, en qualité de deputè de la part des Ommelandes, at exhibé lettres de commisfion, en date du trefteme de ce mots, pour comfarer, en ejfemhle generale. Defirant d'avoir voix difltnEte et apart: declarant le do&eur Gouda de la part de Groninge, quil ne dolt avoir voix, ft non enfemble et avec les Deputes des Groninge: fuivant la deelaration fait 22 Maaj dernier Lorsque le mesme different fut propofe a fin Alteffe, pour le vuidér. (a) £n hjf>r door zoude men denken, uit zekere gtonden te hebben aangewezen, dat Groningen, hoe zeer zij de Unie van Utrecht nog mede gefloten, no* die getekend hadde, evenswei door en na het TraBaat van IVinfum van den 11 Juny i57a zig zeiven gerekend heeft, en door de Bondge' noten gerekend is, als in alles tot de Unie van Utrecht te behoren. . , Dan ik moet ove; de aard dezer bewijzredenen, die aan vele der voorgaande Schrijvers, en zelfs in Staats/tukken en en 2 Efeeember 1579. 5 s' 15 Sef*'  Tractaat van Reductie; 14? en Refolutien, voldoende zijn voorgekomen, en die ik zelve wel eer als dusdanig hebbe aangezien, twee aanmerkingen mede delen; op dat de waarheid der zake volkomen geblijke. De eerfte is, dat deze oudfte Registers der Waare Bondgenoten, die van d. 1 Juny 1579 af, ter Staat van Griffie van H. H. Mog. voor handen zijn, en ?e1n°snm"' uit welke ik zo even enige uittrekfels opgaf, bij Bondgeeene aandagtige overweging, onwederfprekelijk j^0^ blijken, te zijn de Registers der Gedeputeerden tot het Gendfche, en geenzints tot het Utrechtfche Verbond: en welke Registers bij het verleggen der Gendfche Staatsvergadering, teffens met het groot zegel, aan die van de nadere Linie verbleven zijn. De inhoud zelfs is van die aard, dat de draad der verhandelde zaken langzamerhand overgaat tot de afzonderlijke handelingen* der Utrechtfche Bondgenoten alleen. —— Deze eene aanmerking neemt voorzeker de kragt der bewijsgronden weg, welke men in de zo even aangetogene Refolutien, waren dezelve de befluiten van Gedeputeerden tot de Utrechtfche Unie, ftellen moeste: en waar uit volgd, dat men opzigtelijk het tegenswoordig onderwerp, uit de dus verre bekende en overgeblevene Stukken in onzekerheid zoude blijven. Mijne twede aanmerking is, dat, hoezeer er ter Griffie van H. H. Mog. geen andere Stukken of Registers van die tijd zijn, het geval evenswel gewild heeft, dat men, voor weinige jaren onder  148 Inleiding tot het onder de Staatspapieren in Zeeland een gedeelte der Refolutien van de Gedeputeerden tot de nadere Unie gevonden heeft, die het verhandelde in het tijdvak van den 30 Januari tot den 30 Julij 1579 bepalen, en die over de tegenswoordige vraag het nodige ligt verfpreiden. In de Boekerij van den Heer Griffier Fagel word van dit ftuk eene net gefchrevene copie gevonden, en het was de verph'gtende goedheid van diens bezitter, die mj , door mededeling, in ftaat ftelde, dit onderwerp tot klaarheid te brengen. —— De zaak is deze. Het waren de Bondgenoten van Utrecht, die Rennenberg bepaalden Groningen voor dat Bondgenootfchap te verzekeren; die last gaven, de Stadt te belegeren; en aan wien dus de overgaaf d. 11 Junij 1579 door Rennenberg volvoerd wierde, Maar hoe zeer Gronin¬ gen hier door aan hun nader verzekerd en verbonden was, zo wierde die Stadt toen, of voor Renneneergs afval,geen eigentlijkBondgenoot; het zij, dat de Stads Gedeputeerden hare boven bijgebragte Inftructie niet volvoerden, het zij de Bondgenoten met Groningen, even als met Antwerpen in het begin, zwarigheid maakten, enige der voorgeftelde voorwaarden aan te nemen. • Late ik defe twee waarheden uit de voorhanden zijnde Hukken aantonen. Er waren vooral drie zaken, die de Ommelanden toen begeerden, dat door de Bondgenoten  TfiACTAAT VAN REDUCTIE." \0 ten der nadere Unie voor hun tegen de Stadt in order wierden gebragt: te weten, de oefening der Juftitie, het bepalen der Gemene Middelen, en het aanleggen der Forten. Jarges verfcheen d. 22 April 1579 tot dat einde met een bijzondere lastbrief in de Vergadering, en dezelve refolveerde daar toe den 30 Maaij 1579 onder andere, in deze woorden. Voir zoe veel raect het lejle point, als te weten - - - - ver' hinder tnge diuelcke de Stadt van Groeningen tegens het gene voorfz. es zoude mogen doen, es gerefoheerd dat evenverre enige verhinderinge by de voorfz. Stadt gefchiede, ofte yetwes het gene voorfz. es geattenteert worde, in zullen gevalle- Zyne Gen. fal moghen gebruyken alk zulke middelen, als tot defenfie van voorfz. Omlanden bevonden zal worden te behoren, ende nodtch te zyn: en dat tot gemene coften van alle die nader Geunicerde Provinciën: daar toe Zyne Gen. by defen geautorifeerd word. Van dtze order nu, was de overgaaf der Stadt, aan Zijn Gen. de Graaf van Rennenberg, een gevolg, op den 11 Juni 1579, en de Leden van het Utrechtfche Verbond verloren noit uit het oog, dat Groningen door deze overgaaf nader aan hun verbonden was, als de vereniging van het Gendfche mede bragte. Ik zoude dit uit een reeks van handelingen kunnen aantonen, dan een enkel betoog zal in dezen voldoende zijn. De Ommelander Gedeputeerden de Heeren  Inleiding tot het Jüdocüs Oxids Abt tot Rottum en Proost totUsquaert, benevens Eisso Jarges tho Saxum verfchenen d. 1Q Juli] ,579 in de Vergadering der Utrechtfche Bondgenoten, met Voordragt, zo als uit de Refol. van d. 14. Jnly l5?9 blijkt, dat de oefening der Jqftititie mogte worden herHeld, en de Forten in de Ommelanden herbouvvd. Op deze onderwerpen befloten de ■Bondgenoten, in manieren, die aantonen, dat zij zig daar toe met opzigt tot Groningen door her dja&aatvanmnfumg^gügd oordeelden — Zie hier de Refolutie van d. 25 July i579. Is hier tiae wederom gerefumeerd de defenfie van dte van de Ommelanden, nopens de ere&ie van de Forten, en adminijlratie van Juflitie, ende es eyntel in jegengenwoordicheyt van Ideeren Stadhouders van Gelrelant en Vrieslant voor goed gevonden ende gerefolveert, dat alfoe men foe deur geintercepteerde brieven, als confejfie der gevangenen en andere advertifementen in het zeekere weet, dat des Vyands voornemen ts, een inval in de voorfz. Ommelanden te doen om foe wel dezelve Landen te ruineren, als de Stadt van Groeningen te belegeren en eroveren mendaarommefcryven zal aan Zyn Hoocheyt el Excie dezelve verthoonende dat hooch nodig is te procederen tot opmakinge van de Forte Delf zyl, en dat daaromme zyn en Excie ge. lieve te ordoneren myn Heer de Stadhouder van friesland, om de voorfz. Forten metten alder- eer%  Tractaat van Reductie." igf N gerfien op te doen maeken; dat mede zyn Hoocheit gelieve eenyge te committeren, die fich zul' len informeeren, wat plaetfe meer nodich is tot defenfie en bewaernijfe van de felve Lande te fortificeren, omme insgelycx tot opmaekinge van dien met ter daet te procederen. Dat men voorts fyn Hoocheit en Excie fal requireren omme te committeren enyge uyten raede Provinciaal tot Leuzvaarden, die fich fullen hebben te informeeren op de desorder en mefufen, die daar tot nog toe in de adminiftratie van de Juflitie gepleecht mogen zyn, ten einde daar in behoorlyk geremedieerd mach worden: gelyk zy hen ook zullen informeeren, op enige bekwame middelen, ten einde die Juflitie, by den Stadhouder jegenswoordelyk gefufpendeerd, zal moogen worden naer behooren geadminiflrecrcl, en dat men middel er tyd hem zall reguleren achtervolgende het Trailaet by Zyn Gen. in Junyo leflleden met die van Groningen gemaecki. Eet blijkt dtis, dat dit Tractaat van den U Juni] 1579 een zeer nauwe betrekking gelegd hadde, tufTchen de Bondgenoten van Utregt en de Stadt, en uit welken hoofde de eerfte een recht oefenden, hoedanig het Gendfche Verbond niet medebragte. Dan, dit zo zijnde, kan men evenswei niet zeggen, dat Groningen zig in de -Unie begeven hadde, of dat diens afgevaardigden zig van hunne laft hadden gekweten: daar jn tegendeel uit enige handelingen moet opgemaakt  Inleiding tot het maakt worden, dat zij in den eigentiijken zi* hetGendfche Verbond alleen vafthield Hier van daan vinde ik in deze Refolutien der Utr regtfche Bondgenoten van den £6 Juni 1529, dat die, belemmerd met geldgebrek tot het ontzetten van Maeftricht, onder andere bepaalden. Dat eyntelyk by gemeen advife gans nodich bevonden hebben, dat de voorfz. naeder geünieerde Provinciën, omme de voorfz. Stadt van Maestricht te helpen ontzetten, alle mogelyke middelen zullen aanzvenden omme de voorfz. penningen tot het voorfz. ontzeth nodich, te fourneren, en vynden: zvel verftaende, dat men Zyn Excie zall fchryven, dat men gheen middel en zo eet, omme de volle fimme te furneren, ten zvaere dat zyn Excie dede die van Braband, Vlaenderen, Mechelen, Doomick, Tourtiefis, Valenchyn, Overyfel, Groninge, Drenth-, Zingen, Buk en, Culenborch, en andere, fich noch by de Generaliteit houdende, hun quote mede opbrengen: heheltelyken dat altyts defe naeder gelinieerde Provinciën, des niet tegenftaande haere devoir zullen doen. Laat ik nu het ge¬ drag der Stadt en des Stadhouders kortelijk in net vervolg nagaan. Rennen- $• V' IIoa zeker het nu°ok fcheen, dat Renbergs néneerg door het tekenen der Unie aan de ? vaIt Staten getrouw zoude zijn en blijven, zo duurde het evenswei niet lange, of fommige nauw- zier;-;  Tractaat van Reductie^ 153' zfen.de oogen begonnen wantrouwen tegen hem te voeden. De bellommeringen der algemene Staten en van Prins Willem waren lichtelijk te veele, en te groot, om zulks na verdienften op te merken; maar het leed evenswei niet langer als tot d. 23 Febr. 1580. dat een menigte welgezinde Edelen en andere Leden het Land ontweken, en zig vooral te Embden nederzetteden. Lalaing hadde den 24 Febr. een gefchrift tegen de Unie opgefteld, en door vele doen tekenen; als of Groningen daar toe geenfins behoorde, (a) Hij hadde met de Hertog van Terra Nova het verraad bepaald, en reeds een gedeelte van de tijn duizend piftoletten, (de prijs zijner bepaalde verraderij) ontvangen, wanneer hij de uitkomst niet langer aan de tijd durvde vertrouwen, maar de Stadt op den 3 Maart 1580. na de wagthoudende Burgersin den vroegen morgen overrompeld te hebben, geweldadig innam; om het Roomfche zo wel als het Spaanfche juk te herflellen. De Heer van Amsweer, een der gevlugte Edelen, fcfueef er op die tijd van Quam tibi QFriCia.c'j/peraflem fociamfidamque futuram Ecce mibi rupto foedere bella parat jPuratamque fidem fallit ventofa Groninga R,es ea Pontificis fraude perabïa fuit* Ik («O Zie Bor Autb. Stukk. U D. p. 4—13, en ƒ?*■ \ pr. 14. B.p. 186-189.  Ï54 Inleiding tot het Ik zal in geen dagverhaal van het gefchiedkondige dezer tijd treden, of aantekenen, hoe de Staatfche Knegten, onder aanvoering eerst van Bartold Entes, daar na (daar deze fneuvelde) van Wigbold van Eüsüm en Graaf Willem Lodewyk de Spaanfjhe onder Lalaing of naderhand Verdugo aanvielen, en dan eens overwonnen, dan eens overwonnen wierden. Neen, dit alles kan bij andere, en vooral bij Bor worden nagezien, terwijl ik alleen melde, dat de toeleg des Stadhouders dadelijk was en bleef, om ook de Om- Hiiwoeldmelanden te d°en afvalien- Hij gebruikte daar ookindetoe vleijerij of geweld, en Haagde met dit laatOmme- fte uitnemend wel, naar zijn oogmerk. Het eu* land wierde na de inneming van Coevorden, Delfzijl en de meeste Schanfen, grotendeels bernagtigd, en zelfs, na Rennenbergs dood, (die den 23 July 1581 op het een en dertiglie Jaar zijnes levens voorviel) door zijn opvolger Francois de Verdugo, en de zegepraal op het Staten leger te Noordhorm, meer verzeekerd in hun geweld. Maar de bijzondere ondernemingen bleven wilTelvallig; en alle die bedrijven, te faam genomen, volgde het bederf de ellende op, en het geweld, het branden, het roven en bloedvergieten waren de heilloze vrugten van dit gefchandvlekte bedrijf des Stadhouders Wat kan de ontrouw niet veroorzaken aan anders welgezetene vreedzame Ingezetenen In-  Tractaat van Reductie: iss" Inmiddels zogte de Stadt, die nu weder aan de Spaanfche zijde was, en daar door in de onmogelijkheid, om aan de Uitfpraak van ten Aartshertog en Prins Willem van den 24 Oetob. 157% te voldoen, hare geeischte Rechten op de Ommelanden zo goed mogelijk te bevestigen. Zij leide dan haar geding voor den Prins van Pa r ma, wegens de Koning Gouverneur in de Nederlanden, open. En deze befliste bij een Uitfpraak van den 15 April 1581 de zaak ten^ekfde genoegen der Stadt, maar alles tot nader ordergefchilvan Philip zelve, in dezer voegen: f» „Datjf"* „ aan de Stadt het Regt van Stapel, bierbrou- ' « wen, en der Hooftmannen Kamer, om vier „ Rigters bij den Lieutenant aan te ftellen, beves„ tigd wierde. Dat er in de Ommelanden geep ne handwerken zouden geoefend worden ten nadeele der Stads Gilden, maar dat men zig » dezen aangaande zoude gedragen naar het von- P nis van het Jaar 1520. " . Tk ben wel verphgt van dit laatfte iets meer te zeggen, maar ik zal het hier beneden bijvoegen, om den draad der gebeurtenüTen niet af te breeken. (b) a **6- <* —>4Je 0) In het begin der zestijnde Eeuw, onder de regering van Karel van Gelder,' was er twist ontftaan, tuslchen de Bouwmeefteren en Hove. pJeTaJneTAGlldZ GroninSen met de Abten en Prelaten der Kloosters in de Ommelanden: ter fMzaake deze laatfte goedvonden, binnen hunne  rï5°" Inleiding tot het Bij dit Vonnis, of Uitfpraak van Parma, pntfing dan de Stadt het gevorderde, uitgezon^ dert ne Kloosters allerhande ambagten te oefenen, niet alleen tot Klooster behoef, maar ook ten diende der Omrhelander Ingezetenen : en het welke de Stedelingen meenden, ongeoorloofd te zijn, als ftnjdcnde tegen de Gilden', en den aard der zake, die medebragte, dat de handwerken in de Steden geoefend wierden. Wederzijdfche partijen gaven dit verfehil eindelijk ter uitfpraak aan de Perfona Willem Frederiks en Everardus Jarges, Paftoren te St. Meerten, en de twee Hooftmannen Lulof Cöenrades en Roelof Huinynge. De eerde dezerZegsmannen, was een zeer ervaren man, m de fchriften van die tijden, en door bezendingen aan den Keizer en het Rijk, zeer bekent. Maar een man teffens, van zeer eerzugtige beginfelen, die hij meermalen in zijne uitdekende Redevoeringen, ten toon fpreide. Hij was de Perfona, dat is een Opperrigter in Kerkelijke zaken, en welke Post in het Jaar 1559, toen Groningen tot een Bisdom wierde opgerigt, ingevolge de Bulle van Paulus de IK te vinden bij Bor / D p. 25. vernietigd is, en overgegaan, 'in den Pcrfoon der eerde en enige Groninger Bisfchop Johan Knyf. Deze gedclde dedirigslieden , hebben op Vrijdag na Pinxtcren 15-20 dit Vonnis geveld: In den eetft'en, dat nemant,van de inwoenren der Cloefteren vorfz. wat copen ofte verkoepen fall moegen, anders dan tot nutt noettriïft nütticbett en gebrueck der Cloefteren vorz , en weert oeck fake enicb inwoener der vorz Clo 'fteren daer en tegen gedaen tbebben bevunden worde, de fall van den Olderman der Stadt Groenyingen beboerlicke daer voer geflraft moege worden. Item ten anderen dat een igelick Cloefttr vorz. fall moegen frsbben en holden enen mefter Smyt en Scoemaker elck myt enen knecbte en niet meer, dewelcke niet fullen arbeiden ofte maken anders dan tot des Cloejlers behoef, ende huecken,doch voerbebolden dat de Smyt en Scoemaker vorz,  Tractaat van Reductie. t$f dert alleen, dat Parma haar niet toewees een aandeel aan het Ommelander Wijn en Bier Accijs, het welke bij de Sententie van de Hertog van Alba, en de uitleg der Raad des Konings, gelijk wij boven aantekenden, aan de Ommelanden alleen verbleven was. Dan ook hier omtrent verzekerde Parbia z;jn goede en veel vermogende voorfpraak bij den Koning. Dus waren die zaken alleen voor een tijd, naar Stads inzigt afgedaan; terwijl Parma haar als met den vinger tot den Koning wees. De Stadt draalde ook niet lange, of zij zond hare Gezanten aan Philip de II., daar toe benoemende de Burgemeelter Joacmim Ucbena en de Syndicus Johan de Gouda, inge• volge Volmagt van den 18 Nov. 1581. in de Stads Refolutien re vinden. De Koning voldeed aan veele, fchoon niet aan alle, vertogen in de Volmagts Brief voorkomende, en verleende reeds den 31 October 1582. een Voorrechts Brief, waar van deze de korte inhoud was. » De vorz. ene twee ofte dre der doelleren r.aefle naburen ende meyeren hoeff ifers maken en leggen ploecbij'ers, fcoen ende dergelicken maken Pullen ^moegen van igelick onbeflrafft En byr mede fullen de parten vorz. guet lick vorliket gefcbeiden wefen en bliven tot ewigen dagen, van der vorz. jcbelinge, en voert oeck van allen fcbelingen de fe om gebrueck eniger bantwarcken ofte ambachten voer dacb gave deffès bre* ves mit malckanderen hebben mochten ofte in eniger tnaneren tegen malckanderen in toecomenden tiden voernemtn jolden moegen in oerkunde der waerbeit hebben zvy &c, In de Stads Arcb. C. 2. n. x.  Inleiding tot het Srkrikt " DC K°ning' "a een ,an2 en 2root opW van Phi-'» van des Stads gauwigheid gedaan te heblip een „ ben, en na veel vastgefteld te hebben, van fpraak. " deS Stads Recnten °P de Ommelanden, wel„ ke niet alleen in een onheugelijke poffèffie, » maar ook in de verbonden, opgericht tuffchen „ Karel van Gelder en Keizer Ka sj r e l met de Ommelanden zelve, gegrond „ waren: en nader bepaald, bij Sententie van „ Duc d' Alba en den uitleg des Konings „ Raad, en niet te min aan zijde der Omme„ landen overtreden waren, zo was het, dat „ de Koning, na caüatie van alle vorige Senten* „ tien, vaftftelde. „ Dat de Stapel en het Stapelrecht, van alle „ de in en uitlandfche goederen en waren, zo „ in de Ommelanden ,zijn, en aldaar aankomen * „ binnen Groningen zoude zijn en blijven, zon„ der dat in de Ommelanden enige lastbreking s, zoude mogen gefchieden. ,, Dat in de Ommelanden geen bier bij tap» „ mate zoude worden verkogt anders, dan te „ Groningen gebrouwen. „ Dat men in de Ommelanden geen ambagten '„ zoude exerceeren ten nadeele der Gilden in „ de Stadt, maar daar in zig zoude regelen na „ de Uitfpraak van 1520. „ Dat de Juflitie over de geheele Ommelanden naar inhoud der oude Privilegiën zoude „ bediend worden, bij de Lieutenant en vier Hooft- n marh  Tractaat van Reductie.' igcj 5, mannen, welke Hooftmannen bij de Stadt zou„ den blijven aangefleld, en in het heffen der „ lasten, zouden geroepen en geraadpleegd wor„ den." (a) Deze brief behelsde dus hooftzakelijk het zelfde, als de bij voorraad gegevene beflisfing van den Prins van Parma, zonder verdere melding te maken van Wijn en Bieraccijfen. Dan de Koning vond goed, daar van op die zelfde dag nog een Privilegie te verlenen, inhoudende, dat de Stadt even veel recht en genot van die Om meiander accijfen hebben zoude. (t>) De Ingezetenen der Stadt waren met dieüe Omvoorrechten en beflisfingen, zeer ingenomen; ter-™1e^"c1ea wijl de Ommelanden, althans naderhand, ftaan-werpea de hielden, dat zij geheel van onwaarde waren.Z!S * Om redenen, dat dezelve tegen de voorwaarden L " inliepen, welke zij in het Jaar 1535 met het huis van Bourgondien hadden ingegaan, en waar bij ieder zjne Rechten en Privilegiën behouden Zoude, welke hun nu, zelvs ongehoord, ontnomen waren. En nog vooral, om dat zij leden der Unie, en der algemene Staten waren, die bij openbaar Placcaat van den 27 Julij 1531 den Koning van Spanjen hadden verlaten, afgefworen, en verklaard voor Tiran •' zo dat de Koning, ten minften na die tijd, geen recht hadde op hun, of om zulke lallen aan hun op te leg- 00 Zie de Brief bij Alting Pijl. en Peerl. p, 58. (£) Stads Arcbiv. A, 2. n, 4.6. G. 1. ». 1,  ioo Inleiding tot het leggen, terwijl niet Philip maar de Hmv van Anjoü, dien zij 0p den la TuIij 158a gezworen hadden, hunne aangenomene' Heer was. Deze zaak was dus in zo verre afgedaan terwijl de Stadt hare rechten, zo veel mogelijk, met er daad zogte ftaande te houden, en de Ommelanden dezelve tegen te gaan. De laatfte waren daar toe evenswei weinig in ftaat, daar zij meest alle zedert den 18 Ju„i r58ó. het Lmi ontweken waren, en vooral teEmbden en in Friesland bij een kwamen: alwaar de perfonen der gevlugte Landzaten, Vergaderingen hielden (d) Deze tegenkanting duurde, met een afwiflêlende oorlogs kans, waar in de Staatfchê partij al veel de nederlaag kreeg, tot het Jaar i59r. wanneer /'««Maurits met ernst bedagt konde zijn, deze Provincie aan de Spanjaarden te ontwringen. Eerst nam die Veldheer Delfzijl weg, daarna de Schans bij Enematil, voorts dwong hij Verdugo te wijken, en nam in het Jaar i-oa Coevordeu in. Graaf Willem nam ook IVedde weg, en daar nu Groningen rondsomme was mgefloten, berenden beide die Veldheren, op d 20 Maa, 1594. de Stadt, die zig, na een beleg van twee maanden, op den 23 Ju]jj im ge. noodzaakt vond aan de Staten der nadere Unie wederom over te geven. Groningen was hier door aan dat Bondgenootfchap van Utrecht gereduceerd, en daar ik voornemens was, dat r \ t j- TracGO Zie dit beneden onder de iv Vraag op 't einde*  Tractaat van Reductie. i6i Tra&aat van Reduclie te verklaren, en uit te leggen, zoude het verhandelde mij nu op dat tijdftip gebragt hebben. ■ Maar ik zal, naar mijn voorgenomene taak, nog een ogenblik vertoeven , om de Regeringsform van die tijd, enigzints van nader bij te befchouwen, het welk ons tot verfland van zaken, te ftade komen zal. IV. VRAAG, Welke regeringsform er bij de stadt en ommelanden plaatz hadde, voor, en bij het oprigten van dit tractaat van reductie ? §. I. Het is buiten twijfel eene der moeilijkfte Moeilijkzaken, de Regeringsform van den ouden dag'ieid °jn i r ^ r de oude nauwkeurig op te geven. Deze zwarigheid fpruic RCge- uit vele en verfcheidene oorzaken. —— Voorri»Sseerst zijn de aantekeningen van die tijd niet voor 0^™no^ handen, en men moet dus uit enige overgeble-pen. vene Brokken, ingeheide Wetten > ontwijfelbare Gebeurteniflèn, en Uitkomften, een famenllel opmaken, dat het meest bevrijd is van tegenltrijdigheden, en met den aard der tijden, en geest der menfchen het nauwlt over een koomt. En uit deze onzekerheid fpruit eene andere. Na- mentlijk of de Landzaten wel ooit eene Regeringsform, in zijne beginfelen hebben opgefteld, dan of zij die door de daden zelfs hebben inL ge-  16*4 I NLËIDING TOT HEl» gevoerd En zo dit laatfte: dan moet men zig te vrede houden met de Conflitutie uit de gevolgen af te leiden. Vele hebben de inftellingen der Romeinen tot een grondflag genomen, en gemeend, dat die Veldheren de geest der Roomfche Wetten en Regerings bepalingen tot de bewoners dezer landen, te gelijk met hunne wapenen, taal en zeden, hadden overgebragt. Men kan niet ontkennen, of de nazaat zoude zig uit de Taal, uit zommige Gewoontens, al waren de Schriften van C A's ar, Tacitus, Marcellinus, en andere, niet nagebleven, overtuigen kunnen, dat de Romeinen hier lange geweest, en veel gedaan hadden. Maar om de toepaffingen van die Wetten en Regeringsformen, welker geest, geduurende den tijd van ten minften agt eeuwen van onwetenheid, zoude bewaard en overgebleven zijn, aan te tonen, of te willen ophelderen, is meer eene proeve van vernuft en verbeeldings kragt, dan van betoogbare waarheid. Te meer, om dat de form» door welke de menfchen zig kunnen laten beheerfchen, hoe zeer die in de onderdelen van eene oneindige verfcheidenheid kan zijn, in hare gronden en hooft bepalingen niet zeer verfchillend is; en waar door het niet mifien kan, of in alle moeten wel deze of gene trekken van overeenkomst zijn, zonder dat in de vroegere de redenen der latere behoeven opgefloten te liggen, mmmm Eindelijk hebben de partijzugt de  Tractaat van Reductie; 163 verdeeldheid, en de menigvuldige inwendige be« roertens, onder welke deze landen geduurende meer dan twee eeuwen gebukt gingen, veel tot verd uittering dezer Itofie toegebragt. —— Zij die meefters wierden, bekreunden zig de wet weinig. Alles wierde beftreken met het heilloze vernis ener tijdelijke noodzakelijkheid, en men ontfing de wetten uit de handen der overwinnaars die bij andere tijden weder veranderd wierden 5 zo dat men veelmalen, met de uiterfte bedagtfaamheid, nauwelijks in Haat is, op de Iporen, of men ene verordening aan den aard der ooriprongelijke Regeringsform, dan wel aan de omHandigheden der tijd te danken hebbe. Dit alles te zaam genomen maakt de zaak moeilijk, zoo moeilijk, dat ik, die alleen de waarheid zoeke, om het hedendaagfche uit het voorledene toe te lichten, zelfs daar uit ene rechtmatige aanfpraak hebbe, op de toegevendheid van andere, die in mijne bevattingen enige misftelling mogten opmerken: te meer daar alle deze zwarigheden , zo die ergens te pasfe komen, vooral in het tegenswoordig onderwerp plaatz vinden. Late ik eerst van de Stadt, en dan van de Ommelanden handelen, §. II. Ik moet beginnen te zeggen, dat ik de zaak van geen hogere tijden zal ophalen, als de zekere befcheiden tot ons gekomen zijn: en dit is de veertijnde eeuw. Men kan uit de oudheid zo  ï&f Inleiding tot het zo ten tijde der Romeinen als der Franken we! 2eer gegronde aanwijzingen doen, dat gelijk bij de eerfte, en vooral in latere tijden, bij de laatfte, de Comités en Misfi Regii, die de rechtsplegingen waarnamen, in de Steden verpligt waren tot zig uit de Gemeente, en beste Ingezetenen een getal van 7 of 12 Bijfitters (Scabim) te kiezen, die tot de rechtsoefeningen dienden. Men kan hier toe de Wetten van Karel de Grote bijbrengen (d). Men zoude met grond giffen kunnen, dat deze Volks Rechters, na het verval der Frankifche Regering, alleen de Magiftraten gebleven zijn, die het volk in deze en andere Steden, Wetten gaven, en daar toe even als de Comités tot hun genomen hadden, enige wijze lieden, onder de verandering der namen van Burgimagijier. Maar hier in is te weinig zekerheid uit de befcheiden zelve, om er ene vertrouwelijke toepaflïng, tot latere tijden, uit te trekken, voor dat de ftukkeu zelve zulks aanwijzen. Tot latere tijden dan overgaande, moet ik beginnen te zeggen, dat het ene zekere waarheid is, dat de Regering der Stadt alleenlijk bij verkiezing jaarlijks gefchiede; zo dat al het bewind het geen dezelve oefende, eniglijk een bewind was, het welke de Regering waarnam voor, of in plaatze der Maatfchappije, zonder dat enig erf- 0) Zie ConRing Exercit. de Urbibus Germ. § 47 « 74, 75 in wt, Of er. Tom. I,j>. 451,407 en 403,  Tractaat van Reductie; ï6g erfregt, enige angeborene of verkregene hoedanigheid iemand der Burgeren bevoegdheid gaf, om deeJgenootfchap aan bewind te kunnen vorderen. Wil men deze form ene Volks Regering noemen, dan hadde dezelve, in die zin, buiten twijfel door alle tijden heen plaats. Maar wat dan In de 14a* de Regering, in den zin om de wetten te g^^Rmd* ven, en die uit te oefenen aanbelangd, zo i&-hethoofd het even zeker, dat het inftellen en uitvoeren der der Bur- . . , ffcrltaat. wetten, met het algemene toeverzigt op de Maat- 0 fchappije, voor uitheemfche en inlandfche zaken, gedurende de veertijnde eeuw alleen ftond aan die Stads Magiftraar, die voor dat Jaar, daar toe benoemd en gekozen was; met overroeping tot de wetgeving van het gene men in deze tijd de Wijsheid der Staat noemde. In deze ftelling liggen drie bijzondere denkbeelden, opgefloten, die men diend op het oog te houden. Ik zegge namentlijk, dat het Richterlijk gezag, en het algemene toeverzigt op de Maatfchappije voor inlandfche of uitheemfche belangens, in deze eeuw alleen ftond aan Burgemeefteren en Raad (Burgimagijlri et Confules. genaamd,) en dat de wetgeving door dezelve ook geoefend wierde, zo teffens, dat zij daar toe veelal, en misfchien altoos, enige der Wijste, Gegoedfte en Voorzigtigfte mannen uit het gehele lichaam der Maatfchappije tot zig namen, om die wetten mede te maken, of te beJaagtigen, onder de naam van Wijsheid. —— Dat  'ifó Inleiding tot het nlddehet hiet, dat men door die Wijsheid, alleen eerwaardige mannen, het zij van Wereldlijk of Geefleüjk bedrijf, verftond, daar dusdanige by de Friefen en 4nglofOXen ook in gewoonte waren, en bekend, onder de benaming C^'^ct Stads Boek Lib.II. CaJ>. 8.Lib,FJ/,C^  Tkactaat van Reductie. 169 ming van Thi Witba of Witbena (V); ja daar dezelve in vele oude Landrechten der Ommelanden, onder de benaming van Sapienies, Wif™Xblïd ze luiden voorkomen. Hier om is het, dat men was. de gefchapenheid van tijden en zaken altoos op het oog moet houden, om de wetten en gewoontens daar mede in een rechtmatig verband te brengen. En dan is het, naar de woorden van het Stads Wetboek niet oneigen, dat de Regering tot de wetgeving enige wijze mannen mogte oproepen, die kundigheid van zaken en het vertrouwen des volks hadden. * ]k er- kenne, dat het denkbeeld, voor onze tijden min gefchikt zoude zijn. Maar het is gefchikt voor tijden in welke de Regering een Last was, en aan gene voordelen verknogt (b). In welke men bijna gene fchattingen kende. In welke de magt van het volk altoos in den boefera der Maat- fchap- f>) Zie over deze von Wicht Oostfr. Landr. Lib. /. Cap. 134. iK mt, pm 2(j7i 2g8) 2g9> (.b) Dat de Regering oudtijds een Last was, betogen de poenale wetten tegen hun die het weigerden. JUi de voordelen, daar aan verbonden, beftonden nier, m het ontfangen van enige lodcnc penningen, met het Stads Wapen gemerkt. Welke alleen eene waardij hadden, om 'er zekere maatcn wijn CQuareenD 111 het Stads Wijnhuis voor te drinken. L»e \V aard gaf deze loodjes in betaling zijner Wiinhuispagt aan de Stads 'Rentemeefter, op dat die weder voor prefentie penningen dienden. Deze loden, ook inde famenleving uitgegeven wordende, wierden afgefchaft bij Raads Refol. van den 9 Maaj 1609.,  Inleiding tot het fchappije bleef, doordien men gene bezoldigde Krijgsbenden kende. Maar naar mate dit een en ander vermeerderde, en veranderde, naar die mate zogte ook het volk invloed in de Regeringe te erlangen, zo als deze afhandeling ten klaar- flen betogen zal. De Wijsheid was dan geen bediening, maar een perfoonlijke waardij, welke bij ieder inroeping daar aan gehegt wierde: zo als het in oudere tijden ook begrepen en uitgelegd is (a). En dit was niet alleen aan deze Stadt eigen. Neen de oudheid leverd ook elders 00 Oudtijds begreep men dit (luk mede aldus. Zo. koomt het voor in een gefchrift op het laar 1657 te Groningen gedrukt, en uitgegeven onder het dekzel, als of het door de Wijsheid opgefteld was. En daar in vinde ik zakelyk „ Dat het „ de Gezvv. Gemeente alleen vrijftaat de Regering „ met behoorlijk refpect voor te dragen het' geen „ de Gemeente meent tot des Stads befte te dienen „ het welke wanneer aldus bij den Raad word „ bevonden. En voorts^ word dan de Cefwoorne* meente geconvoceert, bijwijlen made d'Oude Raedt, foo datjaer afgaan is, eertijds werden wij Wijsheid daer mede bij geroepen, als zijnde de gequalificeerfte ender deBurgerije. Men vondt het naderhand ook zo, waar over de Stads Secr. Refol. v. d 7 Julij 1662. verdiend nagezien te worden , wanneer men weder op het invoeren ener Wijsheid werkte, die bij Refolutie der St Gener. v. d, 13 Jan. 1601. afgefchaft was in deze woorden. ïnterdieer endeinsgelijks de Raad, tot de Regeering van de Stad mede te admitteeren de gilden, nog ook de •wijsheid van de Stadt. Dan hier over zal de afloop der tijden, die ik niet wil vooruit lo-_ pen, ons meer klaarheid geven: terwijl ik er alleen dit bijvoege, dat hoe zeer de oudfte Stads Kelolinien, uit welke men hier omtrent het nodige lick;,  Tractaat van Reductie. iyf ders proeven op, dat Wijsheid of Vroedfchap (die op het zelfde uitkomen) geroepen wierden, voor licht konde ontfangen, niet voor handen zijn; de latere aantekeningen evenswei nu en dan de fporen aanwijzen, van een gebruik, dat men oudtijds Wijze Lieden tot mede raadgeving uit de Kluften der S^tadt opriep. Immers zoo vinde ik op de tijd der aanneming van het Geudfche Verbond Jiet weik, door Stella begonnen, door het Krijgsvolk in Groningen was voortgezet en door de Burgeren begunitigd wierde, hoezeer'vele Regenten er fchoorvoetendc toe overgingen aangeteekend in het Stads Refol. Boek op d. £ Jan. 1577- a prand. Not. dat een Eerb. Raedt fodane Cedel cuergebracht geworden van perfonen, fo tydtlicks mede tho rade jolden geroepen worden ': woe hyr na voHjet. Dit is de Cedel van de Burgeren. In de Oeft Clufft. Ghysbert Aients „ Derck Knoeckenhotnver Claes ter Borcb „ Roeleff Battingb. In de 'Gaddinge Clufft Dt-. Pr. Egbert Clandt., Reyner tyaerts „ Evert Midme ,, Johan Jlarisfingb ,, ln d'Ae Clufft Garbrant Seymens „ Fredrick Muyfteen „ Evert Vterbolt „ Hermen v. d. Norhoern. In Bottringe Clufft Pyarttbo Nansfum „ Joefi van Cleve „ Luloff Roelefs „ Karll Bddingb. W Vryd. d. 4 Jan. «77. Deje vorf. vrunde Jyn van felff} by de R. verfcheefien, leggende dat men mujl wegen en middel vinden de foldaten te betaalen, de meejl hadde foll meefl moeten geeven, Antwt. dat de afrekening noch neet geltquideert enz. Ik erkennc, dat het toen een zeer turbulente tijd was , m welke de vrees voor het guarnifoen, en de verdere gevolgen, aan de Regering de klem hadde ontnomen. Maar men ziet er teffens uit, dat deze gehele handeling op zig zelve genomen, niet vreemd teneen, en op oudere gebruiken fcheen te fteunen.  ï?2 Inleiding tot het voor dat er CoUegien van Vroedfchappen wa-, ren: ja 0p plaatzen, alwaar die CoUegien nimmer zijn ingeftekl (a). . En op die voet was het, dat de Graven van Holland in hunne Hofgedingen enige Edelen tot zig riepen, om hun tot raad, voorligting en beveiliging te dienen (b): ja dat men in oude (tukken vind, dat tot het maken der wetten dree de leerfte van firift, en dree de zvysden Lqntrechters geroepen wierden (c). , Laat ik nu tot de volgende, of de vijftijnde eeuw overgaan, en zien, welke verandering in dat aanmerkelijk tijdvak, ook ten dezen' opzigEe, geboren wierde. Vernnde- Ik hebbe bevorens reeds aangetoond, hoe de de 8i5de PartiJfchappen van Schijringers en Vetkopers, die eeuw. reeds lange in deze oorden hadden gewoeld, op het begin der vijftijnde eeuw, door de vijandelijke ondernemingen van de Graaf van Hofland, en zijne overwinningen op de Friefen, tot zelvs over de Eems, in lichten lajen vlam waren uitgeborften. Ik hebbe aangetoond, dat Groningen, de zaak der onafhankelijkheid voorbaande, en daar uit ook de Schijringers begunftigende, door de Vetkopers evenswei bemagtigd wierde. Ik hebbe aangetoond, dat de boven leg- OO Zie de Oud. Friefcb. Wetten II. St. p. 277. by Chalmot te Campen 1782 uitgegeven in not. en aldaar in not. 330. (b) Zie Temple Regering van Arnft. in het begin, en Meerman Willem de W. I. 35 37. CO Men leze dezen aangaande de brief bij Idsinga Sta.atsr. II. D. j>. 347.  Tractaat van Reductie. ï7£ fcggende partij in deze volks verdeeldheden, welken naam die ook hadde, in een gedurige vrees was, voor de overleggingen, het geweld, en de invloed, der overwonnene medeburgers, om van dezelve wederom uitgedreven, en gebannen te worden. Ik hebbe aangetoond, dat de Regering in die tijden zig nog door befoldigde Krijgsbenden, nog door ene verzamelde Schatkist, in het bewind konde llaande houden, of zig verdedigen tegen de oogmerken der inlandfche vijand. Ik hebbe aangetoond, dat in de gewapende armen, en de welwillendheid der Burgeren en Ingezetenen destijds de kragt, de fterkte, en het vermogen der Regering bettond, vooral nadat de verdeeldheden en partijfchappen tuffchen de hoofden des volks de klem en kragt der Wetten hadden weggenomen, en het volk door de gepleegde gruwelen en moorderijen hadden overtuigt, dat hunne wapenen, hunne vermogens en fchatten, van zo veel gewigt en invloed waren op het beftuur der burgerftaat. Zo men alle deze tijdsomffandigheden, bevorens ontwikkeld, gadeflaat, geloof ik, dat men van zelve op het denkbeeld zal vallen, dat zodanige aanleidende gebeurtenisfen nauwelijks plaatz kunnen hebben, zonder dat de bijzondere leden der maatfchappije, die hun geld, vermogen, enperfoonlijke kragten moeten te kofte leggen tot befcherming en verdediging ener ongeruste, vreesachtige, maar boven drijvende partij, geneigd wor-  ï?4 Inleiding tot het worden tot mede deelgenootfchap in de Regering, en dat de Regering zelfs, hoe zeer fchoorvoetende, daar aan, of aan eifchen van dien aard, voldoet, en voldoen moet (0). Dit gevolg ligt zo klaar in de aard der zake, gepaard met de omftandigheid der tijden, dat de uitwerkzels zelve, al waren zij door de ondervinding niet geftaafd, meer als waarfchijnelijk zijn. Uitwerkzels die hier op uitkomen; dat de meerdere Volks invloed, eenmaal geveftigd, gene palen in hare voortgang kend, maar van trap tot trap zodanig voortgaat, dat het vermogen van de Regering zelve verplaatst word, en tot het Volk overgaat, tot dat het aldaar door gebrek aan eerbied voor de Wetten, ten nadeele van het gemene welzijn, dezelfde verwoestingen, hoe zeer van een anderen aard, aanrigt, welke de verdervende partijfchappen tulfchen de hoofden der Geflagten aangerigt hadden. ■ Ik wil deze waarheden, vol overweging, lering, en opmerking niet verder uitbreiden, nog toepasfen: maar er alleen van zeggen, dat die omllandigheden in onze Stadt, zodanig plaatz hadden, dat zij eerst eindigden in het aanbellen der Landsheeren na verloop van hondert Jaaren; en dat de Gefchiedenis der Regeringe zelve, in zijne afwilfelingen, en verplaatzing van klem en vermogen, er de zigtbaarfte tekens van droeg. Laate ik na deze aanmerking tot de zaak zelve overgaan. Het 00 Zie boven II Vraag §. 2.  Tra'ctaAt van Reductie. t?g Het begin der i5<) Stads Boek Lib* 1, Cap. % en 31,  ï?6 Inleiding tot he1* het Jaar 1425 aanwezig waren, daar zij in het Verbond van 1417. met de Ommelanden voorkomen O) hoe zeer zij in het Verbond met het Half ambt tegen Keno ten Broek van 1415 nog niet gemeld worden (bj. En dus Ichijnt mijne gilling niet ongegrond, dat deze zedert het innemen der Stadt in 1415 opgekomen, en in 1425 geregeld zijn, volgens uitdrukkingen, zo even aangehaald. Men mag hier bij evenswei opmerken, dat hoe zeer de Gezwoorne Gemeente tot deze tijd behoord, derzelver Taalmannen van veel latere dagen zijn, en voor het Jaar 1553. niet gevonden worden, zoo veel ik wete. . Wel is waar, dat men in het Stads Bock ook een Taalman ontmoet (c). Maar daar deze meer de voorfpraak, de mond, en de dienaar des Raads was, moet men dezelve van een geheel anderen aard houden. Na dat nu dit Stads Boek in order was gebragt , wierde de Wijsheid der Stadt, wel is waar niet van de wetgeving, altans niet altoos, uitdie de gefloten; maar de Gezwoorne Gemeente was er ^teten zedert beftendig bij: altans in die Wetten, weigeeft, ke niet door den Raad alleen gegeven wierden, waar van ik beneden nog iets zal aantekenen. De Raad en de Gezwoorne Gemeente bepaalde daar- (a) Idsinga Staatsr. II. D. p. 234. (Jj) Idsinga /. c. p. 230. CO Stads Boek Lib, 2, Cap, io, 24, 25,  Tkactaat van Reductie. 177 daarom reeds bij eene wet van 1427. Hoe boog een manne geld wezen zoude. En wij zullen in het vervolg zien, dat de Wetgeving beflendig ook door deze geoefend wierde. — Maar dit was niet al de verandering, welke door de tijds omftandigheden hier omtrent geboren wierde. Neen, de Gilden, welker enige reeds als Opkomst broederfchappen beftaan hadden , zogten voor der Gilde hun belang ook meer vaftigheid te erlangen, en ^j^0™" wel vooral na den Jaare 1425. Zij fchijnen omtrent de Wetgeving, die invloed gevorderd te hebben, althans in den beginne, dat veelal omtrent Gilde zaken en Borgerfchap , uit hunne maatfchappijen door de Regering ook enige hunner Oudfte en Wijfte Leden geroepen wierden, om de wetten, tot die onderwerpen betrekkelijk, mede vast te ftellen, even als men in andere Stads zaken gewoon was de Wijsheid te roepen. Deze Gilde Leden wierden de Gemene Acbte genaamd (0), en ik vinde derzel- Ver (a) Vele hebben door de Gemeene Acbte de Oudraad verftaan, om dat die agt in getal is. Maar die beftond ter dezer tijd uit tijn Leden. Andere hebben er de Wijsheid zelve door verftaan, die uit de Kluften gekofen wierden, even als men de Burgemeefters en Gildregtsleden nam uit Ae Kerfpel, Aflnge Kluft, Oofler Kluft, Gelkinge en Gaddinge Kluft. Maar boven, dat het Woord Acht in deze taal niet voor een getal, maar voor achtbaar aeflimabilis genomen moet worden, zo als men zulks bij von Wicht Oostfr. Landr. p. 287 kan nazien. Zo fpreken de woorden der Gilde brief zo klaar, dat ik niet twijfelen kan, of zij behoorden tot de GeM mene  NLEÏDING TOT HET ver mede deelgenootfchap op het Jaar 1435. Op onzer Vrouwen avond vifltationis reeds in dezer voegen. Toen verdroeghen de Borghemeifleren ende Raet, ende de Mene Acht e, dat dejfen daghe ne gheen menfchc de buten echt/cape gheboren zvort fal zvefen borgher noch buere (d). En in 1436'. verklaren Borgemeefte- ren en Raad, ttahebben bij Confcnte der Szvoerne meente ende Ghemene Achte der gemene gilden, en de Wijsheijt van de Stadt gemaket ende ingefet de Brouzver Gilde Rolle (b). In dit zelfde Jaar nu, op L. Vrouzven avond nativitatis wierden die Gilden door Burgemeesteren en Raad Oud en Nieuw met Swoorne Meente, Oud en Nieuw, tot een lichaam gemaakt, het welke, hoe zeer met voorzichtigheid ingefteld, de gehele form van Regering ras dede veranderen. De geest dezer in¬ flelling kwam hier op neder. Derzei- „ Dat over alle de Gilden van Handwerksyerinftel- Heden, drie algemene Hoofden, onder de lll]£ï« „ naam van Bouwmeeflers, gekozen zouden „ worden, waar van de eerfte door de Raad, „ de andere twee door de Gilden aangefteld „ zouden worden. „ De twee laatfte, zouden de andere Hoofd- ,, lin- mene^ Gilden, even als de Wijsheid tot de gehele Burgerlfaat, en dus waren het Concilia Prudentiorum, gelijk ook de Etha mena Acbt oudtijds was* >n) Stads Boek Lib. VI. Cap. 3. {b) In de Brouwers Gilde Rolle.  Tractaat van Reductie. 179 si ti'hgèa-kkzèn, over de bijzondere Gilden, „ en alle Gilde Leden zouden, om in dezelve „ aangenomen te worden, enig Schot of gilde m geld betalen aan de Hoofdlingen, die zulks 5, aan de Bouwmeeflers zouden verrekenen en „ overgeven, op dat dezelve daar voor ten be,, hoeve ter Stadt timmeren konden. „ De Leden der Gilden, zouden zig met 5j hunne Hoofdlingen onthouden enige Verbon„ den te maken, die den Raad ten oilwille wa„ ren: m ,ar zij zouden in alle rumoer op zeke„ re plaatzen moeten bijeen komen, om den „ Raad met lijf en goed te Herken (aj. Gelijk nu de aanflellingen of beveiliging de- Hadden zer Bouwmeefteren en Gilde Hoofden, geen be- in den trekking tot de wetgevende magt hadden, zo ^Tl waren zij daar van in de beginne ook geen in de wetdeelgenoten, en de Wetten wierden alleen doorseving' de Raad, Szvoeme Meente, en de Wijsheid, of Acbte der Stadt gegeeven. Van dezen aard (*) De woorden waren deze, zo verre die tot de inflelling der Bomvmeetters betrekking hadden. Item ro falen duffe voerfz. gilden hebben drie Boumeflers een wten Roed en twe zvt den voerfz gilden ende dtefullen drie Hovedmghe biefen des fmaendages to Pae/cb acht dage ende fo folen die Hovedinghtreec kenjcap doen den Boumeflers voerfc. Alfo to twen tulen in den jaere als to Sant Fyet ende to Simt/Indrcas dage van den halven gelde voerfz. Ende daer i»ede_ to timmeren ter Stadt behoef daer des meeli met ts. In de Stads Arcbiv. N. 1. n. 7. mede in de Zadelmakers en Lannegieters Gilde Rolle, Brouwers Gilde Rolle en andere Gilde Rollen.  i8ö Inleiding tot het aard zijn de wetten van 1446. Tegen bet Bvrgerfcbap der Hollanderen: van 1448. Omtrent het regt en tijd van prcefcriptie: van 1450. Over de orders omtrent het dagvaardigen, van 1456" Over de fchulden, die door minderjarige gemaakt worden; van 1459 Over het verkopen der erfgoederen door onmondige perfonen : van 1468 en 147Ó' Omtrent de breuken en het dragen van verbolene wapenen. Alle welke alleen door Burgemeefteren en Raad, Swoorne Meente, met de Wijsheid der Stadt' gegeven zijn, zonder dat in dezelve, enige andere, tot de wetgevende magt bevoegde perlbnen, voorkomen of genoemd worMaarver-den O). Maar naar deze tijd vermeer- veerden derde de wetgevende magt der Stadt met de de Gsme- Bouwmeeflers der Gilden , (terwijl de BouwTerGd6 meePer ^es ^aac^s zedert 1454 niet meer aanden, als wezig was) zo dat dezelve in de wetten na 1476 ook de altoos voorkomen, en dat niet alleen voor hunzff/wdaarne beide perfonen, maar met en nevens de in gekend Overlieden der Gilden, welke Gilden, reeds in 1446' ten minften vijftijn uitmaakten. Redenen Men vmS<* met reden, of er in het gefchieddezer kundige der Stadt genoegzame fporen voorhanverande- ^en zjjnj vvelke aanleiding tot deze omkering rm°' van zaken gaven? Vele denken, dat hier toe bij •de Raad zelve in 1454 gelegendheid gegeven wierde, door eene Refojutie waar bij het koorn, ten (. 374. (b) Zie het Oldermans Boek p, 1,  ï8a Inleiding tot het hooft der wetten blijkt, dat over dezelve ooi? de Oud Raad, (die dus verre nergens, als in de gemene Gilde Brief van t 436" voorkwam) en onder de Oud Raad, ook de Hooftmannen zouDeOud- den geroepen worden. Van hier vinde ik op fceftme-het Jaar H92' dat 'B"rgemeeftjeren en Raad, de Wet- en Nieuw, Gezzvoome meente, de IVijsten. heid der Stadt, met de Bouwmeejleren der Gilden en derzelver Hovelingen verdroegen over de prijs van het geld (0). Eu welke Wet aangaande, men met reden twijfelen mag, of een Wet genoemd kan worden, dan wel een Verbond tuftehen de Regeringen de Gilden Maar de zaak liep nog verder. Het zij dat er de Saxifche oorlogen aanleiding toegaven, het zija zo als waarfchijnlijk is, dat de Gilden begrepen, dat hun gezag, door het inroepen der oude Regenten of Oud Raad, te veel beperkt konde worden; men wifte altans in het Jaar 1497., die Oud Raad te doen verdwijnen, door de Be Stads zittende Raad altoos durend, of perpetuel te worcTper-raaken : zofter^ ' dac zeIvs de keur ener in den petuel, eed ftervende Raadsverwant aan de Regering ontzegd wierde (£). De Oud Raad wierde ook voor GO Stadsboek Lib- Vil Jpp. ». 10. (£) Laat ik de woorden dezer Refolutie optekenen, dezelve luiden aldus: In den jaer ons Heren 1497 des maendages in den vaftelauent verdrogen Borgemeifteren, Raedt, iloepptmans, Gefwoerne Meente mit den Bouvimeis- ten  Tractaat van Reductie. 183 voor het Jaar 1537 niet weder opgeroepen, zoals ik op die tijd aanwijzen zal. En hier mede de 15e eeuw, omtrent de wetgeving doorgelopen hebbende, moet ik, na de gelegde voet, nog met een woord aantonen, aan wien in dit tijdvak het algemene befbuur van de inlandfche en ters van den Gbilden der Stadt Groningen dat de twintich Raetlneden de nu ende naeflen wonsdage uaeftkomende gekoren zullen worden, van den perfonen de daer toe gefcbicket worden, fullen bliven Raetlneden over deffé Stadt foe lange de Raedt witter wysheit een beter vinden. Ende wt den xx alle iaren vier Borgemeifte'S to kefen; elk perfone, de des niet doen en wolde folde breken vyftich enkel golden Rynsgulden , fyn borgerfcap ende neringe ontwaert we/en ende fullen alle iaer vierteyn daegen voer Sunte Peter ad Cathedram nyes Jweren ende fullen dan de Swoerne Meente by em dagen laten, Ende daer negen perfonen wt de Swoerne Meente io loeien witt negen fwnerle boenen, omme ofte ewens in den Raed fete ende niet bequeme ofte nutte weere, ofte ander faken tegens futen eet gedaen mocbte hebben, ende folden dan een ander p">foen in de flede kefen, ende dan daer voert io fetten mitten anderen perfonen als verf. is. hem toert oeck fake dat daer emens wit en Raed forue, foldemen de Swoerne Meente dan bynnen acbte dagen daer na by een dagen opt huus, ende folden daer oeck de negen perfonen zvtloeten, ende weder inde ftede kefen als voersf. is, een ander perfoen ofte meer daer de dode wt geftoruen is. Item fo fullen die Hoefftmans de gekoren worden oeck bliven ende wefen, elk psrfoen by fulke broke als vorsf. is mitten Raed, fo lange den Raedt dat nutte duncket, ende fullen alle iaer fweren ende inden koere ftaen , ofte fie bequeme fint ofte niet. Item by al fulke broek e ah voorsf. is mitten Rade fait wefen van allen ampten de ter Stad beboef gekoren worden, ende enen eet doen. Stads Boek Lib. IX. Cap. 39,  184 Inleiding tot het en uitheemfche zaken, toebehoorde en aanging. Of het zelve namentlijk, even als de wetgeving, van de Raad en de Wijsheid, ook op den Oud Raad, op de Gezwoorne Gemeente, op de Bouwmeeflers, op de Hovelingen der Gilden was nedergedaald? De Raad Ik moet "«et °P antwoorden, dat ik deze hadde behering, alleen twee gevallen uifgezondert, ge- no0- het * algemene vonc3en hebbe, aan den Raad te zijn gebleven, beduur zo, dat zij in de Verbonden en Verdragen alSfciïe leen voorkomen> a,s dezelve ingegaan en gefloen uit- ten hebbende, voor of in plaatze der Maatfchapheernfche pije. ——- Zo immers vinde ik het Verbond ■• van 1399. met Elde Gockinghe Hovelinghe te Oestbroke opgefteld, dat Burgem. en Raad bekennen, Dat zij van alrefchelinghe mit hem zin verdragen, (a). En Bisfchop Blanckenheim verklaard in de Brief van 1400, Dat de gedane pagt aangenomen was. Burgimagiftris Confulibus et Univerfitate oppidi de Groningben (b). Zo ook word in een brief van 1404 verklaard, door Burgem, en Raad, Dat er een Zoen gegaan was tusfchen de Bisfchop en Hun (c). en welke Zoen, in een Brief van 1405, door dezelve ook is bevefligd (d). Ja de vrede, welke den 1 Auguflus 141 r gefloten 00 Zie Idsinga Staatsr. II. Z>. p. 36. (7>) Idsinga Lep. 37. (c) A. Matth. in not.ad Anonim.p.$o. 00 Mieris Cbart. Boek p. 25. Idsinga /. cp.$u.  Tractaat van Reductie.' 185 floten wierde, met de Graaf van Holland f», wierde aan Stads zijde ingegaan en afgekondigt door de Magiftraar. En van welke aanleg mede zijn de Verbonden der Stadt over Wefter- wolde van 1402, 1405, 1427 (h). . . Dan de eerfte afwijking welke ik des aangaande gevonden hebbe, is van het Jaar i4r5, jn een Verbond met Jonker Keno, in welke de Hoofimans en Oldermans, gewis om de bloedige gevolgen welke dit Verbond konde na zig %en, bij de Stads Regering mede genoemd worden (c). Dan de daar op volgende Huldmgs brieven van Blancicenheim van i4i9 fpreken aan Stads zijde alleen van Borgem. en Raad, voor of van wegens de Ingezetenen; zo dat de Kerkvoogd dezelve ook alleen noemd —Aldus vindeikhet ook in de Verbonden in die Jaar met Fivelgo, en op het Jaar 1428 met het merendeel der Ommelanden gefloten. O) Zo vinde ik in het Zoen Verbond met RIPpkrda van 1434 (/): en de Verbonden met de Ommelanden van 1470, 1473, I482j 2ijn op dezelve voet ingegaan (g). Maar in een 00 Mieris /. c. p. 173. ^ei" CJ-) Stads Arcbiv. /. 3. », 15, 16, 17. CO Bij Idsinga Staatsr. II. D. p. 230. Cd) A. Matth. in not. ad Anon.p.K*. Idsinga / e p. 238, 240. ' c' CO Stads Arcbiv. B. 2. n. 3. 6. Idsinga Let 2 349. 'r' (ƒ") Idsinga Lep., 354. Stads Arcb. E. 3.». 7 8 o Cg ) Stads Arcb. B. 2, n, 5,4, 3, 7i '9  i86 Inleiding tot het "WaarvanVerbond van 1443 met Egge van Wes- togwei- terwolde, Hoi es Zoon, (en waar bij deze msre uit- zonderin beloofd onder anderen de Groninger Koophangen zijn. del te zullen befchermen, en een weg te zullen graven, tot dat einde, na Munfterland) vinde ik, dat, ook de Gezworens aan zijde der Stadt, met de Magiftraat voorkomen, waarfchijnlijk om redenen, dat Egge, voor zig daar bij een zekere belafting op de Groninger Koopwaren bedong (aj. Dit was dan het gene in de 15= eeuw ten dezen opzigte plaatz hadde: Laat ons zien, of de volgende, onder de Landsheren, tot op het Traftast van Reductie, dezen aangaande, verandering te wege bragte. Welke De eerfte Wet, welke ik hier gemaakt vinde, de Staat js vatl Rurgemeefteren en Raad, Hooftma tin en eeuw (want de Oud Raad was er niet) Gezwoorne was. Gemeente, Bmzvmeefrercn der Gilden met de Wijsheid der Stadt in 1505. Over de flraffc van Landverraad (|), Ik vinde in het bepalen van enige veranderingen in het Stads Boek op het Jaar i5°9 de Gezwoorne Gemeente wel alleen genoemd, maar alle volgende Wetten van 1515 Ov;r Landverraad, van 1522, 1523 Over ent' ge huishoudelijke ordeningen, en Vreemde Heren gafie, zijn door de Raad, Gezwoornen en Gilden gegeven (c). Een eenig voorbeeld vinde ik (d) Stads Archiv. I. 3. n. 18. (*) Stads Boek Lib. VUL App. «. 8. (O Stads Boek l.c. Lib, IX. App.n. 1, en Lib. L App.  Tractaat van Reductie. 187 ik op het Jaar 1526 van eene Wet, de boete bepalende op de dood/lag ener vredelozen Burger die gegeven of afgekondigt is, ad mandatum Duels Gelriae. Dan waar van de reden eniglijk te zoeken is, in de verfoeilijke handel van den Stadhouder Jasper van Warwijk: die, ten gewaanden voordele zijner Heer, het Volk zodanig hadde opgerokkend, dat het zelve, buiten den naam der Stadhouder, niet te bedaren was, zo als Pontus Heuterus ons overtuigend heeft aangewezen (d). Van De Gilhier was het ook, dat de volgende Wet, vn^^f 1528, waar bij enige puntten in het Stads Boek Lands- ° verklaard wierden, gegeven was door de Raadhca™n de Gezwoomen, Bouwmee/leren en Hovelingen\Vcttm. der Gilden (b). En die voet is mede gevolgd in de Wetten van 1531 Over de Lijfeigene; van 1534 Over het Burgerfchap, van 153/Over het recht van Ijfue (c). Met dat onderfcheid ook we. evenswei, dat in de laatfte, de Oud Raad weder-der de om gemeld word • en waar op in het Jaar 154a Si. devVet van 1497, Omtrent het perpetueren der eens gekozene Regering, door Burgemeejleren en Raad, Oud en Nieuw, Hooftmannen, (behorende tot de Oud Raad) Gezwoomen en Bouwmeeflers weder is ingetrokken, en de oorfpron- *l5£2gëï*<* P0NTÜS H™ (ZO Stads Boek Lib, V. App. 5. CO Stads Boek /. c, Lib, VI% App, n. 3. Lib. 2. App.  *83 Inleiding tot het gelijke form van Regering, waar bij dezelve Jaarlijks voor de halffcheid vernieuwd wierde, weder is ingevoerd (d). De reden hier van vinde ik nergens gemeld, maar dezelve ligt, bij mij, opgefloten in het vernuft van Keizer Karel de V. die hier door het evenwigt zogte te herftellen, en de Maatfchappije lichtelijk liever wilde regeren door de hoofden der oude Familien, als door de ftem der Burgeren en hunne Overlieden in de Gildens. ■ , Dit zij zo het wil; de Oud Raad word zedert die tijd weder in de Wetgeving gemeld, zo zelfs , dat de Hooftmannen, daar onder begrepen, weinig meer genoemd worden. Getuigen hier van zijn zo veele aanmerkelijke verordeningen: als van 1540 Op de Wederdopers (F), van 1-551. Op bet- jus talionis, of de doodfiraf op de dood/lag. (c) van J553- Op bet Erf regt (d) van 1556. Op de buur der vafle goederen (e) van 1570. Op de drinkfcbulden (ƒ_) van 1584. Op bet Burgerfchap (g) En welke door Burgemeefleren en Raad, Oud en Nieuw, Szvoome Gemeente, en de Bouwmeeflers wierden vaftgefleld. Maar waaromtrent ik (a) Stads Boek Lib. I. App. n. 2. O) /bid. Lib. FIII. Cap. 8. CO Ibid. Lib. 1F App. {d) Ibid. Lib. II. App. n. u CO Ibid. Lib. FII. App. C'jÓ Ibid. Lib. P. App. Oj) Ibid. Lib. VI. App.  Tractaat van Reductie.' .189 ik deze bijzonderheid moet aantekenen, dat in de Wet van 1553 voor het eerst de Taaimam van de Gezwoorne'Gemeente, zo veel ikwete, voorkomen en genoemd worden. Hier mede dan met dit onderwerp tot bij de tijden der Reducrie gevordert zijnde, zoude men kunnen vragen: daar alle deze genoemde perfonen, en gemeenfchappen bij afwilfeling der tijden, deelgenootfchap in de Wetgeving hadden, of dan de Raad alleen nimmer Wetten gaf, of hadde gegeven, op hunne naam alleen ? — Het is niet moeilijk hier op te antwoorden, daar zo vele aangehaalde orders door al die tijden heen aantonen, dat de Raad gedurende drie eeuwen nooit alleen eene Wet vastftelde Met dat al heeft hier een uitzondering plaatz, in het zoort van Wetten zelve. De Raad namentlijk, was alleen, in Crimineek en Civiele gevallen, Richter , en wat daar toe behoorde, wierde op hunne name gedaan. Hier van daan wierde ook Of ook de Ordonantie in 1550 en 1668 Op het pluk J!c^aad van Praeferentie der Creditoren, door dezelve Wetten vastgefteld (a); dan welke Ordonantie, men even Safzeer als een generaal vonnis uit algemene Rechten op toekomende gevallen kan befchouwen, dan als een Wet. ... Beneden zal ik teffena over deze ftolfe nog iets zeggen (b). De Vraag word nu ten laatften, of in deze Eeuw O) Stads Êoek Lib. V. VI. App. Cb) In de Verkl. van bet xvm Art. van het Tracl. van Reduft.  loo Inleiding tot het Eeuw de Raad alleen bekend ftond, als waarnamende de Regering in het gemeen, voor de uitlandfche of inwendige belangens der Burgerftaat ? dan of zij, die in de Wetgeeving voorkomen, in de Verbonden met de Lands-Heeren ook genoemd wierden? Niets is zekerder voor deze eeuw, als dit laatfte, daar de overeenkomften met Graaf Edsard, de Hertog van Gelder en Keizer Karel getuigen, dat tot die overdragt van rechten, en aanneming der Landsheeren , niet alleen Burgemeesteren en Raad, De Gil- maar ook de Gezwoorne Gemeente, en de Gilden had- de Hoofden, aan zijde der Stadt geroepen zijn, ookgezagen in de Huldingsbrieven bekend ftaan. En dit over de was waarlijk niet te verwonderen, aangezien de fch^'r magt def GiIden zodanl'g was toegenomen, dat 'l er voor die Landsheeren geene zekerheid geweest zoude zijn, indien de gemeente door de Gezwoomen en Gilde Hoofden, daar toe niet hadde medegewerkt, en zig bij name daar toe niet hadde verbonden: Emmius fchreef in het Jaar 1605 dit, van de invloed dezer Bouwmeeflers —— /Ediles, patronos fe plebis profepTi, ab bumili initio eo tandem progrefi funt, ut in morem abierit, nulla recipere de majore re decreta, quibus affenfum hi ipji aediles non adbibuisfent. Itaque, cum hujusmodi aliquid atlum, cum concilio jurato et caeteris, ifti quoque in curiam funt vocati, Qjü, fi caeteris accedentibus fententiae fenatus, vel foli dijfenfijfent, /e- van-  Tractaat van Reductie. rpt vantes fe altimis fubfelliis intercedebant, vetabantque. En merkt daar op an : Quudita fiebat, Ut optima quaeque conflict, ac Reipublicae profutura,plerumque corrtimperentur impedirenturve.{a) Bij wege van gevolgtrekking is het uit dit alles niet moeilijk te bepalen, waar in de Stads Regering beftond op de tijd, dat het TraBaat van Redu&ie gefloten wierde, aangezien het uit de gelegde gronden blijkbaar is, dat hoe zeer de in eed zijnde Raad alleen waarnam de post van Rigter, in burgerlijke en lijfftratTelijke zaken, de kragt en klem der Regering bij langzaam toegenomene gewoonte, evenswei ftond aan Burgemeefteren en Raad, Oud en Nieuw, Taalmannen en Gezwoorne Gemeente, met de Bouw- meefters of Hoofden der Gilden. Ik zal beneden verder aantonen, hoe de Bondgenoten deze Regerings oefTening, bij het Traclaat van . Reductie zelve opnamen, en in tjjdsvervolg zogten te regelen. §. III. Laat ik thans ook iets van de Rege- Smt . ring der Ommelanden opgeven, op dat dit me-Omme^* de tot een grondflag diene, om de zaken &\lander omflandigheden, bij het Reduceren van Groningen te befchouwen in dat licht, in het welke zij geplaatst moeten worden, ten einde er na waarheid over te kunnen oordelen. Het is evens* wel moeilijk om in dezen met een genoegzame klaar- («) De Agro Frif. p, 62. Edit. in Fol,  Ï92 Inleiding tot het klaarheid te werken, daar, boven alle bevorens bijgebragte moeilijkheden, hier ook nog plaatze heeft, dat aan mij ligtelijk oude befcheiden, onbekend zijn. Ik zal 'er evenswei het wetenswaardigfte van aantekenen, het welke plaats gehad heeft, en onder de tijden der Verbonden geduurende de i5de, en onder de tijden der Landsheeren gedurende de i6de Eeuw. In beide tijdvakken zal ik tragten op te Iporen. ——-Ten eerften, welke perfonen in oude befcheiden voorkomen, als deelgenoten van het Wetgevend en Richterlijk gezag in de Ommelanden. — Ten tweden zal ik nagaan, hoe, door wien, en op welke voet, dat Wetgevend en Richterlijk gezag, uitgeoefend wierde. / Wie daar In de i3Je en i4de Eeuw vind men wel eeOTdtijds nige Landrechten , die door Wijze en kundige de Wet- . ten maak- mannen, mee de Gemeente, in bijzondere diftric- ten. ten der Ommelanden onder de naam van Willekeuren en Landrechten opgefteld zijn; maar er is geen fpoor voor handen, dat de Ommelanden te famen ooit enig algemeen Landrecht beraamd, en opgefteld hebben, voor dat zij met de Stadt verbonden waren, en Warven hielden. Deze oude Wetten tonen niet volledig, wie de bevoegde perfonen waren, om dezelve te maken of te bekragtigen. —— In latere tijden ontmoet men evenswei hieromtrent meer licht, en dan vinden wij Gemene Richters en Geestelijke Perfonen, die voor de Gemeente dusdanige Wetten op-  Tractaat van Reductie. '93 opftelden, invoerden en bepaalden. - ■■■ Zo immers vinde ik, om van oudere Wetten niet te gewagen (a), dat in 1323 door alle Frieslanden onder den Upftalsboom Wetten gemaakt zijn, beginnende: Nos Grietmanni, Judices Praelati et Clerus ordinavimus (F). En welke Wetten in 1361 door de Grietmanni en Judices op eene algemeene Friefche Vergadering te Groningen vermeerdert wierden (Y). En daar de laatfte, de Geestelijkheid, langs hoe meer toenam in vermogen en invloed, zo behoeft het ons niet te verwonderen, dat de Abten en Prelaten in tijds. vervolg altoos gekend wierden als de eerfte in de wetgeeving, ja dat zij in hunne eigene naam Verbonden oprigteden , en Wetten bepaalden. Men leze alleen de Verbonden van 1378 en 1389 welke de Stadt met den Abt van Aduart in! ging, en men zal zien, dat die Conventen en Abten de wijze van Rechtsplegingen bepaalden, en de voet vastftelden, voor zig en hunne on- der- Qd) De oudfle Wetten wierden door, of niet buiten de daar toe geregtigde Gemeente Elemeta opgefteld. Wie luft heeft dezelve Wetten na te zien, kan die yinden, daar er zijn, van het Jaar 1207, 1282, de tVUlekeuren van Langewold van 1252. Het oude Landregt van Hunfmgo van 13RS, Landregt Van Vredewold van 1406. Five/goer Willekeur over reeste/yk regt. Jn de Verband, van de Sociëteit Pro Epcol jur Patr. I. D. en II D. op Veinde, en UI. D. ifte en ade St. op'teinde. Schotanus in lab. p. na. {b) Schotanus /. c. p. 16. Cc) Idsinga Staatsr. I. D. p. 437, N  *j?4 Inleiding tot het derhorige, die hielde Coloni, of Landgebrüikers zijn. f» Daar bij leren wij, uit eene aanmerkelijke brief van het Jaar 1371, dat de wijze, om eenige panelen en verordeningen vast te ftellen, beftond, in het oprigten van Verbonden, door Geestelijke en Wereldlijke perfonen. Het verbond, waar van ik op 1371 melding maakte, wierde door eenige Abten, zo het fchijnt, opgefteld, en mede aangenomen en bevestigd door de Zegelen van eenige Edelen, voor zig, en de Ingezetenen. Het onderwerp was de prijs, en de waardij van het geld, en wij lezen uit de inhoud vrij nauwkeurig, welke destijds hier de ftaat der menfehen in deze maatfchappije was Het verbond zegt. Imprimis igitur confiderantes diligent'er, quoniam per fabricationetn, & admijftonem falfae feu vilis monetae,tota terra noftra, tam Religiofi quam Seculares, tam Nobiles quam Vulgares, dampnificantur ordinamus etc. Onder de Wereldlijken Verfchil- waren dan Nobiles et Vulgares. En dan wij« lende (jers volgd 'er. Et ft qui creditores aut DoStanden ... . .. • /■» ,. in de mm praedtorum, tn Joluettdis eorum debitis ftve Maat _ huns, juxta hunc modum noluerint content ari, chappije.^ querimoniam fuam negligentia folutionis, in nojlro judicio decreverint proponendam, eos volumus penitus non audiri. ——- Het Verbond fteld daar en boven nog deze Wet in: quod nullus debet colonum alterius conducere^ vel locare, fuper bonct 00 Idsinga /. c.p. 443. 445.  Tractaat van Reductie. 195 bona vel praedia fua, fine pleno et publico confenfu prioris domini fut. — En eindelijk, na dat die Verbond, waarvan ik alleen eenige trekken opgeef, door de Abten en eenige Edelen gezegeld was, word het geeindigt onder deze voor* waarde. Si qui autem de terminis Hunfegoniae, Religiofi, Nobiles, Judices, et Vulgares% feu de aliis terris circumjacentibus et nobis vi' cinis, nobis, in bis conditionibus et flatutis, ut fperamus, falubriter editis, nobis voluerint adherere. Sua nomina praefentibus fubferibi fa~ ciant, fuaque figilla praefentibus, et eas obfervabimus cum eisdem. (aj. Mij dunkt, dat ik uit de inhoud dezer briefRelighjl befluiten mag, dat de ftaat der Maatfchap- j°j/"s pije toen nog in dezer voegen verdeeld was, dat fulgaret; de Wereldlijken, van de Geestelijken onderfchei-Coloni* den zijnde, beftonden in Nobiles en Vulgares^ dat deZe laatfte als Judices, zo zij Domini praediorum waren, over de wetgeving geroepen wierden, en in allen gevalle , al bezaten deze Vulgares gene Praedia, hunne namen als Landeigenaren ter bevestiging, aanneming, en naarkoming van dit Verbond mogten doen onderfchrijven. — Dat van deze verfchilden de Coloni, die op zekere voet aan het land ter bewerking verbonden waren, en daar van na willekeur niet mogten wijken, of door anderen onderhuurd worden ; en welke laatfte ook geen recht van Wet- (<») Idsinga Staatsr, l, D. p. 441,  Ï9°" Inleiding tot het Wetgeving hadden , althans niet genoemd wor» den, gerechtigd te zijn, dit Verbond door onderfchrijving aan te neemen. Het koomt mij voor, dat deze opheldering voldoende is, om aan te tonen in zijne beginfelen, wat de volgende tijden verftaan hebben door Meene Meente, namentlijlc, dat men in die, en enige volgende tijden, daar onder de Coloni niet brengen kan. Zij nu, die uit hoofde van Landbezit, of, ex dominio praediorum, hetzij Nobiles of Vulgares, (waar over ik beneden meer zal aantekenen) tot het ingaan van Verbonden gerechtigd waren, noemden zig in de Verbonden van 1399, 1405, 1415. Ghemeene Rechters der Ommelanden, of Richters en Gemeyne Meente der Ommelanden, ook Meene Meente («). En in welke verbondeu de Stadt ook eerst genoemd word, en gezegeld heeft. Maar na het Jaar 1415, of het innemen der Stadt door de Vetkoopers vinde ik hieromtrent dit bijzondere, dat de uitdrukkinge van Ghemeene Richters, verandert is in Hovelingen, zo dat de inftellingen aan. zijde der Ommelanden, beveftigd wierden door de Abten, Prelaten, Hovelingen, Richters,en Meene Nader- Meente. Men denke evenswei niet, dat de hand uitdrukking van Meene Meente in die betekeniffe VRkiters\ moet genoraen worden, als of de Ingezetenen Meene hooft voor hooft, ter Raadpleging geroepen wierMeente. ^ f]et dfukte a„een ^ ^ ^ dig de 00 Zie Idsinga Staatsr. II. D.p. 36, 51, 230,  Tractaat van Reductie. de Verbonden ingingen, zulks deden voor en in plaatze der Ingezetenen; dan welke Ingezetenen, in veel latere tijden, ook bevoegd wierden, uit hunner midden, indien onder hun geene Hovelingen of Richters waaren , Volmagten aan te ftellen, zo als wij ftraks zien zullen. Het waren dan de Abten, Hovelingen en Richters die in de Verbonden der 15 Praelaten, Hoefflingen, Egenerfden en-gemene Underfaeten der Ommelanden. En in die zelfde bewoording, worden deze ook in de brief van Hulde bij Keizer Karel de V. genoemd; zo als onder Philip de 11. mede gefchied is. Maar ook hier in wierde zedert ver¬ andering gemaakt, daar ik in een Om meiander Willekeur onder de Nederlandfche beroerten, en de gefchillen met de Stadt, den 3 Maart 1561 opgerigt, vinde, dat dezelve was ingegaan en gefloten in dezer voegen. In orkunde der Dat onwaarheid hebben wij vorbenoemde Abten, Pre- der cte laten, Ridderen, Jonkeren, Hoflingen, ^7?»' heeren ren, Vicarien, Praebendaten, Egenerfden, en- ook plaats de twee Vulmachtigen zvth elcke Karfpele, dar iat geen Egenerfden fint, unfe gemene Landes Segelen, namentlich van de Marne, Hunfnge, Fivelinge, Vredewolt, Langetvolt, ende Homflerlandt, vor uns, indefelve Oiiartieren woenachtich fyn , ende tot bede van alle ander Qiiartier en derfelven platte landen wonen, in foegen als boven, beneden an deftn briejf gehangen, up een gemeene Landag, dar van V mandaet up den rugge geteikend is, ende by geme- , ne ftemmen gefloten (a). Het gezagvoerend lichaam was hier door merkelijk uitgebreider voorgefteld, daar de vorige rijden geen Ridderen, Jonkeren, Egenerfden, of Volmagten, uit- ge- 00 Rengers Cbron, MS, fol. 62. verfo.  200 Inleiding tot het fJi'lfalJ gedrukt of genoemd hadden Dan terwijl de vair weg. plaatz hebbende gefchillen in tijds vervolg ook vooral liepen over den Godsdienst, en de oefening der Roomfche Godsdienst, bij uitdragt van zaken wierde afgefchaft, zo verviel ook de gehele Geeftelijkheid, die in de Volmagt tot da nadere Unie nog genoemd wierde; en het was hierom, dat de Ommelanden in het Traclaat, het welke zij den 12 Julij 1582. met de Hertog van Anjou floten, voorkomen als Jonkeren, Hovelingen, Eigenerfden en gemene Ingezetenen. En welke benaming, dezelve, met weinige verandering, in de bijvoeging vao Volmachten, ook naderhand, na de Reductie, behouden hebben, fchoon er nu en dan Ridderen genoemd wierden, ais een perloonlijke qualiteit van deze of gene («). —Laat ons nu de geftrooide gronden oplezen, en zien, wat ons in dezen nader te overwegen ftaat. Indien wij dan buiten de Geeftelijkheid, alle namen van perfonen, die deelgenoten aan de Wetgeving gehouden wierden, van de eerfte beginzelen af, tot op het Travaat met Anjou toe, f» Men ziet dit uit Hukken van die tijd. —— Immers ■ was de volmagt der Ommelenden geteekend Wigbolt van Eusum Ridder, hoe zeer Jarges, Clant, Mepsche, er als Hovelingen voorkomen. Deze lieten zig evenswei in de Notulen der alge-, meene Staaten van dat Jaar, zo als aan mij ten klaarden gcbleekcn is, Jonkeren noemen en aantekenen. Zie van de Spiegel Bundel van onuitg. Stukk, I, D, J>„ 12$,  Tractaat van Reductie. 201 toe, opfommen, komen die hier op uit, Jonkeren, Hovelingen, Rechters, Eigenerfden,Vol- tnagten en Mene Meente. De vraag is dan, welke hoedanigheden ieder hunner bezitten moeite, om als dusdanig in het Landbeftuur genaamd te worden ? Wij hebben gezien dat men nog op het Jaar 1371. het onderfcheid vind tuffchen Nobiles en Vulgares, en uit welken hoofde er geen twijfel kan zijn, of in deze Geweflen hadden zig zeer veel oude Geflagten geveftigd, welker voorouderen, van en door den Krijgsdienst, de eer hadden verworven, waar door hunne nazaten zig beroemen mogten, van den oudften en beften Adel te zijn. Deze waren dan begrepen onder de namen van Grietrnanni, Gemene Rechters, Hovelingen en dergegelijke. En het is mij niet onwaarfchijnlijk, dat er tijden geweeft zijn, in welke alle Hovelingen zig op zodanige afkomft beroemden, en beroemen konden. Ik zal de namen dezer oudfte Geflagten, van welke de meeften evenswei uitgeftorven zijn, niet noemen, om geene te vergeten. Maar het is zeker, dat dit denkbeeld^ van Adeldom, van de oudfte tijden geveftigd, <^°Xra* bij de nazaten in 1561, of omftreeks die tijd,word inte wege bragte, dat men het woord Jonkeren §evoerd» invoerde, om daar door van andere Regenten, die ook Hovelingen waren, onderfcheiden te zijn. De vraag is dan, of die geboorte, in de Ommelanden niet even als in andere Ge- weften s  soa Inleiding tot het wellen, voorrechten van Regering fchonk; zo dat de wetten zelve, het onderfcheid bepaalden, toepaften, en voorfchreven. Ik hebbe des aangaande in aantekeningen van den ouden dag wel gevonden, dat de Edellieden vrij van fchattingen geweest zouden zijn, maar ik hebbe nooit eenige Landswet gevonden, door welke dat voorrecht, of enig ander, aan enige geboorte van Adeldom gehegt was. En Iaat ons dit niet verwonderen, want naar mijn inzigt zijn de redenen daar van zeer klaar en eenvoudig. Het is namentlijk bekend, dat de grondflag van Adeldom alleenlijk hier te lande is geweest de Krijgsdienst. Zij dan, die de Keizerlijke en Duitfche oorlogen op hunne kosten als Ridderen hadden waargenomen, en te paard met fchild en wapenen het land befchermd, zij hielden eikanderen, en wierden gehouden, die roem op hunne nazaten over te kunnen brengen: en zij hadden hier, althans elders, het voorrecht van fchotvrij te zijn (a). Maar welke waren, vraagd men, de vereischtens van een dusdanige'? konde een ieder dan na willekeur zig in diervoegen gedragen? Immers neen. Karel de Groot, (op dat ik er iets van zegge) hadde reeds het Krijgswezen aan de Landseigendom verbonden, en daar na gefchikt, zo dat hij, die vijf manfi, of feflig akkeren lands in eigendom (in allouiö) be- CO Dit hadde tefFens in het Traétaat met Karel van Gelder geen plaatz meer, als waar in van alk landen fchatting bepaald wierde.  Tractaat van Reductie.1 203 bezat, perfoonlijk den krijg moeft volgen (d). Her. zij nu dat de Landzaaten dit voorbeeld opvolgden, of de aard der zaak voor de omltandigheden in de Maatfchappije gefchikt vonden , zo fielden eveneens de oude Fivelgoers vast. Dac een vrije Fries, die dertig pond aan land in eigendom hadde, te paard met Speer en Schild het Land verdedigen zoude, en dus een Ridderlijke rusting voeren. Of wil men de wet zelve hooren, die luid: It is riugcht Aldeer diOt wet Fria Frefa xxx pond zvird eerwis haet oen fyn- ^sc^?9 re wtr, dat bi boers ende ivepen halda, fcbil g^ffn ^° toder Landwer (b). Dit was het grootlie land had» landbezit, die minder hadde behoefde minderden' gewapend te zijn (c). —— Dertig ponden aan land waren dan de grond dezer verpligting, en zo lange de Haat der menfchen niet verder gevordert was, als dat het platte land alleen kende de Geestelijkheid, de Domini Praediorum, en de Coloni, zo lange was ook het landsbeltuur aan den Adel verbonden, die deze maten eigen land bezaten Maar de Steden , gelijk ik boven ontwikkelde, begonden in de 14de Eeuw den Koophandel aan te kweken, deze gaf rijkdom, en 00 Zie de Capitul. Car. Mag. bij van Loon Oude Reger. van Holl. II, D. p 93 Robertson Reg. van Karel de V. II. D. Aam. H. p. 31. (O Schotanus Befchr. van Friesl. p. 43. Oude Frie- fche Wetten, 1782. bij Cbalmot te Campen uitgeg. fol- 33' CO bij Idsinga Staatsr, II.D.ji. 175.  204 Inleiding tot het ?m wor-en doordien die r'ikd°m v'el in handen van Burden ook 8eren, die daar voor ook de Praedia aankogdoor/^«/-ten, zo geraakten die tot de wettige vereisen- fekogtan tens' en het bezit der Edeler)5 zonder dezelve •van voorouders verkregen te hebben. Deze vereischtens waren en bleven die zelfde maten lands, en zij fchijnen het nog tez'ijn: daar de eerfte inftelling op het Ommelander Regentfchap na de Reductie, van den 6 Julij i6to voorfchrijft, Dat een Landags Comparant zal moeten hebben dartig grafen lands in het quartier daar by * woond. Deze was die zelfde voorouderlijke inftelling, tot welke nu een ieder konde geraken,, om dat de Wet oudtijds niets meer gevorderd, noggeëischt hadde, boven deze bezitting. Zij evenswei, die uit die oude geflagten gefproten waren, deden meermalen ook in latere tijden, pogingen , om op die grond in de Regering erkend te worden, ten einde de Adelijke afftammeüngen, in de Ommelanden, zo wel als op andere plaatzen , door de Landswetten erkend wierden, en diensvolgens van andere Landeigenaren door voorrechten, onder den naam van Ridderfcbap, onderfcheiden wierden. Maar hoer wel dit meermaalen herhaald wierde, is zulks van geen vrugt geweest, zo dat, hoe zeer Adel: dom voor de perfonen eene waardigheid blijve, de Wet van geen Regent meer vordert als dat hij dertig grafen Lands in eigendom hebbe f». En 00 Dit denkbeeld is bij opvolgende tijden zodanig  Tractaat van Reductie.' 205 Ên daarop zegt het Ommelander Landregt zelve. Iegelyck HeerdLands, te zveeten, derticb Jtt-ck, ofte derticb Grafe Lands, een Perfoon egenlyck toebehorende, daer een Huis op Jiaet, falgelyck van éldes geiuoonlyc mede hebben Jus Patronatus (d). Ik denke hier mede het eerfte voorwerp van onderzoek genoeg opgefpoord te hebben: zo dat ik tot het twetle Hooveling en Rechter, kan overgaan. Maar ook dit is door het voorgaande reeds enigzints toegelicht, zo dat ik met weinige volftaan kan: te meer, daar de Heer Hals ema (b) deze ftoffe in zijne gronden heeft nagegaan. — Uit zijne aantekeningen blijkt het, dat de Richterfchappen oudtijds in de Ommelanden lagen op zekere Heerden Lands, waar van de eigenaars bij toerbeurten bevoegd waren het Jaarlijkfche Richterambt waar te nemen. De uit- Een Heerd geftrektheid en grote dezer Heerden is uit de geleg- Derde gronden, en het gene ik dadelijk zal bijbrengen,^ 9™j over het geheel niet minder als van dertig Grafen hadde ge-< jjp rechtigh heden. bevestigd, dat bij het Reglement v. d. 8 Julij 1655 Art. a. bepaald wierde, dat ieder gerechtigde, het zij Jonker, Hoveling, of Eigenerfile, op de Vergadering als Eigenerfde joude verfchijnen. Ik moet h:er bij tcfFens aantekenen, dat de Ommelanden, bij Refolutie van 1701 aan de Jonkers het recht van voorzitten in de Gecommitteerde Raaden boven andere toekenden, en welke Refolutie bij Decif van H H. M v d.15 Juni 1735. zo lange die niet veranderd wierde, bekragtigt is. 00 Omtncl. Landr. IV. B. art. 5. In de Verhand, van de Sociëteit Pre Excol. Jur, Patr, II. D,  aö<5 Inleiding tot het geweest, en zij die de eigenaars dezer gerecfï* tigde Heerden waren, welke meelt altoos de naam der oude bezitters dragen, waren mede Hovelingen (Capitanef) van dat difhiel, en uit dien hoofde altoos gerechtigd, tot het mede En was beduur der Landszaken. Maar daar zij alleen vanShetdRicnters waren op hunne tour, of wanneer de Hoveling,Ommegang op hunne Heerd viel, zo waren zij en Rtch- 0p ancjere jaretl wej Hovelingen maar geen Richterfebap. r ' . , . b, „ ° , ters. Dan dit is het niet al. Er waren ook Richters die geen Hovelingen waren, of zodanigen Heerd Lands niet bezaten. Deze waren de Gefiubflitueerde, die de Regtfbel ener Hoveling waarnamen. By oldes,zegd de Heer Rengers, (fprekende van de Warven) plegen daer geene fubflitueerde Red) er en to fitten, dan fyn naederhandt mede toegelaeten («). Deze Richters (welkers naam hij afleid a reddendo fuum cuiqué) waren door de wetten niet zo zeer als de Hovelingen befchermt. De woorden zijn. Worde ein Hoveling dootgeflagen, dewyle hy zvaare in in zyn Regtdag, zoo geld men hem met veer mangeld: werde ook ein Redger, dat geen Hoveling ware, dootgeflagen op zyn Regtdag, zoo zal men hem gelden met twee mangeld (b). Maar ook deze Richters, die het voor de Hovelingen waarnamen, hadden ook vereischtens, die de Wet van hun vorderde. Een Warfsver- dtag 00 Pol. der Ommel. M. S.fol. 101. (b) Landregt v. Stad en Lande 1448. M. S, art. 4> 5« boek 2,  Tractaat van Reductie. 20? drag van 1455 bepaalde dat zytyn Grazen Lands met Huis én Heem mocflen befitten. En op het Jaar 1560. ontmoeten wij een veel uitgebreider Landswet, die deze zaak ten enemale toelicht en bevestigd: Zij is in defe woorden. Wy Stadtholder and Hoeftmannen van wee-Verorde-» gen Z. K. Maj. voorts Hoeffiingen, Redgren ninScbar unde Rigteren der Umblanden in den Oefierwarf0™1™1* beboerende, geholden unde vordragen up huiden daeh dato fbreues eindracbtlycken unde tot cwigen dagen unuorbrecklyken tho holden befloten defe nabefchreevene articulen. Aclum up den vij dach Nouembris Anno 1560. De Redgren und Richteren, Landtrichteren unde Burerichteren follen weefen vry, echt und recht geboeren unde front, uprecht van leuendt unde unberuohtiget van enige mifdaet, de hem aen fyn ly/funde eere gaen ntocbte, Unde follen in de verbonden van Stadt unde Lande tvacrachticb zyn, unde ein ider Redger of Richter fal alfo geftaldt weefen dat hie xxx grafen Landes heft, die em tho beboeren, unde wel van defe dingen eine gebreckt, die fal na den rechte gheen Redger of Richter moegen weefen. Alle Hoeuelingen oer gefondtheit of vlderdoems hakten die dar bequaem tho finnen, die beboeren oer Recht fuluen tho befweren, of wt min ft en defelue oer Herlicheiden of Rcchtongen ghene andere perfoenen moegen otter dragen, dan hier vorensr, verhaelt is. Alk  so8 Inleiding tot het Alle Hoeffiingen, gefzvooren off ungefwooren, die binnen Landes woenachtich findt, boe wall fie oer Rechtonge ook ein andere hoeworps beuolen hebben tho bedienen, follen in alle beftembde waruen follve tho warue fitten, fo lange die war ff duret, elck dach van ein pene van ein marck tho broeke tho propfyet der ghemene war ffheeren, ten fy dan fake dat fich emandt rechtlyck untfchuldigen konde. Ik gelove hier mede het denkbeeld van Hoveling en Richters genoeg opgefpoord te hebben: zo dat de laatfte, als alleen de Regtfloelen waarneemende, in den eigentlijken zin gene Regenten konden gezegd worden Dan zo dra men van hun hadde gevorderc, dat zij ook voor dertig grafen eigen Land geërfd moesten zijn, zo viel het gehele denkbeeld van Richters, (behalven in zaken van Rechtspleging en op de Warven) weg, en het wierde vervangen door dat der Eigenerfden : die in plaatze van de Richters, in de Verbonden, met de Landsheeren van Karel van Gelder af, tot den Hertog van Anjou toe, ook daarom alleen voorkoo- men. Men vraagd dan met reden, indien de dertig grafen Lands, en diens eigendom de grond van het Hovelingfchap waaren , en die zelfde dertig grafen mede de grond ener Eigenerfde uitmaakt, welk onderfcheid dan in deze beide is ? Men moet hier op antwoorden, dat het verfchil in den oorlprong wezentlijk is, maar dat de  Tractaat van Reductie. 209 de Wee hun beide, in opzigt als Regenten, volkomen gelijk fteld. ln den oorfprong hebben wij gezien, dat de dertig grafen Lands den eigenaar verpligteden tot een Ridderlyken Landsweer: dat die bezittingen ook Heer den, Edele Heerden waren, op welke de Rechtsftoelen vielen, en waar aan de Jura Patronatus verknogt waren. Dan hoe zeer deze bepaling rechtvaardig en redelijk was: zo vond men der menfchen argeliftigheid dra bezig, den geeft dezer inflelling te vernietigen, en, onder het behouden van de fchaduwe der Wet, de verordening wezentlijk weg te nemen. Men voerde namentlijk de gewoonte in; (en zij die bezitters dezer lieerden, en dus Regenten en Wetgevers waren deden het alle) om die landen aan te kopen, en, gekogt hebbende, dezelve weder te verkopen, met beding, dat de Gerechtigheden aan den verkoper verbleven. Men dede aldus in geheele Difiricten en Ommegangen , vormde op die wijze Staande Jurisdictiën, en men voerde een gewoonte in, ftrijdig aan de voorouderlijke inflelling, door welke iemand, alle Rechtsplegingen, en Jura Patronatus aan zig zoude kunnen verkrijgen, en ook verkreeg, hoe zeer hij gene Landerijen, of niet in die evenredigheid bezat. Het gevolg hier van moefle zijn, dat, zo het bezit der Heerden de grond bleef van het Hoveling febap; en deze alleen, met de Rechtftoelen waarnemende Richters, de Regenten des O Lands  Inleiding tot het Lands bleven, het van zelve gebeuren kon dé j en naar de ingevoerde gewoonte gebeuren moeste, dat het Landsbeftuur viel in handen van enige weinige gerechtigden. Men fchijnt dit in het begin der i6dt Eeuw, gezien te hebben, men fchijnt overwogen te hebben , dat de eigendom van dertig Grafen Land door alle tijden heen, den grondflag der Regering was, en de oorfprong van alle Gerechtigheden opleverde, en men fchijnt zedert die tijd (want voor het Jaar 1500 of omtrent die tijd, kenne ik daar van geen voorbeelden) bepaald te hebben, dat zij die deze landen in eigendom bezaten, hoe zeer daar op nog rechtsoefeningen, nog gerechtigheden lagen, die den eigenaar onder de Hovelingen plaatfte, evenswei tot het Landsbeftuur geregtigd zouden zijn, onder de naam Warreen van Eigenerfden. En dit denkbeeld, met den d^ï"!^' ooriProng e[1 aai-d der zaken over een komende, en den waren grondflag der Regering aanwijzende, hadde ook in tijds vervolg bij de Wetgevers dit gevolg, dat zij aan dat bezit de enige voldoende vereischtens vast hechteden, en bepaalden. In den beginne, wel is waar, maakte men geen onderfcheid, of die dertig grafen op eene, dan op verfchillende plaatzen in het Quartier gelegen waren, en of zij van dezelfde of verfchillende waardij waren. Dan de Wet nam deze twijfelingen weg, bepaalende, dat die dertig grafen onder het zelfde Schatre- gijier  Tractaat van Reductie. 211 gijier zouden liggen, en de waarde van duizent Embder Guldens bedragen moeiten (0). —— Er is nog overig, dat ik het denkbeeld van Mene Meente en Volmagten aanduide. Wij Cd) Men zoude hier bij nog de vraag kunnen doen, of de Eigenerfden, onderfcheiden van de Hovelingen, altoos tot het Landsbeftuur geroepen zijn? Voor zo veel als Richters en Eigenerfden het zelfde zijn, als beide dertig grafen Lands, (of in oude tijden minder) bezittende, is hier aan geen twijfel, dewijl ieder Richter, die de Rechtltoel voor andere waarnam (want dede hij het voor zig zeiven, dan was hij Hoveling en Richter) Eigenerfdc zijn moeste. Maar zo verre een Eigenerfde geen Richterambt beklede, en dus alleen dertig grafen Lands op verfchillende plaatzen bezat, zonder enige Gerechtigheden, dan gelove ik niet, dat men de Eigenerfden in oude tijden, onder de Richters plaatzen kan: of hun gelijk recht geven met de Hovelingen , die de Heerden met de Gerechtigheden bezaten. • In latere tijden is hier aan evenswei geen twijfel, en gelijk men de Eigenerfden van de tijden der Landsheeren af, onafgebroken erkend heeft, zo heeft ook de Wet hun alleen bevestigd, in diervoegen, dat, daar het Reglement v. d. 6 julij 1610, de vercischtens van een Landags comparant aan dc eigendom van dertig.grafen land, in het zelfde Quartier liggende, bepaalde, de uitgebreidere Regeringsform van den 8 Julij 1655. vastltelde. Art. x. Dat de Regeeringe der Ommelanden van nu voortaan onverbreekelijk zal beflaan, gelyk dezelve van alle oude tijden beflaan heeft, uit Jonkeren , Hovelingen, Eigenerfden en Volmagten, in drie dïflinile quartieren. Art. 2. In zulker voegen dat ieder ingefeeten, hebbende, en in eigendom beft ten de, dertig grafen land in het Quartier daar hij woonachtig is, welke dertig grafen land waardig zijn ten minjlen duizend Embder guldens, en in de verponding contribueren ogt Car. guld. of daar  £12 Inleiding tot het woord* Wij' hebben §ezien' dat er genoegzame fpr> Meene ren v00r handen zijn, uit welke men befluiten ukdraH mag' de lnSezetenen' hoe zeer zii toc de v' F'dgares behoorden, en hoe zeer zij geen bezitters van Heerden waren, in oude tijden evenswel de gemaakte Wetten en Verdragen konden aannemen, en doen ondertekenen. Maar dat de Coloni of Landgebruikers, als daar toe gerechtigd, in den brief van 1371 niet opgenoemd worden. Hier uit volgd in de eerfte plaatze, dat tot de Mene Meente, of in oude tijden tot de Lioda en Elmetba, alleen behoorden Vrije Lieden, die gene dienstbaarheid onderworpen waren, gelijk zelfs de Coloni of beklemde meijeren. Hadden dan de overige alle, vraagd men, recht, om te eifchen, dat zij tot het geven van Wetten, en het maken van Verbonden geroepen wierden? Veele, en daar onder de Heer Hal se ma beveiligen dit onbefchroomd. Maar ik kan niet zeggen desweegens overtuigd te zijn. ——. De vraag is niet, of de oorfprong en oefening der Regeringsform populair was, en een eigentlijke Volksregering uitmaakte? Dit wil daar boven (bet zij dat zodanig ingezeten van de Ommelanden is Jonker, Hoveling ofte niet) gerechtigd wezen zal, om in qualiteit als Eigenerfde in de Vergaderinge van het Lidt der Ommelanden, hetzij appart, bet zij op de gemeene Landsdagen, te compareren. Zie Aitsema Zaken van Staat en Oorlog III D. p. 1177. Edit. in folio. Hoe zeer hier omtrent zedert wel nadere bepalingen voorvielen, bleef deze wet toch altoos ftand grijpen.  Tractaat van Reductie. 213 wil ik geredelijk toeftaan>, om dat de grondflag der Regering in ene mate van Landeigendommen beftond, voor een ieder verkrijgbaar. En zo dra iemand deze grond vasthoud, moet hij immers erkennen, dat de overige Vrije Lieden, die of gene, of niet de bepaalde maten lands bezaten, dat regt derven moeften, en tot de wetgeving gene toegang hebben konden. Hier op, zonder ene Heilige wet, en dus bij wege van gilling, te andwoorden : Ik houd het daar voor dat alle Erv en Ingezetenen over 's Lands zaken en gerechten, hebben beraadflaagd; edog met dit onderfcheid, dat de geringeren eene raadgevende, en de aanzienlykften eene bcjluttende ftem hebben bezeten {ei), is een uitvlugt voor den dag te brengen, die zelfs het zwakke ener ftelling verraad. Immers, waar is in de gehele oudheid van dit Land, een fpoor te vinden, dat de Vrije Lieden der gehele maatfchappije , tot eene wetgevende , of raadgevende ftemme zijn opgeroepen. De Leges Upftalsbomicae begonden Nos Grietmanni et Judices'. in verdere tijden fpraken de Wetten van de Geeftelijkheid, de Hovelingen, en Rigters,, welke wereldlijke perfonen ook alleen in de nog zo menigvuldig voorhanden zijnde IVarfs Wetten voorkomen. En om dat die de Verdragen ingingen, de Wetten maakten, als de vertegen- woor- (_a) Halsema in de Verband, van het Genootfcb. Pro Excol. Jat: Patr. II. D.p. 63.  514 Inleiding tot het woordigers van het Volk, als bezittende de wettige vereischtens ener Regent, daarom was het, dat zij zig de Mene Meente noemden, of die Gerechtigde perfonen, bepaalden te zijn, in welke de gehele vertegenwoordiging der maatfchappije was opgefloten en begrepen, zo dat Mene Meente niet anders kan zijn, als ene uitdrukking, onder welke alle tot de wetgeving gerechtigde Ingezetenen begrepen zijn. —— Of wil men het denkbeeld brengen daar toe, dat de uitdrukking zegd, dat de Prelaten, Hovelingen, en Eigenerfden, die Wetten of Verbonden bepaalden in name van het lichaam der Maatfchappije; ook dit kan ik toeftaan, daar mijn gevoelen hier op neder koomt, dat men niet kan ftellen, dat een bepaalde mate van Landseigendommen, de enige wettige grond tot deelgenootfchap in de Regering was, en dat teffens tot de Regering onder de Mene Meente ook alle Vrije Lieden opgeroepen wierden, diegene, of geen genoegzaam getal Landerijen bezaten. Het ene denkbeeld verdrijft het andere. En zo dra een wet enige vereischtens tot een Wetgever bepaald, fluit zij alle overige van die waardigheid uit, Te Spar.ta was ieder Burger, Wetgever, maar daar eischte de Wet zelfs, dat hij een Spartaan was,-en zij floot de Heloten uit. Of nu de oude Landrechten onder den naam van Lioda Keften, Plebiscita,Volkswillekeuren voorkomen, of de Wetten door Richters en Gemene Meen-  Tractaat van Reductie. 215 Meente gegeven zijn, en aldus geboekt (baan, dit ftrijd in het geheel niet tegen mijn gevoelen, want deze algemene uitdrukkingen bedoelden de geregtigde Ingezetenen onder die benamingen, daar zij alleen voor het wetgevende deel der Maatfchappije konden gehouden worden, O). Dit dan aldus zijnde, vraagd men met recht;Oorhoe en waarin, de Volmagten haar oorfprongJ^J^. gevonden hebben? want waren de Landeigena machten* ren alleen gerechtigd, dan hadden andere, die de vereischte bezittingen niet hadden, gene wettige redenen van klagten, dat zij in de wetgeving door Volmachten niet erkend wierden. Deze aanmerking fchijnt ook naar het gevoelen van den Heer Rengers wezentlijk gegrond. Daar hij zegd. Dat de Vollmachtcn mede verTchreven voorden van Dorpen daer geen Praelaten ,Ho'jflingen, Egenerfden zveeren,is voermitz de ftadige groote contributien kiften ende anders voer derfulver interesfe, voer weinichjaeren eerst, ende niet van oldes heer thogelaeten. (b) Hier bij zoude men ook nog deze aanmerking kunnen voegen. - Dat zo dra de Hovelingen ondernomen hadden, de Gerechtigheden van de Heerden af te zonderen, om daar door het bewind in weinige handen te brengen, zij uit die zelfde geest, in de Dorpen, fa) Ik zal hier van niets meer melden, men kan zelvs hij Halsema lep. 60. dit mijn gevoelen, bevestigd vinden, hoe zeer hij er van verfchille, 00 Polit- der Qmmeh MS. Cap. 7- fil- 19'  2ió Inleiding tot het pen, waar de landen bij Heerden verdeeld lagen, die zelfde Heerden bij tijdsverloop zodanig zouden kunnen fplitzen, dat er gene van dertig grafen voor het Recht ener Eigenerfde, overbleef; zo dat er het zelfde kwaad uit geboren wierde, en waar van het gevolg zoude kunnen zijn, dat van een menigte landen, gene gegoedigde perfonen tot het Landsbelïuur verfchreven konden worden. Wat hier ook van zij, dit is zeker, dat men zedert de itffc Eeuw deze zwarigheid inzag, en de Ingezetenen van zodanige Dorpen toeftond, uit hunne name, twee Volmagten te mogen benoemen, die ook hun belang ter Staats Vergadering, wijl onder hun gene Geërfden waren , voorftonden en behartigden. Hoedanig deze Volmagten gefield moeften zijn, daar van vinden wij bij de opkomfl gene befcheiden; maar de volgende eeuw bepaalde ook dit in de Regerings order zeer nauwkeurig (V). ik denke hier mede de perfonen der Ommelander Regenten en Richters genoeg toegeligt te hebben. Laat ons zien, hoe deze Wetten en Verbonden maakten, en de Rechtsplegingen uitoefenden. ^ JV> GO. Be Uitfpraak v.d. 6 Julij ifTiobepaalde Art.v. dat Wt teder Caspel, daer geen gequalificeerde Comparanten woonaen, een of twee Volmagten van de gequaltficeerdfle gekooren mogten worden. Deze wet was aan veele aanmerkingen onderhevig: en men bepaalde dus by de uitfpraak v. d. 19 April 1659. Dat uder Volmagt, en ieder die tot een Volmagt Hemmen mogte 30 grafen land moeste gebruiken, en dat zodanige volmagt twee Jaaren duuren zoude.  Tractaat van Reductie. 217 5. IV. Van de oudfte tijden af, tot op onze .Het tijd toe, hebben wij gezien, dat de bezitting,^ geza"g van zekere Maten Lands, aan de eigenaars de enige grond, om Regent in dit gewest te zijn, opleverde, en dat hunner aller bevoegdheid daar toe, (het zij dezelve Judices, Hovelingen, Rich' ters of Eigenerfden genoemd waren) daar op gevefiigd was. Deze dan maakten in de oudfte tijden , na de Frankifche Regering, de perfonen uit, die de Verbonden ingingen, de Wetten met de Geeflelijkheid mede opftelden en bekragtigden. Maar wij hebben boven gezien, dat de verregaande verdeeldheden, twiften, en partijfchappen in de i4tle en i5de Eeuw, de Regenten van het platte land deden befluiten, de Regering der Stadt, tot de oefening van Recht en Wet, mede in te roepen door Verbonden en Verdragen: op dat de Landzaat, meer beveiligd tegen alle fchroom voor de partijzugt zijner dagelijkfche Richter, een vafl vertrouwen konde hebben op het genot zijner rechten en eigendommen, terwijl hij zijn Vonnis beroepen konde, vooreen Rechtbank, in welke alle Richters van het platte land verfchenen, en benevens de Regering der Stadt de beroepingen herzagen. Voor dat deze inflelling tot volkomeneDe Omftandt was, hadden de Ommelanden, ondermelanden zig ook dusdanige Vergaderingen, onder tefpatfr naam vmiVarven, op welke de Richters, wd-vergadike als dan Overricbters, Red)er Rechters wn-r'"sen' ren,  ai8 Inleiding tot het ren, de beroepingen herzagen. Maar hier aan fchijnt de klem of vertrouwen ontbroken te hebben, ten minften zij vervielen, na dat het land die Verbonden met de Stadt hadde opgerigt. Ingevolge dan van die Verbonden, waarover ik bevorens gehandek hebbe (a) en die langzamerhand tot ftand kwamen, wierden de rechtsplegingen gedaan, en wij zien uit de nog voorhanden zijnde VonnilTen, in welker voegen dezelve beveiligd wierden. Op het Jaar 1368 was reeds eene dusdanige overeenkomst, met alle de landen getroffen, en men kan boven nazien hoe Fivelgo zulks op 1378 voor zig nader beveiligde. Wy hebben nog een Vonnis, het welk in 1379 gèflagen is, waar van deze de inhoud was. Wij ghemene Rechteren van Flunzinghe Landen, Borgemsefleren ende Raadt van Groningen do'eh cundig alle luiden, met defen openen brieven dat fchelghe de wat tuffchen enz. boinkf" Het bIij,cc dus uit dit oor die ik hier beneden plaatze, nergens anders op toe te pasfen (a). In oude tijden, zegd de Heer Rengers, waren de gefchillen en beroepingen niet menigvuldig , zo dat deze Warven nog lange duurden, nog dikwijls bij een geroepen wierden. Maar na dat deze Haat van zaken veranderde , en de Hovelingen , die op hunne eigen kosten deze Warven moesten bijwonen, deze lange en menigvuldige zamenkomsten bezwaarlijk vielen , is men over een gekomen , om op het einde der Warven , de geringere zaken aan de Stadts Hooftmannen alleen over te laten, en waar van door een Uitroeper kennis wierde gegeven. Zo dat de Landlieden voor deze alleen hunne mindere twisten en beroepingen bragtcn , op dat dezelve tus» fchen 00 In den Ja ere uns Hem 1420. des Wonsdaget nba Santgange up un fen Raedhuife gcbolden in den mene Landts iVarfe metten Houdingen und Ricbteren der Umblanden, is verdragen by Confent des Raedes van Groningen unde die Gefwoorne meente und Deputierden van den WeSter PVarffi, dat nba diefen dag geen man of mansper/oen , in unfen Verbande gelegen verkoepen en fall geen arfflyck gudt enige Giestlycke perzóenen buyten of' binnen Landes lïoenende, iveert fake dat er cwaadt tegen dede, die fal den gelde, of alfo voele gelden verbuerd hebben, als hie dar voer hebben folde tot behoef Stadt unde Lande, desgchks fait ■weefen van keep van Rente als voers. is.  aa8 Inleiding tot het De Kenner fchcn de Warven wierden bepaald en afge- 1;njgt daan (a\ Van deze afzonderlijke Rechtsplemeer v ' J 1 magt. gingen der Hooftmannen vind men zeer vroege fporen, en hoe zeer dc kleinere zaken , als van penningfchulden , eerst voor hun gebragt wierden : zo groeide derzelver Rechtsgebied door partijen bewilliging meer en meer aan, waar door de Warven begonden te vervallen , en het Kamer-Gericht, vooral onder de Landsheren , ook in de eerfte inftantic , over der Ommclandcren gefchillen oordeelde. Staat der §• V. Wij zullen deze omlhndighcid onder Kamer dc Landsheren in deze afdeling opgeven, voorc" W" a' 20 ^is nct inderdaad plaats hadde : aangeLdsard. zien ik bevorens de wijze en voorwaarden hebbe aangetekend, op welke die Landsheren bij dc Stadt cn Ommelanden aangenomen zijn. Graaf Edsard (op dat ik van de korte during der fequestratie voor den Sax niet fpreke,) hadde bedongen, dat de Stade hem zoude overdragen het geheele rechtsgebied op de Ommelanden. Ingevolge hier van bezorgde ook Edsard, dat dc Warven buiten de Stadt door vier zijner gemagtigden met de Hovelingen en Richters te Appingadam en Win- («) Rengers Tolit. der QmmeJ. Cap. io. fel. loo.  Tractaat van Reductie. 229 fVinfum gehouden wierden, gelijk hij mede Ho EREN KEN t'11 CoENDERS tOt Hoofc- mannen benoemde, om dc zaken, die voor de Kamer gebragt wierden, af te deen (V). Dan dit gebied duurde flegts agt jaren , inwendig welke tijd dc Warfs Conltituticn ook uit de Registers ontbreken. Karel van Gelder volgde Edsard in het Jaar 1514 op, gelijk deze weder vervangen wierde door Keizer Karel, cn naderhand door Koning Philip. Dc Stadt droeg ann deze Landsheeren ook haar recht op de Ommelanden ten dezen opzigte wel over, ten blijke, dat het zelve , bij verandering dezer Vorsten tot haar wederkeerde, maar op geheel andere voorwaarden als zij met dc Graaf van Oostfriesland ingegaan hadde. Zij bedong namcntlijk met Karel van Gelder (en hier in kwam onder het huis van Bourgondicn geen verandering) dat deze Rcchtsoefcning weder in dc Stadt zoude gedaan worden, cn dat door de Stadt daar toe jaarlijks vier Hooftmannen gekoren zouden worden. Maar de Hertog bepaalde daar en tegen , dat de Rechtspleging op zijne name zoude gefebieden , en hij daar toe een Voorzitter tot Lieutenant zoude kiezen (a) Zie S. Beninga Cbron. p. 176. 178. Emmius Hist, Lib, 42.p. 665.  030 Inleiding tot het Onder de zen. Dat deze vijf de Kamer van Justitie Landshe-zouden uitmaken» en ook de Warven in de ren. Stadt houden met vier Eerbare Mannen der Ommelanden tot de Ooster Warf, en vier tot dc Westerwarf (V). Dit dan aldus ingevolge de Verbonden, boven opgegeven, verordend zijnde , wierde ook de geheele oefening der Justitie van dat begin der i6de Eeuw op die voet, en m name der Landsheer verricht, zo dat de Stadts Hooftmannen, met de Ministers en Dienaars dezer Justitie Kamer in Eed der Landsheer waren. Ik zal, om dit verband te kennen, den Eed dezer Hooftmannen hier bereden plaatzen (b~), en nog alleen nagaan, wel- (VO Zie boven bladz. 97. ke (F) Der vier Hoeft lieden Eedt, Wij lonen und fweeren den D. G. Vormoegenden Fursten und Herrn, Herrn Caerle Hartoge van Gelre unde Gbulyck Gratie van Zutpben cjfV." unfer G. L. H., dat wy als fyn F- G. Ouercbeit van die Umblanden, met fyn F. G. Stadtholder , wtb fyn Z. G. Stadt Groningben regeren follen, rechte ordelen vinden, unde rechte beredongen doen, nha vnze beste wetenfehup , nha Landrechten , Priuilegien , olde herkomfen, unde gude ge•woenten , diefelue ein Ider tho laten genieten ende vjederuaren , und dit voor/, niet tho laten , umb parthie, umb lief, umb leedt, umb gunft , of umb gaue, noch umb gbenerleye faken , dat uns Godt fo helpe. ik oordele het niet nodig , de Verbmtenisfen en Eeden zo der Secretaris, als der vier Oiennaars hier bij te voegen, daar uit dit Huk, de aard der xake genoeg gekend word.  Tractaat van Reductie. 53» ke zaken door deze Hooftmannen en Richters op de Warven beilist wierden. De uitdrukkingen ten dezen opzichte in de Tractaten der Landsheren gefield, waren alleen , dat men daar die zaken brengen zoude, zo als van ouds gewoon, en daar deze uitdrukking zeer algemeen was, behoefde het niet te verwonderen, dat de Stadhouders en Lieutenants, zo ten tijde van Karel, als onder het Huis van Bourgondien, ook de vorige gewoontens met de Hooftmannen uitflrck- ten ; en dat zulks ongenoegens baarde. In de Protocollen vind men de Sententiën en Vonnisfen, die des tijds, zo door dc Kamer van Justitie , als op de Warven, gegeven wierden; en het waren niet alleen deze Vonnisfen, maar op dezelve Warven wierden ook gemaakt en verordend de verbeteringen der Landrechten, dc Ordonnantiën voor Kerkelijke en Wereldlijke zaken in dc Ommelanden. Ik zoude vergecffche moeite doen, een menigte dezer Inftellingen, af te fchrijven, daar die in de Registers kunnen nagezien worden. Om evenswei de form dezer Wetten te kennen, zal ik er dit bijvoegen. In den Jare 1527 up d'wgsdage nha S'j, Fi&oris findt Stadtholder unde Hoeftmannen unfer G. L. H. Caerle Hartoge van Gelre. Voert Hoef. lin.  '»32 Inleiding tot het lingen, Redgren, Richtern, Grietmannen in fyn F. G. Umblanden van Groningen, de naar coep baluen, eindracbtich unter anderen verdragen unde ge/loeten enz. Zo wierden ook Kerkelijke, ja Geestelijke zaken verordend, en Placcaten tegen Wederdopers en andere uitgegeven. Inmiddels was de machc der Justitie-Kamer door verfcheidene Warfs Conftitutien uitgebreid; zo dat vele zaken aldaar ter eerster Infiantie beoordeeld wierden ; dc Executoriale Verkopingen daar gehouden wierden, en de Ingezetenen der Ommelanden zig veelmalen in hunne fchuldbrieven de dadelijke beoordeling van dit Gerichts Hof onderwierpen (a). Ik vinde dezen aangaande op het Jaar 1560 d. 7 Nov. in mijn affchrift dezer Warfsverdragen eene verordening op dit Stuk, onder de naam van Nieuwe Conftitutie, ingevolge welke deze rechten der Hooftmannen omfchrcHaare ven worden. „ Zij zouden namendijk oefening " oordelen over alle rcnrc:' cn fchulden, die in die tij-« uit hoofde van Obligarien het recht der Kaden' „ mcr onderworpen waren. Zij zouden de „ Leden der Kamer, en der Stadts Regerin„ ge recht doen erlangen, van alle renten en „ fchul- 00 Rengers. Polst, der Ommel 31. S. Cap, 10. f. ioo.  Tractaat van Reductie. 233 „ fchulden, die deze in de Ommelanden had„ den. Zij zouden hier toe mede bevoegd „ zijn in de fchulden der Kerspel Kerken en ,, Gasthuizen in de Stadt, cn daar bij de „ Stadts Ingezetenen recht voorzorgen omtrent ,, kost en teerfchuldcn door de Ommclander „ Ingezetenen aldaar gemaakt. Zij zouden „ eindelijk de Richters tot de Sententien en „ dcrzelvcr executie houden, cn in het generaal „ mogen gebieden en verbieden, ten nutte „ van het recht, of der Ommelanden dienen;, de, in welke de Richters der Ommelanden „ harer Officie halven niet te gebieden, ofte verbieden hadden." Deze Conftitutic cn eenige andere, die dienen kunnen tot opheldering der Injïru£tiet welke op het begin der volgende Eeuw voor deze Gerichtskamer door de Heren Staten, opgelteld is, wierde inmiddels door dc Ommelanden met geen goed genoegen aangezien ; daar zij meenden, dat, hoe zeer deze Warfs Conftitutien, en uit hoofde der onderlinge Verbonden, cn der Traclaten met de Landsheren, een verbindende kragt hadden, daar doorr)cKamer de macht der Kamer cvcnswel te verre wier-won' Se" „ , „ , ... , zegd haar de uitgefbrekt, cn die der Warven te veel vermogen vermindert, tegen de oorfprongelijkc inllellingr. idttebreiHier bij kwamen meer gronden van ongenoegens,  *34 InlSidjng tot het gens, tegen de Regering van Koning Philip, cn de vorderingen der Stadt. Want niet alleen deelden de Ommelanden met de Stadt in de algemene Volks te onvredenheid over het Kerkelijke en Wereldlijke bedrijf der Landsheer; over het beletten der vrije Godsdienft oefening; over het oprigten van het Bisdom in Groningen : maar de Ommelanden waren, daar en boven, nog uitziende na meerder vrijheid voor zig zelve, door zig te ontdoen van het Stapelrecht, en de invloed en bchering der Hooftmannen Kamer. De uitkomst zelve leerde, welke de eigentlijke bedoeling der toenmalige Oramelander Hovelingen was, dewijl door alle de pogingen cn plaats hebbende woelingen heen, zigtbaar is, dat het hoofdoogmerk aan zijde van het Land was, om een Staat op zig zclven te formen, afgefcheiden van hunne verbintenisfen met de Stadt, en om als zodanig verenigd te zijn, en te blijven, met het Bondgenootfchap, het welk opgericht wierde, eerst te Gend, naderhand te Utrecht. Ik ben cr verre af, om alle redenen te berispen, die de Ommelanden destijds deden klagen, cn tot dat opzet brag • ten: maar ik ben er ook verre af, van te geloven, dat al het gene toen door de Ommelanden of de Stadt gedaan en ondernomen is, bij  Tractaat van Reductie. 235 bij de nakomeling den proef van wijsheid en betamelijkheid kan doorfhan. En zo gaat het in alle grote ondernemingen. Het gevoel van verongelijking fpoort onze cerzugt op, en in de harten word een vast voornemen gevestigd, om een Staat, die met reden mishaagt, te ontduiken; en dan bekreund men zig de middelen weinig; of brengd die zelden ter toccfe van recht cn betamelijkheid. Maar ik gevoel, dat het mijne taak zo zeer niet is, het voorgevallene te beoordelen, als wel het zelve op te geven. Laat ik dan voortgaan en aantekenen, hoe deze afzonderlijke Staat van Regering gevestigd wierde. §. VI. Ik wil vooraf zeggen, dat ik meest alles, wat ten dezen opzigt door mij aangetekend word, alleen hebbe geleerd, uit handfchriften van die tijd, en vele welker de Heer Rengers in zijn Chronljk, als een toenmalig ooggetuige cn Regent, heeft nagelaten. P. Bor, heeft hier cn daar Hukken van die aard opgegeven, maar het is zigtbaar, dat deze nauwkeurige Gcfchiedfchrijvcr aan die zelfde bron gefchept heeft. Zedert dat de Ommelanden met dc Stadt door onderlinge Verdragen, reeds van het Jaar 1363 , verbonden waicn, hadden de Warven plaats  *3$ Inleiding tot het plaats gehad, op welke de Yonnisfen henferr, en de Wetten gemaakt wierden. Hier coor was veroorzaakt, dat de gedeeltens der Ommelanden op zig zelve waren blijven faan, en dat aan Haar, als een te zaam geveegd Burgerlijk lichaam befchouwd, cn gelegen tusichen de Eems cn de Lauwers, veel ontbrak. In die zin hadden de landen gene aangebreide Regering, geen Lands Zegel, geen Schatkist, geen Ministers, of Dienaars. Maar zedert dat zij, vooral onder het begin der Regering van Philip, of het Jaar 1550, vele ongenoegens cn tegen den Landvorst, tegen de Stadts Stapel, tegen de Kamer, hadden opgevat, konde aan hunne aandagt niet ontflippen, dat het hunne eerste zorge en De Om- meeste gezetheid verdiende, aan dat gebrek te melanden . „ , , tt gaan dit veiheJPe»- Dc Hovelingen en Richters wategen. ren wel ieder in het Rechtambt Heeren, maar dit was tot deze omftandigheden niet voldoende, en er wierde eene voorziening vereifcht, waai door dc gehele inrichting der Ommeknder Regeringe een andere gedaante erlangde : dan waartoe in een tijd als deze, vol verwarring, vol tegenkanting aan meer dan eene zijde, eene voorbeeldige gezetheid en eensgezindheid, bij den Geestelijken en Wereldlijken ftand, vercischt wierde. Om dc aard de - zer  Tractaat van Reductie. 237 zer belangrijke zaak re kennen, zal ik de woorden van den Heer Rengers hier bij voeden , cn ftap voor Hap het, fpoor zoeken te v< Igen (<*). De («) Dc Heer Rengers fchrijft in zijn Polit. der Qmmel. M. S. Cap. 6. p, 70 cr dit van Alfoo Coninck Philips anno 1559 dages voer Laurens 11a Spaignien toecb als geen Landes Furst by handen was, die Landen by Vthlandifeben generaele Gouverneurs regered worden , hebben die Stadt hoeren Olderman te meer laeten voortvaeren. Die Hoeft mannen daer men van den Olderman an foll appelleren, weeren Stadt borger alleen in 'der Stadt Eedt : worden van der Stadt geeligeret, unde ges^afleert wtb broicken , die, wth den Omlandifcben Vrieslanden quemen, fo dat de Ommelanden weeren in allen benautheyden. Sie hadden geen acrarivm , geen Gedeputeerden , noch Syndicum ofte Secretarium. Ende woewal alleen Abten , Praelaten , Hoefingen, Egenerfden in den Verbunden ftaende, Staten der Ummelanden weeren; fo worden verfchreven oick Vullmachtcn, Pastoiren , Vicarien , Praebendaten , Costeren , wtb den gehelen lande, tot eene confufie (daerender dan der Stadt partien mede mer.geden) under den Friefcben Staten ende refolutien toemaecken. So wel van prelaten ofte Edelen het woordt dede voer de Landen, die deden dat mit angst ende forge , ter tyd, dat de Ummelanden bef oeten , wtb yder Quartier een Prtelaat met dree Edelen van de Principaelflen (twalf in 't getal) tot Deputeerden toe keefen ; accordereden mede eenen landes Syndicum , ende landes Secretarium ; voort in Contributien tot nootdruftcn hoerder wettelycken defenfen binnen landes ende buiten an den Hove in befendingen toe gebruyeken; ende daer-  43^ Inleiding tot het De twisten over het Stapelrecht, zo als ik boven O) hebbe opgegeven, waren in 1550 reeds ontftaan; en deze waren de enige niet. Men hadde op den Landsdag, of Warf den 15 Maart 1548 onder de voorzitting van Marten van Naarden reeds bepaald, een nieuw Ommelander Landrecht in order te brengen. En hoe zeer hier toe eene Commisile ftaatswijze benoemd was, leverde ook dit, bij vele een bron van ongenoegen op, die na het ontfangen van een dusdanig ontwerp, bij hare oude Landrechten en Plebifciten wilden blijven (» En daar deze ongenoegens dus daema oock in cenen landt Rentmeester, fampt landen Gedeputeerden tot derfelver Rekeningen. Foerwaer hadden die Ommelanden anfangs Ferbundes, immers ^nfangs der Princen buldtnge Jodaenen fiaet geinahct, daer met folden voele dingen voergecoomen gewest zyn, dan daer die Schapen geen heerders noch bunden hebben juxta iEibpuni , daer zyn fle verloren.. Die Stadt was continuelyck mit "hoer geheel Corpus by een toefinden eenes Ra ets eenes dacts. Die Umlanden vieren veere verdeelet, mit hoere particuliere costen en moeyten vergaderende. Die Stadt hadde groote gemeene middelen, groote gunst, omme hoere facken toe vorderen enz. (a) Bij de m. Vraag. (*)«Dit blijkt uk eene oorfpronkelijke Brief bij de Stadt vn.orhanden v. d. 2 Maart 1551 gefchreven door O. ïamminga en Joost Claus  Tractaat van Reductie. 239 dus langzamerhand aangroeiden, voor al door de gefchillen over den Stapel zo moet men de eerste flap van aanbelang Hellen , die ten dezen opzigtc aan zijde der Ommelanden gedaan wierde, in het Verbond of fVillekeur van den 3 Maart 1561, en waar in, gelijk ik boven Qa) aantoonde, de Regenten der Ommelanden zig plegtig verbonden, tot eene verdediging harer Rechten tegen dc Stadt, en overmits hier toe enigheid en kosten vereischt wierden, tot een vrijwillige contributie uit hunne goederen, met magt aan alle naaste Richters, om de gebrekige en nalatige daar toe te houden, bij zekere bepaalde breuken Het fchijnt ook , dat men tot deze tijd, of kort hier na, brengen , moet het aanflellcn van dc Syndicus, Rentemeester en Secretaris der Ommelanden welker Ambts bezigheid de Heer Rengers opgeefd en welkers anftelling hij tot deze tijd brengd. De eerfte Syndicus was Aggeus Alba- d a, Clant met nog Elf andere, aan dc Abten van Thefinge , IVijtewierum benevens Rengers en andere vrunden , fo tho Groningen em correctie des Landrechts vergadert zyn. (d) Bladz. 108. lb) Rengers. Cbron. M. S. Cup. 7. p. 61 vs. en p. 62. Peilt, der Ommel. fel. 83.  «4° Inleiding tot het da, die opgevolgd wierde door Piet er van Zyl, en deze door den kundigen en ge-. Sela?iden leC1'den HIER0NIMus Ve rruc i us. Maar vestigen dezc ]ust tot eigene uitvoering en uitbreiding, zig meer aangezet door tijds onhandigheden , vermeeren meer. , , b ' "'11"ccl derde meer en meer, zo dat de Ommelanden in den Jare 1577 alle Afgevaardigden en Gedeputeerden onder eene Herken Eed van trouw, geheimhouding , en voorfhmd der Lands Rechten en Vrijheden brachten, cn dezelve in het Jacobiner Klooster te Winfura deden afleggen. Om deze Gedeputeerden ook daar toe te brengen, dat zij de Landsvergaderingen, die in den Dam en te Winfum gehouden wierden, bijwoonden, lieren zij ook Lootjes flempclcn , gelijk zulks mede bij de Stadt gebruikelijk was r»> op welke, met opfchriftcn, op die tijden toepasfclijk, een Leeuw geplaatst was, die het nieuwe Ommelander Wapen (zo als ik dadelijk zal aantonen) vasthield (b), en van welke foort aan mij O?) Zie deze Lootjes bij de Stadt en deszelfs jre- bruik boven 'bladz 169 in not. let. b. Bij de Ommelanden was het Lootje waardig drit oorts Daalcrs, ieder van 7} Stuiver, (b) Dc woorden van Rengers in zijn Cbon. p. 10S vs zijn deze op het Jaar 1577. Der Dcputecren daggelden und 'loetjes fint teek verordent, an den cenen fydt ftundt Agere  Tractaat van Reductie. 241 mij nog wel goudene munten, tot een Spaarpenning geftempeld, zijn voorgekomen. Maar deze voorzieningen waren niet voldoende, dewijl buiten de Landsvergaderingen er gene perfonen waren die het wakend oog en luifterend oor gefhdig uitmaakten; en waarom men op den 15 Dec. 1578 het voorftel dede, en aannam, om een lichaam van Gecommitteerde Raden aan te ftellen. (a) Liet Quartier van Fivelgo dede op den 27 Dec. 1578 in den Dam daar toe verder een uitgebreid voorftel, om tot algemeen Landsbeftuur, tot bezorging der Procedures tegen de Stadt, tot vermijding van grotere en kostbare bijeenkomften, uit ieder Quartier xil perfonen met den Syndicus te kiezen uit de Ridderfehap en de Eigenerfden, en welke Gedeputeerden weder zes uit hun midden zouden aanftellen, die alle lo- re nut pati fortiora, daar by Mutii Scaevolae hand, in V vuer fleeckende. An den anderen fyde Pro libertate patriae, daar by een Leeuwe tusfcben den Clauwen hebbende de xj harten. Dem Dan Adel anderhalf'daler, den Egenerfden dre oert dalers dages , wenig gcnoech by dat in anderen Provinciëngegeven wort. De oir faken defes, um niet langer den goeden lueden tho laten up hoeren budel to reifen, wo tot dezer tyd to gefcheen is in den Umlanden. (a) Men kan dit gehele ft.uk vinden bij Rengers Chron. jol. 144, Het Huk is, gelijk vele andere, te uitgebreid, om hier over te fchrijven, maar ik zal den zin met de eigene woorden in het kort opgeeven in de téxt. Q  £4* Inleiding tot het raf ebe-l0pem'e Zaken' behalven van groot belang, zoüne Rege-den voorzorgen. Dat de belangrijkfle voorvallen ring. bij deze xxxvi Raden zouden afgedaan worden ; behalven de fchattingen, Huldiging van Landsheeren, en Verbonden, die voorde gehele Regering der Ommelanden verfproken zouden blijven. Dat deze gekorene perlönen ieder twee Jaren zouden dienen, en den bovengemelden Lands Eed moeten herhalen. . Het zal ons van weinig belang zijn, de namen der eerst aangeftelde te kennen, daar het genoeg is te weten, dat het voorftel goedgekeurd en aangenomen wierde: zo teffens, dat men de uitkiezing van zes, uit die xxxvi agter liet, om de Regering niet op enige te brengen. De aanftelling dezer Gedeputeerden was zo dra niet tot ftand, of dezelve verordenden hare zaken na haar inzien, met alle kragt, en vermogen. Zij gaven den 16 April 1579. een Generaal Gebod uit, aan alle ingezetenen der Ommelanden, om des Oldermans Mandaten, aan te zien als attentaten tegen de Ommelander Gerechtigheden, met last om aan dezelve niet te gehoorzamen, en met belofte van adfiftentie tegen alle hinder en fchade. Dan dit was het niet al, maar de pogingen, van fommige althans, liepen nu of dan tot uitfpattingen uit, en dit alles bragte de gemoederen van Stadt en Ommelanden zodanig tot verbittering, dat ook daar aan vee-  Tractaat van Reductie, 243 veele der gevolgde onheilen moeten toegefchreven worden («). ln- (a) Men zie dit bij Rengers Chron. MS. fol 147. vs. en 148. —— Laat ik met zijn eigene woorden de daad van Wigbold van Eusum aantekenen, die deze met dat gebod v. d. 16 April 1579. verrichte. De Geftr. Heer Wigbold van Eufum beft pnen Narren proprio motu et confilio gefebicket an den Olderman van Groningen, Hermen Wyffering, mit defen warfebou. Het is nu in den April, dat pek alle ding verkeren tvil. Unde dat de Narren •worden febrander, daromme fende Ik den enen tot den ander. Und mit wider fcbrifftlicb befebeet de fes ungelyckes; des Oldermans boek dar in namende des Oldermans broek. Ik kan hier evenswei niet voorbijgaan, om aan te merken, dat dit een en ander voorviel, voor dat Rennenberg dc Stadt, door het Tratlaatvan WinfumAcn li Juni 1579 nader aan de Unie gebragt hadde: terwijl na die tijd bij de Ommelanden, ook in dit opzigt, meerder toegevendheid plaats hadde: dan die niet langer als tot deszelvs wederkering tot de Spaanfche partij duurde. Men vind hier van een doorflaande proeve , in een nog voorhanden zijnde Remonftrance der Ommelanden v. d, 17 Octob. 1579. aan Rennenberg overhandigt* om des Konings Juflitie Kamer onder enige voorzieningen weder op te richten. Dezelve is in het Stads Refolutie boek van die tijd voor handen, en kwam kortelijk hier op neder: „Dat zij verzogtcn, zo „ die Kamer van Jufticïe in order en werkzaam„ heid gebragt wierde, dat dezelve zo ingericht „ mogte zijn: I. „ Dat de Stadhouder een behoorlijk Guarni„ foen in de Stadt hadde, of dat de Stadt Gijfe„ laars mogte overgeven, Roomfche en Gerefor„ meerde, met een voldoende cautie, waar bij al„ le Stads Goederen, Bezittingen, Gcrcchtighc„ den en Heerlijkheden: als het Oldampt, Gorecht „ en andere verpand waren voor de veiligheid der „ Per-  244 Inleiding tot het • Inmiddels viel het op het begin van het Jaar 1580 voor, dat Rennenberg de Stadt weder- „ Perfonen uit de Ommelanden, die voor dat Ge■ „ rtchte moesten Verfchijueii. II. „ Dat de Heer Lientenant van wegens zijn j, Kon. Maj» eerst aangefteld zoude zijn, die dan, ,, benevens de Hooftrrhinnen en Sècretarien de ge„ wone Eedt in praefentie van Ommelander Ge,, deputeerden zouden doen. III. ,, Dat de Ommelanden een evengelijk getal „ Hooftlieden als dc Stad aanftelden. IV. „ Dat de Secretaris en vier Dienaars of Lo„ pers afgezet wierden, en in hare plaatze ande„ re aangeftcld, die de Staten des Lands aangc„ naam waren. V. „ Dat deze Kamer zig geen Judicature aan„ nemen zoude, over enige gefchillen tulTcben de „ Ommelanden en dc Stadt zwevende, maar dc„ zelve laten aan den Hove, of den Heer Stad„ houder. VI. ,, Dat de Kamer alle des Lands Ordonnan„ tien, de Policie der Ommelanden aangaande, pu,, blicceren en cxecutceren zoude. VII. „ Dat dezelve viermaal des jaars of meer„ der, dè Oofter cn Weiter Warf zoude uitfchrij„ ven, en daar op de appellen brengen. VIII. „ Dat dezelve gene zaken zonde bcrich„ ten_, als Rente Brieven en andere zaken, aan de „ judicature gefubmitteerd, of verteering en pen„ ning fchulden in de Stadt gemaakt. IX. „ Dat zij zig onthouden zoude eenige za„ ken, van de Ommelander competente Richters, „ aan zig te trekken: in welk geval dc partijen de •„ zelve aan de Warf zouden"beroepen, om aan „ de Competente Richter te renvoieren. X-. „, Dat zi j gene Mandaten palfeeren zoude als „ in Competente zaken. XI. „ Dat er op ieder dag niet meer zaken of „ peifoncn gedagvaard zouden worden,als afgedaan „ kunnen worden. XII.  Tractaat . van Reductie. &54 derom aan de Spaanfche zijde overhaalde: en dit gaf gelegendheid, om de band van vereniging» XII. „ Dat zij een ordentelijke Rolle zoude hou„ den, en zig reguleren na Orders van Procede- ren als bepaald zullen worden. XID. ,, Dat zij de poene der mandaten vang. 3, io. 20 G. Gl. zoude houden, zonder die te mo„ gen veranderen. XIV. „ Dat zij geen hoger breuken als na Land„ rechte zoude afvorderen. XV. „ Dat zij zig onthouden zoude van alle ac„ tus van apprehenfie of dergelijke in de Omme„ landen te doen, maar zulks aan de Hovelingen „ cn Richters overlaten, aan wien alleen mcrum ,, et mixtwn Imperium competeerd. XVI. „ Dat zij alle verhoging van fchrijfgelden „ cn dergelijke, aflehaffen zoude. XVII. „ Dat de executoriale verkoping bij de ,, Gericbten zonde zijn, waar de goederen leggen, ,, mits zulks in de Stadt wierde aangekondigt. XVIII. „Dat de Ontfanger dezer Koopfehattcn, ,, die penningen na ouder aan de Crediteren zoude uitdeden, en gehouden zijn, Crediteren en De„ biteuren rekening te doen. XIX. „ Dat de Kamer alle bewilligde fchattin„ gen zo wel in^öldampt, Gorecht, als Omme„ landen, zoude urtfehrijven cn invorderen. XX. „ Dat zij geene ontfangene Placcatcn en ,, Orders, van den Hove zoude publiceren eer die „ aan 'tLandfchap zijn gecommuniceerd, en door „ dezelve geconfenteert. " Deze Artikelen wierden, door Rennenberg ten fine van Confideraticn en Bericht, aan de Stadt overgegeven; maar des Stpdhoudcrs afval bragte ook alle hinder hier in te wege. Evenswei gaf hij den si Oclobcr daar op, verklaringe, waar bij de Secretaris en Dienaren in hare bedieningen wierden gefchorst, en een Commiffie bepaald, bij welke hij met de Hooftmannen de ahufen in het juttitie wezen zoude nagaan. Dc Raad en Gefwuornen dcrStadt advifeerden hier  Inleiding tot het ging, die zo lang tuffchen haar en de Landen beftaan hadde, en zedert eenige tijd zo veel van Zijn klem hadde verloren, geheel en al los te ruk- hier opwel den sgÖótober, dat die Dienaars in haar ambt moesten continueren, ter tijd enige bewijzen tegen hun waren ingebragt; en dat zij Jaarlijks even als des Stads Dienaars los konden zijn in hare bediening; althans dat er een kort termijn bepaald wierde, in het welke hun gedrag, gedurende, de fufpenfie onderzogt wierde: en de HOoftlfeden verbonden zig wel bij getekende AEte v. d. 4 Nov. om die abufen te onderzoeken, mits zodanig voorgeven niet ftrekte tot f tremming van dc juftitie zelve : maar de Stadhouder dede evenswei bij AEte v. d. 7 Nov. die fufpenfie voortduren, bepalende de tijd van drie maanden, tot dat onderzoek: daarbij den 10 Nov. voegende, dat hij meende, dat de Stadt verpligt was, alle zekerheid voor de Ommelander Comparanten op de Lands- en Warfdagen in de Stadt door Gijfelaars te geven, ten zij de Stadt verkoos die Vergaderingen in de Ommelanden bij provifie te houden; wanneer dezelve Gijfelaars door het Land gefteld zouden worden. Dan hier op fchijnd niet anders gevolgd te zijn, als dat de Stadt den nieuwen Gerichts Secretaris Ackema uit zijn Eed, als Gezworen d. 15 Nov. ontflocg, en eene plegtige verklaringe d. 18 Nov. afleide, waar bij zij foienmeel aannam, ook de Ordonnantie van de Aartshertog Matthias v. d. 24 OSt. 1578 te zullen agtervolgen , tot wegneming der zwevende gefchillen. En hier op fchijnt Rennenberg een mandaat ter gehoorzaming van des Kamers bevelen, in de Ommelanden, afgezonden te hebben, het welke d. 38 Nov. 1579 aan de Burgeren wierd voorgelezen. Maar alle deze verordeningen hepen, in het begin van het volgend Jaar, door den afval te niete. Men zie over dit alfcs het Stads Refoiutie boek van die dagen, alwaar alle die (tukken voorkomen.  Tractaat van Reductie. 347. rukken. Elk zogte zijn partij te fterken, en de Ommelanden befloten op den 14 Maart 1580 alle Kleinodiën, zilvere Kelken, Abtsftaven en andere Kerkelijke en Kloostergoederen, tot geld te munten. Zij Helden eigene fchattingen in, welke van Bier, Wijn, Vleesch, Brood, en andere goederen betaald zouden worden. Zj lieten de klokken vrijkopen, of tot gefchut gieten; gebruikten de Klooster inkomften tot 's Lands verdediging: en befloten eindelijk den 19 April Zoeken * ccii ci(r6n 1580 een eigene Gerichtskamer op te ngten, Hofv°Q ftellende bij den Lieutenant Popko Ufkensjunjcie uit ieder Quartier twee Bijzitters O). Maar de °g» dood van Bartold Entes, die den 27 Maj voor Groningen fneuvelde, bragte aan alle deze verordeningen veel nadeel toe; daar Wigbol t van E u s u m , mede een moedig Krijgsman, nu meende, de Ommelander benden te moeten aanvoeren, en daar bij, als Heer van Nienoord, meer gezag te moeten oefenen in de Ommelander bijeenkomften. De naijver der andere Hovelingen groeide met deze eifchen aan; en niet zelden ontdekt men na deze tijd in de Registers, afgunst en verwarring. Weinige da- De tegen na Entes dood wierde de flag bij den roerten & . brengen Herdenberg d. 16 Juni onder Hoenlo vetlo-cr hjnder ren, en dit een en ander hadde zeer nadelige in te wegevolgen. — Rengers fchrijft er dit van: §e* So (d) Zie Rengers Cbron. MS. fol. 153. op 't einde, 153 vs. en 154.  "248 Inleiding tot het So toecb Graf Willem und Snoey van Groningen af, mit de ander 10 vendels na We fier land unde urn i2 uren in der nacht worden alle legeren vor Groningen an brandt ge/leken den 18 Juny. Dar togen alle Adel unde furnemefte Vromen Staten der Umlanden oefl off zoeft, ten lande wtb gants unverfeehenlich, dar fe buiffgeraet, heeften, alles leeten, und nicht wollen of dor ft en van to voren vluchten, dar mit geen verflagenbeid undcr dem Krygsvolcke und Inge- fetenen des landes folde geboercn (a). Ifc behoeve het nauwelijks te herinneren, dat na deze tijd de klem der Zelvsregeringe bij de Ommelanden verloren was, en dat die van Groningen , nu bevrijd voor de vrees van der Bondgenoten wapenen, haar vermogen op de Ommelanden met dubbele ijver oefenden. Rengers zegt: Uth den Landen vertogen in der yll 400 familien, fonder tyd van boer haven mittbonemen. Winfum, Ober gum, worden heel ruïneert und wechgefteten, Dam thom deel ruitteert, der Klockken berovet, den fteen verflepet, all na Groningen. Alfo gefthaden oek to Fermfum, und fint 6 Kloeken van Fermfum, 10 wtb den Dam in Groninger toren gebracht (bj Dan laat ik van deze. tafereelen aftrappen, daar het te vvenfehen was, dat die nimmer herdacht wierden, (d) Rengers /. c. fol. 155. vs. C*) /. c.fol. 156. En fol. 157 vs. en fol. 158. alwaar by df namen der gevlugten opgeeft.  Tractaat van Reductie. '249 den, als tot een fpiegel om te leren, hoe tweedragt, ontrouw, en eerzugt, de ellenden der fchuldeloze Ingezetenen aanvoerd en vergroot. De meefte der Ommelander Hovelingen waren hier door met den Syndicus Verrucius het land ontweken, en vele hadden zig te Embden, Bremen of Welt Friesland gezet, en van daar was het, dat zij op betere tijden wachteden, en hunne gevoelens over Landszaken aan de gene die te huis gebleven waren, overzonden. Zo veel in hun vermogen was, lieten deze het Landsbeftuur niet varen, en wij zien uit de Registers van die tijden , dat hoe zeer er grote verdeeltheden plaats hadden,de HeerVERkoci evenswei de zaken wiste gaande te houden. Zijne eerfte zorge in deze Haat van zaken was, om een Landsheer aan te nemen in den perfoon van den Hertog van Anjou en Alencon. Het hadde veel moeite in, om met gemeen genoegen daar toe eene Inftructie op te ftellen. Zij wierde d. 15 April 1582. te Embden ontworpen, en na veele ftribbelingen goedgekeurd, Deze gefchillen over die Inftructie, en het ontwerp zelve, waar van een misfchien oorlprongelijk ontwerp bij de Heer Rengers bewaard is, leren ons, welke de eifchen waaren, die de Hovelingen des tijds hadden, en welken ftaat van Regeringe zij wenschten op te richten, en door den Landsheer bevestigd te zien. ■■ ■ De zaak  a$o Inleiding tot het zaak, hoe zeer Aldegonde dit afrade, kwam hier op neder, dat zij voor altoos van Groningen wenschten afgefcheiden te zijn, en een ftaat op zig zelve maken, onder deze voorwaarden, met Alencon. poging " Dat deze Prins Z1S zoude wiI,en aanneemen met » de titel Heer der Friefche Ommelanden, tus- Alen- „ fchen de Eems en de Lauzvers. t0N' 55 Dat hij het voor enige jaren aangenomene „ Wapen der Ommelanden, zijnde ElfHarten, „ met blauwe en witte dwarsbalken (a) onder 55 de OO Het is zonderling, dat men door alle tijden heen, tot op deze dag toe, getwist heeft, of niet dit Wapen Pompebladen verbeelde. Maar de Registers van deze tijd zijn op dit ft uk volledig, als men dezelve maar nazoekt. Inmiddels ging deze keus niet zonder tegenkantingen gepaart. Rengers tekend aan in een zeer belangrijk ftuk van die tijd, agtcr zijn Cbron. MS. onder de Bijlagen No. XVII. te vinden. „ Dat vele dit Elf Harten wapen verwies» „ pen, als komende van Koning Radbodus , een ,, Friefcbe Tiran over de Friefen, die hun gedwon„ gen hadde tot het dragen van houtene halsban* „ den, en hunne huisdeuren na het Noorden zo „ laag te moeten hebben, dat zij bukkende als nij,, gende voor hem, uit hun huizen gingen. Dat „ deze daarom een wapen uit alle Quartiers wape„ nen te zaamgefteld, eischten, even als op de „ Ommelander Dalers, toen in den Dam gemunt, „ geftcmpeld was: maar dat men de Re/olutie der „ Ommelanden van d. 17 Sept. 1579. bij dit gefchil „ hadde nagezien, en bevonden, dat er toen een „ Commiflic benoemd was, tot het doen vervaar„ digen van een Groot en Klein Cachet, en dat daar „ mede het gefchil was opgehouden Zedert deze tijd fchijnt dit Cachet'gebruikt te zijn, daar „>ele  Tractaat van Reductie. 251 de andere wapenen der Nederlandfche Provin„ cien wilde ftellen, en deze aanneeming van „ het wapen ten overvloede confirmeren. „ Dat hij Jaarlijks 12000 Gl. onder de naam„ van Vredepenning, wilde aannemen: alle pri* „ vüegien en Gerechtigheden, Zijl en Dijkrech„ ten confirmeren: en wel bijzonder, de zelfs„ oefening van alle Civile en Crimineele Juris„ dictie met de eigen wetgeving zonder contra„ dicrie, of confirmatie zelfs van Landsheren. „ Dat er een eigene Juftitie Kamer van vier „ Ommelander Leden met een Cantfelaar aan „ het hoofd, opgericht wierde, die in de Om„ melanden de beroepingen zouden beoordeelen. „ Dat de Koophandel en Trafiek in, en door „ de Ommelanden, geheel vrij zoude zijn, en „ daar toe eigene Wagen, Gewigten, Maten, „ en Jaarmarkten zijn. „ Dat de Ommelanden alle Accijfen en Schat„ tingen over de Quartieren en het Oldampt, „ zonder contradidlie zouden verordenen. „ Dat zij in Religie zaken vrij zouden blij„ ven, en hunne eigene Officieren of Beambten „ aanftellen zonder tegenkanting." Deze bepalingen, van welke ik die onderwerpen alleen bijbrenge, welke op het tegenswoor- dig vele der (tukken bevorens, zo als in de Volmagt tot de nadere Unie, en ook deze InftruStie aan den Hertog van Alenfon, door bijzondere Hovelingen gezegeld waren.  252 Inleiding tot het (lig ftuk betrekking hebben, hadden ook ten ge.* volge, dat de beide Gedeputeerden, de Heerea Rengers en Verruci, dezelve tot fland bragten, en met de Hertog van Anjou den 12 July 153.2, een Tracraat floten, het welke ik niet behoeve bij te brengen, daar de Heer Alting het zelve heeft uitgegeven, f» Is van Men kan uit de vergelijking van de opgegeveduu". ne trekken der Inftruétie, met het Tracftaat zeive zien, in hoe verre de voorgefchrevene vorderingen , door den Landsheer toegedaan wierden. Dan deze Hertog van An jou wiste zig niet binnen de palen van zijn gezag te houden, zo dat de Regering des Lands hem reeds in het volgende Jaar ontviel, en waar door ook alle deze verordeningen vrugteloos bleven. De Ommelanden zogten aan dit gebrek te voorzien, door Graaf Willem Lodewijk tot Stadhouder, in het Jaar 1583 te verzoeken, maar ook dit konde daarom in den beginne aan het herflel van zaken niet veel toebrengen, dewijl de Staatfche partij, bijna niets buiten Oterdum, dat Eusu.m, en As.inga En tes veroverd en verfterkt hadden, in bezit hield. Van deze tijd af warden dan de zaaken met kleine fcherroutzelingen, en ftroperijen gaande gehouden, tot dat In/irurti, v\uA ,Z enJea- • Dc cvcngcmclde  Tractaat van Reductie, itfj dat het Leger der Bondgenoten onder geleide van Prins Maurits, de Stadt noodzaakte om zig op den 23 Julij 1594. over te geven, opTij-d(Jer voorwaarden, die in haare aard en gevolgen deReduftie voorname gronden van het Staatsgeftel onzer ^J^" Provincie opleveren, en dus dubbel waardig zijn, ö dat men zijn aandagt daar op bepaald, en aan dezelve door het opfporen der ware zin en mening, door het aantonen van diens gevolgen, enig ligt bijzer. Dan voor dat ik hier toe overga, verwachte ik, dat men zoude kunnen vragen, welke tog wel de reden mogen geweest zijn, dat de geest en de gronden van werkzaamheid bij de Heren der Ommelanden zo aanmerkelijk veranderd waren? Immers ziet men deze verandering door het beloop der tijden heen allerzigtbaarst. In het begin der 15*= Eeuw, en veel vroe-_A>cmc_ ger, gingen zij met de Stadt Verbonden in ,ne rededroegen daar bij de medebeoordeling der Von."en ™n niiïen hunner Richters aan de Stad op; maakten deeldheid met dezelve hare Landswetten, Honden de Stads Ingezetenen aanzienlijke voordelen in den huislijken Koophandel toe; zonder dat men desaangaande in de I5de Eeuw, ja tot op het Jaar '1550 toe, eenige aanmerkelijke fporen van ongenoegen, wrevel, verdeeldheid of tegenkanting ontwaar word: terwijl na die tijd, deze twisten met zo veel ijver wierden aangekweekt, met zo veel ftand vastigheid voortgezet, dat die eertijds zo  S54 Inleiding tot het zo nauwverbondene Landzaten, eikanderen als openbare vijanden aanzagen, vervolgden en vernielden; tot zodanigen mate, dat men meermalen genoodzaakt is te geloven, dat het vermaak om eikanderen afbreuk te doen, veelmalen de enige drijfveer der handelingen was. Moet men dan deze zo verre gaande verandering zoeken in de behandeling, of liever mishandeling, der Stadt jegens de Ommelanden? of zo de handelingen en eifchen der Stadt onder de Regering van Philip de II. niet anders waren, als onder zijn Vader, of Karel van Gelder, waar in was dan wel deze overgedrevene zugt, deze bepaalde gezetheid der Ommelanden gelegen ? ■ i — De vraag is omflagtig om na waarde op te fporen, en moeilijk te beantwoorden, om dat men de kleine, de geringe voorvallen, de perlbonlijke betrekkingen en inzigten, die toch meestentijds de beweegredenen der daden zijn, niet kend; en van de gevallen van aanbelang weinig weet als de uitkomst. Maar men kan er iets van zeggen, of tot opheldering van bijbrengen. Het groote gebrek, waar door deze verregaande verwijdering tusIchen de beide Leden geboren wierde, en waar door zo vele daden gepleegd wierden, die bij een ieder afgekeurd moesten worden, en waar van het gevangen nemen der Geestelijkheid en Hovelingen gene der minfte was, beftond hier in, dat erin de Conftitutiegeen middel ofperfoon voor han^  Tractaat van Reductie. 25$ handen was, die door de Wet invloed genoeg hadde, en door zijne deugdzame en rechtvaardige werkzaamheid vertrouwen genoeg verdiende, om het Imeulend vuur van twedragt uic te bluffen, en te doven. Hadde Renenberg zo veel deugd als bekwaamheid, zo veel zorge voor het gemeen belang als voor zijn eerzugt, zo veel lust tot vrede als tot de tweedragc gehad, dan hadde het herftel der rufte, het behoud der Stade voor de Bondgenoten, en een vreedzaam landsbeftuur aan zijn roem gewiflelijk verknogt geweest. _ Maar ook dit antwoord voldoet voor een klein gedeelte, daar het bij zijn aankomst een fmeulend vuur van twedragt, een reeds geveftigd ongenoegen vooronderfteld, en er is ons in vele opzigten meer aan gelegen, de redenen hier van te kennen, als omtrent eenige voorvallen onderricht te worden. Zo als het mij voorkoomt, moet men de grond dezer zaak door de tijden heen in den Haat der maatfchappije. zoeken. Zie hier mijne gedagten. De voordelen, welke de Ommelanden door de Verbonden bepaaldelijk aan de Stadt hadden toegevoegd, waren gefproten uit de tijdsomftandigheden in de 14de en 15^ Eeuw. Toen was het gehele Land verdeeld in partij fchappen, welke bijzondere perfonen en geflagten, naar mate hunner begrippen, geboorte, opvoeding, of betrekkingen, waren toegedaan; en waar van het ge-  256 Inleiding tot het gevolg was, dat zij alle de ene na den anderen,' eikanderen verzwakken, bederven, en uitroeijen moesten. In de Stadt waren de belangens, hoe zeer er geene verdeeldheid ontbrak, meer tot een bepaald overwigt gebragt, en bij dat overwigt vond de zwakke, of vreesachtige partij te lande hulp en befcherming, vooral daar de Geestelijkheid , die haar belang nooit bij de wapenen vond, er toe aanfpoorde. Uit die grond nam men ligtelijk toevlugt tot eene plaats, waar de rechtsplegingen veilig waren, en dezelve door de Wetten, niet door wraaklust beftuurd wierden: en dewijl men die veiligheid niet te duur konde kopen, ftond men ligtelijk commerciële voordelen toe, van welke de Landlieden, na den aard en begrippen van die tijden, nog voordeel nog deelgenootfchap trekken konden. Hier kwam bij, en deze is eene aanmerking van Emmius, dat de Stadt hier toe eene zeer wijze en voorzigtige handelwijze gebruikte, door de voornaamfte Ommelander Geflagten in hare burgerftaat en Stedelijke Regering te brengen , zo dat het Land, daar zij de Stads beftuuring gevoelde, bijna gene andere namen of perfonen ontwaar wierde, als in het Landsbeftuur zelve. En dit een en andere kweekte liefde, eendragt, en welvaard. Dan de gefchapenheid van zaken maakte bij tijds verloop in dit alles verandering. De Koophandel drong reeds voor, en in de tijd van Keizer Ka-  Tractaat van Reductie. 257 Karel met een onweerftaanbaar geweld door, en gaf door zijne beoefening overvloed , en teffens meer gemak , om door vele geoefend te worden. Men begreep dat die ook op andere plaatzen als in bemuurde Steden plaats konde hebben ; en die befchouwing boezemde berouw in, wegens banden die men bevorens gelegd hadde, en die het nu moeilijk maakten. De Steden, althans Groningen, hier en tegen, zogten een evenredig beletzel tegen deze poging te Hellen , door de Regering meer in handen der handeldrijvende menigte te brengen , die nu het geld vermogen bezat, en daar door invloed verkreeg, om de Gilden meer en meer optebeuren. Hier door wierde natuurlijk geboren, dat de pogingen der Ommelanden de flerkfte tegenkantingen aantroffen, en die hun nu te gevoeliger moeiten aandoen, daar dezelve hun veroorzaakt wierden, niet door Regenten van hunne name, of Geflagten, maar van Burgers, die dikmaals Vreemdelingen waren, en onder het oefenen van een beroep tot gewin, zig van den klem der Regeringe wiften meefters te maken. Onder de Landsheeren wierde hier in gene verandering geboren. De Adel en Patriciërs namen hun aan, niet uit zugt, maar uit nood, om tegen de menigte beveiligd .te zijn, en om dat het hunne eerzugt meer ftreelde een Landsheer te kiezen, als die te ontfangen. Dan ook deze Landsheil ren  'g58 Inleiding. ren begonden te gevoelen, dat het hun belang was, eerder de opkomende en handeldrijvende perfonen, dan de oude Geflagten te befchermen. En daar dit alles door de Gefchiedenis bevestigd is, wat behoeven wij ons dan te verwonderen , dat die Geflagten in de Ommelanden de eerfte gelegendheid onder Philip aangrepen, en die bij de godsdienftige redenen voegden , om zig van de lang gewraakte banden los te wringen? wat behoeven wij ons te verwonderen, dat de Stedelingen dezelve even kragtig vasthielden ?  VERKLARING VAN HET TRACTAAT van de REDUCTIE der STADT GRONINGEN aan de UNIE van UTRECHT. $.1. 8 Mjfen verbeelde zig, om don wa- Algemee. ren Haat van zaken uit het reg- fci,0ute oogpunt te bcfchouwen , twee kleine Ge- wing. inenebesten , die door de overmagt en welwillendheid ener derde tot een ligchaam zullen geformt worden, en wat het burgerlijke, en het godsdienstige betreft. Men verbeelde zig beide die Gewesten, door de ligging» door verbonden en onderling belang zederc eeuwen aan eikanderen verknocht, maar teffens altoos genegen, in magt, aanzien, en vermogen uit te munten, door uitbreiding van A voor»  £ Verklaring van het voorrechten en voordelen aan de eene, door beknibbeling of vermindering van dezelve aan de andere kant. Men verbeelde zig, de klem der Regeringc , bij beide , in handen van enige , die niet zelden naar dc ftemme (Ijs Volks, mede deelgenoten der Regeringc, moesten luisteren, cn dat zo dikwijls van, cn tegen perfonen cn geflagten was aangevuurd geweest. Men verbeelde zig dit alles, als de ware vertoning van ons Gewest, bij het fluiten cn ingaan van dit Tratlaat van Reductie, cn bepcinze dan, welke wijsheid, welk doorzigt cn toegevendheid er in diens befluurders vereischt wierde , om die van een gefchcurde maatfchappije, waar in het bloed der vervolging nog rookte, waar in de vérwoestingc'fj der twedragt getuigden, waar in de herdenkingen der uitgeftane ellenden zulke dicne wortelen gefchoten hadden, tot een.beuendig vreedzaam, nuttig, cn welwillend ligchaam te maken, cn vrat den Staat en de Godsdienst betreft, voor anderen cn voor zig zeiven. En dit alles te meer, daar het land ■was uitgeput, daar dc fchattcn verfpild waren, tn daar dc zugt van zeer vele voor Roomfche cn Spaattfche begrippen nog het ergfte dede dugtcn Door alle deze klippen van gevaar, door alle deze brandingen van twedragt, den • ■ hulk  Tractaat van Reductie % hulk van Staat in eene veilige haven te brengen, vereischte moed cn beleid, welke, gepaard met een uitgerekt geduld, men aan de befhuirdcrs van het Gemeenebest, zo min, als aan Prins Maurits en Graaf Lod-ewIJK buiten de verregaandfte ondankbaarheid niet weigeren kan. Geen punt was er, over het welk beide Leden eenftemmig waren. De eene wilde een gczamentlijkc Provincie uitmaken , dc andere wilde op zig zelve blijven. Beide wilden zij dc eerfte in rang worden. Beide onaf bangelijke Wetgevers en Rigters zijn; terwijl de Stadt hare vorige Verbonden inriep, cn vasthield, om daar op baar medegezag in de Ommelanden, hare commerciële voordelen en voorrechten te vestigen cn aan te dringen. Gene dezer puncten konden zonder ftoornis bepaald worden, cn de minne fchijn van eenzijdigheid bedierf alles. De wijsheid nam de tijd te baat; en het geduld der twee Melden Maurits en Lo de wijk, daar zij zo dikmaals hun bloed voor het Vaderland veil hadden, liet gene middelen onbeproeft, om de Regenten der beide leden, door maagfehsp en helang verbonden, door baatzugt cn regermgslust verdeeld, bij elkandcren tc brengen, en te verzoenen. De gefchiedenis leverd ons hier van doorflaande proeven; en daar zij ons aldus A * tot  4 Verklaring van bet tot eene altoos dankbare nagedachtenis roept, verbind ons de uitkomst niet minder tot de hartelijkftc erkentenis voor het goedertieren Opperwezen , het welke , naar zijne altoos goede oogmerken, ook den Haat dezer zaken befchermd, beftuurd, cn gered heeft; zo dat het Landfchap, hoe dikmaals ook, door herhaalde twedragt, vijandelijke aanvallen, vernielende zee-braaken cn overltromingen, aan deszelfs ondergang genaderd, tot den huidigen dag bewaard is, bij haare wettige rechten en onaf bangelijkheid; toegenomen is in welvaard en voorfpoed, en aldus fmaken kan dc zagte cn zoete vrugten der Regering van ons Gemenebest, zo maar diens Regenten en Ingezetenen tot den drocsfem van tweedragt en regeerzugt niet wederkeren , cn aldus de beste gefchenken van dit leven bicter maken en vergiftigen. Het Trac §• II. Het is dan der moeite wel waardig, taat in fat wjj ecn opkomende Staat zien geboren Jiet alse- 0 meen be-worden» en de grondflagen zien vestigen, die lcliouvvd. vercischt wierden om een Provincie uit te maken; daar dit voorwerp, enig in zijne foort, en moeilijk in zijne uitvoering, dc vrugt was van dc arbeid der wijste mannen , op welke dc zes verbondene Provinciën roemen mochten. Ik  Tractaat van Reductie £ Ik hebbe op het einde bij bet onderzoek van de derde vraag, in de Inleiding hier voor, reeds aangetoond, welke de tijd, de oniitandigheid, cn dc uitkomst der belegering dezer Stadt was, door welke de Staten Generaal, onder beleid van Prins INI au rits cn Graaf Lodewijk van Nassau dezelve wederbragtcn {[reduceerden') tot het Bondgcnootfchap der nadere Unie. Bor, van Meeteren cn andere hebben omtrent het begin, de voortduring, cn de uitfiag dezer belegering op het Jaar 1594 veele bijzonderheden aangetekend , welke daar kunnen worden nagezien, cn mij niet nodig fchijnen, hier tc herhalen. Voor dat ik evenswei tot de uitleg van dit verbond zelve overgaa, wil ik enige aanmerkingen mede deelen, die dat Traclaat, over het geheel befchouwd, betreffen, cn in dezen zeer veel tot Opheldering dienen kunnen. Dc eerste dezer aanmerkingen zal vooral de vraag behelzen, welke dc*toenmalige omftandigheden waren, die bepaalden, dat het zelve aldus gefloten cn vastgefteld wierde ? Ik zal daar na aantekenen, in welke opzigtcn het Traiïaat, door Bor cn andere opgegeven, van het oorfpronggclijkc verfchild; cn eindelijk onderzoeken, welke de grond van het verband is, waar door het Medelid dezer A 3 Pro-  ê Verklaring van het Provincie, de Ommelanden, gehouden waren, tot de mede nakominge van het zelve. En we! in r jjj^ \yat; ccrstc dezer drie onderwerpen ceszelfs omlhm- aanbelangd, zo bedoele ik geenfints ziüke omdigheden. ihndighcden, die tot de gebeurtenisfen der belegering, diens begin , voortgang , cn uitflag opzigt hebben. Neen, deze alle laat ik agter, daar dit bij andere kan nagezien worden. Dan er is ons meer aangelegen, te weten, hoe het gefchiedkundige van het Tra&aat zelve was? hoe de Bondgenoten cr onder werkzaam wa. ren? welke ontwerpei! cr vooraf door dezelve, of de Stadt, gemaakt wierden? en wat deswegens in de oudfte Registers cn Stukken voorhanden is, het gene bij dc gcfchicdfchrijvers niet is aangetekend? Het blijkt uit dc Registers van H. H. BI. en de Raad van Staat, dat dc laatfte in dc belegering zelve tcgenswoordig waren, cn aan Prins M au rits en Graaf L ode wijk tot raad cn hulpe verftrelttcn. Qa) In de belegering zelve was het voor- ne- (a) Het blijkt uit de Rejol. der St. Gen. v.d.n Maj 1594, dat de Raad van St. toen te Zwol was, en tot de belegering geauci:orifeerd wierde; dat de gehele Raad daar op mede na Groningen toog, zo als uit-de Refol. van de St. Gener. v. d. 10 Juli} 1594 , en de Notulen der Raad van Staat zelve v.d. 20 en 21 Julij 1594 zeker is.  Tractaat van Reductie j nemen zigtbaar, om de Stade, zo veel mogelijk cc fparen, zo dat de onderhandelingen al fpoedig een begin namen-, maar op den 19 Julij 1594 eerst zoo verre gevorderd waren, dat, gelijk dc gehoudene Registers bij de Raad van Staar, op die dag, aantonen, de Gedeputeerden van Groningen toen, zo van de Magi ft raai, de Burgerij, Abten en Prelaten, als van het Krijgsvolk in het leger verfchcencn, om hunne bereidwilligheid coc een vriendnabuurlijk contract te bevestigen. Zij gaven ten dien einde hunne Inftruetien over, cn de Legerhoofden bepaalden die dag, op welke er ecu wapenfehorfing vastgefteld was, om deze Inftructie , die dc voorwaarden behelsde, op welke dc Stade zig na langdunrige debatten, onrust, cn oproer, bepaald hadde te verdragen, tc bcoordcelen en te overwegen. Dit ftuk, deze voorwaarden te kennen , is ons ter behandeling van ons onderwerp van het grootftc belang, cn daar het zelve nog in het oor> fprcngelijke ter Generaliteit bewaard is, zo als het door Prins M au rits en de Raad van Staten overgezonden is, (0) ben ik verplicht, A 4 deze fa) Zie de Re fal der St. Oen. v. d. 24 julij 1594. Raad van Staat van den 19 julij 1594P. Bok. Ned. Hist. 31 £. p. 832.  S Verklaring van het deze Stadts eifchefi, van welke Bor alleen een kort denkbeeld geeft, over te fchrijven. — Het zelve was van deezen inhoud. j- Eerste In den eerpen, dat alle offenpen, injurien, derin^eu1" misdaden > bejchadicbeyden , en generaal alle tot een' weegen van feiten, en datelyken werken geTractaat. j-c^eei en vollenbracht, van begin der troubelen af, zoo wal in de eerfte als laefte troubelen, conftscatien, alteratien en beroerte gevallen, wee oock onder die belegeringe der Stadt Groeningen gefcbeet, tot wat plaatze en in wat manieren dattet oock zy, zoo in het generaal als particulier binnen en buiten gejchede , zullen weefen, zyn en blyven ver* geeven , vergeeten , en geholdcn als neet gefcbeet, zulks dat ter oorzaaken van dien tot genen tyde, egeen vermaan, mentie , molistatie, aclie, quellinge of: onderzoek met rechte of buiten nimmermeer gedaan, gemaakt, ofte emants aangefproókcn zal worden , op pene, van contraventeurs geacht, gereputeert, en geftraft te worden, crimineel of civil by euwig bannisfement, gel. beletters parturbateurs , en verft oor derS van gemeene ruste.  Tractaat van Reductie. niet gevonden, het gene naderhand in het Trac- ^c0z°c\ve°P taat gefield is, met deze woorden JVelverftaende, dat zoo veel de Commanderien van Werfum, iVytvoert, en OosterivieB % runt (a) Zie Re fol. v d. St. Cen. v. d. 24 Juli) 1594» v. d. R. v. Si. v. d. 20 Julij 1594- (£) Zie Refol. V. d. R. van S. v. d. 20 Julij 1594.  »o Verklaring van het rum aengaan , dat die fullen gehouden e» getrafteerd worden, als gelyke Commanderien in den anderen Geünieerde Provinciën gelegen zynde. ad. art. x. In het antwoord van den 20 Julij word dit art. aldus gevonden. Item dat van alle ommefagen en contributien , tot nog toe omgejlagen en ontfangen, ook van de domeinen daar van niet gereekend is, zal reekening worden gedaan tot profijt van de Generaliteit, mit alle de restanten van dien, en dit, tot dat anderzints by de ^ Generaale Staaten zal zyn geordonneerd. ad. art. x ij. In dit antwoord ftaat aldus. En aangaande die verkofte of veralieneerde onroerende goederen, het zy voor fchulden ' of uitgaande lasten , als mede die geconfis. queerde goederen of anderzints, dat by de Heeren Staaten Generaal daar inne met kennisje van zaaken , zulks zal worden geordonneerd , als na rechte en reeden bevonden zal worden te behooren. ad. art. xv. Word in dit antwoord aldus gevonden.' ( Insgelyks wat rentebrieven enz.—zal {laan tot  Tractaat van Reductie. £»' tot decifie van de Heeren Staaten Generaal, omme met kennis van zaaken, daar inne te doen, als na rechte en Justicie bevonden zal -worden te behooren. ad. art. xviii. Staat dit art. in het antwoord van den zo Julij aldus. Item zal die Stads Regeer inge beft aan en blyven by die Magijlraat die by de Gouverneur , gedurende deze oorloge zal worden gefield, met adviis van de Raad van Staate. ad. art. xxii. Word op het einde van het zelve, in het antwoord van den 20 Julij , nog deze cisch gevonden. Ende alzoo geduurende deze langdurige bete geringe zeer groote excesfive onkosten zyn gevallen, zullen by die van Groningen op gebragt en gefurneert worden , de [omme van tweehonderd duizend guldens, en dat by zulke genoeglyke middelen, als zy zelfs tot haar fchoentes zullen weeten te bedenken over de inwoonders van de Stadt, zoo inboorlingen als inkomelingen. Aldus gedaan in het leger voor Groningen den 20 July 1594. B 3 $. IV.  22 Verklaring van het Verdere §■ IV. Men kan hier uit volkomen zier?, gtogen*" bij' dk ancwoord aan de S[adc cen menigte hierover, verdelingen , zo omtrent de Roomfche Godsdienst , de beftelling en voortduring der Regeringe , de Gilden , als omtrent vrijdom van fchattingen ontzegd wierden ; ja dat men in ftede dezer vrijdom , van haar daar en boven nog een fomme van twee hondert duizent GL eischte, tot goedmaking der beïegerings kosten. Gelijk nu deze aanbiedingen zeer veel van des Stadts eisfehen verfchilden , 20 leren wij uit de Registers, bij de Raad. van Staat gehouden „ dat des Stads Gedeputeerden dade„ lijk daar tegen hunne poinclen van bezwaai „ inleverden, en waarop Prins Maürits „ met nog vier Heeren door de Raad van „ Staat verzogt wierden, de volgende dag „ met deze Gecommitteerden in deliberatie ta „ treeden" (a) Aan de zijde der Belegeraars gaf men dadelijk het fl.uk der Contributie toe , (£ï en op de volgende dag , den 22 Julij wierde her Tractaat zelve getroffen, en opgefteld, zoals het aan dc Stadt wierde aangeboden, en door haar aangenomen. Dan de tekening gefchiede dca (a) Zie Rifoh van de R. van St. v. d. 21 ^//y'1504. (b) Zie Dezelve Re fol. van de R. van St.  Tractaat van Reductie, 23 den 23 Julij. C» En gelijk dc Raad van Stau van tijd tot tijd aan de Staten Generaal het beloop der zaken hadde verwittigd ; zo gaf ook Prins Maurits van deze verovering kennisfe aan de Heren Staten van Holland. (b~) Lange heb ik gezogt na het TracB 4 taat (d> Bij Bon en andere vind men de tekening ' op den 22 Julij. Maar uit dc Rcjcl. van de R- van St. van den 23 Julij i.594 blijkt, dat dezeive toen gefchied is. Daar en boven is het enia;e oorfprongelijke (luk , het welke ik hebbe kunnen opfporen, en bij de Stadt Groi.ingen berust , mede op den 23 getekend. Een verfchil waar van ik geen ander, reden wete , als dat Bor 31 li- p. i>34« en]. Cauw gr. PI. B. 1 D col. 35. een concept van den 22 Julij gevolgd hebben , het welk ter Vergadering der Staten Oeneraal was gezonden, en nog voor handen is Q) Deze brief van Maurits de Nassau van den 24 Julij 1594. aa« de Staten van Holland , wa's van den volgende inhoud: Edele Erntfeite Hoogh-geleerde ^ ivyze, discrete, byzondere goede l runden .' Al is bet "dat wy niet en twyfelen , dat Uwer L. Gedeputeerden , ivefende in de vergadering van de Staaten Generaal Uwl. genoegzaam zullen veractverteerd hebben , by wat middelen ivy de Stadt Groningen, na veele gedaane motten en arbeid, door Codes hulpe ver* overd hebben, en Uwl. daar benevens ook bebandigbt hebben , de articulen en conditiën waar mede zy haar in de Heeren Gemraale Staaten verbintenisfe wederom begeeven hebben , zoo en hebben wy nogtham niet willen na-  24 Verklaring van het tam zelve , zo als her door de Stadt aan de Bondgenoten vertekend overgegeven is; maar mijne aangewende moeite, zo ter Generaliteit, de Raad van Staat, als bij de Provincie van Holland , is in zo verre vrugteloos geweest, dat ik wel de Copicn, maar niet het Oorfprongelijke Stuk, door des Stadts Gedeputeerden getekend, cn in den jaare 1646 te Groningen gedrukt, gevonden hebbe. Het geene door, of van wegen de Bondgenoten aan de Stadt is overgegeven, word bij dezelve bewaard; en komt in alles, wat de inhoud betreft, nalaaten UL. daar en boven te laaten weeten , dat de Over/re Lieutenant Lauckema defe worgen mit omtrent vierhonderd en 't festig Soldaaten, zoo gefonde als kranke en gequetfe , daar uit na den Rhyn is getrokken , met belofte, op deze zyde des Rhyns in drie maanden met te dienen. IVy hadden de haandelen voorgehouden, maar de Gecommitteerden van de Magiftraet der voornoemde Stede, hebben ons met zoo groote inflancien daar voor zebeeden , datjvy ze ben niet en hebben weeten af te /laan. Wy zyn van herten verblyd geweest ,van zoo feboonen viSlorie, en dat des te meer, dat dezelve zoo grotelyks tot der landen welf and en onzer vyanden fchade en confufte is ft rekkende, bedankende God den Heere voor zyn groot" genade, die by ons daar mede beweefen heeft." Edele Qfc. Maurits de Nassau. Men zie de gedrukte Reg. van Holland *nno 1594. bl. aSa. 6 """«na  Tractaat van Reductie. 25 trefc, nauwkeurig met het gedrukte overeen, uitgezonderd alleen het opfchrift, en de ondertekening. Er zijn dus twee affchriften, in alles eensluidende , verveerdigt, in welker een de Stadt, en in de andere de Bondgenoten zig bij vertekening tot die voorwaarden verbinden. Ik zal het oorfprongelijke dadelijk opgeven , zo als het zelve bij deze Stadt berust ; cn door Prins Maurits en Graaf Willem Lodewijk getekend is, cn hier aantekenen , dat , het gene de Stadt aan de Bondgenoten overgegeven heeft, ten opfchrift hadde. Pointen en Conditiën gemaakt tusfehen zyne Excellentie Prins Maurits van Orangien, en Graaf Willem Ludzvig van Nasfau met den Raad van Staat ter ener, en de Stadt Groningen ter andere zyde: en dat het zelve niet alleen door die beide Vorsten getekend cn gezegeld was, maar ook, van Stadts wegen, door Albert Eels, Johan van Ballen, Frederich Moysteen, Johan nes Apiierdianus, Commandeur tho Werfum, Johan Krijthe, Popke Everardi, Johan Lubbers, Stadts Bouwmeester. Wij kunnen bij Bor vinden, dat deze, dezelfde Stadts Gedcputeerdcns merendeels waren, die tot deze onderhandeling bij de Stadt waren B 5 aan-  *6 Verklaring van het aangefteld uit de ordens van Regeringe : daar de eerste der tekenaars regerend Burgemeester, de twede oud Burgemeester, de derde Hooftman, dc twee volgende Geestelijken, de zesde Stads Secretaris , en de laatfte Bouwmeester der Gilden was. (a) Ik hebbe reeds opgemerkt, dat, behalven dit onderfcheid, de beide gewisfclde nukken, volkomen met ei-' kanderen overeenftemden, cn ik zal daarom het gene door de Bondgenoten aan de Stadt is overgegeven, uit het oorfprongelijke hier doen volgen, (b) ?%n°T P°'mBen ende ConM:ie* op de welke Zyne lijkciïac- Excellentie &c. ende den Welgebooren taatzelve. Heer Groef Willem Lodowyck van Nasfauw enz. ter pre/entte end: met advys van den Raede van State der Verenicbde Provinciën begeren te verjlaen tot redutlie ende reconciliatie der Stadt, Bur■ gery, en Ingefetenen van Groeningben, h Inden eerfien, dat alle ofenften, injttrien, misdaeden, ende alle weghen van feyte, ende daee- O) Bor 31 B. p. S32. ^ (*) Stadts Arcbiv. B. 1, « g.  Tractaat van Reductie 27 daetlicke -wareken gedaen, gefebiet, ende volbracht , van beginne der troublen , zoo wel inde eer/ie ais de laetfie troublen , alteratien, cn beroerten, gevallen, wie oyck die onder de belegeringe der Stadt Groeninghen ;egenwoordelyk gefebiet , tot wat plastfen, en manieren dat het oyck zy, foo int generael als particulier, foo binnen als buyten , zullen weefen, zyn ende blyven vergeven ende vergeten, ende gehouden als nyet gefebiet, zulcks dat tot gheenen tyden gheen vermaen, ment ie , molestatie , aclie oft on derf oeck met rechte ofte buyten rechte daeromme gedaen , gemaeckt, ofte ymandt ie laste geleyt fal mogen wordden, op pene, dat de eontraventeurs gerepuicert, geacht, ende gejïraft fullen wordden, als perturbateurs ende ver foor der s vande gemeene ruste ende vrede. ij- Zullen die vande Magiflrae't ende Ingefetenen van Groeninghen aennemen ende beloven gelyck zy aenneemen ende beloven by defen , ben inde Unie der geünieerde Ncderlandifcbe Provinciën te reunieren, ende de Heeren generale Staten derzelver geünieerde Provinciën aenbangicb, gebouw ende getrouw te zyn; ende dat dienvolgende die van Groeninghen ais  s& Verklaring van het ah een mede Litmaet neffens den Provinciën ah goede Bontgenoten, in goeder trouw ende ongeveynsdelicken vasten ende onverbrekelicke vrundfcbap onder makanderen onderbonden fullen, ende in allen tyden, ende in allen occurentien malcanderen byftaen, omme te wederftaen , daer uet te houden , en te verdry. ven alle de Spaengiaerden ende beure adherenten, gebruyckt, ende gepoocht hebbende , boven, alle recht, redenen, ende billickheyt den onderfaetcn te verdrucken ende te verderven, ende defelve te priveren van alle beure wel vaert, ende in een eeuwighe flavernye, fervittf de, ende armoede te brengben ende te houden. jij- Item fullen die van Groeninghen fauf 'rechts ende onvercort zyn ende blyven in alle 'bun Pri. vilegien, Liberteyten, Rechten ende Fryheyden. ïiij. Item fullen Stadt ende Ommelanden, int compareren ende (lemmen inde Generaliteyt, met alle tghene daer aen fal moegben dependeren, hun reguleren, nae tghene by den Heeren Generale Staten met goede kennisfe van zaken gedecideert ende verclaert fal tuorddcn.  Tractaat van Reductie. «9> v. Bat mede de Welgebooren Heerc Graeff Willem Lodowyck van Nasfauw enz. als Stadtbouder ende Gouverneur der Stadt Groeninghen ende Ommelanden, luyt de commisfte der Heeren Generaele Staten, erkendt, aengenomen, ende ontfangen fal -worden: doch dat het different, tusfchen de Stadt Groeninghen ende Ommelanden gerefen, ende foo nocb foude moeghen ryfen zal flaen, tot determinatie ende dispofitie van den Heeren Staten Generaal off heure Gecommitteerden. vj- Item dat binnen der Stadt Groeninghen ende Landen gheen ander Religie geëxerceert zal voorden, dan de gereformeerde Religie; zulcx als die jegenvooordelick inde geünieerde Provinciën, openbaarlick geëxerceert wort. mitz dat nyemandt in fyn confcientie oft gewisfen zal wordden geinquireert, onderfocht oft befwaert, ende dat alle die Cloosters Gheestelicke ende Cloosters goederen zullen in jegenswoordighen flaet blyven, tot dat byde Heeren Staten Generael, den flaet van de Stadt Groeninghen en de Ommelanden behoorlick geredre.feert fal zyn ; mits dat alsdan byde Provincie zelf of het gebruyck der goederen en  3° Verklaring van het en onderhoudt vande gheesteücke perfonen bebooriicke ordre fal wordden gefleldt. Welver* flaende dat zoo veel de Commanderien van Werfum, Wytwerdt ende Oostet wierum aengaen , dat die fullen gehouden ende getracteert worden, als gelycke Commanderien inde anderen geunieerden Provinciën gelegen zynde. vij. Ende dat tot verfekertheyt der Generaliteyt ende vande Stadt, oyck tol vcrhoedingh» van allen onlust, oft tweedracht tusfchen die Burgers ende Inwoonden, die van Groeninghen fullen innemen, vyf oft zesf, van der Generaliteyt s Compaignien voetvolxs, diemen met advys van de Magiflraet aldaer tot tninfte quetfwge van de Burgeren ende Inwoonderen fal accommodeeren, oft met Logys geld verdien : ende dat op alfulcken voet, als naderhandt by zyne Gen: tusfchen de Stadt ende Landen zul moeghen geaccordeerdt ende gevonden worden. viij. Ende aengaende het demolieren van de Fort ten, zal gefcbhden nae gelegentheyt ende by kennisfe ende adveu van de Heeren Staten Generael.  Tractaat van Reductie 3f ix. Dat dis Stadt Groeninghen mette Ommelanden zullen int inwilligen der generale middelen ende contributien tot ftuer vande gemeene zacke hen conformeren ende gelyck maeken nae advenant van andere contribuerende Provincien. x. Item dat van alle dOmfaghen ende contrihutien tot noch toe wtgefcreeven, omegeflaghen ende ontfanghen: oyck vande domeynen, daer van gereekent is, de rekeninghe voor goed fal wordden gehouden, ende daer van nyet gerekent is zal rekeninge worden gedaen voorde oude Heeren, mitz datfe hen van gheenen vorderen ontfanck van enighe Restanten zullen onderwinden. xj. Item dat alle wtgewekene van der Stadt Groeninghen ender Ommelanden, oft heure trffgenaemen wederomme gerestitueert ende toegelaten fullen wordden inheur goederen , nyet veralineeri zynde : mitz dat onderlings goede civiliteyt fal wordden gebruyekt. xij.  '3* Verklaring van het xij. En aengaende de vercoffie oft vcralieneerde onroerende goederen, tfy voor fchulden oft wtgaende Lasten, als mede de geconfisqueerde goederen, oft andersjintz, zal den geinteresffeerden weder aenhem moeghen crygben defelvc vercofte goederen , mitz by hem binnen den tydt van vyer Jaren defelve losfende voor bent felffs, ende betalende den coopfchat aenden coopere niette renten van dyen, daer aen ajffacb fireckende de pachten byden coper e ontfangen, ende zoo in dezen wel enighe zwaricheit mochte vallen , zal tzelve ftaen ter decifie van dordinairts compeienten Rech* ter. x i ij. Item zal eenyder Burger oft Ingefeten der Stadt Groeninghen, gheestlick oft Weer lick vry fiaan omme binnen der Stadt te blyven , oft op andere Steden, Landen, ende plaetfen, die neutrael zyn, nae fyn gevallen le moghen vertrecktn, ende zyn refidentie nemen, in fuiken gevalle haere propre enae eyghene (roederen genyetende, mitz datfe hen nyet en fullen moghen hegeven metter woone aendes vyands zyde. Xüij,  Tractaat van Reductie. 33 xiiij. Sullen mede in defen trabiate begrepen zyn , alle wtbeemfebe perfonen , van wat qualiteyt oft natie die möegben zyn , ben jegenwoordelick binnen der Stadt Groeninghen onthoudende omme binnen dezelve Stadt heurer woonplaetje le moghen continueren, mitz doende eedt van getrouwicheyt, oft in neu* traele plaetfen te vertrecken. xv. ïngclyckcn wat Rentebrieven , Ver fe tbr'teven, Pachtbrieven, Schulden, Lasten en Zwaricheyden van Abten, Prelaten , Gcestelicke perfoonen, foo Wtlandtfcbe als Inlandtfche in defe troubelen binnen der Stadt Groeninghen geweken tot beure alimentatie ende onderhoudt gemaecht ende acngclecht zyn, zal ft aen tot decifte vande Staten oft Magiflraten vande Provinciën oft Steden , daer onder de Corpnra van den Stiften ende Cloosteren geleghen zyn. omme met kennisje van zaken daer inne te doen, als nae Rechte ende Justitie bevonden fal wordden te beboiren. xv}. Zullen oyck die Gefanten der Stadt Groemngben tot Bruesfel met baren dienaren ende C goe-  34 Verklaring van het goederen in defen verdrach befoent ende begrepen zyn , mitz incomende binnen drye htaenden. xv ij. Item fullen de Burgers, die gedayrende defe belegeringe gevangen moghen fyn, gerelaxeert wordden , mitz betaalende beur rant* foen. xviij. Item fal de Stadts Re gier in ge beflaen by de Blagiflraet, des wordt ver/laen , dat die Magiftraet ende Gefwooren gemeente voor defe reyfe by Zyne Excell: en Gen. met advys vande Baede van State fal wordden ge fielt, ende dat voorts asnde verkieftnge vande Magiftraet zal gefcbieden volgens het oude gsIruyck , mitz dat inde plaetfe van het wtdelen vande boonen Zyne Gen. als Stadthouder vyff van de xxiiij Gezworen gemeente fal moeghen eligeten, die alsdan zullen procederen, tot verkieftnge vande Magiftraet, volgens den ouden gebruyck; en dit geduyrends deze oorloghe. x i x. ■ Item zal men in conformiteyt vande Unie, die Stadt Groeninghen ende Ommelanden , zon-  Tractaat van Reductie, 25 zonder haer ghemeen confent ende bewilliginge aan geenen Coninghen, Fursten oft Heeren, Stedsn oft landen tranfporteren ende overdraghen, noch te de Stadt met gheen Casteel befwaren. xx. hem fullen die vande Magiftraet, de Burgeren ende Inwoonderen van Groeninghen aen de Generaliteit doen den behoorlicken eedt van getrouwicheyt, zoo allen anderen gereduceerde Steden hebben gedaen. xxi. Item zullen alle proviften , tfy van geit, ammunitie van oorloghe , vhres, gefchut, en anderffinlz van weeghen den Coninck van Spaengnien in Groeninghen gefchikt, oft hem toekomende, oft anderffmtz geduyrende defe oorloghe daer in gecomen, overgelevert wordden aen de Generaliteyt oft beure Gecom» mitteerden. JfXij. Item dat het Crycbfvolck vanden Coninck van Spaengnien fal wier Stadt Groeninghen mie bet Scbuytendiep vertrecken. Ca 'dlh  3# Verklaring van het Aldus gedaen ende gerefoïveerd int legber voor Groeninghen den xxiij July 1504. ra) C o m a n s s Maurice de Nassau Wilhelm Ludwig Creff zu Nas/au Ta- ordonantie van Ter ordon. van de Syn Exel. Raedt van Sjat^ Mi land er. G:vanZuvlen. Ï5P4- §• V. 00 Laat ik , tor verftand vnn zaken , op deze dagtekening van d. 23 Julij t59] noe aannierken dat die gefield is, naar de Gr£l naanjche Jaartelling. Dezelve was hier aangenomen, gelijk het bevelfehrift des Uertols van Anjou, die sedert 1582, mede ?n Holland en elders tot ftand hadde gebral en waarover me„ kan nazien Wagenaau rad. Htst. ril. D. p. 469... Dan deze Nieuwe Stijl wierde te Groningen weder af. C ,aft3 Stadts Ref. v. d 10 Nol r 1 d"urde' r°t dat de fleren Staren vin p Vrd' 20 Dec' 1700 - de raartelliflg van Paus Gregoritjs, onder de benamini . van «r^r* 5ï,)7, i„v2 en bepaalden. Hier uit kan men de re* den opmaken om welke de Gedenkpenning. ^94 op het Eeuwfeest der Reductie geilen,! peld,  Tractaat van Redactie. 37 K. V. Dit zelfde Traclaat is ook bij Dor Enige _ ^ , , , . , „ feilen in en in het Gr. Placcaatboek voor handen: (ay ^Qzcn en des niet te min hebbe ik mij verpiigt ge-Bosaanoordeeld, het zelve uit het oorfprongelijke op ge ° te geven; te meer, om dat in die gedrukte opgaven deze onnauwkeurigheden, die den ziu verduisteren , voorkomen. In de eerste plaats, hebben wij gezien, dat het oorfpron* gelijk (tuk Sirt. vj. deze uitzondering maakt. Mitz dat nyemandt in fyn getvisfen zal word' den geinquireert: cn waar voor men bij Bor het laatfte woord, ge'wjurieerd, leest. — Daar en boven meld het oorfprongelijke Traclaat Art. v. Doch dat het different , tusfchen de Stadt Groeninghen ende Ommelanden gerefen; en waar omtrent aan te merken vald, dat Bor zo wel als C a u w de woorden, en de Ommelanden vergeten heeft, het welke den zin ten eenemale verduisterd, zo als de Heer van Bynkershoek reeds heeft opgemerkt. (£) Deze aanmerkingen, gevoegd bij de dagtekcC 3 ning peld, meld, dat deze Reductie d. 13 Julij 1594 was voorgevallen. Aangezien die dag, na dc telling van Julius C/esar , met den 23 Juli;', na de telling van Paus Greg 0 r 1 u s over een kwam. fa) Bor Ned. Hist. 31 B. p. 832. Cauw Gr. PI. Boek I D. Col. 35- (h) I» Quaji. Jut: Publ. Lib. 2 Cap. =3-  38 Verklaring van het hing, die Bor eene dag te vroeg ftelde, be. heizen oök al het onderfcheid; en ik zoude dus tot het Traclaat zelve overgaan, cischte het bovengemelde niet de opheldering der vrage: Uit welken hoofde de Ommelanden tot de nakoming dezer verbintenisfe verplicht, en gehouden waren? Of en §. VI. Men moet omtrent dit ftuk aanmerdoor, deken' dac c1e beflisfing hier van niet onverfchilOmmdan- lig is. Wij leeren uit het Tra&aat zelve overvéd)ondtvloediö' Wdk het wederkcrig verband tusfchen gehouden de Generaliteit en dc Stadt is, maar het Lid «varen? der Ommelanden koomt in het zelve niet voor, nog als het zelve ingaande, nog als zulks tekenende. En hoe was het dan mogelijk, vraagd men, dat men dc Ommelanden daar bij konde vcrpligten , om zig te moeten onderwerpen aan de Uitfpraak der Bondgenoten in de onderlinge gefchillen, cn in het formeren van ccne Provincie met de Stadt, na Art. iiij en v.? om Graaf Willem L ode wijk toe hare Stadhouder te moeten nemen, na Art. v? om alleen de Gereformeerde Godsdienstocftening toe te Haan, na Art. vj.? om zig tc regelen na een bepaalde voet van contributien, na Art. jx.? En zo vele andere voorwaarden, als in dit Tractaat voorkomen, en in de uit* voe-  Tractaat van Reductie. 3*> voering of een middclijkc of onmiddelijke invloed op de Regering der Ommelanden hadden. Men zoude uit dezen hoofde natuurlijk op het denkbeeld moeten vallen, dat ook de Heeren van dc Ommelanden , een zeker verband ter nakoming hebben overgegeven aan dc Generaliteit. Maar, daar van deze overgave niets blijkt, word de vraag, in welker voegen men dit Huk te befchouwen heeft? Ter opheldering hier van moet men zig de ware gefebapenbeid van zaken herinneren. Met er daadt was deze gehele Provincie, zedert de afval van Rennenberg, tot aan dc tijd van Redutjie, of het innemen van Delfzijl, aan dc Spaanfche zijde. De meerderheid der Ommelander Hovelingen was cn bleef wel Staatsgezind, maar deze waren gedurende die tijd het Land ontweken; hadden huis cn have moeten verlaten , en dat alles opofferen om voor hunne perfonen beveiligd te zijn. Er was dan ongetwijffeld , zo als ook bevorens gebleken is Qtf) , in dc Ommelanden eene Spaanfche partij, aan welker hooft dc Geestelijkheid was, en die het met de Stadt hield, en deze partij tekende het verbond mede ia C 4 de (a) Men leze het geen boven in de Inleid, bij de ïv. Vraag §. ó, op dit ftuk is verhandeld: «1 bij deur. Vraag §.4. op het einde/». 145.  i4° Verklaring van het' dcperfoonvan Apherdianus Commandeur tho IVatfum. Dan deze partij maakte gecn- zints de Staat der Ommelander Regering uit Neen deze Regenten waren merendeels ontweken , zij bleven met de Generale Staten verbonden, en ook op hunne herhaalde vertogen, en aanmaningen was het, dat Groningen belegerd en gereduceerd wierde. Zo verre dan deze Ommelander Regenten aan het Bondgenootfehap van Utrecht getrouw bleven , °zo verre moet rren ook zeggen , dat zij in het lichaam van het algemeene Bondgcnootfchap, en met het zelve, tot de naarkoming van dit Traclaat verplicht waren : cn gerekend moesten worden , in cn door den Raad van State dat Verbond mede te hebben gefloten cn ingegaan. En dit te meer , daar het o-€- fchiedkundige van die tijden een vaste grond, tot ftaving van dit gevoelen, opleverd. Zedert de afval van Rennenberg namentlijk, cn het verlaten der Ommelander Hovelingen van hun Vaderland, wierde het voor dezelve eerst moeilijk, naderhand ondoenlijk, cm Gedeputeerden bij de Generale Staten te zenden Zo veel ik opgefpoord hebbe, was de Heer Verruci de Jaarfte die aldaar in die tijden verfchecn. Hij was er tot den io Julij i5g2, en zedert wierde er bui-  Tractaat van Reductie, 4» buiten dezelve gehandeld en befloten. De Staten Generaal befchreven evenswei de Ommelanden op eene algemene Vergadering, en op den 29 Nov. 1582 vinde ik deze aantekening in de Registers der Staten Generaal. . Zyn gelefen de brieven van die van de Ommelanden in dato 1 Nov. 158a. inhoudende excufatie waar omme zy niet zyn erfchcenen in de Vergaderinge, niet tegenflaande zy by de Generale Staaten ten diverfen flonde zyn befebreeven geweest, verklaarende ook daar by , dat zy van weerden zullen houden, het welk by de Vergadering zal befloten en gerefoheerd worden. Gelijk nu dit in af¬ wezigheid der Ommelander Gedeputeerden, die tot het jaar 1594. duurde, kragt en uitwerkinge moeste hebben , zo volgd, dat niet alleen de aart der zake , maar ook die uitdrukkelijke verklaring , dc Ommelanden verbond , dat alles naar te komen , wat bij de Bondgenoten in hun afwezen befloten was. — Met dit alles hebben de Bondgenoten meermalen getoond , dat zij in fommige gevallen iets meer vorderden, cn van de Ommelanden tot de uitvoering van deze of gene voorwaarde ccn bijzondere toeftemming verzogtcn. Aldus was het met het ix Art. van dit Tractaat gelegen, waar bij de contributicn bepaald wierden , cn G 5 waar  42 Verklaring van het waar in, gelijk ook in eenige andere zaken, klaar blijkc , dat een bijzondere toeltemming op dat ftuk bij het in train brengen plaats hadde Qa) , zo als de afhandeling der zaken zelve ons aanwijzen zal. En hier mede , tot de ArticuJea zelve overgaande, zal ik nog met een woord aanwijzen , welke order van behandeling ik in de uitleg en verklaring derzelver zal zoeken in acht te nemen. Mijn hoofroogmerk in dezen is enig nut toe te brengen, cn daarom zal ik niet alleen den letterlijken inhoud, met het bedoelde oogmerk van die trachten op te fporen ; maar vooral ook aanwijzen, welke de uitwerkzelen daar van in die tijden geweest zijn , cn hoe het Staatsgeheel onzer Provincie , overeenkomstig derzei ver inhoud, na die Articulen is geregeld en in order gebragt: op dat men daar door de gronden ontwaar worde, op welke de volgende gebeurtenisten, cn dc tegenswoordige gefteldheid rusten , en gegrond zijn. Artikel I. Inden eer ft en, dat alle offenften, injurien, misdaeden, ende alle wegben van feyte, ende daet' O) Men zie het verhandelde op bet ix Art. van ■ bet TraSi. van Red.  Tractaat van Reductie. 43 daetlicke war eken gedaen, gefebiet, ende v ol- Art. h 'bracht, van beginne der troublen , zoo wel inde eerfte als de laetfte troublen , alteratien, en beroerten, gevallen, wie oyck die onder de belegeriftge der Stadt Groeninghen jegenwoordelyk gefebiet , tot wat plaetfen, en manieren dat het oyck zy, foo int generael als particulier, foo binnen als buyten, zullen weefen , zyn ende blyven vergeven ende vergeten, ende gehouden als nyet gefebiet, zulcks dat tot gbeenen tyden gheen vertnaen, inentte , molestatie , aclie oft onderfoeck met rechte ofte buyten rechte daer omme gedaen , gemaeckt, ofte ymandt te laste geleyt fal mogen wordden, op pene, dat de contraventeurs gerepuieert, geacht, ende gefit-aft fullen wordden, als perturbateurt ende verfoor der s vande gemeene ruste ende vrede. %. T. Men kan het in dc eerfte plaatze , Verkla- . ring van daar voor houden, dat dit Artikel hoo.fdzake- ]iej . Art, lijk niets meld, als gewone cn gebruikelijke van het voorwaarden, die bij het oorlogs einde, cn het vafJ Rgm hervatten van vorige vriendfehap, plaats heb- duSlie. ben. Indien men het Stads ontwerp van verzoening , boven opgegeven, gadcflaat, ziet men, dat dit geheele An. daar mede op een enkel woord na , overeen koomt. De Stadt  44 Verklaring van het Art. I. Stadt namcntlijk, hadde er het woord Cortfi*. catien ook ingevlogten, en dit denkbeeld namen de Belegeraars eniglijk niet over. Deze confiscatien, vooral tegen goederen der uitgewekene Ommelanderen, hadden zedert het verraad van Rennenberg en onder het Stadhouderfchap van Verdugo menigvuldig plaats gehad; en men vond buiten twijfel niet goed, alle deze vcrbcurtvcrklaringen in waarde te laten , cn onder eene algemene. verzoeninge te brengen, om dat het volgende xh Art. daar van opzettelijk handelde, en de vorige eigenaren inriep, om hunne verkogte bezittingen wederom te kunnen inlosfen. Ik zal op dat gedeelte van het Traclaat ook opzettelijk over deze confiscatien handelen , en thans tot de verdere inhond van ons onderwerp wederkeren. Hier wierde dan bedongen een volkomenc vergeving cn kwijtfchelding van alle wederzijdfche gedane verongelijkingen , zo dat dezelve , van het begin der troubelen af aan , (het welke men, ingevolge het boven verhandelde, tot het Jaar 1550 brengen mag [>],) aan geen nafporing, verwijt, aélie, of richterlijke aanfpraak onderhevig zouden zijn. 5. II. O) Zie het verhandelde bij de m Vraag in de Inleid,  Tractaat van Reductie. 45 §. II. Het is aanmerkelijk, dat de uitdruk-Art. I. kingen in dezen zo ruim zijn, dat daar onder alle Offènfien gebragt worden, zoo wel in dc eerfte als laatfte troubelen, wie ook onder de belegering. Wat de offènfien onder de belcgcringe betreft , deze laten zig van zelve vinden, dat het namentlijk de zulke waren, die onder deze zelfde belcgeringe plaats hadden gehad. Maar daar en boven waren er Vcrongclijkingen in dc laatfte en eerfte troube- len bedreven. Tot dc laatfte troubelen moet men gewisfclijk brengen het tijdvak zedert Rennenbergs afval. En tot de eerfte, die menigvuldige twisten, gevangennemingen, en verongelijkingcn die voor die tijd hadden plaats gehad, en die door het verbond van Winfum, na het welke Rennenberg zonder eenige voorwaarde de nadere Unie hadde aangenomen, enigzints tot bedaren waren geraakt. Alle welke , daar zij boven zijn opgegeeven, ik hier niet behoeve te herhalen. Dc Stadt klaagde evenswei meermalen over het niet naarkomen dezer belofte , of over diens overtreding door de Vcrgaceringe van Hun Hoog Mog., en wij zullen in het vervolg genoegzame gelegenheid hebben om te onderzoeken, of deze klagtcn , vooral met opzigt tot een gelegd Kasteel, en de rechtsgedingen tegen den  46" Verklaring van het Art. I. den Stads Syndicus Hammonius gegrond waren. $. III. Befchouwd men dan deze zo uïtgeftrektc verzoening, dan is men verpligt te zeggen, dat deze voorwaarde, naar tijds omrtandigheden, uitnemend gepast was. Immers konde dezelve geen ander doel hebben , als dat de Bondgenoten hier door in de ecriïa plaats affneden alle die hatelijke rechtsgedingen , die ingeileld konden worden tegen eenige perfoonen, als medewerkers tot den afval der Stadt van het Bondgcnootfchap onder Rennenberg. Dan daar cn boven wilde men langs dezen weg wegnemen de tweedragt, welke zedert ecu halve Eeuw tusfchen de Regeerders van de Stadt cn Ommelanden plaats hadde gehad , cn veroorzaakt was , zo door het overtreden cn opzeggen der Verbonden , belegeren der Stadt, en indeden ener feparate Regering aan zijde der Ommelanden ; als door het misbruiken harer magt, het gevangen nemen van veele Ommelanderen, diens harde behandeling, cn het overgeven der Stade aan de Spanjaarden, aan zijde der Stadt gedaan. Deze gefchillen cn oneenigheden; welker oorfprong en voortgang ik boven hebbe op  Tractaat van Reductie. 47 opgegeven (a), waren door de Hertog vantoT.l, Alba, het Hof te Brusfel, door den Aarts* Hertog, door Willem de I, door de Raai van Staten, cn andere zo dikraaals tc vergeefs gezogt bij te leggen, om vrede, eendragt, en algemcene welvaard te herfteljen, cn niemand hadde het daartoe kunnen brengen; maar deze eene voorwaarde bevatte alles, wat men , bevorens gezogt hadde, cn nu ook moeste daarftcllen, zo niet in dc harten cn het gemoed der Regenten, althans in derzelvcr uitwendige handelingen over de maatfchappije : ten einde dc Stadt cn het Land tot een lichaam gemaakt wierden, het welke , gegrond op vrede en eendragt, welige vrugtcn van voorfpoed en geluk voor zig zelve, cn het Bondgenootfchap, zoude voortbrengen. In dezen zin was dit beding „ naar tijds omftandigheden zelfs , onontbeerlijk, cn men veritaat uit dat oogpunét het zelve in zijn voile kragt: daar her, meld. Bat alle offènfien , injurien cn misdaaden , zoo voel in de eerfte als laatfte der troubelen, tot wat plaatzen en manieren dat bet ook zy, zoo in het generaal ah particulier zullen weefen, zyn en blyven vergaven en Ca) Men herleeze, om alle herhaling te vermijden , de vorige aantekeningen up de 111 Yraao in de Inleid.  48 Verklaring van het Art. II. en vergeet en, zulks dat daar van geen vermacn of a&ie, in of buiten rechte gedaan zal mogen worden. Artikel II. Zullen die vande Magiftraet ende Ingefetenen van Groeninghen aennemen ende beloven gelyck zy aenneemen enne beloven by defen , ben inde Unie der geünieerde Neder landtfcbe Provinciën te reunieren, ende de Heeren generale Staten derzelver geünieerde Provinciën aenhangicb, gebouw ende getrouvj te zyn; ende dat dienvolgende die van Groeninghen als een mede Litmaet neffens den Provinciën als goede Bontgenoten, in goeder trouw ende ongcveynsdelicken vasten ende onverbrekelicke vrundfehap onder makanderen onderhouden fullen, ende in allen tyden, ende in allen oc curentien makanderen byftaen, omme te wederflaen , daer uet te houden , cn te verdryten alle de Spaengiaerden ende beure adherenten, gebruyekt, ende gepeocht hebbende , boven alle recht, redenen, ende billickheyt den onder/delen te verdrucken ende te verderven, ende defelve te priveren van alle beure welvaert, ende in een eeuwigbe flavernye , fervitude, ende armoede te brengben ende te houden. s. i  Tractaat van Reductie. 4f §. I. DkJrt., wat dc geest der inftellinge Art. II. belangd, was ook vrij nauwkeurig overeenko- Algememende met het Stadcs overgegevene ontwerp, ne bevoor zo verre althans K als ook de Stadtwing ^ daar bij beoogde cn voordroeg eene onverbre- zcr voorkelijke vriendfehap tc onderhouden met de Sta-vvaarde* ten van Gelderland , Holland , Zeeland , cn hunne geasfocicerden: met oogmerk om onderling en in verenigde kragten, het Spaanfche geweld af te weren. Maar in dat zelfde Stadts ontwerp , draalt evenswcl eene fchroomachtigheid door, waar bij zij fchijnen te kennen te geven, niet zo geheel los te zijn van de betrekking op hunne Landsheer; of zo geheel cn al gezind, om dc belangens van het Utrechtfche Bontgeuootfchap alleen te behartigen. De oorfprong hier van fchijnt gezogt tc moeten worden, in het bij de Stadt ingewortelde denkbeeld, cn het welke bij enige Regenten , Geestelijken, en Spaansgezinde Burgers , zelfs gedurende de belegering nog veel invloed vond, dat hare onafhanglijkheid bij het aannemen der nadere Unie verminderd konde worden: en dat zij ook hier door gevaar konde lopen , dat zij in hare rechten en voorrechten, omtrent die der Ommelanden, verkleind wierde. De Bondgenoten daar cn tegen zogcen volftrekt, D dat  5° Verklaring van het Art. II. dat dc Stade gehouden zoude zijn aan alle pligten, die dc Staten van het Utrechtfche Verbond moesten nakomen; cn daar bij ccn middel te bepalen, langs het welke de gefchillen met dc Ommelanden afgedaan wierden. De geeft dezer verfchillende neiging is overal in dit Verbond zigtbaar, cn de bedoeling van dit Art. koomt dus hier op neder. „ Dat Groningen beloven zoude , zig vve„ der tc verenigen met dc Staten der Géuni„ eerde Provinciën, en diens Generale Staten „ aanhangen en getrouw zijn; zo dst de Stadt, „ als medelidmaat van het zelve Verbond , » met de andere Provinciën eene vaste cn on„ verbrekelijke vriendfehap onderhouden zou„ de, om eikanderen altoos bij te daan, cn „ om uit die Provinciën te verdrijven cn bui„ ten dezelve te houden alle Spanjaarden, met „ dcrzelvcr adherenten." S- II. Wij zien dus, dat het hooftdoel van dit beding was, dat Groningen beloven moeste, zig met het Utrechtfche Bondgenootfchap te teunieren; en derzclver Generale Staten getrouw tc zijn: cn dat het oogmerk hier van was, om eikanderen als Bondgenoten in ccn onverbrekelijke vriendfehap altoos bij tc ftaan, en  Tractaat van Reductie. 51 cn de Spanjaarden met derzelver adherenten Art. II. te verdrijven. Twee onderwerpen, welke onze overweging dubbel waardig zijn. §. III. In de eerfte plaatze mag ik doen op- De heremerken, dat in het eerfte Stadts ontwerp totjjj1^, reconciliatie, Art. ij. geene melding van her-nader beenlging in het Verbond van Utrecht gemaakt fcbouwd. wierde, maar dat Prins Maurits cn de Raad van Staten dadelijk in hun antwoord dit beding vorderden, dat de Stadt zig zoude moeten reunieren. Eene aanmerking, welke ons bepaald tc befluitcn, dat dc wedcrinlijving dor Stadt in dc Unie, hoe mrrtïg cn voordelig dezelve voor de Stadt'ook v. is, in het toenmalig oogmerk dor Bi.oi-.!jv-T.«%tcn ü:ct :;i-cn was een weldaadt die men dc Sê^iMjMea ■> om dat zij dezelve vorderde, s:: :AU-^sfiok om dat zulks met de bclangcns van hetTJoödgenootfeha'p, en de regelen van recht cn beta- tamelijkheid over ccn kwam. Men heeft aan dit laatste evenswei meermalen getwijfeld, oordelende met vele Gefchiedfchrijvers van die tijd, dat hen aan zijde der Bondgenoten eene zuivere weldaad voor de Stadt was , JEquo Fcedere weder toegelaten tc worden, daar ook Friesland, cn voor al de Ommelanden, daar D a «e-  52 Verklaring van het Art. II. teSen ijverden f» Dan, hoe zeer dc Stadt de gehele uitkomst dezer belegering, cn voor al dc llandvastige zugt der Legerhoofden , om de Stadt te Iparen, als eene grote weldaad moeste befchouwen; zo mag men evenswel, bepaaldelijk tot dit onderwerp, zeggen, dat de hereniging in dc Unie , en des Stadts Reduétie daar toe , met dc gronden van het De Stadt re:ht over ccn kwam. Immers hadde de Kcht torStadc bcvorcns onwederfprekelijk door het de Re- Traclaat van Winpum tot dat Vcibond bcduche. trckking gehad ; zij hadde bij de Gendfthe Staten hare Gedeputeerden gezonden; die hadden de Vergaderingen bijgewoond, en meermalen op dc Provinciale beurt, dc post van Voorzitter bekleed , tot aan dc tijden van Rennenbergs afval toe (bj: zo dat zij met recht, als een oud Bondgenoot aan de Unie van Gcnd, befchouwd moeste worden: en uit welken hoofde de Stadt toen recht hadde de Unie van Utrecht aan tc nemen, in welke nu het gehele Gcndfchc BondgcnootIchap, als het ware, te zamen gcfinoltcn was. Deze voormalige onderlinge betrekking was dus op een Verbond gegrond, waar van ook in (a) Wagen aar Vader!. Bist. VIII. D.p. 391. Q) Men zie dit betoog in de Inleid, op de lil Vraag p, 144. en volg.  Tractaat van Reductie. 53 'in dezen het gevolg was, dat beide partijen , Art. & Van zodanig Verbond , niet konden gerekend woi den af tc gaan, als door eene vrijwillige daadc, cn onbedwongene tocllcmming, in welke nog geweld, nog overhering dezelve noodzaakte het Bondgenootfchap tc verlaten. En welk laatste, zo het plaatze hadde, zulks aan dc Bondgenoten geen recht gaf, het Verbond als geheel vernietigd cn verbroken aan te zien; maar dezelve verplichte, dc voormalige betrekking weder te doen herleven, zo de overweldigde Bondgenoot zijne vorige Haat herroepen konde, en herriep. Deze gronden zijn zo zeker, zo algemeen aangenomen, zo overcenkomftig met de aard der zaken, dat het vergeeffche moeite zijn zoude, dezelve nader aan tc dringen of te bevestigen (a). Was dan Groningen een oud Bondgenoot; hadde zij van de deelgenoten der Unie den Graaf van Rennenberg tot Stadhouder ontfangen; was deze de enige perfoon en werkende oorzaak geweest, waar door de Stadt, na dat hij door den Spanjaard was omgekogt in den vroegen morgenftond was overrompeld en overweldigd ten koste van het bloed en D 3 le. («) Grotius de ff ure DeJli et Pac. Lib III. Cap, 9. §• 9. Pufendorf De Jure Nat. et Gent. Lib. VIII. Cap. 6. $. 26.  54 Verklaring van het Art. II. leven veler Ingezetenen , zonder dat deswegens immer enige beraadflaging bij het lichaam der Magiftraat, of Gemeente was geweest: (zo als ik boven hebbe aangewezen [a]) : dan fpreekt het van zelve, dat, het middel van Groningens afval geweld was, en dat Rennenberg, de gegevcne cn aangeflelde Stadhouder der Utrechtfche Bondgenoten , daar toe de enige werkende oorzaak was; zo dat nog de Regering, nog de Gemeente ooit gezegt konden worden, van haare betrekking op het Bondgenootfchap te zijn afgegaan. Het was daarom rechtmatig, dat de Stadt bij de verovering herenigd wierde om dat zij , ex jure posliminit herbragt tot den Staat voor Rennenüergs afval, buiten twijfel als eene der Gendfche Bondgenoten moeste worden aangezien, aan wien het altoos gedaan hadde, cn ook nu daan moeste, die Unie te omhelzen, tot welke zij door het Traclaat van Winfum zulk eene nauwe betrekking hadde gehad, dat dc andere Gewesten haar als Bondgenoot behandeld hadden. De Re- §. IV. De Stadt dan hier door gereduceerd ductie zijnde, was het gevolg, dat zij aan alle rechten («0 Inleiding bij de m Vraag/. 153.  Tractaat van Resuctie. 55 ten en pligten van het Utrechtfche Verbond Art. II, deelgenoot wierde, zo dat Groningen voor de Bondgenoten, cn deze voor haar wederom flrrelctetot zouden zijn, het geene zij voor Rennen-^°"tƒe" bergs afval hadden kunnen zijn; tenzij bij fchappedit Tractaat eenige uitzondering gemaakt was* pj^hting" Het tweede Artikel drukt zig hier omtrent uit. Bat de Stadt de Heeren Generale Staten derzelver geünieerde Provinciën aenbangich, gebouw, en getrouw zouden zyn. —— Niet bij wege van onderwerping, maar bondgenootfchappelijke verplichting: daar cr volgd. Ln dat dienvolgende die van Groeninghen als een mede Litmaet, neffens den Provinciën als goede Bontgenoten eene onverbrekelicke vrundfebap onder makanderen onderhouden fullen, ende in allen occurentien makanderen byflaen. Zo dat de getrouwheid , welke hier aan dc Staten Generaal beloofd wierde, geen andere was als eene Bondgenootfchappelijke onderwerping, en geen ander doel konde hebben, als het /. Art. der Unie tc Utrecht medebragtc, in dc woorden. Dat de Provinciën zig met den anderen mits defen verenigen zullen om ten euwigen daage by den anderen te blyven in alle forme ende manieren, als 0ff zy luiden maar een Provincie waren. Dan het oogmerk dezer vereniging drukt zig meer bijzonder uit, vastD 4 üel-  56* Verklaring van het Art. II. Geilende, dat dc onderlinge hulpe vooral dieEn tot n°n Z0Ud° ' °m te wederPaan en te verdrywering ve" de Spanjaarden en heure adherente'! , der Span- gepoogd hebbende hoven alle recht de onderjaarden. ^ . r , zaaten te verdrukken, en van hunne welvaard te prïveeren. Het verdiend enige opmerking', dar dc Stadt die beding in haar ontwerp bepaald hadde, tot het verdrijven der Spaanfche foldaaten en andere uitheemfche en vreemds : even als of de oorfprong der onderdrukking niet bij het Spaanfche Gouvernement, maar bij de bandeloze krijgsknegt huisveste. Een denkbeeld, dat zijn oorfprong gewisfclijk daar in vond , dat cr bij de Magistraat , Geestelijkheid, cn Gemeente, nog vrij vele gevonden wierden , die den Spanjaard niet ongenegen waren : zo als ook het oproer , onder aanvoering van Jarges, gedurende de belegering, waar over Boa in het brede handeld, niet onduidelijk te kennen gaf: zo het niet uit de Pacificatie van Gendt woordelijk was overgenomen. Er waren dan zeer vcelc redenen, om Welke Prins Maurits en de Raad van Staat, den letter en geest dezer uitdrukking met zo veel klem veranderden , en dezelve bragtcn op alle Spanjaarden en heure adherenten, om die te verdrijven, en buiten te houden. Immers moes¬ tee  Tractaat van Reductie. S7 ten dezelve door de Bondgenoten als de al-Art. II.. gemene vijand befchouwd worden , die rusteloos bezig was , door geweld , list, omkoping, of geheime invloed der Monnikken, de Verenigde Gewesten te verdeden , cn te vermeesteren. Dcizelver invloed , of gelcgcndheid tot tegenwerking moeste dus met alle voorzorge geweerd worden, daar men tc zeer < overtuigd was, dat Groningen nooit voor het Bondgenootfchap bevestigd zoude zijn, of voor het zelve getrouw blijven, zoniet alle Spaanfche invloed en betrekking wierde geweerd en afgefneden. Een denkbeeld, dat de ondervinding maar al tc zeer bevestigde. Dc voorname aanmerking, welke hier om- De Stadt , , , . hadde trent nog gemaakt zoude kunnen worden, is, ,.ecrit? p. 6. enz. (b) 13 o r Autb.ftukk. I. D- ƒ. 120.  60 Verklaring van het Art. II.van Philip, hec bewaren der Privilegies zo uitdrukkelijk inhield ,■ cn dc gedaagden dus gerechtigd waren , niet alleen om bij hunne enige dagclijkfche Richter beoordeeld te worden , maar ook, om zig te mogen beroepen , op haar Stedelijk voorrecht , bij het welke Keizer Maximiliaan het Jus de non evocando hadde toegedaan (V). Uier bij was Philip in het Jaar 1581. door de Provinciën van Braband, Holland, Friesland, Over* ijsfel, cn andere afgezworen (b): waar door het eene aanmerkelijke vraag zoude worden, of de misdaden en bedrijven , welke daar bij tot een grondflag der verlating gelegd worden, niet eene zodanige betrekking op deze Provincie hadden, dat de Vorst mede van dit landsbeftuur moeste gerekend worden vervallen te zijn , daar hij tot het zelve was aangenomen eniglijk in de hoedanigheid van Hertog van Braband, Graaf van Holland, Heer van Friesland en Overijsfel. . Maar alles te zaam genomen , moet men het aaneengeschakelde gedrag van deze Landsheer of zijne Gemachtigden , van het Jaar 1556 af, zo in deze als andere Provinciën gehouden , in verband (V) Stads Ar eb. A. 1. n. 23. (b) Wagen aar Vadert. Hist. VIL D. /. 39*• 397.  Tractaat van Reductie. 61 band gadeflaan, en men zal niet kunnen twij-ART. Ut felen aan de waarheid der uitdrukkingen , dat is Spanjaarden zedert lange getragt hadden hoven alle recht en billykheïd de Onderzaten tc verdrukken, en tc verderven, dezelve brengende in een emvige flaverny en armoede. En hier om deden de Ingezetenen van dit Gewest geen onrecht tc zeggen; dat het Koning Philip was, die, niet tegcndaar.de zijn ge* Itaafde Eed, de Ingezetenen hare aangeborene Wetten cn Richters ontnam, door dezelve te Brusfcl te dagvaarden, of onverhoord bij vreemde en uitheemfche te doen veroordelen, zelfs in eene taal die zij niet verftonden, en dus niet gehoord wierden. Dat het de Vorst was , die der gedagvaarden goederen verbeurd verklaarde en tot zig trok. Dat hij het was, die dc eigene aanftclling der Magiftraten weigerde ; onbetamelijke Schattingen der tiende en twintigfte penning opleide, zonder daar toe enig recht te hebben ; een Kasteel en Vestingen tegen belofte opwierp : en langs die wegen de eer , het bloed , leven , goederen , rechten en bezittingen der Burgeren , en daar mede alle welvaard en geluk, rcukcloos cn bloeddorfb'g verfpilde, en vernielde. Ik behoeve dit niet breder uit te breiden, daar de jammerende Landzaten het  6*2 Verklaring van het Art. II. het destijds aan de Rijksvorst, en Stenden betoogden f»; en daar zelfs Viglius, des Konings eigene Staatsdienaar, er van fchreef. Boven al was "t een vreemde [aak, dat men de verre afgelegene Provinciën als Over Tsfef Groeningen, Gelder en Friesland, die gewoon waren door hun eigene Hoven Provinciaal geoordeeld te vierden, ten Hove evoceerde, ende dat nog voor extracrdinare Rechters , vjaar de Vreemdelingen de meeste aucloriteit hebbende , ende , geen kennisfe van de maniere „ en fiyl van procedeer en deftr Landen, na de Spaanfche Wetten oordeelden, al waaren zy regt tegen dc onfen flrydende. En het kwaadfie van allen was, dat men niet mocht komen in Appel, Reformatie of Revifie van hun Sententien , vermits die gepronuncieert wierden door den Hertog van den Koning, met een fouveraine macht voorzien, om zonder enige bepaling, van alles by arrest te vonnisfen (b). Ar- (<0 Zie de Supplicaiion zti Spier van het Jaar 1570; ook bij i). Glrdes in Scrin. Jntiqp. 723. Tom. FII. p. 2. (£) Viglius Zuich: ab Ayta Grondig bericht van V Nederlands Oproer zo onder de Her* togiu van Parma als den Hertog van Alba p. 252 en 155.  Tractaat van Reductie. 63 Artikel III. Art. III* Item fullen die van Groeninghen fauff rechts ende onvercort zyn ende blyven in alle hun Privilegiën, Liberteyten, Rechten ende Vryhcyden. %. I. Er is geen twijfel of die Art. mag en Verkla- moet befchouwd worden als een nadere ontwik- ™tgd™"e keling van liet voorgaande , waar bij dc Stadt a.rt. van weder aan de Unie van Utrecht was geredu-jiet Ver; ° bond , in ceerd: aangezien bij dit beding, dat zeilde aan net rij2e. dc Stadt word toegezegd, het gene aan alle meen. Bondgenoten der Unie was verfproken in de ^ woorden van het eerste Art. bij het welke aan alle leden van dat Bondgenootfchap, het behoud en de befcherming van alle hunne Privilegiën, Rechten, Vrijheden, en Ufantien wierde verzekerd. Zo zoude Groningen ook onverkort zijn cn blijven in alle hare Rechten cn Vrijheden, even als zij dezelve bevorens rechtmatig hadde geoefend, of mogen oefenen. En hoe zeer in de volgende artikelen hier omtrent enige bepalingen voorkomen, zo fprcekt hez van zelve, dat onder deze algemene bewoordingen alle Rechten cn Voorrechten begrepen werden, welke zij rechtmatig konde aantonen aan haar toe tc komen, cn welke in het vervolg bij dit Traclaat niet zijn uitgezon. dert. Het genot, dc vervulling, en de be- fchcr-  6*4 Verklaring van het Art. m. fcherming van dezelve konde de Stadt ook daarom van de Bondgenoten vorderen; cn deze waren naar dit beding zo wel, als naar de Unie zelve, verplicht, hun vermogen daar Deszelfs toe aan te wenden en te belleden. Dan bedoeling ^ }s niet genocg dc kragt dezer uitdrukking der aan- in het algemeen te kennen, daar het de Vraag getoond. is? 0f; cn wcuie bijzondere Rechten en Privilegiën de Stadt hier mede bedoelde'? Om dit te ontwikkelen kan men waarlijk veel licht ontvangen uit het ontwerp der Stadt, zo als zij dit beding wenfehte bepaald te hebben, en • boven is opgegeven f» Bij nalezing van het zelve zal men zien, dat het hooftoogmerk der Stadt, door het bepalen van het behoud hunner voorrechten, op deze drie Hukken ondcrfcheidcntlijk uitliep. „ Ten eersten, dat Groningen als een oude „ Rijksftadt, waar voor zij bij vorige Lands„ heeren was erkend, in alle haare Privilegi„ en, zo als die van dezelve waren bezworen, „ en in het Jaar 1582 bevestigd, gelaten en „ befchermd zoude worden. „ Ten tweeden , dat Stadt en Lande, als „ een olde vrije Rijksheeiiijkheid; cn eene ?, Provincie op zig zelve, wezende, blijven „ zoude. „ Ten (ö) z> boven lladz. 9. en volgende.  Tractaat van Reductie. 65 „ Ten derden, dat alle Gilden in hare ou* Art. III. „ de Gerechtigheid befchermd zouden worw den." •• Men kan in de eerste opflag uit dit voor* ftel weder gevoelen, hoe fenroomachtig de Stadt was, om zig aan het Bondgenootfchap over te geven, uit vreze van enige vermindering in hare voorrechten en onafhangelijkheid. Maar men moet teffens op het oog houden, dat de Raad en de Burgeren op enige Hukken verdeeld waren, en dat de welgezinde veel toegaven, denkende op de veranderingen, die de ( Belegeraars buiten twijffcl voorflaan, en doordringen zouden. Dan het zal der moeite waardig zijn, nader in te zien, welke de Privilegiën waren, die de Stadt, ingevolge haar ontwerp, bedoelde; cn wat derzclver gevolg, bij afvvisfeling der tijden was. §. IT. Zij wilde dan, in de eerste plaatze Dc Priviaangezien wezen als een oude Rijkftadt, waar ^ voor zij bij de Landsheren, de Forst van Oost- zonder befriesland Graaf Edzard , Karel vanlcllouvva' Gelder, Keizer Karel, en Koning Philip erkend was. De grond van deze eisch, ("want van het oogmerk zal ik dadelijk melden) was buiten twijfel deze, cm dat de voorgaande Keizeren haar als zodanig erkend, cn E ver.  66 Verklaring van het Art. III. verklaard hadden. Maar deze verklaring licht ons in het denkbeeld zelve niet toe, cn dus zal ik met weinige ontwikkelen moeten , wat men destijds door Rijkflcden (Civitates of Urbes Imperiales*) verltond. Monzambano zegt er dit van. Est prj Reft v. H. H. M. v. d. 7 Dec. 1643. 9 July \6aa. v. d. 20 July 1644. 25 Febr. 1645, c6 April 1648. Aitsema 111 Deel pag. 185.  82 Verklaring van het Art. III. dc afgezet (V). Dan deze provifionele orders wierden ras gevolgd door een definitijf Vonnis van den 7 Augustus 1649 , waar bij de Stads Regering over het Landfchap wierde herfteld, en der Oldampten handelingen afgekeurd, zo omtrent het niet nakomen der Stads beveelen , als het houden aller bijeenkomsten op eigen gezag ; met ontzegging teffens van alle gevorderde auétoriteit, wetgeving, en medeftemming ter Staats Vergadering : dan welk laatfte fluk eerst den 23 Febrnarij 1650 wierde afgedaan. Hier mede hield dit geding op , en dc Stadt bleef zedert die tijd in het ongeftoorde genot van haar recht over dit Landfchap. Stads 5' V. Wat het tweede Stuk, of het recht Getoerd der ^tadc over ^et ^ertc^te van ^wer^ aangaat, zo kan ik deswegens de kortheid betrachten, aangezien ik boven daar over breedvoerig handelde (bj, alwaar ik de ligging en gelcgendheid van dit Landfchap, diens behering (a) Refol. v. II. H. Mog. v. d. 14 Nov. 1648. Aitsema Zaken van Staat en Oorl. III. D. p. 241. 393. Welke Schrijver alle deze handelingen met zeer veel order en nauwkeurigheid heeft opgegeven ; en dus verdiend nagezien te worden. {V) Inleiding bij de 1. Vraag.  Tractaat van Reductie. 83 ring door het Geflagt van Selwerd, diens ver- Art. JU. eniging met het Gorecht, en diens betrekking op de Bisfchoppen van Utrecht hebbe aangewezen. Na derzelver gezagvoering wierde het zelve aan Groningen verpagt, 't welk duurde tot de tijden des Graven van OostFriesland, aan wien zo wel, als aan Karei, van Gelder, de Stad het aflïond ; tot dat Keizer Karel hetzelve bij de Hulding* brief,bovengemeld, wederom aan de Stadtbragte, die deze Gerechtigheid ook van het Jaar 1536 af, tot nu toe zonder indragt heeft bezeten, en uitgeoefend zonder daar in geftoord te worden. Het is dan eindelijk dc vraag, cf ook dc Afloop overige Stadts Rechten : haar 'jus de non evo- °v^* cando , haar Muntrecht, haar Wetgeving »legien. haar Tol en Accijsrecht , bij tijdsverloop enige indragt of vermindering geleden hebben ? Men zoude hier onderfcheidenlyk op kunnen antwoorden; maar om alle uitgebreidheid te vermijden , kan men zeggen , dat zij in gene derzelver, tegen hare wille cn toe- ftemming , ooit enige inbreuk ondervond. Het eerste (zo verre de Stadts Ingezetenen zonder eenige beroeping bij den Magiftraat irt het burgerlijke cn lijffrraffelijke alleen beoordeeld wierden) onderging door de oprichting F a van  Verklaring van het Art. III. van een Provinciaal Gerichtshof zekerlijk verandering, maar op eene wijze in welke zij zelve toeftemde cn bewilligde. - —— Het Recht der Rijksmunte behield zij altoos, boe zeer de Generaliteit van haar al kort na de Reductie diens oefening afkogtc, cn waar in, om alle verwarring in het Mivntewerk voor tc komen, nog heden met 4000 Gl. Jaarlijks, word voortgegaan \^a). Hare Wetgevends Magt is wel eens van ter zijden aangevallen, maar nooit met eenige andere nkHag, als dat zij daar in niet de minste inbreuk leed. Zo ging het ook met het Stadts Recht, om Tollen en Acc'ijfen te heffen: waaromtrent, met de Ommelanden gefchil errezen zijnde, de Staten Generaal wel eenige redelijke bepaling vastftelden, maar het Recht der (•