D E GOEDE MOEDEB GOEDE MOEDEER TOONEELSPEL; UIT HET FRANSCH VAN DEN RIDDER, DE FLORIAN, VERTAALD, DOOR, LIEVE VAN OLLEFEN. Te AMSTELDA 31, By, CES AR NOËL GUERIN: MDCCLXXXV.   O P D R A G T v a n d a n ridder, DE F L O R I A N; A A N HAARE DOORLUCHTIGE HOOGHEID. mevrouw E, DE HERTOGIN NE VAN CHARTRES. Ik zwoer re«ls duizendmaal Thalia te bcgeeves, En echter bied ik u thans een Tooneelfpd aanl U, die altoos getrouw heb; aan uw' eed voldaan ! Maar 't geen my vryplek is het geen Ik heb gefchreevem * 3  O P D R A G T. de goede moeder! ja, zy worde u toege wyd Die zoete naam zal elk , vooral uw kroost, doen denken, Dat gy my niet alleen' uw hulp hebt willen fchenken, Maar zelfs dat gy daarvan de Dichteresfe zyt.  VOORREDE. ^jy die dit behaagelyke Tooneelflukje in V oorfpronglyks Fr arisch geleczen hebben, zullen bevinden dat in het cbaraher van Lubin, eenige verandering gemaakt is ; wy oordeelden , onder verbetering , dat hy te zotlyk eenvoudig was, om aan eene vrouw, zo fchrander ah Machurïne, tot zo verre te behaagen , ah hy waarlyk behaagt ; ook, dat hy niet overal in het Stukje zig zeiven gelyk was ; dit hebben wy trachten wegteneemen , en laaten den kundigen leezer, ter onzer leer Inge, gaarne oordeeien, of wy daarin geflaagd zyn, en iets tot verbetering, van dit Tooneelflukje, dat zynen maaker eer aandoet, ten wege gebragt hebben.  PERSOONA ADJE N. MATHürine, Bewoonfl^ ccnerpachthoeve. lochtte, Dochter van Mtu hurine. Lübin, Minnaar van Lucetts. du val, Neef van den BaiJluw. Een notaris. Een knecht van Mathuii . Het Tooneel is op de Paxhlhom van Mathurine.  DE GOEDE MOEDER: TOONEELSPEL. EERSTE TOONEEL. lcbin, mathorjnï: zamen wandelende. l ub in. En twyfelt gy aan myn verdriet! mathurine. Ja waarlyk, ik geloof u niet. lubin. Wie zou 't ook immer durven denkenj De heiligde eeden dus te krenken, _ Daar men zig niet gedwarsboomd ziet! Want immers had ge uw woord gegeeven, Dat wy in 't huwlyk zouden leeven? Hoe kan het waar zyn, door een vrouw Als gy, van jongs af opgetoogen; Uw eigen kind, en ongetrouw! mathurine. Maar heeft Lubin zig niet bedroogen? lu bin. Ik moest reeds langen tyd geweld doen op myneoogen, A  a DE GOEDE MOEDER: Wilde ik geen blyken zien der onftandvastigheid Die my het wreedfte lot bereidt. De liefde, zegt men,houd geen week lang zig verborgen, Maar die van daag niet meer bemint, Toont zulks gewis airede op morgen; Is dat niet waar? MA TH URINE. ó Ja, volkomen waar myn vrind; En 't zal my fmarten zo ik inderdaad bevindt, Dat gy u niet bedroogt: u voor myn'zoon te ontvangen, Was altoos myn verlangen. Ik heb uw' vader 't eerst getrouwe hulp geboón, Toen hy dit oord verkoos ter woon'; Ik zag door mynen raad, die nooit werd afgeflaagen , Zyn hoeve welig vruchten draagen; 'k Werd met uw moeder door den fterkften band vereend: Lubin, wanneer men zamen weent, Gedrukt wordt door dezelfde fmarten, Vereenigen de harten Zig, als de traauen die men ftort: Een voorfpoedsvriendwyktafalsmen rampzalig wordt: De dood ontrukte onze echtgenooten, Byna ten zelfden tyde, aan onze oprechte min: Lucette is 't eenigst kind uit mynen echt gefprooten ; Gy 't eenigst kind van myn vriendin: Uw deugd, Lubin, en fraaie zeden,  TOONEELSPEL. 3 Ik heb het meer dan ééns beleeden, Behaagden my terftond; Ik zag dat ook Lucett' behaagen daarin vond: Uw beider afkomst, ftaat, uw aart genegenheden, 't Sprak alles voor een echtverbond Dat uwe moeders vreugd zou geeven; Want moeders vinden vreugd in 't leven, Wanneer haar kindren, wèl gepaard, Een hemel vinden op deeze aard': Nu > oordeel wat myn hart zou drukken , Zo ik myn oogmerk zag mislukken. iülilN. Bereid uw hart daartoe; want nooit fmaakt gy dat zoet; Het gaat my aan de ziel dat ik het zeggen moet. MAT H URINE. Maar zoudt ge u wel met reden kwellen? Want de ondervinding leert, Lubin, Dat minnaars als de kindren zyn, Die om een fchaduw zig ontftellen: Gy zyt verliefd. LUBIN. Geloof het vry, Ik ben verlaaten, en dat my, Nog wel het felfte treft, Lucette is my ontnomen, Door Duval, onlangs uit Parys op't land gekomen; De neef van den Bailluw; ik meen dien zot, die hier Begekt wordt om zyn aapenzwier; A 2  4 DE GOEDE MOEDER, Zyn air, dat duidelyk alle onbefchoftheid tekent _ De boeren hebben uitgerekend, Dat hy geen zestig ponden haalt: Nu , findsdat maagrefpook hier in den omtrek dwaalt, Heeft myn Lucette my verlaatcn: Ik zie hen eeuwig zamen praaten: Zy leert de dreunen die hy zingt, En ligt' dat ze in het kort ook wel zyn fprongen fpringt: Hoe zot en laf hy ook moog' fnateren, AH' wat hy babbelt doet haar fchateren: Voorleden zondag danften wy; Maar zy met hem ; ik zag dat hy Haar wèl beviel; terwyl ik weende , En achter onzen muzykanc My hield verfchoolen; want ik meende, Dat, als Mynheer de kwant Myn traanen zag, hy nog myn droefheid zou begekken: Toen de avond viel hoopte ik de fchim zou nu vertrekken ; Maar ja, hy fpeelde heerlyk meê; 't Was blindemannetje, en, tot overmaat van wee, Was ik de blindeman, en ben dien ook gebleeven Den gantlchen avond door; ik kon geen tikjes geeven ; Maar hoorde duidelyk de pret, Het fpotten met Lubin,van Duval en Lucett'; En wat zou 't zyn geweest had ik het haar verweeten? Zy had my wis nog valsch geheeten;  TOONEELSPEl' 5 Schoon ik den doek niet had geligt; Maar die verhaten is, is gautsch en gaar gezicht. M ATHURINE. Dat alles kan misleiden nog wel verbeelding weezen: In plaats dat ge op Lucette knort, Moet se u gelaaten als van dien kant niet te vreezen Maar maak dat gy nog meer dan ooit bevallig wordt. LUBIN. Myn God! kunt gy van knorren fpreeken I Ik ffaf zelfs nooit het minfte teken Van ontevredenheid. Als ik eens traanen ftort, Gevoel ik ze onvoorziens ontfpringen; En pynlyk moet ik my bedwingen Wanneer ik merk dat zy my ziet: Ik wil niet lastig zyn, zelfs door myn droefheid niet: Geloof dat wy nooit zamen knorden: En wat betreft om nog bevalliger te worden, Dat is onmogelyk; ik fchik my daaglyks op , Zo netjes als een pop; Myn zondagspak is door de liefde reeds verfieeten; Ik durf byna niet eeten, Om ook wat dun te zyn; doe alles wat ik kan, Maar ben een boer, en draag geen catogan Als Duval; kan als hy niet fluiten: Wel honderd dreunen kan hy op zyn duim van buiten $ 3  6 DE GOEDE MOEDER, Hy heeft ze te Parys geleerd; En op het oogenblik heeft hy ze ook omgekeerd Dat ze op Lucette pasfen: Zo kan men ligt' verrasfen: Ik heb nog gistren geprobeerd Om ook een liedje zaamteftelien, Maar durf u naauwelyks vertellen Dat ik den gantfchen dag aan 't rymen heb befleed, En 'savonds laat had ik dit weinigje gefchreeven: Ik bemin Lucette voorwaar ah myn eigen leven; Zie, dat's ook alles wat ik weet: Maar wie zou haar dat durven geeven? MA TH URINE. Gy hebt my recht bedroefd Lubin Die Duval moet de man van myn Lucett' niet zyn. lubin. Zo heb ik 't ook gevonden. MATHURiNE. Hy is bedorven te Parys; Daar fielt men op de deugd geen prys. ldeib. Daar leeft men vreeslyk ongebonden. MATHURINE. En ondertusfchen is hy aartig, zeer galant. lubin. Dat kan ik juist niet zien.  TOONEELSPEL. 7 mathuri ne. Men zegt hy heeft verftand. lubin. . Men zegt het, maar is 't ook gebogen? mathur1ne. De meisjes zyn op hem verzot. lubin. Wel nu, al vloogen De meisjes ook als muggen om hem heen, Indien Lucette alleen Daar Hechts niet by waar, ho! laat dan de meisjes vliegen. mathuri ne» Hy is niet ryk. lubin. Zyn catogan Is dl' wat hy haar geeven kan. m athurine. Hy is belangziek. lubin. Goed, dan zal hy ook bedriegen. m athurine. Waarfchynelyk bemint Hy meer myn goedren dan myn kind. A 4  i DE GOEDE MOEDER, L U S IN. Dat zal er wis op loopen: Gy weet zo wel als ik; zoo'n fnaak, Heeft noch gevoel noch fmaak. MATIIÜRINE. 'tls waar Lubin — maar laat ons hoopen: Het geen Lucett' begocheld heeft, Is zekerlyk dat hy aan haar de voorkeur geeft: Verwaandheid is alleen te houên, Voor de oorzaak dat wy vrouwen Dikwyls een zotheid doen die ons te fpade fmart, Vooral op 't ftuk van minnaary en trouwen; Maar myn Lucette is goed van hart : Een dwaasheid moet het kind berouwen Als by het goede hart een goede moeder raadt. Ik bid dat gy my zorgen laat; Ik kan nog voor Lucett' niet vreezen; Altoos heb ik getracht haar halsvriendin te weezen En ben daarin gedaagd, vermits zy bovenall' ' Op my vertrouwt, en niets voor my ontveinzen zal. Ik zal welhaast volkomen weeten, In hoever zy u heeft vergeeten; En verder ftaat het in myn magt, Dat zy tot reden word' gebragt. LUBIN. Met reden zult gy niet veel winnen; Het vleit me ook niet dat zy me om reden zou beminnen;  TOONEELSPEL. 9 Zy minn' flechts om vermaak, zo minde zij welëer: Maar Mathurine, doe iets meer, Leer my hoe ik my moet gedraagen, Om als een Duval te behaagen: Hoe krijg ik meer vertland? Hoe draai ik met een air, myn kop, myn rug, myn hand? Hoe leer ik all* die zotternyeu , Waarvan gy vrouwen zo veel houdt, En daar gy zo naar ziet in 't vryen ? Ik vroeg 't myn moeder ook, maar och! die vrouw vertrouwt Dat ik volmaakt ben. MATHURINE. Wel, ik zou het zelfde zeggen. LUBIN. Dat komt dat ge ook myn moeder zyt; Want anders weet ik zulks onmooglyk uitteleggen: Schoon 't me ondertusfehen deerlyk fpyt Dat ik volmaakt ben, om de moeders te bevallen, Terwyl de dochters met myn grove boersheid mallen. Nu Mathurine wilt gy niet ? MATHURINE. Wat dan Lubin? LUBIN. My wat bevalliger doen zyn. A 5  io DE GOEDE MOEDER, Wat heeft uw man gedaan, waarmee hy ubehaagde, En in zyn oogmerk Haagde? Ei zeg het Mathurine, op dat ik 't zelfde doe. M A T H ü R1N E. Lubin daar doet elk man iets eigenaartigs toe ; Maar 'k hoor Lucett',gy moet vertrekken. l ub in. Och! zeg haar niet dat ik geklaagd heb; want vertrouw Dat eer zy zig verftooren zou Op my.... Mathurine. Zou ik dan zelf ten hinderpaal verftrekken Aan 't geen ik gaarne zag? ftel u gerust en gaê. lubin. Veel liever leed ik alles, ja... • ( Lucette ziende.) Myn God wat is zy fchoon! die Duval doet my fierven. MATHURINE. Ik zeg dat gy vertrekt, of wilt gy 't fpel bederven ? Vertrouwt gy my dan niet? lubin. Ja Mathurine — fpaar myn moeder het verdriet, Dat, als zy me ongelukkig ziet.... MATHURINE. Ik bid u ga!  TOONEELSPEL. n lubin. Ik zal: wilu toch niet verftooren! ( Hy vertrek zuchtende.) maïhurine. Vaarwel myn zoon! lubin, weder keer ende. Wat zegt gy? m athurine Zoon. lubin. Och hoe kan my die naam bekooren! MATHOIUNE. Ik zeg vertrek, of ligt' voer ik een andren toon. TWEEDE T O O N E E L. m athurine, lucette. lucette, haar moeder omhelzende. Bag moederlief!- Heb ik Lubin daar niet vernomen ? mat h urine. Ja kind. lucette. En zekerlyk is over my geklaagd? mathurine. In tegendeel, hy vreest dat hy u heeft mishaagd.  K DE GOEDE MOEDER, LUCETTE. Waarmêe ? MA TH VR INE. Ik heb gezegd dat hy niets had te fchroomem Gy mint hem immers nog? LUCETTE. Ik min hem wel, maar tog Is hy my laatst niet zeer behaaglyk voorgekomen. MATHURINE. En hebtgy my zulks niet gezegd? Lucette dat 's niet recht. LUCETTE. Ik had u wis verveeld. MATHURINE, Geenzins; 'k wil niet ontveinzen, Dat ik nieuwsgierig ben naar 't diepst van uwgepeinzen. Wat vindt gy in Lubin? LUCETTE. Maar zou die knaap alleen vry van gebreken zyn? MATHURINE. Wat zyn ze ? LUCETTE. Moederlief] — hoe kan ik die zo noemen ?  TOONEELSVEL. 13 mathurine. Is Iiy niet goed van aart ? lucette. Daar kan hy zelfs op roemen : Ja waarlyk hy is goed; hy mint zyn moeder teêr; Hy mint u ook, en my nog duizeudmaalen meer; Dat moet ik zeggen — maar MATHURINE. Maar noem dan zyn gebreken. lucette, verlegen. Die zyn — geloof ik — dat ik hem niet meer bemin. mathurine, eitlfiig. 6 Dnt gebrek heeft vry wat in : En waarom naamt gy voor my daarvan niet te fpreeken ? Wy zamen vonden ligt' wat weg gy kiezen moet, Zo dat gebrek eens ongeneezelyk mogt weezen. lucette. Och moederlief wat zyt gy goed! My dacht ik had uw toorn ontwyfelbaar te vreezenj 't Betrof Lubin. m4.thur1 ne. En ook uwe eer Maar mint gy waarelyk den braaven knaap niet meer? lucette, haar omhelzende. Och! zie me eens aan, gy kunt tog in myne oogen leezen ——  14 DE GOEDE MOEDER, Zo dra ik Duval had gezien, Gevoelde ik dat myn hart my dwong Lubin te ontvliên; Die Duval heeft vernuft; een air; hy weet te leven; AH' wat hy doet of zegt weet hy een zwier tcgeeveu; Hy danst verrukkelyk; hy heeft een fraaie ftem; De dames van het hof, zyn, zegt hy, zot naar hem; Hy is verliefd op my, en 'k zie my zulks benyden; Dit kan my hoogst verblyden; Ik merk wel, 't baart Lubin verdriet En dat behaagt my niet, Maar 'k weet het anders niet te voegen: Het zou my inderdaad misnoegen, Zo ik voortaan niet meer van Duval werd bemindMaar gaarne had ik ook Lubin ten boezemvrind. MATHURINE. Dat zal niet gaan myn lieve kind Maar ft el eens dat men *t wist te fchikken; Verwacht gy dan geene oogenblikken , Waarin ge u iets verwyten zoudt V LUCETTE. Neen moeder, daar ik u myn harte had ontvouwd, Zou ik het naberouw niet fchroomen. MATHURINE, 't Is waar dat ik het vóór zou komen, Door u te toonen dat gy, hoe oprecht van aart, In dit geval nogthans hoogst onrechtvaardig waart:  TOONEELSPEL. 15 Elk minnaar zou gewis zyn gantfche hart ufchenken; Maar, kindlief! kunt gy denken Dat gy rechtvaardig met hun bandlen zoudt, daar gy Elk Hechts uw halve hart zoudt geeven? zeg hetmy. lucette, peinzende. *k Zie dat ik my tot één van beiden moet bepaalen. mathurine. En als ge n hebt bepaald, houd dan getrouw uw woord , Of anders zult gy fchand' behaalen. lucette. Hoe dat? mathurine. Wel, ftel dat hy dien deeze hoef behoort, My zeide: Mathurine, ik geef u deeze landen, Voor zo veel kroonen in het jaar: Maar neem nu dat het oogsttyd waar', Dat ik de vrucht zou zien van d'arbeid myner handen, En dat dan onze Landheer kwam, Myn geld wel wedergaf, maar my de hoeve ontnam; Was zulk een daad, hoogst onrechtvaardig, ISiiet uwe en elks verachting waardigV lucette. Voorzeker moeder. m athurine. Nu myn fchat; Stel dat ge uw vriendfehap, ongedwongen, had  i6 DE GOEDE MOEDER, Gefchonken aan een'knaap , wiens vriendfchap gy bezat, En dat ge, op 't oogenblik dat hy u dacht te trouwen, Hem zei: ik neem myn vriendfchap weêr, En de uwe wil ik ook niet meer; Zoudt gy die handel wys voor meer rechtvaardig houên? lucette, na gebloosd te hebben. Maar och! hoe moeilyk is 't, zo naauwgezette zyn! mathurine. Min dan gy denkt. lucette. Ik gaf myn vriendfchap aan Lubin. mathurine. En zekerlyk,myn kind, hebt gy gegronde reden Dat gy hem die ontneemt, het geen hem vinnig fmart ? lucette. Neen moeder. mathurine. Niet J — maar onderzoek uw hart. lucette. Dat 's voor Lubin — 't geen my te rug doet treeden, Js, als men Duval affcheid geeft, Dat hy een ander zal verkiezen, En die zal roemen dat zij hem betoverd heeft; Dat haar bevalligheid my Duval deed verliezen: Zie. daar 't geen ik niet dulden kan.  TOONEELSPEL. 17 mathurine. Hebt gy nog andrc reên ? lucette. Ja moeder. mathurine. Welken dan? lucette. Lubin kan billyk zig beklaagen; — 'k Zal om verfchooning moeten vraagen, En daarin vind ik groot mishaagen; Offchoon hy ook een koning waar': Maar ondertusfchen och zie daar Is Duval! DERDE TOONEEL. De voorigen, duval. duval, opeen zeer zotten toon. ^jTa myn uitgeleezen, 'kWh voortaan eeuwig by u weezen. {Tegen Mathurine.) Mevrouw ik bied myn' dienst u aan. ( Tegen Lucette. ) Van 'tuur af, dat gy my de gunst hebt toegefhan, fi  18 DE GOEDE MOEDER, Dat ik u bloemen bragt, zyn ze overal ontloofcen; Ik heb, zo in der haast, deez roosjes afgebrooken. ldce1te, Gy zyt verpligtend. mathurine, ter zyde. Dit gefchenk Maakt al myn werk tot niet. duval. Ik denk, Dat my Mevrouw wel zal vergunnen, Dat ik myn bloemtjes eens verdeel? Wiet geestiger zou men die ooit verdeden kunnen: De volle roos, die op haar' fteel, Met zo veel luisters , ftaat te pryken, Zy voor de moeder; voor Lucett' Schik ik het knopje, en dus heeft ieder haars gelyken: Dat men my hierin r.iet belett'; Hoewel ge elkander ook geen'graad behoeft iewyke* In fchoonheid, en ik gaarn beken, Dat gy voor zusters kunt pasfeeren. lucette, tegen Matkurine. Wat is dat zoet! m a thur ine. Mynheer! zo gy my wilt verëeren, Bedriegt gy u; het zou my deeren ; Zo ik Hechts zuster waar', daar ik nu moeder ben;  TOONEELSPEL. 19 Want zoeter naam, of ftaat, kan men op aard' niet vinden. DUVAL. Wel nu Mevrouw, wel nu, Dan blyft de volle roos voor u; Daar 't my om 't even is,vernoeg ik flechts myn vrinden, ( Hy zingt Mathurine tos.) Deez roosjes bloozen minder fchoon, By V gloeiend roosje van uw koen; Meer Jchoon dan roos of morgendropjes. ( Tegen Lucette.) Deez knopjes zullen opengaan, Ah ze op uw' boezem zullen Jlaan9 By nog oneindig fchoontf knopjes. LUCETTE. Nu moeder lief, heeft hy ook geest? DUVAL, tegen Mathurine. Maar 5 propos, ik ben daar by myn' Oom geweest, En heb beloofd aan u te zeggen, Dat hy. ik weet niet waar, 't bewys heelt vinden legden, Van rechten die gy hebt op't goed van zekren knaap; Laar zien — hy beet Lubin en is , naar 'k hoor,een aap; Myn oom biedt u zyn' dienst, wilt gy het pleit beginnen ; Hy zweert dat gy 't zult winnen. B a  so DE GOEDE M*0 E D E II, MATHURINE. Uw oom is waarlyk goed, Mynheer! DUVAL. Geen complimenten, op myne eer; Dat meriteert geen dank — Lucett' hebt gy vernomen, Wat me over is gekomen, Deez' ochtend vroeg ? (.Hy lacht.) LUCETTE. Och neen. DUVAL. Parbleu! het zal u diverteeren, naar ik meen. 'k Heb van de dochter van dien Iompflen aller vlegels, Hoe heet hyook?— 't is nog familie van myn fchat — Hy is zo vreeslyk dik LUCETTE. Oom Thomas? DUVAL. Recht gevat — Een' brief on tvangen van ruim honderd vyftigregels: Zy fchryft my, dat myn min voor u haar fterven doet; Dat zy my aanbidt; dat zy vry meer geld en goed Dan gy bezit; dat zy een eenig kind is tevens; Dat zy in my alleen het grootst geluk haars levens ( Gewaar wordende dat Mathurine hem beluistert, wendt hy zig tot haar , en zegt:) Myn oom beval my nog, Mevrouw,  T O O N E\ E L SP EL. 21 Ü te verzekren, dat zyn broêr u helpen zou; Hy is een Procureur, een man daar ge op kunt bouwen ; l en man alöm geëerd; Die twintig hu:zen heeft volftrekt geruïneerd, En voor nog minder prys;men kan hem vry vertrouwen. MATHURINE. Is 'tmooglykl D D V A t. Vang 't proces maar aan. ( Tegen Lucette.) Ik heb haar doen verdaan Dat ik met al myn ziel haar d-oeven ftaat beklaagde; Maar dat me uw fchoonheid zo behaagde, Dat ik om uwentwil zelfs myn Parys verliet, Daar men , ten maften, zes voornaame vrouwen ziet Verkwynen om myn lang vertoeven, Terwyl veele anderen zig des almeê bedroeven. ( Tegen Mathurine.) Wat antwoord wilt gy dat ik geev' ? MATHURINE. Wel zegmaar, dat Ik gaarne het bewys eens had: Als gy 'tmy brengen wilt dan kan ik meer bepaalen. DUVAL. Ik zal het zo terftond gaan haaien; B3  sa DE GOEDE MOEDER, Alleenlyk brenge ik myn Lucett', Eerst by de gulle zondags pret; Men is reeds aan den dansdoch zaaken voor yermaaken: Die wys is zal voor 't beste waaken. Lucette, tegen Mathurine. Wat is hy redelyk.' en hoe beleefd daa.by.' DUVAL. Kom engelin, vertrekken wy. (F/y zingt) Laat ons lachen , laat ons /pi in gen , Daar het jeugdig hart naar haakt; Hoe men ook alreê mnog' zingen, Zonder u is V niet velmaakt. AU' wat men ook moog' beginnen, Wordt gewis welhaast geflaakt: Want wat men ook moog' verzinnen, Zonder u is niets volmaakt. lucette, verrukt over het zingen van Du< val, zegttegm Mathurine'. Zeg aan Lubin, dat hy een ander moet verkiezen; 'tls waarlyk weinig, hem voor deezen te verliezen. (Zy biedt Duval haar hand.) Kom Duval laat ons gaan.  TOONEELSPZL. *j mathurine, Nu is 'e geheel gedaan. duval, zingt. Laat ons lachen, laat ons fpringen, Daar het jeugdig hart naar haakt ; Hoe ir.en ook air ei moog' zingen, Zonder ons is 't niet volmaakt. VIERDE TOONEEL MATHURINE. Xk ben haar kwyt, en 't geen haar 't meeste kan be- koeren, Eewyst my meest dat ze onberftelbaar is verboren: Wilde ik haar dwingen dour gezach Gehoorzaam! is een woord dat alles overmag: Lucette zou voorzeker hooren; Maar 't is een middel dat ik haat; Een bron van byra alle kwaad. Door tcgenftand ziet men de liefde feller blaaken: Wanneer ik wilde dat Lubin, Het voorwerp van haar min moest zyn, Zou ik hem 't voorwerp van haar hevige afkeer maaken- Lucette ik zoek uw heil, en gy Verzet u fpoorloos tegen my! Hoe zoet de naam van moeder zy 9 B 4  24 DE- GOEDE MOEDER, Men moet dien al tè duur betaalen: Nog naauwlyks ziet men 't kroost den eerften adera haaien, Of duizende van kwaaien Vertoonen zig van ver, en treffen 'tmoeders hart, Nog eer het wichtje zelf een prooi wordt van de fmart: ln de eerlle jeugd ziet men een ganfchen drom ge. vaaren , Als zo veel dooden om hen waaren: Dan driften zonder tal; en, inderdaad, byna Een brandende ijver naar hun eigen fchande enfchaê: De tedre moeder wordt vergeeten; Zy zien haar niet, voor zy haar traanenbrood zien eeten —— Dan ach! hoe zeker ik dit alles ook moog' weeten, Een enkel lachje van myn kind, Maakt dat ik mijnen ffaat weêr hoogst gelukkig vind ; Kom redden wy haar dan VYFDE TOONEEL. MATHURINE, LUB 1 N. LUBIN. *W*at ben ik te beklaagen! MATHURINE. Hoe dus bedroefd, myn vrind?  tooneelspel. 25 Met reden, Mathurine, ik vloek byna myn dagen. MATHURINE. Was is u dan gebeurd ? L V B I N. Hoor of men immer met meer reden heeft getreurd. Gy weet dat ik, nu reeds byna een jaar geleeden, Een Leistertje heb opgevoed : Wat floot hy lief! wat zong hy zoet! Wat had hy veel bevalligheden! Met welk een aangenaame ftem Riep hy , ik min Lucette; enmueilyk leerde ik'them: Wel nu, dat Leistertje ging ik Lucette fchenkeu, Op dat zy nog aan my zou denken, Als hy. ik min Lucette, zong; En of haar dat misfchien één traan voor my ontwrong : Het fraaifte lintje dat men immer heeft gevonden. Gaf moeder, en ik zelf heb 't om zyn poot gebonden.. .. MATHURINE. Maar nu myn dochter? lubin* Och! ik zag Dat Duval alles hoopen mag: Zy gingen zaam ten dans;zy zongen, lachten,praatten~ Ik nam myn hoed Hechts af, en bood myn Leistertje aan B 5  26 DE GOEDE MOEDER, Och Mathurine! 't is gedaan, Myn vonnis is geveld, en niets kan my meer baaten, ( Hy weent,) MATHURINE Wat deed myn dochter dan? LUBIN. „ Ik zal 'tu zeggen, en gewis onrftelt ge er van: Ik mag geen bees;en die altyd het zelfde fnappen: Ik zend hen weg, myn lieve vrind : 3, Kom vlieg dan beestje— en gy — kunt flappen:" Dat flappen zag op my; zie daar, dat zeide uw kind; Och ja, dat zeize, en trok het lint Iuééne los, zo dat m;.n Leister 'tis ontkomen, En my de minfte hoop benomen : Hy zong nog in zyn vlucht, en wel tot zesmaal toe, Ik min Lucette! MATHURINE. Hoe! Heeft zig myn dochter dus gedraagen! LUBIN. Niet anders, Mathurine. MATHURINE. En gy? LUBIN. Wat inoogt gy vraagen?  TOONEELSVEL. 27 Ik was verdomd; het leven moê; Ik wilde gaan; ik zuchue, ik, wa? het fpoor gantsch beister; Maar, Mathurine, met dat al!' Zei nog n-yn nart, gelyk myn Leister, Ik turn Luce.teï zo als 't altoos zeggen zal. MATHURINE. Die trek is niet van haar. LDBIN. Dat is my gantsch om 't even, Zy mnog' van haar of Duval zyn; Maar dit is zeker, dat Lubin, Die trek niet lang zal overleeven. MATHURINE. h Is waar, de hoop ik zwak, maar echter zou ik LUB1N. Neen, Geen echters meer; 't is uit, ik meen My aan de fm irt ten prooi te geevenj Ik zal me omrukken aan myn leed, En doen gelyk myn Leister deed. MATHURINE. Dit waar' te veel; men moet niet voorde rampen vlieden, Maar haar kloekmoedig weêrltand bieden — Ik vly my, dat ik nog iets weet, Waar by ik alies waag; doch z > 'tmy mag gelukken, Zal ik ons aan de fmart ontrukken.  28 DE GOEDE MOEDER, IIIBIS, My niet; neen, neen, my niet. MATII ÜKINE. Hoe nu! Kan ik vernoegd zyn zonder u? Maar daar komt Uuval: kom, Lubin, gy moet vertrol:, ken ; Ik leg hem , op dit oogenblik , Uit liefde voor myn kind, een' ftrik} * Dien hy gewis niet zul ontdekken. Toe, ga dan' LUBIN. Ja ik ga, en kom Niet zonder 't laatst vaarwel weérom. Nog eens zal ik u zien en op uw' boezem fcbreiën, Daarna voor eeuwig fcheiën. MATHURINE, zeer ontlïeld, en na Lubin die vertrekt^ eenige oogeMikken nagezien te hebben. Lubin! — neen ga — God blyve u by! — Hoe treft zyn droeve toefhnd my! ( Haare traanen afveegende.) Herftellen we ons om wèl te fpeelen.  TOONEELSPEL. 29 ZESDE TOONEEL. MATHURINE, DUVAL. M ATH URINE. Uk had u reeds niet meer Verwacht. DUVAL. Zou men u ook verveelen? MriTHURlNE. In tegendeel Mynheer; Maar daar myn dochter in uw byzyn thans mogt deelen DUVAL. 'tls waar Mevrouw, die zig bevindt J3y d t volmaakt bevallig kind, Mag alles vry vergeeten: Maar *k meen dat ze u geheel gelykt. MATHURINE. Ik meen dat gy zo wat van 'r fpoor der reden wykt. — Doch liever van 't bewys —hoe is het, mag ik weeten Of gy 'tmy brengen komt? DUVAL. Gewis ;  3o DE GOEDE MOEDER, Ziehier. ( Mathurine wilhet aanneemen, doch hy trekt i het te rug. ) Excus — hóór eerst wat ooms begeeren is. Py wil dat gy t niet zult bewaaren, Maar dienen doen, en hem dan met den last bezwaaren: Hy ftond het zeer genoegïyk at', Indien men 'taan Lucett' by haaren bruidfchat gaf : Gefield men dac^t haar uittetrouwen. MATHDKIJfE» Uw oom heeft waarlyk veel verpligting voor de vrouwen; Hy is een allerbestig man : Maar Duval, daar 'tbewys op myn' naam is getekend, Heeft hy zig hier misrekent, Vermits 't myn kind niet dienen kan, Ten zy ik haur dan ook myne erfgenaam mogt maaken, DUVAL. Dat fpreekt van zelf, Mevrouw; Dat is natuurelyk de loop van zulke zaaken ; Maar ei, ik bid het u wie zou Toch anders handlen dit haar kind in 't ftuk van trouw Volkomen vry liet kiezen ? En dat geluk wilt gy Lucett' niet doen verliezen : Men weet dat gy nog gaart en ('paart, En alies voor uw kind bewaart. KATHHIUNE. Zo is 't, en ik vergaar daarom met groot genoegen i  TOONEELSPEL. 3a Zy heeft niet anders dan 't geen ik naartoe zal voegen: Ik heb myn mans fortuin gemaakt, En daardoor een geluk gefmaakt — Het grootst geluk dat ooit de lchatten kunnen geeven. d v v a r. Een zelfd geluk, Mevrouw, zult gy nog eens bekeven, Wanneer gy tot uw' fchoonzoon zegt: ,, Gy zyt beminlyk en oprecht: Myn dochter iieeft u lief; haar keus kan my behaagen; „ Maar over uw fortuin kunt gy met reden klaagen, „ Des wordt door my myn goed cn geld, Geheel in uwe hand gefield:" Verbeeld u eens wat hy zou zeggen! My dunkt ik zie hem daar aan uwe voeten leggen —* Met wat verrukking! welk eenftem! — Och , Mathurine! hoort gy hem? Ey fkrft van vreugd! — zie met wat oogeu..... Myn hart is al te veel bewoogen MATHURINE, 'tls wel gefchetst, Heer Duval; maar, Ik zelfben nog geen veertig jaar, En heb een hart als andre vrouwen: Welligt zou ik nog kunnen trouwen £ d u v a U Wat dat betreft, gewis.  33 DE GOEDE MOEDER, MATEORl NE. Nu ftel dat het zo waar', Eu laat ons het geval van dien kant eens befchouwen. Stel dat myn dochters huvvlyks goed, ( Daar ik tog iets voor reeknen moet,) Reeds op myn boek ware afgefchreeven, En dat nog viermaal meer dan waar' voor my geblee ven; Voeg daar dat Document nu by, En ftel dan verder , dat ik my Een braavcn minnaar had verkooren, Een fchoonen knaap, neem eens als gy. ... Dit moest nogthans u niet verftooren, Wy ftellen 'tflechts; het is een loutre zotterny: Verbeeld u nu dat gy me op deezen toon hoort fpreeken; ,, Myn waarde vriend! ik acht u hoog; „ Gy kunt behaagen aan myn oog; ,, Ik wil u trouwen; en ten teken „ Dat u myn mond de waarheid meldt, Wordt all' wat ik bezit in uwe hand gefield",.... Wy neemen't flechts eens zo- verbeeld u nu deblykcn Van dankbaarheid, byhem dien ik dus zou verr\ ken — Ach wat verrukking! — welk een ftem! Wat woorden — Duval! hoort gy hem ? Hy Perft van vreugd! — zie met wat oogen ..... Myn hart is inderdaad bewoogen — Men draagt in mynen ouderdom , Juist nog geen hart van maimer om.  TOONEELSPEL. 33 DUVAl» Gy hebt gelyk Mevrouw, dat denkbeeld moet u treffen. MATHURINE. Maar kom, gy lacht met my, dat kan ik ligt' befeffen Laat ons dan fpreeken van myn kind; Want zo ik ooit een huwlyksvrind Verkies , moet eerst haar ftaat door d' echt gevestigd weezen; Zy heeft van dien kant niets te vreezen: Ik heb my reeds bepaald omtrent haar huwlyks< goed: En daar een moeder tog meer doen wil dan zy moet, Heb ik de fom vergroot; het ovrige is hetmyne: Die my het meest behaagt ontvangt het vo^r het zyne 'tSchynt dat die fchikking u voldoet. D U V A L. Maar zal de man,Mevrouw,die zig voor u voelt blaaken, By u zyn hof wel durven maaken? MATHURINE. En waarom niet Mynheer ? DUVAL, Gy zyt te ryk, Mevrouw. MATHURINE. Ei, gy begrypt toch wel, ik zou Myn' ftaat zo vry niet openbaaren, Aan iemand die nog eens myn minnaar worden kon: C  34 DE GOEDE MOEDER, Ik mag my wel by u verklaaren, Daar myn Lucette airede uw hart en liefde won Kom, zorgen wy, Mynheer, niet verder aftedwaalenj Ik weet dat gy myn dochter vraagt; Ik weet ook dat gy haar behaagt; Haar bruidfchat is gereed; wat dag wilt gy bepaalen? DUVAL. Hoe nu Mevrouw ! wat dag.' Vergun my dat ik vraagen mag Gyhebt my van uw kind geen letter hooren fpreeken! — ^ Maar hoor my thans — het is, naar 'k reken, Drie maanden reeds dat ik myn lief Parys verliet, En gy begrypt dat zulks niet zonder reên gefchiedt. MATHURINE. Dat'smy bewust, Mynheer. DUVAL. Maar echter niet volkomen: Neen nooit hebt gy de reên daarvan vernomen, Sta toe, Me vrouw, dat ik ze u heden doe verftaan — Nog naauwelyks kwam ik hier aan, Of zag een weduwe van even dertig jaaren; Zo fchoon gelyk de dageraad; Met frisfche roosjes op 't gelaat, En oogjes, fraaier dan ooit maagdenoogjes waren — Met tandjes als ievoor; een kin! —. Mevrouw, de zetel van de min; En een charakter!— ó! geloof my, zonder voorbeeld.  T O O N E "E L S P E L. 33 Gevoelig, minzaam, goed, Dat lust tot weldoen voedt — Hoe denkt gy dat dat beeld door Duval werd beoor- deeld ? Maar jong , en los , en zonder ftaat, En geen bekwaamheên — inderdaad Genoeg om hem te dwingen, Geen liefdens toon te zingen. Ik vond, Mevrouw, na fkchts één week, Een meis;e, dat haar tot vergisfens toe geleek, Waai om het my ook meer dan andren kon bekooren! Mogt ik "t origineel myn wenfchen niet doen hooren, Dat was myn ongeluk, en ik bepaalde my By het volmaaktst copy By uw Lucette. (Hy valt haar te voet.) Ik bid, wil u toch niet verftooren Om deez verklaaring! MATHURINE. Hoe die zy, Gy hebt daarmede niets misdreeven; Te meer nog , daar ik u reeds blyken heb gegeeven; Dat ik 't wel zo begeerde: maar , 't Copy waarvan gy fpraakt, is 't geen u best zal voegen; En fchoon 't origineel u al genegen waar', Gy zyt de man niet die, om haars C a  36" DE GOEDE MOEDER, 'tCopy verhaten zoudt. duval. O! zelfs met groot genoegen: Eén woord Mevrouw, en gy zult zien, Dat het zo aanftonds zal gefchiên. (Hy kust met verrukking haar hand.) mathurine. Genoeg — en luister nu ook naar myn mingevallen : 'k Had veele minnaars, en die eene van hun allen, Dien ik verkoos, had mede een meisje in deeze ftreek, Ik denk dat ze ook naar my geleek: Enfin, ik dwong Mynheer by my alleen te blyven, En aan zyn minnaares te fchryven, Dat hy haar nimmer had gemeend , En met zyn Mathurine in 't kort zou zyn vereend. duval. Dit deed hy ? mathurine. Op dien voet alleen wilde ik hem trouwen. duval. En gy hebt ook uw woord gehouên? mathurine. Hy had myn woord in fchrift. duval, met drift. Hebt gy papier en pen ? Kom gaan we, en ondervind dat ik genegen ben Uw eerften minnaai nateltreeven.  TOONEELSPEL. 37 MATHURINE. Maar weet gy wel dat ik myn hand u niet wil geeven, . Dan na dat myn Lucette in d'echt getreden is, En ik t bewys van u bekomen heb? D U V A L. Gewis: Ik weet dat men vooraf volkomen moet behaagen En gy kunt zelfs myn leven vraagen. ZEVENDE TOONEEL. LUCETTE. ]Bty nog bv moeder! _ ja, het kan niet anders zyn, Ik word ten echt gevraagd - die arme knaap Lubin! 'kHeb herr. mishandeld in zyn Leister te doen vliegen; Myn hart verwyt het my; en 't hart kan tog met liegen: Wat zag hy my verflaagen aan! Hoe fpraakloos bleef hy ftaan! Hoe bitter fchreide hy! - ikkanhetnietvergeeten — Hoe ongelukkig is een ongerust geweeten! Maar 't is op Duvals raad gefchied Ja wel Lucette, ik weet het niet, Of gy wel wenfchen moogt met hem in d'echt te treeden. C3  58 DE GOEDE MOEDER, Ik was met myn'Lubin tog altoos wel te vreden, En üuval geeft my reden Tot ongenoegen op my zelv; wat lachte hy, Toen t Leistenfe opvloog! - och! zyn vreugd ver- oordeelt my: Hy is niet goed van hart _ ik ben in duizend vreezen My dunkt ik kan met hem niet recht gelukkig weezen. Ik wacht myn moeder hier _ op haar ben ik gerust; Want myn geluk is al haar lust. AGTSTE TOONEEL. lucette, lubin, ineen Dragonders gewaad. euce i te. Vl^atzie ik! hoe! - Lubin! 'Zy roept.) Ikbidublyf! Lubi"-'-ben ik bedroegen? lubin. Waarom ? Ik kom om u niet. lucette. Watkleding! _ zeg het my is alles niet bedrog' Lubin ? - de fchrik bedwelmt myne oogen.  TOONEELSPEL. 39 LUBIN. Schrik niet Lucett', daar is geen nood Voor Duvals leven; neen , ik zoek myn eigen dood, En dat zal u tog niet doen fchroomen. LUCETTE, Lubin! - in uniform! - wat hebt gy voorgenomen? Hebt ge u verbonden? LUBIN. 'k Was verbonden, en met vreugd; Die dienst was myn geluk; de blydfchap van myn jeugd: Maar ik ben afgedankt; ik zie myn trouw beledigd, En niet dan door den dood wordt myn gemoed be. vredigd, Daarom ben ik thans in den dienst des doods getreen: Ik ben foldaat! LUCETTE. Wat fpoorloosheên! LUBIN. 'kWas fpoorloos toen ik trachtte uw vriendfchap te verwerven: 'kHeb thans myn hoofd verpand; ik kan niet meer dan derven ; En in het dille graf fmaakt men geen zielepyn: Maar, heeft men 't hart verpand, en is 't, met valfchen fchyn, Aanvaard , om 't fchandelyk en wreedlyk te doorkerven , C 4  40 DE GOEDE MOEDER, Dat heet ik hoogst rampzalig zyn. LUCETTE. En kan de tedre zoon, Lubin, Zyn braave moeder zo vergeeten ? Want zo gy my verlaat, verlaat gy haar met een. L UBIN. Zwyg wreede! ik wil van haar niet weeten: Ook is, al wat gebeurt Lucettes fchuld alleen: Lubin verlaat u niet, gy zelve zendt hem heen; Uw lieve moeder zal myn moeder niet verhaten; Want fchoon gy my verftoot, zy zal my nimmer haaten: — Ik kwam haar bidden my dien hatften dienst te biên En niet om u nog eens te zien: Ik moet haar dit papier flechts geeven; Dan ga ik. „ LUCETTE. Dan! LUBiry. Terftond. LUCETTE. Zult gy... Lubin gy doet my beeven! LUBIN. Ik zeg 't is op het tipje van den ftryd; Myn Capitein vertrekt, en 'tis reeds meer dan cyd. LUCETTE. Gy kunt myn moeder thans niet fpreeken.  TOONEELSPEL. 41 lubin, vertrekkende. Vaarwel dan. lucette, hem wederhoudende. Blyf Moet ge u zo ftrenglyk op my wreeken ? Ik ongelukkige! lubin. Wie! gy, Lucette! gy? Maar echter niet door my? lucette. Genoeg _ Lubin nam zyn party Maar laat my uw papier eens leezen. lubin. Verfchoon my, dat kan thans niet weezen, lucette. Ik bid u om... lubin. Gy bidt! — zie daarin al myn druk Voor 't minst een fchaduw van geluk. Daar Lees Lucett' lucette, na het papier ingezien te hebben. Lubin! wie maakt in uwe jaaren Een testament? lubin Die ftryden gaat met doodsgevaaren. l uc ette, leest. Vermits het zeker is dat men, zo dra men in deeze wereld niet meer bemind wordt, niets beters kan doen, dan daar uit te gaan, heb ik de gelegenheidmy daartoe C 5  42 DE GOEDE MOEDER, voorkomende aangegrepen, en gebruik gemaakt van de goedheid van zekeren Capitein, die my wel met zig naar den voorhanden zynden veldflag heeft willen neemen: ik hoop, dat by myne aankomst aldaar, mynen wensch, zo dra mogelyk, vervuld zal worden; en in dat geval bid ik de braare vrouw Mathurine, Moeder van Lucette, deezen mynen laatften wil ten uitvoer te brengen. Voor eerst verzoek ik myn lieve moeder verfchooning, over myne ongehoorzaamheid van haar verhaten te hebben zonder haare moederlyh toeftemming; en alzo dat verdriet het eerfte is dat ik haar heb veroorzaakt, hoop ik dat zy't my wel zal willen vergeeven; haar uit grond van myn hart verzekerende, dat ik, wat deeze aarde betreft, niets beween , dan het gemis van 't geiuk en vermaak van haar te beminnen. Ik fchenk Lucette, al myn vaderlyk goed, waarover ik kan befchikken zonler myne moeder in ongelegenheid te brengen: ik vergeef haar myn' dooi en alles wat zy my heeft doen lyden ; wenfchende, met alle oprechtheid, dat zy gelukkig moge weezen met den geenen dien zy boven my heeft gefield: ondertusfchen verbind ik dit myn gefchenk aan deeze voorwaarde;datdecerftezoon van Lucette , den naam van Lubin zal draagen; en dat zy, dat jongsken beminnende en ftreelende, fomtydsaan my zal denken. Nog maak ik een genoegzaam jaarlyhsch onderhoud aan den kleinen Aza, het hondje dat ik Lucette heb gegecven, wel begrypende dat dat beestje niet meer 'bstnind zal worden van zyne Meesteresje, wanneer zy met  TOONEELSPEL. 43 mynen medevryer in 't huwelyk getreeden zal weezen; en niet willende dat de goede kleine Aza, die altoos myn beste makker geweest is, van honger zou fltrven, om dat hy, als ik, mishaagd had. Zie daar alles wat ik wil; en der uitvoeringe van de achtenswaardige Mathurine aanbeveell LUBIN. (Lubin wil het testament wederneemen, maar Lucette houdt het te rug, en zegt:) Neen, neen, Lubin, houd al uw goed, Maar dit papier moet ik niet misfen ; 'k Wil 't leezen , tot myn traa-ienvloed Die 'k kezend itorten zal, de letters uit zalwisfchen. LUBIN. Uw traanen! — hoe Lucett'! gy fchreit! Gy fchreit• waarom ? — ei doe 't my hooren! Myn God! och wat omftandigheid! Wat ramp was u befchooren ? Ik ftond aan Duval wel Lucettes blydfchap af, Maar in haar droefheid blyf ik by haar tot in 't graf. LUCETTE. Myn vriend... LUBIN. ö Ja dien naam mag ik met reden draagen, En hy zal eeuwig my behaagén; Ik was en ben uw vriend; ik zal het altoos zyn; Maar gy verachtte den eenvoudigen Lubin. Zeg my wat u bedroeft!  44 DE GOEDE MOEDER, LUCETTE, Dat ik u heb beledigd De fchanmte , het berouw Lubin ik was niet fnood, Maar myn verwaandheid was te sroot: Neen, nimmer wordt myn hart weêr met zig zelf bevredigd Gy waart, gy zyt, en blyft myn vrind: Ik heb u (leeds oprecht bemina Maar 'k was te jong om myzodrenglyktebepaalen... lubin. Lucett' wat zegt gy daar! och wil 't nog eens herhaaien!Ik heb het niet verdaan: Gy mint my nog zo als gy altoos hebt gedaan! Eerst dacht ik van verdriet te derven En nu zal my de vreugd het levenslicht doen derven. Gy mint Lubiii! lucette. Met al myn hart En ik vergeef mv nooit de fmart Die myn ligtzinnigheid, zo (poorloos, udeedlyden: Gelyk gy my myn fchuld Gewis ook nooit vergeeten zult.,. . lubin. Daar gy my dof geeft tot verblyden Spreekt gy van fchuld! ik bid u zwyg, Is 't niet genoeg dat ik Lucette wederkrygj Haar die my had begeeven!  TOONEELSPEL. 45 Ik ging ter dood, gy roept me in 't leeven, En zoudt gy dan nog fchuldig zyn? luce'i T e. Zo haat gy myn dan niet Lubin ? lubin. Gy kunt my ftorten in een zee van ongelukken, Maar nooit my myne liefde ontrukken. lucette, hem haar hand toereikende. Zyn wy dan vrienden als voorheen. lubin. Met al myn hart min ik Lucette alleen lucettf. En ik Lubin, dit zweeren wy elkander. lubin. ó Ja — maar nooit te danfen met een ander. lucette. Hem nooit te fpreeken — maar ook niet ten kryg te gaan ? lubin. Ja, dat beding ftaat my wel aan; Maar op wat voet zal ik te rugge kunnen blyven? — 't Is best den Generaal te fchryven, Dat wy weêr vrienden zyn, en moet Men dan tog iemand zenden, goed, Dan kan Heer Duval ons hier wonderlyk geryven: Ho ho! myn moeder vindt dit ligt: Myn Capitein is goed, en ons nog iets verpügt, lucette. Maar 't Leistertje ?  45" DE GOEDE MOEDER, lubin. Is weêrom! 't had wis een voorgevoelen Van onze aanftaande vreugd. l u c e t 'i e. Wel nu, ik ben verheugd Dat alles zig dus fchikt j en tegen 't lastig woelen Van Duval.... maar wat wil die knecht? NEGENDE TOONEEL De voorigen: een knecht. I) e knecht. JCrfucette, deezen brief heeft Duval my gegeeven. lucette, Geef hem te rug, myn vriend , hy is hier niet terecht. de knecht. Daar dank ik hartlyk voor; de droes, dan mogt ik beeven: Want daar Mynheer ha^st fchoonzoon wordt, Zou, fchoot ik in gehoorzaamheid te kort, Hy my voorgoed de metten leezen. lubin. Hoe! fchoonzoon! wat betekent dat? de knecht. Wel trouwen met Lucette, indien ik 't anders vat. lubin. En wie heeft dat gezegd?  TOONEELSPEL. 47 DE KNECHT. Geen mensen; maar 't moet zo weezen: 'k Heb den Notaris reeds gehaald, En ook om fpeelliên rondgedwaald: Wat zou er anders toch gebeuren? Maar Mathurine zal dat huwlyk nog betreuren: Hy is een gek, die raast en fmyt — Lubin , waarom heeft zy niet liever u genomen? Schoon gy wel wat onnozel zyt, Uw hart is goed — maar 't is myn tyd: My is gezegd dat ik wat fpoedig weer mocsc komen. Adieu. TIENDE TOONEEL. LUBIN, LUCETTE. LUBIN. JLfucett'! hoe kan dat zyn! — Niet danfen, en te trouwen! LUC ETTE. t 'k Verfta het niet, Lubin ,• 't Is me onbewust waar ik dit praatje voor moet houên. Geloof me ik heb geen enkel woord. Van trouwen of contract gehoord: En niets zou me ook daar toe beweegen, Nu ik de vriendfchap van Lubin heb weêrgekreegen.  48 DE GOEDE MOEDER, LUBIN. 'k Geloof u altyd — maar kom aan Zie eens wat in dien brief moog' ftaan. LUCETTE. Lees gy Lubin LUBIN. Waarom ? hy is aan u gefchreeven. LUCETTE. Jk wil myn' hartenvriend van alles kennis geeven: Toe neem den brief, en lees; maar ftoor u aan geen praat. Die mooglyk wat te verre gaat: Gy zult hem zekerlyk als minnaar hooreu fpreeken, Met al het vuur dat hy bezit: Maar'k zweer u nogmaals, nooit, neen , nooit treft hy zyn wit: En gy zult zien hoe ik my op zyn' brief zal wreeken. LUBIN. Kom leezen wy hem dan Maar 't zal my echter hartzeer baaren, Als ik een ander man, U zyne liefde hoor verklaaren.... Nogthans, ik zal het doen, al waar"tmaaromdegrap, En om nu eens te hooren , Met welk een vreemd gefnap Hy zo op ftaanden voet de vrouwen kan bekooren.  TOONEELSPËL. 49 ( Hy kest. ) mejuffrouw! Ik heb my by u gedraagen, zo als ik by alle vrouwen doe, naamlyk befchaafd en galant, en zulks hebt gy ongelukkiglyk voor blyken van liefde gehouden: dit fpys my, te meer om dat gy my uw hart hebt believen aantebieden, en dat het my onmogelyk is hetzelve te accepteeren; vermits ik het myne geheel en al opgeofferd heb, aan haar met wie ik my ga verbinden. du val. lucette, lachende. Dat is een trek van u. lubin. Van my P 'k Was nooit nog zo brutaal — lucette. Dat kan onmooglyk weezen, lubin. Wel zie het zelve, en oordeel vry. lucette, nageleezen te hebben. Lubin ik heb 't geleezen. Die fchelm! zoekt hy nu myn verdriet! — Ik bid Lubin verdenk my niet! Ik had deez' brief nog niet ontvangen Toen ik myn hart u weder gaf.... lubin. Ei zwyg — maar 't is tog tot uw ftraf, D  50 DE GOEDE MOEDER, En 'k wil my laaten hangen. Zo ik, waart gy niet dus betaald, Niet dikwyls vinnig had gefmnald Op uwe dwaling, maar nu is my zulks benomen — Kom kom . laat ons geen Duval fchroomen, Maar fpreeken op een andren toon — (Hy fcheurt den brief; Lucette ontneemt hem een fluk daarvan, ver fcheurt het mede, en treedt het vervolgends met haare voeten.) Ik vind u meer dan immer fchoon: Myn vreugd, m\n rust, die ik onfchuldig had verlooren, Is in myn hart he'rbooren Lucette is myn, en ik vergeet In eeuwigheid myn leed. LUCETTE. Daar is myn moeder. LUBIN. Maar ook weder? Die Duval! loopt dat memch dan altoos op en neder ?  TOONEELSPEL. 51 ELFDE TOONEEL. De voorigen, mathurine, duval, een notaris. mathurine, Eter. is reeds meer dan tyd myn kind, Dat ge uwe keus bepaalt omtrent een' huwlyksvünd: Ik bid in dit contracl: zyn' naam thans intevullen; Of zo gy u beraaden wilt. ... luc et te. Dat waar onnut den tyd gefpild ; Wy deeden reeds een keus, en zullen U toonen, moederlief, dat we uwer waardig zyn. {Tegen den Notaris.) Schryf voor myn' minnaar, vriend, en lieven man —. Lubin. lu ei n. Verftaat gy 't wel, Mynheer? en wil toch niet vergeeten, Dat minnaar , vriend , en lieve man; Dat "s alles wat men hooren kan. de notaris, tegen Lubin. 'k Wensen u geluk — Maar mag men weeten, Of dat uw bruigomskleed is ? D 2  52 DE GOEDE MOEDER, LUBIN, <-? ,, , . Neen, Zo kleed ik my alleen', Als 't op het tipje is, vriend. mathurine, tegen Lubin. Uw moeder had vernomen, Tot welk een uiterfte de liefde u had doen komen; Zy heeft den Capitein bezocht, ^ En ook haar' zoon reeds afgekocht; Dus is van dien kant zelfs voor u nietmeer te vreezen. LUBIN. Myn moeder deed voorzeker wèl; Weg met den Capitein, (Op Lucette wyzende.) Ik volg myn Collonel.. mathurine. Dat's niet genoeg, gy moet nog meer gelukkig weezen. Zie hier een document, dat men gevonden heeft, En dat my recht op alle uw moeders goedren geeft: Ik wil Lubin , dat gy my om my zelv zult achten;. Dit kan ik niet verwachten, Als ge uwen ondergang van my afhanglyk ziet. (Zy verfcheurt het bewys.) Zie daar. duval, zeer verbaasd. Mevrouw mathurine. Mynheer.' ik bid u ftoormy niet, —  TOONEELSPEL. 53 Lucett', voeg by deez'brief, dien, die 11 is gefchreeven Door Duval, houdende het weigren van uw hart, JLn raad wat prys ik voor die ftukken heb gegeeven ? Niet minder dan myn hand, die ik,trotsaldefmart, De vrucht van zulk een' echt, ook niet te rug zal houên, Indien men my, ondanks myzelv, begeert te trouwen; Na ik gefchikt heb, 't geen ik billyk fchikken moet — (Tegen den Notaris.) Ëehalven 't huwlyksgoed Geef ik myn dochter, heden, All' wat ik heb, en immer krygen zal — ziedaar, Nu moet ge uw gantfche kunst beftceden, Aan deezen overdragt; fchryf, zo volkomen klaar, Dat myn goed niet behoort, , aan my, maar aan Lucette, Als 't klaar is dat ik haar bemin LUCETT E. Maar lieve moeder... MATHURINE. Stil, vriendin: Dat niemand zig hier tegen zette. Ik moet myzelv voldoen. (Tegen den Notaris.) Mynheer Hebt gy 't alreê gefchreeven ? (De Notaris maakt eene iriendelyke buiging.) Nu, Duval, ziet gy, heb ik geld nog goedren meer; Niets is voor my gebleeven, L 3  54 DE GOEDE MOEDER, Dan dat, waardoor gy zyt verleid, Myn jeugdige bekoorlykheid; Zo gy rmn hand begeert, gy hebt Hechts te gebieden; Het g-enik heb beloofd zal meter daad gefchreden; Maar ons fortuin hangt gantschlyk af Van haar, die ik myn goedren gaf: Zy moet myn bmidlchat thans b*paalen; My daardoor dwingen tot den echt — En tevens in het graf doen daaien. Zy is myn moeder — hoor wat ze op dit alles zegt. duval, fterk lachende. Mevrouw, ik kan u niet verhaaien, Hoe deeze trek my heeft betoverd en bekoord; Ze is admirabel — ik ontfla u van uw woord: Gehuwd ftond ons gewis het dterlykst lot te vreezen, Daar we ongehuwd volmaakt gelukkigzuilen weezen — Vervolgends, dunkt my , is 't geraên , Dat ik verkies te gaan : Men zal my thans wel kunnen misfen. MATHURINE. Gy zult ons antwoord ligtlyk gisfen. (Duval vertrekt." LUBIN. Mynheer! Mynheer! D ü V A L. Wel nuf  TOONEELSPEL. 55 LUBIN. Daar wy Zo fchriklyk dom zyn, gy zo vreezelykverftandig, Komt het my voor, dat gy Wel, een twee drie, knaphandig, Voor myn Lucette en my, Een vers zoudt kunnen dichten; Gy zoudt ons hoogelyk verpligten. MATHUI! INE. Wel aan, laat ons terftond, Lubin, Uw moeder weeten doen dat wy gelukkig zyn: 'k Wil die welmeenendfte aller menfchen Omhelzen ; 'k wil haar hartlyk wenfchen Dat zy u langen zie gepaard — 't Geluk des kinds is tog des moeders vreugde op aard'. EINDE.