)1 1055 3354 UB AMSTERDAM   TEGENWOORDIGE STAAT DER VEKEENIGBE NEDERLANDEN; EEN EN TWINTIGSTE DEEL; Vervattende het vervolg der Befchryving van STAD en LANDE. To AMSTERDAM, LEIDEN, DORD , tn HARLINOEN, By J. de Groot, G. Warnars, S. en J. Lüchtmans, A. en P. Blussé, en V. van der Plaats. MDCCLXXXXIIII. Met Privilegis,   TEGENWOORDIGE STAAT DER VEREEN1GDE NEDERLANDEN; EENENTWINTIGSTE DEELS EERSTE STUK; Vervattende het vervolg der Befchryving van STAD en LANDE. te AMSTERDAM, LEIDEN, DORD, tn IIARLINGZN, By J. de Groot, G. Warnars, S. en J. Luchtmans, A. en P. Blussé, en V. van der Plaats. MD CCLXXXXlJIi Met Privilegie.   INHOUD DER HOOFDSTUKKEN. EERSTE HOOFDSTUK. Befchryving der Stad Groningen, behelzende haare gelegenheid, gedaante, vestingwerken, poorten, grootte, bevolking, naamsoorfprong , oudheid , historie , graften, bruggen, flraaten , markten , openbaar & wereldlyho gebouwen, kerken, godsdienstige gejligten en weeshuizen, geleerde mannen, koophandel en neering, gilden, yoorregten der burgeren, burgervaandelen, krygsbezetting, regeering in V algemeen en in de onderdeden, gild water en fiapelregt, weeskamer , kluftheeren, kommisfarisfen der kleine zaaken, rekenkamer, pondkamer, heerlykheden, wapen. . Bladz. j TWEEDE HOOFDSTUK. Befchryving der Heerlykheden van de Stad Groningen* . . » 175 DERDE  INHOUD oer HOOFDSTUKKEN. DERDE HOOFDSTUK. Behelzende de befchryving der Ommelanden; in het by zonder van derzelver Regetring, befiaande uit Jonkeren, Hoofdlingen, Eigenerfden en Polmagten, oude verdeeling ïn onderkwart'er en, Oppermagtige regten, Monfler Heer en, Arbiters, Gekornmitt eerde Raaden Bladz. 237 VIERDE HOOFDSTUK. Behelzende de befchryving der drie Onder, kwartieren in de Ommelanden, als Hunzingo , Fivelgo, en V Westerkwartier, benepfens de Eilanden. . . . • . 301 VIJFDE HOOFDSTUK. Befchryving der Heerlykheid Westerwolde, beheizende deszelfs grenzen; rivieren; grondsgefteldheid; naams oorfprong; hiflorie; onderzoek over het leen van Westerwolde; opvolging" der leenmannen in het zelve; befchouwïng van het regtswezen aldaar, oudstyds, en hedendaags; van het Pogtgerïgt; van den kerk/laat; en befchryving der dorpen» 401 TEGEN-  TEGENWOORDIGE STAAT VAN GRONINGEN m de OxMMELANDEN o f STAD en LANDE. EERSTE HOOFDSTUK. Befchryving der Stad Groningen, behelzende haare gelegenheid, gedaante, ves~ tingwerken, poorten, grootte, bevolking, naamsoorfprong, oudheid, historie, graf tsn , bruggen , ftraaten, markten, openbaare wereldlyke gebouwen, kerken, godsdienstige geftigten en weeshuix.cn, geleerde mannen , koophandel en neering, gilden, yoorregtên der burgeren , burgervaande* len, krygsbezetting, regeering in V algemeen en in de onderdeelen, gild water en ftapelregt, weeskamer, kluftneer en, kommisfarisfen der kleine zaak en , rekenkamery pondkamer, heerlykheden, wapen. N. afloop der gefchiedenis zullen wy Groots» thans overgaan tot de befchryving der fteden gek. en dorpen deezer Provincie, waar onder met regc de eerfte plaats verdient de pad ii. Deel. a Gro»  2 Tegenwoordige Staat Grokïn- gen. Gelegenheid. Groningen* waarnaar het gantfche gewest zoms benoemd wordt. Zy ligt aan het uiteinde van den zogenaamden Bifchops oi hondsrug, op de breedte van 52 gr: 15 min. en lengte van 23 gr. 20 min., aan de zamenvlocjing van de Hunze en de Aa. Deeze beide ftroomen, binnen haare muuren vereenigd, vormen, daar buiten gekoomen zynde, één voor taarrlyk zwaare zeefchepen bevaarbaar water, bekend onder den naam van Iteiidiep; waardoor de Groningers in ftaat ge^ iteld worden hunnen handel met eigene zeefchepen naar onderfcheidene oorden van Europa te drijven. Ten noorden is zij omringd van zwaare kleilanden, die, en daarom , en om derzelver nabyheid aan de ftad, alleen toe weiden voor het vee gebruikt worden; terwijl ten zuiden de zandige hoogte haar het voordeel geeft van tefFens te genieten eenen overvloed van tuin en warmoeskruiden, met de aangenaame lommer der boomen. Ook bezorgc deeze hoogere ligging haar een meer gezonde lugt (§), en bevrydt haare inwoo- ne- (5) Zie tan DoevoïK, redevoering over de gezondheid van Groningen, 1770; alwaar dat ficraad, ■weleer van onze, daarna van Leidens, hooge fchool zig naar de vertaaling van den hoogleeraar van Geuns dus uitlaat: „ Wat nu de gunfligheid van onze luchtftreek „ betreft, immers is die zodanig voor Groningen, „ dat men er noch aan bovenmatige koude, noch aan ondraaglyke hitte is bloot gefteld , terwyl „ men hier zulk een middelmaate heeft, als ten „ meesten nutte der gezondheid gewenscht konde „ worden: waajtoe de aardrykskundige ligging va»  van STAD en LANDE. 3 aeren van de zorgelyke vrees voor overflroomingen; terwyl de opgenoemde rivieren haar niet „ onze ftad'veel toebrengt. Meesttyds echter is de ,j dampkring van Groningen koud. Het agt geeven „ op de thermometers immers, welke de warmte en j, koude der lucht aamvyzen, de bevinding van 't „ gevoel in onze eigene lichaamen, en andere bly« „ ken, laaten geen twyfFel over, dat de lucht hier „ veel meer naar koude helt , dan naar warmte. „ Dat die koude dikwyls vorst voortbrengt, en 'swinters niet zelden hier zeer fcherp is, kan „ niemand onbekend zyn. „ Zy zyn het fpoor byfter, die hier over zoo menigmaalen klaagen : wel verre dat de, fchoon hevige, koude den onzen fchaden zoude, doet zy veel eer hunne gezondheid aanwinnen. Want, gelyk het volgens „ de proeven der natuurkundigen in andere lichaa' men plaats beeft, zoo doet ook de koude de vezelen onzer lichaamen in vastheid en veerkragt, en diesbalven in fterkte toeneemen; zy vermeer„ dert de levenskragten; zy bedwingt de verfpilling „ der fynfte vogten; zy weert de rotting der inge ■ „ wanden en andere deelen af; door verdikking en „ famentrekking der huid noopt zy hec bloed naar „ binnen; ftookt de inwendige warmte aan; de kou„ de verwarmt de lichaamsholügheden , volgens Hippocrates ; de fpyzen worden beter gekookt; „ het bloed vaardiger bereid; door welk alles de „ gezondheid bellendiger en de lichaamen kragtiger „ worden. Dus komen de Groningers nader aan ,, die noordfche volkeren, de Deenen, Noorwe,, gers, Zweeden, en Rusfen; van welken ik nu ,, niet hoef te betoogen, hoe veele voordeelen zy ,, voor hunne gezondheid, kloekheid, en langlee„ vendheid van de koude hebben afteleiden. —■ „ Anderen hebben het gelaaden op die lastige wis* „ felvalligkeden van onze tucht, zoo by dage als nag„ !c, en de plotsly! e omwentelingen van weer; if A a „ «ul- Gnoaia« 0£N.  4 Tegenwoordige Staat Groningen. niet alleen gedurig voorzien van frisch water tot gcryf der brouweryen en andere trafy- ken, „ zullen my tegenwerpen de fchielyke overgangen „ van warmte tot koude, voornaamlyk 'savonds. „ Doch ook hier toont de ondervinding, die ge* „ trouwe leermeesteresfe, dat de geftellen der on„ zen, tot koude gewoon, niet veel last lyden. Ik „, heb meermaalen en met veel verwondering waar„ genomen, wanneer de kwik, binnen weinige uuren, twintig en meer graaden op den thermo„ meter zakte, dat er geene merklyke ongemakken; op zoo'n groote en zoo fchielyke verwisfeling ge„ volgd zyn. Op andera plaatfen ziet men veelen ,, te gelyk, na zulke verandering, aangetast wor„ den van borst, long, keelontfteekingen , of „ foortgelyke ziekten : doch te Groningen ziet men „ dit niet. Ik wil zeker niet beweeren, dat niet fomtyds deez' en geene dus getroffen worde; ,, maar dit kan ik volmondig betuigen, dat ik, ge„ duurende myn verblyf in deeze ftad, nog niet „ waargenomen heb, dat zulke ziekten, wegens ,, zulke oorzaak, algemeen geheerscht hebben. „ Zoo groot is de gefchiktheid ter gezondheid, „ welke onzen burgeren ten deele valt wegens de f, koude lucht, waarin zy van hunne tedere jaarea afgewend zyn! — Veel minder fchikken zich „ onze geftellen tot een groeitere warmte van den „ dampkring: en ligt lyden zy daardoor last. De „ hitte naamlyk brengt haar nadeel aan door de fchadelyke uitwaasfemingen, die zy uit bet aard„ ryk, de wateren, het vuilnis, de doode lichaa,, men, en andere dingen doet opklimmen, en wel- ke aan de lucht, die ons omringt, van ons ingëa„ demd en doorgeflooken wordt, een allerergst be,, derf byzetten. De lichaamen neigen, door lang,, duurige hitte, voornaamlyk zoo die teffens vog,, tig is, tot een fpoedige rotting, die ruime brou „ der allerergfte ziekten, hujine fyufte vogten wori- „ deK  van STAD en LANDE. 5 ken, maar ook met de gegravene trekvaarten in het Fivelingo , Hunfingo , en Wester- kwar- „ den hier door verfpild, welke zoo noodzaaklyk „ zyn tot onderhoud der leevenskragten; de overiw ge vogten bederven; de vaste deelen worden „ week, flap, en kwynen; de zenuwen vcrzwak„ ken; een traagheid bekruipt alle lichaamswerkin„ gen; dus gaat de gezondheid, en dikwijls het lee„ ven zelf ver-looren. Zoo dat ik hier van de bos, venmaatige zomerwarmte altoos menigvuldiger „ ziekten heb waargenomen , dan van de ftrenge „ koude. Zy is vrugtbaar in ziekten, die van ont„ fteeking verzeid en benoemd worden; gelyk ook „ in gal , brandende, rot, kwaadaartige, en uit„ flagkoorfen. Tot hun groot geluk echter onder,, vinden de Groningers niet dikwyls zulk eene he„ vige warmte. Hier komt by, en wel ter aan„ mcrklyke befcherming hunner gezondheid , dat de „ hitte der lucht hier zelden van eenigen duur is: „ want wel dra voegen er zich verfcheidene lucht„ verhevelingen by, die den dampkring zuiveren, van rottige en fchadelyke uitvlneifelen ontheffen, en fpoedig tot een gunftigeren trap van koude „ herbrengen, die onzen inwooneren meet' natuur- „ lyk is. 1 % Nog minder hebben de onzen te „ klaagen over de te groote droogheid hunner lucht, zo niet dan, wanneer de zomerhitte teffens over„ maatig is, waarvan ik zoo even gefproken heb: „ Indien 's winters of in de lente, die droogte mogt 3, heerfchen, vindt men er koude by, en veeltyds „ vorst , van welker gunftigen invloed op de ge„ zondheid ik reeds melding gemaakt heb. —■ Van ,, vogtigheid valt onze dampkring meer te befchul„ digen; welke, terwyl ae de fpiervezelen week „ en flap maakt, de zweet en uitwaasfembuisjès toeftopt, geen ongewoone oorzaak is van veele, en vooral fleepende, ziekten onder onzeinwoo„ ners; ja, door verrottinge, nog meer verderfly A 3 „ ke GfiONlNGEJ*.  «SN. Gedaante. Vestingwerken. 6' Tegenwoordige Staat kwartier, gelegenheid geeven tot eene nuttige en voordeelige binnenlandfche fcheepvaart. De platte grond der flad is langwerpig, en vertoont de gedaante van eene peer, wïer dikte naar het zuiden, en fpits naar het noorden gekeerd is. In aanzien der vestingwerken is Groningen omringd van diepe graften, zwaare en hooge wal- ,, ke uitwerkzelen voortbrengt, wanneer ze, met warmte gepaard, de nauwe kamers of donkere „ woonkelders der onzindelyke armoede influipt. „ Wyl echter de vogtigheid veel vaaker ons aankleeft met koude, dan met uitfteekende warmt» 5, verzeld, vindt men haar veel minder fchadelyk, v dan men zig in den eersten opflag zou verbeeld „ hebben. Dat ook de dampkring hier minder dan ,, elders door nevelen vogtig wordt, zal optemaa3, ken zyn, uit het geen ik te zeggen heb van Gro„ ningens wateren en gronden. De verhevene lig„ ging der fiad maakt ook, dat het water te weerzy,, den naar langen ftreeken, en ditpe vaarten, dia haar grootst gedeelte omvangen, afloopt, en „ daardoor in den grond dringt. De barometers „ wyzen aan, dat de lucht hier zelden, of nimmer , die overmaat van zwaarte, ligtheid, of yeerkragt heeft, welke onze geftellen zoo konne aandoen , dat er ziekten uit zouden volgen. En den kunstervaarenen kan hier van de oorzaak niet verborgen zyn, zoo ze h*t bygebragte in opmerking ncemen, en daar nevens denken op de ligging van Grorirgen , die wel verheven, doch „ niet al te hoog is. Immers is het een ziektekun„ dige les,,dat het dus met ons gelegen is, dat we even zeer beledigd worder door een al te dife„ „ ke, gepakte en zwaare lucht, als dooreen al „ „ te dunne en ligte: terwyl de middelfooxt obs „ „ genoegteen welvaart a^nbresgt."  van STAD en LANDE. wallen, vooral ten zuiden; uitmaakende zeventien bolwerken of dwingers (§). Deeze verfterking, daar de ftad voorheen naar den ouden trant (legts eenen Iteenen muur had, voorzien van rondeelen en torens, is in de voorige eeuw , na den inval van Ambrofio Spinola in Twenthe , begonnen, en binnen zestien jaaren , van 1608 tot 1624, voltooid ; meerendeels op kosten der fhd, die ook nog dezelve onderhoudc, waar voor haar thans op den gewoonen ftaat van oorlog de fom van 6000 guldens jaarlyks goedgedaan wordt. Hoewel men diestyds gemelde vestingbouw, ingerigt naar de oude Hollandfche wyze, voor fterk aanzag, en dezelve in dien ftaat ook heeft uitgehouden het beleg van 1672, oordeelde men egter daarna eene meerdere verHerking nodig. Zulks draalde niettemin tot 1698 , wanneer naar het ontwerp des vermaarden Koehoorns, tusfehen de ftad en de buurt Helpen, een nieuw werk aangelegd is geworden, om den hoogen rug tusfehen de Hunze en de Aa te befchermen. Daartee dienen drie van eikanderen gefcheidene uitfpvingende bastions, welke zig egter onderling verdedigen; wordende aan den laageren zoom der opgenoemde ftroomen gedekt door vier- kan- (J) Derzelver naamen zyn de volgende: 1 Kraane . 2 A ; 5 Marwiks ; 4 Oude rondeels ; 5 Heere ; 6 Ooster ; 7 Drinkelaars ; 8 Steenftil; 9 Poel; 10 S. Johans; n S. Walburgs; 12 Jakobiner ; 13 Ebbinge ; 14. Boteringe; 15 Jadts ; 16 ïruid; 17 Rehdieps dwinger. A 4 GkoniX' gen. Nieuwe werken.  1 Tegenwoordige Staat kante redouten. Ook wierden gelykentyds de wallen aan de zuidzyde der ftad aanmerkelyk verhoogd, en eenige dwingers geheel met aarde gevuld. Met dit alles willen nogtans zommigen, dat Groningen niet kon geteld worden onder de fterke plaatzen, hadde zy niet. te baat de voor den landman zo zeer gedugte onderwaterzetting , door middel der fluizen, waarmede zy binnen haare muuren de afkoomende zoete wateren kan doen opftygen, en met die, zowel als met de zoute, waartoe de tot door de ftad loopende vloed gelegenheid geeft, het omleggende land onderzetten; uitgenomen dien hoogen rug ten zuiden, op welken daarom gemelde werk ligt. Dat zelve wordt egter, niettegenftaande den roem zyns ontwerpers, door kenners daarin gebrekkig gehouden, dat het ter voldoende verdediging eene al te groote bezetting vordert. Dan daar meergemelde hoogte niet zeer breed is, moest het denkbeeld van eene doorfnyding natuurlyk voorkoomen. Verfcheidene daartegen gemaakte zwaarigheden, ook naar men wil uit yverzugt, ftremden egter tydelyks de volvoering van dat ontwerp, tot dat men het in 1786 zo ver gekregen heeft, dat op kosten der Generaliteit eene evenwydige afgraaving naar roojing der bastions begonnen is; door welke by afloop der tydelykfche uitbeftedingen voor gemelde nieuwe werken eene breedte van veertig Rhynlandfche roeden ruim een voet onder het waterpas zal komen te'ftaan. Men meent daardoor niet alleen voprtekoomen het gevaar van ondermyning; maar ook de aanvallen, als die nu  van STAD en LANDE. 9 nu op bepaaldere plaaczen moeten gefchieden, met mindere manichap te kunnen tegengaan, en afteweeren. De poorten der ftad zyn agt; als de Heere, de Ooster, de Kleine, de Steentil, de Ebbinge, de Boteringe, de Kraane, en de Apoort. Behalven deeze vindt men binnenwaards nog twee poorten van de oude verfterking, als twintig of dertig fchreeden van de nieuwe Apoort ééne, van daar den naam draagende van oude Apoort, geftigt in 1517 (§_); en op het einde der Poeleuxaat ééne, bekend onder den naam van Poelepoort. Die beide zyn nu gefchikt tot bewaarplaatzen van fchuldenaars ; en tot gevangenhuizen voor burgers, die misdreven hebben, of daarvan be1'chuldigd worden: waarom op ieder derzelver een Raadsdienaar als fipier woont. Aan buitenfingels naar de wyze der Hollandfche fteden mangelt bet hier; zynde alleenlyk buiten de Ooster en Heerepoort de weg bylangs de graft met boomen beplant. Dit gebrek bewoog de Regeering om eene groote kamp landstusfehen den Heer en Oosterweg te koopen, en tot een flerrebosch aan te laaten leggen, gelyk ook de beide gemelde wegen, tot aan de nieuwe werken toe, met eik en beuk te bezetten (t)welk hout, thans vry weelig groejende, den ftedeling eene aangenaame wandelplaats verfchaft; waartoe ook dienen de met yp bcpoo' te wallen, en van waar men een ichoon gezigt heeft op de omleggende landsdouwe. De (5) S. Beninga Chron. II. 314. (|) Raaiis-rejol. 12 A^ril, en 22 Q3. 1764. A 5 Gronin» GfcN. Poorten.  io Tegenwoordige Staat CSONINGRN. Grootte. Getal der huizen, en inwooners. Naams • oorfprong. De grootte der ftad (na den uitleg in de voorige eeuw, waar door ten noorden eene groote ruimte, en ten oosten de oude voorHad van het fchuitendiep haar ingelyfd wierd) is vry aanmerkelyk: daar de wal den wandelaar rondom denzelven anderhalf uur zal beezig houden; de lengte van de Heere tot aan de Boteringepoort van een half uur gaans, maar die van de fteentil tot aan de Apoort iets minder is. Naar gelang egter dier ingefiotene ruimte is de ftad niet fterk betimmerd, wegens de grootte der opene plaatzen en merkten ; ook zyn in den nieuwen uitleg nog veeIe tuingronden, hoewel derzelver hoeveelheid zedert eenige jaaren, door eene gegevene vrydom van fchoorfteeageld voor nieuws gezet wordende huizen, merkelyk is afgenoomen. Het getal der huizen en wooningen in Groningen wierd in 1740 geteld op 4785, en by eene nauwkeurige opneeming in 1787 gebragt rot ruim 5500. Wanneer men nu de bewooners van ieder huis en wooning fttk vier te zyn, alsdan krygt men twee en twintig duizend; een getal, dat overeenkoomt met de gewoone berekening der door eikanderen geflagene geboorte en fterflysten. Hier onder zyn egter mede begreepen de warmoezeniers buiten de Heere, Ooster, en Boteringepoort; als mede de huisgezinnen buiten de A, en andere poorten, voor zo ver die onder de ftadstafel behooren. De naam der ftad, thans gewoonlyk Groningen, wierd in voorige tyden meerendeels gcfchreeven Groeningen of Greuningen. Zon- dsr  van STAD en LANDE. tl der ons met de beuzel ingen van eenen Tro-1 jaanfchen ftigter Gruno opcehouden , koomt i ons die naamsafleiding de waarfchynlykfte voor, waarby men wil, dat de ftad haaren naam ontleend hebbe van de groene -weiden (§)• Niet zo zeer, omdat die haar omringen : want deeze reden kan niet, daar zy by veele fteden in ons gemeenebest plaatsvindt, als eene byzondere voor Groningen opgegeven worden. Maar flaat men gade die zandige hoogte, welke, uit Munsterland tot hervvaards afgeloopen , en telkens imaller geworden , zig eindelyk tusfehen de Hunze en de A verliest en ophoudt; dan is niets natuurlyker, dan dat die landrug, uit zynen aart gefchikt tot weelige grasdraaging, de ingezetenen als eene uuftekende groene weide in het oog liep. Te meer daar dezelve, aan drie zyden omringd zynde door drasfig land wegens de geduurige overftroomingen der rivieren , by het vaalgeele van het riet des winters te fterker het groene der hoogte deed affteeken. Daar nu Ing, Inge, oudcyds betekende eene algemeene weide of beemd, moesten de eerflen, die zig hier met de woon nederzetteden, van de omliggende wel gezegd worden ,, te woonen op die Groene Inge, of weide;" waarvan eerst by verkorting Groen''ge, Groirfgc, en naderhand Groeningen gekoomen is (f). Gro- ($) U. Emmius de agro Frijiae inter Jmafum £f Lavicam, deque urbe Groninga p. 17; M. Altikö nat. Germ. inf. part. a. p. 73. (f) En. Lve, 111 gltsfario Saxonico & Gothice Latino, Lond. J772, zegt: Ihg, Imos, pratum, pas- CKMM j gsm.  is Tegenwoordige Sïaat ©jRONIN D.eéz' was gelast het militaire van die cxeCti» ée te beftieren. (*) Hijlor. der Nederl. oerlogen 17 loik, U. 41$ II. Deel. U Gkonih* GEN.  GRONINGEN.J 600. ^ April. % April. 18 Tegenwoordige Staat uitgingen, vooral door de fteilheid der Stads regeering, befloten de Commisfarisfen hunnen last te volvoeren. Eerst wierd de geheele burgery ontwapend, niettegenstaande de ernflige tegenbetuigingen van den Breeden Raad der itad; daarna de fleutelen der poorten en van het llads-tuighuis, opgehaald; en vervolgens de vonnisfen van 1599 , welker plegtige bekendmaaking men hier tot dus verre had opgehouden, onder het voorafgaan van klokkengelui en trommelflag, van het regthuis afgeleezen, teffens met een fterk mandement poenaal ter agtervolging dier vonnisfen. Want in het zelve wierden anders verbeurd verklaard alle voorregten en praerogativen , en de wederftreevers bedreigd om als verftoorders der gemeene ruste behandeld te zullen worden. De redenen deezer fcherpe verordening worden in dat ftuk opgegeven in volgende bewoordingen „ alfoo de voorfchre„ ven drie fententien tot noch toe hare vol„ komenc kracht ende effect niet en hebben „ konnen forteeren, door de onwilligheyd „ ende verhinderinghe van de ghenen, die „ met fo grooten ghevaer, kosten, ende „ bloedt verftortinghe in hare vryheydt , „ goede verfeeckernisfe ende geluckighen 3, llaet, uyt het gheweldt der vyanden zyn „ ghebracht, ende daer naer by myn Heeren Staten Generael foo eerlyk ende beleefde„ lyck zyn getracteertende over fulcks al„ derweynigst reden daartoe hadden. Dat „ men oock met groote patiëntie ende alle ui„ terfte devoir, foo door brieven als befen„ dinghen van verfcheyden Heeren Ghecom- „ mis-  van STAD en LANDÊ i$ n uitteerden , nochte door ernllige aenma- c „ ninghe van fyne Ghenade niet en heeft ghe- g „ vordert: maer dat alles tot grooten on-1 „ dienste van de ghemeene faecke, verach„ tinghe van myn Heeren Staten Generael, „ ende de publique authoriteyt van den lan„ den is afgheloopen, ende men gheene ver„ beteringhe en heeft konnen fpeuren ofte „ verhoopen. Soo ist, dat de Heeren Staten „ Generaal niet langher konneri lyden de „ voorfchreven onbehoorlickhedcn, maer be- gherende voor alle de wereldt te bethoonen „ haer yver ende affectie tot voorftandt van justitie ende de publycque authoriteyt vari „ den landen (fonder dewelcke doch gheene „ Republiquen en konnen befraen) ghe- nootfaeckt zyn gheweest op de voorfchre„ ven fentemien te depefcheren hare brieven ,, executoriaal, met bevel om de felfde fen„ tentien by klockgeflagh ende affictie van biljetten te publiceren , ende voorts te „ Hellen tot behoorlycke ende reële executie, fonder eenighe oppofitien toetelaten , of ,, yemand'en in oppofitie t'ontfanghen, voor „ ende aleer d'execütie datelyck fal zyn vol„ bracht (§)." De gemagtigden van den Raad van Staat bemerkten egter geduurende hun verblyf ter, ftede, en niettegenstaande zy lieten zien de ilrenge orders met welke zy belast waaren, dat de gemoederen zo wel der Regeering als der (§) Mandament poenaal, io Jpr. iöoo by BoK 37 h ƒ• ».. B a GrOHHÜ' se». ióoo*  so Tegenwoordige Staat Groningen.1600. n April. der burgerye even fteil en onbuigzaam blevea •, en dat alleen de fterke arm der bezetting in Haat zoude zyn de afgegevene bevelen te doen eerbiedigen. Daar nu zulk eene fterke bezetting in de toen zynde oorlogstyden den Staat te lastig viel, kwamen in voorflag en het leggen van een kasteel ter bedwinging der burgers, en het opligten van de yverigften uit de Regeering, ten einde de overigen te leeniger te maaken. Men befloot tot beide, hoewel het opligten in zo verre veranderd wierde, dat men die hoofden dagvaarden zou om in den Haag te verfchynen. Ten gevolge daarvan wierd den Burgemeester Joachim Altingh, den Raadsheer Joost van Cleve, en den Sindicus Hoeflin de la Faillerie, als die zig boven anderen in vrymoedige termen hadden uitgelaaten, door de Commisfarisfen aangezegd zig naar's Gravenhage te begeeven om aldaar hun gedrag voor de Algemeene Staaten te verantwoorden. Dit opontbod gehoorzaamden de gemelde Heeren , offchoon de Stadsregeering daartegen als ftrydig met haar voorregt de non evocando protesteerde: want zy anders vreesden door foldaaten opgezonden te zullen worden; ook had de Burgemeester in den vollen Raad verklaart voor niets befehroomd te zyn, wyl hy in deezen zyn leven en handel aldus beftierd hadde, dat deswegen een gerust geweten bezat (§). In de vergadering der Algemeene Staaten verfchenen zynde wierd hun op eenen fcherpen toon de redenen, waarom ontboden waaren, voorge- hov> ($) Stads Re/al. 8 en 10 April. I6co»  wan STAD en LANDE. 21 houden; en zy lieden gelast in den Haag by wyze van ingyzeling te moeten blyven, dewyl men hun lieder tegenwoordigheid te Groningen fchadelyk agtede voor de rust aldaar (f). Het kasteel had ook zynen voortgang; daar men den i4dea van grasmaand begon den grond buiten de Oosterpoort daar toe aftemeeten; en den 23=" met ongeveer duizend arbeiders er aan te werk te gaan (*). Volgens Bor (§), en Reyd (ff), waaren die van Friesland zeer y verig in het bezorgen der noodige manfchap , en karren. De Stadsregeering zond wel afgevaardigden naar den Haag om het kasteel aftebidden, maar te vergeefs. Hun last hield anders in, de Algemeene Staaten voortehouden ,, hoe zulke behandeling ftreed met de „ vryheid, ééne dier twee groote pilaaren op „ welke het Nederlandsch verbond rustede, „ vermids geen kasteel in eene vrye plaats „ geduld wierd; en hoe Groningen zulks „ reeds tweemaal in tyden van overheerfching „ had ondervonden, maar waarom die ook „ telkens by het opgaan eener vryere zon „ weder waaren afgebroken. En dit had „ ook de ingezeetenen van de Vorsten af kee„ rig, en derzelver heerfchappy niet beften„ diger gemaakt; dies behoorden de Heeren Staaten zulk een voorbeeld niet te volgen, „ maar (f) Refol. der Staten Generaal, T| Mai 1600. Deze ingyzeling is eerst by Refol. van den 26 Maart 1601. volkomen opgeheven. (*) Stads Refol. 23 April 1600. (5) 37 b. ƒ. 9. (ft) 17 b. W. 417. B 3 Gronidt 3 en. 1600.  as Tegenwoordigs Staat Groningen.3 pao. 50 Mai, „ maar de harten der burgers te winnen, om „ liever in derzelver toegenegenheid de ge» „ duurzaamheid hunner regecring vooruit te „ zien , dan hunnen toeverlaat te ftellen in daaden van geweld; te meer daar het (treed met het plegtig ten dage van overgave ge3, geven woord om nimmer naar inhoud der Unie van Utrecht de Stad büicen haare be3, williging met een kasteel te bezwaaren. Zy baden daarom niet alleen ernftig, dat men „ hen en hunne nakomelingen van dit fchan- delyk juk der flaverny bevryden mogte; a, maar gaven ook daarby in overweging, hoe ,, dit by uitlanders zou opgevat worden, en hoe zulks andere fteden, offchoon zug3, tende onder het Spaansch geweld, afkee,, rig moest maaken om zig aan der Staaten zyde te begeeven : daar Machiavel zelf, die groote leermeester anders der tirannen, ,, dit bouwen van kasteelen ten fterkften ont„ ried. Ook was er geene noodzaak voor, ,, wyl men de vonnisfen had aangenomen te agtervolgen , de verpagting der gemeene ,, miidelen toegedaan, en bezig was met het ,3 opbrengen der agterftallen ; en by eene ont„ wapende burgery, en in eene met krygs„ volk bezette ftad ook alle vrees voor ver„ andering.ongegrond gëagt moest worden." Maar deeze vertogen vonden toen geenen ingang, dewyl men bleef volharden in de optrekking des kasteels, en in een wydloopig befluit de redenen daarvan wereldkundig maakte. In dit merkwaardig ftuk (j-) zeggen de Al- (i) Bj A:tzema iZb. bh 5<5 Refol. der Stat. Gener. 6 Juli 1600. Na de voltooljng hteft het kasteel den Staat gekost 230964 guldens, volgens Refol, der Stat. Gen:r. 14 Maan  van STAD en LANDE. 25 kasteel wierd overgebragt, en de agterdallen met alle gestrengheid ingevorderd. Yverig 1 vooral was in die ftuk de Heer Junius, zo dat de gemeene man, naar eene hem eigene woor» denfpeeling, er van zeide Doe Junius kwam in Mey , Was V Groeningen groot gefchrey. Voort daarop wierden de gemeene middelen naar den Hollandfchen voet verpagt op naam der Algemeene Staaten; de verpondingen over de landen in trein gebragt (§); en de Heer Junius alhier gelaten om intevorderen , het geen nog boven de opgebragte vier tonnen gouds ten agteren was (f). En ten einde zekerder te blyven van de Regeering in 't vervolg wierd mede beüoten, dat de Stadhouder deKeurheeren voor de Gezworens-keuze zou benoemen, en die niet aan het lot overlaaten, opdat er alleen vredelievende mannen in geplaatst mogten worden; ook benam men dat kollegie van Gezworenen het regt om buiten kennis van Burgemeesteren en Raad te vergaderen, maar beval het de raadflagen der laatilen te ftyven en te Herken; en men weerde wyders uit alle bewind van eenige ftedelyke zaaken de Bouwmeesteren, de Ouderlieden en Hovelingen der gilden, en de Wysheid der ftad, (§) Die fchatting bedroeg ongeveer 56000 gulden. Stads Refol, 19 Dee. 1600. (t) Refol. der Staten Generaal, 20 Jan, iöoi. B 5 GrONIN' gen. 1 60C*.  ÖBONIIfSK.N. Jéog. a5 Tegenwoordige Staat ftad, om te beter alle tegenkantingen afte» fnyden (*). In dien zin befloten ook de Algemeene Staaten om den Burgemeester Alting en den Raadsheer van Cleve niet weder in de Stadsregering toetelaaten, en droegen de uitvoering van dat befluit op aan den Stadhouder Graaf Willem Lodewyk (§). Dien Heer waaren egter de genomene ftrenge maatregelen zeer tegen de borst ( f), maar hy konde ze niet beletten. Ook gat'Junius aan de Stadsregeering, welke by hem klaagde over de harde behandelingen, te kennen , dat de waare veroorzaakers geen zeven mylen van Groningen woonden (**). Door den tyd egter zyn de genomene befluiten allengskens verzagt geworden. Het eerfte was, dat men aannam het ftadsgefchut en de andere op het kasteel gebragte krygsbehoeften te betaalen, en de eigenaars der vergravene landen te voldoen (§§). Het tweede, dat men toeftond binnen de ftad eene fchuttery opterig-? ten, aan den Raad weder toekende het regc om het wagtvvoord aftegeven, de fleutelen der (*) Refol. der Staten Generaal, 13 jan. 1601. (§) Refol. der Staten Generaal, 4 Febr. 1602. (fj Emmius in vita Gulielmi Ludovici zegt: quam tempestatem cum averteie a nobis optimus Gubernator non posfet. tanto animi dolorepercusfus est, tit ab obitu carisfimae conjugis nihil acerbius fibi unquam accidisfe faepe gemens fit testatus. (**) Stads Refol. 22 Decemb. 1600. CSJ) Refol. der Staten Generaal, 3 Dcc. I602, 5 Juli, i2Ö£lob., en 9 Dee. 1603. 'Er waaren in vergraven 10624 roeden lands. Stads Refol, 24 OS. 1603.  van STAD en LANDE. 27 der poorten te rug zond, en de krygsbezetting c oplei by haare inkomst den eed van getrou g wigheid aan de ftad te doen (f). En einde-1 lyk het derde, dat, toen alhier befloten was de vesten uittezetten, en daarom verlangd wierde de afbraak of ten minsten de opening van het kasteel aan de binnenzyde, men tot de geheele flegting de toeflemming gaï\§) ; gelyk die ook in lentemaand des jaars 1607 begonnen, en wyders ter uitvoer gebragt is (*). Zedert deeze aanmerkelyke gebeurenis zyn de meeste ftads lotgevallen, wel gefchikt in eene Chronyk, van te weinig aanbelang egter pm hier afzonderlyk geboekt te worden, daar verfcheidene er van ook op andere plaatzen yan dit werk voorkoomen; gelyk onder de afdeeling der Regcering wy eene uitvoerige opening zullen geeven van de onlusten, die in de. jaaren 1657 en 1662 cus{"chen de Regeering en de gilden ontftaan zyn , en die gelegenheid heb- (f) Refol. der Staten Generaal, 20 Juli 1604. (§! Refol. der Staten Generaal, sMai, 9, 18, 30 Juni, 27 Juli, 18, 29 Dec. 1Ó06. (*) Stads Refol. 13, 28 Febr. 2, 4, 18, en 27 April 1608. Ook is de Burgemeester Alting weder in de regeering gefield. Huig de Groot zegt, bl. 525, van deeze verzagte befluiten de oorzaak geweest te zyn , om dat men over Groningen bad aangeibld Magiftraaten, wier trouw voor de republikeinfche party, en voor den godsdienst bekend was. Wy moeten dien grooten man hier in tegenfpree* ken , om dat het uit de regeeringslysten eenebewezene zaak is, dat in 1607 dezelfde perfoonen als_iri 1600 de Overheid uitmaakten, behalven de iauiü". dsls geftorvenen. GROMïtf' gen. l60®„  Gnoms- SZN. X633. a$ Tegenwoordige Staat . hebben gegeeven tot de vernietiging van het ampt der Bouwmeesteren van de giiden, welker benaaming en gezag den leezer in het gefchiedverhaal meermaalen zal zyn voorgekomen. Wy gaan dus over om met een woord aanteflippen, dat na het uiteinde van het bertand ons gewest nu en dan last leed van ftroopende benden, voornamenlyk in het jaar 1624, toen de Gouverneur van Lingen in fprokkelmaand eenen inval deed in het Oldampt, by welke gelegenheid'thalve Winfchoten, 't grootfle gedeelte van Noordbroek, en het klooster te Hilligerlee geheel, afgebrand zyn, omdat die riet fchielyk genoeg de uitgefchrevene brandfchattingen opbragten. Op het naderen der Staatfche ruitery nam de vyand wel de wyk, maar voerde egter eene groote buit van vee en geld mede. Dit gaf gelegenheid, dat op order der Regeering de wagten in het Oldampt en het Goregt herfleld, de ordonnantiën daartoe betrekkelyk vernieuwd, en ftrenge bevelen tegen het neemen van fauvegarden en het opbrengen der contributien afgekondigd wierden (§). Ook veroorzaakte de vrees voor diergelyken inval, dat in het jaar 1633 eea deel der Groninger burgery, fterk 350 mannen, naar de Bourtange getrokken is, en aldaar eeni- CS) InJlruBie tot het herjlellen der wagten in het Oldampt, 8 Juni; Placaat om het koren niet te befchadigen, offchoon in vyands hand, 17 Juni; Placaat tegen de Sauvegarden, 14 Juli; Ordonnantie op de Irand in het Oldampt, 17 Aug; en Wagt Ordonnantie in het Goregt, u Dec. 1624.  van STAD en LANDE. af «enigen tyd in bezetting heeft gelegen, ge-< nietende des daags tien Huivers (f). < Dan ten jaare 1665, toen de Bifchop van ■ Munster den oorlog aan den Staat verklaard had, wierd Westerwolde en een gedeelte van 't Oldampt nogmaals door den vyand aangetast. Over het moeras, dat men diestyds meer voor ontoeganglyk hield, kwamen 500 foldaaten in het klooster ter Apel, (zynde een Huk goed, de Stad Groningen toebehorende» en gelegen op de grenzen van Westphalen). De weinige foldaaten, die daar lagen, keerden naar de Bourtange; en deeze tyding verwekte veel vrees te Groningen, alwaar de bezetting zeer zwak was, te meer toen men vernam, dat, niettegenftaande het gelukkige voorval, die de onzen te Jipfinghuifen den 4 Oclober gehad hadden , en in welke zy den vyand een aanmerkelyk verlies van dooden en krygsvangenen aanbragten (§) , de Munflerfchen egter doorgedrongen waaren tot Winfchoten, en dat den 8 dier maand bezet hadden. De bekommering wierd grooter, toen eene andere colon die in Drent gevallen was, en aldaar groote vorderingen gemaakt had, doordrong tot aan de Foxholsterbrugge. Hierop legerde het Staatfche Krygsvolk dat inmiddels uit Friesland en Holland overgekomen was, zig tot ftuiting des vyands in het Oldampt, hebbende Prins Maurits, die het ge- (f) Raads Refoi. van den 21, 22, en 30 ï«33- (J) Zie Aitzema 5 deel, 45 lioek. GRONrïï- GEN. 1665.  3 o Tegenwoordige Stdcè GRONINGEN.I66S- 1*7*. gebood, zyn hoofdkwartier in de Scheemte £ tervvyl de Munsterfche voorhoede in Hilligerlee was. Maar het verlopen jaargetyde, eri de aannadering derFraniche hulptroepen, bewoog den Bifchop van Munster, wiens leger ook aan alles gebrek begon te krygen, van zyne onderneeming aftezien, en den 23 der volgende maand geheel optebreeken , Winfchoten en het Wegtervvoldfche weder te verhaten. Onze land/treek wierd dus wel verlost van dit onvriendelyk bezoek, maar had inmiddels veel geleden door de zwaare brandfchattingen der Munfterfchen, inzonderheid het Westerwoldfche en Winfchooten. Dan zeven jaaren later dreigde een zwaarder onweer op dit gewest lostebreeken , en had ook, onder Gods zegen, de onvoorbeeidelyke moed der burgery en bezetting, in een belegering van 6 weeken, en dat wel tegen een leger Merk 22000 mannén, des vyands vorderingen niet gekend en gedwongen dat beleg weder optebreeken, voorzeker waare het met onzen vercenigden Staat op den uitenten rand des verderfs gekomen. Wy zullen ons niec inlaaten in de aanleidende oorzaaken tot dien oorlog, welken de Vereenigde Staaten tegen de zaamgevoegde magten van Engeland, Frankryk, en ecnige Duitfche Vorsten heeft moeten uitftaan, als Welke uit de Vaderlandfche ge-# fchiedenis eenen ieder te wel bekend zyn. Wy melden alleen, dat naar een gemaakt overleg de Bifchoppen van Keulen en Munster de Republyk aan de zyde van Overysfel en Groningen zouden aanvallen; terwyl de Frattfche wapenen in Gelderland en Holland moesten  tan STAD en LANDE. 31 oen indringen. Ingevolge dit plan maakte het < Keulsch cn Munstersch leger zig meester van 1 eenige verfchaniingen en fterkten op de grenzen van dit gewest, en van Oost-Friesland; gelyk voor Cocvorden den 20ea van zomermaand het beleg geflagen wierd. Na eene fterke bombardeering ging die vesting den elfden van hooimaand by verdrag over. Hierdoor was aan het vereende leger de weg naar Groningen geopend, dat oo.k niet toefde, maar na eene ontvangene verfterking by de 22000 mannen, eerlang af kwam zakken. De voorposten vertoonden zig reeds den igea voor de Had; by welke gelegenheid met de uitgezondene ruitery eene fchermutfeling voorviel, in welke de Cornet Hoving zodaanig gekwetst wierd, dat hy er korte dagen daarna aan overleed. Na de aankomst van het gros des legers wierden de loopgraven geopend, en de batteryen geplant, waarmede men op woensdag den 27" begon de ftad te befchieten, en den volgenden dag bomben van buitengewoone zwaarte te werpen, als mede gloeijende kogels om brand te verwekken. Dit hield eenige dagen agter een aan, waardoor de meeste huizen aan de zuidzyde der ftad verpletterd wierden; maar de brandfehade was gering door de vlyt en oplettenheid der Mennoniten, die inzonderheid zig tot het brand lesfehen verbonden hadden. Hoe ver egter de bomben vielen, kan men nagaan, doordien reeds vrydag den 29eu de Raad niet veilig meer op het Raadhuis, ftaande op de groote markt, kon vergaderen, als zynde reeds aan beide zyden van dat huis eenige neerge- GEN. I672.  GBÖI« IJGEK.Ï672. 32 Tegenwoordige Staat gevallen; zelfs is geduurende de belegering een bombe gebragc tot in de boteringe ftraat i op de hoogte van het butjes ftraatje, en eer! ander ongeveer op die hoogte in de ebbingefiraat. Als men daar by opmerkt, dat meer dan 5000 ftuks van dit vernielend oorlogstuig geduurende den loop der belegering in de ftad geworpen zyn, zal men zig een denkbeeld kunnen maaken van de overgroote fchade, en verwoesting ; in verfcheidene ftraaten aan de zuidzyde der vesten waaren , zondef onderfcheid alle huizen befchadigt, ia de meeste lagen in puinhoopen. Daarby hadden de kogels doorboord al het geen enigzins door de hoogte boven de wallen uitftak * gelyk door het dak van de groote kprk verfcheidene kogels gevlogen zyn; en de zuid* oosterhoek van den toren tusfehen den tweeden en derden ommegang zeer véél geleden heeft, als ook de beide uurwyzers aan de zuid en noordzyde, die van de kogels geheel doorboord wierden. Niettegenstaande deeze verwoesting was en bleef de burgery zeer gemoedigd, ja allen waren genegen de ftad tot het uiterste toe te blyven verdeedigen. Men bragt zo veel men kon de goederen over naar het noorden der ftad, en men verdrong zig daar met vrouwen en kinderen in de kleine huisjes van de nieuwe aanleg, zynde men zelfs maar blyde, dat men onder dak, hoe morsig anders het vertrek ook ware, konde geraaken. Die zelfde yver was ook by de krygsbezetting, offchoon: anders niet fterk in manfehap, als flegts uitmaakende een groote sooo mannen; onder het beval van  pan STAD en LANDE. 33' van den Lieutenant Generaal Karei van Rabenhaupt, een doorkundig en dapper officier. Aan krygsvoorraad ontbrak niets; ook riiet aan de nodige levensmiddelen, waarroe reeds van het begin des jaars voldoende bevelen dooit de Regeering gegeven Waaren. Ook nam men geduurende de belegering naukeurig op al den voorraad, die binnen de flad was, eh men bepaalde den prys, waarvoor en niet hoger de eètwaaren te verkopen (§). Hierby wierd het Burgerlyk regiment verlterkt door alzulke burgerkinderen en ambagtsgezellen, die boven de 18 jaaren oud waaren; en vier buitengewoöne vaandelen wierden opgerigt van Advocaaten, Doctoren, en anderen,dewelke anders in perfoon geene burgerwagteft doen; daafby vórmden zig 150 fludenten irt één vaandel, en boden zig aan om geduurende de belegering gebruikt te worden, met verzoek zelfs van wel op de heetfte po ten, gelyk zy ook, het beleg door, hun post in dé drinkeiaars dwinger by het kleine poortje gehad hebben. In zulk eene gefteldheid van zaakén, én gemoederen, was het gantsch niet vreemd, dat de Regeering met verontwaardiging, en zonder wederantwoord, afwees het fchryven van den Heer Schuilenborgh, (voorheen Raadsheer van Groningen maar van daar ten jaaré 16Ö2 gevlugt, en riu eert der Bifchóppelyke Mun- G) Zo wierd onder anderen by placaat van Borg en Raad van den J Juli verboden de rogge hooger tlan 4 gulden 5 ft. het mudde te verkoopen. Het pond boter was op 5 ftuivërs btpaald; enz' 1 II. Deel. C GróniN' GEN. IÖ72.  Groningen.j072. 34 Tegenwoordige Staat Munfterfche geheimraaden ) Hy had eene, byeenkomst van gemagtigden voorgeslagen» om op dezelve de zaaken met zynen meester te fchikken. OFfchoon zulks nu niet gelukt was, zonden de beide Bifchoppen van Keulen en Munfter den 3ien, na dat zy vier dagen agter een de ftad heftig hadden laaten befchieten, door eenen trompetter een brief van opeifching, waarin zy „ als redenen tot de overgave, aandrongen op den zegen, wel„ ken de vereende magten tot dus ver geno„ ten hadden; op den benarden toeftand der ,, ftad, welke door de verovering van Coe„ vorden het ontzet te lande, en door het „ kruisfen der vlooten dat te water afgefneden „ was; terwyl zy by weigering dreigden met „ eene geheele verwoesting, waarvan zy eg„ ter betuigden voor God en de wereld daar„ om onfchuldig te willen blyven." Maar de ftads Regeering, aan welke ook de brief gezonden was, gaf eenvoudig ten antwoord, dat „ zy onder vertrouwen op de Goddelyke „ hulpe, de geregtigheïd haarer zaak, ende „ getrouwheid haarer bondgenooten, eendrag„ telyk met den bevelhebber der bezetting be„ floten had de ftad met goed en bloed tot ,, het uiterfte toe tegen den vyand te verdee„ digen, en dat haar daartoe door Gods zegen niets was ontbreekende." Daarop wierden de vyandelykheden weder even fterk hervat, onder anderen het werpen van bomben, hauwitfers, en zwaare fteenen , terwyl men inmiddels de loopgraven onvermoeid voortzettede, en die doorbragt tot aan den kant der gragt. Maar de bezetting en de bur*  tan STAD en LANDE. 3$ burgery deeden dikwyls uitvallen, by welke zy meermaalen het geluk hadden veele der gemaakte werken te vernielen, en den vyand veele dooden toetebrengen. Doordien de toevoer langs het Reitdiep uit Friesland open was, kreeg men van dien oord telkens fris volk, en voorraad van krygsbehoeften; gelyk den ii*" van oogstmaand het Hollandfche regiment van Jordan, fterk veertien compagnien, met 31 fchepen alhier aankwam. En daar men in de ftad ook veele mortieren had, en zeer zwaar gefchut op de wallen, wierd het vuur van binnen even fterk beantwoord, als het van buiten gemaakt wierd. Het welk alles ten gevolge had, dat de Bifchoppen, ziende al hunne poogingeia vrugteloos, en hun leger verloopen door de veelheid der dooden, gekwetften, zieken, en wegloopers (f)-, eindelyk befluiten moesten het beleg optebreeken. Terwyl zy daartoe hunne fchikkingerï maakten, lieten zy inmiddels de batteryen fpeelen; maar toen men op den 27 Aug. in 't geheel geen fchieten meer hoorde, ondernamen eenige waaghalzen in den morgenftond de vyandelyke loopgraven integaan, en welké zy ledig vonden. Op de tyding daarvan fpoedde zig veel nieuwsgierig volk naar buiten j en teffens wierd een gedeelte der bezetting uitgezonden om eene vyandelyke agterhoede j die zig by de gerigtsplaats nog ophield, in ont- (t) Men rekent, dat van de 22000 mannen, welké Voor de fiad gekomen waaren, flegts 11964 zyn afgetrokken. C ft OEN. l61 &  Gkobun- GEff. 1672. 3.6 Tegenwoordige Smat ontzag te houden; terwyl anderen inmiddels' met alle magt de verlatene werken begonnen te flegten. Deeze voorzorg, nam men nog eenige dagen, dewyl men zig nog niet ver van de ftad durfde verwyderen, tot dat men den 3ien zekere tyding bekwam, dat de vyand geheel afgetrokken was. Toen wierd dien voordemiddag in de drie hoofdkerken een plegtige dankdag gehouden, en wyders bepaald di vfng gemaakt; de flandplaats voor het nieuwe gebouw bepaald en afgebaakend; 3, de noodige omfchutting met de Meen en 3. kalklootzen, (leenhouwer en timmerwin„ kek, fmedery, wagt, en verdere vereisen„ ten als kamers voor- den Directeur gene-* 5, raai, boekhouder, timmermans en metze}i laars baazen by openbaare uitbefteeding „ doen maaken; en den grond ter diepte s> van o| voet vierkant doen ukgraaven tot ». het leggen der fondamenten. m Dit alles ver-rigt zynde is op den 29 r.pril 1793 de eerfte fteen gelegd door „ den Heer Praefident Burgemeester H. van „ Syfen , waarby de overige Heeren Burge,., meesteren en Raad, zampt Taalmannen en ,, Gezworene Meente asfifteerden , zynde daartoe vooraf vergaderd in het huis, waar„ in de Regeering zedert de llooping van het ,x oude Stadshuis gewoon is haare vergade- ringen te houden, en van waar zy en corps» „ twee aan twee, voorgegaan door alle de „ ftadsboden en dienaars naar de markt » ging. Binnen de omfchutting wierd zy t> door den Architect en Directeur Generaal ,> ontvangen en in de fondamenten gebragt, „ waarop de Heer Praefident den eerften fteen }j op den noordoostelyken hoek van het ge- bouw met de gewoone plegtigheden gelegd C 5 „ heeft. gf.n. Befchryving van het nieuwe btada»; huis te Groningen,  GroniU- 4% Tegenwoordige Staaf heeft. De fteen was van witten marmer ,„ ter grootte van een gevvoonen bakfteen mer 3J dit infchrift: Deeze eerfie fteen is aan dit Stadshuis gelegd deer den Praefident Burgemeester Hindrik van Syfen, den XXIX April MD CCXCIII. „ Dit verrigt zynde wierd de train over de '„ drooge laagen der grondmuuren het geheeie „ gebouw langs door den Architect rondge„ leid, waarna dezelve van een fcheidde. Hierop vielen de metzelaars aan het werk,. „ en maakten eenen aanvang;. waarna des nademiddags de deuren der omfchutting ,> opengezet wierden, en eenen ieder de toe- gang toegedaan; tegen den avond werd de „ eerfte fteen met een tinnen overtrekzel ge3i dekt, en vervolgens overmetzeld. „ Wy gaan nu over tot het gebouw zelve, „ waarvan wy eerst den buitenften omtrek „ zullen befchryven, en dan de inrigting van „ binnen. „ De groote markt, waarop dit gebouw geftigt wordt, is voorzeker één der fraai„ fte, ruimfte, en grootfte van de Republicq (f). De Maartenskerk en tooren verft) De lengte van het oosten naar het westen is in het midden gerekend 36 Groninger roeden, want van de hoofdwagt tot aan de zwaanefiraat is zy 50 roeden lang: de breedte van het zuiden naar het noorden 30 Groninger roeden, van 14 voeten de roede*  van STAD en LANDE. 43 verderen dezelve; zynde deeze tooren ter hoogte van 333 voeten een der fraaide „ Gothifche gettigten, welke men van die „ natuur iri Europa vindt, en die van eiken ,, vreemdeling bewonderd wordt, en door „ des kundigen als een meesterstuk der Go„ thifche bouwtrant, zoo ten aanzien van den smaak als van de ftoutheid der inrigting, 3, geagt wordt. „ Het nieuwe Stadhuis fi-aat byna in het „ midden naar de breedte der markt, dog ., naar de lengte heeft hetzelve van voren een zeer ruim plein, terwyl van agteren eene „ breedeilraat overblyft tot eenepasfage voor wagens en rytuigen. Het gebouw zelve heeft eene breedte aan de voor en agter zyden van 136 voeten, en aan de zuider en noordergevels van 108 voeten. De voor,, gevel ziet uit naar het oosten, zo dat men van den voorgevel het gêzigt heeft op de „ hoofdwagt, de Maartenskerk en tooren, „ en de huizen ten oosten van de markt, over „ een zeer groot plein. ,, Het gebouw zelve beslaat uit drie etages „ of verdiepingen, de rez de chausfé of de „ onderste, de capitaale of de voornaamste, „ en de bovenste verdieping; en daarboven de kap en zolderingen. „ De rez de chausfé of de onderste „ verdieping is van buiten rondom met „ beste Escauzynfche , anders blauwe ar„ duinfïeen, bekleed ter hoogte van 14 voe„ ten. „ Het gebouw heeft de gedaante van 3» een GfiONlK»' BKN. -  <5B0NIHa 44 Tegenwêordige Staat }, een regthoekig hoefyzer of van een LJ (f), 3, en heeft ckis eigealyk maar drie facaden of 3, gevels, den voorgevel ten oosten, de beiyi de zygevels ten zuiden en ten noorden. Van agteren is een opene plaats, die door „ een yzeren hek is afgefloten. . „ Deeze drie gevels, als ook het geheele gebouw, zyn van buiten naar de Romein3) fche bouworde ingerigt. Het foubasfement of voetftuk bevat de „ rez de chausfé of de onderfte verdieping, „ en is rusticq gewerkt in blauwe fteen. „ Hierop rusten de Roineinfche pylasters ,, waarmede het geheele gebouw van buiten „ verfiert is, ter Jhoogte van 40 voeten, en bevatten de capitaale en bovenlte verdiepin•• gen- Ieder gevel heefc in het midden een avant,, corps of vooruitfprong, die geheel met Bremerlteen bekleed is, en daartegen de pylasters van denzelfden fteen. De beide „ infprongen ter wederzyde van de avant„ corps, anders de hoeken, zyn van gebak- ken fteen gemetzelt, met hardfleenen, of „ Bren:erfteef)en pylasters op de dam den, en aan de hoeken van het gebouw; zodaanig y, dat, ieder gevel zeven venflerraamen in de „ breedte hebbende, drie daarvan in de Bre- meilieenen vooruitfprongen, en twee aan „ ie,- (f) Gelyk de nevensgaande plaat aantoont, alv/aar de drie facades, en de platte grond nauw: keurig afgebeeld zyn.  van STAD en LANDE. 4$ 0 ieder zyde van dezelve in de gemetzelde ( „ hoeken geplaatst zyn. ( „ Van agteren zyn twee uitfteekende vleu* „ gels, ieder van 45 voeten breed, waar tufchen de binnenplaats infpringt ter breed„ te van 46 en ter diepte van 58 voeten* p Vier pylasters tusfehen de venfterraamen en op de hoeken geplaatst verfieren de gemet* „ zelde dammen dier vleugels. „ De binnenplaats, welke eene trede hoo'» ger ligt dan de grond van buiten om het gebouw, heeft alleen van onderen eenblau- wen arduinileenen voet of plint; en is voor het overige geheel van gebakken tiggelflee„ nen opgemetzelt tot onder de groote lyst, „ die het geheele gebouw rondgaat, en op de pylasters rust. „ De voorgevel, wat de voornaame inr!g-> ting van het lichaam des gebouws betreft» „ is overeenkomftig met de zuider en noor„ der zygevels, alleen met dit onderfcheid, dat de voorgevel negen raam en in de breed„ te heeft, te weeten drie in het Bremerfcee„ nen avantcorps of de middenfle vooruit„ fprong, en drie aan ieder zyde van het zel„ ve in de gemetzelde hoeken. Doch voor ,, dit avantcorps is geplaats eene Periftile of „ zuilenitelling, beftaande uit vier Bremer ,, cölomnen of zuilen, welke op een afftand „ van 12 voeten voor de Bremerfteenen py„ lasters, die tegen het avantcorps geplaatst zyn; en die de daarover vooruitfpringende „ groote lyst, welke met een frontispice „ gekroond is, onderfchraagen. Deeze vier 9t cölomnen rusten op eenen blauwen arduin- ftee- GEK.  4&' Tegenwoordige Staat sik. „ fteenen voet of onderftuk, ter hoogte vaft, het foubasfement, en fpringen ij voeten voor het zelve uit. Drie ingangen, van 3, boven half rond gemetzelt, zyn daarin ge„ plaatst, en geeven van de markt den toe* gang tot eene ruime overdekte en met ar„ duinfteen gewelfde galdery, waardoormen „ in de rez de chausfé of de onderfte verdie* ping van het gebouw ingaat. }i Ter wederzyde van deeze periftile heeft „ men een ruimen arduinfteenen grooten trap, die met 21 treden of trappen niet „ twee bordesfen of rustplaatzen, langs het 3t foubasfement opklimt tot onder de perifti,„ le, en van daar gelegenheid geeft om in de 3, vestibule, of het voorportaal, op de bel „ etage of de voornaamfte verdieping opte„ klimmen. „ Deeze periftile, met blauw arduinfteen 3, gevloerd, verfchaft tufchen de cölomnen i> en pylasters eene aangenaame wandeling, van byna veertig voeten lengte en 12 voe- ten breedte, en geeft een fraai uitzigt over de groote markt, de kerk en tooren, en de voornaamfte ftraaten, en is van vooren tu„ fchen de cölomnen met eene ballustrade „ voorzien; zo dat dezelve teffens tot eene „ pui voor het doen van publicatien verftrek3i ken kan. Deeze cölomnen, zo wel als alle de py3i lasters, zyn naar de Romeinfche orde, en „ onderfchraagen de groote lyst van dezelfde orde, welke het geheele gebouw rond „ gaat, en uit architraaf, fries, en kroon3, lyst beftaat, waarvan de neus of waterlysf  va» STAD en LANDE 47 „ onderfteund wordt door de modillons, die G „ aan deeze orde eigen zyn, en een groot e „ cieraad aan dezelve toebrengen. Voor de 9, fries onder de frontispice vindt men in ver„ gulde letteren DEO. PATRLE. ET. JUSTITIE. „ De voornaame ingang tufchen de twee 3, middenfte pylasters van de periftile is naar 9, den eisch der Romeinfche orde gefchikt, „ en verfierd. Twee impostftylen, met het „ naakte werk tufchen de pylasters ftrooken„ de, gaan op tot onder deimpost-Iyst, en „ van de impost-lyst wordt de opening van „ boven door een half ronde boog gefloten , „ die naar de orde met een archivolt - lyst s, verfierd, en daarboven ter wcerzyde van „ het flotftuk met eiken loofwerk over„ dekt is. „ Boven deezen ingang, en zo ook boven de beide daar naast ftaande raamen, zyn „ in de vlakte of ruimte, die tufchen de raa„ men van de tweede en derde verdieping of „ de borstweering overfchiet, vierkante in„ nisfingen uitgehakt, welke met festoenen, s, in Bremerfteen kunftig gewerkt, verfiert „ Het uiterlyk aanzien van den voorgevel, 3, op behoorlyken affiand befchouwd, heeft a, derhalvcn iets grootsch en voortreffelyks, het welke, omdat diergelyke periftile in „ Nederland weinig of geheel niet gevonden „ wordt, den aanfchouwer te fterker treft. De frontispice werpt door haaren vooruit- m fPronS GEN.  4* tegenwoordige Staat asw. fprong eene fchaduWe op het agter haar hief „ pylasters gedecoreerde Bremerfteénen mid„ denfront; de daarvoor Maande Vier colom,, nen , die de frontispice en de groote lyst „ onderfchraagen, en 12 voeten ruimte tu* fchen zig en 't daaragterftaande middenfront 3, overlaaten; derzelver groote ronde zuüen„ fchagten van byna 4 voeten diameter; de j, kunfh'g gewerkte capiteélen op dezelve; de ,, kloeke leden van de bazementen onder dezelve; dit alles geeft eene mengeling van i, ligt en bruin, welke zonder dezelve voor „ oogen te hebben door zulken, die dergelyke zamenftelling nooit gezien hebben, be5, zwaarlyk kan begrepen worden. En door *, het verfchuiven, dat volgens dé gêzigtkunde op ieder flap, dien dë wandelaar doet, h m dit masfive lichaam fchynt te gebeuren, s, wordt in het zelve een zeker leeven, of „ plaatsbewecging, geboren, dat niet kan na3, laaten in eiken aanfchouwer een genoegen „ te verwekken, het welke te grooter is> „ naar maate hem de redenen daarvan meer j, onbekend zyn. De masfive groote penan33 ten van het onderftuk,op welke de colom}i nen rusten, degemaklyke wederzydsch af„ daalende groote floep, de drie rustique boogen tot den ingang van onderen, alles :, van blauwen arduinireen, geeven eeneftout„ heid, die met de daarop rondom los en vry„ Maande cölomnen van Bremerfteen eene „ mengeling maaken, niet alleen in kleur „ maar ook in de zamenftelling, én die els, ken aanfchouwer moet behaagen. u Het uiterlyke aanzien van het gebouw » var*  van STAD en LANDE. 45 >, vertoont derhalven vier voornaame , dee,, len , als „ ï het blauwe voetftuk, waarop het geheel rust, en waarin de raamenjjvan de onderfte vertrekken geplaatst zyn, gelyk ook de in„ gangen van de zuider en noorder zygevels; ,1 St het lichaam van het gebouw zelve, Waar,, van de hoeken van gebakken fteen gemet>, zelt, doch de- vooruitfpringende midden» ftukken met Bremerfteen bekleed zyn, en waar in de twee voornaame verdiepingen ,, geplaatst zyn, en dus twee ryen van raa„ men boven elkander gevonden, worden. Tufchen deeze raamen zyn tegen alle de „ dammen, het geheele gebouw rond, de Mi Romeinfche pylasters van Bremerfteen, die met haare voetftukken of bazementen op », het blauwe voetftuk rusten, en, door de geheele hoogte der twee bovenfte verdie», pingen opgaande, met haare capiteélen de >, groote lyst onderftutten en draagen; »* 3 l*e groote lyst, die het geheele gebouw & dekt en rond gaat, en die aan den voorge„ vel boven de periftile het frontispice uiti, maakt; fy 4 het dak. „ Deeze vier deelen onderfcheiden zig ken)> baar en duidelyk door haare byzondere inr ,» rigting en kleuren. Het voetftuk; geheel „ blauw, en rusticq of in blokken gewerkt, »> geeft het aanzien van kragt, vastigheid, en fi ftetkte, waardoor het in ftaat is het bo- venfte en daar op ftaande gedeelte van het „ gebouw te torsfem Het daarop rustende n lichaam van het gebouw maakt door de II. Deel. D „ men- GboniI!"' oen.  5<* Tegenwoordige Staat Gronin- mengeling der kleuren, van gebakken fteei? aan de.hoeken, en van Bremerfteen aan de ,, uitfprongen, met de tufchen de raamen 3S doorgaande Bremerfteenen pylasters, eene aangenaame verandering voor het gezigt; „ en duidt aan , dat de vertrekken tot een ,, edeler en grootfcher gebruik gefchikt zyn , ,, dan de onderfte, en dat byzonder de voor- uitfprongen in zig bevatten de voornaamfte en grootfte derzelve. De groote lyst, die 3, het geheele gebouw dekt, en éénkleurig is met de Bremerfteenen pylasters, die baar ondcrfteunen , verbindt dus weder aan een, f, het geene onder, zoo door de verfchillen- de kleuren als door de openingen der ven„ fterraamen, van een gefcheiden, en ver? fchillende was. Het blauwe leien dak, „ weder overeenkomstig met de kleur van het onderfte voetftuk, is als eene herhaaling a, van hét onderfte, waar in tufchen beide 3, verfchillende kleuren zig afwisfelen , en $ mengelen. ,, Gelyk dit nu plaats heeft in het aanzien ,, van het gebouw, betreffende de onder,, fcheidene verdiepingen in de hoogte, is „ ook dusdaanig onderfcheid waargenomen ia de inrigtingen verfiering der onderfcheidene ,} gevels. De voorgevel is breeder dan de zuider en noorder zygevel, en hoewel de 3, gemetzelde zyden of hoeken des voorgevels „ overeenstemmen met de gemetzelde zydea der zygevels, gelyk ook het Bremerfteenen „ avantcorps overeenstemt met die der zyge„ veis, is er egter een aanmerkelyk onder3, fcheid daarin, dat de voorgevel pronkt met  van STAD km LANDE, 51 9, den voornaamen ingang onder eene perifti7, le, en met meerdere verfierzelen tufchen „ de onder en boven raamen. Maar vooral „ wordt de voorgevel verrykt door de uitfte- kende periftile, en derzei ver frontifpice, 5, en door de drie onderfte ingangen in het voetftuk onder de periftile, daar in de zy„ gevels alleen één ingang is om van de markt „ in de onderfte verdieping te koomen. Dier„ gelyke vermindering ontmoet men mede in „ het agterfte gedeelte van het gebouw, dat „ flegts uit twee vleugels beftaat, ieder van 5, drie raamen breed, die, even als de hoe„ ken der andere gevels, boven het blauwe „ voetftuk van gebakken fteen gemetzelt zyn, en met Bremerfteenen pylasters tufchen de „ raamen verfiert; doch waarvan de drie in- fpringende muuren van de plaats alleen op „ eene blauwe fteenen plint rusten, en voor j, 't overige eenvoudig zonder eenigen cieraad zyn, dan dat men in de zymuuren vier in}, gangen vindt om in het gebouw te gaan. „ Deeze eenvoudigheid wordt egter weder herfteld door het yzeren hek, dat ten ein„ de der vleugels de plaats affluit, en eene J} basfecour geeft, waarop in het midden „ eene pomp geplaatst is, die overeenftemt j, met het overige van het gebouw. De in- rigting derhalven van het agterfte, hoe„ wel overeenkoomende met de zygevels, is „ iets eenvoudiger, die met het hek en de ft basfecour eene geheele verandering geeft ti van de zy en voorgevels. „ Na de befchryving van den omtrek gaan wy nu over tot de inwendige inrigting D 2 s, van GEN»  51 Tegenwoordige Staat ÖRONIN«EN. van het gebouw. De gedaante een regt* ,, hoekig hoefyzer uitmaakende, zal het ope,, ne daarvan de plaats of de basfecour aan,, wyzen, de beide beenen zullen de zuider „ en noorder vleugel aantoonen, en het voor-. „ fte zal den voorgevel en het voorgebouw 3, aanduiden. „ Als men zig nu voordek, dat in alle de drie verdiepingen eene galdery van 12 voe- ten breedte langs de drie zyden der plaats 3, rondgaat, en dat het overige van het ge„ bouw langs de gevels tot kamers en zaaien „ gefchikt is, die alle haar ligt door de raa3, men, in de gevels geplaatst, ontvangen, en dus haar uitzigt van 'alle zyden over de, „ markt hebben, en dat de galdery haar ligt van de plaats of de basfecour ontvangt, „ dan zal men zig een denkbeeld kunnen vor- men van de hoofdzaakelyke gefchiktheid 3, des gebóuws van binnen, en van het aan„ genaam en vrolyk uitzigt der vertrekken en 3) galdery. De toegang en ingangen der rezdechausSi fc zyn over de markt van alle de vier zy- den. In den voorgevel zyn drie arcaden, 3i of boogswyze ingangen tufchen de penan„ ten der peridile, door welke men in eene overdekte galdery komt; welke, van bo„ vèn geweltt zynde, den vloer of het „ bordes der periftile uitmaakt. Deeze gal3, dery, by regenagtig weder eene gefchikte „ fchuilplaats, en 10 voeten breed en 5a voeten lang is, heeft in het midden eeti II doorpasfage van 18 voeten lang en 14 voe„ ten breed, waardoor men in de galdery „ koms  van STAD en LANDE. 53 „ komt aan de plaatjs, en dus regts en links ,, den toegang tot alle de kamers verkrygt.1 In de zygevels is in het midden derzelve, in het avantcorps, een ingang, die door „ een doorpasfage van 24 voeten lang en 1 a „ voeten breed mede den toegang tot de gal„ dery langs de binnenplaats geeft. Regt ,, over deeze ingangen zyn uitgangen om op „ de binnenplaats te koomen, zodat men „ door dezelve van het zuiden naar het noorden heen kan zien. Om der fymmetrie wil3, le zyn nog twee uitgangen op de bastecour, raby het yzeren hek, aan 't eind* der twee zy^alderyen gemaakt, zodat van „ de binnenplaats vier, en van buiten drie „ ingangen, dus in het geheel zeven (§), ,, zyn. }, Alle de vertrekken aan den noorderzyge„ vel zyn gefchikt voor de Heeren Secreta,, risfen en hunne klerken ; en beftaan in tene groote en kleine Secretarie, in eene Reken„ kamer, en het Kabinet der Heeren Secre- tarisfen. Aan de zuidzyde is de wooning voor den kastelein naar den agtergevel; 3i naar den voorgevel is de groote trap en de „ Pondkamer (f); onder de galdery zyn kel- 3, ders, (5) Hoe meerder ingangen een openbaar ge„ bouw heeft, hoe beter. Men kan voor den da,, gelykfchen toegang altyd eenigen fluiten, maar in geval van brand zyn verfcheidene toegangen al„ lernoodzaakelykst, om den brand van alie zyden te kunnen naderen, en geen gevaarte Ioopen van }, door gebrek aan uitgangen afgefneden te worden. Cf) ,1 De plaats, alwaar de ftads excynzen opgeD 3 „ beurd BEN. '  54 Tegenwoordige Staat •EN. ders, en aan den voorgevel genoegzaame 5, magazynen voor turf en hout. Ter zyde van den ingang aan de zuidzyde is de groo- ,, te trap, die ruim, gemaklyk, en wel verligt, van daar opklimt tot onder de kap. „ Aan het einde der noordergaldery tegen den agtergevel is een tweede trap, zodat )t men aan beide zyden van onderen naar boven kan opklimmen (*). Deeze vertrek- „ ken van de rez de chausfé zyn zonder eenige andere cieraad, dan alleen het nodige tot het gebruik. De onderfte galderyen zyn ,, eenvoudig bevloerd, en met blauwe fteenen plinten onder langs de muuren bezet, van boven gewelft , en de muuren eenvoudig gepleisterd. Egter geeft de regelmaatige verdeeling der deuren van de kamers, regt tegen over de raamen van de basfecour, „ en het vrolyk uitzigt door dezelve naar „ bui- „ beurd worden; en uit hoofde van het geduurig „ geloop daarom in de onderfte verdieping geplaatst. (*) Om het gevaar van brand moet men in een „ groot gebouw altoos twee trappen hebben om niet „ afgefneden te worden, of om, indien de trap zelf „ in brand is, niet genoodzaakt te worden door de vensters u(t te klimmen, of uittefpringen. De „ Trap is wyders de fleutel van het gebouw om op „ alle de verdiepingen te kunnen koonien. Dus „ moet hy volgens de regelen „ i voor elk te vinden „ 2 wel verligt ,, 3 en gemaklyk te beklimmen zyn. „ En men zal bevinden, dat deeze regelen ook aas ,, de beide trappen zyn waargenomen."  *an STAD en LAN DE. 55 s, buiten, een deftig aanzien en genoeglyke gi wandeling: dewyl deeze galdery langs de ot „ drie zyden der binnenplaats eene lengte „ heeft van 100 Groninger voeten. „ Wanneer men van de groote markt aan „ den voorgevel van buiten een der beide trappen heeft opgeklommen tot onder de periftile, vindt men nog in de dikte des muurs eenige treeden, en deeze opklim„ mende komt men in de vestibule, of het voorportaal van de tweede verdieping door den reeds voorheen befchrevenen grooten „ ingang. Deeze vestibule wordt verligt door twee raamen, één aan ieder zyde van den ingang; en daar regt tegen over gaat men „ door drie portiques, of van boven half„ ronde openingên, in de galdery tegen de „ basfecour, waarin drie raamen zyn regt tegen over de portiques. Zodat men van de „ periftile door de portiques en raamen een „ vry doorzigt heeft door de vestibule en de galdery over de basfecour , tot tegen de „ huizen die agter het Stadshuis gelegen zyn; „ en omgekeerd ziet men van de galdery door „ de portiques en de twee venfterraamen en de groote deur, tufchen de cölomnen der „ periftile door, tot over de groote markt „ tegen de daarftaande gebouwen. L)e vestibule, die juist de geheele breed„ te van den vooruitfprong beflaat, en eene „ lengte heeft van 42 voeten by eene breedte „ van 24 voeten, is gedecoreert met Corin„ thifche pylasters, rustende op haare pede„ rtallen. De vloer is met marmer bevloerd, „, en met eene marmere plint rondom bezet. D 4 » I» Grokih>  5 Tegenwoordige Staat GlONIN- ■ „ In de zymuuren zyn twee groote dubbelde „ deuren, waardoor men in de ter regter en „ linkerhand gelegene vertrekken kan koo« »» men. „ Door een der drie boogswyze portiques ., doorgaande komt men in de galdery tegen ,, de basfecour, en van daar in de dwars galderyen ten zuiden en noorden der plaats, „ die dus alle drie ééne enkele galdery rond„ om uitmaaken; en van dezelve heeft men j, den toegang tot alle de kamers, zo die ten oosten aan den voorgevel, als die ten zui„ den en ten noorden aan de zygevels gele„ gen zyn. Ook kan men van deeze galde3, ryen door de trappen aan de zuid en noordn zyde of naar boven of naar onder koomen. „ Deeze galdery wordt van de basfecour ver„ ligt door 4 venllerraamen ten zuiden, drie „ tegen het oosten, en vier ten noorden. In a,, de zuider en noorder galdery heeft men j> regt over ieder venflerraam eene deur, waar„ mede men in de kamers komt, en tufchen „ ieder deur, gelyk ook tufchen ieder venfier3, raam zyn de muuren gedecoreerd met twee „ gekoppelde of naast eikanderen geplaatfte „ pylasters van de Corinthifche orde, zo dat „ de galderyen een vervolg der decoratie van „ de vestibule uitmaaken. De galderyen zyn ,, van boven gekoepelt, en de muuren boven „ de deuren met nisfen en festoenen verfiert. De kamers nu van deeze bel étage zyn de ,, volgende. Uit de vestibule komt men ten „ zuiden in de Ceremoniezaal, die tegen „ den zuidoostelyken hoek'aan den voorgevel „ gelegen is, en door drie venllerraamen te- » gen,  pan STAD en LANDE. 5? „„„ t,„f- „ncran fiiror ITrnnrP TYlfirkt . en HnnTITir"' „ door twee raamen tegen het zuiden over de m botermarkt uitziet. Deeze zaal is 38 voè» „ ten lang en 22 voeten breed, en heeft een „ fc hoor fteen tegen over de drie raamen die „ in den voorgevel zyn. „ Hier naast ligt tegen den zuider zygevel „ de groote Trap, die door eene venfterraam „ van den vooruitfprong in ieder verdieping „ zyn ligt ontvangt, en onder uit de door„ pasfagie opklimt tot in de galdery deezer „ bel étage. Hy is een ruime en gemakkelyke „ bordestrap met een langwerpig open g»t, „ daar men van onderen af tot op den zolder „ toe doorheen ziet. De treeden zyn tusfehen „ de kwartierboom en lang by de 8 voet, ieder „ treede heeft eene optreede van "j\ duim ' „ en eene aantrecde van 12 duim , de trap „ laat zig dus zeer gemakkelyk en ongevoelig „ beklimmen. „ Naast deezen trap is het overige van den „ zuidergevel tot tegen den agtervleugel ver„ deeld in vier genoegzaam even groote ver„ trekken, welke ieder met één raam over ,, de botermarkt uitzien, en die sefchikt zyn „ tot commisfiekamers voor de Heeren Bur„ gemeesteren en derzelver Asfesfuren. „ Naast de vestibule is aan den voorgevel „ ten noorden een vertrek voor de Boden, en „ op den noordoostelyken hoek een kamer „ voor de Jdvocaaten, die 24 voet vierkant „ twee glasraamen heeft in den voorgevel, a, en twee in den noorder zygevel. Naast dit vertrek beflaat de Raadzaal den geheelen vooruitfprong van den noorD 5 „ der  5§ Tegenwoordige Staat ÜRONIN.S£N. der zygevel, en is een vertrek van 44 voe» ., ten lengte en 28 voeten breedte, hebben„ de de drie venlterraamen van het noorder avantcorps tot haar ligt. Aan ieder eind „ is een fchoorfteen, en de Advocaaten kun„ nen door eene binnendeur mt hun kamer „ koomen in de Raadzaal. „ Naast de Raadzaal ten westen is nog een vertrek, gefchikt voor Burgemeefleren om „ afzonderlyk te kunnen fpreeken; en agter „ dezelve op den noordwestenhoek een ka„ mer voor den Fifcaal, en de trap van de „ noorder galdery, waar langs men kan op- klimmen tot de bovenste of derde verdieping. „ In deeze verdieping is de verdeeling der „ zaaien, kamers, en vertrekken genoegzaam „ overeenstemmende met die der capicaale ver„ dieping, en kan overvloedig dienen tot de „ byeenkomften van verfcheidene ftads kolle„ gien, als der gezworens, van hetGildregt, Weeskamer, en meer anderen, maar der„ zeiver vaste plaats is nog niet bepaald. „ De galdery wyders, zo wel als de ka» „ mers der bel étage zyn 21 voeten hoog, 3i en die der bovenste verdieping 18 voeten. „ Derzei ver decoratien zyn grootsch en deftig, „ zonder weidfche pragt, en beantwoorden „ aan het gebruik, waartoe zy gefchikt zyn. De raamen van de bel étage zyn van eene „ geheel nieuwe vinding, envertoonen zig als „ Franfche of opendrajende raamen, van bo- ven half rond, met eene impostlyst tufchen „ de onder en boven raamen. De onder raa„ men fchuiven op agter de boven raamen op „ de wyze der Engelfche fchuifraamen, en heb- }J be*  van STAD en LANDE. 59 ben dus het grootfche aanzien der Franfche g raamen, zonder derzelver gebrek in het open- o „ drajen en de lekkagie onderworpen te zyn. Voorts is dit gebouw gedekt met eene „ naar de regelen der kunst in één gewerkte kap, waarvan de frontifpice, de nokken, „ de hoeken, en killen, gelyk ook de dak„ kozynen met lood, maar al het overige met „ leiën gedekt is." De Vischmarkt, aan welker eind ten wes- *, ten de A - kerk ftaat, is langer dan breed ; r zynde de lengte wel 241 fchreeden, maar de breedte aan het oosteind, ter welker plaats zy door eene ftraat met de groote markt vereenigd wordt, zeer gering , hoewel van daar naar het westen zig uitbreidende. Zy is mede eerst in 1446 beftraat, en wyders gefchikt geworden tot eene markt van zee en riviervisch; waar toe ter plaats, waar nu de korenbeurs is, banken en tafelen, van boven galdery'swyze gedekt, zyn opgerigt geweest. Maar zedert de Regeering aan de zuiderhaven een afzonderlyk gebouw tot afflag van de zeevisch heeft laten vervaardigen , wordt van deeze markt geen ander byzonder gebruik gemaakt, dan men van alle opene plaatzen doen kan; uitgenomen, dat tweemaal des jaars op de vrye jaarmarkten de inwooneren en vreemdelingen hunne kraamen aldaar nedérflaan. Aan beide zyden met zindelyk gefchorene lindeboomen bezet, vertoont zy zig , met de A - kerk en toren in het verfchiet, niet onbevallig naar uitwyzing der plaat. De Osfemarkt ligt in de nieuwe ftad, even over de boteringeftraaten brug. Zy wordt door jronik* ;en. Vischmarkt. l lOsfe: markt» f  Ghonin. fil K. Rademarkt. Openbaare wereidlyke gebouwen. (*) Een gedeelte vertoont zig op de plaat, hierroor. <5o Tegenwoordige Staat door die ftraat in twee deelen gefcheiden,' waarvan het oosteiyke in 1726 met gebakken klinkers, op den kant gezet, bevloerd is; terwyl het westelyke, binnen waards met hoornen beplant, daar ter plaats geene onaangenaame wandeling uitmaakt (*). Op deeze markt wordt in het laatst van wyn, en eenigen tyd in flagtmaand, een aanzienelyke handel in rundvee gedreven; vooral op de gewoone marktdagen des dingsdags en vrydags, wanneer in het voornaamde des tyds wel tweeduizend daarvan ter markt koomen. In 't voor en najaar is hier een magere beestenmarkt. De Radcmarkt is eene middelmaatige opene plaats by de oosterpoort, alwaar tegen den avond gebragt worden de ledige turfwagens, met welke men hier gewoon is, by mangel van aan de meeste plaatzen te water te kunnen komen, den turf uit defchepenaan de huizen te bezorgen. Zy draagt daarvan haaren naam , maar geeft, gevuld met die wagens, een onaangenaam gezigt voor vreemdelingen en nabywoonende; welke laaide meermaalen aanzoek gedaan hebben , ten einde eene andere plaats uitgekozen wierde, dog by gebrek naar *t fchynt van eene gefchikte gelegenheid, tel* kens vrugteloos. Overgaande tot de openbaare wereïdlyke gebouwen der dad, koomt onder dezelve in de eerde plaats voor, het huis alwaar de Staaten  van STAD en LANDE. 6Y ten van dit gewest, en andere kollegien, ge woonlyk zamen koomen. Het draagt daarvan den naam van het Provinciehuis, en Maat aan de oostzyde van het Meertens kerkhof. Het was voorheen de latynfche fchool dier kerk, maar zedert de reductie der ftad tot dit gebruik gefchikt gemaakt (*). Het is een hoog en lugtig gebouw, van buiten voorzien meteen taamlyk hoogen toren, in welken de opgang naar boven is, dog heeft anders uiterlyk weinig; aanzienswaardigs (f'}; daarby is de ingang door een laag poortje , ter weerzyden van welk men vertrekken voor den deurwaarder heeft, en de verdere toegang tot de Staaten kamer door eene flegt gedekte gaandery zeer gering.. Uit ieder van twee kleine vertrekken, dienende tot voorzaalen, koomt men in de Staatenkamer. Dit is een ruim vertrek, waarin drie tafels ftaan. De grootfte op de regtehand is gefchikt voor de Heeren Burgemeetteren en Raad; de middenfte voor de Heeren. Gedeputeerde Staaten , wanneer die eenen door hun uitgefchreevenen Lands - dag openen; de derde dient voor de Heeren der Omlanden, hebbenden bezyden nog drie ryen van befchotene houten banken, waarin de afgezondenen uit den boeren ftand veelal plaats nemen. Tegen de tafel der Heeren Gedeputeerden is een hoog lesfenaar, alwaar de Se- cre- .(*) Volgens Staatsrefolutie van deniojun. T6or; en is de eérfté' vergadering in het nieuw gebouw geaouden den 16 Juu. 1602. Bevorens vergaderden de Staaten in de wehem van S. Meerten. Ü) Zin de bygaande plaat. 3RONIÏXJ. N. Provinciehuis.  CïONW- Stadhou. derlyk Hof. 6* Tegenwoordige Staat cretaris van Staat (taande de onderwerpen V3Q beraadflaging leest. Het fchoorfteenftuk verbeeldt de godsdienst, en de vryheid. Deeze Staatenkamer dient ook zomtyds aan andere kollegien, als aan de gemagtigden tot de revifen, aan de Monfter-Heeren der Omlanden , ook aan de vreemde en 's Hofs Revifeurs van een vonnis by dat gerigt gevallen, als mede om het andere jaar aan de Christelyke Synode deezer Provincie; dog voor andere Staatscommisfien, zo talryk niet in leden, is eene byzondere vertrekkamer. De trap wyders opgaande koomt men door eene voorzaal in de vergaderplaats der Heeren Gedeputeerden ; zynde een even ruim vertrek als dat der Staaten, boven 't welke hetzelve ook onmiddelyk is gelegen. Er Haat een pragtige ftoel voor den Heer Stadhouder in,- ook zyn de afbeeldingen dier Heeren tot op den tegenwoordigen aldaar. Aan de overzyde der voorzaal vergadert de Provintiale Rekenkamer' terwyl nog andere vertrekken dienen voor de Secretarie, en berging van boeken en papieren. Het Stadhouderlyk Hof ftaat mede aan het Meertens kerkhof, in den noordooftelyken hoek. Het was voorheen het broederenhuis van den H. Gregorius, of der klerken van 't yemeene leven (*), maar wierd by de opriging der bisdommen door Koning Philips geéhikt tot eene wooning voor dien prelaat, net last aan de broederen om te vertrekken. .Na (*) Oudhed. van Groningen hl. 6a;  van STAD in LANDE. 6> Na den dood van bifchop Knyf is het gegeven aan de Stadhouders, om er by hun aanweezen ter ftede het verblyfin te houden, gelyk het daartoe nog heden dient. Het Itaat oog nagenoeg op dezelfde plaats, alwaar in vroegere tyden de wooning der Burggraaven van Groningen was Ct)« Offchoon nu Kempis (§) daarvan getuigt, dat het uiterlyk een pragtig gebouw, en van binnen met koninglyke vertrekken voorzien zy, en het na dien tyd in 1727 nog aanmerkelyk op 's Lands kosten verbeterd is, zal het egter den befchouwer dusdaanig niet voorkoomen ; zynde de vertrekken wel goed, maar niet ingerigt naar den huidigen trant van hofhoudingen, gefchoeid op den leest eener verfijnde weelde. De groote tuin is bezienswaardig; en boven den uitgang der tuinpoort aanmerkelyk de konftige zonnewyzer, gemaakt door J. Cremers en J. Doornbosch. Het gebouw wordt wyders door eenen van 's Prinfen bedienden bewaard; dog met den tuin op kosten des Lands onderhouden. Het Hof Provinciaal van Jufïitk ftaat in de oude boteringe ftraat ten westen. Het was voorheen een byzonder huis; maar na de oprigting der Hoofdmannenkamer tot een Hof Provintiaal aangekogt, en daartoe vertimmerd. Men oordeelde namenlyk derzelver yoorige vergaderplaats, zynde eene kamer in het oude Stadshuis, te klein en te ongefchikt. Niet- ' (f) Dit blykt uit den giftbrief van Groenenbeek san de Preekheeren van U'infum, in 1308 gedaan, Oudhed. van Gron. hl. 56. ($) De Jitu Frifiae L. 2. p. 144. 3 EN. Hof Provintiaalvan Juftltie.  GtONIH- §4 Tegenwoordige Staat Niettegenflaande den aandrang van de Prinlei Gouvernante draalden de Staaten er egter mede , by brengende de. fchaarsheid van 's Lands penningen. Dan gemelde Vorffln daarop verklarende liever een gedeelte van het Stadhouderlyk Hof te zullen afftaan, dan Lieuteiiant en Hoofdmannen langer van eene gefcbikte vergaderplaats te onthouden , fchynt zulks van dat gewigt geweest te zyn, dat den i2Dec. 1753 daartoe Staatswyze befloten is, en dit huis van den Majoor Gruys wegens deszelfs breedte aangekogt ; waarna■ by voltoojing der vertimmering den 15 Sept, 1755 de eerlle plegtige vergadering er" in gehouden is. Men koomt dan nu door eene groote deur, met gepaste zinnebeelden verfierd, in een voorportaal, alwaar ter linkehand de Secretarie is; en langs eene ruime voorzaal in de vergaderkamer der Heeren Hoofdlieden. Een latynsch opfchrift, in vergulde letteren boven den ingang gefield, herinnert telkens het moeiJyk werk eens onzydigen rigters (f). Heg vertrek zelf is eene groote ruime en fraaje zaal, Voorzien van twee fchoorfleenen, en opgefierd met het afbeeldzel van den te°en-woordigen Heer Stadhouder ,• die aldaar in hoedaanigheid van voorzitter eenen pragtigen armfloel heeft. Behalven een vertrek, verhoor | (f) Quisquis hancce Curiam ingrederis Senator, Privatos affeüus omnes, iram, odium, amicitiar^ abjicito: Nam ut alïis aequus aui iniquus fueris, Ita quoque Dei judicium Jujlinebis,  fan STAD en LANDË. 6$ hoor, en andere kamers gefchikt naar het gebruik, zyn hier ook de bewaarplaatzen der gevangenen , beneffens de wooningen voor den fipier en andere bedienden. De Akademie of hoogefchool fiaat ten noorden in de Broerfltraat, tegen over de Franciskaner kerk. Het was voorheen een jufferen of adelyke maagdenklooster, die er in leefden naar de orde van den h. Augustinus. Maar na dat in het begin der voorige eeuw 's Lands Staaten overeengekomen waaren alhier eene hoogefchool opterigten, wierd dit gebouw, na de reductie ledig, daartoe afgezonderd en bekwaam gemaakt. Volgens het welk men thans door eene poort, voerende het waapen der hoogefchool, koomt op eene opene net bevloerde binnenplaats, van drie zyden met gedekte gaanderyen voorzien. , „Op de noorder gaandery hebben drie gehoorzaalen, ingerigt tot het houden van openbaare lesfen en redetwistingen, den ingang; maar van het grootfte is nu gemaakt eene Akademifche Raadkamer, terwyl men de anderen ook gebruikt by verkoopingen van boeken, waartoe de hoogefchool b>evoorregt is. In opgemelde raadkamer ftaat mede een praguge armftoel voor den Heer Stadhouder in zyne betrekking van Re&or magnificentisfimus, en Curator primarius. De openbaare inwyingen , redevoeringen, en zintwistingen worden gehouden in het choor der Franciskaanen-kerk, in welke tot dat einde de nodige katheders en andere zitplaatzen gemaakt zyn. Deeze kerk, waarin des zondags avonds, uitgenomen in den zomer, II. Deel. e beurts- GRONtS- OEN. Akademi**  Tegenwoordige Staal Grcnïn- oen. Akademie-kerk. Kruidtuin. j i I i l ] < Ontleed- r plaats. l Bibiio- l tbeek. £ r I d L o e Ryd- d fehool. £j beurtswyze door eenen der hoogleeraaren fa de godgeleerdheid gepredikt wordt, Maat onder het bewind der verzorgeren van de hoogefchool, en draagt gemeenlyk den naam van Akademie-kerk. Wyders is een gedeelte • van het oude Jufferenklooster gefchikt tot vrye wooningen voor zommige hoogleeraars , veelal de oudften in ieder faculteit; ook is er huisvesting voor den pedel, en den oeco•nomus Ten dienst deezer hoogefchool dienen verder een kruidtuin, eene ontleedpkats, eene bibliotheek, en eene ryd, en fcherm.fchool. De kruidtuin, aangelegd in 1642» is in de nieuwe ftad ten noorden de roozenftraat, en ftrekt zig van daar uit tot de agtergelegene kruisftraat. Men vindt er zeer veele in en uitheemfche gewasfen; als mede den nodigen toeftel van ftook en broekhuizen. De hoogleeraar in de kruidkunde, die daarover des zomers in den tuin openbaare lesfen geeft, geniet aldaar eene ruime en aangenaame wooning. De ontleedplaats is bezuiden het choor der Akademie-kerk; gelyk ook de bibliotheek, die men gebragt heeft op de tweede verdieping van het gewezene Franciskaaner klooster. Het getal, en de hoedaanigheid der verzamelde boeken is de bezigtiging fan kenners waardig. Ten dienste der ftufeerende jeugd ftaat de bibliotheek tweemaaien ter week, des woensdags en faturdags, jpen; en heeft tot opzigter of bibliothecarius ^enen hoogleeraar, welke onder zig een minleren bedienden of custos heeft. De rydfchool [laat ten zuiden in de hofflraat, naast het jroene weeshuis, wordende door eenen ryd- mees-  van STAD en LANDE. €f sneester waargenomen} die zig ook de noo- < dige paarden moet aanfchaffen. De fcherm-c fchool is eene boven vertrek van eene corps de garde, op het uiteind der oude boteringeftraat ten westen. Het Provinciaale Ammunitie - huis is ten 1 oosten het fchuitendiep-, genoegzaam agterhet Provincie - huis. Het is een zeer eenvoudig vierkant gebouw van eene verdieping, met een tuin in het midden, rondom uit het water opgetrokken, en gejligt in 1627. Over eene aanzienelyke meenigte van krygsbehoeften heeft een Artilleriemeester het opzigt; maar het kruid wordt bewaard in twee afzon* derlyke kruidhuizen, gelegen aan den wal ter weerzyden van de Boteringepoort; of, gelyk nu ook zedert eenigen tyd ter voorkoming van ongelukken, in aldaar onder gemelden wal ingemetzelde verwulften. Het Collect- huis, alwaar'Lands excynzen betaald worden, ftaat aan de westzyde der groote markt,* pronkende van buiten met het wapen der Provincie, en de fpreuk van den Keizer te moeten geeven dat des Keizers is. Het Tugt ■ huis is aan het eind der leliën- ■ ftraat, digt aan den wal. Het heeft niets in: of uitwendig merkwaardigs, en is geftigt in 1664. Het West-Indifche-huis, aan de westzyde van Munnikke holm, is in 1623 gemaakt van< de wooning, die voormaals de Abten Vanl Aduard hier ter ftede hadden. Door het verloop der West-Indifche Compagnie is egter de alhier opgerigte kamer van weinig voordeel voor de ingezetenen geweest E ft Heï Gnomtt' GEN. Schernl. . fchool. Ammuniè" tie - huis. : Collect" ' huis. 1 ïüg*. huis. 1 • West-ïui difche* huls.  Tegenwoordige Staat Groningen.Onime1 ander huis. Stais-gebouwen. Oude Regthuis. Het Qmmelander - huis ftaat tufchen de Sc. jans en poeleftraat, in de zogenaamde agter den muur ten oosten. In dit huis hebben de Heeren der Ommelanden hunne afzonderlyke vergaderingen. Het is in 1784 van vooren nieuws opgehaald en bevat, behalven eene vestibule en ruime antichambre, een groote vergaderzaal, en een vertrekkamer. Boven is de Secretarie. Bezyden is eene wooning Voor den Syndicus. Tot hiertoe befchreeven wy Provinciaale gebouwen. Nu- koomen wy tot de fiads byzondere gebouwen; maar dezelve zyn riiet talryk, en worden mecrendeels met de bloote opnoeming genoegzaam aangeduid. Eerst' komt ons voor het oude Regthuis, dat aan de oostzyde der groote markt by den Maartenstoren ftaat, en in de vroegere tyden tot dat einde gediend heeft. Het . is naderhand gefchikt geworden tot eene hoofdvvagt voor burgers, en militairen; terwyl het bovenvertrek den Amptman des gerigts van Selwert is aangeweezen tot het houden zyn er regtdagen* Meldenswaardig is dit gebouw daarom, wyl volgens eene aloude gewoonte als nog jaarlyks de nieuws ingekozene leden des Raads, met de aanbly venden van het voorige jaar den agtften van fprokkelmaand, en den twintigften daaraan volgende de vier Burgemeesteren, onder den blooten hemel plegtig zweeren goede «regeerders des volks te zullen zyn; wordende wyders die plegtigheid verzeld met het geluid der klokken, het uitfteken der vaandelen, en het doen van eerefchooten door de wagthebbende burgers en militairen. De  van STAD en LANDE. 6> De. Waag, aan den overgeftelden kant van c de markt, is geltigt in ió5o; zynde een op G zigzelven ftaand gebouw, geboord met vier1 groote deuren, waarvan egter maar drie gefchikt zyn om er uit te kunnen weegen. - De Latynfchs fchool is aangelegd van de i onderfte verdieping van het gewezen Francis- f kanerklooster; terwyl de bovenfte dient tot de Akademifche bibliotheek. Zy heeft haaren ingang door eene poort in de zwaaneftraat. De Rector, en één der Praeceptoren, hebben daarin eene vrye wooning. Van een deel dezes gebouws is voor eenige jaaren een gerigtelyke fchouwkamer, en een gehoorzaal gemaakt , alwaar de ftads Phyficus aan de vroedvrouwen, en derzelver leerlingen, lesfen geeft in die voor de maatfchappy zo heilzaame konst (§). De Korenbeurs, geftigt in 1774. is van hout, en op het westelyk einde van de visch-1 markt. Aldaar wordt thans op dings-en vrydagen een aanzienlyke handel, vooral in graanen, gedreven. Het Stads -magazyn, in de pelfterftraat, is; geweest een gedeelte van het Heilige Geestgasthuis. Over de aldaar zynde ammunitie heeft een ftads Artilleriemeester de zorg. Agter het zelve is een ruim lugtiggebouw, uitkoomende in de haddingeftraat, dat ter wee- (§) Ordre op de vroedkundige les/en, 13 Fdir. 1766. Men heeft te Alkmaar, tien jaaren later, diergelyk; kollegie van vroedkunde opgerigt; waarvan de uitvoerige inftrucliën te vinden zyn in de Nederl. Jaarbosten, July 1776. E 3 jROJÏTN-' JEN- De Waag. Latynfche fchool. Korenbeurs. Stads • magazyn. Stadswerkhuis,  Gi.1V. Xerken, Do groote of Maar- • tens-kerk. ' 7$ Tegenwoordige Staat j- weering der openbaare bedelary is gefchikt geworden tot een fiads-werkhuis. Het ftaat onder het opzigt van vier uit den Raad gefield wordende Oppervoogden, vier vaste huisvoogden van den hervormden godsdienst, en twee adfiftenten uit de andere gezindheden Eene uitvoerige ordonnantie op de beheering en bezorging van dit huis is in het jaar 178? door den druk ter algemeenere kennisfe'gebragt. & Daar de verdere ftads gebouwen geene byzondere opnoeming waardig zyn, gaan wy nu over tot de befchryving der kerken , en an' texe godsdienfiige gejiigten van deeze ftad. üudtyds was de ftad in twee Kerfpelen verdeeld, en had gevolg^lyk ook twee Kerfbelfcerken; als van den h. Martinus en onze lieve Vrouwe; maar thans zyn er zes kerken, waarin voor de hervormden in't Nederduitsch en Fransch gepredikt wordt. ; Onder deeze is de eerfte de Groote, van haare uitgeftrektheid dien naam dnagende; or, naar den heiligen, aan wien zy voorheen was toegewyd, de Maartens ■ kerk. Naar zommigen zou zy in vroegere tyden den h. Johannes tot befchermer gehad hebben, van waar nog heden de St. jansftraat haare benoeming rekende. Wy kennen egter noch daarvan, noch van die verandering, eenig openbaar bewysftuk (f). In 1465 trof deeze kerk ft) Mkkco in Ckron. p. jS6. gewaagt anders al op net jaar 1253. van eene ecclefia S. Mmtini. Dus- &g ? Af" bdef vaH «53. hy Idsiköa btaauregt id, M. 36».  van STAD sn LANDE. 71 kerk een groot ongeluk, daar haar toren ( door den blikzem in brand gedoken en ver- c teerd wierd, maar fterker, toen drie jaaren daarna de nieuwsopgebouwde toren des nagts inftortte, en met zynen val haar grootendeels vernielde. Men was egter in ftaat om kerk en toren te herbouwen; ja zelfs om optetrekken dien fierlyken en hoogen toren, waarmede de kerk nog ten huidigen dage pronkt, en waarvan de bygaande plaat eene afbeelding geeft. Diens ftandplaats is aan den noordoosterhoek der groote markt, ftrekkende de kerk zig daar agter ten oosten uit. Gemelde kerk is een deftig groot gebouw, in den fmaak van het Gothifche. Het choor fteekt verbazend hoog boven het fchip der kerk uit; en is, daar het dreigde uit zyn verband te gaan, voor ettelyke jaaren met zwaare doorgaande yzeren ftaven overdwars, en met diergelyken rondgaanden band van buiten voorzien. In de kerk zelve is een voortreffelyk orgel, oorfpronglyk gemaakt door den beroemden Rudolphus Agricola; hoewel men daarvan zegt, dat by gelegenheid eener opfchooning eene uitmuntende vox humana er uit geftolen zy. Daar het voor eenige jaaren wegens deszelfs zwaarte begon te zakken, zyn onder het uitftekend gedeelte vier pilaaren gezet, welke thans niet alleen vastigheid, maar ook uiterlyk daaraan fieraad geeven. De tooren deezer kerk trekt wyders om zyne hoogte de aandagt des vreemdelings. Hy is van grauwe hard of zarkfteen opgetrokken, en heeft vyf ommegangen met eenen fraai-ën E 4 ' aP' GEH.  Gronin; Biïf. ( \ ■y li c V H Wal- d burgs- M kerk, & 7* ' Tegenwoordige Staat H' appel, in den fmaak van den Antwerper. Hoe hoog hy by zyne voleindiging jn j„82 geweest zy, vak niet te bepaalen: daar' hy ten jaare i577 onvoorzigtig in brand geraakt, en tot op het muurwerk verteerd, niet eerder dan in i6v? weder opgebouwd wierd tot de tegenwoordige hoogte van 333 voeten. Wyders heeft deez toren zeer zwaare luid-klokken, en een aangenaam fpeelwerk;ook houdt aldaar de torenwagter des nagts zyn verblyf, blaazende telkens by den afloop der uuren uit ieder der vier venfteren. By de oprigting der bisdommen in Nederland wierd deeze kerk door de Paufen Pius en Paulus tot eene kathedraale kerk verheven; en daarin gefteld een kapittel van tien kanonnikken, welke alle moesten zyn Doctoren of Licentiaaten in de godgeleerdheid en geestelyke regten, om den Bifchop die er als tiende kanonnik in ' voorzat, te kunnen dienen tot Raaden. Maar dat kapittel heeft niet lang ftand gehouden; daar deeze kanonnikken , voor de reductie zelfs, door de ftads Regeering gelast zyn geweest hunne posten te verhaten. Thans wordt de kerk beftierd door vier voogden, of kerkmeesters gelyk men die elders noemt; en onderhouden uit haare eigene opkomsten, hoewel 111 buitengevvoone voorvallen de ftads-kas moet toefchieten. Naby deeze kerk, en op het zelfde plein, dat nog heden het groote kerkhof genoemd wordt, ftond ten noorden weleer de Wal- tUT etn- DeZelve is buke" kyf het oudlte geftigt in Groningen geweest, door zom-  van STAD en LANDE. 73 zommigen afgehaald uit het heidenfche byge- < loof (*); maar door anderen gehouden voor c een kasteel, ten tyde der Normannisfche invallen opgebouwd. Wat 'er ook van zy, het is of toen reeds, of naderhand by gerustere tyden , gefchikt gemaakt tot eene Christen kerk, en toegewyd geworden aan de maagd Walburgis. Het gebouw behield egter deszelfs oude fterkte; en wierd daarom, in de hooggaande burgertwisten der iade en 131" eeuw, dan van den eenen dan van den anderen ingenomen, en bezet. Maar cindelyk wierd het zo bouwvallig, dat het in 1611 grootendeels inftortte , waarop bedoten wierd (f), het overige, dat mede wankel ftond, aftebreeken, en den fteen te verkoopen; dog dat tot 1627 aanhield, eer zulks gefchiedde (§J. De af beelding deezer kerk, op de oude platte gronden der ftad voorkoomende , is verder bewaard in Swids fchatkamer der Nederlandfche oudheden (**). Aan- (*) tj. Emmius de agro &c. p. 40. Ook zyn by de flyting Romeinfche munten daaronder uitgedolven, velgens Huminga befchryv. van Groningen, in het Stedeboekvan Blauw. (f) Raads-refol. 12 Aug. 1611. (j) Raads-refol. 3 Maart. 1627. BI. 374. De ro^unda aan den toren fcbynt wel de voornaamfte fterkte van dit gebouw geweest te zyn. Ook zegt J. de Lemmege in zyn cbronyk, dat tusfehen den toren en de kerk een gewelf was, van boven voorzien met kleine vensteren. De afbeelding op de ftads zegelen voorkoomende verfchilt egter merkelyk van de opgegevene door, gmids, en anderen. E 5 Gkonih- gen.  GhONIN' Azkerk. 74 Tegenwoordige Staat * Aantekenswaardig is het wyders, dat het afbeeldfel dier kerk nog ten huidigen dage de flads Regeering verftrekt tot een groot zegel aan de openbaare Hukken van aanbelang; ja dat dit gebruik opklimt tot zeer vroege tyden gelyk onder ons nog een perkamentenbrief van 1245 berustende is, voorzien met de gemelde at beeldmg in groen was (*> k. De M-kerk, ftaande aan het westeinde der vischmarkc, is een taamlyk groote kruisKeik. Van haare nabygelegenheid aan de Aa, wake er ten westen langs ftroomt, droeg zy voor de reductie den naam van lieve Vrouwen kerk ter Aa, dog zedert dien van Aa-kerk. üertyds was zy flegts eene kapelle, toegewyd aan Maria en Niklaas; maar ten jaare 1246 is zy door den Bifchop van Utrecht de Utmge en Westerkluften deezer ftad toegevoegd tot eene buurt-kerk (f). Naderhand is deeze kerk, ten jaare 1465, merkejyK vergroot; maar twee eeuwen Iaater (1671) wierd zy op den eerften van bloeimaand met Maren toren des nagts door den blikfem getroffen, en in brand geftoken. Dan niet lang daarna (12 April 1710) ftort by itil weder de toren in, en vak op haar, ten gelukke even na den beëindigden godsdienst; hoewel nog twee kinderen, daaromtrent fpeelende, zyn ar(2;?,T * £eSeerinS e" h« Volk (ddemans «wuverfttu in Grminge) genoemd hun zegel f/ïgtiium nostrum). 0 J  van STAD en LANDE. 75 zyn doodgebleven. Men heeft daarop eenen ( Kieuwen fierlyken toren gebouwd, maar diens £ grondflag, ter bekooming eener vaste plaats, iets oostelyker genomen: waardoor thans her. onderfte des torens in het lichaam der kerk is inverlyfd (f). Het bellier en onderhoud dier kerk komt wyders over één met dat der Groote. De Noorder - kerk ftaat in den noordelyken; uitleg der ftad, tusfehen de verlengde bote-l ringe en ebbingeftraaten, op een groot plein of hof. Zy draagt van daar in openbaare gefchriften den naam van noorder, maar in de wandeling , om haare laatere ftigting , dien van nieuwe - kerk. Deeze kerk is gebouwd in den fmaak der hervormde kruiskerken, zonder choor, draagende op haar midden een kleinen toren. Men begon de ftigting den 7 Juni 1660, en voleindigde die in 1664; wordende op den 7 Juni van dat jaar de inwyingspreek aldaar in gehouden door Johannes Martinus (*). De nevensgaande plaat vertoont haare gedaante. Behalven in deeze drie befchrevene hoofdkerken wordt ook des zondaags voor de hervormden dienst gedaan in de gasthuis - kerken van den Heiligen Geest, en van Geertruid. Ook heeft de Waalfche gemeente alhier eenen leeraar, die in de gewezene klooster-kerk der Franciskanen predikt •, zynde deeze kerk, wel- (t) De plaat, hier voor, vertoont deeze kerk in het verfchiet. (.*) Meerdere byzonderheden zie in de gemejde preek, die onder de gedrukte leerredenen van Mie* Xijü u s te vinden is. SaoNia- 7EN. Noorderkerk. Nieuwe • kerk. H. Geest gasthuiskerk.Geer- truids gasthuis kerk. Franfchckerk.  Groningen.Eroer kerkAkadetnie ■ kerk, Kerken der andere gezindheden. Doopsgezinde. t i ] Room- 1 fiche. 4 I Joodfche. ' Van Roomfcïe™^ !S Zedert I790 (en verzoeke de, veXfvan dPn' eingetl'0kke']'" ^k °ok '»« het !ïïï.vïidsssrnos eene itatie'die in 76 Tegenwoordige Staat welke men gewoonlyk de Broer-kerk noemt, dezelfde, als de Akademie-kerk, waarin d lr™t? TUf ééa, dcr ^^eeraaren in de . ffloet ,n Nederduksch ^ ^er" Behalven deeze zyn hier ook Lutherfche eDoopsgezinde) en Roomfehe-kerken Diè • Lfteraanen, welke alhier naar een voorgefchreven voet, in een reglement van t do l * rC lS*ï> SeduId worden, ftaat zvndeeent^ °f, haddingeftraat ten oosten; zjnde een eenvoudig, dog ruim gebouw, geSf 10 J696'tZy heeft ^ans rna'r eenen pfediker , die in het Nederduitseh dienst doetf hun lL°2SgeZlnden h!bbe" tWee kerken [ot f,wJS '-WaarVan de éénein dc oude botenngeftraat is voor de oude Vlamingen én de tweede in de hardingeftraat voor de§ andere doopsgezinden; ook Is er een vermaanhuis voor de zogenaamde Zwitzers. Maar alle deeze kerken , zig uitwendig voordoende als woonhuizen, hebben niets byzonders. Gelykelyk is het daaromtrent gefield met de kerken der Room/eken; welke thans zes zyn (?) en alleen door wereldfche, of ongeordende priesters moeten bediend worden. Dan der' Jooden fynagoge heeft uiterlyk alvry de Z daante van een openbaar kerkgebouw. &  van STAD en LANDE. 77 Van de kerken koomen wy niet onvoeglyk < op de nog overig zynde godsdienflige gejlig' < ten van gast, en weeshuizen. Vooraf egter' zullen wy den vorm der beftiering, als zynde | algemeen, opgeeven om by dc byzondere befchryving daarvan de herhaaling te myden. Naar derzelver onderfcheidene grootte, en daaraan verknogte bezigheid, ftaat het beftier aan twee, drie, vier, of meerdere voogden; die daartoe jaarlyks door Heeren Burgemeesteren verkoren; en by den Raad beëdigd worden , hoewel gewoonlyk de ouden in bediening blyven. Van deeze voogden is één, als boekhoudende, belast met den ontvangst en de uitgave der penningen; waarvan hy niet alleen jaarlyks rekening doet aan zyne mederegenten , maar ook die allen nogmaals aan gemagtigden des Raads, welke laatften daarom gcmeenlyk Opper - voogden genoemd worden. Ook hebben die de inzage in geval van onderling gefchil der voogden; of der proveniers, waarvan zy ook de openvallende plaatzen begeven (f). In vroegere tyden ftond dit egter, als mede de geheele behecring, meerder aan de geftelde voogden ; maar door de ordonnantiën van 1630, 16Ö6, 171 en andere Raadsbefluiten , zyn die bepaald geworden tot het inwendig huishoudelyke; terwyl zy in het uiterlyk beftier der penningen , verkoop van vastigheden, voorgenömene timmeringen of veranderingen, gelyk ftaan met (f) Raads ■ refol. 13 Jan. 1673, 25 Jug. 1684» 28 juni 1713. GnofiiK- GEN. Godsdien* ftige geftigten.  GrohinS£ir. F. Geest, of Pelster llraaten gasthuis. f8 Tegenwoordige Staaf ■ met de voorftanders over onmondiger), als welke diergelyke zaaken van belang niet mogen uitvoeren, dan na bekomene toeftemming der Regeering. Ook nam men voorheen in deeze huizen de proveniers vergeefs in; maar zedert het verval van veele dier "huizen is, en het getal dier lieden beperkt, en, op de inlaating eenige honderd gulden gefield. Die huizen zyn wyders erfgenaamen der geenen die zig daarin begeeven, offchoon kinderen nalaatende (*); hoewel daaromtrent nu gemeenlyk vooraf een afkoop met de voogden onder goedkeuring der Regeering, getroffen wordt. De vereischten, om in deeze geftigten toegelaaten te worden, zyn lidmaat der hervormde kerk, niet dienstbaar, burger, of inwooner der ftad boven de tien jaar, en ouder dan 50 jaaren te zyn. Van deezen uitflap te rug gekoomen, beginnen wy met het H. Geest - gasthuis (f) aldus genoemd naar deszelfs toewying; maar meerder naar de ftraat, aan welker einde het ten westen ftaat, bekend onder den naam van Pelflerftraaten gasthuis. De ftigting is onzeker, dog oud: daar het reeds voor eenige eeuwen, gelyk nog heden, diende ter huisvesting en onderhoud van zeer veele oude burgermannen en vrouwen. Derzelver getal is (*) Raads-refol. 21 Mai ifigj, I0 Juni 1693, 28 Aug. 1694, enz. ' (f) Deeze naam is aan veele Nederlandse godsgemeen: Zie A' Paks katwykfcne oudh»  van STAD en LANDE. 79 Is egter in laatere tyden verminderd,.'zynde( thans daarin 3o van beiderlei kunne. In de c kerk van dit huis wordt des zondags door éénen der ftads Predikanten by beurten gepredikt; maar de overige gebouwen, tot dit geftigt oorfprongelyk behoorende, zyn door de Regeering tot andere einden aangetast geweest, als tot eene korenfchuur, ammunitiemagazyn, giethuis, en laatftelyk tot een werkhuis. Geertruids -gasthuis ftaat aan het einde < der peperftraat, waarom het ook veelal hett Peperflraaten-gasthuis genoemd wordt. Inj het zelve zyn thans 67 conventualen; en er wordt van de nieuws inkomenden soo gld. admisfiegeld gevorderd. Voorheen was het een hospitaal voor alle zieken en ellendigen, die daarnaar toevloeiden, uitwyzens de bulle van Paus Sixtus in den jaare 1475 (*). In de kerk van dit huis wordt des zondags mede een gewoone predikatie gehouden door éénen der ilads Predikanten, by beurten. Antoni - gasthuis ten westen aan het rade-, markt ftond wel eer buiten de ftad, maar is! by de vergrooting in de voorige eeuw daarin gelyfd. Het is in het jaar 1517 gemaakt van de overblyffels dier Cancêllarie, welke Graaf Edzard voor de ooster poort geftigt had (f). In dit gasthuis zyn thans 44 proveniers; ook zyn er op last der Regeering eenige vertrekken in gereed gemaakt ter berging van krank- zin- (*) Onder de papieren van dat huis, (j) S. Beninsa Chrm. bl. 3 ia. Groots* gen. Geertruids of Peperflraaten gasthuis. Antonsgasthuïï»  Ö&ONIHSEN. Jakobs en Annengas thuis. Arme huisztt":en huis. , 1 80 Tegenwoordige Staat zinnigen, over welke mede de gewoone voogden van het huis de nodige toeverzigt hebben. In de voorige eeuw heeft het ook gediend toe een pesthuis (*). n Jakobs en Annen - gasthuis ftaat digt by de kraane poort, aan het westeinde der vifcherftraat ten noorden. Volgens den oprigtinssbnef was het gefchikt voor ib' mannen en vrouwen, tot welk getal het ook naderhand volgens befluiten der Regeering (f), te rug' gebragt is. Thans zyn er in 12, die aan eene gemeene tafel fpyzigen. Het Arme-huiszitten -huis is van laatere ftigting, dan het voorgaande. Daarvan te vooren over de armen het opzigt had de Cureer van Aa- kerk, uitwyzens eenen brief van 1342 , nam in de daarop volgende eeuw eene broederfchap die taak op zig ■ en wierd daarin by den Raad bevestigd ten jaare 1437, onder den titel van Verwaerers en Procurators der Arme-huiszitten. Het gebouw, daartoe gefchikt, ftaat in de lamme huningeftraat ten westen. By verloop van tyden zyn hier ingelyfd .geworden het Geesjen Egberts , Ünensi en Ridders gasthuis, als mede het Armen Convent. Thans is het zo ver van deszelfs oorfprongelyke inrigting afgeweken, dat het nu, gelyk alle andere gasthuizen, dient tot een verblyf en kosthuis voor oude burgerlieden. Derzelver getal is nu bepaald op 26; (*) Raads-refol. 20, en 22 Aug. 1635. (t) Raads-rtfol. 19 Febr. I?24, 3I Mai 1724, t3 Febr. 1727, 5 Juni 1741. '  van STAD en LANDE. 8r •a*S; behalven nog andere 26, die om de 14 Gronht-i dagen uit dit huis komen haaien eene zekere gen. hoeveelheid brood en boter. Aduarder ■ gasthuis, ltaande op de westzyde van Munnikkeholm, heeft den oorfprong te danken aan de voormaalige Abten van Aduard, welke op deezen hoek der ftad eene groote ruimte gronds tot hun intrek gefchikt gemaakt hadden; ja zelf over de toen zynde graft een houten brug hielden om naar welgevallen in en uit de ftad te koomen. Van een gedeelte van dit gebouw, het blauwe huis genoemd, heeft de laatfte Abt van Aduard, Wilhelm Emmen, by uiterfte wille van den 1 Juni 1604, een geftigt gemaakt ter wooning en onderhoud van agt oude en fchamele menfchen, kunnende egter dat getal vermeerderd worden, indien de opkomften daartoe by i tyds vervolg toereikende bevonden wierden. ' Thans zyn daarin 9 oude vrouwen. Het huis zelve, door ouderdom boavallig geworden, is in het jaar 1775 geheel nieuw opgehaald; zynde van ééne verdieping. De hoofdingang pronkt met een opfchrift dier hernieuwing, en een latynsch vers (f). Be- (f) Hosce Lares, vetulis quos Abbas vovitalendis F.nimius, in patrio nobile nomen agro, Curia, Calvini facris addifta, reformat, Vivacem monftrans per bona fa£ta fidem. Huic bene dic,üomui bene die, Cleroque,Sene&UJ,' In «juavis pietas religione placet T. II. Deel» F Aduardorgas thuis.  6K0NIN- GEN. B/zonde re gastbuizen, Mep- fchengasthuis. Ubbena gasthuis. 8ï Tegenwoordige Staat Behalven de opgenoemde huizen, wier ftigting men meer aan het algemeen te danken " heeft, of die door verloop van tyden dus» daanige. geworden zyn, heeft men ook nog dezulke, die, door byzondere perfoonen opgerigt, van dezelve hunnen naam draagen, en door dtrzelver afftammelingen beftierd worden, aan wie ook de begeeving der daarin openvallende plaatzen toekomt. Dan niettegenftaande gemelde ervelyke beftiering heeft de Regeering de voogden dier huizen onder de verpligting gebragt om ook jaarlyks eene rekening voor haare gemagtigden te doen: ten einde alle verwaarloozing, of kwaad beftier tegen te gaan, en die geftigten by aanhoudenheid te doen dienen tot de bepaalde oogmerken der oprigters (f). Van dien aart zyn de volgende, als Mepfchen - gasthuis, ftaande ten westen in de kyk-in 't jatftraat, geftigt in 14^9 door dat oud adelyk geflagt. Thans zyn er in agt vrouwen dog het was geftigt voor 15. Ubbena-gasthuis, mede in gemelde ftraat dog aan de oostzyde, is opgerigt door den Burgemeester Joachim Ubbena, die tot aan de reductie der ftad dien eereftoel bezeten heeft. De ftigter had het den naam gegeeven van Hospitale S. Johannis ( of Johannis - gasthuis), gelyk nog in den gevel des gebouws ftaat; dan men heeft het na de reducfie naar den (f) Raads--refol. 20 Jan. 1670. (§) Raads-refol. iFebr. 1768. Het adrflisfiegeld. is m 150 gld.  van STAD en LANDE. 83 ièn Burgemeester blyven benoemen. In hete zelve woonen thans 9 oude vrouwen. « Vrouw Anna Varvers • gasthuis , in de ^ nieuwe kyk-in 't jatftraat ten westen, is in £ 1632 door de opgemelde vrouw geftigt tot \ eene woonplaats voor agt vrouwen ; waarvan1 de helft nu den hervormden godsdienst moet toegedaan zyn (*). Zdls - gasthuis , in de vifcherftraat ten \ zuiden, is geftigt door Berent Jansfen Zeyl § en vrouw Engeltje Jakobs, benevens Grietje Hindriks, weduwe van Cornelis Jansfen Zeyl, tot een verblyf voor 5 oude vrouwen (f). In 1751.* is het huis herbouwd, en byna de helft vergroot. Baroldi of Jan Luitjens ■ gasthuis in de: gelkingeftraat westzyde, in een gangje. Er zyn thans vier roomfchen, en vier hervormden in, die met geld en eetwaaren bedeeld' worden. Vrouw Franfen, of Geert jen Schilt s • gasthuis, in de battengang, op de hoek van de; kostersgang, is by uiterfte wille van den 8 1 Juny 1668 geftigt voor agt menfehen. Thans is dat getal op vier verminderd, die des weeks geld en eetwaaren ontvangen. Jan Dulmers - gasthuis in de butjesftraat dient tot een wooning voor vyf perfoonen , die met geld bedeeld worden. Juf er Tetta Alberda- gasthuis heeft in de nieuwe boteringeftraat ten oosten geftaan , dog is zedert jaaren verplaatst aan de noord zy- (*) Raads-refol. \G Jan. i<57 r. Cf) Volgens den fundatiebrief van den 7 Juli 164S. IH 3 Grosi»« 0 km. Vrouw Anna Varvers gast« huis. Zeils- gasthuia. 1 Baroldi; ' of Jan Luitjens. | gasthuis, j Vrouw ! Franfen,of Geertjen j Schiïts: gasthuis. tjan Dul, mers gast.; huis. e Juffer , Tetta Al» ; berda■[ gasthuis,  Gronin. gen. Vrouw Aaf.e Wils- oor's- gasthuis. Weeshuizen. Burger of Roode Weeshuis. ■ 8+ Tegenwoordige Staat zyde van het Nieuwe kerkhof. Het is eew geftigt voor 5 oude vrouwen, die buiten de wooning eenigen onderftand in geld en brood genieten (f). Vrouw Aafje IJSilsoor's - gasthuis, aan de westzyde van Kattenhage tufchen de hofftraat en het diep, is in 1766geftigt tot eene wooning voor oude vrouwen, die daarin genieten weekelyks een gulden. Het opzigt ftaat volgens uiterfte wille van de ftigterfche (§) aan de twee oudften uit de geflagten van Hora en van Tjasfens. Thans zyn er vier oude vrouwen in. Van de drie laatst opgenoemde geftigten is nog deeze byzonderheid, dat de voogden geene rekenfchap doen aan de ftads Regeering. Buiten deeze befchreevene geftigten, die alle dienen ter onderhouding van bejaarde lieden , heeft men ook alhier twee huizen voor de weezen, als het Burger-wees, en Diahonie - kinderhuis. Het eerste, waarin de nagelatene onmondige kinderen van werkelyke burgers deezer ftad opgenomen worden, is in het geestelyke maagdenftraatje ten noorden. Dan, daar de bovenkleederen dier kinderen rood zyn, wordt het in de Wandeling het roode weeshuis genoemd. Voorheen was het een klooster der Kla- Cf) Testament yan Juf er Tetta Aller da, van den 17 Febr. 1058. ($) Testament van Aafje Wilsoor, huisvrmw van Jan Oltlwf, van den 4 Jan. 1740.  van STAD en LANDE. 85 Klarisfer-nonnen, of derBegynen (*), maai 4at in de oorlogsberoerten onder de Spaanfche regeering verlaten wierd, en onbewoond bleef; tot dat het in 1588 aan de Jefuiten wierd afgeftaan (§_), waarvan Koning Philips alhier een Seminarium en Koliegie had opgerigt. Na de reductie wierd het op aandrang der ftad in 1599 tot een weeshuis afgezonderd, en half bloeimaand des volgende jaars door dusdaanige kinderen betrokken. Over dezelve hebben het opzigt vier weesmeesteren of voogden, aan welke in 1673 één der gewoone ftads - leeraaren, als een vyfde, is toegevoegd ; als mede drie weduwen ter betere verzorging der meisjes: voerende in opzigc hunner bediening den liefderyken naam van vaders en moeders. In dit huis worden gemeenlyk onderhouden, en groot gemaakt by de honderd kinderen (f); hoewel er thans maar in zyn 62. Daartoe dienen de opkomften der goederen l die voorheen het klooster bezat; en van andere landeryen en gelden, door de Regeering tot dat einde bepaald; ook ontvangt het huis by uiterften wil meermaalen milde gefchenken. Een der aanmerkelykfte daaronder is dat van den Profeffbr Kozgers, die in 1750 alle zyne goederen aan dit huis vermaakt heeft, onder deeze zonderlinge voorwaarde, dat de opkomften niet ten voor- deele (*) C. Kempius de Jitu Frifïae L. 1. c. 9. f, «4.2, 150. ($) Raads-refol. 14., en 19 Mat 1588. (t) By Raadsrafol. van den 13 maart 1680 is het getal bepaaid op 140. F 3 Groningen.  «EONIN3iN. 86 Tegenwoordige Staat deele van het huis, maar der meisjes koomefl welke jaarlyks daaruitgaan, tot het uiteinde deezer eeuw, waarna ook een derde deel komt ten vöordeele der jongens, Dit huis is wyders erfgenaam der geenen , welke , daarin groot gemaakt en uitgegaan, naderhand zonder lyves erven overlyden; ten zy daaromtrent, gelyk gewoonlyk, by het leeven een afkoop is gemaakt (*). Over dit regt, gegrond op het berigtfchrift der voogden, en andere befluiten der Regeering, heeft dit huis in laatere tyden by het hooge Gerigtshof deezer Provincie moeten pleiten tegen eenen Theodorus Utman, als boedelhouder van zyne overledene vrouw : daar door diens pleitbezorgers beweerd wierd, dat gemelde berigtfchrift, en belluiteia, niet behoorlyk ter algemeene kennis waaren afgeleezen, en bekend gemaakt, en daarom geene genoegzaame verbindéttde kragt hadden; temeer, daar zy niet gekoomen waaren uit den boezem des Breeden Raads, wien men alleen de bevoegdheid tot het maaken van zulke wetten, waarby het burgerlyk regt van erfnisfen bekort wierd, toefchreef. Dit pleitgeding had eenen ongeiukkigen uitflag voor het huis, als wordende by vonnis der Heeren Lieutenant en Hoofdmannen, in revifie den 25 ocl. 1780 uitgefproken, in het ongelyk gefield. Om het belang, dat hier uit by vervolg ten nadeele konde voortvloejen, is van gemelde vonnis groot r-evis ingeheid; offchoon er niet op gevolgd is (*) Raads-refol. 28 Jan. i66Q>  van STAD en LANDE 87 5S eene volkomene befliffing , naardien de gr Heeren Revifeurs door goede tusfchenfpraak ct eene minnelyke fchikking hebben weecen te bewerken. Was het opgenoemde huis ten dienst der't behoeftige burgerweezen ; ook die van deer overige inwooneren ontflipten niet het oog der ££ Regeering: maar er wierd voor hun een dier- D gelyk gebouw in 1621 afgezonderd, dat den1;i naam droeg van Arme Kinderhuis, of naar hi de kleeding der kinderen dien van Groene Weeshuis. Men nam daartoe de overblyffels van het Jakobinen klooster, dat in het noorder gedeelte der oude ftad ftond , naby de vesten , en dat befloten lag tufchen de ebbinge, jakobiner, en hofflraat. Dit klooster was geftigt door de Predik heeren van Winfiirri, aan wie Ludolf, Heer van Groenebeek en Burggraaf in Groningen, daartoe in 1308 eene ruime erve vereerde (*). Na de reductie wierd het door de Staaten, met andere geestelyke goederen, in beflag genomen, en gebruikt tot veelerlei einden, als tot een tugt en werkhuis voor ftoute bedelaars (t); ter" wyl men in 1621, en nog naderhand in 1659, een gedeelte gaf tot een kinderhuis. Dit eerfte armen kinderhuis hield ftand tot het jaar 1673, wanneer het op beüuit der Regeering veréénigd wierd met het Blauwe Weeshuis (§); en wel op den vyftienden van flagtmaand, als (*) Oudh. en geftigt. van Groningen hl. 56 (t) U. Emm. de agro &c.p. 254. (§) Raads-refol. 12 Aug., en 16 Otïob. 1673» F 4 iRONIK- ;au. t Groene ;n blauwe jekombileerdeDiakonie, kinderhuis.  SS Tegenwoordige Staag Gronin- «en. als zynde den jaardag der ftigting van dat laatstgenoemde. Als toen gingen 75 kinderen uit het groene over in het blauwe; waarna het veréénigde huis den naam kreeg van het Groene en Blauwe gekombineerde Biakonie Kinderhuis. Dit blauwe nu was den oorfprong daaraan verfchuldigd, dat de armbezorgers in 1638. hadden opgerigt een fchool en breidhuis voor de arme kinderen, waartoe hun het volgende jaar afgeftaan wierd het voormaalig Jefuiten-huis, ftaande ten zuiden in de popkeüftraat agter het Fraterhuis (*). Deeze inrigting, hoewel ze met verfcheidene zwaarigheden moest worstelen, bleef in ftand, tot dat de Eerwaarde Kerkenraad in 1659, op de rneenigvuldige klagten over de degte opvoeding dier kinderen (welke men meende door een eigen huis, naar het voorbeeld van Amfterdam, te kunnen voorkoomen) by Burgemeesteren en Raad aanzoek deed om eene plaats tot diergelyke wooning. Die voorflag vond ingang , en men oordeelde daartoe het gelchiktst die ruimte, welke nog van het Jakobiner klooster open was; als zynde reeds daarvan één gedeelte het groene weeshuis, en het ander het tugthuis. Ja zelfgaven de Staaten dat laatstgenoemde daartoe over, als mede eene aanzienelyke femme gelds, gelyk ook de ftad; en er wierd wyders by de inwooneren eene collecte gehouden, en door de gilden, en anderen , vrywillige giften aangebragt. Hier door in ftaat gefteld vorderde men zo ver, (*) Raads-refel. 30 Maart 1639.  van STAD en LANDE. $9 ver, dat men den vyftienden van flagtmaand des jaars 1660 konde bepaalen tot eenen inwyingsdag. Aistoen wierden 92 jongens en 68 meisjes, alie in hst blauw gekleed, van waar zy den naam van blauwe weezen kreegen, na een gehouden gebed in de eetzaal onthaald ,• wordende zulks nog heden op dien dag ter viering in agt genomen. Na de vercéniging ftaat het bellier over dit huis aan eenen der gewoone ftads-leeraaren , eenen ouderling, en twee armbezorgers, welke daartoe, ieder voor een bepaald getal jaaren, uit den kerkenraad verkoren worden; als mede aan drie vaste voogden, en vier voogdesfen , door de Regeering benoemd; aan welker gemagtigden , é\en als van het roode weeshuis, jaarlyks rekening van ontvangst en uitgave moet gedaan worden. Thans worden in dit huis groot gemaakt omtrent honderd kinderen; zynde derzelver getal in 1756 nog geweest by de 170. Behalven de opgenoemde kerken , gast, en weeshuizen, zyn er in voorige dagen nog andere godsdienftige geftigten geweest, welke of door den tyd weggeraakt, of tot andere einden gebruikt zyn; gelyk wy onder dc we reldlyke gebouwen al een en ander opgeteld hebben. Onder de geheel te niet gegaane , en waarvan men thans niet meer dan den naam weet, kan men tellen het huis der hieroniemus zusteren; welke als weduwen gekleed gingen (_*_); het (*) Oudh. en geftigt. van Groningen 1>1. 70. F 5 jRONiwr-' JEN. Verdweene, of verbouwdegodsdienftigc geftigten. Hieronimus zusteren.  oo Tegenwoordige Staat Groningen. Zusterhuis van Willekes orde. Begynhof. Konvent van S. Agnes. Fraterhuis. Jefuitenïmis. Vrouw Menolda Konvent. het Zusterhuis van Willekes orde, volgens van Heusien (*) het zelfde met het Begynhof, dat naar la Torre in zyn Roomsch verhaal alhier geftaan heeft; het Konvent van S. Agnes, volgende den" derden regel van Franciskus: waarom het ook onder de kloosteren van het zogenaamde ütrechtfche Kapittel opgeteld wordt, in eene lyst van het jaar 1470 (f); het Fraterhuis, dat geftaan heeft in het zuiden der oude johannesllraat. In het zelve plagten een merkelyk getal jongelingen onderhouden , en in de latynfche taaie onderwezen te worden; ook waaren er proveniers in; maar om verval is by de Regeering beflooten het huis te laaten uitfterven , waarna de inkomften vereenigd zyn met die kas, waaruit de predikers alhier betaald worden , en het gebouw zelve verkogt is aan den Raadsheer Heimolt ("Q; het Jefuitenhuis, dat agter het laatstgemelde ten zuiden in de popkenftraat was. Na de reductie ledig ftaande is het eerst aan de armbezorgers tot een breidehuis overgegeven; en daarna tot eene ftads-gevangenis gemaakt voor zulken, die geene burgers zyn ; het Vrouw Menolda Konvent, dat thans mee- ren- (*) Aldaar 11. 71. (t) Bl. 7r, en oudh. en ge/ligt. van Deventer i. d. hl. 597. ($) Raads-refol. i Febr. 1677, 20 Apr. 1680, iï Febr. 1683, 7 Febr. 1686,12 Oiï. 1688 , 21 Jan. 1740. (U) Raads-refol. 30 Maart 1639, 23 jan. 1641, 6 oa. 1649.  van STAD en LANDE. yt rendeels gefchikt is tot wooningen voor eenige < hoogleeraaren; en de overige ruimte verkogt. < Uit de opkomften worden door Heeren Burgemeefteren aan behoeftige juffrouwen jaarlykfche fubftdien of praebenden gefchonken. het Jarges gasthuis, cfat om verval, op 1 order der Regeering, eerst uitgcftorven zyn-i de, vervolgens ter afbraak verkogt is (*); het Baringe - gasthuis, dat geftaan heefc: aan de oostzyde van de laan; het Vrouw Sywen Konvent, nog bekend in' 1570 (f). Ook zyn om dat zelfde verloop van middelen verfcheidene andere huizen in andere inge lyfd geworden: gelyk in het Arme huis-zit ten zyn overgebragt het Ridders- gasthuis, door Juffer Boele Éntens in hardingeHraat geftigt geweest ( § ) , het Enens ( ** ), het Arme Konvent (\\) , het Geesjen Egberts (§§), en het Moltemaakers - gasthuis. Van de gebouwen gaan wy over tot de perfoonen. Ook daar in had Groningen grond om te boogen op het groot getal van geleerde mannen, welke of binnen haare muuren geboren zyn, of aldaar geleefd hebben. Om in een werk van deezen aart niet wydloopig te wor- (*) Raads-refol. 1 Fehr. 1677, 29 Nov. 1688. (t) Zie eenige Hukken van dat jaar, onder de papieren ten Hove Provinciaal. (§) Giftbrief van Juffer Bode Entens, 9 Mal 1595. (■**) Raads-refol. 21 Febr. 1661, 8 Aug. 1674. (ft) Raads-refol. 10 Nov. 1973. Raads-refol. 12 Maart 1690. 3ronim- 5 en. fargesj^s thuis. Baringegasthuis. Vrouw Sywen Kor vent. Geïncorporeerdehuizen. Geleerde mannen.  GaoNm. Gi.iv. 92 Tegenwoordige Staat • worden (*), zullen wy ons bepaalen tot eenige weinigen, van vroegere en laatere tijden. Onder de ouden munt uit Wesfel Ganfevoort, welke groote man alhier in 1400 geboren wierd, en erini4Ko fnerf. In de godgeleerdheid en in de vrye kunsten was hy naar de geaardheid dier tyden zo ervaaren, dat men hem den bynaam van lux mundi, 0f het licht des werelds, gaf. Dewyl hy vrymoedig de gebreken, welke vooral m de tugt der Roomfche kerk plaats vonden, gispte, houden zommigen hem voor eenen voorlooper der hervorming (f). Deszelfs wei ken zyn alhier uitgegeeven in 1614. Hy is begraaven in de geweezene kerk van het Ocestelyke maagden klooster; alwaar men ter zyner eer op den zerk een latynsch vers geplaatst had (§). Dan deez' zerk by hernieuwing van den vloer in deeze eeuw weg- ge- (*) Waarfchynlyk ziet wel eens een Croninea eruchta het licht. 6 Ct) Gerdes Hifi.Reform, t. 3. p. 13. (§) Raads-refol. n nov. l637. De woorden daarvan waaien deeze: Pallida Weffelifaxum hoi tegit offa Magiflri, fkilojophos inter qui leo fortis erat. Jllum liugua triplex, Hebrea, Pelasga, Latina, Jnclyta DoBorum fcandere pulpta 'dedit. Jgnppma, & Parifium, duo regna Minervae, betijere tngenii vimque decusque fui. Atlaus una Viro, quia mum fcibile fciyit, tt vitio infeblis malleus ipfe fuit. Arx FriJiae cineres, Germania tollit honores. l>k, ferat Omnipotens, lettor amice, aniniam*  van STAD en LANDE. 03 geraakt zynde, heeft men in de vergaderka- c mer der gilden een gedenkteken in den muur c opgerigt (+> Rudolf Agricola, offchoon te Baflo in de Ommelanden gebooren, verdient alhier opgenoemd te worden, dewyl hy geweest is Syndicus ($ ) deezer ftad. Dan meer verkleefd aan (*) Hetzelve is een blauwe fteen, met vergulde ietteren, rondom met loofwerk, en van boven met 's mans borstbeeld vercierd. Het opfchrift luidt dus: Accipe pofteritas quod per tua fecula narret Johannes Weflelus Ganfefortius vulgo Lux mundi dicïus vir Eruditione & pietate inlïgnis Linguae divinae reftaurator Primus Philofophus, Medicus, Jurisperitus, Polyhiftor Theologus fummus natus Groningae circa annum MCCCC. denatus (Groningae quarto nonarum O&obris MCCCCXC Noviffima morientis vox Nil ego fcio praeter Chriftuoj et eum crucifixum. In memoriam Civis immortalitate dignifïïmi infra fepulti Monumentum hoe Ereftum. (S) Aldus wordt hy genoemd in het opfchrift dei orgels in de Groote-kerk. Maar daar hy geftorven is in 1485, en de aanftelling der tegenwoordigeSyndyken eerst begonnen is met 1559, moet hy flegts een Groot»? gen.  1? Staat gebruikt, ,, tot grooten dienst c1 •: als zynde een ,, middel en fundament om u bJu>i< do „ vryheid, gerustheid, cn den; om te houden vrye i\< ■, i „ kiezen der magnlraat, ten c>'i v. -'>Z --i >' „ ftraat zelve, aldus gu. r t't \ „ vryer en onbedwongencr moge ltc:unjen n „ zaaken van jullitie en polide; dmv;mdfi „ de om voortekoomen alltrrhande ambiu s8i „ prenfatien ende kuiperyen, als niet kunnen„ de van te vooren worden geweeten in wier handen de zwarte boonen zullen komen te „ vallen." Dan partyzugt en belang bragten de zaaken eerlang daartoe, dat twee, drie, ofte meer , elk een ftreng hadden onder de Gezwoorens; waardoor men vooraf, al zeker, konde zeggen: dat, vielen drie der boonen in handen van geenen, deeze een lid des Raads of der Meente wierd. En dat, niettegenltaande een lecraar hun op het hart gedrukt had Gkohik- gek.  io8 Tegenwoordige Staat GncïrmHeden- • ■ had het gewigt van dien eed, naar welken 2y plegtig het Opperweezen zouden belooven zonder partyzcgt dien te kiezen, wien zy in gemoede den besten voor het ftads welzyn hielden. Dit misbruik beklemde veelen, die vreesden, dat -om de meenigvuldigheid' der valfche eeden 's Hemels iang gerekte toorn op het Land mogt nederdaalen; terwyl anderen fchreeuwden over de onnutte verteeringen, welke de nieuws aanteftellene moesten betaalen. De gewoonte had te weten ingevoerd , dat de leden der gezwoorene Meente, maanden zelfs voor de keur, in het ftads wynhuis by een kwaamen om te teeren op kosten der geenen, welke diergelyke ampten zogten ; en dat voor eenen Raadsheer wel tot tiea of twaalfduizend gulden kon beloopen. Dit een en ander had ten gevolge, dat zyna Hoogheid, Willem de IV, op aandrang des volks ten jaare 1748 verzogt (*) om eene onverbreekelyke wet in zaaken van Staat en regt daar te ftellen, ook in het ftuk der keur merkelyke veranderingen maakte (f); welke, in den jaare 1752 by eene herziening der keurwetten daarin gelyfd (§), als nog uitmaaken het rigtfnoer, waar naar men te handelen heeft. Volgens dezelve wordt de oude plegtigheid van preek, looting, eed, en gebed gehouden; maar bepaald, dat de keuren des (*) By Staats-refol. van den 29 Aug. 1748. (t) By het reglement reformatoir, 27 Nov. 1749. (S) Keurwetten van Burg. en Raad, en der gezwoeme Meente, 3 Jan. 1752.  yan STAD en LANDE. iof des Raads, der Burgemeesteren, en der ge-{ zwoorene Meente gezonden moeten worden« aan den Heer Stadhouder, ter bekooming van hoogstdeszelfs goedkeuring (*). Over de uitgefirektheid van dit regt is in iaatere tydert verfchil gekoomen \ te weten daarover, of de Stadhouder in geval van afkeuring verpligt waare zyne beweeggronden optegeeven. Na dat namelyk het gebruik in zwang bleef, dat tydelyks de oude Heeren weder wierden gekoozen , en de keur alleen liep' over da openzynde plaatzen, bood zig niemand daar toe openlyk aan, dan ten zy hy had bekomen eene (*) Volgens J. 5. van het reglement reformatoir, luidende aldus : „ dat de zittende Raad hebbende onderzogt; en kennis genomen , of da „ verkoorene peilbonen beboorlyk zyn gequalificeert, en de verkiezing dus in zo verre voltrok ken zynde, de Raad daarop zal moeten veizoeken de approbatie van den Heer Erfftadhouder in der tyd; gelyk mede aan den Heer Erfftadhou„ der zal ftaan de approbatie van de verko.ene Bur„ gemeefters , en zo wanneer hooggeuielde Hi^r „ Erfftadhouder niet zoude mogen goedvinden de voorf. keuren , het zy van Burgemeesteren en „ Raad, het zy van Gezworens, in het geheel of „ ten deele , te agrëeeren , en met dcszelfs con,, fent te bekragtigen, dat de boogstgedagte Stad„ houder in zulk een geval die zelfs zal mogen fup„ pleeren met bekwame perfoonen uit het geheele ,, lichaam der burgery." Wyl dus de eedftaving daarna wagten moest, zyn de oude keurdagen cies Raads van den 8 , en 'der gezvvooreiis van den 15 Febr. vervroegd op den 8 en 15 Jan. en den in den eed neeming van Burgem. in plaats van den 9 Febr. gefield op den 20 Febr. 8 EN.  Ghonibt- «en. iio Tegenwoordige Staat eene toeftemming van het Hof: om dat mm zig niet wiide bloot Hellen aan eene afkeuring, byaldien men tegen de aanbeveeling des Stadhouders door de meerderheid der Keurheeren vcrkooren waare. Hoewel nu deeze aanbevelingen aan veelen toefcheenen de keur nog meer, dan te voren, tot eene ydele vertooning te maaken, bleeven nogthans de zaaken op dien voet; tot dat eindelyk een zeer groot getal , en wel der voornaamfte, burgers in 1786 begreep, dat zulks de zin van het reglement niet moest zyn: als oordeelende , dat door diergelyk onbepaald regt van afkeuring de waare vryheid der keur weggenomen wierd. Zy drukten zig daaromtrent aldus uit: „ dit reglement nu, het geen een „ gevolg is van de aan zyne Hoogheid toever„ trouwde commisfic, gelyk ook dezelve zig „ in de inleiding uitdrukt, en daar naar ook „ moet worden uitgelegd, moet dus in zig „ bevatten een redres dier abuifen , die al„ lengskens in de conftitutie waaren ingeflo„ pen; maar kan nog mag nimmer behelzen „ eene gedeeltelyke , of geheele , vernieti„ ging dier conftitutie , nog zelf eenigen „ fchyn , uit welk men de minfte inbreuk ,, zoude kunnen afleiden , zynde die duure „ commisfie alleen toevertrouwd, en het re„ glement daarop geformeert, ter bereiking „ eener grondwettige herftelling. — Inge„ volge van dit waar begrip, nopens den aart „ en de uïtgeftrektheid der aan hem toevertrouwde commiffie, zegt de Stadhouder, ,, Art. 1, dat de regeering, gelyk van ouds, „ zou blyven bellaan uit twee leden, de Stad  pan STAD en LANDE, in „ en de Ommelanden ; Art. st poogt Taal- C ,, mannen en gezwoorene Meente in de hun « „ wettig toekomende regten te herftellen; en „ Art. 3, 4, en 5 bepaalen de wyze, op ,, welke de Raad en gezwoorene Gemeente „ volgens de origineele conftitutie zullen wor„ den verkoren. Zo men nu deeze drie ( * ) „ artikulen, als uitmaakende één geheel, „ befchouwt, dan is niets zo klaar, als „ dat in art. 3. de oorzaaken worden opge„ noemd, waardoor tot dien tyd toe de vrye „ keur was vernietigd: dat in art. 4. de mid„ delen bepaald worden, waardoor de zitten„ de Raad over de wettigheid van de quali„ ficatien der verkorenen by approbatie en „ disapprobatie zal oordeelen: en eindeiyk „ wordt in art. 5. de thans aan den Stadhou- „ der (*) Dezelve luiden woordelyk aldus: 5. 3. Dit de keuze van den Raad en gezworene Gemeente zal blyven aan Taalmannen en gezworene Gemeente, by uitlounge van vyf zwarte boonen, volgens de origineele conftitutie , met annullatie van alle interpretatoire refolutien , ingekropene gebruiken, zogenaamde recommandatien en ligues, als mede van alle verteeringen by follicitatie. J. 4. Dat de zittende Raad aan zig zal behouden de approbatie of disapprobatie over de wettigheid van de qualificatie der verkorenen, gelyk ook de faculteit, om by verfterf van een van de leden van den zittenden Raad, een ander in deszelfs plaats te eligceren, als mede om uit het midden van haar Buigemtesters te verkiezen, en dat de zittendeRaad aan zig zal behouden het onderzoek en cognitie, of de verkorene perfoonen ra de wet behoorlyk zyn gequalificeeit. §. 5 is hier voor reeds opgegeven. GnoKiiff- CEN.  Groningen. iïa Tegenwoordige Staat „ der opgedragene magt omfchreeven , ten „ einde, de nu in zo verre voltrokkene ktuze „ tegen allen inbreuk van interpretatoire refo„ lutien, ingekropene gebruiken, zogenaamde recommandatien en ligues; als mede van „ alle verteeringen by follicitatie, te handha- „ ven. Op niets kan dus de voorftander „ van 's Prinfen willekeurig regt van impro,, batie, uit hoofde der letter van het regle„ ment, zig gronden, ten zy by art. 5. uit den zamenhang rukke, en volflrekt op zig „ zelve befchouwe. Maar alsdan is er eene „ volflagene tegenftrydigheid tusfehen art. 3 „ en art. 5, van welke het eerfte de recom„ mandaden op het fterkfte verbiedt, en het „ laatfte ze dadelyk weder zoude inroepen. —. „ Wy agten het nodeloos in het vooruitzigt uitteweiden over het knellend gewigt, waar „ mede deze de vryheid zouden boejen, by „ aldien aan zyne Hoogheid de magt van im„ probatie onbeperkt door de wet wierd toe,, gekend. En wy beroepen ons alleen, „ Ed. Mogende Heeren! op het geen uw „ eigen hart heeft moeten ondervinden, ge„ 'duurende eene reeks van jaaren, in welke ,, de recommandatien op naam des Stadhou„ ders (nu meer,' dan min bedektelyk , ja „ vaak openbaar ) beftendig zyn ingekropen; „ zo dat men nooit meer, dan die geenen, „ zag folliciteeren, welke alhier onderrigt „ wierden, dat zulks was met goedvinden des „ Stadhouders. Dan wy mogen geen- „ zints nalaaten allen aandagt van U Ed. Mog. „ te doen vestigen op de ampliatie door den >, breeden Raad, den 3 Jan. 1752, op de „ keur-  pan STAD en LANDE. ïxj 5, kcurwetten gemaakt. By de inleiding van „ dit belangryk (tuk verklaart dezelve niet flegts, dat in alle welgeftelde Republyken de grondwetten op de verkiezing van over» „ heden heilig moeten worden onderhouden, „ omdat derzelver fchending de fundamenten „ van den Staat in gevaar zoude brengen van het geheele gebouw te doen inftorten. M'aaf „ die Raad verder zeggende : de onze zyn „ aangerand door interpretatoire refolutien en „ ingekropene misbruiken, welke het regie„ ment reibrmatoir door het intrekken en ver» nietigen derzelver heeft vernietigd, en dus de oorfprongelyke conftitutie herfteld, be~ „ tuigt derhalven, dat het eerfte de eenige „ oorzaak, en het laatfte het éénige eindoog- merk van dat reglement was; verder verze„ kerende, dat nu alles weder in overeen- komst der aloude keurordonnantien zal ge„ fchieden, zo kunnen de woorden onder „ approbatie van zijne Hoogheid geenzins be„ teekenen mits het zijne Hoogheid zulks be- lieve; — in tegendeel beduiden deeze woorden ontegenzeglyk: nu de Stadhou„ der in der tyd eene inzage ter naziening, „ of diergelyke ongeregeldheden ook mogten „ plaats gegrepen hebben, verkregen heeft, „ zal de keur voortaan volkomen vry gefchie„ den kunnen. — Niet minder nadrukkelyk „ wordt dit uitgedrukt in de ampliatie op „ art. 34: maar de keur volgens deeze „ ordonnantie gedaan, en daarom eerst by' den llaad, en vervolgens ook by Zyne „ Hoogheid den Heer Erfitadhóuder in der M tyd, ingevolge het ^e ar:: van het regle- II. Deel. H ment QKM.  GrONIN" 114 Tegenwoordige Staat '„ ment reformatoir, gëapprobcerd zynde;, „ waar het woord daarom van dien onlogen„ baaren nadruk is, dat men alle gezond „ verftand volftrekt zou moeten verzaaken, „ zo men niet vastftelde, dat het onderzoek, „ of de keur volgens de keurwetten al of niet „ gefchied zy, de Erfftadhouderlyke magt h in deezen regelde, omfchreef, en beperk•>•> -e« " (S) Deeze, en meer andere gronden , bragten opgenoemde burgers den 13 Maart 1786. onder het oog van den breeden Raad; begeerende van dien, om de door zyne Hoogheid afgekeurde perfoonen, in de keuren van January 1786, den eed te doen afneemen, zonder aanmerking van de in plaatsgeftelden, als mede, dat de vrijheid der keur nimmer zonder redengeving bekort werde (f). De breede Raad nam wel die uitleg , als met de grondwettige conftitutie deezer ftadsregeering, met het bezworen ftadsloek, en de aloude en onverbreekelyke keurwetten overeenkomende, voor de zyne aan; maar ftelde het verzoek tot daadelyke eedftaaving drie of vier weken uit; terwyl inmiddels de Heer Erfftadhouder verzogt wierd zyne redenen van bezwaar over de wettigheid der hier gedaane keuren aan opgemelde vergadering te willen doen toekomen (*). Dan zyne ({) Deeze memorie, en de volgende refolutien en misfiven kan men vinden in de verzameling van (lullen by Chalmot, het 24e d. (t) Memorie van byna 800 burgers aan den breedsn Ra*d. , (*) ReM'nMisfivedesI>reedenRaads1i'7MaamylS.  van STAD en LANDE. 115 . ïie Hoogheid, oordeelende niet verbonden te < zyn aan éénige verantwoordelykheid daarom-c trend, en dieshal ven zulks van de hand te moeten wyzen, verklaarde ter voldoening aart de begeerte van eenige burgers in dit byzonder geval te willen afzien van zyne inplaatsftelling, en de voorheen gekozenen thans goedtekeuren, zonder daardoor gehouden te worden op eenigerhande wyze zyne regten te hebben verkort (§,). Maar de breede Raad in dat antwoord niet vindende eene opgave der bezwaaren, befloot de gekozenen in agtervclging van het befluit, den 17 Maart genomen, in den eed te laaten neemen ( f ) 5 gelyk toen ook gefchied is. Hier op volgde een uitgewerkt betoog van den Heer Stadhouder, in het welke de aangenomene uitleg onbegaanbaar gehouden werdt met de duidelyke letter van het reglement; en de breede Raad onbevoegd verklaard tot het neemen van diergelyke bciluiten ( * ) ); drukkende Zyue Hoogheid zig, opzigtelyk het eerfte, onder anderen dus uit: dat ervan 't be5, gin (1748) van de bedoelde en begeerde reformatie af aan een heerfchend begrip no„ pens de noodzaakclykheid van één te ver„ leenen regt, en magt, van approbatie en j, improbatie aan den Erfftadhouderj zonder het geeven van eenige redenen^ heeft plaats gehad, en zulks in de klaare woorden! ;, Hvan- (2) Misjive van 2. H. aan den broeden Raad} 15 Mai 1785. (f) Refol. des broeden Raads, 23 Mai 1786. ( *) Misfive en Memorie van Z. II., 27 Mai 1 y8& H t OEH.  n 6 Tegenwoordige Staat Gkonin- „ wanneer de Heer Erfftadhouder niet zou ma„ gen goedvinden de voorz. keuze in het geheel „ of ten deele te agreè'ren, al waar zonder de „ minfte bepaaling, ofte accrochement, het „ regt van approbatie per fe dat van impro„ batie influit, en abfolute aan den Stadhou„ der wordt toegekend, en wel met deeze „ notabele explicatoire claufule, dat de Erf„ ftadhouder in geval van improbatie de afge„ keurden zal mogen fuppleeren uit het ge„ heele lichaam der burgery. En dat zulks „ eeniglyk aan het oordeel van den Stadhou„ der, zonder onderwerping van de redenen „ en motiven deezer daad aan iemand anders, „ is gedefereert, blykt hier^uit, dat die im„ probatie enkel en alleen aan\het goedvin„ den van den Heer Erfftadhouder wordt over,, gelaaten; en dat het agreëren ofte niet agre„ ëren der daarby gemelde keur dus niet af„ hangelyk is van een onderzoek der wettig* „ heid van de keur, en nog minder van eene „ voorafgaande decifie van den breeden Raad, „ de redenen- die den Stadhouder tot eenige „ improbatie bewogen hebben voldoende oor„ deelende, maar alleen van hoogstdeszelfs „ goeddunken, als zynde hetkragtigftewoord, „ waarmede in de Nederduitfche taal het fa„ cultatif en vry befluiten en bepaalen van „ iemands wil kan worden uitgedrukt." En op het ander in dier voegen: „ dat men tot „ hier toe vertrouwd heeft, en zig verpligt „ vind in die meening te moeten volharden, „ dat het meergedagte reglement reformatoir, „ gebouwd op de Staatsrefolutie van den 29 „ Auguflus 1748, na voorafgegaane inftantien „ eo  van STAD en LANDE 117 „ en algemeene begeerte der gezamentlyke in„ gezetenen van Stad en Ommelanden, en in den jaare 1766 eenpaarig door de Heeren Staaten gehomologeert en geconfïrmeert, „ volgens deszelfs opfchrift en inhoud is ge„ worden eene fundamenteele en onverbree„ kelijke wet, waar naar alle zaaken van po„ litie en juftitie, daarin vervat, voortaan in „ de Stad en in de Ommelanden moeten be„ handeld worden. Dat men zig ook niet „ kan verbeelden , dat iemand in de Stad of „ Provincie zulks zoude willen of kunnen „ contelieeren, alzo het zelve reglement door „ de beide leden van Staat aangenomen, gëar„ refteert, en bezworen zynde, geworden is de hoofdzuil der regten op de regeering, en „ het rigtfnoer van het gezag en bellier van „ den Erfftadhouder in der tyd. Dat dit zo ,, zynde, het naar alle de gronden, zo wel „ van eene goede ftaatkunde, als van regt„ vaardigheid en billykheid, van zelve (preekt, „ dat gemeld reglement niet is eeneafzonderlyke „ wet, of ftatuit van de hooge regeering der ,, Stad, of van die der Ommelanden, en dus „ ook niet kan, of mag, onderworpen wor,, den aan de interpretatie van één der leden, „ die het zelve hebben aangenomen , zonder ,, concurrentie van hun medelid; en vooral „ niet, daar die interpretatie ftrekken zoude „ tot een notoir prejudice aan het gunt daar„ by wettig en voor altoos is toegekend aan „ den geenen, uit wiens hand zy beide het „ zelve, ten nutte van hunne ftad en provin„ cie, hebben ontvangen , en aangenomen. D*t het wyders overbodig zoude zyn in het H 3 „ bree- Gr.oNiisr. GtN,  iiS, Tegenwoordige Staat ,, breede te herinneren, dat Jonkeren Hovei „ lingen Eigenerfden en Volmagten der Om„ rnelanden, als het ander lid van den Staat „ der Provincie, met de hooge regeering der „ ftad tot het daar ftellen van hetzelve regle„ ment Staatsgewyze , en conjunclim hebben•> de geconcurreert, ook daardoor eene even „ nauwe en volkoome betrekking tot het „ zelve hebben, als het lid van de Stad; en „ govolglyk, dat het zo wel de gemeene on„ verbrcekelyke wet van het één, als van het „ ander, deezer leden geworden is, en beide „ mitsdien, even zo zeer als de Erfftadhou„ der in zyne hooge waardigheid, aan des„ zelfs naarkooming en obfervantie, zonder „ eenige afzonderlyke bepaalingen , reftric „ tien , of eigen dunk elyke interpretatien , ,, verbonden zyn." Sluitende wyders Zyne Hoogheid in die hoop, dat de breede Raad te rug moge keeren van het verkeerd opgevat begrip, zo ftrydig met hoogstdeszelfs uitfte* kende regten: „ wyl anders de Erfftadhouder ,, yoor zig, en zyne wettige erfopvolgers, v yerantwoordelyk konde gefteld worden, in3, dien de nadrukkelyke penaliteit, waarmede 3, deplegtige fancfie deezer wet is gemunieert, „ en bekragtigd, tot derzelver refpedive de„ charge voor de posteriteit, aan eene zyde Xy gefteld, en onopgemerkt veronagtzaamd ,, wierd." Dan dit betoog had diestyds die bedoelde uitwerking niet, daar Burgemeesteren en Raad, oud ende nieuw, zampt Taalmannen en gezwoorene Meente er op namen het volgend m rk waardig bcfluit „ dat zy, V, 2h ï-piaeieuterende_ de van ouds erkende % qa- 1,  pan STAD en LANDE. onbetwiscbaare en nimmer afgeftaane, ge- G „ lyk ook geenzints by de confociatie met de g „ Ommelanden tot ééne Provincie in het minst „ gederogeerde hoogheid , en fouverainiteit „ der Stad en Burgery, op herhaalde en in„ ftantelyke begeerte , en fterken aandrang „ van verre het grootfte en notabellïe hunner „ medeburgeren, de voorf. refolutie van den „ ij Maart , na rype deliberatie hebbende „ genomen, gëarrelteert, en van dezelve de „ burgery in antwoord op haare adreüTn ken„ nis gegeven, daarin als nu geene alteratie „ kunnen maaken , nog gedoogen. " ( § ) Maar toen in het volgend jaar 1787 eene omwenteling van zaaken in ons gemeenebest daar gefteld wierd, hebben ook hier de Heeren Burgemeesteren en Raad dit, en andere befluiten, der meergemelde breede vergadering ingetrokken en vernietigd , en daarvan Zyne Hoogheid kennis gegeven; waarna de keuren weder ter onbepaalde goed of afkeuring' des Stadhouders gezonden zyn. Deeze heeft ook daarvan in de jaaren 17S8, 1789, en 1790 gebruik gemaakt, met verfcheidene ingekozenen zonder redengeeving voorbytegaan , en nieuwen in de plaats te fteilcn. Wy zullen thans na dit verhaal der keur, (het welk wy , als den buitenlander onbekend, iets omflagtiger hebben moeten opgeeven ) treeden tot eene nadere befchouwing der ftads regeering in haare onderdeden. Naar art. 2. van het reglemen refermatoir beftaat die ($) Refol. des hreeden Raads, 2 Juni 1786. H 4 GboniïJgen.  GïONlN- JBurgemeesterenSJJ Raad. Ï20 Tegenwoordige Staat • die regeering in Burgemeefleren en Raad, met overroeping van den Oud-raad, en de alsdan in eed zynde Taalmannen en gezwoore~ ne Gemeente. Wy beginnen met Burgemeesn teren en Raad, welker vergadering, in onderfcheiding van den oud en breeden Raad, ook genoemd wordt de zittende Raad. Zy bellaar uit yier Burgemeesteren, en twaalf Raadsheer en; welker eene helft (te weten twee Burgemeefters en zes Raadsheeren) reeds één jaar gezeten heeft, en daarom gezegd wordt de continueerende of ook de afgaande rang te zyn, gelyk de andere helft, eerst op den 22 February van dat jaar aangekoomen', uitmaakt den aangaanden rang. In vroegere tyden was de titel Eerbjzai-e, vervolgens Edele Hoogwyze; dog zedert den 15 Maart 1624. heeft de Raad dien van Edele Mogende aangenomen: als zynde het halve, en wefhet eerde halve, lid van Staat. Deeze Raad neemt wyders niet alleen het itaatkundig ftedelyk bellier waar, maar is ook teffens dat geene, wat op andere plaatzen de Schepenen zyn: de onmiddelyke regtbank te weten der burgers en jnwooners, in lyfilraffelyke en burgerlyke zaaken. Daartoe is de vergaadering in een vul en in een nedergerigt, en zyn de dagen der week in byzondere verzoek, regt, en be-. roepdagen verdeeld. Voor het volle gerigt dienen alle verfchillen van regt; over huwelyksvoorwaarden, en derzelver bekrupping; over huwelyken; uiterfte willen; ervenisfen; bereedingen van koop en verkoop; erfwisfel; verbotten van keerskoopen; gelyk ook andere groote «aköi'i die van ouds aldaar behoord hebben; Of  van STAD en LANDE. 121 of door het nedergerigt uit eigene beweeging g derwaards geweezen worden; by beroep koo- ge men er de vonnisfen van gemelde nedergerigt, van den Drost en Amptmannen des Oldampts, en van Selwert; van de Klufts; Gildregts; en diergelyke oordeelen. Op het nedergerigt (beftaande uit één Burgemeetter en drie Kaadsheeren, welke alle vierer.deeljaars veranderen) worden gebragt de opzeggingen van landen; huizen ; rentebrieven, en derzelver gevolgen; de beflagen op perfoonen en goederen; de verfchillen over de waarneeming der voogdyfchappen; die tusfehen ouderen en kinderen; broodheeren en dienstboden over het loon; de penningfchulden onder de vyftig daler; en -wyders alle zaaken van verwinning; en dat ter uitvoer der vonnisfen, en betaaling der kosten behoort,- gelyk ook alle aanfpraaken over mondelinge, of daadelyke verongelykingen. In het lyfftrafelyke gefchiedt ten overftaan des voorzittenden Burgemcefters, en deszelfs drie byzitteren (f), het onderzoek over de misdaad, en het verhoorder gevangenen-, terwyl de ftads Fiskaal (*) het geding (t) Ter beter en fpoediger afdoening zyn de meeste zaaken ter onderzoek verdeeld aan vier departementen-, beftaande het eerfte uit den oudften Burgemeester, den eerften , vyfden , en negenden Raadsheer; het tweede uit den tweeden Burgemeester , den tweeden, zesden, en tienden Raadsheer, en zo vervolgens. DeRaadsheeren worden daarvan byzitters van hunnen Burgemeester genoemd. ^*) ln plaats van eenen hoofdofficier heeft de ftad eenen bezoldigden regtsgeleerden, onder den l\ eenö onbepaalde vryheid, om te vergaderen weder begeerde (*). Na Rennenbergs afval geduurende de Spaanfche regeering weet men niet zeker, hoever der Gezworenen magt, uitgenomen in de keur, ging; maar waarfchynlyk is dezelve niet zeer groot geweest, omdat men by de overgave in 1594 niet noodig gëoordeeld heeft zig door de keur der Gezworens ook yan hun lieden te verzeekeren. Dan in de onlusten tusfehen de Algemeene Staaten en de ftad over de opbrenging der gemeene middelen na 1597, en die zo ver liepen, dat ter beteugeling der Groningers m (*) Raads-refol. 15 Mr. 1577.  van STAD en LANDE. 135 in 1600 binnen de ftad een kasteel geftigt (*), en de burgery ontwapend wierd, ontnamen' de Algemeene Staaten de vrye keur aan de Gezworene Meente: als gevende de keurboonen aan hunnen Stadhouder Willem Lodewyk, om die uittedeelen aan wie hy wilde, welverflaande dat de welgemelde Heer Graaf zonderling zal hebben te letten op de verkiezing van de voorz. boonen, ten einde daarin als nu, noch in toekomende tyden, geen misflag en gefchiede tegen de goede meening en intentie van de voorf. Heeren Staaten Generaal (f). Die Heeren zeiden zulks te doen in agtervolging van de waaren zin en inhoud van het i8e. art. des verdrags van overgave; maar bitter, hoewel te vergeefs, beklaagde zig de Breede Raad, zeggende „ in deeze ,, gefchapenheid van tyden met bedroefde her„ ten te moeten dulden, dafrhun zulks zon„ der voorafgaande raadinneeming opgedron- gen wordt, gelyk reeds veele andere din„ gen tot groot leedweezen der goede pa„ triotten en liefhebberen der gemeene zaak „ gefchied zyn; en dat hoewel zy het perk „ ftellen in deezen aan God en den tyd moe„ ten overlaaten, zy egter ter hunner ontflag, ,, en zuivering voor de nakomelingfchap , „ plegtig zullen betuigen daaromtrent onver- kort regtens te willen blyven (§) **, In het ftuk van inzage in de regeering gelastten mede (*) Rejol. der Staaten Gener., 20 Mai 1600. (f) Refol. der Staaten Gener., 13 Jan. 16QI. (j) Raads-refol. 15 Febr. 1601. I 4 jRONIN* JEN.  GfiDNINS£N. 136 Tegenwoordige) Staat ■ mede de Algemeene Staaten „ de Taalmannen en Gezworens, by vernietiging of affchaffing „ van hunlieder lichaam ( collegie ), niet bui„ ten den Raad te vergaderen, om de vrye „ keur, of des Raads raadflagen en befluiten „ tegen te werken, maar dezelve veel eer te „ ftyven en te fterken , daar de gelegenheid „ zulks zoude vereifchen ". Dan daar vervolgens in dit befluit uit de regeeringe der ftad, of van derzelver zaaken, geweerd worden de Bouwmeesteren, de Ouderlieden , en Hovelingen der gilden, als mede de Wysheid der ftad , zoude men weder de Gezworenen voor de naaste vertooners der ingezetenen kunnen houden , hoewel merkelyk beperkt, en in het ftuk der vrye keur en in dat der mede regeering. Na de teruggave der boonen bleef egter de ondergefchiktheid aan den Raad, en de Gezworenen verfcheenen niet dan geroepen ; oordeelende over het geen hun voorgehouden wierd, zonder dat zy uit hun zei ven, dan na bekomen verlof iets mogten voordellen. Hierom befchouwden anderen de Gezworenen als te veel onderworpen aan den Raad, en des niet gefchikt voor eene goede reprefentatie der gemeente; te meer, daar de leden zelve veelal hunne bediening aanzagen, als een trap tot hoogere. Dit was ook ééne der redenen, die in 1662 de gilden bewogen op eene buitengewoone wyze door te dringen , dat de Gezworens aanblyvende zouden worden , en geen ander ampt, hoedaanig ook, mogen bekjeeden. Hoewel door den fterken arm der krygsmagt die poogingen der gilden een vrugteloos uiteinde gehad hebben, en te zaa*  van STAD en LANDE. 137 zaaken in den voorigen voet te rug gebragt C zyn , fchroomden egter Burgemeesteren en 0 Raad de Gezworene Meente op eene te fterk in het oog loopende wyze voor het hoofd te ftooten, of te bekorten. En deeze omzigtigheid, vooral in die tyden in welke de Raad niemand in het ftedelyke boven zig erkende, was voor de ingezetenen eene mindere of meerdere gerustheid; waarom ze mogelyk den beroemden Groninger digterin 1744 heeft doen zingen (*): „ De korsle Groninger, onflaafs geboren „ Kreeg van de Vryheid tot zyn piliegift „ Het burgerampt van Taalman en Gezworen: ,, Een parel, aan zyn kroon met gout geftift: „ Een liefdeknoop, die Raad en Burgerye „ Verbindt, en veiligt met geftaafden eedt; „ Dat vrydoms keur of wet geen inbreuk lye „ En met dien toom het grau te teuglen weet. Maar anderen begreepen, dat de Gezworene Meente te veel benadeeld werde, gelyk zy daarvoor hielden de befluiten , genomen in 1724 (f); immers ten jaare 1748 begeerden de gezamenlyke Officieren van het burgerlyke regiment, in hun verzoekfchrift van den 14 Mai 1748 , dat de Taalmannen en Gezworenen gehandhaafd mogten worden by derzelver voorregten, en eene vrye verkiezing. Toen daarop, ingevolge de opgedraagene magt aan (*) L. Trip op het vyftigjaarig gezworevfchap van den Taalman Reichle. (t) Breede Raads-refol. 18 Febr. en 16 Aug. 1724. I 5 Gronin gek.  Tegenwoordige Staat Croniw «ar. r. aan den Heer Erfftadhouder, ter verbetering der in de regeering ingeflopene misbruiken, het reglement reformatoir in den wereld kwam, oordeelden zommigen, dat het tweede art. daar op doelde , als willende de Gezworenen tot alle zaaken, betrekkelyk het Stads en Provinciale welzyn, geroepen hebben. Maar Burgemeesteren en Raad hielden het daarvoor, dat aan hun ftond, en gebleven was, de bëoordeeling, over welké zaaken de Gezworene Meente moest geroepen worden. Hier over te onvreeden oordeelden de gemelde Burgerofficieren zig de gefchikfte, om dit bezwaar der burgerye den Vorst 0p nieuws onder het oog te brengen. Edog met ongelukkigen uitflag: want de Stadhouder keurde hun lieder gedrag ten hoogden af, en magtigden den Raad om hun zyn ongenoegen op het ernftigfte te doen blyken, en fcherpelyk intezeggen van zig nimmermeer met zulke zaaken te bemoejen (*). In dien toeftand bleef alles, tot dat in het laatfte van 1785, den negenentwintigften van wintermaand, alle de leden der Gezworene Meente zig veréénigden om, naar inhoud van het gemelde sde art., interoepen hun regt van over alle zaaken, het welzyn der Stad en Provincie betreffende, te moeten geraadpleegd worden ( f > Deeze in- roe- (*) Aires der Burgerofficieren aan Z. Hoogheid; Misfive van Z.H. aan Burgemeesteren en Raad, 6 Maart (t) Dit 2de 3rt. luidt dus „ De Stads Regeering „ zal beflaan in Burgemeesteren en Raad, met as„ fumtie van den Oud-Raad, en de alsdan in eed  van STAD en LANDE. 139 roeping, door alle de 24 getekend zynde,G; dienden zy den 7 January 1786 in eene. breede gj Raadsvergadering in. Dezelve wierd aldaar, wat den eisch aanging, vastgefteld; maaide wyze van werkzaamheid, of de opzomming der zaaken waarover, verzonden ter nader onderzoek van wederzyds benoemd wordende gemagtigden (*). Dan het trekken deezer fcheidlyn had veele zwaarigheden in, vooral by de Raadsgecommitteerden, het geen dicstyds veel opziens veroorzaakte; tot dat eindelyk de Zittende en de Oud-Raad beüoten de Gemeente, even als den Oud-Raad, tot alle landdagsoverwegingen zonder .onderfcheid te roepen (f ). Edog dit befluit heeft niet lang ltand gehouden, daar het na de omwenteling in ], zynde , of efFe&ive Taalmannen en Gezworene „ Gemeente, die tot alle zaaken, het we'lzyn van de „ Stad en Provincie concemeerende, door Burgemees. „ teren en Raad geroepen zullen worden, impem „ £ƒ jurisdiüione exceptis. Zodat de Taalmannen en „ Gezworene Gemeente zig direct nog indirect zul» „ len bemoejen met zaaken, raakende de crimineela „ of civile Juftitie, maar zal de geheele oefening van ,, de Jurisdictie verblyven by Burgem. en Raad." (*) Het verfchil komt, gelyk een ieder merkt, aan op 'de woorden imperium en jurisdi&io. Burgemeesteren en Raad verftonden door het eerfte al het politik en openbaar beftier, door het tweede het ftuk der regtspleeging, .in het lyfftraffelyke en in het burgerlyke. De Gezworens begreepen, dat die twee woorden, aan eikanderen verbonden, aileen de regtspleeging met de gevolgen betekenden; houdende dat dit nader aangeduid wierde door het byvoegzel zo dat de Taalmannen enz. (f) Refol. des Broeden Raads, 2 Nov. 1786. Sr-osrs- GUN.  Gronin- 6en. 140 Tegenwoordige Staat ■ in 1787 door den Raad weder is ingetrokken ■ en vernietigd; en welke verandering vervolgens door eene vernieuwde Gezworene Gemeente is goedgekeurd. In een bevelfchrift immers, uitgekomen den 21 February 1789 op naam van Burgemeesteren en Raad, oud en nieuw, zamt Taaimans en Gezworene Meente, wordt bepaald , dat de landdagsbefognes alleen door de vier regeerende Burgemeesteren en de twaalf regeerende Raadsheeren, met overroeping van den Oud-Raad, zullen worden gehouden. Ja dit is nader bevestigd in het placaat der Staaten van den 1 Oftober 1789; en waardoor dus het gemelde 2de art. fchynt uitgelegd te zyn. Dan omtrent ftadszaaken wordt by het Raadsbevel als eene wet bepaald , dat aan de Zittenden Raad , volgens de orde van regeering alleen toekome alle Hukken en inkomende brieven, offchoon aan den Breeden Raad gëaddresfeerd, te ontvangen, te openen, daarop te befluiten, en wyders te bëoordeelen, of de inhoud van dien aart is, dat dezelve eerstin den Oud-Raad, en vervolgens in den Breeden Raad, behoorden gebragt te worden. De werkzaamheid der Gezworenen beiraat derhalven thans daarin, dat zy, in den Raad geroepen, aldaar oordeelen over de hun voorgehouden wordende zaaken ; en wel ter ftyving en ilerking der reeds genomene befluiten door Burgemeesteren en Raad: opdat de burgerye te gereeder daarin moge berusten, als toegeiremd door haare vertegenwoordigers, welker Hemmen hoofd voor hoofd zo veel daar golden, als die der leden van den Zittenden, en van den Oud - Raad, Be-  van STAD en LANDE. 141 Behalven deeze befchrevene onderdeelen der < regeering had men oudtyds, en tot in de voo- < rige eeuw, nog andere. In de vroegfte ftukken vindt men buiten den Raad de Wysheid der fiad (*) vervolgens Burgemeesteren en • Raad, Gezworene Meente, gemeene achteder 1 Gilden, en de Wysheid der fiad (f), of Burgemeesteren en Raad, Gezworene Meente, en Wysheid der ftad(§), ook Burgemeesteren en Raad, Gezworene Meente, en gemeene Hovelingen der Gilden (**),' naderhand Burgemeesteren en Raad, Gezworene Meente, Bouwmeesteren der Gilden, en Wysheid der ftad (ff), of Burgemeesteren en Raad, Gezworene Meente, Bouwmeesteren der Gilden, en Hovelingen der gemeene Gilden (§§), dog in de laatere Hukken gewoonlyk Burgemeesteren en Raad, oud en nieuw , Gezworene Meente , en Bouwmeesteren der Gilden (§§§)• Wy verdaan in de eerfte ftukken, wanneer de Wysheid alleen voorkomt, daardoor die zelfden , als naderhand aangeduid wor- (*) Op de jaaren 1324, 1325, i374> en 137?. Zie Stadsboek 2. b. 5 8,7. b. $. 21. Op 1394, 7-&J. 20; op 1404, 8. b. $. 44. (t) Gildebrief der Brouwers, 1436. (5) Op de jaaren 1446, 1448, 1451, 1456 in de Append. op het Stadsboek. (**) Verdrag, maand voor Barthol. 1457. (ff) Op de jaaren 1494 en 1497, in de Append. op bet Stadsboek. (50 Op de jaaren 151 s, 1528, ibidem. ($55) Op de jaaren 1537, 1542, 155Ö, en vervolgens, ibii. Groningen. Wys beiiJder ftad.  «ZN. Gilden. Bouwmeesterender Gilden. 149 Tegenwoordige Staat ■ worden door de Gezworene Meente; maar als vervolgens die beide onderfcheiden worden, houden wy, dat de Wysheid uitmaaken niet alleen de hoofden, maar ook de overige leden der Gilden (*), en in gevallen, waar gemelde Wysheid duidelyk van de Gilden, of derzelver hoofden, wordt afgezonderd, die voornaame en trefelyke Burgers en Ingezetenen , welke onder de gemeene gilden niet behoorden (f). Wy vinden de duidelyke opnoeming der gilden het eerst ten jaare 1436, dog na dien tyd fteeds; tot dat eindelyk de Bouwmeesteren der Gilden dezelve, fchynen vervan1 gen te hebben. Deeze amptenaaren waaren oorfprongelyk door het volk gefield tot opzigt over de te maakene openbare gebouwen, als kerken, torens, godshuizen, en andere geftigten, en hadden daarvan hunnen naam fjj; maar het zy het dikwyls te zamenkoomen der gilden derzelver leden te lastig viel, of dat eene andere reden hen daar toe bewoog, althans zy gaven aan gemelde amptenaaren in den afloop der vyftiende eeuw zulke magt, dat dezelve waare gemeen tslieden , tribuni plebis , wierden: daar dezelve het regt verwierven om dagelyks ten Raadhuize te mogen koomen, en tegenwoordig te zyn by alle de raadplegingen, die zy wyders door hunne eenvoudige tus- fchen- (*) Volgens het beweerde ten jaare 1662 wierden de Gilden in die eerfte ftukken zelfs door de Wysheid bedoeld. (f) In het gefchiedverhaal zyn veele voorhaaf den daarvan. (S) U. Emmius de agra £fc. p. 6^  van STAD e» LANDE. 143 fchenfpraak, ginterceffle~), konden ftremmen of kragteloos maaken (*). Die was een natuurlyk gevolg in tyden , waarin geene gehuurde bezetting, maar de burgery zelve, de wapenen droeg: welke men dus tegen haaren zin geene wet of verordening ligtelyk konde opdringen; te meer, als die door een onguns» tigen voordragt haarer bouwmeesteren tegen de beweeggronden der Regeering waare vooringenomen. Deeze magt hield ftand niet alleen onder den Graaf Edzard, en den Hertog Karei, het welk juist zo vreemd niet is, maar ook onder den Keizer Karei, en den Koning Philips : als die geen belang ftelden, of de Raad dan of het Volk veel in Groningen te zeggen had, daar zy hunne bevelen door den fterken arm des krygsknegts wel wisten uictevoeren, of allen daar in te doen bewilligen, ïn de eerfte jaaren na de reductie kwam daarin ook geene verandering; maar toen de gilden zig over de opgelegde lasten te fterk uitlieten, daartoe naar men wil onder de hand door eenige leden der Regeering opgewonden , oordeelden de Algemeene Staaten die magt des volks te gevaarlyk. Om hier in egter zeker voort te vaaren vond men het raadzaamst vooraf de bezetting te verfterken, en zond daartoe af twee kornetten ruiters en agt vaanen voetvolk , die den 6den van lentemaand des jaars 1600 (*) Idem j. 6a, dewelke ook zegt, dat in vroegere tyden aan die beide Bouwmeesteren een derds door den Raad wierde toegevoegd. Men weet niet aeker, wanneer aan Bouwmeesteren die njeerdera sagt gekomeH is. Grom** bes.  €S0NINOEN. 144 Tegenwoordige Staat 1600 inkwamen; waarna den 7 April de burgery ontwapend , en een kasteel aangelegd wierd: een befluit egter, 1 dat door de Groot in zyne jaarboeken beftempeld wordt, als zeer fcherp, en onder vrye volken nauwelyks in gebruik. Dit gefchied zynde, maaken de Algemeene Staaten eene verordening op het Huk der ftedelyke regeering (*), by welke zy onder anderen den Raad verbieden wyders tot de regeering der ftad toetelaaten de Bouwmeesteren, Ouderlieden, en Hovelingen der gilden, ofte de Wysheid der ftad. Hier door wierd der Bouwmeesteren werkzaamheid beperkt tot het inwendige der gildezaaken, waarin zy by verfchil van gilden en gilden ter eerfter aanleg, dog tusfehen gildebroederen by wyze van beroep vonnisden, van waar men zig egter weder op den Raad beroepen kon; ook namen zy in de gilderekeningen, en wat meer tot het huishoudelyke behoort. Daarby was het veelligt ook gebleven, indien niet de fteeds opborrelende oneenigheden tusfehen de Stad en dc Ommelanden ten gevolge gehad hadden , dat veelal de landdagen afgebroken wierden, en de Provinciale regeering onbefteld bleef. Want zulks baarde, daar de gemeente door eene ftremming des handels te lande, en daarop volgend minder vertier ter ftede, er het eerfte en nadeeligfle gevoel van hadde, veel gemor onder haar; en ieder dagt, en iprak daarover, naar maate zyn belang of oordeel hem dreef. Dit ongenoegen openbaarde zig (*) Refol. der Staaten Generaal, 13 Jan. 1601.  van STAD en LANDE. Ï45 zig het fterkst ten jaare 1657, en 1662, en weldermaate, dat de Bouwmeesteren en hoofden der gilden zig toen weder in het bezit wilden ftellen van hunne voorige inzage in de regeering. Maar die pooging wierd voor ettelyken hunner een treurtoneel; en leverde eene reden op, waarom de Bouwmeesteren geheel vernietigd, en de gilden nog nauwer aan banden gelegd wierden. Wy zullen dat geval, te merkwaardig voor de ingezetenen alhier om flegts aangeftipt te worden, omftandig, dog naar waarheid, opgeeven; zonder ons intelaaten in eenige toetzing van de gegrondheid der redenen aan de eene of de andere zyde. Op den gewoonen Pieterslanddag des jaars 1657 te weten ontftond er onder de Heeren 1 der Ommelanden een hoogloopend gefchil, ' waarop die van de ftad het Provinciehuis ver1 lieten ; niet tegenftaande de meerderheid der Ommelanden hen verzogt te blyven. Maar het welk Burgemeesteren en Raad afïloegen, onder voorgeeven van niet te mogen beflisfen 1 of deel te neemen in eenige Ommelander verI fchiüen: gelyk zy doen zouden, indien zy de 1 meerderheid erkenden, en daarmede befluiten namen. Dit ftuitte toen den loop der Provin1 ciale regeering, als moetende op dien landdag 1 de onderfcheidene kollegien benoemd, en bëeedigd worden; waarover ook de meerderheid 1 der Ommelanden openlyk ftcrke betuigingen 1 en klagten deed (*). Met haar hield het de bur- (*) Manifest der Heeren van de Ommelanden, 2 ff , Febr. 1657. II. Deel. K Gróhis- osh. Onlustera tusfehen den Raad, en de Bouwmeeste.ren deï gilden.  ÖRpNIN- 14(5 Tegenwoordige Staat burgery in de ftad; waarop de Bouwmeesteren, en eenigen uit de gilden, den Stadhouder en de vier Burgemeesteren plegtig aanfpraken, en van hun verzogten de vervulling der Provinciale regeering, by welker verwyl de goede gemeente zo veel fchade leed. Edog deeze Hap wierd by de minderheid der Ommelanden uitgekreten als oproerig, en de gilden gehouden daartoe door onrustige menfchen opgewonden te zyn geweest (*). Maar deeze laatften bleven daarop niet ftil, noemende in een zoort van fmeekfchrift,dat zy daartegen by den Raad indienden, die Ommelanderfchriftuur eerdievig, valsch, en leugenagiig, door R. Sigers, A. Coenders van Helpen, en R. Alberda , ten onregte zig uitgeevende voor gemagtigden der Ommelanden, opgeheld. In dat Huk dringen zy wyders, dat de Heeren van de ftad mogen treden tot de beftellinge der ampten, als waartoe naar hun zeggen de Ommelanders van herte geneigd waaren; beft uitende deezen aandrang met eene betuiging, dat alsdan hun Edele Mogende by de gilden zodaanige gunst zouden verkrygen , dat een ieder zig daarin verheugen zou, maar by ontfientenis groote droefheid veroorzaaken, in welk geval zy, hunner Edele Mogenden onderdaanen, onfchuldig wilden zyn, by aldien dan zwarigheden ontftonden (f). Dit verzoek (*) Aires der Heeren van de Ommelanden aan Burg. en Raad, 12 Maart; en Manifest der Ommelanden, 15 Maart 1657. ■ (t) Request der Bouwmeesteren, en Olderlieden der 18 gilden aan Burg. en Raad, 17 Maart 1657.  **n STAD en LANDE. ïtf zoek leveren zy op den zeventienden van len-1 temaand, den bepaalden dag om wederzyds» zonder uitfehryving ten landdage te koomen, vooraf by Bargem. en Raad ter overweeging in. De gevoelens waaren aldaar verdeeld. Daar zeven leden (als de Burgemeester Eisfinghe, de Raadsheeren Folkers, Iddekinge, Celos, Tjaarda, Julfingh, en Cluivingh) er voor waaren om met de meeste ftemmen der Ommelanden, naar eene verklaaring van derzelver Syndicus en Secretaris, en wel in ag. tervolging van een kortelings genomen befluic by den Breeden Raad (*), te treeden tot dé begeeving der openftaande ampten? om daardoor de burgery, welke reeds aan het hollen was, te ftillen. Dan negen (als de Burgemeesteren Tjasfens, Aldringa, en Coenders, de Raadsheeren de Mepfche, Buningh, Werumëus, Haikens, Gruis, enMeints) wildert wel naar den landdag gaan, dog niet treeden tot de verzogte beftelling; maar afwagten dé komst van gemagtigden uit hun Hoog Mogenden ter verééniging, of beflisfing , dier Ommelander gefchillen. Ten gevolge van dit gevoelen der meerderheid ging de Raad wel naar het Provinciehuis * verzeld van eenen toevloed van menfehen, dog zonder gevolg, omdat de Ommelanders niet eerder tot eenigé raadpleegingen wilden overgaan, dan na dat vooraf de begeeving der ampten gefchied waare. Dit vermeerderde het ongenoegen der gilden alhier; waarom de Raad dienftig oordeelde b* i*) Den 3 Febr. 1057. K è Gronï&i gen.  GkONINC2ÏT. ,*,4j5 Tegenwoordige Staat ■ by een openbaar gefchrifc den volke kennisfe te geeven, dat het afbreeken der landdagen alleen aan de Ommelander onéénigheden te wyten waare (*); en ter zyner meerdere fterking en ltyving befloot om op den volgenden dag de zaak te brengen ter kennis van den Oud-Raad, en van de Gezworene Meente. Maar Bouwmeesteren, en alle de Ouderlieden en Hovelingen der gilden verzeld van hunne boden, gaven dien dag, des morgens vroeg, vooraf een plegtig en opzien wekkend bezoek aan de negen Heeren, welken zy drongen om tog de burgers in deezen tot genoegen te zyn; waarna zy tegen den tyd der zamenkomst zig begaven in het fpreekvertrek van het burger weeshuis, terwyl alle gildebroederen onder Zwaare boete befcheiden waaren op het groote-merkt te koomen, en.te blyven. By welke gelegenheid de Burgemeesteren Aldringa en^Coenders, in hunnen gang naar het raadhuis, door het volk omringd, en hun veele fmaadwoorden toegevoegd wierden. Des niettegenflaande bleeven in de vergadering de Heeren Aldringa en Coenders, benevens Werumeus en Haikens, zonder verwrikking by hun gevoelen: maar de vyf anderen waaren reeds bevreesd geworden, en ftemden dus voor eene beftelling der ampten, edog op eene wyze, door welke zy toonden gedwongen er toe te koomen. Van den Oud-Raad voegden zig agt (als de Burgemeesteren van Farmpfum, Eeck, (*) Manifest van Burg. en Raad over het afbreeken der landdagen, 17 Mart. 1Ö57»  van STAD en LANDE. 149 Eeck, en Swartte, de Raadsheeren Emmelkamp, ten Berge, Wichers, Horenken, en Tettema) by die zeven des Zittenden Raads, welke voor eene gave begeeving geweest waaren; maar twee (als de Burgemeester Louwens, en de Raadsheer Sighers ) gaven mede dwangswyze hunne toeflemming. Toen daarop de voorzittende Burgemeester de gevoelens der Gezworenen wilde inneemen, ontftond er een allervreeslykst gedruisch, door het onlluimig oploopen van het gemeen op de trappen van het raadhuis, en door deszelfs fchel geroep flaa dood, flaa dood. Den Syndicus, daarop naar buiten gezonden, wierd door de Bouwmeesteren aangezegd, hoe dat zy het volk niet langer konden ftillen, dewyl de raadpleegingen binnen zo lang duurden. Hierop gaven de Gezworenen gelykelyk, hoewel verward, hunne toeftemming; waarna de Zittende Raad, verzeld van duizenden , naar het Provinciehuis ging. Aldaar gekomen zynde, flaagen Burgemeesteren en Raad hun medelid voor, dat, naardien de overweegingen, om de zamenvloejing van een in gisting geraakt gemeen, niet veilig konden gehouden worden , de Stadhouder verzogt mogt worden de bezetting dadelyk in de wapenen te doen koomen; maar de meerderheid der Ommelanden floeg zulks af, waarna de Raad wegging, onder affpraak egter van dien nademiddag de voorhanden zynde onderwerpen weder optevatten. En alstoen trad ook de meerderheid des Raads, zonder verdere verwyling, tothec beftel der Provinciale regeering: als zynde inmiddels verfcheidene leden byna gefteenigd, & 3 e$ Gronik- UKN.  V*} Refol. van H. Hoog Mog., i April 1557, 150 Tegenwoordige Stam en twee in derzelver huizen op eene verregaan^ de wyze geplunderd. Van dien voorflag, te weeten, om den foldaat in het geweer te brengen, hadden de Heeren Ripperda van Farmfum, en Sicco Rengers, den volke kennis gegeven: waardoor hetzelve woedend geworden zynde op de huizen van den Burgemeester Tjasfens , en den Raadsheer Buning aanviel, en die uitroofde. Daarby waare het niet gebleven, hadde de werkzaamheid des Stadhouders, Willem van Nasfau, niet de woeste bende gefluit; die ook den Burgemeester zeiven redde, welken het grauw uit de kerk, waarin hy gevlugt was, met eene koorde om den hals naar de gerigtsplaats wilde fleepen. Van dit alles gaf Prins Willem nog dien zelfden dag kennis aan hun Hoog Mogenden, en deed verflag zyner verrigringen, waarover hy van die vergadering bedankt, wegens den betoonden yver geprezen, en daarin verzogt is te volharden; terwyl hun Hoog Mogenden zeggen te vertrouwen, dat het geregt tegen de plegers deezer wanorden wel zodaanig zal handelen, als het vereisch van zaaken zal medebrengen Maar van dit gerigtelyk vervolg is egter niet gekomen: waarom de gilden voortvoeren in hunne inzage dier zaaken , welke zy hielden, tot het meer algemeen belang der inwooneren te behooren; gelyk zy het volgende jaar hunne Bouwmeesteren en eenige Ouderlieden magtigden om by de Regeering aantedringen op eene be-  yan STAD en LANDE. 151 betere uitoefening van het ftapelregt. Als een 0 gevolg daarvan wierd by de Hoofdmannen een g mandaat van maimenu ingewilligd, maar het welk derzelver voorzitter, de Baron van Kniphuizen Heer van Lutsborg, weigerde te onderteekenen; gaande, om den wyderen aandrang aan huis te vermyden, naar zyne goederen in de Ommelanden: meldende daartoe wegens de kwaade bejegeningen op ftraat, aan huis, ja ter plaatfe des gerigts ondervonden, genootzaakt te zyn geweest (f). Ook fchreeven de Gekommitteerde Raaden der Ommelanden eenen landdag uit te Middelftum: als niet veilig kunnende vergaderen binnen Groningen , waar reeds de gilden aan de Hoofdmannenkamer een ongehoord mandaat van maintenu hadden afgeperst. Dit een en ander bewoog Burgemeesteren en Raad om de Bouwmeesteren en gemagtigde Ouderlieden voor zig te ontbieden, ter opening van het reeds gedaane tot bevordering der ftapels, en ter mededeeling der redenen , om welke en de Heer van Lutsborg zig uit de fiad begeven had, en die van de Ommelanden te Middelftum landdag wilden houden. Dit trof, naar het fchynt, de gilden: zo dat zy noodig oordeelden ter eigene verdediging een vertoog by den Raad intedienen, by 't welke zy de voorgehoudene bezwaaren befchouwen als opgeraapt , en fiegcs uitgedagt ter hunner bekladding, wyl de waare reden van Lutsborgs vertrek (f) Misfiv; van den lieer vin Lutsborg aan Heimannen, 7 Nev. 1658. K 4 Gronih- gen.  ©JJONIN GEN. ^rL V hadden het op het declaratoir, den * i j l658' door velfcheiderje Heeren der Ommelanden overgegeven aan Hoofdmannen en Rigteren van de Oosterwarf, waarin die verklaaren den Heer van Lutsborg niet te kunnen erkennen als Lieutenant der Kamer, noch als voorzitter des Warfs, wy1 hem fchuldig houden aan het crimen peculatus. ' (f) Manifest der Bouwmeesteren en Olderlieden in Oronmgen enz., ip Nov. 1658. Cl) Manifest der Heeren van de Ommelanden, iDec. £653, 152 Tegenwoordige Staat - trek beftond in eene bewustheid zyner kwaade behandeling van 's Lands penningen (*); en de Heeren der Ommelanden nu der gilden yoorregten fchéel aanzagen, ter verbetering en in ftandhouding van welke zy nog onlangs gouden bergen beloofd hadden, by gelegenheid , dat zy de gilden in den arm namen om de Provinciale regeering befteld te krygen; dat de burgery zig ook daarom thans beklaagde , te meer daar het aanleiding had gegeeven, dat aan zommige regenten verregaande overlast was aangedaan ( f). Tegen dit vertoog fchynt mgengt het manifest der Ommelanden, waarby die klaagen door onrustige menfchen ten toon gefteld te worden, als bekorters van het ftads ftapelregt; eene zaakegcer, waarvan zy zeggen geheel vreemd te zyn, ook flrydig te houden met de uitfpraaken hunner Hoog Mogenden ($> In deezen toefland bleef het eenigen tyd, tot dat het gefloten verdrag van vrede met de' kroon Portugal ten jaare 1661 gelegenheid gaf, dat de Raadsheer Schuilenburg, welke daarin  van STAD en LANDE. 153 daarin buiten kennis van dit gewest bewilligd ( had, om die reden door de Staaten uit zyne< post gezet, en onbekwaam verklaard wierd tot eenige bediening in het vervolg (*); en welk, voorbeeld Burgemeesteren en Raad volgden C t )• Maar deez' Heer was uitermaaten bemind by de gilden: zo dat die by den Raad drongen ter zyner herftelling; ook met dat gevolg, dat hy weder benoemd wierd om zitting te neemen in hunner Hoog Mogenden vergadering. Dan de Heeren der Ommelanden hielden zig aan het genomen ilaatsbefluit: waarom die door de gilden genoemd worden openlyke vyandcn der fiad; verzoekende die gilden wyders den Raad om niet te willen wyken , of iets toetegeeven , als biedende goed en bloed ter bylland aan (§). Dit had wel geen gevolg, maar een kort te vooren door de gilden gedaan verzoek om verligting in fchoorfteengeld wierd nu door de ftad aan haar mede ftaatslid voorgeflagen, maar daardoor afgeweezen; waarop de ftad liet tekenen niet meer dan drie vyfde van dat middel intewilligen (tt)- Dan hier mede waaren nu de gilden niet te vrede: zeggende in een nieuw verzoekfchrift „ door eene geheele af„ fchaffing des fchoorfteengelds de fchamele j.j gemeente niet verligt te worden, als gaan- „ de (*) Staats - refol. , 30 Nov. 1661. (t) Secreete Breede Raadsrefol., ioJan.ï66z. (5) Request der Bouwmeesteren en Qlderlieden der, gilden, 1 Mart. 1662. (|t) Staats - notulen, 6 Mart. en 13 Juny i66z, K 5 Grom»--" gen.  154 Tegenwoordige Staat Sronin- „ de tog over de grootere huizen, maar thans „ te begeeren eene vermindering in de Jasten „ op het gemaal, en andere Jevens nooddruf„ tigheden, dewyl zy reeds vyftien jaaren „ lang, in deezen tyd van vrede, meteen groot „ geduld , gelyk een kind op zyn's vaders „ hand, gezien hadden ter verkryging van „ iets (*)." Toen hier op geen befluit viel, koomen zy kort daarna weder, zeggende „ met leedweezen te ondervinden , dat op „ hunne fmeekingen geen agt geflagen, nog „ aan de fchade Jofephs gedagt wierd: daar „ men meer bezorgd fcheen om zyne vrien„ den tot bedieningen te bevorderen, dan den „ nood der gemeente ter harte te neemen; en „ waarvan zy de oorzaak daarin Helden, dat „ tot Gezworen alleen zulken wierden ver« „ kooren, welken de Raad aanbevool, maar „ geenzins zulke burgermannen, die voor de „ gemeente zouden durven fpreeken. " Zy klaagden daarby wyders „ dat ook geen burs, german, hoewel der jaaren flaf, tot fteun „ in zynen ouderdom, eenig ampt mogt ver„ werven, maar dat die alle gegeven wierden „ aan dienstboden en andere vreemden, wel„ ke door onbehoorlyke middelen zig daarin „ drongen; ja dat men eerlyke Regenten uit „ hunnen ftaat verftiet: waarom zy ten be„ fluit ernstlyk begeerden voortaan de amp„ ten van Staat niet onder vrienden en kin„ deren te verdeelen, maar bekwaame bur„ gers er mee te voorzien; ook niet langer „ "den (*) Ree. der Bouwmeesteren enz., injuny 1662.  van STAD en LANDE. 155 den zoon aan den vader in de regeering te Gi \, doen opvolgen; en wyders het ampt van ge „ Gezworen niet afwisfelend maar aanblyvend „ te maaken; verwagtende op dat alles een ,, fpoedig befluit, wyl anders onfchuldig wil„ den weezen van de te vreezen onheilen (*). Op dit verzoekfchrift befloot de Raad (|) om de gemeente kennis te geeven „ dat men „ by het lid der Ommelanden aandrang zoude " doen ter vermindering van eenige lasten ; „ dat men wyders het ftapelregt zoude hand„ haaven, en de burgerneering en vertier bc,, voordeelen door de inftelling van een week„ markt, dat men ook geene vreemdelingen „ zoude voorzien met eenige ampten, dan die „ reeds twaalf jaaren burgers waaren geweest, „ of zes, indien zy getrouwd hadden eene „ burgers weduwe of dogter; maar dat de te „ verbiedene opvolging in de regeering, en „ en het vast aanblyven van dezelfde Gezwo„ renen gebragt moest worden, alsbehoorende tot de grondwetten van het ftedelyk be',' ftuur, ter nader overweeging des Raads, „ oud ende nieuw, en der Gezworene Meente." Ten zelfden dage wierd mede bcflot'cn den Rr.adsheer Schuilenburg te hcrftellen, en tot dat einde intetrekken het ftads en ftaatsbefluit; waaruit men afneemen kan, hoe zeer gemelde Heer by de gilden gezien waare, en door die gedreven en bedoeld wierde in derzelver kiagte over de verftooting van eer- lyke Req. der Bouwmeesteren en Gilden, ^JulylöCo.. (f) Raads-refol., 5 July 1662. Grokisïgen.  '156 Tegenwoordige Staat f- lyke Regenten. Hoe zeer nu dit alles geichiedde om het volk genoegen te geeven viel egter de uitgeftelde raadpleeging over de' opvolging, en over de Gezworens, niet in den fmaak: waarom de Bouwmeesteren twee dagen laater (*) eene nieuwe fchriftuur inleverden, van inhoud „ dat de vertooners van „ dit, en voorige verzoeken , als uitmaaken" f.fj Se™eene burgery, en dus de Wys„ heid der ftad, allezins bevoegd waaren mee » de" ^-a.ad tot welzyn van het gemeenebest „ te befluiten; dat daarom niet konden inzien „ de noodzaakelykheid eener toeftemming van „ Gezworens, die, flegts gemagtigden der „ burgery, behoorden ftil te ftaan, als der„ zeiver magtiger zelf fprak; dringende dies, „ ter voorkooming van wydere mheilen, op „ een fpoedig befluit." Hier door genoodperst ftond de Regeering alles toe; en het verzogte wierd in eene ftadswet opgefteld, en als dusdaanig plegtig afgekundigd (f). Onder oe bedieningen als onbeftaanbaar met het Gezworenfchap wierden opgeteld die van Raadsheer, Hoofdman, Gedeputeerde Staat, Rekenmeester Provinciaal, Staat Generaal Chambre mi-partie, Raad van Staat, Generahteits Rekenmeester , Admiraliteitsheer tot Amfterdam, ofHarlingen, Drost, Amptman, Raad van 't krygsgerigt, Artillerymeester, Se- (*) Rcq. der Bouwmeesteren en Gefomm. der iêgil. ien, 7 July 1662. (f) Refol. van Burg. en Raad, oud en nieuw, zant iaalm. en Gezworene Meente, 7 July 1662.  van STAD en LANDE. \$f Secretarien des Raads, der Hoofdlieden, en Gedeputeerden, des Aroptmans, of Krygsgerigts. Daarop dringen de gilden den volgende dag, dat de Gezworenen terftond geroepen wierden, om aan de geenen, die diergelyk onbegaanbaar ampt mede bekleedden, aftevraagen, welk van beide men verkoos te houden; willende zy dan voor deezen keer, en zonder gevolg, in plaats der afgaanden anderen Hellen. Dit had ten gevolge, dat zes Gezworenen bedankten, en daarvoor zes anderen door de gilden in plaats gefteld wierden (*); gelyk twee dagen laater nog twee dat voorbeeld volgden, en welk tweetal ook gelykerwyze vervuld wierde (f). Niettegenftaande nu alle deeze befluiten den Raad, gelyk een iederligt begrypt, afgedrongen wierden , gebeurde daarby egter geene plundering aan huizen, of overlast aan perfoonen; offchoon ook dat de Landsbezetting in deezen aanfchouwer bleef: daar de Stadhouder in den Haag was, en om het zweevend verfchil tusfehen de Stad en de Ommelanden geen ftaatsbevel aan haar uitgevaardigd konde worden. Dan de gilden by hunne inkiezing dier agt Gezworen eenige Oldermannen daartoe benoemd hebbende , gaf zulks aanleiding, dat by meerdere bedaardheid veelen begreepen, hoe in deezen de Bouwmeesteren en de Overlieden der gilden door eigen belang gedreven wierden; zelfs kwam er zulk eene . (*) Raads-refol. 8 July I662. (f) Raads-refol. 10 Jtdy 1663, Grohih? jen.  Gkonitï- fSEtf. Ï58 Tegenwoordigs Staat eene verkoeling, dat de Bouwmeesteren hè* dugt wierden voor de gevolgen. Hier door gerugfteund koomen de zestien aangebleVene Gezworenen op en geeven den Raad te kennen, dat zy de onlangs door de gilden gedaane keur hielden voor onwettig, en ftrydig met het ftadsboek; verzoekende wyders * dat aan Bouwmeesteren werde verboden voortaan eenige verzoeken, zonder kennis der Gezworene Meente, by den Raad intedienen. Gemelde Bouwmeesteren begeerden wel van deeze khgte een affchrift; maar dit wierd hun, als zynde geene gildezaak, afgeflagen, met wyderen last van zig de zaaken der regeering te onthouden; waarna (f) door het lot uit de Zestien Gezworenen vyf" genomen wierden om eene keur van agt te doen. Dié Keurheeren fielden daarin egter weder vyf van de agt , bevorens door de gilden benoemd; welke met drie nieüwen den volgenden dag. in den eed genomen wierden. Dan de Regeering, bevreesd of misfchien die Hap de gemeente mogt in beweeging brengen, nam ten zelfden dage een befluit zig onderling in geval van ongelegenheid met lyf en goed te befchermen; gelyk ook zulk eene verbindenis door alle de leden, hoofd voor hoofd, getekend is (§). Ook wierd er een bevelfchrifc afgekondigd, waarin men de zamen- kom- (*) Op den 13 Sept. 1662. (t) Op den 17 Sept. 1662. CD Acte van. onderlinge guarantie der leden van di Regeering, 18 Sept. 1662.  van STAD én LANDE. 15^ komften der gilden over zaaken der regeering Gï wel verbood, maar teffens bekend maakte deofi keur van gisteren alleen daarom gefchied te zyn , omdat de voorheen gedaane ftreed met de wetten, dog dat men anders niet voorhad de genomene befluiten intetrekken, ofte verbreeken (*). Die jongde keur van Gezworenen was egter niet naar den zin der Bouwmeesteren geweest, zodat die er den voorzittenden Burgemeester over onderhouden hadden; maar door dien gelast waaren er in te berusten, en verboden eenige gilden vergaadering te beleggen. Des niettegendaande koomen die den volgenden morgen, den dag der eeddaving voor de agt gekozenen, te zamen; waarop de Bouwmeesteren, daarover opontboden , deeze verontfchuldiging gaven, dat niet zy, maar de Overlieden zeiven, de zaamening belegd hadden. Dewyl het egter fcheen, dat men iets voorhad, kwam de bezetting op last der Gedeputeerde Staaten in de wapenen, en de 18 burger vaandelen kreegen daartoe bevel van den Raad. Hier door rees eene fcheuring, dewyl de meesten hun vaandel volgden; waarna de beide Bouwmeesteren binnen gëeischt wierden, als ook de Advocaat Harkens, hun lieder raadsman in alles, welke na eene fcherpe bedrading gelast wierden binnen hunne huizen in gyzeling te gaan, en te verblyven tot nader order. Ter voorkooming van onlusten wierd dien avond en nagt de burgery en bezetting onder de wapenen gehouden, (*) Placaat van Burg. en Raad, iZ Sept. 1662. GROjsiJfc UtK. .  (* ) Placaat van amnestie, door Burg. en Raad gs~ publiceerA, ip Sept. 1662. ï6d Tegenwoordigs Staat den, en den volgenden morgen, wegen ver» fcheidene fluipvergaderingen ten huize der' Bouwmeesteren, alle de Oldermannen en Hovelingen der gilden , één voor één, in den Raad ontboden; die aldaar ernlïig gewaarfchuwd wierden over hunne zamenkomflen, wiet last om zig daar van wyders te onthouden. Deeze, hier door bevreesd geworden, belooven zulks , dog verzoeken teffens het ontflag der Bouwmeesteren; het geen men afïloeg, ten zy dat zy tekenden eene verklaaring van nimmer eenige regeeringszaaken te ■zullen onderneemen, nog voorflagen daar naar fmaakende te doen, maar zig ten allen tyde te gedraagen als gehoorzaame burgers. Dit deeden zy, gelyk ook de beide Bouwmeesteren, waarna die van hunne ingyzelinge geflaakt wierden; en door de Regeering afgekundigd wierd eene algemeene vergeeving, met belofte van niemand der gilden daarover in regten te zullen betrekken (*). Dan deeze daaden van gezag ftilden alleen uiterlyk hec ongenoegen, dat inwendig aangroeide, en flerker wierd, toen eerst de Advocaat Harkens wegen geuitte fmaadwoorden tegen den Raad door den ftads Fifcaal in regten wierd betrokken; en naderhand den Raadsheer Schuilenburg voor gedelegeerde Provinciale Rigters geding gemaakt wierd wegen begaane amptsmisdaaden. Want de Bouwmeesteren, en verfcbeidene Ouderlieden, hielden voor de waare reden deezer regts- ver-  vm STAD en LANDE. i6t Vervolgingen, dat de één hun aller lieveling, de ander hun raadsman was; en vreesden, dat vervolgens hunne beurt zou koomen. Dit on, genoegen openbaarde zig wyder, toen gemelde Heer Schuilenburg, op last zyner rigteren , onder bewaar gefield wierd eerst van twee, en vervolgens van vier foldaaten, mee flipt bevel van niemand dan zyne advocaaten, tot hem toetelaaten. Ten einde nu dit fmeulend vuur voor de ukbersting te kunnen beteugelen, handelde de Regeering onder eendiep geheim met den Heer Stadhouder, in den Haag, en in Friesland, om in ftilte de bezetting aanzienlyk te vermeerderen; en wel mee zulk een juist beraamd overleg, en uitgevoerd gevolg: dat buiten iemands vermoedert op den vroegen morgenflond van den ~ in flagtmaand ter zelfder tyd voor de poorten kwamen drie vaandelen voetvolk uitDelfzyl, drie uit Coevorden met een flandaard ruiters, en agt uit Friesland, mede met een kornet paarden. Door deeze onverwagte verflerking van de gewoone bezetting wierd Schuilenburg bedugt, dat men flrengere maatregelen met hem voorhadde: waarom hy eenige dagen daarna, verkleed in vrouwen kleederen, uit zyn huis en uit de fiad ontvlugtte; op raad en met byftand zyner Advocaaten , de Heeren Gleintz en Sicman, welke dieswegen door de Gedelegeerde Rigteren, ieder, in eene boete van S50 gulden ten voordeele van het Blauwekinderhuis verweezen zyn. Niet lang daarna wierden, als hoofden der begaane oproeren, in hegtenis genomen de Bouwmeester WarenII. Deel. L dorp, 01».  GsoNrN•£«r. r6i Tegenwoordige Staat dorp, de Advocaat Harkens, de Olderman Geert Uding, maar de Olderman Geert Claafens ontvlugtte het; terwyl men den anderen Bouwmeester van Eramen met eenige Ouderlieden en gildeboden flegts ingyzelde. De eerite, die vonnis kreeg, was de Raadsheer Schuilenburg , welke met verbeurtverklaaring zyner goederen veroordeeld wierd om, als hy in regtshanden komen mogt, het hoofd te verliezen (*). En daar men diergelyke levensftraffe met de werkelyk gevangenen voorhad, verzogt de Raad ter voorkooming van oproer van hun Hoog Moogenden eene nogmaalige verfterking der bezetting. Deeze ftonden zulks toe, en vaardigden herwaards af al het paardevolk, dat in Zwol en Campen lag; beloovende by reisbaar weder nog meerder manfchap te voet. By die gelegenheid wierden ook Burgemeesteren en Raad ten fterkften verzogt om tog de fchuldigen zodaanig te ftraffen, dat voor het toekoomende een ieder afgefchrikt werde eenige oproeren aantevangen of te begunftigen. Hierop wierd den 16 van louwmaand de Bouwmeester Gerrit Harms Warendorp verweezen om onthoofd te worden, welk vonnis ook aan hem ter uitvoer gebragt is; maar de Advocaat Harkens en de Olderman Geert Uding, offchoon tot het zelfde veroordeeld, wierden op aanzienlyke voorfpraak voor altoos gebannen, en wel N uit (*) Sententie der Gedelegeerde Rigters tegen den Raadsheer Schuilenburg, 30 Des. 1662, by Aitze- ma 4. d. II. IO46".  van STAD en LANDE. 163 uit de geheele Republyk en 't Vorstendom Oost-Friesland (*), onder bedreiging van by wederir.konst die ftraffe te moeten ondergaan (f); g'lyk hun beider lot ook geweest is, zynde zy den 28November 1665 alhier op de markt met het zwaard gerigt, als ingekomen tegen de verbanning. Den ontvlugten Olderman Geert Claafen wierd mede de doodftraf kwyt gefcholden, en hy veertien jaaren lang onder gelyke bedreiging gebannen. De Bouwmeester Johan van Emmen wierd als Bouwmeester, Olderman der bakkergilde, en Burgervaandrig afgezet, en onbekwaam verklaard tot eenige bediening in het vervolg; en hem aangezegd zig nimmer weder met zaaken der regeering te bemoejen, of dat men hem voor altoos zoude bannen. De Ouderlieden Hindrik Nifink, Johan Vos, Arent Alberts , Tonnis Berents, David van Horen, en Hindrik Jansfen wierden gerekend verleid geweest te zyn: en daarom wierd voor hun deeze keer de misdaad vergeven, mits zy-zulks nimmer weer ter hand namen, of dat als onnutte burgers uit de ftad zouden gezet worden. Na afloop deezer vonnisfen was ook de Regeering bedagt de zaaken weder te brengen op den voorigen voet: gelyk daar toe by den Breeden Raad, den 2 February 1663, beflo- ten (*) Niet dat de ftad Groningen uit zig daartoe de magt had , maar uit hoofde van verzoek , tot dat einde te doen. ( + ) Sententien van Burg en Raad tegen Warendorp, Harkens, Uding, van Emmen, Geert Claafen, 24 Jan, 1663, by AirzEiu tl. 1047. L t GRONINGEN.  tfj4 Tegenwoordige Staat öronihÜEÏf. ten wierd om al het afgeperste in hooimaand i66t te vernietigen, en als kragteloos te befchouwen; diensvolgens de agt Gezworenen, welke men had doen bedanken omdat teffens een ander ampt bekleedden, weder te laaten invallen. Ook gaven Burgemeesteren en Raad aan hun Hoog Mogenden te kennen, hoe zy als eene aanleiding tot beweeging hielden de vryheid der ambagtslieden om algemeene byeenkomften te mogen houden (*); waarop hun Hoog Mogenden voorflaan om die aftefchaffen, en voortaan de Overlieden der gilden of zelve te kiezen, of ten minflen voortebehouden het regt om de door de gildebroederen gekorenen te bekragtigen (y). Hier op is gevolgd dat merkwaardig befluit des Breeden Raads (§), waarby het bouwmeesterfchap der 18 gilden geheel vernietigd is; alle algemeene gildezamenkomften verboden zyn; en geene afzonderlyke toegeftaan worden, dan met bewilliging van den voorzittenden Burgemeester, die er zelf naar gelegenheid van zaaken eenen Raadsheer by kan zenden ; en dat wyders jaarlyks de nieuwe Olderman. en Hovelingen aan den Raad moeten worden aangeboden ter bekragtiging; en aldaar eenen eed afleggen van getrouwigheid en ge- (*) Misfive van Burg. en Raai aan H. H. Mogl g Jan. 1663. (f) Misfive van H. H. Meg., 6 Felr. 1663, by Aitzema M. 1054. ($) Raads -orionmntie op de gilien ~ Maart  van STAD en LANDE. i6j gehoorzaamheid, byzonder van zig nimmer G te zullen bemoejen met zaaken der regeering, ° Dit befluit wierd aan hun Hoog Mogende toegezonden, die hetzelve bekragtigden (*), hoewel onder uitdrukkelyke byvoeging, dat de Heeren van den Raad in Groningen zulker niet behoefden „ als hebbende gehandeld volgens de magt, over genoemde ftad en inwooneren van Godeswegen hun wettelyk toekoomende, maar dat zy (hun Hoog Mogende ) dit alleen afgeeven ter gerustftelling der Regeering, welke zy voorneemens zyn des noods met 's Lands krygsmagt te fty ven en te fterken." Ingevolge dit aanbod gelastte ook de Stadhouder aan de bezetting cm by opkoomende oproeren , in gevallen van afweezigheid of verfchil van of onder de Heeren Gedeputeerde Staaten,-alleen op bevel van Burgemeesteren en Raad in de wapenen te koomen (§); en welke order daarna den 16 van louwmaand 1665 door hun Hoog Mogenden zelve herhaald is, met magtbrief op den Raad om in die gevallen het hoog bevel over de bezetting te voeren (f). Van deezen langen uitflap te rug gekeerd, merken wy wyders aan, dat buiten den ftadsraad, befchouwd als het hoofd in de voornaamere zaaken van bewind en regt, nog andere ver- (*) Verklaaring van H. H. Mog. ^ Maart 16G3, by Aitzema U. 1055. ($) Stads Archiven L. M. I, 42. (t) Stads Archivcn A. I, 31, en 32, by Pa«i luvi verklaar, dir Unie, 2. d. bl. 116. L 3 GRONIHai gek.  i66 Tegenwoordige Slaat Groningen. Gild, VVa ter, en Stapelrest. vergaderingen alhier zyn , die oordeelen of het opzigt hebben over zeekere aan haar toevertrouwde zaaken; als het Gild, Water, en Stapelregt', de Weeskamer; de Heeren van de Kluft; en de Kommisfarien tot de kleine zaaken. Het Gild, Water, en Stapelregt wierd voorheen volgens den brief van 1434, waargenomen door zestien perfoonen, die jaarlyks uit de A, Afinge, Ooster, en Gelkinge kluft genomen wierden; en welke uit hunner midden eenen tot Olderman, en twee tot Busheeren, koozen. By deezen Olderman en Busheeren vervoegde men zig ter verkryging van het gild en waterregt, welke daarom ook hielden de lyst of inboeking der geenen, die dit regt gewonnen hadden. Daar nu dit regt voornaamenlyk beftond in het dryven van koopmanfchap met uitheemfchen, beregtte deeze vergadering het geene dat men daar in verbrak; en daarover handelt het tweede boek van het gildregt, onder den naam van het fladregt van Groningen in de morgenfprake, als zynde een verordening voor de Groninger kooplieden en fchippers, in opzigt van hun gedrag binnen de ftad, opreis, buitenlands, en met vreemden. Wyders moest deeze vergadering letten, dat de ftapel der onderling bepaalde waaren te Groningen, als by overeenkomst tot de marktplaats gefteld, gefchiedde: en diens volgens in de Ommelanden daarin geene koopmanfchap gedreven wierde. Ook befliste dit kollegie alle verfchillen, die tusfehen den fchipper en den koopman over het vervoeren , en wel overbrengen der waaren kunnen voor-  van STAD en LANDE. i6> voorvallen; en het geene verder de gewoone regten der fcheepvaart aangaat. Zelfs had het daaromtrent lyfftraffelyke regtspleeging: daar men vindt, dat in den jaare 1576 negen bootsgezellen , te Delfzyl door de bezetting aangehouden, en herwaards opgezonden, door den Raad van Groningen gefteld wierden ter beregting der Gildregtheeren Cf). Maar door het verloop en de verandering der tyden is ook het getal der leden verminderd op agt, waarvan jaarlyks vier afgaan (*); en derzelver werkzaamheid meerderdeels bepaald tot de inftandhouding van het ftapelregt. In welk opzigt de Olderman, anders voorzitter, als fiskaal handelt; de fchuldigen, of die hy voor fchuldig houdt, voor het Gildregt dagvaart, de burgers en de ingezetenen der ftads heerlykheden met mandaaten des Raads, de Ommelanders met mandaaten der hooge Gerigtskamer. Van de gevelde vonnisfen beroept zig de ftads ingezeten op den Raad, de Ommelander op de Kamer (§). Dit kollegie is wyders ten allen tyde de Ommelanders tegen de borst geweest; en hoewel nu zedert jaaren hec regt des ftapels niet ftreng wordt uitgeoefend, fchync egter de uiterlyke gedaante dier verpligting aan veeleft onaangenaam te zyn: gelyk (t) Stads-refol. i-, 3, en 29 April 157*(*) De nieuws intekiezenen worden thans gekoï ren door den geheelen afgaanden rang van Burg en Raad; voorheen door vier uit dien rang, die met den Olderman en Busheeren de keur deeden. (jj U. Emmius de agn p. 216, in Bvo. L 4 GroniS" oen.  t6h Tegenwoordige Staat lyk een geding, gevoerd door eenen huisman van hec Westerkwartk-r (maar daarin zo men wil door meer vermogenden geflerkt) en doorgezet tot in groot revis ( offchoon met ongelukkigen uitflap;) daar van een bewys heeft opgeleverd. Ook bleek zulks by de jongfle fcheuring der Staatsleden van dit gewest: daar in een manifest, den 2.6 September 1787 uitgegeeven op naam van Jonkeren, Hovelingen, Eigenerfden, enVolmagten der Ommelanden, dezelve verklaaren, uit oorzaak dat de ftad gewapende manfchap naar Appingadam hadde gezonden, alle banden van verëeniging en alle onderlinge verbindenisfen voor verbroken te agten, en diersvolgens de Ommelander ingezetenen ontflagen te houden van het ondraag. lyk juk des ftapclregts, waaronder die bykanstwee eeuwen zo onregtmaatig gebukt waaren geweest; beloovende zy wyders hunne kragtdaadige befcherming aan de landlieden, die over verbreeking van het ftapelregt in regten mogten worden betrokken, daar zy diergelyke citatien zouden opneemen als attentaaten tegen de hoogheid en de fouverainiteit der Ommelanden. De twist, en de verwydering, hier door tusfehen de Stad en de Ommelanden ontdaan, zyn eerst na veele vergeeffche onderhandelingen in het jaar 1791 bygelegd, en wel naar de woorden van het ftaatsbefluit (*) door de veelvuldige moeite en applicatie, die de Stadhouder in deezen had ge- lie- (*) Refd der Smen vm Stai tn Lanie% 24 Styfc  wan STAD en LANDE. i6> Heven op zig te neemen. En waar van het Gi gevolg was geweest, dat beide deeze Staats- gü leden, op den landdag van den 24 September 1791, in tegenwoordigheid van gemelde Z. 1 [. gehouden , verklaard hebben overééngekoomen te zyn, en aldaar overgegeeven hebben de onderling opgemaakte artikulen van asfopiatie. De daarvan op het ftapelregt betrek* kelyke luiden dus: „ Dat het ftads ftapelregt van graanen , „ kaas, en boter in alle deelen volkomen ge« ,, confcrveert zal zyn en blyven, ingevolge en overeenkomftig de fententien en decifien „ van de Heeren Staaten Generaal op dit fub„ jeét genoomen (*), welker decifien in alle ,, deelen zullen blyven ftand grypen„ zo verre „ dezelve door deeze overéénkomst niet zyn veranderd. „ Dat met betrekking tot voorfch. den fta„ pel fubjeéte waaren de ingezetenen van de „ Ommelanden op een proeve van de eerst„ komftige zes agtereenvolgende jaaren zig zullen hebben te reguleeren naar de thans „ geftelde orders op de Korenbeurs, na wcl- ker ommekomst, zoo de Heeren van de Ommelanden deeze ordonnantie op de Ko„ renbeurs alsdan, of by tydsvervolg, voor ,, de Ommelander ingezetenen min voordeeiig „ mogtcn bevinden om aan dezelve fubjecl te „ blyven, de geheele beheering en executie „ van (*) Wy hebben den inhoud dier fer.tertien ea .decifien opgegeeven in het ie deel van den Tegenyt. £i«af van Stad en Lojide, bl. 529, 534. L 5 GroniüT' gen.  i/o Tegenwoordige Staat Groningen. Weeskamer. „ van het ftads ftapelregt, met relatie tot de „ Ommelander ingezetenen, weder zal vallen „ in die termen, dat het zelve conform aan „ de decifien van hun Hoog Mogenden door „ de ftad worde uitgeoefend. „ Dat de levendige have, als paarden, veulens, en hoornvee voor altoos van het „ ftapelregt gëeximeert zal zyn. „ Dat van deeze overeenkomst aan de inge„ zeetenen by publicatie door de beide Lee,, den ftaatswyze kennis zal worden gegeeven, „ en niemand wegens overtreedingen tegen „ het ftapelregt, geduurende deeze gefchil,, Ien, en anterieur aan bovengemelde te doe„ ne publicatie door den Olderman gëaérlo„ neert,(of in regten vervolgd zal worden (*). '* De Wees of Momberhamer is opgerigt in 1613 (f), en beftond toen uit drie leden (waarvan één jaarlyks afgong, en een ander in plaats gekozen wierd), mitsgaders eenen fchryver, en bode. Maar naderhand is verHaan ( % ), dat er vier weesmeesteren zouden zyn, die egter jaarlyks, op den 22 February, door den nieuwen Raad worden ingekoozen en bëeedigd, dog ook zouden kunnen worden, voorbygegaan. Deeze Weesheeren vergaderen des maandags en donderdags morgen; zynde zy teffens Kommisfarien der huwelykfche zaaken. Ten einde de onmondige kinderen door een tweede huwelyk van den langst lee- ven- (*) Publicatie der Staaten, 24 Sept. 1791. (f) Ordonn. op de Weeskamer, 19 Mai 1613( j ) Raads ■ refol. 13 Febr. 1717; Ordonn. op de Weet* kamer, 3 July 1724,  van STAD en LANDE. 171 venden ouder niet benadeeld worden, Haan C zy dien geene eerdere afkondiging toe, dan 0 na gemaakten, en door hen onderzogten , afkoop des boedels van den overledenen. Ook zyn, tot beter toeverzigt op nablyvende weezen, de lee aanzeggers (of, gelyk men elders zegt, de aan lp reekers der dooden) verpligt zulke fterfhuizen aan de Weeskamer fchriftelyk overtegeven. De Heeren van de Kluft maaken uit een! getal van agt perfoonen, waartoe men voor-' heen twee uit ieder der vier kluften nam; maar welke zorgvuldigheid thans geene plaats meer heeft, fchoon nog voor hun de ftad verdeeld blyft in vier panden. Derzelver werk is zorg te draagen, dat de openbaare wegen, ftraaten en uitwateringen gereinigd, niet benauwd, of bekrenkt worden: opdat en de zindelykheid bevorderd werde, en een onbelemmerde doorgang blyve. Zy zyn wyders ter eerfter aanleg rigters in de verfchillen over aangevangene timmeringen, huiszwctten, drupval, en waterleidingen, hebbende daartoe eenen fchryver en bode; daarby houden zy tweemaal des 'jaars zeent in het koor der Maartenskerk, alwaar zy onderzoek moeten doen, of in de onderfcheidene wyken der ftad ook woonen eerlooze, en zig liegt gedraagende lieden, bedelaars , fmokkeltappers, en hoeren. Ook nemen zy tweemaalen des jaars in oogenfchyn de noodige gereedfchappen ter weering van brand, die by de burgerofficieren en rotmeesreren berusten , of dezelve wel in den vereischten toeftand zyn. De Kommisfarisfen der kleins zaaken be flis- tRONIN" IEN. KUiftheeren. Kommisfarisfender kleine zaaken.  iya Tegenwoordige Staat Gronim- «£k. Stads Rekenka.Sier. flisfen de verfchillen, die in den graanhandel ryzen over mislevering van koren, op ftaal verkogt; en wel ter bevordering van dien handel zonder de gewoone langwylige regtsvorm, egter kan men van hun beroep inftellen tot den Raad. Voorheen beftonden zy uit éénen Raadsheer en twee Kooplieden; thans uit twee Raadsheeren en drie Kooplieden; genietende zylieden wyders voor hunne moeite geene bezolding, hoe genaamd (*). Buiten deeze opgenoemde vergaderingen l welke alle eenige regtspleeging uitvoeren, zyn er nog twee andere, belast met het beftier der ftadsgeldmiddelen, en derzelver gedeeltelyke opbeuring; als de Stads Reken» en Pond-Kamer. De eerfte beftaat uit eenen Burgemeester, twee Raadsheeren, den Syndicus, Rentemeester, één der Secretarien, eenen Taalman, en eenen Gezworen (f). Deeze moeten alle faturdagen by een koomen om natezien de reekeningen der leveranciers, de opgaven van verdiende daghuuren, gemaakte verteeringen , vervallene daggelden, en wat dies meer is, om na goedbevinding daarop order van betaaling aftegeeven. Zy hebben wyders het toeverzigt op den Rentemeester, die hun weekelyks ter hand moet ftellen eenen blafferd van zyn ontvang en uitgave; ook kunnen zy diens kas, zo meenigmaal zy het goedvinden, zig laa- (*) Raads - ordonn. 22 April 1697. (f) Inflruüie voor de Stads Rekenkamer, 13 Jtfö4 1666, 18 Jan. zj83«  vsm STAD en LANDE. 173 laaten aantellen, dog moeten zulks thans driemaaien des jaars vast doen; gelyk zy ook zorgen moeten, dat de agterftallen behoorlyk opgevorderd worden, waartoe de Stads Advokaat ook medelid deezer kamer is. De ftedelyke excynzen worden opgebeurd in de Stads - Pondkamer door drie ontvangers, waarvan de eerfte ter begeeving ftaat aan den Raad, de tweede aan de Gezworene Meente , en de derde aan drie der agttien burgergilden , naar zekeren afloopende rooster; de voornaamfte zorg der opgebeurde penningen berust by denRaadsontvanger, die ook daarom de Boekhouder genoemd wordt. De excynzen beftaan in ftedelyke belastingen op de wynen zo koele als gebrande , het gemaal , 't geflagte vee, visch, bieren, tabak, manufacluuren , wage , kraan , en wat dies meer is , naar den daarop geftelden voet; wordende van de niet byzonder uitgedrukte goederen, zonder onderfcheid, één ten honderd by het inkoomen gevorderd. Deeze afzonderlyke geldheffing is in de voorige eeuw door de Ommelanders, in hunne gedingen tegen de ftad, meermaalen by wyze van Jdagte opgegeven, en als een bezwaar aangedrongen ; dog telkens zonder vrugt. De ftad trekt daarenboven aanmerkelyke opkomften uit haare landgoederen, door aankoop en anders verkreegen, vooral uit de veenen ; wyders uit grondpagten , veerfchuiten, tolhekken, oétroojen, munt, en andere; dog waartegen de algemeene uitgave ook dikwyls opweegt. Meer aanzienlyk dan voordeelig zyn haai de hooge heerlvkheden van het Goregt. bei troid, Groningen. Stads* Pondkimer. i • Stads ■ lleerlykhedea.  174. Tegenwoordige Staat Groningen. Stads wapen. Wold, en V klei Oldampt, van Wedde en Westerwoldingeland; beneffens de meenigvuldige Redgerregten en Schepperyen, die zy in de drie kwartieren der Ommelanden bezit; dog omtrent welke laatstgenoemde de redenen tot aankoop na de oprigting van het Hof Provinciaal opgehouden hebben. Het wapen der ftad is tegenwoordig een zwarte dubbelde arend op een gouden veld, draagende op de borst een wit fchild, waar door horizontaal eene groene ftreep loopt. Voorheen hong dit witte fchild aan den klauw des adelaars, zo als nog aan eenige oude gebouwen zigtbaar is (*). Het groot zegel der ftad, aan fchriftuuren van aanbelang, is egter, gelyk reeds aangemerkt is (f)» het afbeeldzel der geweezene Walburgskerk. Dit witte , of eenigzins blauwe veld , met de groene ftreep daardoor, duidt onzes eragtens die inge, of groene weide, tusfehen den zamenloop der Hunze en Aa aan, en waarvan wy hier voren den naamsoorfprong der ftad hebben afgeleid (§),* terwyl de adelaar haar als een gefchenk der D.uitfche Keizeren is gegeven (S§> ) TWEE- (*) De verandering daaromtrent fchynt in het begin der voorige eeuw geweest te zyn: naardien de Ommelanders daar over klaagden by de Staaten Gene» raai. Edog by uitfpraak van den 12—14 Jan. 1603 wierd verklaard, dat de Ommelanden dieswegen geen bezwaar hadden. (f> Hier voor bl. ioï. tp Hier voor bl. 11. (SS) j- de Lemmebe in Chron. in fine, b| Matthaeus anal. veteris aevi, torn. i.  van STAD en LANDE. 17$ TWEEDE HOOFDSTUK. Befchryving der Heerlykheden van, de Stad Groningen. N a den afloop der befchryvinge van de Stad Groningen koomen wy aan die van haare Heerlykheden. Deeze zyn het Gerigt van Selwert; en het Goregt; de regtftoel van Sapmeer; en de beide Oldampt en. Het Gerigt van Selwert. Van dezelve komt ons het eerfte, noordwaards uit de ftad gaande, voor die van het Gerigt van Selwert. Onder deeze benaaming wordt thans, in haaren ruimen zin opgevat, begrepen het geheele Goregt, dog oorfprongelyk was Selwert, oudtyds Silowerth, eene afzonderlyke regtsban, gelyk er veele van die zoort in de Ommelanden zyn; en welks Heeren hier een fterk Hot hadden, waarvan zy zig fchreeven Heeren van Selwert, en onderdien als eenen geflagtnaam bekend waaren. Dan ten jaare 1283 kwam het onder het Goregt , waarvan wy de aanleidende oorzaak hier voor (*) geboekt hebben; en wel ten tyde, dat de Heeren van Groenenberg ampt- man- (*) Teg. Siar.t van Stad en Lande, i, d. 11. 87. Stads Heer- LTKHEDEK. Selwert  Stads Hkerlyk HEDEN. Selwtrt. $76 Tegenwoordige Staat mannen van het Goregt waaren. Maar daaf vervolgens de Heeren van Selwert die van Groenenberg opvolgden in alle derzelver goederen en waardigheden , gaven zy ook den naam van Selwert aan de geheele uitgedrektheid van het Goregt; iets, dat tot heden in wezen gebleven is, daar nog de Amptman daar van den titel voert van Amptman des gerigt s van Selwert \ de Gezworene Byzitteren dien van gezworene byzitteren van het gerigte yan Selwert; het landregt dien van het landregt des gerigts van Selwert. Hoe ver oudtyds dat eigenlyke Selwert zig heeft uitgeftrekt, valt thans moeijelyk te bepaalen; waarfchynlyk is het egter, dat het zig over de tegenwoordige trekvaart een groot einde in het ooster Stads-hamrik heeft uitgebreid. Langs en door deezen regtsban droomde voorheen de Hun ze, en die zig by de Wierumer kerk met de Aa veréénigde; maar omtrent het midden der dertiende eeuw wierd de rivier door de Groninger fledewaards afgeleid, ten einde door eene verééniging aldaar die plaats meester over de b?ide itroomen te maaken. Niettegendaande dien lang verdrekenen tyd zyn de fpooren van het oude bed der Hunze nog op veele plaatfen zigtbaar. Niet ver van den voorigen oever der rivier, ter hoogte alwaar mede het klooster Selwert gedaan heeft, hadden de Ridders van Selwert een allerderkst dot, dat om de nabyheid aan de dad door de Groningers deeds met een yverzugtig oog befchouwd wierd. By gelegenheid daarom van het huwelyk der edele jengvrouwe Ida, de laatde telg van het Sel- wer-  m STAD en LANDË. 177 Werder geflagc, niet Herman van Coevbrden, wiens broeder Drost van Drente was, wierden de fterke (*) huizen van dit geflagt door de Groningers en Ommelanders gekogt, en voort ten gronde toe geflegti Ook was voorheen alhier een vermaard klooster van Benediktiner nonnen, dat al ras tot eene abdy verheven wierd (f); en dat door zyne groote goederen veel invloed te lande gehad heeft. Offchoon oorfprongelyk een geftigt voor nonnen, was het egter één dier Benediktiner kloosters, waar zig mede monniken neerzetteden: en welké daarom te gelyk door overften van beide kunnen beftierd wierden. Een misbruik , waarover de Paus Gregorius ten jaare 1408 bitter klaagde; in de bulle aan den Abt van Feldwinh, door hem aangefteld tot bezigtiger Van alle Benediktiner kloosteien in Friesland Dan dit toeverzigt bragt hier ter plaats geene verandering te wege: daar men nog heeft eenen brief van 15.3°» waarin gewag is van eenen Abt, en Priorinns van Selwert; en eenen) brief van 1560, waarin een Abt, Priorinne, en fubpriorinne van Selwert voorkomen. Hier (*) Wy zeggen de fterke in hit meervoud, omdat Altir.g het Cortingshuis onderfcheidt van dat van Selwert, maar Emmius gebruikt die beide benaamingen van één en het zelfde gebouw. Wygt/loven egter, dat Alting meer de waarheid op zyne zyde" heeft. r ' * (f) In een brief immers van 126S wordt reeds opgenoemd een Abt. (5) In de 0'udhèd. van Groningen, 11. i7. Wy flippen deeze byzonderheid aan, omdat dezelve den waarfchynlyken oorfprong van den nog hedendaags in zwang zynde optogt der roode en groene weezen uit Groningen naar Helpen oplevert. Ook  pan STAD en LANDE. \%$ Ook heeft hier voorheen geftaan een Jurgens <: Gasthuis, dat in 1599 tot ftuur van het nieuws I opgerigte Groninger burger weeshuis wierd 1 overgegeven. Beroemd plag ook het huis£ der Heeren Coenders hier te zyn, en waarnaar een tak van dat oude geflagt zig fchreef Coenders van Helpen: als waarin de hervormden dikwyls ter fluik de preek aanhoorden, of ook wel in het opene veld, die door Ruardi, Milefius, en Alting gehouden wierd. Aan de overzyde der Aa, in de markt vaa Helpen, ftond ook bevorens een nonnen klooster, die den derden regel van Franciscus volgden. Het droeg den naam van Maria op den Hoorn, en lag digt aan de Aa, van waar die ftroom nog bekend is onder de benaaming van het Hoornfche diep; ten zy dat en ftroom en klooster die hadden van het land zelve, dat als een fmalle opftrekkende ftreek lands m vroege ftukken bekend ftaat onder den naam van horne (*). 2. Haren is een volkrykdorp, een uur gaans van Groningen; en (indien men alle de gehugten, die er onder te kerk behooren, als Esfen, Dilgt, en Onnen, er by trekt) van eene groote uitgeftrektheid. Dewyl alhier eene hooge zandige grond is, willen zommi* gen den naam deezes dorps daarvan afleiden. Veel heeft dit dorp ten tyde der Saxifche onlusten geleden. In Esfen, zynde de eerfte buurt agter Helpen, (*) In charta Johannis Elefti Trsjeftenfis wordt ïict genoemd Dominhm Horna juxta Groningge^ Stads Heerltkhede».Goregt.  Tegenwoordige Staat Stads Heeblyk heden. Coregt. ■ pen, in de afhelling van den hondsrug, was ï- eercyds eene vermaarde Abdy en nonnenklooster van de Bernardiner orde. Het is geftigt geweest ten jaare 1216 Volgens Emmius(§), waarmede overeenftemt de fchryver van de levens der Abten van Aduard (f). Want, offchoon gemelde fchryver de Abdy aldaar die van Teske noemt, hy verftaat er egter deeze onze door: blykens zyn verder verhaal (*), alwaar hy zegt, dat het nonnenklooster Van Teske gebragt was onder het beftier van dat te Sibekelo in Overysfel. Deeze inlyving nu is gefchied ten jaare 1418 , en worden in den brief opgenoémd de nonrten te Jesse (§§); en wy hebben onder ons eenen oorfprongelyken brief van den Abt van Cisteaux, afgegeven "in het jaar 1483, waarby hy die ondferhoorigheid van de nonnen te Jesfe aari het klooster Sibekelo goedkeurt; Emmius zegt, dat dit klooster eerst Esfen, daarna Tesfe of Jesfe % en vervolgens weder Esfen genoemd is gewéést; dog onze oudfte brieven hebben voort Yesfe of Jesfe, en daarna Esfen. Veel heeft dit klooster om de nabyheid aan Groningen in de beroerten der i6a eeuw geleden; thans na de reductie is het geflegt, hoewel de grondvesten der kerk nog zigtbaar genoeg zyn om opgefpoord te kunaen • worden. By een Scaatsbefluit van den (5) Lib. 9. p. 128. ( f) In de oudhed. van Groningen, bl. 21S. (*) Aldaar bl. 223. ($$) In d» oudhed. van Deventer, 2 d. II. 2$éi  van STAD en LANDE. lot 14 December iöió is Esfen verklaard te S behooren onder de kerk van Haren. Ij 3. Noordlaaren, leggende op de^ grenzen van Drent, is een minder volkryk dorp, dan Haren. Voorheen was het daarmede zelfs kerkelyk vereenigd, dog is by Staatsbefluit van den 9 Maart 1644 daarvan gefcheiden; met betrekking tot den Schultes egter is het nog één kerspel. Den naam heeft het, als zynde het noordelykfte der drie Laar dorpen, waarvan de twee anderen , Midlaaren en Zuidlaaren, onder Drent behooren. Beoosten dit dorp is het groote en vischryke Zuidlaar der meer; het welk egter in de oude ftukken, als ten grooten deele onder Noordlaaren leggende, het Noordlaarder meer genoemd wierd (§). Ten westen op de koren es is één dier groote fteenen hoopen, die men hier, en in Drent, hunnebedden noemc Deeze hune of hunnebedden zyn zekerlyk begraafplaatzen geweest, en bereiken buiten kyf eenen hoogen ouderdom; maar van welke volken zy zyn, de Hunnen, de oude Germaanen, of anderen? daar over wordt getwist (*). By Noordlaaren, als zynde de weg naar" Drent, had Bifchop Frederik van Blanken- heim (§) In een brief van 1264 „ ad ftagnum, quod vulgo Northlara mare dicitur." (*) Engeleerts aloudeJlaat derverêénigde Nedsrlanden, 3e. d. bl. 162 geeft er eene afbeelding van, en een voldoend berigt van deeze zwaare fteengèvaafien. Ook kan men nazien den J~egemv. Jiaat van Drent. STADS i IEERLVIt» HEDEN. GeregU  ïq* Tegenwoordige Staat Stads Heerlykheden.Goregt» (*) By Kempios de fituFHJiaep. 157» (f) Zie brieven van 1249, 1268, 1291, enz. CS) Ob gloriofiffima miracula, qinbus ipfa cle- mentiffima Dei genitrix ipfum locum continue digna- tur illuftrare. heim in het begin der i«ie eeuw eene fterktê opgefmeten, die hy Blankeweer noemde; en Graaf Edzard van Oost - Friesland in de volgende eeuw op de hoogte der Punt eene an* dere, de Weerdenbras. Die beide naamen zyn ook nog aldaar bekend, zelfs meenen zommigen de fpooren dier veriterkingen op het veld te kunnen nagaan; maar dezelve zyn onzes eragtens van lateren tyd, waarfchynlyk van den inval des Munfterfchen Bifchops in Ï672, afkomltig, gelyk de zogenaamde bol', werken in de afhelling van Noordlaaren nog overig, daarvan een bewys zyn. Onder Noordlaaren behoort de buurt Glim* men, leggende mede op de grenzen van Drent tegen de Aa. Oudtyds noemde men deeze plaats Glummen of Glemmene, gelyk het is in den brief van Werden (*). Al ten jaare 1456 was hier over de Aa eene pont voor reizenden, van waar nu nog de brug, en het tolhek aldaar den naam van de Punt heeft. 4. Kropswolde, aan de overzyde van het Zuidlaarder meer, heette oudtyds Crêpes* wald, of het woud van Kreps (f). In voorige tyden was hier eene berugte kapel om de wonderdaaden , welke de maagd Maria aldaar verrigtte (§); waarom ook Bischop Wigbold de bezoekers deezer plaats telkens veertig dagen  vün STAD en LANDE. 193 'gen aflaats fchonk (*). Deeze kapel was onderfcheiden van de kerk, en al lang ver dweenen; maar de laatfte is eerst in 1774, door ouderdom onbruikbaar geworden, afgebroken, en eene nieuwe geftigt. Onder dit dorp behoort, naar 't zuiden, de buurt Wolfs of Wulvesberge; dat ook wel kortheidshalve alleen Bar ge genoemd wordt. Dan noordwaards afgaande komt men in het gehugt Vos of Foxhol, waarby een meerflal van dien naam is, en dat naby de trekvaart van 't Oldampt naar Groningen legt. Berugt is deeze plaats door de nederlaag van den dapperen Saxifchen bevelhebber, den ridder Nithard Fox, welke al vegtende in het jaar 1499 door de Groningers verflagen wierd. Het is egter eene dwaaling, dat daarvandaan deeze plaats haaren naam verkregen ) had: alzo zy dien (te weten van VosfenhoV) 1 al bezat ten jaare 1460, blykens eenen oorI fprongelyken onder ons berustenden brief. Het is egter mogelyk, dat dit geval tot de voortduuring deezes naams hebbe toegebragt: 1 daar men als 't waare gezegd zal hebben Fox , heeft in Vosfeshol zyn dood gevonden. 5. Westereroek , dat aan de overzyde der evengemelde trekvaart legt, heette oudtyds alleen Broek, of Broke; nu met het I byvoegzel west er ter onderfcheiding van Zuid, en Noord, als mede een verdweenen Oosterbroek. Daar de grond alhier laag en veenig is, (*) Bulta, fut literae fratris WicMdi Epifcopi? 5409. II. Deel. . N Stads HÉDEN. G»/egt.  194 Tegenwoordige Staat Stads Heerlykheden.Goregt. Sappeneer. is, heefc men er zedert etlyke jaaren verfchef■dene baggelaryen aangelegd. 6. Engelbert, of oudtyds Eginberd Egnaberth, legt ook wel laag, maar de grond is meer klei. In voorige tyden plag langs deeze plaats de Hunze naar Wierum afteloopen. 7. Middelbert, een half uur noordelyker, is van gelyken aart des gronds. Voorheen waaren deeze beide dorpen in het kerkelyke vereenigd, maar nu al lang afgezonderd. 8. Noorddyk. Dit dorp legt over de trekvaart naar Delfzyl, op de grenzen van Hunfingo. Als men de legging deezer drie laatstgemelde dorpen gadeflaat, en dan op den naam van fVliddelbert let, zou men vermoeden kunnen, dat de waare benaamirig Noorderbert zyn moest. In het ftuk der uitwateringen' behooren Westerbroek , Engelbert, en Middelbert, naar inhoud der gemaakte verdragen CS)' onder het zylvest der drie Delfzylen; maar Noorddyk onder het Winfumer (f). De Regtjioel van Sappemeer. , Deeze regtftoel heeft zynen oorfprong te danken aan het vergraaven der hooge veenen zedert het begin der vorige eeuw; en is thans eene zeer volkryke plaats, bevattende drie groots -($) In het jaar Ï370. (ï) In het jaar 1408.  van STAD en LANDE. 195 groote kerkdorpen, te weten het Ho gezand,, Windeweer en de Lula, en het eigenlyke Sappemeer* Daar deeze hooge veenen het eigendom geworden waaren van de Heeren' van Groningen, en de aanleg tot veenkoloniën op hunne kosten gefchiedde, was het natuurlyk, dat zy die nieuwe dorpen befchouwden als onderhoorig aan hunne heerlykheid. Maar, alzo die plaatfen lagen tusfehen het Goregt en het Oldampt, rees er eene overweeging tot welk van die beide dezelve te brengen zouden zyn; waar van het befluit wierd om er eenen afzonderlyken regtfloel van te maaken C § )• Hier toe benoemde men den Amptman van het Goregt, hoewel niet in die betrekking; en zulks is tot heden gebleven, fchryvende die amptenaar zig daarom Amptman van het gerigt van Selwert, en . Rigter van Sappemeer. In de uitoefening is 1 ook een merkelyk onderfcheid: daar in Selwert byzitteren zyn, is de Rigter hier alleen, in 't burgerlyke en in 't lyfftraffelyke; daarin 't Goregt geoordeeld wordt naar het Selwerder landregt, vervangt alhier diens plaats het 1 Oldampfter; de regtdag is ook des zaterdaags; De kerkelyke begeevingen in de dorpen deezer heerlykheid, waarvan de Predikanten mede onder het klasfis van Groningen behooren, ftaan (even als in het Goregt) aan de mannelyke hoofden der huisgezinnen, die le. de- (5) Refol. van Borg. en Raad , 7 etf 14 Bec. 1633 ; 1 ordonnantie op de judicatuur in Sapmeer van den 17 1 Febr. 1626. N si Stads Heerlykheden.Sappemeer.  Stads He b «.ticheden.Sappemeer. Oorfprong en aart der Veenen. ipd Tegenwoordigs Staat demaaten der gemeente zyn, en eigen goed en huis bezitten, of zesjaarigemeieren zyn. Maar zedert de Heeren van Groningen, zig befchouwende als landeigenaaren buiten het kerfpel woonagtig, naar de bepaalde evenredigheid van grastallen ook hunne ftemmen laten inbrengen, en daar door eene groote meerderheid verkregen hebben, wordt de medeftemming der ingezetenen van weinig belang gerekend. Ook heeft de ftad deeze heerlykheid tot haar afzonderlyk jagtveld verordend, waarin niemand dan de Regeering, en derzelver Ministers, mag jagen. Voor dat wy egter treden tot de befchouwing der hier zynde dorpen, denken wy veelen onzer leezeren dienst te zullen doen door eene korte mededeeling onzer gedagten over den aart der veenen (*), en door eene gefchiedkundige fchets van derzelver aanleg hier te lande. Het veen is (onzes eragtens) niets anders dan eene allengskens opgehoogde weeke ftoffe, gevormd door den afval van de bladen, takjes, en ftruikjes, der boomen en heesters; en wel byzonder uit de ftronken en wortels van alle zulke planten, welke het weeljigst in vogtige plaatzen groeien. Deeze ftoffe, door eene rottende eigenfehap van het ftilftaande water ontbonden, wordt in de warmte der zo- (*) Men vindt in den Tegenw. ftaat van Drent, in het ge hoofdftuk, eene byzondere afdeeling over de veenwording, wiens fchryver ini het hoofdzaakelyke met ons inftemt, maar het ftuk op eene andere wyze behandelt.  van STAD en LANDE. 19? zomertyden aan 't gisten gebragt; met zulk< een gevolg, dat de olieagtige, bitumineufe,1 en zwavelagtige deelen het aardagtig beginzel1 geheel doortrekken , en bezwangeren. De15 ophooging deezer ltoffe gaat geftadig voort (als zy maar heeft den noodigen toevoer van water, en ongeftoord gelaten wordt) door den jaarlykfchen afval, en door de verrotting, der telkens in haar opgroejende plantgewasfen en heesters. Tot de vorming van het veen is eene noodzaakelyke vereischte het ftilftaan des waters; niet alleen om de verrotting , en den af ral, der gewasfen te bevorderen, maar ook omdat het op zig zelf tot de meerderwording van het veen toebrengt, op deeze wyze: dat door diergelyken ftilfland eerst geheel het water vervuld wordt, waarna er in komt het affpoelfel van den hoogeren landzoom, en met de regens veele aardagtige deelen. Als nu alle deeze in de zomerwarmte aan het gisten raaken, wordt er gebooren eene zelfftandigheid, die men eendgroen (lentille d'eau) noemt, en welke by het ophouden dier warmte naar den grond zakt. Indien dit ftilftaand wa ter ongeftoord gelaten, en nimmer inwendig door mensen of vee geroerd wordt, is zulk eene jaarlykfche bezakking, hoe gering ook ieder zy, in ftaat het vloeibaare des waters meester te worden; waarna dat dan van zelf, en wel fchielyk, bezet wordt door veelerleye zoort van waterplanten. De geduurige ophooging der veenftoffen, uit welke oorzaak ook, geeft eene fteeds. drukkende zwaarte, waar door het onderfte N 3 van Stads Heerlykheden.Sappemeer.  198 Tegenwoordige Staat Stads Heerlykheden.Sappemeer. van het veen te vaster in een geperst en gedrongen wordt, terwyl het bovenfte daartegen voozer, en ligter, blyft. Iets dat zig niet alleen door de zwaarte der turven ontdekt, maar ook kenbaar is aan de mindere of meerdere bruinheid dier brandftoffe. En deeze is ook ééne der redenen, waarom het baggelveen, als het diepfte en dus het langst gedrukte , zwaarder is dan het hoogeveen; hoewel ook het laatstgemelde meer uit den afval der boomen, en uit heide en mosch beftaat. Dit verfchil is volgens Mufchenbroek, in zyne uitreekening der zwaarte van de verfchillende lichaamen tegen eikanderen, zo groot, dat, het regenwater op iooo gefteld zynde, eene turf uit de hooge veenen flegts haalt 644 , daar de gebaggelde turf beloopt 1103. Vermids nu de geheele wereld door op veele plaatfen ftilftaande wateren en laage gronden zyn , en geweest zyn, zoude men ook overal veen kunnen verwagten aantetreffen! En dit is werkelyk het geval, men vindt overal veen , als maar de omftandigheden daartoe noodig plaats hebben gehad; te weten in den winter eene zagte toevoer van water, (geene heftige waterftortingen, ftroomen, en woedende winden, die alles uit elkanderen rukken, en welke ongemakken veelal in bergagtige landen plaats hebben) daar by des zomers een ftilftand , en eindelyk eene ongeftoordheid van mensch en vee. En daarom is het, dat men op eenige plaatfen groote uitgeftrekte velden van veen heeft, en op andere flegts hier en daar een plek.^ Maar zyn de veenen algemeen, derzelver in-  van STAD en LANDE. 199 inwendige hoedaanigheid verfchilt grootelyks, s en wel om volgende redenen: ten 1 heeft op ï deeze meer dan op geene plaats dit of dat ge- * was de overhand gehad. Andere planten groe-5 jen niet alleen op de klei, andere op het zand; maar en in klei en in zand wil het ééne hier , het ander daar , het weelligst tieren. Dus is op veele plaatfen mosch en veldgras de hoofdzelfflandigheid; op andere kroos , flab, waterdarmen, enz.; alhier in onze hooge veenen eene pypagtige plant, by de boeren flok of lok genoemd ( * ) ; in de boschen meerendeels de afval der boomen. Ten 2 komt by dit verfchil der ftoffe de verfcheidenheid der wateren; op zommige plaatfen, als in veele baggelveenen, is het zeewater er meermaalen ingelopen, op andere is het bovenwater bitter, zoet, zout, laf, mineraal, enz. En dan ten 3 is het aardagtig beginzel niet overal het zelfde. Uit deeze opgave onzer gedagten over de wording van het veen kan men nagaan, dat wy niet overhellen tot het gevoelen, om de veenen uit Noorwegen of uit het noordwesten te haaien. Men heeft wel tot gemak dier vreemde overvoering te hulp geroepen eenen zwaaren ftorm, en by onze kusten eenen zwaaren watervloed, met welken de veenen, landwaards ingedrongen, de boschen geknot, ter nedergeflagen, en op de- (*) By Linnaeus, fp. 76". n°. 2. „ Eriopho:„ rum polyftachion, culmis teretibus, foliis planisfpicis jj pedunculaüs." Volgens pe Gorter heeft deeze plant in 't Nederduitsch den naam van Wollegras, Yeenkamtl. N 4 Stads Heerlykheden.Sappemeer»  Tegenwoordige Staat Stads Heeelyk Heden. üappemeer. dezelve gerust hadden. Dan nog nimmer :- zyn ergens in de hooge veenen, of onder dezelve , gevonden eenige zeeplanten, zeefchul• pen, visch - beenderen, of andere voortbrengzelen der zee; daar anders de zee haare voetftappen zeer zigtbaar nalaat. De groote natuurkenner, de Heer de Buffon, zegt daarom te regt: dat de beddingen van veen te houden zyn voor nieuwe beddingen, voortgebragt door eene fteedsduurende ophooging van halfgerotte boomen en andere gewasfen, welker volkomen verderf verhinderd wordt door de zwavelagtigheid des gronds; maar in welker beddingen geene voortbrengzelen der zee, dog wel van het ryk der planten, of der landdieren, gevonden worden. Het is ook byzonder, dat, als de opgegevene vereischten in Noorwegen het veen hebben kunnen vormen, zoortgelyke daartoe in ons land onvoldoende zouden zyn geweest. Om deeze en meer andere zwaarigheden gronden de liefhebbers voor de aandryving van het veen zig het meest op de ligging der hoornen onder het veen: ate welker toppen genoegzaam alle naar het zuidoosten zyn, en dus door eenen noordwestelyken ftorm moeten omgerukt weezen. Dan juist deeze ligging is een allerfierkst bewys tegen hun lieder gevoelen. Die boomen immers waaren of reeds te voren omgewaaid, of moesten nu de vereende kragten van woedende waceren en winden ondergaan ? Welk van beide men ook kieze, dit waare-zeker, dat zy ver van hunne wortelftoelen moesten verwyderd worden, en by den afloop of bepakking der wateren in verfchillende rigtingea te$  van STAD en LANDE. 201 ten gronde koomen. Dan het onderzoek < leert, dat zy meest naast hunnen ftoel lig- I gen, en dat die gewoonlyk een geknotten1 llomp van één tot drie voet lengte heeft. Daar- ^ by zyn deeze Hammen zonder eenige zytakken van merkelyke lengte; men kan niet zeggen , dat het overige als dunner reeds vergaan zoude zyn : daar men ten overvloede nog in het veen vindt de fijnite takjes van allerlei zoort van boomen, en wel vry gaaf zonder verrotting. Maar men zal overal zulke ontbloote (lammen-vinden, daar de boomen van ouderdom op den wortel geflorven zyn, en welke reeds lang, als het eerst gefturvene, hunne zytakken hebben laaten vallen. Eindelyk wordt ook .de flam door de vogtigheid des gronds, vooral in wilde boschen, één of anderhalf voet boven de oppervlakte aangefloken , en vervuurt daardoor allengskens dermaate, dat hy niet meer de kragt eens flerkeren winds kan doordaan, maar daardoor voor over geworpen wordt. Is nu de Ham ontbloot van zyne merkelyke zytakken, en zyn de omftaande boomen mede aldus, alsdan kan hy onbelemmerd naar de ilreek des winds vallen, even bezyden zynen wortehloel, waarin anders de volle takken der naastflaande boomen hem zouden belet hebben. Daar nu de weste en noordweste winden de gewoone llormwinden van dit gewest zyn, valt het te begrypen, waarom de toppen der meeste boomen naar het oosten en zuidoosten gekeerd zyn, indien men te weten eene langzaame hoewel geftadige valling der boomen onderdek ; maar het blyft eene onoplosbaare zwaarigheid, zo ras N 5 men Stads Heerlykheden.Sappeneer*  202 Tegenwoordige Staat Stads Heeklye:- HEDEN. Sappemeer. De aanleg der veenen hier te lande, wanneer ? men eene gelyke en plotzelyke nederftorting - Hellen wil, en die dan nog door de woede van eenen allerverfchrikkelykften watervloed. Van deezen uitflap zullen wy nu overgaan 'tot het gefchiedkundige van den aanleg der veenen hier te lande r en wel van dien geregelden aanleg , waardoor de Veenkoloniën ontllaan zyn: daar anders te Wolde al langen tyd bevorens turf gegraven wierd ( *). In het begin der 17e eeuw kwamen hier verfcheidene perfoonen uit het Stigt van Utrecht over, onzeker egter door welke aanleiding. Deeze lieten door eenen veenkundige Cornelis Penfen de hooge veenen by Voshol, en daaromtrent opneemen en peilen; met dat gevolg, dat zy (te weeten Jonker Gillis van Stautenburg, Hendrik Cornelis van Amerongen Burgemeester in Rheenen , Cornelis Clercq , Marcus Christiaans, en EvertDerks) van de Provincie in pagt namen de Esfer en andere kloosterveenen aldaar gelegen. Om nu dezelve behoorlyk te kunnen aanfteeken, en ter gefchikter plaats met hoofddiepen en zydwyken te voorzien, verwierven zy van de eigenerfden des kerlpels Kropswolde een opftrek van vier roeden breedte door de veenen van de laatsgemelden; te beginnen by den looidyk tot (*) Zie het Stadsboek van 1425, L. 6. §. 5. Het oudfie blyk, ons bekend, daar van turfgraaven alhier gemeld wordt, is de brief van 1250 door Hendrik, Bifchop van Utrecht, verleend aan het klooster te Aduard, in deeze woorden „ dantes ipfis plenam poteftatem fine qualibet difficultate ligna, cefpites, quibuscunque evettionum. modis transducere. *  van STAD en LANDE. 203 tot aan de gepagte Esfer en andere klooster- S veenen (*). Met de ftad Groningen handelden 1 zy over den impost der turf, waarin zy ook naar ^ genoegen fchynen gedaagd te zyn. Niettegenitaande dit alles ging het hun als veelen, dat de eerften de moeite en kosten hebben, maar anderen de vrugten plukken. Immers zy geraakten na verloop van eenige jaaren dermaate ten agteren, dat zy hunne aangeftokene veenen aan meer vermogenden moesten overdoen. Daarover had de Regeering der ftad Groningen reeds meermaalen haare gedagten laten gaan (§), waarom zy van dit tydftip thans gebruik maakte, en op den 1 Mai 1613, en 15 Maart 1616 van Hendrik C. van Amerongen en compagnie aanhandelde al dat regt, het welk die door pagtinge van de Provincie op die veenen verkregen hadden. De groot! fte zwaarigheid, die de eerfte pagters in den j verderen opleg ftuitte en verlegen had gemaakt, was het groote uitgeftrekte meer in deeze hooge veenen , het Sappemeer genoemd; of ook het Duivclsmcer, om het geraas der wateren, die ongemeen hol konden gaan, en welker diepte meerendeels van 16, 14, ia, en op de waadbaarfte plaatfen van 7 voet, was. De aftapping egter van dit meer in het jaar 1618 Haagde naarwensch, en in het volgende jaar wierd door hetzelve eene vaart gegraven van 460 roeden lengte; waarna die vervolgens is doorgezet tot Zuidbroek, (*•) Verklaaring der Staats Gecomm., 28 Mai rgoj. (g) Raads-rejol. 27 Jan., 9 Juli, en 31 Juli 1 Stads Heerlykheden.Sappemeeti  104. Tegenwoordige Staat Stads ÏTeerlyk Heden. Sappemeer. broek, tot groot gemak en voordeel dier landftreek, welke bevorens alle haare waaren langs Slogteren, Kolham, en dien verderen laagen veengrond, naar de ftad moest vervoeren ; iets, dat des winters veeltyds ondoenlyk was. Deeze gelukkige uitflag bewoog de ftads Regeering om nog meerdere veenen van de Provincie, en wel ten zuiden van het hoofddiep, aantehandelen; gelyk zulks in 1627 ook ter uitvoer kwam, wordende door de ftaaten verkogt de akkeren veenland onder Kolham, Gaarveen, Westerbroek; de Waterhuizen , Kropswolde, en Wolfsbergen. Hierop verhuurde de ftad de aangeftokene, en in kavelingen verdeelde, veenen ten jaare 1628; en floot over den verderen aanleg der nog onaangeftokene ten jaare 1631 een verdrag met Friefche veenboeren (als Fettie Ottens, Roelef Schuiring, Fedde Edskes, en Haring Jacobs) om ten noorden van het Heerendiep , te beginnen by den hoek van het agterdiep, eene grifte te graaven, en die te vervolgen tot in de Gaarveenen. Dog dezelve is blyven fteeken, zynde alleen daarvan nog overig de zogenaamde Winkelhoek. Maar de opleg, te zelfden tyd, ten zuiden van het Heerendiep flaagde beter, en is nog heden bekend onder den naam van de oude Friefche Compagnie , of de Kalkwyk; zynde 2000 roeden lang, en de veenplaatfen ter wederzyde 160 roeden. Hier op is gevold ten jaare 1637 de Kyl'Compagnie ; en ten jaare 1647 de nieuwe Ft iefche Compagnie, of de Windeweer en de Lula. In dat zelfde jaar wierd ook in 'c Kleine meer aangelegd de Borger Compagnie, en  van STAD en LANDE. ën ten jaare 1648 de zogenaamde Trips Com- s pagnie. Van de Veendam, Wildervank, en I Pekela zullen wy op derzelver plaats 1'preeken.1 Wy gaan nu over tot de drie kerkdorpen ^ deezer veenkoloniën. 1. 't Hooge zand, dat den naam heeft als zynde hooger van bodem, dan het volgende Sapmeer. De weg en het diep, welke deeze beide dorpen in de lengte doorfnyden, en eene verlenging der trekvaart van Groningen naar het Oldampt zyn, maakende inwooning alhier zeer levendig: waarom niet alleen veele hanteeringen zig er nedergezet, maar ook veele vermogende lieden aldaar hunne zomervei blyven gekoozen hebben. Hoewel ouder van opleg dan Sapmeer, heeft het egter laater eene kerk gehad; zynde de tegenwoordige, ten zuiden der vaart, eerst aange* legd in het jaar 1669, nadat daartoe door de j Staaten en de ftad een toeflag gegeven was (*). 2. Windeweer en de Lula is het bovenfte gedeelte der oude en nieuwe Friefche Compagnie, of van de Kalkwyk Kyl Compagnie , en dus het laatst afgegraven, en gevolgelyk met inwooners bezet. Dan de jaarlyks grooter wordende gemeente, die naar Sapmeer of 't Hoogezand, en dus meer dan één uur gaans, ter kerke moest, bewoog de Regeering om in 1756 een nieuw kerkgebouw te ftigten, en dat met eenen eigenen prediker te voorzien. Zedert dien tyd is de ge- (*) Raads-refol, 26 Aug. 1(507 ; Staats-refol. 31 'Aug. 1667. Stad» ELseslysc- heden. Sappemeer*  20# Tegenwoordige Slaat Stads Heebi.yk Heden. Sappemeer. gemeente nog aanmerkelyk toegenomen, vooral in de Kyl Compagnie; terwyl in de Kalkwyk veele dier doopsgezinden woonen, welke men ' hier Pakfers noemt, als uit die kreics van Dukschland overgekomen. 3. Sappemeer, dat de benaaming van het _ afgetapte meer behouden heeft. Het Kleine-Meer, dat voorheen een kleiner meer was dan het Sappe, behoort er onder. De tegenwoordige kerk ftaat ten noorden van de trekvaart, en is een fraaje agtkantige koepel, geftigt in het jaar 1653 Cf); het dak was voor weinig jaaren nog met koperen plaaten gedekt, maar bouvallig geworden is het zedert 1791 in een pannendak veranderd, en het muurwerk anders opgetrokken, waar door het uiterlyke fraaije deezer kerk zeer is verminderd. Voor het bouwen deezer kerk deed de predikant, welke hier al met het jaar 163a geweest is, dienst in een byzonder huis of fchuur, tot dat het fchielyk opneemen deezer aanzienlyke kolonie ook nodig maakte een gefchikt openbaar kerkgebouw. Tot de volkrykheid deezer drie kerkdorpen, waarin by de duizend huisgezinnen zyn* heeft zeer veel toegebragt de verdraagzaamheid der Regeering, die alle gezindheden toegeftaan heeft aldaar haare godsdiensthuizen te hebben. Dus is er eene Luterfche kerk ten zuiden de vaart in Sappemeer, eene Roomfchè in 't Kleinemeer, en etlyke vermaanhuizen voor de onderfcheidene en talryke gemeenten der Doopsgezinden. Het (t) Raads-refol. 30 April j en 26 Mai ió"53.  van STAD en LANDE. 207 Het Old-ampt. ] i Deeze vermogende landftreek paalt ten( oosten aan den mond van den Eems en aan den Dullard, van Oterdum af tot aan de Nieuwefchans; van daar is tegen het Westerwoldfche de Aa, en agter het Bultfter verlaat de Pekel - Aa de fcheiding; van Drent wordt zy ten zuidwesten afgezonderd door een gedeelte van de Semslinie; en van het Goregt ten westen door de Sappemeerfter veenen; vervolgens ftoot zy ten noorden aan Fivelgo. De grondsgefteldheid alhier is zeer verfchillende. Ten zuiden waaren voorheen de groote uitgeftrekte hooge veenen, dog door welker aanleg geboren zyn de thans vermogende dorpen Veendam met de Omlander-wyk en de Zydwending, de Wildervank, en de Pekela. Het middenfte gedeelte is meerendeels zandig en hoog, voormaals bezet met veel hout, van waar dit gedeelte het Wold-Oldampt heette. Dan de Dullard, welks uirgeftrektheid oudtyds een laage veenige grond was, en door verfcheidene ftormen in dien grooten Zeeboezem veranderd is, liep zedert met twee inhammen in het Oldampt. De noordelykfte, dieby Finfterwolde begon, ftrekte tot digt aan Zuidbroek; de zuidetykfte, mede beginnende aan de andere zyde van Finfterwolde, liep agter de Beerte en Winfchoten tot digt aan VVedde. De zuidelyke inham is het eerst weder land geworden, daar Blyham en een gedeelte der Bellingewolder landen al vry oud zyn; hier op volgde de Ulsda en Stads Heerlykheden. Old-ampt,  *o8 Tegenwoordigs Staat Stads Uekrlyk heden. Qld-mpt, en het Beertfier hamrik, en daarna in 169 6* de Kreunings, en in 1740 de Groningerpolden In den noorder inham zyn de Zuidbroekfter zogenaamde buitenlanden, en het Noordbroekfterhamrik , de eerst aangeflykte ; dan de Scheemderzwaag, het Scheemderhamrik, en een gedeelte van Midwolderhamrik; eindelyk dat geheele hamrik, met de polders, ingedykt in de jaaren 1701 en 1769. Al dit aangeflykt land is van de vrugtbaarfte klei, waarop het zwaarfte zaad verbouwd wordt, en welk alles de boeren deezer land-ftreek tot vry vermogende huislieden gemaakt heeft, en nog meerder zoude kunnen maaken, waare het niet, dat de weelde alhier uittermaaten fterk heerscht, en door haare voldoening veele huisgezinnen in de laagte blyft houden. Het noordelykfie gedeelte van het Oldampt beftaat thans uit de drie dorpen van het Klei-Oldampt; alwaar by Wagenborgen egter zand is, dog by Woldendorp en Termunten klei, maar die de gemelde dorpen niet aan de verflykingen des Dullards verfchuldigd zyn, alzo zy voor diens wording al beftonden, ten minften ten grooten deele. Oudtyds was dit geheele Oldampt, gelyk ook het nabuurig Reiderland, waarvan mede een groot gedeelte in den Dullard verdronken is, een oppermagtig landfchap op zig zelve,* even gelyk de geheele ftreek, die men voorheen in 't algemeen Friesland noemde, en waarvan in het gefchiedverhaal veele voorbeelden geboekt zyn. Het was in verfcheidene regtftoelen verdeeld, waarvan de bezitters zig Hoofdlingea Qcapitanei) noemden; ge-  van STAD en LANDE. gelyk er in den brief van 1391 verfcheidene in het Oldampt opgeteld worden, en by IVienco ten jaare 1282 een Gaiko de Imekna, Capitalis in Middewalda. Maar allengs kwamen alle deeze regtftoelen, het zy door aankoop het zy door andere redenen, neder op twee, op dien van de Heeren Gockinga, welke te Broek hunnen zetel gevestigd hadden , en dien van de Heeren Houwerda, welke op ter Munten hun flot hadden. Hoewel deeze hoofd!ingen zeer veel te zeggen hadden,, waaren zy egter niet oppermagtig, maar moesten in veele zaaken de gemeene ingezetenen der kerfpelen raadpleegen; aldus worden in het verdrag van 1435, ingegaan tusfehen de ftad Groningen en de dorpen van het Oldampc over den ftapel, niet alleen opgenoemd de Hoofdlingen en Rigters, maar ook de Meen-, heid der kerfpelen. In het oude landregt v door die van Reiderland en het Oldampt vast;gefl:eld ten jaare 1427 in het klooster Palmar, .worden de maakers, hoewel waarfchynlyk lalle hoofdlingen, alleen elecli genoemd, dus :zo veel als gekorene gevolmagtigden uit de ;gemeente. Ja dit wordt opgehelderd in het laatere Oldamptfter landregt van 1471, alwaar jgezegt wordt de vulmachtigen und gedeputeer-, iden van den landen in den Oldampt by Mtdwolda, en in 't vyf de deel van Reiderland. EEn hier uit blykt ook, dat deeze Hoofdlinten de Oldampten moesten berigten naar eiÊgene landfehapswetten \ gelyk die landftreek rnog heden een dusdaanig landregt heeft, dat iten jaare 1618 ten ovêrftaan haarer Vol ma gt^a copgeiteld en herzien is. II. Deel. O Dan Stads Heerlykheden.Qld-ampt.  Stads Hebrlyk- üe.den. O ld- ampt. ii o Tegenwoordige Staat Dan nadat de Heeren Gockinga en Houwerda in onmin geraakt waaren met de ftad Groningen, in welke zelf het lot der wapenen beproefd was, wierden zy eindelyk geheel uit hunne goederen en geregtigheden gedreven ; gelyk door ons in het gefchiedverhaal breder is opgegeven. Op het huis in ter Munten ftelde de ftad toen eenen kastelein met regtsgebied, en te Winfchoten eenen anderen amptenaar, die naderhand dan eens Amptman, dan eens Drost in het WoldOldampt genoemd wierd; terwyl de andere Amptman des Oldeamptes in de klei, of in het Klei-Oldampt, was. Van hier, dat, als deeze amptenaar te gelyk over beide gedeelte gefteld wierd, hy in de lastbrieven getiteld wordt Drost, of Amptman der beide Oldampten. Zedert de reductie ftelde de ftad Groningen gewoonlyk maar éénen aan, onder den naam van Drost der beide Oldampten, en in het landregt van 1618 (*) wordt het Klei-Oldampt onder de vyf regtftoelen der Oldampten opgeteld. Maar ten jaare 1622 verzogten de ingezeeten van 't gemelde KleiOldampt om eenen afzonderlyken rigter, gelyk zy dien ook het volgende jaar verkregen; hebbende de Drost niet anders gehouden, dan dat hy mede in het Klei - Oldampt overfte Schepper der waterleidingen, of van het Termunter zylvest, gebleven is (f). In de uitoefening van haar gebied over de Oldampten is de ftad meermaalen geftoord geweest ; (*) Lib. r. 5. 24. (f) Raads-refol, 31.Maart 162$.  van STAD em LANDE. £ir weesc; eerst ten tyde van Graaf Edzard van Oost-Friesland, en daarna onder den Gelderfchen Hertog. Deeze noodzaakte haar zelve in 1525 om er eene Volledige afftand van te doen, en ftelde er zyne eigene amptenaaren over,* ook voerde die eenen Oldamptfter warf in, op welken de Hoofdlieden van Groningen (nu ook bëamptcn des Hertogs) voorzaten ('*). Maar by den overgang in hec huis van Boufgondien ten jaare 1536 bedong Groningen, dat de Oldampten en het Goregt weder gebragt wierden op den voet van haarë heerlykheden. En dit heeft géduurd tot in de voorige eeuw; wanneer de Oldamptfters opkwamen , en beweerden : dat, daar van ouds hun landfchap vry en oppermagtig geweest was, de te onderbrenging der Gockinga's en Houwerda's geene wettige aankomst daar ftelde, volgens den bekenden regel, dat in de regten der oppermagt geene verjaaring plaats grypt. Vreemd klonk deeze taal aan dei Regeering van Groningen , welke ter demping vry ftrenge maatregelen in het Werk ftelde; maar de Oldamptfters, gerugfteund door de Heeren van de Ommelanden, welke zedere lang in zwaare pleitgedingen tegen de ftad betrokken waaren, verwierpen daarop openlyk het regtsgebied der Heeren van Groningen; Zy bragtten wyders de zaak ter beflisfing aan de Staaten Generaal, alwaar na eenige jaarert pleitens op den 7 Augustus 1649 (f), op naam dier (*) Ër zyn nog zulke Öldamptftér warfsoördë'fe'* lên voorhanden, afgegeven in dit jaar 1526; tf) by Aitz'ema 3. d. bl. 392; O i Stads HEDEN. 0:d ■ amph  Stads Heerlykheden.Old-ampt, 21 si Tegenwoordige Staat dier vergadering, is uitgefproken een vonnis; by het welk de Oldamptfters in dat ftuk geheel in 't ongelyk gefteld zyn. Daarna is dit landfchap tot op heden gebleven eene heerlykheid der ftad Groningen ; alleen is daar ten jaare 1749 die verandering gekomen, dat de Drost, Amptman, en Landfchryver, der Oldampten door den Stadhouder benoemd worden. Eene byzonderheid alhier is, dat de Drost, en de Amptman, ieder in hun diftrict, alleen en zonder eenige landsbyzitteren oordeelen, in alle lyfftraffelyke en burgerlyke zaaken. Van de vonnisfen in 't burgerlyke, indien de zaak in gefchil over de waarde van tien daler loopt, kan beroep ingefteld worden naar den Raad in Groningen, maar van de lyfftraffelyke voorheen in het geheel niet! Dan daar in is by het reglement reformatoir eene verbetering gekomen , naar welke de beide opgemelde rigteren verpligt zyn geworden hunne lyfftraffelyke vonnisfen voor de uitvoering, met alle de daartoe gehoorige ftukken, te zenden aan den Procureur Generaal, om by de Hoofdmannenkamer bevorens nagezien te worden; even gelyk by alle andere gerigten in dit gewest thans plaats heeft (*). In de begeeving der kerkelyke ampten in deeze heerlykheid ftemmen eerst de predikant als die er is; dan de gezamenlyke kerkvoogden j (*) InJlruUie der hooge Jujlitiekamer van 1749, 5 2<5> 27, 59, en 60; Reglement van procedeeren in trimineele zaaken, enz. $85, en 86.  van STAD en LANDE. 213 den; ouderlingen; en armbezorgeren; voorts allen, die in het kerfpel bezitten (het zy in eigendom, te zette, of in pagt) 20 fchatgeevende deimten, mits dat die onder ééne befmizmge gebruikt worden, ofte anders 24 deimten vry land; daarby moet de bezitter den hervormden godsdienst zyn toegedaan; ook kan men wegens verfcheidene behuisde landen, mits ieder 20 deimten groot, zo veele onderfcheidene Hemmen inbrengen, maar van al het onbehuisd land niet meer dan ééne item. De gedaane beroepingen, die ten overgaan van het gerigt gefchieden moeten , worden voorts ter goedkeuring verzonden aan den Raad van Groningen. Hieromtrent zyn alleen deeze uitzondering, als te Veendam, waarvan de collatie by de Heeren Gedeputeerde Staaten berust; inde Wildervank, alwaar zy ftaat aan de Hoofdparticipanten; en in de Nieuwe Pekela, alwaar aan Burgemeesteren en Raad zelve. De gezamenlyke predikanten deezer heerlykheid maaken met die van Westerwolde ééne klasfis uit, die gewoonlyk tweemaal te Winfchoten, en éénmaal te Wedde, zamenkomt. Als eene byzonderheid kan men opgeeven, dat de predikanten en kerkvoogden in het Oldampt het regt hebben om alle burgerlyke handelingen van koop, verkoop , huwelyks voorwaarden, uiterfte willen, enz. op 't francyn te brengen, en met het kerfpels zegel te bevestigen Wy (f) Raads-ordonn. op het zegel der predikanten in het Oldampt, 30 Juni 160$. O 3 Stabs Heerlyk-' HEDEN. Old-ampt.  Stads Heerlyk. heden. Qid ■ ampt WoldQjiampt. 214 Tegenwoordige Staat Wy gaan nu over tot de befchryving de? • dorpen in deeze heerlykheid , en wel eerst . tot die van het Wold-Oldampt» 1. Vet.ndam, alwaar men van 't Kleine Meer langs de Trips Compagnie over eenen nieuwelings gemaakten weg kan koomen. Dit dorp heeft den oorfprong te danken aan de afgraving der hooge veenen, welke,een aanvang nam, nadat het diep door het Sappemeer gebragt was tot Zuidbroek; zynde over die uitvaart tusfehen de groote MuntendammerCompagnie, gelyk zy genoemd wierd, en de iïad een verdrag getroffen in 1648. Zedert die;i tyd namen de ingezetenen zodaanig toe, dat by de Staaten van dit gewest aangehouden wierd om eene kerk, Deeze gaven daartoe in het jaar 16Ó0 vierduizend gulden (f), onder voorwaarde van tydelyks den. prediker aan te zullen ftellen; gelyk de Heeren Gedeputeerde Staaten zulks nog heden doen. In 1662 is daarop de kerk voltooid, en den vyfden van wynmaand ingewyd(*}; maar het fteeds toeneemend getal van inwooneren heeft het noodzaakelyk gemaakt dit kerkgebouw in 1765 de helft te vergrooten (§); en (t) Staats■ refol. 19 Januar. 1660. (*ó H. Hermanniüs inwyingspredikatie, 5 OS. X6i2. kv •' . (§) H. Janssonius, Veendammer kerk vergroot. De Staaten gaven tot die vergrooting (5030 gulden, het pvejige bragten de inwooners op,  van STAD en LANDE. 215 en niet tegenftaande dat wordt des winters, als de talryke fchippery, te huis is, geklaagd over gebrek aan ruimte. Onder Veendam behooren thans ook ter kerk de Omlanderwyk, en de Zydwending , als mede het grootfte gedeelte der Trips, en der Borger Compagnie. De beide eerstgemelde waren eorfprongelyk uittrekken van de Medemer veenen, die, even als de Westerleefche, toebehoord hadden aan het klooster te liilligerlee; en zedert door de Staaten in beflag waren genomen. Hiervan hadden de Staaten in het jaar 1629 honderd negentien jukken in beklemming overgedaan aan Jonker Geert Lewe; vervolgens vielen de Heeren der Ommelanden, by de deeling der kloostergoederen tusfehen de beide Staatsleden , veele deezer veenen toe. Waarna die den aanleg in 1653 hebben begonnen, en van waar de naam van Omm elan der wyk afkomltig is; maar vervolgens in het begin deezer eeuw de veenen verkogt aan eene weduwe Roskam, van welke dezelve in handen van veelen gekoomen zyn. 2. De WildepvVAnk is eene verlenging van Veendam, en die by Baarveld tegen Drent eindigt. Voorheen behoorden de inwooners onder Veendam, maar by de vermeerdering, die jaarlyks aangroeide, wierd in 1637 eene fcheiding gemaakt; en eene kerk alhier geftigt, welke, even als in Veendam, ten jaare 1777 ruim de helfte is vergroot. Daar nu dezelve gelligt was op kosten der hoofddeelgenooten in deeze veenen, zo is zulks de reden , dat die de afzonderlyke collatie hebben. O 4 Des Stads Heerlykheden.IVoldOldambt.  ti6 Tegenwoordige Staat Stads Heerlyk Esoen. U'oldOldampt, Den naam heeft dit dorp van den hoofdaan> legger, eenen Aclriaan Geerts, die zig ook Wildvang fchreef. Men heeft hier en in Veendam, even als in de ftads veenkoloniën, eene Lutherfche kerk, een vermaanhuis der Doopsgezinden, en eene Joodfche Synagoge; 't welk alles tot de volkrykheid veel toegebragt heeft, als zynde in beide de dorpen by de 2000 huisgezinnen. Zedert eenige jaaren is alhier op de hoogte van Baarveld door de Heeren van Groningen aangelegd geworden een geheel nieuwe vaart, daarom het Stads-canaal genoemd, loopende evenwydig met de Semslinie, of de fcheiding met Drent; en die voortgezet zal worden door de Pekelder en Westerwolder veenen tot naar het klooster ter Apel: om langs dezelve te kunnen afbrengen de groote uitgeftrekte, nog onaangefnedene , Westerwoldfche, Drentfche , en Munfterfche veenen. Daardoor hebben de Wildervank en Veendam nog eeuwen lang een gegrond vooruitzigt, dat zy door die doorvaart, en het daaraan verknogt vertier, hunne welvaart zullen behouden. 3. De Boven of de Nieuwe Pekela is mede eene verlenging van de Beneden, of de Oude Pekela, ten jaare 1704 er van gefcheiden, wanneer hier eene kerk geftigt is, die om het fteeds meerder wordend getal der inwooners in 1767 heeft moeten vergroot worden. De Aa, of de fcheiding tusfehen het Oldampt en Westerwolde, flingert zig in de lengte hier door; dan aangezien de meeste hui-  van STAD en LANDE. 217 huizen aan deeze zyde der Aa ftaan, wordt s die dorp onderhen Oldampt, maar de Bene-1 den Pekela om de tegenovergeftelde reden on- B der het Westerwoldfche, gerangfehikt. De ( collatie in 't kerkelyke hebben de Heeren van Groningen aan zig behouden, zodat de medeflemming der ingezeetenen hier niet gevraagd wordt. 4. Winschoten, dat een zeer groot vlek is, ligt op de grenzen van Westerwolde, en door het zelve is de weg naar Munfterland: van hier, dat het in der beroerten der zestiende eeuw meermaalen bevestigd wierd, en veele vyandelyke aanftooten ondergaan moest. In 1593 wierd het aanmerkelyk door Graaf Willem Lodewyk op last der Algemeene Staaten verfterkt (*); maar is zedert den Munfterfchen vrede van 1648 verwaarloosd. De Bifchop Berent van Galen tragtte in 16^2 er wel in te nestelen, en was yverig bezig in de opmaaking van het vervallene, maar men gunde hem geenen tyd-tot voltoojing. Zedert zyn de wepken alhier niet alleen geheel geflegt, waardoor het weder een open vlek Ts geworden; maar ook twee nabuurige fchanfen, by de Hoogebrugge en de IFïnfchoterzyl, hebben dit ondergaan. Onder Winfchoten behooren ter kerk de buurten Zuirveenen Bovenboeren, welke, gevoegd by de talryke gemeente der plaats, zedert 1616 (f) noodzaakelyk hebben gemaakt om (*) Van hier, dat op de oude kaarten dit dorp als eene fchans afgetekend ftaat. (f) Raads■ rejól. 18 Maart 1616. O 5 Stads tiEEKLYKHÉ.EDEN. WoldOld-ampt.  2iS Tegenwoordige Staat Stads Hbeklyk KRDEN. WcliOti-ampt. om twee predikanten alhier te houden. Ook vergadert de klasfis van het Oldampt en Westwoldingerland alhier gewoonlyk tweemaal des jaars. Uit eenige Hukken van 1474 (*) zou kunnen afgeleid worden, dat Winfchoten onder het Westerwoldfche gerekend wierd. Dit ten minften is zeker, dat, toen Groningen in 1478 het flot van Addinga te Wedde geflegt, van den Munfierfchen Bifchop het Westerwoldfche ter leen ontvangen, en by het riviertje de Pekela een nieuw flot, Pekelborg , gefligt had, diens kastelein over Winfchoten mede het gebied voerde. Dog aan de andere zyde is het ook buiten tegenfpraak, dat by de wederovergave van Westerwolde, ten jaare i4<;8 Winfchoten by het Oldampt gerekend wierd : daar wy eenen brief hfbben van het volgende jaar, waarby Geert Casfens erkent voor 6 jaar van den Raad in Groningen ontvangen te hebben de kasteleneifchap van Winfchoten met de daartoe gehoorige Oldampten, en het huis Pekelborg. In vroegere tyden behoorde het buiten kyf onder Reiderland , dog door den zuider inham des Dullards daarvan afgefcheurd zynde, heeft het zedert onder het Oldampt behoort. 5. Be er ta , oudtyds Berethe, is een zeer uitgeftrekt en volkryk dorp. Uit eene overhaaste leezing van Emo heeft de fchryver der oudheden en gefligten van Groningen (§) wü- (*) By Idsinga Staatsr. 2. d. bl. 408. (t) Aldaar 11. 457. (!) BL 465, en uit hem Bachiene bl, 253..  van STAD en LANDE. 219 willen opmaaken , dat alhier een nonnen- S klooster geweest is, het welk naderhand was 1 overgebragt geworden naar dat van Kufemer ™ in het Westerkwartier; dog Emo zegt alleen, q dat de ftigter van Maria's poort toen ter tyd beftierde het geestelyk gezin 'mBerethe (*). Door dat Berethe moet men egter dit ons dorp niet verftaan, maar een ander nu in den Dullard verdronken dorp , hoewel van gelyken naam, dat na den watervloed van 1287 was overgebleven, en toen by de optelling veertig monniken had. De tegenwoordige kerk is gebouwd ten jaare 1506. Alhier is ook eene talryke gemeente dier doopsgezinden, welke men oude Vlamingen noemt; hebbende met die van Midwolde en de Meden éénen leeraar. 6. Beemster-hamrik is eene verlenging van de Beerta, geboren uit de tydelykfche bezakkingen der klei, waar de wateren des Dullards in de zomer of flykmaanden me^ de bezet zyn. Na de indyking wierd dit aangewasfene land in verfcheide fchoone boereplaatfen verdeeld ; en de bevolking nam in korte jaaren dermaate toe, dat men er in 1665 eene afzonderlyke kerk voor bouwde. De ftemgcregtigden in de Beerta tot de collatie zyn tot die alhier bevoegd gebleven , gelyk nu ook wederkeerig die van het Hamrik regt hebben in de Beerta te Hemmen. De (*) By Mattheus anal. t. 2. f. 4. „ furrexit etiam coenobiumin porta S. Mariae per quendam botaae meipprias, qui tune piaefuit fajn.Uiae inBerithe- Stads Heerlykheden.Wold-  Stads Heerlyk: heden. Wok. Oid-ampt, 2 20 Tegenwoordige Staat De gemelde aanflyking van klei heeft ook' -alhier voortgebragt de wydberoemde polders, die van Kreuningen ingedykt in 1696", ende Groninger ingedykt in 1740. Tot nog toe behooren ze beide, wat het kerkelyke aangaat, onder Beertfterhamrik. 7. Finsterwolde heeft den naam van het duistere , donkere woud, het geen hier voormaals was. Om de meerdere vastigheid des gronds bleef het by de overftroomingen des Dullards ftaan, en zag bezyden zig den noorder en den zuider inham van dien zeekolk, tot diep in het land gevormd worden. Maar daardoor ook blootgefteld by ieder ftorm aan nieuwe aanvallen, was het lang het geringde der Oldamptfter dorpen; en flegts eene woonplaats van armoedige vifchers, die in het vangen van bot en garneel hunne kost zogten. Thans begint het by de fteeds toeneemende verlanding des Dullards te deelen in den voorfpoed; ja zal by de eerstkomende indyking eene zeer groote polder kunnen winnen. 8. Oostwold, als oostelyk van Midwolde. Het lag voorheen op den uithoek des Dullards, en was daarom, even al Finsterwold, eene wykplaats voor de garneelvifchers. Maar zedert de indykingen van den noorder inham, vooral zedert de laatfte van 1769, is het een treffelyk dorp geworden, dat nu na 1775 pronkt met eene fierlyke kruiskerk, in den fmaak der nieuwe kerk te Groningen (*); zynde (*) De Heer L. van Bolhuis, toen predikant aldaar, thans te Groningen, heeft by de in- wy-  van STAD en LANDE. s*e ïynde de oude kleine kerk afgebroken. Eeni-1 ge jaaren bevorens had men eene aanzienlyke I wooning voor den leeraar geftigt. Alle wel-1 ke kosten gemakkelyk konden gevonden wor- \ den uit den verkoop van die landeryen, welke de kerk by de nieuwe indyking voor haar aandeel verwierf. Zuidwaards van Oostwold ligt een meer, thans Oostwolder , voorheen Huninga, meer genoemd, maar dat nü grootendeels toegroeit. 5>. Midwolde is een zeer groot en volkryk dorp, dat voorheen als de hoofdplaats van het Oldampt befchouwd wierd, zo dat het oude kerkgebouw van dit dorp, eene kruiskerk met vier torens, uitmaakte het algemeene landszegel en wapen. Deeze kerk, volgens E. Beninga geftigt door Reinfte, dogter van den Proost Hiske van "Eraden, heeft geftaan ter plaatfe, daar nu hec oude kefkhof is; en dus, na de laatfte inbraaken des Dullards, genoegzaam aan hec water. In 1667 viel één der torens om, en daar de kerk zelve ook bouwvallig wierd, en verre verwyderd was van de wooningen, befloot men in het begin deezer eeuw het oude gebouw aftebreeken, en meer midden in het dorp aan den weg eene nieuwe fierlyke kerk opterigten, welke in 1717 ook voltooid is geworden. 10. wying in 1777 eene plegtige redevoering gedaan; die gedrukt is , en veele byzonderheden over de oudheid van ons land bevat. (|) Kron. van Oostfriesland, 1. b. §. 197. Stads Heerlykheden.Wold. Oldampt.  tüü Tegenv/oordige Staat Stads Heerlyk' heden. Wold. Oldampt. 10. MlDWOLDER - HAMRIK , of Oofc ■Nieuwolde, is het beftaan verfchuldigd aan de tydelykfche indykingen des Dullards. Als een uitftrek van Midwolde is het Midwolder-hamrik, maar met zinfpeeling op deszelfs jonger beHaan» dan van het oudere IVlidwolde,' Nieuwolde. Ook hebben die beide dorpen van daar dat gemeens, dat de ftemgeregtigden in het ééne ook geregtigd zyn in het ander dorp. Maar anders heeft Nieuwolde al lang eenen eigenen leeraar gehad , zynde de eerfte in 1648 beroepen; edog het hield tot het jaar 1718 aan, voor dat hier een openlyk Godshuis gemaakt wierd, en wel volgens het opfchrift uit de gifte van eenen huisman, Timen Harms. 11. Noordbroek, aldus genoemd in onderfcheiding van het volgende Zuidbroek , is een volkryk dorp. De kerk, een groot en oud gebouw, ftaat op het noordereinde des dorps, en heeft een orgel; zynde ook wegens haare inkomften één der vermogenfte kerken van het Oldampt. De Dullard heeft tot digt aan deeze kerk gelopen, waaruit by diens verlanding ontdaan zyn de Korengast en het Noor dbroekfter-hamrik. Dit dorp heeft het voorregt van eene afzonderlyke trekvaart te hebben, die by de Jouwerswykfterbrug in het Sappemeerfter hoofddiep valt. De Regeering van Groningen heeft het voorneemen gehad deeze trekvaart tot aan het Waar, en verVolgens naar de Termunter zyl, te verlengen, waartoe ter plaatfe, daar nu de dam is, een Verlaat tot fchutting van het water was gemaakt; dog dit ontwerp is blyven ftekeni Dê  van STAD en LANDE. 2.S3 De gemeente der oude Vlamingen is in dit dorp vry talryk, en heeft twee leeraars. 12. Zuidbroek floot onmiddelyk aan het voorgaande, en loopt van daar zuidwaards tot aan de trekvaart, alwaar Muntendam begint, zynde dus een uitgeftrekt dorp. Met is in voorige tyden de woonplaats geweest van de Heeren Goekinga, de vermogenfle Hoofdlingen in de Oldampten; en thans die van den Drost deezes landfehaps, welke volgens de overlevering op de oude fteê der Gockinga's zoude woonen, en alhier de gewoone regtdagen houdt, nadat in onbruik geraakt is dezelve in de onderfcheidene regtftoelen deezer heerlykheid te houden. Oudtyds heette dit dorp Broek; of met betrekking op Westerbroek, aan de westzyde der Sappemeerfter veenen, ook Oosterbroeki ten zy men ftelle dat het laatstgenoemde in den Dullard verdronken zy. De naam van Broek is afkomftig van het moerasfige der veenen voor derzelver geregelde afgraaving. Onder Zuidbroek behoort kerkelyk eene zeer groote buurt, de Muntendam (*), welke ten zuiden over de trekvaart begint, en eerst eindigt tegen Veendam; ja zelfs is dit laatfte dorp geboren uit de vergraaving dei hooge Muntendamfter veenen. 13. Meeden, oostwaards van Muntendam, is een groot dorp, alwaar zeer veele ryké (*) De veenen alhier meest kloosterveenen ge. Weest zynde, gisten wy, dat de naam oorfprongC' lyk geweest zy de 'Munniker.dam. Stacs Heerlyk- hedes. Wlild- Oldampt.  fts4 Tegenwoordige Staat Stads Heerlyk- HEDKH. WoldOldampt. ryke huislieden woonen. Eene byzonder• heid, welker grond niet kan gezogt worden in het land, dat laag is, gelyk de naam meden aanduidt; nog in het agterleggende veen, dewyl dat, nog veel onvergraaven, alleen tot roggeakkers is gefchikt gemaakt. 14. Westerlee, in onderfcheiding van één Oosterlee, is hooger en zandiger, en behoorde veelal aan het klooster te Hilligerlee. Hier van daan, dat de Heeren Staaten, als na de reductie de kloostergoederen in beflag hebbende, de collatie alhier plagen te hebben; dan zedert dat die landeryen verkogt zyn, hebben veelen thans hier toe het regt. De tegenwoordige kerk is een nieuw gebouw , geftigt in het jaar 1776. Eenigszins oostwaards van dit dorp is Heiligerlee, het geen wy daarom houden voor het Oosterlee, in oudere ftukken voorkomende, ja nog zelfs in een verdrag van 1598; daarby zegt de vervolger van Menco, dat te Oosterlee een klooster was. Maar anders in opzigt van dat geestelyk gebouw was het Heilige Lee, of de geheiligde hoogte: dewyl Herderikus Proost van Schilwolde daarop een nonnen klooster van de Norbertiner of Premonftreit orde geftigt had. Dit klooster wierd naderhand eene vermogende proostdy, waarvan de Proost in deeze ftreek van het Oldampt veel te zeggen had. Dog daarenboven is Heiligelee in de gefchiedbladen van ons vaderland zeer beroemd, als de plaats, alwaar het eerfte gevegt in 1568 tusfehen de Spaanfche en Staatfche krygsbenden gekeverd is, en waarin weer-  van STAD en LANDE. '225 weerzyds gefneuveld zyn de koniriglyke Stadhouder Graave van Arenberg en de jonge Graaf Adolph van Nasfau, broeder van Prins Willem. Tot in het laatst der voorige eeuw waren van dit klooster nog veele overblyfzelen, hoewel by den vyandelykcn inval ten jaare 1624 het klooster zelve al afgebrand was; dog nu is alles veranderd in eenige gooote boerenplaatfen. 15. Eekste, voorheen Ekestee, aan de trekvaart naar Winfchoten, heeft eene zeer groote kruiskerk; en ftoot onmiddelyk aan de 16. Scheemdë, dat een zeer groot dorp is, en de gedaante van een vlek heeft. 17. scheemderhamrik, of NlEUW Scheemde, gelyk ook de Scheemderzwaag, is aangewasfen land uit den Dullard. Het behoorde onder den uitfirek der Scheemde, van waar de naam ook is. Offchoon alhier zedert 1659 een eigen predikant, en zedert 1661 eene kerk gekomen is, zyn daarin, wat het regt der ftemming aangaat, en ook in meerandere zaaken, beide de dorpen als on. gefcheiden. Het Klei- Oldampt* i3. Wagenborgen ligt op eeneri zandigen fchraalen grond, aan de grenzen van Fivelgo. Abel Eppens verhaalt, dat het in den watervloed . van 1538 Zo veel geleden had, dat het de landeryen aan de ftad Groningen moest afftaan. De tegenwoordigs kerk is gebouwd in 1718. II. Deel» P ip. \y0L. Stads Heerlykheden. Wold Oi* ampt: Klei- O'S ampt.  Stads Heerlykheden.Kki-Qld. rnipt. 220* Tegenwoordige Staat 19. Woldendorp, digt aan den zee-* -dyk, is thans eene laage klei; dan daar in oude ftukken dit dorp genoemd wordt het Woudmansdorp (JVoldmonna thorp^), zoude men moeten afleiden, dat voorheen hier een bosch geftaan heeft. In dit dorp is begraven deberugte doopsgezinde Uko Walles, in het jaar 1651. 20. Termunten wordt onderfcheiden in een groot en klein Termunten; de kerk ftaat ter eerstgemelde plaats. De buurt Borgsweer (§) behoort er onder. In voorige tyden heette deeze plaats Menterne (f)» van waar de inwooneren van die, en eenige andere nu in den Dullard verdronkene dorpen, by Menko voorkomen onder den naam van Menternenfes. Ook is er geweest een Bernardiner klooster, geftigt in het jaar 1258 door Eppo, den zesden Abt van Aduard; en dat ten tyde van den 32 Abt, Arnoldus Lant, als in de Spaanfche oorlogsberoerten afgebrand en genoegzaam verlaten, tot de moeder-abdy wederkeerde. Doordien de monniken gryze kappen droegen, wierden zy by den landman genoemd de gryze monniken, welke naam nog heden aan eenige boerenwooningen, waarfchynlyk de oude plaats des kloosters, overgebleven is. Te Menterwald, eene plaats in den Dullard (5) In een brief van 1428 Borgsloe, of de Borg> hoogte; dit bad voorheen een eigen Cureet. (t) In den gemelden brief „ parochia minoris Menttrmt en menqjieiium in Ment erna.  van STAD en LANDE. 227 ïard verdronken, was mede een klooster van 5 Bernardiner nonnen; dog het welk in die he-1 vige watervloeden, waar door de gemelde 1 zeeboezem in 1277 een begin nam, zodanig1 geteifterd wierd, dat men in 1299 het raad a zaamst oordeelde de nonnen overtebrengen naar het klooster van Menterne Indien naar zommigen ( § ) te JVlidwolde eenige overblyfzelen zyn van een klooster der gryze vrouwen, zoude men kunnen gisfen, dat de nonnen vervolgens, ter vermyding van ergernis, derwaards zyn verplaatst. Bezyden Termunten is de Termunter zyl,r of de plaats, alwaar het Oldampt de te hooge 1 binnenwateren in zee loost. Het. daartoe' dienende zyldiep is grootendeels eene verdieping van de oude Ee, welke in de Muntendammer hooge veenen haaren oorfprong had. Deeze zyl is daartoe reeds lang gebruikt, gelyk dit uit eenen brief van 1391, zynde een verdrag tusfehen Reiderland en het Oldampt over den afloop der wateren, blykt. De tegenwoordige zyl is in het jaar 1724 nieuws gelegd, en ftaat onder het opzigt van den Drost der Oldampten alsOverften Schepper, en tien Zylvesten. Deeze laatften worden door de hoofdingelanden in de dorpen eekoren, en bly- (*) Oudheden van Groningen, bl. 223. (§) Bol hui 8 Oostwolder kerk-inwyding, bl. 45. En dit wordt bevestigt door eenen, ons onlangs toegekomenen, origineelen francynen brief, alwaar de Prioresje van het Klooster te Midwolde van S. Bernards trde eenige landeryen van haar klooster verhuurt. P 2 Stam HeerlyiO" heden. Klei-Old' ampt. Termunter- Zylvest.  2*8 Tegenwoordige Staat Stads HeerlykHeden.Klei-OU- blyven daarin gewoonlyk levenslang; hoewel die post wederzyds opzegbaar bh/ft. Een Ontvan* ger, die tevens Secretaris en Fiskaal is, beurt de zylfchotten, en betaalt de gemaakte werken op ordonnantie van den Drost en der gemagtigde Zylvesten. Openlyk wordt hier van jaarlyks een rekendag gehouden ten overftaan der dorps vol magten; hoewel buiten dien de ontvanger daarvan ter nadere inziening rekening doet aan gemagtigden des Raads in Groningen. Het Klei-Oldampt heeft in dit zylvest drie Zylvesten , als Groot Termunten één, Klein Termunten één, en Woldendorp één ; het Wold-Oldampt zeven, als Oostwolde , Midwolde , en Midwolderhamrik te zamen één, Scheemde en Scheemderhamrik één, Noordbroek één, Zuidbroek en Mun-. tendam één, de Meden één, Wcster en HeiUgelee één, en de Eeklfe één. De andere dorpen van het Oldampt, als Winfchoten, de Beerte, Beertfterhamrik, en Finfterwold, wateren uit door de Beertfter en Bellingewolder zylen, en hebben eene afgezonderde huishouding ; terwyl de Wildervank en Veendam grootcndeels afloopen door het Sappemeer. Oostwaards van groot Termunten is eene uithoek lands, Reide genoemd, en welke by de inftrooming der zeewateren ftaande is, gebleven. Naar alle gedagten is het een overplyfz'él van het gewezene dorp Westerreide, met Oos.tcrreide één der voornaamfte van geheel Reiderland,- in 1575 was er nog zelfs eene kerk. Daar het zo ver in den mond van den Eems ligt, dat het dien beftryken kan, had men cr in het laatst der 16* eeuw fchan- fen.  van STAD Efl LANDE. 229 fen opgerigt, dog die nu geheel vervallenSt zyn. Deez1 uithoek, die aan de eene zyde He by opkomende vloeden de volle kragt van de ^ Noordzee op moet vangen, en by de eb am door de wateren des Dullards gefchuurd wordt, moet met zeer groote kosten van post, paal, en vlintwerk gehouden worden. Niet om het land zelf, het welk de jaarlykfche kosten niet waard is; maar om de aanflyking in den Dullard te bevorderen. Door dien het zo ver in den mond van den Eems uitfteekt, dryft het den vloed naar de Oost Friefche kust, van waar die flangswyze in den boezem des Dullards valt, en by de eb is het eene fterke hinderpaal en ophouding: daardoor laat dan de zee in de zomermaanden, ook fiykmaanden genoemd, de flib vallen, door welke tydelykfche nederzakkingen de grond opgehoogt, en het nieuwe land geboren wordt. Wy denken nergens beter, dan hier tere plaatlé den oorfprong van dien meermaalen fj gemelden Dullard te kunnen opgeeven; d dog waartoe wy vooraf de oude gedaante des 1: lands eenigszins dienen te fchetzen. Te weeten het Oldampt en Reiderland ftieten voorheen onmiddelyk aan elkander, en het laatfte iprong al vry diep in het nu zynde Oldampt in: alzo de dorpen Westerke, het klooster te Heiligelee, Winfchoten, en de Bcerte er onder behoord hebben. De Tjam of Zype immers was de fcheiding tusfehen bf.ide de landen aan deeze zyde der A; zy nam nu haar begin in de Medemerveenen, en liep ten noordweften om Wester en Heiligelee, van waar zy tusfehen Midwolde, Oostwolde, P 3 en Stads Heerlykheden.Klei- Oldampt. i t l"Oor1 fpronsr ; des Duls lards.  Tegenwoordigs Staat Stads Heerlykheden.Kiei-Old~ propt. (§) In het jaar 1391 kwamen te zamen de Hoofdlingen van beide landfchappen , ter bylegging der verfchillen over den afloop der wateren, gelyk zulks ook door wederzydfche opening der oudere befcheiden tot ftand kwam. In het verdrag, diestyds op nieuws gemaakt, wierd ook de landfcheiding bepaald in deezer voegen. ,, Item de Thyamme begint uit Tye Wyneda „ borch in Wynedeham , ende loopt op voorbey „ ReHerwolde, ende voort door Maggeham ende „ door Torptfen voorby Sunte Nicolaus kerke in Oostfinfterwolde west in, voorby Finfterwolde, „ Oostwolde, Midwolde, tusfehen Berdfter ende 4, Winfchoter mit oeren parten, de an der zuider- zyt der Thyamme liggen gelandet, ende ftreeket voert over dat meer recht westwert in de zype, „ die gelegen is tusfehen Schemeder, Extinger, ende dat Convent te Heliger Lee, ende voert aen dat flnalle lieenhuis in der Op Ext, geheten „ Mencke Eppens fteenhuis, went aen den zant„ wech. „ Defe Thyamme ut Tye Wyneda borch in de ,, Sypedale hent aen den fantwech, dit is de rechte fcheidinge tusfehen beiden fiichten ende landen voorf. ende fcheidet alle hammericken entweer van bey- den landen, die tusfehen Tye Wyneda borch en » den fantwech gelegen fint, ende al wat an die nor- » 4tte en Finfterwold ter linke, en Winfchoten ea de Beerte ter regtehand, oostwaards droomde naar Niklaas-kerk by Oostfinfterwold (eene thans verdronkene plaats), en van daar noordwaards met verfcheidene bogten , tot dat ze boven Reiderwolde by Wynedeham in de A viel. Al, het geen nu ten noorden deezer Tjamme lag, was Oldampt, maar dat ten zuiden behoorde onder Reiderland (§). Door  van STAD Et* LANDE. 231 Door dit laatflgenoemde nu, waaronder dies- J tyds geheel Wescerwolde begrepen was, I ftroomde in de lengte de A, en die agter of1 beneden Wedde de gedaante eener rivier be- * gon te krygen. Eerst wierd zy ter regte zy- a de vermeerderd met een klein beekje, dat by Bonde begon; en daarna ter linke, niet ver van haaren uitloop in den mond van den Eems, met de even befchrevene Tjamme; waarna zy alle haare wateren tusfehen Ooster en Westerreide door middel van zeven groote (luizen in zee loosde. De kust wyders aan den Eems (die toen langs de plaats, alwaar nu Emden is , liep) was meer dan het binnenland opgehoogd door oude beddingen van klei, en lievig genoeg om de nodige dyken te kunnen draagen; maar inwendig was het land, uitgenomen de zandhoogten van Westerwolde, dermaate laag, dat de A en Tjamme , en de verdere afleidingen, langs welke het bovenwater afliep, er ter weerzyden met kadyken in moesten gehouden worden. Daarby was de grond veenig, en wel van dien aart, dat zy geen opftaand water van eenige aanmerkelyke zwaarte draagen kon , maar daardoor gefcheurd en in groote brokken naar hoven gedrongen wierd (§). In zulk eene „ derzyde der Thyamme ende Zype licht, dat is Olt,, ampte, ende wat lande aan de zuiderzyde der Zype en der Thyamme licht, dat is Reiderlandes. " (S) U. Emmtus in chorograph. Frij. Oriënt, p. 39 „ Hujus vero foli ingenium tale eft, ut ad pedis percuffum moveatur fubfultetque velut treP 4 mens, Stads Heerlykheden.Klei-OUambt.  Tegenwoordigs Staat Stads Heerlykheden.Klei Oldampt. mens , dein fiuftibus facile cedat, poftremo incum* bentem plano aequore aquarum molem ferre non pcjfit. Itaque fi quid tale accident, hic ülic, ut fors aliquid folverit, a fundo prorumpit ac innatat, fragminibus interdum parvis modicisve , interdum & maximis, totisque adeo arcis aut campis. " ($) 25 December. eene gefteldheid van zaaken was wel her. hoogstnoodigfte één onafgebroken en eenpaarig onderhoud der Eems en der binnendyken; dan daarvoor heerfchte onder de groote landbezitteren naaryver, vyandfchap, en verdeeldheid; en om die tot hunne pligt te houden ontbrak in die tyden de nodige magt. Zelfs verhaalt men van eenen zeer vermogenden, dat die gezegd zoude hebben liever zyne landen ter hoogte eener fpeer onder de wateren te willen zien, dan ééne fchup aarde te belleden om daar mede de dyken zyner nabuuren te maaken. Van hier het nacuurlyk gevolg, dat alles verwaarloosd wierd, hier een gat kwam, en daar de dyk zakte. In deezen toeftand komt omtrent kerstyd des jaars I27? C§) een orkaan en fpringvloed deeze kusten teifteren, en die by Jenfutn en Wilgum de dyken doorbrak, waardoor al het laage land tusfehen den hoogeren zoom van Reiderland en de A-dyken onder water gezet wierd. Door verzuim of onmagt om de gebrokene dykgaten te herftellen bleef dit binnenwater niet alleen eene invretende kanker, als het door gewoone winden in beweeging gebragt de aangelegene laage landen inkab- belde  van STAD en LANDE 233 belde en verflond; maar rigte ook telkens,S als het by hooge vloeden door de zeewateren I op nieuws was opgevuld , verfchrikkelyke j verwoestingen aan. Langen tyd was deeze waterplas bepaald ten oosten de A, dog eindelyk (lokte zy die ook in; waarna zy voortliep agter Finfterwolde, de Beerte, en Winfchoten om, tot digt aan Wedde. By den Eems langs op den kleiagtigen bodem bleven overig verfcheidene plaatfen, gelyk Emmius aantekent, dat by het geheugen zyner voorouderen nog beftaan hadden, eilandswyze, de dorpen Oosterreide, Tysweer, Zwaag, Palmar,Wilgum , Uterpawing , en Torum, (de laatfte plaats nog op het jaar 1507) tot dat die eindelyk mede het lot der anderen ondergingen. Dan aan de ovenzyde der A, in het Oldampt, alwaar men zo groote fchade niet geleden had, was men werkzaamer in het hermaaken der dykgaten, waardoor veel land behouden wierd. Ja nadat de A ingevreetcn was, en daardoor de (luizen by Oosterreide onnut geworden waaren, befloot men in het jaar 1454 ter beteugeling der groote waterplas, die zig westwaards fterk begon uittebreiden, eenen zwaaren dyk optetrekken, en op algemeene kosten te onderhouden: Deez' dyk nam zyn begin by het klooster Palmar naby Tysweer, en wierd doorgetrokken zuidwaards aan tot Finfterwolde; biedende tot dat werk de behulpzaame hand de Hoofdlingen van Fivelgo en de nabuurige Prelaaten , gelyk in den daarvan voorhanden zynden brief opgenoemd Worden Ulger van Noorddyk, Claas ter Br&gP 5 gen, Stads Heeblyit- heden. Klsi-Oldampt.  Stads Heerlyk Beden. Klei-OU. ambt. (J) L. 43. p. 676. ft 3 4 Tegenwoordige Staat gen, Lodewyk Horenken, Johan Rengers, en Eggerik Ripperda, als mede de Abten van Termunten en van Werum, de Proost van Heiligelee, en de Commandeurs van Oosterwierum, en Goldhoorn. Dan, nadat deez' dyk ruim veertig jaaren geftaan had, het men dien ten tyde der Saxifche krygsberoerten zonder onderhoud liggen, waardoor hy tegen de kragt des waters onbeftand geworden eindelyk door zwaardere vloeden weggeflagen is. Toen maakte het inftroomende zeewater den noordelyken boezem des Dullards , welke langs Finfterwolde , Oostwolde, en Midwolde heenfchuurde, en wel zo digt, dat de Midwolderkerk aan den oever der zee kwam. De inham liep wyders tot naby Zuidbroek (gelyk ter plaatze des lyfftraffelyken gerigts aldaar zigtbaar is, alwaar men plotzeling van een hoger zand nederdaalt op lagere klei); van daar noordwaards langs Noordbroek; en keerde verder langs Ziddebüuren, Wagenborgen, en Woldendorp oostelyk aan te rug. Tot de vorming van deezen boezem deed veel de watervloed van het jaar 1509: als welke zo hevig was, dat Emmius (§) er van aantekent,, hoe een ftuk lands, waarop tien of twaalf beesten liepen te weiden, in zyn geheel opgenomen, en driftig geworden door den wind naar Reiderland gedreven wierd; gelyk ook groote eikenboomen met den grond opgetild, en op  mn STAD en LANDE. 235 op andere plaatfen nedergezet wierden, al- \ waar zy bleven groejen, zynde daarvan in : het jaar 1530 nog een eikenboom in het vol-: le loof tot verwondering der aanfchouwers overig. Door deeze herhaalde in en overftroomingen had nu de Dullard 33 voornaamere dorpen, en verfcheidene kleinere buurtfchappen verflonden. Deeze waaren, voor zo verre zy gelegen zyn geweest ten westen de A en ten noorden de Tjam, en dus in het Oldampt, de volgende: 1 Westerreide waarvan nog overig is de hiervoor befchrevene uithoekReide, en alwaar in 1575 nog eene kerk ftond; 2 Tysweer; 3 SoxumerWolde; 4 Soxum ; 5 Harmenwol* de; 6Zwaag; 7 Stok dorp; BZantdorp; 9 Aikeweer; 10 Ewelweer; 11 Hokelsum; 12 Wundeham; 13 Beerde, alwaar wy houden, dat een monniken klooster geweest is; 14 Men terwol,de, alwaar een nonnenklooster geftaan heelt; 15 Golthoorn, alwaar een kommanderie der Johanniten geweest is; 16 Assok; 17 oud Esterhuis. De verdronkene plaatsen ten zuiden de Tjam , maar ten westen de A, en dus in Reiderland, zyn geweest Reiderwolde ; het klooster Palmar; Cappeldebeerds; Okkeweer; Winelham; Torper en; Meerhuizen; Houwinga- gast; Oost'finflerwolde; Stoxterhuis; ten oosten de A Berum; Fletum; Wilgum; Janfum; Ludgerskerk; Liede; Oosterreide; Peterswol de; Beda ; Torum ; Uterpawing; Duivelee; Uiterbeerde; Oost erbeerde ; Hommigeham ; Bleyham} Winne- we- Stad» flEERI.tkHEDEN. Klei-OU-  i%6 Tegenwoordige Staat Stads Heerlyk. heden. Klei-Oldampt. were ; Starbeborg ; Megenham ; Medum % Exterhuis (§). Wy hebben hier voor reeds aangetekend, hoe thans de Dullard betere landen weder geeft, dan hy genomen had, en hoe ver in die aanwinst het Oldampt deelt; des wy alleen met een woord melden, dat Westerwolde aangewonnen heeft Blyham, de Hamdyk, de Oude, en de Nieuwe-/thans; en het Vorstendom Oostfriesland het Bondernieuwland, de Bonder - interesfanten polder t en de Nieuwe - of Pruisfifche polder. ($) Outhof watervloeden, bl. 343; J. J. HaRkenroth Oostfr. Oorfprong: bl. 23a, vergeleken met U. Emmius in chorogr. FriJ. Oriënt.  TEGENWOORDIGE STAAT DER y E RE ENIG DE NEDERLANDEN; EEN EN TWINTIGSTE DEELS TWEEDE STUK; Vervattende het vervolg der Befchryving van STAD en LANDE. x* AMSTERDAM, LEIDEN, DOKD, ca IIARLINGEN, By J. de Groot, G. Warnars, S. en J. Luchtmans, A. en P. Blussé, en V. van der Plaats. MDCCLXXXXIIII. Met Privilegie.   pan STAD en LANDE. &27 DERDE HOOFDSTUK. Behelzende de befchryving der Ommelan» den; in het byzonder van derzelver Regeering, beftaande uit Jonkeren, hoofdlingen, Eigenerfden en Vol' magten, oude verdeeling in onderkwartieren , Oppermagtige regten , Monfter Heeren , Arbiters, Gekommitteerde Raaden. J)e Ommelanden beftaan, gelyk reeds hier voor (§) gezegd is , uit drie byzondere landfchappen, gewoonlyk kwartieren genoemd; als het Hunzingo, het Fivelgo, en het Wester kwartier. Deeze drie zyn weder in onderdeelen verdeeld, welke by de afzonderlyke befchryving van dezelve zullen voorkoomen; dog famengenomen, en als een ftaatslichaam befchouwd , draagen zy, volgens eene uitipraak van de Staaten Generaal (f), den naam van de Ommelanden tusfehen den Eems en de Lauwers; en maaken veréénigd met de Stad Groningen de hooge overheid van dit gewest uit , onder den gemeenfehappelyken titel van Staaten der ftad Groningen en der Ommelanden , waar» van ($) Tegemv. Staat van Stad en Lande, i. d. bl. 2. (f) Van den 8 Maait 1500. II Deel. Q De Ommelanden.  De Cm- il ELANDEN. Regeering. 238 Tegenwoordige Staat . van zy het laatfte in rang, of het tweede llê ■ van ftaat zyn. Haare regeering beftaat uit Jonkeren, ' Hoofdlingen , Eigenerfden , en Volmagten* Men zou egter de zaak nauwkeuriger aanduiden, by aldien men flegts opnoemde Eigenerfden en Volmagten : wyl de twee eerfte benaamingen, wat het gewigt der ftemmen aangaat, blootelyk eeretitelen zyn (*), en de eerfte, alleen door kragt van gebruik, den daarmee voorzienen bevoegd maakt om onder de Gekommitteerde Raaden der Ommelanden voortezitten. Offchoon hier dus geene Ridderfchap is, zyn egter de Edelen van dit gewest meer op den titel van Jonker, dan dien van Hoofdlingen gefteld; niettegenftaande die laatfte oudtyds aanzienelyker was, als betekenende den geenen, welke in het dorp zyner wooning eenige ommegangen, of beurtelyke waarneemingen van den regtftoel, bezat (§); daar Jonker (zo veel als Jonkheer, Domicellus') diestyds gegeven wierd aan dier Heeren zoo- (*) Volgens het Ommelander Landregt, a boek J. 49, is het een voorregt der adelyke perfoonen, van ouds daar voor gehouden, dat zy, in 't gerigt getuigenis moetende geeven in civiie zaaken , niet worden afgehoord onder eede, maar dat zy hunne fchriftelyke verklaaringen, opgefteld op hunne adelyke trouwe en geloove, en onder hun pitzier, beiloten den Rigter toezenden. (S) Hy komt over een, of ftaat gelyk met dien van Capitaneus, Hoofdman, Haudinghan, Upftalling. Zie Halsema over den ftaat en regeeringsvorm der Ommelanden, in het a«. deel der verhand, van de Cr»' ninger Sociëteit pro excol. Jure Patrio.  VM STAD en LANDE. eg* èoonen. Maar omdat in volgende tyden ie-i der, die eenig aandeel in een regtsgebied heeft, voor Hoofdling gehouden wordt (f)» laaten zig thans die geenen, welke men door gewoonte voor adelyk houdt, ter Ommelander vergadering inmonfteren, indien zy eenig regtsgebied hebben, als Jonker en Hoveling (dat is als adelyke Hoofdling in onderfcheiding der burgerlyke) of anders alleenlyk als Jonker; offchoon zy in beide gevallen by hec onderzoek voor Monfterheeren geen bewys van hun adeldom bybrengen. Wy gaan dus over tot de Eigenerfden. Deeze zyn die geenen, welke uit hoofde van een genoegzaam eigen bezit van landeryen der Ommelander vergaadering, en vervolgens ten Landsdage, verfchynen, zonder daartoe noodig te hebben eenige bevolmagtiging, of verkiezing hunner mededorpelingen. De vereischten daartoe zyn „ dat men in dat kwartier, waaruit men gedenkt optekoomen, en in dat dorp, onder het welk men woont» hebbe eene behuisde heerd of uitftrek lands; liggende onder één en het zelfde fchatregifter ; teij (t) Feltman de tltül. htmor. c. 3J, p. 35ï Hovclink eft toparcha, atque is eo titulo donatur» qui, licet nobilïs non fit, nee ex equeftri ordine, tarnen jurisdictionem atque imperium, etiam annH verfarium, in aliquo pago exercet. Hier op doelt Rengbrs, (politie der Umlanden, '«ƒ. 1582) als hy zegt: quae magnatum ac magiftratuum nomina nunc etiam plebeji ufurpant, Ideoque fit, ut nobiles fibi alia nobilitatis nomina, veluti JuBCkeroruro^ §tiam fumant, )e OMMELANDDJSNs Eigenerf; den.  ft4C Tegenwoordige Staat De Om MELAN Volmag. ten. " CS) Regiem, op de regeering der Omlanden, 19 April 1659. 5- 22> ' (t) Regiem, reformaioir 1749, j". 17. (*) Regiem. ió59> §• 24. . ten minften groot dertig grazen; en waardig ■ duizend Emderguldens; in ieder verponding opbrengende niet minder dan agt Karei sguldens (§ )•" Dan boven deeze heeft de Stadhouder Willem de IV nog gevoegd de volgende „dat men in de quohieren der perftH neele goedfchatting ook bekend llaa, en wel voor de waarde dier goederen , van welke men gedenkt te verfcbynen; dat men ten tyde der aangeeving, of regiftrature, hebbe bereikt den ouderdom van negentien jaaren; en dat men zy een ledemaat der waare hervormde Kerk (f)". Maar indien in een dorp dusdaanig omfchrevene landbezitters niet zyn, alsdan hebben die geenen , welke dertig grazen lands, beklemd of onbeklemd , in gebruik hebben, het regt om voor den tyd van twee jaaren, ten kosten des kerspels , te bevolmagtigen één of twee hunner bekwaamden (onverkort egter in deezen het voorregt der Stad Appingadam) om in de Ommelander vergaderingen des kerspels item, als 'c waare, uittebrengen (*). Wy zien dus, dat de bevoegdheid om over 's Lands zaaken te oordeelen verknogt is aan het bezit van landeryen: omdat men begreep, dat dezulken meer belang in het algemeene welzyn zouden Hellen, dan de daarvan ont- bloo-  pan STAD en LANDE. 241 bloote, offchoon anders in kundigheden moo-1 gelyk meer uitmuntende. In het eerst was dat bezit vry onbelemmerd, maar wierd van tyd tot tyd in engere beperkingen gebragt. Dus kwanten voorheen allen, die in de Ommelanden woonden, en aldaar bezaten dertig grazen lands, waardig duizend Emderguldens, ten landsdage. Daar nu alhier ten beklemd meijer in vry veel opzigten kan gehouden worden zyne ingehuurde landeryen te bezitten, bepaalde inen het eerst ten jaare 1606 dat de dertig grazen den daarvan verfcbynenden moellen toekoomen in waaren eigendom, zonder verzetting of pagt; als ook dat die grazen moeden gelegen zyn in dat kwartier, uit het welk men verfcheen, zo dat een We fterk wartierder als dusdaanige toegelaten wierd, al lagen zyne goederen ook in Fivilgo. Maar eenige jaaren laater wilde men, dat die landeryen moeften liggen in dat kwartier, waarin men woonde, en dat van dezelve in ieder verponding opgebragt wierde agt (f) Karelsgulden; dat derzelver be- (5) Staats-refol 25 Febr. 1606, beveiligd by da Staaten Generaal den 31 Maart 1607. (f) Hierop doelen de Heeren van de Ommelanden in hunne deductie des jaars 1670, zeggeade daarin bl. 10 „dat, daar de verponding doorgaans „ driemaal , en by buitengewoone voorvallen of s, opkomende oorlogen vier, vyf, of meermalen „ wordt geheven, de waardy van zulke landeryen, „ die oorfprongelyk waaren gefteld op duizend Ems, dergulden, verhoogd is tot drie, vier, of meer „ diergelyke duizenden". Q«3 De Oi*- melak-. DJSM.  14» Tegenwoordige Staat J)t? Om. MëLANPEK. bezitter moest zyn van den hervormden godV dienst; en twee agteréénvolgende jaaren hebben gewoond in de Ommelanden; ook floot men de kinderen uit, die nog by hunne ouders in huis waaren (*). Vervolgens verklaarde een nieuw Scaatsbefluit (f) alle predikers, fchoolmeefters en kofters onbevoegd tot eene verfchyning op de Landdagen; eneenlaater befluit (§) bepaalde, dat de aankoop van het benodigde land jaar en dag geleden, en de Ommelanden moest be-> kend gemaakt zyn; als mede, dat men verpligt wierd van dat dorp, waar in men woonde, te moeten verfchynen, fchoon men in andere kerfpelen meer lands bezat (§§) ; en het welk thans zodaanig een vereischte is geworden, dat, al had men nog zo veel land dog ter plaatfe der inwooning geene dertig grazen, men als eigenerfde niet zou worden toegelaten. Daar nu alle deeze beperkingen ten gevol-. ge hadden , dat het getal der eigenerfden ver* minderde, en dus van de dorpen meer vol» magten verfcheenen, wierd men ook al ras op derzelver toelaating meer fchoorvoetende; zo dat men wilde, dat het blyk van aanftel. ling der volmagten getekend moest zyn door die, (*) Vitfpraak van den Stadhouder Willem Lodewyk, >n H. Hoog Mog. Gedeput. 6 Juli 1610, interpretatie *2 Dec. 16e Om melanden. .teerde Staaten by gelegenheid eens nieuws ■ bepaald wordenden landdags, wanneer zy daartoe hoofd voor hoofd door de Staatenboden gedaagd worden, en wel naar een oud gebruik des avonds te vooren in de herberge; of koomen van zig zeiven volgens affpraak by een, wanneer de landdag gefcheiden is om op zekeren tyd weder gehouden te worden; op reces, gelyk men zulks hier noemt. In afzonderlyke Ommelander vergaderingen Vergaderen zy op aanfchryving der Gekommitteerde Raaden van de Ommelanden, Ten befïemden dage koomen zy des morgens te zaamen , in het Provinciehuis te Groningen omtrent Provinciaale, maar in het Ommelanderhuis opzigtelyk eigene afzonderlyke zaaken; alwaar de voorzittende Heer der Gekommitteerde Raaden dan de vergadering opent met de redengeving der byeenkomst, en. daarop door den Secretaris laat leezen de onderwerpen van overweeging. Waarna hy overgaat tot het inneemen der Hemmen, zedert veele jaaren in deezer voegen, dat hy den Heeren van 't Hunzingo kwartier afvraagt hun gevoelen ; waar op dan één of ander der Jonkeren zyne gedagten openlegd, met zulk een gevolg, dat, indien de anderen daartegen niet opkoomen, en eisfehen dat men afgaa in eene afzonderlyke vertrekkamer, het gëuitte gevoelen gehouden wordt dat van geheel Hun» ïingo te zyn. Maar in het geval van tegenfpraak begeven zig alle die van Hunzingo met den Syndicus en den Secretaris naar hec beitemd vertrek , alwaar zy dan door den oudlten Heer hoofd voor hoofd gevraagd worden 5  van STAD en LANDE. S45 den; die, met hun te rug gekeerd, het nu i zynde gevoelen der meerderheid op de Ommelander vergadering, als de (tem van Hunzingo , uitbrengt. Eveneens is het gelegen met het in rang volgende kwartier Fivilgo, en het laatfte of derde het Wefterkwartier (§). Deeze wyze van Hemmen heeft zekerlyk iets vreemds in zig, en geeft, offchoon zy dienen kan ter fpoedige afdoening van zaaken als' flegts over ieder onderwerp drie gevoelens wordende ingenomen, zeer veel invloed aan die oudere Heeren; voor al als die of zeer vermogenden of gunflelingen van den Heer Stadhouder zyn: want veel al de jongere leden en de eenvoudige landbouwer befchroomd zyn zulke aanzienelyken tegen te fpreeken. De gevoelens wyders het zy op de eene het zy op de andere wyze ingenomen zynde, overftemmen twee kwartieren het derde, en de voorzitter is verpligt met de meerderheid hec befluit te neemen. ■ Dit Ommelander gevoelen, het ?y hy meerderheid het zy by eenpaarigheid opgemaakt, wordt vervolgens door den Ommelander Syndicus ter Staatsvergadering gëopend; én maakt ir.geval vaa eenftemmig' heid met het Stads gevoelen dadelyk een Staatsbefluit. Verfchilt het daar van, dan worden beide gevoelens geboekt om op eenen volgenden landdag, by herziening (refumüe) van het te vooren verhandelde , weder op nieuws (5) Deeze rang is onzes wetens op geene wet, "maar alleen op de gewoonte gegrond. Zie egter da Ommel. refol. 4, 24, en 25 Sept: 1629. Q 5 De Om- MEt.ahDEN.  m6 Tegenwoordige Staat J}e Om MELAN DEK. Oude verdeeling in de onder- kwartieren. (S) Decifie en regiem. i$59> $• 3o« nieuws in overweeging genomen te worden, of inmiddels eene mededeeling der wederzydfcbe beweeggronden het verfchillende kon vereffenen. In voorige tyden gebruikten daartoe de beide Syndyken hunne welfpreekendheid, en zogten door eene gepaste voordragt van zaaken op de harten der aanweezende leden te werken; maar zedert dat op de landdagen (of die vergaderingen op welke Burgemeefteren en Raad te zaamen zyn met de Ommelanders) zig niet mogen laaten vinden dezulken (§)> welke in eenige Generaliteits of Provinciaale betrekking zyn (en dus alle de vermogenfte Heeren, wyl die gewoonlyk met de aanzienelykfte ampten en kommisfien voorzien zyn) zoude dit reden vertoon aan zyde van den ftads Syndicus eene ydelheid zyn: daar de aanweezende Ommelander Gekommitteerde Raaden, Eigenerfden en Volmagten, niet veranderen durven een opgemaakt Ommelander gevoelen , ten zy die vermogenfte Heeren uit ieder kwartier daarover op nieuws geraadpleegd zyn. Ook zyn Burgemeefteren en Raad voor zig zeiven daarin fchroomagtig, omdat de Oud-Raad van zulke verandering onbewust is; offchoon voorheen die inneeming der gevoelens van den Oud - Raad meer aan beleefdheid, dan aan verpligting, haaren oorfprong te danken had. Van ruim de helft der voorige eeuw tot in 1749 was de wyze van ftemming eenigzins anders, daar de wet van 1659 bepaald had, dat.  van STAD en LANDE. 24? dat ieder kwartier zoude zyn en blyven ge-De deeld in drie onderdeden. De drie van Hun- ** zingo waaren Marnfler, Halfamfler, en D Oofleramfler-deel, begrypende ieder zeventien dorpen; tot het Fivelgo behoorden het Wold-deel, het Hoogeland, en het Ooflerdeel, ieder van vyftien dorpen; terwyl het Westerkwartier gefplitst was in Oost Langewoldfterdeel van agt, in Vredewolderdeel van dertien, en Middagfterdeel van zestien Kerfpelen. Aan deeze onderkwartieren Hond de begeeving der ampten, by het lid der Ommelanden wordende vervuld of benoemd, en dat naar zeekeren gemaakten rooster; zonder dat het ééne onderdeel met het andere, noch hec ééne kwartier met het andere zig daarin mogten bemoejen. Waarfchynlyk is deeze yverzugt over het begeeven der ampten de oorzaak geweest, waarom men wyders bepaalde, dat voortaan geene nieuwe ofte andere Kerfpelen, dan de opgenoemde honderd drie en dertig, tot de Ommelander regeering in het algemeen, ofte onder eenige der drie kwartieren en derzelver onderdeden, zouden worden toegelaten. Dan aanmerkelyker was de volgende verordening, dat men (te weten) in ieder onderkwartier over alle zaaken befluiten konde met eene gewoone meerderheid van ftemmen, maar dat tot een Ommelander befluit de wettige meerderheid moest beflaan uit zes onderdeden tegen drie , en niet uit vyf tegen vier; en wel zonder onderfcheid, of die zes onderdeden van twee dan van drie hoofdkwartieren waaren: dat is te zeggen, dat de meerderheid daar was, wanneer of twee ge¬ ne OMi DEN.  De Om MELAKPEN. Opperinagtigeregten der Ommelan» den. (5) Memorie van adJlruUie der drie onderkwartiereii enz. bl. 29. tt) Reglemt re/ormatoir 1749, §• 9* «4? Tegenwoordige Staat geheele kwartieren , of één geheel kwartier met twee onderdeden van het tweede en één onderdeel van het derde, of van ieder kwartier twee onderdeelen éénfremmig waaren. Deeze wyze van Hemmen gaf natuurlyk veel invloed aan de vermogendfte Heeren in ieder onderdeel, zo wel in de algemeene regeering der Ommelanden als in de byzondere toedeeling der ampten: daar die, ieder in hun diftriét veelal de eenige Redgers en Seheppers (of Ambagts-Heeren en Heemraaden) de andere Eigenerfden en Volmagten zonder veel moeite in hunne belangen konden brengen. Daarby kwam eene gewoonte om in kleinere zaaken , welke men zeide geen uitHel te kunnen lyden, alleen aanfchryvinge te doen aan de voornaamfte Heeren in ieder onderdeel, ter vermyding der kosten van een algemeen opontbod (§). Van hier, dat de magt in de Regeerwg tot eenige weinigen wier de gebragt: eene reeden, waarom Z. H. Willem de IV by het reglement reformatoir die verdeeling in onderkwartieren heefc afgefchaft; en daardoor bepaald, dat met twee kwartieren kan worden befloten, zullende in ieder de Hemmen hoofd voor hoofd gerekend, en daaruit de meerderheid opgemaakt worden (f). Wy zouden nu moeten overgaan tot eene opening der byzondere Ommelander Kollegien, als der Monder Heeren, Arbiters, en Ge-  9M STAD en LANDE. 249 Gekommitteerde Raaden, dan wy vinden het 1 gevoeglykst vooraf te treden in eene opgave van het verfchil onder de beide Leden deezer Provincie; te weten in hoeverre de Heeren der Ommelanden oppermagtig (*) zyn. Wy bedoelen thans niet dat zoort van oppermagt, naar 't welke zy, als een Lid van Staat, vry moeten zyn in hunne gevoelens, en daarin geenen invloed van meerderen behooren te erkennen, maar wy fpreeken van eene plaat zelyke oppermagt (t)> dat is te zeggen, of de Heeren der Ommelanden, met betrekking op de uitvoering der oppermagtige regten (§) in de Ommelanden, dusdaanig zyn dan niet. Het laatde gevoelen heeft de Regeering van Groningen van de reductie af itaande gehouden, willende in de Ommelanden geenen anderen Souverain erkennen dan de Staaten ces Lands. Dit is ook, wat-het daadelyke aangaat, tot heden toe in agt genomen , uitgenomen in tyden van fcheuring, wanneer de Heeren der Ommelanden fteeds beweerd hebben, dat hun aldaar de opper magc toekwam; of dat zy (_ om hunne eigene woorden te gebruiken in de onlangs (**) uitgegevene manifesten op naam van Jonkeren, Hovelingen, Eigenerfden, en Volmagten der Ommelanden tusfehen den Eems en de Lauwers) zyn reprdementerende den Souverain der vrye en onafhangelyke Ommelanden (*) Sowerain. ( f ) Territoriaale Souverainiteit. ( 5) Jura majejlatica. (**) 26 September 1787. De Ota* MELANDEN.  h$ö Tegenwoordige Staat Be Ommel au- oem. den tufchen dén Eems en de Lauwers. Daa£ egter dit verfchil voor als nog, niettegenftaande de infpraak van den Heer Stadhouder, onvereftend is, kan men van ons niet vergen eene toetzing van de juistheid of het regt der wederzyds aangebragte gronden: waarom wy ons alleen zullen bepaalen tot eene fchets of tafereel van den ouden toeftand voor de reductie. Uit dat gezigtpunt befpeuren wy, dat niet de Heeren der Ommelanden, als een flaatslichaam te zaam genomen, maar ieder dorp, aldaar oppermagtig waaren in de oudfte tyden; gelyk ons de gefchiedverhaalen verfcheidene voorbeelden opleveren van oorlogen dorpswyze gevoerd, van verdragen over verfchillende, hoewel gewigtige, onderwerpen dorpswyze 'gemaakt (§). In die tyden waaren alle inwooneren van ieder dorp fouverain, in zo verre zulk eene benaaming past op zaamgevoegde vrye lieden, die geene anderen boven zig erkenden, en ook niet konden gedwongen worden dan door geweld. Maar befchouwen wy de zaaken, die inwendig in diergelyke eenvoudige maatfchappyën voorvallen, alsdan vinden wy, dat die oudtyds niet gelykelyk, maar ieder afzonderlyk, waaren toevertrouwd aan byzondere perfoonen, en wel zonder eenige inzage van geenen in het vak der anderen. Dus was het godsdienstige in handen der priesteren, die daarin voor opperhoofden erkenden den Paus van Romen, en ( f) Chronica Emonis et Menconisï  tan STAD en LANDE. £5f en onder dien de Bifchoppen van Utrecht en: Munster; terwyl de klooster-orden haare eigene Oversten hadden. Deeze geestelyken nu oefenden in hun vak uit de oppermagt door wetten, banftraffen, en andere kerkelyke bedwangen , zonder dat daarin de wereldlyke arm iets te zegge had. Offchoon zulks wel een gevolg is van de Roomfche Kerkheerfchappy, blyft het egter te verwonderen , dat onze vrye voorouderen, die zo warsch waaren van alle vreemde magt, zig in deezen van vreemde priesteren de wet lieten voorfchryven; en toeftonden, dat geestelyken , wier éénige bezigheid behoorde te zyn de blyde boodfchap eens geborenen, en tot zaligmaaken in de wereld gekomenen, Heiland den volke te verkondigen, over hen uitoefenden de brengheden en ftraffen der ge- 1 woone regtsplegingen. ■ Het burgerlyk | beftier was in zulke kleine maatfchappyën 9 il by welke ftaatsbelangen onbekend waren, eenvoudig,* en beftond alleen in het beteugelen en ftralFen van zulke misdaaden, die eene 1 dadelyke inbreuk maakten op de veiligheid 1 der perfoonen en goederen, als doodflag, wonding, diefftal, brand ftigting, en diergelyke. Daartoe had men reeds van ouds in ieder dorp jaarlykfche tourbeurten ofte ommegangen, dat is, dat aldaar de landbezitters, die genoegzaam begoed waren , beurtswyze ieder één jaar lang Rigters waren ( § ). Maar wyl (5) Daar nu deeze ommegangen niet over de perfoonen, maar ter vermyding van kuipery over de De öm« melamden.  Tegenwoordige Staat "Pe OMMELANDEN. wyl deezen ter uitvoering der vonnisfen onder" hunne vrye medeinwooneren, ingeval van halllerrigheid, die overredende en fchrikbaarende middelen niet hadden, welke hec bygeloof den priester aan de hand gaf, veroorzaakte zulks, dat al vroeg de Rigteren van verfcheidene dorpen zig zaamen voegden om eikanderen te onderileunen (f). In zulke vergaderingen befloten zy dan alles, wat hec regtswezen aanging, en waaren daarin op* permagtig: gelyk daarvan de oude landregten van Hunzingo, Fivilgo, Langewold, Vredewold, en Humfterland kunnen getuigen. Zomtyds liet men tot meerderen fteuti dusdaanig land of dorpsregt bevestigen by den Updalsboom (§); of de vergadering van alle of der meefte Rigteren uit de zeven Zeelanden , waarin oudtyds het wyduitgeftrekte Friesland verdeeld was, en welker magt men zeer plag te vreezen. Deeze afzonderlyke vergaderingen der Rigters noemde men 'hier te lande warven (*); tot dat eindelyk die van de heerden, of behuisde plaatzen land, gingen, kogten naderhand de meer vermogenden die heerden; op, waardoor zy dan of meermaalen, of by een geheele opkooping alleen , het regt bedienden. Zie verder hier over Halsema, regeeringsvorm der Ommelanden, bl. 331, en vols,. (f) Emo meldt al van de Rigteren van Hunzingo, van Fivelgo; ook van gedeelten, als van Hunzinpo Ooster-ambagt, enz. (§) Dus heeft men deStatuta Univerfitatis Appingadimme, covfirmata in Upflaliisbome, 1327. (*) By deeze vergaderingen, vooral als men de land-  mm STAD EN LANDE. 1453 Van Hunzingo en Fivelgo zig veréénigden om 1 in Groningen de Oosterwarf, en de "fmaldeelen van hec Westerkwartier óm mede aldaar de Westerwarf te houdem Maar beide die vergaderingen bleven in haar rigteilyk vak oppermagtig: zodat, wanneer men op dó ééne warf eene wet hadde bepaald, die men ook oordeelde dienftig te zyn voor de móere, dezelve aldaar door de ftads Hoofdmannen, voorzitters op beide, medegedeeld en haare vastftelling bewerkt wierd. Veelal nam men de ftad Groningen zelve in den arm, als het magtigfte lichaam in dit gewest, om het bepaalde tegen alle inbreuk te ftyven en te verdedigen; hiervandaan zyn die meenigvuldige verdragen herkomftig , tufchen Groningen en de gedeelten der Ommelanden, alleen betrekking hebbende op de inftattdhoudingj van het regtswezen aldaar. De derde zaak, die vooral belangryk is voor maatfchnppyën te lande, is het bezorgen der noodige .waterleidingen, het opmaaken der wegen, en voor de zeewaards gelegenen het opzigt over :de dyken. Daar het nu niets baten konde* iof al het ééne dorp wateringen groef, we* ;gen maakte, dyken herftelde, indien het an;dere en de volgende tot zekeren uitloop toe ïzulks niet mede deden, gaf dit noodwendig eene landregten vastftelde, vertellenen oudstyds wel de iAbten, egter niet als geeftelyken, maar omdaê zy Hn die tyden byna alleen Ieezen en fchryven kondenj een hunne goedkeuring, als zynde de grootfte landibezitteren, ook in deeze zaaken Teei gewigts by* 'zettede. II Deel. R De Otói MELAtï" DEM.  De OMmelanden. •554 Tegenwoordige Stast eene verééniging van onderfcheidene, ander»? oppermagtige, dorpen; gelyk wy al vroeg dykregten en zyl brieven van grootere en kleinere ftukken hebben (*). In die vergaderingen bepaalde men niet alleen wat, en hoeveel, men maaken zoude, maar ftelde oök de nodige wetten en ftraffen, ja zwaare, vast voor die geenen, welke moedwillens wateringen, wegen, of dyken befchadigden; en gaf van dat alles het onderzoek en vonnis, niet aan de reeds zynde Rigteren of Hoofdlingen , maar - aan byzonder daartoe geftelden onder den naam van Scheppers, Zylvesten, en Zylrigters, of Dykgraven, en Dykrigteren (f); en welken men nam uit het lichaam der belanghebbende ingelanden, mede naar zekeren ommegang. Hier uit zyn, even als by het regtswezen, ftaande Schepperyën, Zyl, en Dykeeden ontftaan, indien men de meerderheid der tourbeurten had opgekogt, of daarvan meester geworden was (§). Het is wel waar, dat in die onderfcheidene zylvesteny of dykvergaderingen ook tegenwoordig waaren de voornaamfte Geeftelyken, die er zelfs in voorzaten , als meede de Hoofdlingen van ieder dorp; doch het is buiten kyf, dat zy er niet verfchenen uit hoofde dier betrekking, maar wel uit hoofde van grooter landbezit boven hunne medeingelanden. Dee- {*)Dyhegt van Omptata Tya tot aan Delf zyl, 13035 Aduarder zylbrief, 1313; Zylhrief der dris Delfzylen, 1317. enz. ) Halsema bl. 514. (S) Halsema bl. 502, en volg.  pan STAD en LANDÈ. 25^ Deeze toeftand van zaaken duurde tot on-i der de heerfchappy der Vorsten, daar die, te vreden met de bedongene fchattingen en onderftandgelden, voor het overige het volk lieten zo als het was: dat is te zeggen, dat zy de Geestelykheid, de warven der Rigteren, en der Schepperen, in derzelver onderfcheidene vakken , oppermagtig lieten, geevende alleen in geval van fterke klagten de eene of andere voorziening. Dan deeze fchattingen en onderftandgeldert veroorzaakten, dat men nu ook zamen moest koomen over een voorheen onbekend onderwerp j het opbrengen en betaalen (te weten) dier penhingen aan de afgezondene bedienden des Overheers. Daarby begon men ftaatkundig te worden, en deelde in het lot der Vorsten, i hetgeen zig het fterksc deed gevoelen onder het huis van Oostenryk. Vooral maakte de twist der Ommelanden met Groningen, dié men te Brusfel by *t Hof bewind moest voort: zetten door middel eens bezoldigden regtsgeIleerden, ofte Syndicus, dat men meermaaleri 1 algemeen te zamen kwam, ter aanhooring der voorflagen of afgeeving dér lastbrieven. Op Ideeze algemeenere vergaderingen verfcheenen inu allen, die in de fchattingen of kosten imoesten deel neemen; wordende in verfcheiidene uitfchryvings bevelen opgenoemd alle" , Abt en, Prelaaten, Ridderen, Jonkeren», 1 Hoofdlingen, Rastoren, Commisfarien, Eigener f den, Vicarien, Prebendaateri, meené. 1 Meente, en Ingezetenen der kerfpelen der [Ommelanden, ende elk byzonder. Niet dat ttoen zulke vergaderingen * als algemeeneré B. s Lands- Ds OMMELANDEN.  A56 Tegenwoordige Staat Pe Om- ME LANDEN. • Landsdagen, uit dien hoofde oppermagtfgef hield: want noch de Geestelykheid zoude ze daarvoor in het godsdienstige, noch de Hoofdlingen in het rigterlyke,.noch de onderfcheidene Dyk- en Zylvestenyën in het dyk en zylwezen erkend hebben; maar zy waren daarom algemeenere, omdat de verhandeld wordende zaaken, aan geene byzondere perfoonen toevertrouwd, allen aangingen, en daarom ook met aller, of meerder, toeftemming moesten befloten worden Dan by die gelegenheden befpeurden de fchranderflen onder de Ommelanders ras, hoeveel invloeds zulk eene verééniging van de onderfcheidene fmaldeelen der Ommelanden had : en zogten daarom opterigten een Kollegie van Ommelander Gedeputeerden, die de dagelykfche zaaken zouden afdoen, daartoe eene matige fchatting mogen uitfchryven en opvorderen. Maar de Stad Groningen, fcherpzigtig genoeg om te bemerken den invloed, by aldien de fmaldeelen der Ommelanden gewoon wierden zig niet meer afzonderlyk, maar gezamenlyk als een Staatslichaam, te befchouwen, Itremde telkens zo veel in haar was die oprigting van Gedeputeerden. Edoch na de groote fcheuring in 1577, en vooral na Rennenberg» afval in 1580, wierd er eene ftaatkundige verwydering geboren tuschen Groningen ab nu (*) Deeze ingelanden drukte men oudtyds, in fegenftelling der Prelaaten, Hoofdlingen en Rigters, uit door de algemeene benaaming van meene Meente ; zie brieven van I4I7> J4if>> 1427» I47»a Ï473 > enz.  van STAD en LANDE. 257 nu Koningsgezind, en de Ommelanders als: mede aannemers van het Ucrechtsch verbond, j Deeze laatlten noemden zig ook de Staaten \ der Friefche Omlanden tuschen den Eems en de Lauw ers, en hielden zig als één geheel s afgezonderd en vreemd lichaam van de Stad: ; waarom zy ook de voornaamite Geestelykheid, die om den Godsdienst meer Konings : en Stadsgezind was, uit hunne vergaderingen weerden. Na de aanneeming van den Hertog ' van Anjou tot Landsheer in 158», befloten zy zelfs een algemeen landszegel te laaten maaken ( § ), waartoe zy verkoozen een zinnebeeld , dat uitdrukken zoude, hoe thans alle de fmaldeelen der Ommelanden veréénigd waren , en zig als dusdaanig befchouwden. Ten gevolge naamelyk van derzelver aantal L,(als vier in het Westerkwartier, Vredewold, 1 Langewold, Hum/Ierland, en Middagten; , vyf in het Hunzingo, Ubbega, Innersdyk, '.de Marne, het Halveampt, en Ooster ampt; 'twee in het Fivelgo , het Hoogeland, en Duirsmlde') nam men elf harten (*), en plaats- (*^ Wy (temmen dus in met het gevoelen van 'den Hoogleeraar de Rhoer (een man, wiens kunde, onvermoeide weetlust, en gulhartige mede, deeling hem reeds lang het fieraad deezer hooge ; fchoole hebben doen zyn) gelyk het opgegeven 1 wordt in G: G: Alberda, dijj. de Ordiuibus Om, landiae^ p. 29, luidende dus: „Diu eft, quod ego „ conjecerim, nymphacae non folia (pmnpebladen) , „ fed cordis humani effigiem in figillo Omlandorum . „ eflê expreffam. Non dicam figuram ipfam , uc „ piétam videmus, cordi quam folio ifti effe propio- R 3 De Ommelanden.  j?5 S Tegenwoordige Staat De Om- 5welan»en. plaatste die in één fchild; tuschen drie wate* ren, daarmede aanduidende de drie groot© Zyl- „ rem, au't rubrum vel ad rubnim accedentem coloi „ rem illi magis quara huic convenire. Nulla etiam „ rabio dari poteft , quare herba ifta fpeciatim ad „ Omlandiam fignificandam fuiffet adhibita. Sufpi„ cabar igitur imagines illas non pro foliis, fed pro „ cordibus effe habendas, nee novam effe hanc fen- tentiam ex B. Altingio pilaaren en peerlen, „ fed a quo rejicitur, intelligebam. Veriorem ta„ men effe mihi perfuadeo. Putab.am mutuam et „ finceram animorum conjunctionem hoe fymbolo „ fignificari. Sed ab auctore, mox Jaudandó, a prifcis Frifiae Ducibus repetitur, quod ex infigni- bus Regum Daniae, Norvagiae, et Sueciae, pro„ batur. Verum eft novtm hujusmodi corda inve* „ niuntur in infignibus Regum ïftoium, apud Pon- tanum defcript: choro^r: Dan: p. 639 et 7:0, „ Quare autem apud nos undecim. Numero hac in „ re plane fingulari, et cujus rationem dari non au„ dias, et fi quam audias, vaga eft et arbitraria. En „ caufam, ut ego opinor, veram, et quae fua fe „ fimplicitate commendet. Erat in undecim partea „ minores defcriptus omnis Omiandorum ager, me„ ritone igitur hoe numero ufi fuërunt? Quatuor traftui occidentaii ('f Westerhvartier) , Hunesgo. „ niae quinque , et Fiveigoniae duas tribuit Ém,j jiios de agro Frifiae p. 10 et ii. Ergo in uni- verfum erant undecim , adeoque, probabile in communi figillo id fignificare voluiffe Omlandos„ Sed ad manum funt teftimonia, quae id, quoddixj, ,» liquidiffime adfirment, et extra dubium ponant. ,, Infpice, quaefo, literas viri eruditi et in nobili„ tate Omlandica olim infignis , Doede van ,, Amsweek, qui eo refpicit in loco admodum. memorabili , de praepof. reform, p. 134: Om my„ nes lansluyden een geheuchnis onfer 14 jarige j, ballinxfchap na tho laten, heb ik op hopeningh  van STAD en LANDE 259 Zylvestenyën van het Aduarder , Winfumer, d en Delfzylfter zylvest. In dit tydvak zoude 1 men dus de Ommelanden, als van alle ftads- 1 verband ontflagen, het oppermagtigfte kunnen befchouwen,- maar raadplegen wy de gefchiedenis, dan vinden wy, dat de geheele aanneeming van Anjou flegts het werk was van de uitgewekene Ommelanders, en die wel meestal van den hervormden Godsdienst waren , welke na de nederlaagen van het Staaten leger onder Hohenlo te Hardenberg, en onder Nowits te Noordhorn, ten getalle van ruim vierhonderd ten lande waren uitgevlugt. Dus die verééniging meer denkbeeldig in de gemoederen dier vlugtelingen beftond, dan ze hier te lande eenige uitwerking had daar de dorpelingen moesten gehoorzaamen aan hem, die tegens hopeningh onfer aenftaenden erloofinghe, ,, mynen reformeerden Koopman , onder de bele„ geringh defer ftadt, au de elf herten mynes Va„ derlandes uitgezonden. Vides aperte tangi unde„ cim regionis partes, quas totidem corda interpre„ tatur. Dubitabimusne adhuc pertinere ea ad in„ figne Omlandiae noftrae? Et, fi addubites, om„ nem tibi fcrupulum eximat teftimonium A. Eppens, ,, qui utrumque, quod dixi, et de cordibus, et de „ numero docet, in loco eo illuftriori, quia etiam indicat tempus, quo primum adhiberi coeperunt. „ Ita Lile in Hifi: mff. t. i, p. 214 (utor autem „ codice, quem poffidet Societas noftra pro jure pa,, trio excolendo.) Is in 't jaar 1582 één gemeen „ Landszegel zaamgebragt (olim quippe partes etiam minores fua habebant fibi peculiaïria figilla) van alie quartieren, daar de elf harten in 't midden folden opgeftelt zyn, prefenterende der Omlan„ den Segel." R 4 De Om- melanden.  a6o Tegenwoordige Staat De Om welan den. die er met een leger of eenig krygsvolk was,' en beurtswyze dan aan de Spaanfche dan aan de Scaatfcbe bevelhebbers fchatcingen moesten opbrengen. In dien onzekeren toelland bleven de zaaken dobberen, tot dac de overgave der ftad een einde aan de Spaanfche heer-f fchappy in deezen oord maakte , en eene nieuwe gedaante van zaaken daargefteld wierd ,• dewelke wy in het hooftdeel der gefchiedenis hebben opgegeven, en werwaards wy des den begeerigen wyzen. Het zoude wel niet moeilyk vallen verder voorttegaan in de opgave van het gebeurde tot op deezen tyd, maar de reeds opgegevene reden houdt ons te rug. Alleen merken wy aan, dat na de reductie de drie groote Zylvesteny vergaderingen , die zig reeds ten jaare 1531 onderling nauw verbonden hadden om elkanderen in hun oppermagtig vak te onderfteunen (* ), die verbindenis ten jaare 1598 ) vernieuwden; en dit hun vermeend regt niet alleen tegen de Heeren van de Ommelanden , maar zelfs tegen de Staaten hebben ftsande gehouden (§}; het geen geduurd heeft tot I749> 1 (*) Coiifederatiebrief der 3 geprivil. Zylvestenyënt' Ï53i> by Gleintz antiq. monum. p. 96". (f) 20 Juni 1598, mede aldaarp. 102. (§) Dus zegt Gleintz l. d. p. 83 .,quodgau» deant jure belli et pacis , et nullius jurisdictioni, neque Prinqipi, neque Ordinibus Provinciae, neque Camerae Hovetmannorum, vel cuicunque alii fubjacent." En in het Dykregt van Omptata Tya tot aan Delfzyl, 1303, ftaat „item nee Confules terre, nee X Jurati, nee aliqui Judices intromutant fe de jurisdiftione ipforum."  van STAD en LANDE. a6*i 1749» wanneer derzelver uitftekende magt^ ingekort, en onderhorig is gemaakt aan de Hoofdmannenkamer (*). En wat de bediening van het regt, ten minften in het lyfftraffelyke aangaat, die is ook na de reductie zodaanig een uitftekend eigendommelyk goed van derzelver bezitters gebleven , dat men daarin mede niemand boven zig erkennen wilde. Ten einde men ons niet van grootfpraak verdenke, zullen wy bybrengen de eigene woorden uit eenen brief van de Heeren der zes Onderkwartieren (dus twee derde) der Ommelanden , den %y Mai 173a gefchreven aan hun Hoog Mogenden, waarin die, ter wederlegging van het zeggen der drie andere Onderkwarcieren, als of namelyk de crimineele jurisdictie in de Ommelanden den Rigteren waare aanbevolen uit naam der Staaten, onder cognitie der Hoofdmannenkamer, zig dus uitlaaten „Hoog Mogende Heeren, ,, dit fundament is zo kwalyk getourneert, en „ van de waarheid der zaak afdwaalende, dat ,, wy aanftoiads in den beginne U. H. M. „ eene regte idee van de waarheid en regte „ gelchapenheid deezer conftitutie hebben „ vermeend te moeten geven, en te informe„ ren : dat de crimineele jurisdictiën in de „ Ommelanden dependeren van alle oude ty,, den, en al eeuwen bevoorens eer dat dit „ tegenwoordige Ommelander landregt, of Hoofdmannenkamer in de wereld bekend waren , als een privatif eigendommelyk „ goed, (*) Regiem, refarmat. 1749, §. 2*. R 5 De On- melahdeh.  £Ös Tegenwoordige Staat De Om- . MtLANïem. „ goed, dat aan particuliere goederen gëan» ,, nedteerd was, doch nu of nog op dezelve „ goederen vallende by tourbeurten, of daar„ af vervreemd zynde is perfoneel gewor„ den, en in eigendom toebehoorende aan „ particuliere perfoonen, die daarvan alle jaa„ ren het regt koomen aantezweeren, of in „ den eed continueeren, meest op Mai of „ Hemelvaartsdag, op zekere plaatzen ieder in zyne jurisdictie, zonder dat zig daar„ omtrent de Staaten van de Provincie direfó „ ofte indirect" koomen te meieren; ook niet „ onder de cognitie van Lieutenant en Hoofd* „ mannen, gelyk men U. H. M. abufivelyk „ voordraagt, want van de fententien van „ de gerigten (wat het crimineele aanbe„ langt) valt noch appel noch revifie, en „ komt nooit daarvan cognitie aan de Hoofd„ mannenkamer, dan in cas van mandaaten „ van geweld, of wanneer de rigter in zyn „ ampt te veel of te weinig doet, als wanr „ neer ook de Hoofdmannenkamer geene „ verdere ftraffe daarover competeert, ofver„ der gezag, dan in eene condemnatie des „ rigters in eene geldboete , uitwyzens de „ 18, 50, 51, 52, en 53e artikul der Ka„ meraale inftructie; of wanneer een gevan„ gen, ofte wel zyne nabeftaande vrienden „ by de Hoofdmannenkamer verzoeken een mandaat de relaxando captivo, daarop heeft „ de Hoofdmannenkamer (die geheel geen „ crimineel competeert noch in prima noch „ in fecunda inftantia ) het regt dat verzoek „ te ftellen in handen van het Gerigte om „ hun Ed. Móg. te dienen van berigt; dat „ be-  vm STAD en LANDE. 263 „ berigt ingekomen zynde, en de Rigter hunüi „ Ed, Mog. (het zy wel het zy abufivelyk) t „ van de zaak hebbende geïnformeerd, en E „ de zaak daarop aan den Rigter zynde gela„ ten, zonder dat zomtyds partyen dat berigt „ ooit in handen hebben mogen hebben, valt daarvan noch appel noch revifie aan „ iemand in de wereld, en de Rigter vaart „ met zyne proceduren voort naar zyn wel„ gevallen. " En hier op doelen hun Hoog Mogenden , in derzelver brief van den 2 Septemb. 1732, wanneer zy aandringen op de noodzaakelykheid eener nadere voorziening daaromtrent „als zynde de crimineele juftitie „ in-de Ommelanden een patrimonieel goed „ van particulieren, welke zelve, of door „ geconftitueerden, regt doen in het uiterlle „ resfort, met of zonder asfesforen naar hun ,, goeddunken en eigene keuze, zonder Fis„ caal, zonder Griffier ofte Gerigtsfchryver, „ en zonder verpligt te zyn om in te neemen ,, het advis van regtsgeleerden, het zy over „ het beleid der crimineele proceduren, ofte „ over de -ïèntentie daarin te wyzen , veel ,, min om hetzelve advis te moeten volgen." Het zal mogelyk den aandagtigen leezer vreemd voorgekomen zyn , hoe dat men zo lang in deeze Provincie zulke afzonderlyke oppermagtige vergaderingen of perfoonen, onderfcheiden van die welke men anders voor wettige Souverainen erkende of hield, geduld heeft 5 maar dit raadzel wordt opgelost, byaldien men maar nadenkt, dat de voornaamfte Ommelander Heeren waren Scheppers en Hoofdlingen, en dus, omdat zy in hun Staatslid ]>s Ommel awvm.  De Om AIELaN' j Monfter Heeren. 264 Tegenwoordige Staat -lid de oppermagt niet konden daargefteld kry•gen, dezelve ten minften gedeeltelyk willen vestigen in deeze afzonderlyke vergaderingen: waarom zy ook beletteden, hoe groot en in het oog loopende de misbruiken werkelyk waaren, dat Staatschwyze daarin voorziening gedaan wierde. De gevaarlyke regtsdwang deezer afzonderlyke Vergaderingen en Rigters is thans wel heilzaam door het Reglement reformatoir weggenomen met ze onderhoorig aan het Hof van Jufïitie te maaken; maar in hetzelve is niet bepaald, of de Heeren der Ommelanden voor 't overige in de hunnen de oppermagtige Grondheeren zouden zyn. Hoe veel invloed nu de tusfchenfpraak des Stadhouders hebben zal, en of Hoogstdezelve genegen zal zyn, byaldien de Staatsleden van eene minnelyke overeenkomst verwyderd blyven, daarin een fcheidvonnis te geeven, zal de tyd moeten leeren; terwyl het ons genoeg is geweest eenig inzigt in dit verfchil gegeven te hebben. Wy gaan dus nu (*j over tot de befchry» ving van het Kollegie der Monfter Heeren , als welke vergadering de naaste betrekking heeft op de leden der Ommelanden zelve. Te weten, om de twee, en wel de evene jaaren in het begin van Maart vergaderen in de groote Zaal van het Provinciehuis negen Heeren, drie uit ieder kwartier, benefFens den Syndicus en Secretaris, om natezien de nodige hoedaanigheden Qgi/aliftcatien) der geenen, wel- (*) Volgens het gezegde hier voor bl. 239.  van STAD en LANDE. S65 welke zig, reeds een jaar bevoorens, ter ] Ommelander Secretarie hebben aangegeven om als eigenerfden te mogen verfchynen, en daartoe hunne nodige blyken hebben laaten aantekenen; als mede die der dorpsvolmagten, indien daaruit geene eigenerfden opkoomen. Ook oordeelt gemelde vergadering over de bevoegdheid zulker oude leden, welke of verkiezen van eene nieuwe woonplaats te verfchynen , dat mede een jaar vooraf moet aangegeven zyn; of welken door een hunner medeleden aanfpraak is gedaan om wegens eenig gebrek in de vereischten te moeten worden uitgemonfterd. De pleidooien over deeze zaaken worden alle in het openbaar gehouden, en trekken gewoonlyk veele toehoorders, voorheen egter meer dan nu, alzo die gedingen veelal uitliepen op grove peribnaliteiten: waartoe het vereischte van een goed patriot te zyn gelegenheid gaf, niet alleen in tyden van ftaatkundige oneenigheden, maar ook, omdat men onder het voorgeven (hoe waaragtig anders op zig zelve) dat een patriot mede zedelyk deugdzaam moest zyn, zig veroorloofde den geheelen levensloop van iemand op het haatelykfte voorteftellen; gelyk ter fchande voor de welfpreekendheid in de pleitzaalen van dit gewest de Jaarboeken (*) daarvan verfcheidene (taakjes opgetekend hebben. Aanmerkelyk is het, dat deeze regtbank, geheel beftaande uit Ommelander Heeren, over de weering of toelaaring hun- (*) J»*rbfehn, Juli Otlob. 1749* MELASDEW.  fictö Tegenwoordige Staat De Ommelanden. hunner medeleden by arrest vonnist, zodaa^ nig dat de afgewezene nergens eenige herzie» ning, veel min beroep, kan verwerven; zynde het alleen by wyze van verzagting, dat de Rigters gehouden zyn hunne redenen van afwyzing lluksgewyze in het daartoe zynde examinatieboek te zetten, en in het vonnis in te laaten vloeien: waardoor dusdaanig een geweerde, in het vervolg by eene nieuwe aangeving , die opgenoemde onbevoegdheden kan verbeteren. Die gemonfterd zal worden moet wyders in perfoon verfchynen, of hy wierde afgewezen; en moet dus aanhooren al het geene hem een onbefchaafde of kwaadaartigö pleitbezorger in tegenwoordigheid van veele hoorderen wil voorwerpen; waarna hy, ter aanhooring van zyn vonnis alleen binnen gëeischt wordt, en by uitmonftering eene andere deur uitgaat dan hy ingekomen is. Voorheen Wierden de Monfter Heeren genomen uit ieder der negen onderdeden één, en wel by meerderheid van Hemmen aldaar, maar thans zonder die onderfcheiding uit ieder kwartier drie$ alleen op verkiezing der Stadhouders, voor den tyd van twee jaaren, hoewel de meeften daarin telkens weder op nieuw gefteld worden ; ook is gemelde Heer Stadhouder aan het hoofd dier vergadering. De inftelling deezer Monfter Heeren is het eerst gefchied ten jaare 1655, nadat, volgens een verdrag pan den 29 van bloeimaand, in dat jaar door den Stadhouder en gemagtigden van hun Hoog Mogenden eene algemeene monftering gehouden was. Van te voren gaf men zig ian, wanneer men dat goedvond t en de ge- hee-  van STAD en LANDE. 267 heele Ommelander vergadering oordeelde over r de toelaating of weering; maar in het jaar 1610 nam men tot Examinatoren over de bevoegdheid der Landdagscomparanten drie uit ieder kwartier, en welken men toevoegde den Stadhouder als Praefident, en de Heeren Gekommitteerde Raaden, benelfens den Syndicus (*). Deeze vergaderden daartoe telkens op het verzoek der geenen die ten Landsdage begeerden te verfchynen; maar in het jaar 1655 wierd bepaald, dat jaarlyks voor den gewoonen Pieters landdag eene monftering zou worden gehouden door twaalf Monfter Heeren, nu uit ieder kwartier vier, beneffens den Stadhouder, en de gewoone Gedeputeerden of Gekommitteerde Raaden der Ommelanden, ten by wezen van den Syndicus (t)« Dan dit onderzoek wierd by de wet van 1659 om de twee jaaren gefteld; en het aangeven der befcheiden een jaar bevorens ingevoerd; als mede het getal der Monfter Heeren verminderd op negen (§); 't welk nog by de herziening in 1663 gevolgd wierd door de geheele weglaating der Gekommitteerde Raaden (**> En aldus is het nog (ff); behalven dat zyne Hoogheid ten jaare 1749 begeerd heeft, dat de Monfter Heeren elkan- de- (*) Ommel. Regiem, van 1610, $. 6". (t) Reglement 1655, S- I4* (§) Reglement 1659, $. 20, en 34. (**) Correüie en ampliatie van 1663, 5" 4» (|f) In een reglement van den 30 Mai 1670 is de monftering wel vastgefteld geweest op het dei da jaar, maar die fehikkihg is nooit tot ftand gekomen. De Ommelanden.  2Ö8 Tegenwoordige Stadt Dé Oxl melajü ben. deren in bloedverwantfchap of zwagerfchap' niet nader mogen bellaan dan in den vierden graad ( * ). Dan daar opgenoemde Heeren flegts zouden bëordeelen, of in de voorhanden zynde ge* vallen aan de vereischten der wet voldaan waare dan niet, wierd ter in agtneeming vah het geheele regeeringsreglement nog eene andere vergadering ingevoerd van negen, mannen van bekende redelykheid en vreedzaamheid, uit ieder kwartier drie te verkiezen; welken als Rigters of Arbiters opgedragen wierd de magt ter ontfcheiding van alle verfchillen over den uitleg der gemaakte verordening , als mede om de overtreders voor zig in regten te kunnen betrekken, en te ftraffen * of met eene geldboete tot 500 goudguldens, of met het ontflag der ampten, ja zelfs der hoedaanigheid van eigenerfde of volmagt: zonder dat nogtans verdaan wierde daardoor aan het lichaam der Ommelander regeeringe meerdere magt toe te eigenen, dan waartoe dat volgens oude wetten, uitipraaken, verdragen , en herkomflen buiten tegenfpraak was bevoegd (f). Het volgende reglement van 1659 behield wel het getal van negen perfoonen, daar het uit ieder onderdeel éénen nam, maar onttrok die Heeren de voorige magt van uitleg; en bepaalde wyders derzelver regtbank dermate, dat de nodige blyken van atteflatien, interrogatoriën, contra in- ter- (*) Regiem, refematoïr 1749, J. 14. (t) Reglement 1655, J. 23.  van STAD en LANDE. terrogatoriën , en recollementen , by dem eisch, antwoord, replyk, of duplyk, niet by dit gerigt, maar by jeders bevoegden of dagelyklchen rigter moesten ingewonnen worden. Ja in de daad wierd alle rigterlyke magt hun benomen , daar men bepaalde, dat de Arbiters, na voldinging der zaak, en opgemaakte geiibelleerde inventaris, de (lukken btfloten zouden toezenden aan den Heer Stadhouder , om door dien ter hand gelteld te worden aan een Gerigtshof buiten dit gewest* ter opmaaking van het vomis; het welk gefchied zynde en hun weder gefloten toegezonden , zy dan in eene volle vergadering ter aanfchouwing der partyen , ten dien einde gedaagd, binnen den derden dag na den ontvangst moeten openen , en terftond zonder eenige verandering, uit naam en van wegen Jonkeren, Hoofdlingen, Eigenerfden, en Volmagten der Ommelanden tusfehen den Eems en de Lauwers, laaten uitfpreeken; blyv-nde de uitvoering, aangezien daarvan geen ven;er beroep valt, aan den Stadhouder, daarin des noods door 's Lands krygsvolk en de magt hunner Hoog Mogenden te (terken (') Deeze verandering van rigters tot inftructeurs maakt moeilyk te doorgronden de reden » waarom Z. H. by het reglement refortnatoir verordend heeft, dac de Arbiters, even als de Monfter Heeren , eikanderen niet nader in bloedverwantfchap en zwagerfchap mogen beftaan, dan in den vierden graad (f). Der- zei* (*") Reglement 1659. 5- 3$, 39, 40, 41» (f) Regiem, reformatoir 1749, $. 14* 11 DfcEL. S Dp Om- M! LAJ^ DEM»  £70 Tegenwoordige Staat De Om melan dek. Gekommitteerdeïlaaden. £*) Comïïie en ampliatie 1663, §. 7« zeiver verkiezing ftaat thans alleen aan den Stadhouder, mede hunlieder hoofd, van wien zy eenen lastbrief voor twee jaaren ontvangen , offchoon meest al weder op nieuws daarin geplaatst worden. Zonderling is het, dat in de ftraffen zedert het jaar 1659 onderfcheid plaatsgrypt tusfehen Jonkeren en Hoofdlingen, en tusfehen Eigenerfden en Volmagten: wordende de beide eerden verwezen in eene ontzetting van alle ampten, ftaaten, bedieningen , mitsgaders afwyzinge uit de vergadering der Ommelanden , maar de beide laatften in eene geldboete tot duizend goudguldens toé. De Stadhouder, als voorzitter, is bevoegd de Arbiters te doen vergaderen. Daarby heeft ieder Landdagscomparant, of Ommelander Officier de vryheid, buiten zyn kosten, aan Hoogstgemelden aantebrengen alle de begaane inbreuken of overtredingen der gemaakte reglementen; welke, die aanklagten van eenig aanbelang vindende, alsdan het kollegie laat zamenkomen, wanneer, na opening van zaaken, de Advokaaren der Ommelanden onder eede gelast worden de beklaagden in regten te betrekken naar het voorfchrift by het reglement, en wel op naam der Ommelanden (*_). Daar nu de Monfter Heeren alleen tot de monftering; de Arbiters, by aldien er overtredingen tegen de reglementen van regeering gemaakt zyn, vergaderen, is er nog een derde kollegie, dat meermaalen te zamen koomt, en  mn STAD en LANDE. *;i ■éti dat belast is met al het overige hüishou- i delyke eh het dagelykfche beftier der Ommelanden, te weten dat der Heeren Gekommhi teerde Raaden* Hetzelve beftaat uit negen Iperfoonen, drie Uit ieder kwartier, benelFens i den Syndicus en den Secretaris; en vergadert i telkens by gelegenheid der Landdagen, of op : aanmaaning van den Praefident. Het werk i dier Heeren is volgens het berigtfehrifc ,5 voor, „ teftaan der Ommelanden vry en geregtighe)4, den (g. i ); te waaken tegen alle inbreu, „ ken der Stad en Hoofmannenkamer op de , j, decifien van hun Hoog Mogenden ($. s. 3.) ; L, ter uitvoer te brengen alle de befluiten, ,„ die door de Ommelanden genomen zyn of .„ worden (§. 5.); het °°g te houden op , „ de Gedeputeerde Staaten en Rekenmeeste,ren Provinciaal, ten einde die aan hunnen , „ pligt voldoen ( §. 6.) , het opzigt te „ hebben op de Ommelander geldmiddelen >- (§• 7—tt.-^| en met de buitengewoone .„ Gekommitteerde Raaden in te neemen de , 5, reekening van den Rentmeester ( §. 12.); , en wyders in alles het lichaam der Omme, 5, landen te vertoonen, daarvoor en in diens . „ naam door hunnen Praefident en Secretaris , „ alle fchriftuuren en aften van aanbelang te . „ laaten tekenen ( §. 16.)." De Praefident deezer Gekommitteerde Raai den zit wyders ook voor op de algemeene 1 Ommelander vergaderingen; die hy mede opent; en is daarby altyd een Jonker, zodaanig dat, wanneer van de Heeren één alleen een Jonker is, die alleen het geheele jaar door zou voorzitten, daar anders de voorS % Zit' De OM- MELAHDIH.  Dfi Om melaw' dei*. 27 a Tegenwoordige Staat zitting weekelyks af moest loopen. Hunlie• der kommisfie duurt, gelyk die der andere Ommelander, twee jaaren, en de Stadhou- I der heeft van de nieuws verkozen wordende ] de onbepaalde goed of afkeuring (*). Het 1 jaargeld was in vroegere tyden tweehonderd j guldens, doch hetzelve is meermaalen ver- I hoogd, zo dat het nu is duizend guldens (f). ] Uit het gefchiedverhaal (§) kan men zien, ! dat de eerde oprigting moet afgehaald wor- 1 den van het midden der i6e eeuw, wanneer 1 (om de toen zwevende verfchillen tusfehen j Groningen en de Ommelanden ) de voornaam- 1 fle Edelen en Hoofdlingen meermaalen te za- 1 men kwamen om onderling te raadpleegen, en welke daarom kregen den tytel van Gede- | put eerden der Ommelanden; maar dat dezelve I door den Stadhouder Arenberg, op aandrang 1 der Groningers, weder afgefchaft wierden (**), J' hoewel zy telkens by iedere fcheuring met de li Stad, of andere gefchikte gelegenheid , op ] aanraaden voornamelyk van den Syndicus f Verrutius, op nieuws te voorfchyn kwa- I men (tt). Na de aanneming der Unie van Ut- ; (*) Regiem, reform. %. 33. (I) In 't laatst der vorige eeuw al duizend guld, om dat men het den 17 Mai 1688 verminderde van ] duizend op agt honderd guld.; doch den 8 Juli r6o7 ! weder op duizend guld. gebragt, is het den 23 Ocl. 1753 nogmaals gereduceerd op agt honderd guld., dan den 12 Juni 1782 op duizend guld. herfleld, en vier en twintig gulden daarenboven voor het innemen der Ommelander rekening. (§) Tegenw. Staat van Stad en Lande, 1. d. hl. 431. (**) Üitfpraak van Arenberg, 7 Maart 1560. (tt) Tegenw. Staat van Stad en Lande, 1. d. bl. 436.  tan STAD en LANDE. 273 Utrecht, en na den afval van Rennenberg, e zyn buiten twyfel weder Ommelander Gede- : puteerden geweest; maar dezelve hielden op, ten minde hier te lande, toen na de zege van Schenk op Mohenlo de meefte Ommelanders, als Staatschgezind, naar elders gevlugt waaren. Na de reduftie egter van Groningen zyn zy ras weder aangefteld, omdat by vonnis van den 3 Maart 1599 de Ommelanden bevoegd zynde verklaard tot het houden van afzonderlyke vergaderingen, in zaaken hun byzonder betreffende, als een gevolg en ter beleid derzelver gemagtigden konden aanflellen. Ten minden in de uitfpraak van 1610 koomen zy reeds voor onder den naam van Gedeputeerden der Ommelanden; en dien naam draagen zy nog in de reglementen van 1655 en 1659, welke benaaming naderhand veranderd is in die van Gekommitteerde Raaden. Behalven deeze Gekommitteerde Raaden] -zyn er ook nog buitengewoone Gekommitteer-\ 1 de Raaden, drie uit ieder kwartier, dus in 't' ! geheel negen. Derzelver werk bepaalt zig1 1 alleen tot het inneemen der reekening van den ( Ommelander Rentemeester, waartoe ieder l kwartier éénen bemagtigt. Hun lieder traftei ment, zedert eenige jaaren verhoogd zynde, bedraagt nu tweehonderd guldens (* ). Voor dat wy wyders van de Ommelanden i in 't gemeen afdappen, merken wy aan, dat (*) Voorheen flegts twaalf guldens , voor die welke de rekening innamen, maar by ref. d r Ommelanden van den 12 Juni 1782 gebragt op tweehoa* derd guldens voor ieder. S 3 DP. Ommelanden, Extra Gekommitteerde, Raaden. » ! Omme- t lander ampten»  De Om melan een. 574: Tegenwoordige St&at zy, als het halve Lid van Staat, voorheen begaven drie jaarlykfche kommisfien in Hun Hoog Mogenden; één in den Raad van Staat; één in de Generaliteits Rekenkamer; één gewoonen en één buitengewoonen in de Admiraliteit te Harlingen; om de twee jaar één in de Admiraliteit te Amfterdam; om de twee jaar den Lieutenant in de Hooge Juftitiekamer; en drie vaste plaatzen in gemelde kamer, telkens als die open vielen; jaarlyks vier in het Kollegie der Gedeputeerde Staaten, drie in dat der Rekenmeesteren; drie in dat der Curatoren van de Hoogefchool ; wyders de halve minifteriaale Provinciaale ampten; en de militaire charges op deeze Provincie gerepartitieerd, in tourbeurten tegen de Stad. Bovendien hunne eigene negen gewoone en negen buitengewoor.e Gekommitteerde Raaden ; negen Monifer Heeren; en negen Arbiters; beneffens den Syndicus, Rentemeester, en Secretaris. Maar by het reglement reformatoir de leden der Hooge Juftüiekamer, en de Curateuren der Akademie permanent gemaakt zynde, ter tydelykfche begeeving van den Heer Stadhouder, gelyk mede alle de minifteriaale ampten en militaire charges, zyn er nu ter begeeving der drie kwartieren overgebleven de drie jaarlykfche kom-, misfien in Hun Hoog Mogenden; ééne in den Raad van Staat; ééne in de Generaliteits Rekenkamer; één gewoone (*) in de Admi- ra- (*) De buitengewoone Raaden in de Admiraliteit yan Harlingen, die deeze Provincie aldaar plag te zenden, zyn afgefchaft by het regiem, reform. |. 47-  van STAD en LANDE. 275 ij ralkeic te Harlingen; vier in Heeren Gedepu. 1 \ teerde Staaten; drie in de Provinciaale Re} kenkamer; en om de twee jaar ééne in de ' Admiraliteit tot Amfterdam; en wyders negen < gewoone en negen buitengewoone in Heeren ) Gekommitteerde Raaden. Hoewel de kommisfien voor twee jaar afgegeven worden, ; zynde de gewoone begeving dier ampten op 1 het oneven jaar in flagtmaand , worden by de > jaarlykfche opening der ampten, op den eer! ften landdag na S. Pieter, dezelve weder opgegeven. Na de gedaane begeeving moeten ] thans alle die keuzen gezonden worden ter goedkeuring van den Heer Stadhouder, die : niet gehouden is van zyne afkeuring eenige reden te gceven (*). Ten einde nu deeze : ampten, zo veel mogelyk, in gclyke aandeelen over de drie kwartieren kwamen te vallen, is door het Lid der Ommelanden een zogenaamde rooster, of verdeeling gemaakt, en , door den Stadhouder goedgekeurd. Volgens , deeze heeft ieder kwartier om de twee jaar 1 vast te begeven één kommisfie in de Staaten Generaal, ééne in de Gedeputeerden, en ééne in de Rekenmeesteren Provinciaal, als mede drie gewoone en drie buitengewoone Gekommitteerde Raaden; maar de andere kommisfien, als die in den Raad van Staat, Generaliteits Rekenkamer, Admiraliteiten te Amfterdam, en te Harlingen, en de vierde in Gedeputeerde Staaten deezer Provincie, gaan in beurten, in deezer voegen: Roos- (*) Regiem, reformat. $. 33. S 4 De Ommelanden.  2j6 Tegenwoordige Staat Uit deezen rooster blykt dus, dat die mee het twaalfde jaar omkoomt, zodat dan dezelfde ampten weder op het zelfde kwartier vallen. De reden daarvan ligt in de Admiralitekskommisfie te Amfterdam, want die wis- felt I)e Omme lan- EEK. Hunzingo. Fiveloo. *t Westerkwart. Jaaren C 17*8 Raad van Staat. Admir. te Harling. Gener.Rekenkamer■■< i 1779 4« Gedeput. Staat. f1780 Gener. Rekenkamer Raad van Staat. Admir. te Harling. 4,1781 Admir. te Amfterd. 4e Gedeput. Staat.. f1781 Admir. te Harling. Gener. Rekenkamer. Raad van Staat. *• 1783 4e Gedsput. Staat. ("1784 Raad van Staat. Admir. te Harling. Qener. Rekenkamer. «.1785 v Gedeput Staat. Admir. te Amfterd.. CI78S Gener. Rekenkamer. Raad van Staat. Admir. tc Harling. *787 4e Gedeput. Staat. /* 1788 Admir. te Harling. Gener. Rekenkamer. Raad van Staat. (,1789 4e Gedeput. Staat. Admir. te Amfterd- C1790 Raad van Staat. Admir. te Harling. Gener.Rekenkamer. I791 4e Gedeput. Staat. C179Ï Gener. Rekenkamer. Raad van Staat. Admir. te Harling. 1793 Admir. te Amfterd. 4, Gedeput. Staat. c 1794 Admir. te Harling. Cener. Rekenkanur. Raad van Staat. ^1795 4« Gedeput. Staat. f 1796 Raad van Staat. Admir. te Harling. Qener. Rekenkamer.. *-l797 4c Gedeput, Staat. Admir. te Amftird. ••1798 Gtner. Rekenkamer. Raad van Staat. Admir. te Harling.. VI799 4e Gedeput. Staat. i* 1800 Admir. te Harling. Gener Rekenkamer. Raad van Staat. ti8oi 4e Gedeput. Staat. Admir. te Amfterd. {•180a Raad van Staat. Admir. te Harling. Gener .Rekenkamer* 1.1803 V Gedeput. Staat. Rooster der afwisfelende Ommelander Kommisjien.  van STAD en LANDE. 577 feit alie twee jaar tusfehen de Stad en de Om-1 meianden; en kan dus voor de drie kwartieren eerst het twaalfde jaar omkoomen. Daarom fpringt dezelve ook telkens één kwartier over, en valt niet, gelyk de andere ampten, van Hunzingo op Fivelgo, en vervolgens op het Westerkwartier. Onder de Ommelander ampten , hoewel niet juist in den eigenlyken zin van het woord, kan men eenigzins brengen de Rigteren te lande; ten minften wyl zy eene byzonderheid uitmaaken, met betrekking tot den eigendom dier bedieningen, gelyk hier voor breder aangertipt is. En te meer, omdat wy telkens de regtltoelen zullen opgeeven by de befchryving der dorpen, hebben gemeend dezelve hier ter plaatze nader te moeten befchouwen, en daarna ze alle agter één te lar.ten volgen, als kunnende zulks in meer dan één opzigt belangryk zyn. Dat men te lande over grootere of kleinere ftreeken in 't burgerlyke rigteren heeft, zulks is algemeen en heeft niets byzonder in; maar het is buitengewoon, dat zulke bedieningen ervelyk geworden zyn , ja dat die als heerlykheden openbaarlyk in eigendom kunnen gekogt worden. De opening daarvan zal ons leeren, hoe eene zeer eenvoudige en op zig zelve eigenaartige inrigting verwandelen kan in iets geheel vreemd en afwykend. Volgens de oude Friefche wetten was het eene noodzaakelykheid , dat het rigterampt flegts duurde één jaar. Men wilde daardoor paal en perk zetten aan der menfehen ingeborene zugt van graag het bewind in handen ta S 5 heb- Dz Ommelanden. RigterenJ  «78 Tegenwoordige Staat De Om- melanJjEXï. hebben. Ook bepaalde men, ten einde het aanzien van zommigen by eene jaarlykfche verkiezing niet te veel invloed verkreeg, dat over het rigterampt niet geftemd mogt worden, maar dat de bediening daarvan arloopen moest naar zekeren rooster van de heer den, of der uitftrekken lands, waarop de landbezitters in de dorpen woonden. Hier uit ontftonden de klauw registers, waarin alle de daartoe geregtigde heerden met naame opgeteld wierden. In grootere dorpen verdeelde men bovendien de heerden eerst in kluften of buurten, met beding dat de bediening van het regt jaarlyks gaan moest' uit de ééne kluft in de andere, maar in de kluften zelve naar orde van de daarin gerangfchikte heerden. Deeze heerden nu waren geen losfe verfpreide ftukken land, maar eene meer aan ééngefchakelde hofftede, in welker wooning de huisvader zyn beftaan had. Men bepaalde wyders, dat de eigenaar van dien huisheerd , welké aan de beurt was, het rigterampt moest waarnemen; zonder onderfcheid of hy een man van aanzienelykere dan geringere geboorte was, of hy veel dan weinig uiterlyke waardigheid in zyn dorp bezat (*). Het eenvoudige der burgerlyke regtsplegingen by onze vroege voorouderen maakte ook, dat geringere menfchen die post gevoeglyk en wel konden waarneemen. Men kan hier uit zien, dat de bediening (*) Jurisdiiïiones et magijlratus per haereditarias agrorum poffeffiones in ordinem ambuldliant, absque ulla nobilitatis aut plebeji ordinis dijcrimine zegt Siccama sd L. L. Fris, p. 69.  van STAD en LANDE. 27^ Taing van het regt in haaren oorfprong per-1 foonlyk was, maar dat men, om niet te vallen in de klasfe van al te behoeftige menfchen, wilde dat de waarnemer ook moest bezitten een eigen heerd. Maar deeze inrigting, hoezeer overéénkomstig met den aart van eene zuivere volksregeering, verbasterde egter ras, en dat alleen daardoor, dat men niet vastgefteld hadde, dat de eigenaar van den huisheerd, welke aan de beurt lag, ook werkelyk daar moest woonen , dat is zyne vaste woonplaats Qfedes fortunarum') aldaar hadde, en niet flegts dien heerd in eigendom hadde. Want nu kogten meer vermogenden , om te meermaalen rigter te zyn, die heerden op, welke in het klauwboek bekend ftonden; 1 dit maakte dat in kleinere dorpen vooral de weinige ryken de meefte ommegangen had: den, en dus in een korter tydbeftek rigters in hun dorp konden worden. Deeze groote 1 landbezitters , zig als de voornaamrten befchouwende, namen den titel aan van Hoofdlingen , Capitanei, Capitales, Upflallingen (*); 1 en kogten zelfs zulke heerden in andere dorI pen, dan in welke zy woonden, ten einde op meer (*) Men kan hier over breder zien, wat den naamsoorfprong aangaat, Halsema bl. 199 en volgende. De kundige Rengers ten Post zegt in zyne gefchrevene Politie der Umlanden, bl. 18. „ Up„ ftalling is een olt friesch woort, ac magijlratus no- men, op duetfche taele daernae Hoeffetling (quafi ca„ put, quod reliqua membra regat, et jus adminiftret) ,, und ook Heerjchaft (quaji herus") als heerjchappit „ hebbeiids." De Ommelanden.  3De Om melan' dem. aSo Tegenwoordigs Staat . meer dan ééne plaats die bediening te kunnen' - waarneemen. Hier door kregen die heerden of ervgronden een geheel ander aanzien, en het regt tot de bediening van het rigterampt, dat oorfpronglyk perfoneel was, wierd men gewoon te houden als aanhangig in de gronden. Dan de heerschzugt, hier niet mede voldaan, vond ras, daar het aankoopen van zulke erfgronden (vooral in merkelyken getal) te kostbaar viél, een ander middel uit om het oogmerk met minder uitfchot van penningen te verkrygen. Uit het denkbeeld van eigendom en uit dat van de regten op ééne plaats land vallende te befchouwen als een gedeelte van het volle eigendom, oordeelde men ook, dat men het ééne gedeelte kon aanhan delen, en het ander agterlaaten, of dat op het zelfde uitkomt, dat men de gronden verkopen kon, en behouden de geregtigheden, als zynde een vrywillige handeling, daar een derde geen nadeel by leed. Maar men befpeurt ook teffens, hoe hier door de deur voor meervermogenden ter verkryging van meerder aanzien wyd gëopend wierd. De eenvoudige landman, wiens beurt verflreken was, en in 30, 40, 50, ja meerdere jaaren niet weder daar aan konde geraken, was na-» tuurlyk genegen dat regt, het welk hy vermeende op zyn ervgrond te liggen, aan den rykeren voor een geringere fom overtedoen, verliezende hy in 't gebruik zyner erve daardoor niets. Hier uit zyn by verloop van tyden de ftaande regtftoelen geboren, als men te weeten alle de ommegangen was meester geworden, dat nu ook gemakkelyker konde. ge-  van STAD en LANDE. aifc ,gefchieden, dan als men verpligt waare die 1 gronden zelf mede in eigendom aan te hande, len. Maar teffens gaf zulks dit wanftaltige , dat men bezitter van een flaanden regtfloel kon zyn zonder byna eenig waar bezit van landen aldaar te hebben; tegen den zin dik\ wyls der inwooneren alleen hun lieder Rigter in 't burgerlyke, in het lyfftraffelyke (en in dat teder ftuk wel zonder beroep) te zyn; ja dat regt aan anderen te kunnen wegfchenken, in huwelyksgifte uit te geeven, of by openbaare veiling aan de meestbiedenden te verkoopen. Eene vreemde zaak voorwaar, en die egter in dit gewest al zeer oud is. Het Ommelander landregt van 1601 (*) fpreekt van deeze afzondering der geregtigheden van de erfgronden , als van eene gewoonte, wier oorfprong 1 men niet meer heugde,* en wettigt, het geen 1 byzonder is, die gewoonte met te bepaalen, 1 dat offchoon uit den aart der zaak die geregtigheden en heerlykheden aanhangig behoorden te zyn aan de erfgronden, men die egter i met uitgedrukte voorwoorden daarvan ver1 mogt te fcheiden. Dit misbruik, waarin de 1 heerschzugt van vermogenden zo veel voedzel vond, duurde tot in deeze eeuw, wanneer i by het reglement reformatoir (f) een perk ; is gefteld. De woorden daarvan zyn te aan1 merkelyk, en helderen ons gezegde te veel ' op, te meer daar zy wegnemen het vermoeden (*) 4 boek, 5. 7 en 8. (f; $. 18 en 19. De Ojs- melaj5tdek.  is Sa Tegenwoordige Staat De Om- Belanden. den als of wy in deezen bot gevierd haddéü aan berispingen, om ze hier niet in hun geheel te plaatzen: „ Dat gelyk billyk is, dat ieder in Zyn „ regt en geregtigheden wordt gemaintineert, ook nauwkeurig zorge behoort gedragen „ te worden, dat daarvan geen misbruik tegens de primitive inftellinge worde ge,, maakt, zo keuren wy volkomen af de wyze, waardoor men zig zedert veele jaaren ,, in de Ommelanden heeft weeten meester te „ maak'en van geregtigheden en heerlykheden met die in eigendom te acquireeren, zon„ der de huizen en landen, die daartoe van „ ouds behoorden, of die te zamen in eigen„ dom bekomen hebbende, het huis en lan„ den weder te verkoopen, feparerende dus de geregtigheid, zynde een jus fundo in„ haerens van 't goed ofte heerd, waaraan „ het van ouds aanhangig is geweest, door ,, welk middel veele ilaande Jurisdiétien, „ Schepperyen, Zyl en Dykregten, als mede „ Jura Patronatus ofte Collatien zyn opge„ regt, waarom wy voor altoos verbieden „ het affcheuren der Heerlykheden en gereg„ tigheden van de erfgronden, edele en an„ dere heerden, huizen, hoflieden, en lan„ den, waaraan behooren, welke van mal„ kan der noch in het geheel noch ten deele „ zullen worden veralieneert, of afgefchei„ den, op wat wyze zulks ook zoude mo„ gen weezen, maar zullen als volgens^haare „ regte natuur van ouds in gebruik is geweest, by malkander moeten blyven. „ Doch, naardien tegens de aloude funda- „ men-  van STAD en LANDE. 283 ^ menteele wetten, conftitutie en herkomens ,, hiervan in zo verre is gedevieert, en de , „ gewoonte om de geregtigheden en heerlyk,, heden van de erfgronden af te zonderen zo „ oud is, dat zonder merkelyke confufie en „ nadeel van die geenen, die volgens het „ 8e articul van het 4° boek Ommelander „ landregt, zulke geregtigheden jufto titulo ,, hebben bekomen en geëxerceert, daarin niet volkomen kan worden geremedieert, „ zoo hebben wy nogtans , om diergelyke , „ misbruiken in 't toekomende voor te koo„ men, goedgevonden, dat binnen drie maan1 „ den na het ëmaneeren van dit reglement 1 „ ieder een zal hebben optegeven aan de ,,, Hooge Juftitiekamer de geregtigheden en 1 „ heerlykheden, die of met of zonder eenige goederen bezit, met de aankomstbrieven ,, daartoe behorende, opdat door gemelde „ Gerigtshof exadte en nauwkeurige klauw1 „ boeken en registers van alle geregtigheden, 1 j, ieder afzonderlyk, worden gemaakt, en .„ aldaar in originali bewaart, ten einde dat „ in het toekomende voor een rigtfnoer ver„ ftrekke, om het getal en hoedaanigheid van die geregtigheden, en wie dezelve met .„ of zonder gronden, huizen, en hoflieden .„ bezitten, te weeten, op dat alk onzeker, „ heid in eene zaak van zulken verren uit) •>-> zigt, en die zo zeer concerneert de wel■ „ vaart van het Land en Ingezetenen, op .„ onwrikbaare gronden (zo veel doenlyk} : „ worde gefteld." Dit nu in 't algemeen gezegd hebbende, ;gaan wy over tot eene nadere befchouwing dier De Om~ MELAMDEN.  Jt»E Om MELANBEN. Redgers en Griet, mannen. ito*4. Tegenwoordigs Staat dier Rigteren. Om der kortheidshalve zullen" wy ons niet ingeeven in een oudheid of taalkundig onderzoek: te meer, daar de kundige Halsema (*) dit opzettelyk gedaan heeft, maar uit hem opgeeven de verfchillende zoorten dier Rigteren. Het Ommelander landregt zegt (f) „als men in deezen boeke fpreekt ,, van de Rigteren, zal men dat verftaan in „ 't generaal van de Redgeren, Grietman„ nen , Langregters of Overregters, en „ Buurregters, ende van anders niemand." Redgers nu en Grietmannen zyn dezelfde perfoonen, hebbende de laatfte benaaming alleen plaats in het Westerkwartier. Deeze oefenen uit alle die deelen van het regtsgebied, welke men elders in hoog, middelbaar, en laag onderfcheidt. Van hunne vonnisfen in burgerlyke zaaken kon men voorheen in dit gewest zig beroepen of op de Warven, of op de Hoofdmannenkamer, naar den aart der zaaken, over welke de vonnisfen gevallen waren (§). Maar in het lyfftraffelyke had geene beroeping of herziening van het gevelde vonnis plaats. Dit laatfte nu, hoe zeer ook van veruitziende gevolgen voor de maatfchappy, is eerst in deeze eeuw veranderd: daar by het 59 art. der inftrudlie voor de Hooge Juftitiekamer bepaald is geworden , dat van alle crimineele vonnisfen der Redgeren en Griet- (*) 4" koefdjl. bh 312, en volgende. Cf) 1' boek, 5- r. (J) De onderfcheiding d.'er zaaken zullen wy op. geeven in de afdeeling over de Hoofdmannenkamer, en de Warven.  van STAD m LANDE; 085 Grietmannen.aan 'c gemelde Hof beroep kan: Worden ingefteld. De Redgers in Hunzingo en Fivelgo oordeelden in de gewoone burgerlyke zaaken zonder byzicteren , maar omtrent misdaadeh hadden zy by zig de Over of Langregteren, irt die regcftoeien te weten , alwaar dezelve waren; doch de Grietmannen in het Wcstefkwartier hadden oudtyds mederegteren, maar die zyn al lang verdwenen. Deeze Redgerregten wierden jaarlyks in 'c voorjaar aangefprokm, dat is, men liet bekend maaken dat men oordeelde geregtigd te zyn om dat jaar den regtiloel tt: bedienen. Hier toe had men oudtyds byzondere vaste plaatzen, als in Hunzingo te Leens voor ctó regtftoelen van de Marne; te Kantens voer die van het Oosterampt ,• te Leermens voor die van het Fivergcër Oosterampt; te Lopperfum voor die van het Wester-Fivelgo; te Sibaldebuuren voor die van Langewold, onder het Westerkwartier. Deeze oude wyze van op de gemelde plaatzen aar.tcrpreeken, inzonderheid te Leermens en te Lopperfum., is nog niet geheel verdwenen; egter gefchiedt zulks thans gewoonlyk by de Hooge Gerig:skamer, door mandaaten tegens den Wedmant en de ingezetenen der regtftoelen. Indien nu. niemand daartegen opkwam, wièrd de aanfpreeker als nieu we Rigter open lyk onder den blooten hemel, gewoonlyk op de kerkhoven, in den eed genomen; en wel, volgens hec Ommelander landregt door den afgaandenf • . Rig(*) 1 boek, J. 8. II Deel. T De 0;j" KEJ.KS' BEN,  •a?5 Tegenwoordige Staat De Om» me lan» den. Rigter, Wedman, of Buurrigter, maar mi alleen by de Hooge Gerigtskamer (*). DaE Hof oordeek nu ook, of iemand tot de aanfpraak en verdere waarneming of fiyting van het Redgerregt bevoegd is. Wy hebben hiervoor al gezegd, dat die fiyting gefchiedde naar zekere beurten der heerden, welke in de klauwboeken waren opgetekend ; en dien ommeloop noemde men van ouds her, en nog, ommegang. Om nu den vreemden lezer eenig denkbeeld te geeven van het byzondere deezer beurtwisfelende opvolging der heerden, tot het Redgerampt bevoegd , zullen wy uit den Heer van Halfema (f) laaten volgen die van het Leermenfter Redgerregt: „ Deeze regtftoel begrypt in zig vier kars„ pelen, als Leermens, Enum, Ryp, en *t „ Zand; en in ieder dier karspelen valt 't „ regterfchap om 't vierde jaar, als eerst tot Leermens. „ Dit kaspel is verdeeld in twee kluften, „ als buiten de buur en, en binnen de buts„ ren; en 't regt valt om 't agtfte jaar dan „ in deeze, dan in geene buurt. „ De kluft buiten de buuren befluit in zig „ veertien heerden. Nademaal nu agtmaal „ veertien honderd en twaalv uitmaakt, zo „ volgt, dat 't regterampt op eenen iegely„ ken heerd op dien tyd valt. De heerden, „ en hunne flytingsjaaren, zyn deeze „ Thia- (*) InJlruEUe votr de Hooge Gerigtsfamer, $. 54, (t) »• 35i.  van STAD en LANDE, g|g t, Thiakema heerd -1716 1828. Ebbema heerd 1724 -1836. 5, Tectema heerd 1731 1844. .,, Clants huis !74o Luedekema heerd ——1748 1860. n DoekeAebkema heerd—1756 1868. 4, Syerde heem • '—1764 1876. », Olde huis ———1772. 1884, s, Meyma heerd • 1780 'i89«. ,, Dat Maerhuis • 1788- 1900. Jacobsma heerd "I79Ó 1908» Gaickema heerd —1804 1916. „ Addinge hol —*——18ia- 1924. 0, Klueckes weer * 1820 -1933» „ De buurt binnen de buureh heeft vyf '„ heerden; dies 't regt op eene ieder dier l 'S, plaatzen valt alle veertig jaaren, want vyfj, maal agt maakt veertig. De heerden zyn „ Obelen heerd —1—1752 -1792» Nitters heerd < 1760 -1800» „ Waelken heerd —■—1768 -1808. , Gaelken heerd 1776 1816» , „ Lambertus heerd 1784' ■■■"■«1834» Enum. „ Dit karspel is in geene buurten onderfcheiden, en heeft agt heerden , weikef „ ieder om 't twee en dertigfte jaar 't regteri „ ampt bekomt, dewyl agtmaal vier dit getal ■ „ uitwyst. De naamen der heerden zyn na!9, volgende. T 3 „Obe» De OM» melande».  Ï8S ' Tegenwoordigs Staat De Ommelanden. „ Obdei heerd 1749 178!. „ Heemfter heerd 1753 1785. „ Vrouwema heerd 1757 '1789. „ Siccama heerd 1761 1^93» ,-, Die knol — 1765 1797. „ Antsma heerd 1769 1801. Dat hooge heem I773-*——1805» ,, Lippingehurster heerd — 1777 4 1809, „ Ryf. „ 't Zelve karspel beftaat uit twee buurten , ofte kluften , als boven de weg\ 't welk landwaards in is, ende buiten de weg; dies 't regt in ieder dezer kluften „ valt om 't agtfte jaar. „- De kluft boven de weg heeft vyf heerden; ,, Vyfmaal agt maakt veertig; derhalve komt 't op eene iedere dezer plaatzen om \ „ veertigfte jaar om, op navolgende wyze. „ Guttinge heerd 1742 1782.1 „ Sywerdinge heerd 1750 '1790. „ Eysma heerd 1758 -1798. „ Eelzema heerd 1766 1806. p Hidsma heerd ■ 1774 1814. „ De kluft buiten de weg begrypt in zig „ zeven heerden. Agtmaal zeven maakt zes „ ert vyftïg; dus de flytinge op de heerden „ om dat jaar invalt, in deezer voegen. ,, Fridema heerd i73°- 1786. „ Enteke heem ——1738———1794, „ Enne heerd 1746- 1803. Edzema heerd » - 1754 i8icv v>  van STAD en LANDE. 289 Sypinge heerd, of „ Wyninghe dl 1762 1818. „ Duwersma heerd 1770 1826. „ Eppinge heerd 1778 -1834, De Ommelanden. T 3 » Fos- 15 't Zand. „ Die karspel fcheidt zig insgelyks in twee kluften, als beneden de korl, en boven de „, korl; komende 't regt in ieder dsezer buuiv ten op 't agtfte jaar om. „ De klufc beneden de korl vervat in zig „ tien heerden. Aangezien, nu agtmaal tien „ tagtentig maakt, zo valt 't regt op eene „ iedere deezer plaatzen na verloop van die „ jaaren. De naamen der heerden, mitsga?, ders hunne vervaljaaren, zyn als volgt. Alberda nye heerd 1767 1847- De heerd by de korl — 1775 1855. ?, Campe Roemder heerd -1783 1863. „ Eneke heerd 1791 -1871. 9, Dydsma heerd 1799 —. 1879. ,, Harm. Hannema heerd — 1 807 —— 1887. „ Corners heem ■ -1815 —1895. „ Alberda heerd 1-1823 —1903, Wrydfema heerd 1831 1911. Dia heerd in de horn — 1839 l9I9' „ De buurt boven de korl heeft negen „ plaatzen. Negenmaal agt is twee en ze„ ventig; derhalve komt 't regt tydlyks op eenen iederen der heerden op gemelden tyd om, op deeze wyze.  800 Tegenwoordige Staaf JJe Ommelanden. Lang, of Overregters. „ Fosfema nye heerd 1731 ———1803, „ Aldrynge heerd 1739 181 x. „ Fosfema olde heerd 1747 1819. Berfema heerd ■ 1755 1827. „ Schelteda nye heerd——1763 '1835. „ Schelteda olde heerd 1771 1843. „ Schoon Atryckes heerd -1779 1851. „ Hesfelma heerd > 1787 1859. „ Ernfte heerd . 1795——-—1867. . Lang of Overregters zyn eigen aan((Hunzingo en Fivelgo, maar niet in alle regtftoelen, uitwyzens de lyst, die wy ftraks zullen roededeelen. Het ampt deezer Overregteren beftond voorheen in het beregten der verfchillen , die over de flytinge der Redgerfthappen ontftonden (*); in het uitfehryven dier warfen, op welke de aanfpraak dier regten gefchiedde, en vervolgens de eedftaving; in het waarncemen van den regtftoel by aldien de gewoone Redger inmiddels overleed, en geene bekwaame erfgenaamen naliet (f); ook r byaldien de Redger met iemand uit den regtftoel verfchil had, aangezien niemand zyn eigen rigter kan zyn (§); in het medeberegten van lyfftraffelyke misdaaden, of hooge breuken , daaruit voortvloeiënde; in gedurende zeven weken, van den derden dingsdag na Paafchen tot den derden dingsdag na Pinksteren, met uitfluiting van den gewoonen Redger, den regtftoel in alle voorkomende zaaken te bedienen. De (*) Oml. landr. 4. loeh %. 2. (f) Oml. landr. I hotk, j. 20. (J)'I iotk, $. 25,  van STAD en LANDE. 291 De beftellinge deezer Lang of Overregte-i ren gefchiedde ook naar zekereH rooster der heerden; doch waaromtrent aantemerken is, dat meermaalen andere heerden tot het Over dan tot het Redgerregt bevoegd zyn geweest; als mede, dat men in de grootere regtftoelen , die uit meer dan één dorp beftaan, twee Overregten heeft, waardoor die dan de helft fchielyker omkoomen dan de gewoone Redgerregten; en ten derden, dat op eenige plaatzen geftemd wordt, en dat die keuze ftaat aan de gemeene ingezetenen des kerspels. De inftelling deezer Overregteren is zekerlyk byzonder om voor eenige weken boven den gewoonen rigter iemand anders, ja met uitfluiting van hem, aanteftellen. Halfema ftelt, en onzes eragtens vry gegrond, de reden daarvan in de afweezigheid op dien tyd van de gewoone Redgeren, als welke in dien tusfchentyd te zamen kwamen by den Upftalsboom, en dat men daarom anderen in plaats ftelde, opdat het regt niet ftil behoefde te ftaan. Die gisfing komt ons te meer gegrond voor, omdat zy natuurlyk uitlegt, waarom tot de Overregten andere heerden dan tot het Redgerregt bevoegd zyn; of waarom in dezelve eene andere rangfchikking is; of zonder die aan eene keuze der ingezetenen onderhevig is, om voortekomen namelyk, dat niet ter gelykertyd het Red en Overregc op denzelfden viel. Na het ophouden der Upftalbomifche vergaderingen heeft men waarfchynlyk zig wel daarby gevonden, dat zoms een ander perfoon den regtftoel waarnam, en £n zommige gevallen den gewoonen rigter T 4 over- De Ommelanden.  |5e Om- Mf £A3tf- $uurreg. " ters. J 4t) i lonk, J. 8. 49 % , Tegenwoordige Staat overgevoegd wierde, en van waar vermoedelyk de naam van Overregters afkomftig is. Dan nu, daar de Red en Overregten veelal in ééne hand zyn, en buiten dien de eigenaaren weinig zelve den regtftoel bedienen, maar dien door eenen Advocaat of ander regtsgeleerden laaten waarneemen, is de onderfcheiding alleen in den naam te zoeken, dewyl dezelfde man zeven weken Overt-egter is, en geduurende den overigen tyd des jaars Redger. Buurregters; deeze koomen alleen voorin het Westerkwartier , en wel aldaar in de Wouden en in Humfterland, maar niet in Middagt, als dat voorheen onder Hunzingo behoord heeft. Het Ommelander landregt (*) noemt ze ook Dorprigters , en zy hebben veel overéénkomst met die van Friesland. Den naam van Buurregteren hebben zy zeker ontleend van de buurten, in welke de dorpen verdeeld waren, als zynde de rigters pver die of die buurt huizen. Hun ampt beftaat alleen in het uitoeffenen van eenig laag regtsgebied in kleinere zaaken, die geen vyf mark of twee daler bedragen, of in het ber regten van breuken onder die fom ; wyders in het bëoordeelen over de gegrondheid der gedaane opfchuttingen van het vee, en de be* grooting der fchade; als mede in het opzigt te hebben over vonderen, dammen, pendamjnen, het ruiden en graven der gemeene uit* wateringen en togten. Van hunlieder vonnisfen kan beroep iugefteld worden tot den Grietman.  van STAD en LANDE. 293 man. Deeze buurregten vallen mede in ieder: dorp op de heerden, naar reeds van ouds gemaakte roosters. Wy flappen wyders van deeze regtftoelen in de Ommelanden, die thans vyf en zestig zyn, af, en laten alleen volgen derzelver lyst, verdeeld in de onderfcheidene kwartieren. Lyst der onderfcheidene rcgtfioelen in de Ommelanden. Hunzingo. i. (*) is de regtftoel van Adorp en Harsfens. Alhier zyn agt ommegangen, waarvan zeven in ééne hand. N°. 2. De regtftoel van Sauwert. Deeze is ftaande. N°. 3. Die van IVetzinge, mede ftaande. Is0; 4. Die van Onderwierum en Bedum. Hier zyn negen ommegangen, welker meerderheid het huis Ewilim te Middelftum heeft. ÏJï$ 5. Die van Belllngeweer en Winfum. Dezelve is ftaande, en komt voor de halffcheid de ftad Groningen, en voor de andere helfte het huis te Bellingeweer toe. N". 6. Die van Maarslagt, half Menpngeweer, Ober gum en Saaxumhuizen. Al- (*) Deeze rangfchikkïng is niet die der regtftoelen , welke ei^e lyk geen rang hebben ; maar wy hebben gevolgi de orde, naar welke wy de dorpea feefchryven. T 5 De Omï mklah- Lyst der regtftoelen in de Ommelanden.  De OMmelanden. Tegenwoordige Staat Alhier zyn drie en dertig ommegangera , waar van de ftad Groningen twee en twintig heeft. Ook zyn alhier twee Lang of Overregten, het ééne voor Maarslagt en half Menfingeweer, het andere voor Obergum en Saaxumhuizen. N°. 7. Die van War f huizen, welker meefte ommegangen behooren aan het huis Lulema. Ook is alhier een overregt. N°. 8. Die van Zuirdyk en Weke. Deeze is ftaande. N°. 9. Hier by zou men kunnen brengen den regtftoel van de Kampen, die ook ftaande is. Oorfprongelyk behoorden die landen onder Zuirdyk, maar door het verlopen der kil van het Reitdiep liggen zy nu in hec Westerkwartier, ook fchryft de Rigter daarvan zig veelal den Grietman van de Kampen. N°. 10. Die van het Groote Reedfchap, waaronder behooren de dorpen U1t rum, Vliedorp, Nieuwkerk, en Vierhuizen, en is ftaande aan het huis Afinga te Ulrum. N°. 11. Die van Hornhuizen, zynde ftaande. SN0. 12. Die van Kloosterbuuren. Alhier zyn agt ommegangen. Doch het Overregt van Kloosterbuuren is ftaande. N°. 13. Die vm Leens, mede ftaande; gelyk ook het Overregt. N°. 14. Die van Menkeweer, en Huizinge, ftaande. N°. 15.  yan STAD en LANDE 295 N°. 15. Die van Maarhuizen, Ranum, Baf-1 lo, en half Menfingeweer. Hier is ook een Overregt. N°. 16. Die van Tinallingen, Raskwert, en pingehuizen, nu ftaande aan het huis Klinkenborg. Te Kantens is een Overregt; mede één te Stitswert, waaronder Eelswert; en één te Eppingehuizen, en waaronder Startinghuizen is. 25. Die van Middel ft urn , Dcornwert, en IVesterwytwert, zynde ftaande. Middelftum heeft een Overregt, gelyk ook Doornwert, waaronder En-s geweer. N°. 26. Die van Westerdyhhorn, zynde ftaande, N°. 27. Die van fer Laan en het Reideland, alwaar zes ommegangen zyn. Ook is aldaar een Overregt. N°. 28. Die van Ellerhuizen, zynde ftaande. }\0. 29. Die van Noordwolde, alwaar zes ommegangen zyn, doch nu alle in ééne hand. N°. 30. Die van Zuidwolde, hebbende dertien ommegangen, waarvan nu elf in ééne hand. Fivelgo, N°. 31. Die van Garmerwolde , Thezinge, ten Boer, S. Anne, en de HeidenJ'chap, welks meerderheid de Heeren van de Ommelanden nu hebben. N°. 3*. Die van Lellens, zynde ftaande; doch het Overregt heefc het gemeen met Stedum. No. 33.  mn STAD en LANDE. 29? K*. 33. Die van Stedum, Wester Einden, en r Garshuizen, nu ftaande aan het huis Nitcerfum. De beide laatstgenoemde dorpen hebben één gemeen Overregt* N». 34. Die van Lopperfum en Wirdum, en tot welken zeer veele heerden geregtigd zyn. Het Overregt is voor ieder deezer twee dorpen af'zonderlyk. N°. 35. Die van een gedeelte van V Zand, Leermens, de Ryp, en Enum. Hiervoor hebben wy de geregtigde heerden tot den regtftoel opgegeven; hét Zand en Leermens hebben wyders één Overregt , gelyk ook de Ryp en Enum. N°. 36. Die van de Vierbuuren, of van Godlinze, Losdorp, Spyk, en B ie rum, waar in mede veele ommegangen zyn. De beide eerfte dorpen hebben één afzonderlyk Overregt, als mede Spyk. N°. 37. Die van Oosterwytwert, Sukwert, en Krewert. N*. 38. Die van Tjamsweer, Appingadam, en Opwierda zynde ftaande, en toebehoorende de ftad Groningen. Bovendien is er te Appingadam een regtsgebied van Rigteren of het Eed" genootfchap ten Damme. N°i 39. Die van Solwert, en Uitvierde , zynde ftaande. N°. 40. Die van Marfum, en Holwierde. N°. 41. Die van Delfzyl, zynde een ftaafïde regtftoel van de Heeren van de Ommelanden. N°. 42. Die van Farmfum, IFeywert, He* vss- Dë Om>' den.  De Om* melanben. 298 Tegenwoordige Staat veskes, Oierdum en Meedhuizen, zynde een ftaande regtftoel van het huis te Farmfum. N°. 43. Die van Siddebuuren en Oostwolde , mede ftaande. N°. 44. Die van Helium en Schilwolde, ook ftaande. Ds°. 45. Die van Slochteren en Kotham, ftaande aan het huis Fraylema. \. N°. 46. Die van Scharmer, ook ftaande. K0. 47. Die van de Hark/lede, ook ftaande. N°. 48. Die van Wolterfum, mede aldus, en toebehorende aan de ftad Groningen. N°. 49- Die van het Eesterregt, waaronder de dorpen Wittewierum, Garrels. weer, ten Post, en een gedeelte van het Zand. Twee Overregten zyn hier , als één te Ooftrum en in Buiten* fpykumerweg, het ander te Wittewierum, Garrelsweer, en ten Post, dat ftaande is. Het Westerkwartier. N°. 50. Die van Vredewolds zynde een ftaande regtftoel van het huis Nyeoort. Hier onder behooren de dorpen Marum , Noordwyk , Nuis, Niebert, Tolbert, Midwolde, de Leek, Lettelbert, Oostwolde, en de Leege Meeden. N". 51. Die van OosterdeelLangewold, waaronder behooren de dorpen Zuidhorn , Noordhorn, Niezyl, Faan, Niekerk, en Oldekerk, gaande het regt van het ééne  V&H STAD bn LANDE. 299 ééne dorp in het andere, en aldaar weder van den eenen heerd op den ander. N°. 52. Die van Wester deel Langewold, waaronder de dorpen Opende, Doefnm, Grootegast, Sibaldebuuren, Lutkegast, en Grypskerk. Het regt valt aldaar, als in Oosterdeel Langewold. ,N°. 53. Die van Visvliet, waarin vier en twintig ommegangen zyn. N°. 54. Die van de Ruige Waard, verdeeld in Ooster. N°. 55. In een Middel. N°. 56. En in een Westerwaard. En zyn in ieder waard verfcheide geregtigde heerden. N*. 57. Die van Niehove, waarin veele ommegangen zyn. N°. 58. Die van Hum/Ierland, waaronder de dorpen Oldehove, en Saaxum, mede in verfcheidene beurten. N°. 59. Die van Ezinge, uit agttien tourbeurten beftaande. N°. 60. Die van Hardeweer, van zes. Het huis Allersma heeft in beide de meerderheid. N°. 61. Die van Feerwert, waarin vyftiep zyn. De meerderheid heeft de ftad Groningen. N°. 63. Die van Aduard, waaronder mede behooren de dorpen Garnwert, Oostum, Franfum, den Ham, Wierum, en de Hooge Meeden , zynde nu een ftaande regtftoel van het huis te Aduard. N°. 63. De Om= mela3-. den.  'jdo Tegenwoordige Staat Bé Om-N°. 63. Die van Dorkwert en Leegkerk. "t melan- Gemelde huis te Aduard heeft hier S£iS- de meerderheid. N°. 64. Die van Hoogkerk, ook ter meerderheid van 'c gemelde huis, dat van de zestien ommegangen vyftien heeft. N°. 65. Die van Platvoetshuis, een kleine ftaande regtftoel van de Heeren dei Ommelandeni VIERDE  Van STAD én LANDE* göj VIERDE HOOFDSTUK. Behelzende de befchryving der drie Onder* kwartieren in de Ommelanden, als Hunzingo, Fivelgo, en V Westerkwartier , beneffêns de Eilanden. N afloop der Regeering der Ommelan* den, en wat verders in het algemeen daartoe1 betreklyk is, vordert de rangfchikking, dat wy overgaan tot de byzondere plaatsbefchry'ving. De Ommelanden nu verdeeld zynde iri drie groote deelen, die men hier kwartieren noemt, als het Hunzingo, het Fivelgo, en het i Westerkwartier, beginnen wy met het HüNZINGO* Dit aanzienlyk gedeelte der Ommelanden 'heeft buiten kyf den naam van de rivier de [Hunze, welke er noordwestelyk by langs Iftroomtj- ja zelfs, wanneer men Middagc (thans onder het Wester kwartier) gelyk van i ouds tot Hunzingo trekt, er gedeeltelyk door* Hoopt. Daar nu go, gauw, land betekent, izegt het zo veel als het land om of aan de iHunze; of wil men van inge (*)* is Hunz,~ iinge „het weideland om of aan de Hunze." 1 Deeze ftroom ontfpringt in hec landfchap Dren- (*) Zie hier voor tt. ia, II. DïELi V De Oi* helam' DEWi Huntinm Bé  Se Ommelanden.Hunzingo. 30*' Tegenwoordige Staat Drente, in het Ellersveld op de hoogte der Valterfchans, loopt het dingfpil Oostermoer in de lengte door, en valt door het Zuidlaarder meer in het Goregt, onder den naam van het Drentfche diep. Van de plaats, alwaar nu de zogenaamde waterhuizen zyn, kronkelde zy oudtyds door Selwert tot naar Wierum, en ontvong aldaar de Aa, en rolde, met die veréénigd, verder zeewaards. Maar het voordeel des handels bewoog reeds omtrent het midden der i3e eeuw (*) de Groninger regeering om de Hunze naar haare muuren afteleiden, en aldaar met de Aa te veréénigen. Tot dat einde wierd de rivier by het oude kafteel der Heeren van Groenenberg, niet ver van de pasgenoemde waterhuizen, opgevangen, en door eene breede graft ftedewaards gebragt; met dat gevolg, dat beide ftroomen hunne naamen verloren hebben, en na de zamening dien van Reit —, Loopende —, of Groninger diep voeren. Niettegenftaande dien lang verleden tyd is het oude bed der Hunze van de Rohaan af tot aan de Wierumer fchouw op veele plaatzen zigtbaar, en op andere niet zeer ongemakkelyk om naartefpooren. De Hunze is wyders al ten tyde der Romeinen onder den naam van Unfingis bekend geweest : gelyk de geleerde Burgemeester Alting(f)op goede gronden bewyst, dat Germanicus in zyn terugtogt van de Bruéteren (of (*) U. Emm. Rer. Frif. hifi. L. ir. p. 163 ftelt leeze gebeurenis omtrent het jaar 1259, (_f) Not. Gernum. infer. P. 1. vice Unfingis.  MUt STAD fes LANDE. 303 (of dè ïnwoofierett tüsfchèn den Eems eh der Wezer) in den mond deezer rivier me: de vloot vertoefd hebbe, en aldaar ingenomen die twee keurbenden, welke hy onder het bevel van Vitellius deh hertred te lande langs ftrand had laten onderneemen , maar die onderweegh door eenen zwaaren fpringvloed verfchrikkelyk geteillerd waaren geworden (*)* Tacitus heeft wel Vifurgis of de Wezer; maar de Romeinen keerden terug van die rivier, en konden dus in hunnen aftogt niet weder daar aankoomen: waarom Alting iiëti mislag der uitfchryveren van Tacitus gelukkig verbeterd heeft door Unfingis te leezen voor Vifurgis, Deeze ri ier ;s buiten dat algemeen Voordeel, het welk bevaarbaare wateren geven * daarin zeer dienftig voor dit geheele" kwartier, dat zy door haare fterke ebbe heÉ tangelegen land gelegenheid verfchaft de te hooge binnenwateren door middel van flutzen* zylen, en grondpompen in haar te loö* nen; waarvan de voornaamfte zyn de Wet-* zinger, Aduarder, Winfumer en Schaphalster * en de Schouwerzylem Hunzingo was oudtyds een graaffchap, gelyk het dus reeds genoemd wordt in de brieven derKeizeren Otto Van Lotharius; beves» tigende de gifte van eenen Graaf Wichman * die verfcheidene landgoederen, aldaar gelegen, aan het klooster öf de abdy van Elten gefchonken had (f). Na de afneeming van de Kei- (*) Zie hier agter onder Leens, U 31Ó". (f) Diplomata Ottonis 970, Lotharii 1134) bf toNTAMUs hiftt Gtlrlae L. 5. p. 69; L, 6*f. 10j* V s De Om- McLaN* ÖEN. Èunzin&ii  gc>4 Tegenwoordige Staat De om-Keizerlyke magt hier te lande bleef het lang melan-eene oppermagtige landftreek op zig zelve, dek. jat oorlogen voerde, en verbonden maakte m"£%aar haaren raade (*); tot dat het onder de Vorsten, vooral die van het Oostenrykfche huis, voor een deel, en wel het voornaamfte, der Ommelanden (in derzelver geheel genomen by tegenftelling met de ftad Groningen) gehouden wierd, en ook aldus na de reductie ten jaare 1594 tot heden toe gebleven is. De grenzen van Hunzingo zyn ten noorden de wadden, of de zee, tegen welker waterflag het met aanzienlyke dyk , post, en paalwerken moet beveiligd worden; ten oosten , of liever zuidoosten, naardien de fcheiding zuidwestelyk afloopt, paalt het aan Fivelgo in deezer voegen , dat in de Meedfter aangewasfen landen Tja-ryt, en by 't Oosternieuwland het Garshuiftermaar daartoe dienen, dan draait zig de Zwette om Garshui-; zen, en loopt tusfehen Huizinge en Westeremden, langs Stedum tot Lutkewolde, in het Karringemaar, waar het in voort duurt tot aan de Noorddykfter landen ; van hier ftoot het ten zuiden aan het Goregt langs pasgemelde landen tot aan de Noorder- hogebrugge, en wyders met eenige bogten tegen Selwert; alwaar (*) Het voerde ook een eigen zegel, het geen Terbeeldde eenen gewapenden man te paard, die in zyne regte hand vasthoudt eene baniere, en met zyne linke ileunt eene vrouwe, die agter hem op 'a paard zit; in het verfchiet is eene fter. Het om. fchrift is figillum tocius terre Hunsgonie. Zie Ha&» s e m a regeerivgsvorm der Ommel. bl. 204.  van STAD en LANDE. 305 waar het oude bed der Hunze ten westen de fcheiding wordt tusfehen dit en het Westerkwartier, tot dat agter Wierum het Reitdiep ^ die betrekking aanneemt, en tot den uitloop in zee behoudt, uitgenomen dat, op de hoogte van Garnwert eene doorfnyding zynde (*), klein Garnwert met eene halve maan over het diep in Hunzingo infpringt. De uiterlyke gedaante, daar de grootfte lengte ten noorden, doch de weftelyke en ooftelyke fcheidingen fteeds tot eikanderen afloopen, zodat de zuidelyke zeer kort is, vertoont dus min of meer eenen driehoek. Inwendig was Hunzingo voor eenige eeuwen reeds verdeeld in ongelyk groote ftukken, als Ubbega, de Marne, V Halve-ampt, Ooster-ampt, en Innersdyk. Daar nu egter voorheen in 't regtswezen Hunzingo vry algemeen veréénigd was, gelyk de oudfte algemeene landregten van dit kwartier kunnen getuigen , vinden wy voor die ongelyke verdeeling geenen anderen grond, dan het ftuk der binnenlandfche waterleidingen: alwaar men zig fchikken moest naar den natuurlyken en gemakkelykften afloop. Ubbega loost dus zyne wateren door de Wetzingerzyl, de Marne door de Houwer en Schouwerzylen, het Halve-ampt door de Winfumer en Schaphalster, terwyl voorheen het Ooster-ampt en Innersdyk afzonderlyke uittogten hadden, maar nu reeds lang in 't Winfumer zylvest zyn ingelyfd. Want deeze band van verééniging in een (*) Staatsrefol. 16 April, en 8 Mai 1629. V s De Ommelanden.Hunzingo.  JDe Ommelanden.flumingo. (*) Halsima \. c. U. 443. go et Tegenwoordige Staat een ftuk van zo veel aanbelang hier te lande , deed ook in andere opzigten die dorpen als nauw verftrengeld voorkoomen, en handelen: zodaanig zelfs, dat zy verfcheidene regten der oppermagt pleegden , als het maaken van verbonden, en diergelyke ( " _). Dan in de voorige eeuw , by het Ommelander reglement van 1659, voerde men eene geheel nieuwe verdeeling in., daar men van vyf flegts drie deelen maakte; aan welke men de naamei; gaf van Marnfler, Half-ampfter , en Oosterampt jler, en aan ieder zeventien dorpen toevoegde. Maar die deeling hield op met het reglement reformatoir van 1749, waarna de oude weder min of meer ftand grypt. In 't wezen der zaak doet zy egter weinig af: want de ampten ter begeeving van Hunzingo vallen ïliet in eenige dier gedeelten meer, maar gaan naar meerderheid van ftemmen; ook zyn by Heeren Gedeputeerden, en het Hof Provinciaal, de regt en kommisfiedagen, het toeverzigt der adminiftratoren der gemeene landst middelen, en wat dies meer is, toegewezen aan geheele kwartieren, en niet aan derzei vergedeelten. Alleen het kerkelyke maakt van Hunzingo twee klasfen , die van Marne en van Middelftum. Wy zullen egter de oude verdeeling, by den landzaat nog bekend, houden : en beginnen dus, als het naast aan Gro? Hingen gelegen, met ï. w  WH STAD en LANDE. 307 I. Ubbega. De Om¬ mel an- Deeze kleine ftreek lands, aanvangende agter het oude Selwerder kloofter, ftoot ten n. „„„ Hui-,otirpr Wiprnm anti hpr Wellen dUU uc liu"^ , "b ,, «— Riecdiep, en verder aan deszelfs oude kil by klein Garnwert langs; ten noorden aan het Winfumer diep en 't Halve-ampt; ten ooftea aan Innersdyk. Over het geheel beftaat het uit eenen vetten kleigrond , die daarom tot weiding van het rundvee meest gebruikt wordt, en veelal toebehoort aan burgers van Groningen, welke daarin eene nuttige en aangenaame uitfpanning zoeken. Er liggen in de volgende dorpen, Harsfens, Adorp, Sauwert, Wetzinge, Onderwierum, Bellingeweer, en Winlum. Wy gisfen egter, dat in vroegere tyden de vier eerfte dorpen alleen behoorden tot Ubbega, diestyds Upga (*) geheten, maar wy volgen de gewoone lyften, in de klauwboeken voorkomende. En dan is noordwaarts van Groningen het eerfte 1. Harssens , dat op eenen verheven grond in vette grazige kleilanden, één uur gaans van die ftad, ligt. In de oude befcheiden droeg het den naam van Herfing of Herfenze (f); en had nog lang eene eigene kapel, waarvan het gebouw er nog wel ftaat, maar zo vervallen, dat het tot den dienst onbruikbaar is. Anders is het in het kerkelyke ver- (*) Mogelyk betekenende een opgaanSl grond, (f) In charta Werdmfi, by Kempius dejitu Fri* fae L. 2. p. 15 5* V 4 den. Bunzing»* Ubbeea.  J<5*J Tegenwoordige Staat 3De Ommelanden.ümzingo. ■ veréénigd met het naastliggende Adorp; me? ■'t welk het ook éénen regtftoel uitmaakt, van ouds omlopende in agt beurten , waarvan 'thans zeven in ééne hand, die van den Heer van Wetzinge, zyn. 2. Adorp, een weinig naordelyker, ligt mede op een verheven grond; en is volkryker dan het voorige. Door de verééniging met Harsfens, alwaar de Heer van Wetzinge de ttnique collatie heeft, koomt ook de begeving der kerkbedieningen alhier aan den opgemelden Heer, als daardoor overftemming hebbende, 3. Sauwert, omtrent een uur gaans noordelyker, is in het kerkelyke gecombineerd met Wetzinge; maar maakt één afzonderlyk gerigt uit, dat ftaande is. Zedert lang^ is daarvan , gelyk mede van Wetzinge ook ftaande, één ën dezelfde eigenaar, en welke in beide plaatfen de kerkelyke collatie heeft. In voorige tyden ftond hier het flot der Heeren van Onfta, vermaard om deszelfs fterkte, doch dat ten jaare 1400 door de Groningers Vernield is. Op de plaats is naderhand wel weder een huis gebouwd, maar dat nu al een geruimen tyd gefleten is geweest, fchoon er nog overblyfzelen van zigtbaar zyn. 4. Wetzinge, nog noordelyker, is een klein dorp. De Schepperyen van Selwert, Sauwert, en Wetzinge, waaronder buiten de reeds opgetelde dorpen ook nog Wefterdyks-. horn en Noordwolde voor een gedeelte behooren, hebben alhier de uitwatering in het Reitdiep door middel der Wetzingerzyl; over welk zylvest de Heer van Wetzinge, als eigei naa?-  vm STAD en LANDE. 309 naar der drie ftaande Schepperyen Selwert, ] Kauwen, en Wetzinge, en van verfcheidene ftaande zyleeden , het voornaamfte beftuur heeft, gelyk hy ook dykgraaf is over den* Reitdyk in zyne heerlykheid. Gemelde Heer heeft alhier een redelyk goed huis. 5. Onderwierüm, in onderfcheiding van Wierum in het Wefterkwartier, van Witte wierum en Oofterwierum in Fivelgo, ligt een half uur noordelyker. In 't kerkelyke is het veréénigd met Dykshorn, bezittende het huis van Middelftum de overftemmende collatie; in't burgerlyke behoort het onder den regtftoel van Bcdum; en. in het ft uk der uitwatering onder de Scheppery van Winfum, waarvan het één der vyf zyleeden is. 6. Bellinge weer, dat westwaards van Onderwierüm ligt, is een klein dorp, waarvan de collatie, teffens met die van het■ gecombineerde Ranum, toekoomt aan den Heer van Bellingeweer; en welke alhier een goed huis heeft. In 't burgerlyke en in het zylwer zen maakt het met Winfum éénen regtftoel, en ééne Scheppery uit; waarin de halflcheid des eerften, en de meerderheid in de tweede, dien Heer behoort. 7. Winsum, dat genoegzaam aan het pasgemelde ftoot, ligt aan deeze, of de zuidzyde, van het zyldiep, het welk een half uur beneden dit dorp door de zylen op Schapehals in het Riet of Loopende-diep valt. Oudtyds heette het Wincheum, en wierd reeds in het jaar 1057 (*) gedoodverfd om de marktplaats van (*) Lilterie Henrici, Romanorum re-gis, by LiKi (gSNS&oa Rer, Septentrion. Scriptoj; p, 159., V 5 De Om- MEF.ANDEN. Hunzing».  310 Tegenwoordige Staat De Ommelanden.Hunzingo. De Marne. van Hunzingo te zyn ; ook is het nog een volkryk dorp. In de vroegere Roomfche tyden was deszelfs priefter verpligt op het derde jaar onderfcheidene eetwaaren den Abt van Werden toetebrengen (*). Ook plag er een vermaard kloofter van Uominikaanen of Preekheeren te zyn, geftigt omtrent het jaar 1275, en dat binnen kort zo toenam, dat het ten jaare 1308 een nieuw kloofter, door den Heer van Groenebeek binnen Groningen verveerdigd, konde bevolken. Dan naderhand nam het Winfumer dermate af, dat het ten jaare 1568 vernietigd wierd, en in het Groninger ingelyfd. Ettelyke geeftelyken bleven egter in het klooftergebouw woonen, tot dat het in 1580, na den afval van Rennenberg, door het Staatenvolk geheel uitgeplunderd en verwoest wierd (f)- Dit dorp is wyders beroemd als de geboorteplaats van den geleerden Regnerus Praedinius, wien men om zyne kunde en welipreekendheid in de Latynfche taal den tweeden Cicero noemde. In het zyl en regtswezen is het veréénigd met Bellingeweer , en koomt voor de helft aan de ftad Groningen toe; maar die alleen de begeving van het kerkelyke heeft. De doopsge* zinden hebben hier eene gemeente. II. De Marne. Dit aanzienlyk gedeelte van het Hunzingokwartier grenst ten zuiden en zuidweften aan de (*") Charta Werdenfis. (t) Oudhed. en geftigt van Groningen, bl. 60.  van STAD en LANDE. %n de Hunze, of hec Lopende-diep; ten wellen aan de Lauwerzee; ten noorden aan de wadden ; en ten ooften aan het Halve-ampt, door eene fcheidlyn; die haar begin neemt by den Wierhuifterdyk, by de Vellehorn in het zyidiep valt, en dat diep langsloopt tot aan den Hoorn, en van daar bezyden de trekvaart tot in de Schilligehamfter landen. De grond is over het geheel eene vrugtbaare klei, en het land vry hoog. De Marne was oudtyds zelfs een graaffchap, en afgezonderd van Hunzingo, naar uitwyzing der Keizerlyke brieven van 970 en II34 C*3' hiervoor aangehaald. De geleerde Burgemeefter Menfo Alting ftelt wyders op goede gronden, dat in deeze ftreek, als gelegen aan dien zeeboezem , welke door den afloop der Lauwers en Hunze gevormd is, geweest zy die zeehaven , die door Ptolomaeus opgegeven wordt onder den naam van Manarmanis, doch waarvoor gelezen moet worden Mamamanis (f). In de eerfte Roomfche tyden ftond de Marae onder eenen Deken of proost, die te Leens woonde; naderhand had men er eenen Cominisfaris. Zy heeft wyders haare eigene uitwateringen door twee fluizen of zylen, de Schouwer en Houwer. Et komen in voor de volgende dorpen 1. Men*» (*) HalsemA l. c. bl. ao. oordeelt egter, dat »ldaar Hwnerchs of Humfterland bedoeld wordt, (f) AL?ïN° NUfti Germm, inferior. f. I, f» 90. De Ommel ah- DEM Hunzins*.  §12 Tegenwoordige Staat De Ommelanden.Hunzingo. 1. Mensingeweer, een gering dorp, dat in het regtswezen nog verdeeld is in twee, als de ééne helft onder Obergum, en de ander onder Baflo; in 't kerkelyke is hier eene primaire collatie. 2. !Viaarslagt, mede een klein dorp. Onder diens begryp loost de Schouwerzyl haare wateren in de Hunze. De regtftoel is veréénigd met Obergum, Saaxumhuizen, en half Menfingeweer, omlopende in drie en dertig ommegangen , waarvan aan de ftad Groningen twee en twintig toebehooren; doch het overregt, 't welk het met half Menfingeweer heeft, valt in eene andere rangfchikking, en aan andere lieden; daarby heeft het een afzonderlyk ftaand dykregt. In 't kerkelyke is mede een primaire collatie. 3. Warfhuizen, westwaards af, is de geboorteplaats van den berugten Balthafar Bekker geweest. Alhier ftaat hec huis Luiema, wiens bezitter de meefte ommegangen in den regtftoel heeft, doch waarvan hy als Roomschgezind geen gebruik mag maaken, volgens de Staatsbefluiten van den 4 Oft. 1621, 27 Febr. 1679, en 23 Dec. 1685; die niet alleen verbieden, dat leden van die gezindheid zelve de geregtigheden waarnemen, maar ook dat zy ze haten bedienen, moecende dus zo lang flaapen, als in derzelver handen zyn. Ten gevolge daarvan heeft nu hec huis van Ulrum alhier de primaire collatie, en den regtftoel behoort de buurt de Hoorn, meest door Roomschgezinden bewoond, die hier eene kerli hebben. Er is egter ook een Mennoniten. vermaaning. 4. ZüIR-  fan STAD en LANDE. 3*3 ■ 4. Zuirdyk heette oudtyds Zinder -dyk, ■£ als liggende aan dien dyk, welke het zuidergedeelte van de Marne befchermt. Het is met Wehe een llaande regtftoel r, maar in 't kerke--5 lyke veréénigd met Leens; waarmede het ook eene ftaande Scheppery uitmaakt onder het dykregt van de Houwerzyl. 5. Vliedorp , eene geringe buurt, in 't kerkelyke veréénigd met Niekerk, alwaar ook alleen de dienst gedaan wordt. Het is wyders één der vier dorpen van de ftaande heerlykheid en regtftoel, het groote Reedfchap; welker Heer ook in die vier dorpen het jus patronatus heeft. . 6. Niekerk (*), eenigzins weftelyker, is het tweede dorp van het groote Reedfchap. Tusfehen dit en Vliedorp is de buurt van de Houwerzyl, alwaar het weftelykfte gedeelte van de Marne haare wateren loost, voor 1728 door eene fluis of zyl, daarna door eenen grondpomp. In voorige tyden, toen het nog den naam droeg van Hauw erahuizen, was er eene kerk, maar die is in 1247, geduurende de onluften der Gelkingen en Gr oenen bergers, afgebrand, en na dien tyd niet weder opgebouwd. De doopsgezinden hebben naderhand hier eene groote gemeente gehad, maar die is uitgeftorven. Verder westwaards, genoegzaam op den uithoek des lands, is de Zoutkamp , in de Spaanfche tyden en oorlogsberoerten eene ver- fterk- (*) Niet te verwarren met Niekerk In het Westerkwartier. De Ommelanden. Hunzingo.  gt4 Tegenwoordige Staat Be Om- melan den. | tlanzingo. fterkte fchafis; en op wier bezit, als gefchikt om den toevoer langs het Loopende- diep naaf' Groningen te beletten, men diestyds meerderen prys, dan hil, ftelde} alzo men de veftingwerken geheel en al heeft laten vervallen. De Admiraliteit van Friesland houdt op ftroom Inaren uitlegger voor de uit en inkomende Groninger zeefchepen. De ingezetenen Zyn meest alle Visfchers, waarvan zy een redelyk beftaan hebben. 7. Vierhuizen, noordwaards van de Zoutkamp, is het derde dorp van het groote Reedfchap. 8. Ulrum is het grootfte dorp van de meergemelde heerlykheid ; ook heeft de bezit* ter daarvan aldaar een treffelyk huis, van ouds Ap.nga geheten. Er plag hier eene talryke gemeente der doopsgezinden te zyn, maar die uitgeftorven is. Deeze opgenoemde vier dorpen behooren onder de Houwerzyl, makende daarvan Ulrum, Niekerk, Vliedorp, en Houw te zamen eene ftaande Scheppery, en Vierhuizen afzonderlyk mede eene ftaande uit; dog beide zyn in eigendom van den Heer van Ulrum, die dus in het HouwerZylvest het meefte te zegsren heeft. 9. HornhdiZen ligt noordwaards van Ulrum ; en is een ftaande heerlykheid in 'e burgerlyke en kerkelyke op zig zelve, welker bezitter zyne wooning heeft op Tammingaborg. \ö. Oude-kloostër en Kloosterbuuren hebben den naam van de twee kioofters, welke hier geftaan hebben, en die beide van de Norbertiner of Premonftreiter orde  van STAD en LANDE. 315 orde waren , toegewyd aan Johannes den ] Evangelist; het één van mannen, het ander van vrouwen. By de eerfte oprigting in . 1204 (*) waren die beiden in één gebouw,-' maar naderhand ter voorkoming van ongeregeldheden in afgezonderde wooningen geplaatst, waarvan de benaamingen het oude en nieuwe kloofter herkomftig zyn. Al vroeg is het nieuwe of het mannenkloofter verdwenen (f), waardoor het oude kloofter, ter onderfcheiding van een ander van dien naam in Fivelgo, het byvoegzel kreeg in de Marne, en dat naar uitwyzing van de nog zynde gragten een uitgeftrekt gebouw moet geweest zyn. In de oude ftukken wordt het de Abdy in de Marne genoemd, als de eenigfte in deeze ftreek; gelyk mede in het oude Hunzingoër landregt alleen ftaat Heilco Abbas in Merne. In 't kerkelyke is 'het nu veréénigd met Hornhuizen , wordende om den anderen zondag hier gepredikt; maar de regtftoel is op zig zeiven, en heeft agt ommegangen; het overregt is egter ftaande; en het dykregt is ook afgezonderd. De Schepper van dit Oudekloofter, waaronder thans Wehe cn Wierhuizen mede behooren , was voorzitter in het Schouwerzylvest; welk regt de Staaten na de reductie aan zig getrokken, maar in 1659 openbaar verkogt hebben. 11. Leens, (*) Oudhed. en ge/ligt. van Groningen, bl. 354. (f) WaarCchynlyk ra den watervloed van 1287, in welken 240 Premonibeit Heeren het leven verloren. Emmius L, 12. p. 179. De Ommelanden.Hunzingf,  Tegenwoordige Siadt De Om melan ben. Hunzingo. ii» Leens, zuidwaards van Oade-klrjoH^ ter, was weleer eene proostdy, die als d<3 eenige in deezen oord ook die van geheel dc Marne was. Ook hadden oudtyds de Heeren van Ferhilderfum hier hunne wooning, wel* ke, lang vervallen zynde geweest, nu weder opgebouwd wordt. Hec is den regtftoel en in de collatie eene ftaand heerlykheid, gelyk het ook een ftaand dykregt, en Scheppery heeft onder het Houwer-zylvesc; voorheen was hier mede de algemeene aanfpraak der Redgerregten en Overregten in de Marne» Het is wyders een volkryk en bloeiend dorp 4 hebbende een kruiskerk met een hoog koor; en ligt aangenaam op eenen vry verhevenen grond. Om deeze reden, en om den afftand van den Eems, wil de Heer Alting (*), dat dit ons Leem geweest zy de edita, op welke Vitellius met twee Romeinfche keurbenden, by een fchielyk opkomenden herfstfpringvloed, eenen bitteren nagt heelt moeten doorbrengen. Zie hier, hoe Tacitus (f) dit geval verhaalt: dat namenlyk Caefar Germanicus, „ van zynen optogt tegen de Cherufcen „ wederkerende, het voetvolk op den Eems* „ alwaar hy zyne vloot gelaten had, in„ fcheepte, maar de ruitery de reis te land „ naar den Rhyn deed aanneemen; dan dat „ hy ter verligting der vloot de tweede en- veertiende keurbende langs ftrand beval te „ trekken onder het geleide van Vitellius» „ Das (*) Notit. Gtrm. in/er. t. I. p. 5$, (t) Atmal. L, 1. c. 63. 70.  van STAD èn LANDE. 317 :p Dat deez' in den beginne, zo lang er droo- ] i,, ge grond en geen hoog zeegety was, zyne reis^ ongeftoord hadde vervolgd; maar dat „ op eens, door 't oplleeken der noordelyke „ winden, en dat wel ten tyde der dag-en- nagt-evening, een zwaare fpringvloed het ,, leger verfchrikkelyk had geceifterd; en der„ maate het land onder water gezet, dat men niets had kunnen onderfeheiden , noch „ hoogten noch laagten, noch land noch •„ ftrand. Dat mentenen en vee door den „ fterken ftroom of wierden neergefnieten, „ of in de diepten der kolken verzonken ; dat derzelver doode lichaamen al botzende en ftotende heen en weder dreeven. Dat „ geheele gelederen, welke tot aan de borst, „ ja tot den mond, in het water ftonden, of Sj verftrooid, of door het uitzakken der gron„ den verfmoord wierden; want dat hier noch „ ftem van de gebieders noch onderlinge op„ wekking gold, daar by deezen nood geen „ onderfcheid waare tusfehen den moedigen man en den lafhartigen, tusfehen den vöor„ zigtigen en den waaghals, tusjüien beleid ,, en onzekerheid, dewyl alles met één en hetzelfde geweld te worftelen had. Doch „ dat eindelyk Vitellius, eenen hoogeren bo„ dem bereikt hebbende, daarop met zyne benden vernagt hadde, hoewel zonder ten- ten, zonder vuur, zonder fpys, die dairby „ meest een naakt of gekneusd lichaam had„ den. Maar dat by het aanbreeken des da» geraads, de vloed gekeerd zynde , men „ doorgedrongen was tot de Hunze > alwaar Caefar reeds met de vloot waar aangekd- II Deel, X iy mens'* De Ommelanden.  Pb Ommelanden.Hunzingo. Halveampt. gï8 Tegenwoordige Staat „ men." Indien men nu met den Heer Alting de plaats der infcheeping ftek geweest te zyn het dorp Weder Emden in Fivelgo, en daarby nadenkt het langzaame, dat eene optogt van twaalf duizend man noodwendig vergezelt, alsdan is het wel zeker, dat Vitellius niet voor' donker de hoogte van Leens konde bereiken; maar om met dien Heer te ftellen, dat Tacitus, kundig van de beteekening van hetDuitfche woord Leëns, Loën, (of hoogte) dat door het Latynfche edita, editiora vertolkt hadde, zulks koomt ons te fpitsvindig voor. is. Wehe, oostwaards van Leens, is mede een groot dorp; en met Zuirdyk in \ burgerlyke en kerkelyke ééne ftaande heerlykheid. Het huis Starkenborg, behoorende aan den bezitter deezer heerlykheid, ligt benoorden het diep. III. V Halve-ampt. Indien men de ligging van dit gedeelte van 't Hunzingokwartier tusfehen de Marne en bet Oofter-ampt gadeflaat, moest het eerder het Midden - ampt genoemd worden, dan het Halve, gelyk het egter in de oude ftukken voorkoomt. Ten weften ftoot het aan de Marne;. ten noorden aan de wadden of zee; ten ooften aan het Oofter-ampt in deezer voegen thans, dat de fcheidlyn loopt tusfehen de Meden en Uithuizen , die op de hoogte van het huis JMyenltein te Zandeweer in een tak van de Delte valt, en dezelve volgt, tot datze by Stitswert, haar ter zyde latende, langs Men- ke- .  van STAD en LANDE. 319 keweer afdraait naar Onder-den-dam; van waar hec zyldiep tot door Winfum ten zuiden dit Halve-ampc affcheidc van Innersdyk en Ubbega; Over hec geheel is de grond hier zaveliger^ of meer mee zand gemengde klei, dan in de Marne, voornamelyk naar den kant van Warfum, Uskwerc, en Uithuizen. De dorpen van dit Halve-ampt zyn de volgende. 1. Menkewesr, aan de trekvaart naar Warfum, een klein dorp; dat in het burgerlyke ééne flaande heerlykheid met Huizinge is, behoorende aan het huis van Menkema; maar in 'c kerkelyke veréénigd is met Weflerwyfwerc, ter begevinge van het huis van Middellïum; van de Scheppery van Warfum is het één der vyf zyleeden. Indien de gedagcen van den Heer Alting (*) doorgaan , zoude dit dorp reeds bekend zyn in de Charta Werden* fis onder den naam van Menke. Onder dit dorp behoort ten grootteen deele (f) de volkryke buurc Onder-den-dam. Aldaar verdeelc de algemeene trekvaart van Groningen naar 't Hunzingo kwartier zig in drie; regts af voorby Middelftum en Kantens naar Uithuizen, voorwaards uit naar Warfum, en links af door Winfum langs Menfingeweef naar Ulrum. Deeze vaarten, hoe zeer ten nutte van dit geheele kwartier, zyn eerst aangelegd na het midden der voorige eeuw (§); De (*) Notit. Germ. inf. t. 2. p. 12?. (f) Een klein gedeelte hoort onder Onderwierüm; het ander, maar grooter, onder Bedum. (g) Op Onder-den-dam aangelegd volgens Staats- re/oh X S De ÖM- MELAIfden. Hunzingh  De Om- m elanden. Hunzingo, 3 2ö Tegenwoordige Stadt De Heeren Schepperen van het Winfumer eri Schaphalfter zylvest houden hier hunne vergaderingen in het daartoe gefchikte zylveftenyJauis. Daarby wordt alhier , als gelegen in het hart van het land, en aan het zyldiep, van rondom veel vee en koren, meesc egter haver, ingefcheept, en naar Holland en Éngeland vervoerd, 't Welk alles deeze plaata zeer levendig maakt; en daardoor in den zomer veele ftedelingen uitlokt om er den dag, of agtermiddag door te brengen. 2. Obergum, alwaar men het zyldiep van Onder-den-dam volgende koomt, is alleen van Winfum gefcheiden door dat diep. De regtftoel is één met Saaxumhuizen, Maarslagt, en Halfmenfingeweer in drie en dertig ommegangen ; het is wyders één der twaalf Schepperyen van het Winfumer zylvest, en heeft daarin twee ftaande eeden; de collatie in 't kerkelyke alhier, en in Maarhuizen, bezit de Heer van de Braak. De Mennoniten hebben hier ook eene gemeente. 3. Maarhuizen, noordwaards van Obergum, heette oudtyds Marrahuizen, en was een landgoed van het kloofter Wytwert. Het behoort onder den regtftoel van Bnflo; in 't zylvest onder de Scheppery van Obergum, waarvan het één der zyleeden is:, maar in 'e kerkelyke is het eene eigene collatie, dog nu, vermids er geene kerk meer is, ingelyfd in die van Obergum. 4. Ra- refol. 31 Juli 1658; op Ulrum volgens die van den. a-9 Ocl. 1659, en 20 Jan. 1660; op Uithuizen volgens die van den 30 Nov. 1661, en 8 Maart 1662.  van STAD en LANDE. 321 4. Ranum, verder noordwaards, is eeni geer gering dorp; zynde in hec kerkelyke veréénigd mee Beilingeweer, wiens Heer ook . hier de collatie heeft; in den regtftoel behoort1 het mede onder Baflo; en in 't zylwezen onder de Scheppery van Obergum, waarvan het twee der vyf zyleeden uitmaakt. 5. TlNALLINGEN, of TlNALDEGUM, liggende ten noord-ooften van Obergum, behoort in 'c kerkelyke aan het huis Menkema; maar in het redgerregt aan het huis van Ulrum, dat van de zeftien ommegangen deezes regtftoels (waaronder ook Raskwert en den Andel) de meeften heeft, en het overregt ftaande; in de Scheppery valt het onder die van Baflo Raskwert, waarvan het twee der zeven eeden heeft. 6. Baflo, oudtyds Beftloo, wordt van Emo eene village genoemd, of het hoofd van 1 verfcheidene dorpen in het regtswezen; gelyk het zulks nog is, daar Ranum, Maarhuizen, en Halfmenfingeweer er onder behooren. Ook was in voorige tyden diens priefter een perfona (of over, hoofdprie/ler') van verfchillende dorpen; daarby hielden de kalendebroeders er hunne byeenkomften (*). In 't ker- ke- (*) Van hier de gewoonte, dat zommige predikanten in deezen oord, welke van de opkomften dier gewezene broederfchap nu nog genieten, op zekeren tyd te zamen koomen tot het houden van eenen vriendelyken maaltyd. Over den oorfprong en voortgang deezer Kalendebroeders kan men razien Westf halen monum. etc. t. 3. p. 549; Matthaeus 4e fwdat. Ecclef. p. 251. X 3 De Ommelanden.Hunzingo,  322 Tegenwoordige Staat De Ommelanden.Hunzingo. ke-lyke, in fcheppery zaaken, beeft het huis van Ulrum de overftemming, maar den regtftoel deck het met eenigen. Dit dorp is wyders borugt, als de geboorteplaats van den geleerden Rudolphus Agricola, die hier in 1443 geboren wierd. 7. Raskwert is thans geen kerkdorp meer, maar ondergefchikt aan het nabuurig Baflo; dan den regtftoel heeft het gemeen met Tinallingen, en den Andel. Het is mede, gelyk Baflo, eene zeer hooge wierde, waardoor de ligging der boerenhuizen aldaar niet onaangenaam is. 8. Eenrum is één der aanzienlykfte dorpen van Hunzingo, en heeft zedert 1652 eenen zeer hoogen kerktoren, welke daarom aan de fchippers , op de wadden vaarende, ten baak verftrekt. Het kwartier van Hunzingo voor 't kerkelyke in twee klasfen verdeeld zynde, houdt die van de Marne (waaronder de dorpen van Ubbega, en de weftelykfte van het Halve-ampt) alhier haare vergadering. In vroege tyden heeft dit dorp met Uithuizen, toen onder Fivelgo, zwaare oorlogen gevoerd over de aanflibbende landen (*). •Het is thans, uitgenomen in het overregt, een ftaande regtftoel met Pieterbuuren en Wefter-nieuwland; wiens heer ook in die drie dorpen de kerkelyke collatie heeft. Het maakt verder met de gemelde dorpen, en Saaxumhuizen, uit de ftaande Scheppery van het huis ten Dyke in het Schouwer-zylvest; aan welk huis Zie het gefchiedverhaal op hst jaar 123,1.  van STAD en LANDE. 323 huis ook gehcgc is hec Opper - dykrigterfchap d over Eenrum, Pieterbuuren, Wefternieuwland, 1 en Wierhuizen. * 9. Saaxumhuizen, noordooftelyk van Eenrum, heetce oudtyds alleen Saxiim, welks kerk in 1468 onderhoorig gemaakt wierd aan de Kommandery van Wytwert ( * ). En hierdoor vervalc de meening der zulken, die den naam des dorps hebben afgeleid van de Saxers, welke in hec begin der i6e eeuw alhier een tyd lang meelters zyn geweest. Thans is hec in 't kerklyke veréénigd met Wefiernieuwland-, hebbende het huis van Menkema de meefte Hemmen; maar in hec burgerlyke behoorc hec onder den regtftoel van Obergum; en in hec fchouwbaare onder de ftaande Scheppery van hec huis een Dyke. 10. Pieterbuuren, nog noordelyker, is een klein dorp, en mee Eenrum en Wefternieuwland eene ftaande heerlykheid van het huis een Dyke, Die huis, ftaande naby den ouden zeedyk, is in de Vaderlandfche gefchiedenis bekend door hec verblyf aldaar van den vermaarden edelman en dapperen krygsheld, Dirk Sonoy, gewezen Staacfchen Gouverneur van Noordholland. Hy is er, volgens een opfchrifc in de kerk van Piecerbuuren (f) (mede zyne begraafplaats), den 2 Juni 1597 overleden. ii. WlER- (*) Litterae Henrici, Episcopi Monafterienjis et in Wrifia Vicarii generalis, datae Commendattri in Wytverth, de incorporatione ecclefiae in SaXum, 1468. (f) By Ha&kenroth ep E.Beninga, bl. 474X 4 De Om'." m elanden. tiwzlngi  3 De Om- melan- g den. r\ Hunzingo, ^ 324 Tegenwoordigs Staat jt- 11. Wierhuizen ten wetten is een zeer s* gering dorp. De kerk afgebroken zynde, 13 de gemeente ééne met Pieterbuuren; maar ana,ders is het op zig zelf eene ftaande heerlykheid van het meergemelde huis ten Dyke; in de afwatering behoort het onder de ftaande Scheppery van Oudekjoofter in het Schouwer zyl''est. 12. Wester-nieuwland , in onderfcheiding van Oofter-nieuwland op de grenzen van Fivelgo , is meerderdeels aangewasfen land: van waar ook de naam nieuwland. Het is eene ftaande heerlykheid met Pieterbuuren en Eenrum; maar in het kerkelyke is het veréénigd met Saaxumhuizen, komende de ftaande collatie alhier toe aan het huis van Bellingeweer. • 13. De Andel, zuidwaards af, is een gering dorp. In den regtftoel, dien het gemeen heeft met Tinallingen en Raskwert,* en in de^ kerkelyke collatie heeft het huis van Ulrum de meerderheid ; in 't zylwezen behoort het onder de Scheppery van .BafloRaskwert. 14. De Breede, ten ooften den Andel, behoort in de kerkelyke begeving aan het huis Menkema; maar in het burgerlyke onder den regtftoel van Warfum, in het zylwezen onder de Scheppery van Warfum, 15. Warfum, verder oostwaards, is een aanzienlyk dorp ; alwaar bezuiden af de Johanniter orde een kloofter gehad heeft van beiderlei kunne, zynde de naam nog overig in eene groote boerenplaats. De kerk is redelyk groot, en de tegenwoordige toren ge-  van STAD en LANDE. 325 Itigc in 1633. De meerderheid der collatie;: en des regtttoels behoort door aankoop de Heererf der Ommelanden; als mede der Scheppery , eene der twaalf van het Winfumer zylvest. Tot gemak der ingezetenen dient zeer, dat het een eigen trekfchip of fchuit naar Groningen heeft, langs eene vaart, die te Onderden-dam in de algemeene valt. 16. Uskwert, nog ooftelyker, is mede een zeer aanzienlyk dorp, en thans een ftaande regtftoel van het huis Menkema; het welk ook de overftemmende collatie heeft ; in de Scheppery behoort het onder Warfum- Mogelyk is het één der oudfte dorpen van ons gewest: daar, volgens het getuigenis van Alfridus , ten tyde van Bischop Ludger van Munfter (*) hier reeds eene kapel was, het 1 droeg toen den naam van Uiscwyrde. Dit 1 dorp behoorde voorheen onder Fivelgo , en 1 wierd in een oorlog tusfehen dat kwartier en l Hunzingo , in 1231 , door 't laatstgemelde i afgebrand. Emo verhaalt , dat by die gelegenheid de kerk , en eene kluizenaars wykI plaats, welke den naam van inclufum bonae l famae droeg, eene prooi der vlammen wierd. I Dit dorp was wyders vermaard , omdat het 1 eene proostdy was, maar nog meer door de nabyheid van het kloofter Wytwert van de Johanniter orde ; zynde het rykfte dat die . Heeren in deezen oord hadden; en naar het fchynt geftigt door eenen van de Heeren in den (*) Die Bischop ftierf in het jaar 809. Zie Alfridus in vita Ludgeri, apud LeibnitiijM %er. Brunsvic. Scriptor, t. 1. p. 91. X 5 De Ommelanden. Hunzing».  526 Tegenwoordige Staat De Om- mei.an- ! den. ] Hunzingo, ( den Oert, diestyds Hoofdlingen van Middelftum, welke by den kruistogt naar hec Heilige land of die orde omhelsd hadde, of dezelve toegenegen waar (*). En de ftigting moec wyders al gebragc worden coc de dertiende eeuw, omdat men reeds een jaare 1304 eene bulle van den Paus Benedictus den XI heeft, waar in het niet als een nieuw geftigt voorkoomt. Thans is het alleen eene groote boerenplaats, zynde de uitgeftrekte gragten nog zigebaar. 17. Uithuizen is een der aanzienlykfte dorpen van geheel Hunzingo, en heeft een groote fraaie kerk en orgel; de trekvaart van Groningen naar het Oofter-ampt eindigt in dit dorp. . In voorige tyden behoorde het met Uskwert onder Fivelgo, en deelde toen in de rampen des oorlogs ten jaare 1131. Emo verhaalt, dat de oorfprong dier onluften geweest was over zekere aangewasfene landen tuschen Eenrum en Uithuizen dan daar Uskwert , Rottum, en Warfum, alle tuschen Uithuizen en Eenrum gelegen, diestyds reeds beftonden, oordeelen wy, dat Emo, als uit ieder kwartier het voornaamfte dorp opnoemende, Hunzingo onder Eenrum en Fivelgo onder Uithuizen begrepen heeft. Het huis van Menkema, ftaande bëooften het dorp, heefc thans in den regtftoel, en in de collatie, (*) Wegens deeze ftigting wierden die Heeren als befchermers van dat kloofter erkend ,• en hadden inzage in de keus des Kommandeurs, volgens den brief van 1353, hier agter onder Middelftum.  van a TAD en LANDE. 327 ties de meerderheid; gelyk ook in de Schep-D; pery, zynde ééne der twaalf van het Winfumer- » zylvest. De Roomschgezinden hebben hier * wyders eene natie. IV. Oofter-ampt. Dit ooftelykfte gedeelte van Hunzingo floot < ten wellen aan het Halve-ampt, ten noorden aan de wadden, ten ooflen aan Fivelgo, en ten zuiden aan Innersdyk. In vroegere tyden waren egter de grensfcheidingen geheel andere , daar Uskwert en Uithuizen onder Fivelgo behoorden; het is onbekend , wanneer die dorpen onder Hunzingo gekomen zyn, hoewel men uit een brief van 1387 kan opmaaken, dat zy toen er al onder behoorden. Dit Ooster-ampt was ook voorheen eene afzonderlyke ftreek in hec Regtswezen , welker Rigteren Zig als één lichaam uitmakende befchouwden, en een eigen zegel voerden (*); en het had eene byzondere uitwatering, onder den naam van het Ooft er of Jgter-zylvest, tot dat in 1458 die zylveftenyen ter meerder gemak in het "Winfumer zylvest zyn ingelaten. In dit Oofterampt koomen ons , met den noordelyken uithoek beginnende, voor de dorpen t. Meden, of Uithuister-Meden. Uit deeze laatfte benaaming zou de onderhoo- rig- (*) Dat zegel verbeeldt eenen gewapenden man, met éénen fpeer in de regter , en één uitgetogen zwaard in de linkerhand. Rondom is dit omfchrift. 5. Tem Orientalis Hur.esgonie. De Om- M F LANDEN. Hunzing», Oofterampt,  3»8 Tegenwoordige Staat De Om- ! Melan"\ den. j Hunzingo. j :- righeid aan Uithuizen volgen, gelyk het voor■ heen ook daaronder geweest is; doch al lang is 't in 't kerkelyke zo wel als in 't burger''lyke daarvan gefcheiden , uitwyzens eenige onder ons beruftende brieven van 1370, 1377, en '1380. Thans heeft de bezitter van hec huis Renfema, een landgoed in deezen oord, de meerderheid in den regtftoel; en in de collatie ; en twee ftaande zyleeden onder de Scheppery van Uithuizen. De kerk van dit dorp, zedert 1708 eene kruiskerk, is één der fraaifte in de Ommelanden ; gelyk ook de toren, geftigt in het jaar 1717. In het koor ftaat eene tombe van Jonkheer Rudolph Huingha op Ungersma, die aldaar in volle wapenrufting uicgehouwen verbeeld wordt te liggen. In het dorp, dat niet onbevallig is, woonen wyders veele Doopsgezinden, die er hun vermaanhuis hebben. 3. Ooster-nieuwland, aldus in onderfcheiding van een Wefter-nieuwland, mede in Hunzingo gelegen. Hoewel meest aangewasfen land uit zee, is het egter een gering dorp; dat met Zandeweer, Oudenzyl, en Rottum één omlopende regtftoel is. Het huis van Nyenftein heeft egter daarin, als mede in de collatie, de meerderheid; wyders is hier een afzonderlyk dykregt, doch in het fchouwbaare behoort het onder de Scheppery van Zandeweer. 3. Oudenzyl, westwaards af, is ook een gering dorp; en in regtftoel, collatie, en fcheppery gelyk aan 't Oofter-nieuwland. De naam duidt de plaats aan, alwaar het Oofterampt  van STAD en LANDE. 329 ampt voor de verééniging met het Winfumer- d zylvest de voornaame uitwatering had. 1 4. Eppingehuizen, noordwaards af, is ' ook een klein dorp; dat in 't burgerlyke be-a hoort onder den regtftoel Kantens, in 't ker« kelyke ter collatie van het huis Klinkenborg^ en in fcheppery zaaken onder die van Zandevveer en Overmaaringe. 5. Zandeweer, westwaards af, is met Oudenzyl, Oofter-nieuwland, en Rottum één regtftoel, en Scheppery, waarin de eigenaar van het huis Scheltkema of Nyenftein, alhier gelegen, de meerderheid heeft,- gelyk mede in de collatie. 6. Rottum, een klein dorp aan de overzyde der trekvaart, ftaat mede ter collatie van het huis Nyenftein. Alhier plag eene vermaarde Abdy van de Benediktiner orde te zyn, die in een oorfprongelyk ftuk van 1291 genoemd wordt Conventus S. Juliani in Rot~ them; en men vindt reeds ten jaare 1252 eenen Abt van Rottum onder de opftellers 1 van het Hunzingoër landregt. Alting legt den naam Rottum, Rothem, uit als rood heem van het roode dak ; maar deeze reden is te algemeen. Volgens de gewoonte der Benediktinen was dit kloofter van beiderlei kunne, zynde het nonnenkloofter, dat den naam van Betlehem droeg, een vierde uurs verder landwaards in. Aan de tegenwoordige paftorie en op de boereplaats Betlehem kan men nog verfcheide overblyfzelen deezer gewezene Abdy befpeuren; maar de kerk is een nieuw gebouw, zynde de oude om bouw-valligheid volgens een Staatsbefluit van den 1 JVtesrt 1658 de omMELANDEN. Hunzingi*  330 Tegenwoordige Slaat De öm MELAN ] BUN. i Hunzingo. 1658 verkogt. In 't fchouwbaare behoörê het onder de Scheppery van Ewfum, waarvan het een ftaande zyleed is. • 7. Kantens, oudtyds Kandinfe, liggende zuidwaards van Rottum* is een aanzienlyk dorp, en gelegen aan de trekvaart van Groningen naar Uithuizen. De bezitter van het huis Klinkenborg heeft thans door aankoop alle de agttien ommegangen des regtftoels, waaronder Eppingehuizen en Stitswert mede hooren; en ook de collatie; maar in het zylwezen behoort het onder de opgemelde Scheppery van Ewfum, en gedeeltelyk onder die van Overmaaringe. 8. Stitswert, voormaals Sletiswerht, is een geringe plaats. Op het jaar 1234 was hier eene wooning voor monniken, over welke de Abt van Rottum het beftier had; dan dezelve zyn reeds lang voor de reductie verplaatst, onzeker werwaards. In regtftoel en collatie is het onderhoorig aan het huis Klinkenborg; voorheen was het in 't kerkelyke veréénigd met Menkeweer, maar is daar van weder afgezonderd by een Staatsbefluit van den 1$ Novemb. 1650; in fcheppery zaaken valt het onder die van Ewfum. 9. Doornwert, thans een klein gehugt, had voormaals ééne eigene kerk of kapel, geftigt in het jaar 1487, maar zedert lang is de gemeente in die van Middelftum, flegts een vierde uur van daar, ingelyfd, en de kerk zelve genoegzaam een fteenhoop. Van de Scheppery van Ewfum is het een ftaande zyleed, en wel met die byzonder heid, dat daaraan gehegt is de Scheppery zelve. iq. Mid-  van STAD en LANDE. 331 10. Middelstum, één der aanzienlykfte 1 dorpen van Hunzingo, ligt aan de trekvaart naar Uithuizen. Het is een oud dorp, reeds voorkomende in de tradüiones Fuldenfes (*) onder den naam van Mitiliftenheim; naderhand noemde men het gemeenlyk Midleftum. In de Roomfche tyden is hier een kapittelkerk geweest, daar Emo en Menco van gewagen; ook was het eene dekenfchap. De tegenwoordige groote en fraaie kerk is gebouwd in 1445 ; ftaande de begeving van hec kerkelyke aan het huis te Middelftum. Ook heeft dat den regtftoel, thans ftaande met Doórnwert en Wefterwytwert; maar voorheen deelden dacr in de adelyke geflagten van Ewfum en Entens, welk laatfte ook hier hun huis hadden, Menteda genoemd , van waar de berugte Edelman en watergeus Bartold Entens van Menteda zig ichreef. Dat gemelde huis, en nog een ander Afmga, zyn in deeze eeuw gedoopt, maar derzelver geregtigheden zyn allengskens geheel gekomen aan het huis Ewjum, waarop thans nog de bezitter deezer heerlykheid woont. Hetzelve is een aanzienlyk gebouw , rondom uit het water opgehaald, hebbende by den ingang eenen laagen ronden toren van zeer dik muurwerk. Naar alle inzien is het die toren, welken Onno van Ewfum 'ten jaare 1472 aldaar wilde optrekken ter dikte van zes voeten muurs; en waardoor de yverzugt van Groningens Raad dermate gaande wierd, dat men dien (*) S shaket, tradit. Fuldenf. p. 315. De OMmelanden. lunzing».  33a Tegenwoordïge Staat De Om-< melan- < den. ] Hunzingo. ( (*) U. Emmiüs L. 25. p. 400. (t) Zo veel als Ewes fwn, ik ben het eigendom van Ewe; hier op doelt mede de zinfpreuk, welke dat geflagt op verfcheidene goederen liet zetten fumEnfa mant nee muto nomen. Ook kan de naam oorfprongelyk geweest zyn Ewes-heim, het heem, de huisheerd van Ewe. (5) Ter gedagtenis van dat oud en voortreffelyk geflagt zullen wy hier laten volgen eenen brief van 1353 (naar den ooifprongelyken vidimusbrief van 1474, onder ons beruftende) zynde van deezen inhoud: „ In nomine Domini amen. Wy Johannes Mun„ ter, Commeldeur in Wytwert myt unfen ghemee„ nen preefteren , capittelaren und conventualen3 „ byn. dien Heer dwingen wilde de muuren nie£ dikker te maaken , dan van drie voet (*). Deeze ftribbeling heeft waarfchynlyk de verdere optrekking verhinderd; dan ter ge heugenis heeft men aan den toren een fteen geplaatst met dit opfchrift „ A' 147a heeft jfr Onno van Ewfum dit gebouwt tegens de wil van Groningen. Vide behotanum."het byvoegzel egter van Schotanus verraadt de laate plaatzing des fteens. Opzigtelyk dit huis Ewfum is ook nog de volgende byzonderheid opmerkelyk: dat het geftigt is door den Hoofdling Ewe va» den Oert, nadat diens flot de Oert (in den brief hier onder eene keizerlyke borg genoemd) door de Groningers waare verwoest; dat het toen den naam van Ewsfum droeg ( f ); en dat van dien tyd af de Heeren van de Oert bekend wierden als Heeren van Ewfum (§). Zeer vermogend is  van STAD en LANDE. 333 »s ook dit huis Ewfum in dit kwartier geweest, zodat de Scheppery van Middelftum, Doorn- wert, L byiinen eü buten, grieleerden ofF ungheleerden, „ bekennen en betughen myt deffen jeghenwoordi„ ghen breeff in onfer Conventeskiste , die men fcharplick mochten leien van olderdum, men dorch i, verftant und fcharpheit der fynnen was die fin und fcrifft als hier-na liet gefchreven : „ !» Wy heer Tjacke van Noertdyck in der tyt j, „ Commeldeur des hufes to Wytwert ordens fun,j ,, te Johannes baptifte Theorofolamitanis bekenj, „ nen myt onfen ghemenen Conventualen' und ^, Capittelaren und al die ghene die ftemmen moi, 5» gnen voeren in unfen conventevoers. Vor uns „ „ und al unfen naecomelinghen, dat wy holden L ,, in cracht und macht deffes jeghenwoerdighen |, ,, breves voer principael collatores , fundatores i5 „ und befchermers denen erberen vromen und gc JL n ftrenghen walgheboren héren , heren Eltckeii „ „ in den Oert Ritter, und dencn erberen vromen „ und gheftrenghen heren Meynolt in den Oert ,, Ritter, heren und Hoefllinghen to Middelfturrti. JL „ Voert bekennen wy heer Tjacke myt unfen gheL ,, menen Conventualen , dat overmiddes orlich. ,j, und vede die keiferlike borch in den Oert is omgheworpen dorch die van Groningen myt ,j, „ erer partien, foe is daer ghewest een Junker, j, „ ut den Oert gheboren, gheheten Juncker Ewe, „ die den borch in den Oert nycht weder tymma, j, „ ren en wolde up die felfle borchftede, men van , ,, ,, homoet und fpyt fyraer vyanden hevet die vor,,, genomde Juncker Ewe ghetymmert enen fchoj, „ nen koftelen borch, gheheten Ewfum up ene ,„ ,, nye ftede ut den gronde. Hyrom bekennen wy ,,, „ Heer Tjacke myt unfen Conventualen, dat wy ,,, ,, voert holdsn denen walgheboren Juncker Ewe ,, van Ewfum voer unfen fundatoer und befcber- „ „ mei-, II Deel. Y Ds OMMELANDEN.  334 Tegenwoordige Staat De Om- wert, WelTer-wytwert, Kantens, Stitswert i melan-'en Rottum nog heet de Scheppery van Ewd ek. fum. „ „ mer, als fyn voervaderen uten Oert ghewest „ „ fynt, myt ene erbere vrouwe gheheten Tyal,', „ de, die daer eer fant und lant toe ghegeveo „ „ hebben, und hebben toe allen tyden vorftan- „ ders unfes conventes ghewest; und dat wy ghe„ „ mene conventualen ghenén Commeldeur mo- „ ghen kefen buten confent der vorghen omder „ „ heren und alle oren naecomelinghen, fie fynnen „ „ gheboren off ongheboren. Wert oeck fake, „ „ dat daer twidracht ghefchege in unfen convente » Wytwert, dat die Commeldeur jement were „ '„ rebel van den conventualen, und die Commel„ „ deur en konde fie nycht bedwinghen, foe lui„ „ len die vrome heren nu in der tyt und al ore „ „ naecomelinghen den onhoringhen helpen toe „ „ berichten. Wert oeck fake dat die Commel„ „ deur fich oeck fette teghen den convente in un„ „ redeliken faken, dat fal ook ftaen toe vercla„ „ ringhe der Edelinghen vs und eren naecomelin„ „ ghen, hyrom begheren wy heer Tjacke Com„ „ meideur voers. van al unfen naecomelinghen „ „ deffen breefF willen vort confirmeren om profyt „ „ nutticheits unfes conventes. In orkunde der „ „ waerheit hebben wy heer Tjacke unie conven„ „ tes feghel an deffen breefF ghehangen in den „ „ jaer uns heren dufent dreihundert und Liij up „ „ Sunte Marten dach in den wynter. „ Vurder und ter eren der Edelinghe Bitters und „ heren und Junckeren vorghenoemt, die onfe be„ fchermers fynnen ghewest als vors. ys, und dorch „ verfumniffe is gefcheet, dat myn voervaders des„ fen breefF nycht confirmeert en hebben, zoe con„ firmeren wy Johannes Munter eerften gheroert „ myt unfen ghemenen convente deffen olden breefF, „ die van oltheit nicht langer dueren mochte, vul ■Hunzingo.  van STAD en LANDE. 335 fum. In 't Wefterkwartier lei het by Midwolde die zwaare turfgraveryen aan , ftigtte aldaar een trorsch gebouw onder den naam van het Nye-Oert; en verkreeg aldaar de erf- gneteny van Vrede wold. Ja over de kommandery van Wytwerc heeft Caspar van Ewfum , Heer tot Nyenoort en Vredewold, Drosfaard tot Koevorden en des landfchaps Drente, met de Staaten van Stad en Lande een zwaar pleitgeding gevoerd; dat geduurd heeft, tot dat de Staaten dien Heer op den 4 Aug. 1624 eene genoegzaame fchavergoeding gegeven hebben, wanneer hy op den 26 dier maand alle zyne regten zo ten petiteur als ten posfesf'eur aan gemelde Staaten heeft overgedragen. 11. Huizinge is een gering maar oud dorp, als reeds bekend in de traditie-nes Fiddenfes onder den naam van Huftinga. Emo, naderhand Abt van Witte wierum, was hier prieiter, en het droeg toen den naam van Husdengum of Husdinge. Met Menkeweer is het eene flaande heerlykheid van het huis Menkema; aan 't welke ook toekoomt de col- j, und al In der macht, und vernyen den olden breeff voergheroert myt deffen nyen jeghenwordi„ ghen breeff, anghefien dat die olde breeff vergaen is, foe is die olde edele ftamme van Ewfum „ nycht vergaen, hyrom holden wy noch die heren „ undjunckeren van Ewfum noch voer unfefundato„ res voerftanders und befchermers in allen manere „ als vors. is. In oerkunde der waerheit foehebbe ick Johannes Munter unfe conventes fegel an deffen breeff ghehangen myt confent der Conventualen „, en Capittularen. In den jaer uns heren 1474 up „ Sunte Vitus avent. y 2 i De Öï& mei.ahdek. Hunzinp.  336 Tegenwoordige Staat Ke Om MELAN DEN. Hunzingo, Snuersdyk. collatie; en de ftaande Scheppery, zynde thans ééne afzonderlyke onder het Winfumer zylvest, maar welke in de zeftiende eeuw nog ondergefchikt was aan die van Overmaaringe. De Menn ontren hebben hier eene gemeente. 12. Westerwytwert , aldus in on« derfcheiding van Oofterwytwert in Fivelgo» Voorheen was het met Huizinge ééne ftaande heerlykheid, nu met Middelftum; in 't kerkelyke is het veréénigd met Menkeweer, ter collatie van het huis Ewfum ; onder welks Scheppery het ook behoort. V. Innersdyk. Deeze kleine ftreek lands, het laatfte van Hunzingo, heeft den naam van de ligging, tuschen den Wolddyk en den dyk, die voorheen Fivelgo affcheidde. De grenzen zyn ten zuiden het Goregt en Selwert, ten weftcn Ubbega, ten noorden het Oofter-ampt,. en ten ooften Fivelgo.. Van boven af beginnende, is het eerfte dorp 1. Westerdykshorn, aldus mede in onderfcheiding van Oofterdykshorn in Fivelgo , ligt ten weften der trekvaart in den hoek des dyks. Het is een klein dorpje, egter op zig zelf uitmakende een ftaanden regtftoel; wiens bezitter ook hier de primaire collatie heeft, zynde nogtans in Tt kerkelyke veréénigd met Onderwierüm. In 't zylwezen behoort het voor 't grootfte gedeelte onder de Scheppery van Innersdyk. 2. Bedum, een groot dorp, ligt ten oosten de trekvaart naar Onder-den-dam. Het lancï  fan STAD en LANDE. 337 ïand rondom is laag, voorheen egter gefchikt] tót houtgewas: alzo de charta Wet'denfis gewag maakt van deeze plaats onder den naam van Bedderawalda, of het Bedumer woud.' De kerk van dit dorp was voormaals eene kollegiale of kapittelkerk onder het opzigt eens Dekens, naar het getuigenis van Emo; maar daaromtrent kwam verandering: doordien Paus Bonifacius de VIII ten jaare 1300 de kerk toekende aan het Thezinger kloofter, onder die voorwaarde, dat alhier eene Vicane moest blyven. In het jaar 1536 trof dit dorp eene groote ramp , daar Meindert van den Ham afbrandde. By deeze gelegenheid leed de kerk ook veel; die egter nog heden een raanzienelyker gebouw is, dan men in dorpen gewoon is, en dat niettegenftaande het koor er afgebroken is. By de Roomfchen , die hier eene ftatie hebben, is Bedum in ééne byzondere hoogagting, als zynde de martelplaats geweest van den h. Walfridus, die van de Noormannen al biddende gedood wierd. Ter gedagtenis hier van is op die plaats eene kerk geftigt, en daarin zyne gebeenten overgebragt: van waar zommigen Bedum verklaaren door Bedeheim, of de bidplaats. Dit dorp was wyders vermaard in voorige tyden door de zogenaamde Roode fchool. Dezelve was aldaar geftigt door de Abdy van Aduard, welke er de aankomende jeugd door bekwaame meefters in de wysbegeerte en godgeleerdheid liet onderwyzen Onder deeze (*) Oudh. in geftigt. van Gron, bh 3+7. Y 3 De Oa^ melawden. Hunsifigu  "333 Tegenwoordige Staat De Ommelanden.Hunzingo. .ze fchoole behoorden ook alle de hoevepagters of huurlieden der gemelde Abdy, voor zo ver die in Hunzingo en Fivelgo gelegen waren ; onder het opzigt van eenen hoevemeefter, dien men naderhand den Hoofmees* ter der roode fchoole noemde, en welke in die hoedaanigheid de voorzitting had in het Winfumer zylvest. Na de reductie trokken de Staaten dit regt aan zig, tot dat zy het in 1659 openbaar verkogt hebben voor tien duizend en zeventig gulden; zynde het gebouw zelf volgens befluit van den 3 Maart 1658 verkogt om gefleten te worden. De boerewooning daar ter plaatze heeft egter den naam van roode fchoole behouden. Bedum is met Onderwierüm één regtftoel in negen ommegangen, waarvan de meerderheid behoort aan het huis Ewfum te Middelftum. Onder Bedum in het kerkelyke liggen de gehugten ter Laan en Ellerhuizen; met die byzonderheid, dat zy ieder (offchoon zeer klein) een afzonderlyken regtftoel hebben, de eerfte is omlopende in zes beurten, waarvan vyf zyn aan het huis te Middelftum, de andere is ftaande aan 't opgemelde huis; 't welk ook alhier bezit de primaire collatie. In *t fchouwbaare behoort Bedum onder de Scheppery van Innersdyk. 3, Noordwolde, beweften de trekvaart , is een klein dorp, egter een regtftoel op zig zeiven, oorfprongelyk in zes ommegangen, nu alle toekomende aan het huis te Middelftum; dat er ook uitoefent de unique collatie,' wyders behoort het onder de Scheppery van Innersdyk. 4. 2ü!ö-  van STAD en LANDE. 33? 4. Zuidwolde, als meerder zeidwaardsDi dan het voorige. Beide dorpen liggen in eenen « laagen grond, die voorheen egter gefchikter E tot houtgewas, dan nu, geweest moet zyn:^! gelyk uit het byvoegzel wolde blykt (*). liet is ïret het nabuurig gehugt Beyum een afzonderlyke regtftoel van dertien ommegangen , waarvan het huis te Middelftum elf bezit. Dat huis heeft ook een groot aandeel in de collatie; en in de Scheppery van Innersdyk, waaronder Zuidwolde en Beyum behooren. Dit Beyum was voormaals een kerkdorp, waarvan het jus patronatus toekwam aan het Geertruids gasthuis binnen Groningen. Ter verbetering der inkomften van dat huis is de kerk vernietigd, en de gemeente ingelyfd in die van Zuidwolde, volgens de afgegevene bulle van Paus Sixtus den IV, ten jaare 1475 (t> Be- (*) De charta Werdenjis bedoeld waarfchynlyk beide dorpen onder den algemeeneren naam van Walda. Ct) Wy zullen hier gedeeltelyk die bulle, als uit welke blykt het regt, waarmede het Geertruids gasthuis ten huidigen dage nog verfcheidene goederen in Beyum bezit, laaten volgen: „in ditla parochi„ ali ecclejia in Beyum curam animarum, et habitum „ cure, ac onera, Mi feu illius reiïori pro tempore in„ cumbentia, hujusmodi fupprimentes et extinguentes ,ita „ quod deinceps fimplex capella cenfeatur , diSamque „ curam, cum aliis oneribus hujusmodi ac parochianis „ et parochianorum edibus, qui panci funt, prefate ec„ clefie in Suedwolde fubjicientes et applicantes, ipfosque „ parochianos eidem parockiali ecclefie in Suedwolde fub„ jeftos, et aliis ipfius ecclefie parochianis perpetuis fu- „ tu- Y 4 De Ommelanden.Hunzingt.  34Q Tegenwoordigs Staat De Ommelanden. Fivelgo. pe Fivel. i- Befchryving van Fjvelgo. j- Dit tweede gedeelte der Ommelanden heeft even, als Hunzingo van de Hunze, den naam van de Fivel, ais of men zeide het land by of aan de Fivel; of wil men Fivel-inge (hec groene land by de Fivel) de betekenis blyfc [.dezelfde. Deeze rivier had oudtyds haaren oorfprong in de hooge zuidelyke veenen van Duirswold, van waar zy noordwaards ftroomde tot Wittewierum. Aldaar verdeelde zy zig in twee takken, welker r.oordelykfte, en teffens de voornaamfte, bylangs Wefter Emden uitliep in eenen zeeboezem , die toen bezuiden' bet Zand en Garshuizen dus ver landwaards indrong; maar de andere tak nam den loop naar Appingadam, en loosde op de hoogte van Delfzyl de wateren in denxmond van den Eems. Dan omtrent het jaar "1238 ftopte een ,3 turis temporibus aggregatos eadem auBoritate decer,, iientes et declarantes, ecclefiam in Beyem predikant j, tsmquam Jimplicem capellam eidem hospitali Saniïe „ Gertrudis cwn omnibus juribus et pertinentiis Juis pre.„ fata aucloritate perpetao unimus, annetïimus, et in- corporamus. Jta quod ex nunc ji vacat, alioquin s, quam primum per cejfum vei deceffum ipfius moderni ,, reüoris, Jeu Mam alias quomodolibet dimittentis, va,, care contigerit, liceat prefatis reüorilus diüi hospita-, „ lis, pro tempere exijlentibus, corporalem poffefiionem, „ ipfius capelle in Beyem, cum ecclefie aucloritate pro- pria, libere apprehendere, illiusque fruclus redditus ^ et proventus in hospitalis, pauperum et infirmorum, „ ac ecclefie five capelle hujus modi, ujus et utilitatem v convertere, et perpetuo retinere, diocefani loei et cu* y jus vis akerlus licèntia fuper hoe minime reauititï.'^  van STAD en LANDE. 341 eén zwaare ftorm den noordelyken inham, en vulde dien geheel mee (lyk. Die deed Wefter Emden, anders eene vermaarde zeeplaus, bekend by onze oude gefchiedfehryvers onder den naam van Emethe, vervallen, en daartegen Appingadam, alwaar nu alleen de uicloop der Fivel overbleef, in vermogen ryzen: zodaanig zelfs, dar de rivier haare voorige benaaming verloor, en die van Damfterdiep aannam. Ook zyn de fpooren van haar voorig bed zo onduidelyk en weinigbeduidend ehans, dac zy als ééne rivier niee meer kan opgeteld worden ; haare melding blyft egter daarom noodzaakelyk, omdat dit kwartier der Ommelanden van haar den naam behouden heeft. In het laatst der zestiende eeuw is tot voordeel der ftad Groningen en van dit geheele kwartier eene vaart gegraven van de ftad af tot aan Dykshorn (*), die in 1650 weder geheel opgefchoond is (f) , en daarna met een puinweg, en een geregeld veer van trekfehuiten voorzien geworden. De laage grond op veele plaatzen egter heeft niet toegelaten, dat dit kanaal terftond diep genoeg gegraven kon worden, of de diepce behouden, maar dac hec ras weder vervuilde , en dus herhaalde opfchooningen nodig hadde; dan deeze zyn wel eens door een verfchil euschen de Staatsleden over het draagen der koften lang uitgefteld, gelyk de laatfte flatting in 1791 en 1792 de eer* (*) Stads-refol. 16, 30 Mai 15^4, 17 Mai i$6$i f> Juni 15.96, 3r Maart, 3 April, 18 Mai 1598. (f) Staats-refol, 8 Maart 1650. . Y 5 De Ommelanden.Fivelgo..  34^ Tegenwoordigs Staat De Ommelanden. Fivelgo. -eerde algemeene is na die van 1650 (*), • De nuttigheid deezer verdiepingen valt ander* gereed in het oog, daar deeze vaart de ontvangplaats is van alle de binnenwateren in dit kwartier; die van beide zyden derwaards afloopen, en te Delf/yl (thans door twee, voorheen door drie, fluizen ofzylen) in den Eems geloosd worden. De oollelyke uithoek egter van Fivelgo heeft haare afzonderlyke uitwatering door de Oterdummer zyl. Fivelgo was oudtyds, even als Hunzingo, een graaffchap , en koomt onder die benaaming voor in de brieven der tiende en elfde eeuw. Zelfs noemt het Adamus Bremenfis, een fchryver der elfde eeuw, het grootfte graaffchap van Friesland (f); het geen den geleerden Aking (§) doet gisfen, dat die fchryver het oog had op alle de Ommelanden tuschen den Eems en de Lauwers, even gelyk hy het graaffchap van Eemsland uitftrekte tot aan de Iade. Waarfchynlyk heeft een groot gedeelte vanjhet Oldampt onder Fivelgo behoord, of ten minften daar nauw mede verbonden geweest; althans zy hadden lang een gemeen landregt, waarvan het opfchrifc luidt fljtt fcnt tlja Beran en ftja ooman (*) Alleen is volgens Staatsrefol. 5, Oft. 1703 de vaart van de ftad tot aan het Rengers diep opgefchoond in j 704 voor ƒ 22322 - ; -: De laatfte graving heeft gekost van Appingadam tot aan Dykshorn ƒ 72874-18-6, en van daar tot aan de ftad ƒ 88890-: • : (t) Maximum comitatum Frejie de Fivelgoe. cs; l. 2. p. 55.  van ï> i AD en LANDE, toifcta ïfuba JFibtïgtje ïonbiij/ tnbe SCïbcDi ampti^/ jef mrntxa üjaïbmonnang. Fivelgo i had wyders in voorige tyden ook een eigen v landszegel, zynde een langwerpig rond, waarop twee heilige vrouwen in een biddende geftalte, en onder aan den voet een arend met uitgeftrekte vlerken; het randfchrift was fgillum terre Phiwilgonie ( * ). Fivelgo grenst tegenwoordig ten wellen en noordweften aan Hunzingo volgens de aldaar opgegevene fcheidlyn; ten ootlen aan den mond van den Eems; ten zuiden aan het Oldampt, in deezer voegen, dat een weinig bëooften de Oterdummer zyl de fcheiding zuidwaards afloopt langs Borgsweer tot oud Houwerda, - van daar westwaards tot om Proostmeer, dan weder zuid en zuidweftelyk bezyden Wagenborgen, Nieuwolde, en Noordbroek tot aan de Sappemeerfter veenen; welke zy beftendig ten zuiden houdt tot voorby .Martenshoek, alwaar zy eindelyk aan het trekpad floot, en dan noordwcftelyk opfpringt 'langs Wefterbroek, Engelbert, en Middelbert, tot dat zy voorby Noorddyk in het Karringemaar vallende weder floot aan Hunzingo. De uiterlyke gedaante vertoont dus een zeer onregelmatig vierkant. Inwendig wordt dit kwartier door het Damfterdïep in genoegzaam twee even groote deelen (*) Het weftelyke gedeelte van Fivelgo had ook ee:i eigen zegel', zynde de maagd Maria met het kindeken, en ter wederzyde een engel, met het omfchrift S. Communitatis Fivelgonie termini Wejlev empte. Zie Hals je ma bl, 294. De Om- melan. den. Fivelgo.  Be Om melan den. Fivelgo. (*) Twee dier kerspelen, als S. Anne, en Oosterwolde , by die verdeeling onder het Wold-dee! gebragt, zyn egter geene kerkdorpen, maar buurt? fchappen gebleven. 344 Tegenwoordige Staat i- len gefcheiden, maar die egter zeer verfchil'•len in deugd en aart der landeryen: daar het noordergedeelte meerendeels hoog en vrugtbaar kleiland is, van daar bekend onder den naam van het hooge land, en ook het volkrykfte, als bevattende van de drie en veertig dorpen deezes kwartiers zeven en twintig; maar het zuidelyke meest laag en veenig land heeft, hoewel dat egter voorheen gefchikter tot houtgewas geweest is, als by Emo bekend onder de benaaming der zuider boschen, en naderhand van Duirswolde, en gedeeltelyk nog by die van Woldflreek. Ten jaare 1659 verdeelde men dit kwartier, even gelyk Hunzingo, in drie deelen, als het IVold-deel, het Hoogs-land, en het Ooflerdeel, ieder van yyftien kerspelen (*); maar daar zulks ten jaare 1749 weder afgefchafd is, zullen wy thans de dorpen befchouwen , naar dat zy ten noorden of ten zuiden van de trekvaart naar Delfzyl gelegen zyn. In die rangfchikking koomt ons het eerite voor 1. Garmerwolde , dat in een brief van 1301 Gedmerawalda genoemd wordt. Het is een klein dorp, en zeer laag van bodem , waardoor het in den watervloed ten jaare 1284 groote fchade geleden heeft; voorheen moet het egter tot houtgewas gefchikt zyn geweest, naar uitwyzing van het byvoeg- zel  mn STAD en LANDE. 345 walda, wolde. Het maakt thans met The- E zinge, S. Anne, ten Boer, en de Heidenfchap ( welke laatfte aan de overzyde der trekvaart is) éénen omlopenden regtftoel uit, wiens meerderheid de Heeren van de Ommelanden voor weinige jaaren door aankoop magtig zyn geworden; maar in het kerkelyke is het regt van begeeving onder verfcheiderjen verdeeld naar het bezit der landeryen; in 'c zylwezen behoort het onder de ftaande Scheppery van ten Boer. 2. Thez inge, een weinig meer noordelyker, is ook een gering, maar oud dorp, alzo het volgens Alting in dc charta Werdenfis bedoeld wordt onder den naam van Ticey waarvan Tice - inge, Ticenge, Thiesfinge. Naderhand is dit dorp bekender geworden door een aanzienlyk nonnenkloofter van de Benediktiner orde, en waar aan Paus Bonifacius de VIII ten jaare 1300 de kerk van Bedum fchonk (*> De collatie alhier is ftaande; maar de regtftoel omlopende met Garmerwolde en ten Boer; en in het ftuk der waterleidingen behoort het onder de Scheppery van 't Vierendeel, by het Winfumer zylvest in Hunzingo. 3. ten Boer, verder oostwaards, was mede voorheen berugt door een diergelyk Benediktiner kloofter als teThezinge; dan deeze twee (*) Dïtkloofter, door Hatebrand geftigt, (Oudhed. en geftigt. van Groningen, bl. 425) ftond oncle:r het beftier van eenen Abt, en bevatte teffens monniken , maar die door eenen muur van de geefteiyte zusters gefcheiden wierden. De Ommelanden. Fivelgo»  34Ö Tegenwoordige Staat De Ommelanden. Fivelgo. t. twee wierden naderhand tot één gefmolcen, »• gaande die van ten Boer over in dat van Thezinge, naar luid des briefs, daarover ten jaare 1485 afgegeven door den Bischop van Munster. De kerk, is van daar nog een grooter en trotfcher gebouw, dan men gewoonlyk te lande vindt; zynde de collatie daarvan genoegzaam ftaande. Den regtftoel heeft het gemeen met Garmerwolde en Thezinge; maar in het zylroerige is hec eene ftaande Scheppery onder het Scharmer zylvest. Benoorden ten Boer ligt de buurt Lutkewolde, alwaar wel eer een nonnenkloofter der Bernardiner orde geftaan heeft, geftigt ten jaare 1345 door die van Aduard: waarvan het in de voorhanden zynde brieven, als een afzetfel dier Abdy, Lutke of klein Aedwert genoemd wordt; toegewyd egter aan Anna, was het by den landzaat meer bekend' onder den naam van S. Annenkloojter. En dien naam heeft nog eene buurt huizen behouden, uitmaakende een afzonderlyk gedeelte van den ten Boerder regtftoel. 4. Lel lens een klein, doch geen onbevallig dorp, zynde de kerk geftigt in het jaar 1667. Op hec huis alhier woonc de bezitter deezer heerlykheid, die nu ftaande is, maar voorheen behoord heeft onder Stedum , zynde daarvan gefcheiden by een verdrag van den 9 April 1666. Met de afwateringen behoort het nog onder de Scheppery van Stedum. 5. Stedum, oudtyds Stcderhem, meer noordwaards, is een groot, oud, enaanzienlyk dorp; doch egter met Garshuizea en Wefter- Em-  pan STAD en LANDE. 347 Emden één regtftoel, voormaals omlopende 1 in onderfcheidene beurten, maar die thans door rydelykfchen aankoop veréénd beruften by den bezitter van het huis Nitterfum alhier; 1 welke nu ook in dit dorp en in Garshuizen de unique kerkelyke collatie uitoefent. De kerk is een fraai gebouw en heeft een orgel; op het koor is wyders eene fierlyke tombe van wylen den Heer Adriaan Clant, een der afgevaardigden van deezen Staat op den vredehandel te Munfter Voorheen was Stedum ook (*) Die Heer wordt aldaar, gekleed in eenen tabbaard , afgebeeld in eeue liggende geftalte , alles kundig uitgewerkt in wit marmer. Plet opfchrift boven de tombe luidt aldus: Perenni memoiiae viri, illuftri prosapia, longo„ que nobiliflimorum Majorum fanguine inilgnis, „ Adriani Clant a Stedum, Domini in Nitter- fum, ob eximias animi dotes inter praepotentes „ patriae provintiae ordines deputatos faepius electi, „ ejusdemque Provintiae nomine 9 per annos magno „ fuo merito, majori reipublicae commodo ad cel„ fiflimum Ordinum General, foederatae Belgicae „ potentiffimum confeffum delegati , ad perpetuae „ pacis foedera Hispanos inter Bel gas que foederatos „ Monafterii Westphalorum aufpicato fafta Legati; cujus chariffimas exuvias , postquam vixiffet an- nos 66, hoe templi adyto reverenter condidit fi„ lius Johannes Clant a Stedum, Dominus in „ Nitterfum, Stedum, Ringenum, Uitwierda, To. „ parcha in I.opperfum, Eeftrum, Tenbuir, etc. ,, etc. ad concilium Ordinum foederatae Belgicae ,, Deputatus; idque eo loei, ubi inter longam atavo„ rum feriem quiefcunt cineres nobiüffimi avi Eil„ conis Clant a Stedum, Domini in Nitter„ fum, inter foederati Belgü amphietiones potentis- „ iimi, De Ommelanden.Fivelgo.  348 Tegenwoordige Siddi De Om melan den. Fivelgo. magt zig ver in dit kwartier uitftrekte; maar die magt wierd naderhand verminderd, en grootendeels overgebragt óp eenen Officiaal; ingevolge eene vergunning of het indultuni van den Bischop van Munfter, waarby de dorpenLopperfum, Zeeryp, Leermens, Zand, Enum, „ fimi , huj'usque Provintiae Deputatos Ordines, ,, dum viveret, excelientiflimi. Proavo autem, pari ,i nobiliffiinorum natalium fplendore cenfendo, Eo ,, berto Clant a Stèdum, Domino in Nitter„ fum , qui Omlandiae procerum quondam pars „ magna eorundem nomine Ultrajectinam unionem, cedro dignifïïmam, fignavit, atrox Bellona hanc „ fedem invidit, quam olim fibi, feraeque fuorum pofteritati, in noviffimum diem fequeftram fora, vovet idem, qui extruxit optimo parenti hoe mo» „ numentum. Anno Chrifti MDCLXXII. • ook eene pröostdy, en naar de charta tVer*" denfis is hier een bosch geweest onder deri naam van Stederawalda, waarvan nog heden een plek gronds Stuerwolde benoemd zoude zyn. Hoewel gelegen in Fivelgo, is het één der Schepperyen van het Winfumer zylvest. 6. L opper som is één der grootffe dorpen van deeze ftreek, zo dat ook de gemeente om de talrykheid door twee leeraaren bediend wordt; ftaande de begeeving in het kerkelyke aan verfcheidenen. De kerk is een fchoone ruime kruiskerk, voorzien met een fraai orgel; in de konfiftoriekamer vergadert de klasfis van Lopperfum , ééne der twee, waarin de predikers van dit kwartier verdeeld zyn. In de eerfte Roomfche tyden was hier eene pröostdy, waarvan de Proosten telkens by Emo en Menco voorkoomen , en wier  van STAD en LANDE. 349 Enum, Wirdum, en Garrelsweer van hèt regtsgebied van den Proost ontheven worden. Dit indultum is nog in die zeven dorpen bekend, en beftaat thans daarin , dat de predikant, kerkvoogden, en die item in de collatie hebben , de voetpaden en vonders fchouwen , als mede de gewigten wroegen. Lopperfum is wyders vermaard als de geboorteplaats van den geleerden Gerardus van Lopperfum, eenen grooten taalkundigen In 't burgerlyke bad ook voorheen deeze byzonderheid plaats , dat hier de plegtige aanfpraak en eedftaving gefchiedde van de meefte regtftoelen ia her. wefter Fivelgo (f)? de aanfpraak gefchiedc egter nog, maar de eed wordt nu afgenomen by de Hooge Gerigtskamer. De regtftoel, met Wirdum één, is aflopende in twaalf klauwen, en die weder in onderfcheidene heerden, waardoor zommige dier beurten eerst om hec 84% 96% ja io8e jaar omkoomen; doch hec Dver of langregt vale de helft vroeger in, dewyl ieder dier twee dorpen dat afzonderlyk heeft. In fcheppery zaaken behoort Lopperfum onder die van 't Zand. By dit dorp plag voorheen een oud fterk gebouw te ftaan, ten Ham genoemd, waarvan het alhier vermaarde geflagt des Mepfche'n den toenaam droeg; maar dat heeft met veele andere Heerenhuizert het noodlot van gefleten, en in derzelver puin aan den dyk gebragt, te worden ondergaan. De eertyds talryke gemeente alhier der oude Vla- (*) Oudhei. en Geftigt. van Groningen , bh 4181 {f) Halsema bl. 369. II. Deel, Z De OmmelandenFivelgo  350 Tegenwoordige Staat Be Om MELAN' den. Fivelgo. Vlamingen is nu gecombineerd met die va» Leermens. 7. Wester - E m d en, een tamelyk dorp, is met Stedum en Garshuizen één ftaande regtftoel; maar de begeving in 't kerkelyke berust by verfcheidenen; ook zyn in de Scheppery (één der vier van 't Slogter zylvest) veele deelgenooten. De Mennoniten gemeente is mede veréénigd met die van Huizinge. Dan is deeze plaats thans van weinig aanzien, dies te meer was zy voorheen vermaard; vooral, als men haar met den geleerden Alting houdt voor het oude Amifia, een haven en marktplaats by Ptolomaeus bekend, en van waar Vitellius de twee Romeinfche keurbenden naar de Hunze opgeleid heeft. Buiten kyf is het egter eene zeer oude plaats, Emo en Menco gewagen er van als van eene zeehaven en beroemde marktplaats, en wel meer onder den naam van forum, (markt*), dan den oorfprongelyken Emethe. Om de aanzienlykheid der plaats kwamen aldaar jaarlyks op zekeren zondag, dien men Skeinos~ mandey (*) noemde, alle de rigteren van Fivelgo te zamen om plegtig in den eed genomen te worden. Ook zogten die van Fivelgo van haar eene ftad te maaken, die het regt des ftapels, der munt (t)> van eene fchool, (*) Centin. Menc. p. 19; „die dominico, qui voeatur a vulgo Skeinosmandey , quia civile jus per novos jurantes confuetum eft ab antiquo renovari in terra Fivelgonia." (f) Alting f. 2. p. 49. leidt hier van af de Eog in naarn bekende Emderguldent.  van STAD en LANDË. 351 fchool, en gilden hebben zou; doch waartegen \ Groningen en Hunzingo zig in 1232 verzetteden, hoewel met ongelukkigen uitflag. Dan het geen diestyds het krygsgeweld ni:-t konde : bewerken, volvoerde kort daarna het noodlot t doordien een zwaare vloed den haven deezer ( plaats tot aan den Eems toe met flyk vervulde en onbruikbaar maakte; en tot welker openmaking en fchoonhouding de wateren van die tak der Fivel, welke alhier uitliep, onvol* j doende waren. Hierby kwam een zwaare f brand, die zelfs de kerk geheel verteerde, . waardoor het oude Emethe dcszelfs voorig r aanzien ten eenemaal verloor; en by het opkoomen van Emden aan de overzyde van den 1 Eems ter onderfcheiding den bynaam van VlVefter heeft moeten aanneemen. 8. Garshuizen, noordwaards van het voorige, is mede een gering dorp, onder den 1 regtftoel van Stedum; wiens Heer de ftaande collatie alhier uitoefent; in fcheppery zaaken p behoort het onder die van Wefter Emden. 9. 'ï Zand, oudtyds Sande of Sonde, is een a*nzienlyk dorp. Ten jaare 1317 was lihier nog eene voornaame uitwatering, waarvoor men in dat jaar eenen zylbrief maakte; dan de zwaare uanflykingen, aan welke egter ! dit dorp de vrugtbaare landen te dm ken heeft, ; 'hebben die doen verdwynen. Een gedeelte van dit dorp maakt ma Leermens Enum, ' :en de Ryp één regtftoel uit, in verfcheidene : tourbeurten aflopende; terwyl het andere ge1 ideelte onder het Eefterregt behoort; het langregt'heeft het met Leermens, zynde Ëeftrum ;en de buiten Spykumer weg een langregt op Z s gig De ÖM-. MHLAN- den. Fivelgt»  Ds Om- melanbew. Fivelgo, 552 Tegenwoordige Staat zig zeiven. In de collatie bezit de fiad Gfo'ningen veele ftemmen; die ook aldaar heeft de halve Scheppery, en het ftaande dykregs van den ouden en nieuwen dyk. Onder het Zand behoort de buurt Zyldyk, meerendeeb door Mennoniten bewoond, en die er een vermaanhuis hebben. 10. Godlinze, ten ooften van het Zand, is één der vier dorpen, die den regtftoel der Fierbuuren (.Godlinze, Losdorp, Spyk, en Bierum) uitmaaken, vallende het regt van het ééne op het andere dorp jaarlyks, en dus voor ieder op het vierde; hiertoe zyn in Godlinze vyf en twintig heerden geregtigd, het geen derhalven op het honderfte jaar voor ieder heerd valt, maar het langregt op het vyftigfte, omdat het dat met Losdorp maar gemeen heeft. Deeze vier dorpen hebben een eigen dykregt, en bezitten eenen grooten uiterdyk, of aangewasfen land. De collatie is een zogenaamde primaire, hebbende de eigenaar daarvan de overftemming in dat ftuk. 11. Losdorp, mede onder de Vierbuuren. De kerk is in 1775 hernieuwd; en de collatie daarvan ftaande. ia. Spyk, nog verder ooftelyk, is het derde dorp der Vierbuuren. De tegenwoordige kerk is geftigt in 1676 , in plaats der eenige jaaren vroeger afgebrande; de collatie daarvan is een primaire. 13. Bierum, het laatfte dorp der Vierbuuren, is een tamelyk groot dorp. De bezitter van het huis Luinga, alhier gelegen ,. heeft de primaire collatie, en door wien onlangs aan de kerk een orgel vereerd is. Heri- bert»  van STAD en LANDE. 353 bert, die in 1138 Bischop van Utrecht was, zou alhier geboren zyn geweest. Het heeft met Spyk één langregt, dat alle zes jaar omkoomt, aangezien hier maar drie ftemhebbende heerden zyn; maar het gewoone redgerregt valt op het 'twaalfde jaar voor ieder derzelven. 14. Leermens , dat zuidwellelyk van Bierum ligt, is met het Zand, Enum, en de Zeeryp, een afvvisfelende regtftoel in verfcheidene ommegangen (*}. Voorheen plag hier de aanfpraak te wezen van de meefte regtftoelen in het ooftelyke gedeelte van Fivelgo , doch nu alleen van het Eefterregt. In fcheppery zaaken behoort Leermens onder die van het Zand. De kerkelyke collatie ftaat mede aan veelen. De kerk zelve is een oud gebouw , die voorheen twee torens hadde, maar één derzelve is om bouvalligheid afgebroken ; volgens een opfchrift aan de zuider deur kan men gisfen, dat de kerk toegewyd is geweest aan Sebaftianus en Fabianus. Alhier is wyders eene gemeente der oude Vlamingen, veréénigd met die van Lopperfum. 15. Ooster-wytwert, aldus ter onderfcheiding van Wefterwytwert, en het klooster Wytwert, beide in Hunzingo gelegen. Het huis deezer heerlykheid, die met Krewert en Juk wert éénen regtftoel uitmaakt, is geftigt geweest door den Oostfriefchen krygs- held (*) Halsema 11. 351 geeft dezelve ftuksvyze op. Z 3 De Omme landen.Fivclge,  •354 Tegenwoordige Staat De Om melan den. Fivelgo. held Focko Uken ten jaare 1411 (*); doch het zelve is nu al zedert jaaren gefleten. De collatie der kerk is ftaande; voorheen was het veréénigd met Garrelsweer, daarna met Leermens (f). In de kerk is een gedenkteken opgerigt ter gedagtenis van Gysbert Herman van Ripperda, welk oud adelyk geflagt in deezen oord zeer vermogend is geweest (§). In de buurt is Nieuw ■ kloofter, thans eene boerewooning , maar voorheen een nonnenkloofter der Premonftreir orde , geftigt door Emo, die er ten jaare 1204 eerst eene kapel gebouwd had. Het kreeg toen wel den naam van Rozenkamp en ook van Romerswerf, maar heeft niettemin, als laater van aanleg dan Feldwirth (een Benediktiner kloofter in deezen oord) dien van het Nieuwe kloofter behouden. 16. De (*) Haekenroth op Beninga bl. 483 ; J. J. Harkenroth Oostfr. oorfpr. bl. 408. (t) Staats■ refol. 17 Apr. 1640. (j) De inferiptie is deeze: ,, Aeternae memoriae illuftriffimi^ et nobiliffimi viri Gisberti Her- manni Baronis Ripperda, Oofterwytwerdiae „ et annexorum pagorum Domini; hujus Reipubli- cae fupremis et nullis non muneribus publicis ,, domi forisque fumma cum laude fïweti ; caftellt „ Oofterwytwerdii , hujus templi, et vicinorum „ vetuftate collapforum , reftauratoris; omnium , „ maxime pauperum, opera implorantium adjutoris. Inter majores Hajonem Ripperda, ejusdemque ata„ vos nobiles, pietate et virtute in exftruendis tem,, plis et arcibus infignes, excellentesque, a fex et „ amplius retro feculis, templo Tiamswerano, et ïtu-  turn STAD en LANDE. 355 16. DeZeeryp, ligt thans wel ver landwaarts in; maar voorheen aan den oever van dien zeeboezem, welke naar Wefter-Emden liep, en van waar de naam af komftig is. De kerk is eene fraie en groote kruiskerk, zynde tot de collatie verfcheidene geregtigd. De regtftoel is afwisfelend met het Zand, Leermens, en Enum; maar het langregt is alleen gemeen met het laatfte dorp. 17. Enum, een klein dorp, zuidwaards van het terftond genoemde, bezit eenen vrugtbaaren grond. In den regtftoel als voren; maar het kerkelyke ftaat alleen ter begeving van het huis te Enum, dat nu zedert jaaren onbewoond geheel vervalt. In de kerk, alwaar een orgel is, heeft men een gedenkfteen opgerigt voor den Heer Reint Alberda van Enum , overleden 1724. Beide deeze dor- I pen behooren wyders onder de Scheppery 1 van het Zand. 18. Wirdum, nog verder zuidwaards, is met Lopperfum één regtftoel, in zeer veele ommegangen aflopende. In het kerkelyke eg- i ter, en in fcheppery zaaken (zynde eene eigene , „ Rudolphi Episcopi Monafterrienfis figillo, tefte numeratis. Josina Maria, nata Mauritio ex i „ eadem fplendidiffima Ripperdarum gente, conjux, „ et Margaretha Elisabetha, unica filia . j, fuperftes, nupta Ukicohi Baroni Ripperda, . Weldami et Olidami Domino, et Tubantum in , Tranfifalania post geftos alios in Repubiica honores praefecto, hoe monumentum motrentes pont „ curarunt. ,, Vixit annos 66, obiit 13 Cal. Julü Anni MDCLXXXXV. Z 4 3e Ommelanden.Fiyelge.  35^ Tegenwoordige Staat De Oh- Melan- PEJV. Fivelgo., - ne Scheppery onder hec Dorpfter zylvest^) ■ heefc het huis ce Wirdum de meerderheid. io. Tjamsweer, oudcyds Thiamerswerfi, ligt niet ver van hec Damfterdiep. Volgens een opfchrift aan de zuidzyde der kerk zou die geftigt zyn door Unico Ripperda ten jaare ll3% (*)' De kerk, hoewel zeer oud, is net, maar de toren is van deeze eeuw, zynde in 1776 eerst voltrokken; de collatie behoort aan het huis te Farmfum. In 't burgerlyke valt hec onder Appingadam en Opwierde , eenen ftaande regtftoel der ftad Groningen; maar in fcheppery zaaken onder 20. Appingadam. Deeze plaats, door welke hec Damfterdiep naar Delfzyl loopt, is na Groningen de volkrykfte van dit geheele gewest, en heeft ook de gedaante eener ftad of groot vlek. De bygaande plaat vertoont haar, wanneer men langs het trekpad van Groningen aankoomc, mee den kerktoren in het verfchiet eer regce hand. Van dac alhier, bevorens men te Delfzyl de zeefluizen aangelegd had, in den tak der Fivel eene dam ter ftuiting der vloeden was, heeft zy den naam van Dam; en naar de gisfing van Alting den vollen naam van Appingadam van een uitgeftorven, alhier woonagtig, adelyk geflagt Appinga (f). Waar- (*) Op eenen Iangwerpigen zerken fteen, tuschen de wapens van Ripperda en Lewe, ftaat in oude let, teren met verkortings Anna Domini 1138 tempre vitae Uniconis Ripperda. (t) Harkenroth Oestfr. oorfp. bl. 102 leidt het af van een hier zynd watertje, de apt genoemd 5 dus zp veel, als de dam in den apt.  yan STAD en LANDE. 357 Waarfchynlyk is deeze plaats opgekomen D na de toeflyking der Wefter-Emder haven, * zodat Menco op het jaar 1254 aantekent, dat 1 haare kerk reeds met eenen toren en een rond dak praalde. Zedert groeide haar vermogen dermaate aan, dat ze eigene ftedegeregtighe» den verkreeg; welke ten jaare 1327 by de Upftalsboom beveiligd zyn, en bekend liaan in den Damiler buurbrief. Wegens haare gelegenheid in de nabyheid van den mond van den Eems wierd zy ook naderhand met vellingwerken voorzien; en leed veel in de binnen landfche onluften ten tyde der Saxifche vorlten. De grootlle ramp onderging zy ten jaare 1514, wanneer de Hertog Georg van Saxen haar ftormenderhand innam, .en genoegzaam uitmoorden en plunderen liet. Maar haar geheele ramp was befchooren in 1536, na dat Schenk van Tau* tenburg haar op den Gelderschman veroverd had: want de Koninginne Maria wilde haar volkomen ten gronde flegten. Op fterke voorbidding bleef dit wel agter , maar de ftadsmuuren moeften afgebroken worden; ook is het zedert een open vlek gebleven. De regtftoel, waaronder Tjamsweer en Opwierde, is ftaande, en behoort nu door aankoop aan de ftad Groningen, welke dus hier den rigter aanftelt. Dan behalven dien is er nog een iledelyk beftuur van Rigteren ofEedgenooten ten Damme, of (gelyk zy ook genoemd worden ) van Burgemeefteren der ftad Appingadam; ja welke in die hoedaanigheid zelfs door den Stadhouder jaarlyks goedgekeurd worden. Edoch deeze Rigteren ten Z 5 Dam- De Om- melah den. Fivelgo,  353 Tegenwoordige Staat De Om melan den. Fivelg». • Damme hebben meermaalen met den gewoo■nen Rigter verfchil gehad, daar zy beweerden , dat de laatfte alleen pure burgerlyke en lyfftraffelyke zaaken te beregten had, maar dat alle andere deelen des beftuurs hun toekwamen , als zynde de waare regeering der plaats. Hier regens, verzette zig wel telkens de ftad Groningen, en heeft daarover na 1749 tegen het Eedgenootlchap veele pleitgedingen gevoerd by het Hof Provinciaal van Juftitie, doch veelal met ongelukkigen uitflag. Volgens de aantekening in het regiftratie boek der geregtigheden van het Fivelgo-kwartier, beweert het Eedgènootfchap imo het regt om te oordeelen over alle boek of penningfchulden binnen Appingadam, ingevolge den buurbrief van 1327. mede over koop en verkoop van huizen, huislieden, tuinen, huuren, koopfchatspenningen, renten, en rentebrieven, en praeferentien. 3° insgelyks over alle voormonders zaaken, en derzelver gevolgen. 4° het regt om te wroegen de ellen, gewigten, en maaten; om te zetten den prys van het brood; om te fchouwen de wegen, ftraaten, en gooten; om te fchutten het groot en klein vee ingevolge voorn, buurbrief, en laateren fchuttenbrief van 1548. 5° het regt om alle gildezaaken te beflisfen; om te verleenen oclroijen en burgerregt; om te mogen zegelen. 6° het regt om vrye jaar en weekmarkten inteftdlen; om belafting te leggen op al-  van STAD en LANDE. 359 alle bieren, vreemde en ingebrouwene; E om te bcpaalen den prys der fterke dfan- ; ken; om te geeven eene vrye tapmaat^ aan de herbergiers, ingevolge den voorregtsbrief van den Hertog van Saxen, ten jaare 1504. 7° het regt om te begeeven de uitmynders plaats. 3° om te verkiezen eenen Weddeman. 90 om op alle uit en ingaande waaren belasting te mogen leggen ten voordeele der ftad. io° ja tot dat einde fchatting uittefchryven over de ingezetenen. ii° om te begeeven alle kerkelyke bedieningen. DitEedgenootfchap zendt wyders ter Staatsvergadering twee volmagten, en wel met die byzonderheid, dat ieder derzelver eene afzonderlyke ftem heeft; daar andere dorpsvolmagten gezamenlyk maar ééne uitmaaken, en dat egter van wegen Appingadam Eigenerfden ten Landsdag kunnen verfchynen (*_). Daar deeze plaats doorfneden wordt door het Damfter diep, en naby Delfzyl ligt, is zy gefchikt voor verfcheidene trafyken; hoewel anders de handel, die hier gedreven wordt, niet zeer aanmerkelyk is, uitgenomen de jaarlykfche paardemarktcn, die beroemd zyn om het groot aantal van paarden, het welk er van wyd en zyd aangebragt en verkoec wordt. Om (*) Omland-er regiem, 1659, f. 24. Regiem. r«« ferm, 1749, §. 13. De Ommelanden.Fivelgo.  360 Tegenwoordige Staat De Om- MELAN- ] BEN. j Rnlgo. , Om de gefchiktheid der plaats vergadert ■hier niet alleen de klasfis van Appingadam, maar ook op het andere jaar de Synode van Stad en Lande. De hervormde gemeente wordt wyders om haare talrykheid waargenomen door twee leeraaren ; en buiten dien woonen hier veele Doopsgezinden, Roomfchen, en Joden, die hunne godsdiensthuizen er hebben. Onder de openbaare gebouwen der plaats behoort hec Raadhuis, het welke by of aan de kerk ftaat. Het onderfte gedeelte des gebouws is tot eene Waag gefchikt. In de Raadkamer wordt ook de vergadering der Synode gehouden. De Kerk, wel eer toegewyd aan Niklaas, is een groot en fchoon geftigt, en heeft eenen fraajen predikftoel en orgel; met geftoelten zo voor de Burgemeefteren en Eedgenooten, al3 voor de Regeering van Groningen. In de konfiftorie kamer der kerk vergadert de Klasfis van Appingadam. De Latynfche fchoolen, ftaande bezyden de kerk , worden waargenomen door eenen Rector, Conrector, en Praecepcor. Hec getal der leerlingen is egter niet groot; zedert 1685 is één der Praedikanten fteeds Rector der fchoolen. Ten tyde van den Roomfchen kerkdienst had men hier twee kloofter s; het ééne in het noordergedeelte der ftad, zynde van de Auguftiner orde, en geftigt door Emo, doch dat ten jaare 1562 reeds zo verre uitgeftorveri was, dat men by den Koning van Spanjen ver-;  van STAD en LANDE. 361 verzogt de vernietiging (*), zynde de kerk r aireede tot ééne parochie kerk overgegeven. Na de reformatie is het geheel afgebroken; zynde flegts nog ééne poort daarvan overig waarvan de ftigting in een zerken opfchrift aangetekend ftond , maar welken fteen men heeft laten verwaarloozen (f)- Het andere kloofter, zynde van de Franciskaner orde, hoewel van laater opkomst als eerst geftigt in 1328(5), is mede geheel verfleten. Ook kan onder de voorige merkwaardigheden van den Dam opgenoemd worden het zedert 1738 geheel afgebrokene flot Dykhuis, dat, een vierde uur beweften de ftad, aan den zuideroever der Fivel geftaan heeft. De ftigter was de berugte Oost-Friefche Hoofdling Focko Uken; daarby waren de muuren zo buitengemeen dik, dat het in die tyden voor eene (*) Onder de fchoone verzameling van nog on* uitgegevene ftukken ten Hove Provinciaal vindt men op het jaar 1562 „een request door Hoofdlingen, „ Rigteren, Paftor en Voogden van den Dam aan „ den Koning gepraefenteerd om , aangezien het „ Convent te Appingadamme, ordinis Heremitarum, „ SanEti Jugujïini, deszelfs kerk met alle de inkoms„ ten aan de gemeente van den Dam tot eene nieuwe „ parochie kerk had afgeftaan, daarin na den dood „ des Procurators befchermd te worden; met bet „ appointement van de Hertoginne van Parma ten „ voordeele der verzoekers, gedagtekend 7 Januar* 1562." (f) Harkenroth op Beninga U. 194 geelï het opfchrift op. {§) Harkenroth hl. 557. De Oaai' Mf.l aisden. . Fivelgo,  %6z Tegenwoordige Staat De OMmelanden. Fivelgo. ■ eene allerbelangrykfte plaats gehouden wierd, en ook daarom in de gefchiedbladen van die gewest meermaalen voorkomt (*). Appingadam heeft wyders onder de Dorpfier zyl (ééne der drie Delfzylen) twee Schepperyen als aan de zuid en noordzyde. ar. Sol wert, inde buurt van den Dam ten ooften , is een klein dorp , onder de Scheppery aan de noordzyde van Appingadam. IVJet Uitwierde is het één ftaande regtftoel, van het gewezen huis Ringenum; dat hier ook de collatie heeft; als mede het dykgraaffchap van Uitwierde, Bysfum, en Solwert. In voorige tyden had men hier teffens en eene kerk en eene kapel, dan by de belegering van Appingadam ten jaare 1536 wierd de kerk in brand gefchoten, maar de kapel bleef. Deeze ftond in eene weide, en had haare ftigting te danken aan het wedervinden van eene gewyde ouwel, welke geftolen was; en van waar men haar noemde de h. facramentskapel. By haar was eene waterput, welker water men eene byzondere kragt toefchreef, en daarom door veele Roomfchen vlycig bezogt wierd; tot dat men die in 1681 op hoog gezag gedempt heeft. In ftede deezer kapel, door ouderdom geheel vervallen, is in 1783 een geheel nieuwe kerk geftigt (f). s2. iYiARSuM, mede een klein dorp is daar- (*) Mede bl. 483, en j. j. Harkehroth Oostfr. oorfprong. bl. 409. (f) O. H. Swam, inwyings leerrede van de kerkte Solwert, 1783.  van STAD en LANDE. 363 daarom in het kerkelyke veréénigd met heti voorige; anders is het met Holwierde één regtftoel, wiens meerderheid thans aan het huis Nitterfum toebehoort. De berugte Doopsgezinde leeraar, Uko Walles, heeft zig hier een tyd lang opgehouden (*). 23. Juk wert, oudtyds Jucawert, is een ' gering dorpje. Het behoort in alles met Kre- wert onder de heerlykheid van Oofterwytwert. 24. Krewert, noordwaards vanjukwert, is mede een zeer klein dorp. 25. Holwierde, aan den mond van den Eems, is daartegen aanzienlyker , en zeer oud, als reeds opgenoemd by Alfridus in het leven van Ludger onder den naam van Helewyrd; en by den vervolger van Menco onder dien van Halwirth, beide betekenende eene heilige hoogte Q f ). Van de verhevenheid des gronds onderfcheidt zig de vry hooge, en tot aan de fpits geheel fteenen toren, te fterker. I In de kerkelyke collatie; in den regtftoel, gemeen met Marfum; en in de Dykfcheppery heeft het huis Nitterfum de meerderheid. ; Onder Holwierde behooren twee buurtfchappen, Katmis en Oudekloofler; de laatstgemelde aldus in onderfcheiding van het Nieuwekloofter onder Oofterwytwert. Dit oude kloofter, toegewyd aan Petrus en Paulus, droeg in de openbaare ftukken gewoonlyk den naam van Feldwirth, en beftond uit Benediktynen van beiderlei kunne; de ftigcer was Ha- te- ('*) Swam, li. 25. (f) Alting, notit, Germ. kif er. t. 2. p. 96. De Osï- melahben. Fivelgo.  3^4 Tegenwoordige Stdat Be Ommelanden. Fivelgo. tebrand ten jaare 1183 , en die er in 1198 als Abt overleden is. Toen deeze naderhand op de lyst der Heiligen gezet wierd, heeft men deszelfs beenderen in 1617 heimeiyk uk de kerk gelige, en naar Antwerpen overgebragt, alwaar zy geplaatst zyn in de kerk van her S. Salvators kloofter; zelfs gaf Johannes Malderus, Bischop van Antwerpen, aan de geenen, die op den 30 Juli (den geboortedag van Hatebrand) deeze beenderen godvrugtig bezogten, veertig dagen aflaat (*). Zedert lang is het nu flegts eene landhoeve. 26. Uitwierde, waaronder de buurt Bysfum behoort, is met Sol wert een ftaande regtftoel, en dykgraaffchap; ook is hier de collatie primair. 27. Delfzyl, aan den mond van den Eems, is de plaats, alwaar de Delf (f) haare wateren in zee loost door middel van fluizen of zylen; thans twee, voorheen drie, en van waar het zylvest deezes kwartiers, dat in 1317 tot ftand kwam, de benaaming heeft van dat der drie Delfzylen. INiettegenftaande haare aangelegenheid, als begrypende de voornaamfte zeefluizen aan deeZfe zyde, bleef de plaats lang onbevest, tot dat men er ten tydë der Saxifche beroerten een blokhuis ftigtte; hec welke door de ftrydenden beurcelings aangezogc en verdedigd wierd. Maar na de nederlaag van Graaf Lodewyk ce Jemmingen had de Hertog van Alba een (*) Oudhed. van-Groningen. II. 423. (f) Menco op het jaar 1248 „fojjatum effluxh* nisaquarum, quod dkkur Delf."  van STAD en LAtfDE. ©en voornemen om de veftingwerkeh aanmerkelyk te verbeteren, en er eene ftad van te maaken; waarin hy trekken wilde het geheele A„r„ T?nmC,-.m A^ Ur, / m/». fi™l ,V>«. J " "J v.«...„.w. ....„v. —. ~ dorp Farmlum, en die hy (met^inlpehng op den God des krygs, zyn geliefkoosd vermaak) Marsburg of Merfeburg wilde noemen. Ja hy had daartoe reeds het ontwerp door meetkundigen laaten affteeken, en door den Bischop Knyf een plaats voöt eene kerk inwyen, wanneer hy er evenwel Van afzag: op het fterk bidden der Groningers, die de gevolgen nadeeliger voor zig dan voor Emden (gelyk Alba's voorgeven was) oordeelden tê zielen zyn; en waardoor de voorgenorr.ene verfterking is verkort geworden tot eene matige fchans. By de fcheuring tuschen de Stad en de Ommelanden in 1577 maakten de laatstgemelden zig daarvan meefter, maar Rennenberg ftelde ze die van Groningen weder terhand ; welke haar daarop genoegzaam ontmantelden, hoewel zy kort daarna op last der Algemeene Staaten weder opgemaakt wierd. Vervolgens nam Rennenberg na zynen afval I haar in; van welken tyd tot aan 1591 zy in ; der Spanjaarden magt bleef, maar toen door 1 het Staaten leger veroverd wierd. Zedert is zy aanmerkelyk verfterkt en ver; groot, vooral in het begin deezer eeuw: zoidat zy thans, met influiting van het oude^' ( eene verfterking is, die in haaren halve-maanswyzen omtrek zeven bolwerken heeft, en tegen de haven eenen muur of wal tot dekking; In dien wal is eene waterpoort, welke by opkomende hooge vloeden geheel geflopt wordt? II Deel. A a fed» Dé Oik- Mr LANDEN. Fiyeglo'. KV.. »«./  $66 Tegenwoordige Staat De Ommelanden. Fivelgo. behalven welke poort er nog twee andere zyn* 4 de Farmfumer en de Landpoort. De krygsbezetting, die in gewoone tyden hier ligt, beftaat flegts uit twee kompagnien voetvolk, en eenige artilleriften, voor welke cafernes gebouwd zyn, van die grootte egter , dat er meerdere in huisveften kunnen.1 Een Commandeur, en onder dien een Majoor, hebben er het bevel over; terwyl een Artillerie en een Proviandmeefter het opzigt hebben over die noodzakelyke krygsbehoeften. De haven deezer plaats, welke gevormd wordt door den uitloop van de Fivel , is groot, en voorheen zeer diep: zo, dat in de voorige eeuw de Ruiter met de Westïndifche vloot en dertig Engelfche pryzen (by gelegenheid dat hy, uit Guinea te rug komende , eene fterkere vyandelyke vloot, die op hem wagtte, moest ontzeilen) alhier I den 6 Aug. 1665 kon inloopen; gelyk ook kort. li daarna, in 167a, veertien rykgeladene OostIndifche fchepen dit voorbeeld volgden, en er eene fchuilplaats voor den vyand vonden. Thans zou dit voor zulke zwaare fchepen» door de verlanding der haven ondoenlyk zyn ; welk ongemak voor eenige jaaren aanleiding heeft gegeven, dat gemagtigden uit de Admiraliteiten met den toenmaaligen Schout-bynagc van Kinsbergen, in perfoon overgekomen zyn om eene voorgeflagene uitdieping der haven te onderzoeken. Of de koften , daartoe nodig, te drukkend voor 'sLands kas gerekend zyn, dan of andere inzigten dit ontwerp op de lange baan verfchoven hebben ? dit ten mins-  van STAD en LANDE. %6f tónften is z^ker, men er zeden niets meer] van vernomen heefr. De kerk alhier is door de Provincie in 1614 gebouwd, en wordt door dezelve onderhou-' den, die er ook den leeraar aanftelt; doch het regtsgebied, voorheen onder Uitwierde , is thans eene ftaande heerlykheid van de Ommelanden, aangekogt van Jonker Héro fVlaurits Ripperda, volgens verzegeling van den 13 Nov. 1630, nadat eenige jaaren bevorens (*) by de Staaten Generaal beflist was het verfchil met Friesland, welk gewest alhier eene mede fouverainiteit vorderde. Als eene byzonderheid voor de inWoonefs van Delfzyl is het regt om volmagten ten Lands-dage te zenden, hoewel aldaar geene grazen lands gevonden worden, het hoofdvereischte anders om daartoe geregtigd te zyn. ïn het jaar 1659 wierd deeze plaats by het Ommelander reglement onder de kerspelen Van Fivelgo gebragt; en, ten gevolge eenef verzogte explicatie in 1661, by het reglement: reformatoir van 1749 op nieuws bepaald „dat alle de geenen, die een eigen huis in Delf„ zyl bewoonen, en hoofd en heerdftede„ geld betaalen, geregtigd zullen zyn uit hurt „ twee Volmagten ten Lands - dage te zenden f doch met ééne ftem; en dat wyders de zaj, menroeping der ingezetenen tot die keus „ gedaan zal worden door den Hopman of „ eerften bevelhebber der fchuttery." Na (*) Refol. der Staaten Generaal, 22, 2$, && Nov. iöiö. Aa è 57 ï.IELAN; DEN. ?i\elg».  De Om- Melam- DEN. Fivelgo. 368 Tegenwoordige Staat Na den afloop der dorpen ten noorden hec trekdiep, zullen wy thans overgaan tot die aan de zuidzyde, en beginnen met 28. Farmsum, of gelyk men oudtyds zeide Fermeshem. Dit dorp ligt genoegzaam aan Delfzyl, waarom ook de Hertog van Alba het in zyne voorgenomene verfterking dier plaats wilde influiten. Al vroeg was het eene pröostdy, die van den vader op den zoon overging; in het gefchiedverhaal hebben wy opgetekend, welke twist er in 1271 over rees, toen de Bischop van Munfter daarmede een teder kind begiftigd had; en om welka reden in 1415 die Kerkvoogd dat dekenfchap ervelyk overbragt in het geflagt van Ripperda. Dan de kerkelyke collatie ovc-r Farmlum, Weywert, Heveskes, Oterdum, enMeedhuizen was reeds ten jaare 1237 door den Munfterfchen prelaat aan dat geflagt gefchonken. Ook is dat regt over de opgemelde vyf dorpen nog in ééne hand, en wel des bezitters van het huis te Farmfum; welke ook hier den ftaanden regtftoel heeft; en Erfdykgraaf der zomer en zeedyken is; als mede overfte Schepper van het Farmfumer zylvest. Niettegenftaande dit dorp, Vooral ten jaare 1515, in de binnenlandfche onluften zeer veel geleden heeft, is het egter één der aanzienlykfte dorpen van dit kwartier gebleven; en de gemeente is na Appingadam ééne der talrykfte, daar de buurtfchappen Gevesweer, Amsweer, en Tuukwert er onder behooren. De kerk zeli  van STAD en LANDE. 369 jzelve is een fchoon groot gebouw, en wordt 1 zindelyk onderhouden. 29. W e y w e r t , een klein dorp , dat in hec kerkelyke en wereldlyke onderhorig is aan het huis te Farmfum,- gelyk mede hec volgende 30. Heveskes. Alhier heeft voorheen een vermaard Johanniter' nonnenkloofter geftaan , Oofter Wierum genoemd , in onderfcheiding van Wierum in het Wefterkwartier, en van Wittewierum in Fivelgo; eene buurt huizen draagt nog heden dien naam. De kommandeur van dit kloofter was de vafte I Schepper of voorzitter van het Oterdumer zylvest; welk regt de Staaten na de reduciie eerst aan zig getrokken, maar in 1659 verkogt hebben, wanneer het gekomen is aan 1 het huis te Farmfum. 31. Oterdum, mede in alles onderhoorig aan Farmfum, ligt aan den zeedyk, en is de plaats der uitwatering voor het Oterdumer zylvest. Om deeze reden is het al vroeg verfterkt geweest, gelyk er de Groningers in 1450 een blokhuis oprigteden; in de Spaanfche tyden is deeze plaats berugt geworden Ii door de meenigvuldige aanvallen en veroveringen, die zy van de ftrydenden ondergaan heeft. 32. Meedhuizen, het laatfte der dorpen van den Farmfumer regtftoel, ligt landwaarts in op éénen laagen grond, en tuschen verfcheidene meeren; en heeft daar van den naam. 33. Opwierde, oudtyds Upwirth, ligt j in de nabuurfchap van Appingadam , en onder Aa 3 diens Ds Om> melanden. Fïyelge.  De 0'm MELAN DEN. fivelgo. Tegenwoordige Staat . diens regtftoel; maar de collatie is in andere, en verfcheidene handen. 34. Siddebuuren , ligt bezuiden het Schiidineer. De buurtfchappen Tjuchem en Oostwolde behooren er onder. Het is thans een ftaande regtftoel, en eene primaire collatie. 35. Hellum, een klein dorp, is met Schiidwolde een ftaande regtftoel, die egter in andere handen, dan die der unique colJatie is. .36. Schildwolde is een aanzienelyker dorp, en oudtyds ook vermaarder door eene pröostdy, en een Premonftreiter nonnenklooster, in het begin der I3e eeuw aldaar geftigt door Henricus Proost in de Marne. Ten jaare 1576 wierd hier ingelyfd het nonnenkloofter van Barthe in Oost Friesland, en welke verééniging ten jaare 1587 door'sKonings Raad te Brusfel beveiligd wierd. Dit dorp heeft den naam van het aangelegene groote meer, het Schild, oudtyds Skeld en van waar Skeldwalda. De collatie der kerk is in verfcheidene handen. 37. Slochteren, westwaards van Schiidwolde , is thans met Kolham eene ftaande heerlykheid in 't burgerlyke, kerkelyke, en fcheppery zaaken van het huis Fraylema, alhier gelegen; ook is diens eigenaar voorzitter in het Wold-zylvest, uit hoofde van het bezit des voormaaligen kloofter - eeds. Gemelde huis is zedert eenige jaaren aanzienlyk vertimmerd. Voor dat de veenen by Foxhei, en om het Sappemeer, aangeftoken waren, . cn door dezelve eene vaart tot in het Old-ampt ge-  van STAD en LANDE. 371 gebragt wierd, was door Slochteren de wegi om derwaards van Groningen te koomen. En dit is de reden, waarom het in de krygsbedryven der i6e eeuw telkens door vriend of vyand bezet wierd; offchoon de weeke grond geene zwaare vetlingwerken draagen kan. Ten voordeele van dit dorp verftrekt wyders de gegravene vaart naar het Damlier diep, met het regt eener trekfchuit, volgens ocfrooi der Staaten van den 26 Maart 1659. 38. Kolham, een gering dorp. Alting meent, dat het oudtyds Hemmenis (of de hamftreek) genoemd wierd (*). Hier onder behoort de buurt Gaarveen, welke die Heer houdt van Emo bedoeld te zyn onder den naam Fene (f), en welke diestyds een eigene kapel had. 39. Scharmer, oudtyds Skiramtre, is thans eene ftaande heerlykheid; egter zo, dat de regtftoel, de collatie, en de Scheppery, ieder in ééne byzondere hand zyn. In de Roomfche tyden was de kerk onderhoorig aan de Abdy van Wittewierum, volgens een befluit van 1231. Naderhand is hier geftigt een mannenkloofter van de Kruisdragers orde, en het was toegewyd aan Helena; doch het zelve , voor de reduétie reeds in verval, is vervolgens verdwenen (§). 40. Hark- (*) Altiho v. Hemmenis, p. 85. (|) v. Fene, p. 54. (§) Volgens een Warfsoordeel van den 20 Nov. 1600 is dit kloofter geftigt geweest door Johan Rengers en Vrouw Agneta van Laar; dus in het laatllt .ster vyftiende eeuw. Aa 4 De Om- M ELANDEN. Fivelgo.  33e QjJe melak den. Fivelgo, §72 Tegenwoordigs Staat 40. Harkstede, hoewel een zeer gering dorp, is egter eene ftaande heerlykheid op zig zelve; waarvan de regtftoel, en de collatie, in ééne, maar de Scheppery in eene andere, hand zyn. 41. Woltersum, oudtyds Waltershem, noordwaards van de Harkftede over de Slochterder trekvaart, ligt rondom in de laage landen, waardoor het des winters niet gemakkelyk dan met fchüitjens toegangelyk is. Het dorp is thans gering , maar moet voorheen vermogend geweest zyn : daar het volgens JVTenco de halve manfchap tot het vervaardigen der nieuwe Wierumer kerk kon leveren. Het is nu wyders in alles eene ftaande heer-1 lykheid van de ftad Groningen. 42. Wit te wierum behoort onder den yegtftoel van ten Post, dat met Eeftrum, en de buiten Spykumer weg, onder het Zand* uitmaakt het Eefterregt. Hier in valt de halficheid op ten Post, dat met het Overregt ftaande is, en toebehoort aan den eigenaar van Tuwinga Oldehuis (*), die ook in de Scheppery aldaar veel inzage, en in de collatie alhier de overftemming heeft. Oudtyds noemde men dit dorp flegts Werum of Wierum, maar naderhand-gaf men er ter onderfcheiding (als zynde er één Wierum— in het Wefterkwartier , één Onderwierüm in Hunzingo, één Oofter Wierum by Heveskes) 'den (*) Dit Oldehuis (Aldehufum, Aldejum) was reeds |eri tyde. van Menco ia 1267 de woonplaats eeas. Üoofdiings.  vm STAD en LANDE. 373 £en bynaam van fitte aar,; en dien wel van e de kleeding der Premonftreit Heeren, die hier ' een kloofter hadden, en welken men nog heden in de Roomfche landen de Witte Heeren noemt. Dit kloofter had den oorfprong te danken, doordien by zekeren Emo van Romerswerfy welke op zyn landgoed een kapelletje had opgerigt, zig voegde een andere Emo, Plebaan van Huizinge, welke beide te Romerswerf een kloofter ftigteden voor mannen en vrouwen , om er in te leeven naar de Premonftreit orde. Maar wanneer daarop in 1211 de kerk van Wierum aan gemelde kloofter opgedragen was, bouwde men hier in ia.13 een nieuw geftigt voor de broeders, dat men den naam van Bloemhof (*) gaf; terwyl men de zufters liet in Romerswerf, en dat Rozenkamp noemde (t)> blyvende het beftier over beide de kloofters aan denzelfden Óverften. Al ras rees dit kloofter zodaanig in aanzien, dat de Overfte tot een Abt gemaakt wierd, en de inkomften wierden dermate vermeerderd, dat men in 1238 met eene pragtige kerk begon, in den fmaak van die van Premontre. Door tydelyke giften van landgoederen en geregtigheden wierd deeze Abdy de vermogendfte in Fivelgo, en deszelfs Abt was fteeds voorzitter by het zylvest der drie Delfzylen. Dan toen (*) Floridus hortus. Zie Mehco p. nff. (f) Campus Rofarum; ook wierd het veelalNieuwekloo[ter genoemd, als later van aanleg, dan het pygelegen Benediktiner kloofter Feldwirth, Aa 5 Ds Ommelanden.Fiislgo*  Br. Osr MEL ASSEM. Fivelg*. IWeJlerkwartier. 374 Tegenwoordigs Staat toen in 1560 voor dit gewest een bisdom opgerigt wierd, gaf de Paus de inkomften deezer vette Abdy aan dien nieuwen kerkvoogd; vervolgens wierd het kloofter in 1566 by de toen door gansch Nederland lopende beeldenftorming genoegzaam omgeworpen, en wyders na de reductie ter afbraak verkogt. 43. Garrelsweer, onder het Eefterregt, is het laatfte dorp aan deeze zyde der Fivel. Thans is het eene geringe plaats, hoewel levendig om de ligging aan de trekvaart, maar voorheen was het, volgens den brief van Koning Hendrik ten jaare 1057, de marktplaats van geheel Fivelgo, en het droeg toen den naam van Gerleviswert. Het huis van Farmfum heeft hier de ftaande collatie. De tegenwoordige kerk is een nieuw maar klein gebouw. Befchryving van het Wes ter kwartier. Dit derde, en laatfte, gedeelte der Ommelanden heeft den naam van de ligging, als zynde ten weften der twee andere deelen, en der ftad Groningen. Deeze benaaming is niet zeer oud, en eerst in zwang gekomen, na dat de verfchillende landfchapjes van dit kwartier zig veréénigd hadden om in Groningen de Wefterwarf, of de rigterlyke byeenkomst, te houden; gelyk die van Hunzingo en Fivelgo aldaar de Oofterwarf hadden. De grensfcheiding ten zuiden en weften ftoot  van STAD en LANDE. 375 floot tegen Friesland, en begint agter de Nye- r. oorter veenen in eene noordweftelyke rigting rot voorby de Friefche paaien, agter Firmunt dient daartoe de Lauwers, en wel tot haaren uitloop in zee, by de Munnike-zyl. Ten noorden en ooften tot aan Donghorn by Groningen is de Hunze of het Reitdiep, en vervolgens het Oofier-llads- hamrik de fcheiding. Daarna is het Drentfche ding-fpil Noordeveld de zuidelyke grenspaal tot aan de Nyeoorter veenen. In 1659 verdeelde men dit kwartier, even als de andere twee, in drie onderdeelen, Oost Langewolder, Vredewolder, en Middagterdeel; dan zulks hield mede ten jaare 1749 op. Natuurlyk wordt het thans door eene trekvaart, die van Groningen naar 't Stroobosch loopt, en in 1654 voleindigd is (*), in twee gefchciden; maar wyl de oudere verdeeling in i Vredewold, Langewold, Hum/Ierland, en . Middagt nog bekend is, en in veele opzigten 1 ftandt houdt, zullen wy die in de befchryving volgen. Wy beginnen met I. Vredewold. Deeze flreek lands heeft ten weften en zuid weften Friesland, ten zuiden Drente, ten ooften Middagt, en ten noorden Langewold. De dorpen liggen genoegzaam in ééne rye, op eenen zandigen en houtdragenden grond, terwyl ds (*) Staatsrefol, 4 Maan, en 5 Aug. i6S4> De Ou- melaeiden. 't Westerkwartier. Vrede-' wold.  %j6 Tegenwoordige Staat de veenen meerderdeels ten zuiden zyn. Vredewold, (by Emo Frodowalda geheten) offchoon niet groot zynde, was al van ouds eene landftreek op zig zelve, welke een eigen wapen ( * ), een eigen landregt ( f ), en eigene rigteren in ieder dorp hadde. Deeze rigteren verdeelden zig in eene Oofter en Westerwarf, en zaten daarop gezamenlyk te regt. Dit heeft geduurd tot het jaar 1531, wanneer de gemeene rigteren , eigenerfden, en ingezetenen van Vredewold, zo wel van de oofter ais de wefterzyde, de geheele grieteny ervelyk opdroegen aan Beetke, de weduwe van Wigbold van Ewfum, en haare kinderen; onder die voorwaarde, dac in ieder dorp de Buurrigteren zouden blyven, en dat de tydelings aanteftellene Grietman moest zyn tot genoegen der gemeente (§). En in dat opzigt is het nog heden een ftaande regtftoel van het huis Nye-oort; maar.de kerkelyke collatien in de dorpen behooren mede aan anderen, hoewel dat huis door deszclfs groote goederen veel inzage daarin heeft. Tot de dorpen zelve overgaande, is van de Friefche paaien het eerfte 1. Marum; dat eene fraaie kerk heeft. Voorheen was het in 't kerkelyke veréénigd met Nuis, doch is daarvan gefcheiden by een Staatsbefluit van den 0 Maarc 1644; de over- ftem- ( *) Hetzelve verbeeldt eenen gebarnaiten ruiter te paard. (t) Landregt van Vredewold, Mff. (j) By Ibsinsa, Staatsr. u d. i/l, i$9> ©e Ommelanden.'t'Wester'kwartier.  tan STAD en LANDE. 377 hemmende begeeving is by hec huis Nye-oorr. Ónder Marum behooren de gehugten de Haar en Trimunt. Ter laatstgemelde plaats ftond wél eer een kloofter van Ciilercienfer nonnen, het geen in het begin der 14e eeuw, om deszelfs armoede, door de Abten van Aduard onder hun bewind genomen wierd. Godefridus van Aarnhem , 13e Abt van Aduard, tragtte de nonnen naderhand te vergeefs in I het kloofter tot Asfen overtebrengen, coc das : zy onder de krygsberoercen in 't laacst der 15e eeuw verlopen zyn ; en na de reductie i het gebouw zelve geheel geflegt is (*). 2. Noord wyk, een halfuur gaans ten i noordweften , een gering dorp; en daarom ' thans met Marum in 't kerkelyke veréénigd.* 3. Nuis, mede een half uur gaans van I Marum doch ten ooften, is iets grooter. Tot : de collatie zyn verfcheidenen geregtigd. 4. Nieuwbert, verder oostwaards, is 'met Nuis in *t kerkelyke veréénigd volgens :een Staatsbefluic van den 30 Aug. 1684; tot li het ftemmen in de collatie zyn hier mede veeli len bevoegd. 5. Tolbert, of eigenlyk het Olde bert, \ nog ooftelyker, heeft eene primaire collatie; \ behoorende aan het huis te Aduard. 6. Midwol.de is eene ftaande collatie ■ van het huis Nye - oort. In de kerk is eene ;zeer fraaie marmeren tombe van Carel Hiero1 rimus, Baron van In en Kniphauzen, zyne 1huisvrouw Anna van Ewfum, en haar tweeden (*) Oudhed, v#k Groningen ii, 2%6,en aS$? De Ou*- m elanden. 'tWesmkwamt?»  37ö* Tegenwoordige Staat De Ommelanden.'t Westerkwartier. . den man Georg Willem , Graaf van In eij Kniphauzen ( f ). Alhier ftaat het vermaarde Hecrenhuis Nye' oort, geftigt door het geflagt van Ewfum, dat 'oudtyds van den Oert heette, gelyk wy by Middelftum onder Hunzingo aangetekend hebben; en van hier, dat het kreeg den naam van het Nye of Nieuwe Oert. Dit huis ligt vermakelyk, niet ver van het Leek/Ier meer, langs welk meer, en de Gave, die by de Pannehoek in de trekvaart valt, de turf uit de veenen alhier afgefcheept wordt. y. Deeze turfgravery in de wyd uitgeftrek- te (f) De inferiptie boven de tombe, in eenen Zwarten fteen, is deeze: Via lethi Via vitae. Perenni memoriae Viri fanguine et profapia ïïlufiriffimi D. Caroli Hieronymi S. R. J. LIBERI baronis inhausae ET KnIFHAUÏAE Domini Nieoortae,,territorii Vredewoldae, et Uplewertae, Inter illuflres et P. P. Gron. et Oml. Ordines , pest alia publica Munera rite adminiftrata in Celfiff. Ord. Gen. Foei. Belgicae Potentiff. confeffu Afjefforis ordinarii, Adeoque illuJir{ffimo Kniphaufano fanguini Innatae quafi prudentiae, ac virtutis, glorias ln pace et bello, veri cokaeredis, Conjugis fui, dum- fata fiverunt, chariffimi, postquam explevifjet Mortalis hujus vitae annos XXXI, menfes IX, conjugil fecum annos VII, menfes II, Hagae • Comitum inter graviffimos Proceres Reip. pridii Kal. Aug. M.DCLXIV, Praematura quidem et acerba morte, pia tarnen, qui» in Domini fide,  van STAD en LANDE, 379 te Nye-oorter veenen, begonnen in het mid-] den der i6e eeuw door de Heeren van Ewfum, heeft doen geboren worden eene volkryke plaats, op de grenzen van Drent, de Leek genoemd. Offchoon hier eene eigene kerk is geftigt in het jaar 170a, is het egter in 't kerkelyke met Midwolde veréénigd gebleven, zodat beide de plaatzen denzelfden leeraar hebben. 8. Lettelbert, zo veel als het kleins oïlutkebert, ligt oostwaards van Midwolde. De overftemmende collatie berust by het huis Nye - oort. o. Oostwolde, als het ooftelykfte der dor-. AcL fedes aeternas traduïïi, ffoc monumentum pofuit, dicavit, conjecravit Anna ab Ewsum, ejus vidua, Nobilijfimi et antiquijjimi generisfplendore excellentiffimaei In toga et fago, etiam difficillimis temporibus, De patria femper bene meritae familiae Ewfumams genuina Joboles, Nïe - oortae ac territorii Vredewoldae unica haeres. Cum autem ipfa postmodum, illibato adhuc aetatis . Fruens flore, ex occulta propenfione in fpleniidijfimum Kniphaujiontm gentem, per Jecunda vota nupfijjet IlluftriJJimo viro, prioris Jui mariti cognato, Georcio Wilhelmo , S. R. I. libero Comiti, Jnhaufae, Kniphaujae, Elternae, territorii Vogelfanck, Et oppidi Baftenach, Domino- Nie ■ oortae, Territorii Vredewoldae, et Uplewertae; •, Memores ambo, in concordi et indivifa Jocietatt Vitae Juae, mortalitatis, hic itidem fuis, fuortma'is Exmiis, infpem gloriofae refurreclionis, Per unicum fofpitatorem Ckrifium, Conditorium folemne Decreverunt ac deftinarunt. Anno MDCLXVIIII. ' De Ommelanden.',t Weztzr-  380 Tegenwoordigs Staat De Om- i MELAN- ' DEN. 't IVester-, kwartier. langeorold. ■ dorpen in deeze woudftreek, is mede van" weinig aanbelang. 10. Leege Meden, in onderfcheiding 'van de Hooge Meden in Middagt, heeft den naam van de laage weidelanden , waarin het ligt. De huizen ftaan zeer verfpreid, en dé kerk, een klein gebouw, ftaat op zig zelve i midden in het open veld (*). Het is in 't kerkelyke veréénigd met Oostwolde, en tot de collatie zyn veelen geregtigd; de Mennoniten hebben hier wyders een vermaanhuis. Onder de Leege Meden behoort de buurt Mem-til, liggende aan de trekvaart naar Friesland, in voorige tyden een fchans, die om haare aangelegenheid telkens door de ftryden-» den aangetast wierd. II. Langewold. Op Vredewold volgt ten noorden Lange^ wold, zynde in de lengte uitgeftrekter, vari waar vermoedelyk de naam is. Ten weftefi floot het aan Friesland , ten noorden aan Visvliet, den Ruigen Waard, en Humfterland; ten ooften aan Middagt. De grond is genoegzaam dezelfde als in Vredewold, uitgenomen, dat er zo veele hooge veenen niet zyn. Al vroeg was Langewold een afzonderlyk oppermagtig landfehap, dat een eigen wapen (f), eige- (*) Deeze kerk is geftigt door Frederik , den 'vyftienden Abt van Aduard, die er volgens de overlevering aan fchonk een arm van de h. Margaretha, lem door den Paus te Romen vereerd. Zie Oudhed. van Groningen, bl. 335. (f) Het gewoone zegel verbeeldt éene kerk, het ander eene ouderwetfche burg of kafteel.  vèn STAD en LANDE. 38 r eigene wetten en geregtigheden (*) hadde.] Schoon gefcheiden in een Oofter en Wefter Langewold, bleef Sibaldebuuren het hoofd I der twaalf kerspelen, die hier in bevat zyn, ■ en aldaar wierd het regt aangefproken. Waar1 fchynl.yk heeft in voorige tyden ieder dorp zynen Rigter gehad, maar naderhand is Lan- : gewold, onzeker egter wanneer, gefcheiden < in twee regtftoelen, den Oofter en den Wes: ter; behorende tot den Oofter de dorpen Faan, Nieuwkerk , Oudekerk , Zuidhorn , Noordhorn, en Niezyl; tot den Wefter de dorpen Lutke Gast, Groóte Gast, Doefum j 1 Opende, Sibaldebuuren, ehGrypskerk. Edoch Ijan lyfftraffelyke zaaken moeften de beide ■ Grietmannen te zamen vonnisfen (f) ; hoeiwel nu veel al één en dezelfde de beide regt* iftoelen waarneemt. Verders heeft men hier ■■ in de dorpen, gelyk als in Vredewold, Buur* rigcers. Langewold öofterdeeh i. Zuidhorn , in onderfcheiding van Noord-1 i horn, is een tamelyk groot dorp. De regt-1 'ftoel valt op het vyfde jaar alhier, en dan nog 1 iweder in twee kluften, als de noorder van' ;zeven, en de zuider van vyf geregtigde heerfden* maar de bezitter van het huis Hankema ialhier gelegen, heeft daarvan elf; en de meer4 ; iderheid der kerkelyke collatie is ook by hem» s. Noorö* (*) Willekeüren van Langewold, 1207; fïgi. (t) Sententie van Lieuten. en Hoofdmannen t iiiaart 1656. II De et,» fcb f '• De Öüii r MELAN\ DEN. 'ï Wester* kwartier* ? .- a n > e » a e ;* r •«* - Lange- _ wold j. Oofter- 3 deel. i  33» Tegenwoordige Staat Bk Om- melan" den. °t Westerkwartier. (*) Tegenw. Staat van Stad en Lande, x. d. bl. 50$. (t) De Staaten hebben daartoe eene fubfidie gegeven; ZieStaatsrefol. 19 Jan. 1660, en ï^Maart 1663.1 2. Noord ho rn, ruim een half uur gaans ten noorden, is een grooter en volkryker dorp. Het regt valt hier mede op het vyfde jaar, en dan weder by kluften, die vier zyn, en in ieder onderfcheidene geregtigde heerden; ook is de collatie in veele handen. In. de vlakte alhier is in 1581 een beroemd gevegt voorgevallen tuschen de Spaanfche troepen onder Verdugo, en de Staatfche onder Norrits (*). . 3. Nieuwzyl is de plaats, alwaar voor de indyking van den Ruigen Waard, en hec leggen der Kommefzyl, de fluis was ter uitwatering van het Wold - diep, dat by Trimunc in Vredewold begint. Het behoordt, als zynde geen oud dorp, onder Oofterdeel Langewold in 't gemeen te regt; het heeft egter eene eigene kerk (f), welker collatie ftaande is. 4. Faan is een klein dorp, en daarom in het kerkelyke veréénigd met Oudekerk en Nieuwkerk, wordende thans in het kerkgebouw alhier geheel geen dienst gedaan. De bezitter van het huis Byma, alhier gelegen, heeft in de collatie de overftemming, en de meefte ommegangen tot het waarnemen van den regtftoel, wanneer die om het vyfde jaar op Faan valt. 5. Nieuw-kerk is de plaats, alwaar de Predikant deezer drie te zaam gevoegde dorpen  van STAD ten LANDE. 38$ pen woont. ïn collatie en regtftoel is het, 1 als te Faan,' gelyk ook in het volgende 6. Oude-kerk; alwaar op de fcheiding Van Vredewold een gehugt is, bekend onder den naam van Kuzemer kloefter, zynde een nonnenkloofter geweest van de Premonftreit orde. De ftigting was omtrent denzelfden tyd, als dien der kloofteren in de Marne, Schildwolde, en Romerswerf; de naam was Marfcfs poort (*). Langewold Wefterdeet. 1. Opende, of Opeinde, liggende op: het einde deezer Provincie, aan de grenzen; van Friesland, heeft daarvan den naam. By Verkorting noemt men het ook Pein, en ter' onderfcheiding van een diergelyk Friesch Pein ïn Smallingerland het Groninger Pein. De waarneming van de grieteny, of van den regtftoel , valt op dit dorp alle vyf jaar, en dan aldaar tegen elkander in vier kluften, die te zamen negen en twintig heerden hebben. Dd tegenwoordige kerk is in het jaar .1748 nieuws opgebouwd, en derzelver collatie behoort aan verfcheidenen. 2. Doesum is een klein dorp, en daarom 5'n het kerkelyke veréénigd met Groote Gast. Tot de bediening der grieteny, hier mede op> 't vyfde jaar vallende, zyn bevoegd agt en cwintig heerden, verdeeld in vyf kluften. 3. Groote Gast ligt op eenen hoogea KA (*) Oudhed, van Qrmingtn, Ik i6%i Bb s Öe ÖitfU MELANDEN. 'tWesïtH kwartiert, LangéJ wold Wefter-; deel»  T)e Om-i melan- ] den. 'tWester-' kwartier. \ 384 Tegenwoordige Staat en fchraalen grond. Toe de collatie zyn vee^ len bevoegd, doch daaronder is de voornaamfte de bezitter van het huis Rikkerda te Lutke Gast. In de grieteny, vallende mede op het vyfde jaar , deelen veertig heerden, onder-i fcheiden in vier kluften. 4. Sibaldebuuren, oudtyds het hoofd van geheel Langewold, is thans een gering dorp; de buurregters van ieder dorp worden er egter nog jaarlyks aangefproken , en doen by het kerkhof aldaar onder den blooten hemel hunnen eed. De collatie in 't.kerkelyke alhier is ftaande; maar tot de grieteny, (die het mes Grypskerk gemeen heeft, in deezer voegen, dat Sibaldebuuren in vyftien jaar twee beurten heeft tegen Grypskerk één) zyn negentien heerden geregtigd. Langs dit dorp loopt het zogenaamde Colonels of Robles diep (*), maar dat nu meerendeels droog is. Zondaags voor de viering der hemelvaart van Chriftus wordt hier een aanzienlyke paardenmarkt gehouden. 5. Lutke Gast, zo veel als het kleine in onderfcheiding van het groote Gast, ligc naby de Dokkumer trekvaart. In de grieteny, hier omkomende op het vyfde jaar, zyn agt en veertig heerden, onderfcheiden in vier kluften; maar in de kerkelyke collatie heefc het huis Rikkerda, alhier gelegen, de over-; [lemming. 6. Grypskerk heeft den naam, als zynde geftigt door eenen Gryp, volgens het opfchrift boven de kerkdeur. Hoewel het in de tour- (*) Zie meer over dat diep Tegenw. Staat vm Friesland 1* d. bl. 228. *  van STAD en LANDE. 385 courbeurt der dorpen, tot waarneming der I grieteny, beuoort onder Sibaldebuuren, en selfs aldaar genoemd wordt Sibaldebuuren beneden (*), is het een zeer aanzienlyk en volkryk dorp, aan den hoofdweg van Friesland naar Groningen. De begeving van het kerkelyke ftaat aan verfcheidenen; zynde de tegenwoordige kerk in het jaar 1612 van nieuws opgehaald. In de bulle van Paus Pius, ter inftelling van 't Groninger bisdom, ' wordt dit dorp ook Engewert betyteld. De Grieteny van Visvliet. Visvliet is een zeer aanzienlyk dorp, gelegen aan de Lauwers op de grenzen van Friesland, alwaar jaarlyks eene markt gehouden wordt op den eerlten Mai. Het is een : afzonderlyke regtftoel op zig zeiven, voori heen in het bezit der Staaten van Friesland, ! en daarna in dat der Heeren van de ummeianden; welke laatfte dat regt in het jaar 1659 verkogt hebben, en wel in vier en twintig 1 ommegangen; zynde die klauwgenooten ook 1 alleen geregtigd tot de kerkelyke collatie. In 1 de kerk alhier heeft men het merkwaardig ge' keurd om op eenen fteen te zetten, dat ten jaare 1557 het mudde rogge gegolden had zeven Emdergulden. Onder dit dorp behoort wy- (*) Van de drie beurten in de vyftien jaar heeft. Grypskerk maar ééne, zodat, daar hier twee en twintig geregtigde heerden zyn, de tourbeurt voor ieder derzelve eerst omkoomt met het driehonderd dertigtfe jaar. Bb 3 De Ommelanden. 't Westerkwartier. Visvliet.  §8(5 Tegenwoordige Staat ©e Ommelanden. H Westerkwartier. De Ruige Waard. wyders de buurt Peterzyl, alwaar veele doops* gezinden woonen, die er hun vermaanhuis hebben. De Grieteny van den Ruigen Waard. Een even op zig zeiven ftaande regtftoel is de Ruige Waard ; zynde een fchoone ftreek kleiland, na de verlanding der Lauwers uit zee aangewasfen. De regtftoel is wel gefcheiden in drie, als den Wefter, Middel, en Oofter Waard, en waartoe in ieder waard onderfcheidene heerden geregtigd zyn, maar gewoonlyk neemt dezelfde perfoon die drie regtftoelen waar. Oflchoon uitgeftrekt van land is de Ruige Waard geen kerkdorp, maar de inwooneren behooren onder de gemeente van Grypskerk (*). In deezen Ruigen Waard ligt wyders de i Kommerzyl, of de plaats der uitwatering voor het grootfte gedeelte van Vredewold en Lan* gewold, als mede Niehove (f). Ten jaare I787 is voor de oude houten fluis een fchoone fteenen gelegd, verfierd met het wapen der toenmaalige drie grietlieden der Kommerzyl. Voorheen heeft hier ook gelegen eene fchans, de Opftag genoemd, en zeer bekend in de krygsberoerten der 16* eeuw, en die zelfs (*) Van hier dat de Waard in 1612 den opbouw, der kerk aldaar mede bekoftigd heeft. (f) Alle deeze zylveftenyen, en wel van alle de drie kwartieren, en het Oldampt zullen wy nadei in een afzonderlyk hoofdftuk, in bet je deel oggeeven,  tm STAD en LANDE. 3S7 zelfs den naam van Opflagter zyl aan de Huis I gegeven had. Buiten dyks, en dus aan den mond der Hunze, is een zeer groot ftuk lands, het Ruige Zand, alwaar een overgroot getal van jongvee en fchaapen geweidt wordt. III. Humjlerland. Deeze ftreek lands wordt by Alfri-5 d«s (*) Hugemerche (zynde volgens Alting (f) zo veel als Hugonis marchia, of het graaffchap van Hugo) genoemd; en daarmede wierd bedoeld het geheele Wefterkwarder': quidquid inter Lavicam et Groningam laevae Unfingis ripae praetexitur. In deezen ruimen zin neemen wy ook op de woorden van Anscharius (§), dat Willehad het eerst in Humarcha de Euangelieleer gepredikt had, en van daar naar Drente getrokken was. Dit worde geftaafd, door dat nog lang daarna, de Pröostdy van hiumflerland', te 01dehove , haare magt uitftrekte over het geheele Wefterkwartier; gelyk ook vervolgens de éénige geeltelyke Kommisfaris over die kwartier die van Oldehove in Humfterland was. H alsem a houdt, dat Humiterland reeds bekend is in den Keizerlyken giftbrief van 996: alzo hy daar niet Merme maar hu- mer- (*) In vita Ludgeri, L. I. C. 4. (f) Part. 2 p. 98. (p In vita IVilkhadi, apud MabilLOJS-, aM Betiedift. t. 4. Bb 4 3 e 0?x- MELAN* den. 't Wester' kwartier* Humftei> land.  ©e Om melan den. % WesterKwartier. $8& Tegenwoordige Staat a-merchs wil gelezen hebben (*). Dan éii n onbeflist latende, geloven wy egter, dat Hun> fterland, in eenen bepaalderen zin genomen, r' oudtyds zig wyder uitttrekte, dan hedendaags: 'zodat Visvliet, de Ruige-waard, Ezinge, Hardeweer, en Feerwert daaronder vermoedelyk behoort hebben. Thans is het beperkt tot Mieuwhove, Oudehove^ en Saaxum j waarop doelt het wapen v/an Humiterland, verbeeldende drie kerken; ja zelfs is Nieuwhove nu nog een afgezonderde regtftoel, en heeft eene eigene uitwatering door de Kommerzyl , even gelyk Vredewold en Langewold had Humfterland eigene wetten, dykregten en zegel; en nog eene byzondere uitwatering door de Saaxumer zyl, ftaande onder het bewind van zes dykrigters. De dorpen zyn 1. Nieuwhove, dat niet onaanzienlyk is, en in eenen vrugtbaaren grond ligt. De tegenwoordige kerk is geftigt in het jaar 1619, en daarvan behoort de collatie aan verfcheidene ftemgeregtigden. In 't burgerlyke is I Mieuwhove verdeeld in drie buurregten, die beurtswyze by klufteH ieder voor twee jaar den Grietman geeven , maar jaarlyks ieder ♦éénen Buurregter aanftellen. De Mennoniten hebben hier ééne gemeente, en vermaanhuis. 2. Qudehove heeft den naam, als zynde Oü- (*) Regeerbigsvorm der Ommel. bl. 20; en zulks pp 't gezag van den Heer van d e Wa l l , die in de Handv. van Dort 1. afd. bi 7. zegt, dat in een nauwkeurig affchrift, gevold naar den oorfprongelyken Vief, in de Cod. Tradit Corbejenf. part. 3. §. 229. h 452 gelezen wordt Humerehe. *"»  van STAD en LANDE. 389 «ucter dan het voorige dorp. In de Room-] iche tyden was het de zetel van eenen Proost, die zyn geeftelyk gebied over dit geheele kwaruer uitftrekte. De tegenwoordige fraaie kerk is van 1664, zynde de oude om bouwvalligheid afgebroken; de collatie daarvan ltaac aan verfcheidenen. In de kerk is aan den muur een gedenkfteen opgerigt voor eene Gravinne van Cobentzel, die gehuwd aan den Baron Ripperda Heer van Poelgeest, alhier ten jaare 1730 begraven is ( *). tiet is met Saaxutn eene regtltoel, die omgaat in drie buurregten, en die weder by kluften. 3. Saaxum, of Saxum, is met Oudehove één regtftoel; doch ééne afzonderlyke collatie, waarin het huis van Aduard thans de overftemming heeft. Te onregt heeft men den naam des dorps willen afleiden van de Saxers, die in het begin der i6e eeuw genoeg; zaam meelters van het land waren: want in ! het overoude Humfter landregt, behorende tot (*) De infcriptie is deeze. Sta Viator, lege et luge. Jacct hic infra Excdlent'Jfima Domina, Domino. Margaretha Joanna Francisca Catharina Jojepha Antonia Eva Honorata ComitiJJ'a de Cobentzel, nataViennae die ui Jan. 1698, nupia txcellentiffimo Domino, Domino Ludovico Ludgero B ironl de Ripperda Domino in Poelgeest, Coudekerk, etc etc. etc. die 16 Jan. 1727 , post pk fufcepta S. Romano Catholico Ecciefiae facramenta,., denaia liagae Comitis die 24 Mai 17 30. R. J. P. Bb s De Om* m elanden. 't Wester' kvtanien  39® Tegenwoordigs Stasi Om- XtELAN' DEN. Middagt. (*) Dit blykt uit den brief van 1378, by Idsikca \'d. bl. 442. Deeze onderhorigheid, of verééïiiging met Hunzingo, is duidelyk uitgedrukt in den Zeentbrief van 1407, in brieven van 1417, 1419,, 1420, 1421, ja nog in de verbonden van i4?3 m 1482. 'rWesterkwartier. IV. Middagt. warf. Dit gedeelte van het Wefterkwartier heeft ten noorden en ten ooften (uitgenomen by klein Garnwert en te Wierum) het Reitdiep en 't wefter Stads - hamrik; ten zuiden Drent; ten weften Vredewold, Langewold, en Humfterland. Dien naam draagt het, omdat het, als een gedeelte van Hunzingo, over de Hunze tegen den middag ( dat is ten zuiden ) lag. Want het is buiten kyf, dat Middagt oudtyds onder Hunzingo geteld wierd; gelyk ook daarom het Hunzingoër landregt van 125a door den Abt van Aduard mede is opgemaakt, en welk landregt alhier, in tegenoverftelling van Vredewold, Langewold, en Humfterland, plaats greep f**). Ja deeze verééniging was zo diep geworteld, dat na den tyd, waarin men Middagt meer tot het Wefterkwartier betrok, en daarom deszelfs rigteren op de Wefterwarf riep, die zelfde rigteren niettemin (te weten die van Aduard, Hoogkerk , Leegkerk, Dorkwert, en Platvoetshuis) hunne zitting behielden op de Oofter- tot de 13e eeuw, wordt opgenoemd een Rembartus Lawkinga de Saxum.  van STAD en LANDE. 391 warf (*> Dit is ook de reden, waarom in Middagt geene buurrigters zyn, als onbekend in geheel Hunzingo. Al vroeg is Middagt voor een afzonderlyk graaffchap gehouden, gelyk het dus voorkomt in den keizerlyken giftbrief van 970. Naar 't fchryven van ErvtMius noemde men het ook wel eer Agtkerspelen, onder welke benaaming het vry waarfchynlyk voorkomt in den zoen vari 1338 (f), maar zulks heeft niet lang ftand gegrepen; en alsdan moeten Ezinge en Feerwert er niet onder geteld worden. Thans heefc men er de volgende dorpen. 1. Ezinge, dat een groot dorp, en één regtftoel op zig zeiven van agttien töurbeurter» is; ook ftaat de collatie aan verfcheidenen. In 't zylwezen is het eene ftaande Scheppery mee Hardeweer, eene buurt, welke eene afzonderlyke regtbank is van zes ommegangen; dan 1 de bezitter van het huis Allersma, alhier gelegen, heeft in beide de meerderheid. Voorheen was hier te Ezinge een kloofter van reguliere Auguftinen, maar dat by de bulle van Paus Pius den IV, den 7 Aug. 1561, vernietigd is, en welks inkomften toegewezen zyn aan de kathedraale kerk van S. Maarten te Groningen. Te onregt willen zommigen dat het een Benediktiner nonnenkloofter geweest is, dat ten jaare 1444, om het ongebondene le- (*") Dit heeft geduurd tot 1740. De juifte tyd,' waarin Middagt van Hunzingo is gefcheiden, blyfs ©nzeker. (f) By Idsinga, 11. 409. CS) Oudhed. van Groningen, 11. De Ommelanden.'t Westerkwartier.  39* Tegenwoordige Staat De Ommelanden,'t Westeriwartier. • leven dier nonnen, -.zou ingeruimd zyn aan de reguliere Kannonniken. Zy zyn daardoor misleid, dac zy het kloofter te Ezens in Oost " Friesland met dit te Ezinge verwarden, en ' niet oplettcden, dat de Graaf van Oost Friesland, op wiens last deeze inruiming gefchiedde, diestyds hier te lande nog niets te zeggen hadde. In de nabuurfchap van dit dorp ligt de Aduarder zyl, of de (luis, door welke het geheele fvliddagtfler deel, en het Drentfche dingfpel Noordeveld het binnenwater loozen in het Lopende diep. Deeze fluis is in het begin der veertiende eeuw aangelegd, en wierd om haare aangelegenheid ten tyde der binnenlandfche oorlogen met veftingwerken voorzien. Zy is in onze gefchiedbladen berogt wegens de menigvuldige aanvallen en veroveringen, die zy ondergaan heeft. Thans is zy weder lang eene opene plaats, alwaar het zylvest der Aduarder zyl deszelfs by eenkomften houdt. 2. Feerwert, zuidwaards van Ezinge, is een gering dorp, egter een regtftoel en Scheppery op zig zelve, ieder van vyftien ommegangen ; doch die, gelyk ook de- collatie, in handen van onderfcheidenen zyn, en waarvan veele toebehooren aan de ftad Groningen. 3. Garnwert ligt naby de doorfnyding van het Reitdiep, in de voorige eeuw werkltellig gemaakt (*); door die kil, ook het nieuwe diep genoemd is Klein Garnwert van het andere afgefneden. In den regtftoel behoort, (*) Staats-refol. 1$ April, en 8 Mai 1629.  van STAD en LANDE. 393 lioort het onder Aduard; maar de Scheppery d (waar onder Ooftum) is ftaande, en in eigen- 1 dom der ftad Groningen. In 't kerkelyke is \ het ook veréénigd met Ooftum, ter begeving van het huis te Aduard. 4. Oostum is een gering dorp, en ftaat onder Aduard te regt; met de Scheppery en collatie is het gelyk aan Garnwert. 5. Fransum, mede van weinig aanbelang, is, kerkelyk veréénigd met den Ham, ter begeving van Heeren Gedeputeerde Staaten ; in den regtftoel behoort het onder Aduard, welk huis ook hier de ftaande Scheppery heeft. 6. De Ham behoort met de ftaande Scheppery aan Aduard; maar in de collacie zyn ook anderen geregtigd. Het is wyders een zeer gering dorp. 7. Aduard daartegen is groot en volkryk. Voorheen droeg het den naam van Adwerth, Adewerth, betekenende zo veel als de oude. merde of hoogte ; welke wierden, tegen de zwaar opkomende vloeden door menfehen handen te zaam gebragt, in onze landftreeken niet ongemeen zyn. Deeze plaats (waaronder de buurt de Hooge Meden, zynde ééne ftaande Scheppery, en oudtyds ook eene collatie} is wyders het hoofddorp der heerlykheid van Aduard, want er behooren onder te regt de dorpen Garnwert, Ooftum , Franfum , de Ham, Wierum, en de Hooge Meden. Dit alles kwam toe aan de gewezene Abdy van Aduard , maar na de reduftie namen het de Staaten in 't bezit; welke vervolgens in 1659 het Redgerregt verkogt hebben in vier en twin- 3e Om-> melanden. 't Wenerkwartier»  Tegenwoordige Stmi De Om- MELANDEN. ( 'tWesterkwartier.' i ■ twintig ommegangen voor 46598 gulden § •en de ftaande Schepperyen dier dorpen met die van Leegkerk en Dorkwert voor f 622901 'gulden, buiten de collatien. Thans is het huis 'te Aduard in 't bezit van den geheelen regtftoel , en der ftaande collatie, maar van de zeven Schepperyen alleen die van de Hooge Meden, de Ham, enFranfum; komende aan de ftad Groningen toe die van Garnwert en Ooftum, en die van Leegkerk en Dorkwert, maar die van Wierum, en die van Aduard zyn in het bezit van den Heer van Nieuw-oort en der gemelde ftad, ieder voor de helfte. In voorige tyden was dit dorp zeer vermaard door de ryke Abdy en kloofter der Bernardinen, dat alhier in het jaar 1192 geftigt wierd. Binnen kort rezen de vermogens deezer Abdy dermate, dat men onder den derden Abt in 1240 begon in plaats der oude icerk, die reeds te klein was, een geheel nieuwe en pragtige kerk, in alles gelyk aan die van de Abdy van Clairvaux in Champagne, optebouwen. Hieraan arbeidden dagelyks tweehonderd lekebroeders, en niettemin hield het tot het jaar 1263 aan, voor dat de kerk plegtig kon ingewyd worden. Zy was toen eene deftige kruiskerk van vyftig fchreeden lengte, en vyf en twintig breedte, waarin agttien pilaaren de lange, en agt de korte zyde fteunden; en bevatte behalven het groote altaar elf kapellen. Daarby was de geheele Abdy, met haare menigvuldige gebouwen en hoven, in al den omtrek omringd door eenen zwaaren hoogen muur en diepe gragten, en voorzien van Vier fterke torens* Geen  van STAD en LANDE. 395- Geen wonder derhalven, dat men haar voorE de algemeen wording van het grof gefchut onder dt fterke plaatzen van dit gewest telde, ■ gelyk het gefchiedverhaal daarvan verfcheideue maaien de biyken heeft opgegeven. Alle deeze koften konde de Abdy doen uit de milde gefchenken , die zy dagelyks ontving; ja zelfs verkreeg zy binnen kort het wereldlyk regtsgebied over Aduard, en vyf ïiabuurige dorpen , was genoegzjam meefter van het Aduarder zylvest; en bezat binnen Groningen een aanzienlyk huis, met eenen vryen toegang door eene brug over de ftadsgragt; in Hunzingo had zy de Roode Jchoole> wier hoevemeefter, of Hoofmeefter voorzitting had in het Winzumer zylvest; in Fivelgo ftigtede zy in 1345 een nonnenkloofter, het geen buiten den naam van Annenkloofler, als daaraan toegewyd, dien van klein Aedwerth kreeg. Deeze aanwas van vermogen was de reden, waarom men in 1342 al op eene gemeene Landsvergadering bepaalde, dat deeze Abdy geene landgoederen meer mogt aankoopen; hoewel, naar 't fchynt, zonder vrugt. Behalven die opgenoemde tydelyke goederen was dit kloofter ook berugt, als een zetel van geleerdheid. Tot de fchool, die fteeds bediend wierd door uitftekende mannen in de wysbegeerte en taaien, vloeiden van alle kanten de leerlingen toe; en allen, die lust tot de wetenfchappen hadden, bezogten die plaats: zodat Goswinus van Halen, Overfte van het Fraterhuis te Groningen, er van zeide, dat wilde men eenen geleerden in Friesland zoeken, men dien alleen te Aduard kon vinden. Ook De Ows- melak- den. 't Wester* kwartier  396 Tegenwoordige Staat Ï>b Om. Mf. landen. 't Westen . kwartier. ■ Ook was aldaar eene groote verzameling vaii de meest bekende en vermaarde boeken, welke ter bejammering voor de liefhebbers van 'fraaie letteren, in het jaar 1580 een prooi der vlammen wierd; by gelegenheid, dat het Staaten krygsvolk, het welk die plaats verrast had, op de aannadering van Rennenberg niet durvende verroeven, by hun vertrek den brand in het kloofter ftak. Deeze rampfpoed voltooide den val, dit kloofter by de bulle van Paus Pius in het jaar 1561 befchoren , als by welke het den Bisfchop van Groningen tot eene bruidfchat was vereerd. Die overgifte had het wel voorgekomen door een gefloten verdrag in 1576» waarby het den Bischop beloofde zes duizend gulden jaarlyks optebrengen; maar dit ongeval , en veele volgende aanftooten van het Staaten volk tot 1594 toe, deden de monniken verloopen. Na de reductie is het door de Staaten van dit gewest, met alle andere geeftelyke goederen, in beflag genomen; en het oud en trotsch gebouw wierd vervolgens geheel gefleten, zynde de groote hardfteenen gebruikt tot de poorten, en andere ftukken der nieuwe veftingwerken van Groningen, van 1608 tot 1624: zodat van deeze eertyds zo vermaarde Abdy niets meer te zien is. Vee* le Roomschgezinden zyn hier blyven woonen* voor welke eene ftatie is. 8. Wierum ligt wel over het Reitdiep,' maar aan deeze zyde van het oude bed der HunZe, en dus in het Wefterkwartier. In den regtftoel behoort het onder Aduard; maar heeft eene eigene ftaande collatie. Deeze afzondering  Van STAD en LANDE. 397 i ring telde haaren oorfprong van den doodflag d der twee gebroederen Gaickinga, die om een i iverfchil in het jaar 1520 door de monniken in ] de Abdy van Aduard dusdaanig geflagen wieriden, dat zy het leven er by infehoten» Ter ftilling van het ongenoegen, daarover te lande gerezen, bepaalden de fcheidslieden onder :anderen in hunne uitfpraak, dat het regt der [kerkelyke begeving, of het Patronaatfchap over de kerken van Zuidhorn, Wierum, e» :der kapel op Gaickirgadyk de Abdy ontnomen, en aan het geflagt der Gaickinga's erve* lyk ter hand gefteld zou worden. In het ftuk ;der uitwatering is het mede eene afzonderlyke [ftaande Scheppery van het Aduarder zylvest, half toekomende aan de ftad Groaingen, en half aan het huis te Nye-oort; maar die ziet ;alleen op het gedeelte , dat ten weften de Reitdyk is, daar het ooftelyke deel over den Igemelden dyk met de Hooge en Laage Paddelpoelen ééne eigene huishouding heeft, en de binnenwateren door grondpompen in de Hunze Hoost, onder het opzigt van vier» daartoe :door de ingelanden aangeftelde, perfoonen. 9. Dorkwert is een zeer gering dorp-, :en daarom in het kerkelyke veréénigd mee \ Wierum. Den regtftoel heeft het gemeen mee ]Leegkerk, van welks meerderheid het huis te iAdunrd in bezie is; maar de ftaande Schepperry, ook anders gemeen met Leegkerk, heeft ede ftad Groningen. Onder Dorkwert behoort i in 't kerkelyke de buurt Platvoetshuis; doch I ivoor 't overige is die een ftaande regtftoet, in i eigendom van de Heeren der Ommelanden. 10 Hoogkerk, in onderfcheiding van 11. Deel. Ce LeeS- i 3é Otó« MELAH- DEN. 't Wester* kwartier*  39 8 Tegenwoordige Staat r>e Om- . melanden. 't Westerkwartier. Eilanden. Leegkerk (dac er kerkelyk egter mede veréénigd is,) behoorc ter collatie van het huis te Aduard, het welk ook in de ommegangen des regtftoels en der Scheppery de groote meerderheid heeft. Befchryving der Eilanden. Onder de keten van eilanden, die van de Helder af tot in den mond der Wezer onze noordelyke kuilen bezetten, zyn er twee, die tot de Provincie van Stad en Lande behooren; als 1. Het eiland Bosch. Ten jaare 1659 wierd de helft door de Provincie verkogt aan de Heeren Rengers en Lewevoor zevenhonderd gulden, waaruit men afneemen kan het klein belang. Thans is het niet meer dan eene zandplaat, zynde de bovengrond al zedert jaaren door de zee afgefpoeld. 2. Het eiland Rottum er-oog. Dit zal anderhalf uur in den omtrek hebben, en wordt nog door eenige duinen befehermd. Aan de oostzyde wint het wel iets, doch daartegen verliest het flerker aan de westzyde, en moet tegen den flag des waters met rys en andere fchutwerken gehouden worden. In voorige tyden behoorde het voor twee derde aan het kloofter te Rottum, en voor één derde aan het oude kloofter in de iVlarne. Na de reductie is het door de Staaten van dit gewest in beflag genomen; doch de klauwgenooten van den regtftoel te Warfum en de Breede beweerden , dat het eiland onder hen behoorde, dan by vonnis van de Hoofdmannenkamer is den 10 No-  van STAD en LANDE. 399 lo Novemb. 164a het regtsgebied aan Hee-1 ren Gedeputeerde Staaten toegekend, en by revis op den 25 Jan. 1654 ook het ftrandregr. Ten jaare r'659 verkogt de Provincie het geheele eiland met het daarop ftaande huis* en alle de geregtigheden aan de Heeren Schotto Tamminga, A. Huinga, Alje Bajes, en Hero Luitjen Jans voor zevenduizend driehonderd en tien gulden, onder voorwaarde egter van te blyven onder de Souverainiteit van dit gewest. Van den Heer Tamminga, zyne deelgenooten uitgekogt hebbende, kwam het eiland in 1669 op den Heer Johan Tamminga, en van dien vervolgens in 1675 op den Heer Rudolf Sickinghe, en Vrouwe Amelia Clant, welke vrouwe in 16S6 de andere helft mede aankogt. Door haare erfgenaamen wierd het in 1695 in koop overgedragen aan de Heeren Louis Trip van Warfumborg, en Michiel van Bolhuis; en door derzelver ervert ten jaare 1707 aan den Graaf van Clancarty, die, als een yverig jacobiet en gewezen Kamerheer van den Koning Jacobus den II, om de onluften naderhand over den Pretendent gerezen, uit Groot Britanien gevlugt was. Deeze heefc er in 1728 nog gewoond, maar kort daarna verkogt hy het eiland aan Pieter Pive, koopman te Dokkum ; welks weduwe in 1735 drie vierde van Rottumer-oog verhandelde aan de Her 'i Ju ich Georg "an Burmania, Grietman van Oost- Üongerdeel, den Burgemeefter Timotius Heringa, en den Notaris Jan SUrderbaan voor ƒ 34.59 9-0. Edoch de Heeren Staaten deezer Provincie*, by een befluit van den w Juni 1738, het raadzaamfte geoordeeld Cc a heb- De ÖM- melah" den. Eilander).  400 Tegenwoordige Stam Da Ommelanden. Eilanden. VY*FDE hebbende dit eiland weder aan zig in eigendom te brengen , is het daarop van die Friefche deelgenooten aangekogt voor ƒ 4612-12-0. Van dien tyd af is het tot heden onder het bewind gebleven van Heeren Gedeputeerde Staaten, die het door eenen ftrandwaarder onder den naam van Voogd laaten adminiftreeren; en denzelven tot lteun toegevoegd hebben twee uit de militaire gëappointeerden, die te zamen in het éénige huis, door de Provincie tot dat einde geftigt, woonen.  van STAD en LANDE.. 401 VYFDE HOOFDSTUK. Befchryving der Heerlykheid Westerwolde, behelzende deszelfsgrenzen; rivieren', grondsgefeldheid; naamsoorfprong; hiftorie; onderzoek over het leen van Westerwolde; opvolging der leenmannen in het zelve; befchouwing van het regtswezen aldaar, oudtyds, en hedendaags; van het Pagtgerigt; van den kerkftaat; en bejchryving der dorpen. ^^a den afloop der befchryving van alle de plaarzen in de Provincie van Stad en Lande laaten wy nu volgen die vari West erwol de. Want offchoon dat landfchap, in den volftrekften zin, er niet onder behoort, heeft het egter zulke nauwe betrekkingen daarmede, als zynde eene heerlykheid der ftad Groningen, en in burgerlyke en lyfftraffelyke zaaken onderhevig aan een beroep by de Provinciaale Hooge Gerigtskamer, dat het nergens gevoeglyker, dan hier by wyze van aanhangzel, kan gebragt worden. Het grenst thans ten ooften aan het Vorstendom Oost-Friesland, en het Bisdom Munster, doch alwaar men het overal niet eens over de fcheidlynen; ten zuiden en zuidwesten aan het Landfchap Drente; ten noordweften en noorden aan hetOld-ampt, alwaar Cc 3 & Wester- WOLBE. Grenzen.  402 Tegenwoordige Staai Wester- w0lde. Rivieren. Grondsgesteldheid. Naamsoorfprong. i Hiftorie. de Pekel-a, en. agter het Bultfter verlaat de Weflerwoldfche Aa de fcheiding is. Dit landfchap wordt in de lengte doorfneden door verlcheidene kleine beeken, alle den naam van Aa hebbende, hoewel ter onder fcheiding met de byvoegzelen Ruiten, Musfel, önstwedder, Pekel, en Rekker. De meefte deezer riviertjens veréénigen zig te Wedde, alwaar zy een voor tamelyke fchepen bevaarbaar water vormen , dat by het Bultfler verlaat nog vermeerderd wordt met de Pek el-a. Alsdan is het de algemeene Westerwoldfche Aa, welke by de Staaten zyl in den Dullard valt, en langs welke de Pekelder fchepen de turf naar Holland en de kleine Oost overbrengen. De grondsgeffeldheid is deeze, dat noordwaards van Blyham tot door de Langakker fchans een goede klei is, geheel aangeflykt uit den Dullard; ten ooften, zuiden, en westen wordt het van Munlterland, Drent, en het Oldampt gefcheiden door uitgeflrekte turfireenen; dan de middellengte, van het kloos:er ter Apel af tot Wedde toe, is een hooge sandige grond, en wel gefchikt tot houtgewas. Van hier dat het den naam heeft van Wolde, en wel van Westerwolde; als ?ynde het Wefterfche woud ten opzigt van Vlunlterland , waaronder het lang behoord leeft (_*"). t In vroegere tyden was Wefterwolde het zui- (*) Men noemt het ook wel Wedde en Wejfegvoldingelmd.  van STAD en LANDE. 4°3 guidelykfte of bovenfte gedeelte van Reider- v land; en even als dat en alle andere gedeelten w der oude Friefche Zeelanden, vry en op zig c zei ven, daar het geenen eigenlyken Landsheer e kende. Het was egter daarin onderfcheiden v van hetOid-arapt en de Ommelanden, dat hetd in de bediening van het regt zulke Hoofdlino-en niet had, welke daartoe wegens het bezit van zekere heerden, of uitilrekken lands, bevoegd gehouden wierden; maar dat dezelve telkens gekoren wierden, en waarin de vrye keur der dorpelingen, doch geen ander inzigt, beOistte. Deeze rigters-, twaalf in getal (*), en genomen uit de vyf hoofddorpen Setringen, Onst wedde, Vlagt wedde, Wedde, en Friefcheloo of Loe (f), oordeelden te zamen, en maakten dus uit eene Weflerwoldfche warf. In het jaar 1316 ging Wefterwolde, waarfchynlyk door overmagt gedrongen, met den Bischop van Muniler eenen zoen in, van inhoud: dat ieder huisgezin, waar in een vuurhaard was, jaarlyks te Oude Haven een hoen moest komen aanbieden ten teken van fchatting en hulde, waarvoor de Kerkvoogd aannam het landfchap te befchermen, en te willen bewaaren by deszelfs oude regten en gewoonten. Hoewel nu in den fmaak dier tyden dit een fterk blyk van onderhoorigheid was, verlooren egter de landsvryheden en ge- woo- (*) Zy droegen den naam van Confules, Conftliarli, Raadsmannen, naderhand dien van De twaalf Gezworenen- (f) By Idsinga, i. d. bl. 406. Cc 4 West^l- WOLDE. Oudtyds een deel van Reiderland. I ■ Geraakt , onder den Bischop . van Munfter.  404 Tegenwoordige Staat Wkst-r- (*) By Idsinga, 2«. d. bl. 38. (j) By E. Beninga, i. b. §. 330, ■ woon ten daar weinig by; maar bet geene toen nog ftand hield , veranderde de afloop der jaaren. Immers uit eenen brief van 1400 (*) leeren- wy, dat Eggo Adding niet alleen Hoofdling was over geheel Wefterwolde, maar dat geregt reeds ervelyk in zyn geflagt had weten te brengen. Want Haje en Bole, zyne twee zoonen , ontvangen in dien brief van den Bischop Otto en het Kapittel te Munfter ervelyk ter leen het Geregt van Westerwolde, met alle die oude regten, welke hunne ouders en zy tot nog toe ruftig en vreedzaam hadden bezeten; mits dat zy het Munfterfche Stift getrouw bleven, en, aangemaand, dat te voet en te paard verdedigden. By die handeling is geen zweem van eenige toeftemming der ingezetenen, waaruit men afneemen kan, hoezeer derzelver ftaatkundige vryheid gedaalt waare. Uit hoofde nu deezer leenroerigheid wordt Hajo te Wefterwolde (want aldus fchreef dit geflagt zig gewoonlyk rnet weglating van den geflagtnaam Adding) in een verdrag van 1427 (p) opgeteld onder de dienaaren en gehulde knegten van het Munfterfche Stift. Men moet egter uit die ervelyke Hoofdlingfchap der Adding's niet befluiten , dat der ingezetenen regten geheel verdwenen, en hunne voorige Landsrigceren verlooren waren. INeen uit laatere ftukken blykt, dat die twaalve, zedert Gezworenen genoemd, beftand zyn gebleven, maar dat zy tot een op-  van STAD en LANDE. 405 opperhoofd en voorzitter ontvangen hadden \ eenen Rigter , inzonderheid aldus betiteld, x In 't eerst namen de Addings deeze waardigheid in perfoon waar, maar naderhand lieten zy die hunnentwegen bekleeden. Het volgt uit de menschheid, dat de Heer fteeds zyn regten wil uitbreiden, waar tegen de onderzaat worftelen moet of toegeeven, en aldus was het mede hier. Maar de heerschzugt der Addings ging eindelyk zo ver, dat de gemeene ingezecenen van Wefterwolde in het jaar 1447 daartegen een verbond floten met^ de ftad Groningen waarin onder ande-( ren. (*) Wy zullen dat verbond, als weinig bekend, volledig hier laaten volgen, eensdeels om de oude gefteldheid van het land er beter uit aan te toonen, anderdeels om te betoogen, dat Emmius, L. 23. f. 263 , in de melding daarvan niet onbeftaanbaar met de waarheid heeft gefproken, gelyk IdsiSïga, 2. d. bl. 357, hem zulks aanvryft: Wy Borgemefteren ende Raedt ende meenc „ meente in Groningen, en de gemeene meente des landes van Wefterwolde doen kondich allen luiden mit defen openen breve, dat wy omme nutticheid, eendracht, ende falicheidtder voors. „ ftadt ende des voors. landes leeflicken verdrae„ gen fint, ende hebben begreepen mit ganfen „ trouwen en geloefe eenen fteden vaften vrede „ mit malcanderen toe holden tot evvigen dagen ,, toe, vry ende vreefich mit malcanderen toe befchermen,' en dat een iederlick fyn guedt vry ende veerdich bruicke; ende dat men uth deffen „ f s lande ende ftad niemande drive ofte ballinge „ legge,, ten weie dat iemandt dat mit recht ver„ wrachte, ofte verboerde, ofte voervlucbtich „ worde van misdaden, ende nicht toe rechte » cq- Cc 5 IVester- WOLDE. Maakt netdellad Groningen eeu verbond.  4 o 6 Tegenwoordige Staat Westerwolde. ren vastgeftcld wierd, dat van de vonnisfêri der Meente (dat is der gezamenlyke Lands- tig. „ comen wolde. Ende foe wie op den anderen toe „ fpreken hevet, de fpreeke aen, daer de fchul„ dige woenachtich is, ofte daer de guede gele„ gen fint, daer fie fcheelachtich omme fint. En„ de wy willen alle Duitfcbe Heeren, ende alle „ andere iueden en Heeren van buiten, buiten „ defen lande ende ffadt famptelick holden, de „ dit landt en defe ftadt in live ofte guede willen „ befchadigen, ende onfe vryheide dencken toe „ krenken; ende elck fal den anderen toe hulpe „ koemen nae finne macht, nae gelegenheit der „ ftede, daer des to doen is, daer dit landt ende „ defie ftadt de meefte noet hebben, elck op fy. „ nes felvens cost ende aventuer funder vertreck, „ wanneer wy daertoe vermaent worden by eenre „ pene van dufent olde fchilden , dertich olde „ vleemfche voer elke fchild gerekent. Item weer „ ienich man binnen defen landen ofte buiten de„ fen landen ende ftadt, de der meente van defen „ landen ende ftadt toe onwillen weere ofte „ fchaeden dede, mit huife toe befetten , ofte „ vrembde luden in dat landt haelde, ofte anders „ geweltlicke zaeken dede, daer defe landen ende „ ftadt fchaede of last van queme ofte van comen „ mochte, dat fullen wy mit malcanderen trouwe„ licken helpen keeren ende wederftaen mit liven „ ende guede, als wy daertoe vermaent worden by „ der "#'s pene. Item we vangenfchap mit gewelt „ doet ofte roefden vangen fal he quit laten; en„ de dat roefgoet fal men twyfchat wedergeven „ ende betalen by des landes ende der ftadt toe„ faer, ende daertoe breket hie hondert olde „ fchilden tegens dit lant ende fs ftadt, is dat„ tet roef weerdich is boeven vif olde fchilden „ ^s payements, men ist beneden vif olde fchil„ den weert, foe is de broeke van eiken olden „ fehU-  van STAD en LANDE. 407 rigteren) binnen tien dagen beroep kon in- \ geitel d worden op den Raad in Groningen. \ Hoe- „ fchilde twintich olde fchilden, ende worde dat „ roef verfasket eendeel ofte alhare, ende nochtans iechtich gevonden en-de gemaeket, fo fal „ men over den roever richten als over eenen „ deef. Ende reifeden die landt endede ftadt daer„ omme, foe folde hie daertoe betalen alle die ,, cost ende fchaede de daerop gaet, d;e de rove „ onthoidet ende de vangenfchap of roef gedaen „ hebben. Item wanneer die lant ende die ftadt „ toe famen reifen willen , deu weldener ende „ den onhorigen toe berichten binnen landes, fo „ mach de f s ftadt gyfelen keefen uth defen f s „ landen wen fe willen , ende de fullen comen in de ftadt in eene guede herberge, ende daer niet „ uth toe fcheden eer dereife gedaen is , ende de gy„ felen fullen daer goet voer wefen, dat hoer lande „ en meente der ys ftadc trouwe fullen wefcn, „ ende hoeger en fullen fie nicht befwaert wefen. „ Item ofte iemands ftele uthen eenen lande in 't „ ander , ofte binnen landes by daege ofte by „ nachte , ende dat openbaer werde , den deef „ fal men hangen omme de weerde van eenen olden fchild, ende ist min, fo berichte men dat nae lanttechte. Item ofte ienich misdadich men„ fche uth defen lande ende ftadt voervluchtich „ werde, als van moertdadich,moort,brant, ver„ raderie, ende diergelicke, ende daer vervolch „ omme gefchede, foe folde die rechter, daer he „ onder begrepen worde, den richten nae manieren der misdaet als lick dat gebuerde. Item „ elck man de breket, de fal boeten ende beteren ,, in wat fteden he misdoet. Item ofte meente van „ deffen lande ienige wyfinge deden tusfehen twa „ parten, ende ienige partie duchte, dattet onrecht gewifet were, de mach dat beroepen en3>- ds behorgen by vif olde marken aen den Baedt 1, in Westek- WOLDE.  ijoS Tegenwoordige Staat Westeu- VT0LDE. Hoewel nu, dit verdrag was ingegaan voorbehoudens de oude geregtigheden van Ëggo Ad- din- „ in Groningen binnen tien dagen nae der wyfin„ ge , ende dan fal de Raedt em ene tyt fetten „ ende laften toe mote dagen de geene de de wi„ finge gedaen hebben, de oock eenen borgen toe „ moete fullen fetten voer vif olde marken, en „ wel die zaeke verlust, is de vif marck fchul„ dich. Men wel de faeke nicht en beropet bin„ nen tyn dagen als fs is, daernae en mach hie „ de nicht beroepen. Ende fo wel aldus mit ons „ toe rechte cornet ofte mit ons toe rechte gela„ den wort in Groningen toe koemen, de fal vee„ lich weefen mit ons ende uth ende toe huis. „ Ende worde iemande op duffen rechtdage ofte „ op den wege uth ofte tos huis van f s meente ofte inwoeners der ftadt doot geflaegen, den „ folde men gelden met zes mannegelt , twin„ tich olde fchilden fs payements voor elck rrïan„ geit gerekent. Men worde wel gewondt ofte gelemet op den ys rechtdage uth ofte toe huis, „ daer folde men voer boeten en beteren nae „ beloepe des fs mangeldes, ende den fs lan- de ende der ftadt half fo veeie te broeke. „ Beholden Eggo Addinge ende beholden der fs „ meente oere olde rechtinge ende vryheden, die ,, fe van oldes gehadt hebben, de deffen verbondt „ nicht tegens gaen, ende beholden Eggen ys fin„ re heerlicheit, de he van oldes gehad hevet. „ Sunder argelist, in orconde hebben wy Bor„ gemefteren ende Raedt in Groningen , en wy „ meene meente van Wefterwolde onfes landes „ zegel hier ahn gehangen. Gegeven in den jaer ons heren duifent veerhondert foeven en veer„ tich op Sunte Bartholomeüs avont apoftoli, doe „ Hendrik Baroldes, Otte Clant, Henrik Kater, Even Wigboldes Borgemefteren weren in Gro „ ningen."  van STAD en LANDE. 409 dinge, was het niettemin tegen dien ingerigt, en daarom dat beroep ingevoerd, wyl de inwoners bedugc waren, dat Addinge, meefter van het flot. te Wedde, daarby een leenman van Munfter, op hunne Landsgezworenen, lieden uit den boerenftand, en ligtelyk bevreesd te maaken, te veel invloed anders kon hebben , tot nadeel der algemeene vryheid. Zy wilden zelfs wyders , dat niet Addinge, maar zy den Rigter, of voorzitter der twaalf gezworenen, zouden aanftellen ; doch toen Egge zig hier tegen kantte, wierd dat verfchil overgegeven aan fcheidsmannen, dan deezen, onderling niet ééns kunnende worden namen tot overlieden de Heeren Burgemeefteren en Raad in Groningen. Door welken op denzelfden dag, waarop het voorige verbond getekend is. eene uitfpraak (*) gedaan wierd van inhoud, „ dat Egge wel den „ Rigter in Wefterwolde zoude zetten, maar „ dat die woonen moest in Onstwedde of in „ Vlagt wedde, dat dié een redelyk man ware, „ in den lande geboren, een eigenerfde, en „ van goeden gerugte , zullende zyne bedie„ ning voortduuren, zo lang hy de gemeente „ beviel, maar op haar verklaard ongenoegen door eenen anderen moeten vervangen wor„ den." De fteun, dien de Landsrigteren van het Groninger verbond ontleenden, wierd het volgende jaar zigtbaar , by gelegenheid dat (*) By Idsinga, 2. d. bl. 357 ! in dezelve wordt egter Egge verkeerdelyk Bidding in plaats van Adding genoemd. Westerwolde.  Wester- WOLDjS. 1459- Wefterwolde be- 410 Tegenwoordige Staat dat zy eenen Reiderlander gelyk gaven tegen iemand, welke door Egge voorgeftaan wierd* Daar hy nu zulks aan de Rigteren, om Groningens halven, niet durfde wreeken , deed hy het naar zynen heftigen aart den vreemden pleiter bezuuren, met dien optevangen, en eenen tyd lang in het flot te Wedde opgefloten te houden. Wanneer daarop de Regeering van Groningen, en de Hamburgers (diestyds meefters van Emden) zig die zaak op klagten der Reiderlanders ernftig begonnen aantetrekken, kwam de Bischop van Munfter tuschen beiden, en men vond eene onderhandeling. Maar dit geval leerde aan Addinge, hoe dienstig hem waare de vriendfchap van de nabuurige vermogende Heeren; te meer daar hy het Groninger verbond in zyne heerlykheid gaarne om ver zag. Hy ftond daarom ten jaare 1453 aan Ulrich van Greetzyl, een magtig Heer in Oost-Friesland, alle die regten af, welke hy wegers zyne grootmoeder (Focke Kewesma, een broeders dogter van Ocko) op Aurich en Broekmerland kon gëagt worden te hebben (*); en korte jaaren daarna, te weten in -4591 droeg hy zig in eene volftrekte leenroerigheid op aan den Bischop van Munfter. Hier in is niets verwonderlyks , maar wel, dat hy daartoe mede bewogen had de gemeente van Wefterwolde, of, gelyk er in den brief (*x De brief daarvan is by B renet sen, Oost~ fr. hifi. 1. cl. 3. b. n>. 25 In 1466 renuntieerde _ hy mede aan zyne regten op Emden, herkomende van zyne moeder Reinfte. Zie Bueneisen, n>. 43.  van STAD en LANDE. 411 'brief (*) ftaat, de gemeene Raadsmannen, onderzaten, en inwooners van het gantfche land Wefterwolde, welke, even als in de befcheiden van 1316, gezegd worden te woonen in de vyf kerspelen Sellingen, Onstwedde, Vlagtwedde, Wedde, en Loe. Vry waarfcbynlyk verviel nu het Groninger ver bond , maar Egge daagde egter niet in de voorgenomene onderwerping der ingezetenen: want die vernieuwden ten jaare 1470 op eigene gezag, en zonder voorkennis van hem, hun landregt, waarin zy zig toekenden de keuze des Rigter s (f). Ofhynu, daarover te onvreden, by den Munfterfchen Kerkvoogd geenen troost gevonden, en daarom zig tot anderen gewend hebbe ? dit ten minften is zeker, dat hy in 1474 van de Abdy Corvey ter leen nam het land van Wefterwolde (§). Hoe nu dit Stift geworden zy de grondheei van Wefterwolde, en diensvolgens geregtigd het ter leen uit te geeven, betuigen wy niet te w7eeten, maar uit eenen 'anderen brief van dat zelfde jaar (§J leeren wy, dat die belening (*) By Idsinga, 2. d. bl. 379. (f) Het Groninger genootfehap, pro ex colendo jurt patrio, bezit daarvan een affchrift. Volgens hetzelve wierd cap. 10. {. 27 bepaald, dat de keuze des Rigters zoude ftaan aan de twaalf Gezworenen, er dat die keuze jaarlyks zoude gefchieden. (g) Vermids die brief geheel onbekend is , er veel doet ter opheldering, zullen wy dijsn naar der oorfprongelyken vidhnus , onder ons beruftend, laaten volgen : „ Wy Bcrgemeefteren ende Raath in Groningei „ betuigen met defen openen verfegelden vidimus M brief Wester. wolde. geeft zig weder onder den Bischop van Mun-' fter.  4i« Tegenwoordige Staat Wester WOLDE. ning van de zyde des genoemden Abts voof» bedongen wierd niet te mogen ftrekken tot na- „ brief, dat wy hebben gefien ende g'elefen een ver„ fegelden brief met twee uythangende fegels, noch „ geheel, ongeradeert, en ongecanfelleert, luiden„ de van woorde tot woorde als volght : „Wy Herman van Godes gnaden Abt des vrye „ Stiftes Corvey bekennen openbar in duffen bref„ fe vor uns, unfe nakomen und ftifte. Dat off „ wy wall nyes hebben belehnet Eggen Addinge „ Hovescope to Wefterwolde , und aller fyner ,, tobehoringe, geistlyck und werltlyck, mit alle rechticheyt, erven, und luyden, vort meer myt ,, unfer voghedyge to Wynfchot, mit aller rech„ ticheit unde tobehoringe, geiftelyck und wert„ lyck, wor de gelegen fint. So bekennen wy nochtans openbar, dat voors. Eggen Addinges „ flott to Wedde mit alle fyne rechticheyt, er- ven, landen, en goederen daer to behorende, ,, wer de uppen Wefterwolde gelegen fyn, nichts „ uytbefcheyden, mit Luesfinge erve to Gipfinge„ huifen, dat van voors. Eggen utgaet toe lehn, „ follen alle vry fyn, unde nu noch hyer nae„ maels onder de obgenante beleninge nicht mitge«. „ rekent oder getogen worden, dan follen defelve „ to allen tyden voors. Eggen und fyner erven „ vrye erfgoederen en allodiaal blyven. Desge„ lycken fal onfe vocrs. beleninge den hoochge„ borenen Furften und Hern Bisfchope tot Mun- fter in fyner gnaden, rechticheit, und herren „ guede uppen Wefterwolde onfcadelyck fyn , unde olde verdragesbreffe tusfehen hoochged. "„ Herren Bisfchope toe Munfter en der opgem. Eggen voorolderen upgericht follen oock' in vol„ Ier macht unde werden fyn. funder jenigerhan,, de argelist. Des to orkunde hebben wy onfer „ Abdygsn infegel vor ons, onfe nakomelingen, „ unde \  'van STAD en LANDE. 4i3 nadeel der regten, welke de Bischop van Munfter op Wefterwolde had naar inhoud der voorheen gemaakte verdragen. Dan Addinge, om tot dien weder te kee-f ren, was op die nieuwe verbindenis zó ftout, fl dat hy den landman nergens meer in ontzag. £ Hier uit ontftond een oploop vin het volk, \ waarin hy doodgeflagen wierd. Zyn zoon,/ en opvolger, Hajo verbond zig toen naderd met den Bischop van Munfter, wien hy zyn j flot te Wedde in eigendom overdroeg, doch , dat weder ter leen ontvong; waarna hy eene I bittere wraak op de inwooners, als moorde■naaren zyns vaders nam. Nog wreeder dan die, r„ unde Stifte an duiten breffe doen hangen. Unde „ wy Gosfchaleus Prior, Everhardus Provest, unds „ voort gantze gemeine capittell des obgem. vryen „ Stiftes Corvey bekennen , dat alle duffe ftucken „ mit unfer vuibort, witfehap, unde willen find „ gefcheen , und des to tuge hebben wy onfes „ capittels ingefegel mede an dufTen breve gebangen. Gegeven in den jare unfes heeren dufcnt „ veerhundert vier en feventich, des gudens dach. „ na Vincula Petri. ;, Ir oirconde der waerheyt en meerder fekerheit . j, hebben wy onfen Stadt fegulle beneden an defen , „ brieff uytgehangen. In den jare een dufent fes„ hondert feven eh veertich , den twee en twin3, tichften dagh February, doe Peter Eysfinghé, 'i Edfert Rengers ten Post, AJbert Hooftman, en i Hiëronimus Eiben Borgemefteren waren onfer „ Stadt. „ Ter ordonnantie der H. Heersa voors; Cg»».) , . „ P. Tettema. Slcrcti Dd WfiSTik" WOLÖE. Het volk [laat hunlen , , Ëoofdling Eggé Addinge; dood. 1475.  414 Tegenwoordige Staat Wester- iv olde. I4T8- En geraakl onder de lieerfchap' py van Groningen. (*) U. Emmiüs, hifi. L. 27. f. 417. (\) S. B eninga, U. 12. H) S. Bjênihqa, l. d. die, fpiegelde hy zig niet aan diens ongeval § ja hy fpaarde zelfs de geeftelykheid niet: daar hy twee priefters op eene allerwreedaartigfte wyze, en wel den eenen met eigene hand, om het leven bragt (*). Maar ongelukkig voor hem geraakte hy kort daarna in onmin met de Groningers over Blyham en Bellingewolde, die hy tot het Wefterwoldfche trok, maar de Raad van Groningen, als bezitter van het Old-ampt, aan dat laatstgenoemde landfchap onderhoorig hield te zyn Cf). Want het gevolg was, dat hy voor de overmagt bukkende zyn flot te Wedde overgaf, het welk terftond tot vreugde des landmans ten gronde toe geflegt wierd. In plaats nu dat de Munfterfche Kerkvoogd zig zynes leenmans hadde aangetrokken, verliet hy dien; en ftond, daar hy zig fchikte naar de tyden, aan den Raad van Groningen af al dat regt, het geene Hajo en diens voorouderen over Wefterwolde gehad hadden, voor vyfentwintig honderd Rhynguldens, onder voorwaarde van met het weder opbrengen dier fom ook het leen zelve weder in te losfen. De Regecring van Groningen bouwde daarop aan de oever der Peke1-a een flot, en gaf dat den naam van Pekelborg. Zy ftelde daarin wyders een kafteleyn, wien zy het gezag gaf over Wefterwolde enhet Old-ampt aan geene zyde des Dullards (§)," dat is, over Blyham en Bellingewolde, die, ©ffchoon aan de overzydc van den zuider in-  tan STAD en LANDE. 415 ham des Dullards, door de Groningers getrokken wierden tot het Old-ampt. Over dit flot vatte de Bischop wel eenige argwaan ori, maar die wierd geftild door eene verzegelde belofte van buiten zyne toeftemming geene andere fterkten te zullen maaken (*). Addinga, aldus door zynen leenheer ontzet, zogt eerst hulp by de Abdy van Corvey, ' waaraan hy zig in 1482 tot leenman opdroeg; i en daarna in 1486 by den Bischop van MunIfter(f), doch die hem alleen toeftond het verwoefte flot optetimmeren, mits het niet fterker te maaken, dan hem aangewezen zou worden. In dien toeftand bleven de zaaken ^ tot het jaar 1498, wanneer Conraad Bischop van Munfter het Wefterwoldfche niet alleen te rug vroeg (§) van den Raad in Groningen , maar dien ook drong om aftezien van de dorpen Blyham en Bellingewolde. De inzage in het regtswezen wierd toen niet eens den ! Heer Addinga te rug gegeven, daar het uit eenen bnet van 1504 zeker is, dat zulks alleen gefchiedde op naam des Prelaats. Of hy naderhand ten vollen herfteld zy, is onzeker; men heeft wel eenen brief van 1525 (**)* waarby de Abdy van Corvey aan Hajo Addinge j een zoon van Georg (|t)> en kleinzoon1 (*) By Idsingai 2. d. bl. 417. (f) By Idsikga, bl. 419. (5) Aldaar bl. 457, en Stads Archiven I. 3. 201 At. 3- 5- (**) Onder de papieren ten Hove Provinciaal, n* 37'o. (tt) Deeze Georg wordt in eene uitfpraak vari Ï511, by E. Bknimga, %.b. j. 231 betiteld, als ska Weide Juncker. Dd f. WOLDEi  4i6 Tegenwoordige Staat Westerwolde. Daarna onder dei: Hertog van Gelderland. I530. En ver* volgens onderKeizer Kare! den V. 1538. En door dien tor. een erfleen uitgegeven. Onderzoek over liet regt des Keizers daar toe, en den aart van liet ken. zoon van Hajo, de heerlykheid Wefterwolde? beleent, maar by mangel van andere befchei-' den kan men niets Heiligs daarvan zeggen. Doch hoe dit ook zy, Hajo's gezag duurde ten minden kort, omdat de Hertog van Gelderland , na dat hy het Wefterwoldfche mes zyne krygsbenden bezet had, zig daarvan ook als Heer gedroeg. Immers gaf hy aan Berent van Hakfort ter leen het huis te Wedde en het Old-ampt (*); en in 1536 was Georg van Munfter des Hertogs Slotvoogd in Wedde. Hier van daan waarfchynlyk, dat Keizer Karei de V, na dat zyn Stedehouder Georg Schenk van Tautenburg in 't opgemelde jaar het geluk hadde gehad den Gelderschman uit Stad en Lande, Drente, en Wefterwolde te jaagen, dit landfchap befchouwd heeft, als eene aanwinst door het regt des oorlogs verkregen. Althans hy beleende, zonder agt te flaan op de Addinga's, den gemelden Schenk met deeze heerlykheid, en wel ten Overysfelfchen leen. Wy hebben hier voor (f) den beleenbrief opgegeven, en als toen gezegd, dat twee ftukken daarby in aanmerking kwamen, als cerftelyk het regt des Keizers tot die overgifte; en ten tweeden de reden, waarom dit leen, offchoon alleen uitgegeven ten Overysfelfchen leéne. nu tydelyks verheft wordt by den Raad van Braband, de Staaten van Holland, Friesland, en Overysfel. Wy treden der- (*) In de Ommelander Archiven, doos G, n° 5. Ct) Tegetiw. Staat van Stad en Lande, 1. d, bl. 361,  vatt STAD en LANDE. 417 derhal ven tot de aldaar (*) beloofde opening \ dier twee ftukken. 1 Opzigtelyk het eerfte koomc het ons voor, dat het regt des oorlogs niet zeer ten voordeele des Keizers kan bygebragt worden, daar die Vorst de wapenen niet voerde tegen Westerwolde noch tegens den Bischop van Munfter , maar tegen den Gelderfchen Hertog. Had die nu door geweld dit open land, en waarop hy geene vordering hoe genaamd hadde, ingenomen en in beflag gehouden, die daad kon in regten geen nadeel toebrengen aan het goed regt van eenen derden. In tegendeel de Keizer had, als opperhoofd van het Duitfche Ryk, en in die betrekking ver* pligt alle diens Leden in hunne regten te handhaven en te befchermen, onzes bedunkens behoord de heerlykheid weder ter hand gefteld te hebben aan den Bischop en de Heeren Addinga ; of zo hy het bewind dier Heeren voor onwettig hield, dan ten minften de inwooneren behoord te rug gebragt te hebben tot die natuurlyke en burgerlyke vryheden, welke zy in vroegere tyden bezeten hadden. Ook viel deeze ontzetting het Munfterfche Stifc en de Addinga's fmertelyk, en zy bragten daartegen wel hunne klagten in by het Ryks-kamergerigt te Spiers, maar alwaar die, gelyk te vermoeden viel, aan den fpyker bleven hangen. Naderhand zogt de weduwe van Addinga heul by het Gouvernement te Brusfel, doch te vergeefs; waarna zy, als de zwakkere, deeze zaak heeft moeten laaten beruften. Het (*) Tegenw. Staat van Stad en Lande, i.«Li>i. 364» Dd 3 Wi'STERWOLDE.  Wester. fif ul.de» 418 Tegenwoordige Staat Het tweede ftuk is die leenverheffing, welke nu van den Raad van Braband , de Staaten van Holland, Friesland, en Overysfel verworven moet worden. Uit den opgegeven brief zoude men kunnen denken, dac Overysfel alleen in aanmerking moest koomen, omdat Wefterwolde aldaar uitdrukkelyk ten Overysfelfchen leen is uitgegeven; en wel onder verpligting op den leenman om te doen dien eed, die- hulde, én die-dienden y waartoe alle andere leenhouders in Overysfel gehouden zyn. Ook is de beleenbrief aan Schenk by de algemeene Keizerlyke Rekenkamer in Holland, alleen te boeke gebragt in het regifler der zaaken van den lande van Overysfel. Men moet derhalven den grond der tegenwoordige wyze daarin Hellen , dat de Keizer zegt dat leen uittegeeven in betrekking van Hertoge van Braband, Graave van Holland, en Heer vanFriesland en Overysfel, Hoe weinig egter die woorden zulks altyd beflisfen, kan ons het volgende leeren. In het traclaat van 1536, waarby Groningen en de Ommelanden zyn overgebragt in het huis van Ooftenryk, wordt Karei de V aangenomen tot Erfvorst en Heer, doch hoe? alleen in betrekking als Hertog van Braband, Graaf van Holland, Heer van, Friesland en Overysfel (*). Welke nu de redenen zyn geweest, waarom de Keizer uit alle zyne meenigvuldige titels alleen deeze gekort*) By Schotanus in tabl. p. ioJ. Het formulier des gedaanen esds is by E, Beninc.a^ 4. b. J. 70,  run STAD en LANDE. 419 kozen heeft, daarvan doet een angstvallig onderzoek niets af; maar de eens gedaane keus heldert op, waarom in den beleenbrief, twee jaaren jonger dan het tracfaat, die titels gebruikt zyn. De Keizer wilde namenlyk, onzes eragtens, het Wefterwoldfche befchouwd hebben als een aanhangzel van Stad en Lande ( * ); was hy nu daarvan Heer in betrekking als Hertog van Braband, Graaf van Holland , en Heer van Friesland en Overysfel, alsdan moest hy ook in diezelfde betrekking het Wefterwoldfche ter leen uitgeeven. Maar mogelyk vraagt iemand, waarom dan tenOverysjelf'chen en niet ten Groninger leen? edoch die vrage lost zig op, byaldien men flegts herdenke , hoe hier , even als in Friesland , alle leen onbekend was, daar in tegendeel in Overysfel ééne leenkamer, ja een geheel ftelzel van leenroerige regtsgeleerdheid plaats greep. Niets natuurlyker derhalven, dan eene uitgave ten Overysfelfchen leen, dat is naar de Overysfelfche leenregten. Wanneer nu na de afzweering van Koning Philips de oppermagt moet gerekend worden wedergekeerd te zyn tot de onderfcheidene geweften van onzen veréénigden Staat, alsdan moeten ook de Staaten van Stad en Lande gehouden worden getreden te zyn in die regten, die Karei en Philips alhier gehad hebben, en dus ook : ' gë- (*) Uit eene refol. der Algemeene Staaten van den 24 Nov. 1595 blykt het, dat de Gedeputeerde Staaten van Stad en Lande deeze Helling ook beweerd hebben. Zie ook de refol. 9 en 25 Maart 1596, j April 1596. Dd 4 Westen wolde.  Wester- *rolde, De Staa ten Gene •iaal trokikenzighelbewind over Wes terwclde aan. 4'2p Tegenwoordige Staat ■ gëagt worden als de waare Leenheeren va^ IVefierwolde; of anders, zal men by wettig gevolg wyders redeneeren, moeten de meergemelde vier geweften ook nog gehouden worden de Opper-Heeren van Stad en Lande te zyn! eene Helling egter, die niemand ligt bëaamen zal. . Maar hoe is zulks dan ingevoerd? Daar- omtrent diendt opgemerkt te worden, dat, na -den dood van den Stadhouder Arenberg in c 156.8 , het leen wel bleef in zyn geflagt; maar dat by de volledige afneeming van hetSpaansch gezag alhier, na 1594, bet bewind over Westerwolde aan die van Arenberg benomen wierd door de Algemeene Staaten. Deeze meefters van hec land, door het bezer. houden van het huis te Wedde, en de nieuws opgerigte fchanfen by Bellingewolde en op de Boertanger heide, gedroegen zig er ook vön als Heeren, met hec aanftellen van den Gouverneur, vandenDrosc, de Rigteren, en hec pleegen van andere daaden van gezag (*). Die (*) Zo wierd de Drost Entens by- refol. 3. Jan, 359<5 gelast alleen de Algemeene Staaten, maar niet, de Gravinne Weduwe van Arenberg te erkennen^ By eene refol. 12. Jan. 1596 lieten zy het ftuk der Juftitie aldaar onderzoeken; en 'den Drost en Rigters in hunnen eed neemen, by refol. 30 April, en 3. Jwy 1596: en by refol. 19 Juni 1598 alle ampter naaren in Wefterwolde den eed van getrouwigheid afleggen. Den 1.2 Maart 1602 deeden de Algemeejie Staaten te niet eene verleende furcheance in zeker geding, en verzonden de zaak ter beflisfing aan ^e. HoüidmMnenkaiaei wan Slad en Lande. Uit  van STAD en LANDE. 42* Dit alles maakte de Weduwe van Karei, Graave van Arenberg, natuurlyk wars van deeze heerlykheid, alwaar zy haaren invloed verloren had, en haare inkomften zag in de handen van den vyand haars Konings. Zy zogt des geduurende de treves dit leen te verkoopen, en vond daartoe eenen liefhebber in eenen Amfterdammer koopman, Willem van den Hove; die door den handel ryk geworden, in 1 J617 met haar den koop floot voor 125000 v guldens (_ * ). Daar nu tot zulk eene over-] dragt nodig waare de toeflemming van den3 Leenheer, zogt zy die eerst by de Spaanfche 1 Regeering, en verwierf van de Infante eene t atls van autkonfatis ( f ). Maar de koper, Willem van den Hove, die wel begreep dat de Spaanfche erkenning hem nadeelig zyn zoude , bewoog de Gravinne om in deezen anderen voor Leenheeren te houden, en wel de ; Staaten dier vier geweften, van welke de Kei: zer als Heer in 1538 de beleening aan Schenk gedaan had. Alting C $ ) zegt, dat de Am flerdammer koopman dit uitvond om meerdere hefchermers te verkrygen in het uitvoeren zyner eenige Hukken van 1Ö06 blykt het, dat men by den Raad van Staat af hoorde de Wefterwoldfche pleitgedingen; in een ander van 1609 noemt Edzard Rengers ten Post zig Drost der Heerlykheid Wefterwolde j 1 van wegen de Heeren Staaten Generaal; en die Staaten j beflisfen den n Dec. 16H, wie in eene zekere zaak de gewoone Rigter in Wefterwolde zyn zoude. (*) In de Stads Archiven, I. 3. 25. (f) In de Stads Archiven, I. 3. 3, en 4. 1 Cf') PHaaren en pe'rlen van Groningen, 2. d. c. Pd 5 Wfstcs- wolde. Willem van dcE Hove wordt leenman van Westerwolde.  Westerwolde. Daarna de ftad Groningen. Opvol« ging der 1 een mannen van Schenk tot Groningentoe. 42a Tegenwoordige Staat ner oogmerken op de uitgorfen, of aanteflykene landen, tegen de ingezetenen. Dan dit onbeflist gelaten zynde, is het zeker, dat de Gravinne, om de 125000 guldens niet te verliezen, daartoe kwam, en andere Leenheercn dan haaren Koning erkende, blykens de ftukken in dc Stads Archiven voorhanden (*). Vreemd is het, dat de Staaten Generaal, welke zig reeds zo lang als Heeren van Wefterwolde gedragen hadden, niet begeerd hebben als Leenheeren erkend te worden; maar mogelyk heeft hier in ook het gewoone overwigt van Holland gewerkt. Wanneer vervolgens : de ftad Groningen in 1619 deeze heerlykheid aanhandelde van Willem van den Hove, moest zy wel, vooral in dien tyd, het gemaakte fpoor volgen; waarna zulks tot den huidigen dag aldus gebleven is. • Van deezen uitflap te rug gekomen tot de '■ opvolging der leenmannen in Wefterwolde, 'cekenen wy aan, dat na den dood van Schenk in 1540 hem opvolgde zyn zoon, mede .Georg geheten. Deeze heeft in 1548 nog een geding gehad voor de Heeren Hoofdmannen van Stad en Lande met Jonker Hajo Addinge van Wefterwolde; niet zo zeer over het leen zelf, als waarover die Gerigtskamer niet bevoegd waare te oordeelen, maar over zekere goederen of landeryen te Jipfingehuizen , welke Addinga voor vrye erfgoederen, doch Schenk voor leenroerig hield. Wy hebben hier voor, by den brief van 1474, gezien, (*) Pilaaren enpierhn van Grimingen, I. 3. 5, 6» 33, 26, 27, 28, 29, 30-  van STAD en LANDE. 4*3 üien, dat de Addinga's te Jipfingehuizen zulke goederen hadden; en in den octrooibrief van Keizer Karei, ( waar in bepaald wordt de jaartaxt, als van Sellingen vyf en dertig goudgulden, van Onstwedde honderd, van Friefcheloo vyf en veertig, ieder gulden gerekend op zes en dertig Groninger ftuivers) worden de goederen van de kinderen van JVefterwoldingeland (dat zyn de kinderen van Addinga*) gefchat op dertig diergelyke guldens. Ons is van dat geding niet meerder bekend, dan dat het lang gelopen heeft, wyl men nog heeft twee appointementen van de Hertoginne van Parma, den sa April en tg Mai 1561 afgegeeven, waarby zy de zaak verzendt tot de Hoofdmannenkamer gemeld. Van deezen Schenk melden eenige aantekeningen, dat hy een doorbrenger zoude geweest zyn, en Alting (*) fchryft hem een onnozel veriland toe, zeggende „Schenk liet een zoon na, die „ zynen vader van geefte geenzins gelyk was: „ deeze droeg de heerlykheid over aan die van Arenberg voer of op zeer Jlegte con„ ditien." Volgens die gefchrevene aantekeningen zoude de Stadhouder Arenberg een onedelmoedig gebruik van de opgemelde geestgefteldheid gemaakt hebben, met Schenk dit leen aftetroonen, onder eene belofce van hem geduurende zyn leven duizend gulden jaarlyks te betaal en; doch die hy niet ééns hadde gebeurd, alzo hy in het eerfte jaar was koomen te fterven. Dan dit daargelaten zynde, de overdragt is zeker, en lVestes-  424 Tegenwoordige Staat Wester- wolde. en de verhandeling is voltrokken in het begin van 1562; daar die Heer in zynej) renverfaalbrief aan Weiterwolde, van den 13 Mai van dat jaar, zegt, dat hem gister door die van Wefterwoldingeland was hulde gedaan, en trouw gezworen. Op Arenberg, gefneuveld in den flag by Heiligelee ten jaare 1568, volgde zyn zoon Karei; wiens weduwe, in de ftukken betiteld als Hertoginne van Aarfchot, Prinfesfe Gravinne van Arenberg, uit naam en van wegens haaren zoon Philips, de heerlykheid Wefterwolde verkogt heeft in 1617 aan den reeds gemelden Willem van den Hove. Deeze nieuwe kooper ondervond egter, hier komende, dat gemakkelyker geweest was de heerlykheid aa'ntehandclen, dan er van in een gerust bezit te geraaken: daar hem zeer veele verhinderingen gemaakt wierden van Stad en Lande, van de erfgenamen van Joost Lewe(*), en van de Wes- (*) Uit de volgende geflagt tafel blykt het regt van Joost Lewe. Tafel der Addtyge's. z. Egge Adding van Wefterwolde, opgenoemd in een brief van 1391, getrouwd aan Focke Ke* nesma, een broeders dogter van Ocko van Broekmerland. Twee zeonen 3. Hajo Adding, en Bolq Addis», opgenoemd in den brief van 1400. Hajo is ge» huwd geweest aan Reinste, een kleindogter van Luibard, wiens vader Lubbert Hoofdling te Emden was. Zyn zoon was 3. E«?e*  van STAD en LANDE. 423 Wefter wolders zelve. Hy hoopte die egter, met vertrouwen ook om zyne nauwe vriend- fchap 3. Egge Addinc, opgenoemd in den brief van 1447, en doodgeflagen in 1475. Diens zoon was 4. Hajo Adding, welke tot zoonen had ï« Jurgen Adding, en Live Adding, die gefturven is 1492. Jufgen , die opgenoemd! wordt in den brief van 1521, had tot vrouwe ééne Uit het geflagt van Teem, by wie hy gehad heeft €. Hajo Ad ding, die na zyn vaders dood in 1525 door de Abdy Corvey met Wefterwolde beleend wierd. By zyne huisvroutte , Anna Thedema, won hy 7. Hajo, Margaretha, en Ëlizabeth. Hajo nu is ten jaare 1580 of 1581 zonder kinderen gefturven. Zyne zuster Margaretha was gehuwd aan Eilco Clant, waarby zy gewonnen had Egbert Clant, maar met haar man voor Hajo reeds overleden. Da andere zuster trouwde met Joost Lewe, en deeze liet zig voort na den dood van Hajo door de Abdy Corvey met de leengoederen in Wefterwolde beleenen. Hier tegen kwam op zyn neef , Egbert Ciant, beweerende dat hy als mascula poles ex ftnre majori natu moest worden voorgetrokken. Onder de papieren beruftende ten Hove Provinciaal 13 een a&e van conpromis van den 8 Maart 1582 , waarby die beide Heeren, oom en neef, met toeftemming der Abdy Corvey het verfebil afgeeven aan fcheidsmannen; en een libellus articulatus van Egbert Clant, den 5 Oct. 1383 aan Joost Lewe gëinfinueerd, behelzende de faiten en regtsgronden, op welke Egbert Clant oordeelde voorgetrokken té moeten worden. De uitflag des gedings is ons onbekend, waarfchynlyk is het by minnelyke fchiliking onder die naverwanten gevonden. Uit eene refol. der Staaten Generaal van den 4 Juli 1612 zien wy, dat Johan Lewe (een zoon van Joost) en geene Clant in de- Wefterwoldfche zaaken bekend zyn* W ester" wolde.  426 Tegenwoordige Staat Wester- wolde. fchap met den Heer van Olden Barnevelclj over te zullen koomen, tot dat hem de gevangzetting en daarna de teregtftelling van gemelden Heer allen moed benam; en waarop hy zig genegen toonde de Heerlykheid weder te verkoopen (*). Van deeze gelegenheid maakte de ftad Groningen gebruik, als voor welke het verkrygen van Wefterwolde zeer begeerlyk moest zyn: eensdeels om te beter te volvoeren haare oogmerken op de aanzienlyke aanflykingen van land tuschen het Old-ampt en de Wefterwoldfche dorpen Blyham en Bellingewolde; anderdeels om het kloofter ter Apel, wereldlyk verklaard, met alle de landeryen, boschen en veenen in beflag te neemen. Door middel van den ftads Secretaris Winshemius en den Profesfor Huninga wierd in 1619 de koop gefloten voor honderd en veertig duizend gulden aan van den Hove, en eene verééring van dertienhonderd gulden aan den Profesfor Pynacker, en diens fchoonzoon Moons; zynde de beleenbrieven in de Stads Archiven berustende. Van dien tyd af is Groningen in het ongeftoord bezit deezer Heerlykheid gebleven; offchoon niet zy, maar iemand, gewoonlyk één uit haare regeering, en van die daartoe benoemd, by de vier Leenheeren er mede beleend wordt; en na wiens dood telkens een ander moet voorgefteld en aangenomen worden. Edoch deeze bekende leenman heeft niets in de heerlykheid te zeggen : daar het hoofdbeftier de Raad van Groningen aan zig ge- (*) Stads refol. 14, 15, 17 3mi l6s9*  van STAD en LANDE. 42? gehouden heeft, en het overige met het regtswezen, namens de ftad, laat waarneemen door eenen Drosfard, en twee Rigteren Dan, voor dat wy tot de nadere opening]dier bëampten overgaan, moeten wy opgee-' ven ééne aanmerkelyke verandering, die doori Keizer Karei in het ftuk der regtspleging ge-1 maakt is. Wy hebben hier voor gezien, dat 1 van de vonnisfen der Landsrigteren geen be- ( roep of herziening viel, maar dat ten jaare 1447 eerst vastgefteld wierd, dat men binnen tien dagen zig beroepen mogt op den Raad in Groningen. De vrees voor Addinga had namelyk de ingezetenen bewogen om in deezen dien Raad voor eenen hoogeren regcbank te erkennen, wyl de vryheid van ieder afzonderlyk daarby won , en alleen de invloed des Heers tegengegaan wierd. Wanneer vervolgens die Raad in 1478 leenman van Wefterwolde geworden was, is het waarfchynlyk, dat diens Kaftelein in Pekelborg last hadde ter eerften aanleg de beroepen van Landsrigteren aftehooren. By de Munfterfche weder in bezitneeming na 1498 wierd de regtbank des Rigters en der twaalf Gezworenen onderhoorig gemaakt aan het gezag van den Bisfchoppelyken Munfterfchen Amptman en Rentmeester over Eemsland, en van wien men zig verder beroepen mogt op den Vorst des Lands. Hoe het er mede gefteld is geweest ten tyde der (*) Groningen plag ook den Drost en de Rigteïs Hanteftellen, maar by het regiem, reform. 5.34 heeft Z, H. de aanftelling van den Drost aan zig genomen» Westeb» WOL DE. Befchouwing van het regtswezen in Wefter. wolde. Oudtydi.' Onder Addinga, Onder Munfief,  42$ Tegenwoordige Staal Westerwolde. Onder Karei den V. der Gelderfche overheeririg, is ons onbekend; vermoedelyk egter , dat men zig van zyne flotvoogden te Wedde beklaagde by den Hertoge zei ven. Maar na de bemagtiging van dit land door den Keizer, ftelde die Vorst met agterlaating der oude Landsgezworenen een Rigter over Wefterwolde, en éénen over Blyham en Bellingewolde aan, die in den lande moeften geërfd en gegoed zyn, en boven dezelve eenen Drosfaard of Amptman te Wedde. Van de vonnisfen der Rigters moest men zig eerst beroepen op.den Drost, en wyders op Stadhouder en Hoofdmannen binnen Groningen, als uitmakende een Vorftelyk Gerigtshofi welks leden in den eed des Keizers ftonden (*). Offchoon nu den Stadhouder Schenk by de uitgave van het leen opgelegd wierd de ingezetenen by den Keizerlyken voorregtsbrief te bewaaren, moet egter dit beroep naar de Hoofdmannenkamer den gemelden Heer onaangenaam geweest zyn, waarom die het door zynen invloed heeft weeten te ftremmen. Althans uit een vonnis van den 29 April 1545 blykt het, dat men toen van den Drost beroep inftelde tot den Leenman , en dat die daarover met zes byzitteren gëoordeéld heeft. Daar dit nu in de daad eene vermindering van den gegevenen voorregtsbrief was , klaagden die van Wefterwolde by den Keizer over deeze bekorting , waarop de Koninginne Maria, we- (*) Privilegiebrief van KHzer Kaïel, 12 Aug. t $ 38 by Alting pilaaren en peetlen, 2. d. 3. koefdfl.  van STAD en LANDE. 4*2 Wegen haaren broeder de algemeene Land- V voogdesfe der Nederlanden een gunftig ant- ? woord en verordening gegeven heeft (*> 3 En van dien tyd af zyn nog zeer veele bewyzen overig, hoedanig men tydelyks van de Wefterwoldfche vonnisfen beroep inftelde toe meergemelde Heeren Hoofdmannen; Na de reduótie wilden de Staaten Generaal zig het regt aantrekken om over de Wefterwoldfche pleitzaaken als Opperrigters te handelen; maar hier tegen verzettede de ftad Groningen zig zo veel in haare magt was. Men heeft nog een ongemeen fcherp protest cn infinuatie, door de Stadsregeering, den 6 Sept. 1597 gedaan aan de Heeren Uilenborch en Wiarda , beide Raaden in den Provinciaalen Hove van Friesland, die door de Staaten Generaal waren afgezonden en bevolmagtigd om in een pleitgeding tuschen een ingezeten van Blyhana ter eenre, en het Crimineel gerigt van Wefterwolde ter andere zyde, een fcheidvonnis te geeven; ook met dat gevolg, dat het geding zelve is verzonden ter beflisfing der Hoofdmannenkamer, naar luid van het voorregt des jaars 1538. En hier in ligt de reden, waarom in de inftructie voor Lieut. en Hoofdmannen , van den 2 Nov. 1601, by de Staaten van Stad en Lande vastgefteld, §. 72. ingevoegd is, eerftelyk: dat de Hoofdlieden, verpligt zouden zyn ex fpeciali privilegio Caroli Fvm het jaar 1538 de ingezetenen van Wefterwolde, welke zig by der Droften vonnis (*) Request van die van Wefterwolde, en appoMii ment 27 Juni 1545. II Deel™ E e Wester* WOLDfii.  Westerwolde. Hedendaags. 436 Tegenwoordige Staat nis' bezwaard agtende daarvan beroep ingefteld hadden, regt ende juftitie te doen; en ten anderen, dat aan de keur der ingezetenen gelaten wordt, om byaldien zy eenig verfchil met hunnen Drost hebben, dien of regelregt voor de Kamer aantefpreeken, of de klagte eerst voor de Rigteren intertellen, en dan wyders by wyze van beroep aan de Kamer te brengen (*> Wy gaan nu over tot de Rigteren zeiven.1 De één , die van Wefterwolde namenlyk, heeft onder zig de van ouds bekende vyf kerspelen , Wedde , Friefcheloo , Onstwedde, Vlagtwedde , en Sellingen ; waarby naderhand gevoegd zyn de Boertange, en het klooster ter Apel. De ander is Rigter over Bellingewolde en Blyham, en waarby in tydsvervolg mede gekomen zyn de Pekel-a, en de Oude en de Nieuwefchans. De eerfte Rigter oordeelt alleen , zonder eenige byzitteren, naar een Wefterwoldseh landregt, dat in 1566 is vastgefteld door de Heeren Baldewyn van Roon, 'sKonings Cancelier in Overysfel, en Johan de Mepfche, Lieutenant der Hoofdmannenkamer van Stad en Lande, als aangeftelde Koninglyke Commisfarisfen in de klagte der Wefterwolders over verkorting in hunne oude regten en gewoonten. Het zelve is een herziening en vermeerdering van het oudere, ten jaare 1470 door de ingezetenen beraamd (*) By de laatere inflruüie van den 2 Maart en 17 Nov. 1653 is dit artikel woordelyk herhaald; en mede geplaatst in de jongfte injlruttie van he% Jïof, in 1749, $. 45.  van STAD en LANDE; 43Ï faamd en wordt nog oorfprongelyk op V Francyn gefchreven, en door gemelde Com- * misfarien getekend, in de ftads Archiven bewaard; zynde wyders ten jaare 1677 op last van Burgemeefteren en Raad gedrukt ge-, worden. De andere Rigter oordeelt naar een nog befchreven landregt, dat Laman in zyne aanleiding tot de Groninger regtskennis noemt het Bellingewolder landregt. Eigenlyk is het dat oud Old-amptfter, het geen ten jaare 1427 in het kloofter Palmar wierd opgefteld om te dienen voor het Old-ampt en Reiderland, en dat ten jaare 1471 te Midwolde door de gevolmagtigden des Old-ampts en des 5e deels van Reiderland is herzien en vermeerderd (t> Daar (*) Over deeze vermeerdering of herziening wasj men al vroeger bedagt geweest: alzo onder ons berust een gefchreven landregt van Wefterwolde, waarin op twee plaatzen de Heer van Tauteriburg nog opgenoemd wordt als de Heer der Heerlykheid. Het is dus dat befchrevene landregt, waarvan de bovengemelde Commisfarien zeggen, dat zy eenige artikulen, pun&en, en claufulen hadden vermeerderd , verminderd, uitgelaten, of veranderd. (f) Dit landregt ïs nu verdeeld in drie boeken; Waarvan het eerfte handelt over meer algemeene zaaken, zynde vastgefteld in 1471; het tweede boek is het oude landregt voor 1427, voornamelyk lopende over ervenisfen, en begrootingen der wonden; het derde boek bevat! de vermeerderingen fii het ftuk der ervenisfen, in 1427 en 1471 beraamd. Aanmerkelyk is het, dat gemelde tweede boek befchreeten was in het oud Friesch, en waarvan in 1427 eene overzetting maakte; of de oorfprongelyke text nog ergens voorhanden zy, weeten wy «iet. J&e ft W2sttg^ WOLD*.  432. Tegenwoordigs Staat WESTERSE OLDE. ' Daar nu Bellingewolde voorheen onder Reiderland behoord heeft , is hec niet vreemd, dac men aldaar het oude gemeenfchappelyke landregt van Reiderland en het Old-ampc heeft: blyven behouden (*). Van de.vonnisfen deezer beide Rigteren, afgegeven in burgerlyke zaaken , meer dan vyfeien gulden bedragende, of die merkelyke gevolgen kunnen hebben, wordt beroep ingefteld coc den Drosc (t)> die over deeze beroepen mede alleen oordeelc zonder eenige Landsbyzkteren of Gezworenen. Van de vonnisfen des Drost wordt wyders beroepen op hec Hof Provinciaal van Stad en Lande. Voorheen oordeelden die Rigteren ook in het lyfftraffelyke, ieder in zyn regtftoel, en wel zonder eenige herziening. Na dat de Staaten Generaal na 1594 meefters van dit gewesc geworden waren, voerden die een Crimineel gerigt in; beftaande uit den Drost, de beide Rigteren en eenige Landsbyzitteren, zynde de Drost het hoofd en die geen op wiens last de in hegtenis neeming moest gefchieden. En aldus beftaat het nog, behalven dat nu het go (*) Wy gisfen, dat ten jaare 1498 de dorpen Be!lingewolde en Blyham, by gelegenheid dat zy zig onder de befcherming en heerfchappy van den Munfterfchen Bischop begaven, zulks bedongen hebben. Indien men toegang had tot den brief in de Stads ArcHven I. 3. 20, kon men zig Heiliger hier over uitlaaten. (f) Deeze Drost berigt ook veele zaaken ter eerfter aanleg. Ordrevan procedeeren in Wefterwolde, den 5 Aug. 1784 by Borg, en Raad in Groningen bepaald.  van STAD en LANDE. 433 getal der Landsbyzitteren flegts twee is, uit 1 ieder regtftoel één; en dat de Rigter, onder •wiens regtftoel het misdryf is voorgevallen, het geding in ftaat van wyzen moet brengen. Voor 1749 oordeelde dit Crimineel gerigt in alle lyfftraffelyke zaaken, zonder eenig beroep of herziening; maar het zelve is na dien tyd, tot eenen waaren zegen voor de ingezetenen, ook onderworpen gemaakt aan de inziening en goedkeuring van de Hooge Gerigtskamer van Stad en Lande (*), op dien voet, als by alle de regtbanken in dat gewest is vastgefteld geworden. Buiten dit gerigt is hier ook nog een Pagtgerigt, wel mede beftaande uit den Drost, de1 'beide Rigters , en drie eigenerfde ingezetenen, maar dat deszelfs gezag alleen ontleent van de Heeren Raaden van Staat. Te weten tot onderhoud der fchanfen en van het krygsvolk, met de gevolgen van dien, is Wefterwolde door Hun Hoog Mogenden gefteld op eene jaarlykfche fchatting, die opgebragc wordt in handen van eenen Generaliteits Ontvanger. De gewoone middelen, vooral die de confumtie betreffen, worden meest over de dorpen aangeflagen naar zekere quotifatie (f), maar zommige worden op eene andere wyze geheven. Over verfchillen nu, welke wegen die (*) Misfive van Z. H. ï^'Dec. 1750, en decifie van Hoogst dezelve van den 0 Januar. 1751. ' ft) Die fchatting, welke telkens by den Raad vat Ee 3 Westerwoldi. Pagfgerigt.  434 Tegenwoordige Staat W9J.DE- Bellingewolderfchans . . 572. Boertange '. . .869. Langakkerfchans . . 1331, Rellingewolde . , . 8239. B-lyham . . .4136. Wedde . ... 1980. yiagtwedde . . 3454> Onstwedde . . . 3454» Friejcheloo . ... 1397Sellingen . • • 1397- ter Apel - - .671. ƒ 27500. De oude Pekel-a, voor zo ver de huizen eri Janderysn onder Wefterwolde behooren, brengt bovendien afzonderlyk op. (*) Regiem, van den Raad van Staat op het J>f9* fldeeren voor het Pagtgerigt, 15 Fefr. 1759. die heffing en opbrenging onder de ingezeten nen, den ontvanger, en verdere bedienden kunnen ryzen, oordeelt dit Pagtgerigt; en van deszelfs vonnisfen moet men zig beroepen op den Raad van Staat (*). Deeze R.aad handelt daarin met het uitgeven van bevelfchriften, bepalingen der ftraffen, verleenen van ordres op den Drost en Rigteren, dusdaanig: dat de Regeering van Groningen meermaalen vermeend heeft in haar regtsgebied over Wefterwolde bekort te worden, en daartegen zig verzet. De opgenoemde Raad zendt wyders alle jaaren twee gemagtigden her* waards om de veftingwerken opteneemen, de ver=, Van Staat voor eenige jaaren vastgefteld wordt, beloopt gewoonlyk 27500 gulden, aldus verdeeld.  ran STAD en LANDE. 435 verpagting der middelen , voor zo ver het A noodig is, en andere voorkomende zaaken af- v tedoen; edoch voor dac die Heeren bier koomen, worden hun toegevoegd twee anderen, één uit Friesland, en één uic Stad en Lande, waarna die gezamenlyk de opneeming doen, en de benodigde werken uitbefteeden, of daartoe de bevelen afgeeven. De reden hier van is, dat opgemelde beide Provinciën mede dragen in de koften dier veftingwerken; in deezer voegen, dat de Generaliteit opbrengt de helft , Friesland een derde, en Stad en Lande het overige zesde gedeelte. Wat den ftaat der kerke aangaat, de predi-1 kers van dit landfchap maaken met die van het Old-ampt ééne klaslis uit; welke in herfstmaand haare vergadering te Wedde houdt, en de twee andere reizen te Winfchoten. Omtrent de begeving heeft deeze orde plaats, dat de leeraars in de drie fchanfen aangefteld worden door den Raad van Staat, en door dien ook betaald worden; die van de Oude Pekel-a en het kloofter ter Apel door de Regeering van Groningen; doch die der andere dorpen door de ingezetenen. In deezer voegen, dat in Wedde, Onstwedde, Vlagtwedde, en Sellingen geftemd wordt naar volk molknwaars, dat is, naar zo veel land, waarop twee en dertig beeften en agt paarden geweid kunnen worden, en bovendien tien mudde rogge verbouwd; in Hoorn en Lutkeloo naar volle erven, welke moeten zyn van tien mudden bouwland, of van zes mudden veenbouwte en vyf en twintig deimt meede en weideland , en daarenboven zestig deimt veen; Ee 4 in IVeste». woi.de. Kerkftaat,  '43 Alle deeze beroepingen , uitgezonderd de gedaane door den Raad van Staat, moeten by Burgemeefteren en Raad in Groningen worden goedgekeurd, voor dat zy aan het klasfis vertoond worden. Van deeze meer algemeene befchouwing overgaande tot die der plaatzen zelve, beginnen wy met de 1. Lang-akkerschans; welke dien naam daarvan draagt, dat zy aangelegd is op den zogenaamden langen akker , en dien van Nieuwe , omdat zy laater dan de andere twee geftigt is; daar die naam, welke men haar had toegedagt, Houwinga-ham namen'yk (t)j nimmer tot ftand gekomen is. De oorzaak haarer aanlegging beftond hier in, dat door de tydelykfche aanflykingen van land, en na de indyking van het Bonder nieuwland, deBelIingewolderfchans gëoordeeld wierd te verre landwaards in te zyn, om langer gelyk bevorens den Dullard te kunnen dekken. Men begon des, één uur gaans verder, aan den oever der zee en der Wefterwoldfche Aa met eene nieuwe vefting, die in 1628 voltooid wierd. Dezelve is eene regelmaatige yyfhoek, met vyf baftions en twee poorten, ruschen de beide fchanfen wierd ook nog ter meerdere dekking eene kleine vierkante fchans ge-  van STAD en LANDE. 437 gemaakt, die den naam kreeg van Booner- \ fchans; maar dezelve ftaat niet meer. v De krygsbezetting in de Lang-akkerfchans is gewoonlyk van twee compagnien voetvolk, en eenige artilleriften, over welke het plaatzelyk bevel voeren een Commandeur, en onder dien een Majoor. Dan de andere ingezetenen, die zig hier om de welgelegenheid der plaats hebben nedergezet, behooren onder den regtftoel des Rigters van Bellingewolde; en maaken thans eene vry aanzienelyke gemeente uit, waarom ook in 1752 door den Raad van Staat eene nieuwe grootere kerk is bekoftigd geworden. Voorheen ftortte zig de Wefterwoldfche Aa naby deeze fchans in den Dullard door middel eener fluis, maar zedert de nieuwe aanflykingen is men genoodzaakt geworden een halfuur laager aanteleggen eene andere fluis, die den naam draagt Generaliteits of Staatenzyl; waarby men in 1727 tot dekking gevoegd heeft een hoornwerk, maar dac weder grootendeels vervallen is. Deeze aanlandingen hebben thans ook de Nieuwe Schans te ver van den Dullard verwyderd, om aldaar eenigen dienst te doen; maar haare ligging, aan de uiterfte grenzen van Oostfriesland, maakt ze belangryk genoeg om behoorlyk onderhouden te worden. Daarby is zy de éénige gemakkelyke doorvaart uit ons gewest naar *t gemelde Vorftendom : waarom men er, eer bevordering der reizenden een veer van wagens en trekfehuiten heeft, naar Winfchoten en elders. Ee 5 a. De Wester- WOLDJE,  Wester- 438 Tegenwoordige Staat 2. De Oude Schans, in eene overftelling tegen de Nieuwe, is eigenlyk de Bellingewolder, liggende by eene zyl of fluis van dien naam. Haare oorfprong was deeze, dat Graaf Willem Lodewyk van Nasfau, ter meerdere affnyding van den toevoer naar Groningen, alhier in grasmaand 1593 geland, aanftonds de opgemelde zyl begon te verfterken. Hy hield zig er ook in ftaande, offchoon de Graaf van den Berg met meer dan twee duizend vyf honderd man hem op last van Verdugo er uit wilde dryven. De gedaante is onregelmatig , doordien men zig fchikken moest en naar de zyl, en naar de grondsgefteldheid in den afloop der A. Dan zedert de aanlandingen, en den aanleg der Nieuwe Schans, is deeze plaats van weinig gewigt geworden; en thans fielt men er zulken geringen prys op, dat men de veftingwerken geheel en al laat vervallen, en er enkel een detachement van een man of agt houdt. Niettegenftaande dat is er nog een Commandeur, Majoor, Proviandmeefter, met andere bedienden ; voor welke en de andere ingezetenen de Raad van Staat hier eene kerk en leeraar houdt. Het burgerlyk beftier is by den Rigter van Bellingewolde. 3. Bellingewolde is een zeer groot en aanzienlyk dorp, welks talryke gemeente daarom door twee predikers verzorgd wordt. Het is ook de woonplaats des Rigters, die er des donderdags zyne regtdagen houdt; en zou, byaldien hec voornemen om den Eems door Bellingewolde in de A, en vervolgens in den Dul.  tan STAD en LANDE. 439 Dullard, afteleiden (gelyk daar mede in 1483 V een begin was gemaakt, en waarover in deeze ' eeuw (*) nog gehandeld is) ooit waare ukgevoerd, de gewigtigfte plaats van dit gewest geworden zyn. 4. Blyham, gelegen in eene vrugtbaare klei, is uit den Dullard aangewasfen. Wy houden het voor het eerfte gefchenk der aanflyking, als gelegen in het diepfte van den zuidelyken boezem, alwaar weinig flag van water was , en gevolgelyk de flib by ftille tyen het eerst bezakken moest. Van hier mogelyk de naam, als zynde het blyde ham (f) of land, welks aanwinst een aangenaam vooruitzigt gaf, hoe op die wyze de Dullard betere landsdouwen zou te rug geeven, dan hy ingeflokt had. Voor de vervallene oude en kleine kerk is in 1783 op koften der ingezetenen een vry aanzienlyk gebouw opgetimmerd. 5. Oude Pekel-a, in onderfcheiding van de Nieuwe Pekel-a, welk dorp onder het Old-ampt behoort; eigenlyk is het riviertje de Pekel - a de fcheiding, doch die door den aanleg der hoofdvaart in deeze veencolonie verdwenen is; van hier , dat het ééne huis onder het Old-ampt, en het naast ftaande dikwyls onder het Wefterwoldfche is. Daar dit ongemak egter in het opbeuren der fchattingen (*) Tegenw. Staat van Stad en Lande , i. i\ fcZ. 187. (f) Hamlanden funt agri ex mans finu re^uperati. Alti«ö tut. Qerm, inf. t. 1. p. i$- WesTB*-; WOLDfi,  440 Tegenwoordige Staat Wester < woede. gen, welker bewind onder geheel onderfcheidene vergaderingen, (als den Raad van Staat, en de Gedeputeerden van Stad en Lande) ftaat, zig hier door fterker moest doen gevoelen , zo is daarin de reden, waarom dit dorp op eene qumfatie gebragt is, en de penningen naar eene bepaalde evenredigheid aan de ontvangers van Stad en Lande in Wefterwolde ter hand gefteld worden. Deeze bloeiënde veencolonie, alwaar zig om de fterke fcheepvaart op Holland en de Kleine-Oost veele kooplieden en andere neer gezet hebben, is haaren oorfprong verfchuldigd aan eenige Hollandfche Friezen (gelyk zy genoemd worden) als Mathias J. Tjabbens, Jan Govert van Gorcum, Hero Wytzes, en Hanne Jansren, die ten jaare 1599 van de eigenerfden van Winfchoten aanhandelden honderd en één lotten ruw veen. Deeze begonnen met het verdiepen der Pekel-a, en het aanfteeken der veenen ; dan of het gevolg niet bëantwoord heeft aan de verwagting, dan of andere redenen hen bewogen hebben ? ten minften de grootfte deelgenoot Feiko Clocq verkogt zyn aandeel ten jaare 1635 aan de ftad Groningen; en wierd daarop in plaats van eigenaar huurman van zyn voorig veen. De Stadsregeering kogt wyders, naarmaate zig de gelegenheid opdeed, de andere lotten veens, welke nog in handen van byzondere perfonen waren; en voerde na ommekomst der huurjaaren van Clocq dien voet in, welken zy in Sapmeer gelegd had, met de veenplaatzen ftukswyze te verhuuren, en wel onder belafting van op ied§?  pan STAD en LANDE. 441 ieder een huis te moeten zetten (*). Door deeze fchikking vermeerderden de inwoneren in korten dermaate, dat de fchuur, of het huis, in 't welke zedert 1639 door eenen leeraar de dienst was waargenomen, te klein wierd, en daarom in 1683 een openlyk kerkgebouw geftigt is; het welke in 1783, daar het om het fteeds aangroeiend getal in lang de kerkgangeren niet bevatten kon, aanmerkelyk ïs vergroot geworden. Ook dient tot de bevolking de aldaar zynde vryheid aan de Lutherfchen, Roomfchen, en andere gezindheden, om er openlyk hunne godsdiensthuizen te hebben. 6. Wedde, alwaar men van de Pekel-a door de buurt Hoorn komt, is voorheen bejugt geweest, als de verblyfplaats der Heeren Addinge, die er een fterk flot hadden. Nadat Keizer Karei dit landfchap ter leen hadde uitgedaan aan Tautenburg; heeft die hier zyne wooning genomen; en daarna deDroften, gelyk zulks nog Heden is. Of het tegenwoordige Droftenhuis , of borg, het zelfde zy, dat THajo Addinge na 1486 weder heeft opgetimmerd, durven wy niet bepaalen; thans ftaat boven den ingang het wapen van Tautenburg , doch dit bewyst niet in opzigt der ftigting. Zommigen meenen, dat in de kerk alhier begraven ligt Adolph, een broeder van Prins Willem van Nasfau, gefneuveld in den flag by Hei- (*) Re glim. van Burg. en Raad op de verhuuring iet veertplaatzen in de Rekel-a, 23 jan. 1651. WESTfiStf WOLDE*,  442 Tegenwoordige Stadt Wester- «TOLDE. Heiligèlee ten jaafe 1568; doch de Raadsheer Phebens, een fchryver van dien tyd (*) s verzekert, dat het lyk is overgebragt eersc naar Emden, en wyders naar de Nasfauwfche Staaten. In dit dorp, alwaar in 't laatst van oogstmaand eene groote linnenmarkt gehouden wordt, koomc in herfstmaand de klasfis van het Old-ampt en Wefterwolde by één; en de Drost deezer heerlykheid houdt er des vrydags zyne regtdagen. 7. Friescheloo, oostwaards van Wedde, noemde men oudtyds alleen Loe; om dë verhevenheid des gronds, van waar het by-. Voegzel Friefche af komftig zy, is onzeker. 8. Onstwedde, zuidweftelyk van Wedde , is één der grootfte kerspelen van Wefterwolde: want de afgezonderde gehugten tif Maarsch, Veenhuizen, ter Wipping, Werftnghuizen, Smeerling, en Ellerftnghuizert behooren er onder te kerk. Het wordt daarom ook in zommige oude ftukken by uitnemenheid het kerspel van Wefterwolde genoemd. 9. Vlagt wedde is mede, als men er de onderhoorige gehugten Veele , V Velthuis, Weende, Wollinghuizen en Jipfinghuizen by rekent, een zeer groot kerkdorp. De plaats is levendig , alzo hier door gaat de groote weg over de Boertange naar Munfterland; ook is het de woonplaats des Rigters van Wefterwolde, die hier des woensdags zyne regtdagen houdt. 10. De (*) ïn Chron. mjj. rerum in Phrijia, et praecipuS circa Groningsm gejlarum,  MW STAD ën LANDE. 443 iö. De Boertange is eene fchans, op eene zandige hoogte, in de moerasfen tuschen Munilerland en het Wefterwoldfche; en waarover al van ouds de land-ftraat naar de Westphaalfche landen liep. Om deeze reden had Sonoy ten jaare 1580 op bevel van Prins Willem alhier begonnen eene fterkte optewerpen, ten einde Groningen, na Rennenbergs afval weder in de magt der Spaanfchen, te benauwen; doch het werk bleef toen om wanbetaling aan de arbeiders fteeken (*). Maat ten jaare 1593, voort na dat Graaf Willem Lodewyk de Bellingewolder zyl had ingenomen , wierd deeze plaats met zo veel yver en fpoed verfterkt, dat Verdugo , wanneer hy het Staatenvolk er uit wilde jaagen,. daarvoor zyn hoofd ftiet. Vólgens den eerften aanleg is de Boertange een regelmatige vyf hoek; waaraan by vervolg tegen den Munfterfchen kant nog eenige kroon en andere veftingwerken gevoegd zyn. De voornaamfte fterkte deezer plaats is gelegen in de drasheid van het omliggende moeras, ter welker bevordering men eenen dam op de hoogte van Sellingen in de Ruiten A gelegd heeft, om het van boven komende water door eene grif naar en in het moeras te leiden. Dan het beboekweiten der veenen, en andere omftandigheden, hebben deeze natuurlyke fterkte dermaate verminderd, dat nu, vooral in drooge zomers, eene ftropende bende gemakkelyk over het moe-; £*) Bok, 14 b. bl. 189; w0ldk3  44+ Tegenwoordige Stadt moeras kan koomen; .daarby is de fchans té klein om het tegen eene meer gedugte magt» als die voorzien is met grof gefchut en met bomketels, uit te kunnen houden. Dit maakt dat men zo veel belang niet meer, dan wel voorheen, in deeze plaats fielt; de werken worden egter nog al tamelyk onderhouden. Ook is er nog fteeds eene bezetting in van twee compagnien voetvolk, en eenige artilleriften, die onder eenen Commandeur en Majoor ftaan, welke benevens de andere bedienden alhier in landshuizen woonen. De Admiraliteit van Friesland houdt er mede eenen Convoimeefter , met de nodige bedienden. Voor deeze krygsbezetting en de andere ingezetenen, welke zig hier nedergezet hebben, heeft de Raad van Staat'eene kerk gebouwd, en betaalt den Leeraar; doch de burgers, en die geen militairen zyn, ftaan te regt onder den Rigter van Wefterwolde. De vermaarde Lipfius (*) heeft hier gefteld dien fchadely* leen bron van zoet water, welke volgens Plinius den daarvan drinkenden de tanden deed uitvallen; maar welke gewaagde gisfing te regt van Alting verworpen wordt Cf % ii. Sellingen, zuidwaards van de .Boertange, en van waar men derwaards langs eenen in het moeras opgeworpenen dyk kan koomen, is een zeer uitgeftrekt kerspel: daar de gehugten of buurten van Ter Borch, Laü; (*) In tiot. ad Taak. Am, t c. êg.  van STAD en LANDE. 445 'Laude , Veldhuizen , Ter Walslage , Ter ' Wisch, en 7^ Z/ów er onder behooren. 12. Ter Apel ligt op de uiterfte grenzen van Wefterwolde, tuschen IVIunfterland en Drent. Het heeft den opkomst te danken aan de godsdienftige milddadigheid van Jacob Wiltink, Kerkheer te Garrelsweer, die ten jaare 1464 dit goed aan den Generaal der Kruisdrageren ordefchonk, om ër een klooster voor vyftig monniken te ftigten, gelyk zulks ook werkelyk uitgevoerd is. Nadat de ftad Groningen ten jaare 1619 de heerlykheid van Wefterwolde had aangehandeld, nam zy dit geeftelyk gebouw met alle de landeryen, boschen en Veenen in beflag ten haaren behoeve ; edoch met vryheid aan de kloofterlingen, die blyven wilden, om er hunne levens* dagen te eindigen. De Prior deed dit, en overleed er in 1626, maar het grootfte gedeelte heeft zig begeven naar een kloofter hunner orde in Westphalen. Van het gebouw zelve is nog de kerk, en twee tranfen in wezen, maar die veranderd zyn tot wooningen voor den leeraar en fchoolmeefter. Door dien de grond hier zeer gefchikt was tot hout, heeft de Regeering van Groningen van tyd tot tyd er zwaare plantzoenen laaten aanleggen van eiken, beuken, en dennen; waardoor het des zomers een aangenaame plaats geworden is, en op den duur één der gewigtigfte eigendommelyke bezittingen dier ftad worden zal: vooral zo ras het groote Kanaal, het geen de gemelde Regeering van de Boven WMervank naar herwaards, dwars door de JI Deel. F f vet» Weste»- woldb»  445 Tegenwoordige Staat enz* We*ter- wolde. Einde van het tweede Deel. BLAD- veenen bylartgs de femslinie, doet graaven, In de veenen van Ter Apel zal ingelegd en vervolgd zyn. Om de ligging op de uiterfte grenzen, tuschen Westphalen en Drent, is hier ter weering van fluikeryen in het ftuk der binnenlandfche convoojen en licenten een wagthuis, waarin vier of vyf man uit de Boertanger krygsbezetting gelegd worden.  BLADWYZER Der Voornaamfle Zaaken. A. , verfcheidene rivïertjens van dien naam in Westerwolde. 404 Adding, dit geflagt was lang Heer of Hoofdling van Westerwolde. 404. Egge Adding wordt een leenman van den Bifchop van Munster. 410. en van de Abdy Corvey. 411, wordt door het volk doodgeflagen. 413. Hajo Adding mede een leenman van Munster. 413. en van de Abdy Corvey. 415. Hajo Adding, een kleinzoon van gemelden, mede een leenman van Corvey. 415. geflagt-tafelder Addings. 424. 'Adorp ( 't dorp ) gelegenheid. 324. Aduard ('t dorp) gelegenheid, naamsoorfprong, 393. voorheen aldaar eene vermaarde en vermogende Bernardiner Abdy. 394. Aduarder-zyl,gelegenb.dd.392. ASRICOLA (RWDOLPHWS) een wydberoemd geleerde, geboren te Baflo. 93. Amsweet, eene buurt onder Farmfum. 368. Andel ('t dorp ) gelegenheid. 324- Annenklooster , zie LitlkewoU 4e. 346» Apel ('t klooster ter) door de Munflerfchen ingenomen. 291 gelegenheid , ftigting , na een eigendom der ftad Groningen , die aldaar veel houE aanlegt. 44 5 • Appingadam (de ftad) gelegenheid , naamsoorfprongi 356. opkomst , regeering. 357. zendt twee volmagten ten Landsdage. 359. heeft beroemde paardemarktcn. 353». is en de vergaderplaats van *t Klasfis, en op het andere jaar van de Sy* node. 360. de openbaare gebouwen aldaar befchreven. 360, Arbiters in de Ommelanden t derzelver werk. a68„ B. 6«/Jo ('t dorp) gelegenheid» 321, geboorteplaats vari Rud. Agricola. 32?.. Bedum ( 'c dorp) gelegenheid. 336. bij de Roomfchen in agting als de martelplaats van Walfridus. 3374 Beerta {\ dorp) "gelegenheid, 218, F f • Best': -  BL ADWYZER Beerster-hamrik ('t dorp) gelegenheid. 219. Bellin geweer ('t dorp) gelegefi. heid. 218- Bellingewolde ('t dorp) gelegenheid. 438. Bellingewolder - Schans , zie Oude Schans. _ -438. Bellin gewolder-landregt is eigenlijk, het oud Oldampfter landregt. 43*• Betlehem , voorheen een Benediktiner nonnenklooster onder Rottum. 3J9- Be'tjum , eene buurt onder Zuidwolde. 339- Bezitting ('s Lands) hoe fterk. gewoonlijk ie Groningen , doet bij haare inkomst den eed van getrouwigheid aan de Stads-regeering. 10j. en ftaat in zommige gevallen onmiddelijk onder derzelver bevel. 165. B'terum ('t dorp) gelegenheid. 35a. Blyham ('t dorp) gelegenheid , naamsoorfprong. 439. Boer ('t dorp ten) gelegenheid , voorheen aldaar een nonnenklooster. 345. Boertang» (de Schans) gelegenheid , opfcomst. 443. Borch (ter) eene buurt onder Sellingen. 444- Bosch ('t eiland) gelegenheid. 398. Bovenboeren, eene buurt onder Winfchoten. 217. Breede ('t dorp) gelegenheid. 3?4. Buitenampts Heeren te Groningen , waarom aldus genoemd, 124. Burgemeesteren en Raad lij Groningen, derzelver naamen , titel, werk , magt, enz. Ho. hebben bij afwezigheid , of verfchil , der Gedeputeerde Staaten hec hoog bevel over de Lands bezetting. 165. Burgers van Groningen , een gedeelte in de Boertange in bezetting gelegd. 28. zijn verdeeld in vaandelen, leo. Burger, of Borger Compagnie, eene buurt grotendeels onder Veendam. ais. Buurregters in 't Westerkwartier der Ommelanden. - 392, D amjierdlep, wanneer gegraven, en opgefchoond. 341. Delfzyl (de vesting) gelegenheid, naamsoorfprong, opkomst 364. had voorheen een zeer diepe haven. 566. zendt volmagten ten Landsdage , hoewel die geene grazen lands bezitten. 367, DUgt, eene buurt onder Haren. 189. Doeveren (W. v».n) prijst de gezonde luchtgefteldheid van Groningen. a. Doefum ('tdorp) gelegenheid. 383. Doornwert, een oud kerkdorp, nu eene buurt onder Middelftum. 33°« Dorkwert ('t dorp) gelegenheid, 397.  der voornaamjle Zaaken. Bullard, eene groote zeeboezem aan , en in het Oldampt, deszelfs oorfprong, en voortgang. 229. getal der verflondene dorpen. 135. verfcheidene fchoone polders daar uit weder binnengedykt. ao8. E. E«*/?e ('t dorp) gelegenheid. 225. Eenrum < 't dorp) gelegenheid , de vergaderplaats van 't Klasfis der Marne , de hooge toren een baak in zee. 322- Eigenerfden in de Ommelanden, wie daartoe geregtigd. 239- Eilanden bij deeze Provincie. 398. Ellerhuizen, eene buurt onder Bedum, edoch eene afzonderlijke regtftoel. 3 3 8. EUerjinghuizen , eene buurt onder Onstwedde. 441- Engelbert ('c dorp) gelegenheid. 194. Enum ('t dorp) gelegenheid. 355- Eppingehuizen ('t dorp) gelegenheid. 329- Esfen, eene buurt onder Haren. 189. voorheen aldaar een vermaarde Abdy en nonnenklooster. 190. gzinge ('t dorp) gelegenheid. 39i' F. Fa*» ('t dorp) gelegenheid. 382. Farmfum ('t dorp) gelegenheid'. 368. Feerwert ('t dorp) gelegenheid. 39 2* Feldwirth, zie Oudeklooster in Fivelgo. 363- Finsterwolde ('t dorp) gelegenheid , naamsoorfprong. 220. Fiskaal der ftad Groningen, deszelfs werk. 121. Fivel (de rivier) befchreven. 340. Fhelgo , het tweede kwartier der Ommelanden, gelegenheid, naamsoorfprong. 340. oudtyds een graaffchap. 342. deszelfs zegel, grenzen. 343. inwendige verdeeling. 344. Franfum (Vdorp) gelegenheid. 393- Friefcheloo ('t dorp) gelegenheid. 442. G. G aarveen , eene buurt onder Kolham. 371- G ansevoort (Wessbl) hec licht des werelds bygenoemd, geboren en geftorven te Groningen. 92. Garmerwolde ('t dorp) gelegenheid. 344. Garnwert ( 't dorp ) gelegenheid. 392- Garrelsweer ('t dorp ) gelegenheid, oudheid, 374. ï f 3 Gars-  BLADWYZER Garshuizen ("e dorp) gelegenheid. 351. Gedeputeerden ( Ommelander ) wanneer ingefteld. 256. 272. krygen naderhand den naam Van Gekommitteerde Raaden. 273. Gekommitteerde Raaden in de Ommelanden , derzelver werk, .oprigting. 270. » ■ (buitengewoone) derzelver werk. 273. Generaliteits of Staaten zyl, gelegenheid. 437. Gevesneer, eene buurt onder Farmfum. 368. Gezworene Meente in Groningen , derzelver werk, inrigting. 13». na de reductie gelast den Raad te ftyven, en te fterken. 136. wil over alle zaken , hec Stads en Provinciaale welzijn betrekkelijk, geroepen zyn. 138. en bekomt dit regt, hoewel voor eenen korten tyd. Gezworens in Westerwolde waaren voorheen de gewoone Riccters aldaar. 403. krild, iVater, en Slapelregt te Groningen, befchreven. 106. Gildon te Groningen, de Burgergilden zyn agtien , de overige Raadsgilden. 97.98. dezelve hadden voorheen veel magt in het ftuk der jegeering door haare Bouwmeesteren. 142. na de retractie wierd die magt ingestort, 144. onlusten daarcver ontftaan in 1657 en s65a, waarvan een breedvoerige opgave. 145. De Bouwmeesters worden a&> gefchaft, en de gilden fcherpelyk verboden zig te bemoejen met zaaken der regeering. 164. Glimmen, eene buurt onder Noordlaren. 192. Godlinze ('t' dorp) gelegenheid. 35 a. Goregt, eene heerlykheid dei ftad Groningen, gelegenheid, verdeeling, oudere naamen. 179. de Bifchoppen van Utrecht hadden er voorheen hunne amptenaaren. 180. komt by wyze van page onder de magc van Groningen. 183. £85. heeft zyn byzonder landregt, en landsbyzitteren. 186. kerkelyke begeving aldaar, hoedaanig. _ 187. Groningen, befchreven in haare gelegenheid. 2. gezonde lugtsgefteldheid. 3. gedaante. 6. vestingwerken, oude en nieuwe. 7. poorten. 9. grootte. 10. bevolking. 10. naamsoorfprong. 10. oudheid, ia. hiftorie van 160» tot 1672, waaronder de belegering. 15. graften, bruggen, ftraaten. 37. markten, als de Groote 38. waarop nu een nieuw Raadhuis gebouwd wordt, befchryving daarvan 41. de Vischmarkt 59. Osfemarkt 59. Rademarkt 6». openbaare wereldlyke gebouwen , als hec Provinciehuis„.6i. Stadhouderlyk Hof 63. Hof Provinciaal van Juftitie 63. Akademie 65. Ammunitichuis, 67.  der voornaamfte Zaaken. 67. Collecthais 67. Tugthuis 67. West Indisch huis 67. Ommelanderhuis 68. Oude Regthuis <58. Latynfche Schooien 69. Korenbeurs 69. Stads Magazyn 69. Stads Werkhuis 69. Kerken, als de Groote of Maartenskerk 70. Walburgskerk 72. Aakerk 74.'Noorder of Nieuwekerk 75. H. Geest gastliuiskerk 75. Geertruids gasthuiskerk 75. Franfchekerk 75. Akademiekerk 76. Lutherfche, Doopsgezinde, Roomfche Kerken 76. Joodfche Synagoge 76. Godsdienstige geftigten van gasthuizen, derzelver algemeene beftiering 77. H. Geest gasthuis 78. Geertruids gasthuis 78. Antoni gasthuis 78. Jakobs en Annen gasthuis 89. Armehuiszittenhuis 80. Aduarder gasthuis Si. Mepfchen, en Ubbena gasthuis 82. Vrouw Anna Varvers, Zeils, Baroldi of Jan Luitjens, Vrouw Franfen of Geertjen Schilts, Jan Dulmers , Juffer Tetta Alberda gasthuis 83. Vrouw Aafje Wilsoor's gasthuis 84. Van Weeshuizen, als het Burger of Roode 84. en het Groene en Blauwe gekombinecrde Diakonie Kinderhuis 87. van verdWeene of verbouwde geftigten, als het huis der Hieronimus Zusteren 89. het Zusterhuis van Willekes orde, het Konvent van S. Agnes, het Fraterhuis, het Jefuitenhuis, het Vrouw Menolda Konvent 9»; het Jarges , het Bavinge gasthuis, het Vrouw Sywen Konvent, het Ridders gasthuis , het Arme Konvent, het Enens , Geesjen Egberts , en het Moltemaker» gasthuis 91. geleerde mannen , als Wesfel Ganfevoort 92. Rudolf Agrieola93. Ubbo Emmen 94. Menfo Alting 95. Koophandel, waar in al vroeg by Engeland vryheden , Groningen ook een lid der Hanzee Steden 95. jaar en weekmerkten, neering 96. gilden 96. voorregten der burgeren 98. de Stad heeft het regt van gouden en zilVeren muntflag 99. Burgervaandelen 99. Lands of Krygsbezetting 101. Regeering, oudtyds 101. hedendaags 108. Burgemeesteren en Raad 120. Oud Raad 128. Taalmannen en Gezworen Meente 130. Gild, Water, en Stapelregt 166. Weeskamer 170. Kluftheeren 171. Kommisfarisfen der kleine zaaken 171. Rekenkamer 172. Pondkamer 173. Heerlykheden der ftad Groningen , als het Gerigt van Selwert 175. het Goregt 179. de regtftoel van Sapmeer 194 het Oldampt 207, WesterWolde 401. Stadswapen. 174. Groote Gast ('c dorp) gelegenheid. 383. Grypskerk ('t dorp) gelegenheid. 384. Gryze monnikken , eene bui'.rt onder Termunten. 226 F f 4 Gry-  BLADWYZER Gryze Vrouwen , waar ter plaats dit klooster geftaan heeft. a27. H. H aar, (ter) eene buurt onder Sellingen. 445. JHalve - a.mpt, een gedeelte van 't Hunzingo-kwartier, gelegenheid. 318. 'Ham ('t dorp de) gelegenheid. 393. Harde-weer, eene buurt onder Ezinge. 391. Haren ('t dorp) gelegenheid, naamsoorfprong. 189. flarkjiede ('t dorp) gelegenheid. 372. Harsfens (*t dorp) gelegenheid. 307. Heihgelee, door de Spaanfehen afgebrand 28. voorheen een nonnenklooster en Pröostdy, nu eene buurt onder Westerlee. 224. Jlelpen ( de buurt) gelegenheid 188. voorheen aldaar een nonnenklooster aan de overzyde der A. 189. JJeveskes ('t dorp) gelegenheid, voorheen een Johanniter nonnenklooster aldaar. 3Ö9. "Holwierde ('t dorp) gelegenheid, naamsoorfprong. 363. Hondsrug, op diens uiteinde ligt dè ftad Groningen. 2. Hoofdlingen in de Ommelanden' , betekenis van 't woord. 23S. 279. 'tioogkerk, ('c dorp) gelegenheid.. 39?, Hooge Meeden , eene buuri onder Aduard, 393, Hoogezand ( 't dorp) gelegen, heid, 205, Hoorn (de) eene buurt onder Warf huizen. 312, Hoornfihe diep , naamsoorfprong. 189. Hamhuizen ^'tdorp) gelegenheid. 314. Houwerzyl, eene buurt onder Niekerk. 313, Huizinge ('t dorp) gelegenheid. '335, Hum/Ierland, een gedeelte van 1 het Westerkwartier , oud- . tyds eene Pröostdy 387. dor-, pen daarin voorkomende. 388* Hunebedden, één te Noordlaaren. 191. Hunze (de rivier) befchreven 302, Hunzingo, het eerfte kwartier der Ommelanden, gelegenheid, naamsoorfprong 301. oudtyds een graaffchap. 303. deszelfs zegel, grenzen 304. inwendige verdeeüng 305, de trekvaarten , wanneer aldaar aangelegd. 31 g, J, lipfivghuizen, eene buurt on« *^ der Vlagtwedde. 442.. lndultum der dorpen Lopper-, fum , Zeeryp , Leermens , *c Zand, Enum, Wirdum en Garrelsweer. 349. Ing, inge, betekende oudtyds eene algemeene weids , of beemd, u( Ui  der voomaamjie Zaaken. hnersdyk, een gedeelte van 't Hunzingo kwartier , gelegenheid 336. dorpen daarin voorkomende. 336. Jukwert ('c dorp) gelegenheid. 363- K, "Jb^alendebroeders hadden voorheen te Baflo eene byeenkomst. 321Kantens ('c dorp) gelegen. heid. 330. Kasteel wordt door de Algemeene Staaten te Groningen geftigt 15, weder afgebroken. 27. Katmis, eene buurt onder Holwierde. • Keurboonen , tot het kiezen van den Stads Raad, in het Stadsboek van 1425 reeds gemeld 103. worden na de reductie de Gezworens ontnomen , doch daarna wedergegeven 106. by het reglement reformatoir wel gelaten , maar de keuren onderhevig gemaakt aan de goedkeuring des Stadhouders. _ 108. Kloosters ( gewessene ) in de Provincie Stad en Lande; als te Groningen 't Broederenhuis van Gregorius of Klerken van 't gemeene leeven 62. een Auguftiner Jufferenklooster 65. een Franciskaner of Minderbroedersklooster 69. 7 5- een gegynen of Klaïisfer 'non¬ nenklooster 84. een Jakobi* nen of Predikheercnklooster 87. een huis der Hiëronimus Zusteren 89. een Zusterhuis van Willekes orde 90. een nonnenklooster van Agnes, van den derden regel van Franciscus 90. een Jefukenhuis 90. onder Selwert, een Benediktiner nonnenabdy 177. onder het Goregt, een nonnenklooster van den derden regel van Franciscus , Maria op den Hoorn 189. een Bernardiner nonnenklooster en Abdy te Esfen 190. onder het Oldampt, een Bernardiner vrouwenklooster te Midwolde, de Gryze Vrouwen 217. een Norbertiner nonnenklooster te Heiligelee 224. een Bernardiner, of Gryze Monnikenklooster by Termunten 226, een monnikkenklooster te Beerde 235. een nonnenklooster te Menterwolde 235. een Johanniter Kommandery te Goldhoorn 235. onder Hunzingo, een Domïnikaner of Preekheerenklooster te Winfum 310. een Norbertiner of Premon«reit nonnenklooster by Hornhuizen, en Abdy 314. een Johanniterklooster by Warfum 324. een diergelyk, Wytwert, by Uskwert 325. een Benediktiner mannen , en vrouwenklooster zynde Betlehem, te Rottum, mede een Abdy 329. onder Fivelgo , een Benediktiner nonnenklooster te Thezinge Ff S 345.  BLADWYZER 345. een diergelyk te ten Boer 346. een Bernardiner nonnen, of het Annenklooster, onder ten Boer 3^6. een Premon(treiter nonnenklooster, Rozenkamp, Romrrswcrf of het nieuwe kioosur, onder Ooster Wytwert 354. een Auguftiner mannenklooster te Appingadam 360. en een Franciscaner mannenklooster aldaar 361. een Benediktiner abdy , Feldwirsh of het Oudeklooster, onder Holwierda 363. een Johanniter nonnenklooster, Ooster Wierum , onder Hevcskes 369. een Premonftreit nonnenklooster te Schildwolde 370, een Kmisdraagers monnikenklooster te Scharmer 371. een Abdy van Premonftreit of Witte Heeren te WitteV/ierum 373. onder liet Westerkwartier , een Cisteicienfer nonnenklooster op Trimunte 377. een Premonftreit nonnenklooster te Kuaemer 383. een Bernardiner Abdy en klooster te Aduard 394 onder fpesterwolde, een Kruisdraagers monnikenklooster op ter Apel. 445. Kloesterbuiren, zie Oudeklooster. 3U. Klufrlieeren in Groningen. 171. Koehoorn , Stigter der Nieuwe werken buiten Groningen- 7- Kolham ( 't dorp) gelegenheid. S7ï. Kommerzyl, gelegenheid. 386. Kommisfaris/en der kleine zaaken in Groningen. 171. Korengast, eene buurt onder Noordbroek. 222. Kous/enbreideryert te Groningen , een voornaame tak van handel naar buiten. 96. Krewert ('t dorp ) gelegenheid. 3ö3. Kropswoldt ('t dorp) gelegenheid. ,p3i Kuzemer, eene buurt onder Oudekerk. 383. Kwartieren der Omlanden, getal, rang 245. oude verdeeling in onderkwartieren 2. 346, L. L aan (ter) eene buurt onder Bedum doch een afzonlyke regtftoel. 338. Lang of Overregters in de Ommelanden. 290. Lang-akkerfchaus , gelegenheid. 435. Langewold, een gedeelte van 't Westerkwartier, gelegenheid 380. dorpen daarin voorkomende 381. gefcheiden in één Ooster 381. en Westerdeel. 383, Laude, eene buurt onder SelÜngen. 44;. Leege Kerk ('tdorp) gelegenheid. 398. Leege Meden ('t dorp) gelegenheid. 380. Leek ('t dorp de) gelegenheid. 378. Leekflermeer, gelegenheid. 378. Leeus ('tdorp) gelegenheid, vol-  der voornaamfïe Zaaien. Volgens Alting de edita van Tacitus. 3l(5- fcens, loën betekent eenen ' hoog verheven grond. 318. Leermens ('t dorp) gelegenheid. 353- Leilens ('tdorp) gelegenheid. 346. Lettelhert ('t dorp) gelegenheid. 37 9' Lopperfum. ('t dorp) oudtyds eene Pröostdy, gelegenheid. 348. Losdorp ('c dorp ) gelegenheid. 352. Lutke gast ('t dorp) gelegenheid. 384. , Lutkewolde, eene buurt onder ten Boer. 346- M. ]VItftfWi«/ze« ('t dorp) gelegenheid. 320. Maarsch (ter) eene buurt onder Onstwedde. 442. Maarslagt ('t dorp) gelegenheid. 3ti. Marken (Groninger) waardig 18 Brabandfche of 24 Groninger Stuivers. 104. Marne , een gedeelte van 'c Hunzingo kwartier , gelegenheid 310. dorpen daar in voorkomende. 312. Mar Turn ('t dorp) gelegenheid. 3Ö2. Marum ( 't dorp ) gelegenheid. 376. Mee Jen ('t dorp ) in den Uldarupte. 223. Meeden ('t dorp) in Hunzingo. 327- Meedhuizen ('t derp) gelegenheid. 369Menkc'weer ('t dorp) gelegenheid. 3 '9Menfin geweer ('t dorp) gelegenheid. 3.!2> Middagt , een gedeelte van 'c Westerkwartier voorheen van Hunzingo, 390. dorpen daarin voorkomende. 391. Middelbert ('t dorp) gelegenheid. 194Middelftum ('t dorp) gelegenheid , oudheid 331. huis Ewfum aldaar, onlusten met Groningen daarover. 332. Midwolde ( 't dorp ) in het Oldampt. 221. , ('tdorp) in 'cWesterkwartier , fraaje tombe in de kerk aldaar 377. het huis Nye-Oort. 378. Midwolder - hamrik ('t dorp ) of Nieuwwolde, gelegenheid, naamsoorfprong. 222. Monfter Heeren in de Ommelanden, derzelver werk. 264. Munte, Groningen als een Ryksitad bezit het regt der munte 99, krygt voor het ftilftaan daarvan 4000 gld. 99. Muntendam, eene buurt onder Zuidbroek. 223, N. jSI/VIvr* ( 't dorp) in de Marne. 3 3. . ('t dorp ) in "t Wes¬ terkwartier. 3i2« ■ Weuwbert ('t dorp) geleeenheid. 377. Nieuw-  BLAD.W^YZER NSeuwheve ('t dorp) gelegenheid. 388. Weuwklooner, eene buurt onder Oosterwytwert. 354. Nieuwe Schans, gelegenheid. 43*- Nieuwe Werken buiten Groningen door Koehoorn aangelegd in 1698. 7. voor dezelve wordt nu eene doorfnyding gemaakt. 8. Nieuwzyl ( 't dorp) gelegenheid. 382. Noordbroek ('t dorp) gedeeltelyk door de Spanjaarden afgebrand 28. gelegenheid. 222. Noordhroekster-hamrik , eene buurt onder Noordbroek. 222. Noorddyk ('c dorp) gelegenheid. 194. Noordhorn ('t dorp) gelegenheid. 382. Noordlaaren ('t dorp) gelegenheid, hunebed aldaar. 191. Noordwolde ('c dorp) gelegenheid. 338. Noordwyk ('c dorp) gelegenheid. 377. Nuis ('t dorp) gelegenheid. 377. O. o ^Wbergum ( 't dorp ) gelegenheid. 320. Oldampt, eene heerlijkheid der ftad Groningen , verdeeld in Wold en Klei- Oldampt, gelegenheid 207. hiftorie 208. kerkelyke begeeving aldaar, hoe 2i2. dorpen in het Wold-Oldampt 213. dorpen ïn het Klei- Oldampt. 22$. Ommegangen, in de regtftoelen der Ommelanden, hoedaanig die zyn , voorbeeld daarvan. 2guurt onder Holwierde. 363. Oud-Raad in Groningen. 128. Oude Schans , of Bellingewolder , gelegenheid , naamsoorfprong. 438. Oudenzyl ('c dorp) gelegenheid. 328. Orerregters in de Ommelanden. 29°: P. "^addepoel, eene ftreek land; onder het gerigt van Sel-« wert. 178Pein ('« Groninger) zie Opende. 39 3Pekela (de Nieuwe of Boven} een Veendorp, gelegenheid. 216; ■ (de Oude of Beneden} mede een Veendorp, gelegenheid, aanleg. 439Peterzyl , eene buurt onder. Visvliet. 38ö> Pieterbuuren ('t dorp) gelegenheid. 323' Platvoetshms, eene buurt onder Dorkwert, doch een afzonderlyke regtftoel. 397* Polders in het Oldampt, wanneer ingedykt. 208. Praedinius (Recnerus) een vermaard geleerde, geboren te Winfum. 310, '. R. r i R,*arf/itf/i in Groningen; uitvoerige befchryving van het nieuws gebouwd wordende. 41. ■ Ranum ('t dorp) gelegenheid. 321. ■ Raskwert ('t dorp) gelegenheid'. 3»*- Reet"  BLADWYZER Reedfchap (V groote) in de Marne. 313. Pe -reering der ftad Groningen. Oudtyds Graaven, daarna BitfchoppetykeEurggraaven; wyders Rekenmeesteren, en Oldermannen 102. die gekozen wierden door 5 uitgefloote Gezworens 103. vereischten om diestyds in den Raad gekozen te kunnen Worden 104. op het einde der 15e eeuw wordt de Raad aanblyvend gemaakt, doch naderhand weder op den ouden voet, hoewel in getal verminderd. 105. By de reductie verliezen de Gezworens de Keurboonen, maar die hun na eenige jaaren weder worden gegeven. .06 Keurwetten opge- . maakt 106. in welke ten jaare 1749 eene merklyke verandering koomt 108. als bekomende de Stadhouder het regt van goed of afkeuring; verfchil in laater tyd over de uitgeftrektheid van dat regt. 109. "-— Hedendaags beftaat die uit Burgemeesteren en Raad 120. den Oud-Raad ia8. en de Gezworene Meente. 130. Regtftoelen in de Ommelanden , derzelver getal 293. de Rnomschgezinden daarvan uitgefloten, zelfs om ze te laten bedienen. 31a. Reide, eene uithoek lands, die met groote kosten gehouden moet worden, om de aanflyking in den Duf* lard te bevorderen. 228: Rsitdiep gevormd door de verééniging van de Hunze en de A. 2. Rekenkamer. (Stads) 172, Rigters in de Ommelanden erkenden voorheen in 't lyfftraffelyke niemand boven zig 261. thans onderhoorig aan de Hoofdmannenkamer 264. opgave, hoedaanig derzelver bedieningen ervelylc geworden , ja als eigendommen befchouwd zyn 277. zyn of Redgers en Grietmannen 284. of Lang en Overregters 290. of Buurregters 29 a. lyst der onderfcheidene regtftoelen. 293, Roblesdiep, zit Sibaldebuuren, 384. Romerswerf, zie Nieuwekloos*er 354. 3?3- Roodefchoole onder Bedum. 337. Rottum ('t dorp) gelegenheid, voorheen aldaar een Benediktiner Abdy. 329. Rottumer-oog ('t eiland) gelegenheid. 398. Ruigewaard, eene grieteny in het Wescerkwartier, verdeeld in drie regtftoelen. 386*. Ruigezand, een groot ftufc lands, buitendyks, aan den mond der Hunze. 387.' S. S<7