HEDENDAAGS CHE HISTORIE O F TEGENWOORDIGE STAAT VAN at t.f. VOLKEREN XXJU^JL-* » XXfflfc DEEL. Behelzende de Befchryving der VEREENIGDE NEDERLANDEN, En wel in 't byzonder van FRIESLAND, Met Naauwkeurige Landkaarten en Printver» beeldingen verfierd. EERSTE DEEL. Te jMSTSRDAM, LEIDEN, DOB&mï&Miïfi&w ( * By P. Schouten, J. de Groo^<$-'Wl$toa^ S. en J. Luchtmans, A. te^Br^S&^j ' en V. van der PL$$&>: M D C C L X X X^Q^^^ Met Privilegie.   Aan den LEEZERj ^indelyk hebben wy "t genoegen dit eerfie Deel van Friesland uit te geeven, en meenen in flaat te zyn het verdere merkwaardige deeze Provincie betreffende fpoedig te doen volgen.. Dit Werk, in vroeger tyd door den Heer JAN WAGEN AAK begonnen, heeft eene algemeene toejuiching ontvangen, en wy hebben gegronde h$op dat deeze bladen ook eenige goedkeuring erlangen zullen. Van Prentkonst beeft dit Deel een fchraal voorkomen , wy bekennen het , doch voornaamelyk in dit Eerfte ^Deel wordende gehandeld van de Gefchiedenis, waarin de voorige Deelen ook geene Plaaten hebben, zullen wy met betrekking van de Tegenwoordige Gefteldbeid in de befcbryving der Steden enz. deeze fcbraalheid vergoeden', waartoe een aantal plaaten reeds in gereedbeid zyn. De aanzienlyke Begunfïigers deezes Werks, die ons zo veele fraaie ftukken hebben medegedeeld, lier onze diepe verpïigting betuigende , beveelen vuy ons verder in de gulhartige onderfteuning van onze Landgenooten , die of eenige verbetering weeten aan de hand te geeven, of nog verboolene oudheden vangewigt hebben in te voegen; te adresfeeren By onzen Compagnon V. van der Plaats tt Harlingen. De DRUKKERS: O v  ö * D É r Y ï E L P L 4 A T. JL w«x ik-!* V-2 V-i- V~JL rj •£! 1.1 »^ ^ £ 1 Een 27oflg« Wïer, gefchikt om Vee en Volk te hoedert Voor dreigend lyfsgevaar by felle Watervloeden, Venoont een zetel, daar de Friefche Maagd in praalt Met een grootmoedigheid, die zelfs uit de oogen draalt. Men ziet ter rechter zyde, als uit een zegeteken, Geweer en wapentuig, en krygsgereedfchap fteeken, Én in de veldbanier het wapen van den Staat. Hierby verfcbynt Merkuur, die, geestig van gelaat, De oplettende aandacht Wekt om fneedig aan te merken, DatStrydbaarheid vooral den Handel dient te fterken. Ter flinke zyde wordt de Boerenftand verbeeld, Door fchup, en fpade en zeis, en wat bier meer in deelt. Men ziet 'er Herkules het gulden vlies bewaaken, Op dat geen roofgedrocht 'j Lands rykdora poog' te fchaaken. ïly toont zyn.breeden rug, en 't blykt dat dit ontzag, Al rusthy Hechts, haar heil genoeg verzeekren mag. 'c Is meer dan tyd dat wy den Voorgrond ook befekouwen , Daar gy twee knaapen ziet 5 den eenen vol vertrouwen ï Den andrèn zwakker, en m« feeri yebuogen hoofd, Maar opftaande, .en zp bly, dat dit wat goeds belooft: De braaffie trekt het oog tot dertig Grietcnycn, Die onafhangklyk zyn en zich daarin verblyenj. De zwakfte toont de Steên, 't vernederd Elleftal, Dat echter zich herflek van dien oneedlen val. Mag dees befpiegeling den geest om hoog verrukken? Daar fchynt de Dierenriem het noch eens uit te drukken. Het Tweelingteken pronkt met Paarden, Frieslands roem, En Ledaaa moedig kroost, der Helden puik en bloem. Erigone verroont, by veel bevalligheden, Oprechtheid, milde gunst, en fmettelooze zeden. Manhafte Eenvoudigheid, den Fries in 't hart geplant, Zie daar het Heilgeflarnt van uw gezegend Land! S. S t y in  ijl" ■ «ywiy^ TEGENWOORDIGE STAAT VAN PHIESLAND.   TEGENWOORDIGE STAAT DER rEREENIGDE NEDERLANDEN; DERTIENDE DEEL; Vervattende eenen aanvang der Befchryving van FRIESLAND. Te iAMSTERDUM, ZEIDEN, EOFD. tn IMXLIXGEN, By P. Schouten, J. de Groot, (^J^a^inars , S. en J. Luchtmans, A. e]J^^5i5^K en V. van der PgxprCjgjL. MD CC L X-atie, zyneh naam aan Volk en Land beide heeft nagelaaten Dit laatfte , fchoon het te zeer in de oudheid opgewonden is, om iets A mee Alge- meene Beschry- ving. De Friezen zyn van Duit» fchen oorfprong.  Algemee ne Beschry- vikg. Het verhaal van Suffridus Petri verdient geen geloof. Verfcheiden andere afleidingen van S Tegenwoordige Staat met zekerheid te bepaalen, is althans niet onwaarfchynlyk: want behalven datdeDuitfchers, in overoude tyden, uit eigen lust en wildheid, wel eens meer van woonplaats plitgten te veranderen, en met wyf, kinderen eh al wat zy hadden , naar een ander Land te vertrekken, daar zy of eenen onbewoonden hoek innamen, of waaruit zy de inwooners met geweld verdreeven; kan het zeer wel zyn dat, even gelyk de Duitfchers, naar 't zeggen van Tacitus (*),oudtyds roemden hunnen oorfprong verfchuldigd te zyn aan zekeren Twiston, dienze als eenen uit de aarde gefprooten God vereerden, de Friezen alzo uit eenen zyner Aframmelingen, met naame Frifo, zyn voortgekomen. Dit voor waarfchynlyk houdende, zal mcrï met Suffridus Petri den oorfprong der Friezen niet by de Indiaanen of Perfiaanen zoeken. En inderdaad, behalven dat het zyn opgefmukt verhaal aan de vereischte bewyzen ontbreekt, is het m t minst met waarlchynlyk, dat iemand, in overoude tyden, toen 'er in veel gelukkiger gewesten, naar 't Oosten en Zuiden , ftreeken Lands genoeg ledig lagen , om zich daar met der woon neder te flaan , en 'toen daarenboven de Scheepvaart nog zo ver niet gevorderd was, datze groote tochten ter zee gedoogde , van daar herwaards zou gevaaren zyn , om juist deeze ellendige, ruwe en ongehavende zeekust , die, wegens gcduurige overftroomingen, naauwlyks voor Land te houden was, ter wooninge. te kiezen. Ook zal men met anderen den oorfprong van der Friezen naam (_*) De Mor. Germ. 2.  wn FRIESLAND. 3 haam en volk by geene Noordfche Natie zoe< ken, welke, by den naam van Frcefi of Firaïfi bekend, deeze hindftreek ingenomen, en naar haaren naam genoemd, of althans aanleiding gegeeven zoude hebben, om zulks by vervolg van tyd te. doen: want de Friezen zyn ontwyf fel baar veel vroeger hier te lunde gezeten geweest, dan de Noormannen de Zee bevoeren, Alge- MhENJE Bêschrv. ving. den naaro> komen even weinig in aanmerking. Hadden de Romeinen eerder kennis aan de Duitfchers gekrecgen, hunne Schryvers ,Tacitus vooral, zouden 'er wel ergens melding van gemaakt hebben. De optocht der Cimbren, ecne natie van Duitfche afkomst, en in het hedendaa^sch Jutland , oucltyds, gezeten , heeft aanleiding gegeeven, dat de Romeinen van de Duitfchers hoorden; toen naamelyk de Cimbren de boven. A % deelen en zich naar elders op buit begaven; fchynende zy dit eerst zes honderd jaar na Christus geboorte begonnen te zyn. Lust het iemand ondertusfetun, meer ziende op den oorfprong des naams dan des volks, dien in het woord Vrie« zen te zoeken, om dat het hier te lande des winters menigmaal hard vriest, het lust ons niet ter weder!egginge daarvan meer te zeggen, dan dat, op dien grond, veele landen , uic hoofde van Itrenger winters, veel gegronder recht op den naam van Friesland zouden hebben. Even ongerymd haalt men dien af vart Fris, omdat Friesland een fris en luchtig land is : want gelyk het nu nog, met andere Landen vergeleek.n, voor veele, ten deezen opzigte, moet onder doen, alzo was 'er ten minlten, in den aanvang zyner eerde bevolkinge, niet de fninlte reden, om het Land dien naam te geeven. DeRomeE» nen hebben te iaat kennis aan de Friezen gekreegen , orfi ons wegens hun* nen' oor rprong it  4 Tegenwoordige Staat AlgemeensBeschkyviwg.ondertechten. deelen van Italië en Spanje naderden. Doch wanneer en om wat reden deeze optogt gefchied zy, valt Ugter te gisfen dan met zekerheid té melden: ongetwyffeld hebben de Cimbren eenen gerüimen tyd in Duitschland en Frankryk omgehengeld, voor datze den Italiaanfchen en Spaanfchen bodem bereikten, 't welk gefchiedde omtrent het jaar der ftichtinge van Rome 640, der Wereldfcheppingé 3840, en 109 of 11 o jaaren voor de geboorte van onzen Heiland. Dat de Friezen al voor dien gemelden optogt dit Landfchap bewoond hebben, is genoegzaam zeker, zelfs uit hoofde van het diep llilzwygert , door den naauwkeurigen Gefchiedfchryver Tacitus, wegens hunne aankomfte in deeze lan- Frieslands uitgeftrektheidwas niet altoos dezelfde. den, gehouden. Naderhand hebben ons de Romeinfché Schryvers duidelyker gedenktekenen, zo wegens de hoedanigheid en den Maat van Frieslands bodem, als wegens de Friezen zelvenagelaaten'. Om zich van het eerfte eenig denkbeeld te maaken, dient de uitgeftrektheid van Friesland niet voorbygezien; doch deeze is op ver na niet altoos even groot geweest. Omtrent den tyd Van Christus geboorte, en nog eenige eeuwen daarna, was het met de gedaante van Frieslandgeheel anders dan tegenwoordig gelegen; hebbende, omtrent het begin der vyfde eeuwe, alles wat tusfchcn de Schelde en Elve, langs de kusten der Noordzee, begreepen is, tot het zo genoemde Friesland behoord- By eenigen wordt het zelfs voor meer dan waarfchynlyk gehouden, dat deeze naam zich, ten eenigen tyde, over de Schelde, tot in Vlaanderenhebbeuitge- ftrekt?  van FRIESLAND. 5 ftrekt, zodat zelfs Oostende ccne ftad van Friesland geweest zou zyn. Ook is, meent men, de Elve niet altoos de uüerfte grenspaal deezes Lands, ten Oosten, geweest; zynde, volgens algemeen bericht, de naam StrandFri.zen nog ten huidigen dage aan denEiderftroom in weezen. Ten tyde van Karei den Grooten is de Schelde ten Westen, en de Weezer ten Oosten ten grenspaal des Lands gefteld, en daaruit de verdeeling van Friesland in West-en Oost-Friesland gefprooten ; hebbende het eerfte zich eenen geiuimen tyd van de Schelde, doch in volgende ty den van den Middel - Ryn, (*) die, door Utrecht en Leidenloopende, zich by Katwyk in de Noordzee plag te ftorten, tot aan het Vlie, uitgeftrekt; terwyl het laatile van het Vlie tot aan de Wczer liep, en wederom door de Lauwers, of volgens anderen doordeEems, in tweeën gefcheiden wierd. Het Vlie was dus al van ouds de Grensfeheiding der Friefche Landen en Volken. Zy die ten westen woonden droegen den naam van Frifii Minores, of mindere Friezen, daar die van beoosten het Vlie, by dien van Frifii Majores, of meerdere Friezen, bekend waren. De meerdere of mindere uitgeftrektheid der wederzydfche Landen heeft hier toe waarfchynlyk aanleiding gegeeven; fchoon het meerder of minder vermogen,tenaanzien deezer benaaminge, teffens in aanmerking kan gekomen zyn. Met llilzwygen meenden wy deeze dingen niet voorby te moeten gaan ; doch dewylze tot ons voornaame oogmerk niet behooren, zy het ons genoeg daarvan dit weinige gemeld te A 3 hebO Zie over de uitgeftrektheid ook Wagen. Vader!, Iliy. I. p. 353- Alge- MüENS B eschryvikg. Het bedendaagfche Friesland is maar een klein ge»  AlGE- meene Beschliy- ving. deelte van dat wyd uitgeflrekte rand, welk oudtyds Friesland heette. Veele en merkwaar, dige veranderingen zyn in Friesland voorgevallen. € Tegenwoordige Staat hebben; ontegenzeggelyk Hykt 'er uit, dat het tegenwoordige eigentlyk gezegde Friesland maar een klein deel is van dat wyduitgeftrekte Land, welk oudtyds dien naam gedraagen heeft; immers kan men Frieslands grenzen, ten Westen en Oosten, nu niet verder rekenen dan tot het Vlie en de Lauwere, terwyl het ten Zuiden door Overysfel en Drenthe, en ten Noorden door de zogenoemde Wadden, tusfehen de vooreilanden en het vaste land liggende, bepaald wordt; beloopende de ganfche omtrek van het vaste land deezes Gewescs ruim eenenveertig uuren gaans , of tweeënzestigduizend twee honderd en vyftig Rhynlandfche Hoeden. Veele en merkwaardige veranderingen zyn 'er ook in andere Werelddcelen voorgevallen; maar Friesland heeft die, van tyd tot tyd, zelfs ook ten aanzien van zyne grondgefteldheid, zodanig ondervonden, dat weinig Gewesten daarmede gelyk liaan; zynde het meer dan waarfchynlyk, dat iemand, die, voor de eerlle reize, twee naauwkeurige Kaarten van het Oude en Heden' daagfche Friesland , zonder na^mtekeninge, naast eikanderen gelegd zag, al ware hy ook een Fries en niet geheel onbedreeven, dezelve nooit voor kaarten van hetzelfde Land zou houden. Daar men naamelyk eertyds eenen wydgaapenden Zeeboezem vondt, bevaarbaar zelfs voor groote vlooten,zietmennudefchoonlte en vruchtbaarfle weiden en koorenlanden ; daar voorheen Landeryen of Bosfchaadien te vinden waren, die van aiderhande wild krielden, ziet men nu niet dan eene openbaare Zee en wyde Mceren, met veelerlei foort van Visch in fleé van  van FRIESLAND. 7 Van Wild én Gevogelte voorzien: ook ont breekt het niet aan Steden en Dorpen die voorheen aan Zee gelegen waren, doch nu in het midden des Lands gezocht moeten worden, terwyl weder anderen, oudtyds Landwaards in gelegen, nu de volle Zee, tot derzelver naaste, doch gevaarlyke, buurvrouw hebben. Ik zwyg, dat door dusdanige veranderingen fommige plaatfen zo ten eenemaal zyn verlooren gegaan, dat 'er naauwlyks iets anders dan de bloote naam van behouden zy, terwyl 'er weder anderen zyn opgekomen, van welke onze Voorvaderen met \lge- UEiNE UrsCHRï» /ING. de minfte kennis droegen. Ten bewyze van het gezegde zullen wy hier de hoofdveranderingen, op het voetfpoor van oude en egte berichten, kortélyk laaten volgen, en ondertusfehen veele byzondere veranderingen, die, van tyd tot tyd, dan hier dan daar, zyn voorgevallen, tot gepaster gelegenheid fpaaren. Klimmen wy tot omtrent den tyd van Christus geboorte op, toen heeft het zich met den bodem deezes Land?, volgens t verhaal van Romeinfche Schryveren, dus toegedraagen. De Eilanden Vlieland, ter Schel* lino- en Ameland, welke ten Noorden en Noordwesten van Friesland gelegen, en thans door eene openbaare Zee, by den naam van Wadden bekend,daar vanafgefcheiden zyn, waren toen ter tyd door laage waterige landen, 1C11 IUCI1 IV-l Lje Ryn krygtdoor Drufus Graft een vryen loop tioor dee  van FRIESLAND. 9 watering door deeze Landen, federt dat de Romeinfche Veldheer Drums , om binnen door naar Friesland, en vervolgens door de Middelzee naar de Eems te konnen vaarén,eenè Graft uit den Ryn tot in den Ysfel gegraaven, of althans de oude en verlamde Graft weder fchoon gemaakt (*) en alzo deeze twee Ri> Alge- meejje Beschry- ving. ze landen naar dei Noordzee. vieren vereemgd had, ter plaatfe, daar nu nog de door hem geluchte, en naar zynen naam genoemde ftad Drufiburgum of Doesburg gevonden wordt. Hierdoor vloeide de P yn, hoewel binnen zyne wallen, door de landen daar nu Kampen, Vollenhove en de Kuinder liggen, naar dien kom, welke met zyne naast gelegen laage landen, vooral by hooge vloeden, een groot Meer maakte, en nog hedendaags den naam draagt van Zuider Zee; zettende vervolgens zynen afloop voort tot in het Meer Flevo, gelegen tusfehen het vaste land, ten noorden van de hedendaagfche Eilanden Urk en Schokland. Uit dit Meer vloeiden weder twee andere Rivieren. De eer fis daarvan fchoot omtrent de Lemmer landwaards in, en verdeelde zich, omtrent op de hoogte van het tegenwoordig Woudsend. Van deezen had de eene tak zynen uitloop, langs verfchillende wegen, in de Borne of het Boerdiep, en wel in diervoegen , dat dezelve niet alleen voorby Bolswerd liep, en na zich, omtrent t;r plaatfe van het tegenwoordig Dorp Nieuwland, in een meertje uitgeftort te hebben, met hetzelve door eene korte, doch vry wyde uitwatering, omtrent op £♦) Van den Houve Handvest Kron. II. 31. A 5  Alge- cieene BeschhV- vjng. 10 Tegenwoordige Staat op de hoogte van Rauwerd, zich met gemelde Boerdiep vereenigde; maar ook langs eenen anderen weg, bezuiden Sneek, doorliep, en door middel van' de Weteringe, op de hoogte der zogenoemde Oude Schouw, met den Stroom de Burde of Born gemeenfehap kreeg, en daarmede, niet ver'van Rauwerd, in het Diep van denzelfden naam viel. De andere tak, welke, als voorheen gezegd is, omtrent op de hoogte van het tegenwoordig Woudsend, door de eerfte dier Rivieren gemaakt werd, liep door verfcheiden mceren en laage landen, west- en noordwestwaards aan, ten noorden voorby Workum door, naar 't Eiland Flevo, daar dezelve ontvangen werd door de Tvjeede dier Rivieren, welke, uit het gemelde Meer Flevo voortkwam. Deeze Rivier , dus een' merkelyken toevoer van Water ontvangen hebbende, nam haaren loop, eerst West en daarna Noord, west aan, door de landen, welke toen tusfehen Stavoren en Enkhuizen gevonden werden. Oudtyds was deeze Stroom vry wyd en breed, doch namaals zo eng, dat 'er geene reden zy om 't verhaal van oude Tydfchryveren te. wraaken, en als leugenachtig te verwerpen, dat men van Stavoren te voet hebbe konnen gaan naar Enkhuizen, wanneer men zich maar by laag gety over de Rivier het Vlie deed zetten, of daar toe van eene plank of deel, waar by men waarfchynlyk aan een foortvan brug of draay te denken heeft, bediende. Dus niet zeer ver zynde voortgeloopen, verdeelde dezelve zich wederom in twee armen, en omvatte daarmede een ftuk lands, 't welk hier door tot een eiland  van FRIESLAND. f f land gemaakt, en Flevo in/tda, of het eiland Flevo, geheeten werd. Door de Zee afgepoeld \ zynde, is het thans ny den naam van het Breê- v zand bekend. Na dat zich deeze twee armen wederom tot eenen ltroom vereenigd hadden, die by Vloed een wyd en breed water vertoonde, doch by Eb de gedaante van eene gemeene Rivier had, vloeide dezelve tusfehen Texel en Vlieland uit in de Aoordzee: zynde Texel, dat toen aan het land van Westervlie, en Vlieland, dat aan 't land van Oostervlie vast was, als ook Ter Schelling oudtyds geene Eilanden geweest, maar gedeelten van het vaste land, dat zich uitftrekte tot aan de Noordzee. De opgegeeven befchryving, wegens den afloop des Ryns door deeze landen, is wel, om redenen, wat uitvoeriger voorgeitcld dan die by iemand der Ouden gevonden wordt; en nogthans valtze, inzonderheid met die van Pomponius Mela, welke in de ecrlte Christen eeuw geleefd, en eene aardryksbefchry.'ing na^elaatcn heeft, onder den naam van, de Situ Orbis, zeer wel over een te brengen, 't Zal derhalven den Leezer niet onaangenaam zyn, 's mans eigen woorden hier, vertaald, te leezen. „ De „ Ryn, van de Alpen afdaalende, maakte omtrent „ zynen oorfprong twee meeren. — van „ daar zich, een' langen tyd met een* vasten „ loop voortfïrekkende, wordt hy niet ver van „ de Zee verdeeld. Ter linkerhand behoudt hy „ den naam en loop van eene Rivier tot aan „ zynen mond toe; maar ter rechterhand is hy „ eerst eng en zich zelven gelyk: daarna, de „ oevers wyd en breed overitroomende, is hy „ niet Alge- meene beschry' ving. Be opge. geeven belcnryving ftrydt niet met het bericht van P. Mela.  13 Tegenwoordige Staat Alge- 3V1EENE I3ËSCIIRY. VliNG. Oorfprons en loop van het Boerdiep. „ niet meer eene Rivier, maar een groot „ Meer ; nadat hy de Velden vervuld heeft, ., bekomt hy den naam van het Vlie, en een ,, Eiland van dien zelfden naam omvangen hebv bende, wordt hy wederom naauwer, en valt, „ in de hoedanigheid van eene Rivier, in Zee". ; Het Boerdiep of de Borne, waarvan zo even in 't voorbygaaa gerept werd, draagt by Latynfche Schryvers den naam van Burdo of Burditius, terwyl de onzen 'er menigmaal dien van Middelzee aan geeven, omdat dezelve in 'e midden des knds gelegen was, en tusfehen Qostergo en Westergo eene fcheiding maakte. Deeze zo vermaarde inham had zynen oorfprong in de Zevenwouden , liep voorby de plaats, daar nu nog het Dorp Oude - Boorn, of Oudeboni, naar dien ftroom ongetwyffeld dus genoemd , te vinden is, en ontlastte zich kort daarna, op de hoogte van het Dorp Rauwerd, gelyk reeds voorheen is opgemerkt, in den wyden arm van dien naam; vervolgens al geduurig. breeder wordende, werden, by hoog water, de laage landen, ter wederzyde, van tyd tot tyd, daar door overftroomd, voor dat nog dezelve door zwaare dyken bedwongen was , en eindelyk Hortte zich dezelve, tusfehen de Eilanden Ter. Schelling en Ameland, inde Noordzee uit. Ten tyde der eerfle Keizeren van Home fchynt de Zee fterker in het Vlie dan wel in de Born gevallen te zyn: de Romeinfche Gefchiedfehryvers althans fpreeken 'er met vergrootinge van. Naderhand nam zy haaren togt op de Born , en veroorzaakte door haare veelvuldige overftroomingen geen geringe fcha- De Noordzee, eerst fterkst in het Vlie gevallen zynde, neemt naderhand  van FRIESLAND. 13 fchade aan de naastgelegen landen. Om de.J zelve voor te komen of te verligten zochten j de Monniken , en inzonderheid die van Lu-. dingakerk, het water langs andere wegen af, te leiden : zy groeven ten dien einde ver-i fcheiden vaarten en graften door de laage < en het naast aan Zee gelegen landen , en \ openden een Nieuw Zeegat, tusfehen Vlie-, land en Ter Schelling , welke Eilanden voor-1 heen met eikanderen vereenigd waren, doch nuj door eenen zeer wyden mond van eikanderen, gefcheiden zyn. De Noordzee naamelyk, • door dien mond invallende, heeft de landen,! ter wederzyde gelegen, afgefpoeld , en zeer veele verwoestingen aangerecht , zodat mcri nu eene openbaare Zee hebbe , daar eertyds, als wy voorheen zagen , geheele Dorpen » Velden en Bosfcheri waren. Deeze uitwatering wordt hedendaags het Vlie genaamd , hebbende het Oude Vlie, dat tusfehen het Breezand en de Waart doorvloeit, gclyk uit fommige Zeekaarten te zien is, de zyne gehad tusfehen Texel en Vlieland. De naam van Vlie is dus zo wel als de uitwatering zelve verlegd , 't welk niemand vreemd kan dunken , die in acht neemt , dat Vlie van vlieten of vloeyen herkomltig is, en dus best aan eenen ftroom past , die byzonderlyk aan den Af - en Oploop, of Eb en Vloed, der Zee onderworpen is. Niettegenftaande dien nieuwen weg, welke dus voor den invallenden Oceaan geopend was , behield dezelve zynen togt nog lang in het Boerdiep , dat meer dan eens door Ro- ^.LGE" UEENE Beschrï- /JNG, haaren tocht op de Born j doch ver» krygt eene nieuwe opening tusfehen Vlieland en Ter Schelling. Het Boer- diep wordteen, ter nog tang zelfs van gehees-  Atxë- m e .e Be'SC iRY VING. Ie Vlooten der Ro meinen bevaaren. 14 Tegenwoordige Staat Romeinfche Vlooten bevaaren is: want als de Romeinen hunnen togt naar de Eems namen, om de binnen gelegen Duitfche Natiën te be;n oorloogen , zaktenze, door Drufus Graft, den Ysfel af in net Meer Vlie; en voeren van daar door Friesland tot in het Boerdiep , en voorts ■ buiten Oostergo en de Ommelanden , over de Wadden of laage waterige landen , tot in de' Eems. Deeze togt nu was veel korter en van veel minder gevaar dan of zy dien buiten Westergo om genomen, en zich aan het geweld eener onbekende Zee gewaagd hadden. De eerfte togt , door Germanicus, met eene Vloot naar de Eems gedaan , werd op. deeze wyze verricht, gelyk zelfs uit zyne terug reize valt op te maaken: want hy trok de meergemelde Wadden over, en kwam in de Rivier Vifürgis i waarby men ongetwyfFeld niet aan de Wezer,maar aan het Boerdiep, Burdinus in 't Latyrt genoemd, te denken heeft; zynde 'er in dien naam, of door den Uitfchryver, of, by mangel van goed bericht, door Tacitus zei ven een misflag begaan , en Würgis in fte'ê van Burdinus gefteld ( * ) : althans daar wachtte hy de benden in , . welke by , nog aan de Eems zynde, in de Ommelanden van Groningen had aan land gezet; en na dezelve aan boord genomen te hebben, zette hy daarmede, op gelyke wyze als (*) M. van der Houve in zyne Handvest Chronyk. II D. bl. 37 is wel van oordeel dat 'er een mishVin het woord Vifürgis plaats heeft , maar mienc dac men daar voor den Rynysl'el moet (lellen.  van FRIESLAND. t$ als hy gekomen was, zyne terug reizc naar de i Betuwe voort om daar te overwinteren. \ Voor dat de Oceaan , door herhaalde aan- { vallen , die gedaante aan Friesland gegeeven, had,-in welke het zich thans vertoont, vondti men daar eenige plaatfen, van welke Tacitus | melding maakt, en daarom met ftilzwygen niet' mpeten worden voorbygegaan. 't Castellum Flevum, of de Schans Flevum, moet aan het Zeeltrand , en naby het Vlie gelegen hebben , gelyk zelfs uit de benaaminge valt op te maaken; en dus heeft men die Schans naby den Mond van 't Vlie , en zeer waarfchynlyk aan den Oostkant, te plaatfen. Toen immers de Friezen, door de aankomst van den Romeinfchen Stadhouder Apronius , gedwongen werden , het beleg dier fterkte op te breeken, en, ter beveiligingevan het hunne,de, wyk te ncemen, zouden de Romeinen hen, gclykze deeden, niet zo ligt door de naaste wadden en laagc landen van Westergo hebben konnen volgen, zo de fterkte ten Westen van het Vlie gelegen had. Ook zou Apronius meer moeite en minder reden gehad hebben, om de naaste Wadden met dyken en bruggen te befiaan, ten einde eene zwaarder magt over dezelve te voeren, en daar mede, ter beteugelinge der Friezen, naar Westergo over te fteeken, gelyk hy ten zynen ongelukke deed; hebbende de Friezen hem, omtrent ter plaatfe daar nu Harlingen ligt, zo wel ontvangen , dat de zege zich ten eenemaal voor hun verklaarde, en zy hier door geene kleine vermaardheid onder de Duitfchers vcrkreegen. Niet Alge- meene Beschaving.Onder de merkwaar, dige plaatzen welke van Tacitus gemeld worden , heefc men 't Castellum Flevum.  Algemeens i3..schryving. 't Bosch Bactuben na vvordi op ver fcjiillend.e piaatfeij gezocht. ï6 Tegenwoordigs Staat Niet min vermaard dan 't Castellum Flevum moet oudtyds ook hier te lande het Afgodisch Bosch Badubenna geweest zyn Doch waar het gelegen hebbe, wat de naam zeggen wilj van welken oorfprong die afdaale, en wat Afgod of Afgodinne men daarin vereerd hebbe, zyn zo veele vraagen die niemand ligt met . eenige zekerheid beantwoord zal vinden (* De arbeidzaame Francois Halma heeft op dien naam* in zyn Toneel der Vereenigde Nederlanden , de verfchillende gedachten hieromtrent by een verzameld , wcshalven wy den leezer daartoe liever wyzen,.dan dat wy ons daar over in 't breede zouden uitlaaten. Van de ligging dient een enkel woord gezegd, omdat zulks tot de oude landsgelteldheid betrekkelyk is- Dat het in Westfriesland of in Drenth zoii gelegen hebben, komt ons niet waarfchynlyk voor; ook durven wy het niet in de Zevenwouden zoeken, en daarvan den naam van het Dorp Holtpade afleiden, fchoon daaromtrent oudtyds uitgcflrekte bosfehadien te vinden waren: want de zo zeer geroemde overwinning, welke, volgens 't geen wy zo even gemeld hebben, door de Friezen op de Romeinen behaald werd y en waarby de laatften veelen van hunne beste manfehap lieten zitten, fchynt niet zo diep landwaards in, maar nader aan de Wadden,; omtrent ter plaatfe daar nu Harlingen ligt, voorgevallen te zyn : anders zou het althans meer moeite hebben ingehad de Friezen uit het meergemelde Kasteel of Schans te volgen. Naby die plaats nu, daar dit gevecht is voorgevallen heeft men ongetwyfTeld het bosch Baduhenna ge- (*) v. d. Houve Handvest Chron. II D.p.4*.  van Friesland, i? gehad; zynde de tegcnbedcnking, dat men omtrent Harlingeti en Franekcr, als te naaaanzee, gcene bosfehen vindt, van geen- groot gewigt, dewyl her meer dan waarfchynlyk is, dat die da^r, in vroeger tyden, toen deeze kust veel verder van Zee dan nu gelegen was, in menigte gevonden wierden. Zo dan het Bosch Baduhenm omtrent Harlingen en Franeker gelegen heeft , zal ook zekere Fries Cruptorix, die, even als veele anderen zyner landslieden , onder de Romeinen diende, daar omtrent zyne Hofflede, van de Romeinen Villa Cruptoricis geroemd , gehad hebben. Maar waar ter ■ ereld zoeken wy toch de Haven van Manarmanis, en de Pilaar en van Hèrkules, beide oudtyds niet 'luttel vermaard? Schotanus, zo de Vader als de Zoon, dien wy hierin gaarne volgen, was van gedachten dat de Born, uit de Wouden, als gezegd is, afkomende, en voorby de plaats, daar nu Oudeborn ligt, fchietende, zich door de Haven Manarmanis, omtrent op de hoogte van het tegenwoordig Dorp au werd, in het Boerdiep of Middelzee ontlast hebbe. De Pilaarsn van Herkuhs fchynen geweest te zyn op een der Friefche Eilanden, gelegen aan den Oceaan tusfehen de Eems en het Boerdiep, en niet van naby bezigtigd door de Romeinen, gelyk Tacitus zelf erkent Dus zal men hier by moeten denken aan Ameland, door Franfche Schryvers Ammia eh Amiftrachia genoemd : want het Eiland Borkum, van de Romeinen Burchana en Fabarïa genoemd, is door de Romeinen aan gedaan \ ook konden de Eilanden Texel en B VUè- Algk- MEENS Beschry- VING Waarfchynlyfclag het niet ver van Frane« ker. Daaromtrent had men ook de Hofflede van Cruptorix, De Pilaaren van Herkules zyn nies min vermaard. Wdaf' fchynlyk heeft men ze op Ameland gehad.  Beschrï- ving. Deeze Herkules was niet de Herku les der Grieken. t3 Tegenwoordige Staat Vlieland en vooral Ter Schelling hun niet onbekend zyn, dewyl dezelve, als voorheen gemeld werd , uit Friesland te voet bewandeld konden worden. De Herkules ondertusfchen, van wien hier gefproken wordt, is geenszins de Herkules der Grieken: want de oude Friezen hebben zeer waarfchynlyk geene kennis aan hem gehad. Het laat zich beter hooren, dat Tacitus de uitvinder van dien naam geweest zy ; naamelyk bemerkende, dat de Friezen en Duitfchen zekeren God eerden, van wienze, ook ten aanzien zyner uitgevoerde caaden, eene befchry ving gaven, welke met die van den Romeinfchen en Griekfchen Herkules groo'te overeenkomst had, kan hy in 't denkbeeld gevallen zyn, dat het waarlyk dezelfde was; en dit is te minder vreemd, omdat de Romeinen, in de befchry ving van andere volken en hunne Goden en Godsdienften, weleerfs meer op deeze wyze zyn te werk o-eo-aan. Of nu deeze Pilaaren van Herkules geweldige gebouwen, door menfehen konst en arbeid gemaakt, dan wel klippen, bergen of zandduinen aan Zee geweest zyn, even als de berden aan de Straat van Gibraltar, eertyds Column» Herculis, of Pilaaren van Herkules, genoemd zyn geweest, is onzeker, dewyl Tacitus daarvan geene melding maakt. Onwaarfchynlyk komt het my echter niet voor, dat het natuurïyke hoogten, duinen of bergen geweest zullen zyn, die van verre gezien eene grootfche vertooning maakten, en daardoor aanleidingga• ven, om eenen,Herkules voor den werkmeester dier'Gevaarten te houden. Liet de befchry ving van Tacitus toe, deeze Pilaaren van Herkules aan  van FRIESLAND. tg aan 't Vlie tc Hellen, hoe fterk een bewys zou niet daaruit konnen worden afgeleid ten voordeele der gemeene Jaarboeken en Schryveren, Welke zo breed weiden in 't verhaal der zeldzaamheden, welke tot het Roode Klif by Stavoren behooren. De Romeinen hebben wel de Friefche Mecren en Wadden bevaaren; doch de Eilanden, die niet aan 't vaarwater liggen, fchynenze minder bezocht te hebben. De mond van 't Boerdiep was toen, naar de meeste waarfchynlykheid, zulk een onfluimig en gevaarlyk water, dat de K omeinfche Vlooten zich, by hoog water, digt by die plaatfen hielden, daar nu Leeuwarden, Stiens, Ferwerd, Holwcrd en andere Dorpen liggen, tot dotze kwamen aan de Lauwers: want deeze Rivier in waards overgefcheept zynde, traden zy op de kust der Ommelanden aan land, en zetten van daar hunnen tocht naar de Eems voort. Van zulke tochten, heeft Keizer Augustus Stiefzoon , Drufus, één , en Gcrmanicus, Drufus Zoon, twee gedaan, indejaarenvyfeien en zestien na Christus geboorte. Door den eerfren tocht werden de Friezen onder de gehoorzaamheid der Romeinen gebragt,* doch in de twee laatfrc tochten, door Gcrmanicus naar de Eems gedaan, heeft het Romeinfche Krygs* volk veel moeten uitftaan: want daar vcelen by ftorm en onweder fchipbreuk leeden , en verdronken, werden anderen van zwaare ziek» ten fin krankheden aangetast, en wel in 't byzonder van die kwaaie , welke hedendaags Scorbut, of Blaauwfehut genaamd wordt, FjüB 2 nius AtEE-. McENE Beschrx- VlMO. De Romeinenzyn niet digt by de Eilanden geweest* Op hunne tochten ivorden zf Jangetast mi de Scorbuts  Tegenwoordige Staat algemeen e Beschv.y- Dit ongemak wordt door Plinius te onrecht toegefchreeven aan 't drinken van her water uit zekere fentein. Zy worden 'er van geneezendoor 'r, zo genoemdeBryten.kruwd. nius (*) meende dat dit ongemak veroorzaakt wierd door zekere fontein , die aan den Zeekant gevonden werd, en zoet water opgaf : want dat water gedronken' zynde , deed , naar zyn zeggen, de tanden in twee jaaren uitvallen, en ontzenuwde de knievoegen; doch men mag met reden twyffelen, of het drinken van dat water wel juist de oorzaak van dat ongemak geweest zy, naardemaal het niet valt tegen te fpreeken , dat eene ziltige dikke lucht , koude en ongemak , ongewoone fpyzen en diergelyke dingen meer, ook wel diergelyke ongemakken te wege konden brengen, fchoon het fontein water al goed en gézond ware Dan hoe 't hier mede ook moge zyn ; daar was evenwel oudtyds hier te lande eene fontein ; doch waar ter plaatze , is niet met zekerheid te bepaalen. De Ommelanden van Groningen, of Oostergo in Friesland , komen wel 't meest in aanmerking, omdat Germanicus, in zyne tochten te water en te lande , in geene andere Oorden dan deeze naby Zee is geweest. Van deeze kwaaie werden de Romeinen geneezen, door 't fap van zeker kruid, hun door de Friezen aangeweezen, en van eene wonderbaare kracht ter geneezinge van gemelde kwaaien niet alleen, maar ook tegen benaauwdheden der keele en de beeten der Slangen: zelfs hoefde men de bloemen van dit kruid, by de Friezen Vibones genoemd, maar te eeten, voor dat men donderdagen hoorde, om, volgens hunne verbeelding, (*) Hist. Nat. L. 24,  van FRIESLAND. 21 ding, voor alle gevaar gedekt te zyn. De Friezen gaven aan dit kruid den naam van Brytenkruu-d. Plinius , de betekenis dier benaaminge niet ver!taande, gaf'er eene Latynfche buiging aan, en noemde het Hèrbd Britannica, doch met eenige verwonderinge, omdat hy meende dat dit kruid aan Britannia was toegeëigend; 't welk hy niet gedaan zou hebben, had hy geweetcn, dat de Friezen den naam van bruten aan dat kruid hadden gegeeven, naar de gedaante van deszelfs wortelen, die volgens zyne befchryving zwart zyn en veele ronde knobbelen hebben, in plaats van leden, bykans gelyk men ziet in de wortelen van zeker riet, dat uit Indien komt en Rotting genoemd wordt. Deeze knobbelen verouderd zynde, vertoonen zich als turfbrokken, nóg hedendaags Bryten in het Friesch genoemd, De bladeren van dit kruid zyn zwartgroen, langwerpig van gedaante , en omtrent eene etïe lang; 't welk het naast overeenkomt met het Hfdrolapatbam of Lapathum Aquatïcum , in 't necrduitsch •waterpatig geheetcn, en by erraarcnheid gebleeken, zeer dienftig te zyn ter geneezinge van de gemelde kwaaien niet alleen , maar ook van andere ui: zoutzuure vochten ontflaande, debygeloovige echter uitgezonderd. Dit kruid nu wast in overvloed in moerasfige flooten en veengronden , hcedanige , ten tyde der Romeinen, veele ran den Zeekant zyn geweest. De redenen, om welke de Friezen de bloemen van dik kruid Vibones noemden, zyn met het Heidensch bygeloof verdweencn. B 3 IIq« AlGE- M - ENE Brscïïry- VlNü. Waar voor me» dit kruid te houdea hebbe.  22 Tegenwoordige Slaat Alge- meene BeSCHRY- VING. Ellendige gevleidheid des Lands ten tyde der Romeinen, door Plinius na druklyk belchree Ten. waagt, ons teffens den toeltand der Friezen eenig. zins leert kennen; het zal dus niet kwaalyk pasfen , dezelve hier woordelyk, doch alleen vertaald, te laaten volgen (f): „ Aldaar, zegt hy,, „ wordt de, Oceaan twee maaien binnen 'r. „ etmaal, met eene groote zwelling opgezet, „ en over de naastgelegen velden uitgeftort, „ verduiilerende dus de bepaalde affcheiding „ der hoofdftoffen, waardoor het twyffelach„ tig is of het land een gedeelte des droogen aardryks zy, dan wel der zee. Aldaar „ bezit dat ellendig volk hooge heuvelen of „ terpen, met handen gemaakt, op de waar„ neeming der hoogde vloeden, en is, daar „ op zyne hutten gebouwd hebbende , niet „ ongelyk aan Zeevaarenden, wanneer de om„ cingelende wateren alles bedekken-, en aan „ Schipbreukigen, wanneer ze afgeloopen zyn, ,, en (*) Lib. ifJ. c i. (t) Zie hier over v. d. Houve. Handvest Kronyk II D. p. 28. Hoe ellendig het, ten tyde der Romeinen, hier te lande gefteld geweest moet zyn, kan men eenigzins opmaaken uit het geene reeds is te berde gebragt; doch zal nader blyken uit overweeginge van 's Lands waterigen toeitand en meenigvuldige zeeplaagen , waaraan hetzelve, nog onbedykt zynde, onderworpen was, en waardoor, van tyd tot tyd, groote veranderingen veroorzaakt wierden. De voorheen gemelde Plinius ( * ) geeft'er eene nadrukkelyke befchry ving van, welke, fchoonze eigentlyk van de _r U~J J„„.*/%J,„ PW- _ Wr:.a-70n rro.  van FRIESLAND. 23 „ en de visfchen, die met de wateren afzwem men, omtrent hunne hutten door hen ver„ volgd werden. Zy hebben noch vee noch „ onderhoud van melk, als hunne nabuurenj „ ook hebbenze niet te itryden met de wilde „ dieren, alzo daar gansch geen gewas van flxui„ ken is. Van wier en biezen maaken zy „ touwen om te visfchen, en het flyk met de „ handen opgenomen hebbende , droogènze „ meer by den wind dan zennefebyn, en „ braaden alzo met aarde hunne fpyzen en „ vervroozen ingewanden. Zy hebben gee„ nen drank dan van regenwater, aan den in„ gang hunner huizen , in groeven verza„ meld. En zekerlyk, deeze Natiën, .als zy ,, van de Romeinen overwonnen worden, zeg„ gen datze in llaavernye zyn. Voorwaar het „ is alzo, de fortuin fpaart veelen tot ellende „ en kwaad". De Geleerde en Welfpreekende Ubbo Emmen oordeelt dus ovar deeze plaats van Plinius. „Alsik, zegt hy, ( * ) deeze plaats „ van Plinius met aandacht overweeg , dan „ dunkt my, dat ik den overouden Haat en ge» „ daantc van ons Vaderland aanfehouw, en veele „ dingen verilaa, daar men gemeenlyk naar „ vraagt: als, dat het voornaamlle deel der „ Friefche Natie bewoond hebbe de zandige „ en waterige landen, die wat van den Zeekant „ afliggen, en dat dit het voornaamlle dies tyds „ zy geweest; dat de uiterfte ftreeken aan den „ Zeekant, die nu het best behavend en geluk» „ kigst zyn, ledig en onbebouwd gelegen heb„ ben, bewoond van de armfte lieden, die de B 4 „ nood (*) Rer. Frif. Hist. L. I. p. 7. Algeme eke Bkschry- v1ng, Oordeel van U. Emmen over de bygebragce plaats uit Plinius.  24 Tegenwoordige Staat Alge- meene . Beschry- YISG, Naast het Boerdiep komt de Lauwers in aanmerking- „ nood en armoede dervvaards had afgedreeven; „ dat 'er geene dyken geweest zyn tot weering „ van den vloed der Zee, welke, zich maar „ een weinig verheffende, het land bedekte, „ zo dat het meer wadden dan velden waren; „ dat door deeze noodzaaklykheid die heuvels „ ter bewooninge. begonnen zyn aangelegd te „ worden, welke men nog hedendaags ziet, „ en wel, gelyk Plinius zegt, op de waarnee„ mingvan'het hoogfte water; dar het flym, „ allengskcns ingevoerd, die gewesten verhoogd „ en in een vruchtbaar land veranderd heb„' be; zo dat de vruchtbaarheid de menfchen „ aanlokte , en die heuvelen deed vergrooten, „ op welke nu Steden en Dorpen liggen; dat„ ze daarop begonnen zyn dyken te maaken, „ eerst mindere, daarna fterkere, als ook vee „ te weiden en akkers te ploegen; en dat aldus „ uit deeze ongehavende arme landftreeke „ dat fchoone vruchtbaare land geworden zy ". Dat 'er in Friesland , behalven de reeds voorheen gemelde Wateren en Stroomen, nog veele andere geweest zyn, wier gedaante grootelyks veranderd is door den tyd, valt niet te lóchcnen. • Onder deeze verdient de Lauwers, naast het Boerdiep of Middelzee, de eerlle plaats. Deeze Rivier, welke in 't Latyn Laubachus en Laubacus, of ook wel -Lavica en Laveca genoemd wordt, en,'ten tyde van Karei den Grooten, Laubach of Laubeek fchynt gehecten te hebben,was van ouds xeer vermaard,, doch tegenwoordig van geen belang; hebbendq , het  van FRIESLAND. 25 het graaven van andere vaarten aanleiding gegeeven, dat zy op veele plaatfen byna geheel opgedroogd en dus onzigtbaar is geworden. Zy plag haarcn oorfprong te hebben in de Drentfche Veenen, liep noordwaards aan, en ftortte zich eerlang in een' bogt of inham der Noordzee, naar deeze Rivier by den naam van Lauwerzee bekend. Dan fchoon deeze Rivier hedendaags van geen belang altoos is, nogthans ftrektze, althans naar den Zeekant, tot eene grensfcheiding tusfehen de twee Gewesten van Friesland en Stad en Lande. . De Pafens, ook wel de Donger geheeten, gelyk zelfs uit de twee Grietenyen Oost- en West - Oongerdeel , naar deezen frroom dus genoemd, valt op te maaken, was mede oudtyds geen ongeachte Vliet. Hy hadt zynen oorfprong ten Westenboven Dokkum uit de Ee,en itroomde van daar, Noordoost aan, naar Zee; was vry breed, en maakte eene fcheiding tusfehen de twee gemelde Dongerdeelen; doch federt langen tyd is ook dit Water, niet alleen beneden maar ook boven, dermaatc verdopt, dat 'er van het Dorp Aalfum tot aan de Éc maar eene oude vervallen Ried of Sloot zy,^ die ook nog hier en daar byna geflooten is. Een klein uur gaans ten Noordoosten van Dokkum loopt uit, de Psefenstene oude Waterlosfing naar beneden, die naar de daar aan gelegen Staate Jaarla , doorgaans het Jaarla-gat geheeten wordt, en niet zelden tusfehen de tvyee Dongerdeelen aanleiding tot merkelyke oneenigheeden heeft gegeeven, omdat Oostdongerdecl, naar beneden veel laa. ger liggende, veel overlast lydt.van den toeli 5 vloed Alge- MKENE lkscnar» ving, Als ook de Piefens of Doager.  26 Tegenwoordige Staat Algh- meene BesCHBYving.' i De Kuinder of Tjonger. : De Linde «f Lende. vloed van Water, 't welk niet dan door Eezu» mazyl, en dat nog maar by gunftige gelegenheden, gelost kan worden. De Kuinder. in de landtaal Tjonger geheeten, is een kleine vliet, die uit de hooge Veenen, naby het dorp Haule, in de Grieteny van Stellingwerf Oosteinde ontfpruit, en niet ver van zynen oorfprong de gemelde Grieteny, als ook die van Stellingwerf Westeinde, affcheidt van de twee Moordelyker Grietenyen Opfterland .en Schooterland. In 't Noordwest en West van Oosterwoude vloeyen'er nog twee Riviertjes of beekjes in, het grooten klein Diept genaamd, die beide voortkomen uit de laage landen van Appelfche, alwaar het water, van de hooge Veenen afloopende, vergaderd wordt. Na, door het ontvangen van den vloed deezer twee beekjes, wat vermeerderd te zyn, loopt de Kuinder doorgaands Zuidwest aan, en valt ter plaatfe, daar de Schans of het fleedje de Kuinder gelegen is, in de Zuiderzee; doch of dit fteedje, dat in 'r Noordwesten van Overysfel ligt, en oudtyds met zyne onderhoorige landen geen onvermaard Graaffchap uitmaakte, vooral toen Urk, Enf en Emmeleroord , met andere plaatfen, nu door de Zuiderzee ingezwolgen, nog onder deszelfs gebied Honden, zynen naam aan deezen ftroom gegeeven, dan wel van den ftroom 'ontvangen hebbbe, is twyffelagtig, fchoon ik het laatfte voor waarfchynlykst houde , omdat de droom ongetwyftlld veel ouder dan het fteedje is, en ook toen al zynen naam gehad zal hebben. De Linde of Lende is een andere ftroom' in de Wouden, doch zuidlyker dan de voor-* gaande.  rw FRIESLAND. 27 gaande. Deeze heeft zynen oorfprong in de- . zelfde Grieteny van Stellingwerf Oosteinde, na 1 by Tronde, eene Buurt, onder het dorpElzelo; behoorende. • Dezelve loopt Westvvaards aan , doch in 't eerst met eenen zeer geringen vloed, voorby de Oude fchans Bekhof, fcheidende de Dorpen Nye- en Oude Eerkoop van Stellingwerf Westeinde. Uit de zogenoemde Noordwouder Sloot eenigen toevoer van Water ontr vangen hebbende, wordt hy vaarbaar, en is tot het afvoeren van den Turf, die in de Veenen van Noordwoude en daaromftreeks gegraaven wordt, van geen geringen dienst. By Slykenburg valt deeze ftroom in de Kuinder, en daarmede vervolgens, by het Sceedje van dien naam, in de Zuider/ee. Men begaat een' mistlag als men deezen ftroom voordeGrensfcheiding van Friesland en Overysfel houdt : want dit is alleen waar ten aanzien van het westelykfte gedeelte van Stellingwerf-Westeinde, liggende wel zes dorpen deezer Grietenye aan de overzyde van -gemelde Rivier. Meer andere, zo natuurlyke als met menfchen handen gegraaven, ftroornen en Wateren vindt men in Friesland; doch die hier alle op te tellen zou ons wat te veel van ons tegenwoordig oogmerk verwyderen; ook zal zulks ruim zo wel in de byzondere befchryving der Grietenyen, waarinze gevonden worden, te pasfe komen. Wy keeren derhalven, tot Frieslands oude grondge,fteldheid, en de daarin voorgevallen voornaame -veranderingen, te rug. Daarover nu met Tacitus ra'adpleegende, verneemt men, ten aanzien der Grondgefteldheid, dat in Friesland ook veele Bos- Algemeens BkSCHRYVING. Uit Tacims blykt dat 'er ook veele bos-  2S Tegenwoordige Staat Al-GE- ÏHKENE B-SCIIHY- VIMG fchen zelfs aan den Zeekant geweest zyn. Oudtyds zyn 'er veele Veendrif ten vooi gevallen. De inwen dige ge fteldheld van den grond llrekt daa van ten bewyze. Bosfchen geweest zyn, vol van wild gedierte; en deeze vondt men zo wel aan den Zeekant als meer binnenwaards: zelfs zyn deeze laatflen, door de overdryvcnde Veenen, ten grooten deele overftelpt, en daar door verlooren gegaan. Gelyk immers de geftalte des Lands ten tyde van Tacitus en Plinius van de tegenwoordige grootclyks verfchilde, alzo vondt men ook Veenen en Bosfchen aan den Zeekant; doch 't geen daarvan in de hooge ftreeken van Oostergo en Westergo te vinden was, is afgefpoeld, enj driftig geworden zynde, met lterke Noordwestlyke winden en hooge Vloeden, naar den Woudkant gedreeven, en over Bosfchen en Boomen heen gezet. Het verhaal van Plinius ( * ) mede brengende, dat 'er zeer hooge Eikenboomen aan den Zeekant waren; en dat de afgefcheurde boomen en driftige Eilanden, den Romeinfche Vlooten, die voorzeeker nooit in eenige ftreeken van Duitschland geweest zyn, aan boord kwamen, en niet luttel ongemaks baarden, levert een vry fterk bewys op , dat hier oudtyds, toen men nog geene Dyken tegen de Zee had, veele zulke ■■ Veendriften gebeurd moeten zyn. Daarenboven " ftrekt de aandachtige befchouwmg van de inwendige, gefteldhcid der tegenwoordige Kleien Veengronden zelve daarvan ter bevestiginge, r Menigmaalen toch heeft men, aan den uiterften Zeekant, by het graaven van nieuwe Vaarten en graften, diep in den grond, turf gevonden; 't welk niet duilter te kennen geeft, dat de aarda, (*) Hist. Nat. Lib itf, c. u  mn FRIESLAND. sj> de, die daar boven zit, door aanfpoeling en opilyking, veroorzaakt is, en zich geplaatst heeft boven op de Turf-of Veenftoffen, die daar nog waren blyven zitten, na dat de bovenfte Vee- j „,„„„„J~*.n,rn„ t„ A;n ~„.A«., (f) Befchr. van Friesl. bl. 185 en 186. *iXGE- «eene 3esche.y« iNNG. De be- wooners der Zeekustenhebben geen re» den om zich daar over te beklaa. gen. „ ichoone vette itreek van r erweraeraaeei, „ Menaldumadeel , 't Bildt, Barradeel en „ Wonzcradeel: ik zeg een gave van de Zee, „ gelyk Herodotus oordeelde van Egypten tus„ fchen de armen van den Nyl: want de Vee„ nen zynde afgeworpen, wcggefpoeld en ver„ dreeven naar de Zevenwouden en Drent, en„ de 't Slyk der Zee opgaworpen , hebben „ dat goed en fchoonLand veroorzaakt. Die in „ deeze hooge landen woonen zullen den Woud- „ lieden de bovengrond gekomen zy. Hoe groot eene verandering hier by toegekomen zy,zalde Leezer zich vry gemakkelyk verbeelden konnen. Dat de bewooners van de tegenwoordige Zeekusten geene reden hebben, om zich over dezelve te beklaagen,wil ik liever met de woorden van Schotanus, den Vader (f), dan met de mynevoordraagen „Ik,zegt gemelde fchry„ ver, houde het daar voor dat geheel Donger„ deel een gave van de Zee is, beneffens de nen reeds waren weggedreeven. In die oorden daar en tegen, daar men nu de hooge Veenen heeft, worden niet zelden heele en halve boomen , of afgekapte boomen en wortels, in de aarde gevonden , fommigen zelfs tot eene aanmerkelyke diepte; doch allen met de toppen Zuidoost, en met de wortelen Noordwestwaards gekeerd; dus door hunne (trekking aanwyzende , van waar j. i j  Alge- mel-ne Béschry- ving.- Het gemelde wegens Frieslands oudigrondgefteldheid beweezen met de woorden van Emmen. (*) Rer. Frif. Hist. L. IX. p. 344. 30 Tegenwoordige Staat .„ lieden geen pleit aanhangen om de Veenen i „ want die hebben hunne bosfchen verdorven 5 „ en de Zee heeft ons in plaats der Veenen een „ beter bodem gegeeven". Het geen wy tot dus ver wegens de oude grondgefteldheid van Friesland en de daarin voorgevallen veranderingen hebben, medegedeeld , wordt te zeer bevestigd en opgehelderd door den vermaarden en .omzichtigen Ubbo Mnmen, dan dat wy zyne eigen woorden , doch vertaald , hier niet zouden laaten volgen. De iianden Voor het ftrand", zegt hy, (* „ welke door hooge duinen het'geweld „ der Zee breeken, Waren eertyds veel nader aan „ 't vaste land dan hedendaags, of digt aan 't „ zelve 5 doch de bodem tusfehen beiden was „ laag, moerasfig en doormceden met ftaande „ Wateren, Rivieren' en Meeren; de meefte Eilanden ook, daarze door de monden der ,4 Rivieren niet werden van een gefcheiden, waren „ aan eikanderen vast. Daarna zynze door 't „ geweld van den Oceaan, die ten lande in„ drong, en de iaagere ftreeken onder water zet„ te, verder van 't vaste land afgefcheiden, en „ de Wadden geopend, van verfcheiden brced„ te. De Zee, in die eeuw van welke wy „ handelen, tegen over den Mond, die tus„ fchen Ameland en Ter Schelling is, van 't ,, Noorden af landvvaards indringende, by de „ Dorpen Minhertsgaa, Berlikum en Beetgum; „ voorts Leeuwarden , Wirdum , Rauwerd , „ Bozum en Goutum aanvloeijende met een » bogts  van FRIESLAND. 31 , bogt, en fchier tot aan Bolswerd komende, ■ maakte een wyden inham,door welken Wes" tergo en Oostergo , nu door. famengaande n landen overal aan een hangende, lang en " verre van~ den eerden ingang afgefcheiden ALG3- mf.ene Beschrtt» ving. werden. De Friezen noemden gemeenlyk " dien boezem de Middelzee. De Mond van " den Lauwerllroom, hoewel diep en voor groote Vlooten vaarbaar, was nogthans in dien tyd zo wyd van Wateren niet als hedendaags. Maar integendeel was 'er veel lands ten Wesrt ten, daar zich nu eene wyde en woeste Zee \ vertoont: want de Ysfel, die door Drufus j', Graft het Water uit den Ryn ontvangt en in „ Zee brengt, goot zich dies tyds niet gelyk nu „ terftond voorby de dad Kampen in dien woesten '„ boezem, dien men de Zuiderzee noemt, noch „ verloor daar zynen naam en oevers , maar „ vloeide eene wyle tyds met éénen ftroom, l, door de platte landen heen, tot dat hy de „ Vecht ingenomen, en zynen loop tot voorby „ de Kuinder voortgezet hebbende, zich invee„ le takken verdeelde, welker grootfte ter fiin„ kerhand in den Zuider inham viel, terwyl de „ anderen door 't Land van Friesland heen „ gingen. De voornaamde van deezen , die „ zynen naam behieldt, en eerst Slooten en ., vervolgens Stavoren aanvloeide, kwam daar eerst uit in 'tVlie, 't welk uit de meerenwerd „ uugeftort,en verwisfcldc zynen naam met dien „ van 't Vlie, tot dat hy by Texel in den Oce„ aan viel Een arm, ter rechterhand inboo„ rende in Westergo, maakte een Meer,daar „ nu het Dorp en 't Land INieuwland is, by „ Bols-  32 Tegenwoordige Staat Alge- KEENE Beschky. ving/ „ Bolswerd, uit welk wederom eeri korte Rivier „ ging, die zich in gemelde Middelzee ontlast „ te. Maar't Vlie, eertyds breeder, was des„ tyds niet veel meer dan eene Rivier tusfehen „ Stavoren en Enkhuizen. Het overige waren „ enkele Velden en Bosfchen , welker Heeren „ ten grooten deele geweest zyn de Edelen van ,, Galama j gelyk de Gedenkfchriften van vroe„ ger tyden melden. Met deeze plaatfen nu „ was het, ten'dien tyde, zo gelegen, dat de vloeden van den Oceaan nergens fterker in,; drongen dan in de meergemelde Middelzee. „ Dus gebeurde het,- dewyl veele en groote „ opwatei'ingen het landfehap plaagden, dat de „ wederopmaaking der Dyken jaarlyks gansch „ bezwaarlyk viel. Hierdoor kwam het by, „ dat de luiden, of door hooge wateren ver,, armd, of anders onvermogend zynde om ,, de onkosten en den arbeid der bedykinge te ,, draagen, volgens de Vaderlandfche wetj de ,•> landen verhaten, en aan anderen overgeeven y, moesten. Doch zodanige landen namen de Kloosters aan, met goedkcuringe van ieder 5, een , en tot behoudenis van 't land. De Kloosters konden dit ten dien tyde zo veel te „ beter doen, om datze, volgens 't geen 'er „ van verhaald wordt, zodanig van ledige bui„ ken overvloeiden, dat'er tot drie, vier, vyf „ en zeshonderd in dezelve gevonden wierden. „ Deezen maakten geweldiger Dyken tegen 't „ Water , en niet lang daarna, werd 'er door „ die van Ludinga Kerk eene wyde en diepe „ graft, tot ontlasting van 't binnenwater, ge„ graaven tusfehen de Eilanden van Ter Schel- » ling  van FRIESLAND. 33 „ ling en Vlieland, die tot deezen tyd toe door „ achter eenvolgende Duinen waren vereenigd „ geweest. Ook groef men veele andere kanaa„ len om 't water derwaarts te leiden; waarvan „ 't gevolg was , dat de ftroom zich allengs „ elders heen wendde , en wel inzonderheid „ aanviel op 't gewest tusfehen Medenblik en „ Stavoren, diestyds maar met eene middel„ maatige rivier doorfneeden; daar dezelve eer- lang, door het overftroomen en wegneemen „ der landen, een'zeer vvyden boezem opende. „ De Monniken hebben alzo veel lands vern kreegen, en 't flyk, dat door dagelykfche Eb „ en Vloed op de ondiepten gevoerd werd,ver„ vulde eerst de binnenlandfche bogt, en daarna „ ook het uitwendiger gelegene tot de hoogte „ van land; en eindelyk is ook die fchoone „ vlakte des velds, vermaard door haare vrucht„ baarheid, in Friesland aangeworpen, welke „ van de Nakomelingen den naam van Bilde „ gekreegen heeft. Ik kan niet twylfelen. of „ 't geen eenige Lapfchryvers op het tiende „ jaar na deezen tyd aantekenen, zo 't maar „ waar is, uit een oud Kronyk van het Kloos„ ter te Dokkum, zal behooren tot deezen tyd „ en vloeden., alzo dat jaar door geen Water„ vloed berucht is geworden; dat naamelyk „ Ezonftad, geen on^ermaarde plaats tot op dien tyd aan de Lauwers, na dat al de lrui„ zen door 't water weggefpoeld waren, ten „ eenemaal vergaan zou zyn; dat Kamminga„ burg, Britzcnburg en veele andere Edelen hui,, zen, inzonderheid aan de Middelzee gelegen, „ vernield; dat ook Veenen, door onweder en C „ hooge AiGE- MnENE BESCHUt*. VING.  34 Tegenwoordige Staat Alge» meene' Beschrv- ving. „ hooge Vloeden aangevoerd, zich op Fries„ land hebben nedergezet, overftelpende boo„ men en huizen; dat ten laatften een volkryk „ Steedje, op de aanpaalinge van Oostergo en „ de Zevenwouden bekwaamelyk gelegen, en „ Warcena genoemd, verwoest, en het land, „ dat zeer vruchtbaar was, door verftopping „ van de waterlosfingen, ten eenemaal bedor„ ven, en het Steedje eindelyk in een flegt „ Dorp veranderd zoude zyn. Doch deeze „ dingen laat ik ter verdediginge van hunne „ Schryveren". Emmen had het oog op het jaar 1222, zo wel als eenige voorgaande, beruchtdoor zwaare Watervloeden. „ os-ui J vv-i^ii • Tot verftand deezer woorden dient opgemerkt , dat Emmen daarmede inzonderheid het oog had op het jaar 1222, in 't welk, als ook in eenige voorgaande jaaren, zeer zwaare Water* vloeden zyn. voorgevallen: want ten jaare 1219, op den zestienden van Louwmaand, niet lang na 't ryzen der Zonne en by volle Maan, viel de Zee met een' Noordwesten wind over en door de Dyken met zulk een geweld en woede, dat daar door, in Friesland, 't welk men hier ongetwyffeld wat ruim moet neemen, by' Ae honderdduizend menfch.n omkwamen, en de overgebleeven inwooners zich genoodzaakt vonden de Zeekust ledig te laaten , en met het weinige dat hun nog overfchoot dieper landwaards in te wyken. Het jaar 1220 liep ook al weder zonder overltroominge niet ten einde; doch de fchade, daar door veroorzaakt, was van minder belang dan die der voorgaande; ook ftondze op ver na niet gelyk met die van den eenentwintigden van Sprokkelmaand des naastvolgenden jaars: want daar door werd het Zeewater '  van FRIESLAND. 35 water wyd en zyd over het knd gedreeven tot ordergang van zeer veel menfehen en beesten ; ook bleef het water, door 't aanhouden Alge- ME HE . Biiscnav- ving. van nen rvoorawesten winu, zo ïang op ae landen liaan , dat het ruime gelegenheid had , om diep in den grond in te dringen , en dien door zyne ziltigheid grootelyks te vermageren; waarvan het nadeel te grooter was, om dat'er een drooge Zomer, en op den tienden van Herfstmaand een nieuwe Vloed op volgde, door welken de naaste landen, onbedykt en door droogte gaapende en dorftig, werden onder water gezet. De Louwmaand des volgenden jaars 1222, was insgelyks geducht, door eenen harden ftorm, geen geringe nadeelen aan veele ooraen te wege Diengenae. Tegen diergelyke vloeden, aan welke dit land van de vroegite tyden af meer of min was blootgefleld geweest, plagren de Duinen der vooreilanden eenigzins ter belchuttingc te dienen vooral toen men nog aan den Oceaan geen' vryen ingang, door het graaven van Vaarten en Slooten , had gegeeven. De Middelzee rechtte niet te min, by zwaare irormen, geene geringe verwoestingen aan, gelyk zelfs ligtelyk te fpeuren valt uit de overblyflelen der zwaare Dyken, waarmede men dezeive ten jaare twaalf honderd tweeëntwintig gezocht heeft te bedwingen. Doch deeze en de andere zwaare Dyken van het tegenwoordig Friesland zyn het werk van laater eeuwen. Voor en zelfs nog eenigen tyd na de geboorte van Christus fchynt het land zonder Dyken gelegen te hebben. En toen men op middelen van beveiliginge begon te C 2 den- De Duinen plagten daar tegen ee« nigzins tot befchuttingte dienen. De Middelzeerechtte nogthans veele verwoestingen aan. Voor da& nen Dylen had,  j6 Tegenwoordige Staat Algeme kne Bkschry« ving. maakte men Terpen en Weerden. denken, kwam het opwerpen van zekere hoogten, boven de hoogfte vloeden uitfteekende , het eerst by de Friezen in aanmerking. Gaf de natuur zelve die hier of daar aan de hand, men bediende 'er zich van; doch toen men door de vermenigvuldiging van menfehen meer lands ter de bewooninge noodig had, en te weinig hoogten vond, om 'er zich met de zynen, by hooge vloeden , op te bergen, floeg men de handen aan het werk, en wierp Terpen en Weerden, of gelyk men hedendaags zegt, Wieren (f_) op, be- ftaande (\~) Het onderfcheid tusfehen Terpen en Weerden wordt van de meeste, fchoon anders geachte Schryvers, myns oordeels, niet genoeg in acht genomen. Zydieze ooit met eenige oplettendheid belchouwden , zullen waarfchynlyk niet vreemd van myne gedachte zyn; my komt zelts zeer aanneemelyk voor, dat fommige Weerden veel ouder dan de Terpen zyn; wordende ik in dit denkbeeld grootelyks gefterkt, door in aanmerkinge te neemen, dat de Weerden met minder handen gemaakt konden worden, en dus de fchaarsheid van volk of wel de minder vereeniginge van hetzelve te kennen geeven. Wat beider benaaminge betreft: Terp wordt met reden geoordeeld hetzelfde te zyn met Torp en Dorp; zynde maar alleen de T met haar vermaagfehapte Letter D verwisfeld, en de Zelfklinker E, volgens een onderfcheiden Tongval uitgefproken'als O, gelyk in veele gevallen gefchiedt Wat de oorfprongklyke betekenis des woords Terp zy, beken ik niet te weeten. Die van Weerd of Wier is niet ver te zoeken, hebbende men, naar alle waarfchynlykheid, de hoogten, tegen't water opgeworpen, aldus genoemd, om datze ftrekten om de kracht van't water te breeken en af te weeren. Eenige deezer Weerden zyn zeer waarfchynlyk, van tyd tot tyd, met veel moeite en arbeid tot Terpen gemaakt, en met huizingen voorzien: althans geeven de naamen van veele Friefche Dorpen dit eenigzins te kennen: want daar fommigen in  van FRIESLAND. 37 ftaande het onderfcheid tusfehen beiden inzonderheid daarin, dat de Terpen veel platter van gedaante en grooter van omtrek zyn, zodat 'er geheeleSteden, Dorpen en buurten opgebouwd hebben konnen worden; terwyl de Weerden of Wieren, klein van omtrek, doch vry hoog zynde, alleen maar by buitengewoon hooge Vloeden, voor enkele huisgezinnen met hunne have tot lyfsberginge konden dienen, gelykze dan ook om die reden, hier en daar by fommige Boere wooningen, die oudtyds van meer dan gemeen aanzien waren, en waarfchynlyk door de ryken onder de Friezen bewoond werden, opgeworpen , en nog hedendaags voor handen zyn. Volgens de aantekening van Winfemius (*) zou Adgillus, der Friezen vyfde Koning, nadat hy op den Stoel zyns Vaders bevestigd was, en in bedenking genomen had, hoe zyn Ko. ningkryk, voor eenige Jaaren.met Zeewater bedekt geweest was, ter afweeringe van diergelyl-r> frhnrWi. 7vne Onderdaanen geleerd hebben. het aardryk aan de itranden der Zee te verhoogen, eri ih den vorm van kleine heuveltjes, nu Terpen genoemd, rond te maaken, om in tyd van nood derwaards hunne toevlugt te neemen, en hunne have, goederen en perfooncn te beveiligen. Doch gelyk de dingen in hunnen oorin terp eindigen, gelyk Slapperterp, Greonterp, Ureterp, Wynjeterp, en Ölterterp, beeft men 'er veele, die op werd of wier uitgaan, als blykt uit Holwerd, Ferwerd, Rauwerd, Burgwerd, Briiswerd, Allingaivier, Jouwswier, Nieuwier, Metflawier, en diergelyken. (') P. Winfem: Kron: bl. 54. C 3 Alg* Mi£l NE BtSCHRT. ving. Deeze heuvel*  Alge.- 13ESCHRVving. eerst van klein belang ge weestzyn de, wer den nader hand vergroot. 38 Tegenwoordige Staat oorfprong doorgaans zeer gering en eenvoudig zyn , alzo waren deeze eerst opgeworpen •heuvelen niet te vergelyken met die \ welke in laater tyd werden faamgcbragt , en wel inzonderheid na dat de zwaare Watervloed van den jaare 703 onzer ty.'.rckeningc de Landzaatcn geleerd had , dat de voorige niet genoegzaam waren : want toen heeft men een begin gemaakt, met die v: n Koflj&fn , Almenum; Midlum, Hcrbayum, HitfOm , Tzum, Dronryp en Üitgong , nu jjerMura genoemd, en dezelve drie jaartn daarna voltrok: en. (§) De Winfumer Terp zou, eersr ten jaare 806, door de bcwooners dier'plaatfe, na 't ondergaan van een' volgenden vloed , zyn aangelegd Van den juiif.cn tyd, waarop men de ov.rige Terpen met groöic móci-.e heelt faamgekruid, is ons tot nog toe geene aantekening van eenige geloofwaardigheid voorgekomen. Dat men deeze Terpen inderdaad vóór 's memchèn handenwei 1; , en niet voor toevallige gewrochten der Natuur te houden htbbe, heeft Pifnius alreeds erkend, met te zeggen: „ aldaar bezit dat „ ellendig volk hoog: heuvelen, met handen ,', gemaakt op de waarneeminge der hoogde „ Vloeden". Ook geeft de evenredigheid der aardftofTen waar uit zy bedaan, en de laagte der dreeken Lands, welke altoos omtrent deeze heuvelen voorkomen, genoeg te kennen waaruit dezelve zyn faamgebragt. Met deeze Terpenen Heuvelen was men echter' (§) P- WMetn: Kron: bl: 80. (*} Dezelfde bl; 83. En echter was Hien  van FRIESLAND. 39 ter hier te lande nog geenszins voor hooge vloe den beveiligd; en dus viel men al vroeg, zonder 't nette jaar te konncn melden , op het denkbeeld van Dyken tot Zeeweering aan te leggen. Doch of de Friezen deeze konst allereerst van de Romeinen geleerd hebben, zoude ik niet durven bevestigen noch tegenfpreeken; fommigen komt zulks zeer waarfchynlyk voor, omdat Tacitus ( *) dit, huns oordeels, wil te kennen gee ven, wanneer hy zegt: „Een deel der Ruiteren ,^ werd gelast, langs het llrand van den Oce „ aan, naar den Ryn te trekken. Ctecina , „ die zyne Soldaaten leidde, alhoewel hydoor „ bekende wegen te rug toog , werd vermaand „ de lange bruggen op 't fpoedigst over te „ trekken. Eng is da: pad tusfehen woeste „ moerasfen, en eertyds van L. Domitius ge„ dykt: de rest was leemig , kleefachtig van „ een zwaar flyk of ongewis, overmids de bee» „ ken: romdom bosfchen allengskens dellen„ de". Ook zou hy zulks getoond hebben met te vernaaien, ff)': „Dat Paulinus Pompejus, „ Overfte in Nederland onder Nero, om den „ Soldaat niet ledig te houden, opgemaakt „ heeft den Dyk van Drufus, over drieënzes„ tig jaaren, tot bedwang van den Ryn begon ,, nen", Dan fchoon dit geen fluk van groot belang is, zie ik echter de kracht van 'tbewys niet, dat hier uit getrokken wordt; alles wat'er met (*) Taarb. t Boek. 63. Hoofdft. (t) Dezelfde. XIII: Boek. 53. Hoofdlt: beide volgens dè vertaaling van den Ridder P. C. Hooft. C 4 Alge- MI'EEiE Beschrv- ving. 'er niet door beveiligd , 't welk aanleiding gaf otn Dyken te maaken, zonder dat de Fiiezen zulks juist van de Rofneinen behoeven geleerd te hebben.  Alge- meemë Bpschry ving. Deeze Dyken waren ook zelfs in den beginne zeer zwak. Sterker gemaakt kondenze nog de verandering nier, beletten, die 'er in 's Lands gedaante is voorgevallen. 40 Tegenwoordige Staat mee zekerheid uit blykt, is dat de Romeinen, zich hier te lande bevindende, eenige Dyken hebben aangelegd; maar wie weet of zy hierin niet het voorbeeld der Lahdzaaten gevolgd zyn? zy althans die laage oorden bewoonden , moeiten natuurlyker wyze, door de noodzaaklykheid geperst, eerder op zulk een middel bedacht zyn, dan zulken die hen uit hooger gewesten vyandelyk kwamen beftooken. Hoe 't zy, gebrek aan genoegzaame kundigheid en vermogen bragt te wege, dat de eerst aangelegde dyken,zeer waarfchynlyk, naar.een foort van Kadyken geleeken, en te zwak waren om 'c vereischte nut te doen. By vervolg van tyd werden 'er zwaarder dyken aangelegd, gelyk uit de overblyfzelen dier dyken, door welke men de Middelzee zocht te beteugelen, nog tegenwoordig, op veele plaatfen, ontegenzeggelyk blykt. Doch ook deezen hébben de groote verandering, die 'erin's Lands gedaante is voorgevallen niet konnen beletten: want toen de Zee, vooral by zulke hooge vloeden, als waarvan ik voorheen eenige heb bygebragt, door de gegraaven vaarten en flooten, aan de Westzyde, een' vryen en onbelemmerdcn ingang had verkreegen, werden daar, in korten tyd, geheele ftreeken lands weggefpoeld, en eerlang alles in die openbaare Zee veranderd , welke nog hedendaags tusfehen Friesland en Noord^ holland gevonden wordt, en ter 'wederzyJen met óngelooflyke moeite en kosten moet bedwongen worden, om geen verdere verwoeltingen aan te rechten. 't Geen ondertusfehen, by herhaalde inbreuken  van FRIESLAND. 41 ken der Zee, aan de eene zyde van Friesland verlooren ging, werd aan de andere zyde over vloedig herftéld en aangewonnen. De Middelzee inzonderheid, welke voorheen Oostergo en Westergo van een fchek'de, met groote vlooten bevaaren werd , en de fchecpvaart, voor meer dan eene plaats, naar buitenlands begunftigde , zo lang dezelve haaien vryen loop nog tot aan INieuwland , omtrent Bolswerd , uitltrekte, werd door het ingeworpen ilyk allengskens verdopt, en in een heerlyk en vruchtbaar land herfchaperi. Deeze landwinning merke evenwel niemand aan als in weinig jaaren tyds gcfchied. Zaaken van dien aart gaan doorgaans met langzaame en naauwlyks opgemerkte ichrecden voort; zo dat het begin en de voortgang van dezelve, na verloop van eenige eeuwen, niet dan met eene geringe waarfchynlykheid valt aan te wyzen. En dit is juist hier het geval: de. volkomen opftopping der A.iddclzee is eene der zekerlte zaaken, maar onzeker is het tot nog • toe op wat tyd dezelve begonnen, en hoe ras voortgegaan zy. Zo de Kerk van Nicuwland reeds .voor het jaar 1577 gedicht is, gelyk Schotanus (§) meent, zal de Opdopping daar reeds veele jaaren van te vooren een beg'n genomen hebben. ' Van het Bildt, dat in den mond der Middelzee gelegen is, en dus het laatst van allen uit Zee is opgeworpen, valt meer en ook met meer. ze kerheid te melden; evenwel zullen wy dat hier niet (§) In zyn Handfchrift, op het Dorp Niemvland.C 5 Alge- weekk Beschry- V1NG. Middelzee opge Hopt.. Het valt moeyelyk het begin en den voortgang daarvan naauwkeurig aan te u'yzen.  Alge- ' tasMi UeSCHRYVINGÏ Friesland h daardoor ver groot en verbeterd. t 1 Ufgdf), fsd ■ j"! gnoov ' Ook zyn de vet'le 'kfeigtonden uit Zee opge worpen. 42 • Tegenwoordige Staat niet doen, maar zulks liever tot de afzonderlyke befchryving van dien vetten hoek lands verfchtüven. Hier Haat ons nog op te merken, dat Friesland door deeze landwinning merkelyk vergroot en verbeterd is .- want behalven dat daar door een der beste en vruchtbaarltc Grietenyen van Westergo , zo aanftonds het Bilde genoemd, is aangewonnen , hcbb.n ook de Grietenyen van Leeuwarderadecl, Menaldumadcel , Baarderatlecl, Wymbritferadeel, Ydaarderadeel en Rauwerderhem daar door zeer aanzienlyke Weidlahden bekomen , nog hedendaags by den naam van Nieuwland bekend, en op de Nieuwe Kaarten van Friesland afgerekend. Andere landwinningen van minder belang, fchoon inderdaad van veel nut, gaa ik hier met ftilzwygen voorby.' 1 Als wy nu dit vergelyken met het geen voor: heen wegens de ophooginge der Zeekusten , ha dat de Veenen afgedreeven waren, gezegd is, . zal men niet konnen twylTelen, of Frieslands vetfte Klcilanden, die nergens dan ter breedte van een, twee, of ten hoogden drie uuren gaans van Zee af zyn, metterdaad door dezelve zyn opgeworpen. De beantwOordirg dervraage, van waar de Zee zulk eene menigte van vetten kleigrond gekreegen hebbe als étf noodig was , om zo groot eene verandering in den bodem van Friesland te maaken, behoort niet eigentlyk tot ons bellek Ondërtusfchen is het meer dan waarfchynlyk,d't geeiiklein deel dier ltofle van tusfehen de bilanden en het tegenwoordige vaste land zy weggefcheurd; zynde de Eilanden, gelyk reeds voorheen van ons is opgemerkt, voormaals aan het vaste land gehegt ge-  van FRIESLAND. 43 geweest, fchoon de landen tusfehen beiden inder- ■ daad laag, en door verfcheiden Vlieten en Mee 1 ren, of kreeken en killen, van een gefcheiden waren. De oude laagheid der aan Zee liggende hooge kleigronden blykt althans ten vollen uit de menigvuldige fchilbanken , fchelpen en gruis, die by het graavcn van vaarten , putten, bakken en flooten bykans overal gevonden worden, en fómwylcn ter diepte van drie, vier of vyf voeten': want van waar toch zou dit alles gekomen zyn, zo de Zee nooit eenen vryen en onverbindérden loop over deeze landfrreek , had gehad ? Meent iemand den oorfprong dcezer veranderingen in den algemeenen Zondvloed te moeten zoeken, wy wenfehen hem de vryheid zyuer gedachten niet te betwisten, zo hy-ons de onze laat behouden, om aan kater tyden en andere redenen deezerveranderingc te denken. TWEE- Algeme n? BcsciirY- VIiVG. Blykende de oude laagheid der hooge kieilanden uit . den > onder- . , grond.  44 Tegenwoordige. Staat Alge- Be'schrv TWEEDE HOOFDSTUK. VING. Over de verdeeling, Onderfcheiden Gronden, Meer en, Dyken, Sluizen en Lucht sgefeldbeid van Friesland. Otfde verdeelirigvan Friesland, onder Karei den Grooten. (jTelyk Friesland op onderfcheiden tyden van meerdere' of mindere uitgedrektheid is geweest, alzo is het ook niet ten allen tyde op dezelfde wyze verdeeld geworden. Toen Karei de Groote de Saxen en Friezen onder zyne gehoorzaam-, hcid gebragt had, ftelde hy tot hunne Grenspaalen de Schelde ten Westen, en de Wezer ten Oosten, en gaf hier door aanleiding om wederom onderfcheid te maaken tusfehen de Saxen en Friezen , die zich in voorige tyden tot een volk vereenigd* hadden , om zich te beter van de overheerfching der Romeinen te ontdoen, en hunne vryheid te handhaaven ; gelykze ook, omtrent het midden der vyfdeEeuw, gezamentlyk naar Britannié zyn overgeïtoken. Uit deeze fchikkinge van Karei den Grooten fproot natuurlyk de verdeeling van Friesland in twee hoofddeelen, welker een zich van de Schelde tot aan het Vlie uititrekte, en den naam van Westfriesland kreeg; terwyl het andere van 't Vlie tot aan de Wezer liep, en naar zyne ligging Oostfriesland geheeten werd; doch dit laatde werd wederom door de Lauwers, of, naar 't zeggen van anderen, door de Eems van een gefcheiden, en daardoor het eerde begin aan het tegenwoordig Oostfriesland gegeeven. Deeze verdeeling echte*  n» FRIESLAND. 4S echter heeft zowel als de Friefche Vryheid nier lang ftand gehouden; vermids 'er zich allengskens eene niagt begon te verheffen, die voor de vryheid zwaar en nadeelig was. De invallen der INoordfche Volkeren gaven hier toe inzonderheid aanleiding: want de Franfche Koningen fielden, om hunne landen te beter tegen dezelve te befchermen, over fommige landen Graaven, Hertogen en Markgraaven aan, en deeze Hooge Amptenaars, die onder de regeering van Karei den Grooten alleen voor zekeren tyd werden aangefleld, zagen zich door zyne Nazaaten met eene erflyke waardigheid, en nu en dan met verfcheiden Graaffchappen teffens befchonken: 't welk zy zich zo wel wisten ten nutte te maaken, datze hunne magt en aanzien al geduurig vermeerderden, en het eerlang zo ver bragten, dat hun, om cnafhangklyk te heerfchen, de koningklyke titel maar alleen lchcen te ontbreeken. Onder deezen heeft men ook te tellen de Graaven van het naast gelegen Friesland, of dat gedeelte van Friesland, hetwelk ligt tusfehen de Schelde en de Kinnem, een Riviertje niet ver van Alkmaar. De overige Friezen bleeven hunne vryheid kloekmoediglyk verdedigen , fchoonze van tyd tot tyd veel te lyden hadden van de Noormannen, Utrechtfche Bisfchoppen , Lotharinger Vorilen , naastgelegen Saxen , Hollandfche Graaven en anderen. En dit gaf aanleiding tot eene nieuwe verdeeling, volgens welke Friesland in Erflyk en Vry Friesland onderfcheiden werd. Het eerfte daarvan,dat onder de twee broeders, Kei zer ^gemeens Beschut. vi kg. Dezelve is van korten duur. en wordt gevolgd van eene verdeeling  46 Tegenwoordige Staat Algemeens BeSCHKV VING. in Erflyk en vry Friesland. Het vrye Friesland bevat zeven Zeelanden, of landen aan Zee gelegen. ©ataftjïê geïanö öat té iQr£tfccr ïjcten ?ffp"t«go/ mei ai &mrl ImgalanD/ 25oeniDed focrt nifcc i^anütnare/ ^agnetlualö/Da ncerfla ï©a!öru enfin Öautocroe 2Kcl)t5eepcl cnö €ol nitïlanöu ©vifctroaaSelanben/ öat oöct in Dat trcDDa fint cta frp cuöe on$ imi i^era ü'ttannet t»i« tjaiua ötn Iftipfer öcas> Dcb vruchtbaar, is onder Jonker Kene van Broekmerland, een navolger van zyn Vader en Broeders in boosheid : en D Aloe' meene Beschr»' VING. bedwong dit land met kwaadheid, en maakte liet arm, overmits Zeerooveryen; en hyfpaarde geestelyk noch wereldlyk , en was boos in alle dingen, en uit de kerken nam hy 't geld en de kleinodiën, daar hy den kryg mee voerde. Het zevende Zeeland is Rustringerland, Winingerland en Butbjadingerland, welke landen bezit Sibold, Ede's Zoon, Jonker Kene's Zwager. Insgelyks. Overlingerland , Moermcrland en Lingen zyn deelen ' déezer Zeelanden , welke Jonker Kene ook bedwong , en Fokke Ukema deeze drie landen van Kene te leen had , en geene Landsheeren mogten deeze Zeelanden bedwingen , behalven deeie. Fokke voorfchreeven. Insgelyks Segelterland is ook een deel van deeze zeven gelanden , en'geeft lasten en fchattingen aan den Bis-  £0 .- -Tegenwoordigs Staat Alge- meene Beschry- ViJiG; Bisfchop van Munter 5 en Stadeland, Hadelerland, Wymderland over de Wezer, zyn ook deelen van deeze zeven Zeelanden: deeze heeft bedwongen de Bisfchop van Breemen , maar Dithmarfen is nog onbeliinderd. . Gemelde verdeeling wordt van Jaatere Schryveren niet altoos gevolgd. ("f") M. Alting Not. Germ. Inf, P: II. fol. 60 &e. Deeze opgegeeven verdeeling is wel door haare oudheid, die uit de taal zelve en ontegenzeggelyk uit het Codex der Friefche Wet< ten, te ontdekken valt, eerwaardig, en nogthans wordtze van laatere Schryveren niet altoos gevolgd. Volgens Alting (f) en anderen was het tegenwoordig Westfriesland, of het grootfte deel daar van, zich (trekkende van de Kinnem, of het gat by Petten, tot aan het Vlie, het eer[le Zeeland. Het hedendaagsch Friesland, tusfehen het Vlie en de Lauwers gelegen, van de Hollanders voor deezen niet zelden doch kwalyk Oostfriesland, en van de Oostfriezen of Emdenaaren zei ven menigmaal Westfriesland ge*: noemd, was het tweede Zeeland. Het derde. ligt tusfehen de Lauwers en de Eems, en wordt naar zyne Hoofdplaats Groningerland genoemd. Wet vierde, by den naam van Oostfriesland bekend, llrekt zich uit van de Eems tot de haven of bogt van de Jade. Het vyfde vondt men tusfehen de Jade en de Wezer, en daar. Delcelang/ JBpmöet* lanö toj bso 3Bcferc fïut accu öelen fan oigfe faun Sclanïsen: öféfe Daet mtuongen öi 25$* top fan 25jetnen/ nier ©ittpnerg Ifj eta ocnin* ïjinDerö.  van FRIESLAND. 5» daaraan gaf men den naam van het Overjaden. fche, of Butjadingerland. Van de Wezer tot de Elve ftrekte zich het zesde Zeeland uit, welk Alge. meene Beschr9t VINO. Het heeft zyne zwaarigheid de eene mei de andere te vereff«« nen. net tegenwoordig naaeieriand is, en eenige deelen van .het langs de Noordzee gelegen Hertogdom Breemen bevat. Het zevende en laatfte liep van de Elve tot aan de Eider, en begreep voornaamelyk Ditmarfen, zynde een gedeelte van het Hertogdom Holstein: ook is het dit Zeeland, waarin de naam van Strandfrie- zen nog in weezen is. De grootfte zwaarigheid om deeze opgaven met eikanderen te vereffenen, fpruit uit de verfchillende grensfcheidingen. Dan zo men het onderfcheid van tyden in acht neemt, en daarenboven gade Haat, dat ieder van deeze Landfchappen zyne byzondere Overheden fchynt gehad te hebben, welke, niet zelden, door onderlinge verdeeldheden, tegen eikanderen onderlinge verdeeldheden, tegen eikanderen opftonden, en eikanderen in hunne wederzydfche bezittingen alle mogelyke afbreuk toebragten, tot datze , de een na de ander, hunne vryheid en voorrechten verlooren, en aan nabuurige Vorften onderworpen wierden, zal men zich niet zeer verwonderen, dat de verdeeling juist niet altoos op den zelfden voet wordt ingericht. Ten overvloede blykt uit de laatfte verdeelinge dat de drie eerstgenoemde Zeelanden, thans tot de zeven vereenigde gewesten van het Nederlandsch Gemeeneoest, en de vier overige tot het Duitfche Keizerryk behooren, terwyl men alleen het tweede voor het tegenwoordige eigendyk gezegde Friesland te D 2. hou»  Alge-,' MiENE JJeschry- ving. Hedendaagswordt Friesland verdeeld op tweeërleiwyze, vooreerst ten aanzien des Lands. 52 , Tegenwoordige Stout s hóuden heeft; daar 't zelve in de eerfte opgc*- geeven verdeelinge, tot drie onaencneiaen zeelanden, naamelyk het tweede, derde en vierde gebragt wordt, en wel in dier voegen, dat, volgens deeze Verdeeling, tot het vierde Zeeland ook behooren Kuinderzyl, Geithoorn, Vollenhove, Steenwyk, en geheel Drenth; welken fint langen tyd van Friesland afgefcheiden, en of met Overysfel vereenigd, of een afzonderlyk Landfchap, gelyk Drenth, zyn. Het hedendaagsch Friesland wordt van overlang op tweederlci wyze verdeeld. Op de befchry ving des Lands acht geevende, vindt men 'er drie hoofddeelenof kwartieren in. Het eerfte van dien is Oostergo, het welk ten oosten ligt en aan Groningerland grenst. Het tweede is Westergo, liggende ten westen het naast aan de Zuider- en Noordzee. Het derde is dat der Zevenwouden, paaiende aan Overysfel, Drenth en Groningerland. Of het woord Go , in 4e twee eerfte benaamingen voorkomende , overeenftemme met het Hoogduitfche woord Gouw, dat eene vlakke en vruchtbaare Land? ftreek betekent, en daarvan af te leiden zy, zoude ik niet durven verzekeren; waarom zou men niet mogen denken, dat Go hetzelfde zy met Gae, en daarvan maar alleen in klank verfchille? Gae of Ga is althans-een zeer bekend woord in Friesland: want niet alleen gaan vee,1e Dorpsnaamen op Ga of Gae uit, maar ook wordt nog aan ieder Dorp in het Oud Friesch de naam van Gae gegeeven, en de Dorps Kerk, de Gae Kerk genoemd. De Zevenwouden  van F R I E S L A N D. 53 den hebben waarfchynlyk hunnen naam -van de ■ Wouden of Bosfchen, welke in dien oord'te vinden : zyn geweest: want dat de eigentlyke naam Zuevenwouden zoude moeten zyn, m navolginge der Zueven , die herwaards volkplantingen zouden gezonden hebben , komt ons. niet aanneemelyk voor; maar waarom dezelve juist Zeven Wouden heeten, valt niet met zekerheid te zeggen. Voor dat men veele Bosfchen uitgeroeid, en den grond tot Bouw- en Weidlanden bereid had, konnen 'er zeven byzcndere en van eikanderen afgefcheiden groote Bosfchen of Wouden van naame geweest zyn, en aanleiding tot deeze benaaming gegeeven hebben; doch alles is onzeker. Misfchien zeggen wy 'er nog iets van in de byzondere befchryving van gemelde deel. Reeds van ouds, onder de Regeering der Potellaaten , is teder deel of Go wederom afgedeeld in Grietenyen , die een meerder of minder getal Dorpen bevatten, en door eenen Grietman en zyne Mederechters beftierd worden. De andere verdeeling van Friesland is naar den Vorm van deszelfs Regceringe ingericht, en voegt by de drie gemelde hoofddeelen nog een vierde, naamelyk dat der Steden, welke, fchoonze in het een of ander der gemelde deelen gelegen zyn, nogthans in het Huk der Regeeringe een byzonder Lid uitmaaken, gelyk van ons op zynen tyd omftandiger ftaat aangeweezen te worden. . Is Friesland dus op meer dan eenerlei wyze verdeeld, men zou, het onderfcheid der gronD 3 den Al.ok- Besciuiy- v1ng. Ten twee. den, ten aanzien derRegeeringe, welke uit vier Leden of Kwartieren beftaat. Verfcheidenheid  54 Tegenwoor digè Staat AtGE- MEBNE Beschry- vjng. van Gronden in Friesland. den in aanmerking neemende, nog andere verdeelingen konnen uitdenken Het zy ons genoeg de voornaamfte daarvan aan te flippen. Langs den Zeekant, binnendyks, vindt men' veel zovelachtige zachte aarde, en hieromtrent heeft men opgemerkt, dat de landen doorgaans zo veel zachter aarde uitleveren als zy laater worden ingedykt; zy geeven niet te min zeer bekwaame bouwlanden, die veel gemakkelyker, en ten allen tyde beter te bearbeiden zyn dan de zwaare kleigronden; ook leveren zy, naar behooren bemist en bearbeid, doorgaans zeer fchoone veldvruchten van Haver, Garst, Rogge, Tarwe en Koolzaad. Zwaare kleigron. den vindt men in verfcheiden Grietenyen langs den Eeftroom van Dokkum tot aan Harlingen, en voornaamelyk in die van Kollumerland en het Bildt, doch inzonderheid in dat gedeelte, welk het eerst ingedykt is, en nog hedendaags het Oude Bildt genaamd wordt : alle zynze zeer goed tot Bouwlanden niet alleen, maar ook tot zeer voedzaame Weidlanden; doch zynze eens onder den ploeg geweest, dan wordt 'er al vry wat tyds en kosten vereischt, omze ter beweidinge even deugdzaam als de oude te doen worden. Moerachtige aarde, welke doorgaans lia;t, voos en zwartachtig is, Vindt men in verfcheiden laager oorden van Friesland; en deeze is op ver na zo vruchtbaar niet als de voorgaande, en echter , zoze droog gehouden kan worden, levertze al doorgaans vry goede Weidlanden uit; doch by natte Zomers gebeurt het niet zelden, dat deeze laage ftreeken te zeer met water belemmerd zyn, om veel Zwaare kleigronden vindt men in verfcheiden Griecenyen.  van FRIESLAND. SS veel voordeels aan haare eigenaars en gebrui- A kers te geeven. In de zuidocstelyke deelen ™ deezes Lands heeft men veele zandgronden, v welke inzonderheid dienen, omze met Rogge, I; Haver en Boekweit te bezaayen; hier en daar z ziet men ook Tarwe en Gerst grocyen, na dat £ de grond alvoorens met vuilnis, asch en mest v ter deegen is voorzien: want anders zou deeze z vrucht'er. kwalyk tieren. Houtgewas van Els,c Berk, Eiken en ander geboomte wil in deezen ] grond beter voort, en wordt 'er thans, meer' dan wel voorheen, met geen luttel voordeel, gekweekt. Behalven de reeds gemelde foorten van grond vindt men , naar den zelfden zuidoostelyken kant, en ook verder naar het zuiden, nog eene vyfde foort van Grond, dien men den naam van Veengrond geeft,- en deeze wordt al doorgaans als tweefoortig aangemerkt, naar dat dezelve hooger of laager gelegen is. Wat de hooge Veenen betreft. Van derzelver verplaatfinge is boven reeds gefproken. Want dat die, op zich zelve befchouwd, onmogelyk zoude zyn, en door geenen anderen Vloed, dan wel den algemeenen Zondvloed zoude hebben konnen worden te wege gebragt, wordt wel van fommigen (f) ftaande gehouden, maar, onzes oordeels, met bewyzen, die de zaak niet ten vollen afdoen. Doch deeze hooge Veenen, 't zyze al of niet van elders zyn aangevoerd, beftaan uit eene bovenkorst, die bonkaarde genoemd wordt, zeer fpongieus van D 4 aan (f) Zie onder anderen Jr. J Vegelin van Claerbergen In zyn Vertoog over de Yeengraveryen. bl. 15. WEENE B-ESCIIIlYHKG. in liet Zuidoosten der Provincie treft men zandgronden en Veenen aan. De Veengrondenzyn hooger of laager. - Waar uit 1 de Hooge. , Veenen " beftaan.  5 Doch naar de onderfcheiden wyze van derzelver toebereiding, kan alles onder drie foorten, eigcntlyk gezegde Turf,' Baggelaar en Sponturf genoemd, begreepen worden. De eigentlyk gezegde Turf wordt gegraaven en ' geftoken tot langwerpig vierkante fmalle fneeden , welke, door de Zon en Wind gedroogd, van veelerlei gebruik is. Die van de hooge Veenen is op ver (*) Zo doet J. H Knoop, in zyn tegenw: Staat van Friesland, bl: 47. enz.  van FRIESLAND. 59 ver na zo zwaar niet als die van de laage klynIanden, en echter van zeer veel nut; wordende de hovende foort, die altoos de ligtlle is, tot verfcheiden bedryven met zeer veel voordeel verbezigd, en ook de Iaagfte niet zelden op den haard gellookt, zonder evenwel tegen die der laage Klynlanden in hitteen dudmarnheiH uit te kortten. De Baggelaar wordt met moddernetten opgehaald , op het naby gelegen veld neergeltort, en tot bykans een voet dikte over den grond ginge, in getralyde Schuuren bewaard te worden. De Sponturf, die nu*zeer gewild en van de mode is, wordt wel gelyk de baggelaar uitgehaald, maar meer arbeids daaraan te koste gelegd; want in vierkante houten bakken wel doorkneed zynde (§), wordt dezelve vervolgens bykans als de Baggelaar behandeld, behalven dat daaraan eene gedaante gegeeven wordt, die niet plat maar hoog op vierkant is. De ( §) Zo handelt men nu, althans in de laage Veenen •p veele plaatfen , ook met den Baggelaar. ALGEMENEBESCHR.ÏVING. De Baggelaar. De Spon turf. uitgefpreid: door de lucht en zon eenigzins gehard zynde, wordt dezelve met plankjes onder de voeten getreeden, overdwars en in her lange gefneeden, en daarna in rygen opgenomen en op eikanderen gelegd; gelyk ook eerlang wederom verlegd, opdat de onderllc nu de hovende werde; dan op doorwindige Huiken, in de gedaante van kleine piramiden, opgeftapeld, en eindelyk, na genoegzaam gedroogd te zyn, op groote hoopen, Vuuren genoemd, en alle van twintig turven hoogte en tien voeten breedte gezet, om van daar met fchepennaar elders vervoerd , of tegen den Winter, ter meerdere opdroogt: .„ ;„ m,m1„J« e„V.,,i,m„ UnTT7™r.^ ra txrnrrlnn.  alg ijmm ene Sescuryvikg. Groote voordeelen van de Turfgraavery,inzonderheid ten aanzien der hooge Veenen. Waar dooi het Land veel aan inkomften heeft ge- 60 Tegenwoordigs, Staat De bovenkorst, zo van Bonkaarde in de hoge Veenen, als van modderachtige greide in de laage Klynlanden, wordt afgegraaven en in de laagte of het water neergeworpen. Ook wordtze wel vervoerd, om andere landen daarmede op te hoogen en vruchtbaarder te maaken, doch zulks is juist niet zeer in gebruik. Door verre* gaande baatzucht wordtze maar al te dikwerf zo zeer onder den Baggelaar en Sponturf vermengd , dat de eigentlyke brandllof maar pas de over;; hand behoude. Eigenaars, arbeiders, fchuitcvoerders en anderen meer, trekken groote voordeden van de dus vergraaven en verwerkte Veenen ; maar groot is het onderfcheid, dat, na dit alles? ten aanzien van den overblyvendcn ondergrond ^ vernomen wordt. De hooge Veenen naamelyk, die nog onvergraaven, by gunflige jaaren , wel eens eene maatige vrucht van Boekweit voortbragten, na dat menze effen gemaakt, afgebrand, beploegden bezaaid had; doch voor het overige llegts een dood kapitaal zyn, laa* ten na de vergraaving eenen taamelyk hoogen en zandigen ondergrond over, welke geroerd * bemist en met de opgeworpen Bonkaarde vermengd, zich tot vruchtbaare weid- en koomv landen laat bewerken. En dit heeft ten gevolge gehad, dat de geheele Oosterfche Zoom van Friesland, welke voor omtrent honderd envyftig jaaren nog ten eenemaal onvruchtbaar en hier en daar met geboomte bezet was, eene fierlyke, vruchtbaare en wélbevolkte Landouw is geworden, tot merkeïyk voordeel, zo van derzelver by zondere Eigenaaren, wier bezittingen hier door in  van' FRIES LAN D. 6\ in waarde grootelyks hebben toegenomen, als van het gemeene Land, wiens inkJiiften daar door niet weinig vermeerderd zyn. Verfcheiden fraaye en groote dorpen , buurten en met bekwaame huizingen bebouwde ftreeken, als ook nieuw gegraaven vaarten en wyken, ftrekken hier van ten bewyze. Men denke aan Surhuisterveen, de Rottevalle, de Dragten, Gorredyk, Noordwoude, 't Heerenveen, en de Jouwer, fchoon deeze laatfte plaats veel ouder dan een der voorgaanden is: men denke daarenboven aan verfcheiden vaarten, als die, welke van de Dragten langs Ureterp en Bakkeveen tot de Haule en verder oploopt; aan die, welke zich van 't Heerenveen langs de Knype hooger op iïrekt, en ter wederzyden mee fchoone landeryen bezoomd is, zonder die te vergeeten, welke door de Gorredyk achter verfcheiden dorpen oploopt, en den bloei dier plaatfe niet weinig vermeerdert; en men zal bevinden, dat alle deeze gunfldge veranderingen als een gevolg van de vergraavinge der hooge Veenen zyn aan te merken, en niet boven de honderd en vyftig, of op zyn hoogst, tweehonderd jaaren haaien konnen. De Staaten der Provincie, dit inziende, hebben de vergraaving der hooge Veenen altoos bcgunftigd, den uitvoer daarvan naar andere Gewesten van alle belastinge vrygelaaten, en ook by die van Holland , hoewel te vergeefs, meer dan eens nadrukkelyke vertoogen gedaan , om toch af te zien van de zo zeer drukkende belastinge op de doorvaart van den Turf, door dat Gewest, naar Zeeland en elders. Op Alee- weene BtSCHRT- ving. wonnen, en verfcheidentreffelyke Dorpen ontdaan, zyn.  62 Tegenwoordige Staat Alge* MEüN,E Beschry- v1ng. Het vergraavender laage Klynlauden, heeft op verre na zulke gunrtige gevolgen niet. Op ver na zo gunftig zyn de gevolgen niet van het vergraaven der laage Klynlanden, vooral zo als zulks thans gefchiedt. Toen men hier mede het eerst begon , was men gewoon den turf uit lange petten te graaven, en tusfehen beiden eene ftreek lands te laaten zitten, die men in Holland een Akker, Rib of Riem noemt, en waarop de gegraaven turf nedergelegd werd omtedroogen. Zulke uitgegraaven petten groeiden langzaamerhand wederom toe : want eerlang zag men 'er rietgewas in opfchieten, waarin het flyk of de modder, door degewoone jaarlykfche overftroomingen van binnenwater aangebragt, hangen bleef: de afgevallen rietbladen zich hier mee vermengende, gaven 'er ee. nige vastigheid aan, welke niet weinig vermeerderd werd door allerhande ruichte en gras; én dus heeft men in honderd jaaren tyds wederom beweidbaar land gekreegen, 't welk nog hedendaags by den naam van Haalingcn, Hellingen, of nog korter Hellen, bekend is. Naderhand heeft men, in navolginge van anderen , zich ook hier, tot het uitveenen van een ftuk lands, van watermolens beginnen te bedienen, na dat men hetzelve alvoorens omringd had met een Molendyk of Kade, welke in ftaat was, of geoordeeld werd, om het hooge winterwater af te keeren, en het binnenwater uit te maaien, ten einde dus op den gewoonen tyd, in Grasmaand, eenen aanvang met de graavery te maaken. Hierdoor zag men zich wel in ftaat, om de graaveryen van dat jaar, zo lang zulks vereischc werd, droog te houden, en grooter velden uit te veenen, en tot petten en waterplas-  van FRIESLAND. 63 piasfen té maaken; doch de kosten, die aan Molens en Dyken hefteed moesten worden, namen zo veel van de winften weg, dat men, niet zeer lang 'geleeden, tot een veel voordeeliger ontgrondinge der laage Veenen is overgegaan, en gebruik heeft beginnen te maaken, van groote trek- of moddernetten, waarmede het Veen of de Klyn opgehaald, en over het land ver(preid wordt, om daar, op de voorheen gemelde wyze, tot Baggelaaar of Sponturf bereid te worden. Dewyl nu die ftreek lands, welke in het tegenwoordige jaar dient, om daarop den turf te bereiden en te laaten droogen, in een volgend jaar eene gelyke behandeling ondergaan moet, zo'wordt, van jaar tot jaar, al het Veen, tot op het zand, daar uitgehaald, en geheele velden in uitgebreide waterplasfen veranderd, zonder dat 'er eenige hoope van aangroeinge overblyve. Hoe nadeelig de gevolgen van eene dergelyke, en federt verfcheiden jaaren fterk voortgezette ,. vergraavinge der laage Klynlanden voor het gemeene Land ftaan te worden, is een onderzoek , dat niet eigentlyk tot ons beftek (§) behoort; en daarom zullen wy , na kortelyk iets van Frieslands verfchillende gronden aangetekend te hebben, 'er nog alleen dit by voegen, dat Frieslands grond, daar ver de meeste gewesten der Wereld meer of min bergagtig zyn, voor het grootfte gedeelte vlak en effen is, wordende alleen in de Grieteny van Stelling- werf- ( § ) Men leeze hier over ]. Vegelin van Ciaerbergen Vertoog over de Vëengraveryen, bl. 37 enz. en de Te^enfchriften van anderen. Alge- meene BttSCHRY* VING. De bodem van Friesland is voor het grootfte gedeelte vlak en effen.  ^4 Tegenwoordige Staat Aloe- RISKNE Bf'schhy- ving, Friesland is met veele mee ren en vaarten doorfneeden. werf-Oosteinde, en wel ten zuiden van het Dorp Appelfche, eenige Zandduinen- gevonden, gelyk in de befchry vinge dier Grietenye nader Haat gemeld te worden; doch welke, in vergelykinge met de bergen van andere landen , naauwlyks eenigen naam verdienen. De reden van deezen vlakken bodem is waarfchynlyk daarin te zoeken dat dezelve van overoude tyden allengskens aangefpoeld, en daar door de laagheid en vlakte van den grond ontdaan zy. Te waarfchynlyker komt dit voor, omdat de landen, die in laater eeuwen aangefpoeld zyn, alle eenen vlak* ken bodem hebben, gelyk onder anderen met het voorbeeld van het Bildt kan beweezen worden. Na dus een vry omflandig bericht wegens Frieslands onderfcheiden grondgefteldheid gegeeven te hebben, dient 'er ook nog iets van deszelfs wateren gemeld. Zo eenig gewest daar van rykelyk voorzien is, Friesland gaat veele anderen hierin ongetwyffeld niet weinig te bo» ven, zynde, behalven die rivieren of droomen waar van voorheen melding gemaakt werd, met veele meeren en vaarten' van meerder of minder belang doorfneeden. De natuur des waters verfchilt wel eenigzins naar den verfchillenden aart der gronden, op welke het gevonden wordt; doch is over het geheel, even als dat van Holland, vry hard en onfmaakelyk, waarom men hier zo wel als elders het regcnwa» ter met veel zorgvuldigheid in fleenen regenbakken , onderden grond met kalk en cement op« gemetfeld, verzamelt, en zo tot fpyze en drank, als ook om te wasfchen , zorgvuldig bewaart. Het  van FRIESLAND- €S Het water dat men in gegraaven putten heeft, en 'twelk uit onderaardfche wellen of aderen voortkomt, verfchilt niet veel van 't gemeene water, en die"t inzonderheid zp tot reiniging van huizen enz. als tot drinken voor het vee. De Bierbrouwers maaken echter gebruik van 't gemeene water, doch verkiezen, als het te bekomen is, het water uit Itroomende Rivieren, Vaarten, en gegraaven Vyvers, fchoon zy het doorgaans van verre moeten haaien. Niet tegenflaande den grooten overvloed van water, welke in Friesland gevonden wordt, kan het dus, by aanhoudende droogte, ligtelyk gebeuren, dat men 'er gebrek aan gezond en drinkbaar regenwater hebbe, en zich genoodzaakt vinde zyne toevlugt tot dat uit Vaarten en Mooten te neemen; en wyl deeze als dan ook het reinst voorzien zyn, valt ligtelyk te begrypen dat zulk water niet zeer gezond kan zyn; en misfehien is het menigvuldig gebruik, dat daar van, by de aanhoudende droogte van den jaare zeventienhonderd negen en zeventig, gemaakt moest worden, wel als eene der natuurlyke oorzaaken aan te merken, dat toen door de Roode loop, in Friesland en vooral te Harlingen, zo buitengewoon veelen ten grave zyn gefleept. Dan hoe 't hier mede ook zy, Frieslands veelvuldige wateren zyn verre van ten eenemaal nutteloos te zyn. Zy dienen toch, zo om de fchcepvaart door de geheele Provincie, als ook naar buiten te bevorderen, terwyl het land, door middel van veele Huizen, zich van het overtollige water, by gunftige wind n, vry gemakkelyk ontlast. Gelyk 'er immers, vooral in E Oos- Algc- meenb Bt schut? ving. Aanwyzing van het nut dier veel» vuldige wateren.  66 Tegenwoordige Staat Alge- meene Beschry ving. Oostergo en Westergo , en zelfs ook in een groot gedeelte der Zevenwouden, maar weinig plaatfen zyn, daar men met grooter of kleiner fchepen niet aan en af kan vaaren, om zyne waaren naar de nanaeiciryvenae ateaen or manu.vlekken te vervoeren, en den noodigen voorraad van daar te haaien; alzo ftrekken fommige wateren door het geheeleland naar de Zeeplaatfen,en geeven eene vrye uitvaart naar Holland en elders, tot vervoering van Graanen en andere waaren , tegen welke weder veele andere din« gen, hier niet te vinden, worden te rug gebragt. Sommige deezer vaarten zyn van tyd tot tyd voorzien met trekwegen, langs welken, op gezette uuren, de Trek- en Veerfchepen van de eene plaats naar de andere gevoerd worden, tot groot gerief van Inwoönders en Vreemde- i' « ~„ Tinwnrrlprmcrf» unn den in- &H lingen, en ter bevordennge van den in- es uitlandfchen koophandel. De voornaamfte deezer eigentlyk gezegde Trekvaarten loopen van Leeuwarden naar Dokkum en verder naar Strobosch; naar en door Franeker naar Harlingen; naar Sneek, en ook naar en door Bolswerd naar Workum. Van den netten tyd waarop deeze Vaarten gegraaven of ten algemeenen gebruike uitgediept en verbreed zyn, ftaat in 't vervolg gefproken te worden: nu merken wy nog alleen op, dat 'er veele andere vaarten zyn, die de noodige diepte hebben, om met vry groote fchepen bevaaren te worden, en zonder dat men de masten behoeft te ftryken. De meeste uitvaart naar buiten gefchiedt door de Lemmer, Tïekezyl, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Makkum, Harlingen en Dokkum; met dat onder- Voornaame Trek vaarten in Friesland.  van FRIESLAND. 6> derfcheid echter , dat van Leeuwarden juist geen zeer groote fchepen over Harlingen en Dokkum naar buiten kennen vaaren , fchoon'er eene fterke doorvaart over die beide fteden , met kleindere Vaartuigen, in zwang gaat. Behalven veelvuldige Vaarten vindt men in Friesland ook eene aanzienlyke menigte Meeren, beloopende derzelver getal, zonder alle de Wielen en Poelen te tellen , over de twintig. De voornaamften echter zyn het Bergumer- Sneeker Slooter- Makkumer Heger- Tjeuke- en Flieusfen Meer, welke alle van veelerlei visch voorzien zyn, en van watervogelen krielen. Den eerften oorfprong deezer uitgeftrekte plasfen aan te wyzen valt zeer moeyelyk zo niet onmogelyk. Onwaarfchynlyk is het evenwel niet, dat fommigen zo oud zyn als de bodem van Friesland zelf, terwyl andere in laatere tyden door geweldige watervloeden en wegfpoe* lingen des Lands ontftaan zyn. Viel 'er ftaat te maaken op het verhaal der oude Kronyken ( § ) dan zou het Bosch Flieusfen, daar de Friefche Koningen hunnen Lusthof plagten te hebben, ten jaare 1209 of het jaar daarna, by een' buitengewoon heeten Zomer, byna geheel af- en de grond, die ten deele Veenachtig was , zodanig uitge brand zyn, dat hier door een klein Meer ontftond, welk van tyd tot tyd, door af kabbeling der naast gelegen landen, zyne tegenwoordige grootte verkreegen heeft, en zich van Galama Dam, (§) ZieOkko van Scharl. op het jaar 1209, enWinfem: op het jaar iaio. E 2 Algs» MEE NE Beschrs* VING. Deszelfs voornaamfteMeeren beloopen over de twintig, en zynryk van veelerleivisch en gevogelte , doch van eenen onzekeren oorfprong.  rj8 Tegenwoordige Staat At-GE- MliENE B.SCHRY- VING. Dam., in 'tZuidwesten,tot aan.de Heegtter Vaart of Meer, in het Noordoosten, uitdrekt. Veelen komt dit echter niet waarfchynlyk voor, maar wel dat dit Meer, zonder afbrandinge van gemelde Bosch door eene groote inbreuk en overdroominge der Zee, niet zeldzaam in de vroeger eeuwen voorgevallen, ontdaan zy, en dat het Water, 't welk in den beginne, naar zynen oorfprong aartende , ziltig was, door langkheid van tyd in zoet water veranderd zy. Schoon deeze verandering des waters ligtelyk te begrypen valt, als men in aanmerking neemt, dat de toevoer van Zeewater eerlang opgehouden, en het gemelde Meer, veel zoet waters uit de naastgelegen poelen en vaarten ontvangen hebbe, en daarenboven door de lucht van veele ziltige deelen, even als het Zeewater, dat zouter op den grond der Zee dan naby zyne oppervlakte bevonden wordt , gezuiverd zy ; nogthans twyffelen wy, of men wel genoegzaame reden hebbe , om het verhaal der Oude Kronyken , hoe vol fabelachtige vertellingen ook anders, glad uit te verwerpen. Dat men daar ter plaatfe vry groote Bosfchen gehad hebbe is ten minden zeker, en wordt nog hedendaags door onze Friesfche VWchers, menigmaal, tot hun leedweezen, ondervonden, raakende hunne netten nu en dan wel eens zo vast in de op den grond liggende ftobben en paaien, dat dezelve, zonder gefcheurd te worden, daarvan niet zyn los te krygen. En wat den brand betreft, fchooh enkele Zomerhitte dien waarfchynlyk niet veroorzaakt heeft, behoeft dezelve daarom wel o-eheel ontkend te worden, daar veele toevalli& ge»  van FRIESLAND. 69 ge, doch onbekende oorzaaken, dien by eenen heeten en droogen Zomer ligtelyk hebben konnen te wege bréngen, zonder dat het mogelyk ware dien te blus&hen, en het Bosch te behou- Alse- . MSENS BuSCHuY- VING. Friesland is, vooral in de Ze* venwouden, niet ontbloot van Bos» fchen en Boomen. ware uien te Diusucneu, en uei.uu.M-u ic ucuuuden. Dan dewyl men in andere Meeren, by voorbeeld in het Sneeker Meer, ook diergelyke ftobben en paaien verneemt, wil ik over dit Huk liefst geene beflisfende uitfpraak doen. Op deeze algemeene befchry ving van Fries- 1_„J. .... J„..r„U„: n~nnA,^ >r/ialTml ij™ ..m. lands onderfcheiden gronden en veelvuldige wateren, zal die van deszelfs Wouden, Bosfchen en Boomen, niet ongepast volgen; doch dewyl die meest in de Zevenwouden gevonden worden, zullen wy 'er hier maar in 't kort van fpreeken. Zo men door Wouden zulke Bosfchen verftaat, die uit hooge Eiken Beuken en andere boomen beftaan, en zich een, twee of meer uuren gaans ver uitftrekken, gelyk men in Duitschland en elders veele heeft, moet men zeggen, dat Friesland daarvan ontbloot is; doch aan Bosfchen van kleiner houtgewas en omtrek ontbreekt het 'er niet. Of in het Bosch Kreil, van overlang door de Zee verflonden, zulke zwaare boomen plagren te groeven, dat men daarvan te Stavoren gebruik tot huisbalkenkonde maaken,gelyk de Oude Kronyken ons verzekeren, en waarvan, volgens fommiger voorgeeven, de overblyfielen nog voorhanden zouden zyn, durf ik noch bevestigen noch tegenfpreeken: zeer amneemelyk komt het my niet voor, uit hoofde van den laagen en waterachrigen aart des gronds, welke ongetwyfield in dien oord heeft plaatsgehad; ondercusfchen zou het wel konnen zyn, dat te E 3 mid-  ca (*) De Leezer gerieve zich eens voord te errineren, dat men in Friesland al doorgaans aan Sluizen den, nwm van Zylen geeft. 70 -Tegenwoordige Slaat plaats de Nieuwe Zylen wierden aangelegde * midden van het kleiner houtgewas, hier en daar een Eiken- of andere boom, van eene vry groote hoogte vernomen wierd, gelyk zulks hedendaags in de Zevenwouden wel eens gezien wordt. Met zo veel waters van buiten, althans ten grooten deele, omringd,en van binnen voorzien, en daarenboven doorgaans niet zeer hoog van grond, had Friesland zo wel veele zwaare Bui-r ten- en Binneudyken als Sluizen en uitwateringen noodig' 't Zal derhalven tot de algemeene kennis des Lands noodig zyn ook daarvan nog wat omftandigcr te fpreeken. Van den eerften oorfprong der Zeedyken reeds voorheen eenige melding gemaakt hebbende, zal ik zulks hier niet herhaalen. De doorbraaken eh overftroomingen, welke in voorgaande tyden veel menigvuldiger, dan nu federt eene Eeuw, geweest zyn, bewyzen ten fterkften, dat deeze Aardwerken van tyd tot tyd niet weinig verzwaard en verbeterd zyn geworden; en nog moeien die van de naast voorgaande en vroeger eeuwen ver voor die ven de tegenwoordige wyken, om dat men toen nog niet fcheen te begrypen, dat de binnenkant van eenen Dyk, ter verkryginge van de noodige fterkte, zo wel fchuins en vlak moet zyn als de buitenkant; gelyk men dit, by 't maaken van den zogenoemden Slaaperdyk by Zurig, en van dien by Engwierum, heeft in acht genomen, toen ter laatstgemelde Alse- m2ene Beschry- ving. Heeft ook zwaare Buiten en Binneudyken , met veele Sluizen en uitwateringen,  van FRIESLAND. 71 en een Dyk gemaakt dwars door het oudeDokkumer Diep, welke zo ongemeen vlak is, j dat men hem van verre eerder voor een Terp , dan Dyk zou houden; en ook nog ftceds, by 't verbeteren en verzwaaren der Dyken, in 't oog houdt, zo veel de omftandigheden' zulks maar eenigzins gehengen. Veel verpligting heeft Friesland, ten aanzien' van deszelfs Dyken , aan den Kojlonel Kaspar: Robles, Heere van Billy , en van wegen Fi- j lips den II, Bewindsman in Friesland en Gro-; ningerland. Door de twee geduchte water-' vloeden van de'jaaren 1570 en 1572 , waarbyj duizenden van menfehen en beesten het leeven, ingefchooten-of alles verboren hadden , waren i ook de Dyken deeriyk gefloopt, en, zo door onvermogen als hevige verfchillen tusfehen de Ingezetenen of geheel niet of zo kwajyk herfteld, dat het te vreezen Hond, dat, by eenen diergelyken vloed, Friesland ten grooten deele eene prooi der Zee zou worden. Hierin voorzag Robles, want de Schans te Oostmahorri, ten Noordoosten van Oostdongerdeel gelegen, veroverd hebbende, dwong hy de Friezen, ter hunner eigene behoudenisfe, de vervallene Dyken te hermaaken; ook rechtte hy hier en daar eene Galg op, waaraan de onwilligen werden opgeknoopt; en als eenige Huisluiden zich van dien dienst zochten te onttrekken , onder voorwendzel, dat zy, uit kracht van oude Brieven, vry van alle dyksfehatting waren, gebood hy hen deeze brieven voor den dag te brengen; doch dit was niet zo dra gefchied, of Robles wierp de brieven in den ftroom der Dykbreuk, E 4 ty V1EENE firn. Pen aan» zien der Zeedyken heeft Friesland veel verpligtingaan Kaspar Ro> bles.  7& Tegenwoordige Staat Alge- MSENE Bëschky- ving, Steensn Gedenkzuil hem ter eere opgeregt even bui ten Harlingen. by welke hy toen Itohd, en zeide, in gebroken Neêrlandsch: daar drif den brij, kanze dyk,, goed; andars moetje boer dyk. Hierop de handen met meerder eenpaarigheid aan 't werk geflagen zynde, zag men de Dyken ten jaar© 157Ó voltooid, tot onuitfpreekelyk voordeel van dit Gewest. Deszelfs Ingezetenen, zulks van achteren ziende, hebben den dienst, hun door nem beweezen, met gemeene toefternming getracht te vereeuwigen, en niet ver van Harlingen, op den Zeedyk, hem ter eere, eene fteenen Gedenkzuil opgerecht, welke teffens tot een' fcheidpaal dient tusfehen de zogenoemde vyfdeels Binnen- en Buitendyken, (trekkende de eerfte zich van daar noordwaards tot aan het Bildt, en de laatfto zuidwaards . tot aan Makkum , waarom dezelve met den naam van Terminus of Grensptal pronkte. Deeze Gedenkzuil had de hoogte van vier- of vyfentwintig voeten, en was, even als het beeld van den God Janus by de Romeinen , van boven voorzien met twee hoofden, welker een i noord- en het ander zuidwaards zag; daarenboven was dezelve verfierd met het wapen van den Kollonel, en 't Ridderteken van het Gulden Vlies en het Huis van Bourgondie; als ook eindelyk met de volgende opfchriften aan de vier zyden: Aan de Westzyde. Ca^pan a Robles. Equiti, Domino de Billi etc. Friiiai Gronings ejusque Territorii ac dicentium ( * ) Gubcrnatori, quod hanc Provinciam. prater (*) Schoon wy hier, om het' opfchrift ïétterlyk te volgen, de woorden ac dicentium gebruikt hebben, twyf-  van FRIESLA N D. 73 prater arrna Confiliis ac Munimentis juverit, ac inter canera aggere ipfis KI. No. MDLXX funditus everfo,Amplisf. D. Viglii Züighémi Patris Patra; auxilianbus operis et adhibitis igramo ab Achelen, Pr. Adriano Vastaert, Petro Frit1 tema et Joanne Carolo Senatoribus, ConfiI liortim Söciis, novum maris propugnaculurn I fummo labore, vigiiia et celebrkate, decretis 1 quoque et dc fuo perfolutis diligentise pramiis, i tribus plus minus menfibus , a fundamentis lerexerit.et ad fummam manum perduKerit, atique hunc lapidem fublatis litibus controver; fiarum terminum esfe voluit, gratus Provin1 ciarum Ordo ob rem prudenter, bene et feliciter j gellam, de fe ac de Repub. optime merito p. Aan de Zuidzyde. In den Jaare MDLXXV. is den Dyk in twee ideeien gelclieiden, blyven het Zuiderdeel den IBuitendykderen, van denwelken als doen Ge1 deputeerden zyn geweest , Thomas Hiddesz. :ende Sicke Claesz Hopluiden, Heite van De;karna, Hero van Ockinga, Ulbe Hiddema, VVytife van Camminga, Doytfe Bonga, Gerrit Abihes ende Lolle van Ockinga. Aan de Oostzyde. Op den 19 July Anno 1576, hebben Mees: ter Adriaen Vastaert Raet ende D. Johan CharIdes Procureur Generael den eerften iteen geIJecht ter prefentie Johan Wilhelmi Secretaris cder Dyckagien. Aan lëwyfïelen wy echter niet of men heeft daar voor ac ad'jactntium te leezen , om dat het eerfte geenen zin 1 heeft, en het iaatfte ons tot de naby gelegen of Qmrmelanden wyst, E5 Alge. ME ene Beschry. ving.  JHEEME Bfscimï- ViHO, Deeze Gedenkzuil vervallenzynde is wederom opgerecht door den Heere C, G. van Wasfe. nacr. 74 Tegenwoordige Staat Aan de Noordzyde. In den jaare 1574 is deeze Dyk onderlecht, wefende Dykgraef Ryverc van Roorda ende Gedeputeerde binnendyck Frederick van Offenhuifen, met Syerck Syercksz. Hopluyden, toe opmaken van den Dyck ten Noorden, Tiete van Camminga SuMHftufc des Heercn Stadtholders, Hesfel van Hanya, Edo van Gerbranda, ende Hans van Roorda. Öp deeze Gedenkzuil, doorgaans de Steenen Man genoemd, waarvan men de afbeelding by Winfemius (*) vindt, fcheen men naderhand, ik weet niet om wat reden , geen hoogen prys te Hellen ; althans voor het onderhoud daarvan werd de behoorlyke zorge niet gedraagen, 't welk ten gevolge had, dat 'dezelve langzaamer hand verviel, en eerlang,voor nu bykans vyfttg jaaren, geheel wierd weggeruimd. Veelen mishaagde dit wel, doch niemand bragt het zo ver, dat de Oude Gedenkzuil, uit de daarvan voor handen zynde Hukken, herfteld , of eene nieuwe in derzelver plaatfe opgerecht wierd. De Hoogedel geboren Heer, Karei Georg , Graaf van Wasfenaer Twickel, Grietman van -Franekeradecl, en meer dan eens Dykgraaf der vyfdeels binnen en buiten dyken, dacht 'er edelmoedig genoeg over, om by zyne meermaals betoonde zorge voor het welweezen der Dyken, ook nog dewederoprechting eener nieuwe gedenkzuil, aan de oude in alles gelyk, en ter zelfder plaatfe, op zyne eigene kosten, te voegen; gelyk aan de westzyde deezer ge- denk- (*) Kronyk van Friesland, p. 588.  van FRIESLAND. 75 denkzuil, niet ver van boven, wordt te kennen gegeeven, met deeze weinige woorden: DIRUtO ANTIQUO HOC DE SUO INSTAURAVIT MONUMENTUM COMES & WASSENAER TWICKEL, M D C C L Jt X I ï, By de Leden van het Ed. Dyksgerechte was zulks zo aangenaam, dat de Heer van Wasfenaer in derzelver vergaderinge niet alleen plegtiglyk bedankt, maar ook het beiluit genomen wierd, om, ten kosten van het Dyksgerechte, voor de betere onderhoudinge van dit nieuwe gedenkteken behoorlyk te zorgen. Na deezen kleinen uitflap keeren wy tot de Dyken zelve te rug. Schoon deeze , volgens het reeds gemelde, van tyd tot tyd merkelyk vér beterd waren, nog was 't 'er verre af dat die alI leen her geweld der Zee, by hooge vloeden en ge1 weldige ftormwinden , zouden konnen keeren; en 1 dus heeft men ook hier, ter bewaaringe der Dy1 ken , de toevlugt tot andere middelen moeten i neemen. Het bekrammen , in andere Provinciën j gebruikelyk, wordt derhalven hier, op plaatfen, 1 die het meest van allen voor den vloed bloot lig; gen, niet verzuimd.' Doch alle dergelyke voor zorgen zouden op ver na niet genoegzaam zyn om de woede der Golven te bedwingen , vooral op plaatfen daar weinig of geen voorI grond is om den flag des waters te breeken, I JVlen heeft zich dus al van overlang in de nood1 zaaklykheid gevonden, om de aangelegde Dyken MBENg ÜESCHKY- Tot des te beter beveiligingder Dyken heeft men dezelve met een' voormuur van paaien voorzien.  7cS Tegenwoordige Staat Aloë- me ne B schky ving. ken wederom door een' voormuur van paalwerk te befchermen; bedienende men zich hier toe doorgaans v n zwaare greenen balken of paaien, van twintig tot dertig voeten lang, elke door middel van eene Hei naast eikanderen, in eenen rechten regel, ongeveer tot op de helft, woraen in den grond gedrceven; deeze paaien dus aan eikanderen fluitende en dezelfde hoogte hebbende, worden aan den binnenkant, met zwaare eiken of greenen ribben, doorgaans Gordingen genoemd, door middel van zwaare \zeren bouten, in diervoege vastgeklonken, dat dezelve eikanderen zo ver voorby fchieten, dat al de paaien daardoor met eikanderen verbonden zyn. Behalven deeze paaien bedient men zich ook, op veele plaatfen, van zogenoemd kistwerk, 't welk aan oen binnenkant gemaakt wordt van twee regels, naast eikanderen fluande korter paaien, of ook wel zwaare greenen planken, op de wydte van twee voet meer of min, en gevuld met fteenen, puin en gruis; wordende daar toe inzonderheid veel gebruik gemaakt van het zogenoemde Wrak derTichelwerken, dat, volgens Plakaat der Hooge Overheid, om dies wil, niet naar buiten gevoerd mag worden. Dit Kistwerk dient niet alleen om de afkabbeling te beletten, welke het door de paaien heen {taande water anders onmydbaar veroorzaaken zou: maar ook krygt het hooge paalwerk zelf hier door eene meerdere lievigheid, daar het, by gebrek van vastheid aan den binnenkant,, door den zwaaren flag der aanklotfende golven , gevaar zou loopen van omver geworpen te worden. En wyl 'er niets wenfeheiykers zoude zyn dan  van FRIESLAND- 77 dan vlakke dranden voor de paaien te hebben, t en dezelve voor de geduurige fchuuring der 1 ftroomen te konncn beveiligen, heeft men al] van overlang naar middelen uitgezien om zulks ' te bevorderen; doch tot nog niets beters uitgevonden dan zogenoemde Duikelhoofden , Haaden en Schermen, dienende om daar dooiden droom te verleiden, den dag des waters eenigzins te breeken, en het zanden flyk, dat door de oploopende zeegolven was mede gevoerd, te bewaaren, en aldus land of voorgrond te winnen. Alle deeze voorzorgen zyn ongetwyffeld van ] het grootde nut, en het is te wcnfchen dao deeze Voormuur van Friesland, noch om de' grootheid der kosten , noch uit hoofde van ver- f fchillen Je belangen en begrippen der Opzien- c deren verwaarloosd, of met geene genoegzaame 1 oplettendheid behartigd moge worden. Dan1 met dit alles heert Friesland meer dan eens 1 ondervonden , hoe ligt het der Hemelfche ' Voorzienigheid valle, alle menfchelyke voor: zorgen te vcrydelen. Duidelyker nogthans is ; zulks nooit gebiecken, dan by die ongehoor1 de en alle verwondering te boven gaande Worm1 plaage, waarvan men ten jaare 1731 voor het 1 eerst hoorde, en welke in weinig weeken tyds, 1 op zeer veele plaatfen, vooral daar eenige diep. te was, het paalwerk, fchoon vier of vyf rygen achter eikanderen daande, zodanig verbryzelde, dat het Land zich in het uiterde gevaar bevond, en zy die het bedier van het zelve en der Dyken in handen hadden , niet ' weinig verlegen donden. Dan gelyk de nood j eene, AlgemeensBeschryviao. De paalwormendoen groote fchade aan dien houten voormuur. Hierdoor valt men  78 Tegenwoordige Staat Alge. mkene l}f schry» vin o. gelukkig lyk op hei denk beeld, oir Voor de paaien langs ry gen van ballleen te leggen eene vruchtbaare moeder van allerlei uitvindingen is; alzo viel men in dien bekommerlyken toe* ftand eindelyk op het denkbeeld, om, nu men aan het hout geene genoegzaame verdediging had, zyne toevlugt tot iteen te neemen, en het geweld der Zee, door rygen van Kei- of Balfteenen. voor de paaien langs gelegd, te keer te gaan. Om zyne nieuwigheid wilde dit middel- in 't eerst naauwlyks aan den man: men was bekommerd, althans gaf men zulks voor, dat 'er geen fteen genoeg zou te bekomen zyn ; dat de ftranden nog meer zouden verdiepen, om dat de in Zee uitgeilagen hoofden vernield waren; dat de fteen waarfchynlyk in den grond zou wegzinken, en dat de kosten, hiertoe noodig, veel te hoog zouden loopen, om gedraagen te konnen worden. Ten geiukke, echter , voor het gerneene Land, werden alle deeze zwaarigheden, tegen veeier verwachtinge, vry gemakkelyk te boven gekomen. De Heidvelden, zo hier te lande als daar buiten, leverden reeds al eene aanz;enlykc menigte van fteen uit, en 't geen daar niet te vinden was, verfchaften ons de Noorweegfche en Orkadifche klippen in den grootiten overvloed, zonder reden van bekommeringe dat deeze mynen, indien ik zo mag fpreeken, ooit zouden worden uitgeput. Het werpen van Balfteenen voor het paalwerk langs, ftrekte ook zo weinig ter verdiepinge der ftranden, dat het tegendeel daarvan veel eer het gevolg was, en wel om deeze reden , dat het water, voorheeri met geweld op de paaien aanvallende , by zyne weeromftuiting, den grond van voor dezelve met zich naar de diepte Heepte,  van FRIESLAND. 79 te , en aan den voorby gierenden ftroom gele- j genheid gaf, om de reeds gemaakte Henk nog * meer te verdiepen, daar de ftcenen voormuur * het water door zyne holligheden influrpt, en den Gierftroom tegenhoudt ; en dus zyn de ftranden federt het werpen van fteen merkelyk opgehoogd, zodat men 't gemis der hoofden niet heeft gevoeld. De verzakking der ftcenen is ook veel minder bevonden dan men in den beginne vreesde: de ftompen der afgeknaagde paaien, die onder water van geen vergaan wceten, heb ben zulks ongetwyrfeld niet weinig tegengehouden. En wat eindelyk de kosten betreft; fteigerden die voor de Dykscontributien veel te hoog, 't was billyk dat zy hier in, zo door giften als leeningen uit 's Lands kasfe , wierden onderfteund, gelyk ook, uit hoofde van het algemeen belang, gefchied is. Wierd dus het dreigend gevaar afgeweerd, en het Land, fchoon met zwaare kosten, behouden, het is om gegronde redenen te vermoeden , dat de nakomeling het gelukkig uitwerkfel daarvan, in vermindering der lasten, ontwaar zal worden; vermits de kosten, eens gedaan zynde, niet geduurig behoeven vernieuwd te worden. Behalven den Zeedyk, vindt men binnens lands verfcheiden andere Dyken , (trekkende zo om 's Lands algemeene overftrooming, in gevalle van eene doorbraak in den Zeedyk , te voorkomen, als ook om het water van de eene Landftreek uit de andere te wecren. 't Zal dus niet buiten den haak zyn, de voornaamfte T OTK' Jf 1 1. ^„.„K ,1- t-rt lnifnn T./-il,T«n Alqe- 11ebnb BeschrY. /ing. Van de Binnendykenkomt de SlagteDyk eerst in aanmerking. dierBuinendyken nier xorteiyk te laatcn voigen, en  8o Tegenwoordige Staat At-ffE- MEKNË Beschuy VIN O. en de eerfte plaats aan den zogenoemden Stagte Dyk te geeven. Deeze Dyk werd allereerst gemaakt toen het zeegat tusfehen Vlieland en Ter Schelling zich begon te verwyden, en Westergo dus den mees ten aanftoot van het Zeewater had te lyden, vooral na dat de Middelzee, door opftoppinge, reeds een groot deel van haare kracht verlooren had. Dezelve begint aan den Zeedyk, even ten Noordwesten van Oosterbierum, en loopt van daar, tusfehen gemelde Dorp en Sixbierum, door Barradeel, Zuidwaards aan naar den ftroom de Ried, en van daar over de Getzerde Zyl, liggende op de fcheidirig van Barradeel en Franekeradeel, door laatstgcmelde Grieteny, naar Kiesterzyl, en alzo over de Trekvaart van Harlingen op Franc ker, bykans recht beneden waards, tot naby de grensfeheiding van Franekeradeel en Wonzcra. deel , een weinig ten Westen van het Dorp Achlum. Hier verdeelt zich deeze Dyk in twee armen: de eene daarvan ftrekt zich ten noorden, voorby Achlum, naar Payzyl in den hoek van de Arumer Vaart, van daar Oostelyk, ten noorden van Tzum, naar Tolsma zyl, en voorts tusfehen Koubaard en Waaxens,in Hennaarderadeel, naar Littens-zyl in de Bolswerder Trekvaart; van daar wederom voorby Hydaard, Oosterend, Lutkewierum en Boftim, in de Grietenye Baarderadeel , loopende , vereenigt hy zich met den Ouden Dyk der Borne, ten zuidwesten van laatstgenoemde Dorp, en loopt van daar, ten noorden van de Sneeker Trekvaart op Leeuwarden , tot op de hoogte van Krin.  van FRIESLAND. Si Krinfer Arm, of de Dille, onder Oosterwierum , en verder voorby Mantgum, Weydum, Beers en Jellum, tot in Menakiumadeel, daar hy , Boxum , Blesfum en Deinum , in het zuiden, voorby fchietende, over Ritzuma zyl, of de Trekvaart van Leeuwarden op Franeker , wat meer noordwaards, voorby Marsfum, Engelum, Beetgum en Beïkum loopt, tot dat hy, na ook Wier en Minnertsga ter linkerhand gelaaten, en eene fcheïding tusfehen het Bildt en Barradeel gemaakt te hebben, zich by Dykshoek, en dus maar pas een uur gaans boven de plaats van zyn begin, met den Zeedyk wederom vereenigt. Deeze Dyk bevat dus een groot deel van Westergo ; 't welk aanleiding gaf dat de ingezetenen., als door hun' eigen dyk ingeflooten , zich voorheen lieten voorbaan, niet gehouden te zyn om in de kosten tot het onderhoud van den Zeedyk, die van 't Bildt naar Makkum gaat, en de vyf deelen Dyk genoemd wordt, te moeten draagen. De andere tak van den Slagtedvk loopt door Wonzeradeel, en fcheidt die Grieteny in twee deelen, Binnen - en Buitendyk genoemd. Vooreerst behoudt hy nog den naam van Slagtedyk; doch daar na neemt hy andere en vervolgens dien van Hemdyk aan, naar de opgedroogde Meeren Wouderhem en Morrahem, die nëffens meer anderen door deezen dyk beflooten worden: hy fchiet onder dien naam , ten oosten van het Blaauwhuis en ten westen van de dorpen Abbega en Westhem, heen, tot aan de Nieuwe zyl, onder Oosthem: deeze bereikt hebbende, vervolgt F *» Algk- meene Beschrï» ving.  gg Tegenwoordige Staat me&nb Beschry ving. hy zynen loop, ten westen der ftad Ylst, langs het water de Geeuw, door Sneek en verder tot aan de Gauwller zyl, welke haare uitwatering heeft in het Sneeker Meer. De Leppedyk is ook van veel nut. Naast deezen Dyk heeft men ook den Leppedyk in aanmerking te neemen, als zynde op zekere tyden van zeer veel nut, en wel inzonderheid om het Zuider binnenwater te keeren. Omtrent Bornbergum, tusfehen de Grietenyen Opfterland en Smallingerland,neemt deeze Dyk een begin, loopt van daar westwaards, en kromt zich vervolgens zuidlyk naar den ftroom de Born ; dus in Utingeradeel komende, loopt hy, langs dien ftroom, naar Oldeboorn, Nes, Nesferzyl, voorby Akkrum, Dykhuisterzyl, Hottingazyl, Molenzyl en Eernzumerzyl, ten westen in Idaarderadeel; van waar een Dyk, onder den naam van Groendyk, langs de Wetering, of Wytering, door Rauwerderhem voortfehiet tot in Wymbritzeradeel, daar zich dezelve eerlang, door middel van de Gauwfterzyl, vereenigt met meergemelden Hemdyk. Had men in voorige tyden, misfehien op fommige plaatfen, wat te weinig zorge voor het onderhoud deezer Dyken gedraagen, de geweldige ftormwinden van 1775 en 1776 hebben , door het groot gevaar, dat Friesland aan meer dan eenen kant dreigde, 's Lands Staaten het belluit doen neemen, om dezelve niet alleen, daarze min of meer vervallen waren, te doen herftellen, maar ook merkelyk te verhoo- «Tpn crplvk CpAprt o-pfrliiprl i« gen, gelyk federt gefchied is. Behalven de reeds gemelde Dyken , die men als de voornaamfte heeft aan te merken, worden Behalven de reeds gemelde  van FRIESLAND. 83 den 'er nog meer andere in Friesland en inzonderheid in deszelfs laage oorden gevonden, van welken nog een enkel woord dienr gemeld. Onder deezen mag men als de voornaamften aanmerken den Slagtedyk, Haskerdyk, Linde» dyk en Kuinderdyk. De eerfte loopt door Utingeradeel van Oldeboorn, zo lang de Grieteny is, tot aan de Jouwer in Haskerland. De tweede fchiet tusfehen de Grietenyen Haskerland en iEngwirden door. De derde, ten noorden der Linde gelegen, en zich door Stellingwerf-Westeinde ftrekkende van Slyken* burg tot op de hoogte van Oldeholtpade , dient om 't Lindewater, dat by fterke en aanhoudende Noordweste winden wel eens zeer hoog wordt opgezet, en de aangrenzende laage Landftreeken overftroomen zoude, in zyne vaart te ftuiten. De vierde, of Kuinderdyk, doet denzelfden dienst ten aanzien van het water der Rivier de Kuinder of Tjonger, van wier oorfprong en ftrekkinge reeds voor' heen gelproken is. Veele andere Dyken, aan| gelegd om uitgedroogde Meeren en Poelen ! boven water te houden, zyn wy genoodzaakt Alge- meene Beschry- ving. vindt mea noch andere Dyken in Friesland. Friesland is ook voorzien met veele Sluizen. 1 met ftilzwygen voorby te gaan. Een land dat zo veele buiten- en binnendyI ken noodig heeft, om geen overlast van het 1 water te iyden, moest noodzaakelyk met veele I Sluizen of Zylen (gelyk men in Friesland l fpreekt) voorzien worden, zo om zich van !het overtollige water te ontdoen, als om de ibinnen- en buitenvaart onbelemmerd te behouiden. Dus zal eene algemeene opgaave der ! Sluizen niet kwalyk op die d<.r Dyken volgen; F 2 ter-  Algemeen!Beschry- ving. De Buitenfluizenkomen meest in aanmerking, en zyn Munnike* zyl, 84 Tegenwoordige Slaat terwyl wy van derzelver befticr en voornaamlte byzonderheden, in 't vervolg , by gepaste gelegenheid, hoopen te fpreeken. F)p Ruirenfluizen. eelvk ik dezelve in onder- fcheidinge van de Binnenhuizen verkies te noemen , om dat daar door het overtollige binnenwater naar buiten en alzo in Zee gebragt wordt, komen hier inzonderheid in aanmerking. Dezelve zyn, naar maate van den kleinen omtrek van dit Gewest, vry veel in getal, en hebben niet alleen by haaren eerften aanleg groote fommen gelds gekost, maar ook loopt "er jaarlyks met derzelver onderhoud geen kleintje heen. Om in derzelver befchryvinge den rang der Goën te volgen, beginnen wy met de Munnikezyl, gelegen in Kollumerland op de Grensfcheidinge van Friesland en Stad en Lande. Derzelver oude Zylroede loopt noordwaards naar Zee, en wel zodanig dat de inloopende vloeden, tegen de Sluisdeuren fluitende, dezelve door opflyking, inkorten tyd, onbruikbaar maakten. Van tyd tot tyd heeft zulks den Lande veel moeite en kosten veroorzaakt j doch ten jaare zeventienhonderd negenendertig werd zulks van zo veel belang geoordeeld by de Staaten des Lands, dat eene Kommisfie van Heeren Gedeputeerden last kreeg, om daar ter plaatfe een naauwkeurig onderzoek te doen, en middelen tot verbetering te beraamen. Dit gefchied zynde, viel 'tbe(luit,om een ftukweegs buiten de Sluis in de Zylroede een houten Spuilluis te leggen, ten einde daar door het water by Vloed ïn en by Eb weder uit te laatcn, en door  van FRIESLAND. 85 door de fchuuring het verzamelde flyk naar de diepte te vervoeren. De kosten hieraan beneed waren groot, maar wegens de merkelyke verbetering: der uitlosfinge geenszins vcrlooren. AlGE- MEENE Beschry- V1KG. Nieuwe Zylen by Engwie. rum. doch deeze Dyken hebben veel groen voorland, en by hevige ftormen uit het Noordwesten, die altoos de gevaarlykfte zyn, een' opperwal, en daarom doorgaans weinig te lyden In het zuid* oostelyk deel van deeze Dyken vindt men de Oude Zeeflenk, het Dokkumer Diep genoemd, die, ter wederzyden met Dyken voorzien, het Zeewater voormaals bragt tot aan de Sluis der (rad Dokkum en de Steenen beeren, die men in de Grachten had gelegd. Ondertusfchen liep het onderhoud deezer Dyken zeer hoog, en het Land ter wederzyden by zwaare vloeden merkelyk gevaar , dat door opftopping van 't Zeewater in dien naauwen boezem eene doorbraak veroorzaakt zoude worden , gelyk , tot groot nadeel der ganfche Provincie , gebeurde in den geweldigen Kersvloed van zeventien honderd zeventien, wanneer de nabuurige GrieF 3 tenyen Had men ondertuslchen met die van Jstad en Lande konnen overeenkomen, om de Zylroede te verleggen in de uitwateringe buiten Gro • ningerlands Kommerzylen; dezelve zoude daar door, buiten iemands nadeel, eer dieper dan drooger hebben moeten word. n, en 't middel ter heritellinge zou veel onkostbaarder en meer voldoende geweest zyn. Ten noorden dier Pyramide, waardoor Kollumerland vanOostdongerdeel gefcheidenwordt, beginnen Oostdongerdeels Dyken , en loopen van daar tot aan het westeinde van Papens;  86 Tegenwoordigs Staat ving. Alge- meene Beschry- nenen eens vooral te vuurtvoiuen, en tenens aan Oostergo een beter uitwatering te bezorgen dan dit Gewest, door middel van alle zyne kleine Sluizen, in het Dokkumer Diep uitwaterende, tot nog toe genooten had, werden, volgens belluit der Heeren Staaten, ten jaare zeventien honderd negenentwintig, de Nieuwe Zylen by Engwierum in Oostdongerdeel aangelegd. In deeze Zylen, die ver de grootfte in gansch Friesland zyn, en onder dit foort van Waterwerken in de Vereenigde Provinciën maar weinige haar's gelyken hebben, heeft men drie Sluizen, waarvan de middenlte ver de grootfte is. De kosten hieraan befteed,beliepen 238000, de llatting van het Dokkumer Diep 60000, en dus famen 298000 guldens. Doch fteigerde deeze fomme vry hoog, het nut van deeze Zylen is nog tegenwoordig van groote uitgebreidheid. Men is daar door bevryd van't jaarlyksch onderhoud van zes duizend roeden Zeedyk , loopende van Dokkum tot aan de plaats, alwaar men den nieuwen Dyk door het Dokkumer Diep heeft gelegd, na alvorens de Zylen, ten noorden van gemelde Diep, in vast land, voltooid te hebben. Ook is daar door het orïderhoud uitgewonnen van de Dokkumer, Driezumer, Oudwouder en Kollumer zylen, welke alle haare uitwatering in het Dokkumer Diep hadden; doch met eikanderen op ver na zo veel waters niet konden uitlosfen als deeze Nieuwe Zylen, welker uitwatering, vooral tegenwoordig, na dat men de Ee, of Vaart van Leeuwarden naar Dokkum , geflat heeft, tenyen op eene deerlyke wyze door het Zeewater werden overftroomd Om dergelyke on- , -i 1 i „ ^_rp  van FRIESLAND. 87 heeft, ver de beste van geheel Friesland is, zo wegens de wydte der Sluizen als wegens den grooten val des waters, dat hier, by gewoone tyën, acht of negen voeten ryst en daalt, en hier, by hoog binnen- en laag buitenwater, eenen kleinen waterval te wege brengt. Hier by komt nog eene aanwinning van achttienhonderd pondemaatcn lands, zynde niet alleen het zogenaamde Groenland, maar ook hetSlyk tusfehen de twee oude Dyken gelegen, naderhand van overftroomingen bevryd gebleeven, en tot kostelyke Bouw- en Weidlanden aangelegd, welke tot dus verre in vruchtbaarheid de verwachting geenszins te leur Hellen, en der Provinciaale kas ten merkelyken voordeele (trekken, naardien, behalven de jaarlykfche Reëele goedfchatting der landeryen, de Speciën van bezaaide landen, koeyen, paarden, enz. van ieder drie pondemaaten een Floreen, en dus van 't geheel zeshonderd Floreenen betaald moeten worden. Ter gedachtenisfe van dit zo heilzaam werk heeft men de reeds voorheen gemelde Pyramide opgerecht. Aan de Westzyie vindt men aan het boveneinde het Wapen van Fries' land, en daar onder. Alge. meene Beschrv» ving. TER EEUWIGER GEDACHTENISSE VAN DE ©VERDYKINGE F 4 VAN Derzelver aanleg vereeuwigd door een hartüeenenPyramide.  Alge- mseme Beschry- ving. 88 Tegenwoordige Staat VAN HET DOKKUMER DIEP IN DEN JAARE rvi d c c x x i x GELUKKIG VOLBRAGT. Aan die zelfde zyde op het voetttuk leest men. ZES DUIZEND ROEDEN DYKS BESPAARD , 'T GEWELD DER ZEE VERMINDERD, OOSTERGOO VAN WATER ONTLAST, DE PROVINCIE VERMEERDERD EN VERBETERD, IS DEEZE SUIL VOORDE NAKOMELINGEN IN 'ï MIDDEN DER STROOM OPGEREGT. Aan de Oostzyde leest men. 'ï GEWELD DER STROOM DOOR DRIE VERKORTINGEN VERZAGT ZYNDE , IS HET DIEP ALHIER GEDAMT OP DEN TWEEDEN JULY, TER PRESENTIE VAN DE EDELE ERENTFESTE HEEREN J R. MICHAEL ONUPHRIUS BARON TOE SCHWARTZENBERG EN HOHENLANDS» BERG, GRIETMAN OVER D A N T U M ADEEL; EN JR. PHILIP FREDERIK VEGE- LIN  van FRIESLAND. 89 LIN VAN CLAERBERGEN, GRIETMAN OVER HASKERLAND, COMMISSARIEN DER EDELE MOGENDE IIEEREN GEDEPUTEERDE STAATEN VAN FRIESLAND. De Zuidzyde pronkt met het Wapen van SCIIWARTZENBERG, En de Noordzyde met dat van VEGELIN VAN CLAERBERGEN. Naast aan deeze Engwierumer Zylen ten noorden heeft men de Lzuma- of Ezumcrzyi, aldus genoemd naar de oude Ezonftad, zo be- rnemd in df> Krnnvkpn _ pn nnlw Appvp r/\i\ \lge- UtSCHRT. VI .ng. Ezumazyl. roemo in ac rvronyken , en naby deeze Zyl eertyds gelegen. Oostdongerdecl heeft hier door zyne uitwatering naar Zee , waarom ook dezelve door de Zylpligtige Ingezetenen dier Grietenye onderhouden moet worden. Van Dokkum loopt dervvaards eene vaart, de Zuir of ZuiderEe genoemd , waarin , naby gemelde Stad, een Vallaat gevonden wordt, dat, voor ruim twintig jaaren , op kosten der Ingezetenen, geheel vernieuwd en van fteen opgemetzeld zynde, fomwylen vier of vyf voeten warers fchut, zonder 't welk een voornaam deel deezer Grietenye dikwyls onder water zoude ftaan. Voor meer dan vierhonderd jaar vindt men reeds melding van de Ezumazyl; doch dezelve was toen maar van hout, en werd befchermd door een Vestingwerk, dat in de nabyheid lag, en waar van de voorftandcrs van Graave Jan van Boyeren zich, omtrent het jaar veertienhonderd en F 5 twin-  oo Tegenwoordige Staat Algemep.neEeschryvma. twintig, ter hunner verdediginge, tegen de aanvallen der Friezen bedienden ; zynde vry waarfchynlyk nog heden, in de overgebleeven hoogten daaromtrent, eenige puinhoopen dier plaatfe voor handen. Ten jaare zestienhonderd eenenzeventig werd. deeze Sluis vernieuwd en geheel van Heen opgetrokken, op kosten der Ingezetenen, en onder 't bellier der Heeren Georg Wilko van Schwartzenberg en Hohenlandsberg, Hcere van Vischhuizen en Wiarden, Grietman over Oostdongerdeel, en Jr. Philippus van Ho malda, Raad Ordinaris in den Hove van Fries, land. Ter gedachtenisfe van dit Werk vindt men nog hedendaags op de eene zyde de Wapens van Schwartzenberg en ./Ebinga van Huuialda, en daar onder deeze woorden: DEO ET POSTERIS. Georg Wilko van Schwartzenberg en Ho* henlandsberg, Heer van Vischhuizen en Wiarden, Grietman over Dongeradeel, Oostzyde der Ptsfens, en Gedeputeerde Staat van Friesland, ende Jr. Philippus van Humalda, Raad Ordinaris in dsn Hove van Friesland, beide gecommi: teert wegens de Eigenaars tot het leggen van de Nieuive Sluis van Ezumazyl. Aan de andere zyde ziet men de Wapens en Naamen van de gelastigden der Meyers, van de Aanneemers en Opzigters van dit Werk, en daar onder: D. O. M. E. P. S. Ecce  van FRIESLAND. 91 Ecce locum, quondam falfis ubi Dongria nostra Fluctibus oppofuit lignea claustra luis. Jam miramur opus firmum tam furgere nostrum, Quodque tot impenfis ha:c Cataracta datur. Lignea deftructa est curisque recondita nostra, Schwartzenbergiacis ficut Humalda fuis. Annue tu ca;ptis Deus optime maxime nostris Neptuni ut, fortis hic reprimatur aqua. Egbert Burgman. Zo is door Gods genadigen zegen de eerfte Steen van dit kostelyk Gebouw gelegt den -7 JunY 1671 , des avonds tusfehen vier en vyf uur by de Heeren Wilco van Holdinga, Vry heer toe Schwartzenberg en Hohenlandsberg, Heer van Vischhuizen en Wiarden, Old in 't achtfte jaar, en Jr. Frans van Humalda, Old in 'telfde jaar,en heeft CorneÜus Bosman, Notaris Publicus , Fiscaal en Ontfanger van Oostdongerdeel, tot dit gebouw gedaan grooten dienst en yver. /E. M. S. Accipe posteritas qnod per tua fecula narres, Fluctibus hcec Cataracta tuis Neptune refiflit. P. Humalda. In 't begin der zestiende eeuw, en zo lang de Oosrtrumerzyl nog gangbaar was , kwam 't onderhoud van deeze Sluis ten laste der dorpen Anjum, Engwierum, Ee, Mykerk, Pa:zens, Lioesfens, Morra en de kloosters Zion en Weerd, beneffens de Adelyke Staaten Tjebbema en Alge* meene ving.  92 Tegenwoordige Staat Ai ge- mi.ene Besciiry- ving. In Westdongerdeei heeft men ■waarfchynlykmeer dan eene Zyl gehad. en Aldterp, met her dorp Niawier; terwyl de dorpen Jouswier , Oostrum , Aalfum , Wetfens, Metslawier en eenige landen bewesten de Ptezens, fchatpligcig aan de Zyl by Oostrum bleeven. Doch nadat men ,voor omtrent twee eeuwen beilooten had de Oostrumer Zyl te dammen, omdat de Ezumer alleen genoegzaam in ftaat was, om althans het grootfte gedeelte van Oostdongerdeel op eene behoorlyke peil van water te houden , zyn zorhmige landen , die voorheen hunne uitwatering door de Oostrumer-Zyl hadden , onder de verpligtinge gebragt om hunne Zyl - fchatting aan de Ezumer Zyl te betaalen. Deeze Schatting is echter zeer maatig , bedraagcnde niet meer dan een' halven ftuiver van ieder pondemaate lands, hoe hoog of laag ook anders de- gemeene Zyl - fchatting in Oostdongerdeel moge loopcn. De reden hiervan is ongetwylïeid ceeze, dat die landen geen' anderen dienst van de Ezumer Zyl hebben, dan dat zy daar door het water kwyf worden , welkze uit de Paazens door het Jaarla gat ontvangen hebben , terwyl de overige het hunne door Dokkum, of om de Stad , naar de Nieuwe Zylen uitlosfen. In Westdongerdeel fchynt men eertyds eene Sluis gehad te hebben, ter plaatfe daar de Hulp, uit de Paezens (pruilende , even boven Wierum, recht op den Zeedyk aanloopt. Ook zal de Vaart , die van Dokkum voorby de dorpen Hiaure en Hantum naarTemaard loopt, en vervolgens by de Vischbuuren tegen den Dyk floot, insgelyks eene uitwatering in Zee gehad hebben; gelyk ook te denken ftaat van de  van FRIESLAND. 93 de Holwerder Vaart, die by het eerfte Tolhuis, uit de Dokkumer Trekvaart of Ee , voorby V aard, ten westen van de dorpen Bornwerd, Foudgum, Brantgum en Waaxens, naar Holwerd loopt, zynde het buitenland, aldaar voorheen aangefpoeld, in den jaare 1580, en dat, welk men voor de Vischbuuren heeft, tien jaaren laater ingedykt. Ferwerderadeel had oudtyds zyne uitwatering in de Middelzee door de Leye ; doch federt dat het Bildt is in de wereld gekomen, is de Leye eene Binncnlluis geworden , welker Zyl roede thans eene Binnenvaart is, die zo wel met de Binnenwaters van Oostergo als met die van Westergo gemcenfehap heeft. De uitwateringen van het Bildt laaten zich best tot de nadere befchryving uier Grietenye verfchuiven, om dat 'er thans geene te vinden is, die zich door eenige Sluis naar Zee ftrekt, gelyk eerst de Oude en vervolgens de Nieuwe Zyl, thans beide verlamd, daartoe plagten te dienen. In Barradeel, dat naast aan het Bildt paalt, vindt men, een halfuur ten Noorden van Harlingen, de Ropta- Zyl, welke door koop het eigendom deezer Stad geworden is. De landftreek tusfehen Franeker en de Bierumen heeft hier door haare waterlosfing naar Zee, langs de zogenaamde Ried , welke van Franeker derwaards ftroomt. Voorheen diendeze ook tot eene uitvaart voor de Schepen ; doch federt lang isze, zo wegens merkelyke verzanding en opdrooging der gemelde Binnenvaart, als het opgehoogde buitenftrand, daar toe nu niet meer van dienst. Harlingen heeft voorzeker Alge- v1e! ne Bi schry» v1kg. De Leye was oudtyds de uitwatering van Ferwerderadeel. Het Bildt heeft thans geene Zeeflui- zen. In Barradeel heeft men , Roptazyl.  34 Tegenwoordige Staat ALGEJU EENE Bescury- VING. Binnen Harlingen telt men vier Sluizen. ker geene reden om te wenfchen dat dit anders ware, dewyl nu alle doorvaart naar buiten door de Stad gefchieden moet, 't welk haar in verfcheiden opzigten tot voordeel ltrekt. Harlingen, op Leeuwarden na, de grootfte en aanzienlyklte der Friefche Steden, is van vier Waterlluizen voorzien. Twee daarvan, de Rinnertsfluis en Landsfluis, doorgaans het Landszyltje genoemd, dienen alleen tot waterlosiing, en worden ook anders niet dan daar toe geopend. De laatfte deezer twee Sluizen van minder noodzaakelykheid geoordeeld zynde, werd in den jaare I757gedamt; doch de ondervinding leerde eerlang datze geenszins voor overtollig te houden was; dezelve werd daarom in den jaare 1780 wederom geopend , hoewel merkelyk vernaauwd. De kosten hiervan werden door het Algemeene Land gedraagen, doch op deeze voorwaarde, dat de Stad het onderhoud daarvan in het toekomende voor haare rekening moest neemen. De twee andere Sluizen, die meer binnenwaards gelegen , en by de naamen van Groote en Kleine Sluis bekend zyn, dienen niet alleen tot weering van het buiten- en tot ontlasting van het binnenwater , maar ook tot ophouding van hetzelve, wanneer het gerief der binnenvaarten zulks, by aanhoudende droogte, vereischt. Daarenboven geeven deeze Sluizen , inzonderheid de Groote, eene vrye uitvaart naar Zee aan de Schepen,die van Franeker en elders komen, en den wil naar Holland of eenige andere plaatfen der Republiek hebben. Mak-  van FRIESLAND. 95 Makkum, wel geene Stad, maar een zeer aanzienlyk en welvaarend Dorp of Vlek, had voor dêezen twee Zylen. De , voornaamfte vindt men in de gebuurte Statuin,' en is op kosten der Provincie aangelegd in den jaare 1663. De andere , die van minder belang 1 was, en van ouds Oldeklooster zyl genoemd ' werd, lag meer ten Zuiden, en kwam ten laste der .Zylpligtige Eigenaaren. Beide deeze Zylen hebben haare byzondere Zylroeden, welke het water uit het Makkumer of Koudmeer ontvingen , en door dezelve in Zee bragten. Doch de eerlle deezer Zylen heeft men, in den jaare 1778, met zwaare kosten vernieuwd en merkelyk verwyd, om zo wel de fcheepvaart als uitwatering te begunftigen, en federt werd de andere Zyl min noodzaakelyk gekeurd, en daarom gedamt. De naaste Zyl aan die van Makkum is de Workumer, welke geheel en al tot last en 1 voordeel der Itad Workum komt. Deeze Zyl i is inderdaad van veel belang. De naastgelegen 1 waterryke Grietenyen Wonzeradeel en Wym: britzeradeel moeten hierdoor ver het meeste van haar overtollig water llyten; ook wordt de 3 fcheepvaart naar buiten door deeze Sluis groo» 1 telyks beguntligd , zynde zy wyd genoeg om [ groote Koffen en Smakken, zo te Workum als op ; andere plaatfen, meer landwaards in gebouwd, cdoor te laaten. Ondertusfchen heeft deeze Stad, \uit hoofde van de zwaare kosten, noodig ttot het onderhoud van haare waterwerken , ten inzonderheid van de buitenried of zool der Zyl, Alge- MBfiNE Beschry- VING. Te Makkum had men eertyds twee Sluizen, doch thans maar eene. Workumer zyl.  AtOE" 3VIEKNE Beschry. vikg. Hindelooperzyl. Molque- ruraer zyl. 96 Tegenwoordige Staat Zyl, waar langs zo wel de vaart als uitwatering naar Zee ftrekt, meer dan eens aanzienlyke on? derttanden uit js Lands kas ontvangen. Hindeloopen, niet verre van daar, op eenen uithoek en ten grooten deele als een Schiereiland in de Zuiderzee gelegen, is insgelyks met eene Zyl voorzien, welke ten jaare 1619, op kosten der Zyipligtige Ingezetenen, grootelyks is verbeterd en verftcrkt geworden. • De groote toevoer van het binnenwater, dat uit de menig, vuldige Meeren en Poelen van Hemelumer 01devaart voortkomt, zou de Stad zelve in geen klein gevaar brengen, zo hier niet een vrye en ruime uitloop voor 't zelve gevonden wierd. Ondertusfchcn valt het onderhoud deezer Zyl voor zo klein eene Stad als Hindeloopen en de verdere aanleggende Zylpligtigen te zwaar om het alleen te draagen. De Hooge Regeering des Lands heeft, dit inziende, dezelve ook meer dan eens merkelyk onderfteund, en wel inzonderheid federt dat de geduchte wormplaag onze Zeewerken in 't zigtbaarst gevaar begon te brengen. De Molquerumer zyl, die zuid waards van Hindeloopen ligt, en haaren naam aan het bygelegen dorp Molquerum verfchuldigd is, I brengt, even als de voorgaande, zeer veel waters naar Zee, datze uit de aangrenzende Meeren enEruime waterplasfen in grooten overvloed ontvangt ; zonder echter tot de fcheepvaart naar buiten gefchikt te zyn. De Ingezetenen van gemelde dorp, tot nog toe met het onderhoud deezer Zyl bezwaard zynde, hebben over dien last, niet zon-  van F R. I E S L A N D. 97 zonder reden, menigmaal geklaagd; oordeelende dat de belasting van het onderhoud zich even Verre als het nut der uitwateringe behoorde uit te flrckken. Ook werd dezelve, ter voorkominge van dien last en de moeilykheid daarover, voor ruim eene halve eeuw gedamt; doch met d,en uitflag, dat het nadeel, hier door aan de ontlastinge van het overtollige binnenwater toegebragt, by de lleeren Gedeputeerde Staaten groot genoeg gerekend wierd, om den Zylpligtigenhet weder opruimen en gangbaar maaken van gemelde Zyl te gebieden. Die van Molquerum leverden wel een fmeekfehrift aan 's Lands Staaten in, om van dien drukkenden last voor akoos onthceven te worden; dcch hebben 't daarmede niet verder konnen brengen, dan dat hun eene fomme gelds van twee duizend en twee honderd guldens uit 's Lands kas verfchooteh wierd, om hen dus aan gereede penningen te helpen; doch onder dit uitdrukkelyk beding dat zy dezelve in drie jaartermynen wederom moesten betaalen, blyvende als van ouds het onderhoud der Zyl ten laste van Molquerum. Stavoren, ten zuidwesten van Molquerum, insgelyks aan de Zuiderzee gelegen, is van twee Zylen voorzien, welke van wegens den grooten toevloed van binnenwater, uit de menigvuldige Meeren en Stroomen van de Grietenye Hemelumer Oldevaart en INoordwoIde derwaards heen fchietende, een groot gedeelte van Westergo tot ontlasting van het zelve dienen, en de doorvaart naar buiten grootelyks begunftigen. De Fluisfen, de Morrha, het Haanmeer, de groote Gerfloot, de Gronzen, 't Fleit en G nog Alge- MEttNE BeschrY- vikg. Stavoren is van twee Zylen voorzien.  Aloe- JVtEENE ving. 98 Tegenwoordige Staat nog artderé wateren van minder belang, ontlasten zich daar door in Zee. Het onderh md deezer Sluizen en verdere Zeewerken is voor Stavoren, vooral in deszelfs tegenwoordigen toeftand, een drukkende last. De Staaten des Lanls zyn daarom der Stad wel eens te hulpe gekomen, zonder evenwel daar toe eenige gehoudenheid te willen erkennen. Take of Taakezyl, bykans Oostwaards vari Stavoren, legt in de Grieteny Gaasterland, aan eenen inham der Zuiderzee. In vroegere tyden en nog omtrent het jaar 1495, was deexe Zyl* beneffens die van Workum, de eenige bekwaame haven voor Westergo. Doch federt dien, tyd is de gedaante der zaaken grootelyks veranderd , en ook deeze Zyl nu van minder belang dan wel voorheen. Ondertusfchen dientze nog tot eene vrye en ruime uitvaart naar Zee , en tot uitwatering van verfcheiden Meeren eri Stroomen. De vaart derwaards is bekend by den naam van Ee, of Ea, en wordt ook op fommige kaarten wel de Ryn genoemd. Uit het Slooter Meer voortkomende looptze door de ftad Slooten, en geeft een' zeer bekwaame uit • vaart naar buiten. Deeze Zyl was, naar 't Ichynt, wel eer een Grietenye Zyl: men vindt althans aangetekend, dat aan den Heere S. Van Ofinga, op zyn verzoek in den jaare 1644* vryheid verleend wierd tot het heffen van een' maatigen tol op de uit- en invaarende fchepen, öm daar uit de kosten goed te maaken, die? vereischt werden om de Zyl behoorlyk te ver* diepen en te onderhouden; doch thans komt zy ten laste en voordeele der Provincie. INaase Take of Taïkezyl.  van FRIESLAND. 99 Naast aan deeze Zyl ten Zuidoosten vindt men die van de Lemmer, welke naar dit bioeijende en van ouds vermaarde dorp de Lemfter zyl bet, en van zeer veel nut is, zo om het binnenwater,dat uit het TjeukeMeer en andere • wateren herwaards in grooten overvloed heen fchiet, naar Zee te leiden, als ook ter begunftiginge van de uit en invaart vceler fchepen, die hier eene goede haven vinden en eene genoegzaame diepte om dezelve aan te doen. Deeze Zyl, waarover voorheen ook wel eens moeilykheid ontilaan is, wordt thans, even als Taèke zyl, op kosten van den Lande onderhouden. De Schooterzyl, doorgaans de Oude Schoo terzyl genoemd, ligt ten Zuidoosten der voorgaande, en is, de laatlte der Friefche uitwateringen naar Zee, fchoon niet onmiddelyk aan Zee, maar in de Kuinder of Tjonger gelegen. Een groot gedeelte der Zevenwouden wordt daar door van zyn overtollig water ontlast Dit kan ook zeer gemaklyk gefchieden , dewyl gemelde rivier van daarnaar Slykenborg ftroomt, zich aldaar met de Linde vereenigt, en vervolgens by het vlek of fteedje Kuinder in Zee valt. Deeze Zyl wordt nu, even als de twee naastvoorgaande, op kosten van den Lande onderhouden. Na dus Frieslands Buitenzylen of Sluizen in orde afgehandeld te hebben , konden wy , om de gelyk heid der ftoffe, de Binnenzylen gepastelyk laaten volgen; doch dewyl deeze veel in getal zyn, en de meeste daar van niets byzonders behelzen, zou derzelver befchryving weinig meer dan eene drooge optelling te achG 2 ten Alge. mei'ne BcsciiRY. VING. Lemfterzyl. Schooter» zyl.  Alge- • MBENE BrscimY- vxkg. Luchtsge. fteldheid in Friestand. ioo Tegefïwoora'ige Staat ten zyn, waarmede wy den L'eezer niet werifchen te verveelen. Alles derhalven, wat daaromtrent eenige aanmerking zou verdienen, fpaaren wy tot de byzondere befchry ving der Grietenyen en Dorpen , waarin •■ dezelve te vinden zyn. Van de Luchtsgelleldheid in Friesland ftaat ons nu nog iets te melden. Over 't algemeen is dezelve taamelyk getemperd, en dus niet ongezond, gelyk men van de veelvuldige wateren en laage gronden fchynt te moeten verwachten, omdat daar door , vooral in den Herfst en Wintertyd, eene vochtige en dus niet zeer gezonde lucht veroorzaakt wordt. Dan de Westelyke winden, die als dan, bui-» ten Vorst , dikwyls , en nu en dan vry fterk doorwaayen , zuiveren de lucht van veele kwaade dampen en uitwaasfemingen , welke •daarin anders zouden blyven hangen. Aanr houdende vochtige Zuide winden brengen daarom, al doorgaans , deeze of geene ongemakken en ziekten voort, waar voor men door eene drooger luchtsgelleldheid bewaard zou zyn gebleeven. De groote onbeftenoigheid van We < der, die hier te lande vooral aan de Zeeplaatfen heerscht, wordt van veelen , ten nadeele hunner gezondheid, te weinig ia acht genomen. Ook gaan gemelde WesKwinden wel eens met regen gepaard, of worden 'er van gevolgd. Niettegenftaande dit alles leeven de Landzaaten, die de maatigheid weeten te betrachten , en de vereischte beweeging genieten, hier vry gezond, zyn fterk, en worden oud, zo dat de voorbeelden van eenen tachtig-, negentig-, en zelfs  van 'FRIESLAND. lor zelfs honderd jaarigen ouderdom hier niet ontbreeken , hoewel deeze laatlfe zeldzaam zyn. Byzondere Landziekten heerfchen hier niet meer dan elders.- De Scorbut, of Scheurbuik , gelyk men hier fpreekt,' heeft dit Gewest met andere fin: eken van het Noorden gemeen. De Zomers zyn hier, even als in Holland en elders, tcamelyk warm en droog, zelfs in, fommige jaaren wel eens zeer heet. In den Herfst heeft men hier veeltyds dampig , mistig en regenachtig Weder ; ook ffeeken 'er dan wel eens hevige ftormwinden uit het Zuidwesten, Westen of Noordwesten op : en vam deeze zyiv de laatüe voor Friesland, uit hoofde van de ftrekkinge zyner Zeedyken:, ver de gevaarlykfle, gelyk op den veertienden en ccnentwintigfren der Slagtmaandvan 177$ en 177Ó gebleeken is, zynde toen, en wel inzonderheid door den laatften ftorm, zeer veel fchade aan Frieslands Zeewerken in 't gemeen, en aan die van Harlingen in 't by zonder toegebragt; waarvan de inwoonders dier Stad nog heden gevoel hebben, door het draagen eener belastinge van twaalf fluivers op ieder Schoorfteen, en van vyftien fluivers op ieder Anker Wyn , welke toen , met goedvinden der Heeren Staaten, boven de oude belasting, voor. den tyd van achtjaaren is ingevoerd, om daar uit de middelen; tot herftelling der geleeden fchade te vinden. Het zo even gezegde wegens het Herfstweder vatte echter niemand zo op, als of men hier nini-1 iner eenen warmen, droogen en aangenaamen Herfsttyd had. Niet zelden wordt de Zomer daar door als verlengd, en de barre wintertyd. G 3 ver- Alge. mei-ne j Besciieï» ving. Verfchek denheid van Weder.  Algemeen ë Beschry- VISG. joa Tegenwoordige Staat verkort; 't welk reeds al voor nuttig te houden is , te meer omdat dan de vrachten op. riaaren tyd gewonnen , en de koornlanden naar vereisen bemest , beploegd en bezaaid kontun worden. Ik zwyg dat een drooge Herfst, volgens veeier waarn .e uing , v)or eei' voor.boode van een volgend vruchtbiar jaar mag gehouden wordm Maar hoe ook de Herfst afloope, de Winters vallen in deeze Gewesten wel eens vry geilreng, geiyk met veeie voorbeelden ligtelyk te ltaaven viel : dk allem zy daaromtrent genoeg, dat, by ons geheugen, de Zuiderzee wel eens zo digt hevroo^en is geweest, dat men tut Friesland in menigte, met paarden en fledei, naar d.' Hollandfche kusc over Hak. Met Oostelyke, Zuid en NoordOostelyke winden heeft men hier doorguns de ftrengfte koude, hoevvel het ook nu en dan met andere winden wel eens , doch minder fterk gevroozen heeft Tei aanzien van het beginnen en eindigen der Vorst, valt uit het éene jaar niet het minfte gevolg tot het andere te trekken; doch dit gaat vry algemeen door , dat, wanneer het in de afgelegene Gewesten van 't Noorden en Oosten fterk begint te vriezen, men in deeze oorden ook doorgaans al dra meer of minder vorst krya;e. Somwylen loopen geheele Winters zonder merkelyke Vorst voorby. De Sneeuw valt hier te lande zelden zo veel en dik als wel in andere Gewesten ; doch zoze tot eene maatige dikte valt, isze voor de Win ter vruchten van zeer veel nut, omdat dezelve daar door voor de ftrenge koude en fcherpe winden beveiligd war-  van FRIESLAND. 103 worden, terwyl de falpeterige deelen den grond Algeter bemestinge dienen. De Lente evenwel , jjjgjyfc, boe draaglyk en zacht ook de Winters mogen V1KQ. zyn, fpant verre de kroon. Men heeft ondertusfchen in Lente - en Grasmaand , ja zomwylen in Bloeimaand, wel eens koude en vorftfge nachten , tot merkelyk nadeel van de blocyende Ooftboomen en andere gewasfen. Toch dit is verre van algemeen ie zyn, en dus blyft deeze tyd der herleevende Natuur aangenaam voor menfehen en beesten beide. Aan Donder en Blixem is men hier te lande ^^"em op verrj na zo veel niet onderworpen als in de js hjer bergachtige Gewesten van Duitschland en niet zo elders : en echter is men 'er hier geenszins van gemeen bevryd ; zelfs gebeurt het wel eens, dat ditals eldeïS» ©ntzachlyk verfchynzel der Natuur hier vry zwaar vernomen en van jammerlyke af brandin^ gen van Hutzen, Schuuren, en wat des meer is, gevolgd wordt. Doch in deezen zo wel als in andere opzichten ftaat Friesland zo gelyk met de andere, vooral vlakgrondige , Nederig .Ifche Gewesten, dat wy ons daarover niet behoeven uit te laaten. Cf 4 DEIU  Al.OE- Bp.schr.y- vi.mo. Nadere Befctiryving der Friezen. getlalte ei geaart. heid. Maaken weinig werks van de Weeding. 104 Tegenwoordige Staat DERDE HOOFDSTUK. Over de Oudere en laatere Friezen , bunnt geaartheid, beftaan en leevenswyze. N a de algemeene Befèhryving van Friesland, door ons in de twee voorgaande Hoofddeelen opgegeeven, liggen deszelfs Bewooners natuurlyk aan de beurt. Reeds in het eerfte Hoofddeel bleek ons, dat de Friezen van Duitfche afkomst, of althans met de Duitfchers van den zelfden oorfprong zyn. Om derhalven het gezegde hier niet te herhaalen, beginnen wy roet de Oude Heidenfche. Friezen wat nader te fchetfen. De Friezen waren doorgaans vry lang van 1 geftalte , geel van hair , nors van weezen en opflag van oogen , fterk van lichaam, en wel gehard tegen honger en koude, maar minder tegen zwaaren arbeid en veele wederwaardigheden. Hitte en, dorst, konden zy het minst van allen verdraagen. Vlug en vaardig van lichaam zynde, waren zy recht gefchikt tot de Jagt en Visfchery, gelyk ook tot den kryg en andere gewigtige onderneemingen. Van de kleedinge werd weinig werks gemaakt, vooral in jongere jaaren, wanneerze geheel naakt liepen, 't welk niet weinig toebragt om hen tegen koude en andere ongemakken des te meer te wapenen. Een beestenvel, dat het lichaam  van FRIESL A N D. 105 lichaam maar ten dè'èle dekte, en met een nagel óf doorn om den hals vastgemaakt, doch lieraadshalve w>d eens met. zeker, vocht van Zeedieren, waarfchyr.lyk Kobben, bcfcinlderd werd, was voor volwaslcrieri,, inzon derheid by felle koude , alles wat tót hunne kleeding noodig was. Die dndèr tién van c cerlle aanzien waren droegen een' Rydrok , wèfke met een gesp , of. by gebrek daarvan , met een. doorn o'm dén hals 'toegemaakt was, en zo digt om 't ïyf floot, d|t hunne waare gellalte r'er bykans even kenbaar om bleef. De klc'eding 'der Vrouwen verfehilqe weinig van die. der Mannen, uitgezonderd dat, zy zich doorgaans van linnen kleedereri,. met purper verfiere., bedienden, en hals en ajfinéri bloot aè* lil i<.>v i j>iX$ssrifj; r.'i ffic noil th,i 'k»(ntyl ten. .. Het Hoofdhair, dat doorgaans ros bf gedachtig was, merkten zy als. hun vóornaamiVe fièraad aan ; gaven zich veel moeite om hét door zekere loog, van asfehe toebereid, nog fchooncr te maaken; knoopten of' Vlogreri hec boven op het hoofd tarnen, en overdekten het ' met een klein kapje (f). De ïiomeinen na- (t) Her vlegten des 'hairs i's'in Friesland nog- niet .. ganfchelykin onbruik. Veele Vrouwen.uit den Bur- ferllaat., welke zogenoemde' Duitfche IVIutfen draagen, edienen ''er 'zich' 'vau ; doch te Hindeloopen en Mol* querum , daar zo wel de Taal als Kleeding het naast aan die der Ouden komt, heelt inzonderheid nog eene "dergelyke-behandeling by de Vrouwen plaats, zelfs hec bleeken van 't hair niet uitgezonderd. G5 VIEKNE 3esc^jj5« nna.' r, . (Ififi risv 'K I!3b!'jb q w.. -.. Maar veel van het hoofdhair. roirtóow  ior5 Tegenwoordige Staat Alge- i ME ENE Beschry- 1 vimg. Met Baard cn Knevels handelden zy niet allen op dezelfde wyze. padden geen bemuurdeSteden, en maar geringe woonin6«n. namen, by hunne komfte hier te lande, zo veel genoegen in deeze wyze van verfieringe, dar. zy dezelve naaapten, door het hair niet alleen te verwen, maar ook met vylzel van Goud te beftrooien, of anders hetzelve van de Duit fchers te koopen, en den gevangenen met geweld af te fnyden, om 'er hunne hoofden meê te verfieren. Omtrent Baard en Knevels had meer dan eenerlei gewoonte plaats ; want daar fommigen 'gewoon waren , lange opgezette knevels te draagen, en. hunne baarden zindelyk te krullen, lieten anderen dezelve glad affcheeren , hierdoor meer' een fchoon dan een manhaftig voorkomen bedoelend \ Zy waren ook. inderdaad, zo wel als. alle 'Noordfche volkeren, blank en 'fchoon van lichaam en aangezigt; vooral dezulken , die hunnen meesten tyd binnens huis, of in den lommer van het geboomte fleeten^ zonder zich veel aan brandenden Zonnefchyn, bloot te (lellen. Bemuurde Steden hadden zy ten tyde de* ■Romeinen niet; zelfs konden zy, volgens het zeggen van Tacitus, geene gemeenfchap van wooninge verdraagen, en maakten hierom hunne Dorpen niet naar de manier der Romeinen, met famengeklemde of aan een gevoegde huizingen ; elk omringde zyn huis met zekere ruimte (t)> zo niet ter voorkominge van brand,. r-n Deeze ruim'e draagt nog hedendaags, in ver het erootlte gedeelte van Friesland, den naam vm Hiem, en hier in heeft men, naar alle waarfchynlykheid, dea  van f RUSLAND. 107 brand, dan ter bewaaringe van hunne vryheid, i qfuitonku.de van bouwen. En deeze hunne huizen waren inderdaad nog maar zeer gering: want geene kennis, aan kalk of dakpannen heb| bende, bediendenze zich flegts van eenige ge| kromde .paaien, die van boven met takken en bladen overdekt, en aan de zyden van rys en reenen gevlogten waren. Tot af veering van wind en regen befneerden zy deeze wanden van buiten met leem of koeiedrek, en om 'er van binnen eenig fieraad aan by te zetten, behVeeken zy dezelve op fommige plaatfen met zuivere en blinkende aarde, zo dat het verwen en kleuren fcheenen te zyn. De Friezen haidjn 1 de meeste hunner Dorpen op Heuvels ot Teri pen, door de. natuur of zwaaren arbeid opge• worpen , o n voor de zwaarite vloeden der Zee eenigzins beveiligd te zyn (*> Ook piagtenze wel holen onder de aarde te maaken, 1 én daar op veel drek te brengen, tot eene [ fchuilplaats voor de koude, en ter bewaariige 1 van hunne graanen en andere noodwendigheden, die geene harde vorst verdraagen konden. En was 'er gevaar van door den vyand overvallen ; oorfprong te zoeken van veele Dorps naamen, wèjki op cm, Hum, of bem eindigen. In de beide -Stelling.'Werven draagt deeze ruimte den naan van Bank, welJike in 't üngelsch den uiterftiu kant of rand van iets, nby voorbeeld van eene. fontein, betekent; 't wilk dan ;genoigzaan hetzelfde is met hie.n; doen hoe.het zy pbygeko nin, dit Ai Stellingwervers in d^eze benaaminge meer overeenkomen met di EngeHeltea, dan d-> overige Friezen, wier taal met de Ëngelfehe zo naauv ver. ïnaa.jfciapc is, Iaat ik aan anderen, ter beilisfmge, over. {*) Zie boven, bladz. 22. Algemeens UiSCHRV^ ving.  108 Tegenwoordige Staag Zy bediendenzich in den kryg van zeer eenvoudige wapenen. Hunne paarden Al.CE- Bncïüiy- V1ÈIÜ. Visfchen en jaagen was 't gewoons bedryf der Mannen. uitgeplonderd te zullen worden, dan rekendenzedeeze bewaarplaatfen nog niet veilig ge* noég, maar bedroeven 't beste hunner bezntmgen, hier of daar-, bedektelyk onder den grond Hunne leevenswyze kwam volmaaktslyk overeen met 2ulké wooningea. Visfchen en jaagen was de gewóone bezigheid der mannen. : De Landbouw en Veevoeding kwam niet genoeg by hen in aanmerking om 'er zich veel mee te moeien; zy lieten dus *t eene en andere over, voor de vrouwen en ouden van jaaren, wten 't jaagen én visfchen reeds ontkomen was: Paardryden eri zwemmen was voor hun een aangenaam tydverdryf, en kwam hunne krygszugtige geaartaeid, by voorkomende gelegenheden, wonderlykte lbade, vooral om gewa-, pend en te paarde de groótfte rivieren en itroomen over te zwemmen, gelyk zy dit meesterlyk-verltonden.: Toen het yzer, vooral m de vroede tyden, nog fchaars by hen was, bediendenze zich niet zo zeer van zwaarden oi groote lansfen, als wel van zekere fpeeren, ■ Frarneën ijenoemd, en voor aan liet end mee een fmal en kort yzer. voorzien. Hier meds wisten zy zeer behendig zo wel van verre als van. naby re vechten. Behalven zulke Frameen had de Ruitery ook nog langwerpig vierkante ichitden, van teenen gevlogten, en met beeldwerk befchilderd; terwyl het Voetvolk van eene menigte werpfchichten. voorzien was , met_ welke het fnedig wist om te gaan, en zeer juist te. treffen. Hamasfen en ftormhoeden zag men zelden by hen. Hunne paarden waren wei ïhel in *t loopen, maar nier, zeer afgerecht op  van FRIESLAND. 109 het wenden en keerën ; en dus beftohd. de .meeste kracht in 't Voetvolk, waaronder de bloem der 'jeugd gevonden werd, Vrouwen en Kinders verzelden hunne Mannen . en Vaders in den kryg, moedigden hen tot dapperheid aan, en droegen zorge voor de gekwcts ten, zich niet ontziende hunne wonden uit te zuigen, en de terug deinzenden weder tot den ftryd aan te fpooren, om liever, voor hunne eere, vryheid, huisgezinnen en bezittingen kloekmoediglyk ftrydende, te (heuvelen-, dan met fchande te leeven. Zelden gebeurde het ook, dat een krygsman zonder Ichild en wapentuig uit den ftryd kwam: want dit was eene onuitwischbaare fchande. Als het krygsgefchrei, waar meê men gewoon was den aanval te beginnen , door de lucht klonk, toonde zich ieder een held te zyn: deinsde men eens wat te rug, 't gefchiedde om 't gevecht daarna met des te meer kracht te hervatten; en dus was het geene kleinmoedigheid, maar enkele voorzigtigheid. Een volk van zulk eene geaartheid moest 1 noodzaaklyk weinig fmaak en kennis hebben van 1 de befchaafde weetenfehappen, welke by Rc~; i meinen en Grieken op eenen hoogen prys fton' j t den Dit was ook inderdaad hun geval, zelfs 1 i in zo verre , dat mannen en vrou wen noch i 1 leezen noch fchryven konden; waarvan 't onimydbaar gevolg geweest is, dat ons geene bei richten wegens hunne vroegfte oudheden door ihen zeiven zyn nas;elaaten; en wy alles, wac \wy daarvan weeten, aan de fchriften derRocmeinen \erfchuldigd zyn. ■ Wier- Aloev- " MEENE ' :. BES'CHlrfVINO. warén fneï maar ïrïet behóorlyt afgerechti Vrouwen en Kinde. ren gingen meê ten ftryde. Befchaafde weetenfehappen werien van Ma niet ■ jeoefFead.  110 Tegenwoordige Staat tut ENK Beschry- vinö. Gelyk ook de Koophandel niet. Wat omtrent het Huwelyk van hun iy in acht genomen. Wierden de Weetenfchappen by hen veronachtzaamd, tot den Koophandel hadden zy insgelyks noch lust noch gelegenheid : wanc behalven dat zy, wegers hurné fobere leevens-» wyze, van geene uitgeftrekte begeerten wisten, en zich met weinig te vreden fielden, mangelde het hun ook aan die kundigheden , zonder" Welke geen koophandel van eenige uitgebreidheid te dryven valt. Hun voornaamlte handel Was anders niet dan eene verwisfeiingVan waarë tegen waare, en dat nog maar alleen binnens lands tot noodig gerief. Geld was ook weinig bv hen iti achting, en 't zilver noz al doorgaans meer gewild dan het gttud, omdat het in den • dage!yk fchen omgang van meer dienst geoordeeld wierd: van zilveren vaatwerk en andere huisv rfierfelen, fchoon het hun ook van andere volkeren vereerd ware, maakten zy echter weinig werks Niet ten oorloge of ter jagt zynde, zat men htele dagen ledig by den haard * daar hun vleesch gebraaden en hunne fpyze bereid werd ; doch in de Vergaderingen en pleo-tige maaltyden , hadden de Mannen hun afgezonderd vertrek , waarin- geene Vrouwenwerden toegelaaten. By 't aangaan hunner HuWelyken werd de gelykheid van jaaren en grootte oes ucnaams doorgaans naauwkeuriglyk in acht genomen. Nooit trouwdenze hunne kinderen jong uit , óm hunne krachten met te vroeg uit te putten. Voor zyn twintigfte jaar te trouwen werd fchan* delyk gerekend, daar lang ongetrouwd te blyven tot eere ftrekte. Meer dan eene Vrouw te neemen, fchoon by andere volkeren gemeen, was  van FRIESLAND. "* in Was hier onbekend; hebbende het alleenlyk den voornaamften en aanzienlykften vrygeftaan zulks te doen , doch meer om hunnen ftaat te vergrooten, dan wel uit onkuischheid. De Bruidschat werd niet door de Vrouw aan den Man , i maar door den Man aan de Vrouw gegeeven ; ! en de trouw gefchiedde in de tegenwoordigheid i Van Ouderen en Bloedvrienden, aan wien hec ! ftond over de Giften van den Bruidegom te i toordeelen , en 'er iets van het hunne by te ' voegen. Deeze Huwelyksgaaven, de geaart' heid des volks uitdrukkende, ftrekten geenszins i tot Vrouwelyke dertelheid ot pronkery, maar .Veel eer tot verfterking van den egt: want zy beftondcn doorgaans uit een koppel Osfen ren een gezadeld Paard , met Schild , Spies en lBoog De Vrouw op deeze wyze verkreegen izynde, gaf ook gemecnlyks eenige wapenen :aan haaren Man. 't Een en ander befchouwde imen als den grootften band, ja als de Heilig- Alce- MEENE BESCHftY- ving. Zy leefden doorgaans kuisen er» tuchtig. :dommen en Goden des Hüwelyks : ook werd : der Bruid daar door te binnen gebragt, datze, i&ls medegezellinne van geluk en ongeluk, aan| genomen was tot dezelfde gedachten van oorlog :en vrede, zo wel als alle andere lotgevallen i des leevens , en deeze dingen en oeffeningen t over te erven had aan haare kinderen. Na dus (den egt voltrokken te hebben, leefde men (doorgaans kuisch en tuchtig. Zelden hoorde tmen van overfpel. Hooglyk roemt Tacitus cdeeze eerbaarheid onzer Voorouderen, wanneer Ihy zegt: „ Niemand iacht daar met de ondeugden; en Ichenden en zich te laaten ,„ fchenden heet men daar geen wereld". (*) Dat  ï i a ■'■ Te'geÉwoordlge Staat - \ van dood en leeveu, ra gefteld, die haar met afgefneeden hair en ontbiooten lichaamé , in tegenwoordigneid der -bloedvrienden , ten huize uit en voorts met ec?n Veesfel de geheele wyk door dreef; zynde zulk eene misdaad voor zo onvergeeflyk by hen sehouden, dat noch fchoonheid , noch jongkheid noch rykdom, haar aan een anoercn man konhelpen, (t) Zy hadden wel het recht, maar niet de Barbaarfche gewoonte, van hunne kinderen te dooden ofte vondeling te leggen , om alzo het bezwaarende getal te verminderen , en den hst van derzelver onderhoud en opvoeamge te verlieten, gelyk by de zo zeer befchaafde Grieken en Homeinen plaats had. Weshalve* dezelfde Tacitus hierover, tot onzer Voorouderen grooten lof, wel mogt uitroepen: „dat de „ gride gewoonten daar meer „vermogten , dan elders de goede Wetten" (§). Dan hieromtrent moeten de loffelyke zeden, ,m vervolg vm tyd , eene groote verbastering on- Nemo illic vim ridet ; nee comimpere et eör. tumpiSeculum vocatur. Tacit. de Mor. Geun, e. 19. (+-) Tacitus de Mor. Germ. c. 19. Plus ibi boni Mores valent, quam alibi bom leges/laat. de Mor. Germ. c. 19. Ëene overfpeeJigeVrouw •werd zon derling van hun geftraf't. Alge- mkene Beschry- '*YDat is, 'rwasby de Oude Duitieners en Friezen zo niet als by de Romeinen , daar men fpeeldc met .de ontucht, enze Bemantelde met de manieren der' eeuw , zeggende : de tyden brengen hef nu zo mede. .Was eene getrouwde Vrouw Ongelukkig genoeg van zich in ontucht te verloopen, zy werdter ftrade , 1 _.. 1 knoron m;in in handen  M» FRIESLAND. 113 dergaan hebben, naardien het, by het doorbreeken van 't Christendom hier te iande, in gebruik en geoorlofd was, de nieuws gebooren kinderen om het leeven te brengen, zo lang zy geen melk en honig geproefd hadden: waarom het wel gebeurde, dat zy, die de wreedheid der ouderen afkeurden, en de kinderen in het ïeeven poogden te houden, hun by derzelver geboorte, zo ras mogelyk, eenige melk en honig in den mond itreeken. Naar het verhaal van zekeren ouden Schryver, die ons het Leeven van den H, Ludger heeft nageiaaten, zou dit gefchied zyn omtrent Liafburg, de Moe1 der van gemelden imdger, zo dra zy ter wereld 1 was gekomen: „ want volgens het bevel van , „ zyne Heidenfche Grootmoeder van Vaders , „ zyde, die verdrietig was, dat haaren Zoone ,, Tjadgrim alleenlyk Dogters gebooren wier, „ den, zou men de Moeder vau deezen geze, „ genden Ludger , op het eigen oogenblik ,,, haarer geboorte, hebben moeten verdrinken; ,„ dan,toen de ikavinnen dit wreed bevel fton,„ den uit te voeren in eenen emmer vol wa» 1 „ ters, ftreefde het wigt daar tegen aan, en, .„ vatte met uirgeftrekte armkens en handen „ den rand des emmers aan. als niet willende , „ verdronken worden. Midlerwyl kwam,'er ,„ eene Nabuurinne by , die dit voorval als ,„ eene befchikking der Hemelfche bermhartig,„ heid befchouwde , en medelyden met het ,„ kindeke had; waarom zy het der ilaavirme uit de handen rukte, 'er mee naar huis liep, ,„ en in alleryl een weinig honig in den mond ,„ Hak; wyl het ongeoorlofd by de Heidenen H „ was Alce- meene Beschuit* ving. In de oud. fte tyden werden geene kin. deren va» hun gedood of te vondeling gelegd. Na dat de kinderen iets gefmaakthadden, ruogt hét ook zelf» naderhand niet gefchiedert.  H4 Tegenwoordige Staat „ was kinderen te dooden, die iets het min„ He gefmaakt hadden" ( * ). Had het dooden en te vondeling leggen der nieuwsgebooren kinderen, in de vroegfte tyden, geene plaats by onze voorouderen, de onnatuurlyke en verderflyke gewoonte van dezelve door vreemden te laaten zoogen was toen insgelyks onbekend. Elke Moeder zoogde haare eigen kinderen, en voeddeze op zonder dezelve aan Dienstmaagden of Voedfters toe te betrouwen; weshalven de oude ruwheid, in deezen althans, zeer verre boven onze hedendaagfche befchaafdheid te fchatten is. Aloi- .mkene BesCHRï- VING. Het was eene eere veele, en eene fchande geene kinderen te hebben. Een talryk gezin van kinderen te hebben werd by hen tot eere gerekend, terwyl hy die geene kinderen of gellagt had in geene waarde was. By Oomen en Moeyen waren de zusters kinderen alzo wel als by hunne eigene Ouders gezien. Sommigen zelfs hebben deezen band des bloeds heiliger en naauwer gerekend, en gaven 'er daarom naauwkeuriglyk acht op in het kiezen van pandsmannen, even of die huis en gemoed nader waren. Wat iemand meer bloedverwanten en aangetrouwde vrienden had, wat zyn ouderdom aangenaamer en ontzaglyker ware: want men moest zich de vriend- en vyandfchappen zyner ouderen en nabellaanden noodzaaklyk aantrekken: en echter was men niet onverzoenlyk. De voldoening en boete werd van het ganfche geflagt aangenomen; en dit was zeer nut en dienllig voor het Gemeenebest: want daar de vryheid grootst is, is de vyand- (*) Zie Schot. Befchr. van Friesl. bl. 22.  van FRIESLAND. 115 vyandfchap gevaarlykst. Deeze manier heeft by onze Natie geduurd tot op de Saxifche tyden. Al wat iemand by zynen dood naliet, verviel op de kinderen of naaste bloedverwanten, zo *er geene kinderen waren: want men wist van 1 geen Testament maaken Geen ander Volk was zo zeer tot gastery en I herbergzaamheid genegen: een' mensch niet te l nerbergen werd voor zeer onbetaamclyk geI houden. Elk ontvingze ter tafel naar zynen 'ftaat: begon'er iets te outbreeken, de Waard I ging met zynen Gast, ongenoodigd, by zyne ! buuren, en werd 'er met dezelfde gulhartigheid [ontvangen. Tusfehen bekenden en onbekeniden was in 't herbergen geen onderfcheid. 'Vertrok iemand, men gaf hem dat hy eischt te, hebbende men van anderen eene gelyke beI handeling te wachten. Zy verheugden zich in [giften, doch werden daar door niet verpligt, t noch rekenden iemand hunne gaaven aan. 't Onthaal tusfehen Waard en Gast was mild en zoet. Wan den flaap opgeftaan, ging men in het Bad, en doorgaans van warm water, uit hoofde der ikoude luchtftreek; en na zich gewasfehen te ihebben aan 't eeten, zittende elke man byzonder aan zyne tafel. Lang te flaapen, en een iisoed deel van den da? door te brengen met AlgemeensBeschry-' ving. Zy waren zeer genegen tot gastery en herbergzaamheid. Zy gingen doorgaan» gewapend , en knoopten al drinkende den nacht wel eens aan den dag. tö "VM »«4U UCil Uiig UUUI te UlCUgCU I1ICL «eten en drinken, was de manier in 't onthaalden der gasten. Doorgaans gingenze over dag jgewapend, inzonderheid tot hun Werk, handel :en gascmaalen, op welken ..iaat niemand tot Tchande iirekte, den dag en'nacht al drinkende laan één te knoopen. Menigvuldige twisten 1 vielen hier, naar de wyze der bezoopenen, II % voor,  M'-ENK BesCHRY- «NG. (t) Tanquan tfflöo .magis tempore aut ad fimpliees cogitationes pateat-:animus, auc ad magnas incalel'cat, T»ciu De Mor. Gerra. c. aa. ti6 Tegenwoordige Staat voor, welke zelden by enkele fcheldwoorden bleeven; dikwyls haddenze wonden en doodflagen ten gevolge. Over 't verzoenen der on- ty waren openhartig en getrouw in het houden van hun woord. in cierr dagelykfchen omfang had by hen eene groote gemeenzaamheidplaats. In hunnen dagelykfchen omgang had eene groote gemeenzaamheid in de huisgezinnen plaats. Het onderfcheid tusfehen Heer en knecht viel 'er naauwlyks te ontdekken ; by en met eikanderen van gelyke fpyze te eeten was onder hen 't gebruik. Op da- gastmaalen alleen deed zich de Huisvader van zyne Jongelingen oppasfen en bedienen. Hunne fpyze had niets gemeens met onze hedendaagfche lekkernyen, en 'er ook hun leeven en vryheid aan, zouden zy het zelve niet verbreeken. derlinge vyandichappen en oneemgneaen , nee trouwen hunner kinderen, en 't maaken van Overheden, Oorlog en Vrede, plagtenze op hunne gastmaalen te raadpleegen , even of het gemoed , gelyk Tacitus het uitdrukt, op geen* tyd meer open Hond voor eenvoudige gedachten, of zich verhitte op groote (f). De Natie was niet listig of bedrieglyk, maar openhartig, en beminde daarom alle openingen van 'tgemoed;niettemin wasze gewoon 't geen heden voorgeflagen was morgen te herkaauwen, en dan te bepaalen 't geen het beste geoordeeld wierd. In getrouw hun woord te hou. den werden zy van niemand overtroffen; al hing  van FRIESLAND, tij en beftond, ten grooten deele, uit in het wild gewasfen ooft, versch vleesch van wilde dieren , of geftolde melk, boter en kaas. En nog mogt het den Friezen, aan de Zeekust woonende, zo goed niet beuren; hebbende deezen, die doorgaans de armfren waren , by gebrek van vee, zich moeten behelpen met visch, dien men in de lucht, by wind en zonnefchyn,gedroogd had. Hun drank was niet anders dan een kookfel van water en garst of ander graan, veel overcenkomst hebbende met ons hedenclaagsch Bier, en niet ontbloot van eene dronkenmaakende kracht. Die het naast aan den Ryn woonden, hadden evenwel ook kennis aan Wyn, en maakten 'er gebruik van. Over 't geheel warenze zeer maatigin'teeten, en wisten van geene overdaad, oordeelende dat de fpyzen flegts tot balling van den honger dienden. In het drinken bezatenze zich op verre na zo goed niet, zynde de dronkenfchap hunne gemeenfte misdaad, en teffens de bron van veelerhande gefchillen, vechteryen en doodllagen geweest. In hunne byeenkomlten en gasteryen vermaaktenze zich met het fpel van hunne jongelingen, die gansch naakt tusfehen bloote zwaarden en fcherpe fpieslèn wisten door te fpringen; zonder datze voor die ftoute dartelheid eenige andere belooning dan den roem hunner vaardigheid ontvingen. By min plegtige gelegenheden, en zelfs wanneerze nuchteren waren, toonden zy aan het dobbelfpel, als of het een werk van vernuft ware, zeer verkleefd te zyn: zy gingen 'er met zulk eene roekeloosheid H 3 van Alge- meene Beschsy- ving. De mat tigheid werd beter by hen in 't eeten dan in 't drinken bewaard. Hadden zonderlinge (pelen op hunne gastmaalen , en waren zeer overgegeevenaan het dobbel. fpel.  Ii8 Tegenwoordige Staat AlgemeenbBeschry- ving. Hoe zy in de verdeelingeder landen te werke gingen, en met dezelve handel* den. van winst en verlies in te werke, dat zy, na alles verfpeeld te hebben watze in de wereld hadden, niet fchroomden, hunne vryheid ten laatften op den teerling te zetten. En wierd ook deeze verboren, zy lieten zich, fchoon jongen fterk, zonder tegenftand binden en als flaaven verhandelen; 't geen ook al doorgaans gefchiedde, om zich zeiven van de fcfaaamte ,w fnppl- en winzuat te ontllaan (*\ Als Tacitus ons (f) verhaalt, dat de geheele Burgerfchap de landen by beurten aantastte, en onder zich, naar gelang van 't getal der bouweren, verdeelde, wil hy waarfchynlyktzego-en, dat 'er groote ruime, velden hebben gelegen, dieniet teffens van de geheele Natie gehavend en gebruikt konden worden, en dat men daarom gewoon was zo veel aan te tasten als men kon bebouwen, 't uitgebouwde te laaten liggen, en dan weder een ander gedeelte te neemen, en onder eikanderen te verdeden, gelyk uit hoofde der voor handen zynde groote en ruime velden, welke ledig lagen, ligtelyk kon gefchieden. De Bouwlanden veranderden zy doorgaans van jaar tot jaar, dewyl zy niet gewoon waren,hunnen arbeid uit te ftrekken naar gelang van de vruchtbaarheid of ruimte des lands, om boomgaarden te planten, hoven aan te ( * ) Tacitus', hier van fpreekende, zegt: Ea est in re pava pcrvicacia : ipfi fidem voeant; 't welk door Hoofd dus wordt overgezet: Zulk een' Jlyfzinnigbeid is de. bitnne in een' Jlimme zaak: zy luiden beeten 't trouw. Tacit. de Mor. Germ C. 24. ( t yPe Mor. Germ. C. 16.  van FRIESLAND. 119 ce leggen, en weidlanden te betuinen. Koren was 't eenige dat zy van het land vorderden: de verdeeiing des jaafs in vier getyden was by hen niet in gebruik; Winter, Meityd en Zomer hadden hunne naamen; doch de Herfst was hun onbekend. By 't begraaven hunner Dooden had geen prachtige toeltel plaats; zynde zy gewoon geweest, hunne lyken, op eenen llapel van hout, tot asfche te verbranden. Slegt o! gemeen hout zonder onderfcheid werd hier toe gebezigd, als de verltorvenen, in hun leeven, tot den gemeenen rang behoord hadden. Waren zy daar boven verheven , en in byzonder aanzien of achtinge geweest , dan bediende men zich van een byzonder foort van hout; doch het vermeerderen van den Houtftapel, door ingeworpene kleederen en welriekende fpeceryen, gelyk de Romeinen en Grieken deeden, had by hen geen plaats. Alleen was men gewoon, de wapenen van den Overleedenen in het Lykvuur te werpen : fomtyds werd 'er het paard bygevoegd, waarvan hy zich in zyn leeven bediend had. Van kostbaare en prachtige Graffchriften en gedenktekenen maakten zy nooit gebruik, oordeelende dat die maar ter bezwaaringe der dooden dienden. De asfche verzamelden zyzorgvuldiglyk in eenelteenen kruik of pot, begroeven dezelve, en lla» pelden 'er groene zoden van aarde op, om dus het graf in geheugenis te houden. Het klaagen en kermen over eenen dooden duurde niet lang; maar de inwendige fmert fleet langzaam. Men zal ligtelyk befeffen dat een volk, waarby zulke fterke trekken van ruwe eenvoudigheid H 4 te Alge. meene Beschry- ving. De dooden wer. den van hun verbrand. Zy hadden jreene  ALGEmeensBeichry- VING. Tempels, en merkten de beelden alleen aan als zinnebeelden. "lüO Tegenwoordige Staat te vinden waren , niet zeer gefchikt was om eenen Godsdienst te belyden en te oefenen, die aan de vQorfchriften der gezonde Reden volkomelyk beantwoordde. En echter overtroffen zy in deezen nog de Grieken en Romeinen: want zowel als deeze onkundig zynde van den waaren God, hielden zy het nogthans voor zeer onbetaamelyk, de Goden binnen den omtrek van muuren en wanden op te fluiten. Tempelen en andere GodsdienlKge genachten waren hun dus onbekend. Beelden en gelykenisfen haddenze wel als zinnebeelden, maar oordeelden , dat de Hemelbewooners in hunne eere verkort wierden, doorze in eene menfchelyke gedaante te vertoonen. Bosfchen en Waranden heiligden zy aan hunne Goden, en noemdenze naar hunnen naam. Voordat de Romeinen hier te lande de hekken verhangen hadden, waren Zon en Maan twee der voornaamfte Godheden, en fommigen zyn niet vreemd van te denken, dat de Zon geëerd wierd onder den naam van Z»wton of Tuhcon, in hunne taal zo veel ais tie of die zon betekenende, en dat men aan de Maan dien van Mannus gaf. Zekerder is het dat de Duitfcners Ttüscon en Mannus als den Oorfprong hunner natie eenden , en in hunne liederen , het eenig middel om de gedachtenis van voorieeden gebeurtenisfen te bewaaren, roem- • ' <»■ . n- ...J„„ Un^rlon v\r rropnf» andere Bosfchen en Wara» den heiligden zy hunnen Goden toe, van welken Eon en Maan de voorpaamftewaren. Van de Romeinen hebben zy geleerd ook ln de vroeglte tyden naaaen zy geene suutie dan de gemelde Godheden; doch van de Romeinen hebben zy geleerd, om pokMercunus, Herkules en Mars te vereeren. (§) Mercurius.bv hen Warm of Wodan genoemd, werd * * op (§) Sommigen voegen 'er zelfs Ifu by.  van FRIESLAND. itx op zekere dagen met offerhanden van menfehen vereerd , terwyl Herkules en Mars, naar het zeggen van Tacitus, geene andere dan geoorIofde ontvingen (§). De Friezen in 't byzonder hadden ook eenen afgod of afgodinne, Baduhenna geheeten, van wier geheiligd bosch ; reeds boven (*) door ons gefproken is. En VuakolwAn App7p vindr nipn . hv de Schrvvers van Ar.o» MSI'NE Bkschrv* VINO. andere Godheden te eeren. In deOudFriefchenaamen van de dagen der weeke vindt men de gedachtenisder voormaals ge» eerde Godheden. oenaiven aeeze vniuc men, uy uu oiuiyvcia van i de bekeeringe der Friezen, ook nog gewaagd i van zekeren afgod of afgodinne Fofete, Fo/ite i of Fosta, welke op zeker Eiland, Fostiland geIheeten, eenen Tempel had, en daarin geëerd i wierd. • Het komt fommigen niet onwaarfchyn- lyk voor dat deeze Tempel in voortyden op 'Ameland geftaan hebbe, en dat het geheugen ;daarvan in de benaaminge van het Klooster Fos\wert, weleer van Ameland in de Grietenye Ferwerderadeel verplaatst, zy overgebleeven (f). [Hoe 't zy men vindt in 't Aade Friefche Terp, op het jaar 806, aangetekend , dat de afgod 'Fosta daar door de Christenen is vernield. T\ J_ _1 : , 1„ „nüarAa {~lnAUa. De gedachtenis van voormaals geëerde Godhelden blyft nog eenigzins bewaard in de naamen, die in de Oud Friefche taal aan de dagen der Wee* ;ke gegeeven worden, en deeze zyn: Sneyn, Woondey, Tbysdey, Warnsdey, Jongersdey, \Freed, Snion. De eerfte dier naamen is ïamen getrokken uit Sin-eyn, en zegt zo veel lals zon-eigen, waaruit blykt, dat men dien dag lals den eigen dag der zonne heeft aangemerkt. Den naam van den tweeden dag had men onge- twyf- (§ ) Tacitus, de Mor. Germ. c, 9. ( *.} Zie bladz. 16. Oudheden en Geftigten van Friesl: IID. bl. 299. H 5  Alge. meeme Beschry. ymo. iaa Tegenwoordige Staat twyffeld ontleend van de Maan, waarom dezelve, volgens eenen anderen tongval, by de hedendaagfche Friezen, wel eens MAndey wordt genoemd. De derde is zynen naam verfchuldigd aan den Krygsgod Mars : want deezen noemde men oudtyds Tbjfe, dat zo veel als twisten of pleiten te kennen geeft, en vry na komt aan het woord Hefus, waarmee de Gaulen eertyds hunnen Mars benoemden. Anderen evenwel houden het voor ruim zo waarfchynlyk, dar deeze naam zynen oorfprong verfchuldigd zy aan Twiskon , den oudftender Germanifche Afgoden, en naar wiep, in de Oude Saxifche taal, de Dingsdag Tywes deag geheeten werd. De Vierde of de Warnsdey, die ook wel Wonnesdey of Wodensdey genoemd werd, was zynen naam verfchuldisd aan Mercurius, dien zy Waras, Wodan of Woden plagten te noemen. Den vyfden, of den Tutigersdey,hadden zyongetwyffeld aan Jupiter geheiligd, en naar hem genoemd : want deeze, die over den Donder heerscht, werd Oudtyds Taranms, Tor,Tunre, of'Ton■rer geheeten, gelyk donderen, in de Friefche ml,nog hedendaags Tongerjen genoemd wordt. Fria, ïriga of Frea, Itond by hen over de vryerv cn het huwelyk, even als Venus by de Griekenen Romeinen, en heeft ongetwyfïefd aan den Vrydag haaren naam gegeeven Van Saturnus vindt men geene gedachtenis in de Uud Friefche benaamingen der dagen : want de zevende of laatfte dag der VVeeke werd, als uk de voorheen gemelde optellinge blykt, oudtyds Stiion, cnbyfommige hedendaagfche briezen Snioun of Sinnejoun genoemd, geevende zo veel als zonavond, of avond voor den Zondag  van FRIESLAND. 123 dag te kennen; in welke betekenis men ook wel Kersavond en Paaschavond zegt, om daar door den avond voor Kerstyd en Paasch aan te duiden. Dit nu zo zynde had men oudtyds twee dagen der Weeke, naamelyk den ecrften en den laatften, naar de Zon genoemd; doch met dit onderfcheid, dat de eerfte als de eigen dag der zonne wierd aangemerkt, terwyl men den laatften als haaren voorlooper befchouwde. In hunne uitwendige Godsdienstoefeningen bedienden zy zich van tweederley foort van Priesters, Barden en Druiden genoemd. Der eerften werk was het de Liederen te dichten , die men ter eere der Goden zong, en waarin ■ 's volks voornaamfte gefchiedenisfen1 befchreeven waren. Ook ontvonkten zy het ' volk, by het aangaan van den ftryd, tot kloek- \ moedigheid, door hunnen Herkules of Krygs-; god ter eere eenige Gezangen te zingen, welke \ den naam van Barrites droegen, en zeer waar- \ 1 fchynlyk dus genoemd werden, naar het Latyn- < I fche woord Barritus, het gebrom of gekrys c i van eenen Olifant betekenende. Deeze Barden \ \ waren by de Duitfchers in groote achtinge; in 1 ?zo verre dat zy de Krygsluiden, zelfs in han-< me grootfte woede, wisten te bevredigen, en1 i in de gewigtigfte gefchillcn tot fcheidsmannen iverkooren wierden. Toen men, hier te lande, \ van de Romeinen het gebruik der Letteren gelleerd had, werden hunne gezangen in gefchrifte ^gefteld, en veele daarvan, als de eenigfte jaar1 boeken deezes volks, door Karei den Grooten Iby een verzameld. De ondervvyzing des Volks in hunne Gods-1 djcn» Alge- meene . Beschry- ving. Zy bediendenzich van tweederlei foort van Priesters, Bar. den en Druiden genoemd; zynde het der eerden werk geweest Lia» deren te dichten, en hetVolk tot den kryg te , ontvonken. Den Brui-  ALGK- VINO. 1*4 Tegenwoordige Staat dienftige plegtigheden, was den Druiden aanbevolen. Deeze geloofden de Onfterflykheid der Ziele, en hadden eenige kennis van de AardMppr- en Staatkunde, ryksbefchryving, Sterre-meet-en ataatKuuuc, en daarom zeer veel invloeds op het volk, dat zich in ver de meeste dingen ligtelyk naar hunnen zin liet draaien. Eenig onderfcheid had'er in hunne bezigheden plaats: want daar fommicren onder hen zich alleen met de weetenfchap der Goddelyke dingen bemoeiden, werden de altaaren door anderen bediend. Het getal van beiden was zeer groot; doch allen Honden zy den was het onderwys des volks in hunne Godsdienftige plegtighedenaanbevolen. Godvraaging en Vogelwikkingwas by hen in groot aanzien. onder een Opperhookl. Godvraaging en Vogelwikking was by dit volk oudtyds in groot aanzien; doch hunne Godvraagingen waren van eene zeer eenvoudige waarneeminge. Eene roede, genomen van eenen vruchtbaaren boom, fneeden zy aan Hukken,en nadatze deeze ftukken met eenige tekenen onderfcheiden hadden, wierpen zy dezelve m t gros daar heene op een wit kleed. Liep de Godvraaging over zaaken van Staat, dan kwam ook Staatswege de Priester; doch liepze over byzondere zaaken, dan kwam de Huisvader en aanbad de Goden, onder opzien naar den Hemel, nam alle ftukken eik in het byzonder driemaal op, en maakte eene uitlegging vari de tekenen of figuuren. Kreeg men een alflaand antwoord,zo mogt 'er opdien dag geene Raadsvergadering aehouden worden; doch was hettoeftemmendeTdan ging men over tot de Vogelwikking, om op der; vogelen vlugt en gefchrei acht te geeven: en deeze bygeloovigheid werd ook, in 'alle haare deelen, als eene konst gehanteerd. Deeze foort van Voorwikkinge Hond  van FRIESLAND. 125 echter nog zo hoog niet by hen te boek, als die uit het gebrieseh der paarden werd opgemaakt; hier voor had groot en klein eene diepe hoogachting, en lloeg 'er zeer veel geloof aan. De Priesters hielden zich zeiven voor dienaars der Goden, maar de paarden voor bewusten van der Goden wille. Om deeze reden werden 'er altyd eenige witte paarden, in menfchelyken dienst nog nooit gebruikt, op genreene kosten van den Lande onderhouden^ deeze, voor eenen heiligen wagen gefpannen zynde, werden gevolgd van eenen Priester, Koning , of Graave des Lands, welke naauwkeuriglyfc acht gaven op het briefchen deezer dieren, en daaruit de Voorwikking opmaakten. Om de uitkomfte van zwaare oorlogen te voorweeten bedienden zy zich ook nog van eene andere foort van wikkery, daarin beftaande, datze eenen gevangenen van die natie, met welke zy in oorlog waren , tegen een uitgeleezen perfoon van hun eigen volk, elk in de wapenen zyns lands, deeden vechten, en over de overwinning of nederlaag des volks, naar die van deeze twee kampvechters, oordeelden. In 't Huk van Wikkeryen was 't Vrouwelyk I geflagt, even of het iets Goddelyks bezat, en voorweetig van toekomftige gebeurtenisfen ware, by hen in byzondere achtïnge. Hierom volgden zekere Priesterinnen enWaarzegfters huni ne Legers, en voorfpelden de toekomftige ge. vallen: deeze voorfpellingen waren zeer verre ' van altyd door de uitkomite bewaarheid te woriden, en nogthans bleeven zy, ten bewyze van ' °i volks diepe onkunde'en verregaande bygeloo\ vighcid, Algemeens Beschrï^ vin o. In liet ftuk va» Wikkeryen wa» 't vrouw, volk by hen grootelyks geacht.  125 Tegenwoordige Staat Alce- MliENE Beschiïy- VlNC. Ook wai-enze zeer bygeloovig omtrent het kruid Britannica. De oude Regeering der Friezen is vry onzeker; ten tyde der Romeinen wasze eenigzins koningklyk. irigheid, haare achtbaarheid behouden. Beroemd was inzonderheid, onder deeze foort van Vrouwen, by meer dan eene Duitfche natie, zekere Aurinia, gelyk ook naderhand, ten tyde van v esp'azianus * zekere Velleda, die haar verblyf Dmtrent de Lippe, by de Brukmers of Broek • [anders, gehad heeft,en ook zelve als eene Godin aangebeden werd (§). Tot de Heidenfche bygeloovigheden der oude Friezen behoort ook, dat zy de Romeinfche Soldaaten wys maakten , dat de bloem van het kruid Britannica, voor den donder geplukt en gegeeten, een mensch voor den flagvan blixem en donder ontwyffelbaar beveiligde, 't welk Plinius zelf geloofde. Doch van dit kruid is reeds voorheen gefproken (f> Wat den ftaat van der Friezen Regeeringe in overoude tyden betreft: met de volfte zekerheid valt die niet te bepaalen; ten tyde der Romeinen (tonden zy, althans eenigzins, onder de beheerfchinge dér.Koningen, en zeer waarfchynlyk, naar de onderfcheiden landftreeken of Natiën, onder meer dan eenen Koning. Verritus en Malorix waren dus, ten zelfden tyde, by het leeven van Nero , Koningen of Regenten van Friesland (*). De rnaet deezer Koningen was zeer bepaald en on- ° der- ( §) Tacit. Hist. L. IV. C. 61. (f) Zie bladz. 20 en 21. (•) Tacit. Annal. L. 13 C. 54- Auttre Verrit» et Malorice, qui nationem eam regebant , m quantum Oer. mani reenaltur. dat is : door beleid van Verrüusen Malorix, welke die natie heleerscbten, W zo verre de DuitJcbcu zicb laaten bebterjeben.  van FRIESLAND. 127 derworpen aan het gezag van hoogere Landsvergaderingen, door welke zy uit den voornaamften Adel, of aanzienlylelie Geflagten verkooren werden. Hieraan heeft men toe te fchryven, dat meer gemelde Verritus en Malorix, volgens het verhaal van Tacitus ( * ), tot 's Lands dienst, in eigen perfoon als Gezanten naar Rome gingen. Hun gezag was grootst in den oorlog : ter beftieringe der Legers. In tyden van vre;de had het volk genoegzaam zo veel over hen, i als zy over het volk te zeggen: want zoze zich iwat te veel gezags aanmatigden, werdenze niet alleen.van hunne Landsluiden benyd, maar verlooren ook fomtyds met de achtinge teffens de Heerfchappy. Hunne Krygsbevelhebbers, fomwylen van de [■Koningen onderfcheiden, gelyk ook hunne Opperhoofden of Rechters, welke aan de eerlten ondergefchikt waren, werden , zo wel als de Koningen zelve, in de Landsvergaderingen , ten tyde des Oorlogs, uit de dapperften en aanzienJyklïen der natie verkooren, en bleeven in dienst zo lang de oorlog duurde. In tyd van Vrede iwerd'hun Het ampt van Rechter over zeker Landfchap of diftricr aanbevolen, en dejaarlykIfche verdeeling der Landcryen, van welke reeds voorheen melding is gemaakt, was aan hun opzigt tcebetrouwd, en dus hun ontzag by de memigte vry groot. De Honderdmannen, welke iden voorheen gemelde Opperhoofden, in den Oorlog tot befcherming, en in tyd van Vrede tot (*j Tscït. Anral. L. XIII, c. 54, Algeme ene Beschryving. Hunne Krygsbe* velheb* bers werden in de Landsvergaderingen verkooren.  Algemeens Beschry- ving. 128 Tegenwoordigs Staat tot Raad dienden, ga ik met ftilzwygen voorby $ alleen opmerkende, dat hunne benaammg eerst her getal der onder hun {taande manfchap uitdrukte, doch naderhand vooreen' eernaam gehouden wierd. 1 n_.il* ïlir het gezegde wegens uc ««.--..—b — Koningen en verdere \ooge Amptenaaren vak nu ligtelyk op te maaken, datde vormyan hunne Regeeringe niet dan zeer oneigenlyk voor Koningklyk te houden was: want de vooruiten ha§dden, coeuemmangedes Vo ks den klem der Regeeringe in handen, en allezaa- lands in Oostfriesland, op ue. f^^vr- "^V rik?*), ft^kt daarvan ten bewyze; gelyk ook de zogenoemde Wcerltallen, welke m Frrestd, nog hedendaags, op meet-dm eenepla» konnen worden aangeweezen (t > ^ g^01 magiden verenen 'er altyd ge^pend^ ^^^^.enll». in d* befchryvings teC&iÏÈ£ Won. en., gefproken e Graaven kon den hen ook best in den oorlog ott derhouden. merkelyk aanzien, niet alleen by hunne eigen natie, maar ook zelfs by nabuurige Staaten, in getal en braafheid van Adjuncten uit te fteeken. Deezen gebruikte men tot het bckleeden van Gezantfchappen , en dan werdenze treffelyk begiftigd. Menigmaal zelfs werd de oorlog dóór 't beruchte van de zulken neergelegd. Als men handgemeen met den Vyand werd, was 't voor' den Graave fchandelyk, iemand in kloekheid te wyken; niet min fchandelyk was het voor de Trouwanten, in dapperheid tegen den Graave niet op te konnen. Die 't leeven uit eenen veldflag droeg, daar de Graaf het zyne gelaaten had ftond leevenslang voor allerlei fchande en fmaadheid bloot. Hem te befchermen, op te Wachten, en zyne eigen dappere daaden, hem, tér zyner eere, toe te fchryven, was het voornaamfte van hunnen pligt. De Graaven vochj_. Oor rW nverwinninoe, de lrauvvan- ten voor den Graave. Indien de Staat eenen langduurigen vrede genoot, plagten deeze F dele Jongelingen veel tot andere oorloogende natien te reizen, om daar dien krygsroem te verwerven, tot welken hun te huis geene gele™nhPid voorkwam. De Duitfchers mogten riet wel over rust en ftilheid. De kryg, hoe gevaarlyk ook, was de liefde hunner bezigheden, omdat de roem, daar door behaald, naar hun begrip, allen anderen roem zeer verre te boven ging. 't Was den Graaven ook niet nmeelvk een groot gevolg van Trouwanten anders dan in den oorlog te onderhouden: want alsdan eischten zy van 's Graaven mildneid maar ' voornaamelyk een ftrydend paard en eene bloedige  van FRIESLAND. 133 dige of overwinnende fpiesfe: voor foldy genpotenze alken de rafel, en deeze was wel met geene uitgezochte lekkernyen bebaliast, maar echter van overvloedige töerustinge; wordende hun de Hof rot milddaadige opfchaffing, dopr oorlog en plondering, doorgaans rykelyk geleverd. Het Land was ook gewoon den Graave, vrywilliglyk en man voor man, met beesten en koren te befchenken, 't welk wel als eene eere werd aangemerkt, doch teffens tot onderhoud Van hem en de zynen' diende. Inzonderheid fielden zy 'er grooten roem in, door nahuurige natiën befchonken te worden, gelyk deezen al dikwyls, ter verzekeringe van haare eigen veiligheid, moesten doen. Uitgeleezen paarden met prachtige tuigen , groote wapenen en halsketenen, werden van hun hooggefchat. Behalven de reeds gemelde zaaken, zullen hunne Landdagen, ongetwyffeld ook de geileldheid der Wetten ten oogmerke gehad hebben, 't zy dat 'er nieuwe gemaakt, of de pude verbeterd en veranderd moesten worden. Want fchoon het meer dan waarfchynlyk is, dat de meefte der oude Friefche Wetten gemaakt zyn, na dat de Friezen reeds meer of min bekend geworden waren met de Homeinen, valt het evenwel niet te denken, dat onze Voorouders voor de tyden der Romeinen geheel geene wetten gehad zouden hebben. Het tegendeel zou men zelfs uit Tacitus ligtelyk konneh opmaaken: ook wordt het door de natuur der zaaken wederfproken , dewyl verfcheiden misdaaden by hen wel flrengelyk en zonder oogluikinge geftraft wierden; gelyk ons reeds I 3 voor; Algi> meene Beschrt. ving. En werden van het Land. met beesten en koren be. fchonken. De Landdagenitrekten ook tot het maaken var|. nieuwe en het verbeteren van oude Wetten.  134 Tegenwoordige Staal Alge- meene Beschrv- ving. voorheen, ten aanzien van het overfpel, eer« loosheid, landverraad en blohartigheid in den kryg, gebleeken is. Al hadden zy derhalven geene befchreeven wetten, gelyk zy zekerlyk niet hadden, zo lang de fchryfkonst onbekend by hen was, nogthans warenze niet ontbloot van zekere algemeen bekende bepaalingen, welke hun voor wetten dienden, en van de ouders aan de kinders wierden medegedeeld, omze voor de vergeetelheid dus te bewaaren, en in beftendig gebruik te houden, zo lang daaromtrent op hunne Landdagen niets naders bepaald of beflooten was geworden. Al wat men 'er meer van zegt is, onzes oordeels, ten eenemaal onzeker: inzonderheid valt 'er geen ftaat te maaken, op de verhaalen dier Kronykfchryveren, welken, niet te vrede met de Friefche natie van zekeren Frifo en zyne Zoonen af te leiden, daar aan ook onbefchroomd den oorfprong der Friefche Wetten toefchryven; ons verhaalende, dat Frifo, na 't ganfche land van den Ryn tot aan de Elve met jdyken en dammen beveiligd te hebben, aan zyne talryke onderdaanen veele heerlyke wetten, in de Friefche taal, doch met Griekfche letteren géfchreeven, en daar onder ook de eerfte wetten omtrent de Leenrechten, gegeeven zoude hebben; dat die wetten door zynen Zoon Adel bekrachtigd, en met verfcheidene nieuwe vermeerderd zouden zyn; dat Adels broeder Hajo de uitvinder en Stichter der Gecstelyke, doch Schelto der Krygs- en ftraftcnde wetten zoude zyn; en dat eindelyk Hetto alle deeze wetten tot één lichaam verzameld en alzo aan zyne Land- De Frie fche Wetten zyn zeer on zeker ten aanzien van haaren eerden oorfprong.  van FRIESLAND. 135 Landgenooten, ten algemeencn Wetboek, na» gelaaten zoude hebbèn. Welk verhaal, hoe fraai het ook klinke, alleen daar door genoegzaam wederlegd wordt, dat de FMëz1 n van geen fchryven wisten, voor dat zy het van de Romeinen geleerd hadden. Waarfchynlyk is het, zo niet ten vollen bewysbaar, dat die algemeenc bepaalingcn, welke by de aeloude Friezen de kracht van befchreeven Wetten en Rechten hadden , naderhand , zo niet in alle ten minflen in veele opzigtcn, ten grondflag van dezelve gediend zullen hebben. Verfcheiden gezegden van Tacitus maaken dit ten hoogflen aanneemelyk, en de natuur dier Wetten zelve, in zo verre zy nog voor handen, en by Schotanus en anderen te vinden zyn, le» veren daarvan een genoegzaam bewys op; dewyl de oude geaartheid en gewoonten des volks daarin op het duidelykfle doorn-raaien. Het oogmerk van dit werk laat niet toe, ons verder over die befchreeven Wetten en Rechten in te laaten; minder nog dezelve te verzamelen en onder het oog van den Leezer te brengen. Uit die oude Friefche wetten valt de afdeeling der Friezen te duidelyk op te maaken , om dezelve hier niet nog kortelyk te melden. Het ganfche volk nu beftond uit drie onderfcheiden rangen of Staaten van menfehen , Ecklw.gen naamelyk , Frytingen en Liten. De Edelingen waren de aanzienlykfte - van drieën. Waar de Alge- MRF.NE BFSCiiftY- VING. Hst volk was verdeeld in drie Staaten , naa • melyk I. Edelingen. ue ou 0! te algemeene bepaalingen hebben zeer waarfchynlykin laater tyden ten grondflag der be fchreeven Wetten gediend. naam.f_.fe/of Adel zynen oorfprong aan verlchuldigd zy, is niet zeker te bepaalen. Sommigen meenen dien in Frifo's Zoon, Adel genoemd, te vinden; anderen denken aan het woord oud l 4 of  Ar-fJK- JrtiKNE Beschuy- YIMO. 136 Tegenwoordige Staat of ö/i,afkomftig van het Hoogduitsch alt en alter», en nog anderen aan het Hebreeuwsch "ntf ( Adar) voortref dyk en uitneem end berekenende; doch ruim zo waarfchynlyk is het, dat men aan het An^elfaxifche JEtbeoï Etbe, of wel aan het Gottifctie Aaa, te denken hebbe. Het eerfte geeft een wettig bezit van Goederen te kennen, en zou, met del,tbel of dael verlengd zynde, iemands erfdeel, of het hezit van het hem toebehoorende wettig deel betekenen; waar uit zeer wel aanleiding kan genomen zyn, om den naam van Edeling te geeven aan eenen zoon, die recht tot eenig erfdeel heeft, of dien zekere goederen en gronden als zyn erf bezit zyn aangeftorven, 't welk dus in de zaak overeen komt met onze thans zo genoemde Erfgezetenen of Eigenerfden ( > Het andere woord drukt eigenlyk den Vader of oorfprong des geflagts uit en heeft der Alemannen Edel, en /bdtlt, dat'den Adeldom betekent, voortgebragt, volgens het gevoelen van J G Wachter Hoe 't zy: dit gaat vry vast., dat s Lands Oppervorften, by vervolg van tyd, van zulke t de ■ litigen fommigen tot den Ridderftand verheven, en van de overigen onderfcheiden hebben; waar door zy wel tot verfcheiden byzondere phgten gehouden waren, maar ook teffens als een attonderlyke Adelyke ftaat, in alle Landszaaken recht van ftemminge nevens de Gemeente had- m Zie hier van breeder by F: Sjoerds, Algem: Befchr: van Oud en Nieuw Friesland. I. D. I. Stuk. bladz. -17° enz- , (§) Glosfarium Gerraan: p. 69. Sommigen daarvan zyn tot den RidderftandTerheven.  van FRIESLAND. 137 den. En dus kan hier uit zeer wel de tweederlei ftaat van Edelen en Eigenerfden geboren zyn, welke nog tegenwoordig in Friesland plaats heeft, en tot de Algemeene Landsvergaderingen wordt toegelaaten. De Adel, dus van ouds her de eerfte ftaat in zaaken van regeering zynde, heeft zich doorgaans, inzonderheid door krygsbedryven, zeer vermaard gemaakt, en veele treffelyke mannen uitgeleverd , wier aanzien niet weinig vermeerderd werd, ten deele door hunne aanzienlyke goederen als vrye en onafhangklyke goederen te bezitten, daar de Edelen van andere landen rle Vinnnp rlrvnrrroonc van rlo Vni-f.pn mom- „!.....<. Alce- MEïWï BlCSCHRY- VIl\0. De Adel maakte zich in. zonder» tieid beroemddoor hunne kiygs« bedryven. ter leen bezaten en nog bezitten ; ten deele door hunnen loflyken yver in 't verdedigen van hun Vaderland en vryheid. Ook waren de Adelyke Famili.n , op het einde der twaalfde Eeuw, nog veele in getal (*), De tyd, die in alles (*) Die eene naamlyst van de voornaamfte geflagten van Adel in Friesland verlangt kan te recht raaken by Schotanus Friefche Wist. bladz: 99 en 525. Zullende men teffens ter eerst gemelde plaatfe ontdekken , dat de uitgang a, welke aan de meefte Friefche koelen eigen is, de Vaders aanwyst, uit welke zy gelprooten zyn; zynde, by voorbeeld, Camminga zo veel te zeggen als Kempes Zoon Jongema Juws-Zoon , Martena MartensZoon, Galema Gales - Zoon, Reynalda Reynouts - Zcori en zo verder. Zie ook denzelfden Schryver in zyne Befchryving en Kronyk van de Heerlykheid van Friesland;, in Quarto, op bladz. 36). Deeze uitgang der Geflagtnaamen dient teffens om de adelyke Familien van Friefche herkomfte te onderfcheiden van zu ken . die hier ie lande in de Middeleeuwen nog onbekend waren;doch nader- I 5  Aloe- meene Bkschry- VING. tl Frylin. sein 138 Tegenwoordige, Staat alles groote veranderingen baart, heeft ook hier eene rol gefpeeld, welke voor den Adelfland gansch niet gunftig is: want behalven de blykbaare vermindering van vermogens, zyn veele adelyke gcQagtcn van Friefche herkomfte of gc heellyk uitgellorven , of by gebrek van Mannelyke erven naby hunnen ondergang; om niet te zeggen, dat van anderen flegts eenige takken , doch alleen onder den gemeenen Burger- en Boerenhand, te vinden zyn. Naast op de Edelingen volgden de Fryüngen, door welke men vooral geene vrygelaatenen, maar vryen of vrygeborenen , moet verdaan: want nimmer waren zy llaaven geweest, die hunne vryheid aan de gunst hunner Heeren te danken hadden, gelyk het woord vrygelaatene te kennen geeft. Aan de geboorte alleen waren zy de hunne verfchuldigd, zonder dat zy aan iemand dan hunne Overheden onderworpen waren ; weshalven zy, in laatere tyden, den naam van welgeborenen met recht verkreegen hebben, en nog voeren, in onderfcheidinge van de Edelen, die men gewoon is met den titel van Hoogwelgebbrenen te vereeren. De Landbouw, fchoon niet met eigen handen geoeffend, was de gewooné bezigheid deezer Frylingen, wanneer zy zich niet tot den Kryg geroepen vonden; en dit- naderhand, by verfcheiden gelegenheden, uit *nÖ":sCHRY« VING. zaaken van dat verfchil zyn veelerhandc. Zy die eenige jaaren achter eikanderen buitens lands in vreemden krygsdienst geileeten hadden, gelyk oudtyds van veele der aanzienlykfle jon| gelingen onder de Friezen plag te gefchieden, kwamen zelden of nooit in hun Vaderland te rug, zonder wat uitheemsch in taal, zeden en : gewoonten mede te brengen, 't welkze,fchoon met geen opzettelyk voorneemen , weder aan hunne kinderen mede deelden, êrt daar door 1 eene ongemerkte verandering te wege bragten. i Het geen dus door de Romeinen hier te lande 1 begonnen was, werd, in volgende eeuwen, niet 1 weinig voortgezet door de Franken, en wel in! zonderheid na dat deezen het zo vergebragt hadiden, dat het Christendom, door de Friezen, 1 met verlaating van hunnen Vaderlyken Gods1 dienst, vry algemeen was aangenomen: wanc .daar dit,behalven de overkomfte van veelebui* 1 tenlandfche Geestelyken, aan den eenen kant niet ' weinig toebragt om dien wederzydfchen haat en : afkeer merkelyk te verzachten, welke, hoe onre1 delyk ook, uit vcrfcheidenheid van Godsdienftige j gevoelens en plegtigheden, doorgaans geboren 5wordt; gaf het aan den anderen insgelyks gcle.sgenheid tot dien gemeenzaamen omgang en ver» I;keering, welke tusfehen vcrfchillende volkeren waar-  142 Tegenwoordige Slaaf At O?.- mekké Bp.schry^ ving. waarfchynlyk nooit geoeffend werd, zonder dat het eene volk van het andere deeze of geene gewoonten en gebruiken over nam. De wectenlchappen, die met recht voor het bekwaamde middel van befchaavinge der zeden en gewoonten gehouden worden, Haken ook lang? zaamer hand in deeze gewesten het hoofd op, en werkten grootelyks mede, om de reeds begonnen verandering ten flerkflen voorttezetten. Doch zo 'er iets is, dat daaraan de laatlle hand gelegd heeft, het is ongetwyffeld de vermeer' dering van Frieslands Rykdom, welke, met het voortzetten van den eertyds verwaarloosden Landbouw, Koophandel en Scheepvaart, tot eene aanzienlyke hoogte geklommen is, en eene zeer groote verandering heeft te wege gebragt; zo om dat véele Vreemdelingen daar door zyn aangelokt, om zich, met verlaatinge van hun Vaderland, ter verkryginge van een ruimer be« ftaan, herwaards te begeevcn „ en zich met den Ouden Landaart te vermengen, als ook om dat veele ryke Landskinderen, even of het nu eene fch,ande ware geboren Friezen te zyn, daar hunne voorvaderen zo groot eene eere in Helden, zich meer en meer van hunne Lartdgenooten onderfcheiden, door zich buitenlanders, en wel het liefst Franfchen, tot voorbeeelden van navolginge te verkiezen. Het geen de door kundige, en in ilerlykhcid van ft\l zowel als in diepe gedachten uitmuntende Schryver van de Opkomst en bloei van de Republiek der Veree~ nigde Nederlanden Q * ) ten aanzien van de Ne- (*) Simon Styl, Meel. Dr. te Harlingen. bladz. 386 van den tweeden druk.  van FRIESLAND. 143 Nederlanders in hec algemeen heeft opgemerkt,' is over 't geheel zo toepasfelyk op veele Fric- j zen, dat ik niet van my kan verkrygen hetzelve , met ftilzwygen voorby te gaan. „ Onze voor„ ouders",dus luiden 's Mans woorden, „ryk „ genoeg geworden zynde, om gemaklykte ,, leeven, ontdekten ligtelyk wat hun ten aan„ zien van de befchaafdheid ontbrak. Zy wil„ den dat gebrek in het nagedacht vervullen; „ maar het ontbrak hun ook aan de noodige „ kennis, om zulks voorzigtig te doen. Zy „ bragten de fraaie opvoeding hunner kinderen „ tot uiterften, waardoor alles bedorven wierd. Voor zo vei re is de fchuld van onze verbas,, tering by hen , hoewel hunne oogmerken „ Ioflyk waren. Maar wy zyn nog meer te „ befchuldigen, dewyl wy, terftondhoogmoe. „ dig op de weinige voorrechten, welke wy „ door eigen toedoen boven hen verkreegen ,, hadden, ons hebben willen ontdaan van de „ verpiigting om hunne deugden na te volgen; „ en, om niet te ouderwetsch ie fchynen, bui„ tenfpoorig geworden zyn. Wy hebben 't „ zeil in top gehaald en 't roer vernageld ". „ Een byzonder zwak, dat ons van tyd tot tyd ,, geen minder nadeel heeft toegebragt, is die on„ maatige zucht voor Vreemdelingen, waardoor ., wy vervallen in eene ongerymde nabootfing „ van alles.; wat zy ons tot een voorbeeld aan„ pryzen. Moet het niet vreemd fchynen, dat „ onze landaard, altyd zo afkeerig van vreem, de Regeeringen, zo gereed is om zich aan de , gevoelens van vreemdelingen, byna in alles, te onderwerpen ? " Dan Al.gr- meene BeSCHRSTving.  t44 Tegenwoordigs Staat j Dan hoe zeer de laatere Friezen van de vroerere verfchillen, 't is echter ook waar, dat de Friezen minder dan wel anderen tot buitenfpoorigheid vervallen zyn. Misfchicn is 'er riog wat overgebleeven van die oude gezetheid op eigen taal en zeden, welke oudtyds zo verre ging, dat zv met andere Volken weinig verkeerden, en zelfs wetten nrtelden om geene bimenbnders onder hen te iaaten woonert. „ Nen Hollands ■ „ ra fchilma ontfaan for en burger . Hier mede Hemt volmaakt over een, het geen Gaooej ~~ i.rit.fTQünr.p heeft; wanneer hv met de mam den aangaande heelt; wanneer ny iikiub woorden' van zekeren ongehóemden Schryvef ze-rt dat zy niet alleen een ai keer handen van bde' ukbeemfche huwelykeh, maar oök van hunne grenspaalen te betreeden; «at zy de vreemdelingen naauwlyks een nacht by hen " duldden, hoewelze hun anders alle tekenen " van eene verpligtende gedienltigheid beweezen* Hoe bëzwairlyk valt het niet voor t menschdom de gulden middelmaat, in aeht te neemen! dit ging zekerlyk te verre, en duidt eene woestheid aan, die gelukkiglyk voor zachter zeden en uitgebreider gezelligheid, door den tyd, heeft plaats gemaakt. ' ; ■ heelt plaats gemaal. Wiet de zigtbaare verandering*>, hier te landé voorgevallen, is evenwel de bnelche natie niet geheel en al van geftalte ^ en inborst veranderd. 'De Friezen zyn over t algemeen nog ryzig en fterk van lichaam; waartoe 'c gebruik van vette en voedzaarae fpyzen, gepaard met eene niet ongezonde lucht, waarfchynlyk met weinig toebrengt. Ook zynze van (§) In de voorreden voor Gysbert Japix Friefche Rymlerye. De Friezen zyn doorgaans ryzig en fterk van lichaam enz. Alge- m'e^e B schry ving. De Friezen zyn echter minder tot buitenfpoorigheidvervallen dan wel anderen.  van FRIESLAND. 145 een aanzienlyk en bevallig wee,'en, waarin eene onbefchroomde achtbaarheid doorbraak, welke zy, vooral in 't fpreeken , door een rondborftige vryinoedigheid weeten aan den dag te leggen, terwyl hun de roem van openhartig, gocdaartig en getrouw te zyn, niet kan geweigerd worden, fchoon daar meê, volgens lommigen, eene ilyihoofdigheid verzeld gaat, die't zeer bezwaarlyk maakt, om hen van hunne eens opgevatte voorneemens af te brengen. Doch gelyk dit in moeyelyke omltandigheden grootelyks te pas kan komen, alzo hebben de Friezen 'er ook meer dan eens, inzonderheid ter befcherminge van hunne vryheid, het weezenlykst nut van getrokken. En wierd deeze eens wat al te zigtbaar verkracht, ik twyffel niet, of de . Friezen zouden nog den overweldiger, wie hy ook ware, dra doen ondervinden, dat ze beter doof zachtheid te leiden dan door geweld te dwingen zyn. De Vrouwen in Friesland zyn, over 't algemeen, welgemaakt van lyf en leden, blanken fchoon van aangezigt, en doorgaans voorzien van helder tintelende oogen en blanke of bruine hairen; wordende hier te lande niet zo veele Bruinetten als wel elders gevonden. Ten platten lande, daar de leevenswyze minder bedorven is dan in de Steden, vindt men inzonderheid veele, die, in fchoonheid en bevalligheid met die van de Steden gelyk Maande, haar in zilverwitte tanden, bloozende kleur,enfrisfche gellalte niet weinig te boven gaan, hoewelze doorgaans minder van die verfynde befchaafdheid K be- ! Algb- meene Besciirt* viso. De Vro\». wen zyn, 'er welgemaakten bevat Htï.  Alge- 1 ME ene BtSCHRT- ving. De pracht is 'er minder groot dan wel elders. 146 Tegenwoordige Staat Van de oude Stinzen of Steenhuizen zyn maar weinigenmeer over. de bëïrefe; : van die Stinzen of Steenhuizen, waar mede Friesland voorheen derraaate vervuld „ *.r w weinis Dorpen te vinden waren, ZX^^T tonden, zy» nu maar weinige voor handen. Ruim zozeer tot plaatfen van verdediginge als wel tot aan, eenaame en gemaklyke woomngen gebouwd, en daarom met wyde graften en toorens voor» zien zynde, kwamenze ten tyde der binnenlandde oiuu^ en verwarringen, gelyk die der Schieringers en Vetkoopers, veel meet dan sezitten, welke in de Steden, voomaamelyk bj ie ryken, heerscht , en niet zelden zo verre wordt voortgezet, dat het oud, eenvoudig en deugdzaam beftaan daarby grootelyks te lyden De' pracht , welke elders, vooral in gebouwen , kleederen en verdere leevenswyze, zulk eene hoogte beklommen heeft, dat de konst bykans fchync uitgeput, om iets nieuws van belang voor den dag te brengen, en veelen, alleen daar door, bedorven werden, neeft gelukkiglyk by de echte triezen nog zulke fchadelyke voortgangen , met gemaakt, 't Ontbreekt 'er, om rond te gaan, en vooral in de Steden, aan geene voorbeelden van menfehen, die te laat , tot hunne eigen onuitwischbaare fchande en onherftelbaare fchade van anderen, ondervonden hebben, hoe gevaarlyk het zy, bet zeil te hoog m top te haaien- maar echter wordt de middelmaat nog eenigzins bewaard. Wat immers de gebouwen of huizen en wel inzonderheid ten platten lan-  van FRIESLAND. 147 hedendaags te pasfe. Dit gaf, by vreedzaame tyden, natuurlyk aanleiding om geene nieuwe van deeze foort te bouwen, en voor het onderhoud der reeds voorheen gebouwde minder bezorgd te zyn; 't welkten gevolge had, dat de meefte dier Stinzen, hoe fterk ook in den beginne gemaakt, langzaamerhand vervielen, en de een na de andere wierden afgebroken, terwyl men derzelver hoven en tuinen tot weidof bouwland toebereidde. Doch behalven deeze reden kan men ook nog andere van het verval dier Stinzen geeven. Sommigen dier aanzienlyke en adelyke geflagten, welker voorouders dezelve met groote kosten gefticht hadden, zyn geheellyk uitgeftorven; anderen zyn, door *t ongeluk der tyden, uit hunne wettige bezittingen gezet, en weder anderen door kwaad bellier verarmd; vooral toen de waarde van 't geld, in evenredigheid met 's Lands toeheemenderykdommen, begon te daalen, en de bezitters van zulke goederen zich in fchulden ftaken, alleen maar om niet van hunne voorige leevenswyze af te gaan, fchoon die nu te kostbaar geworden was, en niet viel op te houden, dan met dagelykfche vermeerderinge van fchulden, en verkoopinge van zulke goederen, waaruit men voorheen zyn voornaamfte bellaan getrokken had. Wierden om zulke redenen ver de meeste van Frieslands oude Stinzen uit den weg geruimd, niemand beduite daar uit, dat het Friesland aan fraaie Landhuizen ganfchelyk ontbreeke. Behalven dat de Heeren Grietsluiden, genoegzaam alle , in hunne Grietenyen een fraai Landhuis, met vruchtbaare tuinen, hoovingen en vyvers K z heb- MEENS Beschu*; ving. 't OntDreekt 'ef ichter ruec aan aangenaame Landhuizen.  Alge- ] jyieene , Beschry- ! ving, 14.5 Tegenviiordigè Staat Ook zyn de Boerewoonin.gen en Schuuren daar vry aanzienlyk. hebben, gcfchikt om 'er den Zomer met genoegen teflyten, telt men in Friesland ook nog zeer veele andere, zo aan Heeren van Regeeringe, als aan Ryke Burgersuit de Stedeniwbehoorende, en tot het zelfde einde gfctato Het prachtig beeld - en grotwerk der Hollandfche tuinen en hoven wordt hier met vernomen; maarevenwel heerseht er ook geene flordigheid; en de deugdzaamheid van fappige en welfmaakende tuin- en boomvruchten vergoedt rvkelyk het gebrek van weidfche verfierfelen. De eigentlyk gezegde Landluiden of Boeren zyn ook hedendaags zo verre, van zich, even als hunne Voorvaders, in geringe hutten te moeten behelpen, dat zy in tegendeel doorgaans welgebouwde huizen en fchuuren, zo tot eigen ve blyf, als tot berging van vee, koren, en hooi, bevvoonen , hetzy die hun zeiven , met de onderhebbende landen, in eigendom toebehooren gelyk 'er in Friesland veele zyn ; het zy dezelve van andere Eigenaars voor zekeren prys h'ftet gehuurd zyn? In Oostergo en Westerse daar men de beste landeryen vindt, heeft lln ook de kOstbaarfle en fraaifte huizen en fchuuren. Om nu immers van de ruiken rust te fpreeken, die meer uit verkiezinge, dan om daar by hun beftaan te vinden, de boerdery dryven en als Heeren aangemerkt moeten worden; al doorga ns zyn de^ huizen en fchuuren onzer ÏÏSden in eenen goeden fmaak gebouwd kosten by haare eerfte ftichtinge aanzienlyke fommen, van drie en vierduizend guldens, ot meegaar gelang van de ^o±^é^n en 't vermogen van den eigenaar, t U dus geen  van FRIESLAND. : Y49 'Wonder, dat de crefïblykfte deezer Friefche Boerewooningen door Vreemdelingen wel eens voor Lusthuizen der Grooten zyn aangezien. In de meene Beschry- vin*. In de Ze venvvouden kon' nen noj veele Heidvelden met nut bearbeid worden. /.evenwouaen, Gaar ae i_anaeryen over t geheel van minder deugd en waarde zyn, vindt men ook doorgaans minder kostbaare huizingen en fchuuren; en echter heerscht 'er ook geene armoedige flordigheid. De Landouwe zelve, veel beter tot het aanleggen van plantagien gefchikt dan de zwaare kleigrond, heeft al van overlang veelen derwaards gelokt, om daar hun Zo merverblyf te neemen; en het flaat te denken, dat dit met den toeneemenden fmaak, om de tot hiertoe ledig gelegen hebbende Heidvelden met bosfchen en boomen te beplanten, of tot vruchtbaare Korenakkers en Weidlanden, te laaten bewerken, veel eer toe dan af zal neemen. En gefchiedde dit met dien yver, welken de natuur der zaake verdient, zo kon Friesland zekerlyk eenige duizenden inwooners meer voeden dan 'er tegenwoordig gevonden worden: 's Lands __i n j j 1 __ _ . , inkomften zouden daarby ook vermeerdering erlangen , al ware het, dat men om den voortgang daar van te begunfligen, aan de onderneemers eenige voorrechten en vryheden verleende ; en deezen zouden hun geld befteedcn op eene wyze , die voor weldenkende zielen met het flreelendst genoegen gepaard zou gaan, al ware ook het voordeel niet zo groot, als men zich in den beginne beloofd had. Nut voor zyn geboorteland en medemenfchen te zyn, levert genoegens op waar van de laage ziel van eenen vrekken gierigaard en dolzinnigen verkwister zelfs geen denkbeeld heeft. K 3 Is  i5° Tegenwoordige Staat AtGÏftlEENE BeschrY- VIHG. De Kleeding der Friezen valt niet gemaklyk te be fcbryven, Is de verandering groot, die ten aanzien der wooningen in Friesland is voorgevallen, in &e kleedinge wordt 'er eene vernomen , die niet veel geringer is. De Grooten toch, zo mans als vrouwen, hebben zich reeds van overlang naar de Duitfche of Franfche manier beginnen te fchikken, en vinden onder de vermogenden uit den burgerlïand zeer veele navolgers, die hiertoe te ligter overgaan, om dat dit Dezelve is doorgaans niet Weidse!*. uit de Hoofdftad, dan of zy uit eene der andere Steden zyn, en bepaaldelyk uit welke. Van allen, zo Landluidcn als Stedelingen, moet men er- of het moest, gelyk lommigen hermen opgemerkt , hier in beftaan , datze in de mode altyd achter aan komen , en maar alleen den lol van traage navolginge, doch nooit .van uitvmdinge verdienen,zo men de uitvinding voor lofwaardig te houden heeft. Zonder ons derhalven met de aanzienlykften op te houden, zullen wy hier iets wegens den middelftand by voegen, en wel meest ten aanzien van het platte land, om dat de kleeding der Stedelingen, vooral die der Vrouwen, zo verfchillende is, dat de kenners edlopn dnnrbv weeten te onderfcheiden, of zy een gereed middel lchynt om zien van l Wa&^ gemeen te onderfcheiden, en tot eenen rang van meerder aanzien op te klimmen. Dan hoe dit ook zy: de geduurige veranderingen , die in de wyze van kleedinge voorvallen, en de onbeftendige geaartheid tan den Kameleon fchynen aan te duiden, maaken derzelver befchry ving zo wel moeielyk als noodeloos, omdat zulke Friezen maar weinig overgehouden hebben, dat hen van de Hollanders en anderen onderfcheidt,  van FRIESLAND. 151 erkennen , dat hunne kleeding verre is van weidsch te zyn, als ook dat 'er iets van dat eigene in doorftraalt, waar door dezelve, en inzonderheid die der Vrouwen, al zynze geene Hindeloopers of Molquerumers ( die weder van de overigen grootelyks verfchillen, gelyk in i de befchryvinge dier plaatfen ftaat getoond te 1 worden,) zich gemaklyk van allen overigen I landaart laat onderfcheiden. Ook llraalt 'er iets I bevall'gs in door, dat niet weinig ter vermeer1 deringe der Vrouwelyke fchoonheid ftrekt. De : zogenoemde Duitfche mutfenmetbreede kanten, 1 de gouden Ooryzers, en andere verlierfelen van 1 Goud en Zilver, eertyds zo weinig, doch nu ; zo zeer geacht, en niet zelden boVen vermogen s gebruikt, ftellen dezelve in 'taangenaamfte licht. 1 Hieraan heeft men toe te fchry ven , dat eene ■ wel uitgeftreeken Friefche Vrouw , of jonge I Dogter, nooit op eene vreemde plaats kan ver| fchynen, zonder de bewonderende aandacht van ; groot en klein tot zich te trekken. In fpyze en drank , als ook in de verc dere leevenswyze , verneemt men wel de ruw1 heid der Ouden niet meer, en echter heerscht i hier eene eenvoudigheid, die men elders te verl geefs zou zoeken, en welke geen grooten omI flag van toebereiding noodig heeft. Sint dat het \ visfchen en jaagen door den Landbouw, de Vee1 voeding , den Koophandel en de Scheepvaart, tot zigtbaare vermeerdering van 's Lands ryk1 dommen, is afgewisfeld, heeft ook de leevens1 wyze eene gansch andere plooi gekreegen. In 1 de Steden is het misfchien by veelen tot eene 1 lekkerheid en dartelheid overgeilagen, die niet K 4 ai- Alöe- meene beschrv» ving. In Spyze, drink enz, heerscht eene een» voudig- heid, die elders niet vernomen wordt,  Aloe- 5mvene Beschrytma. ïn plaats van zwaare bieren drinkt men 'er nu veel thee werre . dat men zelfs ten platten MS EK! Beschut- lande veelcn ontmoet, die niet alleen de konst van leczen en fchryven mecsterlyk verftaan, maar ook in andere takken van weetenfchappen, als Godgeleerdheid, Gefchied- en Rekenkunde, 1 vry wel bedreeven zyn. Ondertusfchen is het ! maar ai te waar, dat het Hechte toezigt, welk hier en ginds op de Schooien en het aanftellea ■ van Schoolmeesteren gehouden wordt, treurige i gevolgen ten nadeele van Kerk en Burgerftaac 'voorfpclr. Wordt de eerfte jeugd verwaarloosd, wat heeft men anders dan een' botten (ouderdom te wachten? 't Zyn zeldzaame geesten, die door eigen kracht en zonder ondervvys door alles heen breeken, en zich tot eenen hoogen trap van kundigheden weeten te verheffen. Hoe zeer ware het dan niet te wenfchen, dat ;zy die, door hunne hooge waardigheden of ftem; gerechtigde goederen, ten platten lande , het meest te zeggen hebben, altyd eene naauwgezette ; zorge voor den welftand der Schooien droegen ! 1 Hier door zouden zy zo wel het volgende als 1 het tegenwoordige geflagt grootelyks aan zien' 1 verpligten, en zich geene van die nadeelen te ' wyten hebben, welke uit de verwaarloozinge i der jeugd noodzaakelyk geboren worden, Een i knecht, die jaaren achter een den liveretrok (droeg , en zynen Heer tot genoegen diende , lis juist daarom niet bekwaam ter onderwyzmge \ van de jeugd. De Gefteldheid van Godsdienst, Regeeringe, Koop-  Alge. meönb BesCHRY- YINÖ. De Friefche Landtaal heeft groote overeenkomst met het Engel.cn. 156 Tegenwoordige Staat Koophandel, Scheepvaart en dergelyke zaaken meer, verfchuiven wy tot opzettelyker behandeling. Wegens de eigentlyk gezegde Friefche landtaal dient nog het een en ander aangemerkt, niet evenwel om derzelver oorfprong uit de duistere fchuilhoeken der oudheid op te fpooren, noch ook om't verloop aan tewyzen,dat zo wel in deeze als andere leevende taaien, van tyd tot tyd, is voorgevallen, maar wel om van haare naauwe verwantfchap met andere taaien in 't korce iets te melden, en daar op haare tegenwoordige gefteldheid te laaten volgen. Niemand is 'er, die eenige kennis van der Friezen landtaal heeft, welke niet gercedelyk zal toeftaan, dat dezelve, om van geene Gothifche, Yslandfche, Zweedfche , Deenfche en andere taaien te fprecken , inzonderheid met de En • gelfche zeer naauw vermaagfchapt is. Dit was ook een natuurlyk gevolg van die herhaalde Ovcrtogten, welke door de Saxers en Friezen in vroeger tyden naar Britannie ondernomen zyn, met achtcrlaatinge van herhaalde volkplantingen in dac gewest, welk met deeze nieuwe inwooners ook bykans eene nieuwe taal verkreeg. Het verloor 'er althans zo veel van de oude Britfche Landtaal by, dat de eerfte Euangelie Predikers, welke in de zevende eeuw uit Engeland naar deeze Gewesten overftakcn , om hier't Geloof der Christenen te planten, weinig zwaarigheid vonden , om zich van de Friezen te doen verftaan. Sedert dien tyd zyn wel, door veelerlei bykomendeomftandigheden, de beide taaien merkelyk uit eikanderen geloopen; maar evenwel zo niet, of de overeenkomst tus-  mn FRIESLAND. 15? tusfehen beiden valt nog ligtelyk te ontdekken. Zelfs zou het niet te veel gezegd zyn, indien wy 'er by voegden, dat de Engclfche taal tot eene doodelyke armoede vervallen zou, indien zy alles aan het Oud Friesch moest te rueee geeven, wat zy daaraan verfchuldigd is. Dan, wat Fries zal den Engelschman dit misgunnen, zo deeze, daarmede tevreden, geene onrechtvaardige aanflagen op zyne andere voorrechten en bezittingen maakt? Staalcn terbevestiginge hier van dienende, zou het niet moeielyk vallen, hier in menigte te melden; doch in plaats van dezelve zullen wy hier een voorbeeld van overeenkomst doen volgen, dat zelfs den minkundigen geene twyffeling zal overlaaten. 3J3y ftabbc Jjoen ten fcrjpp oppe ^>cc' lmat \m tuier ttfeu man,' iic icne fen ma Mfe in; arr.it» te trafo n co;?. 31'mier ouöct folie Spïcn. iöp loftcene it op tn Bel W*z topn töiec oaeö. Sinn'-ffctjpne nlcat 00 It ÜJÉtttt/ 'cc Mm nou in öan icn fcQoec hepl in ttPn? «Pi33e mannen nooDj.ue nuJ5 pn it fchpp / »*• tcacr/tcOen uto5 tooi. ^irtcnöcopit^ccïifmt; nen top mennigc Deun* ïjcg! üjintfen scn gleag goeöc topn / baciietonn oef bj'rar. <©cat moe «iniDettcc trog/ oer= tutt£ mn vjiene folifte goeöetopn&c. löppetr* ncfaIaaOmtpXip-oc.cn/ grim* We have feen a Ship uppn the Sëa, vvhere in were t?n Men , one ö£ them had a great réd nofe. It wa't. under full fail; we look'd up and down. The wind was good; the Sun fhined clear upon the water, though there'came novv and then a fhowr of hail and rain. Thefe Men would have us into the fhip, and treated us welft Sitting upon the Deck, we fong many tunes , drank a glafs of good wine, brandy,or beer. There would no water trough, when we had fuch good Wine , &c We eat Sallad with Lapwing eggs, meene BeschrY- vinq.  i58 Tegenwoordige Staat Alge- MEI-NE Bmchhï- ving. eggs , AppJes , Pears, Fih, Flesh, white Bread , rede Butter and greene cheefe. After aJl came theTea and CofFee. In the Chamber there was a Table, Itools with backleenings, a Fire, for midst May it althoug were yet cold, and' two rjed*,wherein wf fleptWe thank'd the Snipper, we fet foot on English land. Engeland is a gieat Kingdom. The Land fruitfull in wheat and the Nation rich. The King, who is yet young, hath many Sons, where of we faw one who was iixteen years old ; his Wife is dead. We reckon four Million man in England, three hundred thoufand in London, and hundred and twenty vife thoufand in Amflerdam, London is one of the greatest Placesin the World. Is it not wonderful, that the underftanding English not know their offpring , or Mother Tongue,and the Land whereout they came ? The English and the Netherlands I where the fame folk. Over gttente / aplen / perren / firjcls / flegcft / topte h^cci / reaDe boepttcr en griene tjftejr. 38cftcralïe0 Mtn De /Sfjea en feufje. fïnncïfteamec/öeac toiet teu ®afel / Stoelen mep becKleentngcn /eau 0'oec/ toont nnu£ j[S&up tour it aoggpette ïiaïi / in ttoa beÓOen / toeatpn top flicnteiic. iBp tlianh* tem öe gcïjppper/' m f'ettene foct pn gngellan. gjngeS-lan i£i'en gwat temugrpcn. gt fianujngtfol pn toept/ in 'De Matie rpït. ©e ïlenrng/tofia i$ pette jong / j)et uieuniiig ^oar.nen / fen totja top ten 3eagenc öp fep tien }kt$ oaö i?-, jpn 3©py i$ Dca. IDp ree» henjefjotttoec JföiHtocn man pn Singel ïan/ it; ave uonöitt tïjeuto; fcnbpnïonöeu/ utfioin birt m upf in ttocmtig tijoutofenö pn Stoffers öam.SLonbcn \$ ien fen öe greatjle pleatfen pnne to'aö. 3$ et naet toon« öctïic» uatopbtcjiannige 3|ngelfen het cefnomiSt nact hintte / uogjltëoerg tacl/tn öctlan \nretutot 5P hammeneJ ~ nnAarCr-Vir.iAonff-h'lVft^. " toch met anders dan eene ondencneiaenicnaKeering van trekken en plooien f die wel overal dezelfde zyn, maar met eene ongelyke leiding hun byzonder verzaam - of brandpunt hebben, In een enkel ondeelbaar lid der Maatfchappye ont- . L breeken  Aloemeene Bi.SCHRY- 1ó2 Tegenwoordige Staat breeken dikwyls ten ecnemaal die hoedanigheden, welke veele anderen onder zyne medeburgers'in de ruimfte maate bezitten: inde maatfchappy, over 't geheel befchouwd, worden alle hoedanigheden , welke de menfchelyke Natuur oplevert, gevonden,fchoonfommige derzelver, die by het eene volk in een helder licht ftaan, by het andere eenige verduiftering ondergaan; een fcherpziend oog ontdektze niet te min al te famen, en omzwachtelt met een niet zeiden die mengeling, waar door zy in de uitoeffening van haar vermogen geholpen of verhinderd wor- Gelyk dan de voornaamfte deugden en gebreken van het menfchelyk gellagt onder de Friezen zo wel als elders verfpreid zyn ; en vooral onvermoeide yveren vuige vadzigheid, gematigde deftigheid en ftyve ftuursheid, dartele weelde en vrekke gierigheid, en wat dies meer is; gelyk 'er dappere heldenmoed en bloode lafhartigheid, fchitterend vernuft en drieste domheid naast elkanderen plaats vinden; zo zou eene al te breede uüweiding hierover het tafereel veel eer verduifteren dan ter opheldering dienen. Ook doen de ftraksgemelde verzaampunten , welke men moet kennen om de waare onderfcheidmg van een welgelvkend aibeeldzel te verftaan, zich dan alleen het duidelykst voor,, wanneer men in de voortitelde maatfehappy, haare meest algemcene grondregelen, beginfelen en heerfchende gevoelens gade Haat, en tevens naauwkeurig opmerkt in welk een licht de hoofdkarakters, wd.. zich voordoen. Zy zyn. als ondeelbaarheden beicnouwa, zien vuumuu.. Dit toepasfende op het geene reeds voorheen r wegens.  van FRIESLAND. 163 wegens de algemeene geaartheid , het beftaan en de leevenswyze der Friezen gezegd werd, zal men aanftonds ontdekken, dat zulk een volk geenszins gefchapen is, om zich in weelde en wellust te baaden, in koetfen gewiegd te worden , en dagelyks eenige uuren aan tafel door te brengen; maar om de kracht van een welgefpierd gefteldoor ftoute en vaardige lichaams oeffeningen te verdubbelen. En zeker, onaangezien de ftyve houding, die hun, in den eerften opHag, meer of min eigen fchynt, zy weeten 't wel te toonen daar het te pas komt. Eveneens afgerecht op het bellieren van paarden als van fchepen; onvermoeid op de jagt, in het overfpringen van vaarten en wyde flooten, in het kaatfen en kolven, en vooral in het fchaatsryden, waar in zy nergens huns gelyken hebben; kortom in alles wateenhupfchen kaerelvereischt, zonder winden weer, ooit in het ftrengfte fai> zoen, te ontzien , bewyzen zy genoegzaam, dat de oude Romeinen , gelyk boven reeds aangemerkt is, met vruchteloos hunne Leermeesters geweest zyn. Een fatfoenlyk man, zelfs een Heer van aanzien, kan door zodanige oeffeningen, mits dat hy'er niet door verwildere, een foort van roem behaalen, dien men hem elders ontzeggen zou. De Friezen zyn geene vleiers ; en zo men de Grooten uitzondert, die overal willen gevleid worden, kan men ook niet zeggen dat het gemaklyk valt deezen landaart door vleiery te verblinden, ja veele Friefche Grooten beantwoorden eene rondborftige tegenfpraak met achting en eerbied, terwyl zy den laagen vleier wel L i aan AlgemeeneBeschry* ving. niet gefchikt om zich in weelde en wellust te baaden. Ook zyn zy geene Vleiers.  Alce- weene BESCHRyVING. En kon- nen geene trots heid dulden. daar, dat dit by de friezen-tot laage wreedheid en liefdeloosheid omtrent ongelukkige vreemdelingen zou overflaan. Draaien zj op zulk een edelmoedige wyze zorge voor hunne ongelukkige en verarmde Landgenooten, dat zy hierin voor geene anderen behoeven te wyken; ongelukkige, doch 164 Tegenwoordige Staat aan 't fnoer houden, maar hem weinig hooger dan een huisdier achten. Dus is 't ook dat men in Friesland weinige Z vetfers en Windbreekers ontmoet. Gebeurt het, dat iemand in een gezelfchap wat te veel van zich zeiven fpreekt, het onverfchilhg gelaat zyfter vrienden overtuigt hem fchielyk van zynen misdag; of zy zetten hem ("volgens eene Friefche fpreekmanier) zo fraai over 't paard been ,dathy t.-rftond verlegen ftaat. Trotsheid vooral is voor Friezen ondraaglyk, en zy kennen geen leevendiger vermaak dan de vernedering van een hoogmoedig mensch. Minder afgeweeken van den ftaat der natuure, die geene onderfcheidingen van rang en geboorte medebrengt, dan eenige andere landaart, dulden zy ook naauwlyks in den vreemdeling de trekken , welke hem door dusdanige vooroordeelen zyn ingeprent. De arme Duitfchers, die aan den anderen kant met die vooroerdelen vry fterk bezwangerd zyn , ondervinden dit veelal in Friesland vry' zaakclyk, en (hagen 'er ook daarom gërrfeeriM zo wel niet als in de nabuurige Provinciën. Doch indien een vreemdeling genegen is zich eenigzins te fchikken, *wordt hy ook nog al ingefchikt. De omgang met vreemdelingen is misichien het punt, waarin de Friezen met den Rngelfchen landaart de meeste overeenkomst hebben. Verre is het évenwei van'  van FRIESLAND. 16*5 doch belcheïden vreemdelingen hebben geene reden, om zich over de Friezen als hard en onmeêdoogend re beklaagen. ' \ Kunften van fmaak worden by hen meer bewonderd dan geacht. In Friesland heerscht een zekere geest van orde, doch die zich in alles niet even gelukkig voordoet. Zy flaagen in hunne gebouwen doorgaans niet zeer wel, maar veel beter in tuinen , plantaadien en boerderyen; in welk laatlle opzigt vooral, zy anderen ten voorbedde van veritandig overleg, geregelde orde, en noodige zuinigheid konuen vertrekken hoewel 'er ook nog al verfcheiden verbeteringen in het eeneen andere te maaken zyn. Maar om zo niet van hunne gebouwen af te Happen : misfchien doet de vaste verkleefdheid aan het oude gebruik hen de hulpmiddelen, waar door de fmaak der bouwkunst geduurig verbeterd is, te veel verachten, terwyl aan den anderen kant de natuurlyke fmaak in eenvoudiger voorwerpen gelukkiger te voorfchyn komt. Evenwel zou men doorgaans in hunne vindingen en ordinantiën wel wat meerdere blyken van een vroI lyken en fpeelenden geest wen fchen te zien. : Alleen zou men konncn zeggen, dat dit naauwI lyks anders kan zyn ,* vermits het verftand al 1 doorgaans eene leiding verkrygt, die overeen! komt met het voornaame voorwerp der bcdoelin: gen, welke hier te lande ftrekken om nuttig te ; zyn voor anderen, of voordcel te behaalen voor ; zich zeiven. In Molenwerken, Sluizen en aller-1 Hei werktuigen zyn de Friezen groore meesters.1 1 Den'Landbouw oefFenen zy als Wysgjeeren , en \ i tot groote onderneemingen, als Meeren droog te L 3 maa- AlgemeemeBeschrt- VING. Kunften van fmaak gaan 'er niet fterk in zwang. Nogthans nunten :e uit in verfcheiden Biitti'  i66 . Tegenwoordige Staat maaken , Velden te bedyken en Bosfchen te vellen om den grond tot weid- of zaailanden te bereiden, zouden zy in 't byzonder genegen zyn , zoze daartoe de vereischte aanmoediging ontvingen, 't Zelfde heeft ook plaats ten aanzien van veele Fabrieken , die in Friesland flegts van hooger hand behoefden begunftigd te worden, om 'er heerlyk te bloeien. Dat onze Friezen evenwel ook niet te ftomp zyn voor kunnen en Weetenfchappen van den ^edelften fmaak, blykt zonneklaar uit verfchei' den voorbeelden. Hoezeer onze nabuuren met het hoogfte recht op hunne doorluchtige Schilders roemen, niemand onder hen heeft doorluchtiger eernaam verworven dan JVtgmana^èst Friefche Rafaè'1. Willem van Ranouw gewaagt in zyn Natuur- en Kunst-kabinet van een fraaie vinding, om als in Fresco ingelegd bloemwerk op fteenen tafelen te fchilderen met natuurlyke kleuren, zo heerlyk en kondig, dat deeze ftukken niet zonder verbaasdheid befchouwd werden. De vinder van die kunst was Hendrik Busch, te Leeuwaarden. Hy is met deeze kunst weg geftorven, maar men ziet in Friesland nog eenigen van zyne overgebleeven werken, die de allergunftigfte befchry ving van den beroemden Ranouw geenszins verlochenen. De Telescopen vaneenen Jan van der Bildt, welke tot nog toe door niemand overtroffen zyn, als ook het beweegbaar Zonneftelfel van eenen Eitsma, die beide door eigen krachten eene hoogte bereikt hebben, welke yan veele anderen, zelfs door middel van het ■ beste Algs- mkene Beschry ving. ge verrichtingen. Ën zyn ook niet te ftomp voor kun fien en Weetenfchappenvan den edelften fmaak.  van FRIESLAN D. i6t beste cnderwys, niet kon beklommen worden, zoude hier van ten bcwyze konnen dienen. Friesland heeft groote Dichters voortgebragt. Gysbert Japix behoeft in geenen deele voor Poot, ja fomtyds niet voor den grooren Vondel te zwichten, Higt, zo jong den Zangberg ontrukt, was den beroemden Rotgans op zyde. En wilden wy van anderen fpreeken, die in Latynfche Poëzy hebben uitgemunt, de ftof zou al te overvloedig zyn. Laat 'er ons alleen byvoegen, 1 . r„VoU«rl non ™ona nnnnrrprmiiVto on man. dat het Friesland aan geene onopgefmukte en mannelyke Historiefchryvers ontbreekt; zullende Winfemius en Schotanus onder de vroegere, en I Foeke Sjoerds onder de laatere, in eeuwige ach: ting blyven. De edele Zang en Speelkonst is l zo verre van daar verwaarloosd te worden, dat men ; althans in verfcheiden fteden goede Conferten I heeft. De liefhebbery voor het Tooneel heeft ide Academifche jeugd opgewekt, om van tyd i tot tyd een Treur- of Blyfpel te vertoouen, en I fomtyds met grooten lof. Te Harlingen heeft men etlyke liefhebbers gehad, die voor de fpeelers van de beste Hollandfche Schouwburgen niet behoefden onder te doen. 't Waar' te wenfchen, dat de Friezen, gelykze ;zich thans meer dan ooit op de zuiverheid der ;Nederduitfche taal toeleggen , ook aldus de tNederduitfche Dichtkunde met hun aangeboren wuur behartigden. Indien men 't zeggen mag; Ihoe lieflyk ons de Nederlandfche Lier in de t Alge- msene Beschry. vjng. Friesland heeft verfcheidentreffelyke Dichters voortgebragt. Sn echter /alt 'er in le Dichtuindeïog vry vat te verbeteren. (ooren khnke, haar ontbreesen lettert noora en 1 Vondel , drie vermogens ; een Lakonifche nacdruk, eene edele ftoutmoedigheid, en eene alc dwingende toverkracht. Wy zeggen niet dat L 4 dit  Alcemkene BüSCHKYVJNO. iv. hoofd- 168 Tegenwoordige Staat dit gebrek door de Friezen vergoed zou worden; maar wel dat men 'er veel by winnen zou, indien hunne rustige en ernsthaftige toonen eenmaal gepaard gingen met die zo zuivere Hollandfche zoetvloeiendheid-.  van FRIES L A N D. io*c IV. HOOFDDEEL. B:knop. TE [IlSTORlü. Beknopte Historie van de 'vroeg(ie tyden af tot op den Dood van Konfantyn den Grooten. elyk de Historiën van alle Volkeren , wanneer men tot de vroegfle eeuwen op klimt, duister en met veele fabelachtige vcrtelfelen vervuld zyn, alzo is het ook met die der Friezen gefchapen. Klimt men tot die tyden op, in welken de Romeinen nog nooit deezen bodem betreeden hadden, men zal 'er weinig ontmoeten waar op volkoomen ftaat te maaken valt. Daalt men tot wat laater tyden af, ook toen, en vooral in de eerfte eeuwen onzer Christelyke Jaartellinge, zouden 'er. naar het verhaal eer Kronykfchryveren, veele dingen gebeurd zyn, i die, hoe fraai ze ook zyn opgepronkt, by ver[ftandige leezers altyd verdacht zullen blyven, Dit trekke men echter niet zo verre, als of wy ■ volftrekt alles voor verdicht hielden, wat men iaangaande de eerfte tyden , by Hamconius, :Okko van Scharl , It Aade Friefche Terp , Furmerius, Suffridus Petri, en anderen ontmoet. Veele door hen vermelde zaaken mebben eenen grooten fchyn ja blykbaare merktekenen van waarheid, terwyl dat der Fabeleeuw op anderen gedrukt ftaat. In dee:ze onzekerheid zullen wy ons niet ophouden met te vernaaien, wat al merkwaardigs door Frieslands zeven eerfte Prinfen uitgevoerd zou jyn. 't Zy ons genoeg hen in den rang hunner L 5 op- De oude Historie der Frie' zen is duistur en onzeker. Eerst zou Friesland geregeerd zyn door zeven Prinfen.  Bekkof- TS HlSTO» BJ6. Deeze zouden door zeven Hertogen vervangen'zyn. tjö Tegenwoordige Staat Dpvolginge hier te melden : en volgens deezen warenze Frifo, Adel, Ubbo, Afinga, Afeon, Diocarus Segon, Dibbaldus Segonen Tabbo; wier regeering, driehonderd en dertien jaaren voor Christus geboorte begonnen zynde, tot het jaar honderd en dertig na dezelve geduurd zou hebben; dat juist niet zeer te verwonderen zou zyn , indien men reden bad omtegelooven, dat aan de vier eerfte deezer Prinfen driehonderd veertien jaaren hadden mogen gebeuren, niet om te leeven flegts, maar zelfs om te regeeren. u De Regeering deezer zeven genoemde Prinfen zou door die van zeven Hertogen vervangen zyn, niet uit hoofde van eene geheele omwentelinge, hier te lande voorgevallen, maar uit hoofde van het aanzien en vermogen, waar toe dit Gewest onder het bellier zyner Prinfen gefteegen was; zynde, naar men verhaalt, daar uit de eerfte aanleiding gebooren, om den tytel van Prins tegen dien van Hertog te verwisfelen, in navolginge der nabuurige volkeren, welke gewoon waren hunne Ovcrften , wien t beftier van den Oorlog, met alles wat daar toe behoorde, aan betrouwd was, dien eertytel te geeven Afcon , een zoon van Prins Tabbo, was de eerfte deezer Hertogen, en had tot zyne opvolgers Adelbold, Tiete Bojoca us Ubbo, Haaron Ubbo, Odilbald, en Udolf Haaron, welke, in den opgenoemden rang, na elkanderen, aan het Hertoglyk bewind gekomen zynde, van het honderd dertigfte tot het vierhonderd tweeendertigfte jaar van der Christenen tydrekeninge, en dus te famen driehonderden twee iaaren , geregeerd zouden hebben.  van FRIESLAND. 171 Veele loflyke daaden, waar onder die van den Kfyg niet weinig uitmunten , worden aan deeze Hertogen toegefchreeven, omtrent welke men by de reeds voorheen gemelde fchrvvers Bekvopte Historie. Op de Hertogen volgden negen Koningen? Karei de, Groote maakte Friesland Karei de Groote, Radboud den II van het! Ryk ontzet hebbende, maakte Friesland tot( een Wingewest zyner uitgeftrekte beeffchappye, ] en zulke groote Heeren was, moest plaats voor dien van Koning maaken. Negen zouden 'er in 't geheel, onder dien naam, over Friesland geregeerd hebben, en deeze waren Richold Offe , Odilbald, Richold de Tweede, Reroald, Adgild, Radboud-, Adgild de tweede , Gundebald en Radboud de tweede. De eerfte, die zich met de koningklyke waardigheid bekleed vond, (teeg ten troon in het jaar vierhonderd twee en dertig, en de laatfte was genoodzaakt dien ten jaare zevenhonderd vierentachtig open te laaten; dus zou Friesland in 't geheel driehonderd twee en vyftig jaaren door zyne achter een volgende Koningen beheerscht zyn geworden. Karei de Groote. Radboud don TT men by de reeds voorheen gemelde fchryvers kan te recht raaken. Ook zou de magt en grootheid van Friesland, onder hunne regeering, zodanig hebben toegenomen, dat de Lam den der Kauchen, tusfehen de Elve, Weezer en Eems beflooten, als ook Engeren en Westfaalen, hun onderdanig geworden waren, en zy hun gebied van het Vlie tot aan den Eider, eene Riviere van Deenemarken, hadden uitas- breid. Dit zo zynde is het niet vreemd, dat met het wasfen van \ vermogen ook de moed toenam, en de eergierigheid ten gevolge had. Althans de tytel van Hertog, die nu te laag voor OnNlf* flTHAtA Ï-T^arnn Time mAncf i-vlrtr»srerp-o om . naar de Hy wordt van eenen geweldigen ftorm op de Noordzee beloopeu» rgeueiu. Gcrmanikus, dus den Veldtogt voor geemdi-d houdende, zond eenige Keurbenden ih lande" naar den beneden Ryn, terwyi hy zelf met het overige Leger te fcheep ging, en door de Eems In dé Noordzee Hak, alwaar hem eerlang zulk een zwaare ftorm overviel, dat zyne fchepen mesland , dovcu uus^igu , — Eems, daar hy den misdag beging van zyne benden aan deeze zyde van den droom te ontfehepen, dewyl 'them in de noodzaaklykheid bragt, om naderhand vry wat dagen met het maaken van bruggen te fpillen; doch van deezen togt, op welken in Friesland niet veel byzonders moet voorgevallen zyn, is ook reeds voorheen eenigzins 'gewaagd; waarom wy 'er hier van zwygen, alleen meldende, 'dat in dien veldibig, waar in de C herufcen, onder hunnen Veldheer Armiaius, verllagen zyn, ook Friezen gevonden werden, welke Germanikus , onder de Galliërs en Duitfchers, vooraan inde fpitfc had p-edeld. den ftorm almede niet weinig geleeden had, ■ fcheepte de. afgematte benden zo ras mogelyk AnnrAe Friefche binnenwateren  van FRIESLAND. 177 pen jammerlyk geteillerd, en, of in zee weggerukt , of tegen de Friefche Eilanden gefmeeten en verbryzeld wierden. Die nog hier of daar behouden geland waren, daagden eerlang we- Beknop. tb HlSTO- IUE. Op een deezer togtert fchync voorgevallen te zyn het geen voorheen wegens zekere Fontein i.i gemeld.' oenouaen gerand waren, aaagaen eenang weder op. IViidlerwyl had het gerucht van 't vernielen der Romeinfche vloote zich wyd en zyd verfpreid, en verfcheiden Duitfche natiën bewoogen, om ren minlTen nog eene kans tewaa. gen, ter bekominge van haare aloude vryheid. Dan ook deeze pooging viel ongelukkig uit, en had eene algemeene verwoesting haarer landen ten gevolge. Het Krygsvolk werd federt wel gemoed in de winterlegeringen geleid , en door. Germanikus, voor de geleeden fchade op zee , rykelyk befchonken. Op een deezer tógten van Germanikus naar en door Friesland zal voorgevallen zyn, 't geen reeds voorheen (t)> 20 wegens zekere zoete Fontein en de fchadelyke uitwerkfcls van derzelver water, als ook wegens de aanwyzinge van het Brittenkruid daar tegën, door ons is gemeld, en hier geene herhaaling behoeft. In hem , die ongemeen lieftaalig en inneetnend van zeden was , ja zo dat hy van vrienden en vyandenbeide gepreezen wierd, hadden de Friezen eenen grooten begunftiger; des het niet te verwonderen is, dat zy, in erkentenisfe daar van , hem in watersnood het leeven bergden , in 1 de uiterlle gevaaren byltonden, en een kruid aanweezen , dat dienitig was ter Ituitinge van 1 een ongemak, waar door zyne benden grooce- 1 lyks verzwakt en gedund werden. J ".,. ; v.c'. .. . . (asxfi 't-'.l -. ' Na ( \ ) bladz. 2c. M  lyS Tegenwoordige Staaf Bekkop- t« HlSTO- v we. z Na zyn g vertrefc * hielden de r Friezen 1 zich { eenige jaaren ftil. 17- 1 Na dat Germanikus, op uitdrukkelyk bevel ran Keizer Tiberius, nydig over den voorfpoed syner wapenen, in den jaare zeventien, uit deeze gewesten vertrokken was, hielden de Friezen zich ïog eenige jaaren ftil, en zouden het waarfchynlyk langer gedaan hebben, hadden de Romeinen, door hunne gierigheid, hen niet tot opftand getergd. Druzus, dit volk fynsbaar aan de Romeinen gemaakt hebbende, nam de geringheid van hun vermogen in acht, en lei hun, ten behoeve van het Krygsvolk, eene zeer maatige fchatting van Osfehuiden op, zonder zeer naauw te laaten onderzoeken, ofze wel van de vereischte vastigheid en grootte waren. Qlennius naderhand, ten jaare achtentwintig, de regeering over de Friezen in handen hebbende ge* kreegen, ging veel fcherper te werk, en las ruggen van wilde Osfen uit, naar welke de Friezen de hunne moesten leveren (f)» Geweldig hard viel dit den Friezen, wien het wel aan geen grof wild in hunne bosfchen ontbrak, maar wier weiden ftegts van maatelyk vee voorzien waren. Zy leverden dan eerst de Osfen zelve, toen de Akkers, en eindelyk ook hunne Vrouwen en Kinderen ter flaavernye over. Doch dit gefchiedde niet zonder groote verbittering en klagten; en toen deeze, hoe Cf ) Volgens 't verhaal van anderen zoude hy de raggen van Wilde of Ur Osfen zelve geeischt hebben; doch deeze waren .wel in 't Hercynifche Woud van Duitschland, maar nooit in Friesland te vinden, en du» zou het den Friezen onmogelyk geweest zyn hem te gehoorzaamen. z8. 1 Olennius ] brengt j door zyne ftrengheid ' te wege dat de Friezen de Wapenen opvat, ten tegen de Romeinen en dezelve Terllaan,  van FRIESLAND. tj9 hoe rechtmaatig ook, geen 't minfte gehoor by den Dwingeland vonden, werden de wapenen op gevat,en de Soldaaten vanOlennius. daarze met Beknotte HlóTQi rib. Tiberiiu ontveinst de fpyt, die hy over dit verlies had. De Friezen verwervendoor dee. ze hunne dapperheid grootan raam. >* WMIIUUJjUUUH. UJCL het innen der fchattinge bezig waren, allereerst aangepakt, en zonder genade opgeknoopt. Olennius, zich zei ven niet veilig achtende, ont« | week de woede des volks in de fterkte Flevum ! (§)> daar eene goede bezetting in lag, ter beveiliginge der ftranden. De Friezen waagden het wel hem hier te belegeren, doch braken, op 't hooren vart den aantogt van Apronius, het beleg weder op, om hun eigen land te befeher. men. Ditdeedenze ook met den moed van een volks dat zyne vryheid liefheeft, ende banden eener knellende heerfchappye niet kan noch wil verdraagen: want niet lang daarna werden de Romeinen en hunne Bondgenooten door hen verdasren: f + > De fpyt, welke Tiberius over dit verlies ge* voelde, werd te gereeder ontveinsd, omdat het : maar alleen de uiterfte grenzen van het Ryk I betrof. Na zynen dood kreeg Kaf ut, zoon uvan Germanikus, wel het gezag in handen;doch :bv alle zvne belachlvk-P k<*Wm« w ev;„„i„„j — ..j.»^. uwijitn iuu i. ucsiauu ite weinig belang, om 'er melding van te maa;ken. Dit diende niet vergeeten, dat de Friezen . idoor deeze dappere daad by de Duitfchers vermaard, en by de Romeinen achtbaar zyn geworden ; zo datze ook van toen af hunne oude fryheid wederom zouden bekomen hebben, en federt, als van ouds,beftierd zyn geworden door twee (§) Zie boven bladz. if. Xt; bladz. rj. M 2 Bdoor deezp rimn-rfl JnnA u„ j„ r»...  BEKNOPTE HlSTO WE. 180 Tegenwoordige Staaf twee Koningen, welker een beoosten ,en de andere bewesten het Vlie, regeerde, zonder te konnen zeggen, wie 't geweest zyn. Denkt iemand, 44- Klaudius doet een' togt tegen Ae Britten. Een hongersnooddringt de Friezen om graanen van e'ders te haaien. De RomeinenLaaten de Friezen in rust. iere overwinning behaalde. l>n toen, met ïang hier na , een groote Hongersnood in 't Ryk ontftond^ die ook deeze gewesten niet weinig drukte, zagen de Friezen zich genoodzaakt, te fchepe, graanen uit de Oosterfche gewesten te haaien; dezelve binnen brengende te Stavoren en Dokkenburg , toen de voornaamlle Havenplaatfen van Friesland. Doch hoe dit zyn mo- lyk ook de Friezen verzelden, 't zy dan onder Prins Dibbildus, of eenen anderen Overïte. Beiden meesterlyk afgerecht op 't zwemmen, deedcn zy den Keizer grooten dienst in 't overtrekken der nroomen, waardoor hy meer dan «™-£. ^,.«™;nnin(rV.phnnldp. F,n toen. niet lans: [CIl vuiieu aan. Door Klaudius, den opvolger van Kaligula , werd, behalven andere verrichtingen hier te lande, ook een togt ondernomen tegen de Britten, op welken hem de Batavieren, onder aanvoering van Klaudius Civilis, en zeer waarfchyn- op 't gezag van fommige Oude Schryvers. die . ons de nazaaten van Frifo één voor één weeten op te tellen, dat Diokarus Segon, omtrent deezen tyd, Prins van Friesland geweest zy, het ilaat hem vry ; wy durven op die berichten niet ten vollen aan. ge , men ziet'er uit, dat de Friezen reeds in dien tyd niet onbedreeven ter Zee waren. Sedert de Nederlaag van Apronius lieten de dCUeiL UC £*Cl4CHaag van ii^.^.iL.c Romeinen de Friezen in rust, en deeze gaven hun ook geen byzondere redenen van ongenoegen, fchoon er aan wederzyden fteeds een hei° me-  van FRIESLAND. 181 melyk wantrouwen fchuilde. Doch toen de Friezen zich, hunnen oorlogzugrigen aart ten gevalle , onvöorzigtiglyk gemengd hadden, in de Zeefehuimeryen , welke cc Kauchen met hunne Rooffchepen op de kusten van Gallië ondernamen, en deeze door Domitiüs Korbulo, den (S) M. Alting Notie. Germ. infer, P. i. p. 48. M 3 Beknopra Histo» ilE. 47- Zy handelen met Korbulo, en raaken door zyn vertrek van 't Romeinfche Krygsvolk wederom ontflagen. I geworden (§). 1 ang evenwel duurde dit I bedwang der Friezen niet : Keizer Klaudius 1 nam geen genoegen in 't bedryf van Korbulo , t en gelastte hem door brieven, met zyne bei zettingen weder over den Ryn te trekken ; ; gelyk hy, fchoon tot zyn ongenoegen, deed, gn dus de Friezen wederom van het Romeinfche Krygsvolk ontlloeg. De Friezen, de bedryvelocsheid der Romein- Zy fche by, en handelden met Korbulo. Eenige Gyzelaars aan hem overgeleverd hebbende,ontvingen , zy weder van hem eenige landeryen om dezelve 1 te bebouwen, en daar mede hunne grenzen uit te zetten, gelyk ook gefchikte wetten, en zeke re Raads- en Magillraats -perioonen , ter betere beflieringe hunner zaaken. Verder leide hy, ter hunner beteugelinge, eenige bezettingen van Krygsvolk in Friesland, en bouwde eene zeer voornaame fterkte,' ter plaatfe , zo men wil , 1 daar federt de ftad Groningen is gebouwd 1 treworden (S 1. 1 anp- evenwel dnnrde dir namen, en deeze door Domitiüs Korbulo, den Beftierder van Neder Germanië en de aangelegene gewesten , verflagen en hunne Rooffcherjen in den grond geboord waren; kwamenze, hoe moedig ook voorheen, nu verzet over 't verlies van hunne nabuuren, de Kauchen, h\r . pn Vinnrlph-inn nipr KrirKnlr> FonicrA d^rvn- trach-  Tegenwoordigs Staat UjtJCNOF- te Historie. ten hunne grenspaalen verder uit te breiden. [the Stedehouderen, na Korbulo, ziende, wilden de gelegenheid niet verzuimen, om hunne grenspaalen verder uit te breiden. Zy voerden dus, hiertoe aangezet door Verritus en Malorix (f),die toen over dit volk het gebied hadden, voor zo ver de Germaanen gewoon waren zich te laaten regeeren, de Jeugd door de bosfchen en moerasfen, de Oude lieden, Vrouwen en Kinders, met de verdere bagagie, door de meeren, tot aan den oever des Ryns; daar zy de akkers in bezit namen- die men, ten behoeve der Soldaaten, had laaten ledig liggen. De Friezen vonden naamelyk deeze landftreeken voegzaamer voor zich dan hun eigen land, dat aan Zee gelegen, geheel niet, of kwaalyk bedykt was, en voor geduurige overltroomingen blooi; lag. Doch maar pas hadden zy deeze landen ingenomen, en een begin gemaakt met het bou- *~> voerd was, in vryheid gefield doch zulks kon niet beletten , dat de Batavieren een algemeen misnoegen tegen den Keizer opvatten. De Batavifche en Friefche hulpbenden gingen hier in zo ver, datze verklaarden, den eed van getrouwheid niet anders dan in den naam van den Romeinfchen'Raadte willen doen. Een die in Spanje Keizer gemaakt was konde hun, gelykze hunnen Landgenooten te Rome weeten lieten, niet behaagen, waarom zy voorneemens waren zeiven eenen anderen te verkiezen , tot genoegen van al het Romeinfche Krygsvolk. Galba, zich des grootelyks belgende, dankte aanftonds alle Duitfche Lyfbenden af, en Hetze , geheel onbeloond voor langduurigen en getrouwen dienst, naar huis vertrekken. Ten tyde van Nero, die zich zeiven , ten jaare achtenzestig, om 't leeven bragt, opdat het hem niet door anderen mogt benomen worden, gelyk deeze ontmenschte wreedaart van overlangverdiend had, viel'er verder weinig byzonders, raakende de Friezen, voor. Onder zynen opvolger Galba, werd wel Klaudius- Civüis, die op bevel van Nero gevangklyk naar Rome ge-  Mfl FRIESLAND. 185 tusfehen Otto en Vitellius ontftond, hielden de Batavieren en Friezen de zyde van den Jaatilen, wordende hier in onderftcund, door de onlangs afgedankte Lyf benden en anderen- Vitellius,' ?ich door zulk een magtig bondgenootfehap gelierkt vindende, bragt twee Legers op de been. om daar mede van twee kanten in Italië te dringen, en Otto in 't naauw te brengen. Onder beide de Legers had men een groot getal Batavifche en Duitfche hulpbenden, waar toe ook de Friezen behoorden. Het eerile, dat door Valens gebooden werd, trok door Gallië der waards; het andere, onder Cécina, nam zynen weg door Zwitferland, en over de Alpen, en was niet zo ras tot aan de Po genaderd, of de Batavieren en Friezen , groote meesters in 't zwemmen , trokken, omtrent de Stad Placentia, de Rivier over, en bragten zulk eene verbaasdheid binnen de Vesting, dat de overgaave der Stad 'er waarfchynlyk op gevolgd zou zyn , indien 't geheele ' Leger, gelyk men zich in de Stad verbeeldde, even fpoedig óver de Rivier had konnen komen. Toen dit eenigen tyd daarna gefchiedde, en Placentia in orde belegerd werd, waren de gemoederen daar binnen merkelyk bedaard, en zo verre van zich over te willen gee-. en, dat zelft de Hevigfte ftormen kloekmoedig wierden afgeweerd. De Duitfchers, en daar onder ook de Batavieren en Friezen, met hunne naakte Jichaamen, decden onder hun gewoon krygsgefchrei, en 't zwenken van de fchild-:n over hunne fchouders , inderdaad geweldige aanvallen; doch werden uit de Vesten, zo onophoudelyk en niet zulk eene menigte van pyleri beM 5 fchoQ- Zy zwemmen over de Po,en verwekken eene groote verbaasdheid binnen Placentia» BekNCP' te Historie. Friezen kiezen de zyde van Vitellius tegen Qe. to.  Beknopte Historie. In 't Leger van Valais ontftaat inerkelykn muite. *y. f86 Tegenwoordige Stadi fchooten, dat veelen hunner al vechtende fneu. velden; ook werden de Romeinen, ichoonze de Stad in beter orde beftormden, eindelyk genoodzaakt, het beleg op te breeken, en over de Po te rug te trekken. Het mislukken deezer onderneeminge werd gevolgd van merkelyke muitery in 't Leger van Valcns, wien men verweet, dat hy door zyne traagheid daarvan de oorzaak was. Het ftillen hiervan kostte hem geen geringe moeite; te meer om dat de acht Batavifche Regimenten, flindetyk Taakt alles wederom in rust ; doch maar voor eenen korten tyd. De beide Legers vereenigd zynde, tUt Ui)&U«ai j^v-vvu^g,^."". — —- zeiven. Eindelyk raakte alles wederom in rust 5 en toen floeg Valens zyn Leger neder by Pavia. Doch hier ontftonden al dra nieuwe onlusten onder de Soldaaten, die zo verre gingen, dat zy, omdatze geen deel aan den ftryd hadden gehad , zonder op den Veldheer te wachten, voor de Legertekens heen rukten, en zich by 't Leger van Cécina voegden. Opdat nu dit vereenigd Leger den kryg met dies te meer kracht tegen da: van Otto voort mogt zetten , werd te meer om uat ae acne uaiavucue i\.c&iwcui.<.u, die zich van 't Land der Lingoonen af, by Valens gevoegd hadden,- hoe langer hoe trotfer wierden, en langs de tenten der Keurbenden liepen ftoffen: „ dat zy het waren, die de „ Veertiendelingen ingetoomd, Nero van Italië „ beroofd, en 't ganfehc geluk des Oorlogs in „ hunne hand hadden". Gaarne had Valens een gedeelte der Batavieren naar elders verzonden, om dus hunne magt te verdeden; doch hierin werd hy te rug gejiouden door zyne eigene Keurbenden, die nu- over zyn voorneemen openiyk aan 't morren en muiten floegen, tn.r KKr'-Kanr leevensp-evaar van den Veldheer  van FRIESLAND. 187 'er eene brug over de Po geflagen, ter plaatfe daar een Eiland in 't midden van den ftroom lag. De Schermers van Ouo's Leger , met fchuiten naderende, deeden hun uiterfte best, om zich meester van 't Eiland te maaken , en 't voltooien der brugge te beletten; doch de Germaanen en Batavieren waren hun te gaauw, fpropgen fchielyk in den ftrqom, zwommen naar 't Eiland, en deeden den vyand met groot verlies wyken. Wanneer,niet lang hierna, de Legers handgemeen geworden waren, dat van Otto verflagen was, en deeze zich, op de tyding daar van, het hart had afgeftoken, kreeg Viteïlius 't Ryksgebied alleen in zyne magt, en werd, door den Raad en 'tvolk, met veele tekenen van blydfchap, voor Keizer erkend. En dewyl de Germanifche benden zo veel deel in de behaalde overwinning gehad hadden, werden deeze door eeneftaatelyke bezending, voor hunne getrouwe dienften, van wegen den Raad, bedankt. Vitellius , met een gansch heir naar Italië op weg zynde , toen hem de tyding dier ovcrwinninge gebragt werd, was veel te trots op zynen voorfpoed, om 'er een langduurig en ongeftoord genot van te hebben: want verfcheidene der aanzienlykfte hoofdlieden, die Otto gediend hadden, hebbende laaten ombrengen, werden veelen afkeerig van hem. Het veertiende Legioen inzonderheid , dat onder Otto gediend had , was buitengewoon tegen hem verbitterd. Om aile verdere onheilen voor te komen gaf hy bevel, 1 dat het zelve had weder te keeren naar Britan-? jrde, van waar het weleer door Nero was te rug Beknopte Histq. WIE. vermees. teren een, Eilandje in de Po« Vitellius wordt voor Keizer erkend.62. tn de Germaanen voor hunne dienften bedankt. Vitellius heeft weinig geïot Taa synen ✓aor'poed,  f88 Tegenwoordige Staat Beknopte Hjsto- rug ontbooden. De Batavieren, die reeds voorheen met de Veertiendelingen over hoop gelegen hadden, voegde hy, om hunne beproefde trouwe, in \ eerst by zyn eigen Leger; doch beducht dat zy eenigen toeleg ten nadeele der Keurbenden mogten fmeeden, zond hyze in 't kort naar Germanië; zich voor 't overige vermaakende met alom Spelen, Schouwburgenen De Friezen neemen deel in den oorlog tusfehen de Batavieren en Romeipen. heelt uitgeblonken. Uns beitelt lyat met men oorlog hier omftandiglyk te befchryven- Dit is ten overvloede van anderen gefchied (*)• 't Zy ons genoeg in 't kort aangedipt te hebben , dat de Friezen met hunne nabuuren, de Batavieren en Kaninefaaten, eensgezind waren in partydigheid tegen de Romeinen, van wien zy, federt langen tyd, menigvuldige knevelaaryen hadden uitgedaan : zy behoefden dus niet lang genoodigd te worden, om zich met Brinio, die van de Kaninefaaten met de gewoone plegtigheden tot Overde verkooren was, te vercenigen, en gezamentlyk aan te vallen (*) Zie VVagenaar Vaderl. Hist, I D. bladz. nö enz. gelyk ook Foeke Sjoerds Fr. Jaarb. I D. bladz. 152. en Schotanus Fr. Hist. bl. 18. Schermocffeningen aan te dellen. De Friezen zouden dus eene heilzaame ruste genootcn hebben, zo zy buiten den Oorlog hadden konnen of willen blyven, welke, omtrent deezen tyd, tusfehen de Batavieren en Romeinen, ontbrandde, en waarin Klaudius Civilis, een Batavisch Krygsoverde, en van Koningklykcn ftamme, door zyne fchranderheid en krygskunde, boven veele anderen grootelyks hp^fv nmrol-ilrmken. Cin« hnA 11- De Frie. zen be houden dus hunne wyheid. Beknopte Histo* rib. fluit ein. delyk een verdrag met Cerealis , waarin de Friezen waarèhynlyfe'jegree3en waen.70< j- lieden cu uuuiie naouuren nad gehad , om hen niet mede in dit Verdrag te begrypen. _ De Friezen hebben dus hie/by hunne vryheid behouden, en deeze heeft geduurd onder de Regeering van Vespaziaan en zyne beide Zoonen, Titus en Domitiaan, tot op het jaar zevenennegentig van onze gewoone tydrekeninge. De Friezen ondertusfchen, te oorlogzugtiovan aart zynde, om de aangenaame vruchten van vryheid en vrede lang met genoegen te fmaaken, vielen eerlang in de landen der Sikambren; doch werden daar zo wel ontvangen,  B::knop- g te Histo- a KB. n Zy vallen jf ih de lan , den der ö Sikam- k bren. t Neemen a wederom j dienst by de Ro, 1 m»iuen. 1 79- 1 1 I l t ( ( I ^ < 1 -i ( ' i j i Door Nerya wordt den Friezen het 192 Tegenwoordige Staat gen , datze' met bebloede koppen , en mee achterlaatinge van meer dan vyfhonderd man* naar huis moesten keeren. Ook begaven veelen hunner zich weder als voorheen in ^dienst der Romeinen, of uit enkel vermaak in den kryg , of uit hoofde van het onlangs getrollen verbond; en hier door kreegen zy deel aan de vermeestering van het Britannisch Eiland Mona, by welke gelegenheid hunne ervaa^ renheid in 't zwemmen den Veldheer Agri* kola grootelyks te ftade kwam. Ook waren het de Friezen en Sueven, die zekere bende Uzipeeten gevangen namen , welke , na 'c afmaaken van den Honderdman en de Romeinfche Soldaaten, door Agrikola onder de Rotten verdeeld om hen de krygskunde- te leeren, drie Libumifche vaartuigen vermeesterden , en daarmede zee koozen eer 't fchelmftuk rucntbaar wierd, fchuimende langs de kusten van Britannie, tot dat zy eindelyk tot zulk eene behoeftigheid vervielen , dat zy eerst de zwakften , en daarna by looting hunne makkers één voor één keelden en opaten : want dus geheel Britannie omgeltevend zynde , en ten langen leste hunne fchepen door onkunde van 't lluuren verlooren hebbeade, vielen zy den, Friezen en Sueven in handen, die eenigen van hun voor flaaven verkochten, welke eerlang, by wisfelinge van koopers, aan den Rynkant kwamen, en daar aan de Romeinen hun zonderling wedervaaren vertelden. Na den dood van Domitiaan, die door den ' Bevelhebber zyner eigene s yfwacht werd om - hals gebracht, beklom Nerva den Troon, en Tra-  van FRIESLAND. 193 Trajaan, van hem voor Zoon en Opvolger aan genomen , voerde, geduurende zyne regeeringe, her gebied aan den Ryn; doch niet ten gelukkc der Friezen, -dewsl hun door hem an dermaal het juk der dienstbaarheid wi. rd op en hals gedrongen, 't welk zy omtrent twintig jaaren lang hebben moeten dragen; zynde zy, onder Keizer Adriaan, eerst wederom aan hunne oude vryheid gekomen. Deeze vergenoegde zich naamelyk met het geen ter linker zyde van den Ryn, naar den kant van Gaüiè', lag, nam de Overrynfche bezettingen weg, en (telde dee^e Rivier wederom, als van ouds, tot eene grensfcneiding van 't Romeinfche Ryk en Duitschland. 1 Beknop[- te Histo- n ',,E' juk andermaal1 opgedron» ■ gen. Men vindt althans gemeld , dat ten deezen, tyde nog geene vaste Steden in Duitschland 1 en Friesland te vinden waren , gemerkt de1 Natiën zich toen in Goën en Dorpen , by' Geflagten en Huisgezinnen, plagten te verdee- , len, terwyl Koningen over hen 't gebied voer-< N den, , ..j — — gaan derhalven alle die verhuizingen" met ftilzwygen voorby, welke omtrent deezen tyden nog lang daar na, door verfcheiden Natiën, ondernomen zyn; hoewel 'er niets ongerymds in fteekt te denken, dat de Friezen , daar door van de landzyde gedrongen wordende, zich van toen af meer en meer naar de Zeekusten begeeven, en die ftreeken fterker bewoond zullen hebben. &>uiiav.uiv".v- "j ■ l den Germanifchen bodem , en noodzaakte de gemelde Natiën om hem tegen de Bevelhebbers van Gallieen den noodigen byftand te bewyzen. Misfchien waren zy door hem ten eenemaal bedwongen geworden, zo niet zekere Viktoryn hem van kant geholpen, en na hem de Keizer- L _ . ^ ..... 1 1_.J T»^ lyke kroon in Gallié opgekreegen had. Jje overrynfche Germaanen, het ombrengen van 1 Posthumus vernomen hebbende , beitonden . niet alleen de fterkten, door hem op hunnen bodem gefticht, om verre te haaien, en te verbranden , maar ook met allen mogelyken fpoed over den Ryn te trekken, en in Gallië te vallen, daarzc zich van wel zestig (leden meester maakten. Viktoryn en eenige andere opgeworpen Keizers na hem, herftelden de vervallen zaaken der Romeinen in Gallië wel eenigzins, door het beteugelen der Franken ; doch het was Keizer Aureliaan, die dit begonnen werk - verder voortzette. En echter gingen de Franken, en wel allermeest de Friezen en Kauchen, met 1 hunne ftrooperyen in Gallië, ter zee dapper voort, zonder dat de Keizer deezen hunnen overmoed wist te beteugelen. En voor dat 1102 ] De OverrynfcheGermaanen vallen in Gallië. De Friezen en Kauchen flroopen ter zee. raus uclualt meer dan eene overwinning op de Friezen enz.  van FRIESLAND. 199 iden vrede wilde lchenkcn , maar ook een gerdeelte dier landen ter bewooninge afiïaan, welke voorheen door hen waren ingenomen. Dit tweeledig verzoek werd hun van den Keizer ingewilligd; doch teffens door hem bedongen, rat hy zich van hunne hulpe, in den oorlog, 'zou mogen bedienen. Ook koos hy metderIdaad zestien duizend Jonge Krygsknechten ujt 1de Friezen, Kauchen. Katten enz. welke hy, naN 4 ze Bt knopte Historie. 276". Probus doet een' togt tegen de Germaa. nen. De Franken wor:len door hem overvallen en geflagen. ilog Aureliaan door het krygsvolk wierd omgebragt, breidden zy zich ook reeds wederom te lande uit, wierpen de fterkten der Romeinen langs den Ryn om verre, trokken over den Aroom, en drongen tot diep in Gallië door, daar hun, wegens de korte Regeeringe van Tacitus en Floriaan, weinig of geen tegenfland gebooden werd. Probus,een der kloekmoedigile Vorften, had niet zo dra het Ryksbewind in handen gekreegen, of hy ondernam, in eigen perfoon, eenen togt tegen de Germaanen, om dus zyne overwinningen , voormaals op de Kauchen en Friezen bevochten, verder voort te zetten. Behalven andere voordeden, door hem op deezen togt behaald, zouden 'er, 't geen niet vry van onwaarfchynlykhcid is, in verfcheiden ontmoetingen, byna viermaalhonderd duizend Germaanen , die zich op den Romeinfchen bodem , langs den Ryn en door gansch Gallië, nedergezet hadden , gefneuveld zyn. Zekerder gaat ihet, dat de Franken, door Probus in hunne moerasfen overvallen en geflagen zynde , genoodzaakt wierden, hem te voete te vallen , en te fmeeken , dat hy bun niet alleen  o,oo Tegenwoordige Staat BEKNOPTE HISTORIE. De Friezen zyn hem getrouw in den oor log tegen Prokiuus. De order werpi' g d ï 1 ie zen is vai korten ouur. aS3. ze onder de Keurbenden verdeeld te hebben, in de Legers en Bezettingen deed dienen De Friezen (lelden ook zyne verwachting niet teleur : want als zich, geduurcnde zyne Regeerinir., zekere Prokulus tot Tegen - Keizer had opgeworpen, en deeze by dé Friezen eenige otiderfletinïig • nu ende te vinden, waren het juist de Friezen, door wien hy by den Keizer aangebragt',én aan denzelven overgeleverd wierd; hy was naamelyk,door Probus vervolgd wordende , naar Friesland gèvlugt, in verbeeldinge, dat de gebroken en waterachtige (Irecken van dat gevest, hem eene veilige fchuilplaats verfchaffen zouden; hiermee" zal hy zich ongetwyffeld des te meer gevleid hebben zo het doorgaat, dat hy uit dien Landaanafkomftig was. ' f oe dit zy, de Friezen koozen liever Probus dan Prokulus te dienen, 't welk in de toenmaalige omdandigheeden ook ver het beste, althans van twee kwaaden gewïsfelyk het minde was. eéze onderwerping der Friezen aan de Romeinen duurde echter maar vyf jaaren: want met ; het jaar twee honderd acht en zeventig begonnen zynde liep dezelve met het jaar twee honderd drie en tachtig wederom ten einde. De inwendige verwarringen van 't Keizerryk gaven daar toe eene gepaste aanleiding, en naar het fchynt zyn de Franken, die in en omtrent het Batavisch E iland aan de oevers van den Ryn geplaatst waren, de eerden geweest, die 't gemaakte verdrag verbraken, zo door eenige Romeinfche vaartuigen, in den Ryn hagende, te verbranden, als zich te fchepe door de Straat naar Spanje, van daar naar Sicilië, en vervolgens naar de Lybilche kusten van Afrika te begeeven, daarze overal de ge- duchtde  van FRIESLAN D. 201 Bekvop* TE lliSTO- MaximiaanHerkulius heiltiltde rust ia Gallië. 284. DeSaxers, Warners en Angelen verhuizennaar elders ; waa^by de Friezen vry wat :e lyden ladden. Guchtftc tekenen*van verwoestingen, branddichtingen en roove'ryen achter lieten. Van daar zonder merkelyk verlies te rug gekomen zynde, fcheen hun 't Zeefchuimen zowel bevallen te weezen, dat zy van dien tyd af met de Saxers fa .i enfpanden , cn de Gallifche kusten alomme onvèiiig maakten. Diakletiaan, omtrent dien tyd, door 't Leger, tot Keizer verklaard, zond Maxiraiaan Herkulius naar Gallië, daar hy't geluk had de rust in een gedeelte van dat gewest te herllellen, en, na dat hy over den Ryn getrokken was , verfcheiden volkeren , zo door uithongering als door de wapenen, te overwinnen, en dermaate te beteugelen, dat zy van hunne zeefchuimeryen moesten afzien , cn , yerzeld van hunnen Koning , hem om den vrede komen fmeeken. Midlerwyl vereenigden zich de Saxers, omtrent de Elve woonende, met de Warners en . Angclen, twee volkeren, welke ten dien tyde ; aan de Oostzee gezeten waren ; begaven zich j | gelykerhand , met Vrouwen , Kinderen enj i alle hunne tilbaare have te fchepe ; ilevpnden*' tde kusten van de Noordzee om; voeren dei [Maas en het Vlie in, om dat de Middeiryn x) ïzeer waarfchynlyk, toen reeds al groen en1 itondiep was, en floegen zich met der woon* rnedcr, in Toxandrie , of Zeeland , Banvië i:en Westfriesland. Doch voor datze hier toe ' kwamen, moest'er met de Toxanders, Bata: cvieren en Friezen gevoenten word n ; zo 1 der iöat men de byzonderheden van 't gevecht weet Ir melden. Dit alleen is zeker, dat de-over* N 5 , win-  202 Tegenwoordige Staat Beknopte His toIt ie. Doch hun verlies werd aan een' anderenkant geboet. winning zich voor de eerden verklaarde. De Friezen leeden hier zeer by;- doch hadden 't geluk hunne fchade aan eenen anderen kant vry war geboet te zien. Am de' overzyde van de Eems, tot de Wezer toe , lagen nu de meeste landen der Kauchen , door 'i vertrek dier volkeren, ledig. Hiervan maakten zich de- Friezen meester , en befloegen dezelve ; 't welk te wege bragt , dat de Landdreek der Nederkauchen , daar men thans Oostfriesland , Butjadingerland en eenige andere Landfchappen vindt , door de Friezen is bezeten , geworden. Ook hebben de Friezen , zeer waarfchynlyk niet lang'na deezen tyd, zich met de Saxers, hunne nabuuren, in verbond begeeven, en de zyde der Franken verhaten; waaraan men het heeft toe te fchryven , dat zy by de Gefchiedfchryvers , die na Konflantyn den Grooten geleefd hebben , al doorgaans onder een' en den zelfden naam van Saxers voorkomen (§). Nadat Maximiaan, als reeds gemeld is , Gallië in rust gebragt had, is wel 't zelve door eenige Duitfche Natiën cp nieuw bedreeden ; doch ook deeze zyn door hem verflagen : insgelyks heeft hy veele duizenden Franken, Friezen , Kauchen en anderen , die in Batavië gevallen waren, cn zich daar neergeflagen hadden, overgezet in de ledig liggende landen der Treviren en JXerviërs (f), alwaar hun ge- (§) Schotanus Fr. Hist. bl. 28 en ig. (f) Verfta door't eerfte Trier , en door 't laatfte Neder - Bourgondie en Henegouwen. Schotanns Fr. Hist, bl. jp. Maximiaan zet veele Franken enz in andere gewesten over. 287.  van FRIESLAND. 203 genoegzaame wooningen tor verblyf, en akkers tot bebouwing gegeeven werden , onder voorwaarde van voortaan naar de Romeinfche wetten te leeven. Teftlns kreeg de ganfche Natie eene volle verzekering van de vricndfchap der Romeinen, zo zy zich in ruste hield, en niet buiten de haar aangcweezen grenzen trad, om de Wingewesten des ryks te beroeren. De Saxers en Friezen, federt veele jaaren gewend op zee te fchuimeri, vielen echter niet dan met groote moeite te beteugelen. Karau fius, die in zyne jongkheid lang ter zee gevaaren had, en wel geoeffend was in alles wat tot den Zeedienst behoort , werd door Maximiaan aangeleid tot Admiraal eener Vloote , welke toen voor Boulogne lag, om daar mede de zee tegen de Saxifche en Friefche zeeroovers te befchermen. Doch hierin gedroeg zich deeze geenszins naar zynen pligt, hebbende hy de Roovers , fchoon hyze wceren konde , menïgmaalen aan land laaten komen , en hunne rooveryen onverhinderd pleegen , om hun daarna den geroofden buit wederom af te zetten , en dien voor zich zeiven te behouden. Maximiaan, hierover met reden verlloord, gaf wel last om Karaufius hesmelyk van kant te helpen; doch deeze, daarvan de lucht hebbende gekreegea, verbond zich met de Saxers, Franken en Friezen, en maakte zich, met deeze hulpe gefterkt, meester van alle de voorhanden zynde fchepen , waarmede hy overftak naar Britannie, daar hy zich wel dra voor Keizer deed verklaaren. Maximiaan, die tot hier toe maar alleen me: de BfknoprE-HisTO- *ie. De Saxers en Friezen vallen bezwaarlyk te beteugelen. Karaufius gedraagt zich, Admiraal geworden , niet naar zynen pligt. Steekt over naar Britannie, en doet zich voor Keizer uitroe-. peu.  204 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. 291. Konftantitfs Chlorus verovert Bouiogne, daar eene bezetting van Karaufius lag. Ook valt hy de Friezen enz. van achteren op 't lyf; verflaatze en voert veelen van hun naar el-' ders. de waardigheid van Cezar bekleed geweest was, werd nu , zo ras de tyding hiervan te Rome kwam, door Diokletiaan tot Ryksgenoot verheven, terwyl Konftantius Chlorus en Kajus Galerïus Maximianus mee de waardigheid van Cezars befchonken wierden. Konftantius, hierop Gallië, voor zyn deel, ter befcherminge hebbende gekreegen , begaf zich terftond derwaards, én maakte zich meester van Bouiogne, in welke Stad Karaufius , by zyn vertrek , eene vry fterke bezetting van Krygsvolk gelaaten had; ook floot hy de plaats van den zeekant zodanig in , dat de Franken , Saxers en Friezen niet het minfte tot haar ontzet konden onderneemen. Aan 't Krygsvolk fchonk hy 't leeven, nam hetzelve in zynen dienst aan, en deed 'er eenen togt mede naar Batavië, dat toen van Friezen , Kauchen en andere Frankifche Natiën bezeten werd; doch welke met Karaufius in verbond ftonden, en even daarom der Romeinen gramfchap bezuuren moesten. Konftantius viel hen ook , en wel van achteren , opdat zy zich in de menigvuldige bosfchen , waarmede bun land vervuld was, niet verfehuilen mogten, m^t zo veel geweld, en in zulk eene geregelde orde, op 't lyf, dat 'er veele: duizenden gedood , verjaagd én gevangen genomen wierden. Deezen ■ voerde hy als eigen flaaven, met vrouwen en kinderen, naar de woeste en uitgeputte landen van Amiens", Beauvais, Troye en Langres. Welke landen , ten Noorden van de Seine gelegen, en zich langs haare oevers uitftrekkende, van deeze bewooners, den naam van Francia ver-  van FRIESLAND. 205 verkreegen hebben, Hec oogmerk dier vervoeringe was , om hen dezelve als flaaven te doen bebouwen , en hen , des noods , in den Kryg tegen hunne oude Landslieden te ge- ■ Beknop- , TE HlSTÖ» RIE. mi, maar vieten over uen toegevroozen Kyn in 't Eiland der Batavieren, toen Konftantius nog hier te lande was. Doch deeze onderneeming bekwam hun kwalyk; zynde zy door het ontlaaten van 't weder, en by gebrek van fchepen, dermaate bezet geraakt, dat zy genoodzaakt wierden zich aan Konftantius te onderwerpen, en eenigen hunner by hem gevangen te laaten, terwyl de overigen door hem met fchande naar huis gezonden wierden. Batavië zag zich dus van deeze plonderzieke vol- bruiken. Schoon deezen zich dus beteugeld vonden, zaten echter de Germaanen, en daaronder veele Friezen, Overrynfche Franken, Saxers, Kauchen en andere aanpaalende volkeren meer, niet ftil. maar vielen over den roefevronzpn Rvn , Andere ■ Germaa' nen zitten ' midlerwyl : niet ftil. De Frie- l zen enz. omtrent Batavie woonende, worden naauwer onder 't juk gebragt. keren gezuiverd; de Friezen en anderen, die daaromtrent woonden, werden naauwer onder 't juk gebragt, en daarop de togt naar Britannie tiocr Konftantius ondernomen, om Karaufius te beoorloogen. Doch hier toe had hy op verre na geen magts genoeg. Karaufius had, 1 door zyne gezantfchippen, zo veele Saxers, Friezen, Kauchen en Angelen, op hoope van buit, tot zich gelokt, en zich zo vast in den zetel gezet , dat Konftantius genoodzaakt ' wierd een verdrag met hem aan te gaan , jwaarby 't geheele Eiland aan Karaufius werd aafgeftaan. Eerlang echter kwam het weder aan 't'Ró.  2of5 Tegenwoordige Staat 't Romeinfche Ryk, door omwentelingen, die buiten ons bellek zyn. Onder de Regeering van Konflantyn den Grooten, die na den dood van Konftantius Chlorus aan de Regeering kwam, traden verfcheiden Germanifche volkeren , en daaron. der zeer waarfchynlyk ook de Friezen, met eikanderen in verbond , om de Romeinfche Wingewesten met vereenigde krachten te overvallen. Hiertoe, naar de gewoonte der Germaanen , twee Koningen of Veld - overften , Askarikus cn Regaizus verkooren hebbende, naderden zy, onder hun geleide, tot aan den oever des Ryns, daar zy van Konllantyn, die aan de overzyde reeds een magtig Leger in gereedheid had, gefluit wierden. Doch alzo Konllantyn dit beletten van hunnen voorgenomen' over* togt , voor geene genoegzaame overwinning hield, trok hy met het gros van 't Leger te rug, en liet alleen zeker gedeelte nader by den flroom in eene hindcrlaage liggen. De Franken, hiervan onkundig, waagden 't over den Ryn te trekken; doch vonden zich zo fchielyk en onverwacht overvallen, dat 'er veelen in den ftryd fneuvelden, terwyl anderen met beide de Koningen Konftantyn leevende in handen vielen, die hen met veele hunner onderzaaten vervolgens voor de wilde beesten liet werpen, en op de wreedfte wyze verfcheuren, dat voorzeker weinig ftrookte met het geloof der Christenen, naderhand door hem beleeden. Na deeze overwinning op de Franken behaald te hebben , viel het Konftantyn niet zvVaar De Fran- f kea wor-1< den gefla- t gen. c Konftantyn trekt Beknopte Histo- 1 rie. Verfchei- | den Ger-. manifche volkeren 1 verbinden ( zich tegen de Ro- ' meinen. 306. 1  van FRIESLAND. 207 zwaar zelf over den Ryn te trekken, en eenen weerloozen hoop, nog bedrukt over de nederlaag hunner Landslieden, onverhoeds te overvallen, veelen daarvan af te maaken, anderen gevangen te neemen, al hun vee weg te voe ren of te dooden, alle hunne gehuchten in brand te fteeken, cn zulken onder hen, waarvan men noch trouw noch dienst te gemoete zag, even als de andere Franken, den beesten ter verfliDdinge voor te werpen. Dus de Franken beteugeld , en ook de grenzen des Ryks in zo goed eenen ftaat van tegenweer gefteld hebbende, dat men, noch des Zomers by fterke droogte, noch des Winters by harde en aanhoudende vorst, voor vyandelyke invallen te duchten had, begaf zich Konftantyn naar Rome , om Italië van de geweldenaaryen van JVJaxentius te verlosfen j doch keerde, zo ras mogelyk, van daar naar Gallië BrKKOP' te Historie. over den Ryn en overvalt de overigen.308. De Franken, zich van zyne afweezigheid bedienende , nachten in Gallië te vallen ; doch worden verflagen. 1 uoor cie r ramten over den ltroom, wanneer hy 1 met zyne meeste krygsmagt in hunne Landen wiel, en daar eene yslèlyke llagting en algemeetine verwoesting aanrechtte; terwyl zy die over Iden Ryn geftoken waren, voor het groo;fte gedeelte , m.v.iu>_, iu iaa luvgcjju, van uiiai naai vjraiuc te rug , beducht, dat zyne afweezigheid den Franken en Alemannen gelegenheid mogt geeven , om wederom over den Ryn te fteeken, 1 en in dat gewest te vallen. Zy hadden 'c ook i metderdaad voor, en waren reeds tot aan den I Rynftroom genaderd, wanneer zy, op de ty1 ding van 's Keizers aankomfte, te rugge weeken. I Konftantyn, hier meê niet te vreden, hield zich i als of hy voorhad de Alemannen van eenen ge: heel anderen kant te beftryden, en lokte daar- 1 donr rlp FY.mL-pn rwrpr Apn Orr>r»m ujonnwr h\r Hierna begeeft zich Konftantynnaar Ro» me.  (*) Schotanus Fr; Hist. bl 31. 208 Tegenwoordige Staat deelte, den Romeinen in handen vielen. Jammer is 't dat men niet zeker weet, hoe ver de Friezen in deeze onheilen deelden ( ) Dit gaat vast, dat zy federt hec Frankisch verhond verhaten, met de Saxers één volk uitgemaakt, en hunne vryheid eenigen tyd daarna behouden hebben. Van deezen tyd af tot op dén dood van Keizer Konftantyn , zyn wel veele zaaken voorgevallen, waarby het Ryk grootelyks belang had; doch waarin de Friezen te weinig deelden, om 'er ons meê op te houden. Mogt menden Kronykfchryveren, zonder uitbeding, geloof geeven, dan zou in Friesland nog al vry wat gebeurd zyn, dat ook hier verhaald diende. Alles durven wy noch melden noch verzwygen. Laat dit ééne den voorrang hebben, dat de Landen ten Westen en Zuidwesten van Stavoren, tot hier toe onbewoond en onbebouwd zynde geweest, door vyf Ldellieden, van welken Diederik, een Fries van afkomst, en een der Voor vaderen van Koning Radboud de voornaamfte was, het eerst zouden bebouwd en bevolkt zyn geworden; dat deeze, veel toeloops enhulpe gekreegen hebbende, het,fteedje Medenblik gedicht zou hebben; dat hy, hierop verhovaardigd, zich ten jaare 334 Koning van Westfriesland zou hebben laaten noemen; doch d?.t Haron, toen Hertog van Oostfriesland, of Friesland beoosten het Vlie, zich des grootelyks belgende, derwaards eene aanzienlyke krygsmagt gezonden, en Diederik zodanig in het Fiieslard, ten westen en zuidwestenvan S.avoren, wordt bevolkt dcor vyf Edel lieden. 337- Bekmop 5 6 HlSTO ME. De Friezen ver laaten het Frankisch verbond, en maaken één Volk met de Saxers uit.  van FRIESLAND. 209 het naauw gebragt zoude hebben, dat hy genoodzaakt wierd zich aan Haron te onderwerpen, cn het Ryk van hem en zyne Opvolgeren ter leen te ontvangen, onder verpligtinge van nooit eenig verbond ten hunnen nadeele aan te zullen gaan. Soortgelyke gebeurtenisfen Vielen 'er rneer te melden, durfden wy de Kronykfchryvers volgen; doch daar toe te weinig gronds hebbende, zullen wy het hier by laaten. O V. HOOFD- Beknoïf. teHisto» li. ie.  aio Tegenwoordige Staat "BeKNop. te HlSTO. KlE. 'Konftantyn fterft in het jaar 337, en het Ryk raakt in verwar» ring. V. HOOFDDEEL. Beknopte Hiftorie van Friesland van den dood van Konftantyn den Grooten tot den tyd van Karei den Grooten. den dood van Konftantyn den Grooten, voorgevallen in den jaare 337, was het Ryk verfcheiden jaaren achtereen in geduurige verwarringe, dewyl de drie Zoonen van Konftantyn niet zeer te vreden waren met de Ryksverdeeling, welke hun van hunnen Vader was nagelaaten. Meer dan één volk bediende zich hiervan, om 't juk der Romeinfche overheerfchinge af te werpen: de Frankifche Volkeren inzonderheid vielen met geheele hoopen over den Ryn in Gallië; doch werden door Konftans, wien dat Gewest, by de verdeelinge, was te beurt gevallen, al dra door de wapenen tot reden gebragt, en in bondgenootfehap van het Ryk aangenomen, om zich van hunne hulp te bedienen tegen zynen magtigen Mededinger Magnentius, die, eerst zyn Veldheer geweest zynde, zich thans ten Keizer had opgeworpen. Ook vielen omtrent deezen tyd eenige Westlaai fche volkeren in de landen der Friezen, daarze hunne ftrooperyen tot aan de Lauwers en Eems toe voortzetten, tot dat Hertog Odilbald hen achterhaalde, van den geroofden buit ontzette,  van FRIESLAND. sir Ontzette, tot in hun eigen land vervolgde, het 'zelveonder brandfehatting ftelde,en 'er drie Kasteelen, met naame Engeren, Soest en Iburg ftichtte, ja het veroverde land tot een Wingewest van Friesland maakte, en daarover Iglo Lascon, zynen Veldheer, tot Stadhouder aanftcldc. Althans is dit het verhaal der Kronyk fchry veren. Na zich eenen geruimen tyd ftil gehouden te hebben ondernamen de Franken, Alemannen, ;Saxers, cn zeer waarfchynlyk ook de Friezen, hunne oude togten over den Ryn, hielden 'er jammerlyk huis, en keerden eerlang, met ryken buit belaaden, te függe. En terwyl dit terlinker zyde van. den Ryn voorviel was ook alles ter rechter zyde tot aan de Noordzee in beweeginge. De Friezen, onder anderen, maakten zich meester van de Betuwe (Batavië)en gingen daar voor een gedeelte woonen; ook werden de Saliërs door de Saxers uit Overysfel verdreeven, en in de noodzaakclykheid gebragt om naarBatavië en Toxandrië te verhuizen. Juliaan, naderhand om 't verzaaken van den Christelykcn Godsdienst ten kwaade berucht en de afvallige genoemd , fchoon een verilandig en dapper" Vorst , werd door Konftantius met ccn aanzienlyk Leger herwaards gezonden ., en behaalde meer dan eene overwinning op de Franken. De Saxers evenwel, den moed niet laaiende zinken, zonden deQuaadcn (*) uit om in 't Ro- É'H De Qmaden fchynen een bvzondere foort van - ' Saxers O 2 Beknopte Histö- ub. Oe Franten enz. rekken veder >ver den lyn. De Frieien verneesterenBatavié'. 356. Bedryven /an julilan hier :e lande.  Saxers geweest te zyn, die volgens fommigen niet door hen gezonden maar verdreeven waren. Vaderl. Hist. i. D. bl. 21?. (f) De Menaniers moeten' waarfchynlyk in het noordlyk^e gedeelte van Braband of Vlaanderen ge. plaatst worden. Cluver. Germ. Antiq L. II. C XVI. P- 393- C §) Over de gadelooze floutheid van deezen Duitfcher kan men nazien Schot. Fr. Hist. I. B. bl-. JI. en Vaderl. Hist. I D. bl. 249. 2ia Tegenwoordige Staat 364- Udolf Haron was de Iaatfte der Friefche Hertogen. Bek nop- 't teIIisto- j èue. - t' 't Romeinfche gebied te breeken. Dan de Friezen waren te zeer beducht voor den toorn van Juliaan , om hun den doortogt door hunne landen toe te daan. Hier door genoodzaakt om eenen anderen weg te neemen; voeren zy te fchepe om Friesland heen , en kwamen zo in de Betuwe, thans meerendeels door de Saliers bewoond, welke, door hen verdreeven zynde, de vlugt namen naar het land der Menapiers (f), ftaande onder de gehoorzaamheid der Romeinen. Juliaan ontving en handelde deeze vlugtelingen met veel vriendlykheid; ook werd Cbarietto (§),door hem afgezonden ter beteugelinge der Quaaden, en wel met dien uitflag dat zy zich onder zyn gebied en gehoorzaamheid begaven. Udolf Haron, de laatlte der rneicne nercugen, regeerde omtrent deezen tyd, en was oorlogzugtig van aart. Hoe veel deel hy echter gehad hebbe aan de invallen der Germaanen , Saxers, Franken en Friezen in Gallië, valt by gebrek van aantekcninge niet te melden. Zeker eaa<- het dat de Overrynfche volkeren, door Ju5 " liaan  va» FRIESLAND. 213 liaan bedwongen, en bera grootelyks genegen, op de tyding van zynen dood, terdond nieuwe ontwerpen , ter verkrygingc hunner voorige vryheid, begonden te fmeeden, aan welke ook de Neder-Saxers of Friezen hebben deel gehad. Den Ryn, naar ouder gewoonte, overgetoogen, rechttenze groote verwoestingen in Gallië aan, en behaalden eene merkelyke zege op de Romeinen; doch werden vervolgens door jovinus, Overde der RuUerye van Keizer Valentiniaan, overvallen en verdagen. De rust, hier door verworven, was van korten duur. De Saxers, Wil ten en Sclaaven , welke beneden Utrecht, in de landen raar de Noordzee, in het tegenwoordig Holland en Zeeland woonden, alsook de kleine Friezen , welke zich voorheen tot den middelden arm des Ryns hadden uitgebreid, doch nu maar een klein gedeelte dier landftreek boven Alkmaar bezaten, vereenigden zich met eikanderen tegen de Romeinen, en voeren den Ryn op, alles watze in Gallië bereiken konden te vuur cn te zwaard verwoestende. Dan dit kwam hun vry duur te daan. Valentiniaan bedooktc hen in hun eigen land , maakte veele gevangenen , veroverde verfcheiden fchepen, en liet langs den Rynkant eenige fterkten en toorens dichten, die hy met genoegzaame bezettingen voorzag , om deeze volkeren in het toekomende te beter te be- rlunncrpn. Beknopte Histo- uie. :<56. dwingen. . , De Neder Saxers,dus verhinderd om over den Ryn in Gallië te dringen, voeren, althans voor; een gedeelte, om Friesland heen , en bragten de crenzen des Romcinfchen Ryks in Galhe op b 0 3 nieuws De NederSaxersvallen weder in Gallië, doch De Saxer? enz. vereenigen zich met elkanderente^en de Romeinen.  6ï4 Tegenwoordige Staat beknop- ; te Historie. tot hun eigen ongeluk. lieuws in onrust; doch werden eindelyk geaoodzaakt het hoofd in den fchoot te leggen, 2n dc Romeinen om vrede te fmeekcn; deeze werd hun ook, doch met een bedrieglyk oogmerk , toegedaan, zynde zy, by het overleveren van eenige Jongelingen, dieze voor het houden van den vrede aan de Romeinen te pande moesten laaten, door hen overvallen, en zo fel gedagen, dat 'er naauwlyks één behouden bleef, die vertellen kon hoe hem deeze reis vergaan ware. Dezelfde Udolf Haron , van wien boven reeds met een woord gefproken is, zou ten deezen tyde, zo omtrent Dokkenburg als ook by Stavoren, veel volks by een verzameld hebben, en daarmede de landen, Zuid- en Oostwaards gelegen, bezocht, en veele plaatfen en Merkten veroverd hebben, tot merkelyke uitzetting van de paaien zyns gebieds. Ook zou hy over de Eems en Wezer, eertyds grensfcheidingen der Friezen en Kauchen, getrokken zyn, en die landen,' welke, ten grooten deele, door de Kauchen verhaten waren, hebben ingcno* men; het welk ten gevolge had, dat de volkeren over de Eems, in 't Oost van Friesland gelegen , onder den naam en het gebied der Friezen kwamen, en tot heden toe den naam van Oos^friezen behouden hebben. Onder de Regeeringe van Arkadius en Honorius, minderjaarige Zoonen van Theodofius den Grooten, zag men 't vuur van verwarringe, zo in 't Westen als Oosten, al dra ontbranden; ook bleeven de Friezen en andére Natiën , ter rechter zyde van den Ryn , daar niet ganfche - Ivk Onder de Regeering van Arkadius .en Honorius, raakt het Ryk in verwarring, Verrichtingen van Udolf Haron.  van FRIESLAND. ai5 Iyk buiten, en echter zou het buiten ons beftek loopen, het begin en den voortgang daarvan te melden. Anderen hebben die in 't breede befchreeven. Midlerwyl zyn 'er , omtrent deezen tyd, veele Saxers en Friezen naar Engeland verhuisd zyn. De reden daarvan wordt van allen niet eveneens opgegeeven. Volgens fommigen zou 'er een groot geroep ter ooren van Hertog Udolf Haron gekomen zyn, dat zyne landen te vol volks waren om 'er alle te konnen beftaan , en dat hy daarom, volgens de oude wetten en gewoonten, geliefde toe te ftaan, dat door lootinge bcflistmogt worden, wie van hun het Vaderland te verhaten hadden; en dat ingevolge hiervan ook zyne eigene Zoonen Hengistus enHorfus, deel aan dien togt krygenie , het Bevelhebberfchap over hunne reisgenootcn gevoerd zouden hebben. Anderen, en dit komt i ons waarfchynlyker voor , mcenen dat de : Saxers en Friezen , op verzoek der Britten, naar Engeland zyn overgeftevend, om hen tegen . de Pikten en Schotten te befehermen, en dat zy, ma dit metderdaad, tot genoegen van Koning i Vortigernas, gedaan te hebben, in erkentenisI fe van dien gewigtigcn dienst, door hem rykelyk befchonken, en in 't Zuider deel des Koningki ryks geplaatst zyn geworden; doch dat zy, door de \ vruchtbaarheid des Lands en de zachtheid der 1 Luchtltreek aangelokt, beflootcn hebben de toenimaals traage en vadzige Britten zelve te overi meesteren, en zich in het bezit des Eilands te I ftellen. Een ontwerp van zo groot een uitzigt wereischte veel voIks. Van tyd tot tyd werden O 4 'er Beknop- TE HlSTO. RIE. Verhuizing van veele Saxers en Friezen naar Engeland. 44i>«  .16* Tegenwoordige Staat Beknopte historie. Klovis zoekt de paaien van 't Frankifche Ryk uit te zetten. 491. De Frie. zen maaken een verbond met de Saxers. 'er ook nieuwe bezendingen naar toe gevoerd (*); doch deeze waren oorzaak, dat de kus¬ ten aan de IN oordzee gelegen een groot aeet van haare inwooners verlooren,en dat den Friezen, die gemeenlyk zeer talryk waren, eene gunlïige gelegenheid gegeeven wierd, om zich verder Oost- en Westwaards uit te breiden, en daar door te wege te brengen, dat al het land, ten Noorden van Maaz en Ryn gelegen, en Oostwaards door de Elve bepaald, den naam van Friesland verkreeg. Ook moeten deeze overtogten aangemerkt worden als den grond gelegd te hebben tot die overeenkomst van taal, welke tusfehen de Engelfche en Oudfriefche nog hedendaags ligtelyk te ontdekken valt, en waar van voorheen gefproken is. Het Westerfche Keizerryk onder Augustulus zynde te gronde gegaan , zocht Klovis, Koning der Franken , de paaien van zyn Ryksgebied op allerhande wyze uitte breiden, en Haagde niet ongelukkig in de uitvoering van dit ontwerp. De Friezen, met reden beducht, dat het ook eerlang hunne beurt zou worden, en ten duidelykuen begrypende, dat het hun luttel baaten zoude zich van de overheerfchinge der Romeinen vrygemaakt te hebben , zoze nu het Frankifche juk draagen moes* ten, llooten een veroond met de saxers en andere Duitfche volkeren, om zich, des noods, met vereenïgde magt te verdedigen. In den beginne fcheen het oorlogslot hen te begunfli- gen; (*) Men ziehier van in 't breede Schot. Gefchied» van Friesl: bl. 30. Vaderl. Hist. I D. bl. zoo.  van F R I E S L A N D. 217 gen; doch eerlang fchooten zy te kort. Naar 't verhaal van fommïgen zou Klovis, menigmaal aangezocht door zyne Gemaalin Klotilda, 1 om toch den Christeiyken Godsdienst te omhelzen, zich hier toe door eene gelofte verbonden hebben, zo de overwinning zich voor hem verklaarde Hoe 't zy , kort hierop ontving hy den Christeiyken waterdoop, en leide den grond tot den verderen voortgang des Christendoms in zyne Staaten. De Friezen, toen ter tyd Richold den II tot hunnen Koning hebbende, hadden midler-' wyl ook eenig deel aan 't geene 'er in Britdn- j ■me gebeurde. Sedert eenigen tyd waren dei : zaaken hunner Landgenooten en der Saxers daar ' •merkelyk ten achteien gegaan. En 'tflrond, by i't leeven van den dapperen Prinfe Artur, gefcha:pen als ofze eerlang gmlchelyk verdelgd zouden .worden. Dan zyne Opvolgers waren geene Arturs, noch bekwaam om de Britfche Vryheid ite handhaaven. Dus werden de Saxers, door eene menigte van hunne Landgenooten en Friezen geflerkt, en van de Afgodifche Ieren geholpen, allengskens wederom zo fterk, datze, legen 't einde der zesde Eeuw, de Oude Brittten voor 't grootfte deel ombragten, en fomimigen naar dien hoek des lands verdreeven, welke hedendaags Wallis heet, terwyl de overigen het Ryk verlieten, en de vlugt naar Bretagne in Gallië namen; zynde de overheerde ..landen onder'de Saxers, Friezen en Anglcn verdeeld," en zeer waarfchynlyk naar deeze iaatIflen Anglia geheeten (§). Om£S) De Anglen, tusfehen de eigentlyke Jutten fa, woonondc, os TE t'l.STC Ril?, Hebben deel aan 't geene in Britan nij gebeurt.  2i8 Tegenwoordige Staat BtKNOP TE HlSTOEIE.500. Richold de II. noodzaakt de Deenen deeze landen te ruimen. « Friesland lydt veel van geweldigeftormwin den. 51& Omtrent deezen tyd deeden de Deenen en Noormannen, onder hunnen Koning Herald, eenen inval in het Oostelyk gedeelte van Friesland, daarze jammerlyk huishielden, alles wat hun voorkwam verwoestende en vernielende, tot dat Richold de II, toen der Friezen Koning, hun met een magtig Leger tegen trok, en hen noodzaakte deeze Landen te ruimen, met ach? terlaatinge van den buit, waarmede zy gehoopt hadden zich te zullen verryken. Anders houdt men het daarvoor, dat de Friezen , toen nog Heidenen zynde , doorgaans vereenigd waren met de Deenen,en meer dan eens in 'tpionderen en rooven op de Gallifche en Britannifche kusten famenfpanden. Friesland, bewesten het Vlie, wordt om redenen geoordeeld toen onder het gebied van't Frankifche Ryk gellaan te hebben (*> Daar Friesland,tot op deezen tyd, of geheel niet of althans maar van zeer zwakke Dyken teo-en het geweld der Zee voorzien was, hebben geweldige llormwinden aan 't zelve van tyd tot tyd de gevoeligfle nadeelen moeten toebrengen; en dus is het wel tegelooven, dat Friesland ten jaare vyf honderd en zestien, by eenen geweldigen florm uit den Noordwesten, onder water gezet zy, en daar by over de zesduizend menfehen en zeer veel vee hebbe laaten zitten, (f) Geen minder nadeel leeden deeze Gewesten by den woonende, hadden mede deel aan dien togt, welke onder 't bevel van Hengist en zynen Broeder ondernomen was. ., „ (*) Schot. Gefchied. van Friesl. bl. 43- Procop, 1. III. Rer. Goth. (f) Winiera. Kron. bl. 47.  van FRIESLAND. tio den ftorm van vyfhonderd dn'cendercig: de wind «(oei naamelyk drie dagen lang met zulk een geweld uk den Noordwesten, dat het geheele land onderliep en groote- fchade leed; zynde , naar men verhaald vindt, op het Roode Klif vylénderdg boomen van eeneontzagiyke grootte met wortel en al uit den grond gerukt, en 't Lusthuis van Frieslands tweeden Koning Odil:bald, op dien heuvel gefticht, zo ten eenemaal omgeworpen, dat na den ftorm naauwlyks te ontdekken viel van wat gedaante het geweest was (j). Na Richold den II zou Beroald, Frieslands vierde Koning, zynen Vader in de Regcering zyn opgevolgd, en door zyn huwelyk met de Dogter van Rilsard , Koning van Friesland ten westen het Vlie, de beide Ryken met eikanderen vereenigd hebben Dan zulk eene aanzienlyke vermeerdering van magt zou teffens aanleiding gegeeven hebben, dat de Franken, zulk een' vermoogenden nabuur niet konnende dulden, van toen af voornamen de Friezen, door geweld van wapenen , te onderdrukken ; doch datze, door inlandfche onlusten en oorlogen verhinderd, Beroald eene gewensehte gelegenheid lieten, om zowel zyne als des Lands kinderen, niet alleen in de oelfeningen van den kryg, maar ook in andere vrye konllen, te- doen onderwyzen, en alzo dern grond te leggen tot eenige meerdere befchaafdheid dan tot hier toe onder de Friezen vernomen was. De Saxers en Friezen ( f ), die zich, eenigen tyd ( § ) Winfera. brengt deezen ftorm tot het jaar 57c (~ty Schot. Friefche Hist. bi. 42, beknopte Historie- Beroald, vierde Koning van Friesland , vjreenigt de beide Ryken beoosten en bewesten hec Vlie, De Sixers  I Beknop- t TE HlSTO BIB. \ en Friezen ftaan 1 op tegen het Frankifche * Ryk. 555* a20 Tegenwoordige Staat tyd geleeden,aan hetFrankifcheRyk onderworpen hadden, ftonden nu tegen het zelve op. Waarfchynlyk oordeeldenze thans van alle onderwerpinge aan het zelve ontilagen te zyn, om dat Koning Theodebald, by zyn overlyden, geene Zoons had nagelaaten. Klotaris evenwel, die,na den dood van Theodebald,ten troon gefteegen was, begreep het anders , trok met een Het zelve is inwendig zeer verdeeld. magtig jaeger regeu nen up, cu uluiuuw., verre van de Wezer, zulk eene volkomen overwinning op ben, dat zy genoodzaakt wierden, zich op nieuw aan de Frankifche heerfchappy te onderwerpen, en eene jaarlykfche fchatting van vyfhonderd koeyen op te brengen. Zachter behandeling ware veelligt van duurzaamer onderwerpinge gevolgd; nu wiorpenze eerlang het juk weder af, en bragten Klotaris, in eenen veldllag, zulk*eene nederlaage toe, dat hy zelf hen om den vrede bidden moest. • Het Frankifche Ryk, na den dood van Klotaris, onder zyne vier zoonen verdeeld zynde , werd al dra door de binnenlandlche oorlogen, welke de eene Broeder tegen den anderen voerde, zodanig van een gereeten, dat 'er geene moge. lykheid was, om andere volkeren lastig te vallen. De Saxers en Friezen genooten dus eene aangenaame rust; die echter eerlang door bekommering gevolgd werd uit hoofde van de toeneemende magt van Koning Chilperik, die den Oost Frankifchen troon beklommen had, na dat Sigebert, zyn Broeder, door beitel van Fredegunde,Chilperiks Huisvrouwe, was vermoord geworden. Zich te reppen noch te roeren was 't beste middel , om 't fmertelyk gevoel zyner overmagt te one-  van FRIESLAND. 221 ontduiken. Hierby verging het hun ook niet kvva- Beknop- lyk, hebbende de Frankifche Koningen de Saxers en Friezen doorgaans zachtelyk gehandeld, en zich fchaars van hunne overmagt over dezelve bediend; doch dit heeft men ongetwyffeld aan de geduurige oneenigheden der Frankifche Koningen toe te fchryven. Onder de Regeering van Dagobert kreegen de zaaken een ander aanzien. De Saxers en Friezen fcheenen de groote heerfchappy des nabuurigen Konings niet te kunnen draagen, en ondernamen eenen opftand, die echter grootelyks tot hun eigen nadeel uitviel: zynde zy door Dagobert en zynen vader Klotaris zodanig verflagen en mishandeld , dat alle Saxers en Friezen , die langer waren dan het zwaard des Konings , omgebragt, hunne landen alom te vuur en te ;zwaard jammerlyk verwoest, en veelen hunkef naar Frankryk gevoerd, en aldaar voor flaaven verkocht wierden. Deeze nederlaag, die 1 ook der Friezen Koning Beroald het leeven ge* \ kost had, zou deeze Volkeren tot zulk eene onder¬ werping aan het Frankifche Ryk hebben gebragt, datdeszelfs Koningen 'er gelegenheid uit namen, om van hunne landen verfcheiden ftukken af te fcheuren, en daar mede deezen en geenen te begiftigen ( *). De Bisfchop van Keulen zou ook (*) Dus vernaaien het de meeste Schryvers; eenijgen evenwel zyn van gedach'en. dat de Franfchen voor kde overwinning, die ten jaare 692 door Pipyn op hen (behaald werd, nooit eenig gezag in Friesland gehad of geocfl'end hebben. Zie Ceiifier Tabl: del'Hist, Generale ITora. I. p. 93-95 II 11151U» tie. De Saxers ;n Friezen worden ioor Dagobertirerflagen sn zeer mishandeld.  222 Tegenwoordige Staat 'BERNor. < T'i HlSTO- ( RIE. • < ook op deeze wyze aan Friesland gekomen zj n, onder beding dat hy de Friezen rot hec geloof der Christenen zou bekeéren. Dan hier van De Zaden van 'c Christendom worden hier te lande ge%ooid, door Wilfrid.679. kwam weinig, zo door de ltotneid dc-r keulenaars ,- als dén tegenftand der Friezen. De jaarlykfche fchatting van vyf honderd Koeyen werd hun evenwel kwycgefcholden, om dacze beloofden de Landpaden van Frankryk cegen de Wenden re zullen befebermen. AdgiUus, de vyfde der Friefche Koningen , was wel jong van jaaren coen hy aan de regeérinee kwam ; maar verftaildig en vreedzaam van aart. Hy deed dus zyn voordeel met de twisten en partyfehappen die in Frankryk plaats bedden,regeerde zyn volk in vrede, en bragt^te wege, dat Friesland grootelyks toenam in Geftichten, Landwinning, overvloed van alles, 1. «mufentt <~iiv}ni-ms>nnVn. roede Wetten en uraonnantn-n. ° Ten tyde van deezen Adgillus werden ook de zaaden van den Chrïstelyken Godsdienst hier te lande gezaaid: gelegenheid daar toe gaf, dat Wilfrid, Bisfchop van Jork in Engeland, die voor een geleerd en godvruchtig man gehouden wordt , door Koning Edfrid uit zynen floel verdreeven wierd: want naar Rome willende reizen, om zich, over ' 't herti aangedaane fcftggffe aan 't Opperhoofd der Kerke te beklaageb, werd hy met zyn onderhebbend fcbip, door ftorm en tegenwind , op de kusten van Walcheren, toen nog tot Friesland behoorende, gefmeetén, en door Koning Adgillus met veel betoog van vriendelykheid beierend. Ebroin, Hofmeester des Konings van Frankryk, hier toe opgehitst door Edirid, zocht wel den verdreeven Kerkvoogd uit dezen fchuil-  van FRIESLAND. 223 fchuilhoek te trekken, en hem van kan't te hel- E pen ; doch Adgillus Hoorde zich zo weinig aan * de magt van zynen geduchten Nabuur, dat hy, in plaats van 't recht der herbergzaamheid te fchenden, den brief, dien men hem gezonden had, met verontwaardiginge verbrandde,en aan Wilfrid vryheid gaf om 't Euangely van Christus aan de zynen te verkondigen. Wilfrid, hier van gebruik maakende, zou eerst den Koning zeiven, en daarna veele van zyne onderdaanen, bekeerd en gedoopt hebben. Doch zyn verblyfhier te lande was kort van duur, en zyne eigene denkbeelden wegens den Christelyken Godsdienst zeer bekrompen. Dus betekende veeIer Christendom weinig meer , dan datze gedoopt waren , en geloofden dat de Bisfchop van Rome het hoofd aller Bisfchoppen ja de eerfte aller menfehen ware. Omtrent tien jaaren laater nam zeker Monnik, n, Egbert genaamd, en uit een adelyk Engelsch r< geflagt gefprooten, op nieuw voor aan de be- ^ keering der Friezen de hand te' flaan. Doch g eene ongelukkige reize herwaard's maakte hem 6 zo beangst, dat hy er voor altöös van atzag.; Zyn reisgenoot Wigbert bezat meer moeds , vervolgde zynen togt, kwam in Friesland, en wendde tWee jaaren lang groote vlyt aan, in "t leeren en örtderwyzen der Heidenfche Friezen. Doch door de hardnekkigheid des volks, en de onbekeerlykheid van Koning Radboud, die na Adgillus den troon beklommen had, en zo wel wreed van inborst als een gefhgen vyand van het Christendom was, hadden ook deeze poogingen geenen gunftigen uitflag. Mid- Keren Wigbert. Deknop-" tbHisto» rie. Tien jaaren laater wordt daar aan gearbeid door ze.  Qt) Schot. Fr. Hist. bl. 55- £24 Tegenwoordige Staat Radboud zou veel fii bben Inoeten jyden van rie Noormannen. Wegens deezen Radboud vindt men behalven andere dingen ook verhaald, dat hy, reeds inden beginne zyner regeeringe, eenen zeer harden ftoot van de Deenen en Noormannen zou gelee■ den hebben, daar in beftaande, dat hy, ondanks zyne dappere tegenweer , door verfcheiden wonden hen overwonnen, en, na vun-ncwui «v^.—~ bekomen te hebben, gevangklyk wierd weggevoerd, en Friesland overheerd; dat ook de Friezen erger dan flaaven door hen behandeld, en genoodzaakt wierden , niet alleen houten hals- te EK NOPTE HlST> . RIE. . Pipyn be-' oorloogt en over- ' wint de Friezen. 6gz. Midlerwyl werd in Frankryk de K.onmgklyK« waardigheid, door het Groot Hofmeesterfchap, zo geheel en al verdrongen , dat Pipyn vah Herftal, bygenaamd de Dikke, zo wel meester van's Konings perfoon als van het bewind der zaaken was. Hy verzuimde ook niet zich daar van, ter bereikinge zyner uitgelïrekteoogmerken, te bedienen. De Friezen fchroomden evenwel niet zich tegen hem te verzetten, en dus werden 'er wapenen vereischt om hen te onderwerpen. Hy fchoot ook metderdaad het harnas tegen hen aan , en Radboud verzuimde mede tyd noch vlyt om zich ten ftryde toe te rusten. Dan de oorlogskans liep Radboud tegen , en noodzaakte hem , om , na 't verliezen van eenen Veldflag, over 't Vlie te vlugten , en vrede met hem te maaken, op deeze harde voorwaarden, dat by hem Friesland tot aan 't Vlie toe zoude afftaan, en geen hinder toebrengen aan de voortplanting van het Christendom in zvne Staaten ff)-  van FRIESLAND. 225 Halsbanden om den hals te draagen, maar ook de deuren hunner huizen naar het Noorden te Hellen, en zo laas: te maaken, dat er niemand (*) Kron. van Friesl. bl 39. ; B2KNOPTIÏ HISTORIE. Pipyn bedient zich van Willebrord om. de Friezen te bekeeren. 690. in of uit kon gaan zonder den Noordfchen Koning, door eene diepe buiging, te eerbiedigen; en eindelyk, dat hy, door zyne dapperheid , 's Konings genegenheid gewonnen hebbende, na eene gevangkenis van zes jaaren, wederom in vryheid gefield zou zyn, onder voorwaarde van ten allen tyde vriendfchap met hem en zyne nakomelingen te zullen houden. Dan, dewyl het twyffelachtig is, hoe veel ftaats 'er op dit ver: haal van Okko van Scharl ( * ) te maaken zy , i achten wy 't genoeg , dit met een woord aanl geroerd te hebben, en gaan andere vertellingen ) met ftilzwygen voorby. Pipyn, zich, om voorheen gemelde redenen, ' vleiende dat hy geènen tegenftand van Radboud [ in de verbreidinge van het Christendom , dat 1 hem na aan 't hart fchecn te liggen , zoude ont-1 1 moeten, zocht ook de heidenfche Friezen tot' 1 de omhelzing van 't zelve te beweegen. Wil-1 llebrord, een Engelsch Geestelyke, doch van ] Nederfaxifche afkomst, liet zich tot dien ge' wigtigen arbeid beweegen , en vertrok , ten j jaare zeshonderd en negentig, naar Friesland, i in gczelfchap van eenige andere GeloofsprediIkers. Radboud was nog even afkeerig van 1 het Christendom als voorheen; doch uit ont;zag voor Pipyn hield hy zich voor eerst ftil, ten zag het werk een' tyd lang aan. Ook 1 bragten de beloften van groote weldaadigheid, (door Pipyn den geenen gedaan, die 't ChrisP ten  22Ö ■Tegenwoordige S'aat Beknop- ter TE HlSTO- ve' ME. ha 695. he Wille- brord gc wordt m Aarts-Bis- qy fchop. q m geloof omhelzen zouden , te wege, da? ■eele Landzaaten zich tot het zelve lieten overïaalen. Willebrord won 'er voor zich zeiven iet Aartsbisdom der Friezen by, zynde hy, op roedvinden van Pipyn, in perfoon naar Ro11e gereisd, en door Paus Sergius zeer minzaam ontvangen en gewyd , onder den naam van Clemens, Van daar te rug gekomen , ftichtte hy zynen Zetel te Utrecht, welke Stad hem met het omliggende land door Pipyn was toegedaan* Niet te min ging hy in het prediken van 't Euangelie met onvermoeiden yver voort, wordende daarin grootelyks geholpen door zyne medegezellen, ten dien einde met hem uit Engeland overgekomen, en inzonderheid door Zuidbert, een man van aanzien!yken (tamme, die de handen met hem in een floeg, en hem verfcheiden Kerken en Kloosters hielp (lichten. De meeste Friezen bleeven ondertusfchen aan hunne Heidenfche bygeloovigheden verflaafd,wordende daar in door het voorbeeld des Konings niet weinig gellyfd. Ook ontzagenze zich niet, onder aanvoeringe van Radboud, de grenzen van 't Frankifche gebied, door hunne invallen, van tyd tot tyd, te ontrusten; 't welk te wege bragt, dat Pipyn, een man die zich niet ftraffeloos tergen liet, het befluit nam om hen door de wapenen tot reden te brengen, 't Gelukte hem ook.metderdaad: Want in een gevecht, dat lang erf bloedig was, krecgen de Friezen de nederlaag, en Radboud zag zich .genoodzaakt tot diep in Friesland te vlug ten , terwyl de Franken, rykelyk met buit belaadcn , te rugge keerden. Eerlang echter fchynt ook deeze krygdoor een verdrag geëindigd te zyn, dewyl Grimoald, Zoon van De meeste Friezen bly'ven Heidenen.697. Van Pipyn ver?  van FRIESLAND. £27 !i„a,.„r<-A^ „„..„ï _ ir i worde van van Pipyn , niet lang daarna getrouwd is met Theudezindc, eene Dogter van Radboud, Hoe 't zy , 't Euangciie werd van toen af, door Willebrord cn zyne medegezellen, zonder blykbaare iloornis verkondigd, en de grond gelegd tot de oprechting van veele Kerken , tot dat Radboud het wederom waagde de Christelyke leer te vervolgen, en de door Wiilebrord uitgezonden Leeraars, te verjaagen ofte dooden ;°'t welk hy uit hoofde van Pipyns hooge jaaren ■zeer waarfchynlyk te onbelehroomder'deed, zo -hy niet telfens de hand gehad heeft in den moord van dcszelfs, Zoon Grimoald. Karei Martel, natuuriyke Zoon van Pipyn, na 't doorworilelen van veele regenlieden, door de . Aullrafié'rs voor- opvolger van zynen Vader erj kend zynde, vond eenen tegenftreever in zake* Fren Raganfrid , die door de Westfranken tot ^Groothofmeester verkooren was, en, om Zich iin deeze zyne waardigheid te handhaaven , een 1 verbond van onderlinge vriendlchap en befcheri.minge floot met Radboud, wiens ingewortelde lhaat tegen Pipyns gellagt hem terftond alle i zyne raagt by een deed trekken, om daarmede 1.Karei te beoorloogen. Het eerfte treffen tusfehen 1.beiden viel voor in de nabyheid van Keulen, en idaarby behaalde Radboud eene volkomen over' winning. Karei liet echter, fchoon hier zelf imaar ter naauwernood ontkomen, den moed iniet zinken; maar bereidde zich terftond tot ! eenen tweeden veldflag, waarin 't geluk der wa1 penen hem beter diende : want als Raganfrid, op j i naam van Koning Chilperik den II, met een Le-1 tgerdoor het Ardenner woud getrokken zynde, P 2 zich - Beknop- " TE HlSTO RIE. (lagen zynde worde het Euangelie wyd en zyd ver kondigd. Karei Martel wordt van Radboud in eenen Veldflag overwonnen. Doch is gelukkigar in een tweede treffan.  ü28 Tegenwoordige Staat Beknop- ; TE HlSTO- ] rie. Trekt daarna met een Leger op tegen de Friezen, die door hem overwonnenworden. Radboud onderwerptzich aan zynen Over winnaar , maar houdt zyne belofte niet. zich met Radboud verenigd had, en de beide Legers het platte land alom afliepen . werd dat van Raganfrid, wel fterker, maarniet zo dapper als dat van Karei, ganfchelyk verflagen. Karei, hier door de handen ruim hebbende, oordeelde het tyd, om ook Radboud eens voor al te vernederen. Hy trok ten dien einde met een aanzienlyk Leger op tegen de Friezen , en viel hen zo onverhoeds op 't lyf, dat 'er geen tyd voor hun overfchoot, om zich genoegzaam te wapenen Men deed echter van deezen kant al wat mogelyk was. Poppo, een voornaam Friesch Edelman , en gehuwd aan eene van Radbouds Nichten . voerde thans het gebied over 's Konings Leger, en trok met een deel krygsvolk in der yl vooruit, om Karei , die reeds tot in het hart van Friesland was doorgedrongen , hec hoofd te bieden. Omtrent de Born zee in Friesland (f) viel tusfehen beiden een gevecht voor, waar in van wederzyden met groote dapperheid geflreeden werd , tot dat eindelyk de overwinning zich geheel en al voor de Franken verklaarde. Radboud, hier door buiten Haat gelleld om iets meer tegen Karei Martel te onderneemen , en voor nog meer onheilen beducht , vond geraaden zich aan zynen Overwinnaar te onderwee pen, zelfs met belofte van den Christelyken Godsdienst te zullen omhelzen. Dan hier in hieid hy zyn woord niet. Als immers deplegtigheid van den Christelyken Waterdoop, door Bis- Cf) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto bl. 36 # en Fr. Hist. II. B. bl. 57.  van FRIESLAND. Bisfchop Wolfran, aan hem verricht zou worden , en hy reeds den eenen voet in de Doopvonte gezet had, wendde hy zich tot den Bisfchop en zeide: „ Van myne Voorouders, lieve „ Bisfchop, wat gevoelen hebt gy? zyn de „ meeste van dezelve in 't Paradys, of in de „ Helle ? " en als hem hier op , zo liefdeloos als onvoorzigtig , ten antwoord was gegeeven: „ dat zekerlyk alle ongedoopten in de Helle wa„ ren?" trok Radboud den voet te rug, en zeide: „ dat hy liever met de menigte zyner Voor„ ouderen in de Helle wilde zyn, dan met den ar„ men hoop der Christenen in het Paradys" ( * ). Weinig dagen na deeze gebeurtenis overleed de Koning, aan de gevolgen eener uitteerende ziekte, waaraan hy reeds lang gezukkeld had. Zyn ingewand bleef te Medenblik ; doch zyn lichaam werd naar Stavoren gevoerd, en aldaar begraaven. Schoon het doopen van Radboud mislukte, en hy aan zyne Heidenfche Afgodery vasthield, waren echter de yverige poogingen van Wolfran in andere opzigten met eenen gunftigen uitflag bekroond. Radboud had naamelyk te veel ontzag voor Karei Martel, dan dat hy geweldige mid- (*) Volgens het verhaal van fommigen zou Radboud gezegd hebben: „ dat hy liever in het zalig ge„ west van Wodan wilde zyn". Hoe 't zy, zo Radboud en Wolfran beide het woord Helle gebezigd hebben dan is het vast niet in de zelfde betekenisfe gefchied. Radboud hechtte daar het denkbeeld aan van eene plaats, alwaar het mogelyk minder aangenaam dan in het Paradys, maar evenwel geheel niet onverdraaglyk zoude zyn. P 3 Beknopte Historie. 719. Het Geloof wordt nog- thans ten zynen tyde vry ge. lukkig voortgeplant.  23$ Tegenwoordige Staat Deknop- t tb HlSTO- ( we. ] middelen een nadeele van het Christendom zou gebruiken. De Kerkvoogd , dat inziende , verdubbelde zynen yver , en kreeg geenen kleinen roeloop van Friezen , die alle bclydenis van hec geloof der Christenen deeden, en daar op den Doop ontvingen. Ook werden 'er by die gelegenheid alom veele Tempelen, Afgodsbeelden en Altaaren afgebroken en vernield; doch op verre na niet met de vereischte voorzigtigheid en belcheidenheid, en dit was waarfchynlyk eene van de redenen, waarom Radboud eerst het omhelzen van 'c Christendom uitltelde, en daarna volftrektelyk weigerde. Wie de Opvolger van Radboud geweest zy is niet volkomen zeker. Volgens fommigen kwam de kroon, na zyn overlyden, aan Poppo , en deeze zou volkomen vryheid aan de Geloofspredikers gegeeven hebben, om 'c Euangelie ce verkondigen, en de Kerken , die men voorheen tot Afgodery misbruikt had, tot den dienst van den eenigen en waaren God te heiligen. Anderen, en wel de meeste fchry vers, houden Adgillus den II voor den waaren opvolger van Radboud, en Poppo voor zynen Veldheer; en dit doen wy ook het liefst. Adgillus fchynt jong aan de regeering gekomen te zyn, en het voornaamfte bewind aan zynen Veldheer gelaaten te hebben, 't welk ligtelyk aanleiding kon geeven, om deezen in vervolg van tyd voor Koning te houden. Hoe 't zy , de onderwerping der Friezen aan de Frankifche heerfchappy ftrookte zo luttel met hunne diepe zugt voor vryheid en onaf hangklykhfid , dat zy de eerfe De Friezen zoeken zich ce ontilaan yan de Omtrent Iladbouds Opvolger is 'men niet ten vollen zeker.  van FRIESLAND. 231 !eerfte gelegenheid, die hun voorkwam, weder: ;aangreepen , om te beproeven hoe ver zy het' brengen konden. Karei Martel had de handen' ivol werks , om Frankryk tegen de Saraceenen j ite befcriermen. Hier van bedienden zich de, Friezen, en zochten zich nogmaals van de Frankiifche heerfchappye te ontflaan , vallende , ten dien einde , volgens de oude gewoonte der Duitfchers , op de Grenzen van het Frankifche Ryk, daarzc de ysfelykfte verwoestingen laanrechtten. Karei Martel, hier van de tyding bekomen hebbende, was aanftonds op middelen bedacht, om deeze onbuigzaame volkeren tot reiden te brengen. Hen in't hart van hun eigen land aan te tasten kwam hem, als een ervaaren Veld iheer, het bekwaamst van allen voor. Met :ecne fterke en welbemande Vloot ftevende hy naar dat gedeelte van Friesland, 't welk ten oostten het Vlie ligt, en tot heden toe zynen naam ■behouden heeft. De Middelzee , anders Burdinus, Bornzee of het Boerdiep geheeten, fchcidde ;toen Oostergo en Westergo, by de naamen van .Austrachia en PFestrachia bekend, en de gedaan;te van Schier-Eilanden hebbende, nog van een. [Deeze binnenlandfche Zee met de Vloot ingeloopen zynde, zette Karei zyne benden aan land, :en waarfchynlyk op het grondgebied van Wes» tter^o, fchoon fommigen meenen dat het op dat wan Oostergo gefchied zou zyn, om dat die van 'Westergo ruim zo wel in den Christelyken (Godsdienst onderweezen, en niet zo oproerig ials die van Oostergo waren. Hoe't zy, de Frieten, het onweer ziende naderen , hadden zich wel gewapend; dochkrecgen by het eerfte trefV 4 fen Beknopte Histq» RIE. Frankifche heerfchappy. Karei Martel bevecht en overwint hen in hun eigen land. 734-  Beknopte Historie. 't Zelve wordt deerlyk afgeloo- pen en verwoest. ( §) De Leezer befluite uit dit en andere gezegde» »3a Tegenwoordige Staat fen zodanig de nederlaag , dar hun Veldheer Poppo en de meeste Friezen met hem fneuvelden, en 't overfchot zich , al vlugtende, naar de hun bekende moerasfen en wateren begaf; doch niet zonder ook hier vervolgd en afgemaakt te worden, 't Land werd hierop door den overwinnenden Vyand afgeloopen , de Afgodstempelen verwoest, de gewyde bosfchen uitgeroeid , en de Friezen gedwongen zich aan 't Frankifche Ryk te onderwerpen. Overdeuitgeflrektheid deezer onderwerpinge wordt verfchillende gedacht, zynde fommigen van oordeel, dat de zoons van Radboud, door vergunning van Karei Martel, een foort van oppergezag, doch zonder den Koningklyken tytel, behouden hebben, en dus Leenmannen van 't Frankisch Ryk geweest zyn: anderen, datze wel den tytel van Koningen gevoerd , en als Koningen geregeerd hebben, doch echter met bepaalde heerfchappy; en deeze gedachte fchynt ons den voorrang te verdienen, om dat de meeste fchry* vers Adgillus en Gondebald, Zoon en Kleinzoon van Radboud, als zyne Opvolgers melden, en hun den eernaam van Koningen geeven. Adgillus had ook waarfchynlyk in den opfland te» gen Frankryk niet geflemd,en was daarenboven den Christenen niet ongenegen, 't welk Karei Martel kan bewoogen hebben, om den Friezen, wier onbuigzaamen aart hy had leeren kennen, hunne eigene Koningen (§) te hiaten behouden, in verwachtinge dat dit zo wel voor hem zeiven, als  van FRIESLAND. 233 als voor den loop van 't Christendom, van den meesten dienst zou zyn. By zyn overlyden, volgens 't getuigenis onzer Kronykfchryveren voorgevallen ten jaare zevenhonderd zevenendertig, liet Adgillus twee Zoons en eene Dogter na, met naamen Gondebald, Radboud en Konovelle. Gondebald volgde hem in de regeeringe op, en Konovelle had hy ten huwelyk gegeeven, aan een' zeer aanzienlyk Friesch Edelman, metnaame Adelbrik, die te Sixbierum , op zyn (lot Adelbrug, woonde , en de ftamvader was van 't aanzienlyk geflagc der Adelen, dat nog eeuwen daarna met roem in Friesland is bekend geweest , en van Moeders zyde uit Koninglyken bloede gefprooten was. Midlerwyl had het Christendom, onder be* gunftiginge van Karei Martel, hier en elders nog al vry wat velds gewonnen, hoewel op ver na niet in zyne waare zuiverheid. Ons beftek gehengt niet dit in 't breede te melden. Toen Karoloman, na zyns Vaders dood, het bewind in handen gekreegen had, en op eigen naam regeerde , zonder hooger magt te erkennen , ftondcn 1 de Saxers tegen de Frankifche heerfchappy op, en trokken de Friezen mede af van dezelve. Kazegden niet, dat de Friezen alle, ten zelfden tyde, door een' en denzelfden Koning, en met zulk eene magt, als de naam van Koning fchynt mede te brengen, | geregeerd wierden. Waarfchynlyk heeft 'er nu en dan ; meer dan een Koning het bewind gehad; en de Friefche 1 vryheid liet niet toe, zich aan eene onbepaalde magt i ee onderwerpen. Scbot. Fr. Hist. bl. 59. P $ Beknop» TE HlSTORIH. Adgillus wordt op. gevolgd door zy. nen Zoon Gondebald.737- Het Christendomwint hier te lande nog al veld. 741. De Saxers en Friezen ftaan op tegen Karoloman.  234 Tegenwoordige Staat B "knopte Historie. 74<*. Pipyli wordt Koning van gansch Frankryk, cn door Bonifacius gezalfd.75*« Karoloman en Pipyn, die, de een over Oost-en de andere over Westfrankrvk, het gebied voer¬ den , bragten met vereenigde magt zo wel de Saxers als Friezen dra tot reden ; en van toen af hielden de laatften zich ftil , waarfchynlyk uit hoofde van een aangegaan verdrag. Zelfs leenden zy, in den jaare zevenhonderd zesenveertig , Pipyn de hand om de Saxers, die op nieuw zich oproeriglyk tegen Frankryk begonden te gedraagcn, met de wapenen aan te tasten; gelyk ook met dien gunftigen uittlag gefchiedde , dat de Saxers verflagen, en hunne Landen te vuur en te zwaard verwoest wierden ; zo dat 'er geene keuze over bleef, om zich al of niet aan Frankryk te onderwerpen. Pmvn. bvnenaamd de Korte, hier door de handen ruim, en het, met hulpe van de Geestelykheid en Paus Zacharias, zo verre gebragt hebbende,dat zyn Broeder Karoloman, na twee jaaren regeerens, daarvan afftand deed, en zich naar een Klooster begaf, om daar zyne dagen godvruchtiglyk te eindigen, was nu langer met den eernaam van Groothofmeester niet te vreden. Het Koningklyk gezag in handen hebbende, viel het hem niet zeer moeielyk 'er ook den tytel by te voegen. Cbilderik de III, die tot nog toe den naam van Koning over Westfrankryk gevoerd had, behoefde maar gefchoorenen ineen Klooster geftooken te worden ; dit gefchiedde, en toen maakte Bonifacius, Aarts-Bisfchop van Mentz, en zo beroemd in deeze Gewesten, geene zwaarigheid om den nieuwen Koning , naar het voorbeeld der Koningen van Israël, te zalven, ten einde het Volk met des te meer eerbied  van FRIESLAND. £35 eerbied voor hem, als voor den Gezalfden des Heeren, te vervullen. Radboud, de tweede van dien naam en de laatfte der Friefche Koningen, wasmidlerwyl, na den dood van Gondebald , zynen Broeder, aan de Regeering gekomen, cn gedroeg zich, naar zynen naamgenoot gelykende, vyandiglyk tegen den Christelyken Godsdienst. Mogt men 't verhaal onzer Kronykfchry veren gelooven, dan had hy de beginfelen dier vyandfehap tegen het Christendom al vroeg ingezoogen, aan het Hof van den Deenfchen Koning, zynen Oom van Moeders zyde, werwaards hem, toen maar pas acht of negen jaaren oud, zyn Vader Adgillus gezonden had. Hoe 't zy, hy kleefde dén Afgodi" fchen dienst zyner Voorvaderen ten llerkften aan; ook zou hy den Afgod Folie , die van overlang yerllooten was, wederom ingevoerd, een beeld ter zyner eere opgerecht, en alle zyne onderdaanen, op ftraffe des doods, gebooden hebben, zich aan de aloude Heidenfche plegtigheden te houden, en dezelve als voorheen getrouwelyk waar te neemen. Van die de beginfelen des Christendoms ingezoogen hadden, raakten dus i/eelen om het leeven , terwyl anderen, met verlies van hunne ampten en waardigheden, het land verlieten , en zich onder de befcherraing /an Frankryk begaven; wordende deRodmans, de Botnias, de Fortemans , en meer andere idelyke geflagten, daar onder met naame gemeld. Bisfchop Bonifacius trok, dit verneemende, xhoon reeds hoog op zyne jaaren, wederom dervaards, om, in weerwil van 't gevaar dat 'er aan Beknopte Histo- r'2. Radboud de II op. volger van Gon. debald, was een geilagen vyand van 't Christendom. Bonifa. cius komt weder in Friesland,  Beknopte Historie.ter herftellingevan 't zugtend Christendom. Doch wordt door de Heidenfche Friezen omgetiragt.755- Waarfchynlykop aanftookenvan Radboud , wien dit üader- Tegenwoordige Staat aan vast was , het zugtend Christendom hier ' te lande eenige verademing toe te brengen. Zyne reize over Utrecht en Westfriesland genomen hebbende, frak hy,met zyn byhebbendge• zelfchap van ruim vyftig perfoonen, de Zuiderzee over en kwam door de Middelzee of het Boerdiep in Friesland beoosten het Vlie. Zich hier eenigen tyd met prediken en doopen opgehouden, en veel vruchts van zynen arbeid gezien hebbende, kwam hy eerlang omtrent Dokkinga, of Dokkum, daar hy alle de gedoopte Nieuwelingen, tegen Sacraments dag, befchei • den had, om 'er, naar de wyze dier tyden , het H. Vormfcl te ontfangen. Dan de Heidenfche Landzaaten, die den opgang van 't Christendom met verdriet aanfchouwden, en hier van . de lucht gekreegen hadden, fchoolden in een groote meenigte famen, vielen, met het krieken van den dageraad , op Bonifacius en zyn gezelfchap aan, en maakten hen allen tot een toe wreedelyk af; 't welk hun te ligter viel, omdat Bonifacius de zynen , die zich , met het voor handen zynde geweer van deenen en dokken , tegen hunne aanvallers verdedigen wilden, daar van te rugge hield, met te zeggen: „dat, „ na de ellenden van dit leeven, de dood voor „ hun een aangenaame gast en een begin der „ eeuwige vreugde ware". Radboud, op wiens aandooken dit waarfchynlyk gefchied was , en zyne Heidenfche onderdaanen mogen zich hier over in den beginne verheugd hebben, denkende, dat de dood van Bonifacius en de zynen teffens een dooddeek voor het Christendom zou zyn : deeze vreugde was  mm FRIESLAND. 237 Was evenwel kort van duur. De Christenen deezer Landftreeke vielen, om wraak van 't ge beurde te neemen, op de ongeloovigen aan, en floegen 'er veele van dood: ook vindt men verhaald, dat een van Koning Pipyns Stadhouderen in Oost-Frankryk, niet lang daar na, met eenig krygsvolk, over de Lauwers in Friesland viel, de landen der ongeloovigen verwoestte , de moordenaars van Bonifacius om 'c leeven bragt, en het Koning Radboud zo benaauwd maakte, dat deeze eerst naar Saxen, en vervolgens naar Jutland vlugtte, daar hy zich eenen geruimen tyd ophield. Nadat Bonifacius ongelukkiglyk omgekomen, en Gregorius, een Achterkleinzoon van Koning Dagobert den II , hem op den Bisfchoplyken ftoel van Utrecht gevolgd was, zette deeze het werk van der Friezen bekeeringe met y ver voort, daar in geholpen door verfcheiden wakkere mannen, inzonderhei .1 doorWillehad, eenen Engelschman, die, na zyne komst hier te lande , allereerst zynen dienst begon te Dokkum, toen nog warm van 't bloei der Martelaaren. Dan federt het pleegen van die moord waren de inwooners wat buigzaamergeworden, en ontvingen hem met groote eerbiedigheid. Hy hield 'er zich ook eenigen tyd op, en had het genoegen, dat zyne prediking van een gewenscht gevolg was, zo ter verfterkinge van zwakke Christenen , als ter bekeeringe van veele Heidenen. Hy nam ook tot zich veele kinderen van de Aanzienlyklten en Edelen des Lands, om hen van jongs afin de gronden van den Christelyken Godsdienst te onderwyzen, achtende dat de gemoederen, Beknopte HlSTO' rie. hand duu< te (laan kwam. Gregorius, de opvolger van Bonifacius , zet de bekeering der Friezen met yver voort; wordende daarin geholpendoor Willehad.  Beknopte Histo- 1uë. Ludger, een Friesch Edelman, predikt het Euangelie, omtrent Dokkum. 238 Tegenwoordige Staat deren , die nooit befinet geweest waren met het Heidendom , te gereeder zouden zyn om de leeringen van het Euailgelie te volgen , en dat het gemeene volk, door de aanzienlykilen voorgegaan, zich te ligter zou laaten beweegen. Ludger, van af kömde zo wel als van in • börst, een Friesch Edelman, te Wierum in Westdongerdeel gebooren, en door zyne ouders, Tjaard en Liauwe, aan Gregorius ter onderwyzinge overgegeeven 4 kwam , na de gronden der noodige weetenfchappen gelegd, en in Engeland, onder den vermaarden Alcuinus., verder voortgezet te hebben, van daar, in gezelfchap van eenige zyner Landgenooten , te Utrecht te rug , voorzien van eeaen ryken voorraad van geleerdheid cn eene menigte geleerde fchriften. Dit veraangenaamde hem zo zeer by Gregorius, en ook by Albrikus zynen opvolger, dat hy door deezen tot de Priesterlyke waardigheid verheeven, en gezonden wierd, om het -Euangelie onder de Saxers, in Overysfel woonende, te prediken. Hier mede eenigen tyd onledig geweest zynde, vertrok hy naar Dokkum, én bleef 'er zeven jaaren ; daar het Euangelie met dien gewenschten voortgang verkondigende, dat niet alleen veelen uit de llad, maar ook uit de daaromtrent gelegen landltreeken, het Christelyk geloof ömheisden. De inval van Wittekind, Lloofd der Saxers, en zyn deerlyk huishouden hier te lande , terwyl Karei de Groote in Spanje oorloogde, bragt te wege dat Ludger, met zyne twee Broeders, Hildegrim en Gerbert, naar Italië vertrok, cn 't Monnikskleed aantoog in het Benediktiner Klooster van den berg Kasfino, waarin Detmar, ook een gebooren Fries , toen  van FRIESLAND. «39 foen als Abt het beituur had. De verdere verrichtingen van deezen Ludger, en de byzondere hoogachting, hem door Karei den Grooten toegedraagen , zie men by anderen ( §). Friesland, hoe veel het ook door de onlusten van ; den oorlog geleeden had, was omtrent deezen tyd ; een kweekhof van de cdelfte fpruiten, die in ver\ fcheiden gewesten het licht der waarheid op den I kandelaar geholpen hebben ,-en 't ftrektder Natie tot geene geringe eer , dat haare zendelingen elders, en wel voornaamelyk in Duitschland, het Euangelie verkondigd hebben, welk uit het voorheen door haar overwonnen Engeland ter haa1 rer kennisfe was gekomen. Ondertusfchen ver: beelde men zich niet, dat het Christendom hier ; te lande aanltonds die zuiverheid bereikte, welke het volgens de leer van Jezus ert zyne Aposi telen vereischte. Het ging gepaard met veele 1 overblyfzelen van 't Heidendom, dat door oudiheid te diepe wortelen gefchooten had, om in i korten tyd geheel en al uitgeroeid te worden. ( Of dit zo verre ging, dat men 'er Priesters vond, (die op den eenen tyd den Doop naar de wyze 1 der Christenen bedienden., en op den anderen l eenen Bok of Stier aan de Afgoden offerden; dat i veelen geene zwaarigheid maakten, om 't vleesch fden Afgoden geoiferd te eeten, als zy het maar , 1 volgens hunne dwaaze verbeelding , door een 1 kruisteken gereinigd hadden; en dat zelfs ande1 ren hunne flaaven verkochten, om door de Heiidenen geoiferd te worden, laat ik, als des niet 1 ten vollen zeker, liefst onbepaald. VI. HOOFD- C§1 Schet. Friefche Hist. bladz. 61. en F. Sjoerds .'Algemeene Befchryv. van Oud en Nieuw Fricsl. I. D. 22 Si. bl. 622, enz. Beknopte HistO" rie,  240 Tegenwoordige Staat VI. HOOFDDEEL. Van Karei den Grooten tot op het einde der JMoord/cbe invallen, Inerte lande. "]SJa den dood van Pipyn , voorgevallen inden jaare 768, kwamen zyne ftaaten aan Karoloman en Karei, zyne beide Zoonen, die dezelve in diervoegen verdeelden dat Oost-Frankryk aan Ka» roloman, en al het overige aan Karei ten deele viel; doch eerlang kreeg Karei, bygenaamd de Groote, ook Oost Frankryk onder zyn gebied, zynde Karoloman, zyn Broeder, na eene regeering van drie jaaren overleeden. Karei op den troon bevestigd , en verwittigd zynde , hoe fiegt de Saxers, onder aanvoeringe van Wittekind, in Friesland huishielden, zond eerst eenige benden, en trok vervolgens zelf, met eene aanzienlyke krygsmagt, naar deeze gewesten, om de ongeloovigen tot reden te brengen, en hen de Afgodery, die de oorfprong van hunne wederfpannigheid was, met kracht te doen verleeren. Zynen tocht nam hy door Friesland, en bragt daar alles wederom te recht. Of echter Koning Radboud toen weder de vlugt naar Denemarken genomen hebbe, dan of hy door Karei in ballingfchap gezonden zy, valt twyffelachtig; zeker gaat het, dat het Koningkryk in Friesland hier mede is ten einde ge-loopen, en dat de landen, na deezen tyd, door Frankifche Graaven, Landvoogden of Stadhouders zynbe- ftierd geworden. 0 Karei BcknopteIIisto- 11 ie. Karei de Groote, brengt de zaaken hier te lande wederom te recht. 775-  R IESLAN D. 241 Karei had niet zèr%ra de Friezen volkomen afhangklyk van zyne heerfchappy gemaakt, of hy trok ook tegen de Saxers op , om die insgelyks te onderwerpen ; bedienende zich hier toe, onder anderen, van een goed deel Friezen,nog grootelyks tegen de Saxers verbitterd, wegens , alle de mishandelingen, dieze van dezelve gelee; den hadden. Tot zynen roem Haagde hy ook i hier in gelukkig; en echter lieten de Saxers niet af, teikenö nieuwe vyandlyk heden te pleegen. I De af weez5gheid van Karei, die ten jaare zevenhonderd achtenzeventig naar' Spanje getoogen was, gaf hun gelegenheid, om, zowel elders ;als in Friesland, de ysfelykfte verwoestingen aan te rechten , en al wat hun voorkwam Idoor moord en brand te vernielen. Sommigen zyn van gedachten dat Kadboud toen nog in leeven, en;de bedekte aanftooker van deeze onmensclilykheden was; doch hoe dit zy,deChristenen hadden hier by 't meest van allen te lyden; i zynde de Christen Kerken, die men hier te' lande had beginnen te bouwen, daar by verwoest, en de verkondigers van 't Euangelie vervolgd en omgebragt. Willihad, die na den dood van Bonifacius, eenigen tyd te Dokkum gepredikt had, en nu té Bremen de Kerk dier plaats beftierde , ontkwam nog gelukkiglyk, > Idoor de vlugt , hunne handen; ook keerde hy naderhand, toen de ftorm der vervol ginge over was, wederom'derwaards, en overleed daar ten jaare zevenhonderd negenentachtig. Karei zond wel een aanzienlyk Leger ïegen hen te velde; doch Witikind had het genuk van daar op, by het eerfte treffen, eene aaniisienlyke overwinning te behaalen. , En echter Q ont- Beknop- ■ TP. HlSTO. rie, Na de Friezen ónderworpen te hebben, liggen de Saxers aan de beurt. f7*. ts Keizers afweezigheid geeft gelegenheid aan de Saxers om hier veele verwoestintingen aan te rechten. 7Si. Willihad ontkomt hunne handen door de vlugt. De Saxers  a. Beknop- o TE HJSTO- a, ,ue a onderwerp'eiizich aan c Karei den 2 Grooten. t 1 Zy vallen wederom ^ van hem af, en 1 haaien ( daar toe j insgelyks \ de Friezen' «ver. ' 783. | 14a Tegenwoordige Staat antzonk hun de moed , toen Karei zelf, met ee» mder Leger, het eerfte te hulpe kwam, zodanig» datze op de tyding daarvan het hoofd in den fchoot leiden, en zich aan Karei onderwierpen, op deeze harde voorwaarde, dat hem vierduizend en vyf honderd van de voornaamfte en aanzienlykfte aanvoerders in handen geleverd moesten worden. Dit gefchied zynde liet hyze al- lo fnt ppn mp wrppdplvk . nnrhnrvfdpn^ Wederom tn genade i le, tot een toe, wreeaeiyii, ontnooiaen. Karei ondervond al dra , dat dit het rechte middel niet was, om zich van eenen overwonnen vyand eene beftendige gehoorzaamheid te belooven. De Saxers, hierdoor verbitterd, vielen, in't volgende jaar, alle te gelyk van hem af, en haalden ook de Friezen (*} over, om deel aan den opftand te neemen; doch met dien ongelukkigen uitflag, datze, in meer dan eene rvtirmoprinp- met hunnen maetieen beftrvder. te tortfchooten,enzich doordenzelven,op deverlederendfte wyze, beroofd vonden van het Erfrecht op hunne ouderlyke bezittingen , zo het Jen Koning niet goeddacht hun dat uit byzondere genade te verleenen. Onder zynen zoon, Lodewyk den Vroomen, zyn zy eerst wederom in het zelve herfteld. Witikind, geen kans ziende om der ftervende Vryheid een nieuw leeven by te zetten , onderwierp zich insgelyks, werd een Christen, en ontving den doop in *t byzyn des Konings , die over hem Gevader ftond. De Friezen, die zich toen insgelyks aan Ka- ael (*) Wat gedeelte der Friezen men hier door te veritaan hebbe is vry onzeker.  van FRIESLAND. 043 rel onderwierpen, zyn waarfchynlyk ook van hem m genade ontvangen. Men treftze althans kort daar na in de Legers van dien Vorst aan; ook hebbenze van toen af in zo grooten getaleden Christelyken Godsdienst omhelsd, dat dit ganfche Volk nu als bekeerd wierd aangemerkt. De vermaarde Alcuinus, Leermeester van Koning Karei, en thans ten hove m groote achting, zegt dien aangaande, in zekeren brief: „Deoude Saxers,en alle de b nezen zyn nu , gedrongen door Koning Karei, die fommigen door bedreigingen, anderen door gefchenken overgehaald heeft, tot het geloof in Christus bekeerd geworden ". Schoon deeze wyze van bekeeringe geen overtuigde Christenen maakte, het getal werd 'er door vermeerderd, en dat fcheen genoeg. Men was 'er althans te Rome zeer over voldaan, hebbende Paus Adriaan de I, dit, in eenen brief van gelukwenfchinge aan Koning Karei, duidelyk getoond. Dat een gedeelte van Friesland, door deezen Vorst toen, in 't Geestelyke, onaerworpen zy aan 't Bisdom van Bremen, welk onder liet bellier van Willihad Hond, is even zeker als de echtheid van den brief, waarin Koning Karei dit gemeld zou hebben, doch welke van veelen wordt onrlrpnrf Gelyk Koning Karei aldus zynen yver, ter woortplantinge van het Christendom, betoonde, (en vooral geene Afgods beelden en bosfchen lipaarde; alzo zyn ook buiten twyffel toen de coverblyfzels der Heidenfche Afgoden, in Friesliand, uitgeroeid, fchoon dien aangaande geene ibvzonderhedcn, in de gedenkfchriften van dien ! tyd, te vinden zyn. Midlerwyl kwam de bekee-1 Q z ring \ 1 Beknop- • TE HlSTO' rie. aangenomen zynde , wordt het Christendomvan veelen omhelsd. 7% De Afgodsbeelden enz. worden hier te lanJ de uitgeroeid, en de Friezen doen Ka. rel groo-  244 Tegenwoordige Staat Bekxop r te HlSTO- \ rie. , ten dienst ( in den oorlog. 7&P- ' I Zeker gedeelte der ; Friezen fleekt . óver naar j Engeland, . en houdt daar jatnmerlykhuis. ing der Friezen Koning Karei zeer te (lade in 'c roeren van verfcheiden oorlogen ; dewyl zy liet alleen in Italië, tegen Adalgifius, Zoon van den onttroonden Koning van Lombardye, en in Duitschland tegen de Hunnen, maar ook tegen de Wilzen, eene foort van Sclaaven, omtrent de Oostzee woonachtig , onder zyne banieren gediend, en hem geen geringe hulpe beweezen hebben. Wanneer Karei , na deeze krygsverrichtingen,naar Regensburg,en de Saxers en Friezen weder, naar hun land getrokken waren, duurde het niet lang of 'er ontftonden nieuwe onlusten. Een gedeelte der Friezen, waarfchynlyk beoosten de Eems woonende, fpande onder hunnen Hertog Ubbo, met de Deenen aan, om eenen inval m Engeland te doen, daarze, na aan land getreeden te zyn, fchrikkelyk huishielden, alles met roof, moord en brand vervullende, zonder gewyd of ongewyd in 't minst te fpaaren. Een ander gedeelte van deeze Natie trok , onder bevel van 's Konings Veldheer,.Graave Dirk, tegen de Hunnen op, die wel overwonnen, maar niet te oridergebragt waren ; doch deeze werden, by hunne komfte op den Saxifchen bodem, tegen hunne verwachting, door de Saxers, die nu. wederom van den Koning en den Christelyken Godsdienst afgevallen waren , vyandelyk ontmoet en geflagen. Karei, verdrietig over 't mislukken deezer onderneeminge, bragt in 't volgende jaar twee Legers tegen hen te velde, en noodzaakte hen zonde? llag of ftoot tot onderwerping. Doch federt vielen zy wederom af; ook hielden 't nu de Een ander gedeelte wordt door de Saxers verflagen. 793- Karei onderwerpthen wel; doch zy houden nog niet  van F R I E S L A N D. 54$ de Friezen met hun, ten nadeele van hunnen Overwinnaar. Jaaren achter een werd 'er tegen beiden geoorloogd; tot dat zy in het jaar acht honderd en een geheellyk wierden te ondergebragt , en daarmede de bloedige Saxifche en Friefche Kryg, na drie en dertig jaaren geduurd te hebben, een einde nam. Voor dat dit den Friezen wedervoer had hen nog een ander onheil getroffen, J'.en geweldige Watervloed overftroomde, op den ze venden van Slagtmaand des voorgaanden jaars, een groot deel van Friesland , na dat de nog zwakke dyken, in zo verre men die toen reeds I had, daar door verbryzeld waren. Zeer veel menfehen en beesten fchooien 'er het leeven by in: : gelukkig ftond het Zeewater niet lang op de velden , en in den volgenden Winter werdenze door menigvuldig Regenwater zodanig ververscht, ■ dat de volgende Zomer uirilak in vruchtbaarheid. 1 Ondertusfchen gaf de fmertelyke ondervinding \ van hun geduuiig gevaar den Friezen aanlei ■ 1 ding om bedacht te zyn op middelen, die ter 1 hunner befcherminge dienen konden. Het maa-' ! ken van nieuwe, of het vergrooten van reeds1 ivoorheen opgeworpen Terpen kwam hun het j lbekwaamde van allen voor; zynde onder ande-1 iren die van Koudum , Almenum , Midi urn,1 lllitzum, Winzum, Tjum, Dronryp, en Ber- \ Uikum, zoniet hunnen eerden oorfprong , alt thans hunne vergrooting, verfchuldigd aan deezen ttyd. Na 't eindigen van denSaxifchen kryg, waar- 5 iiin ook de Friezen zich mannelykgekweeten had- ( Q 3 den» Beknopte HrsTo* p.ie. op met weder af te val;'err. 794- Friesland Ivdt veel by eenen geweldi gen ftorm. 't Welk aanleiding jeeft tot bet maaien of /ergroo en der rerpen. tarel treft :en ver-  Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. drag met de Saxers en Friezen. den, trof Karei met beide deeze Volkeren een Verdrag, waarby van hunnen kant beloofd werd, dat zy den Christelyken Godsdienst zouden omhelzen , en onderdaanigheid bewyzen aan de Bisfchoppen, die over hen Honden gefield te worden. Daarentegen moesten de Rechters of Graaven , die door Frankifche Koningen onder hen gezonden zouden worden, elk Volk naar zyne Vaderlyke wetten regeeren. Ook onthief men hen van de verpligtinge om eenigerhande lasten en fchattingen op te brengen, uitgezonderd alleen de Tienden voor de Geestelykheid. Daarenboven gaf of liet men hun den naam van vrye luiden; en van deezen tyd af fchynen de Friezen in 't byzonder den naam van frye freesen, zo gemeen in hunne oude Landrechten en Kronyken, gevoerd te hebben. Eindelyk werd hier by nog vast gefield, dat de Saxers en Friezen voortaan als één Volk met de Franken aangemerkt,en door éénen Koning geregeerd zouden worden ( * ). Dit Verdrag verdient te meer onze aandacht, om dat daar in de oorfprong te ontdekken is van de menigvuldige verdichtfelen, waar mede de Oude Kronyken en Landrechten der Friezen vervuld zyn; als by voorbeeld , dat de Friezen van Koning Karel , dienze Rome hadden helpen winnen, alle vry verklaard en tot Vry- of Burg- Heeren van Rome gemaakt zouden zyn,fchoonze te vooren naakt en bloot waren. De Bulle of Open brief, welke den Friezen hiervan door Karei verleend zou zyn, wordt niet zonder reden voor verdicht ge" O Vaderl. Hist I. D. bl 443. Sedert hebben de Friezen in 't byzonder den naam van FryeFreefen gedraagen.  van FRIESLAND, 04? gehouden ( * ). Op beter grond ftelt men vast,! dat Karei, by gelegenheid van 't gemelde Ver-' drag, den Friezen eenige nieuwe Wetten gegee-1 ven, of die, welkeze reeds hadden, naar de; toenmaalige omftandigheden, veranderd en ver- ] beterd hebbe. Behalven de Landrechten, welke in 't Cud Friesch voor handen zyn (f)> en insgelyks aan hem worden toegefchreeven, heeft men ook nog Wetten in de Latynfche taaie ( § ), en deeze fchynen wel door den Koning gegeeven , doch naderhand door eenige zogenoemde Friefche Wyzen, met eenige nieuwe vermeerderd te zyr. In deeze Wetten wordt althans acht genomen op den Christelyken Godsdienst, naar 't begrip, dat men 'er in laater tyden van maakte. Karei de Groote, die ten jaare zevenhonderd negenennegentig, Leo den III, in den Paufelyken zetel herfteld had, en in erkentenisfe van deezen dienst, in het volgende jaar, door dien Kerkvoogd, met de Keizerlyke Kroon vereerd werd, ontving, te Rome zynde , de uitbun digfte eerbewyzingen. De Friezen , zo die van 's Keizers gevolg , als die destyds zich te Rome in de Godgeleerdheid oeffenden, waren zo ver van daarin de laatfte te zyn , dat zy (*) Men zie Winfem. bl. o+. Schot. Brieven en Docum. bl. 3. en ook Befchryving der Heerl. van Friesl. in Quarto. bl 336. (f) Schot. Befchryving van Friesl. bl. 36. (Q Schot. Befchr. van Friesl bl. 23 —35- Deeze Wetten zyn door den Geleerden Sibrandus Siccarna *f. ïonderlyk uitgegeeven en met aantekeningen verrykt.. Q 4 Beknopte HlSTO* rie. En waar* fchynlyk eenige Wetten van hera ontvangen. Karei, ontvanft zonderlinge eerbewyzin.'gen van de Friezen te Rome.  ftsKNOP- te Histories. I4S Tegenwoordige Staat zy veele anderen voorby ftreefden, zynde de Koning door hen, niet vliegende Vaandelen, en onder 't zingen van Geestelyke liederen , ingehaald geworden. Deeze eerbewyzingen, gevoegd by eenige andere dienden, op zyne reize dervvaards ondervonden , konnen Karei tot het geeven van reeds gemelde Voorrechten en Wetten bewoogen hebben; te meer om dat hy denken kon, op die wyze zo wel dienst aan de verbreidinge van den Christelyken Godsdienst, als aan de vreedzaame bezitting zyner uitgeltrekte Staaten te zullen doen. Ondertusfchen bleeven de Friezen,ondanks de verleende voorrechten, zowel als de Saxers, tot na Kareis dood , beroofd van het recht op hun Vaderlyk erfgoed, hun reeds voorheen door hem benomen. Dus blykt ten klaarden, dat de Voorrechten der Friezen de tekenen hunner af hangklykheid mede bragten , ter nierkelyke inkrimpinge van het hoogvliegend denkbeeld hunner Oude Vryheid. Niet te min warenze groot genoeg om hen eenen gerusten en vreedzaamen lhat te doen genieten , zo anders dezelve maar 011gefchonden bewaard bleeven. Derzelver hoofdzaakelyke inhoud kan daar van ten bewyze {trekken, en deeze komt hier op uit: „ Dat het Volk ten eeuwigen dage vry zyn, en naar zyne eigene rechten leeven zoud.1; datze alteniaal hunne zaaken, naar hun eigen goeddunken, gebruiken en genieten mogcen; datze alleen aan het Keizerryk, onder welks befcherminge zy Honden, een kleine fchatting betaalen zouden , doch aan niemand anders onderworpen zyn; datze zich van wederzydfchebeleedigingen te onthouden hadden, en 't geene hun toebehoorde. De voorrechtender Friezen worden te breed uit gemeeten. Derzelver hoofdzaakelyke inhoud.  van FRIESLAND. 249 hoorde, vreedzaam volgens de wetten te bezit- ] ten en te rugsre te eifchen; datze ter beflegtm-1 ge hunner geichillen Rechters zouden h.-bben, die, door 's Volks vrye verkiezing daar toe aangefteld, met eede aan den Keizer verbonden waren, en volgens de wetten des Vaderlands uitfpraak moesten doen. Dat hunne Priesters en alle Kerkelyke bedieningen heilig zouden zyn; dat de eer der Vrouwen en Maagden ongefchonden moest blyven; dat 'er op alle misdaaden eene boete gezet zou worden , te betaalen in geld, vee of andere goederen. Dat niemand met den dood gellraft zou worden, dan vadermoorders , verraaders , ftruikroovers, brandftichters, fchenders van 's Heeren wegen , en bloedfchenders ; dat men zich van aangetigte misdaaden had te zuiveren door een lyfgevecht, een gloeyend yzer, ziedend water, of door een' heiligen eed; dat het een ieder vry zou liaan, zyne zaak voor den Rechter zelf te bepleiten enz ( *)". Deeze oppermagt der Keizeren over de Friezen heeft langen tyd (land gehouden; doch evenwel zo , dat de Friezen de beflicring des Lands, en de bediening der Rechten en Wetten aan zich behielden , en uitoelfcnden , zonder eenige inbreuke , die daarop , bedcktelyk of opentlyk, gemaakt wierd, met ftilzwygen teverdraagen. De volgende tyden hebben daarvan te veele voorbeelden opgeleverd om zulks in twyffel te trekken. Het jaar achthonderd en vyf bragt Friesland in (*) U. Emmius Rer. Frif. Hist. L. V. p. i30; Q 5 Beknopte Historie. 1 - Deeze op1 perraagt . der Kei. zereu 1 over ' Friesland f heel t lang ibmd gehouden. J Een hool  £50 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. ga Watervloedbrengt Friesland in den uitentenBood. to6. 1 I Het gaat J dan Frie- »■ zen niet Ji kvvalyk rj by hunne c afhangk- * in geen' kleinen nood. Een gruwzaame Watervloed , voorgevallen op den eenentwintiglten van Wintermaand , kostte eene ontaliyke menigte beesten het leeven ; ook kwamen 'er vyfhonderd menfehen ongelukkigjyk door om , en 't water ftond zo lang op 't land, dat de Winterzaaiing daar door vcrlfikte, en geene Zomervruchten in den grond gebragt konden worden. De Kerk van Minncrtsga en 't Slot van Hermana, waar veele menfehen, tot lyfsberging, de toevlucht in genomen hadden , ltortten beide in ; en dus verdronkenze in het water , of werden onder de neerploffende balken en fteenen jammerlyk verpletterd. Ezonftad leed 'er ook geweldig by. Haare wallen, de kracht des waters niet kunnende wederllaan , vielen om, en wel vyfendertig huizen trof het zelfde lot. Het ergst van allen was een hier op gevolgde hongersnood , die gezegd wordt de grootfle geweest te zyn, welken dit Gewest ooit ondervonden heeft. De Ryksverdeeling, door Karei den Grooten, ten jaare achthonderderzes gemaakt, levert een voldingend bewys van 't voorheen gezegde op, hebbende hy zyn' Zoon Karei daar by Saxen cn Friesland toegelegd, en deeze gemaakte verdeeling niet alleen door de Frankifche Groo* een met eede doen bevestigen, maar ook naar Home, aan Paus Leo den III, ter ondertekeïinge gezonden. By deeze hunne afhangklyk^ aeid van 't Keizerryk ging het den Friezen niet vwalyk; datze, ten blyke van Kareis goedgunHgheid reeds toen het recht gehad en geoefend zouden hebben, om hunne eigen Land- overilen  van FRIESLAND. 251 pverften, onder den naam van Potestaat en, te verkiezen wordt van veelen tegengefproken ,' hebbende het verval van 't Frankifche Ryk daar toe, naar hunne gedachten, den weg gebaand ( * Het Syndriucbt, of Kerkelyk Recht, dat men by Schotanus ( f ) ontmoet, wordt ook doorgaans tot den tyd van Karei den grooten gebragt, en gemeenlyk aangemerkt als of het van Paus Leo den III, gegeeven ware. Het zestiende artikel geeft ook metderdaad aanleiding tot die gedachte: want het luidt woordelyldaldus: „ Dat Syndriucht gaf nxs di Paeus Leo to „ Roem, ende heet aat wyt bilde, also fest als „ wy dine Cbristena nama halda wolda ews'^at is, „ Dat Syndrecht gaf ons Paus Leo te Rome, „ en gebood dat wy het alzo vast hielden, als wy „ den Christen naam houden wilden". Dan, by een naauwkeurig inzien van verfcheidene daarin voorkomende Wetten meet men befluiten, dat het een kind van laater geboorte, en tot die tyden te brengen is, wanneer de Geestelykheid meer invloeds in 't beilier der wereidlyke zaaken verkreegen had( §). By de zo evengemelde Ryksverdeelïnge was ' elk verbonden eenen nieuwen eed van getrouwheid aan den Keizer te doen; en dit kwam hem al \ 1 dra te llade, om van de Saxers en Friezen de noo1 dige hulp, tegen de geweldige invallen der Deenen, te (*) Schot. Fr. Hist. bl. 63. Foeke Sjoerds Jaarb. H. D. bl. 448. (t) Schot. Befchryv, vsn Friesl. bl. 71. (§) Foeke Sjoerds Algem. Befchryv. van Oud en Wieuw Friesl. I D. bi. 449 enz. Beklopte Historie. lykheid van 't Keizerryk. : De Frie,zen doen een' nieuwen eed van Getrouwheidaan den Keizer.  052 Tegenwoordige Staat Beknop- t TE HlSTO- \ BIS. 807. c De Dee- r nen roo- c ven en 1 pionderen in Fries- c land. ( Olaus, der Dee i nen Veld heer, wordt verflagen. te verkrygen: want fchoon in % Westen alles de heerf-happy van Karei erkende, Godefrid. Koning van Denemarke , fchroomde niet zich tegen zyne grootheid te verzetten. Het jaar achthonderden zeven opende inzonderheid dit bloedige toneel ; hebbende Koning Godefrid, in Herfstmaand deezes jaars, vyf fchepen van oorlog naar Friesland gezonden, om hunne roof- en plonderzugt op de Landzaatcn te werk te ftellen; gelykze dit hier en daar ook metd< rdaad deeden, tot datze, op 't gerucht van de toerustingen, die tegen hen gemaakt wierden , met den geroofden buit , naar huis trokken. Dan eerlang kwamen zy weder, zeilden het Vlie in, en leiden de twee dorpen Westerbierum en Dykshorne aan kooien , zo dat van 't eerstgemelde dorp maar alleen de Kerk met twee huizen liaan bleef ( f ). JNiet lang hier na zond Godefrid andermaal eene aanzienlyke krygsmagt naar Friesland onder 't bevel van zynen Zoon Olaus. De fchrik , hier door den Friezen aangejaagd, was zo groot, dat zich veelen in 't eerst fiil hielden, cn de Frankifche Stadhouder grootelyks verleegen ftond. Eerlang echter grecpenze weder moed, Helden zich te weer, en waagden meer dan één gevecht. De uitflag daarvan was wel den Friezen niet altoos even gunlïig; doch Olaus werd 'er zodanig door verzwakt, dat hy , g°en kans ziende, om de Friezen, die telkens nieuwe verfterking van manfehap kreegen, gacfchelyk te overwinnen, geraaden vond naar de Eems te trekken. Dan de moed der Friezen was nu te hoog (f) O. van Schart. Kron. bl. 63, 64.  van FRIESLAND. 253 gereezen, om hem die onverhinderd te laaten doen. Hy werd door eenen ftoutmoedigen hoop vervolgd, zyn meeste volk verflagen, hy zelf met honderd vyfenzeventig man gevangen genomen, en daarvan niemand,dan hy zelf, die zwaar gewond was, by 't leeven gelaaten, maar alle onthoofd en in de Eems geworpen ( § ). Schoon deeze Veldtogt dus gelukkiglyk voor de Friezen ten einde liep, was evenwel hunne rust niet beflendig, dewyl een andere hoop Noormannen naar d<.n mond der Lauwers ftevende, Ezonftad overweldigde , uitplonderde,en door den brand,op ruim twintig huizen na, aan kooien leide. Die van Stavoren , Bolsvverd en Dokkum , voorziende wat ook hun zeiven te wachten ftond, indienze niet by tyds op hunne hoede waren, bragten eene Vloot van veertien ooriogfehepen tegen hen in Zee. Zes daarvan (levenden naar het Schiereiland Jutland, daarze uit weerwraak mede liegt huis hieli - den ; terwyl de andere acht eene landing in Noorweegen deeden, cn de deerlyklteverwoestingen op den zeekant aanrechtten. Na dit alles zich wederom vereenigd hebbende, keerden de fchepen naar het vaderland te rug; doch werden, by 't inzeilen van 't Vlie , door zo geweldig eenen ftorm beloopen, dat vier daar van vergingen, en maar flegts tien van de veertien fchepen behouden te Stavoren kwamen. Den Deenen ftak 't ontvangen leed te zeer in den krop om 't ongewrooken te laaten. Dra verfcheen 'er wederom eene Vloot op Fries- (§) Wiruem. bl. 85. Beknop» rE HlSTO» KIS. De rtisf, hier door verkreegen, is niet beflendig. De Deenen zen. den weder eene  «54 Tegenwoordige Staat Beknop TE HlSTOWE. vloot naar Friesland, welke daar jammerlykhuishoudt. De onderhandelingenover den vrede loopen vruchteloos ten einde. 810. Frieslands kusten, welke, door het aan Land gezette volk, hier en daar jammerlyk huis hield. Dien van Stavoren werd dit inzonderheid geweeten, om dat de voorgaande1 kruistogt door hun beleid voornaamelyk was uitgevoerd; doch zy wisten het morrend misnoegen der Landzaaten te hallen, door de kosten der uitgeruste Vloot voor hunne rekeninge te neemen, de laatstgeleeden fchade te vergoeden , op de Lauwers eri Eems zes Noordfche fchepen met al den geroofden buit te veroveren, en dien, naar Dokkum gevaaren zynde , onder hen die 't meest geleeden hadden te verdeelen. Met dit alles liepen de Deenfche invallen nog niet ten einde. De onderhandelingen, op de Deenfche Grenzen, tusfehen de Gezanten van den Keizer en Koning Godefrid, op zyne voorhagen van vrede, gehouden, liepen vruchteloos af, en daarop namen de vyandlykheden op nieuw eenen aanvang. Zekere lterkte,door Keizer Karei, aan de overzyde der Elve, opgeworpen , belette wel de Deenen , om van dien kant iets van belang te lande te onderneemen, maar niet, om ten jaare achthonderd en tien, met eene ontzachlyke vloot van tweehonderd zeilen in Zee te verfchynen, daarmede vooreerst de Friefche Eilanden jammerlyk uit te pionderen en te verwoesten, en daarna, het Krygsvolk hebbende aan land gezet, ook daar de ysfelyklte toneelen van roof-en plonderzugt te openen. De Hertog of Stadhouder, die ten deezen tyde, van 's Keizers wege, over Friesland het bevel had, en van den eenen Egbert ( * ) doch van den anderen Herek of (*; Schoh Fr. Hist, bl. 65.  van FRIESLAND. 255 ofRerek (f) genoemd wordt* bragt wel zy ne Friezen by tyds in de wapenen, hen in drie hoopen verdeelende, om dat de Deenen of Noormannen aan drie oorden in Friesland gevallen Waren; doch ongelukkiglyk werdenze alle drie verflagen, en hier op zo jammerlyk huisgehouden dat niec alleen Steden, Dorpen, Kerken en Kloosters aan kooien gelegd, maar ook veele inwooners, zonder onderfcheid van jaaren , kunne of waardigheid, door hen vermoord wierden ; terwyl de overgebleevenen zonder uitflel eene fchatting van honderd ponden zilvers moesten opbrengen. Door alle deeze voordeden hoogmoedig geworden, begon Godefrid Friesland reeds als zyn Wingewest aan te merken. Ook gaf hy voor, een gegrond recht op 1 deeze landen te hebben, om dat Koning Radboud zyn Grootvader was geweest van Moeders zyde. Zelfs trok hy met zyn overwinnend Leger naar den Moezel- voorgeevende, dat hy Keizer Karei, die toen te Aken was, dee; ze zyne Rykftad zelve wel haast te bang zou : maaken. Keizer Karei, hier van de tyding gei kreegen hebbende, "deed in der yl een magtig I Leger omtrent de Lippe famentrekken, bouwde t te Gent aan de Schelde een goed getal Schepen, i die te Bouiogne by een gebragt moesten worden,1 ttrok in perfoon den Rynitroom over naar 't Legger , en daarmede tot aan de famenvoeging van J ede Aller en Wezer. Hier ftilhoudende kreeg \ ihy de onverwachte tyding van Godefrids dood,1 ;idie, naar het verhaal der meesten, door eenen zy-1 ner (t) Vaderl. Hist. II D. bl. 38, BlïKNOP; TE HlSTO» RIE. I ! Keizer Karei trekt met een magtig Leger op tegen do Deenen, die, na den dood van Koning Ga. defrid,  TE HlSTO ( RIE. deeze landen verlaaten. Karei de Groote doet zynen Zoon Lodewyk voor zynen Opvolgerverklaaren. Veel valt 'er tot lof van Keizer Karei te zeggen. a$6 Tegenwoordige Staat ner Lyfwachten, doch naar dat van fommigen, door een' zyner eigene Zoonen, wier Moeder hy onlangs verftooten had om eene andere Vrouw te trouwen , was omgebragt. Hoe 't zy , Op de eerfte tyding daarvan, begaven de Noormannen zich aan boord, verlieten deeze landen, en keerden naar huis, niet zonder gevoelige fmerte van Keizer Karei, dien 't^hoe verheugd hy ook ware over Godefrids dood, wee deed, dat de Noormannen zyne handen ontkomen waren» Karei de Groote, nu reeds den ouderdo n van zeventig jaaren vervuld hebbende, gevoelde zyne krachten afnèemen, en voorfpclde zich een naby zynd einde. Dit was reden, dat hy, wiens twee Zoonen , Karei en Pipyn, reeds voorheen overleeden waren, zynen eenigen Zoon Lodewyk, op een' Ryksdag, tot Medegenoot en aanitaanden Opvolger in 't Keizerryk deed verklaaren, en hem dellykskroon op hec hoofd zetten. Niet lang na deezen werd de Vorst aangetast van eene geweldige koorts, waardoor hy ,"op den achtentwintigften van Louwmaand des jaars achthonderdenveertien , in zyn Paleis te Aken, uit het leeven werd gerukt , in het tweeenzeventi^lle jaar zyns leevens,na dat hy veertien jaaren als Keizer en achtenveertia: als Koning geregeerd had. Veel valt 'er tot lof van deezen Vorst te zegden, wiens uitgevoerde daaden hem den eernaam van den Grooten , met ruim zo veel recht als oudtyds Alexander, verworven hadden. Dan hieromtrent kan men by anderen ten overvloede te recht raaken. 't Zy tot ons oogmerk genoeg opgemerkt te hebben, dat , gelyk het Fran-  van FRIESLAND. Frankifche Ryk groote verpligtingen aan zyne wyze fchikkingen had, Friesland insgelyks door hem uit zyne oude woestheid is gered , fchoon alle de middelen, daartoe aangewend, niet even zeer te pryzen zyn. Het Christendom zelf had reeds te veel van zyne eerde zuiverheid verlooren, om niet zo wel hier als elders, door geweld, en met een ruim inmengfel vanbygeloovigheden voortgeplant te worden. Het was echter, hoe verbasterd rok, nog oneindig hooger te fcharten dan het Heidendom, dat hier voorheen de Godsdienst des Lands was. De Kluizen en Kloosters, ten zynen tyde, in menigte gedicht, en boven noodzaaklykheid begiftigd, gaven wel aanleiding tot veelerhande gevolgen, die zo wel fchadelyk voor den Godsdienst als voor den Burgerdand waren ; maar wie zouze daarom gelyk dellen, met die Afgods Tempelen, die, innavolginge van de Romeinen, 'ook hier te lande, de overhand gekreegen hadden V Immers van deezen tyd af kreegen de zaaken een veel gundiger aanzien. Met goede Wetten voorzien zynde, bloeide het Landgrootelyks, en werd overal behavend en bebouwd, dat zo wel tot vermeerdering van den rykdom als tot befchaaving der zeden drekte; te meer omdat door Karei zorge gedraagen wierd, dat hier zo wel Schooien als Kerken wierden gedicht. " De Koningkiyke regeeringe met het vertrek van Radboud uit hebbende , werd het Land door Karei en zyne Opvolgers onder Stadhouders en Landvoogden gedeld. Deeze waren alle gehouden, de Gewesten volgens derzelver byzondere wetten en gebruiken te regeeren , R We- Beknop- TR HlSTO» rie. Friesland is groote'yks aan hem ver- Het Land wordt onder Stadhoudersen Landvoogdengeftcld.  Beknopte Historie. Sommigen daarvan trekken de Regeering aan zich. In Friesland kunnen de Graaven het zo verre niet brengen. Het Oppergezagis daar by 's Lands Staaten. 258 Tegenwoordige Staat Weduwen en Weezen te befchermen, roovers en andere kwaaddoeners (Irengelyk te ftraffen, en de Koningklyke inkomften in eigen perfoon in de Koningklyke Schatkist te brengen. Onder deeze wyze van beheerfching, behield dus ieder Volk zyne eigene wetten , zeden en gebrui1 ken; doch 't verval van 't Frankifche Keizerryk gaf eerlang aanleiding, dat eenige van de aangeftelde Landvoogden, die doorgaans Hertogen of Graaven plagten genoemd te worden, de regeering aan zich trokken; gelyk met hét voorbeeld van Holland en meerandere Nederlandfche en Duitfche Gewesten zou konnen bevestigd worden. In Friesland alleen hebben deeze Graaven het nooit zo verre konnen brengen, zynde de regeering daar altoos aan de Staaten des Lands verbleeven, 't zy dat die van ieder Go afzonderlyk vergaderden, of in vereeniginge met eikanderen, over de gewigtigfte zaaken raadpleegden, en bellooten. Misleiden is de Lastbrief dier Graaven, welken Friesland was ten deele gevallen , wat meer bepaald geweest dan die van anderen. By vervolg van tyd althans fchynen zy niet zo zeer het Opperlandsbeftier als wel het anrpt van Rechter waargenomen te hebben, om dat de Staaten des Lands ons dan eens voorkomen onder de benaaminge van Griet» mannen, Rechteren en Geestelyken van Oostergo en Westergo, met de andere Zeelanden van Friesland; dan weder onder die van Prelaaten, Grietmannen en Gemeene Rechters van Oostergo en Wesrergo; gelyk ook onder die van Dekenen, Prelaaten, Schepenen, Hovelingen, Grietmannen, Rechteren en Gemeene Gemeente van Oostergo , Wes-  van FRIESLAND. 259 Westergo en Zevenwouden, met alle Eilanden en Ommelanden aan de Westzyde van de Lauwerzee C t > Vermits nu deeze wyze van Regeeringe, met meer of min veranderinge, in Friesland duurzaamer dan wel elders is geweest, zal het niet kwalyk pasfen, hier ter piaatfe,daaromtrent nog het eene en andere in eene onafgebroken orde te laaten volgen. De gemelde Staaten des Lands hadden geene vaste plaats hunner byeenkomfte, maar vergaderden, by voorvallende gewigtige gelegenheden, dan in deeze, dan weder in eene andere Stad; fomwylcn kwamenze in het eene of andere Dorp by een; alwaar dan met volle magt over Vrede en Oorlog, het maaken van Verbonden, het vernieuwen der Wetten,en de verdere belangen des Lands geraadpleegd en beflooten werd, in zo verre zulks beftaanbaar was met de Hoogheid van den Keizer en het Ryk, waaraan zy verantwoording van hun gehouden gedrag fchuldig waren. De Geestelykheid, nooit fluimerende op. haare belangen, wist, ria hier te lande op eenen vasten voet ge Held te zyn, eerlang zo veelinvloeds in zaaken van Regeeringe te verkrygen, dat de Abten dé eerfte plaats op hunne Landsdagen bekleedden , cn dat ook fomwylen de Priesters uit de fteden en van het platte land geroepen wierden, om met hun de gewigtigfte zaaken in over- (t) Men zie dit met oorfprongklyke Stukken bevestigd by Schotanus in zyne Befchr. van Friesl. op biadz. X2i. 161. en.101. De Stukken zelve verdienden wel hier geplaatst te worden; dan dit zou te veel papiers be- R % Beknopte Historie. Deeze vergaderen niet altyd op dezelfde plaatfe. De Geestelykheidkrygt veel invloeds in zaaken van regeeringe.  B^k"' opte Historie. osbsx d3 De Steden zyn nog geen afzonderlyk Lid van Regeeringe. 260 Tegenwoordige Staat óverleg te neemen. De roem van hunne Wyshjid en vroomheid bra«it niet weinig toe om hun gezag en achtbaarheid uit te breiden en liaande te houden. By eene verkiezinge van Rechteren en '<■ verheden des platten lands en der fteden ; die iaarlyks op Paasfchen, doch nooit op eenen zondag, maar in de week gefchiedde, ftord het hun evenwel niet vry eenige de minlle gaven of gefchenken te ontvangen. Die zich hier aan fchuldig had gemaakt, werd met het vierdubbeld van het ontvangene geitraft; ook verloor hy voor altoos het recht van verkiezinge , dat hier door aan de gemeente dier plaats verviel, uit wiens naam hy op de Landsvergadering verfcheenen was. Zelfs (fond het hem niet vry zyne ftem aan iemand te geeven, zonder voorkennisfe en goedkeuringe der Itemgerechtigde Ingezetenen , die daarby belang hadden: want in zulk een geval verloor hy 't recht van ftemminge, en elk, die hem bygevallen was, verviel in eene boete van twintig Sterlingen, te betaalen aan den Rechter; ook werd de gedaane fteraming, boven dat, voor vernietigd gehouden. In de Steden, die toen nog geen afzonderlyk Lid van Kegeeringe uitmaakten, maar onder de Goën gerekend werden waarinze lagen , had men behalven de gewoone Wethouderfchap , zekere aanzienlyke en Adelyke perfoonen aan het beflaan. 't Zy ons genoeg opgemerkt te hebben , dat de verandering, die men in deeze benaaminge van 's Lands Staaten befpeurt, als een gevole; van de veranderinge der tyden is aan te merken; zynde het eerde Stuk van 1321 , het tweede zo-ider dagrek'èntnge, doch van den tyd van Filips van Bourgondie, en het derde van 143».  van FRIESLAND. a6*i het hoofd der Regeeringe gefield , bekend by den naam van Heerfchappender Steden, Hovelingen en Oldermans. Schoon de juifte paaien van hun gezag en magt bezwaariyk zyn aan te wyzen, weet men echter zeker, dat zy door hun aanzien en goederen zeer veel vermcgten, en niet zelden door hunne Kinderen in deeze waardigheid wieraen opgevolgd, fchoon dezelve geenszins erflyk was. De Adelyke Geflagten van Kamminga, ünia en Burmania, hebben dus veele jaaren achter een het voornaame be wind te Leeuwarden gehad; dat van Jongema heeft te Bolswerd lang geregeerd; Franeker heeft zyne Sjaardemaas, Dokkum zyne Heemitraas, Harlingen zyne Gerbrandaas, en Sneek zyne Harinxmaas gehad. Ten platten lande was 't heilier ten allen tyde niet eveneens gedeeld. Ooscergo , Wesrergo en de Zevenwouden waren van onheüglyke tyden de hoofddeelen van Friesland tusfehen 't i Vlie en de Lauwers; doch ieder hoofddeel was wederomgefmaldeeld in Grietenyen; wier getal echter , naar verfcheidenheid van omflandigheden, grooter of kleiner was; zyndefomwylen van eene Grieteny twee, en dan wederom van twee Grietenyen eene gemaakt. Ook was het bellier der Heeren Grietmannen niet altoos van denzelfden duur, hebbende zy dat fomwylen voor één of meer jaaren, en fomwylen voor geheel hun leeven gehad. Dan hoe het hier mede ook ware; zy werden niet verkooren dan by vrye flemminge van gegoede en flemrechthebbende Ingezetenen; vooral toen de zaaken hier te lande wat meer het aanzien van vryheid kreegen, ! en de Duitfche Keizers geene Graaven herwaards zonden, maar de Regeering geheel aan de Frier 3 zen Beknopte HlSTOf RIE. Het bellier ten platten lande is niet altyd eveneens gedeeld.  a6*a Tegenwoordige Staat Bern op- : te Histo- xie. In tyden van vrede gaat het vry ordentlyktoe in de Staatsvergaderingen; doch in tyden van onrust worden dezelve gefchorst, en zogenoemdeGaarlegers gehouden. zen overlieten: want van toen af verdeelden zyde Graaffchappen, die te vooren drie of op 't hoogst vier in getal waren ( §), onder verfcheidene perfoonen, aan wien niet alleen de berechting van ieder deel, maar ook de invordering van dejaarlykfche fchattinge, ten voordeele van den Keizer, was aanbevolen. Daar dan nu 's Lands hooge Regeering uit zodaanige Graaven, Grietmannen, Rechters, Edelen en Erfgezetenen, benevens Abten en Prelaaten der. Kerke belfond, werden ook alle zwaarwigtige zaaken door dezelve behandeld en afgedaan. In tyden van rust en vrede ging dit doorgaans vry ordêntelyk toe; hebbende ieder zich op deeze Staatsvergaderingen, voor de algemeene vryheid, en tegen buitenlandsch geweld mannelyk in de weer gelïeld; doch nietzo ras waren de voornaamfte Edelen, Steden, Goën en Dorpen, onderling in verwarringe en tegen eikanderen in de wapenen geraakt, of men zag de Algemeene Staatsvergaderingen gefchorst, en nu en dan door fommige ;Edelen, Grietenyen, Steden en Dorpen, een zogefioemd FGj^rleeger op deeze, en weder door anderen, op eene andere plaats houden, en daar in midideletwkeraamen, dienllig om maar alleen hunne byzondere belangen flaande te houden, terwyl . (§) Wy fpreeken hier rrret opzet twyffelachtig, om dat niet altoos dezelfde voet in deezen gehouden werd ; want fomtyds waten-'er drie Graaven, te weeten van Öostergo', Westergo en Stavoren; of anders, wanneer een gedeelte van Overysfel en Drenthe, beneifens de Zevenwouden mede tot Friesland behoorde, waren 'er *ier.  van FRIESLAND. 263 iwylhet algemeene belang te jammerlyk werd uit I het oog verlooren. En dat al zeer veele zuli ke afzonderlyke vergaderingen of Gaarlegers in I Friesland gehouden moeten zyn, blykt ten overvloede daar uit, dat onze Friefche Gefchiedverhaalen, dan van de eene, en dan weder van eene andere Stad of Dorp, als de plaats der byeenkomfte fpreeken (*). Dat deeze vergaderingen ; daarenboven fomwylen zeer talryk geweest moéten l zyn, valt ligtelyk te begrypen, als men gade flaat, :dat niet eenige weinige Volmagten, gelyk heden1 daags, daar toe geroepen wierden, maar alle bezitt ters van Landgoederen het recht hadden om daar te verfchynen, en in eigen perfoon 's Lands welizyn^te helpen behartigen; zynde de vaste goeideren zowel oudtyds, als nog hedendaags; de (Grondflag van het recht tot de Landsregeering igeweest. De bezitters van dezelve hebben ook rmetderdaad het meeste belang by 's Lands welïzyn, en draagen in alle opgelegde lasten niet 1 alleen neffens maar ook boven anderen. - Het Potestaatfchap, dat uit de bevestiginge :der Friefche vryheid, door Karei den Grooten, 1 gebooren en door Magnus Forteman hec peerst van allen bekleed zou zyn, is, als wybo« h ven reeds hebben aangeduid , van laater oorifprong, en dien verfchuldigd aan de verzwak1 king van 't Frankifche Ryk. De Friezen, hier1 door de handen wat ruimer, en door de ervaa'irenheid geleerd hebbende, dat eene Regeerin- g£ (*) Men zie hier van voorbeelden by Winfemiu! jl Kron. bladz. 226". en by Schotanus Friefche Hist. bladz |:>22q. R 4 Beknopte Historie. Alle be. zitters van Landgoederenhebben recht om daar in te verfchynen.  Beknopte Histo ME. Het Poteftaarfchap•wordt in geveerd by verzwakkingva-^ 't Frankifche Ryk. Dit aan* zienlyk smpt wordt fomwylen door meer 26*4 Tegenwoordige Staat ge als de hunne onder al te veele leden verdeeld 'was, om niet geouurinlyk door allerhande verwarringen en oneenigheden van een gereeten -te worden, werden wysfelyk te raade, om 1 een perfoon, onder den naam van Potestaat, te verkiezen en aan te Hellen , die, voüens 't zeggen van Schotanus (* ): „ wat hooger van magt „ ware, en dies wegen de 'fteekende ftem, „ men mogt elfenen en deelen; de oneenigheid „ wegneemen en weeren; de misgaande naar inhoud der wetten tegenftaan en ftraffen; zynde ,, de band van goede wetten en Ordonnantiën, „ of gewoonheden, de toom van losheid in zo „ eene vrye en gemeene breede regeeringe uic „ zo veel hoofden beltaande". Ünomte toonen dat de Friezen geene reden hadden om zich over deeze hunne gemaakte fchikkinge te beklaagen, laat dezelfde Schryver 'er, na eenige andere woorden, op volgen: „ Zo lang als 'c „ Potestaatfchap duurde, en zyne kracht naar „ behooren had, is de Staat van de Provin* „ cie, binnen 't Vlie en de Lauwers , in 't ge„ heel en bloeiende gebleeven; maar daar men „ deeze magt, zo wysfelyk gevonden, onder „ de voeten bragt, is, omdat het fundament „ ondermynd was, het geheele werk gellort ter aarden ". Ondertusfchen denke men niet, dat dit aan* zienlyk ampt altoos in de handen van een enkelen perfoon was; ieder Go had fomtyds zynen byzonderen Poteftaat. Sivert Wiarda van Goutum was dus , op het einde der veer? (*) Friefche Hist. bl. 64.  van FRIESLAND. z6$ veertiende eeuw , Potestaat van Oostergo , ; terwyl Haring Harinxma , Heerfchap teHeeg, i met dezelfde waardigheid over Westergo beI kleed . was»' Dat zulke Potestaaten de magt j .gehad zouden hebben, om Ridders te liaan, i fteunt op de onderllelde echtheid der Bulle van ■ Karei den Grooten, welke door anderen, om ! gewigtige redenen, in twyffel getrokken of ontIkend wordt. Zekerder gaat hét, dat dit ge'wigtig ampt, ingericht om 't evemvigt in de ] Regeeringe re bewaaren, den oorlog te voeren, ten recht en gerechtigheid te handhaaven, den ]perfoon, die 'er meê bekleed was, recht gaf, : om in alle Vergaderingen voor te zitten, en de Hoogheid des Lands te vertoonen , 't welk :niet alleen hem tot aanzien , maar ook den 1 Lande , in veele gevallen, 'tot weezenlyk nut iverftrekte. Opdat evenwel de magt van zulke Potestaat ten niet misbruikt mogt worden, noch tot krenlking der Friefche vryheid llrekken, werd hun : een Mederaad van achttien of meer ( t) Recht teren toegevoegd, en deezen Mederaad met den [Potestaat aan 't hoofd merkte men aan als den l Opperden Raad in alle zaaken, die de goede icrde en de oeffening van recht cn gerechttigheid betroffen. By hunne verkiezinge, die door Ct) Schot. Befchr. van Friesland in Quarto. bladz. !/0, en 131 alwaar men ter laatstgemelde plaats de vierentwintig Leden bv naame genoemd vindt, welke den rnieuw verkooren Poteliaat, Julius Dekama van Baard, \ werden toegevoegd, II 5 J Beknop- ' TE HlSTO* rie. dan eea perfoon terlens bekleed. Ter be- waaringe der Friefche Vryheid wordt den Potestaat eeu Mederaadtoegevoegd.  Beknopte Historie. &66 Tegenwoordige Staat door de Leden van 's Lands regeeringe, in handen van eenige Prelaaten of Priesteren gefchiedde, terwyl de item men door eenen Notaris werden opgenomen, moesten zowel de Potestaat als Mederaaden, voor geheel het volk, in handen van 's Lands Staaten, by eede belooven, hunne ampten, getrouwelyk en ten beste des Lands te zullen waarneemen. Hierop in de bedieninge hunner ampten getreeden zynde, kwamen zy twee- of driemaal des jaars by een, om in deeze hunne famenkomfte alle gewigtige zaaken af te doen ( * ). Toen Friesland onder de Frankifche Koningen, en na deezen onder de Duitfche Keizeren ftond, had men hier te lande ook zekere Magiftraatsperfoonen, wien de bediening des Rechts, zo noodig ter bewaaringe van alles wat den menfehen dierbaar is, onder voorzittinge van den Graave, was aanbetrouwd, en welken, behalven hunne byzondere rechtdagen, alle vier jaaren . op gezette tyden, in Friesland plagten te vergaderen, nadat zulk eene Rechtshandeling, in de taal van dien vyd Bodting genoemd, door den Schelta of Uitroeper, zes weeken van te vooren openlyk was bekend gemaakt ( § ). Bleeven 'er eenige zaaken over, die op den bepaalden tyd van acht dagen, dat deeze Vergaderingen duurden , niet afgedaan hadden konnen worden, dan werden 'er eenige nahandelingen gehouden, bekend by den naam van Timeiting \ zynde alles wat daarin wierd afgedaan , voor even f*) Schot. Friefche Hist. bl. 401. (§ ) .... Befchr. Van Friesland tusfehen 't Vlie ca de Lauwers. bladz. 41 • Ook heeft men hier byzondere Magistraatsperfoonen,wien de bediening des rechts ïs aanbetrouwd.  van FRIESLAND. 267 even krachtig gehouden als of het op de Bod, ting ware gefchied. Van de verdere perfoonen, die beneffens den Graaf, in der Friezen Gerechtshandelingen, i eenigzins in aanmerking komen, was de Aesge 1 de aanzienlykfle, moetende deeze als de Adj junct of Mederechter van den Graave worden i aangemerkt. Door 't volkverkoozen, en door den Koning beëedigd zynde, had hy inzonderheid over burgerlyke en geldzaaken te oordeellen (j). Naast hem volgde de Schelle, die 1 van den Koning aangelteld, en den Graave toej gevoegd werd, met last om voor de rechten ; des Konings te waaken, zyne inkomflen te in1 nen, dengewoonenVredepenningenjaarlykfche 1 Huisfchatting ( § ) , die wel 't voornaamfle van "s Konings inkomtlen uitmaakte, te ontvangen, 1 en ook daarenboven, toezigt te houden op allerhande burgerlyke zaaken, als openbaare weI gen en vaarten , dyken en zylen, maaten en < gewigten enz. Wierd iemand weigerachtig „be1 vonden om 't verfchuldigde te betaalen, die werd ;door hem aan den Aesge verklaagd, en doordee' zen daartoe veroordeeld (*). De laarile van allen, ( f ) Schot, als hoven, bladz. 57. En Siccama, [Leges Ar.tiquaj Frifionum pag. 102. Alwaar hy deeze jbefchryving van den Aesge geeft. Aesge vero judex :erat ordinarius in Caufis Civilibus , quem Germani SScbuldtieyseb vocabant, nos Schout dicimus, quafi de)bitoruai exactor, vel cujus auctoritate debita exige>bantur. I (§) Zie over den Vredepenning en Huisfchatting SSchot. Befchr. van Friesl. bl 58 en 79. ( * ) Zo verftond het ook Siccama: want na op voorheen Bernop*4 te Historie. De Aesge an de Scbelte, zyn wel de aanzienlykfle.  a68 Tegenwoordige Staat Beknop. te Historie. ■ De Frana of Vr(maïs de laatfte van al len, Tusfehen de oude en hedendaagfcheRegeering is eenige avereenkomst. len, die tot het gericht behoorden, was d? Frana of Prona, wiens werk het was, de Ingezetenen oor het recht te roepen, en als zulks vereischt werd gevangen te neemen, en in ver- zekeringe te brengen. Uan datze te gelyk Dorp- of Buurrechters waren * wien het toekwam, de zaaken van hun Do-'p of Buurt waar te neemen, ^efchiHen van weinig belang te bellegten, of ilrydende part yen voor den Rechterftoel te vor leren, lydt geen twylfel (f). Uit al het geene hier körtelyk wegens de Regeeringe vin Friesland is voorgedraagen, blykt ' wel dat 'er eenige overeenkomst tusfehen de Oude cn Hedendaagfche Regeeering van Landen en Steden in Friesland gevonden wordt; maar ook teffens dat 'er een merkelyk vérfchil Weten beiden plaats heefc, gelyk by eene aandachtige vergelykinge van beiden ligtelyk te befpeuren valt. Lie- heen gemelde plaats, het ampt van den Aesge befchreeven te hebben, drukt hy zich over den Schelte dus uit: Schout live Schelte ex parte Regi- vel Comitis pajiias exigebat et de Ciiminibus cognofeebat; binc frequenter in jure noströ A'.sga doem en Scbeifr. ban, ld est Aesgae fententia, Scbeltonis bannum feu pceaa. ( + ) Siccama geeft 'er ons op di meerrnaalën aangehaalde plaats deeze befchryving van: Frane, five ut Saxones , Frone , apud veteres hominem Sapientem, juris peritum Cwe virura pracipüum, et proprie jtidicem vicanum adpell.bant, qui res vici tul curabat, delinquentes adprèhèridëbat, inter vicar/os de rt bus minimis jus dicebat, tum etiam partes ad judicium citabat, ut pasfim ex jure veteri Friflco probari potest. (Wegens 't Oude Friefche Recht, hier ten bewyze aangevoerd, kan men te recht raaken by'Schotanus, Befchr. van Friesl. tusfehen 't Vlie en de Lauwers, daar men 't oude Friefche Recht in zyne oorfprongklyke taal ontmoet.  van FRIESLAND. 269 Lieten wy op 't geene Friesland, by 't lee-1 ven van Kar-1 den Grooten. en door zyn t-e- * doen weder aaren is, eene beknopte fchets weaens de Regeeringe van Landen en Steden volgen, zo als die nog lang na zynen tyd isin ftand i';ebleeven, nu hervatten wy de i draad der gefchiedenisfe, weiken wy ons lieten voordaan wel eens voor eenen korten tyd af te mogen breeken, om 't geen anders te zeer verllrooid zou raaken, te beter ir.et elkander te vereenigen. Na den dood nu van Karei den Grooren, voorgevallen ten jaare achthonderdeuveertien, kwam zyn eenige Zoon Lodewyk, federt by' j genaamd de Vroome , aan 't Gebied , welk J hy zevenentwintig jaaren heeft gevoerd, niet' zonder de Friezen grootelyks aan zich te \ verpligten. Had naamelyk zyn Vader Karei 1 hun het recht op hun Vaderlyk erfgoed beno-: men, en, niettegenftaande veele van hun ontvangen dienden,en aan hun beweezen gunden, nooit wedergegeven, omdat hy dit bewys hunner af ha;igklykheid noodig keurde, om hen in den band te houden ; Lodewyk dacht' *er anders over, en gaf, reeds in den aanvang zy ner Regeeringe, hun dat recht weder. Van , allen werd dit zyn gedrag niet uit het zelfde oogpunt befchouwd. Sommigen merkten het aan als een blyk van zyne goedertierenheid, en leiden het tot eenen grondflag van veele gunftige voorüitzigtéri; doch anderen oordeelden, dat de Friezen en Saxers, (die mede in deeze gunst deelden,) alleen door ilr engheid te bedwingen vielen, en hielden 't voor onvoorzigngheid en voorfpel van eene zwakke regeeringe: Lo- 3kkNopre Hist«« ue. 814. Karei de Groote wordt op. gevolgd door zynen Zoon Lodewyk, Deeze herflelt de Friezen in 't recht op hun Vaderlykerfgoed.  2^0 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo RJfi. Fredrik van Adelen wordt Bisfchop van Ut recht, in plaats van Rixfrid. Lodewyk echter vondt 'er zich niet kwalyk by. ■ Volgens 't verhaal onzer Kronyken, bleeven de Friezen hem althans fchatting betaalen, en Honden hem, in den oorlog, met manfehapten diende (*}. Hoe zich Lodewyk gedraagen hebbe omtrent de onlusten, die Heriold, Koning van Denemarke, in de noodzaakelykheid bragten, om het, Ryk te verlaaten , en zyne toevlugt tot Lodewyk te neemen, gaan>wy, als niet tot ons beftek behoorende, met ftilzwygen voorby. De verheffing van Fredrik van Adelen, tot Bisfchop van Utrecht, heeft, uit hoofde van zyne afkomst, te naauw eene betrekking tot Friesland, omze niet met drie woorden te melden. Hy was naamelyk een afitammeling van Koning Adgillus den II, wiens Dogter Konovella, eene zeer deugdzaame vrouw , getrouwd was in het voortreffelyke Huis van Adelen te Sixbierum. Moeder van deezen Zoon geworden zynde, droer Alfrik , zynen Broeder. De Historie van 't eigentlyke Friesland  274 Tegenwoordige Staat ben doen ondervinden; en dat aangenomen zynde, krygen die verrichtingen vry wat waarfchyn'lykheid, welke door onze Kronykfchryvers op : rekeninge van verfcheiden Friefche Edelen, onder den naam van Potefiaaten, gefield worden, en wel inzonderheid op die van Fokke Ludig- manj Friesland was toegelegd, dapperer dan zyne Broeders was, en even daarom meer gevreesd wierd. Ondertusfchen kan het wel zyn, dat de Deenen en Noormannen, 't zy dat de Friezen te achterlyk waren in 't be taaien der fchattingen; 't zy dat enkele roofzugt den eerflen door gewoonte zo eigen ware geworden, dat het hun bezwaarlyk viel dezelve niet op te volgen, nu Pn rlnn. de eisentlvke Friezen hunne woede heb- Het is niet onwaarfchynlyk,dat eenige Edelen hun best hebben gedaan, 843. van de herhaalde mvauen aer noumiuie vuikeren; hoewel men daarby, ten Westen van het Vlie, in Holland, Zeeland en Vlaanderen, toen het meest te lyden had; niet omdat de eigentlyke Friezen dieper in hunne vriendfehap Honden, maar wel omdatze het geweld door opgebravaed voort. Dan, fchoon wy geene genoegzaame reden vinden, om alle diergelyke bedryven als enkele fabelen te verwerpen , nogthans durven wyze ook niet als dingen van volkomene zekerheid Koning Amold ■ doet zyn' i Zoon Zwentibold voor Koning van Lotharingenerkennen. 894. melden. Daarom 't oordeel over dezelve aan anderen laatende, gaan wy voort ter vermeldinge van zaaken, welker waarheid op zekerder gronden rusr. Hier toe behoort, dat de Duit. fche Koning Arnöld,, die , in de verdeeldheden, welke federt lang Frankryk van een fcheurden, zich nu aan deeze, dan aan geene zyde hield, ten jaare achthonderd vierennegentig,op eene S taats vergaderinge te Worms, zynen basr««rA Zoon Zwentibold , hoewel niet zonder Beknopte historie. tigheden langs de Zeekusten, die van Ezonftad gewaarfchuwd heeft , om vooral tegen de Noormannen op hunne hoede te zyn, bedie- Onder wiens gebied dus de Westfriezenkwamen, terwyl die van beoosten 't Vlie onder Arnold üon den. 899. Amold taara /-uuu ^ïauuu^, „^v...~. .— — groote moeite , voor Koning van Lotharingen deed erkennen. De Friezen, ten Westen het Vlie, wierden dus zyne onderdaanen ; doch de Friefche Landfchappen ten Oosten van den ftroom o-elegen, erkenden den Duitfchen Koning Arnold voor hunnen Opperheer. Ook ftonden zy hem getrouwelyk by, zo in zyne herhaalde oorlogen tegen de Nooormannen, als op den ■ too-t naar Italië, op welken hy, in 't volgende jaar, met hunne hulpe , Rome overweldigde , 'en zich daarop tot Keizer kroonen deed. Na-den dood van Arnold, voorgevallen in het laatst van deeze eeuw, werd zyn eenige wet»  van FRIESLAND. 277 Wettige Zoon, Lodewyk, fchoon maar acht jaaren oud, door de Duitfche Vorften, tot Koning eekroond, en de Voogdy over den jongen Vorst opa;edraagen aan zynen Schoonbroeder Otto . Hertoge van Saxen, en den Aartsbisfehop Hatto, terwyl het bewind over zaaken van den kryg gefield wierd in handen van Leopold, Hertoge van de Oosterfche Grenzen van Beyeren. De jonge Vorst verkreeg dus de beheerfching over de Friefche Landfchappen 'beoosten het Vlie, vermits die tot het Duitfche Ryk behoorden: ook zaghy kort daarna zyne heerfchippy vergroot, door den dood van Zwenti bold , die zich , door zyne ongeregelde en 1 wellustige wyze van leeven, zodanig in den haat der Ryksgrooten had gebracht, dat deeze hem verlieten, en Lodewyk tot Koning kroonden; hebbende de poogingen, welke door Zwentibold, ter zyner herflellinge, werden aangewend, zo liegt eenen uitflag gehad , dat de Veldflag, welken hy den Beftierderen van Lodewyk, op 1 den derden van Oogstmaand des jaars negenhon1 derd, leverde, hem het leeven kostte. Met ] het Koningkryk van Lotharingen kwamen dus 1 ook de Friefche Landfchappen, bewesten het ' Vlie, onder de regeering van Lodewyk. Onder de Utrechtfche Bisfchoppen van deezen tyd, dient, om zyne Friefche afkomst, Radboud niet ganfchelyk verzweegen. Gefprooten uit het geflagt der Friefche Koningen van gelyken naam, had hy Radboud den I, I Koning van Friesland, tot zynen Overoudgrootva1 der van Moeders zyde, enGuntarius, Bisfchop ' van Keulen, van denzelfden kant, tot zynen S 3 Oom. Bkknop- " TL HlSTO* RIE. wordt opgevolgddoor zynen minderjaarigen Zoon Lodewyk. Welke na den dood van Zwentibold , ook het Koningkrykvan Lotharingenverkrygt. 900. Radboud, een afitammeHng' van Koning Kadboud den I, wordt Bisfchop van Utrecht.  278 Tegenwoordige Staat Hernwor den verfcheidenvoorfpellingen toe gefchreeven. VUUl UV. IH.U.1VLW:«& . . fmaak voor zuiverheid van hart en zeden mgeboezemd. Dit goede zaad, tydig geltrooid, bragt eerlang overvloed van vruchten voort, die hem bemind en gevreesd telfens maakten. Bisfchop ge, worden lynde , fchoot hy \ Monnikskleed aan, en leefde naar den ftrengften regel, onthoudende zich van vleesch, en drinkende zelfs aanzy-. ne tafel anders niet dan water, terwyl zyne gasten zich met wyn laafden. Dat hy eenige der Noormannen, die ten zynen tyde te Utrechten elders hier te lande zeer onmenfchelyk huishielden, door vuur uit den Hemel geltraft zoude hebben, om dat zy, in plaats van op zynen Vaderlyken raad het geloof der Christenen te omheizen, en van hunnen moordlust af te zien, als woeste menfehen des te verbolgener wierden,-en hem den dood dreigden, wordt wel „.verhaald maar niet beweezen. Van gelykc - waardigheid is het te achten, dat hy niet alleen 1 zvn fterfuur aan Balderik, die hem opgevolgd is, t voorzegd zou hebben , maar ook, dat deeze, - aan de Bisfchoplyke waardigheid gekomen zynde , het Hof en de Stad van Utrecht, Oom. Gauw, een dorp in Westergo, niet verre van Sneek, genoot de eer zyner geboorte Van zyne naarfïigheid in het beoeffeuen der Letteren en debefchaafde Weetenfchappen van 1 dien tyd geeft men breed op: ook wordt hy wegens zyne voorbeeldige Godvrucht zeer geroemd, niettegenftaande hy aan het Hof van Koning Karei was opgevoed Dan 't ondel van zynen Leermeester, den WysgeerManno of Nanno van Stavoren, had het jeugdig gemoed de befmettmg van t Hot bewaard , Beknop- O tb HlSTO- V( «IE. ^ Hy wordt , wegens zyne ge- v leerdheid r en God r vrucht zeer ge- ^ roemd. I  van FRIESL A ND. zf? BEKNOPTE HrSTO- RIE. •Ui 7Hy overlydt te Otmersheim. De ftryd om Lotharingenwordt hervat. 920. Een goed deel der Nederlanden komt onder het Duitfche [yeizerrfk. Friesland » beoosten 't Vlie, behoorde daar reeds voorheerre toe. na 'c verjaagen der Noormannen , tot zynen voorigen luister herftellen zoude. Hoe 't zy, na met veel yvers en voorbeeldige Godvrucht aan de uitbreiding van het Christendom, en de hervorminge der zeden, doch niet zonder merkelyken tegcnftand der onbuigzaame Noormannen, zeventien of achttien jaaren lang gearbeid te hebben, overleed hy, in den jaare negenhonderd enzeventien, in het Stedeke Otmersheim, of Ootmarfum, in Overysfel, fchoon hy, om de vervolging der Heidenfche Noormannen te ontwyken, Deventer voor zyne gewoone verblyfplaats gekoozen had. Toen Keizer Koen raad, in 't volgende jaar, overleeden, en Henrik, Hertog van Saxen, tot zynen Opvolger verkooren was, werd de ftryd om Lotharingen , die reeds tusfehen Koenraad en Karei den Eenvoudigen gewoed had , op nieuw hervat, en van Keizer Henriks zyde, met dien gelukkigen uitflag gevoerd , dat de Franken zich genoodzaakt zagen, tot onderhandelingen te komen, gelyk ten jaare negenhonderd entwintig te Bon gefchiedde. By 't Verdrag, dat hier getroffen werd, kwam een goed deel der Nederlanden onder het Duitfche Keizcrryk, fchoon het moeyelyk te bepaalen valt, hoe verre zich de Grenzen van ieder deel hebben uitgeftrekt. Friesland beoosten het Vlie behoorde niet tot de verdecling , welke hier gemaakt werd; maar ftond reeds van overlang onder de Duitfche Vorften, die derwaarts of hunne Graaven zonden, en door deezen het opperbewind voerden, of anders het bewind aan de zogenoemde Poteftaaten S 4 over-  s8o ■ Tegenwoordige Staat hadden, geenszins (trekkende om de Vryheid des volks te krenken, en 't zelve aan den wille van éénen te onderwerpen: want dit denkbeeld, viel den Friezen te hard, en niet te verkroppen. Dus zou men, zonder zich aan ongeremdheid fchuldig te maaken , wel konnen denken dat de naam van Poteftaat in de eeuw, van welke wy thans fpreeken, nog onbekend was, en eerst door laatere Schryvers, toen 't Poteltaatfchap metderdaad Mand greep, ook aan zulken is gegeeven, die in vroegere tyden, door eenige waardigheid in vrede of oorlog, fchoon met zeer bepaald gezag, boven anderen hadden uitgeblonken (*). Keizer Henrik had zyn uitgeltrekt Ryk met zo dra tot rust gebragt, of hy wendde al zyne. vlyt aan om den inwendigen bloei van't zelve te bevorderen. Het land van Struikroovers te zuiveren , bezettingen in de Steden te leggen, en daartoe alle Vlekken en Dorpen den negenden man uit de huisluiden te doen leveren; de tehuisblyvenden tot het bebouwen der landen , tot het bezorgen van 't noodige voor hun die in de Steden gelegd wierden , en tot het opbrengen van 't derde deel der Graanen , zo tot onderhoud van 't Krygsvolk , als tot (*) Op deeze wyze valt, mytas bedunkens, het gezecde zeer wel over een te brengen, met de (childery, welke de Heer Cerifier ter eere van de Friezen heeft opgehangen, in zyn Tableau de C Histoire Generale des Provinces Unies Tom. Lp. 17 etc' Keizer Henrik zoekt den inwendi gen bloei te bevorderen. Beknop- ( TE HlSTO- ] BIC. i overlieten', welke door de Friezen zelve versooren werden; doch evenwel onderhoorigen des Keizers bleeven, en eene zeer bepaalde magt  van FRIESL A ND. 281 tot aanvulling der Magazynen, te verpligten, waren de middelen, waarvan zich de wyze Vorst ten Öien einde bediende. In hoe verre deeze ichikkingen, die zich over 't ganfche Ryk uititrektcn , in Friesland hebben plaats gehad, wordt niet gemeld. Geheel en al is Verzekerlyk niet van verfchoond gebleeven ; hoewel hét ftrenge van deeze Ichikkingen bezwaarlyk met den aart des volks valt overeen te brengen. Misicbieh hebben de Friezen, als het verst afgelegen , hieraan in zo verre voldaan , als met hunne byzondere omltandigheden overeen kwam. Door zulke en dergelyke mildelen het Ryk voor de invallen en llrooperyen der Hunnen, of Hongaaren in veiligheid gefield hebbende, vielen hem ook nog de Noormannen te beteugelen. Want de rust, die eene wyle tydsgenooten was, werd op nieuw door hunne roovcryen op Frankryk, Engeland en Friesland, met zo veel woede gefloord, dat het 'er nooit erger had uitgezien, ln Friesland, naast paalig aan den heilloozen hoek, had men doorgaans het eèrfle gevoel van dergelyke plaagen, en om dat het zelve overal aan Zee ligt, was 'er naauwlyks bewaaren of bewaaken aan; dus is het niet te verwonderen, dat het land zich, door geauurig branden, moorden en rooven, tot de uiterfle ellende gebragt zag, en in gefladige vreeze gehouden wierd; ook weet ik niet, waarom men zou in twyffel trekken, of Ezonilad, aan de ^ auwers gelegen, en irt dien tyd eene Stad van vermogen, toen te groot eenen aanlloot van de Noormannen geleeden hebbe, om zich naderhand voor 't geweld der Zee te S 5 be- Beknopte Histo. dik'. En ook de Noormannen tet beteugelen. 926".  BeKNOPte IIlSTOjue. Welke te" lar.de uit gejaagd worden. De Friezen krygen 't voorrecht van niet buiten hun land tot den oorlog gevoerd te mogen worden. Het Ge ilagt van ]oulsma is daar zeei beroemd. (f) Schot. Fr. Hist. III B. bl. 78. (§) Winfem. Kroa. van Friesl. bl. 17S. 282 Tegenwoordige Staat beveiligen, en alzo haaren ondergang te voorkomen. Keizer Henrik, hier van verwittigd', ichikte terftond een Leger herwaards , behaalde eene heerlyke overwinning op deeze volkeren , en noodzaakte de overgebleevenen het land te ruimen. Ook werd den Friezen, omtrent deezen tyd, het voorrechtgefchonken, „ dat zy om generhande nood buiten hun land gevoerd en geëischtmogten worden, om te oor" loogen of den kryg te volgen (f)". 't Gevolg van zulk een voorrecht itemde overeen met het oogmerk van den Schenker; het moedigde de Friezen ten fterkften aan, om hunne uiterfté vermogens, ter verdediginge van hunne goederen , vryheid cn leeven, te weer te ftellen. In Friesland tusfehen het Vlie en de Lauwers, was 't geflagt van Joulsma omtrent deezen tyd inzonderheid zeer beroemd, wegens zyne op de Noormannen behaalde overwinningen. De begraafplaats van vier helden uit dit geflagt, werd in den jaare dertienhonderd eenennegentig , of daaromtrent, gevonden (§) ruim een uur gaans ten noorden van Leeuwarden, aan den Dyk der Middelzee, in een dorp, dat naar Britfe Joulsma , den oudften dier Broederen, nog hedendaags den naam van Britfum draagt. In deeze begraafplaats, op eenen rooden vierkanten fteen, vond men aangetekend, dat Britfe overleeden was in den jaare negenhonderd tweeennegentig, cn een jaar laater gevolgd werd door zynen Broeder '  van FRIESL A N-D. 283 der Mie, terwyl de derde, met naame Jeltfe, na den Noormannen zulk eene vreeze door zyne dapperheid aangejaagd te hebben , dat zy by zynen tyd het land niet meer durfden aantasten , overleed in den jaare negenhonderd achtennegentig. Van den vierden , wiens naam Hotfe was» en die het ftedeke Uitgong geflegt had, na de aanvallende Noormannen dikmaals van daar verdreeven te hebben, vind men't fterfjaar niet aangetekend, maar wel dat hy de laattte van zyn geflagt was, Onder al dat rooven en pionderen, door verfcheiden Noordfche volkeren van tyd toe tyd op deeze gewesten ondernomen , blecven eenigen hier en daar nestelen, en hielden 'er beftendig hunne wooning, 't zy ditze zich met geweld van fommige plaatfen meester maakten, en de oude inwooners verdreeven; 't zy datze den Christelyken Godsdienst aannamen, en zich doopen lieten: want als dan werd hun 't zelve gereedelyk toegeftaan, om dat men hen niet meer voor vyanden maar voor vrienden hield, van wien men niet alleen niets kwaads te duchten, maar, in gevallen van nood, zelfs hulpe en befcherming te wachten had; vooral wanneer de zulken zich door hunne huwelyken met de landzaaten vermaagfehapt hadden. Dit zo zynde, is 'er geene reden. om 't verhaal dier Kronykfchryveren re wraaken , welke ons melden, dat, omtrent deezen tyd, Odo, eens Hertogs Zoon uit het landfehap Botnia, in het noordoosten vanZweeden, in Friesland zou zyn aangekomen, en dat hy, die minzaam van aart cn dapper in de wapenen was, zich in 't Graaffchap van Oostergo nedergezet, cn, daar een fchoon flot gebouwd hebbende-kort daarna trouwde Beknopte Historie. Eenige Noord • 1'che geAagtenzyn hier te lande blyven woonen. 927.  t\ Beknot?- di te Histo- K we. y, En daar ^ onder dat van 1 Botnia. ] 1 1 i Verfcheiden Jon- ( gelingen van Adelyken huize begee ven zich naar Italië, en van daar naar En geland. 484 Tegenwoordige Staat de met eene Dogter uit het adelyk geflagt van Kamminga, waar door hy de Stamvader wierd van het adelyk geflagt van Botnia ,dat zich van daar verder door Friesland verfpreidende wel eenen langen C tyd heeft flaande gehouden ,• doch reeds van overlang is uitgeftorven , en echter door die van Franeker, by het Botnia-huis en de fleeg van gelyken naam, nog tegenwoordig gedacht kan worden (*> Ook kan het zeer wel zyn, dat zich, omtrent . deezen tyd, verfcheiden Jongelingen van adelye. ken huize uit Friesland naar Italië, daar de fraaie i- konden en weetenfchappen meer dan elders s bloeiden, begeeven hebben, om zich in dezelve 1 te oeffenen. Sixtus Doniajouke Yges Galama, •n beneffens Ritske en Johannes Douwma worden ' daaronder by naame gemeld. Doch Sixtus Donia en Johannes Douwma lieten , na zich eenigen tyd in Italië opgehouden te hebben, hun eerfte voorneemen vaaren, en begaven zich naar. Engeland, om daar in den Krygsdienst onderweezen te worden; en zich hier, door hunne uitfteekende vorderingen en heldhaftige bedryven, eenen grooten roem verworven hebbende, keerdenze, na een afzyn van omtrent zeven jaaren, in negenhonderd achtendertig , naar hun 1» Vaderland te rug, daarze met dies te grooter 'ne blydfchap ontvangen werden, om dathetgerugt van hunnen dood daar reeds van overlang geloofd- pen had. Jouke en Ritske zouden , eenigen er- tyd te Rome en Venetië vertoefd hebbende , de nd,reizenaar Jeruzalem voortgezet hebben , waren zy daarin niet door zeker toeval verhinderd geworden; nu keerden zy van Venetië, na twee jaaren by den Hertog, volgens hun verzoek, gediend te hebben, insgelyks naar hun Vaderland te rug. *Sai* - (•) Okke Schart, bl. 79. Worden, by hunne te rug komfte met blydfchap verwelkomd.  van FRIESLAND. «85 Balderyk, die na Radboud Bisfchop van Utrecht geworden was , en om zyne treffelyke daaden den bynaam van den Vroomen gedraagen heeft, wist zich van de genegenheid, welke hem door Keizer Henrik, en zynen Zoon en opvolger Otto werd toegedraagen, meesterlyk te bedienen, om het gebied van den Utrechtfchen Bisfchopsftoel, zowel in het wereldlyke als in het geestelyke te bevestigen en uit te breiden. De bygeloovige Godvrucht dier tyden belfond, ten grooten deele, in het verryken der Kerken en Kerkelyken; en deeze laatften, 't zy datze 'er eveneens over dachten, of alleen met hun eigen belang te raade gingen , gaven zich geene moeite om de Christenen te doen begrypen, dat 'er geheel wat anders te doen viel om de leer van Jezus Christus te volgen, en door eenen deugdzaamen wandel te betoonen. Onder andere gefchenken, waar mede zich deeze Kerkvoogd vereerd vond , behoort inzonderheid tot ons oogmerk , dat dezelve door Keizer Otto, wiens Leermeester hy geweest was, irj den jaare negenhonderd drieënveertig, befchonken wierd met het recht van vrye jagtin de landftreeken van Drenth en Zevenwouden, die in den Giftbriefden naam van Pagus Foresftenfts draagen (f). Verfcheiden aanmerkingen zouden over den Giftbrief te maa- Ct) De Giftbrief zelf is vertekend in 't jaar 9,13, en te vinden by Schotanus in zyne Befchr. van Friesl. in Quarto , bl. 71, en in het Charterboek van wylen 1 den Hooggeb. Heere Baron van Schwartzenberg enz. 1 0Helaas ! den Vaderlande te vroeg ontrukt! ) I. D. I bl. 58., docii beide in het oorfprongklyk Latyn, waar. 1 van de vertaaling te vinden is by Foeke Sjoerds Taarb. 1 U D. bl. 110 en ut. J Bfknopte Historie. Bisfchop Balderyk vermeerdert en bevestigt het gebied van zyn Bisdom, 943Wordtmet de vrye jagt in Drenth en de Zevenwouden befchonlcen.  BEKNOPTE HlSTO RIE. 286 Tegenwoordige Staat maaken zyn; dan wegens hec Graaffchapvan ■ Pverard, en 't wild, waarvan in deezen Giftbrief oetproken wordt, kan men te recht raaken bv Foeke Sjoerds; en wat den Pagus Lorestenfis betreft,daardoor heeft men, volgens her gevoelen van Schotanus, een gedeelte van Drenth In de Zevenwouden te verftaan; dat te waarfchvnlvker zal voorkomen, als men gadeflaat, dat het in den Giftbrief vermelde Fulnaho, buiten twyffel, het hedendaagfche Vollenhove fe, welk in de Middeleeuwen al doorgaans Fu.lenhoplag genoemd te worden; en dat men oudtyds daar te lande zeer uitgeftrekte en aaneen gehechte bosfchen had, waarin het ongetwyffeld aan zogenoemd Grof wild niet ontbroken heeft ; fchoon 't ,wel zyn kan, dat in de eenet)f andere benaaminge van het daarin gemelde wild een fchrvffeil isingefloopen. Hoe 't zy, er blykt ten overvloede uit, dat door deeze en diergelyke gunften de magt der Utrechtfche Kerkvoogden van tyd tot tyd zodanig heeft toegenomen, dat zy ten larven leste zich in ftaat vonden, om hun gezag*door de Wapenen ftaande te houden , en zulks zo wel anderen in 't gemeen als den Woudluiden in 't byzonder, tot hunne fmert, te doen gevoelen, gelyk op zynen tyd ftaat te blyken. Schoon het' in 't vervolg van deeze eeuw met ontbreekt aan gebeurtenisfen, waarby Friesland, ten ruimften genomen , belang had , ichynt echter, tusfehen 't Vlie en de Lauwers, niet veel byzonders voorgevallen te zyn. De Jaarboekfehrvvers althans hebben luttel papiers noodig gehad, om 'er aantekening van te houden. Volflagen onwaarfchynlykheden behoe- D ven  van FRIESLAND. 28; ven ons niet op te houden. Op de lyst daar van heeft men waarfchynlyk niet te Hellen, het geen men wegens zekere gebeurtenis tusfehen Arnoud, den derden der Hollandfche Graaven, en zynen tweeden Zoon,met naameSigfrid, of Sikke, byWinfemius (*) gemeld vindt. Dee-; ze, een van zyns Vaders Hovelingen in een tweegevecht hebbende afgemaakt, nam, duch-; tende voor 's Vaders toorn, de vlugt over Zee, en vervoegde zich by Gosfe Ludigman, toen! ter tyd Poteftaat van Friesland, en woonende te Stavoren ( f). Van deezen werd hy vriendelyk ontvangen en geherbergd; ook kreeg hy eerlang zyne Dogtcr Tet, eene jongkvrouwc van uitneemende fchoonheid, ter Vrouwe, en nam in Friesland zyne vaste wooning. Doch eindelyk wederom van zynen Vader in gunlte aangenomen , en met breede roeden lands, en een Slot by Haarlem befchonken zynde ,: zoude hy 't gemelde Slot Brederode genoemd, en daar door den grond gelegd hebben , tot het hoögadelyk geflagt van Brederode , dat aan de Hollandfche Graaven ten naauwftcn vermaagfehapt, en van 's Moeders zyde, volgens dit verhaal, uit Friesland herkomltig was. Zagen wy voorheen, dat Utrechts Kerkvoogd, door Keizer Otto, met de vrye jacht in Drenth en de Zevenwouden befchonken wierd; andere Vcrfchenkingen toonen niet minder aan, hoe verre (*) Kron. van Friesl. bl. 118. (t) Wagenaar is van oordeel dat men hierby aan Westfriesland te denken heeft. Vaderl. Hist. 11 D. bl. 150. BeknopJ TC HlSTO* BIB. Sigfrid, Zoon van Gjaave Arnold, vlugt naar Friesland , en trouwt met de Dogter van Gosfe Ludigman; doch wordt ein. delyk weder van zynen Vader in gunlte aangeno. men. De Keizeriykeverfchenkingenzyn een  >88 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. bewys van hun gezag over Friesland. 998. De Ge- flagten van Ene kema en Jongama krygen verfchil. verre het gezag der Keizeren over Friesland ten deezen tyde ging , en hoe gereed zy waren, zo om zich door dezelve van den Hemel te verzekeren , als om zich veel van den vermogenden invloed der rykgemaakte Geestelyken, ter bevestiginge van hunne wereldfche heerfchappye- te belooven. Met dergelyke uitzigten heeft Keizer Otto, de II van d:en naam,'het AartsftiftMaagdeburs, ten jaare negenhonderd eenentachtig, befchonken met de Abtdy Voelde, en eeni-J-e goederen in Friesland, waaronder zeke. re inkomften uit het dorp Ternaard fchynen behoord te hebben {t ). Op 't einde der tiende eeuw raakten de geflarrten van Enckema en Jongama zodanig met ~nS.*d.»,«n r>^ >rnonn. dat 'et 't jreheele land CltUUlu<~i»-" ^»-"—~r 7 <_> van waagde, en gevaar liep vandoor deeze tweefpalt deerlyk van een gereeten te worden. De eerfte oorzaak deezer hooggaande verwydennge beftond daarin, dat Haitfe Enckema en zyn l\eef Solcke, Hesfel JEdes Jongama, een der voornaamfte Friefche Edelen, voor de Rechters des gemeenen lands beklaagden, dat hy aangenomen had Friesland, voor eene aanzienlvke fomme gelds en andere bedongen voorJ deelen, r-n De Giftbrief is te vinden in het Groot Charterboek van Friesl. bl. 62 en 63. ^une^rdj daar de naam des dorps, over welken de Geleerde Uit gever in eene noot zich aldus uitdrukt: Tennaard, Ternaard , een dorp in de Grietenve Westdongeradeel; in het jaar 144' wierde het nog genoemt Tonawerth, leWk b Ykt u't zekere Acte, verzeilt door Heer > Tates ï>erfona aldaar; welk, naam de Heer Schotanus Se behoudt in de Befchr. van Friesl. tusfehen't Vlie en de Lauwers, pag. 19*.  van FRIESLA ND. 289 deelen, aan den Graave van Holland te zullen leveren en in handen Hellen. De maare hier van vloog dra 't geheele land door, en 't Hond gefchapen, dat de vvederzydfche aanhangen tegen eikanderen tot het uiterfte zouden komen, 't Was derhalven ten hoogflen noodig, dat het Huk ter deege, door de Rechters des gemeenen Beknopte Hisra- UIE. zen, met aanbod van genoegzaame borgen ter tyd toe, dat hy zich verantwoord zoude hebben. Na dat dit aangenomen, en zyne zaak, tot genoegen der Rechteren, gerechtvaardigd was, eischten hy en die 't met hem hielden, gelyk 'er veele zo van zyne nabeftaanden als anderen waren, dat hem zyne befcbuldigers by naame genoemd mogten worden, om de eerroovende verongelyking op hen te konnen vcrhaalen. De Rechters maakten zwaarigheid om dit te doen, dcwylze zich door belofte verbonden hadden, hunne naamen te zullen verzwygen, Het geheim lekte echter uit, en Haitfe Enckema en zyn Neef Solke, die , als Mederechters van 't gemeene Recht in Friesland, zitting in de toen. maalige Vergadering hadden, Honden over deeze ontdekking niet weinig befchaamd cn verlegen. Ook bekendenzc opcnlyk, dat hunne ge1 daane aantyging alleen was voortgekomen uit 1 ( eenen ingekankerden haat, dienze Jongama van \ 1 overlang hadden toegedraagen. Hesfel , dit j Ihoorende, zou hen beiden zo terftond over hoop T ge- O ' - _ 0 keds , onderzocht en naar bevindinge van zaaken behandeld wierd. Jongama werd ook metderdaad in rechte geroepen. Vcifchecnen zynde oritfchuldigdc hy zich,,en nam aan, zyne onfchuld volgens regelen van rechten te bewy- . Jongama [ 'verdedigt ' zich voor • den Rechter. fiiickema dper fchuldbe* k entenis, en wordt beneil'cns  290 Tegenwoordige Staat geftooten hebben, zo hy niec in deeze zyne woede door anderen ware verhinderd geworden. Hy bragt het echter, met bidden en fmeeken, zoverre, dat hem, ter verdediginge zyner eere , wierd toegelaaten, zich met zyne twee befchuldigers in gevecht te begeeven, fchoon onder deeze uitdrukkclyke voorwaarde, dat daarmede ver* i J„ ~,,An. l' '/nu iTprn-ppwpn pn vprerpp- BEKNOP- £ TE HlSTO- i RIE. zynen Neef in een tweegevechtdoodelyk gewond. Friesland komen nog verfcheidenandere onheilen over. volgens de oude wrok zou vergeeven envergecten zyn. Jongama, moedig op zyneonfchuld, behaalde daarby eene volkomen overwinning; hebbende hy Haitfe den kop bykans geteel gekloofd, en Solke zodanig gewond, datze het beide, kort daarna, met den dood bekochten COFriesland , dus verlost van de onheilen , welke de twist van twee zulke aanzienlyke en vermogende huizen ten gevolge fcheen te zullen hebben, had ook nog andere wederwaardigheden te bezuuren. Behalven eenen zwaaren brand, waardoor binnen Stavoren, ten jaare negenhonderd zesennegentig, wel drie honderd negenentwintig huizen in de asfche gelegd waren, leeden de inwooners van dit en de nabuurige gewesten, in eenige volgende jaaren, niet weinig by eenen nypenden hongers* nood en daarop gevolgde pestziekte, welke zo fterk en aanhoudende gewoed zou hebben, dat fommige plaatfen daardoor ten eenemaal van inwooners beroofd wierden, 't zy dat dezelve tot één toe in het graf gerukt, of veiligheids halve naar elders verhuisd waren. Ook vindt men ge- C*) O. Seharl. bl. 8i en Ï2. en Winfem. Kron. va» Friesl. bl. «o.  van FRIESLAND. 291 gemeld, dat de Noormannen het lledeke Uitgong, ten meergemelden jaare negenhonderd achtennegentig» geheel verwoest, en tot den grond toe vernietigd zouden hebben (1). Ondertusfchen is het ook waar, dat de ver. woestingen en plonderingen, welke federt deezen tyd, door de Noormannen, hier te lande zyn aangerecht, maar geringe navlaagen waren van die woede, welke hen voorheen bezield , en tot de onmenfchelyklfe bcdryven vervoerd had. Of men dit roe te fchryven hebbe aan hunne omhelzing van den Christelyken Gods. dienst, welks geest volftrekt ftrydig is met bloeddorltigheid , roof - en plonderzugt, en daarentegen niets dan zachtmoedigheid en menschlievendheid ademt; dan, of inwendige zwakheid, het onaffcheidbaar gevolg van alle hunne voorgaande togten, door welke het land van zyne inwooners beroofd werd, hen in de noodzaakelykheid gebragt hebbe, om Europa in rust te laaten, en eene andere wyze van leeven aan te neemen, valt met de vollte zekerheid niet te bcpaalen. Zeer waarfchynlyk heeft het eene ter onderlteuninge van het andere gediend. {*) It Aade Friefche Terp. bl. 85. t " VII HOOF D- Beknop- TE HlSTÖ' RU. De Noordfche invallen hier te lande loopen ten einde.  29 a Tegenwoordige Staat Beknopte Histo¬ rie. Na 't eindigen der Noordfche inval len heeft Friesland veel te lyden van inwendige verdeeldheid. Van het einde der Noordfche invallen bier te lande, tot op het Verdrag van Holland en Utrecht nopens Friesland. "|~>^e verademing, welke deeze Gewesten by 'c ophouden der Noordfche invallen en plonderingen genooten, zoude grootelyks ter bevorderinge van derzelver bloei en welftand gediend hebben, ware het vuur van verderflyke oneenigheid niet te fterk van eenen anderen kant aan* geblaazen. Dan 't gewoone ongeluk dier tyden was, dat buitenlandfche onlusten al doorgaans door binnenlandfche af^wisfeld wierden. En hoe kon 'c ook anders zyn, daarGeestelykenen Wereldlyken beide meer met hunne heerschzugtige oogmerken, dan met waare rechtvaardigheid te raade gingen. De geduurige twisten, en daaruit ontftaane bloedige oorlogen, tusfehen de Utrcchtfche Kerkvoogden en Hollandfche Graaven, ftrekken daarvan ten fmcrtelyken bewyze ; en in deezen was Friesland doorgaans te zeer betrokken om 'er ganfchelyk van te zwy« gen. Ondertusfchen willen wy gaarne bekennen , dat de naam van Friesland zich toen ter tyd nog zo wyd uitftrekte, dat het moeyelyk te bepaalen valle, in hoe verre Friesland tusfehen 't Vlie en de Lauwers daar in zy gemengd geweest. Genoegzaam alle Gefchiedfchryvers en Kronyken maaken geduurig melding van Friesland en de Friezen, maar laaten denLeezer raaden, aan wat deel van Friesland of Friezen hem te denkeu VII. HOOFDDEEL.  van FRIESLAND. 503 leen fta. Volkomen zekerheid durven wy derhalven ook dén Leezer niet belooven, maar zullen ons vergenoegen met hem kortelyk te melden, 'wat in een aamnerkelyk tydvak der elfde en twaalfde eeuw is voorgevallen, waarin dit ons Friesland meer of min betrokken was. Ten jaare duizend zesentwintig fchynt Friesland, door Dirk den III, Graave van Holland, met hulpc van Godefrid, Hertog van Lotharingen, overheerd en genoodzaakt te zyn geWorden, om 's Graaven Zoon Floris voor hunnen Landsheer te huldigen, en in deeze hoedanigheid te erkennen: want na dat de Graaf zich met den Utrechtfchen Bisfchop verzoend, en dus de handen ruim gekreegen had, begon hy om de Friezen te denken, zo om wraak te neemen " over den dood van zynen Vader Arnoud, die op het einde der voorgaande eeuw, in een gevecht tegen de Westfriezen, gefneuveld was, als om hen onder zyne gehoorzaamheid re brengen. Met dit voorneemen begaf zich Graaf Dirk, ven. zeld van Hertog Godefrid, over het Vlie, in Oost«! friesland r§)> dat den Utrechtfchen Bisfchop' veel groo ter genegenheid toedroeg dan den Hollandfchen Graave.. Doch met eene groote magt van volk voorzien zynde, viel het hem juist nier moeyelyk, veele vlekken en dorpen indeasfche te leggen, veel volks te vernielen, en grooten buit van have en vee van daar te voeren , nadat hy 't land onder zyne gehoorzaamheid gebragt, en daarop zynen Jongllen Zoon Floris ,• tot Graaf, f §) Oostffiesland ftrekte zich van 't Vlie tot aan de l Eems. T 3 Beknoïte Historie. Friesland erkent Floris, Zoon van Graave ., Dirk, voor Landsheer.IQ16>  «94 TB HlSTORIB. 1039. Hy wordt daarna eigen Heer of Graaf van Friesland en Hollandbeide. Graaf, Landsheer of Poteftaat had doen huldigen. Als Leenman van zynen Vader bekleedde Floris deeze waardigheid dertien jaaren: want nadat zyn Vader, in den jaare duizend negenendertig , overleèden was, fchynt hy, in bedeelinge met zynen Broeder Dirk den IV, eigen Heer of Graaf van dit Friesland geworden te zyn; doch als Graaf Dirk, negen jaaren laater, ongehuwd geflorven was, verviel het GraafTchap van Holland insgelyks op hem. Den Friezen De Bisfchop van Utrecht berokkent hem een fevaarlyfli kryg, r was hy by uitllek aangenaam, en met hunne hulpe heeft hy ook de zamenzweering van eenige nabuurige Prinfen tegengeftaan. De Bisfchoplyke ftoel van Utrecht werd thans bekleed door Willem, Broeder van Wiehard den III, Voogd van Gelder. Deeze Kerkvoogd Mond zo wél ten Keizerlyken Hove, dat het hem weinig moeite kostte, om de Keizerinne Weduwe, die geduurende de minderjaarigheid van haaren Zoon, Henrik den IV, het Ryksbeftier in handen had, te beweegen tot het befchry ven van eene Heirvaart, tegen den Graave van Holland, die door den Bisfchop werd aangemerkt, als verfcheidene van zyne wetti* ge bezittingen in te hebben. De Bisfchop, fchoon voor grootmoedig en oorlogzugtig gehouden , hield echter zich zeiven buiten den ftryd; hebbende hy, zo 't fchynt, zynen Broeder Wichard, Voogd van Gelder, bewoogen om zich, ten zynen behoeve, in deezen ftryd te rnengen. Althans de benden van Wichard vereenjgden zich, ten jaare duizend acht en vyftig, met die van Anne, Aartsbisfchop van Keulen, Theo-  van FRIESLAND. 295 Theoduin , Bisfchop van Luik, Lambert den II , Graave van Leuven, Herman, Graave of' Heere van Kuik, en Egbert, Markgraave van Brandenburg, en lieten zich by tyds in Holland zien. Eene zo groote en vereenigde magt met geweld te keer te gaan, was voor den Graave zo wel bezwaarlyk alsgevaarlyk. Krygslistwas veiliger middel; en hiervan bediende hy zich zo meesterlyk, dat hy eene volkomen overwin- j, ning op zyne Vyanden behaalde, en zelfs v eenigen der Hoofden, onder anderen den Voogd v van Gelder en den Graaf van Leuven, leeven-( de , in handen kreeg, en niet dan na 't betaalcn van een aanzienlyk losgeld (laakte; zynde de Bisfchop van Luik en anderen gefneuveld. Na dat Graaf Floris, met hulpe der Friezen, zynen tegenpartyder, den Bisfchop van Utrecht, met allen die eene lyn met hem trokken, dus, vernederd had, werd hy, weinig jaaren laater, \ door zyne Vyandsn op nieuw belaagd. De] Aartsbisfchop van Keulen, de Markgraaf van 1 Brandenburg, de Graaf van Kuik en eenige an-1 deren, trokken wederom tegen hem te velde;' doch Graaf Floris had zich nu beter in (laat van tegenweer gelreld: ook trok hy, om den kryg zo ver mogelyk van de Grenzen te houden , het vyandelyke Leger te gemoete, en behaalde 'er andermaal de overwinning op. Hy had 'er echter , ongelukkiglyk, weinig genots van: want zich, na den ftryd, met zyn volk onder 't geboomte ter ruste begeeven hebbende, werd hy door den Heer van Kuik,. die zyne verftrooide benden wederom by een verzameld had, in den llaap overvallen en afgemaakt, T .4 op Beknof- te HlSTO' niE, Dezelve loopt ten voordeele van den Graaf ten einde. Zyne Vy■•mden belast'TjQhem op nieuw; doch worden wederomoverwonnen. De Graaf komt om. i  Beknopte Historie. ic6i. Zyne Weduwe trouw: met Robert de Fries. Wien de oorlog wordt aangedaan door Boudewynden V/, tf'roeder. 296 Tegenwoordige Staat op den achttienden van Zomermaand des iaars duizend eenenzestig , nalaatende twee Dogters, en eenen Zoon, met naame Dirk,die,uit hoofde van zyne minderjaarigheii , vooreerst onder het opzigt en de voogdy bleef van zyne Moeder , met naame Geertruid, eene Dogter van Hertog 'Herman van Saxen. Doch deeze begaf zich , twee jaaren daarna, wederom in den egt met Robert van Vlaanderen, die federt by óen naam van Robert de Fries is bekend geworden', en de landen van Holland, Zeeland en Friesland, voor zyne Styfkinderen met lof heeft beheerscht. Sommjgen zeggen als Graaf, anderen als Voogd over de Kinderen van Graave Floris den I. De veranderingen , in Vlaanderen voorgevaren, by gelegenheid dat Boudewyn de V , jti den jaare duizend zevenenzestig, overleeden, en door zynen oudftèn Zoon , Boudewyn den VI , opgevolgd was, hadden veel invloeds- op de zaaken van Robert zynen Broeder. Boudewyn oordeelde naameïyk , dat Robert zeer te onrecht in 't bezit gefield was van de Vlaamfche en Zeeuwfche Landen, die hem ,• by 't aangaan van zyn huwelyk, waren afgeftaan: om dezelve te rug te krygen , deed hy Robert den oorlog aan en eenen inval in Holland ; wordende in deeze onderneeminge niet weinig 'gelterkt door Willem , Bisfchop van Utrecht, die zich, uit hoofde van Keizcrlykc Giftbrieven, het recht over Holland aanmaatigde, en daarom de Westfriezen tegen hem opruide; En of dit nog niet genoeg ware , kwam hy ook zelf tegen den! Graaf op, na dat Boudewyn , op den zestienden van Hooimaand des ' jaars  van FRIESLAND. 207 jaars duizend en zeventig gefueuveld was , en Robert het Graaffcbap van Vlaanderen verkreegen had, in weerwil van dc tegenkantingen van Richildc, weduwe van Graave Boudewyn, die haaren Zoon Arnold in 't bewind poogde te Hellen, en hiertoe de hulpe van Filips, Koning van Frankryk , verworven had. Want als Robert het Koninglyk Leger verflagen, en vrede met Filips gemaakt had, viel Godefrid met de bult, Hertog van Lotharingen, verzcld van den Bis» fchop, en van eene groote heirkracht, in Holland- Hertog Godefrid had zich hier toe te ligter laaten beweegen, omdat Bisfchop Willem zich 1 door plegtige belofte verbonden had, hem het Graaffchap van Holland te leen te zullen geeven, byaldi-n de Hertog hem iri t bezit van 't zelve en van de overige Landen konde helpen, welke hem , by Keizerlyke Giftbrieven, gefchonken waren. Men beloofde zich van deeze ondernce: mingen eene gewenschten uitllag, zo om dat verl fcheiden Geestelyke en Wereldlyke Vorflen , en 1 onder deeze ook Egbert van Saxen, ten dien t tyde Graaf van Stavoren, Islegouwe, Ooster- en 1 Westergouwe, zich met dien aanhang vereenigd I hadden; als ook om dat Robert onderfteldwerd i in Vlaanderen de handen zo vol werks te hebi ben, dat zy het fpel in Holland reeds meester zouden zyn , voordat Robert daar kon weezen. Dit ontfehoot hun evenwel in zo verre , dat Robert, na zyne Vyanden.in Vlaanderen geflaI gen te nebben, met zyn overwinnend Leger , 1 wel dra in Holland verfchcen. Hier diende hem ; echter de oorlogskans niet zo wei alsze in T 5 Vlaan- Beknopte Historie. Godefrid met de btiit neemt deel ia deezen oorlog.  BttKNOP TE HlSTO RIE. Robert wordt verflagen en ▼lugt naar Vlaanderen. Godsfrid raakt binnen Alk maar grootelyks inde engte, na Friesland tot des zelfs nadeel be zocht te liebben. 298 Tegenwoordigs Staat Vlaanderen gedaan had; zynde hy, na eenige voordeden behaald te hebben, eerlang, in eenen Veldflag met de zynen, zó ten eenemaal verilaao-en, dat maar weinigen de nederlaag ontkwamen, en hy zelf, met zyne Gemaalinne en ver. der gezin, naar Vlaanderen de vlugt moest neemen. Godefrid, hier door de handen ruim hebbende, veroverde voorts al het land van Holland; vervolgens begaf hy zich naar Westfriesland , alles wat hem voorkwam uitplunderende en verwoestende; ook gaf hy Friesland, tusfehen 't Vlie en de Lauwers, een bezoek, met oogmerk om die landflxeek te bemagtigen: hy verfloeg'er ook eene menigte menfehen, en haalde veele goederen van daar, waarmede hy zich binnen Alkmaar bep-af. Doch hier zynde werd hy door de Westfriezen , die hy waande onder zyne gehoorzaamheid gebragt te hebben , zo onverwacht en hardnekkiglyk belegerd, dat hyzich aan hun zoude hebben moeten overgeeven , zoze niet, ten zynen gelukke , door den Bisfchop van Utrecht, die nog ter goeder uure van zynen hachlyken toelland de weet gekreegen had , genoodzaakt waren geworden het beleg op te breeken , na dat het by de negen weeken geduurd had. Na dat Bisfchop Willem dus in 't volle bezit van Westfriesland, voorheen aan hem af: liaan, geraakt, en Godefrid door hem met het Graaffchap van Holland, als een leen der Utrechtfche Kerke, befchonken was, deeddelaatfte een' tweeden togt naar Friesland. In 't beleg van Alkmaar hadden waarfchynlyk veele Friezen van beoosten 't Vlie deel gehad, welke om hunne weggeroofde goederen te heroveren zich by de bclec- Hy geeft een tweede bezoek aan de Friezen, beoosten 't Vlie, die fich aan hem moeten  «at» r'RlESLAND. 299 Beleegeraars gevoegd hadden. De Hertog zochtl zich dan over de geleeden ftnaad van het beleg J te wreekeh. Dit viel hem te ligter, omdat de ; Friezen, door den voorgaanden inval, te zeer ver- j :zwakt waren, om de overmagt zyner krygsbenIden te konnen wederftaan. Een gevecht , tusifchen beiden voorgevallen, kwam den Friezen op meer dan achtduizend man teftaan, en bragt i hen in de noodzaakelykheid, om zich vervoligens aan den Overwinnaar te onderwerpen. Het genot van deeze behaalde voordeden was 1 \ voor Godefrid niet zeer lang van duur. Na-r idat hy uit Saxen te rug gekomen was, alwaar.' hy, met zyne Friefche en Hollandfche benIden,den Keizer, tegen dien wederlpannigenlandaard, eer en zeer weezenlyken dienst gedaan : had, wercfhy, op den vyfentwintigltcn van SprokIkelmaand des jaars duizendzesenzeventig, on;der het doen van zyn gevoeg, dermaate van on1 deren met een dolk in 't licnaam geftoken, dat Ihy 't kort daarna beftierf. Robert de Fries i wordt geacht dit werk aldus befteld te hebben, t om zich daardoor van dien overweldiger : te onrilaan. Bisfchop Willem overleefde hem maar weinige maanden. In de gefchillen van, f Keizer Henrik den IV met Paus Gregorius 1 iden VII, had deeze Bisfchop altoos de zyde' < des Keizers gehouden, en daardoor zyne Keiizerlyke gunlte verworven , zodat de Hollandl fche landen , by 't omkomen van gemelden Herttog, door den Keizer aan hem gclaaten warren. Egbert de II, Markgraaf van Saxen, tocnmiazh Graaf van Stavoren cn van Oostergo en Wes-- rniaaïs Graaf van Stavoren cn van Oostergo en Van Saxen Beknopte Historie. onderwerpen. Doch raakt kort daarna om 't leeven. 1076. Bisfchop Wiilem derft nietlang na. hem. ' Egbert 1 van Saxen  3oq Tegenwoordige Staat Westergo zynde , 't zy inderdaad of alleen in naam, was, omdat hy Godefrid in 'c verdryveh van Robert geholpen had, met deeze fchikkinge des Keizers zo weinig te vreden, dat hy zich openlyk tegen den Keizer verklaarde , en by de Saxers voegde, die thans 's Keizers doodvyanden warer. Doch hiervan was 't gevolg, dat de Keizer, op de eerfte tyding daarvan, zyne in Friesland bezeten Graaffchappen aanfioeg, en dezelve opdroeg aan zekeren Othelryk van Godeshcim , in erkentcnisfe van deszclfs getrouwe dienften. Wie deeze Othelryk geweest zy, is vry onzeker. Vaster gaat het, dat hy deeze landen, of een, gedeelte 'derzeiven , niet zeer. lang behouden heeft, om dat het Graaffchap van Stavoren, op den dertigften van Wynmaand desjaars duizend achtenzeventig , door Keizer Henrik ,. gelèhonken f'. aan den Utrechtfchen Bisfchop, Koeriraad, die, door's Keizers,tusfehenkomfte, de opvolger van Willem .geworden was. In den Giftbrief, die nog voor handen is (*) , wordt van'Egbert, als van zekeren Markgraave, met klcinachtingc gefproken, en gezegd, dathy, die zich niet ontzien had om , zo het in zyne magt geweest ware , den Keizer van zyn ganfche gebied ce ontzetten , geen deel in het zelve behoorde te hebben, en dat daarom van de goederen, welke hem, volgens een rechtvaardig vonnis, benomen waren, het Graaffchap van Sta» ( * ) Men vindt dien Giftbrief by Schotanus Befchr, van Fries!, in Qunrto bl. 72 en 73. en in 't Groot Charterboek van Friesl. I D. bl. 67. Beknopte Historie. vereenigt zich met de Saxers tegen den Keizer. De Keizer flaat daarop zyne bezittingen in Friesland aan. 1078. Het Graaffchap Stavorenwordt aan Bisfchop Koenraad gefchon ken..  van FRIESLAND. 301 Stavoren gegeeven wierd aan de Kerk van Utrecht, welke Bisfchop Koenraad tot haaren Voorzitter had. Robert de Fries, zich federt de geleeden nederlaag in Vlaanderen hebbende opgehouden, dacht , na 't omkomen van Godefrid en 't overlyden van Bisfchop Willem, de gelegenheid gunllig om 't Hollandfche Graaffchap wederom te bemagdgen, en den Utrechtfchen Bisfchop afhandig te maaken; te meer omdat de Hollanders den jongen Graave niet ongenegen waren, en 't juk van den Kerkvoogd met weerzin droegen. In deeze onderneeminge was de krygskans hem gunllig; zelfs viel de Bisfchop , na andere verliezen geleeden te hebben, hem in handen, en zag zich, fchoon vriendelyk bejegend, voor dathyop vrye voeten gefteld wierd, genoodzaakt, by plegtigen eede afitandte doen, van alle recht en aanfpraak op die landen, om welker wille de Utrechtfche Bisfchoppen, federt vyftig jaaren herwaards, zulke zwaare en hardnekkige oorlogen gevoerd hadden. Na dat Dirk de V, dus door hulpe van zynen Styfvader, in 't gerust bezit van het Graaffchap van Holland gekomen waS, zou hy het ; zelve, volgens 't verhaal van fommigen , ' volle vyftien jaaren, en dus tot aan zynen (dood toe , in vrede berecht hebben ," doch, i naar dat van anderen, zou hy met de Friezen, be-, 1 oosten 't Vlie, eenen oorlog gevoerd hebben, 1 1 welke voor hun van zeer ongelukkige gevolgen ' was. Het verhaal wegens deezen oorlog komt 1 hoofdzaakelyk hier op uit. Graaf Dirk, in Hol • Mand gehuldigd zynde,' vorderde van de Friezen be- Ce knop te Historie. . Robert de Fries noodzaakt den Bisfchop tot afftand van de betwiste landen. Graaf Dirk wordt yerhaaldde Friezen , beoosten 't Vlie, beoorloogdte hebben.  302 Tegenwoordige Staat Beknop- \ TE BlSTORIE. beoosten 't Vlie, dat zy dit insgelyks zouden doen, en hem Domeinen en Schattingen betaalen, vermids Friesland zowel als Holland aan hem behoorde. na dat Bisfchop Koenraad aflland van hetzelve had gedaan. Dan de Friezen floepen zowel het eene als het andere af, voor reden gëéyeridè, dat zy , uit hoofde van zekere Keizerlyke voorrechten, vry van zodanige belastingen warén. De Graaf verzamelde derhalven een magtigen hoop volks, en viel hen daarmede op het lyf. De ftrenge Vorst, die van St. Varten des iaars duizend achtenzeventig tot het De (trenge Vorst van 1078 is hem daar toe gimftig,endeuifflag zeer nadeelig\'Oor de Friezen. Stavoren moer zich na een beleg vai drie, wee ten aes juuid uuiav.hu hv"*^'' 1, — Iaatfte van Lentemaand des volgenden jaars duurde, en niet alleen den Ryn enandeie rivieren, maar ook de Zuiderzee zo vast bezolderd had, datze ,even als het aardryk ,met paarden en wagens gebruikt konden worden, kwam hem hier toe zonderling te ftade. Ook viel deeze krygstogt zo geheel naar zynen wensch uit, dat hy den Friezen op éi nen dag, in twee onderfcheiden Veldslagen , een dubbele nederlaag tóebragt, waar van de eerite hun op vierduizend, en de Iaatfte op zesduizend man te liaan kwam Daarna het land doortrekkende, rechtte hy de ysfelykfte verwoestingen aan; al wat mannelyk en boven de twaalf jaaren oud was werd door de kling gejaagd; vrouwen en kleine kinderen nam hy gevangen; ook liet hy, even ofhy van zins ware het geheele land te verwoesten, zeer veele vlekken, dorpen en gehuchten in de asfche leggen. Stavoren, toen ter tyd de grootlte envermogend, fte Stad van gansch Friesland, ftond het geweld , eener belegeringe drie weeken lang tegen; doch 1 moest eindelyk bukken. De overgave der Stad ge.  van FRIESLAND. 3*3 •gefchiedde op deeze voorwaarden: dat denburgeren vergiffenis van voorgaande misdaaden verleend zou worden, mids dat zy den Graaf als hunnen Landheer of Poteftaat huldigden; dertien honderd Franfche Kroonen tot boete betaalden , en veertig perfoonen van het eerfte aanzien uit hun midden tot Gyzelaars ftelden. De burgers werden dus wel in genade aangenomen , doch de vreemde knechten, die hun in het beleg gediend hadden, beneffens de Westfriezen , die derwaards gevlugt waren, om datze insgelyks geweigerd hadden den Graaf te erkennen, bleeven niet alleen van de verzoenini ge uitgeflooten, maar werden ook alle gevani gen genomen, en op den dag van 's Graaven iplegdge intreede in de Stad, tot één toe ontI hoofd. Vervolgens werd Graaf Dirk op alle I plaatfen van Friesland gehuldigd , naar de gewoonte van dien tyd, in een fchild op dc Ifchouderen gedragen, en van het volk als Lieer .van Friesland gegroet (*). Eg* (*) Het verhaal wegens deezen oorlog van Grasje 'Dirk tegen de Friezen , beoosten de Zuiderzee, wordt van allen niet voor echt gehouden. Wagenair trekt ihetzelvein twyfFel, Vaderl. Hist II D. bi 193. Schotanus fpreekt 'er ook twyflélachtig van in zyne Befchr van Friesl. in Quarto, bl. 70.zeggende : „ hoedeeze" „ vertelling kan overeengebragt worden met de Giftbrief .. des Keizers van den jaare 1077 kan ik niet uitvinden". Doch in zyn laater en grooter Werk, naamelvk de Fr . Hist befpeurt men bl. 86 en 87 die twyffding nieu -Wmfemius en U. Lmmius maaken 'er ook beide eewac -van, doch de Iaatfte met een ,lici>.ur, of men zegt Mat ook al eenige twyffeliag fchynt aan te duiden. \Vy iLiaten 'c verhaal ia zyne waarde : alleen meenden wy \ zelve Beknopte Historie. ken op harde voorwaar» den aan hem ovir. geeven.  BeknopteHisto- , we i Egbert van Saxen verzoent ' zich met den Keizer, en wordt \ve-der voor Landsheer deezer landen erkend. Hy verliest dezel ve op nieuw, omdat hy met eenige Duitfche Vorften had aangespannen. 304 Tegenwoordige Staat Egbert van Saxen moge voorheen,. om zyne ivederfpanniglieid , door den Keizer, van deeze landen beroofd zyn , hy was gelukkig genoeg vanze eerlang wederom te bemagtigen, en door de Friezen voor wettigen Landsheer erkend te worden. Hy had zich naamelyk met den Keizer verzoend; en deeze zag met leedweezen, dat Graaf Üirk, wién hy ccn kwaad hart toedroeg, zich van zo veele landen en goederen, ert daaronder ook van het Graaffchap vanStavoréfi non- onlangs aan de Kerk van Utrecht gefcHonken, had Meestergemaakt. De Friezen zelve waren ook veel afkeeriger van de Hollandfche dan Saxifche regeering, en. dus ïshet zeer waarfchynlyk, dat dit met genoegen van dén Keizer , en zonder merkelyken tegenltand van den kant der Friezen , gefchicd zal zyn. Ongetwyffeld zou Egbert van Saxen langauuria-er genot van zyne heerfchappy over friesland gehad hebben, zo hy zich niet op nieuw, met andere Duitfche Vorlten, ten nadeelc van Keizer Henrik den IV, vereenigd had, en daardoor in deszelfs rechtmaatige ongunst vervallen ware Zo dra had ook Keizer Henrik geen bericht van Egberts wederfpannigheid bekomen, ot hy verklaarde hem vervallen van alle zyne Staaten, en wel bepaaldeïyk van zyne Frietche Graatfchappén. De Utrechtfche Bisfchop Koenraad , rr byzon- zelve niet met ftilzwygen voorby te moeten gaan, omdat zulks misfehieu voor eene volflagen afkeuring van hetzeilt zou gehouden worden, ^ wy tot nog .oe geene cenoefzaame reden voor vinden. Zo dacht er ook onze Friefche Historie SchryverFoeke Sjoerds over, als blykt uit zyne Jaarboeken II D. bl. =59 en 26ö.  van FRIESLAND. 305 byzonder wel ten Keizerlyken Hoveftaande, en reeds voorheen met het Graaffchap van Stavoren befchonken, werd thans ook met dat van Oostergo en Westergo begiftigd; zynde de Giftbrief getekend te Weimar in l uringen, op den zevenden van Sprokkelmaand des jaars duizend Beknopte Historie. io3<ï. 1 zesentachtig. (*) Keizer Henrik betuigt, .onder anderen, in dien Giftbrief: „ dat hy aan Mark„ graave Egbert de wederfpanmgheid, welke „ deeze met de overige Saxers tegen ncm gepleegd „ had,op zyne verootmoediginge,zo uit hoofde van deszelfs jaaren, als onderlinge bloedver„ wantfchap, genadiglyk had vergeeven; doch dat dezelve andermaal, zonder eenige wettige „ reden,en in weerwil van eed en pligt, tegen „ hem was opgeftaan, zoekende hem niet alleen van zyne waardigheid, maar zelfs ook van het „ leeven te berooven; alwaarom hy gemelden 9, Graaf van alle bezittingen vervallen verklaard „ hebbende, dezelve, gelyk ook zeker Graaf„ fchap van Friesland, met naame Oostergouwe „ en Westergouwe met alle deszelfs rechten en „ voordeden, ter behoudenisfe zyner ziele, en uit „ hoofde van getrouwen dienst.had gefchonken „ aan St. Martens Kerk van Utrecht, tot haaren „ Bisfchop hebbende zynen zeer geliefden Koen- De Bis. fch op heeft niet lang genot van deaze gifte. 5, raad". Deeze nieuwe uitbreiding van des Bisfchops gebied was echter voor hem van korten duur. Egbert, aan wiens vriendfehap de Keizer een' fterken fteun tegen zyne vyanden kon hebhen, wist, (*} Schot. Befchryving van Friesl in Quarto, bl. 73. Groot Charterb. van Friesl. I. D bl. 67. V  -jöö Tegenwoordige Staat V1CCIUU) i-^^w.» o—j maaken in eene Landltreek van welke hy oordeelde hem hec Graaflyk bewind, althans voor een gedeelte , onbetwistbaar toe te komen. De Keizer bragt hierop een aanzienlyk Leger by een, en . rukte daarmede, in de Lente van duizend negen en tachtig, in Turingen, alwaar de Markgraaf zyne voornaamtte goederen liggen had en toen zelf tegenwoordig was ; doch werd genoodzaakt dit gewest, met merkelyk verlies, te verhaten. 'Egbert had 'er echter luttel voordeels van , t dewyl hy kort daarna, door beitel van Aleid, Abtdis van Quedlinburg en Zuster des Keizers, verraaderlyk wierd omgebragt. Voor dat de Markgraaf dus aan zyn einde kwam, (f") Emmius fpreekt hier van Rer. Frif. L. VI. p. word: an. dermaal . met Friesland begiftïgd,en 't gedrag van Graave Egbert met zwarte kleuren afgemaald.  308 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. woester van 't Ryk en een vervolger van zyn' " eigen' regeerenden Heer , van zyne Ryks" goederen verfteeken, en buiten de grenzen des " Ryks behoorde verdreeven te worden. Dat " hy ( Keizer ), door dat rechtmaatig oordeel, deeze goederen verkreegen hebbende, van ' dezelve zeker Graaffchap in Friesland, het ^ welk Oostergouwe en Westergouwe gehee" ten wordt, aan St. Marten, en aan de Chris" ten Kerk van zynen naam te Utrecht, had " opgedraagen. Dat dezelve Egbert, over 'c " verlies van zo groot een Graaffchap bedroefd, ", en tot berouw gekomen, hem ( Keizer ) " had doen fmeeken, dat hem het voornoem", de Graaffchap. mogt worden wedergegee„ ven , onder deeze toezegginge , dat de " Keizer hem nooit trouwloos bevinden, maar " in tegendeel door hem de verftrooide Vor" ften des Ryks wederom tot eendragt brengen ", zoude. Dat hy (Keizer), hoopende dat dit alles waar zoude zyn , het voornoem" de Graaffchap, voorheen aan St. Marren'.ge* " fehonken, tegen den zin van Bisfchop Koen'' raad, aan Egbert had te rug gegeeven; doch " dat deeze-dra tot zyne oude trouwloosheid te " ru"- gekeerd, en daarom,' door de Ryksvor." ften, geoordeeld was van alle zynè goederen " vervallen te zyn. Dat hy (Keizer) daar mede " echter niet was voortgegaan, willende hem " liever 'tot zich wederbrengen dan van zich verwyderen. Doch dat Egbert de eene on- gerechtigheid op de andere ftapelendc, ja ^ tegen hem (Keizer ) het zwaard uitgetrokken , enhem met opgclroken Vaandels bevochten " • „ heb-  ww! FRIESLAND. 309 'e Beknop- [. TE HlSTO' 3 > f Het is een ongeluk voor Friesland dus ge» duurig van Heer te wisfelen. „ hebbende , ook den Bisfchop , en andere „ Geestclyken had vermoord; zo dat hy ein„ delyk verdiende, niet alleen van zyne goede„ ren, maar zelfs ook van zyn leeven beroofd ., te worden; al waarom hy (Keizer), hem al„ le zyne goederen ontneemcndc, zonder hoo„ pe van die ooit weder te krygcn, het meer„ gemelde Graaffchap aan St. Maften te Ut„ recht had te rug gegeeven, cn aan den Bisfchop „ en deszelfs opvolgeren, ecuwiglyk, overge,, leverd, zonder dat iemand van zyne Opvol„ geren, Koningen of Keizeren, of ookhy zelf „ de magt zou hebben, om hetzelve ooit aan „ de Utrechtfche Kerke te beneemen" (*). Hoe ongelukkig het ook voor Friesland wa-l re, dus geduuriglyk van Heer te wisfelen, en nu 0 aan den eenen, dan weder aan den anderen ge- p fchonken te worden, de Utrechtfche Kerkvoogd dl was ondertusfchen wel in zynen fchik, dat hy d' door deezen Giftbrief nu een onvervreemd- V£ baar recht op Friesland verworven had. De % daadelyke bezitneeming was 'er maar alleen van nooden; om deeze te bevorderen, kreegen eenige naastgelegen Markgraaven bevel van den Keizer , om dat Landfchap gewapenderhand voor den Bisfchop te bemagtigen. De bezettingen van Egbert en van' den Hollandfcheti" Graave, welke tot dus verre in Friesland lagen, werden hier door genoodzaakt het land te ruimen , (*) De Giftbrief zelf is te vinden in liet Groot Charterboek van Friesl. L D. bl 69. zo" in het oorfprongklyk Latyn als Nederduitsch, en ook by Foeke Sjoerds Fr. Jaarboeken. II. D. bl. 264. enz. V3  3io Tegenwoordige Staat Beknopte Hjito- RIE. Adel van kronenburg wordt des Bisfehops Stadhouder. De Kruisvaartenneemen een begin in deeze eeuw. men, en daarop nam de Utrechtfche Bisfchop bezit van de Friefche Graaffchappen, (lellende aldaar tot zynen Stadhouder of Leenman aan Adel van Fronenburg, die gehuwd was met Anna van Kamminga, de Dogter van eenen Kamminga, Heere van Ameland. Deeze Anna, eene zeer Godvruchtige Vrouw zynde, zou het Klooster Foswerd, in den jaare duizen dennegentig, van Ameland, in Friesland, onder het dorp Ferwerd, verplaatst hebben, om hetzelve te beter voor de aanvallen en roovcryen der Zeefchuimeren te beveiligen ; doch hier van nader in de befchryvinge van Ameland zelf. Dat eene bygeloovige Godsdienftigheid, welke zich met allerhande zedelyke ondeugden gemaklyk vereenigen laat , in deeze eeuw vry hoog gefteegen was, is reeds voorheen, door meer dan eenen trek, gebleeken; doch geen daarvan ftaat gelyk met die bujtenlpoorige drift, waarmede men zich, op het einde deezer eeuw, in Kruisvaart naar 't zogenoemde Heilige Land begaf. Al federt eenigen tyd hadden de Bedevaarten naar Palestina, als een zeer Godsdienftig werk , lustig in zwang gegaan; maar nu meende men ook Gode eenen dienst te zullen doen, zo men dat gewest uit de handen der ongeloovigen wist te rukken. Paus Gregoor de VII had al in het jaar duizend vierenzeventig een ontwerp gefmeed, om de Vorften van Europa tot het beoorloogen der Mahomctaanen, en het herwinnen van 't Heilige L,and te beweegen; niet zo zeer om dat hy eenigen prys op hetzel vé (lelde, als'wel om dat hy dit voor een zeker middel hield, om der Vorften magt te verzwakken, cn zyne  van FRIESLAND. 311 zyne heerfchappy te bevestigen en uit te breiden. Dan de tweefpalt in Kerk en Staat was oorzaak, dat 'er, ten zynen tyde, niets van kwam. Een zyner opvolgercn, met naame Urbaan de II, fioeg, in dezelfde beginfelen ftaande, ten jaare duizend vytennegentig, de hand met zo groot eenen yver aan dit werk,dat het Beknopte Historie. 1095. En krygen eenen ongelooflykgr ooten toeloop; waar on der ook veele Friefche Edelen zyn. ontweldigen. Door het eene en andere werd te wege gebragt, dat de voorgenomen Kruisvaart eenen ongelooilyken toeloop kreeg van menfehen van allerlei rang en ftaat. Edel en Onedel, Oud en Jong, Ryk en Arm, Manen Vrouw, alles begaf zich, onder geleide van gemelden Heremiet, op reize, zonder eenige foldy te genieten , na zich alvoorens een wit of rood kruis op de rechter fchouder te hebben laaten. hechten. Onder de menigvuldige Edelen deezer landen, welke deel aan dien Togt namen, telde men ook veele Frezen, onder welke Tjepke Forteman, Jarig Ludin. v 4 ga, nem gelukte vericheiden aanzienlyke Vorften tot eenen Kruistogt te beweegen. Zeker Kluizenaar, Petrus de Heremiet geheeten, die on langs van Jerufalem te rug gekomen was, doorliep Landen en Steden, om groot en klein tot de Kruisvaart te beweegen. De Bisfchoppen deeden ook, elk in zyn Sticht, volgens Paufelyk bevel, daartoe bun best. Robert, Graaf van Vlaanderen, en Zoon van Robert de Fries, ontving eenen brief van den Griekfchen Keizer Alexis Comnenes, waarin hy op eene bcweeglyke wyze vermaand werd, om toch den Christenen van 't Oosten te hulpe te komen, en den Ongeloovigen het Graf des Heeren te  Beknopte Historie, De gevolgen daar van zyn voor Friesland van groot belang. 31a Tegenwoordige Staat ga, Epo Hartman, Ige Galama, Fcike Botnia , Eelke en Sikke Liaukema, Obbe Hermana , Homme Homminga, Goffe Roorda, Sikko var Kamminga, Tjaïling van Ókkinga, en WatfeHerama, by naame gemeld worden (j). Niet onwaarfchynlyk dachten fommigen deezer Edelen, dat het wel gelukken van deezen togt hen aan ryke bezittingen in 't Oosten zoude heipen. Jammer was 't, datze op zulk eene onwisfe kans, ter bekominge van gereede penningen, tot dien togt volftrekt noodzaakelyk, veele van hunne Sloten en Landeryen moesten verkoopen of verpanden, en daarenboven Vrouwenen Kinderen, goederen, Vaderland en al wat hun lief was, vcrlaatèh, en zich gelyk {lellen met een hoop flegt en ondeugend Volk, dat zich op deeze wyze of voor de vervolging zyner fchuldeifcheren beveiligde, of alle zyne zonden op eens zocht uit te wisfehen, en zonder floot of flag ten Hemel in te treeden, zo 't niet met nog flegter oogmerken van rooven en fteelen zwanger ging. Hoe 't met zulke herhaalde Kruistogten beflagen zy, behoort niet tot ons beftek: men kan daaromtrent, ten overvloede , by anderen te rechte raaken. Wy meenden 'er niet ganfchelyk van te moeten zwygen, te meer om dat de gevolgen daarvan ook voor Friesland», in>,verfeheiden opzigten,'van groot belang geweest zyn. De onderlinge haat en wraakgierigheid, welke verfcheiden Friefche geflagten van het eerfte aan* zien verdeeld hield, en menigmaal moord en dood- flag (f) Winfem Kron.van Friesl. bl. itj en 128. U> Êmmius, Rer. Frif. Hist. L. VI. p. 258, & 2f$>.  van F R IESLAND. 313 fïag veroorzaikt had, bekoelde hierdoor merkelyk; „ en een Slaaf, (dus luiden de woorden van „ den Heere S. Styl ( ' ) welke ik met genoe„ gen de myne maak ) , die moeds genoeg ,, had om deel te neemen in deeze roemruch„ tige bukenlpocrighcden, bekwam terllondzy„ ne vryheid. Men kan denken, dat zeer wei,, nigen deeze gelegenheid verzuimden: en na ,, het vertrek van zo veele flaaven moesten vec„ le vrye lieden noodzaakelyk gebezigd'worden „ tot allerlei verrichtingen en dienften, welke 1 „ voormaals tot den allerlaagften ftaat behoord ,, hadden. Deeze dienften, nu vry geworden „ zynde, vereischten een billyk loon, en, in „ gevalle van verfchil, de uitfpraak van goede „ wetten. Dus kreeg het werkzaamfte deel des „ Volks fchooner kans om zich te beveiligen ,„ tegen de armoede, en allengs, het zy door , „ den landbouw, het zy door de oeffening van ,, huislyke kunften, het bezit van vaste goede„ ren tot zich te trekken. Heeft dit niet zeer ,„ veel uitgewerkt om de burgerlyke vryheid te ,„ bevorderen?" Heeft men dan in deeze zin* melooze onderneemingen eene der eerfte oorzan;ken te zoeken van den ondergang veeier Friefche Grooten, zy hebben teffens aanleiding gegeeven )om den burgerftand uit dien laagen ftaat te verihefïen, waarin dezelve al te lang had zitten zug>ten. Doch zo had een weezentlyk kwaad wel i:eens meer wat goeds ten gevolge. Markgraaf Egbert, op zulk eene wyze , als voorheen gemeld is, van kant zynde geraakt, had tot (*) Opkomst en Bloei der Vereen. Nederl. tweede Orok bl. 28. v5 Beknopte Histo. KIE.  314 Tegenwoordige Stout Beknopte Historie. Henrik, Hertog vanSaxen wordt door de Friezen verflagen. tot erfgenaam zyne eenige Zuster Geertruid,m vervolg van tyd getrouwd met Henrikden Vetten, Zoon van Otto, Hertog van Saxen. Henrik, door dit Huwelyk recht hebbende op alle de goederen van wylen zynen Schoonvader Egberc, was al dra bedacht op het herwinnen van Friesland,'t welk denzelven,zo hy dacht,ten onrechte benomen, en aan de Kerk van Utrecht gefchonken was. Met rredriK, uraave van uioenourg en aeszeus> aanftaanden Opvolger Eilmarus , trof hy alvorens een verbond, om zich' alzo een' open' weg in 't Land te baanen. Oldenburg was naamelyk de fleutcl van Oostfricsland, grenzende aan 't zelve door moerasfen en hcidvelden; ook was deszelfs Graaf zo verre van den Friezen, zynen nabuuren , een góed hart toe te draagen,dat hy gaarne zag, dat dezelve op nieuw onder de magt van Saxen kwamen. Eer de Friezen gereed waren, was de vyand reeds mëtderdaad over de moerasfen in 't land geraakt, en, brandende en roovende, tot by Norden gekomen. Doch hier hun Leger hebbende neêrgeflagen, werdenze eerlang door de Friezen, die midlerwyl met alle magt op de been geraakt waren, met zo veel beleid cn dapperheid aangetast, dat het meeste deel der Saxers verflagen wierd. Henrik de Vette fchoot 'er ook zelf het leeven by in, en Eilmarus redde het zyne door de vlugt ( * ). Door (*) Egg. Beninga in zyn Krou. bl. 98. van deezen Veldflag fpreekende, zegt, dat de nederlaag der Saxers inzonderheid daaraan is toe te fchryven, dat ijne ruyter moerte balven ziek niebt kunden bruken, daer over hebben obne de Freefen met vele andere Heeren de flacht afgetvunnen, und is daer zulvest (te weeten Henrik) met vele Heeren doot gebleven. Hier mede itemt overeen Schot. Friefch. Hist. bl. 80, 'er alleen byvoegende: ,,'t Is onzeker hoe 't met Fredrik afgeloopen zy". Zie ook Emnr.us Rer. Frif. Hist. p. 260 etg.  van FRIESLAND. 315 Door dcese nederlaag bleef de Vryheid van Costiries-land toenmaals bewaard, en de Friefche Graal Ichapncn van Oostergo en Westergo genootcn, een' geruimen tyd, eene aangenaame rust. Het gefchil tusfehen Galelges Galama en den Hollandfchcn Graave Floris den II, krenkte deeze rust wel eenigzins, doch had geenen openbaaren oorlog ten gevolge. Het geval droeg zich in deezer voegen toe, Omtrent deezen tyd had men tusfehen Stavoren, Enkhui' zen en Texel nog zeer vruchtbaare beemden en lustige bosfehadien, die in laater tyd dooi iterke inwateringen in dien zeeboezem veranderd zyn, welke hedendaags de Zuiderzee genaamd wordt, en misfehien vroeg of laat meer andere aangrenzende landen zal verflinden. Het bosch Kreil wordt gezegd een der voomaamlten van dien verdronken oord geweest te zyn, en toe^ b .moord te hebben aan het adelyk geflagt van Galama , waarvan meergemelde Gale Iges Galama, toen ter tyd, het voornaamfte hoofd was. Galama, dit bosch als het zyne aanmerkende, vermaakte zich daar menigmaal met de jagr.; doch dit mishaagde den Hollandfchen GraaV-1, misfehien waanende, dat deeze landftreek toe Westfriesland, en alzo tot zyn rechfsgebied behoorde. Dc Graaf maakte althans geene zwaarighcid, om op zekeren tyd den dienaaren van Galama, daar jaagende als hy er kwam, drie jagthonden, met al watze gevangen hadden , af te neemen. Dan Galama kreeg hier zo dra de weet niet van, of hy z wqc r die daad aan 's Graaven goed en bloed te zullen wreeken, al ware 't ook ten koste van zyn eigen leeven. De Graaf ging niet te min. voort met jaagen in 't ge* mplde Beknopte Histo. rie. 1106. De rust, hier na door Friesland genooten, wordt eenigzins geftoord, door 't voorgevallenetusfehen Galama en Graave Floris den it. De Graai laat eenige jagthonden van Galama wegneemen.  316* Tegenwoordige Staat B-knop- : TU HlSTO- , KIS. Galama eischt vergoeding van den Graave, en brengt hem eene wonde toe. iii2. melde bosch, en dus geviel 't al kort hier na, dat zy ekanderen ontmoetten. Galama verzuimde by deeze gelegenheid niet, den Graaf met bitfe woorden om vergoeding van fchade aan te fpreeken, dreigende, zo hem die geweigerd wierd, zich zeiven recht te zullen doen, door de wapenen, welke God en de Natuur hem gefchonken hadden. Graat Floris niet luttel gebelgd over zulk eene koenheid , gaf Galama te verdaan, dat hy meer eerbied en vooral geene dreigingen van hem verwacht had; doch deeze, daar door niet in 't minde vervaard, duwde hem toe: „ Zo waar„ lyk als ik een edele Vrye Fries (Ela Fria Fre„ fena) gebooren ben, zal ik het myne voor uwe „ overweldiging befchermen , of het zal my aan „ magt,maar niet aan wil ontbreeken", en met een zyn geweer ter fchede uittrekkende bragt hy daarmede den Graave eene wonde toe in den rechter arm. 's Graaven Edelluiden trokken, dit ziende, mede van leer, en befchermden hunnen Heer; doch zo, dat twee van hun, die zo fors eene daad van den Fries niet verwacht hadden, 'er het leeven by in fchooten; zynde dit in het jaar elfhonderd en twaalf, of eenige jaren laater gebeurd (f). Had (t) Op zulk eene wyze byna wordt dit geval verhaald door S. A. Gabbema,. in zyne befchryvinge der Nederl. Watervloeden , uirgegeeven door T. Gutberleth, bladz. 50 en 51, zonder te melden, dat Galama daar by van 't leeven beroofd zy. Okko van Scharl, en ook Winfemius, van dit geval fpreekende, zeggen, dat de twistende pariyen het gefchil gegeeven hebben op den Hertog van Braband; doch dat deeze kort daarna geftorven, en de twist onbeflist gebleeven is. Het  van FRIESLAND. 317 Had Keker Henrik de IV, gelyk wy voor-: heen zagen, de Utrechtfche Kerk befchonken1 met de Friefche Graaffchappen van Oostergo en Westergo j Keizer Henrik de V, na deezen zynen ongelukkigen vader, aan 't Keizerlyk bewind geraakt zynde, bevestigde dat gefchcnk by eenen Giftbrief, welke nog voorhanden is (* ) en in welken hy verklaart: „ dat, even gelyk zyn vader „ tot Het flilzwygen, door Schotanus omtrent dit voorval gehouden. doet my denken, dat het by hem op zyn best voor twyrTelacluig aangezien wierd. Veel gunltiger dacht 'er de Hr, Ccrifier ook niet over, toen hy in zyn Tableau de 1'Ilistoire Generale etc. Tom. I. p. 219, hiervan zeide : On raconie, car nous ne garantisfons par l'anecdote, aue Florent. etc Anderen, nog verder gaande, hebben niet gefch.oomd, het geheele verhaal te verwerpen, en wel op deezen grond, dat 'er nooit een bosch te Kreil geweest zou zyn, of dat men het althans maar voor een llietbosch te houden had: Dan deeze laatfien zyn, onzes oordeels, genoegzaam wederlegd door den Gel. Wagenaar in zyne Vaderl. Hist. II. D. bl 214, daar hy in eene noot aantoont, hoe weinig reden 'er zy om het beftaan van dat bosch te ontkennen, daar men blyk heeft, dat 'er in de vyftiende eeuw nog een groot bosch ten Noorden van Texel geweest is. Ondeftusfchen heeft de fclirandere Foeke Sjoerds met veel_befcheide»heid eenen dubbelen misflag in den Geleerden Wagenaar Opgemerkt, daar in begaande, dat, volgens zyn verhaal, Galama in die ontmoetinge met den Graave omgekomen, en daarenboven een Westfriesch Edelman geweest zou zyn, die den Graaf voor zynen Landheer erkennen moest. Zie Friefche Jaarb II. D. bl. 320. (*) Groot Charterb.vaiFriesl. I. D fel. ji. wordende aan *t hoofd van deezen Giftbrief gezegd, dat dezelve gegeeven is, tusfehen den jaare u 11 en 1116, en onder aan, dat Keizer Henrik de V regeerde van noó tot 1125, en Bisfchop Godebald van nn tot 1127. Beknopte Historie.Keizer Henrik de V. bevestigt het gefchenk, dat zyn Vader aan  Beknopte Historie. de UtrechtfcheKerk gedaan had Devriendfchapwordt herfteld tusfehen den Keizer en den Graave van Holland. 318 Tegenwoordige Staar, „ tot behoud van deszelfs ziele, en uit zon„ derlinge liefde voor den Utrechtfchen Bis>, fchop Koenraad, aan denzelven het Friefche „ Graaffchap gefchonken had, hy alzo dat ge„ fchenk vernieuwde en bevestigde, geevende „ dat aan zynen getrouwen Godebald,Bisfchop „ van gemelde Kerk , opdat hetzelve zo door „ hem als door zyne opvolgers vry en zonder „ tegenfpreeken bezeten mogt worden; zo dat „ niemand van de Koningen en Keizeren, zyne „ opvolgeren,of ook hy zelf, fchoonze wilden, „ dat der Utrechtfche Kerk zouden konnen benee„ men". Hoe weinig echter zulke iferke verzekeringen te beduiden hadden, wanneer 'c gebied in andere handen gekomen was, of het uitzigt op belang eenen anderen keer genomen had, zal uit de volgende gebeurtenisfe ten overvloede blyken. Graaf Floris overleeden zynde werd wel opgevolgd door zynen oudften zoon, Dirk den VI, doch deeze was te jong van jaaren, om vooreerst in eigen naam het gebied te aanvaarden; het kwam dus in handen van Petronelle, zyne Moeder, die eene volle Zuster was van Lotharius, thans Hertog van Saxen, die mee Keizer Henrik den V geduuriglyk over hoop gelegen hebbende,na deszelfs dood met deKeizerlyke waardigheid bekleed werd. Door deeze Iaatfte gebeurtenis veranderde de vyandfehap, die meer dan eene eeuw tusfehen de Keizers en Hollanders geduurd had, eensflags in de naauwfte vriendfehap, welke van zeer ongunftige gevolgen voor de Utrechtfche Bisfchoppen was. Hadden deeze zich naamelyk voorheen van de gunst der Keizeren mcesterlyk weeten te bedienen, om hun  tan FRIESLAND. hun wereldlyk gebied uic re breiden; Vrouw Petronelle toonde, nu haar de gelegenheid daartoe gebooren was, in die konst niet minder bedreeven ce zyn, en wist het by haarenBroeder, den Keizer, zo verre te brengen, dat deGraafichappen Oostergo en Westergo, weleer aan de Utrechtfche Kerk gefchonken, thans aan dezelve benomen, en aan het Graaffchap van Holland gehecht wierden, nadat zy zedert het jaar duizend negenentachtig , en alzo zevenendertig jaaren, aan den Bisfchopiyken ftoel van Utrecht hadden toebehoord. Deeze begiftiging gefchiedde in het jaar elfhonderd zesentwintig: de Giftbrief zelf is niet meer voorhanden, maar uit dien, waarby Keizer Koenraad de III, ten Jaare elfhonderd achtendertig, den Utrechtfchen Bisfchop Andreas met gemelde Graaffchappen befchonken heeft, blykt, dat dezelve , door Keizer Lotharius, der Utrechtfche Kerke benomen, en aan den Graaf van Holland gefchonken waren. Doch fommigen hebben aangemerkt, dat de Hollanders even weinig als de Utrechtfchen, door deeze Keizerlyke Giften, zyn bevoordeeld geworden (§). Midlerwyl was deeze verfchenking van Ooster- en Westergo aan den Graave van Holland i zo verre van den Friezen te behaogen, dat zy ! 'er zeer te onvreden over waren. In den twist, \ die, ten deezen tyde, tusfehen Graaf Dirk en zynen Broeder Floris den Zwarten ontftond, en welke op vry wat bloeds te liaan kwam, hadden de Friezen daarom bedektelyk de hand. Zelfs (§) U. Emmiiis Lib. VI, p. 169. . Beknof- m TE HlSTO' RIE. > - Utrecht j veriiest daarby " Oostergo • en Wes- • tergo, nu beide aan ' Holland ■ gefchon. ■ ken. 11 zo". De Friezen zyn hier over zeer te onvreden.  E-EKN01'. T". HlSTO RIE. Graaf Dirk neemt voor, eerst Friesland bewesten, en daarna beoosten 't Vlie aan zich te onderwerpen. 1132. gaó Tegenwoordige Staat Zelfs worde het voor waarfchynlyk gehouden, dat zy hunne landsluiden, aaii de ovsrzyde der Zuiderzee, tot eenen 'opHand tegen den Hollandfchen Graaf hebben aangezet, fchoon \ zeer wel zyn kan, dat de Bisfchop van Utrecht, te onvrede over de gift van Lotharius, 't vuur van oneenigheid tusfehen de twee Broeders bedektelyk hebbe aangeblaazan. Graaf Floris, althans, reeds van overlang hebbende zwanger gegaan met een voorneemen om zyne eigene grootheid te vestigen op de verninderde magt^ zyns broeders, zag gaarne dat de Westfriezen openlyk weigerden Graaf Dirk te huldigen. Deeze evenwel, niet gezind zynde om zo fchoon een gedeelte van zyn Graaflyk gebied te laaten vaaren, bragt al zyn Krygsvolk by één, met oogmerk om eerst de wederïpanhige Westfriezen tot reden te brengen , en daarna de Graaffchappen van Ooster- cn Westergo in bezit te gaan neemen. De Winter van het jaar elfhonderd tweeendertig was zo ftreng, dat het Ys fterk genoeg ware om een Leger te konnen draagen. Graaf Dirk bediende zich van deeze gelegenheid, en trok met zyne ganfche Heirkracht naar Westfriesland; daar men wel niet ongewapend , maar echter niet ftéfk' genoeg was, om den Graave, met gegronde hoop van overwinning?, het (pits te bicden. Daar werd nogthans eene kans gewaagd, doch met merklyk verlies van dé zyde der Westfriezen. Landwaards in te vlugten was dus het gereedfte middel ter behoudenisfe voor de overgebleevenen; doch hierdoor liet men de naaste Dorpen en Buurten bloot liggen voor de plondering der Hol-  van FRIESLAND. 3ai Hollanderen, die, na 't platbranden van het land, met eenen ryken buit niet alleen, maar ook met eene menigte gevangenen naar Allernaar te rugge keerden. De invallende dooi verhinderde den overwinnaar verder iets te onderneemen; en dus bleeven de Friezen van Oosteren Westergo ongemoeid; terwyl die van Westfriesland 's Graaven Broeder Floris voor hunnen Veldheer aannamen, en eerst tot ruste kwa^ mein toen, twee jaaren laater, de vrede door Keizer Lotharius, tusfehen de twee Broeders zyne Neeven, bemiddeld werd, op voorwaarde dat ieder van hun zou behouden het geen hy toen bezat. Onder de menigvuldige Kloosters, welke het bygeloof, ook in Friesland, had beginnen te ftichten , niet lang na dat het Christendom daar op eenen vasten voet gefteld was, heeft dat van St. Odulfus by Stavoren, in den jaare elfhonderd tweeendertig, eene wisfeling van inwooneren ondergaan , welke verdient,0 in 't kort gemeld te worden. Van zyne eerfte ftichtinge af was dit Klooster bewoond geweest door reguliere Kanonniken; doch deeze hadden het, door hunne wulpfche dartelheid, fchandelyke weelde en buitenfpoorige ongebondenheid, tot ergernis van alle welmeenenden , zodanig gemaakt, dat de Bisfchop van Utrecht, met naame Andreas, onder wiens Geestelyk Rechtsgebied het grootfte deel van Friesland ftond, noodig oordeelde, deeze ongeregelde Kloosterbroeders te doen verhuizen, en Benediktiner Monniken, uit het Klooster Oostbroek by Utrecht genomen, in derzelver plaats te ftellen X De Bkkwo** te HtSTO» rie. Het eerlïe doet hyj maar niet het Iaatfte, om dat de dooi her» verhirtiert. St. Odalft Klooster by Stavoren verkrygt andere inwooners.  32* Tegenwoordige Staat Beu nopte Historie» Inhoud van den Giftbrief van Bisfchop Att' dreas. De Giftbrief, waar by dit Klooster, met alle zyne Gerechtigheden en Voorrechten, aan den nieuwen Abt en Monniken gegeeven werd, was van den volgenden inhoud. „ In den naam der H. en onverdeelde Drie„ vuldigheid. Ik Andreas, door Gods genade " Bisfchop van Utrecht, doe kond aan allege" loovioen, zo tegenwoordige als toekomen" de, dat de burgers van Stavoren, door in" geevinge der Godlyke Bermhartigheid , de " Kerk van den H. Odulfus, die langen tyd '* onder de handen der Leekenwas geweest,en " eenige goederen deezer Kerke, die door on" ze Voorzaaten aan Leeken te leen gegeeven waren, door hunnen arbeid en ten koste van " hunne goederen, van alle magt der Leeken " ontllagen hebben: en dat zy deeze Kerk,dus " van de magt der Leeken ontheeven zynde, " en de goederen der Kerke, die de Leeken " bezeten hebben , ten dienfte van God, vry ' en ten eenemaal los gemaakt hebben. Daar- om is het, dat wy, aanmerkende hunnen " goeden wil, met raad en volgens het ver'* zoek van de Priors onzer Kerke, om aldaar 9\ den dienst van God voort te zetten, alle onze 9 o-erechtigheid en ons bezoekrecht, me; land 9\ en inkomfte, en al wat ons in gemelde Ker- ke toegekomen heeft, beftaande in grooteen kleine Tienden, in Rechtsbannen, Beemden, " Weiden, en zo wel bebouwde als onbebouw|' de Landeryen, aan gemelde Kerk van Stavo*, ren voor altoos overgegeeven hebben: Vor„ ders, dat wy, volgens den wille en op het , verzoek der gemelde burgeren, een'Abt mee „ Mon-  van FRIESLAND. 323 „ Monniken in dezelfde Kerke Hellen en inwy„ den, en alle de goederen, der voornoemde „ Kerke toebehoorende, door onze afkondigin„ ge, aan dezelve Kerk toegeweezen en bevestigd „ hebben. Doch wy hebben denzelven Abc » opgelegd, dat hy onzen Rentemeester, als ., die naar Friesland zal gaan, jaarlyks twee „ ponden Scavorfche Munt zal moeten betaa„ len ; een pond als hy derwaards gaat, en „ een pond als hy naar huis'keert. „ Nog hebben wy geordonneerd, dat dege„ melde Kerk vry weezen, en van geenenandea, ren Abt afhangklyk zyn zal; dat, als de Abt •„ dier Kerke zal geftorven zyn, de Broeders, „ vryelyk en met eene regelmaatige verkie„ zinge, iemand, wienze begeeren, zullen ver„ kiezen, en dienze dus verkooren hebben, •„ aan den Bisfchop zullen voordellen, om on„ derzocht en gewyd te worden. ,, Daarenboven ordonneeren wy, en geeven „ 'taan de voornoemde Kerk tot een voorrecht, „ dat de voorgemelde Abt, gelyk by fommige „ Kerken gebruikelyk is, te vreden zal zyn met „ zyne eigene perfoonen , die hy binnen 't „ Klooster heeft, en aan niemand iets van 't „ Kloostergoed of van de dingen der Kerke te 'sa leen zal geeven; en dat hy dus vry zal bly„ ven van alle verpachtinge. En op dat al „ het bovenllaande behendig en krachtig moge „ blyven, hebben wy bevolen deezen brief „ deswegens te befchry ven, en 'er ons ze^el „ op te drukken, Gegeeven te Utrecht, op „ Pinkfterdag, in 't jaar van's Heeren mensch„ wordinge MCXXXII, in de tiende Indictie, x a „ in Beknc*. TE Hif TO* rie.  Bekkop « Historie. » 3»4 Tegenwoordige Staat „ in 't vierdejaar van ons Bisdom, ten over„ traan van geloofwaardige getuigen; zo Klerken en vrye Perfoonen, als Dienstluiden. ( ) ' L De Klerken zyn: Hardbert, Domproost; Lut„ bert, Domdeken; Herman, Proost van Se. Bo,, nifacius (Kerk); Luzo, Proost van St-Pie, ters ( Kerk); Wybrand, Abt van St. Paulus ( Klooster); Ludolf,Abt van St.Laurensin den Broek; Wichard, Deken van Se.Bomla" cius(Kerk); Lutbert, Deken van St. Hetere " (Kerk) ; Arnold, Deken van St. Mam» (Kerk). De vrye perfoonen zyn: Godetrid 'j van Maffen en zyn zoon Herman; Gizelbert yart ' Kalnech; en deeze van Stavoren: Aldeger, Rich„ pert, Gerbrand, Pajo , Wif hard, Reinier. De , Dienstluiden zyn: Arnold de Kastelein ; „ Alfero de Schout; Albero, Gizelberts zoon;, „ Hugo van Vechten; Lutbert, deMaarfchalk; ' , Wicher, de Spysdraager. „ De Kapellen, tot de Kerk van St. Odulfus te „ Stavoren behoorende, zyn Laxnum (i), „ fVardelte ( a ), Kannewald (3 ), Htndele,,pum(4), Gersmere(5 ), Zantfoerde (6), „ Led- (*) Men verfta hier door geene gemeene dienaars, maar segoede en braave Edelluiden, die eenen Leenheer hadden, en hem, uit hoofde van 't eene of andere Leengoed, zekere dienften fchuldig waren: Oudheden en GefiicUen van Friesl. II ö. W 27. (1) Eene Buurt onder Scharl, in Hemelumer Oldevaart, hedendaags Laaxum genaamd. (2) Warns, een Dorp in dezelfde Grieteny. (3) Korniverd, een Dorp in Wonzeradeel. f4) Hindeloopen, eene Stad in Westergo. (Sj Gaasmeer, een Dorp in Wymbritferadeel. ( Ipekeldekerke (10) , q n ), „ Ferlerette ( 12) , O^r/^ (13), A^»rtf „ (14 ), #«tó»r ( 15 )» Sillehem (16), „ ra? Tg HlSTO rie» Keizer Lotharius maakt groote verande ring in de Rechts • pleegingen. s: niet weg, welke te diep geworteld zat, om " naar uicerlyke verzoening te luisteren. Midlerwyl fchynt 'er , door toedoen van Keizer Lotharius , eene merkelyke verandering in 't Huk der Rechtspleegingen voorgevallen te zyn , daar in beftaande, dat het zogenoemde Keizerlyke recht in Italië, Duitsch-. land en andere landen wierd ingevoerd, in plaats van dat byzondere eigen recht en gewoonten , welke althans door de meeste Duitfche volkeren, en ook door de Friezen plagten gevolgd te worden. Zeer waarfchynlyk derhal ven is het, dat toen, of niet lang na dien tyd, de Keizerlyke Wetten in Friesland zyn ingevoerd, en benevens de oude Landwetten en gewoonten in gebruik geraakt. Die van Westergo gaven', in gevolge hier van, ten jaare dertienhonderd vierenzeventig, aan de Stad Franeker de magt, om alle zaaken en misdaaden, binnen de Stad en derzelver vryheid voorvallende, te mogen rechten naar het Keizerlyk recht, naar het gewoone of Landrecht en naar de aloude herkomens, zeden en gewoonten (f)* N* (|) Zie 't Groot Chartert» van Friesl. hl. 239. Men drukt zich in den Openbrief, onder anderen, dus uit: Riocht ende Reed der (reden ende deelen fan Westergo , foergaderet to Bolswert —< p> betioget mit disfe epene breue, dat wyt habbet begrypen, ende confenteret, ende joun, ende befellen dat Fraenkera Sted, jef Buren, fchellet riochta wr hals ende wr haed, ende wr alle faeken ende misdeda, deer to Fraenker fchaed, in hiarre fryhejd, jef deer befattet, jef be. jrrypet wirdet ney riochta Keyfers, riocht ende Larsdriochc, ende ney fyd ende plyga der fyf Delen* mz.  van FRIESLAND. 333 Na den dood van Lotharius, voorgevallen in den jaare elfhonderd achtendertig, werd Koenraad de III tot de Keizerlyke waardigheid verheven, meer ten voordeele van den Utrechtfchen Bisfchop dan van den Hollandfchen Graave : want niet zo dra had hy den Rykstroon beklommen, of Andreas van Kuik, toen Bisfchop van Utrecht, begaf zich naar Keulen tot den Keizer, en verzocht van hem de herltelling der Friefche Graaffchappen Oostergo en Westergo , ten behoeve van zyne Kerk , welke daarvan, door Keizer Lotharius, onrechtvaardiglyk was beroofd geworden. De nieuwe Keizer den yver, door Bisfchop Andreas, beneffens anderen , in zyne verkiezinge beweezen, niet onbeloond willende laaten, ftond hem zvn verzoek gereedelyk toe, en gaf de gemelde Graaffchappen van Friesland op nieuw aan den Bisfchoplyken ltoel van Utrecht. De Giftbrief, die te Keulen op den negen-1 den van Grasmaand des jaar* elfhonderd achten, t dertig moet vertekend zyn (§), is van deezen * inhoud. t „ In den naam der Heilige en ondeelbaare1 ,, drievuldigheid, Koenraad III door Gods ge„ nade Koning der Romeinen. Wy weeten en ge- , CS] Dfereze dagtekening vindt men by Wagenaar Vaderl. Hist. II D. bl. z36, daar hy zich ? eene' noot beroept op de Diplom. Conradi III, api,d Hedam p. 157. Hiervoor is ook de Gel. Uitgeever van 't' Groot Charterboek van Friesland, I. D bl 7?%, en irt navolginge daarvan Foelte Sjoerds, Fr. TtarV U. U. hl, 354. l Beknop.' teHisto» rie. "38. Keizer Koenraad de III, geeft de Friefche Graaffchappenop nieuw aan den Utrechtfchen Bisfchop. De Giftbrief is vertekend te Keulen.  334 Tegenwoordige Staat Eeknop- "RIE. „ gelooven vastelyk, dat God, die ryk is in bermhartigheid, en door wien de Koningen „ regeeren, daaromme in het leeven van deeze vreeindelirwfrlinn pn «w«r D <,^^». „ vreemdehngfchap en eeuw zyne Regeerders „ heeft aangebeld, op datze zich zei ven en an„ deren wel regeerende, hierna met hem mo„ gen regeeren in het hemelfche Vaderland; „ 't geen wy hoopen'ons naar rechtvaardigheid „ en bermhartigheid te zullen gebeuren, zowy „ met alle onze magt een iegelyk by zyn goed „ recht handhaaven. Derhalven, op die zelfde „ rechtvaardigheid, ter liefde van God, ge?, trouwelyk lettende, willen wy allen getrouwen van Christus en den onzen, het zy te„ genwoordigen of toekomenden, hebben kond „ gedaan , dat wy zeker Graaffchap van „ Friesland met naame Oostergouwe, aan de „ Utrechtfche Kerke van den H. Marten , op „ vermaaninge en verzoek van denEerwaardigen „ en onzen Getrouwen Andreas, Bisfchop dier „ Kerke, rechtvaardiglyk, hebben wedergege„ ven zynde ons gebleeken, dat hetzelve dier „ Kerke onrechwaardiglyk benomen was. In„ derdaad Keizer Henrik de III (f) , had „ gemelde Graafichap aan de Kerk van Utrecht „ gefchonken, zo ter behoudtnisfe zyner eige„ ne ziele, als uit liefde tot en ten behoeve „ van den Ëerwaardigen man, zynen getrou„ wen Koenraad , Bisfchop dier Kerke. Wel„ ke gifte zyn Zoon Henrik,* de V Koning, „ maar • ft) Het volgende toont genoegzaam aan dat deeze Keizer Henrik niet was de IV, gelyk in het Diploma ftaat, maar de III, van dien naam.  van FRIESLAND. 335 '„ maar de IV Keizer van dien naam, heeft ver nieuwd, en door zyne Keizerlyke magt en gezag „ bevestigd. Nu derhal ven, daar deeze Kerk „ onder onzen voorzaat, Keizer Lotharius, „ federt eenigen tyd , haare gerechtigheid aan' „ voorgemelde Graaffchap heeft moeten derven, „ willen wy niet, dat zy van dit haar recht langer „ verfteeken blyve, maar geeven hetzelve Graaf„ fchap wederom aan gemelde Kerk, volgens ,, de vermaaninge van onze Getrouwen, en „ het geene wy in de Voorrechten der Kerke „ bevonden hebben waarachtig te weezen. Op „ dat derhalven de oude giften, en het gezag van deeze onze wedergeevinge, in de volgen„ de tyden, ongefchonden en onveranderd be„ waard mogen worden, hebben wy dit gefchrifc „ doen vervaardigen, verzegelen en dooronderj, ftaande getuigen vertekenen, enz. (*Y' T7 l i'. 7 i . > ' »- Beknop0- te Hbt«« Voor dat dit gebeurde verhuisden eenige Friezen met hunne huisgezinnen naar de Elve, zynde daartoe, nevens veele andere inwooners deezer landen, uitgenoodigd door Adolf .Graave van Holftein, die eenige landftreeken, waaruit de Obodriten, eene foort van Sclaaven, verdreeven waren, dus op nieuw zocht te bevolken. De zogenoemde Susler Landftreeke werd, by (*) Schot. Befchr. van Friesland , in Quarto bl. 8i en 82. Groot Charterb. van Friesl. I. D: bl! 73 > 74- In deezen Giftbrief wordt maar alleen van Oostergo gefproken , en echter heeft men ook aan Westergo te denken, wyl de Utrechtfche Schryvers, van deeze zaaken handelende, van Oostergo en Westergo beide fpreeken. 't Biykc ook uit eene volgende bulle van 1145. Verfcheiden Friefche huifgezinnenbegeevert zich met der woon naar de Elve. 1140.  Beknopte Historie. Honderd van dezelve wvzen den aanval van drieduizendSclaaven aft 336 Tegenwoordige Staat by deeze gelegenheid, den Friezen ter bewöoninge afgedaan. Doch deObodriten, die door Henrik de Leeuw, Hertog van Saxen, en Albrecht de Beer, Markgraaf van Brandenburg, overwonnen en Verdreeven waren, rekenden niet, dat zy hierdoor hun rmtuurlyk recht op deeze verhaten ftreeken verloorert hadden; zy verzuimden derhalven ook niet, zo ras de kans hun daartoe gunftig fcheen, eenen togt derwaards te önderneemen, om de bewooners der verlaaten landen te ontrusten, en ware het mogelyk te verdry ven. Te Susle, een ftedeke of fchans in dien oord , zou daarby iets gebeurd zyn, dat wy om zyne byzonderheid kortelyk zullen mede deelen. Van vierhonderd Friezen , die dit ftedeke bewoonden, waren driehonderd» op geen onraad ter wereld bedacht, naar Friesland te rugge gereisd, om daar hunne zaaken te verrichten, en dan weder derwaards te keeren. Midlerwyl werden de overigen, nu maar omtrent honderd fterk , door wel drie duizend Sclaaven overvallen; doch zy booden hun zulk' eenen dapperen tegenftand, dat dezelve met bebloede koppen te rugge moesten deinzen. De befpringers, niets minder dan dat verwacht hebbende , en raazende van fpyt, datze döor zulk een hand vol volks waren afgeweezen, draalden niet lang den aanval met verdubbelde woede te hervatten; doch ook deeze viel niet naar hunne verwachting uit; hebbende de Friezen hen met de uiterfte kloekmoedigheid eenen ganfehendag opgehouden, en daardoor zodanig afgemat, dat zy ten tweeden maale met fchande te rugge weeken. De vyanden, ziende dat onze Land- zaaten  van Friesland. 33/ zaaten niet door geweld te overwinnen waren, zochten hert dooi- mooie woorden en belofteri van lyfsgenade tot de overgave te beweegen, oinzc, naar der Wilden ontrouwe manier, vervolgens in koelen moede te Vermoorden. Eenigen der belegerden, niet denkende dat hun zo wreed een lot befchooren ware, toonden zich geneigd om de plaats by verdrag over te geeven; öok poogden zy 'er de overigen toe te beweegen, en zouden waarfchynlyk in hun voorneemen gedaagd hebben, zo niet zeker Priester, met naame Gerlakus, verder dan de menigte gezien, cn kloekmoedigheids genoeg bezeten had, om zyne medegenooren over hunne 'lafhartigheid te bcllraffen , en hun riet deeze mannelyke reden weder moed in te fpreeken : „ Mannen wat gaat u aan?wat hebt gy voor? „ gelooft gy dat gy door overgave uw leeven „ zult behouden, of dat de Wilden en Barbaar„ fche Onchristenert Hun woord zullen houden ? „ Myne goede fnedepatriotten, gy dwaalt! Dit „ is een zótte waan. Weet gy niet, dat onder „ alle Natiën , die zich ticrwaards begceven „ hebben, wy Friezen de baatelyklte zyn by „ deeze Sclaaven? Wy zyn ten eenemaal fh'n- kende ifi hunne neuzen. Waarom werpt gy ., dan uwe zieien weg, met u zeiven ter dood „ te haasten? Ik bezweer U by God , den „ Schepper van 't Geheclal, by wien het niet „ zwaar is, door weinigen te helpen, dat gy „ nog een weinig uwe krachten beproeft, en uwe handen tegen dén Vy'and te Weer fielt: j,, want zo lang wy met dit bolwerk bellooten blyven, zyn wy onze handen en wapenen Y „ mag*. Beknopte Hisraf« RIE. Ook wor» lenze ^oor hunïe mooie woorden liet verfchalkt. Hebbende seker Priester, h=n daas :egen ge-* waaric huwde-  338 Tegenwoordige Staat BekNop- TE HlSTOrib. ' 5 ', » 3 I En door . zyn eigen'. voorbeeld' aangemoedigd. ' De voorheen ge«Uane ver- * ■*• „ magtig, en in hoope van leeven; maar eens n ontwapend zynde, fchiet 'er voor ons niets „ anders over, dan als hec itommevee geflacht }, te worden. Neemt dan uwe zwaarden we„ der op, die de vyandenvanu eifchen, keert„ ze in hunne ingewanden om, tot wraake van , uw bloed. Laat hen uwe dapperheid proe}, ven, en deeze uzelven eene bloedige over„ winning bezorgen". By deeze mannelyke aanfpraak liet het de Priester geenszins blyven; zo wel handen hebbende om te vechten, als eene tonge om te fpreeken , ging hy zynen Spitsbroederen kloekmoediglyk voor, en (lelde zich, alleenlyk van één man vergezclfchapt, voor de poort, daar hy geheele benden te rugge dreef, en veele Sclaaven met eigen hand ter aarde ftiet. Eindelyk zyn eene oog verlooren, en een Heek in 't onderlyf ontvangen hebbende , zou hy, naar men verhaalt, nog den moed niet hebben laaten zinken, maar met zulk eene ongelooflyke kracht op den vyand zyn aangevallen , dat deeze ten langen leste de' hoop van de plaats te overweldigen opgaf, en aftrok , laatende de eer der overwinninge aan Gerlakuset aan eenige weinigen zyner helperen. ( * ) Zagen wy voorheen, dat Keizer Koenraad de III de Utrechtfche Kerk met de Graaffchap- ^ ^ ».- * ' pen (_*) Schót. Frjefche. Hist. bl. 92. Wiens verhaal wy hier byna wöordelyk hebben gevolgd. Dat van %Egg. Beninga in zyne Kron. van Oostfr. bl. 99. ftemt hier mede in het zaakelyke overeenv De Redevoering van Gerlakus is by hem wat koster, en loopt ten einde met deeze woorden: „ derhalven keeret juvye fchwet„ den nan juw vianden".  van FRIESLAND. 339 pen van Ooster- en Westergo befchonk, het was op den achttienden van Wynmaand des jaars elfhonderd vyfenveertig, dat hy de gemelde verfchenking nader bevestigde by eenen Giftbrief, welke van deezen inhoud is: „ In den naam der H. en onverdeelde Drie„ vuldigheid Koenraadde III, door Gods Ge„ nade Koning der Romeinen. Wy twyffelen „ niet of het zal ter bevestiginge van den luider „ onzes Koningkryks, en inzonderheid ter be„ houdenisfe van onze Ziele (trekken, zo wy „ Gods Kerken uitbreiden, en derzelver rech„ ten door ons Koningklyk gezag, innavolgin„ ge van het voorbeeld der Godvruchtige Ko„ ningen en Keizeren, onzevoorzaaten, beves„ tigen. Om dies wille zy allen, zo tegen- woordigen als toekomenden, getrouwen on„ derdaanen van Christus en van ons Koningk- ryk bekend, dat zich by ons, daar wy ons „ by Utrecht ophielden , en over den Vrede en den Staat des Ryks handelden, heeft ver„ voegd onze getrouwe Herbert , Eerwaar„ dig Bisfchop dier plaatfe; en aan ons ver- toond de (lukken en bewyzen der Voorrech., ten, van de Keizers, Henrik den III, onzen „ Grootvader, en Henrik den IV, onzen Moe„ deroom, behelzende, hoe meergemelde Kei» zers het Graaffchap van Uostergouwe en „ Westergouwe, met alle deszelfs aanhangk„ lykheden, hebben opgedraagen aan St. Mar„ tens Kerke te Utrecht. Dezelve Eerwaardi„ ge Bisfchop, geüerkt met de Geestelykheid „ en verdere leden dier Kerke, heeft derhal„ ven van onze K. Majefteit verzocht, dat het Y 2 S5 ons Beknopte Histo» rie. fcheHking van Friesland , wordt nader be* vestigd. "45-  94° Tegenwoordige Staat Beknop> te Historie. „ ons gelieven mogte, volgens den inhoud der' „ voorrechten, en der Keizerlyke verfchenkin5, ge , het gemelde Graaffchap aaö hem en „ zyne Kerke door eene onvcrbreekbaare wet „ te bevestigen. En dewyl de Koningklyke; goedgunftigheïd, in berooninge van recht,, vaardigheid, aan niemand moet ontbreeken,„ en wy niet gewoon zyn iets diergelyks zon- der eene geregelde rechtsoeffeninge te doen, „ zo hebben wy, na het doorle .-zen der Vbor„ rechten, Graave Henrik van Gelre naar zyn „ gevoelen gevraagd, wat ons in deeze zaak, „ naar het oordeel der Vorften, te doen don j; „ doch hy, ons den raad zo der Vorften als „ van veele andere Edelen hebbende medege„ deeld, was van oordeel, dat wy de oude! handvesten volgens recht konden en moesten j, vernieuwen, en de voorgaande Keizerlyke „ verfchenkingen door ons gezag fterk en en „ bevestigen. Wy derhal ven ook het voorge„ melde Graaffchap van Oostergouwe en Wes„ tergouwe, 't welk blykt, door meergemelde „ Keizers, aan den H. Manen en de Kerk vart „ Utrecht overgegceven en toegedaan te zyn, „ ingevolge de uitfpraake des Gerechts, de „ tusfchenkomfte der Koninginne Geertruid, „ onze zeer geliefde Gemaalinne, en het ver„ zoek van onzen zeer getrouwen Herbert, „ Eerwaardigen Bisfchop dier plaatfe, en van „ andere onze getrouwe onderdaanen, aan den „ H. Marten en de Kerk van Utrecht, ter al- toosduurende bezittinge, opdraagende, by „ handvest van dit tegenwoordige gefchrift , „ bevestigen hetzelve in de ;hoope van eene „ toe-  van FRIESLAND. 341 ^ toekomende vergeldmge. En op dat niemand der ftervelingen , zo nu als in het toekomen„ de, vermogen of gelegenheid van tegenfpraak Beksto*- TE HISTORIE. „ in deezen moge krygen.zo willen wy,door 3, dit ons Koningklyk bevelfchrift, alle hairs, klooveryen en uitviugten, welke hier tegen „ op eenigerhande wyze gemaakt zouden kon„ nen worden, hebben afgefneeden, beveelende, dat nooit iemand, hy zy groot of klein, „ dit Keizerlyke Gefchenk, en onze bevesti. „ ginge daarvan, op eenigerlei wyze trachte te ,, verydelen. Maar de Utrechtfche Kerk zal „ het meergemelde Graaffchap, met alle zyne „ toebehoorens , vervolgens door alle tyden ,, heen, vryelyken zonder iemands tegenfpraak „ bezitten. Zo evenwel, dat God verhoede! ,, iemand het bevelfchrift van deeze onze be„ vestiginge zocht te verydelen, die zal betaa„ len duizend ponden louter Gouds, tebekee„ ren de eene helft aan onze Schatkist, en de „ andere aan 'de meergemelde Kerk van Ut„ recht" fj). Deeze Giftbrief, welke zo door den Keizer zeiven als door eene groote menigte getuigen, van het eerfte aanzien in kerk en ftaat, ondertekend is, verfchilt daarin van 's Keizers voorgaanden Giftbrief, dat er uitdrukkelyke melding in gemaakt wordt van Oostergouwe en Westergouwe beide, en wel op zulk eene wyze,. dat men reden hebbe om te denken, dat in dien voorts ) Schot. Befchryv. van Friesl. in Quarro, bl. 83, 84, 85, 86 en 87. Groot Charterb. van Friesl. I. E\ Y 3  Bjernop- *E HfSTO$.12. 34* Tegenwoordige Staat voorgemelden Giftbrief , VVestergo, fchoon niet uitgedrukt, onder . Oostergo begreepen was ; gelyk ook , dat het Graaffchao van Stavoren , beneffens dat van Islegouwe , in deezen Giftbrief onder Westergo begreepen is, dewyl 'er in gefproken wordt van de aanhangklykheden en toebehoorens deézes Graaffchaps. Dus werd Friesland heen en weder gefchonken, niet zonder frnertelyk gevoel van veelerlei rampen , aan zuke geduurige wisfellngen van Opperheeren onaficheidbanr verknocht. Dezelve zouden echter onvergelykelyk grooter nadeelen voor Friesland hebben te wege gebragt, zo dergelyke papieren bullen door "keizerlyke wapenen waren onderfteundgeweest. Somwylen hadden de Friezen wel eenige aanvechtingen van de zyde der Graaven of der Bisfchoppen tegen teftaan, doch deeze werden van geen van beide kanten met genoegzaame krachten uit. gevoerd , om de onvenfaagde en ftrydbaare Friezen geheel onder 'tjuk te brengen „Want j, de Friezen, ( dus drukt 'er zich de Geleer„ de U. Emmius over uit) fteunende op het „ recht der vryheid, datze van hunne voor, vaderen ontvangen hadden, en 't welk door „ Giftbrieven van voorgaande Keizeren dikwyls »» bevestigd was, rekenden zulke brieven niet : »' ook lietenze zich, door geene ondeugende »> gerechtshandelingen, met pen en papier die »» dingen ontrukken, welke eertyds door de s, hunnen, ten koste van veel bloeds, gekocht „ en behouden waren. En dus is noch de »» Graaf van Holland, noch de Bisfchop van „ Ut-  van FRIESLAND. 343 sj Utrecht, noch iemand hunner nakomelin^ „ gen, uit kracht van deeze brieven, ooit in », het bezit van Ooster- of Westergo geraakt" (f). Zelfs willen fommigen, dat onder] alle deeze wislèlende tooneelen de Friezen hunne volle vryheid verkreegen hebben , zich los~ maakende zowel van den eenen als anderen, en tot hunnen Poteftaat verkiezende Sake Reinalda, een' man wegens zyne dapperheid en kloekmoedigheid grootelyks beroemd (*) De nieuwe en grootelyks vermaarde Kruisvaart, welke ten deezen tyde, met eenen godsdienftigen, zo 't heet, doch inderdaad onzinnigenyver, naar't H. Land ondernomen werd, behoeft ons niet op te houden, om dat ons niet gebleeken is,hoe veel deel de Friezen daaraan gehad hebben; doch daar is een andere naar Spanje voorgevallen, om de Saracenen in dien oord te bévechten en van daar te verdry ven, waarin de Friezen, Keulenaars en andere omtrent den Ryn en Wezer woonende volkeren, een voornaame rol fpeelden; het voornaamlte evenwel, dat hier door werd uitgerecht, was de belegering en verovering van Lisfabon; welke ftad tot daaraan toe door ongeloovigen bewoond was geworden. Van denlandkant gefchiedde de belegering door den Koning van Gallicië zeiven, en van den zeekant door gemelde volkeren. De belegering was hardnekkig en langduurig. Eindelyk moest de Stad voor het geweld bukken, en wierd aan den Koning overgeleverd, terwyl de Kruisvaarders (f) Rer. Frif. Hist. L. VI. p. 269. (*) Schot. Friefche Hist. bl. 90. Y 4 Bkknop» te Historie. De Friei zen helpen Lis(a« bon veroveren.  344 Tegenwoordige Staat ■ ders den buit, die 'er binnen gevonden wierdi }" tot belooning van hunne moeite en gevaaren kreeT gen, zonder dat met deeze onderneemiag iets anders van belang wierd uitgevoerd. > Even weinig werd 'er uitgevoerd door een Leger van Gekruiste fqldaaten, dat uit Westfalingers, Saxers en Friezen van omtrent de Weü'zqr en Elve bellond, en, onder het geleide van de Bisfehoppen van Saxen en eenige Daicfche l" Vorften, was opgetrokken, om de heidenfehe Sclaaven, omtrent de Oostzee woonende , te.beoorloogen: want na dat me i de S .Laven had doen ÜEJttJOPXE HlSTO KIE, Ook heb benze deel aan 't beoorloogen de Heidenfehe Sclaa "ven omtrent ;de De pooging van Hendrik de Leenw wordt ook verydeld. 1155. iiiLu, uui-N uc Lucicg, uue wysieiyK ook ondernomen., mislukte om dezelfde reden. De Friezen.naamelyk, ontdekt hebbende, wat hun naakende ware, maakten zich zo by tyds meester van alle posten, dat hy zyne Ruitery even weinig als zyn Qvergrootvadcrgebruikcnkon;en dit bragt te wege, dat hy zo wel als die de ner derlaag kreeg, fchoon met behoud zyns leevens. Had, ontuagen reiienaen. Hendrik de Leeuw, Hertog van Saxen en Beieren, Achterkleinzoon van Hendrik den Dikken , die door de Oostfriezen, omtrent Norden, verflagen was, kwam, ten jaare elfnonderd vyf* euvyftig , met een aanzienlyk Leger, om wraak oyer den dood van zynen O vergroot vader te nee* belooven,dat zy zich zouden laaten .doopen, en de gevangen Deenen in vryheid fteljen, keerde men weder naar huis, zonder zich over 't al of niet volbrengen der gedaane belofte verder te bekommeren. Die weet, hoe noode afgeperste beloften volbragc worden, zal ligtelyk begrypen, dat deeze Sclaaven, na 't vertrek hunner vyanden , zich van alle verpligtinge daartoe  van FRIESLAND. 345 Had men hier te lande reeds voorheen zyne BekwopGodsdiendigheid aan den dag gelegd, door hetTE HlsT°itichcen van Kerken cn Kloosters; men ging ^ daarmede , ten deezen tyde , dapper voort. niecrn £|aa ■ Zelfs wierd 'er meer dan eene oude Kerk onder lande yve. voet gefmeeten, en eene nieuwe in derzelver riS voort plaats gedicht, zo om daar door eere in te ft"^1" leggen, als om 't recht van Patroonfchap, of Van Kerbegeevmg der Kerkelyke beneficiën , dat daarvan ken en afhangklyk was, voor zich en zyn geflagt te Kloosters, verkrygen. Ménig Klooster in Friesland is zy. ne eerde dichting insgelyks aan deeze eeuw verfchuidigd, hoewel men ten aanzien van veele , by gebrek van noodige berichten, niets met zekerheid weet te melden. Het Klooster Ludingakerk, ten Oosten van Het Almenum gelegen , heeft zynen naam gekreegen Klooster van het Oude Adelyke geflagt der Ludinga's, ^T^nsa' die voor de grondheeren en eerde Stichters WOrdt gevan dit gebouvy gehouden worden. Hetzelve lucht, werd allereerst gedicht in den jaare'elfhonderd 1157. zevenenvyftig, of wat laater, en voltooid zyn• de, door Reguliere Kanonniken bevolkt; heb- 1 bende Godefrid van Reenen, toenmaals Bisfchop f van Utrecht, ten verzoeke van Eilwerd Ludiri- ga en eenige anderen uit dit gcflagte, ten jaare ijielfhonderd achtenzestig, over de Broederalfchap, eenen Oyerde aangedeld, by den voli [genden Openbrief. „ m den naam der H. en onverdeelde ue ms„ Drievuldigheid. Godefrid, door Gods ^g^™ „ nade, gering bedienaer der Kerke van Üt- geeft tta,,r „ recht. Het zy ajlen Geloovigen, zo tegen- aan eene» woordigen als toekomenden , bekend , dat wertte. Y 5 ' Broe-  Beknopte Histo- bie, 346 Tegenwoordigs Staat „ Broeder Eilwerd van Ludinga Kerk , met „ eenigen van het Geflagte der Ludinga 's, van •9 ons verzocht heefc, dat wy hem en zynen » Reguliere Medebroederen , eenen Meester »' wilden geeven, die hun met woorden en " llichtelyke werken mogt voorgaan , en be" kwaam zyn om hen te bellieren naar den rcï3 gel van den H. Augustinus. Wy hebben ,, daarop hunne rechtmaatige en redelyke 9, bede ingewilligd; ook zyn wy naar gemelde 5> Kerk gegaan, en hebben , na de begeerte " van alle de broeders, die hetzelve cenpaarig ** van ons verzochten , gehoord te hebben, hun " de vryheid geeeeven, om zich zeiven eenen Geestclyken Vader, wien zy wilden, te verkiezen. Waarop zy, ingevolge den raad van „ Matheus, Abt van St. Paüjus en van Hil• „ debrand- Abt van Verlla , en verdere reli»> gicuze mannen, die by ons waren, hunne " ftemmen eenpaariglyk gegeeven hebben aan " den perfoon van Broeder Wigbold.. Daarop " hebben zy, ten overflaan van de Advokaaten „ der Kerke, en eenigen uit het Geflagte van ,» Ludinga, daar tegenwoordig, de gemelde ?» Kerk , in onze tegenwoordigheid, van hun'ei'» gendom ontflagen, en dezelve door eene vrye *' gifte Gode toegeëigend. Dit hebben wy " door ons Dekreet bevestigd; met verbod, " van den Broederen, het zy den Abt zeiven, of zynen onderzaaten, bedienaaren en nazaa„ ten , of ook hunne goederen, zo dieze ,, reeds hebben, als nog liaan te verkrygen, ,, door eenig roekeloos beftaan , ooit eenig »> leed of moeite aan te doen. Ook hebben „ wy  van FRIESLAND. 347 »» wy hun de Kerk , vry van alle fchattingen en fchulden, overgeleverd, en daarenboven 5, aan hun en hunne nazaaren de helft van de „ inkomfteri der Kerke van Minnertsga gegee,-. ven; behoudens nogcans ons recht, enz " Wy deelden dit Huk te liever mede om dat daar uit blykt niet alleen met wat yver men, uit Godsdienftige beginfelen, voortfnelde, om veele perfoonen en goederen nutteloos voor de Maatfchappy te maaken, maar ook om daar door aan te toonen, hoe en op wat wyze het zich byde eerfte ftichtinge der Kloosteren hebbe toegedraagen. Wigbold, dus de eerfte Abt deezer Abtdye zynde, wordt gezegd, in eene onafgebroken volgreeks zesentwintig navolgers in deeze waardigheid gehad te hebben. De Rykdommen, waar mede dit Konventvan tyd tot tyd begiftigd werd, gaven door den tyd aanleiding tot overdaad en dertelheid , in zo verre dat de Kapittels van Windesheim en van St. Agnesberg , omtrent Deventer , eenige hervorming in het zelve maakten , den eernaam van Abt vernietigden, en daarvoor den vernederenden tytcl van Prior aan de volgende Kloostervoogden gaven. Het Klooster Mariëngaard , op of aan de grensfcheiding van Oostergo , onder • Hallum, niet min berucht dan het voorgaande , werd insgelyks in deezen tyd, waarin de landen merkelyk (t) Oudh. en Gedichten van Friesl. IT. D. bl. 132, Schot, Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 313. 1 Beknop- I TE HlSTOL RIE. Wigbold was deszelfs eerfte Abt. Door ryk. dom verdertelende Broeders. Het Klooster Mariëngaardwordt geIHcht.  Beknopte Histo rie. 3.4H Tegenwoordige Staat lyk in bloei hadden toegenomen, fchoonze,onder rust en weelde, met mkqdfche partydigheden gekweld waren, geftichc door den Eerwaardigen Heer Fredrik, Pastoor der Kerke te Halhun, Deeze Fredrik was tc Hallum uit eerly-. ke Ouders, met naame Doede en Sybrig, gebooren, en leerde ook daar ter plaatfe de beginfelen der Larynfche taaie; doch beguf zich vervolgens naar Munfter in Westfajen, om zich in de noolige Weetenfchappen verder te laaten onderwyzen. Hier zynde ging hy de vermaarde . Abtdy van Marien waard in Gelderland, niet verre van Kuilenburg, menigmaal bezoeken, en wel met dien uitllag, dat hy door het Godvruchtig gedrag van de Brpedcrfchap deezer Abtdy bewoogen wierd, om ook zelf de GeestèlyKe, orde van Premonftreit te'omhelzen , en dezelve naar zyn vermogen uit te breiden. Te Hallum te rug gekomen zynde, werd hy, op kost :n van Heer Feike, Pastoor dier plaatfe, tot Priester gewyd, en is ook, na deszelfs dood, zyn opvolger in die Pastory geworden. Tot deeze waardigheid verheven zynde, lejde hy zich met zo veel yver op de uitbreiding van den Geestelyketi ftaat toe, welke door hem zeiven omhelsd was, dat zeer veele menfehen, en daar onder ook eenige Ëdelluiden , door hunne dappere daaden roemruchtig geworden , hun affcheid van de wereld namen , het witte kleed in de Kerk van Hallum aantrokken, en zjch onder de tucht van Fredrik cn de Orde begaven. Door dit alles aangemoedigd en vuuriger geworden, nam hy eindelyk het befiuit, om het gemelde Klooster te (lichten, doch alzo hy zelf niet zeer be- midk  Mn FRIESLAND. 349 rniddeld was, had hy daartoe de onderftcuning van anderen noodig: deeze ontbrak hem ook niet; zynde hy door de milddaadigheid van twee Vermogende en Adelyke Vrouwen, Sia , de Moeder van Rienk Van Martcna, en Geertruid van Driefum, de Nigt van Kempe en /Esge van Blya, daarin voornaamelyk geholpen. Het Kerkje, dat in gevolge van dit zyn ontwerp, in den jaare elfhonderd drieënzestig, door hemgeftiebt was, op een ftuk lands , daartoe door Goslik Goslinga ten gefchenke gegeeven, werd aan den Hl Apostel Johannes en de H. Maagd Maria toegewyd, en:daarin, door den Stichter, de eerfte Mis gedaan, op den dag der KruisVerhefïinge , of veertienden van Herfstmaand. Na dat het Kerkje voltrokken was j werden de overige gebouwen , ter bcwooninge voor de Geestelyken , in gereedheid gebragt , en in diervoegen ingericht, dat daarin zo wel Vrouwen als Mannen, doch afgefcheiden van eikanderen, aangenomen en geplaatst konden worden. De toeloop van beiderlei kunne tot dit Kloos1 ter nam in 't kort zodanig toe, dat Fredrik : zich genoodzaakt vond, een goed deel Klooster-* ] linden naar elders te verplaacfen. Het Klooster 1 over de Lauwers in de LYlarne en dat van St. Bo1 nifacius te Dokkum, werwaards zich deeze bëI gaven, verkreegen dus nieuwe inwooners. Ook ivond Heer Fredrik, kort daarna, en ter voor■komingevan allerlei wanorders, geraaden, de 1 Vrouwen insgelyks naar elders te doen verhuïi zen. Ten dien einde (lichtte hy een Nonnen 1 klooster, met naame Bethlehem, doch nu doorgaans Bartlehiem geheeten, naby deEe in Tie- tjerk- Bü KNOPTE HisTO' BIB. Gelyk ook dat van Bethlehei».  35 Tegenwoordige Staat Bektop» t£ Historie. En van Klaar kamp. 116*5. tjerklteradeel, en bragt derwaards de Geestelyke Zusters over. Hec opzigt over dit Vrouwen Klooster bleef echcer toebetrouwd aan de Abten van Manëngaard, die, tot opRegnerus van Asperen, den laatifen van allen, zesendertig in getal zyn geweest ( f ). Daar wy vanhetmchten derKloosceren fpreeken, zal hec, om de gelykheid der ftoffe, niet kwalyk voegen, 'er in eene onafgebroken volgorde, nog kortelyk de opkomst van eenige anderen by te voegen. Dat van Klaarkamp, gelegen in Oostergo, in de Grieteny van Dantumadeel , en wel onder het behoor van Rinsmageest, is zyn' oorfprong en naam verfchuldigd aan zekere rykeen Godvruchtige Weduwe, met naame Klaara, welke aldaar in eene looden kist of tombe begraaven ligt (*). Het jaar der (lichtinge wordt van fommigen tot het begin der dertiende eeuw gebragt; doch dat van elfhonderd vyfenzestig, voor 'c jaar van deszelfs opkomst gefiouden. Hoe 't hier mede zy; na dat het Klooster bewoonbaar gemaakt was, werd het betrokken door Bernardiner Monniken', welke orde men tot nog toe in Friesland niet vernomen had. In den beginne had deeze Abtdy, door de geftrenge onderhouding van haaren regel, den roem van groote Godvrucht, en verwekte hier door zo veelen tot navolgin- êe» (f) Oudh. en Gefticht. van Friesl. I. D. bl. 385— 387, vergel. met Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto, bl. 311 cn 312, als ook Friefche Histor. bl. 101. (*) Winfem. Kron. fol. 337. Friefche Oudh, bl. 143.  van FRIESLAND. 351 ge, dat uit dit Klooster verfcheiden andere geYprooten zyn, naamelyk twee Vrouwen Kloosters Sion en Gennezareth, of Nazareth, en drie Mannen Kloosters, Oldeklooster of Bloemkamp, St. Bernards Klooster, te Aduwert, en Jerufa- j lem of Gerkesklooster; doch van welken het hier de plaats niet is te fpreeken. Dat de Abt'' van Klaarkamp veel aanziens hier te lande gehad moet hebben,blykt onder anderen hier uit, dat hy onder de Prelaaten, op de gemeene Landsvergaderingen , de eerfte plaats had. Terwyl de bygeloovige Godvrucht, in ver-; beeldinge, dat men uit het Klooster veilig ten : I Hemel voer, haare fchatten aan derzelver rtich-' 1 tinge te koste leide, had Friesland , beneffens' anderenabuurige Gewesten, grootelyks te lyden by die geduchte overftrooming, welke in den beginne van het jaar elfhonderd vierenzestig is voorgevallen, en doorgaans de Juliaans vloed I genaamd wordt. Ubbo Emmius , wiens be; lchryving wy gaarne overneemen , fpreekt 'er ialdus van (f). „ De Noordzee, boven ge.,, woonte opzwellende, en ontroerd door de . „ ftormwinden, heeft op den negenden van .„ Louwmaand, in de duiftemisfe des nachts, „ fteigerende boven alle Dyken, zich over alle , „ Velden van Friesland, die niet verhjven wa. „ ren, verfpreid; en in een ommezien die ge. „ lukkige Landouwe verfchapen in eene de .„ erbarmwaardigfte: want de ellende was der.„ maate groot, dat Friesland diergelyk eene „ nooit (t) Rer. Frif. Lib, VII p 290. Volgens de ver(taaling van Gabbema. Nederl. Watervloeden, bl. 32. Ceknop* te Historie. Uit dit Klooster ipruiten weder andere. Friesland lydt veel by den Juliaans Vloed.  35* Tegenwoordige Staat Bfknop- TÈ HlSTOSIE. keizer Fredrik bewerkt een verdrag tusfehen Holland en Utrecht nopens Friesland, li 66. „ nooit overkwam , het zy men aanfehomtf „ neem op de mëenlgte der drinkelingen, die „ 't geloof overltreeft, ( want honderdduizend „ zeit men gefneuveld te zyn,) het zy op het „ vee van alle foorten; het zy op Itreeken lands, „ door de woede des waters weggerukt; of op ,, de verwoesting^ der geheele landouwe, wee„ zende de huizen doorgaans ter aa"de gewor,, pen. Deeze , gezeid de Juliaans Vloed , ,, heeft eenen verwaaten naam by de nakome„ lingen verworven". Onder dit alles was het twistvuur, dat federt eenigen tyd tusfehen den Hollandfchen Graaf en den Utrechtfchen Kerkvoogd, over 't recht op Ooster- en Westergo, gefmeuld had, zo verre Van uitgedoofd te zyn, dat het ongetwyffeld ligter lage in vlam zou geflagen zyn ,• zo niet Keizer Fredrik, op verzoek van Bisfchop Godefrid, tusfehen beiden gekomen ware, erf daarover als 'fcheidsmart de volgende uitfpraak gedaan had. „ Dat de Bisfchop en de Graaf „ het in gefchil zynde Gewest met gelyke „ magt en recht zouden bezitten, en onder „ eikanderen overeenkomen wegens eenen ,, Graave, die zich voor den Keizer zou moe,, ten Hellen om van hem in deeze bedieninge ,, bevestigd en in eed genomen te worden, en „ alzo uit beider naame het land te beilieren. „ Dat deeze, voor dat hy zyn arnpt aanvaard„ de, zou moeten zweeren, dat hy voor bei„ der be'ang met gelyke zorge zou waaken, en noch door bede noch door gifte iets bedryven, ten voordeele van den eenen, dat den an„ deren tot nadeel van recht of inkomllen zoude „ konnen  van FRIESLAND. ggj konnen gedyen. Dat, zo de Bisfchop en de ,, Graaf het, wegens den te kiezen Graave, met eikanderen niet konden vinden, de Keizer „ bevoegd zou zyn om iemand uit de zys, nen daar toe aan te flelien. Dat zy jaar„ lyks, in Bloeimaand, waar in van ouds her de Landdagen plagten gehouden te worden, in het land zouden komen, ieder van der„ tig Ruiterenverzeld, en dat, na het eindi„ gen der Rechtshandelingen , de voordee„ len en opkomften des gcheelen jaars in gely„ ke portien tusfehen den Graaf en Bisfchop „ verdeeld zouden worden; gelyk zy ook alle nadeclen en fchaden in dezelfde evenredig. „ heid zouden te draagen hebben. Dat zy ie„ der eenen Advocaat zouden mogen aanllellen, „ om voor hunne byzondere belangen te waa„ ken,. mids dat de Advocaat des Bisfchops „ tot genoegen van den Graave, en die des „ Graaven tot genoegen van den Bisfchop wa■ „ re. Dat de Graaf, in de eerfte acht weeken, ,„ de wereldiyke rechtzaaken zoude afdoen, en ,„• dat de Kerkelyke rechtsgedingen, door den •" Bisfchop, in de volgende acht insgelyks beflegc „ zouden worden. Dat eindelyk Graaf Floris, „ in 't herwinnen van het Slot te Benthem, „ den Bisfchop zoude helpen, doch dat, na de „ verovering, de Bisfchop hetzelve aan den ,„ Graaf te leen zoude overlaaten, mids dat hy „ ééne kamer, ééne Kapelie en ééne keuken , „ met recht van vryen in-en uit-gang,inhet zei„, ve voor zich behield; verbindende-zich voor ,„ het laatst de wederzydfche partyen, dat wie van ,„ beiden bevonden wierd, eenige inbreuk op ^ „ dit rn Historie.  354 Tegenwoordige Staat Beknop- , te Historie. Dit Verdragfchynt vooreerst van weinig ge volg geweest te zyn. „ dit Verdrag gemaakt te hebben, eene boete „ van vyfhonderd mark zilvers, binrenden tyd ,, van vyf maanden, aan de Keizerlyke Schat* „ kist zou hebben te betaalen , nadat naa„ melyk de Graaf, die van hunnent wege 't bewind in Friesland had, van zes geloof„ waardige mannen verzeld, voor den Keizer, „ onder eede, verklaard zou hebben, door wien „ van beiden 't Verdrag gefchonden ware(*)". Dus werd, door Keizerlyk gezag, wel de twist bemiddeld; maar 't'blykt niet, dat dit Verdrag wegens Friesland, vooreerst van eenig gevolg .geweest is. De Friezen, om met Emmius te fpreeken, waren door geene woorden te beweegen, om hunne vryheid te laaten vaaren , en 't blykt niet, zelf is 't niet waarfchynlyk, dat de Keizer hun tegen wil en dank en met geweld van wapenen eenen Opperheer zal hebben willen opdringen, daar Hesfel Martena, Duko's zoon, een Edelman van 't eerfte aanzien en een dapper Krygsman, doch onlangs, in zynen dienst, voor Milaan gefneuveld, van hem frootelyksin waarde wierd gehouden (§). De 'riefche Kronykfchryvers maaken ook geene melding van den eerften Graave, welke op deezen voet over Friesland aangefteld zou zyn; maar (*) Het oorfprongklyke van dit Verdrag, waarvan Wy alleen den zaakelyken inhoud hebben opgegeeven, Vindt men in de Lat. taal, by Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 87 enz. en m 't Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 78. Het zelve is geilooten in den jaare 1166, binnen Utrecht, daar de Keizer zich toen bevond, en den Graaf gedagvaard had. CSJ U. Emm. Rer. Frif. L. VII. p. 295.  van FRIESLAND. 355 maar fpreeken wel van Sake Reinalda als den toenmaaligen Poteflaat. Dus is het waarfchynlyk, dat'er, by 't leeven van deezen beroemden en vréedzaamen Edelman, die voorheen de waardigheid van Poteflaat tweemaal bekleed, doch telkens met het jaar wederom nedergelegd had, om reden, dat dit, gelyk hy zeide, het gebruik der voorvaderen medebragt, niets ten nadcele der Friefche vryheid ondernomen zy. Of de Friezen, na zynen dood, voorgevallen in den jaare elfhonderd zeven en zestig, zich vrywilÜglyk onder de regeeringe der Hollandfche Graaven en Utrechtfche BisfchorJpen begeeven hebben, laaten wy liefst onbepaald O Een ander gefchil, fchoon van minder be lahg, tusfehen den Hollandfchen Graaf en die van Galama, over het Bosch de Kreil, zou insgelyks, door Keizer Fredrik, omtrent deezen tyd, zyn uit den weg geruimd, door aan Juw Galama en zyne erven de Vrye jagt in 't Bosch, en het derde deel van den eigendom deszelfs aan den Graave toe te wyzen ( * ) Schot, houdt dit voor waarfchynlyk, zeggende: ma zyn (te weeten Reinalda's) dood, zynze met wilI le, zo ik achte, onder Utrecht en Holland gegaan» IFr. Hist. bl. 96. (§) O. Scharl. Kron. van Fr. bl. 96. Z a VIII. HOOFD- BliKNOÏ""TL HlSTO*. RIE. Sake Reinalda , groot voorftander der Friefche vryheid, komt voor ais Poteftaac ten deezen tyde. 1167. De HollandfcheGraaf verdraagtzich ook met die van Galama.  gj zo veel verhaastinge en geheimhoudinge uic, aan Lodewyk, Graave van Loon, dat zelfs de weivoegzaamheid ganfchelyk vergeeten wierd. Graaf Willem kreeg dus laater kennis van 't pverlyden zyns Broeders dan hy wel gewenscht had. Hy begaf zich evenwel uit Friesland, over de Zuiderzee , daartoe uitgenoodigd door verfcheiden Edelen van 't eerfte aanzien, die hem gaarne in de Voogdy over zyne Nigt Ada' n i i ... . 1 J_ V ..„„ t„™ „ BeknopieHistö. rie. Graaf Willem begeeft zich daar* op oyer de Zuiderzee» liet Ver. drag tu*. fchen derf Bisfchop en Graaf Willem raakt ook Friesland. was, werd 'er een Verdrag tusfehen Dirk van Are, Bisfchop van Utrecht, en Graave Willem getroffen, waarby wegens Friesland. werd vastgefteld: „dat de Bisfchop niet zoude beletten, dat eenige Koopluiden uit het Graaffchap „ Friesland van Oostergo en Westergo in zyn land overkwamen; dat het Verdrag, onlangs tusfehen Bisfchop Godefrid en's Graaven Va„ der gemaakt, onder hen ongefchonden ori„ derhouden zoude worden; dat ingevolge hetj, zelve de Bisfchop en de Graaf, met gemee„ ne toeftemminge, eenen Graaf naar Friesland ?, zouden zenden, óm dè rechtdagen der bür- gerlyke zaaken te houden, en alles wat uit „ de inkomften, het Graaf fchap toebehooren- de, of uit de opkomfteu der rechtdagen van Aa H de gefield zagen, terwyl de Zeeuwen nem voor Wettigen Graave van Zeeland uitriepen, en huldigden. Het ganfche beloop van dien Oorlog, welke hierop volgde, en waarin'ook de Utrechtfche Kerkvoogd, ten nadeele van Graave Willem, deel genomen had , behoort niet tot ons beftek. En echter heeft Friesland ook eenig belang by dien kryg gehad. Na dat immers Dordrecht den Stichtfchen in handen gevallen  r Brr Vari (t) It Aade Friefche Terp, bl. 51. Ö. van Scharl. bl. 106. (5) Het zogenoemde Vrouwen Zand met zyne onVruchtbaare koornaaren, naar die van Tarwe gelykende, Verdient onder die wonderen niet de minde plaats j fchoon deeze eeuw, minder bygeloovig dan de voorgaanden, 'er met reden niec hoog by opziet, maar 't eens  van FRIESL AND. 373 Van meer zeekerheid is het, dat, zo lang nog de Noordzee geenen vryen gang tusfehen Vlieland en Terfchelling door gekreegen, noch veele landen ten Westen van Friesland in een barre Zee veranderd had, de landen aan de Middelzee gelegen , voor geduurige overftroomingen bloot lagen, tot onmydbaare verarminge veeier Landzaaten , doch ter verrykinge der Geestelyken : want deeze verarming der Landzaaten bragt te wege, dat veele landen door hen aan de Kloosters wierden opgcdraagen, om dus zelve van den last, die aan 't opmaaken der dyken vast was, ontflagen te worden. Die van Ludingakerk hadden, reeds op 't einde der voorgaande eeuw, zeer veel lands onder Weidum verkreegen, en daar een aanzienlyk Stins gebouwd, naby den dyk der Middelzee. Op dit Stins, bekend by den naam van Monnikehuis, plaatften die van Ludingakerk, na 't opmaaken van den Dyk, hunne Konverfen of Leekebroeders, om de landen tot bezaajing en osfeweiding te bearbeiden, zynde het maaken van zuivel toen nog minder in gebruik geweest (*). Naar de gewoonte der Kloosteren plagten reizende lieden op dit Stins eene zo wel als ?t andere voor namurlyke verfchynzels houdt, waarvan ook wel elders voorbeelden voor handen zyn. Heeft iemand lust daarover iets in 't breede te leezen , onze kundige Landsman , Foeke Sjoerds, zal hem, zo wy niet twyffelen, in deezen, genoegen konnen geeven. Men zie zyne Refchryving van O. en N. Friesl. I, D. bl. 94, en Friefche taarb. II. D bl. 474. (_*) Schot. Friefche Hist. bl, 105. Aa 3 ; Beknopte Histoj rie. De verarmingveeier Landzaaten dient om de Klooster^ te verry. ken. Ludingakerk bezit veel lands te Weidum.  374 Tegenwoordige Staat Beknop■ te HlSTQ «ie, De Mailtgumersgeeven veel lands aan Oldeklooster. 1203. De Boxuiners neemen hunne toevlugt tot den Aht van Lidlum. Stins vriendelyk ontvangen en onthaald te worden; en in deszelfs nabyheid woonde ten dien tyde een voornaam Edelman , met naame Viglius Haniama, door wien, met hulpe der reedsgemeldeKonverfen, de Kerk te Weidum is gefticht. De Konverfen bleeven echter niet lang in 't bezit van 't gemelde Stins, zynde zy daaruit gejaagd en van hunne Janden beroofd, door Dekama van Jellum, 'om dat zy zich, ten zynen nadeele, in zekere gefchillen gemengd hadden, welke hen, zyns oordeels, in 't minfte niet aangingen. • Andere Dorpen, aan de Middelzee gelegen, gingen, om gelyke redenen, op gelyke wyze als : Weidum te werke. Die van Mantgum gaven ■ veele landen aan 't Konvenc van Oldeklooster , welks Konverfen, na 't opmaaken der dyken en 't bouwen van een Stins, ook daar, mee hulpe van hunnen Abt, ten jaare twaalfhonderd en drie, eene Kerkftichtten, welke, wegens den grooten yver waarmede dit werk werd voortgezet, in korten tyd volbouwd was. Die van Boxum namen hunne toevlugt tot den Abt van Lidlum, en droegen hem veele van hunne landen op, onder voorwaarde, dat hy den Zeedyk zoude hermaaken en onderhouden. De Abt, genoe-r gen neemende in deezen vooïflag, zond een goed deel zyner Konverfen derwaards, liet de dyken herftellen , en 'er een zwaar Stins en fchoonen Uithof ftichten, daar de Konverfen hun verblyf hielden, en voor 't geweld der zee beveiligd waren. Sommige Leezers zullen zich misfehien verwonderen , dat de Kloosters in ftaat waren tot het verrichten ran zulke groote  van FRIESLAND. 375 te zaaken; dan men weete, dat dezelve van menfehen krielden , zo dat in fommige drievier- vyf- of zeshonderd invvooners gevonden .wierden. En 't geen door deeze handen niet gefchieden konde, was men in Haat door andere té laaten vei richten: want daar, aan den eenen kant, het ontzag voor de Gecs'tclyken groot genoeg was, om de fchamele Gemeente in hunnen dienst te krygen, ontbrak het hun, aan den anderen,niet aan de noodige middelen om den arbeidsman eenig dagloon te bctaalen. Behalven . die fehoone landeryen, welke hun dus werden opgedraagen» hadden zy veele andere voor eenen geringen prys van. de verarmde ingezetenen ge^ kocht, zonder-juist naauwkeuriglyk te onderzoeken, of het hun wel gcoorlofd ware, zich den nood hunner verarmde medemenfehen op zulk eene wyze ten nutte te maaken. Midlerwyl was men op middelen bedacht, om 't land van dien overlast te bevryden, welken het te vreezen had zo lang de Borne met even veel gewelds tusfehen Ameland en Ter- ■ fcheliing inltroomde, en Friesland daarenboven zeer veel waters ontving, door middel eencr' riviere, die met eenen fhellen loop uit Over- J ysfel naar Friesland ITroomde, en zich voor-1 by Slooten in de Middelzee wierp. De Mon- i niken van Ludingakerk, die reeds zeer veel lands op Texel en Vlieland bezaten, en in 't vervolg door Graave Willem, Roomsch Koning, met geheel Vlieland befchonken werden, gelyk zyn Grootvader, Willem de I, Wieringen aan 'cKonveuc van St. Odulf gegeeven had, Aa 4, vfèlèa BiKTtfCF- te Historie, Men is op midda» len bedacht orn 't Land voor derj overlast des waters te beveiligen.  2?6 Tegenwoordige Staat vielen op het denkbeeld, dat men der Zee eene ■andere opening moest geeven, om derzelver. geweld van hunne landeryerf af te weeren. Mei dit oogmerk lleldenze hun arbeidsvolk te wer.ke, en groeven eene graft tusfehen Vlieland en Terfchelling door, beneifens verfcheiden binnenvaarten, haaren uitloop hebbende in gemelde graft. Ook werd door hen en die van Dykshorne, een Dorp dat naderhand verdronken ks, van Harlingen, voorby gemelde Dorp, eene rechte en diepe vaart, naar Vlieland en zo voorts naar Texel gegraaven, om van de eene plaats naar de andere te konnen vaaren. 't Gevolg van dit alles was, dat de Watervloeden , die kort hier na de een op den anderen volgden , hunnen gang namen naar \ Vlie, Texelergat en Marsdiep, en daar binnen wegfeheurden het geenze in de Born weder aanfpoelden, en wel zodanig, dat deeze binnenlandfche zeeboezem, na verloop van weinig eeuwen, ten . eenemaal verltopt en opgevuld zynde, in eene zeer fchoone en weelige landftreek verwisfeld wierd, terwyl aan den anderen kant, verfcheiden Dorpen, Bosfchen en Landeryen, de gedaante van eene openbaare zee verkreegen , gelykze nog tegenwoordig hebben. De geduchte Watervloeden van de jaaren twaalfhonderd negentien , twintig en eenentwintig, deeden reeds by voorraad zien, wat men van volgende te wachten had. f ver den eerden dier Vloeden, welke voorviel op den zestienden van Louwmaand, zynde Sint Marcellusdag, laat zich Emmen, volgens de Vee» m In den jaare 1119 heeft men een' ge- 1 duchten < Watervloed. < Beknopte Hjstobie. Die van Ludingakerk graaven eene Graft tus fchen Vlieland en Terfchelfingdoor.  van FRIESLAND. 377 taaling van Gabbema (*), aldus uit: „Na' „ dat nu eenige dagen achter een eene Zuid-' weste wind de zee ais omwentelde, ende dat1 „ hy, op dezelve dag die ik aanroerde, weinig „ na het opftaan des Zons, de Maan haar doen „ boven den gezicht-ring beurende, noch grou„ welyker begon te blaazen, en door een hagel „ op mensch en vee woedde, de waateren des „ Oceaans heeft beginnen te"Horten op alle „ zeekusten van Friesland, aanvangende te twaalf „ uyr, en eindigende met het eerfte fcheemer„ licht. Maar doen begon in plaats van de „ Zuidweste eene Noordweste wind, vry ver,, woeder dan de voorige, zich • te beweegen, ,, even of hy .der raazernye den vollen*toom ,, gaf. «Als nu de vloed des Zees behoorde ,, af 'te neemen, en de Maan na de Wester„ kim viel, heeft met zulk eene opzwellinge „ de afneemende vloed aangeftouwd, dat het „ fcheen, ofze van die ftonde af, eerst aan„ vang nam: ende heeft door eene geduurde „ aanwas en invloeyinge in hec land, den voi,, len nacht oover een erbarmenswaardige plaag „ die'r gelyk 'er eener geen gedachtenisze van ,, was, oover het heele landfehap geftort. Als ,, de Kriek des morgenftonds aanving, zoud gy „ gezien hebben menfehen, beesten, huizen, „ ftallingen, hooy en ftroo-bergen, verfchei„ den zoorten van huisraad, en alles wat inwa- ter niet onderduikt oöveral dry ven: gelyk mede „ veele. (*) Z\t S A. Gabbema Nederl. Warervloeden. b,!. 57 enz. en U. Emm. Rer. Frif. Hist. L. IX. (euniet AlX, gelyk by Gabbema (laat) pag 330. Aa 5 Bf-KNO*TB HlST4?« Itl£.  Beknopte Histo. rie. S78 Tegenwoordige Staat „ veele menfehen, op hoop van leeven, op „ een (luk dakx , op dennen en fchuttingen; andere fin nndpr 1-innr* App7P wpm nn ftmn „ of hooy, dat, by geval, in die nood hen „ voor de hand fchoot, als op ftukken van een „ Schip - braak gevoert worden. Veele had „ gy moogen zien hangen aan de fpitzen der „ boomen, of zitten op de toppen der hoog„ fter huyzcn, die 't woeden der baaren uyc„ hielden, ende die geene, die in 't waater ,, door ftroom en wind gedreeven (want mee ,, den dag begon de Zuyclweste wind zich we„ der te beweegen, die alles na 't Noorde 59 joeg) zeewaart in voeren. Ook zouden de „ overblyfzelen van die zwaare néérlaag het niet 5, ontworftelt hebben,'ten waare korts daar naa „'C zo groot is de onftandvastigheid der win,, den ) een opkoomende Noord - Ooste wind „ eenige verlost hadde. Als nn de Oceaan was „ geweekken, doen openbaarde zich eerst de ,> beklaagiyke gedaante des Lands, zynde alle „ dyken gefcheurd en omgeworpen; de dorpen met 'er inwoonders door 't waater orerftolpt „ en deerlyk verwoest; de huyzen omgerukt; „ het huisraad en gewaad hier en daar ver- ftrooyt; Kloosters en Kerkken by meenigten omgeftort; 't grof en kleen vee wechgerukt; 9, menfehen, zoo eenige Schryven, tot hec „ tal van honderd duyzend verzoopen, en alles met verwoestinge en lykken vervult". Uit de Iaatfte woorden, fchoon daarin eene merkelyke vergrootinge doorftraalt, die ook de doorgeleerde Emmen wel gevoeld beeft, blykt vry duidelyk dat deeze vloed , zich verder dan pver-  van FRIESLAND. 379 pver het hedendaagfche Friesland nitgellrekt: moet hebben. Die van den jaare twaalfhonderd' en twintig, welke zich meer tot Friesland alleen bepaalde, wordt door dienzelfden Gefchiedfchryver ( f ) aldus te boek geflagen: „ Op 't begin van 't volgende jaar, omtrent drie Koningen dag, quam 'er geen mindere dan de voorige op vloed van waater, maar minder in het verdelgen van menfehen en vee. Want „ des vees was 'er noch weinig in den lande: „ ende de menfehen , gewaarfchouwd door de ,, voorige plaag, waaren.met hunne goederen 'n naar de hoogten geweeken, en echter zyn veele duizenden gefheuvclt, en is ramp op „ ramp gehoopt ( § )". De Derde Vloed, even of Friesland nu de fpeelpop van zee en wind geworden ware, viel volgens 't verhaal van denzelfden Schryver ( § ) , voor op den vierentwintigften van Sprokkelmaand des volgenden jaars twaalfhonderd een en twintig: „ Want als de maan, met de zon J? gevoegd, voort floeg, heeft de Zuidvveste „ wind alweer in dat rampfpoedig cn van alle „ goederen ontblootte landfehap, boven gewoon„ te, de raazende Zee gejaagd, en dulde niet *, dat de opgeftouwde waateren te rugge deys„ den; terwyl niet afliet de ontfpanne kaaken van de blast te ontlaaden". Wat laager gaat dezelve dus voort: „ Het geene nog het argfle ,, was; (f) U. Emmius Rer. Fris. L. IK . p. 310, volgens de vertaal in g .van meergemelden S. A. Gaobema Necïerl. Waater- vloeden, bl. 65. ( § ) -'■ p. 341. en Gaiberna fcl. ü6. ' jEKNOP' rE Historie. Die van den jaare 1220 is mede zeer nadeelig voor Friesland» Gelyk ook die van den jaare 1221.  38o Tegenwoordigs Staat BEKNOPTE HlSTO SIS. Het by,geloofvelt een zonderling oordeel over dergelyke rampen. ,, was; op den zestienden van Herbstmaand,is „ de opwellende zee, met eene nieuwe maan, » wederom geftort op de velden naast aan de „ zee geleegen, met geen dyken bevvalt, noch „ met eenigen reegen ververscht, gaapende ,s en dorllende in baaren dorst met zilte zee„ wateren verzadigt " (* ). Men was doorgaans gereed om dergelyke rampen aan te merken als bewyzen van eenen vertoornden Albellierder; dit zou zekerlyk zeer veel nuts hebben konnen te wege brengen, indien men de reden van dien ontftooken toorn in 's volks weezenlyke zonden gezpcht had, en daar door tot verbetering der zeden ware opgeleid geworden. Doch omtrent het eene zowel als het andere zag men doorgaans te kort. Het zal den leezeren, hoopen wy, niet onaangenaam zyn, dit hier met een treffend voorbeeld bevestigd te zien. Een dronken Fries, een Schermmeester van handteeringe , werd gehouden voor de. oorzaak Van deeze en meer andere rampen, uit twist en tweedragt inzonderheid ontftaaan. Hy was riaamelyk gewoon zynen meesten tyd met drinken in de kroeg te flyten, en, vol en zat van daar te huis komende, zyne vrouw te liaan, en te mishandelen. Deeze, niet zonder reden voor het erglle beducht, veinsde zich ziek, ging te bedde liggen, en verzocht den naastgelegen Priester, haar het lichaam des Heeren toe te willen dienen. Als deeze met dat oogmerk daar komt, ont- {*) U. Emmius Rer. Fris. L, IX. p, 342. en Gabbema Nederl. Waatervl. bl, 6j.  van Friesland. 3si ontmoet hem de man, met een dronken hoofd, ] en eene kroes bier in de hand, den Priester" noodigende, om daar uit met hem te drinken.' Doch deeze verfchoont zich daarvan, met te zeggen: ik draag het lichaam des Heeren, en hu drink ik niet. De Schermmeester, over deeze weigering te onvreeden, flaat met de kroes den Priester de doos uit de hand, zodat alle de daarin zynde hostiën over de vloer vliegen. Dan wat gebeurt 'er ? de vrouwen, die daar tegenwoordig Waren, om de gewaande kranke te vertroosten, zagen, zegt men, dat zich op elke hostie eene ftraalende Sterre vertoonde, terwyl de Priester dezelve, al zuchtende en kermende, weder iri zyne doos verzamelde, en, na zulks gedaan te hebben, wegging. De Deken van 'c Gewest dagvaardde wel den Schermmeester voor zich, en deed hem in den ban: doch ook dit trok zich de dronkaart weinig aan. Eindelyk evenwel Vond hy zich gedrongen, om het kruis aan té neemen, en met den Priester, die zulks insge*" lyks gedaan had, naar Rome te gaan, om Paus Honorius den III , die toen de driedubbele Kroon op had, om vergiffenis te bidden. Deeze werd hun verleend, doch op voorwaarde, datze beide over zee zouden ilèeken , en aldaar Christus drie jaaren in de wapenen dienen.' Zy namen de reize gehoorzaam aan, en kwamen Voor Damiate; doch voor dat hunne driejaarige boete voleind was, werdenze beide, in het volgende jaar twaalf honderd en achttien, door deni - dood weggerukt. Dewyl nü de zonde door dié halve boete nietten vollen wasuitgèwischt, zoude i God van den Hemel die fchrikkelyke Watervloeden Beknopte HistG** rie.  Beknopte HlSTO- 2 Dan wat 'er ook van de plaats zy ,■ de gebeurtenis zelve doet ons zien , dat niet alleen de gemeene Christenen , doorgaans leeken genoemd, maar ook de Priesters, van dien Godsdienst, welke door hen openlyk fceleedén of gepredikt werd, weinig wisten. De Kruisvaarten , ter herwinninge van % H. Land , reeds -voorheen ondernomen ,• ontmoetten by deeze onkundige en bvgeloovige gefteldheid van zaaken, zo weinig zwaarigheids , datze met de grootfte drift wier. den voortgezet; zodanig zelfs , dat de kinderen , als bedweimd van verftand, cn buiten 't fpoor des vernufs, byna uit alle landen, vlekken en fteden, zonder Kapitein, zon* der Hertog , met veel verhaastinge naar de Zeelieden liepen, dengeenen, die hen vraagden: waarze heene wilden , ten antwoord geevende : „ naar Jerufalem om 'c Heilige Land te „ bezoeken". Veelen, die door hunne Oudera opgeflooten waren , om daar door deeze woede' te doen bedaaren , werden 'er te driftiger door ,^ en wisten met onnatuurlyke kracht grende's, deuren , muuren en verdere be- ' fchufa (*) Schot. Friesche Hist. bl. J07. ï>e drift tot hec onderneemen der kruisvaarten gaat ongelooflyk verre.'  van FRIESLAND. 383 fchuttingen te verbreeken , en zeewaards te Vliegen, zonder dat men ooit vernam waarze gebleeven 'waren. Hier en daar zag men ook naakte vrouwen door de rieden en vlekken locpen , zonder een enkel woord te ipreeken Het verhaal van dien kruistogt, welke , omtrent deezen tyd , hier te lande, met onbegrypelyke drift, ondernomen en voortgezet werd, is wel te omflagtig voor deeze beknopte historie ; en echter hadden de Friezen 'er te veel deel aan , om dien ftilzvvygend voorI bytegaan. Meester Olivier van Keulen , die t reeds voor zeven jaaren in Friesland ge1 weest was , en daar een groot..aantal men! fchen tot den Heiligen Oorlog , gelyk men ' 't noemde , driftig gemaakt had , kwam ten j jaare twaalfhonderd vierentwintig andermaal i in deeze gewesten , om het begonnen werk ; met allen moogelyken yver voort te zetten. Na zich hiermede eenigen tyd, zo elders ïals in Friesland, bezig gehouden te hebben, vertrok hy wederom naar Keulen. Hy ver. loor echter de groote zaak zyner .zendinge :niet uit het' oog. De brief, welke van daar door hem aan de Friezen werd afgezonden , :om hen tot volftandigheid in de aangevangen loopbaan te vermaanen (*), toont duidelyk :dat zy hem wel zeer ter harte hing. Ook waren deeze en andere poogingen meer zo verre van vruchteloos te zyn , dat de Friezen lin deeze buicenfpoorigheden op verre na de ge- ring(t«' ( § ) Schot. Friefche Hist. bl. 108'. Beknopte Histo» KiE. feester Olivier van Ketï. len predikt die hier te lande, ers maakt 'er veele driftig toe. 122.f;  „ de zy fchrikkelyk voor de ivaraceenen , en „ bemind by.de Christenen geweest; alwaarora „ hy de Kerkelyke Prelaaten vermaande, de „ beleedigers der zulken, die voor Damiate ge.., weest war.«n, door Kerkelyke Itraffen te be5i teugelen; gelyk hy ook dé Overheden des lands opwekte om in deezen toch vooral den j, Prelaaten niet tegen te flaan, maar zorgvul„ diglyk op zodaanïge beleedigers te letten, in „ aanmerking neemende, dat de menfehen vers; pligt zyn de pelgrims te eeren, welke door God verheeriykt worden". (*) Doch wat wonder, dat Meester Olivier,in dit zyn getuigfchrift, wat hoog met de Friezen loopt j daar hy •niet gefchroomd heeft,het mislukken van deeze onderneemingen aan te merken als eene Itraffe, welke den Christenen door God wierd aangedaan, onder anderen, ook daarom, dat de Duitfchen en Friezen voor hunne dienften, arbeid, getrouwheid en kloekmoedigheid, niet geëerd of beloond waren, naar behoorem De brief by (*) Óudh, en Gedichten van Friesl ï. D. bl. 2(S. Gr. Chartert», van Friesiand I. D. bl. 86. Schot, befchr» Van Friesl. in Quarto bJ< 319- Beknopte HlSTO' it ie. De Friezen fpeelen eene voornaame rol in deeze buiienfpoorigheden. 384 Tegenwoordige Siadt ringde rol niet fpeelden. Hunne dapperheid en kloekmoedigheid , in de belegeringe en veroveringe van het Egyptïfche Damiate betoond, wordt door gemelden Meester Olivier hoogelyk geroemd, in het getuigfchrift, hun, door hem, by hunne terug reize naar het Vaderland, mede gegeeven. Hy zegt daarin onder anderen; „ dat zy voor Damiate eene groote „ nedrigheid, milddaadigheid, gehoorzaamheid, „ en lloutmoedigheid hadden laaten blyken, zyn-  w« FRIESLAND. 38$ by welken de Patriarch van Jeruialem den Abten van Klaarkamp, van Mariënhof en van Dokkum , na een lollyk getuigenis ter eere van de Friezen afgelegd te hebben, aanbeveelt, om toch toe te zien , dat de te rug keerenden vriendelyk ontvangen ,en voor alle beleedigingen beveiligd, of deswege fchadeloos gefield mogten worden, komt zeer wel met den voorgaanden overeen. (*) Daar nu deeze brief aan de Prelaaten van Klaarkamp, Mariëngaard en Dokkum is gericht, en in denzelven gewaagd wordt van allen, die uit Oostergo het kruis aangenomen hadden, is het niet onwaarfchynlyk,dat dit gedeelte des lands inzonderheid veele Kruisvaarders heeft opgeleverd. Wanneer Paus Honorius en Keizer Frederik de II. daarna, door hunne brieven , de Friezen wederom uïtnoodigden tot krachtdaadigen onderstand der Oosterlche zaaken , verzuimdenze niet dits te doen met loflyke vermeldinge hunner voorgaande bedryven (f). Aan wien men ondertusfchen de verovering van Damiate hebbe toe te fchryven , valt met volle zekerheid niet te bepaalen. 't Is bekend, dac die van Haarlem en Dokkum om de eere daarvan twisten. Wy zullen de beflisfing van dit gefchil van anderen verwachten (§_), Ter- (*) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto, 320. Gr, Charterb. I. D. bl. 87. (f) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 321 1 enz. Gr. Charterb. I. D. bl. 91. (§) De Geleerde S. H. van Idfiuga is meest voor ifcet iaatfte: want ua in het I. 25. bl. 126 van zyn Staass- Bb Beknop* TE HlSTO» ME»  \ Beknopte HlSTO iue. Binnenlands ligt men jam' rnerlyk overhoop. GraafFloris de IV, 385 Tegenwoordige Staat Terwyl dit buitenlands omging lag men binnenlands jammerlyk over hoop. Niet alleen in Oostfriesland , daar de eene landman tegen den anderen te velde trok; maar ook in Friesland, bewesten de Lauwers, was de dolheid der landzaaten zo hoog gereezen, dat men met geheele benden op elkanderen los ging. In Oostergo, onder anderen, gefchiedde dit door twee Edelluiden, met naame WiegerenTjaard, zynde de eerfte een Ommelander en de Iaatfte een gebooren Fries. De eerfte had het gemeene volk op zyne zyde; doch de Iaatfte werd door eenige ftoute luiden van aanzien onderfteund. Langen tyd en met groote hardnekkigheid werd'er van beide zyden gevochten, totdat eindelyk Wieger van Ijaard doorftooken wierd, en de twist daarmede vooreerst ten einde liep. De hevige verdeeldheden , welke, eenige volgende jaaren, in de aanpaalende gewesten plaats Staatsrecht der vereenigde Nederl. gezegd te hebben, dat volgens fommigen de gedachtenis daarvan nog té vinden is in de Kerk te Haarlem, laat hy 'er op volgen : „ dat de Dokkumers in Friesland, zich met „ meer grond de bevordering der verovering van die „ Stad, met eenKoggefchip, 't welk ze nog ten deezen „ dage, in plaats van een Weerhaan , gebruiken, op de too„ ren der Groote Kerk afgebeeld, zouden konnen toeê'i„ genen. Immers blykt heruit een brief van het jaar „ 1118, by Chr. Schotanus, dat de Friezen zich in „ die belegeringe zeer dapper hebben gedraagen, en „ dat 'er waarlyk Dokkumers by geweest zyn, die zo „ byzondere eere by die gelegenheid inleiden, dat 'er , „ uit dien hoofde, zorge wierd gedraagen om hunne „ goederen,by hunne te huiskomfte, wederom in hunne „ beheeringe te doen overgeeven. Zie Schot. Brieven en Documenten, dienende tot de Friefche Hist, „ p. 11 en 12. enz-"  van FRIESLAND. 387 plaats hadden, en op veel bloeds te Haan kwamen , zyn buiten ons bedek. De huldiging van Graave Floris den IV, als Landheer van Friesland, betreft ons nader. Deeze, binnen Utrecht eene bemiddeling tusfehen Bisfchop Wilbrand en de misnoegde Stichtfchen hebbende bewerkt, begaf zich van daar naar Friesland, beoosten het Vlie, om 'er de hulde te ontvangen, Deeze plegtigheid, welke ruim zeven jaaren, zo om zyne minderjaarigheid als om andere redenen, was uitgefteld, werd ten jaare twaalfhonderdendertig, door die van Westergo, binnen Franeker verricht, zonder dac men wegens de overige deelen des lands eeni ge melding gemaakt vinde. Over de redenen hier van zullen wy ons in geene gisfingen inlaaten; te meer om dat Floris toen, uit hoofde van zyn Vaders aangenaame regeering, by de Friezen nog wel gezien was. Dat hy naderhand de genegenheid der Friezen zo geheel en al verloor, dat hy nooit weder in hun land durfde komen, had hy niemand dan zich zei ven en zynen kwaade raadslieden te danken. De toeleg om der Friezen vryheden en voorrechten, door het omkoopen van den Adel, te bekorten, was» niet te dulden voor een Volk, dat zyne vryheid op den rechten prys had leeren fchatten ( § ). Het bezoek, dat Friesland, met het gemelde oogmerk, van Graave Floris ontvangen had, werd, ten zelfden jaare, door een ander van den Utrechtfchen Bisfchop Wilbrand gevolgd. Doch om (§) Schot. Friefche Hist. bl. 118. ü. Erara. Rsr. i Fr. L. IX. p. 307, Bb 2 Beknopte Histo» rie. wordt tea jaare 1230 binnen Franeker gehuldigd. Bisfchop Wilbrand Deoorloogt d$  Beknopte Historie. Drenthen, met hulpe der Friezen. $88 Tegenwoordige Staat om te doen begrypenby welke gelegenheid zulks gefchiedde, moet ik eene kleine terugtred doen. Deeze Kerkvoogd, een man zynde van een onverfchrokken gemoed , kundig in Staats- en Krygs-zaaken, en van eenen fterken aanhang, was niet zo dra de opvolger van Bis- fchop Otto geworden, of hy was bedacht op het voortzetten van den oorlog regen de Drenthen, welken zyn voorzaat reeds begonnen, en ten koste van zyn eigen leeven gevoerd had. By 't algemeene opontbod van Volk uit alle zyne landen en Heden, waren ook zeer veele Friezen, zo van den kant van Bakkeveen en andere Woudllreeken , als van Stavoren , Lemfterland en van elders, tegen de Drenthen opgekomen, en hadden hun zulk een' fchrik aangejaagd, datze openlyk verklaarden den Bisfchop genoegen te willen geeven, en, ter zyner gerustftellinge,GyzeIaars in zyne handen te Hellen. Zelfs gavenze zich, voor zwaarder onheilen beducht, geheel en al aan den Bisfchop over , op voorwaarden , zo wel irreelende voor's Bisfchops hoogmoed, als vernederende voor de fcraave Drenthen. De Bisfchop, dus gansch en al meester van dat gewest, begaf'er zich ook, na 't afdanken van 't grootlle deel zyns Legers, metderdaad naar toe, neemende zyne reize over Stavoren, Harlingen, Leeuwarden en Dokkum, naar Groningen. Na eenige weinige dagen vertoevens, zich van daar naar Koeverden begeeven, daar de hulde, wegens de Kerk van Utrecht, in tegenwoordigheid van den voorgaanden Slotvoogd Rudolf, ontvangen, en in deszelfs plaats zekeren Eilard tot Bisfchoplyken Stad-  van FRIESLAND, 339 Stadhouder over Koeverden en Drenthe aangefteld hebbende, dacht hy zekerlyk zich zeiven en der Kerke van Utrecht eenen grooten dienst gedaan te hebben. Men zou den uitflag deivoorgaande bedryven ook wel als zodanig hebben mogen aanmerken , om dat de Utrechtfche Kerk, wegens den uitgeputtcn ftaat haarer geldmiddelen, den vrede ten hoogften noodig had, zo deeze duurzaam ware [geweest. Dan gelyk de heerschzugt zich zeldzaam met eenen vernederden ftaat vergenoegt , als 'er waarfchynlyke uitzigten zyn om zich daaruit te verheffen ; alzo liet de gewee • zen Slotvoogd Rudolf geene gelegenheid ivoorbygaan , welke hem daartoe eenigzins gunftig fcheen. 't Gelukte hem ook zich, by verrasiinge , meester te maaken van het Kas:teel van Koeverden. De Bisfchop, hier door i genoodzaakt zynde de afgelegde wapenen 1 wederom op te vatten, zocht daartoe ook de IFriezen te beweegen, en vondze gewillig tot zyne hulpe. Het veranderlyk winterweer ,van twaalfhonderd negenentwintig was de voori naame reden, 'dat 'er juist niet veel wierd uitgc11recht. Ondertusfchcn ftrekte dit grootelyks ten 1 woordecle van Rudolf, naardien de Drenthen die ;zich tot dus verre buiten den nieuwen aanval ge1 houden hadden, dit ziende, nu ook wederom, ( in grooten getale, zyne zyde koozen, fchoon i niet met die volftandigheid, welke Rudolf, ter i ;zyner herftellinge, noodig had: want op 't ver; meemen der toebereidzelen, welke door den '. Bisfchop gemaakt werden, om, zodra hetjaarIgetyde zulks zoude toelaaten, den Oorlog met padruk voort te zetten, werden de Drenthen Bb 3 en BEKtfOPi TE HlSTOP.IE. Hy zet Rudolf, Slotvoogd van Koeverden af. en Eilard in zyne plaatfe. 't Kasteel v:.n Koeverden.worde door v Rudolf wederom bemag. tigd. De Drenthen en Koever*  Beknopte Historie. ders werpen zich in de armen der Friezen. 390 Tegenwoordige Staat en Koeverders zo gedwee, datze zich in de armen der Friezen wierpen, die , in maatigen getale, van den kant van Stavoren, en uit Ooscer- en Westergo , gereed Honden, om hen te bevechten; deezen baden zy, datze toch hunne zaak ter beflisfinge aan den Bisfchop wilden overgeeven, vermids hy geweigerd had hen zalven te willen hooren. De Friezen voldeeden aan dit verzoek; ook werd het, door de tusfchenfpi aak van eenige Friefche Abten, zo verre gebragt, dat Koeverden en Drenth andermaal in genade wierden aangenomen. Doch ook dit verdrag viel al dra in duigen , doordien de Drentben weigerachtig bleeven om de hun opgelegde boeten te betaalen; 't welk de Friefche Scheidsmannen dermaate verbitterde, datze alle de weêrfpannigen, niemand uitgezonderd, voor eerloos verklaarden. Schoon men deezen trek als een bewys van der Friezen trouwe , in 't onfchendbaar houden van hun eens gegeeven woord, heeft aan te merken, ftrekte zulks echter om de Drenthen,nu van alle hoope op vergiffenis verfteeken, des te meer te verbitteren, en als wanhoopigen het uiterfte te doen waagen. In de eerfte woede werd ook Steenwyk metderdaad door hen verrast; doch kort daarna een beftand voor vyftien dagen getroffen; maar van den kant des Bisfchops werd hetzelve fhoodelyk gefchonden , door niet alleen Rudolf met eenigen van zynen t aanhang in hechtenis te neemen, maar ook, na] geftreeken vonnis , op den vyfentwintigften van' Hooimaand des jaars twaalfhonderd en dertig, te rabraaken, en de lichaamen op raden ten pon te zetten. Den Bisfchop moet echter zulk eene lludolf wordt ge vangen genomen en ge rabraakt.  van FRIESLAND. eene fnoode trouwloosheid en bloeddorst niet geweeten worden. Hy had de gevangenen gaarne by het leeven behouden; zelfs reisde hy in der yj naar Utrecht , en wendde daartoe, by het Kapittel, alle mogelyke moeite aan; dan de zachtmoedige Geestelykheid was daartoe niet te beweegen : zy oordeelde , naamelyk , dat het Sticht op geene beftendige ruste te hoopen had , zo lang Rudolf leefde. Door zynen dood werd die echter niet bevorderd. Rudolfs aanhang in Drenthe werd over den ongelukkigcn dood van deszelfs voorganger grootelyks verbitterd , en veelen in bet Sticht zelf, vatten zulk een misnoegen tegen den Bisfchop op , dat hy ; zich daar naauwlyks veilig rekende; waarom hy in eene openbaare Vergaderinge te Utrecht : belydenisfe zyner onfchuld deed , en grootelyks in zynen fchik was, met die bemiddelin; ge, welke , als wy voorheen zagen, door den 1 Hoilandfchen Graave , tusfehen hem en zyne i misnoegde Stichtfchen bewerkt werd. Hier door derhalven de handen eenigzins iruim gekreegen hebbende, was hy al dra op 't (vernederen der wederfpannige Drenthen bedacht. IDoch zonder de hulpe der Friezen zich daartoe 1 niet in ftaat vindende, zocht hy deezen tot het opwatten der wapenen, ten zynen voordeele, te beweegen. Ten dien einde kwam hy in perfoon iin Friesland, en bediende zich van een middel, coat, hoe belachlyk en verachrelyk ook op jzich zelf, nogthans menigmaal groote zaaken Iheeft uitgewerkt. De afkondiging van ruime saflaaten voor allen, die hem in zynen voorgenoBb 4 men Beknopte Histo. rie. De Bisfchopkomt in Friesland, en beweegt de Friezen om hem te helpen.  Beknopte HlSTO ■hie. Zy worden in twee kleine Legers verdeeld. S9& Tegenwoordige Staat men togt tegen de Drenthen behulpfaam «ouder* zyn, en de beweeglyke redevoeringen der Friefche Kerkelyken, welke eene lyn nier hem trokken, waren voor hem van die gewenschte uitwerkinge, dat de opgekomen Friezen al een vry aanzienlyk Leger uitmaakten. Om 'er den meesten dienst van te trekken, verdeelde de Kerkvoogd hen in twee kleiner T-pd-p^ hW «m De Bisfchopkomt weder in Friesland en bereikc 'er met preeken zyn oogmerk. aeea cue ooit met eenen gewenschten uitflac: de Friezen, hunne oude Krygszugtige geaardheid nog geenszins hebbende afgelegd, rchootcn t harnas te gereederaan, nu de Bisfchop hun, door zyn preeken, in 't hoofd had weeten te brengen , dat zulks voor Godsdicnftigheid te hou- men. In den volgenden Winter bleef men van wcderzyde m de wapenen; ook begaf de Bisfchop zich andermaal naar Friesland, en preekte daar met zo veel yvers , dat hy dikwyls te voet, langs ongebaande wegen, van de eene plaatsnaar de andere ging, om daar het woord, niec de» vredes maar des oorlogs, te verkondigen. Hy j °. r vv" negers, net eene, dat uit Ingezetenen van Oostergo beftond, voerde hy over de Lauwers naar Groningen, om die Stad tegen de Drenthen te befchermen; het andere liet hy onder den Deken van Stavoren en Westergo, in de Zevenwouden , omtrent Bakkeveen; terwyl 'er, behalven deezen, nog andere benden uit het Sticht in aantogc waren; doch deeze maakten zo weinig haast, dat de voorgenomen vereeniging te niete liep ; ook kreegenze eerlang zodanig de nederlaag, dat de oyergebleevenen naar huis keerden, en de Bisfchop zelf moeite had om 'er veilig te ka-  van FRIESLAND. 393 houden ware. De Drenthen, verfchrikt door de menigte Friezen, die, met het voorjaar van twaalfhonderd eenendertig, tegen hen opkwamen, leiden 'thoofd in de fchoot,en baden om vrede. Deeze zoude hun evenwel door den Bisfchop: niet gefchonken zyn, ten ware de Friefche Abten het, door hunne tusfchenfpraak, zo verre ge- Bernop* te Hist»* rie. De Vrede? tusfehen hem en da Drenthe» wordt getroffen. 1 xoonyii is, dat de Watervloed van twaalf honderd i«n dertig met blykbaare vergrootinge befchree1 ven is, vak die evenwel niet gansch en al te ontkennen. Dat 'er een getal van honderdduizend menfehen door omgekomen zou zyn , is :eene tastbaare onwaarheid, welke zich met den treeds gemelden Drentfchen oorlog, en de in izwang gaande Kruisvaarten, nooit zal laaten ver¬ effenen ; maar dat het Stedeke Wartena daar :by zo veel geleeden hebbe , dat het federt maar een Dorp gebleeven zy; dat Ezonflad iaan de Lauwers daar door zodanig weggespoeld zy, dat 'er van de poorten en wallen niets, (t) Schot. Friefche Hist bl. 116 enz» Idfin* igtaatsr. f. D. bl. 28;, enz. Bb 5 wartena, Ezonftad, Kammingaburg en B ritfenburg in- Friesland lydt veef by eenen geweldigen Watervloed. bragt hadden, dat 'er eene bemiddeling tusfehen den Bisfchop en de Drenthen getroffen wierd, I by welke onder anderen bedongen werd, darde Drenthen tien duizend ponden Groninger munt : aan den Bisfchop cn de Friezen betaalen zouden (f). Te midden van deeze krygsverrichtingen had I Friesland zo veel van eenen geweldigen Water' vloed te lyden , dat menige andere natie ner(gens minder dan om 't voeren van den oorlog [gedacht zou hebben: want fchoon het zeer ge  BEKNOPTS HlSTO KIE. zonderheid. De Bisfchop beoorloogtde' Drenthen op nieuw. 1232. De Friezen wordfu door de Drenthen by Bakte veen gella^en. 394 Tegenwoordige Staag mets, en van de huizen maar tien overbleeven; dat daarenboven Kammingaburg by Leeuwarden, en Britfenburg, op de oostzyde der Middelzee itaande, daardoor ten grooten deele vernield zyn, zal, naar veeier oordeel, niet ganfchelyk te verwerpen zyn. Dat men althans dergelyke plaatfen hier te lande gehad hebbe,- dat dezelve eertyds van merkelyk aanzien geweest zyn, en dat men haaren val in geweldige overftroomingen te zoeken hebbe, valt, onzes oordeels, met te loochenen (§). Dat het ondermsfehen in Friesland aan geene manrchap ontbrak, toonde het volgende jaar van twaalfhonderd tweeëndertig: want in den oorlog , op nieuw tusfehen den Bisfchop en de Drenthen ontftaan , 2ou hem weder een Leger, vier duizend man fterk, van den kant van de Lemmer en de Kuinder, zyn te hulpe gekomen, voor dat hy Koeverden belegerde en ftormenderhand innam, zonder echter het Kasteel te konnen bemagtigen. Hy vleide zich wel, dat de Friezen , die omtrent Bakkeveen by een trokken , hem daar toe te hulpe zouden komen; doch deeze werden, door de Drenthen, d; ar zodanig gehavend, dat hy zich in zyne verwachtinge grootelyks bedroogen, en teffens genoodzaakt vond, een merkelyk gedeelte zyner benden af te danken. Hy zoude het echter, na't ontvangen van eenige verfterkinge, en 't behaalen van eenige voordeden, waarfchynlyk, den Drenthen eer- (§) Wegens deezen en andere Vloeden kan men te recht ranken , by Outhof Verhaal van de Watervl. bl. 108 en 308. Ocko Scharl. bl. 113. Gabbema Nederl. Watervl. bl. 70. Winfem. Kron. 163, en elders.  van FRIESLAND. 395 eerlang te benaauwd gemaakt hebben , zo zy 1 niet uit Fivelingo, Westfalen en van elders,1 met frisfe manfchap waren onderfteund geworden. Dan hier doorkreegen zy, die trots op de Bakkeveenfter overwinning waren, zulk eene ' ovenhagt op het Leger der Friezen en Groningers, dat deezen, op den eenentwintigden van Herfstmaand, met de uiterlle verhaastinge, de vlugt naar Groningen namen , cn daarby een merkelyk verlies van. manfchap Jecden; zynde veelen, door de hen op de hielen volgende Drenthen, of gevangen genomen, of afgemaakt geworden. Onder de laatften bevond zich Hesfel van Leeuwarden, Deken over geheel Oostergo, met nog elf Priesteren (*_). Niet tegenflaandc deeze inlandfche beroerten, oorlogen en. watervloeden, den vcrderflykften invloed op 's Lands waare welzyn hadden, en grootelyks ter verachteringe van den landbouw en binnen - en buitenlandfchen koophandel ftrekten, zag men de Kruisvaarten naar het H. Land haaren gang gaan. En of deeze nog niet genoeg waren, om de landen van hunne inwooners te ontblooten, de zeden te bederven, en 't Christendom eene vuile fmet aan te wryven , die bezwaarlyk viel uit te wisfehen, begon het ook eerlang in gebruik te komen, menfehen van allerlei ftaat cn rang, over zogenoemde kettery , aan te klaagen, te vervolgen , en te mishandelen. Die van Stade hadden hier van , ten jaare twaalfhonderd (*) Schot. Friefche Hist. bl. 119. Idfir.ga S aatsr. I. D. bl, 291 — 294. Beknop» ra Histq» :ue. Ook dryven zy de Friezen en Groningersop de Vlagt. De Kruisvaartengaan nog (leeds haaren gang. I234-  Beknopte Histo- rie. Ook vvordt 'er eene tegen de Stadingers gepredikt en uitgevoerd. (*) Men zie wegens deeze Stadinger Kruisvaart Sc.hot. 396 Tegenwoordige Staat derd vierendertig, de droevige ondervinding. By den Aartsbisfchop van Bremen in ongenade vervallen zynde , werd 'er, onder aantyginge van afgodery en duiveldienst, zelfs eene Kruisvaart tegen deeze menfehen gepredikt , en in 't werk geltcld , of fchoon hunne misdaad, zeer waarfchynlyk , alleen daarin beftond, datzy, gelyk ook veele andere eerlyke lieden van dien tyd, de Geestelyken, zoom hun kwaad, dronken en ontuchtig gedrag , als om hunne gierigheid 'en knevelaaryen , met die minachtinge behandelden , welke deeze gewaande bedienaars der Heiligdommen dubbel verdienden. De Kruisvaart ging echter voort; Graaf Floris de IV zelf nam 'er deel in; veele Priesters, Paapen en Monniken lieten zich mede tot den togt aanfehryven, en eerlang zag men de braave Stadingers, in weerwil van hunne wanhoopige dapperheid, voor de al te groote overmagt hunner vyanden bezwyken, en, met achterlaatinge van wel zesduizend man, het flagveld ruimen; terwyl veelen in de poelen en moerasfen verfmoorden, of met verhaastinge naar Friesland vlooden. Doch ook hier vondenze, naar't fchynt, geene veiligewykplaats: immers zou Graaf Floris, van de Wezer, door Friesland, naar huis keerende , deezen zov/el als de Friezen, die hen hielpen, geheellyk verflagen hebben. Waarfchynlyk was de hulp, die de Friezen aan de Stadingers beweczen, de eenige reden, waarom de Graaf hen zo min als de gevlugte Stadingers verfchoonde ( *). De  van FRIESLAND. 397 De dood van Bisfchop Wilbrand, die ten jaare twaalfhonderd drieëndertig overleed, was voor Friesland van geene onaangenaame gevolgen. Was naamelyk Graaf Otto, door Graave Floris zynen Broeder, by't affterven van Willem den I, hun beider Vader, met het Graaffchap van Oostergo en Westergo, in hoedanigheid van] Graaf of Poteflaat beleend, zyne verheffing tot! Bisfchop van Utrecht, onder den naam vanOt- i to den III, gaf aanleiding, om 't gemelde i Graaffchap wederom aan zynen Broeder af re ! ftaan. Doch deeze, reeds voorheen by de Friezen gehaat, om dat hy, door 't omkoopen van den Adel, hunne voorrechten en vryheden zocht te krenken, had, door de Stadinger gebeurtenisfe, hen zodanig verbitterd, datze een* hunner eigene Edelen, met naame Sikke Sjaarde- \ ma, tot hunnen Poteftaat verkooren, hier toe te 5 meer aangemoedigd, door de tyding, dat Graaf i Floris, reKlermont, in een fteekfpel, verraad derlyk gefheuveld was, nalaatende eenen Zoonr van maar zes jaaren oud. Bisfchop Otto, die j i tot Voogd over den jongen Graaf, zynen Nee" ve, werd aangefteld, een man van eene vreedzaaime inborst, en daarenboven den Friezen niet -ongenegen zynde, gelyk hy ook, geduurende ; zyn gansch bewind over hen, hun zeer aangei naam geweest was, zag dit met ftilzwygen aan, : :zo hy 'er geene toeftemming toe gegeeven t heeft. En dus wordt dit tydftip, niet zonder reden, i Schot. Friefche Hist. bl. 121 enz. Hubner Staatk. Hist. VIII D bl. 613. U. Emm. Rer Frif. L. x. p. ljï5o etc. Vaderl. Hist. II. D. bl. 370 enz. F, Sjoerds ; friefche Jaarb. II. D. bl. 555. • Bekkop- • te Historie. , De dood ' van Bis1 fchop l Wilbrand [ is van . geene on■ asngenaame gevol' gen voor Friesland, 1 1 Sikke Sjaardema .wordt tot Poteftaat verkooren.  Beknop- SE HlSÏO rie. Gednurende zyn bewind is 't land in taamelyken bloei. Harlingen wordt eene Stad. C§) O. van Schar!, bl. 114. It Ade Friefche Terp. W. 53- 39 S Tegenwoordige Staat reden, voor het einde der Hollandfche regeeringe gehouden, fchoon 'er, by vervolg van tyd, herhaalde poogingen, door de Hollandfche Graaven , gedaan zyn, om Friesland onder 't juk te brengen. Midlerwyl was het land, vooral geduurende het Potellaatfchap van den beroemden Friefchen Edelman, Sikke Sjaardema, in taamelyken bloei; en het zou dien tot veel hooger trap hebben gebragt, indien de aanzienlyklfe geflagten de handen zowel hadden in een getlagen, als ze , doorgaans, jammerlyk over hoop lagen, en eikanderen , om den voorrang in 't offeren,nu en dan over hoop flaken , zich verbeeldende, dat zulke misdaaden en andere gruwelen meer,» door 't ffichten van Kerken en Kloosters, en 't verryken der Geestelyken, voor altoos glad wierden uitgewischt. Van dergelyke woede zag men een voorbeeld te Waaxens, daar Botte Reinalda, door Jan Albada, op het Kerkhof, werd dood geflagen, om dat hy den voorrang ten offer genomen had, welken Albada oordeelde hem geenszins toe te komen (§). Wy laaten 'c voor den Leezer, zyne aanmerkingen over zulke verkondigers van't Euangelie te maaken, welken het, uic onkunde, bygeloof of eigen belang, van 't hart mogt, dergelyke on teeringen van den besten Godsdienst te begunftigen, en door de vingeren te zien. Zag men omtrent deezen tyd de Buurt, op 't west van het dorp Almenum, tot eene Stad gemaakt, welke den naam van Harlingen draagt, en  van FRIESLAND. 399 en door den tyd zodanig in bloei heeft toegenomen, datze, na Leeuwarden, nu de grootfte en aanzienlykfte der Friefche lieden zy, de by. zonderheden haarer opkomfle, gaan wy bier, als tot de plaatslyke befchryving van Harlingen de naaste betrekking hebbende , met ftilzwygen voorby. Dat de Kloosterlingen van Ludinga Kerk, gelegen op het Oost van Almenum, van dit Harlingen eene diepe vaart naar Vlieland en van daar naar Texel gegraaven hebben, is reeds voorheen met een woord gemeld. Het recht van eigendom, dat Friesland toen nog op Texel, benevens een groot gedeelte van Westfriesland , had, werd door den Poteflaat Sikke . Beknor . TE HlSÏO. ' Kir. Sjaardema, voor zo veel Texel aangaat, by openbaare Handveste en Giftbrief, gefchonken aan Alhard, Abt van Ludinga Kerk, zo voor hem i als voor zyne opvolgers ; die hetzelve ook : met eenen goeden titel, uit kracht van hunne •verzegelde brieven, bezeten hebben, tot zo lang ide Graaven van Holland hun hetzelve ontwel1 digden (f ). Vlieland, voorheen vast aan Terifchelling,kwam ook eerlang inde handen deezer iGeestelyken,zynde zy daarmede begiftigd door I Graave Willem den II, welke hier in het voorbeeld volgde van zynen Grootvader, Willem den II, door wien St. Odulfs Klooster te Stavosen met het Eiland Wieringen befchonken was(§). IDewyl nu de Ludingakerkfters eenen Uithof op (Vlieland hadden, groeven zy derwaards gemelde vaart, hoewel niet met genoegen van hunnen Abt Gerbrand, die dergelyke openingen, zo naby de Noordzee, als zeer gevaarlyk voor de binnen- waardj Ct) Winfem. Kron. bi. lór C 5 ) Schot. Friefche Hist. bl. 10& Texel wordt ge» fchonken aan L,u-j dinga Kerk; Gelyk ook VUe* land.  400 | Tegenwoordige Staat •te Histo- JUE. Het Klooster Marien- gaard Itoopt Marken voor de lelfr. Friesland Jydt weder veel by eenen geweldigen Watervloed. «237- waardfche landen befchouwde; gelyk zy ook raer> derdaad eerlang bevonden werden, Terwyl die Klooster dus zyne bezittingen uitbreidde, zochten ook andere de hunne te vermeerderen. Dat van Mariëngaard kocht, teil jaare twaalfhonderd vyfendertig, toen het Sybrand tot zynen zesden Abt had, het halve Eiland Markenhove, of Marken, met alle deszelfs gerechtigheden , van INikolaas Perfyn Ridder, voor tweehonderd Hollandfche ponden (f), zynde de andere helft daar aan voorheen, door eenige GodsdienlTige Hollanders, gefchonken; hy voltrok , kort daarna , het Kerkje , dat reeds begonnen was ; ook werden eenige Leekebroeders derwaards gezonden, om de landeryen, ten voordeele van 't gemelde Klooster, te bearbeiden (§). , In de onlusten, omtrent deezen tyd, in Groningerland voorgevallen, hadden de Frie¬ zen , van tusfehen t Vlie en de Lauwers , wel eenig deel ; maar zo niet, dat de byzonderheden daar van ons behoeven op te houden. Onderlinge verdeeldheden lieten hen ook niet toe, hunne natuurlyke neiging te volgen; te meer om dat de nadeelen, welke het algemeene welzyn daarby te lyden had, nog vergroot werden, door den hoogen Watervloed van twaalfhonderd zevenendertig. Volgens de daarvan voor handen zynde vernaaien, (f) O. van Scharl. Kron. bl. 117, wordende dit Eiland daar befchreeven, als liggende in de Zuiderzee, tegen over Monnikendam, 't welk ten bewyze ftrekt, dat dit het hedendaagfche Marken is. (§) Schot. Befchryv. van Friesl. in Quarto bl. 3*7-.  van FRIESLAND. 401 Beknopte Histc»« KIE. Jen, waaide de wind eerst uit den westen, en liep vervolgens naar het zuiden en zuidoosten: hier door werd het water eerst uit Zee, endaarna uit den vollen Ysfel en andere gegraaven graften met zo veel geweld, en in zo grooten overvloed aangevoerd, dat genoegzaam alle laage landen, ten westen van Friesland, wierden onder water gezet, en niet flechts zeker ftins, tusfehen Texel en Dykshorne, toebehoorende aan die van Ludingakerk, met zyne onderhoorige landeryen, wegfpoclde , maar ook de landen van Holkama, tusfehen Westergo en de nabuurige Eilanden Vlieland en Terfchelling, ten grooten deele, verboren gingen. Dewyl nu dit ongeval by nacht gebeurde, zagen zulken, die des morgens eerst opgeltaan waren, zo ver het oog kon reiken, alles blank van water,en riepen hunne nabuuren toe: het is al Vlieland! het is al Vlieland! willende daar mede zeggen, dat het Vlie 't ganfche land overliep, en nu meester van hetzelve was. Ook meenen fommigen r dat het Eiland van dit roepen zynen naam gekreegen hebbe. Doch wat daar van zy : na 't afloopen des waters zag en ving men veele Salmen en andere vreemde visfchen, die x\\ 't flyk !door de droogte beloopen waren ("§"). De Mij. delzee wordt van tyd tot tyd meet verftopt. Daar de landen, bewesten Friesland,dus van Ityd tot tyd afnamen, en de gedaante eener lopenbaare Zee verkreegen, werd de Middelzee j hoe langer hoe meer verftopt, en tot land ge- ge- C5) Winfem. Kron. bl. 166. Schot. Befchryv. van ; Friesi. in Quarto. bl. 354. Ouciwf Verhaal der Waittvl. bl, 3U. Cc  402 Tegenwoordigs Staaf Beknopte Histo- KIE. gemaakt; zelfs meent men, dat dezelve, omtrent deezen tyd, reeds ten grooten deele opgcflykt, en in fchoone bouw- en weidlanden vervvisfeld was, fchoon wegens den- netten tyd dier groote veranderinge met volle zekerheid niets te bepaalen valt. Ongetwyffeld is dezelve langkzaamerhanct gefchicd, en het aangewonnen land tot den Akkerbouw, en wel inzonderheid tot Veevoeding toebereid, en met de noodige wooningen voorzien, hoewel die op dit aangewonnen land zeldzaamer dan op het oude zyn, om reden dat zeer veele van deeze aangewonnen landen door bewooners van het oude gebezigd worden. Wat voor- of nadeelen Friesland ondervond, de drift om Kerken en Kloosters te fcichten ging, omtrent deezen tyd, fleeds haaren gang. De Geestelyken zagen 't gaarne, en de Ryke Leeken waren dwaas genoeg om zich te verbeelden, dat het zwart register hunner zondert glad wierd uitgewischt, cn hun naam ten goede vereeuwigd, zoze daaraan hunne wereldlyke bezittingen te koste leiden. Het Adelyk Nonnenklooster-Aula Dei,of Gods Hof, naderhand Nyeklooster genoemd, onder de Parochie van Gooinga, in Wymbritferadeel, nabySneek , is synen oorfprong aan dergelyke beginfelen ver[chuldigd geweest. Hetzelve werd gefticht, in den jaare twaalfhonderd drieëndertig, door Dodo, Abt van Oldeklooster, op de landen era | uit de middelen van zekeren Ubald, die zyne | gelofte in gemelde Klooster gedaan, en alle zy- I ne goederen, voor de zaligheid zyner ziele, tot I dit werk ten beste gegeeven had- Het was even als Oldeklooster van de Ciftercie orde, werd, na Het Adelyk Nonnenklooster Aula Dei . wordt te Gooinga gefticht.  1 van FRIESLAND. 403 ■na zyne voltrekking, met Zusters, uic het Klooster Sion, bevolkt, en Hond onder hec,opzigc van nieergemelden Abt en zyne opvolgeren ( * ). Weinige jaaren laater zag men, in de Grieteny Achtkarfpelen, twee andere Geestelyke geftichten coc Hand gebragt, bekend by den naam van Gerkeskiooster cn Buweklooster. Met hunne Stichting was het dus gelegen. Jarig, de zevende Abc van Mariëngaard, die /oor geleerden nietonervaaren in de Dichtkunde gehouden wordt, voorzag zich van eenige geleerde en Godsdienftige mannen, welke hy :ot Priors bevorderde. Onder deezen was ook fjaerd Bernarda, uit wiens geflagt Buwe en Gerke üarkemagefprooten zyn. Doch Jarig, tenjaa■e twaalfhonderd en veertig overleeden zynde, ïad toe zynen opvolger Jelger, een'afflammeling ut het aanzienlyke geflagt van Jelgerhuis, wiens Hoeder Bauk eene Zuster was van Wybren Kem>inga,onder de Friefche Edelen zeer beroemd, >m dat hy, door de Predikatiën van Olivier van beulen, overgehaald wierd, om tot drie maaien oe naar 't H. land te reizen. En wie weet, f deeze Godsdienfiige Edelman 'er nog niet ene vierde reize had bygevoegd, zo hy niet op e derde overleeden ware. In het Dorp Twybl, toen nog onder de Parochie van Augusftinsga flaande, woonde, ten zynen tyde, een ;er vermogend man, met naame, Gerke Har- C ema: deeze, door denzelfden geest van gods- * enftigheid als anderen van zyne eeuw gedree- § • ven,v jj 1 (*) Winfem Kron. van Friesl. bl. 165, Ondh. en eft. van Friesl. II D. bl. 83, 80. Cc 2 TE HlSTO"; RIE, Gerka Harken» is de Stichter van Gerkeskloosrter.  404 Tegenwoordige Staat Beknotte Historie» ven, ondernam het ftichten van een Klooster op de zathe Wiegeratorp of Wiegersterp, en zocht hetzelve te (lellen onder befcherming van den Ahr van I -udinffakerk: doch deeze wees zvn Hy zweert de Orde van Presnonftreitaf, en neemt die van Bernardusaan. :\Dt van jL,uuiij^aKciü., uutii utre^c wees zyu /erzoek van de hand. Daarop vervoegde hy zich tot dien van Klaarkamp, en, toen hy ook hier niet Haagde ,nam hy zyne toevlugttot Jelger van' Mariëngaard, met belofte dat hy zyne Orde wilde aanneemen, zo de'eze het Klooster onder zyne befcherminge nam. Jelger, geen acht geevende op de lichtvaardigheid van deezen mensch, die zo haast van de eene Orde overging tot de andere, nam hem aan, tot merkelyk ongenoegen van de Ludingakerkfter en Klaarkampfter Abten. De eerfte van deeze twee ftond evenwel van zyn recht af; maar de Iaatfte, geftyfd wordende door zekeren Wy brand , een' man van( adelyke afkomfte, en die, eer hy in het Klooster ging, Deken in Ootergo geweest was, weigerde Gerke uit zyne Orde te ontdaan, en verkreeg daarenboven brieven van Collatie, of Begeevïnge, van den Bisfchop van Munfter,onder wiens opzigt Achtkarfpelen ftond. Ook riep hy Gerke heimelyk tot zich , en haaide hetri door veele beloften over, om openlyk in dei Kerk de Orde van Premonftreit af te zweeren, en die van Bernardus te omhelzen. Jelger, toen dit alles gebeurde, buitenlands zynde, vernam,, by zyne te huis komfte , met leedweezen, dat 'er eene fcheuring onder de Broederfchap van] Gerkesklooster was ontdaan, van welke fomriM gen het met de Orde van Premonftreit hielden J terwyl anderen die van Bernardus aankleefden.] Ter voorkominge van andere onaangenaame ge| vol*  van friesland. 405 volgen floeg Jelger den weg van toegeevendheid in, en gaf aan elk de vryheid om te kiezen 'Wat hy wilde. Het Klooster zelf, dat by zyne eerfte Stichtinge den naam van Jerufalem ontving, doch naar zynen Stichter doorgaans iGerkesklooster genoemd wordt, kreeg tot zynen ecrften Abt den meergemelden Wybrand, en bleef by de orde van Bernardus; doch alle de overigen , die de orde van Premonftreit aanhingen, verlieten 't zelve, en begaven zich naar elders ct> Buweklooster werd twee jaaren laater geIfticht, door Buwe Harkema, Gerkes Broeder. By zyne eerfte Stichting werd daaraan de naam 1 gegeeven van Sepukrum Sar,ct. Oudh. lm Geft. van Friesl. bl. 392 en 435. Cc 3 - Beknop- j TE HlSTO' RIE. Dit ver- 1 wekt i fcheuring onder de -Broeden. Buwe Harkema is de .Stichter van Buwe klooster. De Friezen bieden Koning Wit-  40f? Tegenwoordige Staat daar door echter niet ten eenemaal verkoeld tezyn. Wanneer immers Graaf Willem, na zyne verheffing tot Roomsch Koning, de vrye Rykftad Aken, daar de Krooning gefchiedenmoest, doch welke toen nog in handen van den afgezet- I ten Keizer Fredrik was, belegerde, deeden de | Friezen, waar onder men veele Edelen telde, I hem zeer grooten dienst. Ook Helde de Ko • I ning zo veel betrouwen op hen,dat hun de ge- i wigtigfte posten van 't beleg wierden aanbetrouwd. En wanneer hy, met hunne hulpe, i< meester van de Stad geworden, en daarop, met il zeer groote plegtigheid, tot Roomsch Koning gekroond was, zoude hy hen gaarne langer in zynen dienst gehouden hebben. Doch de Friezen Honden nu zo fterk op hun ontflag, en hun verzoek, ter bekominge van het zelve, werd door den Friefchen Edelman, Tjaard Dodinga» of Donia, die door zyne kloekmoedigheid zeer beroemd was, en de voornaamfte Leidsman zyner Landgenooten fchynt geweest te zyn, met * zo veele en krachtige redenen onderfteund,dac l zy eindelyk verlof van den Koning tot hun ver« j trek verkreegen, en daarenboven een doorflaand [ bewys van zyne hooge goedkeurlnge; hebbende i hy den Friezen alle hunne voorrechten cn : vryheden bevestigd , welke zy of* van Karei den Grooten, of anderszins bekomen hadden. De Openbrïef, waarby dit gefchiedde, is vertekend, den tweeden van SÏagtmaand des jaars j twaalf honderd achtenveertig (§). Be-I f"§) Winfem. Kron. van Fries!. bl/ióSé Schot. J Befchryv. van Friesl. in Quirto. bh 100. Groot» Charterb. van Friesl, I D. bi. 94. BEKNOPTE HlSU'OJVIE, lem de hand in de belegetinge van Aken. In erkentenisfedaarvan bevestigt de Koning hunne voorrechten en vryheden. 124S.  van FRIESLAND. 407 ■ Behalven dat Koning Willem der Friezen voorrechten en vryheden bevestigde , zou hy hun ook nog het vrye gebruik der Baden 1 binnen Aken, en eene afzonderlyke plaats, ter befchouwinge van de geëerbiedigde Overblyffelen der Heiligen, beneffens het gebruik eener vrye herberge hebben toegeftaan; en van deeze vergunningen zouden de Friezen nog langen tyd daarna gebruik hebben gemaakt (*). Dan hoe gunftig Koning Willem den Friezen ook ware, in de eerfte ogenblikken na de hem beweezen hulpe, in een volgend hoofddeel zal ons blyken, dat de inhoud van gemelden brief, noch door hem zeiven, noch door zyne nazaa- |ten, de Graaven van Holland, is in acht geno» !: snen. (*1 Winfem. Kron. van Friesl. bl. i8. Schot. Friefche Mist. bl. 230. U. Emmius Rer. Frif. L. X. : ?• 397, 328. I " * Cc 4 IX. HOOFD- Beknos* rs HiSTr>f me.  408 Tegenwoordige Staat Beknopte HisiO' ME. Friesland lydt veel by verfcheidenWatervloeden. 1249. En by een fchraal gewas, gevolgdvan eene befmettelyke ziekte onder beesten en menfehen. IX. HOOFDDEEL. fan de bevestiginge der Friefche rechten en vryheeden door Graave Willem den II, tot op de nederlaag van Graave Willem den IK "j^Ja dat Friesland dus zyne rechten en vryheden bevestigd zag, had het, in dit en eenige volgende jaaren, even als verfcheiden andere aanpaalende gewesten, grootelyks van geduchte watervloeden te lyden. Ons beftek laat niet toe dezelve een voor een, in hunne jammerlyke gevolgen en uitwerkfelen, omftandiglyk te befchryven. Dit eene dient niet verzweegen , dat op den tweeden vloed , voorgevallen in den jaare twaalfhonderd negenenveertig, zulk een fchraal gewas van koren en gras volgde, dat daaruit een algemeen gebrek voor menfehen en beesten onftond, het welk al dra eene zeerkwaadaartige runderziekte ten gevolge had; zo zelfs, dat op fominige plaatfen naauwelyks één in 't leeven bleef, 't Nadeel, hierdoor by veelen geleeden, werd nog vergroot, door ie oneenigheden, die, ten deezen tyde, de inwoo- ners deezer gewesten te jammerlyk verdeelden: want hierdoor werd te wege gebragt, dat men hier. en daar de. beesten onbegraaven liet liggen ; 't welk, gelyk de verftandigftcn wel voorzien althans gevreesd hadden , eerlang eene ongezonde lucht en daar op volgende pes£ ziekte onder de menfehen ten gevolge had , welke te fterker woedde, om dat het fiegte en i  van F R I E S L A N D. 409 en ongezonde voedzel, by die duurte, door ver de meesten dagelyks gegeeten, rer onderlleuninge dier jammerlyke plaage ftrekte. Had Koning Willem den Friezen blyk van -toegenegenheid gegeeven, men zal hem waarfchynlyk niet verongelyken door te denken, dat hy dit, naar de wyze der heerschzugtigen, gedaan had, met oogmerk om hen daarna te gereeder aan zyne Graaflyke heerfchappy te onderwerpen. Althans heeft hy, na 't eindigen van den Vlaamfchen Oorlog, eene proeve genomen om de Abten en Prelaaten, welke hy door verfcheiden begiftigingen op de naastgelegen eilanden, op eene byzondere wyze verpligt had , te beweegen, dat zy hem voor Heer van Friesland wilden aanneemen, gelyk zy fommigen zyner Voorzaaten daar voor erkend hadden. Dan in deezen Haagde de Koning niet. De Geestclykheid rekende zich wel grootelyks aan hem verpligt, maar nog meer, om de vryheid van hun Vaderland niet te vertuifchen. Om echter den Koning niet voor 't hoofd te ftooten, noch zyne goede gunfte voor het toekomende te verliezen, vonden zy geraaden, hem tot den Poteftaat Sikke Sjaardema te wyzen. De Ko ning, 't zy dat hem dit geviel, of dat hy geen beter middel ter bereikinge van zyn oogmerk wist, deed, door eenen brief, daartoe, metderdaad aanzoek by Sjaardema , hem onder anderen groote voordeden en rykdommen i in Westfriesland aanbiedende, zo hy hem in dee;zen behulpzaam wilde zyn. Dan dit fcheelde den braaven en vryheid minnenden Fries zo veel, dat hy 's Konings ontvangen brief in deeze manCc 5 nelyke Beknopte historie. Koning Willem zoekt de Friezen te bevvee gen orn hem voor Heer te erkennen» Hyfchryft een' biief aan- Siitlce Sjaardema, en wordt mannelyk beantwoord»  Bekkop- TE HlSTO rat. 410 Tegenwoordige Staat nelyketaal beantwoordde. „ Groot magtige „ Koning! wil u niet te vergeefs vermoeien: „ meent gy, dat ik, om my en myn geflagt te „ verheffen, ccn verraader wil zyn, en de nako„ meh'fjgen van die vryheid berooven, welke „ onze Voorvaders boven alle goederen gefchat „ hebben? Verre zy van van my een geldgierig „ en oneerlyk hart! Vaar wel, en wil my met „ uwe brieven niet meer begroeten in rhVr ™p. „ uwe uucveu mee meer oegroeten m cuervoe., gen: want ik wil na deezen geene van u ont„ vangen. Git onzen huize Sjaardema, den „ 9 Aug. Duizend twee honderd negenen„ dertig ". Zelfs zou Sjaardema over het aanzoek van Koning Willem zo geftoord geweest zyn, dat hy, hem tot fpyt, gouden penningen liet flaan, op welker eene zyde men las: Sixtus Sjaardema Pot est as Frifite, terwyl op de andere zyde een man verbeeld werd, die geld uic zyne hand liet vallen, met dit omfchrift:Libertas pravaletauro. Vryheid overtreft het sroud O). h Wat zou een Volk, zulke voorftanders zyner vryheid aan het roer hebbende, niet al vermogen, zelfs om de listigfte onderneemingen van eenen (t) Winfem. Kron. bl. 160. Schot. Befchryv. van Friesl, in Quarto. bl. ior. Groot Charterb. van Friesl. I. D bl. 93. De dagtekening van deezen brief is van 1239; doch toen bereikte Willem nog maar vier of vyf jaaren, hebbende hy, maar pas twintig jaaren oud, ten jaare 1356", zyn leeven ongelukkiglyk verlooren; en dus moet men, zal de echtheid van den brief behouden blyven, erkennen, dat 'er een misdag in het jaargctal is ingefloopen: Waarfchynlyk heeft men met F- Sjoerds daar-voor het jaar 1254 te Hellen. Fr. Jaarb. IH. D. bi. 63.  van FRIESLAND. 411 eenen bedekten, dóch vermogenden belaager hunner vryheid te verydelen ? Dan zulk eene bekngelooze grootmoedigheid valt niet dagelyks te verneemen. De Natuur is te Ipaarzaam in het uitdeden haarer beste gaven, dan dat men zulke Sjaurdema's by de tast zou vinden. Eenige weinigen daarvan zyn ook genoeg, om 't hart van eenen Geweldenaar te doen fidderen.. Mogtenze Friesland nooit ontbreeken.' De rust, hierop eenige jaaren achter eikanderen genooten, gaf gunftige gelegenheid om op binnenlandfche fchikkingen bedacht te zyn. Hindeloopen, nu weder bekomen zynde van de herhaalde brandftichtingen en uitplunderingen , welke het in vroeger tyd van de Noormannen had moeten lyden, werd dus, ten jaare twaalfhonderd vyfenvyfdg, tot eene Stad verheven, en door den Poteflaat en 'sLands Staaten, imet Stads voorrechten en vryheden befchon. ken, gelyk nog tegenwoordig door haar geinooten worden (f). Naderhand zal 'er ge! legenheid zyn, om eene omftandiger befchry' ving wegens deeze Stad mede te deelen. Het getal van Kerken cn Kloosters, reeds 'voorheen in Friesland gefticht, zag men, ten 1 deezen tyde, met nog meer andere vergroot. ' Van deezen verdient het Klooster Aanjum, in 1 de Grietenv Menaldumadeel. ren Znidwosron Beknopte Historie. Hindeloopen wordt tot eene Stad verheven. Het Klooster Aanjum wordt geit i£hc. • van Berlikum , .geenszins de Iaatfte plaats. 1 Hetzelve werd omtrent deezen tyd gefticht, 1 door Siboud van Epinga en zyne twee Broeiders Nanne en Sibrand, Bloedverwanten van Ludolf, ft") Winfem. Kron. van Friesl. bl. 170. It aada Fr. Terp. bl. 54.  Bkknop- Tt lLsTO- •ue. Htt Klooster Lidlum wordt voltrokken door Boite van Winfum. 412 Tegenwoordige Staat Ludolf, Prior van Lidlum. Ebel van Schel- I "tinga, hunne Nigt, die door haare Godvrucht, even als Doeke Tjaarda van Bajum en Doeke Schelringa van Minnercskerk, nu Mmnertsga, toen zeer vermaard was, onderfleunde hen in dit godvruchtig werk, dat onder het beiluur van Wybrand, Pastoor in het dorp Aanjum, werd volbragt. By zyne inwyding ontving dit Klooster den naam van Marja's-berg, en behoorde tot de Orde der Reguliere Kanonnikken. Naderhand heeft het den naam gekreegen van Aanjum, waarby het, fchoon lang vernield, nog hedendaags bekend is. Hiertoe heeft waarfchynlyk aanleiding gegeeven, dat de eerlte Stichters van hetzelve uit het dorp Aanjum in Oostdongerdeel afkomllig waren O- Het Klooster Lidlum, dat, om zyne nabyheid aan het itrand, veelmaalen groote fchade, door overftroominge van 't Zeewater, geleeden had , zonder dat 'er raai tegen ware , was reeds voor eenige jaaren, door Sibo, deszelfs vyfden Abt, meer binnenwaards verplaatst', maar niet geheel voltrokken. Zyn Opvolger Ulbe floeg de handen met veel yvers aan dit werk , en bragt het zo verre , dat het eenigerwyze van de noodige gebouwen voorzien was, om de geestelyke inwooners te konnen bergen , en dat Henrik van Viaanen, toen (*~) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 335. Oudh. en Geit. van Friesl. II. D. bl. 129, 130, alwaar gezegd wordt dat Anjuin, of Aninghem weleer een Dorp geweest is, onder de Grieteny vatl Meraldumadeel en liet Dekenfchap van Franekeradeel, niet Verre van Berlikum.  vau FRIESLAND. 413 toen Bisfchop van Utrecht, in perfoon overkwam, het Klooster plegtiglyk inwydde, en met de eerfte Mis vereerde; doch Ulbe liet nog al vry wat ongedaan werk voor zynen Opvolger, over. Hoite van Winfum, een fchoon en verftandig man, die van jongs af toe het kloosterleeven genegen was geweest, werd ook» ten jaare twaalfhonderd zesenvyftig, niet zo dra tot zevenden Abt van Lidlum verheven,, of hy hervatte het onvoltooide werk, en bragc het eerlang gelukkiglyk ten einde. De Lekebroeders niet alleen zagen zich verpligt, om hem hier in de hand te bieden, maar ook de Kanonnikken moesten, beurtelings, daaraan werken, zonder dat zelfs de Winter verpoozing» in deezen arbeid maakte. Dit Klooster beftond uit drie huizen, den Tempel, het Kapittelhuis ■en het Slaaphuis. De Kerk verrykte hy met een Herderftaf, boeken tot den Kerkzang, zilveren Paftoraal en zyden Kap; zynde de eerfte Mis daarin door hem gehouden op St Jans dag, ter eere van dien Heilig , als Patroon, en de-maagd Maria. Edmund, Vikaris van den Utrechtfchen Bisfchop, in Friesland gekomen om 'er 'f Kruis te prediken, ter herwinninge van 't H. Land, heeft dezelve in den jaare twaalfhonderd achtenzestig , plegtiglyk ingewyd, ter eere van God almagtig, van de maagd Maria, en van Johannes den Dooper; terwyl de Kerk van 't Oude Dal, insgelyks door meergemelden Abt herbouwd , en dus , in tegenftellinge van de nieuwe , doorgaans de Kerk van 't Nieuwe Dal genoemd, aan de H. Urfüla en haar talryk gezelfchap wierd toegewyd, Nadat deeze pleg- Beknop- T£ HlSTC bis. Ï2$6.  Beknóp- TE HlSTO' me, Het Klooster Franjum begeeft zich onder befcherming van den Abt vau Lid. « lum. 4T4 Tege^—^y, Staat plegtigheid der inwydinge voltrokken was, werden door den Abt zeventien nieuwelingen tot de eerfte ordening geheiligd, en de jaarfykfche Kerkmis,ganfche vier jaaren lang,met zo groot eenen toeloop van menfehen gevierd, dat de Abt zich genoodzaakt vond, naderhand met geflooten poorten en zonder klok geluid het Feest te vieren (*). i Het Nonnenklooster Franjum, dat eertyds in de buurt van gelyken naam, onder het Dorp Marsfum, in Menaldumadeel, gevonden werd, en tot de orde van den H. Benediktus behoorde, had te naauw eene betrekking tot dat van Lidlum , om 't 'er niet in eene onafgebroken orde op te laaten volgen. Dit Klooster, van wiens pprftfl fKphrinrrA nns nir>r hwnnAnre ïo tr^^^ eenre uicntinge ons niet byzonders is voorgekomen, ftond onder het opzigt van den Paftoor van Marsfum, als Prior van hetzelve; doch bleef, zo 't fchynt, na 't overlyden van Heer Juwo, eenigen tyd van eenen gewoonen bezorger beroofd: hierdoor begonden de Zusters te ontaarden, en 't ftond gefchapen, dat het Kloosterlyk leeven en inkomften beide verlooren zouden gaan. Eenige Zusters, hiervoor met reden be • kommerd, namen de toevlugt tot het Klooster Lidlum, dat toen onder het beftier ftond van den voorgemelden Abt, Hoite van Winfum, hem . verzoekende, dat hy haar onder zyne befcherming neemen wilde. Hoite willigde het verzoek der Zusteren gereedelyk in, doch niet zonder het voordeel van zyn eigen Klooster daarmede te bedoelen. .De Middelzee, tusfehen Marsfum en Leeuwaarden , nam naamelyk ter we- dcr- (*) Schot. Befchr. van Fries!, in Quarto. bl, 330. Oudh. en Geft. van Friesl. II D. bi. 106.  nsan FRIESLAND. 415 derzyden, door geduurige opflykingen , van tyd tot tyd, grootelyks af, en dus Helde hyzich voor dat zyn Klooster, door den Herken aanwas van landeryen, grootelyks bevoordeeld zou worden. Veertig maagden wercfn doorhem naar Lidlum en Baaium verplaatst, hebbende hy alleen zo veel volks te Franjum laaten blyven, als noodig tot den landbouw was. Behalven dit voordeel, | dat aan het Klooster Lidlum te beurte viel, in \ den jaare twaalfhonderd en zeventig, gavenc ook veele anderen hunne Kerken met haar Gees-c telyk rechtsgebied aan dit Klooster over. als die£ i \ Beknop- . TE HlSTO* 1 RIE. 1 1 Dit voorbeekl wordt door anderengevolgd. 1270; Binnen BolswerJ wordt eer» Klóostèt gedicht van de van Sr, _ Nicolaas op Terfcfaelling, die van Sc. Geertruid te Lutkewierum, en die van Oosterzee. De roem van geleerdheid, welken fommige Geestelyken uit het Klooster Lidlum, en wel inzonderheid ,/Esge van Bofum, Sjaard, Meester der nieuwelingen, en Tjaard, gevveezen Pastoor te Winfum, verkreegen hadden, gaf daartoe aanleiding, dewyl men zich van zulke geleerde mannen zeer veel goeds beloofde ( f >. Terwyl men dus-, in Friesland, met het verryken 1 of verfchikken der reedsgeflichte Kloosters, dap* iper bezig was, werden'er ook nog al geduurig 1 nieuwe tot Hand gebragt. Die van Westerra ibouwden, ten jaare twaalfhonderd en zeventi», ieen Klooster binnen Bolswerd , van de Minderbroeders orde. Tot de Kerk, die elf jaaren laater gedicht werd, en nog in weezen is, zou men hout gebezigd hebben , dat, voor hetgrootKle deel, in hec Bosch Kreil gewasfen was (§). De (f) Schot. Befchr van Friesl. in Quarto. bl. : oorzaakt, waren veelligt voor te komen of te1 verhelpen geweest, zo de Vryheid met onder- J linge eensgezindheid had gepaard gegaan. Dan j xeeds voorheen zagen wy meer dan eens, dar.i IFriesland beoosten het Vlie door partyfehap*-1 pen wierd van een gereeten, hebbende de1 twist om den voorrang in 't offeren, en de, ;zygt om alles van zyne hand te doen vlieDd 4 genr BüKNOPi TE HlSTO. R!2. Het jaar 1277 is berucht door eenen geweldigenWatervloed. De on« derlinge verdeeldhedenflrekken ter vermeerderinge va» 's Landi onheilen.  424 Tegenwoordige Staat Bhkitop- TE HlSTO- *us. Zulke plaatfen zyn 'er inzonderheid ongelukkigaan, daar meer dan één Edelmanwoont. gen, de voornaame adelyke geflagten, die we' der ieder hunnen byzonderen aanhang onder de huisliedenen burgers hadden,in geduurigetwist en oneenigheid gehouden. Het bouwen van ftinzen, of zwaare fteenen huizen, eertyds ter befcherminge tegens de invallen en ftrooperyen der Noormannen gefticht, werd thans met een geheel ander oogmerk ten fterkften voortgezet. Het misbruik der vryheid bfagt naamelyk te wege, dat de Wetten haare kracht verloeren, en de Overheden te luttel gezags bezaten, om de llyfhoofdigheid en losbandigheid der landzaaten behoorlyk te bedwingen. Elk meende zyn eigen Rechter te mogen cn moeten zyn, in de onderlinge twisten en verdeeldheden, die menigmaal uit kleine beginzelen voortkwamen; doch, niet haastig genoeg bygelegd,op moord en doodftag uitliepen. Nergens zag 't 'er jam. merlyker uit dan in zulke lieden en dorpen, daar men meer dan eenen Edelman of Heer van aanzien had. Deeze lagen geduurig over hoop. Die de zwakfte was nam al doorgaans zyne toevlugt tot het bouwen van ftinzen en nieuwe buurfchappen, die weder met den tyd tot dorpen aangroeiden, en, met Kerken- voorzien, naar hunne eerfte ftichters genoemd werden, gelyk nog tegenwoordig uit veeier dorpen en buurten benaaminge ligtelyk valt op te maaken; hebbende men in deeze verdeeldheden insgelyks de reden te zoeken van de veelvuldige dorpen ,, kerken en buurfchappen, welke in Friesland gevonden worden, cn niet zelden zo naby elkanderen liggen, dat men, den eerften oorfprong daarvan niet weetende, groote reden van ver.-  van FRIESLAND. 425 verwondering hebbe, dat onze Voorvaders kwistiger in het bouwen van Kerken geweest zyn, dan men hedendaags oplettend is in hec onderhouden van dezelve. Uic deeze rampzalige verdeeldheid van Frieslands aanzienlykile cn vermogendfte geflagten, die zich langen tyd afgefloofd hadden, om elkanderen te vernielen, kwam eerlang de binnenlandfche kryg der zogenoemde Vctkoopers en Scmeringers voort, en deeze liep, na meer dan tweehonderd jaaren geduurd te hebben, niet dan met verlies van der Friezen Vryheid ten einde. De eerlten, die men doorgaans in Oostergo vond, hadden hunne vrienden en bondgenooten te Groningen en in de Ommelanden, terwyl de laat ften al doorgaans de Hollanders en Westfriezen op zyde kroopen, om zich tegen de eerilcn te .fterken. Ondertusfchen heeft men in 't vervolg van tyd, zo door vermaagfehappinge als wisfelinge van aanhang, in Oostergo wel Schieringers, en in Westergo wel Vetkoopers gevondenZelfs gebeurde het wel eens, dac men in een en hetzelfde dorp, gelyk ook in een en hetzelfde geflagt, voorlranders van beiderlei aan* hang vond. De Vetkoopers, die als wy zeiden doorgaans in Oostergo woonden, daar men zwaare kleigronden , uitneemende weidkmden, fchoone beesten en overvloed van vette waaren had, met welke zy hunnen voornaamften Ivoophandel dreeven, omdat de akkerbouw toen nog minder in zwang ging, zouden daarvan, naar 't algemeene gevoelen, hunnen naam gekreegen I hebben, 't zy die door henzelven uit trotsheid aan; genomen, of hun door anderen gegeeven zy. De : Schieringers daarentegen , • die , ten grooten Dd 5 deele, Beklopte Histo» pje. Deeze verdeeld» heid brengt eerlang den binnenland,fchen kryg van VetltOO- peis en Schieiin* gers voorc.  4*5 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. Zy (laan de handen telkens in een om zich tegen buitenlandfche ] magt te ( verdedigen. | 1 < ( \ By de inlandfche ^ deele, de laage eri waterige fl-reeken van Westergo bewoonden, daar men uitneemende Schieraal, in Holland Paling geheeten, vangt, zouden daarvan hunnen naam gekreegen hebben cn Te midden van deeze bloedige verdeeldhea den zag men evenwel de rtrydeude Partyen tel1 kens de banden in een liaan, om zich tegen j vreemde Mogendheden te verdedigen, zo ras hunne veiligheid en vryheid van dien kant last leed. Doch dit gevaar was niet zo dra geweeken, of de onderlinge verdeeldheid brak met verdubdelde krachten uit, tót datze, ten langen leste beide afgemat en uitgeput, zich in de treurige noodzaaklykheid bevonden, om zich 't juk van vreemde Heeren te laaten welgevallen ; gelyk eerst de Schieringers, en daarna de Vetkoopers deeden, als nader op zynen tyd flaac getoond te worden. De rampen, hierby door Friesland geleeden, werden, ten jaare twaalfhonderd zevenentachtig, op (t) Over den oorfprong van beiderlei benaaminge verdient geleezen te worden Gabbema's verhaal van Leeuw. bl. iz. enz. Daar men onder anderen verfcheiden Oudheden, tot der Friezen Gastmaalen behoorende, opgehelderd vindt. Dat de Schieraal, vooral in oude tyden, in groote achtinge was, en met vry wat pracht en kosten op de Gastmaalen plag opgedischt te worden, blykt uit het bekende fpreukje, dat meu vindt by Winfem. Kron. van Friesl. bl. 299» Dy Leydfche laape, Yn Haarlimmer taape, Yn Schiere yel Bringt Ftiesland yn'e Wieli  svan FRIESLAND. 427 op nieuw, door eenen geweldigen Watervloed, vermeerderd. Omtrent middennacht van den veertienden der Wintermaand brak het zeewater, met zulk een geweld,, over en door de dyken heen, dat zelfs verfcheiden llinzen , fchoon op hoogten gebouwd, daardoor wierden onder voet geworpen. In Friesland tusfehen 't Vlie en de Lauwers, om daarvan alleen te {preeken, zouden daarby dertig duizend menfehen verdronken zyn, onder welke men zeer veele Geestelyken telde, zynde in het Klooster Lidlum vierentwintig, te West werd, tusfehen JorwertenBeers, een Nonnenklooster, dertig, en te Foswcrt, Bethlem en andere plaatfen eene ontelbaare menigte omgekomen. Te Jorwerc, daar het Kerkhof vry hoog is, ftoof het zeewater ten glas ven (teren in. Het Stedeke Grind of Gryn,' op het eilandje van gelyken naam, aan het Vlie ' gelegen, werd zodanig van het water overval- \ Ten, dat het geen tien huizen behield. De Kerke met het Koor en de Leerplaats, door die van f Ludingakerk gellicht, werd om verre gefmee-5 ten; ook werden wallen en poorten, met het verdere buitenwerk, daardoor zodanig verftrooid en geflegt, datze na hec afloopen van den vloed bezwaarlyk te verncemen vielen, 't Is dus niec zeer te verwonderen, dat het gerucht,gewoon alles te vergrooten, de verwoesting, door deezen vloed veroorzaakt, buitenlands zo breed uitmat, dat men daar geheel Friesland voor veriooren hield en wel allermeest, nadat deeze vloed, op ($) Winfem. Kron. va» Friesl. bl. 175. Schor. Befchr. Beknopte Histo- KIE. verdeeldheid komt weder een geweldige Watervloed. 1287. Het StedekeGryn wordt daardoor bykans geheel verwoest;  Beknopte Hisro xie. Op deezen Watervloedvolgt een andere. Het land is echter riet ontbloot van ïnwoo«ers. 4*8 Tegenwoordige Staat op den yyfden van Sprokkelmaand des volgenden jaars , door eenen anderen vervangen was, die op nieuw onnoemelyke fchade had te wege gebragt (f).. En echter zal de lyst der overgebleeven Geestelyken alleen genoeg zyn,om ons te overtuigen, dat het land niet geheel en al van inwooners ontbloot was. Als immers de Abt van Premonflreit , het Opperhoofd der Premonfireitheeren, door den Abt van Bloemkamp en den Proost van Schiltwolde , liet opneemen , hoe 'er de Kloosters van zyne Orde in Friesland, ter wederzyden van de Lauwers, afgekomen waren, bevond men het getal der overgebleeven Monniken in 't Klooster Manengaard 400, te Lidlum 600; te Dokkum 400; te Oldeklooster in deMarne24o;te Beerta m Moermerland J40; te Langen 160; te Schiltwolde 160; te Kuismar 60; in 't Klooster te Wittewierum 1000; in Feenklooster of den Olyf. berg 20; in Buweklooster, of 't Graf van Maria 170; te Heiligerlee 180; te Appelfche 70; in Nyeklooster 56; teAland in Emfingerland 90 ; en in het K looster Palmer, dat naderhand door den Dollaartverflonden is, 190. Q). Indien men nu mag ondernellen, dat de andere Kloosters naar evenredigheid bewoond wierden, za zou Befchr van Friesl fa Quarto. bl. 355. Friesfche Hist. bl. 147. Gabbema verhaal der Nederl. Watervloeden, bl 95. (t) Outhof verhaal, b!. 373 enz. Gabbema verhaal, bi. 106. (5) Men vergelyke wegens deeze lyst Winfem. Kron. van Friesl. bl 176 Schot Friefche Hist. bi. Hl, eii U. Ernm. Rer. Frif. Hist. I. XII. p 44.  tan FRIESLAND. 429 zou het Friesland aan geene handen ontbroken hebben, om de vernielde zeeweeringen te herftellen, en dermaate te verbeteren,' dat het land minder gevaars van 't zeewater te duchten zou gehad hebben, zo deezen zo wel als anderen waren te werke gefield. Dan de eeuw was nog niec verlicht genoeg om te begrypen , dat Kerk en Burgerftaac beide even liegt van zo veele ledige buiken gediend waren; of, zo al eenigen dit begreepen, het was hun niecgeraaden, zulks wat duidelyk te toonen, zo lang 't den Geestelyken aan geene magt ontbrak, om hen door hunnen ban-blixem te verpletteren. Van den kant der Hollandfche Graaven had Friesland, federt verfcheiden jaaren, geen aanHoot geleeden: niet om dat de Graaven voor altoos van Friesland afzagen, maar om datze de handen elders te vol werks hadden, of door eenen • famenloop van verfcheiden omftandigheden verhinderd wierden, hunne eifchen op Friesland te doen gelden. Dit was inzonderheid het geval van Floris den V. Om 't verflaan van zynen Vader, Willem den II, lagen de Westfriczen eerst aan de beurt. Doch tóen hy deezen had onder de knie gekreegen, meende hy ook de Friezen beoosten het Vlie, door zyne overwinnende wapenen, aan zich te onderwerpen. Ten dien einde Hak hy, in den jaare twaalfhonderd achtentachtig,met eene vlooc over de Zuiderzee, en landde ce Scavoren, daar men hem voor Landheer aannam, en huldigde. Hoeveel genoegen de Graaf hierin genomen hebbe, vale ligtelyk op te maaken uit de bevestiginge en vermeerderinge der Voorrechten en Vryheden, waarmede de ftad door hem begunftigd werd. De BiKNOP- re Histo- MK. Floris da V. komt in Friesland, en wordt te Stavoren irehul. iigd. 128$.  43» Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. Keizer Rudolf geeft Friesland aan Reiroud,Graave van Gelder. 1200. „ ware, terwyl zulks van dezelfde kracht zou „ zyn , als of het door den keizer zeiven „ ware verricht geworden. Dat alle bui5, tengewoone voordeden en gefchenken ten „ voor- (*) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 170. Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 102. Rrieven en Docum. bl. 13. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 124 —117. (t) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto bl. 110. Brieven en Docum. bl. 15 en 16. Groot Charterb. van Friesl. 1. D. bl. 123. De affchrifcen daarvan zyn nog voor handen("*), en de redenen waarmede men de echtheid van dezelve-te keer gaat, hebben niet veel te beduiden. Ondertuslchen fchynt des Graaven gebied over Friesland van geringe uitgeitrektheid geweest te zyn, wyl Keizer Rudolf gansch Friesland tusfehen het Vlie en de Eems, in den jaare twaalfhonderd en negentig, aan Reinoud, Graave van Gelder, heeft opgedraagen; en die opdragt , negen jaaren daarna, door Keizer Albert is bevestigd geworden ( f ). De voornaame inhoud van deeze Keizerlyke giftekwam hier op uit: „ Dat de Graaf geheel Oostfries„ land ( waartoe men inzonderheid Ooster - en ,, Westergo te brengen heeft) zo verre zich „ aldaar de Ryksgerechtighcid uitltrekte, uit 's „ Keizers naam, zou hebben en berechten. Dat „ hy daar niet alleen in eigen perfoon recht zou „ fpreeken, maar ook Rechters en verdere Ma„ giflraats perfoonen, naar zyn welbehaagen, „ aanbellen,en daarenboven halsrecht oeffenen. „ Dat hy's lands inkomllen, mids rekeninge „ doende aan het Ryk, zou invorderen, en voorts ,, alles met volle magt verrichten wrn- nnnriin-  van FRIESLAND. 431 „ voordeele van den Graave zouden zyn , zon* ,, der dat hy daarvan iets behoefde uit te keem ren. Dat hy deeze zyne waardigheid niet „ zou hebben neêr te leggen, voor dat hem „ alle kosten, ter verkryginge en verbeteringe „ van Friesland aangewend, voldaan zouden zyn. „ Dat, zo hy eenige kinderyen in Friesland aan„ kocht, dieniet tot het Ryk behoorden, deeze j, als eigen goed door hem behouden en beze„ ten zouden worden. En eindelyk, dat de Graaf „ voor alle zyne moeite, vierduizend marken zui}, ver zilver van het Ryk tot eene eerbelooning „ zou ontvangen C f )•" Hoe ruim ook deeze Leengifte voor den Gelderfchen Graave zyn mogt, blykt het evenwel niet, dat vooreerst eenige poogingen door hem zyn aangewend om dezelve in kracht te Hellen, 't Viel ook inderdaad veel ligter eene diergelyke gifte van den Keizer te verkrygen, dan uit kracht van dezelve eenig gezag te oenenen over landen, daar ook de Hollandfche Graaven 1 en Utrechtfche Bisfciioppen recht van eisch op meenden te hebben; te meer omdat de Friezen, hoe zeer ook onder eikanderen verdeeld, iwel dra de handen in een gewagen zouden hebben, zo hunne vryheid van dien kant last geleedcn had. Graaf Floris de V, door de moorddaadige j hand van Gerard van Velzen afgemaakt zynde,1 werd in de regeeringe opgevolgd door zynen eeni-( gen zoon Jan, dien het, na zyne huldiginge, geluk- \ te op de VVestfriezen, ten jaare twaalfhonderd 1 zevenennegentig, zo volkomen eene overwin- J ming re behaalen, dat zy zich op nieuw aan de Graaflyke regeeringe onderwierpen, en in 't vervolg,- ( f) U. Emm. Rer, Frif. Hist. L, XIL J>. 4<5. Schot, irieiche Hist. bl J50. I . Beknot»»' < TE HlSTO. ia, 1 De Graaf doet cch« ter geene poogingen , ora de Kei. zeriyke gifte iri kracht te nellen.. Floris de V. words opgevolgdfoor zytsn Zoort fan. 1297.'  Beknopte Histo we. De Bisfchop van Utrecht zoekt de Friezen op zyne zyde te krygen ten nadeele van Graave Jan. of Ketterye verdacht te maaken; en na dat hy ¥ 't volk hiervan, in openlyke redevoeringen, de 1 ooren had vol geblaazen , predikte hy eene kruis- ! vaart tegen de Hollanders, met dat gevolg, dat I zeer veele Friezen zich door hem beweegen lieten, om, -onder zyn geleide, den togt te onderneemen. De Bisfchop had het op Waterland gemunt, en zocht by Monnikendam te landen..Doch de Haarlemmers, Kennemers en Waterlanders, op hunne hoede zynde,kwamen met eenige welbemande fchepen op hem af, en bejegenden hem op zo fors eene wyze, dat zyn grootfte fchip genomen, een deel andere vaartuigen vernield, en hy zelf genoodzaakt wierd in een ligt vaartuig over te flappen, en de vlugt te neemen naar Overysfel. De Friezen, die,by deeze ongelukkige ontmoetinge, den Hol- ( f) Mei. Stoke volg. de uitgave van Huidecoper. II D. bl. 420. Schot. Friefche Hist. bl. 152. Vaderl. Hist. III. D. bl. 108. 43* Tegenwoordigs Staat volg, van 'sGraaven wege, door Baljuwen be» ■ recht wierden Ct). Dan dit ftrookte zo weinig met de heerschzugtige bedoelingen van Bisfchop t Willem van Utrecht, die zich, na den dood van Graave Floris, niet minder dan de beheering van gansch Holland had toegelegd, dat hy, 01» eene ui eerfte pooging te werk te Hellen, de Friezen beoosten 't Vlie tegen den Graaf zocht op te hitlèn. Om het werk wis te neemen • Hak hy,omtrent deezen tyd, in perfoon met eene vloot naar Friesland over. Daar zynde, bediende hy zich van de gewoone kunstgreep^ der heerschzugtige Geestelyken, en ondernam den jongen Graaf en zyne Hollanders van ongeloove  van FRIESLAND. 433 Hollanderen, In grooten getale, in handen vielen. werden niet dan na 't betaalen van een aanzienlyk losgeld genaakt (*). Tusfehen den Graaien den Bisfchop werd eerlang een Verdrag getroffen, volgens den Raad van Wolferd van Borfelen, die thans het voornaamlte bewind in handen had, en den jongen Graaf in alles naar zynen zin wist te zetten, 't Is derhalven zeer waarfchynlyk aan zyne inboezeming te wyten, dat eenige Abten en Prelaaten van Oostergo, door Graave Jan, befchuldigd wierden, het volk opgeruid te hebben , om met Bisfchop Willem den togt tegen Holland te onderneemen. Althans de Abten van Klaarkamp , Bethanië , Mariëngaard en Dokkum, nevens den Proost van het Klooster Bethlehem, vonden zich genoodzaakt, in eenen brief, aan Graave Jan gefchreeven, zich van die be-< fchuldiginge te zuiveren, gelyk uic den brief, die nog voor handen is ( § ), blyken kan. In deezen hunnen brief geeven die van Oostergo echter vry duidelyk te kennen, dat zy die van Westergo, wier landftreek, door deBomzee en een byzonder Rechtsgebied, van de hunne was afscheiden , geenszins vrykenden, van in vcreeni5inge met de Westfriezen den Graave vry wac ladeels berokkend ce hebben. Hec Geestelyk Rechtsgebied .over Friesland was, ten deezen tyde, verdeeld tusfehen de Bisfchoppen van Utrecht, Bremen, Munller en Keuicn. De lastitehad hier zyne Dekens of Aartsoriesters, die in hunne Rechtbank, Schenftoel geheeten, vonnis velden over Kerkelyke en Hu- (*) Melis Stoke, volg. de uitgave van Huidec. II IX bl. 457 enz. Vaderl. Hist. III D. bl. jo8. CS) Gr. Charterb. van Friesl. I.D. bl, 130. Ee BiiÜNOP- te Historie. De Bisfchop en Graaf verdraagenzich met elkanderen. Gefteldheid van het GeestelykRechtsgebied,en het gedrag der  4S4 Tegenwoordige Staat Eeknop- Huvvelykszaaken. De meeste Priesters waren 1 te Historie. Geestelyken in Friesland, toen niet alleen getrouwd; maar lieten ook hun-1 ne Kerkelyke bedieningen, by hun overlyden, aan hunne kinderen na, in weerwil van het Kanonike recht, en de tegenfpraak veeier vroomen. Zelfs verzochtenze geen ontflag van den Paus, die geoordeeld werd het recht te hebben, om 't zelve in gevallen van deezen aart te verkenen. De geldafperfingen, waarmede zy het volk plaagden , om hunne huisgezinnen ftaande te houden, bragten hen dermaate in den haat, dat het volk, zich zeiven recht doende, de huizen deezer Geestelyke leidslieden pionderde en verbrandde. Ten jaare twaalfhonderd twee» enzeventig vooral hadden zy op eene gevoelige wyze ondervonden , waartoe eene getergde menigte ten laatften overflaat. De Bisfchop van Munller kwam te vergeefs met zyn gezag tusfehen beiden. Hy kreeg geen gehoor dan door het afkondigen van een'algemeenen ban: en in zekere Parochie waagde men het zelfs ook deezen te verachten. Grootelyks beklaagden de Geestelyken zich, dat de Leeken weigerden hun de Offerhanden, Eerflelingen en Tienden te betaalen. Sommigen zochten hierin zelfs de reden der menigvuldige Watervloeden, die Friesland van tyd tot tyd overkwamen, en gaven voor, datzulkcn, die de Tienden getrouwe]yk betaalden, met vruchtbaarheid der landen, gezondheid des lichaams, vergeeving der zonden, en 't Koninkryk der hemelen van God gezegend wierden. Wanneer echter de Bisfchop van Munller eene jaarlykfche fchatting vorderde van deeze Abten, die zo yverig waakten voor het behoud der zielen, kreeg hy ten antwoord,dat de vryheid der Friezen zo groot was, dat.  mn FRIESLAND* 435 dat men tegen hunnen wil niets van hun kon eifcheu ( * ). Deelde Stavoren zo diep in de gunlte van Graave Floris, dat hy, gelyk wy voorheen zagen , de vryheden en voorrechten deezer ftad bevestigde en vermeerderde, zyn Zoon Jan, de eerfte van dien naam, rekende het insgelyks van zyn belang, dezelve door byzondere blyken van genegenheid aan zich te verbinden. Zo lang de Hollandfche Graaven ook niet geheel van hunne aanfpraak op Friesland hadden afgezien, moestenze vooral Stavoren aan zich verbonden houden, al ware het maar alleen, om te ge* maklyker met eene vloot in Friesland te landen , en van daar hunne overgefcheepte "benden dieper landwaards in te doen dringen. De Stad fchynt ook minder dan de overige deelen van Friesland tegen de Regeering der Hollandfche Graa¬ ven gehad te hebben. Althans die van Stavoren verklaarden zich plegtiglyk onderworpen aan den Graave, en ontvingen daarna op nieuw van hem de bekrachtiging hunner vryheden en voorrechten , gelyk te zien is uit de ftukken die daarvan nog tegenwoordig voor handen zyn ( f ). In 't Keizerryk vielen midlerwyl ook gewigtige gebeurtenislen voor, waarby Friesland belanf had: van dien aard was de verkiezing van ÏAdolf vanNasfau tot hoofd des Duitfchen Ryks, en zyne daarna gevoJgde atzettmg van deeze hooge waardigheid. De Friezen hielden naa- melyk, (*) Cerifier Tableau de I'Hist. Generale. Tom. 1. ?■ 34i. (f) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 131—134. Eè 2 Beknopte Historie. Graaf Jan bevestigt aan Stavoren de vryheden en voorrechtender Stad. ryk is den Frie¬ zen minder gene* Keizer Albert van Oosten-  43^ Tegenwoordige Staat Beknopte HliTOiue. gen dan den Gelderfchen. De verdeeldheidder Friezen heeft jammerïyke gevolgen. raelyk, in deeze geweldige verdeeldheden, de zyde ' van Keizer Adolf, als wettiglyk verkooren Opperhoofd des Duitfchen Ryks; doch de Gelderfchen hielden het met Albert Hertog van Oostenryk, zyne tegenparty. Dus is het niet te verwonderen dat Albert, na den Rykstroonbeklommen te hebben, meer genegenheid voor de Gelderfchen dan voor de Friezen had , en zulks betoonde, door het bevestigen van den gunstbrief, waarby wylen zyn Vader, Keizer Rudolf, Reinoud van Gelder, met al het land van Friesland, zo verre dat tot het Keizerryk behoorde, negen jaaren te vooren begiftigd had (*). Reinoud heeft echter, zo veel men weet, uit kracht van deeze Keizerlyke gifte, niets op Friesland ondernomen; waarfchynlyk vond hy zich zeiven te zwak om de Friezen met geweld tot onderwerping te dwingen, behalven dat de eifchen van Holland en Utrecht op Friesland hem in den weg Honden, Wat eenige jaaren laater, door zynen Zoon, ondernomen zy, ftaat op zynen tyd gemeld te worden. Midlerwyl had de onderlinge verdeeldheid der Friefche Edelen zich hoe langer hoe dieper geworteld, en omtrent deezen tyd zag men daarvan de jammerlykfte gevolgen. Wanneer naamelyk zeker Edelman , Jucke Helbada , den Zoon van Worp Ropta, met naame Douwe, in een gevecht doodelyk gewond had, werd dit door Worp zo hoog genomen , dat hy van dat oogenblik af bedacht was, om zynen heeten cn (*) Schot, Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 112 en 113. Groot Charterb, van Friesl. L D. bl. 13,1.  •erf» FRIESLAND. 437 cn wraakgierigen moed, zo ras mogelyk, aan den daadcr te koelen. Hem derhalvcn op den weg tusfehen Ferwerd en Marrum ontmoetende, verzuimde hy niet hem gewapenderhand aan te randen, fchoon hy zelf maar van twee dienaars verzeld, en Helbada met de zynen zeven man fterk was. Evenwel drong Ropta, doch met verlies van een' zyner dienaaren, zo fterk op Helbada in, dat deeze van zyn paard ftortte,en waarfchynlyk door Ropta ware afgemaakt geworden, zokiet. zyne byhebbende manfchap, rer zyner béfchefminge, met verdubbelde woede, op Ropta cn zyne Dienaaren ware aangevallen, cnhen beide gewond had, zonder zelve ongewond te blyven. Ropta met zyn beiden niet opgewasfen tegen deeze overmacht , maakte een einde van 't ge vecht, en vervolgde zynen weg , zonder dat zyne vyanden den minften lust betoonden om hem na te zetten. Verre was het echter van daar , dat met het gevecht ook de vyandlykhedcn ten einde zouden zyn. De een zowel als de ander kreeg' van tyd tot tyd meer aanhangs onder de Adelyke huizen, en dit werd gevolgd van wederzydfche famenrotcingen en verbindtenisfen, ftrekkende om alle banden van vriend - en maagfehap te verbreeken, en eenen verderflyken Burgerkryg aan te rechten, 'c Leed ook niet lang of men zag iets van dien nart, fchoon nog maar in 't klein, gebeuren. iWorp Ropta naamelyk, verftaan hebbende, dat Helbada in het Dorp Hoogebeintum eenige van ïzyne vrienden en bontgenooten by zich had, .verzocht zynen boezemvriend Tiete Kamminga, hem de hand te willen laenen om daar lynè vyanden te bevechten. Kamminga, de Ee 3 man Beknot»' te Historie, Gebeurtenis op den weg tusfehen Ferwerd en Marrura. Als ook te Hoogebeintum,aan hec huis van Helbada.  4^8 Tegenwoordige Staat JJtKWOi.' TÉ HlSTOSIC. ïlelbada's Zoon wreekt zich o^F 't gzbmx. de. ~ ïjiaii met zyuue urn zo ïcnoon eene kans te • verpruilen, was 'er aanftonds gereed toe ; dus trokken zy, verzeld van hunne dienaars, naar *% gemelde Dorp, en vielen hunne vyanden zo geweldig op het lyf, dat Helbada met vier der zynen fheuvelde, en alle de overigen op de vlugt gedreeven wierden. Dan Helbada liet eenen Zoon na, die, fchoon maar zeventien jaaren oud, moeds genoeg bezat, om zyns Vaders dood niet ongewrooken te laaten. De gelegenheid ►daartoe fcheen hem, eenige maanden daarna, gebooren te zyn, wanneer Tiete ' Kamminga, naar Dokkum rydende, hem op zynen weg ontmoette : want niet zo dra had de "jonge Helbada uit eenigen van zyn gezelfchap verftaan, dat deeze de doodllager zyns Vaders was , of hy viel met de grootfte woede op hem aan; doch werd door Kamminga en de zynen zo wel ontvangen, dat hy eerlang, tot lyfsbehoud, de vlugt moest neemen. De dood van Kamminga en Ropta,. niet lang daarna voorgevallen, maakte wel een einde van deezen bloedigen twist, maar bragt geene algemeene verzoening tusfehen de op eikanderen verbitterde geflagren te wege (f). Worp Ropta overleed in den jaare dertienhonderd en twee, op zyn ftins of fteenhuis, ftaande ten noorden van het dorp Metfelwier in Oostdongerdeel, en wegens zyne fterkte zonderling beroemd, doch voor bykansvyftigjaaren tot den grond toe afgebroken. Tiete Kamminga overleefde zynen boezemvriend flegts toe den laatften dag des gemelden jaars , in 't welk ook ft) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 183, O. van fgj-arl, Kron. pi, lao, * 1302.  van FRIESLAND. 439 ook Tjalling Eifinga, van de Friezen om zyne uitmuntende hoedanigheden zeer hoog geacht, den laatften tol der natuure had betaald Graaf Jan de I, op het einde der dertiende eeuw overleeden zynde, werd opgevolgd door Jan van Avennes, Zusters Zoon van Graave Willem, Roomsch Koning; doch ons is niet voorge-, •komen , dat de Friezen, beoosten het Vlie, eenigen aanftoót van hem gelceden hebben. Dan , haddenze vrede van buiten, van binnen wis-<| tenze dien naar behooren niet te bewaaren. De 1 partyfehappen der Schieringers en Vetkoopers1 waren wel federt eenigen tyd wat bedaarder geweest , maar zo weinig bygelegd, dat ze omtrent deezen tyd met verdubbelde woede utitbraken. En fchoon de vermogendüe landizaaten en huislieden daarin de voornaam fte rol l fpeelden, heeft men niet te denken dat zich de ! Adel daar geheel en al hebbe buiten gehouden. De I heerschzugt van deezen aanzienlyken ftand werk1 re 'er bedektelyk onder, en zocht aldus zyne byizondere oogmerken, ten koste van 'c goed en bloed van anderen, voort te zetten. Moorden :cn doodllaan, branden en blaaken ging nu onbei grypelyk ver. Schieringers en Vetkoopers behoef;den eikanderen maar op weg te ontmoeten torn in gevecht te komen, en zeldzaam eindigtden deeze gevechten zonder dat de zwaklte tdaar by 't leeven infehoot. 't Gemeene Wolk gaf inzonderheid aan zyne moedwilligheid (den teugel ten ccnemaal ruim, en verfeboonde- nie» ( J) O. van Scharl. Kron. bl. 13 r, Ee 4 Beknop. te HlSTO» rie. De pars tydig heid der Schieringers en Vetkoo* pers Jjreekt ver« oMbelde t wo\de uit.  BüKNOP- t/ï HistoniE. J305. Dezelve* wordt met een tweegevechtbeilooten. 440 Tegenwoordige Staat niemand van de tegenparty, hy mogt dan ook zyn wie hy ware. Nu en dan zag men geheele Dorpen tegen eikanderen ten ftryde trekken. De Ingezetenen van Warns en Scharl gingen clkanderen, in de Lente van dertienhonderd en vyf, na 't opontbieden van hunne wedcrzydfche vrienden en aanhangers, met zo dol eene woede te keer, dat het getal der gefneuvelden niet minder dan anderhalfnonderd beliep. De zeldzaame luchtverfchynfels, die hier by, met ik weet niec ■wat al wonderen, gebeurd zouden zyn, kan men ten overvloede by anderen vinden ( * ). Eindelyk waren 'er onder de ftrydende partyen eenigen , die tot verzoening rieden, en 't zo verre bragten, dat men een Verdrag floot; waarby werd vast gelteld „ dat van ieder der partyen „ één man zou gekoozen worden, die 'c ge„ fchil door een tweegevecht zouden beflegten, „ mids men vooraf by eede beloofde, dat zy, „ wiens voorvechter verwonnen wierd , daarna „ nooit weder eenig gefchil, twist of moeite „ zouden aanrechten". Na dat hier van een gefchrift, op den eenentvvintigften van Bloeimaand, getekend was, gingen de kampvechters elkan. deren te keer. De zege hing ruim een half uur in twylfel ; doch daarna verklaarde zy zich voorden Vetkooper, die hierop de handen der partyen famenvoegde, en hen opnieuw deedzweeren, datze zich aan den getroffen zoen onverbreekelyk zouden houden. Dit gedaan zynde keer- de (*) It Aade Friefche Terp. bl. 55. O. van Scharl. Kron. bl. 132. Winfem. Kron van Friesl. bl. 384 en 38$. Schot. Befchr, van Friesl. in Quarto. bl 170.  van FRIESLAND. 44- weldige regen heeft treurige gevolgen. De Noormannenwaagen weder eene kans op Friesland. 1305.  442 Tegenwoordige Staat EüKNOP- te Historie.Doch worden door R. Kammin pa ver. (Jagen. Hesfel Martena is bezwaarlyk den. Ongeftraft deeden zy dit echter nier. Reinicr Kamminga , toen ter tyd Poteflaat van Friesland , had van deezen vyandlyken inval zo dra geene kennis gekreegen, of hy bragc een' aanzienlyken hoop landzaaten in de wapenen, trok daarmede den alles verwoestenden vyandj tegen, en leverde hem flag omtrent de meerge-j melde Lauwers. Het gevecht was van ben de kanten hevig ; doch de overwinning ver-I klaarde zich voor de Friezen. Ondertusfchenl lieten zy 'er wel vierhonderd man by zitten; maar den Noormannen kwam deeze veldflag op] wel negenhonderd te Haan, waarom de overiJ gen, metachterlaatinge van't geroofde,al vlug-J tende, het flagveld en tevens het land verlieten. De dapperheid van Kamminga in deezen Veld. flag wordt zeer geroemd, hebbende hy den zynen niet flegts met woorden maar ook met daaden getoond, wat hun te doen ftond om de overwinning te behaalen. De vyandlyke Veldheer zou, dit bemerkende ^ den zynen hebben toegeroepen, dat de' zege de hunne ware, zo zy maar deezen konden verdaan. Schoon dit hun niet gelukte, kreeg Kamminga echter zo zwaar eene wonde in deezen flag, dat hy 'er vyf dagen daarna aan overleed; niet zonder grootelyks betreurd te worden van Geestelyken en Wereldlyken beide (*). Nadat Friesland dus van zynen waardigen Poteflaat beroofd was , waren de Rechters en Edelen of Staaten des lands, daartoe plegtiglyk ver- (*) O, van Scharl. Kron. bL 135. Winfem. Kron. W. 185.  van FRIESLAND. 443 vergaderd , van oordeel, dat deeze waardigheid moesc worden opgedraagen aan Hesfel Marcena, Dan deeze , uic den aarc meer coc rusc en vrede dan coc twist en oorlog genegen, wees deeze waardigheid van dehancl, biddende , dat men dien gewigtigen pose eenen anderen moge opdraagen; eindelyk evenwel liec hy zich beweegen coc hec aanvaarden van denzelven , en lei zich , overeenkomllig mee zyne vreedzaamc inborsc, van dae oogenblik af, roe, om hec land in vrede ce bellieren , en door vrede ce doen bloeien, zeggende,, dae die de „ groocfre dienst was, dien men den lande be„ wyzen kon ". Hec mogt hem echter niec gebeuren, deeze zyne loflyke neiging altoos ongeftoord te volgen. Zelfs al kort na zyne verkiezing totPotellaac zag hy zich genoodzaakt, om den Hollanderen hee hoofd te bieden. Graaf Willem de III, Zoon en opvolger van Graave Jan den II, rusc.mee zyne nabuuren hebbende, oordeelde, in navolginge van eenigen zyner Voorzaaten, ook iets op Friesland te moeten onderneemen, ware 't niet om het ganfche gewest aan zich te onderwerpen, althans om den'Friezen te toonen, wat zy van hem te wachten hadden, zo de kans hem fchoon ftond om eens zyn gewaand recht op Friesland te doen gelden. Eene bende van vyftienhonderd Hollanderen ftak ten dien einde, onder het geleide van Graave Willem zeiven, of onder dat van zynen Bevelhebber, naar'Friesland over, landde in Gaasterland, fehreef aanftonds zwaare brandfehattingen uit, en had het oog op Stavoren, dat zich zeer waarfchynlyk van de gehoorzaamheid der Holtendfche Graaven onttrokken, en daardoor aanleiding Bcknop- TE HlSTO» rie. over te haaien om cie waardigheidvan PotQ» Ifaac te lanvaarlen. Sraaf iVillem da [II, doet ;en' inval u Friesand.  444 Tegenwoordige Staat Beknop- ] TE HlSTO. • EIE. Hesfel Martena verdryft den vyand. Eene groote menigte Friezen Iteekt over r.aai Enkhuizen. leiding gegeeven had, dat zo aanzienlyk eene krygsmagt naar Friesland gezonden wierd, om deeze' Stad weder tot haaren pligt te brengen. Hoe 't zy, Martena had niec zo dra bericht van den inval der Hollanderen gekreegen, of hy wapende zyne Friezen, en trok den vyanden , die reeds bezig waren met branden en blaaken, met zo veel moeds tegen, datze, zonder hem af te wachten of 't hoofd te bieden, als bloodaards zich aan boord hunner fchepen begaven, en daarmede huiswaards keerden, 't Nadeel, by deezen inval door Friesland geleedcn, was dus zo groot niet als de haat, die daaruit tusfehen de beide natiën, en wel inzonderheid de Friezen en Westfriezen, gebooren wierd: want daar deeze laatften, in vroeger tyden menigmaal, door de Friezen van beoosten 't Vlie, tegen de Graaflyke overheering, waren onderlleund geworden , kwamenze nu om deeze hunne oude ftam en naamgenooten ce beoorloogen en te onderdrukken. Misfehien zochtenze op deeze wyze hun hof by den Graaf te maaken, en het juk te verzachten datze genoodzaakt waren te draagen. Doch watze ook bedoelden, de Friezen waren van oordeel, dac zy zich nadrukkelyk op hen moesten wreeken. Met toeltemminge van den Poteflaat Hak eene groote menigte Friezen naar Enkhuizen over, bragt den in - en op- gezeetenen der Had en omleggende landftreck, door rooven cn branden, veel nadcels toe , en keerde met grooten buic naar Friesland te rug. Onder de Edelen , die deel aan deezen togt hadden , vindt men by naame gemeld, Lieuwe Sjoerds  van FRIESLAND. 445 Sjoerds Beyem, Sake van Offingahuizen, Douwe Hiddema, Rienk en Ype Aylva, Broeders, en Taeke Tietes Hettinga. Den Enkhuizeren ftak de gepleegde moedwil deezer Friezen te zeer in de krop, om 'er niec zo dra mogelyk wraake van te neemen. Dit echter niet openlyk durvende doen, fchikten zy heimelyk eenige brandftichters naar Friesland , die de (linzen van Beyem, Offingahuizen en Hiddema (§), by nacht, in kooien leiden. Dan drie van deeze uitgezonden booswichten vielen den Friezen in handen, en beleeden, dat zy door die van Enkhuizen, tot de gepleegde brandftichting, waren omgekocht. Beyem haastig en wraakgierig van aard zynde, was, na deeze ontdekking, niet alleen gereed, om zelf wraak van de geleeden fchade te neemen, maar haalde daar toe ook de andere Edelen met weinig moeite over. Men ftak dan gelykerhand over de Zuiderzee, verraste de ftad Énkhuizen, toen nog open en onvast, verbrandde daar wel vyfentwintig huizen, en keerde , met veel buits belaadenj naar huis O De Zuiderzee, door deeze en dergelyke oneenigheden , hoe langer hoe onveiliger wordende, was elk met reden bedacht om 't zyne in ruste te bezitten , en te behouden, Die gaf aanleiding, dac de burgers van Stavoren, die eigenaars ( § 1 Van deeze Stinzen zou het eerde te Arum, hec tweede te Achlum, en het derde te Pingjum of Sixbierum gelegen hebben. F.. Sjoerds. Fr. Jaarb. III. D. >bl. 233. (•) Winfem. Kroa. van Friesl, bl. 187. Schot. Fr. Ilisc. bl. 165, Beknop- ■ TE HlSTOttlE. De Enk> huizers wreekett zich op da Friezen, maar geenszins ongeftraft. Die van Stavore» draagen liunne; [anderyen van Urk  446 Tegenwoordige Staat * ■Beknopte Historie.op aan den Abc van St. Odulfus. De Enk-. huizers fteeken St. Odulfuskloofier in brand; doch worden door de Friezen achterhaald. 1310. Gui, Bisfchopvan Ut* recht, be- 1 genaars waren van de meeste landen van ' het Eiland Urk, terwyl de Kerkelyke inkomllen van 't zelve nog aan 't Klooster van St. Odulfus toebehoorden, deeze hunne landeryen opdroegen aan den Abt van gemelde Klooster, met naame iEmilius. De Brief deezer opdragt, die met overroepinge van de Rechters van Stellingwerf, de Lemmer en de Kuinder, aan meergemelden Abt, als ook aan den Schout van Stavoren, afgegeeven werd, was van het jaar duizend driehonderd en negen ( § ). . De beweegingen, hierop door Graave Willem, ten nadeele der Friezen, gemaakt, had. den luttel klems, om dat hy elders de handen vol werks kreeg; doch die van Enkhuizen waren zo ver van den Friezen de in hunne Stad gepleegde bmndftichting te vergeeven, dat zy in den Kersnacht des volgenden jaars weder naar Stavoren overftaken, en daar St. Odulfus Klooster uitplonderden, in vlamme zetten, en den Prior dood Haken. De brand werd echter nog gelukkiglyk zo by tyds gebluscht, dat een goed ftuk van 't Klooster gered wierd; ook kreegen die van Stavoren, de brandftichters en plonderaars nazettende, fommigen van hun in handen, en hingen 'er tien van op ( * ). Guy, Bisfchop van Utrecht, die, even als de meeste Vorften, zyne grenspaalen zocht uit te zetten, en den Friezen een kwaad hart toe droeg, be- (§) Winfem. Kron. van Friesl. bl, 188. Groos Charterb. I. D bl, 135. C*) Schot. Friefche Hist. bl. 184.  van FRIESLAND. 447 begon, omtrent deezen tyd, hunne vryheid te 1 belaagen, onder voorwendfel van het recht te j willen doen gelden, dat hem, uit hoofde van voorgaande Keizerlyke gefchenken, op Friesland, ^ tusfehen 't Vlie en de Lauwers, toekwam. De c Stellingwerver Friezen, die geduurig tegen hem \ opftonden, lagen dus het eerst van allen aan de beurt. Ter hunner beteugelinge deed hy eene fterkte opwerpen , op zeker ftuk lands in Stellingwerf, waarvan hy den eigendom behendiglyk had weeten te verkrygên. Doch eer dit werk voltooid was, ontbood Paus Klemens de V, hem naarVienne, ter bywooninge van de Kerkvergadering , die toen daar gehouden werd. Dit zyn afzyn, en 't gerucht van zynen dood, dat het ganfche land door verfpreid werd, gaf] den Stellingwerveren aanleiding, tot het plee-1 gen van veele vyandlykheden. Het opwer- J 1 pen eener nieuwe fterkte in hunne landftreek, r fchoon nog niet voltrokken, ftak hun zodanig t in de krop, dat zy dezelve niet alleen tot den f grond toe nederwierpen; maar ook, als of dit nog te weinig ware, naar Vollenhove trokken , en daar het Bisfchoplyke flot belegerden, ( en met het llingeren en werpen van zwaare ftee-11 nen beftormden. De dappere Slotvoogd Her- z man bragt ondertusfehen zo veel te wege, dati, zy, fchoon reeds in de voorburgt gekomen, door d het hevig fchieten en fteenwerpen der Burgt- ^ :zaaten, genoodzaakt wierden te deinzen. De Belegeraars , hier door afgeweezen, lieten echter den moed zo weinig zinken, dat zy een geweldig houten ftormgevaarte van drie verdiepingen hoog, en opgepropt met manfchap, tegen het Slot aanvoerden. BEKNOPTE HlSTO* RIE. laagt de vryheid der Friszen. De Stellingwervers vernielen zyne onvoltooidefterkte. Ook belegerenzezyn Slot te Vollenhove;doch worden afgeftagen.  Beknopte Hisro- kie. 448 Tegenwoordige Staat voerden. Van de bovenfte verdiepinge wierp men mee zwaare fteenen; van de tweede fchoot men mee' pylen, en van de onderfte lïreed men met heirbylen. 't Ganfche gevaarte was van buiten bekleed met natte Osfehuiden, om beveiligd te zyn voor het vuur der Burgtzaaten, en verder met teenen vlegtwerk omtuind, om het beuken der ftormrammen te konnen wederilaan. Het meeste geweld werd tegen den hoogften flottooren aangewend , om dien neer te vellen, en de fchut • ters van den wal te verdryven. Ook had men het hiermede tot op vyf voeten na aan het Slot, en hetzelve in het uiterfte gevaar gebragt, toen de Bisfchop, meteen aanzienlyk Leger, te fchepe naderde tot ontzet. Gerard, Proost van Deventer, Broeder van den Slotvoogd, had den Bisfchop, toen nog in Frankryk zynde, kennis gegeeven van den eoeftand der belegerden. Deeze, zich daarop zonder uitftel naar huis begeevende, kreeg, met hulpe van Graave Willem, zynen Neeve, al dra zo veel volks by een, dat hy zich in ftaat bevond, het ontzet te onderneemen. Verfcheiden Edelen van 't eerfte aanzien verzelden hem op den togt- De Burgtzaaten, van de toorentranzen ontdekkende, dat de Bisfchoplyke vloot, over de Zuiderzee, kwam naderen, greepen hierdoor nieuwen moed, en verdubbelden hunne poogingen, om het nog eenigen tyd uit te houden. Onder anderen vulden zy , naar de gewoonte dier tyden, waarin men nog van geen buskruid wist, een tonnetje, van buiten met yzeren haakjes beflagen , mee werk,fpek , falpeter , zwavel , pek en andera brandbaare ftoffen ; en wierpen 't zelve , na 'tal-  van FRIESLAND. 449 *t alvoorens in brand geftoken re hebben, op het I ftormgevaarte der Friezen; waaraan het zich zo T vast hechtte, dat de bovenfte verdieping ligter- R laage in vlam flocg, inftortte , en wel vyftig Friezen verpletterde. De overigen, voor gelyken ramp beducht, verlieten vol fchrik 't gevaarte , dat kort hierna om verre viel, en geheel verteerd werd. Van deeze verwarringe bediende zich de Slotvoogd, endeed eenen uitval, in welken wel vyf honderd Friezen fneuvelden, •terwyl de overigen hunne veiligheid in de vlugt zochten. Midlerwyl landde de Bisfchop niet verre van Vollenhove , alwaar zyne benden door eenige Overysfelfchen vcrfterkt werden. Gaarne had hy nog op dien eigen dag de vlugtende Friezen vervolgd, en alles in Stellingwerf te vuur en te zwaarde vernield. Dan hiertoe fchoot de dag te kort , en des nachts ontllond 'er, ten gelukke der Friezen, zo geweldig een ftorm , verzeld van eenen hevigen plasregen, dat in het Bisfchoplyke Leger zeer veele tenten om verre geworpen wïerden, en de wegen den volgenden dag onbruikbaar waren (f). ' De Utrechtfche Kerkvoogd werd hier door wel genoodzaakt van den voorgenomen togt af te zien, en met zyne benden, zo ras mogelyk, over de Zuiderzee , naar huis te keeren, maar liet daarom de Friezen niet in ruste. Nu 't wcreldlyke zwaard hem, naar zynen wensch, niet gediend had, trok hy 't geestclyke uit, en doeg de Stellingwervers, alsook hunne helpers,"de Schooterlanders, met den Kerkelyken Ban, by eenen (t) ü. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 70. &b Ff Beknopte HistoRia. ■ De Bis- t fchop . doet de Stelling. ' wervers ir c den ban, t  Beknopte Historie. 450 Tegenwoordige Staat eenen afgezonden Openbrief , die met zyne nadere bevestiginge wel voor handen {§), doch te uitvoerig is om hier geheel geplaatst te worden. De zaakelyke Inhoud komt hier op üit. Na allen Abten, Proosten, Priors, Dekens , Fvegenten der kerken, en Priesteren van zyn Bisdom zaligheid gewenscht te hebben , verklaart de Kerkvoogd: „dat de Friezen uit de „ Grietenyen Stellingwerf en Schooterwerf, \„ eene groote roekeloosheid en heiligfchendi„ ge baldaadigheid hadden gepleegd tegen de „ Kerk van Utrecht, aan welke zy niet alleen „ in het Geestelyke onderworpen waren , maar „ onder welke ook eenige Stellingwervers, van „ rechtswege, in het Tydelyke moesten ftaan. „ Dat zy deeze hunne roekeloosheid en bal„ daadigheid inzonderheid hadden getoond met „ vyandjyk in 't land zyner Kerke van Vollen„ hove te vallen, het Kasteel aldaar te bele„ geren en te beltonnen , de boomen om „ te hakken , het land te verwoesten , de „ mannen dier kerke gevangen te neemen en te „ dooden, veel roofs weg te draagen, het „ blok in de Kerke van Vollenhove, waarin „ de aalmoezen voor het fi Land opgeflooten „ waren, heiligfchendig op tebreeken, en de „ Kerk zelve van haare lieraaden te "berooven. „ Dat zy zo hier door, als door andere booze „ en ongerechtige werken zonder getal te be„ dry ven, gelyk door de openbaare flera en „ faam wereldkundig was, op heeter daad in „;den Kerkelyken ban vervallen waren. Dat „ der- (§) Oudh. en Gert. van Friesl. II. D. bl. 3rS: Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 137 enz.  van FRIESLAND. 451 5, derhalven hy Bisfchop alle dc Stellingen, I „ Meyers, Rechters en Burgemeesters, of wat1 „ naamze voerden, midsgaders hunne Gemeen.1 „ ten, in 'c openbaar vermaande, om binnen zes #, weeken, na 't uitgeeven van deeze gerechte,, lyke aanzegging, aan God, aan de voor„ noemde Kerk, en aan zyne mannen, door „ hen aldus beleedigd, wegens hunne geleeden fchade en verongelykingen, behoorlyke voldoening te geeven, en weder tot de gehoorzaamheid der Kerke te keeren. Dat anders zy „ luiden Stellingen, Meyers, Rechters, Burgemeesters en allen die de gemelde euveldaaden „ in eigen perfoon bygewoond, of de kwaad. doenders geftyfd en geholpen hadden, door „ dit gefchrift in den ban gedaan, en ook de „ Gemeenten zelve onder Interdict (verbod), „ gelleld wierden, met bevel van hetzelve alle „ zon- en heilige dagen openlyk afteleezen, ter tyd toe, dat zy wegens de gemelde uit, fpoorigheden voldaan zouden hedben ". Het befluit tot hec afgeeveh van deezen Openbrief was genomen op het feest van den H. Bartholomeus, in den jaare dertienhonderd en negen, in eene vergaderinge van Geestelyken, opzettelyk daartoe binnen Utrecht belegd De nadere bekrachtiging van deezen Kerkban is van 'c volgende jaar, en ademc even zo weinig Christelyke zachtmoedigheid als de Ban zelf. Den Abten, Proosten , Priors enz. wordt daarin door hunnen Bisfchop bevolen:,, datzy, „ dewyl eenige Friezen in hunne halfterrig„ heid voortgingen , en niet bezorgd waren .' om zich met de H. Kerke te verzoenen , op ,J Ff 2 „ ftraff* lC TE HlSTOK1E. De nadese bekrachtiging van dien ban is van den jaare 1310-  Beknopte HisiO' I'.IE. Het gedrag des Eislchops valt zo 45 a Tegenwoordige Staaf „ ftraffe van in hunne bedieningen opgefchort ,, te worden, zo dikwyls, als zy de Misfe op „ eene plegtige wyze deeden, de voorgemelde „ Stellingen , Meyers, Rechters, Burgemees- ters enz. met het luiden der klokken, en het „ uitblusfchen der kaarfen, in hunne Kerken „ hadden af te kondigen, als onder den Ban ,, liggende; dat zy de Gemeenten insgelyks, als „ onder het Interdict, of verbod , ilaande , „ ztüks zouden hebben aan te kondigen. Dat „ eindelyk de Priesters, die 't gemelde Inter„ dicc, of verbod, niet hielden, maar de God„ delyke dienften op degewoone wyze voortgiri„ gen te verrichten, hunne orde verliezen en „ onbekwaam zyn zouden , om de Goddelyke „ dienllen waar te neemen. Dat zy verder alle 5, geloovigen, op de gehoorzaamheid der Ker„ ke, en onder bedreiginge der eeuwige ver,, doemenisle, van zynen't wege zouden gc„ bieden, zich niet te verllouten om aan gc„ melde Friezen, tegen hem ( Bisfchop ), zyne „ Kerk, of mannen, eenige hulpe of raad te be„ wyzen, of datze, zulks doende, indengroo„ ten ban vervallen zouden zyn, cn van een' „ ieder wel fcherpelyk gemyd moeten worden. „ Dat verder alle Land-JDekens vanOoscergouvve „ en Westergouwe, op de voorgemelde ftraffen, „ voor hun vertrek, deeze gerechtelyke ver„ klaaring van zynen Zegeldraager hadden te „ neemen, en in alle de Kerken van hun De„ kenfchap plechtiglyk af te doen kondigen ". Indien men deezen banblikfem van den Utrechtfchen Kerkvoogd met het gehouden gedrag der Friezen vergelykt, zal men misfehien in 't denkbeeld  van FRIESLAND. 453 .beeld" vallen, dat de laatften, en wel inzonderheid de Stellingwervers en Schooterlanders, niet vry te fpreekcn zyn van eene woestheid, die maat noch paaien kende, en heilig noch onheiverfchoonde. Dan de Vryheid , het dierbaarfte pand dat een volk hebben kan, leed last, en viel niet dan met geweld te verdedigen. De Friezen deeden het op zyn krygsmans, en hielden, hunne handen juist niet altyd te huis als 'er wat te plukken of te rooven viel', al ware het zelfs ook in de Kerken. Maar, zo 'er iets op 'c gedrag der Friezen te zeggen valt ; wie zal dat van den Utrechtfchen Kerkvoogd goedkeu' ren, daar zowel zyn ampt, als twyffelachtig recht, hem te rug had moeten houden van een volk 'te willen onderdrukken, dat hem in 'c Geestelyke geene reden van ongenoegen gegeeven had, en in 't Wereldlyke vry was van fiaaffche overheerfchinge. De Ban werd ondertusfehen niet voor in het jaar dertienhonderd en dertien opgeheven. Toen kwamen de Stellingwervers met den Bisfchop in onderhandeling; cn daarop volgde een Verdrag, waarby de Stellingwervers en Schoororlanders.beneffens die van Gostergo, zich ver- Ibonden, de fchade, door die van Vollenhove j geleeden, te zullen vergoeden; ook deeden zy laflland van eenige landen, te Ysfelham, Steenïwyk en elders liggende (§). 't Verdrag van 1 bevrediginge was dus verre van ten voordeeUe der Friezen ;te zyn. Doch zy keurden 't 1 beter en voordeeliger eenige opofferingen te doen s (§) Gr. Charterb. van Friesl. I, D. bl. ifl, Ff 3 Beknopte Histo» li ie. wel te berispen als :iat der : liezen. De ban wordt or> geheven.  454 Tegenwoordige Staat' Beknopte HlSTO' rie. Die van Stavoren en Westefgo verzoenenzich met Graave Willem den HL 1310. doen, dan eeuwig te moeten worftelcn met den Kerkban, dié, uit hoofde van het heerfchende bygeloof dier tyden , allerhande onaangenaame en nadeelige gevolgen kon en moest te voorfchyn brengen. Die van Stavoren en Westergo hadden wel geen deel aan de onlusten, waarin de Stellingwervers en hunne nabuuren, de Schooterlanders, zich federt eenigen tyd ingewikkeld gevonden hadden; maar waren evenwel niet gerust, datze van den kant der Westfriezen, nu ten eenemaal van hun vervreemd, geene invallen en plonderingen te wachten hadden. Zy vonden het, derhalven, geraaden, zich met Graave Willem den III te verzoenen, en zich op nieuws aan hem te onderwerpen; zonder dat met zekerheid te bepaalen zy , ofze daar toe eenig aanzoek by den Graaf gedaan hebben, dan ofze van zynen kant aangezocht zyn geworden. Het Verdrag werd getroffen, in den jaare dertienhonderd en tien, by Alkmaar. De Grietmannen, Mederechters en geheele'. Gemeente van Westergo, kennen daar by, onder anderen, zo voor zich als voor hunne nakomelingen, den Graave en zynen Opvolgeren het volle rechtsgebied over geheel Westergo toe, beneffens alle de rechten, welke zyne Voorzaaten aldaar in voorgaande tyden bezeten hadden. De Graaf daarentegen geeft aan die van Westergo de vryheid, om met hunne fchepen en goederen, door Holland, Zeeland en Westfriesland te vaaren , zonder daarvan eenige belastingen te betaalen, dan alleen wanneer zy goederen op de jaar- of weekmarkten ver-  van FRIESLAND. 455 verkocht of gekocht zouden hebben, cn dat ■ deeze belastingen naar de gewoonte der jaar- j of weekmarkten, waar op de koop of verkoop gefchied was, ingericht zouden worden; doch niet dit uitdrukkelyk beding, dat den Hollanderen , Zeelanderen en Westfriezen , gelyke 'vryheden, in Westergo, verleend zouden worden. Ook bevestigt Graaf Willem daarby alle de Voorrechten, welke aan die van Westergo, door Koning Karei, en door Koning Willem, :zynen Voorzaat,waren verleend geworden (*)• IDe Grietman van IVtldinge, waardoor men waarfchynlyk dien van Hemelumer OldevaartJ ;en Noordwolde te verftaan heeft, fchynt oh-, dertusfehen die van Stavoren niet ongemoeid igelaaten te hebben; 't welk te wege bfagt,' dat de Graaf zich hunne zaak aantrok , en hem door eenen ernftigen brief vermaande , ;die van Stavoren in ruste te laaten, of anders tde zaak voor hem te brengen, waar toe, in l gevalle van verfchil, aan een ieder de vryheid van gaan en komen wierd vergund ( f ). De reize van Keizer Henrik den VII, naar !Italië, om daar de gereezen verdeeldheden by ite leggen , loopt buiten ons beftek, fchoon ,eenige Friefche Edelen, met naame Lieuwe 'Sjoerds Beyma, Sjoerd Aylva, Jarig Dekama, i en Tiete Epcs Hettinga hem daarop verzelden, ten onder zyne benden dienden (§). Dc dood wan Frieslands lofwaardigen Potestaat Hesfel Mar- (*) Groot Charretb. van Friesl. I. D. bil 149. (t) ' * bl- (S) O. van Scharl. Kron. van Fr. bl, 138. Ff 4 Beknotte Historie. Die den Griennr.n van Wildingevermaant; die van Stavoren, ongemoeid te laaten. De dood van Hes-  Beknopte Histo. RIE. fel Martena is van nadeelige gevolgen. 1313. 45^ Tegemvoordige Staat . Martena, op den zestienden van Oogstmaand ' des jaars dertienhonderd en twaalf overleeden, _ na dat hy zes jaaren het gebied over dat gé, west had in handen gehad, was voor de Landzaaten te fmartelyker, om dat men het niet eens kon worden wegens 't benoemen van eenen Opvolger tot deeze waardigheid. De partyfchappen, nu buiten den band der vrceze zynde, braken op nieuw uit, en werden van wederzyden met bystere woede gedreeven, zo dat men dagelyks van allerhande geweldenaaryen, ja zelfs van moord en doodflag, hoorde. De Geestelyken, hunnen pligt te fchandelyk vergeetende, mengden 'er zich niet llegts hel- meiyK onder, maar gmgen ook, even of dit hu hun handwerk geworden ware, hunnen vyanden gewapenderhand te keer (*). Kortom de gebreken en ondeugden der menfehen hadden zodanig de overhand over de wetten genomen, dat 'er voor den zwakften niets dan ellende te wachten viel. Eene plegtige Vergadering, naar ouder gewoonte, te Opftalboom in Oostfriesland gehouden, maakte, ter voorkominge en bereugelinge van dergelyke onheilen , eenige wetten en bepaalingen, met byvoeginge dat men daar alle jaaren eene diero-e. lyke vergadering, door afgevaardigden uit^de zeven Friefche Zeelanden, zou houden (§). In hoe verre dit gefchied zy, is ons niet gebleeken. 0 In \ (*) O. van Scharl. Kron. van Fr. bl. 138. ( §) Schot, Fr. Hist. bl 166. Dan hier vindt men cte Vergadering van Opftalboom tot het jaar 1312, «1 dejsi  van FRIESLAND, 457 ïn 't volgende jaar dertienhonderd en dertien , gebrandmerkt door den heiligfchendigen moord van Keizer Henrik den VII, door een' Jakobiner Monnik met het Misbrood vergeeven, had men een' Watervloed in Friesland, op den tweeëntwintigftenvan Wynmaand , die veel huizen omverre wierp, en een groot getal beesten inilukte. Vyfhonderd menfehen bezuurden 't mede met den dood; en onder anderen Wybe toe Groveftins, een heerfchap van hoogen adel, grooten rykdom, en veel gezags by de Vetkoopers in Oostergo, die aan hem een' fterken fteun hadden, en zynen onge'ukkigen dood zeer betreurden (*). Midlerwyl ging de bygeloovigheid haaren gang, en hielp de Kerk van Ylst aan de eere, dat haar in bedevaart te bezoeken met aflaat van zonden vergezelfchapt ging. Wat daartoe aanleiding gegeeven hebbe, valt met zekerheid I niet te bepaalen. De waarheid der zaake blykt i uit den Brief, welke daarvan aan meergemelde IKerk verleend, en nog voor handen is (§). Deden dood van Martena, tot 1313 gebragt, en dus 1 m eene omgekeerde orde. Doch O. van Scharl jnpudt het jaar 1312 voor het fterfjaiir van Martena; lm Eg. Beninga brengt de gemelde Vergadering toe hec ' zelfde jaar, gelyk by hem te zien is op bl. 141. Hier Juin hebben wy ens derhalven ook het liefst gehouden, I tn wel in de van ons voorgeftelde orde. | . (*) O, van Scharl. Kron. van Friesl. bl. 139. U. l£mm Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 73. Gabbema Nellerl. Watervl. bl. nr. (§j Gioot Charterb. van Fr. I, D. bl, 151. Oudh. én Geit. van Fr.' II D. bl. 70. Ff 5 Bekkop- T!i HlSTO» rie. Friesland lydt zeer veel nadeels by eenen Watervloed. De bygeloovigheid gaar haaren gang.  Beknopte Histo WE. De twee. fpalt kosi veelen 't leeven. I3i 5. Eene aan houdende regen woidt ge 458 Tegenwoordige Staat 5 Dezelve werd gegeeven in Slagtmaand deezes jaars, door den Aartsbisfchop van Jadera, en verfcheiden andere Bisfchoppen; de* Bedevaarten werden bepaald, op fommige feestdagen, toen ter tyd in eere gehouden, onder toezeg, ginge: „dat allen, die de Kerk van Ylst, „ daar Yieke genoemd, en gelegen in het „ Bisdom van Utrecht, met behoorlyke eer„ bewyzinge uit Godvruchtigheid bezochten,. „ of het lichaam van Christus, als het naar de „ zieken gebragt werd, volgden; ofhetKerk„ hof van meergemelde Kerk rond gingen „ onder 't bidden van een Onze Vader vuor de „ overleedenen; of hunne behulpzaamc handen j, tot het timmerwerk, de kaarfen, fieraaden, „ en verdere noodwendigheden dier Kerke „ uitreikten, veertig dagen afflag van de hun „ opgelegde werken der boete zouden genie„ ten, mids dat de wil en toeilemming van „ dén Bisfchop der plaatfe daar by kwam'". Jammer is 't, dat zo veel betoog van uiterlyke Godsdienftighcid het land niet kon bevry-den van de raazemy der parryfehappen, die, omtrent deezen tyd, in Friesland tot uitzinnigheid overfloegen , en onder andere vermaarde Edelen ook Wybe Reinalda en jeppe Wybalda het leeven kostten; noch van dien verfchrikkelyken hongersnood, welke het gevolg was van den zwaaren en aanhoudenden tegen , waar dooi-,' ten jaare dertienhonderd en wftien, het meeste land onder, water gezet, en al het veldgewas zodanig bedorven werd, dat de leevensmiddelen tot eene ongehoorde duurte ftejgerden, veele doode krengen van beesten te lyve ge»  van FRIESLAND. 459 geflagen, en menigvuldige armen, te vergeefs om brood biddende, op de wegen, JTxaaten en in de bosfchen dood gevonden wierden. Men heeft, zo verre ging de nood, zoogende vrouwen gevonden, die met haare verfmachte kinderen dood lagen, nadat deeze alvoorens de borften haarer moeders half hadden afgeknaagd. Te Sixbierum zou zekere vrouw, met naame Tjal, die eertyds vermogende geweest, doch behoeftig geworden was, om dat haar overleeden man zyne goederen a'an de partyfehappen der Schieringers en Vetkoopers opgeofferd had, zich haarer armoede fchaamende, met twee kinderen, in huis opgeflooten en dood gehongerd hebben, 't Gerucht hiervan verfpreidde zich al dra wyd en zyd, met bystere ontfteltej riste der gemoederen. De Edelen van Liau! kerna , Adelen en Elinxma waren zo verre 1 van zich deezen nood niet aan te trekken, dat zy dien op allerlei mogclyke wyze poogden te i/erligten. Zy deeden huiszoeking om naar Aks omftandigheden te vernoemen, en voorhagen liefderyk in der behoeftigen gebrek: ook ; maanden zy hunne nabuuren, en inzonderheid le Kloosters van Lidlum en Ludingakerk aan, ïtn van hunnen overvloed den armen liefdaadigïyk te hulpe te komen, op dat Gods toorn fgewend mogt worden. Deeze duurte bleef wkans twee volle jaaren aanhouden, cn werd gei'olgd van eene pestziekte, waar door, langs den ieekanten door geheel Europa, het derdedeel Ier menfehen in het graf gerukt zou zyn, Hier>y zou evenwel, volgens het verhaal der Kro« ykfehryveren, deeze merkwaardige byzonder- heid Beknopte Historie. volgd van hongersnood en pesc.  4 t>o Tegenwoordige Staat BÊ&NÓP-' TE HlSTO KI£. heid hebben plaats gehad, dat, daar niemand ' van de pest wierd aangetast zonder daar. aan te flerven , eenige adelyke geflagten, als Liaukema , Adelen en anderen , wier bermhartigheid in deezen hongersnood zo zeer had uitgeblonken , daaraan niemand der hunnen verlooren (* ). Opmerklyk is het ook , dat de Hemelfche Voorzienigheid deeze tyden van jammer, binnen weinige maanden, zo ten eenemaal deed verdwynen , dat men zekere maat rogge voor vyfcien penningen kocht , daar men te vooren zo veele Huivers Hollandfche munte voor betaald had. Sommigen fchryven deeze fchielyke verandering eeniglyk toe aan een volgend vruchtbaar jaargetyde; doch veelligt is 'er ook toevoer van Graanen uit de Oostzee gekomen. Even als in voorgaande tyden de verdeeldheden van het Keizerryk van gevolg voor deeze gewesten waren, alzo had de verkiezing der twee Keizeren, Lodewyk van Beyeren, en Frederik, Hertog van Oostenryk, voorgevallen in den jaare dertienhonderd en dertien, veel invloeds op den Staat deezer landen. Lodewyk van Beyeren begreep te klaar, dat de vriendfch'ap van den Hollanfchen Graave, Willem den III, hem grootelyks tegen zynen Mededinger kon te flade komen, om zich niet op de best mogelyke wyze daarvan te verzekeren, Hy wist daarenboven, dat de Keizers de Graaffqhappen van Holland en Zeeland , en de Heer- lykheid (*) Schot. Fr. Hist, bl. 167. Q. van Scharl. Kron... van Fr. bl. 139. De verkiezingvan twee Keizeren heelt grouten invloed op den Staat deezer landen.  van FRIESLAND. 46*ï Jykheid van Friesland, altoos hadden aangemerkt , als af te hangen van het Keizerryk. Hy ontfloeg derhalven deeze landfchappen van haare afhangklykheid, ter gunde van Graave Willem, en Hond volkomen af van al het recht, dat hy of zyne Opvolgers zouden konnen eifchen. Ook fchreef Keizer Lodewyk niet lang daarna, eenen brief aan de Grietmannen, Raaden en Gemeenten van Oostergo en Westergo, waarby hun wel ernlrig gelast werd, Graaf Willem van Holland voor hunnen wettigen Heer te erkennen, en als zodanig te eerbiedi. gen (f). Irt hoe verre het eene.en het andere, zo door de volgende Keizers, als ook door de Friezen, geëerbiedigd zy geworden, zal uit het vervolg deezer beknopte Historie moeten blyken. Midlerwyl waren eeniga' Friezen by den i Hollandfchen Graaf in verdenkinge gebragt, als1 of zy den Schepenen van Stavoren hinderlyk \ waren geweest, in het beltieren en rechten van \ de Burgers hunner Stad, die daartoe met de11 ioodige voorrechten en vryheden van 'sGraa.j ren Voorzaaten was voorzien geworden. Der- e lalven vreezende, dat hun dit, door den Graave, als eene misdaad mogt worden toegerekend, :ochten zy hier van zich te zuiveren, met be. ofte van de voorrechten en vryheden d:cr Stad : zullen erkennen, en naar hun vermogen elpen handhaaven ; doende zulks by eenen rief, gefchreeven door verfcheiden Dekens, Griet- (10 Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 152 ~i >5- ■ Beknop.' . TE HlSTO; me. De* rech* ten en vryheden van Stavorenworden door da Friezen erkend.  fis "HOPTE HlïTO- niE. De onlusten met die van Harderwyk worden byge,legd. De Graaf van Holland doet uitfpraak over de gefchillen met Kampen , ten (§) Groot Charterb. van Friesl. LD. bl. 151. (*) . - bl. 15^ 46a Tegenwoordige Staat Grietmannen, Rechters en Burgemeesters, ïn den jaare dertienhonderd en dertien ( § ). Ook moeten omtrent deezen tyd eenige onlusten tusfehen de Friezen en die van Harderwyk hebben plaats gehad- Althans, de Grietman en Rechters van Wildinge in Westergo, gaven in Wintermaand van dertienhonderd en veertien, den Burgeren van Harderwyk eenen brief van vrygeleide, door hunne landen, met verbod aan hunne Ingezetenen, om gemelde Burgers aan lyf noch goed te hinderen, op verbeurte van tachtig ponden. En in het volgende jaar werd het vrygeleide, dat den Harderwykeren verleend was, door de Grietmannen en Rechters van Franekeradeel bevestigd, onder bedreiginge van gelyke boete. Ook werd 'er in het jaar dertienhonderd en zeventien een Verbond tusfehen die van Oostergo cn de ftad Harderwyk gellooten, waaruit blykt, dat de oneenigheid tusfehen de Burgers van Harderwyk en die van Oostergo ontllaan was uit den koophandel, die over en weder, doch niet altyd met gereeden gelde, gedreeven werd, en aanleiding gaf tot gefchillen over de becaalinge (*). Tusfehen die van Oostfriesland, of Friesland ten Oosten het Vlie, en de ftad Kampen, moeten de gefchillen, ten deezen tyde, insgelyks tot eene zeer groote hoogte gereezen geweest zyn, en weinig minder dan eenen openbaaren oorlog ten gevolge gehad hebben. De Graaf van  van FRIESLAND. 40*3 van Holland, die 'er als Scheidsman uitfpraak over deed, op den negenden van Wynmaand, deszelfdcn jaars, drukt zich althans op zulk eene wyze uit, dat men reden heeft om dit te denken. Daar in wordt onder anderen gezegd: „ dat aan wederzyde eene vaste en volko„ mene vrede zoude plaats hebben. Dat alle „ verongelykingen, fchaden, roof en doodfla„ gen van den aanvang des oorlogs tot op den 3, dag deezer uitfpraake, kwytge'fcholden zou„ den worden. Dat die van Kampen, tot fchadeboeting,aan die van Oostfriesland hon„ derd en twaalf ponden grooten Tornois, en 5, daarenboven aan eenige Prelaaten en Grietmannen, om onder de meest beleedigden door „ hen-verdeeld te worden, zes honderd Mark „ Engelsch zouden betaalen, het Mark gere„ kend op tien Engelfche fchellingen, en'wel „ te Medenblik. Dat verder die van Kampen „ aan de Gyzelaars van Stavoren, te Kampen 3, in borgtogt gehouden, twee honderd Mark „ Engelsch van gelyke waarde, binnen zeke15> ren bepaalden tyd, en by bepaalde ge„ deelten, zouden betaalen, om verdeeld te „ worden onder de Poorters van Stavoren, „, naar evenredigheid van de fchade, door hen „ by gemelde borgtogt geleeden. En eindelyk, pi dat door den geenen, die dit Vredeverdrag , verbrak, en de vyandlykheden hervatte, verbeurd zou worden eene fomme van duizend „ Mark gouds, te bekeeren, de eene helft ten „ voordeele van den Graave of zyne Opvokjeren, cn de andere helft ten voordeele der 9, beleédigde partyen; houdende de Graaf wy- « ders BlïKKOPi te Historie. voordeele der Friezen.  464 Tegenwoordigs Staat Beknopte Historie. Hy wint daardoor der Friezen genegenheid, „ ders aan zich het recht van nadere verklaaringe en verbeteringe, zo 'er eenige twyffe„ ling wegens het eene of andere der meerge„ melde Artikelen kwam te ontdaan" (f). Deeze Graadyke uitfpraak was zo zeer ten voordeele van die van Friesland, welken Graaf Willem door deeze vriendelykheid ten fterkften aan zich zocht te verbinden, dat zy geene zwaarigheid maakten, om zich tot hec leveren van behoorlyke brieven van bekrachtjginge, tegen den eerden vervaldag der betaalinge, te verpligten, en dezelve daarop metderdaad over te geeven, voorzien met de uithangende zegels der Prelaaten , Grietmannen en des gemeenen lands van Westergo, en die der Poorters van Stavoren, Harlingen, Sntek en Ylst. Die van Kampen zouden misfehien reden gehad hebben, om in deezen eenige zwaarigheid te maaken. Doch, 't zy dat overtuiging van fchuld, of het Graadyk vermogen hun vreedzaame gedachten inboezemde, zy verbonden zich insgelyks, om, ten gedelden dage, brieven van bekrachtiginge aan die van Westergo over te zullen geeven; gelyk van wederzyden gefchiedde, op den twaalfden van Louwmaand des jaars dertienhonderd en achttien (S> Overeenkomdig met dien getroffen vrede, ; gaf de Wethouderfchap van Stavoren, ten jaare dertienhonderd en twintig, eenen Zoenbrief aan die (f) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 157. (§) , . . 1 bl. 158 e» 159. Stavoren geeft een Zoenbrief  tan FRIESLAND. 46*5 die van Harderwyk, waaruit blyken kan op wat wyze de vrienden van eenen verflagenen, toen ter tyd, door de doodflagers, plagten verzoend en bevredigd te worden. Na dat in 't Jioofd van den Zoenbrief gezegd was, dat eenige Schepenen en Burgers van Harderwyk te Stavoren verfcheenen waren, om aldaar eene zoening te beraamen met de vrienden van twee ontlyfde mannen, door de Harderwykcrs necrgeflagen, gaat dezelve in deezer voegen voort: „ De zoenpenningen betaald zynde, hebben de „ vrienden aan die van Harderwyk gegeeven „ den gewoonen vredekus; waarna zy ter we„ derzyden zwoeren, dien zoen te houden on„ verbreeklyk ten eeuwigen dage, zo lang de „ Wind waaide en de haan kraaide. Waarvan „ aan die van Harderwyk een gezegelde Zoen„ brief werd gegeeven door de Wethouders s, van Stavoren, en Folker, Abt van Odulfs„ klooster aldaar, als mede Broeder Ordachus, „ Bevelhebber van St. Jans Godsdhuis op den „ Berg by Sneek, mitsgaders den Grietman en „ zyne Mederechters van Wildinge, elk in 'c „ byzonder" (f). De brand der binnenlandfche oneenigheden ^ was wel, door de voorheengemelde ellenden van .n| hongersnood en pestziekte, wat geflauwd, maar fc zo verre van ten eenemaal gebluscht te zyn,e' dat dezelve eerlang met nieuwe kracht begon te ^ woeden; vooral toen de Landzaaten, die 'c w meest verarmd waren, op eene al te harde en onrcchtmaatige wyze tot betaaling hunner fchulden (t) Crooc Charterb. van Friesl. I. D. bl. 162. p Beknopte Hist». ' we. aan die t van Har- derwyk. De brand der binnenlandfche oneenigheidbegint op nieuw te woeden.  Beknopte Histo- 3.12. I3IS. 466* Tegenwoordige Staat den geperst wierden. Daar werd dus veel over vrede en zoen gehandeld, tot dat eerst die van Dokkum, omtrent Bloeimaand, en daarna die van geheel Oostergo, op den vierden van Wynmaand des jaars dertienhonderd en achttien, met die van Groningen, een Verdrag flooten, waarby vastgefteld werd: „dat niemand eenig' „ menschof eenig goed, uit hoofde van fchuld, „ zonder zeer billyke redenen, zou mogen „ aanhouden; en verder, dat men niemand, „ dan alleen den eigenlyken fchuldenaar, voor „ den Rechter zou mogen daagen, of eenige „ moeite aandoen". Dit Verdrag, dat voor het eerfte gehouden wordt, welk die van Oostergo met die van Groningen getroffen hebben, bragt wel Oostergo in ruste; maar in Westergo bleef nog het vuur van tweedragt fmooken, inzonderheid onder de Adelyke geflagten van Aylva, Hettinga, Reinalda, Wibalda en eenige andere, die veele bloeddorftige aanflagen op eikanderen in 't werk fielden ( §). Gaf binnenlandfche verdeeldheid aan buitenlandfche vyanden altyd de beste gelegenheid om hunne heersch- en roofzuchtige ontwerpen ter uitvoer te brengen, die van Westergo ondervonden hiervan, in dit zelfde jaar, de waarheid tot hunne gevoelige fmerte, doordienze van de Westfriezen, hunne oude Stam- en Naamgenooten, nu inzonderheid menigen inval te lyden hadden. Deezen kwamen met kleine vaartuigen (§) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 190. Schot. Fr Hist, bl. i63. ü. Emm. Rer. Frif, Hist. L. XIII. bl. 74- • De Westfriezendoen eene landing in Friesland.  van FRIESLAND. 467 tuigen over het Vlie, en beroofden Makkum, Kornwert en eenige nabygelegene Dorpen en Gehuchten, onder het pleegen van vcelerlei moedwilligheden; doch niet zonder daarover, door die van Westergo, naar verdienfte geftraft te worden. De Edelen van Aylva en Hettinga bragten, dien roofzugtigen inval vernomen hebbende, in alle raogelyke ïtilte, een goed deel volks op de been, en overvielen daar mede de zorgelooze plunderaars met zo veel geweld, dat de meesten in de pan gehakt, en de overigen op de vlugt gedreeven wierden. Dan ook deezen werd geen tyds genoeg gegund, om hunne fchepen, die te Makkum lagen, te bereiken , zynde verre het grootfte deel daar binnen neêrgehouwen. Die op de fchepen waren vernamen niet zo dra hoe ongelukkig het hunnen fpitsbroederen te lande verging, of zy haalden ide zeilen by, om zee te kiezen; doch konden ' wegens ftilte geenen voortgang maaken, en weriden door de Friezen achterhaald, vermeesterd ien over boord geworpen. De Friezen, hiermede nog niet te vreden, voeren met die zelf:de fchepen naar Medenblik en Enkhuizen , en hielden daar weinig beter huis, dan de West■ I-friezen te hunnent gedaan hadden. Van daar tte rug gekomen zynde, gavenze de genomen [fchepen ten gefchenke aan die van Stavoren, ^zonder dat ons de reden dier mildheid gebleeken 'ZY (t )• Ondertusfchen heeft men dergelyke 1 ivyandiykheden niet te houden voor de blykeh1 van (t) Winfem. Kron. van Friesl. bl. 101. Schot. Fr, Hist. bl. 168. Gg 2 Beknopte Historie. Doch groote. iylis tot hun eigen nadeel. En echter heelt 'el  Beknopte Historie. geen openbaare oorlog tusfehen de beide volkeren plaats gehad. Het Klooster van St. Odulfus •wordt, 468 Tegenwoordige Staat van eenen openbaaren oorlog , maar wel voor wederzydfche rooveryen, misfehien met oogluikinge, maar niet op last van Graave Willem den III. gefchied, alzo dezelve zich omtrent deezen tyd, in verfcheiden gevallen, nog als Landheer over Westergo en Stavoren heefe gedraagen, en wel inzonderheid door zekere .perfoonen in boete te Haan, St Odulfs Klooster te Stavoren te begiftigen, Rechters of Schouten in Westergo te zenden, de oneenigheden tusfehen de Wethouders van Stavoren te beflechten, het Klooster Mariëndal in Westergo te befchermen, den Abt van gemelde Klooster te volmagtigen om eenige perfoonen in Sixbierum van hunne Leenen te ontzetten, zo zy weigerachtig bleeven om de Leenrechten daarvan aan den Graave te betaalen, en eindelyk door eenen Schout in Sixbierum aan te Hellen: al het welk de Graaf niet zou hebben konnen doen, zo hy niet, met of tegen den zin der Friezen, zich eenige oppermagt over We9tergo of een gedeelte daarvan toegeëigend, en die metderdaad geoeffend had (§ ). Hoe weinig zulks den vryheidrninnenden en vry verklaarden Friezen fmaakte, hebbenze in 't vervolg van tyd meermaalen getoond. Zagen wy voorheen meer dan eens, hoe de invallende Noordzee de landen, bewesten het tegenwoordige Friesland, begon weg te neemen , de ftad Stavoren, en het Klooster van St. Odulfus inzonderheid, liep groot gevaar van daar. (§) De oorfprongkiyke Stukken, rer bev^stigingg hiervan dienende, zyn te vind*en in het Gr. Chartert», van Friesl. LD. bl. 162 — 165.  van FRIESLAND. 4Ó> daardoor eerlang geheel vernield, of althans I grootelyks befchadigd te worden. De Kloos- 1 tcrlingen zouden , dit inziende , omtrent het" jaar dertienhonderd en negentien, onder3 't bellier van hunnen Abt Algerus of Al- \ berus, aan de zmdzyde der Stad, een andere Klooster hebben opgetimmerd (f), * Reinoud de Zwarte, Graaf van Gelder, was wel, als wy voorheen zagen, door Keizer Rudolf, met Friesland befchonken, en had ook x federt dien tyd daarop het oog gehad; doch ( gebrek aan middelen om de onwillige Friezen < met geweld te dwingen, en de eifchen van [ Holland en Utrecht op Friesland, maakten, : dat hy het vooreerst geraaden vond de Friezen in ruste te laaten. Doch nadat hy aan Bisfchop Frederik van Utiecht eene zeer groote fomme gelds verfchooten, en daar voor Vollenhove met het Slot ten onderpande gekreegen had, fcheen de kans hem gunftig om zyn voorgegeeven recht op Friesland te doen gelden; te meer, omdat de Friefche verdeeldheden ter begunfliginge zyner oogmerken ltrekten. Groote krygstoerustingen werden 'er dan, ten jaare dertienhonderd drieëntwintig, van zynen kant gemaakt, doch onder 't listig voorgeeven, dat het hem om Friesland niet te doen was, om de Friezen dus in llaap te wiegen, en hen, onder 't voortzetten hunner binnenlandfche verdeeldheden, onverhoeds op 't lyf te vallen. Dan hierin bereikte cte Geldersman zyn oogmerk niet; de Friezen, merkende, dat het op hen (t) Oudh. eu Geft. van Friesl. I, D. bl. 474. Ggv3 Beknopte Historie. aan de zuidzyde van Stavoren , opgetimmerd. 1319De Graaf van Gelder fmeedt eenen aanilag op Friesland.  Beknopte Hjs'io RIE. Ook behaalt hy eene over. winning op de Friezen. De Friezen keu- 470 Tegenwoordige Staat hen en niemand anders gemunt ware, zagen vooreenigen tyd van hunne onderlinge verdeeldheden af, vercenigden zich met eikanderen , trokken den Graaf te gemoete, en vielen in 'c Gelderfche Leger, dat zich toen te Barlazyl, by Vollenhove, bevond. De ftryd was heftig en bloedig; ook hing de zege lang in twyffel; doch eindelyk verklaarde zy zich ten voordeele van den Graave, ?t Verlies was aan beide kanten vry groot , en hieraan heeft men toe te fchryven , dat de Graaf, fchoon de overwinning door hem behaald was, en de Friezen de vlugt gekoozen hadden, niet geraaden vond, hen te vervolgen, of federt te ontrusten (*}. Behalven den gemelden aanflag van den Gelderfchen Graave, liep der Friezen vryheid ook gevaar (*) Over 't nette jaar van deezen Veldflag zyri het de Gefchiedfchryvers niet eens , brengende fommigen dien tot het jaar dertienhonderd drieëndertig. Doch U Emmius, dien wy hier volgen, zegt 'er van, Rer Frif Hist. L. XIII. p. 78. Men heeft gevochten by Vollenhove, in het jaar onzes Heeren MCCCXXIH: want die deeze gebeurtenis tot het jaar MCCCXXXItl brengen. zyn door eenen misdag der Drukkeren misleid, en worden alleen daar door genoegzaam wederlegd, dat die Reinoud, welke door den Keizer met Friesland befchonken was, van zynen Zoon gevangen genomen zynde, ten jaare MCCCXXVI in de gevangkenisfe geflorven is. Want hoe Ion hy in dat jaar met de Friezen vechten, daar hy reeds zeven jaaren van te vooren overleeden was ? Zo 'er evenwel in dat jaar een gevecht is voorgevallen , moet het noodzaakelyk door Reinoud den Zoon, en niet den Vader, gehouden zyn. Maar ooit dat gevoelen wordt door verfcheiden andere redenen wederlegd De oordeelkundige Leezer vergelykq bier mede F Sjoerds Fr. Jaarb III. D. bl. 290 — 334, daar deeze flag tot het jaar 13 36 gebragt wordt.  van FRIESLAND. 471 gevaar van verfcheiden andere kanten. De Graaven van Holland, de Bisfchoppen van Utrecht, Breemen en Munller, als ook de Graaven van Oldenburg en anderen, leiden daar insgelyks op toe. 't Was derhalven hoog tyd middelen te beraamen, waar door men zich tegen aile zulke poogingen het best beveiligen kon. Eene Staatsvergadering by den zogenaamden Opftalboom werd ten dien einde door veelen noodig gekeurd. Ook bragten het eenige kundige liefhebbers van hun Vaderland, na veel tegenffands, zo verre, dat'er eerlang zulk eene Vergadering, waar van men nu in langen tyd geen voorbeeld gezien had, door de Friefche Zeelanden, doch met uitzon* deringe van Westfriesland, dat onder den Graave van Holland ftond, gehouden wierd, na alvoorens byzondere Landsdagen, in ieder Zeeland , gehouden, en daarin de zaaken tot de groote Vergadering bereid , als ook Afgevaardigden tot dezelve, zo uit den Geestelyken als Wereldlyken ftand, benoemd te hebben. In de eerfte Vergaderinge, die op Pinkfterdag ten jaare dertienhonderd drieëntwintig, op een vlak veld, ten zuidwesten van Aurik, onder drie hooge eiken boomen, volgens ouder gewoonte, door de Afgevaardigden van beoosten i de Lauwers gehouden werd, floeg men wel veele goede dingen voor: ook werden 'er metderdaad eenige beflooten, ftrekkende ter bellisfinge van eenige burgerlyke gefchillen cn 011eenigheden. Doch de groote zaak der vryheid bleef onafgedaan. De Friezen van tus-> fchen het Vlie en de Lauwers waren naameGg 4 lyk» c Beknopte Historie. ren eene Landsvergaderingby Opftalboomnoodig. In de eerfte Vergaderingeheeft men weinige Friezen vanbewes* ten de Lauwers.  Beknopts Uisto- BIS. 47 a Tegenwoordige Staat lyk, ter oorzaake van den Gelderfchen oorlog, " te fchaars tot deeze Vergadering opgekomen; cn nogthans hadden zy, zegt men, daarin do voorzitting, de eerlte Item en het meeste gezag, alzo de voorzittingen orde van Hemmen, naar de ligging der Landfchappen, van hec Westen naar het Oosten wierd in acht genomen. Alleen wérd 'er beflooten, dat men op den uitgang van Oogstmaand deszelfden jaars, eene nadere bycenkomfte zou houden, waarin die van bewesten de Lauwers beloofden in goeden getale te zullen verfchynen ; ondertusfchen verbond men zich om in vrede en eenigheid te leeven. Deeze tweede Vergadering van Opftalboom, ten beftemden tyde, haaren voortgang hebbende, was zeer groot en aanzienlyk. De Friezen van tusfehen 't Vlie en de Lauwers niec alleen, maar ook van 'c geheele vrye Friesland, zich toen ter tyd uitftrekkende van 't Vlie toe aan de Wezer, verfcheenen 'er in merkelyken getale, en beftonden uit Wethouderen, Edelen, Prelaaten, Priefteren en verdere Volmagten des Gemeenen Volks. In deeze Vergaderinge herhaalde men eerst wat 'er in de voorige was beraamd; doch daaronder raakten de driften zodanig aan den gang, dat 'er bykans eene halve maand ten einde liep, voor dat 'er iets van belang kon worden afgedaan. Eindelyk nam de billykheid en 't algemeene belang de plaats der onbezuisde driften in. De onderlinge verdeeldheden werden bygelegd, de wederzydfche beleedigingen vergeeven , en de zaaken, die men te behandelen had, met gepaster Maar veele in de tweede Vergaderinge, In dezelve befluit pïen 's I ands VrjbeitJ  van FRIESLAND. 473 Bedaardheid overwoogen, tot dat men het zo verre bragt, dat 'er, met gemeene toeftemminge, zekere Wetten en Ordonnantiën wierden be. raamd, die of geheel nieuw waren, of dienden om de oude Wetten des Lands te bevestigen. \ Beknopte Histo« rje. te handhaavea. GraafWil. lem ba- Alles was begreepen in achtenveertig artikelen, van welken wy , ter vermydinge van al te groote uitvoerigheid, alleen het eerlle zullen melden. De Grietmannen, Rechters, Kerkvoogden en verdere Gcestelyken van Oostergo en Westergo, beneifens die der overige Zeelanden van Friesland, famengekomen om de gemeene Eendragt, de Landrechten en Wetten van Opftalboom te vernieuwen , verbonden zichdaarby: „Om hunne vryheid een, „ paarig en gewapenderhand te befchermen, in„ dien eenig Wereldlyk of Geestelyk Vorst, „ van wat naam of waardigheid ook, hen of 15, iemand der hunnen , beftreed, of 't juk , „ van dienstbaarheid poogde op den hals te „ leggen" (l> Veelligt gaf dit befluic Graave Willem aam leiding om zich, ten jaare dertienhonderd vyf- en- C f) Wegens deeze aanzienlyke Vergaderinge, welke iwy maar in't kort, volgens ons beftek, befchreeven hebben, kan men anderen in 't breede nazien. By voorbeeld, Winfem. Kron. van Friesl. bl. 191 enz. U. tEmm. Rer. Frif. Hisr. L. XIII. p. 78 etc Siccama !Leg. Frif. p. 53. Schot. Fr. Hist b!. 170. en Docum. jvari Friesl. bl. 16 enz. als ook Befchr. van Friesl. irt Quarto. bl. 114 enz en F. Sjoerds Fr. Jaarb. III D. bi. 290 enz. By het nazien van bovengemelde Schry(vers, zal men ontdekken dat het getal der artikelen, i wegens eene verfchillende afdeeliuge, by den eenen ;gropter is dan bv den anderen.  474 Tegenwoordige Staat Beknopte Historiemoeit zich ernflitrer met de Friefche zaaken. 13*5- Daaruit fpruiten wederzydfchebeleedigingeu. entwintig, ernlUger dan voorheen met de regeering van Friesland te moeien, en zyn recht op Stavoren en Westergo te handhaaven, Met dat oogmerk ftelde hy twee Inwooners van Stavoren tot Schouten of Rechters over de Stad cn het omgelegen Land aan; doch de Frie. zen namen geen genoegen in deeze nieuwigheid, verjaagden de Graaflyke Schouten, en braken hunne van Heen gebouwde wooningen, die toen nog wat zeldzaams hier te lande waren, tot den grond toe af, daartoe aangehitst .door den Abt van St Odulfs Klooster, die thans veel gezags in Stavoren oelfende. De Graaf nam dit be. dryf zeer hoog, en rustte eene vloot uit, die, langs de Zuiderzee kruisfende , veel nadeels toebragt aan de Friefche fchepen. Ook deed zy nu en dan eene landing op de Friefche kust, by eene van welken de dorpen Oude- en Niemarden , met eenige naastgelegene , plat ge* brand en ledig geplonderd werden. De Friezen , niet gewoon zulke beleedigingen ongewrooken te laaten, roofden en plunderden daarentegen , zo veel ze konden en mogten, in Westfriesland. Eikanderen op Zee ontmoetende vochtenze als leeuwen , en fmeeten zonder genade buiten boord al wie hun in handen viel. De Graaf wapende hierop een' fterker vloot, cn voegde zo veel gehuurd krygsvolk by zyne landzaaten, dat het in alles een vry aanzienlyk Leger uitmaakte. Zyn voorneemen was daarmede de Friezen eens voor al tot reden te brengen. Dan de Abt van St. Odulfus met andere Prelaaten , en eenige voornaame Burgeren van Stavoren , bekommerd voor het Va-  van FRIESLAND. 475 Vaderland , fielden zich tusfehen beiden , en ï verzochten met den Graave in onderhandeling '\ te mogen komen, 't Verzoek ingewilligd1 zynde , hield men in Bloeimaand des jaars dertienhonderd achtentwintig, te Haarlem , eene famenkomfle, waarin de Abt van St. [ Odulfs Klooster en de verdere Afgevaardig e den van Stavoren en Westergo, met den ™ Graave overeen kwamen: „ dat de Graaf van v „ Holland , voortaan , Schouten , Schepenen z 1, en andere Rechters in dat gedeelte van Fries„ land zou aanflellen , naar welker vonnisfen „ zy beloofden zich te willen voegen ; beken- nende daarenboven by eenen brief, zo door „ hen zeiven als den Graaf verzegeld, dat het „ recht binnen hun land den Graave toebehoor1, de, volgens de oude handvesten , en dat zy , aldaar niets te eisfehen hadden". Zynde de Brief gefchreeven uit naam van de Grietmannen ran den Gemeenen lande van Westergo, van /rocnakkcr , Wildinghe , Waghenbrugghe , -Iarich en Hemlum , en alle de Mederechters :n Gemeenten van denzelven lande, en verzegeld, met des gemeenen lands zegel van Wesergo , en dat der gemelde Grietmannen , te laarlem des Zondags voor Pinkller in 't jaar )nzes Heeren MCCCXX''III ( ! ). By het fluiten van dit Verdrag , en de hulde 'A taarop aan den Graave beweezen , zou en de'1'" friezen hem een oud gelchrift vertoond heb- * ben, 's' (*) Scliot. Frif. Hist. bl. 173. Vaderl Hist. III D. \h 225. U. Emm. Rerum Frif. L. XIII. p, 93. Groot jiiharterb. van Friesl. I D. bl. 180.183. Br k MOPpr Hjs 10. nis. 13*3. Dezelve ïirrdigert net een Verdrag «in ver:oeninge( 'ïet Ver- Ivag A'ovdt gevolgd van s Graa-  Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. ven huldigïngè; Dezelve üclc Schouten en Rech ters aan. Ook wordt 'er eene bepaalingvan boeten en fchaden gemaakt. ben , behelzende de plegtigheden, met welke de Graaven van Holland, van ouds , in Friesland, beoosten het Vlie, ontvangen wierden, en te recht zaten ( § > Dan wat hiervan zy , de Graaf had nu zyn oogmerk, in 't onderbrengen van Stavoren en Westergo , bereikt, en ftelde daar als voorheen zyne Schouten en Rechters aan, en wel ten zelfden dage , waarop het Verdrag van Vrede bekrachtigd was. De bepaaling van alzulke boetenen fchaden, als die van Stavoren en Westergo, wegens het verdryven der Gr«aflyke Schouten en eenige Poorters van Stavoren. het i-fbreeken van hunne huizen, en 't pleegen van gevangenneeming roof en brand, verbeurd hadden, werd met wederzydsch genoegen verbleeven aan de uitfpraak van den Bisfchop van Zuden, den Leesmeester van Bolswe.'d en Heere Pieter, Deken van Meerden. De uitfpraak, drie dagen daarna gevolgd zynde , behelsde, dat die van Westergo de afgebroken huizen der verdreeven Poorteren m den voorigen itaat zouden herllellen, en tot boete aan den Graaf betaalen vyftien honderd Mark Engelsch; en deeze uitfpraak werd niet alleen door den Graaf bekrachtigd, en door die van Westergo goedgekeurd, met aanneeminge van daaraan in alles te zullen voldoen, maar ook bleeven de Wethouders van Stavoren borgen voor de nakoming van dezelve (t)- De) (;§) Wagen. Vaderl. Hist. III D. bl. m& Ceriflif j Tabl. de 1' Hist. Tom I. p. 41. ft) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 181*; iS3'  van FRIESLAND. 477 De Graaf, dus zyn gezag over een voornaam gedeelte van Friesland eenigzins bevestigd ziende, begreep zeer wel, dat de Graaflyke inkomllen uit dit Gewest moesten afneemen, naar maate de ryk geworden Kloosters en Geestelyken voortgingen met het aankoopen van vaste goederen, die, alsze eens in hunne handen gevallen waren , doorgaans niets in de algemeene lasten en fchattingen betaalden. Hy beval derhalven, by een openbaar bevelfchrift van den eenendertigden van Hooimaand deszelfden jaars : „ Allen „ Kloosteren en Geestelyken, in zyne landen „ van Holland, Zeeland en Friesland, geene „ vaste goederen aan te koopen; gelyk mede, „ dat niemand hun eenige vaste goederen zou „ mogen verkoopen of fchenken ; alles op „ eene boete van tien ponden en de verbeurte „ der verkochte goederen; teffens met bevel „ aan alle Rechters, Schepenen en Gebuuren „ op gelyke boete, dat niemand over alzulke gifte, koop, of overdragt, als getuige zou „ mogen daan" ( § ). Deeze Graaflyke voorziening zal men te noodzaaklyker fchattcn , indien men gelooft, dat de Geestelyken, gelyk verhaald wordt, toen twee derden van de vaste goederen in Friesland bezaten (*). 't Is ondertusfehen zeer waarfchynlyk dat de Friezen van Oostergo en de Stellingwervers in't' reeds gemelde Verdrag niet begreepen waren, of j i'er moest, na 't fluiten van 't zelve, al dra eenige \ -verkoeling tusfehen den Graaf en hen ontdaan 2 zyn. (§) Groot Charterb, van Fr. I. D, bl. 1S3. *.*) Cerifier Tabl. Tom. I. p. 406. Beknopte Historie. De Graaf verbied: den Gees. telyken het aankoopenvan vaste goederen. Die van Uostergo en de Stelling, wervers zyn niet  Beknopte Historie. begreepen in 't gemelde Verdrag, De Graaf zoekt zyn gezag over Sta. Voren enz. op eenen vasten Voet te zetten. 478 Tegenwoordige Staat zyn. Zeker is het, dat zy 'er 't volkomen genot of geheel niet of maar voor zeer korten tyd van gehad hebben, 's Graaven brief, van den elfden van Wintermaand des zelfden jaars, flrekt daarvan ten bevvyze, alzo hierby zynen Schouten en Bailluwen wordt in last gegeeven, dat zy Heer Jan van Kuinder niet zouden hebben te hinderen, maar integendeel te laaten geworden ,zo die eenige goederen van de Oostfriezen , of ook zelfs hunne perfoonen , zyne vyanden, gevangen in het*land bragt(*"). Ook beleende de Graaf, by eenen Verlybrief van den vierentwintigften van Hooimaand des jaars dertienhonderd eenendertig, meergemelden Jan van Kuinder met eenige leengoederen, voormaals door Hendrik van Kuinder te leen bezeten , en voor een gedeelte in Stellingwerf gelegen (§> Voor 't overige verzuimde Graaf Willem niets , dat dienen konde om zyn gezag over Stavoren en Westergo op eenen vasten voet te zetten. Overal Helde hy Grietmannen , Bailluwen en Rechters aan. Ook deed hy zich, niet alleen in de Steden en Dorpen , maar zelfs ook door verfcheidene ampteloozc perfoonen, in zyne waardigheid erkennen. En al te Staatkundig (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 1S4. (§) . 186. Be- hoorende tot deeze iu Stellingwerf gelegen goederen , èlthans , 't Gerechte te Monike Kuynre (waarfchynlyk 't hedendaagfche Monnikebuuren) dat in Stellingbewerve gelegen es, ende XVII hoeven lands in denzelven Gerechte , Item dat erve tok Oisterzee, dat men biet Fenningenbure.  van FRIESLAND. 479 kundig om niet te wecten, dat een nieuw juk eenige verzachting en verberging noodig heeft, vooral by een volk dat zeer nayverig van zyne vryheid is, behandelde hy hen met byzondere blyken van achtinge: menigmaalen zelfs noem • de hy hen zyne Vrienden ( f )■ Den Abt van Klaarkamp, die, onder de Friefche Prelaaten, op de Landsvergaderingen, de eerfte plaats en ftem had, bevoorrechtte hy met de vryheid van tollen door zyne Landen, wegens alle waaren en leevensmiddelen, tot het Klooster behoorende, by eenen Openbrief van den ze* venentwintigften van Herfstmaand des jaars dertienhonderd drieëndertig En na den geweldigen Watervloed van dit of 't volgende jaar, waarby, de Friezen het meest geleeden hadden, leide hy eene belasting van twee fluivers op ieder morgen lands in Kennemerland, daar men van dit onheil minst getroffen was, om, gelyk hy zeide, de Friezen te verligten Zo veel betooning van eene vriendelyke en zachte regeeringe maakt het zeer aanneemelyk,1 dat de Friezen zich, geduurende het overige j van 's Graaven leeven, hebben ftil gehouden; te ( meer, om dat van Keizer Lodewyk, 's Graaven 5 ! Schoonzoon, nog twee brieven van den jaare 1 . dertienhonderd en dertig voorhanden zyn; in wel- ^ ker eerften de Keizer aan den Graave volkomen : afftand doet van alle Ryksrechten op Holland , Zee- (t) Cerifier Tabl. de PHist. Gener. Tom. I.p.403. (*) Gr. Charterb. van Friesl. I. D bl. 187. (5) Cerifier als boven, Vaderl. Hist. IILD.bl.22r;,, Beknotte Histö- rus. Hy flaat hier toe den weg van vriendelykheidin. 1333. Uit aan- merkinge daarvan houden de Friezen zich oy 's Graa/en leerai ftil.  Beknop- te Historie. De onderwerpingvan die van Oostergo is twyffelachtig. 480 Tegenwoordige Staat Zeeland en Friesland, uitgezonderd alleen hen recht van manfchap; terwyl in den tweeden aan de Friezen van Ooster- en Wescergo gebooden wordt, Graaf Willem voor hunnen rechten Heer te ontvangen (_ *). Of echter die van Oostergo zich wel ooit aan den Graave van Holland onderworpen hebben, is twyifelachtig. Warenze, gelyk wy voorheen zagen, zeer waarfchynlyk niet begreepen in het Verdrag van bevrediginge, tusfehen den Graaf en die van Westergo en Stavoren, zo hebbenze veelligt zich ook tot geene onderwerping aan den Graaf verpligt gerekend, fchoon 't Keizerlyk bevelfchrift dit mede bragt. Zo men met voornaame Gefchiedfchryvers (§) het daarvoor houdt, dat de Afgevaardigden van Stavoren en Westergo , by het fluiten van meergemelde Verdrag,zich verbonden hebben, om het, in den tyd van twee jaaren ftilflands, daartoe te brengen, dat de Friefche Edelen het Leenmanfchap van Holland erkenden, en de Bailluwen, Schouten en andere door den Graaf gezonden dienaars ontvingen, of dat de Graaf, dit verworpen zynde, na dien tyd, zyn recht met oorlog zou mogen vervolgen, mag men denken, dat deeze vernedering te groot voor die van Oostergo geweest zy. Schoon Stavoren ten deezen tyde reeds veel 1 van zyn oude aanzien en vermogen verlooren had, (•) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 184 ea 185. (§) Schot. Fr. Hist.. bh 173. 174. Stavoren is nog een  van FRIESLAND. 481 had, was de Stad echter nog ryk en magtig genoeg, om door haare Zeevaart veel gewigts by te zetten aan het verbond der Hanzee - fteden, onder welke zy eene der voornaamftcn was. Waldemar, Koning van Denemarken, had, reeds voor het midden der dertiende eeuw, de Stad met verfcheiden voorrechten befchonken. Een zyner opvolgeren, met naame Christoffel de II, had dezelve in deeze eeuw, ten jaare dertienhonderd zesentwintig, vernieuwd, by eenen Openbrief, welke nog voorhanden en naderhand door 's Lands Staaten voor echt erkend is (*). Uit kracht van het eene en andere werden die van Stavoren, ten jaare dertienhonderd eenendertig, door Henrik den II, Bisfchop van Lubek, Hoofdplaats van 't Hanzee-verbond, aangemaand om alle fchaden des. gemeenen Koophandels dier Steden, met zeker getal behoorlyk toegeruste fchepen, te helpen weeren, gelyk Schout, Schepenen en gemeene Burgers van Stavoren zich daartoe, by eenen brief van den jaare twaalfhonderd tweeennegentig , hadden ingelaaten. Hoeveel Friesland ook by dien vloed ge-: leeden had , waarvan wy zo even melding \ maakten, blykt echter niet dat de drift om, Kloosters te ïtichten daardoor uitgebluscht, of, de zeden der Kloosterbroederen in 't minst 1 verbeterd waren. De ftichting van het Karmeliterklooster te Woudsend in Wymbritzeradeel, ten jaare dertienhonderd zevenendertig, ftrekt (*) Winfem Kron. van Fiissl. W, 105—-iyo. Schot* Ft. Hist. bi 174. II n Beknopte Historie. voornaam Lid van 't Han zeeverbond* Het Kaf. melittr Klooster te Woudsend vvorae gefticht. 133:-  TE HlSTOKIE. Eelke Liaukema, Abt van Lidlum,wordt door zyne eigene Konverfen omgebragt. 482 Tegenwoordige Staat ftrekt ten bewyze van het eerfte, en de moord, gepleegd aan Eelke Liaukema, federt het jaar dertienhonderd achtentwintig Abt van Lidlum, van het Iaatfte. Doch deeze treurige gebeurtenis verdient wel, datze wat omftandiger verhaald werde, te meer omdat daaruit met genoegzaame zekerheid valt op te maaken, hoe ten eenemaal verbasterd, over 't algemeen, de Geestelykheid van dien tyd ware. Omtrent deezen tyds waren de Kloosters van Lidlum, Ludingakerk, Mariëngaard , Foswerd , Klaarkamp , Oudeklooster of Bloemkamp, en andere ryke Konventen meer, opgepropt van Monniken en Konverfen of Leekebroeders, die als fnoode buikdienaars een vuil en ontuchtig leeven leiden, zonder naar eenige beftraffinge te willen luifteren. Liaukema evenwel, fchoon hy in oorlog was met fommige Edelen, en daartoe, behalven de Konverfen van zyn Klooster, honderd en vyftig gewapende knechten onderhield; de gebouwen, tot zyn Klooster behoorende, ongemeen verbeterde; het Abtshuis op St. Michielsberg of Bajum voltooide, en de Kerken van Sixbierum, Uitgong en Spannum onder 'c gebied van zyn Klooster bragt, was te ernftig en godsdienftig, dan dat hy zulken, die onder zyn opzigt ftonden, niet zou beftraffen , en tot verbetering van zeden vermaanen. Te Boxum nu bezat het Klooster van Lidlum in dien tyd zeer veele landen en renten, zodat het geheele Dorp daar fchier aan toebehoorde, onder anderen twee Landhoeven, afkomftig van het oude Konvent Franjum, welker eene M0£>  tan FRIESLAND, 483 Monnikhuis en de andere ter Poorce genaamd werd. Abt Liaukema, deeze Landhoeven, naar de gewoonte van dien tyd door Konverfen of Leekebroeders hatende bebouwen, had, op de berichten van hun ongebonden en beestachtig leeven, hen daarover meer dan eens; behrafr; doch alzo hy te doen had met menfehen, die te zeer van 't pad der deugd waren afgeweeken om zyne ernfrige beftraffingen in acht te neemen , belfond derzelver eenige uitwerking daarin, dat hy hec voorwerp van hunnen onverzoenbaaren haat wierd, daar hy dat van hunne tederfte liefde had moeten zyn. Hy ondervorid dit, wanneer hy, in perfoon ce eer Poorte gekomen zynde, de ongebonden bewooners dier Landhoeve met gepasten ernst vermaand had, om toch van leevenswyze te veranderen, en de voorfchriften van eerbaarheid en maatigheid te volgen: want fchoon de fielten hem met veele uiterlyke tekenen van achtinge en vriendfchap bejegenden, en ook zelfs zulke betuïi gingen van verootmoediginge deeden, dat ■de Abt zich vleide met zyne belh'affingen en 1 vermaaningen zeer veel gewonnen te hebben; 1 was echter die alles meer niec dan enkele [geveinsdheid; hun waare coeleg was zich van i den Abc voor altoos te ontdoen, hein ten dien einde dronken te maaken , en daarna , onder voorgeeven dat hy van dronkenfehap in 'c water gevallen ware, daar in te werpen, :en te laaten verdrinken. Ook flaagdenze ia idit hun fnoode oogmerk: want de Abt des iavonds mee de Monniken en Konverfen aan Hh a tafel Beknopte Historie...  Beknopte Histo kie. 484 Tegenwoordige Staat tafel zittende, en niet gewoon te drinken , werd, onder uiterlyk betoog van vriendfchap, daar, toe zodanig geperst, dat hy zich eindelyk befchonken, en eene neiging tot braaken befpeurde. Om dit echter niet in der Monniken en Konverfen tegenwoordigheid te doen, nam hy zyn affcheid , ging over de brug naar 't Stins, ontlastte zich zo bedekt hem mogelyk was, ftortte naar gewoonte zyn gebed, en begaf zich ter ruste. Doch dit was niet zo dra gefchied of de Konverfen volgden hem , en klommen, wylze de deur niet konden open krygen, ten venneren in. De Abt, hier door verfchrikt, en van deeze dronkene boeven niets goeds vermoedende, fprak hen met vriendelyke en zoete woorden aan, hen tot bedaardheid en zedigheid vermaanende. Doch zy, hier door meer verbitterd dan verzacht, fcholden hem voor een' dronkaart en overfpeeler, ja voor een' toveraar en bezweerder; vielen teifens op hem aan, en fioegen hem met eene dikke knods de herfenen in, zo dat brein en bloed tegen de wanden vloog: daarna wierpenze 't lichaam ten venfteren uit in de gracht; zich verblydende datze van zo ftreng eenen Zederrteester nu geene beftraffingen meer te wachten hadden. Dan, deeze gepleegde moord bleef niet ongewrooken. Zekere vrouw, des anderen daags voorby het Stins gaande, zag het lyk in de gracht liggen , en maakte zulks ruchtbaar, met dat gevolg , dat het geheele Dorp op de been kwam. Het lyk van den Abt werd uit het water genomen, overeenkomftig met zyne waardigheid;  van FRIESLAND. 485 fieid gekist, naar Lidlum gevoerd, en in de: Kerk van 't Klooster begraaven. De Moorde- ] naars daarentegen werden met list gevangen, ] aan ftaaken gebonden en leevende verbrand., Ook roeide men het Stins met het Konvemr uit; zelfs waren verfcheiden Edelen en Inge- > zetenen van oordeel, dat men eveneens met het! Klooster Lidlum behoorde te handelen, om de gedachtenis van zo fnood een gruwélltuk voor altoos uittedelgen. Hiervan zag men evenwel af, op de tusfchenfpraak van den nieuwen Abt van Lidlum, met naame Keimpe Weidum, die niet zonder moeite zyne wyding van den Utrechtfchen Kerkvoogd verworven had, omdat deeze zulke Moordenaars de eere van een' Abt onwaardig keurde. Nogthans verjaagden fommige Heeifchappen de Konverfen uit Boxum, en eigenden zich de Kloosterlanden toe, gelyk toenmaals wel meer gefchiedde; en wie zal zeggen, dat de Kloosterlingen verongelykt wierden, door hen, om hunne verregaande goddeloosheid, te berooven van 't geene hun ter bevorderinge van den godsdienst gefchonken was (*)9 Dit alles gebeurde in den jaare dertienhonderd tweeëndertig. ( f ). De nieuwe Abt van Lidlum werd, in 't vierde jaar van zyne bedieninge, en na 't verdriet gehad te hebben, dat, behalven de toomelooze ongebondenheid der Kloosterlingen, het Klooster, welk hy poogde te herltellen, eerst aan den tooren, door brand, en daarna aan het dak, (*) Schot. Fr. Hist. bl. 175 en 176. (f) U. Emrn. Rer. Frif. Hist. L. XIII. p. 9f. Hh 3 Beknoprs HisTO» De Moordenaarsworden ™;evangea en naar verdiend» geltraft. Godfried Andla va» Ried wordt Abt van Lidlum.  436 legemaoordige Staat Beknopts: Historie. dak, door eenen geweldigen ftorm, deerlykge' tcisterd was geworden, door den dood wegge- ium., cu ujjgevoiga aoor y eenen zwaaren brand, en geheel Friesland by eenen geweldigen Watervloed.  van FRIESLAND. 487 tnénde rampen niet dan bezwaariyk verhelpen kon. Graaf Willem de III, in 't volgende jaar overlydende, werd in zyne waardigheden opgevolgd door zynen Zoon, Willem den IV, die zo verre af was van zyne rechten en eifchen op Friesland uit het oog te verliezen, dat wy hem in 't kort de wapenen zullen zien opvatten om dezelve Ifaande te houden- Dan voor dat dit gebeurde, zag de Gelderfche Graaf, Reinoud In den C*) Voornaame Gefchiedfchrvv'èrs, 'als Wagenaar Vaderl. Hist. III. D. bl. 261. F. Sioerds Jacrb I 1. D. bl. 387. en Cerifier Tabl. de 1' Hist. Gener. Tun. I. p. 420; zetten dit wreed bedryf op rekeninge van Graaf Wli' li  Beknopte Histo- HliS. 's Keizers Zoon Willem wordt tot Opvolgervan zyne Moeder verklaard. 498 Tegenwoordige Staat den volgenden jaare verkocht zy 'c eiland Marken, voor de eene helft aan fommige bewooners van het eiland zelf, en voor de andere helft aan eenige Poorters van Amfterdam, volgens Koopbrieven, die daarvan nog voorhanden en ten zelfden jaare bekrachtigd zyn, door haaren Zoon Hertoge Willem van Beyeren, als toekomenden Landsheere en Graave van Holland en Zeeland ( * ). Na een kort verblyf hier te lande werd Vrouwe Margareet wederom naar Beyeren ontbooden door haaren Gemaal, den Keizer, die echter, om den Hollanderen genoegen te geeven , beloofde, Willem, zynen tweeden Zoon, herwaarts te zullen zenden, om de landen in haar afzyn te regeeren. Ook verklaarde hy , nadat zyn oudfte Zoon Lodewyk affiand van zyn recht op deeze Landen gedaan had, Willem tot opvolger van Vrouwe Margareet, en Albrecht tot opvolger van Willem, indien deeze zon- Willems Weduwe, Jchanna. Doch hoe groot de aandoening van deeze jonge Weduwe over den dood van haaren Gemaal ook ware, of hoe geheeten. zy deswege op de Friezen mogt zyn; haare heerichappy had met zynen dood uir. Om deeze reden .volgen wy hier liever het verhaal van Winfem, Kron. van Friesl. bl. 20ij, en van Schot. Fr, Hist, bl. i8z. U. Emm, is het ook met deeze laatften eens; zeggende hy, Rer. Frif. Hist. L. XIV. p. 108. Guilhelmo a Frifiis cssfo, cum liberos non reliquisfet, Margarita foror, qua; in eonjugioLudovici IV. Imp. Bavari erat, hreres opum fratema. rum, in Hollandiam veniens, fumpto principatu, omriem bilem in Frifios effudit, attamen publico belk* lacesfere eos aufa non fuir. (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. S02 ea 203.  tan FRIESLAND. 499 zonder kinderen overleed. Willem kwam nog voor het einde dcezes jaars in Holland, en daar op vertrok zyne Moeder naar Beyeren, tot den Keizer haaren Gemaal, naalvoorenshet bewind aan deezen haaren Zoon, onder zekere voorwaarden, overgedraagen te hebben. In hoe verre Willem daaraan al of niet voldaan hebbe, cn wat al onheils Holland en Zeeland wedervaaren zydoor den twist,die aldra tusfehen Moederen Zoon ontftond, is buiter. ons bellek. Een enkel woord meenden wy van deeze gebeurtenisfe te moeten melden, om dat in het verder beloop van deeze beknopte Historie van Friesland meer dan eens zo van Willem als van Albrechc gefproken zal moeten worden. Een der eerfte verrichtingen van Graave Willem den V, waarby de Friezen belang hadden, beftond daarin dat hy, hen willende ftraffen over den dood van zynen Oom, Willem den IV, doch hen met geen Leger kunnende of durvende bevechten, lastbrieven uitgaf ;aan byzondere perfoonen:-,, om op de Oost,9, friezen te panden, cn hen allerwege te be> „ fchadigen, te water en te lande , aan lyf en 5, goed, zullende alles wat zy op hen winnen „ konden hun eigen weezen, en alles wat zy s, deeden gerekend worden van's Graaven wege „ gedaan te zyn, even of het door hem zei ven „ gedaan ware, met bevel aan zyne onderdaanen , „, en verzoek aan alle zyne vrienden, omzoda* ,,, nige Commisfievaarders van zynent wegevor,„ derlyk en gunftig ce zyn " ( *). Deeze C *) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bi. 203 ea 204. Ii 2 Beknopte HlSTO' rie. Graaf Willem zoekt de> Friezen tei ltraifen over den dood vaa zynen' Oom.  Tegenwoordige Staat Beknop te Histo rie Tusfehen beiden wordt een Beftand van twintig jaaren getroffen. 1343. ' Europa wordt jammer, lyk ge teisterd door eeae geduchie Pestziekte.i3fo. Deeze beginfelen van 's Graaven regeeringe waren voor de Friezen van de onaangenaamfte uitzigten, dewyl het te vreezen ftond, dat de Graaf hen al 't gewicht zyner wraakgierigheid zou doen gevoelen , zo dra hem daartoe de gelegenheid gebooren wierd. De Friezen twyffelden hier ook niet aan, en waren uit dien hoofde ' te gereeder om een beftand met den Graave aan te gaan 's Graaven Moei Filippa,Koninginne van Engeland, baande daartoe den weg, en bewerkte , dat 'er Vooreerst een ftilftand van wapenen voor eenige weeken getroffen wierd, welke daarna in een twintig jaari^ Beftand werd veranderd 't Zelve werd niet alleen door die van Westergo, maar ook door die van Oostergo aangenomen , en vervolgens bevestigd, op den tienden van -Oogstmaand des jaars dertienhonderd achtenveertig. In hoe verre de Friezen gerekend moeten worden door dit beftand 's Graaven regeeringe over zich erkend te hebben, ftaat ons in 't vervolg te blyken; hier dient een enkel woord ge; meld wegens die geduchte Pestziekte, waardoor, in den jaare dertienhonderd en vyftig, 't grootfte deel van Europa zo jammerlyk geteisterd wierd, dat daardoor bykans de helft der menfehen ten grave daalde, gebeele dorpen en fteden uitftierven , en ledig van bewooners laaen. Friesland bleef zo weinig bevryd van dien fnerpenden geesfel, dat daardoor alleen in het Klooster Klaarkamp honderd drieëntachtig, en in dat te Foswerd tweehonderd en zeven : menfehen wierden weggerukt ( *). Dat het sriilige (*) Schot. Fr. Hiït. bl. 183.  van FRIESLAND. 501 jrillige en dweepachtige bygeloof, ter afwen- i linge van dit geduchte oordeel, een zeldzaam lag van boete ter baane bragt, ingevolge van welke men de zogenoemde Geesfelaars , in grooten getale, verfchèiden landen zag doorwandelen, en alles in beweeging brengen, loopt jmiten ons beftek, en is by anderen ten overvloede te vinden. ! Hertog Willem, meer belang Hellende in het bevorderen van den Koophandel zyner onderdaa ïen dan zyne Moeder, Vrouwe Margareet, geluurende haar bellier, gedaan had, zag zich liet zodra in het Graaflyk bewind bevestigd, >f hy poogde daarin naar vermogen te voorzien. 2elfs gaf hy den Friezen, by eenen Openbricf fan den zestienden van Wintermaand des jaars dertienhonderd eenenvyftig, volle vryheid, om n zyne landen veilig te mogen handelen (*). Schoon men reden heeft om te denken, dat dit neer ten voordeele der Hollanderen en Zeeuven dan wel der Friezen gefchiedde , nogihans deelden ook deeze laatllen, en inzonderleid die van Westergo en Stavoren , uit hoofde ran hunne uitgebreider fcheepvaart, daar in grootelyks. Niet onwaarfchynlyk heeft de overweeging /an deeze vryheid, in vereeniginge met hun eigén belang, die van Stavoren overgehaald, om inch kort daarna wederom onder de gehoorzaamheid van den Graave van Holland te begeeven; gelyk daartoe door Schepenen en Raad der Stad lan eenige Poorters de noodige volmagt gegeeven '\ Q*) Groot Charterb. Tan Friesl. I. D. bl. 208. Ii 3 Beknopte Histo» rie. Hertog Willem zoekt den Koophandel te bevorderen. 1351. Die van Stavoren begeeven zich weder onder de gehoorzaamheidvon deu Graave.  502 Tegenwoordige Slaat Eeknop%il Historie. 1352. ' 't Welk de beves. liging hunner voorrechten ten gevolge heeft. 1353. En sfkeerigheidvan den B'sfchop van Utrechtbaart. ven werd, vertekend op den eerden Vrydagdes [aars dertienhonderd tweeënvyftig,en door hen, nog voor het einde dier maand, binnen Dordrecht, ter uitvoer gebragt. De Graaf, hier over ten hoogden voldaan", bevestigde ten zelfden dageaile de voorrechten en vryheden, door zyne Voorzaaten , de Graaven van Holland ,* voorheen aan die van Stavoren verleend; 'twelk ten gevolge had, dat de Wethouders van Stavoren, by eenen Openbrief van Sprokkelmaand des volgenden jaars, de gedaane hulde bekrachtigden, en verklaarden: „ dat zy Hertog Willem „ van Beyeren, Paltsgraaf aan den Ryn , Graaf „ van Holland cn Zeeland en Heer van Fries„ land, Verbeider der Graaffchappe van He. „ negouwen, huldigden en aannamen, voor „ hun en hunne nakomelingen, Poorters van „ Stavoren, voor hunnen Heere, beloovende „ de hulde en trouwe vast en onverbreeklyk te „ zullen houden ". Ook dit liet Hertog Willem niet onbeloond, maar bevestigde, in erkentcnisfe daar van, nog ten zelfden jaare, in 't byzonder alle de voorrechten, welke de Stad weleer van Floris den V, en van Jan den II, Graa« ven van Holland, ontvangen had Cf). Naar maate zich die van Stavoren naauwer met den Graave van Holland verbonden, fcheenenze afkeeriger van den Bisfchop van Utrecht te worden; althans waren 'er om deezen tyd, binnen hunne Stad, zekere tolrechten, die men ge- (f ) De oorfprongklyke Stukken van 't eene en andere vindt men in 't Groot Charterb. van Friesl. I. O. bl. 2pp en 310.  van FRIE'SLAND. 503 gewoon was Bisfchops tollen te noemen; doch welke de Regeering der Stad aan zich nam, ien zeer waarfchynlyk zonder toeftemminge van Beknop. te HlSTO» rie. De naau» we ver- bindtenis tusfehen iis van den Bisfchop; vermids de Schepenen en Raad, in den brief dien aangaande aan den Hertog gefchreeven, zich, na de gewoone piigtpleeging, in de taal van dien tyd, aldus uitdrukken: „Lie3, ve Heere, in ghenoeghe te wetenne, dat wy „ des Biscops tolne in Stavoren an ons ghe„ noemen hebben, alfo dat die Poirters wt ju„ wen vryen Heden in Holland tolne vry zullen „ vaeren ende keren in Stavoren, alfo lange als , onze Poirters hoere vryheyt in Holland b;, holden, dieze van juwe voervaders hebben , gehat, ende van ju hebben wy, lieve Heere" l § ). Schoon het niet blykt, dat de Bisfchop, lie vooreerst ook elders de handen daartoe te vol verks had, die van Stavoren deswegen vyandyk behandeld hebbe, moet 'er nogthans iets an dien aart gebeurd zyn, alzo de Bisfchop 0 Regeerders van Utrecht, niet lang daarna, en Belfond met die van Stavoren hebben aanegaan, 't welk aanvang moest neemen met e Lente des jaars dertienhonderd vieren vyfg , en duuren tot Kersdag over twee jaaen, en alzo tot het einde des jaars dertienonderd zevenenvyftig (f). De naauwe verbindtenis tusfehen die van] ravoren en den Hollandfchen Graaf, was J iiist niet zeer naar den fmaak der overige Frie- t en, niet zonder reden beducht, dat hunne vry- ((g) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 2ir. Ii 4  5 Dan de nadeelen, hiérbv geleeden, Honden niet gelyk met die , welke de Friezen, even of de ruste hun verveelde, eerlang zich zeiven aan1 deeden. Albrecht van Beyeren had wel den 1 vrede met de Friezen verlengd ; ook is dezelve in 't vervolg meer dan eens vernieuwd; en dus verliepen 'er nog eenige jaaren voor dat hy : zyne eifchen op Friesland , door de wapenen, i poogde in kracht te ftellen. De ftrydige aan. ! hangen van Schieringers en Vetkoopers had1 den zich ook wel nu en dan eens wat ftil ge! houden; maar nooit warenze federt hunne eerI fte opkomfte recht vereenigd geweest. Elk be! hield den ouden wrok,en zag fteedsuitnaarge; legcnheid om aan zyne driften den teugel bot 1 te vieren. De Geestelyken en Kloosterlingen I waren zo verre van hun best te doen om dit ■ vuur der oneenigheid te blusfehen, dat het niet , zelden, ten koste van veeier leeven, door hen ■ wierd aanreblaazen. Somwylen zelfs ftelden Beknopte Histo» u ie. 1377. En nog meer by zyne inwendigeverdeeldheden. Rienkva» Kamminga, Abt van Oude» klooster, fpeeit daarin ;zy zich aan het hoofd hunner Konverfen, en 1 trokken gewapend ten ftryde. Rienk van Kam• minga, Abt van Oudeklooster en een groot voor- j ftandcr van den aanhang der Schieringers,. 1 ftrekt daarvan onder anderen ten bewyze : meer i iop hebbende met de wapenen dan met de' boe- (§) U. Emm. Rer. Frif. Hist. L. XV. p. 138. Gabbema Nederl. Watervl. bl. 134 — Hl- Oudhot ' Verbaal, bl. 402. Kk 4  52 fchynt wel met een getroffen beftand te ftryden; doch dit is zeer waarfchynlyk, door eenige zeefchuimers gefchied , zonder daartoe eenig bevel van den Hertog gehad te hebben. Doch wat 'er van deeze gebeurtenisfe zy , van de onzinnige woede der ftrydige aanhan. gen leverde het jaar dertienhonderd tweeënnegentig wederom een nieuw bewys op. Eene dolle raa»zerny dreef de Landzaaten naar Leeuwarden, dat beklommen, ingenomen en aan de noordoostzyde in brandgeftoken wierd, met dat gevolg dat de vlam, door eenen hevigen ftormwind aangeblaazen, groote fchade deed, en hec Preekheerenklooster mee de Kerk ten deele aan kooien lei (*). Het leed, hier door der Stad wedervaaren , werd eenigzins verzoer, door 't verkrygen van een diergelyk recht, om lyfftrafTen te mogen oeffenen, als voorheen, door die van Westergo, aan Franeker gefchonken was. In den Öpcnbrief hiervan, door de Grietmannen in de Leppe, of gaarlegginge van Leeu- war-  van FRIESLAND. 527 Warderadeel, Tietjerkfteradeel, Smallingerland en Idaarderadeel, niet derzelver Mederechteren, verleend, wordt, met goedkeuringe van de Schieringers en Vetkoopers, den Olderman van Leeuwarden en zynen Schepenen recht en vryheid gegeeven: „ om alle de zodanigen vast „ te houden en te rechten, die eenige misdaad „ begaan, by dage of by nachte, binnen of buiten „ hunne buuren, het zy volgens het recht der „ gemeene misdaaden, of naar hun eigen Stads „ recht, te hals en te hoofde, even als zyvan „ ouds hebben berecht" (§). Ondertusfchen blykt uit dit Iaatfte gezegde, dat Leeuwarden zulk een recht hierdoor niet eerst verkreeg , maar reeds lang voorheen bezeten had. Misfehien heeft de gemelde brandftichting wel aanleiding gegeeven, om dat recht te vernieuwen, ten einde de Stad zo veel te beter tegen aanvallen van dien aard gedekt mogt worden. Dat maar alleen vier Grietenyen deeze opdragt deeden, heeft men waarfchynlyk daaraan toe te Ichryven, dat deeze haar eigen belang met dat van Leeuwarden vry naauw vereenigd rekenden, en daarom, zo wel Schieringers als Vetkoopers, in deezen eens weder ééne lyn trokken, gelyk tin gevallen van magtiger Vyand te moeten we, derftaan wel meer gebeurd is. Frederik van Blankenheim , den Bisfchopllyken zetel van Utrecht, na 't overlyden van 1 Wevelinkhoven, in den jaare dertienhonderd idrieënnegentig , beklommen hebbende , werd in de eerfte twee jaaren na zyne verheffing on- (§) Groot. Charterb. van Friesl. I. D. *sat Beknopte Histo» rib. '39>' De Bis» rciiop van Utrecht  5a8 , Tegenwoordige Staat Beknop- TEHiSlO' IUE. fluit een verbond van vriendfchap met die van Stellingwerf enz. 1395. onledig gehouden, zo door de opfchuddingen, die hem door eenigen in 't Sticht zelf berokkend werden , als door een gefchil met den Drost- van Koeverden. Tegen deezen dacht de Staatkundige Kerkvoogd veel dienst te konnen trekken van de Groningers en Friezen. Dan de eerden weezen. zyne voorflagen van de hand ; met de Friezen van Stellingwerf, Schooterwerf, Opllerland , Doniawerftal of Lemfterland, die 't naast aan zyne grenzen lagen, floot hy, in den jaare dertienhonderd vyfennegentig, een verbond van ceuwigduurende vriendfchap f § ). Hetzelve behelsde , behalven andere verdragpunten , inzonderheid deeze : ,, Dat byaldien 'er eenige zaaken tusfehen hem of zyne nakomelingen, 3, en tusfehen zyne Onderzaaten in de voorges, melde landen van Friesland voorvielen, „ dezelve berecht zouden worden naar in5, houd der oude verdragbrieven, door zyne Voorvaderen , Bisfchoppen van Utrecht , „ genomen en gegeeven. Dat de Bisfchop niet lyden zou , dat eenige Landsheeren , 5, door Koeverden of het Land van Drenthe, «, naar de gemelde landen trokken, ten na„ deele der oude rechten cn vryheden dier „ Friezen of der Stad Groningen. Dat de „ bezegelde brieven tusfehen Drenthe en Stel,, lingwerf, en 't gemeene Friesland in alle „ punten vast en onveranderlyk zouden bly ,, ven. Dat de Bisfchop geenen Amptman „ op 't huis te Koeverden zou zetten buiten „ raad ($) .Groots Charterb. van Friesl. I. D. bl, 254.  Mn FRIESLAND. 519 v raad van 'c gemeene Friesland en Drenthe. Dat, byaldien de Hertog van Holland, of ,, eenig buitenlandsch Heer, niet in 't Sticht ,, van Utrecht gezeten , vyand wilde worden „ van Friesland , de Bisfchop en zyne nako,, melingen daaraan geene hulpe met raad of ,, daad zouden bewyzen, noch dien door het ,, Sticht van Utrecht laaten trekken, tot hin„ der of fchade van Friesland". De Friezen, thans ten vollen overtuigd, dat Hertog Albrecht het,.met zyne kfygstoerustingen, inzonderheid op hen gemunt had, fcheenen zich door dit verdrag aan de landzyde in zo verre verzekerd te hebben, dat noch de Duitfche hulpbenden, die Albrecht verwachtte, door Koeverden of Drenth , noch zyn llollandsch en Fransch krygsvolk , door het Sticht van Utrecht, naar Friesland konden trekken. Maar dit beveiligde hen niet in 'c minfte voor een vyandlyk bezoek van eenen anderen kant. De Zuiderzee was ruim genoeg om een Leger naar Friesland over te fcheepen. Dit gefchiedde ook metderdaad , niet lang nadat het Iaatfte beftand , 't welk maar voor een jaar vernieuwd was, mét den eerften van Bloeimaand des jaars dertienhonderd zesennegentig, was ten einde geloopen. Om van dien Oorlog, welke hierop , door :den Hertog , tegen Friesland , ondernomen iwerd,geen al te gebrckkelyk verflag te geeven, izyn wy genoodzaakt eene kleine terugtred te doen. Aleid van Poelgeest, 's Hertogen Byizit federt den dood zyner Gemaalinne Margaireet, had zo veel vermogen op zynen geest, LI dat Beknopte Historie. Dit verbondbeveiligt Friesland niet voor een vyandlyk bezoek aan den Zeekant. I305. Na *t' eindigea van 't Iaatfte Beftand, onderneemt de Hertog  Beknopte Historie. den Oorlog tegen Friesland. 530 Tegenwoordige Staat dat genoegzaam alle gunflen en ampten, doof haare voorfpraak, ten Hove verkreegen moesten worden. Doch even hier door kwam zy by veelen grootelyks in den haat, en wel inzonderheid by Willem van Oostervant, 's Hertogen oudllen Zoon, die , gebelgd over de groote magt van Aleid, met leedweezen zag, dat zyn geflagt onteerd wierd door de gemeenzaame verkeering, welke zyn Vader met haar hield. De- Hoekfche Edelen, door haar toedoen minder gezien ten hove dan wel voorheen , rekenden 't van hun belang dien haat aan te zetten, welken de Zoon" tegen des Vaders Byzit had opgevat. Dit liep eerlang zo hoog, dat Aleid, in den nacht van den tweeëntwintigften van Herfstmaand des jaars dertienhonderd en negentig, op 't Hof in den Haage, door eenige ge wapenden, wierd overvallen en afgemaakt, h 't byzyn van Willem Kuzer, 's Graaven Hofmeester, die, om dat hy haar zocht te befchermen, 'er ook zelf het leeven by infehoot. De moorders verzuimden niet, om terltond den Haag en vervolgens het land te ruimen; verfcheiden Hoekfche Edelen, die de hand in de famenzweeringe gehad hadden, deeden zulks insgelyks. De Graaf van Oostervant, fchoon mede fchuldig aan 't moorddaadig opzet, bleef nog eenigen tyd in den Haage : ook waagde hy het, om ten voordeele der gevlugte Edelen by zynen Vader te fpreeken. Doch hiermede werkte hy zo weinig uit, dat hy 't eerlang veiligst rekende ook zelf de wyk te neemen. Vooreerst begaf hy zich naar hec Slot te Altena, in Zuidholland,  van FRIESLAND. 531 land, hem, eenigen tyd geleeden, door zynen Vader opgedraagen; maar verneemende, dat zyn Vader, opgeilookt door de Kabbeljaauw1'che Edelen , voorhad dit Slot te belegeren, begaf hy zich van daar, nog by tyds, naar 's Hertogenbosch, en vervolgens naar Frankryk ; van waar hy in den jaare dertienhonderd vyfennegentig in Holland te rugge kwam, zich met zynen Vader verzoende, en zo veel uitwerkte dat de voorgenomen togt tegen Friesland terllond wierd vastgefteld, en aan hem als . Legerhoofd opgedraagen. De Graaf van Oositervanc was te heeter op deezen togt, om dat 1 hem, toen hy in Frankryk was, door eenige jjonge Vorften en Edelen, aan 's Konings tafel, 1 fmaadelyk verweeten wierd, dat hem zo groot 1 eene eere geenszins toekwam, vermids de ' wapenen van zyn geftagt verlooren waren door uren dood van Willem den IV,zynen Oudoom, ; zonder dat iemand der vrienden dien dood ge1 wrooken had. ■ Hertog Albrecht, verre van oorlogzugtig te ;zyn, fchynt echter zyne Iaatfte bevelen tot dien 1 togt niet gegeeven te hebben, dan nadat hy nog :alvoorens de Friezen, by wege van verdrag, 1 tot onderwerping gezocht had te brengen. Hy ;gaf althans, by eenen brief van den tienden van (Zomermaand des jaars dertienhonderd zesen* 1 negentig , vrygeleide aan de Prelaaten, Grietmannen en verdere Friezen van Oostergo en \Wescergo tot honderd Perfoonen toe, om by bem te komen, waarze hem vinden zouden; ingaande des Dingsdag over acht dagen , na de vertekening des briefs, tot op den vierden van LI a Hooi*. 3 Beknop» j. TE HlSTO» rus, » r " 'c Oppert^ l.bevvind y wordt op* gedraagen ' aan den - Graave ; van Ooi» , tervanc. De He*. tog pooge nog vooraf de Friezen door verdrag aan zich te onderwerpen.  beknopte Historie. OndertusfehenWord: voor de toerusting gezorgd. 53a Tegenwoordige Slaat Hooimaand. En by eenen tweeden brief wer3 het beftand van den eerften van Oogstmaand tot den vyftienden dier maand verlengd ( § ). Midlerwyl droeg men zorge , om een genoegzaam aantal van ichepen, tot overvoering van 't Leger en andere noodwendigheden , in gereedheid te hebben. Hy beval ten dien einde zyne Steden, Dorpen en Gemeenten , roidsgaders Baljuwen, Schouten , Burgemeesters, Schepenen en Raaden der Steden en Dorpen in Holland en Westfriesland, op verbeurte van lyf en goed, een ieder in zynen bedryve, wel toe te zien, dat niemand eenige fchepen, groot of klein, uit den lande voerde; moetende allen , die binnenlands naar Braband, Vlaanderen,. Gelderland of elders wilden vaaren, zich verbinden om met hunne vaartuigen voor den eerllen van Oogstmaand weder te keeren, en by de hand te zyn. Ook floot hy, om vooral 'c getal der vyanden niet te vermenigvuldigen, des daags te vooren, een Verdrag van onzydighcid met die van Ameland. En om zich vrienden onder de Friefche Gees: telykheid te maaken, verzekerde hy de Predikhee. ren van het Jakobiner Klooster te Leeuwarden, . by een' Openbrief van den achtften der Oogstmaand, dat hy hen in zyne befcherming zou neemen, wanneer hy in Friesland kwam om de Friezen te beoorloogen (f). Of deeze Kloosterlingen , wier Konvent , vier jaaren gcleeden, ten deele was afgebrand, eenige bly- ken f 5) Groot Charterb. van Friesl. I. D. b!. 256 — iX (f) * fc~ ——- bl. 257 en *58. Ook fluit de Hertog een Verdrag met «die van Ameland, en belooft 2yrie befchermi'igaan 't JakobinerKlooster te Leeuwarden.  van FRIESLAND. 533 ken van genegenheid te hemwaards gegeeven hadden , en daarvoor deeze toezegging ontvingen, is niet ten vollen zeker. Vast gaat het, dat dit een zeer bekwaam middel was, zo om 't vuur van inwendige verdeeldheid in Friesland aan den gang te houden, als om zich te veraangenaamen by de menigte des volks, die van de hand der Geestelyken vloog, en niet veel reden had, om zich geluk te wenfchen met de onteibaare onheilen, waaraanze door de verdeeldheid der Edelen en Grooten j geduurig onderworpen was,'zonder zich daqr1 aan door onzydigheid te 'konnen onttrekken. Het Leger van Hertoge Albrecht werd te Enkhuizen by een verzameld. Behalven de Landzaa1 ten, die van allerlei krygsgereedfchr.p behoorlyk 1 voorzien waren, kwamen hem ook Franfche,Enjgelfche en Duitfche bedden te hulpe. Frankfryk en Engeland ftonden .den Hertoge, uic I kracht van onderlinge verbindtenisfen , met I hunne benden by. Uit Duitschland fchync men hem als een Lid van'tRykte hebben byge« i ftaan, om hem te doen verkrygen, het geene zynen 'Voorzaaten door de Duitfche Keizers was afgeIftaan. Onder de Franlfchen waren, behalven ïden Admiraal van Frankryk, de Graaven van !St. Pol en van Namen de voornaamftc BevelIhebbers. De Engelfchen ftonden onder 't Ibevel van den Graave van Komvval en anderen. IDe Duitfchers werden geleid door den Graave ivan Solms, en fommige andere Heeren van [groot aanzien. Onder de Landzaaten betonden izich Filips van Wasfcnaar, Burggraaf van Lei. (den, Jan van Brederode, de Heer van Asperen LI 3 en BEKNOPTE tllSTO» IUE. 's Hertogen Legen komt te Enkhui.. zen by een.  534 Tegenwoordige Staat Beknopte Historie. De in- fcheeping gefchiedt op den tweeëntwintigften der Oogstmaand. en andere Hoekfche Edelen. Van de Zeeuw* fchen kwamen Floris cn Nikolaas van Borfelen, Filips van Kortgeene, en veele anderen. De Hollandfche en Westfriefche lieden, met iraame Amfterdam en Hoorn, trokken insgelyks uit om den togt by te woonen , of beweezen op andere wyzen hulpe. Uit Henegouwen, alwaar Hertog Albrecht de drie Staaten des. Lands byeen geroepen, en de noodzaaklykbeid van den togt vertoond had, was onderfland in geld gekomen, tot eene fomme van dertig duizend guldens toe. Daarenboven vervoegden ztch ook veele Edelen by 't Leger, dat dagelyks eangroeide. De vyftiende dag van Oogstmaand was beftemd om naar Friesland over te fteeken. Doch door het laat aankomen der Franfchen, en een hevig gefchil tusfehen' de Hollanders en Engelfch?n, waar in de laatften te kort fchooten, en 't welk, door den Graave van Oostervant, nog gelukkiglyk werd bygelegd, zag men zich genoodzaakt den togt tot den tweeentwintigften te verfchuiven. Het ganfche Heir wordt ongelyk begroot. Volgens fommigen was het honderd duizend man fterk: anderen voegen 'er nog wel tachtig duizend by. De vloot, te Enkhuizen famen gekomen, om de benden in te neemen en over 'te voeren, beftond, naar de algemeene opgave, uit drie duizend groote en vierhonderd kleine fchepen, hoedanig eene fcheepsmagt men voorzeker nooit voorheen in deeze gewesten gezien had. Met eene zeer gunftige gelegenheid, en in goede orde, zette de vloot koers naar de Kuinder,  van FRIESLAND. 535 "der, alwaar de landing, volgens gemaakt beftek , gefchieden zou. Terwyl deeze geduchte toerustingen in Holland gemaakt werden,zat men in Friesland niet ganfchelyk ftil. Van buitenlandfche hulpe zag men zich genoegzaam verlleeken, zelfs in weerwil van het verbond, dat niet lang geleeden met den Bisfchop van Utrecht geiloocen was. De Hertog had, door zyn fchryven aan den Bisfchop en aan de Steden Amersfoort, Kampen, Rheenen, Deventer, Zwol, Harderwyk', Elburg en Zutfen, als ook aan den Hertog van Gelder, te wege gebragt, dat van daar noch hulpe van manfchap, nog voorraad van krygsgereedfehap en leevensmiddelcn , den Friezen "kon worden toegevoerd , zonder gevaar van zich zeiven in merkelyke ongelegenheden ih te wikkelen (f). Voor dat men hier van kcw; nis had was ook reeds al, op eenen algemeer 1 nen Landdag, in overweeginge genomen, wat ' 'er gedaan moest worden , om den inval des \ vyands best te keeren, of vruchteloos te maaken. 1 Juw Juwinga, Hecrfchap en Olderman te Bols' werd, een voornaam voorftander der SchierinIgers, en een bitter Vyand der Hollandfche i Heerfchappy, was of werd toen tot Poteftaat 1 van Friesland gekooren. Hy had zich, zo door izyne groote krygskunde, kloek beleid en dap] perheid in den oorlog tegen de Turken en on« sgeloovige Litthauwers, als ook door zyne vreedizaame geaartheid, zulk eene algemeene achtring verworven, dat hy door de Schieringers en Vee. f+ ) Groot Charterb. van Friesl. L D. bl. 26®. LI 4 Eeknop» TE lliSTO" rie, In Fries» land zit men ondenusfchen niet Uil. Veldheer verEoo ren. Juw Ju» winga varj Bolsvverd  536 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo rie. Ju win ga keurt een veldflag zeer ge.vaarJyk. Zyn raad wordt verWorpen. Vetkoopers beide tot Veldheer in deezen Oorlog wierd verkooren. Het is dus niet te verwonderen, dat de Stellingwervers en Schootervververs, die doorgaans minder deel in de binnenlandfche verdeeldheden namen , zich by de Schieringers van Westergo voegden, en, onder het bevel van Juwinga, insgelyks ten ftryde trokken. De drift der Friezen om den algemeenen Vyand, met vereenigde magt, het hoofd te bieden was wel zeer groot; doch Juwinga oordeelde , dat des vvnnrk nvwmo^ i££ al te gevaarlyk maakte, eenen veldflag mee hem te waagen; te meer om dat de Frie. fche benden, in vergelykinge van die des vyands, te liegt gewapend en te weinig geoeffend waren, om daarvan eene goede "uitkomMe te verwachten. Hy ried derhalven , liever omtrent de grenzen, en daar het verder noodig fcheen , eenige verfchansfingen en fterkten op te rechten, en die metgenoegzaame manfchap te bezetten, om daardoor den vyand in een gebroken land den voortgang des te bezwaarlyker te maaken, en hem zodanig op. te houden en af te matten, dat dezelve zich eerlang, door gebrek aan vooraad voor zo groot een Leger, genoodzaakt mogt vinden weder af te trekken; gelyk zeer waarfchynlyk ftond te gebeuren, inzonderheid zo de op handen zynde Herfst niet met buitengewoone droogte vergezelfchapt ging. Hoe heilzaam deeze raad in de tegenwoordige omftandiïheden onk tp frh*trPr> ..,o« de drift van verre de meeste Friezen was re groot  van FRIESLAND. 537 groot om 'er het oor naar te lecnen. Men verbeeldde zich zo vast, dat de oorlogskans nu even gelukkig als voor ruim vyftig jaaren uit zou vallen , dat men den vyand hoe eer hoe liever vvenschte te zien ; willende men, in allen gevalle, liever als vrye Friezen lier ven , dan zien dat hunne landen en goederen vernield, en zy aan eenen vreemden Heere dienstbaar gemaakt zouden worden (f)- Juwinga moest derhalven, wilde hy geene fmec van lafhartigheid op zich laaten kleeven, zich wel naar den zin der menigte fchikken. Het bycen gerukte Leger, dat dertigduizend man fterk was, verdeelde hy in drie gelyke hoopen, en legerde dezelve achter eenen dyk, niet verre van de plaats daar men de landing der vyanden te gemoete zag. Aan moed en vuur ontbrak het den Friezen niet; maar met hunne wapenen zag het 'er flegt uit. Yzeren harnasfen werden maar by weinigen vernomen; de meesten behielpen zich met lederen kolders, of rokken van grof laken, zo als men in die tyden tot paardedekken plag te gebruiken: terwyl lange fpiezen, zwaarden, vorken,gaffels, vle> gels en andere boere gereedfehappen, hun voornaamfte geweer uitmaakten' Het Hollandfche Leger, daarentegen, was zowel van wapenen als anderen krygsvoorraad behoorlyk voorzien. Op den vierentwintiglten van Oogstmaand kwam Hertog Albrecht aan de Friefche kust, omtrent de Kuinder, in het gezigt der Friezen, die zesduizend man vooruit gezonden had■ den om den vyand de landing te beletten, of ten minlten den dyk te befchermen, die de Legers Ct) Schot. Fr. Hist. bl. 216" en 217. LI S Beknopte HlSTOr ust. Hy ver. deelt zyn Leger in drie hoopen. Hertog Albrecht landt met zyn Leger op de Friefche 1 kust.  Beknopte Histo rie. 538 Tegenwoordige Staat gers van een fcheidde; doch zowel het eene als andere mislukte. Een Friesch vrouwmensen de Hollandfche benden , die vasc ontfeheepe werden, te eemoer Jnnnmrlp W An a„,„u„;i ""^"i te gcuiuec luopenae, nad de ltoutheid van hun onbefchaamdelyk haar achcerlle toe te keeren, en te roepen: „ dat zy daar hunne „ welkomst haaien konden". Door deeze onguurheid werden de Hollanders zo zeer getergd,^ dat zy terilondmetgefpannen boogen op de Friezen aantrokken, 't onbezonnen vrouw-s mensch door een zwerm pylen ter aarde velden, en vervolgens den dyk, na een hevig gevecht' vermeesterden. Beter Haagden de Friezen in 'c bezetten der naaste Sloten en Schansfen. Ook' was deeze voorzorg van dat gevolg, dat zy, zo hier door als ook door middel der rivieren en wateren, het Leger der vyanden eenige dagen ophielden ,^ voor dat het tot een hoofdtreüen kwam » fchoon 'er nu en dan eenige fchermucfelingen voorvielen , waarby geene beflisfende zege behaald kon worden. Eindelyk vond een deel van 's vyands voet- en paardevolk eenen omweg, en daardoor gelegenheid om de Friezen van achteren en terzyden aan te tasten. Deezen, dit verneemende, verlieten hunne verfchanlingen, verdeelden zich in drie hoopen, en gingen den vyand te gemoete met opgeftoken kruisfen en vaandelen, die voormaals op kerken en toorens geftaan, en de Landzaaten wegens de naderinge der vyanden gewaarfchuwd hadden; doch nu tot tekenen van aanval gebezigd werden , fchoon Juwinga hun nog- : maals ried den vyand niet tegen te trekken, 'maar hem in hunne verfchansfingen af te I wach»  van FRIESLAND. 535» wachten. Dan de drift te groot zynde om naai- wyzen raad te luisteren , Helde juwinga' zich aan 't hoofd der benden , met een vast voorneemen om zyn leeven ten dienlle van 't Vaderland te waagen, en te overwinnen of te fterven. Niet lang hierna kwamen de Legers aan eikanderen. De Friezen deeden inderdaad won-1 deren van dapperheid, en hielden het Hollandfche Leger eenige uuren lang op, zonder dat •de zege zich voor een van beide kanten verklaarde, fchoon de Hollander gerekend wordt wel zes man tegen één gehad te hebben. ")e vyanden , die ftout op deeze hunne overmagt waren , en 't zich voor eene onuitwischbaare fchande gerekend zouden hebben, voor zulk een handvol ongeocffend landvolk te wyken , braken eindelyk de gelederen der Friezen , die , afgemat door de menigte hunner beflxyderen , genoodzaakt wierden het flag veld te verhaten. Zeshonderd Friezen vielen in den ftryd, en daar onder zeer veele Edelen, van wien Juwinga de voornaamfle was. Zyn dood werd by de Friezen grootelyks betreurd, en zyne krygskunde en dapperheid by de vyanden zelfs geroemd. Op de nederlaag volgde eene vlugt, die 't getal der gefneuvelden nog merkelyk vergrootte; zynde veelen in de poelen en moerasfen verfmoord, of van vermoeidheid dood op den weg blyven liggen; terwyl anderen, tot omtrent dertienhonderd toe , door den vyand verflagen wierden. 't Getal der gevangenen zou , naar men zegt, niet boven de vyfüg bedraagen hebben, alzo de meescen Bfknop- Tt tilSTO1ue. De Leger* raaken aan eiUsnderëa, ten nadeele der Friezen. Juwinga iheuveit met zeer veele fideler; Xjf. den flag.  Beknopte Histokie. Op dit gtvecht volgt een ander, insgelyks ten nadecJe der Friezeq. 540 Tegenwoordige Staat meesten zich liever lieten dood (laan, dan datze zich zouden overgecven. 't Woord van, „ liever „ een vrye Fries te willen llerven dan zich „ eenigen Heere te onderwerpen", was hun in den mond beltorven. Dit ongelukkig gevecht der Friezen , dat op den negenentwintigllen van Oogstmaand, in eer» vlak en open veld, by Schooterzyl, is voorgevallen , werd op den tweeden van Herfstmaand gevolgd door een ander, waarby weder eène groote menigte Friezen het Ieèveh infchoot. Sedert liep de vyand hec land wyd en zyd af, nam verfcheiden plaatfen in , en lei bezettingen in eenige van dezelve, gelyk ook te Stavoren, daar de Hertog zich doorgaans ophield in 't Klooster van St. Odulf Vyf weeken 2chter eikanderen duurde die woeden: nu en dan vielen 'er wel eenige fchermutfelingen voor, doch al doorgaans ten nadeele der Friezen ; eens gebeurde hec , dac een hoop Eugelfchen , begeerig om hec land ce gaan bezien, en cegen 's Hertogen raad, zich bykans twee mylen verre landwaards in gewaagd hebbende, niec zonder overal droevige tekenen van hunne roofgierigheid na ce laaten , door eene menigte Friezen zo onverwacht omfingeld, en zo geweldiglyk met pieken, knodfen en ander geweer, aangevallen wierd, dat zy het voorzeker te kwaad zóuden gekreegen hebben, zo niet de Delftfche Poorters , op de tydinge daarvan, zich door den Hertog hadden laaten beweegen om hen te ontzetten. De Friezen fchooten dus ook hier ce korc en 'er wel vierhonderd man by in , terwyl de overigen  ban FRIESLAND. 541 •gen met groote verbaasdheid de vlugt namen, zich verbeeldende, dat het geheele Hollandsch Leger op hen afkwam. Door dit vlugten werden de omliggende landftreeken aan den overwinnenden vyand ter prooie gegeeven , en doorhem alomme uitgeplonderd en plat gebrand* zonder onderfcheid van gewyd of ongewyd. De Hertog, met dit alles de Friezen nog niet genoeg vernederd fchattende,- meende hen ook van den oostkant te moeten beftooken. Hy zond daarom Ridder Pieter Beets, met een goed deel Amfterdammers , West - Friezen , Kenncmers en Waterlanders, te fchepe , naaide Lauwers en het Dokkumer Diep, om deeze ftroomen te fluiten. Doch Beets vond de Friezen, in zo grooten getale, ter wederzyden van het Diep, op den Dyk vergaderd, en zo wel op hunne hoede, dat hy "t niet raadzaam oordeelde zyne manfchap te ontfcheepen. Hy vergenoegde zich, met den ftroom aan deszelfs mond te fluiten, om 't uit - en inkomen der fchepen te beletten. Midlerwyl bouwden de Friezen, om den ftroom te befchermen , en den vyand daar uit te houden, aan den Zuidlyken dyk, tusfehen Kollumer en OudwouderZyl, eene fterkte, ter Luine geheeten, waarvan de naam en plaats nog bekend, is,, fchoon van de fterkte zelve niets meer gevonden wordt. Midlerwyl nam hét guure Herfstweder zo hand over hand toe , en maakte de wegen zo ten eenemaal onbruikbaar , dat de Hertog,; geen kans ziende om het langer in Friesland te houden , zyne benden infeheepte, en naar Ènkhuizen te rugge keerde i laaiende de hulp- , Beknop-' te Histo. hie. De Hertog poogt de Friezen ook van den t lostkanc door mid» del van fchepen te benaauwen. Keert naar Ènkhuizen re rug.  542 Tegenwoordige Staat B.ekn0p- ïe Historie. Na vooraf een Kasteel te Stavoren gebouwd te hebben. hulpbenden , na betaaling der bedongen foldye, nog voor den Winter, naar huis keeren.. , Voor zyn vertrek uit Friesland hatf de Hertog te Stavoren een fterk Kasteel doen bouwen, en 't zelve met eene goede bezettinge en den noodigen voorraad van krygs-en mondbehoeften voorzien. Op eenige andere plaatfen fchynt hy 't zelfde gedaan te hebben, om de Frie-en te beter in toom te houden. Ook had 'hy , door een' zyner Ridderen , het gebeente van zynen Oom, Willem den IV, met fchild en wapen, uit hec Graf van Oudeklooster doen haaien , en met zich naar Holland gevoerd , van waar .het eerlang naar Henegouwen gebragt, en mét eene taamelyke uicvaarc ce Valenchin begraaven werd ( f ). Hoewel deeze kryg voor de Friezen van de jammerlykfte gevolgen .was, en grootelyks ter hunner vernederinge ftrekte, echter toonen de daarop gevolgde gebeurtenisfen ten duidelyk. ften aan, datze zich zeiven geenszins als een overwonnen volk wilden hebben aangemerkt , maar zich fteeds als vry en onafhangklyk bleeven befchouwen. Het verkiezen van eenen Poceftaac, in plaats van Juwinga, (I) Schoon wy ons in't verhaal van den ongelukkigen veldflag der Friezen tegen Hertog Albrecht» meest gefchikt hebben naar dat van den kundiger*. Foeke Sjoerds Fr. Jaarb. IV D. bl 93. enz. echter willen wy de verhaalen van Schot. Fr. Hist. bl. 216"., enz. Winfem. Kron. van Fr. bl. 213. enz. U. Emm. Rer. Frif. Hist. L XVI. p. 169, etc. Vaderl. Hist. III O- bl. 330. enz. Cerifier Tabi. de 1' Hist. Gener. Tom. II. p. 38. etc. den Leezer ter vergelykings daarmede hebben aanbevolen. De Friezen rekenen zich nog (leeds een vry Volk te zyn.  van FRIESLAND. 543 wïnga, ftrekt daarvan onder anderen ten bewyze. Sixtus Dekema was de eerite aan wien dit ampt, na veele byeenkomilen en overwee- mno-pn xnTPrA nno-r»rlron(rpn • Anrh Apnvr* wpïo-r>r- . Beknop- 1 t TErilSTGR1E, Zy vet' kiezen twee Po- guigeu, wem upyeuiaagen; uueu ueezc weigei de die hooge waardigheid te aanvaarden , me verzoek datze Gale Hanya moge worden aan gebooden. De Staaten, zulks gaarne invol gendê, verzochten hem zyn best by zyner vriend te willen doen, om dien tot het aan vaarden deezer hooge waardigheid te beweegen Maar noch de Staaten noch Dekama vermogter ; zo veel op Hanya. Hy prees , integendeel. 1 fchoon zelf een Schieringer zynde, daar toe 1 Ode Bottinga, een' Vetkooper, aan; maar ook deeze zag 'er zo weinig lichts in , dat hy , ever ;als Dekama en Hanya, de aangebooden waar1 digheid van de hand wees. Schoon deeze herhaalde weigering van zo hoog eene waardigheid I het uiterlyk aanzien van groote nederigheid Iheeft, zal men evenwel, by eene aandachtige befchouwinge der toenmaalige omftandigheden. ligtelyk andere redenen daarvoor konnen uicdenIken. De verwerping van Juwinga's heilzaamen iraad, de bittere verdeeldheid der Schieringers (en Vetkoopers , en het waarfchynlyk vooruitzigt op eenen tweeden inval van Hertoge /Albrecht , maakten dien hoogen post niet ialleen zeer moeielyk, maar ook ten eenemaal jgevaarlyk. Ondertusfchen bragt dit de Staaten in geene ikleine verlegenheid, te meer omdat de drie gemelde Heeren zich zelfs aan geene lootinge onderwerpen wilden. Eindelyk werd men te wade om twee Poteftaaten teffens te verkiezen , * gelyk  544 Tegenwoordige Staat Beknopte Histo- JtlE. teftaaten, den eenen Voor Oostergo, en den anderen voor Westergo. Ook verdryvenzede Hollandfchebezettingen. De Hertog poogt dit, fchoon vruchteloos, te weeren. gelyk gefchiedde, te weeten Sjoerd Wiarda van Goutum by Leeuwarden, die een Vetkooper was, voor Oostergo, en Haring Harinxma van Meeg. die een Sehieringer was, voor Westergo;. met bepaalinge dat de Landdagen van Oostergo te Barrahuis, nier verre van Leeuwarden, en die van Westergo te Hart werd, naby Bolswerd, gehouden zouden worden CS). Toonden de Friezen hiermede, datze voorhadden hunne vryheid en onafhangklykheid van den Hollandfchen Graave te handhaaven; zy lieten daaromtrent niet den minilen twylTei over , coenze de Hollanders, die Hertog Albrecht , by zyn vertrek, hier en daar in bezettinge gelegd had, om zich van de regeeringe des lands te verzekeren, met geweld verdreeven, en zich meester van verfcheiden Burgten maakten ; gelyk ook die van Stavoren, ten aanzien der Hollandfche bezettinge in hunne Stad, deeden. Met zeer veel fpyts vernam de Hertog de tyding van deeze onderneemingen, (Irekkcnde ter verydclinge van den pasgeëindigden krygstogt, dia hem,fchoon overwinnaar,op zeer veelgeldsen bloeds was komen te ftaan. Om dan 't werk niet halverwege te laaten (leeken, gaf hy bevel aan den Baljuw van Amftelland, Jan van Heenvliet, Gerrit van Heemskerk en den Drost van Muiden, óm met eenen hoop Kennemers en Westfriezen, tot ontzet hunner Landgenooten , naar Friesland over te (leeken. Zy deeden zulks in het begin van Sprokkelmaand des jaars der- tien- (5) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 130* 131.  'tan FRIESLAND. 545 tienhonderd zevenennegentig, en zetten voet aan land op de hoogte van' Hindeloopen; doch hier werden zy, door de Friezen, zo wel ontvangen , datze met verlies van vry wat volks te rugge keerden. Geweld fcheen dus het gefchiktfte middel niet voor den Hertog, om de Friezen aan zich te onderwerpen. Om echter zyn ontwerp nog niet te laaten vaaren, floeg hy den weg van onderhandelingen in, en noodigde daartoe die van Ooster- en Westergo uit, met belofte van vrygeleide voor veertien dagen, by eenen Openbrief van den twintigllen der Lentemaand des zelfden jaars (§). Of de Friezen hierop eenige Afgevaardigden aan hem gezonden hebben is niet «eker; maarzo 't gelchied is, zyn de onderhandelingen vruchteloos afgeloopen. Immers kort 1 daarna gaf de Hertog lastbrieven uit om de Frie-' zen te befchadigen, en Helde eenige Commisfie J vaarders onder de magt van den reedsgemelden, Baljuw van Amftelland, cn Gerrit van Egmond, Baljuw van IVledenblik (f). Hierby leeden de Friezen inderdaad eenig na- ] deel , dewyl hunne fcheepvaart en koophan-1 del daar door grootelyks belemmerd wierden ; f doch dit ftond op verre na niet gelyk met het j nadeel, dat zy zich zeiven aandeeden door de on- a derlinge verdeeldheden, die, vooral ten deezenv tyde, zo hoog liepen, dat zy zich zeiven te zeerc verzwakten om den algemeencn vyand naar ver- (§) Groot Charterb,'van Friesl. I. D. bi. 204. ?t) — -~ bi. 264 — Mm : B f knopte Histo. kie, 1397- Hy zoekt de Friezen tot onderhandelingaan. Ook geeft hy lastbrieventegen hen uit. De onderlinge ver« deeldheid is nadeeliger dan al het voorgaande.  Deknop ïe Histo kis. 546 Tegenwoordige Staat vereisch te wederftaan. Deeze begreep zyn ' belang ook al te wel om 't vuur deezer verdeeldheden niet op allerhande wyze aan te blaazen. Laat ons zien hoe 't 'er mee gefchapen ftond. De Vetkoopers hadden tot hunne voornaamfte aanvoerders den meergemelden OdeBottinga en zynen byzonderen vriend Jakie Jeppema, beide wegens hunne krygskunde en dapperheid grootelyks beroemd. De Schieringers daarentegen hadden aan 't hoofd Sytfe Dekama en Gale Hania van Weidum , die beide door hunne krygsbedryven in Italië en Duitschland veel roems verworven hadden. In Oostergo vond men de meeste Vetkoopers, en in Westergo woonden " de Schieringers. Doch deeze landfeheiding hield hen niec te rugge van eikanderen menigmaal met zo dolzinnig eene verwoedheid op 't lyf te vallen, en hunnen lust met rooven, branden en moorden te boeten, dat alles naar eenen openbaaren oorlog geleek. Onder anderen vielen Bottinga en Jeppema, geholpen van de Foswerder Kloosterlingen, in Westergo, en vernielden daar veele huizen, ftaaten en ftinzen,cn onder deezen ook die van Dekama en. Hania, welke zich toen beide buitenlands bevonden. Op de tyding daarvan naar hun ongelukkig Vaderland zynde te rugge gekeerd, bragten zy hunne vrienden en bondgenooten, zo ras mogelyk, in de wapenen, en vielen in Oostergo, daar geene mindere verwoestingen door hen werden aangerecht, danze te huis geleeden hadden. Met dit alles was 'er nog geen hoofdtreften tusfehen de wederzydfche Legers voorgevallen. Doch op den achttienden van Oogstmaand deezes jaars zag De Vetkoopersen SchieringersZyn dapper tegen clkanderen in de weer.  van FRIESLAND, 547 ; Beknqp.' , te Histo* kie. . Op de ( Menaldurner Mieden valt een veldflag voor, tot nadeel van de Vetkoopers. zag-men ook dit gebeuren. De wederzydfche Legers ontmoetten eikanderen op de M?naldumer Mieden , tusfehen Marsfum en Dronryp, cn vielen als Leeuwen op eikanderen aan. Bottinga en Dekama, in dit gevecht handgemeen geworden, vochten zo lang en met zo veel bitterheids tegen eikanderen, datze ten laatlten afgemat en zwaar gewond ter aarde vielen , en half dood van de hunnen wierden opgenomen. Van de overige manfchap fneuvelden 'er, naar ■ maate van de verwoedheid des gevechts, juist; niet veele: hun getal zougrooter geworden zyn zo niet de Vetkoopers, het te zwaar krygende, de vlugt gekoozen, en 't ilagveld met de eer der overwinninge aan de Schieringers gelaaten hadden. De Schieringers, trots op deeze behaalde zege, lieten daarna de Vetkoopers geenszins in ruste. Allermeest haddenze het> gelaaden op Feye Heemflra te Dokkum, die onder de Vetkoopers zeer veel aanziens had,: en befchuldigd werd, dat hy de Hollanders had in 't land gelokt. Die was genoeg om zyn j huis binnen Dokkum uit te pionderen en te 1 vernielen. Hy zelf was zo gelukkig dat hy 't met de vlugt ontkwam. Ook wilden de Schieringers , nu het fpel meester zynde , de weinige Hollanders, die nog hier en daar, in bezettinge lagen, geenszins langer verdraagen, maar verdreevenze alle. Midlerwyl werden Bottinga en Dekama j van hunne bekomen wonden gelukkiglyk ge- e ineezen; en, even of hec bloed van partydig-11 beid hun op de Menaldumer M;edcn ten eene- ^ maal ware afgetapt, door de tusfehenfpraak d Mm % van d 't Hui» van F. Heemflra wordt gew plonderii en vernield. Bottinga en Dekama worden na derj flag goede Vricn. den.  543 Tegenwoordige Staat BrKNOPte Historie. De KlaarkamperMonniken lteeken de Fosvverder Ketk in brand. De Fos. werders (laan, uit weerwraak , vier KlaarkamperMonniken dood. De Staaten des lands gebieden de vyandlykheden te Itaaken. van eenige verftandige en welmeenende vrienden, zo oprecht en hartelyk met eikanderen verzoend, datze federt altoos goede vrienden gebleeven zyn, De menigte, dus geene hoofden hebbende, hield zich insgelyks ftil; maar niet de Geestelykheid. De Klaarkampers, die 't in de jongfte onlusten met die van Westergo gehouden , en daarom van de Foswerder Monnjken vry wat geleeden hadden , zochten hun zulks in deezen tyd betaald te zetten; toogen onvoorziens derwaards, en leiden de fchoone Kerk van 't Klooster in de asfche, even of dat Godshuis eenige fchuld aan de mishandelingen had, welke hun, waren aangedaan. De Foswerders , niet gewoon eenig ontvangen leed ongewrooken te laaten , floegen weder vier Klaarkampers dood : en dus ftond het gefchapen , dat deeze Kloosterkryg eerlang geheel het land in vuur en vlam zou zetten; gelyk ook ongetwyffeld gebeurd zou zyn , zo niet de Staaten des lands hier in voorzien hadden, door het doen uitgaan van een algemeen gebod , waarby aan beide partyen bevolen werd alle vyandlykheden te .ftaaken. Doch daar zulke bevelen meer op de handen dan op de harten werken, zal men ligtelyk begrypen, dat met het afleggen der wapenen-, de gemoederen geenszins bevredigd wierden, en maar alleen naar gelegenheid bleevcn wachten, om eikanderen van nieuws op 't lyf te vallen (*); doch voor dat die hun voorkwam, was de hitte der drift eenigzins bekoeld. Het (*> Schot. Fr. Hist, bi. 218.  md FRIESLAND. 549 Met volgende geval bragt nier. weinig toe, om .eene onccnigheid byte leggen, die meer dan■ negentig jaaren geduurd had. Zekeren Leke-' broeder van Foswerd ging na, dat hy een Dienaar van Hesfel Mokkcma van Dokkum had doodgefiueeten. Mokkema, te veel adelyk bloed in zyne aderen hebbende, om niet op eene bloedige wedervergeldinge bedacht te zyn , kreeg dien Lekebroeder eerlang in handen, en voerde hem naar Dokkum, daar het hem, zo hy 'er gekomen ware, ongetwyffeld zeer kwalyk vergaan zou zyn. Gelukkiglyk werd hy nog by tyds, door eenige Klaarkömper Leliebroeders, uit de handen van Mokkema gered, en daardoor zo veel op die van Foswerd gewonnen , dat de twee Kloosters zich, ten jaare veerdenhonderd achtennegentig , van goeder harte met eikanderen verzoenden (*). Hertog Albrecht, hoe langer hoe klaarder ziende, dat hy, met zynen voorgaandén krygstogt, den Friezen wel zeer veel nadecls toegebragt, maar hen geenszins tot eene volflagen onderwerping gedwongen had, befloot eenen tweeden krygstogc tegen hen te onderneemen , en wel , naar het voorgeeven van eenigen, op raad van Feye Heem dra , wiens huis onlangs vernield was geworden. De benden, die van alle kanten tot deezen togt iamen geroepen werden (t)* kwamen te Hoorn en te Enkhuizen by eikanderen, ora (*) Oudh. en Gert. van Fr. I. D. bl. 383. (t -; Wegens de toebereidfebn tot deezen krygstogt vindt men veele oorlprongklyke Hukken in 'c Groqjl ClijUterb. van Friesl, I. D bl. 270 -iSl, Mm 3. Beknopte Hist» lus, De twee. Kloosters verzoenen zich met eikanderen. Hertog Albrecht befluit tot eenen tweeden togt teger» de Friezen.  BEKNOPTE HlSTO- nu. De, Graaf van Oostervant [ heeft hec bevel i over 'r 1 Leger. cieezen togt. üe Vloot ftond onder Tan van Hcenvhet en Gerrit van Egmond, als Admiraalen, cn Willem van den Berge, als Luitenant Admiraal. De landing gefchiedde op de hoogte van de Lemmer en Takezyl. Van daar trok Graaf Willem, aan 't hoofd van 't Legen door Gaasterland, naar Hindeloopen; waaromVent de Friezen in grooten getale vergaderd waren om den vyand te fluiten. Doch met hem 55° Tegenwoordige Staat om van daar over gefcheept te worden naar friesland. In 't eerst was de Hertoo- van meeninge om zelf mede over te fteeken; doch eerlang zag hy van dit voorneemen af, en ftcl- De Friezen worden op de vlugt gelagen. Stavoren gaat aan derf vyand over. o ----jb—zuipen in Drana, en trokken vervolgens, den dyk langs, naar Stavoren, werwaards zich zeer veelen met de vlagt begeeven hadden. De Stad, dus te veel eerers cn te weinig voorraads in hebbende, kon geene langduurige belegering uitharden. Zy gaf zich ook, na eene verdediging van ruim twee weeken, aan den vyand by verdrag over De Friezen, ziende Stavoren in 's Graaven handen, en, hunne eigene zaaken, door inlandfche verdeeldheden, te zeer verzwakt,om zich tegen zyne overmagt ftaande te houden, kwamen aan de fcand, en verdroegen zich met den Graave. Gerrit ^ — XJVJK.U iJUIU flaags geraakt zynde fchootenze te kort en werden, met verlies van wel driehonderd man, op de vlugt gedreeven. Hier op ftaken de Hollanders eenige nabygelegen Dorpen in brand ®,et ^%er ondcr 't bevel van zynen Zoone, Willem, Graave van Oostervant. Jan, Heer van Arkel, Jan, Heer van Brederode, Arnold, Heer van Egmond en Ysfelftein , en veele andere Hollandfche Edelen verzelden hem oi>  van FRIESLAND. 551 rit Kamminga, Heere Hottinga,Feye Heemftra, Tjerk Waltha, Tjaard Wiarda, Goslik Heslinga en Tjedmer Hoppers, alle Vetkoopersgezinde Heeren, troffen den zoen. De wcdcrzydfche verdragpunten bragten mede: „ Dat de Graaf „ van 's Vaders wege zWeeren zoude, hun een 5, genadig Meer te zuilen weezen, en oat zy „ hem daarop als hunnen rechten Heer zou„ den ontvangen,huldigen enzweeren,jaarlyks van ieder huis en hofltede, tot erkentenis ., zyner heerfchappye, betaalende zes fluivers. „ Dat het hem vry zou ftaan Sloten, Burgten „ en Steden in het land te timmeren, waar het hem genoegde. Dat elk, die in hunnen lande „ gezeten was, zyne goederen vry cn onbej, fchat zou blyven bezitten, Dat zy tot geeno „ heirvaart, buiten hunne paaien, verpligt zou„ den zyn. Dat geene Schouten, Baljuwcn, „ Schepenen en andere Amptenaaren, onder hen „ aangefteld zouden worden, dan van hun eigen „ landaard; als ook dat zy tolvry zouden mogen j, vaaren, door alle wateren en ftroomen, den „ Graave toebehoorende. Dat alle voorgaande „ misdryven, zo van doodflag als anderszins, ver„ bleeven zouden worden aan zynen getrouwen „ Raad, ende zeven gemelde Heeren; zullende „ hunne uitfpraak van beide kanten gevolgd, en „ daarmede alle misdaad vergceven en vergee,. ten zyn. Dat zy hun Friesch recht, volgens raaming van meergemelden Raad en Heeren, „ zouden gebruiken; mids, zo hun daaraan „ niet genoegde, de keur hebbende van de „ Rechten van Westfriesland, Kennelherland „ of Zuidholland. Dat zy hierop de ftad Mm 4 „ Sta- Beknop» te HlSTO» rie. Hier op volgt een verdrag.  Beknopts; Historié. 139S. Op 't verdrag volgt 's Graaven huldiging. '55* Tegenwoordige Staat „ Stavoren en het Klooster van St. Odulf zou» den openen en hem ontvangen, behoudens „ lyf en goed van den Abt, zyn Konvent, en de „ Poorters van Stavoren met allen die daar „ binnen zyn. Dat de goede luiden van „ Oostergo, Westergo en Stavoren, met alle „ hunne magt daar toe helpen zouden, dat hy „ alle ingezetenen, die hem niet voor Meer „ erkennen wilden, tot onderdanigheid brag„ te, enz." (j) Dit Verdrag, op den eerden van Oogstmaand des jaars dertienhonderd achtennegentig getroffen, werd elf dagen daarna gevolgd van 's Graaven pïegtige huldiginge. De voorwaarden der huldiginge, in dien tusfehentyd beraamd, behelsden onder anderen: „ dat de Friezen, tot „ verzoeninge hunner voorgaande hardnekkig„ heid, tegen Graave Albrecht en zyne voorzaa„ ten betoond, voor de rust der ziele van den „ voorheen verflagen Graave , en der -gee„ nen die met hem gcfneuveld waren, eene „ Kerk zouden (lichten van twaalf Kanon„ niks prebenden en eene Dekanie; elke proeve „ van vyfeig oude fchilden 's jaars, en voor dc „ Dekanie eene dubbelde proeve, ter plaatfe >, daar het den Graave zoude believen, en wel „ binnen hec jaar, met aanwyzinge van zulke. » renten, als genoegzaam ter onderhouding „ van 't eene en andere geoordeeld zou„ den worden. Dat boven' dien de Frie^ „ zen een Gasthuis zouden vervaardigen, ter „ plaatfe daar hec den Graave zoude believen, ., voor- (|) Groot Charterb. van Friesland I. D. bl. «8* ffr-gej, met Schot. Frieièhe Hist, bl. 215.  van FRIESL AND. 553 ^ voorzien met dertien bedden , en van eene 1 „ of twee vrouwen , die de arme menfehen ^ „ daar binnen ontvangen en havenen kon„ den , ieder drie dagen lang. Op zulke „ voorwaarden vergaf de Graaf den Friezen 9, alle voorgaande wanbedryven van wat aard die ook waren, met toezegginge van al zulk „ recht, als by wederzydfche mannen verdraa- gen en hun met bezegelde brieven en hand5, vesten gegeven ware ( f) ". Nadat des Graaven huldiging hierop, bin-I nen Stavoren, door de Prelaaten, Hoveling gen, Mederechters en gemeene Gemeenten van, Oostergo en Westergo gefchied was, op den < veertienden van dezelfde maand , werd 'er! ook een vaste voet beraamd op des Graaven , regeeringe en rechten in het thans overheerde Friesland, waarvan de handvest verleend is op den vierentwintigften daaraanvolgende (§). Doch dit ftuk hier om zyne wydloopigheid niet konnende melden, zy het genoeg daaromtrent in 't kort aan te merken , dat veele der daarin voorkomende wetten waren genomen uit het oude Friefche Landrecht, terwyl andere uit de Hollandfche Rechten ontleend fchynen, en veele over 't geheel een vry groote overeenkomst hebben, met de rechten die tot nog toe in Friesland gebruikelyk zyn. XI. HOOFD- (j) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 282. ($) —, , bl. 285 —» Mm. $ BeKNOP- fe Historie. Na 'sGra** ven huldiging beraamt men eenen vasten voet op zyne regeering.  554 Tegenwoordige Staat Beun opte HistoJUS. ■ XI. HOOFDDEEL. Fan de huldiginge van Hertoge Albrecht tot op de verdryving der Hollandfche bezettinge uit Stavoren. j^ljfe die fchikkingen, van welke, op het einde des voorgaandén Hoofddecls,gefproken werd r ^ waren genoegzaam alleen het werk der Vetkoo' pers en den Schieringers zeer tegen de borst. Dus begreep Graaf Willem zeer wel, dat zyns Vaders regeering over Friesland maar zeer wankel 'ftond, zo hy 't hierby liet. Hy zond derhal ven eene vloot naar de Lauwers, om de Friezen van beide kanten te benaauwen. Zelf toog hy met een goed deel volks door gansch Oostergo en Westergo. By 't Klooster Foswerd vond hy eenige Friezen vergaderd; doch hy verftrooide ben, en kwam vervolgens te Dokkum. Daar zynde liet hy de Schans ter Luine verftcrken en bezetten, op dat daardoor het land van die zyde in bedwang gehouden mogt worden, even als van de andere zyde door Stavoren gefchiedde. Ook zond hy van daar brieven naar alle oorden van het land, waarby de In-en Opgezetenen , met aanbod van zyne gunfte, vermaand werden , om zich aan de Hollandfche regeering te onderwerpen. Het gemeene volk, dat altyd neigt naar nieuwe Heeren, nam, op het voorbeeld der Vetkoopers, de Hollanders met diezelfde onbezuisde drift aan , waarmede het gewoon is in zaaken van foortgclyken aard te handelen. De Schieringers, nooit zeer Hollandsgezind geweest zynde, waren ook nu nog zeer verre Graaf Willem zendteene vloot naat de Latiwers, en trekt zelf naar Dokkum. Hy verfterkt ter Luinc. De Schie-  van FRIESLAND. 555 verre van genoegen te neemen in 't geen dooide Vetkoopers met den Hollandichen Graave verhandeld en beflooten was: zy maakten echter van den nood eene deugd, fchoon fommigen de vlugt naar Groningen namen , anderen zich hier en daar verborgen hielden, en weder anderen , door eigen belang gedreeven, de opgaande Zon aanbaden. Midlerwyl verzuimde de Graaf van Oostervant niet, uit zyns Vaders naam, • alléf wege Baljuwen, Schouten, Schepenen en Rechters aan te ftellen, die van 's Graaven wege recht hadden te doen. En dewyl by de verdragpunten was vascgeftêld , dat dergelyke Amptenaars alleen uit de Landzaaten moesten gekooren worden,verkreeg Tjedmer Hoppers, een der zeven Friefche Gemagtigden, het Schoutampt van Stavoren, met vryheid om eenige perfoonen te benoemen, waaruit de Schepenen, door den Graaf, Honden verkooren te worden. Na dit alles verliet Graaf Willem Friesland, en ftak over naar Holland, daar hy zynen Vader te Hoorn ontmoette. Doch kort daarna kreegen zy tydingen uit Friesland, die hun beiden zeer onaangenaam moesten zyn. Het vuur van binnenlandfche oneenigheid was daar naamelyk wel eenigzins gefmoord, maar niet uitgedoofd. By 'c vertrek der Hollandfche vloot hadden die van Achtkarfpelen, reeds twee fchepen, die met de ebbe aan den grond geraakt waren, tot op het water afgebrand, en dus niet onduidclyk getoond, wat men van hun'te wachten had, zodra zy de handen eenigzins ruim kreegen. Nog klaarder bleek zulks by het verfchansfèn van Molkwcjum, in den volgenden Winter, dooide Beknopte Historie. ringers onderwerpen zich uit noodzaa'ciykheid. De Graaf flelt allerwege Baljuwenenz. aan. Hy verlaat Friesland. De tydingen van daar zyn zeer onaangenaam voor den Graave en zynen Vader.  Bejtnop te Histo &IE. 550 Tegenwoordige Staat de misnoegden' ondernomen, met oogmerk om' ' van daar de Hollandfche bezetting te Stavoren te vernestelen. Ook fclïeen het als of 'er eerlan^ eene algemeene famcnfpanning tegen de Holland*' fche llegeering ftond uit te barften. Geweidof toegeevendheid was derhalven noodig, zo de Hertog niet zelfs den fchyn van heerfchappy over Friesland verliezen wilde. Hy verkoos het Iaatfte , en ging met de Friezen een nader verdrag aan , waarby dezelve, onder anderen : „ onthe„ ven werden van alle ftnalle tienden en „ van allen cyns , huisfchattinge en wat dies „ meer is, zullende zy , in plaats van den ,, tienden fchoof, alleen den twaalfden aan hem ,-, als Landsheere geeven. De Hertog cn zy?, ne erven zouden Heeren zyn der rivieren, waterlosfingen, zylen, verlaaten en visfcheryen hieraan kleevende; moetende alle overige van den Hertoge te leen ontvangen worden; 9, doch die binnen iemands land beflooten waren vryblyven. Het recht van windmolens, en het begeeven van openvallende Kerken, als ook „ de aanwas van alles wat buitendyks uit Zee „ wierd aangeworpen, behield de Hertog voor „ zich; doch den Friezen werden tot het ftichten 9, van zulk eene Kerk cn Gasthuis, als by het „ voorgaande verdrag bepaald was, in plaats van „ één, vyf jaaren tyds gegund, dewylze door den .,, oorlog verarmd waren; boven dit alles zou„ den de Friezen in hunne bezittingen en 't oe* „ bruik hunner goederen vry en onbefchat bly„ ven enz ( *) "« Dit ftuk, dat niet zo zeer voor een niéuw ver- (*) Groot Charterb. van Friesi.. I, D, bl. z$o.. Dit Ver- Dezelve worden gevolgd van een nader Verdrag.  van FRIESLAND. 537 verdrag als wel voor eene nadere verklaaringe van het voorgaande te houden is, en diende, zo om der Friezen afkeerigheid van de Hollandfche heerfchappye wat te verzachten, als hen tot het afleggen der wapenen te beweegen, was voor het uiterlyke van zulk eene uitwerkinge, als de Hertog 'er van verlangde; hebbende de Baljuwen, Rechters en gemeene Gemeente van Ooster - en Westergo, by eenen zoenbrief van den derden van Bloeimaand des jaars dertienhonderd negenennegentig verklaard: ,, dat zy den voorfchreeven „ zoen, landrecht, verklaaring en alle punten „ daarin begreepen met alle gunde en ootmoe- digheid ontvangen hadden , en den Hertoge „ goede, getrouwe en gehoorzaame luiden en „ onderzaaten weezen zouden, en ten allen ty„ de doen, wat goede luiden hunnen rechten „ Landheere fchuldig zyn te doen (*) " Dit voorbeeld van onderwerpinge werd niet lang daarna gevolgd door eene menigte Landzaaten uit Stellingwerf, en eenige aangrenzende landflreeken, welke by eene Akte van den zesden der Zomermaand, Hertog Albrecht voor hunnen Landsheer aannamen, met belofte van hem als hunnen genadige» Heer niet alleen goede en getrouwe luiden te zullen weezen, maar ook zekere jaarlykfche pagt te betaalen , zo als zulks in de handvesten bedongen, en dien van Stellingwerf, Oostzeingerland en de Kuinder gegeeven en bezegeld was* ( § ). In (•) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 292 — ($; In de Akte vindt men genoemd de gemeene • Buureu BEKNOPTE HiSTÖRIE. drag beweegt de Friezen toe onderwerping. Die van Stellingwerf volgen 't voorbeel4 der overige Frie» zen.  55°* Tegenwoordige Staat Beknopte Histo we. Alle Frie zen neemeu in deezen geen genoegen. De Geraeentebeklaagt zich over haare betoondelafhartig, heid. _ In weerwil van alle deeze uiterlyke beweningen van onderwerpinge aan den Hertog, bleef een goed deel Friezen zeer verbitterd tegen de Hollandfche regeering, en dezeven a&evaardiorfp. Heeren, die met den Hertoge gehandeld hadden. Zelfs ontzagenze zich niet hier en daar openlyk uitteflaan, dat deeze hun, onder fchyn van eene goede en gefchikte regeeringe, het juk der llaavernye hadden op den hals gedrongen. De Amptenaars en Rechters, die federt door den Hertog waren aangelteld, vermelden dit ongenoegen, door hft volk trotfelyk te behandelen, en onder verfcheiden voorwendfels toe het opbrengen van buitengewoone fchattingen te noodzaaken, of, in geval van weigeringe, van 't hunne te berooven. De onderwerping der Stellingwerveren ftrekte niet weinig ter vermeerderiage van de ftoutheid deezer Amptenaaren; zodat zy, befporting by mishandeling voegende , den Friezen hunne zeden en botheid niet zelden , met blykbaare minachting, verweeten. De gemeente, uit dit alles ligtelyk kunnende opmaaken, wat haar van de Hollandfche regeering te wachten ftond, beklaagde zich grootelyks, dat zy minder harts genaa naücie dan die van Achtkarfpelen, welke, ondanks alle de Hollandfche dwangmiddelen en gewel- Buuren van Oldeholtpade , Nyeholtpade , Wolvega .Sonnega, Oidetryne, Nyetryne, Spangen, Scherpenzeel, Munnekebuuren, Oldeleramer, Nyelemmer, Nyeholtwolde, Oldehokwolde, Idzert, Blesdyk, Peper,ga, Kuinder en Oosterzeingerland; waaruit blykt dat men hier door Stellingwerf maar aan een gedeelte van het tegenwoordige Stellingwerf Westeinde te denken heeft. Groot Chaiterl>. van Friesl. J, D. bl, 296.  van FRIESLAND. 559 geweldenaarven , naar geene voorflagen van onderhandelingen en gehoorzaamheid hadden willen luisteren. De Schieringer Edelen, ziende dat de Vetkoopers met de beste ampten (tryken gingen , vierden hunnen ingekankerden haat tegen de Hollandfche regeering hierom te ruimer bot, en fchilderden niet alleen de verdragpunten ten haatelykften af, maar lasterden ook de beraamers en (tellers, als verraadcrs van 's lands Vryheid, cn als pluimltrykers van den Hertog, wiens gunst by hen hooger dan 't welzyn van hun Vaderland gerekend wierd, En of dit nog niet genoeg ware om de gemoederen des volks tegen den Hertog op te hitfen, voegden zy 'er by, dat het vermogen van den Hertog , door zyne voorgaande krygstoerustingen, te zeer was uitgeput, om met geweld iets tegen hen te onderneemen; blykende dit aan die van Groningen en Ommelanden, door welken des Hertogs aanzoeken geweigerd en zyne bezettingen reeds verdreeven waren , fchoon zich de meeste Edelen aan hem onderworpen hadden. Hier kwam nog by, dat de Bisfchop van Utrecht, door heimelyk uitgezondenen, dit vuur van onvergenoegdheid op de Hollandfche regeering in Friesland, zo veel in hem was, liet aanblaazen, ten einde zyne eigene belangen te beter (taande te houden. Door dit alles werd te wege gebragt, dat' men vooreerst tegen de Hollandfche Baijuwen j en Amptenaars, die met het invorderen der j fchattingen bezig waren, zich oproeriglyk begon te verzetten; en kort daarna tot eenen alge- meenen opftand overfloeg, welke niet minder dan de Beknot, te Historie. De Schieringersfchilderen de Hoilandfch©regeering haatelyk af. De Bis; fehop varj Utrecht werkt hier onder. Alles rchikrzich tot oproerigheid.  56*o Tegenwoordige- Slaat Beknopte Historie. Men treft een Terbond met die van Groningen. de volkomen afwerping van het Hollandfche' juk ten doelwit had. Doch dewyl men zyne eigene krachten te gering tot zo groot een werk keurde, floot men wysfelyk een verbond met die van Groningen, en allen die, beoosten de Lauwers, den Schieringers en der Vrvheid ms. gedaan waren. Ook werd , ingevolge dit verbond, op gemeene kosten, eene vloot uitgerust om den vyand daarmede te benadeelen j en eigen ftroomen en kusten te beveiligen ; en daarenboven eene menigte zeefchuimers , zich doorgaans in de Oostfriefche havens onthoudende, in dienst genomen, welke alle omtrent de Lauwers en Friefche kusten by een kwamen. Midlerwyl zag men , van alle kanten, eene ontzaglyke menigte Huislieden en Burgers, de wapenen opvatten, onder het beleid van Sytfe Dekama, Gale Hania en Ode Botnia , die als waare hoogfehatters der Vryheid gezwooren hadden , hun leeven voor dezelve te zullen waagen. Zulke helden aan het hoofd hebbende , maaktenze eenen aanvaug van den kryg, met de belegeringe van Dokkum, daar eene Hollandfche bezetting binnen lag; doch deeze gaf zich in korten tyd over, en werd, omdatze geenen tegenfland gebooden had, met eenen vryen afcogt beloond. Het fterke Slot Kammingaburg, naby Leeuwarden, dat met eene zwaare bezettinge voorzien was, lag toen aan de beurt, en werd met zo veel gewelds beftormd, dat hec De Her- De Friezen neemen Dokkum in. Gelyk ook het Slot Kam mingaburg. wel dra overweldigd, en een goed deel der Hollandfche bezetting in ftukken gehouwen wierd. De Baljuvven en Amptenaars, die niet befluiten kon-  van FRIESLAND. 56*1 tonden, den Hertoge terftond af ce gaan, werden ] voor vyanden verklaard en verjaagd, en hunne " huizen en goederen verbeurd verklaard. De ( meeste zwaarigheid ftak in het bemagtigen van i Stavoren en eer Luine. Gaarne had men eenen 1 aanval op de eerfte plaats gedaan ; doch in; aanmerkinge neemende, dat de Graaf van Oos-1 tervant de Stad zeer vast gemaake, en met een Kasceel verfterkc had, Waarin eene bezetting van tweehonderd man gevonden werd, zag men daar vooreersc van af, en wendde de wapenen tegen ter Luine , dat, in hec voorgaande jaar, door de Hollanders verfterkt en met bezettinge voorzien was, om meester van het Dokkummer Diep te blyven. De ] aanval op deeze vesting gefchiedde mee zo veel' volks, en mee zulk eene onafgebroken woede, by nachc zowel als by dag , dat de Bevelhebber, Jelle Scheng, met raad der zynen, het Kasteel overgaf, behoudens lyf en goed. - Stavoren nu de eenige plaats van belang zynde daar de Hertog eenen vasten voet had, floegen de Friezen, verzeld van een goed deel Zeefchüimers, die zich by 't Leger gevoegd hadden, zich neder te Molkweerum, en wierpen'er eenige vestingwerken op , dieze mee eene fterke bezettinge voorzagen, om dus die van .Stavoren te benaauwen. Behalven deeze fterkte werden ook nog elders eenige van minder belang opgeworpen, doch genoegzaam omdaar■ uit menige uitvallen te doen tot aan de vesten -der Stad toe. Het gerucht hiervan was niet zodra ter ooren van den Hertog gekomen, of hy zond een aam zienlyk Leger naar Friesland, onder het geleiNn dt Beknop» IR HlSTORIE. toglyke Amptenaars wor> den verjaagd. Ter Luine wordt in? genomen. ; De Fria. zen flaan [ zich neder lte Mol■ kweeruin, De Hertog zendt een Leger ' naar Fries» ■ land.  Beknopte Histo- rie. Hetzelve landt te Stavoren. 1399- Loopt gevaar vr.n overvallen te worden. De Graaf van Oostervantvertoeft wel vyf weeken te ter Luine. Hy be. 5Ó2 Tegenwoordigs Staat de van Graave Willem van Oostervant en Jan, verkooren Bisfchop van Luik,zyne Zoonen,en andere Edelen van het eerfte aanzien. Het Leger te Amfterdam gefcheept zynde, op deneerften van Bloeimaand des jaars dertienhonderd negenennegentig, landde te Stavoren, en vertrok van daar weder, na zes weeken vertoevens, voorby Workum en Harlingen, tot op de hoogte van Sixbierum. Hier Hapten de benden aan land, en zetten van daar den togt voort naarHolwerd. Onderweg zouden zy door eene menigte Friezen, en wel by nacht, zyn overvallen geworden, zo niet Gerrit Kamminga, die 't met den Hertog hield, door aangeftoken vuuren en andere tekens, het Hollandfche Leger gewaarfchuwd, en aan het zelve dus gelegenheid gegeeven had, om zich in fiagorde te ftellen, en den Friezen zulk eenen tegenftand te bieden, dat dezelve met bebloede koppen te rugge keerden. Na deezen aanval der Friezen verydeld te hebben trok de Graaf van Oostervant met het Leger naar Dokkum; nam de Stad in, en voorzagze met eene talryke bezettinge en genoegzaamen voorraad van leeftogt. Hier hield zich de Graaf maar twee dagen op; doch te ter Luine, daar hy zich toen naar toe begaf, en welke fterkte waarfchynlyk door de Friezen verlaaten was, bleef hy wel vyf weeken liggen. In dien tusfehentyd gaven zich veele dorpen aan den Graave over, met belofte van gehoorzaamheid en trouwe, terwyl andere, die hiertoe niet befluiten konden, wierden uitgeplonderd en plat gebrand. De Graaf dus Friesland, zo hy meende, genoeg-  I van FRIESLAND. 563 tioegzaam bedwongen hebbende, begaf zich van ter Luine, op den negenentwintigftcn van Zomermaand, naar Stavoren , en vervolgens met w Het leed ook niet lang of het volbrengen deezer belofte wierd noodzaakelyk: want al vroeg in het naastvolgende voorjaar floeren de Friezen, om 't geringe overblyffel ,1 1^ 1 _ t-nn Innrlf uit an deeze ;ifte. volle ge. not niet Kamminga en zyne Erven hebben 't Ta Histo- Beknop- De Fiiezen bele1 geren de Stad. Walraven van Brederodewordt Burggraaf van Sta- , voren. der1 Hollandfche regeeringe geheel ten lande uit te jaagen , het beleg om Stavoren. Doch Walraven0 van Brederode wist hen zo* lang op te houden, dat Hertog Albrecht tyds genoeg had, om hem meerder magt van krygsvolk toe te zenden. C*i Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. sci. Nn 3  $66 Tegenwoordige Siaat BüKNOP- te Histo- JUE. Zy breeken 'c beleg weder op, en ver. Merken de Schans te Mplkweeïum. . den. Arnold van Egmond, Heer van Ysfelltein, 3- kwam hem met eenig volk te hulpe. Dus oordeelden de Friezen het voor dien tyd raadzaamst • het beleg der Stad op te breeken , en de e. Schans te Molkweerum, die nog in hunne han, den was, met eene llerke bezetting te voorzien. : Dit fchrikte evenwel Brederode niet af, om, eeni:| gen tyd daarna, aan 't hoofd der Staverfche be. zettinge, daarop eenen aanflag te waagen. De Schans werd met groote dapperheid beftormd, en met geene mindere kloekmoedigheid verdedigd. Dus werd 'er aan beide kanten vry wat bloeds vergooten. Brederode zelf werd zwaar gewond, en door de Friezen gevangen genomen; doch door te flappe wacht ontfnapte hy eerlang uit hunne handen, en kwam weder binnen Stavoren. Hertog Albrecht, het ontzet van Stavoren met zeer veel blydfchap vernomen hebbende, oordeelde het hier by niet te moeten laaten, maar den oorlog tegen de Frie^ zen verder te vervolgen, om hen eindelyk eens volkomen aan zyne heerfchappy te onderwerpen. Hy gaf ten dien einde niet alleen last- ïirïfM?pn nïr nm r\r\ An TTi-jc^f-» V<^~ De Her. tog maakt op nieuws toerustingen toteerien oorlog tegen de Fik* zèD. Drie ven uit om op ae friezen ter Zee te mo"-en kruisfen, maar ook bevel aan de Iiollandfche&en Zeeuwfche lieden en wyders aan zyne Leenman^ nen, Ridderen, Baljuwen, en Welgebooren marl nen in Holland, Zeeland en het Sticht woonende , om attes, wat tot den Friefchen oorlog noodig ware, tegen den vyftienden der naast volgende Oogstmaand, te Enkhuizen by een te brengen, ten einde van daar, ouder zyn bevel of onder dat van den Graave van Oostervant, naar  van FRIESLAND. 567 naar Friesland over te fteeken ( * ). Het fchynt das den Hertoge wel ter deege ernst geweest te zyn, om den kryg te hervatten; en nogthans is 'er niets van gekomen, waartoe meer dan ■eene reden aanleiding kan gegeeven hebben. De Hollanders en Zeeuwen gevoelden nog de nafmerc der voorgaande vruchtelooze krygstog- •— _~ 4.',:Jol,,lr nm rr'.n'h mar pptip nieuwe uit- Beknoprs Histo- me; Doch van kezen jorlog corat ïiecs. ten te duidelyK, om zien met eeue nieuwe uitrusting te bezwaaren, tegen een volk, dat liever alles dan zyne vryheid verliezen wilde. Ook wistenze maar al te wel, dat de llertoglyke fchatkist te zeer was uitgeput, om veel tot de kosten van dien togt te kunnen draagen. Daarenboven was hun niet onbekend , dat de Schieringers, federt het Iaatfte vertrek van Graave Willem uit Friesland, zodanig de overhand hadden, dat men daar geene of althans maar geringe onderfteuning te wachten had. Gerrit Kamminga en meer andere Vetkoopers van het eerfte aanzien waren naamelyk ten lande uit ge weeken, en hadden zich, tot een getal van omtrent vyftig perfoonen, onder de befcherminge van den Hertog begeeven, na daar toe de noodige vrygeleibrieven van hem ontvangen te hebben. Eenigen tyd daarna werden zy door den Hertog met zekere jaarlykfche wedden befchonken, zo lang zy hun vaderland zouden moeten ruimen (§). Kon (*) Groot Chaiterb. van Friesl. I. D. bl. 309 — 31bl 317- Nn 4  5^8 Tegenwoordige Staaf Bp.KNOP. TE HlSTO RIE. De Her. tog kwelt ondettusfchen de Friezen ter Zee. Hy gaat een Verdrag met hun fan. Kon ce Hertog, om dergelyke redenen, den Friezen geinen nieuwen oorlog aandoen , hy kwelde hen echter ter Zee, zo veel hem eenia-- zins mogelyk was, door van tyd tot tyd nieuwe lastbrieven tegen hen uit te geeven. Die van Oos¬ tergo en westergo, welke daar by het meest te lyden hadden , namen deswege hunne toevlugt tot Hendrik den IV, Koning van Engeland, en verzochten hem, by eenen brief van den negentienden van Bloeimaand des volgenden jaars, dat de Stadvoogd van Kalaïs (welke ftad toen in handen der Engelfchen was) gelast moge worden , aan zulke Zeefchuimers, die openbaare Vyanden van God en alle goede Koopluiden Waren , geene befcherming in die haven te verkenen ( f ). Ook flooten zy, zegt men, ten zelfden tyde, een verbond van vrede met de Engelfchen, welken zy zelve te vooren, op Zee, nierkelyke fchade veroorzaakt hadden ( *). Als men by dit alles den Arkeifchen oorlog voegt, welke nu reeds in de geboorte was, er» eerlang met veel ge weids uitbrak, doch buiten ons beftek loopt, zal men ligtelyk begrypen, waarom de J lertog de Friezen voor het overige in rus-? te liet, en eerlang een beftand voor zes jaarert met hun floot, na echter alvoorens zich vry wat moeite gegeeven te hebben, om Stavoren? zodanig te verfterken, dat hy altoos eenen vasten voet en veilige haven in Friesland mogt hebben, Dan ook hiervan fchynt, om meer dan eene ff) Groot Charterb van Friesl. I, D. bl. -320. Idfi ftaatsr- der Vereenigde Nederl. II. D. bl. 40." (*.) Vaderl. Hist. Hl. D, bl. 343.  van FRIESLAND. 56? eene reden, niet veel gekomen te zyn, Uit den Verdragbrief van het beftand, die reeds op den eerften van Wynmaand des jaars veerdenhonderd en één binnen Bolswerd getekend ïs, blykt althans, dat de Hertog toen nog niet begonnen was met het bouwen der twee voorgenomen Kasteelen , en zulks uit krachte van dit verdrag in 'c vervolg niet mogt doen. De voorwaarden, waarop de Prelaaten, Raadsluiden, Grietmans, Mederechters en gemeene Gemeente van Ooster-en Westergo, verklaarden den Hertoge eenen goeden, vasten en geftadigen vrede gegeeven te hebben , behelsden hoofdzaakelyk: Dat de Hertog de Stad Stavoren zou behou" den, beheeren en betimmeren naar zyn belie- Beknop» te Histo me. 1401. Voorwaarden:van hec zelve. ' ven, mids dat niemand der partyen hetKloos" ter noeh de Werf vanSt.Odulf, aldaar, ge*' duurende den tyd van deezen vrede, zou mogen *, betimmeren of bevestigen. Dat de Poorters 9\ van Stavoren al zulke Brieven en handvesten zouden gebruiken, als zy hadden in den jaare zesennegentig jongstleedcn, en nog tegen, woordig bezaten. Dat die van Terfchellins;, " Ameland, Grind en de verdere Friefche Eilanden, mede in deezen zoen begreepen zou' den zyn. Dat des Hertogs onderzaaten op 11 geene andere plaatfen in Friesland dan Harig, " HarHngen en Holwerd, en de Friezen daaren*' teo-en op geene andere in des Hertogs landen , 11 dan Amfterdam, Hoorn en Enkhuizen zouden *^ mogen vaaren. Dat die van Stavoren toivry door gansch Friesland zouden mogen vaaren en keeren, gelyk ook de Friezen binnen Z Stavoren, zo op marktdagen als anderszins, Nn 5 » °m  5?o Tegenwoordige Staat Beknopte Histo- RIK. „ om daar hunnen koophandel te dryven, als me„ de de Vecht op door Muiden, wanneer het hun genoegde. Dat alle ongevallen van goed„ fchade, wondinge of doodflag, ter plaatfe „ der gebeurtenisfe en naar derzelver gewoon„ te, berecht zouden worden. Dat een ieder, „ wie hy ook ware, zyne goederen vry zou be„ zitten. Dat allen, die uit Friesland gewee„ ken waren, of Stavoren hadden moéten rui,, men, vry en onverhinderd zouden mogen te ,, rugge keeren, en hunne goederen van hui,, zen, erven en wat des meer is, al warenze „ ook verkocht of weggegeeven, vryelyk als ,, eertyds gebruiken ; wordende hun. wegens „ zulke huizen en erven, die afgebroken of „ vergraaven waren, alleen het recht gelaaten „ om dezelve aan te tasten, zo als zy dezelve i,, vinden zouden. Dat zo iemand van 's Her,, togs onderzaaten in Friesland, of iemand der Friezen in Holland, door nood of fchipbreuk •„ kwame te landen, het denzelven vry zoude „ ftaan, behoudenslyf en goed, zyne goede„ ren te bergen, te havenen en van daar te „ voeren. En eindelyk dat deeze vrede zou „ ingaan met St. Gal eerstkomende èn zes jaaren daarna duuren, zich uitftrekkende en „ ftand grypende te water en te lande, over Ste„ den en Dorpen van beide zyden, óveral waar „ 's Hertogen onderzaaten en Friezen, of bei„ der Bondgenooten, eikanderen mogten ont„ moeten " ( * ~) Kort (*) Groot Charterb. van Friesland.- f. D. bl. 357, 388.  van FRIESLAND. 571 Kort na "t fluiten van dit verdrag kwamen de uitgeweeken Friezen, en daaronder ook Gerrit Kamminga en Rienk Bokkema, in hun Vaderland te rug, om bezit van hunne floten en goederen te neemen, in zo verre die door de Schieringers niet waren vernield geworden. Rienk • Bokkema, voor zyn uitwyken,even als zyn Vader, Heerfchap teSneek geweest zynde, was de ; Zoon van Bokke Doedinga, en gehuwd met Bot, eene Dogter van Fekke Sikkinga van ■ Dongjum. Met den Koning van Engeland Jrad hy tegen de Turken geoorloogd, en was, ter belooninge van zyne dapperheid , door denzelven Ridder geflagen. Na den dood zyner huisvrouwe , reeds in den jaare zesentachtig overleeden , reisde hy , in Sprokkelmaand van 'c volgende jaar, in bedevaart naar Jerufalem, en kwam, in Wintermaand daar aanvolgende, in Friesland te rugge. Ten jaare dertienhonderd en negentig reisde hy met Her* tog Willem van Gelder naar Lithauwen om den afvalligen Vorst van dat gewest, met naame Wirald, ten behoeve der Duitfche Ridderen in Pruisfen, te helpen beoorloogen, en vond, by de verovering van 'cSlot Gaarde, eenMariënbeeld, daaraan eertyds door Witald vereerd, welk hy, by zyne terugkomfle, plaatfle in de St- Antonisof Kruisbroeders Kerk binnen Sneek. Hertog Albrecht maakte hem, ten jaare dertienhonderd achtennegentig, Baljuw van Wagenbruggerdeel (nu Wymbritzeradeel) Gaasterlanden Doniawer. flal; doch deeze waardigheid verloor hy weder by den opfland der Friezen, die hem en andere Hollandsge zinden noodzaakten het land te ruimen » gn, in den jaare dertienhonderd negen ea negentig» beknop» te HisTCti BIB. De uitgeweekenFriezen komen weder in het land. Korte Iee» vensbefchryvingvanRienfc Bokkerna;  57a Tegenwoordige Staat Beknopte Histo. rie. Het ge« flagt van Harinxma verkrygt de heerfchappyte Sneek. tig, zyn huis, met naame Rodenburg, ftaande in de Burgftraat te Sneek, vernielden. Met den beginne van het beftand kwam hy weder te Stavoren, en werd, na 'er zich bykans een jaar opgehouden te hebben, door de Sneekers van daar gehaald, en met algemeene blydfcbip verwelkomd, op Lichtmisdag van den jaare'veertienhonderd en twee. Nog ten zelfden jaare gaf hy zyne Dogter Bis ter vrouwe aan Agge Harinxma, Zoon van Haring Harinxma van Heeg, die. door dit huweiyk aan de Heerfchappy van Sneek kwam, enze in zyn geflagte overbragt, na dat Heer Rienk in 't Klooster was gegaan, om 't overige van zyne dagen, afgezonderd van 't gewoel der wereld, aan eene ftille godsdienftigheid toe te wyden. Agge won by haar, in den jaare veertienhonderd en drie, eenen zoon , met naame Bokke Harinxma, uit wien die van Harinxma van Sneek alle gefprooten zyn, en eene Dogter, met naame Hylk, uitgetrouwd aan Gerrold Heerema te Tzum. Rienk Bokkema ging, als we even zagen , niet alleen in 't Klooster, maar is ook de Stichter van dat van Thabor, welk geftaan heeft in het Ysbrechtumer Hemrik , ten Zuidoosten van het Dorp Tirns, en omtrent een half uur gaans van Sneek. Hetzelve was ingericht naar de orde der Reguliere Kanonnikken te Windesheim by Deventer , waar voor hy, om den lof van derzelver deugd en Jiefddaadigheid , eene byzondere hoogachting had. Zich derwaards, in den jaare veertienhonderd en zes , begeeven hebbende , droeg hy zyne omtrent Sneek gelegen landeryen , be* R. Bok'keroa is de Stichter van het Klooster Thabor.  van FRIESLAND. #3 benevens nog eenige andere, op aan 't Kapittel van gemelde plaats, ten einde daaruit een *7-i 1 r7 L_J J van gemelde plaats, ten einde daaruit een Klooster te bouwen. Zyn aanbod werd ge- reedelyk aangenomen, en daar toe als eene bekwaame plaats uitgekoozen het Slot van Rienk Bokkema , met nog eenige andere huizen, bekend by den naam van Abort, waar van de Bisfchop , by de wyding van het Klooster , door letterverzettinge , Thabor maakte. Ook werd 'er zorg gedraagen , dat het aan geene genoegzaame inkomften , zo tot het bouwen der wooningen, als tot het onderhoud der Kloosterlingen noodig, mogt ontbreeken. Na dat alles voltrokken was werd Bokkema, op zyn fterk aanhouden , door den Prior van Windesheim in de orde aangenomen, met het ordekleed omhangen , en zo naar Thabor gezonden , daar hy van het jaar veertienhonderd en tien tot zevenendertig heeft geleefd. Priester heeft hy niet konnen worden, omdat hy veel bloeds in den oorlog vergooten had; maar het gewaad daarvan werd door hem tot zynen dood toe gedraagen JDus de voornaamfte verrichtingen van den vermaarden en Godvruchtigen Staats - en Krygsman Rienk Bokkema in eene onafgebroken orde verhaald, en daar door met een aangeweezen hebbende, van hoe veel aanziens het Adelyk geflagt van Harinxma van I leeg voormaals in Friesland geweest zy; keeren wy nu to: fiï Schot. Fr. Hist. bl. 228, 829. Oudh, en Geii van Fries!. II. D. bl. 91 — 04. Hy wordt ook zelf met het ordekleed omhangen. De Frie* zen leggen zich toe op het herftellen hunner zaaken. Beknoi»' te Historie.  Bbknop» te Histo rie. 574- Tegenwoordige Staat tot eene algemeene befpiegeling van Friesland* ' gebeurtenisfen te rugge. Daartoe heeft men inzonderheid te brengen, dat de Friezen nu, door het beftand met Holland, tot ruste ge. komen, zich grootelyks beyverden, om hunne zaaken te herftellen, en, zo door hec in orde brengen der wacerlosfingen, zylen en dyken, als het beraamen van eenen vasten voet op het wereldlyk en kerkelyk beftier , een nieuw leeven aan de kwynende Maatfchappy der Landzaaten by te zetten. Met dat uitzigc flooten de Prelaaten , Mederechters , Grietmannen , Geestelyke Rechters en Vroedfchap der Vyf Deelen en der ftad Franeker, ten jaare veertienhonderd en twee, zekere punten van vereeniginge , ter vermydinge van kwaad en ter beveiliginge van de markc der gemelde Stad en Deelen. Ook troffen de Grietenyen Baarderadeel en Hennaarderadeel met de vier Adelyke huizen van Wybranda, Briochtinga , Adinga en Bottinga, ten zelfden jaare , een verdrag wegens het onderhouden der Zylroede tót de Oude en Nieuwe Zyl in den dyk van Exmorra (§). Vier jaaren laater werden ook de zogenaamde Bolswerder Dekenye Statuten vastgefteld , volgens welke de Dekens van fommige Kerken in Westergo hunne Gemeenten te berechten , en de ingezetenen zich in 't Kerkelyke te gedraagen hadden. In Wymbritferadeel werden, ten zelfden jaare , by de Prelaaten en hoofden der Geestelykheid aldaar, insgelyks eenige punten van wetten en rechten (§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl, 335, Ten dien einde worden verfcheiden dingen vastgefteld.1402.  van FRIESLAND. 575 rechten beraamd, dienende ter befcherminge van onfchuldigen en ten voordeele van de geheele Gemeente van dat Deel, beneffens eenige voorfchriften van Èeden, welke de Rechters moesten doen, tot handhaaving van recht en billykheid (f). De rust en bloei, door deeze en foortgelyke wetten en inftellingen te wege gebragt, was van korten duur. 't Gezag der Overheden was te eng beperkt , en de onderlinge verdeeldheid der Edelen te groot, om deeze aangenaame kalmte lang en met voordeel te genieten. Tot eeuwige fchande der Geestelyken van dien tyd ftrekt, dat zy doorgaans de eerden waren, door wien 't vuur der onderlinge verdeeldheid wierd aangeblaazen. De Kloosters , toen nog te zeer vervuld met Konverfen, of ledige en vuile buiken , lagen doorgaans met eikanderen overhoop , en maakten wederom nieuwe verbonden met de Heerfchappen, om hunne vyanden te verderven; volbrengende dus het zeggen van Worp van Thabor, Prior des Kloosters van deezen naame : „ dat de Duivel altyd zyne wooning in „ de Kap der Monniken gehad heefc". Het beste was', datze zich vereenigden , wanneer 'er eenige uitheemfchc ge vaaren te duchten ftonden. Ondertusfchen zoudenze daarvoor minder hebben bloot gelegen, zoze zich den vrede wel hadden weeten te nutte te maaken. Dan dit fcheelde zo veel, dat de vrede ,wegens onder- Ct) Groot Charterb. van Friesl. 1. D. bl. 341 — 350. BEKNOPte Historie. De rust en bloei, hier door te wege gebragt, is van korten duur.  Sfb* Tegenwoordige Staat BEKNOPTE HlSTORIE. Hertog Albrecht overlydc in den Haag. 1404. onderlinge verdeeldheid, geacht wordt meetf bloeds gekost te hebben, dan de kryg met buitenlandfche vyanden (§). Hertog Albrecht de Friezen, federt het getroffen beftand, in rust gelaaten, althans niet openlyk aangetast hebbende, fchoon het hem daar toe minder aan lust dan vermogen ontbrak (f), overleed, in den Haage , op den twaalfden van Wintermaand, des jaars veertienhonderd en vier, zonder in dapperheid of kloekheid van verftand uitgemunt te hebben: want zelfs den Friefchen oorlog zou hy nooit ondernomen hebben, zo niet zyn Zoon Willem beleids en moeds genoeg gehad hadde om daarvan het beftier op zich te neemen. En wat won hy 'er ook veel mede? De Friezen moesten zich voor korten tyd onderwerpen ; maar hun Overwinnaar vond zich door deeze ondernecming met zo veel fchulden bezwaard, dat hy overal, daar hem het gebieden voegde, verpligt was te gehoorzaamen. De overwonnenen herftelden zich vervolgens van hunne ne^ derlaag, door het verjaagen der vyandelyke bezetting, maar het verlies van den Overwinnaar was onherftelbaar, en na zynen dood werd zyn boedel, door zyne Weduw , met den voet geftooten (•> Wükm (§) Schot. Friefche Hist. bl. 229. (t) De poogingen, door hem aangewend , om Stavoren te verfterken, beneffens andere trekken van zyne verbitteringe tegen de Friezen, laaten niet toe daaraan eenigzins te nvyffelen. Het eene en 't andere blykt klaarlyk uit verfcheiden üukken daartoe betrekke, lyk. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 329, enz. C*) S. Styl Opk. en Bloei der Vereenigde Nederl. tweede druk. bl. 59. Cerifier Tabl. de f Hist. Gener. Tom. II. p. 50.  mn FRIESLA IN^D. 577 Willem van Oostervant, na zyn Vaders dood,aan 'tGraaflyk bewind over Holland gekomen zynde, vergunde den Friezen wel op nieuw eene verlenging van vrede of beftand, doch maar voor eenen zeer korten. tyd. Hy was naamelyk van voorneemen, om hen wederom te beoorloogen, zo dra zyne omllandigheden zulks maar eenigzins gedoogen zouden. Duidelyk valt dit onder anderen daaruit op te maaken, dat hy, reeds in Grasmaand des jaars veer tienhonderd en vyf, aan die van Terfchelling coeflond ledig en onbefchadigd te zitten en ongeftoord te biyven van zyne Stavorfche Kapiteinen, ter tyd toe dat hy zyne ongehoorzaame Beknopte Hut».. RIE. Willem van Oostervant volgt hem op, en heeft voor de Friezen op niemv te beo>Eloogen. 1405. 140S. luiden , de Oostfriezen , met Gods hulpe, bedwongen zou hebben ; dat hy , in Wynmaand daaraan volgende, byna gelyke vryheden verleende aan die van Ameland , met welken hy nu als met een vry en onafhangklyk volk kon handelen , omdat de Friezen, kort te vooren, de Heerlykheid Ameland verklaard hadden vry en onbelast te zyn van alle rechten in eenige deelen van Oostergo en Westergo C §). En eindelyk, dat hy, nog in dit zelfde jaar, verfcheiden Lastbrieven uitgaf, om de Friezen, die hy zyne Vyanden noemde, te befchadigen, en in Louwmaand des volgenden jaars, aan zyne Bevelhebbers te Stavoren, Medenblik en Texel beval, om alle fchepen, die 't Marsdiep inliepen, en hun dienftig waren, aan te (§) Deeze vryverklaaring van Ameland was gefchied op den 29 van Oogstmaand deszelfden jaars in eërié Staatsvergadering van Recht en Raaden der Landen, Steden en Deelen van Oostergo en Wast;rgo, gehouden ie Hanwerd. Groot Charterb. vau Fr. 1. D. bl. 351. Oo  BB!? hopte Historie. Vooreerst heeft hy ■daartoe echter de handen elders te vol; ook vernieuwt hy *t Beftand. 578 Tegenwoordige ISt^di te haaien, om daar mede de Friezen, zyne vyanden , te benadeelen (*). Elders had ondertusfchende Graaf de handen zo vol werks, dat de Friezen vooreerst ongemoeid bleeven, en ook het beftand, tusfehen den Graaf en de Friezen, na eenige onderhandelingen, in Slagcmaand deezes jaars, op nieuw voor eenen korten tyd, verlengd wierd. By dit beftand was onder anderen bepaald, dat men , geduurende hetzelve, op eene dagvaart, die te Amfterdam ftond gehouden te worden, nader over eenen vasten vrede zoude handelen; ook verklaarden die van Oostergo en Westergo, by de artikelen daarvan, den Graaf te willen houden voor hunnen rechten Heere, op alzulke voorwaarden als by de afgezondenen tot gemelde dagvaart, tot wederzydsch genoegen, beraamd zouden worden Q §). Eene verklaaring waaruit blykt, dat de Friezen, zoze op dien tyd al niet genegen waren om den Hollandfchen Graaf voor hunnen Heer te erkennen, althans toonden geene begeerte tot eenen nieuwen oorlog te hebben. Schoon 'er ten dien tyde van het fluiten -van eenen vasten vrede, tusfehen de Friezen en den Graaf, om redenen my onbekend, niets gekomen is, gaf echter de Graaf van dit beftand in zulke bewoordingen kennis aan fommige Ommelander en Oostfriefche Edelen , met verzoek van hetzelve insgelyks te willen aanneemen, dat men het fchier voor een volkomen vredeverbond zou houden. In den brief , ten dien einde aan hun afgezonden, zegt hy: „ zynen Lan- ,, den (*) Gr. Charterb. van Friesl. I. D. bi. 350 — 35-3. (§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 354—358; Het Huiten van eenen vas. ten vrede heeft geenen voortgang.  van FRIESLAND. 570 den en Luiden van Oostergo en Westergo „ eenen goeden en vasten vrede gegeeven te „ hebben, op zulke raaminge en ordonantie,. „ als de Afgevaardigden verder daarop zouden „ Hellen, om hen tot meerdere onderdaanigheid „ en vriendfchap jegens hem te brengen" ( §). Aan meer anderen fchreef hy op gelyke wyze. Had de Arkelfche oorlog den Graaf, tot dit Beftand genoodzaakt, hy kreeg eerlang zo veel te doen met het handhaaven van zynen Broeder Jan op den Bisfchoplyken ftoel van Luik, dat hetzelve daarna, eerst in den jaare veertienhonderd en zeven, en vervolgens weder in dat van veertienhonderd en acht, is vernieuwd geworden. Byden brief, dien aangaande, van den kant der Friezen gegeeven, verklaarenenbelooven dé Prelaaten, Grietmannen, Mederechters en Gemeente van Oostergo en Westergo voor zich, hunne erven en nakomelingen: „ deeze „ verlenging van den vrede , uit zonderlinge „ gunst en genade verleend, den grootmagtigen „ Vorst, Heere Willem enz. by trouwe en by „ eere, ftede, vast en onverftoorlyk te zullen „ houden; en, ware 't zaake, dat de verfchillen „ tusfehen den Graaf en de Friezen van Oos. „ tergo en Westergo, binnen den tyd deezer „ verlenginge niet ganfchelyk, naar beider wil„ le, verzoend konden worden, zo zouden „ echter deeze Verdragbrieven in volle kracht „ blyven, den tyd van het beftand en niet i™™r" r * \ Dit (§) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bi. 358. (#) i bl. 3*3- Oo 2 Beknop. Tli HjST8« UB. riet Beland wordt by tierhaalln^e vernieuwd. 1407. 140!.  58c. Tegenwoordige Staat Beknopte Histo jue. De Stellingwervers raaken in gefchil met den Bisfchop van Uttechr. Hetzelve wo"-dt door goede mannen befLcbt. ■ Dit beftand, moetende duuren tot op den uitgang van Herfstmaand des jaars veertienhonderd en negen, hielp die van Oostergo en Westergo aan eene taameJyke rust, doch de Friezen van Stellingwerf en Schooterland, alsook nuum. uauuuicu, uie, niet verre van ae zmiaerzee, naast aan de grenzen van het Sticht gezeten waren, raakten op nieuw in gefchil met Fredrik van Blankenheim, toenmaaligen Bisfchop van Utrecht, wegens de huur of pacht van zekere landen, gelegen in het Kerfpel van Ysfelham, behoorende tot het Graaffchap Kuinder. De Bisfchop begreep, dat deeze landen, aan die der Friezen paaiende, als 'de zyne moesten worden aangemerkt, federt dat het Graaffchap Kuinder door hem van deszelfs laatften bezitter, Herman en zyne Kinderen, voor zekere fomme gelds was gekocht. Doch de Friezen hadden fint veele jaaren deeze landen, voor eene jaarlykfche fomme gelds, in pacht bezeten en gebruikt. Als derhalven de Bisfchop, die met niets middelmaatigs te vreden was, deeze jaarlykfche pacht verhoogde, en die van Ysfelham hun vee op de landen der Friezen lieten weiden, ontftond daaruit vooreerst gefchil, en vervolgens eene weigering der jaarlykfche wettige pacht van den kant der Friezen. Ook duurde het niet lang, of men ging eikanderen van wederzyden met de wapenen te keer. Die van de Kuinder hadden hier by, als tusfehen beiden gezeten, niet weinig te lyden. Eindelyk begreep men, dat het beter zoude zyn het gefchil door goede mannen dan door wapenen te beflechten. Tot wederzydsch genoegen werden  van FRIESLAND. 581 werden daar toe verkooren, Jarig, Abt te Stavoren, Willem, Proost te Emrik, en de Schepenen der drie Steden, Deventer, Kampen en Zwol. Door deezen, daartoe te Vollenhove BEKNOPTE HlSTO" ut. vergaderd, werd, op den negenden van Hooimaand des iaars veertienhonderd en acht, 111 tegenwoordigheid van den Bisfchop en de Fnefche Gezanten, deeze uitfpraak gedaan: „Dat 9, die van Stellingwerf, Schooterland en Oostzeingeiiand , voor de verzuimde termynen „ vannacht, ten beftemden tyde, eens voor „ alles aan den Bisfchop zouden betaalen L tweeduizend en zeshonderd gouden Schilden , „ van drieëndertig Vlaamfche grooten ieder , „ en daarenboven vier Vlaamfche penningen „- van ieder huis; zullende, zo dit ten beftcm„ den dage niet gefchiedde, des daags daarna, „ de fomme verdubbeld worden,. en het den „ Bisfchop vryftaan, ten nadeele der rjafaatigen te panden , zonder dat eenig Kerlpel daaraan de minfte verhindering zou mo„ gen toebrengen. Dat de Bisfchop, uit die „ van Ysfelham , twaalf mannen, der landen „ kundig, zoude verkiezen, welke, ten over„ ftaan van zesenveertig perfoonen, door de , Friezen te ftellen, en even zo veel van des ' Bisfchops zyde, de landen zouden meeten, " afpaalen en aan de Friezen verpachten tegen f vier penningen Sterlings van ieder morgen, te betaalen te Vollenhove op den eerften van, STagtmaand; zullende,.zo zy dit niet deeden, de fchuld zo lang verhoogd en verduo. ' beid worden, tot datNzy eindelyk van het „ recht hunner pacht vervallen zouden. Dat O 0 3 ».d0  5^ Tegenwoordige Staat Br. knopte Histo» kie. Het Beftand met den Graave verlengd. „ de Bisfchop op het Kasteel in de Kuinder „ eenen Slotvoogd zoude Hellen, die den Frie„ zen aangenaam ware, en die zich zou te onthou„ den hebben, van hen op eenigerhahde wyze „ te beleedigen, of in hunne oude rechten en „ vryheden tc verkorten; gelyk zy zich ook „ van hunnen kant verbonden, den Kuinder„ fchen gecnerlei fchade of nadeel toe te zul„ len brengen. En eindelyk, dat deeze vrede „ van beide zyden ongefchonden bewaard zou„ de worden, laatende een iegelyk het zyne ,, in 't geheel en ongefchonden, volgens de „ verbonden, in vroeger tyden gemaakt" (§). Nadat deeze verzoening getroffen, en in de Kerk te Vollenhove de uitfpraak daarvan gefchied was, in 't byzyn van des Bisfchops Raaden, en van de Priesteren, Stelling-Rechteren , Grietmannen en Gemeente der drie Lan» r?pn mpn vrvurnï J~ 1_ i_ >-i uen, was men, zowei van de zyde des Graaven, als van die van Oostergo en Westergo, bedacht op 't vernieuwen des Beflands. Twee dagen voor den. uitgang van 't zelve, en dus op den zevenentwintigflen van Herfstmaand, kreeg het voor nog een jaar zyn beflag, op eene dagvaart, ten dien einde, binnen Stavoren, door wederzydfche Gemagtigden, gehouden, op zulke punten, voorwaarden en verbonden (S) U. Emm. Rer. Frif. L XVII, p. 238. Winfem Kron van Friesl. bl. 248. Schot Friefche Hist bl" 23.1, daar men eene nette lyst vindt, van 't geen 'door ieder Dorp of Kerfpel tot de gemelde fom van tweeduizend en zeshonderd gouden Schilden moest ivorden opgebragc. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. ióa—. 967* ó- *  van FRIESLAND. 583 . bonden als de vredebrieven, vnormaals gemaakt, ï inhielden en begreepen (|). R De voordeden , .welkê Friesland uit het voortduuren van den vrede met den Graave te B hoopen had, werden ongelukkiglyk vèrydeld,^ door den dood van drie der aanzienlyklte d Edelen, Gale Hania, Syrië Dekema en Ode \ Botnia, overleeden in den jaare veertienhonderd 1 en negen. Want fchoon de twee eerllen tot .den aanhang der Schieringers behoorden, en Botnia een voornaam voorganger onder de Vetkoopers was, hadden zy echter niet weinig toegebragt om 't uitbanden dier doodelyke tweefpalt tegen te houden, welke reeds veel te lang gewoed had, cn, voortduurende, met het onheritelbaar verlies der Friefche vryheid ftond te eindigen. Na hunnen dood zag men ! de onlusten ook al dra het Land op nieuw in j roer Hellen. De Kloosterlingen hielpen hier r niet weinig toe, door 't aangaan van nieuwe, bondgenootfehappen met deeze en geene vermogende Edelen en Heeren. De Schieringers 1 openden dir bloedige tooneel, door Gosling j Hiddema van Pingjum , op zyne reize naar, Kollum , gevangen te neemen, en op Jongsma huis, binnen Bolswerd, in bewaaringe te zetten. Doch die van Galama, Ype Aylva, Tjerk Walta en Sicke Roorda , waren hier van, door Hiddema's zoone, Joost, niet zo dra verwittigd, of zy kwamen met eenige manfchap by hem op zyn Stins te' Nieuwland, en 'lieten van daar aan Jongema weetcn, dat hy zynen (|; Groot Charterb. van Friesl. 1. D. bl. 37*. Oo 4 Seknop- 'e HI3XOie. 'riesland ?dt veel y den ood van laaia , lekema 11 Botnia. 1409. 3e onius. an beginton op tieuw te voeden. Sosling -Iiddema •aakt gezangen.  B'KNOP- 1TC Hjstg» JiIE. En wordt Weder geflaakt. 584 Tegenwoordige Staat zynen gevangenen had te ontflaan, of dat zy ancers t ongeiyk op den meeriten graad zyner bloedvrienden zouden wreekcn. Hoe bloedgierig ook deeze bedreiging klonk, zou zy evenwel Jongema niet tot het flaaken van den gevangen h-delman hebben overgehaald, zo 'er niet wara bv rekompn A*t Aa. n. t>_i i pe verbittering gaat 1 W. Min> pema wordt gevangengenomen en ontflagen. by gekomen, dat de Burgers van Bolswerd,oproenglykfamenrottende,met dreigende bewoor. dingen, op deszelfs ontllag hadden aangedrongen, cn wel omdat ter hunner kennisfe was gekomen , dat Hiddema zeker ontwerp, by de Vetkoopers beraamd, tegengehouden, en daar door de Schieringers aan zich verpligt had. Hiddema hierop ontflagen zynde, werd, eers- en zekerl heids-halve, door de Burgers, tot aan het Stins van zynen Zoone Joost, te Nieuwland, uitge- 1 De Vetkoopers waren wel zeer in bunnen fchik over deflaakingë van Hiddema, maar daarom niet te minder bedacht, om den hoon hun coor zyne gevangkenisfe aangedaan, op eene gevoelige wyze aan de Schieringers te wreeken. Dit gelukte hun ook eenigzins, door het gevangenneèmen van een hunner hoofden, met naame Wybe Minnema, die, twee dagen voor de Kermis, digt by Bolswerd, gegieepen en naar 't meergemelde Stins te Nieuwland gevoerd, doch, op de fterke voorfpraak van eenige Bolswerder Burgers bv Gosling Hiddema, wederom in vryheid gefield werd, fti ïrKentemsfe van den dienst, dien hy zelf van bun ontvangen had. f Schoon uit zulke Haaien de wederzydfch» verbittering genoegzaam valt op te maaken , m  van FRIESLAND. 585 ■zyn het echter op verre na de ergfte niet, Het meergemelde ontwerp der Vetkoopers, dat door Hiddema werd tegengehouden, was, naar °t geen men 'er van verhaalt, van veel erger aard, en bedoelde niets minder dan de volkomen uitroejing der Schieringers, zonder onderfcheid van man of vrouw, zonder zelfs kind in de wieg te fpaaren. De verbittering was zo groot, datze fchier meenden Gode eenen dienst te doen, wanneerze hunne weerparty krenkten en van 't leeven beroofden. Hoewel nu dit verfoeielyk ontwerp, door de tegenfpraak van Hiddema en eenige anderen, niet uitgevoerd had konnen worden, ftrekte het echter, uitgelekt zynde, grootelyks ter verbitteringe van de Schieringers, die nu meest overal meester waren , en zich met zulk eene wreedheid van hunne overmagt bedienden, dat zy* de Vetkoopers vervolgden en doodfloegen overal waar zy hen betrappen konden. Deezen vonden zich hier door zodanig in de engte gebragt, dat veelen hun Vaderland verlieten, en hunne toeviugt tot Keno ten Broek en anderen van hunnen aanhang in Oostfriesland namen, daarze vriendelyk ontvangen wierden ( * }. Het blykt wel niet ten vollen, dat het Beftand tusfehen Graaf Willem en de Friezen thans wederom is verlengd geworden ? en echter is het vry (*) Schot. Friefche Hist. bl. 235. U. Eram. hier van fpreekende, Rer. Frif. Hist. L. XVII, pi 246, brengt deeze gebeurtenis tot het jaar 1410; doch zo, dat hy iet verhaal wegens 't verfoeielyk ontwerp der Vetkooperg yoor niet zeer waarfchynlyk houde. Oo5 Beknop- Historie. snbegry- selyk rare. Waarfchynlykis het Beftand  Tegenwoordige - Staat Beknopte HistoUie. ook thans weder vernieuwd ; althans ten jaare 1411. Inhoud van 't Verdrag. vry waarfchynlyk, zo om dat de Graaf, ten dien einde, aan de Friezen, tot vyftig perfoonen toe , vrygeleide heeft verleend (§); als ook om dat 111 den jaare veertienhonderd en tien, zo veel men weet, geene vyandlykheden tusfehen beiden zyn voorgevallen. Zekerder gaat het, dat 'er, ten jaare veertienhonderden elf, eene verlenging van het beftand tusfehen den Graaf en de Friezen van Oostergo en Westergo bcflooten is ; gelyk ook, dat de Graaf hiertoe te ügter overging, uit hoofde van den oorlog met Gelderland, en den Heere van Arkei: want fchocn deeze Oorlog van geenen langen langen duur was, was echter dezelve gewigtig genoeg voor den Graaf, om het getal zyner vyanden niet te vermenigvuldigen. By 't Verdrag, hiervan tusfehen beiden getroffen, verklaarde de Graaf: „ dat „ alle de Friezen voortaan vry en veilig door de „ landen van zyn gebied, met hunne goederen, „ op de gevvoone tolrechten, mogten reizen te „ water en te lande: gelyk ook zyne onderzaa„ ten en vrienden, met hunne fchepen en goe„ deren , zouden mogen vaaren en keeren de „ Xauwers op tot aan Dokkum, en van daar we„ derom langs het zeeftrand tot aan de Lemmer „ toe, en daarenboven eene halve myl land„ waards in , als mede tot de jaarmarkten van „ Leeuwarden, Bolswerd.en Sneek. Dat nic„ mand wegens eenige-zaakefi, voor deezen vre„ de voorgevallen, op cenigerhande wyze be„ demmerd of achterhaald zou mogen worden. „ Dat het Feye Heemftra van Dokkum , en ,i allen C§) Groot Charterb.,van Friesl I. D.-bJ. 372. "  van FRIESLAND. 587 „ allen anderen, die, om hunne aankleeving aan 1 „ 's Graaven belangen, hec vaderland hadden ■ „ moeten ruimen, vry zou Haan dervvaards ce „ rug te keeren, en hunne goederen tegebrui„ ken, op gelyke wyze als zy en hunne voor„ vaders die gebruikt hadden, alles in dien Haat „ waarin de goederen thans bevonden werden. „ Dat ingevalle eenig fchip by nood weder, aan „ eenige der wederzydfche landen, mogt bin„ nen loopen, ftranden of verboren gaan, het „ fcheepsvolk en de eigenaar niec alleen „ veilig voor hun leeven zyn, maar ook vry„ heid hebben zouden, om hunne goederen _ te „ bergen, en te vervoeren naar behooren,mid9 „ den geenen die hun hierin geholpen had„ den, hun arbeidsloon naar redelykheid becaa„ lende. Dat zo iemand wegens deezen vrede „ bezwaard of mishandeld wierd, zulks naar „ rechten en gebruiken der plaatfe, daar hec „ voorviel, gebeterd zou worden. En einde. ,-, lyk dat deeze vrede, die gegeeven werd op den „ eerftenvan Oogstmaand des jaars veercienhon„ derd cn elf, duuren zoude drie aan een vol„ gende jaaren /' ( *), Midlerwyl gingen de inwendige verdeeldheden fteeds haaren gang. Meer dan eens werden van wederzyden de wreedlte moorderyen gepleegd. Het jaar veertienhonderden elf is deswegens in de gedenk fchriften ten kwaade berucht. In veertienhonderden twaalf maakte Sjaardjongemavan Bolswerd eenen aanflag op het- Stins van Joosc i Hiddema te Nieuwland, om 'c zelve by verras- finge (*) Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 373- Beknopte Historie. Jongema' maakt een* aanflag op het Stins van Hiddema.  Bk knop» Tü Historie. Doch wordt afgeweezen. D. Feitema, Abt van Ou deklooster,neemt Bolswerd by verras, fing in. 588 Tegenwoordige Staat finge te overweldigen. Hy was ook metder-1 daad reeds meester van de brug, voordat Hiddema zich in ftaat van tegenweer had konnea ftellen. Doch dat gefchied zynde, viel dezelve , een flagzwaard in zyne hand hebbende, mee zulk eene dapperheid op zyne befpringers aan, dat deeze den moed verboren gaven, en met bebloede koppen te rugge weeken (f). Geen? minder dapperheid ftraalt 'er door in 'c geen gefield wordt op rekeninge van Dodo Feitema, een* Friesch Edelman, wegens zyne geleerdheid ert goede zeden niet luttel vermaard, en toen Abt van Oudekboster of Bloemkamp, onder Hartwerd: want ais die van Bolswerd een' van zyne Konverfen doodgeflagen hadden, werdenze we! vooreerst door Feitema om voldoening van den begaanen man flag aangefproken; doch toen de Bolswerders zulks in den wind floegen, meende hy zich zeiven op eene andere wyze recht te moeten verfchaffen. Ten dien einde riep hy zyne vrienden, maagen en Konverfen byeen, voorzag hen van wapenen, en trok aan 't hoofd van deeze bende, by nacht, naar de Stad, die, om dat niemand hierop bedacht was, ligtelyk werd overweldigd. Van hun, die gerekend werden de voornaamfte werkbaazen van den gepleegden doodflag geweest te zyn, liet de Abt dertien perfoonen ombrengen, doch eenige anderen voerde hy met zich naar't Klooster, cn fteldeze op losgeld. Die van Bolswerd meenden van fpyt te barften, cn rekenden het zich met reden tot fchande, dat hun zulks van ccno (f) Schot. Friefche Hist. bl. 235. Die van Bolswerd flaagen niet in de  va» FRIESLAND, 589 i.eene bende verachtelyke Monniken bejegend ware; rot tweemaalen toe, zochtenze het ook met geweld op de Abtdy te vernaaien; doch werden door de Geestelyken, ruim zo wel als zy op 't behandelen der wapenen afgerecht, telkens te rug gedreeven; des alles wat hiermede door hen gewonnen wierd, beftondin het verbranden van twee Klooster - meyers wooningen onder Hartwerd, welke dus, 't geene hunne meesters misdaan hadden, even als de onfchuldigen meermaalen, moesten ontgelden (*). In aanmerking neemende, hoe hoog, ten deezen tyde, de verdeeldheden, en daar uit fpruitende wederzydfche mishandelingen, in Friesland, gefteigerd waren, zullen wy hec niet vreemd vinden, dat, even gelyk daar, in tyden van hooggaande beroerten en verwarringen, verfcheiden Gemeenten, zo Geestelyken als Wereldlyken, zich wel eens meer vereenigd hadden , om de noodige middelen, ter verdediginge van de onderlinge rust en veiligheid, te beraamen, ook nu de Kerkelandraad van Leeuwarden, ten jaare veertienhonderd en twaalf, met de Leeken en Geestelyken van Wirduin, Wartena en Grouw eene Vergadering hield, waarin met onderlinge goedkeuring wierd vastgelteld: de onfchuldigen en orerheerden te befcher„ men tegen alle geweld en ongelyk, en de „ bal- (*) Winfem Kron. van Friesl. bl. 231. U. Emm. tRer. Frif. L. XVII. p. 252. Doch dat Emmen a«i Jdeeze Monniks Historie luttel geloofs gaf, toont hy idoor het verhaal daarvan te beginnen met een quis itredat ? uitvoeringe hunner voorgenomen wraake. Te Leeu- warden wordt eea Kérkelandraadgehouden. Beknop*1 te Histo* 1412.  Bgrnop.tb Histo rie. Hec oudi gefchil tuslchen deSteliing wervers en den Bisfchop komt wederom ter fcaane. 1413. De Bis. fchop valt ïn Stellingwerf. 59° Tegenwoordige Staat ,; baloorïgen en kwaaddoeners , ten fcherpftea *" „ te vervolgen en te ftraffen " (§). Het misverftand tusfehen den Bisfchop van e Utrechtende Friezen van Stellingwerf en Schooterland , voor niet veele jaaren bygelegd, brak in .veertienhonderd en dertien, wederom op nieuw uit, en wel, naar 't fchynt, om hetzelfde hooiland op den Broek te Ysfelham. De Bisfchop , deed met een aanzienlyke krygsmagt eenen togt • in Stellingwerf, en verbrandde daar Peperga en Blesdykê met nog eenige andere dorpen en huizen. Ook zond hy zynen Marfchalk Adolf van Zwieten, in den herfst van 't zelfde jaar, met een'hoop volks naar Lemfterland, daar jammerlyk wierd huisgehouden; zynde onder anderen de Lemmerhoek met de Kerfpel Kerlc in de asfche gelegd. Doch als deeze , met die wreedheid niet voldaan, zich dieper Jandwaards in begaf, om ook daar zynen heldenmoed met branden en blaaken te toonen, werdhy door de byeen verzamelde huislieden, tegen zyne verwachtinge, zo dapper aangetast, dat hy met byna al zyn volk verflagen wierd. Deeze ontmoeting bragt waarfchynlyk niet weinig toe om den Bisfchop vreedzaamer gedachten in re hnp-/om™ • i^iiujj vittu^douiei gcuacnuen m te boezemen; het gefchil werd althans op de uitfpraak van goede (§) De verdere punten des Verdrags, die 28 in getal, en in de gemeene landtaal ontworpen zyn, vindt men, met noodige ophelderingen verrykt, by Gabbema, Verhaal van Leeuw. bl. 27, en daaruit overgenomen int Groot Charterb van Friesl I. D. bl. 375; hebbende " F. Sjoerds dezelve in t hedendaagsch Neêrduirsch opgegeeven in zyne Algem. Belchr. van Friesl. I. D. ado Scuk. bl. 666. Zyn Marfehalk A. van Zwieten wordt verflagen.  van FRIESL A ND. 591 ! goede mannen gegeeven, en door bemiddelinge ivan de drie hoofdlieden van Salland, en de gemagdgden van Ooscergo, Westergo, Gronin:gen en Doniawerftal, bygelegd te Vollenhove, 1 daar de bekrachtiging van den getroffen vrede I gefchiedde op den eenentwintigften van Wintermaand des meergemelden jaars. De inhoud van het getroffen verdrag behelsde hoofdzaakclyk: „ dat de Friezen van Stelling,„ werf en Schooterland voor achterftal en | , fchade aan den Bisfchop zouden betaalen twee , 11 duizend en tweehonderd oude ■ fchilden, ie] „ der van vierendertig Vlaamfche grooten. Dat de Friezen voor ieder fchuiteflal hooiland op ! \\ den Broek in Ysfelham, voormaals bepaald „ cn afgelleeken, zouden geeven vyftien oude . „ fchilden, en die binnen acht jaaren betaalen. . „ Dat, ingeval iemand nalaatig ware om de ge' melde rente binnen acht jaaren af te losfen, !', deeze voor ieder twee fchuiteftal, jaarlyks, ' zoude geeven een oude fchild, tot de volle 1,1 betaaling toe. Dat hun hiermede de volle !'■' en vrye bezitting zou worden ingeruimd,' gelyk het de Bisfchop en zyne voorzaaten ' voor deezen bezeten hadden, behoudens de !'' heerlykheid van het Sticht en een ieders recht. ', ' Dat de Bisfchop, ten behoeve van het Sticht, ! 11 voor altoos zou behouden den langen uiter„ dyk, zich ltrekkende van den Ham tot aan „ de Kuinder , mids daar voor aan de Frie-; ,„ zen betaalendc, voor ieder fchuiteflal, vyf',. dehalve oude Schild, boven het geene door , „ benoemde zegsluiden daarop gefield zoude , „ worden. Dat, indien 'er verfchil over de erf- „ fchet- Bek softe Ristorus. En 't gefchil op de uitfpraak van goede mannen gegeeven. Inhoud van 't Verdrag.  Beknopte Historie. „ on- (*) Schot. Befchr. van Friesl. in Quarto. bl. 176. Fr. Hist. 235. U. Emm. Rer. Frif. L. XVII. p. 249. enz. Groot Charterb. van Friesl. I. D. bl. 370. ïfol Tegenwoordige Staat ,, fcheidinge des lands kwame voor te vallen, „ zulks aan het gerechte van Stellingwerf en „ Schooterland zou verbleeven worden; ter„ wyl wonding en doodilag, op dit Broekland „ gepleegd, door den Bisfchop berecht of ge„ limit zou worden. En eindelyk,dat de buurt van de Kuinder in deezen zoen zou begree#, pen zyn, om het haare vry te bezitten en te 9, gebruiken als voordeezen, behoudens nogtans „ des Bisfchops en des Stichts heerlykheid en „ recht, invoegen hetzelve, door den Bisfchop, „ ten behoeve van het Sticht, was gekocht van „ Herman, Graave van de Kuinder en zyne „ Zoonen ". C* ) Behalven dit Verdrag met de Stellingwervers en Schooterlanders, floot Fredrik van Blankenheim, Bisfchop van Utrecht, ten zelfden dage, ook nog een met de Friezen van bewesten ~ de Lauwers over het algemeen genomen, waarin de Steden en onderdaanen van het Sticht insgelyks begreepen waren. De voornaame inhoud van dit Verdrag, dat veertig jaaren duuren moest, kwam hier op uit: „ Dat die van Oostergo, „ Westergo,Stavoren, Stellingwerf, Schooter„ land , Oostzeiiigerland en Doniawerlta.1, met „ alle de Ommelanden en eilanden, daaraan be„ hoorende, aan de eene, cn alle de Burgers „ en Onderzaaten van het Sticht, Stad en Ste„ den, aan de andere zyde, in de wederzyd„ fche landen, te water en te lande, vry en Ook fluit ° , . 7 f ? ~ " 5, zou mogen bekommeren or vastzetten, uitge„ nomen alleen om penningfchuld. Dac, ingeSi valle iemand zich aan eenen doodflag, of „ zwaare wondinge fchuldig maakce, dezelve j? berechc zou worden naar 't recht en de ge„ woonte des lands, waar de misdaad was voor?J gevallen; mids dat men, zulks niec gefchiedens? de, hetzelve alleen zou mogen verhaalen aan „ de Stad of hec Gerechc, waaronder de misdaaSJ dige gezeten was en nergens anders. Dac wyders, des woendags, na 'c eerstkomende „ Pinkfterfeesc, eene gemeene Dagvaart binnen Kampen zou gehouden worden, om elkande„ ren goed recht te doen wedervaaren nopens alle zulke misdaaden, als voor deezen gefchied „ waren, en wel by uitfpraak van goede man„ nen, zo doenlyk aan beide zyden te verkie„ zen; moetende, zo men 't daaromtrent niet eens konde worden, de vrede nogthans be„ ftendig blyven. Dac men eindelyk niec zou „ gehengen, dac door de wederzydfche landen „ of fteden den anderen eenigerlei fchade werde aangedaan, noch iemand gevangen of geroofd in des anderen landen, hebbende men zich «, in alles aan ieders Landrechc ce houden 1 + )".  Beknopte historie. 5P4 Tegenwoordige Staat den jaare ftond ten einde te loopen, zonder datze wisten of 'er vernieuwing van hetzelve te hoopen ware.. Ook konden de onlusten, die beoosten de Lauwers reeds geweldig aan het kooken waren, ligtelyk tot bewesten dien ftroom overflaan. De Bisfchop was,uit hoofde van de opfchuddingen binnen Utrecht, vry onzeker wat keer de zaaken daar zouden neemen, en of hy, zo het ten ergften uitviel, niet met den Graave van Holland in eenen openbaaren oorlog zou raaken. Daarenboven had hy nog fleeds het oog op Groningen, en vrienden noodig om die Stad onder zyne gehoorzaamheid te brengen. De onlusten van beoosten de Lauwers braken ook eerlang met zo groot een geweld uit, dat inzonderheid Groningen daar by jammerlyk geteisterd wierd. De Schieringers, in deezen de overhand hebbende, bragten 't, na het moorddaadig plengen van vry wat bloeds, zo verre dat de Vetkoopers, en daar onder veelen van 't. eerfte aanzien, zich genoodzaakt zagen de Stad en 't Vaderland te ruimen, en zich naar Embden te begeeven, daarze van Keno ten Broeke met opene armen ontvangen werden. De Schieringers van bewesten de Lauwers, deezen voorPpoed van hunne vrienden beoosten dien ftroom ziende, werden daardoor aangemoedigd, om eene uiterfte pooging, ter afwerpinge van 't juk der Hollandfche overheerfchinge, te waagen. Het driejaarig beftand liep in het jaar veertienhonderd en veertien ten einde, zonder tot nog toe vernieuwd te zyn; en binnen Stavoren, de eenigfte ftad in Friesland, die tot hiertoe Hollandfche bezetting n had, werd maar üappe wacht gehouden. Van deeze 1414. 1 De Schieringers be- ] westen i dien j De onlusten, beoosten de Lauwers, ftrekkeu zeer ten nadeele van de Vetkoopers.  van FRIESLAND. 595 deeze gelegenheid bedienden zy zich, verrasten de Stad, op den twaalfden van Lentemaand des' gemelden jaars, en verjaagden dë Hollandfche bezetting. Hertog Willem, Graaf van Holland, i was diep getroffen over het verlies van deeze 1 Stad, voor wier behoud hy altoos groote zorg] gedraagen had ; temeer om dat de ftaat zyner ] zaaken hem niet toeliet, den Friezen den oor-1 log aan te doen. De vernieuwing van het Be*' ftand was voor hem het eenigfte middel, om ten minften den fchyn van recht op-Friesland te behouden. Op den zesencwintigften van Grasmaand werd daartoe eene. dagvaart te Amfterdam gehouden, en daarop tusfehen 's Graaven Raa»I den en vrienden ter eene, en de Prelaaten, Griet- ] mannen en Mederechters van Oostergo en Wes-; tergo ter andere zyde, een beftand ontworpen, \ dat, ingaande op den eerften der naastkomende Oogstmaand^ drie jaaren duuren moest. De afgevaardigde Friezen verbonden zich hierby: aan den Graave vyfentwintighonderd Franfche „ kroonen te zullen betaalen, in zo verre zy ] „ hierop de toeftemming van hunne afvaardi- > gers konden verwerven: zo niet, dan werd' „ de fom gefteld op twaalfhonderd gelyke kroo,, -nen, tot welker betaaling de afgevaardigden „ zich, van 's Lands wege, volftrektelyk verj, bonden; doch alles op 's Graaven welbe„ haagen en nadere goedkeuringe; zullende de Graaf, zo hy hierin geen genoegen nam, „ evenwel de keur hebben, of hy het beftand „ een jaar verlengen wilde, mids daarvoor geen „ geld ontvangende". Het Iaatfte werd door den Pp 2 Graave Bekïvopre Historie. droom, yerdryveri de Hol. ïandfche bezetting uit Stavoren. inhoud /an '8 ielY& Hierop volgt een Beftand voor drie jaaren.  59 6 Tegenwoordige Staat Beknop- Graave verkooren, en het getroffen Beltand te Histo- van wederzyden bevestigd en openlyk afge« WE* kondigd (*) Geheel Friesland was dus van alle uitheemfche overheerfchinge verlost, en Graaf Willem, hoe leed hem 'c verlies van Stavoren ook ware, genoodzaakt van den nood eene deugd te maaken, en op gunltiger tyden te hoopen, fchoon die hem niet zyn te beurt gevallen. Na dus, op de algemeene befchry ving van Friesland, eene beknopte Historie-van deszelfs oudile gebeurtenisfen voorgedraagen te hebben, zullen wy hier de afzcnderlyke befchryving van Frieslands Dorpen, Vlekken en Steden laaten volgen ; doch met voorneemen, om naderhand den afgebroken draad der gefchiedenisfe weder op te vatten. ( *) Groot Charterb. van Friesl. ï. D. bl, 383—386. BLAD-  BLADfYZER Der Voornaamlie Zaaken. A cbtkarfptlen , (die van) willen naar geene voorflagen van . onderhandeiinge luisteren. 558 Ada trouwt met den Graave van Loon. Adelen, dit aanzienlyk geflagt had tot zynen Stamvader Adeibrik, woonende te Sixbierum en getrouwd met Konoveile , üogter van Koning Radboud. 233. Fredrik vau dien na3m wordt üitlehop van Utrec.it. 270. Zich hier toe met moeite hebbende laaten beweegen gaat hy de bloedlciiondige huwelyken en vreemde gevoelens tegen, zji, Wordt omgcbragc. 272, Adelen (Alfkik van) worde na den dood van Fredrik zynen broeder Eislchup van Utrecht. 273 Adelew (Adelbrik van) verHaat de Noormannen omtrent Kolium. 275 Adgillus , vyfde Koning der Friezen, leert hen 't opwerpen van Terpen. 37. Verdient grooten lof. 222. Geeft vryheid aan vVitfiid om 'c Eu- angely te verkondigen. 223 Adgillus de II,gehouden voor den opvolger van Radbodus. 230. Wordt opgevolgd door zyn' oudften Zoon Gondebaid. 233 Adriaan (Paus) de I, is zeer voldaan over den yver van Karei den Grooten in 't verbreiden van 't Christendom. 243 A:;sge , Adjunct of Mederechter van den Graave, door 't volk verkooren en door den Koning bevestigd. 267 Albert ( Keizer) is den Friezctt minder genegen dan den Gelderfchen 435 Albi^us (Klodius) verdry ft de Friezen. IQJ- Albrecht f Hertog) van Beyetet, wordt van Stavoren voor Ru'.vaard erkend; doch vleic zich te vergeefs dat de overige Friezen dit voorbeeld zullen volgen. 509. Bedwingt de Westfriezen, en houdt deeiiyk huis op Terfchelling. 512. Door den Keizer tot Heer deezer Landen aangefteld, belooft hy aan die van Stavo • ren befcherming en vrygeleide. 513. Verlengt den vrede meer rp 3 am  BLAD WYZER dan eens met Friesland. 519. Begint zyn voorneemen ten aanzien van Friesland duidelyker te ontdekken. 523. Doet Zich, na'toverlyden van zynen krankzinnigen Broeder, met groote plegrigheid als Graaf Huldigen. 524. Ziet de verdeeldheden der Friezen met genoegen aan. 525. Onder neemt den oorlog tegeti Fries• land.'529. Geeft het opper, bewind aan Willem van Oosteryant zynen Zoon ; poogt echter vooraf de Friezen door verdiug aan zich te onder, werpen. 531. Draagt ondertusfchen zorg voor de toerusting, fuit een Verdrag met Ameland, en belooft befcherming aan 't Jacobiner Klooster te Leeuwarden. 532, Deszeifs Leger komt te Enkhuizen kyeen 533- Daar ter plaatfe gefcMëdt ook de ihfcheepJng. 534. Landt met het Leger op de Friefche kust. 537. De Legers raaken aan eikanderen ten nadeele der-Friezen. 539. Een tweede gevecht valt insgelyks uit. 54.0. De Hertog poogt de Friezen ook aan den Oostkant te benaauwen, cu keert naar Enkhuizen te rug. 54.1. Vooraf had hy een Kasteel te Stavoren gebouwd. 542. Poogt het verdry ven zyner bezettingen uit Friesland en Stavoren vruchteloos te weeien. 544 Zoekt de Friezen tot onderhandeling aan, er) geeft lastbrieven tegen hen uic 545- Blaast het vuur der onderlinge verdeeldheid aan. 54 6. Befluit tot eenen tweaden togt. 549. Geeft het bevel over 'c Leger aan den Graave van Oostervant. 550. Verdraagt zich met de Friezen en wordt gehuldigd. 552. Na deszeifs huldiging beraamt men een' vasten voet op de Re. geeringe. 553. Krygt onaan. genaame tydingeu uit Fries, 'and. 555. Dezelve worden gevolgd van een nader Verdrag. 55 en 17. Daarin werd een' Godheid van dien naam geëerd. 121 Bajum ('j Klooster van') geftichr. 358 Bakk.eve.en (by) worden de Friezen door de Drenthen verfla. gen. 394 Balderyk , Bisfchop van Utrecht, weet zyn wereldlyk cn. geeste'yk gebied meesterlyk uit te breiden; wordt ook met de v.ye jag; in Drenth en de. Zevenwouden befchonken. 585. Aanmerkingen over den Giftbrief daarvan. 2g Bakd'^n, eene. foort van Pri.es• teren. < 123 Batavieuen (de) kiezende zyde van Vitellius tegen Otto. 185 Berlikum, de Kerk eu Tooren dier plaats gebouwd. 515 Bernardus (St.} Klooster te. Ad u werd. 351 Be;io.vld , vierde Koning van Pp 4 i'rtes-  BLADWYZER Friesland, vereenigt de beide Ryken beoosten en bewesten liet Vlie. en bevordert de befchaafdheid der Landzaaten. 2! 9. Zyn dood. 0.11 Bethlebem ( bet Klooster van) gelicht, 349 Bier ( zwaar) zie Friesland. Bildt 1 bet) heeft thans geene Zeefluizen. 93 Bildt (Jan vsTn der) beroemd door zyne uitmuntende Telescoopen. 166 Bisfchop van Keulen, hoe die aan Friesland gekomen zy. 422 Blankewheim , (Fhedhik van) Bisfchop van Utrecht, fluit een verbond met die van Stellingwerf, enz 528. 't Zelve beveiligt Friesland niet voor Ccn bezoek aan den Zeekant. 520. Zyn gefchil met de Stellingwervers wordt door goede mannen beflechr. 5[o Blixem, zie Donder. Bloemkamp, zie Oldeklooster. Bodti"g, wat betekene. 166 Boerdiep , of Borne, by de Latynen Burdinus of Burdo,van • de onzen Middelzee geheeren, ontfpruit in de Zevenwouden, en valt tusfehen Térfcheljing «n Ameland in de Noordzee, is. Is meer dan eens door llomcinfche Vlooten bevaaren. Boerewonningen. zte Friesland, "Bokk\ ma^Rienk) korte leeverisbêfehry ving van dénzelven. 571 Bolswerd, een Klooster daar geftichf. 415. Lydt veel by een' zwaaren brand. 486. Doet een' vruchteioozen aanval oo Oudeklooster. «;88 Bonifacius, zalft Pipyn den Korten tot Koning van Frankryk. 234. Trekt naar Friesland ter herftellinge van 't zugtend Christendom; en worde daar door de Heidenfche Friezen ömgebragt, en niet onwaartcrrynlyk op aanftookeu van Radboud den II. 235 Borium Dit Eiland is door de Romeinen aangedaan. 17 BoTi iA, (Odo) een Noorman van afkomst, trouwt met eene Dogter uit het geflagt van Kamminga. 284 Bottinga , of Botnia, (Ode) wyst het Poteftaarfchap van de hand. 54?. Is een van de hoofden der Vetkoopers. 546. Verzoent zich met Dekama, een van de hoofden der Schiéringers. 547. Sterfr. 583 Boxwn ( die van ) draagen veele landen op aan den Abt van Lidlum. Bkederods: (Walraven van) wordt Burggraaf van Stavoren. 565 Bri.vio, wordt tot Veldheer der Kaninefaaten verkooren., 13 9 Britenkruwd, of Herba Britaw nica, waar voor men 't zelve te houden hebbe. 21. Bygeloovigheid omtrent hetzelve. t, r 12S Brttfenburg , 304 Buscn, ( Héni-rik) uitvinder eener fraaie kunsr. intf Buweklooster, gefticht door Buwe Harkema, 40^ C.  der voornaamfïe Zaaken. c. ^nstelhm Flevum was naby het Vhe gelegen. 15 Cecina , Vddheer van Vitellius. 185 Cerealis fchiet te kort in den flag by Vetera. 190. Sluit een Verdrag met C.vilis. 191 Charietto, zie Juliaan. Civilis ( Klaudius ) wordt gevangklyk naar Rome gevoerd en weder ontflagen._ 184. Blinkt grootelyks uit in den Oorlog tusfehen de Batavieren en Romeinen. 188. Behaalc de overwinning op de Romeinen. 189. Ontvangt grooten dienst van de Friezen en Duitfchers in den flag by Vetera. 193. Sluit een Verdrag met Cerealis. 191 Christendom (het) had in de achtile eeuw reeds hier te lande veel opgang gemaakt, maar was gepaard niet veele overblyffelen van het Hei dendom, ^39. Wordt door Karei den Grooten fterk voortgezet. 243. Hoe ver basterd ook was 't nog veel beter dan het Heidendom te fchatten. 257 Cruptorix (de Hofftede van; lag waarfchynlyk naby Harlingen, 17 D. agosert, verflaat en mishandelt de Saxers en Fiiezen. 221 Pp Damiate, verfchil wegens de verovermge dier Stad tuslchen Haarlem en Dokkum. 385 DatNEN (de) rooven en pionderen in Friesland; leggen Westerwierurh en Dykshorne aan kooien. 252. Zenden eene Vloot naar Friesland, die daar jammer yk huishoudt. 253, Rechten weder ysfeiyke verwoestingen aan. 254 Dekama , (Sixtus anders Sytfe) wyst bet Poteftaatfchap van de hand. 543. Is een van de hoofden der Schierin. gers. 546 Verzoent zich met Ode Bottinga, hoofd der Vetkoopers. 547. Sterft. 583 DiEDi.uiK, voor een der Voorvaderen van Koning Radboud , en voor den Stichter van Medenblik gehouden. 205 DioicAitus Sfgon , wordt voor Prins vau Friesland geiiouden. 180 Dirk de III, Graaf van Holland, oveiheert Friesland. 294 DfRR de V, wordt verhaald de Friezen beoosten 't Vlie over 't ys beoorloogd, en Stavoren ingenomen te hebben. 301 — 303 Dirk de VI, is voorneemens Fiiesland ten Westen en ten Oosten het Vlie aan zich te onderwerpen. 320. liet Iaatfte blyf't gelulckiglyk ongemoeid. 321 Dirk de VII, fluit een Verdrag met Willem zynen Broeder en den Granvd van Gelder. 366. Overlydt te Dorc;rechc. 36* Duic van Azta , Bisfchop van 5 Utrecht,  BLADWYZER Utrecht, in Friesland komende om daar eene aanzienlyke bede te heffen, wordt gevangen genomen, doch door eenige Monniker- verlost. 368 Disk van TjóMmarüm, Abt van Lidlum, poogtdcKloostertugt té hervormen. 51.). Dyken. Aanleiding tot het maaken van dezelve 39. Waren in den beginne zeer zwak, en wérden naderhand fterker .gemaakt, zonder nogthans de verandering van 's Lands gedaante te konnen beletten. 40. Om dezelve te beter te beveiligen , wordenze voorzien , met een voormuur van paalwerk. 7j Dykshorne, een Dorp tusfehen Almenum en. Terfchélfing. 8 wordt door de Deenen verbrand. 252 Dokkum, fluit een Verdrag met die van Groningen. 466" Donder en Blixem, is hier . te lande niet zo gemeen als el. ders. JG3 Drentben, beoorloogd door Bisfchop Wilbrand. 3t8. Werpen zich in de armen der Friezen. 300. iV.'aaken vrede met Jiem. 303. Worden op nieuw door den Bisfchop beoorloogd; liaan de Friezen, en diyven hen neffens de. Groningers op de vlugr. 394 Dronkenfcbap, zie Friesland. Dm'sus ,, ( Klaudius ) graaft een Graft uit den Ryn in den Ysfel. (;.. Brengt de Friezen onder Synf. 172. Neemt de geringheid van hun vermogen in acht. j78 Druïden, een foort van Priesteren. _ * ,23 Duitfchers Crfe)plagten oudtyds i wel eens van woonplaats te veranderen. 2. Wat aanleiding gegeeven hebbe, dat de Romeinen eerst van hun hoorden. 3. Verfcheiden Duitfche volkeren zyn gelukkig tegen de Romeinen. • 195 E. EsWe;t. Op 't einde der twaalfde eeuw had men n0g veele van derzelver Famtliert hier te lande. 137. Die Dorpen waren :er doorgaans 't ergst aan daar meer dan één Edelman woonde. 424. Die van Liaukema , Ade'en en Ehnxma gedroegen zich zeer loffelyk in den hongersnood die op den zwaaren regen van 1315 volgde. 459 tdehngen, de eerfte der drie Staaten by de Ouden. 135. Sommigen daar van tot den Ridderftand verheven. 13S Ecbüri- van Saxen, Graaf van Stavoren enz. vereenigt zich met de Saxers tegen den Keizer, die daarop zyne bezittin- ■ gen in Friesland aanflaat, en 't Graaffchap Stavoren aan Bisfchop Koenraad fchenkt. 300, Verzoent zich met den Keizer en wordt weder voor Landsheer deezer landen erkend , doch verliest dezelve op nieuw. 304. Wordt, na zich weder ïuecdenKeizerverzcend w  der voornaamfte Zaaken. re hebben, en van hem afge» vallen te zyn, omgebragt. 30Ö Eitsma, uitvinder van een beweegbaar Zotwcftelfel. 166 Emmen, (übboJ zyn oordeel over de befchfyving van Plinius , wegens 's Lands geÜeldheid. 23. en wegens de veranderingen daarin voorgevallen. 30. Heeft rïet oog op 't jaar 1222. 34- Zyn getuigenis wegens der Friezen zugt voor hunne vryheid. 343 Engnpierum, de nieuwe dyk, daar aangelegd, is zo wel fchuins van den binnen- als buitenkant. 70. Hierby heeft men de Nieuwe Zylen. 85 Enckema, zie JoncamA. Enkbuizen , ( die van) lyden zeer veel nadeels van de Friezen. 444. Wreeken zich op dezelven, doch niet ongeltrafr. 445. Steeken St. Odulfsklooster in brand, doch worden 'achterhaald. 44ó~ Europa wordt jammerlyk geteifterd door eene pestziekte. 500 Ezonftad , lydt veel by den hoogen Watervloed van 805. 250. Wordt door een' hoop Noormannen overweldigd. 253, Lydt te veel van de Noormannen om zich naderhand tegen 't geweld der Zee te beveilig; n. 282. Ten groo. ten deele weggefpoeld. 393 Ezumazyl, aldus genoemd naar de oude Ezonltad , dient Oostdongerdeel tot ontlasting van 't overtollige water. .89. Dezelve , voorheen van hout gewefst zynde, is in 1671, vernieuwd en van fteen opge¬ trokken, 't welk vereeuwigd is door wapenen en qpfchrifien. ,90. Verandering omtrent de Zylfchatting gemaakt. 92 F. Feitema, (Dodo) Abt van Oudeklooster, neemt Bolswerd by verrasfinge in. 588 Flieusjer (anders Fluisfir) Meer, deszelfs oorfprong nagefpoórd» 67. Merkelyk vergroot. 441 Floris , Zoon van Graave Dirk den 111, van de Friezen voor Landsheer erkend 293. Wordt van Leenmau eigen Heer of Graaf van Friesland. 294. De Bisfchop van Utrecht berokkent hem een' gevaarlyken kryg. 294. Dezelve loopt tot 's Gras. ven voordcel ten einde. 295. Wordt op nieuw belaagd , overwint, en komt om. 295 Floris de II, zie Galama. Floris de III, fterft. 36a Floris de IV wordt binnen Franeker gehuldigd. 3^7 Floris de V wordt te Stavoren gehuldigd. 429. Wordt opgevolgd door zynen Zoon Jan. 431 Fokke Sjoerds, een treffeiyk Historiefchryver. 167 ForteMA», (Magmjs) voor eerfte Poteftaac van Friesland gehouden. 263 Fojite , Foste of Fosta, een Gaan yverig voort met het ftichten van Kloosters. 345. Zyn met geene woorden te beweegen om hunne vryheid te laaten vaaren. 354. Bieden Koning Willem de hand in de belegeringe van Aken, en worden van hem met aavzienlyke voorrechten befchonken. 406. Derzelver Verdeeldheid heeft jammerlyke gevolgen. 436. De tweefpalt kost veelen 't leeven. 458. Behaalen de overwinning op Graave Willem dén IV* 494. Treffen een beftand van twintig jaaren met wTdem den V. 500. Sluiten een Verdrag met de Westfriezen. 505. Weigeren Hertog Albrecht voor Ruwaard te erkennen. 510. Zyn niet zeer Hollands gezind. 516". Sluiten een verbond met de Groningers. 521. Zyn te heet op een gevecht met het Leger van Hertoge Albrecht. 537. Krygen de nederlaag. 539. ook by eene volgende ont. nioetinge, 540. Rekenen zich nog fteeds een vry volk te zyn. 54?- Verdryven de Hollandfche bezetting. 544. Worden op de vlugt geflageru 550. Verdraagen zich mee Hertog 1 Albrecht. 55L Gaan een nader Verdrag aan, en onderwerpen zich aan denzelven. 55Ó. Alle Friezm neemen 'es geen genoegen in, en de Gemeente beklaagt zich over haare lafhartigheid. 553- . Treffen een verbond met die van Groningen, en neemen Dokkum,  BLADWYZER kura en Kammingaburg in. 560. Verjaagen de Hertoglyke Amptenaars. 56r. Belegeren Stavoren. 565. Breeken 't beleg op, en verfterken Molqueerum. 566. De Uitgeweekenen komen weder in het land. 571. Leggen zich toe op 't nerftellen hunner zaaken. 573. Stellen ten dien einde vericheiden dingen vast. 574. De rust en bloei, hier door te wege gebragt, is van korten duur. 575. Sluiten een Verdrag met den Bisfchop van Utrechr. 592. Men heeft daar toe aan beide zyden gewigtige redenen. 593 Friezen, {de kleine') waar gezeten, hun bedryf. 213 Fiuso, is de waarfchynlyke Leidsman der Friezen naar deeze gewesten. 1 Frylingen, de tweede der drie Staaten waarin het volk oudtyds verdeeld werd. 138 FnoKEPiBUKG, (Adel van) ge. trouwd met Anna van Kamminga, wordt des Bisichops Stadhouder in Friesland, 310 Fulnabo, is Vollenhove, in de Middeleeuwen Fullenho genoemd. 280" G. (yaarlegers, in Friesland gehouden , en by welke gelegenheid. 263 Galba , opvolger van Nero , dankt de Duitfche Lyfbenden af. 184 Gaiema, dit geflagt bezit veele goederen omtrent de Kreupel en Kreil. 8 Galema, (Yge) bezet de Zeekust met wachten. 275 Galema , ( Gale Ygfs ) zyne ontmoeting met Fioris den II, in het bosch Kreil. 315. Wordt verfchillende beoordeeld. 316. Noot. Het gefchil Over 't bosch Kreil met den Graaf bygelegd. 355 Ceestelykbeid (de) krygt veel invloeds in zaaken van regeering. 259. By de verkiezinge van Rechteren en Overheden ftaat het haar niet vry eenige gefchenken te ontvangen. 260. Stoort de rust 'iu Friesland. 5IO Gerkesklooster, gefticht door Gerke Harkema. 403 Gerlaktjs, (Priester) moedigt zyne Friezen aan om niet te luisteren naar de rnooye woorden der Sclaaven. 337. Ook gaat hy den zynen ktoekmoediglyk voor. 338 Germaanen (de Overrynfche _) vallen in Gallië. 198. Andere Germaanen zitten niet ftil. 205. Verfcheiden Germaanifche Volkeren verbinden zich tegen de Romeinen. 206 Gekmanicüs doet een Scheepstogt naar de Eems. 14. Herftelt de rust in 1 leger en overwint Arminius 174. Keert te rug naar de Eems. 175. Zet den oorlog ia Duitschland voort. 176 Wordt, van een' geweldigen ftorm op Zee beloopen. 176. Hy was een begunftiger der Friezen. 177 Cent-»  dsr voornaanïfie Zaaken. Genezareth of Nazaretb, een Klooster. 351 Geflagten ( voornaame Friefche ) 362 Ga, is het zelfde met Ga?. 52 Godvraaging, hoe oudtyds verricht. ' 124. Godefrid , Deensch Koning, merkt Friesland aan als hem toe te behooren. 25S Godefrid met de bult, mengt zich irt den oorlog tusfehen' Robert de Fries en zynen broeder Boudewyn. 297. Raakt te Alkmaar 'in de engte. 298. Noodzaakt de Friezen om zich aan hem te onderwerpen ; 'doch raakt kort daarna om 't leeven. 299 Graaven enz, over deeze landen aangeiteld, die hoe langer hoe ïr.agtiger worden. 45» Derzelver oorfprong. J94 Gratinga , zie Harns. Gregoiuus , opvolger van Bonifacius, zet de bekeering der Friezen met yver voort, daarin geholpen door Willehad. a37 Grieten-jen , (het getal der) is op den eenen tyd grooter dan op den anderen geweest. 261 Grietman , oudheid en betekenis deezes woords. 130. Noot. Hun beftier is niet altoos van denzelfden duur geweest, doch' zy werden verkoozen by vrye ftemminge» 261 Grmd, byna weggefpoeld. 8 eu / 427 \ Oe Gronden (de~) van Friesland zyn onderfcheiden. 54 Grovestiks (Wïbe) verdrinkt* 457 Gut, Bisfchop van Utrecht, belaagt de vryheid der Friezen. 447. Doet de Stellingwervers in den ban. 449» Bekrachtigt het gevelde ban* vonnis. 451. Het gedrag van beiden is berispelyk. 452. De ban wordt opgeheven. 4f3 Gysbert jApix , (de Rymleryen van) werden voor heen zeer veel geleezen , doch thans van weinigen verftaan. 361. Deeze Dichter behoeft niet te wyken voor Poot , en fomtyds niet voor Vondel. 167 H. H anya (Gale) weigert de waardigheid van Poteftaat aan te neemen. 543. Is een van de hoofden der Schieringers. 546% Sterft, 5S3 Harderwyk (die van) verkry. gen vrygeleide door Wildinge in Westergo, Waarop een verbond volgt met die van Oostergo. 462 Harinxma (Haring) te Heeg, is Poteftaat van Westergo» 265, 544 Harinxma, (Agge) deszelfs geflagt verkrygt de Heerfchappy te Sneek. 572 Harlingen , heeft vier (luizen. 94, De imvooners hebben i nog  S L AD WYZER flog gevoel van de zwaare ftormvvinden van 1775 en 1776. 10 r. Wanneer eene Stad geworden. 393 Harns (Douwe van) doorfteekt den Zoon van Sikke van Gratinga. 330. Het Sioc van den eerften wordt belegerd en hy met wyf en kinderen omgebragt. 331 Haron, Hertog van Oostfriesland, bedwingt Diederik, die zich voor Koning van Westfriesland had opgeworpen. 208 Harweisma , (Aaltse) zie Kamminga. Haskerdyk (de) fchiet tusfehen Haskerland en jEngwirden door. 83 Heemstra ('t huis van Füye) te Dokkum wordt geplonderd. 5+7 Helbada fj Jucke ) brengt Douwe Ropta eene doodelyke wonde toe. 436. Sneuvelt met vier der zynen te Hoogebeintum, 438. Zyn Zoon wreekt zich deswegen, 438 Henkik de Lesuw, ziet zyne pooging, om wraak over den dood van zynen Overgrootvader te neemen , door de Friezen verydeid. 344 Henrik f Keizer) zoekt den inwendigen bloei des lands te bevorderen, en de Noormannen te beteugelen. 281 Henrik (Keizer) de IV, geeft Oosiergo en Westergo aan den Bisfchop van Utrecht, 305 Henrik , Hertog van Saxen , wordt door de Friezen verfla. gen. 1 314 HewiUK (Keizer) de V, be¬ vestigt het gefchenk door zyri Vader aan de Utrechtfche Kerk gedaan. 317 Herfst (in den) heeft men in Friesland veeltyds dampig, en regenachtig weder, ea ook wel eens hevige ftorm. winden, uit het Westen en Noordwesten, tot nadeel der Zeedyken. 101. Somwylen heeft men 'er eenen droogen Herfst. 101. Deeze is zeer nuttig , en wordt voor een gunftig voorteken van een volgend vruchtbaar jaar gehouden. io2. Dit jaargetyde was hier oudtyds onbekend. 119 Herkules (de Pilaaren van) heeft men op Ameland gehad. 17. Deeze Herkules was niet de Herkules der Grieken, en de pilaaren ilegts natuurlyke hoogten. jg Hermana, (Hessel) gaat de Noormannen kloekmoedig te keer. 275 Hertogen van Friesland opgeteld. 170. Onder hunne regeering zou Friesland zeer in magt hebben toegenomen 171 Hiddema (Gosllng) raakt gevangen, en wordt weder geflaakt. ^gj Higt, was den beroemden Rotgans , in Poëzy, op zyde. 167 Hindeloopen. Hier gebruikt men nog de oude landtaal 160. Wanneer eene Stad geworden. 4II Hindelooper zyl' (de) voert veel binnenwater naar Zee. 9<$ Historie  der voornaam/Ie Zaaken. Historie (de oude) der Friezen is duister en onzeker. 16 9 Honderdmannen (de~) der Ouden dienden den Opperhoofden in den oorlog tot befcherming en in vrede tot raad. 127 Hongersnood dringt de Friezen om graanen van elders te haalen. 180. Wordt gevolgd van eene pestziekte. 29a HoNoiuus, zie Aukadius. t I \n, opvolger van zynen Vader Floris derf V. 431. Wordt door den Bisfchop van Utrecht , met hulpe der Friezen, befprongen. 43«- Verdraagt zich met den Bisfchop. 4^3. Bevestigt de vryheden en voorrechten van Stavoren. 435. Wordt opgevolgd door Tan van Avennes. 439 Tan van Henegouwen wordt door de Friezen verflagen. 491 TAN van Aükel, Bisfchop van Utrecht , dwingt de Steenwykers en Stellingwervers tot onderwerping. 5°7 t . r TAirr.i- "v ts een van fchuldbekentenis , wordt niet te min beneffens zynen Neef in een tweegevecht doodelyk gewond. 289 Jongema (Sjaaiid) maakt eenen aanflag op het Stins van Hiddema te Nieuwland ; doch wordt afgeweezen. 587 JouLSMAChet geflagt van) is zeer beroemd wegens den tegenftand , dien het den Noormannen heeft beweezen. 282 Jovinus , Overfte van Keizec Valentiniaan, verflaat de Overryufche Volkeren. 213 Italië, verfcheiden Jongelingen van Adelyken huize begeeven zich derwaards, en komen over Engeland weder te huis, daarze met blydfchap verwei • komd worden. 284 Juliaan , bygenaamd de afvallige, behaalt meer dan eene overwinning op de Franken, an. Zendt Charictto ter beteugelinge der Quaaden. 212 Juliaans Vloed (de) is zeer nadeelig voor Friesland , vol • gens 't getuigenis van U. Emmius. 351 Juwinga (Juw ), van Bolswerd , woi dt, by 't ontfleeken van den oorlog tegen Hertog de hoofden der Vetkoopers. 546 Jerufalem of Gerkeshlooster. 351 Jongema (de Geflagten van) en Enckema krygen een hevig verfchil. 288. Jongema verdedigt zich voor den Rechter, eu Enckema doet Qq 3 Albrecht, lot veicneer verkooren. 5 "5- Keu." eenen Veldflag zeer gwaarlyk 536, Zyn raad verworpen zynde verdeelt hy 't Leger in drie hoopen. 537- Sneuvelt met zeer veele Edelen iu den flag. 539  B L A D W y Z E R K. K, k-Aitrs . is de ' orwolo-pr won . Tiberius. j^p Kamminga , (Gerbert) wordt bedektelyk gevangen genomen, door R. Wibalda en A. Harweisma, en weder geflaakt. „ 421 Kamminga, (Tiete) biedt Worp Ropta de hand ten nadeele van Juxke Helbada. 438 Kamviinga , (Reikier) Pote• ftaat van Friesland, flaat en verdryfc de Noormannen , doch krygt eene wonde, daar hy aan fterft. 4;2 Kammin ca , (Rienk van) Abt van Oudel.iooster, voert' oorlog, zo tegen Juw Juwinga van Bolswerd en andere Vetkoopers, ais ook tegen die van Ludingakerk. 520 Kammingaburg. 394 Kahausius, 's'Keizers Admiraal, gedraagt zich kwalyk, fteekc over naar Brittannie, en doet zich voor Keizer uitroepen. 203. Noodzaakt Konftantius tot het fluiten van een Ver drag. 205 Karel de Groote, maakt Friesland tot een wingewest. 172 Brengt de zaaken hier te iande te recht, en maakt de Friezen afhangklyk van 't Frahkifche Ryk. 240. Bedwingt daarna de Saxers; doch door zyne daarop gevolgde afwee. zigheid is dit van kleinen duur. 241. Berooft de Saxers cn Friezen van 't erfrecht op de ouderlyke bezittingen. 243, Yvert zeer voor de verbrei, ding van 't Christendom. 243. Heeft veel moeite • met de Saxers en Friezen ,244. Treft een Verdrag met de Saxera en mezen. 245. Geeft hun eenige Wetten en Laudrechten. 247. Ontvangt zonderhnge eerbewyzingen van de Friezen te'Rome, 347. Handelt Vruchteloos met "de Deenen over vrede. 2-4. Trekt met een magtig Leger op tegen de Deenen. 255. Doet zynen Zoon Lodewyk tot Opvolger verklaaren. 256 Veel valt 'er tot zynen Lof te zeggen. katFj, JVIaii*ei'> wordt door Raaboud overwonnen, doch w is gelukkiger in een tweede treften. 227. Bevecht en overwint de Friezen in hun eigen land. 231. Doet hetzelve _ afloopen , en dwingt • de Snezen tot onderwerping. Karoloman, brengt de Safe! en tnczen tot reden. 2o, Raspas Robles, ht„ v* Büly: aan deezen heeft friesland veel verpligtinj* ten aanzien der Zeedyken. 7I. ^ulks is vereeuwigd door een. fteenen Gedenkzuil. 72. Deeze vervallen zynde, is daar voor eene andere opgerecht door den Graave • van Waslènaar Twickel, Grietman van Franekeradeel. ,4 Kaucben (de) ftrpopen ter Zee. 198  der voornaam/Ie Zaaken. Keherryk (de verdeeldheden van 'O hebben grooten invloed op den ftaat deezer landen. 460 Klaarkamp, deszelfs Abt heeft de voorzitting op de Landsvergaderingen. . 351. De Monniken fteeken de Foswerder Kérk in brand, dat vier van hun het leeven kost. 548. Verzoenen zich met die van Foswerd. 54, Klaudius , opvolger van Kaliaula , doet eenen togt tegen de Britten. 180. Neemt geen genoegen in 't bedryf van Korbulo. ïSi Kleeding, zie Friezen. Kleigronden vindt men jn verfcheiden Grietenyen van Friesland. . f4 Kloosters in Friesland gefticht, als dat van Ludinga Kerk. 345. van ' Mariëngaard. 347- van Klaarkamp. 35°- uit dit Iaatfte fpruiten weder andere. 351. Van Lidlum. 37. van Bajum. 358- Verrykt door de verarminge veeier Landzaaten. 373- Aula Dei. 402. Gerkesklooster. 403. Buweklooster. 405. Aanjum, 411, Franjum. 414. Minderbroeders. A15. -Karniely terklooster. 481. Thabor. 572 Klovis , Koning der Franken, zoekt de paaien van zyn gebied uit te breiden. 216. Wordt gedoopt, en legt den grond tot verbreiding van 't Christendom. 217 Koenraad , Bisfchop van Utrecht , verkrygt het Graaf. fchap Stavoren. 300. Wordt " ook met dat van Oostergo en Westergo befchonken, zon¬ der lang genot van deeze gift te hebben. 305 Koenraad (Keizer) de Ilï, geeft de FriefcheGraaffchappen aan den Bisfchop van Utrecht. 333. Bevestigt de gedaane gifte. 338. De Giftbrief van bevestiginge verfchilt eenigzins van dien der voorgaande verfchenjunge. 34» Koeverden, 't Kasteel der Stad beinagtigd door den afgezetten Slotvoogd. „ 3 39 Kommodus, zendt Klodius Albinus tegen de Friezen. 194 Koningen (de) van Friesland worden gezegd negen in getal geweest te zyn. 171 KoNOVi.lla, Dogter van Adgillus den II, eene deugdzaame Vrouw, en getrouwd in 'c huis van Adelen. 271 Konstans brengt de Franken tot reden, en neemtze aan in bondgenootfehap van het Ryk. 210 Konsta~-tyn de Groote, verflaat de Franken. 206. Begeeft zich naar Rome ter beteuge'inge van Maxentius; doch keert van daar te rug naar Gallië, en flaat de Franken, 207. Sterft «in 't jaar 337- 210 Kosstantius Chlorus , verovert Bouiogne, vertlaat de Friezen, en voert veelen van hun naar elders. 204.. Wordt genoodzaakt Brittaunie af te ftaan aan Karaufius. 205 Korbulo, handelt met de Friezen. „, l8r Kreupel en Kreil, bosfchen tusfehen Stavoren en Enkhuizen, 8. In dat van Kreil zou men q 4  BLAD.W YZER oudtyds zeer zwaare boomen gehad hebben. 69 Krygsbevelbebbers (de) waren fomwylen van de Koningen onderfcheiden, en werden in de Landsvergaderingen verkooien. I27 Kruisvaarten (de) neemen een begin. 310. Krygen grooten toeloop en daaronder veele Friefche Edelen. 311. De gevolgen zyn voor Friesland van veel belang. 312. De drift ter onderneeminge van dezelve gaat zeer verre. 382. Worden gepredikt door Olivier van Keulen. 383. De Friezen fpeelen eene voornaame rol in deize buitenfpoo» righeden. 384. Die van Oostergo inzonderheid. 385. De Kruisvaarten gaan fleeds voort. 395. ür wordt eene tegen de Stadingers gepreekt en uitgevoerd. 39Ö. Staan geenszins ftil. 410. De Friezen laaten 'er zich, door 't preeken van zekeren Gerard, ligtelyk toe beweegen. 417. Elk moet zich daartoe van den bepaalden voorraad voorzien. 418. De ongelukkige uitflag wordt gevolgd van binnenlandfche verdeeldheid. 410 Kuinder of Tjonger , deszelfs oorlprorg en loop. 26 Kuinderdyk (de) dient om het water van dien ftroom te bedwingen. 2^ JU W^imldagen of Landsvergade- ringen der Ouden befchreeven, 126-123 Landhuizen, zie Friesland. Landiadl , (de Friefche) heeft groote overeenkomst met het Engelsch. 156. Voorbeeld van owereenkomfte. 157. Daar over verdient S. A, Gabbema geleezen te worden. 159. Kundige Engelfchen ontkennen zulks niet. ifp. Deeze Landtaal wordt niet overal gebruikt. 160. 't Is te vreczen datze eerlang geheel zal verlooren raaken. ,61 Lauwers, in 't Latyn Lau. bachus , Laubacus , en ook wel Lavica of Laveca genoemd , deeze ftroom is thans van weiriie belantr. 1.1 Leeuwarden , wordt , na beklommen en in brand gefteeken te zyn, ia 't recht om Lyfflrafïen te oeffenen bevestigd. 526. 't Jakobiner Klooster krygt van Hertoge Albrecht belofte van befcherminge. 532. Gegeeven aan Gerrit Kamminga. 561. Kerkelandraad hier gehouden. Leye (de) was oudtyds de uitwatering van Ferwerderadeel. 93 Lemjierzyl,- (de) is van zeer veel nut , zo tot ontlasting van 't binnenwater als tot de uit - en invaart van veele fchepen. pp pende of Linde , derzelver oorfprong en loop. 3 ,ZI] Veendriften, oudtyds mFriesland voorgevallen. 28. De bewooners der Zeekusten hebben zich daar over niet ?:e beklnagen. 20 Veeww.dsn vindt men aan den Zuidoostkant van Friesland, en deeze zyn tweederlci, hooger , of laager. 5-. Over den oorfprong wordt verfchillende ge- . dacht. 56. Ook is 't met zeker, wanneer men een begin gemaakt hebbe dezelve tot brandftoffe te gebruiken. 57De hooge Veenen heelt men ernst aangetast, en de laage waarfchynlyk tot aan de zestiende eeuw laaten rusten. 5S Vi-GILIN van CLAEtlBV.RG.EN , zyn Vertoog over de Veengraaverycn aangehaald* 03 Verritus en Malorix, Regen\ ten van Friesland ten tyde van Nero. i'26 Zetten de ■ Friezen aan tot het uitbreiden hunner grenzen. 182. Verrekken naar Rome; hun ge" drag in den Schouwburg; verkrygen 't Burgerrecht, ' maar geen antwoord naar hun' zin 183 Vetkoopers , zie Schieringers. Vinea Domini, eene Procsrdy op het zand te Piugjum, door die van Ordeklooster bevochten , en door Wybraud Wobbinga kloekmoedig verdedigd* en verfterkt. 5:(3r Vitellius vindt zich zeer in 't naauw door eenen hoogen vloed. 175 Wordt voor Keizer erkend 187. Zendt de Eatavleren naar Gcrmanie. 18S .Vlie (bet) was al van ouds ds grensfchêldjng der Friefche landen en volken. ? Vlieland, was eertyds aan Friesland vast , 7 Vogelwikking, wat daarby wierd' in acht genomen. 124 Vollenhove t 't Slot deezer plaatswordt vruchteloos door de Stellingwervers belegerd 4*7 ' VoRTKiERNUS, Koning der Britmi, nharst de Saxers en Frie¬ zen in 't Zuiderdeel des Koningkryks. 215 Vrouwen (de Friefche*) zyn welgemaakt en bevallig. J«5 Vrouwenzand. 372 W. aaxens (fop 't Kerkhof van) wordt Botte Reinalda door Tan Albada doodgeflageh- 398 2 M *»  BLAD WYZER Warns of IVodan, is de naam van Merkurius. 120 Wartena. 393 Watervloeden van de jaaren 516" en 533. 218. van 793. 24?. van 805. 250. van 1164, de Juliaans vloed genoemd. 351. van 1170. 356. Van 1173 357. Van 1219 3 76'. Van 1220 en 1221. 379. Zonderling oordeel over dergelyke rampen. 380. Van T231. 393- Van 1237. 401. Op dien van 1249 volgt een fchraal gewas, en befmettelyke ziekte, 408. Van 1277. 423. Van 1287, waardoor 't ftedeke Gryn bykans geheel Verwoest wordt. 437. Van 1283, 428. Van 1313 457. Van Ï337. 486. Van 1374 en 1377- fip. Week (in de Oudfriefcbe naamen to-m de dagen der) is de gedachtenis van voormaats geëerde Godheden eenigzins bewaard. 121 Weer/tallen (de) konnen nog worden aangeweezen. 128 Weidum , de Kerk na dit Dorp gebouwd door V, Haniama. Weidum ( K-impe ) wordt Abc van Lidlum, doch verkrygt met moeite zyne wyding van den Bisfchop van Utrecht. 483 Westdov.gerded (in) had men voorheen waarfchynlyk meer dan eene Zyl. 92 Westerbierum, een half uur gaans van Dykshorne. 8 door de Deenen verbrand. 52 Westerg'i, een der deelen van Friesland. 52. In 't Latyn West* tracbia genoemd, s^i. Verzoent zich met Grravi Willem den IIL 454 Westfaalfcbe (eenige) volkeren vallen in Friesland. 210 Westfriesland, door 't Vlie van Oostfriesland gefcheiden. 44 Westfriezen (de) doen eene landing in Friesland. 466, Doch grootelyks tot hun ei. gen nadeel. 467. Dit is niec gefchied op last van Graave Willem den III. 408 Wetten (de Friefche) zyn on. zeker ten aanzien van haaren eerften oorfprong 134. De oude algemeene bepaalingen hebben waarfchynlyk nader- hand tot den grondflag der befchreeven wetten gediend. 135. Door Karei den Grooten zyn waarfchynlyk eenige gegeeven. 247. De Keizerlyke hier te lande ingevoerd. 332 Wibalda (Ritske), zie Kam» minga. Wibrand , Pastor te Berli. kum, wordt Abt van Lidlum, krygt verfchil met Bisfchop Jan van Vernenburg , en deszelfs opvolger Arnold van Hoorn. 515. Raakt in mer. kelyke ongelegenheid. 516 Wigbi'.rt, arbeidt aan de verbreiding van het Euangelie, doch ontmoet Herken weerftand. 223 Wigbjana, de Friefche Rafaël. 166 wvarda fSlVERT of Sjoerd) tot Poteflaat van Oostergo verkooren. 264 en 544 Wilbrand (Bisfchop), beoorloogt  van de voornaam/te Zaaken, loogt de Drenthen, met hulpe der Friezen. 388. Zet Rudolf, Slotvoogd van Koeverden, af, en Eilard in zyne plaatfe. 389. Komt in Friesland , en beweegt de Friezen om hem tegen de Drenthen te nelpen. 391. Komt weder in Friesland, en bereikt 'er met preeken zyn oogmerk. 352. Maakt vrede met de Dreuthen. 393- Beoorloogt hen op nieuw, 394- zVa dood is van onaangenaame gevol. gen voor Friesland. 397 Wildinge, is waarfchynlyk Hemelumer Oldevaart en Noordwoide. 455 WitFRio, zaait hier te lande de eerfte zaaden van 't Christendom. 22a. Verkrygt daar. toe vryheid van Koning Adgillus. 223 Willebrord , komt in deeze gewesten, om 'er 't Euangelie te prediken. 225. Aartsbisfchop geworden zynde fhcht hy zynen zetel te Utrecht. Willehad ,doet zeer veel dienst aan de verbreiding van het Euangelie, zulks allereerst begonnen hebbende te Dokkum. 237. Ontkomt de handen der Saxers. M* Willem, Zoon van Floris den III, krygt Friesland te leen van Graave Dirk zynen Broeder. 363 Wordt voor Heer aangenomen, eu overwint den Graaf van de Kuinder. 36+. Wordt door zynen Broeder m hechtenis . genomen. 35- Trouwt met de Dogter van Otto, Graave van Gelder. 366. Begeeft zich over deZuiderzee. 369 Sluiteen Verdrag met den Bisfchop van Utrecht. 309Hetzelve is vernederend voor den Graave. 370. Wordt door den Keizer in de Ryksleenen bevestigd. 371 WHLEM (Koning) geeft ver• fcluiden voorrechten aan de Friezen. 406. SchryS, om de Friezen aan zich te onderw'crpen,aan S. Sjaardema, die hem mannelyk beanc woordt. 4C9 Willüm de III, Graaf van Holland, doet een' inval in Friesland. 443. Wordt door Hes. fel Martena verdreeven. 444. Sluit een Verdrag met die van Stavoren en Westergo. 454. Vermaant den Grietman van Wildinge, dien van Stavoren geen leed te doen. 455. Doet uitfpraak over de gefchillen met Kampen. 463. en wint daardoor de genegenheid der Friezen. 464. Gedraagt zich in verfcheiden gevallen als Landsheer over Westergo en Stavoren. 408. Moeit zich ernfliger met de Friefche zaaken , dat wederzydfche beleedigingen ten gevolge heeft. 474- Dezelve eind* gen met een Verdrag van verzoeninge, waarop's Graaven huldiging volgt. 475- ftelt Scheuten en Rechters aan ; ook worden de boeten en fchaden bepaald. 476. Hy verbiedtdeaGeestelyken, het - „ «dB* Rr 3  BLAD1 aankoopen van vaste goederen. 477. In 't gemelde Verdrag zyn die van Oostergo en Stellingwerf waarfchynlyk niet begreepen.47 7. Zyn gezag over Svavoren op eenen vasten voet zoekende te zetren, flaat hy den weg van vriendelykheid in , alwaarora de Friezen zich by üyn leeven ftil houden. 478. 't Is twyffelachtig of die van Oostergo zich aan hem onderworpen hebben. 480 Willïm , Bisfchop van Utrecht, zoekt de Friezen op zyne zyde te krygen tegen Graaf jan. 432. Verdraagt zich met den Graave. 433 Willem van Gulik, Hertog van Gelder, fluit een Verdrag met Stavoren. 522 Willem de IV, volgt op zyntn Vader in "t Graaflyk bewind. 487. Befchenkt Stavoren met nieuwe voorrechten. 490. Aanvang der ftribbelingen tusfehen den Graaf en de Friezen. 491. Wordt niet aangenomen door die van Westergo 491. Steekt over naar Friesland. 492. Sneuvelt in 't gevecht, en wordt uit wraakgierigheid onthoofd. 493. De ftryd valt voor naby Warns. 494. Het lyk van den Graave wordt begraaven in 't Klooster Bloemkamp. 49S Willem de V, Zusters Zoon van Willem den IV, aan 't bewind geraakt zynde, zoekt de Friezen te ftraffen over den dood van zvnen Oom. 499. Gaat een beftand met V Y Z E R hun aan voor twintig jaaren.' 500' Zoekt den Koophandel te bevorderen. 5or. Sterft krankzinnig. 524 Wiilem van Oostervant, vlugt uit den Haag, verzoent zich met zynen Vader, en krygt het opperste bewind over den voorgenomen togt tegen de Friezen. 531. Gelyk ook in den tweeden togt, waarby hy de Friezen op de vlugt flaar. 550. Zendt eene vloot naar de Lauwers, reist naar Dokkum, en verfterkt ter Luine. 554. Stelt Baljuwen aan, 555. Vertoeft zes weeken te ter Luine. f62. Begeeft zich naar Stavoren en Holland. 562. Volgt op zynen Vader, en heeft voor, de Friezen op nieuw te beoorloogen.577.Heeft daartoe vooreerst de handen elders te vol, vernieuwt daarom het beftand. 578. Dit gefchiedt by herhaalinge 579. 't Zelve wordt verlengd. 582. gelyk ook zeker in *t jaar 1411. 5'oS Wilten, waar gezeten. 213 Wiksemiüs, een treffelyk Historiefchryver. 167 Winters (de) vallen in Friesland wel eens vry geftreng. io» Wjtikikd , hoofd der Saxen, houdt jammeilyk huis in Friesland. 240. Behaalt eene overwinning op 't Leger van Karei den Grooten 241. Onderwerpt zich en wordt een Gidsten, 242 Wolf rak , verkondigt het Euan • gelie met geen' ongelukkigen . uitfiag, fchoon 't hem mislukt  der voornaatnjle Zaaken. lukt Radboud te doopen. 229. Verdubbelt zynen yver, en krygt grooten toeloop. 230 Worl'umer zyl (de), is van veel belang. 95 Woudsend (te) wordt een Kar- meliter Klooster gefticht. 481 y. Ylrt, wanneer met Stads rech. ten en vryheden befchonken. 416 De Kerk in bedevaart te bezoeken gaat vergezeld met aflaat van zonden. 457 Z. Zandgronden zyn in de zuidoostelyke deelen van Friesland. . , *5 Zavelachtige gronden vindt men aan den Zeekant 54- Z"edyken, deeze lyden 't meest by ftormwinden uit den Noord¬ westen. IOi Zevenwouden, de oorfprong van, deezen naam is onzeker. 53. Daar zyn nog veele heidvelden die met nut bearbeid kunnen worden. 149. Pagus Foreftenfis genoemd. 285 Zyl, zie Sluis. Zon en Maan, voornaame Godheden voor de komfte der Romeinen. 120 Zuidbert Haat de handen met Willebrord in een. zz6 Zuiderzee (de) zo digt bevroozen, dat men daar over met paard cn fleed naar Hollands kon ryden. 102 Zuurig, deSIaaperdyk, daar aangelegd, is zo wel fchuins aan den binnen- als aan den buitenkant. 70 ZWENTiBor.o verkrygt. het. ge • bied over de Westfriezen. 171» Zwieten (Adolf van), Marfchalk van den Bisfchop van Utrecht, wordt verflagen. 500 D E  D E PRENTEN MOETEN GEPLAATST WORDEN: 1. De Tytelplaat tegen over de Verklaaring der Tytelpiaat, 2. De Algemeene Kaart van 't hedendaagsch Friesland by Pag. too De beide Tytels moet men aan dit blad vast laaten blyven, opdat de Bezitters van den Teg. Staat van alle Volkeren , of van de Vereenigde Nederlanden afzonderlyk , van dezelve kunnen affnyden , die hun niet te pasfe komt.