A AFSPRAAK der he eren ACTERENDE LEDEN, TAN HIT TOONEELOEFENEND GENOOTSCHAP, tik spxeuke vobkende, OEFENING KWEEKT KUNST; yergaaderende te amsteldam: Bij de opening van hun Tooneel, Op den 14 van Oogstmaand. mdcclxxxv: dook W. van OLLEFEN, caspersz. Te AMSTELDAM, KDccbxsxr.   Ceene exemplaar en zijn echt, dan dit dus getekend  SPREEKENDE PER S 0 0 NE N. de directeur van het genootschap. de eerste Actrice, verbeeldende het Oude Treur/pel, de representant der acterende le* den,/» het ckarakter van Williams, uit het Tooneelfpel, Clarisfa, of, De mislukte boosheid, de secretaris van het genootschap, in het charakter van^Jacob Simonszoon de Rijk. de tooneelmeester, verbeeldende het Blij fpel. dë heer: v. in het charakter van Lifimon, uit de Deugdzaams Galeiroeijer: BurgertreurfpeL cr ispyn. Z W IJ G E N D E. eene vertrouwde, van het Oude Treurfpel de knecht van Williams. een meid. Verder eenige perfoonen ter vullinge van het Töoneel ? allen in ondtrfcheidene kledinge.  AANSPRAAK. DE DIRECTEUJ. K(waardeeren, unstkweekend Vriendenchoor , wiens gunst wij hoog 't Genoegen, van gezond u weder te zien keerea, Spoort onzen ijver aan, om u, op onze beurt, Te toonen dat ons hart uw vriendfchap waardig keurt Om af te ftaan van 't zoet en heuchelijk genoegen Der lieve en ftille rust, ten einde iets toe te voege» Aan 't voorwerp uwer liefde, in 't blaakend hartgefticht, Voor 't oefenen van deugd, en 't kwijten onzer pligt. Zaagt ge, in 't voorleden jaar, op kunftige tooneelen, De trotfcheHeerfchzucht, haar gevloekte rollen fpeelen; 't Staatkundig zelfbelang, door fchrandre list gevoed, De deugd verzaaken, en, met een ontzinden moed, Ket fierfel van den mensch, de tederheid , veitreeden (,*); C*) In vtrfcheidine Criehfche en Romein/du Treur/pelen. A 3  co Zaagt ge eene ontzinde vrouw (f), uit zwakheid aangebeeden, Om weinig fchaadlijk fchoon, onteerd door dolle drift j Zaagt gij den waaren vriend izijns lands ($), het doodlijk gift Der fnoode kuiperij ontdekken; ketens draagen Om dat hij fchuldloos leed: kon het .uw hart behaagen Als Vaderliefde een' zoon, van alle hulp ontbloot (♦*), Beroofd van 't hoogst geluk, in flaaffche boe.ens floot; Niet min behaagde 'c ons, -als wij, na al ons poogen, Een enkel traantje Hechts befpeurden in uwe oogen: Dat tóch is al ons loon; dat is ons eenigst doel De hoogfte blijk van gunst, is 't kenmerk van gevoel: Duld dan, kunstkweekend Choor! dat ik, om u te toonen Hoe zeer wij zijn geneigd, u vriendfchap te beloonen Met zuivre erkentenis, in naam dier edle fchaar, ü, onzer aller wensen, rondborftig openbaar': Leef lang, en zonder vrees, bij 't dagelijks herdenken Van uw vervloogen tijd; zie u altoos befchenken Met vcorfpoed, zonder waan, die eindlijk 't onheil baartIn 't kort, geniet een lot, uwe eigen deugden waard'; Kweekt liefde voor de kunst; doe 't ijvervuur ontvonken ff) Claris/a. (§) 3«cob Simonsnom de Rijk. (**) De deugdzaame Gafeiroeijer.  (7) Der onvermoeide Schaar, zo zien zij zig befchonken Met hunnen hoogften wensch; zij branden u te zien, U, als met eigen hand, de vruchten aantebiên Geoogst in Neêrlands tuin, waar thans de kunften bloeien, Door Vrijheids licht beftraald : ik zag hunn' ijver groeien; Elk hunner ftaat gereed tot kwijting van zijn' pligt 4... Daar komen zij, de vreugd ftraalt uitelks aangezicht. Het oude treurspel, williams, jacob simonszoon de ryk, het blijspel, lt, simon, crispijn, zwijgende, en verdere perfoonen. De Dire&eur plaatst zig op den voorgrond aan de zijde van het Tooneel, naast hem voegt zig het Oude Treurfpel ; hier tegenover , aan de andere zijde des Tooneels, plaatst zig IVilliams ; «aast deezen voegt zig het Blij fpel; daar naast fielt zig Crispijn. Lifimon en Jacob Simonszoon de Rijk noemen het midden des Tooneels, de vertrouwde van het Oude Treurfpel voegt zig achter hetzelve, de knecht van IVilliams achter zijn' heer, en de meid achter Crispijn : fè verdere perjnonen fieU ten »/g allen, in de breedte, op het ToeiteeU A 4  (8) HET OÜDI TREURSPEL» Toen Trooje werd verwoest, Carthage en Rome vielen,' Jeruzalem haar vest en (lerkte zag vernielen, De muur van Csiare neêrplofte in 't ftuivend zand , Toen vestte tweedragt, met den fchepter in de hand, Haar helfchen i£tel op het puin dier trotfche wallen j Deed lieve vrede en rust, voor eeuwig nedervallen: Onkunde, een diep geheim van 't menfchelyke hart, Was oorzaak van zo veel, en van zo wreede fmart. Minerva vestte wel haar throon in 't oude Athene, Waar 't allereerst het licht der wijsheid heeft gefcheenen, Maar nooit was de Romijn zijn eigen hart bewust; Hij gaf zijn drift gehoor, en fmaakte nimmer rust, Dan, als het naberouw, die Rechter onzer daaden, Gepaard met wroegingen, hem, met verdriet belaaden, Deed woeden op zig zelv'; en zo hij Vorst was, dan, Dan vormde hem zijn magt, tot een gevloekt tijran: De naneef,die dit kwaad, met fchaê,raoestondervinden, Lag zig ver volgends toe, de zegelen te ontbinden, Waarmeê natuur haar' wil in 't hart verborgen had; Die openbaaring nu, bevatte een gantfcho fchat Van kennis en verltand, en deezen zijn het tevens,  (9) Dieu, geachte rij! de zaligheén des ievens Doen fmaaken, als gij hier, al fpeclende befchouwt, Hoe zig de rnensch een fchande,of glansrijke eerzuil bout: Deez vreugde,uwvreugde,is't doel van onsftandvastig poogen; Uw vriendfchap sij ons loon! blyft fteeds, in's hemels oogen, Voorwerpen zijner liefde, en onwaardeerbre gunst; Aan de edle déugd gewijd, befchermers van de Kunst! WILLIAMS. Uwtrotfchegrootfpraak, zal misfchieneen' dwaas behaagen, Die'tmenschlijk hart nietkent, ncchzijn geheime laagen; Die waant, dat liefdeen deugd , iets meer dan klanken zijn : Voor mij, ik hoor die met verachting, fmart en pijn. HET OUDE TREURSPEL. Ik bid WILLIAMS. UwRome waande, als htt, van wellust dronken, Zig door een dertle'vrouw, ftaatkundig zag belonken, Dat liefde, in 't zuchtend hart, haar zetel had geliicht; En, fteunende op haar recht, dacht hij het zigeenpligt, Om 't all' te wangen voor haar die hem listig griefde. Deez doemenswaarde drift, in naam der zuivre liefde; Stak eerst in Troojes wal het alvernieiend vuur; A .5  ( 'O) Natuur zelf , werd verkracht, door werking der natuur. Was dit nu liefde? 't ging veeleer de liefde tegen : Maar toen de naneef kwam, om alles te overweegen; Toen hij het menschlijk hart bepijnsde, en ondervond, Wat in 't verborgen lag; toen alles open ftond, Was toen de mensen volmaakt?zijn thans de Christnen beter, Dan eertijds Romes volk? zijn niet hun driften heter, Naar maate zij meer fchijn van waarheid vinden, tot Verbloeming van het kwaad? wat is der braaven lot? Verachting, fmaad en hoon! is liefde in onze dagen Meer heilig dan voorheen? i? de oorzaak van 'tbehaagen Niet nog een enkle drift bij veelen? en de deugd Een zwakheid, of een droom der eerfte onnoosle jeugd? (Tegen de aanfehouwers.) Gij dan, die u verbeeldt, wanneer ge op Kunsttooneelen, De zogenaamde deugd, een droeven rol ziet fpeelen, Dat thans het menschdom meer verlicht is, hetverftand Meer opgeklaard , de drift gcflooten aan den band, Het valfche zelfbelang ontmomd, gij zijt bedroogen; De List bond u, door Kunst, een blinddoek voor uwe oogen. De deugd verliet deezeaard', ftand vastigheid en trouw  ( u > Ilegaaven zig ter vlucht; het knagend naberouw Is het gevoel, dat flechts den mensch is bijgebleeven, Op dat hij tot zijn dood zou voor zig zei ven beeven DE K T £. Houd op— wacht u, dat ge ooit, vol ingekropte fpijt, Terwijl gij zelf,misfchien,de bron der rampen zijt, Waarvan gij klaagt, u laat van 't fpoor der reden voeren, Door laffe muiterij onze eendragt te beroeren. Ik fpreek van Rome niet, maar van mijn Vaderland; Daar gaat de zuivre deugd, met waarheid, hand aan hand, Bevrijd van naberouw, van langzaam moordend wroegen, Op 't lieflijk pad der vrede, en 't zalige genoegen; Gsnietends 't geluk van eenen vrijen lucht: XNooit joeg de Batavier zijn welvaar,:! op de vlucht; Maar weê den geen die hem zijn welvaard durft benijden ; Dit is zijn vrijheid, daar hij eeuwig voor wil ftrijden, Dit is zijn eenig goed ? zijn dierbaarst goed; zijn God: 1 Voor haar droeg hij dén boei; ftierf op een moordfchavot. williams. Zo was ook Home vrij; maar 't is niet vrij gebleeven. de r Y k. En Nederland blijft vrij, zo lang zijn burgers leeven;  Dat zijn de helden daar de vrijheid op betrouwt; Op wier onwinbren moed zij haaren zetel bouwt. Wie kent de Belgen niet? een volk, dat met zijn fch ouden Den grammen donder fchraagt;op'tvoetfpoor van zijneouders, Het blikzemende zwaard zwaait met een eisren vuist; Den vijand van zijn Land, tot ftofen asch vergruist Wat vreugd! dat zulk een volk, ons wil zijn gunst vereeren! Bij ons komt, om de deugd, om zijnen pligtteleeren!—■ (Tegen de aanfchouwers.~) Bataaffche vrienden I nooit ziet ge uw geluk geftoord. Vraagt niet wat Rome deed, door nieuwigheid bekoord; Hoort na geen wrevlig hoofd, het is uw gunst onwaardig ; Verhoort alleen uw hart; zijt moedig; zijt rechtvaardig; Befchermt de vrijheid, blijft der edle kunst gewijd, Zo leeft gij boven ft lot, in 't aanzien van de nijd. WILLIAMS. Hoe fchaadlijk is een volk de vrijheid, welkers oogen Door list geblinddoekt zijn.' DE E Y K. Gij zijt hierin bedrogen : Het volk van Neerland heeft den biinddoed a/gefcheurd, En met den vost vertrapt.  ( 13 ) WILLIAMS. Ligt' wordt die daad betreurd i Als 't vredig is, Hut het gemaklijk zig bepaalen. DE R Y K. Eer zal de hemel op het aardrijk nederdaalen, Eer Hollands volk zig weêr in ketens kluiftren Iaat. W I L L I A M S. Uw drift.... DE R T K. Geen drift.... L X S I M O N. Bedaart; denkt waar gij heden ftaat. (Tegen de Ryk.) Verdediger eens volks, elks achting dubbeld waardig, Uw drift voor 't Vaderland, is billijk, hoogst rechtvaardig, ' Maar 't is de plaats hier niet, te ftrijden voor het land; Dees tempel, toegewijd aan kunst en waar verftand, Is heilig in het oog van hun die kunst waardeeren: Ons oogmerk is, om hier, al fpeelende, te leeren, Langs welk een' weg de mensch zijn grootheid kan doen zien ; Den tegenfpoed, het lot, ja zelf» den dood ontvliên,  C 14 ) Het voeat den wijzen man, de redelijke wetten Der billijkheid, aan 't hoofd van zijne daên te zetten. (Tegen IVilliams.) En gij, wiens hart, in plaats van door (landvastigheid Het Jot te keer te gaan , wanneer het u beftrijdt, In fcheiJen,uitbarst, om dat, in uw oog, de menfchen lu alles niet voldoen, aan 't geen gij welzoudtwenfchen; Toon meerder eerbied, voor een volk 't welk gij niet kent; Dat van de wieg af aan, is tot de deugd gewend Dit is uw kroost, o fchaar van vrienden en vriendinnen! 'k Breng mij, met traanen in mijne oogen ,'t heil te binnen Dat ge ondervinden zult, wanneer gij, afgeleefd In de armen van dat kroost, uw ziel Hem wedergeeft, Die ze uzo mildlijk fchonk:dat het Hem moog'behaagen, t Ü onzen tempel lang te helpen onderfchraagen, Terwijl ons grootst geluk beftaat in uwe gunst, Dan bloeit onze ijver, dan, kweekt oefening de kunst. CEiSfTH , zig met eene grootfckt houding voor het Oude Treurfpel buigende. Uw dienaar, Rijksvorftin! uw zaaken zijn verloc-pen. (Zig insgelijks voor Williams buigende,) Uw dienaar , knorrepot! daar valt niet meer te hoopen;  C 15 ) Scheld, vloek en raas, gij kunt zoveel tog niet beftaan, Zo min als die madam, dat wij aan 't Ioopen gaau. Parbleu, d j Batavier kan aarfelen noch zwichten, Hij zal u, eer gij 't weet, zo handig beentje ligten, Dat ge als een drijftol ligt te draaien op den grond. (Zijn' degen trekkende, dien hij als een jnaphaan op zijn. fchouder legt.) Geen Amfteldammer zal.... HET BL IJ SPEL. Crispijn ! cmsPïN, een diepe buiging maakende , fielt zig voor zijn' Heer, en prefenteert zijn' degen. Mijnheer! HET EL IJ SPEL. Uw mond Zal maaken, gaat gij voord, dat men u op zal fluiten. c r i s P Y N. O 't was maar om de grap; ik zal mijn woede fluiten. (Zijn' degen opfleekende.) Rust dan mijn zijdgeweer, zo vreeslijk in mijn hand} Kom nimmer uit de fcheê, dan voor het Vaderland. HET BL ij SPEL. De vrede, en 't vol genot der redelijke wenfghea,  ( lO Is 't zout des levens, het beminde doel der menfchen, Om dat de gulle vreugd hen overal verzelt: Gij dan , in wier geluk, mijn hart zijn wellust ftelt, Smaakt bij aanhoudendheid, de vreugd, en doet ons deelen In uw geëerde gunst, zo zullen we, in ons fpeelen, Altoos bedoelen, om, door fchaterend gelach, Verkeerde hebl/jkheên te brengen aan den dag; De fchandlijke ondeugd, tot de beendren toe te gispen, Al boertende den mensch befcheiden te berispen ; Zo word* de kunst gekweekt; zo word' de deugd betracht, Ons Kunstgenootichap tot den hoogden trap gebragt Van welverdienden roem; zo kan men nuttig weezen Aan andren en zig zelv'; geen laster doe ons vreezen; Zij is dedienaares, van fchandlijke Eigenbaat, Die, door flandvastigheid, als fneeuw voor't vuur, vergaat. de directeur,, tegen de Afiteerende Leden. Als eendragt u verbindt, dan zal het fchandlijk poogen Der fnoode wangunst, niets op uw geluk vermoogen : Blijf dan, ó nijvre ftoetl elkanders vriendfchap waard'; Toon dat gij deugd, met vreugd en waare kunfteminpaart*