2102 C 14    ZAMENSPRAAKEN, ïusscSeh ÈEïT BATAViSCH MÉ I S 3 ]E N, en een prinsgezind MINNAAR, over b e s jongst Voor l e benen en d e rr Tegenwoordigen Tijd. door B^.TAP'US SÈCÜftDÜS* De Prijs is 3 ftuïv.   mietje, alken. w \v el nu ja! men mag met recht zeggen, in 't laatfte der dagen zal men vreemde gezichten zien — Nu Mijnheer zijn tuil uitgetuild heeft, en in zijne verwachting , wegens zijn Oranjegeloof, mogelijk bedrogenis, nu zou mietje mal genoeg weezen om hem weêr in genade aanteneemen — neen Waarachtig! daar doen de Keesjens niet aan — 't kan ook onmogelijk goed huishouden geeven, een Prinfen man , en een Patriotfche vrouw — hoe zouden de kinderen toch wel van geloof worden ? — als ze niet keezig waren zou 'k ze haaten , en als hendrik hen met zijn medaille, cocarde, en al dat geele vullis aan boord kwam, om 'er Hagenaars van te maaken , ja zie daar, dan kreeg hij vast met een talhout op zijn ribben —- neen, geen geelokerbaas voor mij rliever trouw, de ik een' opperman, als hij maar een Kees van zijn geloof was.i. maar wacht — daar wordt geklopt — vast zal 't hendrik weezen ■ och ja ! «e»br ik. Dag mietje! Mietje. Dag hendrik! hendrik. Hoe vaart mietje ? m i é t j e» Wel — Moe vaart hendrik ? hendrik* Ook wel mietje — zijr gij al den tijd dat ik u niet ge. zien heb , gezond geweest ? MIEtjïi Och ja mensen! A a  <- 4 ■> hendrik. 'T fpijt me tog" recht m i e t j e , dat we zamen kibbelerij gehad hebben. mietje, Is 't waar vriend ? — neen, dat kan ik juist niet zeggen — en mij dunkt gij zijt 'er ook nog niet zeer mager van geworden. hendrik. Dat kan wel weezen, lieve mietje ; en" evenwel kan ik heilig betuigen dat ik in al dien tijd geen gerust uur gehad heb; 't was altijd of ik gejaagd werd. mietje. Wel heer is 't mogelijk ! — fpeeldc de confeientie u mogelijk parten? — ja mijn goede man, dat 's zekerlijk al een cngemaklij'c ding. hendrik. Dat juist niet mietje ; ik weet niet waarom mijn confeientie zou knaagen? mietje. Niet? — dat weet ik wel ■—■ al ware 't maar om de vuistlook , waarop gij , ter eere van het Stadhouderlijke buis, zo menig Patriot gewatteerd hebt. hendrik. Kom kom mietje , haal die oude koejen nu maar niet weer uit de floot — waarom zijt gij toch zo vreeslijk Pa» triotsch ? mietje. VreesTijk Patrio'sch hendrik? dat's averechts verkeerd gezegd mijn lieve jonge; geen mensch in de wereld behoeft voor een' Patriot te vreezen; die zijn niet vreeslijk dan voor despooten en volksverdrukkers ; (nu die beesten zijn evenwel ook geen menfehen ;) een Patriot begeert geen meerderheid waardoor hij gevreesd zoude kunnen worden ; hij bemint, en zoekt de cgaliteit, want hij bemint en zoekt God; maar  <• 5 > gij geeloker - heertjens,gij afgodendienaars, die, meer afgodisch dan eenig ander volk, de beeldenis van uwe afgoden op uw hart draagt, ik mogt uwelvraagen: waarom zijt gij zo vrees/ijk Prinsgezind? ja waarlijk hendrik , gijlieden hebt u vreeslijk gemaakt door de kracht van uwe vuisten. hen d r ik. Waarom ik zo Prinsgezind ben , lieve mietje. . mie tje. Dat's tweemaal dat gij lieve mietje zegt; maar ik verzoek het voor de derde keer niet te mogen hooren, want mijn hart in mijn lijf keert om , als ik begrijp dat ik het liefje van een'Prinsman zou weezen. hendrik. Nu nu mietje , dat zal wel wat bedaaren. mietje. Neen waarachtig niet! — de vrouw van een'Prinsman krijgt vast ros; en zie, dat zou een Patriotsch wijf jen onvermijdelijk met ros moeten vergelden: ze zou ook van harten dapper doortasten; wel nirja! dat zou een fraai huishouden weezen, niet waar ? hendrik. Ik beloof u mietje dat ik u in alles believen, onderdanig weezen, en dat ik voor u zwijgen zal, mietje. Wel dan zou ik mogelijk de eerfte weezen die vuistlook zou uitdeden — a jasfis! zou ik zoo'n fmeerigen vleier , en laagen kruiper, zoo'n veinsaart, zou ik die onder mijne oogen kunnen verdraagen ? maar dat daar gelaten, ant. woord mij eens oprecht, ik heb tog trek om. een uurtjea met u te praaten : waaroin zijt gij zo vreeslijk Prinsgezind? n, e n d' r i k. Wel mietje om dat de voorftanders van onzen Prins het Land vrijgevochten hebben. A 3  < 6 •> mietje. Ja hoor hendrik , daar is a] zo wat aan; ik beken het, om dat ik juist ; lies niet wil opkrabben; dat alles evenwel gaat ons niet ineer aan ; gij zijt niet Print willem den eersten , maar Prins willem den vijfden gezind. ii e n d r i k. En met reden mietje I ik denk dat onze Prins.... m ie t j e. Zwijg ftil van onzen Prins; willem de vijfde van Oranje is onze Prins niet; wij hebben, na Spanje ons v jij verklaard heeft, geen' Prins over ons gehad, hendrik, Nu dat's het zelfde, onze Stadhouder dan ; ikdenkdathij tog ook een braaf man is , die 't welzijn van het Land zoekt al wordt de goede ziel door de Patriotten zo gehaat. mietje. Mijn lieve mensch ! die haat is iaüg na zo fterk niet als gij mogelijk denkt; de Patriotten haaten wel, maar juist willem niet, naamlijk niet in zijn perfoon; zij beklaagen hem veeleer dat hij onnozel genoeg is om zig de oogen te laaten verblinden , door de geenen die rondsom hem zijn. hendrik. Hé hé wat, mietje ! mietje. Wel ik heb zelve in de Mcmoriën van rendorp , (zie en die was zijn vriend tog wel,) gelezen, dat zulks aan't Hof het geval is. hendrik. Is *t waar mietje? - anders heeft onze Prins... (och ik verzin mij alweer,) onze Stadhouder meen ik , tog altoos zijn best gedaan voor het bcwaaren van de rust en veiligheid der Republiek; dat is in den AmhrWaanfchen Oorlog gebleken , toen hij er fterk vóór was om Engeland bfjtcitaan, tegen Frankrijk „ dat de Amerikaanen vrij verklaarde.  < 7 •> mietj e, Maar wijzer Staatsmannen zagen wel dat de vereisehte oorzaak van oorlog, tusfehen Engeland en Frankrijk niet beftond, daarom waren die er tegen : zie, 't is geniaklijk te geeven , maar men moet in 't oog houden dat men ook wel zonder noodzaakelijkheid verfpillen kan: 'er waren toen knaapen genoeg die bewezen dat wij niet verpligt waren te geeven. hendrik. Ja zulke knaapen als dePenfionaris berk el en anderen, die op hun eigen houtjen een tractaat met America flooten , eer liet vrij verklaard was ,• net als of ze Engeland baden: ,, Kom toch! kom toch! om onze helden afterosfen ! wij wil. len u abfolut kwaad hebben." mietje. Wel man wat weert gij u! — maar zie daar een blijk va» de domheid die onder de Prinslui over 't algemeen heerscht; de zaak ligt geheel anders mijn vriend: dat tractaat was maar een concept; het zou eerst in werking gekomen wcezen als Engeland de Americaanen vrij verklaard had ; en dat zulks moest gefchieden, was gemaklijk te voorzien; America vocht voor de vrijheid , en zulk een oorlog kan niet verloren worden; wel was het dan niet Vaderland* lievend van de Heeren die gij bedoelt, dat zij bij voorraad een u-aflaat ontwierpen ? nu konden zij intusfehen alles wel fijntjes, en tot 's Lands grootfte voordeel overleggen , en de eerfte klaar weezen , om in de gevolgen der vrijheid van de Americaanen te deelen — kijk man-lief, een ander het gras voor de voeten wegtemaajen is een kunstjen dat voordeel aanbrengt; dat hebben die PatriotfcheHceren ook wel geweeten. hendrik. Maar de Engelfchen namen het tog z.0 kwalijk, dst zij er ons den oorlog om aandeeden. A 4  <' 8 •> mietje. Maar de Engelfchen waren meer listig dan wijs: zij zoen* ten den oorlog om ons te kunnen befpringen ; zij wisten wel dat wij' niet in den besten ftaat van verdediging waren, daar aij ook fehoon gebruik van gemaakt hebben. hendrik. Nu , dat was ongelukkig genoeg voor o»s. mietje. Ja zeker was 't ongelukkig; evenwel behoort het onder •die ongelukken, waarin trouwhartige en waakzaame Regenten moeten voorzien — uw eigen rendorp zegt zelf, dat de Land- en Zee-magt van de Republiek altoos in eenen ber hoorclijken ftaat van verdediging kan weezen, zonder den burger eenigzins te bezwaaren; want deeze brengt er altoos ruimtjes voor op ; zie, die dingen heb ik aJIegaêr van ftukjen tot brokjen doDrkropen:hadden wij geen'zouTMAN geiiad^g-eland ware met de geheel? boèl gaan ftrijken, daarom zal de nagedachtenis van dien dapperenP atriotfchcn zeeheid bij ons in zegening blijven, zo Oang er nog Patriotten in de Republiek gevonden worden, en die zullen van dag tot dag vermeerderen ; want die Prinsluf, die eigenlijk maar voorftanders van de Stadhouderlijke regcering zijn , zijn waarlijk ook Patriotten ; de eigenlijke Keezen en die. menfehen, zijn het ééns; de klappen-geevers en aanbidders van despooten , dat zijn maar de lelijkers — een braaf Regent kan niet eens een des, poot willen weezen. hendrik. Maar mietje de Engelfchen werden bij ons tog ook Hecht behandeld; wat werden ze niet gefchonden en gelasterd! mietje. Geen wonder! wij gevoelden het onrecht dat zij de Ame-. rlcaanen aandeeden; deezen wilden v.-yzijn, en dat te willen wordt bij ons altoos voor loflijk gehouden — onderrus-  <• 9 > fehen verdient fchelden en lasteren geene aanmerking — zie en dat is mooi van de waare Patriotten, zij houden er zig nooit mede op; wel durven ze voor het welzijn des Lands uitkomen, maar op eene befcheidene wijze , en dan behoeven ze ook yoor geen ongenoegen aan den kant van hunne regenten, te vrcezen — daar is nu al het oordeelkundig gefchrijf over de égaliteit en de rechten van den mensch , dat thans gefchiedt, (ja cameraad ik lees wel, geloof dat maar vrij 0 dat alles houdt immers onverhinderd zijn loop ? en zie , daarvoor zou ik onze baazen één voor één wel willen zoenen — loopt er al tusfchen beiden een klein misverftandjen onder, dat wordt al rasch uit den weg geruimd, om dat men van beide zijden niet met geweld of halftarrigheid, maar met reden te werk gaat. hendrik. Maar mietje , was het dan waarlijk zo dat ons Land niet naar bchooren gewapend was, toen de oorlog met Engeland uitbrak ? mietje. Ei kijk! wat een vraag! zie mij r.u eens aan op wa,t grond gij redeneert! en zo doen de meeften van uwen aanhang ; daar komt hunne halftarrigheid en haat op de vaderlanders van daan — wel wis waren we ongewapend; La.idr en Zee-magt was verwaarloosdwas diep in verval; en dat Was ook reeds een oude wond maat; maar wat zal men zeggen ; als er geen oorlog is, openbaart zig dat alles zo niet; eyeuwel hebben de ingezetenen het recht, (zo denken de Patriotten,) van te vorderen dat in tijd van vrede alles zodanig onderhouden worde, (en daar brengen zij beftendig voor op,) dat als er een oorlog uitbarst, Land- en Zeemagt niet meer te doen hebben als maar voor den dag te fprin • g en — de tegenpartij ziet dan ook wel dat de zaaken op va}A s  < 10 > fche fbhijvèn loopen ; decze roept óók, beklaagelijke om{Idndigheid! maar daar laaten zij 't bij berusten; zij gelooven naar de oorzaaken niet te mogen vraagen; doch geheej anders doen de Patriotten, die vorderen verflag van zaaken, en beklaagcn zig van kwalijk beftuurd te worden ; nu kunt gij wel begrijpen dat die vordering en klagte zeer moeten knijpen aan den kant alwaar de fehuld ligt, en om dat aan dien k2nt dan geen zwaare flagen zouden voorvallen, fielt men de vorderaars en klaagers in het allernadeeligfte licht voor» en maakt hun uit voor oproermiakers — mijn lieve vrind! wilden de tegen-patriotten Hechts met hunne eigene oogen zien, er zou geen verfchil meer beftaan, alles zou herfteld worden , en ons Land zoude weder rust en, vrede genieten. hendri ic. En mietje, was 'er dan veel noodig om het gebrek te herftellen ? mietj e. Begrijp eens dat men ;n het Jaar 1773 reeds geklaagd heeft over het verval in Land- en Zee-magt; toen oordeelde men 't al noodig de eerfte met ruim icooo man , en de andere met 24 fchepen te vermeerderen; had men toen Hólland geloofd en gevolgd ; had men een vast fonds vooc uitrusting ter zee bepaald, en de achterlijke Provinciën tot betaaling van hunne aandeden genoodzaakt , wij zouden, toen liet gevaar opdaagde, beter in orde geweest zijn; maar wat was het! alles werd weder, (op verre na niet vaderlandlievend ,) verijdeld, dooreene vermeerdering van ƒ200000 guldens , die weinig betekenen om de vervalle Land-en Zeemagt van onze geheele Republiek te herftellen. hendrik. Maar was dat dan de fehuld van den Prins mietje? mietje. Wel God bewaar' mij hendrik, dat ik zulks zoude zeggen ! — integendeel weet ik inaar al te wel, dat de Raad van Staatc mét den Stadhouder aan liet hoofd , jaarlijks,  < ii > bij hunne petitiën,op verbetering van 'sLands magt aanga, drongen hebben ; dat zal ook geen verftandig Patriot ontkennen , vast niet! hij zal 't allen Oranje-man toeftemmen; maar daar nu noch de drangredenen der bijzondere'Regenten in deezen gevalle, noch de herhaalde voorftellen van den Stadhouder benevens den Raad van Staate op hetzelfde fujet gehoord, neen maar, tot totaal bederf van ons Land verijdeld werden , fprak het immers van zelf dat er geheime verhinderingen'plaats moesten hebben? dat er eene verdervende hand was ? de verftandigc Prinslieden ftemden het ook toe , en blijven het nog toeftemmen ; maar, maar hendrik ! hier komt weer het groote verfchii met Duimtjen's laarzen van zeven mijlen aanftappen : de Prinslièn zeggen , 't is oproer maaken , als de ingezetenen vorderen om naar die verdervende hand te zoeken, en te willen dat dezelve verlamd worde, aan welk ligchaam zij ook moge behooren; daar de Patriotten intusfehen zulks met nadruk begeeren, endatbegeeren wa"aïe vaderlandsliefde noemen, gelijk het dan ook onwederfpreekelijk vaderlandsliefde is — wil u partij dat men wachte tot den 'tijd alles naakt voor ocjgen ftelle, dat is zig wel nederig onder de flagen van de verdervende hand krommen; maar als de tijd onze oogen geopend zal hebben, zullen wij tevens zien dat wij onherftelbaar verloren zijn. hendrik. Wel mietje ik moet bekennen dat gij tog mooi kimt praaten. mietje. Mogelijk dat ik u bijna zoude overhaalen een Patriot'te worden. hendrik. Nu dat is wat fterk. mietje. 'T kap mij ook weinig verfchcelen maat: er ligt het vaderland niet veel aan gelegen , of gij Patriotsch of Oranje zijt. als 't op rcgelmaatig en verftandig handelen aankomt, kun-  < 12 > «en de domoors tog niets inbrengen; en als het tot eenc dappere, eene heldhaftige verdediging kwame , zo men ze almede als een flak te veld zien trekken: als 't geweld ze doet tnumpheeren.durven zij vrouwen en jongclingen.klinkende oorvijgen uitdeden; dat's waar... maar kom , ik wil u evenwel niet ongenadig behandelen _ liever vertel ik u nog za bet een en ander waaruit gij zelf kunt opmaaken, hoe weergacs gek gij zijt — hoor dan. In 1773 had men getoond dat er ten minften 24 oorlogfehepen gebouwd moesten worden, en in I778, (niet langer dan vijf jaaren daarna,) werd er toe befloten. hendrik. Nu nu mietje , dan kwam 't evenwel nog bij tijds tot afdoening vaii zaaken. mietje. Ja wel! — onnozelaar.' als men bcfluit een. huis te bouwen ftaat het er dan al? hendrik. Wel neen mietje .' mietje. En als men er ondertusfehen met de inwoonjng naar wacht, waar blijft men dan? hendrik. Wel mietje dan zou men onder den blooten hemel moe-" ten campeeren, of bij zjj„c vrienden moeten logeeren. mietje. Bestig gezegd ! — onder den blooten hemel te campeeren nu, is ia het geval van een' Staat, ten prooi zija van alle andere Mogendheden, en bij zijne vrienden te logeeren is zig te verpligten te moeten gehoorzaamen aan hunne fehikkingen, al ftrekten deezen ook tot verderf van geheel den Staat — nL1, men bcfloot tothet bouwen van fehepen, maar de bijlen en zaagen werden nog op geen der wefyen gehoord.  <• 1i •> ï.vtusfchen ging Engeland met zijne bijzondere zaak voord, en vergat niet ons arme Land in het oog te houden —onze Kooplieden toonden waarlijk kooplieden te zijn , deedert hun voordeel met den oorlog der Amerikaanen, (ontevreden over den toeftand des Lands, waardoor Enge/and zig dorst verftouten ons de wet voortefchrijven ;) Enge/and klaagde, werd zo veel mogelijk verhoord; maar niet naar g:-.-oegen, des nam het onze fchepcn weg, en de klagten onzer kooplieden waren daarover fchrceuwend; maar wij hadden geen Zeemagt, des moesten de kooplieden, de zenuwen des Lands, zig het geweld getroosten. hendrik. Wel mietje, ik moet bekennen dat gij veel van onze Lands omftandighcden weet. mietje. Genoeg henbrik om inijn hart bij het Patriotisüius te bepaalen , en hanlijk, tot mijn'dood toe, (ten zij'erbetere fchikkingen plaats mogten grijpen ,) te klaagen dat een Land, zo gelukkig als Nederland, niet in alle opzichten bij zijn geluk bewaard wordt — intusfchen hendrIk zou ik uw bezoek wel tot over drie dagen doen duuren, wilde ik u alles zo van ftukjen tot beetjen vertellen; maar ik zal een rcuzenftap of twee doen, om tijd te winnen» Wij vochten dan onder zoutman, op Doggersbank> tegen de Engelfchen , en onze helden kwamen met lauren terug, fchoon de Brit zig vooraf de overwinning reeds toegekend hadde, waarvan men de hoogde verzekering bekomen heeft, en 't welk niet weinig gronds gaf tot vermoeden , dat de plaats hebbende verdervende hand ook tot in Engeland toe heeft weeten te reiken; fchoon men durft zeggen dat 'er vcrfchillende gronden van Engeland^ oor* logs verklaaring aan ons voorhanden zijn— dit is zo niet — die gronden zijn niet anders, dat verzeker ik u hen-  *C 14 > » rik!.... och maar wat zal ik u verzekeren; gij hebt uwe oogen gefloten voor de waarheid _ gij befchuldigt met den Heere rendo rpj den vaderlandfchen van b e rdes ook den doorluchtiger! v i 9 s c h e r , en zo cerugc weinige andere mannen , van den Engelfchen oorhg— van de gewapende Neutraliteit, en zo voords. hendrik. mietje, ik verfta u niet geheel., m i e t j e. Dat geloof ik wel, want gij zoudt niet weezen die gij WU waart gij gee„ on weeten de. ... ik ga voord met iet aanteroeren , dat gij beter zult verftaan , om dat gij er *n uw oortjens ftraat-blaadjens ook het een en ander van gehoord hebt _ ik meen dat alle, t'huis kwam, niet op het hoofd van den Stadhouder in 't bijzonder; maar opdien Tan den Hertog van HrunSWijk-^olffenbuttel, die ook «ndelnk genoodzaakt werd voor zijne amten te bedanken, en eerst den Haag, vervolgends het Land te verlaaten. hendrik. Ja die man is al mede even redenloos behandeld» mietje. Ik wil zijn nagedachtenis laaten rusten, Hendrik < waarom Biet ? de doodcn zullen ons niet meer hinderen ; maar zo veel is Keker, dat het leven van dien man den goeden naam van den Stadhouder, bij de ingezetenen, niet veel dienst gedaan heeft. hendrik. Maar mietje! had de Stadhouder deeze zijnen ongelukkigen toeftand kunnen voorkomen ? mietje. Wel hoor vrindje.,, wij fpreekcn nu onder de roos; en daarom durf ik zeggen van ja ; en ik Kloof ook van het bekende charakter des Stadhouders dat hij het zoude gedaan hebben, ware hij niet door die in zijat environsgevonden  werden van het fpoor afgebragt; geloof mij hendrik, hadde de Stadhouder zo veele weldenkende Vaderlanders als ten tijde waarover wij fpreeken de handen in één floegen , om den vervallen ftaat des Lands weder te herftellen, gehoor gegeven, en zo al niet hunne bedrijven, ten minsten hun oogmerk bygevalle; hij zoude dieper in de achting des volks hebben blijven deelen : de verftandigen onder uwen aanhang hebben 't ook altoos dus begrepen , trouwens de vei ftandige zogenaamdePrinslicden zijn ook waarePatriotten,gelijk ik reed: gezegd heb — maar 't wordt tijd hendrik dat ik een eind aan mijn gepraat maak : het laatfte point dat ik op 't oog gehad heb is de bekende acte van confulentfthap , in den jaare 1766, tusfehen den Stadhouder en den Hertog van Brunswijk-Wolffenbuttel gefloten ; maak eens dat gij den inhoud van die acle ter deeg verftaat, en de gevolgen welken daartót, voor' den Lande, konde geboren worden, u voor den geest kunt brengen, dan zult gij beter kunnen oordeelen ; en als gij dan werkelijk een grein gezond oordeel bezit, en uwe oogen niet moedwillens fluit, zult gij het, wat dat ftuk betreft, met de Patriotten ééns zijn , en moeten toeftemmen dat de Stadhouder .... maar genoeg: ik groet u hendrik ; tracht eerst beter inzien in den algemeenen ftaat des Lands van dien tijde, en ook van thans te verkrijgen , en veroorloof u dan mede :fpreeken; maar tot zo lang moet gij aan de voeten der Patriotten zwijgen en leeren. hen d rik. Maar mietje , zou ik dan , als ik de zaaken dieper ingezien heb,de vrijheid wel mogen gebruiken van nog eens aantekomen?- mietje. Om wat te doen? hendrik. Wel mietje, al ware 't om mijn les eens optszeggen. mietje. Hoor maat, ik ben geen meesteres in de ftaatkundc, maar  «C ï<* > evenwel, als ik een'dwaalend Landgenoot te recht kan brehgen, Kou zulks mij hoogst aargéniam weezen;om dat ik geloof dat ik mijn Vaderland dan een wezenlijken dienst gedaan zou hebben. rr e n d r i k. En dan zou ik u denkelijk ook nog wel kunnen oVcrhaalen.. mietje. Ö ik weet wat gij zeggen wiltipraat inij niet van overhaalen. he n' d p ik. Maar mietje, als ik dan evenwel bekeerd Was ? mietje- Spreek me niet van die bèkeering, voor zo verre een huwelijk aangaat : ik verzeker u hendrik, dat gij als man mij altijd zult blijven mishaagen. hendrik* Waarom mietje? mietje. Wel vrind.óm dat gij klappen uitgedeeld hebt —kijk,die klak kunt gij onmogelijk uitwisfchen: iemand-die openbaar fchandaal Ondergaan heeft moge 2ig bekeeren,en beter leeven;maar het ondergaane fchandaal blijft echter tot zijn'dood toe op hem rusten, zie hendrik ! 'er is tog nooit een tijd geweest dat men voor de Patriotten het fchavot heeft moeten laaten ftaan , zo als te Jieldam voor de zogenaamde Prinsluf gefchied is ; dat blijft een fchandaal hendrik, waarin gij deelt, en daaraan hebtgij voor uw leVen genoeg : dachten de Prinsluï zo als de Prins zelf, naamlyk voor zyn cigfcn perfoon , zo iet zoude nooit gebeurd weezen, en ons Land -zou rust en vrede genieten , want hij is goed, maar gij en uw aanhang zijn deugenieten. hendrik. Nu zijt gij wéér Onbarmhartig mietje. mietje Ik volg mijn Vaderlandsch hart hendrik — Nu; zoalj gezegd is, aankomen inoogt gij wel, maar van niet anders te fpreeken dan van Staatszaaken — Ik groet u.