IK WIST DAT HET LEZEN VAN ALLE GOEDE BOEKEN ALS EEN VERKERING MET D'EERLIJKSTE LIEDEN DER VOORGAANDE EEUWEN IS R. DESCARTES J. H. GLAZEMAKER REDENERING VAN T BELEED OM ZIJN REDEN WEL TE BELEIDEN. EN DE WAARHEIT IN DE WETENSCHAPPEN TE ZOEKEN. EX LIBRIS   OLDENBARNEVELD.     OLDENBARNEVELD, TREURSPEL. DOOR. J. N O M S Z. Te AMSTERD4M, ly WILLEM HOLTROP, MDCCLXXXVII.   AAN DE HOOGWELGEBORENS, WELEDELE GROOTACHTBARE, EN WBl/tDELE GEBORENE GESTRENGE HEEREN, » E HEEE.EN, R. J. BARON VAN DER CAPELLEN, HEERE VANDEMARSCH, EN ENGELENBURG, BESCHREVEN IN DE RIDDERSCHAP WEGENS GELDERLAND,ENZ. ENZ. ENZ. HENRTK HOOFT, DANIELSZ. , BURGEMEESTER VAN AMSTELD AM , ENZ. ENZ. ENZ. IMAN  IMAN CAU, ORDINARTS GEDEPUTEERDE WEGENS DE PROVINTIE ZEELAND TER VERGADERING VAN HUNNE HOOGMOGENDEN, DE HEEREN STATEN GENERAAL DER VER. EENIGDE NEDERLANDEN,ENZ. ENZ. ENZ. ADRIAAN HENDRIK EYCK , BURGEMEESTER, EN RAAD, MITSGADERS GOUVERNEUR DER STAD UTRECHT, ENZ. ENZ. ENZ. HANS HENDRIK VAN HAARSMA, GEDEPUTEERDE WEGENS DE PROVINTIE FRIESLAND IN DE VERGADERING VAN HUNNE HOOGMOGENDEN, DE HEEREN STATEN GENERAAL DER VERËENIGDE NEDERLANDEN, ENZ. ENZ. ENZ. ADOLPH WARNAR, BARON VAN PALLAND , HEERE VAN ZUITHEM , DROST VAN YSSELMUYDEN , BESCHREVEN IN DE RIDDERSCHAP WEGENS OVERYSSEL , ENZ. ENZ. ENZ. HOOG-  hoogwelgeborene, weledele grootachtbare , en weledel - geborene gestrenge he eren ! Nimmer heb ik myne geringheid meerder gevoeld , dan in het behandelen van het carafter des grootften en waardigften Staatsmans dien myn vaderland ooit heeft voortgebragt, dat is joan van oldenbarneveld , een man die zyne eerlyke afzigtéri voor het algemeene welzyn van het volk met' zyn bloed heeft betaald ; maar ook nimmer voelde myn hart een edeler fpore om dien dporlüchtigen man voor de oogen myner medevaderlanders te doen verfchyneh in zyn glorirykst tydperk, dat is in het uur der dood, (een tydftip dat doorgaans 's menfchen caracter naar waarheid bepaald,) dan door de bemoediging van zo veel doorluchtige Evenbeelden van dien eerlyken en grootmoedigen Vaderlander, als hier, met hun verlof, met hunne nareen boven deze toewyding verfchynen. Deze toewyding is dan de vracht der erkentelykheid , het edelst kenmerk van een gevoelig en eerlyk hart; en daar het zyne zwakheden kent , blyft aan het zelve niets overig dan zich te ontlasten van deszelfs betamelyke gevoeligheid , die het dringt tot den wensch , dat God Almagtig, de God van Nederland, de afzigten der doorluchtige Spoorbetreders des eerwaardigen gryzen barnevelds met Zynen zegen bekroone, en derzelver edele en belangelooze poogingen begunftigc, door ons lieve vaderland uit de klaauwen der loerende heerschzucht , van wat kant die ons dreigen, te red-  z TOEWYDING. redden, opdat, door den bloei des lands, hun aller namen, tot het einde der eeuwen, in zegening blyven by een gelukkig' en dankbaar volk. Aandoening en erkentenis dwingen my af te breken, en my, met dea diepften eerbied, te noemen, Ü. H. W. GEB. W. ED. G. A. EN W. ED„ GEB. GESTRENGE, jfmfierrfam, *8 Jtnuary, 1787. Ootmoedige Dienaar, N O M S Z.  VOORBERICHT. ooit ons vaderland belang heeft by ecnig tooneelftuk, het is by dit: wie kent den doorlucht/gen b a rjnj e v e l d niet ? dien martelaar van eerlykheid voor uyn vaderland! Zo Maurits hem, door rechters, door zyne kuiperyen en degen aangefteld, van kant hielp, zelden wierd de uitflap van eenig' vorst door dieper wroegingen geboet. Dit getuigenis zyn wy Maurits verfchuldigd. Wanneer wy, in onze Faderlandfcke mannen , het leven van Barneveld, naar waarheid uit de gedenkfchriften opgemaakt, onder het oog van hit volk brengen, twyfelen wy niet, of daar zal veel voor Maurits uitflap, en veel voor Barnevelds tegenkanting omtrent dien prins zyn. Rechtvaardig te wezen , is de eerfle pligt van een'' fc 'iryver. IVy hebben dit tooneelfluk zo naby de gefchiedenis gehouden, als de fchikking van een tooneelfluk toelaat. Den kenners behoeven wy geen verfchooning te verzoeken voor eenige onönïbeerlyke dichter/yke vryheden. Zo de redeneerkunde niet alle de vryheden heeft der dicht' kunde, en wel die der tooneeldichtkunde , dan heeft voorzeker de dichtkunde vryheden die de redeneerkunde, niet heeft. Wy bevelen Barneveld, zo als hy is, in de gunst van den Lezer. Om ondertusfchen zyn nagedachtenis van blaam te zuiveren , gelieve men in het oog te houden , dat niet zo veele mogendheden hem met lofgetuigenisfen in hunne brieven zouden hebben vereerd tot het einde zyns levens, dat de h oon Fi ankryk hem niet zoude hebben voorgefproken, en bovenal, dat de vrome vrouw De Coligny zich niet zo flerk voor hem zou hebben doen hooren, in het uur van zyn dood, zo Barneveld inderdaad een man ware geveest die om wangedrag de dood had verdiend. Zulke voorfpraken zyn inderdaad ontfchuldigingen.  PERSONAADJEN. MAURITS VAN NASSAU, prins van Oranje, zotn van Willem den eerften en Anna van Saxen. t-OUIZA DE COLIGNY, weduwe van Willem den • eerften. jOAN VAN OLDENB ARNEVELD. DE HEER VANMATHENESSE, zynheimelykevyand. JAN FRANKEN, dienaar van Barneveld. EEN HOOFDMAN. Soldaten. liet Teoneel is in 's GRAVENH AGE, in het Stadhouderlyk verblyf.  OLDENBARNEVELD, TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. MAURITS, MAT HE NE SSE. MATHENESSE. H oe' daar Europc een oog op Maurits houd geflagen, Daar by van zynen moed gantsch Neerland doet gewagen, Daar een verachtlyk volk, door gierigheid gekweld, .Een volk dat zyn geluk alleen in rykdom ftelt, Een volk dat en in kryg, cn ftaatkundc onbedreven, Daar' t op zyn vryheid zwetst, liefst in den band wil leven, In 't kort, dat alle kunde in 't woekrend hart verzaakt, En dus door rykdomzclv' zich meer verachtlyk maakt, Daar dit geen landaart is die Maurits moet doen vreezen; Daar 's Gravenhagc zelf reeds toont verflaafd te wezen, Schynt Maurits, nu de ftraf van trotfen Barneveld Op morgen is bepaald, door heimlyk wee bekneld! MAURITS. ■Hoe weinig kent ge my l Gewoon aan bloed te plengen, Is't, Mathenesfe! een Niets een' vyand om te brengen; A Maar  4 OL DENBAR.NEVELD, Maar kryg, die bron van roem, die't hart der helden vleit,' Verdooft geenszins in ons de Mem der menschlykheid. Hoe trots ook Barneveld myn grootheid dorst weêrftreven, 't Herdenken aan zyn deugd is noch my bygebleven. Wat raakt my Neêrlands volk, dat voor den handel leeft ? Dees landaart, die geen ziel dan voor de winzucht heeft» Leeft koel in 't yzren juk, als 't gaat gepaard met fchatten, En is te veel gedwee om morrende uit te fpatten. Ik vloog hun fteden door, aan 't hoofd van myn' foldaat, Verandrende overal een' lichtverfchrokken raad, Naauw' durvende ons doen zien dan fchynbre vergenoeging; Maar, met dat all', hun vrees ontllaat my niet van wroeging. MAT H ENE S SE. De wroeging is een deugd, wanneer ons hart ons zegt Dat we ons misgrepen,' prins! aan't hoogst geheiligd reent; Maar ze is als we om 's lands rust.om 't volk,al iets misdeden, Vooröordeels lage telg, en nooit een vrucht der reden: Zy, die aan 't blind gemeen verftrekken moet ter pyn, Behoort by liên van Haat een harsfenfehim te zyn. Helaas! ik zie te klaar dat in 't vergangklyk leven, De Hemel aan den mensen niet alles heeft gegeven: Gy voelt, veigeef het my, u meest in 't oorlogsveld, Maar in een ftaatsbeleid is Maurits niet meer held. De man die duizenden op 't flagveld om deed komen, Schynt nu den nutten val ééns enklen mans te fchroomen, Het fchynt me, u ziende, ö prins! in dees gefteltenis, Dat ongelyk gedrag het deel der menfehen is. MAURITS. Het zy zo! Maar de geen' die ik op 't veld deed vallen „ Ver-  T 11 E U R S P E L. 3 \wnoeg ik tot 's lands heil, en wegen met hun allen .Eén' Barneveld niet op, die, wat hy ook beftond, Een man is die myn huis in Neêrland heeft gegrond. Was hy in 't hoogst desnoods de vrind niet van myn'vader? Was hy niet fteun des ftaats, en Maurits fteun te gader? Wie drong my in 't bewint? 't Is waar, zyn tegcnftund Ij, myn gefmeed ontwerp ter heerfching in dit land, »t Verdrag met Spanje, in fpyt myns toelegs, doorgedrongen, Waardoor myn vuist de Haf der Graven is ontwrongen, De afdanking des foldaats, bewerkt door zyn beleid, Dit alles baart myn hart eene cedle grimmigheid. Ik hoorde ook tot dit uur alleen die gramfchap fpreken; Maar nu hy fterven zal fchynt al myn wrok geweken. Ik doe myn hart u zien: bedenk den vrindenpligt.. De toeftand van myn hart koom' nooit tot 's volks gezigt. MATHENESSE. My deert uw toeftand, prins! uw vrind zal dien bedekken, Zo gy uw hart Hechts kunt aan'toog des volks onttrekken, 't Zy verr' dat ik, als hoofd eens fchandlyk eedgefpans, U dringen zou ten val ééns enklen gryzen mans; In tegendeel, kan 't zyn, myn hart wenscht hem te [paren: Maar wat is uw gezag, zo gy hem wilt bewaren? Een Louvefteinfche wal belet den invloed niet Eens ftaatsmans, die alom zich aangebeden ziet. 't Hoofd van een ftaatsparty in kerkers opgcflotcn, Werkt door zyn lyden zelf op 't hart der wrevle Groolen; Is niets dan een gedrocht, ten ondergang gefpaard Van hem die onbedacht hem in zyn hol bewaart, 'tls put een' man van ftaat, éénmaalverneêrd doorlyderj, A a I^001*  4 OLDENBARNEVELD, Door 't zwaard den weg ter wraak voor eeuwig af te fnydes. 't Is beter dat een vorst door éénen enklen flag, Al kost die iets aan 't hart, zich vcstige in 't gezag, Dan dat hy, door een volk gedwarsboomd in zyn rechten, Zich eindlyk vind verpligt om 't langfaam af te vechten. Regeerkunst leert een' vorst dat ftrenghcid nooit een vloed Van tragen Joop moet zyn, maar bruisfehend' llroomen moet,. MAURITS. Door fchrik by 't naderen van 's vyands val befprongen, Zie ik den afgrond klaar waarin ik ben gedrongen; Maar d.'t verhindert niet, hoe hard het my ook vall', Dat ik myn' vyands dood niet kracht bevordren zal. Een onverfchrokken hoofd van burgerlyke Raden, Bemind by 't volk, bekwaam tot honderd ftoute daden, Een man die myn ontwerp zo moedig tegen ging, Is meer gevarelyk om zyn vernedering: (ven. Belang eischt dus zyn hoofd, fchoon't hart pleit voor zyn IeMaar wat heeft vóór zyn' val myn hart noch door te dreven! De oprechte Coligny, die ik als moeder acht, Beltormt welhaast gewis my met verwyt, en klagt: Steeds heeft ze my 't behoud myns vyands aangeprezen En nu zy weet dat hy tot llerven is verwezen, Ja, dat op morgen 't uur zyns vals is vast gefield, Pleit zy gewis niet min ter gunst van Barneveld. De fiere Du Maurier, gezant van Vrankryks koning, Drong reeds my heftig aan om Barnevelds verlchooning; Thans dringt hy Merker aan; en zal, naar allen fchyn, Zyn vyandfehap in 't land my niet nadeelig zyn ? 6 Vyand i moet, daar 't zwaard aireede is opgeheven, Het  TREURSPEL. s Ö« nadrcn van uw' val my die belemring geven! Ën. is 't een' Maurits lot, dat hy vernederd word' Door 't voorwerp dat hyzelf zo laag heeft neêrgeftort! MATHENESSE. Hoor my bedaard, myn prins! De man die wil regeeren Moet all' wat hem weèribat in zyn ontwerp verheeren. De vrindfchap en natuur hcbb' ttem by 't laag gemeen , Maar nooit in 't hart gefchikt om 't juk eens volks te fmeên. Slechts zie een' hecrfchers oog op die belemmeringen, Die zyn ontworpen doel aan allen kant befpringen: En wat zyn de uwen toch? wanneer ik.'t wél befchouw, •t Gemor eens vreemdelings, en klagten van een vrouw. Den eerften kunt gy licht bevredigd van u zenden: Doe hem zich met zyn klagt aan Hollands ftaten wenden j Deze, aan uw' wil verdaafd, bedaren dien gezant, Door all' wat gy hen zelf zult geven aan de hand; En zo hy toornig blyft, kunt gy zyn' luister deeren, Door by 't gemeen zyn' toorn' zelfs tegen hem te keeren; Wanneer door onze kunst behendig word verfpreid, Dat Vrankryks afgezant door zyn genegenheid Voor fnooden Barneveld, om landverraad verwezen, Doet zien wat Neerland ééns van Vrankryk heeft te vreezen, Terwyl de trotfe Brit, die hier een' invloed zoekt, U byftaat in de list waardoor gy 't volk verkloekt. Dees koopliên, niet gefpitst op 't kunstbeleid der hoven, Verzwelgen deze mare, en zullen u gelooven. Maak'hen behendig diets, dat England noch daarby Den Godsdienst voordeel doet, en hunne koopvaardy. Dit volk,noch naau w' den dwang vanRomes kerk ontkomen, A 2 1*7  6 OLDENBARNEVELD, Is, om den Godsdienst, niet met Vrankryk ingenomen:' Men toone in Englands volk hen een' geloofsgenoot, En dat een Roomsch monarch uw' vyand byftand bood-; Zo word door deze maar', verfpreid door duizend tongen, De morrende afgezant in zynen toorn' bedwongen: Naardien hy, om den Brit, die heimlyk hem weêrdreeft, En ons vertrouwen zoekt, 'svolksvrindfchap noodigheeft. Wat Coligny betreft, gy kunt haar heusch onthalen, En haar beklag, met kunst, haar met beklag betalen. Doch zo zy, tegen hoop, met fcherpheid u bedreed, Schets haar wat haar gemaal weleer aan Aarfchot deed : Hy heeft wat hem weêrdond, door list, van hier verdreven, Gy doet wat u weêrftaat door 't zwaard der ftaterifne ven: 't Is 't zelfde of hy die ftreeft ten hoogden gloritrap, Door 't zwaard der ftaten werke, of door de ballingfchap. MAURITS. Uw fchranderheid is groot. Getrouwde myner vrinden! Gy doet my in het eind' myzelven wedervindcn. Ik, meer aan kryg gewoon, dan groot op 's ftaatsmans fpoor... TWEEDE T O O N E E L. MAURJJ.S,«MATHENESSE, EEN HOOFDMAN. DE HOOFDMAN. Mevrouw Ce Coligny, ö prins! verzoekt gehoor, MAURITS. Zy koom'.  TREURSPEL. 7 Nadat de Hoofdman vertrokken is. Hoe lastig is 't voor 't krygsmans hart te veinzen! M ATHENESSE. Wees heden (hatsman, prins! dat is, dek uw gepeinzen. DERDE T O O N E E L. COLIGNY, MAURITS, MATHENESSE. Zy plaatst zich in ttrC armftoel, MAURITS plaatst zich aan hare rechter zyde, een weinig voorwaarts; MATHENESSE maakt bsweging om te vertrekken; doch door een' wenk van den prins wederhouden, plaatst hy zich aan de linker zyde der prinfesfe, mede een weinig voorwaarts. COLIGNY. Het beige u niet, mynhcer: dat zy die zich beroemt Dat grooten Willems zoon haar acht, en moeder noemt, Ten dank uws eerbieds, haar ten allen tyd' gebleken, U vry van uw belang en dat uws ftams kson' fpreken. ó De weduw' van den held dien Spanjes vuist verfloeg, En by 't gocdhartigst volk den naam van vader droeg, De telg van Coligny, al tyd oprecht, moeder t~ -Uu liuMLlIujJiili, inïn ' mi' li l il 11"' ^ Acht Maurits, fchoon geteeld uit Willems eerde trouw. Te veel, dan dat zy hem haar hart verbergen zou; Én zy durft van een' held als Maurits is verwachten, Dat hy all' 't geen zy zegt zyn aandacht waard' zal achten. Ik hoor, en deze maar verfpreid zich overal, A 4 Dat  8 QLDENBARNEVELD, Dat gryze Barneveld op morgen fterven zal; - En, alles wél befchouwd, dan doet my alles vreezen,Dat dit verfpreid gerucht niet dan te waar zal wezen. Maar gy, wien hier de magt van vryfpraak is vergund, Is 't mooglyk dat gy koel dit vonnis dulden kunt? Zult gy den vroomftcn man, den harrsvfmÖ van uw' vader, Zien fneuvlen op 't fchavot, als fchejjn? j4s, landverraderi1 Is dit ecne eer die gy in 't graf uw' vader geeft, Dat hy als boezemvrind met fchclmen heelt geleefd? Want, waarlyk 1 't zou iets vreemds, 't zou zelf iets wonders wezen, Dat ieman: om zyn deugd veel jaren hooggeprezen, Ja, die fints veertig jaar nooit wankelde in zyn trouw, Zo éénsflags aan zyn land verrader worden zou. Maar, Maurits! 's grysaarts dood kwetst Hechts niet de ccre VWS. vaders, Als waar' hy in zyn' tyd het fpeeltuig eens verraders; Zy kwetst uw' grapten naam,, den bloei uwsftams,daar't kwaad Der Grooten 't fcherpziendc oog der volken niet ontgaat. En, daar niets tot bezwaar des grysaarts is bewezen, Wat eer voor u, wanneer de naneef ééns zal lezen : ,,De zoon van vVi'liem liet, aan 't hoófd'vari'r. ftaatsbewintr „'De wreede fiagting toe,van Wiïiems troü'wflen vrind " 'Myn afzigt is geenszins om u in toorn' te ontfteken; Dus eischt omzigtigheid geen enkel woord te fpreken, Van 't aandeel dat gy neemt in deze onè'edle daad, Die, grondig doorgedacht, myn hart met yzing flaat. Maar kan het nagedacht uw fiamhuis ooit vertrouwen, Als  TREURSPEL. 9 Als 't in zyn'grootten held een' ftaatsman zal aanfchouwen r Die, met een koel gelaat, 's lands eerelykfte liên, Als 't met zyn grootheid ftrookte, op een fchavot kon zien? Zal niet de blaam dier daad uw huis ten nadeel ftrekken? Zal 't bloed van Barneveld geen' aanhang hier verwekken, Wiens invloed eeuwen lang Oranje zal weêrftaan? De grootheid van dat huis met kracht zal tegen gaan? En op uw' laatften neef een ftrenge wraak zal zoeken, Waardoor die zelf uw' naam noch éénmaal zal vervloeken? 't Is my bewust hoe laag gy op deez' landaart ziet; Gy fteunt op uw geweld; maar, prins! bedrieg u niet. Dit volk word duurzaam nooit in ketenen geklonken: Het is een leeuw gelyk, een wyl in flaap gezonken. Maar die, getergd, naardien men in den flaap hem ftoort En hy aan zynen hals de keten ramlen hoort, Den boei ontworstlen kan, en zyne gramfchapkoelen Aan hem die onbedacht de boeijen hem doet voelen. Uw vader, onderfteund door Neêrlands burgerzwaard, Vernederde in dit land den grootften vorst op de aard', Een koning ryk in volk, die in zyn kloeke fchepen, Het goud, de ziel des krygs, langs 't vlak der zee deed liepen,. Den fchrik van gantschEurope! en waant ge oprecht dat nu Dat volk geen' moed heeft zich te kanten tegen ü? Reeds mort het. Laat geen waan, geen hoogmoed u verblinUw offer kan, en zal in hen zyn wrekers vinden, (den: Nu, Maurits! overweeg wat uw belang u raad: Befchouw uw' vaders eer, die my ter harte gaat, Den bloei van uwen ftam, den luister uwer neven, Een' aanhang die uw huis met nadruk zal weêrftreven, . A 5 UW  io OLDENBARNEVELD. .Uw' eigen groot en naam, en... in één woord gezeic-V Dit volks éénmaal gefarde ontwaakte dapperheid. 'e.cZeu MAURITS. ^Wmmti myn hart erkent uw zucht voor myn belangen; . Uw goedheid is bekwaam om 't ftugue hart te vangen; Maar't fmart me dat ge in 't pleit voor uwen Barneveld, Een weinig al te fterk u tot zyn voorfpraak fielt. Gy zegt, tot zyn bezwaar is noch geen daad bewezen; Dit is, vergeef het my, zyn rechters flecht geprezen: Zy doemden hem ter dood, zou dan een bloot vermoên Die mannen, zo geacht, een vonnis vellen doen? Gy dringt tot zagtheid my, en tot genadefchenking; Maar-Ts die flap, varstw! voor my van geen bedenking? Word door vergiffenis aan Barneveld betoond, D.iar hem een rechtbank doemt, die rechtbank niet gehoond? En kan misnoegdheid niet die ééns gehoonde leden Der rechtbank, tegen my ook doen een' aanhang fineden? Geloof my, myn belang, dat in my fpreekt met kracht, Is, met myn' vaders eer, in 't wigtig ftuk doordacht. COLIGNY. Zo iemant dit gelooft, ik, ik moet dit gelooven. Maar uw behendigheid gaat myn begrip te boven: Ik kende als oorlogsman u boven allen lof, Maar achtte u ongefchikt tot ftreken van een hof'. Zo gy de ftaatkunde ooit by kunst des krygs kuntvocgeiv Zal waarlyk CoWgajMnet innig zielgenoegen, Een' hoogst volmaakten prins in dappren Maurits zien, Mits hy in ftaatsbeleïd zich van de oprechtheid dien'.  TREURSPEL. u MAURITS, met verbaasdheid. Oprechtheid'. ..rbenk, mevretwe! daar zyn beledigingen, Die zelf den zagtften mensch tot zelfverwering dwingen. COLIGNY. Dat is zo, zonderling wanneer zo groot een man Als Maurits, veinzend', zich zo verr' verlagen kan, En waant dat in een taal, ontleent uit booze monden, , Een Coh%ny zyn hart niet klaarlyk kan doorgronden. Gy (preekt van rechters, prins! wie zyn die rechters toch!... Omdat gy die verkoost, fpaart Colig-fty-hen noch. Maar Willem, die my nooit door vleitaal zocht te blinden, • Wist beter keur te doen van rechters en van vrinden. Hy was oprecht van aart, en werkte nooit met list, Dan als hy zonder die ons niet te redden wist. MAURITS. Ik volg zyn voorbeeld juist. AH'wat hem dorst weêrftreven, Wierd door zyn flaatsbeleid dees landen uitgedreven : Moest Aarfchot, moest Imbife en nevens hen Datheen, En andre hoofden van hem wederftaande fteên, Moest niet de aartshertog zelf de Nederlandfche fiaten. Ah fchaadlyk aan 't gezag van uw' gemaal, verlaten? Wat ftaatsman bant niet weg wat tegen hem zich fielt? COLIGNY Gy (lelt die mannen dan gelyk aan Barneveld! Was Aarfchot niet een man die 't gantfche land beroerde? Was 't niet Datheen die 't volk tot muitery vervoerde? Was 't niet Imbife die, voor boos van hart gekend, Het eerst den moorddolk zwaaide in 't fel beroerde Gent ? Eu de Oostenrykfche prins, uit 's keizers bloed gefproten, Was  12. OLDEN BARNEVELD, Was in dit land gelokt door nyd der trotfe Grooten , Wier hoogst afgunstig hart, verblind voor 't heil vanfiaatj Hem voor uw' vader koos, door 't vloekgefpan gehaat. De aartshertog was een prins onkundig in 't regeeren, Gefchikt om Neêrlands Haat volflagen om te keeren, En 't zuchtend volk op nieuw in 't yzren juk te flaan, Waaraan het door 't beleid van Willem was ontgaan. De list was hier een deugd: men moest geen' tyd verzuimen Om mannen van dien aart het land te doen ontruimen; Gantsch Neerland zag met dankhunn' loop een perk gefteld? ' Zy allen deden kwaad, wat kwaad deed Barneveld? ó'Maurits: 'k weet te veel van uw geliefdst bedoelen, Om in uw veinzery uw afzigt niet te voelen. Vergeet gc dat ge my ééns listig hebt gew-aagd, My dringend' tot den man wiens hoofd-'gy nu belaagt, Ten einde ik lineeken zou, dat hy in deze landen Den Graafelyfan ftaf u dringen zq.üde in handen ? Vergeet gy dat hy my, als eerlylc man, deed zien Dat zich dit volk niet licht door graven liet gebièn ? En dat het zelfs een' graaf met wien 't was ingenomen, Doorgaans in 't einde in 't land geweldig om deed komen? Ja, dat een prins die hier den na&q van vader heeft, Een' graaf, nooit veel vertrouwd, in mast te bovenftreeft? Dees ronde e» eedle taal heeft Maurits hiJa^ontftoken; De trojs van Maurits eischt zyn fpyt te zien gewroken. Het hevig kerkgefchil van Gomar en Armyn, Kon die ontworpen wraak volledig dienstig zyn. Van daar dat Maurits, nooit op kerkgefchil geflepen, Ter gunst vin Gomar Oraks Armyn heeft aangegrepen, Geen?-  TREURSPEL. 13 Geenszins omdat Armyn iets Godloos voor dorst liaan Maar omdat Barneveld zyn volk was toegedaan ; En zo Hechts Barneveld Gomarus had geprezen, Held Maurits zou gewis Gomarus vyand wezen. Zo fpeelt men met de kerk! zo word, om rein van Haat, De bron van 't hoogfle goed de bron van 'tgrootftc kwaad ! Het waken voor de kerk, wie moet daarvan niet yzen! Strekt mede om Barneveld ter dood te doen vcrwyzen, Bouwt door 's lands gecstlykheid een gruwzaam moordtooOpdat de vroomfte man daarop de hoofdrol fpeel', (neel. Geeft Grotius ter prooije aan uwe oprechte mannen, Die reeds hem in hen ziel naar Louveftein verbannen , Met eedlen Hogerbeets; dus word uw wrok gefpoord. Dit alles had ik diep in 't zuchtend hart gefmoord, Had gy, door veinzery, niet tergende ondernomen Oprechte--€e*rgrry in 't fmeeken voor te komen. ueM-tt*Z2 Ht*^ AURITS. Jk Ha op 't hoogst verzet, tot in de ziel ontroerd. Is 't tiiiTulyl" Cnlirny die deze rede voert! Het geen jS^sm-^^-mea weleer my heb vermeten, Word hier op 't fcherpst door u als flaatzuchtmy verweten! Eirdrè mislukking van myn' yver voor uw-'-«oon, Is oorzaak dat myn wraak uw' Barneveld zal doön! Moet gy, moet gy in 't eind' my dus veröngelyken ? My ! die myn liefde op 't klaarst tot Fredrik heb doen blyken, Toen ik by 't zoeken naar de Graaflykheid, mevrouw ! U zwoer dat ik om hem my nimmer huwen^stiu! Ten einde eene cere, ons huis door Willems dood ontnemen, Eerst op uw' zoon, daarna in Nasfaus huis zou komen! En  i4 OLDENB ARNEVELD, J£n was 't niet Barneveld, voor wien gy heden pleit, Die Nasfaus huis verdak van de eer der Graaflykheid? COLIGNY. Hy zocht als eerlyk man, een trots ontwerp te breken, Geenszins om zelfbelang uw vrindfchap aan te kweeken. Doch eindelyk, mynheer! wat hy ook hebb' verricht, Gy zyt uw' hoogen rang in Neerland hem verpligt. En, in één woord gezegd , wil Maurits dit niet weten, 't Geheugen, my getrouw, deed my dit niet vergeten. De held heeft u bemind, van de eerde jeugd af aan. En, Maurits! is die liefde uw grimmig hart ontgaan... MATHENESSE. Mevrouw! daar aan den prins myn yver is gebleken, Vergun me één oogenblik om u, voor hem, te fpreken. Het was uit liefde niet, dat eertyds Barneveld Den dappren Maurits heeft aan 't hoofd des daats gedeld, 6 Neen! het was alleen omdat Leicesters poogen, Den trotfen Barneveld beteugelde in vermogen. Door 't woelig legerhoofd van Britfche Elizabeth, Wierd 's grysaarts invloed hier een grievend perk gezet: Dus moest hy, om den Brit ,toen hoofd des lands,te kwellen, In Maurits hem een hoofd der daten tegen dellen. Ziedaar waaraan de prins een' rang te danken heeft, Dien gy ten waren grond een zuivre liefde geeft. COLIGNY, opftaande, en hem met verachting, over den fchouder aanziende. Waartoe met zo veel drift myn rede wederfproken ? Die wierd door Mauritszelv' niet éénmaal afgebroken, En. daar een hart als 't myn' noch grooter roem in ftelt, Dit  TREURSPEL. 15. Dit onderwond zich nooit 's landsvader, Barneveld. En daar een Mathencsfe in alles hen moet wyken, Doe hy, in lager kring, een' grootcr eerbied blyken, k En wacht'lët-£etfgHyrdie zyne waarde kent, Zich met -haar aandacht, tot... zo laag een fchcpfel wend'. MAURITS, met gevoeligheid. Hoe ook de pligt my dringe u eerbied toe te dragen, Die fcherpheid moet een hart als Maurits hart mishagen. Zich bedwingende. Mevrouw! kan 't mooglyk zyn, dat uw zagtaartigheid My, in myn vrinden, hoont, en voor myn' vyand pleit? COLIGNY. Zo is 't uw vyand dan die hcerschzucht in wil korten ? Daar 't uwe vrinden zyn die u in fchande ftorten ? 't Kan met zagtaartigheid by Maurits niet beftaan, Een' raadsman zonder trouw geftreng te keer te gaan. Wel, Maurits! zonder my aan uw gemor te flooren, Zal ik voor Barneveld noch fterker my doen hooren: Indien gy, daar 't volftrekt in uw vermogen ftaat, Den vroomen grysaart niet van 't zwaard eensbeuls ontflaat; Zo gy door zyne dood een vlek werpt op uw' vader, Als waar1 hy vrind geweest van Nederlands verrader; Verwacht van my by 't volk voor beider eere een pleit, Pat fcherper klemmen zal door myn zagtaartigheid. VIER-  4» OLDENBARNEVELD, VIERDE T O O N E E L. MAURITS, MATHENESSE, MAURITS. Dat dreigen tergt myn hart, en llaat het diepe wonden. Moest dan een yrouw 't geheim van Maurits ooit doorgronVervolgt ge my,6 lot! met vrouwelyk verwyt! (den! En, dat noch zwaarder drukt, met krachtelooze fpyt! MATHENESSE. Vertroost u: 't lot, ó prins! heeft u genoeg verheven, Om uw gefarde fpyt haar waak te kunnen geven: De fneede in 's vyands hals'dring' door in 't wrevlig hart Dat zigtbaar ons veracht, en Mout uw gramfchap (art. Hou u ftandvastig, denk, denk enkel aan 't regeeren ; Dit volk laat inderdaad zich Mrelende overhecren; 't Slaapt in de ketens zagtst: verflaaf hen met beleid „ Of't kuscht eerlang toch 't juk der Meedlyke overheid, Een juk dat Merker knelt dan 't juk der oppermagten. Een flaafsch regenten juk laat zelden zich verzagten, Naardien een Raad nooit fterft, maar door de opvolging leeft; 't Regentjuk is een draak die honderd koppen heeft. Sla toe, voorkom dat juk. 't Zyn reeds geen vrije landen Daar, onbepaald, één man de krygsmagt heeft in handen, En daar een zwakke Raad hem, met den legerltaf, Alle amptbegevingsmagt volMrekt in handen gaf. Gy kunt door'skrygsmans Maalde Meden hier doen beven;.,. De Grooten wint men licht door hen een ampt te geven '• oy  TREURSPEL. 17 Gy zyt te groot in 't land, dat u zo veel vertrouwt, Dan dat ge aan vrouwentoorne een wyl u flooren zoud, Intusfchen om de blaam van uwen hals te keeren , Als ware uw hart te trots om Willems weduw' te eercn, Schoon zy u dreigend hoonde, en aandrong tot genae',. Is 't noodig dat men haar met zagtheid ondcrgae. Volg baar op 't oogenblik, toon haar een ongenoegen Dcwyl ge u met terftond naar haren wensch kunt voegen. Zeg haar dat zo de man voor wiens behoud zy pleit, Zyn toevlugt nemen wil tot uw meêdoogendheid, 'Er mooglyk middel is om 't onheil af te wenden. Inmiddels kunt ge my naar 's vyands kerker zenden, Daar ik hem kunstig dring', tot fparing van zyn bloed, Dat hy van Maurits gunst vergifnis fmeeken moet; De wyz' waarop ik hem dien uitflap aan zal raden, Zy ingericht om hem dien raad te doen verfmaden. Men firooije intusfchen uit dat gy, met hem begaan, ïri 't heimlyk hem een' weg ter redding voor deed flaan. Zodra die ftap, myn prins tot Neêrlands volk zal komen, Word die by 't blind gemeen voor goedheid opgenomen; En fchoon dit Coligny al eens een ftaatslist noemt, Wat raakt u dat verwyt, als 't volk uw goedheid roemt? Een man voor 't hoog bewint van eenig volk geboren, Moet .meester van 't gemeen.zich aan een vrouw niet ftoren, Noch hebt gy op uw hand de hoofden van 's lands kerk, En met de gcestlykheid is ieder heerfcher Merk. Waarom zoud ge in uw doel dan tegenftand gedogen? MAURITS. Uw v/ondre fchranderheid ontfluit, verlicht myne oogen, B Daar  IS OLDENBARNEVELD, Daar uw ftandvastigheid en ftouthcid my bekoort, En my, een wyl beklemd, tot eedlen volglust fpoort. Men vleije Coligny met hoop op 's vyands leven. Gy kunt u midlerwyl naar Barneveld begeven... Maar is 't niet uiterst vreemd, dat noch een hart als 't myn' Meer heimlyk wenscht dan ducht dat hy ééns zwakmogtzyn! V T F D E T O 0 N E E L. MATHENESSE. Ik zal door myn beleid dien wensch u doen verheeren. Wat eere! ik zal den held die 't land regeert, regeeren! En hy, door myn bellier, ten top van (laatgetreên, Befchenkt myn' Mam en my met de eerfle waardigheén. Einde van het eerfle bedryf. T WEE-  TREURSPEL. 19 TWEEDE BEDRYF. Het Toonsel verbeeld de kamer die BARNEVELD ten kerker verjlrekt. EERSTE T O O N E E L. BARNEVELD, FRANKEN. BARNEVELD, in een armjloel gezeten, met een boek roor zich. Myn Franken1 hoe uw liefde een hart als 't myn' moog' fireIk zie met fmart te veel u in myn lyden deelen: Oen, Myn lot is thans bepaald, en hy die by my fehrcit, Spoort my in 't uur der dood niet tot kloekmoedigheid. FRANKEN. Geliefde meester! ik, die, lints een' reeks van jaren, Uw trouw, uw zorgen zag in Nederlands gevaren, ïleb thans, vergeef het my, alleen voor myn gezigt 't Afgryslyk loon voor 't goed aan Neêrlands volk verricht. Moet ik u, zonder fchuld, dan 't leven zien verkorten ? BARNEVELD. Wanneer ik fchuldig waar', dan moest gy tranen fiorten. ' Dat vry myn haatren my verwyzen tot het zwaard, Daar ik myne onfchuld ken, zyn zy beklagenswaard'. Wat derfik door den prins, en rechters die my haten ? Niets, dan 't geen zelf de tyd niet lang mymeerzou laten, Een weinig levens, vrind: dat toch, naar allen fchyn, 't Gedreigde vaderland niet meer van nut zou zyn. B 2 Gy  20 OLDENBAR NEVEL D, Gy weent, omdat een zwaard myn' lceftyd zal bepalen, Licht deed een krankheid n y eerlang ten grave dalen; 't Is weinig dat een zwaard, zo wreed voor uw gczigt, Iets vroeger 't werk der krankte aan dit gcftel verricht, Als 't hart my niet venvyt dat ik myn' pligt verzaakte, En dat geen enklc daad my ooit ftrafwaardig maakte, 't Is niets dat Maurits my wat levens meer ontzeid; Een uur en eeuw zyn één in 't vak der eeuwigheid. Hy die aan 't vaderland befloot zich toe te wyden, En 't eerlyk dienen wil, moet daarvoor kunnen lyden. De ftaatsman die zich vleit, dat hy op roozenpaên Een volk beftieren zal, en 't land ten dienst zal (taan, Is als een zeeman die, op de onftandvaste vloeden, Zich vleit dat nooit een ftorm op zyne kiel zal woeden. Die 't roer der fiaten grypt, ftclt zich aan klippen bloot, En aan zyn zyden zyn de boeijens en de dood; Maar de eere is tevens daar,wanneer flechtsreine handen Aan 't roer zyn, tot behoud van volken en van landen. Hoe de afgunst ook op 't hoofd van zulk een' Muurman woed', Zyne eere ontvloeit hem niet, by'tvloeijen van zyn bloed; Zyn vaderland ftrekk' zelfs hem ter ondankbre moeder, Hy voert den eernaam mee van eerlyk volksbehoeder. Hoe wreed myn fterfdag fchyn', hy is myn grootfte dag, Ja, de eer der martelkroon verwacht my met den flag. FRANKEN. Is 't mooglyk! Gryze held! daar my uw lot doet beven, Zyt gy het die noch 't hart uws dienaars troost wilt geven'. è Maurits! zal uw haat dan zo veel deugds vertreên! K A R-  TREURSPEL, ai BARNEVELD. Beklaag hem meer dan my, en laat me een wyl alleen. TWEEDE T O O N E EL. BARNEVELD, na een diep gepeins. Ziedaar dan, Hemel 't lot aan Barneveld befchoren! De man die vroom zyn Item voor 't vaderland deed hooren, De man die, voor 's volks heil, zo menigmaal de nacht En 't fchoonfle van den dag heeft rustloos doorgebragt, Ja, Willems dappren zoon met blydfchap heeft verheven, Zal eindlyk door dien prins, als landverrader, fnevettf Waar dwaal ik! dat een vorst die eigen grootheid zoekt, Den man die hem wcèrnrceft in't grimmig hart vervloekt, En toelegt op zyn hoofd, moet ik dat zeldl'aam vinden ? Ik die de vorsten ken, en hun verflaafde vrinden? Maar dat een volk door my van 't Spaanfche juk bevryd, Koelbloedig dus een' moord aan zyn' verlosfer lyd, Dn, door den glans verblind des rangs van fiedehouder, By myncn val zich 't juk doet drukken op den fchouder, Niet ziende in myn verderft gefmeede landgevaar, Verbaast myn' geest met recht* en valt me in't fterven zwaar. 6- Volk! dat morgen zult dit eerlyk bloed zien plengen, Hoe licht zyt gy, helaas! in 't yzren juk te brengen! Die ti bcheerfchen wil, vleijc u met koopgeluk, Omklede uw boei met zyde .. en Neerland is in 't juk! Geboorte, ondraagbre zorg voor 's vaderlands belangen, Een hooge rang, wiens glans ons dwaaslyk houd bevangen, Waaróp 't verblind gemeen met gretige oogen ziet, B 3 D»t  a« O L D E NBARNEVELD, Dit all' bewaart, helaas' ons aan de hoven niet. Van 't uur dat wy ons daar aan 's volks geluk verflaven, Word door de hand des nyds alreedc ons graf gegraven; Toch haakt de dwaze mensen, verlokt door zelfbelang, Naar wankle prinsfen gunst, en naar een' hoogen rang! Ik zag door de eigen hand die my heeft aangegrepen, De Groot en Hoogcrbeets met my ten kerker Hepen; Men heeft my 't all' ontrukt, myn gade en myn geHachtr Myn deugd bleef Hechts my by... en die word noch verdacht l G Gy Die ons beproeft als Ge ons met ramp doet ftryden r De gryze Barneveld fmeckt wraak, noch medclyden; lk leer van Ledenberg, naast wicn ik my wil zien, 't Braveren van de dood, daar ik die niet verdien; Ik offer U myn bloed: maar zo ik iets moog* fmeekeri , Laat, laat myne onfchuld ééns in Nccrlands volken (preken ; Belet de tiranny dat zy myne eer bevlekk', T'at wat my Iastrer) durft met fchaamtc zich bedekk'. Zie by die bee' tot U de handen opgedoken,.. Hy 'die de deugd vereert, heeft haar genoeg gewroken! Maar wat weemoedigheid bevangt my onverhoeds! Ben ik noch Barneveld? die man van zo veel moeds! Van waar die tranenvloed, zo ylings opgekomen! Dien ik bedwingen wil,.. dien ik niet kan betoomen ! ó Dierbare cchtgenoote! 6" kindren'... uwe fmart Perst tranen uit myn oog, en zuchten uit myn hart. Wat kan uw toeftand zyn ... 't befef van uwe elcnden... Ik móet, verfchoon me, ik móet my van dit fchouwfpel wen- Het lemmer van een' beul, en trotfen Maurits haat, (den!' Zyn weinig... 't is uw fmart die my ter harte gaat! Waar  TREURSPEL. 23 Waar dwaal ik andermaal? moet dit myn rust verfloren? Wat is myn huisgezin, daar alles gaat verloren? Zyn wy weèr Barneveld. De dood baart my geen fchand', Naardien ik flerf voor u, myn dierbaar vaderland! DERDE T O O N E E L. BARNEVELD, FRANKEN. FRANKEN. De vrome Coligny door zigtbre fmart bevangen, Met doodverf op 't gelaat, en tranen op de wangen, Terwyl eene achtbaarheid die 't all' te boven gaat, Uw woeste wacht, mynheer! met fchrik en fchaamte (laat, Genaakt met drift dees zaal.Och mogt de Hemel geven , Dat zy tot uw behoud zich herwaarts zag gedreven! BARNEVELD. Is'tmooglyk'? Coligny! FRANKEN. Daar is zyzelf, mynheen BARNEVELD. Vertrek. VIERDE T O O N E E L. BARNEVELD, COLIGNY. BARNEVELD. In 't uiterfte uur ftrekt my uw komst tot eer. De oprechte Coligny, 's lands vaders trouwe gade, B 4 *•*  24 ÜLDENBARNEVELD, Bezoekt een' man gedrukt door Maurits ongenade! Wat voert u hier by my in 't nadren van de dood > COLIGNY. De vrindfebap, menschiykheid, de eer van myn' echtgenoot, De zucht tot Maurits roem, dien ik' noch wil behoeden, En Fredrik Hendriks heil doen my ten kerker fpoeden. BARNEVELD. Wat baat het dat ge en u en my door fmart ontroert ? Myn vonnis is geveld. COLIGNY. Maar noch niet uitgevoerd De midlcn zyn 'er noch om u de dood te onttrekken... Ach! laat, tot uw behoud, my u ter raadsvrouw.firekkei!! BARNEVELD. Een middel om den prins te doen te rugge treên! Aan wien toch zou dat ftaan? COLIGNY. Aan u, aan u alleen. BARNEVELD. Vorstin' .. COLIGNY. Ontzet u niet. Ik dring u niet tot fmecken; Maar valt het u zo zwaar van lyfsgenae' te fpreken > Xcrtrouwmc, in Nasfaushart, hoe ftuggy dat ook acht, Word noch aan Barneveld , zelfs meer dan ooit, gedacht; Maar, eedle en dierbre vrind! ik zeg't niet zonder fmarte,. Het hart van Nasfaus prins is een hoogmoedig harts; De hovaaaiy weéïflaat daarin de menschiykheid... Met  TREURSPEL. 25 Met levendigheid, en nadruk. De trotfe is flaaf des mans die zyne trotsheid vleit, En die dees kunst verflaat, verr'vanzyn'roemtedeeren, Regeert volftrekt den man die alles wil regeeren; Maak van die kunst gebruik: verg Maurits lyfgenae', Opdat gy 't zwaard ontvliede, en hy de fchande ontga. BARNEVELD. Wreed nootlot' moest ge my noch dezen ftorm doen vreezen? Moest gy myn uiterfte uur myn pynlykfte uur doen wezen ? Moest dit noch zyn gehecht aan 't wee dat op my woed, Dat ik aan /Coligny een bede ontzeggen moet? De vrindfchap is een deugd, maar die te verr' te dry ven, „Vorstin' vergeef het my, doet haar geen deugd meer bly ven. Maar zeg me eens ongeveinsd, zo ik in 't uur der ftraf Al vergde dat de prins my lyfsgenade gaf, Zou zich niet Barneveld by u en 't volk verlagen? Bekennen zy geen fchuld die om genade vragen? COLIGNY, met vurigheid. Het fpreken van genae' verlaagt by my u niet , Naardien dat op myn bede, en op myn'drang gefchied;En wat het volk betreft, nooit zal dit anders weten, Dan dat de prins zich vry heeft van zyn' pligt gekweten; Want hy, vryuit gezegd, om 't geen gy hebt verricht, En om zyne eigene eere, is alles u verpligt. Wees groot, onttrek den haat eene edele offerhande, Doe meer, onttrek den prins aan onuitwischbre fchande; Toon door weldadigheid, wanneer gy 't zwaard ontgaat, U boven Mathenesfe, en alles wat u haat. Dat, op myn bede, een gade, in tranen weggezonken, B 5 Dooï  26 OLDENBARNE VliLD, Door u en echtgenoot, en vreugd zy weêrgefchonken; Hergeef uw kinderen, en hun thans jammrend kroost, Een' achtbren vader weêr, en drek uw' dam ten troost. Befef hun aller fmart, bedenk hun deerlyk lyden, En denk dat gy daarvan hen allen kunt bevryden. Vooral denk, dat ge uzelv'ten nut van Neerland fpaart; Is zo veel heils, mynheer! niet wat vemedring waard' ? BARNEVELD. Zo Maurits door zyn' drang u herwaarts heeft gedreven, Dan is die daad geenszins de minde van zyn leven; Dan toont die nooit genoeg volprezen oorlogsman, Dat hy zo wel een hart als muur bedormen kan. 't Is waar, doorluchte vrouw! dat door uw' raad te hooren, Oneindig veel geluks voor velen word geboren, Wanneer men, na myn hoofd te onttrekken aan de draf, Of liever aan den moord, myn' rang my wedergaf; Zo Maurits my in eer volledig deed herdellen, Maar kunnen we ons, «oesti»' dit van dien prins voorfpellcn? Hy heeft te veel gedaan; 'k wacht na zyn'grooten dap, Een plaats op Louvedein, voor 't minst de ballingfchap. Wat baat dan Barneveld zo wreed een lyfsgenade?' Gy fcheurt my 't hart vanéén door 't lyden van myn gade: Dit is de zwaarde proef voor 't hart van Barneveld... Vorstin! waartoe zo derk my op de proef gefield ?(ncn... Haar droefheid weegt my zwaar: ik moet haar fmart beweeWat vreugd! ik zie uw fmart zich met myn fmart veréénen! Maar, achttee Coligny! waant gy, dat die door trouw Aan my verbonden is, myn fchand' begeeren zou?(harte Heeft ze ooit voor my gefmeekt5 Neen! haar grootmoedig Ver-  fREURSPEL. 27 Vertroostte al myn gedacht in zyne ondraagbre fmarte, Zy heeft myn lot betreurd; maar myn doorluchtte gae' Verfoeit voor haar' gemaal te fpreken van genae'; En zy, die nooit van my een laagheid kan verwachten, Zou, na myn lyfsgenade, een' laf gemaal verachten. Doch eens gefield, meneomr ! C't geen niet gelooflyk is,) Dat zich myn gae' verlaagde uit bittre droefenis, En my, door uwen mond, tot fmeeken aan deed dryven, Zou 't min betaamlyk zyn voor my om groot te blyven ? Noch ééns.my grieft haar fmart, doch daar ik troost uit fchep, Is dat ik haar geen ftof tot fmart gegeven heb; En ik,daar my myn wee om 't hare niets kan baten, Heb in 't gerust gemoed de waereld lang verlaten. Ik heb uw wit doorgrond : zo veel goedhartigheid... Gy weent om Barneveld!... Ziedaar zyn grootfte pleit! Moet ik dat vrindfchap-vuur dan door een weigring loonen! 6 Lot! mag ik dan zelfs geen dankbaarheid betoonen! Duld, gadelooze vrouw* dat in dit laatst gefprek, Verwezen Barneveld aan u zyn hart ontdekk'. De man wiens moedige aart u zigtbaar is gebleken, De man die nimmer fmeekte, is thans geneigd te fmeeken ; Bewaar, tot Maurits heil, en rust van 't vaderland, De Groot, in waarheid groot door trouw en fcherp verfiand; En met hem Hoogerbeets: onttrek die eedle mannen Een rechtbank, door den haat tot hun verderf gefpannen, liet waar' betreurenswaard', wanneer de hooffche nyd Die helden, in den bloei van hunnen levenstyd, Aan'tzuchtend vaderland.door't zwaard eens beuls.ontrukte; Zeg Maurits dat die vrees my zwaar op 't harte drukte, En  $8 OLDENBARNEVELD, En dat de man dien hy barbaarsch den leefdraad kort ƒ Om hem, in 't uur der dood, noch tranen heeft geftort. Hy kuscht haar de hand. COLIGNY, zich losrukkende. Zodat gy wilt vergaan, daar ik u tracht te fparen! Gy wilt dan uw geflacht voor 't lyden niet bewaren! Des prinfen trotsheid eischt dat gy genade vraagt, Uw fierheid is 't die zich van dezen eisch beklaagt; Wie uwer, daar het lot van beiden my doet vreezen „ Zal thans voor Coligny het meest te duchten wezen! Wie uwer ftort den Ham van Nasfau in dit land, Tot by den naneef, meest in wantrouw en in fchand'! Een krygsman die, misleid door booze hovelingen, Eerzuchtig, zich ter fchade, u naar den hals durft dingen? Of gy, wiens eerzucht u de glori niet vergunt Van hem, daar gy dit noch met mynen byftand kunt, Slechts door één enkel woord de fchand' te doen vermyden?.. Noch ééns, met wien van u heb ik geduchtst te ftryden ! Wel', daar my Barneveld met fiugge fierheid tart, (Die evenwel hem niet vernedert in myn hart.) Zal ik, hoe fterk my ook een weigring zal bedroeven, Voor 't laatst myn'invloed noch op Maurits hart beproeven. Zo hy den man die trouw, met Willem en den Zeeuw,Kastilje heeft verneêrd voor Hollands fleren leeuw, Zo hy den gryzen held die meer dan veertig jaren, /«De fïaatshulk heeft behoed in de opgeruide baren, Ja, die myn' W^^^dde in menig fiaatsgefchil, Ons huis ter fchande en fchade ontzind vermoorden wil ,• En weigrig blyft myn bce', niet uwe bee', te hooren,- (Want  TREURSPEL. ao (Want thans zal ik voor u tot uw' ontflag hem fporen,) Dan zal ikzelf by't volk, waarin 's Iands kracht beftaat, My zuivren van de blaam als deelde ik in 't verraad Dat wreed is aangelegd, om 't eerlyk bloed te (horten Van hem die grootsch befloot de heerschzucht in te korten. Dit volk, op 'twreedst gedreigd met trotfen Maurits juk, Befpeur' dat ik niet deelde in 't eerloost gruwelft.uk, Uit wraak, om dat uw trouw voor't volknietkon gehengen Den hoed der graaflykheid op't hoofd myns zoons te brengen. Ziedaar all' wat ik kan tot zuivring van een blaam, Behalve een moedersvloek, uit vader Willems naam. BARNEVELD maakt beweging om haar andermaal de hand te kusfchen, terwyl zy, te rug tredende, met de uiterfte aandoening, vervolgt. Geen affcheid,Barneveld!..,dat gruwzaam my zou moorden. Terwyl zy vertrekt, treed FRANKEN binnen. V T F D E T O O N E E L. BARNEVELD, FRANKEN. BARNEVELD. ó franken! welkeen (taat! hoe treffen my die woorden!... 't Is niet genoeg voor my een fchanddood te ondergaan, Ik moet door weigering de deugd noch tegenftaan! Hebt Gy, ö Hemel! dan vóór weinig gunstgenooten, "De bronnen van Uw gunst voor 't aardryk was, ontfloten ? Waaróm dan Barneveld, die nimmer U misdeed, Die voor zyn vaderland een' trotfen prins beftreed, Steeds doemend'die op de aard' naar Uwen blikfcm dingen > Niet  3o OLDENBARNEVELD, Niet in 't getal gefield van Uwe gunstelingen ? Js dan de vrome mensch gevormd ter pyn en fchand? Gaaft Gy van eeuwigheid ons lot een' vasten ftand ? Die gruwzaam my vermoord kan dan Uw gunstling wezen ; En ik, die fchuldloos ben, heb dan Uw'haat te vreezen ; En dit zou zyn bepaald, eer ik noch 't licht ontfing! Neen, goede Hemel! neen, Gy doemt geen zuigeling. 6 Hoe onzalig waar' 't op dezen voet te leven: Hoe zalig waar 't op 't uur van zyn geboort' te fneven.' Is hier myn wil niet vry, dan ziet zich Barneveld Helaas! beneden 't vee, door 's Hemels hand, gefield; En welk een' ramp wy ook aan land en volk verfchaffen, Dit kwaaddoen is ons deel, waartoe ons dan te ftraffen ( Neen, vryë' boosheid is 't dat Maurits my vermoord, Gantsch vry word Coligny tot myn behoud gefpoord; ■ In 't kort, en goed en kwaad is in den wil gelegen, Het misbruik onzer drift doet flechts ons gruwlen plegen; En, Hemel! tot Uwe eer', ftel ik dat hier gewis Het alles loon, of ftraf, proef, of vermaning is. Myn val, een proef... Wie ftoort me in myn befpiegeüngen ? ZESDE T O O N E E L. BARNEVELD, MATHENESSE, FRANKEN. MATHENESSE. Ik, die tot uw behoud ten kerker in kom dringen. BARNEVELD. Tot^myn behoud? mynheer! Een ander kwam u voor. MA-  TREURSPEL. 31 MATHENESSE. 't Kan zyn, ik Hel dan eere in 't volgen op dat fpoor. Ik weet ik word verdacht van heimlyk u te haten En wil in uwe dood u in dien waan niet laten. Het is me om 't even niet, fchoon ik het volk veracht, Of ik by Barneveld geacht ben, of verdacht. B ARNE VELD. Gy word dan om uzelv' tot myn behoud gedreven1... Ik kan een' Mathenesfe in waarheid dit vergeven; Maar dat hy, in een uur dat ik hoogst noodig hebb', Opdat myn hart noch troost uit myn befpicgling fchcpp', 't Volk, als niet achtcnswaard'.daar ik 't bemin,durf t hoonen, Is iets dat Barneveld zo licht niet kan verfchooncn. Een ftaatsman die op 't volk met zo veel laagheid ziet, Heeft nimmer zich gekend, en kent de volken niet: Zo 't volk hoogst noodig heeft beftieringsmagt te vreezen, Wat zou bGftieringsmagt toch zonder volken wezen ? En waartoe koos men toch, toen de yzren eeuw verfchcen, Beftierders? flechts ten dienst en nutte van 't gemeen. Waarom hem die regeerde in 's aardryks jeugd verkoren ? Was dit om 't aadlyk bloed waaruit hy was geboren-' Neen, in die eeuw toen 't volk zich eerst een' vorst verkoor, Brak zelfbelang, die bron der ergfie gruwlen, door; Dat monfter baarde eerlang een aantal van tirannen. Toen koos 't verlichtfte volk zich eerelyke mannen, Begaafd met goed verftand om alles gae' te flaan, En om de menschlykheid in 't lyden by te ftaan. Die tyd , die 't all' bederft, deed dezen drom verkceren In een' geduchten rei van burgeröpperheeren. Van  32 OLDENBARNEVELD, Van toen af wierd het volk der vrekke Grooten buit; Belang broeide in hun ziel de volksverleiding uit. Een ftaatsman die dus trots de volken durft verachten, Zal ook meêdoogenloos, om zyn belang, hen Aagten. Denk, Mathenesfe als 't volk een' leidsman na moet gaan, Dat zonder 't volk op de aard' geen leidsman zou beftaan. Wy, ftaatsliên, hoe verwaand daar wy de wet doen hooren, Zyn toen men ftaatsliên vormde,op ftem des volks verkoren. Zeg dus niet dat een volk verachtenswaardig is;: Dit raad u Barneveld, tot üw behoudenis. MATHENESSE. Men laat' de volken daar: hoe gruwzaam onrechtvaardig, Zy zyn een' Barneveld, tot hun behoud,noch waardig; En, daar de ramp des volks verknocht is aan zyn' val, Denk ik dat hy, om 't volk, noch 't leven kiezen zal. BARNEVELD. Om 't volk ? In welk een bogt zal zich de prins noch wringen, Om my, en door myzelv', tot laagheid aan te dringen ? Eischt niet zyn edel hart, dat honderdmaal my bleek Sints myn gevangenis, dat ik genade fmeek' ? MATHENESSE. Gy dwaalt, ik zie met fmart uw hart in toorne ontftoken. Zie hier hoe Maurits ftraks my noch heeft toegefproken .„ Spreekt Barneveld, die weet dat hy veroordeeld is, „ Dan voor het minst niet ééns van een vergiffenis i" Gy ziet dus dat die vorst, dien ik niet voor wil fpreken, In 't minst niet vergt dat gy om lyfsgenae' zult fmeeken; Verlang die Hechts, mynheer; gy ziet uw lot beflist... Wat wint een burger toch als hy met vorsten twist5  TREURSPEL. 33 Behoef ik Barneveld, vry uit gezegd, te fchetfen Een'prins die waant datgy zyn hoogheid ftout dorst kwetfen? Een' prins die inderdaad geen andre zwakheid heeft, Dan dat hy toornig word op all' wat hem weerflreeft ? My bleek zyn eedle ziel: zodra gy zyt verwezen, Was op zyn aangezigt een zigtbre fmart te lezen. Zyn hart wenscht waarlyk u te ontrukken aan het graf; Maar de eerzucht eischt dat gy bevryding vergt van ftraf. BARNEVELD. Van ftraf? Waar heeft die plaats dan daar de misdaên fpreken?' Waar is één wanbedryf van Barneveld gebleken ? En, Mathenesfe! is hy die fpreckt van lyfsgenae' Niet fchuldig ? en dus waard' dat hy met fchand' verga > Maar zoud ge, in goeden ernst, dan zo toegevend wezen? Dat, als een trotfe prins u,fchuldloos,'t zwaard deed vreezen, Gy, om zyn hovaardy te ftreelen in haar woen, Genae' begeeren zoud ? en fchuldbekendnis doen ? MATHENESSE Ik prys uw' eedlen aart: gy wilt u niet verlagen, Door aan den fleren prins vergiffenis te vragen; Ikzelf zou naauw' hiertoe ooit kunnen overgaan. Maar hebt gy dan den prins voordezen niet weêrftaan ? En raakt die weêrftand niet de welvaart dezer landen? Wie wrong denftafvan graaf uit dappren Maurits handen'... Doch wat 'er tusfehen u en Nasfau zy gefchied, Bedenk, het is een prins die zich beleedigd ziet, Een prins die tot genade in 't hart word aangedreven, In 'tkort, diengy, mynheer! wel moogt voldoening geven. Zyn rang heeft recht van eisch op uwe buigzaamheid. C Wat  34 oldenbarneveld; Wat dwaze burger is 't, die ooit met prinsfcn pleit! BARNEVELD. Elendig Nederland; wie zal uw kluistring keeren? Dus (preken Grootendan, wier deugd umoet verweereil? Al ivie den prins weêrftaat, uit zucht tot uw geluk, Verdient dat hy voor 't zwaard van 'sprrnfen beulen bukkV 't En zy hy voor den prins zich (chandlyk wil verlagen En fcbuldbekendnis doen, door laf vergifnis vragen! Verknochtheid aan een' prins is deugd, in zekre maat. Maar wat is hier een prins dan dienaar van den ftaat? Dan eerfte burger, die door Item des volks verkoren, Verpligt is om 's lands wet, zo wel als wy, te hooren-? Dees landaart duld geen' prins die onafhanglyk is De naam van opperheer baart walg, en ergernis. Indien ik aan den vorst door weêrftand heb misdreven, Hy moet myn fchuld denStaat,'s lands Raad,in handen geve» Dit hoofd, dit eerlyk hoofd, behoort aan't volk , geenszins Aan icmant die den naam hier voert van Nasfaus prins; En, in één woord, moet ik van hem genae'verwerven,... 'k Sterf liever vry, danflaafvan Nasfaus prins te fterven» MATHENESSE Zo vee! groothartigheid, hoe fpoorloos die ook zy, ■ Wint achting in myn hart, en zy verwondert my. Zal zo veel deugd vergaan? die r.och zo nut kon wezen!... Maar wat vertwyfeling is in uw oog te lezen ? Wat zeg tk aan een prins, die zucht om uwe pyn? BARNEVELD, op een' groothartigen toon. Dat gy, die my verveelt, my Barneveld zaagt zyn, Dat ik, myn huis ten hoon, om al1 de Nederlanden, Hef  TR EURSPEL. 35 Het leven nimmer wil ontfangcn van zyn handen, Dat in dees z.n'vre ziel, die 't nooit aan troost ontbrak, Tot in myn fterfuur toe, nooit een betichtcr fprak, Dat ik den prins beklaag; en, wilt ge my verpligten , (Dit laatfte zal misichien zyn wroegingen verlichten,) Zeg hem, die 't fmcekeneischtvan my, die niets misdreef, Dat ik, die flerven kan, hem grootsch myn dood vergeef. ZEVENDE T O O N E E L. BARNEVELD, FRANKEN. FRANKEN, overjielpt door droefheid. Mynheer, gy wilt dan niets tot uw behoud beproeven! BARNEVELD. Gy wilt in 't uur der dood my immers niet bedroeven, Myn Franken ! 'k Heb geen keur, dit fchynt uw' meesters lot, Dan leven in de fchande, of fierven op 't fchavot. Daar 't eerfte nu myn huis met oneer zou bedekken, En 't laatfte mynen roem onmooglyk kan bevlekken, Begeert myn Ham , en pligt, dat ik de dood verkiez' Voor langer levenstyd betaald met eerverlies. Maar zult gy op 't fchavot trouwhartig my verzeilen ? FRANKEN, in tranen Zo uw tirannen Hechts zich daar niet tegen nellen.' BARNEVELD. Ik zal hen fmeeken, vrind daar ik toch fmeeken moet. Men Haat die bee' licht toe, voor 't Horten van myn bloed? Maar welk gerucht!...Zou reeds de raad vergaderd wezen ? Ca Z»  36 OLDENBARNEVELD, Zo vroeg!... Zou wel de raad een langer uitftel vreezen ?... De zon groet dit vertrek reeds met haar' eerden ftraal... Ik groet u, lieve zon! thans voor de laatfte maal!... Wat huivring overvalt me? en doet my heimlyk beven? Zou myn kloekmoedigheid, ó Hemel! my begeven ? Neen? Gy zult, in de proef waaraan Gy me overgeeft, My moedig fterven doen, gclyk ik heb geleefd. A G T S TE T O O N E E L. BARNEVELD, FRANKEN, DE HOOFDMAN, foldaten. DE HOOFDMAN. Lamotius, mynheer! ten trooster u gezonden, Die leeraar lang aan u door vrindentrouw verbonden, Op last des achtbren raads, in 't naast vertrek gebragr, Heeft last u daar te zien! die vrome leeraar wacht... BARNEVELD. Hy wacht' niet lang op my. Maar gy, kunt gy gedoogesr Dat deze jongeling my zal verzeilen mogen? DE HOOFDMAN. Ik heb geen' last, mynheer! om dit niet toe te (laan. BARNEVELD. Ik dank clan u die gunst. Myn Franken! laat ons gaan. Men ga, getrouwe vrind - daar ons de Hemel leide. Vertroost, u, dat men my voor 't minst niet van u fcheidde-. Men laat, myn' dienst ten loon, my, op myn'laatften dag, De,gunst, ó lot! dat-ik myn' dienaar.fmeeken mag! Hem  TREURSPEL. 37 Hem by de hand vattende. Zodra, op 's rechters la^t, myn vonnis is gelezen, Zal een verzoek aan u my licht ondoenlyk wezen. Het laatst dus dat ik fmeek, is dat gy myne gae Verzekert, dat uw vrind nooit fprak van lyfsgenae'. Zeg, dat ik aan den prins myn derven heb vergeven;' Laat myn genacht altyd in tedre liefde leven; Myn gade kusfeh' myn kroost.en't fa-oost daarvan.voor my. i Na een weinig zwygens, éénsjlags uitbarfiende. Dat myne laatfte troost voorts uwe omhelzing zy'. (den. Word niet weemoedig... Vrind ...komlonderfteunmyn treReik my myn ftok, ten dienst van myn vermoeide leden. Ziedaar uw' Iaatften dienst ... 6 Dierbaar vaderland'. Ik geef, met u, myn ziel gedwee in 's Hemels hand. Hy vertrekt, door FRANKEN tmderftetmd. Einde van het tweede bedryf. DER-  33 OLDENB ARNE VELD, DERDE B E D R Y F, Het tooneel verbeeld één der hofv er trekken. EERSTE TOONEEL. COLIGNY, DE HOOFDMAN,fo'.daten. COLIGNY.^^^^/^ ' Ontzet u niet, mynheer: ik moet den-prino verwachten. AH' wat gy hebt verricht was Hechts uw'pligt betrachten-. Hy vond dit uur niet goed om my te woord te Maan, Gy fluit den toegang af, en hebt uw' last voldaan. Het doen uws pligts moet nooit een/CoHgHy-verftoreu. Maar zeg my, is de prins vertrokken naar den toren ? DE HOOFDMAN. 'kZag hem met Mathenesfe in haast zich derwaarts fpoên. COLIGNY, ter zyde. Hy wil dan noch zyn oog door t zien des moords voldoen! Dat hy door glorizucht, en booze wraak gedreven, Door valfchen raad misleid, den grysiiart dong naar 't leven, Dit 's alles in den mensch, die licht de deugd verzaakt, Als valfche reden 't kwaad by hem verfchoonlyk maakt: Maar koel getuige eens moords.door hem beraamd.te wezen, Dit doet van Maurits my noch wreeder Happen vreezen; Dit toont my de inborst aan van een' hardvochtig'man, Die, zo hy 't reeds niet is, een dwingland worden kan. Hoe gruwzaam is myn lot! ik zag t4vee-ed«g«iee*«], Verraderlyk vermoord, myn vader wierd doorflotcn , En,  T R E U R S P E L. 39 En, na dien flag door 't lot zo wreed my toegebragt Wat is 't dat ik, helaas noch van een' voorzoo» wacht ! Reeds zie ik my - erfmaad, en, ach! my ftaat te vreezen,. Dat weigren van gehoor geen laatfte fnïaad zal wezen, En dat een moord beftierd door wrevleh Maurits hand, Ons ftamhuis domplen zal in onuitwischbrc fchand'. Maar wat gedruis ... De vrind van Willem legt bezweken' .. Men nadert Franken!.., Ach, zyn domme tranen fpreken! TWEEDE T O O N E E L. COLIGNY, FRANKEN, DE HOOFDMAN, foidattn. COLIGNY. Verhaal my t geen gy zaagt, hoe wreed my dit ook zy. FRANKEN Vorstin ! ontzie myn fmart. Helaas'. wat vergt ge my ?• (ven. Nooit zal myn geestal't wreed van zulk een fchouwfpel dcr't U meWend' zal elk woord op myne lippen fterven. COLIGNY. De vrome Barneveld1.. ■ FRANKEN. Vergeeffche fmart, en klagt'. COLIGNY, «Jet de uiterjle aandoening. at zegt gy ? is 't gedaan ? FRANKEN. Die held is omgebragt. COLIGNY. 5 Hemel! 't is gedaan! C 4 FRAK-  43 OLDENBARNEVELD, franken. Ik moet, om 't fchrcijend harte Tc ontlasten van den drang der innerlykc (mafte, Maar bovenal nu gy 't van my begeert, .éie-vre«w'. lr^^ Verhalen 't gene ik liefst voor eeuwig zwygen ^öö. Ken, ken dat kostlyk bloed dat Maurits heeft doen dromen, Dat grys, dat eerlyk hoofd aan Nederland ontnomen! En oordeel of een man die dus ter dood kon gain, Ooit iets onëerlyks kon voor 't vaderland beftaan. 'k Zag hoe de vrome man, met een bezadigd wezen. En wankelende knien, zyn vonnis hoorde lezen; Maar 't valsch' waarmee' hy zich gedurig zag beticht^ Bragt nu en dan een blos op 't achtbaar aangezigt. Hy wilde in 't eind' met kracht zyn rechters tegen fpreken. Maar die kloekhartigheid fcheen henintoorn'teontdeken: De afgrysfelyke voogd, een burgerhoofd der dad Waarin de gryzc held het licht ontfangen had, Riep uit, alsof 't gezigt des grysaarts hem deed vreezen: „ Voort! voort: gy hebt gedaan; uw vonnis is gelezen." De grysaart loost een zucht, en wend zich ylingsom; Zyn edel hart beklaagt dien wreedcn tygerdrom. Hy treed naar 't moordfchavot;ik moet myn arm hem leenen. Hy troost all' wat zyn oog zyn derflot ziet beweenen, Bcdraft all' wat den prins zyn gruwzaam lot verwyt, En fchryft zyn derven toe aan zyner haatren nyd. coligny. Hoe grieft elk woord myn hart! De kracht word mybehomeii! franken. In dezen daat, mevrouw, op 't moordfehavot gekomen, JUt*~t^ i/Ui-^ Richt  TREURSPEL. 41 Richt hy, daar all' wat leeft flechts de oogen vest' op hem. Dees woorden tot het volk, met een verfterkte item: „ ö Mannen' die terftond my 't leven zult zien derven, „ Denkt nooit dat Barneveld om landverraad zal fterven: „ 'k Heb vroom voor ugeleefd, enflerfvoor 't vaderland." 't Stond alles fprakeloos. Toen trad de held naar't zand, En vestigde op den beul, wiens hart zelfs fcheen bewogen, Wiens arm te llddren fcheen,zynlieflykflonkrende oogen, En fprak: „ Verhaast uw werk, zorg dat gy zeker flaat.'' Toen knielt hy, zonder zweem van fchrik op zyn gelaat, En trekt, met eigen hand, bedaard, zyn muts voor de oogen. Hy vouwt zyn handen faam', het zwaard word uitgetoogen, »t Word opgeheven, en, daar alles yst, en fchreit... COLIGNY. Och! fpaar myn hart den flag die 't hoofd van 't lighaam fcheid. 6 Maurits! 't fchuldloos bloed dat gy ontmenscht deed ftrooZal decrlyk noch op 't hoofd van uwen naneef komen, (men, Vernaamt ge iets van den prins, na dien barbaarfchcn flag? FRANKEN. Men zegt, dathy bedaard dit gantfchetreurfpel zag; Maar dat hy na het zwaard den grysaart had verflagen, Erbarmelyk verviel tot kermen, en tot klagen, En uitborst in een vlaag van woeste ylhoofdigheid, Waarin zyn tong de zaak van Barneveld bepleit. COLIGNVT. Dit is niet dan 't begin der hem gedreigde imarte. 0 Maurits! draag uw' beul thansorn in'twroegend' harte. Gelukkig noch voor 't volk zo ge u misdadig houd, En, door dit kwaad verlicht, gccnvlcijcrs meer vertrouwt! C s Waar  4* OLDENBARNEVELD, Waar is de prins? helaas! noch waard' myn mededoogen! FRANKEN. Men zegt, hy dwaalt door 't hof met hevig brandende oogen. Mogt ik hem nimmer zien Men heeft my toegedaan Tot nader last, vorstin! naar dit verblyf te gaan; Daar 't lot my de eer vergunt een goligny te ontmoeten, Om myn benepen hart te ontlasten aan haar voeten. COLIGNY. Sta op. Om uwe trouw voor hem dien gy befchreit, Verdient gy eedier lot dan 't lot der dienstbaarheid; En daar door zyne dood de hoop u is benomen, Om't juk der dienstbaarheid, dat gy vereert, te ontkomen, Is 't Coligny eene eer, dat zy een' eerlyk' man, In plaats van Barneveld, ter hulp verftrekken kan. Ik zal voor Barneveld u thans ten fteun verftrekken, En eerlykuaan ?t juk der dienstbaarheid onttrekken. Ik neem u in myn hoede, en zal uw fchutsvrouwzyn. Maar Maurits nadert my... Wat onderhoud vol pyn! TWEEDE T O O N E E L. COLIGNY, MAURITS, MATHENESSE, FRANKEN, DE HOOFDMAN, J'oldaten. MAURITS. Wat zie ik? OoKgnyf z6-*>é^~r^ 4>y • COLIGNY. Tree toe. Ik weet uw finarte. De Hemel geeft dan noch gevoel aan Maurits harte! Ge-  TREURSPEL. 43 Geluk, 6 Nederland' .. Prins! 'tuwe is hier verricht. Ontwyk, zo gy my acht, voor eeuwig myn gezigt. ^^-tt~^ MAURITS. Vorstin ... COLIGNY. 't Is tium te laat een' tranenvloed te rtorten: Hem dien gy fparen kost, deed gy den leefliraad korten; Die grysaart zelfheeft u gevoerd ten top van flaat, En gy hebt hem vermoord, op Matbcnesfes raad. MAURITS werpt zich, wankoopig, met de handen voor de oogen, in een' armlloe!. \^st MATHENESSE. Vos*tia! ja', 't is gedaan; en ik, die niets verrichtte, Dan 't geen waartoe myn trouw voor Nasfau my verpligttc, Bclpcur geen wroeging, neen; ö neen! dit zuiver hart Voelt in dit tydftip niets dan Hechts een enkle fmart, Dat is, dat ik my zie door (firtgwy verwyzen, jT/ccJfay Als iemant die den prins een fchanddaad aan dorstpryzen; Daar ik niets meer beftond, dan Nasfaus huis te ontdaan Van hem die ecuwig zou uw prinsfen tegenftaan. Ik heb den besten weg held Maurits aangeprezen. Een rechtbank, niet de prins, heeft Barneveld verwezen. Zyn fmart is Hechts 't gevolg van'tonde vrindfchapsvuur. Die vorst betaald de dood zyns vyands reeds te duur. Hy heeft niets meer verricht dan 't geen hy moest verrichten; Een prins die heerfchen wil,doe trotfeburgers zwichten ; Hoogst onrecht draagt hun dood den fchandnaam van een' Prins Maurits heerfch' thans vry. (moord. co-  44 OLDENBARNEVELD, COLIGNY. Vaar met dien raadsman voort? ê Maurits! en vergeet uw' omgebragten vader, De liefde van dit volk, en mynen raad te gader; Doch daar gy 't all' vergeet, herdenk voor't minst dees taal: (Ik fpreek van Barneveld nu voor de laatfte maal,) Het bloed des gryzen mans, door uwe list vergoten, Door uwe list, gediend door llaaffche en trotfe Grooten, Heeft,als een vruchtbre daauw,den grond des landsbefproeid' Waaruit, tot Maurits fchade, een aanta! wrekers groeit; En fchoon dit volk op u zich door geen' dolk zal wreken, Het zal,.door fchroom ontwaakt, in 't hart een' argwaan kweDie, met een' ftouten voet, uw hovaardy ten val, (ken, Waarheen ge uw fchreden wend, uw hielen volgen zal. Verdacht, in 't hart gehaat, ondanks uwe oorlogsdaden, Te laat ontwaakt, op 't zien hoe laf ge u liet verraden, En hoorende overal dat Maurits wel verwon Door wapens, maar zich niet in 't hof bewaren kon, Zult gy hen op wier raad ge uw' tweeden vader moordde, Vervloeken, mat uzelv', omdat gy laf hen hoorde. Waarna het hoofd des mans wiens bloed gy wreed vergoot, Zal fpoken aan uw fponde in 't uiterfte uur der dood; Daar 't, met een heefche Mem, deez' moord u af zal fchetfen, Als 't middel om uw' roem in eeuwigheid te kwetfen, Ja, als een vlek die fteeds op Nasfaus ftamhuis ligt. Ziedaar wat ge aan den raad dier vrinden zyt verpligt. DER-  TREURSPEL. a5 DERDE T O O N E E L> MAURITS, MATHENESSE, DE HOOFDMAN, Jolaaten ,aan dei. ingang. MAURITS. 6 Taal die my vermoord!. Wac doet myylings beven!... De held is dan ontzield? en ik ben noch in 't leven? 't Beminlyk, 't achtenswaard', 't mishandeld overfchot Myns tweeden vaders legt geveld op 't moordfchavot! Dat ik voor't minst hem voIg!...Wat fchrikdier boeit mynhanBelet my om myzelv' kloekhartig aan te randen ! (den! En wil, wreedaartig, niet dat ik het leven derv', Opdat ik daaglyks lyde , en honderd dooden fterv'! Wat vuur loeit om my heen, gelyk een gloeijende oven. MATHENESSE. Myn prins MAURITS. Wat duisternis!... ik zie de vlam verdoven, Waar zyt gy ? Mathenesfe! alleen op uwen raad... Barbaar! zyt gy de man die 't eerst uw' vrind verlaat! De vrindfehap deed deez'dag myn ziel haar fiem noch hooren; Gy, wreedaart! had de kracht om deze ftem te fmooren. Waar zyt gy? Vloekgedrocht! verlcs my van dat hoofd, Dat'aan de wanden fpookt, en my van rust berooft. Daar zinkt het in den grond, om ylings plaats te maken Voor 't bleek en hoofdloos lyk, dat ginds my komt genaken... 't Is Barneveld! hy is 't! zie, zie, in welk een' ftand: 6 Hemel! 's grysaarts hoofd is in zyn rechter hand! De  45 0LDENBARNEVEL6. De mond die yslyk gaapt, doet my myn trotsheid hooren, Waardoor 's lands vader ging op 't moordfchavot verloreneWat fchrikkelyk verwyt wat akelige Hem . . Hy nadert,. . Hemel! help! myn vader nevens hem! Wat dreigend aangezigt! hoe gapen noch die wonden, Waardoor hem" 't lood in Delft ten grave heeft gezonden ! Op welk een' naren toon drukt hy zyn gramfchap uit:... Hy word door Barneveld in zyn verwyt gefluit. Thans fchynt die gryze held, van aardfche toorne ontheven, Uit eene heldre wolk, my troost te willen geven. Daar nadert Coligny, en Fredrik, aan haar zy'. . »t Staat alles Barneveld, en niets ftaat Maurits hy! Wat fchimmen ziet myn oog op hunne fchreden zweven? 6 Smart! het is de rei van myn doofluchte neven, Wier tong, ondraagbaar fcherp, zelfs vloekend , my verwyt • Al 't nadeel dat hun huis door Maurits trotsheid Ijd. 6 Myn beroemd gedacht zie my myn kwaad betreuren-* Een grievend naberouw zal my ten grave fcheuren. Myn neven! ó vergeeft me uw' toeftand en uw fmart... Wat zie ik! aller kling beftookt myn yzrcn hart. Welaan dan! Barneveld! ó Coligny: myn vader.' 6*Fredrik: Nasfaus flanr komt, komt, vereend my nader: Ziet hier myn borst ontbloot gefteld in aller magt; Ontfcheurt my aan myn wee, in 's afgronds donkre nacht, 1786.