2102 C 32  ft   MI SS IVE VAN EENEti OUD - BURGEMEESTER* OVER DEN %f PENNING. Zyn te bekomen: te Amttcrdam, by H. trends, G.E»mt Trop, d'Erven Kruyf en IV. Brave; Rotterdam , J. Bal, Bof bout en Hendrikfe; Leyden , J. Perk; Utrecht, van Ros/urn; en 'sHage, J. F. de u4gét \ 3 ftüiverS.  I  MISSIVE VAN E E N Ë N OUD'BUR GE ME ES TER OVER DEN 25fle PENNING. Nsen , Wel Edele Heer! terwyl ieder één zich bezig houdt met de overweeging van de groote Operatie door de Staaten van onze Provintie ondernomen , ben ik niet onverfchillig in eene zaak van zoo veel gewicht, en zal voorU, noch voor wien het ook zyn moge, myne gevoelens niet verbergen , wanneer ik verzocht worde öm dezelven open te leggen. Deze vrymoedigheid, ik wil het niet ontvelazen , is op myne overtuiging gegrond, dat de maatregel op zich zelve goed is. Ware dit anders, zo zoude ik zwygen, om dat ik , fehoon niet blindeling onderworpen aan de denkbeelden van myne Overheid, In zo verre dat ik dezelve telgen myn gemoed zoude goedkeuren, echter van oordeel ben, dat ik zelfs dé onvolmaakte befluiten van de Overheid moet eerbiedigen, dat ik myne byzondere, van de haaren verCchiUende denkbeelden niet moet uitbazuinen ± en dat myne onverftandige verzetting tegen de Regeering een veel grooter kwaad kan veroorzaaken, dan de uitvoering van eene min wel beraden Reibluiie ooit doen zal. ... Doch in dit geval, Wel Elele Heer! meen ik hard op te mogen fpreeken, om dat ik den (lap van de Regeering aanzie, als dragende alle de kenmerken van eenen maatregel, die een goed Ingezeten moet pryzen en helper} doorzetten. Heb ik U dit niet eerder gezegd, en is'er daarom eenige twyffeling by U opgekomen omtrent myne foedkeuring v»n deeze'zaak, zo z«l ik nieï fchroomeri A 3 ö0*  < 4 > ook de rede van myn ftüzwygen, tot noch toe gehouden, rondborstig aan U te bekennen. Ik heb my niet ongevraagd willen .uiten, op eenen'tyd. daar de gemoederen nog zo levendig zyn, daar de geest van te regeeren nog zo algemeen onder de menfehen is, en daar het Patriotismus fchynt te herleeven, hoewel onder de goede kleur, by die geenen welken de Patriottifcbe Cabaal het heft uit de handen gewrongen hebben. Kan myn voorbeeld , zo als UEd.,z,icli gelieft uit te drukken, van eenig gewicht by myne'Medeburgers zyn, zo meen ik inde tegenwoordige omftandlgheden niet beter te kunnen doen , dan zelfs in de allergewichtichfte zaak te toonen, dat ik my, na ééns uit de~Regeering in mynen llillen, burgerlyken kring terug gekeerd te zyn, niet meer met eene vermeetele beöordeeling van Staats-belluiten wil ophouden, daar ik toch de waare gronden niet meer van kan inzien, waarvan de-zwaarigheöen (zo als'er zwaarigheden in alles zyn) niet meer door my, noch door myns gelyken, by de zwaarigheden van andere maatregelen kunnen vergeleken worden, en'waaromtrent in allen geval, de verantwoording niet by my, maar by die geenenis, welken de zask ondernomen hebben , weshalven 'er alle Tede is om te gelooven, dat ik dezelve niet met die aan-acht en met die naauwgezetheid onderzocht heb, als de Hooge Overheid zelve noch voornaamh k als die Leden en Ministens van de Regeering, welken door riunne bekwaamheid en beproefde denkwyze in bezit zyn van het vertrouwen der Regenten, en uit dien hoofde vooral de hand hebben in het beleid en in de uitvoering van zaaken. Dan, hoezeer ik door de omftandigheden en de gefteldJieid van de gemoederen ook 'mag genoopt zyn om my niet met de Politiek op te houden, achte ik my evenwel verplicht aan de begeerte van myne Vrienden te voldoen , ■wanneer myn ftilzwygen kwalyk uitgelegd zou kunnen •worden , en ik wil dan noch liever hooren, dat zommigen van my zeggen , dat ik weêr den Burgemeester fpeelen wil, dan dat myne voorgegeeven afkeuring van eene zo belangryke zaak eenigen indruk op zwakke geesten zoude maaken , en dat de algemeene bedilzucht eeniggezag daarvan zoude ontleenen, terwyl zy reeds zo fterk en zo luidruchtig is. Ik zal dan beginnen, Wel Edele Heer! met eene flel• ling, die juist niet naar de hed-ndaagfehen fmaak is, namélyk, dat eerfe daad van de Regeering anders moet beoordeeld worden door een Lid van dezelve, en anders door een Ingezeten. Een Lid van de Regeering heeft meet  C 5 ) meer gronden om zvn oordeel op te bouwen, en zyne overtuiging van den goeden uitilag eener onderneeming moet veel fterker zyn, dan de overtuiging van eenen Ingezeten die dezelfde gronden maar gedeeltelyk ol niet kent, en meestal, ten welzyn van den Staat niet moet kennen Maar zo denkt de hedendaagfche Waereld niet meer De Patriotten hebben ons verlicht. Wy hebben ze wel 'uit het Veld geüaagen , maar wy neemen hunne grondbeginfelen aan ; en indien wy even fchielyk als zy door alle de verwarringen der Demokratie (om de VolkHen! , den invloed des Volks, de Majefteit des Volks , en wat dies meer is, alles onder éénen naam te bevatten tot eene volmaakte Anarchie overgaan, zo zullen wy nog , die thans in keven zyn , de vruchten van ons verkeerd gedrag- moeten proeven, en onze blindheid niet genoeg kunnen beklagen, daar het voorbeeld van onze Party ons niet wyzer heeft gemaakt, en een voorbeeld van ancnriK een voorbeeld ter navolging by ons geworden is. Deeze patriottifche Geest , onder de vrienden van de oude Conllitutie en van het Huis van Oranje, verdiende wel dat onze beste Schryvers, bezield van die oprechte liefde voor het Vaderland, welken de goede Ingezetenen in het fchild gedragen hebben , zich tegen zo verderflyk eene dwaaling veizetteden; en naar myn oordeel behoorde een man die dit waarlyk nuttig werk, in weCrwil van alle de baatelykheid daar uit te voorzien , met eene edelmoedige opoffering van zich zeiven ondernam, zich vooral toe te leggen om aan te toonen, dat het Volk nooit zo ongelukkig is, dan wanneer men het weet op te ruiden om' eerst naar meer vryheid te (laan , om dan in het gezag te deeleo, en om het gezag etridélyk zelf te voeren. De Hillorie getuint deeze waarheid op elke bladzyde, en de eenvoudigfte Phllofbphie kan dit betoogen. Men heeft dikwerf aangemerkt , dat het Volk nooit meer dan eenen fchvn van macht bezit, dat het altyd wordt beheerscht door Aanvoerders, waarvan het wel veranderen , maar zich nooit ontdaan kan; doch, hoe zeer dit omegenzeggelyk waar zy, zoude men nog kunnen beweere.i, dat gelteld dat het Volk eenige macht kon oefenen, het evenwel zich zelf daar mede zou benadeelen, om dat het in alle tv den aan dien invloed op de Regeering. ot aan die Regeering zelve, zyn waar geluk heeft opgeöfïbrd, en dat, na de korte oogenbllkken eener Volksregering, de armoede onder de gemeente overvloedig getoond heeft, dat de band»n der Maatfchaopy verfcheurd waren , en dat de eerfte grond van het menfc'ielyk welzyn, namelyk een A 2 eer-»  < 6 ) eerly». beRaan, door de ftuiptrekkingen van de Demokratie was gekrenkt. Men zoude vervolgens kunnen aantoonen, dat de Anarchie, wanneer 'er noch redding op is, juist tot het tegendeel van de gewaande Volks-macht brengt, om dat mea eindelyk geen middel krachtig genoeg vindt, om de ongeregeldheden te fluiten, dan de macht van Eenen ; zo dat de Vryheid-fchreeuwers meestal lynrecht naar de onderwerping loopen. Wilde men nog meer doen tot herftel van de goede orde en van de klem in de Regeering, zoude men, tot de Regenten zeiven overgaande , kunnen aantoonen, dat in eene veelhoofdige Regeering het vertrouwen der jongften op de ouden en. ervarenen de grond van geheimhouding, van kracht in de uitvoering, en van aanzien buiten 'sLands moet zyn. Ik herinner my, Wel Edele Heer! myne jonge jaaren, toen ik een bloot Aanfchouwer in de Regeering was, engelyk, als de Leerlingen van den grooten Wysgeer van Griekenland , die zeven jaaren zweegen, met alle oplettenheid toeluisterde, om my in het vervolg van tyd tot die Ampten en Commtsfien bekwaam te maaken, welken ik het geluk heb gehad tot genoegen van myne Mede-Regenten; en met lol' by de Ingezetenen, te bekleeden, en waaraan ik de achting verfchuldigd ben , die ik in myne rust nog geniet, en mogelyk dit aanzoek zelfvan UEd., om U myne gevoelens mede te deelen, zo als ik met al de oprechtheid cn onbefchroomdheid van een' Oud' Man voorneemens ben te doen. Kan ik niet nalaaten, om meer uit te wyden op het geen niet volftrekt tot de zaak behoort, maar daar myn hart dog vol van is, ei lieve! fchrylt dit dan ook aan myne hooge jaaren toe, en lees mynen brief met even veel toegeevenheid, als Gy zo dikwerf myne redekavelingen in den kring van weinige vertrouwde Vrienden hebt aangehoord. Myn oogmerk kan dan niet zyn, Wel Edele Heer! om alle de gronden van de Operatie van de Staaten aan te wyzen , noch om alle de zwaarigheden optelosfen, want dat zoude een Advis zyn, en ik ben niet meer in de Regeering, noch in ftaat, om alles zoo wel re weeten als toen ïk 'er in was; maar ik heb my voorgefteld als Ingezeten Xe redeneeren, en in die betrekking meen ik te kunnen betoogen , dat ik voldaan moet zyn , en dat de genomen maatregel, zo als ik reeds gezegd heb. alle die kenmer' ken draagt, weiken eene daad van de Regeering de goedkeuring van den Burger moeten doen wegdragen. De noodzaakelykheid van een kracbtuadig middel tot herRel van de Finantien wordt door de Staaten tot grond ge-  C 7 ) aeleed van deeze Leening. De zwaare flagen , zedert het laar 1780, door de Finantie geleden, worden beknopteIvk aangehaald. En wie behoeft daar eenig bewysvan? Aan wie zyn de drie tydvakken van den Engelfchen, van den Keizerlyken, en van den Burger-oorlog onbekend? Wy zouden rede hebben om verftomd te ftaan, als wy hoorden, dat de Schatkist niet uitgeput, en de nood niet zeer groot was. Vóór de Onwending is dit denkbeeld altyd zo levendig geweest, dat men oordeelde, dat de Patriotten het niet zouden kunnen houden zonder belastingen en dat de belastingen hun den nek zouden breeken. Zedêrt de Onwending is de fpraak altyd geweest, dat er een ongewoon middel zoude godig zyn , en veele menfchenftondenmetde beurzen open , om eenen Vyfuglten Penning te betaalen, het welk alreeds in diergelyke omftandigheden gebeurd was. Doch is dit alles niet voldoende om het wezentlyk gebrek aan te toonen, hoewel er niets meer nodig zoude zyn om dit te doen blyken, zo rra men de katfte Negotiatie van de Patriotten na, in den Zomer 1787. -Toen hebben zy het het geld met de dubbele waarde in papier moeten kopen, zo nietig was toen het Crediet van Holland, 't welk zo lang was rtaande gebleeven met de laagfte intresfen in de geheele Weereld bekend. , „ , . „„„ Men heeft in deeze tyden hooren zeggen , dat de tegenwoordige Conftitutioneele Regeering, met den Stadhouder aan het hoofd, de Ingezetenen mede behoorde uit te lokken door groote voordeelen, het zy in tapitaai. het zy in Intresfen, en dat men dan geld genoed zoude kunnen krygen. Ik zal de paaien van befcheidenheid met te buiten siaan, maar wie haatelykheden wilde zeggen, zou hier een ruim veld vóór zich hebben. Hy zou met eens behoeven uit te wyden op de vraag of de Regeering thans het verderftyk voetfpoor van de Cabaal behoort te volgen in het wankelend Crediet den bodem in te daan' Hy zou alleenlyk nodig hebben te onderzoeken, waar'dan de fondfen tot aflosfing, niet alleen van het Capitaal om het welk men noch niet zoude kunnen denken 'maar ter betaaling van de zwaare Jaarlykfche Renten , zouden te zoeken zyn. Want geeft men voordeel op het Capitaal, zo is 'er eene des te grooter fom nodig, en dus neemen de Intresfen tos: en maakt men de Leening op het Papier gelvk met de wezendlyke benodigdheid , zo moet men zwaare I xteiesfen belooven. Dit aanzienlyk Fonds zoude hy nergens dan in belastingen kunnen vinden, de belastingen zouden algemeen moeten zyn, uit * A 4 dieB  < 8 ) dien algemeenen druk zouden de Penningen voortkomen ter voldoening van de Geldfchieters, en diejweinige , ryke Geldfchieters zouden ziels alleen mesten door het z'weet der Gemeente, Doch ik wil de uitvoerige wederlegging van dit gepreezen middel om het gebrek te verhelpen niet op my neemen, en meeii daar genoeg van aangeftipt te hebben, om te doen zien , dat 'er eene des te grooter hardigheid in gelegen is, naar mate de winst van zommigen , door het vooruitzicht van zwaare interesfen , of anderen voordeelen aanzieniyker zoude zyn, ten koste van de Ingezetenen in het gemeen. De Staaten hebben in het begin van dit jaar eene Geldligting opengefteld op geheel andere gronden, Zy hebben de waare Vaderlandsliefde der Ingezetenen beproefd, met weinig meer dan de gewoone voordeelen aan te bieden. Zy hebben getoond, dat tervvyl zy aan den eenen kant de Provintie niet onmatig wilden bezwaaren , zy aan den anderen kant overtuigende blyken wilden hebben, dat de vrywilhge middelen onvoldoende waren , vóór dat zy aan zo droevig eene waarheid geloof wilden fiaan. Op dien tyd, Wel Edele Heer! heb ik eenig geld naar myne omitandigheden gefchot.>n. Het zelfde weet ik van UEd., en waren de verdere Ingezetenen toen even gereed geweest om het Land by te fpringen, zo zoude het zelve voort genegotiëerd hebben tot de geheele benodigdheid toe. iMaar ach! hoe weinigen, zelfs van de best gezinden, hebben dit met ons mede gedaan ? Het was een di up.pel aan den emmer, enhetLand bleef in denzelfden nood als te vooren. Inmiddels wierdt de nood dagetvks dringender, .en ieder één bekende volmondig , dat'er een buitengewoon middel by de hand moest genomen worden. - Veelen fpraken toen van belastingen, zommigen noemden wederom den 5ofte Penning, die de drukkendrte van allen zoude geweest zyn. Of de Regeering haare gedachten oyer één van deeze beide voorftellen heeft laten gaan weet ik niet; maar dit is my vry duidelyk voorgekomen ' dat eene gewoone belasting, ja zelfs verfcheidene belastingen te geiyk, als uit haaren aart langzaam werkende onmogelyk konden voldoen aan de oogenblifckeb ke benodigdheid, en dat in tyden van dringend gebrek zo als dezen, gereede penningen alleen het Crediet kunnen heritellen. r Iswaar, dat eene buitengewoone belasting een 50fte Penning, de Kas fchielyk en rui n hadt kunnen voorzien ; doch weetik niet, in de eerde plaats, of dezelve ruim genoeg zoude opgebracht hebben voor de wezeritly- k<*  t o > k« benodigdheid , noch in de tweede plaats, of dit middel het beste zou geweest zyn, met opzicht tot de Ingezetenen. Drukkender is het vast dan eene gedwongen Leening, en het flrekt zich daarboven over de geheele Gemeente uit, eene omftandigheid, die wel in het oog behoort gehouden te worde'. Ook ware nu het tydftip om eene liberale Gift, zo als die Penning in 1747 hiette, wederom in te voeren, kort na de Omwending geweest, en toen niet doorgezet zynde , kon dezelve thaos niet meer in aanmerking komen. Doch ik heb gedacht, dat de Staaten , inziende aan wat voor armoede de gemeente was gekomen, do r het patriottisch Syftema van vergaderen, van cxerceeren , van monteeringen en allerlei vertooningen , begreepen hebben, dat'er by de geringe Burgery niets meer te haaien was. Het is my toegefcheenen, dat zy van het begin af geen ander voorneemen hebben gehad,'dan 'eene ö'eFdlichtin'g, dat zy dezelve niet ruïneus voor het Land hebben willen maaken, dog dat zy ondervonden hebben, dat de Ingezetenen geen geld op de gewoone conditiën wilden befteeden, en dat zy vervolgens daar eenen plicht van hebben moeten maaken. Die verplichting zelve komt my voor, de zwaarigheid van veele welgezinden weg te neemen . die niets in de laatfte vrywllllge Negotiatie van de Maand Maart laatstleden geplaatst hebben, om dat zy zeiden, zullen wy ons geld met zo veel nadeel befteeden, terwyl de Patriotten hunne penningen opHuiten' Nu moet ek het zyne toebrengen , en die redelyk wel gegronde rede van huiverigheid is geheel weggenomen. Laaten wv vervolgens, Wel Edele Heer! de voornaamlte voordeelen van dit middel ééns optellen , zonder het bezwaar daar van eenigzints te willen ontkennen, of verminderen. • De geringe Lieden , die niets kunnen misfen zyn daar vooreerst van uitgalloten, het Land vorderJ méts van hen. De meer vermogende Ingezetenen leenen allen een gedeelte van hunne bezitting, het vvf-en-twintigft» deel van dezelve , aan de hooge Regeering. Dit vyf-en -twintisrlte deel, of deze vier houdeidlle deelen, worden in vier Termynen opgebracht, binnen den tyd van ten allerminften zestien maanden , zo dat men één honderdfie no" in dit jaar, twee anderen in het volgende, zynde 1780 °eu het vierde eindelyk in het derde jaar , zynde 1790 ,'betaalen kan. Alle welke bepaajingéft het middel draagbaar en tot eene gelyke last maaken voor de meer vermogende* Ingezetenen, welken onder het zelve begreepen zyn , terA 5 wyle  wyle 'er de otivermogenden geheel van vry komen. Men heeft wel,fchoon naar myn inzien ten onrechte, gezegd, dat de moeilykheid van aan gereede penningen te komen, és last evenwel ongelyk maakte, om dat de één meer moeilykheid daarin zoude vinden dan de ander. Maar gefield ééns , dat die ongelykheid plaats gevonden hadt, wanneer alles te gelyk hadt moeten gegeeven worden, ia welk geval het geld fchaars zou geworden zyn, zo kan dat nu byna geen plaats meer hebben, daar niet alleen de termynen ruim genomen zyn, maar de pramien zo zyn gefteld, dat dezelve wel kunnen uitlokken, om do Som van ieder termyn drie maanden vóór het zelve in te leveren , maar niet om eenig termyn vooruit te betaalen , zo dat het niet te denken is, dat het eerfte meer dan een vierde van de geheele Som opbrengen zal, en 'er dus vooreerst door de Contribuanten in het,gemeen, maar een vierde van de penningen behoeft gevonden te worden. Dan zyn 'er nog meer fchikkingen gemaakt, om het gemak in het furnisfement te bevorderen. Men kan met gewerkt goud en zilver beftaan, het welk den gereeden penning minder fc'iaars en minder getrokken zal doen zyn. Wie ook goederen zal moeten bezwaaren , om geld voor deze Leening te vinden , zal vry zyn van de gewoone lasten aan het Land. Op deeze wyze komt het my voor dat de breed uitgemeeten moeite van aan gereede penningen te geraaken, de gelykheid van deeze last niet zal ffooren, maar dat een iegelyk, in zoo ver hy een noemenswaard vermogen heeft, wezentlyk naar zyn vermogen zal toebrengen, om het Land uit den nood te helpen. Wy hebben ook nog van het nadeel voor den Koophandel hooren fpreeken, wanneer zo aanzlenlyke fommen uit denzelven zouden getrokken worden. Deeze bedenkelykheid heb ik met ernst overwogen. Dan het is my toegefcheanen, dat by die geenen welken dezelve maaken , veelal is veronderfteld , dat de geheele Som met één opgebracht zou moeten worden, en datzy mogelyk van geen zwaarigheid gerept hadden, indien zy van begin af waren onderricht geweest, dat'er vier termynen, en wel zo Verre uit elkander, gefteld zouden worden. Dezelfden, heb ik gemerkt, verbeelden zich ook dat het opgebrachte geld geheel Uit de circulatie komt. Zy hebben niet bedacht dat de nood zelf van het Land dit b«let; dat het Land in nood is, om dat het geld moet uitgeeven; en dat het uit ie geeven geld wederom onder de Ingezetenen, dat is, in cie circulatie komt; dat ook een groot gedeelte van het geen dat de Compagnie uit deeze leening zal ontfangen , van den-  denzelfden aart is, om dat de Compagnie eenlge Meloenen aan het Land fchuldig is, om dat zy geld van de Ingezetenen opgenomen heeft , en dat van beiden de interesfen betaald moeten worden, om dat zy vervolgens deuitdeelingen doet aan Inwooneren van dit Land, om dat zy eindelyk hier te Lande Schepen uitrusten bemand, goederen opkoopt om te verzenden, en eene menigte van Bedienden onderhoudt. Het geld komt derhalven meestdeels wederom in de circulatie, en onder de Kooplieden. Behalven dat de Admiraliteiten beter voorzien zynde , de Commercie en de Zeevaart beter zullen befciermd worden, het geen waarlyk het geld wel waard is, dat men 'er voor opbrengt, en waartoe de gewoone inkomsten van die Collegien zedert langen tyd niet voldoende geweest zyn. Het geen de Colonien, zo in Oost als West, by d:ze Operatie zullen winnen, behoort men mede onder de voordeelen van den Koophandel te brengen , daar zyde voornaamfte zuilen van zyn. En hoe zeer kan eene gelyke operatie in de Colonien de verbetering derzelven niet bevorderen , daar toch niets diergelyks over Zee ware te onderneemen geweest, zonder het beflisfend voorbeeld van de machtlgfte Provintie in derzei ver Moederland! 'Er zyn ook klachten geweest over de zachtheid, waarT mede men de Patriotten fpaarde, terwylzy, naar het inzien van zommigen, het kwaad hebbende begaan , daar voor behoorden te boeten. Aan zulke menfchen wii ik gaarne iets toegeeven , om dat zy met een' pryslyken yyer fpreeken, en dat de grond van hunne redeneering gedeeltelyk waar is. Maar ik hcude my verzekerd , dat zy by nrdere overweeging zullen inzien, dat het aUt mogelyk zyn zou dien regel te volgen. Men heeft immers door de Amnestie , de Patriotten , met uitzondering van de Aanvoetders, van alle vervolging vrygefteld; en zal menze : u niettemin gaan ftraffen? Men heeft by die Amnestie nauwlyks kunnen befchryven wie voor een' Aanvoerder moest gehouden worden ; en zal men hier beter flagen , met die geenen aan te wyzen , welken mets onder de Contribuanten tot den 25fte Penning wil gereekend hebben? Men tracht de rust te herftellen, allen grond tot haat en tweedracht te verbannen, de gemoederen te bedaaren, en met de inwendige Vrede het Land wederom te doen bloeien en welvaaren; en zal men die heilza-ime oogmerken bereiken , door op nieuws den eenen Burgertegen den ander, huisgezin tegen huisgezin, op te zetten, en de gisting onder het Volk meer dan ooit in de harten aan te kweeken ? My dunkt, dat de Hooge Overheid dagelyksch waakz-i- m.r  C 12 ) ffier worden moet, om uit de weinige documenten, welken men van het Patriotismus heeft, aanleiding te neemen om verder te komen , om meer te ontdekken , en om de uitgezonderde vi'aarachu'ge hoofden van de overwonnen , maar nog woelende Cabaal, de wei-verdiende ftraf van hun verderfiyk gedrag te doen ondergaan. Dit is rechtvaerdig , en ik meen dat dit gefchiedt; maar het ander befchouw Ik uit een ander oogpunt, en ben niet verwonderd , dat het nagelaaten wor.it. Die geenen welken voorgeeven dat de uitgeweeken Patriotten vry komen, weeten zeker nog niet, dat alle de Gerechten in de Provintie aangefchreeven zyn om de transporten en belastingen van de goederen der zodanigen op te houden, tot dat zy voldaan, of Cautie gefteld hebben. Eene voorzorg, welke de meest vermogenden onder dezelfde last als ons brengt; en wat is aan de anderen veel gtleegen' h dit genoeg. Wel Edele Heer! om vry wel aan te tooJlen , dat het Middel draagbaar, en dat de last gelyk is, zo meen ik, dat het zelve, wat de Ingezetenen aangaat, als zodanig één kan en ny.et befchouwd worden , 't welk de goedkeuring, en gevolgelyk .de willige onderwerping van ons all?n na zich trekken moet. Dan het moet ook ten nutte van het Land ftrekken , de Finantie herflellen , het Crediet doen herleeven , om in allen opzicht te voldoen. Maar deeze befchouwing is moeilyker dan de vorige, hier heb ik minder kennis van , minder grond om op te bouwen, hier moet ik meer ftaat maaken op de kundigheid van deRegeering, en voornaan lyk van die Leden, welken dit Middel hebben goedgekeurd en aangepreezen. Inmiddels kan ik eenige aanmerkingen waagen, die my voorgekomen zyn min of meer oplettenheid te verdienen. Het fchynt , dat hoe groot het gebrek ook zyn mag, het Discrediet nog grooter is, en dat de benodigdheid* van geld , over het geheel genomen , niet zo dringend als die van den gereeden penning is. Daarom heeft men vier ten honderd geëischt, ten einde den flag gewis te flaan , en om dat men niet behoefde te vreezen van te veel te kunnen krygen, vermits het overfchot zo oneindig nuttig befteed kan worden , door aflosfingen voor eenen geringen prys, ten nurkelyken gerief van het Land. De onverwante Eisch van den 25de Penning heeft evenwel doen fchreeuwen, dat men eenen onbegrypelyken fchat tot verderf van de Ingezetenen wilde vergaaren. Dog dit gefchreeuw is myne waarborg, dat het Middel aan de benodigdheid zal voldoen, waar ik alles  les mede gezegd heb, wanneer ik ééns over de beduchtJ heid weg ben van al te veel te zullen ontfangen, en niet met zommigen kinderachtig bezorgd ben , dat dan de Iateresfen te zwaar zullen worden voor het Land. Eene aadere aanmerking heb ikby my zeiven gemaakt op de nodige Intcresfen van het re'wachten Capitaal. Indien het Land al wat het meer uit deeze Leening trekt dan het nodig heeft, op den duur aan aflosfingen , beneden de oorfpronkelyke waarde befteedt, zo zal de fchuld , en daarmede ook de Interesfen, merkelyk afneem en. Daar is gevolgelyk , by eene groote vermeerdering van jaarlykfche last voor het Land, ook eenige vermindering. De meerdere last zal vervolgens jaarlyks, door de voortduurende aflosfingen beneden den prys , telkens afneemen „ tot dat de Hollandfche Obligatien daardoor weder op prys zullen zyn , en dan zal men kunnen zeggen, dat het voordeel, uit het herflelde Crediet te voorzien, noggrooter is, dan het geen welk men uit de aflosfingen zal getrokken hebben. Eene van de eenvoudigfte aanmerkingen, met opzicht tot het meerder bezwaar van interesfen voor de Provintie , is, dat de Compagnie een groot gedeelte van dezelven zal moeten draagen. Dan net valt minder onder het vetftand der menfehen, dat de Compagnie daar inftaat toe zal zyn, en veelen twvfelen zelfs, of de Compagnie zo zwaare Capitalen van Holland behoorde te ontfangen. Ik -wil derhalven wel iets van die verachte, en in waarheid te weinig gekende Compagnie, hier byvoegen. Overal waar een groote Koophandel gevestigd is , vindt men eene, of eenige Waaren , die met meer voordeel daar ter plaatfe verhandeld worden, die den grond tot den verderen handel gelegd hebben , en die meestal voortbrengzelen van den bodem of van de kunst der Inwooners zyn. In ons Land is de Visfchery de eetfle grond van den Zeehandel geweest, en.de Oceaan was onzen akker; dog de tyden , wanneer wy denzelven fchier alleen ploegden, zyn voor- by. Wy hebben fchoone Fabrieken gahad; dog hoe weinig is 'er van overgebleeven? Ons Land zelfs is klein, en fchoon vruchtbaar, in geen de minde evenredigheid met onze vofkrykheid en macht. De Colonien zyn ons overgebleeven, met alle derzelvcr vruchten, waarvan zommigen ons by uitfluiting toe behooren. Zy zyn thans de veiligfte grond op welken onze HanriéT en Zeevaart rusten.' Zy kunnen ons niet dan met geweld ontrukt worden, terwyl de andere takken van ons beftaan, ons in tyden van vrede en van harmonie met ouze Nabuuren, allengs zyn uit  tilt de hand gefpceld. Niets verzekerd ons dan meer van pen groot aandeel voor altoos in den sctiven handel van de Weereld, dan de producten der Colonien-, en vooral der üosterfche Speceryen , die wy met geene Natie gemeen hebben. Wy kunnen derhalven de Compagnie, als den grondflag van onze Commercie aangezien, niet genoeg waardeeren , en wy doen onrecht als wy klagen, dat het Land de Compagnie te rulmfchoots onderfteunt. Het is ook met een geringen fehyn, dat men de Compagnie van den Handel onderfcheidt, als of de Oosterfche Handel zonder Compagnie kon gedreeven worden. Veelmeer is het thans eene betoogde waarheid, dat die Handel en Vaart niet aan Particulieren kan overgelaten worden , dat ^e Directie van dezelvende naauwfte betrekkingen tot den Souverein dient te hebben; en dat de Compagnie, om het met één woord uiftedrukken, een politiek lichaam geworden is. Ik verbeelde my, dat wie de Compagnie met zulk «en oog befchouwt, in den onderftand aan haar verleend, het welzyn van den Koophandel en van den Staat zalontdekken. Denkt mende zaak dan nog dieper door, gaat men het befiaan der Compagnie verder na, zo zal men komen te begrypeu, dat zy , wel beftierd zynde, bet Land zelfs rykeJyk z«l kunnen fchadeioos ftellen voor de nu optefchieten penningen. Meer gronden zoude ik hier nog kunnen byvoegen , om het nut van deze Capitale Leening voor het Land aan te wyzen; dan, Wel Edele Heer! ik zal hier mede rusten van eenen taak dien ik my, in myne oude jaaren, uit liefde voor myn Vaderland heb opgelegd, eene liefde welke my niet dan met het leven zal verlaaten. Ik meen,; dat Ik met al het geen ik aangehaald heb, genoeg zal cezegd hebben om iedèr Ingezeten, geen Lid van de Regeering zynde, van de wysheid van dit Middel te overtuigen; doorhem namelyk voor het oog te hebben gehouden , welk een' graad van overtuiging, buiten de Regeering, voldoende moet geacht worden; door hen getoond te hebben dat by ontiientenis van andere middelen, dit middel heeft moeten aan genomen worden; door hein te hebben uitgelegd , dat dit middel draagbaar en eene gelyke last voor de Ingezetenen, als mede nuttig en voldoende voor het Land is; alles é in zo verre wy van dergelyke zaaken kunnen en mogen oordeelen, en in de veronderfteiling van een zeker vertrouwen op de kunde en goede inzichten van de Overheid, zonder welken alle redeneering over haare daaden vervalt. Ik zal nog maar met weinige woorden twee zeldzaame pm-  ( 15 ) •mftandigheden aanltippen, welken deeze zaak vergezelt? hebben. Hoe mag het toch gekomen zyn , dac het publiek in het begin zo fterk tegen dit Middel geweest is? Kundige lieden, weldenkende Ingezetenen, Regenten zelfs; hebben zich tegen hetzelve uitgelaaten. Ik heb getracht my daar eenige rede van te geeven, en ik heb gevonden, dat eene zwaare belasting, hoedanig ook ingericht, altyd doet fchreeuwen, zo dat'er iets van den afkeer van de menfehen voor dit middel aan die algemeene oorzaak moet toegefehreeven worden. Ten tydé van den softe Penning, ftaat my nog zeer wel vóór, dat 'er hard geklaagd wierdt over de noodzakelykheid van zo groot eene opoffering. -En nu heeft menig één dien softe Penning in den mond, als of de Staaten, met denzelven te eifchen, eene weldaad zouden beweezen hebben. Veele menfehen hebben ookhet wezentlyk onderfcheid tusfehen deeze Capitale Leeningen de liberale Gift niet gevoeld , maar gemeend , dat zo als de 25fte Penning nog ééns zo veel als de softe is, zy ook nog ééns zo veel kwamen te verliezen. Anderen, kundiger, maar achterdochtig, hebben gewaand , dat het woord van Leening maar een firik was, om de Ingezetenen in te vangen. Kwalykgezinden hebben gebruik gemaakt van die misvattingen, zy hebben aanleiding tot anderen en groveren gegeeven, zy hebben onder de misnoegdheid geftookt, en hebben een open veld gevonden om de gemoederen vóór in te neemen. Dan, Wel Edele Heer! de leezing van het Plakaat, 't welk nu in ieders handen is, zal de Welgezinden doen terug komen en de anderen ontmaskeren. De tweede omftandigheid is eene opvatting, welke nog minder grond heeft. Veel eenvoudige Ingezetenen , maar vooral vee! Landlieden , beelden zig in dat de Prins tegen dit Middel is, en nooit zyn 'er zo gekke geruchten uitgeftrooid als om die onderftelling te doen gelooven. Een verftandig man zoude uit die geruchten zeiven beflooten hebhen , dat 'er niets aan de zaak was. Doch de menigte laat zieh wegfleepen. Het komt my vóór, dat hoe zeer men niet alles aan kwalykgezinden moet toefchryven, evenwel ook hierin hunne verderflyke woelingen te ontdekken zyn. Inmiddels blykt nu uit het Plakaat zelf, dat Zyne Hoogheid voor dit middel geadvifeerd heeft; en alle degeenen, welken daarvan onderricht kunnen zyn , moeten bekennen dat Hoogstdezelve ftaat in het tegenovergefteld denkbeeld van het geen men Hem toegefehreeven hadt. Het zoude my derhalven des te meer deeren, indien de braave Opgezetenen ten platten Lande, die zo trouw  t rö ) trouw aan de goede zaak gebleeven zyn, zich tot een» nutteloozen tegenftand Jieten verleiden, en zich zeiven ongelukkig maakten. My is laatstelyk onder de handen gevallen een Brief van eenen Boer uit den Alblasfer-waard, aan zynen Vriend in het Westland , met het antwoord op denzelven. Ik wenfchte wel dat dit Stukje veel geleezen "wierdt op het Land, en de fatzoenlyke lieden kunnen, naar myn inzien, niet moeite genoeg doen om de verdere Ingezetenen door bedaarde aanfpraaken . en door bevordering van het leezen van zulke Werkjes, tot eene betamelyke onderwerping aan de wyze fchikkingen der hooge Overheid te brengen. U, Wel Edele Heer! behoeve ik zulks niet aan te beveelen. Uw goed hart,.Uwe beproefde verkleefdheid aan de Oude Conftitutie en het Huis van Oranje , Uwe redelykheid, by alle gelegenheid gebleeken , laaten my geene twyfeling meer over aan Uwe volvaardigheid om ook in deze zaak den plicht van een' goed' Ingezeten te betrachten. Ik heb de eer &c.