VADERLANDSCHE HISTORIE. DRIE EN- TWINTIGSTE DEEL.   VADERLANDSCHE HISTORIE, VERVATTENDE DE GESCHIEDENISSEN DER VEREENIGDE NEDERLANDEN, Uit de geloofwaardigfte Schryvers en egte Gedenkftukken zamengefteid. Met Plakten. DRIE- EN. TWINTIGSTE DEEL. BEGINNENDE MET DEN JAARE I7S9 EN EINDIGENDE MET DEN JAARE 1765, BEVATTENDE HET ÏYDPERK DER MINDERJAARIGHEID DES ERFSTADHOUDERS WILLEM DEN V. TEN ONMIDDELYKEN VERVOLGE- VAN WAGENAARS VADERLAND SCHE HISTORIE. Te AMSTERDAM, by JOHANNES ALLART. mdcglxxxix.   VADERLANDSCHË HISTORIÉ. VYF- EN- TACHTIGSTE BOEK,' I N H O U D: Inleiding. Ziekte en Dood der Gouver- LXXX^i' iwnte. Bcfchryving van haar Perfoon en boek. Chara&er. Bekendmaakingen van dit Over- , ^ iyden: Men neemt in Holland ï de voorheen gemaakte Schikkingen 'aan. Rouwbeklag by de Vorstlyke Weezen bepaald. De Hertog vanbrunswyk in den Eed genomen, ten op*zigte van het Krygsvolk. Aanfchryving aan de Steden, wegens de Magifiraats b'eftellingen. Handeling der Bondgenooten o>er de Voorzieningen, en het aanneemen derzelve\ Romvbeklaagen ten Stddhouderlyken Hevel Benoemde Vlogden over de Vorstlyke Spruiten: Bcfchikking omtrent de Begraafenis der Gouvernante. Het Lyk op een Paradebed ten toon gelegd. Gekist. De Begraafenisfe', ÜEXIII. BE Bi , A lyte  h VADERLANDSCHE LXXXV. Lykredenen te haar er Gedagtenisfe gehouden. Boek. De oude Prinfes v:m Oranje komt uit Fries- land in 'sGravenhaage. Wat men haar, ge- duurende de Minderjaarigheid des Stadhouders , in Friesland hadt opgedraagcn. Hei invoeren van het Plan van Voorzieninge ontmoet te Kampen heftigen wederftand. De Prins van nassau weilburg- verzoekt Carolina ten Hmvelyk. Door de Gouvernante toegeftemd. Zy verzoekt de toeftemtning der Staaten. Zvmarigheid om daar in te bewilligen, wegens de Godsdienst-bclydenis van den Prins. Drie Gewesten bewilligen terftond. De Ridderfchap te Utrecht maakt zivaarighcid. In Holland is men het over dit ft uk geheel niet eens. Het Plan van Delft niet omhelsd. Zeeland, als mede Stad en Lande, ftemmen in 't Huwelyk. De Prins, op zyn Elfden Jaardag ter Vergadering van Jiun Hoog Mogenden ingeleid. Visch- en Jagt vermaak zyne Hoogheid aangedaan. Door den Marquis d'apfry begroet. De Engelfche Zeerooveryen gaan den ouden gang. Frankryk, Zweeden, en Rusland behandelen onze Schepen als Onzydigen. Schepen van St. Euflatius, en Curacao komende, in Engeland opgebragt, en op 't punt om verbeurd yerklaard te worden. Amfterdamfche en Rot'ierdamfche Kooplieden leveren een Verzockfchrift daar tegen by den Staat in. Het Vonnis over die Schepen ultgefleld. ' Verbeurtverklaaring van dezelve en andere Schepen. Klagten des volgens een Staatsbelluit van den tienden van Sprokkelmaand des Jaars mdcclii, gevolmagtigd was geweest, eenige Perfoonen benoemd hadt tot de Opvoeding van hunne Hoogheden, en het noodige omtrent het openen daar van te be^ fchikken. w^Bmns- Verraids door ditzelfde Staatsbelluit aan •wyk in den' L 0 u 1 s » Hertog van Brumwyk , volEed geno- gens eene Inftruétie, geduurende de Minmen, ten dcrjaarigheid der Vorstlykc Kinderen, het van bet GezaS over % Krygsvolk vaii den Staat was Krygsvolk. °Pgedraagen en door hem aangenomen, yondt men goed, nog flaande de Vergadering, dien Hertog te ontbieden, om den Eed, in die hoedanigheid, afteleggen, gelyk onverwyld met de noodige plegtigheden gel'chiedde : van welke Ychikking de Militaire Officieren, by Brieven, kundfehap kreegen om zich daar mede overeenkomflig te gedraagen. — Hoe uitgebreid ook het Krygsgezag mogt weezen'den Hertog toebetrouwd , en door hem bezwooren, hieldt deeze Lastbrief wel duidelyk in, dat hy zich geenzins zou bemocyen met eenige zaaken de Religie, Politie Finantie oïjuftitie raakendc; noch ook met eenige andere zaaken , byzonder flaande ter "befchikkinge van hun Ed. Groot Mogenden, of van de Bondgenooten, noch ook met zaaken van de Unie en Verbintcnisfe tusfehen de Bondgenooten opgerigt, en veel min zich    HISTORIE. zich mengen, 't zy rechtftrecks, of van ter exxxv> zyde, in de Gefchillen, die tusfehen de boe k, Bondgenooten, of eenige van dczelven, of _ > ook wel tusfehen de Leden en Kwartieren 1759. van eene of andere Provincie, mogten ontdaan ; ten ware wedcrzydfche Partyen hem verzogten zyne goede dienden van Tusfchenfpraak en Bemiddeling te willen aanwenden , of ook dat de allerzyds Belanghebbenden de zaak aan zyne Uitfpraak of Bellisfing onderwierpen. — Desgelyks zou hy, hinnen het Grondgebied van dit Gewest , zich geen Gezag mogen aanmaatigen, buiten uitdruklyke bewilliginge of overgave van hun Ed. Groot Mogenden, of hunne Gecommitteerde Raaden ; en , over zulks, onder voorwendzel van Last of Volmagtiging van hunne Hoog Mogenden, of onder eenigen anderen tytcl, fchyu , of kleur, niet mogen onderneemch te doen, of te werkftellen, op het Grondgebied van dit Gewest, veel min iets te onderneemen of uit te voeren tegen de eene of andere Leden of Steden deezes Landfchaps , noch ook tegen eenige Regeerders, Bedienden, of Ingezetenen van 't zelve, hoe, waar, of op welk eene wyze, het ook zou mogen zyn. — Met zodanig een welberaaden ■overleg , en voorzigtige onderfcheiding, ftelden Staaten van Holland perk aan den Invloed en 't Gezag eens Mans, in het Krygsweezen, tot zulk een hoogen trap verheeven; dit hadden ook de overige Gewesten gedaan, in hunne Reglementen dé Voogdyfchap betreffende. In*  #4 VADERLAND SC HE iXxXv. Ingevolge deezes Plans van VoorzieninB o e k. ge moeiten de Benoemingen van Steden en Collegien, welke gehouden waren, de- 1750, zelve aan den Stadhouder aan te bieden, Aanfchry- om Burgemeesteren, Schepenen en Wetvin? aan ten te veranderen, naar behooren en agterweSn? dè volSende de Privilegiën der Steden en jyjagi. Plaatzen, dezelve aan hun Ed. Groot Mo-. Praats be- genden toezenden, om 'er de verkiezinge ftcllingen. uit te doen, als uitoefenende de Voogdye overdenMinderjaarigenPrins. — De Secretaris boei kreeg last des eene Lyst te verzoeken, by den Heere de larrey, Secretaris van wylen haareKoninglykeHoog* heid, die ze hem overleverde: waar op dezelve aan de Steden, Plaatzen en Collegien gezonden werd om zich diensvolgens te gedraagen. — Dit gefchiedde zonder wederzeggen, uitgenomen, dat die van Rotterdam daar op verklaarden zich te moeten houden aan vroegere Aantekeningen y op de Jaarlykfche Beftellinge der Regeeringe in hunne Stad, gedaan; en die van Hoorn aanmerkten, of de 'Boongangers, op de Lyst vermeld, tot de Benoeming wel behoorden, en aan zich behielden het vry overleg hunner Lastgeeveren. Handeling Het meergemelde Staatsbelluit by Holcenoote'n1 &nei? wegens de Voorzieninge, was nimmer over de in de Algemeen e Staatsvergadering ingeVoorzie- bragt; doch dewyl, zints dien tyd , alle ningen,en de Gewesten de noodige Schikkingen daar neemen °P beraamd en vastgèfteld hadden (*), derzei ven. hielt (*) Wy hebben deze in het XXII D. onzer Vaderl. Bift. opgegeven bl. 5. 157. 165. 199- 204- 217- s^P*  HISTORIE- *S kielt het oogmerk om 't zelve in de Ver- lxxxv, jradering te openen, grootendeek op : dan bobk« men beüoot, egter, door Gelastigden mt Holland, by de betuiging van de fmertly-1759* lee droefheid over het ontydig affterven der Vrouwe Gouvernante, aan de Bondgenooten verzekering te geeven, van hun Sprert oogmerk en geneigdheid om de goede Verftandhouding , en de noodiga Eensgezindheid tusfehen de hooge Bondgenooten te bewaaren, hart en handen 11» een te flaan, om dezelve te handhaaven, als waar door alleen de Staat buitenslands agtbaar, en, onder gods zegen, binnenslands gelukkig kon weczen. Zy hadden, daarenboven, in last te ontdekken den Raadflag genomen j omtrent den tvd wanneer de Minderjaangheid zou eindigen , te weeten met den ouderdom van Achttien Jaaren; en dat deErffladhouder of Erfftadhouderesfe, met de Vyftien Taaren Zitting zouden mogen hebben in de Vergadering van hunne Hoog Mogenden en in den Raad van Staaten, naa voorat s-edaanen Eed van Geheimhouding. -Dat, geduurende de Minderjaarigheid, het geeven der Patenten zou gefchieden , gelyk in Stadhouderloze tyden, vastgefteld was ; doch, zo mogelyk, met overleg van denHertoa; van Brumwyk, aan welkenVeldmarichaüc ook door hun de Magt en 't Gezag over de Krygsmagt van den Staat, op eene medegedeelde Inftruétie, was opgedraagen — dat het Admiraal Generaalfchap, ot t bevel  H VADERLANDSCIIE lxxxv. vel over de Krygsmagt te water, voor &U boek. nog onbefchikt, en tot nader befluit , op ■ dien voet zou gelaten worden, voor zo veel 1759. LÏe bediening van Admiraal Generaal betrof j, als vóór de Verheffinge van zyn laatst overleden Hoogheid was gefchiedt. Dat hunne Hoog Mogenden over de Landen der Generaliteit, als Voogden, alles zouden Waarneemen wat tot het Erffladhouder en Capitein Generaalfchap behoorde , uitgenomen voor zo verre 't bevel over het Krygsvolk aan den meergemelden Hertog was opgedraagen. — Dat zy ook in die hoedanigheid, aan zich behielden het verieenen van Pardonnen en Gratiën in die Landen.-Als mede dat de Inkomften, en Wedden des Erffladhouders, in zyne önderfcheidene Waardigheden, betaald zouden worden aan den Domeinraad van den zeiven. Wanneer wy ons de Voorzieningen in andere Gewesten beraamd, en zo zigtbaar op de leest van Holland, althans Wat de Vergadering van hunne Hoog Mogenden betrof, gefchoeid , herinneren, zullen wy ons geenzins verwonderen, dat de gegêevene opening van hun Ed. Groot Mogenden, aldaar met dankzegging werd ontvangen, en de Afgevaardigden der andere zes Landfehappen, niet aarfelden om eenpaarig het voorgeftelde te omhelzen, en in een Befluit te veranderen. De Griffier gaf hier van kennis aan dm Hertog van Brunswyk, met verzoek om dien last wel op zich te wil-  HISTORIE. i$ willen neemen en nog flaande de Vergade- lxxxv» ring den Eed te komen afleggen , gelyk boek. kort daar op gefchiedde. Te deezer gelegenheid leverde de Her- 1759. tog aan hunne Hoog Mogenden een Papier R0UWbeover , verzegeld met vyf Cachetten, als klagen ten twee van haare Koninglyke Hoogheid, Stadhouéén van den Hove van Holland, één van ieder der twee Commisfarisfen van denzelvenHove, inhoudende de Benoeming van Perfoonen, tot de Opvoeding der Vorstlyke Kinderen , door Hoogstdezelve eigenhandig ingevuld en ondertekend. Dit ontfloeg de Gelastigden van hun Ed. Groot Mogenden tot het doen van het Rouwbeklag ten Stadhouderlyken Hove, van den gegeeven last om na ditflukte verneemen. — Deeze Heeren voibragten het Rouwbeklag, by monde van den Raadpenfionaris , met betuigingen van de uiterfte droefheid over 't fmertlyk verlies dier Vorftinne, zo dierbaar voor den Staat; en bygevoegde verzekering van altoos hunne liefde en agting voor hunne Hoogheden te zullen betoonen, en tot derzelver welweezen alles te willen aanwenden. De Hertog beantwoordde dit bezoek met dankbetuiging voor deeze nieuwe blyk van de gunftige gevoelens hunner Ed. Groot Mogenden; verzoekende hun verdere Vricndfchap en byftand, in hoope dat god de Vorstlyke Spruiten in ftaat- zou ftcllen, om, in naavolging hunner Voorouderen, ten eenigen tyde, met de daad te mogen betoonen, hoe zeer hun het dierbaar Vaderland, en byzonder Holland  16 VADERLANDSCHE txxxv; land ter harte ging: herinnerende dë boek. Hertog de Bezending, hoe haare Ko- * ninglyke Hoogheid, met ftervende lippen, *759' °P 't nadruklykfte hadt verzogt haare Kinderen, aan hun Ed. Groot Mogenden aan te bevelen. — De Algemeene Staaten, en de Raad van Staaten, bleeven niet in gebreke om deeze Pligtpleeging by de Vorstlyke Weezen te volbrengen; en werd dit eerlang gevolgd door ftaatlykeBezendingen uit de byzondere Gewesten, als mede van de Zuid- en Noordhollandfche Synoden, die elk op hunne wyze, het Rouwbeklag deeden, en van den Hertog, hoofdzaaklyk 't zelfde antwoord als de Afgevaardigden van Holland ontvingen. Benoemde By de opening der Acle , die de beover de" noemde Perfoonen, ter Opvoeding beftemd, Vorstiyke bevatte, waar van een Dubbel ten Hove Spruiten, berustte, bleek, dat wylen Haare Koninglyke Hoogheid benoemd hadt, voor Gelderland , Jonkheer andries schimmelpenning; voor Holland en Westfriesland , Jonkheef frederik henbrik van wassenaar en Mr. joan abbekerk krap; voor Zeeland, Jofikheer jan van borssele; voof Utrecht, jan dan iel d'abl aing; voor Friesland, Jonkheer epo «juk van burmania; voor Cverysfel, Jonkheer j. s. sigismund heiden; voor Stad en Lande, a. a. iddikinge. In deeze Heeren vondt zy de noodige vereischten om zorge te draagen 9 dat haare Kinderen in de beginzelen van dc  HISTORIE. if de waare Gereformeerde Religie , zo als lxxxv; dezelve in de publieke Kerken deezerBOEK^ Landen geleerd wordt, zouden onderwee — zen, en voorts onderrigt worden van de 1759* waare belangen van den Staat, ten einde bekwaam te zyn, om, ten beste van den Lande, de hooge Waardigheden te beklecden, haaren Zoon, ofby aflyvigheiddien, haare Dogter opgedraagen. Ten flot verzoekende dat deeze Benoeming Staatsgewyze bekragtigd en die Perfoonen daar toe gelast mogten worden. De Uitterfte wil dier Vorftinne ftelde tot toeziende Voogden over haare naagelaatene Kinderen, en derzelver Goederen, aan, haaren Vader, zyn Groot Brittanni' fche Majefteit george den ii, en haare behuwd Moeder, Mevrouw mar ia l o u 1 s a , Prinfesfe van Hesfenkasfel, Douariere van wylen joan willem f r 1 s 0 ; en tot werklyken of beftuurenden Voogd, zyne doorlugtige Hoogheid louis ernst, Hertog van Brmswyk Wolfenbuttcl, Generaal in dienst van hunne Hoog Mogenden, en thans aangeftelden ïtprètenteerenden Capitein Generaal over de Troepen van den Staat der Vereenigdt Nederlanden. Deeze regelde, als Voogd, den Rouw voor 't Stadhouderlyk Hof, en, als verbeeldende den Capitein Generaal, dien der Officieren onder de Land- Qe(-C^ militie. king óm- Afgevaardigden van Gelderland ter AI- trent de gemeene Staatsvergadering den voorflag J^33^' gedaan hebbende, om, ten betoon van ag- G*u\ e ■ X^lIL DEEL. B, tingnaate.  iS VADER-LANDSCHE lxxxv. ting én genegenheid voor de overledene boek. Gouvernantehaar Lyk ten koste van de 1—:—■ gezamenlyke Landfchappen ter Aarde te 1759- beftellen, verwierf dit voorftel eerlang eene aigeincene goedkeuring. Het Lyk Naar 't gebruik omtrent Vorstlyke Perop een Pa foonadien werd het gebalzemd Lyk van radebed - 05*~°77- 1094. en de Advyfen der byzondere Leden van Holbnd, JfiderU Jaarlt. 1760. bl. S.58 — 5^4C 5  42 VADERLAND S C HE LXxxv. Baron van den Boetzelaar, Heer van Nieuw boek. veen, wegens de Ridderfchap van Holland te deezer Vergaderinge afgevaardigd, als Voorzittend Lid, eene Aanfpraak aan den zo vroegtydig op den Eerftoel zyner Vaderen geplaatften Stadhouder. De Raad van Staaten vertrok naa 't 'eindigen deezer Aanfpraake, na dcszelfs gewoone Vergaderkamer : waar op ook zyne Hoogheid, affcheid van de Hooge Vergadering genomen hebbende, na 't Stadhouderlyk Kwartier keerde. Visch en Min vreemd was het dat hy, dpor zynen aaVzvne Voogd, c*en Hertog van brunswyk gcHoogheid kid, op de Schuttersdoelc in 'sGravenhaaaangedaan. ge, de Cieraadcn en Opfchriften voor de Door den Meiboomen gefchikt ging bezigtigen, en d^FFny den °Ptocllt dier Schutterye met zyne tebegroet, genwoordigheid vereerde , vergezeld van zyne Grootmoeder de Vorftinne^Douariere van Oranje en Nasfau, en zyne Zufter Prinfes c a r o l i n a. — Voeglyker aan zyne Jaaren keurde men 't dubbel vermaak op een Speelreisje na beide de Katwyken hem aangedaan. De Visfchers van Scheveningen verledigden zich, daar hy den weg nam over dat Dorp, om, onder zyn oog, naby het ftrand, in zee te visfchen: en deedt de Baron van Wasfenaar, eenige Haazen, te vooren opgevangen, en tot de komst van zyne Hoogheid opgeflooten gehouden, op 4 eene vlakte niet verre van Katwyk buiten, loslaaten, terwyl de Jagthonden dat Wild na fnelden, en een klein Jagtvermaak aan den Prins, en diens hoog Reisgezelfchap  HISTORIE. 43 by gemelden Edelman te Katwykbinnen lxxxv. voorts ter maaltyd onthaald, opleverden, — bolk. DatdeMarquis d'affry, op eene aller- . - ftaatlykfte wyze, den Prins Erfftadhouder 1759. een Bezoek gave om hem kennis te geeven van zyne onlangs bekomene verheffinge tot Afgezant des Konings van Frankryk , en dat hy een even ftaatlyk wederbezoek by deezen aflei, was niets meer dan de Hofplaats voor eenige Jaaren befchouwd hadt, wanneer de Marquis de bonac deezen Prins , toen hy in 's Gravenhaage Jcwam, begroette (*). Zaaken van meer gewigts trekken onze Ds Engel, aandagt; en zullen wy dezelve wederom^v£*, op 't oude onaangenaame voorwerp moe- gaan dcn ten vefti^en. Schoon de Engelfche Afge- ouden zant, in Wintermaand des jongstverftree- gang. ken Jaars, de onaanneemelyke eifchen van den Koning zynen Meefter voordraagende , dezelve beflooten hadt met eene betuiging van diens leedweezen, over de Buitenfpoorigheden en Geweldaadigheden door de Engelfche Kaapers gepleegd , en van diens bereidvaardigheid om deeze Rooveryen te beteugelen (f), leerde de Ondervinding de waarheid dat 'er een wyd ver- fchil (*) Zie Vaderl. Hifi. XXII Deel, bl. 40 enz. Wy he')ben daar de wederzydfche Staatfie befchreeven, om iets van dien aart, ter Gedagteniife van dusdanige Pligtpleeeingen, in onze Gefchiedenis t» boeken, voorts kunnen wy ons daar van ontflaagen agten, zo niets foysonders het melden vordert, (t) Zie ons XXII Deel, 4:6.  44 VADERLANDSCHE lxxxv. fchil is tusfehen zeggen en doen. — De ty'EoEL dingen, wegens het aantaften, ophouden, mishandelen, rooven, opbrengen en ver-. I759- beurt verklaaren onzer Schepen, door de Engelfchen, klonken op een zelfden toon als in den voorleden Jaare. De Regtspleegingen op een wisfelvalligen, langwyligen, dikwyls hoogstonregtvaardigen en altoos zeer kostbaaren voet, tegen de opgebragte Schepen voortgezet wordende, be gonnen de Schippers , op last hunner Meesteren, met de Kaapers Overcenkomften te treffen, en derzelvcr eifchen met Geld af i te maaken, ten einde zy hunne reizen konden voortzetten, enontheevenmogtenwee-. zen van de Uitfpraaken der Regtbanken, die het Regt kromden en de Verongelykten verdrukten: want zeer klein was het getal der vrygefprookenen. Schoon in Zomermaand de Roofzugt eenigzins zat fchcen, of de gelegenheden om zich voldoening te verfchafFen minder voorkwamen, fpreidde dezelve met Oogstmaand de klaauwen uit, tot zy in de laatfte Maanden weder eenigzins rust nam, en de opbrengingen verminderden. Niet weinig bragt daar aan toe, dat, in dien tyd, verfcheide Havens van Frankryk, zich door Engelfche Vlooien zodanig bezet vonden, dat 'er geen Schepen konden uit- of inkomen, 'twelk de Hollandfche Koopvaarders belette dcrwaards te ftevenen en gelegenheid gaf, dat in 't laatst van Wynmaand, de Gelaftigden der Buitcnlandsvaarderen te Amflerdam, op bevel van Burgemceftcren, de Rouaanfche Beurt-  HISTORIE. 45 Beurtfchcpcn, het vaaren derwaards ver- lxxxv. . , r boek. boden. . . • ^ Niet rreheel vry van aanranding der Franfchen bleef onze Scheepvaard ; doch 1759eene'heufche behandeling, vondt m die en- Fraufc^J, kele gevallen, plaats; en werd deopbren- Z««^ ging der weinigen gevolgd van Viygec- behande. Vin0, en het verwyzen der Kaapers m de kn onze kollen — Regt wedervoer een Hollandsen Schepen Galjootfchip van Bourdeaux na Sfe««ï vaa- J^nz5r rende door een Zweedsch Oorlogfchip op ö •de kust van Pomeren genoomen, en te Straakond opgebragt: de Schipper beweezen hebbende in Holland t'huis te hooren, werd Schip en Laading beide vry verklaard, •en hem vergund na de plaats zyner be- ftemminge te zeilen. Men toonde •ook in Rusland met ons in vriendfehap te willen blyven : de goederen van twee Schepen door den Rusffchen Admiraal m isc hwkopf genomen en opgebragt, waren, volgens een Brief van den Groot Kanfelicr, Graaf van woronzow, aan. den Heer de zwart, vry gegecven. Een byzonder voorval gaf aanleiding dat Schepen .de Amfterdamfche en Rotter damfchc Kooplieden, zich op nieuw tot 's Lands Staaten cwacao keerden met betrekking tot de Neder- komende, Jandfche Schepen van St, Eufiatius en Cu- J^g** .racao gekomen, en in Engeland opgebragt. ™ ,>>' Om 't; zelve recht te verltaan zal de zaak punt om zelve eenige toelichting behoeven. Niets verbeurd is gebruikelykcr dan dat op de Reeden der ™*l™*n Hollandfche Volkplantingen m de IFest - Indiende Goederen, voor een zeer groot gede et-  46 VAD E R L ANDSCI-iË lxxxv. deelte, gelaaden wordett uk kleine van eïboek. ders aankomende Vaartuigen, in 't alge- meen onder den naam van Barken bekend i 17S9- 'c g"cn blikbaar gefchiedt om de dubbele moeite van opflaan , weder afgeeven , venverken, en daar mede gepaardgaande gansch geene geringe vermeerdering van koften, uit te winnen. Op dit gebruik, by de Tractaaten tusfehen Engeland en deezen Staat geheel onaangeroerd en dus vry gelaateii, wordt by het aflaaden der Schepen niet gelet; en de Goederen van den Wal,> of uit die Barken, ingefcheept, naar dat de gelegenheid zich aanbiedt,zonder dat men Aantekening houdt, welke Goederen van Land of uit Vaartuigen komen. — In 't laatst van Louwmaand kreeg men tydiiig, dat de Regters van het Admiraliteitshof te Londen voor hadden, den zesden van Sprokkelmaand , uitfpraak te doen over de Schepen van de gemelde Eilanden opgebragt, en, indien wegens dezelve niet geregtlyk beweezen kon worden, welke Goederen uit Barken, welke van Land ingenomen, en voor welke Rekening de ingelaadene Goederen afgezonden waren, en Schip en Laading verbeurd te verklaaren. - Kon men wegens de plaats van waar men de Goederen, volgens gebruik, aan boord genomen hadt, onmogelyk geregtlyke Bewyzen opleveren; 't was den Kooplieden niet min ondocnlyk te weeten voor wiens Rekening de Goederen waren in gelaaden: dewyl de West - Indifche Afzenders , by het afzenden niet altoos mei*  HISTORIE. 4? melden of die Goederen geheel voor hunne lxxxv. eigene Rekening of voor Rekening van hun boek. :en eenige anderen waren. Hun ontbraken ■ "ook, zo dit geval eener nauwkeurige opga-1759* ve eens plaats vondt, de Papieren , van 'welken de Engeifchcn de Schippers be"roofd, hun, als mede de Gcmagtigden der 'Kooplieden, den toegang tot dezelve geweigerd hadden. In gevolge hier van lagen 'er veele Goederen der Kooplieden in de opgebragte Schepen , aan hun toegefchikt,'zonder dat zy het eens willen, en veel min voor wiens Rekening dezelve waren. Van de Twintig Schepen . in de laatst ver!oopene twaalf Maanden dit America herwaards gelievend , waren 'er ten minden Negentien door Engelfchen genomen en opgebragt, welker Papieren zich in h inden der Neemeren bevonden. Ja, was 'er niet nu en dan een enkel Schip, in de Havenen deezer Landen aangekomen, veelen zouden nog geheel onkundig geweest hebben van het aandeel, 't welk zy, voor zichzclven of voor hunne Vrienden, in de genomene en opgebragte Laadingen hadden. De onmogelykheid, derhalven, om dee- De/lmfierJ zen dubbelen eisch te voldoen en het door- damfebe en 11 1 j 1 Rotterdam- draaiend oogmerk van denzelven , om, jckg Koop> onder dien dekmantel, de Verbcurtver- iieden ieklaarinw wel zeker te neemen , ten einde veren by den Handeltak op die Eilanden geheel te Staat knakken, bewoog de Kooplieden van Am- 20ekfchr:f» fier dam en Rotterdam, een Verzoekfchrift daar te^ea op te dellen en door Gevolmagtigden, by i»« hun-  48 V A-DE RL AND SC ÖË lxxxv. hunne Hoog Mogenden in te leveren „ met .Boek. bede, dat zy deeze zaak, en derzelver ge- ■ volgen, in ernftigc overweeging geliefden .1759. te neemen, en zodanige middelen te beraamen als ter ftremrninge van dergelyke verhaafle Rcgtsvordcringen, in eene zaak over welke men nog bezig was met onderhandelen tusfehen beide de Mogenheden, zouden kunnen drekken. Het Von. De kortheid des tyds tusfehen het overnis over leveren van dit Verzoekfchrift, op den die Sche eerden van Sprokkelmaand, en den gefteliteld.1"126" ^en ter Uitfpraake, maakte allen fpoed noodwendig, en ontbrak die niet: vermids nog dien eigen dag een Boode aan den Nederlandfchen Gezant te Londen werd afgevaardigd met last, om, indien mogelyk te bewerken, dat, flaande de Onderhandelingen tuslchen den Staat en zyne Groot Brittannifche Majcfteit, de zaaken, die Schepen betreffende , in haar geheel mogten blyven. — Zo veel ingangs vondt dit voorftel, dat men het uitlpreeken der gedreigde kort aanftaande Vonnisfen des Admiraliteitshofs over die Schepen, by voorraad, tot op den vier- en- twintigften van Sprokkelmaand opfchortte. Verbeurt: Intusfchen was men voortgevaaren met verklaring andere Schepen, of vry te geeven, of voor ve" en aV.S'0C(^en Prys te keuren5 en hadt, even voor "jfeie. ^e Aankomst van den laatstgemelden Boode, een Schip van Sf. Martin na Jmflerdam vaarendc en opgebragt, dit laatfte lot moeten ondergaan, om dat het zelve een gedeelte zyncr Laadinge uit Barken hadt 18-  H I S T O R I L\ A9 Ingenomen. De bepaalde dag brak aan tot lxxxv;welken het Vonnis over de zeven- en- boek* twintig Hollandfche St. Eitftatias - én Cura- -cao-Vaarders was uitgeftcld. Men hadt Ï759* zich gevleid, dat het gedaan verzoek iets Zou betekenen, en hoope gefcheptüiteenen, Brieve in Louwmaand door Mr. W o o d , Secretaris van den Britfchen Staatsdienaar pit, aan den Nederlandfchen Gezant hop gefchreeven, wegens het ontflag van Surinaamfche Schepen, en de verzekering dat hy de zelfde Gemaklykheid, zo Verre het van den Heer pit afhing, wegens eenige» andere, die zich in het zelfde geval bevonden , zou aantreffen. Doch het Britfchc Admiraliteitshof, ging den ouden gang van veroordeelen: het dreek dit Vonnis, dat, dewyl de Schippers en Wedereifchers dier genomene Schepen, niet hadden kunnen goedvinden te verklaaren, welke Goederen men van den Wal der Hollandfche Volkplantingen gelaaden , of uit Barken overgefcheept hadt, onder voorgeeven van des "geene Aantekening gehouden te hebben, niet denkende dat daar op in Engeland zou kunnen gezien worden; en daar. benevens ook, zo zy voorgaven, ten vollen beweezen hebbende, dat veele, of de meede, Goederen , aan Ingezetenen der Vereenigde Nederlanden toebehoorden , en dat zelfs het voeren van Franfche Goederen, volgens het Zeeverdrag van mdclxxiv? uitdruklyk geoorlofd was, het Geregtshof, die goederen hieldt voor Franfchen Eigen- , ■ïlom; wcshalven het de Laadingen der ze- . XXIII. peel, D ven-  50 VADERLAND SC HE van Voor- lxxxv. ven - en - twintig Schepen verbeurd ver-'' b, o e k. klaarde, ten voordeele der Neemeren,mids ■ - zy de Schepen den Eigenaaren te rug ga- I7S9- ven en de vragt betaalden: dan eén Schip moest met de Laading in het lot der overgave, aan de Neemeren deelen: dewyl de. Schipper een gedeelte zyner Laadinge teGuadcloupe hadt ingenomen. Klakten j)e tyding van deeze Verbeurtverklaaring b" ttcnen kwam in aller yl herwaards over. Vier aanslaat, en zienlyke Kooplieden van Amfterdam , tot beloften Gevolmagtigdcn der Belanghebbercn in zknin °0r* deeze opgebragte Schepen aangedeld , b' draalden niet om van deeze hun grievende gebeurtenisfe, 's Lands Vaderen kennis te geeven , derzelver kragtigen bydand verzoekende tegen Veroordeelingen, tot hunnen voldrekten ondergang ingerigt. — Het bekomen Antwoord voldeedt, als niets minder behelzende dan eene belofte, dat inen zodanige Beduiten zou tragten te neemen, die, zo zy de herdelling der geledene fehade niet uitwerkten, ten minden tot Eere van den Staat, en Veiligheid van den Koophandel in het toekomende, zouden drekken. Een Ge- Ter bereiking van dit, den Lande zo zantfebap wenschlyk einde, doegen Staaten van HplZl„ \ land, in Lentemaand, ter Ateemeene Staatsoverdetze vcrgadcrmge voor, een Buitengewoon Gezaak '>e- zantfehap na het Groot Brittannifche Hof af loenid. te vaardigen, om de Klagteti, wegens de Beroovinge, Opbrenginge en Verbeurtverkiaaringe der Nedcrlandfche Schepen den Koning zelve voor te draagen, en, zo het mo-  HISTORIE. .5* -mogelyk was daaromtrent Schikkingen te lxxxv; beraamen met de Staatsdienaaren zyner boek. . Majcfteit , die zouden dienen om , in 't — vervolg, zodanige Geweldenaaryen te voor- 1759. komen, en om de Vriendfchap met het Hof van Londen, dus lang onderhouden, aan te kweeken. Alle de Geweden deinden in dien voordag. Zeeland met voorbehouding van ook iemand daar toe te mogen benoemen, als de Staaten van hun Gewest zulks mogten goed vinden; Overysfel onder goedkeuring hunner Zenderen. — Tot dit Gezantfchap werden benoemd de Heeren jacob boreel jansz., wel eer Schepen der Stad Amfterdam, thans werklyk Raad en Advocaat Fiscaal by het Collegic der Admiraliteit te dier Stede; jan van der pol Oud - Schepen dier Stad , die in den voorleden Jaare, by de Gouvernante het woord voerde (*) enmeermaalen, ook nog weinig weeken geleden, by 's Lands Vaderen de zaak der verdrukte Zeehandelaaren handhaafde, en gerrit meerman, Raad en Penfionaris der Stad Rotterdam. Doch, eer wy verdag doen van hunne Onderhal verristing , ftaat ons te vermelden , wat Reling al'er, omtrent deeze zaak,gedaan was,mde Y0K^2a Onderhandelingen hier te Lande aangevangen met denEngelfchen Afgezant vorke, :wien men van het beduit tot dit Gezantfchap kennis liet geeven, met bygevoegde betuiging van het vertrouwen hunner H°°g Mo- (*} Zie het XXIID. onzer Vaierl Hijl.b\. 40e, D 2.  $t VADERLANDSCHE Lxxxv. Mogenden, dat dit bewys van agtinge boek. voor de Vriendfchap zyner Groot-Brittan- — mfche Majedeit, aan deszelfs Hof welge- ' ï'759- vallig zou weezen, en drekken ter bevor- deringe van de langgèwenschte afdoening deezer zaak. Voortij Het Vertoog, door den Afgezant yorMuMdciï KE' m 'l laatst <*er voorgaande Winterhem ge-CU maand, ingeleverd (*), was onderzogt, daan. en baarde een Voordag van wegen hunne Hoog Mogenden , tot eene nadere Overeenkomst ter wegruiming der gereezene Gefchillen , die den Afgezant in Louwmaand , werd ter hand gedeld. Dezelve kwam hier op neder. „ Dat, naardemaal „ 'er eenige moeilykheden waren ontdaan, ' „ wegens de meeninge van het Zeetraétaat ' „ des Jaars mdclxxiv, byzonder be„ trekking hebbende tot de Zeevaard en „ Koophandel van wederzydfche Onder„ daanen en Inwoonderen na de Ameri„ caanfche Volkplantingen, behoorende „ aan zodanige Mogenheid , met welke „ ée'n der Verbintenis aangaande Partyen, „ in vollen Oorlog zou zyn: welke Handel of Vaard den wederzydfehen Onder„ daanen niet zou weezen geoorlofd; en, „ ter oorzaake van die gereezene moeilyk„ heden , verfcheide Schepen en Goede„ ren, in eigendom behoorende aan On„ derzaaten der Algemeene Staaten, genomen en opgebragt waren in verfcheide „ Ha- (*) Zie bet XXIID. onzer Vaierl. Hift. bi. 414.  HISTORIE. ft |j Havenen van Groot-Brittanje, als mede lxxxv, „ in verfcheide Havenen, dier Kroone boek. „ in Noord- America toebehoorende, over-——■ „ zulks aan de zydè des Engelfchen Hofs.,, 1759. „ eerst en voor alles behoorde te worden „ vastgefteld, dat alle Schepen der gemel„ de Onderzaaten , geduurende deezen Oorlog tusfehen Engeland en Frankryk, ,, genomen, en tegen welke geene Gedin„ gen , ter laatde . indantie waren aange„ vangen, terdond kost - en fchadeloos zou„ den worden ontdragen : en wel omtrent „ die zich in Engeland bevonden, binnen „ vyftien dagen naa het tekenen der Acte „ en Overeenkomst, binnen het zelfde „ tyds bedek,moeden omtrent de Schepen „ in de Americaanfche of andere Havens „ der Engelfche Kroone opgebragt , de „ noodige bevelen tot het hierby bepaalde „ Ontdag worden afgevaardigd, en zulks, „ zonder eenige uitzondering der Plaatzcn in America, werwaards dezelve bedemd „ waren, ten tyde van derzelver vertrek, „ of waar dezelve mogten opgehouden „ weezen; en gevolglyk, dat de Schepen, „ die een Maand vóór de tekening der Ac„ te, in vertrouwen op 't bovengenoemde „ Traclaat, gezeild mogten weezen, geen„ zins in beflag zouden genomen worden \ ,, of, indien 'er zich reeds eenigen in dit „ geval mogten bevinden, als dan, zonder „ ecnig uitdel, kost - en fchadeloos ontdag „ zouden bekomen, op de vertooning van „ derzelver Papieren, bewyzende dat dem zelve, ten minden een Maand vóór de D 3 " » te-  54 VADERLANDSCHE Lxxxv. „ tekening der Adte, uit de Havenen E o e k. „ der Republiek waren gezeild : welver- „ flaande dat Ider in geenzins zouden be- l759- n greepen weezen zoodanige Contrabande „ Goederen, die eenig Schip zou voeren, „ welke by het meergemelde Traétaat „ waren verbeurd verklaard. — Dat, wy5, ders, ten öpzigte van zodanige Schepen „rof Goederen, toebehoorende aan Inge„ zetenen der Republiek, welke reeds „ verbeurd verklaard en verkogt zouden „ mogen zyn , de daar van gekomene „ Gelden' aan den regten Eigenaar zouden „ worden betaald. — En, wat de Schepen betrof, waaromtrent de Regtsgedin„ gen hingen voor het hoogde "Geregts„ hof, zouden van zyne Majefteit zodani„ ge bevelen gegeevcn worden, waar door „ dezelve terflond zouden ophouden." — Zy voegden'er by „dat, dewyl, ter ge3, legenhcid van deezen Oorlog, Klagten „ van wegen zyne Groot Brlttann/fchcMa.„ jefleit ingekomen waren, dat Schepen, „ onder Hollandfche Vlaggen vaarende, „ met Dubbele Papieren voeren, en men, „ aan de andere zyde, van Wèdé^êi Al-„ gemeene Staaten geklaagd hadt overBui;| tehlpoorigbxdcn , door Engelfche Kaa„ pers of Schepen, die zich dus. lieten „ noemen , aan de Hollandfche Schepen }■ gepleegd , by wcderzydfche Mogenhe„ den zou goedgevonden worden.; dat al£ Je de geenen,'by' welken men Dubbele j, Papieren -zou vinden \ "t zy vero^dcr% ï&$3 worde \ dat, dezelve toebehoorden „ aan  H I S T O R I E. 55 * aan Onderdaan cn van .zyne" Groot Brit- lxxxv^ „ tannifche Majedeit, of aan die van de boek. „ Algemeene Staaten, niet zouden worden . — „ te rug gevraagd, noch van de zyde zy: 1759. „ ner Groot Brhtannifche Blajedeit, noch „ van die hunner Hoog Mogenden : en „ dat, om te zekerder te'•zyn, wat daar „ door is te verdaan , by deeze Acte „ zou worden verklaard, dat AtPaspoor„ ten of Zeebrieven en Convoicedullen , „ door twee onderfcheidene Mogenheden „ gegeeven, alleen zouden verdaan wor„ den Dubbelde Papieren te zyn ; en „ diensvolgens geen Vrygeleibrief of ee„ nig Gefchrift, in eene andere, dan, de „ Engelfche of Duitfche Taaie gefchreeven 5, daar voor zou worden gehouden; doch „ dat ingevalle beweezen zou worden zodanig Papier , onder verfcheide benaa„ minge, en in de plaatze van een Zee„ brief of Convoicedul, gebruikt te wec„ zen, de Capitein van zodanig een Schip „ in dat geval , zou worden aangemerkt „ als een Onderdaan of Inwoonder van ee„ ne andere Mogenheid dan die geene, „ tot welke hy met de daad behoorde." 'f Hoe weinig deeze Voordag voldeedt Dezelve bleek , eensdeels uit een nader Vertoog ^eedl door dien Gezant gedaan, en anderdeels uit een Ontwerp van de En^elfhe zyde in Sprokkelmaand, overgeleverd. In het eerde betuigt hy, dat het Ontwerp der Staaten ,, bevonden was niet aannee■„ melyk te 'weezen; " het overtoUig oordeelende over den inhoud uit te D 4 brei-  55 VADER LANDSCHE txxxv. breiden. Alleen had hy zynen last te> boek. openen, die hier op uitkwam. _ Dat da 70T,g'oa,anSaande het 0nt{laS ^ HoÜ 1709. landfche Schepen , in de Engelfche Havenen opgebragt, geenzins kon afwyken van de Regelen hem door deRykswetten voorgefchreeven; de Kroon kon nooit eene buitengewoone Uitfpraak , ten verzoeke van eemgeMogenheid, hoegenaamd, geeven. Het Traétaat van m d c l x x i v, opge. helderd door het Traótaat van mdccxvi, bepaalde de wyze van Regtsoefening, om. trent de Schepen en Onderdaanen tfer bei. de Natiën, wanneer zy, in tyden van OorJog, in eenige Havenen der Wederzydfche Mogenheden werden opgebragt. — Wat het Uitdel der Regtsoefeningen , 's Ko, mngs Raad ten laste gelegd, betrof, werden hunne Hoog Mogenden verzogt, een nader onderzoek te doen; dewyl ver zich groote redenen opdeedcn om te gelooven, dat zodanig een Onderzoek daadelyk zou tponen, dat die dit durfden dellen, hunne Hoog.Mogenden zogten te misleiden, 't Was meermaalcn gebeurd, dat verfcheide van die gedaane Klagten, in plaats van waarheid , der opmerkinge en . tusfehen.komfle hunner Hoog Mogenden onwaardig ■ bevonden waren. - Omtrent de Contrabande Goederen hadt men zich, tot nog toe ,. ongewillig betoond tot eene nadere uitlegging te komen ; 'er werd tyd vereischt om vast te dellen, welke foorten van Scheepsbouw-Materiaalen daar. in behoorden begreepen te weezen. Aaneen nav - de?  HISTORIE. 5'r der onderzoek moest dit worden overge- lxxxv. laaten. — Niet minder moeite baarde het b o e e, bcpaalen hoedanig de Papieren behoorden ■ - te weezen ingerigt, waar mede de Capi- 1759. teins der Schepen van beide de Natiën, dienden voorzien te zyn , ten einde allen a.oterdogt voortekomen. De Admiraliteits Heeren hadden hunne Regelen, naar welke zy verpligt waren zich te gedraagen: deeze waren aan beide de Natiën gemeen, en ieder geval moest naar deszelfs byzondere omdandigheden worden bedischt. By dit fchor luiddende Vertoog, ging Ontwerp een Ontwerp van Overeenkomst, naar 't van Over. beprip des Engelfihen Hofs, hier m be- JJJ™*£ flaande. „ Dat wederzyds verklaard zou grip van „ worden, dat het VIII Artykel des Trac- het FngtU „ taats van mdclxxi v, zich geenzins Jchs Hot11 uitdrekte , noch behoorde te worden 1; uitgelegd zich uit te ftrekken, tot het 11 verleenen van zodanige vryheid aan de „ Onderdaanen en Schepen, der wederzyd„ fche Verdraagende Mogenheden, om te „ mogen vaaren en handeldryven na ecni„ ge Volkplantinge, Bezittinge, of Plaat„ ze in America , toebehoorende aan de „ vyanden van zodanig eene Mogenheid f. , „ welke in Oorlog zou geraakt zyn; noch. „ om na America of na eenige Volkplan„ tingè, Haven of Plaats daar in gelegen, „ te mogen voeren,..of wederom van zo„ danig eene Volkplanting, Haven of „ Plaats te brengen, van eenige Plaats bin„ nen de Grenzen van America, eenige Goederen of Koopmanfchappen, welke D 5 o» J»  58 VADERLANDSCHE lxxxv. „ in eigendom toebehoorden aan de Vyanb0 5k. » den van zodanig een Mogenheid , als 7, dan in Oorlog weezende, of komende J-759- 5? te geraaken. — Als mede dat het ge„ melde VIII Artykel zich niet uitftrekte, „ noch behoorde verdaan te worden zich „ uit te drekken , tot befchermingc van „ eenige Goederen of Koopmanfchappen, „ in eigendom toebehoorende aan de Vyan„ den van een der beide in Verdrag tree,i dende Mogenheden , onder voorwend99 zeI van het Voorregt en, de Vryheid,. ,j by het meergemelde Artykel toegedaan, „in gevalle de Goederen waren gelaaden, „ of de reizen met dezelve aanvang geno„ men hadden, in Schepen of Vaartuigen , „ toebehoorende aan de Vyartden van e'én „ der Verbintenis-aangaande Mogenheden, „ -welke in Oorlog zoude mogen zyn of „ worden ingewikkeld: welke praétyk, in „ het Engehch doorgaans genaamd wordt „ transhipping, in "het'Hollandsen overfihe„ pmi" Gedagten Beide deeze weinig goeds en fpoeds be- ?4rWcieIooy,ende/1Stukken werden na de byzondeKoophe- re Oeweden toegezonden, om by derzelden hier ver Leden onderzogt te worden, Burgeover. meeders van 'Amftcrdam delden ze, geiyk meermaalcn, in handen van Kooplieden, als best in daat om hier over te oordcelen, en des berigt te geeven. Zy namen ze in rype overweeging, en leverden een breedfpraakig veel behelzend Antwoord in, wel geheel aflehryvenswaardig , doch te lang. om hier plaats te vinden,1 het voornaam!ics be-  H I S T O II I E. 0 beftondt hier in. - Met groote fmerte lxxxv. hadden zy gezien, dat, niet tegenftaande boek. de aangewende onvermoeide poogingen, «■ om de Verfchillen uit den weg te ruimen, 1759. de zaaken zo weinig waren gevorderd, dat men zich niet 'kon vicijen een goed einde daar van te zullen zien. Met hoe veel voorzigtigheids en beleids het Ontwerp tot eene Overeenkomst, ook was opgedeld, hoe zeer men daar in de denkbeelden gevolgd hadt, die men uit deGeiprekken met den Gezant yorke oordeelde, aangenaamst aan het Engelsch Staatsbewind te zullen wcezen, werd het, egter, verworpen , en uit naam des Komngs onaanneemelyk verklaard; ja een Tegen-Ontwerp overgegeeven , 't welk de Handel te recht aanzag, als gefchikt om de laatfte hand aan de verdrukkinge en ondergang van alle Vaard en Koophandel te leggen, indien men in 't begrip mogt vallen, dat men ook zo verre aan Engeland moest toegeeven, dat men zich hier in aan 't zelve blindelings onderwierp. De Onderhandeling van den Staat met Engeland, hadt twee groote-Oogmerken, om naamlvk vry te krygen de -Schepen, door de Engelfchen, tegen de trouw der Verbonden, opgebragt; en om zekerheid voor de Vaard en Handel in het toekomende te verwerven. Toetfle men het Vertoog en het Ontwerp des Engeljchen Gezants,'aan die twee groote oogmerken, de inhoud van het eene noch het andere, Zou by bevinding dat» aan voldoen, ? De Aan-  So VADERLANDSCHE ï-xxxv. Aanbiedingen van de zyde der Republiek »oek, verklaart men onaanneemelyk; het bedino- . van de Vrygeeving der Schepen houdt men 1759. onmogelyk, en daathet'gladaf; de Koning kan niet afgaan van de Ryks wetten , en agt geeven op de Vertoogen van eenige Mogenheid, om, buiten geregtlyke bedisiingen, ontdag te verkenen. Spreekende gevallen wcezen het tegendeel uit. Dan hoe zeer het, den Zeehandeldryvenden fmerttc, dat zy, tot hunne groote fchadc, uitdel op uitdel moeden verdraagen, nog gevoeliger waren zy, over eene Bcfchuldiging, hun ten onregte aangedaan, als of zy met onwaarheden de Regeering^ zouden hebben zoeken te misleiden. Zy vorderen een nader onderzoek, ten einde moge blyken, wie het was die zogt te misleiden. Gerust was de Koophandel, dat de uitkomst alle de Klagten by de Hoogc Rcgcering gedaan zodanig hadt bekragtigd, dat 'er' geene onwaar of van zo weinig gewigts zouden gevonden worden, dat ze de aandagt der llegeeringe niet verdienden. Hadden die Klagten, in den beginne, wat meer gehoors mogen erlangen , zy zouden, buiten twyfel, de, fmert niet hebben om de zaak tot het te-' genwoordig uiterfte gebragt te zien. Het langer- uitdel om de gedagten over de vermeerdering der Contrabande Waaien te uiten, flrekte maar al te baarblyklyk om den Ingezetenen van den Staat'de Vaard en Handel op Rusland en Moscoyien te beletten. Het Vertoog van yorkb 'Oi . wees'  HISTORIE 6i wees genoegzaam aan , dat men alle lxxxv. Scheeps-Materiaalen, als het den Engel- boek. fchen, volgens hun Stelzel van Conventen- —.—tie, in 't hoofd kwam, daar onder zou be- 1759. grypen. Wanneer de deur altoos open bleef om alle Schepen met Oosterfche en 'Noordfche Voortbrengzelen gelaaden, en verder als onze Havenen bedemd, op te brengen en aan te houden. Hadt men van het vrygeeven der opgebragte Schepen, en van het vergoeden der Schade niets te verwagtcn, dan 't geen by den Regter flondt uitgeweezen te worden; men • zou geene meerdere zekerheid voor het vervolg hebben, dat de Vaard en Handel van de Ingezetenen ongedoord zou kunnen gefchieden: de Middelen daar toe, door hunne Hoog Mogende voorgedaagen, werden niet genoegzaam geoordeeld, en men gaf voor nauwlyks Middelen te kunnen vastdellen, gefchikt om allen vermoeden weg te neemen. Men verkoos in Engeland de zaak te laaten aan de langwylige Üitfpraak der Gcregtshoven, die hunne Inftructie hadden om naar dezelve te oordeelen, en die men voorgaf best in daat te zyn om ieder zaak op zich zelve, volgens haare verdienden, te bedisfen. Hier door bleeven de Schepen der Handeldryvende Ingezetenen van den Staat in eene geduurige zwaarigheid van opgebragt te worden, en lange Regtsgedingen te moeten ondergaan , 't welk, buiten tegenfpraak , alle Vaard en Handel zou flremmen. Voorts ontleden zy, in dit Vertoog, van duk  62 VAÖERLANDSCHE J-xxxv. ftuk tot ftuk het boven opgcgceven Er^ Boek. gelsch Ontwerp, en daalen af tot vccle by- zonderheden , verfcheide zwaarigheden,die 1759- oppervlakkig 'er niet in lagen opgedooten opperende, „ ten einde," gelyk zy zich uitdrukken, „ by andere Onderhandelinj, gen de kleinigheden niet over 't hoofd „ gezien worden." — Met die wederleggende ontvouwing, meenden zy getoond te hebben, dat wy, door dit Tegen-Ontwerp, zouden verliezen het regt van de rechtdreeklche en zydelingfche Vaard en Handel op de Franfche Volkplantingen in America, dat wy na onze Volkplantingen geene Goederen voor Franfche Rekeninge zouden mogen voeren, ook niet van daar na eenige Plaats, Volkplanting of Vadigheid der Franfchen , noch van daar of van onze Volkplantingen, herwaards, of na eenige andere Plaats van Europa, en dat alle Goederen, by wege van Overfchepen in onze Schepen genomen, 't zy in Europa, 't zy in America, aan Verbeurtverklaaring bloot zouden gedeld zyn. En wat kon tegen alle die nadeelen ten voordeele bedongen worden ? het Vertoog van den Heer yorke gaf niets zodanigs op. Het ontzaglyk aantal Schepen in Engeland opgebragt, moest men aan de onzekerheid der Regtsgedingen overlaaten. De Schepen, die op Zee waren, en in 't vervolg hunne uit- of t'huisreize zouden moeten doen, bleeven aan dezelfde zwaarigheden onderhevig; men wilde geene fchikking omtrent Papieren toelkan; men wees de  HISTORIE. 3 de Schippers na de Admiraliteitshoven ; lxxxv, men repte noch roerde geen woord van het boek. beteugelen der ongehoorde Buitenfpoorig-——heden van de Kaaperen, waar over meer-1759. maaien, zo bitterlyk was geklaagd; enten kiatden, men wilde, omtrend de Scheeps Materiaalen, het aangenomen Stelzel van Convcnientie opzettelyk blyven volgen. Ouder verbeteringe kwam het hun, derhalven, voor, dat 'er zich geen reden opdcedt waarom de Staat, zonder betere Voorwaarden te bedingen , in dit Tegenontwerp zou treeden. Onder eene genoegzaame Befcherming konden de Ingezetenen van de Republiek, voor 't grootfte gedeelte, in 't genot blyven van die Vaard en Handel , waar van men , door deeze Overeenkomst, zou afzien, en zy, of hunne Schepen en Goederen werden van geen erger natuur e. Zy zouden zich niet in laaten of de Onderhandeling met Engeland moest aangehouden , op eene andere wyze aangevangen , of geheel afgebrooken worden: dit liep buiten hun taak; dan, hoe zeer zy van harten wenschten dat zy , door iets' toe te geeven, den overgrooten fchat van hun in Engeland vastgehouden, konden wederkrygen, en dat zy, in 'tvervolg zeker mogten zyn van hun Vaard en Handel gerustlykte zullen kunnen voeren, zo konden -zy niet bepaalen wat 'er toe gegeeven zou behooren te worden , of van welke eifchen men eenigzins zou kunnen afdappcn. Verfchillende belangen maakten dit al?  H VADERLAND S C II É allermoeilykst, doch, hoe zeer de belaft* fiftT-K. gen verdeelden de gevoelens deswegen on- derfcheiden waren Ademden alle de Belang- <75y- hcbbenden hier in overeen, dat, al wilde men iets opofferen, en men deedt daarvan, op nieuws, aanbiedingen aan Engeland, het voorgaande allen grond gaf om te vreezen, dat het niets zou Vorderen. Immers hadt men gezien dat, zo lang de Kooplieden met yver hunne belangen inbragtenj en eer de Onderhandelingen begonnen waren, van de zyde des Gezants •yorke Voorgegeeven werd , dat alles zich gundig zou fchikken , als mede dat een groot aantal Schepen te gelyk zou vry gegeeven worden: mits men ïlegts aan onzen kant, eenige infchiklykheid wilde gebruiken , en afzien van de Vaard en Handel op de Franfche Eilanden. Vertrouwende op de goede belofte hadt de Regeering getoond in Zo verre Engeland wel ten gevalle te willen zyn, en te verklaaren* dat het Verdrag van mdclxxiv geene betrekking zou hebben tot de Vaard en Handel op de Volkplantingen van andere Mogenheden. Nu eischte men meer, en zogt alle onze Schepen na en Van onze eigene Volkplantingen komende , aan een lang en moeilyk Onderzoek bloot te dellen, en men fchreef ons zo veele Wetten voor, dat de Ruine vart de Vaard en Handel op de West-Indien daar ganschlyk mede gemengd was. Te deezer oorzaake durfden zy zich niet vleijen, dat eene andere aanbieding van welk eene natuure dezelve ook  II I S T O R I E. 65 ook zou mogen weezen, meer een gunfti- lxxxv; i ge uitwerking zou doen. boek» ■ i 't Zou dan , huns oordeels , gei'aadcn — J zyn, zich, in gods naam, over te- gee- 1759. ven aan den Regter, en hunne zaak te laaten aan de Gewoone Regtbank, hoopende, 1 dat god Almagtig, de harten der Regtei ren tot kort, goed en onvertoogen Regt en Geregtigheid, ingevolge- der heilige Traci taaten, zou neigen. — Niet te min bleeven : zy altoos by die gcdagten, dat het ten hoogden noodzaaklyk was, om Vaard en j Handel door een genoegzaam aantal.Oorlogfchcpen te beveiligen, :om niet van den ' vryen Wil en Ovcrheerfchinge van andere 1 Natiën af te hangen (* ). In deezen zo verre verwyderden dand, -c-Gezant* Ibevondt zich de zaak der Ouderhandelinge fchap_ ! alhier, toen het Gezantfchap boven ver- £0mt^ imeld (f) ïaar 't Hof van Londen bedemd en krygt werd. De Heeren tot het beklceden van 't gehoor, zelve verzogt, aanvaardden die post, en itaaken, van één Secretaris en twee Klerken vergezeld, in 't begin van Grasmaand, i naar Engeland over: waar zy, den zeventien1 den dier Maand, Gehoor kreegen by zyne Majcffeit, die op den voordragt van het Oogmerk hunner Bezendinge, by de gewoone verzekering van zyne Vriendfchap voor deezen Staat, betuigde. „ Indien'er . 5, eenige Gefchillen ten opzigte van den „ Koop- ' (*) Nederl. Jaarh. T750. bi. 374. (t) Zie hier boven, bl. 50. XXIII. deel. E  66 VADERLANDSE H E lxxxv. „ Koophandel gereezen zyn, zo moeten li o f, k. „ dezelve aangezien worden als de gevol- „ gen van eenen lastigen Oorlog, welken 1759. „ wy genoodzaakt zyn met Frankryk te „ voeren. Gylieden kunt hunne Hoog „ Mogenden verzekeren, dat Ik, van my„ ne zyde, zal poogen alle Hindernisfen in „ die zaak uit den weg te ruimen, en Ik „ ben verbiyd,' dat Gylieden met gelyke „ genegenheid herwaarts zyt overgeko„ men." — Wy zullen, vervolgens zien wat uitwerking deeze nieuwe Onderhandeling hadt (* ). 's Lands < j-jet beste red- en hulpmiddel tegen de versterkt toeneemende kwaaie der Engelfche Zecrooen Con- ' veryen , door de''Amfi'erdamfche Kooplievoyen ver- den, in 't dot huns berigt en raadgeevenleend. jen Vertoogs, voorgedraagen, het verfterken derZeemagt, en het verleenen van een genoegzaam Geleide,was eenigzins,fchoon niet met voldoende kragt, te werk gedeld. Men beloofde zich eene betere werking; naardcmaal de Algemeene Staaten, fchoon de Afgevaardigden van Stad en Lande alleen op 't goedvinden hunner Zenderen bewilligden , en Utrecht met Overysfel het doen eener Aantekeninge daar tegen zich voorbehielden, in Sprokkelmaand, beflooten vyf- en - twintig Schepen van Oorlog uit te rilden: en, naar een oud gebruik, "wanneer men met 's Lands Zeemagt iets ernffigs voor heeft, het Plakaat vernieuwden , 't welk het werven van Bootsvolk voor (*} Neder!. Jaarb. 1759. bi. 289 en 292.  II I S T O R I Ë. voor vreemde Dienden verboódt, _ en het tltf&ti Bootsvolk om zich in vreemden Dienst te boek. begeeven, of, zich 'er in begceven heb—. « bende, langer daar in te blyven; teneinde 1759. deeze Landen van Inlandsch Krygs- en Scheepsvolk niet te laaten ontblooten, daar men het tegenwoordig, ten diende van den Lande, genoegzaam kon plaatzen. Van deezen moedgeevenden aart was een tweede Plakaat, de fehikkingen behelzende omtrent het ligten van den Tienden Man der Groenlandfche en den Vyf den Man van andere Schepen om deManfchap te bekomen op de in dienst gedelde Oorlogfchepcn (*). — Veele Convoyen naa verfchillende Havens werden dit Jaar verleend, en de vermindering der Engelfche Kaapcryen was daar aan grooteu deels toe te fchryven. Op meer dan eene wyze dienden zy den Koophandel en Zeevaardy ten aanmerklyken voordeele, Mogten wy , in; den voorleden Jaare,' Moecfte. reeds gewaagen van eenen onverfchrokken t00n V"!L Capitein haringsma, ;van eenen \ana\jcie \ moedigen-b in ke s (t), wy mogen thans Vloot, niet onvermeld laaten, een en ander Vloot- voogdes | voogd, die de eer van 's Lands vlagge, ffi^ epjecne meer dan gemeene wyze ophieldt. J Een Engeljche\\.?iaper hadt de .doutheid öttl op de 'Rcede van Mallaga, een Hollands Koopvaardyfchip , van onder het Gefchut van vier Hollandfche Oorlogfchepen? Weg te neem en; de Schout-by-Nagt joosr - fÖ( I "' ,< ''/.••' • ' sels (*) Nederl Jnnrh. 1759 bl. 290 en 293. (t) Zie onze Yaderl. 'Hijl. XXU D. W. E a  f53 VADERLANDSCHE lxxxv. sels beval terftond met fehcrp ma de boek. Oorlogfchepen op den Kaaper te fchieten, en werden 'er terftond zes gewapende floe- i752-pen afgezonden, om den moedwil van den Kaaper te beteugelen : deeze waren egter hier toe niet indaat, waarop een der Óor' 'logfchepen last kreeg anker te ligten, en den. Geweldenaar te agtervolgen : het Koopvaardyfchip werd hernomen, en behouden ter Reede gcbragt. — Capitein j a n ^ hendrik pol van ouryk, die, in de Haven van Livomo ten ankerliggende, een Engelsch Oorlogsfregat zag binnen komen, met een genoomen SmirnaVaardcr eischte dit Schip te rugge, en kreeg 't zelve: in de Straat van Gibraltar, ontmoette hy een IMlandfchen Koopvaarder, reeds door eenEngelfchenKaaper genomen, deeze het Hollandfche Convoy naby gekomen, klaagde dat men hem zonder rede te Gibraltar wilde opbrengen , waar op de Zee - Capitein de Engelfchen van het Koopvaardyfchip afnam, dezelve te Cadix bragt, en de verlofte zyne reis.vervolgde. — Van meer gewigts was de Ontmoeting van Capitein annius lodewyk betting, met de Engelfche Vloot, onder het bevel van de Admiraalen boscauwen en br o d e Ric k, zeventien Schepen van Linie derk. Op de hoogte van Cartagena wegens tegenwind met zyne onderhebbende Koopvaardyfchepen moetende kruisfen, kwamen vyf Engelfche Oorlogfchepen op dezelve af, die ze niet alleen enderzogten, maar zich ook meefter maak- ' ten  HISTORIE. 69 ten van die den wil na Marfeille hadden, lxxxv. Engelfche Officieren 'er op dclden en de boek. Scheepspapieren onder zich namen , met :—• bevel aan de Schippers dat zy de Engel- 1759fihe Oorlogfchepen zouden hebben te volgen. Capitein betting zag deeze mishandeling der Hollandfche vlagge niet, of vaardigde onmiddelyk een zyner Officieren af na boord des Engelfchen Admiraals r> o sc au wen, met de vraag of het diens orders waren dat de Hollandfche Schepen aan zyn Convoy toevertrouwd, zouden onderzogt en opgebragt worden? - Schoon deeze berigten liet, dat hy daar toe geene bevei len gegeevcn hadt,bleevenegterdevyfOori logfehepen de na Marfeille bedemde Koop' vaarders, als goeden prys,met zich voeren. 1 De Elollandfche Zee-Capitein, van onge1 duld en verontwaardiging brandende, deedt 1 daar op fein om den Engelfchen Admiraal te fprecken, en zette alle zeilen by om hem te naderen. De Commandant der vyf Oorlogfchepen dit ziende, en zich,geen goeden uitdag van dit mondgefprek beloovende 1 bcdoot de Papieren aan boord der flinks 1 veroverde Schepen te rug te zenden , de Engelfche Officieren 'er af te necmen , en 1 dus dezelve te ontdaan, 't Scheen dat de . Engelfche Admiraal zich niet nader wilde ]laaten fpreeken, of zich aan voldoening, 1 wegens de toegelaatene fchennis, wilde ontitrekken, althans hy zette, toen het HoU 1 landsch Oorlogfchip jagt maakte om by hem 1 te komen, alle zeilen by. Tot den nagt zeilde Capitein betting hem na, de E 3 duis-  7o VADERLANDSCHE Lxxxv. duisternis deedt de Engelfche Vloot uit zyn boe Ki gezigt geraaken, en hy vervoegde zich, ■ niets meer kunnende uitwerken, weder by 1.759. de Koopvaarders onder zyn Geleide, die hy veilig te Marfeille bragt, ontrukt aan de klaauwen van laaghartige Roovers, die, op het gezigt van Regts eisch, den prooy verlieten , en zich van den nagt bedienden om ade verantwoording te ontduiken. Schipper 't Ontbrak den.Nederlandfche Schipperen km redt" aan geen moedbetoon, als zy eenigzins in zich moe- ^aat van tegenweer den vyand het hoofd üi'a. konden bieden. Schipper jan dekker, leverde hier van blyken. Hy was, onder het Geleide derZee-Capiteins dirk hartog en jacob de wilde, met eene Vloot van omtrent vyft'ig Koopvaardyfcbepen, uit de West - Indien behouden tot voor den Hollandfchen wal gekomen, en met vyf Zeeuwfche Schepen na VHsftngen moetende, op de hoogte yan de Maas van't-Convoy gefcheiden, zeilende als Commandeur van dit vyftal. Reeds in de West-Indien hadden de Engelfche Kaapers het byzonder op Zyn Schip gemunt, 't zelve- naauwkeurig doen uitfchilderen, en met eene ganfche menigte te gelyk op hem gepast; doch, hadt hy om die verkenning te ontwyken, zyn Schip, kort vóór zyn vertrek, laaten verfchilderen. Dit kon hem niet beveiligen voor de aanttadering eens Engelfchen Kaapers in het opkomen der Gronden : alles duidde aan dat deeze op hem een kans gou waagen'. De wakkere dekker, Wfelbemand èn van het noodige tot tegenweer  HISTORIE. 7\ weer voorzien, riep zyn Scheepsvolk za- lxxxv. men, en vroeg wat te doen, mdicn deeze bolk. Roover hun aantastte ? 't Rustig Volk —antwoordde éénpaarig, dat zy, in t gezigt i. 0y. van 'tLand zynde, niet voorneemcns waren zich te laaten neemen en opbrengen; maar datzyvegten zouden, zo lang zyitaan konden. Van den moed zyiis kloekberaaden Volks verzekerd, liet hy'alles in gereedheid brengen om te daan, maakte klem zeil om den op hem aan zeilenden Vyand te toonen dat hy hem niet vreesde: deeze, die toerusting en het onverzaagd inwagten ziende, hadt geen lust zyne kragten te beproeven, op gemaklyker buit wagtende, deinsde hy af, en loefde op. _ . Niets moeilyker in de daad, dan liet be- ge ^ waaren der Onzydigheid omtrent Oorlo- zant r>5AF» o-ende Mogenheden, die, door jalouly ge- FKY levert Sreeven, met een naauwléttend oog , alles een V>rsade daan, wat ecnigzins als daar van ver- ">°S inwyderende kan aangemerkt worden; eene bezwaarlykheid, welke natuürlyk vermeerdert in een Land, waar de Koophandel, niet ligt eene gelegenheid tot winst onaangegreepen laat voorbyglippeit. De Frmfche en Engelfche Gezanten in 'sGravcnhaafre deeden by aanhoüdenheid voordellen hier toe betrekkelyk. — De Graaf d' a Fr fry leverde,in Zomermaand, onder andere een nadruklyk Vertoog in, by 't welk hy betuigde, dat de Koning, zynMeefter, wegens de Ongemakken van den Oorlog, en nog meer wegens de Ongeregtighcden, den Handeldryvenden Onderdaanen derReE 4 P°"  72 VADERLAND S C HE lxxxv. publiek aangedaan door de Engelfche Oorb o e k. logfchepen en Kaaperen, zeer geraakt, hem ■ : bevolen hadt hun Hoog Mogenden kennis 1759. te geeven, dat zyn Majedeit Hun crndig aanmaande, op den Handel hunner Onderdaanen een byzonder en gunftig oog te vestigen. „ Het Hof van Londen" Iprak hy, „ misbruikt het goed Vertrouwen en de „ Infchiklykheid van uwe Hoog Mogen„ den. De Koning myn Meeder biedt u „ een gedeelte van zyne Magt aan, om de „ groote Verongelykingen uwe Vlagge „ aangedaan, te wreekcn. Zo uwe Hoog Mogenden deeze Aanbieding niet aanncemen hoopt zyne Majedeit, egter, van „ uwe gundige genegenheid en goede „ meeninge, dat zy zich over dcszelfs „ Magt niet ontzetten zullen, welke hy „ aanwendt om zyne Vvanden te bedwiii„ gen, en tot den Vrede te noodzaaken. „ De Koning verlaat zich al te zeer op de „ gelukkige Vereeniging, die tusfehen zy„ ne Majedeit en uwe Hoog Mogenden „ tot dand gebragt is, dan dat dezelve „ zich verbeelden zou , dat zy door de „ kundige Aanzoeken zich zullen laaten „ vervoeren, welke men by hun doen „ durft, om aan Engeland bydand te ver„ leenen, in gevalle zyne Majedeit eene -„ Onderneeming tegen 'de drie Koningry„ ken van Groot - Brittannien mogt werk„ dcllig maaken." — Voorts bragt hy hun Hoog Mogenden onder 't oog, dat men, in eenige Gewesten, verborgen Onderneeraingen deedt .; dewyl verfcheide In-  HISTORIE. 73 ; Ingezetenen, de Wetten van'den Staat lxxxv. . overtreedende , aan de Galüëerde Ar- bolk. mee Levensmiddelen leverden: en maande hun ten erndigde aan tot het volltan- 1759. dig betragten eener naauwkeurige Onzydig- heid. Op een geheel anderen en voldrcktcn Y o > k e klaagtoon was het Vertoog gcflemd, door jgjy* den Heer y o r ke,in Hertstmaand, ter wegers de gemeene Staatsvergaderinge overhandigd. Krygsbe. Hy vangt aan met het vermelden van her- h°etjf nrfc haalde Bcrigten, door zyne Groot-Brittan- ^ ver. * | nifchc Majedeit ontvangen, wegens een lcnaft. verboden Koophandel, door eenige Nederlandfche Kooplieden, ten voordeeie van I Frankryk gedreeven, bedaande in Kanon en Oorlogsbehoeften, aan boord van Hollandfche Schepen uit de Oostzee naar Holland overgevoerd : een Koophandel niet alleen ftrydig tegen de Verbintenisfen, welke, volgens de Tractaaten, behoorden dand te grypen; maar ook onbedaanbaar met de Önzydigheid, met de daad of dilzwygend, aangenomen. „ Zyne Majedeit delde te „ veel vertrouwen in de Vriendfchap van „ de Republiek, om een oogenblik te twy„ felen of hunne Hoog Mogenden zouden „ beletten, dat zynen Vyanden, door hun„ ne Onderdaanen bydand verleend werd, „ veel min dat zy zouden toelaaten dat men in hunne Steden Arfenaalen maak„ te." 't Was hun Hoog Mogenden niet alleen door 't algemeen gcrugt bekend, dat 'er op ES de  74 VADERLANDSGHE lxxxv. de kuden van den Oceaan groote toebereidboek. zeis gefchieddcn; doch zy waren ook, door-, . denFranfchenAfgezant, onderrigt, hoe dat 1759. Hof ten oogmerk hadt, een inval te doen in de Koningryken van zyne , Groot - Brittannifche Majedeit: dusdanig eene bekente■nis geregtigde den Koning zyn-Meeder, om maatregels te zyner bcvciliginge tc beraamen, en uit kragt der Tractaatcn , meer te verzoeken dan hy tegenwoordig deedt. De oplettenheid der Engelfche Vloot en ftrekten ten beletzel om de Oorlogsbehoeften, openlyk in de Havenen van Frankryk te voeren, dit noodzaakte die Mogenheid geheimcr middelen, ter bekominge van dezelve , in 't werk te dellen 5 deeze hoopte men te vinden door het gebruiken van geleende Naamen van byzondere Perfoonen, en door deezen de Oorlogsbehoeften langs de Binnenvaarten van dit Land, en de Hollandfche Plaatzen, tot aan Duinkerken en elders toe, te doen brengen. - Hiertegen verzogt hy eene onverwylde en kragtdaadige voorziening. Deezen eisch drong hy aan, door te gewaagen van de Oplettenheid, welke zyne Majedeit onlangs betoond hadt omtrent.de Vertoogen van hunne Hoog Mogenden wegens de Buitenfpoorigheden der Engelfche Kaaperen, door, by eene Acte van het Parlement, derzelver Koersfen en Onderzoekingen te bepaalen — door te reppen van de goede uitwerking, welke de Koophandeldry-  HISTORIE. M firvvende Steden deezer Gewe.ften onder- lxxxv. vonden, en de Vryheid van Schcepvaard, bolk. welke zy genooten te midden der Oneemg- ■ heden die Europa beroerden, waar door 1759. hun Koophandel veel verder uitgebreid was dan zedert veele Jaaren. „ Zulk eene weezenlyke blyk van Vriendfchap en Tocreevenheid, (zo durfde hy zich uit' keten) van de zvde des Konings, behoor" de eenige erkentenis te vinden; tenmin" den moest het aan de Kooplieden, die zo fchielyk geweest waren in zich over ,, Engeland te beklagen, niet vrydaan tot „ Buitenfpoorigheden te vervallen, die het „ ftrengde Onderzoek van hun Gedrag had" den kunnen regtvaardigen. Hunne Hoog ' Mogenden zouden daaromtrent ongetwyfeld alle mogclyke oplettenlïeid gebrui- „ ken." ' In 't voorbygaan herinnert hy zyne herhaalde Vcrtoogen, wegens de'Overvoermo-en door de Fortrcsfen van de Republiek, ten diende van Frankryk, gedaan om de Staaten van zyne Groot -Brittannijche iYlaiedeit te overweldigen:. en verwyt dat, in meer dan een geval, het Hof van Jfeenen, ' by hunne Hoog Mogenden gebruikt was, en men zich van deszelfs Naam bediend hadt om Oorlogs- en Mondbehoeften, voor de Franfche Troepen te doen doortrekken , onder den dekmantel van het Barrierre lractaat,' waar aan dat Hof zich niet ; meer hieldt, naa dat men Frankryk in t bezit gedeld hadt, van de Havenen van Uos0 ten-  ?6 VADERLANDSCHE lxxxv. tende en Niemvpoort. — Men hadt dit boek. Tractaat nooit gemaakt om voor Frank- ryk van nut te weezen tegen Groot-Brit- 1759. tan'ft (*). Nader Daar men aan' dit Voordel des Britfchen va>rD'AF-AfgezantS §'ehoor verl?e"d hadt, en de fry over uitvoer van Yzer, Gclchut en Kogels te dit belet- Amfterdam zwaarigheid ontmoette , verten, fchcen de Graaf d'affry, in Wynmaand, met een Vertoog om aan te wyzcn , hoe die zwaarigheid met de Onzydigheid, door hun Hoog Mogenden omhelsd, ftreedt, en het ophouden, deezer Krygsbchoeften, van zyne Majedeit niet anders zou kunnen aangezien worden, dan als eene verbrcekingvan dezelve: dewyl zyne Vyanden , onder den dekmantel dier Onzydigheid van de Onderdaanen der Republiek allen noodigen onderdand trokken. Weshalven hy verzogt, dat, zonder uitdel, die Stukken Gcfchut en Kogels, Langs de Binnenvaarten en Kanaaicu van. Amftcrdam na de Nederlanden mogten gevoerd worden : dat men geen de minde agt zou geeven,- op de heerfchende en vanallen grond ontbloote eifchen ecner nabuurige en jalourfche Mogenheid , die, nier' te vrede met het belemmeren des Zcehan-, dels, regt meende te hebben, om Wetten in 't hart des Lands voor te fchryven, en wier Volksdelzel tot niets anders ftrekte, dan tot verderf der Ingezetenen van - (*) Niierl. Jaari. 1759. bl. 874.  II I S T O R I E. 77 van den Staat, indien zy denzclven niet lxxxv. I kon doen deelen in de ongelukken en ge- boek. j vaaren van den Oorlog (*). ■ ' Deeze Vertoogen, zo drydige belangen 1759. | voordaande, konden niet. wel anders dan J zeer verfchillende Beoordeelingen ontmoe' ten; deezen kielden dat des Franfchen Afgezants 't geen van Hulp fprak, vooreen Syreenen-zang, terwyl anderen de aange! boode Hulp, als eene daad van Edelmoedigheid ophemelden; eenigen oordeelden de klagten des Engelfchen Afgezants gegrond, daar zommigen zich niet genoeg konden verwonderen over de onbefchaamdheid van eenige trekken onze Scheepvaard betreffende. Verwierven 's Landsvaders, in den voorleden Jaare, den vryen Invoer van Gezouten ™ee™ Haring in Frankryk (f) ten grooten voor- mengd dcele dier Visfcherye, de tyd.der vangst houden_ naderende vervoegde zich de Franfche Af- ^Haring gezant by hunne Hoog Mogenden met voor- . dragt, VOerd. ' (*) Nederl. Jaarb. 1759- W. 1041. Tot een (laai wegens het wederzyds uitvoeren van Krygsvoorraad, in deezen Oorlog, kan dien«n, dat onder het Diflricc van het Coflegie der Admiraliteit to Amfterdam, in den Jaare 1756, na Frankryk zyn uitgevoerd 300,000 Ponden Yzer Kanon en ïoccco Ponden Buskruid , en na Londen 7000 Snaphaanen. — In 't Jaar j757 na Londen-140,0000 Pon., den Buskruid, en na Stade 53>ooco Ponden Buskruid. — In 't Jaar 1758 na Stade 250000 Ponden Busknid, en in »t Jaar 1759 desgelyks na itade Ióooco Pondtn Buskruid. (t) Zie oiuc Faderl. FJJl. XXII D. bi. 4S&  ?3 V A D ERLANDSC II È f.xvkv. dragt, hoe 't veelligt kon gebeuren, dat de boek. HollandfcheHmng, mctlingelfche vermengd, * n:l dat Ryk zou gevoerd worden: weshal- 1759- ven hy het noodig keurde, dat de Staaten die vermenging verboden, en dat de Schepen, die Haring in de Havens van Frankryk zouden brengen, met Getuigfchriften mogten voorzien worden, dat de in te brengen Haring alleen van de Hollandfche vangst was. Aan dit tweeledig verzoek werd door een breedvoerig Plakaat voldaan (*). En vergunden de Algemeene Staaten aan de Groote Visfchery de Vryheid van 't betaalen der Laden, die met deezen Jaare ten einde liep, op nieuw, de drie eerstvolgende Jaaren (f). b Steenen Verwekten, m het Dertigde Jaar deeDVVenZeC" Zer Eeuwe' en de daar op eerst volgende, door- ' de Paalwormen, die de Gordingen derDyknaa;;d i ken fa ons Vaderland zo-noodzaaklyk om 't vreezede?- zelve, waar de Natuur het niet met DuiS'1 b£" nen befchut heeft> voor 't geweld des Zeewaters te dekken, doorknaagden, eene algemeene ontzetting: dewyl eene omtrent drie Eeuwen lang goedbevondene, fchoon kostbaarc, Zeeweeringe, als niet langer te vertrouwen, ons ontviel; hadt men zich geluk gewenscht met den door nood bedagten vond om, door Steenen in plaats van Hout den drang en ilag van 't water af te kecren, en de Dyken met eene fchuine glooi- ° Wf (*) Nederl. 7aarb. 1750. W. 740. (f.) Nederl. Jaarb. 1759. bl. 104\.  HISTORIE. 79 jiug vim Kei- eii klipfteen te beveiligen; lxx.w, was het, hoe hoog ook de koden daar van boek. liepen., by ervaarne Werklieden een fpreek woord geworden, Sternen aan den Dyk is 1759. de behoudenis van 't Land, en befieedde kosten (*), in Louwmaand deezes Jaars deedt zich een verfchynfeel op, 't geen ook de veilige zekerheid van dit Belchermmiddel fcheen te wederfpreeken, en werd het eerst ontdekt juist aan dien zelfden Dyk waar men de Paalwormen 't eerst befpeurd hadt, den Westkappeljchen naamlyk op het Eiland Walcheren. . Men bragt te Middelburg waar de Staaten diens Eilands vergaderen, een Doornikfchen of harden Arduinjleen , omtrent honderd en vyf- en- twintig Ponden zwaar, op dezelfde wyze als de Houtenpaaien voortyds van Wormen doorvreeten , en geheel en'al doorknaagd. Men yondt 'er eene menigte van Wormen in, die, nog lecvende, door den Steen kroopen; eenige evenaarden in Langte en Dikte eens mans vinger; de Kop van ieder Worm was met twee zaagfchulpjes gewapend, waar mede hy fchuurende en wryvende door den Steen kon heen arbeiden; derzelver zelfflandigheid was dymerig als die der Slekken , en wrongen zy, aangeraakt wordende, zich .even als deezen, in een (|). — Veel gerugts maakte die ontdekking, de vrees mo f3i'oi9fl stiftörl értbf&H éttiig o:b ast «wbis»öT8, {*) Tafereel'dir Nederl. Gefcbieden:sfsn X De:ls l>'. 20\. (t) Nederl. Jaarb, 1759- 317.  8o VA-DE RL'AND SCIIE l.vx.w. bekroop niet weinigen, dat deeze Diertjes, r> b i: k. bet befte middel ter beveiliging der Zecdy- ,. ken beraamd, zouden kunnen verydclen: j_75y. kon een oogfchynelyk zo zwak fchepzel de hardde Steenen doorknaagen, dan was het uit met alle menschlyke red-en hulpmi'd* delen. — Doch dit lchrikbaarcnde verdween welhaast, toen het oog eener welveriichte'Natuurkunde ontdekte, dat, zulke Steen-doorknaag'cnde Wormen, fcftóön op onze Kuiten ongemeen, gansch geene nieuwigheid waren, zynde de by de Liefhebberen der Natinirlyke Hidorie zeer bekende Pholas, die in menigte in de Middellandfche Zee , als mede aan de Kust van Provencc, onder op den grond, of ook hooger in het water, gevonden worden; zeer gemaklyk, begreep men konden deezen, door 't een of ander toeval, aan onze Kust overgevoerd weezen, zonder dat men daar uit eene algemcene vernieling van onze kostbaare Steenen Dykglooijingen te dugten hadt (*). On- (*) De Ondervinding heeft hier aan tot dus lange beantwoordt, fchoon men ook elders dergelyke doorboorde Steenen ontdekte, en in Zeeland in *c Jaar 1773 wederom ten grooten getale. De.Eem. j. f. ai au ti net vondt ze, in den Jaare 1764, by het opmaaken der Nieuwe Sluis b»ven Medetnlïik aan de Zee, over het Eiland Wieringen. De arbeiders aan die Sluis hadden hunne Belofte, om dien • Natuuronderzoeker Steenen met de Wormen daar 'in te zenden, niet gehouden. Verhandel, van de Hollandfche Maatfcb. der Weetenfcb. XI Deel, bi. 243. — Men kan Wormen van dien of foört- ge-  HISTORIE. Onder 's Lands daadlyke rampen deezes lxxxv. Jaars mag men tellen het grootendeels af- bobK. branden van het aanzienlyk Dorp Stryen, ——— het voornaamde in een Waard, welke daar 1759' van den naam draagt. Onvoorzigtigheid 't Dorp veroorzaakte dien Brand, op den twee - ^j*t en - twintigden van Bloeimaand, in een en- nieeren.kei huis ontdooken en uitgeborden, duur- d.eei$ af» de het degts weinig oogenblikkcn of dezelve , door een derken wind aangezet, verfpreidde zich in tien huizen teffens, het drooge riet, waar mede ze meest gedekt waren, vatte dien gereedlyk, en leedt het maar één uur naa de eerde ontdekking deezes onheils of meer dan honderd huizen » deelden in dat zelfde akelig lot, en deeden het Dorp naar een vuurpoel gelyken. Graanen en Koopmanfchappen op Solders en in Schuuren, Huisraad en Kleinodiën, onder verfcheide welgedelde Dorpelingen van niet weinig betekenis, werden in een zo fchielyk opkomend en voortdaand vuur een, prooy der vlammen , welker woede door twee kleine Brand-Spuiten deezes Dorp» niet kon geduit worden, en repte de Roofzugt, te midden van 's Naadens leed, dc handen: de zwaare houten Deuren in de Sluis brandden tot het water toe af, en men telde, naa het blusfchen van den Brand, dat 'er honderd twee- en- twintig Huizen gelyken aart, befchreeven en afgebeeld vinden in de Uitgezogts Verhandel, by houttuyn IVDeel, bl. 230XXIII. BK EL. F  8s VADERLANDSCHE ï,2Exxv. zen (*) behalven veele Stallen, Schnuren Soek. en andere Gebouwen van minder omflags y ■ — door de vlammen vernield waren. De Kerk, die, benevens de Paftory, en het Dorphuis, boven den wind gedaan hadt en, dus behouden was gebleeven, verdrekte tot een Herberg voor de Ongclukkigcn, die, fchoon zich onder dezelven de voorheen vermogendde Dorpelingen bevonden, het noodige voedzel niet konden bekomen van de medogenheid der geenen, die zy anders gewoon waren te helpen. De nabygelegen Dorpen kweeten zich in 'tverleenenvandennoodigenOnderdand, en hetnabuurig Dordrecht muntte ui** in Licldaadigheid veel doende om het leed hier geleden te verzagtcn (f). De Noord. Het jaarlyks verveencn der daar toe gephsfen by qj^q Landen baart, met den tyd, gcwolde' d"gte Waterplasfen, en worden de Plaatdroog ge- zen daar aan gelegen, fchoon voor eene aaakt. geruime wyle wclvaarende, door het weg baggeren van den grond, eerlang aan Armoede, Verval, en eenen gehcelen Ondergang blootgefteld; en tot de gemeene Wegen, Polderkaden, Dyken en Vaarten uitgeveend zynde, is het ovcrgebleevene niet in daat om de koden tot het noodig onderhoud, te draagen, waar door deeze gevaar loo- (*) Men telde te Stryen lór Huizen, vóór dit onseval, zonder de Huizen, die aan den Weg of de buitenzyde van het Dorp ftaan , daar onder te rekenen. lt J Nederl. Jaarb, 17^9 bl. 67S.  II I S T 0 Pv I E. ïoopen om ten onbruike en van zo noodige lxxxVJ Gemeenfchap, met de na by liggende Ste- boek. deirafgefneedcn' te worden; terwyldeAf- . llag of geheele Kwytfcheldinge van Verpon- 1759, dingen en Morgengelden, door 's Lands HoogeMagten, verleend, ten nadeéle van ?s Lands Inkomst drekt. Dit fchroomlyk en nadeelig uitzigt hadt reeds voor lange , de Schouten en Ambagtsbewaarders vanHa•zerswoude, Benthuizen, Noordwaddingsveen , Hoogeveen, Zoetenvoude en Benthom, bedagt doen zyn om de uitgeveende Plasfen, ten Weden van de eerstgemelde Heerlykheid, gemeenlyk de Noordplasfen gcheeten, droog te maaken en te bedyken. Zich, om Vryheid tot dit Werk te verzoeken, by Staaten vwo. Holland vervoegd hebbende, was dezelve wel verleend; doch 't gebruik daar van agtcrwege gebleeven, waarfchynlyk om dat men geen Kans zag ter bekomingc van de daar toe benoodigdc groote Geldfommen, en genoegzaamen Vrydom van laden. Thans hadden gemelde Heeren een Reglement gevormd , om die uitgedrektheid Waters op vier duizend twee honderd en tachtig Morgen begroot, met een Dyk te omvangen en in Land te hervormen. Zy leverden 't zei-» ve, nevens de'daar toe noodige Ophelderingen en gepade drangredenen over, met verzoek om ontheffing van verfcheide Lands^ laden voor een aantal Jaaren, en vrydom tot het opnecmen van Gelden. Hun verzoek ontmoette eene allergundigde bejegening. Waar op zy de Intekening ter deelneemingejn die Droogmaakerye openzetten, de I - •' F a kos-1  84 VADERLAND SCHE enz; üxxxv. koften óp 800,000 Guldens gefteld zynde; boek. rekende men den Deelneemeren , uit de 1 1 voordeden van het drooggemaakte Land, J759- mm zeven ten Honderd 's Jaarlyks te zullen kunnen ter hand dellen (*). Het Werk deezer Droogmaakerye werd daar op aangevangen , en eerlang voltrokken. Men bediende zich, in 't zelve ten deele van de nieuw verbeterde Vyzel- en Tonnemolens (f) ten deele van de oude Schepradmolens , 't welk gelegenheid gaf tot verregaande verdeeldheden , en vaak ftrydige yerklaaringen wegens de werking deezer Werktuigen ; terwyl eenigen de nieuwe Vinding, voordonden, en anderen beweerden dat het ouden Gebruik beter was (§). (*) Nederl. Jaarb. 1759. bi. 878 — 934. (t) Zie het XXII Deel onzer Vaderl. Hist. bl 289- (5) Nederl. Jaarb. 1760. bl. IOJI. 1092. Vowr *t Jaar 1762. bl. 212. en 226.  VADERLANDSCHE HIS T O RIE. ZES- EN- TACHTIGSTE BOEK. INHOUD, Watervloed in 't Jaar mdcclx. Aard- lxxxvi beevingen ten deezen tyde. Aanblik van Vre- boek. de. Voorflel, door den Hertog van bruns- " w yk, daar toe van de Engelfche enPruisftfche zyde gedaan. Hoe van de Franfche, Ooftenrykfche en Rusftfche zyde beantwoord. Van geen gevolg, en het volduuren des Krygs door den een den ander ten lafte gelegd. Dood des Konings van Engeland george den II. zyn Opvolger zet den Oorlog voort. . De Beroovingen en Verbeurtverklaaringen onzer Schepen door de Engelfchen houden aan. Valfche Betichtingen onzer Zeehandelaar en. Het Veilgeld voor een Jaar verdubbeld. De Deenen, zich tegen 't zelve verzettende moesten het egter betaalen '. Het leveren van den F 3 Tien-  U VADERLAND SCHE Lxxxvi. Tienden-en Vyfden-Man, ten dienst der Ooi-* Boek. logfehepen, opgeheeven. 't Vredes verdrag "— - ■ 'met de Algerynen nader. opgehelderd. Het Ihnvelxk van dcii Prins van nas s a u weilburg" inet carolina 1OOftgC- zet. Bekendmaaking daar van aan de onderfcheide?ie Gewiften. Hoe Holland zich ia deeze zaak gedroeg. Hoe Utrecht. Holland kant zich ter Algemeene Staats ergadering aan tegen het doen eener Gelukwenfching, die egter gefchiedt. Zwaarigheid by Holland gemaakt om van wegen dat Gewest eene Gelukwenfching af te leggen. Gelukwenfchingen. De Prins van nas sau weilburg tot Generaal van de Infantery van êen Staat yerheeven.. Huwelyksgaven van Friesland en Qverysfel aan Prinfes c a r oLina. Voltrekking des Huwelyks. Vreugelebedryven. Gelukwenfching der Staaten van Holland. Begroeiingen der Nieuw Getrouwden. Twee Maallydcn door den Prins van nassau weilburg gegeeven. Befchryving der Feestzaalen. De Jaardagen van dien Erfjladhoudcr en van c a r o l i n a gevierd. De Prinfes van nassau weilB u r g bevalt van een Prins, by den Doop Willem george belgicus gehecten. Iloogloopend gefchil o er de Regeer ingsfcjlclüng te Kampen. De Magiftraat zegepraalt op de Gemeente. Behandeling van Burgeniecfier roldanus. Gefchillen in Gelderland,-o er het uitvoeren des Reglements mn Vovgdyfchap: eaurens me t e r -Van de spiegel tot R.aad van Goes mn gefield* Bepaal ing van een Artykel in  11 IS TORI E. êet. Reglement der Regeer ingsbeft ellinge te lxxxvi: éier Stede. Gefchil tusfehen Holland en Stad boek.. en Lande over de Lyfrenien.^ De Schepen en . —• Goederen der Groningeren in Holland^ in beüag genomen. Die der Hollanderen in Groningen. Staaten van Stad en Lande vervoegen zich met beklag by de andere Bondgenoot Mru Staaten van ^ Holland verdeedigen hun gehouden gedrag. Die van Stad en Lande Verantwoorden zich. De zaak ter bemiddeling aan de Algemeene Staaten voor gefield. Staaten van Holland wederleggen de gedaane verantwoording. De wederzydfthe hardigheden verzaglen. Het Gefchil bygelegd. Eene veilige Legplaats voor de Schepen agter de Horst wordt verwaarloosd. W as men bedagt en maakte men Watereen'aanleg, om, gelyk wy , in 't Slot vloed in /mzes laatden Boeks melden , een ge- I"ÓQdeelte weg geveend Land weder bet hoofd boven te doen ftceken, endenvrugtbaaren grond te vermeerderen, met den aanvang des Jaars mdcclx dreigde, naa een vry ftrengen Winter, die het Ys tot eene meer dan gewoone dikte hadt doen zamendollen, het Rivier-water, door Ysdammen in den loop geduit, in een anderen oord, het Land onder water te zetten, en deedt het met de daad. Die Öpdoppingen veroorzaakten, in 't laatst van Louwmaand, twee Dykbreukcn zeer naby elkander in de Dyken aan de Rivier de Maas; F 4 de  VADERLANDSCHE LXXxvï. de een aan de Noordzyde dier Riviere, ' j*» door eenige Dorpen in het Ryk van •— Nymegen , en het ganfche Land tusfehen .1700. Maas en Waal overdroomd werden : de andere aan de Zuidzyde, fchuins daartegen over, welke het geheele Raven 11 einfche,cn een gedeelte der Meierye van 's Hertogenbosch, onder water zette. Een Ysdam in de Kivier de Mcrwede tusfehen Hardingsveld en tronttchem kropte het water in dezelve, als mede in de Maas en Waal, ter oneemeene hoogte op, en veroorzaakte een Doorbraak in het uiterde gedeelte van de Bommehrwaard, als mede een in den BraKetjehen Hwarsdyk. Bejammerenswaardig was het Lot der Ingezetenen deezer dreeken : doch hun ieed kwam m géén vergelyking by het ge- T**^? ^£Ü> d00r de Rivier de Lek «an de Stad Schoonhoven, en het onheil aan Knmpener- en Lopiker-Waarden toegeoragt, — In Schoonhoven, waar het water» zes- en- zestig duimen boven Klokkengellag_ gereezen was , en gevolglyk op zommige plaatzen met den kruin derbyken gelyk dondt, werdt in 't holst van den nagt, op de tydmg dat een nabygelegen Dorp Klem Ammers, door 't verzinken van den JJyk,gedreigd werd met den droom te zullen wegfpoelen, twee maaien alarm geflaagen. De Inwoonders waren, eer het verzamelde Volk dit Dorp bereikt hadt, het gevaar, door onvermoeiden vlyt, te boven gekomen, doch naauw was die vrees verbenen, of, op eenigen afftand, liep de Stroom  HISTORIE. 89 Stroom ter plaatze, waar gebrek aan Man- lxxxvi. fchap 't benoodigde om dat geweld te keer boek. te gaan niet aanvoerde, over den Dyk, al lengskens killen, en eindelyk een volflaage 1760. Doorbraak, vormende. De Alarmklok waarfchuuwde de Landlieden om zich, met hun goed, op de best mogelyke wyze, te bergen. De ganfche Krimpèner Waard liep onder : dit deedt het water in de Lek vallen ; en hoopte men de Lopiker Waard, door opkisting voor een dergelyk lot te beveiligen. Doch de hoop op deezen arbeid , verdween. Een losbardende Ysdam gaf fchot aan 't water, 't welk met een alles mede rukkend geweld, voorby Schoonhoven droomde; doch een ander beneden die Stad ontmoetende, daar voor daan bleef, en dezelve in 't uiterde gevaar bragt; dewyl het water ter hoogte van negen- enzestig duimen boven 'tKlokkengedagdeeg, en dus hooger dan by Menfchen geheugen: de Kidingen , aan den Rivierkant binnen de Stad gemaakt, begonnen te wyken en uit te barden, het'water, op eenige plaatzen, uit den grond te wellen, de keifteenen uit de Straaten dringende. Het gevaar Schoonhoven dreigende verminderde door het los worden van den hinderlyken Ysdam, en het eenigzins zakken des waters; dan het Ys, 't geen zich gezet hadt in de Doorbraken van den Dyk, fchoot uit dezelve, voerde het duk Dyks, tusfehen de twee Gaten daande gebleeven, weg, en maakte 'er één Dykbreuk van, waar door 't water, met groot geweld, zich in de Krimpèner F 5 Waard  o VADERLANDSCIIE r-xxxvi. Waard ontlastte , en alle voorzorgen omboek. trent de Lopikcr Waard genomen verydel- ■ de, die daar door mede in een tooneel van 1760. Waterwee, veranderde, en Schoonhoven, van dien kant* zich als een Eiland vertoonde. De verlperrende Ysdam brak, in 't begin van Sprokkelmaand, los, geraakte uit het gezigt , gevolgd van een voor 't oog zigtbaare valling des waters. Schoonhoven vond zich gered uit het dreigend gevaar; doch in de Overdroomde Waarden, die van zeven tot negen voeten onder donden, was de elende groot. Inwoonders, die gemeend hadden het met hunne Beeden, op deigeringen, in hunne Huizen te zullen kunnen houden, wa- . ren genoodzaakt naar Schoonhoven, en andere hoog gelegene plaatzen, te vlugten. Langs de Dyken van de Krimpèner Waard telde men honderd en zeven - en - zedig Hutten van riet opgeflaagen waar in de arme Landlieden , uit het middelde van de Waard, en zulke Plaatzen, waar men 't huis niet kon houden, gevlugt, een jammerlyk en deerniswaardig vcrblyf vonden, van nooddruft door de Magidraat van Schoonhoven. dagclyks uit Schuiten voorzien. Terwyl zy, in eene op nieuw knellende koude, van ades beroofd, het oog gevestigd hielden, op de ondergeloopen Waard, in de hoop van eerlang, by 't vallen des waters, de ovcrblyfzels hunner eigendommen te zien te voorfchyn komen, daat, omtrent het midden van Sprokkelmaand, een hevige en eenige dagen aanhoudende Stormwind op; de dag in 't water daar door veroor-  II I S T O R I E. - yr .oorzaakt, rigttc ecnc dcerlyke vcrwoeding lxxxvi. ji aan. Vcclc Huizen en Schuuren fpoelden bolk. .geheel weg, de Daken en Kappen zag men wyd en zyd langs den vloed dry ven: veele 1760. jMuuren dortten neder, terwy'l de Gebin;: ten der Gebouwen daan blecven: de mees* : ten der Landlieden, die 't nog gewaagd [hadden op Zolders, of hoogc Plaatzen, te Iblyven, vonden zich, in dit nieuw knelI lend leed , genoodzaakt tot het verlaatcn . der lang ingehouden dede; te hunner lyfsi berging voeren veel Schuiten en Praamen i uit Schoonhoven die ongclukkigen te gemoe: te, door het in deezen Storm weder wasfend water, 'twelk, op't einde van dcnzcl1 ven, een halve voet hooger bevonden werd . dan het tot nog gedaan hadt. — Hoe zeer 1 niet een dcrgclyk Waterwee gedreigd, gejukte het Menschlyk vlytbetoon, onder 's Hemels zegen, 't zelve buiten 't Ambagt van Lekkerkerk en \\tX.Waterfchap vanWoer, den te houden ( * ). Het min gewoone, fchoon in deeze laat- Aardbeefte Jaaren korter dan voorheen op elkander vingen ten komend fchrik en verderf baarend Lands - ^zen ty' 4 onheil vanAardbeeving, hadt zich, op den ( drie- en- twintigden van Oogstmaand des 1 voorleden Jaars ,• in Staats-Braband, cn Maaftricht, en in verfcheide andere hoogleggende dreeken van dien Oord, doen gc■ voelen. Den twintigden van Louwmaand t deezes Jaars, 's avonds omtrent tien uuren be- (,*) Nedtrl. Jaari. 17S0. bl. 58. 115. 279. 325*  92 V ADERLANDSCHE ixxxvi. befpeurde men dezelve aldaar weder, en boek. ook in meest alle Gedeeltens van dit Ge- meenebest, fchoon in eene mindere maate 1760. dan nu vier Jaaren geleden (*); doch derker dan men te Maaflricht in den voorleden Jaare waarnam. Het getal der Schuddingen wordt van zommigen tot één, van anderen tot twee , van eenigen tot meer gebragt, de ftrekking werd niet bepaald waargenomen alleen meldde men uit den Briel, dat ze Westzuidwest en Noordnoordoostwaards geloopen hadt. De gewoone verfchynzels, het gevoel van 't bcweegen des Gronds, het zien dingeren der hangende Huiscieraaden, het hooren kraaken.van Deuren en Venfters , kondigden dit ontzettende verfchynzel aan. 'Er waayde bykans geen Wind; maar een gerommel, als 't geluid eens op eenen grooten afftands afgefchooten Kanons, vervulde de Iugt; en nam men , op zommige plaatzen, tot meer dan ééne reize, lichtende verfchynzels, als van Weerlicht, in den Dampkring waar. — In Zeeland was de Aardfchok derker dan in eenig ander Gewest, te Middelburg hadt de Klok aangeflaagen; te Zierikzee was de Beweeging in 't Water zo derk dat de Vaartuigen heen en weder flingerden; niet verre van Bergen op Zoom verlieten eenige Schippers hunne kooijen, om te zien wat 'er gaans was, meenende zommigen dat een Ysfchots van onder hunne (*) Zie het XXII D. onzer Vadert. Bft. bl. 280.  HISTORIE. 93 'ét Vaartuigen wegfchoof. In Maaflricht lxxxvi.' ,waren eenige Schoorftcenen nedergeftort, bolk. ■en zommige Muuren geborden. Geen —^ irampen van meldenswaardig aanbelang ver- i/óo. gezelden, dit gcaugt vciu.uyw ^ In deezen Winter deedt zich een aanblik Voorflag van Vrede op tusfehen de Oorlogende Mo- «; Vrete eenheden, en dezelve vertoonde zich in gdfche en 'j Gravenhaage. De Hertog van bruns- Fruisjijcbe wyk, deedt, uit naam des Konings van zjde. Groot Brittanje en van Pruisfen , aan de Staatsdienaaren der Hoven van Weenen, Petersburg en Verfailles, 't volgend voordel „ dat haare Groot Brittannifche en „ Pruisfifche Majedeiten, met medelyden , aangedaan over de rampen door denOor''log, zints eenige Jaaren ontdooken, reeds daadlyk veroorzaakt, en die 'er " onvermydelyk verder uit zouden moeten L voortvloeijen, oordeelden in gebreke te " zullen blyven, ten aanzien van depligten ", der Menschlykheid, en omtrent het weli vaaren hunner Onderdaanen, indien zy " nalieten gefchikte middelen aan te wen! 1 den om den voortgang te duiten van een zo verwoedenden ramp, en het hunne ' toe te brengen tot het herdel der open! Z baare rust. Met dit oogmerk, en om ! de zuiverheid hunner Oogmerken aan den dag te leggen, hadden zy bedooten, „ te verklaaren, dat zy zich gereed von- „ den, (*) Nedtrl. Jaarb, 1759. bl. 8öi. Voor 'tj*a? 1760. bl. 60.  *H V ADERLANDSC IIE Lxxxvi. „ den> Gcvolmagtigden te zenden op zulk ■m o k k. „ eene plaats die men de gevoeglykde ■= „ keurde, en aldaar met de zodanigen, 1/6° „ die de Oorlogende Mogenheden daar toe. ?, mogten goedvinden te kiezen, te hande„ len over een vallen en algemeenen Vrcr> de? ter bereiking van een zo heilzaam „ einde (*)." Hnp van Op dit voordel, den vyf- en - twintigden fcbe,Oos- van ,slaStma;md des voörleeden Jaars gedaan , werd eerst den derden van Grastn Rusfi. maand deezes Jaars dit antwoord, dooropz*de gemelde Hoven, gegceven. „ Dat zyne woord t. " Catholyke Majedeit, Zyne Bemiddeling „ aangeboden hebbende in den Oorlog tus„ feben Frankryk en Engeland ontdooken ; „ en die Oorlog daarenboven geen gemeen„ fchap hebbende met dien , welken de „ de twee 'Keizerinnen en derzelver Bond-. „ genooten, desgelyks eenige Jaaren tegen den Koning van Pruis/en gevoerd had„ den, zyn Christlyke Majedeit gereed „ was,om, onder medewerking deraange„ bodene en aangenomene goede dienllen „ zyner Catholyke Majedeit, over eenen „ atzonderlyken Vrede met Engeland te „ handelen. — Wat den Oorlog met zyne, „ Pruhftfche Majedeit, aanbelangde, was „ de Keizerin Koningin van Tlongaryen en „ Bohemen, de Keizerin aller Rnsfen, en de „ Koning van Frankryk gereed om do „ voorgeilaagenc Vredesonderhandeling , „ aan {*} Univerfal Magaz. Vol. xxv p. 333,  HISTORIE. 95 | aan te gaan. Doch , dewyl zy , uit lxxxvi. „ kragte der aangcgaane Verdragen, zich boek. „ tot niets, den Vrede raakende, konden „ inlaaten, dan veréénigd met hunne 1760. „ Bondgenooten, was het noodig, dat, „ om in ftaat gefteld te worden tot eene „ bepaalde verklaaring ten deezen opzig- te, aan hunne Groot Brittaimifche en Pruhjïfche Majcdeiten, voor af alle de „ Mogenheden, in den Oorlog tegen den j, Koning van Pruis/en betrokken, tot die zamenkomst genoodigd wierden , als „ de Koning van Poolen , Keurvorst van „ Saxen, en de Koning van Zwee„ den (*)." Men zag in Engeland dit Antwoord aan Van geen als een teken, dat de Vrede deezen Zomer gevolt-,elk niet zou getroffen worden, het laaten ver- ^dj"an" loopen van bykans vier maanden hieldt men fchuij van voor een blyk, van geene hartlyke belang- het voldciling in de gedaane aanbieding; en dat ^uufP men van dien kant dezelve, met geene voeg- es r?ss" lykheid,knnnende van de hand wyzen, de toevlugt nam tot vertraagingen, vast bcdooten hebbende ten minden nog een Veldtocht te waagen. Frankryk en Ooftenryk hadden ook daar toe alle toebereidzels en ichikkingen gemaakt. — Zo ongundig als 'men in Engeland over de Vrccgezindheid van Partyen oordeelde, zo ongundig dagt men aan den anderen kant over de opregtheid van het Engelfche Hof in den gedaa- nen (*) Unkerfë Magaz, Vol. xxvi. p. 190.  96" VADERLANDSCHE Lxxxvi. nen voorflag. Zeker was het dat, op deil boek. negenden van dien eigenden Slagtmaand, wanneer de Hertog van brunswyk J760. eenige dagen laater den bovengemclden Voordag deedt, de Koning van Engeland met den Koning van Pruisjen eene Verbintenis hadt aangegaan , drekkende om de voorgaande te vernieuwen, en te bckragtigen, daar by zich verbindende, om in éénS aan zyne Pruisfifche Majedeit de fom van 670,000 Ponden Sterling te fchieten; welke fom deeze zich verbondt te bedeeden, tot het in dandhouden en vermeerderen zyner Legermagt, om hunne gemeene zaak, op de kragtdaadigde wyze, voor te daan; teffens onderlingbepaalende om geen Vrede te duiten, geenBedand aan te gaan, geen Onzydigheid te omhelzen , of iets van dergelyk een aart te doen met de Mogenheden , die deel in den Oorlog genomen hadden, dan met wederzydsche toedemming (*). Ingevolge hier van werd de Oorlog voortgezet. Dood van De dood des Konings van Engeland Jj*£"B géorge den II, den vyf- en- twinZyn Op- tigden van Wynmaand, in hetzeven- envolger zet zeventigde Jaar zyn Ouderdoms, en het den Oor- vier- en- dertigde zyner Regeering voor°ë V0'Jrt' vallende, maakte in den gevoerden Kryg geene verandering. Zyn Kleinzoon en Opvolger, georgè de III betuigde, by zyne verheffing op den Throon, zyn oog- (*) Ut}iverfal Magaz. Vol. xxvi. p, 4$.  II I S T ORI E. 9? i oogmerk om dien voort'te zetten,' en in LXXXVlJ : zyne Aanfpraak aan beide de Parlements b o e k. I Huizen naderhand; zyn genoegen , over — 'den voorfpoed der Britfche Wapenen in de 1760. West- en Oost-Indien, en het wederdaan der Franfche Krygsmagt in Duitschland-, waar zyn Bondgenoot de Koning van Pruisfen de aanmerkelykde voordeden bevogt, ; zich verheugende, door de derkte zyner . Zeemagt, de zeer verzwakte Franfche in de Havens opgedooten gehouden, en den Koophandel van dat Ryk tot de laagde eb- 1 be gebragt te hebben ( * ). Tot deeze laagte zogt men ook den Zee- De Ëeröö» ! handel der Nederlanderen te brengen. Want Hn&" e* , . . , . ? , . Verbeurt- I het was, ingevolge van deezen aanhouden- Verkiaaritii den Oorlog, dat onze Scheepvaard aan de- gen onzer : zelfde Stoorenisfen, Vertraagingen, Be- Schepen ■ roovingen, Opbrengingen en Verbeurtver- Englifcbe» 'klaaringen, bleef bloötge'ddd. De meede houden Schepen van en na de Wést-Indien vaar en- aan. 1 de, door de Engelfchen in hunne Havens 1 opgebragt, werden genoegzaam alle, op i de onregtmaatigde wyze , met derzelver j Laadingen, voor de laagere Regtbanken verIbeurd verklaard: de meede Eigenaars bei riepen zich op hooger Regters 5 doch agi tervolgden, die,beroepingen niet even zeer. Veelen vonden het geraaden zich met de ' Kaapers te verdraagen, hunne Schepen en Laadingen liever vry te koopèn dan den ■ onzekeren uitflag van een kostbaar en lang- duu- (*' Univerfal Maqaz. Vo!. xxvn p. 219. 2ö6< ; • XXIII. deel. G  9?> VADERLANDSCHE lxxxvi. duurig Regtsgeding af te wagten; zy durfboek. den, door zo veele voorbeelden afge- fchrikt, zich niet veel goeds belooven. 1760. Eenigen vleiden zich dat de hooge Regtbanken in Engeland ongekreukt regt zouden doen, volgens het Regt der Volken, en de Verbonden tusfehen dat Ryk en ons in weezen, zy vervolgden hunne Appellen van de Vonnisfen der laagere Regteren met allen yver; doch veel al vrugtloos. Nu en dan werd een Schip vry gegeeven, dat rechtdreeks na of van de eigen Vaderlandfche Volkplantingen voer; doch werden, daar en tegen alle die na de Franfche WestIndien bedemd geweest, of op de terugreize van daar genomen waren, zonder onderfcheid, verbeurdverklaard, hoewel reeds herhaalde keeren bondig was aangetoond, dat die Handel, niet alleen volgens de Verdragen; maar zelfs volgens het Regt der Volken, den Nederlanderen vry ftondt. Valfche Om een fchyn van geoorloofdheid aan Betichtte' zuux eene Regtsverkragting te geeven, Z«han£ ontzag men zich niet' 0nZen Landgeno°laaren. ten, van hunne wettig verkreegene Goederen ontzettende , teffens van Bedrog en Oneerlykheid te befchuldigen, en de Eer der Zeehandelaaren op de ondraaglykfte wyze te beledigen. Men deedt het geval in zulk eene gedaante voorkomen, dat elk uit het vonnis moest opmaaken, dat de Ingezetenen van den Staat, op eene bcdneglyke wyze, den Handel in de We$tIndien dreeven, dat men de echte Zeebrieven verborg, en zich van andere bediende;  HISTORIE. 99 i de; men wendde het vinden van dezelve lxxxvt. voor, enfchreeuwde, dat de Opbrengingen boek. •en Verbeurtverklaaringen , waai over de . Nederlanders zo derk klaagden , gegrond 1760. waren. Dan men bleef niet in gebreke om die laage en onregtvaardige Handelwyze des Geregtshofs in helderen dag te haaien ( * ). — Of dit iets toegebragt hebbe tot een omzigtiger Vonnisvelling, kunnen wy niet verzekeren; wel dat de Schepen, ■ in 't laatst deezes Jaars, min flegte bejegeningen te lyden hadden, eenige op het neemen weder ontflaagen , en andere met de Laading, by Vonnis, vrygegeeven wierden; ja, omtrent één Schip te Nieuw Tork opgebragt, endaar, fchoon met verbeurte van de Laading, ontdaagen, vernietigden de Lords dit Vonnis , en veroordeelden den Neemer om de Goederen, of derzelver Waarde, te rug te geeven met de Intresten van deiï tyd der verkoopinge tot den tyd der betaalinge toe. Dit Schip was T: ' . van (*) Nederl. Jaar]}. 1760. bl. 205. 532 533. 674. De bandei wyze van 's Konings Raad derAppellen, gemeenlyk de Lords der Appellen genaamd, om da Eer der Nederlandfche Zeehandelaaren te bevlekken, worde in een helder en Engeland befchaamend licht gefteld in een Onderzoek van het Vonnis over 't Schip de Snip uitgefprooken, rret alle deBylaagen 'geplaatst in de Nederl. Jaarb. 1760. bl. 211—277. Uit dit breedfpraakig en wel opgefteld nuk kan •men ten klaarften ontdekken, wat 'er zy van den zogenaamden verbooden Handel, die de Hflland* Jcbe Schepen, op de Franjcbe West ■ Indien, geduii. rende deezen Oorlog, dreeven. G Z  ioo VADERLAND SC HE xxxxvi. van Curacao na Amjia-dam beftemd; doch boek. de Verbeurtverklaaringen der Schepen en \ Laadingen van of na de Franfche Volkplan- 1760. tingen vaarende genomen, bleeven dand , houden (*). . Ingevolge hier van drekten deeze Sche- I pen ten prooye der Engelfchen, indien ze, I door geen Geleide gedekt, hun in handen j vielen,'t geen, ter oorzaake van de fchaars- I heid van 't zelve, vaak gebeurde. Inmid- 1 dels werden de Algemeene Staaten te raade, | J om , ter goedmaakinge der kollen tot de I buitengewoone Uitrustinge van Convoyers der Nederlandfche Koopvaardyfchepen j 1 voor den tyd van één Jaar, het Buitenge- I: woöne Veilgeld te verdubbelen met één ten I Honderd op de Inkomende en een half ten | Honderd op de Uitgaande Goederen. In Ij de Afkondiging ten dien.einde,, met den U aanvang van Sprokkelmaand , uitgevaar- II digd, was bepaald; „ dat de Schepen van j „ deeze Landen, die, elders gelaaden | ,, zynde, in de Havenen van deezen Staat I „ invielen, om van de veiligheid desCon- II „ voys genot te'trekken, zo wel als die | „ geenen, welken, het Land .voorby vaa- | „ rende, zich egter onder het'Convoy be- Ij „ gaven, en deszelfs befcherming genoo- II „ ten, insgelyks, die buitengewoone Be- 1] ,, lasting, op een gelyken voet, zouden moe- H ,, ten draagen." Doch werd, ten deezen jj aanziene, in Bloeimaand, eene nadere uit- I leS" 1 (*) Nederl. Jaarb. 1760. bl. 1094.  HIS T O R I E. iqi' ■ legging en opheldering afgekondigd, hier lxxxvi.' in bedaande, „ dat van de Schepen, be- boek. ,, hoorende aan de Ingezetenen van den ,, Staat, welke, uit eenige oorzaake, in 1760, ,, 's Lands Havenen invielen, en daar naa zich van de uitgaande Convooyen wil„ den bedienen, alleen zou worden gevor„ derd het verdubbelde inkomende buiten„ gewoone Veilgeld, of één ten Honderd j „ van de waarde van derzelver Laading ,, zonder meer; en dat van de Koopvaar„ dyfchepen , die zich onder weg onder j, het Convoy begaven, of door 's Lands$, Schepen afgehaald en onderfchept wer„ den, en volgens den last der Lands -Ca„ piteinen het geleide en de befcherming ,„ genooten, niets uit hoofde van de Ver„ dubbeling van het Verdubbeld Veilgeld .,, zou worden afgeëischt. Voorts zou, geduurende den tyd, dat het ver'to dubbelde buitengewoon Veilgeld zou „ dand grypen, van alle Schepen, zonder \k onderlcheid, welke, volgens het alge>„ meen Plakaat, het enkel Lastgeld ver,„ fchuldigd waren, een dubbel Lastgeld L, worden gehecven." Gaarne wilden de Zeehandelaars hier te De Dee' 1 Lande, deezen Last dragen, in 't vooruit- JJ^2»'* I zigt eener meerdere Befcherming; dan ver- zelve vn. i fcheide Schippers, Onderdaanen des Deen- zettende, Tchen Konings , verzogten, naa het vast-F10"1*11 dellen van deezen Last, des bevryd te mo- beffen! ;gen weezen; doch derzelver verzoek vondt 1 geen ingang : dewyl het oogmerk deezer - ^Verdubbeling mede bragt, dat de Vreemde G 3 Sche-  102 VADERLANDSCHE tXXXVi. Schepen, zo wel als de Nederlandfche, 'met boek. deeze Belasting zouden worden bezwaard, «< en het aan Vreemden zeer onverfchillig be- i/ó'o. hoorde te weczen, om welke redenen een Souverain het noodig vondt zekere Belasting in te voeren, ten nutte van deszelfs Land (*). Het leve- By gelegenheid der opgemelde nadere van Verklaaring, wegens het verdubbelde buiden enVyf tengewoon Veil - en Lastgeld, vondt men den Man goed, den vyftienden van Bloeimaand, te ojigehee- bepaalen, tot het Tyddip, dat de vordeven. rjng van Ljen Tienden Man der Groenlands en van den Vyfden Man der Koopvaardyvaar deren zou ophouden (f), 't welk de Scheepvaard van eene zeer groote belemmering ontdoeg, en boven al aangenaam was aan de Friefche Scheepsrcderyen, als die , meer dan eenig ander Gewest, de Schepen met eigen Landsvolk bemannen. In dit Landfchap was de Scheepvaard zodanig toegenomen , dat., daar men zeer weinig Jaaren geleden, doorgaans niet meer dan twee honderd Schepen ter Buitenlandfche Vaard in Zee bragt, thans meer clan zes honderd den Oceaan bevoeren. "tVredes- Schoon de Vrede met de J/gerynen, in VKt*deAi den Jaare jidcclvii, tot dand gebragt gelvminz- was (§), hadden zy zich, niet geheel der opge» onthelJer.cb (+ ) Nederl. Jaarb. 1J60. bl. 8S- 539. 541. f f) Zie hier boven bl. 67. en Nedtrl. Jaarb. 1760. bl. 541. naar de orde der Regeeringe , geen droeg. ontdag van eene Wet kan verleend worden : dan de geneigdheid der meede Bondgenooten tot den Voortgang deezes Huwelyks verneemende, verklaarden zy de Voltrekking van 't zelve te zullen aanzien, zonder zich daar tegen te kanten, terwyl zy hetBeduit van den zestienden vanSlagtmaand des Jaars mdccxlvii voor onverkort, en, als een onveranderlyke Grondwet yan den Staat, in zyn geheel hielden. — In den Brief der Beicendmaakinge des Hertogs van het voorneemen der Vorstlyke Perfoonadien aan Staaten van Holland hadt hy: dewyl in dit Gewest het Huwelyk dondt voltrokken te worden, om Ontdag verzogt van het gaan der Huwelyks-geboden , waar in zy bewilligden: naardemaal vroegere Staatsbcduiten Voorbeelden opleverden van het verkenen van dusdanige Ontheffingen aan Vorstlyke Perfoonen. De Raadpendonaris van deeze twee Befluiten den Hertog van Brunswyk kennis geevende, bedankte deeze voor 't laatstgenomene: met byvoeginge, ten opzigte van het eerde, dat hy wel gewenscht hadt, wanneer zyn genoegen volkomen zou zyn geweest, dat hun Ed. Groot Mogenden had-  HISTORIE. 107 hadden kunnen goedvinden, zich met de lxxxvi. Beiluiten der meede Geweden te vcrceni- boek. gen, en aan het Verzoek van wylen haare Koninglyke Hoogheid te voldoen ; doch 1760. hy beval,daar zulks niet hadt kunnen zyn, de hooge Gelieven aan hunne Genegenheid. Staaten des Lands van Utrecht sHertogs Hoe UtBekendmaakings Brief beantwoordende , rtebt. betuigden deel te neemen in deeze heuchlyke Gcbeurtenisfe, en dortten hunne ZeTen wenfchen over dezelve uit; doch wat het Verzoek van wylen de Gouvernante betrof, moeden zy,uit hoofde van de Oneenpaarigheid der ingebragte Raaddagen, ten dot bekennen, dat, volgens hunneRegeeringsgedeltenisfe, geen Belluit hadt kunnen vallen. Wanneer de Voorzitter ter Algemeene Holland Staatsvergadering den verzogten Voordag fant^* des Hertogs van Brunswyk wegens dit hoo- ^cenea ge Huwclyk deedt , en het Befluit geno- sraatsvermen werd dien Heer, uit naam van hunne gadering Hoog Mogenden, te bedanken voor de ge- j£n £6™ daane Bekendmaaking, en tevens te be- eener Ge_ tuigen, dat deeze Huwclyksverbintenis, lukwenHoogstdezelven zeer aangenaam was, hiel- fching.die den de Afgevaardigden van Holland het aan fgj^" zich, op morgen, des wegen eene nadere Verklaaring te geeven : de aanweezende Heer uit Staaten van Utrecht zeide ongclast te zyn. 's Anderen daags leverden de Afgevaardigden van Holland eene Aantekening in ovetéénkomftig met het by hun ge-  io8 VADERLANDSCHE lxxxvi. genomen Befluit (*). Dit wekte het misbo ek. noegen der Afgezondenen van de Vyf gaa- ve toeflemming draagende Geweden , die 1760. het intrekken van dit Befluit en der Aantekeninge zogten te bewerken ; doch te vergeefsch. Utrecht was als nog ongelast. En hielden, de Vyf Geweden, daar Holland weigerend bleef, aan zich het doeneener Tegenaantekeninge. Deeze Gewesten ontvingen een Brief des Hertogs.van Brunswyk zyn leedweezen behelzende, over den uitflag der Raadpleegingen in Holland, met dankzegging voor het betoond doorflaand blyk van genegenheid der Vyf Geweden voor het doorlugtig Huis, en voor Mevrouwe de Prinfesfe carolin a in 't byzonder, hun aanmaanende daar aan de hand te houden, zo dat het Befluit by hun en hunne Hoog Mogenden, op dat ftuk genomen, ftand bleef grypen. Zwaarig- In de Algemeene Staatsvergadering, BMmi Waar die haaPering voorviel, was bepaald gemaakt om bY de Prinfes carolina en haaren om, van Vorstlyke Bruidegom, als mede den Prins wegen dat Erfdadhouder, eene Pligtpleeging van GeeenGeiuk- lukwenfching af te leggen. Hier toe werwenfching den, benevens den Raadpenfionaris, en te doen. den Griffier, eenige Heeren benoemd, die met veel daatlykheids deezen last volvoerden. De Raadpenfionaris ter Vergadering van Holland van het beraamde by hunne Hoog Mogenden wegens die Gelukwenfching, (*) Zie hier boven, bl. 106.  HISTORIE. 109 fching, verflag doende, gaven de Heeren lxxxvi.' van de Ridderfchap en Edelen in bedenking b:ek. of men niet zou kunnen goedvinden, uit —■—het midden dier Vergaderinge Afgevaardig- 1760. den, ten zelfden einde, te benoemen. De Raadpenfionaris werd verzogt na te zien of, en in hoe verre, in vroegercn tyde, der- gelyke gevallen plaats gehadt hadden. Deeze haalde, uit de vroegere Landsgefchiedenisfen, en Staatsbeduiten, een en ander Trouwgeval aan, in welke, uit naam van huu Ed. Groot Mogenden, dergelyke Gelukwenfchingen gedaan waren. De Heeren van de Ridderlchap hier door gefterkt, drongen hun voordag aan, als ten uiterden welvoeglyk; en te meer gepast, dewyl' de Meerderheid der Vergaderinge van Holland van gevoelen geweest was om, overeenkomdig het verzoek van wylen de Gouvernante, in het Huwelyk te demmen: hier by voegden zich de Steden, die met hun in dit zelfde begrip flonden, en wilden de Gelukwenfching af leggen. Doch de Afgevaardigden der Steden , de Minderheid uitmaakende, vonden het niet buiten bedenking, of zodanig eene Benoeming , 1 als men het korts genomen Beduit van het Huwelyk te züllen aanzien, naging, wel niet voegelykheid zou kunnen gefchiedën. Zy bragten op de ingeleverde Voorbeelden aanmerkingen in 't midden tér aantoonihge, dat de gevallen, huns inziens, ongelyk flonden ; maar, dewyl, door' 't ge-  no VADERLAND SCHE lxxxvi. gemelde Staatsbeduit, de ongefchondenïioEK. heid der Grondwet van zestien Novem- bcr mdccxlviii, bewaard was, kon 1760. men onverhinderd zaaken doen , die de Hoflykheid en Welleevenheid lebeenen te vereisfehen ten opzigte van Perfoonen van eene hooge Geboorte en aanzienlyke Kwaliteiten, en dat het benoemen van Gelastigden ter Gelukwenfching, hier toe zou kunnen gebragt worden, doch zy meenden dit niet te mogen bedisfen; maar tot kennis hunner Zenderen te moeten brengen: weshalven zy het voordel der Heeren van de Ridderfchap overnamen. €elukwen- Dan, hoe zeer Staaten van Hol/and hier fchiugen. huiverden, en 'er niets van viel, benoemden verfcheide andere Regeerings Vergaderingen, die in 't meergemelde Huwelyk bewilligd hadden, gelyk ook het Hof van Holland, Leden uit derzelver midden, om dergelyke Pligtpleegingen, als hunne Hoog Mogenden, af te leggen. De Raad van Staaten ging hier voor, en werd gevolgd door den Voorzitter en Raadsheeren uit den Hove van Holland, Zeeland en. Friesland. Tusfehen bejden lagen de Afgevaardigden van Friesland ter Algemeene Staatsyergaderinge, ingevolge van den last der Staaten van dat Ge-west, de bezoeken van Gelukwenfching af, terwyl die van Stad en Lande hun voetlpoor betraden. De Leeraars der Hei vormde en Luthcrfchc Gemeentens in de Hofplaatze boezemden hunne Zegenwenfchen by hunne Hoogheden uit, ook  HISTORIE. in ook gefchiedde zulks , uit naam van de lxxxvi. Prinfesfe Weduwe van Oranje en Nasfau, boek. door eenen Kamerheer. = Het bleef by geene bloote Gelukwen- 1760. fchingen berusten. De Hertog van Bruns- De Frins Wyk vervoegde zich by hunne Hoog Mo- ^Ub£Jgau genden, hun, daar zy de Egtverbintenis des tot Gene. Prinfen van Nasfau Weilburg aan Prinfes raai der c arolina met hunne Goedkeuring wel Jjj^' hadden willen vereeren, in bedenking gee- Staat ver. vende of zy deezen Prins , die dus eene heeven. nadere betrekking tot deezen Staat dondt te krygen , en zulke uitmuntende hoedanigheden bezat, voor 't Gemèenebest niet van grooter nuttigheid zouden kunnen doen zyn , door hem eene aanzienlyker Krygbediening aan te bieden, en wel aan hem op te draagen, de waardigheid van Generaal der Infanterie van den Staat. Een Befluit overeenkomftig met den Voordag werd den volgenden Dag genomen, en draalden Holland, Overysjel, Stad en Lande niet om, op voordragt van Zeeland, dien Vorst de gewoone Jaarlykfche Wedde van Tien duizend Guldens toe te leggen (*). In Friesland was'men reeds bedagt geweest om dien Vorst aan 't hoofd der Krygsmagt van den Staat te plaatzen, en, by eene expres daartoe gezogte gelegenheid, gelyk de Staaten zich uitdrukten, tot Generaal van 't Voetvolk te verheffen op 4e bovengemelde Wedde : en verdonden zy, (») Keisrl. Jaarb. 1760. bl. 592.  ■ fc» VAD ERL AND S C HE •LXxxvl. zy, overzuïks met het hoogde genoegen boek. dat aan dit verlangen door hunne Hoog Mogenden reeds voldaan was. 1760. Staaten van Friesland hadden, daarcnHuwelyks boven, ten betoon van hunne voldoening \ VSUF °ver deeze Verbintenis, vastgedeld haare en Overys. Hoogheid caroli na , een Gefchenk van Jei aan ca- Vyf duizend Guldens ééns, en een JaarlykE0LIH'' khen Lyftogt van gelyke fomme aan tê bieden (*). Die van Overysfel befloo- ten tot eene Huwelyks gave Een duizend Ryksdaalders ten eerden aan Prinfes carolina te fehenken , en haar voorts, haar leeven lang, even zo veel 's Jaarlyks toe te leggen. -— Op eene Landkhaps vergadering in Gelderland was in overweeginge genomen de Huwelyksgave op Drie duizend Guldens te bepaalen, en voorts Drie duizend Guldens 's Jaarlyks aan ca rolina toe te leggen. Êen der Leden maakte hier omtrent zwaarigheid, en kon 't voordel niet tot éénpaa1righeid gebragt worden (f). SeKkinL" De da§ dcs ho°gen Huwelyks gekomen des Huwe- zynde, werd de Vorstlyke Bruid, en Bruilyks. degom, volgens de daar toe beraamde Statie, naar de groote Kerk in 's Gravenhaage gevoerd , die , ten deezen einde', met Affchutzels en Geflocltens voorzien was , in , op, en om welke ieder zich naar zyn rang fchikte. De oudde Leeraar elan1- (*) Nederl. Jaarb. 1760. bl. 190. 102. (f; Nederl. Jaarb. 1760. bl. 104. 36Ö.  HISTORIE. n$- ELANDUS VAN STAVEREN ZCgen- LXXXVI. de dit Huwelyk in ; onder den toevloed boek. eener verbaazende menigte Aanfcbouwe- . -« ren, te grooter om dat by niemands heu- 1760. genis een dergelyke Vorstlyke Egt geflooten was; de laatde gefchiedde, in den Jaare m d c xl v toen louisa van Oranje aan den Keurvorst van Brandenburg trouwde. Het Oude Hof, ter vieringe van het Bruilofsfeest bedemd, ontving het Vorstlyk Paar, de verdere Hoogvorstlyke Perfoonen, met derzelver Hofgevolg, de Staaten Generaal, en de Raaden van Staat, die de Huwelyksbevediging, volgens verzoek, bygewoond hadden, en als Feestgenooten, ten Bruilofsmaaltyd gevraagd waren. Van buiten was 't zelve uitmuntend verlicht en met gepaste Decoratien opgecierd; de groote Zaal, Koninglyk toegefchikt, waar ontelbaare lichten flikkerden, boodt het oog der Gaden Bloemfedoenen aan door de beroemdfle Meeders gefchilderd en andere Zinnebeelden, terwy'l de pragt, ryklykheid en netheid des Bruilofstafels , alle befchryving . overtrof; in twee Vleugels, en in andere Vertrekken, waren desgelyks lange en kundig vercierde Tafels aangcregt. Een • heerlyk Muzyk dreelde het oor der Gasten, afgewisfeld door het blaazen der Trompetten en, het liaan der Keteltrommen by het drinken der Gezondheden. De geheele Hofplaats was van negen tot Vreugdeéén"'uur, in gevolge eener daar toe uitge- bedryvea vaardigde Afkondiging verlicht, en hadt, XXIII. deel. ' 8 ver-  '114 VADERLAND SC HE lxxxvi. vervuld met Vreemdelingen van allerweboek. gen toegevloeid, dien dag in de Huwlyks- vreugd een ryklyk deel genomen. Elders 1760. vierde men deeze Trouwdag door het houden van -Maaltyden en Feestplegti'gheden. In Gelderland dak Doesburg en yirnhetn; in Holland Picrmercr.de} in Friesland Leeuwaarden; in Overysfel Deventer uit \ op verfcheide Plaatzen in de Generaliteit &-Landen, dan boven al te Bergen op den Zoom, waar de Prins van Nas/au Weilburg Gouverneur was, bedreef men groote vreugde. Twee heerlyk gewerkte Gedenkpenningen vereeuwigden deezen Huwelyksdag. Geluk- Staaten van Holland op deezen Dag het JeTsm^'ten eciSt vergaderd, liaa ciat ZY 'in 'Sprokkelvan Wo/.S maand gefcheiden waren '(*), werd de land. Bekendmaakingsbrief des Huwelyks' door den Prins van Nasfau-Weilburg den zestienden dier Maand aan hun gefchrecven, medegedeeld; waar op zy die ten zelfden dage, met toewenfehing van 's Hemels zegeningen , over het thans voltrokken Huwelyk, beantwoordden. Bsgroetin- Daags naa de Huwelyks voltrekking gen der hielden de Nieuwgetrou'wdèn het Morgen Sïuwden!' 'Oathvt in 't openbaar,' in 't Stadhouder; ffk Kwartier, onder 't aaugenaani gefchal v;;n Pauken en Trompetten, en 'ontvingen de'Geïukwenfchingen over 'den voltrokken Echt van veele Heeren van Regeering. 's Avonds werd de Vorftinne van Nasfau " V**1 -trpiu 3 13H93 agfov:. : fti ,iusi 'Jfb C) Zit hier beven bl.no.  HISTORIÉ, |*4 Weilburg met haaren Gemaal, door den lxxxv-1» Ertdacihouder* en den .Hertog van Bruns- boek* iryk vergezeld , in daatiie naar het toen — fraay verlichte Hotel haars Egtgenoots 1760. gebragt, en onder een vloed van. Ze- igeiTOnfehen daar gelaaten. Staaten van Zeeland deeden* door eene ftaatlyke Bezending, het hooge Paar en den Erfdadhouder gelukwenfchen: 't welk ook eenigen tyd daar naa verrigt werd door Staaten -van .Gelderland', Die van Utrecht lieten -het beraden by de reeds gedaane zegen -toebïddende Beantwoording 'der Huwlyks-bekendmaakinge (*). De dad -Purinerende dcedt van wegen de Regeering door een Afgevaardigden, het hooge Paar , kort naa den voltrokken Egt, begroeten. Afgezonden en der Synoden van Zuid- en Noordholland vcibragten die zeilde Pligtipleeging. by&amov v/ncd.D jpaa Inw n"*M*a De Prins van Nasfau Weilburg, ont- Twee' ving , korten tyd naa zyne Egtvërbinte,- ^aa,tJe ,nisië, van de aanzienlyke; Broederfchap der Prinrs va„ ■RiddGrcy -van St. Joris, op den Ouden Nasfau {©Gelekt 's-Gravenhaage, de eer om onder Weilburg hun tot Lid te woixkuJaaaiganomen s^evea* ;Het Hot§l faan., hetrrTournooivold , dcxfc deezen Vojfst bewoond, yotóikkirt^mde -om nera ;inet zyne ]G.enaalirine.-te' huisviq-ten , als mede om de gnoéte menigte-te (*) Zie Wer boven. hl.40/ . ..n,/,,,,, Beemm!! van w 11.'l-è:m'-b)èW- t?r tr'ézetvr'^ of,#' ■XXti U*rJ*I 136. m sIgs&k 3Ê nato 033 H 3  iió" VADERLANDS C HE lxxxvi. ontvangen, welke hy befloot twee Maalty,boek.-den ter Gedagtenisfe van zyn Huwelyk te ■ geeven, hadt hy, voorneemens om het te 1760. herbouwen en grooter te maaken, de Tuin agter 't zelve doen degten, en op den grond houten Gedichten 'laaten opdaan in welke de Feestgenooten, met gemak en luider, konden ontvangen worden. Geen overblyfzcls houden dezelve in gedagtenisfe , 't is 't blad der Gefchiedenisfe alleen 't ■ welk de geheugenis van dusdanig een toedel bewaart. Eene korte befchryving oordeelen wy niet ongepast, en zal der Naa- ■ komelingfchap tellens een denkbeeld geeven, hoe het hier te lande aan geen Vinding en Smaak ontbreekt als de gelegenheid het betoon daar van vordert. De Feest- Door 't midden van 't Hotel liep eene zaaien be-.grbote Gaandcrye , aan derzelver einde fchreeven. wer(j een Gebouw vervaardigd van vyf Vertrekken ; het voorde was ter Balzaal gefchikt, de twee Vleugels tot Speelzaalen verordend, het middelde en agterfte, vormden, in de gedaante van een T, een ongemeen groote Eetzaal. Ruim genoeg was de Balzaal om tusfehen de acht en negen honderd Gaden te ontvangen, en even als •de andere overdekt met eene foort van •platten koepel, van binnen fraay befchil-derd met Fedonnen, Tropheën, en andere Cieraaden, onderdeund door eene groote menigte gebeeldwerkte en gefchilderde pyladers , ieder met de noodige Lampen op de Feesttyden voorzien. Aan beide de einden deezer Zaale was een Balcon, voor een  HISTORIE. U7 een Choor Muzykanten; onder ieder van lxxxvi. dezelve de noodige plaats om ververfchin- boek. gen voor de Feestgenooten te zetten. ■ Rondsom de zaal waren zittingen twee 1760. hoog voor de Dames, en naby ieder Balcon was een groote Porte Brife, door welke men naa de gereedgemaakte Speelzaalen ging. Midden in het agterde befchot van de Balzaal zag men één, in het binnenwaards befchot van ieder der Speelzaalen, twee, en agter in elk der laatstgemelden nog één, en dus in 't geheel zeven ruime Porte Brifes, door welke men in de Eetzaal kon gaan, die gedooten zouden blyven I geduurende den Baltyd, en te gclyk allen I geopend worden als de verlichtingen en tafel cieraaden in de Eetzaal gereed zouden weezen, om 't oog der Feestgenooten te verrukken, gelyk zy ook aan dat oogmerk voldoende, aller verwondering gaande maakten. — De geheele Eetzaal was van : binnen befchilderd met Boomen, Verge: zigten, Dreeven, Tuincieraaden, hier en daar afgebrooken door groote Spiegels en Lampions, en in het agterde vertrek van < dezelve ging men tusfehen twee ongemeen i fraay met BloemkranlTen omvlogten Pylaai ren in de gedaante van Dadelboomen. — . Zes Tafels donden in deeze Eetzaal. Een I dwars over het Middenvertrek na den kant 'van de Balzaal, waar op, ten Feesttyde, teen Defert pronkte, verbeeldende de Buit tenmuradien en het Ontwerp van het nieuw 1 Gebouw , 't welk de hooge Gastheer ten 1 «ogmerk hadt te volgen in het verbouwen H 3 van  m VADÊRlANDSCHE Lxxxvi. van deszelfs Hotel. Agter deeze tafel Volg* boek. den twee langwerpig vierkante Tafels, lyn- • recht tegen over elkander geplaatst in dé Ï760. Iangte van het Midden-vertrek; op die ter rechter zyde was, by de Feesthouding een Defert gefchikt verbeeldende een Chiheesch Landfchap, beplant met allerlei Chincefchb Vrugtboomen, en bebouwd met Tempels en Pagoden , waar voor eenige Chineezeh hunnen Godsdienst fcheenen te verrigte'n; «p die ter flinker zyde' ftondt, by het Feest, een Defert vertoonencle een Wildé Zwynen- en Hartenjagt, in een bergagtig bosch. In het Agterde vertrek flonden drie Tafels , op de middelde en groocfte zag men, by den Maaltyd, een Defert, uit vyf ftukken bedaande , in 't midden een Grot en Fonteinwerk , verder reezen 'eitwee Romeinfche Praalgevaartens , en aan beide de einden een Tempel. De twee óverige Tafels waren ovaal, en het Defert op dié aan de rechte hand verbeeldde een Tuin, met een Fontein, Parterres, Vyvers , Bloemen en'andere groenende Gewasfen; dat, voor de Tafel ter flinker hand gefchikt, was een Landfchap, doorihceden van eene bogtige Rivier, op welke veelerhande Schepen en Vaartuigen fcheenen té zeilen. Voorts waren alle de Tafels met Saxisch Beeldwerk,- en menigerlei andere Tafelcicraaden opgeluifterd. In deeze kundig toegerigte Zaaien, aan déeze vindingryk' gedekte Talels vierden de Vorstlyke Ègtgenooten ; . op den zestienden V&n Bloeimaand, de blyde Ge'dag- te-  H l S T O R I E, . «9 tenis van den voltrokken Trouw. De lxxxvi,. Feestgenooten heftenden, in den Prins boek. Erffiadhouder, den Hertog van Brunswyk, s de vooTnaamdeLexien van Regeering, ver- 1760. fcheide. buitenlandfche Gezanten en andere Perfoonen van Pvang. De verlichte Middengevci der Voorpuyedes Hotels kundigde de Feestvrolykheid aan. — Den drie- en twintigfte dier zelfde Maand dienden deeze zelfde toebereidzels tot een Bal en Fedyn, aan de. Officieren en voornaamfte Bedienden des Prinfen van Nasfau Weilburg, van zyne Doorlugtige Hoogheid de Erfftadhouder, en van den Hertog van Brunswyk, alsmede aan de voornaamfte Mecfters, die tot het bouwen en verderen van dit Gefticht het hunne hadden toegebragt, en aan verfcheide voornaame Burgers uit 's Gravenhaage en het nabnurig Delft, benevens derzelver Egtgenooten. De Vorstlyke Nieuwgetrouwden zaten ter laatstgemelde gelegenheid niet mede aan; doch gingen, toen de Geuoodigden zich aan de Tafels gefchikt hadden , rondsom dezelve, met de verpligtendfte heuschheid de Feestgenooten na hunnen wclftand en vergenoeging vraagende; met dankbetuiging en een overvloed van zegenwenfchen beantwoord ( * ). De drukte der toebereidzelen tot en de vol- De Jaarda. voering van de Hnwelyksplegtigheden des ^ ™" Vorstïyken Paars hadt, noch den Achtienden ttadhouder Jaar- en c a r o. LISA g%> vierd. (*) Nederl. Jaarb. 17*0. bl. 143 — IP5> 291. 586. 3üö. 597. II 4  i2ó VADERLANDSCHE lxxxvi. Jaardag van de Prinfes Bruid , noch den boek. Dertienden van haaren Broeder, den Erf- . dadhouder, ongevierd doen blyven. Bei- 1760. den ontvingen zy de Gelukwenfchingen van de Heeren van Regeering, Buitenlandfche Gezanten, en andere voornaamePerfoo- ' nadien. Beider Jaardagen fchonken kostbaare Fedyns en Bals op welken eenige honderden vanPerfoonen verfcheenen, met die rykheid van gewaad, welke te dier gelegenheden , het Hof doet fchitteren. bew"iUNA DeWenfchen van Vrugtbaarheid over de ^ en^Zoon" Getrouwden bleeven niet onvoldaan: want ' eer het Jaar zynen kring bedoot, beviel de Vorftinne van NasfauWeilburg in het Kraambedde van een Prins. By de Kcnnisgeeving dier gelukkige Verlosfinge, op den achtiendcn van Wintermaand, aan hunne Hoog Mogenden, verzogt de blyde Vader, dat Hoogstdezelven het Gevaderfchap over den jonggeboorenen wilden op zich neemen. Een verzoek door hun aanvaard. Over den Dag derDoopplegtigheid gevraagd lieten zy deezen aan den Prins van NasfauWeilburg; en wat den Naam belangde, werd die van belgicus, van wegen hunne Hoog Mogenden, aan den jongen Prins toegedagt, en voorts bedooten deezen tot eene Gedagtenisfe, of zogenaamde Pillegifte, een Jaargeld van Vier duizend Guldens te Ichenken , over te leveren in een Gouden Doos, ter waarde van Vier honderd zilveren Ducatonntn; welke laatste fom men ook bedemde om in de Kraamkamer uit te deelen; als mede dat, by de Doopplegtigheid, Twee hon*  HISTORIE, honderd en vyftig Guldens aan den Armen lxxxvi'. zou worden uitgereikt. Behalven de vier boek. Heeren uit het midden hunner Hoog Mo- . : genden benoemd tot het verzogte Peter- 1760. i fchap ( * ), bekleedde de Erfdadhouder in 1 eigen perfoon die post, de Afgezant yorke 1 verbeeldede den Koning van Groot Brittanfe, en de Heer bentinck haare Door1 lugtige Hoogheid de Prinfes Douariere van (Oranje en Nasfau. In luiderryke Staatfie I begeleidde dit aanzienlyk Peterfchap, den Vader en 't Kind op den dertienden van Louwmaand des Jaars mdcclxi ten 1 Doop. DeouddeLeeraar elanpusvan staveren, die het Hooge Huwelyk hadt ingezegend, deedt by deeze Doop- plegtigheid eene Redenvoering , waar op ; zyn Amptgenoot joannes munnik- kemolen, dezelve toediende en de ^Doopnaamen willem george bel- g 1 c u s aan den jonggebooren Prins gaf. IDe ingezamelde fom voor de Armen bei droeg Negentien honderd zeven- en - zeventig (Guldens. — Hoe aanzienlyk deeze Liefde j gift was, de Franfche Kerk mogt op aan; zienlyker boogen: wanneer, eene wyl daar inaa, de Vorftinne van Nasfau Weilburg, i in dezelve het eerde openlyk offer haarer Dankerkentenisfe toebragt, wegens de onder-' (*) Zy waren, volgens Staatsbelluit, genomen 1 uit de Vier Geweflen, volgende cp dat Gewest, 't welk ten dage der Plegtigheid aou voorzitten; en dus uit Gelderland, Holland, Zeeland, en Stad en Lande. H5  i»a VADERLANDSCHE lxxxvi. derfteuninge des Hemels in haare Verlosfinboek. ge en Herdellinge genooten: de giften op —*m dien dag by de drie gehoudene Leerrede1760. nen ingezameld, beliep Elf duizend vyf honderd en drie - en - zeventig Guldens, gefchikt tot den opbouw van een Fransch Diaconiehuis in 's Gravenhaage, waar aan men reeds zints eenige tyd gearbeid hadt. De Pillegift door hunne Hoog Mogenden bedemd, werd eerlang door de zelfde Leden hunner Vergaderinge, die over den Doop als Pe^ ters gedaan hadden , aan den Prins van Nasfau Weilburg ftaatlyk overgehandigd, en met dankzegginge ontvangen ( * ). Gefchil te Het hoogloopend Gefchil tusfehen de Kam&eKè Magiftraat en de Gemeente te Kampen, in geerings.6" den voorleden Jaare verre van afgedaan (f), befteliing. hervatte, met toeneemende kragt, toen, in Louwmaand deezes Jaars, de dag der Rcgeeringsveranderinge naderde. Het tyddip was nu gebooren waar in zou moeten blyken of het Reglement van Tutele, ten opzigte van de Verkiezinge der Magidraatsperibonen dier Stad zou dand houden, dan niet. De Magiftraatsleden hadden beflooten 't zelve op de kragtdaadigfte wyze te handhaaven, en de Gemeente was niet •min vast bepaald om geen het minde haarer Regten af te ftaan. Op den Zuiveringavond, (zo genaamd dewyl als dan alle de Le- (*) Nsderl. Jaarb. 1760. bl. iojo. Voor 'c. Jaar &7fM bi 27 — 44. 31R. (t) Zie hier boven, bl. 27 enz.  HISTORIE, 123 Léden der Gezwoorcnc Gemeente zich te lxxxv* zuiveren hebben, van alles wat hun zou £0 e k. kunnen verhinderen om, 's anderen daags, .zonder fmet Van handen en van harten ter 1760. Boon te gaan,) kwamen de Leden van de Magiftraat en der Gezwooren Gemeente voltallig zamen. Op het voorleezen der gewoofte Stukken, liet de Magiftraatter aanduidinge dat zy het Reglement van Tutelè Wilden doen ftandhouden, met zeer veel nadruks volgen. „ Alles voor zo verre ?, daar in, by de temporede Schikkingen ., van het Reglement van Tutele geene „ Verandering gemaakt is." Eenige Leden van de Gemeente antwoordden; $,Geen „■ zodanig Reglement te kennen, noch te „ willen In agt neemen." — Naa eenige onderhandeling, over den Eed der Keurnooten, dien de Magidraat wilde toelaaten fels ondergefchikt aan het Reglement van Tutele, terwyl de Gemeente, alle verbindende kragt van 't zelve ontkennende, begeerde ingevolge van dien Eed de Keur te doen, naar 't Oude Gebruik, voer de Gemeente voort met de vervulling van twee, door verderf, opengevalle plaatzen In haar Lichaam. De twee met eenpaarigi-cid van demmch gekoozene Mannen moeften door de Magidraat beëedigd, en in hunne Amptsbedieningcn aangeftcld worden , indien men dë zaaken op dien voet als voor den Jaare mdccxlvii behandelde; doch, volgens het vastgeftclde by hët betwiftë Réglëment, moest die Beëedi'gihg vcrwylëh tot het inkomen der Goedkeu-  is>4 VADERLANDSCHE 2.xxxvi. keuring van Ridderfchap en Steden, al» boek. oefenende de Voogdye van den Minderjaa- rigen Stadhouder. Deeze kon de Gemeen- 1760. te, zonder de geheele zaak in gefchil over te geeven, niet afwagten, en verzogt daar om eene onmiddelykeBeëediging der nieuw verkoozene Leden : wederzydfche verwyten van wanordes, en de overlaating van dezelve ter verantwoordinge van Party volgden hier op. Doch de Magidraat, ziende, dat 'er geen verzetten aan de Gemeente op was, als die bleef beweeren niets te eifchen dan alleen 't welk ,, in overeen„ komst van de nooit betwide Stads Wet„ ten, Regten en Privilegiën, behoorde „ te gefchieden," flondt toe dat de Gezwoorc Gemeente kon treeden tot Zuivering van haar Lichaam , waar toe deeze Dag gefchikt was ; 't welk gefchiedde. De Vergadering fcheidde om 's anderen daags, naar gewoonte, 's morgens ten zeven uuren weder op 't Raadhuis zamen te komen , ten einde de Keurpredikatie by te gaan woonen, en verder de plegtige verkiezing der Magidraat te laaten gefchieden. Een Lid der Gemeente, de plaats des afweezigen Voorzitters bekleedende, verzogt wanneer beide de Lichaamen der Regeeringe, in de Raadkamer vergaderd waren, dat de Magidraat ,, de goedheid wilde heb„ ben om de nieuw gekoozene Leden in „ den Eed te neemen." 't Schorre Antwoord des Voorzittenden Burgemeefters luidde. ,, Dat die Leden by hun Wel Ed. „ Hoog Agtb. niet bekend waren!" Hier op  HISTORIE. 125 op las men de Naamen voor als mede het lxxxvi. Befluit' van Raad en Meente op het doen boek. der Keuze. Dit alles, zonder eenige wan- orde gefchied zynde, vervoegden zich alle 1760, tegenwoordig zynde Leden, op een flaatlyke wyze naar de Kerk. Dan, by deezen optocht, deedt zich een ongewoon verfchynzel op. Een Ordonnantie Sergeant van de Bezetting der Stad, hoedanig een zich daags te vooren op het Plein van het Stadhuis voor de Raadkamer vertoond hadt, liet zich wederom by 't Stadhuis zien, met zyn hellebaard, ging mede naar de Kerk, ■en onthieldt zich in dezelve, geduurende •deKeurpreek en Godsdienstoefening, agter de Magidraats Bank, en vervoegde zich, naa het eindigen van dezelve , weder op 't Stadhuis. De Leden der Gezwooren Gemeente , die tegen de Magidraat hun ftreng ftyf hielden, maakten uit deeze nieuwigheid op, dat dezelve ten oogmerk hadt het Krygsvolk van den Staat te gebruiken om hunne zaak te onderftutten, en door •te dry ven tegen hunne Mede Regenten. Zy vonden zich in dit gevoelen verfterkt, toen zy ontdekten, dat de Wagten van den voorgaanden dag, en deezen, vermeerderd waren , en 'er eenige Ruiterspaarden gezadeld en gereed donden om,, op 't eerde bevel, te kunnen op zitten,als mede dat de geheele Bezetting dien dag last hadt, binnen haare Kwartieren of Inwooningen te blyven. De Boontrekking gefchiedde en het lot wilde dat van de zeven Leden der Gemeente, die het met de Magiftraat hielden, flegts één,  ?z6 VADERLANDSE HE lxxxvi. één, en Elf van de tegen ftreevende Heeïoek. ren GoudenBoonen trokken. Hun werd, ■ egter, de gewoone Keurnooten Eed voor- J769. gelcezen, en zonder eenige zwaarigheid van de zyde der Magidraat "afgenomen. Naa .deeze Beéediging verlieten de overigeLeden der Gezwooren Gemeente het Raadhuis ; doch de Heeren van de Magidraat gingen, ingevolge van de gewoonte, zints •den Jaare mdccxlviii gehouden, naa de Kamer der Gezwooren Gemeente, om daar vergaderd te blyven tot dat de Keur zou afgeloopen weezen, geen Lid van de iGemeente, den toegang willende vergunnen tot eene Vergaderkamer, die anders , en van ouds af, op dien dag hun open met veel heftigheids hervat tusStad en &hen Holland ed Stad en Lande, werd Lande over dit Jaar afgedaan, 't Verdient eenigzins de Lyfren- hooger opgehaald, en in deszelfs onaanlen- genaamen voortgang naa gegaan te worden. Wanneer in het vyf- en zestigde Jaar der laatst verdreekene Eeuwe de Vereenigde Staat zich ingewikkeld vondt in den Oorlog tegen Engeland en den Bisfchop van Munfler , en de Krygsbenden van den laatstgemelden reeds den bodem van Stad en Lande betraden, waren de Staaten van dat Gewest, nevens de overige Bondgenooten, in de noodzaaklykheid om alles wat zy konden aan te wenden tot duiting van eenen verderen ïndrang des Vyands. Groote en vaardig opgebragte Geldfommen werden hier vereischt. Onder andere bedooten zy Geld op Lyfrenten in Holland op te neemen: welke zy beloofden , van half Jaar tot half (*) Notu'en van Zeeland 14 en 21 April 1760. Nederl. Jaarb. 1760. bl. 384—406.  II I S T O R I E, 139 half Jaar , te Amflerdam te zullen betaa- lxxxvi. len , onder de fterkst mogclyke verbinte- boek. nisfen, door de Regtsgeleerden eene daad- —=s lyke Pandneeming geheeten. 1/60., De betaaling deezer Hollandfche Lyfrenten hieldt geregeld aan tot den Jaare mdclxxxv, wanneer men bedoot daar mede voor eenigen tyd, op te houden, en ze zints meerendeels onbetaald liet. De wettige Geregtigden tót deeze Inkomden van deugdlyk verdrekte Penningen, beklaagden zich over dit Beduit by de Staaten van Stad en Lande, en dit vrugtloos bevindende vervoegden zy zich tot de Staaten van Holland, ten einde deezen by het Bondgenootfchaplyk Gewest die bctaaling zouden bewerken. Zy bragten hun deWettigheid van deeze Schulden onder 't pog, met verzoek om dezelve aan hunne klaagende Ingezetenen niet langer onbetaald te laaten. Herhaalde Schuldbekentenisfen en Beloften van de klaagenden te zullen te vrede dellen volgden; doch in de zaak zelve kwam geene verandering. De klagten der Schuldeifcheren hielden aan. Dit, bewoog Staaten van Holland, in den Jaare mdccxxxi, deeze zaak, by eenen zeer hartigen Brieve , aan te dringen ; maar dezelve werd door geen wederfchryven beantwoord. Ondanks die onvriendlyke behandeling vaardigden gemelde Staaten, in 't volgend Jaar, een tweeden en veel dringender Brief af, verzekerende dat dit de laatfte zou weezen , en zy dit werk niet langer dan tot Bloeimaand des volgenden Jaars  i4o VADERLANDSCHE lxxxvi. Jaars fleepende zouden houden, vóór welb o e ic. ken tyd zy hoopten dat een vrugtbaar Staatsbelluit den wettigen Schuldeifcheren 1760. genoegen zou geeven, en zy zich niet genoodzaakt vinden om tot een der uiterde middelen tegen hunne Bondgenooten te komen. Eene Bedreiging waarfchynlyk onuitgevoerd gebleeven, ter oorzaake van de moeilykheden waar in ten dien tyde ons Vaderland werd ingewikkeld, naa het ontdaan der Buitenlandfche Oneenigheden, by het overlyden van Keizer carel den VI tot een openbaaren Oorlog uitgeborsten, en de daar op volgende Beweegnisfen by en naa de verkiezing des jongst overleden Erfdadhouders. Dan toen deeze de zaaken van Regeeringe en Regtsoefeninge in Stad en Lande op een vaden voet gebragt hadt, oordeelden de Belanghebbenden in de onbetaald blyvende Lyfrenten, de tyd gebooren, om de zaak te hervatten, en de Staaten van dat Gewest in Regten te betrekken voor hun eigen Geregtshof, aan welks uitfpraak deeze Schuldvordering by de uitgegeevene Schuldbrieven onderworpen was; zy deeden zulks en eischten aldaar hun agterweezen. Eene vergeeffche pooging: want toen de Veroordeeling, in Regten zou hebben moeten volgen, deeden de Staaten de Regtsvorderingen ftilftaan. Geen Regt langs den gebaanden weg kunnende bekomen vervoegden zich de Hollandfche Ingezetenen als voorheen, in den Jaare m d c c l v i 11, by hunnen Souve- rain,  HISTORIE. 141 rain, verzoekende dat het hun Ed. Groot lxxxvi. Mogenden behaagen mogt thans die Be- boek. fcherming en Sterke Hand te leenen, wel ■ -ke zy, in den Jaare mdccxxxi, geoor- 1760. deeld hadden het éénig nog overgebleevene middel te zyn om Betaalinge te bekomen. Naa naauwkeurig onderzoek en ryp beraad willigden zy het in Bloeimaand des volgenden jaars in; doch , den zagtden weg verkiezende, onder voorwaarde, dat van deeze Inwilliging geen gebruik zou worden gemaakt vóór den eerden van Wynmaand ; dit tyds uitdel zou den Bondgenooten gelegenheid geeven om de Uitwerking van dit Beduit te voorkoomen, door het beraamen van vriendlyke Schikkingen met de zo lang te leurgeftelde en in Regten by hun niets vorderende Schuldeifcheren. Den bepaalden tyd des Uitdels verdree- ScheI ken zynde , zonder dat eenige middelen Q^jgfgg ' van vergelyk getroffen waren, marde de ^erGroninAmfterdamfche Koopman jacob roe- gersinHuU ters, als Gevolmagtigden van de Be- lJ*nd in be* i langhebbende in deeze Lyfrenten, niet met me6n>5 1 de daadlyke uitvoering, en nam alle zodai nige Goederen, Schepen, Koopmanfchap]pen en Schulden, als hy ontdekken kon op Hollandfchen Bodem te zyn, en aan Inge: zetenen van Stad en Lande toe te behooren, linbedag. Veele Schippers te Am ft er dam, Muiden, Zaandam, Spaarendam en elders : met Turf, Graanen, en andere Voortbrengzelen van dat Gewest gelaaden, vonden zich onder de opgehoudenen en fchree- ven  i,|2 VAD É RL ANDSClIE lxxxvi. Ven onmiddelyk dat onaangenaam weder-» boek. vaaren oven n 't Zelve baarde groote Verflaagenheid on* 1760. der de Ingezetenen, en maakte het misDe Hot noegen der Staaten gaande, die deeze landjche in Schuldvordering met den tytel van Verou?a3ou- fords Pretenfien bedempelden, en het Geden, drag der Staaten van Holland verongelykend noemden, verbiedende den Ingezetenen van hun Gewest, in de eerde plaats, eenige Penningen, uit welken hoofde zy dezelve ook 'mogten fchuldig zyn, aan Hollandfche Ingezetenen te voldoen. Ook lieten Burgemeefters en Raad van Groningen by voorraad , twee Amfterdamfche Beurtfchepen, daar ter Stede liggende, in beflag neemen, als ook de Goederen eens Kraamers met Koopmanfchappen op de Markt ftaande. Een volgend Staats plakaat lag de derke Hand op alle Bezittingen, Schulden, Goederen, geene uitgezonderd, die aan Ingezetenen van Holland toebehoorden ; en verwittigden zy den Ingezetenen van hun Landfchap geene Koopmanfchappen of Turf naar Holland te zenden, dan op eigen gevaar. Van deeze Beduiten gaven zy eenvoudig kennis aan Staaten van Holland. —— Ten tyde dat het eerde berigt, wegens het in bedag neemen AtxGroningfche Goederen inkwam, dondt een Bediende gereed om eene aanzienlyke Geldfomme , drekkende tot betaaling van een gedeelte des aandeels van Stad en Lande, in de adosfing van Obligatieri en Intresfen ter Generaliteit, naa 's Gravenhaage te bren-  HISTORIE. 143 brengen. In ftede van hem te laaten ver- lxxxvi. reizen , vaardigden zy een Brief af aan boek. hunne Hoog Mogenden, met berigt, dat die Gelden in gereedheid waren, en reeds 1760. 1 verzonden zouden geweest zyn, indien zy I niet bedugt waren geworden voor het aan1 daan der Gelden in 'Holland, verzoekende i een' veihgen weg te mogen weeten, langs ' welken zy , dit Geld onverhinderd , ter bedemder plaatze konden bezorgen. Op 't verzoek van hunne Hoog Mogenden verleenden Staaten van Holland vry geleide voor dit Geld. Verder vervoegden zich de Staaten van Staaten Stad en Lande, met een Brief van beklag, Yand**™i aan Staaten van Gelderland, Zeeland, Ut- vodden**" recht, Overysfel en Friesland, wegens de zich by de ftrenge, harde, onvriendelyke en onnatnur- Bondge. lyte behandeling der Staaten van Holland, n00tenals die zich het regt aanmaatigden om Beflag te verkenen op Goederen der Ingezetenen, in geenen deele voor de Schulden desGewests verbonden, of aanfpraakclyk; en drydig handelende met het Verdrag der Unie om de verfchillen en oneenigheden, niet door geweld; maar langs vriendelyke en zagte wegen, uit den weg te ruimen. Zy gaven den Vyf Bondgenooten in erndige bedenking, welke zwa'arigheden hunne Ingezetenen boven 't hoofd zouden kunnen hangen , indien andere Schuldeifchers , naar i inhoud van hunne nog flerker Schuldbrieven, dit voorbeeld volgden; als mede de dremming en verwarring van den ondergingen Koophandel, onvermydelyk aan deeze  H4 V ADE R LANDS C HË lxxxvi. ze Ilandelwyze verknogt, verzoekende de boek., medewerking van hunne Hoog Mogenden om Staaten van Holland van het genomene 1760. Beduit te doen afzien, en de gedaane Arreflen fchadeloos op te heffen. S:aaten De regtmaatigheid van den Eisch der laïïdv^1' Llollandfche Schuldeifcheren, ten grondflaJeedigen §e drekkende van de Magtverleening aan hun ge. dezelver Gevolmagtigden, tot het bekomen hou Jen van Vergoeding, gevoegd by de hoonende gedrag. uitdrukkingen door de Schuldenaars gebezigd in de Plakaatcn by hun tot Wedervergelding uitgevaardigd, bewoog de Staaten van Holland by een Publicatie opening te geeven van de billyke redenen, op welke hunne Verlofgeeving tot de reeds gedaane, Arreften, en die vervolgens uit kragte daar van zouden gedaan worden, deunden; en by die zelfde openbaare Afkondiging te verklaaren dat zy alle Groningfche Eigendommen , en Schulden, die in Holland betaald moeden worden, in bedag namen. —. Ten zelfden dage dat Staaten van Holland, door deeze Publicatie, voor de eerde keer, iets aan 't Gemeen bekend maakten wegens dit verfchil met Stad en Lande, beilooten die Staaten niet alleen openlyk bevel te geeven aan de Provinciaale Bedienden toeziende op de Sluikeryen aan de uiterde grenzen des Landfchaps , om alle Hollandfche Schepen en Goederen in bedag te neemen; maar ook om allen, die aan Hollandfche Ingezetenen iets mogten te verantwoorden hebben of fchuldig zyn, te geladen nauwkeurige aantekeningen daar vaa  HISTORIE; van te maaken, en aan de Lahdfchaps Se- lxxxv! < cretaris ter hand te Hellen. boekj Staaten van Stad enLande beantwoordden^ ■ Vervolgens, in 't breede, de Publicatie der 1760. Staaten van Holland, hunnen Afgevaardig- Staaten den ter Algemeene Staatsvergaderinge, de ™"fa* #! tegenbedenkingen opgeevende om aan te mwoo"' toonen, dat het niet betaalen geenzins aan denzicbu Onwilligheid; maar aan Onvermogen, moest worden toegefchreeven ; en dat zy geene Juftitie geweigerd hadden in de Regterlyke vervordering van die fchuld; verder van zich afweerende de blaam van den weinigen Ernst, en de Intentie om niets van de Schulden te willen betaalen ; met een herhaald Vertoog van 't geen in den Brieve aan de Vyf Geweden was bygebragt, gepaard metde veelvuldige Bezwaarén uit deeze handelwyze voortvloeiende.' Hun Hoog Mogenden, met deezen hoog- Dezaaft loopenden Twist der Bondgenooten be- ter. °emid|gaan, booden de verfchüvoerende Gewes- jjHg ten hunnen dienst aan ter Vereffening der genden Oneenigheden, by welke alle Gewes1- voorge-^ ten belang haddëiL Die van Stad en Lan- fte,d' Sta!^' 1 de namen deeze Aanbieding aan, en be- j-' ■ noemden acht Gevolmagtigden , die met wederleg-' den aanvang deezes Jaars mdcclx, in gen de g^' 'i Gravenhaage' verfcheenen. 't Voordel g^^t 1 der Algemeene Staaten- vondt ook ingang ^g. I by Staaten van Holland, die'de Bemiddeling omhelsden; doch onder uitdruklvk bedingt ■ dat, indien Staaten v&nStad en Lande geen- * ernftiger Aanbiedingen deeden, en traden xxiii, deel. k m  i46 VADERLANDSCHE lxxxvi. in de billyke eifchen desaangaande voorgeboek. deld, hunne Hoog Mogenden, noch ie- mand der Bondgenooten, hun eenigzins zou- 1760. den willen dringen om af te zien van de middelen van nadruk, thans te werk gedeld. Zy benoemden, behalven de Gewoone Afgevaardigden wegens Holland in de Vergadering van hunne Hoog Mogenden Zitting hebbende , de Pendonarisfen der Steeden Haarlem, Delft en Amflerdam en een Burgemeedcr van Alkmaar, om tot afdoening der verfchillen mede te werken; dan lieten ten zelfden dage, de boven gemelde Verdeediging door Staaten van Stad en Lande ter Algemeene Staatsvergadering ingeleverd, geenzins onbeantwoord: maar gingen in een wydluftig Vertoog die Prctenft Juftificatie, gelyk zy dezelve noemden, te keer, als opgevuld met zeer veele verkeerde Aanduidingen, Bewysredenen, en verregaande Bedreigingen, alleen ingerigt om hunne afgeperde, doch rechtmaatige, handelwyze, in het haatlykst daglicht te dellen. Dehardig- De Onderhandelingen daagden zo verre heden ver- dat ■ in >t begjn van Grasmaand, die van Stad zagten' en Lande, verdaan hebbende, hoe Staaten van Holland, verklaard hadden geene verdere Inbedagneemingen tot den Eerden van Zomermaand te zullen laaten doen , uithoofde van de Agterdallige Hollandfche Lyfrenten, indien zy zulks alvoorens deeden ten opzigtevan de Hollandfche, in deezen voorflag bewilligden, en ook de reeds aan-  Historie. 147 aangehouden Schepen ontdoegen. Die van lxxxvi. Holland deeden daar op b de reeds gedaane boek. Arreden in volle kragt houdende, alle ver- , — dere, tot den gedelden tyd, verbieden; on- 1760» der het uitdruklyk beding, dat, dit tydperk vrugtloos verloopenzynde, zy, noch de Belanghebbers, daar aan in geenen deele verder zouden gehouden weezen; maar geregtigd om alle zodanige verdere bekwaame middelen weder by de hand te neemen, als zy ter eindelyke voldoeninge van. deeze eifchen meest oirbaar zouden Vinden. Wanneer deeze tyd verdrcekcn was$ waren de Verfchillen nog niet vereffend; doch *er deedt zich meer hoops op, om die gewenschte uitkomst te zien: 't welk Staaten van Holland bewoog, dien tyd te verlengen tot den Eerden van Oogstmaand, teffens, op het aanhouden van Party, bewilligende in het ontdag der tot nutoeinbellag genomene Schepen, onverminderd de verdere gedaane Arreden. Door deeze Schikkingen kreeg de Scheepvaard en Handel weder den vryen loop. 't Leedt tot het laatde van Herfstmaand f?Jf* wanneer het vergelyk , door de wederzyd- ygs" fche Afgevaardigden , getroffen , en eene Overeenkomst beraamd werd, by welken de Staaten van .Stad en Lande aan de Belanghebbenden in de Lyfrenten,. van hunne Agterdal'Ien, die'behoorelyk gewettigd wierden (*), Zestig Guldens van de-Honderd (*) De welbeweezene Schulden beriepen eene K 2 Söhi  148 VADERLANDSCIIË lxxxvi. derd zouden betaalen, tien in Geld, en boek. Vyftig in Schuldbrieven ten lade van Stad en Lande, tegen den Jaarlykfchen Intrest 1760. van Twee en een half ten Honderd. Dit Werk kreeg eerlang, in de Vergaderingen der Bondgenooten, de noodige bekragtiging, de wederzydfche Arreden werden opgeheeven, en de betaaling gefchiedde ingevolge van de gemaakte Schikking (*). Terwyl, overeenkomdig met de voorwaarde, onder welken Staaten van Zeeland hunne goede dienden in het byleggen deezes Gefchils hadden aangeboden, de Inwoonders van alle Geweden zonder onderfcheid, in deeze Beraaming deelden (f). Eene tri- i In een Land, waar de Zeevaard, met alle lige Leg- reden, voor een der eerde bronnen van plaats Welvaard gehouden wordt, is eene veilige Srheinin Reede voor de Koopvaarders een onwaarr^^agter deerlyk goed, en geene fchatten zou men ie Horst, bykans te groot kunnen noemen om dezelve te verkrygen, indien ze konden drekken om dien zegen te koopen, in zo verre menschlyke voorziening denzelven kanver- fchal- Som van ƒ 1109313 - ^ • o, welker betaaling zou gefchieden met ƒ nopr8 - 9 - o in Geld, en met ƒ 554644 - 2 - o in Obligatien. (*) Nederl.Jaarb.i7S9 bl 1012 — 1040. 1062 — ISSO. HIJ. 1133- Voor 't Jaar 1760. bl. 4 — 33. 280 32q. 363- 979' Voor ' Jaar *761 ■ bl- 834. 275: J. kok Vaderlandscb Woordenboek XVIU D. Art. Groningen. (f) Notul. van Zeeland, 18 Aug. en 14 Oftoi». -Sjóo.  HISTORIE. 149 Schaffen. Dat onze Reede aan den Texel- lxxxvi* ftroom de veiligfte by lange naa niet is, ge- boek. tuigen de veelvuldige Scheepsrampen, by Storm enYsgang: en heeft de waakzaame 1760. zorg van 's Landsvaderen niet verzuimd, door groote kosten, zeer veel toe te brengen tot eene meerdere beveiliging van zo veel fchats, als menigmaal aldaar zich blootgedeld vindt aan de dreigendde Zecgevaaren. Op kuden, aan zo veel veranderings onderworpen als dtTexelfche (*), kan zich eene gelegenheid op doen, die aangegreepen, met weinig koften, de gezogte veilige Legerplaats oplevert. Zonder eenige koden van noemenswaardig aanbelang boodt .zich, ten deezen dage, zulk een Reede aan by den Texelfchen Wal. Een Zandbank, onder den naam van de//om bekend, vormde aan den Zuid - en Westkant van Texel, door 't verloop der diepte, een arm, die, als 't ware, de daar agterkomende Schepen omvatte. Kleine Koopvaarders hadden 'er zich reeds zints eenigen tyd , met veel vrugts, van bediend, allengskens werden zy van grootere gevolgd, vry diep gaande Schepen zogten 'er berging; zo dat meer dan Vyftig op één tyd, in eene rei agter die Zandbank gefchaard lagen, even als de Schepen in de Laag voor Ainjlerdam. Capiteins en Schippers verheugden zich over die (*) Zie Verhandelingen van de Holl. Maatfch. der fFeetenfcbappen te Haarlem, XXI. D. bl. 195 enz. K 3  i5o VADERLANDSCHE txxxvi. die Legplaats, tegen Noorde- en Noordboek. wede-Winden gedekt, en zo gereed om i uit te loopen als de Wind daar toe gundig l76o. opwaaide. Het naast bygelegen Texelfche Dorp, de Hoorn, veelvuldig bezoek krygende van de daar liggende Schepen, bevlytigde zich om allen noodigen voorraad en ververfching in gereedheid te hebben, het bloeide door een ryk vertier. — De menigte van Zeevaarenden, die deeze veilige Legplaats verkoozen, klaagden over het onzeker bedellen en de hoogloopende Brievenport aan en van de Schepen agter de Horst liggende; de Boekhouders en Reeders vonden de Naamen der aldaar invallende, of van daar vertrekkende, Schepen of geheel niet, of zo gebreklyk, opgegeeven, dat het niet weinig belemmerings veroorzaakte. Overzulks werden Commisfarisfen derPodcryen van Holland en Westfriesland, op een Schriftlyk Verzoek van veele Kooplieden en Schippers, te raade, om, in Wynmaand deezes Jaars , voor Rekening van 't Gemcene Land, een Postfchuit aan te leggen, bepaald om de Brieven aan de daar leggende Schepen te brengen en 'er van af te haaien, als mede de Naamen van de daar aangekomene,envan daar afgezeilde,Schepen op te neemen, ten einde ze mede op de Lysten der Zeetydingen konden geplaatst worden (*). Het {%) Nederl. Jaatl. 1760. b!. 88?.  HISTORIE. 151 Het liet zich aanzien of men deeze gun- lxxxvi. ftige gelegenheid en vedige Legplaats zou boek. te raade houden , door die Zandbank te ■ doen aanhoogen, en duin te vormen van 176b. het onderfchepte duivend zand. Van den rje-,e|ve uithoek der Horst af tot den Texelfchen Wal wordt verzette men droobofchen ten dien einde, by waarloosd. het verhoogen en onderduiven voegde men 'er andere aan toe , en hadt, op eenige plaatzen, dit aangevangen werk een oogfchynlyken gewenschten uitllag. Des kundigen dien arbeid aanfchouwende, hadden gaarne gezien, dat een Werk, 't geen in de gevolgen, op den duur, zo heilryk voor de Scheepvaard weezen kon, met meer vastigheids aangelegd en beter bezorgd wierd; zy vreesden, dat het los opgevangen en niet wel verbonden zand, by een Storm en hoogen Vloed , zou wyken en al den arbeid geheel nutloos in de diepte weggevoerd worden: 't gevreesde gebeurde eerlang. En,waar aan ook het verwaarloozen eener betere, zeer mogelyke, bezorging moet worden toegefchreeven,door zommigen gezogt in de baatzugtige inzigten eener Stad in 't Noorder-Kwartier, hoogst bejammerens is het, dat men die Reede niet behouden, of althans daar toe de bede maatregelen en middelen niet in 't werk gedeld heeft. Binnen korte Jaaren verviel die Reede tot de voorheen weinigbeduidenheid om flegts kleine Vaartuigen te bergen, en werd de nieuwlings aangelegde Postfchuit noodeloos. ■ Door de Horst te behouden K 4 zon  152. VADERLANDSCHE enz, Lxxxvi. zou ook , misfchien , een nu dreigend Boek. deerlyk verloop in de Texelfche Zeegaten ■ voorgekomen, of althans verminderd wee-1 -1760. zen (*). (*) MedegedeeldeEerigten. De Heer jacob ottew HUsley heeft, in zyn uirgewerkt Antwoord aan de Hol. landfche Maatjcbappy derWeeteifcbappen te Haarlem, op «le eene Vraag, wegens de Texelfche Zeegaten, eene waarneeming, die ons tot dee?e gedagten opleidt. „ De Aftekeningen van de Horst" zegt hy (wyzende op Plaat I en 11.) „ toonen duidelyk, ?, dat dezelve door de fchuuring van de Stroo. „ men, aan de Zuidzyde, dat is na den Helder' fcben Wal, important is afgenomen, en daar en tegen derzelver rug, met een ronden hoek te„ gen het Nieuwe- of Noorder-gat uirfteekt; en derzelver aanwinning aldaar toont genoegzaam, ,, dat het zelve Gat dagelyksch in vermogen moet verliezen, en allengskens zal verzanden: waar door te vreezen ftaat dat hetzelve door den tyd zal toeloopen , en de Horst a^n de Haax zal vastgehegt worden/' Verhandelingen der Maatjihappy XXlü Deel, bl. 22. VA,  VADERLANDSCHE HISTORIE ZEVEN- EN- TACHTIGSTE BOEK. INHOUD. Nieuwe Voorjlag eener Fredes Onderhande* linge aan de Hoven van Londen en Berlyn. Frankryk wil eerst eenen afzon derly ken Vrede LXXXVii, met Engeland fluiten. Staatsdienaars van boek, wederzyden afgevaardigd. De Onderbande- -u lingen begonnen, voortgezet,gefiremd,en afgebrooken. Gevegt van een Fransen en Engelsch Schip by 's Gravezande. B o ree l , trekt, als Buitengewoon Gezant na Londen. . De Vriendfchap tusfehen dat Hof en deezen . Staat herleeft. Gefchil te Dordrecht, over i de Regeertngsbeflelling. Kerktwist in Zeei land. Holtius over zyn fchryven door iden Raadpenfionaris onderhouden. Plakaat ' wegens het uitgev en van Godgeleerde Werken. :Leopold gennete maakt zich als een i Waterwerktuigkundige hier bekend. Overeeni komst nut hem aangegaan. Het werk verrit 5 wylt,  154 VADERLANDSCHE ixxxvn. wylt. Gennete verlaat het Land en blyft boek. weg. De Proef beantwoordt in geenen deele. De gemaakte Overeenkomst vernietigd. Oc- troyen aan Uitvindingen verleend. De Hollandfche Maatfchapfy der Weetenfchappen te Haarlem, met Goedkeuring en Opene Brieven van Staaten van Holland begiftigt, 't Genootfchap Pro Excolendo Jure Patrio, te Groningen opgerigt. Het Octroy der WestIndifche Maatfchappye verlengd. Twee Aardbetvingen. De Oorlog dreigt algemeen te zullen worden. De dood der Ruspfche Keizerinne elizabeth brengt eene groote verandering te wege. Czaar peteh de III, wordt Bondgenoot van frederik den grooten. 't Gedrag van cathaeina de II, ten zynen opzigte. De Vrede tusfehen de Oorlogende Mogenheden geflooten. Den Engelfchen den Doortocht des Krygsvolks over 't Grondgebied van den Slaat toegeflaan. Pooging om de Zeemagt van den Staat te verfterken. Capitein debels moedig gedrag, 't Verzoek der Houthandel aar en te Amflerdam vindt ingang by de Staaten. De Graaf d'affry neemt affcheid van den Staat, 't Geval van Jonkheer onno zwier van haren. Aanzienlyke Posten door hem bekleed. Familie befchuldiging tegen hem ingebragt. Vertrek uit Holland. Wederkomst. Uit de Staatsvergadering geweerd. Openbaar eTwistfchriften. Voortzetting des Gefchils. Uitfpraak des Hofs van Friesland. Bepaalingen der Drukpersfe, de emile vanrousseau verboden. Grafteken voor boerhave te Leyden opgerigt.  HISTORIE. 155 rlgt. Menigte van Kafilotten op onze Stran- lxxxviï. den. Willem carel lodewyk boek. gebooren. George willem belgi- cus overleden, Willem de V, ter hooge Vergaderingen ingeleid, om 'e£9 onder den Eed van Geheimhouding, zittinge te neemen. Vreugdbetooningen te dier gelegenheid in 'sGravenhaage, Willem d e V van de Kinderziekte herfteld. Bedeftonden in Gelderland geëindigd. Friesland en Holland ver gunnen den Prins zitting in de V°,rgaderingen. V°,rval van Handel en Fabrykeu. Zwnare Bankbreuken. Waar door veroorzaakt. Vrugtlooze Voorflag van Hamburg om een voornaam Handelhuis te helpen. Het Handel verloop neemt toe. Middelen vanher ft el ver geefschvoorj geflaagen. De Koophandel herleeft. Staats1 befluit op een Voorflel des Konings van Bruisten den Handel betreffende, Gefchil tusfehen Staaten van Utrecht en Directeuren der Socie, teit van Suriname. Kerkvergadering der Ut1 rechtfche Geestlykheid. Gefchil te Leeuwaar1 den over de Magt der Kerklyken. 't Gedrag : van den Eei w. blo m. De zaak loopt ten ■ zynen nadeele af. De Clasfis van Leeuwaarden wraakt de Stellingen diens Leeraars. De l Graaf' v an wart en s leb en te Casfel verongelykt. De Algemeene Staaten trekken zich het geval huns Gezants aan, en vorderen i Voldoening. De Landgraaf van Hesfen CasI fel zoekt die te ontduiken. De Staaten blyi ven op de Vildoening aandringen. De Land| graaf geeft dezelve. Nadere bepaaling om. trentden Graafv an wartensleben. Strenge Winter des Jaars mdcclxiii. De  i55 VADERLANDSCHE Lxxxvu. De Bommelerwaard breekt het volgende Jaar boek. door. Watersnood in Gelderland en Ovcrys——<— fel. Handelingen over de Rivieren tusfehen Gelderland, Holland en Utrecht. Bedyking van de Boyenkerker folder. 1761. \\^as de aanblik van Vrede tusfehen Nieuwen de Oorlogende Mogenheden, in den VOOreene^ Vre-leden Jaare' daar hY gebleeven (*)> in dehande"" het Jaar mdcclxi deedt zich weder een ling, aan Vrede aanduidend verfchynzel op, van geen de Hoven meer gevolgs dan het voorgaande. De voorbenen Ter- fla§ kwam thans van den anderen kant. De lytl. ' Keizerin Koningin, de Alleenheerfcheresfe aller Rusfen,de Koning van Frankryk, en de Koning van Poolen, Keurvorst van Saxen, lieten, tenEngelfchenUove, door den Prins gallitzin, een gelykluidend Voordel doen, om de jongst mislukte Vredesonderhandelingen te hervatten, de Hoven van Londen en Berlyn hier toe uitnoodigende , met aanwyzing van Augsburg tot de Handelplaats , als de gelegende voor alle de belanghebbende Mogenheden, en betuiging van de gereedheid hunner Gevolmagtigden om aldaar te verfchynen. — 't Leedt niet langer dan tot den aanvang van Grasmand, of hunne Groot Brittannifche en Pruisfifche Majedeiten betuigden gereed te weezen om dit'Werk, te genoemder Stede, aan te van*. b Dan (*) Zie hier boven bl. 93.  H ISTORIE. i57 Dan de bepaaling van de Vrcdesonder- exxxvii, handeling teAugsburg, waar in alle de Bond- boek. igenooten der Keizerin Koningin betrokken -— maren, dagt den Koning van Frankryk met 1761. .; genoegzaam, om een zo fpoedig einde aan JjéJjI de jammeren des Oorlogs te maaken, ais zonderen ^ lw wenschte. Veelvuldige vertraagingen Vrede flui. en verlegenheid baarende toevallen donden ten. 'er te wagtcn op eene zamenkomst, waaide belangen van America, met die van beide Keizerinnen, den Koning van Poolen , en den Koning van Pruisfen, donden vereffend te worden. -- Urn li deeze hinderpaalen weg te neemen oordeelde die Monarch, met toeftemming zyner Bondgenooten, het voegelyk aan te drmo-en op de afzondering dier twee Oorlogen, Sn liet, ten dien einde, een byzonderVertoom ten Hove van Londen aanbieden, 't welk noo- voor het afloopen van Lentemaand ffefehiedde, behelzende een algemeenen voordag , dat de beide Rroonen zouden blyven in 't Bezit van 't geen zy op elkan\ der veroverd hadden; en dat de gefteltenis, waar in zy zich zouden bevinden, op den eerden van Herfstmaand deezes Jaars, zulks voor de Oost Indien; en die op den eerften van Hooimaand, dit voor de WestIndient Africa, en die op den eerften van Bloeimaand, het voor Europa zou bepaa- Engeland hadt toen op Frankryk bemagtigd Kaap Breton, geheel Canada, de Eilanden Guadaloupe en Mariegalant, en in 4frica9 't Eiland Goeree met Senegal. Eu- rt'  m VADERLAND SCHE lxxxvii. ropa was, toen nog onkundig van den juisboek. ten ftaat der zaaken tusfehen die twee Kroo- — nen in Afia, en de tocht tegen Belleisle was 1761. nog niet aangevangen. Frankryk bezat van Engeland het Eiland Minorca, hadt een gedeelte der Haven van Duinkerken verderkt, in Duitschland Hanau , 't Landgraaffchap Hesfen, en de Stad Gottingen in't Keurvordendom Hanover in zyne magt» Casfel werd toen belegerd, en het dondgefchapen dat de Koning van Frankryk op den eerden van Bloeimaand noch meer vermcesteringen zou gemaakt hebben. De Steden Wcezel en Gelder, fchoon in handen der Franfchen, konden niet worden aangeboden, als alleen by Frankryk voor de Keizerin in bewaaring. Weder- Geheel Europa dondt verwonderd over Gezante de opofferingen, tot welke Frankryk zich afgevaar" gereea' betoonde. De Hoven dat Ryk gedigd. negen duidden zulks 's Konings Staatsdienaaren euvel, en niemand twyfelde of Engeland zou het gerust bezit der gemaakte Veroveringen, en de rust zyner Bondgenooten in Duitschland, boven de voortzetting des Krygs de voorkeus geeven. Het Antwoord van Engelands zyde ademde desgelyks eene uitgeftrekte genegenheid om den Afzonderlyken Vrede, tot verhaading van de Algemecnen, te duiten. Het demde in den voordag dat elk in 't bezit van 't bemagtigde zou blyven; doch bepaalde niets delligs omtrent de voorgedelde TydperkeU. Engelands voordel om een Franfchen Staatsdienaar te Londen te ontvangen, gaf geen on-  HISTORIE. 159 ongundig voorteken van de Vreegezindheid lxxxvii* diens Hofs; het werd door Frankryk aan- boek. genomen,en ingevolge daar van ook bepaald dat een Engelsen Staatsdienaar zich aan 't 1761. Franfche Hof zou vervoegen. De Heer büssy vertrok na Londen en de Heer stanley na Verfailles. De Hoven aan Frankryk verbonden, DeOnderfchoon zich niet aankantende tegen deeze JjjSJj^ Onderhandeling met Engeland, betoonden °en> ongerustheid over het zenden der wederzydfche Staatsdienaarcn. Dan zy vonden zich gerust gedeld, door's Konings toezegging, dat hyhun in volkomen vertrouwen, berigt zou doen geworden van alles wat te Londen of te Verfailles verhandeld werd. 't Kwam Hoofdzaaklyk aan op het bepaalen der Tydperken van 't Bezit, en ontweek men, van de zyde van Engeland, in de Onderhandelingen, het dellig antwoordden deswegen. De voorgenomen. Krygstocht op Belleisle veroorzaakte ongetwyfeld dit marren. Wanneer de Engelfchen 't zelve bemagtigd hadden, delden zy die Tydperken twee maanden kuiterj en wilden wyders, dat de Afzonderlyke Vrede tusfehen Frankryk en Engelandj onaf hangelyk zou weezen van den uitllag der beraamde Vredehandeling te Augshirg ; als mede dat men, vóór den eerden van Oogstmaand, dien Vrede tusfehen beide Kroonen volkomen tot dand zou brengen. Hoebezwaarlykhet//rö7z/Êry£ voorkwam, Voortgeeenen Oorlog, die zich tot in de vier We- zet. reld  160 VADERLAND SCHE txxxvii. felddeelen uitftrekte, op een voordel in 't boek. einde van Zomermaand gedaan, vóór 't be- gin van Oogstmaand te eindigen, ftemde het 1761. daar in mondeling toe: doch wat het aangaan van den Afzonderlyken Vrede, onafhangelykvan denAlgemeenen aanbelangde, moest de Koning eerft de toeftemming van hét Weener Hof bekomen. Deeze volgde, onder uitdruklyk beding, dat 'er niets in zou vastgedeld worden, ftrydig met het belang van 't Huis van Ooftenryk. Engelands uitnoodiging aan Frankryk om eenige bepaalde openingen te geeven, wegens de gronden tot een Vergelyk, bragt dit Ryk in de onaangenaame omftandigheid om zynenVyanden te doen weeten, welke gunftige voorwaarden het aanboodt, om tot herïtël des Vredes te geraaken; maar de verwagting dat Engeland waarlyk den Vrede bezinde, en de verzekerdheid van de aanneemelykheid der voorwaarden, deedt die Kroon befluiten, eene breede Opgave deswegen te laaten opftellen. Geftremd. Toen het Vertoog, hier toe drekkende vervaardigd, ert de Posfboode om 't zelve na Londen over te brengen gereed was, ontving de Koning van Frankryk eene nadere Verklaaring van de Keizerin Konhv gin, die het aangaan eens Afzonderlyken Vredes, aan twee voorwaarden verbondt. Het in 't bezit houden van de Landen den Koning van Pruisfen toebehoorende — en dat de Koning van Groot Brittanje, noch als Koning, noch als Keurvorst, den Koning van Pruisfen met Manfchap, of op ee- ni-  HISTORIE. i6t nige andere wyze zou onderdeunen, als lxxxVïi. mede dat zyne GrootBrittannifche Majedeit boek. op zich zou neemen, dat de Hanoverj'che, Hesfifche, Brunswykfchc en de andere Hulp- 1761. benden, met den Keurvorst van Hanover in Verbintenis daande , zich niet zouden Voegen by de Krygsmagt des Konings van Pruisfen; verder dat Frankryk, van zyn kant, zich zou verbinden om geene hulpe, hoe genaamd, te bieden aan de Keizerin Koningin, met haare Bondgenooten. Zo redelyk en aanneemelyk als deeze Voorwaarden den Koning van Frankryk voorkwam , zo zeer verlangde hy den Koning van Engeland gereed te vinden, om dezelve te omhelzen. Middelerwyl hadt de Franfehe Staatsdienaar met den Heer p 1 t t gefprooken van zekere Verbintenisfen tusfehen Frankryk'en- Spanje, betrekkelyk tot de gefchillen van de laatstgemelde Kroon met Groot Brittanje; dit werd door dien Staatsdienaar, in den naam des Konings , op 't verst verworpen, als die niet zou gedoogen, dat de gefchillen met Spanje, op eenigcrlei Wyze gemengd zouden worden, in "den Vredehandel tusfehen de twee Hoven; en vcrwagtte dat Frankryk zich nooit het regt zou aanmaatigen, om deel te neemen in de gefchillen tusfehen Spanje eil Groot Brittanje: ook leverde hy hem, als geheel onaanneemelyk over, het voorgedekte met betrekking tot den Koning van Pruisfen. Het Vertoog van Frankryk, de voorhagen van Vergelyk behelzende, werd over- JCXIII. deel. L ge-  ï6% VADERLANDSCHË txxxvu. gegeeven, door Engeland beantwoord, en ü o e k. gevolgd van een nader ontvouwing des Franfchen Hofs. De Heer bussy liet J761. den Staatsdienaar pitt weeten, dat het Vertoög, Spanje betreffende, 't geen zyne Groot Brittannifche Majedeit geweigerd hadt aan te neemen, geene bedreiging,noch het aanbod eener bemiddeling bevatte; dat, zo lang Spanje het goedkeurde , de Koning zyn Meeder met zich zeiven zou te raade gaan in 't geen de belangen dier Kroone betrof, ondanks de weigering eener Mogenheid, die zich daar tegen mogt verzetten. Dat Frankryk, het Pruisfisch Grondgebied 'mWestphalen niet zou ruimen; en dat, wat het byftaan der Duitfche Bondgenooten aanbelangde, kon zyne Majedeit niet toedemmen om de onderlinge hulp tot het geeven van Manfchap te bepaalen: dewyl, in dit geval, de gedeldheid der Legers, het voordeel geheel aan de zyde van Engelands Bondgenoot zou doen overdaan. De Spaanfche Afgezant ten Engelfchen Hove, de Graaf defuentes, gaf den Heer pitt, uit naam zyns Konings, te verdaan, hoe deeze zich zeer verwonderde te hoor en , dat het Berigtfchrift van Frankryk doorenis gebaard hadt, by zyne Groot Brittannifche Majedeit, dat de Catholyke Koning, uit een beginzel van Menschlievenheid, allerzeerst verlangde den Vrede allerwegen herdeld te zien; en daarby, overtuigd dat zyne Groot Brittamiifche Majedeit met dezelve gevoelens vervuld was, noopte, dat deeze, op een tyd, wanneer de  HISTORIÉ. ï6g de rest van Europa het genot des Vredes lxxxviï. zou gefchonken worden, niet afkeerig zou boer. weezen om een einde te maaken aan de ge- — ■ •» fchillen met Spanje, eene Mogenheid, die i?6\. aan Engeland zo veele blyken van Vriendfchap gegeeven hadt. De Heer bussy hadt, in de lastgeevin- Afgebröe* gen hem met het iaatde Antwoord van zyn keuHof toegezonden, bevel gekreegen onl aan te dringen op de Wedergave der Schepen vóór de Öorlogsverklaaring genomen: en gevorderd dat de Schepen, vaarende onder de verzekerdheid Van den Vrede, en op de trouwe der Verbintenisfen, in Zee genomen , ontdaagen moeden worden op het zelfde beginzel als men toegedaan hadt, i dat de Schepen,zich by de Vredebreuke in i de wederzydfche Havens bevindende , mogten vertrekken; zynde dit een gedeelte van het Regt der Volken, en uitdruklyk bedonj gen by de Vredeverdragen van Utrecht en . Aaken. Toen het eindelyk Antwoord ' van Frankryk inkwam, fchreef de Staatsdienaar pitt aan de Heer bussy, dat zyne Groot Brittannifche Majedeit, uit 't : zelve, en het ingeleverd Vertoog, betreffen! de de wedergave der Pryzen vóór de Oor1 1 logsverklaaring genomen, met leedweezen , zag hoe het gewensehte tyddip, om een i einde aan den Oorlog.te maaken, nog ver* ] re van de hand was. — Engeland be- : antwoordde deezen iaatften last met in te* i brengen, dat, daar zyne Allerchristlykde iMajedeit, by herhaalinge, betuigd hadt, dat, indien de Onderhandeling tusfehen de L a bei-  JÓ4 VADERLAND S C HE •fcxxxvn. beide Kroonen , bet verlangde einde niet boek. mogt hebben, alle de Artykelen door ■ Frankryk toegedaan , geenzins als toege- 1761. daan zouden worden aangemerkt, de Koning van Engeland, op zyn beurt, het ingewilligde om den Vrede te bevorderen, • en de wedergaven Frankryk aangeboden, in het toekomende, als niet gedaan hieldt. In dit antwoord waren de zwaarigheden niet uit den weg geruimd, en de Heer stanley, geheel verbonden aan de letter van het hem overgezonden befchcid, kon geene oplosfing daar van fchenken. Frankryk werd derhalven, te raade in Herfstmaand, een nieuw Vertoog aan 't Engelfche Hof over te leveren. Dit, even min als het laatstvoorgaande, in den fmaak van 't zelve vallende, werd onbeantwoord gelaaten, en de Heer stanley fchreef den Hertog de c h o i s e u l om een Pasport tot zyn wederkeeren naar Londen, te verdaan geevende, dat men het herroepen van den Heer bussy desgelyks verwagtte. Hier mede was de Vredeonderhandeling afgebrooken. En gaf men, over en weder elkander de fchuïd van dien ongclukkigcn ÉtÜSgS 't Valt buiten ons bedek hier over te oordeelcn, en breeder van deezen mislukten Vredehandel te fpreeken. Het aangeftipte was noodig om te doen zien, hoe de Oorlog, die zydelings' betrekking tot deezen Staat hadt, onaangezien de poogingen om dcnzelven te eindigen, bleef voortduuren, en gelegenheid gaf tot eenige Gebeurtenisfen, wel-  HISTORIE. 165 welke ons Gefchiedblad moet vermei- lxxxvuJ den (*). boek. In Louwmaand was onze kust, op eene . zonderlinge wyze, getuigen vandeVyand- 1761. lykheden tusfehen Frankryk en Engeland. Gevegt Een Fransch Fregatfchip la Felicitè,- met ^nea Wynen, Leevensmiddelen en Oorlogsbe- £^ciscj hoeftens bekaden, voerende acht en twin- Schip by tig Stukken en honderd negen en tachtig ** GraueMan, van Duinkerken naar de West-Indien zandt' bedemd, gevoerd door Capitein den el, hadt, by 't eerde uitzeilen, in 't Kanaal met een Engelsch Fregat, en vier kleinder Engelfche Vaartuigen,daags geweest; doch was 't gevaar dier overmagt, door begundiging van den wind, en het gebruik der roeiriemen, gelukkig onder 't gefchut van Calais ontkomen. Tot herdel weder naar Duinkerken gezeild, en van daar op nieuw uitgevaaren, overweldigde 't zelve een Engelsen Schip, 't welk voor eenen aanzienlykenlosprys, met de overgave van twee Gyzeiaars , vrykwam. Dan den volgenden dag, deedt zich een Engelsch Fregatfchip op, onder bevel van Capitein elphiston van twee- en- dertig Stukken, nevens nog eenEngelsch Schip, en een Bombardeer Galjoot, die jagt op hem maakten. Vergeefsch zogt hy het roeiende te ontkomen. HttEngelsch Fregat the Richmond geheeten, naderde: door den wind begundigd, tot den afdand van (*) UvJverfal Magaz. Vol. xxvm. p. 219. Vol. sxix. p. 238. 291. 354.  i met ongeregeldheden gepaard, zo hoog lxxxvii. ïoopende dat men van 'sGravenhaage eeni- boek. gen uit de Gardes te voet, vergezeld van . Dragonders, na het Dorp Monfter zondt, 17.61. Ras waren die ongeregeldheden gcduit, en het Franfche Schip tot op 't water algebrand zynde , verlieten de Engelfchen de kust, waar op ons Krygsvolk terlïond weder te rug werd geroepen (*). De Franfche Afgezant d'affry, door wiens bewerking, dit Schip in befcherming van den Staat genomen geweest was, hadt last om wedergave, en herdel van fchade,te verzoeken; en bedooten Staaten van Holland, ten Hove van Groot Brittanje, wegens defchennis des Grondgebieds, voldoening te vraagen (f). — Twee Franfche Kaaperfcheepen, werden door de Engelfchen genoodzaakt liet aan de Zeeuwfche kust op 't drand te zttten ( § ). Deeze en vroegere vyandlykheden door DuinkerkfcheKazpers opdeZ^wuv fche Stroomen gepleegd, deeden het beduit neemen, om de Admiraliteit van Zeeland, door een Onderdandgeld in daat te dellen, tot het houden van twee Gewapende Vaar-r tuigen, ter voorkoming dier vyandlykheden (SS). Onze Scheepvaard hadt thans min van Bobebi, de Engelfche- dan van de Franfche Kaape- j^,^. ryen WOon Af. gezant naa (*) Nederl. Jaarb. 1761. bl. 116 — 119. Uni- Londen.Dc verfal Magaz. Vol. xxvm. p. 106. Vriend* (t) Refol. van Heil. 14 Febr. 19 Maart 1761. fchap tu«(j) Nederl. Jaarb. 1761. bl. 341. fchen dit hjl Refol. van Holl. 14 Febr. en 16 Mey 1761. HofmetJa T A Staat he^ ^ 4 leeft,  ïfS8 VADERLAND S C HE lxxxvii. ryen te lyden: de vry-en verbeurd-verboek. klaaringen der opgebragte Schepen, in het j eerstgemelde Ryk, kreegen eene meerdere I7ói. gedaante van Regt, zelfs werd een Schip, door 't verzuim van den Prysmeeder verongelukt, vry verklaard, en de Kaaper verweezen om de Waarde van het Schip en de Laading te vergoeden (*). De banden tusfehen Groot Brittanje en de Vereenigde Gcweften* geduurende den Oorlog tusfehen Frankryk en Engeland, zo zeer gerekt, fcheenen van derzelver verdapping te zullen bekomen. De Heer jacob boreel jansz., een der Afgezanten in den Jaare MpccLix, om de Klaagvertoogen, wegens de Mishandelingen der Nederlandfche Scheepvaard aangedaan, ten Londen/eken Hove te doen, werd thans door hunne Hoog Mogenden aangedeld tot buitengewoonen Afgezant, om glor ge den III, wegens de Opvolging van zynen Grootvader in 't jongstverloopenJaar overleden (f), en de komst tenThroon, te begroeten (§). JLen Engelsch Komngsjagt voerde hem, onder geleide van een Fregat, derwaards, en zyne Aanfpraak, te dier gelegenheid, ademde niets dan de naauwfte vriendfehaplyke Verbintenis tusfehen dat Ryk en deezen Staat ,, die," gelyk hy zich uitdrukte', „ door zo veelc zamengepaarde belangen „ aan- (*) Nederl. Jaarl. 17Ö0. bl, 267. 340. (t) Zie hier boven, bt, 96. (fj) Refol. van Huil, 9 Jan. 14 Febr. i6Meyi76r.  H I S T O 11 I E. 169 aangefpoord worden, om onderling tot lxxxvii. „ elkanders voordeel zamen te dreeven, en boek. „ de ingeevingen eener weinig verlichte ja „ loufye tevcragten!" Konings Antwoord iyói. behelsde de derkde verzekeringen van vriendfchap en genegenheid tot dit Gemeenebest, welke hy, eenigen tyd daar naa, herhaalde by monde van den Ridder yorke, die thans het negen Jaarig Charac^er van Minifler Plenipotentiaris verwisfelde, voor de aanzienlyker Waardigheid van Buitengewoon Afgezant, en als zodanig met groote Staatde in de Vergadering van hunne Hoog Mogenden verfcheen, met Dankbetuigingvoor de gedaane Gelukwenfching, en verzekering „ dat zyne Groot Brittannifche „ Majedeit altoos ten uiterden oplet„ tend zou blyven op alles, 't geen iets tot „ de wcezenlykdeBelangen, de Veiligheid, „ en het Welzyn der Republiek, kon toe,, brengen. Tcrwyl de Koning, daaren„ boven, eene tedere genegenheid toe„ droeg, aan de doorlugtige Oranjeloot, in „ den lèhoot der Republiek, die aan zyne „ en hunner Hoog Mogenden Opzigt toe„ vertrouwd, ten Voorwerp drekte om „ hem en de Republiek des te meer te ver„ binden." — By deezen jongen Vorst lag yorke eene plegtig Bezoek af, door een even plegtig beantwoord (*). Zints den dood der Gouvernante rees 'er Gefchil te in Dordrecht een hoodoopend en ooenbaar Dordrec'^ , 0 * A . over ;!e mt> Regeeringsbe- (*) Nederl. Jaari, 1760. bh S9> 86a. öelling. L 5  ijr© VADERLANDSCHE lxxxvii. uithardend Gefchil, over de Regeringsbeboek. delling, 't welk ten deezen Jaare, onder ee-- — ne deeds aangroeiende verbittering , een 1761. einde nam. Wy moeten'er, fchoon het tot die Stad, en byzondere Perfoonen bepaald bleef, kortlyk van gewaagen, en vinden ons genoodzaakt, ten regten verdande van den gereezen Twist, iets wegens de aauleidende oorzaak , te zeggen. 's Lands vroegere Gedenkfchriften w yzen uit hoe, in deeze oudfte Stad' van Holland, wegens de Regeeringsbedellinge, verregaande oneenigheden ontdonden; om ze niet hooger op te haaien hadt willemdeIÏÏ, als Stad-* houder Schikkingen beraamd , die , voor eenigen tyd, Eensgezindheid te wegebragten. Naa den dood diens Vorden vonden de Leden der Regeeringe geen beter middel ter bewaaringe van de Eensgezindheid, dan dat zy irt twee Verdeelingen gefchikt, de Ampten en Commisfien evenredig onder elkander zouden verdeelen. Zy flooten eene Overeenkomst, by welke bepaald werd, v/ie tot de Burgemeederlyke Waardigheid zouden verkoozen worden ; hoe men de Schepens- of Vroedfchaps - Ampten , en de plaatzen in het Collegie der Goede Luiden van Achten en der Veertigen begeeven zou, en welke Leden tot het bekleeden der Poden in de Hooge Vergaderingen van den'Lande en der Algemeene Staaten zouden benoemd worden. Het kon nietmisfenofin dus eene Overeenkomst moeden zich, van tyd tot tyd, duiderheden op doen, terwyl andere voorkomende omdandigheden ook  HISTORIE. 171 eenige byvoegingen vorderden, in gevolge lxxxvii. Jder van werd deeze eerde Overeenkomst boek. door nadere bekragtigd en vermeerderd. De dandhoudende hoofdzaak bleef, naam- 1761'. lyk de Schikking in de twee gemelde Clasfen of Verdeelingen , en hieldt dand tot den Jaare mdccxlvii, wanneer men aan den Stadhouder willem den IV, de Verkiezing van den Hoofdofficier, Burgemeederen, Schepenen, en andere Amptcnaaren, welke voorheen door den Oudraad pleeg te gefchieden, overleverde. Zyne Hoogheid gaf" te kennen, dat, fchoon hy wel wilde toedaan, dat men, by voorraad, bleef by het oude gebruik, en dus de Verdeeling van den Oudraad in twee Clasfen in weezen liet, zyns bedunkens, alles in die Clasfen moest gebragt worden, dóór de Regeerende Burgemeederen, zonder daar over vooraf, gelyk tot nog gebruiklyk geweest was eenige Byeenkomden gehouden wierden, door Regeerende en Oud - Burgemeederen; als mede dat hy van de vriendlykheid der Regeeringe verwagtte, dat zy, alvoorens ergens toe te treeden , hem des kundfchap zouden geeven, en in vriendlyk overleg komen. In gevolge hier van werden Heeren Burgemeeders gevolmagtigd om, in zaaken tot de Regeering der Stad Dordrecht behoorende, met zyne Hoogheid te raade te gaan: dergelyk eene volmagtiging krcegen zy, naa den dood diens Stadhouders, óm met Mevrouwe de Gouvernante te handelen. Toen willem de IV gemelde ver- an-  ï72 vaderlandsche lxxxvii. andering maakte, vondt men, in ieder der boek. beide Clasfen, een even gelyk getal van Le- ■ den; doch, binnen het verloop van twaalf l?Cx. Jaaren, bedondt, de een uit vier - en - twintig, de ander uit zedien Leden. Uit hoofde deezer ongelykheid werd, niet lang naa het overlyden haarer Koninglyke Hoogheid , door eenige Leden van de Dordrechtfche Regeeringe , beweerd, dat de Oude Overeenkomden, die vóór den Jaare mdccxlvii plaats gehad hadden, naa dien tyd niet in derzelver volkomen kragt gebleeven; maar door de herdellinge der Stadhouderlyke Regeeringe, vervallen of wel verbrooken en vernietigd waren ; en oordeelden dezelven, dat men op nieuws in overweeginge moest neemen, hoe de behandeling der Regeeringszaaken wederom tot de oorfpronglyke Gelykheid gebragtzou kunnen worden, of, anderzins, dat men een vaden voet behoorde te beraamen op welken men, geduurende de Minderjaarigheid des Erfdadhouders, de Eensgezindheid onder de Leden der Regeeringe zou kunnen bewaaren. Veel viel hier over te doen, en bleef het niet binnen de wanden van de Raadzaal der Stad. De Regeeringsleden, die den Heer c. b. doll van ouryk aan 't hoofd hadden, en de Overeenkomden voor verbrooken hielden, te meer om dat wylen zyne Hoogheid, een tegenzin in dezelve fcheen gehadt te hebben, maakten dit gefchil rugtbaar, en verdeedigden hun gehouden gedrag inopenbaarendruk. Zulks ipoorde den Burgemceder cornelis DE  HISTORIE. 173 Se witt, op wien de misnoegden het lxxxvii. 't meest gelaaden hadden, aan, om deeze boek. Verdeediging, desgelyks in 't openbaar, onder den naam van lrenophilus, te beant- 1761» woorden , met klem van redenen te wederleggen, en te bewyzen, dat, indien men de Regeering der Stad Dordrecht niet wederom op losfefchroeven wildegedeld;-:icn, en de voorgaande onluften doen herleeven , het eenigst middel was dezelve tot de twee Clasfen te brengen, of daarby te houden; terwyl zodanige in voorigen tyd gemaakte Bepaalingen nog in weczen waren, zo als de Oudraad der Stad Dordrecht, telkens hadt verklaard, wanneer dezelve, by Het afdaan van Ampten en Bedieningen, daar over niet eerder hadt goedgevonden te be~ fchikken, dan naa dat deeze, volgens het Voorfchrift der Oude Overeenkomst, éénen - twintig dagen hadden opengedaan. De Regeeringsleden , die het Voordel gedaan hadden , lieten dit niet onbeantwoord. Burgemceder de witt kwam openlyk uit, dat hy deOpdeller enUitgeever was , van het Gefchrift, onder den naam van lrenophilus in 't licht gegeeven, teffens berigtende, dat het laatst ingeleverde Antwoord van zyn Party, geene Beantwoording inhieldt van 't geen hy, als Irenophilus, gedeld en beweerd hadt. Zyn gevoelen vondt ingang by de meede braave cn edelmoedig denkende Vaderlanders. . In deeze Regceringstwist was het bykans onvermydelyk, dat 'er byzondere Perfoonen met naame in betrokken wierden, \ welk  i74 VADERLANDSCHE lxxxvii. welk aanleiding gaf tot haatlykheden, te boek. breedvoerig voor ons Gefchiedblad; doch die, blykens de oorfpronglyke Hukken, ten 1761. voordeele van den Heer de witt uitliepen, en aan zyne zaak by de Burgers $ een gunftig aanzien gaven. Hiertoe werkte desgelyks kragtdaadig mede, dat een der Stads Secretarisfen, uit het geheim Register der Stad, een woordlyk Affchrift vervaardigde van den Brief door Koning Willem den III, in den Jaare mdcxcv aan Burgemeederen gefchreeven, ter dooding van 't geen Party deswegen gezegd hadt, te weeten, dat zo lang deeze Brief in 't duider bleef, en niet erkend werd een egt dukte zyn, uit denzelven geen bewys ten voordeele van het bedaan der twee Clasfen kon worden getrokken; en om al de wereld te toonen, boe weinig men de goede trouw hadt in agtgenomen, met volmondig te zeggen, dat van deezen Brief niets gevonden werd in de Registers van den Oudraad (*). Kerlitw'ist jn Zeeland fmeulde, zints het Jaar in Zeeland. Mr> c c L v I? een vuur van Kerktwist, nu en dan met verwakkerde dikkeringen te voorfchyn komende, zomtyds op 't punt om in ligterlaije vlammen uit te barden; doch (*) Alle de Stukken tot dit Gefchil en daar uit voortvloeiende Oneenigheden behoorende, vindt men geheel in de Nederl. Jaarb. 1761. bl. 607 — 833- en het woordlyk Affchrifc van deezen Brief bl. 78j.  HISTORIE. 175 doch ten deezen Jaare gedempt, doordien lxxxvil de Hooge Overheid, vvyslyk en voorzigtig, bo e k. aan de drift der twidendc Godgeleerden paal en perk delde, maatregels beraamende 1761. om de verwyderingen te doen byleggen, en het dreigend gevaar van verdeiilyke fcheuringen te weeren. 't Is der Kerklyke zaaken van ons Land kundigen te overbekend, dat men by de Clasds van Walcheren, behalven de gewoone Formulieren van Eenigheid , nog vyf Artykelen, betreffende 1 de Gevoelens van den Hoogleeraar r o ë l : en de Kerkleeraaren bekker en valk, laat ondertekenen. Dan, hoe algemeen zulks 1 ook gefchiedt heeft men 'er gevonden, die : zwaarigheid omtrent derzelver verbindende 1 kragt maakten. Dit deedt de Eerw. huibertus van MONsjou, en gaf zulks I gelegenheid aan den Vlisfingfchen Kerkleerlaar jan jacob brahó, een Werkje I over den aart en natuur deezer Artykelen i in 't lichtte geeven. Over de Kerklyke goedI keuring aan 't zelve verleend rees niet weinig 1 gefchils; dan nog meer wegens den inhoud, i byzonder betreffende het derde Artykel, de 1 Leer der Regtyaardigmaakinge. E en Boekje, t ten Tytel voerende, Wolke van Getuigen voor 1 de Leer der Regtvaardiginge door en uit het GeI hove, verzameld by gelegenheid van het in 't ilicht geeven der Aanmerkingen over deyyf Wal1 cherfche Artykelen, door jan jacob bra! H é, ter Clasficaale Vergadering van Walcheren, te Middelburg vergaderd, ingelenverd, verwekte veel opziens. Daar't zelve Ihet Gevoelen, door br AHé beweerd, be- dreedt,  176 VADER LAND SC HE lxxxvii. {treedt, en onbeftaanbaar keurde met den boek- inhoud van het Artykel door de Zeeuw- /êAeKerkvergaderinge voorheen vastgefteld. 1761. Naamloos was dit Boekje, en werd de onbekende Schryver , door zommigen voor een Nagtuil gefcholden, en zyn Werk voor een Libel, een allerfchandelykst Pasquil, een Prul, en een Waterlooze Wolk, uitgckreeten. Men zou het als zodanig agter dé bank geworpen hebben. Dan een der Leden bragt in 't midden, dat de inhoud van dit Boekje dierbaar was, en hy 'er zichaanhieldt: maar, wyl het zonder naam op tafel kwam, dat hy het daarom van de hand zou wyzen, ten ware iemand dat Boekje overnam. Waar op de Middelburgfchc Kerkleeraar A. van DER sloot Opdondt en toonde, dat de zaak van te grooten belang was, om ze zo vlot van de hand te wyzen \ dat waarlyk. de byzondere begrippen van den Leeraar brahc, van te verren uitzigt waren, als drydig tegen gods Woord, tegen de Formulieren van Lenigheid, tegen de Hervormers, en befte Godgeleerden , tegen de Bepaalingen, door dé Clasfis zelve, in verfcheide Jaaren, byherhaalihge, met zo veel wysheids en naauwkeurigheids gemaakt, en als Antinoniaansch veroordeeld. Wyders zyne droefheid betuigende, over de fchand- en fmaadnaamen een Boekje gegeeven, 't welk het Leerftuk der Regtvaardiginge, overeenkomftig met de Heilige Schrift, de Formulieren van E enigheid, de Leer der Hervormeren en der bede Godgeleerden, voordroeg. „ Verre „ was  HISTORIE. 17? y, was hetj" fprak hy; „ met de Gere- lxxxvii. „ formeerde Kerk gekomen, zo men, on- boek. der den dekmantel van fchendnaamen, —•—■ j, 't zelve durfde van de handwyzen: maar 176U », indien dat de zaak was, daar 't op aan„ kwam, en waar van het al of niet behanj,, delen van deeze groote zaak afhing, zo iemand dat Boekje wilde overneemcn^ „ dan verklaarde hy, met alle vrymoedigj, heid, zulks te doem " B r a h é zag zich in zyne verwagtingte leur gedeld; de verklaaring van van der sloot bewoog de meede volgende Leden daar mede in te ftemmen ; de Meerderheid bedoot nader over dit Boekje te handelen. Inmiddels klom de twist tusfehen die twee Kerkleeraaren, op eenige Vergaderingen, zeer hoog, en geene vriendlyke bemiddeling kon denzelven dempen. Naa zo veel Kerklyk woelerts zöndt de Heer Mr. pieter boddaert, Secretaris van den Raad ter Admiraliteit in Zeel-and, eene Zedige Ferdeediging in 't licht, van de Wolke der Getuigen, welk Werkje hy voor 't zyne erkende. Brahó gaf een Antwoord op de Bezwaaren van van der sloot, met een Naalchrift ter Wederlegginge van de Zedige Verdeediginge van den Heere bo,ddaert. Het gefchil groeide met wederzydfche verbitteringe aan. Vertoogen tegen Vertoogen zagen het licht; Andere Schryvers mengden 'er zich in; Tot dat men bedoot de zaak, in Herfstmaand deezes Jaars, Kerklyk af te doen. De Broeders in grooten getale opgekomen XXIII. deel. M zyn-  173 VADERLANDSCHÊ lxxxvii. zynde, werd brahé, met meerderheid boek. van demmen, vry verklaard van Onregtzin- . nigheid en Antinomianery. Van dek. i 761. sloot verzette zich tegen die uitfpraak: weshalven het gelèhaapen dondt, dat de verwyderingen, door dit Verfchil veroorzaakt, nog grooter zouden worden, niet alleen tusfehen de Leden der Clasfis zelve ; maar ook tusfehen anderen: dewyl verfcheide Perfoonen reeds over dit Onderwerp een Penneflryd voerden. Staaten van Zeeland vonden goed met hun gezag tusfehen beide te treedenden de Clasfis van Walcheren te bevelen, ade verdere Handelingen over deeze zaak te daaken, en te verbieden eenigè Schriften over deeze Gefchillen In 't licht te geeven. Geladende de Clasfis van Walcheren, „ om, zo fpoedig doenlyk, ,, aan hun Ed. Mogenden over te geeven, „ CopienAuthentiecq van de zogenaamde, „ doch nimmer door hun Ed. Mogenden „ geappröbeerde vyf Artykelen/' Voorts moeiten b r a h é en van der sloot ieder een'kort, duidelyk en opregt Opdel opmaaken, van hunne Gevoelens over de Regtvaardigmaakinge. En werd aan zulke Leden van de Clasfis, die oordeelen moeten, dat de verfchillende gevoelens over dit'Gewigtig Stuk inde Gereformeerde Kerken deezer Landen, als te zaamen be'daan• baar, zouden kunnen geleerd worden, vry•heid -gelaaten, om een Opdel van Vereeniging te vervaardigen, met welgepade, aanneemelyke , en vooral Schriftuurlyke be- woor-  HISTORIE. 179 woordingen (*). Hier mede was de Kerk- lxxxvii. twist gedempt. boek. Veel gerugts maakte, zints eenigentyd, een naamloos Godgeleerd Gefchrift, ge- 1761. tyteld, Examen van het Ontwerp van Tok- Holtiui rantte, om de Leere in de Dordrechtfche Sy- ovtr zyn node vastgejleld, met de veroordeelde Leere ^~H^a der Remonflranten te vereenigen: waar in, ^erii Pla". op eene haatlyke en onchristlyke wyze, kaatweaan veele Hoogleeraaren, en anderen, ge- 8ens god*. voelens werden aangewreeven, die zy nooit vvcrken omhelsd; maar van welken zy een afkeer ? hadden: inzonderheid werd de nagedagtenis des Hoogleeraars van den ho* nêrt, aangetast door zekeren Emeritus Predikant holtius, die bekend dondt voor den eerden Aanvoerder dier ontdaane Gefchillen, met hevigheid, onbefcheid en ladertaai van hem voortgezet. De Raadpenfionaris werd gelast, deezen onrudigen ■Man voor zich te ontbieden en te onderhouden, wegens dit aandootelyk en degt gedrag, en het uitgeeven van Godgeleerde Schriften zonder Kerklyke Goedkeuring, en hem aan te zeggen, dat hy, buiten byzonder verlof en uitdruklyke toedemming, van hun Ed. Groot Mogenden, zich zou hebben te onthouden, van eenige Werken of Gefchriften over Godgeleerde Stoffen, nittegeeven, of te doen uitgeeven, op draffe van de hoogde ongunst. Holtius antwoordde ; „ dat hy zich altoos als een » ge* {*) Niittl. Jaarb. 1762. bi. 263 — 314. - h Ma- ;.-*•;  t8ó VAÖËRLANDSCHË Lxxxvii. „ gehoorzaam Onderdaan hebbende gedraa* boek. „ gen, niet in gebreke zou blyven, onl „ zulks mede in deezen te doen." — Dit 1761. geval gaf aanleiding tot vernieuwing en Verbreeding van het Plakaat, in den Jaare m d c c x v, vastgedeld, by 't welke aan allen, tot de Openbaare Kerk deezer Landen behoorende, verboden wordt eenig Gefchrift de Godgeleertheid betreffende uittegeven, zonder Naam of Kerklyke Goedkeuring (*). L genne- Ongundige Beoordeelaars van het ChaTé doet " racter der Landzaaten hebben te meermaazlch als len geklaagd, dat men hier, ter aanmoedieen Water- inp. van Kunden en Wetenfchappen niets tS£? over hadt; doch konden zy, daar de Bekennen, wysftukken voor het tegendeel te duidelyk fpraken, om gelochend te worden, hun onbillyk oordeel op geene andere wyze regtvaardigen, dan met aan te merken, dat Voordeel aanbrengende Kunden 'er van moesten uitgezonderd worden by eenLandaart, die alles ten eigenbaat aanwendt. 't Is waarheid en geen fchande, dat, over 't algemeen gefprooken, de Nederlanders zich meest op nut aanbrengende Kunden toeleo-gen, en het deeze aan geene aanmoediging laaten ontbreekën. Een en andermaal hebben Vreemdelingen zich van dee' ze geestneiging bediend, en, door een veelbeloovend voorgeeven, van iets ongewoons te kunnen uitvoeren , zelfs kundi- gen (*) Refol. van Eoll. 4 Aug. en 7 Aug. itfl.  HISTORIE. m gen beleezen, terwyl zy het veel gerugts lxxxvii, maakend werk deeken laatende, toonden boek. geen ander doel gehad te hebben, dan ten . kodcn van den voordeel bedoelenden iVc^r- 1761. lander, eenen geruimen tyd teleeven, of zich te verryken. Hier van leverde dit Jaar een fpreekend voorbeeld op, in den eindelyken adoop van het lang verwagte Waterwerktuig , des Heeren leopold gek* ne Té, een Lothaiinger van afkomst, die op Leydens Hoogefchool, Onderwys in de Natuur- en Wiskunde ontvangen, boven al de lesfen van den grooten 's cravesande gcnooten, en vervolgens, als Ingenieur en eerde Wiskundenaar, een geruimen tyd in dienst van zyne Roomschkeizerlyke Majedeit gedeeten hadt. De Waterwerktuigkunde fcheen meer dan iets anders zyne aandagt bezig gehouden , en hy , in 't vervaardigen van Werktuigen, die het Water op eene meer dan gcmeene hoogte gemaklyk, en zonder veel koden, opwerkten, groote vorderingen gemaakt te hebben. Het zo dikwyls opgeworpen plan, om Overeenhet Haarlemmer--Meir te bedyken en droog ^er,^Saa™et te maaken, kort naa de aandelling^ van den gegaan. * jongst overleden Stadhouder , weder leevendig geworden zynde, raadpleegden de daar in belang hebbende Steden, Dykgraaf- en Heemraadfchappen erndig over dit ftuk. Middelerwyl kwam de gemelde gennetc hier te lande, en gaf aan Dyk' graaf en Hoogheemraaden van BJiynland te M 3 ken*»  i8a VADERLANDSCHE txxxvn. kennen, dat hy meende een Waterwerk-' boek, tuig te zullen kunnen vervaardigen, 'twelk ■ nauwlyks de helft zou koden van een 1761. Schepradmolen, en dat, zonder wind te behoeven, zo veel zou uitwerken, als tien Schepradmolens, wanneer zy aan den gang waren. Zyn voordel werd met graagte gehoord , en vondt zo veel goedkeurings, dat gemelde Heeren, dit niet alleen Staaten van Holland bekend maakten; maar ook in overweeging gaven, of zy niet zouden kunnen goedvinden om, wegens eene zaak van dat belang, eenige Heeren te geladen om met G e n n e t é nader te fpreeken, en hun te volmagtigen, om, wanneer zy waarfchynlyk een goeden uitflag voorzagen met hem, wegens het vervaardigen, en de belooningen in gevalle het goed bevonden wierd, onder der Staaten goedkeuringe, eene overeenkomst te treden. Dit verzoek gefchiedde by eenen aanpryzenden Brieve in Louwmaand des Jaars mdccli, Zeer ras kregen zy een voldoend Antwoord, en werden Dykgraaf en Lloogheemraaden van Rhynland gemagtigd, overeemkomdig het gedaan verzoek, met genn eté te handelen. Zy troffen, in de volgende maand eene Overeenkomst, de Koden der Bouwftoffen, de Arbeidsloonen, de Huur van de plaats, noodig om het Werktuig op te rigten , zouden voor Rekening van den Staat komen; en beantwoordde 't zelve aan de verwagting, dan zou de Uitvinder een Taarrente van Duizend Dukaaten erlangen. J Wel-  HISTORIE. 183 Welhaast doeg hy de hand aan 't werk, lxxxvii. agter het Pesthuis buiten Leyden op eene boek. van alle kanten omheinde plaats,, en ver wagte men een vaardige volvoering. Het 1761. werk zammelde., Genneté fchreef het Het werk toe aan de groote moeite om de daar toe verwyk en noodige Bouwdoffen te bekomen, aan de zwaarigheden , die hy ontmoette by verfcheide Houtkoopers , Timmerlieden en Smeden, die gelyk hy voorgaf, uit vreeze dat aan zodanig een Werktuig veel minder Houts zou gaan, en veel minder Arbeidsloonen zouden verdiend worden, den voortgang van het Werk zogten te dremmen. De weigering der Smeden althans fchynt aanleiding gegeeven te hebben, dat het Yzerwerk op 's Landswerf te Amfterdam vervaardigd werd. In Wynmaand des Jaars mdccliv, was eindelyk het Werktuig in gereedheid; doch een Lek in een der Pompen belette den voortgang der Proefneeminge , welke g e n n e t é, ondanks alle minlyke en vriendlyke aanmaaningen , uitdelde tot hy in Oogstmaand van 't Jaar mdcclvi, zonder des kennis te geeven, uit het Land vertrok. Vergeefsch wagtte men de wederkomst Hy blyft des Kundenaars, tot in Hooimaand des vol- uitlandig. genden Jaars, wanneer men te raade werd, den Meeder Timmerman, door gennet é altoos aan het Werktuig gebruikt, over de voltooijing te fpreeken, en met deezen een verdrag ten dien einde aan te gaan. Hy zet het werk voort, onder eene traage Briefwisfeling met g en ne t é, die de be- M 4 loof- *  IÖ4 VADERLANDSCHE lxxxvii. loofde overkomst deeds uitdelde. Om boek. hem derker te dringen, vaardigden zy dee- Zen Timmerman, in Herfstmaand des Jaars 1761. mdcclviii, mnt Luik, de plaats waar GENNETé zich toen onthieldt , om nadere onderrigtingen wegens het afmaaken des Werktuigs te bekomen. In gevolge van dezelve was het, in Grasmaand des. volgenden Jaars , in gereedheid gebragt, en werd GENNETé verzogt, ter Proefneeminge, binnen eenen bepaalden tyd, over te komen, of iemand daar toe te volmagtigen. Hy beantwoordde dit verzoek uit Parys in een Brieve aan den Raadpenfionaris gerigt, opgevuld met klagten over 't ladig aandringen op. zyn overkomst, en met eene weigering om de Proeve door een ander te laaten neemen; dan die genoeg uitwees, dat gebrek aan Geld, de hoofdrede was, die hem belette naar Holland weder te keerén, om zyn Werktuig te voltooijen. Een minzaamer Brief dan hy verdiende, noodigde hem herwaards, met aanbieding van de Reiskoden, en een Daggeld van Tien Gulden eene Maand lang, dié hy te Leyden zou blyven. Hy nam aan vóór den gedelden tyd over te zullen komen; maar een nadere Brief verfchoof het weder tot het onzekere. Hier uit befpeurden Dykgraaf en Hoogheemraaden van Rhynland, dat men zyne Wederkomst vrugtloos wagtte ; en werden zy te raade van alles tusfehen hun en den uitlandfchen Kundenaar voorgevallen, Staaten van Holland kennisfe te geeyen, waar van zy denzelven, met Tyds-  HISTORIE. 185 beoaalins en aandrang om overkomst, ver- lxxxvii, wittigden. Thans kwam hy zo verre dat b o e k. naa het vervaardigen eeniger toevoegzelen, —— de Proeve door den Timmermans Baas zou 1761. genomen worden. Dan deeze wilde zulks niet op zich neemen, eer het Werktuig, zo verre het in afweezigheid van g e nn et e gemaakt was, door hem zelve was goedgekeurd. Dus te leurgedeld drongen zy op gennetcs overkomst aan; doch hy was en bleef afweczig, en eindelyk vernamen zy niets van hem. ; , ' De Heeren, wien het toevoorzigt en de Dj Proef uitvoering, van dit den Lande zo veelheils *w£e beloovende Werktuig was toevertrouwd, in geerifea oordeelden het niet langer te mogen uitdel- jeeie. len aan de Staaten van Holland, breedvoerige opening te geeven van het voorgevallene , in 't verloop van zo veele Jaaren met GENNETé, en te verzoeken, dat het Werktuig mogt onderzogt worden, om te bedisfen of 't zelve aan de beloofde werking kon voldoen en van de verwagte nuttigheid weezen. Op dit verzoek bedooten de Staaten de Hoogleeraars in de Philofophie aan Leydem Hoogefchool, te volmagtigcn tot het nazien en beproeven des Werktuigs. De Heeren j. lulofs, p. van mus- schenbroek en j, n. s. a ll E- Mand, voldeeden aan dit Staatsbelluit. Het onderzoek liep zeer ten nadeele van den Uitvinder, allen demden zy overeen, „ dat 'er geen de minde uitwerking van dit „ Werktuig te wagten was." In de byzondere opgaven, betuigde lulofs, M 5 » da*  iZ6 VADERLANDS CHE lxxxvii. „ dat 'er geen de minde hoop was om door boek.,, deeze Machine, de allergeringde quan- ,, titeit water op te brengen." M u s- 1761. schenbroek, ging verder en bedoot, uit betoogde zwaarigheden ; „ dat het 011„ mogelyk was, om eenige beweeging in ,, de Machine te brengen, veel min dat de„ zelve zou kunnen voldoen aan het oog„ merk van GENNETé, om 'er Water „ mede te kunnen oppompen." Allemand keurde desgelyks het Werktuig onvoldoende aan het oogmerk; doch dewyl hy het Beginzel, waar uit genneTé gewerkt hadt, zo veel de befchouwing betrof, niet wraakte, vonden Gecommitteerden tot zaaken de nieuwe Uitvindingen raakende , in wier handen de ingeleverde Berigtfchriften derHoogleeraaren gedeldwaren, goed, eene nadere verklaaring hier van te eifchen van deezen Hoogleeraar, die dezelve eerlang liet toekomen. De ge- By 't verdag van dit onderzoek, betuigmaakte den de Gecommitteerden van hun Edele komsteer Groot Mogenden, met betrekking tot de aietigt. * Nadere Verklaaringe van den Hoogleeraar allemand, dat in gevolge van dezelve, een geheel ander Werktuig dan 't geen GENNETé ontworpen hadt, zou moeten gemaakt worden, en dat het gemaakt zynde, hier te Lande onbruikbaar zou bevonden worden, wegens gebrek van genoegzaame Diepte der Gronden, om welke reden zy meenden van het verder onderzoek, van deeze Uitvindinge zich te mogen ontdaan. En met betrekkinge  HISTORIE. Il7 ge tot de zaak van gennetó zelve, lxxxvii. dat zy met verontwaardiginge hadden boek. gezien , deszelfs onbetaamelyk gedrag in dit geheele Werk gehouden, waar door hy 1761. het geduld en de toegenegenheid van Dykgraaf en Hoogheemraaden Van Khynland op het fchandelykst hadt misbruikt, en eindelyk, door zyn heen gaan en weg blyven, uit deezen Lande, zeer klaar getoond van zyne Onderneeming geheel af te zien, weshalven, door zyn eigen gedrag, het verdrag, in den Jaare mdccli gemaakt, te eenemaale was vervallen. In Slachtmaand deezes Jaars mdcclxi, werden gemelde Heeren, onder wier opzigt nu tien Jaaren geleden, dit Werk was aangevangen, gelast het vervaardigde aftebreken en ten geide te maaken, op dat het zou kunnen drekken tot minderinge der daar aan bedeedde koden ( * ). — Allen, die zich door deezen Vreemdeling, en diens groote beloften , hadden laaten beleezen, fchaamden zich over het te groot vertrouwen op hem geftcld; niet weinigen, die, reeds van den beginne, geen gundig denkbeeld daar van opgevat hadden, en zich, door het marren des werks, hier in gederkt vonden, konden niet nalaaten, nu de uitdag aan hunne vervvagting beantwoordde, 'er den fpot mede (*) Refol. van Holl. 4 Febr. 19 Maart 3 April 4N0V. 1761 en — Nederl. Jaarb. 1762. bl 93 — 162. Waar men de Afbeeldingen, zo van gen»ETés Werktuig, als van allemands Ophelderinge aantreft.  i88 VADERLAND SCHE Lxxxvii. de te dryven: terwyl veelen, op het oude boek. gefteld^ bevedigd werden in het wraaken ■ van nieuwigheden, en voedzel raapten tot 1761. aankweeking van een dikwyls fchadelyk vooroordeel. Wy hebben dit der optekeninge waardig geoordeeld , om de zeldzaamheid des gevals, het gerugt, 't welk hetzelve maakte , als mede om 'er een les van Voorzigtigheid, ten aanzien van dikmaals veel beloovende Vreemdelingen uit te doen ontleenen, <3nUi,'en _ Beter daagde , daar zyne Uitvindingen vindingen *n '£ ^em v°ideeden•> zekere francois verleend. xavier d'arle s de eig niere, in het verkrygen van 't verzogt Oetroy op een Werktuig, tot het uitdiepen van Vaarten en Kanaalen, van een Ploeg of Krabbelaar om Rivieren te verdiepen en Zandplaaten weg te nemen; als mede van eene nieuwe foort van Waterpompen (*). — Qok erlangde jacob groeneweg e n , van Werkendam , Octroy tot het maaken van een Waterwerktuig van eene geheel andere natuur, en zo men zich beloofde van voordeeliger uitwerking, dan ' de gewoone Scheprad-molens ( + ), De Maat- Tjat het den Vaderen des Vaderlands Haarlemte met ontbrak aan zugt tot het koederen en met ope kweeken van Kunden, Weetenfchappen, nen Brieve en Nieuwe Uitvindingen, bleek dit Jaar vereerd. n0g nader. Y)t Ifollandfche Maatfchappy der Wee* (*) Refol. van Holl I April 1761. (f; Refol. van Holl. 4 Dec. I7 « m.iJfc^tv (*> Refol. van Holl. 3oJu!y 1761. Verhandelingen van de Hollandfche Maatfcbappy der IVeetenjcbappent \l Deel II St. Foorbsr. bl. XIII.  HISTORIE. 191 de, kon dienen, uit de Taal- en Oud- lxxxvii. hcidkunde, zo wel als uit deNatuurlyke boek. Hidorie van ons Vaderland, om zich dus den arbeid dier Medeleden, welker Let- 1761. teroefeningen de Regtsgeleerdheid niet volftrekt bedoelden, mede ten nutte te maaken (*). En de Inrigting zelve en de Naamlyst der Leden , vervuld met een aantal geagte Mannen, bekend voor arbeidzaame Beoefenaars dier Weetenfchappen, deedt de gegrondde hoope opvatten, dat de fchoot diens Genootfchaps veel. goeds -zou baar en. Met het afloopen van dit Jaar , dondt Het ^ het laatde Dertig] aar ige Octroy aan de West- x'^t\. "nd. Indifche Maatfchappye deezer Landen ver- Maatfchap-. leend (f ) te eindigen. Het behaagde den pye verAlgemeenen Staaten op nieuw , dezelfde lengd. Voorregten aan dit Lichaam, voor 'f zelfde tydvak, te vergunnen: met de daar in gemaakte veranderingen, ten opzigte van de vrye Vaard op de Kuden vmAfrica, onder de bepaaling van zekere Recognitie aan de Maatfchappye, welke vergunning, in den Jaare mdccliv gefchonken (§)., thans mede ten einde Hep. Alleen was 'er eene verandering omtrent de Schepen en Goederen, over andere Eanden, en 'Staaten herwaards aankomende; als mede dat tot de Vaard .(*) Verhandelingen ter nqfpooringe van de Wetten en Gefteldbeid omes Vaderlands, door een Genootfcbap Pro excolendo Jure Patrio, J Dse'. (t) Waoenaar Vaderl. Htfll XIX D. bl. 12. (j; Zie het XXII D. onzer Vaderl. Hifi. bl. 167.  ija VADERLAND SCHË juxxxvu. Vaard op Africa Schepen van allerlei Leng> boek. te zouden mogen gebruikt worden; met eene nieuwe bepaaling der Lastgelden daar }$£ly van te betaalen (*). Twee EeneAardbeeving, die in Spanje gewei* viBgenee" dig WaS' deBoSt van Frankryk fchokte* en ook in Schotland en Ierland befpeurd werd, namen eenigen in dit Land, op dert ïaatden van Lentemaand, waar. De Kerkkroonen in de Joodjche Synagoge te Ampt erdam, 's naamiddags omtrent twee uuren, van zelf beweegende, gaven het daar te kennen; te Maaslandfiuis ontdekte men het niet alleen aan de dingeringen dier Kerkcieraaden, welke meer dan een voet heen en weder gingen; maar ook aan de Beweeging van het Water, welke de Schepen in de Haven op eene vreemde en ontzettende wyze flingerde. — Te Maaflricht hoorde men, den vierden van Bloeimaand, 's avonds naa zeven uuren , eenig Gedruis, gevolgd van eenen doot of beweeging van den grond, zo derk dat de Menfchen uit hunne Huizen, zich op draat begaven. 'Er was weinig winds, aan de lugt zagmenroodedreepen; doch naa de Aardbeevinge hieldt de wind op, en de lugt veranderde (f). Beide deeze Aardbeevingen hebben hier te Lande geene fchade altoos veroorzaakt; doch wy moeden ze optekenen; dewyl dit fchrikbaarend verfchynzel, hoe zeldzaam an- (*) Refol. van Holl. i Dcc. i-fir. (1) Nederl. Jaarb. j76i. bl.j20j.  HISTORIE.' 193 ttnders in onze Jaarboeken , in de laatfte lxxxvi?:. Jaaren, te meerrtvuden voorkwam. boe k. Hoewel het zich met den uitgang des —■— Jaars mdclxi, en den aanvang des vol- 1762. genden, liet aanzien, als of, by het afbree- De Oorlog ken der afzonderlyke Vrcdehandelinge tus- dreigt alfchen Frankryk en Engeland (*), het ge- 6 'tal der Oorlogende Mogenheden, wel verre worden» van te verminderen, ilondt te vermeerderen , en zulks met de daad gefchiedde, mogt evenwel dit Jaar den dageraad des Vredes aanfehouwert. Dat Spanje zich in deezen Vredehandel mengde, en bedreigingen Van Engeland den Oorlog aan te doen byvoegde, indien het aan de voorfiagen'van Frankryk geen gehoor gaf, ontftak de gemoederen der Engelfchen zeer, tegen de Spanjaarden; en veelen, in dede van die vermeerdering van Vyanden tegen Groot Brittanje als nadeelig aan te zien, fpelden 1 dit Ryk daar uit groote voordcelen ( f ). ] Het Spaanfche Hof deeze neiging van het .Londenfche befpeurende , liet den tienden 1 van Wintermaand», van 't jaar mdcclxi, Leen Bevelfchrift afgaan naa alle Zeehavens ; diens Ryks om alle Engelfche Schepen, zich .'daar bevindende, op te houden (§).- Eer .dit Jaar eindigde, was de Oorlog van de 1'Spaanfche zyde zo goed als verklaard, en het (*) Z'e nier bóven, bl. 161. (j; Univerfal Magaz. Vol. jllX. p. 202. 215. 217 - $) Univerfal Magaz. Vol. xxx p. 44. KXIIÏ. DEEL. N  194 VADERL AND SC HE lxxxvii. het ander was nauw begonnen, of van de Enboek. gelfche zyde zag eene Oorlogsverklaaring * het licht, welhaast van eene daatlyke in 1762. Spanje gevolgd. Tusfehen Frankryk en Spanje werd een allernauwde Verbintenis gedooten (*), cn Portugal aangezogt daarin te dcelen. De Koning vondt groote zwaarigheden om toe te demmen in een allerdringendst aanzoek, wilde de Onzydigheid, dus lang gehouden, bewaaren, en boodt zyne bemiddeling tot den Vrede aan: de bedreigingen dat, ingevalle hy niet van die Onzydigheid afzag, Spaanfche Krygsbenden Portugal zouden inrukken, konden hem niet beweegen om deeze te laaten vaaren, en met die twee Mogenheden tegen Engeland zamen te fpannen (f). Het volvoeren deezer bedreiging, bewoog den Koning van Portugal, den Oorlog aan Spanje te verklaaren, beantwoord door eene Oorlogsverklaaring van dat Hof, als mede van het Franfche ( § ). Wanneer de gedreigde inval in Portugal gedaan was, liet de Koning, door •zyn Afgezant de costa d'almeida de salema, by hun Hoog Mogenden, den Onderdand vraagen in het Verdeedigend Verdrag van den Jaare mdcciii bepaald (§§). Dit (*) Univerfal Magaz. Vol. xxix. p. 375- 378. 379. Vol xxx. p. 99. 142. 194. ft) Univerfal Magaz. Vol. xxx. p. 254 — 259. (<\) Univerfal Magaz. Vol. xxxi. p. 42(w§) Refol. van Holl. 16 Sept. 1762.  HISTORIE. i9s Dit byfter oorlogzugtige gelaat der zaa- lxxxvii. ken in Europa, klaarde ten onverwagtfte boek. op. De dood van de Alleenheerfcheresfe aller Rusfen, op den vyf- en - twintigden 1762. van Wintermaand des Jaars mdcclxi, De Dood plaatde peter den III, op den Rus ft- j!er Rn«flfchen Throon. Deeze Vorst was geheel ^ifl^. ingenomcn met den Koning van Pruisfen zabbth en hadt den Oorlog door elizabeth brengt eetegen frederik den gr 0 0 ten, ne gr('ote in gemeenfchap met de Hoven van Weenen en Verfailles gevoerd, met leede oogenaan- wege. gezien. Zo onbegrensd was de bewondering deezes Vorsts van den Pruisfifchen Monarch, dat hy, by 't leeven van elizabeth, aan een der vreemde Staatsdienaaren zyn ongenoegen betuigende, dat de Keizerin hem in Rusland hadt doen komen, 'er byvoegde „ was ik Hertog van „ Holflein gcbleeven, ik zou thans 'mPruis„ fifchen dienst het bevel over een Regi„ ment gevoerd, en de eer gehad hebben, „ om in perfoon een zo groot Monarch te „ dienen, eene eer die ik veel hooger keur „ dan die van Groot -Hertog te weezen.'" Naa zyne Throonbeklimming gaf hy meermaalen den Koning van Pruisfen, den naam van Meefler. Met een zyner Gundelingen over dit onderwerp fpreekende, was zyne. taal. „ Gy weet ik ben een getrouw Die„ naar van mynMeeder geweest: want gy „ herinnert u, dat ik kundfehap van alle „ Kabinctsgcheimen aan hem liet toeko„ men." Wanneer de Heer, dien hy in deezer voege aanfprak, op zulk een taal N 2 fcheett  i96 VADERLANDSCHE lxxxvii. fcheen verbaasd te daan, en marde met eec o k k. mg antwoord te geeven, voerde de Keizer hem te gemoet. ,, Waar voor vreest gy ? 1762. „ het oudeWyf leeft niet meer, en zy kan „ u niet naa Siberië zenden." — Deezé bekende verkleefdheid des nieuwen Rusfifchen Monarchs aan den Koning van Pruisfen, deedt eene wending van zaaken wagten, die ook bykans zo fpoedig , als de dood van elizabeth, opdaagde (*). daar m. Pet lr de III, liet aan de Afgezann"wordt ten van Ooftenryk, Frankryk enZweeden, Bondi-e- met den aanvang deezes Jaars, eenen voornoot van dag doen, dat hy den Oorlog moede, en, fbederik om den Vrede te bezorgen, gereed was al"^>GP-00 1c de Vermeedcringen, door de Rusfifche Wapenen gemaakt, op te offeren, hoopende dat de "met hem verbonden Hoven van hunnen kant, even zeer aan het herdel des Vredes, de voorkeur zouden geeven boven de voordeden, welke zy niet dan met bloeddorting konden verkrygen. Hoe zeer de Koning van Frankryk naa den V rede betuigde te haaken, kon hy niet beduiten een dap tot den zeiven te doen, zonder niedeweeten en toedemming zyner Bondgenooten (f). Doch Czaar peter de III, alle andere inzigten ter zyde dellende 0111 zyne buitenfpoorige vooringenomenheid met het Character des Konings van Pruisfen te voldoen, zondt, zonder zyner Bond- (*) Coxe Travels Vol II. p. 8. ir. 12. (f; Univerfal Magaz. Vol. xxx. p, 217. 21S.  HISTORIE. 197 Bondgenooten goedkeuring aftewagten, of lxxxv 11. de belangen en eer zyns Ryks in 't oog te boek. houden, een Gezant naar Berlyn om eene onmiddelyke bevrediging te bewerken. 1762. Frederik de groote, dien de krygskans tegen liep, en op 't punt fcheen, om, door het aantal en de volharding zyner Vyanden, overmeedcrd te zullen worden, nam een voordel, gefchikt om hem te redden , uit eene engte waar uit geen menschlyk vermogen hem kon helpen, zonder eenig vcrwyl aan, in Lentemaand werd de Wapendildand, in Bloeimaand de Vrede, en een Verdrag van verbintenis gedootcn. Czaar peter de III, liet zyne voorgaande Bondgenooten vaaren, zonder iets het minde ten hunnen voordeele te bedingen. Hy riep niet alleen zyne Soldaaten uit het Oofienryks Leger te rogge; doch zondt, naa eenen korten tusfchentyd, eene verderking van 20,000 Man aan'zyn begundigden Held. Dus vervoegden zich, in 't verloop van weinig maanden, de Rusftfche Benden by het Pruïsfisch Leger, om diezelfde Oopenrykers, nog zo onlangs, door de wapenen der Rusfen in Sikfie gebragt, uit dat Land te dry ven. — Zwecden volgde de voetdappen des Hofs van Petersburg, en tekende, in dien eigenden Bloeimaand, den Vrede met het Hof van Beriyn. Scheen frederik, door dien onver-De Vrede wagten en hem recht tydig komenden dood tusfehen zyner Vyandinne, en de Throonbeklim- * J°ï,a' ming, zyns onbegrensden Bewonderaars, |enhede«' N 3 ge- Ëeüouten,  ip3 VADERLAND SC HE txxxvii. geholpen, de Zesmaandelyke Regeering des doek. laatstgemelden dreigde hem op nieuw te dompelen in dien poel van verlegenheid, 1762. waar uit hy gered was. Catharina d e II, haaren Egtgenoot ontthroond , en, naa diens kort daar opvolgenden dood, het Ryksbeftuur in handen genomen hebbende, nam andere maatregelen, en hadt reeds bevelen gegeeven, die het hervatten der vyandlykheden dreigden; maar hethoorenleezcn der Brieven tusfehen den Koning van Pruisfen en haaren overleden Egtgenoot gewisfeld, behelzende veele heilzaame raadgeevingen, tegen de onbedagtzaame en onvoorzigtige maatregelen, welke de genegenheid der Keizerinne van hem vervreemde, en Lieden van den hoogden Rang afkeerig van hem gemaakt hadden, wekte haare dankbaarheid dermaate, dat zy zich op 't fterkftc ten voordeele diens Konings verklaarde, en de gedreigde vyandlykheden opfchortte. 't Ruspsch Leger fcheidde zich wel van het Pruisfifche af; doch al het voorheen veroverde werd overgegeeven, en de ftipde Onzydigheid in agtgenomen. De groote frederik, hervatte, met vernieuwde kragten, zyne Krygsverrigtingen in Silefie, en maakte een hem roemryk einde aan deezen Moedigen zevenjaarigen Oorlog. Op den Vrede van Fontaiuebleuu tusfehen Frankryk, Spanje, Engeland en Portugal gedooten (*), volgde eerlang die van (*) Univtrfal Magaz* Vol. xJtir. p. 145-  HISTORIE. 199 van Hubcrtsbiirg tusfehen de Keizerin Ko- lxxxvii. ningin en den Koning van Pruisfen. boek. Toen de Oorlog tusfehen zyne Groot- Brittannifche Majedeit en de Koningen van 1762. Frankryk en Spanje, door eene vooraf- Den Engaande Overeenkomst, aan 't hoofd der geifcben vyandlyke Legers in Duitschland getroffen, tg"^™1" geëindigd was, werd hunne Hoog Mogen- Krygs." den, by eenen Brieve huns Afgezants den volks over Graave van welderen, te kennen 'c Grond, gegeeven, hoe zyne Koninglyke Maje- denStair deit gaarne zou zien, dat de Groot Brit- roegetannifche Troepen, uit Duitschland komen- ftaan, de, zich te Willemflad fcheep begaven. In beantwoording, delden hunne Hoog Mogenden de veelvuldige zwaarigheden voor , om zulk een aantal Krygsvolks , in het Winterfaifoen, over het Grondgebied van den Staat, te laaten trekken. Dan 's volgenden daags verzogt de Engelfche Afgezant yorke deezen Doortocht daatlyk; een tweeden Brief van van welderen drong dien aan, het beduit viel denzelven toetedemmen ; en dit kleine ongemak te gedoogen, naa ontheeven te zyn van een Kryg in de Nabuurfchap gevoerd, waar in veelen deezen Staat gaarne hadden ingewikkeld , op een tyd , dat dezelve , door mangel aan genoegzaame Land- en Zeemagt , ter zelfsverdeediginge onbekwaam was (*), Ten (*) Refol. van Heil 1 Dec. 1762. Nederl. Jaarb. 1762. bl. 1358—1309. N 4  ?oo VADERLANDSCHE lxxxvii. Ten aanzien van de Zeemagt, deedt b p l k. men dit J aar eene meer dan gemeene poo-. ging, ora dezelve op te beuren. Staaten 1762. van Holland, reeds vroeg dugtende voor Pqpging den nyd der Engelfchen op de voordeden , om de Zee ^ie de Kooplieden deezer Landen, geduuve^ier! rende den Oorlog van dat Ryk met Spanje zouden behaalen, namen in overweging, tot beveiliging des. Zeehandels , dat de twaalf Schepen en Fregatten van Oorlog, die,volgens een Befluit van den elfden van Louwmaand , zouden uitgerust worden,. volftrekt niet voldoende waren , om der Zecvaard de verlangde veiligheid te bezorgen , huns oordeels behoorde men eene fchtkking te maaken, om, buiten deezen, 'er nog dertig in dienst te brengen, „ Zy „. hoopten dat de Bondgenooten, ééns een„ maal dopr het voorledene zouden over„ tuigd. zyn, van de noodzaaklykheid om „ de' beveiliging ter Zee, met meer yvers.. „ te behartigen; en. het thans tydig oor„ deden, om met de. daad de uiterftcpoo„ gingen te doen, tot behoudenis van de „ voornaamde Bron van de Welvaard dee„ zer. Landen, en te willen bedenken, hoe „ het zeer gemaklyk zou kunnen gebeuren, dat de uitkomst der zaaken uitwees, „ dat het alleen van de kloekhartigheid der „ Bondgenooten hadt afgehangen, of men „ alles zou hebben verboren, of behou- J5 den (*)•" Volgens een Befluit ter Ver, (*) Refal. van Holl. 14 Ja* 1762.  HISTORIE. 2,0 ï Vergadering van hun Hoog Mogenden ge- lxxxvic. nomen (*), vervaardigde de Raad van bokk. Staaten eene Petitie , voor Vyf Schepen —van 60, Tien van 50 Stukken. Vyf Fregat- jjfxjtg ten van 40, Vyf van 36, en Vyf van 20 Stukken; voor tien maanden 2844000 Guldens beloopende, waar in Staaten van Holland demden (t)- Zeeland volg¬ de hier in , onder voorwaarde van geene verdere betaalinge te zullen doen, dan zo veel het Aandeel van dat Gewest bedroeg, in 't geen wcezenlyk by de Admiraliteit in Zeeland zou worden uitgerust. — Utrecht kon 'er toe verdaan 3 doch verklaarde, niet meer dan de helft van haar Aandeel in de voorgellaagene Petitie te kunnen draagen.— Gelderland deinde, en dan nog onder bepaalingen ,tot Twaalf Schepen, op de vermeerdering van Landmagt aandringende. Overysfel bragt het op Tien Schepen, en fprak, niet min dan Gelderland, van 't wapenen te Lande, — Friesland bepaalde de vermeerdering op nog Twaalf Schepen van Oorlog. — Groningen kon, voor ditmaal, in een derde van de verzogte Uitruding treeden; doch gewaagde, gelyk Gelderland en OverysCel, van het verderken der Landmagt (§). Vermeende drydige belangen dwarsboomden eene zaak door Holland zo zeer begeerd, en om welker daadlyke vob bren- (*) Refol. Gen. Veneris 15 Febr. i7<52- ( + ) Refol. van Holl. 13 Maart 1762. (j j Refol. van Holl 22 May en 22 July 1762. N5 ■  zoi VADERLAND SCHE trxxvii. brenging de tydsomdandigheden riepen; boek. daar de ongehoorde domheid der Engelfche Kaaperfchepen in de West Indien zo verre 1762. ging, dat zy, blykens het fchryven van Bewindhebberen der Westindifche Maatfchappye ter Kamer Zeeland, zich niet ontzagen Schepen, toebehoorende aan Onderdaanen van den Staat, op Reëen, in Havens en Baayen , onder deszelfs Souverain gebied liggende, aan te taden, te neemen, en in de Engelfche Volkplantingen op te brengen (*). Dit laatde Oorlogsjaar, leverde nog 011telbaare voorbeelden op van Zeefchennisfen der Engelfchen, Franfchen en Spaanfchen; welke laatstgemelden , in het prysverklaaren, even zeer als de Engelfchen j het Tractaat van Marine tusfehen deezen Staat en Spanje, in den Jaare mdcl gedooten, fchonden; 't welk aanleiding gaf tot veelvuldige Klagten en Onderhandelingen , van foortgelyken aart, als, tot verveelens toe , tusfehen deezen Staat en het Ryk van Groot Brittanje dand greepen (f). — Het drekt ons ten genoegen, het verdag van alle de Zeeonheilen te mogen eindigen, met een trek, die de Eer van 's Lands Vlag handhaafde, de laaghartigheid en trouwloosheid der Engelfchen, voor °t laatst nog eenmaal, in helderen en befchaamenden das; zette. & Ca- (*) Refol. van Heil. 27 Maart 1762. (f | Pjfol. van Holl. 1% Febr. 11 Maart 30 April ao May iójur.y en 5 July 1762.  HISTORIE. 203 Capitein salomon dedel de Jon- lxxxvii. ge, met het Fregat de Dankbaarheid van boek. twintig Stukken, in Oogstmaand, nevens vier Koopvaardyfchepen , onder zyn Ge- 1762. leide, uit Texel gezeild, werd welhaast out- Capitein moet van een Engelfchen Oorlogsfloep, die dedels .hem, dooreen Officier,kennis gaf, bepaalden last te hebben om alle Schepen, naar Franfche en Spaanfche Havens bellemd, te doorzoeken,en aan te houden, begeerende dien last aan de Koopvaardyfchepen onder zyn Geleide te volvoeren. De del gaf een weigerend antwoord, zeggende, „niet „ te kunnen toedaan, dat Schepen, onder „ zyn Convoy, die geen van allen Contra. „ bande Goederen in hadden, onderzogt „ wierden." Hy deelde hem den inhoud der Laadingen mede. 's Anderen daags kwam een grooter Oorlogsfloep, met dezelfde boodlchap; doch die, het zelfde weigerend antwoord , ontvangen hebbende, Voorts een anderen feinde, welke dedel op zyde bleef, terwyl deeze naar Duins zeilde, met fchooten en feinen eenige Schepen uit die Haven lokte, en onder deezen een Fregat van twee - en - dertig Stukken. De Bevelhebber van't zelve, het Flollanchch Oorlogfchip naby gekomen, riep dat hy de Koopvaarders wilde doorzoeken. Dedel antwoordde, „ dat hy zulks niet zou toeftaan; maar geweld met geweld „ keeren." Een uitgezette Boot meteen Engelfche Vlag, roeide naa een der Koopvaardyfchepen. Dedel deedt 'er terftond op vuuren, en zeilde met zyn Schip naa  iH VADERLANDSCHE Koxxvu. naa den met Doorzoeking gedreigdenKoopboek. vaarder : deeze hieldt af, eer hy 'er by kon weezen; waar op hy een Officier met 1762. eenige Soldaaten , aah ieder der andere Koopvaardyfchepen zondt, met bevel om ade Engelfche Boots van boord te houden. De Capitein van het Engelsch. Fregat, vaardigde twee Officieren naa boord van d ed e l af, met aanzegging, dat, by een gehouden Krygsraad bedooten was, de Koopvaarders onder zyn Geleide te onderzoeken , dat men op hem vuuren zou, indien hy het ondernam zulks met geweld te beletten. Dedel bleef zich zeiven gelyk, en betuigde dit, zo lang hykon, hoe ongelyk de magt ook ware, te zullen weeren. Naa het overbrengen deezes antwoords, vervoegden zich drie doepen na de Koopvaarders; doch Capitein dedel deedt met fcherp op dezelve losbranden: waar naa het Engelsch Fregat op hem vuurde, 't geen hy niet onbeantwoord liet. Hier op volgde een Scheepdryd van een groot half uur, tusfehen de beide Fregatten, die op zich zclven elkander gewasfen waren. Capitein dedel met een musketkogel aan de neus getroffen, vondt zich genoodzaakt het halfdek voor eene wyl te verlaaten. De overige uit Dnins opgekomene Schepen, waar onder één van vyftig Stukken , begonnen mede te fchieten. Overmagt noodzaakte ten overgave, naa twee Dooden, elf Gekwetden, en aan Schip, Wand en loopend Touwwerk niet weinig Ichade, bekomen te hebben. Niemand was op 't En- gelsch  H I S T O R-I *05 gelsch Schip gewond, of gefneuveld >'t zelve lxxxvïéJ hadt twee zwaare fchooten bekomen en de boek.. zeilen waren zeer gehavend, 's Lands Schip —-— en de Koopvaardyfchepen werden in Duins 1762. opgebragt. Aan Capitein dedel verleende men welhaast vryheid om te zeilen, werwaards het hem behaagde, uit 's Konings Magazynen alles ontvangen hebbende, tot herilelling van de geledene fchade; en naa men bevonden hadt, dat de Koopvaarders geene Contrabande Waaren voerden, werden de Schepen met de Laadingen vry gegeeven (*). Alle regt- Ichaape Vaderlanders roemden d edels heldhaftig gedrag ;'t welk ook de goedkeuring van 's Landsvaderen in volle maate weg droeg, terwyl eenigen in Engeland, hem voor eenen heethoofdigen aanzagen, die het leeven zyns volks roekloos in de waagfchaal delde, en gelegenheid tot een 1 Gevegt zogt, 't welk , hoe gering ook, oorzaak tot eene Vredebreuk, tusfehen dat Ryk en deezen Staat, kon geeven (f), de wensch van veelen aldaar, die onzen Han■ del en Scheepvaard, hoe drydig , tegen het Volksregt en de Verbonden, daande den thans gevoerden Oorlog, zo zeer benadeeld, gaarne geheel vertrapt zagen: of die, in handeljalouzy geen maat altoos ken- (*) Refol. van Holl. 8, 13 en 18 Sept. 23 Octob. 5 Nov. 1762. ( j) Nederl Jaarb. 1762. bl. 836. Univerfal Magaz. Vol, xxxi. p. i63-  aoö VADERLAND SC HE ixxxvii. kennende, durfden fpreckcn rm de Dyken boek. in Holland te degten, om hun, die door —- Weelde niet te onder te brengen waren, in 1762. 't Water te verfmooren, indien zy in de maatregelen van Engeland weigerden te treeden (*). "* Ver \ ■ Verfcheide Schepen, onder andere Koopder Hou" manfchaPpen, met Houtwaaren bekaden, handel»*- in Texel gereed liggende , na Franfche, ren ie Am- Spaanfche en andere Havens bedemd, hadJlenkm den van 't uitgezeilde Convoy zich niet gang 'by mo8'en bedienen: dewyl men zwaarigheid de Staaten. maakte , om Houtfchepen onder befcherming van 's Landsvlag te neemen. Dit bewoog veele belanghebbenden in den Houthandel te Amflerdam, zich met een Verzoekfchrifr by hun Hoog Mogenden te vervoegen, aandringende om gehandhaafd te worden, by het voorregt, 't welk het Zeeverdrag tusfehen deezen Staat en GrootBrittanje hun verleende. Het daar omtrent beraamde, werd by hun Hoog Mogenden, ten gevalle der Kooplieden, veranderd (f). De Graaf De Afgezant des Franfchen Hofs , de reemfaf7 ^raaf D'AFFRY5 die omtrent zeven JaafcheTd vin ren' of den ganfehen tyd des Oorlogs tusden Staat, fthen zyne Kroon en die van Engeland, deeze gewigtige Post by onzen Staat bekleed, en tot het houden der Onzydigheid zeer veel toegebragt hadt, nam in'Zomermaand deezes Jaars, uit zyn Gezautfchap tot <*) Univtrfnl Magaz. Vol. xxx. p. 253. (.f; RefoL van HolL 30 Qst, en 5 Nov. IJ8%  HISTORIE. 207 l tot het bckleeden van zyne Krygsbedie- lxxxvii.' ining, als Luitenant Generaal opgeroepen, boek. : aficheid van hunne Hoog Mogenden, niet : zonder hun , in zyne Aanfpraake , over 1762. deeze,met zo veel moeite en Staatsbeleid, i bewaarde Onzydigheid, grootelyks te pryzen; als het middel, om, in 't midden van iden Oorlog, om zo te fpreeken, den diepden Vrede te genieten, den Koophandel te ; beveiligen , te vermeerderen , en uit te I breiden (*). Te zonderling, te veel gerugtmaakend, "tGevaivan ihoe ongevallig ook voor de pen der Ge- °' z' V*M llchiedenisfe , was 't geen ten deezen Jaa- HAR£JS* ; ren voorviel, omtrent Jonkheer onno jzwier van haren, Grietman van Stellingwerf 'Wesieinde, om onaangedipt geilaaten te worden. — Een Familie-twist, uit ieen, wat men ook van de zaak oordeele, ;,allerhaatlykften en verfoeilykden oorfprong ; gereezen, en tot zulk eene hoogte geklomimen, dat Holland en Friesland niet alleen; maar ook de verdere Bondgenootfchaplyke Geweden 'er mede gemoeid waren, enge1 legenheid gaf, tot een aantal van Schriftten, die deels de kennisneemingen veroor(deeling der Hooge Overheid niet ontgaan •konden, daat ons te befchryven, of liever de voornaamde Stukken, dezelve betreffende , even aan te roeren. Een reeks van Jaaren, bekleedde de Heer Amzïer%'van haren aanzienlvke poden , we- je Po,(ten 4 •■ * door beai gens bs^t(L (*) Nederl. Jaarb. 1761. bl. 417.  2c8 VADERLANDSCIIE V vvvmi E!_*_7 7 • J.. *1 TT j_ ,t • geio rneuana, m ue rugcmeene verguue- b o e k. ringen, tot aan de verheffing des laatst over- " hden Stadhouders: deezej wel verre van 1702. hem, die zich altoos een groot Voorftander van het Stadhouderlyk Huis betoond hadt, en het vertrouwen van dien Vorst bezat, in aanzien te doendaalen, vermeer-' derde het zelve, en ftondt hydeedsinblaakende gunde by de Gouvernante- Zyn Gezantfchap naar de Zwitzerfche Cantons in den Jaare mdccxlvii, in het Character van Buitengewoon Afgezant en Gevolmagtigden hunner Hoog Mogenden, op de Vredehandeling te Aken, ftrekken hier van ten blyke. Behalven, dat hy blyvend Commisfaris Generaal was van de Zwitzerfche en Grifonfche Troepen in dienst van den Staat, zat hy, buiten den tyd in de gemelde Gezantfchappen gedeeten, wegens Friesland, in de Admiraliteit te Amflerdam, of in de Vergadering hunner Hoog Mogenden. Omtrent dertig Jaaren den Lande, in die onderfcheide betrekkingen, gediend hebbende, werd in den Jaare Mdcclx eene zaak openbaar, die veel opfpraaks verwekte, en debeklaaglykde gevolgen naa zich fleepte. Befcbuldi- Tjjt zvn talryk Huisgezin van tien Kinheniitfge-™ deren, was de Oudde Dogter gehuwd , bragt. metdenHeere jan alexander van zandyk, door voorfpraak zyns Schoonvaders , met gewigtige Ampten bekleed. Zyne Derde Dogter werd, in den Jaare mdcclix, ten Huwelyk verzogt door Mr. willem van hogendorp. Reeda  HISTORIE. 209 Reeds waren deezen Bruidegom en Bruid, lxxxvii. de Huwelyks Afkondigingen in Friesland boek. drie -, en in 's Gravenhaage twee - maaien ■ gefchied, toen deeze Bruid en eene jonge- 1762. re omtrent Zedienjaarige Zuder, aan het Huis haares Behuuwd Broeders van z a n d y k , in tegenwoordigheid des Bruidegoms, en eenige anderen, werd overgehaald, tot het geeven van een fchriklyk klinkend Getuigenis tegen haaren Vader, hem betigtendc van den wil om Onbetaamelykheden met haar te bedryven , dooide Regtsgelecrden Tentamen Criminis Inccsti genaamd. Veelvuldig en groot waren de Familiebcweegingen om het daar toe te brengen: en hadden ten gevolge, dat de Huwelyks Afkondigingen, op last van 's Bruidegoms Vader, in 's Gravenhaage gefèhut wierden. Deeze en de Bruidegom, gederkt door den Heere van zandyk, en anderen van de Familie, traden met den Heer van haren in onderhandelinge, om de voltrekking des Huwelyks niettemin voortgang te laaten hebben, zo deeze eene Acte wilde tekenen, waarby hy verklaarde , dit gruwzaam misdryf aan de Familie te hebben moeten erkennen, buiten Holland te zullen gaan, en aldaar niet weder te komen , dan met fchriftlyke toedemming. Men wist hem, met de grootde moeite, te beweegen, tot het maaken, tekenen en zegelen van twee Affchriften eener zodanige Verklaaring, in 't byzyn van den Collonel vanderbussen en den Advocaat jan de roy: welke in twee XXIII. deel. O yze-  aio VADERLANDSCHE lxxxvii. yzeren kistjes, ieder met drie onderfcheide bolk. ïlooten, zorgvuldig bewaard werden, ne- veiis de befchuldigende Verklaaringen der 1762. Bruid en haarer Zuder. Vertrek Overeenkomdig met de getekende Acte, ^k Ho1- begaf zich de Heer van haren, den derkomst!' volgenden dag, na Brusfel, by zynen Uic de Broeder willem van haren, MiStaatsver- nider van deezen Staat ten dien Hove, gaderihj en vervolgens na een Buitenplaats diens geweer . j3roe<^ers . jn de Meijerye van 's Hertogenbosch ; van waarhy eindelyk naar Friesland trok. Dit fchielyk vertrek, en deeze afweezigheid, deedt de gerugten ten zynen nadeele verfpreid, meer en meer geloofs vinden. — Hy bleef in Friesland tot den voortyd des Jaars mdcclxi, wanneer hy, op nieuw, van wegen dat Gewest, ter Algemeene Staatsvergaderinge afgevaardigd, in dezelve zitting nam. Schoon veele Leden, ter oorzaake van de fchandelyke gerugten eenige. bedenklykheden hadden , vondt men raadzaam, uit agting voor de LIeeren van Friesland, hem 1 oe te laaten, gelyk hy ook eenige agtereenvolgende dagen in die Hooge Vergadering verfcheen. De Collonel van der dussen, openbaarde aan den Hertog van Brunswyk, het voorgevallene, omtrent de ondertekende Acte, deeze deelde het mede aan den Raadpenfionaris s t e y n , met verzoek, om des opening te doen in 't Geheim Befoigne der Afgevaardigden van hunne Hoog Mogenden. Dit gefchiedde met de overhandiging van een Affchrift der Acte, die eene groote  HISTORIE. m te verbaasdheid verwekte, en befchouwd lxxxvii* v/erd van dien aart te zyn, dat de Heer boek. van haren, zo lang hy zich daar van - niet gezuiverd hadt, in de zamenlceving 17624 Van eerlyke Lieden, veel min in deRegeerings Vergaderingen, niet behoorde toegelaaten te worden, en dus uit die van hunne Hoog Mogenden hadt te blyven, tot hy Volkomen zuiver zou verklaard weezem De Heer de kempenaar, Mede - afgevaardigde met den Heer van haren. gaf hem berigt van dit Beduit; doch ontfchuldigde zich Staaten van Friesland'f daar over te fchryven, waar op de Griffier f a^ gel last kreeg, deezen kundfchap te laaten toekomen. De Heer van haren, daar op van Openbaars Zich geevende en overal verfpreidende, dat T^L" de Collonel vanderdussen, neverts Schn'ten' anderen, voorheen in de Familietwist gemoeid, een helsch Complot gemaakt hadden , om hem te bederven, en dat hy bewysdukken, zeer tot fchande van deeze Heeren, ja die hun lyfftraflyk zouden maaken , kon te voorfchyn brengen, gaf de Collonel een nader Berigtfchrift, met de oorfpronglyke Acte, aan den Hertog van Brunswyk over, 't welk de Raadpenfionaris , op diens verzoek, weder inleverde. 't Leedt niet lang of de geheele zaak werd rugtbaar, door een breedvoerig Betoogfchrift, 'twelk de Heer van haren, te zyner zuiveringe, in 't licht gaf; waar in hy omdandig verhaalde, op welk een wyze hy tot het tekenen van die Acte gedwongen O a was.  aia VADERLANDSCHE lxxxvii. was. Het dus lang in 't Geheim Befoigne boek. verhandelde en aangetekende, werd in 't gewoon Regider der Beduiten van hunne 1762. Hoog Mogenden overgebragt. Behalven de kennisgeeving des Griffiers aan Staaten van Friesland, deedt de Heer van haren zelve deswegen verdag. Zy toonden zich zeer gebelgd over de gchoudene handelwyze met hunnen uit de Vergadering geweerden Afgevaardigden , die zich voor 't Hof van Friesland ter zuivering gedeld hadt. Deeze Brief werd beantwoord met reden geeving van 't geen in dit geval, gedaan was; en hadt zulks geen verder gevolg. Maar naauwlyks zag de Vcrdcediging des Heeren van haren het licht, of de Drukpers zweette van Gefchriften over dit Stuk: waar onder veele den naam van Laderfchriften mogten draagen , of opgevuld waren met alle eerbaarheid kwetzende fchandelykheden. Boven al liep in 't oog, een Werkje getyteld, Hiftorisch Verhaal, onder een verzonnen naam, te Harlingen gedrukt. In 'tzelve werd, even als in het Betoogfchrift des Heeren van haren, doch vergezeld van veel fterker aanmerkingen^ beweerd , dat diens Kinderen, en de overigen van de Familie in deeze zaak gemengd, een Complot tegen hem gemaakt hadden, om hem te ruineeren en te noodzaaken van zyne Ampten en Waardigheden af te daan; in 't dot gaf men in overweeging, hoe het bedenkelyk moest voorkomen aan 's Lands Ingezetenen, dat de Hertog  HISTORIE. 213 tog van Brwmvyk, zich in een Huislyk lxxxvii. Gefchil tusfehen Ouders en Kinderen hadt boek. kunnen deeken , en de befchuldiging ten « • lade van den Heer van haren over- 17O2. neemen, op het bloote Getuigenis van eenen OIHcier, zonder daar op een Man te hooren, na wiens redenen de Souverainen van deezen Lande, en ook van andere Landen , mecrmaalen hadden geluiderd, en daar om de opmerking des Legerhoofds van den Staat wel hadt verdiend, 't welk de Gemeente zou overtuigd hebben, dat eene volmaakte Onzydigheid in dit Stuk, den Hertog hadt beduurd, en te wege gebragt dat geen zodanig een Beduit, by hunne Hoog Mogenden was genomen, gepaard met andere haatlyke bedenkingen, den Hertog, en de Staats Vergadering, voordellende , als Lieden, die in de Bekendmaaking van de Beduiten omtrent dit geval, niet naar behooren gehandeld hadden. Op Voordragt va.n Gelderland werd dit Werkje, door 't Hof van Holland, verboden, en eene belooning van drie duizend Guldens, aan den Aanbrenger des Schryvers beloofd (*). In alle Geweden volgde een verbod van dit Boekje , en werd teAmfterdam een Boekverkooper, overtuigd dit Werkje verzonden en verkogt te hebben, in eene aanzienlyke Geldboete bedaagen en verweezen cenigen tyd te Water en te Brood te zitten. Dit alles belette de drift van fchry- (*) Rejtl, van Holl. 18 Juny 1761. O 3  fci4 VADERLANDSCHE lxxxvïi. fchryven over dit onderwerp niet, en het boek. uitgeeven van naamlooze Gefchriften hadt geen einde ( * ). 't Weik een algemeen 1762. verbod van Naamlooze Gefchriften in de zaak des Heeren van haren ten gevolge hadt. De Heeren van zandyk en hogen dorp lieten, zo ras het Verdeedigfchrift huns Schoonvaders was uitgekomen, in meest alle Ncderlandfche Nieuwspapieren bekend maaken, dat zy dit Stuk voor eene aaneenfchakeling van Onwaarheden, en eene argliflige Verdraying van Waarheden hielden, eene volkomene Wederlegging beloovende. Deeze bleef niet lang agterwege; doch verwierven, die Heeren by Staaten vrnHo/Iand, het Verzogt Octroy niet, voor deeze Verdeediging en andere Stukken , welke zy, dit Gefchil betreffende, zouden mogen uitgeeven (f). De Generaal Majoor e. van tiddinga, verdeedigde zyn gehouden gedrag in deezen Familie twist. Een tweede Betoogfchrift van den Heer van haren, gepaard met een voor zyne Egtgenoote, diende ter na- de- (*) De Schryvers van de Vaderlandfcbe Letteroefeningen, hebben zich de moeite gegeeven, om, de Tyte's van deeze veelvuldige Schriften, en vaa de meeiten den voornaamen inhoud mede te deezen; men zal deeze naflaande verbaasd ftaan, zo, o.ver de menigte, als over de vreemdheid, en fpreeiende onbefchaanidheid veeier Tytelen. Vaderl. fyctteroef. 1 Deel, bl. 955 enz 11 Deel, bl. 77. ^3". 248. 331. 412. -570. 648. 800 870. (t) Refol. van Holl. 17 Sept. 1761.  HISTORIE. «5 dere daaving van het voorgaande, enter lxxxvii. wederlegging van het tegen hem ingebragte. boek. Dit baarde verdere Verwcerfchriften van de hier in betrokkene Perfoonen, boven al van 1761. den Collonel van der dussen: door den Heer van haren, in een derde Betoogfchrift,op de derkile wyze wedeiiegd. Naa de genomene beduiten van hunne voortzetHoog Mogenden, om van haren in tingde» geene Vergaderingen der Algemeene Staa- uTti>raalc ten toe te laaten, eer hy zich zou gezin- des Hofs verd hebben, dak hy naar Friesland over, van Friesen. vervoegde zich by Staaten van dat Ge- land. west, als zyn eenigen bevoegden Regter, ten einde hy van de hem aangewreeve blaam mogt ontheevcn worden, en leverde een Verweerfchrift te zyner verontfchuldiginge over. De Procureur Generaal kreeg last Befcheiden, wegens het geval, in te winnen , en vervolgens het Geding te onderneemen. Zo voor den Hove van Holland als in Friesland werden verfcheide Perfoonen, die in de zaak gemengd geweest waren, gedagvaard om getuigenis der Waarheid te geeven. Onder deezen bevonden zich de Heeren van zand yk en van h ogendorp, benevens de Vroedfchap van der dussen en derzelver Vrouwen; doch deezen verfchoonden zich daar van, om dat de Regten Kinderen, Schoonbroeders en Schoonzuders, omtrent hunne Ouders en Behuuwd Broeders van de verpligting, tot het geeven van zodanig een Getuigenis uitzonderen. Wanneer het Geding op de gewoone wyze volfchreeven O 4 was,  zi6- VADERLANDS CHE lxxxvii. was, wees het Hof 't zelve op bewys uit. boek. Hier naa, ter wederzyde, de Stukken ge- ' wisfcld, en, vervolgens, van het overgee- 1762. ven van verdere Bewyzen afdand gedaan zynde , werd van wegen den Heer van haren eene breedvoerige Remondrantie ingeleverd, waar in alles, wat voor of tegen hem ingebragt was, onderzogt en naa gegaan werd, met aanhaalinge der Bewyzen, onder Eede aan den Regter overgelegd, of door den Regter'ingewonnen: in 't dot van welke van haren zyne Conclufie , in houdende, dat de Procureur Generaal, die als Klaager geëischt hadt, dat hy veroordeeld zou worden, om zodanig gefiraft U worden, als het Hof, in goede Juflitie, verft aan zou te behoor en, met de Koften, vernieuwde, en, als Beklaagde verzogt, dat de Klaager zou worden verklaard tot zyn genomen eisch en Conclufie niet ontvangbaar te \zyn, en, ter contrarie, hy Beklaagde zou verklaard worden, compleet en ten eenemaal gezuiverd te zyn van het Crimen hem ten lafte gelegd, met de Koften. Van de zyde des Procureurs Generaals, volgde geene Contra Remondrantie, 'tzy hy zulks onnoodig Vondt, 't zy hy aanmerkte dat met geene genoegzaame redenen tegen de Stellingen, in de Remondrantie vervat, iets ingebragt kon worden. —- Men wagtte op de Uitfpraak des Hofs, welke in Wynmaand des Jaars mdcclxii, gcfchiedde vervat in deeze woorden. „ Het Hof van Friesland „ verklaart den Klaager , voor als nog, „ tot zyn genomen Eisch en Conclufie „ niet  HISTORIE. 217 ~ niet ontvangbaar ; abfolveert den Be- lxxxvii.' „ klaagden ab inftantia: en ontzegt, daar bolk. „ en boven, vooralsnog, den Beklaagden „ zyn verzoek, in 't tweede Lid van zyn 1762. 5, Conclufie gedaan; en om redenen com„ penfeert de Koden van den Proces» (*)• Gaven de Ladenngen en Aantygmgen Bepaalin; in naamlooze Schriften den Staaten aanlei- g?" der ding tot het verbieden van dezelve in 'tbe- £ £f£ paald geval des Heeren van haren; mik van hadden zy, in den voorleden Jaare, het eousseau noodig gekeurd, ter dempinge van Kerk- verboden, lyke Gefchilvoeringen, waar in de paaien van Befcheidenheid en Liefde verre overfchreeden wierden, een Plakaat uit te vaardigen , tegen het uitgeeven van Godgeleerde Werken of Gefchriften, door Leden tot de Hervormde Kerk behoorende, zonder daar op Kerklyke Goedkeuring ontvangen te hebben (f), thans vonden zy zich in de noodzaaklykheid, het drukken en uitgeeven eens veel gerugts maakenden Boeks te verbieden. Jean jaques rousseau Burger van Geneva, hadt een Werk, getytcld Emile, ou le Education, in 't licht gegeeven, opgefteld in zynen keurlyken en inneemenden dyl, bevattende zeer fchoonc Regels van Opvoeding; doch door- mengd (*) Refol. van Holl. 10 Juny t76t. De voornaamfte Stukken hier toe betrekkelyk zyn, of geheel , of zaaklyk , by een te vinden in de Nederl. Jaark. van 1762. bl. 981 — '306. (f) Zie hier boven bl. 180. O 5  ai8 VADERLAND SC HE i.xxxvii. mengd met byzondere en den Christlyken. •boek. Godsdienst ondermynende Stellingen. Een —• - Boekverkooper te Amfterdam, hadt van 176,1. Staaten van Holland, eenOctroy voor den tyd van vyftien Jaaren verkreegen om dit Werk te mogen Drukken, uitgeeven en verkoopen. Dit verworven Voorregt werd, toen den fchadelyken aart en verderflyke ftrekking deezes Werks, te hunner kennisfe gekomen was, niet alleen ingetrokken; maar ook het verkoopen van 't zelve alleszins op het derkde verboden (*). Een dergelyk lot hadt dit Werk in verfcheide Landen reeds moeten ondergaan , inzonderheid in Frankryk, te Parys was het ten vuure gedoemd. Grafteken Noch kwidig, noch vaardig, mogen de vo:jrB0ER-Nederlanders geheeten worden, in liet opgerl&T. 0i>,i"igten van Gedenk- en Eeretekenen voor fa ' Mannen in Letterroem en Geleerdheid uitdeekende, of die, door de Weetenfchappen een nieuw licht byte zetten, den luider huns Lands, en 't heil des Menschdoms, bevorderden. Schoon het onze Kerken niet ontbreekt aan Graftombes, die den naam van Helden vereeuwigen, zyn die, den anders groote Mannen gewyd, fchaars te vinden , en loopt het menigwerf Jaaren naa hunnen dood aan , eer men bedagt wordt, die fchatting aan Letter - en Kunstverdienden te betaalen. Lang, veel te lang, was dezelve onthouden aan Hem , die de (*) Refol. van Holl. 23 Juny 22 en 30 Juny 17S2.  HISTORIE. tip de hippocrates, deezer Eeu we lxxxvii. mogt genaamd worden ; een der grootde boek. Lichten, die ooit in Nederland blonken, en dat met een onvergelyklyken glans een groot 1762. deel der Wereld overfcheen, de Hoogleeraar hermanus boerhave, in den Jaare mdccxxxviii der Leydfche Hooge Schoole ontrukt (*). thans werd in Herfstmaand, die fchuldpligtige Eere aan hem betoond, en zag men in de St. Pieten Kerk te Leyden, zyn anders reeds onverganglyken Naam, ook door 't middel eens Graftekens, voor de vergetelheid bevryd. Het bedaat uit een Marmeren Lykbusch, gezet op een voetduk van zwarten deen, zeer net, doch zonder uitdeekende cieraaden ; die men 'er aantoevoegde zyn zeer eigenaar tig, verbeeldende de VierLeevensdanden in manlyke en vrouwlyke gedaante, ter aanduidinge dat hy, ter wiens Eere dit Gedenkteken drekte, in allerlei Leevensdanden, aan de beide Kunnen zyne kunst wydde, en geneezing bevorderende hulpe toebragt. Op een Medaillon vertoond zich zyne Beeldtenis in Gryzen ouderdom, en onder de zelve 's Mans gewoone Zinfpreuk, simplex sigillum veri. Het Eenvomvdige is 't Kenmerk der Waarheid: ee- (*) De Naavolger van cerisier gedenkt deezen Waardigen Vaderlander in zyn Tafereel , het X Deel, bl. 619. En vindt men een Leevensberigt van hem in de Leevensbefcbryvingen van eenige voornaame meestNederlandfcheMannen en Vrouwen, IID. bl. 135.  220 VADERLAND SCHE Lxxxvii. eene Spreuk, die hy altoos voor oogen boek. hadt en opvolgde, in een zo werk- zaara en nuttig leeven, 't welk hy, van 1762. den Jaare mdclxviii tot den Jaare mdccx xxviii mogt brengen. Op 't midden des voetduks leest men, saluti- feroboerhavii ge n io sacrum. Aan den geneezing bexorderenden Geest van Boerhave toegewyd (*). Krand in Het grootsch Stadhuis , 't welk Holbul vau landlcn eerfte Koopdad ten cieraad dient, JtmjUu en 't bewonderend oog van Vreemden dam. " en Inlanderen trekt, liep in Wynmaand groot gevaar. Op de derde Verdieping van 't zelve aan de Zuidzyde, boven de Zegelkamer van Stads Secretarye, ontdekte men, 's avonds omtrent elf uuren, met de uiterde verbaasdheid, brand. Alle middelen, die op 't Stadhuis zelve by de hand waren, werden met allenyver, dochvrugtIoos, aangewend; de voortdaande vlammen, boorden door de houten Zolderingheen, de vlam borst aan de Zuidzyde, en op de Binnenplaats, met ysfelyke woede uit, zo dat Dak en Tooren, een rooden gloed te rugkaatden. De geheele Stad geraakte in opfchudding, de ïlegeeringsleden begaven zich na 't brandend Gebouw; de Brandfpuiten kwamen in menigte toe fchieten; wat de vergebragte kunst van Brandblusfen vermag, werd te werk gedeld om den f**) F. v.an mieris Befchryving dar Stad Leyden lDsel, bl. 62. Nederl. Jaarb. J762. bl. o^8.  HISTORIE. den voortgang der woedende vlamme te lxxxvii. Ruiten. Met veel moeite kreeg men zo boek. verre de overhand, dat de Zcgelkamer zelve buiten het zeer gedugte gevaar was, fffSd. en overweldigde men de vlam, vervolgens ook in de bovcnde gedeeltens% meer dan één derPerfoonen,die,totblusfing van dien brand, het leeven oogfchynlyk gewaagd hadden, ontvingen naderhand van de Regeering 't loon van hunnen yver en moed. De Rook vloog in den morgendond nog ten vender uit, het fmeulen hieldt den volgenden dag aan, ook biceven eenige Brandfpuitcn, zo lang in bewecging,en de Burgery in de wapenen. Gelukkig bevondt men, alles onderzogt zynde, dat de vlam meest gewoed hadt in oude, en voor de Stad minst aanmerkelyke, Papieren (*). Meermaalen gebeurde het, dat eenefoort Groot aanvan Walvisfchen, Kazilotten of Polvisjlhen geheeten, van de gewoone verblyfplaatzen ze Kusu verwyderd, onze Vaderlandfche kust naderden , met de Ebbe vast en in handen van de Strandbewoonders geraakten; doch vinden wy geen voorbeeld dat zulks immer, in zo groot eene menigte gefchiedde, nis ten deezen dage, waarom wy het optekenens waardig keuren. De eerde, waar van men berigt kreeg , fpoelde, in 't begin van Wintermaand , des Jaars mdcclxi, op 'tEyerland, een gedeelte van (.*) J kok Vaderlandscb W«ordenb>ek II! Deel, bl. 900. Nederl, Jaarb. i)6i, bl. 1369.  122 VADEIiLANDSCHË lxxxvii. van het Eiland Texel, aan: in de volgende boek. Louwmaand, drandden 'er drie op den Oostkant van Vlieland, twee op 't Eiland 1762,. Ter Schelling, en één op 't Eilandje Grind, niet verre van Harlingen, in Sprokkelmaand geraakte 'er één beklemd op 'tStrand, tusfehen Zandvoort en Wyk op Zee, die, ondanks het guurejaargetyde, duizenden van Aanfchouwers derwaards lokte. By Oostende was 'er één, en op een Eilandje, aan den mond van de Theems, waren 'er zes aan land gedreeven. Schoon veelen voordeels trokken, van de verkoop des Traan leverenden Speks, en de zo genaamde Sperma Ceti, uit den Kop deezer Visfchen, fchreeven veelen de fchaarsheid van Kabbeljaauw en anderen Zeevisch, waar over men aan Strand, en op de Vischmarkten in de Steden, deezen Winter klaagde, niet onwaarfchynlyk toe, aan de menigte van Vischvraatige Kazilotten , die den hollen balg daar mede vulden, of ze van de gewoone Vischplaatzen verdreeven ( * ). W. c. lo- Schonk de twaalfde van Wintermaand geboren. des voorleden Jaars, aan 't Vorstlyk Huis e?. w. van Nasfau Weilburg, eene nieuwe Manbelgi. lyke Spruite, by den daatlyk volvoerden CUS fterft. Doop, wiehelm carel l o d e- wyk geheeten, op den zeven - en- twintigden van Bloeimaand deezes Jaars, werd dat (*") Nederl Jaarb. 1762. bl. 253, Verhandelingen van de Holl. Maatfcb. der IVeetenfcbappen, IXDeel, lil Sc. bl. 194,  HISTORIE. dat Huis in rouwe gedompeld, door het lxxxvil overlyden van den eerstgebooren Zoon boek. george willem belgicus (*), — die van de Lustplaats Ilondsholredyk, waar 1762.. dit derfgeval voorviel, met Vorstlyke Staatfie , naar Delft gevoerd , en in den Prinslyken Grafkelder bygczet werd. — Afgevaardigden van Overysfel, delden ter Algemeene" Staatsvergadering voor, om, den Lyftocht van vier duizend Guldens 's Jaars, door de Algemeene Staaten, alsGevaders bedcmd, op diens eenigen Broeder over te brengen. Men nam deezen voordag over (f). Hadt men reeds op den Elfden Jaardag 1703. des Erfdadhoudcrs, hem in de Vergade- ^^y* ring der Algemeene Staaten, voor veelen L'EM DEy onverwagt, ingeleid (§), de Ouderdom, in de Hoe* op welken hy in de Hooge Vergaderingen ge Staatsdes Lands, volgens de Plans der Voogdy- Jggjjh. fchappe , ter kennis verkryginge van 's dn| zou Lands zaaken , onder den Eed van Ge- neemen heimhouding, Zitting zou neemen ( §§ ), nadert, naderde met zynen Vyftienden Jaardag, in den Jaare mdcclxih-, In Louwmaand deedt Gelderland den voordag, om de wyze te beraamen, op welke die Zittingneeming zou gefchieden, en vier dagen laater werd op dit duk bedooten, met bepaaling van (*) Zie hier boven, bl. HO. rf) Nederl. Jaarb. 1762. bl. 8. 414. R'f'1- Gm' Lunae 28 May 1762. ( 5 ) Zie hier boven , bl. At. (SS) Zie hier boven , bl. 13-  224 VADERLANDSCHE lxxxvii. van den negenden van Lentemaand, tot boek. die Plegtigheid (*). Daags eer dezelve . plaats greep , viel de Jaardag in, welke 1763. hem daar toe bevoegd maakte. Eene aanzienlykeBezending, met den Heer zeno di de rik walraed, Baron vanTengnagel, Heer van Bronkhorst, aan 't hoofd, begroette den Erfdadhouder daatlyk, wegens den vervulden Ouderdom van Vyftien Jaaren, met heuchlyke verwittiging , dat de dag nu gekomen was , op welken hy in 's Lands hooge Vergaderingen Zitting zou neemen. By de Al. Ingevolge der gemaakte fchikkingen, om Swate"6' . den lonSen Vorst op gelyke wyze l als wygeleid. * len zvn doorlugtigen Heer Vader,ter Hooge Vergaderinge in te leiden , begaaven zich de Heeren cau, en d'ablaing van giessenburg, Afgevaardigden wagens Zeeland en Utrecht, door den Voorzitter daar toe verzogt, uit de Vergadering van hunne Hoog Mogenden, naa het Stadhouderlyk Kwartier, keerden , vergezeld door den Erfdadhouder, aldaar te rugge, geleidden hem tot den uit Overysfel, VoorzittendenHeer gysbert jan,Baron van Pallant, Heer van Glinthuis, die zyne Hoogheid verwelkomde, en vroeg of hy gereed was, den Eed van Geheimhouding af te leggen ? Op een toedemmend antwoord, deedt hy denzelven by handtasting, en werd, door de Heeren die hem fair (*) Refol. Gen. Martis 15 Jan. 1763.    HISTORIE. MS ingeleid hadden, naa den Stadhouderlyken lxxxvii, Stoel gebragt en verzogt in denzelven boek. plaats te neemen. — Wanneer de Prins eenige Staatsover- 1763. weegingen bygewoond hadt, werden de ^ dd*n Baron van Tengnagel, a. van bergs- staaten ma, r. de drews, wegens Gelderland, verwelFriesland en Stad en Lande, ter Algemee- komd, ne Staatsvergadering Zitting hebbende, door den Voorzitter verzogt, zyne Hoogheid in te leiden by den Raad van Staaten, 't welk gefchiedde met eene Aanfpraak van gemelde Baron van Tengnagel',die in 't breede beantwoordt werd door carel georg, Graaf van Wasfenaar, Heer van Tmkelo, wegens Friesland, in deezen Raad voorzittende. Niet ongepast merkte hy op „ dat, „ gclyk het een Jaar des Vredes was, toen „ zyne Doorlugtige Hoogheid het eerde „ licht aanfchouwde, het ook een Jaar des „ Vredes was, een Jaar dat de Tempel van „ Janus weder dondt geflooten te worden; „ dat hy de eerde dappen deedt in de loop„ baane thans voor hem geopend, aan „ welker einde de Tempel der Onderflyk„ heid zich ontdoot voor die geenen,wier „ Naamen zich haare Kroon waardig maak„ ten."— Naa 't vermelden van de Hoofdbezigheden des Raads van,Staaten 'er by voegende : „de Raadplcegingen betrekke, „ lyk tot het voeren van Oorlog enKrygs. „ toerustingen hier gehouden, zullen uwe , „ Doorl. Hoogheid overtuigen, dat, in de diepde rust, de ontzaglykde toernstin„ gen moeten gefchieden, om altoos niet XXlII. deel. P s? ai-  226 VADERLANDS CUE lxxxvii. „ alleen in een gedngten daat van Tegert» boek. „ weer te zyn; maar om,desnoods, onze • „ Verbonden gedand te doen, op dat de 1763. dierbaare Vreede bewaard moge wor,, den, zonder dat men, by gebrek van „ genoegzaame voorzorgen , Laagheden „ behoeve te verduwen van trotfche Vyan„ den; en, boven dien, op dat men, ge„ noodzaakt zynde, een hartlyke en recht- geaarte Nederlandfche Taal te voeren, „ ook in daat zy dezelve kragtdaadiglyk „ daande te houden, en onzen Leeuw nim- „ nier vergeefsch te doen brullen." „ En," voerde hy den Prins vervolgens te gemoete, „ wat heerlyker belooning is 'er „ voor een Vorst, dan eene algemeene en „ op Deugd gevestigde Liefde des Volks! j „ Deeze zal u, ö Vorst! nimmer misfen, „ by aldien uw teder hart ontdooken wordt | „ in Liefde voor het lieve Vaderland, en deszelfs belangen, zo naauw, ja zo on'„ fchendbaar, met die vanuweDoorlugtige „ Hoogheid verknogt en verbonden, dand„ vastig en getrouw gadeflaat, en onver„ moeid zoekt te bevorderen. Immers hoe „ magtiger onze Vrye Staat is, hoe hooger „ de Luister van uwe Doorl. Hoogheid „ klimmen moet. — Roemrugtiger is het aan het hoofd van een Vry volk te zyn, „ dan over een laffen hoop Slaaven te ge„ bieden!" De Baron van tengnagel hadt, . volgens last,by zyne inleidende Aanfpraak, Bengt gegeeven van de gedragene zorgen yoor 't Geheim, en het afleggen desEeds, des  HISTORIE. 227 des betredende, door den Erf-Stadhouder, lxxxvii. by Handtastinge, ter Vergaderinge van hun boek. Hoog Mogenden gedaan , en woonde hy . dus de Raadpleegingen van den Raad van 1763. Staaten by; naa afloop van dezelve deeden vier Leden van den Raad,uit Gelderland, Holland, Overysfel, Stad en Lande j met den Secretaris Mi', d. van royen zyne Hoogheid uitgeleide, hem tot inhetStadhouderlyk Kwartier vergezellende. Niet ongepast werd zo veel Staatlykheids Maaltyd vervangen door een Maaltyd, tot welken, en vreugd, door den Hertog van brunswyk, de betooning Leden der beide hooge Vergaderingen, in {egc'nheidi welke zyn Kweekeling thans Zitting genomen hadt, genoodigd waren. Uit beiden verfcheenen op denzelven,de daar toe benoemde Heeren,gelyk hun hooge Gastheer met deszelfs Edellieden, in rang, met de grootde Staatfie, naa het Oude Hof rydende; waar, in de groote Zaal, een Tafel voor honderd en twintig Perfoonen was aangeregt. Geheel de Hofplaatze deelde in deeze dubbele vreugd, en vierde zo wel de Zittingneeming des jongen Erf-Stadhouders, als den Dag zyner Verjaaringe ; de wapperende Vlaggen, de Vuurwerken, en de IIluminatien, flrekten tot openbare vreugde tekenen. —De Broederfchap van St. Joris $ die reeds vroeg ih hunne Ridder-orde zyné Hoogheid aangenomen hadt (*), vierde eeni- (*) Zie het XXII Deel onzer Fad. Hisi. hl. 136 P 2  ftü8 VADERL AND S C HE lxxxvii. eenige dagen laater deeze Gebeurtenis plegboek. tig, en delde hem tot Voorzitter der . Broederfchappe aan, teffens een aanzien- ï-763. lyk getal nieuwe Ridderen, onder welken zich de beide Prinsfen van Hesfen-Casfel bevonden, inhuldigende (*). Willem Eer deeze in zo veel vreugds gefleete deV. van Lentemaand ten einde liep, dreigde die ztelfte her vreu§d m droefenisfe te verkeeren. Naa field.6 er" de voorafgaande tekens openbaarde zich by zyne Hoogheid de Kinderziekte. De heftige aanvang baarde niet weinig bekommernisfe; doch deeze week, toen die gevaarlyke Ziekte bleek van eene goedaartige foort te zyn, 't gewoon beloop hadt, en zonder zwaare toevallen, of eenige fmer- telyke gevolgen, gelukkig eindigde. — Bedeftön. Zints den Jaare mdcclvi, hadt men in den in Gel- Qei^riand, tot nu Maandlykfche BedeëfnSg£" bonden gehouden. Staaten van dat Gewest *' ' bedooten, eindelyk, met den aanvang van Bloeimaand deezes Jaars, dezelve af te fchaffen, en een Dankdag uit te fchryven, voor de bewaaring van deezen Staat in volkomene Rust en Vrede, zonder eenig deel te hebben in de Oorlogs - onlusten, thans door eene lang gewenschte vereeniging der Oorlogvoerende Mogenheden geëindigd; en op denzelven byzonder te gedenken, aan de gelukkige en voorfpoedige herdelling des Erf-Stadhouders van eene fmertlyke en niet min gevaarlyke Ziekte. Staa- {*) Nederl. Jaarb. I7f>3- bl.'203—225.  HISTORIE. 225. Staaten van Friesland lieten den herdel- lxxxvii* den Vorst gelukwenfchen,by gelegenheid, boek. dat zy, volgens een Beduit, den zeven en-twintigden van Bloeimaand genomen, 1763. hem Zitting vergunden in de Provinciaale Fri"l^d. Staatsvergaderingen, en andere Hooge Col- ^gll»nen legien van Friesland, ten einde hy, in zyne den Prins jonge Jaaren , kennis mogt krygen van de Zitting in Frïefche Gewoonten, Regten en Voorreg- dgVerg*" ten, om, by het aanvaarden der Stadhou- erl"s 1 derlyke waardigheid, daar van onderrigt, dezelve te kunnen handhaavcn ( * ). Die van Holland lieten zyne Hoogheid,in . Zomermaand toe , als eerde Lid van de Ridderfchap, de Raadpleegingen by te woonen (f). Ondanks de Zeefchadens, deezen Lan- Verval van i de, door de Zeerooveryen der Oorlogende p^e^ Mogenheden, toegebragt, waar door de . regtmaatigc klagten, zo hoog, en de Gewesten doorklonken, was,'er, door de Oni zydigheid in den nu geëindigden Kryg, imct veel daatsbeleids. gehouden, ter Zee 1 en te Land veel Gelds gewonnen. Koopliei den, die eenen uitgebreiden Handel dreeven, 1 behaalden groote voordeden, en voelden de t tusfehenbeide vallendefchadens bykans niet; ■ terwyl deeze de mindere Handelaars krenk1 ten. Met veele Fabrieken was het deerlyk ten agteren geloopen;ten deele door gebrek ; aan vertier by de Buitenlanders , die zich meer [*) Nederl. Jaarl. 1760. bl. 273. 253' 4°*(t) Rejol.van Heil. 8 Juny 1763. P 3  430 VADERLANDSCHE txxxvn. meer en meer daar op bevlytigd hebbende, boek. langs hoe minder ontbooden; ten deele door den niet verzetbaaren finaak der Landzaa- 1763. ten op al wat Vreemd, en de verfmaading van al wat Inlandsen is. Het gewonnen geld baarde ook dat heil niet, 't welk men 'er van zou hebben mogen verhoopen. Veelen, door den Handel verrykt, volgden een reeds te lang betreeden fpoor, om denzelven in te krimpen, of geheel teftaaken,en het geld, dat werkloos in hunne Kisten lag , voor Rentegeevende Papieren , en meest Buitenlandfche, naar dien deeze de hoogde Rente opleverden, te verwisfelen. Het getal der zo genaamde Rentenièrs groekde aan, en daar mede Pragt, Weelde en Werkloosheid; kwaaien, die met een verdubbelend verderf, op de Erfgenaamen overgaan. Het Geld, uit den omloop getrokken, meest aan Vreemden opgefchooten,mögt aangemerkt worden als het bloed yit de aderen van een handeldryvende Maatfchappy getapt. De Koophandel en de Handwerken kwynden. Veele Kinderen van aanzienlyke Kooplieden , fchaamden zich het voorig Beroep hunner Ouderen, een leefkring intrecdende, hun en den Lande nadeelig; daar nog werkzaame, doch min bemiddelde Ingezetenen, tot het voortzetten van den hun overgelaaten Handel en Fabrieken, zeer bezwaarlyk penningen konden bekomen, tot eenige bewinbaare Rente ; zo zeer was men verlekkerd op de hooge Rente, "die de Vreemde Rentebrieven gaven. Uit welken hoofde de Burger' v ftand,  historie; £3r ftand, de hegte fteun van het Staatsgebouw, lxxxvii: \ verzwakte. boek. Van de Zeevaardye, die, naa den ge- ttroffen Vrede, ongeftoord haare Kielen 1763. imogt laaden, afzenden, en de wyde We- Zwaare ireld omftuuren, beloofde men zich, in dit Bankbreubeloop der dingen, niets dan alles goeds; ken* een bly vooruitzigt, droevig verdonkerd idoor een onvoorzienen en zwaar treffenden dag. In Hollands grootfte Koopftad iwas een der voornaamfte Huizen onmag1 tig geworden om te betaalen; 't welk veele andere, buiten hunne fchuld, in 't onver1 mogen bragt, om aan de gemaakte verbin: tenisfen te voldoen, waar door zy zich in idien ramp vonden ingewikkeld. Een voorival van zo veel belangs, dat Buitenlanders 'er zich inmengden, en 's Landsvaders "er iin betrokken werden.— Het openbaar Ver1 trouwen, de eerfte grondzuil van den )Handel, week voor een algemeen Mistrou\wen. Degantfche Wisfelhandel,op den lpil wan dit Vertrouwen draayende, ftondt flil, ien 't liet zich aanzien, als of het noeste IKoopbedryf, eensdags, voor altoos, van weerkragt beroofd, werkloos zou blyven, t of zich niet verder beweegen, dan geireed Geld, fchaars opgefchooten, 't zelve iin den gang kon brengen en houden. Van dit den Lande zo droevig verfchyn- Waardoor ; zei, geeven, de onpartydigften en Handel- vcroorIkundigften , deeze rede. De groote en zaalit\wyduitgeftrekte Handel,welken Amfierdam i dryft, beftaat in het verbaazend Credit, 't j geen men aldaar boven andere HandeldryP 4 ven-  VADERLANDSCHE txxxvn. vende Steden, gewoon is den Buitenlanboek. deren te verleenen; en dewyl uit die Stad, - na het Noorden, Duitschland en andere Ge- 1763. westen, ten minden driemaal meer aan fyne Metaalen en kostbaar bewerkte Koopmanfchappen, uitgevoerd wordt, dan de groove Goederen, in die Landen vallende, en na Holland gezonden, bedraagen, blyven de Buitenlanders altoos dat meerdere fchuldig, 't welk een nadeelige Balans voor onze Kooplieden oplevert. Ter goedmaakinge van dit te kort komende, hebben de Buitenlanders een zogenaamden omloop van Wisfelbrieven uitgevonden. Dezelve rust alleen op 't daar aan verleende Credit, en moet, dit ophoudende, de Wisfelhan- del van zelve in duigen fpatten. Hier toe was het ten deezen dage gekomen. Naa ruim eene halve Eeuw op die wyze den Handel gedreeven te hebben, bevondt men, dat de Omloop dier Wisfelbrieven, door de onkosten, daar op vallende, van tyd tot tyd, zo vergroot, en eindelyk,in de laatfte Jaaren, tot die uitgebreidheid gekomen was, dat ze, volgens eene vry naauwkeurige uitrekening, vyftien maaien het gereed Geld, of de weezenlyke Goederen in Holland overtroffen. Niet alleen hadt men in den Omloop der Wisfelbrieven op Duitschland moeten brengen, het meerdere , dat de uitgevoerde Koopmanfchappen boven de Buitenlandfche Voortbrengzels bedroegen; maar ook de fchaade van den Duitfchen Oorlog, aan buitengewoone Belastingen, Brandlchattingen, en het verlies op  HISTORIE. 233 op de verminderde Muntfpccien. Hier lxxxvii. doeg nog toe, dat beleggingen van Gelden boek. in Engeland, ongelooflyk groote Geldlom- __— men uit den Lande weggedeept hadden. 1763. Dewyl nu aan den eenen kant, de Omloop der Wisfelbrieven zo zwaar en uitgebreid was, en aan den anderen kant, het gereedeGeld zo fchaars geworden, geraakten de kasfen van veele vermogende Lieden, gewoon hun overvloed van Geld te gebruiken tot het geen men difcomteeren, der loopcnde Wisfelbrieven noemt, en de eigcnlyke Geldfchieters zyn, ledig: terwyl anderen, des gelyks gewoon langs dien weg met hunne Penningen voordeel te doen, het verhaast befluit namen om hun Geld te bewaaren, en tevens de Wisfelbrieven in te vorderen, zonder op nieuw aan andere 00 tyd loopende Wisfelbrieven Credit te geeven De zogenaamde Disconto ophoudende, was de loop der Wisfelbrieven geftremd, de Bankiers waren in verlegenheid o-ebragt, en eindelooze verwarringen werden'er ylings uit gebooren, gepaard met de droevigde ongevallen. Waar van ons Geichiedblad , naa deeze aanwyzmg van de aanleidende oorzaak, watbyzonderder moet gewaagen. In 't laatst van Hooimaand, vernam men, VoorHas dat het voornaam Handelhuis der Gebroe- ™ deren de neufville teAmfterdam ge- een voor> zonken was, en met het zelve, eenige an- „aam Han. dere. De algemeene verbaazing over dat delhuls te geheel onverwagt ongeval, doeg een ieder e Pendaar toe betrekking hebbende, dermate 11eP 5 der,  234 VADERL ANDS CHE txxxvn. der, dat men verwaarloosde, zo denBronbo ek. ader van 'tzelve te ontdekken, als het On- heil daar uitvoortgevloeid, op degevoeg- 1763. lykde wyze, te herdellen. Demaarevan die den Koophandel noodlottige gebeurtenisfe , kon niet verwylen naa de buitenlandfche Steden, over te vliegen. — Na Hamburg hadt men reeds gefchreeven, dat men hier niet voorneemens was, het gemelde Huis te helpen : verbazend klonk die tyding de Handelaaren te dier Stede in de ooren : naardemaal men daar bezig was, met middelen uit te denken tot onderdeuning der wankelende Huizen van Koophandel, De voornaamde Kooplieden en Bankiers te Hamburg, lieten aan die van Amfterdam, een rondgaanden Brief afgaan , in welken zy, onder andere, fchreeven „ hoe zy zich onmogelyk konden ver„ beelden , dat zo vcele lieden van oor„ deel tot dien dap konden komen, om dat „ voornaam Huis van Negotie te laaten „ vervallen ; een dap, die, zekerlyk en „ zonder twyfel, geheel Europa in een „ poel van ongelukken moest dompelen; „ indien daar tegen geene middelen wier„ den in 't werk gedeld." In deezen zelfden Brief biddende, dat men het daande blyven van dat Huis wilde bezorgen, door 't zelve zo veel Gelds, als noodig zou bevonden worden, by te zetten, en die Handelaaren twee of drie Perfoonen toe te voe^ gen, op dat derzelver zaaken en verbintenisfen vereffend, en aan een einde gebragt mogten worden, zonder een algemeen verval  HISTORIE, 233 val in den Handel te veroorzaaken $ betui- lxxxvïï, wende, dat zy geen oogenblik zouden ver- boek. zuimcn, om dit voorbeeld naa te volgen, —, en de wankelende Huizen te onderfchraa- 1763. gen: ten dot 'er by voegende, „ dat, zo „ men zulks te JmfterdammQt wilde doen, „ zy, fchoon zy een aanzienlyk Lichaam „ van vermogende Kooplieden uitmaakten, „ egter, gezamenlyk voorgenomen had„ den , hunne eigene Betaalingen op te „ fchorten, zo lang ais zy zulks goed en „ noodig zouden oordcelen, en dat zy zo. „ min de Contraprotcften, die van hier „ zouden komen , als iets anders op de 'n wereld, van wat natuur het ook zou mo„ gen zyn, zouden betaalen; van welk be„ duit men niet zou afgaan, daar mogt van „ komen wat 'er van wilde." De voordag der Hamburgfche Handelaa- «t Handel ten,, met hoeveel klems, ook aangedron-verloop gen, Vondt geen ingang. Het Handelver- neemc loop fnelde met vade fchreeden voort. Dagelyks hoorde men van andere Huizen, die wankelden, of reeds gevallen waren: en dewyl niets dien ftorm wederhieldt, telde men , eer Oogstmaand ter helft gekomen was, reeds omtrent veertig zo voornaame als mindere Handelhuizen, in een redloozen daat gebragt. Vloekwaarde Onecrlykheid, wel is waar, nam, op de fchandelykfte wyze, uit deezen ramp, in welken veelen ongelukkig ingewikkeld wierden, gelegenheid om 'er zich, door het opgeeven'hunner zaaken, ten koden der Schuldeifcheren mede te verryken. Ja zommige Kas- fiers  n-tf VADERLANDSCHE lxxxvii. fiers toonden fiioodheids genoeg, onr hetboek. eene oogenblik Geld te ontvangen, en 't volgende niet 't zelve, en alles wat hun 1763. toe vertrouwd was, door te gaan. Onbefchryflyk groot, ondertusfchen,was de algemeene verflaagenheid, de onrust, de kommer, de angst, uit deezen toedragt van zaaken gebooren. Zo verre ging het Mistrouwen , dat veele Kooplieden , die uit zich zeiven, en door hunne Familien onderfteund, wel in ftand zouden hebben kunnen blyven, in de algemeene verlegenheid verward geraakten. Voor meer dan de gewoone Renten , op de aanneemelykfte voorwaarden, op Effecten of Goederen daar voor beleend, was geen Geld te bekomen. Geen Discomte van Wisfel ging 'er om. De verfchrikte en bevreesde Rentenier , was doof voor allen aanzoek, en hieldt zyn Geldkist geflooten. Het ftranden van veelen in dit laag ebbende Beursgety verftrekte, anderen wel tot een Baak; maar te vergeefsch : dewyl de aanhoudende adoop , bun noodzaakte om heden of morgen op dezelfde klippen te moeten vervallen. Hoe naar het 'er reeds uitzag men fpelde nog grooter onheilen, de befte Huizen , over welken nooit twyfel viel, dugtte men dat, zo ze niet geheel ten .gronde gingen, in de benardfte omdandigheden zouden komen : om niet te fpreeken van het aantal Joodfche Kooplieden, die, bykans hun geheel beftaan , in den Wisfelhandel gevonden hebbende, thans een onherftelbaar verderf voor oogen hadden. De 0 " naau-  HISTORIE. 23? riaaüwë vcrwantfchap tusfehen den Koop- lxxxvii." handel, de Handwerken en de Kostwin- boek. Hingen van duizenden , doet eik bevroe- den, van welk een bedroevenden invloed, 1763. -dit onhed was op't algemeen; van den eerften tot den geringften. Te midden van dit alles, leefde men in de laftige onzekerheid , welke lommen in de Oostzee, in Zweeden, in Rusland, en elders liepen, of de Koopkantooren in die Oorden, op de ingeloope berigten van hier , en andere plaatzen, ftaande bleeven, dan niet. In zo hachlyke omftandigheden fcheen Mid^J™} het raadzaamst, door eenig fpoedig hulp- ^"ge^s"h middel, het voortvreeten van dien beder- v00rgeflavenden Kanker te duiten, en het verzwakt, «en. of liever vervallen Credit, ware het mogelyk, te herftellen, en op te beuren, 't Ontbrak niet aan Ontwerpen, onder andere , werd 'er een in druk uitgegceven, waar door men meende, dat gewenschte einde te zullen bereiken, en wel zonder gereed Geld; doch, dewyl de middelen, by 't zelve voorgedaagen, alleen zouden ftrekken, ter onderfteuninge van eenige weinige Huizen: terwyl men de andere aan hun noodlot overliet, erlangde het geene goedkeuring, die 'er daarenboven te minder aan toekwam: uit hoofde van de onoplosbaare zwaarigheden , waar aan het onderhevig was. — Anderen oordeelden, dat men alleen na middelen om Geld in beleening te bekomen , zoeken moest , en derhalven, de ichroomvalligheid van vermogende Lieden,  &3Ö VADERLAND S CHË lxxxvii. den, die, Verbyderd door de menigte der kort boek. elkander opvolgende toevallen , genoeg- . zaam niemand vertrouwden* en hun Geld ï76*. liever renteloos lieten leggen, dan opeen hachlykeii kans waagden te gemoete komen, om zekerheid te geeven; waar toe zy het oprigten van een Bank van Credit, of Van een Bank Courant van Beleening, door de Regeering vanAm/ierdam, een gepast middel keurden. — Anderen doegen andere middelen voor; doch die, even als de gemelde, in rook verdweenen. De Koop. Zieltoogend bleef de Handel, den ganhandel fchen, anders woelig drukke Oogst-, en het herleeft. grootfte gedeelte van Herfst-maand; dan deeze liep niet ten einde, of dezelve begon het hangend hoofd eenigzins op te beuren, verkwikt door de tydingen uit buiteulandfche Koopkantooren , by lange zo nadeelig niet, als de vrees ze in den beginne Beevende verwagt hadt. De Handelaars fehepten nieuwen moed, de eerde Handelhuizen bedooten, naar gewoonte, Credit te geeven, de heildar van het goed Vertrouwen, zo lang droevig beneveld, blonk weder door. Men wist op welke Kasfiers men daat kon maaken, de proef hadt, irt dit netelig beloop van zaaken, de zodanigen uitgemonfterd, die de bun toevertrouwde Penningen, meer dan teveel, ten eigen voordeel aangelegd hadden. By dit alles kwam, dat buitenlandfche Koopkantooren te Hamburg, te Altona, teBerlyn, en elders , hunne Wisfelbrieven in trokken; en dat  HISTORIE. 239 dat men aan verfcheide Kooplieden, door lxxxviï» deezen dwarlwind in den Handel overrom- boek. peld, die, niet tegendaande hun vermo gen, hadden moeten vallen, tyd gaf om 1763. hunne zaaken met In- en Buitenlanderen op een geregelden voet te brengen, en de gedaakte Betaalingen te hervatten. Welhaast vingen eenigen dit aan, en de hoop dat alles eerlang ten bede zou keeren wakkerde ter Beurze op. Middelerwyl hadt de Koning van Pruis- Staatsbe; fen, twee Brieven afgevaardigd , ter begundiging van het Kantoor der Gebroede- ftei ties ren de neufville, één aan de Alge- Konings meene Staaten, één aan Burgemeederen J™ P™1S' Van Amflcr dam, ten einde de noodige fchik- J3ande7bckingen mogten gemaakt worden, dat het treffende. Credit weezen van 't zelve niet door de Kamer van Defolate Boedels; maar, onder het opzigt van eenige Syndici, door die Handelaaren zeiven, in orde gebragt en vereffend mogt worden : dan vondt dit by Burgemeederen van Amfterdam en by de Staaten, even weinig ingangs, als de bovengemelde voorflag der Hamburgfche Kooplieden : aan Beleiders van eenen Windhandel, eenig voorregt te vergunnen, oordeelden zy , zou de verregaandde gevolgen naa zich fleepen. Overeenkomdig met den ingedienden raadflag der gemelde Burgemeederen , en hun fchryven aan dien Vorst, viel het Staatsbeduit. ,, Dat zo„ danig eene verzogte Commisfie, vol„ gens de Grondwetten deezer Landen, „ het  240 VADERLAND SC HE txxxvn. w het vereisch der Juditie alhier, als meb o e k. w de het Credit der Wisiels, geene plaats ■ „ kon hebben (*). " 1763. Zints 't laatst der voorgaande Eeuwe Gefchil waren eenige Gelden die Heeren Di- tusfchen recteuren van de Geoctroieerde Sociëteit Staaten „ , . 1 van Ut- van Suriname, oordeelden te moeten ont- recbt en vangen, door Staaten van Utrecht, onbeDirecteu- taald gebleeven. Deezen naamlyk hadden, cte^ekvan met de andere Geweden, by de koop van Suriname. Suriname, tot indandhoudinge en voortzettinge dier Volkplantinge, aan de WestIndifche Maatfchappy deezer Landen, het Regt gegecven, om voor één Man te deelen in alle de Ordonnantiën tot Betaalinge, welke ten behoeve van 's Lands Capitei• nen te voet, maandlyks afgegeeven zouden worden, voor aüe de Compagnien, die, volgens den Staat van Oorlog, ter Betaalinge van Utrecht donden, 'twelk eene fom van negentig Guldens in 't Jaar beliep , voor ieder der gemelde Compagnien, die de Maatfchappy 's Jaarlyks, uit hoofde van dit Regt, zou trekken. Door deeze ; bewilligingen was dezelve in daat, om op de Volkplanting zo veel gelds op te neemen, als zy behoefde, tot voldoening der Kooppenningen aan Zeeland, doch niet magtig genoeg, om,de gelden, tot het verder be- zor- (*) A. rogge Verhandelingen van de Hollandfche Maatfchappy der Weetenfchappen te Haarlem XV[ Deel, bl. 241 en c ziuesen Aid. bl. 494- Nederf. Jaarh. 1763. bl. 038—-648. Refol. van HelL U en 22 S«-pt. 1763.  HISTORIE. 241 zorgen der Volkplantinge, by een te bren- lxxxvil gen. De Stad Amfterdam hadt lang het boek. oog gehad, op deeze Volkplanting, en het overneemen daar van bewerkt. Zy zogt 1763. ten minden een gedeelte van den eigendom voor zich te verkrygen, en kwam men overeen, dat de Volkplanting, voor een derde gedeelte door die Stad, voor eenderde gedeelte door de West- hdifohe Maatfchappye, en voor het overige derde gedeelte, door den Heere cornelis van aarssen, Heer van Sommelsdyk, bezeten zou worden. Terwyl de Algemeene Staaten de Oppermagt behielden (*). — Staaten vmi Utrecht, hadden maar driemaal, en laatst in den Jaare mdclxxxix, de by de eerde koop ingewilligde fomme doen betaalen, waar om de tegenwoordige Directeuren de Agterdallen, die bykans viermaal honderd en vyftig duizend Guldens beliepen, van 't gemelde Gewest, in den Jaare mdcclxii, onder geleide van een breedfpraakig Vertoog, vorderden. —- Tot het overleveren van 't zelve vonden zy zich gedrongen, zo uit hoofde van de benoodigdheid om Penningen, tot betaaling van een meerder aantal Krygsvolks, om de doutheid, euvelmoed en wreedheid der BoschNegeren en weggeloopene Slaaven, te beteugelen, als om dat zy de redenen van bezwaar, door Staaten van Utrecht, eenigen tyd (*) Tegenwordigi Staat, l Deel, bl. 534- W*" of. waait'Awflerd. Gefib. VI Stuk, bl. 53* XXIII. deel. Q  242 VADERL AND S CHE txxxvn. tyd geleden bygebragt, om aan deeze verboek. pligting eens Staatswyze genomen Beduits te voldoen, vernomen hebbende, oordeel- 1763. den in daat te weezen, die te wederleggen , en de deugdlykheid dier fchuldvorderinge, zo menigmaal vergeefsch gedaan, aan te toonen. Dan hoe duidelyk zy meenden hun Regt gedaafd, en de wettigheid dier oude fchuld beweezen te hebben, bragten Staaten van Utrecht, die dit duk in handen van derzelver Geladigden tot den Staat van Oorlog ten Onderzoek gedeld hadden , in Lentemaand deezes Jaars , overeenkomdig met den Raaddag deezer Heeren, een weigerend Beduit, aan den dag : redenen van Ongehoudenheid aanvoerende, boven al daar op gegrond, dat de West - Jndifche Maatfchappy, zich voor twee derde deelen van deeze Volkplanting ontdaan, en, op eene voor de Bondgenooten bedekte wyze, met Amfterdam, en den Heere van Sommelsdyk gehandeld hadt ( * ). Kerkver- Meerder en algemeener gerugt dan dit gef^Room- fcllil tusfcnen Staaten van Utrecht, en Difche Geest- recteuren der Sociëteit van Suriname, verlykheid te wekte eene Kerklyke Gebeurtenis, ten Utrecht. deezen Jaare, in Utrecht voorgevallen; het houden naamlyk eener Kerkvergadering der Roomfche Geestlykheid, hoedanig 'er geen, zedert den Jaare mdlxv, ten tyde van den (*) Nederl. Jaarb. 176*. bl. 501. Voor 't Jaar J7Ö3. bl. 281 — 327.  HISTORIE-. «43 den Aartsbisfchop fredrik schenk lxxxvii. van toutenburg, Cll duS, in'tvei- boek. loop van by naa twee Eeuwen, gehouden ——was. De Roomschgezinden in de Nederlanden, 1763. zyn onderfcheiden in Aanneemers of Verwerpers van de Pauslyke Bulle , naar de woorden des aanvangs, met den naam van Unigenitus betyteld, of gelyk ze elkander noemen, in Jefuitsgezinden, en Janfenisten (*). De eerstgemelden maaken verre het grootde gedeelte uit, en weigeren alleKerkgemeenfchap met de anderen, uithoofde van eenige Gefchillen, tusfehen die beide Partyen gereezen, en tot zulk eene hoogte geklommen , dat ze elkander den naam van Scheurmaakers geeven. De zogenaamde Janfeniften , fchryven de ocrfprong dier Verdeeldheden aan dejefuitsgezinden toe, als die, in den Jaare m d x c i i * eerst in deeze Landen gekomen , zedert niets onbeproefd gelaaten hebben, om de Nederlandfche Kerkregeering, het onderst boven te keeren , welke de zogenaamde Janfeniften poogen flaande te houden. — De Aanneemers van de Bulle Unigenitus, wraaken de Bedendigheid des Capittels van Ut- (*) Mosheim Kerklyke Gefcbiedenis, XDee!4 bl, 20 en 21. vergeleeken met de noodige Aantekening, bl. 66. (trekkende tot een beter verftand van de Gefteltenisfe dier Aanhangen in ons Vaderland, en het wegneemen van de haatlykheid, aan die doorgaans gebruiklyke lienaamingen gehegt. Zie over het Kerkgefehil zelve, mosueim VIII Deel, bl. 362. Q 2  244 VADERLAND S CHE lxxxvii. Utrecht, beweerende, dat de Kerk vancT/b o ek. recht, naa den dood van bovengenoemden Aartsbisfchop, in den Jaare mdlsxx i/^V overleden, geen eigen Bisfchop gehad heeft : dewyl de Aartsbifchoplyke Stoel, door het invoeren van den Hervormden Godsdienst vernietigd, en het Capittel te onder gegaan is; eerst door het vermengen van Onroomfchen onder de Roomfche Canunniken, vervolgens door de uitfluiting der Roomj'chen, en eindelyk, door de Secularifatie, gelyk men 't noemt, van het Capittel. — De Verwerpers der Bulle, integendeel, houden flaande,'dat de Bedendigheidvan het Capittel, en de daar uit voortvloeijende Wettigheid van de Bisfchoplyke en Priefterlyke Bedieningen onder hetzelve, op geene genoegzaame gronden ontkend kunnen worden. In gevolge hier van hebben zy, op veelerlei wyzen, en onder verfchillende benaamingen, dit Capittel en de Waardigheden daar toebehoorende, poogen inftand te houden, en beweeren by de Beftendigheid des Capittels, ook de opvolging der Aartsbisfchoppen, op den Stoel van Utrecht; en hebben zy, hoe gering in vergelyking, met de andere Partye hun Aanhang ook wierd ( * ), zorge gedraagen, om CO De Janfeniften hebben, hier te Lande, niet meer dan één en vyftig Kerken, en onder deezen zeer weinig talryken, die door vier en zeventig Priesters bediend worden; de Jefuitsgezinden bezitten by de drie honderd Standplaat zen, onder deeze zeer talryke Gemeen tens, en een daar aan geëvenredigd aantal van Prieüers.  HISTORIE. 245 fom van tyd tot tyd, een Aartsbisfchop, Bis-lxxxvii. fchoppen van Haarlem en Deventer, en de b 0 e k. mindere Kerklyke Waardigheden zelve te benoemen; en, wanneer de Paus van Rome, 1763. die Verkiezingen, voor van geener waarde verklaarde, zich deeds op eene toekomende Algemeene Kerkvergadering te beroepen. — Zy lieten nimmer af alle moeite aan te wenden, om met het Roomfche Hof eene Verzoening te treffen: in de Verkiezingen van Aartsbisfchoppen en Bisfchoppen , betoonden zy alle tekenen van eerbied voor den Pauslyken Stoel; doch vrugtloos , het Roomfche Hof bleef onverzettelyk, by elke Verkiezing en Inwying kwamen 'er uit Rome Brevetten aan deRoomschCatholyken deezer Landen , om zich de Magt en het Regtsgebied dier Kerkvoogden te onttrekken, en, op geenerlei wyze, inzonderheid in Godlyke dingen, met dezelven gemeenfehap te hebben, terwyl die zelfde Brevetten, de aangedelde Bisfchoppen, onder draffe van den Ban, allen Bisfchoplyk bedryf verboden, of, wat zy als zodanig deeden, kragtloos verklaarden. Zy bleeven niet in gebreke, om hun gedrag te verdeedigen, de wettigheid van 't zelve aan te toonen, voorts zich op een Algemeene Kerkvergadering beroepende , onder aanhoudende verklaaring , dat zy het Geloof der Roomsch Catholyke Kerke zuiver beleden, en niets vuuriger wenschten, niets yveriger zogten, dan in Gemeenfehap met de ganfche Kerk, ten allen tyde, te leeven. Q 3 Hiet  VADERL AND S C HE Lxxxvii. Hier van oqrdeelen zy een allerklaarst beb o e k. wys aan den dag te leggen, op de Kerk» - vergadering, in Herfstmaand, te Utrecht gehouden. Gelegenheid tot dezelve, gaf zeker Boek in de Franfche Taal gefehreeven, door pierre leclerc, Onderdiaken van de Kerk te Rouan, en Meeder in de Vrye Kunden te Parys, in 't zelve werden verfcheide Leerdellingen, van welke de Roomfche Kerk belydenis doet, aangetast. Dewyl deeze Vreemdeling zich onder de Janfeniften ophieldt, en hy in dit zyn Gefchrift de Nederlandfche Kerk fcheen te willen verdeedigen, vorderden de Dwaaiingen deezes Mans, naa 't oordeel der Janfeniftifche Geestlykheid, eene kragtdaadige Herroeping. Zy agtte zich verpligt die Stellingen tegen te gaan: aangezien haare Partyen niet zouden nalaaten, om ze haar ten lade te leggen, indien zy dezelve niet ppenlyk afkeurden. Over de wyze om dit 'te bewerkdelligen met des bekwaame Mannen geraadpleegd hebbende, verklaarden deezen, geen wettiger, of met de Kerkregelen overeenkomdiger, te kunnen uitdenken , dan het byéénroepen van een Provinciaal Concilie, indien de omdandigheden van Tyd en Plaats zulks toelieten. Te geïeeder namen de raadpleegenden deezen raad aan: naademaal zulks hun eene voegelyke gelegenheid verfchafte, om zommige Dwaalingen van hardouin, en b e rK uier en pichon, Jefuiteh, wier Werken hier. te Lande gedrukt waren, te ver-_ pordeelen. Men bedoot, derhalven, tot het  HISTORIE. A4J* Set houden der aangeraade Kerkverg'ade- lxxxvii. ringe. boek. • De Aartsbisfchop van Utrecht, petrus « joannes, vaardigdeUitnoodigingsBrie- 1763, ven af, aan de Bisfchoppen, en andere Geestlyke Perfoonen zyner Kerke. In gevolge hier van verfcheenen te Utrecht, j oannes van stiphout, Bisfchopvan Haarlem, bartholomeus joannes byeveld, Bisfchop van Deventer, franciscus meganek, Deken van 't Metropolitaan Capittel van Utrecht, nevens eenige Canunniken, en Afgevaardigden uit het Aartspriederfchap van Schieland, uit de Haarlemfche Geestlykheid, uit het Aartspriederfchap van Utrecht, uit de Aartspriederfchappen van Rhyn- en Delfts - Land, met nicolaas van m a ere n Cl! henricus m1lius, Padoors te Utrecht en te Amflerdam, als Secretarisfen van deeze Vergadering. Op den bedemden dag, den dertienden van Slachtmaand, vervoegden zich deeze Geestlyken, 's morgens ten zeven uuren, na de Kapelle van St. Geertruid, de plaats ter Vergaderinge gekoozen. De Aartsbisfchop verrigtte de Misfe van den Heiligen Geest, en opende vervolgens de Vergadering met eene Latynfche Redenvoering, waar in de Jefuiten met zwarte kleuren afgefchilderd, en als veroorzaakers eener geheele omkcering van de Heerfchappy in de Kerke van Nederland, gebrandmerkt werden. De Aartsbisfchop droeg zynen Onderhoorige Geestiyken, het nut en de noodzaaklykheid voor ï Q4  *4» VADEPvLAND SCHE lxxxvii. der Kerkvergaderingen; herinnerde hun het boek. oogmerk der tegenwoordige, met aanmaa- ring, om de Verkeerdheden, ter Kerke in- 176*3. gedoopen, op't erndigst, te keer te gaan. Onder de Handelingen zelve komen meest in aanmerkinge, de Beduiten, betreffende de Leere des Geloofs, en de wyze om daar \ van Belydenisfe te doen. Alle Dwaalingen, die de Kerk veroordeelde, werden by een Beduit deezer Kerkvergaderinge veroordeeld, terwyl men de Belydenisfe van Paus Pius den IV, voor den Geloofsregel, bleef behouden. Doch dewyl deeze onderwerping, aan alle de Leerftukken van de Catholyke Kerk, de Laderaars niet hadt kunnen te rug houden , om de Leer der Hollandfche Geestlykheid verdagt te maaken, omhelsde de Kerkvergadering de Uitlegging des Geloofs van den Heere bossuet, Bisfchop van Meaux, by de ganfche Catholyke Kerke goedgekeurd ; berudende wyders, in de Geloofsbelydenisfen, dje door de Aartsbisfchoppen van Utrecht, en derzelver Geestlykheid, en inzonderheid in die, welke, in den Jaare MDCcxi.iv, aan Paus benedictus den XIV overgegeeven was. — 'Er gefchiedde door den Heer lodewykvan zeller, benoemd om, op deeze Kerkvergadering, de post van Regtsvorderaar waar te neemen, eene algemeene aanklagte tegen de Gefchriften, door den gemelden Heer le clerc, en door dé Jef/iten hardouin, berruier en p 1fHONj in 't licht gegeeven. Om op deeze  HISTORIE. 249 . . ta . . 1—Urtrtnol/^q At* t vvvnrr #C aa.uri.icigLv.il iwgi ~-r- Kerkvergadering vier Congregatiën, die de boek. aano-eklaagde Werken zouden Onderzoe- ■ ■ kern, en hier van der Kerkvergaderinge 1763. verdag geeven. De Beduiten deswegen gemaakt, beflonden uit twee deelen; het eerde behelsde de Leer der Kerke, ten opzigte van zommige Stukken, omtrent welken de gemelde Schryvers, andere Gevoelens hadden, het tweede de Veroordeeling der Dwaalingen van die Schryveren, zo en in diervoege, als de Kerkvergadering dezelve flrydig vondt, met de Leer der Kerke. In de laatde Zitting, bepaalde men de Beduiten deezer Kerkvergaderinge, naar ouder Gewoonte, in gefchrifte aan den Paus te zenden , onder 't geleide, van eenen Bneve aan zyne Heiligheid, vol betuigingen van Getrouwheid, en nauwgezette aankleeving aan den Stoel van den Heiligen p et r u s, en de omhelzing van alle Catholyke Leerdukken. De Aartsbisfchop met de beide Secretarisfen der Kerkvergaderinge , hadden denzelven ondertekend. — Ten zelfden tyde belade men den Regtsvorderaar , den Heer leclerc te fchryven , en hem te overreden, om zich aan de Uitfpraak der Kerkvergaderinge te onderwerpen, zyne Dwaalingen openlyk te herroepen, en de Ergernisfen, aan de Kerk gegeeven, weg te neemen. — Den een- entwintigden deedt de Aartsbisfchop de Misfe van Dankzegginge, de Leden ondertekenden het verhandelde, men zong het Te~ Q 5 Deum,  VADERLANDSCHE Lxxxvn. Deum, en befloot de Aartsbisfchop deeze boek. Vergadering der Utrechtfche Geestlykheid, met de in de Roomfche Kerk gebruiklyke 1763. Gebeden. _ Daags voor de Opening der Kerkvergadering, zondt de Heer le clerc, aan de vergaderde Geestlykheid een Brief, uit Amfterdamgedagtekend, met verzoek, dat dezelve openlyk, en in 't midden der Vergaderinge, zou voorgeleezen worden; verzekerende, dat, indien hem, tegen zyne gedagten, iets berispelyks, in zyne Schriften, mogt ontglipt weezen, hy bereid was, 't zelve te verbeteren. Het bedoelde oogmerk bereikte hy niet; aan de begeerte, dat de Brief zou geleezen worden, werd voldaan; doch men vondt niet goed, hem inPerfoon te ontbieden, en over zyne Stellingen te onderhouden: ze werden, gelyk wy gezien hebben, als Dwaalingen veroordeeld. Geweldig hier over verbitterd, en oordeelende, dat de Kerkvergadering geene vryheid hadt, om hem voor de geheele Wereld, als een Leeraar van Dwaalingen , te doen doorgaan; daar dezelve, hem nimmer van verkeerde Gevoelens overtuigd hadt, gaf hy een fcherp Gefchrift uit, over 't Gedrag der Utrechtfche Kerkvergaderinge ten zynen opzigte, en fchilderde de Leden van dezelve af, als Lieden, die met zyne Landsgenooten, de Franfchen, een lang tegen hem gefmeed ontwerp, ten uitvoer gebragt hadden, gedreeld met de hoope van de goede Gunst des Bisfchops van Rome te winnen, en Vrede met hem te maaken, in-" dien  HISTORIE, a5T dien zy dit Hoofd der Kerke, tegen de Aan- lxxxvïi. klagte, wegens 't zelve gedaan, yerdee- boek. digden. Hy voegde 'er bedreigingen ne- : vens, van een nader Gefchrift, waar in hy 1763, de Ongeregtigheden dier Kerkvergaderinge zou ontleden , en fpaart geene allernaar lykfte verwyten, zo tegen de Franfchen, als tegen de Leden der Kerkvergaderinge (*). Indien de Verwerpers |er ¥>u\\tünigénitm, hier te Lande, gelyk de Heer le clerc wil, door dit hun Bedryf, de Vriendfchap van denRoomfchen Paus meenden te winnen, hebben zy eene verkeerde rekening gemaakt 5 dewyl c l emens de' XIII, niettegendaande, hy eerst die Kerkvergadering, met de Beduiten op dezelve genomen, goedgekeurd hadt, dezelve, in'teinde, op aanflooking dztjefuiten, veroordeelde (f). Trok dit voorgevallene in de Roomfche Gefchil te Kerke, de aandagt van veelen, en byzon- ^™r' der der Roomschgezinden; in Frieslands ^ jyjagt; Hoofddad, ontdonden groote Oneenighe- der Kerk* den, en daaruitfpruitende Verwyderingen, 'yken' tusfehen de Magidraat, en den Kerkenraad der Hervormde Gemeente, die niet alleen dat Gewest doorklonken; doch, door de vreemde omdandigheden, daar mede gepaard, en door de veelvuldige Gefchriften te (*) Nederl. Jaarb. 1763. bi. 649. 026. Voor 't Jaar 1764. bl. 277. (f) j. Frebonius de Statu Ecclefuc, Tom. II. p. iö & 87,.  &5% VADERLANDSCHE .lxxxviï. te dier gelegenheid in 't licht gegeeven, al-' boek. lerwegen veel gerugts maakten, het oude Gefchil, wegens de Magt der Wereldlyke 1763. Overheid in 't Kerklyke, ter baane brengende. Eene opengevalle Predikantsplaats moest vervuld worden. De Regeering van Leeuwaarden, toonde hoe zy gaarne de Verkiezing zag vallen op een Inbooreling van Friesland, en die teffens de Leerwyze van coccejus volgde. Voor het eerde deel hunner begeerte, pleitte een Lands-Wet, die zy, fchoon in vergetelnisfe geraakt, thans in 't oog wilde gehouden hebben; voor het tweede de billikheid , die vorderde, dat men zodanige Leden der Gemeente, welke die Leerwyze behaagde, genoegen gaf : naardemaal 'er reeds vier Foetiaanfche Leeraars donden, allen als Vreemdelingen daar ter Stede gekomen, 't Zy de Leden van den Kerkenraad oordeelden , dat het tegen hunne Voorregten ftreedt der Magidraat dat geen in te willigen , 't welk zy van naby widen, dat dezelve aangenaam zou weezen; 't zy ze andere redenen meenden te hebben, om zich aan te kanten tegen de begeerte der Regeeringe, en den bekenden wensch, van eene hoog aanzienlyke Perfoonadie , die gaarne een rykbegaaiden Leeraar, uit eene nabuurige Stad, op den Leeuw aar dfchen Predikdoel zag, zy leverden een Drietal ter goedkeuringe in, waar op geenen dan vande? Vreemdelingen donden. Eerw. Ondanks de poogingen, door den Ker- blom. kenraad , van tyd tot tyd , aangewend, bleef  HISTORIÉ. bleef dit Drietal zes maanden onafgedaan lxxxvii: liggen. Eene Bezending uit den Kerken- boek. raad, met den Eerw. c. blom aan 't —-—. hoofd ,' verzogt gehoor , gelast om, op 1763. eene befcheidene, vriendlyke, eerbiedige, maar tevens erndige, nadruklyke en kragtio-e wyze, de Magidraat de onvoegzaamheid, en 't nadeel van het zo langduurig ophouden der Beroepinge, onder 't ooge te brengen, en afdoening van zaaken te verzoeken. De Eerw. blom deedt het door eene zonderlinge Aanfpraak, waar in valfche Welfprcekenheid met Geestlyken Hoogmoed, een vreemd mengzel uitleverden. Dit duk werd, op des Redenvoerders verzoek, niet alleen in de Handelingen des Kerkenraads woordlyk aangetekend; maar men zag 't zelve, zeer fchielyk in druk, en teffens, dat het voor een groot gedeelte overgenomen was, uit eene Leerreden, in de voorgaande Eeuwe, door den Eerw. w. brak el uitgegeeven. Eenigen verhieven die Aanfpraak hemelhoog , anderen delden ze zeer laag, en vonden in dezelve hoonende, fniaadlyke, en naar oproerigheid fmaakende uitdrukkingen, het gezag van den Magidraat, ten hoogden beledigende. Met zulk een oog, zao- de Regeering van Leeuwaarden dit Stuk aan, en belloot zodanige middelen aan te wenden, als kragtdaadig konden drekken, om zyn Eerw. te leeren, hoe hy zich jegens zyne Overheid te gedraagen hadt, en den Drukker tot meer omzigtigheids tevermaanen. De Eerw. blom werd verweezen  Vaderlandschè hXxxvn, zm m eene Geldboete van honderd Goudb gek. guldens, van de eerstkomende vervallene = —- Penningen zyner Wedde af te trekken, ten . 763* behoeve van 's Stads Armenkamèr, en voorts om, in de volle Vergadering der Magidraat, zich te vervoegen; teneinde, ■daar op 'terndigst bedraft, en tot zynPligt als Leeraar, als Onderdaan van den Staat, en als Ingezeten van de Stad, vermaand te worden. Den Drukker werd eene Boete van vyftig Goudguldens opgelegd, act gedrukte afgenomen, en 't verder verxoopen hem en de andere Boekverkoop pers daar ter Stede , verboden. Deeze vervoegde zich, oordeelende dat de Magidraat in deezen iets gedaan hadt, waartoe dezelve niet geregtigd was, met een Vei> zoekfchrift by den Hove van Friesland, vergezeld van een Betoog, dat 'erin de door hem gedrukte Aanfpraak, niets gevonden wierd, 't welk hem het drukken zou hebben kunnen beletten. De Magidraat leverde haare tegenbedenkingen in, en 's Drukkers Verzoek werd van de hand geweezen. Wanneer de Eerw. blom kennis gekreegen hadt van het Beduit, ten zynert opzigte genomen, maakte hy geene zwaarigheid, om, eer 't zelve hem was voorgeleezen, over salomo s woorden, Verder heb ik ook gezien onder de zonne, ter plaat ze des G er egt s, aldaar was Godloosheid, en ter plaatze der Geregtigheid, aldaar was Godloosheid. Ik zeide in myn harte, god zal den Regtyaardigen en den Godloozen oor- dee-  HISTORIE» *55 deelen: want aldaar is de tyd, voor allen voor- LXXXvtu neemen, en over allen werk, te prediken (*). boek» Tot welk eene Leerreden zulk eene Text- . keuze, in die omftandigheden, aanleiding 1763» gaf, is gereedlyk te bevroeden; dezelve was een beroep op 't algemeen, en boezemde 't zelve in, dat 'er in de Vergadering der Leeuw aar dfche Magidraat Godloosheid heerschte. Voor de Magidraat ontbooden, weigerde hy verfcheide maaien te verfchynen, ondanks de verdubbeling der boete, van dagvaarding tot dagvaarding, Eindelyk, door zyn Advocaat en Vrienden geraaden, dit niet langer uit te houden, vervoegde hy zich naa 't Raadhuis; doch op eene wyze , zeer gefchikt, om zyne zaak te verdimmeren. Hy nam een groote Quarto Bybel, met een witten Band, onder den arm, en koos een grooten omweg , om in dit vreemd vertoon na 't Raadhuis te wandelen. Eene groote meenigte Menfchen vloeide zamen: want men wist, dat hy , met den Bybel, na 't Raadhuis zou gaan. Op de Raadkamer gekomen, begon hy, met groote verheffing van ffem en gebaarden, te fpreeken; doch de Voorzitter viel hem in de reden, geboodt hem te gaan zitten, en liet het Beduit,ten zynen opzigte genomen, voorleezen. Van het Raadhuis afkomende was de zamengefchoolde menigte nog zeer aangegroeid: onder deezen hoop, waren 'er veelen zyner Aanhangt (*) Prediker III. ys. 16, 17.  z56 VADERLAND SCHE lxxxvii. geren, die hem by de mouw en hand vatboek. tende, naa zyne Gezondheid vroegen, hem gods zegen en onderdeuning toewensch- 1763. ten , hy bedankte, voor hunne genegenheid, zeggende; Ik ben wel; houdt u ftil; god zal wel zorgen voor zyne Kerk, en my bewaar en ! Zyn Eerw., die alle openlykheid aan zyn geval fcheen te willen geeven, liet een zo getyteld Eenvoudig Verhaal drukken : waar in men vindt, dat de Kerkenraad, die dé Aanfpraak overgenomen hadt, eene Commisde benoemde, om de zaak te onderzoeken , en met meerderheid van demmen bedoot, zich in 't Beroep, op een Hooger Regtbank, by den Eerw. blom te voegen; gelyk gefchiedde. By het Verzoekschrift ten dien einde, zo aan Gedeputeerde Staaten van Friesland, als aan den Hove, ingeleverd, werd gevoegd, en vervolgens in Druk uitgegeeven, een Betoogfchrift ter Verdeediging der Aanfpraake, en het verdere gedrag des Spreekers in deeze zaake gehouden. Veel opziens baarde dit Betooglchrift; men flondt verdeld, dat men, in openbaaren Druk, voor de Vierfchaare van het hooge Hof van Juditie, en voor gansch Nederland, beweeren durfde dat de Beduuring der Kerke alleen was „ aanbevolen aan Kerkenraaden, Clasfen, „ en Synoden, zodanig, dat niemand daar „ buiten, in Kerklyke zaaken, en wel voor„ naamlyk in het Beroepen van Kerkdie„ naaren, iets te zeggen hebbe; zelfs niet „ de Overheid. Dat de Kerkenraad, „ en  HISTORIÉ. 257 j, eü vooral ook de Predikanten, als zöda- lxxxViï: nig, over.'t geen zy zeggen of doen, in boek; „ zaaken, die het Beltuur en het Welzyn , • „ der Kerke betreffen , aan niemand Re- 1763: kenfchap fchuldig waren, dan aan god „ en christus alleen; voor niemand j, daar buiten behoefden te regt te daan, „ wielïyookzy. —- Datzy, in de Be„ diening van hun Ampt $ hooger en meer„ der waren, dan hunne Overheden," —■■ Stellingen, door allen, die Orde en Vrede lief hebben, en der wettige Overheid behoorelyk ontzag toedraagen , en Kerklyke Overheerfching verfoeijen, hoogst gewraakt, en in dit Betoogfchrift, nog doormengd met hoonende en laderlyke uitdrukkingen, ten opzigte van de Magidraat der Stad Leeuwaarden-. Dan verwonderde men zich, over den buitenfpoprigen inhoud van dit Gefchrh% men dondt niet minder verbaasd, toen het bleek , dat in 't zelve de Leden ran den groeten Kerkenraad, ten onregte als Dedu^ centen wierden ingevoerd (*); daar het alleen een Voortbrengzel was , 't welk de Eerw. BLOMj, met eenige weinigen zyner : Aanhanger en s goedgekeurd en ter Druk.persfe overgegeeven hadt: niet alleen zonider voorafgaande toedemminge van de an(dere Leden;, maar zelfs in weerwil Vandeii \vollen Kerkenraad, die het laaten Drukken vol-3 (*) De tytsl was, Deductie,, op Ordre van de Ge'. t committeerden van den Groeten Kerkenraad. ■ „ . i :, XXIII. deel. R  &5Z VADERLANDSCHE txxxvii. volftrekt hadt afgekeurd; zo dat de C omboek. misfie geene vryheid hadt, om daar in te bewilligen. Een aantal Leden des Ker- 1763. kenraads, maakten dit ten Hove, en in het Stads Nieuwspapier, openlyk bekend, verklaarende zich met den inhoud van dat Gefchrift, niet te kunnen vereenigen, geen deel daar aan, noch aan de gevolgen, te neemen, van de bewude Regtsvorderingen af te zien, en den Eerw. blom, daarin niet meer by te daan. De zaak Hangende deeze zaak, was 'er geen einloopt ten de aan Gefchriften, daar toe betrekkelyk, deele"af3' we^ van onderfcheiden aart; doch grootendeels, den Eerw. blom, met de zynen, in 't ongelyk dellende (*). Hoe zeer meest Naamlooze Schryvers, voor de Overheid in de bresfe traden, en derzelver Regt verdeedigden, reikhalsde een ieder , den uitdag teverneemen, daar de Magidraat, zich met een Verzoekfchrift tot de Gedeputeerde Staaten van Friesland, gewend hadt, ten einde zy het Gezag der Regeeringe, omtrent Kerklyke zaaken mogten handhaaven, en zodanige Bevelen geeven, als zy naar hunne hooge wysheid zouden verdaan te feehooren. Om te meer klems, aan hun Verzoekfchrift by te zetten, voegden zy 'er drie Stukken nevens. Het eerde bedondt in een Vertoog, van het gebeurde omtrent de (*) Men vindt "er een verflag van in de Vaderl. Leiteroef. IV Deel, lüeStuk, bl. 137. 185» 271. 3J?. 398.  Historié. 059 en kan 't zelve niet beledigd te Casfei worden, zonderden Souverain, door hem veronge- verbeeld, te hoonen. Ten deezen dage, lykt. vondt zich onze Staat, in de onaangenaame noodzaaklykheid gebragt, om, wegens eene Verongelyking den Graave van wartensleben, Buitengewoon Gezant, by de drie Geestlyke Keurvorden, mitsgaders by den Opperrhynfchen , Nederrhynfchen en Westphaalfchen Kreits, door de Regeering van Casfei aangedaan , voldoening te vorderen. De Baronesfe van Goerts, den laatden van Wintermaand, des ■tu^uMi .ri.'moV 'aoö iiiémöiB M af- (*) De Drie Stellingen, door de Eerw. Clasfis bedoeld, waren die wy hier boven bl. 256 hebben opgegeeven: welke zy bondig en onwederfpreekelyk wederlegd oordeelden, in de Brieven van een Liefhebber der Waarheid. (f) Nederl. Jaarb. 1763. bl. 695 enz. Voor 't Jaar 1764. bl. 149 enz. en 458.  HISTORIE. z6i afgeloopen Jaars te Frankfort overleden, lxxxvii, hadt hem aangedeld tot Uitvoerder van boek. haaren Laatlten wil; in die hoedanigheid eenige goederen willende invorderen, ver- 1763. voegde hy zich by den Landgraaf van Hesfen-Casfei, en werd daar toe geregtigd; doch, by 't gebruik maaken van dit regt, reezen 'er eenige gefchillen. De Regeering verbeeldde zich, dat hy 't zelve te verre uitdrekte, verzette 'er zich tegen, en nam eenige goederen in bedag. Het bleef hier niet by. Uit vreeze, dat de Graaf de Naalaatenfchap der Baronesfe uit het Land zou vervoeren , kon de Regeering , met den Landgraaf, goedvinden, hem in zyn eigen huis vast te houden, rotting en dej gen af te neemen, zyne papieren te onderzoeken, éen Gefchrift daar uit te ligten,' t en te beletten een Boode naar den Haag te ;zenden, om den Staat van deeze geweider : naaryen te verwittigen. Dan de Geheimfchryver des Gezants, De Alge.de Heer pestel bleef niet in gebreke, ««m i om zo aan hunne Hoog Mogenden , als tre!;ken saan de Vergadering van den Opperrhyn-, z-,ch zyns \fchen Kreits, van 't-voorgevallene kennis aan, en tte geeven. De Algemeene Staaten ver-™[™*n iklaarden, geheel onkundig te zyn, van cle „lng> iredenen, die zyne Vorstlyke Doorlugtig! heid van Hesfen - Casfei, mogten bewoogen hebben , tot het doen van een zo verregaanden dap; maar dat zy, welke die ook zou mogen weezen , eene zo geweldige behandeling niet anders konden aanzien, dan als eene kleinagting van deezen Staat, R 3 c» \fen~Casfei, en werd daar toe geregtigd;  aóTs VADERLAND SCHE lxxxvii. en eene verbreeking van het Regt der Volp o e k. ken, volgens 't welk alle Staatsdienaars , i met een openbaar Character bekleed, voor j763. hunne Perfoonen, Bedienden, en Goederen, in veiligheid moeden weezen, overal waar zy zich bevinden, en inzonderheid aan Hoven, die hun als zodanig erkend hadden, gelyk het geval was, des Graven vanwartensl ben. Zy beklaagden zich deswegen ten hoogden, en gaven hunne gevoeligheid den Landgraaf te kennen, verwagtende dat deeze, ten fpoedigften , \ aangedaane ongelyk zou beteren, hun Staatsdienaar teffens op vrye voeten dellen , zonder hem, zyne papieren, of goederen, in 't minde te ontraden, vorderende teffens eene Voldoening geëyenredigd aan het Ongelyk. Op den eigen dag, wanneer de Algemeer ne Staaten dit Beduit namen, den één- entwintigden yan Slachtmaand hadt, de Graaf van wartensleben zyne vryheid weder bekomen: waarfchynlyk door de tusfchenfpraak des Keurvorsts vmMentz, die de zaak zo zeer ter harte nam, als of men de veiligheid van zyn eigen Character hadt gefchonden, en zyne gevoeligheid over den hoon, onze Staat in % Character van des* zelfs Gezant aangedaan, in eenen Brieve, den Landgraave te kennen gaf. De Land- De Regeering van Casfei liet een Berigt, graaf van wegens het gebeurde drukken; door een f as/ei1" Tcgenvertoog des Graaven van war> zoekt die tensleben beantwoord. De Landje ontdui- graaf zogt de gevorderde Voldoening te rfr ' ont-  HISTORIE. a63 ontduiken, door de Staaten aan te fchry- lxxxvii; ven, dat de Graaf van wartensle- boek. ben, zich niet als MiniJltrPlenipotentiam ——aan hem hadt aangegeeven, of als zodanig 1763. gewettigd was; weshalven het diens eigen fchuld was, dat de Regeering van Casjel, hem aanmerkende voor een Particulier Perfoon, als Uitvoerder van den Uiterftcn wil derBaronesfe vznGoens, zich aan zynPerfoon hadt moeten houden: weshalven hy Voldoening verzogt, ter zaake dat gemelde Graaf, zyne byzondere belangen hadt willen doorzetten, onder het voorwendzel van een Publiek Character, door hunne Hoog Mogenden aan hem by verfcheide Kreitfen, en aan deeze en geene K eurvorstlyke Hoven, gegeeven. ivStaaten Hunne Hoog Mogenden, zeer gebelgd en op over deeze uitvlugt, welke zy toonden aller- deVoidoenietigst te weezen, en nog meer, wegens „ingaande in allendeele ongepast gevraagde Vol- dringen, doening, herhaalden, onder bedreiging van fterker middelen te zullen aanwenden, den gedaanen eisch eener Voldoening, over het ongelyk hunnen Staatsdienaar afgedaan : dewyl zy nooit zouden toelaaten, dat de Naakomelingfchap by hun een voorbeeld zou vinden, van het verwaarloozen eens Regts, hun met alle Volken gemeen. Ten dot verklaarende dat zy, wanneer zyne Vorstlyke Doorlugtigheid, aan dit hun verlangen zou hebben voldaan, zich niet zouden onttrekken, om de klagten, welke de Landgraaf tegen dien Minider hadt in R 4 te  &6~4 VADERL AND SC HE lxxxvii. te brengen, aan te hooren , en 'er naar boek. eisch op te befchikken. t Dit laatde vatte de Landgraaf eerst aan, 1763- wendende een Berigt van het voorgevalt ne, ten einde de Staaten daar uit de regtmaatigheid van de handelingen der Casjèlfche Regeeringe mogt afneemen: met byvoeginge , nogthans , dat, indien hunne Hoog Mogenden mogten oordeelen , dat die Regeering daar in te verre gegaan was , hy zich aanboodt, tot zodanig eene Voldoening , waar van de nadere bepaali \g overeenkomdig zou zyn, met de billykheid in de omdandigheden der zaake. — Het wederantwoord behelsde hoe weinig de Algemeene Staaten voldaan waren, zo over deeze opgave des gevals, als over de redeneeringen daar op gebouwd. Dan dit weinig, ter groote hoofdzaak de belediging huns Gezants, doende, traden zy in een dieper onderzoek, wegens't geen het Regt der Volken ten dienopzigte eischic, aantoonende, dat zy zich daar op mogten beroepen, in 't geval der Graven van wartensle ben. Hier op grondden zy den eisch der Voldoening, te weeten dat de Landgraaf het gedrag" der Casfelfche Regeering zou wraaken, en verklaaren, dat men in alles, wat gedaan was, nooit geda^t, veel min ten oogmerk gehadt hadt, om "de Republiek te beledigen, of nadeel aan deszelfs Regten en Waardigheid te doen; dat die Verklaaring zou geleideden, door een Staatsdienaar van voeglyken Rang, voorzien,  HISTORIE. rfi zien van de volmagt daar toe noodig, Zy lxxxvii, eischten niets meerder; doch hier van zour boek. den zy niet afgaan. ~ De Landgraaf ziende, hoe ernflig de 1763. Staaten dit duk opnamen, erkende, by De Landeenen Brieve, nooit eenig oogmerk gekoesterd te hebben, om het Gemeenebest te beledigen, of toe te daan, dat zulks door deszelfs Regeering zou gefchieden, en bereid te weezen om die erkentenis te doen herhaalen door eenen Gezant. Bydit fchryven, was weder eene nieuwe Verdeediging der Casfelfche Regeering gevoegd, op welke de Staaten oordeelden niet te moeten letten, maar op de voorheen geëischte Voldoening onveranderd te blyven dringen. De Landgraaf bedoot, in 't einde, aan die begeerte te voldoen, en zondt, in Hooimaand des Jaars mdcclxiv, den Geheimraad van mo ser, met behoorlyke Geloofsbrieven voorzien, die eerlang gehoor kreeg, de geëischte Voldoening mondhng gaf, en fchriftlyk overleverde; waar m men genoegen nam, en den Heer van m 0s e r des verwittigde. Zo verre was die zaak afgedaan; doch gj«[e dewyl hunne Hoog Mogenden, in verfchei- 0I1ftrei)t§ de Brieven daar over gefchreeven, betuigd den Graaf hadden, dat zy, wanneer het Misverdand met vAN warden Staat beflegt, en de Voldoening zou ge- ™slegeeven zyn, de bezwaaren van den Landgraaf tegen den Graaf van warten sleben wel wilden verneemen, die onderzoeken, en zodanig beoordeelen, als zy overeenkomstig vonden, met de Waardigheid van dep R 5 Staat-  %66 VADERLANDSCHE lxxxvii. Staat, en deszelfs Agting voor het Huis boek. van Hesfen. De Geheimraad leverde die redenen van bezwaar over: van welke hun- 1763. ne Hoog Mogenden een Affchrift, aan den Graaf van wartensleben ter hand delden, met aanfchryving om zyn belang, op de daar in vervatte klagten, aan de Algemeene Staaten te doen toekomen : hy deedt zulks. Maar zyn antwoord, niet in allen deele aan de verwagting voldoende, en het gedrag omtrent hem gehouden, aan veel aanmerkingen onderhevig blyvende; konden hunne Hoog Mogenden, wel niet beduiten, om dien Staatsdienaar te rug te ontbieden, waarop de Heer v an mo s er hadt aangedrongen; maar keurden best, om, daar, hangende de Gedingen, tusfehen den Landgraaf en den Graaf van wartensleben, de dienst des laatden, als Miniderby den OfperrhynfchenKxz-ks, waar van de Landgraaf een voornaam Lid was, van geene groote vrugt kon zyn, en die Kreits ook zedert korten tyd afgefcheiden was, dien Graaf aan te fchryven, om zich, by voorraad, te onthouden van de waarneeming zyner verrigtingen by dien Kreits, en gevolglyk, ook aan het Hof van Casfei, tot dat nadere bevelen van hunne Hoog Mogenden hem geladen, die te hervat* ten (*). Strengs De Winter des Jaars mdcclxiii, Winter welks deezes jaars. (*) Nedfrl. Jaarb. 1763. bl. «54. Vqor 't Jaqi 1764. bl. 62e. 679.  HISTORIE. %6f welks voornaamde Gebeurtenisfen , wy lxxxvii, dus verre geboekt hebben, was te opmer- boek. kelyk, om die onaangeroerd voorby te tree den. Eene ftrcnge Koude, gepaard met 1763. harde Vorst, begon den twintigften van Wintermaand, des voorgaanden Jaars te heerfchen, en hieldt onafgebr poken aan, tot den drie- en- twintigden van Louwmaand (*), wanneer het Ys, indildaande wateren, bykans twee voeten dikte bekomen hadt. Behalven de belemmeringen der Zeevaard, die, wegens de Ysfchotzen, het inloopen der Zeegaaten onraadzaam vondt, terwyl de reeds binnengekomenen, op de Zuiderzee in'tYs beklemd zaten, donden de handwerken het grootde gedeelte van Louwmaand dij. Het dik gevroozen Ys leverde overal woelige Winter tooneelen op. Jen Maas werden, door zwaare Vragtwagens en Koetzen met vier paarden bereeden; en waren de Vreugdebedryven, op de laatstgemelde Rivier genomen, zo groot, dat ze den Erfdadhouder, den Hertog van Brunswyk, en den Prins van Nasfau Weilburg , uit 'f Gravenhaage na Rotterdam lokten, om ooggetuigen van eene vreemdigheid te weezen, die de Maas in den Neva droom des Rusfifchcn Ryks fcheen te herfcheppen. Naa dat eenige dagen, de Zuiderzee, tusfehen Enkhuizen en Stavoren, door (*) Zie de Waarneemingen op Zwaaneniurg, in die Verhandelingen van de Hollandfche Maatfchappy der Weetenfcboppen te Haarlem.  aft VADERLANDSCHE xxxxvn. door eene menigte van Menfchen te voet boek. bewandeld, en ter fchaats bereeden was, kon dit wydewater, den zeventienden van 1763. Louwmaand, Paard en Sleede draagen; en zints dien dag, waren Stavoren en Enkhuizen, geduurende verfcheide dagen, de Pleifterplaatzen voor de Noordhollanders tn Friezen, die zich op de Zuiderzee metArrededen verludigden > en 't oog van duizenden aanfchouwers trokken. Voor Scheveningen, hadden de Schotzen Zee-Ys zich zodanig opgehoopt, dat ze een Ysdam vormden, hooger dan de hoogde Duinen by dat Zee-Dorp: met welk vreemd Zeegezigt de Inwoonders van 's Gravenhaage, en. het nabygelegen IVestland, zich dagelyks vermaakten. Mogt de Rykdom en de Middeldand, in al dit buitengewoone uitfpanningen vinden , welke gewoone Winters weigeren; de werkloosheid der fchaamele Gemeente, baarde een knellenden last, alleen door de hand der Milddaadigheid, die zich bereide vaardig uitftrekte , verligt. Gebrek aan Water was eene algemeene behoefte, waar in Amflerdam diepst deelde, door de laagte van het Water in de Trekvaard tusfehen die Stad en Weesp, langen tyd van 't gewoon behulp des Ysbreekers, die met de daar op volgende Waterfchuiten zitten bleef, verftooken. Een zwaare Ys- gang in Texel, kroodt , tusfehen den één- en twee- en twintigden van Louwmaand , verfcheide Schepen op gevaarlyke plaatzen,'" eenige kwamen in dit gevaar om. Wan-  HISTORIE. Wanneer de Vorst, die met een Zuiden Lxxxviii wind, niet min dan met een Ooden- en boek. Noorden wind aanhieldt, en van genoeg — zaam geen Sneeuw vergezeld ging, in t 1703. laatst van Louwmaand aftiet* en men zich beloofde, door een zagten Dooy, van het Ysbevryd te zullen worden; hervatte dezelve op de helft-van Sprokkelmaand, haare hecrfchappy weder voor eenige dagen. Het Wintergezaayde hadt, dóór de lelie Vorst veel ecleden, Garst en Tarwe moest men, op veele plaatzen, omploegen, en herzaaiien, het Koolzaad was voor een groot gedeelte weg. De Veeman, vondt dofte tot klaagen over gebrek aan voeder, daar door het fchraale weer, op die Koude gevolgd, het Gras laat aankwam.. Zeer zagt was de Winter des volgenden 1764. Taars : doch geenzins van leed voor den. vJeBamme* Landzaat ontheeven. De veelvuldig ge- lermmd vallen Regen, veroorzaakte veel Opperwa- ^ térs, dat van den Rhyn bragt de Stad Wapeningen, in Louwmaand, in groot gevaar, en dugtte men in Overysfel, voor het hoog ryzen van den Tsfel. De Inwoonden van de Bommelenvaard, noch nauwlyks bekomen van de rampen des Waterwees , in den Jaare mdcclvii, zo zeer prangende (*), hadden weder het ongeluk, dat de Waaldyk tusfehen Ros/urn en Herwynen doorbrak, de geheele Waard onderzette, en de Ingezetenen op nieuw, in elende en r.j ,,,'.;„ 7^ 9vkj*ï) «nivad .bnkrm-j ' 1 ar- (*) Zie het XXII D. oszer Vaderl. Hifi. bl. 297.  2,;d VADERLANDSCHE fcxxxvu. armoede dompelde. De onverkrygbaarheid boek. van Hooi en Stroop deedt veel Vees, uit - het water gered, van gebrek, omkomen. 2704. Hulpvaardigen van Gorkum afgevaaren, om de herwaards en derwaards gevlugten te redden, vonden in dit Menschlievend be- ftaan hun dood. In de Meyerye van 's Hertogenbosch, was de doorbraak derDyken wel afgewend ; doch des niet tegendaande, was 'er een groot gedeelte van de Heerlykheid Vucht overftroomd; verfcheide Dorpen rondsom 's Hertogenbosch bevonden zich in dien zelfden toedand. Veele plaatzen in die Stad, waren door 't water onbruikbaar, doch zondt de Magidraat, getroffen door het lot der veel ongelukkiger nabuuren, vier Schepen met voorraad en noodwendigheden, na Bommel en de Bommelenvaard. Boven en beneden Hemden dreigde de Maas de Dyken te overweldigen, met veel moeite kwam men zulks te boven, en de Stad 'eraf, met de befchaadiging van eenige der Vedingwerken. Schoon de Lekkendyk veel ge- vaars liep, .viel het water dier Riviere, door de ontlading derDoorbraaken van den Dyk boven Emmerik en in de Bommclerivaard. Waters- Met het einde van Louwmaand was, GMeZnd daar de wateren d^ Rivieren van dag tot en OveryS' dag zakten, de vrees voor verder Waterfa. leed geweeken 5 dan met den aanvang van Sprokkelmaand, beving dezelve de gemoederen op nieuw, en van alle kanten, was men voor de herhaaling dier Droeve Too- nee*  HISTORIE. lieden bedugt, gelyk ze zich ook,op ver- lxxxviÜ fcheide Plaatzen, met veel jammers, ver- boek. toonden. Niet minder dan Vyf Doorbraa ken te Herwen veroorzaakten een onge- 1764. tneene hoogte des waters op den Rhyn; en zou men naar alle waarfchynlykheid,indien 'er even boven Rees, geene Doorbraak voorgevallen was, nog meer waters gehad hebben. De laatfte Doorbraak te Herwen, was op het Kerkhof, en fpoelde de Lyken uit de graaven. De Inwoonders van datDorp en van Panderen, zogten hunne veiligheid in de vlugt, genoodzaakt hunne Huizen, die ten deele weg dreevcn , ten deele in ftukken floegen, te verhaten. --- Te Zutpfien groeide het water tot eene ontzettende hoogte , in die Stad , hoorde men van alle kanten niets dan jammer, en zag naa het breeken van twee gaten in de Kanonsdyk, aldaar niets dan een baare ZeeDe noodfchooten van den kant van Doesburg, en meer andere Plaatzen, deeden de bekommering voor meer leeds aan de Dyken, grootlyks toeneemen. Temidden van dien nood, duimerde de zorg der Overheden niet,om den noodlydendenbydand toe te brengen, opfteekeride ftormwinden, bragten eenigen met leevensmiddelen , in vaartuigen afgedooken, in het uitterst gevaar , en derzelver aanhoudend woeden, veroorzaakte grooten kommer , voor den Warnsfeldfchen Dyk, die met veel moeite behouden, en daar door het Dorp War nsfeld,voor een geheel, of gedeeltlyk, wegfpoelen bewaard bleef. — De Tsjèi voor De-  ü.?2. VADERLANDSCHE Lxxxvii. Deventer klom tot zulk eene hoogte, dat' boek. men de Stads fchipbrugge moest afneemen en in veiligheid bezorgen. De derke Storm 1764. bragt'de Snippelings Dy k,vooï die Stad, iti groot gevaar, en joeg het water over den weg gedaagen kruin , eenige voeten heen: de uiterde waakzaamheid, met verbaazende koden, behieldt denzelven, fchoon het water reeds hier en daar 'er doorliep; Met het bedaaren des Winds zakte het Water. — Wageningen vondt zich weder even als in Louwmaand gedreigd; te Soelmond, donden de Dienaars met gelaaden pidoolen op den Dyk, om de onwilligen onder de Boeren tot werken te noodzaaken, by eene verzakking van veele roeden Dyks. —^ Aan de Lek behieldt het werkzaam DykCollegie, en de trouwe waakzaame bydand der Ingezetenen, de Dyken. Geene geringe vreugde vervulde de gemoederen van allen, die met deeze Waterelenden gedreigd werden, of daadlyk bezogt waren, op de tyding dat het water begon dil te daan, en vermeerderde deeze, op 't befpeuren dat het met de daad zakte, en zich ichikte om eerlang binnen de gewoone oevers te keeren; welk heuchlyk gezicht vóór het afloopen van Sprokkelmaand, de oogen verkwikte (*). Handelln. 't Moet elk Leezer van 's Lands Gefchie^ gen over denisfen verbaazen, zo veel maaien dieblarenRtuT" deren vervuld te zien, met berigten van fchen Gel- Dykderland, uïrTbt ^ < * > NederL Jaarb- 17°4, bl 172 e" 238*  HISTORIE. &73 DykbreukenenOverdroomingen; en fchoon lxxxvuS de oppervlakkigde kunde van onze Lands- boek, gedeltenisfe deeze verwondering wel ras zal doen. ophouden, zal het hem op nieuw 1764. bevreemden , in die eigende Gefchiedbladen niet meermaalen gewag' té vinden, y.an algemeene voorzorgen . en . hulpmiddelen , tegen dat Land en Volk bedervende Onheil, beraamd en te werk gedeld. Zeer ten onregte, nogthans zou, men daar uit: beduiten, dat 's Lands vaderen zich des niet bekreunden. Wy moeten daarom op tekenen, wat, omtrent deezen tyd, deswegen gebeurde; ons, naa den aart onzes Werks alleen, bepaalende. tot eene korte opgave der gêhoudene Handelingen,; zonder ons in te laaten tot de beoordcelingder ZtUilv zelve» » . Het werk der Rivieren., en de geduurigé Óverdroomingep , byzonder op den NederRhyn, de Lek en den Tsfel,. voqrnaamlyk veroorzaakt door den zwaaren toevloed van afkomende Wateren, verfchaften > zints een geruimentyd,. veel dofs tot raadpleegingen aan de Staaten van. Gelderland, Holland en Utrecht.; dan verfebeidenheid van Gevoelens, door die .Geweden,. mitsgaders derzelver Kwartieren en Leden, ten opzigte van die zaak gevoed, en de weezenlyke of vermeende drydige belangen , bragten te wege, dat men langen tyd niets bepaalde -, en, fchoon overtuigd van 't Gevaar en 't Nadeel, het niet ééns werd in het uitdenken van middelen om die beide af te weeren. Twee Brieven, door Staaten vart XXIÏÏ. deel, S Hél-  VADERLAND S C II E lxxxvii. Holland en Utrecht aan de Staaten van Gel* boek. derland, over de Gedeltenis der Rivieren . gefchreeven , deeden de laatden, in den 1764. Jaare mdcclxii beduiten, de zaak der Rivieren ernflig aan te vatten, en de twee eerstgemelden tot eene Onderhandeling uit te noodigen, teffens hunne gedagtenop het ftuk mededeelende; die van Utrecht gaven in den Jaare mdcclxiii, hunne toeftemming tot het aangaan der Onderhandelinge, op zekere voorwaarden, in eendaar van gemaakt Plan uitgedrukt. Het Kwartier van Nymegen vondt het Plan - der Utrechtfchen hard en onaanneemelyk, en beraamde een ander Ontwerp ; deezen verdeedigden, op hunne beurt, het voorgeftelde Plan, en beweerden de noodzaaklykheid van 't zelve. Tusfehen die van Holland enUtrecht was gehandeld over opruimingen in de Lek. Eerstgemelden hadden eene byeenkomfte van Rivierkundige Lieden voorgedaagen, die te gader eenraadflagzouden uitbrengen, omtrent het geen tot herftel der Rivieren diende ter hand genomen te worden. Dewyl de begrippen der kundigde Lieden reeds bekend waren, en men niet min zeker wist hoe wyd ze van elkander verfchilden, konden die van Utrecht, zich niet veel vrugts van dus eene zamenkomst belooven : te minder daarzy oordeelden, dat de aanhoudenheid van het kwaad, voor geen gering gedeelte moest worden toegefchreeven aan het vertrouwen, dat de Belanghebbende, in dcïzelver Raadgeevingen ftelden, die zy meen-  H ISTORIE. Z7i fileenden te kunnen aantooncn, datdikwyls Lxxxyi!3 verkeerd en beuzelagtig waren. liet kwam boer. hun derhalven voor, dat, in plaatze van zulk eene Byeenkomst, niet alleen de On- 1764» derhandeling door die van Gelderlatidvoorgedaagen, voortgang behoorde te hebben £ maar dat ook door Geladigden van Holland en Utrecht eene fchouwinge gedaan Werd van de Lek boven,bij, en beneden Schoonhoven. Een Brief deezen voordag bevattende vondt ingang: en werd den negenden van Slachtmaand bepaald tot eene vriendlyke Byeenkomst der Geladigden uit de drie Geweden te Arnhem. Aanzienlyke Staatsleden, aan welken uit Holland de ïloogleeraar j. lulofs, als Infpecteur der Rivieren van dat Gewest,- was toegevoegd , maakten deeze Vergadering uit. Van Overysfel, zich die zaak geheel onttrekkende , verwagtte men geen Gemagtigden. Men kon het bylange niet ééns wor* den , en fcheidde den zeventienden dief Maand. —— De Schouwinge van dé Lek gefchiedde des gelyks, door de Afgevaardigden van Llolland en Utrecht; men delde , tot verminderinge der öpkroppinga van het hooge water , tien punten voor a wegens welke Geladigden van Holland aannamen verdag te zullen doen , teffens te kennen geevende, dat , vermids men te Arnhem het niet ééns hadt kunnen warden , omtrent het algemeene Werk der Bovenrivieren, Llolland ook wel ligt zwaarigheid zou kunnen maaken omtrent de Ópruiminge van de Lek, hoe gersed an-' S a ders  a;tf VADERLANDSCHE lxxxvii. ders om alle toegeevenheid daar in te geboek. bruiken. Die van Utrecht wilden dit, met allen ernst en fpoed, voortzetten zonder 1764. daar toe af te wagten wat 'er omtrent de Bovenrivieren zou mogen bedooten of werkdellig gemaakt worden: beide de Geweden hadden 'er even zeer belang by. Het dreigend gevaar van Watersnood, voor beide de Geweden in Louwmaand ■deezes Jaars (*) groot geweest zynde, fchreeven Staaten van Utrecht een breeden Brief aan die van Holland, behelzende eenen voordag van middelen om de Lek te verbeteren, en dus dat Gewest, zo wel als Utrecht, tegen den overloop van 't hooge Lekwater te beveiligen. Zulks, hadt ten gevolge de benoeming van kundige Lieden van wederzyden , om die Rivier by en boven Schoonhoven en op eenige andere plaatzen, te doen water pasfen. Dit verrigt zynde, ging men over tot een onderzoek van de wyze, op welke de voorgedelde Opruimingen best zouden gefchieden, en in hoe verre het leggen der Inlaagdyken, ten opzigte van den toedand der gronden , daar dezelve opgelegd zouden moeten worden, en ten aanzien van de daar toe vereischte Specie, uitvoerelyk waare. — Alle de Stukken hier toe betrekkelyk, zonden Staaten van Utrecht aan die van Holland, vergezeld van eenen aanpryzenden, een derk aanhoudenden Brieve. Ter- (*) Zie hier boven, bl. 370,  HISTORIE. m Tervvyl dit in bewerkinge was, rees 'er lxxxvh. een Dykgefchil van eenen anderen en be- boek. zwaarlyker aart. Op de Millingfche Uitcr waard hadt de Eigenaar niet flegts een Zo- 1764. merdam, maar een Winterdam, ter hoogte van omtrent twintig voeten Amhemjche peil, doen aanleggen,die aan den mond van den Beneden Waal, by eene hooge Rivier, eene groote opening, tot merkelyk bezwaar van den Neder-Rhyn en Tsfel, benam. Doch, naardemaal de Dam, op eigen gezag , en buiten weeten van Staaten van Gelderland, was aangelegd, oordeelden deezen zich bevoegd ,denzelven, als drydende niet alleen tegen Dykregten, maar ook met het waare oogmerk, zo wel by de Heeren van de Kleeffche Krygs- en Domeinkamer, als by Gelderland, Holland , Utrecht en Overysfel, in het aangaan eener overeenkomite in den Jaare mdccxlv, bedoeld, te doen degten, en tot de hoogte van zestien voeten Arnhemfche peil te verhagen; 't welk men in 't begin des Jaars mdcclxii volvoerde. Het gevolg hier van was dat de Dykfchouw van Duffelt zich daar over by de Kleeffche Regeering beklaagde, en in Zomermaand deezes Jaars te kennen gaf, dat, door die ondernomen flegting, niet alleen een zeer fchadelyke Doorbraak in haaren Bandyk, by het Dorp Lent was veroorzaakt; maar dat ook het water van de Millingfche Uiterwaard, over die groote vlakte, by het Dorp Kerker dom, zulk een geweld hadt veroorzaakt, dat de Kerk, benevens de daar by flaande HuiS 3 zen,  VADERLANDSCHE ^lxxxvii. zen, in gevaar flonden om éénsdags weg: ïoek. gerukt te worden, indien men het ongeluk niet weerde, door het herdeden van den ^764. Millingfchen Dam; dat deswegen, de gemelde Schouw genoodzaakt zou weezen, een derken Bandyk van de Millingfche Grenzen af tot over deeze laagte te leggen, welke haar op meer dan twintig duizend Guldens zou te daan komen, en dat ze zich tot fchadeloosdelling geregtigd oordeelde. — De Kleeffche Regeering deedt de geïedene fchade behoorelyk onderzoeken, en bevonden' hebbende dat dezelve door de flegting van den Dam ontdaan was, fchreef Ze aan Staaten van Gelderland, om, eer ze aan de Duff'elfche Schouwe het aanleggen van een nieuwen Bandyk vergunde, derzelver gevoelens op de gedaane Klagten te verneemen en over de gevorderde ïchadeloosftelling. Die van Gelderland vonden deezen Brief van dat gewigt, dat ze oordeelden een Affchrift aan de drie andere belanghebbende Geweden te moeten zenden. ! Staaten van Utrecht onderhielden die van Holland over de Verlaaging van den Mil~ lingfchen Dam, en drongen in hunnen Brieve aan,'op het voortzetten der Opruimingen in de Lek. Zy verzogten de Gelderfche Staaten het daar heen te wenden, dat die fchadelyke Dam verlaagd mogt blyven. Deezen gaven hier op ten antwoord, dat het hun aan geen redenen zou ontbreeken , ©m aan de Kleeffche Regeering te toonen, hoe groot een ongelyk zy hadt om aan de klagten van den Dujfelfchen Dykfchouw, we-  HISTORIE. -279 wegens het verhagen van den Millingfchen Lxxxvii. Dam gehoor te leenen; doch, dat het hun boek. voorkwam of het niet ruim zo goed zou — weezen om, zonder zich over dit duk, even 1764. min als over andere in den Kleeffchen Brief begreepen, uit te haten , deeze gelegenheid aan te grypen om die Regeeringe eene Onderhandeling voor te daan, ten einde daar by te overleggen, wat 'er kon en behoorde gedaan te worden tot voorkoming van de gevreesde onheilen en het verloopen der Rivieren, voor de wederzydfche Landen van zo veel aangelegenheids. Utrecht en Holland oordeelden zig aan die voorgedaagen Onderhandeling niet te moeten onttreidcen. De twintigde van Oogstmaand werd 'er toe bepaald, op welken dag de GWolmagtigden uit de drie Gewesten te Arnhem verfcheenen, die van Overysfel9 mede aangefchreeven, lieten met een Brief weeten, dat zy die Zamenkomst niet zouden bywoonen. De Kleeffche Afgevaardigden kwamen. Zo groot en onoverbrengelyk was de verfcheidenheid van Gevoelens dat men zonder iets weezenlyks uitgewerkt , of iets dat den naam van een Plan mogt draagen bepaald te hebben, van een fcheidde. Vermids deeze zaak hangen bleef, en 'er tot niets bepaalds kon bedooten worden, zo lang 'er geene nieuwe openingen van den Kleeffchen kant in kwamen, en zo lang 'er geene meerdere eensgezindheid plaats greep tusfehen de belanghebbende Geweden, en derzelver Leden , noodigden Staaten van S 4 Hoi-  s3p VADERLANDS.C HE lxxxvii. Holland, op hunne beurt, die van Utrecht üoek. uit, om in nader gefprek te treeden, en met zamengevoegde kragten en eensge- 176%. zindheid het verbeteren van de Lek te hervatten, en de voornaame oorzaaken van het groot bezwaar , 't welk op dc Neder-Rhyn. en Tsfel byna 's Jaarlyks, en zo duidelyk, in 't begin van dit Jaar, be7 ipeurd werd, weg te neemen, en het daar toe te brengen, dat de afhanglykheid huns Gewests van de aedeldheid der Boven Rivieren mogt vermindert worden-, fchoon dezelve niet geheel zou verdwynaem Gereed toonden zich de Sttchtenaaren, ■ om de aangeboode Onderhandeling te aanvaarden, in hunnen Brieve tot antwoord, nogthans .vooraf gerusrilelling verzoekende omtrent eenige dukken van aangelegenheid. • Deeze bekomen hebbende werd in Wynmaand, door wederzydfche Geladigdenin 's Gra+ yenhaage de Onderhandeling aangevangen. — Hoe veel vrugts men eer zich ook van beloofde liep, dezelve zonder vrugt af; die van Holland keurden de verhooging en verzwaaring van de Noorder Lek•dyken ten uiterden noodzaaklyk, waar toe die van- Utrecht verklaarden' niet te kunnen verdaan, zo men hun geen genoegen gaf, omtrent het duk der Inlaagdyken op die Rivier, waarin die van Holland geene nuttigheid zagen; • - Naardemaal, egter, her gemeen belang «lier Geweden vorderde,' dat-'er geen ander Water na den Neder - Rhyn en Tsfel atfr» kwam, dan door het Panderfche Kanaal, en  HISTORIE. m an door den mond van den verzanden Rhyn lxxxvii» tegen over Schenken Schans, deeden Staa- boek. ten van Holland by die van het Sticht, m —-— Wintermaand, eenen voordag, om, de 1704. Verfchilpunten der laatstgehouden Onderhandeflnge, voor een tyd ter zyde dellende, de handen in één te daan, om de ontworpe Verbeteringen aan 's Gravenwaard en by Henven te verkrygen. Hier toe vonden zy deezen gereed; doch zonder het Kwartier van Nymegen te kennen, en daar mede de zaak te vinden , was het met volvoerbaar. Eene' nadere Brief door Staaten van Holland aan die van Utrecht afgevaardigd, bevatte hunne verdere gedagten over de Opruimingen en Inlaagdyken, waar op de Stichtenaaren deeds aandrongen, als mede over de wyze, op welke dit duk by Staaten van Gelderland diende aangelegd te worden. Die van Utrecht gaven hier op, als mede over de wyze van fchryven aan de Gelderfcheh, hunne gedagten te verdaan. - Het duk der Rivieren bleef deepende, en doegen 'er andere byzonderheden aan toe, welke te vermelden, de Tydorde eischt dat wy uitdeden ( * ). Gereeder viel het voldoen des Aanzoeks De Bedyder voornaamde Ingelanden van de Boven- g^™^ kerker Polder, by Amjlelveen, ter droog- kerker Ptlm maakinge van zeventien honderd, en één - d„. en- (*) Nederl. Jaarb. 1764- M- II0« lfi7- 5°3S^S- 752- 916. 919. 926. Voor 't Jaar 1765. oU 6. 43- 7i. 9<5. S s.  aSa VADER.LANDSCHE enz. lxxxvii. en- veertig Morgen Gronds , by Staaten boek. van Holland, die ter begundiging deezer nutte onderneeminge, om fchadelyke Wa- 1764. terpoelen in vrugtbaar Land te hervormen, veele der gewoonlyk in 't geval van Bedykinge verzogte Voorregten en Vrydommen vergunden (*). (*) Nederl. Jaarb. 1764. bl. 664. VA-  VADERLANDSGHE HISTORIE. ACHT- EN- TACHTIGSTE BOEK. INHOUD. Gefchil tusfehen de Nederlandfche en E«-lxxxviii gelfche Oost-Indifche Maatfchappyen. Klag- boek. ten van yorke, over de Handehyyze der Nederlanderen in Bengale. Ferdeediging van Bewindhebberen der Neder landfche OostIndifche Maatfchappye. Nadere klagten van de zyde der Nederlanderen. De Bewindhebbers door de Staaten verzogt de Bezwaarpunt ten op te feilen. Antwoord der Engelfchen. Gelafligden trekken ter Onderhandeling na Engeland. Nieuwe verongelykingen der Engelfchen. De wederkomst der Nederlandfche Gelafligden vergund. Verflag. FerfchU over den zin der uit flaande Verdragen. Nieuwe klagten over de mishandelingen der Engelfchen , wep-ens Stoorenisfen in den Handel.. 9 ■ Last  ft?4 VADERLA'NDSC HE Lxxxvm Last aan van welderen gegeeven om boek. op afdoen van zaaken ten Engelfthen Hove << aan te dringen. Overwinningen op den Ko¬ ning van 'Candia behaald. Het Oost-Indisch Schip Nyenburg afgeloopen. Straf der Muitelingen. Gevaarlyke Opftand op Rio de Berbice, die het verlaaten dier Volkplanting dreigde, gedempt, fchriklyke Strafoefening aan de Muiters. Voorflag der Directeuren van de Sociëteit van Suriname omtrent het vermeerderen der Blanken, wederfprooken door Deelhebberen , en het Befluit daar opgenomen buiten werking gefield. De vrees voor eene Vredebreuk met den Keizer van Marocco verdwynt. Staaten van Holland bewilligen in eene Vermeerdering van de Landmagt, doch willen een vafle post op den Staat van Oorlog voor den Zeedienst gebragt hebben. Oproerige Beweegingen en Godsdiensftoorenisfen der Proteftanten te Vaals van hooger hand gefluit. Willem de V tot Lid der Hervormde Kerke' aangenomen. Bepaaling omtrent de Emigranten. Het hooge Leenregt onder den Eikenboom te Zutphen. Vreemde Strafoefening der. Wyvenplaagers in de Meiery van 's Hertogenbosch tegengegaan. Plakaaten tegen Landloopers, Lediggangers en Vagebonden in verfcheide Geweften. 't Voorgevallene met joannes cato kamerling. Volt aires Vzrhandeling over de Verdraagzaamheid in Friesland verboden. De Eerw. g. t. de c oc k in Friesland van Onregtzinnigheid befchuldigd. Befluit der Gedeputeerde Staaten ten zynen voordeelt. Beklaagfchrift daar tegen ingeleverd* Vol-  HISTO'RI E> 285 Volharding in dit Staatsbefluit. De Leden lxxxVih der Leeuwaardfchè Clasfis vinden by 2972e boek. Hoogheid geen heul. Beweegenisfen over dee- — ze zaak op de Clasfis van Schieland. Ontwerp in Friesland om de Meer derjaarig V',rklaaring des Erfftadhouders één Jaar te vervroegen. Tegenverklaaring der Prinfesfe Douariere van Oranje en Nasfau. De Inleeveraars van dat Ontwerp verzogt hetzelve in te trekken, 't Wordt als nooit gedaan aangemerkt. Maria louisa ft erft. Haar Character. De Prinfes van nassau weilburg aanvaart, naa den dood haars Grootmoeders, de Magifiraatsbefielling in de Friefche Steden. Gefchil tusfehen de Magiftraat en de Gildens te Bommel, wegens de Regeeringsaanftelling, ten voordeele van de Gilden uitgeweezen. Canunnik te Utrecht en daar in den Eed te zyn maakt iemand niet onbevoegd om Lid der Vergaderinge van hun Ed. Groot Mogenden te weezen. Klagten des Konings van Pruisfen over het Plan tot verbetering der Rivieren gemaakt. Door Staaten van Holland beantwoord. Zeven Fregatten ter beteugeling der Algerymn hftemd. ]\/[ eermaalen reezen 'er tusfehen de Bewindhebbers der Engelfche en Ntderlandfche Oost -/«^yc/faMaatfchappyen geene geringe gefchillen, door Koopbelang en Baatzugt ontvonkt, en tot dus eene hette aangedookt, dat in die afgeleegene Oorden, het 1764, Gefchil tusfehen de Nederlandje be ea Engel/ebt Oost Ind, Mantfehappyea.  a.26 V ADER LANDS C HÉ ixxxvm het Oorlogsvuur ontbrandde, 't welk in boek. Europa wederzydfche klagten baarde en aanleiding gaf tot langwylige Onderhande- 1764.. lingen. De laatde Jaaren der Regeeringe van den Gouverneur Generaal jacoè mossel, in den Jaare mdcclxi overleden , en in die hooge Waardigheid opgevolgd, door petrus albertus van der parra, Werden verbitterd door een allerhevigst Gefchil tusfehen beide de Maatfchappyen in Bengale , waar van wy dus verre uitgedeld hebben te fpreeken; doch het geen ons thans kortlyk daat te melden: dewyl het tot deezen Jaare, met herhaalde onaangenaamheden, geduurd heeft. Zwaar valt het te beoordeelen: dewyl ieder der Partyen Waande 'het Regt op zyne zyde te hebben, en zulks in breedvoerige Berigten Wederlegfchriften te hebben betoogd. Klagten , Loopende berusten, in den ïaare Van YORKE r r 1 1 ^ over de md c c l x, ipraaken van verregaande Onhandeiwy- eenigheden tusfehen die handeldryvende ze dei Ne- Maatfchappyen, en de vyandlykheden daar in Bentde. u^ gereezen? men hieldtze voor vergroot, ' tot dat in Oogstmaand des gemelden Jaars de Engelfche Afgezant yorke, met eene klagte deswegen by hunne Hoog Mogenden verfcheen, en een Brief over het voorgevallene in Bengale, door de Bedienden der Engelfche Oost-Indifche Maatfchappy gefchreeven, overleverde. Deeze behelsde hoofdzaaklyk , dat de Hollanders in den Jaare mdcclix zich gewapend hebbende , zo men vermoedde, om een inval in Bengale te doen, de Engelfchen, van hunnen  HISTORIE iien kant, zodanige maatregels hadden ge- Lxxxvm nomen, als drekken konden tot hunne ei- boek. gene veiligheid, indien zy van de Hollan — ders onverhoeds werden aangetast. Dat 1704. deezen eerst met één, vervolgens met nog zes of zeven Schepen , op de Rivier de Ganges waren gekomen, terdond zich van verfcheide Engelfche Schepen en Bezittingen meefler gemaakt en daarenboven een Le^er van zeven honderd Europeaanen, met eenige honderden Inlanders, in de wapenen gebragt hadden , om de Engelfche, Sterktens en Koopkantooren te overweldigen. Dat zy, egter, in hunne onderneemingen kwalyk daagende, zo wel te Water als te Lande , door de Schepen en Krygsmagt der Engelfche Maatfchappye, werden overwonnen, en genoodzaakt, haar om Vrede te vraagen , met bekentenisfe, van den aanval te hebben begonnen, en belofte om de geledene fchade te boeten. Hunne Hoog Mogenden gaven hunne Verdeed!verwondering te kennen,en teffens,hoe zy l'^JJ" buiten daat waren om over het geval te hebbers oordeelen, eer zy Berigt wegens het ge- dei Nederl. beurde, van hunne Maatfchappy bekomen °^;ffii" hadden, met belofte, om zyne Groot Brit- fcJ"* tannifche Majedeit, eene volkomene Voldoening te bezorgen, ingevalle zy van de gegrondheid der klagten overtuigd wierden. — Welverre was deeze overtuiging, toen in Lentemaand des Jaars mdcclxi, de Bewindhebbers der Nederlandfche OostIndifche Maatfchappy , een breedvoerig wederleggend Vertoog in leverden, en met veel /  m VADERLAND SC HE jdxxxvm veel gronds, aanmerkten, dat de, zaaken boek. ter befchuldiging ingebragt, alleen fteun- — den, op 't getuigenis des Raads van 'tFort 1764. William in Bengale, welke, de Hollanden kwalyk behandeld hebbende, 't grootst belang hadt om zulks te ontveinzen,- en, in tegendeel de. fchuld op de Hollanders te fchuiven. Weshalven de Bewindhebbers dit getuigenis alleen van. geen genoegzaamen grond rekenden om 'er de^zaak op af te doen. Wat de zaak zelve betrof móèften zy aanmerken, dat de uitruding der Maatfchappye in den Jaare mdcclix' te Batavia.,- den Engelfchen, hoewel zy met zekerheid hadden geweeten, 'f geen by lange na 't geval niet was, dat die Magt na Bengale bedemd geweest ware , zulks hun geen reden van argwaan hadt moeten geeven: naardemaal de Maatfchappy aldaar aanzienlyke bezittingen hadt, die fteeds * wegens den Oorlog tusfehen de Engelfchen en Franfchen in die Geweden onveilig waren* Dan het oogmerk deezer uitrudinge hadt geenzins Bengale, maar de kust van Cormandel bedoeld. . — T.erwyl dit gefchiedde kwamen den Gouverneur Generaal mossel menigvuldige klagten ter ooren over de geweldenaryen.van den Nabab van Bengale, die, by aanhoudenheid, zwaare Geldfommen van de Hollanders vorderde, hunne Bezittingen en Handel, zo veel hy kon, benadeelde, 't geen hem bewoog den Gouverneur van Cormandel last te, geeven, om zo veel krygsvolks, als hy.geyoeglyk kon misfen, na Bengale te zenden. ■ Des-  HISTORIE- *$9 Deezen in Bengale landende werden geweld- lxxxviii daaduo-er hand door de Engelfchen in hunne boek. Tochten verhinderd, die ook konden goed vinden op de Schepen der Maatfchappye 17H< de Rivier opzeilende te fehieteri, dezelve te beröoven , en de opwaards gezonden Manfchap weder benedenwaards te dryj ven. Daaden volvoerd, onder 't voorwendzel, dat zy Bondgenooten des Nababs waren en dus verpligt, om een ieder , die zich tegen hem durfde verzetten, alsvyand te behandelen. Deeze gcweldenaaryen noodzaakten, in 't einde, de Hollanders, geweld met geweld te keeren, 't welk aanleiding gaf tot den dag op de Gangcs, waar in de Nederlanders te kortfchooten. Wyders toonden Bewindhebbers aart, . dat toen de Hollandfche Krygsmagt in Bengale zou landen, de Engelfche Officieren, hun op allerlei wyzen in dat voorneemen verhinderden, die, den optocht en vereeniging der Hollanderen niet kunnende beletten, tot een gevegt kwamen, waar in zy de overhand kreegen, en de Bedienden der Maatfchappye in Bengale dwongen met de Mooren een Vrede te duiten, welks voorwaarden, door de Engelfchen ontworpen, ftrekten om de Nederlandfche Maatfchappy in Bengale voldrekt werkloos te doen worden, en alles, wat dezelve nog overhieldt, met den tyd, onder hun geweld te brengen. — 't Geen zy in'tbreedê ontvoudert., en daar uit bedooten, dat niet de Engelfche, maar de Nederlandfche Maatfchappy voor de beledigde Party moest Worden XXIII. deel» T ge*  stoo VADERLANDSCHE txxxvrn gehouden, verzoekende de goede dienften BO£K. van hunne Hoog Mogenden , om herftel van fchade, en verder behoorelyke voldoe- 1764.. ning en zekerheid, te verkrygen. Nadere Een Affchrift van dit Berigt werd, door k'agten ^ hunne Hoog Mogenden, aan den Gezant dederM-110 p gezonden, met last om het ten Enderiandc- gëlfchen Hove in te leveren. Onder het ren. wagten na Antwoord liepen de zaaken in I'ndie dermaate van kwaad tot erger, dat Bewindhebbers, zich, voor 't einde des gemelden Jaars, met vernieuwde en verzwaarde klagten aan hunne Hoog Mogenden by eenen Brieve vervoegden. — De Bondgenoot en 't Werktuig der Engelfchen, de Nabab, met wien men de Nederlanders gedwongen hadt een zo nadeelig Verdrag te tekenen, hier mede niet.te vrede, belegerde een Fort der Maatfchappye, onder voorwendzel, dat de Hollanders eene Zamenzwccring tegen hem gemaakt hadden, fneedt allen toevoer af, zo dat men van hem niet ontdaagen kon worden, zonder, behalven het betaalen eener groote fomme, ook de buitenwerken van het Fort af te breeken. Hy vorderde, onder een nieuw voorwendzel, meer dan twee - en twintig Tonnen fchats, hieldt een Hollandfchen Officier , by hem ter verantwoording ontbooden, in hegtenis, en maakte toeftel om de Vadigheden der Maatfchappye om verre te fchieten; een geweld 't geen men niet dan voor ruim zeven Tonnen Gouds kon af koopen, en de belofte van alle de zich daar bevindende Krygslieden weg te zenden. Aan dit Verdrag  HISTORIE. £9* drag werd voldaan; doch de Vadigheid der lxxxviii Maatfchappye bleef bezet door de Krygs- boek. magt des Nababs, van Wiens wege* toen ——■ men op den Aftocht aandrong , het ant- 1764-! woord kwam, dat het niet in de Magt van dien Forst was; maar wel in die der Engelfchen; die, dés aangefprooken, de Bedienden der Nederlandfche Maatfchappye van verdandhouding met hunne Vyanden befchuldigden , en het zo verre wisten te brengen , dat de Dienaars der Maatfchappye, wilden zy het voldrekt bederf der Hollandfche Bezittingen in Bengale af keeren , gedwongen waren , eene nieuwe en fchandelyke Bevrediging te tekenen , volgens welke zy zich geheel onder het opzigt des Nababs en der EngeU fchen delden, en zelfs moeden gedoogen, dat derzelver Officieren in hunne Forten kwamen, om te zien of zy ook meer Soldaat en en Oorlogstuig hadden, dan by 't Verdrag was bepaald. — Daarenboven klaagden Bewindhebbers , dat de Engelfchen zich den Salpeter - handel alleen toeeigenden, en het den Hollanderen bykans ondoenlyk maakten eenige Lywaaten te bekomen. Voorts dat zy zich niet ontzagen op de bevoorregte Plaatzen der Maatfchappye, ja zelfs op de Specery-eilanden, te handelen, ja te dreigen, aan de Maatfchappy, wanneer zy dit belette, op Batavia een bezoek te zullen geeven. Ten flot verzoekende , eene vernietiging der aangegaan e nadeelige Verdragen , en Bevelen aan de Engelfche Maatfchappy, Ta om,  soa VADERLANDSCHE lxxxviii om, in't vervolg, geene hulp aan den Nabolk. bab tegen de Hollanders te geeven, bene- vens te regtbrenging der overige bezwaa- 1764. ren. De i!e Der Staaten buitengewoone Afgezant windheb- boreel, bragt deeze herhaalde klagten bers door on(}cr \ oog van Milord bute, Staats- «L^»?^» Secretaris zyner Groot Brittannifche Maieverzogt as J 1 j Bezwaar- deit. Een geen ongundig, maar verwylend, punten op antwoord was alles wat hy bekwam. Onte ftellen. dertusfehen zogten hunne Hoog Mogenden maatregelen te beraamen , tot eene minnelyke wegruiming deezer gefchillen, en deeden Bewindhebberen, in Sprokkelmaand des Jaars mccclxxii, aanfehryven , om de Punten van Bezwaar op te geeven , waar over Gevoknagtigdcn der beide Maatfchappyen zouden moeten handelen, en dezelve aan hunne Hoog Mogenden doen toekomen. Zy moeden verklaaren, dit niet te kunnen doen vóór dat het Antwoord der Engelfche Oost-Indifche Maatfchappye hun ter hand gekomen was, wanneer zy met de verzogte zaak ten fpoedigden zouden voortvaaren. Antwoord Middelerwyl leverde de Afgezant yorder Engel- KE het jang yerwagte Antwoord van de feben. Engelfche Oost-Indifche Maatfchappye ter Algemeene Staatsvergadering over; met een daarby gevoegd Vertoog, te verdaan geevende , dat de Koning zyn Meeder niet twyfelde, of de Leden dier Vergaderinge, zouden, het duk onderzogt hebbende, over 't gedrag der Bedienden van de beide Maatfchappyen geheel anders oor-  HISTORIE. r:s>3 oordeelen dan zy tot nog gedaan had- lxxxviii den. boek. Bewindhebbers der Nederlandfche Oost Indifche Maatfchappye bragten de Bezwaar- 1754. punten in gereedheid, en benoemden drie Gelaftig. Heeren om met Gemagtigden der Engel- den trekfche Maatfchappye in Onderhandeling te ondShantreeden. Van 't een en ander gaf de Af- deling naa gezant b ore el ten Engelfchen Hove Engeland. berigt-, en vervolgens aan de Staaten, dat van de Engelfche zyde twee Heeren tot de Onderhandelinge benoemd waren. De Nederlandfche Afgevaardigden tot dezelve vertrokken in Hooimaand naar Londen. Te midden der Onderhandelinge ont- Nieuwe vingen Bewindhebbers onzer Maatfchap- Verongep'ye kennis van nieuwe Verongelykingen, Jf*rin||j° u , in Oost-Indien, den onzen door de En- jcbm/° gelfchen aangedaan. De Engelfche Commandeur tink er hadt op Batavia voor de vyf Ooiiogfchepen onder zyn bevel alle gerydykheden, fcheepsbehoeften, en lyftocht, ontvangen ; doch deeze gunstbetooningen ras vergeetende , drie fchooten met fcherp op een Schip der Nederlandfche Maatfchappye gedaan , het tusfehen twee Oorlogfchepen genomen, om 't zelve te noodzaaken den Wimpel te dryken; een Eerbetoon, 't geen hy aan den Gouverneur van der parra fchreef, dat door de Koopvaardyfchepen der Staaten, in alle gedeeltens der Wereld, hy ontmoeting van Engelfche Koningsfchepen, moest beweezen worden. En hadt deeze VlootT 3 voogd,  ap4 VADERL AND SC HE lxxxviii voogd , hoe zeer ook van Vleesch en boek. Spek op Batavia bezorgd, zich niet ont- zien, een uitkomend Schip der Maat- 1764. fchappye te dwingen Vleesch, Spek en Gort, aan hem af te daan, den Schipper ter betaaling verzendende aan den Engel-? fchen Zaakbezorger op Batavia, De weder- Men zette de aangevangene Onderhankomst der delingen te Londen voort, tot in Hooi- Nederland j j t Jche Gelas- maar'd des Jaars mdcclxiii, wanneer figden ver- Bewindhebbers der Maatfchappye hunne £4nd. Hoog Mogenden fchreeven, hoe uit de berigten hunner Geladigden bleek, dat zy geene de minde voldoening hadden kunnen erlangen, op de regtmaatige klagten en eifchen, vervat in de drie eerde Punten der Onderhandelinge; te' weeten de gevraagde Voldoening, wegens de verongelykingen enfchaden, door de Bedienden der Engelfche Maatfchappye, aan de onze in Bengale toegebragt, — de vrye inzameling van Salpeter — de verhinderingen van den Lywaathandel — zynde de Vertoogen wegens het vierde Punt, het beraamen der vereischte Schikkingen, om, in het toekomende te zorgen, dat eene Maatfchappy door de andere niet benadeeld, of in haare verkreegene Regten verkort wierd, en om te beletten dat . de wederzydfche Bedienden, geene feitlykheden tegen den anderen pleegden reeds opgemaakt en van wederzyden uitgewisfeld : weshalven een langer verblyf hunner Geladigden te Londen, als te eeneipaale nutloos kon worden aangemerkt 0  HISTORIE. 1295 waarom zy verzogten dat dezelven mogten j.xxxvm te rug keeren, ten einde van al het ver- boek. handelde mondeling verflag te doen. In dit verzoek bewilligden de Staaten, mies 176 p. de Geladigden, vóór hun vertrek, aan de Engelfche Gevolmagtigden daar van kennis , en teffens te verdaan gaven, dat hun oogmerk niet was de Onderhandelingen af te breeken; maar alleen, voor een tyd, van daar te vertrekken, om verilag te doen aan hunne Heeren en Meesteren. Ovcrecnkomdig hier mede kwamen zy in 't Vaderland te rugge, en 't verdag by Bewindhebberen afgelegd hebbende , deelden deezen 't zelve in eenen Brief aan hunne Hoog Mogenden mede. Dit verflag, in handen gedeld van de VerflagGeladigden dier hooge Vergaderinge tot ^errfc^ de zaaken der Oost-Indifche Maatlthap-zin cleruit, pye, werd door deezen onderzogt, en ft,inruJe gaven zy , in Louwmaand deezes Jaars Verdra. mdcclXiv, te verdaan; hoe alles uit- Senwees , dat de Onderhandeling te Londen, vrugtloos was afgeloopen, ter oorzaake van de verfchillende begrippen , welken de beide Maatfchappyen over de Verbonden van de Jaaren mdclxvii en mdclxxiv, vormden. Beweerende de Engelfchen, dat zy, behoudens dezelve, met den Nabab van Bengale, zodanige Overeenkomden mogten aangaan, als zy goedvonden, zo ten opzigte van de onderlinge Verdeediging, als met betrekking tot het inzamelen der Voortbrengzelen in dat Gewest vallende, terwyl de NcT 4 der-  2q5 vaderlandsche Lxxxvm derlandcrs oordeelden, dat de bovengen jjoeïc. melde Verhonden, ten rigtfnoer moeden , drekken, naar 't welke beide de Maat- 1764, fchappyen zich te gedraagen hadden, en gevolgiyk, dat cle Engelfchen, wilden zy niet drydig met deeze" Verbonden handelen , geen regt bezaten om dusdanige Overeenkomden met den Nabab aan te gaan. — De Algemeene Staaten oordeelden dat dit Gefchil, over den regten zin , het verdand,en de toepasfing der Verbonden, eene zaak van het uiterde belang, door eene nadere Verklaaring, zo van den Koning van Graot Brittanje, als van hunne Hoog Mogenden zelve, ten fpoedigde be^ hoorde uit den weg geruimd te worden, weshalven zy hunnen Gezant van \velderen geladeden, van zyne Groot Brifr tannifche Majedeit eene Verklaaring af te vraagen , wegens den zin der uitdaande Verdragen, hier betwist, Nieuwe De eene onaangenaamheid, in de Oostklagen Indien, den onzen aangedaan, fcheen de QVShÓ>A andere op de hielen te volgen, en gelTngende'r fchikt om de Scheure, welke men in Eujïn°eifcben. ropa zogt te heelen, te verwyderen: want ' ten eigen dage dat hunne Hoog Mogenden den bovengcmelden last voor hunnen Afgezant ten Londetfchcn Hove. vervaardigden, vonden zy zich in de noodzaakJykheid om denzplven te verbreeden. Nieuwe klagten, door Bewindhebberen uitgedort, hielden in , dat de Bedienden der Engelfche Maatfchappye, met den Koning van Candia, tegen, welken de Neder** 0 " land-.  HISTORIE. %$T landfche Maatfchappy in Oorlog was, niet Lxxxvïk alleen Onderhandelingen, ten nadeele derBoEK. laatstgemelde , gehouden hadden ; maar . fpraaken in 't brede van feitlyke ondernee- 1764. ndngen tegen de Plaatzen Natter en Tapanioly, door de Engelfchen overweldigd, en in bezit genomen; als mede van het haatlyk gedrag van zommige Engelfche Officieren, die , misbruik maakende van de herbergzaamheid, hun beweezen , zich niet ontzien hadden, verregaande buitenfpoorigheden tegen de Bezittingen, Schepen, en Onderhoorigen van de Nederlandfche Maatfchappy in de Oost-Indien te pleegen; thans niet vergeetende het wanfchiklyk gedrag van den Commandeur tink er (*) op te haaien. Een reeks van Bedryven ftrydig met de Verbintenisien , waar op hunne Hoog Mogenden zich beriepen, waar tegen zy de noodige Voorziening verzogten, en by de wedergave der twee overweldigde Plaatzen , behoorlyke voldoening wegens alle vyandlyke onderneemingen. 't Was 'er zo verre af, dat herhaalde Wegens klagten iets toe bragten om de Nederland- j£°7n den fche Maatfchappy in een rudig en vredig ge- Handei. not van haare Bezittingen, en verkreegene Voorregten in Bengale, te doen treeden, dat de verdrukkingen "'er tegen fcheenen aan te groeijen. Dit bewoog "Bewindhebbers, in Wynmaand, op nieuw ter Algemeene Staatsvergadering^ voor te draagen , een ver- (*) Zie hier boven, bl. 205. T5  io8 VADERL ANDSCHE lxxxviii verflag van de aanhoudende verhinderingen , boek. door de Engelfchen toegebragt in de Inza——- meling van Salpeter en' Amphioen. Van 1764. geen deezer Voortbrengzelen hadden zy, in den Jaare mdcclxiii, iets kunnen bekomen, terwyl de Engelfchen aanzienlyke partyen naar Europa hadden overgezonden, behalven het in Oost-In dien ten eigen gebruik bewaarde, 't Verwyl van bepaaling hoe de Maatfchappyen zich ten aanzien van elkander te gedraagen hadden, deedt de zaaken1 der Nederlanderen in Bengale, van dag tot dag, erger worden. Last aan Ingevolge deezer klagten kreeg de Gevan wel- zant va-n welderen last, dezelve geeven^' ten Hove bekend te maaken, om op af- e:i tevens te verklaaren; dat daar de oordoen «an zaak van alle deeze moeilykheden , aan teïiDgM nietS ancIers kon toegekhrceven worden, ' dan aan de Verfchillen, zedert eenigen tyd, tusfehen de beide Maatfchappyen gereezen, en tot nog onafgedaan, het overzulks hoogst te wenfehen was , dat ée'nmaal de noodige middelen by de hand mogten genomen worden, om die Verfchillen, op èene billyke wyze, uit den weg te ruimen, fchikkingen te beraameft en vast te dellen, naar welke de zaaken, in het toekomende, zouden worden behandeld, op dat de Nederlandfche Maatfchappy met zekerheid mogt wectcn, naar welk een regel zy zich in 't vervolg , met opzigt tot de Engelfchen, zou hebben te gedraagen. — Op die gronden moest de Afgezant zyne meermaals gedaane aanzoeken  HISTORIE, ken vernieuwen, en, op het erndigst aan- lxxxvih dringen, dat de eindelyke Afdoening dier boek, Verfchillen eenmaal erndig het voorwerp —-— der Overweegingen mogt worden; en ten 1764, gevolge hebben het maaken van zodanige fchikkingen, waar door, voortaan alle redenen van klagten en oneffenheden zouden verdwynen. — Als mede, dat, geduurende de Onderhandelingen daar over , tot voorkoming van nieuwe feitlykheden, die de Bedienden van de eene Compagnie tegen die der andere zouden mogen pleegen, aangenoomen mogt worden, het Plan van de Orders aan de Bedienden van beide de Maatfchappyen, door hunne Hoog Mogenden in laatstleden Grasmaand voorgeilaagen, overeenkomftig met het oogmerk van zyne Groot Brittannifche Majedtit. — Dat 'er geen goede rede kon worden bygebragt waar om 't zelve niet werd omhelsd ; en dat , dien onverminderd, ten allerfpoedigde, drikte en nauwkeurige Bevelen mogten worden afgezonden, aan de Bedienden van de Engelfche Oost-Indifche Maatfchappy in Bengale, om den Handel der Nederlandfchen in Salpeter en Amphioen, onverhinderd te laaten voortgaan, ten einde, in alle gevallen, de vrugt te genieten van de Orders , door Beduur der en van de Engelfche Maatfchappy, in den Jaare MDCCLXii, aan haare Bedienden gezonden : dewyl hunne Hoog Mogenden zich niet konden verbeelden, dat het oogmerk van zyne Koninglyke Majedeit, of Eelfs van Beduur der en der Engelfche Maat-. fchapi  cjoo VADERLANDSCHE lxxxviti fchappye , zou weezen hun van hunnen b o e k. wettigen en onafgebrooken Handel in de gemelde goederen te ontzetten, vooral 1/64. naa de uitdruklyke verzekeringen, nog onlangs door zyne Majedeit gegeeven , dat die Beduurders in Indie op de vriendlykde en hartlykde wyze zouden leeven met de Nederidnderen, en in geener voege ccnigen onregtvaardigen inbreuk doen op den Nederlandfchen Handel, of derzelver Vaftigheden in dat gedeelte van de Wereld ( * ). Overwin- Te raidden van deeze verdrietlykheden den8Ko.°P ovel* ^e zaa^en 'n Ooft en, werden de gejiing van moederen opgebeurd door de gundige tyCandia be- dingen, welke de Maatfchappy ontving, webaald. gens den Oorlog reeds Jaaren lang op Ceylon tegen den Koning van Candia gevoerd; en , in 't volgend Jaar, met eene volflaagene Overwinning bekroond. De Gouverneur diens Eilands jLubbert jac ob Baron van Eek , hadt, van 't midden van Louwmaand tot het begin van Lentemaand, in negen Veldflagen, de Vyanden der Maatfchappy den zegen afgewonnen, den Rykszetel Candia vermeederd, den trotschen vlugtenden Koning ( * ) Verzameling van Papieren, raaiende de Onlusten tusfehen de Hellandfchen en Engelfchen in Bengale, Te Amft. by h. w. dronsberg — Verdeediging der O I Cemp. van Engeland en haare Bedienden te. gen de Klagten van de Hollandfche O. /• Compagnie. 5n *s Gravenhaage, by p. de houdt, Nederl. Jaarb. 1761. bl. 13. 93. 139. r 184.- Voor't Jaar, 1764. bl. 71. 1007. Univerfal Magaz. Vol. xxvi» p. 364. Vol. xxx. p. 86,  HIS TORI E. 3°i nins *a het uiterfte van 't Gebergte ver- lxxxviii jaagd, de Hovaardy van het Hof verne- boek. derd , de eer en luider der Maatfchappye —r in 't Wedergedeelte van hdië, met alleen 1764. herdeld, maar uitgebreid. Het Vrede verbond met hem in gevolge daar van eerlang rredooten (*) wyst zulks ten vollen uit, als waar in niet alleen de oude Bezittingen, Rcoten en Voordeden bedongen ; maar ook Vryheden vastgedeld worden , die voorheen geen plaats grecpen: ais de vryheid om Kaneel te fchillen m zekere Landdreek, welke, vóór deezen Oorlog, Jaarlyks plegtig aan het Hof moest verzogt worden, en dan, onder allerlei voorwendzelen, en met nauwe bepaalingen, moeilyk verworven werd. Ook zouden de wederzydfche Afgezanten vervolgens met zodanige Eerbewyzingen ontvangen worden, als onder Vrienden en Bondgenooten betaamde ; het plegtdaatige zou aan beide kanten volkomen gelyk zyn: vóór deezen Oorlog waren de Gezanten van wegen ° on- (*) Zie dit Vredesverdrag den dertienden van Sprokkelmaand des Jaars 1766 getekend, in de lende Gouverneur van Ceylon van eck, beleefde dien Vrede niet, en genoot flegts zeer korten tyd «le vrueten zyner Overwinninge, want den tienden van Lentemaand met groote vreugde te Candia ingehaald zynde, overleedt hy aldaar naa eene ziekte van tien dagen, en werd met eene vorstlyke rtatie, in Je volgende maand begraaven. N. Nederl. Jaarb 170-Ö bl. 48*. Een verhaal zyner kort opeenvolgende zegepraalen vindt men aldaar bl. 412 — 410.  302 VADËR.LANDSCHË •lxxxviii onze Maatfchappye genoodzaakt den Ko» boek. ning van Candia knielende de onderwerp* — lykffe eer te bewyzen, zo menigmaal hy 1764. zich verwaardigde hun gehoor te verkenen , wanneer het hun degts vergund werd dien Monarch in 't verfchiet te zien. — Deeze Vrede fchonk alle hoop om, in dat dierbaar gedeelte onzer Oofterfche Bezittingen, de rust en welvaard op een vaden en beteren voet dan ooit herdeld zien. Het Oost' ' De Maatfchappy mogt zich over 't geJnd. Schip lukkig heen en wedervaaren der ScheSlto-g pen yerheuSen. — Stoffe van fchade,fmert, pen. moeite, en veel bewcegenis, verfchafte egter, het voorgevallene op het uitzeilend Schip Nyenburg, gevoerd door Schipper Jacob ketel, in Bloeimaand des voorleden Jaars in Zee gedooken, en door een hoop Muitelingen vermeederd» Zo veel zonderlings liep , in dit geval zamen, zo veel handclcns hier te Lande, en by Vreemden , veroorzaakte 't zelve, dat het een kort verdag verdiene. Naa eenige kleine ongeregeldheden kwam op 't onverwagtde, in 't holde van dert nagt, den veertienden van Zomermaand, een hoop Volks op 't Halfdek met eene groote verwoedheid, fchreeuwende Allons! Val aan! Slaa dood! Sta by, Duitfche Broeders! Schoon 'er in dien eerden oploop geen onhnddelyk fneuvelde was het getal der Gekwetden zedien, en de Onderduurman doodlyk gewond. De Muitelingen maakten zich meeder van 't Schip  HISTORIE. 303 Schip, door, naa veel ndshandelings den lxxxviii Schipper, met de voornaamlte Scheeps- bolk. Officieren, vast te zetten; allen Pardon — bdoovende, indien zy hun op eene vrye 1764. Plaats bragten, zo niet, dan hadden zy een oogenbliklyken dood te wagten. Meesters van 't geweer zynde zetten zy overal gewapende wagten uit: en befchikten op eene willekeurige wyze over fpys en drank, tot de grootde ongeregeldheden uitfpattende. Voorts lieten zy twee Kiden, één met Staaven Goud , en één met elf zakken Dukaaten , boven op 't halfdek haaien, en open maaken, vorderden te weeten of 'er meer Gelds aan boord was, roofden alles wat zy van waarde by byzondere Perfoonen konden vinden, ver* deelden de gekapte Gouddaven en Dukaaten. Onder de fchriklykde bedreiging :n, wegens den by hun verdagten koers, ontdekte men cindelyk Land , doch het Schip diet, en twee- en- zedig Man begaven zich met de Boot en Schuit vlugtende naa Land. De overgebleevene Muiters klaadgen, onder gruwzaam zweeren en vloeken , dat hunne Kammeraats hun fcheïmagtig verbaten hadden; dook delden nieuwe Officieren aan, met rooven en plunderen voortgaande, terwyl zy op het weder vlotgeworden Schip drie Vaartuigen timmerden. . In deezen daat bereikten zy , op den dertigden van Oogstmaand, de Reede van Gajenne, waar zy, op 't onverwagtst, vonden, dat het ongeluk hun Schip bejegend bekend was. Te  S Liep, in 't voorleden Jaar, de Volk- Gevaarly- planting van den Staat Rio de Berhice groot ke °pfta?d * ö 7 1 f 1 & op Rio de gevaar om geheel afgeloopen en vermees- Berbice. terd te worden, in het tegenwoordige mogt men de gerustdellende tyding om> vangen, dat die Opdand gedempt en de Volkplanting weder in handen der voorige Bezitteren gekomen was; Van 't een en ander zal een kort verflag hier voegen. Niet zeldzaam is het^ dat de Negerflaaven, in onze Volkplantingen, op deeze en {*) Egt Journal vat ktt veergevillene op de Reine met bet Üo*t.lridijcbe Stblp Ntenhurg. Tc Amlt. by a. v. d kis ut Nt.Url. Jwb. 1763. bl. Voor 't Ja*r Y754. bi. 403. 69j. ÜÓ5. Vo« 'c jaar ï}6S- bl. 387. V ft  3o8 vaderland sche lxxxviii en geene Plantadien, raniteryen aanregten, boek. en dat deeze op de eene begonnen tot de —— andere overflaan; doch zelden worden ze i/64. van eenen zo algemecnen en alles met verwoeding dreigenden aart, als die op Rio de Berbke thans voorviel. Weinig dagen naa dat, in Sprokkelmaand des verdreeken Jaars, éjéne Plantadie door de Negerilaaven vermeederd was , en zy te vergeefsch twee andere een zelfde lot zogten te doen overkomen, vertoonde zich, door de geheele Volkplanting, de geest van muitery, eerst op de Plantadien zes uuren van het Fort Nasfau, en drie uuren van de Kerk geleegen. De Negers namen hier toe den tyd - waar, dat de Beduurders der Volkplantinge, ter handhaavingc van den Godsdienst, zich na de Kerk begeeven hadden, en kreegen, alles openbreekende, Snaphaanen, Kruid en Lood in hun geweld, met welke zy verder opgelegenePlantadien aanvielen, de Vrouw eens Directeurs, en een Directeur vermoordden , en alle Blanken , die zy op dezelve vonden, uitgenomen eenige weinigen, die door de vlugt na het Fort Nasfau hun leeven gered hadden, ombragtcn. Men hoorde dien geheelen nagt op de na beneden gelegene Plantadien fchieten, de klokken luyen, op den hoorn blaazen, trommelen en joelen als of de Negers reeds vermeederaars van de geheele Volkplanting waren. Op het gerugt dat de Muitelingen naderden, begaven zich de Burgers van de Bovenplantadien, die den weg afgefneeden was om in het Fort te j . ko-  HISTORIE. 30$ komen, na eene Plantadie de Peereboom, lxxxviii een groot halfuur van de Kerk gelegen. boek. De hoop deezer zamengefchoolde Vlug telingen op fpoedigen bydand en onder- 1764. fteuning, zette moed by aan hunne vereende poogingen om die wykplaats, in den beden daat van tegenweer te brengen. Zy kreegen tyding , dat de Gouverneur hogenheim een aangeland Slaavenfchip de Rivier hadt opgezonden, om de Plantadie te ontzetten. Dan die hoop werd verydeld, door de laage baatzugt van de drie Heeren Raaden, die 't zelve voor hunne Plantadie ophielden om 'er het hunne in te bergen: de Matroozen ongeneegen om zich aan dit beduit te onderwerpen , werden omgekogt door de belofte van drie honderd Guldens , indien zy daar bleevcn. Het aantal der muiten¬ de Negers was van Plantadie tot Plantadie aangegroeid en beliep tusfehen de zes - en zeven honderd , die voor de Peereboom verfcheenen , op die Plantadie met allen geweld aanvielen, en afgedaagen, het hervatten; onder betuiging dat zy nu Heeren van de Berbice waren, en zich niet langer door Chriftenen zouden laaten regeeren; dat zy alie Plantadien wilden hebben, en alles wat de Chriftenen hadden. Het niet op daagen des Slaavenhaalers, die welgeplaatst niet alleen deeze Plantadie zou ontzet, maar alle hooger opgelegenebevryd hebben, benam hun den moed. Afgemat door waaken en gebrek aan water, dewyl hun de toegang tot de Rivier was afgefneeV 3 den,  3io VADE RLANDSCHE lxxxviii den, neigden zy tot het aangaan eens Ver£ o e k. drags; bczwaarlyk wdden de Negers hier ■ toe verdaan. In 't einde bedongen zy dat 1764. ze gewapend zouden aftrekken; doch zy , hadden eene deerlyke ondervinding van de trouwloosheid hunner Belegeraaren , die, met voordagt, het duiten des Verdrags fcheenen opgehouden te hebben , tot dat de vloed begon, op dat het hun onmogelyk zou zyn, de Rivier af na het Fort te keeren: dewyl zy dan, wind en ftorm tegen hebbende , te gereeder prooy voor hunnen moordlust zouden drekken. Nauwlyks waren ze in de Vaartuigen getreeden , en zommigen donden nog aanland, wanneer zy hun moordrol begonnen te fpeelen, eenigen doodfchooten, zommigen de hoofden afhieuwen, anderen gevangen namen, om ze op de mishandelendde wyze van kant te helpen; tcrwyl veelen, fïugtende in ft water hun dood vonden. De vlugtende vervorderden hun weg onder ontelbaare gevaaren; veelen gegreepen werden uitgefchud, gebonden, en na de verlaatene Plantadie de Peerdonm gevoerd. Onder deezen was de Predikant ram ring met zyne Vrouw en Zn der, fchoon zy, deezen vry lieten, dewyl zy, zo ze voorgaven, vreesden, dat god hun anders draffen mogt, hieuwen zy bet fccofd eens met hun vlugtenden Matroos af, en wierpen het den Predikant tegen de borst, dat het gudzend bloed hem in 't aangezet fpatte; de overige Vrouwen en Kinderen werden allen, in weerwil van 's Leer-  HISTORIE- 3il Leeraars voorfpraak en gebeden, voor Lxxxvia Slaaven verklaard, en, naa dat hy met de boek. zynen vertrokken was, om 't leeven ge- ~— bragt, uitgezonderd drie jonge Juffrou- 1,64. wen, welke zy by zich hielden. Aan deezen Leeraar toonden zy hun gewapende Manfchap, om den Gouverneur daar van verdag te doen, en hem te boodfchappen , dat hy terftond met alle Blanken uit de Volkplanting moest vertrekken , naardemaal zy geenen van dezelven langer wilden dulden. Die hooger aan de Rivier woonden , de elenden der eevlugtê» na de Peereboom verneemende, namen de wyk over Land naa Dcmerary en Esfequebo. Ondertusfchen hadt men reeds een begin gemaakt om vcele welgelaade Kiften en Kasfen, van het Fort Nasfau aan boord van een Schip te brengen; 'een lafhartig gedrag van die aan 't roer der Regeeringe zaten , en allen , die wat te beraen haddenvolgden dit voorbeeld. In •t Fort zelve bevondt zich de Gouverneur alleen, de drie Raaden hadden het te druk met de goederen in de Vaartuigen te laa. den, dan dat zy aan 't onderdeunen van den Gouverneur dagten. Deeze hadt laaten weeten dat elk, op de eerde iemfchoot, in't Fort moest komen, en dat de Burgers in Canje als dan hunne Plantadien moeften verlaaten, gelyk gefchiedde, ook verfcheenen 'er eindelyk de drie Raaden, vonden 'er alles in rep en roer , en de meefte Huisgezinnen ingefcheept. De j-wakke Bezetting van vyftien KrygsknegV 4 ten>  3ift VADERLANDSCHE txxxvin ten, met de Burgerye, was tegen de Mui-. boek. tèrs'-fn de wapenen. Men beraadfiaagde : over de verdeediging , eenige beweerden 1764. dat het Fort met Gefchut voorzien, de Zwarten, die geheel geen Gefchut hadden, wel kon afweeren, anderen hielden het te bouwvallig om een aanval te kunnen wederdaan. Dit laatde gevoelen woog over, hoewel een groot gedeelte der Burgerye weinig gelooffloeg, aan 't geen men hun van de zvyakheid des Forts zogt diets te maaken, en het daarvoor hieldt, dat de Raaden , die zorg gedraagen hadden om het hunne te bergen, niets anders zogten dan hun den moed om. in 't Fort te blyven te beneemen. De meeden, hier door aan 't aarzelen geraakt, kreegen. vryheid om buiten het Fort te gaan; zy kwamen niette rug, en lieten de weinigen gebleevenen in het uiterde gevaar; dit' werd vergroot, dewyl men, op last. der Raaden, het Kruid weghaalde, en 't Gefchut vernagelde; dan zulks viel in derzelver plan: want dit gevaar bewoog hun om een Verzoekfchrift in te leveren, dat zy zich uit de doodlyke Sterkte na de Schepen mogten begeeven. De Raaden bewilligden, het verlaaten Fort werd , naa 't losfen des, Gefchuts, in brand gedooken, de daar in gezette Pektonnen en Spaanders deeden het welhaast, dewyl het meest uit zwaare balken bedondt, in ligterlaaye vlamme opblaaken. Men dreef- met de Schepen de Rivier af, en zou de Volkplanting verlaaten hebben; $an gekomen by dé Post St. Andrks, PP.  HISTORIE. 3l3 ©p welke geene Bezetting altoos was, ont- lxxxviïï moettefi, zy een Schip uit Suriname, met boer. honderd man Krygsvolk , derwaards ge —* zonden op 't verzoek des Gouverneurs 1764. ^ van hogenheim tegen de Wegloopers van de Plantadie, waar op de Muitery eerst ontdaan was. Zeer verbaasd donden deezen, geheel onkundig van den algemcenen Opdand , dat niet alleen Canfs Waar die Plantadie lag, maar geheel Berbice, van de Blanken verlaaten was, zo dat op ééne Plantadie naa, ze alle in handen der Negerdaaven waren. Schoon men op de Schepen reeds gebrek aan voorraad hadt, viel egter het beduit omniet deeze verderking de Rivier weder op te vaaren, en den Muitelingen het hoofd te bieden. De Gouverneur vatte met zyne Manfchap post op eene Plantadie: naa een voordeelig gevegt tegen de Muiters, hernamen zy deeze en geene digt by gelegene Plantadie, waar zy zich legerden , fchoon niet zonder vreeze dat de op de vlugt gedreevene Negers, deunende op derzelver ovcrmagt, hun weder zouden overvallen. Wanneer de Bednurders deezer Volk- JJjJS plantinge in 't Vaderland, langs verfcheide &e c wegen, berigten bekomen hadden van den deerlyken, zo niet gansch verboren daat der Berbice, verzogten zy by hunne Hoog Mogenden, dat oiïderftaud van Krygsvolk depwaards mogt gezonden worden , teffens, opening geevende van den Staat dier Volkplantinge. De ondiepte der Riviere bragt %e wege, dat men zich van geen groote* V 5 Oor-..  814 VADERLANDSCHE e.3bïxvih Oorlogfcheepeu dan Fregatten kon bedieboek. tien, drie werden 'er toe bedemd, onder 't bevel der Capkeinen haring man, 1764. bisdom en van o yen (*). De Gouverneur hadt intusfehen met den Bevelhebber der nabuurige Volkplanting Esfequebo, laurens storm van 's g-ravesande, een plan beraamd om eenige Manfchap naar Demerary af te vaardigen, om van daar, landwaards in, na een Plantadie in Berbice te trekken op welken de Muitelingen zich zeker oordeelden, en ze dus tusfehen twee vuuren te zetten; by die Manfchap had men eene Bende Vrywilligen , van Barbados tot befcherming deezer Volkplanting gezonden, gevoegd; de dappere Capitein Luitenant smith voerde deezen aanflag gelukkig uit, een aantal fneuvelde , eenigen werden gevangen, en de overige verdrooid. De Gouverneur was, volgens affpraak, de Rivier opgezeild met eenig Krygsvolk, behalven het Volk van de Oorlog - en Koopvaardy Schepen, tot de Plantadie de Peereboom, waar de Muitelingen hun meede voorraad van Krygstuig en Mondbehoeften gebragt hadden, met oogmerk om zich tot het uiterde te verweeren. Op den zes- entwintigden van Wintermaand, viel 'er een hevig gevegt voor , waar in de wakkere smith fneuvelde. Dan de onderneeming (*) ntfëU vm Moll, 8 ea 15 Ju""' 4 Aug- J> lept. 1703.  HISTORIE. mins; hadt ten gevolge, dat het grootltc exxyvtii gedeelte der Muitelingen de wyk nam naa b o £, k. eene Kreek, waar ze zich genoegzaam in een fuik bevonden; zo dat men het genoe- 1764. gen hadt, om de Volkplanting van dit Gefpuis grootendeels gezuiverd te zien. Het Krygsvolk van den Staat den voet aan Land gezet hebbende, voltooyde het aangevangen te onderbrengen der MuitelingenIn Lentemaand deezes Jaars, fchreef de Gouverneur van hogen h ei m , dat hy van de te rug gekomene Slaaven een getal van zes- en- twintig honderd by een hadt, meerendeels met berouw over hunne gepleegde Muiterye, vrywillig weder onder zyn bevel gekomen , dat hy verfcheide Aanvoerders van den Opdand , behalven de Slaaven gevangen genomen hadt, en drie- en- vyftig met den dooddoen draffen, deels gehangen, deels geradbraakt, deels leevende verbrand; dat een nog veel grooter getal dier Booswigten in hegtenisfe zat, en onder deezen het tweede Opperhoofd dier Bende, terwyl het eerde zich zeiven hadt omgebragt, om niet in handen van 't Krygsvolk te vallen. — Teffens ontvingen hunne Hoog Mogenden berigt van den Heer de s alve, Colonel der Troepen van den Staat, dat de Opdand gedempt was , dat alle de Indiaanen , die, geduurende deezen Opdand, hunne Woonplaatzen hadden moeten verlaaten, op dezelve wedergekeerd, gelyk ook veelePlanters, na de nabuurige Volkplantingen ge-  3i5 VADERLAND SCHE lxxxviii gevlugt, te rug gekomen waren, zodat zy boek. op nieuw reeds zeven- en- dertig Planta- dien bewoonden (*), en men geen meer 1764. reden van vreeze voor de Muitelingen behoefde te hebben,. Waar om het Krygsvolk weder werd opontboden. Schriklyke 't Gevolg van dit alles was, dat eene Strafoefe- Volkplanting, bykans in 't volle bezit van d^Mui-" eenige duizenden muitende Negerdaaven, ters. in minder dan drie maanden tyds, weder zo verre in daat kwam, dat de Planters, op nieuw, hunne Plantadien konden bouwen. Alle de gevangen Negers, niet fchuldig aan moord of brand, werden den Eigenaaren weder gegeeven ; doch de meest fchuldigen kregen in Bloeimaand hunne draf, eenigen werden gehangen, geradbraakt, zommigen met een kleinvuur verbrand, of liever gebraaden, en geduurig met tangen gcneepen. Uitgezogt wreed was de llraffe een Vrouwsperfoon aangedaan , die eenige Chriden-Vrouwen op eene allerysfelykde wyze hadt doen vermoorden , en derzelver bloed uit wraaklust gedronken. Dit elendig Ondier bleef twee uuren op 't Rad leeven, naa dat alle haare Beenderen door een moker aan dukken waren gedaagen, zonder dat zy een genadedag ontving. Voor het Opperhoofd atta was een byzondere houthoop toegedeld, in 't midden van welke een paal dondt, waar aan hy met een keten vastgemaakt (*) Re jol Gen. Lunse 25 Juny. 1764.  HISTORIE. 317 maakt was, en rondsom loopen kon. Van lxxxviïï 's morgens ten half zeven af tot 's middags boek. ten twaalf uuren, werd hem alle vieren- • deel uurs,met een gloeiende tang,een duk 1764. vleesch uit het lichaam gerukt; indeezen toedand aanfchouwde hy de ftrafoefenmg zyner medepligtigen; eindelyk werd het vuur rondsom hem aangeftooken, en. 't zelve, op dat zyn pyn langer zou duuren, telkens met water gebluscht, zo dat, niet tegendaande omtrent elf uuren de Houtdapel begon te branden,'niet dan voor halt één zyn deerlyk gerekt leeven eindigde. Men beraamde eene fchikking om eenig Krygsvolk, ten bellendigcn verblyve aldaar, te werven, en den Colonel de salve met zyne Manlèhap. te rug te doen keeren. Óok deinden Staaten van Holland toe in den voorllag des Hertogs van Brumwyk , om van deeze Manfchap een Regiment op te richten, in de veronderdelling, dat het gehouden zou worden voor een Regiment Mariniers, gefchikt tot het doen van Tochten over zee; daar zy zich tot deezen Tocht vrywillig aangeboden en in denzelven zo wel gekweeten hadden (*). Om deeze Volkplanting van Berbice, die zo veel geleden hadt, in den ouden daat te herdellen, en door voorraad van Krygsbehoeften en Manfchap, in een daat van veilig- (*) Refol. Gen. Martis 2 Oti. 1764. Refol. Van Holl. 1 Dec. 17 64.  3i3 VADERLAND SC HE Lxx.Kvin ligheid te houden, hadden Staaten van Hok boek. W, op voordragt der Belanghebbenden, -— - een gundig beduit genomen; doch Fries1764. land en Overysfel weigerden eenig aandeel te hebben in de daar toe noodige kosten (*). Capitein van oyen, op den tocht ha Berbice, de Volkplantingen Demerary en Esfequebo aandoende, vondt ze beide in zulk een jammerlyken daat van tegenweer, dat zy geen de minde tegendand aan Binnenof Buitenlandfche Vyanden zouden kunnen bieden, en gaf des berigt aan hun Hoog Mogenden. Staaten van Holland lieten Bewindhebberen der West-hidifche Maatfchappye ter Kamere van Amfterdam daar over raadpleegen : doch vrugtloos, uit hoofde der handelwyze van de Kamer Zeeland omtrent die Volkplantingen gehouden, boven al zedert den Jaare mdccl , aan welke gereezene verleidden zy den vervallen daat dier Volkplantingen toefehreeven ( f ). Men zoekt Wanneer de maare deezes Opdands in te vfrl Berbice, in 't Vaderland overwoei, vreesi!w!cL°P de men , dat die Geest van Muitery tot het getal de Slaaven der nabuurige Volkplantingen der Bian- zou overflaan. Men fchreef het ongeluk meerde""' ^e ^er^ce overgekomen byzonder toe ™"r e" aan het gering getal van Blanken, en dc over- (") Nederl. Jaarb. 1763. bl. 586. 611. G03. 93Ö. Voor 't Jaar 1764. bl. 362. 559. 782. 952. Voer 't Jaar «6$. bl- 338. (\) Refol. van Holl. 28 Juny an 28 Sept. 17S4.  HISTORIE. 3i9 overmagt der Zwanen. De Beftmirders lxxxviii van de Sociëteit van Suriname oordeelden, boek. dat die wyduitgedrekte Volkplanting voor een dergelyken ramp blootdondt \ dewyl 1764. teo-en een getal van omtrent zes- en - dertig duizend Slaaven, niet meer dan omtrent dertien honderd Blanken geteld werden: een getal zeker veel te zwak, in gevalle deeze Negers gezamenlyk een Opdand verwekten , en , gelyk te wagten was, de bevredigde Boschnegers zich met hun veréénigden. Zy verzogten, derhalven, by eenen Brieve aan hunne Hoog Mogenden, dat , agtervolgcns een oud, doch in onbruik geraakt, Belluit, Gouverneur en Raaden zou worden aangefchreeven, dat men, by ieder twintig Slaaven, écu Blanken tc houden hadt. Het beduit der Staaten viel overeenkomdig met dit Verzoek. Eenigen der meest belanghebbenden in de Volkplanting van Suriname hadden op dit ftukeen geheel ander inzien, waar om zy, in Lentemaand deezes Jaars, door hunne Gemagtigden, ter hooge Staatsvergadering een Verzoekfchrift inleverden, in 't breedeaantoonende , dat de wyze, waarop dit Beduit in de wereld gekomen was, hun hoogst bezwaarde i dat 'er, in de tegenwoordige tyds omdandigheden, geene rederten waren tot het neemen van zodanig© maatregelen omtrent de veiligheid en befcherming der Surinaamfche Volkplantinge: en eindelyk dat het genomene Beduit volftrekt onuitvoerbaar was, wilde men de geheele Volkplanting niet ten gronde doett gaan.  82o VADERLANDS CHË lxxxviii gaan., Zy fchreeven den Opdand in de boek. Berbice aan geheel andere oorzaaken toe • dan die Beduurders ten grondflage van I764. hun Verzoek tot het doen neemen van dit Beduit gelegd hadden; en beweerden dat dezelve moest toegekend worden, aan de verregaande mishandelingen van zommige Planters, mitsgaders aan de lafhartigheid van anderen, die in den aanvang der Muiterye, in dede van, volgens de daar toe gedelde orders , zich tegen de opdaande Negers te verzetten, hunne Plantadien met (.cwecr en Krygsvoorraad verlaaten hadden , en daar door oorzaak geweest waren, dat derzelver getrouwe Slaaven, door de Muiters gedwongen wierden hun hoop te vermeerderen, als mede aan de Onwilligheid van nog anderen, en in 't byzonder van de meede Schippers en Scheepsvolk, zich ten dien tyde in de Volkplanting bevindende. De redenendoor deeze Belanghebbenden aangevoerd, vonden de Staaten gewigtig genoeg om het reeds genomene en afgezondene Befluit buiten werking te dellen ( * ). De vrees Niet zonder vrees voor eene Vredekoor eene breuke met den Keizer van Marocco werd breïkemet dit Jaar 8'eüecten- Der Staaten Conftd den Keizer DEMETkio coLETY, die byna viervanMaritc- en- veertig Jaaren in dat Ryk gewoond «ver. had, «Iwynt. J <"*) Refol. Gen Luns 18 Juny, Veneris 2 Dec. 1763 Luns 1+ Mfey 1704. Nederl. Jaarb. 17C4. bl. 334.  HISTORIÉ. 3*1 hadt,- en aan het Hof des Keizers altoos lxxxviii zeer gezien geweest was, liet, door eenen boek. Brieve, den zedienden van Herfstmaand —-— gedagtekend, hunne Hoog Mogenden wee- 1764. ten, dat hy, op 't onverwagtst, van den Keizer bevel ontvangen hadt , om, binnen den tyd van drie dagen, hetMaroccaanfche Ryk te ruimen, zonder hem gelegenheid te geeven , om de geringde betoogingen te doen ten bewyze van zyne onfchuld, daar de eenigde reden, voor dit bevel, door den Gouverneur van Tctuan hem gegeeven, daar in bedondt, dat de Keizerin hem eenige zaaken, onbedaanbaaf met de Wet, zou befpeurd hebben. Hy beklaagde zich over de belediging zyne Eere en die van zyne Souverain aangedaan, verzogt ten Keizerlyken Hove te mogen verfchynen, om zich tegen de aantygmgen van kwaalyk gezinden te verdeedigen , terwyl hy , ' overcenkomdig met het gegeeven bevel aan boord eens Vaartuigs in de haven gereed liggende, zou gaan j wagtende op de gelegenheid om te doen zien, dat zyne vyanden iets tegen hem gefmeed hadden , om de goede verdandhouding tusfehen den Keizeren dit Gemeenebest te dremmen. Der Staaten Conful te Gibralter, francTSCO butler vergezelde deezen bengtgeevenden Brief, met eenen van zyne hand, inhoudende , dat hy den Heer colety onbekwaam keurde tot het pleegen van eenige daad, die zulk eene behandeling zou verdienen, en dat zulks zeker moest ontXXIII. deel. X daan  pa VADERLANDSCHB lxxxviii daan weezen uit valfche en fchandelyke in* Boek. boezemingen by den Keizer te werk ge* deld, fpruitende uit nyd tegen dien ouden 1764. Gunfteling, of met andere kwaade inzigten, welke hy hoopte dat ras zouden ontdekt worden. In gevolge hier van gaven hunne Hoog Mogenden den Keizer van Marocco hunne hoogstgaande verwondering te kennen, en drongen tevens aan, dat hunnen Conful gelegenheid mogt gefchonken worden om zich ten Hove te verdeedigen, wegens het ongelyk hem aangedaan ; dat de Graaf van bylandt, binnen kort, met een Schip van Oorlog, zich te Tetuan zou vervoegen, om, te Gibraltar nader kundfchap ingenomen hebbende , deeze zaak op de best mogelykc wyze te vereffenen. Nadere Brieven van die beide Confuls Zetten meer ligts aan de zaak by. Een Brief des Keizers van Marocco, aan butler gefchreeven, hieldt in, dat men tegen den Heer colety als befchuldigingen inbragt, dat hy Voorraad aan de Spanjaarden zou gezonden , en in eenige zaken ftrydig met de Wet gehandeld hebben. Tegen deeze betuigde hy gereed te zyn zich te verantwoorden. Eerlang begonnen de zaaken van den Heer colety een gundiger keer te neemen , en kreeg hy te Gibraltar van 't Keizerlyk Hof berigt, dat de Keizer, van zyne onfchuld te eenemaal overtuigd was: waar op hy de Staaten verzogt zich weder derwaards te mogen vervoegen; dan vorder-  HÏSTÖRIÈ. 323 derde, om zich daar op eene aangenaame Lxxxviii wyze weder te vertoonen, eene menigte boek. van Gefchenken. De Maroccaanfthe Vorst — hadt hem de wederkomst ten Hove ver- 1764. oorlovende , dit gedaan onder voorwaarde , dat hy vergezeld moest zyn van deii Capitein bylandT, den Coidlil butler, Of ten minden door eenige Officieren van het Oorlogfchip. De Staaten hunnen Conful toedaande zyn post weder te hervatten , eii uit alles bemerkt hebbende, dat 's Keizers misnoegen tegen hent louter perfoneel geweest was, zonder eenige be= trekking tot de Republiek, en zonder nadeelig gevolg voor derzelver Zeevaard^ konden zich niet volkomen bepaalen wegens den voet en de wyze, op welke hy derwaards gezonden en geleid zou worden, volgens 's Keizers eisch. De gevorderde Gefchenken kwamen hun buitenfpoorig voor, dewyl ze meer dan een halve tonne Gouds beliepen; en was 'er geene gelegenheid om dezelve zo fpoedig gereed en over te maaken als de eisch luidde. Te min tocfchietelyk waren de Staaten om aHes in te willigen, daar 't hun niet onduister voorkwam, dat de Heer colety een voorneemen mogt hebben brfij herdeld zynde, den Staat te bedanken, en na elders te vertrekken, in welk geval zy het zeer bedenkelyk vonden zo veele koden te doen, om de herftelling te bewerken eens Mans, die het ongeluk gehad had, om zich onaangenaam te maaken. Het doen vertrekken eens Confuls kon X 3 mo*  524 VADE RLANDS CHE lxxxviii mogelyk wel eens ten oogmerk hebben boek. om, onder dat voorwendzel, te welvoege- lyker, eenige buitengewoone Gefchenken 1764. te vorderen; maar uit alle omftandigheden was af te neemen, dat de Keizer , dit thans niet bedoeld hadt. De ondervinding der laatde Jaaren wees daar en boven uit, dat de Maroccaanfthe Keizer eenig Regaal verlangende, niet zeer fchroomagtig was in dit te doen vraagen, zonder eenig voorwendzel te zoeken. — Hier uit kon de Heer colety zeer ligt begrypen , dat hy dankbaar moest erkennen , alle koden tot zyne herftelling gedaan, alleen uit aanmerking van zyne perfoonlyke belangen,, en geenzins uit noodzaake, om den Keizer tot het onderhouden van den Vrede te beweegen. Zonder bekommering zouden hunne Hoog Mogenden hunnen tegenwoordigen Conful hebben kunnen laaten daar hy was , en na een ander bekwaam en den Keizer aangenaam Perfoon doen omzien. De Conful butler kreeg last om met den Heer colety naar Tetuan over te fteeken,hem ten Hove, naar de begeerte, des Keizers , te leiden, waar voor hem eene bepaalde fom in e'éns werd toegelegd, gelyk men ook de fom der Gefchenken op een maatigen prys bepaalde. Door een Schip van Oorlog te zenden, om den Conful colety over te voeren, betuigden de Staaten gaarne meer Iuifters aan deeze Bezending te hebben willen by zetten; doch dat baarde een te lang verwyl. Naa volkomene Zuivering hadt colety op Zyn  HISTORIE. 323 zyn post te blyven, en butler zicli lxxxviii weder na de zyne te begeeven. Alles boek. gefchiedde' overeenkomdig met deeze -Schikkingen, en de gevreesde Vredebreuk 1764. verdween, en met die vrees hielden de reeds gemaakte beraamingen , wegens de Schepen van Oorlog als dan uit te zenden, °P (*> By het bewilligen in de gewoone en bui- St-aaten tengcwoone Staaten van Oorlog voor het J™^*^ loopende Jaar, vonden Staaten van Hol- ifgen j„ * land, die onlangs zo zeer voor het ver- eene vermeerderen der Zeemagt geyverd had- meerdeden(f), goedteverklaaren, dat, hoewel Landm^rde Landmagt, thans by den Staat in ^och wil-' dienst, nu op geen min Herken voet gebragt len een ware dan by voorige Vredestyden , en ^j^P0" dus het bezwaar van 's Lands fchatkist, sfaatevari door eene meerdere verderking, zou be- Oorlog hooren ontzien te worden, zy nogthans, voor den om genoegen te geeven aan de Geweden, ^f^st die, volgens den voordag des Raads van hebbèn. Staaten , daar op aandrongen, reeds gedeind hadden, in de overkomst binnen de Grenzen, van de twee Bataillons, die de Staat in Duitschland op de been hadt, en om dezelve te brengen op den Nationaalen voet van vier Battaillons , mits Zeeland zich verbondt om wederom twee Ruiters en Paarden in elke Compagnie Cavallerie, en (*) Refol. Gen. Mercurii 24 Odt. Martls 6 Nov. 1764- Lunas 18 Maart 1765. (t) Zie Wcr boven, bl. 200. x 3  326" VADERLANDSCHE pxxxvni en twee Man in elke Compagnie Infanterie boek. aan te fchaffen: en daar en boven wel wik den toeftemmen , in de aanwerving van 1764.. twee duizend en honderd zestig man Zwitzers, boven het gewoon getal. -—- Hier mede oordeelden zy, dat aan het oogmerk der Geweden, deeds op de vermeerdering der Landmagt dringende, zou voldaan wee? zen, en alle verdere Raadpleeging op dit ftuk vpor als nog kunnen uitgeffeld worr den: dan zy moeden 'er byvoegen tot dit 3aat.de gekomen te zyn, in die zekere verr onder (telling, dat de Bondgenooten toonen zonden den 'zelfden yver en hartlykheid, 0111 mede te werken tot de Befcherming des Handels en der Zeevaard van 's Lands Ingezetenen, waar op zy op het nadruklykst moeden aanhoudep, en dat zulks tefr fens en te gelyk, en het een zonder het ander niet tot dand werd gebragt: dewyl uit de welvaard des Handels, die zonder de noodwendige Befcherming vervallen moest, het vermogen om voor de Befcherming van den Staat te zorgen, gevonden moest worden. Zy oogden bier mede op het verzoek des Raads van Spaaten, om vast te jlellen eene Jaarlykfche Équipage, ■ ten koften van de Provinciën , boven het geen de Coflegien ter Admiraliteit uit haar ordinaris inkomften konden doen: waar over reeds raadpleegingen in den Jaare mdcclvii, gevallen Waren. • De nuttigheid hier van over- wo'ogen hebbende oordeelden zy, dat tot het 'doen eener Jaarlykfche Uitrudinge van ze?  HISTORIE. 3^7 zes Fregatten, op den Staat van Oorlog, lxxxviii een vade post moest worden gcbragt, tot boek. tweehonderd en vyftig duizend Guldens, of . zo veel meer als men diendig en noodig 1764. mogt vinden, verdeeld over Holland^ Zeeland en Friesland', met last om die Penningen 's Jaarlyks, vóór den eerden van Slachtmaand, ten Comptoire Generaal van de Unie, te bezorgen, om daar bewaard te worden in eene afzonderlyke Kas, onder een byzonder beduur, zonder die tot eenige andere eindens te mogen aanwenden^*). Gelderland kwam de Voordag des Raads van Staaten omtrent de Landmagt, niet voldoende voor, en oordeelde dat de vermeerdering vyftien of zedien duizend Man moest bedragen. — Zeeland bragt op de Vermeerdering van Land- en Zeemagt de gewoone verontfchuldiging van bekrompenheid aan Penningen in. — Utrecht kon, wegens het aanwerven der Zwitzers, zich nog niet uitten; doch toonde zich ten aanziene van de eene Jaarlykfche Uitruding ter Zee niet owgeneegen. — Friesland; als mede Stad en Lande demden in algemeene bewoordingen toe. — Overysfel wilde de Vermeerdering der Landmagt op den voorgedaagen voet; doch zweeg van die der Zeemagt (f). Val- (*) Refol. van Holl. 2 Mey 1764. (\) Refol. van Holl. 12 Mey 1764. x4  3&S VADERLANDSCHE lxxxviii Valfchc Gezindheid - y ver, door een boex. Geestlyken aan den gang gebragt, en door 't Gepeupel in woelende beweeging gehou- 1764. den, moest van hooger hand beteugeld Oproerige worden, daar dezelve zo feitlyk voorthol^Zgln' de , als ze hadt aangevangen, Vaals% Gods- een Dorp van weinig huizen , een klein dienst uur gaans van Aken, gelegen in het Staatsftoorenis- }and van Overmaaze, pronkt met vier KerProtefran- k.en' behalven een Huis, van 't welk eene teiueFaals Kamer, door de Doopsgezinden van Aken, geftuit. Borchet en Diepen, tot eene Godsdiendige •Vergadering gebruikt wordt. De Protedantcn, die in en om Aken woonen, zyn gewoon re deezer plaatze ter Kerke te "gaan, Meermaalen gefchiedt zulks niet zonder doorenis der Roomschgezinden; doch liepen, zints eenigen tyd, die geweldaadigheden tot een onverdraaglyk uitcrde. 't Begin deezer woelingen moet reeds van den Jaare mdcclxii gedagtekend worden , wanneer een Rwmsch Prielier , naa vrugtlooze poogingen om den Roomschge* zin den Man eener Proteflantfche Huis vrouwe, over te haaien, dat hy, eene uitdruklyk vóór den Egt gemaakte afipraak tot het tegendeel, zou verbreeken, en zyn Kind in de Roomfche Kerk laaten doopen, de Zuder deezes Mans bewoog, om, waanende go de een dienst te doen, de Doopplegtigheid in de Hervormde Kerk te dooren, het kind met geweld weg te nee-> men, en der plegtigheid des Doops te ontrukken; fchoon even naa de Doopvérrigting dout ter Kerke tot dat einde intree- den-  HISTORIE. 322 dende , werd zy, in die dolle ondernee- lxxxviii OÏing verhinderd; men iloot de Kerkdeur, boek. cn hatti haar gevangen. De Pnefter, on- —derrigt van deeze mislukking, vervoegde 1704zich met zyn Kapcllaan en den Kofter op weg, om den Grootvader van 't gedoopte Kind, in 't na huis keeren, te ontmoeten; de fpyt fcheen hun tot raazernye te vervoeren , en zy flöègen fchriklyke bedreigingen tegen den Gevader van 't Wicht uit; dieonm'ïddelyk, naa dat zy vertrokken waren, volvoerd werden door drie Vervolgers, die op hem afkwamen, hem mishandelden en zo deerlyk met dagen teifterden dat hy voor dood bleef liggen, en niet dan door mcdelydende Protcfanten opgebeurd en geholpen, 's anderen daags, in een draagftoel naar Borchet, de plaats zyner wponinge, gebragt werd. — De Regtspleegmgen tegen de Godsdienst ftoorende Vrouwe waren reeds begonnen , en dewyl zy het misdryf genoegzaam met alle omdandigheden beleden hadt , zou haare wel verdiende draffe niet lang verwyld hebben. Dan men vondt middel om haar des te bevryden, het Gepeupel, van geweer voorzien , en vergezeld van eenige Franfche Soldaaten, begaaven zich naa Vaak, en braken, naa het verrigten van andere balddaadigheden,het Huis, ter bewaaringe van de Gevangene gebruikt, open, en fteldcn haar geweldaadig op vrye voeten. Zulk eene opeendapeling van feitlykheden door het Jkenfche Graauw gepleegd, X 5 kon  33° VADERLAND SC HE txxxvin kon de Luitenant Drosfaart des Lands. van boek. 's Hertogenrade niet ongemerkt laaten door- ■ gaan, en dondt hem geen anderen weg 1764. open , dan byftand van den Souverain te verzoeken tegen de Verhinderaars van het verrigten des Protedantfchen Godsdiensts, en de Schenders van het Grondregtsgebied der Algemeene Staaten , die tot volmeeting der maate van balddaadigheid en terginge, zich niet ontzagen op een Zondag, onder veel getiers en geraas, te Vaals te verfchynen, en wel voorzien van zwaare Stokken , door de Franfche Soldaaten in gelederen gcfchaard, het Dorp, op eene hoonende en fchimpende wyze , door te trekken. De Staaten gaven last dat 'er Krygsvolk naar Vaak zou gezonden worden , om de Moedwilligen in Regten te vervolgen, en de Roomfche Kerkfchuur te Vaals te fluiten, den Padoor nevens zynen Kapellaan alle Pafloraale verrigtingen verbiedende, tot dat de met geweld den Regter ontvoerde Kerkdienst verdoorfter, weder in handen des Geregts zou gedeld weezen. Zedig man Voetvolk, en vieren - twintig Ruiters zetten aan dit werk den noodigen klem by: en bleeven de Protedantfche Ingezetenen eenigen, fchoon korten, tyd, van overlast en geweldenaaryen bevryd. In 't laatst van 't gemelde, en 't begin van 't volgende Jaar ondervonden zy, op nieuw, wat blinde en verdandlooze Godsdienstyver vermag, en hoe bezwaarjyk het valt  HISTORIE. 331 valt een verbitterd Graauw te beteugelen, lxxxvut wanneer het in de onzinnige verbeelding boek, gebragt en gehouden wordt, dat het de -= zaak van den Godsdienst bevordert, door 1764. anders denkenden , te hoonen , te fchelden, te mishandelen, en te vervolgen. In weerwil der Bevelfchriften te Aken, door ,de Magidraat afgekondigd, tegen de zodanigen , die den Proteftanten overlast aan deeden,konden deezen, zich,zonder vrees voor gevaar, niet ter Godsdienstverngrmge naar Vaals begeevcn; de Voetgangers werden mishandeld , met dokken geflaagen, en zwaar gewond, de Rydtuigen aangerand, de daar op zittende Perfoonen met deencn geworpen; met één woord de vrye en geruite toegang en wederkeering na en van Vaals was den P"rotefi'anten te eenemaal benomen. Ue Predikanten der Gereformeerde en Waalfche Gemeente te dier Plaatze leverden hunne klagten by Algemeene Staaten in, die, by Staatsbcdnit, vastdelden, dat, indien de Proteflanten, ter bywooninge van den Godsdienst zich ter Kerke van Vaals begcevende, eenige verhinderingen daar in verder mogten ontmoeten , de Luitenant-Hoofd Officieren van de drie Landen van Overmaaze, des onderzoek zouden doen ; en zulks waarheid bevindende, de Roomfche Kerken fluit ten, en alle Roomfche Godsdienst verrigtingen doen daaken. Tot het volvoeren van deezen last vondt zich de Luitenant Drosfard van den  332 VADERL ANDSCHE lxxxviii den Lande van *s Hertogenrade, ïn Louwboek. maand deezes Jaars, genoodzaakt. De Proteftanten van Borchet van Vaals we- 1764. derkeerende, werden in het Akerryk, door eenige Boerenjongens en het Gepeupel van Aken, niet alleen gefcholden, maar met deenen gefmeeten, met drek bevuild , en voorts in die maate beledigd, dat dén derzelven aan eene bekoomene wonde overleedt. In gevolge deezer verguizingen en feitlykheden, door de Proteftanten , hoe noode, geduldig verdraagen, deedt hy niet alleen de Roomfche Kerk te Vaals, maar ook van nog vier andere Dorpen duiten, met verbod van alle Roomfche Godsdienst verrigtingen. De Staaten keurden dit zyn bedryf goed hem tellens bevelende, wel fcherplyk toe te zien, dat 'er, noch openlyk, noch heimelyk, iets drydig daar mede zou beflaan, en dus deeze Kerken niet weder geopend zouden worden, eer wegens die feitlykheden, voldoening gefchonken en hem daar toe nadere last gegeeven ware. Ruim een Jaar bleeven deeze Kerken geflooten. Een verzoekfchrift der Roomschgezinden van twee Heerlykheden, in dit lot deelende, gegrond op de ongedoorde handhaaving van den Proteftantfchen Godsdienst te Vaals, thans eenige maanden agter een volvoerd , bewerkte de ontduiting der Roomfche Kerken: terwyl hunne Hoog Mogenden, by deeze opheffing der draife, te'verdaan ga-  HISTORIE. 333 gaven, dat, indien onverhoopt, die doore- lxxxviii nisfen weder mogten gebeuren, zy midde- boek.. . len vanderker aandrang ter weeringe zouden kunnen bezigen, als° het in bedagnee- 1765. men van aanmerkelyke Tienden, die de Geestlykheid van Aken, doorgaans de oorzaak van dcrgelyke gewclddaadigheden, in den Lande van Hogenrade hadt ( * ). Met eene meldenswaardige daatlykheid Willem en gepade omdandigheden ging het aan- g J^* neemen van den Erfdadhouder tot Lidmaat Hervorm. der Kerke toe. De zediende van Gras- de Kerk maand was tot deeze Godsdiendige vcrrig- aangenor ting bepaald. In een der grootde vertrek- mcn* ken van het Stadhouderlyk Hof vcrfcheenen, ter bywooninge van dezelve, eenige Afgevaardigden uit de Algemeene Staaten, en uit den Raad van Staaten, als mede de Raadpenfionaris van Holland, daar toe verzogt door den Hertog van Brunswyk, haare Hoogheid, de Prinfes van Nas/au Weiiburg, de gemelde Hertog zelve, voorts alle Leeraars der Neder - Hoogduitfche - Waalfche - en Engelfche Kerke van 's Gravenhaage, en eindelyk de Domeinraaden, Edellieden en verdere Bedienden van zyne Hoogheid. Kort daar op verfcheen de Erfdadhouder, vergezeld van den Eerw. tean roijeu, zynCapellaan en oudde Leeraar der Waalfehe Gemeente in de Hofplaatze, die, wanneer alle de aanweezen- den (*) Ntierl. Jaarb. T7<^- bl. 777- Voor 'Qaar 1764. bl. 343. Voor 't Jaar 1705. bl- 189.  334 VA DE R LAND S C HÈ Lxxxviii den hunne tocgefchikte pkatzen genoboek. men hadden, naa het uitdorten van eeii — erndig gebed, den Geloofsleerling over de 1764. Godsdienstwaarheden van den Natuurlyken en Geopenbaarden Godsdienst eenen geruimen tyd ondervroeg;, waar op deeze zo voldoende antwoordde, dat, de Eerw; r o ij e r , op de vraage aan de tegenwoordig zynde Leeraaren, en aan allen in't algemeen, of zy zich met de afgelegde Geloofsbelydenisfe voldaan rekenden, een toeftemmend antwoord ontving. — Zeer nadruklyk en gepast was de Aanfpraak den jonge Vorst by deeze gelegenheid , door dien Leeraar te gemoete gevoerd. Hy herinnerde hem; dat het oogmerk deezer plegtige Byeenkomst eene zaak was van het uiterde gewigt: want dat alles tot nog toe verrigt, voor rekening kwam zyner Voogden en Verzorgeren: doch deeze zaak voor zyne eigene ; dat 'er een Dag te komen dondt, waar op men aan den Regter van Hemel en Aarde Rekenfchap zou moeten geeven, daar Prinfen en Vorden, even als de geringde en onaanzienlykde Menfchen, zouden geoordeeld worden: dat, naarmaate ons veel was toevertrouwd, men ook veel zou te verantwoorden hebben ; dat de oogen van gansch Nederland op hem gevedigd waren; dat het lieve Vaderland een Voordander van Vryheid en Godsdienst, een Steun en Handhaaver der Protejlantfche Kerke in hem verwagtte ; dat de tyd reeds naderde, op welken hy de hooge en ge-  HISTORIÉ. 335 gewigtige Poften, waar toe de Voorzienig- lxxxviii heid hem geroepen hadt , ftondt te aan- boek. vaarden, dat Vleiers, Oorblaazers, Atheïs- - ' ten en Deïsten, ongebondene en welludige I7°4Menfchen, zich by hem zouden zoeken in te dringen: waar om hy niet nalaaten kon te wenfchen, dat god hem beftendig den Geest des Verdands en der Voorzigtigheid wilde geeven, om het waare van het valfche te onderfcheiden; dat hy nooit uit het ooge wilde verliezen, de zorg, moeite en vaderlyke toegenegenheid, welke de Hertog, zyn Voogd, deeds hadt doen blykeh om alles te werk te dellen, wat tot zyn tydlyk en ecuwig Welzyn dienen kon; dat alle braave Lieden, alle Liefhebbers van dit hun Vaderland, zich daar voor aan dien grooten en goeden Vorst vcrpligt rekenden; en eindelyk, dat zyne Hoogheid het niet kwalyk geliefde te neemen dat hy, zo lange hy de eere hadt om hem te mogen naderen, hem by aanhoudenhcid den regten weg zou zoeken ouder 't oog te brengen, wenfchende dat hy altoos ftandvadig mogt weezen in 't werk des Heeren. — Naa het eindigen deezer treffende Aanfpraak en een daar op pasfend Gebed, vatte de Eerw. van staveren, oudde Lecraar der Neder duitfchc Gemeente, het woord , betuigde, uit naam zyner Amptgenooten, het genoegen over de volvoerde verrigting, onder een vloed van zegenwenfehen. Den Zondag op deeze pfegtige aanneeming volgende, ontving de Prins het teken des Avondmaals in de Groo-  336* VADERLAND SC HE LXXy.vm Groote Kerke, honderd Gouden Ryders ïoek. drekten ten betoon van 's Vorden Danker- kentenisfe en Liefde voor de Armen (*). 1764. Nooit weigerde de medelydende en beBepaaünt; hulpzaame Nederlander, de hand uit te omtrent de fteeken om Armen te helpen, en Vreemds™- den de blyken van hulpryk mededoogcn te betooncn; dan goedheid kan misbruikt worden. Dit ondervondt men ten deezen Jaare te Rotterdam, waar zich eene menigte Duitjche Emigranten , na de Engelfche Volkplantingen bedemd, eengeruimen tyd onthielden, op fcheepsgelegcnheid wagtende : onder deezen bevonden 'er zichverfcheidcnen, die zonder rcchtdreekfche voorfchryving, alleen in hoop van Schepen ten overtocht gereed te zullen vinden , derwaards gekomen waren : dit baarde niet weinig overlast en bezorging, 't welk de Admiraliteit te dier Stede bewoog aan hunne Hoog Mogenden te fchryven, en teffens hun onder 't oog te brengen; hoe uit dergelyk een toevloed van arme Emigranten, veele ongemakken voor de Ingezetenen deezer Landen te wagten donden, indien allerlei Vreemdelingen, zonder kennis van den Souverain, zich binnen in 't hart van 't Land zouden mogen verzamelen. Men vondt hier op goed vast te dellen, dat, voor het toekomende, aan geen Emigranten uit Duitschland, en van elders, ko- men- (*) Refol. van Holl. 25 April .1764. Ntdtrl. Jaarb. 1764. bl. 368.  HISTORIE. 337 mende, eenigen doortocht door deezeLan- lxxxVïi den zou worden vergund, dan die voor- boek. zien waren van een Verloffchrift van hun Hoog Mogenden, op den voet als m voo- 1764. rige Jaaren, en laatstlyk in den Jaare mdccliii was toegedaan. De noodige aanfchry vingen, om dit Beduit te doen werken, werden verzonden naa de Grensdeden en alle Plaatzen, waar zulks van dienst zou kunnen weezen, met last om alle Emigranten , welke daar mogten komen, onvoorzien van den vereischten Verlofsbrief, af te wyzen, en te doen aanzeggen om het Grondgebied van den Staat binnen driemaal vier- en- twintig uuren te verlaaten, op ilraffe, om naa langer verblyf, als Bedelaars en Landloopers, behandeld te zullen worden (*). Zeldzaam voorkomende zaaken, gegrond HetHoo. op oude Gebruiken, en die de overblyfzels Leengeopleveren van Regtspleegingen , m vroe- den Ejken. gere dagen gehouden, verdienen eene by- boom te zondere plaats in de Gefchiedenis. Van Zutpbtn. dien aart is het Hooge Leengeregt onder den Eikenboom, een der aanzienlyke Voorregten der Stad Zutphen. Volgens 't zelve moeten de Gedingen over Leenzaaken, drekkende tot Toèëigening, ofgelykmen in den dyl van Regten gewoon is te fpreken, Vindicatie van Leengoederen, den Zutphenfehen Regte onderhoorig, en boven de vyftien of zedien duizend Guldens waardig» (*) Refol. Gen. Vencris 6 July I7Ö4XXIII. deel. Y  338 VADERL ANDSCHE lxxxviii dig, binnen die Stad, in de open lugt, onboek. der een Eikenboom op het 's Gravenhof, dezelfde plaats, waar wel eer bet oude Hof 1764. der Graven van Zutphen gedaan heeft, aangevangen, volvoerd en uitgewcezen worden (*). Het laatde Leenregt werd in den Jaare mdcxcviii geopend. Ten deezen Jaare werd het gehouden in het gefchil tusfehen den Heer willem otto frederik, Graaf van Qiiad, genaamd Heyden, Heer van Wykra'ad, en den Heer derk bertram, Baron des Villates, Heer van Gend, over zekeren Uiterwaard, 't Zelve was reeds, in den Jaare mdcclvi, ontdaan en alle aangewende poogingen om het te vereffenen waren vrugtloos afgeloopen. Hier op verzogt eerstgemelde Heer, in het Jaar mdcclx.ui, opening van het Leengeregte, en, dit toegedaan zynde , verder , dat Staaten van Gelderland, als deVoogdy over denminderjaarigen Stadhouder oefenende, een Leenregter geliefden te benoemen; die deeze waardigheid aan den Heer j o n a n Baron van Vygh, Heer van de Snor en Appelenberg, in de grootde uitgedrekthcid, op droegen. Ingevolge waar van hy, alle an- de- (*) Tegenwoordige Staat van Gelderland, bl. 365. 3<5<5. Zie ook en. h. trotz Academifche Redenvoerln™, pro Feudis Patris prcecipue ad exemplum Zutphanienfum fundatis, den 3 April 1758 te Utrecht gehouden. — Leenzaak^n onder de gemelde fomme behooren ren Hove. Groot Geld. PiakaatEoek 11 Deel, kol. 369. 540.  HISTORIE. dere vereischtens in agtgenomen zynde, exxxvïII Leenmannen benoemde , tot het bywoo- boek, nen van den eerden Man- of Leendag, — tegen den zeventienden van Wynmaand 1764. deezes Jaars, hun de weete van Verdaaginge zondt, met het Formulier van den Leenmannen Eed. In tyds gaf de Leenregter aan de Magidraat der Stad Zutphe?i kennis van den bedemden Mandag , met verzoek, dat dezelve de noodige fchikkingen zouden maaken , tot volvoering van dit Geregte. Deeze liet de plaats, waar 't Leengeregt dondt gehouden te worden, bevloeren, en met een daketzel af perken, binnen deeze Baludrade, met groen karfai bekleed, een verheeven Stoel zetten, aan het rugduk cierlyk met het Wapen van Gelderland befchilderd, eenige trappen opgaande, onder een Eikenboom met den rug tegen den zeiven (*). Voor deezen Stoel des Leenregters dondt een Tafel met groen laken bekleed, ter regter zyde van den zeiven drie Stoelen voor den eerden, derden en vyfden Leenman, en ter dinker zyde voor den tweeden en vierden, en tegen over den Leem (*) De oude Sfoel was niet meer bruikbaar, «Urhalven hadt men een nieuwen, volkomen geiyk aan den ouden, laaren maaken, en wordt dezelve in de Groote Kerk ter eeuwige Gedagtenisfe bewaard, gelyk de Oude ook bewaard werd, volgens pontanus Hifi. Gel Lib. I. p "5, erj soHLisTisHOBsr Geldetfebe Gefcliedetusjen 1 8. U. 67. Y d  34o VADERL AND SC HE tXXxVlïi Leenregter een Stoel voor den Heer Grifis oek. fier vanLeenen, agter deezen was eenLes- fenaar voor de Advocaaten gezet. 1-764. Ue Leenregter, daags voor den vastgeftelden dag, op welken dit alles in gereedheid gebragt was , te Zutphcn gekomen met den Griffier wil hem jan tulleken, ontving van de Magiftraat, en de Krygsbezettinge, alle de eerbewyzingen, als in deezen den Hertog van Gelder en Graaf van Zutphen verbeeldende. De tyd des Leengeregts naderende, begaven zich de Leenregter en Leenmannen, zonder ftaatfie, na 't huis des Landdrosts van hekeren tot Enghni&en, van waar zy, naa eene korte poos toevens, en naa dat de Leenregter den Leenbode gelast hadt, den Schepter op t afpersfingen , en we eD. ^jgf^aiiejj ? eener groote Bende Roovers, Dieven en Landloopers, uit zogenaamde Chriftenen, doch meest Jooden of Smousfen, bedaande, die veel al onder 't masker van 't een of ander gering Bedryf of Koop- han- (*) Nederl Jaarb. 1765. bl. 626.  HISTORIE. 347 handel, de Ingezetenen, en voornaamlyk lxxxviii die van 't Platte Land, plaagden, de open- boek. baare rust en veiligheid doorden, en uit Duitschland, den Rhyn af, herwaards kwa- 1765. men. De Staaten van Overysfel, van Groningen en Ommelanden, als mede van Friesland, voorzagen hier in door het vernieuwen en verdrengen der Plakaaten tegen de Landloopers, Lediggangers, en Vagebonden, gelyk ook de Drost en Gedeputeerde Staaten des Landfchaps Drente, door een Plakaat, daar tegen in de weere waren ( * )• — Holland was niet vry gebleeven van deeze zwervende Bende. Een geweldige Huisbraak en Roof onder Kennemerland ten huize eens Landmans gepleegd, door ten minden negen Perfoonen, van welken men 'er, niet tegendaande het uitlooven, van tweehonderd en vyftig Guldens aan den Ontdekker van een of meer der Daaderen, geen in handen gekreegen hadt, gaf aan^ leiding dat Staaten van Holland alle Baljuwen, Officieren en Crimineele Regters ten Platten Lande magtigden om eene belooning van zeshonderd Guldens, uit 's Lands Kasfete betaalen, te mogenbelooven, aan die iemand aan Huisbraak, of het pleegen van eenig openbaar Geweld fchuldig , of tot de Bende behoorende, die deeze gewelddenaaryen aanrigtte , met toezegging van Strafloosheid voor den Aanbrenger, als (*) Nederl. Jaarb. 1765. bl. 43e. 505. 55<* SS6« 563.  343 VADERLANDS-C HE lxxxviii als hy op eenigerlei wyze medepligtig niogt boek. weezen, 't zy door zich werklyk daar aan mede fchuldig gemaakt te hebben, het zy door het verbergen of koopen van 't geroofde, of het herbergen dier Vagebonden (*). De drenge Plakaaten tegen de Landloopers en Bedelaars in de andere Geweden, afgekondigd, deeden hun die rnimen , en met grooten getale naar Holland afzakken, dit bewoog de Raaden van den Hove aan hun Ed. Groot Mogenden, het Ontwerp eens Plakaats te doen toekomen tot bevordering van de openbaare veiligheid der Ingezetenen, en nadere middelen voor te daan tot betere in daatdclling der Officieren, om het Platte Land van die fchadelyke Onzwervers te zuiveren ( + ). 't Voorge- ]yTeer dan zulk een Vagebond was een met den Aartsfchelm, die ten deezen Jaare veel geAans- rugts maakte, en het loon zyner langgefehelm j. c. pleegde Bedriegeryen ontving. De zonderk amer- ]ing]ieid zyns gevals verdient dat wy 'er by tIWÜ' dildaan , en de hoofdbedryven deezes fnooden Veinfaarts , die in behendigheid van overleg, in het uitdenken van redmiddelen en domheid, veelen zyner voorgangeren in fchelmeryen overtrof, aandippen. Zyn eigen naam was abraham maggaris, doch hy bekender onder dien Van ïoannes cato KAMERLING. Naa (*) Refol. van ÏTml. i F eb. I75(f) Rejd.vm Holl. S Nov. 1765.  HISTORIE. S49 Naa eenen korten tyd zich in de Heelkunst lxxxviii beoefend, en als Meefler na de West-In- boek. dien gevaaren te hebben, zette hy zich te -— Rotterdam neder. Eene aaneenfchaicehng 1765van valschheden, zo ten opzigte van Wisfels, als anderzins, gepleegd, bragt hem aldaar op 't Schavot, voor twaalf Jaaren in 't Tugthuis, gevolgd van eene vyf- entwintig jaarige Uitbanning. Deeze drat werd hem reeds in den Jaare md c c xli opgelegd. Uit het Tugthuis gedaakt ging hy weder ter vaard, en volgde m den laatden Oorlog het Franfche Leger als Commisfaris van de Leeftogt. De Hoofdrol van Bedrieger begon hy, in den Jaare mdcclxiii, te Hoogeveen in t Landfchap Drente op nieuw te fpeelen, onder den naam van joannes lambertus koster, op eigengemaakte Getuigfchriften zich uitgeevende voor geweezen Veldprediker en Doctor m't Leger des Konings van Pruisfen; by 't openvallen der Predikants plaatze aldaar, dong hy na dat Beroep, voorgeevende dat hy op de Hooo-efchool te Herbom tot Candidaat in de Godgeleerdheid was bevorderd en als zodanig voor den Rotterdamfchen Hoogleeraar patyn, eenige weeken den dienst hadt waargenomen * zulks bekragtigende door een Brief, aan den Kerkenraad door hem zeiven gefchreeven, en met den naam van diens Hoogleeraars getekend. Dan de ontdekking zyns gepleegden bedrogs vreezende hadt hy zich van daar weg gemaakt, onder voorwendzel van te Kampen als Con- rec-  350 VADEPvL ANDSCHE lxxxviii rector het beroep gekreegen te hebben.' boek. Eene jonge Dogter, door hem in de gron- > den van den Godsdienst onderweezen, en 1765. teffens tot het geeven van het ja-woord bepraat, liet hy daar zitten, om elders zyne lhoode ftukken te hervatten. Hier mede toefde hy niet lang, in den voorleeden Jaare verfcheen by te Brouwershaven , onder den naam joannes c at o kamerling, uit de Keurkeulfthe Stad Rynberk geboortig, van daar vertrokken , om dat de meede Menfchen van den Room/chen Godsdienst waren, en deLeeraar der Protcftantfche Gemeente hem niet fmaakte. Hy deedt zich voor als een byzonder Godsdiendig Chriften, die magtig veel op hadt met het bevindelyke van het innig Chnftendom, waar over hy op eene zeer voldoende wyze fprak met allen, aan dusdanige begrippen overgegeeven;ook wendde hy voor tot de keuze om Brouwershaven boven Rynberk te dellen, grootlyks bewoogen te zyn, door het plan by hem gevormd, om daar in meerder rust en dilte zich aan de uitoefening van het innig Christendom over te geeven, en de Geneeskunst alleen aan de hand te houden tot welzyn van zyn Naaden, en ter verludiging van den Geest. Door dit hulpmiddel der Dweeperye , gepaard met eene bevallige en inneemende houding, wist hy zich eerlang by veelen aangenaam te maaken, en eene algemeene agting te verwerven ; te meer daar hy, in zyne gefprekken, over verfcheide onderwerpen, zich gedroeg als een  HISTORIE. 351 een Man van ver ftand en oordeel, die wyd- lxxxviii uitgeftrekte kundigheden en eene groote boek. ervaarenheid bezat; deeze laatfte betuigde . hy te moeten dankweeten, aan zyn menig- 1765. vuldig reizen, waar toe een zwaare Koophandel , met zyne Zuder in gemeenfehap gedreeven, hem genoodzaakt hadt. 't Gevolg van dit alles was, dat de Regeering van Brouwershaven hem weldra de Inwooning vergunde, onder voorwaarde, dat hy zyne Doctoraale Bulle en een Getuigfehrift vaneen goedgedrag, bezorgde: dit nam hy gereedlyk aan, en gaf voor ten dien einde naar Rynberk te zullen vertrekken. Dan, eer hy deeze reis aanvaardde, beveiligde hy zyne verkreegene agting door zyn gedrag omtrent eenige Zieken, die hy niet naar 'tLichaam, maar ook naar den Geest, volgens ieders onderfcheiden Gemoedsftand, met alle oplettenheid en zorgvuldigheid behandelde. In 't laatde opzigt boven al gedroeg hy zich zo erndig, gemoedelyk, en inneemende, dat geen Leeraar van die leiding hem daar in kon overtreffen. — Een Doctoraale Bulle en een Kerklyk Getuigfchrift kon hem niet ontbreeken, hy leeverde ze beide over, en niemand voedde eenigen twyfel aan derzelver egtheid. Om het denkbeeld dat hy de Geneeskunst meest tot bovengemelde eindens te Brouwershaven zou oefenen , te meer fchyns van waarheid te geeven, fprak hy, fchoon met de houding eens Mans wiens hart los was van de Wereld, niet alleen van groote Goederen hem en zyne Zuder toe-  35a VADERLANDSCHE lxxxviii toebehoorende , en te Rynberk gelegen 5 boek. maar ook veel van den Heer j. j. win- kelman Raad en Directeur van Neer- 1765. landsch Indie, die zyne groote Bezittingen aan hem en zyne Zufter by Uiterften wille dondt naa te laaten. 'Er reezen wel eenige vermoedens ten opzigte van den vroomen Arts; doch deeze konden hem geen nadeel toebrengen, daar hy, door uitwendig vertoon van Godvrugt, van Medelyden en Weldaadighcid, jegens verlegenen en behoeftigen, zyne agting vedigde: en by de zodanïgen> ctie hy vatbaar oordeelde, om zulks aan te neemen, de bevreemding dat hy een fchoon Huis en eene pragtige Lustplaats te Rynberk verlaaten hadt, wegweerde door, onder derke betooningen van een eerbiedigen indruk, te betuigen, dat het gefchied was op eenen uitdruklyken last hem van god in een Droom gegeeven. Brieven als van zyne Zuder gefchreeven nu en dan vertoond , en ook van zynen Neef winkelman, hielden de voorgeevens, die hy ingeboezemd hadt, leevendig, en zyn uitwendig ftigtlyke wandel deedt hem als een Befchermengel van Brouwershaven eerbieden. Bovenal hadt hy zich weeten in te dringen in de gunst eens Raads en Oudburgemeeders dier Stad, janvanderbvl, en diens eenige Dogter, door hem van eene zwakheid en ongedeldheid geneezen, en teffens tot het aangaan eens Huwelyks overgehaald. Terwyl de Vader eenigen tyd van beraad genomen en hem intusfehea  HISTORIÉ. 355 de vryheid eener gemeenzaame verkeering lxxxviii ten zynen Huize toegelaaten hadt, welke boek, hy misbruikte tot het pleegen eens Minne- handels van bezwangering gevolgd : ont- 1765. dondt 'er een geval, 't welk in 't perst hem een volllaage mislukking dreigde; doch , by de uitkomst, te baat kwam. Een Doctor in de nabuurfchap hadt, onder foortgelyke voorgeevens, eene jonge Dogter om den tuin geleid en verlaaten , en 'er rees een vermoeden of kamerling die zelfde Man niet mogt zyn; maar hier van wist hy zich ten vollen te zuiveren, en dit deedt alle verdere vermoedens wyken. De aanleg eener byzondere Oefening met Lieden, die voor Godvrugtig bekent, donden, het zich aangeeven tot een ©penbaar Cathechifant, vedigde meer en meer het begrip zyner Godsdiendigheid. De Brieven van Rynberk aan hem, en aan zyn aandaanden Schoonvader, vermenigvuldigden, deeze gaf zyne toedemming tot het Huwelyk. De geboden te Brouwershaven liepen ongedoord af; hy vervaardigde de Getuiglchriften dat ze te Rynberk gegaan waren, en leverde dezelve, op zyn tyd in, waar op in Hooimaand des voorleden Jaars de voltrekking der Egtverbintenisfe, in gemeenfehap van Goederen, volgde. In den Handel met zynen Schoonvader deel neemende pleegde hy zyne fchelmeryen by aanhoudenheid; doch wist ze, zo wel als de andere, lidig te dekken. Een Reis naar Rynberk voorgcllaagen bragt hem XXIL1. deel. Z in  £5+ VADERLANDSCHE lxxxviii in groote engte; en hielden veelen zich boek. langs hoe meer verzekerd, dat kamer- . — ling, ondanks alle zyne veelvuldige 1765. voonvendzels, en vertoon van Godsvrugt, een Schelm en Bedrieger moest vveezen. De verdenkingen groeiden aan. De egte Brieven van Duisburg, waar hy voorgegeeven hadt op de Hoogefchool de Bevordering tot Doctor bekomen te hebben, en van Rynberk, logendraften den iiapel valfche Befcheiden door hem ingeleverd. Ten einde geheel zeker te gaan benoemde de Magidraat van Brouwershaven twee Geladigden om op die beide plaatzen onderzoek te doen. Kamerling hadt de onbeichaamdheid om de Heeren , die na Rynberk donden te vertrekken, een open Brief aan zyne Zuder mede te geeven ^ om hun, met alle deftigheid, overeenkomdig hun Ampt, te ontvangen, en alle hul* pe in 't uitvoeren van den hun opgelegden last toe te brengen, op dat zyne en haare Eer, als mede die der ganfche Familie, mogt worden herdeld. Deezen vonden geene Zuder, geene Goederen, en alles verdicht: waar op de reeds burgerlyk vastgezette kamerling in de lyfitraflyke Gevangenis werd overgebragt, en in Slachtmaand deezes Jaars verweezen om andermaal op 't Schavot te treeden, aldaar met een drop om den hals, onder de galg, drenglyk gegeesfeld en gebrandmerkt, in het Tugthuis zyn leeven lang bewaard, en op eigen koden, of handen arbeid, onder- hou-  HISTORIE. 355 houden te worden (*). Kort maar vol lxxxviii Van tooueelen was het laafde Bedryf dee- boek. zes Bedriegers, die door zyn Godsdiendi ge Geveinsdheid , de Ligtgeloovigheid ver- 1765. kloekt, en een Onderzoek, 'twelk vroeger niet alle vrugt te werk gedeld hadt kunnen worden, ontdooken hadt. — Men verzogt vervolgens by Staaten van Zeeland, om Vernietiging van het aangegaane HuWelyk én Wettiging van het Kind daar uit gebooren (f). Oordeelde het Hof van Holland, Zee- Voltaires land en Friesland,- in 't laatst des verdree- Verban*, ken Jaarss de Belangen der Waarheid en d"gvJ. van den Godsdienst, best te handhaavenj draag met openlyk, door handen des Scherpreg- zaamheid, ters, twee Franfche Werkjes te doen verbran- JjJJJ, den, alsingerigt om de Gronden der Open- boden_ " baaring te ondermynen , en de dierbaardé Ontdekkingen der Godheid te befpotten, én verder het vertier, 't welk in 's Gravenhaage zeer flerk giftg* op zwaare Geldboete, te verbieden 't zelve, de vermenigvuldiging van dusdanige gefchriften, met groot leedweezen ziende, fchreef des- f*) Daniël viergever. De Scbyn Deugd op let Schavot, II Deden ie Zierikzee by l. v. zwïm- voeren iyfiö. (f) Not van Zeel 29 O&. 1767. ( J) Het een voerde ten tytel, l'Evangile de la Èaifon, Ouvrage pofthume, de M. D. M .... y, tiet ander Ouvrages ïJbilnfopbiques pour fervir depreuve a la Religion de l'Auteur, Colkttion cimpletle des Ot:.r vres de Mt. de vo^'Aike. Nederl. Jaarb. 17'6$ bl; 96*. . Z é  35^ VADERLANDSCHE lxxxviii deswegen aan hun Ed. Groot Mogenden. boek. Wel hadt het de gedagten laaten gaan op ■ het aandeden van CenJ'ores Liberorum, of 1765. Keurmeefters -an Boeken: doch dit middel met zo veel zWaarigheden omzet gevonden, dat het voordellen agterwege bleef; maar het Ontwerp van een Plakaat aanboodt, 'twelk, huns oordeels, niet weinig zou kunnen drekken om Godsdienst- en Zedebedervende Boeken te weeren (*). Het werd niet vastgedcld. — Staaten van Friesland lloegen een ongundig oog op eene te Leeuwaarden uitgegeevene Vertaaling van voltaires V',rhandeling over de V*.rdraagzaamheid in het Stuk van Religie, en verboden, met den aanvang deezes Jaars, het drukken , uit geeven en verkoopen van dit Werkje (f); hoewel het elders, een vryen loop bleef houden, als behelzende, behalven de reeds meermaalen wederlegde Spotternyen diens bekwaamen, doch trouwloozen en fpotzugtigen Schryvers, veel Ichoons en dubbel leezens waardigs. G. t. de Korten tyd, naa de Veroordeeling deecock van zes Gefchrifts, deedt de Eerw. g. t. de nighefd2"1" c 0 c K' toen Leeraar te Haring, eene verdagt en Predikbeurte in Frieslands Hoofddad, welbefchul- ker Predikanten over dat Werkje, des door ^iöd' de Regeering verzogt, hunne afkeurenden Raadfiag ingeleverd hadden; doch welke, door het reeds van een hooger Geregtshof ( uh> (*) Refol. van Holl. 2 Feb. 1765. (t) Nederl. Jaarb. 1765. bl. 57.  HISTORIE. 357 uitgebragt Verbod, onnoodig geworden lxxxviii was. De Leerreden deezes jongen en ryk- boek. begaafden Leeraars, onder de Nederland- — fine Dichters met roem bekend (*), over 1765. de Christlyke Liefde, op eene wyze vry veel van den algemeeneii Prediktrant verfchillende voorgudraagen, ademde daar en boven eene veel grooter maate van Verdraagzaamheid, dan de Stadspredikanten, die hem gehoord hadden, konden verdraagcn, deeze vondt 'er dit, geene wat anders, in te berispen, en zy gaven 't hem onmiddelyk, naa dat hy afgetreeden was, te verftaan. Een hunner verhandelde, den volgenden Zondag, den zelfden 'J'ext en 't eigenst Onderwerp. Schoon zulks niet weinig opfpraaks verwekte, en veelen in de gedagten kwamen , dat de Arminiaan op zyn minst in de Leerreden van de cock hadt uitgekeeken, zou de zaak waarichynlyk hier by hebben blyven beruden, indien het Beroep te Beetgum, een Dorp onder de Clasfis van Leeuwaarden, op hem niet gevallen ware. Een Brief, door drie Leden deezer Gemeente gefchreeven, haalde de veel gerugts gemaakt hebbende Leerreden op, en verzogt de Clasfis, deeze zaak nauwkeurig te onderzoeken, ten befte hunner Gemeente. Veele Leden keurden bet doen der Schryveren van deezen Brief (*) Hy hadt, in dit Jaar eene kleine, doch keurige, Verzameling uitgegeeven, netyttld Proeve van Bybsldicbten, Brieven en Mengeldichten. Z 3  558 VADERLANDSCHE lxxxviii goed; doch door de meerderheid werd de poEK.Leeraar, aan de Gemeente te Beetgum toe- geweezen. Men vondt naderhand reden J765. om die Brieffchryvers aan de Clasfis voor te draagen als Lieden , die niet uit zich zeiven, maar door anderen aangezogt en opgezet dien bezwaarenden Brief fchree.ven. De Eerw. j. ch evalier, des verdagt,werd gedagvaard en maakte zwaar righeid, om hier op gedrongen, onder eede te verklaaren, geen deel 'er in gehad te hebben. Alle deeze handelingen hielden de gefprekken over de Leerreden van decock, en 't vermoeden zyner Onregtzinnigheid, leevcndig. Een vermoeden niet weinig toegenomen, dewyl hy zich niet gehaast hadt, om op de Clasfis van Leeuwaarden te verfchynen, daar zitting te verzoeken, en uit eigen beweging, wegens de ftukken, waar omtrent men hemverdagthieldt, zich regtzinnig te verklaaren. Een der Leden 'bragt in 't midden of het niet clienftig was onderzoek na deeze Leerreden te doen: het vondt ingang, en vier Leeraars, daar toe benoemd, vervoegden zich by de Predikanten, die ze gehoord hadden. De verklaaringen van Leeuwaardjehe Predikanten hiltrqp, ct1 ratelband, VOlbe- 'zwaaren, werden verderkt, door die van 15. van der F e e n en H. reinal- d a , Predikanten te Woudsend en Huifum. Dan, eer deeze Verklaaringen ingeleverd werden, hadt de Eerw. de cock, doorden raad van oordeelkundige Vrienden be- woo-  HISTORIE. 352 woogen, zyne Leerreden in 't licht gegee- lxxxviii ven, in hoope , dat hier door het wan- boek.gundig uitdrooizel van Onregtzinnigheid, —— als een loopend vuur voortgedaagen , in 1765, zyne vaard geduit, zyn goede Naam voor d^n fel bytenden lader beveiligd, en zyn dienst by zyne tegenwoordige Gemeente niet onnut zou gemaakt worden. Veel mogt hy zich des belooven; dewyl ze met eene volledige Goedkeuring der Hoogleeraaren in de Godgeleerdheid op Frieslands Hoogefchool te voorfchyn tradt. De Geladigden om op die Leerreden on- ^^er derzoek te doen maakten, uit de ingewonne teerd£ Getuio-enisfen, drie Punten van Bezwaar staaten op, tegen de Regtzinnigheid van den ten zynen Eerw. de coc 4 die dezelve beant-voordeele. woordde;dochin verfcheide fchriftlyke Onderhandelingen , die tot in het volgende Jaar liepen', niets vorderde. In Lentemaand bedoot de Clasfis alle de ingeleverde Stukken te doen drukken, aan elk Lid een Afdruk te bezorgen, ten einde men in eene aandaande Vergadering, met de vereischte omzigtigheid, zynen raaddag zou kunnen inleveren. Maar de tyd bcdemd om deeze zaak af te doen daar zynde, werden de raadpleegingen der Clasfikaale Broederen, van welken de befchuldigde niet veel goeds te wagten hadt, gedreind door een Beduit van Gedeputeerde Staaten van Friesland, die, het ongeregelde, onwettige, en dinkfche in de handelingen omtrent den Eerw. de cock, aangetoond en opgemerkt hebbende; hoe eenige Zeloten, Z 4 thans  36o VADERLANDSCHE lxxxviii thans gereed donden, om, by opgemaakte boek. Cabaalen , over deeze zaak te oordcelen, '■■ goedvonden de hand op dit Gefchil te 176$. leggen en de Clasfis van Leeuwaarden het verder voortzetten te verbieden; ,, en in 5, deezen , " gelyk zy zich uitdrukten, „ zorge te draagen, dat de Driften der ,, Geestlyken de Kerk niet op nieuws be„ roerden, Kerklyken tegen Kerklyken, „ Ledematen tegen Lcdemaatcn, op zetten, door het tragten om eene haatly„ ke Inquifitie in te voeren." Beklaag- Door dit Staatsbeduit zag de Leeufchriftdaar waardfche Clasfis zich genoodzaakt het tegen in- Onderzoek , met zo veel vlyts en hoope geiever . ^ gewenschten uitllag , door de Partyen van de c o c k aangevangen, te laaten deeken, fchoon de gevoelens der Leden , over den Inhoud van het Staatsbeduit, wyd uit elkander liepen: terwyl de bezaadigden oordeelden, dat men terdond aan de Bevelen van hoogerhand moest gehoorzaamen, bedoot de Meerderheid tot het doen van Tegenverklaaringen, zo by Gedeputeerde Staaten, als by den Erfdadhoud >r. Eén Tiental onttrok zich aan deeze handdwyze , door een Tegenfchrift , betuigende, geen deel in dezelve te neemen. Zedien Predikanten arbeidden • aan een breedvoerig Béklaagfehrift , 't welk by Gedeputeerde Staaten werd ingeleverd; als mede aan 't geen by den Erfdadhouder mo;\st dienen , en door twee Afgevaardigden, in gen afzonderiyk gehoor , zyne Hoogheid werd  HISTORIE. $61 werd terhand gedeld, nevens twee Ver- lxxxviii zoekfchriften van de Eerw. Heeren hil- boek. trop Ml chevalier. De zich beklaagende Leden der Clasfis 1765. van Leeuwaarden meenden eenen gewisfen y.°,h?rweg tot verkryging van hunnen wensch °[^t^e. ingéflaagën te hebben, en dagten dat Ge- fluit> deputeerde Staaten, met het beantwoorden van het ingeleverd lang en groot Verzoekfchrift, niet zouden voortgaan, eer zy de gedagtcn van zyne Hoogheid daar op vernomen hadden; 'doch zy vonden zich hier in bedroogen, wanneer zy kennis kreegen , dat dit Staats - Collegie volhardde by het laatst genomen beduit om de zaak van den Eerw. de c 0ck voor afgedaan te houden , en de Inleveraars des Verzoekfchrifts wel crndig gelastte, zich dipt overeenkomdig daar mede te gedraagen, zullende by gebrek hier in als Verdoorders der gemeene rude gedraft worden. Zy merkten aan, dat dit Verzoekfchrift voornaamlyk gegrond was op eene algemeene delling onder de Kerklyken, dat zy een onaf hangelyk Regt bezitten, om over 't geen de Leer betreft te oordeelen en te bedisfen , zonder dat de Wereldlyke Magt en Regeering zich daar mede hebbe te bemoeijen : welke verregaande delling en meening altoos veele doornisfen verwekt en droeve gevolgen naa zich gedeept hadt : alle de Leden der Clasfis ten erndigde aanmaanende om zich van alle rustdoorende lnquifitien in de Confcientien der Menfchen Z 5 «  3S2 VADERLAND SCHE lxxxviii te onthouden , en zo veel mogelyk , als iso ek. Christlyke Leeraaren en Vredepredikers betaamt, den Vrede aan te kweeken. Met 1765. byvoeging , dat zy, in dit genomene en nu herhaalde Beduit, geenzins ten oogmerk hadden de handen der Kerklyken te eenemaale te binden, of hun wettig Regt te na te komen, als zy, op eene wettige wyze, de zaaken vervorderden; en, gelyk zy altoos verpligt waren, de bezwaaren en Vraagdukken, welke zy op Synoden wilden brengen, ter Tafel van Gedeputeerde Staaten overleverden, ten einde ze onderzogt en 'er geoordeeld mogt worden, of men daar over, ten nutte van de Kerke, in die Vergadering kon handelen. De Leden Allehoop was intusfehen denTegendanvan de deren van den Eerw. de cock niet bo ÏZWcle nomen , zy vleiden zich met de gedagCiasfisvin. ten, dat zyne Hoogheid, door zyn veel den by zy- vermogend gezag, zou uitwerken, dat de w?°°§ zaak diens Leeraars aan 't onderzoek van heul.5"" de Clasfis zou overgelaaten worden: dan deeze hoop ontzonk hun, toen in Slachtmaand, uit het antwoord des Erfdadhouders bleek, dat hy dit duk insgelyks voor afgedaan hieldt. Naardemaal hy dus met de Gedeputeerde Staaten uit eenen mond fprak , is het geenzins te verwonderen, dat de te leurgedelde Clasfikaale Broeders, hunne verdere poogingen in 't verdeedigen van Regten en Vryheden, die zy beweerden- der Kerklyke Vergaderingen tbe te komen , zo .gemaklyk daakten, verheugd gè-  HISTORIE. 363 genoeg over de verzekering van zyne Hoog- lxxxviii heid „ dat hy de wettige Regten van de boek. ,, Kerk in 't algemeen, en van de Eerwaar „ de Clasfis in 't byzonder, altoos, op 't 1765. „ kragtdaadigde, zou handhaaven." Van deeze beruftmg gaven zy, by eenen dankbetuigenden Brief, kennis aan zyne Hoogheid. Het Friefchc Staatsbeduit hadt, onder-. Eeweegetusfchcn, in andere Geweden vry veel "JgjJS bekommernis verwekt by de Voorftan- opt)eC|8sders der Kerklyke Magt , onder andere fis Van bragt de Clasfis van Schietend, op de Scbidand. Zuid-. Hollandfche Synode, by het voordellen van 't Lemma Kerklyke Zaaken Kerklyk te behandelen, dit Staatsbeduit ter baane, met byvoeging van de Bezwaaren tegen de Eerw. de c 0ck ingebragt, betuigende hier uit geen ander begrip te kunnen vormen, dan dat aan de Kerklyke Vergaderingen van Friesland, door dit Staatsbeduit, belet werd, o^er 't fluk der Leere vry en Kerklyk te handelen : eene zaak, welke de Clasfis van Schietend bekommerlyk voorkwam, en gefchikt om de nadeeligde gevolgen voor Kerk en Burgerdaat te veroorzaaken, wenfehende dat Necrlands Kerken bewaard mogten worden by de Vryheid om over 't duk der Leere, naar gods woord, en de aangenomen Formulieren van Eenigheid, onbelemmerd te waaken en te oordeelen ; hoopende dat dit Staatsbeduit of veranderd, of buiten werking gedeld, mogt worden. — Dan zy vonden zich in die Mpr- wag-  36*4 VADERLAND S CHE lxxxviii wagting, even zeer als hunne Friefcfa boek. Medebroeders, bedroogen (*). Voeren, in deezer voege, de Geestly- 176*5. ke Yveraars tegen den Eerw. de cock in Friesland degt , zekere Staatkundige Yveraars in dat Gewest verging het niet beter; zy wilden naamlyk de Meerderjaarig Verklaaring van zyne Hoogheid één Jaar vervroegen. By het Reglement van Voogdyfchap was in Friesland, eveh als in de andere Geweden , die Meerderjaarigheid bepaald op den vervulden Ouderdom van Achttien Jaaren , en hadt men aan Mevrouwe de Prinfesfe, eerde Douariere van Oranje en Nasfau, tot dien tyd toe, de Raads-bedellingen in de Steden, met den aankleeven van dien , opgedraagen ( f ), men berustte in die Schikkingen, zonder eenige gedagten, dat 'er indragt op zou gemaakt worden. Dan een der Volmagten in de Kamer van 't Kwar. tier der Zevenwouden , bragt den vierden van Lentemaand eenige ftukken te. berde, die ongelegenheden zouden kunnen baaren, indien men langer verwylde met die MeerderjaarigVerklaaring, en delde voor, het daar omtrent bedootene in te trekken, en den eerst volgenden Jaardag, wanneer zy- (* ) Hi/leriseb Verbaal van bet voorgevallene in de berugte zaak van Ds. de cock. Te Gron by de \Ved. span dau. Nederl. Jaarb. 1766. bl. 3^7 tot 784 f226. (t) Zie het XXII D. onzer Vaderl. Hijl. bl. 20a. Ea hier boven bl. 26.  HISTORIE. 3*5 zyne Hoogheid in zyn Achttiende Jaar zou lxxxviii treeden, te bepaalen tot het Tydperk zyner boek. Meerderjaarigheid ; zich verzekerd hou dende dat de drie andere Kwartieren, zort- 1765. der twyfel, zich by den Raaddag van deeze Kamer zouden voegen. Zy lieten 't hier niet by; maar begeerden, „ dat van dit „ Beduit aan de overige Bondgenooten „ kennis zou worden gegeeven, en dezel„ ven verzogt, om dit lodyk voorbeeld „ van Friesland te volgen, ten einde de „ Bondgenooten , allen onder één werk„ zaam'Hoofd verzameld, te beter in daat „ zouden zyn om zich tegen allen Bui„ tenlandsch geweld te befchermen: voor„ naamlyk , daar dit Hoofd een Vorst „ was, Wieijs Verdand en Bekwaamheden „ zyne Jaaren voorby vlogen, en wiens „ groote Talenten en Bekwaamheden reeds „ aan alle kanten , met zo veel luiders, ,, uitblonken." Op de omvraage over dit Voordel in Tegenver't Kwartier der Zevenwouden verklaarde de Meerderheid der Leden wel te mogen prjnfes lyden, dat het aan de Gecommitteerden nouariere in het Mindergetal werd medegedeeld , van Oranje en vervolgens in de drie andere Kwartie- en N«sJaUren gebragt, gelyk gefchiedde. Zodanig een dap kon niet verborgen blyven voor de oude Prinfesfe, die, deswegen hoogst verwonderd en misnoegd, de Gecommitteerden van 't Mindergetal ten Hove verzogt, aan welken zy hoofdzaaklyk te kennen gaf, „ dat het hun Ed. Mogenden „ niet vreemd zou voorkomen, dat zy, in „ haar  %66 VADËRLANDSCHE lxxxviii „ haar geWeeten overtuigd van de LandsB o e. K. „ moederlyke zorge , en hartlyke zugt, • „ met welke zy, geduurende eene zo lan- 1765. „ ge reeks van Jaaren, in alle gevals - ver„ wisfelingen , en wel voornaamlyk zints „ de Acte van Tutele^ de belangen des Ge,, wests, hadt in agt genomen, verklaarde „ ten uiterden verbaasd gedaan te hebben, ,, over het onverwagte Voordel, in 't „ Kwartier der Zevenwouden gedaan , en door de Meerderheid van 't zelve om„ helsd, om de Meerderjaarig Verklaaring ,, van zyne Hoogheid één Jaar te vervroe„ gen, zonder haar des vooraf eenige opc„ ning te geeven, of het gevoelen van ,, den Erfdadhouder in te neemen. — Zy „ hadt daarom niet kunnen afzyn haaren Kleinzoon terdond kennis te geeven vnn „ deeze byzondere dappen des Kwartiers ,, van Zevenwouden, en te verzoeken Hoogst,, deszelfs meening' daar op te mogen „ verdaan; en kon zy, den inhoud van't ,, antwoord des Stadhouders mededeelen„ de, verzekeren, dat zyne Hoogheid „ zeer misnoegd was over het Voordel, „ door het Kwartier der Zevenwouden ge„ daan, en 't zelve aanmerkte als zeer ge,, vaarlyk, zo voor den Staat, als voor „ Hoogstdeszelfs Perfoon , en zeer hooj, nend voor Haare Hoogheid, weshalven „ de Prins verzogt dat Haare Hoogheid „ wilde mede werken, ten einde dit „ Voordel by de Staaten niet mogt wor,, den vastgedeld; waar' uit bleek dat }, de Stadhouder zich dipt dagt te houden „ aan  HISTORIE. 367 „ aan de genomene Beduiten omtrent het lxxxvhï ,' Stadhouderfchap, en zich, naast god, boek. „ op dezelven, gelyk ook op de Acte van . „ Tutele, als een vast anker, verliet : ja 1765. „ zelfs voor zyne Vrienden niet kon hou„ den , die eenige veranderingen daar in „ voordelden, of het bedonden zulke ge„ wigtige Staatsbeduiten, met eenpaarig„ heid 'genomen , by meerderheid in één „ Kwartier te veranderen. Zy twyfelde, „ over zulks niet, of de Staaten zouden „ van gedagten weezen, dat het Kwartier „ van Zevenwouden behoorde voorgedeld „ te worden, om van het gedaane voor„ baarig Voordel af te zien, en 't zelve in „ te trekken ; en by aldien , dit onver„ hoopt mogt worden afgeweezen, dat „ dan de Staaten der andere Kwartieren „ niet zouden goedvinden , tot hetzelve „ toe te treeden , maar 't zelve te eene„ maal te verwerpen." Het verzoek der Vordinne om den Staa- ^ra™ee* ten het Gefchrift, welks inhoud wy mede-verzorJtdït deelden, over te leveren, werd volbragt,Voorliet en gaven zy teffens berigt van hun weder- in te trekvaaren ten Hove. De Kwartieren van Ooj-ke"tergo, Wejlergo , en de Steden , gevoelig aangedaan over de zorge, yver en waakzaamheid van haare Hoogheid , verklaarden verwonderd te zyn, zo over het Voordel zelve, als dat het, by de Meerderheid van het Kwartier der Zevenwouden, ter overweeging van de andere Kwartieren gebragt was, zonder te vooren, omtrent eene zaak van die aangelegenheid, het ge- voe-  36-8 VADERLANDSCHE lxxxviii voelen van den Prins Erfftadhouder , en boek. van de Prinfesfe Douariere gevraagd te hebben: dat zy het Voordel aanzagen als 1765. drekkende om 's Lands bepaalde Beduiten te verbreeken, en der Vorftinne, die het zeker niet verdiende, dat men zich van haar zogt te ontdoen , een Regt te ontnecmen, haar, naa ryp overleg en met éénpaarigheid van Hemmen , by £et Reglement van Voogdyfchap opgedraagen; waarom het Kwartier der Zevenwouden verzogt werd, het zelve, als onaanneemelyk, en beledigend voor de beide hooge Perfonaadien, weder in te trekken. 't Wordt Zeer donden de Volmagten van dat ais nooit Kwartier verdeld, daar het zo wydmogelyk a.iSe" buiten de gisfing dier Voorbaarigen liep. merkt". Op het duk geraadpleegd hebbende, bragtenzy, als hun Kamer-advys, by dezelve Meerderheid als vooren genomen, in, dat één der Leden het bekende Voordel gedaan hebbende, de Meerderheid, op gedaane Omvraage , alleen verklaard hadt, wel te mogen Iyden dat het aan het Mindergetal werd mede gedeeld, en verder in de Kwartieren gebragt, zonder dat 'er iets meerder gedaan, of eenig verder Beduit daaromtrent genomen , veel min 't zelve te boek gefteld was, dan dat dit fchriftlyk Opftel zo eenvoudig aan de beide Heeren van het Mindcrtal, ten einde daar op te overleggen, was mede gegeeven, betuigende alle de Leden van het Kwartier, dat zy niet het minde van dat Voordel geweeten hadden, eer 't zelve, op 't alleronver- wagtst,  HISTORIE. 3^9 waotst, in hnnne Vergaderinge gedaan lxxxviii \vê. Dat het Kwartier, thans verdaande boek. de welmeeningen van hunne doorlugtige —— Hoogheden , om zich dipt te houden by 1765. het Reglement van Voogdyfchap, daar m ten vollen berude, en het Voordel aanmerkte als nooit gedaan. Voorts namen zy op zich den Stadhouder te fchryven, en der Vordinne voldoening te geeven. De Gecommitteerden in 't Mindergetal deeden haar de weete van 't bedootene , waar in zy volkomen genoegen nam (*). . £ ' Deeze Vordinne , wier beledigde Eer M«1 a dus herdeld was , beleefde het verlangde tydperk niet, waar in zy haaren Kleinzoon Haar chaden Ouderdom mogt zien bereiken, op racter. welken zy het gedeelte der Regeeringe van Friesland,- in hooggeklomme Jaaren, op zich genomen, volgens de gemaakte endoor haar daande gehoudene fchikking, aandien Prins kon afftaan. Eene verzwakking van Leevenskragten, 't gevolg van eenen aoogén ouderdom, deepte haar den negenden van Grasmaand, uit dit leeven, acht- enzeventig Jaaren bereikt hebbende. Haare -verdienden vorderen eene korte vermelding van haarPerfoon en Character. Maria • louisa was den achttienden van Sprokkelmaand van 't acht- en- tachtigst Jaar der vöorledene Eeuwe gefprooten uit carel, Landgraaf van Hcsfen- Casfei en Maria Amelia Dogter van jacob. Her- (*) Nedtrl. Jaarb. 17ÓS- bl- »59 XXIII. deel. Aa  37o VADERLANDSCHE l-xwcvm Hertog van Courland. Zy betoonde zich Eo iiK. eene waardige affiannneling dier Vorftinne, uitfteekende in Deugden, en van eenegade- 1765. looze Godsvrugt, haar vroegtydig Godsdienftig gedrag beantwoordde ten vollen aan de zorgvuldige opvoeding haar gefchonken. Haare fchoonheid en bevalligheid van lichaam, gepaard met verftand, geest, en deugd, trokken't oog en't hart van jan willem friso, éénige Zoon van Frieslands Erfftadhouder Hendrik casimir: hy bewoog haar af te zien van het eens opgevatte oogmerk om in den ongehuwden ftaat haare dagen te flyten , op raad haarer Ouderen tradt zy met hem in 't Huwelyk, welhaast gezegend met eene Vrouwlyke Spruite anna charlotta amelia. Haare Gemaal, die zyne vroege jeugd onder de wapenen van den Staat gedeeten, en reeds veel krygseere ingelegd hadt, werd haar ontrukt, by den overtocht na het Stryenfche Sas aan den Moer dyk, toen hy nauwlyks den ouderdom van vier- en- twintig Jaaren bereikt hadt. Zy verdroeg dien dag met Christlyke gelaatenheid, en werd zes weeken naa denzelven, Moeder van Prins wilhem carel hendrik friso, aan wiens opvoeding zy niets fpaarde. Wanneer zy deezen tot Stadhouder Capitein Generaal en Admiraal over Gelderland , Friesland en Groningen gehuldigd zag, begeerde zy niets meer dan haare overige leevensdagen , in ftilte , en van wereldfche bedommeringen ontdaagen, door te  HISTORIÉ. s.7i té brengen. Om den daatlykén ömfiag des Lxxxviii Hofs te. vlieden, dichtte zy een afzonder- boek. lyk Gebouw voor zichzelven , tot haaren ■ - dood, door haar bewoond; de Lusttuin 1765; Marienburg, even buiten Leeuwaarden aangelegd, verfchafte haar eëne meest geliefde uitlpanning. Den tyd wydde zy grootendeels den Godsdienst, dieingeeneblóötebefpiegeling' bedondt, maat irt verrigtingen, welke tot openbaare blykert ftrekten van de Godvrugtige aandoeningen haarS Gemoeds, in daaden van Regtvaardigheid en Liefde ; Weldaadigheid dak onder haare Deugden uit en maakte haar den Wellust des Volks. Hoe veel deels zy nam, in de Verheffing van haaren éénigen Zoon, in deh bloey Van zyn Huis, als mede in de fmertlyke lotgevallen, welke 't zelve troffen, heeft ons Gefchiedblad genoegzaam aangeweezen. Staaten van Friesland mogteh, in hun Brief van Rouwbeklag aan den Erfdadhouder , van zyne Grootmoeder, zonder grootfpraak, dit getuigenis geeven, „ dat ,, zy een allcrgczegendst middel in góds hand geweest was, om den welvaart des „ Landfchaps, met den üiterden yvér; .„ daadlyk te bevorderen, op eene Zo miri■j,, zaame en vriendlyke wyze, dat zy de „ Liefde en Hoogagting van Regenten. ,, en Ingezetenen, van. allerleien Staat\ ,, voor lange Jaaren vericreegen, tot den „ einde toe volkomen behouden hadt." Höogstdaatlyk was de Uitvaard deezer Prinfesfe, wanneer zy, den dertienden van Zomermaand, 'in de Groote Kerk van FriesAi a iündi  37a VADERLANDSCHE lxxxviiilands Hoofd- en Hofdad werd bygezet. n o ek. De beide sciiraders, Vader en Zoon, _—,— die het hadt mogen gebeuren, de uitmun1765. tende Deugden deezer Vordinne van naby te befchouvven , vereerden haare naagedagtenisfe; de eerde als oudde Predikant van Leeuwaarden, door eene Lykredcn daags naa den Uitvaard in de Groote Kerk te houden, de ander, als Hoogleeraar in de Gefchiedkunde , en Welfprekenheid , door een keurlyken Lykzang, in de Aca■demie Kerk te Franeker, eenige dagen laater, uittefpreeken. Eene kundige Rouwgedenkpenning, drekte desgelyks om haare Gedagtenis der vergetelheid te ontrukken (*). De Prinfes Hoe zeer de Meerderjaarigheid des Erfvan Nasfau dadhouders naderde, en eenigen in FriesTnvaarf landi geIvk wv gezien hebben, die wilden de" Magt- vervroegen-, hieldt men zich zonder bedenftraatsbe- ken, aan de Schikking op de Voogdyfchap ftelling in gemaakt, ingevolge waar van Prinfes c aSteden; rolina, vóór haars Broeders Meerderjaarigheid achttien Jaaren bereikt hebbende, by adyvigheid haarer Grootmoeder, de Magidraatsbedellingen in de Friefchs Steden moest worden opgedraagen (f). De Prinfes van Nasfau Weilburg aanvaardde de haar toegefchikte nu aangebodene Op- vol- (♦) Afkamt, Godvrugtig Leeven en Zalige Deed Van maria louisa, te Leeuwaarden by h. a. de ch al mot. (f) Zie onze Vaderl. Hift. XXIT D. bi. 203. Ww& ~ fi ^ -7 :'~f<~ K    HISTORIE. 373. volging haarer Grootmoeder in dit duk, lxxxviii tot "dat haar Broeder, den nu kort aandaan- boek. den Ouderdom, om in zyne Waardigheden te treeden, zou bereikt hebben (*). 1765. De Magidraat te Bommel, naa het over- Gefchil lyden eens Schepens en Raads dier Stad, -j"5^" voorziende dat, wanneer zy de Gilden de ^aat a&~ keuze lieten in 't benoemen eens Beklee- Gilden te ders dier opengevallene Regentsplaatze, Bommel. die benoeming zou vallen op een Perfoon hun onaangenaam, hadden de Gilden zoeken te beweegen, om met deeze vervulling te wagten tot dat zyne Hoogheid, in het naastvolgend Jaar , zyne Meerderjaarigheid bereikte, en daar door een blyk te geeven van de gereedheid der Magidraat en Burgerye, om, naar diens verkiezinge, een Regent te ontvangen. Alle de Gilden, dat der Zakkendraageren alleen uitgezonderd, leenden geen oor aan dien ' voordag , en verzogten , overeenkomdig met het bezwooren Reglement van Voogdyfehap, daande de Minderjaarigheid des Erfdadhouders , te mogen blyven by de vrye Benoeming van eenen nieuwen Regent. De Magidraat gaf vryheid om de Gilden te mogen vergaderen , en, gelyk men het daar noemt, te plooijen; één der Verzoekeren tot dit voorregt, dien zy gaarne in de Regeeringe zagen noemden zy, den naam des anderen Verzoekers, dien (.*) Nederl. Jaarb. 176S. bi. 159. 252- 3Ö3« Aa 3  574 VADERLANDS C HE lxxxviii dien zy vreesden tot Mederegent te zullen bolk. krygen, verzwygende. Wanneer deeze laatlte het Befluit des Magiftraats hoorde 1765. voorlcezen, zonder melding van zyn naam, vroeg hy den voorzittenden Burgemeefter of het hem ook zou geoorlofd zyn te plooijeu? Dit werd toegedaan. By de opneeming der Hemmen bleek, dat de Heer, dien de Magiflraat liefst verwyderd zag, eene groote meerderheid van Hemmen hadt. De Magiflraat, dit ziende, werd te raade, overeenkomflig met een by haar genomen Befluit, van het voorgevallene aan de Staaten kennis te geeven. De Dekens der Gilden, bleeven niet ftilzittcn om het Regt der vrye verkiezinge der Burgerye, ofwel den Gilden, toebehoorende , te verdeedigen, en vorderden van de Magiftraat door aangeftelde Zaakbezorgers , de Staatspapieren betreklyk tot het verhandelde wegens verlaaten of opengevallene Magiftraatsplaatzen. Deeze vergunde zulks gedeeltlyk. Ten voor- Tegen den Voorjaars Landdag, in Grasde 'l der _ maand, maakten de ftrydende Partyen zich g^'vveezen!" gereea om voor de Staaten ieder haar regt ' te verdeedigen. De Magidraat ontvouwde in eenen Brieve haare gehoudene Handelwyze en beweerde derzelver- Regtmaatigheid; terwyl de Dekens der Gilden, in een Bctoogfchrift, het Regt eener vrye Verkiezing daande hielden. Twee wegen, om door vriendlyke uisiëhenfpraak het ver{chil te vereffenen, werden vr-ugtloos ingefJaagen : waar op Staaten van Gelderland. oor.-  HISTORIE. 5/5 oordeelden, dat de Perfoon, door de meer- lxxxviiï derheid van de demmen der Gilden gekoo- boek. zen, als wettig, volgens de vrye keur hun, geduurende des Stadhouders Minderjaarig- 1765. heid toekomende, moest worden aangemerkt (*). Weinig werks hadt het in , by Staaten Canunnik van Holland, een zwaarigheid uit den weg te UtreeLt te ruimen, die zich te Rotterdam op deedt 5e-*J,nfluit omtrent den Secretaris dier Stad Mr. d. r. rf/eTuit wykerheld bisdom. De Regee-om Lid te ring, ten oogmerk hebbende dien Heer voor w°rc|en te dellen tot Lid der Vergaderinge van hun "jj £""ot Ed. Groot Mogenden , vondt, daar hy Mogen. Canunnik van het Capittel van St. Pieter den. te Utrecht was, en overzulks aldaar in den Eed, zich verlegen met den Regel in den Jaare mdclviii op de Leden dier Vergaderinge gedeld, inhoudende, dat dezelve niet zullen mogen wezen in den Eed, Dienst of Tractament van iemand dan van hun Ed. Groot Mogenden zelve, van de Steden, op welker last zy ter Vergaderinge verfchynen, en van eenige Collcgien in Holland en Westfriesland. Zy gaf, by de voordragt deezer zwaarigheid, te kennen in 't zekere onderrigt te weezen, dat de Eed, dien de Canunniken vmSt.Pieterte Utrecht moeten afleggen , hun alleen verbondt tot bewaaring van de Goederen en Geregtigheden des Capittels; en begreep dat het oogmerk van het Reglement niet kon zyn uit de (*) Ntdtrl. Jwh. 1765. bl. 163. Aa 4  376 VADERLAND S C HE Lxxxviii de Vergadering de zodanigen uit te duiten , boek. die een Eed hadden moeten doen ter rigtige bcftuuringe en haudhaaving van Goederen 1765. bpiten Holland en Wesefiïesland gelegen; dewyl de ligging der Goederen,'tzy binnen, 't zy buiten dit Gewest, geene verandering kon maaken in de natuur der zaakc. Waar by nog kwam, dat, als men op de letter van het Reglement zag, de Canunniken eigenlyk niet gezegd kondep worden in den Eed van iemand huiten dit Gewest te zyn; maar wel gczamenlyk met de andere Leden van dat Capittel, den Eed te doen tot bevordering van hun algemeen belang. Zy delde, derhalvcn, voor, dat dewyl door Canunniken van andere Capittels te Utrecht, dezelfde of foortgelyke belofte, ■ pnder Eede gefchiedt, door hun Edele Groot Mogenden mogt verklaart worden, dat Canunniken van eenige Capittels in Utrecht, teffens Miniders zynde van een der Stemmende Steden in Holland, tot de Vergadering mogten worden p>ege- Jaaten. Alle de Leden, Rotterdam uitgedooten, deeze zaak overwogen hebbende, vonden goed de Canunniken van eenige Capittelen in Utrecht, die geen derkei- verband dan het gemelde vorderden , mits zy de andere vereischten in het Reglement bepaald bezaten , toelaatlyk in hunne hooge Vergadering te verklaaren (*> In (*) Refil. van Holl. 3 Aug. en jh Sept., r7(Jj.  HISTORIE. 377 , In den voorleden Jaare zagen de Ge- lxxxviij laftigden van Gelderland, Holland en Ut- boek. recht over de aangelegene zaak p j£ — vieren, een antwoord van de Kleeffche 17^ 5Krygs- en Domeinkamer te gemoete, in Klagten verlangen om dan in verdere mmlyke un- njngs ^ derhandelinge te treeden (*). Doch, wei Pruisjm verre dat aan deeze verwagting werd be- over het antwoord, hadt men het ontworpen Plan Kub.* den Koning van i>««V«« in zulk een üent tedng der voorgefteld, als behelsde 't zelve mets an- Roeren ders dan eene aaneenfchakeling van onbil-gemaakt. lYke vorderingen, en voor de Ingezetenen van de Landen zyner Majedeit nadeehge gevoelens. Het gevolg hier van was eene ïcherpe Verklaaring, den veertienden van Lentemaand, by hunne Hoog Mogenden, door den Pruisfifchen Afgezant thuleïueijer ingeleverd, waar in hy, onder eene menigte van klagten, aandrong op den gedaancn eisch, wegens de verhoogmg van den Millingfchen Zomerdam, of in plaats van dien, op de herdelling der koden, door den Kerkerdomfchen Dyk veroorzaakt en een fchadeloosdelling vorderde. By mangel van een behoorelyk antwoord, zou men%an de Pruisfifche zyde niet anders kunnen denken , dan dat de Staaten met meer wilden handelen overeenkomdig met het algemeen welzyn ; maar drydig met voorheen gemaakte Verdragen ten opzigte van de Waterwerken. Zyn Majedeit ver- wagt- (?) Zie hier boven, bi. 272Aa 5  378 VADERL AND S C HE cxxxvin wagtte eene vaardige en dellige verklaaring boek. over alles wat den Millingfchen Zomerdam betrof, en dit met te meer reden: dewyl 1765. hy, anderzins zich zou genoodzaakt zien om gebruik te maaken van de middelen, die de nood en behoudenis zyner Onderdaanen hem zouden voorfchryven (*). Door Hol- Terwyl dit Vertoog ter overweeginge land beant- in handen gedeld werd van de Geweden woord. jn (jeeze zaak- betrokken , waren Staaten van Holland, in de volgende Maand, reeds gereed met hun Antwoord en Beduit. Zy merkten op, dat de belangen van zyne Majedeit, ten opzigte van den Rhyn en deszelfs Takken, zo nauw vereenigd waren, met die van Gelderland, Holland, Utrecht en Overysfel, dat die Mogenheden, als 'er iets zou ondernomen worden tot verbeteringe dier Rivieren, of tot afwendinge van dreigende gevaaren, elkander nauwlyks konden misfen , als mede dat alles , wat tot heil dier vier Geweden werd ter hand eedaagen, mede tot voordeel der Kleeffche Landen drekte. Op dien grond waren de Onderhandelingen in den voorleden Jaare aangevangen, en hadt men van deeze zyde geen oogmerk altoos gebadt om de kosten grooten deels op de fchouderen van Kleefüand te fchuiven ; het overgeleverde Plan drekte om op eene vriendnabuurlyke wyze, in deeze zaak voort te gaan, en weinig hadt men gedagt dat dit Plan (*) Refol. Gen. Veneris 19 April 176S.  HISTOR IE. 379 Plan zyne Majedeit in 't ongunftigst licht lxxxviii zou zyn voorgedeld. Zy beweerden, boek. dat 'er geen oogmerk in 't minde geweest was om, tegen de natuurlyke billykheid en 1765. tegen de Regten by befcbaafde Volken heili o- in agtgenomen, op het GelderschGrondgebied iets te doen, 't welk de Kkeffche Ingezetenen kon benadeelen. Niets was 'er verrigt aan den Millingfchen Dam, ftrydig met voorgaande Verdragen. Men hadt , zo ras de tydsomdandigheden des Oorlogs het toelieten, onderdaan by die van de Kleeffche zyde, om, op billyke en voor de Onderdaancn zyner Majedeit geenzins ladige voorwaarden, toe te demmen jn 't herdyken van 's Gravenwaard. Alle handelingen weezen uit, dat de vier belanghebbende Nederlandfche Geweden, geenzins ten oogmerke hadden, de Dyken by Henven ten prooi te geeven aan de woede der Rivierwateren; de belangen van de Nederlanden waren te nauw verbonden met die van Kleefsland dan dat men by Henven iets zou onderneemen , 't welk aan de Kleeffche Regeering onaangenaam kon zyn, of iets nalaaten, dat tot voordeel van beider Grondgebied zou kunnen drekken. Zy preezen daarom nogmaals het ingeleverd Plan aan , als het éénig middel om de grootde bron des kwaads te doppen, en de heilzaame vrugten van die aangelegde Waterwerken te plukken. — En zou men, om te toonen hoe genegen men was om behoorlyk agt te daan op het voorgedraagene door 's Konings Staatsdienaar, de zaaken in  $8o VADERLAND SCHE txxxvin in dier voege kunnenfchikkcn, dat, 'sGraboek. vermaard herdykt wordende, buiten koden van de Kleeffche Regeeringe, van ter zyde 1765. eenige vergoeding werd gegeeven voor de fchade , zonder en tegen 't oogmerk der belanghebbende Geweden, door de verlaaging van den Millingfchen-Dam toege- bragt. Niets was 'er voor 't overige aan de Rivier, of derzelver Takken, gedaan , tot dremming der bevaarbaarheid drekkende (* ). Hunne Hoog Mo¬ genden over dit Beduit van Holland geraadpleegd hebbende, verzogten de Afgevaardigden van Gelderland, Utrecht en Overys/èl, die zich op dit Onderwerp nog niet verklaard hadden, zulks met den eerden te doen. Zeven Fre- Om de Algerynen, en andere Barbaargaitenter povers, in toom te houden, en bng der" het benadeelen van 's Lands Handeldryvende Onderzaaten te beletten, bezigde men beitemd. voorheen twee middelen; 't een bedondt in hun, door het zenden van ongewoone Gefchenken, te vrede te dellen en 't aanbelang van de Vriendfchap deezes Staats te doen ondervinden; het ander om, door 't vertoonen van 's Lands Vlag, en een. goed getal Oorlogfchcpen, hun met nar druk te doen bezeffen hoe zeer het hunne zaak was, deezen Staat te ontzien, en deszelfs Zeevaard ongemoeid te laaten, en dat zy hunne Rooveryen nietonge- draft * (») Refol. van Holl. 26 April 1765-  HISTORIE. 33i ftraft konden pleegen. Zints eeni- lxxxviii ge Jaaren, en wel naa het duiten van den boek. laatden Vrede met de Algerynen (*), was men van die oude handelwyze eenigzins 1765. afgeweeken, en hadt zich verbeeld, dat door de verbintenis tot het geeven van Jaarlykfche vastbepaalde Gefchenken, de Vrede en Vriendfchap met de Algerynen beftendig gemaakt, en de onkoden der Jaarfykfche Uitrudingen na de Middellandfche Zee daar door befpaard zouden kunnen worden. Dan de uitkomst was zo verre van aan de verwagting te beantwoorden, dat de ondervinding, integendeel, leeraarde, dat zy,hoc meer men bun beloofde, des te minder vergenoegd waren, en dat, naar maate men hunne begeertens inwilligde, zy telkens nieuwe eifchen en zelfs buitenfpoorige afvergingen deeden, die, genoegzaam by elke gelegenheid, vergezellende met bedreigingen van eene Vredebreuk , zo men aan hun verlangen niet ten vollen beantwoordde ; waar van de jongst ingekomene tydingen uit Algiers, met betrekking tot het geen aan den Conful ellinkh uy s en, en den Capitein vis, laatstlyk derwaard gezonden , was ontmoet, een derk en overtuigend bewys hadden uitgeleverd (i). De overweeging van de noodzaaklyk- heid (*) In den Jaare 1757. Zie het XXII D. o*zer Vaderl. Hifi. bl. 332. (f) Refol. van Holl. 31 Jan. 1765.  §8* V A D E R L A N D S C II E enz: Lxxxviii hcid om die van Algiers, door middelen boek. van klem, tot rede te brengen, deedt hun — Hoog Mogenden , beduiten voor dit Jaar, 1765. op voordragt van Holland, eene buitengewoone Uitrusting van zeven Fregatten na de Middellandfche Zee vast te dellen ; en de, bewilliging der Geweden op de daar toe gemaakte Petitie by de Geweden ten erndigde te verzoeken (*). Men zette dit der Zeevaard hoogstheilzaam plan met allen yver voort. Einde van he$ Drie - en - twintig/ie Deel. (•) Refol. van Holl, 15 Maart 20 April en 10 Mey 1765.  r