MjNI FE S T tegen feNcEland. Gedrrefteerd den 2. Meij 1796. Het tweede Jaar aer Ba* taaffche Vrijheid* £>ë nationaals vergadering, re p re s e nteerende het volk van nederland, D e Bataaffché Natie vindt zich èndermaal door hét Rijk van Groot - BrittaHnien onrechtvaardig aangevallen éh heeft de wapenen opgevat: — Dat verongelijkt, verdrukt, vertrapt, onder fchijn van vriendfehap gepïonderd Volk, door de vrijheid bezield en aangevuurd, en voor het eerst zedert zoo langen tijd adem haaiende, herneemt de oorfpronglijke veêrkragt van zijn braaf en dapper karadter, heft het hoofd moedig op en zal zich niet langer door nijdige nabuuren in zijnen welvaart laaten ondermijnen; het zal zich niet langer in het ftóf laaten v'ertreeden, en een fpeelbal zijn van eerlooze en heerschzuchtige Ëngelfche Staatsdienaars, die door den glans van geroofde fchatten het zich vrij waanend Ëngelfche Volk de oogen verblinden voor dc gruwelijke rampen, die zij Europa en het Menschdom.berokkerkl hebben; het zal zijne rechten verdedigen, zijne ohafhanglijkheid handhaven, en het Vaderland van deu gedreigden ondergang redden! Kan Europa nog twijfelen of de Bataaffché RèpiU bliek met recht het zwaard uit de fchede hebbe getoogen, of zij tot ccrie rechtvaardige zelfverdédigiHg genoodzaakt worde? Kan Europa nog twijfelen, O? Nederland door de verderflijke Staatkunde Van" dac  « 2 > zHfHe Ministerie op den rand zijns verderfs geweest zij? Kan Europa nog twijfelen, of het hervormd Bstaafsch Gemeenebest zal, met hulp van zijnen glorierijken Bondgenoot, de trotfche overheerfching van het Engelsch Kabinet krachtdaadig afweeren, en de zoo duur en zoo hachlijk verkrcegen vrijheid , zelfs ten kosten van alles wat het dierbaar is, bevestigen? Toen Engeland zijne Amerikaanfche Volkplantingen, door onderdrukking, tot eenen rechtvaardigen opHand gebragt hebbende , door krijgsgeweld zocht ten onder te brengen, en toen het vuur des oorlogs ook tot andere Rijken overfloeg, bevlijtigden zich de Staaten Generaal der Verëenigde Nederlanden om eene Hipte onzijdigheid in acht te neemen. Zij ftonden niet toe dat de Nederlandfchc Schepen andere Gocderen naar America vervoerden, dan die bij den uitdrukkelijken inhoud der Traétaaten voor vrije Goederen veiklaard waren; men droeg zorg de fterkfle precautiën te neemen, dat geene Oorlogsbehoeften naar de Americaanfche Volkplantingen vervoerd zouden worden , en dat er geen frauduleufcn handel met dezelve konde plaats hebben; precautiën, die onze eigen Commercie in de West-Indiën niet weinig belemmerden en benadeelden. Dan, weinig kon het Nederland basten, de Traftaatcn naauw in acht te neemen omtrent het geen daar bij verboden was; het Engelsch Ministerie, alleen zijne temporaire conveniëntie raadpleegende, betwist-ede het nog, het geen door die zelfde traétaaten was toegedaan; het wilde Nederland die voordeden van het Tradaat niet laaten genieten , dewelke Engeland in een diergelijk geval zelf genöoten had; maar, met fchending van het recht der Volkeren, eigende het die vrije Laadingen dooreen gedwongen koop de Kroon toe, en gebruikte de materiaalei» tea  < 3 > ten behoeve van 's Konings Marine; andere wierden door arbitraire vonnisfen van partijdige Gerichtshoven verbeurd verklaard. De Engclfche Cömmisfievaarers en gewapende Schepen, ziende dat hunr.e rooverijën gewettigd wierden , vermenigvuldigden hunne vexatien, en dagelijks wierden de Hollandfche Koopvaarders de üagtoffers van hunne baldadigheid; eindelijk rees de euvelmoed van het Biitsch Minilterie zoo hoog, dat het de vlag van den Staat niet fpaarde, maar een Convooi Hollandfche Schepen in de Havens van Engeland opbragt, de rijk gelaaden Bodems prijs verklaarde, en vervolgens ons neutraal territoir, zoo in als buiten Europa, onderftond te fchenden. Het eenigst hulpmiddel, dat, ter vermijding van deze ongehoorde onrechtvaardigheden, zonder openlijk met het Rijk van Groot - Brittannien te breekèn, bij de hand was, zou door Hun Hoog Mog. gë'arnpleéleerd zijn geworden: dit .middel béftond in, zo dra mogelijk, toe te treeden tot het Verbond der drie Noordfche Mogendheden, dat Haar? Rus Keizerlijke Majefteit beraamd had, en dat iTrekkeri moest om, zonder fchending der Traétaaten, de rechten der Neutraale Mogendheden, die omtrent alle Natiën min of meer door Engeland gefchonden wierden , gewapenderhand te befchermen: Hun Hoog Mog. zouden, zeggen wij, voorzekor tot dit Verbond zija Jtoege-. treeden, zo zij niet door de helllooze machinatien van het Engelsch Kabinet daarin waren verhinderd geworden. Dit was het fein voor Engeland om alle banden te verbreeken, brieven van Marqué en Reprcfailles tegens de Ingezetenen van Nederland en derzeiver goederen uit te vaardigen, en eenen openbaaren Oorlog tegens deezen Staat aan te vangen; da voorwcndzelen daar toe konden een Minifterie niet om-  4 4 > ontbreek^, voor welk alle middelen even goed rifnj he: was Hun Hoog Mog. center „iet rnoeijeHjk de onl g?grondhe,J van alle deszelfi pretenfe beL aren a n te oonen; doch wat ko.„.ZuIks bij een roofziek hardnekhg en onrechtvaardig Mininerie haaten, dat" het verlies z.jner Colonien op c=ncn vreedzaamen Bondgenoot wilde vernaaien, en met den buit, uit eenen onverhoedftn aanval gehaald, het gemor der En, Lcllche N^e ten minften voor een tijd,' wilde fusfen. Men hoorde ook wel dra dat de Nederlandfche ^epen die in verre afgelegen Zeeën voeren, op bij voorraad gegeeven ordres, do.or de Engelfche EsquJ dersen gewapende Vaartuigen wierden opgeligt, fchoon ^ zonder m kwaads te vermoeden, o.p de trouw der Iraftaaten voeren; men vernam hpe deerlijk men h^ Ei.and St. Euflatius geplonderd, en zich de eigendommen der bijzondere Kooplieden, die fchatten bedroc,en, had toegeëigend, terwijl de uit den öZ aan tWaarfc Renende rijk gelaaden bodems in het Canaal onverhoed, door kleine Vaartuigen overvallen eerden, d,e dezelve tot eene gemaklijke Prooij maakten. Door zulke laaghartige maaien, eener del' moeenge Nane onwaardig, ontëcrde het Britsch Mini. ftcne de vlag van zijnen Koning _ wam WM j, dic ™t,zf ^Vla-dy ro1 De Nederlandfche Republiek wierd dan eindeliik ^|Ovee,efchaden, gedwongen oP haare VerS to denken, haare rechten en onafhangiijkheid door dl Wnen te handhaven., en haa.en. koophandel en lat .ebez.tmge.te be-Urmen. En och of zij ^ €« Banjeren der Vrijheid geftreeden had! Hoe zou h ^gehch M niferie zich zijner vermetelheid W^T* vloed  < 5 > vloed hier te lande, het wist dat men den aanbouw ten Oorlog in de Republiek wel zou ftrcmmen; het wist dat het in Holland medehelpers zou vinden, die het onze Oorlogfchepen in de handen zouden fpee. len, en die de ontwikkeling onzer krachten zouden weeten voortekomen; het gevolg toonde wel dra dat het zich niet misreckend had; het dreef den fpot met onze magtelooze poogingen, die, eer zij ten uitvoer gebragt wierden , reeds door deszelfs aanhangelingen hier te Lande in haaren oorfprong waren verlamd; het kreeg door diezelfde aanhangelingen kennis van alles wat hier beraamd wierd; ja de ordres, door Hun Hoog Mog. ^ gegeeven tot eene vereeniging van een Nederlandsch Esquader met de Franfche Vloot, mogt men, dooiden invloed van den Stadhouder gefterkt, ftrafloos te leur Hellen. — Door zulk een verraad kon het Engelsch Miniilerie ligt voordeel in deezen Oorlog be-. haaien; — en dat noemde het Glorie! — maar toen eene Nederlandfche Vloot eene enkele reis, als bij toeval, in de gelegenheid kwam om haaren moed en haare dapperheid den vrijen teugel te vieren, toep deeden de Bataaffché Zeelieden, fchoon nog nieuwlingen in het ftrijden, zien dat zij van den moed hunner Voorvaderen niet ontaart waren, en het zuchtend Vaderland vond zijne Heieen weder; zij deeden de Engelfche Vloot met fchaamte en fc'nandc naar haare Havens terug keeren, zonder dat zij zelve een eenig Schip van de Koopvaarers, die onder hunne hefcherming waren, verloren hadden. Een Oorlog, aldus gevoerd, moest noodzaaklijk met een voor deezen Staat nadcelig vredes - verdrag eindigen. — In plaats van vergoeding te erlangen voor de onmeetlijke fchaden , zijnen Koophandel toegtfcragt, achtte men zich nog gelukkig, door dQ tijd:.;;; hujj»  < 6 > huln der Franfehe magt, welke de Engel fchen in Oost en West wist te fnuiken, niet meerder van zijne bezittingen verloorcn te hebben, en men was gedwongen het aangelegen Coraptoir van Negapatnam, cp de Kust van Coromandel, aan zijnen Vijand afteftaan, en de Britfche Schepen de vrije Navigatie door de Molukfche Eilanden te vergunnen, alfchoon men klaar kon Je vooraien, dat de vaart door deeze Zeeën niets öiinder dan eene geheclc ondermijning van onzen OostIndifchen Handel ton oogmerk had. Wij zullen niet omflandig fpreeken van het geen er in het vervolg van tijd gebeurde, toen de Bataaffché Natie, ziende dat haare belangen overal en altoos aan die van haare aloude mededingfler wierden opgeofferd, door die geenen zeiyen, die haare rechten beichermen moesten, eene grondwettige herftelBng van haare Regeeringsvorm had voorgenomen; wij zullen niet in het breede ophaalen hoe Engeland, weetende dat de fnuiking en vermindering van den bnitenrpoörigen geurfurpcerden invloed en magt van den Stadhouder, ook zijnen invloed in dit Gemeenebest verminderen zoude, toen deze Gewesten door vreemde Krijgsbenden overweldigd , en er de fpoorlooste ongeregeldheden , plonderingen en dwang gepleegd wierden; hoe, zorgen wij, het Engelsch Miniflerie wel verre van voor het Nederlandfche Volk te inter' eedeeren, of het te hulp te komen; deeze verwoesting en onde; drukking met een kwaadaartig genoegen befrhouwdc, en, toen het volbragt was, het 'iijftema van geweld en overheerfching, dat er de vrucht van was, op eene plechtige wijze hielp guarandceren. Toen de Pranfche Natie, de ondraaglijke tijrannij fearer Koningen moede, het juk affchuddedc, en zich m een vrij Oomecnebest verhief, dacht het Biitsch. Mi-  ♦C 7 > Minifterie geen beter gelegenheid te kunnen vinden om een gedeelte van dat fchoon Rijk uftcfcheuren. Het voegde zich dan bij het Verbond door de Duitfche Vorsten, op den 17 Augustus 1791 te Pdn tz geflooten. De Franfehe Republiek, wel weetende dat het Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden door Engeland zoude genoodzaakt worden aandeel aan deezen tegens de vrijheid berokkenden krijg te neemen, verklaarde het Britsch Minifterie en deszelfs Afhangling, den Stadhouder der zeven Vereenigde Provintien, Willem F., en zijnen Aanhangelingen den Oorlog. Dus wierd de Bataaffché Natie al wederom door haare ondergefchiktheid aan dat zelfde Minifterie, tegens dank, in deezen Moedigen Oorlog gefloept; haare fchatten wierden gefpild, alle haare Arfenaalen bijkans geledigd, om de buitenfpoorige ontwerpen van Pin en zijnen Aanhang te dienen. Men zond Engelfche Hulpbenden in deeze Republiek, en toen eene nederlaag, die een gedeelte van de Franfehe Armée aan de Maas ondergong, een kortftondig voordeel gegeeven had, noodzaakte men het Leger van den Staat mede over cle Grenzen te trekken, die van Frankrijk te overfchrijden, en dus in dat Land eenen offenfiven Oorlog te voeren. Doch wel dra iloegen de zegenvierende Franfchen aan alle kanten hunne Vijanden terug, en de Engelfche en Staatfche Legers wecken van dag tot dag naar onze Frontieren; de Republiek geraakte op den oever van haaren ondergang, dewijl het zich liet aanzien dat 't Oorlogs-Toneel in het hart van derzclver beste Provintien zoude verplaatst worden, en men het geheel Land onder water zoude zetten; nimmer ftond Nederland zoo veeg zedert den Spaanfchen Oorlog; dan uit deezen nood rees des. gedfs verlosfing. De Voorzienigheid verijdelde de heil- loo-  < B > looze raadflagen van deszelfs Vijanden, die deeze Republiek eerder wilden vernielen dan haar vrij te laaten worden. Toen de Rivieren door de vorst eenen overtogt toelieten, dreeven de dappere Franfehe Troupen de Engelfche benden zoo fnel voor zich heenen, dat zij geen tijd hadden om hun helsch ontwerp ten uitvoer te brengen ; zij vlugteden , maar tcekenden hunnen weg met de fpooren van brandftiebting en plondering; niets dan hunne overhaaste en fnellen aftogc reddede de Republiek van eene totaale verwoesting. Men zag weldra het ongewoon fchouwfpel van Burgers van alle partijen hunne armen naar de Overwinnaars, als naar hunne eenigfte Verlosfers, uittrekkende; men zag Bondgenootfchappelijke Troupen pionderen en verwoesten, en zij, die men Vijanden heette, de alfem.e;-,e en bijzondere Eigendommen eerbiedigen. Aldus wierd Nederland van zijne gevaariijkfte Vijanden verlost: de Stadhouder verliet laaghartig zijn Vaderland en zijne. Vrienden , en zocht eene fchuilplaats bij den Engelfchen Koning: de Standaard der Vrijheid wierd hier alom geplant, terwijl hec Bataaffché Volk door de Franfehe Republiek tot een vrij Volk verklaard en in zijne oorfprong'ijke rechten herfteld wierd. Het Britsen Minifterie, woedend dat deeze Republiek nog aanwezig, en echter niet in zijne magt was, trachtede haar ten minflen op eene andere wijze te bederven door derzclver aanzienlijken koophandel geheel te ruïnceren. Meer dan honderd meest rijk geladen Schepen, die, het zij om tegenwind, hetzij uit voorzorg, de wijk in Engelfche Havens genomen hadden, benevens verfcheiden Nederlandfche Oorlogfchepen wierden onder embargo gelegd, onder voorwend,- m  < 9 > fel dat zij niet in handen der Franfchen zouden vallen. Hun Hoog Mog. zonden wel Commisfarisfen naar Londen, om dezelve te reclameeren, die met de bondigfte bewijzen aantoonden, dat de Nederlandfche Republiek, na de plechtige Vrijverklaaring, niet meer onder het gebied van Vrankrijk Hond, en dat net zich jegens de Bataaffché Natie als jegens een onafhanglijk Volk gedroeg; dat de Nederlandfche Kooplieden het niet waagen zouden hunne Schepen in de Havenen der Republiek te laaten binnen komen, als het zoude zijn om die aan de Franfchen over te leveren ; doch het Engelsch Minifterie had reeds dan beflooten zich deezen roof ook wederom toe te eigenen; en, om dien buit nog te vergrooten, zond het allerwegen valfche berichten van den ftaat der zaaken biet te Lande uit, om de in Zee zijnde Nederlandfche Koop. vaardij - Schepen insgelijks in hunne Havens te lokken; naderhand wierd het recht der volkeren geheel door hen gefchonden, en alle Nederlandfche Schepen, welken Zijne Majefteït de Koning van Groot-Brittannien zijne hooge proteclie verleend had, met verkragring van het Tractaat van Breda, trouwlooslijk voor goeden prijs verklaard. Doch het geen het zegel drukt op de daaden van vijandfehap en kwaade trouw, door het tegenswoordia Britsch Minifterie tegens deeze Republiek gepleegd, is de vcrraaderlijke wijze, waar op het getracht heeft zich van haare Coloniën meester te maaken. Ten dien einde zond het Brieven, door den Prins van Oranje onderteekend en gedagteekend te Kew den 7 Februarij 1795, naar verfcheiden Nederlandfche Coloniën in de WestIndien, en naar de Kaap de Goede Hoop af, waar in deeze trouwlooze gewezen Minifter en Opperbevelhebber van deezen Staat, na alle zijne charges verhaten te  «C 10 > te hebben, op zijn eigen gezag de respeeTive 'Gouverneurs ordonneerde de Coloniën van den Staat onder prote&k van de Engelfche wapenen te [tellen; dat is, in de gevvoone listige taal van het Engelsch Minifterie, die aan Engeland over te geeven. Schoon nu deeze verraaderlijke trek in de meeste Coloniën mislukt is, door de getrouwheid van derzei ver Landvoogden, die de list gcmaklijk gewaar wierden, heeft zulks echter niet kunnen beletten dat de Kaap de Goede Hoop in de handen der Engelfcben is gevallen, en verfcheiden gewigtige bezittingen van deezen Staat in de Oost-Indien het zelfde lot hebben moeten ondergaan. Terwijl dit alles gebeurde, was het Britsch Minifterie bedacht, om dit vrij Gemecnebest ook te Land aan te vallen, en daartoe die Militairen te gebruiken, die, meer aan den Prins van Oranje dan aan hun Vaderland verkleefd, op de verleidende beloften van Engeland , uitgeweeken waren. Deeze overloopers wierden niet alleen in de Duitfche Staaten van zijne Brittannifche Majcfteit wel ontfangen, maar zelfs door Engeland bezoldigd, en indien men zijn oogmerk hadde kunnen bereiken om het grootfte gedeelte van het Leger der Republiek te deen overloopen, lijdt het geen twijfel of zij zouden onder Engelfche Bevelhebbers tegens hun Vaderland z'jn aangevoerd, om, ware het mogelijk geweest, alhier de toneelen van 1787. te vernieuwen , en, gelijk in de Vendée, eenen verderf]ijkea Burger-Oorlog te ftichten , en de Bataaffché Repui bliek dus door inwendige beroeringen te verfcheuren. Wat wonder dat het thans vrij Bataaffché Volk zich tegens zo veele en zulke ongehoorde beledigingen en misbar delingen zocht te fterken door eene naauwe verbindtcnis met eene Rept bliek, die het uit de klaauwen van zijnen vijand gered had. Daar wierd dan op dea  < II > den zestienden Meij 1795. een Tracb.at van Vrede en Alliantie tusféhen de twee vrije Gemcenebesten, de Franfehe en Bataafiche, in den Ilage geflooten en geteekend, en dus dat Verbond van onderlinge befcherming gecimenteerd, waar door de vrije Nederlandfche Natie, met de hulp van eenen magtigen Nabuur gefterkt, en door geenen invloed van een Buitenlandsch Minifterie de handen gebonden wordende, in ftaat zal zijn in het toekomende haare krachten.tegens haare aanvallers te werk te ftellen en hen met gelijke munt te betaalen. liet heeft,, eindelijk, na het pleegen van zo veele vijandelijkheden , Zijne, Majefteit den Koning van Groot-Brittanniën goed gedacht door zijnen Staatsraad op den 19. September 1795. een Manifest van Oor* log tegens deeze Republiek uittevaardigen,"doch waarin geen één éénig feit van bezwaar tegens dezelve wordt aangevoerd. Het is waar, Zijne Majefteit zegg daarin, dat er onlangs in de Vereenigde Provintien ver~ fcheiden hoonende daaden zijn gepleegd, /frijdig tegen» de eer van de Kroon van Zijne Majefteit, en de wettige, rechten van deszeifs Onderdaanen, en dat de Oorlogfche+ pen, uit de Havens der Vereenigde Nederlanden uitgeloot pen, ordres bekomen hadden, om alle Engelfche Vaartuigen te neemen en te vernielen. De daaden, ftrijdig tegens de eer van Zijner Majefteits Kroon, in Nederland gepleegd, rijn de daaden van zijner Majefteits eigen Legerbenden, en de Engelfche Natie zal ongetwijffeld derzelver bewerkers vroeg of laat ftrafFen. En wat de ordres belangt, die aan de Nederlandfche Oorlogfchèpen gegeeven zijn, om geweld met geweld te keeren. Zou dan de vrijë Republiek, zo deerlijk mishandeld, zich geene verdediging veroorloofd hebben? Zijne Majefteit was vergeeten dat Nederland niet meer on-  < 11 > ohdereenen Stadhouder bukt, en dat Zijnel- MajelWts Minifterie allen invloed in de vrijë Bataaffché Repttf bliek (zo wij tot welzijn van 't Vaderland hoopen) voor eeuwig verlooren heeft. Het is dan met vertrouwen op die vaderlandsliefde energie en heldenmoed, welke de vrijheid alleen eene lang getergde en onderdrukte Natie kan inboezemen dat het vrij Bataaffché Volk, door zijne wettige Vertegenwoordigers, in het aanzien van Europa,' pfegtfg verklaart: dat het, door de fnoodfte en tergendfte&mishandelingen van het nabuurig rijk van Groot-Brittannien tot zijne verdediging gedrongen, alle aanvallen op zijne vrijheid, onafhanglijkheid, wettige rechten en bezittingen zal afweeren, en alle middelen , welke in zijn vermogen zijn, gebruiken, ten einde voldoening en vergoeding te erlangen voor de onafmeetbaare nadeelen, aan hetzelve door eenen trouwloozen Bondgenoot toegebragt, in het volle vertrouwen dat de Godlijke Voorzienigheid, die dit Land zo wonderdadig voor eenen totaalen ondergang behoed heeft, zijne wapenen zal zegenen en niet dulden dat geweld en overheerfching immer wéér op zijnen vrijen grond hunnen fchroomlijken zetel vestigen. • Gegeeven in den Hage den 2. Meij 1796. Het tweede Jaar der Bataaffché Vrijheid.