f I.YXDET» | 1 VAX HEMME>'J  0' 1179 3964 UB AMSTERDAM  J. J. BJÖRNSTJHL'S R E I Z E. I. DEEL.     R. E I Z E DOOR EUROPA EN HET OOSTEN, DOOR J..J. BJÖRNSTAHL, HOOGLEERAAK IN DE COSTERSCIIE EN GRIEKSCHE TA ALEN, TE LU ND IN ZIVEEDEN. EERSTE DEEL, FRANKRYK en N Ë D ER -1 TALIËN. Te AMSTERDAM, ly H. GAR.TMAN, W. VERMANDEL en J. IV. SMIT, MDCCXCII.  i  ir O O JEL JU JE JD M V A N Mr. MEINJRD TIJ DE MAN. ïFeerde Landsgenooten ! IP' den onder U hebben de Heer en björnstIihl en rudbeck hier te lande, niet lang geleden, in *s Ha ge, te Leiden, te Amper dam, en hier, ontmoet en gekend. Velen hebben zig verwonderd over de Noordfche vrijmoedigheid dier Zzveedfche Heeren. Gij dagt, dat hun die befchaafdheid ontbrak, welke men verwagien mogt van lieden, die zoo vele en velerlei lan- * n  n VOORREDE. den, lieden, en zeden gezien hadden. Nu zal uwe ver-wondering ophouden, of, merklijk, minderen; als gij niet alleen den landdart, en het perfoneel karakter'dezer Heer en in aanmerking neemt; maar ook de bedoeling en uitgeftrekte weetgierigheid derzelven, uit deze brieven , ontdekt. Gij zult, hier, den Heer björnstShl, -r deze tog lijk, niet voor zig zeiven, of voor zijnen gezette alleen, maar ten nutte der ganfche ge-  vau Mr. MEINARB TIJDEMAN. vH her de weereld, tragt te reizen: en, voornamelijk , zijne landsgenooten elders, en aan hun zoekt hekend te maken, wat er elders in de geleerde weereld voorvalle. — Gij zult, des, nu zijne wijze van doen en vragen, ligtelijk, verfchoonen: nu gij ziet, ivelk gebruik hijmake van zijne onderzoekingen en verkregene kundigheden. — Gij zult u verwonderen over de uitgebreidheid zijner wèteiïfthap, en over het groot aantal van geleerden, welken hij6 overal, gezien, en zig tot vrienden gemaakt heeft. — Gij zult hein prijzen zuegens zijne onvermoeide onderzoekingen; — de keuze der zaken, welke — en de wijze , waar op hij dezelve meedeelt: — te zveten zoo, dat hij 't bekende en onzekere weglate: — de fouten van andere reizigers verbeten: — der waarheid hulde doe: — de befcheidenheid, nimmer, uit het oog verlieze: — noch de dankbaarheid, welke hij zijnen weldoeneren fchuldig is. — Dit alles geeft even zoo vele nuttige lesfen en * 4  vm V O O R R E D E, e.z.v. voorfchrifteu, welken uwe jongelingen, die reizen zullen, behooren in het oog te houden. — Dus zult gij, wie gij zijt, eenig vermaak en nut uit deze Reisbrieven kunnen fcheppen; en den Uitgever en dank weten, dat zij u dezelven, in uwe taal, bezorgen. — Vaart wel! MEINARD TIJDEMAN. UT R E G T, den I zL'cn van Herfstmaand, 1778. VOOR-  VOORBERIGT VAN DEN HOOGDUITSCHEN UITGEVER. 1Q)eze verzameling van» brieven, waaraan alleen de verhaalen van bijzondere omftandigheden, die op reizen voorkomen,en, dikwijls, van weinig belang zijn, ontbreken, om er den naam van Reisbefchrijvivg (a) aan te géven, heeft geen voorafgaande lofreden te haarer aanbeveling nodig; haare innerlijke waarde zal, zonder aanprijzing, voorzig zelve fprcken. De fchrij- («) De titel is ,in liet Tloogduitsch', Brief e aufheifen durch Frankrcieh, Italien, die Sehweiz, Dcutfehland, Holland, Engeland und eincn Theil der Morgenlander. Kortheidshalve^ en om het Neérlandsch oor niet te kwetzen, door den ongeWoonen uitdruk van Brieven op reizen door, enz. heeft men , eenvoudig, Rei ze, verkozen. * 5  x v O O R B E R I G T van den ver heeft zig reeds zédert eenige jaaren, door den naerftigen en gelukkigen geest van opmerkzaamheid, door den goeden fmaak, en het uitftékend nut, waarméde hij een groot gedeelte der voornaamfte landen van Europa bczigtigd heeft, door de uitgebreide en algemeennuttige kundigheden, welken hij op zijne uitgeftrekte reizen verzameld heeft, aan half Europa van eene zeer voordélige zijde léren kennen. De Zweedfche natie is reeds trots op de eer, dat zij den buitenlander in haaren björnstShl eenen anderen keyszler onder zig kan aantonen. Zulken lézeren egter, dien hij nog niet genoeg bekend mogt wézen, zal het niet onaangenaam ziin, wanneer wij hun eenige nadere omftandigheden van 'hem, tot opheldering zijner brieven, médedélen. De heer jakob jonas björnstShl, geboren in Sudermanland, zijne letteroefeningen in zijn vaderland, te Upfal, geëindigd hebbende, ging, voor omtrent 9 of 10 jaaren, in gezelfchap en als geleider van eenen jongen Zweed van adel, den baron karel frederïr rudbeck, eene buitenlandfche reis doen, en bezogt, met dezen heer, tot in het agtfte jaar, van tijd tot tijd,Frankrijk, Italië, Zwitzerland, een gedeelte van Buitschland, Holland en Engeland, Te Parijs leide bij zig met eenen bijzonderen ijver op de Oosterfche taaien, en maakte onder de grootfte kenners en leeraars der Oosterfche geleerdheid aldaar, des 'guignes', cardonnk, en legrand, eenen ongeloof-  HOOGDUITSCHEN UITGEVER. xi lijk fpoedigcn voordgang. Door zijne vlijt en bekwaamheid , verwierf hij eene ongemeene hoogagting en vriendfehap bij deze mannen, die hem wégens zijne verkregen kundigheid de voordéligfte getuigenisfen gaven. In het jaar 1770. werd hij zelfs door de koninglijke Akademie der fraaije wétenfehappen en opfchriften tot haaren beftendigen korrespondént aangenomen. In Italië, dat in alle opzigten, inzonderheid voor reizigers, zo vrugtbaar is, vertoefde hij bijna drie volle jaaren. Het langer verblijf, dat hem de langzaame voordzetting zijner reize op de bezienswaardigfte plaatzen toeliet, en de onvermoeide vlijt, waarméde hij juiste, uitvoerige en vrugtbaare kundigheden en bcrigten zogt te verzamelen, moesten hem boven andere reizigers, die met een vlugtig gezigt en onvolkomen begrippen van het céne voorwerp naar het andere fpoeden, en zig, des niettégenftaande, door hunne onvoldoende reisverhaalen aangenaam wéten te maken, eenen merklijken voorrang doen verkrijgen. Van het jaar 1773 tot 1775. ging de reis door Zwhzerland, en, langs de landen aan den Rijnkant, over Holland, naar Engeland, alwaar zijn reisgenoot, de baron rudbeck, zijne buitenlandfche reizen eindigde, en naar Zweeden keerde. Van toen af zette de heer björnstShl zijne reis met een hooger doel voord. Wijl men zijne verdienllen, en het uitftékcild nut, welk het vaderland nog verder van hem mogt vervvag-  xii V OORBERIGT van den ten, uit verfcheiden proeven kende, werd hem, op koningiijk bevel en op koninglijke kosten, door hec kanfelarijkollegie te Stokkolm, eene reis naar het Oosten, over Konftaniinopel, door Turkije', Sirie'n, Egipten, en de zuidelijke kusten der Middenlandfche zee, tot Marokko, opgedragen. In het jaar 1776, werd hij tot buitengewoon hoogleeraar der wijsbegeerte te Upfal, alwaar hij reeds eenige jaaren te voren als adjunft was aangeftcld, en kort daarna tot médelid van het genootfchap der wétenfchappen aldaar, benoemd. In gevolge van het ontvangen bevel, heeft hij, reeds in het voorjaar van 1776, de reis naar Konftantinopel aangenomen, van waar hij nu nog voordvaart, zijn vaderland door eene verzameling van nuttige en gewigtige berigten te verrijken. Met zijnen gewoonen ijver leert hij thans de ïurkfche taal; cn wat heeft men over de Oosterfche landen, die ons tot hier toe alleen uit onvolkomen en onzékere berigten bekend zijn,van zulk eenen naerstigen en bekwaamen navorfcher, als de heer BjÖRNsxaHL is, in het vervolg niet te wagten? Zédcrt den aanvang der rcize, heeft de heer üjörnsTaiiL, van tijd tot tijd, zijne aanmerkingen over de gewigtigfte cn nieuwfte zaaken, welken hij, voornaamlijk de letterkunde betreffende, in elke plaats en in elk land ontdekte, in brieven aan zijnen vriend, den heer gjörwell, asfesfor en koninglijke boekbewaar-  HOOGDUITSCHEN UITGEVER. xui der te Stokholm, medegedeeld; en uit deze brieven is deze verzameling allengs ontftaan. Doch in de volgende deelen zullen ook tevens eenige andere, niet minder gewigtige , brieven aan andere beroemde Zweedfche geleerden, als den grooten linn^eus , en den kanfelaarijraad bercii , voorkomen (i> De heer gjörwell, wiens ijver voor de uitbreiding van algemeennuttige kundigheden en van een' goeden fmaak in alle de takken der wétcnfchappen en geleerdheid onder zijne landgenootcn, door verfcheiden tijd- en andere fchriften, bekend is, heeft door de uitgave dezer brieven aan het Zweedsch publiek een aangenaam gefchenk gedaan. Nogthans zijn zij tot héden maar bij enkelen, en nu en dan, ia eenige weeklijkfche bladen gedrukt, welken de heer gjörwell heeft uitgegeven, namelijk in de Almanna lldmugsr, van 1770 tot 1773 te Stokholm uitgekomen, en naderhand in 9 deelen van den Samlare van het jaar 1773 tot 1777. Een groot gedeelte daartégen, voornaamlijk de brieven op de laatlle rcize gefchrévcn, zijn in het geheel nog niet gedrukt. De heer profesfcr (1) Wij merken eens vooral aan, dat de gcheele verzameling van brieven in dit deel vervat, en in de volgende deelen,buiten verdere aanwijzing, voorkomende,zonder uitzondering aan den heer gjörwell gefchréven zijn.  xiv V O O R B E R I G T van den sctilözer , te Göttingen, heeft in zijne Briefwisfeling eenige tot zijn oogmerk bijzonder dienstige ftukken, bij uittrekzels, in eene Hoogduitfche overzetting, ingevoegd, en deze proeven hebben het publiek naar eene vollédige verzameling en overzetting dezer brie*, ven begerig gemaakt. In Engeland heeft men zé zulks waerdig gekeurd, wijl de heer magister bruns, te Londen, voornémens is eeneEngelfche uitgave daar van te leveren. Onder het vertalen heeft men, hier en daaf,eenige plaatzen gevonden, welken lezers, geen Zweeden zijnde, of op Zweeden geen bijzondere betrekking hebbende, minder merkwaardig zouden kunnenfchijnen, en, zonder de waerde van het werk te verminderen, konden weggelaten zijn;doch,wijl zij noch veelen in getal, noch breedvoerig zijn, heeft men zig, om derzei ver wille, aan het verwijt, dat men het werk verminkt of onvolkomen geléverd heeft, niet gaern willen blootftellen. De aanmerkingen van den vertaler, welken agter dit eerfte deel gevoegd zijn, bepalen zig grootftendeels op eenige laatcr berigten van boeken en geleerden, in de brieven van den heer björnstühl voorkomende. De vertaler wil aan dezelven geen grooter waerde géven, dan dat zij den lézer, die ze misfehien mogt zoeken, in het nazoeken eenige moeite zouden kunnen fparen. De afgclégenheid der drukpers is oor-  HOOGDUITSCIIEN UITGEVER. xv zaak, dat zij niet onmiddellijk, als aantekeningen, op derzelver behoorlijke plaats zijn gevoegd (*). Het tweede deel, bevattende de reis door Middenen Opper--Italië, zal binnen weinig maanden insgelijks in druk verfchijnen (f). STOKHOLM, den 12 Augs. (*) Men heeft dit in de Néderduitfche vertaling verbéterd, en de gemelde aantekeningen, met talletters getékend, op haare plaats gebragt; gelijk ook die, welken de Hoogduitfche Vertaler agter het tweede deel gevoegd heeft, als nog behorende tot het eerde deel; met twee of drie der laatften heeft zulks egter niet kunnen gefchicden, wijl dit deel reeds bijna afgedrukt was, toen men liet tweede deel uit Duitschland kreeg: wij laten daarom dezelven hier agter volgen, met nog eenige vèrb'éteringen van dit eerfte deel, welken de Hoogduitfche vertaler méde agter het tweede deel heeft gegéven. De aantékeningen , met de letters van het alphabet aangewézen, zijn ons gunstig medegedeeld door den Hooggeleerden heer profesfor k. tijdeman. Weinigen, die wij, hier of daar, plaats gegeven hebben, zijn tusfchen [ ] gefield, of op het einde getékend: De Vertaler. (}) Men maakt allen mogelijken fpoed, om dit tweede deel ook in een Néderduitsch gewaad te fttken. 177 7-  BIJVOEGZELS van AANTEKENINGEN. Tot den Ilden brief, bladz. 44. De heer philippe heeft, in 1776, een begin gemaakt met de uitgave van een breedvoerig werk, dat de voornaamfle trekken en toneelen uit de gefchiednis van Rome zal bevatten: le Spectacle de fhhtoire Romaine, depuis la fondation de Rome jusqifa la prife de Conftantinople, 1453. Paris 1776. Dit deel bevat in 20 zeer keurige koperen plaaten zo veele gebeurdnisfen uit de Roomfche gefchiednis, welker fchilderagtige befchrijvingeii den tekst des Schrijvers uitmaken. Tot den IFden brief, bladz. 84. De bekende abt villefroy ftierf in mai 1777. Tot den IXdeu brief, bladz. 142. Alles, wat in de Blonde Primitif'van den heer coukt de gebeuk , de natuurlijke gefchiednis der taaie betreft, heeft hij in een uittrekzel bijeen verzameld, onder den titel: Histoire naturelle de la parole , ou précis de l''origine du langage & de la grammaire uniy'erfelle , extrait du monde primitif. Paris 1276. 8 0. VERBETERINGEN IN DEN TEKST. bladz. 48. rcg 4. zulke m. z. nergens zulke , 62. — 16. Latijufche m. z. Tartaarfche 143. - 4 en 5 den Chymandyas van herk.it- les m. z. de gefchiednis van herku- i.es, Ofymandyas . au. - 17. Comté m. z. Céte. IN-  INHOUD DER BRIEVEN van het EERSTE DEEL. Brief I. Univerfiteit te Parys — College Royal de France en voomaamfte leeraars van hetzelve — Werken van den Heer de Gaignes, inzonderheid ten aanzien der Chineefche gefchiednis e. z. v. — Van de heeren Houhigant, le Beau en Capperonier — Hoog'dgting voor de wètenfchappen te Parys — Van den heer Fourmont — Voetwasfching, door den koning verrigt op witten donderdag — Godvrugt aan het Hof— Van den koning van Denemarken — Van Monaldescht — Van den graave van Bernftorf — Encyclopedie— Schriften tégen den heervan Volt air e. bl. i. BriefII. Van den heer Anquetil en de uitgave der werken van Zoroaster — Van den heer Berteraud — Staat der Oosterfche Letterkunde te Parys — 'Prijzen in de Univerfiteit en kollegiën — Aanmoediging tot de . letteroefeningen — Zaal der Louvre — Schilder- en beeldhouwkunst — Van de heeren Philippe^eji d^Anville — Uittrekzcl- uit Kiebuhfs berigten van Arabi'ê — Ontwerp tot eene Encyclopedie militaire — Van de heeren la Fosfe en Hernquist — Zweeden die zig te Parys ophouden. bl. 26. Brief III. Uitgave van den Chou-king der Chineefen — Gedicht van den keizer Kien - Long — Mislijke afleidig van alle volken van de Kelten — Van den heer Cardonne — Van den heer Keralio — Bekwaamheid van eene ongehuwde jufvrouw in de ontleedkunde. ** bl. 56.  Xviil INHOUD. Brief'IV. Uittrekzel uit Niebuhfs berigten van Arabi'è — Ecok Royale de Chirurgie — Société Royale des Etudes orientales — Berigten van Arméniën. bl. 72. Brief V. Een ftomme taalmeester — Van Kennicofs werk — Ongelooflijke ménigte van merkwaardige zaaken in Parys — Pqduaanfche matrijzen, offlempels, van de broeders Cavinus. bl. 90. BriefVI. Gedenkpenningen, of medailles, en jaarwedden, of eergiften, bij de Akademiën van Parys — Koninglijke boekerij — jfoumaalen — Verlichtingen in het paleis van den Zwecdfchen afgezant bl. 101. Brief VIL Gefchiednis van Thomas KuH-Kan door William y-ones — Van Kennicofs werk — Afftamming der Chineefen uit Egipten — Uittrekzel uit Niehuhi berigten van Arabië — Van Apollonius Sophistq en deszelfs uitgever , den heer Villoifon -re jfoumal des Sgavans. bl. 111. Brief VIII. Van den Heer Rousfëau. bl. 127. Brief IX. Praalgraven der Koningen Leo van Air meniën, Kaftmir van Polen , en Zaga Christos —1 Standbeeld en gedenkteken des Marfchalks van Saxen — Van den heer van Voltaire — Georgica van Virgilius, overgezet door den heer De Lille — Een werk over de taaien, ontworpen door den heer Court de Gebelin — Kunstwerktuigen van Cugnot — Geleerde berigten uit Engeland, bl. 132, Brief X. Lustpaleis te Foniainebleau — Reis door Champagne — Sens —- Reis door Bourgogne — Dijon — Akademie aldaar — Zoutwerken bij Lans le Sauste? —-- Bekoorlijke landsdauw omflreeks Geneve. bl, 152.  INHOUD. XIX Brief XL Van den heer van Voltaire. bl. 162. Brief XII. Onderwijs der Jeugd in het kollegie te Geneve — Akademie — Boekerij — Van de heeren Bonnet, De Luc, en andere Geneeffche geleerden, bl. 171. Brief XIII. Reize naar Lion — Boekerij te Lion — Roomfche oudheden hij Orange— Avignon— Aix — Lofwaardige daad van den heer Barthelemy — Van den heer Guys. bl. 191. Brief XIV. Koophandel te Marfeille — Obfervatorium — Uitvindingen van den heer Sieuves — Akademie — Van den heer Guys — Provenzaalfche fpraak. bl. 210. Brief XVfJToulon — Tuighuis nldaar — Gezant van 'V-.-.tis — Zeereis naar Civita Vecchia — SI egt e landftreek van daar tot Rome — Aanzien van den Zweedfchen landaard te Rome — Van den beeld' houwer Sergel. bl. 223. Brief XVI. Reis naar Napels— Aardrijkskundige fchets der ftreek om Napels, en van de plaatzen daarin , boven en onder de aarde gelégen. bl. 235. Brief XVII. Nadere befchrijving der ontdekkingen in Herculanum — Lava — Ontdekkingen in Pom* peji en Stabia — Lenigen van Pcestum. bl. 25a. Brief XVIII. Mufeum te Porti ei, nevens de werken daarover uitgekomen, en derzelver fchrijvers, inzonderheid van den heer Carcani — Van den heer Mazochi. bl. 269. Brief XIX Van de papieren in Ilerkulanum gevonden — Van de heeren Piaggio en Ignarra. bl. 290. Brief XX Van verfcheiden geleerden te Napels — Van / ■  xx INHOUD. de fchrlften van Fabricy en du May tégen Kennicot bl. 298. Brief XXI. Fan den Vefuvius en de werken daarover gefehrèven — Fan vader de la Torre. bl. 306. Brief XXII. Van de Grotta del Cane — Andereplaatzen, alwaar de mofeta opftifgt — Van het meirAvernus — Onbefchrijflijke fchoonheden en wonderen der natuur omfireeks Napels - Van de Zweetbaden — Van de Solfat ara — Van Puzzoli. bl. 321. Brief XXIII. Karakter der Napoütaanen — Weinig aanmoediging voor de geleerden — Ménigte van regtsgeleerden — Univerfiteit — Dood van Mazochi — Kollégïèn en Seminariën — Van den heer Moccia — Van verfcheiden andere geleerden — Improvifanti — Van den prins Sanfeverino, Duca di Noya, en andere geleerden van hoogen rang. bl. 335. Brief XXIV. Van het hof te Napels — Van Don Philippo — Lust floten, inzonderheid Cafcrta niet zijns waterleiding — Lugtsgefieldheid en voordeden derzelve — .Bloed van den h. Januarius — Itaïïaanfche uurrékening -- Ménigvuldig gebruik der doopnaamen — Van de Zweeden in Napels — Zoon der heilige Brigitta — Van den heer Gürler — Van den Engelfchen gezant, den heer 'Hamilton — Ongezonde lugt in Néder-Italië — Openbaar e, klooster- en bijzondere boekerijen in Napels. bl. 362. Brief XXV. Van Nola — Van het paleis en graf van Augustus — Etruscifche taaien opfchriften — Kerklijke oudheden in Nola — Capita, Oudheden aldaar — Van Mazochi. bl. 395.  R E I Z E DOOR EUROPA EN HET OOSTEN. EERSTE BRIEF. Univerfiteit te Parys — College Royal de France en voornaamfte leeraars van hetzelve — Werken van den Heer de Guignes, inzonderheid ten aanzien der Chineefche gefchiednis e. z. v. — Van de heeren Houhigant, le Beau en Capperonier — Hoogagting voor de wétenfchappen te Parys — Van den heer Fourmont — Voetwasfching, door den koning verrigt op witten donderdag — Godvrugt aan het Hof — Van den koning van Denemarken — Van Monaldefchi — Van den graave van Bemftorf — Encyclopedie — Schriften tégen den heer Voltaire. Parys, den 7den April, 1769. V olgens uwe begeerte zal ik u verfcheiden aanmerkingen médedeïen, die eigenlijk den ftaat der geleerdheid te Parys betreffen. Belangende de fchikkingen tot het onderwijs, met dewelken ik zal beginnen, dezen zijn hier op een' goeden voet. Van de Univerfiteit zal ik niet veel zeggen; haare eerde ftigting (trekt zig tot op kauel den grooten uit, en, behalven her godgeleerde genootfchap in de Sorhonne, het regtsgeleerde en het geneeskundige , beftaat dezelve, indien ik mij wél berinnere, I. Deel. A  * REIZE'DOOR EUROPA \lit agt en dertig kollègïèn, of gymnapen, in elk van dewelken de wijsbegeerte, de fraaije wétenfchappen en taaien geleerd worden; in diervoegen egter, dat tien van deze kollégiën de voornaatnften zijn, tot dewelken, onder anderen , gerékend moet worden het kollégie van louis le grand, dat, in het jaar 1763, den Jefuiten ontnomen , en der Univerfitehe gefchonken werd , die er thans haare vergadering houd. Vooreerst moet ik dan het College Royal de France noemen, in 1531, door franciskus I. opgerigt. Dit is eene ftigting, die van de Univerfiteit geheel afgefcheiden is, cn alwaar de zaaken, welken men in de andere kollégiën alleen ontgint, tot den hoogden trap voordgezet worden, en zelfs kunnen daar de Hoogleeraars op de Univerfiteit omtrent de zwaarer fhikkën opheldering en onderrigting krijgen. De 1 loogleeraars in het College Royal voeren den titel van Confeillcrs du Rei, en behoren altoos tot de gèleerdfte mannen, die men in Parys vind. Derzelvcr gewoon geul is ndgentien, bchalvcn de Coadjuteurs, namelijk 2 in het Hebreetnvsch, 2 in het Grieksch, 2 in de wiskunde, 2 in de griekfche en latijnfche wijsbegeerte, 2 in de latijnfche wëlfprékendheid, 4 in de genees,-en heelkunde, de artzenijberciderije, en de kruidkunde, 2 inliet Arabisch, 1 in het Sirisch, en 2 in het gecftlijke regt (1). (1) De voomaamfte Hoogleeraars in het College Royal zijn tégenwoordig: in het Hebreetnvsch en Sirisch de abten de vilj.efroy en courdet; in het Arabisch le roux des iiauterayes; in het Turksch cardonne; in het Grieksch de vauvii.uers en bousquillon; in de latijnfche wélfprékendheid eejot ; in de dichtkunde le «eau en de l'isle ; in de gefehiednisfe garnier ; Pr«fesfeurs yétérans: batixi'x, terr.asson, de guigxes. — ~Ko-  EN HET OOSTEN. 2 Jk zal alleen de merkwaardigflen opnoemen: In het Grieksch is de heer capperonnjer, tévens boekbewaarder van de koninglijke boekerij. In de latijnfche wélfprékendheid , de heer le beau (2),- die te zelfden tijde beItendige geheimlchrijver is van de Academie Royale des Infcriptions & des Belles Lettres. In de griekfche wijsbegeerte , de heer batïeux* In de wiskunde, de heer de la lande, opvolger van den onlangs overléden heere del'isle; en in het Sirisch, de heer de guignes. In het voorléden jaar nam de heer de la blet terie , die zig door zijne overzettinge Van Tacitus bekend gemaakt heeft, affcheid Van het College Royal, in wiens plaats de heer bejot , opzigter der haudfchriftcn in de koninglijke boekerije, als tweede Hoogleeraar in de latijnfche wélfprékendheid, aangefteld werd. De heer cardonne, Hoogleeraar in het Arabisch, verdient insgelijks genoemd te worden. In 1765, heeft hij uitgegévcn: Histoire de VAfrique <2f de PEspagne, fous la Domination des Arabes, compofée fur différent Manufcrits Arabes de la Bibliothcque du Roi, 3 deelen in 8vo. Hij heeft 20 jaaren in het Oosten doorgebragt, en fpreekt het Turksch en Arabisch zeer vaerdig. In het voorléden jaar volgde hij den heer de fiennes op in het College Royal, die door den koning van zijn ampt verlaten en in ballingfchap gezonden Koninglijke overzetters in de Oosterfche taaien zijn: cardonne, fgurmont, le roux des hauterayes, de guignes, bernarb de valabraque , galand , anquetil. (2) De heer le beau heeft, in 1773, wégens zijne hoogo jaaren, zijne bediening als geheimfchrijver van de Akademie der opfcnriften nédergelegd, en is opgevolgd door den heer du puy. A 2  4 IIËIZE DOOR EUROPA werd, en wel, voor zo verre ik heb kunnen vernémen , om geen andere réden, dan omdat zijne vrouw eenert zelfmoord had willen begaan. De andere Hoogleeraar in het Arabisch, de heer le roux des hauterayes , is beroemd wégens zijne twijfeling, die hij, in 1759, tégen het ftelzel van den heere de guignes van de Chineefen en de afleidinge der Chineefche taaie van de oude Egiptenaars, der geleerde waereld heeft médegedeeld. Hoe veelen er ook zijn, die tégen deze ondeuftelling redenéren, is eregter, buiten hem, niemand, die er tégen gefchréven heeft (a). Doch de heer de guignes gaf er een nadruklijk antwoord op, en daarméde was de twist op eenmaal ten einde. Deze beiden zijn de eehigften, die de Chineefche taal verdaan. Zij zijn leerlingen van den overiéden hcere fourmont , voormaals Hoogleeraar in het Arabisch in het College Royal. De heer de guignes (trekt zijnen leermeester tot eere; hij overtreft hem in duidelijkheid en befchaafdheid in het denken en fchrijven, zelfs in de Arabifche en Chineefche (3) taaien, waarin hij het zeer verre gebragt heeft. (ji) Om niet te fpreken Van de hoerterijen van den Heer de voltaire in zijne Introduftion a ï'Hifi'. de Rusfie; weet men, dat, na 't fchrijven dezes, de geleerde Xantenfche kanunnik, de heer de pauw, in zijne Recherches philofophiques fur /csEgyptiens, et les Chinois, iu twee deelen, in octavo,vq\z gegronde z,vangheden tegen het ftelfel van den heer de guignes heeft geopperd. (3) Met opzigt tot den heere de guignes, de Chineefche fchriften, e. z, v. vergelijke men de;i derden brief, als uu'de de aanmerkingen tet denzelven.  EN HET OOSTEN. 5 Zijne Histoire des Huns maakt hem onlterflijk, en zijne Memoire, welke onlangs in het 33de deel der Memoires de rAcademie Royale des Infcriptions & des Belles Lettres , van dewelke hij een zo waardig médelid is, dat de beftendige geheimfchrijver dcrzelve, de heer le keau, mij eens van hem zeide: // est notre tréfor [Hij is onze fchat], ingevoegd is, waarin hij zig den weg baant, om de Egiptifche beeldfpraaken te verklaren, is van zo veel gewigt, dat de ganfehe geleerde waereld réden heeft, om hem een lang léven en de kragten toe te wenfehen tot het uitvoeren van zulk een groot werk. De heer de guignes arbeid met veel ijver, en nog onlangs heeft hij in de gemelde Akademie eene verhandeling voorgelézen, waarin hij van den ftaat en de gronden der Chineefche gefchiedkunde handelt. Wijl hij de goedheid heeft gehad , mij deze verhandeling médctedélen, en dezelve in de eerde drie of vier jaaren nog niet in het licht zal gegé< ven worden, zal het u mogelijk niet onaangenaam zijn, wanneer ik hier eenige woorden van derzelver t'zamenhang inlaslche. De gefehiedfehrijvers der Chineefen zijn van onderi'cheidcn foort: ï.) Gefehiedfehrijvers in den eb genlijken zin; 2,) Jaarboekfchrijvers; 3.) zulken, welken memoires vervatten, gelijk de gedenkfebriften van cesar; en 4.) die, welken zo geloofwaardig niet zijn, en ten deck algemeene, ten deele enkele gefchiednisfen , als het léven van zékere keizers, gefchréven hebben, en dergelijke». De oudfte gefchiedfehrijver in China loefde omtrent 100 jaaren voor de geboorte van Christus ; het is sumatsien , die Su-ki gefchréven heeft, welk 130 boeken bevat; hij verzamelde alle de (hikken, die hij van de oudfte Chineefche gefehiedfehrijvers kon opfpeuA 3  I REIZE DOOR EUROPA ren; ook bediende hij zig van de korte gefchiednis, door confucius gefchréven, die insgelijks alles bijeenverzameld had, wat hij van de tijden voer hem wist, En desniettégenftaande (trekt zig dit niet veel verder uit, dan tot omtrent 250 jaaren voor zijnen leeftijd, dat is 800 jaaren voor de komst van Christus, nademaal confucius 551 jaaren voor der Christenen tijdrekening geboren werd. Hierna kan sumatsien, nevens de overige gefehiedfehrijvers, met alle de oude (lukken niet verder dan 800 jaaren voor Christus terug gaan, wanneer men op gewisheid en tijdrékening let; en deze (tukken maken al, leen weinige bladen uit, die met naamen van koningen en kronijken vervuld zijn. De Chineefche gefchiednis van den heere de guignes begint ook van dien tijd, nogr thans zó, dat dezelve niet zo ontwijfelbaar en zéker is, als omtrent 150 jaaren voor Christus geboorte, van weikeu tijd af men altoos gelijktijdige fchrijvers, en eene ordenlijke reeks van gefehiedfehrijvers over elke dynastie, of k'oninglijk geflagt, tot op onze tijden, heeft. Schoon hierdoor een aanmerklijke tijd van de voorgegéven oude gefchiednis der Chineefen verdwijnt, is de évengemelde egter nog zo oud, en van zulk eene vaste gewisheid, dat geen volk in de waereld eene dergelijke te voorfchijn kan brengen. Er zijn in't geheel eenentwintig dynastien,be\islvai dezijr delingfchen, en het is een bijzonder gelukkig toeval, dat alle de Chineefche gefehiedfehrijvers hier in de koninglijke boekerije gevonden worden. De Chineefen bekennen zeiven, dat zij ten aanzien van hunne oudde gefchied* nisfen in het onzékere zijn, zij géven ze ook geenzins voor ontwijfelbaar uit; dus zijn zij veel billijker, dan de zogenoemde iterke geesten, die den ouditen gefchied-  EN HET OOSTEN. 7 fchrijver der waereld, moses , gacrn uit don weg geruimd zouden zien, e. z. v. Wanneer de Chineefen iioamti, josi , chinnon , cn meer anderen noemen, doen zij zulks op dezelfde wijze als wij van kronus , saturnus , en anderen ipréken, zonder den tijd te wéten, en als of het fabelen waren. Wij Europeèrs zijn het alleen,.die. daarom twisten, en dezen, den naam van gefchiednisfe willen géven. De heer de guignes meent verder, dat de hu> ge uitrékeningen van fterrenkundige waarnemingen bij de Chineefen van de Chalde'èn en Akftmn ontleend zijn, naardien zij zo nauwkeurig ovLJvenftemmcn, .cn volkomen évenveel jaaren uitmaken. Uit dit alles volgt, dat de Chincel'che gefchiednis, voor eerst, 1200 jaaren in haar begin verliest,, die men haar te onregt gegévcn heeft, wijl men haar 2300 jaaren voor de geboorte van christus begopnen, en beweerd heeft, dat zij op 33 verduisteringen gegrond is, van dewelken de eerde onzéker , en de tijd ook niet bepaald is, op welken zij inviel, éven als die in Griekenland, welke men de verduistering van Thales heeft genoemd, op dewelke zéker niemand eene gefbhiednis kan gronden; de tweede valt omtrent 800 jaaren voor de komst van christus, doch de overige 36 zijn gewis, en zeer wél waargenomen. De heer ni: cngnes gelooft, dat.deze 1200 jaaren, die met den keizer yao 2337 jaaren voor de geboorte van christus begh> jien, naar Egipten moeten verplaatst wórdfflq en men dezelven naderhand te onregt der Chineefche gefchiednisfe gegéven heeft, éven eens, als of de Zweden plet den koning forniother , of oden, eene gefchiednis vm Amerika begonnen. Het is opmerklijk, dat de heer 01: CiJiGNES in de oudttc berigten der Chineefen zulke plaatzen A 4  8 REIZE DOOR EUROPA meent te vinden, die op josef en moses betrekking fchijnen te hebben. Hij arbeid met groote vlijt, om fteeds meer licht hierin te krijgen. Het is voor hem een voorna, dat hy eene vrouw heeft, die zowel groote doordrinaendheid van verftandals goeden fmaak bezit: zij kan woorden op. zoeken in het Chineefche woordenboek, haaren egtsenoot helpen verzamelen, e. z. v. en dus is zij haafen mann', m den eigenlijken zin, eene hulpe. Zij hebben eenen jongen zoon en eene dogter. De zoon is „aardig ffi zijne leeroefeningen, en er is goede verwagting, dat hij met .den tijd zijn vaders voetftappen zal drukken. De heer de f!****. ,iS,rT 4° jaM'en °Ud' ***** e" ™n ge. ftalte, gehjk de heer d'alembert, eenvoudig en onbedwongen in zijne levenswijze, maakt voor 't uiterlijke geen groote vertoning, heeft egter een vóortrefliik verftand, en daarbij een zeer goed en eerlijk hart. Hij heeft verfcheiden ampten, en de wedden daartoe behorende ook ,s h,j een der fchrijvers van bet Journal des Scavans. De koning gaf hem daarenboven in 't vooriéden jaar eene verhoging van 1000 Ihres, die de geleerde heer barthelemi, bekend door zijne verklaring der Palmvreenfche en Phenicifche opfchriften, afftond, onder voorwaarde dat de heer de cuioNEsvdezelven zoude bekomen. Ik'haal dit aan als een bewijs eener zeldzaams- vriendichan die anders zeer ligt word opgeofferd, wanneer het op mijn en tnv aankomt. Thans heb ik genoeg, en, zo ik vrees, vrelh'-t reeds te veel, gezegd van den heere de guignes voor zo veel de gefchiedms beleeft. Maar evenwel nog een woord. Aan zijne Hhtoire des Huns, die uit Arabifche en Chi neefche handfehriften getrokken is, heeft hij tien jaaren  EN HET OOSTEN. gearbeid , en hij was nog vrij jong, toen hij dezelve on. der handen nam. Nu moet ik ook iet van hem als letterkundige fpréken, zullende egter zijne verhandeling over de beeldfchriftcn voorbijgaan, welke men, eerlang, zal kunnen te 'lézen krijgen, wanneer dit deel der werken van de Akademie der fraaije vvétenfehappen uitkomt. Ik zal flegts één handfehrift noemen, dat hij mij geleend heeft, en eene Memoire hhtorique & critique fur les langues Orientdes behelst, die misfehien door den tijd gedrukt zal worden. Dit is de eerde Grammaire raifonnée 'der Oosterfche taaien, dergelijke nog niemand te voren onderdaan heeft, te beproeven. Dezelve toont den oorfprong, 'de gefchiednis en gedeldheid der fpraaken, of tongvallen, aan, die eertijds door de Hebreen, Chaldeën, Phenieters, Siriërs, Samaritaanen, Egiptenaars en Kar. thagers gelproken werden, en nog door de Arabiërs en Ethiopiërs, en gedeeltelijk door de Kopten, gefproken worden. De heer de guignes gaat, dienvolgens, verder, dan iemand voor hem, wijl hij, tégen het geene jablonski beweert, aantoont, dat het Koptisch ook een tongval van de andere Oosterfche taaien is, fchoon dezelve er eenigzins van onderfcheiden is; ja, het geen nog nieuwer is, dat in het Chineefche gefchrift de Oosterfche taaien verborgen liggen. Om de oorfpronglijke betékenisfen der oude Chineefche woorden wéder te vinden, gebruikt de heer de guignes ook met goed gevolg de Arabifche woordenboeken, die den Chinecfchen nieuw licht géven. Hij toont, dat alle befchaafde volken der v/acreld, die fchrijven kunnen, zelfs de Jndiaanen niet uitgezonderd, hunne letters van een der bovengenoemde f olken bekomen hebben, en dat zij 't allereerst van A 5  io REI Z E DOOR EUROPA becldfchriften, als de eerde en ecnvoudigde fchrijfwijze, afdammen. De oudfte fpraak had alleen eenlédige woorden , uit twee medeklinkers beftaande, die, bijgevolg, de wortels zeiven zijn, welken men naderhand met den derden medeklinker vermeerderd heeft, om de betékenis der wortelen nauwkeuriger te bepalen; en daarom beftaandeze in gebruik gekomen nieuwe damwoorden uit drie médeklinkers of twee eenlédige woorden, van dewelken elk zijne betékenis heeft gehad. Hij onderdek, dat de tékens der zelfklinkers niet van gelijken ouderdom zijn met de médeklinkers, maar dat de zelfklinkers, naderhand aangenomen , de regten zijn en die tot de taal behoren, hetwelk aangemerkt word tégen masclef en den heere hou. bigant , die een groot Masckfiaan is. . Ik moet deze drooge dof hier af bréken, want ik vrees, dat gij er reeds wars van zijt. Vergun mij egtcr, een enkel woord van den évengemelden heere houbigant te zeggen, die een geheel andere letterkundige is, dan de heer de guignes. Het is bekend, dat hij zeer veel geschréven , en dikwijls ondernomen heeft, de Hebreeuwfche lézingen, gelijk clericus, te verbéteren, uit onkunde in het Arabisch en den daat der Oosterfche taaien, welker beoefening het veiligde behoedmiddel zo wel tégen onkunde als tégen willekeurige doutheid is. Hij heeft tégenvyoordig zijn gehoor ganschlijk verloren, zo dat men fchrijven moet, wanneer men met hem wil fpréken; hij is ook, éven als alle oude lieden, met zijne gevoelens zeer ingenomen, Nu van den heere le beau. Hij is reeds lang bekend door zijne Histoire du Bas Empire, waarvan het  EN HET OOSTEN. 11 XI. eji XII. deel voorléden jaar zijn uitgekomen (4). Het volgende van deze gefchiednis , zegt hij, zal ook nog zo veele deelen bedragen, zodat hij thans eerst de helft van dien arbeid verrigt heeft, te rékenen naar den tijd, die er nog overfchiet. Doch wat de doffen en gebeurdnisien betreft, dezen zijn van nu aan noch zo merkwaardig noch zo ménigvuldig als te voren, „zo „ dat mijne gefchiednis van het Bas Empire, zeide hij ,, eens, als eene piramicd word, die met een' grooten „ grondflag begint, doch deeds hoe langer hoe kleiner „ word, tot dat zij in een i'pits eindigt." Hij is een'zeer geleerd man, zowel in het Latijn als in het Grieksch. Voornaamlijk gelooft men, dat hij in de eerlle taaie niemand hem gelijk heeft; cn het zal bezwaarlijk zijn, zulk eenen onontbeerlijke!) geheimfchrijver in de Academie des Belles Lettres te cenigen tijde te vergoeden ; eene bekcndnis, die ik ménigmaal van verfcheiden haarer médeléden gehoord heb. Hij is een éven zo bekwaam Leeraar in de wélfpreekkunde als een kragtig Rédenaar, het welk men niet altoos te zamen ontmoet. Het is een bijzonder vermaak, hem in het College Royal cicero te horen verklaren; zijne toehoorders zijn Officieren, Ridders, Hoogleeraars, Adyokaaten en Abten, névens vreemdiiugen van verfcheiden landaarden. Ik heb gehoord, dat veelen van hun bekenden, dat, fchoon zij cicero te voren zeer wél gelézen, en verklaringen daarover gehoord hadden, zij hem nogthans nooit zo wél ver- (4) Zeden is het XIII. en XIV. deel, in 1770, en het XV. en XVI., in ï'ffö':, uitgekomen, welk laatlïe tot in de elfde cuwe gaat, [Zelfs al het XIX. en XX., in 1776., tot 1204.]  U REIZE DOOR EUROPA ftaan, nooit zo veele fchoonheden ontdekt, nooit-zulk eenen diiidelijken te zamenhang van alle uitdrukkingen verkrégen hadden, dan wanneer de heer le beau hem verklaart: want hij maakt aanmerkingen over de wooi?den, oudheden en gebruiken, waarbij hij cicero met demostiiexes en -anderen vergelijkt, zodat men zig zomtijds verbeeld in Romen te zijn, en cicero zeiven te horen. Daarenboven is hij, in dén van de kollégiën der Univerfiteit, Hoogleeraar in het Grieksch, daar hij de parallele historiën van plutarchus verklaart. Hier moet hij zig naar zijne toehoorders voegen, welken jonge lieden zijn, en dit doet hij ook met eene uitnémende duidelijkheid. Hij is iet meer dan 60 jaaren, en weduwnaar; hij heeft maar eene dogter, die met eenen Advokaat in het parlement getrouwd is. Hij werkt met ongemeene vaerdigheid, van 4 of 5 uuren des morgens, den gcheelen dag door, tot laat in den nagt: hij is indedaad een veelwéter (Polyhistor), verftaat de wijsbegeerte, de fchei- en natuurkunde, zelfs de gefchiednis en de aardrijkskunde van Zweeden. Het is voor ccnen Zweed vermaaklijk, hem de naamen volgens het Fransch te horen uitfpréken. Niettégenftaande hij zo veel arbeid, ziet hij er zeer wél uit, en is vrolijk. Hij fchertfte eens met zig zeiven in het College Royal, als hij pingui Minerva uitlek Ondertusfchen moet ik den heer capperonier niet vergéten, al vergeet hij het College Royal, daar hij in jaar cn dag niet geweest is, fchoon hij laat aanplakken, dat hij over aristophanes in het openbaar les geeft. Hij is, gelijk een ieder gelooft, in het Grieksch doorervaren, doch. rn^st voor zig zeiven. Hij heeft sophocles mei  EN HET OOSTEN. 13 perfcheiden geleerde aantékeningen laten drukken, het werk is egter nog niet uitgegeven; fchoon het reeds zédert 10 jaaren afgedrukt ligt, behalven het laatfte blad van het register, dat hij in den geinelden tijd nog niet heeft kunnen afmaken. De boekdrukker is met deze anecdote, of, liever, anecdofis, niet zeer in zijn' fchik. Ik heb reeds hiervoor gemeld, dat hij koninglijke boekbewaarder is, en hier is hij vlijtiger, dan in het College Royal. Hij is een broederszoon van den geleerden capperonier , die voor den grootften kenner der Griekfche taaie van zijnen tijd gehouden werd, en zig bekend heeft gemaakt door zijne voortreflijke uitgave van quintiliaan, welke niet alleen nieuwer is, dan de Hollandfehe van burman , maar dezelve ook overtreft. Het is de beste uitgave, die men van dien Roomfchen Rédenaar heeft. Voor dat ik van het College Royal afftappe, moet ik van een gefchil gewag maken, dat, onlangs, aldaar ontitond, en wel bij de volgende gelegenheid: de heer garnier, dien gij reeds te voren door zijne Histoire de France zult kennen, welke hij, na den heer velly, vervolgt , Iloogleeraar in het Hebreeuwsch, doch tévens in deze taaie niet zeer bedreven zijnde, cn er ook niet veel agting voor hebbende, ftelde den heere graave van s. FLOéiENïiN, dienaar cn geheimfchrijver van ftaat, die het College Royal in zijn departement heeft, zonder den anderen Hoogleeraaren, noch zelfs den Infpe&or, er kennis van te géven, voor, dat het onnodig was, twee Hooglceraars inde Ilcbrecuwiche taaie in het College Royal te hebben, aangezien er zo weinige toehoorders waren; maar, dat, integendeel, een Iloogleeraar in de gefchied-  14 REIZÉ DOOR EUR OP Ai nisfe van Frankrijk van groöter noodzaaklijkheid was. De ftaatsdienaar behandelde deze zaak in den Raad op eene wijze, dat die verandering reeds plaats had, zonder dat iemand van degeenen, dien het aanging, er iet van wist, tot dat zij hét, éven als ik, in de nieuwspapieren lazen, hetwelke hun, dcrhalven, zeer vreemd voorkwam. Men heeft den heere garister dcswégcns veele verwijtingen gedaan, zowel in de Akademie der fraaije wétenfchappeh, waarvan hij een médelid is, als in het College de France. Thans is men er over uit, om dit andermaal te veranderen, en wéér op den ouden voet te brengen (5> Men meent, dat het jammer is, oude goede fchikkingcn, door franciskus I., den vader der wétenfehappcn, in Frankrijk gemaakt, te vernietigen; dat het eene barbaarschheid te kennen geeft, wanneer de fmaak en de gcnégenheid voor de oude taaien zulk eenen fchok krijgen; dat het College de France alleen voor moeilijker en hoogcr zaaken geftigt is, die men anders geen gelégenheid heeft om te léren; dat men de gefchiednisfen zelf kan lézen; dat er nauwlijks in gansch Frankrijk een leerftoel in het llebrecuwsch is, behalven deze twee, en ééncn in de Sorbonne, onlangs door den hertoge van orleans geftigt , en welke voor eerstbeginnenden is; dat een Hoogleeraar in de gefchiednisfe van Frankrijk ftaatkundige partijen kon maken, die of het ftaatsbeftier of het parlement aangaan, wanneer hij van den oorfprong van het ftaatsregt moet ipréken, hetwelke onder eene eenheerfchige (5) Men heeft zig egter naderhand aan de verandering in het College de France, door den heere garnier te weeg gebragt, gehouden.  EN HET OOSTEN. 15 regering altijd gevaarlijk is, névens meer andere gronden, die men tégen den leerdoel der gefchiednis bijbrengt. Men poogt ook het parlement in die zaak te mengen, cn het daarheen te wenden, dat hetzelve deze nieuwe fchikking niet registrérc. De heer garnier is voor 't overige ervaren in het Grieksch, en heeft weleer naar het Hcogleeraarampt in hetzelve gcffaan. Hoe zijne gefchiednis is, zult gij zelf best kunnen oordélen. Dezelve is hier niet zeer in agtinge. Nu zal het voor ditmaal genoeg gezegd zijn van het College Royal: alleen moet ik nog aanmerken, dat elk Hoogleeraar driemaal in de week les geeft, en daarvoor jaarlijks niet meer dan 600 livres heeft, offchoon de eerde bepaling voor eiken Hooglceraar van 200 eens cCor 's jaars was. In 't algemeen ftaat aantcmerken, dat de jaarwedden hier overal klein zijn, en om die réden arbeid elk des te vlijtiger, om te meer amptcn te kunnen waarnémen, en meer bczoldingen tc hebben, hetwelke hier geöorlofd is. Ik geloof, dat de heer de guignes wel 7 of 8 bedieningen heeft , die hem te zamen omtrent 6000 livres opbrengen: zo ook de heer le beau. Men merkt zulks als voordélig aan voor de wétenfehappcn, nademaal het tot vlijt en arbeid aanfpoort: wanneer men een ampt met een klein inkomen gekrégen heeft, tragt men zig bekwaam te maken, om er een tweede bij te bekomen, e. z. v.; inplaats, dat eene bediening met eene goede jaarwedde, wellust en lédigheid baart, naardien men geen verdere aanprikkeling tot den arbeid heeft. Zo oordeelt men ten minden hier. Men heeft hier de beste gelégenhcid van dewaereld, om alles, en wel voor niet, te léren ; doch zó, dat  lö R E I Z E DOÖR EUROPA» men hier niets béter koop heeft , dan geleerdheid en wétenfchappen , en niets duurder , dan vermaaken en dwaasheden. De letteroefeningen zijn in groot aanzien; hetgeene men bij ons waanwijsheid noemt, al gaande in een boek te lézen, als men in gezeifehap van anderen naar buiten gaat wandelen , is hier niet alleen een algemeen gebruik, maar zelfs wélvoeglijk en iet groots. Een Hertog en Pair, een Ridder,- gaan dikwijls, met een boek in de hand, in Luxembourg, in de Tuileries en andere openbaare wandelwégcn, ja, niet zelden ziet men Mevrouwen al gaande lézen. Men gaat en leert op de ftraatcn, en in het rijtuig zit men met een boek in de hand. In het eerst kwam mij dit zonderling voor, wijl men bij ons nauwlijks een boek over ftraat- durft dragen, veel minder daarin lézen. Een ieder rent hier, gelijk men het noemt, naar wijsheid. De heer nollet heeft meer dan duizend toehoorders cn bewonderaars, telkens als hij les geeft, hetwelke hij driemaal in de week doet. Hij maakt telkens ook verfcheiden en aartige proeven in de natuurkunde, zodat het zelfs voor kinderen een vermaak is. Hij is van eene ongelooflijke ménigte van kostbaare werktuigen voorzien, die de koning bekostigt, zo wel ten beste van het algemeen , als omdat hij des zondags naar Ferfailles rijd, en den Dauphin in de natuurkunde onderwijst. Hij weet zig ook met eene uitnémende duidelijkheid uit te drukken, en maakt door zijn aangenaam gelaat deze wétenfehap bij elk bemind. En hierin zal de heer brisson , die de furvivance van zijne bediening gekrégen heeft, moeite hebbefi, om hem te (•venaren. Ik moet ook met een enkel woord van een klein werk, doof'  EN HET OOSTEN. 17 door den geleerden fourmont nagelaten , en dat, denkelijk, binnen kort zal in het licht komen, om deszelfs merkwaardigheid, gewag maken. Het is eene zo nieuwerwetfche als verltandige verklaring over de Openbaringe van johannes. Hij houd deze openbaring voor geen voorzegging,'maar voor eene afbeelding en voorftelling van de ganfchc heilige fchrift, zowel het oude als het nieuwe testament, waarin elk boek door de eene of de andere merkwaardige plaats uit dezelve afgebeeld word, zo dat johannes op eene dichtkundige wijze den Christenen eene fchets van alle de boeken der heilige fchrift wil géven. Dus is de donder, hoofdfr. VI. 1., eene zinfpéling op de wetgéving, welke voor de Jooden het voornaamfte gedeelte der boeken van moses uitmaakt, bijgevolg worden hiermede de vijf boeken van moses aangewezen. Het witte paerd met den ruiter, die boog, kroon en overwinning heeft, is de zégepralende josua. Het roode paerd betékent gideon , en dus het boek derRechteren, en zo voords. Het dier met de 7 hoofden en 10 hoornen is demetrius, die eerst te Komen gevangen, was, en naderhand koning van Siriën werd, hij was een groot vervolger der Jooden; zijn naam vervat ook volkomen het getal 666, wanneer elke letter in de rékeninge volgens de waarde, die zij in het Sirifehe alphabet heeft, genomen word. In het XIV. hoofdll. worden alle de boeken van het nieuwe testament aangeduid, elk met zijne zinipélingcn. Het XVII. hoofdll. word uit de gefchiednisfe verklaart. Het vrouwsperfoen, op het dier gezéten, is Jerufalem. De zéven hoofden van het dier, zijn de zéven vorsten uit het huis van jierodes: i.) ue- rodes de groote , 2.) herodes antipas , 3.) archk- L Deel. K  18 REIZE DOOR EUROPA laus , 4.) filippus , koning van Trachonitis, 5.) agrippa de oude, 6.) herodes, koning van Chakis, 7.) aorippa de jonge. De 10 hoornen zijn de tien ftadhouders der Romeinen in Siriën, die het geflagt van herodes altoos onderfteunden e. z. v. Het is de heer le roux des hauterayes , die dit boek denkt uittegéven; als bloedverwant, heeft hij alle de nagelaten handfchriften Van fourmont , van dewelken er zeer veelen zijn, onder zig. Men kan ze vinden in de naamlijst, welke daarvan re Amfteldam uitgegeven is. Zédert al den tijd, dat fourmont dood is, is er nog niet een eenig uitgekomen. Het zal u mogelijk niet onaangenaam zijn, als ik een woord van de plegtigheid gewagc , welke op witten donderdag door den koning van Frankrijk verrigt werd, als hij dertien jongelingen de voeten wiefcli. Men noemt dezelve: la Cêne; ik was er bij tegenwoordig te VerfailIcY. In eene groote zaale werden 13 jongelingen in orde op eene lange tafel geplaatst, en in eene andere zaale 13 maal 13 of 169 houten fcliotels met éten op eene tafel in het vierkant gefchikt;' alle de geregten waren van visch, moeskruiden en vrugten, geen van vle^sch, uit hoofde der vasten. De koning kwam, des morgens te tien uuren, met de Prinfen en den hofftoet in de zaale, daar de jongelingen ten; daarop werd eene leerréden gedaan, die zeer fraai was; vervolgens gaf een bisfehop allen aanwézenden vergifnis voor alle zonden, en toen begon de wasfehing, welke door eenen der hovelingen aan de zijde des konings verrigt werd;'de Dauphin droogde de voeten met eigen handen af, en de voet afgedroogd zijnde, kuste de koning denzelven. De voetwasfehing geëindigd zijnde, werd het étendoor dertien Prinfen opgedragen. Vooreerst kwam  Ê N HET OOSTEN. 19 de Dauphin met het brooddaarop zijn oudfte broeder, de graaf yan Provence, met den wijn, waarna de jonger broeder, de graaf van Artois, volgde met boonen, en eindelijk de Prinfen van den bloede. De koning, die bij de jongelingen was blijven ftaan, nam eiken fchotel aan, en gaf dien eenen Aardsbisfchop over, die Opperhofprédiker. is; deze gaf dien aan een' ander', welke dien in een' grooten hoogen korf zette, die met de 13 fchotels vol was. Een ieder der jongelingen kreeg zulk eenen korf, ndvens eene beurs met 13 kroonen, makende 39 livres, en hiermede ging de eerfte jongeling heen. Dus droegen de Prinfen 13 maal het éten, en telkens 13 geregten, binnen, en elke reis ging een jongeling met zijnen korf heen, welke een gehcele last uitmaakte , en door twee lieden gedragen, werd; De jongens aten dus niet op het (lot. Dit alles verrigt zijnde, ging de koning met zijn ganfehe gevolg in de pragtige hofkapélle, alwaar toeneen praalgraf, het graf van christus voorftellcnde j van meer dan 200 egte en met goud ingelegde porceleinflcsfchen gemaakt was, waarin de fchoonfte bloemen Honden , welken men uit den onvergelijklijken tuin bij Trianon derwaard gebragt had. Deze biöemflesfchen waren op de wijze als lofwerk geplaatst, en verfchaften aan het oog een bekoorlijk gezigt. Nadat de mis, onder hét muziek der hof kapél, geëindigd was, trad de koning met de Prinfen en Mesdames de France naar het graf, en vielen aldaar gezamenlijk op de kniën. In 't algemeen moet men bekennen, dat aan dit luisterrijk hof meer godvrugt heerscht, dan men misfehien zou geloven. Aile morgendoet de koning, zodra hij gekleed is, eerst zijn gebed ia zijne kamer; hij valt te gelijk met zijne* geestlijken op B 2  $0 REIZE DOOR EUROPA de kniën, in tégenwöordïgheid van alle de aanwézenden* die dan in de rondte ftaan in dezelfde kamer, ik ben verfcheiden maaien des morgens er bij tégenwoofdig geweest, als hij zijn gebed deed. Als dan gaat hij naar de kerk en woont de misfe bij, en dit doet hij waarfchijnlijk dagelijks. Het ganfche hof volgt des konings voorbeeld; en het is der geheele waereld bekend, welke fchitterende voorbeelden van godvrugt en deugd de koningin in haar léven gaf. Bij des konings bedde in de paradekamer te Verfailles is eene kleine tafel aan den wand vast gemaakt, en met vergulde letters befchréven. Dezelve bevat delaatfte woorden van koning lodewijk XIV. aan den tégenwoordigen koning. Derzelver aantal is zo groot niet, of zij kunnen hier wel eene plaats vinden: Dernieres paroles du Roi louis quatorze au Roi Louis quinze, fon Arriere-petit-jils. Mon cher enfant*1. Vous allez être bientot Roi cTtrn grand Royaume; ce que je vous recommende le plus fortement, efl de n'oublier jamais les obligations, que vous avez a dieu : fouvenez vous, que vous lui devez tout ce que vous étes. Tachez de conferver la paix avec tous vos voiftns: ff ai trop aimé la guerre, ne mimitez pas en cela, non plus dans les trop grandes dépenfes, que fat faites. Prenez confeil en toutes chofes, & cherchez a connoitre le meilleur, pour le fuivre toujours. Soulagez vos peuples le plutót que vous le pot/vez, faites ce que fat eu le malheur de ne pouvoir faire moi-méme. IVoubliez jamais les grandes obli~ gations, que vous avez a Madame de ventadour. Pourmoi, Madame, ajouta-t-il en fe tournant vers elle, je-fuis bien faché de n'étrs plus en état de vous marquer  EN HET O Ö S T E N. 21 ma reconnoisfance. II finit en difant a Msr. Je Dauphin: Mon cher enfant! je vous donne de tout mon coeur ma bènèdiction: & il Temhrasfa enfuite deux fois avec de grandes marqués tfattendrisfement. [(*) d. i. Laatfte woorden van den koning lodewijk den veertienden aan den koning lodewijk den vijftienden, zijnen agter-klein-zoon, Mijn waarde kind! Gij zult, eerlang, koning worden over een groot rijk; hetgeene iku tenfterkftenaanbeveel, is, dat gij toch nooit uit het ooge verliest het geene gij aan god verpligt zijt; gedenk, dat gij hem allesverfchuldigd zijt. Tragt den vréde met uwe nabuuren te bewaren : ik heb den oorlog te zeer bemind , voJg hierin mijne voetftappen niet, noch ook in de te groote onkosten, die ik gedaan heb. Pleeg raad in alle zaaken, en tragt het beste te onderfcheiden, om hetzelve altoos te volgen. Verligt uwe onderdaanen zodra het u mogelijk zal zijn, en doe het geene ik het ongeluk gehad heb, zelf niet te kunnen doen. Vergeet de groote verpligtingen niet, die gij aan Mcvrouwe de ventadour hebt. Mij aangaande, Mevrouwe! vervolgde hij, zig naar haar wendende, het is mij leed, dat ik niet in Haat ben , u mijne erkendnis te bewijzen. Hij eindigde, met tégen den Dauphin te zeggen : Mijn waarde kind! ik geef u met al mijn hart mijnen zégen; en omhelsde hem vervolgens tot tweemaalen met groote blijken van téderheid.] Uit des konings wézen (*) Wij géven deze laatfte woorden van lodewijk XIV. hier ook in het Néderduitsch,en zullen telkens bij volgende gelégenheden.daar wij 't der moeite waardig agten, de overzetting tusfchentweef_] op het oorfpronglijke laten volgen, in verwagtinge, dat wij zommigen lézeren daarmede geen ondienst zullen doen. De Vert. B 3  22 RE I Z E P O O R EUROPA. fchittert niets, dan goedheid en genade, en men heeft dikwijls gelégenheid, zijnen gunstigen en genegen omgang te zien met de geenen, die zijnen perfoon omringen. De koning van Deenmarken werd zeer bemind, niet ab leen ten hove, maar bij ieder een'. Hij wist, in den korten tijd van 7 weeken, alle de harten voor zig intenémen. De heer du sejour , raad in het parlement, drukte zig, in eene verhandelinge over den doorgang van Fenus voor^ bij de zon, den 3den junij 1769, welke hij in de Akademie der wétenfchappen , van dewelke hij médelid is , voor, las, op de volgende wijze over den koning uit: Un jeune Prince, que Pamour de fes Sujets arrache aux plaifirs & aux hommages d'une cour brillante, pour comparer lui même, les moeurs , les loix, les ufages des diff'crentes Nations de TEurope; un Prince en un mot, qui a voulu connoitre les hommes, avant de les gouverner, nepouvoit êtrc infenftble a des oh jets dhm genre différent, ma is également dignes d'une ame élevée, namelijk om fterrenkundigen naar Noorwegen uittezenden, om deze verfcbijning waartendmen. Over de Zweedfche fterrenkundigen laat de heer du sejour zig aldus uit: Le zele, qui anime les Aftronomes Suedois, ne laisfe aucun lieu de douter, ■qiïtl ne fe trouve quelque Obfervateur dans la viïïe de Tornei, déja celehre par la mefure de la terre. La durée obfervée du pasfage y fera de 11 & demi mi nut es de tems plus longue que pour le centre de la terre. Het is zéker van aangelégenheid, thans wél waartenémen, want men zal er naderhand lang genoeg naar moeten wagtcn , dewijl, volgens de berékening van den heere du sejour, 0n iïok ferveraplus de pasfage de Fenus park Soleil, qiien 1872, Ï996, 2004, 2109,- 2117.  EN HET OOSTEN. 23 Ik was te Fontainebleau, als de koning van Denmarken de eeïfte maal door den koning van Frankrijk ontvangen werd. Ik zal van de pragt en den toedel, die er toen plaats had, niet gewagen; alle de nieuwspapieren waren er vol van, maar, liever, als een Zweed, u berigten, dat ik de plaats zag, alwaar de koningin christina den ongelukkigen monaldeschi van het léven liet beroven; men noemt die plaats la Gallerie des Cerfs, om dat de wanden met groote hertshoornen verlierd zijn. De monniken bij Fontainebleau bewaren zijn pander, of harnas, dat zeer fferk van Raaien maliën gemaakt is, en zijnen fabel, waar méde hij, fehoon vergeefs, zig poogde te verwéren. Hij was zulks dien dag verwagteiide , en had zig daarom van zulk een zwaar wapenkleed voorzien. Ik had te Fontainebleau, en naderhand verfcheiden maaien, de eer, bij den Deenfchen eerden daatsdienaar, den graave van ber.nstorf ; mijne opwagting te maken. Hij beklaagde ten uiterden den altevroegtijdigen dood van den zeer geleerden Hoogleeraar forskül; hij zeide, dat men hem regt zoude doen, en zijne gedagtenis éren met het geene van de Arabifche reis zal in het licht gegéven worden. De graaf van eernstorf is zelf een heer van groote hoedanigheden en zeer uitgebreide kuniigheden. Bij gelégenheid, dat de koning van Deènmarkè* op de koninglijke boekerij te Parys was, vraagde de koning naar den heere de guignes, enalsdezevoorgedeld, en met bijzondere gunstbetuigingen ontvangen werd, begon de graaf van eernstorf den koning een volledig berigt van de verdiensten en den arbeid des heeren oz g- igB 4  24 REIZE DOOR EUROPA nes te géven, en wel met zulk eene juistheid, dat de heer de guignes er zeer verbaasd over was. Er zal een nieuwe druk van de Encyclopedie opgelegd worden, welke met yeele nieuwe zaakui vermeerderd word. Gij weet, dat dit in zékeren opzigte voortreflijke werk allen niet behaagt, en de réden waarom is u ook niet onbekend. Inzonderheid toont de Academie Royale des Infcriptions £f dm belles Leitres geen bijzondere vrieudfchap voor de heeren Encyclopedisten, wijl zij zékere grondr zuilen aantasten, die het gebouw der wétcnfchappen fchragcn. Onlangs is hier een boek uitgekomen, het welk eerst tot titel had: moïse vengé, welken mencgternaderhand veranderde, zo dat dezelve thans is: Lettres de quelques Juifs, Portugais & Allemands, a Mr. de Foltaire, avec des reflèxions critiques ef c., & unpetit Com,mentaire, extrait dhtn plus grand; aLisbonne & fe trouye a Paris, 1769. 8. 424. bladz. (ZQ Hier worden den, lieere van voltaire zijne ménigvuldige feilen', tégenftrijdigheMen en dwalingen rijklijk getoond, cgter met eene bijzondere befcheidenheid en agting voor 's mans grooten geest en werken, que je regarde, word 'er bladz. 6 gezegd , comme une Bibliotheque; over welke woorden de uitgéver deze merkwaardige aautékening maakt: Je ne ff ais, ft eet éloge eft digne de Mr. de Foltaire; jusqulci ■il n'a ëté donné a perfonne, de parler de tont & cTen O) Men weet thans, dat de Schrijver dezer brieven is de lieer Abt Gueiié, Oud-Iloogleeraar inde Univerfiteit van Parys. Zie Gazette Litter. Tom. LIV. (1773. Avril.) p. 252. en Tom. LXXXIII. p. 59. not. en UEsprit des Journaux 1776, Sec. p. $9. * ■ •  EN HET OOSTEN. 25 farler hien. La fphere de F esprit humain a des homes: au de la de ces limit es jl perd toujours en profoncleur, ce quil gagné en fupaficie. Er is kortelings nog een ander bock tegen den heer van voltaire uitgekomen ,• Supplement a la Philofophie de Pllistoire de feu Mr. PAbbè Bazin, Amfterd. 17Ó9. doch het.is hier gedrukt. Ik heb nog geen tijd gehad, om het te lézen, naardien ik thans met een fraai boek bézig ben, dat, fchoon het niet geheel nieuw zij, nogthans bij ons, misfehien, nog niet bekend is. Het is: Traité de la formation méchanique des langues cjf des principes phyfique de P Etymologie. Paris 1765. 1 deelen in Svo., waarvan het eerfte, behalven een Discours préliminaire van 54 bladzijden, 487. en het andere 534. bladzijden groot is. Ik heb gehoord, dat de heer de brosses , Prefident a Mortier, in het parlement van Dyon, de fchrijvcr daarvan is. Men ziet niet veel boeken over de taaien, die zo wél gefchréven zijn, als dit. Het beantwoord volkomen aan den titel, cn behelst zelfs meer, dat bij onze veelbelovende titels (Titelt-aferey) zelden plaats heeft. Het ia waardig bij een' ieder, die van taaien cn woordgrondingen eenigwerk maakt, gekend te worden. Nogthans zou het eene en andere nader kunnen onderzogt, cn ook moeten veranderd worden; bij voorbeeld, als hij op verfcheiden plaatzen de Indiaanen voor de ftamvaders van het menschlijke geflagtc cn der wétenfehappcn houd, e. z. v. Dit boek is bij de Encyclopedie gebruikt, en maakt daarin verfcheiden artikels uit, die fchier allen de taaien betreffen. Ik heb de eer, te zijn c. z. v. B P  t5 R EI Z li DOOR EUROPA. TWEEDE BRIEF. Van den heer Anguctil en de uitgave der werken van 7,0roaster — Van den heer Berteraud — Staat der Oosterfche Letterkunde te Parys — Prijzen in de Univerfiteit en kollégiën — Aanmoediging tot de letteroefeningen — Zaal der Louvre — Schilder- en beeldhouwkunst — Van de heeren Philippe en d'Anville — Uittrekzel uit Niebuhfs berigten van Arabic — Ontwerp tot eene Encyclopedie militaire Van de heeren la Fosfe en Hernquist. — Zweeden, die zig te Parys ophouden. Parys , den 6den October , 1769. JLk fpoede mij, om aan uw verlangen te voldoen, en u de verdere berigten van de geleerden en den Maat der geleerdheid te Parys, in denzelfden fmaak, als in'mijn' vorigen brief, médetedélen. Maar zou ik u thans wel een grooter nieuws kunnen melden, dan dat het werk van zoroaster (6) te Parys op de pers is? De heer anquetil deed, voor eenige jaaren, eene reis naar Indien, hield zig aldaar verfcheiden jaaren op, verkeerde met Braminen en anderen, en leerde bij de Gebers de aaloude Perlifche taal, Zend genoemd, in dewelke zoroaster gefchréven heeft (7). Hij bragt alle de werken van de- (6) Anquetil's Zend- Avesta, ouvragt de Zoroaster &c., is , in 1770, in het licht gekomen. (7) De heer Anquetil heeft in het 37de deel ter Memoires de  EN HET OOSTEN. -7 zen wijsgeer met zig, en fchonk ze, névens meer andere hoeken in de oude Pcrfifche taaie, der koninglijke boekerije hier te Parys, alwaar zij tégenwoordig, in blaauw fluweel gebonden, bewaard worden, en de eenigften zijn, die men in Europa zo vollédig vind; want in Engeland heeft men ze niet allen, die hier zijn, en dienvolgens kon Doktor hyde zulk een werk niet in het licht géven, gelijk hij beloofde, en Europa nu bijna 60 jaaren vervvagt heeft. Hyde was niet in ftaat, zijne belofte na te komen; want vooreerst kende hij de oude taaien Zend en Pehlvi niet; maar alleen het laater Perfisch; verders liad men in Europa alle de fchriftcn van zoroaster nog niet, die men er thans ingebragt heeft; eindelijk worden er noch in Engeland^noch ergens elders in Europa, behalven te Parys, boeken gevonden, in de taaie Pehlvi gefchréven. liet was voor Frankrijk bewaard, dezen aalouden wijsgeer het eerfee tc léren kennen, en in een Fransch gewaad te kléden, om hem des tc beminlijker te maken. Het is zéker niets gerings, de eerfte en oudfte gedenktékeus van een oud en magtig volk, voor meer dan 1200 jaaren uitgeroeid, in de Franfche taaie te zien te krijgen; en het moet noodzaaklijk de nieuwsgierigheid der geenen, die de gefchiednis der volken en de ftaatsfchriften der oudheid willen léren kennen, gaande maken. En het is des te zonderbaarer, daar de taaien, in welken deze boeken gefchréven zijn, thans geheellijk te niet ge- r'Academie des Infcriptions twee verhandelingen gegeven; de eene over het godgeleerde Itelzel der Perzen uit de boekeu Zend, Pehlvi; en ParjH', de andere over den tijd, in welken zoroaster leefde..  *3 REIZE DOOR EUROPA ift zija, en-flegts nog bij weinigen in de Indien, cn, mogelijk, in Perfiën, verdaan worden, die dezelvengeleerd hebben, gelijk de Geien, doch verder bij niemand in gansch Europa, behalven den heere anquetil. Hij is jong,, van eene gezonde lichaamsgefteldheid, en lévendig van geest; hij is ook lid van de Academie des InJcripuons Qfe. en vertolker der Oosterfche fpraaken. De titel van zijn werk is: Zend-Avesta, Ouvrage de Zoroaster, contenant les idéés Théologiques, Phyfiques & Morales de ce Legislateur, les Cérémonies du culte réligieux a érf^ &PWeurs traits important a Fancienne Ihstotre des Perfes: traduit en Francois fur Voriginal Zend avec des remarques; précédé de la vie de Zoroaster, & fuivi de la Cosmogonie des Perfes du Kirman & de 1' Inde, traduit e de la langue Pehlvi; de Fexpofition de leurs ufages actuels tant civils que réligieux, &> de deux vocabulaires des Langues, dans lesquelles font écrits leurs anciens livres &c. par Mr. Anquetil. Hetzelve zal met het aflopen van het tégenwoordige, of in het begin van het aanftaande jaar uitkomen, en een dik boekdeel in 4 uitmaken. Behalven hetgeene hier in den titel gemeld is zal het ook een berigt vervatten der reize van den heere' anquetil naar Indien , en op welke wijze hij de oude boeken der Perzen heeft kunnen magtig worden, hoe hij de taaien geleerd heeft, in dewelken dezelven gefchréven zijn; verders een verhaal van de verhuizing der Perzen naar Indien, en de merkwaardigfte gebeurdnisfen, betreklijft tot dit zwervend volk, tot in het jaar 1760. Het zal ook tévens van de gefteldAeid der Zendfche boeken handelen, en van de onderfcheiden exemplaaren, waaruit de lclinjver dezelven heeft overgezet. Eindelijk volgen ex  EN HET OOSTEN. 59 twaalf koperen plaaten, gedeeltelijk tot de gebruiken en plegtigheden der Perzen behorende, gedeeltelijk de alphabetten van de Zendfche, Pehlvifche en Perfifche fpraaken, uit de beste handfehriften genomen, névens het begin der oorfpronglijken zelvcn, behelzende. De drie laatfte plaaten zijn inzonderheid merkwaardig; zij bevatten, in een opfchrift, de vrijbrieven, of voorregten , welken de Jooden in Cockin, zddert meer dan 1000 jaaren, van den keizer op de kust van Malabar, scharan peoromal , verkrégen hebben. Ik herinner mij, van -deze Joodön iet gelézen te hebben in 'de Engelfche hédendaagfche gefchiednisfe, daar de reis van den heere hamilton ten bewijze word aangehaald, welke zegt: dat de Israëlitifche vlugtlingen hunne Hebreeuwfche boeken, die zeer oud zijn, in koper gegraveerd hebben;' dat zij een vervolg van alle de keizers, onder dewelken zij geleefd hebben, tot op salmanasser, bezitten, en dat zij, zédert de Asfirifche gevangnis, in Cochin hebben gewoond. Ik weet voor zéker , dat ik dit in de hédendaagfche gefchiednisfe gelézen heb, maar ik kan mij niet te binrten brengen, in welk deel. Als ik tijd heb, om den heere anquetil een bezoek te géven, zal ik tragten verder licht in de gefchiednisfe dezer Jooden te bekomen, zo verre hij mij daarvan kan onderrigten, om ze u médetedélen. Ik kan hier niet onaangeroerd laten, dat hij verfcheiden boeken, op dadelbladeren gefchréven, heeft médegebragt; hij heeft er mij veelcn van getoond, die op onderfcheiden wijzen zonderling te zamengevoegd en gevormd zijn. Maar, genoeg hiervan. Thans zal ik een ander merkwaardig werk noemen, dat «nder handen is, cn niet weinig tot opheldering der ge-  3o REIZE DOOR EUROPA ibhiednisfe zal toebrengen: liet is eene volkomen befchnj-? ving der kruistogten, met al hetgeene daaromtrent in de Oosterfche landen is voorgevallen, uit Arabifche haudfchriften verzameld. De heer berteraud , een Bevediktijn arbeid er aan. De titel is: Rerum a Francis in Oriertte geftarum Scriptores. Het zal drie of vier deelen in folio maken. Men is wel voornémens, om den Arabifchen tekst naast de Latijnfche overzetting te drukken i indien men maar Arabifche letters kan bekomen, die thans niet in Parys, en nauwlijks in gansch Frankrijk in gcnoegzaame hoeveelheid voor handen zijn, daar men nogthans ten tijde van den kardinaal •richelieu verfcheiden boeken in het Arabisch drukte, hetwelke egter naderhand uit het gebruik en uit den fmaak, en gevolglijk geheel te niet geraakt is, éven als de Chineefche letters van den heere c. fourmont. Dit werk van den heere berteraud word, als ware het, een bijvoegzel tot de Rerum Gallicarum et Francicarum Scriptores, waarvan reeds 11 deelen in folio_uitgekomen zijn, en het 12de bij de Benediktijnen onder handen is. De koning geeft hun jaarlijks eene wedde van 1200 livres voor de Frani'che gefchiednisfe; daar is er drie, die er aan arbeiden, onder dezen de heer berteraud. Ik heb hem eenen Arabier bezorgd, die voorléden jaar, fchipbreuk geléden hebbende, hier kwam, en dagelijks met mij verkeert, om mij de moeilijke Arabifche handfehriften te helpen lézen: bij helpt op dezelfde wijze den heer berteraud , en fchrijft de onleesbaare handfehriften af, die in de boekerïje gevonden worden, en de kruistogten betreffen. Zijn naam is josef schahin, hij is koopman in Siri'èn geweest, heeft in de Middenlandfche zee fchipbreuk geléden, be-  EN HET OOSTEN. Si gint tra een weinig Fransch te fpréken, en word uit dien hoofde van dienst; doch toen hij voorléden jaar bij mij kwam, kon hij niet anders dan zijne moedertaal, het Arabisch, en weinig Italiaansch , of, béter gezegd, Lingm Franca. Hij heeft voor 't tegenwoordige hier niets anders te doen, en daarom gelégen tijd, om mij in 't Arabisch behulpzaam te zijn; doch, wijl het voor mij alleen al vrij kostbaar was, hem te onderhouden, maakte ik hem bij den heer berteraud bekend, die veel dienst van hem heeft. Daar is hier anders wel geen gebrek aan koninglijke geheimfchrijvers en vertolkers, die het Arabisch zo wél fpréken als het Fransch; maar zij hebben andere bézigheden, en kunnen niet zo dikwijls bij iemand aan huis komen, als wel nodig is. Ik ken er hier vier, die het Arabisch fpréken en fchrijven, van dewelken ik in mijn' vorigen brief den heer cardonne genoemd heb , die ook Hoogleeraar in het Arabisch is, en eene gefchiednis heeft uitgegévcn van de Arabiers in Spanje en Afrika^ getrokken uit Arabifche handfehriften, welken in de koninglijke boekerije gevonden worden; hij is 20 jaaren lang in het Oosten geweest. Doch ik moest hier den bekwaamften onder alle de vertolkers niet vergéten : deze is de heer le grand, koninglijke geheimfchrijvcr, die 40 jaaren buiten 's lands is geweest, zo in Egipte als in Siriën eh te Konjlantinobel, Hij heeft zig in de fchoolcn der Arabieren en Grieken geoefend, fprcekt en fchrijft, met eene ongemecne vaerdigheid , Turksch , Arabisch en Perfis ch, en heeft in deze taaien nauwlijks zijns gelijk in Europa. Ik heb dikwijls gezien, dat hij mijnen Arabier in het fpréken en fchrijven verbéterde. Niet lang geléden was hier een gezant van Algiers, die  32 REIZEDOOR EUROPA zig zeer verwonderde over de groote vlugheid van den heere le grand in het Arabisch te fpréken: het is hem om 'téven, of hij Arabisch , Turksch, of Fransch fpreekt. Hij heeft maar één boek uitgegeven: Controverfe furla Réligion Chrétienne &celledesMahometans,parMr. leGrand, en 12,a Paris. Het is eene vertaling van een oud Arabisch handichrift, waaruit men kan zien, wat de ouden van het christendom dagten. Tegenwoordig is zijn voornémen, om, binnen kort, eene verzameling uittegéveu van mengeldichten, kórte vertellingen, invallende gedagten, e. z. v., getrokken uit Arabifche handfehriften. Hij is een klein mager, man van omtrent 60 jaaren, heeft een goed hart en is zeer godvrugtig. Hij vereert mij met eene vertrouwlijke vriendfehap. Ik mag ook, ten minden om des grooten naams halve, den heer fourmont niet voorbijgaan , die insgelijks een overzetter in de Oosterfche taaien is. Ilij is vier jaaren in Egipte geweest, en heeft een klein bock uitgegeven, onder den titel: Description Historique gtographique des plaines cTHéliopolis ciT* de Memphis, Paris, 1755, met koperen plaaten, en eenen platten grond van Cairo , Memphis, Héliopolis, e. z. v. met eene opdragt aan den Staatsdienaar, den heer d'argenson. Hij toont aan, hoe zeer men dwaalt, wanneer men Babiion, oïCairo, voor Memphis neemt, gelijk fchier alle de laatercn gedaan hebben, zelfs schultens niet uitgezonderd, en delt vervolgens de ligging van Memphis bij het dorp, Manuf genoemd, nabij de piramieden,'een goed end wegs aan de linke zijde van den Nijl; in plaats dat Cairo, zowel het oude, welk Babiion is, als het nieuwe, nevens Fusthath, aan de oostzijde van dien vloed ligt. De heer fuur-  EN HET OOSTEN. 33 fourmont is eeii broeders zoon van den geleerden fourmont, en men noemt hem hier, wégens zijne zwaarlijvigheid, le gros'Fourmont [dén dikken fourmont.] Er zijn hier thans meer Overzetters, die de Oosterfche taaleil fpréken, maar geen één met die vaerdigheid, als de heer le grand. Behalven hem zijn er nog anderen, die deze taaien verftaan, zonder dezelven te fpréken* Men heeft hier in het geheel agt of négen geleerden, enkel en alleen voor de Oosterfche taaien, welken allen eene jaarwedde genieten, en bij de koninglijke boekerij aangenomen zijn, éven als de vertalers in de Eüropefche taaien; zodat hier geen plaats kan hebben hetgeene ik i onlangs, tot mijne fmerte, in een nieuwspapier las, waarin, doch zonder grond geloof ik, gezegd werd, dat een Turk of Arabier te Stokholm was gekomen, zonder dat er iemand in de ganfche hoofdftad was te vinden, die met hem kon fpréken, of onderfcheiden, of hij Tufksch of Arabisch fprak. De koning onderhoud hier ggftadfg eene fchoole, alleen voor de Turkfche taaie, welker leerlingen uit Grieken van de eilanden-, uit Franfchen uit de Levant, e. z. v. genomen worden. Zij maken een aanffierklijk getal uit, en worden genoemd: les Enfans des Langues. Ta] gaan altijd op de Oosterfche wijze gekleed, om zig bijtijds aan die kléding te gewennen; men onderwijst hen in het Turksch, Latijn, de aardrijkskunde, de gefchiednisfe e. z. v. en zend hen dan naar Konftantinopel, Cairo, Smirna e. z. v. om zig in de taaien verder te volmaken. Uit dezen maakt men naderhand Konfuls, Agenten, Tolken ofGeheimfchrijvers der gezantfehappen in de Oosterfche lauden. Volgens zulke verftandige fchikkingen, kan er nooit eenig gebrek hier aan zijn, wijl er I. Deel. G  34 REIZE DOOR EUROPA. eene geftadige opvolging is, en de eene des anderen plaats vervangt. De middelen, van dewelken men zig bediend , om de jeugd in de kollégiën of gymnafiën alhier tot eene vlijtige naftréving in de lecröefeningen aantefporen, moet ik nu ook nog met weinige woorden aanroeren. Ik ging dit in mijnen vorigen brief, waarin ik iet van de Univerfiteit en derzelver kollégiën gewaagde, met ftilzwijgen voorbij, om réden , dat ik toen nog niet als ooggetuige bij de groote plcgtigheid , als den bekwaamfterï onder de leerlingen de prijzen uitgedeeld worden, was tégenwoordig geweest. Er gefchied alle jaaren eene algemeene uitdéling van beloningen , in het bijzijn van het parlement zelve. Vooraf word er naar den prijs gedongen, als wanneer de jeugd zig om ftrijd beijvert, wie het beste over eene opgegéven Itoffe kan fchrijven, het zij een onderwerp in het Latijn , in het Franfch, eene overzetting uit het Grieksch, vaerzen en dergclijken, alles naar de klasfen in de kollégiën; en , gelijk er in elk kollégie 6 klasfen zijn, die insgelijks haare onderverdélingen hebben, word er verfcheiden maaien naar den prijs gedongen, wanneer de uitgelézenften uit alle tien de groote kollégiën te zanten komen en fchrijven. Als liet gefchréven en gereed gemaakt is, zijn er zékere Hoogleeraars, die elk gefchrift met eene zinfpreuk , en den naam met dezelfde zinfpreuk tékenen; daarna word de naam afgeihéden, en alle de naanien aan eenen draad gerégen: deze fchriften zonder naamen worden naderhand zékeren onderzoekeren overgegéven, welken altoos de oudite Hoogleeraars op de Univerfiteit zijn, maar niet dezelfden , die bij het fchrijven tégenwoordig waren, om dus voortekomeu, dat er geen gunften of onderkruipingeö  EN HET OOSTEN. 35 plaats hebben. Deze onderzoekers gaan met eene onpartijdige geftrengheid te werk, en fchieten de flegtlten uit, zodat de agt besten in elke (toffe overblijven; onder dezen word wéderom de beste uitgezogt, alsdan zoekt men eerst Onder de naamen, tot dat men dezelfde zinfpreuk wédervind, dié op het gefehrift ftond', en deeze bekomt den eerften prijs. Met dezelfde geftrengheid word met den anderen gehandeld, die den tweeden prijs behaalt; de zes overigen krijgen geen prijs, maar een accesfit, zo dat hunne naamen gedrukt en bij de uitdéling openlijk uitgeroepen worden. Op deze wijze word met alle de klaslén en derzelver afdéiingen gehandeld; telkens kunnen wel 100 leerlingen naar den prijs dingen, namelijk 10 uit elk kollégie. Toen naderhand de uitdéling zou gereneden, hetwelke, in dit jaar, den 7den augustus was, kwam het parlement en de Univerfiteit in de Sorbonne te zamen; wordende eerst, door eenen Hoogleeraar, eene rédenvoering in het Latijn gedaan, over de nuttigheid en het nadeel van het beijveren nm ftrijd bij de jeugd, e. z. v. Hierop begon een geheimfchrijver een patent aftelézen, waarin de naamen (tonden dergeenen, die prijzen getrokken hadden; ondertusfehen weet geen der jongelingen te voren, wie getrokken heeft. De geen, die in de klasfe der Rédenaaren den hoogften prijs behaald heeft, word dan de eerfte, onder muziek, handgeklap, en ménigvuldige toejuichingen, uitgeroepen. Vervolgens word hij door den eerften voorzitter van het parlement met eenen krans gekroond, daarna door denzelfden omhelsd en gekust, hetzelve doet ook de Reclor der Univerfiteit, die hem tévens een fraai boek geeft; en hierin beftaat de gaufche beloning. De naam van den jongeling word naderC a  3<5 REIZE DOOR EU.ROPA. hand in de nieuwspapieren bekend gemaakt. De anderen, die prijzen getrokken hebben, worden door den Rector gekroond, die elk hunner omhelst, en hem tévens een boek geeft. Dit alles gefchied onder de grootfte vreugdebewijzen. Dus werden er, in dit jaar, gelijk telkens , 44 gekroond, en 130 krégen het accespt; het gebeurde ook, dat zommigen driemaal gekroond werden, nademaal zij in verfcheiden ftoffen te gelijk den eerften of tweeden prijs gewonnen hadden. Gij zult, mogelijk, denken, dat ik over zulk een gering onderwerp wat breedvoerig ben; maar, hoe gering de prijs is, ftreeft men egteréven zo ijverig naar denzelven, als voortijds naar de kroon in de Olympifche fpélen. En ik moet bekennen, dat dit hier van eene bétere uitwerking is, dan ergens elders de grootfte jaargelden, naardien men elk jaar nieuwe gronden heeft, die aanfporen; in plaats, dat iemand, die eenmaal eene kostbaarc beloning gekrégen heeft, zig naderhand kan veronagtzamen. Daarenboven gefchied het met een' grooten luiftcr; het zegt toch iet, dat de eerfte voorzitter in het parlement eenen fchoolknaap omhelst, en hem van zijne vriendfehap en genégenheid verzékert. Zo weet men hier de letteroefeningen aantemoedigen, en dit heeft bij zommigen eene bijzondere uitwerking. Ik ken een' jongen édelman, die op deze wijze alle jaaren een' ot'meer prijzen gewonnen heeft , en dat wel alle klasfen door; zonder twijfel- zal hij. eens het lierzei zijns landaards zijn, gelijk hij het tot hier toe van de Univerfiteit geweest is. Hij is nog maar 19 jaaren oud , en heeft reeds alle de Latijnfche klaslifche fehrijyers gelézen, zonder alle de Franfche dichters, gefehiedfehrijvers en rédenaars te melden. In het Grieksch is hij zo vlug, dat hij elk Fiimsch  EN HET OOSTEN. 37 of Latijnseri boek, dat men hem opgeeft, voor de vuist zonder hapering, overzet. Hij • heeft veertig Griekfche fchrijvers gelézen, en pindarus is zijn mccstgeliefde dichter. Hij kent derzelver fchoonheden, en weet van al hetgeene hij gelézen heeft, met voordeel, gebruik te maken. In dit jaar heeft hij met het Arabisch begonnen , waarin hij zulke fpoedige voordgangen maakt, dat de Hoogleeraars in het College Royal er over verbaasd traan. In denzelfden tijd heeft hij het Sirisch uit zigzelven geleerd, en reeds de Euangelisten gelézen; nog onlangs heeft hij met het Hebreeuwsch eenen aanvang gemaakt, en, daar hij voor veertien dagen nog geen woord kon lézen, heeft hij thans reeds zéven hoofdftukken in Gencfis gelézen, doordien hij de woorden uit het Arabisch en Sirisch herkent; zo dat hij, in het begin van februari) geen letter in de Oosterfche taaien kennende, dezelven nu haast in eenen taamlijk hoogen trap magtig is, en dagelijks verderen voordgang maakt. Ik moet hier mijnen brief met zijnen naam vertieren, verzékerd zijnde, dat, wanneer hij het léven en de gezondheid behoud, hij te eenigen tijde eene aanzienlijke plaats in de joumaalen der geleerden zal beflaan: het is de heer jean baptist gaspard d'anse de villoison uit een oud geflagt (8). De heer (8) De heer anse de villoison is naderhand medelid der Academie des Infcripiions ö? des belles Lettres te Parys geworden ; gelijk ook, in 1775, op uitdruklijk bevél van den koning van Prnisfen, tot médelid der koninglijke Akademie der wétenfchappen te JBerfyn verkoren. [Op het einde van dit deel zal men het wézendlijke uit eenen Isriefvan den hsere anse. de villoison aaneen heer pjó'rnstühi, , C 3  38 REIZE DOOR EUROPA de villoison nam fchier al de prijzen bij de Univerfiteit weg, en heeft zig, door zijnen onvergelijklijken ijveren zijn voortrefhjk gedrag, in het algemeen bemind gemaakt. lichalvcn deze algemeene uitdelingen van beloningen, word naderhand in elk kollégie bijzonder eene dergelijke beloning voor bevlijtiging en goede vordering gegéven, en ook op dezelfde wijze, 'alleenlijk is het de voornaamfte of voorftander in elk kollégie, die de kroning verrigt, en wel jaarlijks op eigen kosten, om op die wijze zijne leerlingen aantemoedigen. Als men nu een' Hoogleeraar voor de Univerfiteit zoekt,gefchied het insgelijks door zulken ftrijd, of médeftréving, volkomen op dezelfde wijze, zo als hiervoor van de jeugd gemeld is; en het ampt word aan dien toegewézen, die het beste gefchréven heeft, zonder eenige gunst omtrent naam ofperfoon, nademaal defchriften , die onderzogt worden, zonder naamen moeten wét zen. Dus ontbreekt het hier noch aan aanmoediging, noch aan beloningen, die zowel onder jonge als oudere lieden onpartijdig uitgedeeld worden. Word vervolgens lot een bijvoegzel, géven. Dezelve behelst niet alleen verfcheiden gewigtige berigten; maar zal den lezer dezen man, van wien het geleerde Europa zo veel mag verwagten , eenigzins na. der léren kennen. Dezelfde heer heeft zig, in het jaar 1773, der geleerde vvaereld bekend gemaakt door eene pragtige uitgave van Apollonii, Sop.'iifta?, Lexicon Homericum , in twee deelen r in quarto: zie des Hooggel. Sax. Onomaft. Liter . P. 1. p. 558. —- Men wagt ook nog van hem de uitgave van het Violarium, of de Jonia, van de keizerin, Eudocia. Zie Sax, Onom. Liter. P. 11. p. 184., en eene nieuwe uitgave van de fjtfioralia van Longus,]  EN HET OOSTEN, & iemand médelid van eene der Akademiën alhier, dan heeft hij, binnen korte jaaren , eene jaarlijkfche wedde te wanten, die nooit minder dan van 2000 livres is, zonder daarom verpligt te zijn, meer dan te voren te arbeiden, maar alleen volkomen naar zijn believen. Boven dit alles fterft een groot man hier niet zo ras, als wel op andere plaatzen: hij moet, ten voorbedde voor anderen, jiog lange na den dood léven. Hier word niet flegts eene gedenkréde gedaan aanftonds na den dood van eenen man van verdienlte, maar zijne lofréde word ook jaarlijks vernieuwd; elk half jaar word in de Sorbonne eene fraaije Latijnfche lofréde over den eenen of anderen geleerden uitgcfproken, die groote diensten gedaan heeft; zo ben ik bij de fraaifte rédevoeringen over fenelon , bossuet , en anderen tégenwoordig geweest; de pauslijke Nuntius, Aardsbisfchoppen e. z. v., gelijk ook eene ménigte jonge lieden laten zig daar bij vinden, welken allen aangefpoord worden, om hetzelfde te doen, dat is, kundig* heden en verftand te verwerven, om, gelijk de geroemde en overlédcn perfoon, voor de waereld wat goeds te ftigten , éven als dezelve, den évenmensch te befchaven, te vormen, te onderrigten, bezoldingen te géven, en andere nuttige fchïkkingen te maken. Zo ftrooit men hier gefta? dig bloemen op de graven van groote mannen, die zig, als ware het, in den roem, dien zij verworven hebben, overléven; en het genoegen, welk men ondervind, in hunne gedagtenis te vieren, fchijnt den perfoon zeiven weêr in het léven terug te voeren, ten minfteu zijns ger lijk voordtebrengen, nademaal deszelfs roem zo veelen aanmoedigt: éven gelijk de laurieren van miltiades, themistokles opwekten, en gelijk de grenadiers, di'u C 4  40 REIZE DOOR EUROPA hunne dégens op den grafzerk van den Marfchalk van Saxen wetten. Van de grondrégels fprékende, die hier gebruikt worden, om naijver te verwekken, moet ik le Sallon du Louvre niet vergéten, alwaar de grootfte meesterftukken, van fchilderijën , beeldhouwwerk en konstprenten in het openbaar ten toon gefield worden, welken de médelédeu van de koninglijke Akademie der fchildcr- en beeldhouwkunst vervaerdigd hebben; het gefchied qm het andere jaar, als wanneer de gemelde zaal gedurende zes weeken open is. Thans is dezelve open, en men kan er de fchoonfte Hukken, ten getale van 300, zien. Eenen Zweed is het des te vleijender, wanneer hij hier de beste werken door zijne landgenooten, de heeren roslin , taravall en hall, welken waardige médeléden dezer Akademie zijn, gemaakt ziet. Onder andere meesterftukken van den heer roslin is aldaar eene groote plaat, den kamerheer en ridder jenning verbeeldende, zo wél gemaakt, dat dezelve een ieders verwondering tot zig trekt. De heeren roslin en taravall zijn Peintres du Roi, en de heer hall is onlangs bij de prinfen als Peintre da Enfans de France aangenomen. In miniatuur heeft hij hier nauwlijks iemand hem gelijk. Meij ziet er ook het afbeeldzel des konings en dat der koninginne, doch gewerkt in de tapijtfabrick der Gobelinen, eene fchildcrij, die de yoortreflijkde fchildcrwerkcn dei) voorrang betwist, zo wél en lévendig zijn de kleuren getroffen, en de kléding overtreft alle fchilderkunst. Eeu beeldhouwftuk vertoont een ontwerp van eene graftombe voor den overléden koning stantslaus,. die. door de onfcerflijkhcid onderffeund en gekroond word; benéden Vr ■ c '• •>-,■•-.'-'•.;".'., - ■ *  EN HET OOSTEN. 41 ziet men de kunsten, waarvan deze vorst zulk een groot voorftander was. Geheel onder aan Haat dit opfchrift: JEterne. Memorie. Stanielai I. Poloniee. Regïs. Aug. Lotharing, et. Barri. Ducis. Qui. Alter. Titus. Sed. Tito. Felicior. Ne. Unum, Qiiidem. Diem. Perdidit. Quando. Siuc. Subditos. Ditioni. Populos. Sui. 'Memares. Faciebat. Ojtotidie. Merendo. Princeps. Re. Et. Cognon:. Beneficent. Vix. Ann. Mens. Dies. Obiit. A. R. S. MDCCLXVI. lm: et. Finx. Pajou. Sculpt. Reg. 1767. (_cj. — Men ziet hier ook twee afbeeldzcls van -de bekende gravin du barr.y , het ééne Helt haar voor als een vrouwsperfoon, het andere, in' mansgewaad. Eene fchoone Venus van wit marmer, door den heer coustou, behoort aan den koning van Pruisfen. Dus hebben de kunstenaars hier gelegenheid, om der waereld blijken van hunne uitmuntendheid en hunnen naijver te geven; auderenwéderom, om hunnen fmaak te vormen , en die reeds fmaak hebben, kunnen denzelven hier veredelen. Voor het overige zijn de fchilderijën jn het kabinet des konings, in het flot Luxemburg, tweemaal in de weeke, het gehcele jaar door ^ openlijk te zien; gelijk ook aldaar la Galerie de Rubens, daar de gefchied- (V) Dat is: ., TerYonwige gedngtenis van Stanislaus den I. koning van Polen, Hertog van Br.rr, en Lotharinge. die, als „ een tweede Titus, maar gelukkiger dan Titus, niet eenen dag verloren heeft, als hij de volken onder zijn gebied aan zig „ deed denken, door dagelij kfche verdienften: een vorst in naam „ en d?rd weldadig. Hij leefde . . jaar, . . maanden, . . da„ gen: ltierf in het jaar O. H. 176ó. Pajou, koninglp beeld„ houwer, vond dit uit, en beeldde het, 1767." C 5  *2 RE IZE DOOR EUROPA nisfen van hendrik IV. en van wm.pt van medicis voorgcfteld worden. Zo ook het Ce.binet (TEstampcs? bij de koninglijke boekerij, hetwelke zeer rijk en kostbaar is. Ik zag daar de fchoonfte koperen plaaten uit de Zweediche gefchiednis zédert den koning gustavus adolfus ; nevens de koningen, vind men daar de grootfte mannen, als oxens.tierna, koningsmark , wrangel , en anderen. Men heeft daar ook eene verzameling van meer dan 6000 afbeeldingen van planten en dieren, die in het klein en op pergament overheerlijk afgebeeld zijn. Maar ik •verdwaal in de ftolfe, wanneer ik van de ve,rhévenheid der fchilder-, beeldhouw-, téken--en bouwkunde e. z. v, in Parys wil fpréken. Ik zal, derhalvcn, béter doen, wanneer ik tot geleerde zaaken wéderkcer. Ik heb u reeds gezegd, dat minerva hier goed koop is, en dat men om niet kan léren, wat men wil; zodat het waar is, hetgeen de baron holberg van Parys zegt, dat niets daar béter koop is, dan wijsheid, niets duurder, dan dwaasheden en vermaaken. De lust, om anderen te onderwijzen, en zig bekend te maken, gaat hier zo verre, dat er vcelen gevonden worden, die tot hunnent bijzondere lesfen géven, zonder noch door de regering, noch door iemand anders daarvoor betaald tc worden. Zulken keu ik er verfcheiden. Onder dezen verdient de heer philippe de pretot gemeld te worden. Hij is de egte fchrijver van een naamloos fchrift: Analyfe chronologique de FHistoire univerfelle, depuis le commencement du Monde jusqu h T Empire de Charlemagne inclufivement^ in 40. 378 bladzijden. Het is te Parys voor de tweedemaal gedrukt, in 1756; en zal ook eerstdaags, in het Spaansch vertaald, uitkomen. Het behelst, volgens eene  EN HET OOSTEN. 43 jiaauwkeurige tijdorde, al het merkwaardige, dat er voorgevallen is zédert de fchepping tot op karel den grooten , waarméde hij de oude gefchiednis befluit, nademaal om dezen tijd niet meer van het Roomfche rijk ger fproken word, en er toen, zowel in Europa als in Afi'è, nieuwe rijken te voorfchijn kwamen. Dit ganfche tijdvak bevat hij in twaalf tijdperken,welken ik hier zou opnoemen, indien ik niet vreesde, te .breedvoerig te worden. De heer pretor heeft nu 22 jaaren lang les gegéven in de gefchiednisie en aardrijkskunde, zonder eenige bezolding daar voor te trekken. Zijne lesfen geeft hij te zijnen huize alle zon-en feestdagen , telkens twee uuren, en wel voor beiderlei fexe; het is niets zeldzaams, marquifen, graaven, ridders, abts e. z. v. bij hem te zien. Hij onderwijst met veel fmaak; in de Zweedfche gefchiednisfe heb ik hem anecdoten horen aanhalen, van dewelken ik niet vermoedde, dat zij zo verre buiten het vaderland bekend waren. Hij heeft ook een'' goeden atlas uitgegévcn, die bij zijne voorlézingen gebruikt word. Dezelven worden het ganfche jaar door voordgezet, uitgezonderd 2 of 3 maanden, dat hij viertijd neemt. Thans, in de maand november, begint hij-zijne lesfen voor de 2311? maal. Dezelfde heer is ook koninglijk Cenfeur, of boekenkeurder. Hij tcfbnde mij, onlangs, een klein boek uit Stokhohn, dat de Kancdkr hem .had gegéven, om zijn oordeel daarover te horen, of liet in Frankrijk zoif kunnen ingevoerd en verkogt worden: de titel, indien ik mij wél herinner, is: Variétés gfa, (9) Ik zogt hem (9) Deze Variétés zijn eene zeer matige verzameling van verfcheiden Franfche, meestendeels rijralooze, opllelien, ouder den  44 REIZE DOOR EUROPA te bewegen, om het vertier van het boek hier toeteftaan, om den Zweedfchen boekhandel uittebreiden; en hij zeide mij, dat hij 'het zou doen, fchoon hij zelf de fchoonheid van het Zweedfche gedicht op zijne koninglijke Hoogheid, den kroonprins, niet kon bemerken; hij kon béter van de Franfche fchryrwijze oordelen, dat die niet geleek naar den fchrijftrant van eenen Paryfénaar. De heer de j>retor is zowel de voornaamfte, als de eenige in gansch Frankrijk, die, om zo te fpréken, openbaare lesfen in de gefchiednisfe gegéven heeft, hij is ook voornémens zijne lesfen in het licht te géven. Eerst in het afgelopen jaar werd eenTiebreeuwfche Hoogleeraar in hei College Royal door eene zonderlinge wisfcling in eenen historifchen veranderd (*). De heer abt garnier is thans van de Galliërs tot aan koning clovis gekomen, en heeft insgerlijks beflotcn, zijne lesfen in druk tc géven;' zij zijn zeer wél gefchikt en fraai, In de aardrijkskunde, voornaamlijk de oude, verdient hier niemand meer aanmerking, dan de heer d'anville, médelid der Academie des Belles Lettres. Het is dezelfde, die, in 1738, eenen atlas uitgaf tot opheldering van Rolliri's Histoire Ancienne cjf Romaine. Doch zédort heeft hij, m veel voortreflijker werken, eene zeldzaame kundigheid en nauwkeurigheid in de oudé aardrijkskunde doen blijken. Zowel van de hédendaagfche als van de oude, heeft hij de uitmuntendfte kaarten uitgegéven; en om de filet: Variétés Ut er air es & politiques, a Stókiolm, 1769, in 12°, die egter met hef eerfle ftuk reeds ten einde gelq.-. pen zijn. k (*) Zie boven bladz. 13.  EN HET OOSTEN, 45 laatfte wél te verftaan, gaf hij, in het voorléden jaar, zijne Gèographie ancienne abrégée, in 8°, 3 deelen, uit,, één voor elk gedeelte der oude aardrijksbefchrijving. Dezelve is zeer wél gefchréven : de oude plaatzen en naamen zijn met de laateren vergeléken, en er zijn zeer fraaijo aanmerkingen bijgevoegd. Scandinavïén is niet vergéttn.. Dit boek is, in dit jaar, weèr in groot folio op de pers gelegd, om het bij de kaarten te binden. Nog heeft hij onlangs uitgegévcn : Traité des Mefures itinéraires anciennes & modemes, waarin allerlei maaten, welken zowel de ouden als de laateren, in alle landen, om de wégen te méten , gebruikt hebben, nauwkeurig worden opgegéven, hetwelke bij het lézen der fehrijvcrs zeer veel licht geeft. De heer d' anvtlle heeft het geluk gehad , Wégëns zijne goede kaarten, welken hij van gelukkig Arabië gemaakt heeft, uit dat land zelve roem te be-halen. De heer nieguhr , de eenigftc, die van het Deenfche geleerde gezelfchap terug gekomen is, fpoliis Oriëntis onustus [beladen met den buit van het Oosten], otn hier de fchilderagtige uitdrukking van virgilius te pas te brengen, heeft de kaarten van den heere d'anville aldaar met de plaatzen in gelukkig Arabië vergeléken, en dezelven zo nauwkeurig bevonden, dat hij zig in zijn antwoord aan de Academie des Infcriptions & Belles Lettres op de vraagen, hem door de Akademie opgegéven, aldus uitdrukt: „ Dominid'AnvilleMappamGeograpbicam adcuratiorem et ab omni parte magis abfolutam repperi , quam ab a/io quocunque exfpcctari potuisfet (d\" 00 Dat is: „ Ik heb de kaarten van den heer d'anville „ naamvkeuriger en alleszins vollediger gevonden, dan van ie- luaud anders kon venvagt worden.  45 REIZË DOOR EUROPA Dewijl ik van het antwoord fpreek, dat de lieer wfci buhr aan de Akademie der fraaije wétenfchappen gegéven heelt, en ik het geluk gehad heb, dat het mij is medegedeeld geworden, mag ik niet nalaten, u den inhoud daarvan te laten toekomen. Het is waar, dat het vreemd fchijne, van Parys geleerde nieuwstijdingen uit Arabië of Deenmarken te berigten; doch, daar dit ftrekt, om een blijk te gévén van den wijden omtrek der Paryfche kundigheden, hoe dezelven zig door alle dé'waerèlddeelen uitbreiden, en dit antwoord hier in de eerde drie of vier jaaren nog niet gedrukt zal worderi h en daarenboven bij ons nog geheel onbekend zou kunnen wézeii, zal het 'li, misfehien, niet onaangenaam zijn. —- De heer niebuiir. heeft dit in het Latijn gefchréven. Vooraf verklaart hij * dat de aardrijkskunde zijne hoofdzaak op deze reis is geweest : dit doet hem vrézen, dat hij op alle de vraagefi, door de Akademie opgegéven, niet wél zal kunnen antwoorden. Hij hoopt cgter, dat onder de papieren der overlédenen veel zal gevonden wotden, dat daar toe betrek* lijk is. Verder belooft hij, dat veele dihgen, zelfs tot de aardrijkskunde behorende, en die hij, door tijdsgebrek , iiog niet heeft kunnen iti orde brengen, in de reisbefchrijving zullen komen, die hij, zodra doenlijk, in het Hebt zal géven, (V) Vervolgens geeft hij de regte fchrijfwijze op van eene groote ménigte van déden in Arabië. Hierna geeft hij de waare poolshoogte der meede déden in Jemen , gelijk de Arabiers zeiven het gelukkig Arabië noe- (?) Mén weet, dat' de heer kiebuhr zijne Befchrijvir.g van Arabiëu, en het i. Deel zijner Reizt reeds lang üitgegcveu heeft,  EN HET OOSTEN. 47 men. Ik wil hier het papier niet met getallen vullen j maar alleenlijk melden, dat de poolshoogte van Loheja 15 0, 42', /' is; van Zebiel 14 0 , m',21"; van Mocha —niet Mecca; want geen Christen mag dezeftad, op veele mijlen na, naderen 13 0,18'50"; van^^-/w 14°, i6',5o'; van Sanh&thoofdflad van Jemcii, 150, 21', 16"; van ifaèe/ Mandeb, gelijk het eigenlijk heet, en niet Bahelmandel', 120, 38'; vva. Aden 12 , 40'. Men heeft er weinige vloeden, die hunnen loop tot in de zee uitftrekken, en dat nog wel alleen in den tijd, dat het veel régent, wanneer zij tot in de zee kunnen dromen, na dat zij te voren de omliggende velden bewaterd hebben. Daar is er twee , die aanmerklijk zijn; de ééne word Meidam genoemd, en dort zig bij Aden in de zee, de andere heet Zebid, en ontlast zig in de Roode zee. Zommigen vlieten wel het ganfche jaar door tusfehen de gebergten, doch lopen vervolgens dood in de vlakten, zo als die, welke voorbij Sana droomt; anderen wéderom duren flegts ééne maand. Mufa en Dafer zijn plaatzen, door moses reeds genoemd; er liggen thans twee dorpen van dezelfde naamen; het laatde niet verre van Jerim , nabij het gebergte, het eerde eene halve dagreis ten oosten van Mocha, en had weleer eene haven; doch ligt tégenwoordig verre van de zee; want de Roode zee is zowel hier als verder alürame afgewéken, en dienvolgens zijn de oevers veranderd. De heer niebuhr zegt, dat hij hiervan veele bewijzen heeft, die hij belooft, in zijne reisbefchrijving breedvoerig médetedélen. Alle de geleerden in Jemen zeggen eenparig, dat de voormaals vermaarde dad Saba dezelfde is, die thans Mareb heet, omtrent 16 duitfche mijlen oostnoordoost van Sana. Het graf  *8 li E I Z E DOOR EUROPA: van den patriarch hkber wórd van de' Mufelmarfnen tot! op dezen dag in groote eere gehouden en van hunne bédevaarders fterk bezogt. Men vind Voor het overige in Jemen zulke fchoone huizen als in Sana , de huizen hebben platte daken toet gaanderijen rondom, zo als' alömme in het Oosten, hetwelke van Verre een fraai gezigt lévert. De heer niebühr heeft niemand gevonden, die op de vraagen uit de gefchiednis eh tijdrékening, door de koninglijke Akademie te Parys opgegéven, konde antwoorden, doordien de Arabiers zig aan de gefchiednis, die hunnen godsdienst niet raakt, niets laten gelegen zijn. Zij zijn geheel onkundig omtrent hetgeeiïe voor muiiammed is voorgevallen; De Regenten in Jemen, nakomelingen van muiiammed, namen, voor eenige eeuwen, den naam van Imam aan; doch toen de Pafcha soltman.; ten jaare 1536, bijna alle de ftéden van belang in Jemen innam, vlugtte dit oud koninglijk gefiagt naar het kafteel Kaukeban, liggende op eenen berg en hetwelke door de Turken nooit is bemagtigd geworden; maar, in het jaar 1630, deed zékere khassem, naderhand, bijgenoemd de groote, hévigc aanvallen op de Turken, en wel met dat gevolg, dat de zoonen van dezen khassem , ismael en hassan , de Turken, eindelijk , geheel uit het rijk verdréven , en den titel van Imam aannamen; terwijl de vorften uit het oud gefiagt, die zig in Kaukeban onthielden, met den naam Seid moesten genoegen némen. Zedert dien tijd zijn de nakomelingen' van khassem den grooten , onder den naam. Imam, bezitters van het rijk van Jemen geweest, en het oude ïmamfche gefiagt heeft over Kaukeban geregeerd. . De heer niebuhr heeft in Arabïè Nauwkeurige geilagtregisters van deze beide huizen ge- krégen,  EN HET O O S T E* N, 49 krégen, tévens met de voornaamfte omfiandighedcu van derzelver gefchiednis; Geen Arabier is een heiden, of afgodendienaar, maar allen zijn Muhammedaancn, egtef van eenigzins verfchillende aanhangen. Er zijn twee hoen ge fchoolen in Jemen, namelijk te Zebiel, welker Hoog* leeraaren Sunniten, en tc Damar, welker Lceraarcn Set* diaanen zijn. In Sana is ook een oppergerigt, alwaar, onder voorzitting van den Imam, alle zaaken van gewigt afgedaan worden. De vorst, of//««ot, in Jemen heeft meer overeenkomst met eenen paus, dan met eenen koning; inde moskee, of tempel, verrigt hij, als een opperpriester, den godsdienst, en bezit eene éven zo onbepaalde magt, als de Turkfche keizer, die over den Imam in Jemen in liet minfte niet te bevélen heeft, éven zo min als de Scherif in Mecca, die een waereldlijk vorst is, doch in Jemen niets te zeggen heeft. Men vind hier geen kloosters van Derwifchen, waarvan men er eene ménigte in het Turkfche rijk heeft. Men beipcurt bij de Arabiers niet den minfren haat tégen degecnen, die van een' anderen godsdienst zijn, 1'choon zij alle andere godsdiensten tc eenemaal veragten; de anderen hebben ondertusfehen volkomen vrije oefening van godsdienst, zelfs de Banianen, hoewel dezen hunne dooden moeten begraven, wijl de Muhammedaancn eenen grouwel hebben van het verbranden der dooden. behalven eenige Weinige reizigers, vind men in Jemen geen Christenen. Maar van Jooden, in dit land geboren, rékent men, dat er omtrent 5000 huisgezinnen zijn, van dewelken de mecsten in een dorp digt bij Sana wonen. Zij hadden daar 14 fynagogen; doch voor agt jaaren, werden 12 derzelven verwoest, op bevél van den Imamb wiens hebzugt en onregtvaerdigheid bij alle onderdaaneii I. Deel, I)  5o REIZE DOOR EUROPA gehaat worden. — Thans zou ik wel, volgens de orde , van de regéring in Mecca en Medina moeten fpréken; doch ik waag mij niet dieper in Arabië, voor dat ik van u verlof daartoe bekomen heb. Als deze lange omweg u behaagt, zou ik, mogelijk, nog eens eene dergelijke bijl-cis kunnen doen, cn den heer niebuhr volgen, zo verre hij mij voert. Nu heb ik hier op een klein ftuk papiers alles gezegd, wat de heer niebuhr op twee vellen heeft gefchréven, zonder iet hoofdzaaklijks uittelatcn. Ik wende mij weêr naar Parys. Hier zal een merkwaardig boek uitkomen, onder den titel: Encyclopédie militaire, par une Société ëFanciens Officiers £=? de Gens de Lettres; ouvragepériodiqne. Hac arte Hercules ar ces at li git igneas. Horat. Zulk een werk over de krijgskunde heeft tot dus verre ontbroken. Hetzelve zal behelzen.i.) alle de wétenfehappcn, eenen krijgsbevélhcbbcr nodig tc wéten, de réken-, ftcl- en meetkunde, de tactica (*) c. z. v., een uittrekzel uit de beste fchrijvers over de oude cn nieuwe tactica, over de vestingwerken, fchcepvaart, krijgs- enfehcepsbouwkunde, over de fchermkunst, het paerdrijden e. z. v. Het toenémen der krijgskunst door alle tijden zal daarin aangetoond worden. Ook word de gefchiednis der merkwaardige gebeurdnisien hier niet vergéten. 2.) Verordeningen en inrigtingen, névens de krijgstugt. 3.) Bevorderingen en beloningen, door eenen vorst aangewend, om helden aantemoedigen. 4.) Schikkingen in hêt krijgswezen, al- (*) Taêlica is de wétenfcfiap, om eene flagörde te fcharen 'f een léger afteltéken en opteflaan, als méde om de werktuigen der ouden tc maken. De Vertaler.  EN HET OOSTEN. 5t waar fHotel Royal 'des Invalides, als ook fEc'ole Royale militaire met veel lof genoemd worden, cn derzelver plan tévens befchrévcn word. 5). Krijgsnieuwighedcn, waarin aanvallen, krijgslisten, merkwaardige légers befchrc'vcn en beoordeeld zullen worden. 6.) Lijk- en lofredenen op beroemde krijgslieden in Frankrijk. Met de regéringe van karel VIL zal men een kort verhaal beginnen der merkwaardige daaden van groote krijgshelden; cn dit zal eene gallen]'verbeelden, waardig om van aankomende helden befchouwd tc worden. Dit is een ontwerp tot dit werk, hetwelke, volgens de fchets, daarvan uitgegévcn, met veele wéltprékendheid en met fmaak gefchréven, cn tévens met veel kundigheid en bondigheid opgefteld word. Alle maanden zal er een deel van 10 vellen in 8 0 van uitkomen; het eerftc zal den ifien januarij van het naastkomende jaar uitgegévcn, cn zo verder vervolgd worden. Het intékengeld is 30 livres voor de provinciën, en 24 livres voor Parys. De afdrukken worden den Intékcnaaren postvrij toegezonden. In elk deel komen verfcheiden koperen plaatcn, kaarten, aftékeningen c. z. v. Hierbij zal ik een zeldzaam werk voegen, dat onder handen is, cn in 't aanftaandc jaar zal uitkomen: Cours d'IIippiatrique, ou Anatomie phifiologigue & pathologique du Cheval: Ouvrage enrichi d'environ foixante Planches en Taille douce, desftnées d'après nature & gr avé es avéc fiin, 1 vol. in folio, par Mr. la fosse, ancien Médccin des armées du Roi Chef de la divifton d'Armentieres , Maréchal du Roi, Médecin des Hopitaux de Paris dans Part Vétérinaire, 'Profesfeur Démonftratetir & Chef de fon Ecole gratuite de Maréchallerie, établie a Paris. Het is dezelfde fchrijver, die te voren den Guide du D 2  52 R E I Z È DOOR EUROPA Maréchal heeft uitgegeven, welk boek hij de eer had-, den koning van Dcenmarken, toen hoogstdezelve zig hier' bevond, en den heere graave van bernstorff ten gefchenke te géven. Wen zegt, dat hij nauwlijks zijns gelijk in de kennisfe van paerden heeft, ook heeft hij een' algemeen uitgebreiden roem. Zijn vader, die een groot meester in de paerdenartzenije, en médelid van de koninglijke Akademie der wétenfehappcn alhier was, heeft hem daarin opgebragt. De heer Magister i-iernnquist woont bij den heer de la fosse, enfteltecne ongelooflijke waarde op de verkéring met hem, inzonderheid wégens zijne vaerdigheid in de oefeninge zelve; nademaal de heer hernnquist daar de beste gelegenheid heeft, om de zeldzaame kundigheden tc oefenen, die hij in de paerdengeneeskunde verkrégen heeft, zonder van andere wétenfehappen te gewagen; zodat de heer de la fosse geen minder genoegen in zijn gezelfchap vind. Ik heb hem dikwijls de bekwaamheden van den heer hernnquist horen roemen, of, liever, bewonderen. Dit moest ik ter eere van dat Zweedfchc vernuft melden, est aliquid laudari a laudato viro (ƒ). Met een innig genoegen gevoel ik het aanftaande voordeel, welk het vaderland te eenigen tijde van zulke roemwaardige ervarenheid in deze wétenfehap, zo onontbeerlijk voor de huishouding [van den ftaat], genieten zal. Maar nu een woord van het werk van den heer de la fosse. Hetzelve zal alle de gronden van de geneeskunde der paerden bevatten, de ontleding van alle de deelen van het paerd, de befchrijving van derzelver verrigtingen, néyens de ziekten en de geneesmiddelen voor dezelven; zodat het eene volkomen Bibliotheque de Chi(ƒ) „ Het zegt iets, door een' geprezen man geprezen te worden.'  EN HET OOSTEN 53 rurgie & de Médecine Vétérinaire zal uitmaken, nuttig voor officiers, ftalmecsters, hoeffméden, en voor allen, die paerden.houden. Dit alles zal met de nauWkeurlgfte koperen plaaten in 't licht komen, waarbij gevoegd zullen worden alle de werktuigen tot het doen van opsrati'èn. Zommige plaaten zijn 26 duim lang. Den gcenen, die vooraf betalen, kost het werk 36 livres, waarvan er 18 vooruit, en de andere 18 bij de aflévering van het werk, welke over het jaar gefchieden zal, betaald worden. Anderen zal het 42 livres kosten. De heer de i.a fosse is insgelijks een man, die het zig tot een vermaak rékent, de maatfehappij zonder loon te dienen; want, alhoewel hij veele titels voert, heeft bij egter nog geen openbaar inkomen, Hij heeft nog meer gedaan, dan de heer : op eigen kosten heeft hij een amphiteater laten bouwen, daar hij om niet lesfen geeft, als méde eenen kruidtuin aangelegd, dien de heer hernnquist volgens de methode van linneus , als de beste cn gofchiktfie, ingerigt heeft. Het is, mogelijk, ook wel de eenigfte in Frankrijk, die volgens zulk eene goede orde ingerigt is. De heer de la fosse heeft, zegt men, veel grooter kundigheden, dan de heer bouroelat , opzigter over de Ecole Vétérinaire te Lions; doch deze heeft het voordcel, dat hij eene wedde geniet, en nogthans geeft hij nooit eene eenige les. Men houd hem in het algemeen voor eenen wélfprékenden kwakzalver. Behalven onzen Minijler, den graave creutz, en den gehcimlchrijver des gezantfehaps, zijn hier de volgende Zweeden.- de baron sparre, die onlangs hier gekomen is, de oude graaf van hessenstein, de graaf löwenhaupt , maréchal de camp; de graaf sparre, overfte van het r*, D 3  54 REI ZE DOOR EUROPA gimeni Royal Sueclois, van Zweeds bloed, fchoon hij nodï Zweeden noch de Zvveedfche taal kent,als méde twee van zijne broeders; de graaf sparre van Gothenburg, die voorléden jaar uit Engeland kwam, cn voornémens is, eerlang, naar. /taliën te reizen; de twee barons en gebroeders maklier; de heer rudbeck; Mr. hernnayisi; de heer hollenüerg, predikant, die, voor weinig tijcis, mar Londen gereisd is; de heer österdam , een geneesheer, en de heer hellstedt , onlangs van Gottingen gekomen. Behalven de hiervoorgcmclde fchilders, de heeren roslin , taravall cn hall , is hier nog de heer hoefman , die zig alhier cn in Italiën langen tijd heeft opgehouden, als méde de heer masrelier, kortclïng hier gekomen, en de heer sterky, die in het tapijtlchilderen werkt. Ten overvloede zal ik alle de Zweedfchc bevelhebbers bij het regiment Royal Suedois noemen. Toen wij de wapenfcliouwing bij Compiegne bijwoonden, verzogt de graaf löwenhaupt alle de aanwézende Zwecden ten middagmaale in zijne groote tent. Aldaar waren, behalven den graavc creutz , alle de Zwccdfche bevélhebbers tégenwoordig, namelijk de Kapiteins, de heer fock , de heer hieronymi , een Duitfchcr, majoor cn ridder, de baron ulfsparre , scharfenberg, essen, de baron sinklair , die onder karel XII. gediend heeft, en grijs onder de wapenen geworden is, brink , mcller- STIERNA, eoye, SCHÜLTZ , SPARPvE , sigge sparre, armfelt , pontelin, armfelt de jonge; Lieutenaiits : dahlstierna, pohl , köhler , wachenfelt , borgfelt, essen de jonge, aminoff , BJÖRNER, steding, de baron köiiler , gruxdel, de baron fleetwood, flack. Zo veelen zijn er bij het regiment Royal Suedois.  EN HET OOSTEN. SS Daar zijn ook nog eenige Zwecden bij liet regiment Royal Baviere, waarvan de graaf löwenhaupt Overfte is; als de heer pollet, Overftelieutcnant, de heeren liljenberg en starenherg , Kapiteins, als ook de Licutcnants buciit, liljenberg en croni-iolm , nevens den graave boiilen uit Pommeren. Ik had haast vergéten te melden', dat de heer swedenborg van dezen zomer hier was, en uit Holland een boek médebragt, dat aldaar gedrukt is: Su.m.maria expofitio doclrinee novii[fi>( ynt content de la comio: ffance, du mosns .31111 , ïa première fera furement toute de .~\ - j. 'r,j-'ijj loquens est Mr. saboureux ,jf,t :!gregé en droit: il demev.re dans votre quartier & fera ainfi a portie de gitetter vos momens, & de vous admettre aux lecons quil donne lui méme a des ileves fourds rjf muets. [dat is: Mijn heer! ik vlei mij, dat het groot vermaak, hetwelk ik aan den brenger dezes doe, u ook eenig genoegen zal géven, en ik haast mij derhalven om het u te verfchaffen. Hij zal u zékerlijk reeds gezegd hebben, dat hij ftom en doof geboren is; en ik twijfel niet, of gij zult zijn verhand en fchranderheid van geest reeds uit zijne oogen gelézen hebben. Dit wonder ©nzer eeuwe is door den jood la perere in de  fc* REIZE DOOR EUROPA eerde gronden van het lézen, fchrijven en dc kunst om op dc vingers te fpréken onderwezen; doch den grooteu fchat van allerlei wétcnfchappen, die hij heeft verkregen, is hij alleen zijner eigen vlijt verfchuldigd. Alle Europefebe taaien uitgeput hebbende, wil hij ook de Oosterfchcn beproeven: hij verftaat er reeds genoeg van, om u in het Hebreetnvsch en Sirisch tc kunnen verdaan, en nu wilde hij gaern het Arabisch ondernémen. Ik laat hem aan u over en maak er mij van, als zijnde zeer onbekwaam in dit gedeelte, Hiermede heb ik mijne zending verrigt. De heer rüdbeck zal ongetwijfeld voldaan zijn, met hem te léren kennen, ten minftcn bij het tweede bezoek, want het eerfte zal ontwijfelbaar enkel bewondering zijn. De doove en fprékende ftomme is de heer saboureux de fontenay, bloedverwant van eenen a*régé in de regtenbij woont in uwe wijk en heeft dus gelegenheid om uwe oogenbhkken waartenémen, en om u toegang te géven tot de lesfen, die hij zelf aan doove en ftomme leerlingen geeft.] In het voorbijgaan moet ik aanmerken, dat deze de zeilde du chesne is, die zig door twee boeken, doorhem uitgegévcn, bekend gemaakt heeft, waarvan het eerfte hiet: Manuelde Botanique, contenant les propriet és des plant es ut Hes pour la Nourriture, d'ufage en médecine employées dans les arts, d> ornement dans lesjardins, & querontrouve a la campagne aux environs de Paris 1764. m 8°. De heer du chesne heeft lang briefwisfeling gehouden met den grooten linn^us. Zijn vader is op. , ziener van 's konings gebouwen, en de zoon is procureur m het parlement. Maar, om wéder tot den geleerden Hommen te kéren. Hij vraagde mij fchriftlijk, welken de nodigde boeken waren, om Arabisch te léren? Als ik  EN II ET OOSTEN. 93 hem hierop geantwoord, en eenige boeken getoond, ook het eene en andere geleend had, vraagde ik hem, wat voordeel hij uit deze taaie wilde trekken? Hij fchreef mij het antwoord op papier: Pour connottre la métaphyfque des languesprimitives. [Om de overnatuurkunde der grondtaaien te kennen.] Ik verzogthem, zijne gedagten nader te verklaren: hij antwoordde mij: yapeile la métaphyfque des langues eet esprit, gui appligue des jignes fenfibles auxidées9 qui arrange ces fignes d'une certaine manier e, qui en rend raifon, qui avec ces ftgnes peint les penfèes & images d'une maniere magnifique, noble cj5 pleine de feu &c. [dat is: Door de overnatuurkunde der taaien bedoel ik dien geest, welke zinnelijke kentékenen met de denkbeelden paart, deze kentékenen op eene zékere wijze in orde brengt, er réden van geeft, en met die kentékenen de gedagten en verbeeldingen afbeeld op eene wijze, die trefljk, verhéven en vol vuur is.] Ik vraagde hem, of hij nog niets had in 't licht gegéven ? Hij fchreef mij dit antwoord: Feu Mr. le duc de Chaulnes nfa engagè d rendre publique ma disfertation en forme de reponfe a une question, que Pon ma fait e fur la maniere dont fai apf ris la langue & la réügion, & je F ai fait infërer dans le joumai de Verdun, aux mois d'Oclb. &de novemb. 1765 [dat is: De overléden hertog de chaulnes overreedde mij, om mijne verhandeling bij wijze van antwoord op eene vraag, die men mij gedaan heeft, over de wijze, op welke ik de taal en den godsdienst geleerd heb, in het licht te géven, en ik heb dezelve in het journaal van Verdun, voor de maanden oBb. en novemb. 1765.5 late11 plr.atzen.] Hij meent denbeer de chaulnes, Hertog en Pair van Frankrijk , die voorléden jaar ftierf, een' ge-  94 REIZE DOOR EUROPA leerd' en waardig' heer, wiens lofréden, op Paafchen laatstléden, in de koninglijke Akademie der wétenfchappen, van dewelke hij een luisterrijk médelid was, uitgefproken werd. Zijne fraaije boekverzameling, uit 4000 fchrijvers, of werken, betraande, werd onlangs verkogt, en de verkoping duurde twee maanden. Gij zult u, ongetwijfeld , met mij verwonderen, dat een mensch, wiens tong nimmer eene taal kon fpréken, over taaien fchrijft, en tot derzelver oorfprongen indringt. Het is daarméde volkomen éven eens, als toen de blinde saundersen over de kleuren en fterren fchreef, welken hij nooit had gezien. Ik heb voor deze reis niets meer van hem te zeggen , behalven, dat hij éven over de 30 jaaren oud is, dat zijn vader Marechal de logls des Chevaux legers de la garde du Roi is geweest, die denzelfden rang met eenen overften heeft. Ik verlang zeer, om zijne verhandeling in het journal de Verdun haast te zien. Ik heb ook onlangs een bezoek gehad, dat wel niet zo zonderling, doch van meer nut voor het bijbelwerk van kennicot is. De heer magister bruns van Lubeck, reeds bekend uit dc fchriften van den heer kennicot , kwam, voor weinige dagen, hier aan uit Engeland, daar hij ruim een jaar, zo te Oxford als te Londen, en fteeds in gezelfchap van den heere kennicot, heeft doorgebragt. Hij is voornémens dezen zomer hier te blijven, om zékere merkwaardige plaatzen, zowel van Hebrceuwfche als Griekfche, Samaritaanfche , Sirifche , en andere handfehriften van het oude testament nauwkeurig te onderzoeken. Zo heeft de heer kennicot hem ook opgedragen, een Hebreeuwsch handfehrift van den bijbel, dat over de 1000 jaaren oud is, te vergelijken en te onderzoeken. Ik  EN HET OOSTEN. 95 had dit handfehrift ontdekt, en den heere kennicot daar over gefchréven. Schoon de heer kennicot met den heer bruns voor drie jaaren, kort voor mijne aankomst, te Parys is geweest, en voor en na dien tijd veele affchrijvers en médehelpers hier in de boekerijen geftadig voor den heer kennicot gearbeid en vergeléken hebben, heeft men nogthans alles niet opgemerkt. Parys verbergt zo veele fchatten, en dat in alle takken der wétenfehappen, kunsten en handwerken , dat zij der fcherpfte oplettendheid ontfnappen. Daarom zijn er ook veelen, die, om alles te doorfnuffelen, wat hier te vinder» is, en tot het eene of andere van dienst kan wézen, van tijd tot tijd meer reizen herwaard ondernémen. Ik ver. wonder mij daarom niet over den heer baron van iieine ken, Keurvorstlijken Saxifchen geheimraad, die nu, in agt jaaren tijds , drie reizen naar Parys gedaan heeft, " hoe veel dezelven hem ook gekost hebben, en dat wel om deze réden, zegt hij, wijl hij telkens iet, tot zijne zaaken behorende, had vergéten, en telkens gcvallig veele nieuwe ontdekkingen gedaan, die hij nooit verwagt had. Hij vertrok voor weinig tijds met zijne vrouw en zijnen eenigen zoon van hier, en wel met dien wensch, dat hij nog eens voor de vierde maal het alles bekorend Parys mogte zien, niettégenftaande hij reeds over de 60 jaaren oud is. Hij is een eerlijke cn braave grijsaard;, Ridder van het heilige Roomfche rijk. Het is dezelfde, die de Nachrichten von Kiinstlern und Kunstfachen, Leipzich, in 8° /. Th. 1768. groot 436 bladzijden, uitgegéveri heeft. Het tweede deel van 1769 is 524 bladzijden groot, en er zijn veele koperen plaaten in. De fraaije Galerie d» Dresde, waarvan elk exemplaar over de 400 livres kost,  96 PvEIZE DOOR EUROPA is uien aan hem en zijne zorge Vérfchuldigd. Thans arbeid hij aan eene Idéé générale d'une colleclion d'estampes. Die zal een zeldzaam werk worden. Gij kunt u niet gemaklijk ecu denkbeeld maken van alle de fchier onoverwinlijke zwarigheden , waarméde een reiziger al te worltclen heeft , om tot alle de merkwaardigheden te geraken, die hier gevonden worden, gefield ook, dat hij zig maar een' eenigen tak voorgefteld hebbe» Want, alles in Parys te léren kennen, agt ik onmogelijk. Zig hier lange op te houden, doet veel; doch het is niet ge* noeg: en is men flegts eenen korten tijd en maar eens hier geweest, dan is het niet te verwonderen, wanneer men onvolkomen en verkeerde denkbeelden van deze ftapelplaats heeft, die men te regt als het middenpunt van alle kunsten en wétenfehappcn, niet enkel in Europa, maar in de ganfche waereld, kan aanmerken» Nieuwsgierig te zijn, cn veel te vragen, geen ééne gelégenheid te laten ontglippen, om meer kundigheden te verkrijgen, is hier, daar elk beleefd en gedienftig is, een goed middel, doch het is ook nog niet voldoende; want men weet dikwijls niet, of de zaak er is, of dat dezelve in Parys voor handen is, en dus kan men er niet naar vernémen. Daarenboven hebben de Parijfenaars, die men anders te regt in een ander opzigt Badauds de Paris [Parijfche gapers] noemt, omtrent oude dingen en waaraan zij gewend zijn, zo weinig nieuwsgierigheid, dat een uitlander fchier altijd meer weet, dan zij zeiven, en uit dien hoofde van hun geen zonderlinge aanleiding kan hebben, om zijne nieuwsgierigheid gaande tc maken of te voldoen. Met grond heeft de heer d'aroenville , in de voorréde tot zijne voyagepktoresque de Paris, gezegd: Un desprinci- paux  EN HET OOSTEN. 97 tiaux objeïs que doivent avoir ceux , qui voyagent, est d' acquerir le gout des arts, ou de fy perfictionner. Ne peut-on pasdire, que Paris feul bien ètudiè fuffit pour remplir eet objet? Telles ont été mes vues en décrivant cette regiön des arts Cette description ne fera pas non plus inutile d beaucoup d'' habitans de la Capitale, qui font etrangers dans leur propre ville. [dat is : Een der voornaamfte doeleinden, welken degeenen, die reizen, moeten hebben, is den fmaak der konsten te verkrijgen, of zig daarin te volmaken. Zou men niet kunnen zeggen, dat Parys ^alleen, wél doorkropen, genoeg is , om dit doeleinde te doen bereiken? Zodanigen waren mijne; bedoelingen in het befehrijven van dit gewest der konsten , Deze befehrijying zal ook niet onnuttig zijn voor- veele inwoners der hoofdftad, die vreemdlingen in hunne eigen plaatze zijn.] Een andere hinderpaal is, dat men geen vollédige befchrijving heeft van al het geene hier verdient gezien en gekend te worden; fchoon er zo veele befchrijvingen van Parys zijn, dat men er fchier eeue boekverzameling van zou kunnen maken. Het évengemelde werk van den heere d'aroenville is een der besten, doch het ltrekt zig niet verder uit, dan dc titel opgeeft, a tout ce. qii'il y a de plus beau dans cette grande ville en Peinture, Sculpture ö5 ArchiteSlure. In eene ftad als Parys vind men zo oneindig veele lieden, zulk eenen onderfcheiden fmaak; allen pogen denzelven te voldoen , terwijl zij de voorwerpen van allerlei foort verzamelen , waartoe hunne neiging zig ftrekt. Zo is de fmaak van den eenen, om nuttige en brtiikbaare boeken te verzamelen ; een ander verzamelt alleen raaren en zeldzaamen, een ander wédcrom de oudfte uitgaven; een ander verI. deel. G  98 REIZE DOOR EUROPA boden en veroordeelde boeken; een ander eindelijk zoekt allerhande boeken, om maar eene talrijke boekverzameling tc hebben. Even eens gaat het ten aanzien van andere ftukken en doffen. Daar nu dit alles, gelijk een eb en vloed, die allerlei maden herwaard voert, afwisfelt en Verandert, kan het ook geen beflendige plaats in een boek bekomen. Hoe lange ik nu ook hier geweest ben, en hoe onvermoeid ik getragt heb, mijne nieuwsgierigheid te voldoen cn alles na te fpeurcn, wat de opmerkzaamheid eens reizigers kan tot zig trekken, om welke réden mijne vrienden alhier mij niet anders, dan espion litteraire [lettterkundigen fpion] noemen, ontdek ik nogthans dagelijks nieuwe dingen, die ik niet verwagtte in Parys, te zién. Dus vond ik onlangs hier zelfs de Paduaanfche matrijzen, of'Itempels, welken alexander cn johannes cavinus te Padua maakten, om oude munten daarméde te flaan, of, béter gezegd, om daarméde te bedriegen en de munten en gedenkpenningen der ouden natemaken (/). Ik zag hier homerus, bijna alle de keizers der eerfte eeuwe, e. z. v. Ik zou eerder verwagt hebben dezen in Padua te zien, dan hier in mijne nabuurfchap in dc boekerije van st. Genevieve, welke ik zo dikwijls bezoek. Zij zijn zé- (/) Dat de itempels van Alexander Bastiaan en JoanCauvin, Paduaners, met welke die kundige ftempelfnijders de oude gedenkpenningen zo keurig nabootften, dat de meest gevorderden in die fraje kundigheid, er door bedrogen wierden, —- in de Abtdij van St. Genevieve bewaard worden, is reeds aangeteekend in Germain Brices defcription.de la ville de Paris, (Paris, 1713. 8.2), Tom. II. p. 290.—- Van die zelfde kunftenaars fpreekt ook Volkman, Reisboek 'door Italië, VI. D. bl. 174.  EN HET OOSTEN. 99 dert eene eeuw daar geweest. Thomas le cointe, Antiquair e du Roi, heeft ze, in het jaar 1670, gefchonken. Men zcide mij, dat de koning van Pruisfen voor deze ftempels 40 duizend kroonen geboden had, maar dat de koning van Frankrijk den domheeren te st. Genevieve verbood, dezelven uit hunne kunstkamer te vervreemden. Ik geloof wel, dat in verfcheiden boeken gemeld is , dat zij in het konstvertrek tc st. Genevieve zijn; doch ik heb of er niet op gelet, of dc boeken niet gezien, in dewelken daarvan gefproken word; dus kon ik niet op de gedagte komen, om er naar te vragen. De oudheidkenner te st. Genevieve'is anders zelf een antiek ftuk voor onze befchaafde eeuw; hij gelijkt weinig naar den boekbewaarder, den heer abt mercier, die alle vreemdlingen weet intenémen. Doch zulk eene vergelijking zou verkleinende wézen voor een' boekbewaarder, die, in veele opzigten, zijns gelijk niet heeft. Hij nam de gelégenheid waar, dat de oudheidkenner eens voor éénen dag uit de ftad was, om mij het kabinet gedenkpenningen, als méde alle de merkwaardigheden van hetzelve te tonen. Op het oudfte der Zweedfche gedenkftukken, dat hier gevonden word, ziet men het borstbeeld van koning erich XIV. e. z. v. Op dezelfde wijze kreeg ik voor eenigen tijd, in hetzelfde konstkabinet, eenen fteen met een. Grieksch opfchrift te zien, dien te voren niemand\ende; zelfs de heer oudheidkenner zeide, dat het geen Grieksch was: ik ben twaalf jaaren hier geweest, zeide hij, en heb het nooit bemerkt, ook heeft mij nooit iemand naar dien fteen gevraagd. Ik antwoordde, dat mij zulks verwonderde, naardien de fteen nogthans over de twee ellen lang en eene halve elle breed, en op de eene zijde vol gefchréven is. Nadat hij nu de tralie opengedaan had, daar hij agter ftond, namen G a  ioc REIZE DOOR EUROPA wij hem daar uit. Twee mannen hadden er eenen last aan. ik fchreef hem af, en bevond, dat het een graflleen was van eenen publius aelius van Smirna; en verzogt hier op den heer oudheidkenner, er toch niet aan te twijfelen, dat het Grieksch zij, maar ten minsten het als een van zijne geloofsartikelen aan te merken. Nog een ander voorbeeld, dat men zo nabij eene zaak kan wezen, dat men ze, om zo te fpréken, tast, zonder ze egter te léren kennen. Het Hebreeuwsch handfehrift, waarvan ik daar éven gewag maakte, is veelligt een der oudlten, die men in Europa aantreft, en derhalven van hetuiterfte gewigt voor den heer kennicot , die zelf hier geweest is, en évenwei het geluk niet heeft gehad, hetzelve te zien. De oorzaak daarvan was, dat men het in geen naamlijst vind, zo dat hij, zomin als iemand anders, onderzoek daar naar kon doen, ighkti nul/a cupido; daarenboven ftaat hetzelve ter zijde in.eene kast in de koninglijke boekerije. Ondertusfchen is dit handfehrift omtrent voor 30 jaaren, .in het journal de Trevoux, voor het jaar 1743, befchréven en bekend gemaakt. Het behoorde toen den geleerden Hertoge van Orleans, eerften Prinfc van den. bloede; naderhand is het zo in vergételheid geraakt, tot dat ik er gevallig iet van ontdekte, als ik met . den heer magister eidcn, in wiens vrolijk en geleerd gezelfchap ik hier omtrent 40 boekerijen bezigtigde , eens inde boekerije der monniken Jakobiten in mijne nabuurfchap kwam, en op de tafel een papier vond, hetwelk eene gedrukte verhandeling over dezen bijbel, getrokken uit het journal de Trevoux, behelsde. Ik vernam daarop naar het handfehrift, naardien de gemelde monniken bij den laatften uiterften jville de ganfche boekverzameling van den Hertog van Orleans, daarëntégcn die van  EN HET OOSTEN . Genevieve, bij dewelken hij woonde, gelijk u bekend is, zijne kostbaare verzameling van munten en gedenkpenningen bekomen hebben; maar zij zeiden, dat zij niet wisten, waar de handfehriften gebléven waren. Naderhand vond ik, na veel onderzoek en ménigvuldige moeite, het handfehrift in de koninglijke boekerije, en fchreef daar over aan den heer kennicot , wien het eene onbefchrijflijke vreugd was. Maar genoeg voor ditmaal van Parys. ZESDE BRIEF. Gedenkpenningen, of medailles, en jaarwedden , of eergiften , bij de akademïèn van Parys — Koninglijke boekerij — Journaalen — Verlichtingen in het paleis van den Zweedfchen afgezant. Parys, den i6den Junij, 1770. "jf"N miijncn vorigen brief heb ik veel, en misfehien te veel, van Parys gezegd; maar de ftof is onuitputbaar, cn ik heb nooit béter gelégenheid om daarvan te fpréken, dan tégenwoordig, daar ik op de plaats ben, en dagelijks ondervind, dat ik deze hoofdftad nog niet ter deeg heb léren kennen. Voor zeer weinige dagen vernam ik iet vart eene kleine hcimlijke drijfveêr ter geftadige onderhouding en aankwéking der wétenfehappen alhier, welke, wégens haare zeldzaamheid, verdient aangemerkt te worden, wijl men ze niet ligt ergens elders zal aantreffen. Hoe zeer dezelve de naerstigheid, de tijdige bijeenkomsten, onderzoekingen, verhandelingen, memoriën, der geleerde geijootfchappen alhier onderhoud, zult gij zelf kunnen oorG 3  ïoa REIZE DOOR EUROPA délen, als ik het lokaas noem. Het is een kleine gedenkpenning , of medaille, van fijn zilver, die aan elk aanwézend médelid der Akademicn, en wel bij elke vergadering, uitgedeeld word, zodat bij voorbeeld de Academie 'Royale des Infcriplions r3? belles lettres bij iedere zitting, dat is, tweemaal in de weck, 40 zilveren penningen krijgt, die onder de aanwézenden uitgedeeld worden, want degeencn, die afwézig zijn, krijgen niets: als er 20 zijn, krijgt elk 2 penningen; gebeurt het, dat er 21 médeléden tégenwoordig zijn, zo bekomt elk eenen penning, en de overige 19 worden tot eene volgende uitdéling op een andermaal bewaard. Een Ridder, een Hertog en Pair, médelid van de Akademie zijnde, agt het niet benéden zijne waaidigheid, zijnen gedenkpenning aantenémen, zo dikwijls als hij er verfchijnt; gelijk hij ook in alle andere opzigten met de overige médeléden, zonder het minste zigtbaare onderfcheid, volkomen gelijk gefchat word. Een d'alembert is der Academie des Sciences in geenerlei wijze minder waardig geagt, dan een eerfte ftaatsdicnaar e. z. v. Deze gedenkpenningen verkopen zij naderhand op de munt, en de ouden worden nooit weêr aan de akademieléden uitgedeeld, maar telkens nieuwen, waarop het borstbeeld des konings ftaat. Ieder penning kost den koning, aan zilver en ftempel, twee livres, of 40 Franfche fous; doch de bezitter verkoopt ze met eenige afkorting. Hoe weinig dit ook zij, is het nogthans jaarlijks voor den koning eene vrij aanmerklijke uitgaaf. De Academie des belles Lettres heeft twee vergaderingen in de week, gelijk ook de Academie des Sciences, maar de Academie Frangoife heeft er drie. Derhalven, voor elke Vergadering 40 penningen, zo beloopt dit 280 penningen  EN HET OOSTEN. io:, in de week, die 560 livres [bijna 300 gulden HolL] kosten. Zo veel geeft de koning alleen aan zulke kleinigheden aan geleerden. De Academie depeinture & defculpture, de Academie de F architecture, en de Academie Royale de Chirurgie hebben ook haare gedenkpenningen; egter niet alle weeken, wijl derzelver bijeenkomsten anders gefchikt zijn, waarvan ik, bij eene andere gelegenheid, mogelijk, de vrijheid zal némen, breedvoeriger te fpréken, voor het tegenwoordige mij alleen met dc geleerde Akademiën ophoudende. Want, wat de Academie de politique betreft, deze is er dadelijk nog niet, en ik ben zeer in twijfel, of zij ooit, behalven in het brein van hubneb. en kemeitz , plaats gehad hebbe. Deze kleine, doch menigvuldige , tékens van gunst en voorzorge des konings voor de wétenfchappen, die aan elk aanwézend en naerfiig Akademielid gegéven worden, zijn niets in vergelijkinge der aanzienlijke jaargelden, welken de koning aan zékere médeléden der Academie des Sciences en der Academie des helles Lettres geeft;'want de Academie Franpoife heeft geen wedden; maar alleen de gemelde gedenkpenningen , welken ondertusfchen jaarlijks een aanzienlijke fom aan deze Akademie uitmaken, en wel om twee rédenen: vooreerst, om dat dc Academie Franpoife het geheele jaar door geen viertijd heeft, gelijk de anderen, maar beftendig, en dat driemaal in de weck, behalven op feestdagen, vergadert; ten tweeden, omdat het grootfte gedeelte der léden groote heeren zijn, die door hunne bezigheden of door hunne vermaaken van de vergaderingen afgehouden worden, welken uit dien hoofde zelden uit meer dan 9 of 10 perfooncn beftaan, aan ieder der welken dienvolgens telkens 4 penningen uitgedeeld worden. Mcu G 4  io4 R E I Z E DOOR EUROPA heeft mij verzékerd, dat ieder der vlijtige léden op die wijze jaarlijks iooo livres kan maken; in plaats dat het in de beide andere Akademiën zelden tot 240 livres komt. Hier uit kunt gij oordélen, waar men vlijtiger en talrijker is, namelijk, daar men jaarlijks memoires, of verhandelingen, uitgeeft, e. z. v. Betreffende de jaarwedden, bij de Academie des belles Lettres zijn 10 loontrekkers, van dewelken elke jaarlijks 2000 livres heeft; bij de Academie des Sciences zijn er 20, van dewelken zommigen 2000, anderen 1500, cn eenige weinigen 3000 livres 's jaars trekken. Deze jaarloonen worden naar den rang aanvaard. Zo dikwijls als er een der oude loontrekkers fterft, treed de oudfte van de overige médeléden in de plaats; gelijk thans in de Academie des belles Lettres, als de abt vatrv ftierf, de heer capperonier , die, zédert 1749, médelid was geweest, loontrekker werd. Het beste hierbij is, dat deze wedde geen nieuwe verpligtingen geeft; men is naderhand niet gehouden om vlijtiger te wézen, of meer verhandelingen te fchrijven, dan te voren. Om die réden heeft men van de Griekfche kundigheden des laatften niet veel te wagten; fchoon deze trap zijne inkomften, die reeds te voren aanmcrklijk waren, vermeerderd heeft. Ik behoef niet te zeggen, hoe zeer dit de geleerden tot arbeid aanfpoort, en een behoedmiddel is tégen het verval der wétenfehappen in dit rijk. Een bepaalde zilveren penning, eene vafte hoop op vergeldingen,eene uitftékende eer, e. z. v. "zijn voor een ieder een prikkel, om de wétenfehappcn in eere te houden: het eigen voordeel is er zo nauw meê verknogt; gedurige bijëenkomftcn, voorlézingen, gefprekken, vriendlijke en beleefde beöordéliugen, de mogelijkfte befehaving van vreemde gedagten en fchriften, onder-  EN HET OOSTEN. 105 zoekingen, verfcheiden uitfpraaken over dezelfde zaak, e. z. v. fcherpen de denking op en vormen den fmaak; zo dat ménig een, die misfehien aanvanglijk, als hij in de Akademie ontvangen word, juist zo groote bekwaamheden niet heeft, meer cn meer door den geest der bijeenkomst en van het gczelfchap bezield word, cn, om zo tc fpréken, tot rijpheid komt; ook is er geen één, hoe bekwaam en geleerd hij mag zijn, die niet zal bekennen, nut uit dit gczelfchap getrokken te hebben, van hetwelke men zig geen béter denkbeeld kan maken, dan wanneer men zig een gezelfchap van vrienden voorftelt, wier gefprekken, gedurende eenige uuren, enkel over de geleerdheid gaan: ik zeg vrienden, fchoon eene kleine drift het gefprek zomtijds wel eens kan lévendig maken; hetwelk egter in de Academie des belles Lettres minder plaats heeft, dan in de Academie des Sciences. Wanneer men eene verhandeling te huis wélbearbcid heeft, word dezelve in dc Akademie tweemaal voorgelézen ; bij het eerfte lézen hoort men alleen toe en maakt zelden aanmerkingen; maar bij de tweede lézing maken alle de aanwézende léden hunne aanmerkingen, en wel bij elke uitdrukking, alles, naar dat dc zaak hetmédebrengt, en zij het goed oordélen; zelfs worden de fpreekwijzen niet voorbij gegaan. Het gedurig afbréken,beöordélen en verbéteren maakt den fchrijver van het opltel, of der verhandeling, niet verdrietig, gelijk men zomtijds zou kunnen denken; hij verandert hetgeen hij gefchréven heeft volgens het oordeel der mecsten en voornaamften, nogthans zonder eenigen dwang ofhetminlte verwijt; zomtijds vraagt hij zelf, zonder dat iemand iet aanmerkt, het oordeel van het gezelfchap over het eene of andere, cn ftelt zijnen twijfel voor. Alle de verhandelingen, die G 5  •ofi R E I Z E DOOR EUROPA men ia druk geeft, worden hier op deze wijze bewerkt. Dit is oneind.g béter, dan wanneer mn, ê,Iijk op «plaatzen gefchied, elkander flegts als ecnCn boL-do«une aanhoort, het kwaadc met het goede ffilzwijgende aanneemt, zonder dat dc andere de minfte tégenftmk wd horen of dulden, zig verbeeldende, dat het zijne eere te na is, wanneer een gansch gezelfchap nietmet hem op dezelfde wijze denkt. Alle half jaaren doet de Academie des Sciences, door eenen afgezondenen, verflag aan de Academie des belles Lettres van al hetgeen men er verhandeld heeft, terwijl er een uittrekzel van alle de verhandelingen voor het half jaar voorgelézen word. Even eens handelt de Academie des belles Lettres omtrent de Academie des Sciences; want deze Akademiën merken elkander als zusters aan, en ftaan in eene nauwe betrekkmge. Men zal weinige plaatzcn vinden, daar de Akademiën der wétenfehappen en fraaije kunften met zulke zwaars jaarwedden en in zulke goede orde en fchikkmge onderhouden worden; en vcclligt geen eene waar een gedenkpenning, als een fteedsdurend lokbrood* de vergaderingen talrijk maakt. Deze geilépen grondrégelis van den kardinaal de richelieu afkomftig, die den grond gelegd heeft tot de Academie Francoife, de oudfte van allen. Naderhand ftigtte koning lodewijk XIV. de Academie des belles Lettres op denzelfden voet, maar altijd de wétenfehappen beminnende, en milddadig omtrent dezelven zijnde, kide hij dezer Akademie, gelijk ook naderhand der Academie des Sciences, jaarwedden toe. Het is opmerklijk, dat deze koning de wétenfehappen en geleerdheid ten hoogden beminde en begiftigde zonder zelf geleerd te zijn. Hij zag, dat hij door dezel-  EN HET OOSTEN. 107 Ven zaakcn kon uitvoeren; er ontftond ook eene nieuwe waereld: zijne eeuw. Men plagt ook te zeggen: Franciskus ïj heeft de wétenfehappen uit fmaak, lodewijk XIV. uit grootheid des geests bemind. Het is ongelooflijk, welke kosten hier voor de geleerden aangewend worden, en hoe ontelbaar veele groote en kleine plaatzen en bedieningen er voer geleerde lieden zijn. Ik zal hier geen gewag maken van de Univerfiteit; het is volkomen waar, het geen de baron holberg zegt in zijne brieven, bevattende zijne reizen : Univerfitas Parifisnfis magnitudine laborat fua. [De Paryfiche Univerfiteit zugt onder haare eigene grootte.] Bij elk kollégie is een aanzienlijk getal Hoogleeraars; maar zij zijn éven zo min als de titel van hoogleeraar in bijzondere agting: cn dit komt daarvan, wijl veele windmakers (petitmaitres) en onkundigen zig in het getal der geleerden ingedrongen hebben, en der zulken onbekwaamheid heeft het aanzien cn de agting weggenomen. Nogthans vind men hier ook regt bckwaame TnSnnen. Het is iet zonderlings , dat in de Akademiën naauwlijks één médelid uit de gehccle groote Univerfi-* teit getrokken is, daar zij évenwei uit 10 kollégiën bcftaat, van dewclkcn elk dcrzclven voor eene Univerfiteit zou kunnen genomen worden. Ik zonder hier het College Royal de France uit, dat niet tot de Univerfiteit behoort; wantdeszclfs Lectores Regii zijn fchier allen te zelfden tijde léden der Akademiën: ik zeg Lectores; want Lecteur Royal is hun regte titel, en die betékent hier meer dan Profesfeur. _ _ Ik moet ook met een enkel woord van de koninglijke boekerij gewag maken. De koniug geeft jaarlijks over de 72 duizend livres tot dezelve. De boekbewaarder des ko*  ioS REIZE DOOR EUROPA nings, of grand maitre de la Bibliotheque du Roi, de heer bignon, die ridder der orden van den heiligen geest is, cn, behalven veele andere titels en groote inkomften, Prevot des Marchands, trekt van zijn nmpt bij de boekerij alleen 12000 livres. De heer capperonier , gardede la Bibliotheque, 3000 livres, de heer bejot, garde des manufcrits, insgelijks 3000 livres, behalven de uitgeftrekte bedienaars en de ovcrzetters, die allen jaarlijkfcbe bezoldingen trekken. De koning laat rood Corduaan uit de Levant komen voor de banden. Van aüe de boeken, die in het rijk uitkomen, worden 2 exemplaaren aan de koninglijke boekerij om met geléverd. Verder behoort de waardige abt barthelemy ook tot de boekerij, die, onder andere voordélige bedieningen, garde des medailles & des Aniiques is, voor welke plaats hij 3000 livres heeft: le garde des Estampes, en le garde des titres éjr1 Génèalogies hebben ieder éven zoveel. Indien gij begériozijt, om eene wélfprékend opgeftelde befchrijving van deze boekerij te zien, kunt gij dezelve lézen in de Histoire de FAcademie des Infcriptions & belles Lettres van de jaaren i?5S — 1760. T. XXIX p. 367. en volg. De heer le beau heeft dit verrukkend tafreel ontworpen. Hier is misfehien eene gepaste plaats voor eene aanmerking 0verhet voordeel, dat de regéring van journaalcn trekt, die een fterk vertier hebben. De Mercure de France brengt den koning, behalven het voordeel van den boekverkoper en na aftrek van alle onkosten, jaarlijks 30 duizend livres op; en dit geld verdeelt de koning, als een jaargeld, onder zékere geleerden, inzonderheid dichters en fraaije geesten. Oordeel hieruit nu, hoe veel deze Mercure den drukker opbrengt, als hij zo veel aan den  EN HET OOSTEN. 109 koning uitkeert, en hoe veel exemplaaren er van opgelegd worden. Men zegt mij, dat men hieruit den ftnaak van den landaard in het algemeen kan afnémen, en welke lézing in de mode is. Daarëntdgen geeft het journal des Scavans den koning niet meer dan 4800 livres, welken onder zes ldden, fchrijvers van liet journal, uitgedeeld worden,' drie derzelven hebben elk 1000, cn de drie overigen ieder 600 livres. Zij komen bij den Kanfelicr van Frankrijk bij elkander; en de zaaken worden volkomen met dezelfde vrijheid en op dezelfde wijze als in de Akademiën behandeld (14). Ik heb thans geen plaats om van de Cenfores Librorum Regii [Koninglijke boekenkeurders] te fprdken, van dcwelken er over de 120 zijn. Om van onderwerp tc veranderen, moest'ik iet van de groote vreugdebedrijven en onuitfprceklijke pragt en heerlijkheid melden, welken men in deze dagen te Parys gezien heeft. Ik heb alles meè bijgewoond, om te zien, welken fmaak men in: dergelijke zaaken heeft, als dezelve tot zijnen hoogften top Hijgt, en tévens om mij te gewennen , om nooit geen kleinigheden ■ meer te bewonderen ; doch de nieuwspapieren némen wij veel werks uit de hand (15). Ondertusfchcn heb ik hier eene aangenaame gelégenheid om van het hotel van den Zweedfchen Minis- (14) Het journal de Politique £? de Literature, hetwelk, zé. «iert 1774, in plaats van den Avant-Coureur uitkwam, en dooiden bekenden landsverdréveling unguet bezorgd werd, bragt jaarlijks 22 duizend livres op. O5) De gemelde plegdge vreugdebedrijven gefcaiedden bij gelégenheid van het huwelijk van den toenmaligen Dauphin., den tégenwoordigen koning, met de Aardshertoginne van Oostenrijk.  tio REiZE DOOR EUROPA. ter te (préken, hetwelk den geheelen nagt, tusfehen den Soflen en 3iitenmai, met veele duizend lampen verlicht was. Dc goede fmaak, dien de graaf creutz in alle zaaken heeft, is |i bekend; en bij deze gelegenheid, deed hij zig zo uitmunten, dat geen verlichting, zo min van eenigen gezant, als van eenigen grootcn van Frankrijk, Zulk eene voortrcflijke vertoning maakte. De lampen waren in gedaante van pilaaren naar de Ionlfchc bouworde vóór den gével van het huis geplaatst; op den top van den gével brandde het Zweedfche wapen den ganfehen nagt; op de voorplaats tégenover de deur waren insger lijks lampen geplaatst; verder op was de tuin verlichtten nog verder de kapél, of kerk, zelf, die aan de and'ere zijde van den tuin regt tégenover de deur ftaat. Dit gaf een verrukkend en pragtig verregezigt, welk, ongeagt de zo veele duizend verlichtingen den ganfehen nagt door, veel aanfehouwers tot zig lokte. Om zulk een fraai gel zigt en wijd verfchiet te hebben van de flraat tot aan de kerk, was dc deur opengelaten,. in plaats, dat alle andere deuren, daar anders de verlichting fraai genoeg was, gefloten waren. De heer graaf had het ook zeer wél getroffen, met zijne denkbeelden naar de gefteldheid van de ligging der plaats te fchikken, en zig van deze zeer wél te bedienen; met één woord, het was eene niet minder kostbaarc dan fraaije verlichting, die der natie tot eere ftrektc. IIet was voor elk een bijzonder genoegen, het hotel van den graave ook bij deze gelégenheid boven anderen te zien fchitteren, gelijk het anders eene woonplaats der wijsbegeerte en der kunften is, welker beminnaaren in den graave zo wel eenen befchermer als eenen vriend vinden. Dit loopt zo zeer in het oog, dat het in  EN HET OOSTEN. tïï gansch Parys geroemd word. De édele fmaak, die van binnen heerscht, de kostbaare en rijke fieraadjen, de treflijkfre fchilderijën, de uitmuntende en nitgezo'gte boekerij , e. z. v. vereifchen eene andere pen en een' anderen tijd. Eenen Zweed verwekt het eene vreugd, wanneer hij alomme nu een' dichter, dan een' wijsgeer, nu weör een' fchilder, een' beeldhouwer, een' muziekkundigen, allen , den eenen zo als den anderen, den fmaak en de begaafdheden van den Zweedfchen gezant hoort roemen. ZEVENDE BRIEF. Gefchiednis van Thomas Kuli-Kan door William Jones —— Van Kennicot's werk — Afftamming der Chineefen uit Egipten — Uittrekzel uit IViebuhr's berigten van Arabië — Van Apollonius Sophista en deszelfs uitgéver , den heer Villoifon — Journal des. Spavans. Parys, den 24/ien Junij, 1770. N u zal ik u met nieuwigheden uit Engeland onderhouden. Voor korten tijd is de gefchiednis van thomas kouxi-kan uit het Perfisch in het. Fransch vertaald: Histoire de Chulichan, traduite du Perfan en Francais par Mr. W. Jones, Londres 1770. 2. deelen (16). Gij zult (16) De Histoire de Nadir Schahpar JV. Jones, is, in 1773, ook door hem in het Engelsch uitgegeven , en heeft den titel: The Hiftory of the life of Nadir Schah, king of Per fa , extraiïed frem an Eastern manufcript by IViliam Jones. Er  h2 11 EI ZE DOOR EUROPA u mogelijk verwonderen, dat dezelve door eenen Engelschman in Londen zelfs in het Fransch vertaald is: jones heeft het op bevél, van den koning van Deenmarken gedaan; want hetPerfisch oorfpronglijk handfehrift;behoort dezen koning, die liet onmiddellijk uit het Oosten bekomen heeft. Doch, wijl geen Deen in ftaat was, om hetzelve tc vertalen, bevool dc koning, terwijl hij in Engeland was, het den heere jones aan, médelid van het College of the Univerfily te Oxford. Hij wilde eencFranfche vertaling, om dat deze taal den koning béter bekend is, dan de Engelfche. De heer kennicot heeft onlangs niet'alleen volgens gewoonte een berigt uitgegéven van de vergelijkingen des ïlebreeuwfchcn tcksts, voor het laatfte jaar 1769, maar ook zijn verfcheiden eigen verhandelingen, bij voorbeeld eene gefchiednis van Perflé' tot op nadir shoah, en eene gefchiednis der Perfifclie taal, bijgevoegd. Hij is een fterk tégenftander van den heer d'anquetil , en beweert, dat deze nooit noch den egten zend avefta van zoroaster , noch de oude cgte Perfifche taal heeft léren kennen, en alles, wat.hij onder dezen naam geléverd heeft, door bedriegers misleid, daar voor aangenomen heeft, [In hetzelfde jaar 1773. is te Utrecht de gefchiednis van nadir schab aok ik het Ncdcrdiiitsch gedrukt; doch de uitgave is tot héden vertraagd geworden. Men wagt op eene voorréde, die er bij gegéven zal worden, maar nog niet afgemaakt is. De boekdrukkers, die dit ivcrk ondernomen hebben, zullen met deze anecdofis dcnklijk'ook niet zeer in hunn' fchik zijn, zo min als de drukker van Sophocles meteene degelijke, waarvan hier voor bl. 12 en 13 gefproken word. De Ferti]  EN HET OOSTEN. H3 ook alle de berigten voor de 10 jaaren nog eens en we te zamen laten drukken; dit boek is.zo nieuw, dat het nog niet algemeen te krijgen is. Een geleerd vriend, die vo'orlédcn week van Londen kwam, mij dit werk overgedaan hebbende, zal. ik ueene kleine ('chetsvan het nieuwfte voor het. vorige jaar géven. Dé titel is: The ten annual Accounts of the Collation of Ilebrew.Msf, of the old Testament;, begint in 1760, and compleated in 1769, by Benj. Kennicot. D. D. in Oxford .1770. Alle cc Hcbreeuwfehe handfcbriften, die men in Engeland, Schotland en Ierland gevonden heeft, en te zamen 140 ftuks uitmaken, zijn nu vergeléken. Buiten 's lands zijn 113 handfehriften vergeléken, als méde 12 gedrukte Hebreeuwfche bijbels, de oudfte drukken van het jaar 1486 tot 1517, die op veele plaatzen van de laatere drukken verfcliillen; zodat de vergeléken bijbels te zamen 265 zuilenzijn;, een aantal, dat alle verzamelingen van leeswijzen uit handfehriften verre overtreft. Geen oud boek,offchrij-> ver, zelfs het nieuwe testament niet, is, ook zo met de handfehriften vergeléken, als thans met het oude testament, en dat alleenlijk in 10 jaaren, gefchied is. Dit alles zal nu in orde gebragt, onder elk vers deszelfs varU anten geplaatst, kortom, alles tot den druk gereed gemaakt worden, met denwelkeu men egter niet eerder dan over twee jaaren zal kunnen beginnen , in welken tijd de heer kennicot ook nieuwe leeswijzen b.uiten V lands, ja zelfs buiten Europa, wil verzamelen; want hij heeft uit Amerika berigt gekrégen van een zeer oud handfehrift des Hebreeuw-fclien bijbels, dat bij de Jooden in NiemvTotk gevonden word, en hei welke zij beloofd hebben naar Engeland te zullen zenden. Zo beeft men ook in Afs, I. deel. 11  ï«* REIZE DOOR EUROPA te Madras en Aleppo, onderzoek naar Hebreeuwfche iKindi'chriften gedaan. Men is op het fpoor gekomen van een zeer oud handfehrift der Samaritaanfche boeken van moses bij de overgebléven Samaritaanen, die inNapIufa, of het oude Sichem, nabij den berg Garizim, wonen. De heer kennicot hoopt hetzelve door koop magtig te worden. Uit China heeft hij onlangs antwoord gekrégen, met beloften, dat bij de Jooden in het landfchap Ho-nam aangaande .deze zaak naarvraag zal gedaan worden. Uit Afrika heeft de heer kennicot leeswijzen uit de agt handfehriften , die den koning van Deenmarken toebehoren. De Koning heeft de goedheid gehad dezelven- naar Engeland te zenden, op dat de heer kennicot zelfde letters en de fchrijfwijze zou kunnen zien. Op die- wijze moeten alle vier de waerelddeelen tot volmaking en roem van dit werk toebrengen. De heer kennicot geeft hier eene kleine berékening van zijne inkomften door de infehrijvingen. In de vorige 9 jaaren heeft hij 8113 ponden fterlings in alles, en nu in het laatfte jaar, of het 10de, 1004 ponden gehéven; dus eene fomvan 9117 ponden fterlings, die hij reeds alleen voorde vergelijkingen der handfehriften, die in het Averk gefield zijn, getrokken heeft; want tot den druk en de uitgave van den bijbel zclven zal hij nog eene tweede infehrijving vragen. Hij heeft, zegt hij, van die geheele fom nog maar 500 ponden fterlings overig, die nauwlijks toereikende zijn, om de vergelijkingen, welken met de handfehriften niet alleen in Ajtè en Amerika, maar ook in Europa nog moeten gemaakt worden, te bekostigen. In dit laatite waerelddeel zal de heer bruns , op kosten van den heer kennicot, nu eene reis van 2 of 3 jaaren doen, om de  EN HET OOSTEN. "5 tnerkwaardigfte plaatzen van het oude testament, en die van het meeste gewigt zijn, in alle foorten van handfehriften, niet alleen van den Hebreeuwfchen tekst, maar ook in het algemeen allé overzettingen in handfehriften , te vergelijken. Inzonderheid moet hij zijne oplettendheid laten gaan op zulke plaatzcn, die in het nieuwe testament anders aangehaald worden, dan wij dezelven thans dadelijk in het oude testament vinden, gelijk ook die, welken met elkander fchijnen te ftrijden, e. z. v. De heer bruns is nu zédert eene maand in Parys geweest, cn hij heeft hier nog 3 of 4 maanden werk, als dan gaat hij naar Zwitferland, Italïèn, e. z. v. De heer kennicot heeft hem eene Hebreeuwfche landkaart van Europa gegéven, op welke alle de ftéden, waar ergens een handfehrift van het oude testament te vinden is, in derzelver regten ftand en gelégenheid voor eenen reiziger opgegéven zijn, doch ook geen andere ftad. Upfala vind men er ook op aan het einde Van de kaart, maar de heer bruns is niet voornémens , dcrwaard te reizen. Hij zegt, dat hij zig in geen ftad in gansch Europa zo lang zal ophouden, als in Parys *, Zelfs te Romen niet, wijl men in Parys meer handfehriften heeft, dan in eenige andere plaats. Hij heeft eene nauwkeurige lijst en berékening van alle dezelven. De heer kennicot betaalt hem zeer wél ieder maand. Wanneer deze reis zal volbfagt zijn , maakt de heer kennicot Itaat met het drukken een begin te maken, en dan op eenmaal het licht over den Hebreeuwfchen bijbel te Verfpreiden, dat men met zo veel verlangen te gemoet ziet. Men zegt, dat men te Londen eene nieuwe uitgave van Mfeninski Thefauro Linguce Tunica Arabic» et Perficie II %  n6 REIZE DOOR EUROPA onder handen heeft, waarin egter geen verandering zal voorkomen, alleenlijk zal men de Poolfche taal daaruit weglaten (17). Hoe nuttig zou dit niet wézen, daar dit zo gewigtig en onontbeerlijk boek, thans zo zeldzaam geworden , en tot zulk een' hoogen prijs geftégen is, dat nauwlijks iemand het waagt, deze taaien te beginnen, zonder moeds genoeg te hebben, om een bankrot te fpélen ? Men kan hetzelfde zeggen van het Arabisch woordenboek van golius. Ik zal hier van dc Engelfche nieuwigheden afftappen, om van eene andere geheel onverwagte uit China melding te doen. In brieven aan mijne vrienden bind ik mij nooit aan zékere orde: ik fchrijf zo als de ftoffe mij voorkomt. Ik meen, dat ik u reeds te voren van den heer bertin, ftaatsdicnaar en geheimfchrijver, gefproken heb, dat de wétenfehappen en geleerden in hem een' bijzonderen begunstiger vinden, fchoon zulks niet tot zijnen taak behoort. Hij was zeer nieuwsgierig om te wéten, hoe de Chineefen de zonderlinge grondftelling van den heer de guignes aangaande hunnen oorfprong uit Egipte zouden aanmerken, en wilde verzékerd zijn, of het flegts een Europefche geleerde droom zij, dan of het den Chineefen zeiven geloofwaardig zou voorkomen. Met dit oogmerk zond hij, voor twee of drie jaaren, een affchrift der verhandeling van den heer de guignes over de Egiptifche (17) De heer jones heeft dezen Menimki nog niet uitgegeven, maar wel eene Perfifche fpraakkonst, in 1771, in 4°. als méde proeven van Afiatifche, inzonderheid Perfifche en Turkfche gedichten, onder den titel: Poëfeos Jfiaticcc commentariorum, libr. VII. Lond., 1774, go.  EN HET OOSTEN. 117 beeldfchriften, buiten weten van dezen heer, naar China, aan eenen Chinees, yang genoemd, die voormaals 'mParys is geweest cn dc Franfche taal verhaat, met verzoek, dat hij dc zaak zelf eens zou onderzoeken, en het oordeel der geleerden daar over vragen , als méde dc beeldfchriften met de oudfte woordenboeken en fchrijftékens der Chineefen vergelijken, e. z. v. Dc heer bertin hierop antwoord uit China bekomen hebbende, verzogt den heer de guignes bij hem ten éten: verhaalde hem, wat hij gedaan had, hem tévens verzoekende, het niet kwalijk te némen, dat hij, uit liefde voor de waarheid, zulk een' ftap gedaan had. De heer de guignes moest raden, welk antwoord hij meende, dat onlangs te rug gekomen was ? De heer de guignes zeide, dat hij zeer wél wist, dat zijn gevoelen in China niet wél kon opgenomen worden, bij een volk,dat,uit eigenliefde, nauwlijks weet of wil wéten, of er andere oude volken geweest zijn, en zjg nog minder aan de gefchiednis cn de wétenfehappen van andere volken laat gelégen zijn; maar dcheer tjïrtin verraschte den heer de guignes , met hem een antwoord te tonen, volkomen tégen zijne vcrwagting. Wijlde zaak zo ongewoon is, en den Franfchen vindingsgcest tot zo veel eere ftrekt, zal ik hier een uittrekzel uit het antwoord van den heer yang aan den heer bertin, gefchréven tc Canton, den soiten december 1768, invoegen, waarin hij zig op volgende wijze uitdrukt: Un point esfentiel est de trouyer F origine des Chinois. jfe la regarde comme la clefde Fhistoire du monde. Mr.. de guignes par fon application a F étude, des langues éirangéres a trouvé la resfemhlance des caractéres Chinois avec les hiéroglyphes Egyptiens. Mais, prévenu en faveur de H 3  ïiS REIZE DOOR EUROPA Mr. des hauterayes , dottt favois (Pabord lu les doutd propofés a Mr. de guignes, je ne fis que jetter les yeux fur t ouvrage de ce dernier, lórsque votre grandeur nPordonnoit de le lire. Depuls qtPElle nous a renvoyé la copiedePEsfaifurlemoyende parvenir a la le&uredes hiéroglyphes Egyptiens, fat' fait plus d'attention. & la parfiile resfemhlance des caracléres Chinois anciens & des hièroglyphes Egyptiens me force (Parotter, que c'est a Mr. de guignes , que nous devons la connoisfance de notre origine ; maïs avant que de donner une entiere approbatim, j'attends les jugemens de nos misfionaires fur fon ouvrage. [dat is: Den oorfprong der Chineefen te ontdekken, \% een wézendlij'k ftuk. Ik merk het aan als den Keutel tot de gcfehiednis der volken. De heer de guignes heeft, door zijne vlijt in het oefenen der vreemde taaien, de overéénkomst der Chineefche letters met de Egiptifche beeldfchriften gevonden. Doch , vooringenomen ten voor-" deele van den heer des hauterayes, wiens twijfelingen, tégen den heer de guignes geopperd, ik eerst gelézen had, wierp ik enkel een vlugtig oog op het werk van den Iaatften, als uwe HoogEdelheid mij gebood hetzelve te. lézen. Zédert dat ik van UE: het affchrift bekomen heb van de fchetze over het middel om de Egiptifche beeldfchriften te lézen, heb ik meer oplettendheid gebruikt:en de volmaakte gelijkheid der oude Chineefche letters en der Egiptifche beeldfchriften dwingt mij om te bekennen, dat wij den heere de guignes de kennis van onzen oorfprong verfchuldigd zijn; ondertusfehen wagt ik met het géven van mijne volkomen goedkeuring, tot dat ik het oordeel enzer zendelingen over zijn werk zal gehoord hebben.] Dit getuigenis is van te meer gewigt, daar het van een'  EN HET OOSTEN 119 man komt, die te voren met de twijfelingen-, door den heer des hauterayes tégen de eerfte verhandeling van den heer de guignes over deze 'zaak .uitgegévcn», vooringenomen was. Men kan hieruit opmaken, hoe wél déze proeve, om de Egiptifche beeldfchriften te lézen, moet gefchréven zijn, hoe bondig de gronden, en hoe gelijkvormig de beeldfchriften met de oude fchrijftékens der Chineefen moeten zijn, wijl zij zulk een' fterkon invloed hadden op een' man, die met vooroordeel ingenomen was, en dien zij, gelijk hij zelf getuigt, als tégen zijnen wil-, hebben moeten dwingen, om er zijne goedkeuring aan te géven. Deze brief werd ook in de koninglijke boekerije .voorgelézen, en word nu in de voorréde vóór Chou-king gedrukt, welk werk in korten tijd voor de drukpers vorkomen gereed zal vvézcn. De vooitreilijke verhandeling over de beeldfchriften is reeds voor lang in 1 de verhandelingen der Akademie gedrukt, fchoon het deel den koning nog niet aangeboden, bijgevolg nog niet in het licht gegéven is (18). Het gedicht van den keizer kien-long is ijjJfcj;,'.-!*.','. ^. \ ifc>\ywtat&U'ivv ■ .. m»«WJ tw ■' "j v ■■ 1 '" • In hot 3#lfl c'.ïel der Memoires de PAcademie des Ikbc; jaar 1767 tot 1769, gedrukt 1774. vind Cu'1 vs.i dc? feor de c^jignes i) eene verhandeling over de Ooyuvfclie tia:< i. sjr-scn vervolg op de verhandeling over de beeldy m-s. ■..<*.};■*■.->*&*' jïfi^rften brief.] 2) Een oordeelkundig onT 8lljll§ \M, 0;bi:-$;b jaarboeken. 3.) Eene -algemeene be* ■ c--'.h"«te:ifche letterkunde, voornaamlijk der ge- v ' nr,< 1 meuwe verzamelingen van Chineefche Zendelingen, zéden 177$ te Parys nieuw uitgekomen: Me-  •aö REIZE DOOR EUROPA reeds lang algemeen' bekend, en word overal met genoegen gelézen. Zoroaster ligt nog onder de Franfche pers te zwéten, cn zal denklijk voor den herfsttijd niet •uitkomen. , Van China en Indien neem ik mijnen terugweg door gelukkig Arabië, en zoek ten befluite met den heer mSk buur de dichters van dit land op, als zij zig maar laten vmden; want de heer niebuhr zegt: Poëfeos amatores nodtenum multas habet Arabia; an etiam Poetas, mihi non -fiat innotuit O).. Ondertusfchen kon een Malta te Basfora in anderhalf uur tijds een vel 'papiers-met vacrzen vol maken; doch hoe fraai dezelven'geweest zijn, weet de heer meetor nier. Als de Ham Chafaël voor eenige jaaren de zége bevogten had over den Pafcha van Bagdad, zongen de Arabiers de heldendaaden van eiken fchcïk m vacrzen, die eerlang ook op de ftraaten van Bagdad gezongen werden. De Baniaanen in het landfebap Eldfjaf, in gelukkig Arabië, hebben, zegt men, de'bestê *t «wu-wsia zimA mb x:cv uhï> verhandelingen over de oudheid der Chineefche gerchiednisfen, en de gelijkheid der Chineefche letters met de beeldfchriften ingelast, die de (tellingen van den heer de guignes bevestigen; Köeweï; gelijk uit deze verzamelingen blijkt, de beide Chineefen,-die iu Frankrijk geweest zijn, hun oordeel ten voordeele van den heer de guignes over de beeldfehri£ ten weêr ingetrokken, en, bij nader onderzoek, zig tdgen'hem verklaard hebben. («0 Dat is: Arabiën heeft ook nu nog veele liefhebbers der poëzij: maar ik weet nog niet zeker , of er ook poëten zijn.  EN HET OOSTEN. Ui dichtader. Het is hédcndaags bij de Arabiers eén gebruik, dat zij des avonds in een koffijhuis bij elkander komen , om muziek, of van arme Mullas vertelzcltjcs van an- tar , (*) rustan (f) Of beber (§) C. Z. V. , Cll dat zomwijlen in vaerzen, aantehoren. De onderdaancn van, den Imam van Sana zijn geen bijzondere liefhebbers van het krijgswezen, meer zijn het de bewoners der aangrenzende bergen Hafchid en Beklef; want, daar dezen geen handel drijven met vreemdlingen, en dienvolgens arm zijn, worden hunne kleine fcheiks bezoldclingen van den Imam, en zeer ligt oproerig, wanneer de bezolding hun niet flipt betaald word. De oude en algemeen bekende gastvrijheid der Arabieren blijft nog onveranderlijk ftand houden. Als zij éten, zijn zij verpligt, elk die komt, tot den maaltijd te nodigen. Ego frequenter conviva iis adfui: Arabes vicisjtm mihi, [dat is: Ik heb dikwerf met hun gefpijsd; cn de Arabiers wéér met mij,] zegt de heer niebuhr. Het was juist wel een reiziger uit het binnenfte Arabië, die het gczelfchap Dcenfche geleerden in de ftad Loheia aantrof, en uit nieuwsgierigheid , om te zien, op wat wijze zij zig bij het éten van mesfen bedienden, tot hen kwam, doch het niet voor geöorlofd hield, met Christenen te éten; nogthans kan men daarüit geen befluit maken op de denkwijze cn gewoonte van den gcheelen landaard. Zelfs verkéren de Arabiers liever met Christenen, dan met Schiiten, eenen [(*) Een' Arabifchen held.]' [(t) Een' ouden Perfifchen held.] ft§) Koning van Egipte.] H 5  ia» PvEIZE DOOR EUROPA ' Perfifehen aanhang en dan met Jooden en Baniaanen nademaal de laatstgenoemden metniemand van een' anderen godsdienst mogen éten, en dienvolgens eenen affchuw van de Arabiers hebben. De heer niebuhr vond de inwoners van Jemen in gczelfehappen en in de dagelijkfche verkénnge veel lévendiger, dan die in Hedsjas; dezen zijn wéderom.vrolijkerenlévendiger, dan de Egiptenaars • indien hier van de réden niet is, gelijk de heer niebuhr. zeil zegt, dat hij nu aan de lévenswijze en taal der Arabieren meer gewoon was, en dus meer nut van hun gezelfehap kon hebben. Het is den Muhammedaanen geenzins geoorlofd, met pijlen waarzeggerij te plégen, fchoon zij andere bijgelovigheden bedrijven; zij verwerpen zomnuge dagen als ongelukkig tot zékere verrigtingen, en houden anderen voor gelukkig,- némen den ftand der fterren waar, wanneer er iemand geboren word; dragen briefjes met toverkundige en overgeIovigefpreukenbijzig,e. z. v. doch de Perzen overtreffen hen hierin zeer verre. Oude muntfpeciën vind men in Jemen niet, doordien de inwoners op dezelven geen waarde ftellen. De heer niebuhr heeft aldaar geen Perfifche muntftukken gevonden; maar in de ftad Moful heeft hij er eenigen bekomen, die' in het land Kurdifian gevonden waren, en dezelven médegebragt. In Siriën heeft hij muntfpeciën gezien, op welker eene zijde ftond: La ilah Wa allah, en op de andere: Muhammed raful allah, het welk de ganfche geloofsbelijdenis der Muhammedaanen is, waarvan zij geloven, dat niemand die kan zeggen, zondereen Mufelman te zijn, of het daardoor te worden. Maar nooit heeft de heer niebuhr eenige munten gezien met het opfchrift: God is eeuwig. Zowel in Perfïèn, als in Irak ,  EN HET OOSTEN, 125 heeft hij koperen muntfpeciën gezien met figuuren of beelden, maar nooit dergelijkcn van goud of zilver. Doch hij heeft twee gouden muntftukken met letters van ongelijk gewigt gevonden, het ééne in Bagdad, het andere in Moful geflagen; of nu een van dezen een dinar zou kunnen zijn, weet hij niet. Qedenktékens van Egiptifche oudheden hebben zij noch in Jemen, noch in gelukkig Arabië aangetroffen. Men wist niet te zeggen, op wat tijd het gebruik der kahve, of koffij, het eerst' naar Jemen is overgebragt, doch een ieder zegt, dat dezelve uit 'Ethiopië is gekomen. Behalven koffij is er niet veel, dat uit dit land gevoerd word. De Aloë van Jemen agt men niet zo goed, als die van Socatra; nogthans word van Sana eene aanzienlijke hoeveelheid ro-, zijnen uitgevoerd. Wierook komt uit de ftéden Dof ar y Merbat,Hafek en Schar; doch deze word ook voor flegter gehouden, dan die van Oost 'indien over den Perfifehen en Arabifchen zeeboezem in het Turkfche rijk ingevoerd wórd. Goud vind men tégenwoordig in Jemen in het geheel niet, noch in mijnen noch in vloeden; men toont nogthans de plaatzcn, waar eertijds goudmijnen geweest zijn. Slegts een weinig goud, dat uit de vloeden in Ethiopië verzameld word, word van daar naar Mochha, en verder naar Oostindiën vervoerd. Ijzer vind men in het landfehap Saade., liggende eenige dagreizen ten noordenvan Sana, de hoofdftad van Jemen. De heer forskIl heeft het gezelfchap egter verzékerd, dat hij uit zékere tékens genoeg heeft kunnen ontdekken, dat de aarde op verfcheiden andere plaatzen ijzer verbergt. Den ftaat des koophandels, de maaten en het gewigt, heeft men niet  pf R E I Z E DOOR zo nauwkeurig onderzogt, uit oorzaak der verfclullen met den ftadvoogd te Mochha, als ook wegens toevallige ziekten, Men vind er évenwei iet van in de papieren van den heer forsig. En hier méde befluit de neer m& Wffiöfe zijn berigt aan de Academie des Infcriptions & belles lettres, te Koppenhagen, den sden feptember, i768. Nu van Arabië naar Griekenland. Ik zal van niets gfe nngers fpréken, dan van een woordenboek over homeros dat tot hiertoe, zo veel men weet, in een eenig hanoichnft * Europa heeft verfcholen gelégen, namelijk m de boekerije van St. Germain des prés, hier in Parys. Hesychius, suidas, montfavcon, aeberti, RUHN. kenics, en meer anderen hebben bet geroemd. Onlang heeft de heer kclencamp , te Göttingen , getragt het te bekomen; hij had deii heer magister LiDéN verzogt, het hier te laten affehrijven. De heer uoéN heeft bij zijn vertrek mij de bezorging daarvan opgedragen; doch, hoe zeer ik mijn best gedaan nebbe., om het affehrijven van dit handfehrift te bevorderen, heeft egter niemand znlk een moeilijk werk willen ondernémen, doordien het handfehrift oud, van dc 10de eeuw, al vrij fijn cn met veele onbegrijphjke verkortingen gefchréven , en op veele plaatzen volftrekt onleesbaar is. Ik tragtte den heer de villoison te ovenéden, dat hij het publiek den dienst zou doen, een boek, dat zo zeer begeerd is, uittegéven Ikbragthet zoverre, dat hij het op zig nam; hij heeft thans reeds begonnen, daaraan te arbeiden, fchoon hij in het geheel neg niet weet, of een boekverkeper alhier het zal Willen drukken: want Griekfche boeken hebben hier tégenwoordig geen aftrek. Het is Apollonii Sophist*, filii  EN HET OOSTEN. 125 Archihlï, Lexicon Homericum op pergament in gr. 4 0. op 46 bladzijden gefchréven. (19) Hetzelfde boekdeel bevat verfcheiden andere lexica, glosfariërt, en fpraakkonften, allen nog ongedrukt, behalven een klein glosfarium over plato , niet meer dan 6 bladen uitmakende, het welk de heer ruhnkerius in Holland in 8 0 . heeft uitgegéven. Eene mijner drangredenen bij den heer de villoison was ,dat het Frankrijk weinig tot eere zou (trekken, indien dit woordenboek ook door een' uitlander moest uitgegéven worden, en men hier alleen fchattenten dienfte van vreemdlingen bewaarde. Nu zullen wij misfehien binnen weinige maanden dit woordenboek bekomen uit handen van eenen jongeling van 20 jaaren, dien men,om niet meer tc zeggen, in taaie cn fraaije wétenfehappen vooreen wonder kan houden. Als een ccrlleling zijner geleerdheid en van zijnen fmaak zal men in het naastuitkomend (tuk van het Journal des Spavans eene beëordéling plaatzcn over eene nieuwe Franfche vertaling van AESCiiYLUs;dezevertaling,dievau den Préfident franc de pompignan is, las hij door, vergeleek ze nauwkeurig met den Griekfchen tekst,den geheelcn aeschylus door, fchreef zijne beoordeling en aanmerkingen , cn dat in vier dagen tijds, waarvan ik ccn ooggetuigen ben. Gij zult zelf vinden, hoe de beöordé- (ro) Apollonii Lexicon heeft de heer ansede villoison onder den titel: Apollonii Sopkiflce Lexicon Gracum Iliadis et Odysf.c. Primus e Vod. Ms. Savgermanenfi in lucem vindicavit, jo. bapt. casp. d'anse de villoison, R. Ivfcript. at que hum. Hterar. Acad. Paris. Socius; cum Prolegomenis, Parys 1774, in gr. 4 0. 2 deelen, met breedvoerige aanmerkingen in druk gegéven. [Zie b!. 37. en 38. aantck.]  ta.6 REIZE DOOR EUROPA. ling is, als zij in het licht komt; ik meen, dat dezelve m het u-uk voor de maand augustus zal geplaatst worden. In hetzelfde ftuk zal ook eene fraaije beöordéling over de Analecla Ülphilana van den heere irheVoorkomen, door tien heer du Püy,médelid der Academiedes belles lettres, en boekbewaarder bij den prins van soueise. Hij is door verfcheiden verhandelingen hxclt Memoires der Akademie welken wél gefchréven zijn, en door eene goede en fraaije Franfche overzetting van sophocles bekend. Hij névens de heeren de guignes , de la lande , en anderen, zijn uitgévers van het journal des fcavans: zij zijn allen akademisten, en dit word voor het onpartijdigfte maand* fchrift gehouden, en daar de meefte ftaat op te maken is, doordien alle de ftoffen, voor dat men ze ter drukperfe geeft, den grootkanfelier en den médeléden moeten voorgelézen worden, van dewelken elk zijne aanmerkingen maakt, éven op dezelfde wijze, als ik in mijn' voorgaanden brief van de Akademiën verhaald heb. Daar zijn 6 médeléden, die eene wedde trekken, behalven 4 andere geleerde bijzitters, zonder wedde • zij worden allen door de» kanlclier benoemd en aangefteld, en zijn ook allen médeléden van de Akademie te Parys. Het was'de heer daguesseau , die dit maandfehrift het eerst der kanfelaarijc onderwierp.  EN HET OOSTEN. ï*7 AGTSTE BRIEF. Fan den Heer Rousfeau. Parys, den iften September, 1770. N v zal ik u een' kleinen brief van een' groot' man fchrijven, ik meen jean jaques rousseau. Hij kwam op het laatst van junij naar Parys, gelijk ik u met een woord in mijnen laatften brief zal gemeld hebben. Ik heb zulk eene nauwe kennis met hem gemaakt, als men met zulk eenen zonderlingen wijsgeer kan maken. Hij arbeid thans in de kruidkunde met die drift en dien ijver, die aan alle zijne bedrijven eigen is. Toen ik voor de eerltemaal bij hem kwam , vraagde hij mij, of ik de kruidkunde beoefende? Zodra ik hem zeide, dat ik nu en dan het onderwijs van den heer van linmeus had genoten e. z. v., fiond hij op en riep uit: dan kent gij mijn' meester en leeraar, den grooten linn^eus; als gij aan hem fchrijft, zeide hij, groet hem van mij £f mettez mor a genoux devant lui, [werp mij op mijne kniën vóór hem,] (om zijne eigen woorden te gebruiken) en zeg, dat ik geen grooter mensch op aarde ken, dat ik hem mijne gezondheid, ja mijn léven zelf, verlchuldigd ben, névens meer andere fterke uitdrukkingen, die zijne uitterfte hoogagting voor den grootften kruidkenner op de waereld bcwij-. zen. Dc heer rousseau toonde mij daarna dephilofophia botanica, en zeide: in dit boek fteekt meer wijsheid,dan  128 REIZE- DOOR EUROPA Sn de grootfte folianten; in plaats, dat fchier alle uwe boeken uit het Noorden met te veel geleerdheid overladen zijn, is er niet dén ontbeerlijk woord in dit. e. z. v. Zulk eene loffpraak uit den mond van den heer rousseau was mij gansch onverwagt, daar hij anders niet veel fpreekt , en met zijne lofrédenen zeer fpaarzaam is; maar de naam van den heer linn/eus voerde hem geheel buiten zigzelven. Hij vraagde mij, of ik dagt, dat de heer linn^eus eenen brief van hem ten goeden zou opnémen, dan wilde'hij hem fchrijven, en mijden brief géven , om hem dien toetezenden, als ik fchreef. Ik verzékerde hem, dat nooit een brief van Parys den heere opperarts van linn/Eus zo Welkom kon zijn, en verzogt hem het niette vergéten. Dit zegt veel, want de heer rousseau fchrijft niet gaern brieven -hij leest zelfs niet ééns degeenen * die hij ontvangt. Ik vraagde hem eens, of hij een' brief vart een' zeker' vriend gekrégen had, van welken ik wist, dat hij aan hem gefchréven had. Hij antwoordde, dat hij zig den naam niet herinnerde, ook nooit tijd had, om de veele duizend brieven doortelézen, die hij ontvong, veel minder, om dezelven te beantwoorden; dat hij daartoe vijf of zes fchrijvers zou moeten houden, die eenige duizend livres zouden kosten om hen te belonen, e. z. v. Dewijl men mij gezegd had, dat de heer rousseau voornémens was, een boek over de kruidkunde uittegéven, vraagde ik hem eens, of zulks waar was. Hij antwoordde: neen, en zeide, dat het een groot onder'fcheid was, leerling of leermeester te zijn; fchoon het thans een. algemeen gebruik werd, dat men eerst begon met anderen'te onderwijzen, eer men zelf iet leerde, wilde hij hetzelve egter niet volgen: Ik ben de leerling van den  EN HET O O S T E N. 129 den heer van linn/ëus , zeide hij, en ftel er mij eene eer in, het te zijn. Ik vraagde hem, wat hij van den heer adansson dagt? Hij zeide, dat deze, éven als cranzius in Diihfchland, al hetgeen zij wisten, van den heer van linn/eus hadden geleerd, dat zij naderhand zijnen naam verkleind en mishandeld hadden, dat zij ondankbaar jégens hunnen meester waren, e. z. v. Voor het overige, zeide hij, zijn veele kruidkenners in Frankrijk Liimceisten; hij noemde er eenigen in Lyon, Montpellier, e. z. v. Ik voegde er éénen in Rouatt bij, dien ik kende. Ik fprak ook met hem over zijnen Em'tle, en zeide, dat ik veel goeds uit dat boek geleerd had ,• doch, dat hij mij geliefde te verfchonen , indien ik omtrent alles niet met hem van dezelfde gedagte was; dat hij zelf mij had léren twijfelen, e. z. v. Hij zeide, dat degeen, die zelf dagt, bij hem hooger gefchat was, dan hij, die met hem dagt; dat deze wijze van opvoeding volitrckt moeilijk was, en de magt van eenen vader verëifchte. De heer rousseau is thans getrouwd met jufvrouw le vaesor, die zijne huishoudfter is geweest, en eene ongemeene en tédere zorg voor hem gedragen heeft in zijne ziekte; hij heeft haar daarvoor willen belonen: zij is reeds wat bejaard, en is nu met hem hier; men kan wel zien, dat hij haar om iet anders, dan om haare fchoonheid, genomen heeft; zij is vricndlijk en opregt, fchijnt daarenboven eene bijzonder tédere genégenheid voor haaren man te hebben. De heer rousseau is nu bijna 59 jaaren oud; hij is geboren in 1712; ik zou het niet hebben kunnen geloven, indien hij het mij niet zelf gezegd had, wijl hij er veel jeugdiger uit ziet. Hij is van eene middenmatige gehalte, eer klein en gedrongen, dan groot, heeft bruine I. deel. I  130 REIZE DO OR EUROPA ©ogen, vol vuur, buigt het hoofd altoos voorover en ziet néderwaard, doch flaat zomwijlen fterke blikken op, eenigzins onder de wenkbrauwen uit, heeft een vol, wélbefnéden en bevallig aangez'igt; hij is ook vriendlijk, fchoon hij in het fpréken zeer hévig en fcherp is. Maar ik vrees, dat het reeds fchijne, als of ik eene befchrijving gaf om hem uittedniden. Ik zal dan béter doen, wanneer ik zeg, wat hij tégenwoordig in Parys doet. Behalven de kruidkunde, waarin hij het meeste bézig is, en met den heer jussieo gaat botaniféren, heb ik hem verfcheiden maaien muzieknootcn zien affehrijven; hij zeide mij, dat hij nafchreef; maar ik antwoordde hem, dat het mij ongelooflijk voorkwam, dat hij, die in alles oorfpronglijk was, van anderen zou kunnen aflchrijven. Hij betoont fteeds zijne groote veragtïng en zijnen afkeer voor de Franfche, en zijne agting voor de Italiaanfchc muziek. Anders fpcelt hij tot tijdverdrijf op het fchaakbord, en gaat tc dien einde dikwijls au caffie de la Regence, digt bij het palcis van den hertog van orleans. Ik nam eens voor, om met hem te fpélen, om te zien, of hij een zo groot wijsgeer in het fpélen is, als koning diederik. van Bern, van wien sidonius zegt: Theodoricus rex Gothorum, in bonis jactibus tacet, in malis ridet, in neutris irascitur, in utrisqm philofophatur (»). De heer rousseau had reeds een fpel met een' ander' begonnen, en hetzelve duurde tot 9 uuren des avonds, wanneer de tijd mij niet toeliet, langer uit te zijn. Hij bedenkt zig lang (;;) Dat is: Diederik, koning der Gothen, zwijgt, als hij ge • lukkig; lacht, als hij ongelukkig werpt: nooit vergrauit hij: altijd is hij wijsgeer.  EN HET OOSTEN. r3t ■tusi'chcn eiken zet, doch doet zijnen zet dan fchiehjk, Tonende daarin zijne gemoedsneiging; hij gelijkt in alles den évengemelden koning, uitgezonderd dat de heer rousseau niet lacht onder het fpélen. Ik heb nu niet langer tijd; ik moest' évenwei niet vergéten , dat de vader van den heer rousseau , isaak rousseau , en zijne moeder susanna bernar waren genoemd. ' Aan eiken kleinen vinger draagt hij eenen ring met eenen fteen, in den éénen is de naam zijns vaders, en in den anderen die zijner moeder, met Perfifche letters, gefnéden; zijn vader, die een koopman was, had dezelven laten maken , als hij te Konftantinopêl was. Hij heeft geen groote agting voor zijne geboorteplaats Geneve. Ik vraagde hem eens, of hij mij geen boodfchap médetegéven had, wijl ik nu eerlang naar Geneve meende te reizen; hij zeide, dat hij tégenwoordig niet dc minlte betrekking op iemand hoe genoemd in Geneve had, cn wenschte, dat hij ze nooit gehad had. Verders heeft dc heer rousseau een blijk van zijnen inborst gegéven, dat hem tot eere (trekt. Het is u bekend, dat verfcheiden geleerden, zo in Parys als elders, overeengekomen zijn, om der gedagtcnisfc van den heer van voltaire eene ecrezuil ©ptcrigtcn. Ook weet gij, hoe de heer van voltaire den heer rousseau behandeld heeft, en dcsniettégenitaande is de heer rousseau onder degeenen , die tot het borstbeeld van den heer van voltaire toegelegd hebben , en zelfs, naar zijne omftandigheden, deftig: hij heeft 2 huis d'or gegéven. Anderen mogen het hem als eene heimlijke en fijne verwaandheid uitleggen; ik voor mij, die de konst niet geleerd heb, om de binnenfte fchuilhoeken van het hart te onderzoeken, neem dc zaak voor hetgeen zij 1'chijnt, bijï 3  i%z REIZE DOOR EUROPA. gevolg op de goede zijde; voor het overige ken ik geen deugd of daad van édelmoedigheid, die op deze wijze niet zou kunnen kwalijk uitgelegd en met den naam eencr ondeugd beftempeld worden. Sed manum de tabula: ge.noeg voor ditmaal van den heer rousseau. NEGENDE BRIEF. Praalgraven der Koningen Leo van Armènïè, Kajtmir van Polen, en Zaga Christos — Standbeeld en gedenktéken des Marfchalks van Saxen — Van den heer van Voltaire — Georgica van Virgilius, overgezet door \ den heer De Lille — Een werk over de taaien, ontworpen door den heer Court de Gebelin — Kunstwerktuigen van Cugnot — Geleerde berigten uit Engeland. Parys, den 14de September, 1770. jfO^EWijL ik nu eerlang Parys voor ditmaal denk te verlaten , zal ik weinige korte berigten van allerlei merkwaardigheden médedélen, welken ik tot nog toe ben voorbijgegaan ; doch ik zal hier ook geen andere orde in volgen , dan die, volgens welken zij mij voorkomen. Zédert korten tijd heb ik drie merkwaardige grafftéden van koningen gezien , allen vreemdlingen , of uitlanders. Koning leo van Armènïè ligt in de kloosterkerke der Celestijnen, digt bij' het tuighuis aan de linke zijde, m het koor begraven; op het grafiet men hem in marmer gehou-  EN HET OOSTEN. 133 wen, met eene kroon op het hoofd en twee leeuwen aan zijne voeten, met dit graffchrift: leo Lufignanmts Armenorum Rex novisfimus, ob Otomanis Solio deturbatus, et a carolo VI. Franciig benignispme excepttts ipfius famtibus hoe in loco regaliter fepultus fuit. Anno Domini 1393. Het tweede graf is voor ons des te merkwaardiger, wijl op den grafzerk een Rex Sueciae genoemd word: het is koning kasimir van Polen, die ten tijde van lodewijk XIV. herwaard gekomen was, en door hem, in het jaar 1669 , tot abt van het klooster St. Germain des Prés verordend werd, in de kerke van welk klooster zijn hart in een pragtig graf, dat alömme met de wapens van Zweeden en Wafa pronkt, bewaard word. Het graffchrift is wel en in goed Latijn gefchréven, maar het is te lang, om het hier in dezen brief te plaatzen; te meer, daar hetzelve in de Defcription de PAbbaye Rova* le de St. Germain reeds gedrukt is. Het lichaam ligt hier niet, maar werd naar Warfchauw gebragt, doch het hart had hij den monniken Benediktijnen, wier abt hij was, bij uiterften wille gemaakt. De derde koninglijke titel is yeelen twijfelingen onderworpen: het is de beroemde zaoa christos, koning van Ethiopië genoemd, die in de parochiekerke te Rueil, twee mijlen van Parys, begraven ligt. Indien ik mij wél herinnere, word in het woordenboek van moreri en in de Blenagiana, of Dictionnaire Etymologiqne &c. van menage, van hem gefproken. De eerste aanleiding, die ik had, om zijne begraafplaats te zoeken, was een Ethiopisch handfehrift, dat hem toebehoorde, cn nu in de boekerije der monniken recollcctcn bewaard word, waarin een monnik, eugun I 3  134 REIZE DOOR EUROPA rogen , heeft gefchréven, dat hij zelf ooggetuige is geweest , dat deze zaga christos zig tot den Roomschkathohjkcn godsdienst bekeerde op St. pieter's dag, ten jaare 1632, en dat hij op den 22ften April 1638 te Rueil overléden, cn in de kerk aldaar begraven is. Hij noemt hem saga ciirist , Prince d'Ethiopië ,fils duprétrejEATt nommè jacob. Daar ik geen moeite fpaar, als het er op aan komt, om merkwaardigheden optefpeuren, deed ik ook eene reis naar Rueil, toen ik onlangs door den heer de guignes, die,niet verre van het koninglijk lustflotMar1 ly, een landgoed gekogt heeft, buiten verzogt was. Ik zogt het graf van dezen saga christ vergeefs in de kerk, nam derhalven mijne toevlugt tot den prédiker van de plaats, den heer palluel , een' vriendlijk' en aartig' man; deze gaf mij alle mogelijk onderrigt, zelfs een eigenhandig uittrekzel uit het kerkboek van Rueil, dat ik hier woordlijk zal géven, m plaats van het graffchrift, nademaal er geen op hem gemaakt is: Extrait des Rigiftres des bapiêmes, mariages cjf fipultures de la paroisfe de St. Pierre & St. Paul de Rueil, Diocefe de Paris. Annèe-1638 au mois d'Avril, le 24 du dit mois fut en~ terrê dans le Choeur de PEglife du dit Rueil, au cotê de TEpitre Dom Zaga Christos natif de Meroë ou plutót d'Amara foidifant Roi d'Ethiopië cj? fils de PEmpereur jacob, décédé en ce licu le 22 dudit mois fur les onze heures du foir , dhtne pl.eurefie au logis de la Raquette. JJenterrement dudit prétendu Roi agé de ringt quatre ans f'ef fait aux depens de fon Éminence , & a coutégó livres & 11 fols; cf figné QU has de la page C. Besfin, Curi de Rueil. Extrait, collatiomté Qer-»  EN 'HET OOSTEN. 135 tifiè conforme a foriginal par nous Curê de Rueil fousfigné le 9 Septembre 1770. F. Palluel, Curê (*) De hier gemelde Eminentie is de kardinaal richelieu, die zig mdnigmaal met het koninglijk hof te Rueil bevond; hij droeg de kosten van de bcgraafnis, welke, naar de toenmalige tijden, vrij kostbaar was; zijnde 96 livres, volgens de waarde van die tijden, ten minften zo veel, als hédendaags 5 of 6 honderd livres. Dit dient eenigzins tot een bewijs, dat zaga christos door het hof voor een* perfoon van hoogcn rang erkend werd, wijl de kardinaal zulk eene kostbaare bcgraafnis liet doen. Wijl ik thans van merkwaardige grafftéden fpreck, kan ik het pragtig praalgraf, dat de koning voor den marfchalk, graave van saxen, laat vervaardigen, niet met ftilzwijgen voorbijgaan. De heer pigale , een der grootde beeldhouwers in Frankrijk, arbeid aan dit gedenkteken; hij is er reeds 15 jaaren aan bezig geweest, thans zal het binnen korten tijd voltooid zijn, cn dan zal het naar Straatsburg gevoerd worden, alwaar dc held begraven ligt. Ik was onlangs bij den heer pigale , cn zag dit mecstcrltuk. Het is tamelijk groot, van lijn marmer, zo wit als albast. Van. boven is dc r.i.rL.M.. u icvens- (*) [In dit uittrekzel, v '■' w', dat op den 24 April 163S, in hüi \ > : ..' . 1 < _,nveu \\J:d D"i!l :.\r.: (ÜKI-. ' U' : ./.K'V;'iCfitiïS.v. .■!','.-;v'. Amara, zogenoemde k'.-.: • ^ .-. vi;. :f ï'v' '' den keizer j.\Ki,i;; dat hij ^0fj/y, ■ '^SffÉ1 uuren was gcltorven; dat dc pl^^l^''''-!^''^ ^JPt"1 21j'ne Ëminentk, cd dat dezelve 06 livres en 11 jo.'s gekost heeft.-] I 4  336 REIZE DOOR EUROPA grootte met den veldheersftaf in de hand, en, onder het graf' verbeeld, aan welks eene einde de dood ftaat, met een uurglas in de hand, den zerk opligtende, en naar den marfchalk ziende, als of hij hem riep, in het graf nédertekomen: aan het andere einde ftaat herküles wénende, en met.de knodze op den kant van het graf leunende; Frankrijk, onder het zinnebeeld van eenvrouwsperfoon, ftaat ter linkerhand van den marfchalk , met een verflagen en verfchrikt gelaat, wil hem beletten, in het graf nédertedalen, en fchijnt, als ware het, den dood te gebieden, het graf weêr toe te maken. Op de andere zijde is een leeuw, een luipaard en een arend, onder dezen verfcheiden vcrfcheurde vaandels, betékenende de overwinningen, die hij over Holland, Engeland en Oojlenrijk behaald heeft. Benéden, vóór het graf, ftaat het opfchrift: Hunc host es timuerunt: Mors rapult: Gallia frustra queefivit: Hercules quem imitabaturjlevit. (o) De heer pigale zeide, dat deze graftombe den koning over de 25 duizend/ivres zou kosten. Hij toonde ons een borstbeeld ;des marfchalks van gips, dat nog bij zijn léven gemaakt werd, en hem, zo men zegt, zeer Wél geleek; het dient tot een voorbeeld, om zijne gehalte op de tombe daar naar te beelden. Wij zagen daar ook een marmeren ftandbeeld der markgravin van pompadour, als eene Fenus verbeeld. De heer pigale heeft dit beeld zelfgemaakt; het heeft te voren der gemelde markgravinne toebehoord; toen zij ftierf, heeft pigale het op eene verkoping zeer duur wéér ingekogt, indien ik mij Wél hcrinnere, voor 10 duizend livres. O) Dat is: dezen hebben de vijanden gevreesd; de dood heefc hem geroofd; Vrankrijk vergeefs gezogt; Hercules,dien hij navolgde, beweend.  EN HET OOSTE N. 137 Hier moet ik het vcnusbccld verlaten, en van de afbeelding eens grootcn wijsgeers fpréken, die de heer pigale, kortelings , in gips naar den heer van voltaire zélveri gemaakt heeft, als hij voor drie of vier weeken met dit oogmerk bij hem op zijn kasteel Ferney was, dat in het laudfehap Gex, digt bij Geneve, doch op het grondgebied van Frankrijk, ligt. Naar dit borstbeeld zal dc heer pigale het marmeren beeld maken, waarvan ik in mijnen voorgaanden brief met een woord gewag maakte. Dit gipsbeeld gelijkt den heere van voltaire wonder wél, gelijk iemand uit ons gevolg ons wist te zeggen, die, in het voorléden jaar, bij hem was geweest. Men weet nog niet zéker, waar dit beeld zal geplaatst worden, als het eens vaerdig is, of het in de Academie Franpoife, in de Louvre, of ergens elders zal wézen. Het zal veel kosten. Dc reis van den heer pigale naar den heer van voltaire heeft bij dc 100 kuis d'or gekost. Hij zeide mij, dat de heer van voltaire deze eer niet had willen aannémen, maar gezegd had: ik verdien zulk een gedenktéken niet; gij hebt tc Parys zelfden man, die het waardig is , gij hebt den heer d'alembert. De heer van voltaire begint 1111 dagelijks ingetogener tc léven, zijn hooge ouderdom maakt, dat alle toegang tot hem zeer bezwaarlijk word. Veelen zijn naar Femey gereisd, om hem te zien, doch hebben onverrigter zaake weer moeten vertrekken; dit zelfde lot zou ik ook kunnen hc,bbeu. Eén van mijne vrienden hier te Parys heeft aan eenen vertrouwden vriend van den heer van voltaire, nabij wicn hij woont, gefchréven, cn hem verzogt, vooraf met hem tc fpréken, opdat het mij moge gelukken, hem tc zien, dewijl ik zeer begerig ben, om dezen tégendingcr van den s I 5  135 R E I Z E DOOR EUROPA heer rousseau te léren kennen. Hij ontvong onlangs antwoord, dat den uitflag al vrij twijfelagtig maakt. Onder anderen fchrïjft hij aldus: Monfieur de voltaire •verra Partiele de votre lettre, gut concerne m. bieurn•■stol, & U ne dèpendra pas de mes fuins, qiiil ne le recoive. Mais je ne puis rien vous prometire, parceque rien tfest plus incertain que la fagon dont il prendra ma propofilion. II devieni tous les jours d'un accés plus diffictle. Ses ouvrages & fa nouvelle ville lui prennent'un tems fort confidérable , au point, que depuis 8 jours,. quo-.que feusfe a lui parier, je tiai pü le voir qu'en courant , ^r* qtt.il a fallu des circonftances heureufes pour Pengager a.jetter les yeux fur Pouvrage, & lui jrracker la réponfe. Imaginez vous, qitil a retranehê le diner, de fort e que lorsque je vais cliez lui,il faut fouvent nPen revcnir h jeu;:, au y coucher, & alors on ne foupe qiih di'x heures. On prepare un troifieme volume des chofes unies & agrèablcs; pon a mis fous presfe le troifieme volume des fupplemens a PEncyclopedie. Dites a votre cher Suedois de fadresfer d mon ami gabard , chargé, des affaires du Roi, je Paiprovenu, il tnavifera. de fan arrivée , g? en attendant , il le préfeutera au Rèfident. S'il vouloit fe charger d'une traduction des Georgiques de Monfieur de lille , que je meurt d\nvie de voir , je vous Jirierois de la lui remettre. [dat is: lk zal den heer van voltaire het gedeelte van uwen brief, betreffende den heer bieurnstol, laten lézen, cn niet in gebréke blijven, mijne pogingen bij hem aantcwenden, dat hij hem ontvange. Maar ik kan u niets beloven, wijl niets onzékcrer is, dan dc wijze, op welke mijn voorftcl bij hem zal opgenomen wor-  EN HET OOSTEN. 3 39 (Jen. Het word alle dagen moeilijker om hem te fpréken. Zijne werken en zijne nieuwe ftad nemen hem oneindig veel tijds weg, zo verre, dat zédert agt dagen ik hem niet dan maar éven heb kunnen zien, fchoon ik hem moest fpréken, en dat eene gunstige gelegenheid moest waargenomen worden, om hem te bcwégen, dat hij het wei-k eens in zag, cn een antwoord van hem tc krijgen. Verheel u, dat hij het middagmaal heeft afgefchaft, zodat, wanneer ik bij hem ga, ik dikwijls nugteren moet naar huis kéren, of er den nagt overblijven, cn dan gaat men des avonds niet voor tien uuren aan tafel. Men maakt een derde deel gereed van dc Chofes utiles & agréables; cn het derde deel van dc fupplemeris a F'Encyclopedie is op de pers. Zeg aan uwen waarden Zweed, dat hij zig bij mijnen vriend gabard vervoege , die met de zaaken des konings belast is, ik heb hem er van onderrigt, hij zal mij van zijne aankomst kennis géven, en hem ondertusfehen bij den Reftdent voordragen. Indien hij zig wilde belasten met eene verfaling der Georgiques van den heer de lille , die ik zeer bcgérig ben te zien, zoude ik u verzoeken, hem dezelve tér hand te Hellen.] Gij ziet hier uit, hoe hij leeft, en wat hij tégenwoordig onder handen heeft. Dc nieuwe ftad zou misfehien wel eene aanmerking vcreifchen. De heer van voltaire heeft bij zijn kasteel verfcheiden huizen laten bouwen voor misnoegde handwerkslieden, uurwerkmakers, e. z. v., die Geneve verlaten, en zig hier neerzetten, daar zij verfcheiden zaaken verwerken envervaerdigen, welken de heer van voltaire , door bemiddeling van den Franfchcn minister, te Parys en elders goeden aftrek bezorgt, en wel tot veel matiger prijs, dan  i4o 11 E I Z E DOOR -EUROPA die van Geneve komen, welken bovendien voor verboden waaren aangezien worden, nademaal deze onderdaanen van den heer van voltaire niets voor eenig burgerlijk onderhoud, fchatting of ongclden betalen, en bij gevolg hunne verwerkte waaren tot veel béter prijs kunnen verkopen, tot groot nadeel voor Geneve, dat daar door minder werk cn aftrek heeft. Ik zal de eer hebben , u hier van nader berigt médetedélen, wanneer ik zo verre kom , dat ik deze zogenoemde ftad zie, en op de plaats zelve licht verkrijge; want ik hoop ten miniton den oord te zullen kunnen zien, al mogt ik dan den eigenaar niet te zien krijgen, ten zij het aldaar, éven als in China, den christen naam verboden ware, zig in de ftad zelve optehouden. Doch wij kunnen ons vleijen,' door den heer van voltaire zeiven wél ontvangen te worden, zédert dat de heer d'alembert de goedheid gehad heeft, mij eenen aanbevélingsbrief aan hem te géven, waarin hij zo uitdruklijk verzoekt, dat men hem toch mogt tc zien krijgen. Onder anderen drukt hij zig aldus uit: Ce billet vous fera remis, mon cher £?. illuftre confrère,par deux honnêtes étrangers,M. de Rudbeck & M. Bjornftahl, qui mourant d'envie de vous voir, in'out demandé avec inftance de leur en procurer le moyen. lis ne vous demandent qu'un infant, fi vos occupations ne vous permettent pas de leur en donner d'avantage, £f ils veulent pouvoir dire: nous Pavons vu. Jasper e que par èmltiè pour moi, cjf par égard pour eux vous voulicz bien les recevoir. Je vous embrasfe de torn mon coeur. [dat is.' Dit briefje,mijn waarde cn dooriugtige medebroeder 1 zal u door twee braave vreemdlingen, den heer van rudbeck en den Ijeer björnst;ütl, behandigd worden, die  EN HET OOSTEN. 141 allerviciïgst wcnfchen u te zien, en mij op het fterkst verzogt hebben , hun daartoe gclégenheid tc verfchalFen. Zij vragen maar een oogenblik van u, indien uwe bézig» heden u niet toelaten hun meer tc géven, en zij willen kunnen zeggen: wij hebben hem gezien. Ik hoop, dat, uit vriendfehap voor mij en uit agting voor hun, gij hen wel zult willen ontvangen. Ik omhels u met al mijn hart.] Mogelijk wil het geluk, wanneer wij daar komen, dat wij den heer d'alembert bij den heer van voltaireontmoeten. De geneesheeren hebben den eerften geraden , om zijne zwakke gezondheid, eene reis naar Italië te doen, wijl hij dit jaar zeer ziek is geweest, en de kragten van zijnen geest merklijk zijn afgenomen, zo dat hij na zijne ziekte niet meer, gelijk te voren, kan arbeiden , en niet in ftaat is, zijne gedagten bij elkander te houden. Ik zeide eens tégen hem, dat de oorzaak daarvan was, dat hij te voren te veel gearbeid, en zijne zenuwen daardoor verzwakt had. Maar hij antwoordde mij: daar zijn ontelbaar veele anderen, die meer gearbeid hebben dan ik. Hij is voornemens eerstdaags de reis naar Italië aantcnémen, daar ik andermaal met hem hoop te verkéren, gelijk hij mij gunstig aangeboden heeft. Hij meent zijnen weg over Lion, Geneve, Tttrin e. z. v. Een enkel woord van de overzetting der Georgica van virgilius door den heer de lille , waarvan in den brief gefproken word. Dezelve is in Franfche vacrzen , en die zijn zo meesterlijk, dat zij zelfs den aartsdichtcr, den heere van voltaire, behagen, die er van zegt, dat zij van de beste foort zijn. Het zegt iets, van eenen voltaire in de dichtkunst geprézen te worden, die anders de Parij'fche dichters zo ten uiterften veragt, ja ze zelfs  i4a REIZE 'DOOR EUROPA flegter dan fchoorfteenvégers houd, als hij op zékere plaats van hun zingt: Jadis 1'Egypte ent moins de fauterelles Que 1'on ne voit aujourd'hui dans Paris Des malótfos foi difans beaux esprits. J'cstime plus ces honnêtes enfans Qui dc Savoye arrivent tous les ans. Et dont ia main Iegérement esfuie Les longs canaux engorgés par la fuie. ' Dc heer de lille is Iloogleeraar bij de Univerfiteit, en , fchoon hij nog jong is, heeft hij het niet alleen in de dichtkunst, maar ook in de Latijnfche taaie zeer verre gebragt. Hij heeft zig alle mogelijke hulp verfchaft, om de Georgica te verdaan. Ik zie ook met een bijzonder genoegen, dat hij in zijne aanmerkingen onzen grootcn linïnleus geroemd heeft. Ik weet fchier niet, of ik hier plaats hebbe, om het groote werk aanteroeren, dat de heer court de ceiselix, een geboren Zwitzer, doch the thans te Parys woont, onder handen heeft. Het is i.) Aualyfe de toütes les langues, daarüit ontftaat 2.) Dictionnaire de la langue primhlve, en 3.) Grammaire univerflle; 4.) wil hij aantonen, dat de langue primhlve met haare ftamwoorden c. z. v. in alle oude en laatere taaien in Europa, Afie en Afrika nog in wezen is. Dit maakt een Dictionnaire comparatif des langues, en verders ten 5.) Dictionnaires étymologiques de chaque langue en particulier; Hebraique, Grecque, Lat ine, Lrancoife, du Nor d, du Midi, e.z. v. cn 6.) dc Dictionnaire ètymologique des mmspropresdes Villes, Montagnes, Fleuves, Pays, IL-  •EN li E T OOSTEN. l43 -ros, c. z. v. 7.) Den oorfprong van alle wetten, gewoonten, godsdiensten, goden- en fabelkunde e. z. v. 8.) Hierdoor wil hij de oude gedenktékens, de overgebléven ftukken van sanchuniathon, den chymandyas van herkules verklaren, e.z. v. 9) De oude tijdrekenkunde zal daar door eene groote gewisheid verkrijgen. 10.) Eindelijk zal er eene Bibliotheque étymologique & mythologique bijgevoegd worden, waarin van alle, zowel oude als laatere, fchrijvers, die over deze ftof gefchréven■hebben, berigt zal gegéven worden. (20) De heer court de gebelin heeft dus, gelijk gij ziet, een' oneindigen arbeid op zig genomen, die eene kennis van alle taaien vereifcht; hij heeft dienvolgens hulp van noden, cn mij verzogt, deze zaak bij de Noordfche geleerden bekend te maken , om hem met ophelderingen uit het Góthifché, IJslandfche, Zwccdfchc, e. z. v. over de Edda, en dc oudfte (20) Van dit werk van den heer coukt de cebeun is het serflre deel onder den titel: Le monde primitif analyfé & comparé avec le monde moderne dans fin genie dllegorjque, in 1773, in groot 40, uitgekomen. Te voren heeft hij uitgegeven : Plan général ff raifonni d: Vouvfagè, qui a pour titre: Le monde primitif ff comparè avec le nouveau monde, cu recherches fur les antiquités du monde. 1771. — Dat hij Avev.4. van ab (yrugt der aarde); Perruque van nv^^t, e. v. z. afleid, kan tot eene proeve dienen van zijne wijze van woorden afteleiden en te verklaren. Daarenboven is van hem, in 1773 , in 4°uitgekomen: Eene verklaring der overgebléven ftukken van sanqhoniathon , onder den titel: Allegorie! Orientales, ou le fragment de Sanchoniathon, fuivies de telles ef Herkuis ff de Merliureavec leur explicatim.  144 REIZEDOO 11 EUROPA. dichters, endergclijken te hulp te komen; hij vertrouwt, dat de Zweedfche geleerden hem hunnen genegen bijftand zullen verlenen en hem in zijne onderzoekingen behulpzaam zijn. Ilij heeft reeds in de Noordfchc taaien gearbeid , en bevonden , dat zij met dc oudfte , of eerfte grondtaalen overëenftemmcn. Spegel's Glosfarium heeft hij afgefchréven; ik wees hem naar de werken van onzen Zweedfchen varro, den heer ridder van ihre. Dit moest hem noodzaaklijk tot eene ongemeeue vreugde itrekkeu. ik zag bij hem ook een affchrift van het Koptisch woordenboek van la croze , het welk hij, gelijk hij zeide, naar de eigenhandige fchets van een woordenboek des heeren la croze afgefchréven heeft, welke hier in de Daguesfaufche boekverzamelinge bewaard word. Met één woord, hij verzamelt en arbeid met vlijt, men zal eens zien, hoe het werk is, als er iet van in het licht komt. Hij is nog jong en heeft vroeg begonnen. Eenige afleidingen van woorden, die hij mij liet zien, kwamen mij zeer gedrongen voor. Het zal u mogelijk aangenaamer wézen, wanneer ik u een weinig Over de groote werktuigkundigen in Parys, en over eenige kunstige en nuttige werktuigen onderhoude, welken ik onlangs gezien heb. De heer de vaucanson , lid van de koninglijke Akademie der wétenfehappen , is te zeer bekend, dan dat ik hem hier behoef te noemen. De heer cügnot werkt thans aan eenen wagen, die door vuur zal gedréven worden. Hij heeft voor dezen een klein modél van zulk een vuurwerktuig gemaakt, en aan den koning en dc ministers vertoond, waarop hij bevél kreeg, hetzelve in het groot uittevoeren. Het zal eerlang vaerdig zijn. Hij heeft mij het onderfcheid getoond  EN HET OOSTEN. 145 toond tusfehen dit vuurwerktuig, en andere dergelijke werktuigen in Engeland, Vlaanderen, Holland, e. z.v., en verklaard, waarom die fluiten, en tusfehen elke bewéging ophouden, in plaats, dat het zijne met eene genadige en gelijke bewéging, als een ftroom, gaan zal. De wagen, dien hij thans maakt, is zo fterk, dat hij 10 duizend pond gewigt, tégen de hoogfte fchuinte op, en dat alleen door de kragt van het vuur en den damp van water, voeren zal, hetwelk anders nauwlijks twaalf paerden zouden kunnen verrigten. Hij toont het groot nut daarvan aan in het gebruik tot vragtwagens, wijl zulk een wagen eenige honderd mijlen, door hulp van een' eenig' perfoon, die denzelven beftiert, zal gaan; en hoe weinig dit zal kosten, in plaats, dat men anders alle 2 of 3 uuren telkens 10 paerden moet wisfelen, die allen gevoederd, bezorgd, en dikwijls genézen moeten worden, e. z. v. Dit vuurwerktuig is niet alleen voor wagens, het kan ook in mijn groeven gebruikt worden, bij veroveringen van vestingen, zelfs bij molens, die nu door vuur, in plaats ' van door wind of water, zullen gedréven worden; met één woord, het kan in 't algemeen tot alles, wat zig moet bewégen, aangewend worden. De heer cugnot is een aartig en tévens fchrander man; hij gelijkt den heer rousseau veel. Hij is dezelfde, die dat fraaije werk: Elemens de Part Militaire, 2 deelen in 8 °, Parys 1766, gefchréven heeft, hetwelk bijna alle de wétenfehappen, die een' goed' krijgsman nodig zijn , in eene zeldzaame en zinrijke kortheid bevat, tot zelfs de rékenkonst. Voorléden jaar gaf hij ook in het licht: Fortification de campagne. Parys 1769, één deel in 8° , een werk, dat insgelijks zeer geprezen word. Hij heeft zijne werkplaats op het I. deel. K  M 1 R E I Z E DOOR EUROPA tuighuis, daar hij verfcheidenfmédenen handwerkslieden houd,, die door den koning betaald worden. De gehee1c verdere befchrijving van dit werktuig, welke mijnen gezigtskring te boven gaat, laat ik voor eene bekwaamer pen over; genoeg, dat ik anderen aanleiding gegéven heb, den heer cugnot op te zoeken, en zijne kunstwerken te zien. Ik heb voor weinig tijds met veel genoegen vernomen, dat men den heer magister prosperin hier verwagt; hij zal hier gewis eenen rijken oogst vinden. Het is jammer, dat hij misfehien den heer d'alembert niet zal léren kennen. Bij deze gelegenheid moet ik een' anderen Werktuigkunftcnaar, den heer lorriot , niet vergeten , die op de Louvre woont. Hij heeft de allerkuniligile werktuigen gemaakt: één om den erts in de mijnen te vermalen, en het fijne van het grove aftczonderen, waardoor weinig menfehen kunnen verrigten het geen anders eencr groote ménigte werk zou verfchaffen; een ander voor het wasfehen, door middel van het welke 6 perfoonen, zo ik meen, zo veel werk als anders 80 kunnen doen; nog een ander, waardoor de zwaarte van langê touwen en kétens in diepe mijnen verminderd, en, om zo te fpréken, geheel weggenomen zal worden, als water of erts opgewonden word; daar anders het touwwerk, door deszelfs groote lengte en dikte , alleen eenen ongemeen zwaaren last uitmaakt. Hij toonde mij ook een klein modél, door hem het eerst uitgevonden, hoe de baltstiz en catapulia der ouden gemaakt waren, welk met de oudfte befchrijvingenhet befte overeenkomt; want op de wijze, zo als men ze tot hier toe heeft willen maken, is het onmogelijk, dat de touwen en hefboomenhet zouden hebben kujmen houden. De heer lorriot arbeid té-  EN II E T O O S T È N. Hf gemvoördig op 's koning bevél aan eene beweeglijke öf* fel, die alles, wat men tot nog toe gemaakt heeft, verre overtreft ; zij zal op het lustllot Trianoh geplaatst worden* Men moét ze zélf zien, want door befchrij ving is het onmogelijk zig een! denkbeeld te maken, hoe fraai en kuns-* tig dezelve is.'' Een eenig perfoon kan, in den tijd- vart twee mluuuteri, -maken, dat de tafel, met allerlei geregten voorzien, uit den vloer oprijst. Ais de koning iemand eens wil verrasten ,'• dan behoeft hij flegts eeneri draai mét de hand te doen, en er komt, daar de vloer-te-' voren geheel' 1'édig was, aanftonds, eerde andere'zig om-keert, eene gedekte tafel te voorfchijn, en in éven korten tijd kan zij ook weer geheel onzigtbaar worden. ' ' Ais de tafel te voorfehijnkomt, gaat er als eene fchoone roos of bloem open, die ook weer op dezelfde w-ijze, met ontelbaare verborgen drijfvecrcfi, toetluit, als de tafel verdwijnt. Op het lustpaleis- CJioifi le Rot heb-ik eene beweeglijke tafel gezien, doch zij was zo fraai niet en bewoog zig. zo vaerdig niet; ook worden er 8 p'er'fbonen vercifeht, om alles in bewéging te brengen. Het is ook dcheer lorriot, dis onlangs de kunst uitgevonden heeftv om fchilderijën en af bceldzels in paflei vast te maken , die hij nog geheim houd. Hij heeft zig zeiven in pastel gcfchilderd, waarvan alleen de eene helft vast gemaakt is, en de andere niet; doch niemand kan het onderfebeief merken. Het ganfche ftuk gelijkt naar eene gewoone; fchilderij in pafte/. Deze 'kuiist word van alle fchildefs zeer hooggefchat. Eindelijk heeft hij ook uitgevonden fernent te maken, waarméde hij thans proeven doet.- Ifc wenschte, dat de heer LorrIot eenen Zweedfchen leef-; Üng kreeg., die met den tijd onzen polheim kon vergas* K a  hs reize door europa den; welk een voordeel zou dat niet'voor onze mijngfoeven zijn , voornaamlijk in een land , dat weinig bevolkt is"? Nu tot wat anders: van alles een weinig. Een Dot minikaancr monnik alhier, vader richard , maakt ftaat, nu eerlang uittegéven: Analyfe des conciles généraux & particuliers, éclaircis par des notes, conférès avec le droit nouveau particulierement de la France, & précédés d'un traité fur les conciles en ginèral pour fervir tTintroduSlion. Dit werk zal vier deelen in 4 0 uitmaken 00• H'j begint met de vergaderingen der apostelen te Jerufalem, en gaat tot op onze tijden. Het is dezelfde vader richard, die fchrijver is van de Dictionnaire uniyerfel des fciences ecclefiastiques, welke voor eenige jaaren in zes deelen in filio uitkwam. Te Oxford heeft men reeds een begin gemaakt met het drukken van het Koptisch woordenboek van la croze , vermeerderd door den heer schultze van Berlijn; ik heb het eerfte blad daarvan gezien, hetwelke men aan dén' mijner vrienden alhier had gezonden; het zal een fraaf cn keurig boek in groot 4 °'. zijn (22). Wij hebben den, (21) De beide eerfte daelen der Analyfe des conciles, 0.van vader richard zijn, in 1772, van de pers gekomen. Zij maken tévens het eerfte hoofddeel van het werk uit. (22) .Het Koptisch woordenboek van la croze, met de ver. meerderingen van schultze, is, in 1775, te Oxford in het licht gekomen. Doch men heeft er maar 200 van gedrukt. De titel is: Lexicon Aegyptiaco - Latinum ex veteribus illius ling-jes monumentis colleétum d Maturino Vaysfiere Ia Croze: in compendium redegit, ita, ut nult* veces Aegyptiac*, nullequs  EN HET OOSTEN. 149 keer schultze voor dezen arbeid te danken; hij heeft den grond, dien la croze gelegd heeft, zo bearbeid, dat men het nu als een werk van den heer schultze kan aanmerken. Men arbeid thans te Oxford ook met alle vlijt aan een' nieuwen Catalogus Manuscriptorutn Orientalium OAonienjlum; men vleit zig, dat hij goed en vollédig zal worden , wijl de fraaije Catalogus Bibliothecdc Escurialenfis Arahko- Hispanicx, van den heer casiri, tot voorbeeld word genomen. Dezen arbeid heeft men aan den heer uhri, een'jong'en bekwaam'Hongaar, opgedragen, om denzelven uittevoeren; zulk een groot gebrek aan geleerden in het Oostersch is er in Engeland, dat men vreemdlingen te hulp moet némen (23). De heer jean rejnold fokster denkt zijn werk over Egiptea eok in het Latijn uittegéven; hij is uit Pruisfen of uit P ommeren geboortig, en onthoud zig - tégenwoordig in Engeland , vanwaar hij voor weinig tijds het gemelde werk gefchréven herwaard gezonden heeft, om het door den heer d'anville , thans een' der grootite aardrijkskundigen in Europa , te laten overzien en vereen*;;/ fignificationes omitterentur , Christ. Scholz. NotuUs quaedam et indices adjecit Carol. Gpdofr. Woide. (23) De heer uhri heeft dien catalogus nog niet uitgegéven, maar wel eenige handfehriften, als: 1.) Carmen Arabicum, (ive verba docloris Audedine Alnaefaphi de religionis Sonnitic* principiis numero vin&a ,, 177c. 2.) Epistola Turcicte et narrationes Perft'ca, accedit appendix de litterarum Perjicarum permutatione , 1771. 3.) Rabbi Iehudte fil. Salomonis, vuige Chariz eloquentie Hebraica principis primus et vitefimus cm* fesfus de latrtne transfigurato. K 3  J Ï50 REIZE DOOR EUROPA béteren; gelijk deze ook zelf voor eenige jaaren een vooiv treflijk werk, Description de P Egypte in 4 0 . heeft uitr gegéven , het welk gij denklijk reeds zult kennen. De heer d'anville heeft mij het handfehrift van forster getoond. De titel is: Index Geographicus Aeg\pti, Criticus et Etymohgicus , compleclens plus quam 500 nomina: quem primum componere incepi in Porusfia 1753, et ad finem perduxi Londini 1767. liet boek is volgens de orde van het alphabet, en meest alle de naamen zijn uit het Egiptisch of Koptisch verklaard; het fchijnt een geleerd werk te zijn. De heer forster heeft ook pen ander werk van Rusland, met eene nieuwe kaart van de Wolga, en van de nieuwe volkplantingen, uitgegéyen, werwaardhij, in het jaar 1765, eene reis ger daan heeft. Men vind het onder de verhandelingen van het koninglijk genootfehap te Londen (24) (/>). Hij heeft ins- (24) De heer torster heeft, in 1776, te Londen laten druklten: Liber fingularis de bysfo antiquorum, quo ex Aegyptia jingua res vestiaria antiquorum , imprimis in facro codice Iiebraorum occurrer.s explicatur, additce mantisfee Acgyptiaca V, (jQ Van denzclfden heer forster zijn, in 1773., in 40, te Göttingen,' gedrukt Epiftolce ad jo. dav. MiciiAeLis, hujus fpicilegium Geographia Ilebnecrum extera jam coitfirmantes, jam caftigantes, uitgegeven door — en met eene Voorrede van fien heer MiciiAèLis. Hij heeft ook de Reis van den Heer p. kalm , door Noord-Amerika; die van den Baron riedesel, door Siciliënra Groot-Griekenland; en die van granger naar Egïpten , in het Engelsch overgezet, en, met aanteekeningen, uitgegeven. Eindelijk, heeft hij, met zijn' zoon, george forster, in dc jaren 1772 - 1775., een Reis rondom deweereld gedaan, en, in het Engelsch, befchreven. \  EN HET OOSTEN. 151 gelijks eene kaart van het Krimsch Tartarij'èn uitgegéven, doch de heer d'anville zegt, dat deze naar de zijne, is gemaakt. De heer forster heeft een' vriendlijken brief gefchréven aan den heer d'anville , waarin hij hem verzoekt om eene gunftige beöordéling over zijne kaarten en zijn werk. De heer thomas geeft thans zijn pragtïg Eloge de Mare Aurele in druk, welk hij zijner koninglijke hoogheid, onzen kroonprins, opgedragen heeft. Hij is verder voornémens om binnen kort eene nieuwe uitgave van alle zijne werken in het licht te brengen (25); maar zijn heldengedicht op peter den grooten zal hij nog in geen vier jaaren vaerdig hebben, hoe vlijtig hij er ook aan arbeid, gelijk hij mij zelf gezegd heeft. Den elfden dezer maand fherf hier een goed vriend van mij, de heer joiian gustaaf forsz , koopman van Gothenburg, tévens een kenner der fraaije wétenfehappen en kunftcn. Hij kwam in de voorléden maand van Bourdeaux, om het merkwaardig Parys te zien, en meende van hier naar Dulnkerke te gaan, alwaar zijn fchip met eene goede lading naar Gothenburg zcilvaerdig lag, als de dood de dagen van dezen onzen kundigen en braaven landsman affuced. De heer abt mercier bedankt den heer wilde en u ten hoogfeen voor de Ailantica; hij belooft, in plaats daarvan, andere boeken aan de koninglijke boekerije te zenden met den hcerösTERDAM, eenen bckwaamenwondheeler, die naar huis reist. Hij doet nu eene reis naar (25) De nieuwe uitgave der werken van den heer tiiojias is, in 1773, in vier deelen in octavo uitgekomen. Zijne gedichten hebben in het geheel geen plaats daarin bekomen. Zijn Eloge de Mare Aurele is, in 1773, in het licht gekomen. K 4  ï5* reize door europa Vlaanderen, om aldaar de boekerijen te bezigden en boeken voor zijn klooster optekopen, Hij kan &u grooten dienst doen; doch ik moet thans zowel hem, als mijne overige landslieden engeleerde vrienden hier in Parys verlaten, wijl ik, als het gode behaagt, overmorgen met den heer rudbeck van hier naar Rome denk te vertrekken. Ondertusfchen blijf ik breeds e. z. y. TIENDE BRIEF. Lustpaleis te Fontainebleau -- Reis door Champagne Sens — Reis door Bourgogne — Dijon Akademie aldaar -- Zoutwerken bij Lons le Sauniër — Bekoorlijke landsdauw omjlreeks Geneve. Geneve, den 7den October, 1770. T JL ot hiertoe heb ik u, voornaamlijk m mijnen laatften langen brief van den i4den laatstléden, met Parijsch nieuws vermoeid. Nu zal ik u gedurige afwtsfelingen géven, want ik zal mijne reizen en togten befchrijven. Den iöden feptember vertrok ik van Parys. Hoe veel het mij kostte, mij van mijne vrienden aldaar aftefcheiden, zal ik met ftilzwijgen voorbijgaan, want zulke afwisfelingen behagen mij altoos het minne. Te Fontainebleau bezigtigde ik andermaal het flot; men was nn juist bézig met hetzelve in orde en gereedheid te maken voor  EN HET OOSTEN. 153 het koninglijk hof, dat men eerstdaags daar verwagtte. De vertrekken van den vorigen Dauphin werden voor de Dauphine klaar gemaakt. Men kan met regt zeggen, dat de koninglijke vertrekken te Fontainebleau veel kostbaarer gemeubileerd zijn, dan op eenig ander lustpaleis; zij overtreffen Verfailles. In de vertrekken des konings en der koninginne ziet men niets dan goud, de wanden en zolderingen fchijnen zeer fterk daarméde belegd te zijn. In de Galerie des cerfs, dus genoemd naar de hertshoornen , die men van de herten, welken lodewijk XIV. en lodewijk XV. gefchoten hebben, overal aan de wanden vastgeklonken heeft, heeft men nu een' nieuwen trap gemaakt, waarméde men naar de Galerie deDiane opklimt; deze trap is digt bij het venster, bij hetwelke monaldeschi vermoord werd. Doch het is onwaar, hetgeen veelen voorgéven, dat de fteen, waarop de daad gefchiedde, nog getoond word. Ik bezag de plaats zowel in 17Ó8, eer de trap gemaakt werd, als tégenwoordig,en heb bovendien de oudfte lieden bij het flot zeer nauwkeurig ondervraagd, zonder dat iemand zulk eenen fteen zeide gezien te hebben. Maar in het venster heeft men om hoog met een fcherp ijzer in de kalk monaldeschi gefchréven , hetwelk vrij oud fchijnt te zijn; en veel laager daar onder ftaat met éven zulke ouderwetfche letters: Danois, ik weet niet waarom. Deze aanmerking kan dienen, om den misflag van hubner, en wat meer is, le voyage pittoresque des environs de Paris par Mr. d'argenville , te verbéteren. Van Sens in Champagne, eene fraaigelégen ftad, verdient aangemerkt te worden, dat het land daar omheen K 5  154 REIZE DOOR EUROPA door de inwoners nog ^ Gaule genoemd word- Sent word ais de hoofdftad daar van aangezien. Juxerre is eene ftad, 40 Franfche mijlen van Parys, aan de grenzen van Bourgogne. Het overgroote beeld van St. christoffel in de domkerk aldaar is, een jaar geléden Afgeworpen, om réden, dat veel meer menfchen'derwaard kwamen, om het beeld tc zien, dan om god te dienen. Wij zagen de plaats, welke het bij eenen pilaar had gehad; het heeft de hoogte van 51, en de breedte van 17 voet, en tot een' ftok een' grooten boom in de hand gehad. Het was' van talkfteen , dien men zédert tot het bonwen gebruikt heeft; het was een gevaarte, om er 200 karren méde fe bevragten. De St. ciiristoffel in de kerk notre dame te Parys, is ongelooflijk groot, en word van alle reizigers bewonderd, doch hij komt in geen vergelijkinge bij dezen. Deze heilig, zegt men, heeft den heiland op zijnen rug door de Roode zee gedragen, waarvan eertijds, op dien tc Parys, een opfchrift ftond in zulk voortreflijk latijn, als eenig monnik ooit gemaakt heeft; doch men heeft het nu weggenomen: indien ik mij wél herinner, luid het, in rijm, aldus: O magne Christophore, qui portaftijefu Chrifte,per mare ruhrum , et non franxisticrurum, fedhoc non est mirum, quia tu es magnum virunu Maar het zal béter zijn, dat ik zulk heilig latijn, en zulk eenen wanftaltigen heilig laat varen, en liever fpreek van den veldheer, graave sparre , ridder en kommandeur van St. Louis, die éven buiten de ftad woont, en voor weinig tijds een fraai landhuis met een' pragtigen tuin heeft laten bouwen: hij is een zeer vriendlijk heer, en Vind thans in den ouderdom zijn vermaak in zijne fehoo-  EN HET OOSTEN. 155 ne boekverzameling, welke uit eenige duizend banden beftaat. Hij is de vader van den Marechal de camp, graave sparre , overften bij het regiment Royal Suedois. Sombernon, een dorp met eene kerk, 5 mijlen voor dat men te Dijon komt, is merkwaardig wégens deszelfs hooge ligging. Het is de hoogde plaats in Bourgogne, en , misfchien, in gansch Frankrijk, wanneer men évenwei de bergen in Fraqche Comté uitzondert. Want bij Sombernon ontfpringen twee vloeden, waarvan de eene in de Middenlandfche zee en de andere in den Oceaan ftroomt \ nar mclijk dc Louche, die zig in de Saone ontlast, welke zig vervolgens met de Rhone verenigt, en zo in de Middenlandfche zee Hort; en de Cousjin, die in de Tonne, en deze in de Seine loopt, welke bij Havre haare uitwatering in den Oceaan heeft. Dijon is eene fraaije ftad; ik zogt aldaar vergeefs te fpréken den bekenden en geleerden voorzitter in het parlement , de brosses , die, behalven andere Werken, het fchoone boek, le Mecanisme des langues uitgegévcn heeft, waarvan ik voor lang reeds meen gefchréven tc hebben ; (*) hij was nu buiten. Ik gaf dcrhalven een bezoek aan den heer maret , DotJeur en medecine & fècrètaire perpetuel de f'Academie desfeiences Qj* belles lettres a Dijon, die mij van den ftaat der geleerdheid aldaar bcrigt gaf. Hij verhaalde mij verfcheiden omftandigheden, waarom de verhandeling van deri heer j. j. rousseau, die met zo veel wélfprékendheid gefchréven is, gekroond was geworden. De Akademie heeft nu een begin gemaakt met bet uitgeven haarer verhandelingen. Het eerfte deel kwam [(*) Zie bov. bl. 25.]  R E I Z E DOOR EUROPA voorléden jaar uit onder den titel: Memoires de rAcademie de Dijon , torn. prem. a Dijon , MDCCLXIX. in 8°. , cn is aan den prins van coNoé , befchermer der Akademie , opgedragen (26.) Men volgt itrikt hetzelfde plan, dat bij de Memoires de F Academie des Sciences waargenomen word, zodat elk boekdeel twee deelen bevat, het eene onder den naam van Hiftoire de V Academie, en het andere behelst Memoires. Dit eerfte deel bevat veele zeer aangenaame ftukken van de gefchiednis der wétenfehappen in Bourgogne, zédert den tijd, dat de geleerdheid en fraaije kunsten in het midden der 15de eeuw ten tweedemaale over de Alphen kwamen, tot op de tegenwoordige tijden; in korte aanmerkingen ep elke zijde worden de voornaamfte en geagtfte geleerden genoemd, e. z. v. De prijs, dien de Akademie uitdeelt, is eene ftigting van den heer hector berniiard pouffier , Doyen du parlement de Dijon. Het is een gedenkpenning , vertonende op de eene zijde het wapen van den heer pouffier met het omfchrift: hect. ber. pouffier , Senat. Divion. Primicer. Op de andere zijde i$ eene miner va , rustende met de linke hand op haar fchild, terwijl zij in de regte hand drie kroonen houd; ééne van olijftakken, het zinnebeeld der wétenfehappen, die liefde tot vréde inboezemen, zo als de zédeleer, e. z. v.; de tweede van eikenloof, corona civica, welken denzulken behoort, die de artzenij-en natuurkunde oefenen, wier (26) Het 2de deel der Memoires de F Academie de Dijon is in 1775 uitgekomen. De natuurkunde en de natuurlijke historie zijn dc voornaamfte onderwerpen van onderzoeking en behaade* liug van dit geleerd genootfehap.  EN HET OOSTEN. 157 doeleinde de redding der médeburgers is; de derde van lauwrier, als de gevvoone der geenen, die in de fraaije kunsten uitmunten. Aan de voeten van minerva is een uurglas, een fpiegel, en ftaf van eskulaap met Hangen omflingerd, om andermaal de natuurkunde, de zédelcer en de artzenijkunde te betékenen; het omfchrift is het yaers van horatius : Certat tergeminis tollere honoribus. Op bladzijde XXVII. word van den heer rousseau gcxegd: Leprix, que F'Academie adjugea d Mr. Rousfeau de Geneve, donna lieu d beaucoup de critiques. Mais fi la couronne qui fut décernée d eet auteur trop infortuné, a pu faire croire que F Academie entier e s'ètoit laisfé fiduire par F èloquence de ce dangereux ècrivain, tous les gens impartiaux, qui connoisfent la conftitution de cette compagnie , en penferent bien différemment. II est a prefumer, que ceux, qui liront cett-e histoire, ne fe permettront pas de rejetter le blame de ce jugement fur F Academie entiere, & nauront pas Finjustice de reprochcr encore aujourdFhui cette espece d^erreur a une focieté, qui ce moment ci ne compte parmi fes membres aucun de ceux, qui concoururent par leur fufrage, d couronner Mr. Rousfeau. [dat is: De prijs, dien de Akademie aan den heer rousseau van Geneve toewees , gaf gelégenheid tot veel bediltens. Maar, indien de kroon, voor dezen zo rampfpoedigen fchrijver beftemd, heeft kunnen doen geloven , dat de ganfche Akademie zig door de wélfprékcndhcid van dien gevaarlijken fchrijver had laten misleiden, dagten egter alle onpartijdige lieden, welken de gefteldheid van dit genootfehap bekend is , zeer onderfcheiden daar over. Het is niet denklijk, dat de geenen, die deze gefchiednis zullen lézen, de nafpraak van dit gewijsde op dc ganfche  i5S R E I Z E DOOR EUROPA Akademie zuilen wilien werpen , of zo onbillijk zijn j va» nog héden ren dage deze foort van dwaling aan een genootfehap te verwijten, welk op ditoogenbiik onder des. zelfs léden niemand telt der geenen,'die tot de kroning van den heer rousseau hunne item gegéven hebben. } Het historisch deel van dit boekdeel is, behalven dc opdragt en voorréde, 150 bladzijden, cn de verhandelingen 447, zonder het register en de koperen plaaten, nevens 12 groote tafelen van de kwa'adaartige koortzen met uitflag, zijnde waarnémingen van den lieer marei*. Thans is het tweede deel op de pers. Op deze wijs begint Dijon zig in naam tc brengen; en wat kan men niet Vcrwagten van de geboorteplaats van zulke lieden, als eossuet, salmasius, crebillon, rameau, de la curne de sainte - palayes , de buffon , piron , mCVrOUW de sevignes, cn anderen (gj. Het is nog niet lang geleden, dat men hier een pragtig mctaalen ftandbeeld van lodewijk XIV. te paerd heeft opgerigt. Men reist fchier nergens in Frankrijk, of men vind vooitrerlijke gedenktekens van dien grootcn koning, en geftadige blijken van de hoogagting, welke de natie voor'hem heelt. Lion le Saunier, ook wel Lons le Saunier genoemd, is eene matige ftad in Franche Comié, 90 mijlen van Parys, doch zij is beroemd wégens het goede cn witte zout, dat aldaar van een water gemaakt word, dat men door kunstwerken uit de putten ophaalt. Als het water eerst ^ GO Hier bij behoort vooral de doorgeleerde Voorzitter des Parlements joiian bouiher, bekend door zijne Difertations fur Herodote, a Dijon, 174Ö. ¥o; zijne aantekeningen op cicero* eu andere geleerde werkju.  EN HET OOSTEN. 139 uit de putten komt, is het niet zeer zoutagtig, maar daarna word het driemaal in langwerpige daartoe gefchikt© gebouwen op eene bijzondere wijze overgehaald en doorgekleinsd , zodat al het onzuivere en aardagtige in het water zig aan doornbosfen zet, die daartoe gelegd zijn, en het water word telkens zouter; als dan word het in groote vierkanten koperen kétels geleid, om tot zout gekookt te worden, dat men vervolgens, als het koud geworden is, de gedaante van ronde'brooden geeft; men, noemt het ook un pain de fel, het weegt i en een half pond , en kost daar ter plaatze iet minder dan 7 Franfche fous. Een gedeelte van Franfche Comté en van Zwitzerland bekomt van hier zijn zout. Zie het nafchrift aan het einde van dezen brief. De vermaarde berg Jura, waarvan men reeds ten tijdevan julius ctesar gewag gemaakt vind, is zeer hoog. Wij bragten een' ganfehen dag door, om dcnzelven open af- te rijden, alleen in eene regte lijne dwars er over; dc lengte intégendeel begint bij de Rhone, 6 mijlen beneden Geneve, en loopt eensllreeks tot aan den Rijn bij Bazel. Als men op den berg is, ontdekt men de Alpen, met derzelver fneeuw- en ijskruinen ;• zij fchijncn geheel nabij te wezen, daar zij nogthans omtrent 30 mijlen van daar liggen. Het was den 3often feptember, en évenwei plukten wij op den berg aardbézicn, die laat tot rijpheid waren gekomen, en te zelfden tijde zagen wij fneeuw op de Alpen: eene verfcheidenheid voor de oogen en den fmaak, die ons zeer zonderling voorkwam. De lugt was op den berg vrij koel, fchoon het benéden zo warm was, dat men zweette. Als men van den berg Jura afkomt, krijgt men j^t  iöo REIZE DOOR. EUROPA fchoone land Gex, bedekt met boomen en wijngaarden, fa het gezigt. Het ganfche land tusfehen den berg Jura op de ééne, en de bergen Salev en Stort op de andere zijde, kan men vergelijken bij een groot en bekoorlijk dal^ zo dat dit dal het landfehap Gex, behorende aan Frankrijk , het gemeenebest Geneve, een gedeelte van Zwitzerland, een ftuk van Savoye, en het meir van Geneve, of . Leman, bevat; zo zonderling is het eene land in het andere ingevlogten. Als men in dit dal den regten weg . reist, is men dan in Zwitzerland, nuweêrin Frankrijk, dan heeft men weêr een ftuk van Zwitzerland, waaruit men weêr in Frankrijk komt, dan een endwegs in het gebied van Geneve , en weêr in Frankrijk, daarop weêr in een gedeelte van het Geneefsch gebied, e. z. v., tot dat men Geneve vrij nabij begint te komen; naderhand zijn op de andere zijde van Geneve weêr zékere gedeelten onder Savoye en Geneve op dezelfde wijze in elkander geflingerd. Men zou geloven, dat dit veele ongerégeldheden in de regéringe moest veroorzaaken, en dat de ondeugd toomloos onder de befcherming van eene andere regéring, die zo fpoedig te bereiken is, de ftraf zou kunnen ontwijken; doch dit gebeurt zo zeldzaam, dat men er nauwlijks een eenig voorbeeld van heeft. Ik eindig hier: bij eene volgende reis van den heer van voltaire en van Geneve. Dit zal genoeg zijn tot een bewijs, dat ik u op mijne reize niet vergéten, en in Bourgogne op uwe gezondheid ménigmaal den besten wijn gedronken heb, dien men daar kan vinden, om u blijken van de trouwe der vriendfehap te géven, e. z. v. - • Na-  EN HET OOSTEN. 161 Nafchrift. De oploop, die den i8den augustus te Lons le Saunier was, wégens de duurte van het kooru en brood,- is u uit de nieuwstijdingen bekend: verfcheiden burgers zitten thans te Befancon nog in de gevangenisfe , alwaar deze zaak door het parlement onderzogt word. — Eene zékere maat tstw,penale xvégende 28 of 29 pond, kostte, in julij en augustus laat; tijden, 6 tot 7 livres, en liet tarwenbrood 6 fous het pond, daar dezelfde maat voor vijf jaaren /én en een halve livre, en een pond brood één cn 'een halve fous kostte ; zëdert is de prijs allengs geftégen , zodat voorléden jaar de penal 3 livres, en liet pond brood 3 fous gold. Men geeft voor, dat de koornkopers met elkander daartoe aanleiding gegéven hebben; want in Frankrijk is geen misgewas geweest; en daarom wil het gemeen zig aan de koornfehachefdars wréken. Men heeft ook zo veel gewonnen , dat 'de prijs gedaald is, en de maat thans 4 of 5 livres, en het brood 4 of 5 fous'het pond kost, daar het órfderttisfchen in Parys niet meer dan 3 en 4 fous kost, hetwelk men daar reeds vrij duur'noemt, want gemeenlijk is de prijs 2 fous. I. DEEL.  iSa REIZE DOOR EUROPA ELFDE BRIEF. Wan den heer van Voltaire. Geneve, den loden o&óher, 1770. "^^"olgens mijne beloften volgen er nu nieuwsberigtcn van den ouden en bedaagden heer van voltaire.— lk kwam den ifren dezer te Geneve aan, en nadat ik, den ajbn, de flad en de boekerij bezigtigd had, was er voor mij niets van grooter belang, dan dezen beroemden man te zien. Ik begaf mij derhalvcn, den sdcn, naar Feritey, iet meer dan eene mijl van Geneve gelégen, in hoope van aldaar tévens den heer d'ale.mbert te ontmoeten, die thans bij den heer van voltaire was; maar bat ongeluk wilde, dat bij bij mijne aankomst met mevrouwe denys, zustersdogtcr van den heer van voltaire , uitgcréden was. Ik ging évcnwel op het kasteel, en liet mij bij den heer van voltaire aanmelden. Hij liet mij zeggen, dat hij onpaslijk was, cn mij tévens, in dc hitte, die wij hadden, vervcrlchingen aanbieden, inzonderheid firop de capillaire, die hier zeer in gebruik is. Ik antwoordde, dat alle zoet mij bitter zou zijn, indien ik de eer niet had, den heer van voltaire tc zien, wiens gezigt mij aangenaamer dan dc hecrlijkffe geregten zou zijn: dit ver-~ zogt ik den bedienden, aan den heer van voltaire te zeggen. Hij nam deze vrijheid wél op, hij zond mij zijnen gcheimfchrijver, den heer vanniere, om mij gczelfchap te houden, en ik behandigde hem den brief van  ÊN II Ë T O O S T È N. 16;, -den heer d'alem'bert , dien hij den heer van voltaire ter hand ftelde. Eindelijk kwam de heer van voltaire 5n dc zaale, waarin wij ons bevonden, en vraagde Vcrfchoning, dat hij mij zo lang had laten wagtcn, zeide, dat hij de koorts had;, c. z. v. Ik verzogt insgelijks vergifnis , dat ik zo vrijpostig was geweest, hem lastig te Vallen; mijn vicrig Verlangen, om dc eer te hebben,hem, die zulk eenen hüogcn rang in het rijk der geleerden heeft, te zien, was zo groot geweest, c. z. v. Hij beantwoordde mij met dezelfde beleefdheden; en, nadat wij eene wijle bij elkander waren geweest, vraagde hij mij; of ik met hem in den tuin wilde gaan wandelen. Al gaande fpraken wij van allerlei zaaken , van koning karel XII., van den Czaar reter , van den Rusiifcheu oorlog, van haaré majefteit', de koningin Vatf Zyfu&én\ hij zeide: Elk nfhonore de fa protection Qfc. [Zij vereert mij met haarc bëfchermin'g, éi z. vi] Ik nam hiervan gelegenheid, om op de aanfpraak te komen, die Zweed1'chc reizigers kuilncn maken; om den heer van voliaire te zien; hoe weinigen er waren, die dit voorregt gehad hadden, en hoe zeer ik het den heere d'alembert te danken had, die mij het geluk verfbhaft had, zulk een' groot' man te zien. Dc heer van voltaire zeide: de heer d'alembert is een groot niüii, maar ik ben mét meer dan eene fchaduw; de heer Rt'Dur.cu, die altijd in mijn gezelfchap was, antwoordde hierop: te iivpaftkm\ quaüx grands hommes, d'apréckr 'ièiirs fömbkbks', piet past alleen den grooren mannen, huns gelijken tc fcliatten.] De heer van voltaire zeide hem hierover zo veele beleefdheden, in zulke Bitdlukhingeu, die mij zo zeer betroffen, dat ik ze hier met ftilzwijgen moet voorbijgang L 2  ï64 REIZE DOOR EUROPA De heer rudbeck zeide eenige vaerzen op uit de Henriade;en dit behaagde den heer van voltaire ongelooflijk wél, hij zeide eindelijk: Fous ferés une resfourcepour votre patr'tc. [Gij zult een fteunzcl voor uw vaderland zijn.] Ik antwoordde, dat het apollo's gaave was waartezeggen, en dat ik wenfchte, dat hij ook ditmaal in zijne voorfpellinge niet mogte feilen. Ik prees den goedeu fmaak, die in. zijnen tuin en op zijn lusthuis heerschte; hij zeide: c'eft ma petite retraite. Ik zeide, dat het ons zo vreemd voorkwam, de fneeuw op de Alpen te zien, cn tusfehen bloemperken tc wandelen: ja, zeide hij, als wij hier druiven lézen, zien wij eene eeuwige fneeuw, die, hoe nabij zij fchijnt te wézen, nogthans meer dan 20 mijlen van ons is. Hij verheugde zig ongemeen over dc zége, die de Rusfcii behaald hebben; de keizerin van Rusland fchrijft hem lange eigenhandige brieven, cn dat zeer dikwijls, fchier alle wecken. Hij had nog onlangs een' zeer gunlligen brief van haar gekrégen, waarin zij zegt, dat zij geen vermaak in den oorlog vind, dat zij egter , nu die eenmaal begonnen is, het krijgsgeluk zo ver wil voordzetten, als zij kan,e. z. v.,dat het haar een vermaak zal zijn, wanneer haarc regéring zo gefield is, dat dezelve aan wijsgeeren, inzonderheid aan zulk eenen grootcn . als dc heer van voltaire is,kan gevallen, en dergclijken. Wij fpraken lang te zamen over verfcheiden Itolfcn. Hij, die te voren de koorts wilde hebben, vergat zc nu zo, dat hij twee of drie uuren met ons in den tuin ging wandelen. Toen het tégen den avond koel begon te worden, verzogt ik hem, zijne gezondheid te willen in agt némen, cn naar binnen tc gaan. Hij toonde ons naderhand zijn vertrek, zijne ftudeerkamer en boekvers-  EN HET OOSTEN. 165 meling, die uit 6 of 7 duizend boekdeelen beftaat. Men vind er boeken in, die men nauwlijks verwagten zou daar in te zijn, inzonderheid houd men ze in de godgeleerdheid en de gefchiedkunde voor vollddig. De heer van voltaire bewees mij de zeldzaame eer, zig in mijnftamboek te fchrijven, en wel op dezelfde zijde, waar de heer d'alembert zig ingetékend had. Toen ik affcheid nam, verzékerde ik hem, dat deze onvergelijklijke dag nimmer uit mijne geheugnis zou gaan, doch dat het aan hem zclven zou liggen, of die zijns gelijk zou hebben, wanneer hij ons vergunde, dat wij hem, bij onze terugkomst uit Itali'in, andermaal een bezoek gaven. Hij zeide : Trés volontiers; mats je ne ferai plus [Zeer gaerne; maar ik zaber niet meer wezen]. Naderhand bezigtigdc ik, met den heer rudbeck, de kerk, welke de heer van voltaire bij zijn kasteel heeft laten bouwen. Van buiten in den muur van de kerk heeft hij zijn graf, in de gedaante van eene fpitstoelopende zuil, laten metzelen; het is regt tégenover de deur van het kasteel, zo dat hij het kan zien, zo dikwijls als hij de deur uitgaat. De kerk is eenvoudig, doch fraai; op het altaar ftaat een kleine gekruiste christus,daar naast, méde op het altaar, het beeld des verlossers van metaal, lévensgrootte, tonende zijne open zijde; maar de befchermheilig, of patroon, van het kerspel is in eenen hoek bij de deur geplaatst. Aan den voorgével, bij de groote kerkdeur, ftaat: Beo erexit Voltaire. MDCCLXI. Het kasteel Ferney , of, gelijk men het ook fchrijft, Fcrnex, werd in 1759 gebouwd, en wel zo fchielijk, dat men om Paafchen daarméde begon, en te St. Jan hetzelve reeds vaerdig was. Het ligt in het landfehap Gex, dat onder Frankrijk beL 3  166 REIZE DOOR EUROPA hoort. Tc voren woonde hij op Delices, digt vóór de poort van Geneve; maar dewijl hij hier fchouwfpélen vertoonde, hetwelk met de wetten van Geneve ftrijd, cn de republiek bet hem wilde beletten, verkogt bij Delices, dat thans door den heer tronchin word bewoond, neef van den fchrijver der Lettres de la campagne. Vervolgens zagen wij dc nieuwe gebouwen , welken de heer van voltaire voor de misnoegden in Geneve heeft la' ten bouwen. Het zijn veele fraaijc en groote huizen, omtrent 40 in getal ; vóór dén van dezelven flond: Mamifacture de Montres h Ferney , alwaar, naar men ons berigtte, wel 100 horlogicmakers werken. Men is thans bézig met het bouwen van een zeer fraai huis voor den fchrijver van den heer van voltaire , den heer vanniere , die een Zwitzcr van geboorte is. Daar hoort cgter nog wat toe, eer men het eene nieuwe ftad kan noemen. Het begin is ondertusfchen fraai, cn overtreft den aanleg van den koning van Frankrijk, insgelijks voor dc Gcneefschc vlugtlingcn, wel-' kc Verfoixhcet, bij een dorp van dien naam, omtrent twee mijlen van Geneve, in het landfehap Gex. Gij zult mis» fcliien begerig zijn te wdten, hoe de heer van voltaire er uitziet. Elk zegt, dat hij ldlijk is. Maar ik zeg: hij is ecnigzins lang, zeer rank, mager cn vrij bleek, heeft een hoog voorhoofd met veele en groote rimpels, groote zwarte oogen, eenen grooten en tamelijk wijden mond, een' grooten neus, eene groote kin, cn wat zou niet groot zijn aan hem? Hij heeft een fpotagtig gelaat; als hij lacht, trekt hij zijnen wijden mond tc zamen, ziet er alsdan wél uit, en gelijkt een' zékeren geestlijken in Zweeden, dien ik niet durf noemen, wijl deze  EN HET OOSTEN. 167 eerwaardige man veelligt er niet béter mêe 'gediend zou zijn, den lieer van voltaire, dan deze, eenen geestlijken , te gelijken. Hij gaat wat gebukt , doch doet wijde fchrecden. Hij heeft een fterk gezigt , gebruikt nooit brillen, fchoon hij thans in zijn 77fle {aar is, en is geboren den 2ofteu februari] 1694. Ik was verwonderd, dat hij met zulk eene lugtigc hand, zo wél, cn dat zonder bril fchreef. Hij werkt en fchrijft geftadig, dikwijls ganfche nagten. Als hij te bed ligt, en hem iet invalt, belt hij den fchrijver op, welk uur van den nagt het ook mag wézen, en deze moet dan fchrijven hetgeen de heer van voltaire hem opgeeft, Dc fchrijver heeft zijne flaapplaats boven op de boekerij, cn moet fteeds bij dc hand zijn. Zijn meeste werk is in het net fchrijven. De heer van voltaire is in gezelfchappcn zeer aangenaam , ongemeen beleefd, een volmaakt hoveling; maar zodra hem iet in de gedagten komt, het zij aan de tafel of in gezelfchap, gaat hij naar zijne kamer, en fchrijft het op, en dan komt hij geheel vrolijk wéder. Zomwijlcn, gelijk men mij gezegd heeft, is hij in zulke goede luimen niet. Hij fpeclt dikwijls op het fchaakbord, inzonderheid met den exjefuit, vader ADAM, die bij hem is, en het opzigt over al zijne goederen en bezittingen heeft. De heer van voltaire ftelde hem eens zijnen vrienden voor, en zeide: Voila le pere adam, mats ce niest pas le premier homme du monde! [Zie daar den vader adam, maar het is niet dc eerfte man der waereld !]. De heer van voltaire heeft, behalven Ferney cn het daaronderhorend kerspel van dien naam, nog een ander kasteel, dat Tournay heet; en dus is hij Seigneur de Ferney & Tournay; onder het laatfte behoren insgelijks eenige L 4  i6S REIZE DOOR EUROPA dorpen in de kerspels Brigny en Cbambaify. Van alle deze goederen trekt hij jaarlijks omtrent 10 duizend livres inkomften ; daarenboven heeft hij kapkaalcn aan geld; zodat hij in alles omtrent 50 duizend livres jaarlijkfche inkomften heeft. Zijne zustersdogter, mevrouw denys , zal alles erven. Zij is eene vriendlijke vrouw, van veel verhand, eene weduwe, en eenigzins bejaard. Wij ontmoetten haar met den heer d'alembert op onze terugreis : zij wilde, dat wij weêr te- rug zouden kéren, om Van het goed onthaal, dat zij ons doen wilde, gebruik te maken; doch ik verfchoonde mij, en verzekerde, dat ik nooit zo wél ontvangen was , als door de bijzonder goede onthaling van haaren oom. Nu ook nog een paar woorden van de nieuwfte werken van den heer 'van voltaire. Eenigen zal ik in mijnen laatften brief van Parys genoemd hebben, dus vergenoeg ik mij met twee zonderlinge fchriften , die onlangs uitgekomen zijn. Het ééne heet Dieu; het is eene wódcrleg* ling van het gruwlijkboek, le Syftemedela Nature, dat, te gelijk met zes anderen, te Parys verboden werd; men meent, dat dc heer diderot de fchrijver daarvan is. De heer van voltaire heeft in het gemelde gefchrift dit atheïstisch leerftelzel' weérlcgd, doch, naar 't mij voorkomt, zegt hij hier niets nieuws. Maar het andere is bijzonder merkwaardig; het heeft den titel: Histoireabré^ gée des retigtöns du Monde, ou Analyfe de F Encyclopédie de voltaire. a Geneve 1770. twee deelen,het eene Van 64, het andere van 76 bladzijden in 8vo. Het is ongemeen wél, treffend en fraai gefchréven. Hij begint met den natuurlijken godsdienst, en dan gaat hij over tot de afgoderij, HÜ onderzoekt, of ooit een dadelijk afgo-  EN HET OOSTEN. difche godsdienst plaats gehad heeft, het welk hij nauwlijks wil toeftaan. Daarop (preekt hij van den joodfchen godsdienst. In het tweede deel handelt hij over de waarheid en godlijkheid van den christlijken godsdienst, en wel op eene wijze, als het gewis niemand van den heer van voltaire zou verwagt hebben. Hij toont de noodzaaklijkheid en volkomenheid aan van den christlijkon godsdienst, hoe verre alle andere godsdiensten benéden denzelven zijn , en dat in eene ongcmeene zinrijke beknoptheid. Hij lost verfcheiden tegenwerpingen op, e. z. v. Gij moet dit bock bij ons invoeren. Lees het fpoedig, en oordeel, of ik gelijk heb. Vooraan vind men eene fchetze van de ganfche muselmanfche gefchiednis , alsmede het léven, de veroveringen der voornaamfte kalifen, e. z. v. Doch ik moet het overige van mijn papier beftéden om van eenen gedenkpenning tc fpréken, die men voorléden jaar op den heer van voltaire geHagen heeft; hij is zeer zeldzaam, nademaal er nauwlijks meer, dan 8 fluks, van voor handen zijn. Op dc eene zijde ziet men het borstbeeld van den heer van voltaire, dat hem tamelijk wél gelijkt, rondom haat: II óte aux riatiom le hancleau de Terreur, een vaers uit de Henriade. Op de andere zijde is een altaar, waarop de zinnebeelden van het heldendicht, der toneelfpélcn e. z. v., als trompetten , helm, zwaerd , fpeeltuigen, masken, en dergelijken , liggen; op het altaar flaat het opfchrift: Setter hf. principi. Car. Theod. Eie&ori Palatino ofj'erebat G. C. Wechter Jun. MDCCLXIX. Daar onder Haat: Voltaire né le XX, fevr* MDCXCIV. Doch het vaers mishaagde zowel aan de geestlijken, als aan den keurvorst, die er ook zijn' naam niet op wilde hebben; om , E 5  170 RE IZE DOOR EUROPA die réden zijn er ook zo weinigen met dit ogfchrift geflagen. Van dit jaar heeft men een' anderen geflagen, die den heer, van voltaire zeer wél gelijkt, het boveiir gemelde vaers , zowel als het opfchrift, is er afgelaten : in plaats van het eerfte is alleen een krans, en op het altaar heeft men de plaats van het laatfte vervuld met de woorden: Tiré cTaprès nature au chateau de Ferney. G. C. ÏVechter. Gravè MDCCLXX. Ik zag deze -gedenkpenningen bij den heer kielt te Geneve, die ook de volkomenlte verzameling heeft van het geene de heer van voltaire, het zij klein of groot, gefchréveij heeft. Dc fchrijver heeft zelf niet alles. Bij hem zag ik ook de gefchréven aanmerkingen van den heer van voltaire iu de boeken van rousseau , inzonderheid op des laatstgcmelden antwoord aan den aardsbisfehop van Parys , den heer beaujiont , en op het Contract Social. De heer van voltaire heeft op den kant gefchréven, cn er alomme het fcherpfte zont op geftrooid. Van jéén zijner ichriften, dat geheel tégen den heer rousseau is, wil ik niet fpréken, want het is vol grofheden. Het is als aanmerkingen, op den brief van den heer van voltaire aan den heer home , gefchréven, onder den fehijn, als of de misdagen van den heer van voltaire , in den gemelden brief, overal fcherplijk beoordeeld zouden worden; ondertusfehen is de heer van voltaire zelf de fchrijver , des te ftékender zijn ook dc aanmerkingen. Doch genoeg voor deze reis van voltaire.  EN HET OOSTE N. 171 TWAALFDE BRIE F. Onderwijs der Jeugd in het kollégie te Geneve — Akademie — Boekerij — Van de heeren Bonnet, De Luc, en andere Genecffche geleerden. Geneve, den a^fien ocloher, 1770. M »_LVJA_OGELijK verwagt gij nu eene uitvoerige befchrijving van Geneve; maar een fraaije brief, welke mij voorHaat, weleer in uwen Zweedfchen Merkuur gelézen te hebben, gelijk ook andere gedrukte befchrijvingen, fparen mij deze moeite. Even zo min zal ik mij inlaten in de burgerlijke onlusten, welken het gemeenebest in deze laatfte jaaren beroerd hebben; dit zou verre buiten mijn oogmerk gaan. Ik zou mijnen brief alleen met eene ménigte naamen van partijen in Geneve moeten vullen, als les Grimauds, dus heet dc tégenpartij der overheid, die ten dccle uit de ftad verdréven is, ten deele uit eigen bewéging, het zij naar Ferney, of naar Verfoix, de wijk genomen heeft; egter héten de voornaamfle burgers van deze partij, in een ander opzigt, les Repréfentans; daarentégen de partij der burgers, die het met dc overheid houden, lesNégatifs. Men heeft zo veele fchriften en berigten hiervan, behalven hetgeene in de tijdingen geftaan heeft, flat ik, wijl ik mij voorgedekt heb, niets anders dan nieuws  172 REIZE DOOR EUROPA. tc fchrijven, dit alles voorbij moet gaan. Thans is meest alles ftil, en elk vleit zig met eene gewenschte rust; nogthans houd de burgerij nog wagt, en doet ronden, behalven de gewoone bezetting. Er ligt nog een verborgen vuur onder dc gloeijendc asch, en yeelligt berst de vlam eens uit. Ik heb eene ongemeene verbittering befpcurd, die zig in de gcfprekken ras ontdekt, fchoon het hier volftrekt verboden is, van de regériug en van partijfchappen te fpréken; want dit vermeerdert veeleer het wantrouwen in eene republiek, daar men niet gewend is, tc zwijgen, gelijk te Venetië, dan dat het hetzelve vermindert. Ik verlaat derhalven deze ftolfc, om van eene andere tc fpréken, die béter in mijn'fmaak valt, ik meenden haat deigeleerdheid te Geneve. In het algemeen moet ik zeggen,dat ■noch de ftad, noch de Univerfiteit niet beantwoord aan den grooten naam, dien zij hebben. Ik had mij een grootcr denkbeeld van de laatfte gemaakt, dan ik thans bcvinde, dat zij verdient; ik wil niet geloven, dat het daarvan komt, wijl ik onmiddellijk van Parys naar Geneve kom; want ik heb verfcheiden anderen, die te voren in kleirie ftéden gewoond hadden, op dezelfde wijze horen oordélen. Dc gemaakte fchikkingen tot het. onderwijs zijn hier in het algemeen op een' goeden voet: de jeugd word, éven als te Parys, door beloningen aangemoedigd en, Wat meer is, men deelt hier beloningen uit voor de godvrugt, die menprix pour lapiété noemt, zodat men hier kan zeggen: piet as ad omnia utilis. Dit ftaat ook tot eene zinfpreuk op de zilveren gedenkpenningen, welken de jeugd daarvoor krijgt. Men zou denken, dat dit eerder baatzugtige huichelaars zou voordbrengen, dan iets goeds in 't hart planten; maar, wanneer men weet,  EN 'HET O O S T E N. dat deze prijzen uitgedeeld worden aan de geenen, die de beste vordering in den catechismus en in de waarheden van het christendom gemaakt hebben, kan men niets anders zeggen, dan dat de beloning den regten naam niet heeft; béter noemde men ze prix de catcchisme oudes connoisfances de la religion. De overige beloningen worden genoemd prix pour les talens, ou pour férudition, en in alle de klasfen van het kollégie, of gymnafë, uitgedeeld. Daar zijn négen klasfen. Eerst komt men in de négende klasfe, la clasfe de lecture, alwaar kinderen van vijf of zes jaaren grondig léren lézen. De agtfte is la clasfe dd écrilure, daar men leert fchrijven. In deze beide klasfen word de prijs uitgedeeld aan. dcqgeenen, die de grootlte vordering maakt, namelijk in de eerde klasfe, aan hem, die het vaerdiglte leest; in de tweede, aan dien, die de beste letters fchrijft, waarbij op niets anders, dan op eene fraaije hand gezien word. Calinl's , van wien de republiek het grootde gedeelte haarcr wetten heeft, wilde hier door de diepe woestheid cn onkunde verdrijven, in welken men toen gezonken was, als men nauwlijks iemand vond, die wél kon lézen cn fchrijven. Dc zévende is la clasfe dfovlographe, alwaar men leert fchrijven, en de woorden behoorlijk fpellen; de zesde la clasfe de grammatique, daar men de Latijnfche taal aanvangt; in de vijfde gaat men verder met het Latijn in ph/edrus voord, en begint het Grieksch; in de vierde leest men cornelius nepos, de herfeheppingen van ovidius , en begint in het Latijn te fchrijven, in de derde cicero , den Aenelis van virgilics , en esopus in het Grieksch; in de tweede nog verdervirgieius, terentius, de paradoxa, of wonuerfpreuken, van ci-  ï/4 REÏ2É DOOR ÉURÓPA cero, de profodie; in het Grieksch, het Nieuwe Testament, névens de zamenfpraaken van lucianüs; in de eerfte cn hoogfte klasfe de georgica van virgilius , de rédenvoeringen van cicero } de Rhetorka, de Odysfée van homerus, en opltellen in het Latijn en Grieksch. In elke klasfe zijn verfcheiden prijzen pour les talens; in de negende en agtfte worden geen prijzen de pi ét è gegéven, daarëntégen zijn er in alle de andere klasfen of vier, gelijk in de zévende en zesde, of twee, als in elke der overigen, te winnen. Het is een zilveren penning, op welks ééne zijde men het wapeil van Geneve ziet, en op de andere een vrouwenbeeld, dat in de ééne hand den hoorn des overvloeds houd, cn met de andere naar den hémel en naar eenen krans wijst, die uit dc wolken kómt; dezen wil zij aan twee kinderen géVen , die aan haare zijde ftaan, en de handen naar den hémel opheffen; eii rondom ftaat: pktas ad omnia utilis, en onder aan, of op den onderrand: Senat. Gen. PrcemX Ded. De penningen zijn niet allen van gelijke grootte, in dc laagfte klasfen zijn zij kleiner, in de hoogcr klasfen grootcr, dan orize rijksdalers. Zo ook de prix de taknS, die aan vier of vijf in elke klasfe, Van de laaglte tot de hoogfte, uitgedeeld worden. Deze gedenkpenningen hebben insgelijks op de ééne zijde het wapen der republiek, zijnde een flcutel cn een arend met Uitgebreide vlerken naast elkander, en daar boven IHS , alles omgéven met eene zon, met het omfchrift: post tenëbras lux. en benéden op den onderrand. Sen'rGcnev. Preem. Schol. D. En op de andere zijde ftaat een vrouwsperfoon, met een boek in de hand, névens een' palmboom, en onder denzelvcn een man, die er vrugten af plukt. Boven  £ N HET OOSTEN. i:$ fiaat JEHOVA, met braaien omgéven , die door de wolken bréken , cn met het opfchrift: Lex Dei. Sapientiam. Prcestat. Parvulis. Deze beloningen worden in de maand junij, door den regérenden Syndicus, in tégenwoordigheid van den raad , met veel ftaatfie uitgedeeld. De naerftigen zijn zelden langer dan ée'n jaar in elke klasfe, gaan dus het kollégie in 9 jaaren door; daarna kunnen zijde lesfen der Hoogleeraarcnbijwonen; want in het kollégie zijn geen anderen, dan de zogenoemde regenten , ééii in iedere klasfe. Het getal der Hooglceraars, die te zamen t'Academie de Geneve uitmaken, is ia of 13; drie in de godgeleerdheid, een in de fraaije wétenfehappcn en het Grieksch, twee in de regtsgeleerdheid, een in dc artzenijkunde, twee in dc wijsbegeerte, waaronder ook de natuurkunde be nrirtxvt. Alsdan volgen alle de brieven van paulus in derzelver gewoone orde, zo dat die aan de Hebreen het laatst ftaat. De openbaringe van johannes is er niet. De hiervoorgcmelde plaats van johannes ontbreekt hier, gelijk in alle de Griekfche handfehriften, die ik gezien heb; daarè'ntégen vond ik dezelve in alle de handfehriften der Vulgata, die M 3  lU REIZE DOOR EUROPA mij te voren zijn gekomen. Hier vind men ook het Cr?rotiicon Eufebii op pergament, in folio. Op de eerfte bladzijde ftaat eene bezwéring bij god, datdegeen, die dit handfehrift affchrijft, het affchrift zorgvuldig met het onrfpronglijke zal vergelijken, en alle mogelijke nauwkeurigheid aanwenden, ook moet hij in het afgefchréven exemplaar deze bezwéring getrouw ter neêrltellen; er word een vloek uitgefproken over dengcenen, die dit alles niet doet. De naam des zaligmakers word hier jiiesus gefchréven : van zijne geboorte word gezegd: yiESVR nasc-turQ/ymp.CXClïïl.Anno MundiVCLXXXX, Dit tijdboek is zeer wél gefchréven , ook vollédig, névens Hieronymus Presbyter en Prospers bijvoegzcl aan het einde. Hier is ook Augustini fermo de converfione St, Pauli etc, pen der oudfte en raarfte handfehriften in Europa ; het is op Egiptisch papyrus gefchréven , hoewel niet alle bladen , ziinde doorgaans om het andere van pergament. Dit Egiptisch papyrus gelijkt naar een dun beuken plankje,*of fpaantje, dat tot den band van een boek wel gebruikt word. Montfaugon heeft er eigenhandig op gefchréven: Ilunc codicem ex Papyro Aegyptiaca vidi et evolvi, et fexto velquam tardisfimefeptima fiecuh fcripr turn judicavi. Fr. bernardtjs de montfaucon. Het js een drukfeil, dat zij inkeisler'sreizen, in denaiften brief, bl. 184. [Néderduitfche vertaling], de Latijnfche rédevoeringen van hieronymus genoemd worden, want zij zijn van augustinus. Insgelijks is hier een boek, dat uit plankjes beftaat, cn waarop de huishoudingsrékejhngen yan koning filip den schqqnen in het latijn ftaan, het is van de 13de eeuw. Dit is het tweede deel, het eerfte, zegt men, is, tp Florence. Men vind hier yeele  EN HET OOSTEN. 183 onecdoten, bij voorbeeld, hoe veel het lappen van 's ko* nings léderen broek gekost heeft. De Wade van homeer. fraai gefchréven. Scholia ia hesiodum in het Grieksch. Diodoiu siculi Bibliotheca Grceca; dit handfehrift heeft de heer wesseling zekerlijk niet gekend, toen hij zijnen Diodorus Siculus uitgaf. Hieruit ziet men, welk een nadeel en kwaade gevolgen het gebrek aan berigten van de fchatten, die eene boekerij bevat, veroorzaakt. Terentius , op pergament, fraai gefchréven, in folio; men meent, dat het van de 10de eeuw is; aan het Hot ftaat: Calopius recenfui. Ovidh Metamorphofes. Ciceronis Orationes , Epistolte et Officia. Juvenalis , statius Thebanus, senec/e quxstiones naturales. Augustinus, athanasios. Titi livii decas prima. Aristoteles in het latijn. De Franfche bijbel met de eerltc Franfche overzetting , van guiard des monens , onder lodewijk den heiligen , met zeer fraaije fieraadjen en miniatuur , als méde verklaringen, twee deelen, in folio, op pergament. Q. curtius , sallustius , valerius maximus , titus livius , vind men hier allen in het Fransch met de pen gefchréven, zij werden voor karel V. en zijnen zoon gemaakt. Bed^e opera; Calendarium en Martyrologium, in. folio, op pergament. Ik kan u, heer boekbewaarder, geen verder berigt van deze boekerij géven, men maakte het mij zuur genoeg, dat ik zo veele handfehriften mogt inzien, om mij eenigzins van derzelver inhoud te kunnen onderrigten. De boekbewaarder, de heer cointe, tévens Hooglecraar der Oosterfche taaien, fchijnt niet veel vermaak in de boekerije tc fcheppen; eens gaf hij mij niet meer dan een kwartier uurs tijd, om de handfehriften te bezien. Ik zou waarM 4  ïH R E I Z E DOOR EUROPA fchijnlijk veel verloren hebben, indien de prins van Mee Jclenburgfchwerin, die twee jaaren in Geneve geweest is, onder andere ontelbaare wéldaaden, die ik, gedurende mijn verblijf alhier, dagelijks geniet, mij niet ook de gunst bewezen had, den heer cointe te laten zeggen, dat zijne doorlugtigbeid zelf een' zékeren dag in de boekerije. wilde komen. Hierdoor kreeg ik gelégenlieid, om alles nauwkeurig te onderzoeken. Naderhand kwam de oud-, fte boekbewaarder, de heer lulun, die buiten op het land was geweest, in de ftad. Hij is een vriendlijk en geleerd man, kent de boekerij zeer wél, en, fchoon hij eenigzins bejaard is, heeft hij nogthans een goed geheugen en eene juiste orde in alles. Ik wekte de heeren boekbewaarders op, om eene kleine gefchiednis van de. boekverzameling, névens een kort berigt van de voornaam-, fte handfehriften, uittegéven; de tijd zal léren, of het eeni-. ge werking doet» Nu moet ik ook een woord melden van andere geleerde mannen in Geneve. De heer tronchin , ancien procureur général, is, behalven andere werken, uit zijne Lettres, de-la Campagne bekend. Hij is een beleefd en vrolijk man; heeft een zeer fraai landgoed naar den kant van Savoye, Boisfiere, alwaar fmaak en kunst heerfchen, want grootsheid en pragt hebben de wetten uit Geneve verbain nen. De heere. bonnet heeft, onder andere werken, Yoorlédeu jaar uitgegéven laPalingenefie Philofophique. Schoon hij nog maar 50 jaar' oud is, heeft hij, door het geltadig gebruik der vergrootglazen , zijn gezigt zo bedoiv yen, dat hij thans zeer flegt ziet, Hij gebruikt thans een fchrijfknegt, wijl hij zelf niet kan fchrijven. Daartégen heeft hij zulk een goed geheugen, en zulk eene fterke vqr>  EN HET OOSTEN. IS5 beeldingskragt, dat hij geheele 40 bladzijden op eens in het hoofd kan hebben, zig des avonds daar méde te bed leggen, wél flapen, en dezelven des morgens den fchrijver in de beste orde, zonder haperen, of iet te veranderen, voorzeggen, zo dat het aandonds ter drukpersfe gereed is. Hij merkt het als een voorregt aan, dat hij geen waarnémingen meer kan doen, nademaaldit hetverftand en de overdenking bij hem gefcherpt heeft. Hij prees ongemeen de heeren linn^eus, de geer, en lyo?jet in Holland. De heer bonnet is een wijsgeer met een gevoelig hart. Men moet juist niet denken, dat hij blind is, gelijk veelen gezegd hebben : hij fchreef eenige woorden voor den prins van Mecldenburg in mijne tégenwoordigheid; hij kan ook lézen, doch ten hoogden maar een half uur aan een. De heeren de luc , twee broeders, arbeiden tc zamen in de natuurgefchiedenisfe en in de natuurkunde ,• zij hebben verfcheiden reizen gedaan. De oudfte, de heer uïan andró de luc , heeft eene nieuwe foort van lugtwéger uitgevonden, waarméde men, zonder den minden misdag te begaan, hoogten van bergen, torens e. z. v. kan méten, en dien men bij zig kan voeren , zonder dat het kwik zig heen en wêer beweegt. Hij heeft thans een werk onder handen, Recherches fur les condenfations de fatmospbere, dat in het begin van het aanltaande jaar zal uitkomen (29). Volgens zijne berékening,is de zogenoemde Mom blanc der Alpen 13000 (29) Het werk van den heer de luc is,in 1772 , in 2 deelen , in 4 0 . uitgekomen, onder den titel: Recherches fur les modifications de Vutmospftere par j. a. de luc, Citoyeti de Q.neye. < M 5 .  186 REIZE DOOR EUROPA voet loodregt hooger, dan het oppervlak van het meirvan Geneve, en wel 14000 voet hooger, dan het oppervlak der zee. De berg Salev, bij Geneve, is omtrent 3000 voet hooger, dan het oppervlak van het meir, de berg Jura 4000 voet. Hij heeft ook eene bijzondere waaméming gedaan , die aan reaumur niet is bekend geweest, dat het kokend water op eene hoogte dezelfde hitte niet heeft, als in eene vlakte, doordien het wêerglas verfchillende graaden van warmte aanwijst. Ik zal hier zijne eigen woorden gebruiken: La chaleur de Peau bouillante au niveau de Ja tner fur une divifon de So degrés, comprife entre le point de la congêlatiou dik was. Het régent nooit op de Alpen; als het henéden régent, fhceuwt het boven, wégens de groote hoogte. Thans zie ik uit het venfter, dat het op den Salev fneeuwt, die nogthans met de hoogte der Alpen in geen vergelijkinge komt, hij is reeds geheel wit, terwijl het overal in de ftad régent, het welk altoos in het voor-en najaar plaats heeft, als de lugtkoudis; ondertusfchen heb ik hier ook gezien, dat het, op warme dagen, op den Salev régent, het welk op de Alpen nooit gebeurt. De heer de luc fprak ook van de diepte van het Geneefsche meir. Het heeft op zommige plaatzen, daar het op het diepfteis , 160 vademen diepte, elke vadem gerékend op vijf en een halve voet. Dit is tusfehen Laufanne en Meileri. Zomtijds is het zo fteildiep, dat het reeds op den afbrand van eenen roerfchoot van den oever 100 vademen diepte heeft. Onder de kunftenaars te Geneve verdient inzonderheid de heer hubert geroemd te worden. Hij fchildert fraai ik zag bij hem verfcheiden ftukken, die naar de Aeneal van virgilius gcfchilderd waren; hij zeide, dat hij geen zo groot fchilder kende, als virgilius, dien hij "ook van buiten kent. Hij bezit ook de zonderlinge kunst, dat hij in kaarten of papier, welke becldnis hij wil, kan uitfnijden,en dat zonder er op te zien. Hij fneed den heer van voltaire in eene kaarte, en gaf het mij; het gelijkt hem zeer. Zijn jonge zoon drukt niet alleen zijne voetftappen, maar zal hem ook, gelijk de vader zelf zegt, dooiden tijd overtreffen. De heer liotard is ook een goed fchilder; hij is lang te Konftantinopel geweest, doch houd zig thans in Parys op. Ik bezag onlangs zijn kabinet  188 REIZE DOOR EUROPA hier in Geneve. De klédingen in zijne fchilderijën zijn bijzonder wél geworpen. Hier zou ik eene ondankbaarheid begaan, indien ik dengeenen, die mij het verblijf in Geneve zo aangenaam gemaakt, en in zulk een' korten tijd, zowel bij de eerfte perfoonen in het gemeenebest, als bij de voornaamfte vrienden, in kennis gebragt heeft, met ftilzwijgen wilde voorbijgaan; ik meen zijne doorlugtigheid, den prins frederik frans van mecklenburgschwerin , die thans een' geruimen tijd in Geneve is geweest. Zijne doorlugtigheid heeft ons ongemeene gunst bewézen, ons fchier alle dagen bij hem verzogt, gastmaalen gegéven, waarop de voornaamfien uit de regéring en de geleerden méde genodigd werden, en ons voorgedragen aan dezulken, met welken wij kennis moesten maken; hetwelk van die gevolgen was, dat wij tegelijk met den prins op veele plaatzen verzogt werden, en wijl de aanzienlijkftcn thans meeftendeels buiten op hunne landgoederen zijn, heeft de prins ons in zijn eigen rijtuig op alle de bezoeken, die hij deed, médegenomen. De prins is in de republiek in zeer groot aanzien en word zeer bemind, zelfs komt de ganfche wagtinhet geweer, als zijne doorlugtigheid voorbijrijd; en om die réden geraakten wij eerlang en .zeer wél in kennis bij de aanzienlijkften der ftad, die allen ons kwamen bezoeken. Ik heb dit den heer van uesedom, koninglijkenZweedfchenkamerheer, ridder en kommandeur van den rooden adelaar, te danken , die met den prins hier is: hij is een heer van een doordringend verftand, en heeft het édelmoedigst en téderst hart, dat men ooit kan vinden. Gelukkig is de prins,  . 'E N HET OOSTEN. rSp: gelukkig het land , waarover hij zal heerfchen, gelukkig-' de heer kamerheer zelf, die de drijfveer tot het wélzijn van een gansch volk in handefl heeft. De prins is onge-, meen vriendlijk en innémend, en fpeelt dikwijls met mij op het fchaakbord. Zijn oom, de thans regérende her-, tog, die geen kinderen heeft, heeft hem juist herwaard gezonden, op dat hij zig in eene vrije republiek eene va-. derlandsgezinde denkingwijze zoude eigen maken. Hij is ook twee jaaren in Laufanne, cn nu éven zo lang hier geweest, en zal denklijk nog twee jaaren hier blijven. Welk eene vreugd, eenen prins te zien, beftemd om te regéren , van denwelken men veel verwagting kan hebben ! Mylord stanhope is met Mylady zes jaaren hier geweest , om zijnen zoone eene goede opvoeding te géven. Het was de vader van dezen lord, die Mahon bemagtigde, waarom ook de oudfte zoon in het geflagt altijd graaf van Mahon heet. Hij is een geleerd heer, heeft homerus agtmaal, en demosthenes vcrfcheidenmaal gelézen; hij heeft eene boekverzameling,, waarin men de fraaifte boeken in de Griekfche, Latijnfche, Franfche, Engel-, fche en Duitfche letterkunde vind. Wij hebben de eer, dikwijls bij hem te zijn, hij heeft ons ook verfcheiden reizen een bezoek gegéven. De koninglijke Franfche refident, de heer hennin , heeft ons veel beleefdheid bewézen. Hij heeft eene groote boekerij van 8 of 9 duizend banden, onder dewelken veele Zvveedfche boekeu zijn; hij verftaat het Zweedsch, is, in het jaar 1756, in Zweeden geweest, heeft ook Zweedfche handfehriften met de geheimfte anecdoten van den rijksdag, in verfcheiden deelen gebonden, ook verfcheiden handfehriften van de Zweedfche bergwerken. Ik zou nooit verwagt heb»  i9o REIZE DOOR EUROPA ben, dergelijke zaaken in Geneve te vinden. Voorléden week ontmoette ik bij hem eenen Itali.ïanfchen graaf, sagromoso van verona, ridder van Malta, die mij in het Zweedsch aanfprak; hij is, in het jaar 1747, in Zweeden geweest, en lprak, zo wel als de reftdent, met veel lof van de Zweeden. Hetzelfde doet de heer predikant voi.aire, die 15 jaaren in Zweeden is geweest. Om van den heer jennings en zijne vröuw te fpréken, heb ik tot het laatst gefpaard, zij bewijzen ons hier veel goed* heden. De heer jennings heeft onlangs een landgoed met eenen fchooncn wijnberg nabij de ftad gckogt QcO. De wijn zal dit jaar niet wél flagen; de meeste druiven werden door eenen zwaareu hagel vernield, die in het laatst van augustus hier omftreeks viel, zo groot als hoender eijeren was, en de boomen van hunne fchil beroofde. Het zal wel tijd zijn, dezen langen briefte eindigen ; doch eerst nog een woord van de aangenaame landftreek om Geneve. Het Geneefsch gebied is een omtrek van 15 mijlen, op het land zijn 11 kerspelkerkcn, omtrent 40 of 50 dorpen uitmakende. De grenzen van dezen omtrek zijn zeer onrégelmatig, ten aanzien van de verdéling der landen. Voor het overige is het land anders zeer fchoon metdebekoorlijkfte uitzigtcn : Tuinen, wijnbergen, meir, berg Jura, Salev en Sion, met ijs bedekte Alpen , wouden, weiden, de vloeden de Rhone en de Arve, daalcn, fraaije huizen, zeilende fchépen op het meir en dergelijken géven zulke fraaije en fchilderagtige gezigten en toneelen, als men ze nauwlijks ergens elders vind. Het ge- (S°) De heer jennings was koninglijke Zweedfche hofmarfchalk en ridder van de noordfter.  EN HET OOSTEN. I0, tal der inwoners in Geneve bedraagt tusfehen de 25 en 30 duizend; men wil niet, dat het grooter worde. Nu behoeft deze brief évenwei niet langer te worden. DERTIENDE BRIEF. Reize naar Lion — Boekerij te Lion — Roomfche oudheden hij Orange — Avignon — Aix Lofwaardige daad van den heer Bartkelemy — Fan den heer Guys. Marfeille, den rSden november, 1770. =5^n october vertrok ik van Geneve, alwaar ik nietgedagt had, zo lang te blijven, maar het vermaak en het gezelfchap, waarvan ik in mijnen laatften brief gemeld heb, hielden mij daar. Ik was wel voornemens om naar Laufanne, dat ik op eene hoogte in Savoye] buiten vóór Geneve, zag, en vandaar naar Bern te reizen , om den grooten haller te zien, maar de tijd was te kort, en de duurte in Geneve en Zwitzerland zo gevoelig voor de beurs, dat men deze reis moest laten. De heer van haller is te Bern niet in dat aanzien" zegt men , welk zijne verdiende hem anders bij de ganfche waereld doet gewinnen. Bij de Geneeffche onlusten heeft hij partij gekozen, en het met de burgerij gehouden, dit heeft hem bij den raad van Bern gekrenkt;. Zijne doorlugtigheid , de prins van Mecklenburg., en dé  tgi R E ï Z Ë DOOR EUROPA kamerheer van cesedom zijn bij hem geweest; van htfll heb ik-verfcheiden onderrigtingen ten aanzien van dezen zeer geleerden man bekomen. De fpraak gaat, dat hij van Bern weêr naar G'óttingen wil gaan. Maar laten wij tot onze reis komen. Uit Gex komt men aan eene fterke fchans, le fort de Clufe, in Bugey, welke, aan dezen kant, de fieutel van Frankrijk is, en aan den voet van den berg Jura, ligt, die hier den naam Mont-oredo krijgt; want de berg Jura heeft meer naamen, fchoon het dezelfde reeks en kéten van bergen is, die hier begint cn tot Bazel, dat is, van de RJione tot aan den Rijn, loopt.. De Rhone befproeit hier de muuren van de fchans. Aan den anderen kant is-een berg van. dezelfde-hoogte, St. Victoria, behorende onder Savoye; zo dat niemand hier door kan, dan alleen door de vesting, alwaar de vrijgeleibrief vertoond word. De afftand van Geneve is omtrent 6 mijlen. Daarna klommen wij bij het dorp Bel/egarde, omtrent 7 mijlen van Geneve, af naar den Rhonefbroom, om tc zien, hoe hij zig onder de aarde, of, béter gezegd, onder de fteenen, verbergt, en omtrent 50 voet van daar meteen geweld, als kokend water, weêr te voorfchijn komt; men zegt, dat men de diepte ter plaatze, daar bij zo bruischt, van vier duizend voet heeft bevonden. Men verhaalde mij, eene kleine mijl van hier, dat nabij Geneve, in het kerspel Balon, de Rhone éven eens, en dat wel op twee plaatzen, onder de aarde loopt, daar hij zig omtrent 1000 voet verbergt. Ik heb niemand gevonden , die van dit wonder in de natuur in Balon gefchréven heeft; doch allen fpréken van Bellegarde, ook de heer grosley, onder den Haam van deux g'entihhommes Sue-  EN II E T O O S T Ë N. Ï93 Süedois, Tom. I. p. 10. De fnelvlietcnde droom aldaar, waarvan de lieer grosley fprcckt, die zig met de Rhone verenigt, cn daar hij den naam niet van kon te wéten hekomen, heet Farfeüne, cn komt van St. Claude. De ganfche landftreek van Bugey door, treft men groote 'en hooge bergen aan, gelijk men die ook in hetlandfchap Bresfe, naar den kant van Lion, vind. Lion, eene groote en fraaije ftad, de grootfté in Frankrijk na Parys, bevat, zo men zegt, ico cn 20 duizend inwoners. Handwerken cn koophandel zijn hier in groeten bloei. Hier zijn aangenaamc wandelwégcn aan de Rhone en Saone, die benéden de ftad te zamen vlieten, alwaar de Saone haaren naam verliest. In de Had, op een zeer fraai plein, (iaat een fhindbeeld van lodewijk XIV. te paerd , van metaal. De ftadsboekerij, welke weleer den jcfuitcn toebehoorde, is wégens haar pragfig gebouw, het uitzigt op dc Rhone en de Eliféi'che velden, en de talrijke verzameling van boeken, eene der fchoonften, die men ergens vind. Men fchat hier het getal der boeken op 57 duizend. Handfehriften zijn er niet veel. Ik vond egter onder dezelven een' latijnfchen bijbel op pergament, die 1. joh. V. 7. heeft. Ik zag hier ook hetgeen ik in het Gcnccffchc handfehrift gezien had , dat in het voorgaande vers ftaat: el Spiritus est, qui tesfatur quod Christus est veritas, in plaats van quod Spiritus est veritas. Deze leeswijs ontdekte ik in Geneve, ik keu niemand , die ze te voren opgemerkt heeft {r). Hief (V) Dezelfde lezing i"i in de genieene Latijnfche overzetting, en eenige Latijnfche oudvaders, en door Luther gevolgd. Zis wolf. Cur. Philol. ad h. I. N  194 REIZE DOOR EUROPA zijn ook Gregarii Nazianzeni Opera in een Grieksch handfehrift leesbaar gefchréven. Een kruidboek, op pergament getékend , dat men agt, 6 honderd jaar' oud te zijn. PMii Historia naturalis op pergament. Onder de gedrukte boeken zijn hier veelen ^an de oudfte uitgaven , die thans zeer raar zijn, als Titus Livius op fraai pergament, 2 deelen in folio, Venetië 1470. gedrukt door vindelin van Spiers. Plinii Historia naturalis, insgelijks op pergament, 2 deelen in folio, Venetië, 1472, bij nikolaus jenson. Cicero in vier deelen ra folio, Mediolani 1490 cn 1498, dien men van groote waarde houd, wijl hij zeer raar is; hij is door alexander. munitianus gedrukt. Het journal des Scavaus , van het jaar 1725, {preekt met veel lof van dezen druk. Men vind hier ook een' Dio Casfius, overal aan den kant met de eigenhandige aanmerkingen van henricus stefanus volgefchréven. Hier zijn alle fooiten van vceltaaligc bijbels. Verders is hier een werk, dat misfehien het zeldzaamfte in gansch Europa is; namelijk, Eene algemeene gefchiednis van China, gedrukt tc Peking , 30 deelen; elk deel is 14 duim lang, en 7 duim breed. De jcfuit parenin heeft dit kostbaar werk aan deze boekerij gefchonken. Naast de boekerij is ook een kabinet van .oudheden , bevattende muntfpéciën van Roomfche keizers, Sirifche, Egiptifche en andere gedenkpenningen. Hét raadhuis is zeer fraai; als men den grooten trap opgaat , ziet men verfcheiden fchilderijën , verbeeldende de verwoesting van Lion döor eenen brand, onder de regériug van nero. Dezelve gefchiedde in den nagt; en toen dc buitenlieden den volgenden morgen kwamen, om, als naar gewoonte, zig hunne waaren kwijt te maken, zogten zij  EN HET OOSTEN. •95 Lion in Lion zelve , zo ganschlijk was de ftad afgebrand. Seneka fpreekt er met veel nadruk van in zijnen 91 Men brief; onder anderen zegt hij: una nox interfuit inter urhem maximam et nullam. Van buiten aan bet gebouw, aan den kant naar de plaats, ftaan deze vacrzen : Flumineis PJiodanus qua fe fugat incitus undls, Quaque pigro dubitat flumine mitis Arar, Lvgdunumque facet antiquo novus oi'bis in orbe Lugdunumque vetus orbis in orbe novo, Oiiod nolis alibi queeras, bic qu&re quod optas, Aut hic aut nusquam vincere rata potes. Lugduni, quodcunque potest dare mandus habebist Flura pet as, hozc Urbs et tibi plura dabit. Bij de ftad ziet men nog overblijfzcls van de oude waterleiding der Romeinen: nog onlangs heeft de heer l'ormeau eene befchrijving daarvan uitgegeven, die ik bij de boekverkopers te Lion te vergeefs zogt, fchoon zij daar gedrukt is. De boekverkopers zijn hier in het geheel zo gedienftig en beleefd niet, als te Parys, daar men aanftouds een boek bezorgt, al moest het ook nog zo verre gehaald worden. Ik ontmoette hier ook den heer cogel , eenen beroemden Zweedfchen fchilder, die verfcheiden jaaren buiten 's lands geweest is; hij is zddert vier jaaren te Lion. Indien gij wilt wéten, hoe de heer rousseau er uit ziet, maakt dat gij het afbeeldzcl, krijgt, dat de heer cogel van hem gemaakt heeft; hij heeft hem wel deelswijze moeten fchetzen, als hij bij .een' vriend van den heer cogel terf éten was, maar desniettégenftaande is het zo wél getroffen, dat ik den heer N 2  196 R È I Z E DOOR E U R O P A rousseau aanftonds kende, zodra ik ter deurc intrad. Ik verzogt den heer cogel , dat hij u dit ftuk zou overzenden. Hij is ook in ftaat, om de beste berigten van • Lion te géven, doordien hij zo lange daar geweest is; het was mij ondoenlijk, meer waartenémen, dan het geen ik thans de eer gehad heb u te fchrijven, want ik kwam den eenen middag hier, en den anderen vertrok ik weêr. Zeer gaern had ik den heer bougainville te Lion willen ontmoeten , doch hij lag ziek. Hij is de geen, die het nieuwe land bij Amerika, met die groote menfehen, ontdekt heeft; hij heeft ook één' van de inwoners méde naar Parys gebragt, doch die thans zal geftorven zijn. Het land heeft hij la Cythere genoemd, wé- . gens de mildheid der inwoners, met dewelke zij zelfs hunne vrouwen en dogters aanboden. Bij zijn vertrek heeft hij het Franfche wapen aldaar opgerigt. Mijne reis ging nu door Fienne in Dauphinè, dat verfcheiden merkwaardigheden bevat, die de kerken betreffen ; doch die behoren hier niet. Overal in Daüphini zijn moerbezieboomen geplant voor de zijdewormen. Orange, of Oraniè'n, bevat oudheden, die [eenen kenner verwondering kunnen baren. Vooreerst ziet men eenen zégeboog : men heeft in het gemeen geloofd , dat hij voor marius is opgerigt, doch peiresc is van gedagte, dat het voor fabius maximus is geweest. Deze zégeboog, of eerepoort, is hoog en hatelijk, met zuilen van de korinthifche orden en veele fieraadjen, als méde zégetékens in verhéven werk: alles is. hier grootsch en pragtig. Hier is een groote Circus der Romeinen, als ook eene Arena, of plaats voor de zwaerdfehermers. Vervolgens'bezigtigde ik eenen vloer, dien men onlangs on-  EN HET OOSTEN. i97 der den grond gevonden heeft, als men eenen kelder wilde graven; men noemde zulken vloer bij de Romeinen pavimema tesfeHata; ik herinner mij onder anderen bij suetonius daarvan gelézen te hebben; zij zijn zeer fraai, van zwart marmer met witte teerlingen in eene zékere orde ingelegd, en verbeelden kringen, bloemen en dergeJijken. In het Frauseh noemt men het paré de moifaïqus en mnrquettu-ie [ingeiegden vloer]. Het volk hier in Oranïèn behoud nog zékere groote vrijheden. Men begint hier nu ook olijvenboomen in ménigte langs de wégen te planten, zij waren vol olijven. Maar voor ééne Zaak wil ik u waarfchuwen-, ingeval uwe reis eens hierheen mogt gaan; dat gij nooit eene eenige olijf van den boom proeft, want men moet deze nieuwsgierigheidduuir betalen. Ik proefde er eene bij Orange, doch ik had op het oogenblik berouw daarvan , want zij had mij bijna dc tong verbrand, cn dc wrange en bittere fmaak duurde tot Avignon, dat vier goede mijlen van daar ligt. De voerman zeide, dat ik zeer matig was geweest, hij had van ïmderen gezien, dat zij eene ganfche handvol namen en in den mond ftaken, doch zij waren er ook bijna aan geflikt. Ik, zo als duizenden met mij , zelfs te Parys, •meende, dat men de olijven at, zo als zij van de boomen geplukt werden, als zij rijp waren; maar nu heb ik geleerd , dat men ze te voren verfcheiden dagen in fteike ioog van asche legt, dan worden zij er uit genomen, en ingelegd, waarna zij gegéten kunnen worden. Het kostte mij, als een liefhebber van olijven , veel, groote olijvenbosfehen voorbij en door te rijden, zonder het verder te wagen, de vrugt te proeven, die geen voldoening nodig heeft, wijl zij zig zelve verbied. N 3  198 REIZE DOOR EUROPA Avignon is eene wélverfterkte ftad. Het is u bekend, dat zij, nevens het graaffchap Venaisftn, voor twee jaaren den paus ontnomen werd, die hier eenen legaat, of ftédehouder, hield. Thans behoort zij aan den koning van Frankrijk (*) Hier is ook eene Univerfiteit, doch zij is vermaarder, dan die in Orange.- Men vertelt hkr éven zulke belachlijke kleine gebeurdnisfen daar van, hoe men , inzonderheid , in de regtsgeleerdheid, voor een fmiver gclds doktor kan worden, zo als men bij ons van zékere grappige promoti'ên fpreekt. Een advokaat, die in Orange voor tien kroonen doktor was geworden, verzogt, dat mén ook zijnen harddraver tot doktor wilde fromovéren, maar de fakv.heit antwoordde hem: Nous ue recevons pas deux bêtes dans un jour [Wij promovéren geen twee beesten op éénen dag]. Dus waagde ik meer 'naar dc joodfche fynagogc in Avignon , voornaamlijk wijl het faturdag was. Ik ging er in, cn zag een fchoon wélopgepronkt huis, en de jooden met groote aaudagt moses lezen. Ik las met eenen jood, die naast mij ftond, in het boek na, om hunne uitfpraak te léren kennen: toen hij merkte, dat ik de taal verftond, vraagde hij mij, •of ik niet met hem van dezelfde natie, en naderhand af'gcvhlleii was? Ik zeide, dat ik geen jood was, doch in eenen joode naaf den vleefche geloofde, e. z. v., hij verwonderde zig over •mijn antweord, en wilde nauwlijks geloven, dat iemand anders, dan een jood, de Hebreeuwfche taal kon verdaan. De réden daarvan is, dat men niet gewoon is, in Frankrijk, vooral in de provinciën, iemand te ontmoeten, die deze taal kan lézen, (*) [Nu is zij den paus terug gegéven.]  EN HET OOSTEN. 199 veel minder verftaan. Naderhand bezigtigde ik de domkerk , en daar in de begraafplaatzen der pauzen, die hier voor dezen bijna 70 jaaren hunnen zétel gehad hebben." Hier is geen boekerij, maar te Carpentras, 4 mijlen van hier gelégen, is eene zeer fraaije, van dewelke men zegt, dat zij eene paerl in eenen mesthoop is, want Carpentras is eene kleine ftad. Ik werd verhinderd, dervvaard te reizen, en dus kreeg ik ook de vermaarde welle Vauchife, welke daar digt bij is, niet te zien', en die zo groot is, dat zij met fchuiten kan bevaren worden; aan haaren oever bezong petrarcha zijne beminde laura. Ik bezigtigde ook het paleis te Avignon, eertijds de woning ven den pauslijkcn ftédehouder, thans van den Franfchen bevelhebber. Het is zeer fraai, van binnen met fchilderijën en ftandbcelden van Pauzen, Lcgaaten, e. z. v. veriierd. Veelen denken, dat de koning voornémens geweest is, den paus alles terug te géven, indien hij de jefuiten-orden maar geheel an al had willen vernietigen. Van hier kwamen wij in Provence , een voortreflijk fchoon land, dat men voor Frankrijks fchoone kan aanzien, want de lugtsgeftcldheid,vrugtcn,e. z. v. zijn hier van die der noordlijke provinciën geheel onderichciden. De landsdauwen omftrccks Aix in Marfeille zijn onvergelijklijk. Vijgen- en oranjeboomen, gcheele bosfchen van olijven en wijngaarden vertieren het land alomme. Te Aix trof ik den heer marquis d'argens niet aan; hij was naar zijn landgoed, eenige mijlen van de ftad gelegen. Hij is tégenwoordig omtrent 70 jaren oud. Zijn broeder was eerfte voorzitter in het parlement van Aix, doch werd gebannen, om dat hij de Jefuiten te zeer begunlligde; hij' keft thans met zijnen broeder- in ftilte op het land, Het N 4  aoo REIZE DOOR EUROPA is zonderling, dat broeders, zo verfehillende in denkwijze, bij elkander kannen wonen; want niemand zal den. mirqnis kunnen voorwerpen , dat hij een vriend der geest* lijken is. Te A:x wiesch ik mijne handen in de warme baden van sextius ; naar dezen word de ftad Aquce Sexti* genoemd, waarvan Aix eene ftcrke zamcnfmclting is, het water is zeer warm, doch niet brandend heet. Hier is ook eene waterleiding, aangelegd door c. marius, welke men voor eenigen tijd vernieuwd heeft; zij leid goed water in overvloed midden in dc ftad. In de domkerke ziet men boven de doopvonte eenen koepel, rustende op 8 granietzuilen, die nog van de tijden der Romeinen, cn eertijds in eenen afgodstempel gebruikt zijn. Het is opmerklijk, dat Provence door den koning, niet als koning van Frankrijk ^maar als graaf van Provettcs en van Forcalquier geregeerd word. Als deze titel niet in des konings brieven, bevélen, c. z. v. ftaat, neemt het parlement van Aix dezelven niet aan, maar zendze, als ftrijdig met den vereischten vorm , terug. Ik ontmoette in Aix verfcheiden geleerden en Hoogleeraars van mijne oude Paryfcbe vrienden, die zig nu te Aix neêrgezët hadden. Ik ondervond hier een nieuw bewijs van het goedaards cn ëdëlinoedig hart van den braaven en geleerden heer abt barthelemy. Ik meen, dat ik u reeds voor lang verhaald heb, hoe hij eene jaarwedde van den koning van 6 duizend livres afgedaan, en dezelve aan zijne vrienden, onder dewelken de heer de guignes is, gefchonken heeft. Zo ziet men, hoe een deugdzaam gemoed altijd zigzelven gelijk "is. Een jonge abt hier uit Aix, baudisson genoemd, begaf zig uit leerzugt van hier naar Parys, zonder het zijnen ouderen te kennen te géven, dewijl hunne geringe  E N II E T O O .S TEN 2QI cmdandigheden hun niet toelieten , dc brandende begeerten des zoons tot de wétenfehappen, of zijne reis naar Parys, a}s het middenpunt der geleerdheid, in het minste te onderfchragen. Te Parys komende, hoort hij veel goeds van den heer abt barthelemy fpréken, gaat derhalven bij hem, geeft hem zijne neiging tot de letteroefeninge te kennen, verzwijgt zijn gebrek aan middelen niet, verzoekt hem, dc goedheid te hebben van hem ergens in een huis eenen dienst te bezorgen. De heer barthelemy verzoekt hem, in zijne leeroefeningen voordtcgaan , zonder zig te bekommeren , cn bclo.oft hem alles, wat hij nodig heeft. Van dien dag af geeft hij hem twee Louis ifor 's maands, of 48 livres aan geld, voords klédcren, boei ken, en andere behoeften,doch verbied hem,met iemand daarvan te fpréken; en indedaad heb jk tc voren nooit een woord daarvan gehoord , fchoon dc beer abt baudis-> son met mij te Parys veel verkeerd heeft, en ik een ooggetuige van zijne ongemeenc vlijt en groote vordering gegeweest ben, cn dus uit vriendfehap zijne nabeftaanden in Aix bezogt. De heer baudisson fchreef cgter aan zijner moeder broeder, eenen geestlijken hier in Aix, van de ongemeen groote wéidaaden, die de heer barthelemy hem dagelijks bewijst; de oom fchreef hierop aan den heer barthelemy en bedankte hem; het voortref lijk antwoord, dat de .heer barthelemy hem fchrijft, is een proef van eene regt grootmoedige deugd. Zulk eene vind ik al zo groot, en zelfs grooter, dan dc nieuwe en groote ontdekkingen , waardoor clc heer bae.thf.lemy zig in de wacrek! zo bekend gemrakt heeft, dat men van hem , die het Europa de eerde geleerd heeft, den tijd kan rékencn, waarin men in daat is, om Phéniüfchc en Palmyreeufche N 5  zot REIZE DOOR. EUROPA opfchriften te kunnen lézen, waartoe men te voren niet eens het alphabet kende. Zijn antwoord ftrekt het menschdom tot zo veel eere, dat ik het hier woordlijk zal plaatzen. ' Monfieur! Vous aujoutez trop de prix fans doute a fintirêt, que je prends h Mr. FAbbé de Baudisfon. Sa douceur, fes mozurs, fes talens & fon gout pour le trarail doivent en infpirer a tous Ceux qui out fhonneur de Jé connoitre. Je m'imagine que le parti qidil a pris de Juïméme pourra lui étre avantageux dans la fiuite. II me paroit contens, je le fuis beaucoup de fon application a I'étude. La feule chofe, que faie a lui reprocher, c'est d'être entré avec vous dans des details, que je l'avois priê de cachet' a tout le monde. Le peu, que je fais pour lui, il fauroit fait pour moi, fij'avois eté a fa place rjf lui a la mienne. Croyez, monfieur, qiïil me doit moins , que je 11e lui dois, puisque fans me connoitre, // m'a temoignè une confiance, qui m'a fiatté , ói? que je ne pourrai jamais asfez reconnoitre. J'ai Ihonneur d' étre avec un refpectueux attachement, Monfieur, Votre tres humble ei? trbs ebèisfant ferviteur. Paris, le xsAvril, 1768. barthelemy. [ Mijn heer! Gij fielt voorzékcr te veel prijs op het belang, dat ik in den heer abt de baudisson neem. Zijne goedaartigheid, zijne zéden, zijne bekwaamheden en zijne liefde voor den arbeid moeten allen, die de eer hebben hem" tè kennen, agting voor hem inboezemen. Ik denk,  ' EN II E T OOSTEN. 203 dat de keuze, die hij uit zigzelven gedaan heeft, hem'in vervolg voordelig zal kunnen wézen. Hij fchijnt te vrédcn te zijn, en ik ben zeer voldaan over zijne vlijt in de lecrocfeninge. Het ecnigfte, dat ik in hem zou hebben te berispen, is, dat hij zig over omftandigheden jegens u heeft uitgelaten, die ik hem had verzogt, voor elk geheim te houden. Het weinige, dat ik voor hem doe, zou hij voor mij gedaan hebben, indien ik in zijne plaats en hij in de mijne was geweest. Geloof, mijn heer, dat hij mij minder verpligt is, dan ik hem verfchuldigd ben, dewijl hij, zonder mij te kennen, mij een vertrouwen heeft betoond, dat mij gevleid heeft, en dat ik nooit genoeg zal kunnen erkennen. Ik heb de eer. met eene eerbiedige genégenheid te zijn, mijn heer! uw zeer ootmoedige en zeer gehoorzaame dienaar. Parys, den 15 April, 1768. barthelemy.] Hoe fchoon fchildert zig hierin niet het édel hart van den heer barthelemy, inzonderheid in die verheven denkwijze. De heer baudisson heeft mijminder, dan ik hm, te danken! zulke wéldoendcrs zijn zowel bij ons, als op andere plaatzen, zeldzaam: ondertusfehen kunnen er veelen zijn, die men niet kent. Ik keu er ten minsten éénen in Zweeden, die volkomen het zelfde, en nog meer, dan dc heer abt barthelemy, gedaan heeft, nademaal hij vrouw en kinderen, doch de heer barthelemy geen van beiden heeft. Zal ik hier zijnen naam verzwijgen? — Zulten alleen flegte bedrijven in dc wac-  $04 R E I Z E DOOR EUROPA rcld bekend worden, en (toffe tot fpréken géven, en goe-, den verholen blijven ? -- Neen, mijn hart ondervind te. veel vermaak, in wéldoenders te doen kennen, die, ter aanprikkclinge van anderen tot dergelijken édele daaden, zulke voortreflijke voorbeelden nalaten, dau dat ik hem langer zou kunnen verzwijgen £ het is dc heer doktor iïausVvolf te Stokholm (31). Ik moest u bij zulk eene goede gelégcnhcid dit volmaakt, gelijk voorbeeld doen kennen. Men ziet, hoe elk land zijne deugden heeft, enverfchil-. lende hémel - cn landftreeken, zelfs verfchillende godsdienften, opvoedingen en zéden, dc aandoeningen van een gevoelig hart niet kunnen verdikken. Van Aix kwam ik den 5den van deze maand herwaard naar Marfeille. Ik had goede aanbevélingen van den heer jennings tc Geneve aan den Zweedfehen konful, den heer fölsch, die ons veele beleefdheden bewees. Van P^hadik brieven aan een' aanzienlijk' koopman alhier, guys genoemd, eenen der vermogendften in de ftad; hij heeft den titel van Sêcrétraire du Roi, en, het geen bij een' rijk' koopman nog zcldzaamer is, hij is een zeer geleerd en tévens befeheiden man. Het was dc heer guys, die met den heerïnojuAS, in 1761, om den prijs voor C31) Dc heer doktor j. c. hauswolf was in het laatst opperprédiker der kerken te C/ara en Olof, en Jsfesfor van den. ftadskerkenraad te Stokholm. Hij ftierf in het jaar 1773. Elk, die zijne uitmuntende hoedanigheden en verdiensten kent, eeit hem als eenen geestlijken, die door wétenfehappen, kundigheden , getrouwe waarnéming van zijn ampt, die niet zonder vrugt was, édele denkwijze, menfchenliefde e. z. v. zijnen ftand tot eere geweest is.  EN HET OOSTEN. 2o$ de lofréde op Duguay-Trouin in aifimcrkingc kwam. Den heer guys werd het accesftt toegewézen, m As Academie Francoife befloot, dat zijne lofréde ook gedrukt zou worden, gelijk gefchieddc. De brief van den heel* Duclos, in naam der Akademie, aan den heer guys gefchréven, en waarin hij wenscht, dat de Akademie twee prijzen mogt hebben om uittedélen, is er bij gedrukt; als méde de fraaije brief van den heer tiiojias aan den heer guys, en het voortreflijk antwoord van den laatften aan den heer thomas ; zij dienen tot een voorbeeld voor allen , die onderling médedingers zijn. De heer guys is médelid van de koninglijke Akademie der wétenfehappen en fraaije kunsten hier te Marfeille, welke onlangs den heer kardinaal bernis , Franfchcn gezant te Rome, tot haaren voorllander verkozen heeft. Thans laat de heer cuys zijne Fbyage historique & litteraire, ou lettres fur la Grece, te Parys drukken (32). Het zijn zeer aangenaamc brieven, welken de heer guys aan eenen zijner vrienden te Parys, gedurende zijn vceljaarig verblijf te Konflaninopel, gefchréven heeft. Nu heeft hij deze brieven overgezien, met eenige aanmerkingen vermeerderd, en in drnk gegéven. Zo veelen als er van dezelven gedrukt zijn, heb ik met genoegen gelézen; zij zullen twee deelen in 8 0 uitmaken: het eerde deel zal de zéden en gebruiken der hédendaagfche Grieken bevatten ;hij bewijst, (32) De gcheele titel van het werk van den heer guys is: Foyage litteraire de la Grece Cf lettres fur les Grccs anciens gr r.iodernes avec un parallel de leurs nweurs, par Mr. guys, mgicinni. Het is, in 1772, ook in het Hoogduitsch vertaald v.m de pers gekomen.  co6 REIZE DOOR EUROPA dat zij volkomen met dc zéden der aaloude Grieken overeenftemmen, gevolglijk, dat het karakter der natie geen verandering ondergaan heeft; in het laatfte deel word hetzelfde,ten aanzien der kunsten, bewezen. Hier worden verfcheiden duistere plaatzen in de Griekfche fchrijvers , op eene geheel nieuwe wijze, uit de gebruiken, kléding, lévens wijs, e. z. v. der héden "aagfche Grieken opgehelderd; het is een zeer nuttig werk voor de geenen, die in deze landen reizen. Alle de geenen, die daar geweest zijn, of daar over hebben gefchréven, hebben zig met de overgebléven gedenktékens, fteenen, gebouwen, opfchriften, en dergelijken bézig gehouden; als de abt fourmont,,gr;ïv, gronov, spox, en anderen, gelijk ook onlangs nog le roi (*); maar de heer guys is de (*) Zéden, in 1775, is nog in het licht gekomen, Tra^els in Greece , of Reize in Griekenland, van den h:er richard chandler , welke, névens de heeren revett en pars , op kosten van het genootfehap van Dilcttanti, in Engeland, eene rcize naar eenige deelen van het Oosten gedaan heeft. De Neérduitfche vertaling van dit werk ftaat, binnen kort, uittekomen. Verders heeft men van deze reizigers nog: 1) Tra^elt in Afia Minor, of Reize door Klein-Afie, waarvan de Neérduitfche vertaling in het afgelopen jaar is uitgegévcn; 2) InfcriptionesAntique, pleraque uondum editie: in Afia Minori et Gracia, prafertini Athenis, collecte; 3) An Esfay on the Troad, or a Revien' of the Geography, Hi'story and Antiquilies of the Region ofTroy, with other clasfical and geographical Esfays; 4) Jonian Antiquities or Ruins of magnificent and famous Buildings in Jonia ; en 5) Ruins of Athens. De Fertakr*  EN HET OOSTEN. io7 eerfte, wiens bedoeling was, menfchen te léren kennen. De eerfte brieven fchetzen het karakter af van alle de natiën ,'met dewelken de Europeër te Konftantinopelverkeert, als Turken, Armeniër5' Jooden en Grieken. De heer guts is een zeer vriendlifk man, en heeft m^' hier zo veel goedheid, vriendfchap en vertrouwen bewézen, al» of wij elkander zédert lange gekend hadden. Ik ben ook buiten op zijn landgoed geweest; het ligt éven buiten de ftad en heet Belkvue, welken naam het ook met regt heeft. Hij heeft er eene verzameling van aaloude fteenen met Griekfche en Latijnfche opfchriften , als méde beeldfchriften uit Egipte , Smlrr.a , Griekenland en Italïèn. Ik moet hier eenen vriend van don heer guys noemen, die, in zijne wijze van denken, eerder een Zweed dan een Franschman is; ik meen den heer puzos, die in zijne jeugd als fchrijver bij den Franfchen gezant, den graave van saint se verin , in het jaar 1738 , in Zxeeden is geweest. Schoon hij niet meer dan 20 maanden in Zweeden, en vervolgens 25 jaaren m de Levant heeft doorgebragt, heeft hij egter de Zweedfche taal, welke de heer kanfelaarü•raad berch hem geleerd heeft, nog niet vergeten , hij Jpreckt ze nog vrij zuiver. Hij heeft zeer veel agting voor Zweeden en voor zijne Zweedfche vrienden; nooit heb ik een' uitlander ontmoet, die zo verftandigen vaderlandsgezind denkt. Hij bewaart alle Zweedfche munten en gedenkpenningen als een' fchat; onder anderen bezit hij den gouden penning,op koningfrederik,tenjaare 1731, als hij uit Hes/en terug kwam, geflagen. De koning heeft dien zelf aan den vader van den heer puzos gezonden , die geneesheer en wondheeler te Parys, en  «o8 REIZE DOOR EUROPA van wien doktor muller een leerling was, die zeer ia gunst ftdftd bij den koning, en door wien de koning dè verdiensten van doktor puzos leerde kennen. Deze muller is, waarfchijnlijk, de eerfte geweest,die tzStokholm lesfen in dc verloskunde gegeven heeft. Ik heb bij hem voor het eerst de gebeele verzameling van alle de gedenkpenningen gezien, Welken iiedlingek op de koningen van Zweeden gellagcn, en die hij van dezen, als zijnen vriend, zelf bekomen heeft, gelijk ook eenen op reder, die den heere vaï\t voltaire eenigrins gelijkt, zo ook dien, welken hedlixger op zig zeiven heeft geflagen, met het opfchrift LAGOM (*), en op dc andere zijde een nagtuil, het zinnebeeld van Athencn. De heer puzos heeft ook alle dc Zweedfche munttékens. De heef guys en de heer puzos vereren mij met aanbevelingsbrief Ven aan eenen hunner vertrouwdlte vrienden te Rome. Zo moet ik dan, na Flsle de France, le Gastinois, la Gaule, een gedeelte van Champagne, Bourgogne, le Fran* che Comtè, Zwitzerland, Gex, Geneve, een ftuk van Savoye, Bugey, Bresfe, leLionnois, le Daup'nnê, Orange,, Avignon , Venaisfin cn Provence doorgereisd te hebben, mij aan wind cn weeder overgeven, en de Middenland* ichc zee beproeven. Ik doe éveneciis als de trekvogels, ik ontvlied den winter; het was in Geneve reeds vrijhoud; op het laatite van mijn verblijf al laar rijpre het er reeds -zommigc nagten. Toen ik naderhand in Pro ■ vnee kwam > vond ik het er zo heet als in den zomer; thans begint het te Marfeille al wat koud te worden, nu haast ik mij van i • hier (*) Juist van pas ; zo veel als we:zen moet; noch te veel -noch te weinig.  ÉN HET OOSTEN, 209 tneï weg naar Rome, om dus eenen geftadigen zomer te houden, en Mét nodig tc hebben, hier hout te kopen, waar het bij het gewigt verkogt word, en daar men maar agt pont hout voor een fous.heeft. Op een' ander' tijd meer van Marfeilk. Evenwel nog een woord van de Zweeden, die ik hier heb ontmoet. De heer graaf gustaaf adolf sparre , van Gothenbui'g, doét thans eene reis door Frankrijk; hij vertrok kort na ons van Parys, kwam daags voor ons vertrek te Geneve aan, cn is nu voor korte dagen hier gekomen. Wij zien hem hier met veel genoegen, naardien hij ons gchadig blijken geeft, hoe zeer hij zijne landslieden bemint. Hij is een heer, die met veel oplettendheid op fraaije kunsten en wétenfehappen, oudheden, e. z. v. reist. Hij heeft veel fmaak, en doet den landaard eer aan. Van hier reist hij haai* Toulon, dan naar dries? Nimes, Bourdeaux, en weer naar Parys, om hunne koninglijke hoogheden van Zweeden, die men daar tc gemoet ziet, optcwagtcn. Hier te Marfeille liggen thans tien Zweedfche fchépen, met volle manfehap; oordeel hier uit, hoe veel fcheepsbevelhebbers, c. z. v. hier moeten zijn. Bij zommigen van hun zijn wij aan boord geweest. Verders zijn de heeten wesenberg en jioliïz , als Zweedfche gevolmagtlgden over den koophandel, alhier woonagtig en gevestigd. I. Deel.  2io REIZE DOOR EUROPA VEERTIENDE BRIEF. Koêphandel te Marfeille — Obfervatorium — Uitvin' dingen van den heer Sieuves — Akademie — Van den heer Guys — Provenzaalfche fpraak. Marfeille, denzoden november, 1770. JO)e laatfte reis beloofde ik van Marfeille te fpréken. Deze ftad is, zonder tégenfpraak, eene der oudften in Europa. Daar anderen liaare oudheid met verdichtzelen willen bewijzen, kan deze uit de gefchiednis tonen, dat zij 600 jaaren voor de geboorte van christus door eene volkplanting uit Phocèa, in Klein-Afïèn, is gebouwd. Den geenen, die hier aan wilde twijfelen, wijze ik naar eene geleerde Disfertation fur la fondation de Marfeille, Paris 1744, in 8°. door den heer cary. Maar of de christlijke godsdienst hier reeds in het jaar 35, en wel door den heiligen lazarus , eenen discipel van den zaligmaker , welke hier de eerfte bisfehop werd, ingevoerd zij, zulks laat ik der kcrklijke gefchiednisfe over; men rekent ten minsten van hem tot op dezen tijd 112 bisfehoppen. Wat Marfeille eertijds is geweest, cn wat het thans is, kan ik niet korter zeggen, dan wanneer ik het grootsch opfchrift aanhaal, dat men op het raadhuis bij de haven ziet, alwaar ook de beurs is: Masfilia Phocenfiumftlia, Komtz foror, Carthaginis terror, Athenarum Aemula. Altrixdiscipllnarum, Gallorum agros, mores, animos, novo cultu ornavlt. Illuftrat quam fola fides, muros, quos vix Ccefari cesferat, contra Carolum V. me-  ÉN HET OOSTEN. eii lion' omritte tuetur. Omnium fere gentiurn commerciis patens Europam , quam modo terruerat, modo docuerat, alere et ditare gaudet. An. MDCCXXFI. Reg. Lud. XF. f». Wat het laatfte betreft, men moet zeggen, dat daarin niet de minde grootfpraak is. De feboone haven, die weinig baars gelijke beeft, is altijd bedekt met fchépen uit alle waereldgewesten. De beurs, die hier la loge genoemd word, kan men eene vergaderplaats van allerlei landaarden noemen; men ziet hier klédingeii, dragten, moden van alle landen, cn hoort dc taaien van alle Volken , Kretenfen , Arabiers, c. z. v. Oordeel flegts zelf uit de opfchriften, die op dc beurs aan de wanden Haan, en de plaatzen aanwijzen, alwaar elk, die met dézen of génen oord te handelen heeft, zig vervoegt. Als men de deur inkomt, ftaat eerst ter linker hand gefchréven, Conftantinople ; wat verder, Portugal; dan naar vervolg, Malte ; Italië; Espagne; Candie; Comté de France; Sayde; Alexandriette ; Angletefre Hollende; Salée & Tetuan; Barbar ie; Alexandrie; Archipel', Amerique; Smirne. Zweeden, Deenmarken e. z. v. vind men niet; want toen de beurs gebouwd werd, en men de opfchriften plaatfte, was te Marfeille nog geen handel op 0) [Dat is: Marfeille, dogter der Phoceërs, Romes zuster, Karthages fchrik, Athenes mededingfter, voedfter der kunden' heeft der Gallen akkers, zeden, geesten, met nieuwen tooi ge' fierd. Trouwe alleen geeft haar luider. Niet gemaklijk gaf zij zig over aan Cezar. Met beter geluk verdedigde zij zi/tegen Karei den V. Open voor den handel van bijkans alle volken, voedt en verrijkt ze Europa, dat Ze eertijds verfchrikte, of on' ienvets. In het jaar 1726. onder Koning Lodewijk den XVI O 2,  212 REIZE DOOR EUROPA die landen. Dc Levantfehe handel, die hier om zo te fpréken zijnen zétel heeft, heeft bij den tégenvvoordigen oorlog eenigzins geléden. Deze handel en bronwel van Marfeiües rijkdom was, in de jaaren 1719 en 1720, voor de ftad ten uiterften rampzalig, wijl een fchip van Sayde de pest herwaard bragt, welker droevige rampen in verfcheiden fchilderijën op het raadhuis lévendig afgebeeld worden. Men gebruikt tégenwoordig ook de mogelijkite voorzorg tot verhoeding van dergelijke onheilen, een fchip, komende van eene plaats, die maar eenigzins ververdagt is, moet voor eenigen tijd, het zij lang of kort, ftriktlijk de quarantaine, of proefdagen, houden; de zieken worden bezorgd in een ziekenhuis, dat als eene ftad op zig zelve, een goed endwegs van daar gelégen, en van twee muuren omgeven is. De pest kan daar dikwijls wézen, en verfcheidenmaalcn in een jaar woeden, zonder dat men in Marfeille er in het minfte van weet. De brieven, vandaar naar de Itad komende, worden in wijnazijn gedoopt, en den eigenaaren zo nat ter hand gefield. Op dezelfde wijze handelt men met de brieven van de fchépen, die proefdagen houden , of van andere verdagte plaatzen komen; indien zij zelfs van eene plaats komen, daar de pest hcerscht, dan worden zij te deeg gerookt, terwijl men ze met een tang aantast, e. z. v. Ik zal niet veel zeggen van de ongelukkige lieden, die hier op de galeijen zitten; daar is er omtrent 7 of 8 honderd. Het is al vrij gemaklijk om in Frankrijk op de galeijen te komen ; zomtijds gebeurt het wel om den minften (luikhandel cn dergelijken. In vrédestijd worden zij met geen arbeid geplaagd, zij kunnen dan hun onderhoud zeiven verdienen ; zulten, die het eene of andere handwerk hebben  ENHETOQSTEN. 213 geleerd, bevinden zig daar wél bij. Zij huren eene kraam bij de haven, daar de galeijen liggen, en hier maken zij voor zig zeiven fchoenen,kléderen, uurwerken, e. z. v. doch zij zijn tévens met kétenen aan de beenen gefloten-, Zulk eene ménigte van menfchen in de boeijen gekluisterd te zien, is eene aandoenlijke vertoning, die iet fchriklijks heefr, als zij gaan en met de kétenen rinkelen, maakt zulks een vreeslijk geraas. Des avonds moeten zij hunnen arbeid en hunne winkels verlaten, cn zig naar de galeijen begéven, waarvan er zes zijn, die digt aan den wal in de haven liggen. Van de haven zal ik naar den fraijen fterren-fchouwtoren klimmen. Dezelve behoorde eertijds den jcfuiten. Hier durf ik van het heerlijk gczigt niet gewagen, dat men daar over de ganfche ftad heeft: de haven, alömme beplant met masten cn vlaggen ; bet voortreliijk land, bedekt met tuinen en lusthoven; de volle zee aan de eene zijde, met eene ménigte visfersbooten aan den oever, en verder heen veele fchépen met volle zeilen. De rcflexietelescoop, welke hier gevonden word, en in gansch Frankrijk geen weêrgae heeft, behoort meer tot mijn oogmerk. Dezelve vergroot de voorwerpen 16 honderdmaal, en brengt zc éven zo veele maaien nader aan het oog. Hij is in Engeland gemaakt door short , en heeft 9 duizend livres gekost. De koning van Frankrijk heeft dezen verrekijker naar Marfeille ten gcfehenke gezonden; hij zelf heeft zulk een' goeden niet. Op het koningiijk lustpaleis Bellevue is er wel een van dcnzelfden meester, welke voor demarquifin de pompadour gemaakt is, cn, uit hoofde van veele kostbaare lieraadjen en vcrguldingen, meer kostte; maar hij is niet zo goed , als deze, nademaal hij de O 3  ai4 REIZE DOOR EUROPA helft minder, zo ik meen, maar 8 honderdmaal, vergroot. In gansch Europa ymd men maar drie groour fterrenverjekijkers; namelijk eene» taKudix, waarvoor de koning van Spanje 12 dujgeni livres heeit betaald ; den tweeden heelt mylur.1 maoclksi'-ield inEngeland; wa.tr de derde is, kan ik mij iiu niet herinneren. Gij kunt ti gemaklijk verbeelden, hoe duidelijk, hoe groot, en hoe nabij men de voorwerpen door dezen verrekijker te Marfeille befchouwt, wanneer door eenen anderen, die flegts 2 honderdmaal vergroot of nader bij brengt, de planeet venus zig reeds zo groot vertoont, als de maan, als men die met het bloote oog ziet. Door zulk eenen liet de geleerde, iterrenkundige, de heer van saint-jaqu.es silvabeljle , ons eerst zien, toen door een' anderen, die een voorwerp tweemaal zo veel, dat is 4 honderdmaal vergroot. De Zweedfche fchcepsbevelhebbers, van dewelken er 8 of 9 tegenwoordig waren, die ik mede naar den fterrentoreu genomen ha 1, om deze wonderen der natuur te zien, fchepten hierin groot genoegen. Zommigen zeiden, dat het fcheen, als of de maan uit groote krijtbergen beftond, met reeten in dezelven ; anderen , dat zij er uit zag, als gips, e. z. v. Maar het is tijd, dat ik van den beroemden heer sieuVEfpreek, die zo veele nuttige ontdekkingen gedaan heeft. Ik heb zeer naauwe kennis met hem gemaakt; hij heeft mij allerlei foorten van werktuigen getoond, onder anderen een, dat hij uitgevonden heeft, om eene boomolie te maken, die zo goed cn fijn is, dat zr in fmaak en reuk naar eenen balzem gelijkt. De kern der olijf namelijk word van het vleesch te deeg afgefcheiden, en de olie alleen uit het laatite geperst, daardoor verkrijgt dezelve niet  EN HET O O S TE N ftg alleen de évengeroemde deugdzaamheid , maar blijft ook altijd goed, zonder fterk of garstig te worden, of eenen valfchen fmaak te krijgen, hetwelk alleen van de kernen komt; ondertusfehen worden dezen daarom niet weggeworpen , maar men perst naderhand uit dezelven eene andere olie , die zeer garstig , troebel en bruinagtig is , cn om te branden , fméren e. z. v. gebruikt word. De heer sieuve heeft van zijné fijne olie aan den koning en andere heeren gezonden , die cr ongemeen over voldaan waren. Hij heeft ook een middel uitgevonden, om de olijven te bewaren, dat zij niet Wormftékig worden : dit middel beftaat hierin, dat men om den olijvenboom een' of twee ringen maakt van eene foort van teer, welke de heer sieuve bereid. Ik heb hem gevraagd, of deze teer ook niet dienstig was, om andere vrugtboomen tc bewaren; doch, wijl hij zulks niet beproefd heeft, kan hij er niet met zékerheid voor inftaan: maar tégen het ongedierte, dat de olijven fteekt, ( het is een eruca) is het een behoedmiddel. Hij zeide mij, dat dit onzen handel in teer op Marfeille zou kunnen doen aanwakkeren, dewijl hier door meer daarvan gefléten word. Hij heeft ook eene wijze, om vijgen te bewaren en te drogen , zonder dat zij haaren fmaak en haar fop verhezen, uitgevonden. Dit gefchied door middel van eene matige warmte, die door een blaaswerktuig, dat men waijer (eventail) noemt, en geffadig op en neéT gaat, overal in gelijken graad verfpreid word. Doch het geen ik nu zal noemen, is van zulk een groot gewigt, dat de regériug hem tot dus verre verboden heeft, hetzelve bekend te maken, op dat Engeland niet het grootfte voordeel daarvan zou trekken: het is eene uitvinding, om de wol voor de motten O 4  aio: REIZE DOOR EUROPA. cn wormen te bewaren, en wel op eene wijze, dat de wol weekcr cn zagtcr en de verw glanziger word, zodat zij naar zijde gelijkt. Dit middel kan ook gebézigd worden aan bet geitenhair, dat bij ons te onregt kemelshair of kemelsgaren word genoemd. Meer kon hij mij er niet van zeggen, wijlde hertog van choiseul het hem verboden had; hij toonde mij egter de wol, die hij zéden veele jaaren bewaard beeft; hij heeft ook voorbcdagtiijkzulk ongedierte, dat de wol gemeenlijk vreet, er bij gelaten, maar het ftierf aanllonds.. Eindelijk kom ik tot eene ontdekking, die, indien dezelve proef houd, Zweeden tot een China kan maken, en den vreemdling dwingen, om zijde bij ons, gelijk voortijds uit de warme landen, te halen. De heer sieuve heeft eene vlieg gevonden, die eene fijne zijde op alle.foarten van dennen (pint. Deze. zijde is glinsterend als zilver, fterk en veerkragtig. Ik heb zo wel van het gekorven diertje zelf, als van dc zijde, eenen voorraad aan Europa's Thaophrast, den grooten linn.eus , gezonden, ui zulk eenen bijzond.crcn pn onverwagten tak van koophandel zijner onderzockinge overgelaten, en daarom zal ik er hier niet veel van zeggen. De heer sieuve heeft verre gereisd, en wel in alle waereldgewesten; hij ig zeemaerdig, en heeft verfchcH den prijzen bij Akademiën, zelfs bij die te Marfeille, getrokken , van welke laatfte hij een médelid zal worden, zodra de Akademie vergadert, want tégenwoordig houd zij viertijd. Ik heb veelen der médeléden hem ongemeen horen prijzen: desniettégcnltaaiide zijn er ook veelen , die, door eene.zékere hartsto.gt outltpken, den roem van den heer sieuve niet kunnen duiden, en wier zwakke oogeu zulke (lékende ftraalcn, die zijne vlijt, kundigheid en  EN HET OOSTEN. 21? ontdekkingen van zig fchieten, niet kunnen verdragen. Ik moet évenwei een woord van deze Akademie gewagen , fchoon dezelve nog geen verhandelingen heeft uitgegéven. Zij noemt zig Academie des Belles Lettres, Sciences & Art.s, en is, ten jaare 1726, geftigt dooiden marfchalk van villars, die, in 1733, ook een fonds gaf voor eenen prijs, bcftaande in een' gouden gedenkpenning, ter waarde van omtrent 300 livres. Op de ééne zijde ziet men het borstbeeld van den marfchalk, op de tégcnzijde twee lauwriertakken als een' krans gevlogten, met dc woorden: Prcemium Academice Mas(ijienjis. Dezelve word, beurtlings, voor een gefchrift ip ongebonden ftijl, of invaerzen, uitgedeeld. De hertog van villars, die den marfchalk, in 1736 , als voorftander der Akademie opvolgde, heeft een' nieuwen prijs ingeheid van. een' penning van dezelfde grootte; deze vertoont op de ééne zijde het borstbeeld van den hertog, y en op dc andere een genie, houdende drie kranzen in de hand, met de zinfpreuk: Doet ar urn pr&mia frontium. Dezelve word gegéven voor een gefchrift, in welk gedeelte der wétenfehappen het ook mag wézen. Voor weinig tijds, als de hertog overleed, heeft de Akademie den kardinaal de bernis , wiens goede fmaak en kundigheid in de wétenfehappen en fraije kunsten algemeen bekend zijn, tot haaren befchermcr verkozen. Hij heeft thans zijn verblijf tc Rome, als koninglijke gezant bij den paus. Ik hoop eerlang de eer tc hebben, mij aldaar bij dezen zo algemeen gcroemden heer bekend te maken, dewijl ik aanbevelingsbrieven van Parys aan hcmjlicb. Zijne eminentie heeft in het verzoek der Akademie gunstig bewilligd, en aangenomen, dc plaats van voorftander te O 5  REIZE DOOR EUROPA bekleden. Gij zult u mogelijk wel herinneren, dat deze heer, voor den hertog de choiseul, ftaatsdienaar en gehcimfchrijverwas. Naderhand is hij kardinaal geworden. De Akademie heeft de eer, onder haare buitenlandfche médegeuooten te tellen den heer rijksraad, graave van iiöpken. -Hiér is ook eene Academie de pei,?turc& defculpture, die in 1753 geftigt is. Insgelijks eene Academie de Mufique, welke tweemaal in de week, in eene groote zaal, die eigenlijk daartoe gebouwd, en zeer wél vcrlierd is, zeer fraijc concerten geeft voor eene talrijke vergadering van beiderlei geflagten. Een vreemdling betaalt niets voor de intréde. Voor dat ik Marfeille verlaat, moet ik met een woord of twee melding maken van een klein boek, door een geleerd cn verftandig raédeiid der Akademie alhier uitgegéven : Lettres de Milady Worthley Montague, écrkè's pendant fes voyages en diverfes parties du Monde; traduitcs de /' Anglois. Troifieme partie, pour fervir de fupplément aux deux premières. On y a fint une rêponfe a la critique, que le journal Enclycopédique a faite des deux premières parties de ces lettres; par Mr. G. . . de Marfeille. a Londres, & fe trouve a Paris chez la veuve Duchesne, 1768. in 8°, groot 192 bladzijden. De heer guys, ccn vermaard koopman alhier, wiens kundigheden, goeden fmaak, en regtgeaarten inborst ik in mijnen vorigen brief befchréven heb, is de fchrijver van dit bock. De voorréde begint hij aldus: Milady Montague est une des femmes les plus célebres de ce fiecle, & cc u'est par reulement a fon esprit & a fes talens, qtielle doit fa cèlèbrité: c'e'st a éke que tou'te FEurope est rcdevable de Tétablisfemenl ptécicux de fiuoculation;  EN HET OOSTEN. 219 le fouvenlr feul de ce bienfait fuffiroit pour honorcr fa mêmoire. — — — On a appellé Milady Montague la Sévigné tTAngleterre. [Dat is: Mevrouw montague is eene der beroemdfte vrouwen van deze eeuw, zij is haaren grooten naam niet alleen aan haar vernuft en aan haare bekwaamheden verfchukligd: ganscb Europa heeft haar de invoering van de Inenting, die van zo veel waarde is, te danken ; het herdenken alleen van deze wéldaad ware genoeg om haare gedagtenis in eere te houden. Men heeft mevrouw montague de SEViGNé van Engeland genoemd.] Van haare reizen word gezegd: Aprés avoir parcouru la patrie d'Orphée, elle obferva le Théatre de la guerre, chantêe par Homcre. Elle voyageoit Tlliade ct In main & quelque fois elle paroit animée de fon esprit. [Dar. is: Het vaderland van orpheus doorlopen hebbende, befchouwde zij het toneel des oorlogs, bezongen door homerus. Zij reisde met de Illiade in de hand , en zomtijds fchijnt zij van denzelfden geest bezield te zijn.] Men zegt, dat het Milady montague, op het laatfte van haar léven, berouwde, haaren landgenooten eene wéldaad bewézen tc hebben, door de invoering van de Inenting der kinderpokjes, om dat zij réden had, over hunne ondankbaarheid te klagen. De heer guys laat zig hier over uit op eene wijze, die zijn karakter tot cerc itrekt: Je ne ff ais pas ft fes plainles étoient fondècs, mais elle riétoit pas digne de faire du bien aux hommes, ft elle étoit fachée d'e/t avoir fait a des ingrats. [Dat is : Ik weetniet, of haare klagten gegrond waren, maar zij was niet waardig, menfehen wél tc doen, indien het haar leed was, zulks aan ondanktaaren gedaan te hebben.]  =20 REIZE DOOR EUROPA P. 43. befchrijft de gravin, in eenen brief, de zéden cn de verkéring te Parys-, men ziet ligt uit haare fchilderingen, dat zij eene Engelfche is. P. 61. vind men een discours de Milady Montague fur cette maxime de Mr. de la Rochefaucault: „ il y a de bons mariages; ma is ily en a peu dedèlicieux." Zij beweert, dat deze régel valsch is, en fchijnt zeer goede gronden op het papier te hebben; maar de toepasfing zal zeldzaam plaats hebben. P. 85. komt eigenlijk dc verdédiging voor der brieven van Milady door den heer guys tégen de gazette litteraire, Tom. Lp. 121. inzonderheid tégen act journal encyckpèdique, Nov. i765,p. 59. &Cm Hier WQrden de heeren baron horken, en carleson met lofgenoemd p. 1-4. De verdiensten en dc groote agting van deze heeren bij de Porte, heb ik zo ménigmaal uit des fchrijvers eigen mond gehoord, dat het onverantwoordelijk zou zijn, indien ik het hier wilde verzwijgen. Van de taal, die hier en overal in Provence gefproken word, moet ik 11 zeggen, dat-zij van de Franfche zoveel verfchilt, dat iemand, die alleen deze laatfte verhaat nier eene eenige plaats in het Provenzaalsch begrijpt, ft kan dezelve in zéker opzigt met regt vergelijken bij de taal van onze dalboeren. Gelijk deze de aaloude Zweedfche taal is, en de Zweeden nogthans dezelve niet meer verdaan zo is de Provenzaalfche taal de moeder der Franfche' maar door ouderdom zo zeer vervallen, dat de dogter gelooft, dat haare moeder raaskalt, als zij fpeekt. Men gaat te verre, wanneer men wil bewéren, dat het Ma% aansch zijnen oorfprong in Provence hebbe; beiden zijn van ecu bedorven latijn ontdaan. Ik zal nooit geloven  EN HET OOSTEN. 22i dat de Italiaanen van de Troubadors (*), de oudfte dichters in Provence, fpréken geleerd hebben; zij hadden hun latijn, dat met veele Gothifche en andere vreemde woorden vermengd was. In het algemeen kan men zeggen, dat in de ganfche Itreek der kusten aan de Middenlandfchc zee, die bij Venetië begint, dan langs Italië tot naar Sicilië, vervolgens tot naar Genua loopt, Provence, Spanje, Portugal méde ingelloten, in den grond eene en dezelfde taal gefproken word; alleenlijk is zij zeer onderfcheiden in de uitfpraak, en heeft naderhand eene verfchillende vermenging bekomen: het Spaansch , Portugeesch en het Siciliaansch hebben veel van het Arabisch dooide Mooren; de anderen hebben wel een minder aantal van Arabifche woorden, doch zij zijn er évenwei niet geheel vrij van , voornaamlijk het Geneesch. Allen hebben eene aanmerklijke toezetting van het Gothisch. Wijl het provenzaalsch ouder is, dan het Fransch, fchijnt het meer met de Latijnfche fpelling overeentekomen. Pan betékent brood, doch word uitgefprokenpang;mw.x pin betékent denneboom en worduitgefprokenpêKg-, waardoor men de dubbelzinnigheid vermijd, welke in het Fransch in de uitfpraak van deze twee woorden is. Vin word uitgefproken ving. Loder betékent prijzen, en dergelijken. De Italiaanen léren het provenzaalsch gemaklijk, zij noemen het verdorven Italiaansch, en zij hebben gelijk; hetzelfde zeggen de Provcnzaalen van het Italiaansch, maar ik geloof niet, dat zij denzclfden grond hebben, wijl het Italiaansch meer met de Latijrlche uitfpraak en fchrijf- (*) De Troubadors of Traveres waren in Frankrijk het geen men in Holland eertijds Rederijkers noemde. Dc Fert.  *» REIZE DOOR EUROPA .wijze overeenkomt, dan het Provenzaalsch, dat als den rmddenwegtusfchen het Fransch en het Italiaansch houd. Hieruit kan men vcrftaan , wat holberg meent, als hijvan het Gaskonjes fpreekt: Epifiol. p. fc. Plurima non mtelligebam, lingux Fascomex ignarus. Lhigua ista inter Iialicam et Hispanicam ambigit, neutrique fimilis, quia utrique. Dicunt Fascones ex gr. loco lieue et poule : lega et gallina. Hint vix absque interprete cum .dus Gallis loqui posfunt (tj. Ik vind, dat hii daarin .ookgehjk heeft, wanneer bij zegt, dat men hier in het algemeen die vriendlijkheid en ongedwongen levenswijs met vmd, als in Parys: ik zeg in het algemeen; want anders is hier geen gebrek aan gezelfchappen , in dewelken men wéllévendheid kent. Doch eerlang zal ik Marfeille verlaten, en de baaren der Middenlandfche zee beproeven; ik geloof niet, dat het nnj zo aangenaam zal wezen, als u, daar gij midlerwzjl van mijne lange brieven in rust zult zijn. Ik zal u daarna uit het Fransch gebied zo ras niet tater fchrijven. Ik hoop eenen aangenaamen brief van u te Rome te vinden. Zo niet, dan verzeker ik, dat gij lang genoeg naar brieven van mij zult wagten; want in dat gevalkan ik uw ftilzwijgen niet anders aanmerken , dan als .eene leer voor mij en als een bewijs, hoe zeer mijn breedvoerig gefnap u verveelt. Sed fpero ?neliora. (t) [Dat is, Veele woorden verfrond ik niet, om dat ik de Caskonfehe taal niet kende. Die taal is tusfehen Spaansch en Itahaansch ,n; en aan geen van beide gelijk, om dat zij aan be.de gelijk is. Bij voorbeeld in plaats van lieue en poule, zeg. gen de Gaskonjers lega galtina. Dus kunnen zij nauwlijks, zonder tolk, met andere Franfchen fpréken.]  EN HET OOSTEN. VIJFTIENDE BRIEF. Toulon — Tuighuis aldaar —- Gezant van Tunis — Zeereis naar Civita Vecchia — Slegte landftreek van daar tot Rome — Aanzien van den Zweedfchen landaard te Rome —- Van den beeldhouwer Sergel. Toulon, den 4. Dec. 1770. Rome, den 10. Mai, 1771. jZ_Jie daar, langer koud gij reeds van mijne brieven niet ongeftoord blijven, ik moest geheel onvcrvvagt, wégens tégenwind, hier in de haven van Toulon inlopen. Gisteren bezigtigdeii wij de ftad, zij is niet zeer groot, maar het tuighuis is voortreflijk. Wij hadden het geluk, den heer graave sparre , ridder van Malta en garde de la marine, eenen zoon van den heer generaal, graave sparre, die bh Auxerre woont, aldaar aantetreifen. Zonder zijne gunftige verzelling zouden wij het tuighuis en de oorlogfchépen , welken hier liggen , niet hebben mogen zien ; want niet alleen is het aan uitlanders , maar ook aan Franfche vreemdlingen verboden, daar in. te gaan. Hier liggen thans 23 oorlogfchépen van linie; het tuighuis is het fraaifte, dat men kan vinden, vervuld met fchitterende wapenen voor eenige duizend man; maar, wijl het verboden is, daaraan te fpréken, kunt gij ligtlijk bemerken, welke gronden ik heb, om mijne onkunde te verbergen. Een krijgsman zou hier veele en gewigtigc aanmerkingen kunnen maken; hij zou hier zulk een' grootcn fchat: van ftoffc vinden,  224 REIZE DOOR EUROPA indien hij van de verfcheiden oude en nieuwe maakzela van krijgswapenen en geweeren wilde fpréken, als een ander in eene groote en wélingerigte boekerije; doch midden in zulk eenen grooten rijkdom maakt mijne onbekwaamheid mij arm aan ftof tot fchrijven. Ondcrtusfchen zou zig een groot veld Voor mij openen, indien ik u over den gezant van Tunis, ibrahim , die onlangs hier aangekomen is, wilde onderhouden , en bij wien de graaf sparre de goedheid had ons inteleideu. Hij ziet cr eerwaardig uit, 'is op zijne wijze beleefd en vriendijk, en onthaalde ons op zeer goede koffij. Zijn zoon nam de gefloten fuiker met de vingers, en wierp daarvan rijklijk in onze koppen. Hij heeft 15 peribonen in zijn gevolg, die allen Arabisch fpréken, doch hunne uitfpraak verfchilt van die der Arabiërs in Afïè. Ik las in tégenwoordigheid van den gezant in een boek, cn verzogt hem naderhand, mij met de affchriften te regt te helpen, die ik te Marfeille van twee Arabifche graffteenen aldaar met eene foort van kufifche en in elkander geflingerde letters gemaakt had. Hij deed het met veel gedienstigheid, en het behaagde hem zeer, dat een Europeër zulk een groot liefhebber van zijne taal was, maar hij vond niet veel minder zwarigheid dan ik, om zulke moeilijke en hem fchier geheel onbekende fchrijftrekken te lézen. Hij heeft ook eenen mufti, of geestlijken, bij zig, die hem den alkoran verklaart. Zo verdrijft men den tijd op zee, als men ftorm en tégenwind heeft: Per varios cafus, per tot discrimina rerum Tendimus in Latium — - - — Ons  - EN HET OOSTEN. 225 Ons fchip kan ik ten aanzien van het dobberen op het water met de arke van noach, gelijk men pleegt te zeggen , vergelijken ; doch nooit werden er zo veelerlei taaien in de arke gefproken, als wij er hier fpréken ; en in dit opzigt gelijkt hetzelve meer den toren van Dabei. Hier zijn geboren Arabiers, Zweeden, Franfchen, Spanjaarden, Provenzaalen en Malteel'en. Ik heb alle mogelijk nut van het gezelfchap getrokken; met allen ernst heb ik begonnen Spaansch te léren, fchoon de fchool zeer onrustig is, en zig zomtijds het onderfte boven fchijnt te willen kéren. Eene zaak, die ik waargenomen heb, fchijnt eene aanmerking te verdienen. De Arabiers fpréken zonder moeite met de Maltcefen, en verdaan elkander zeer wél, fchoon het Malteesch volgens dc fpraakkonst niet zo volkomen zuiver Arabisch is, als hetgeen in Apx en Egipte gefproken word (34). Hierüit ziet men,hoe verkeerd het gevoelen is der geenen, die bcwéren, dat het niet het Arabisch, maar het oud Punisch is, dat in 'r algemeen op het eiland Malta gefproken word, gelijk joh. hexr. majus in fpecimine linguce Punica in hodierna Mclitenfium fuperftite , en, hetgeen nog erger is, dat een geboren Maltees in dezelfde dwaling is, en niet weet , welke taal hij fpreckt, gelijk joh. franc, agius in zijn Italiaansch werk : Deila lingua Punica. prefentemente ufata da Maltefi, in Roma 1750, in 8°, (34) De heer büsciiing ftemthier méde'overëen, als hij zig, in zijne Aardrijksbefchrijving, (II. D II. St. bl. 998.) over de taal der Malteefen aldus uitdrukt: ,, De geneene taal des „ lands is een bedorven Arabisch, doch in de ftéden word doorj> gaans Italiaansch gefproken." P  n6 REIZE DOOR EUROPA waarin men eene fpraakkonst van de Punifche taal, en een fpecimen Lexici Putiici-Malthenfis vind, alles met Latijnfche letters, en zonder het Arabisch te hulp te némen , dat, volgens hem , eene geheel andere taal is. Hier méde was de heer agius niet te vréden; hij gaf Annone Carthaginefe uit, eene verklaring van het toneel van plautus in den Pmnulus, alwaar hij hanno van Carthago in zijne taal fprékende invoert; dit alles word uit het Malteesch verklaard , waarvan hij met drift ftaande houd, dal het de oude Carthaagfche of Punifche taal is. Dit werk is insgelijks te Rome, in 1757, in 4 0 uitgekomen. Waar blijft men toch met al deze fraaije dromerijen , als men Arabiers en Makeden gemeenzaam met elkander ziet praten? Als deze heeren gezegd hadden: het Arabisch, als eene nog lévende en bloeijeude, en tévens de rijkfte taal in de waereld, behoud nog veele Punifche of Carthaagfche woorden, bij gevolg het Malteesch doet éveneens, als ééne en dezelfde taal, dan zou zo wel de eerfte helling als het flotgevolg juist geweest zijn. De verklaring van agius over het gemelde ftuk uit plautus verfchilt ten eenemaale van die, welke bochart , sam. petit , en anderen gegéven hebben. Hier is noch tijd noch plaats om dit te onderzoeken; genoeg, dat gij nu verzékerd zijt, dat men op Malta Arabisch fpreekt. Zonderling is het egter , dat de Malteefen de taal, die zij fpréken, noch kunnen lézen noch fchrijven 5 de réden is, dat allen, die eenigzins de letteren oefenen , het Italiaansch léren, dat zij lézen en fchrijven , doch niet het Arabisch, als de taal van het gemeene volk, die in geen gefchriften gebruikt word. Ik verzogt dc Malteefche kooplieden, die bij ons aan boord waren, eenige Arabi-  EN HET OOSTEN, 227 fche woorden te fchrijven, en ik verwonderde mij, dat zij dezelven met Latijnfche letters fchréven: zij zeiden mij ook, dat zij nooit een Arabisch woord gefchréven hadden. Doch, een zonderling geval! Eenen. brief, dien ik, voorleden jaar, in Frankrijk begon, fluit ik, in dit jaar, in Italië. Gij ziet hieruit, aan hoe veel onzekerheid eene zeereis onderworpen is. Tusfehen MarfMe -en Toulon zijn omtrent 14 Franfche mijlen, ett, wégens tégenwind, kwamen wij in 4 dagen niet verder. Van Toulon tot Civita veckia zijn omtrent 200 mijlen, en dezen leiden wij niettemin in vier dagen af, quum flarent vernis fecundis turgida vela. Den 8ften december landden Wij bi] Civita vechia om 21 uuren , dat is, naar onze rekening, des namiddags om 2 uuren. Want hier telt mende uuren zó, dat de dag bij het ondergaan der zon eindigt, dan is het 24 uuren; alsdan begint men 1 uur te tellen e. z. v. Dit gaat zo het gcheelc jaar door. De Italiaanen hebben dus noch middag noch middennagt op een bepaald uur, gelijk wij, maar dit verandert naar dat dag en nagt langer of korter word. Thans is het óm 19 uuren middag, en om 7 uuren middennagt in Italië, en tégen den langden dag is het middag om 16uuren, middennagt om4 uuren, Niettégendaande de Italiaanen dus op hetzelfde uur middag houden, als wij, heeft nogthans het uur niet hetzelfde getal het gehecle jaar door, gelijk bij ons, om réden, wijl zij hun eerde Uur des avonds omtrent een uur na zonneörtdergang, zij mag laat of vroeg ondergaan, plégen te rékenen. Dit is voor ons, die niet gewoon zijn op deze wijze te rékenen, in het eerst zeer moeilijk, en het komt iemand zeer wonderlijk voor, wanneer men bij een'ander'om 15 uuren op een ontbijt verzogt word» P a  223 RE IZE DOOR EURO TA hetwelk thans om 8 ünren des morgens is. Wil men daarentegen iemand in den zomer tégen denzclfden tijd verzoeken, dan moet men zeggen om 12 uuren, want te 15 uuren is dan, naar onze rékening, 11 uuren.des voormiddags. In hoe verre deze wijze- van tellen op de lévenswijze , zéden eh gebruiken der Italiaanen , die in verfcheiden hukten daarvan afhangen, invloed heeft, ff aar ik tot op een andermaal. Ik wil liever van den indruk fpréken, dien het eerfte gezigt van Italië op mij maakte. Ik meende, ik zou eenen lusthof zien, en zag eene .woestenij. Civita vcchia voert dien naam met de daad, het wil zeggen eene oude ' Had, zij ziet, er ook oud en bouwvallig uit. Doch de haven is fraai en wél gebouwd, zij heeft, het voordcel , dat men in het geheel geen tol betaalt, maar het is eene volkomen vrijhaven, cn derhalven tc verwonderen , dat er geen Zweedfche fchépen naar toe gaan. De paufen hebben hier zulke groote vrijheden gegeven, om den koophandel in hunne llaaten te bevorderen. De inwoners der ftad hebben eene lelijke huid, een bleekgeel en lijkverwig aangezigt; de ongezondheid der lugt is, gelijk men zegt, wet grootftendcels daar oorzaak van, maar hunne luiheid en flaperigheid doet et ook veel toe; want geen menfehen op den aardbodem kunnen zo traag zijn , cn zo veel ilapen, als zij. De paus heeft daar twee fraaije en groote behoorlijk bemande fregatten. Behalven dezen zijn er 6 galeijen, waaröp alle gevangenen en misdaders gebragt worden, die met groote ijzeren kétens lopen, en vreeslijk rammelen, gelijk in Marfeille enteïo»lon. Oudheden vind men in de ftad niet, maar niet verre buiten de Itad ziet men het bad van keizer trajaan ;  EN HET O O S T E N. 220 en de latijnfche naam Ceniumcëlia komt waarfchijnlijk van dc oude Roomfche bezetting, die hier haar kwartier had, dat in 100 vertrekken verdeeld was. Van Cevita vechïa tot Rome rekent men 42 Italiaanfche mijlen, welken omtrent 7 Zwcedfchen uitmaken. Het land is woest, en nauwlijks ziet men hier of daar eene ellendige herberg, zo armoedig, dat men ze met meer regt bij dc karavanfera'snn het Oosten kan vergelijken, dan bij onze Zweedfche zogenoemde waerdshuizen, gelijk de heer abt expilly in zijne Geographie Manuel doet,,, als hij van den weg \vax~ Stokholm .fpreekt. Het land is met myrtcn. en andere ftruiken bewasfen, onbebouwd en .onbewoond; en die van zijne jeugd af van de vlijt en arbeidzaamheid der Romeinen gelezen heeft, dien komt 'net wonderlijk voor_, als hij het land en deszelfs hédendaagfche bewoners zo veraart vind. Wat verder naar Rome, is het iet béter; ten minften ziet men hier en daar eenig bebouwd.land, doch het is niet te vergelijken met de wélbebouwde ftreeken, dié men alömme in Frankrijk ziet. De befte hoogten , die tot wijnbergen zouden kunnen dienen, zijn alleen met gras bewasfen; het land is overal vet cn vrugtbaar, er ontbreekt niets, dan naerftige handen, om het te bebouwen. Men fchrijft het aan de flegte en ongezonde lugt toe , waarvan de oudfte fchrijvers nauwlijks gewag maken. Men kan niet ontkennen, dat de menfehen in Rome .eene lévendiger verwe hebben, en er gezonder uitzien, dan de geenen, welken nader aan de kust wonen, doch ik ben verzékerd, dat.indien het land tégenwoordig bebouwd werd, gelijk voortijds, de ongezonde lugt ras zou moeten verdwijnen. Voor allen, die dezen weg komen, ziet het er beklaaglijk uit; P 3  23o REIZE DOOR EUROPA den beiden Spanjaarden, die in ons gevolg waren, geviel noch het volk, noch het land. Het verdient opgemerkt te worden, dat zij geen enkel woord Italiaansch geleerd hadden; éven wel lpraken zij overal met het volk, en kwamen met het Spaansch te regt, zij verftonden elk en werden van elk verdaan: zulk eene nauwe overeenkomst is er in deze taaien, en dit bewijst ten deele het geen ik u hier voor gezegd heb. Maar komt men nader bij Rome, en ziet men het hoog en heerlijk gewelf van de Pieterskerk , de trotze cypresfen bij de ftad, die zig van zeer verre vertonen, dan verheugt men zig, dat men uit de kleine kreupelbosfchen komt, en de ziel word als op nieuw verlévcndigd. Ik herinnerde mij daarbij, de uitdrukking van virgilius. P'erum h REIZE DOOR EUROPA men Latium en zelfs Rome. Ik mag, vertrouw ik, liet koningrijk Napels, met veele oude cn laater fchrijvers', dus noemen, zonder dat mij iemand daarom kan bcfchuldigen, als of ik mijns naasten grenspaalcn verrukte, want het komt hier op geen veroveringen, maar op naamen aan. Bijaldien ik weêr te Rome kom , zal % tragten in het andere u ook voldoening te géven. Voor het tégenwoordige verwagt gij billijk andere zaaken: en indedaad komen er zo veelen, van zulk eenen verfchillenden aart, voor, dat, indien ik uwen fmaak niet kende, ik fchier niet zou wéten, waar méde ik zou beginnen. Van de fchoonheid des lands en den vrugtbaaren grond zal ik thans alleen dit zeggen: indien Italië de tuin van Europa is, dan is Napels gewis het paradijs. Een fchoon en heerlijk land: bet brengt alömme cn zonder veele moeilijke bebouwing, de zeldzaamfte vrugten voord, vijgen, granaatappelen , amandelen, kastanicn, nooten, olijven, fitroenen, oranjeappelen, turkfche weit, rijst, allerhande foorten van meloenen , en de kostlijkfte druiven. Het heeft zo veel overeenkomst met dc gouden tijden der dichters , dat ik niet langer kan twijfelen , of ovidius ep yirgluus hebben hier hunne fchilderingcu ontleend. Want van homerus en hesiodus is dit nog niet bcwézen; fchoon dc heer Hoogleeraar jacob martorelli bier te Napels met alle mogelijke gronden heelt willen betogen , dat homerus niet alleen deze gewesten gekend en daarover gefchrévemhebbc, maar ook hier opgevoed, en yeelligt zelfs in Napcis geboren zij, en dat deze groote dichter door den oceaan niets anders dan de golf van Puzzoli vcrfla. Reeds voor langen tijd zijn cr twee groote bockdcclcn 1114° . uitgekomen, onder den titel:Deli'  EN HET OOSTEN. «3? Antieke Colonie venufc in Ndpoli: ed i primi fi furono i Feniei. Opera del Duca Michele Vargas Macciucca. Vol. primo, Napoli 1764. Het tweede deel: Bel/a fecanda Colorita venuta ï Napoli da Cüma delf Eubea ^ in hetzelfde jaar. De hertog van varras word hier wel als de fchrijver genoemd, maar het is de heer martorelli , hoogleeraar der Griekfche taal alhier, een geleerd eii ongemeen fchrander man, die dit werk gefchréven heeft; hij heeft mij ook de beide volgende deelen in handfehrift getoond, zij behelzen de derde kolonie, namelijk die van Attika. Dit werk heeft hier veel opziens gemaakt. •Maar hier doen zig- nog andere zo bewonderenswaardige enongewoouenatuurkundige werkingen des aardrijks op, dat men nauwlijks tijd en gelégenheid heeft, om op de thans genoemden agt te géven. De berg Vefuvius aan de eene zijde van de had, aan de andere So/fatara, dc hondsgrot , de grot der Sibille, de kokende wellen, d c warme baden, de meiren Acheron en Avermis, en dergelijken zijn zo veele dagelijkfche wonderen. Ik zou mijne befchrijving daarméde beginnen , indien ik niet wist , dat ik aan eenen —— gefchiedkundigen fchreef, van wien ik overtuigd ben, dat hij m mijnen eerften brief van Napels zékere berigten van dc oude, doch thans voor ons nieuwe ftéden Hercidanum, Pompefi en Stabij, en, -verder op van Piesttim, venvagt, die ik al!en , cn wel dc eerstgenoemden , meer dan eens bezien heb. Hier méde moet ik dienvolgens beginnen , nogthans zó, dat ik mij aan geen andere orden bind, dan die mij dc zaaken zclveu aan de hand géven; en daarom, mogelijk, als dc gelégenheid het médebrengt, ook tévens iet van de natuurlijke cn zédelijkegeftcldhcid des lands, .bat invloei-  233 REIZE DOOR EUROPA jen. Vervolgens zal het nodig zyn, iet van groote en geleerde mannen te melden, van dewelken men er hier meer vind, dan wij ons te huis verbeelden , wijl wij den toeftand der geleerdheid op deze zijde der Alpen éven zo min kennen, als wij hier gekend zijn, waarvan niet alleen dc ver afgelegenheid der plaats en de onkunde der taaie, maar fchier nog meer de geringe handelengemeenfchap, die wij op deze plaatzen, en zelfs in het gemeen met de Italiaanen hebben, de oorzaak is. Bij menfehen geheugen weet niemand in Napels, dat ooit een Zweed hier is geweest, die naar geleerde zaaken onderzoek gedaan heeft; nauwlijks heeft iemand een boek gezien, dat in Zweeden gedrukt is. Als dit in eene zeeplaats het geval is, waar dikwijls Zweedfche fchépen in de haven komen, en waar de kroon Zweeden eenen opperkonful heeft, wat zal men dan niet van andere ftéden zeggen, die midden in het land liggen ? Nu ik in het zuiden, en zo verre van mijn lieve vaderland ben, als ik ooit geweest ben, en thans op deze reis komen zal, en dagelijks met de geleerdhe lieden verkeer, die hier zijn, moet ik de gelégenheid waarnémen, om vroegtijdig nieuws en de beste berigten, die ik kan verzamelen, naar de verst afgelégen Noordfche gewesten over te zenden. Indien ik naderhand tijd en plaats vind, zal ik de fiaatsgefteldheid des lands, den handel, en de lévenswijze van de natie, die niet alleen van de lévenswijze der Franfchen, e. z. v., maar ook van die der overige Italiaanen zeer onderfcheiden is, met een woord aanroeren. Op dat gij u een regt duidelijk begrip zoud kunnen maken van de ligging der merkwaardige plaatzen , die ik thans zal noemen, moet ik vooraf, om eene juiste orden  EN 'HET OOSTEN. 239 te houden, iet van de ftad Napels zeggen, en eene eenvoudige befchrijving van de omliggende plaatzen géven. Napels heeft de bekoorlijkfte ligging aan den zoom van eene golf derMiddenlandfche zee, die aan de zuidzijde de ftad onmiddellijk befpoelt, cn eene fchoone haven maakt, die door fteenen bruggen, moeljes , kasteden , torens en vuurtorens zeer vast en bekwaam gemaakt is. Verre in dc zee, regt tégenover de ftad in het zuiden, ligt het eiland Caprea, thans Capri of Cabri, hetwelk door het verblijf en wellustig léven van den keizer tiberius vermaard geworden is. Naar het noorden en westen liggen hooge bergen om de ftad, die met de fchoonfte boomen en wijngaarden beplant zijn, welken alöm een beftendig groen cn fchaduwrijk woud maken ; de berg naar het westen heet Paufikpus , dat is , Sans fouci; men ziet aldaar nog he: graf van vircilius , met den altoosgroenenden laurier op het zelve, waarvan ik eenige bladeren plukte en mij eenen krans vlogt, doch zonder de geringfte daarvan opftijgende dichtkundige verrukking te. befpcuren. Hier is de verbaasd groote grot, dc grotta di pauftlypo, of ook grotta dl Pozzuoli genoemd, doordien de weg naar Pozzuoli of Puteoli daar door loopt. Dit is een weg door den harden berg, in eene regte lijn, omtrent duizend fchreeden lang, en zo breed, dat twee rijtuigen elkander gemaklijk voorbij kunnen rijden; hij is zeer koel en duister, wijl hij in den berg uitgehouwen, dienvolgens overal bedekt is, en zijn licht alleen van de beide einden heeft. De gefchiednis fchrijft het uithouwen van deze grot of aan lukullus of aan markus kokckjus toe: anderen zeggen, dat virgiuus dezelve door tover-  240 REIZE DOOR EUROPA kunst gemaakt heeft. Seneka befehrijft de grot in Mi 5Sften brief. Als men hier verder den weg westwaard van de ftad voordgaat, komt men aan de hondsgrot, liggende eene kleine halve Zweedfche mijl [omtrent een uur] van de ftad, van welker wonderlijke werkingen ik op een' anderen tijd zal fpréken; daar naast aan is het meir Amano en een zweetbad, fiufe genoemd. Verder op is de rokende'zwavelbcrg Sólfatara, voortijds Phlegre, of Forum Vulcarii, die voor overoude tijden vuur uitwierp, éven als de Vcfuvius, doch vervolgens zo uitgebrand is, dat hij tha-ns alleenlijk gefthdig rookt, en de heetfte dampen van zig geeft, die men ergens zou kunnen voelen. Dezen vormen een falamomak, waarvan ik iet médegenomen heb, om het te huis te tonen aan zulken, die met doorzigt over dcszelfs hoedanigheid kunnen' oordélen. Nog verder naar het westen ligt de ftad Puteoll, thans Pozzuoli', aan de zee, 7 of 8 Italiaaiifche mijlen van napels, zijnde omtrent 1 en een vierde Zweedfche mijlen, [omtrent 2. en een halfuur.] —- Ik réken iet meer, dan 6 Italiaan* fche mijlen op eene Zweedfche. Ter zijde de ftad heeft men, voor twintig jaaren, eenen tempel van Serapis ontdekt, die geheel onder dc aarde bedolven was: hij is zeer pragtig, de zuilen en vloer zijn van marmer. Onder de opfchriften, die ik daar zag, waren twee of drie marmeren zuilen, op dcwelken Dufari Sacrum ftond; voor ditmaal laat ik het aan het oordeel van geleerden over, welke godheid Dufaris was, cn waar dezelve te huis hoorde. Al verder westwaard is Monto Nuovo, een berg, die bij eene aardbéving, in het jaar 1538, in éénen nagt, bij het meir Lucrinus, uit de aarde te voorfchijn kwam, en de inwoners  EN HET OOSTEN. 241 ners zo zeer met fehrik vervulde, dat zij de vlugt naar Napels namen (V). Daar naast ligt een berg, opwekken,naar het zeggen der ongeleerde wegwijzers van Puzzoli,. eertijds de Falemifche wijn wies'ch. Zulke wegwijzers of oudheidkenners noemt men in Italië Cicero-tien; ménige reiziger heeft te veel geloof aan hen gegéyen, voornaam-, lijk de abt richard, die in zijne Description de fItalië, T. IF. p. 327, zegt, dat hier de berg Fal.etnus ligt, daar het nogthans de berg Caurus, thans Gauro is. Ager Falernus, alwaar de vermaarde wijn wiesch, is tusfehen Capua en Gaëta oïCajeta. Uit de .omliggende ftreeken kwam ook vinum Caecubum, vinum Masftcum , rimmi Calenum, vinum Formianum, e. z. v., het is meer dan 20 (taliaanfche mijlen van Puzzoli. De zogenoemde Pons Caligulce, die over den zeeboezem ging, en Puteoli met Bajce verenigde, als méde de grot der Sibiile bij het meir Avernus, ga ik met ftilzwijgen voorbij. Hier ziet men alle de fchilderingen van virgilius oogenfchijnlijk; ik las den dichter op de plaats, en verkreeg nieuw licht, ter ontdekkinge van zijne fchoonheden. Een goed end wegs zuidlijk van daar heeft men de heete zweetbaden, welken nero den naam gegéven heeft, als ook de kookendheete bron Tritoli, met zulk heet zout water , dat, wanneer men het water, in houten vaten, door den langen gang in den berg, die tot de bron leid, gedragen heeft, en omtrent een kwartieruurs, nadat het uit de welle gefchept is, eijeren daarin legt, dezelven in de houten vaten volkomen gekookt worden, waarvan wij de proef namen; (V) Men leze, hier over, de aanteekening van kapitein broDK- huizen op sannaraars III. Ecl. vs, 25. p. 63. I. Deel. Q  2.|2 REIZE DOOR EUROPA 20 kan men cr ook kreeften zeer wél en rood in koken. Ik was nieuwsgierig om de welle zelf te zien, hoe heet het ook in den gang of de klip in den berg te gaan was. Ons gezelfchap beftond uit vijf perfoonen. Wij hadden allen voorgenomen , onzen weetlust te voldoen, trokken de bovenklederen uit, en een man daar naast wonende, nam eene fakkel, om ons den weg tc wijzen ; doch geen van allen hield het uit, verder voord te gaan, behalven ik; nogthans waren de anderen Italiaanen, een overfte uit Venetië , een graaf, een profesfor van Pifa , een abt van Rome , allen aan warme lugtftreeken gewend ; zij keerden terug voor dat zij half weg waren ; dc heer rudbeck ging het verfte méde , doch kon , wégens de fchriklijk heete dampen , het niet uithouden, verder te gaan. Binnen twee of drie minuutcn drijven dezen het zweet zo geweldig uit, dat het hemd zo nat word , als of het uit het water gehaald was. Eenige maaien meende ik te hikken; doch ik bukte dan met het hoofd naar den grond, en fchepte lugt. De welle is kokend, en niet zeer diep, maar het water zeer klaar. Ik nam van de zoutaarde, die men daar vind, en bewaarde die in mijn' zak. Toen ik er weêr uit kwam, werd ik van dc anderen, die zig verwonderden, hoe ik zulk eene hitte had kunnen verduren, met toejuichingen ontvangen. Van verfcheiden overblijfzels van tempels en paleizen zal ik niet fpréken; men kan hier nauwlijks eene fchrecde doen, zonder een gedenktéken der aaloudheid tc zien. Het graf van agrippina is eene eeuwige gedagtenis van dc gruwlijke wreedheid, die nero , dat wangec.rogt, op deze plaats tégen eene moeder pleegde, die liet ongeluk had gehad, een woest dier in plaats van een  EN HET OOSTEN. 243 mensen ter waereld te brengen. Verder op ligt het voorgebergte Mifenum , alwaar plinius met de Roomfche vloot lag, als hij den rook van den Vefuvius, als wolken ontdekte, en vandaar mar Herculamtm over zee voer, om de natuur dezer veifchijning , toen zo nieuw cn ongewoon , van nader bij te befehouwen; het zal omtrent eene reis van 4 Zweedfche mijlen zijn. Niet verre van Mifenum heeft men de Campi E/yfei, Acheron en het Mare Mortuum, zijnde een klein meir; men toont ook de plaats, daar charon de dooden met zijn boot wegbragt, om dezelven te begraven; men vind hier alömme gra!'iléden. Geheel verre naar het westen zijn de overblijfzels der ftad Cuma, alwaar /eneas landde'; de boeren van dien oord fpréken het nog uit Eneia of Eineia, dat misfchien zeer oud is, en met de Griekfche fchrijfwijze overeenkomt. Herwaard naar Camee was ook, zegt men, DiEDALüS van Kreta, zo niet met vleugels, egter per a/as nauticas, [met fcheepsvleugelen: zeilen, en riemen] gekomen. Verder op, noord waard van Cumce, ligt Linterum , alwaar scipio met het bekende graffchrift begraven werd: O Pat 1 ia, ne o-sfa quldem mea habes. [O Vaderland, gij mist zelf mijn gebeente!] Vóór het voorgebergte Mifenum ligt het eiland Prochyta , thans Precida, alwaar het koninglijk hof zig m de maand feptember ophoud en het vermaak der faifantenjagt neemt, die daar in ménigte zijn. Verder in zee, tégenover Cumé, ligt het eiland Ifcbia , eertijds Pithecufa, ook Aenaria en Inarime, waar oudtijds vuurbrakende bergen waren, waar van plinius gewaagt; nog tégenwoordig ziet men verfcheiden fpooren daarvan. Aldaar zijn veele kokende wellen met heet water , als méde verfcheiden voortreflijke Q *  244 REIZE DOOR EUROPA zweetbaden, die men met veel vrugt voor de gezondheid gebruikt. Misfchien zult gij zeggen, dat ik mij te verre westwaard van Napels verwijdere, en niet tot den oostwaard gelégen Vefuvius, en de ftéden, daaronder bedolven, kome. Dit heb ik voorbedagtlijk gedaan, om daar door de dwalingen voortekomen, waarin veelen vallen, als zij van deze merkwaardige plaatzen , of van de reis van plinius fpréken, welken allen haaren oorfprong hebben in de onkunde der aardbefchrijving, wanneer men deze plaatzen niet met eigen oogen gezien heeft. De ftad eindigt naar het oosten met den ftroom Sebethus of Sebetis, over welken eene brug ligt, Ponte di Magdalena genoemd. Hier is de weg naar Portici, den Vefuvius, Pompeji, e. z. v. De Vefuvius ligt omtrent i en eene halve Zweedfche mijl oostwaard van Napels, fchoon hij om deszelfs hoogte nader fchijnt te wézen. Hij rookt geftadig zeer fterk, doch werpt niet fteeds vuur uit, gelijk veelen zig verbeelden. Zo het waar is, dat de Vefuvius eene gemeenfchap met den berg Solfatara heeft, bij de ouden Phlegre, en dc naburige ftreek Campi Phlegrai genoemd, alwaar men zegt, dat de ftrijd der reuzen met jupiter voorviel, dan ligt voorzéker Napels op het vreeslijkst kanaal, of onderaardfche mijn, die in de waereld te vinden is. Doch, tot mijn' troost, wil ik, ten miiiften zo lang ik hier ben, niet geloven, dat het waar is. Ik heb ook geen overtuigende bewijzen van zulk eene fchriklijke vuurmijn onder de ftad gezien. De beide bergen zijn omtrent 15 Italiaanfche mijlen, van het oosten naar het westen, van elkander gelégen; tusfehen beiden, aan de zeekust, ligt de Itad Napels. De grond is hier overal vol zwavel,  EN HET OOSTEN. 245 zout, pek, en allerhande braudbaare zaaken; aardbevingen zijn hier niet zeldzaam; vuurHroomen uit den Vefuvius ziet men dikwijls vlieten. Wijl ik thans naar het flot van mijne kleine aardrijkskundige fchetze, en vervolgens tot de oudheden in de ontdekte Héden, fpoede, kan ik voor het tégenwoordige niet gewagen van de beide reizen , welken ik naar den hoogden top van den Vefuvius, en zelfs naar de opening gedaan heb, noch fpréken van het groot nut, dat de berg aan de omliggende landltreek toebrengt. Mogelijk krijg ik naderhand gelégenheid, om u te overtuigen, dat deze vreemde Helling eene waarheid is. Van Napels naar Portici loopt de weg zuidwestlijk langs de zeekust; hij is 6 Italiaanfche mijlen lang, en fchier alömme met huizen, buitenplaatzen en dorpen, gelijk eene Had bebouwd, doch heeft verfcheiden naamen. Met den tijd word, zonder twijfel, de lédige plaats het naast bij Napels ook bebouwd, en Portici door huizen en eene flraat met Napels verenigd, hetwelk dan een heerlijk uitzigt naar de zee zal géven. Napels heeft tégenwoordig omtrent 5 Napclfche mijlen in de lengte, maar met Portici verenigd, bedraagt het tweemaal zo veel. Over de golf, regt door van Napels naar Portici, zijn maar 4 Italiaanfche mijlen, iet meer dan eene halve Zweedfche ; fchoon Portici zeer nabij fchijnt te liggen. De afftand, waarvan ik hier fpreek, is gerékend van het koninglijk paleis, of hof, te Napels tot aan het koninghjk paleis in Portici, welken de koning van Spanje in zijn' tijd het méten, en die 6 Italiaanfche mijlen bevonden werd; want van het einde der Had, of van Ponte di Magdalena, welke over den vloed Sebethus ligt, tot aan het paleis in Portici bedraagt nauwlijks vier zulke Q 3  S4<5 REIZE DOOR EUROPA mijlen. Portici, hoe groot het zig ook laat aanzien, word voor geen had, maar voor een vlek gerékcnd, dat aan de zuidzijde met Reftna, van het oud Grieksch Retina, dat in het Latijn refina betékent, een groot dorp, of vlek, verenigd is, welk laatite zig van de zee bij Portici tot aan den wortel van den Vefuvius uitftrekt. Doch een reiziger, die niet naar de onderfcheiden naamen vraagt, zou alle deze vlekken, Refina zowel, als de overigen, die naar den kant van Napels liggen , als Granaiello, St. Johannes, Suceurfio , Esperane, cn anderen, met denzelfden naam Portici kunnen noemen, zonder eene aanmerklijke feil te begaan, doordien zij allen aan elkander {toten, en maar één fchijnen te zijn. Om de juiste orden noem ik, met zijn' eigenlijken mam, Portici dat gedeelte, waar het koningrijk paleis is, en de Mnfiea Herculanenfia zijn, die aldaar in bet palcis gevonden worden, doch Refina, de ftad of het vlek ten zuiden met Portici verenigd. Hier onder ligt de oude ftad Herculanum, die zig onder beiden, Refina en Portici , uitftrekt, als zijnde dezen m laater tijden gebouwd op de lava, die Herculanum overfiroomd en bedekt heeft. Bij gevolg ligt de ééne ltad vegt boven de andere, cn om die réden word het graven en naarfpeuren in Herculanum niet meer voordgezet; want dit zou fchier zo veel wézen, als Refina en Portici, met het koninglijk palcis zelf, te verwoesten. Hier uit ziet gij dus de regte ligging van Herculanum aan de zee, 6 Italiaanfche mijlen van het koninglijk palcis te Napels, op dezelfde plaats, waar thans Portici en Refina liggen, en hoe verkeerd het zo wel op oude als op het grootlte gedeelte der nieuwer kaarten, en in aardrijksbefchrijvingen, opgegéven word,,  EN HET OOSTEN. 247 die het bij Torre delGreco, een vlek of groot dorp, plaatzen , dat omtrent eene halve Zweedfche mijl van Refina of Herculanum zuidwaard ligt, hebbende tusfehen beiden veele heuvels en dalen. Men leest ook een Latijnsch opfchrift in marmer aan de poort van Torre del Greco, waarin dit vlek Herculanum word genoemd, maar het is in het begin dezer eeuw, eer men het regte Herculanum wist , gefield, en bewijst niets. Maar tégenwoordig, als de koning van Napels bevélen of brieven in het Latijn fchrijft, en dezelven van het koninglijk lustflot Portici geeft, heet het Suburbium Herculanenfic; zo heb ik het in eenen geloofsbrief aan den Turkfchen keizer, en in meer ridderbrieven gezien. Als men van Portici zuidoostwaard langs de zee voordgaat, komt men te Torre del Anunciata, een groot vlek aan de zee, niet volkomen 8 Italiaanfche mijlen van Portici. Hier heeft, meende men, de ftad Pompeji gelégen, zo ftaat ook op veele kaarten; maar zij ligt ruim 2 Italiaanfche mijlen oostlijk landwaard in, niet verre van den ftroom Sarnus, die aan de zuidzijde er voorbij ftroomt; dus heeft men 10 Italiaanfche mijlen , of eene en eene halve Zweedfche, van Herculanum tot Pompeji, van waar derhalve de Vefuvius 6 Italiaanfche mijlen ten noorden af ligt. Herculanum ligt daarentégen aan den voet van den berg, daar men begint opteklimmen, en heeft denzelfden berg ten oosten omtrent 5 Italiaanfche mijlen tot aan den top. Het woord Torre, dat op de kaarten van Italië ménigmaalen voorkomt, betékent toren, gelijk zulken alöm.ne langs de kusten van Italië gebouwd, cn van grof gefchut, tégen de Turken of andere invallende vijanden , voorzien zijn. Van Pompeji heeft men vier Italiaanfche mijlen zuidwaard Q4  ■248 REIZE DOOR EUROPA tot Stabïa, hetwelk dus 10 mijlen van den top , of de opening, van den Vefuvius gelégen is, die insgelijks noordwaard van Stabia ligt. Dit Sfaïi'è heeft op heuvels, 'k Italiaanfche mijlen oostwaard van de zee, boven de Had Castel a Mare , gelégen, welke digt aan den zeeboezem hgt, en voortijds voor het Stabia der ouden gehouden werd. Het kan Ml wézen, dat deze oude ftad zig van dc zee af, 2 of 3 Italiaanfche mijlen, tégen de hoogten op, uitgeftrekt hebbc. Vijf Italiaanfche mijlen zuidwest van Castel a 3fare, aan de zee, ligt de ftad Hco, en 3 Italiaanfche mijlen VïnPico heeft men Sorrentp. Hier tusfehen, digt bij Sorrento, of Surentwn , ligt de tempel van Circe. Van hier heeft men 3 Italiaanfche mijlen tot de ftad Masfa, nabij het voorgebergte, daar het eiland Caprea omtrent 19 Italiaanfche mijlen ten zuide van Napels ligt. Alle de hier gemelde ftéden en plaatzen kan men te Napels zeer wél zien , en zij liggen aan denzelfden zeeboezem. Verder op is eene andere golf, aan dewelke de ftad Salernum ligt, waar oudtijds de Salernfche fchool was: de gewoone weg, van Napels derwaard , dien ik ook reisde, rékent men op 30 Italiaanfche mijlen. Van Salerno naar de oude ftad Pastum, welker zuilenftellingen, tempels en andere gebouwen ons ten hoogden doen verwonderen, rékent men ook 30 mijlen of iet meer, zodat Pastum over de 60 Italiaanfche mijlen van Napels tégen het zuidoosten aan de Middenlandfche zee ligt. Pasturn is tot hier toe het verstafgelégen doel mijner reizen m Groot-Griekenland geweest; denklijk is het nauwlijks ooit te voren door eenen Zweed bezigtigd. Dat dit dan ook de grenze van deze korte aardrijksbefchrjjving zij, die uïn eenen brief toch reeds te lan-  EN HET OOSTEN. 249 zal fchijnen. Zij dient ten minften om de dwaling voortekomen, waarin anderen gevallen zijn , die bij voorbeeld Refina bij het voorgebergte Mifenum geplaatst hebben, hetwelk nogthans 15 mijlen in eene regte lijn van het oosten naar het westen daarvan afligt; cellarius zeifis van dien groven misflag niet vrij. Zulken egter, die de plaatzcn niet zclven gezien hebben, kan men het vergéven; maar ik zie niet, hoe de heer abt rici-iard, die in het jaar 1762 hier te Napels was, wegens de ménigvuldige misdagen, die hij in zijne Description historique & critique de T'Italië &c. Dijon 1766, 4 deelen in 8 0. begaan heeft, kan verfchoond worden: of men moest zeggen, dat de gezelfchappen, vermaaklijkheden, groote tafels, het kaartfpélen en dergclijken hem geen tijd genoeg gelaten hadden, om zékere onderzoekingen in het werk te ftellen, en de zaaken behoorlijk te befehouwen; op deze wijze verklaren het dc Napolitaanen zeiven. Een of ander voorbeeld der grove feilen van dien cerwaardigen heer zal 11 genoeg zijn; want over alles te fchrijven , zou zijn zulke groote boeken tc fchrijven, als hij zelf gefchréven heeft. In het vierde deel, p. 502, zegt hij: On dit que tout le reste de cette co te, qui horde le golfe de Naples jusques vis h vis flsle de Capri, oh font les villes de Masfa, Sorrento, & Caflello a Mare, fous lesquelks font cachées les ruines des anciennes villes de Pompeja & de Stavia, est cgalement délicieux & (Tune fertilité admirahle; mais Tufage n'est pas d'y aller, quoiqne je ne doute pas, quil riy alt pluftsursoh jets vratment dignes de curioptè; on doit y retrouver encore des monuntëns de la plus haute antiquité. [Dat is: Men zegt, dat al het overige dezer kust, die de golf van Napels tot tégenQ 5  m R-EIZE DOOR EUROPA over het eiland Caprea zoomt, alwaar de ftéden Masfa y Sorrento, en Caflello a Mare liggen, onder de welken de overblijfzels der aaloude ftéden Pampeja en Stavia verborgen zijn, tévens bekoorlijk en ongemeen vrugtbaaris; maar het is geen gebruik, dat men derwaard gaat, fchoon ik niet twijfel, of er zijn veele zaaken, die indedaad der nieuwsgierigheid waardig zijn; men moet er immers nog gedenktékens der hoogfte oudheid vinden.] Uit hetgeen ik te voren aangemerkt heb, kunt gij zien, wat men van de onkunde en agteloosheid van den eerwaardigen heer abt richard moet denken: daar hij in Napels was, en zwanger ging van eene discription historique Q? critique de rItalië, vergenoegde hij zig met het gezigt van Portici cn Herculanum, zonder eenige Italiaanfche mijlen verder naar Pompeji, e. z. v. te gaan, ja zonder een oog op de kaart naar deze plaatzen te wenden. Want geen kaarten, zo min ouden als nieuwen, zijn zo gebrekb> dat zij deze oude ftéden onder Masfa, Sorrento en Castel a Mare plaatzcn; Masfa namelijk ligt ten minften 13 Italiaanfche of 2 Zweedfche mijlen van Pompeji in eene regte lijn naar het zuidwesten, en Sorrento 10 mijlen. Hij zegt: het is geen gebruik , derwaard te gaan; misfchien fprcekt hij van zijne landslieden; maar dit weet ik, dat nauwlijks een Engelsman mar Napels komt, die niet ten minften Pompeji bezoekt. Ik ben er driemaal geweest, gelijk ook te Stabia, fchoon dat iet meer uit den weg ligt. In de laatfte jaaren heeft men ook begonnen, naar Pastum te rijden, dat zo verre afgelegen is; men heeft zelfs onlangs in Engeland eene befchrijvmg en afbeelding van alle de merkwaardigheden van Pcestum uitgegévcn. Zo zegt ook de heer abt richardp. 364: „ dat  EN HET OOSTEN. 251 de asch van den Vefuvius naar Mifenum gedréven werd, alwaar plinius lag, zulks was een bewijs, dat een fterke noordewind waaide, toen in het het jaar 79 Herculannm verwoest werd." De heer richard moet zijn eigen kompas in het hoofd gehad hebben; want dat, welk alle kaarten hebben, wijst, dat de Vefuvius regt ten oosten van Mifenum ligt; bijgevolg moet het, volgens eene gezonde logica, een fterke oostewind geweest zijn. Indien de heer abt de noordfter had léren vinden, zou hij gezien hebben , dat zij over Capua en dien oord heen Haat, wanneer hij bij het voorgebergte Mifenum was, en niet over den Vefuvius. Doch al genoeg van feilen. Gij begeert nu, betreffende de oudheden, enkel waarheden. en, billijk, van mij met zékerheid te wéten, hoe liet met de ontdekkingen in de thans meer dan eens genoemde ftéden gaat. Dit zal het onderwerp van mijn' volgenden brief zijn, daarin zal ik, na zulk eene lange voorbereiding , aanftonds ter zaake komen. Ik meende dit alles in éénen brief te kunnen vatten, want ik weet, dat deze aardrijkskundige u fchraal genoeg fmaakt, maar het is nu niet anders: jaclaest alea, het heeft zijne nuttigheid bij het lézen van boeken. De oude fchrijvers, daar veel béter ftaat op te maken is, dan op de nieuwen, kunnen daardoor licht verkrijgen. Virgi- lius, horatiüs, strabo , de beide pliniussen , diodo- rus siculus, ïacitus, seneivA cn meer anderen, worden nu hier door veritaanbaarer. Ik heb bij een aandagtig lézen de nauwkeurigheid van den ouden straro bewonderd; lees hem, als gij tijd hebt, met mijnen briefin de hand , dan zult gij bevinden, dat wij de plaatzcn vrij nauwkeurig befchouwd hebben. Eenige fchijnbaare Itrij-  REIZE DOOR EUROPA digheden wil ik liever op rékeniug zijner affchrijvers feilen dan op zijne eigen, wijl ik zie, dat hij opalle plaatzen de waarheid nauwkeurig onderzogt heeft. Sed manam de tabula geographica. ZEVENTIENDE BRIEF. Nadere befchrijving der ontdekkingen in Hereulanum ~ lava — Ontdekkingen in Pompeji en Stabia — Eenigen van Pcestum. ONapels, den 30 ju/ij, 1771. M mijue belofte, in mijnen laatften brief, te volbrengen, zal ik onmiddellijk , zonder verdere voorréde, met Herculanum zelve, of, béter gezegd, Herculaneum, gelijk de ouden het toch noemden , een begin maken. Doch ik zal van dcszelfs ontdekking geen breedvoerige' befchrijving géven, maar alleenlijk de voomaamfe zaaken aanroeren , die anderen voorbij gegaan zijn. Als men in het begin van deze eeuw bij Portici eenen put groef, vond men verfcheiden werken der ouden van marmer in goeden fmaak, vervolgens zuilen van eenen tempel en meer andere dingen. Ondertusfchen wist men nog niet, dat hier eene ftad was, te minder, wijl bijna alle geleerden van gedagte waren, dat Herculanum 2Italiaanfche mijlen verder had gelégen. Maar in het jaar 1738 vond men op verfcheiden marmeren zuilen opfchriften, welken melden, dat de Herculaners dezelven hadden laten oprigten. Deze opfchriften heb ik op de plaats onder de aarde, daar men ze gevonden heeft, gelézen. Nogthans wilde men nauwlijks geloven, dat op deze plaats de  EN HET OOSTEN ?S3 ftad Herculanum zij; veelen wilden het tégenfprékcn, zelfs de geleerde lami te Florence fchreef er tégen, en beriep zig op de kaart van peutinger en dergel. Doch thans, geloof ik, is er niemand meer, die de zaak in twijfel trekt, nademaal er zo veele bewijzen ingekomen zijn. De huizen en gebouwen, die daar gevonden zijn, beftaan in eene fchoone en groote openlijke fchouwplaats, of theater, eenen tempel van herkules met fraai fchilderwerk aan de muurcn en eenige bijzondere huizen, onder dewelkeu het eene eene boekerij fchijnt te zijn, wijl men aldaar een groot getal boekrollen (volumina), in de Griekfche taal op Egiptisch papyrus gefchréven, gevonden heeft, niet op franiijn of fijn pergament, gelijk de heer abt richard in het 4 deel, bl. 437, zijner Defcription historigue & critique de TItalië zegt, welke ik Defcriptio ««o-to^kos k«i *xf(tü* mices, commutatq in cineres, qui torrentium infiar inde érumpunt etc. Zo Word de eigenlijke uitdrukking des dichters , die regtsweegs van gefmolten fteenen, dat is van lava, fpreekt, Van eenen uitlegger, die de zaak niet gezien heeft, en niet kent, verwrongen. Dergelijke feilen , in verklaringen van fcririjvefs, heb ik dagelijks ge* légenheid hier in Italië te zien. Men ziet hieruit, Vatt hoe veel gewigt het is, reizen te doén in de landen , alwaar de fchrijvers leefden, die de natuur met haare regte en waare verwen gefchilderd hebben. Ik heb tot voldoening mijner nieuwsgierigheid, om alle de verfchijnzels bij den Vcfuvius te zien , zo veel gezweet, dat ik met grond de waare befchrijving des dichters van den Etna kan beoordélen. Wat verder krijg ik misfehien gelégenheid , van mijne onderzoeking op den Vefuvius te fpréken; thans moet ik mijn berigt van de oude (léden, die men hier ontdekt, vervolgen. Van He.rculanum reis ik dus 8 Italiaanfche mijlen en kom te Pompsji. Deze ftad gevalt mij béter, dan Herculanum, wijl zij een grooter en aangenaamér aanzien heeft, en meer ontbloot is; want in plaats, dat men in het donkere Ihrculanum met eenige fakkels vóór zig afdaalt, om zig te lichten, gaat men in Pompeji met aonnefchermen , om zig voor de brandende hitte d^r R a  &6o REIZE DOOR EUROPA, zonne te befchutten. De ftad ligt op eenen verheVen oord, en is niet met de lava van den Vefuvius, maar alleenlijk met deszelfs puin en asfche,' bedekt. Dus* vind men hier niets verbrand, gelijk in Herculanum; men vleit zig daarom, met den tijd, geheel onbefchadigde en leesbaare boeken , papieren, rollen en dergelijken te vinden. Deze drooge asch en zand bedekt de ftad ter hoog•te van 10 of n ellen, daar zij het meest, en van 5 of 6 ellen, daar zij het minst gevallen is. De oord word naar deze puinhcuvels Lapilli, oïRapilli, gelijk men het hier gemeenlijk uitfpreekt, genoemd; doch men noemt hem ook Civha, tot een bewijs, dat men door deszeirs overlévering aldaar eene ftad heeft willen aanduiden; doch thans noemt men het met den ouden naam der ftad Pompefa, of, béter, Pompeji. Het is omtrent 28 jaaren geléden, dat men hier begon te graven, doch zonder te wéten, dat hier de ftad Pompeji was, van dewelke men meende, dat zij op eerfe andere' plaats, nader aan de zee, was gelegen , gelijk ik reeds in mijnen voorgaanden brief gezegd heb; doch men heeft niet geftadig met Hen arbeid aangehouden , maar de arbeiders zijn dikwijls te Herculanum ofte Stabne, en zomtijds bij Pozzoli gebruikt, om den tempel van Serapis op te delven, en van de aarde bloot te maken. Daarenboven nam men, toen men te Pompeji begon te werken, en oudheden vond, dezelven weg, en bragt ze in het mufettm bij Portici, gelijk men ook nog doet, maar naderhand wierp men de gevonden huizen, ftraaten e. z. v. weer toe. Doch voor eenige jaaren heeft men bevel gekregen, het zand en de aarde geheel wegteruimen, en de plaatzen, huizen, ftraaten cn dergelijken vrij en open te laten, zo dat men er na  EN HET OOSTEN. jjft bekwaamlijk kan gaan en de fchoone gebouwen,het fchilderwerk, de tempels, altaaren, fchouwburgen, kamers, herbergen, keukens met kleine haerden, paleizen, zuilen, gangen, vloeren, ftraaten, torens en onnoemlijk veel andere oudheden bezigtigen. Men vaart hier met den arbeid voord, en er worden dagelijks 35 perfoonen daartoe gebruikt, welken graven, de asch van den Vefuvius wegbrengen, en de plaats fchoon maken, tiet is hier wel 20 moeilijk niet om te werken , als in het Herculanum, wijl hier geen lava, en de ftad niet diep onder andere huizen ligt e. z. v. Desniettégenftaande is hier egter veel te doenwant, vooreerst, zijn boven de ftad en rondom heen groote wijnbergen, boomen en akkers, die ganschlijk verwoest en uitgerooid moeten worden; dan zijn de asch- en zandheuvels ook niet klein, en het verwekt geen geringe zwarigheid, dat men niet weet, waarheen men dezelven zal brengen , daar zij naderhand niet weêr in den weg zijn , en voor de tweedemaal weggeruimd moeten worden, wijl men de geheele ligging der ftad nog niet kent, en bij verder nazoeken dikwijls gevonden heeft, dat de aschhoopen, welken men daar gebragt had, boven huizen en tempels lagen, en tevens met de oude asch van den Vefuvius de ligging der ftad dieper maakten. Men meent, dat de omtrek van deze ftad zig tot 6 Italiaanfche mijlen uitftrekt, fchoon men nog niets met zekerheid kan zeggen. De ontdekkingen, dk men tegenwoordig ziet, zijn aan elk eind der ftad^cn minsten heeft men de ftadspaort en de voornaamftc ftraat gevonden , en het ééne eind daarvan zo verre bloot gemaakt dat men daarin kan wandelen. Aan het andere eind heeft men tot héden toe noch poort, noch eene aanzienlijke R 3  ftfa REIZE DOOR EUROPA ftraat gevonden, maar alleen tempels, baden, zuilen , wagthuizen (corps de garde), fchouwburgen, kleine ftraaten tusfchcu de huizen, en dergelijken. Tusfchen beide plaatzen is eene goede Itahaanfche mijl, welke men door eenen grooten wijnberg gaat, alwaar men hier en daar aardbeuvels ziet op dc plaatzen, die men eertijds opgegraven en naderhand wéér toegeworpen heeft. Hier onder en rondom is de ftad, welke dienvolgens niet klein is, te minder, daar men nog niet meer dan ééne poort ontdekt heeft, en van deze tot aan het andere eind der ftad omtrent een vierde eenerZweedfche mijle,bij gevolg de ftadspoort aan de andere zijde nog verder afgelégen is. Tégcnwoordig arbeid men voornaamlijk aan dat eind der ftad, waar de poort is, en hierin volgt men den raad des keizers, die voor twee jaaren , als hij Pompcji bezigtigde, verzogt , dat men in het opgraven de hoofdftraat zou volgen. Men heeft daar thans vecle huizen ontdekt, in (iewelken men van binnen dc fchoonfte fchilderijen van allerhande verwen ziet. Men is in de verbeelding geweest, dat de ouden aile de kleuren niet kenden, die wij kennen; doch dc fraaije vertrekken , die men onlangs in Pompcji ontdekt heeft, en er nog uitzien, als of zij kortelings gefchildcrd waren, onderrigten ons béter. Ik kon mij geen kleur te binnen brengen, die ik daar niet gezien had. Men ziet daar verfcheiden pauwen met de lévendigfte verwen op de wanden gelchilderd, bloemen, kranfen, landfchappen, allerhande dieren en dergelijken, als of zij eerst zédert gisteren gedaan waren. Ik heb nooit ergens zulk eene hoogroodc kleur gezien, zij is ongelooflijk fchoon en lévendig; het is denklijk het minium der ouden. Van verre, als men op de ftraat voorbij gaat,  EN HET OOSTEN. -63 vertoont het zig, als of de vertrekken eerst voor korten tijd met fraaijc tapijten behangen waren ; men kan het fchicr niet geloven, daar de fchilderijen voor omtrent 1700 jaaren in Jlucco, of op dc opgedragen kalk, gemaakt zijn. Deze vertrekken waren nog niet lang ontdekt, als wij ze zagen, en nauwlijks had ze een vrecmdling te voren gezien, Doch met den tijd verfchieten de kleuren en worden bleeker van de Iugt en de zon, gelijk men duidelijk kan zien aan de fchilderijen voor lang gevonden in de tempels cn fchouwburgen aan de andere zijde van Pompeji. En dit komt daar van, geloof ik, dat deze huizen en fchilderijen eerst kort voor dat zij onder de asch van den Vefuvius begraven werden, voltooid waren, hetwelk ook met de gefchiednis en de opfchriftcn, die men gevonden heeft, ovcrecnltemt. Seneka zegt ons in zijne Qiiast. Natur. I. 6., dat onder de Roomfche burgemcesteren regulus en virgi.nius, dat is, 63 jaaren na de geboorte van ciiiustus, den 5 februarij de ftad Pompeji en omliggende dorpen, en wel door eene aardbéving, ganschlijk verwoest werden, en dat een gedeelte der ftad Herculanum insgelijks omgekeerd werd, en Napels te zelfden tijde eenige fchade had geléden. Doch 16 jaaren daarna, of in het jaar 79, den 24ften augustus, werd Herculanum, névens Pompeji en Stabicz, deels door de lava, deels door de asch van den Vefuvius begraven, waarover men kan lézen den ióden en den 2often brief van plinius den jongen aan tacitus,in het6deboek,zonder van anderen, zo wel gefchiedfehrijvers als dichters, die hier van fpréken, te gewagen. In deze 16 jaaren, zeg ik, is Pompeji weer opgebouwd en op nieuw in ftaat gebragt. Behalven dezen grond, die zo bondig is, dat hij R 4  2Ö4 REIZE DOOR EUROPA geen tégenlpraak lijd', heeft men in Pompeji opfchriften gevonden, die het zelfde getuigen; onder anderen veelen die van titus vespasiaan melding maken, ei; het Wf§ jpist onder zijne regéring, dat de gemelde fréden door den Vefuvius bedolven werden. Eén daarvan is bijzonder merkwaardig, het luid aldus: N. Popidius. N. F. Celjjpus. Aedem. If.dis. Tcrr.emotu. cqnlapfam. q. findamento P. S. refiituit. Iliinc. Dccuriones. ob. liberaliiatem. cum, es/et. aimorum. fexs. ordini. fug. gratis, adlegenait. Dus ziet men, van welken tijd men de fchilderijen te Pu;?:peji kan tékenen, Genoeg van den tijd, wanneer dc ftad onder dc asch gelegd werd: zonder rwijfel begeert gij te wéten, wanneer zij ontdekt is. Ik heb te voren gezegd, dat men hier reeds meer jaaren , doch maar van tijd tot tijd, heeft laten onderzoeken en delven (béter weet ik dc woorden fouiller, fouilles, faire des fouilles niet uittcdrukken), zonder te wéten, of hier eene Had of een dorp was. Maar den iSdcn augustus 1763,vond men een opfclmft op man..er, \vaarïn de ftad Pompeji en vespasiaan genoemd worden; dit opfchrift ftaat thans benéden in den hof buiten vóór het ïshifum Herculanum te Portici: en van dien tijd af weet men vast en zéker, dath|er!Po»^ï is. Voor dat ik van Pompeji M.?v, zal ik eene merkwaardige aanmerking maken : namelijk, dat dc gcheele grond der oude ftad, waarop dc huizen en paleizen gebouwd zijn , ecnclosfe lava is, die zeer diep in de aarde ingaat. Dit is een ilerk bewijs, dat de Vefuvius in aaloude ti jden vuur en gofmolien fteencn uitgeworpen heeft, en dat het in het jaar 79 niet voorde eerfte reis geweest is, offchoon ons omftaudige befchrijvingcu Van de eerfte uitberftingen ontbreken; hoewel strauo ,  EN HET OOSTEN. «65 viTRUVius , lucretius , en anderen daar iet van melden. Maar, nog meer, de ftraaten in Pompeji zijn met lava geplaveid, en de via appia, die meer dan 300 jaaren voor dc geboorte van christus gelegd is , beftaat uit tamelijk groote fleenen van dezelfde foort. Ik heb er verfcheiden ftukken van genomen, en dezelven met de lava vergeleken (*), Mijn brief word te lang, merk ik, en zal derhalven eindigen, na dat ik, om eenen juisten zamenhang, nog een paar woorden van Stabice zal gezegd hebben. Het is haast gedaan; want men ziet aldaar niets dan hoopen aarde en eenige kuilen; om deze réden gaat zelden een reiziger derwaard. Deze ftad ligt 4 Italiaanfche mijlen zuidwaard van Pompeji, gelijk ik in mijn' vorigen brief aangemerkt heb, en is met asch van den Vefuvius bedekt, Want de lava kon zo ver niet komen. Buiten dat ligt de oord tamelijk hoog. Men heeft alles, wat men gevonden heeft, ook zelfs de fraaije vloeren, van daar in het koninglijk mufeum te Portici gebragt, en naderhand de uitgegraven plaatzen weêr toegeworpen. Ik waag het niet, mij er over uittelaten, of men zulk cene handeling moet billijken of voorbarbaarsch houden. liet eerfte opfchrift, waarop de naam Stabice flond, vond men in het jaar 1762 en zédert dien tijd is men verzekerd, dat deze ftad hier indedaad ligt. In de groote werken over de ^udheden van Herculanum, die op koninglijke kosten uitgegéven zijn , en van dewelken ik in mijnen volgenden brief meer zal zeggen , zijn,de plaatzen in aanmerkingen opgegé? [(*) Zie ook volkman, Reisboek door Italië, Deel V. bl, R 5  2.66" REIZE DOOR EUROPA ven , op welken elk fbk, fchildcrij, (tandbeeld, c. z. v. gevonden zijn, doch uit voorzigtigheid of eene geleerde onwétendheid, met de laatere of thans gebruikli'Ke1 naamen, wijl men dc oude naamen nog niet met zékerhcid wist. Tot uw onderrigt bij het lézen van die boeken , indien men ze maar te lézen kan bekomen; want in mijn' tijd zag ik in Zweeden er niet meer van, dan de nutlooze lijst in dc boekerij te Upfala, door den heer bayardi gemaakt; zal ik u zeggen, dat, wanneer er gezegd word, dat een ftuk in Rejina is gevonden, daardoor Herculanum verdaan word, Civita daarentégen is Pompeji, Gragnano betékent Stabice ; want Gragnano is een vlek daar digt bij liggende. Ik zal hier van de ftad Pctstum of anders ook Po/idonia niet gewagen, wijl ik mij in dezen brief alleenlijk voorgefteld heb, eene onderaardfche reis met u te doen, en de onlangs opgedolven oude ftéden tebezigtigen. Peesturn is daarentégen eene aaloude ftad, over dc 60 Italiaanfche mijlen van den Vefuvius gelégen, dus kon zij niet daarvan , maar alleen van den tijd befchadigd worden: zij is buiten dien te allen tijden bekend, en haare heerlijke gebouwen, zuilen, tempels een' ieder eenigc mijlen verre zigtbaar geweest, ondanks het geen les deux Gentilshommes Sucdois, of, béter gezegd, de heer crosley, in het 3de deel der Nouveaux Memoires fur f Italië, p. 87. en volg. tc Londen, dat is Parys, 1764., van eenen jongen fchilder uit Napels, die, zo men zegt, Pctstum, in 1755, ontdekt heeft, met veele andere omltandigheden zegt, die volkomen eenen roman, in eenen bevalligen fchrijftrant opgcfteld, gelijken, diergelijk alomme in dit werk, fchoon maar al tc dikwijls ten koste der waarheid ,  EN HET OOSTEN, k6f roorkomt. Niet alleen veele fchrijvers, honderd jaaren tc voren, fprékett van deze Had, maar ook de bisfehop der plaats heeft te ailen tijden Episcopus Pccstanus gehétcn. Daarënboven is de natuur en ligging des oordszo gefteld, dat zij elks verwondering, en wel van verre, kan tot zig trekken, doch niet ligt in vergetelheid zal geraken. Als ik op een andermaal tijd en gelégenhcid vind, zal ik nader van Pctstum fpréken, welks bouwwijze bewonderenswaardig is. De zuilen, welken daar gezien worden, laten zig tot geen van de vijf bekende ordens der bouwkunst, de Toskaanfche, Dorifche , Ionifckc, Korintifche, en zaamgeftelde, brengen ,• doch het kan wel cene oude Dorifche zijn, hoe onbekend dezelve ook aan vitruvius geweest zij, om dat dc Doriërs de ftad gebouwd hebben. Een geleerde monnik alhier, vader paoli, beweert, dat dezelve oud Toskaansch zij. Hij denkt eerlang eene fraaije befchrijving van Pctstum met 42 koperen plaatcn uittegévcn, die tegenwoordig door de grootfte meesters alhier gefnéden worden, alles op kosten van den graave gazola. Deze graaf werkt thans zelf aan het eerfte deel van het werk. Het zal te Lucca gedrukt, en den koning van Span/en opgedragen worden. Op dit werk word eene ongelooflijke nauwkeurigheid aangewend, en het zal Jict Engclfchc The Ruim of Pctstum otherwife Pofidonia, in Magna Grcccia , bij Thómat Major, Engravcr to bis Majesty, London 1768. op rojaal papier in folio, met 24 koperen plaatcn, en het welk den hertogé Van montague opgedragen is, verre overtreffen. Het laatfte is een fchoon werk, het gelijkt den Ruinen van Palmyra , Balbeck, Athenen, Spalatro, en dergelijken, in Engeland uitgè»komeii. Doch het werk van den graa-  REIZE DOOR EUROPA Ve gazola en vader paoli word nauwkeuriger en geleerder. Paoli is reeds bekend door zijne oudheden van Puzzoli, die hier te Napels, in 1768, in het Italiaansch en Latijn, met alle de koperen plaaten, daar toe behorende , uitgekomen zijn. Onlangs heeft hij een boek in het Italiaansch gefchréven over de godsdienstige eer van zékere dieren , bijzonder der rotten bij de Heidenen, en voornaamlijk bij de Egiptenaars, om zékere oude beeldnisfen en (Lindheeldcn daaruit te verklaren, die hier ook in koper afgebeeld zijn. Het boek is te Napels gedrukt in 410, 1771, en den eerften ftaatsdienaar, den marquis tanucci, opgedragen. Gij ziet, hoe lang en vrugtbaar mijn brief zou kunnen worden, indien ik zulk een vrugtbaar land, als dit, nauwkeurig wilde befchrijven, het welk niet alleen vrugten van allerlei foort draagt, maar ook oude ftéden en oudheden in ménigte uit zijnen fchoot doet voordkomen. Men zal niet ligt veeie landen vinden, die dergelijke vrugten léveren, ook niet veelcn, die op ééne plaats , en op éénen tijd ^ druiven, koorn cn boomen,en dat wel in overvloed,dragen. Dc opgaaf is moeilijk om optclosfen, en évenwei is het in waarheid zo. De wijnranken lopen zo hoog aan dq boomen op, dat dc einden in de hoogte van den eeneu boom tot den anderen geleid worden; zodat men daar onder gaat, als in eene loofhut, de druiven hangen hoven het hoofd, en het gezigt is ongelooflijk fraai. Men zaait daar onder tarw of ander koorn, hetwelk heerlijk wast: de vettigheid cn vrugtbaarheid der aarde,. en de warmte der zonne, zijn genoegzaam voor alle deze landgewasfen. Maar in Frankrijk gaat dat niet, de wijnranken zijn aldaar zeer kort, en aan de ftokkcu en ftaaken, die in de  EN TI E T OOSTEN. 169 aarde geftoken worden, vast. Verbeeld u hieruit, hoe bekoorlijk en fchoon het hier rondom Napels is; welke ongewoone uitzigten een Zweedsch oog voorkomen; en welk eene verfcheidenheid bij Pompeji her oog verrast, als het den tempel van Ijls en onmiddellijk daarbij akkers met overdekte wandelwégen ziet, die vol druiven hangen , welken hier cn daar den opgetogen aanfchouwer in den mond komen. Hier worden de woorden des dichters bewaarheid: Jam feges est, ubi Troja fuit. Hier ziet men het noodlot van al het groote, welk door 'menfchen ondernomen word. AGTTIENDE BRIEF. Mufeum te Portici, n-érens de werken daarover uitgekomen , en derzelver fchrijvers , inzonderheid van denheer Carcani — Fan den heer Mazochi. Napels, den loden augustus, 1771. rp JJL hans zal ik met het koninglijk mufeum in Portici beginnen. Ten aanzien der oudheden heeft het zijns gelijk in de waereld niet. Alles, wat men in de hier omftreeks ontdekte ftécen vind, welken men onuitputbaare bronnen van oudheden kan noemen, word hier verzameld. Daar zijn te Portici twee mufea, beiden in het koninglijk lustflot: het ééne is met de vertrekken der koningin vereenigd, uit dewelken men onmiddellijk daarin kan komen , behalven dat het nog eenen anderen ingang van de ftraat heeft, welke de gewoonlijke is. Hier worden alle  ft7^ RÈIZÈDÖOR EUROPA oudheden, geen fchilderijen zijnde, bewaard; want dezen maken het tweede mufeum uit in eenen anderen vleugel daartégen over. Als men het eerstgenoemde wil bezigtigen, gaat men door een' hof, die vol opfchriften, ftandbeelden, zuilen, e. z. v., is. Dovende deur van den hof, ftaat met groofc gouden letters: Mufeum f» Herculanenfe; vervolgens boven de deur van den trap een koppeldicht, door den geleerden mazochi gemaakt: IJorcukx exuvins urbis traxisfe Fefevi ex Faucibus una viden Regia Fis pot uit. Winkelman had geen grond, om deze vaerzen te berispen (*); men heeft aan dezelvcn met voordagt zulk eene ftijfheid gegéven,om het zwaare,harde en traagevanden arbeid mttedrukken, om deze gedenktékens uit de aarde, de asch en het zand, ja zelfs uit de lava optedelven, en om den weerzin en affchuw voor den Vefuvius aanteduiden. Men vind duizenden van vaerzen bij de dichters , die met een éénlettergrépig woord en eene voorafgaande wegneming eindigen, zo als bij horat. Satyr. 5. v. uit. Brundufium longee finis charteeque vieeque est. Alsdan komt men de trappen op , die alöm met antieken bezet zijn; en vervolgens komt men in het mufeum, dat uit 00 Lees Muféum. (*) De gedwongen en harde Mijl, die in deze vaerzen heerscht, deed eenen fchertzer te Napels zeggen, dat men aan de vaerzen kon zien, dat zij bij den maker zuur geworden waren, en dat hij ze op het ffilletje gemaakt had. Zie volkman, Reisboek door Italië, D. V. bl. 26% in de aantekening. De Fert.  EN HET OOSTEN. £?T veertien vertrekken , of zaaien, beftaat, waarin alles tot zelfs de vloeren, antiek is; zij belraan uit het fchoonfté ingelegd werk van marmer , dat men in Herculanum Pompeji of Stabix gevonden heeft. Daar is denklijk geen vorst in dc waereld,.die op zulke kosthjke en oude vloeren , en wel in zo veele vertrekken, kan gaan; het zijn tepavimenla tesfellata en vermiculata, zo als zij bij de oude fchrijvers dikwijls genoemd worden. Wat in elk vertrek is, zal ik hier niet.ftukswijze verhalen, kan het ook niet doen, want de koning heeft verboden, dat mett iet optékene , men mag ook overal op deze plaatzcn niet fchnjven, zelfs in Pompeji niet e. z. v. Ik wilde daar een opfchrift affchrijven, doch de wagt zeidc,dat het verboden was. Ik zeide: het is évenwei niet verboden, hetzelve te lézen ? en las hierop den inhoud verfcheiden maal over. Toen ik buiten gekomen was, fchreef ik het uit het geheugen op, in tégenwoordigheid van de wagt, welke zeide dat men dit niet kon beletten, dat de bevélen zig zo verre niet ftrekten. Hetzelfde gebeurde ons in Herculanum • doch de heer rudbeckcu ik, namen ieder zijnen inhoud dien wij uit de onderaardfehc waereld voor ons méde terug bragten. Ik heb genoeg aanmerkingen over het mufeum, cn zou er verfcheiden bladen papiers méde kunnen vullen; maar ik wil het getal niet vermeerderen der -eenen, die in hunne reisbefchrijvingen veel melden van "liet geen alle menfehen wéten. In het algemeen kan men zegen, dat hier meer ftandbeelden, vaten, werktuigen en dergehjken van brons, of metaal, tc vinden zijn, dim anders geheel Europa te zamen bezit, en fchier dagelijks word het mufeum door meer andere nukken verrijkt In één vertrek vind men i.) alle de werktuigen, vaten-, feho-  %i% REIZE DOOR EUROPA tels, fchaalcn, mesfcn en dergelijken, die tot de oficringeu dienden, verfcheiden LeStisteriua (*) van metaal, drievoeten, e. z. v. van dezelfde (toffe'. De werktuigen , die van ijzer geweest zijn, zijn geheel door den roest verteerd, cn als vergaan. In een ander vertrek sl.~) allerhande foorten van lampen, muziek inftrumenten, maskcu, priapen en dergelijken. Ineen ander 3.) allerlei huisraad, dien de ouden bij het baden gebruikten, badkuipen, krabbers e. z. v. In een ander vertrek 4.) zijn allerhande foorten van gewigten, waagfebaalen en dergelijken. Een ander 5.) bevat borstbeelden van wijsgeeren en groote mannen, als plato, alexander* ptolomeus, philadelphus, senera , en anderen. In eene kas liggen ccnigc honderd rollen papieren, die boven alles eene plaats in mijnen brief verdienen; wcshalvcn ik hierna daarvan zal fpréken. Hier ziet men eene houten fchrijfpen, men meent, dat dezelve van cederen hout zij. Zij is op dezelfde wijze verfnéden als de onze, doch met dat onderfchcid, dat zij geen fplcet heeft, het welk in dien tijd niet nodig was, toen men met grooteJetters fchreef,en zonder dczclven aan elkander te binden; Ook vind men aldaar veelc ftempels met uaamen in metaal, waarméde men de naamen drukte op het geen men wilde tékenen: welk een onderfcheid is cr tusfehen dezen en de boekdrukkunst? Men vind hier veelc waschen fchrijftafcls, névens fclrrijfgriffels, die aan het eene eind fpits zijn, (*) liet Lecthterniüm is eéiie föort van paradebed, waarop men de goden te gast verzogt, en hun een' kostbaaren maaltijd voorzette, als men dagt dezelven beledigd te hebben. Yoli* man, heisb. an aankomen. Een Napelfche dukaat, of rijksdaler , dien men Scudi noemt, doet 10 carlinen, en één carline 10 gran, of ftuivers; dienvolgens doet zulk een dukaat volgens zijne waarde niet meer, dan 10 dalers kopermunt, en 72 dukaaten zullen dan niet meer 'dan 720 dalers in dezelfde munt zijn, die al pari tégen 720 carlinen gaan. Om u egter een medius terminus (middenftand) op te géven, waaruit gijeenigzins kuntbefiuiten, hoe veel dit kostbaar werk thans in onze muntfpéciekost, zal ik zeggen, dat men voor één' Hollandfchcn dukaat of pauslijke fechine, die dezelfde waarde heeft, hier ten minften 25 carlinen of 2 en een' halven Napelfchcn dukaat krijgt;bij gevolg komen de 6 uitgekomen deelen omtrent op 9 HóUandfche dukaaten hier ter plaatze te ftaan, zonder de vragt e. z. v.; hier naar kunt  EN HET OOSTEN. gij dc rékening maken. Het is verre benéden de fom, in de bovengemelde Voyage ifunFrangoisen Italië, Tom. VIL p. 3. opgegéven, alwaar de fchrijver zegt, gezien te hebben, dat men 50 fechinen voor elk deel bood, om het te kopen. Dat was in dien tijd, toen zij niet te koop waren. Men kan niet zeggen, dat het tegenwoordig duur is; elk deel kost den koning omtrent 16000 Napelfche dukaaten, en dit komt, wijl de koning eene eigen drukkerij op het flot te Napels onderhoud, die enkel om deze oudheden, omtrent in denzelfden tijd, als men het mufeum te Portici oprigtte, aangelegd is, hetwelk , zo ik het wél heb, ten jaare 1750 gefchiedde. De koning liet bekwaame plaatfnijders van Rome, Florenze en andere plaatzen komen , zijnde de kunsten alhier nog niet in den regten gang; met dezelven werd een maandlijks vergelijk getroffen ; de beroemdften krijgen 60 dukaaten 's maands, de anderen 50 of 40, het zij dat zij veel of weinig werken. Op die wijze worden de koperen plaaten zeer kostbaar; daar is er, die 100 dukaaten kosten, ja, de keurigften lopen wel op 300 tot 400 dukaaten, gelijk de becldnis des konings van Spanje, de grondtékcfiing van Caferta en anderen. De drukkerij in het paleis kost maandlijks 240 dukaaten, of er gedrukt word of niet. Nu zult gij u niet meer verwonderen, dat elk deel 16000 dukaaten kost, wanneer alle opzigters, direkteurs, amptenaars, en anderen , maandlijks betaald worden , en in 20 jaaren in de drukkerij mets anders dan de gemelde deelen van de pers gekomen is. Wanneer nu elk deel voor omtrent 5 Hollandfche dukaaten verkogt word, kan men over geen ongemecne duurte klagen, ten ware dan, dat men zig wégens het eerfte deel van bayardi mogt  REIZE DOOR EUROPA beklagen, zijne naamlijst namelijk, want naar den *«. dromus is in het geheel geen vragen meer, welk deel Ln Plaaten heeft, en évenwei niet minder kost dan de anderen; maar men kan er niet anders van af komen, men heeft zulk eene hooge waarde op hetzelve moeten dellen, wiil het zo weinig waarde in zig zelve heeft. Maar, ik heb genoeg van den maker dezer naamlijst gezegd, en nog niet een enkel woord van de fehrijvers der andere deelen, die alzo wél verdienen, genoemd te worden. Het eerfte deel van het jaar 1?57 werd door een geleerd gezelfehap gefchréven, dat den naam van Academia Hereulnnenfis voert, en door den koning uit de bekwaamde mannen opgengt is, die men hiertoe kon vinden; ik zal ze hier niet opnoemen, maar mijnen ouden régel volgen> van liever nu en dan een' geleerd' man te noemen, als ik van zijne uitgegeven werken fpreek, en nomen naast omen te zetten, dan eene lijst van bloote naamen te géven. Dezen fchréven elk zijne verhandelingen , die het eerfte deel uitmaken. Aan het tweede deel werkten er meer, doch zó, dat de marquis tanucci eenen zékeren perloon opdroeg, het geheele werk te overzien, te veranderen en in orde te brengen, en deze is dezelfde, die naderhand alleen de overige drie deelen gefchréven heeften thans nog aan de volgenden arbeid, en wel eeniglijk onder het opzigt van den eerden itaatsdienaar, den marquis tanucci, die een geleerd neer in verfcheiden takken der letterkunde, zelfs in het Grieksch, is. Hij is eertijds hoogteeraar te Pifa geweest, en misfehien tégenwoordig de eenige eerde minister inEuropa, die van den leerdoel tot zulk eene hooge waardigheid opgeklommen is. Mogelijk verwondert gij u, hoe een mensch alleen  EN HET OOSTEN. 385 vermag, zo veele onbekende oudheden te verklaren, zo veele fchrijvers te lézen en aantehalen, e. z. v. Doch gij zult nog meer verwonderd zijn, als ik u zeg, dat dezelfde man geheimfchrijvcr in de koninglijke kanfelarij is en de regte hand van den marquis tanucci, alle de brieven van den minister fchrijft, dat is zo veel, als bijna den gaufchen last der regéring in het gemeen met hem draagt. Hij zit en werkt fchier den ganfehen dag in de kanfelarij; des nagts en des morgens arbeid hij te huis aan de Herculanifche oudheden, en dat dag op dag. Uwe verwondering zal ten top Hijgen, als ik u nog daar boven zeg, dat de fchrijver niet wil bekend zijn, nooit vóór eenige van zijne werken zijnen naam gezet heeft, voor zig zeiven alleen geheel eenvoudig leeft, en nooit in gezelfchappen gaat. Toen ik hem zeide, dat ik aan mijne vrienden in Zweeden en Frankrijk wilde fchrijyen, en hun zijnen Herkules arbeid, voor Herculanum ondernomen, verhalen, en hoe hij als een Atlas twee zulke zwaare lasten tévens torste, van dewelken elke op zig zeiven genoeg was, om een' ander' tc doen bezwijken, verzogt hij mij, om alles in de waereld, zulks niet te doen. Daardoor, zeide hij, verliest het werk van zijn aanzien, wanneer men weet, dat een ecnig perfoon van onbekenden en niets minder, dan fchitterenden naam, fchrijver daarvan is, in plaats, dat het oneindig meer in agting blijft, wanneer men meent, dat het dooreen gansch gezelfchap opgefteld word. Mijn voornémen is, voegde hij er bij, om onbekend te léven, en ik hoop, dat niemand mij dit geluk zal benémen. Ik antwoordde hem, dat dit hem met zou gelukken; groote gaaven laten zig zo ligt niet verbergen, als geringen, en zie hier, thans  286 REIZE DOOR EUROPA noem ik hem u: pasquale carcani heet hij. Nu hebt gij zijnen naam, cn meer ontbrak er niet aan mijne waaragtigc befchrijving van dit wonder. Hij heeft alle de deelen aan den koning van Spanje opgedragen, en alles uit naam van de Herculanifche akadcmie, welke egter thans niet meer bijeen geroepen word. Hij heeft mij gezegd , dat, als hij tijd bekomt, er ook vervolgens een deel zal uitgegeven worden, dat de gefchiednis van alle ontdekkingen toet alle de ariecdotén en omdandigheden, de tékeningen der déden, en 28 koperen plaaten, die keurig uitgevoerd zijn, zal bevatten. Dit zal een zeer gewigtig werk zijn, daar het zulk een merkwaardig tijddip in de gefchiednis onzer geleerdheid behelst. Ik heb het altijd als eene bijzondere bediering der godlijke Voorzienigheid aangemerkt, dat dezelve deze déden onder de asch van den Vefuvius bedekt, en daardoor befchermd heeft voor de aanvallen der woeste volken, en naderhand voor de woede der Saraceenen, welken alle dandbeelden, beeldnisfen, fchilderijen , e. z. v. een grouwel waren, ja zelfs voor het bijgeloof der onverlichte Christenen in de duistere tijden, op dat dezelven in eene verlichte eeuw, die op wijsheid, fraaije wétenfehappen, kunden, oudheden, taaien en geleerdheid prijs weet te dellen, weer uit den fchoot der aarde in het helder daglicht mogten te voorfchijn rijzen , cn onze tijden met den tijd van augustus, ja met den fchoon den tijd der Grieken zo nauw verbinden, dat men uit den eenen, als ware het, in den anderen kan dappen. Het geen in Rome en Alexanclriï gefchied is, leert ons, ■wat in Herculanum, Pompeji en Stabice zou hebben kunnen gefehieden, indien de Vefuvius zulke kostbaare en 'thans zo aangenaame fchntten, die hem vertrouwd waren,  EN HET OOSTEN. 287 niet bewaard had, en welken ons de oude tijden tegenwoordig, als nieuw, doen herléven, en ons, als ware het, in onze tijdrékening doen dwalen. Novus ah integro fecJorum nascitur ordo. Denklijk zou men anders zulke oude boekenrollen van papyrus in onze tijden niet gezien hebben, want in de ganfche waereld is er buiten dezen geen een eenige voor handen. Doch hier had de Voorzienigheid voor het verfoeilijk gedrag van eenen omar. een fchot gefchoten. Hier kan men de boeken lézen, die misfehien voor dezen in ciceroos, virgilius,horaTius, ja veelligt zelfs in augustus en mecenas eigen handen geweest zijn. Maar ik moet zulk eene verhéven ftofFe af bréken, en zal liever mijnen brief met een paar woorden van een* anderen grooten man fluiten, die niet alleen het fieraad der Herculanifche akademie, en van Napels, maar ook van gansch Europa geweest is. Het is de heer alexius symmachus mazochi , dien ik reeds te voren genoemd heb, domheer der hoofdkerk alhier, en koninglijk hoogleeraar ; een doorgeleerd man, die ongelooflijk veel fchoone werken uitgegéven heeft, van dewclken het eerfte' Amphitheatrum Campanum was, dat bij Capua, zijne geboorteplaats , ligt; vervolgens Vosfü Etymologicum, met aanzienlijke vermeerderingen en fraaije aanmerkingen; eene geleerde en gefchiedkundige befchrijving der bisjfchoplijke kerk van den h. januarius alhier; Tabuhe Heracleenfes, die ik boven genoemd heb; de veteri Christianorum Calendario; en onlangs, in 176a, gaf hij Spicilegium Biblicum veteris Testamenti uit. Alle zijne werken zijn in bet Latijn, en den koning van Spanje opgedragen, bij wien hij in groote en bijzondere gunst ftond. ITj is genoegzaam de eer-  285 R E I Z E DOOR EUROPA fte, die den fmaak voor oudheden, fraaije wétenfchappea en taaien in Napels ingevoerd en uitgebreid heeft. Hij heelt zijnen ouderdom tot de 87 jaaren gebragt, en is nu op nieuw tot een kind geworden; hij heeft zijn geheugen ten eenemaale verloren; cgtcris hij nog vriendlijk en fpraakzaam, en ongemeen néderig; hij prijst thans geen ander boek, dan tikxuas a kempis de Imitatione Christi, dat hij altoos vóór zig op de tafel heeft liggen. Toen ik de eerfte maal bij hem was, en zeide, dat ik uit het verfte Noorden zulk een groot licht kwam bewonderen, wilde hij mijne handen némen om die tc kusfen, het welk hier in Italië zeer gebruiklijk is. Hij zeide, dat hij een niets was, en niet verdiende, dat men de moeite nam, om bij hem te komen, voornaamlijk 111 den ftaat, waarin hij nu was, en begon te wénen. Ik antwoordde, dat het mij oneindig aangenaamer was, hem nog lévend te zien, dan wanneer ik zijn (lof met mijne traanen moest befproeijen. Als ik hem zo zag wénen, ftelde ik mij de groote verandering lévendig voor, welke de ouderdom voordbrengt, wanneer dezelve een' groot' man wcêr tot een kind maakt, cn toen kon ik mijne traanen niet bedwingen, zo dat geen van ons beiden in ftaat was veele woorden voord tc brengen. Naderhand vraagde hij mij, hoe men tegenwoordig bij ons in geleerde zaaken arbeidde, e. z. v. ? Hij gaf verder deze merkwaardige gedagte tc kennen, dat men thans meer om het brood, dan door vlijt en vermoeijenden arbeid, kennis poogde te verkrijgen: hier bij ons, zeide hij, ik weet niet, wat elders gefchied. Deze goede grijsaard heeft als een flaaf dag en nagt gearbeid, cn die niet éven eens doet, word bij hem niet gefchat. In taaien, voornaamlijk in de Griekfche, in oudheden, op- fchrif-  E N II E T OOSTEN. aStj fliiriftcn, m de gefchiednis, in het Roomsch regt, in de Kerkvaders en de kerklijke gcfchiednisfcn heeft hij liet ongelooflijk ver gebragt en weinige zijns gelijken gehad. Zédert 4 of 5 jaaren is hij in den toeftand, dien ik zo éven befchréven heb. Naar het lichaam bevind hij zig rédelijk wél, ziet er wél en vrolijk uit met zijne grijze haften, cn geeft met zijn voorbeeld eene lévendige aanfporing tot naerltigheid en deugd. Men drukt hier thans het tweede deel van zijn fpicilegium biblicum over hec n'iëuwe testament, zonder dat hij er van weet, want hij heeft zo veel geheugen niet meer, dat hij zig met zulke zaaken kan bézig houden. Dc koning van Spanje vcrzogt hem om de uitgave van dit werk, en hierover handelden de laatfte woorden, die zij te zamen fpraken, toen de koning van hier vertrok. Alles is in het handfchrift gereed, en nog boven dien veele andere disfertatiën, verhandelingen en brieven van geleerde lieden, die men hier ook heeft begonnen te drukken , en een bijzonder boek zullen, uitmaken. De heer lf. bëa'u 'te Parys noemt den heer mazociu in eenen brief Miracuhim Europa Ittt'éraria, en hier méde fluit ik ook mijnen langen brief. t Deel. T  300 REIZE DOOR EUROPA NEGENTIENDE BRIEF. Van de papieren in Herculanum gevonden — Van ds heeren Piaggio en Ignarra. Napels, den iSden augustus, 1771. N u kom ik tot de papierrollen, die men in Hercu~ lanum ontdekt heeft, en thans in het Mufeum te Portici bewaart. Ik zal hier geen Prodromus van bayardi maken , waarin ik het Egiptisch gewas Papyrus zou kunnen befchrijven, hoe men uit dcszclfs fijne fchillen of huiden, de eene op de andere gelegd en met het kléverig water van den Nijlvlocd te zamen geplakt, de oudfte foort van papier vervaerdigde , daar men op fchreef; men léze plinius daar over. Even zo min zal ik aanroeren, dat moses zonder twijfel zijne boeken op zulke papierrollen gefehróven heeft. Men heeft niet nodig, eerst naar Napels te reizen, om dit alles te wéten. Ik wenschte wel, dat ik zo veel van de hiervoor handen zijnde papieren wist tc zeggen, als ik wilde, dan zou voorzéker uwe weetgierigheid voldoening vinden. Dan zou ik doen, gelijk veele anderen; eene lange voorréde fchrijven , wanneer men weinig of niets weet van het geen, waarvan men fpréken zal. Maar, ik ken u, cn weet, dat gij u niet met gewasfen laat afzetten, als het op papieren te Herculanum aankomt. Toen deze rollen eerst gevonden werden, meende men, dat het alleenlijk ftukken hout waren, en deze misvatting verwondert mij niet, want zij gelijken volkomen naar hard hout, en zien uit, als of zij aan beide einden gezaagd waren, zijn zeer zwaar eh vast, rond en langwerpig , éven als of men den  EN HET OOSTEN.- api ffaöi van eenen boom afgezaagd had. Zij zijn van ongelijke lengte en dikte, zommigen zullen omtrent eene halve Zweedfcbe elle in de lengte hebben, anderen minder: Allen zijn zij tamelijk rond, nogtbans zijn veelen gekneld en gedrukt , waardoor zij eene andere gcftalte gekrégert hebben, gelijk men aan ftammen van boomen, ten aanzien van derzelver rondheid, verfchillende geftaltert befpeurt. Veelen zijn overal verbrand en zwart | anderen koffijbruin , zommigen donker en naar hec graauwe. Wijl men in het eerst niet wist, welk eena groote waerde deze houten klosfen hadden, en meende, dat zij flegts van hout waren, werden verfcheiden bedorven, doordien men er met mesfen in fneed, om te zien, welke foort van hout het was: een ieder bleef in gelijks onkunde, tot dat de geleerde mazocih dezelven te zien kreeg. Hij zag, wat het was, weende van blijdfehap, kuste ze. Maar het ergfte was, dat zij niet losgerold en gelézen kon Jeu worden, men kon alleen de ftukken lézen, die men er met het mes uitgefnéden had, hetwelk nogthans de gcheele rolle bedorf. Naderhand beriep men den bekwaamen monnik, vader antonio piaggio, eenen Genuces van geboorte, die toen bij de Vatikaanfche boekerij een' dienst als Scrittore (fchrijver) had. Het was in het jaar 1754, ais deze herwaard kwam; zijne proef gelukte, en zédert is hij bij aanhoudendheid met dien zuuren arbeid bézig geweest. Dezelve is zo moeilijk, dat men niet in ftaat is, het met woorden uittedrukken. Het werktuig, dat hij daartoe uitgevonden heeft, gaat niet zo fchielijk voord, als de uurwijzer van een zakuurwerk, want ftukje voor fuikje moet op eene dunne blaas vast gemaakt worden; hij vordert op eeuen dag niet boven T z  soa REIZE DOOR EUROPA d.e breedte van een' halven duim. Gij kunt u ligt verheelden, welk een geduld er toe behoort, wanneer de heer anïonio piaggio eenen leerling, dien hij méde van Rome bragt, en wiens naam vicenzo merli is, opgevoed heeft, welke met een ander werktuig arbeid, zo dat zij nifmet hun beiden zijn, die dezen traagen arbeid verrigtcn. Desniettégenftaande is men in deze 17 jaaren nog niet verder gevorderd, dan dat men 6 rollen losgewonden heeft, en de beide laatfteu zijn nog niet vacrdig; daarom weet men van die twee den fchrijver nog niet te nGemeii, doordien, dc titel en de naam altijd aan het einde binnen in dc rollc ftaan. Dc vier geheel ontwonden rollen zijn allen döor piiilodemus gefchréven, en het is al zonderling, dat alle vier, die men maar als bij geval genomen heeft, van denzelfdcn fchrijver zijn: De eerfte is tégen de muziek, dc andere over dc Rhctorica (wélfpreekkunde) volumen fecundum; de derde van de ondeugden tégen elkander overgefteid; de vierde van dc wélipreekkundc volumen primum Allen zijn door piiilodemus in het Gricksch gefchréven. De letters zijn wel zigtbaar en leesbaar, evenwel zijn hier en daar vakken, daar de rolle aan ftukken gegaan is: dezen zullen moeilijk te verhelpen zijn, als de ganfehe tekst zal uitgegeven worden. Men beklaagt zig ongemeen over mazociii's tégenwoordigen toeftaud, daar hij nu niet. meer behulpzaam kan zijn; hij was zeer gefchikt tot het werk, om vaerdiglijk de woorden te verklaren, welken men in de woordenboeken en bij andere bekende fchrijvers niet meer vind. Het getal der rollen, die hier zijn, beloopt op 800, doch er fcheelt veel aan, dat dezelven allen zouden kunnen losgerold worden; want een groot gedeelte is..zodanig  EN HET OOSTEN.; m verbrand, of anderzins bedorven, dat er niets aan te doen is. De heer piaggio heelt daarvan een naauwkeurig berigt aan den minister gedaan; als méde eene verhandeling opgelteld over de (toffe en zamenftellingvanhetEgiptisch papyrus, zo als men het in deze rollen vind. Dezelve zou veelligt met den tijd kunnen gedrukt worden; zij is zeer wél gefchréven. Uit deze rollen kan men léren, wat de ouden onder volumen verdaan hebben; en als ér gezegd word, dat de oude- boekerijen, gelijk de Alexandrifche, 4 of 500 duizend volumina bevatten, moet men daarom niet geloven , dat dezelve grooter zij geweest dan de koningiijke boekerij in Stokkolm j want elk deel van één werk maakte bij de ouden een bijzonder volumen, éven als ciceronis Officia 3 volumina waren, en wij hier piiilodemus over de wélfpreckkunde in tWce bijzondere rollen vinden. Zeer g'aerh had ik van deze ontrolde papieren iet afgefchré ven; maar, het vcrbod'is zo fcherp, dat de heer piaggio, die zig anders zeer vertrouwd jegens mij betoont, mij te Portici eenige reizen ten éten verzogt heeft, e. z. v., het mij niet durfde veroorloven. Het verdriet hem zeer, dat men tot nog toe nog niets van deze rollen door den druk heeft gemeen gemaakt, cn dat hij de eer en het vermaak niet kan hebben, zijner handen werk, ten beste der waereld, in het lichtte zien komen. Hij krijgt nu al zijne jaaren, en kan met réden verdriet krijgen ineen werk, waar voor ik fchrikte, toen ik het voor de eerfte reis zag. Hoe gaern ik deze rollen zou willen lézen, zou ik het évenwei niet gaern ondernémen , om flcgts eenen halven dag in zijne werkplaats tè arbeiden. Toen ik voor de eerfte maal bij hem was, ver. T 3  *9.4 R E I Z E DOOR EUROPA *ogt ik hem, .mij zijnen naam optefchrijven; hijnamaanftonds een papier, en fchreef dit koppeldichtje: Aevo, Vefevo, Inviclia fuperante fepultee Papyri, nostrum ter tibi nomen erunt; hij heeft veele andere bekwaamheden. Nauwlijks heb ik iemand gezien, die zo vindingrijk is; hij maakt, wat hij wil» Ik noem hem altoos i*vei»rt%>,TiK (duizendkonstenaar), Hij (Schrijft de rollen zo nauwkeurig af, dat men zig kan vergisfen, welk het oorfpronglijke is,en dat zonder het Grieksch te verftaan. Hij fnijd ze zelfs in het koper, Wat meer is, hij bootst alle fchrijftrekken na, het zij gedrukt of gefchréven. 1 In dc boekerij van het Vati■kaan te Rome toont men allen vreemdlingen, als een groot rnecsterftuk, een groot papier met een ftuk in alle taaien l4t den vecltaaligen (polyglotten) bijbel en cenige handfchriften, JETij maakt landkaarten met de pen, die volkomen koperen plaaten gelijken. Hij tékent gezigten in éjhien trek met de pen, zonder de hand van het papier ïe ljgten. Hij fchildert, en heeft uitgevonden met bloemen en kruiden zó te verwen, dat de kleuren noch door de zon, noch in het wasfehen verfchicten. Hij heeft mij zijden ftoffen getoond, waarop hij verfcheiden kleuren gedrukt, en ze daarna ge wasfehen heeft; cn de venven hadden haare lévendigheid behouden. Hij heeft eene foort Van tapijten uitgevonden, welken verdienen Chineefche of Pekjugfche arbeid genoemd te worden; met 12 paar koperen plaaten, van verfchillende tekening, maakt hij, doiÜr vereniging, 470 millioenen foorten van tapijten, ponder; dat het eene. het andere gelijk is; éven zo veele  EN HET OOSTEN. 29S kamers kan hij behangen, die allen onderfcheiden zijn: deze arbeid heeft den koning van Spanje uitnemend wélgevallen. In eens drukt hij met dezelfde plaat verfcheiden kleuren. Hij kan letters van goud op verfcheiden wijzen maken, volkomen zo als men ze in de oude handfchriften, en in onzen Ulphilas , vind. Hij kan op krijstal kleuren brengen, dat zij volmaakt édelgefteenten gelijken. Insgelijks hee.t hij beproefd, de kleuren uit zékere fteenen, als uit de lazuurfteenen, uit den robijn, e. z. v. wcgtenéinen. Doch wien is het mogelijk zig alle zijne uitvindingen te binnen te brengen? Hij heeft 'smaands 30 Napelfche dukaaten, en zijn leerling, de abt merli, négen. Daar ik thans van deze papierrollen fpreck, zal ik dengeenen noemen, die dezelven zal verklaren, zédert dat de heer mazochi niet meer in ftaat is te werken: het is de heer profesfor nicolaus ignarra, een grondig geleerd leerling van mazochi, die hemzelf tot zijnen opvolger in het hoogleeraarampt benoemd, en des konings goedkeuring daartoe bekomen heeft. De heer pasquale carcani befchrijft de Herculanifche oudheden wel geheel alleen, gelijk ik in mijnen vorigen brief gemeld heb, en is genoeg in ftaat, om de Griekfche boekrollen te verklaren; maar de tijd ontbreekt hem volftrekt daartoe. De heer ignarra verdient, naar mijn oordeel, onder de geleerden tc Napels eene der eerfte plaatzen; ik noem hem altijd : haeres ex asfe Polyhistorias Mazochian tajana, die zo hoog niet is. Deze is de waare ligging, en hiernaar moet men alle misflagen in aard- en waereldbefchrijvingen verbéteren. Monte di Somma heeft zijnen naam van een fraai vlek of dorp, dat benéden op eene vrugtbaare, plaats ligt; men gelooft, dat dit de berg is, die eertijds gebrand heeft, doch dat naderhand het vuur zijne opening in een anderen heuvel, tégen het zuiden, genomen heeft; in het gemeene fpréken verwisfeit men ook de naamen dezer beide bergtoppen, gemeenlijk egter noemt men den zuidlijken en brandenden, Vefuvius. Ottajana heeft zijnen naam van een daar naast liggend groot dorp; en demt overeen met het OEtavianus der ouden. De omtrek van alle drie de bergen is 24; die van den Vefuvius op zig zeiven 6 en eene halve Italiaanfche mijlen. De looilregte hoogte van den laatden boven het dal, dat hem van den Monte di fomma affchcid, is 743 Parijfche voet, en zo veel van den berg is naakt en zonder ecnig kruid. De oppervlakte bedaat uit asch, zand, zwavel, zout, klei, e. z. v. Zijne hoogte boven de zee is 1677 voet. Deze berekening heb ik van den bekenden natuurkundigen, vader della torre, koninglijken boekbewaarder alhier, die door geitaciige bezoeken met den Vefuvius zeer gemeenzaam geworden is, en verfcheiden befchrijvingen daarvan in het Italiaansch uitgegéven heeü ; de laatde uitgave zijner Difcription du mont Vefuve, in het Fransch, is in dit lopend jaar in 8 0 uitgekomen. Hij heeft mij gezegd, dat hij vast en zéker  EN HET OOSTEN. 313 getooft, dat de Vefuvius te eenigen tijde, als de brandbaare (tollen verteerd zijn, uitdoven , en éven als de Solfatara, ganschiijk initorten zal. Toen ik hem vraagde, hoe lang hij dagt, dar hij nog wel zou kunnen [taan, antwoordde hij, dat hij hoopte deszelfs gcheele inftorting zelf nog te beleven; wijl hij nu reeds 50 jaaren oud is, kon ik mij van lachen niet onthouden. Hij voorfpelt ook eene groote omwenteling in den Vefuvius, die in den aanftaanden herfst of winter zal voorvallen. Hij kent den berg zeer wél, en is veelmaalen geheel benéden daar in geweest. Het is dezelfde vader della torre die de Elementa phyftca in het Latijn in 9 octavo deelen uitgegéven heeft, met tékeningen van vogels, dieren, en dergelijken, want in zulk een uitgeitrekt begrip neemt hij de natuurkunde. Ondertusfchen moet ik hier vooral zijne vergrootglazen en verrekijkers noemen, die hij zo merklijk verbéterd, en daardoor de zeldzaamfic waarnémingen gedaan heeft. Want, daar hij vergrootglazen uitgevonden heeft, die de middenlijn van een voorwerp icco,ja eoco tot 2560maal vergroten, kunt gij daaruit afnémen, hoe veel men ziet, dat anders onzigtbaar is, zo dat het maar Weinig fcheelt, of men zou swedemjorg's geesten kunnen zien: ten minsten ik zag vlooijenëijeren, die met het bloote oog niet konden gezien worden, zo groot als een duim of eene druif, en dat nog met een flégt vergrootglas; want, wanneer de doorméter maar 1000 maal vergroot word, word de geheele oppervlakte een millioen maal grooter, e. z. v., in plaats, dat dc beste tot nog toe bekende glazen, gelijk hij beweert, den doorméter niet meer dan 400 -maal, dat is de oppervlakte of den buuénften omtrek niet V 5  SH REIZE DOOR EUROPA meer dan 160 duizendmaal kunnen vergroten. Hij maakt deze glazen zelf, welken niets anders dan een zeer fijne krijstalbol zijn; hoe kleiner deze bol is, hoe meer hij het voorwerp vergroot, in de évenrédigheid, dat de waare middenlijn van het voorwerp tot de vergroote middenlijn in betrekking itaat,als drie vierden der middenlijn van den bol tot 8 duim, of 96 lijnen; dienvolgens maakt een bol van 2 lijnen middenlijns, den doorméter 64 maal grooter, door eenen bol van 1 lijn middenlijns ziet men den doorméter 128 maal grooter, dan zijne waare grootte is: een vijfde lijn maakt hem 640 maal grooter.: is de middenlijn van den bol maar een flip, dat is, het 10de deel eener lijn, zo vergroot zij 1280 maal: eene middenlijn van twee derden ftip maakt 1920 maal, een half flip 2560 maal grooter: men begrijpt,dat hier alleen van den doorméter gefproken word, want de buitenfte vlakte word 2560 maal 2560, dat is 6, 553, 600, of over de zes en een half millioen maal grooter, dan zij indedaad is. Van zulke kleine bollen, als de laatftgemelden zijn, heeft hij er nog maar drie gemaakt, wijl dezelven zo moeilijk te maken zijn, want zij zijn zo klein, dat men ze nauwlijks met het bloote oog kan zien. Tot nog toe heeft hij het zo ver niet kunnen brengen, dat hij zulk een' kleinen krijstalbol heeft kunnen maken, waarvan de doorméter of middenlijn maar een derde van een ftip was; zulk een zou den doorméter van het voorwerp tot 3840 maal vergroten. Hij heeft mij eenigen van zijne bolletjes gegéven, die den doorméter 500, 1000, 1500, zelfs nog meermaal vergroten; de grootflen zijn kleiner dan de kop van de fijofle naald, cn dus moeilijk om ze bij zig te voeren, zonder ze te verliezen. Welke nieuwe ontdekkingen  EN HET OOSTEN. 315 in de natuur en in de binnenfte zaïnenftelling der licbaamen kan men niet door deze vergrootglazen verwagten ? Misfchien zal men door derzclver gebruik te eenigen tijde in eene geheel nieuwe wacreld tréden, nieuwe itelzels uitvinden, aan de natuurkunde, natuurlijke wijsbegeerte en natuurlijke gefchiednis eene nieuwe volmaaktheid géven. Deze geleerde monnik heeft proeven genomen met allerhande lichaamen, zo wel vloeibaaren als vasten, olie, azijn, ontbonden zout, metaalen, fteenen, krijstallen, gewasfen, c. z. v., en veele nieuwe en te voren geheel onbekende waarheden ontdekt. Zijne waarnemingen over de dieren en derzclver vlocibaare deelen zijn van veel gewigt: ik ga dezulken voorbij, die hij omtrent dc fpijs- en voedings-fappen, (chymus, chylus) en de gal gedaan heeft, cn gewage ilegts met eeuige woorden van dc nieuwe ondekkmg, die hij in het bloed gedaan heeft. De deelen van hetzelve zijn namelijk geen kleine bollen, gelijk men anders beweerd heeft, maar dezelven gelijken naar ringen, of hoepels, die in het midden lédig, en langwerpig zijn: deze ringen zijn in eene gelbuiige beweging, rollen heen en weer, cn het is zonderling te zien, hoe zij zig zomwijlen verenigen, zig weêr afzonderen, doch altoos hunne ringvormige gedaante , met de lédige ruimte in het midden, behouden: zomtijds , als de bloeddecltjes gedrukt worden, opent zig de ring, gaat als in twee, cn word tot een'langen kéten, doch in de bewéging lluit hij zig weêr tot eenen ring. Als het bloed met water vermengd word, behoud het ook zijne ringen, maar giet men er te veel water op, dan ontbinden zig de ringen in hunne zamenhangende deelen. Uit deze verfchijning word het gebruik van het water ver-  3ió REIZE DOOR EUROPA klaard, in ziekten, die haaren oorfprong in traag en verdikt bloed hebben, nademaal het water de ringen kleiner en bekwaamer maakt, om in alle groote en kleine vaten intelopen, waardoor het ftollen belet en de ontftéking voorgekomen word. Hij heeft waarnémingen gedaan over de vleeschvézelen, zowel de peesagtigen als fpieragtigen, over de zénuwen, de hersfenen en derzclver vliezen , e. z. v., en daardoor veele onbekende geheimen der natuur ontdekt. Hij heeft bevonden, dat de zénuwen uit veele regte draaden zamcngefteld zijn, die niet doorfchijncnd, maar van eene ongelooflijke fijnheid zijn, zonder eenig buisje in het midden; tusfehen deeze fijne draaden liggen veele kleine ronde bollen, die doorfchijnend zijn, néven elkandcren. Doch drukt men deze fijne draaden, zo komt er eene groote ménigte doorfchijnend vogt uit, het welk waarfchijnlijk het voerzel (vehikel) der bolletjes is. De hersfenen beftaan uit zeer kleine bolletjes, en niet uit de klieren van malpigiiius , zo min als uit vézelen , aders of andere vaten. Hier uit verklaart hij de gedagten, begrippen en geheugnis van den mensch, met derzclver ongelijke trappen cn dergelijken; namelijk, hoe deze bolletjes zig met meer of minder traagheid of vaerdigheid bewégen, en in welke (trekking zij voordgedréven worden, het zij in regte of kromme lijnen, zo is , bij voorbeeld, die geene krankzinnig, bij wien deze bolletjes in de rondte of in den wervel omlopen, en zo met veele andere zaaken uit dc geesten-wacreld. Hij is zelfs in het waarnémen door zijne vergrootglazen zo verre gegaan, dat hij het zweet of de uitwaasfeming zig in de lugt heeft zien opgéven, en de deelen daar van als kleine, fijne, doorfchijnende fchijven heeft nagezien, die hij laminettes  EN HET OOSTEN. 317 noemt, en die in groote menigte uitwaasfemen en zig in de lügt vcrfpreiden. Dit, zegt hij, is geen verbeelding, gelijk wanneer leeuwenhoek zegt,de vezeltjes (atomes) van epikurus , of de materia fuhtilis van descartes gezien te hebben, of, gelijk higmore zeide, dat hij de magnétifchc uitvloeifels in geftalte van eenen nével gezien had, hij mogt het wel nog veel minder met de gezigten van den heer swedenborg willen laten vergelijken. Want een ieder ziet immers de uitwaasfeming op een fpiegel voor zijne oogcn, en hij heeft ze met een glas gezien, welks middenlijn maar 1280 maal , of de gansche oppervlakte anderhalf milliocn maal vergroot. Zijn voornémen is, de nieuwe ontdekkingen, die hij reeds' gedaan heeft, en die hij nog vervolgens hoopt te doen, in eenigc deelen uittegéven (38); hij wil ock de wijze befchrijven, hoe men de kleine krijstalbollen tot vergrootglazen vervaerdigt cn gebruikt. In het jaar 1763 heeft hij te Napels reeds uitgegeven : Nuove osfervazioni intovno la Storia Naturale 'del P. D. Giovanni Maria della Torré, in 8 0 172 bladzijden, zonder voorréde en plaaten. Ik twijfel, of dit werk bij ons nog wel bekend is,fchoon het reeds zolang gedrukt is; het bevat zo veel nieuws, dat het zekerlijk (38) Vader de la torre heeft reeds een begin gemaakt met «e uitgave van zijne zeldzaame mikroskopifche waarnémingen Onder den titel: NuWè Osfervazione microscopiche cïV. Het eerfte deel is te Napels 1776. in 410 uitgekomen. In de eerfte verhandeling onderzoekt hij nauwkeurig de wézenlijke eigenfchappen van een goed vergrootglas. Hij verkiest de enkele boven de zamengeftelde. Hij zal dit werk gerégeld bij gedeelten vervolgen.  3i8 REIZE DOOR EUROPA verdiende, in eene meer bekende taal overgezet te worden. Het is niet van zeer lange, dat de naam van den fchrijver tot ons zou hebben kunnen komen, niettégcuftaande hij zo veel gearbeid, zo veele nieuwe onderzoekingen gedaan, en zo ménig nieuw werk gefchréven heeft. In dit alles ondervind men de gevolgen van de geringe gemeenfehap onder de médeléden van het gemeeuebest der geleerden in Europa, zonder te fpréken van de overige en grooter waerelddeelen. Doch ik vrees met réden, dat gij mij verwijten zult, dat ik over dit onderwerp te breedvoerig ben geweest, ik zal derhalven niets zeggen van de verbéteringcu, die hij aan verrekijkers en perfpectlvcn gemaakt heeft. Ik ben zonder dat ver genoeg van den Vefuvius afgeraakt; doch in brieven zijn uitweidingen immers gcoorlofd. Onder anderen, die van dezen berg gefchréven hebben, mag ik den geleerden francisco serao, lijfaïtz der koningin, het minst vergeten. Hij gaf in 1740, Iftoria delflncendio delVefuvio accaduto nel mefe 'dl Magglo, delf anno 1737, uit, een boek, dat .'zeer wél gefchréven is. Deze serao word overal, in het Italiaansch zowel als in het Latijn, voor een' groot' fchrijver gehouden. Hij is een zeer braaf man, maakt zig bij elk bemind, bezit eene ongemeene befcheidenheid en verbergt zijne groote doorzigten. Hij heeft een fraai boek in 4». (*) over de tarantola in Apuliê gefchréven, waarin [(*) De titel vgn dit werk is: Della tarantola, overo Falangio di Puglió. Andere fchrijvers over de Tarantola zijn aangehaald in de aanték. op shaws Reize I. Deel. bl. 283, en in de bijvoegzels agter het II. D. bl. 137.]  EN HET OOSTEN. 319 tij aantoont, wit m alle de vertellingen van het tarantismits waar, en wat valsch is, gelijk het genézen der ziekte door dansfen. Hij fchrijft ze voornaamlijk aan de miltziekte der Apuliërs in de hondsdagen toe: als een meisje wil trouwen, vrolijke gczelfchappen en dansfen wil hebben, zegt zij, dat zij van eene tarantola is gebéten, die ondertusfchen, naar zijn gevoelen en dat van andere natuurkundigen , geen grooter ongemak kan aanbrengen, dan eene paerdevlieg of wesp. Maar het is jammer, dat dit werk niet vollédig is geworden, het moesten 3 deelen geweest zijn, doch waarvan er maar twee en twee bladen van het 3de gedrukt zijn, makende in alles 276 bladzijden in Quarto, uit. Daarenboven is het zo zeldzaam geworden , dat ik het op gecnetlei wijze zou hebben kunnen bekomen, indien de fchrijver ons elk van zijne gedrukte werken niet vereerd had, gelijk bij ons geftadigveel goedheid en vriendfehap bewijst. Zijne befchrijving van den olifant, dien men hier eertijds lévend hield, doch nu opgezet heeft,névens ontleedkundige aanmerkingen over den leeuw en het wild zwijn, zijn onder den naam Opusculi dififico argumento, hier in 410. 1766. uitgekomen. . Nu zal het évenwei tijd zijn , dezen langen brief te fluiten. Doch ik zou niet regt handelen, indien ik hier den heer gaetano. de bottis voorbij ging, die in 1761 in het Italiaansch geleerde aanmerkingen over de nieuwe volkans heeft laten drukken, die ten getale van 15, als vuurwellen, niet verre van Torre del Greco benéden aan den Vefuvius,op den 3den oétober 1760,uitborsten. Naderhand, in 1768, gaf hij een historisch berigt van den fchriklijken brand van den Vefuvius in oétober 1767. De heer de bottis is een groot mineraalkundige, en volgt  jao REIZÊ DOOR EUROPA het zaraenftel van onzen alombekcnden wallerius. Pk heb hem verzogt, eene gerégelde befchrijviug van alle foorten van lava, fteenen, krijstallen en dergelijken-, die uit den Vefuvius komen, uittegéven, op dat wij eene ordenlijke verhandeling over de bergltoSfen van den Vefuvius mogten hebben. Mij heeft het mij vast beloofd, en voor dat deze uitkomt, zal ik u niet verder met berigten van den Vefuvius lastig vallen. Nafchrift: De heer vairo , een gefchikt natuurkundige alhier, cn leerling van den heer serao, belooft veel licht in alle de zeldzaame vcrfchijningen in deze gewesten , den Vefuvius, de Solfatara, de kokende wateren, grotten, uitwaasfemingcn e. z. v. Een bekwaam latijnsch dichter, miggliaccio genoemd, heeft een fraai gedicht over de uitbersüng van' den Vefuvius in het jaar 1767 gemaakt, hetwelk hij aan den groothertog van Toscaneu opgedragen heeft. Hij fchreef juist in den tijd , toen de berg woedde, en de hitte zijner inblazing ging in gelijke during met dc vuurftroomen uit den berg voord. De groothertog had in Florence het gedicht eerder met den post, dan hij uit dc tijdingen het geringftc van de uitbersting des Vefuvius wist. Dit gedicht, gelijk veelc anderen van denzelfden dichter, is der eeuwe van augustus waardig. Jammer is het, dat het nog niet gedrukt is. De heer migi.iaccio heeft mij, behalven andere bewijzen zijner vriendfehap, een affchrift van dit en eenige anderen van zijne fraaije latijnfche gedichten gegéven. TWEE  EN HE T O O S T E N. 3,t TWRE EN TWINTIGSTE BRIEF. ' Van de Grotta del Cane- Andere plaatzen, altaarde mofeta opflijgt —Fan het meir Arernus - Onbelchrvf lljke fcfwmheikn en wonderen der natuur omjïreeks Napels — Van de Zmelbaden — Pan de Solfatara-~Va» Puzzoli. Napels, den 8Jlen September, T ■■ JLn mijnen laatden brief, gelijk ook in den vóórgaanden, heb ik de merkwaardigde zaaken en plaatzen aan de oostzijde van Napels, rondom den Vefuvius c. z. v. genoegzaam befchréven. Nu zal ik dwars door de dad, naar de westzijde, naar de Grotta del cane, of de hondsgrot, gaan, die dezen naam heeft, om dat men daar gemeenlijk dc proeven met honden neemt, als die het eerde bij de hand, en den vreemden reiziger het gemaklijkst te tonen zijn; anders is zij voor andere dieren dveiv 20 gevaarlijk, als voor de honden: alles wat léven heeft, moet daar in derven of dikken , het vuur zelfs niet uitgezonderd. Deze grot ligt- een weinig hooger dan de weg, aan den voet van eenen berg; zij is niet veel boven de 3 Zwecdfche ellen hoog, 2 ellen breed, en 5 of 6 ellen diep in den berg. De grond benéden is eene zwartagtigc cn vogtige aarde, waaruit de dodelijke dampen opflijgen; zij dijgen egter niet hcoger dan één voet in tien zomer, en 6 tot 10 duim m den winter, waterpas benéden door de ganfche grot, want hooger boven den grond is geen gevaar. Als men de deur, die vóór de grot is, I. Deel. X  3is REIZE DOOR EUROPA fcFieirjk toeflaat, worden de dampen wel wat hooger gedreven , doch zij dalen aanftonds weer tot haare gewoone hoogte; hetzelfde gebeurt, wanneer men met een' Herken adem of blaasbalg daarop blaast; dit is een bewijs, dat deze met bergftoflijke deelen bezwangerde dampen zeer zwaar moeten zijn. Ik liet de proef met eenen hond némen: men nam hem, lei hem op den grond néder cn hield hem zo een weinig, doch het leed niet lang, of hij lag van zig zeiven, werd onbeweeglijk, fnakte en haalde diep adem, de tong werd'blauw en de oogen werden bleek, dit alles in weinig meer dan eene minuut; hij was bijna dood, toen ik hem naar buiten in de lugt liet brengen ; nadat hij buiten een weinig tijds op den buik had gelégen, kwam hij weêr bij zig zeiven; doch toen hij wilde opfpringen, tuimelde hij verfcheiden maaien over den kop , en maakte allerhande fprongen, doordien hem de kop te zwaar, en de kragten te zwak waren; nadat hij eenige oogenblikken zo getuimeld had, bekwam hij weêr geheel. Het ii niet nodig , hem in het meir Agnano, eenige fchreeden van de grot, te weipen, om hem in het water weêr te doen bijkomen, gelijk veelen gefchréven hebben; de lugt buiten het hol is genoeg daartoe. Men neemt dezelfde proeven met vogels, kikvorfchen, Hangen e. z. v. Het is opmerklijk, dat men eene flang het 6 minuuten daar in heeft zien uithouden, voor dat zij ftierf, en niet het minste lévenstéken gaf; maar, als men ze daar op in het meir bragt, kreeg zij niet alleen haar léven weer, maar ook zulk eene fterkte, dat zij vijf kwartier uurs in de grot lag, eer zij volkomen dood was. Men heeft eenen ézel in korten tijd daarin zien fterven, zo ook menfehen, ja alles, wat tot zijne onderhouding lugt nodig heeft. Ves-,  EN HET OOSTE N. len hebben zig uit nieuwsgierigheid nédergelegd, om deze dampen te beproeven, en zig niet wéder kunnen oprigten. Ik wilde de proef ook némen, doch niet geheci en al, alleen het eerfte ftuk daarvan, namelijk den reuk dezer dodelijke dampen beproeven, verzogt dus de geeneh, die bij mij waren, mij vacrdig optenémen eh buiten de grot tc brengen, in geval zij zagen, dat ik onbeweeglijk bleef liggen. Ik bukte mij néder; zodra ik den Hinkenden reuk, als uit een oud wijnvat of vuil ei gewaar werd, die mij reeds begon te verftikken en den adem ' te benémen, rigtte ik mij op, zonder verder eenige wei; king daarvan gewaar te worden. Gij kunt u den reuk in 'deze grot het best verbeelden, als ik zeg, dat hij ook :naar eenen Herken reuk van champagne wijn gelijkt, als !dezelve aan het fchuimen en gisten is. Als men lang in 'de grot ftaat, bevind men, dat de voeten heet worden; £gter is de grond maar éven lauw, eer koud dan warm, Idoch zeer vogtig. Wij namen verder de proef met vuur, Haken eenen fakkel aan, die boven zeer wél brandde, naar onder op den grond ging hij op eenmaal zo volkomen uit, dat men noch vuur noch rook meer zag, en de rook die er te voren was, voer benédenwaard, daar de uxrke dampen beginnen, met den ;grond in gelijke lijn :er deure uit. Zo Hak men ook te zamen gewonden droog itroo aan, en liet het op den grond vallen; het was wonderlijk om te zien, hoe de hévig brandende vlam zig in Hét vallen omtrent eenen voet hoog boven den grond geheel van het flroo afzonderde, als of men ze met eene jhhaar had afgefnéden, en er daar na geen rook noch juur meer was, ja het vuur op eenmaal verdween; het liiuscht fchielijker uit, dan wanneer men het in het waX a  R E I Z E DOOR EUROPA ter lleekt. Wij beproefden hetzelfde met eene waschkaers. De werking is hier volkomen dezelfde als onder de lugtpomp. Wij losten verfcheiden piftoolfcheuten in het hol, doch benéden op den grond is het onmogelijk een' fcheut te doen, het kruit vat geen vuur, men ziet zelfs geen eene vonk,; doch zo dra wij de piftool wat hooger hielden, vatte het kruit vuur. Wij herhaalden alle deze proeven verfcheiden maaien. De thermométer van reaumur Hijgt zeer weinig in de grot; vader della torre zegt, dat hij eerder daalt, want de warmte daarin is niet groot, • cn daarenboven verkoelen de dampen door haare vogtigheid de glazen pijp van den thermométer, men ziet ook dat zij vogtig word; het zelfde gefchied met eene fpons, e. z. v. Maar het is zonderling, dat de barométer in de grot niet daalt, gelijk zou moeten gefchiedeia, indien de lugt daar haare veêrkragt verloor. Doch de heer della torre lost deze zwarigheid op, met te zeggen, dat deze zwaare dampen aan de lugt alle vèerkragt wel benémen, doch tévens met hunne zwaarte éven als de vèerkragtige lugt het kwikzilver in den barométer drukken, en dus met hun gewigt dc verloren veêrkragt wêer vergoeden. Een ander geleerde daarentégen, de graaf stratico, hoogleeraar der natuurkunde ttPadua, met welken ik, gedurende mijn verblijf hier-te Napels verkeerd heb, beweert, dat juist wégens deze proeve met den barométer de vèerkragt geenzins aan de lugt benomen zij. Ik laat het aan andere natuurkenners over, deze zaak te beflisfen, en geloof béter te doen, wanneer ik andere proeven bijbreng, die dezelfde graaf stratico genomen heeft: dat namelijk de magneet in deze dampen in het hol z-ijne kragt verliest, zig heen en wêer draait, geheel in  EN HET OOSTE N. 325 wanorde geraakt, en éven zo min het ijzer aan zig trekt, hoe fterk hij ook mag zijn; dat de dieren in hetzelfde oogenblik ,■ waarin zij fterven, dc prikkelbaarheid der zénuwen verloren hebben. Hij zal alle zijne proeven aan dc maatfehappij der wétenfehappen te Londen, waarvan hij médelid is, zenden. Hij meende verdere proeven in de grot te némen met de lugtpomp' en het elektrizcerwerktuig; doch het was jammer, dat eene tusfehenkomende krankheid hem daarin verhinderde. ! Voor het overige is het hier in Napels niet zeldzaam, zulke verdikkende dampen tc vinden. In dc ontdekte dad Pompeji midden vóór de poort, ais men van den weg inkomt, digt bij de kolonnaden, alwaar her. foldaatenkwartier is geweest, is eene gsmetzcldc pijp, of goot, onder dc aarde, uit welker opening éven zuik een damp, als in dc hondsgrotte, komt, en die volkomen dezelfde werking doet. Ik ondervond daar denzclfdcn verfiikkenden reuk; men ziet er de dampen zelfs uitkomen, en tégen de zon oprijzen , éven als een rook , of' gelijk wanneer de hitte van gioejjencle kooien opdijgt en légert de zon of het Jicht zigtbaar word; op dezelfde wijze ziet men ze in dc hondsgrotte , a's dc zon daar in ichijnt. Zulk een damp heet hier te land mofeta. en is. zo aigcmen bekend, dat ook de boeren hier omdrceks daarvan wéten tc fpréken; want dergelijke-dampen worden in menigte gevonden , niet alleen kort na het vlocijcn der lava, die op duizend plaatzcn dergelijke dodelijke dampen verwekt , voornaamlijk wanneer zij op andere oude lava droomt, en openingen cn lédige drecpen tusfehen zig laat; maar ook op veelc plaatzcn in.kelders, putten, en gaten onder den grond , heeft men deze mofeta gelladig, zo X 3  32(5 ItEIZE DOOR EUROPA dat de werklieden, die op eene plaats delven, dikwijls zulke dampen gewaarworden, die hun bij lévensftraf verbieden te blijven. Het woord heeft zijnen oorfprongvan mephitis, waarvan virgilius in het 7de boek der aeneis, als hij van de Solfatara bij Tivoii, omtrent twee groote Zweedfche mijlen van Rome, fpreekt, zegt: Scevamque exhalat opaca Mephitin (z). Nog meer: Mephith was eene godin, en had haaren tempel bij het meir AmfanSte, waarover punius L. II. c. 93. kan nagelézen worden. De ouden kenden dergelijke dampen in grotten en holen zeer wél, gelijk wanneer plinius in het évengemelde hoofdftuk zegt: Spiracula vocant, alii charoneas fcrobes, mortiferum fpiritum exhalantes Ca); en sene ka Qiteeft. natur. L. VI. c. 28. zegt, dat op veele plaatzen ia Italië, pet qucedam foramina pestilens exhalatur vapor, quem non homim ducere, non feree tuturn est; aves quogue ft in illum inciderint, antequam coelo miliore -Uniatur, in ipfo volatu tadunt Uventque corpora, et non aliter quatn per vim elifce fauces tun'er.i (b). Dergelijke dampen heeft men voortijds ook wel bij het meir Avernus, niet verre van Puozzoïï befpeurd, dat zijnen naam van heeft, wijl men C~) „ De bron aasfemt een' zwaren zwaveldamp uit." (a) „ De groeven, uit welken een doodlijke damp opllijgt, „ noer.it men fpiracula, oïCharonea" Qb) ,, Door fommige gaten een pestige damp uitvliegt, „ welken noch mensch, noch vee, veilig adèmen kan. Als de „ vogels in denzelven vervallen, voor dat hij door beter lugt „ gezuiverd is, vallen zij, in de vlugt, neer; zijn blaauw op „ het lijf; en hebben een gezwollen keel, als of zij met ge„ weid toegenépen ware."  E N H E T O O STEN. 327 er geen gevogelte had, welk daar niet voorbij kon vliegen , zonder te fterven, waarom lucretius in het 6de boek zingt: Principis quod Averna vocantur, nomen id abs re Impofitum est, quia funt avibus contraria cuncris (c). En naderhand verder: Qua/is apud Cumas keus est montemque Fefevum, Oppkti calidis ubi fumant fontibus auftus (_d). En virgilius zingt van de grot der Sibille, bij het meir Avernus, in het 6de boek der aeneis: Spelunca alta fuit vaftoque immanis hiatu, Quam fuper baud ullce poterant impune volantes Tendere iter pennis: 'talis fefe haiitus atris Faucibus efundens , fupera ad convexa ferehant Unde locum Graji dixerunt nomine Avernum ( e ). Men kan hier over verder nalézen silius italicus in het 12de boek, plinius , varro en aristoteles. Hetgeen Qc") ,, Avernus heeft zijn' naam daarvan, dat hij nadeelig is „ voor alle vogelen." (V) „ Zulk een plaats is er bij Cuma, en den berg Vefuvius, „ daar de volle bronnen heeten damp uitwaasfemen.'" (?) „Er was een diepe fpelonk, en verveerlijk wijd gapen„ de, waarover nooit vogel vloog, die hier levendig afkwam. „ Zulk een waasfem komt er uit de zwarte keel om hoog in de „ lugt opftijgen. Weshalve de Grieken die plaats Avernus, „ dat is, Vogelloos, noe»den." Vondel. X 4  3i3 REIZE DOOR EUROPA deze ouden van den Avernus gezegd 'hebben, kan men te minder .alles, voor .verdichtzels houden, wijl nog héden ten dage verfcheiden geleerden van gevoelen zijn, dat de lugt daarömftreeks op veele plaatzen vergiftig is. De heer serao is volftrekt van die gedagte. Dit is waar, toen wij daar waren, waar de dichter, van aeneas eu zijn gevolg, in het 6de boek zegt: Inde ubi venere ad fauces grave olentis Artrni, W\ zagen wij wel vogels over het meir vliegen, doch zij waren hoog' in de lugt. Anderen zeggen, dat zij ze in het water hebben zien zwemmen. liet is zéker, dat deze oord ménige verandering heeft ondergaan, het zij nu, dat zulks .gefchied zij door het uithouwen der bosfehen , dat de keizer augustus liet doen, om der lugt vrijen doortogt te géven; of door het bevaarbaar kanaal-, dat Nero bij den Avernus begon, en hetwelk, door het gaufche land tot naar Ofiia aan den 'fiber zou gaan, waarvan suetonius in het leven van nero, hoofd. 31, tactt-cs, en ruNics fpréken; of ook door den berg Dhntenuovo, die in ééncn nagt, namelijk dien van St. Michiel in 1538, bij eene zwaare aardbéving en vuuruitbersting, bier in de nabijheid ontdaan is, en in de ligging der mcireu Lucrinus en Aremifs,, tusfehen dcwclken hij uitbrak, veel veranderd heeft, en thans, daar bijligt, voorzeker veele kan aaien en dampgaten daar rondom verdopt. Doch ik herinner mij thans, dat ik eench brief aan ccnen vriend en niet eene verhandeling over de mofeta HfA •: ... . ,' ;. «ƒ , . ■. 00 » Bij de keel van den Hinkenden Avernus."  EN HET O O S T E N. 309 fchrijf. Het zou eene veel aangenaamer ftof zijn, van de elizéfché velden tefpréken, welken op deze zijde van Napels liggen, van Ba/a en dcszelfs bekoorlijke fchoonheden, alwaar.de keizer iiadriaan ftieif, cn zig met bet liedje bemoedigde:. O animula vagula hlandula! en op cicero's landgoed, Akademla, begraven werd; van de wclle, die na het beklaaglijk eind van cicero bij dit zijn. paleis gevonden werd, welker water voor de ongemakken der oogen goed. was , cn laurra, den vrijgemaakte,! van cicero, aanleiding gaf tot hetfchiijvcn van een fraai puntdicht, dat punius ons L. 31. C. a. volkomen bewaard heeft, waarin hij zegt, dat- het landgoed van cicero- zijnen wége de waereld met een nieuw oog, water heeft.willen verrijken, om het gezigt tc vcrllcrktm van de geenen, die op.aile plaatzcn en te allen tijden ia het toekomende zijne fchrifteu zuilen lezen: • Nimlrum locus ipfe [ui Ciceronis honori Hoe dedit, hoe tanta cum patefecit ope, Ut, quoniam tot urn legitur Jtnc fine per erfom, Sint plures oculls qua medeaumr aqüat (gj; Van dit alles wil ik niet fchrijvcn, want ik heb zo min degaaven van cicero, om aangenaam te fchrijvcn, als gij zijn oogwater, om het bij het lézen van mijne krombn:;,ige letters te gebruiken. Even zo min. wil ik in de badüooven van Tritoli terugkéren; ik heb nog niet verte) Men leze 't geheele piihtdicTit, met de aantekeningen van den lieer puHMÏuwk , in de Authol. Lat. L. II Eni^r 156. p. 340. fq. " °: ' X 5  R E I Z E- DOOR EUROPA géien i hoe ik onlangs daarin gezweet heb, en voel niet, dat ik voor het tégenwoordige zulk eene uitwaasfeming nodig heb. Ik zou eerder lust hebben, u in de grot der Sibille te leiden , om ons toekomend lot, en onze gelukkige tijden te boren voorzeggen, welken de augustus onzer eeuw ons bereid. Daar zijn naam gustavus eene juiste letterkeer van den naam dezes waereldbeheerfchers is; en de glans zijner daaden reeds tot aan dit uiterst einde van Europa doorbreekt, ook alle zijne hoedanigheden ons in hem dezen befchermer der zanggodinnen voorfpellen, zo is het gemaklijk, inzonderheid voor hem, die onlangs op de plaats zelve door den profétifchen geest der Sibille aangeblazen is, te voorzeggen. Doch ik wil niet, dat mijne brieven, gelijk aan derzelver bladeren, van zulk een verhéven en heuglijk onderwerp, verward, en als door elkander geworpen zullen fprékert. Er moeten virgiliussen zijn, om zulke troostrijke voorzeggingen te befchrijven; en daaraan zal het ons niet ontbréken in een tijdsgewrigt, waarin de wenseh van martiali* zo zigtbaar vervuld ,word: : ■ Sint M&cenates; nou detrunt, Flacce, Marones. (/z) \Yicx'm Napels is niemand, die de rédenvoering van den koning gustavus gelézen, en gehoord heeft van zijne verhéven denkwijze, en hoe hij zijne regéring, als een waare vader des vaderlands begonnen heeft, die niet tot (h) „ Als er maar Meceenen zijn; zal er geen gebrek zijn aan Maroos."  EN HET OOSTEN. 33l ons zegt: Beativoi, fellci vol, chi avete un tal Re; (/) dagelijks, in alle gezelfchappen, aan het hof, in de ftad, op het land, e. z. v. horen wij dit; want de naam van gustavus is reeds alom bekend, en heeft de harten van allen gewonnen; geen koning heeft ooit zulke fpoedige en wijdüitgeftrekte veroveringen gemaakt. De beroemde marquis vargas macciucca, voorzitter in de rcgtbank, justicieminister, raadsheer, e. z. v. vereerde ons eene Italiaanfche vertaling der brieven van den graave teszin aan den koning, welke hier te Napels, in 1763, in3deelen in 8°. uitgekomen is; hij zeide, dat hij nooit fraaijcr brieven aan eenen vorst gelézen had, en verheugde zig, reeds de vrugten te zien van den aangewenden arbeid; ,, zulk eene voortrefllijke opvoeding heeft een' „ groot' koning gevormd," waren zijne woorden. Zo fpreekt het volk, dat nabij de grot der Sibille woont, zo fpreekt men in Rome; alömme in deze oude woonplaats der zanggodinnen hoort men een vreugdengeroep , welks wêergalm over de Alpen tot in het Noorden doordringt: en ik begeleide hetzelve met den wensch van virgilius , wiens graf ik thans vóór mijne oogcn heb : O Fortunatos nimium, fua fi bona norint Cives (k)! - — Doch ik zou nooit ophouden, indien ik wiide voordvaren , van alle de bijzondere merkwaardigheden tefprékcn , die aan deze zijde van Napels te vinden zijn: van de (0 » Gij gelukkigen , die ziflk eenen koning hebt!" ■ 00 „ O overgelukkige burgers, als zij hun geluk kennen 1"  33* REIZEDOÖR EUROPA voortreflijke genézingen, die ftecds in de ménigvuldige damp-en zweetbaden alhier gefchieden; hoe veelen bier fchier op eene wonderbaare wijze hun- gezigt weêrbckomen,hebbcn, zonder van alle andere ziekten te gewagen, die hier gcnézcn worden: de meeste genézingen worden in augustus en. feptember begonnen, wanneer lieden uit afgelégcn oorden herwaard komen, om hunne gezonde beid wéder te hertellen, het welk zeer i'poedig en zonder wijdlopige kunst gefchied; men zweet alleen des morgens in één der aangewezen baden , welker warmte meer of minder fterk is. De gcnecshccren van Sakrne vonden bij zulk eene goedkoope gezondheid hunne rékenïngniet, cn vernielden veele baden in dc 13de eeuw, - doch-nu zijn zij weer in goeden ftaat, cn worden juist in het tégenwoordig jaargetij het fterkst bezogt:' dagelijks-zie ik verfchei•den rijtuigen des morgeus uitrijden. Deze - warme baden komen van de onderaardfche hitte cn van het vuur, dat men overal aan deze. plaatzcn vind; en de hier omftrecks liggende bergen.weet ik bij niets anders te vergelijken, dan bij groote aschheuvels, die in aaloude tijden gebrand, en eene Puzzolama gemaakt hebben, welke, als zij hard word, in het Italiaansch tufo, of topluis, en Pipering heet. Zulken zijn de hoogten bij de hondsgrotte, de doorgegraven grot van Paufilipus, de groote en zig verre uitftrekkende holen onder de ftad Montenuovo; met één woord, fchier alle de bergen en heuvels hier omftrecks, doch dit zeg ik, zonder de iniuflc aanfpraak op de kennis der bergltof kunde te maken, die ik wel nodig had, om over deze volkaanagtige gewesten wél tc oordélen. Maar dit kan ik (zeggen, dat men zig een verkeerd begrip van de Solfatara maakt, wanneer mén, gelijk veelen gedaan hebi  EN. HET O O S T E N. 333 ben, zig dezelve gis. eenen heuvel vexbeeld; zij mag het in aaloude tijden geweest zijn, maar thans, zédert dat dezelve weggebrand is, is het een effen veld cn eene vlakte, zo dat het water, als het régent, er op blijft (taan. Ik wil mij egter over de Solfatara, cn den aluin of hef amoniakzout, dat hier in ménigte gewonnen word, cn waarvan ik verfcheiden proeven genomen heb, om hetzelve méde naar huis te némen, niet verder uitlaten; want alle reisbefchrijvingen ('préken breedvoerig daarvan, gelijk ook van andere .merkwaardigheden, oudheden, en landgoederen , Welken de vermogende Romeinen hier gehad, hebben , welk alles ik met lülxwijgen voorbijga. Kortom , deze landftrcek is zo aangenaam en bekoorlijk geweest, gelijk zij het ook nog is , dat horatius met regtzegt: ',. 'ti..■ . - . ..^ t,f Nullus in orbe heus Êajispralfscet anwenis (7). En daarom is het , dat de dichters, gelijk ik boven aangemerkt heb, alle heerlijkheden van het toekomend léven hier plaatzén. De grotten en onderaardfche gangen maken hier ook de .vreeslijke duisternisfen, waarvan homeer in de Odysfëe L. XI. vs. 14. en-fciCERO Oucest. Tuscul. L. 2. fchrijvcn; zelfs bekomen de Styx, Acheron, en Phlegeton hier hunne plaats, wégens de veele brandbaare ftoffe, welke men alom in dc aarde vind, en die zig in vuuruitberstihgeii, rook, badftoven, heete en kokende wellen, e. z. v. vertoont. Welk eenen Herken handel dit gewest oudtijds gedré- (/) „ Geene plaats ter waereld overtreft het vermaaklijk Bajie.  334 PvEIZE DOOR EUROPA ven heeft, toen er eene ménigte fchépen van Alexandrïè in Egipte naarPuteolt kwam, die boeken, papier, fpécerijen , fteenen, bysfus, en dergelijken aanbragteu , daar over kan men strabo , in het VII. boek, suetonius , in het léven van augustus , hoofdft.98 , en seneka, in den 58ften brief, nalézen. Hier uit bekomt de reis van paulus meer licht, die met een fchip van Alexandri'è van Maltha naar Syrakuzen en Rhegium, en van daar naar Puteoli of Puzzoli ging , Hand. der Apost. k. 28. De broeders, die hij daar vond, en die'hem en zijn gezelfchap verzogten , om zéven dagen te blijven, waren, zonder twijfel , Joodfche kooplieden , die wégens den koophandel aldaar woonden; anderen willen ze nogthans voor Christenen houden. Nog tégenwoordig liggen veele vreemde fchépen in de haven, die wijnen, vrugten, zijden, en dergelijken laden en uitvoeren.  E N H ET OOST E N, 335 DRIE EN TWINTIGSTE BRIEF. Karakter der Napolltaanen -- Weinig aanmoediging voor de geleerden — Ménigte van regtsgeleerden Univerfiteit - Dood van Mazochi - Koliégiën en Seminariën — Van den heer Moccia — Fan verfcheiden andere geleerden — Improvifanti — Fan den prins Sanfeverino, Duca di Noya, en andere geleerden van hoogen rang. Napels, den \%den September. 1771. JCn mijne laatfte brieven heb ik alleenlijk van de buitengewoone vcrfchijnzels in de natuur, en van de opgedolven oude ftédcn en oudheden omftreeks Napels; met één woord, van zulke wonderlijke zeldzaamheden, die men anders nergens op eene plaats in de waereld bij elkander vind, gcfproken , zonder een enkel woord van de ftad Napels zelve te melden. Zij verdient egter in veele opzigten gekend te worden. Haare ligging is onbefchrijflijkfchoon en bekoorlijk; de omliggende landfrreek kan men met een beloofd Kanadn vergelijken. Men rékent, dat het ganfche koningrijk Nap>els, behalven Sicilië' 4 millioenen inwoners bevat. De Had Napels heeft omtrent 400 duizend meufchen , en in zommige Itraatéh zijn menfchen en rijtuigen in geitadigc bewéging, éven als in Parys. Ik zal mij bier in geen breedvoerig onderzoek inlaten, of deze ménigte van volk in eene behoorlijke, werkzaamheid is of niet, en hoe- de koophandel.  33« REIZE DOOR EUROPA handwerken, kunsten en akkerbouw bier te lande zouden kunnen verbéterd worden. Gij kunt hier over een boek zonder naam nalézen, waarvan de titel is: Naples, ce qiïit faut faire pmtr rendre ce Royaume flurisfant. Amft. 1769., waarvan in dit jaar eene nieuwe uitgave uitgekomen is. De lugtftreek vervoert in de daad tot lédigheid en wéllustigheid. Hannibal, de held, die zeiïsRome deed Adderen , verdorf zig met zijn ganfche léger bij Capita. Van de verwijfde zéden der Tarentiners en Sijbariten fpréken alle oude fchrijvers. Het is zonderling hier, op de ftraaten daghuurders en lieden, die op dezelfde wijze léven, geheel naakt en gansch onbezorgd wegens den dag van morgen , en tévens veele honderd rijküitgedoschte lopers vóór de vergulde koetzen door den armen hoop te zien heen dringen : zo naauw grenzen tégenftrijdige dingen aan elkander, de buitenfporigc • pragt cn de uiterfte armoede maken hier te zamen eene zonderlinge vertoning, cn dat niet blootlijk op de ftraaten: veelen bewéren ook, dat zij in de zéden éven zo na verbonden zijn. Gij zult mijne méuing béter verdaan, als ik u zeg ; hoe een Napolitaau mij onlangs de inwoners dezer dad befchreef, en met welke klasfe van menfehen men hier moet verkéren. De inwoners van Napels, zeide hij, kan men bij eene flaqg vergelijken: de kop is vergiftig en fchadelijk, daarom houwt men hem af, en werpt hem weg; de ftaert is onnut en afzicnlijk, men houwt dien ook af en werpt hem weg; maar het mindenduk is nuttig en goed, men neemt het daarom en bewaart het in de apotheeken: zo zijn de aanzienlijken en de adel alhier kwalijk opgevoede, onkundige, fchadclijke en flegte lieden; het gemeen, dat men hier Lazaroni noemt, is zo  EN HET OOSTEN. 357 zo laag cn onwaardig, dat men het ménigmaal moet ontvlieden e. z. v. Maar de middenftand is, naar zijn gedagt, de beste, dien men. op aarde kan vinden. Het past mij niet, een volk te rigten. Geen régel zonder uitzondering ; ik ken hier vorsten, die wél opgevoed en verftandig zijn, men verkeert met vermaak in hunne gezelfchappen; het getal der zulken is zéker niet zeer groot, en geenzins gecvenrédigd naar de ménigte van vorsten, prinfen, hertogen, marquizen, graaven e. z. v., van de welken het in Napels krielt (*). Even dus heb ik ook bevonden, dat onder het gemeen volk in Napels, dat in alle landen in zulk een' kwaaden roep is, ook lieden zijn, die getrouwheid en rédelijkheid bezitten, en niet bedriegen , alfchoon zij het konden doen: zij zijn zeer voor hun eigen belang, en willen,om niet,veel winnen,maar de ménigvuldige reizigers, die deze oorden bezoeken, hebben hen hier toe verwend. In het algemeen is het zéker, dat de Napolitaanen goedhartig zijn, en veel goede geneigdheden hebben; zij zijn médelijdend en ligt bewogen, waarvan men dagelijks blijken ziet. Zij zijn vrolijk en lévendig, hun omgang is ongedwongen en aangenaam, zij maken zig fchielijk vrienden en bekenden. De aanzienlijken zijn niet hoogmoedig, maar zeer vriendlijk en gedienftig: voor vreemdlingen'hebben zij veel agting. Wij krégen bezoek van veele prinfen en heeren werden door hen genodigd, en genoten duizend beleefdheden. t(*) Volkman zegt, dat men in het Napolitaanfche 130 prinfen, 150 hertogen, 173 marquizen, over de 60 graaven, en omtrent 500 barons en leenmannen vind. Deel V. bl. 130] aantek.] * I. Deel. y  33? REIZE DOOR EUROPA De'geleerden zijn onbeschrijflijk vriendlijk: nauwlijks is cr iemand, uitgezonderd den eenen of den anderen gierigaard, die zijne werken, en dat op eene zeer heufche wijze, niet ten gefchenke gaf; de eene geeft zijn boek, en voegt er bij, dat liet eene fchatting is van zijne hoogagting voor den perfoou, dien hij het geeft; een ander verzoekt, dat men zijne gedagte over zijn werk gelieve te zeggen e. z. v., dit doen zij, wanneer een vrcemdling bij hen, of bij hunne vrienden in goede kennis geraakt. Verfcheiden hebben mij hunne boeken gezonden, zonder dat ik den fchrijver te voren perfoonlijk gekend had. De geleerden te Napels arbeiden uit lust en natuurlijke neiging, zonder voordeden of beloningen daar voor te verwagten. Want in het algemeen moet ik zeggen, dat de geleerdheid hier tégenwoordig niet zeer begunstigd is. Om die reden is het getal der geleerden zo groot niet, als het zou kunnen worden. Hortos alit artes. [Eer kweekt kunst.] Beloningen heeft men hier ook weinig, daarom vind men hier de ménigte van akademiën in alle wétenfehappen met, die men in Parys en alom in Frankrijk aantreft. Maar juist dit vermeerdert mijne hoogagting voor de Napelfche geleerden, liet gebrek aan noodwendig beftaan hindert dadelijk veelen in hunne loopbaan, zij moeten tévens andere middelen beproeven, om in hun onderhoud te voorzien, welken hen beletten, het verre te brengen, en dit geeft den wétenfehappen eenen knak. Zo moet een hoogleeraar in het Grieksch alhier, om zig cenig goed beftaan te verfchaffen, en vrouw en kinderen met eere aan den kost te helpen , tévens als advokaat in de regtbank dienen, waarméde men hier het zékerst brood heeft: men moet zig verwonderen, hoe hij  EN HET OOSTEN. 339 het te gelijk kan waarnemen, boeken zelfs inde IIebreeuwT fche letterkunde te fchrijven, en rcgtsgedingcn te voeren. Hij overtreft zelfs drmostiienes , die alleen de rédenvoering fc'hreef, die Jijj vóór het gerigt deed; deze geeft lesfen over isokrates cn de:,iüs'i iieives aan de jeugd, laat verklaringen over de pfalmcn van david in druk uitgaan, fchrijl't fraaije Italiaanfche vaerzen, arbeid in de oudheden , en wint tévens ménig pleit en daarméde jaarlijks eenige duizend dukaaten. Zo doet de heer saveriq mattei hier te Napels, welke 3 deelen in 4 0 . heeft ukgegéven onder den titel: I libri poëtici della Biblia, tradotti delf Ebraico originale , e.adaltati algusto della Poèft» Italiana: colle note e osfervazioni Critiche, Politieke t Morali. E colle osfervazioni fu i luoghl plu difficili, * contrastati del fenfo letterale e fpirituale. Opera di Saverio Mattei in Napoli, waarvan het laatfte deel in 17ÓS uitkwam; Hij heeft ook nog andere werken uitgegéveni Exercitationes per Saturam. Neapoli 1759 in 4 °; zonder van zijne kleine gedichten te gewagen. Gij zult misfchien zeggen, dit is een geleerdpolypolium [veelkoopj of polyhistorie [veelwétenheid]; beide zou kunnen waar wézen, want niets is hier te Napels zo voordélig, aks advokaat te zijn, waarom derzclver getal hier ook zeer groot is. Als men ze allen te zamen neemt „ die tot de regtsgeleerdheid en de regtbanken in de ftad Napels behoren t belopen dezelven, naar men zegt, op 30 duizend, ea de advokaaten alleen maken een getal van 15 duizend uit. Als men naar de regtbank, la Vicaria genoemd, gaat, word men fchier doof van het gemompel der kabalistenj het gedrang is zo groot, dat men kwalijk kan door komen , hoe veele en groote zaaien daar ook zijn. De Y a  34o R E I Z E DOOR EUROPA regtsgeleerden worden hier paglietti genoemd naar dc kraag, die zij om den hals dragen, welke pagliettahzci; dezelve gelijkt volkomen naar eene traag der priesters, alleenlijk is zij van eene hlauwagtige kleur; allen zijn in het zwart gekleed. Ik zal niet zeggen, dat met al die ménigte van regtsgeleerden het - regt cn de geregtigheid in Napels zeer wél gehandhaafd word. Veele wélbemiddelde regtsgeleerden in eenen Haat komen mij voor als veele geneesheeren in een ziekenhuis; de zieken liggen te bedde, en de geneesheer rijd te hunnen koste in eene koets; hoe grooter derzelver getal is, des te meer bewijzen zij de ménigte van zieken, en de regte waarde en het aanzien der kunst. Juist hetzelfde vind ik bij de veele rijke regtsgeleerden alhier: zij bewijzen eerder de ménigte van twisten en pleitgedingen , dan de bezorging en handhaving der geregtigheid. Ik heb gehoord, dat hier zaaken opgenomen worden, die van 5 tot 700 jaaren oud zijn; want, iemand, die zo lange herwaard, bij overerving, :eigenaar van een ftuk lands is, e. z. v., kan genoodzaakt worden, om zijn regt daartoe te bewijzen; en veeltijds zegt men , dat zijne papieren valsch, de fchrijfwijze en de trekken der letters van een' laater tijd, bij gevolg ondergeftoken zijn,e. z. v. In hoop derhalven op winst, en van in' aanzien te komen, vatten veelen dit vet beroep aan. Men heeft mij van den hertog van Brunswijk verhaald, die voor een jaar of vier hier was, dat hij gezegd had, op zijne reizen waargenomen te hebben, dat de regtè wijze om door de wacreld te komen, was, in Berl'tn foldaat, te Rome geestlijke of monnik, te Napels paglietti te zijn. Doch ik verlaat de ménigvuldig bezogte vicaria en ga  EN HET OOSTEN. 341 naar de Univerfiteit, die op verre na zo veel toevloed niet heeft. Zij heeft over de 30 koninglijke hoogleeraars; des koningsopperhofprédiker,met den titel xmCapellano Maggiore, thans bisfehop van Puzzoli,h Pnefecius Univerfttatis. Alle wétenfehappen worden 'hier onderwézen en geoefend. Gij zult wel willen geloven, dat de regtsgeleerdheid niet vergéten word, waar voor in alles 8 of 9 hoogleeraars zijn: twee in het geestlijk regt, twee in het burgerlijke, één voor het halsdrafiijk regt, één heelt het leengeregt, een andere het landregt; van de handelen huishoudkunst zal ik niet eens gewagen. Wanneer er een leerdoel of hoogleeraarsampt open is, kan ieder, wie wil, jong.of oud, naar de plaats daan; het onderfchcid tusfehen eenen gepromoveerden en niet gepromoveerden heeft hier geen plaats, want hier worden geen promotién gedaan, en men weet niet, wat een meesteria de vrije kunden is, zonder dat men hetminde nadeel daarvan in het gemeenebest befpeurt. De geen, die naar het ampt dingt, moet zijne bekwaamheid in de zogenoemde concurfo bewijzen, welke inrigtingzo zonderling en ons zo volkomen onbekend is, dat het u aangenaam zal zijn, dezelve te léren kennen. Die naar het opendaand profesforaat daat, moet zig bij des konings kapellaan melden, (uit hetgeen ik éven te voren gezegd heb, weet gij, welk eene vvaarde dit woord hier te iaude heeft, en dat het wat anders is, dan bij ons, waar niemand heer kapellaau wil héten) deze fchrijft de naamen vervolgens op de lijst. Hij bei paalt eenen dag, wanneer elk van zijne wétenfehap eene proef zal géven, welke men concurfo noemt, en die op de volgende wijze gefchied: 's daags tc voren komt de verwagteling, of kandidaat , bijzijn' hoogeerwaarden., V-3  342 REIZE DOOR EUROPA Monfignore capcllano, die hem in tegenwoordigheid van de peribonen, die daartoe behoren, eene doffe opgeeft, waarover hij den volgenden dag, dat is binnen 24 uuren, eene geleerde en met wélfprékendhcid opgeftelde Latijnfche rédenvoering uit het geheugen, in tegenwoordigheid van den heer kapcllaan, zékere raadsheeren, hoogleeraars en eene ménigte toehoorders, in eene openbaare gehoorzaal moet uitfpréken; daarop moeten twee der médedingers tegenwerpingen maken, hem vraagen opgéven en dergelijken, welken hij gehouden is wél te beantwoorden. Ondertusfchen ftaat het niet aan de keuze van den kapellaan om eene ltolfe te géven: hij neemt daartoe een voornaam boek van gezag, of eenen klasüfchen fchrijver; gelijk bij voorbeeld, bij de openltaande plaats in den voorleden zomer, welke een hoogleeraarsampt in de zédekunde was, eene. Griekfche uitgave der zédeleer van aristoteles genomen werd; het boek is toegedaan, de kapel]aan (leekt er met eene naald in, en het hoofdfhik, dat getroffen word, word voor de dofte genomen; dit doet men tot drie maaien, zo dat de geen, die naar het ampt Van hoogleeraar dingt, van de drie ftolfcn er ééne kan kiezen, die hij na 24 uuren geleerd moet verhandelen; binnen dien tijd moet hij over de zaak lézen, om diep in dezelve intedringen, en de ftoffe grondig te léren kennen, hij moet die uitwerken, eene rédenvocring of verhandeling daarover fchrijven, dezelve van buiten léren, ze uitfpréken, en ze eindelijk in het openbaar verdédigen, Veelen géven des nagts zig geen tijd om te llapen, en halen zig daardoor eene ziekte op den hals, voornaamlijk, wanneer zij zulk een' Herken arbeid en groote ingespannenheid dag en nagt door niet gewend zijn. Zom-  EN HET OOSTEN. 343 migen worden voor de fchitterende en groote vergadering omfteld en kunnen geen woord uitbrengen. Onlangs gebeurde het, dat iemand, die zijn concurfo zou maken, geheel van zijn ftuk geraakte; doch hij liet zijne yerhandeling aanftonds, zo als zij was, drukken, en plaatste er uit vjrgilios vóór: Obflupui et vox faucibus haefit. [Ik ftond verbaasd en de ftcm fmoorde in de keel]. Voor dc beide médedingers, die tégenwerpingen moeten maken, is het ook niet zeer gemaklijk; zij zijn wel tegenwoordig, als den anderen de ftoffe word opgegeven, doch wéten niet, hoe hij dezelve verhandelt, en évenwei moeten zij hem tégenfpreken; om hunne bekwaamheid te tonen, plégen zommigen de ganfehe rédenvoeriug van den tégendinger te herhalen, de feilen daarin aantetonen, en dezelven bondig te weerleggen. Ik heb er gehoord, die dit en nog meer gedaan hebben, zij hebben op ftaande voet dezelfde rédenvoering van den anderen, doch metmeerwélfprékendheidenzaaklijke kortheid,gedaan. Tot het openftaande hooglceraarsampt in de zédekunde waren er 18 of 19 opgekomen, waarvan elk zijn concurfo maakte ; ik heb dus goede gelégenheid gehad, deze zonderlinge beproeving te zien en, te léren kennen. Veelen van hun waren jong cn déden hunne proef zeer wél; die het hoogleeraarsampt kreeg, ,w.as ook niet oud. Als zij allen hun concurfo gemaakt hebben, komt de kapellaan, de een en ander raadsheer , gelijk deze reis de marquis vargas , cnaldehooglceraars te zamen, zeggen hunne gedagten over de geenen, die het meest uitgemunt hebben, gaan daarop tot het ftemmen over, en die de meefte ftemmen krijgt, word naderhand door den koning bevestigd en verkrijgt deszelfs volmagt. V4 343  344 REIZE DOOR EUROPA De ganfche univerfiteit kost den koning 7300 Napelfche dukaaten 'sjaars, hetwelk de wedden van de 33 hoogleerlaars uitmaakt; doch zij worden niet allen éven wél beloond. De regtsgeleerden hebben het meest, zommigen onder dezelven 900 dukaaten in het jaar, de anderen hebben 6 tot 400, en de minfte jaarwedde is niet meer dan 130 dukaaten; om deze kleine fom was het juist, dat men thans de gemelde geleerde gevegten hield. Doch het gaat hier als in dc Olympifchë fpélen, men (treed zo ijverig om eenen krans van olijftakken te bekomen , wijl men naderhand van gansch Griekenland daarvoor geëerd werd. .Men kan te Napels, daar het niet zeer duur te léven is, met 130 dukaaten in het jaar nauwlijks toekomen, hetwelk omtrent 560 Franfche livres maakt; want een dukaat te Napels is niet meer dan 10 carlinen, en zou niet meer dan 10 daalders kopermunt maken, indien wij geen wisfelkeers hadden , die onze rekeningen zo onzéker maakt, en ons geld zomtijds als boter in de zon doet verfmelten.' De Univerfiteit, die hier Ipinda hen, heeft onlangs eenen van haare geleerdfte en in gansch Europa bekendlte médelcden verloren, ik meen den heer mazochi, van wien ik reeds in mijne voorgaande brieven gefproken heb. Hij overleed den iaden feptembcr in den ouderdom van bijna 87 jaaren, hij was geboren den aóftenoctober 1684. Schoon zijne gezondheid in de laatfte jaaren zwak was, was nogthans zijn omgang ftigtlijk ; ik zal te voren reeds gezegd hebben , welke aandoenlijke gefprekken ik met hem gehad heb; geen wonder derhalven , dat ik van het getal der geenen ben, die dit uitgebluschte licht betreuren; inzonderheid, daar ik juist in dezelfde dagen mijn laatfte bezoek bij hem wilde afleggen, en affcheid némen,  EN HET OOSTEN. 345 als ik onverwagt berigt kreeg, dat bij mij voorgekomen was. De heer ignarra , zijn leerling en opvolger in het hoogleeraarsampt, is onvertroostlijk; wij hebben beiden, tévens met den heer carcani, over het verfcheiden van dezen Nestor uit de krijgsdienllen der Mufen opregte traanen vergoten. Hij was zo wel in de geleerdheid, als in de dagelijkfche verkéring, een groot man. Van zijne menigvuldige werken heb ik te voren gefchréven. Behalven de univerfiteit zijn hier veele kollégiën en kweekfchoolcn,waar'in de jeugd voortreflijk opgevoed word. Voornaamlijk is dat in het paleis van den aardsbisfehop, en thans kardinaal, sersale , hetwelk Seminaria delf Archivescovato word genoemd, vermaard; de geleerde heer simioli , een braaf en vriendelijk man , is Re&or in hetzelve. Ik heb met veel genoegen een openbaar onderzoek in de wiskunde bijgewoond; er werden 5 jongelingen beproefd, van dewelken drie 18, en twee 19 jaaren oud waren. De kardinaal sersale was er zelf tégenwoordig, en maakte fchikkiugen; de geleerden uit de halve ftad bijna en verfcheiden aanzienlijke perfoonen waren daarbij verzogt. Elk, die wilde, ftond het vrij, hen te onderzoeken, en tegenwerpingen op hunne antwoorden te maken, alles volgens euklides, de voordellen van arciiimedes volgens taquet, de vlakke driehoeksmeting naar denzelfden fchrijver, en de klootsdriehoeksméting naar kniel. Dit onderzoek gefchiedde in het Latijn, in welke taal, als méde in het Grieksch, zij groote vorderingen gemaakt hebben; zij zullen nu Hebreeuwsch léren. Het onderzoek ging zeer vaerdig, cn werd door elk bewonderd. Zij hebben zig in de wiskunde niet meer dan anderhalf jaar geoefend. Drie van deze jonge lieden zijn tot den gcestlijY5  346 REIZE DOOR EUROPA ken ftaat beftemd. Ik ken verfcheiden jonge heeren hier In Napels, die liet in de wiskunst verre gebragt hebben, onder dewelken mij hier inzonderheid de heer demarco in de gedagte komt, die nu 17 jaar oud is, en reeds eu?lides, de (telkunst, de integraal- en differentiaal- rékening, de fterrenkunst, de natuurkunst, en daarenboven de Latijnfche taal magtig is. Het komt mij als eene gegronde klagte voor, dat eene zaak, die zo wél begonnen is, naderhand niet voordgezet word, en men niet weet, waar deze ménigte van geleerde jeugd blijft, want men vind weinig groote wiskunstenaars; doch het is te Napels alleen niet, waar men vind, dat het begin goed is, doch naderhand alles agterüit gaat. Men heeft hier nu eene koninglijke krijgsfchoole aangelegd, waarin de wiskunst in alle haare deelen, névens de artillerij en vestingbouwkunst, geleerd worden. De opzigter daarvan is de heer caravelli , die de eerfte beginzelen dezer wétenfehappen onder den volgenden titel uitgegéven heeft: Elementi di mathematica, compostiper ufo della Reale Academie Militare dal Profesfore di Fijica Sperimentale e Chemica, e Direttore delle Scienze delle medefima vito caravelli, in Napoll 1770. in 8vo. Zes deelen daarvan zijn nu in het licht gekomen, handelende over de rékenkonst, de planimetrie (*) en Stereometrie (**), deftelkunst, de logarithmen en de vlakke driehoeksméting, en het 6de deel, dat éven uitgekomen is, over de kégelfneede. Hij beeft mij met een gefchenk van deze werken vereerd. Zij zijn den koning opgedragen. Hij [(*) De kunst om vlakten te méten.] [(**) De kunst om lichaamen te méten.]  EN HET OOSTEN. 347 zal verder de veldmeetkunde, dc weegkunde, de waterweegkunde cn dc waterfpeelkundc (hydraulica) uitgéven. De artillerij en vestingbouwkunde zal hij niet in druk géven , maar. ze alleenlijk der jeugd in de pen voorzeggen. De koninglijke pagtën, die van de voornaamfte huizen in het rijk zijn, hebben hunne bijzondere akademie met hunne hoogleeraars. Onder dezen is de bekende paolo moccja , die de natuurlijke eigenlchap heeft, dat hij in het water zwemt en niet naar den grand gaat, zonder de kunst van het zwemmen te verftaan. Het is het zelfde verfchijnzel, dat den akademiën der wétenfehappen te Parys cn te Londen zo veel te doen gegéven heeft: zommigen fchrijven het aan zijne vetheid en vetbuik toe, anderen aan zijne groote long, anderen weer aan zijne beenderen , die men zegt, dat kleiner en ligter zijn, dan de overige deelen, en dezelven niet kunnen overwégen. Hij heeft de goedheid gehad, ons deze proef te tonen. Hij gaat in de zee, éven als over ftraat, en heeft mij gezegd, dat het hem veel minder moeite is. Hij (laat, zit, ligt, bukt zig, e. z. v. zonder hand of voet te bewégen , gelijk de zwemmers doen, om zig in het water overeind te houden , cn évenwcl zinkt hij niet verder dan tot aan den hals; hij kan zig op het hoofd krabben , zelfs, als hij wil, in het water éten. Het fchijnt, als of hij in eenen leuningftocl, of in een bed zit. Het hoofd kan hij niet onder water brengen, dan wanneer hij beide armen in de •lugt om hoog ftrekt, alsdan zinkt hij naar onder, doch maar éven met het hoofd onder water, en zó, dat de beide armen volkomen in dc hoogte ftaan; het is opmerklijk, dat hij altijd bevreesd voor het water is geweest , . -cn niet eens in een boot heeft willen varen, tot dat hij  34* R-EIZE DOOR EUROPA bij geval in het bad ontdekte, dat hij een halfllagtige is. Hij is omtrent 58 jaar oud, tamelijk vet, en van middenmatige grootte. Doch zo oppervlakkig als hij in het water is, zo diep ligt hij in het Gneksch en Latijn. Hij is hoogleeraar der wélfprékendheid voor dc pagiën, heeft fraaije Latijnfche brieven uitgegeven, welken aan zékere perfoonen zijn, en zékere ftoften in het kort verhandelen, onder den titel: paoli moccia in Regis Neapolitano 'Ephebeo Eloquentie Profesforis Epistohe : accedunt Divi basilii Findicits adverfus joannem barbeyracium, quo ad jusjurandum-, 'Neapoli 1764. in 8vo., 472 bladzijden. Hij toont zig in deze brieven als een' Napelfchen tullius. Ook heeft hij eene Profodia Grceca, Neapoli 1767. in 8vo. op 342 bladzijden uitgegéven. Het is een klein Grieksch woordenboek, met keus en oordeel gefchréven, waarin veele nieuwe Griekfche woorden voorkomen, die mazochi in het licht gebragt, en in zijne werken, inzonderheid in de befchrijving der Herakleefche tafelen, verklaard heeft. Deze Profodia is niet zo breedvoerig als die van morelli in Engeland; doch zij bevat zeer fraaije zaaken in de Griekfche fpraakkunst, gefchiednis en leer der goden.- Dé heer moccia is bovendien een voortreflijk man, en betoont ons dagelijks veel vriendfehap en duizend' beleefdheden. Maar mijn brief zou te breedvoerig worden, indien ik al de geleerden en al de uitgekomen boeken hier te Napels, zédert 1476 , wilde noemen, wanneer hier het eerfte boek, op bevel van alfonsus II. gedrukt werd, zijnde de brieven van plinius. Napels heeft te allen tijden den titel van docta Parthenope beweerd, dien het colcmella in zijn boek de cultu hortorum gegéven heeft. Ik zal deze  EN HET OOSTEN. 34r," plaats hier invoegen, wijl ik niet vind, dat zij door iemand anders aangemerkt is, en zij de (ïéden zo wél aanduid , die toen bloeiden , doch naderhand verwoest werden: Qtiapariunt vet er es cepofo Ut t ore Camee, Qua Marrucini, qua Sigma monte Lepino, Pinguis item Capua, et Caudinis faucibus horti, Fontibus et Stabia celebres , et Fefuvia rura, Dotïagite Parthenope Sebetide roscida lympha, Qtia du/cis Pompeja palus vicina Salinis Herculeis, vitreoque Siler qui defluit amni Qua duri prabent cymofa ftirpe Sabelli , Ét Turnt lacus et pomofi Tiburis art*a, Brut ia qua tellus, et mater Aritia porti. Aan geleerd nieuws ontbreekt het hier niet. Ik meen reeds te voren van eenige zondeilinge uitvindingen van den heer martorelli gefproken te hebben, ook hoe veel intkokers hij gelédigd heeft, om een' eenigen kleinen inktkoker, in twee groote deelen in 4to. de theca calamaria, te befchrijven, e. z. v. De hooglecraars EAGANi en hotomani zijn zeer geleerde en wakkere mannen. Zij hebben beide letterkundige werken uitgegeven, cn zullen ook nog in het vervolg met de werken, die zijonder handen hebben, Napels cere aandoen. Ik noem ze te zamen, want zij zijn als pylades en orestes. Ik moet hier dominici diodati IC// Neapolitaui de cristo Grace loquente Exercitatio, Neapjoli, 1767. in 8vo. co-j. bladz. behalven dc voorréde, niet voorbij gaan. Hij brengt hier de fpitsvindigfte gronden bij, om zijne (telling tc bewijzen, dat de jooden in het algemeen, dienvolgens  35o REIZE DOOR EUROPA ook Jesus cn zijne apostelen, het Grieksch als hunne moedertaal gefproken hebben. Hij begint eerst te bevvij-. zen, dat de Egiptcnaars ten tijde van ptolomeus lagus Grieksch hebben gefproken: zo ook de Siriërs zédert seleukus nikanor. Alle de gedenkpenningen van iierodeS zijn Grieksch , zo wel als de Siriichcn; bijgevolg Waren dc jooden omringd van lieden, die de Griekfche taalfpraken, welke het eerst door alexander den groot en werd ingevoerd; ten Iaatfren antwoord hij op alle de tegenwerpingen, die tégen hem zouden kunnen gemaakt worden. Het boek is wél gefchréven, nogthans zou het kunnen wézen, dat het elk niet overreedde. De heer diodati heeft het derllusfifche keizerinnc opgedragen, als de voornaamfte onder de geenen,die den Griekfchen godsdienst belijden. Zij heeft hem daar tégen een' grooten gouden' gedenkpenning met haar eigen borstbeeld gezonden, en hem van haare bijzondere gunst door eenen brief van eenen minister laten verzékeren ; nog onlangs heeft deze keizerin hem een werk gezonden , door haar zelve gefchréven, namelijk Projet de loix 1770 , in 410. , in vier taaien, Latijn, Rusfisch, Duitsch en Fransch gedrukt; dit bock heeft zij wéder met eenen brief in het Latijn door eenen minister laten verzeilen, waarin zij zig uitdrukt, dat, wijl de heer diodati haar zijn boek gefchonken heeft, zij hem wéder met dit wil befchenken. Een zonderling nieuws moet ik ook niet vergéten, dat namelijk een geleerde hier te Napels thans bézig is, om den fteen in Lapland te verklaren, welken de heer mauPEPvTUis in zijne reisbelchrijving heeft laten aftékenen; ik geloof nauwlijks, dat iemand bij ons zig daaraan heeft laten gelégen zijn. Het is de heer meola , die zijne on-  EN HET OOSTEN. 351 derzoekingen zo verre uitbreid. Hij heeft mij zijne handfchriften getoond; en wil bewijzen, dat het opfchrift op den (teen Hebreeuwsch is. Ik heb hem verzogt, zig met de uitgave te fpoeden; het kan ten minsten dienen, om de geleerden in Lapland oplettend te maken, om op zulk eene emdige en fteenharde ftoffe te denken. De kloosters zijn ook niet zonder derzelver geleerden. Vader minasi , een Dominikaau, heeft verfcheiden ontdekkingen in de natuurgefchiednis gedaan. Hij heeft zig nu vijf jaaren met waarndmingen over de fpinnen bdzig gehouden, en onder anderen bewézen, dat zij niet vergiftig zijn. Hij gaat zo verre,- dat hij ze zonder hetminftc gevaar eet; en heeft in onze tégenwoordigheid zulks fpinnen genomen en gegeten, die men gemeenlijk voor de allcrvcrgiftigden houd; hij zegt, dat zij het bloedverzoeten. Hetzelfde doet hij met dc berugtc tarantula. Hij heeft de kunst gevonden, om van Europefche aloë, die hier in mdnigte groeit, een papier te maken, dat het fijnfte pergament gelijk is: van het zelfde kruid maakt bij wcefzels, kanten, de fraaifte bloemen, die men met oogen kan zien, ook worden de fraaifte kanten lobben daarvan gemaakt; hij wil een paar derzelven aan den Noordlchen augustus ten gefchenk zenden, van wien hij gehoord heeft, dat hij kunften en wdtenfehappen in zijne bijzondere befcherming neemt, doch hij heeft nog geen veilige geldgenheid gehad,om ze regtdoor aftczenden. Hij heeft mij eenen brief gegeven aan onzen Noordfchcn dioscoribi;s, den grooten u.\;svi-us, die te Napels zo bekend is als te Upfala, waarin hij zijne ontdekkingen verklaart, die in alles wel 14 zijn. De visfehen eu dekken in de zeeëngte van Siciliën, de draaikolken in dezelve, als  35* REIZE DOOR EUROPA ook de ebbe en vloed, heeft hij des te meer onderzogt, wijl hij in Scylla geboren, en dikwijls in Charybdis geweest is. De Tarentinfche purpcrilck kent hij zeer wél, hij heeft verfcheiden proeven gegéven, dat hij met purper kan verwen. Ilij werkt thans daar aan, om aanmerkingen tot een boek te maken , dat eerlang vaerdig zal wézen, namelijk: Delizie Tarentine Libri quatuor opera postuma di tomasso niccolo d''aquina,prima editiom da cataldo. carducci , Nobile Fiorentino e Patricio della Citta di Taranto, con fua verzione in ottava rima e commenio publicata, in Napoli 1771, 552 bladz. in gr. 4-to., met lijnen detterdruk, behalven 74 bladzijden, die de voorréde en het, léven van aquino bevatten, alsméde een'platten grond , en eene kaart van de ttzd Tarente (39). Wijl dit een goed en fraai werk is, zal ik u met weinig woorden een denkbeeld daarvan géven. Thomas nicol. d'aquino werd te Tarentum, of, gelijk het thans heet, Tarento, in bet jaar 1665, geboren. Hij ftamde af van de Longobardefche prinfen in Aquino en Capita, van hetzelfde geflagt . als de h. thomas aquinas. Hij werd voor den grootften heldendichter zijner tijden gehouden , en heeft veel gefchréven ; doch van alle zijne handfehnften is niets volkomener gebléven , dan (39) Vader minasi verrijkt de natuurgefchiednis nog bij aanhoudendheid met merkwaardige ontdekkingen. In 1775 heeft hij laten drukken: Disfertatione fecunda fu di timpanetti delf udito, fcoveri nel Granckio Paguro, e fulla bizarra di lui vita conenriofe note e Pane riflesfione. Napoli , 1775. %vo. Hij befchrijft hier den zeekrékel en bewijst, dat hij gehoor heeft.  EN* II E T OOSTEN. dan deze vier boeken: Deliche Tarentune, die égter te voren niet uitgegeven zijn. Het geflagt ftierf met hem in 1721 uit. De lieer carducci, zijn nabcftaande vau moeders zijde en landgenoot, heeft zijne gedagtcnis willen doen herleven, en geeft, nu deze Delicïce, te gelijk, met zijne vertaling in Italiaanfchc vaerzen, uit, die zo wél gemaakt zijn, dat veelen hem, hier, voor eenentasso of petrarcha houden. In dit gedicht word 2 rente naar zijne gefchiednis, ligging, oudheden, visferijen, e. z. v. befchrévcn. Nu zijn er ook aantékeniu» gen en verhandelingen bijgevoegd, die de ftofi'e ophelderen , zowel wat de natuur en gelteldheid van het gewest, als deszelfs verfchillcnde lotgevallen, betreft. De heer carducci verzogt den kundigen rader miïvasi, overal aanmerkingen te maken , die tot de natuurgefchiednis behoren; dit heeft, hij met zo veel geleerdheid :en fmaak, als met aangenaame nieuwigheden gedaan. Dc tarantula is hier niet vergeten, zo min als het purper en de Tarentinfchc wol, die de ouden zo zeer roemden. De heer Ljjïff n.eus word dikwijls aangehaald, cn op zoinmigc plaatzen noemt hij den heer ruddeck' cn mij, ais getuigen van zijn ontbijt van fpinnen. Vader minasi is ook een dichter; ik geloof, al de geleerden hebben de poè'üfcbe inblazing onder eene hémelftreck, die virgilius en sannazare, ja zelfs, gelijk de heer matorelli beweert, homeer voordgebragt heeft. Van alle tijden zijn hier dichters geweest: de koningin van Zweedcn, christina, beriep verfcheiden dichters en geleerden van -Napels bij haar tc Rome; en thans, is er nog zo min gebrek in de Latijnfchc, als in de Italiaanfchc dichtkunst. Tc voren heb ik van micliaccio, mattei,-carducci, en andeI. Deel. Z  354 REIZE DOOR EUROPA ren gefproken. Boven anderen verdient de heer emanuel campolongo eene aanzienlijke plaats. Zijne polyphem&s is in groot aanzien; en bij des konings egtverbintenis fchreef hij verfcheiden gedichten in alle foorten van de Latijnfche en Italiaanfchc taal, tot bruiloftsliederen; bij begon eerst met vaerzen in de oudde Latijnfche taal naar ennius, pacüvius, accius en anderen, dan naar lucretius , virgilius, e. z. v. Even dus gebruikte hij alle Italiaanfche tongvallen tot op de fpraak der Lazaroni hier in Napels. Hij voerde die allen, ouden en laateren, elk in zijne taal, dit hoog huwlijk zingende, in, en wel met zo veel kunst en fmaak, dat het elks verwondering verwekte. Deze verzameling noemde hij Proteus. Doch in een Italiaansch lied het volk invoerende, dat in zijne vreugde den naam van Bourbon met zo veel buigingen van verkleinende woorduitgangen, waarin de Italiaanfche taal zeer rijk is, gebruikte, dat een fchroomagtig minister vreesde, dat het belachlijk zou worden, werd het gedicht met de ganfche verzameling geheel verboden, en indien men voor de geleerdheid en het vernuft van den maker zo veel agting niet gehad had , zou hij de gevangenis niet ontgaan zijn. Met veele moeite heb ik een' afdruk van deze vaerzen bekomen, en kan mij niet genoeg verwonderen over de moeite, die de heer campojlongo aangewend heeft, om zulke Latijnfche dichters zo wél natevolgen, welken zig thans niemand de moeite geeft, om te léren verdaan: ik geloof, dat hij de eerde is geweest, dien het in de gedagten gekomen is, zulk een' zwaaren arbeid te ondernémen. Hij is een geleerd en vriendlijk man, hoogiceraar der wélfprékendheid in een groot kollégie, dat de Jefuiten weleer bewoond hebben.  JE N II E T 0.0 S T E N. 3-7 Een eenig geleerd vrouwsperfoon ken ik hier in Napels, namelijk jufvrouw maria angela ardinghelli, die veele zaaken in de natuurkunde gefchréven, en Engelfche werken in het Italiaansch overgezet heeft. Zij begint nu oud te worden, doch behoud nog haar voormalig vuur en vlugheid. Men vind hier ook veele dichters voor de vuist, die rmnlmprovifanti noemt; zij maken op flaandc voet vaerzen , over welk eene ftoffe men hun wil opgeven. Onder dezen is de heer lodewijk serio gewis dc voornaamftc, die veele honderd fraaije vaerzen flans pede in uno kan opzeggen. Daarenboven is hij in dc wétenfehappen wél ervaren, heeft homeer, virgilhjs, en anderen, gelézen, en verftaat dc wijsbegeerte, dus moet men hem van de vaerzenmakers wél onderfcheiden. Jk had zo veel van hem gehoord,dat ik mij zeer verheugde, toen ik hem eens bij vader minasi aantrof. Ik verzogt hem, dat hij ons eene proef van zijne kunst wilde roneu: eerst werd er iemand geroepen, die op het klavier ipeelde: de heer serio verzogt hem, eenen toon tefpélen, dien hij wilde; daarop Verzogt hij mij, hem eene ftoffe optegé ven, om daar over te zingen; ik deed dit, namelijk over een' groot' man, die wêer kindsch geworden was,als den geleerden mazochi , die toen nog leefde. Dc ftoffe gevalt mij, zeide hij ,wijl zij nieuw is: daarop begon hij met het klavier inteftemmen, en, in Italiaanfchc vaerzen, bijna een uur lang. daarover tc zingen: hij verhandelde de ftoffe zo fraai, dat niemand der aanwézeuden ongeroerd bleef. Hij roerde zelfs de natuur-en.ontleedkunst aan, toonde, hoe alle lichaamen llijten, hoe de zcnuwvézelen door geitadig gebruik venlappeu, hoe het geheugen afneemt, en de Z 2  356 R E I Z E DOOR EUROPA denkbeelden door den tijd uïtgebluscht worden. Ten befluitc zong bij van de werken van mazochi endenroem daar door verworven, hoe hij zijne eeuw verlicht en deinatie tot eere geftrekt heeft, waardoor zijn naam onlterflijk geworden is, en wekte anderen op, om zijn voorbeeld te volgen. Daar ik thans van de geleerden in' Napels fpreek, zou ik een' grooten misflag begaan, indien ik twee voornaame hecren niet noemde, die door hun voorbeeld tonen, dat de wétenfehappen zo algemeen niet in minagting zijn bij den adel, cn dat, wanneer zij het tot hier toe, als een overblijfzel der woestheid, duisternis en onkunde geweest zijn, men alle réden heeft, eene roemwaardige verandering te gemoet te zien. De eene is dc vorst van Sanfevero , raimond di sangro , die niet alleen verfcheiden boeken gefchréven , maar ook ontelbaare nieuwe ontdekkingen gedaan heeft ; men zou een boek nodig hebben, om ze allen te befclnïjven. Onder anderen heeft hij uitgevonden , om, met geringe kosten, van marmer, lazuurfteen, met zijne goudvlakken en aderen, te maken, zo dat geen kenner dien van den waaren kan onderfcheidenhij heeft dezelfde hardheid, zwaarte en eigenfehappen. Hij heeft ook de proef genomen, om de kleuren uit eenen egten lazuurfteen te trekken, zo dat hij wit word: door deze kunst kunnen dc fchoonfte camee'n met wit verhéven werk op natuurlijken lazuurfteengrond gemaakt worden. Van de plant apocynum, of ascleptas fyriaca, die hier in ménigte groeit, heeft hij zijde gemaakt: met deze zijde kan men zig van het hoofd tot de voeten kléden; want men kan er ook hoeden en bovenleer tot fchoenen van maken;  EN HET OOSTEN. 357 en dat niet alleen, maar men kan er ook kamers mêe behangen; als méde papier, gelijk het Chineefche, daar. van bereiden, waarvan ik in het paleis van den prins fraaije ftukken gezien heb: meer kan men van eene planr niet begeren. Hij heeft eene foort van doek gemaakt, dat zeer ligt en dun is, doch daar dc régen niet doordringt, hoe lang dezelve ook aanhoud; het neemt zelfs geen water naar zig, maar blijft droog en ligt. De koning van Spanje droeg er overrokken van, als hij des winters op • de jagt ging. Eene tweede foort van doek, dat op de eene zijde als zijden fluweel, en op de andere als laken uitziet; dit heeft dezelfde nuttigheid tégen den régen, .als het voorgemelde, doch is fterker en warmer. Hij ibösft uitgevonden, het zeewater volkomen zoette maken, .en wel op meer dan ééne wijze, waar onder ééne zonder ■ bijvoeging van alkalifche zouten , hebreen, of dergelijken , gelijk anderen gebruikt hebben, in het werk gelteld word. Dit water blijft langer goed, dan ander water, zonder te vervuilen. Hij heeft een papier uitgevonden tot proppen op kanonnen en ander fchictgeweer, dat niet ontbrand, en geen vonken geeft, maar onmiddellijk tot kooien word. Doch, wat is het nodig, hier alle nuttige en fraaije ontdekkingen te melden, van dcwelkcn in alle reisberigten van Napels gewaagd word? Het geen ik gezegd heb, is genoeg, om hem algemeen tc betreuren; hij Itierf kort voor onze aankomst alhier. Zijne laatfte proef was in de werktuigkunde: hij maakte eenen wagen • met vier raderen, die in het water van zeiven ging, zonder dat eenige zigtbaarc drijf kragt daartoe gebruikt werd: het was voor den koning eene zeer onverwagte vertoning, toen hij den wagen onverhoeds-op het water in tic zee zag Z 3  358 11 E I Z E D O 'O R EUROPA • lopen; ik heb eene tékening van dit Neptuinsch rijtuig bekomen. Zijn zoon is eéh zeer vriendlijke prins , die ons alle de proeven en ontdekkingen van zijn' vader getoond heeft, maar anders drukt hij ook niet verder dëszelfs voetllappen. De kapel, of huiskerk, van den prins is, denk ik, de kostbaarfte en fraaifte, die men bij èenig' ■ bijzonder' perfoon aantreft. De prins heeft er eene halve millioeu Napelfche dukaaten aan befteed, en nog zal zij 100 dukaaten kosten , voor dat zij geheel voltooid is. Wen werkt thans aan den vloer van marmer met verfcheiden foortcu van ruiten, in navolging der vloeren, in Heren lumim gevonden: het maakt een gezigtbcdrog voor de oogen , men meent op punten en kanten te ftaan, en vreest te vallen, en evenwel is alles effen en gelijk. Hier Zijn dc fraaifte en kostbaarfte grafftéden voor het geflagt van SkyöRi zédert 150 jaaren, met ftandbeelden van lévensgrootte , die men met regt Genealogia lapidaria [geJlagtlijst van ftcen] kan noemen. Men ziet hier ftukken, dergelijken geen beeldhouwers uit Griekenland noch Rome ooit ondernomen hebben te maken. Eindelijk moet ik iet zeggen van zijne uitgegéven fchriftcn, wijl ik zie, dat men dezelven'in alle reisbefch rij vingen voorbijgegaan fe ben merkwaardig weck over de tactica onder den titel: Pratica piu agevole e piu ulile di Efercizi militari per F Infanterie, fcritta da raimondo Dl sangri, Principe bl sansicvero, in Napoli j.747, in folio 180 badzijcien j met iigifur.cn en koperen plaatcn ; dit werk werd ook jn Rome 1760,-insgelijks in folio op J49 bladzijden nagedrukt. Dc krijgsoefeningen hier befchréven, werden door zijne katholijke majefteit, als koning van Napels, in het jaar 1746, onderzogt en goedgekeurd. Lettres  EN MET OOSTEN. 359 êcrites par monfieur le prince de S. severe de Naples ,• a monfieur Vabbi nollet , de t'Academie des fciences dParis, contenant la relation cFune découverte, qifil a faite par le moyen de quelques expèriences chimiques, & fexplication phyfque de ces circonflances, a Naples 1735. in 8vo. Hier word van lampen gefproken met onuitbluschbaar vuur, welken de prins beweert, ontdekt te hebben. Disfertation fur une lampe antique trouvée a Munich, en tannèe 1753, écrite par Mr. le prince de S. severe, d Naples 1756. in 8vo. 141 bladz., met twee koperen plaaten. Eindelijk is hij ook fchrijver van twee groote boeken in 4to., van der Amerikaanen^wz/w, of van hunne gewoonte, om met eene foort van knoopen te fchrijvcn. Dit werk werd te Rome wégens verfcheiden bijzondere gedagten van dc tijdrékening en het beeldfchrift der Chineefen niet wél opgenomen. De andere heer, die zig door zijne wétenfehappen en kundigheden zeer beroemd gemaakt heeft, is johan carafa Duca di noya. Hij doet zijnen ftand door zijne verlichte doorzjgten eer aan. Hij heeft eene plaatsbefchrijfkundige kaart van Napels gemaakt, en daarbij zelf de nauwkeurigfte métingen in het werk gefield. Nog meer, hij was in zijne jongere jaaren hooglceraar in de wiskunde bij de Univerfiteit. Het is in dit land niets zeldzaams , marquizen, graaven en édellieden de waardigheden van hoogleeraars en leermeesters te zien bekléden; maar een' hertog op den leerdoel te zien, is in de daad zeldzaam. Naderhand was hij generaal. Hij heeft een fraai, ja het bede kabinet, dat een bijzonder perfoon kan hebben, van édelgedeenten, cameën, beelden, opfcliriften , verhéven werken, fchilderijen, oude Griekfche „  S6o R E I Z E DOOR' EUROPA Latijnfche en Tyrrhenifche munten in aanzienlijke ménigte, en Etruscifche vaten. Hij heeft een fraai werk in het Italiaansch gefchréven over de Etruscifche vaten, derzelver verwen, maakzel, gebruik, e. z. v.; men had een begin gemaakt met het zelve te drukken, als de dood hem voor een jaar of twee wegrukte. Ik heb het gedrukte gezien; het is pragtig in groot roijaal folio, en gaat tot N. en bladz. 5a. Het is met fraaije kundigheden in alle foorten van geleerdheid vervuld ; de Griekfche en Latijnfche dichters en gefchiedfehrijvers bekomen hier dikwijls een nieuw licht. De koperen plaaten, die dit werk zouden verlicren, zijn geheel vaerdig, op het drukken na; met één woord, het werk is afgefchréven cn voor de pers gereed; des niettégenftaande heeft het nu twee jaaren getoefd, want zo lang is het, dat deze waardige heer overléden is. Zijn zoon heeft tot héden andere bézigheden gehad, hij heeft mij egter gezegd, dat hij het werk zal uitgéven. Toen de keizer hier was, begeerde hij, zegt men, van den koning maar twee ftukken van al het fchoone, dat hij in Napels gezien had; naderhand heeft hij zig verklaard, dat hij den prins sanskvero en den hertog van noya daarmêe bedoelde : zo wél weet deze keizer menfehen te kennen en te fchatten. I Iet zou nog lang genoeg kunnen'aanlopen, eer dat Napels wêer huns gelijken in alle opzigten, en cencn anderen mazochi bekomt. Zo mist men ook den geleerden genovese , wiens wijsgérige werken alöm bekend zijn. Het zijn reeds veele jaaren, dat Napels johan bapïista vico verloor, dien zijne Principia Scientiee novce beroemd gemaakt hebben; men heeft dit werk verfcheiden maaien herdrukt', de laatfte uitgave is van 1744. Hij heeft ook de Univerfi juris 'éwprincipia et fine uns, Nea-  EN HET OOSTEN. 361 •poli, 1720., gefchréven. Men befchuldigt gemeenlijk den wetgéver van het menschlijk geflagt, montesquieu, dat hij zig in zijn onfterrlijk werk, Esprit des loix genoemd , te zeer van de werken des heeren vico bediend heeft. Ik heb de eer, eenen der zoonen van den prins arianelli , den heer gaetano filangeri , bijzonder tc kennen , van wien men met réden groote vcrwagting heeft; hij is eerst 20 jaaren oud, en heeft reeds een boek in liet Italiaansch over de wetgéving afgewerkt, hetwelk hij denkt uit te géven, gelijk ook een Latijnsch werk'over de opvoeding, een waardig onderwerp van overvvégiug voor een' jong' heer. De hertog van laurino is wégens zijne ervarenheid in de gefchiednisfen der middentijdeu en de handvesten zeer beroemd, waar over hij verfcheiden werken heeft uitgegéven. De baron ronciii cn de heer porcinari bezitten groote en rijke kabinetten van muhtfpéciën, gedenkpenningen en oudheden. De heer aquaviva d'arragona heeft eene fchoone boekverzameling, en veele zeldzaame haiidfchriften. Gij kunt hieruit over den fmaak der aanzienlijke lieden alhier oordélen. De wakkere abt galliani, broeder van .den marquis galliani, heeft een muntkabinet, dat hem 30 duizend Uvres gekost heeft: hij is legationsfecretaris .te Parys geweest, -en heeft gedenkpenningen en muntfpéciën van alle volken verzameld. Zijn broeder, dc marquis galliani , was een groot dichter. Z 5  3 ta dUtatia. ' l ; m moet hier ook niet vergéten, e.ene andere zonderlinge gewoonte tc melden, die door gansch Italië gaat, dar ■men elk bij zijnen doopnaam noemt, zonder.zig veel te kreunen aan den van, of bijnaam , il Cafato, gelijk men hier zegt:, of den-geflagtnaam. Men vind in veelc boeken, dat de fchrijvers naar orde van het alpiiabet met de doopnaamendaan; men kan dus den goenen, dien men zoekt, niet vinden, wanneer men zijnen Voornaam niet weet: bij voorbeeld, in de Qrtografia Itallana daat een opdel van alle fchrijvers, die het best over de taal geichrdven hebben; als men daar petrarcha wil hebbed, zoekt men hem vergeefs onder de letter P., men moet hem onder F. zoeken, nademaal hij franciskus heet  EU? HET OOSTEN. 377 en zo vervolgens. Even dus zijn veele uitgaven van den Index librorttm prphibitorum in Rome ingerigt. Mij kwam daarin, onder den naam iienr.ik.tjs, onvcrwagt een waardige Zweedfehe naam te voren, henrikus benzelius, wiens Syntagma Disfertationem in Rome verboden is. Zomtijds veroorzaakt dit gebruik veel verwarring. Zo heelt de geleerde monnik georgi in Rome, die door zijn Alphabetum Thibetanum, vbi etiam de vario litterarum ac religionis nomine, moribus, fuperftitione ac Manicheismofufe disferitur, Romee 1762, in 4 0 ., bekend is, dikwijls met lof van eenen Zweed gefproken, dien bij voor veele jaaren in Bologne gekend heeft, maar hij weet geen anderen naam van hem, dan don anhrea : hij prijst zijV ne geleerdheid zo wel als zijn léven , zo zeer, dat ik gaern zou willen wéten, wie het geweest is, doch hij kan mij geen anderen naam opgeven, dan don andrea. Uit zijne verdere bclclirijving zou ik omtrent hebben kunnen beiluiten, dat het de beroemde andreas celsius moet zijn geweest; want hij zegt, hoe hij zig bézig gehouden heeft, rnet dc graaden des lichts te méten, hoe ervaren hij in de ild- en iterrenkunde, e. z. v. was. Zo gaat het ook met ons, elk noemt den heer rudbeck, don carlo, cn mij, don giacomo, en dit gebruik , wil men, geeft een bijzonder vertrouwen en veel vriendfehap te kennen. Dit mag ik ook niet voorbijgaan, dat niemand in deze landen of in Frankrijk abraham , isracl , samucl , danic'l , e. z. v. heet: wanneer een reiziger deze naamen hééft, word hij volftrekt voor een'jood, ten minsten vooreen' bekeerden, gehouden; want ieder heet hier naar den een' of anderen heilig, dien zij inzonderheid voor hunnen befchermcr houden. Dit gaat zo verre, dat zelfs geleerde Aa5  37S REI ZE DOOR EUROPA lieden in Parys niet willen geloven, ten zij men het hun bewijst, datjAKos, cn jakobus, of jaques, dezelfde naam is;, want, zeggen zij, wat anders is Rue s. jacques, wat anders Rue jacob. Hier word ook hendrik cn erik,zelfs erigo en arrigo voor eenerlei naamengehouden; gemeenlijk fchrijft men het in het Latijn erricus, en zo vind" men het verfcheiden maaien onder het Handbeeld te paerd van hendrik IV. op k pont neufm marmer gehouwen, waarop weinigen gelet hebben; wie zou geloofd hebben, dat in Frankrijk erricus IV. geregeerd heeft, en Frankrijks grootfte koning is gewees'. Dergelijke kleinigheden wilde ik niet gaern voorbijgaan \ daar zij mij juist invallen, en van onze gebruiken zo zeer onderfchciden zijn. Gij hebt mij naar eene gewigtiger zaak gevraagd, of thans in Napels Zweedcn wonen, of er zig als reizigers onthouden. Ik heb hier eenen Zweedfchen monnik ontmoet, die nog het aanzien, het gezigt en de opregtheid van eenen Zweed, maar verders niets, behouden heeft: godsdienst, taal en naam zijn veranderd. Hij is hier te' Napels geboren, heet txmi michacl carloi, enislceraar der wijsbegeerte in een Dominikaanen klooster. Zijn vader was van Gotbenburg, en carl carlsson genoemd, heeft een eigen fchip gevoerd, werd bij Marfeille genJ men, cn, in het jaar 1705, als krijgsgevangen, naar Napels gebragt; naderhand heeft hij met den koophandel en de fcheepvaart veel gewonnen en te Mesfma, op Siclliën, een fraai ziekenhuis voor zeevarenden aangelegd • vervolgens werd hij tot kastellan, of bevélhebber in&de vesting benoemd, doch hij vond meer genoegen in het zeevaren, daar hij geftadig bij gebléven is; te Napels  EN HET O O S T E N. 379 trad hij in huwlijk, en heeft 4 kinderen gehad, 3 zoons, en ééne dogter, welken nog in léven zijn; één van hun is de-ze vader in het klooster; een tweede is zo veel als vicekonful, en word door den Zwecdfchen konful, den heer andró , die een Franschman is, en het Zweedseh niet verftaat, als tolk op de Zweedfehe fchépen gebruikt, wijl hij een weinig Zweedseh geleerd heeft. Hun vader is nu dood, dcnkïijk heeft hij, bij zijn trouwen, godsdienst en naam veranderd, en zig in plaats van carlsson, carloi genoemd, hetwelk voor de Italiaanfchc tong gemaklijkcr is. Hier is verders een Zweed, reicii genoemd, die 30 jaaren buiten Zweeden is geweest, een horlogiemaker zal zijn, doch als vicekonful gebruikt is te Trapani in Siciliën; hij fpreekt veel van zijne verdiensten en de ondankbaarheid des vaderlands omtrent hem; maar, dewijl ik zo min van het ééne als van het andere bijzondere blijken gezien heb, kan ik niet oordélen, in hoe verre dit waar is; mogelijk heeft hij daarin gelijk, dat de Zweedfehe handel op Napels en Siciliën béter kon zijn , dan die thans is, maar op wien het aankomt, cn of de misdag in de onkunde van onze kooplieden ligt, die het voordelige van den handel en de Middenlandfche zee niet te deeg kennen, om dat zij in deze gewesten niet gereisd hebben, en dergelijken, zo als hij beweert, daar kan ik mij op gecnerlei wijze inlaten. Anders heb ik in Napels geen Zweeden aangetroffen, wanneer ik den fcheepskapitein österdam niet wil rékenen, die met een Zweedseh fehip en Zweedfehe rnanfehap, doch met eene lading en vragt Iéder van Dublin hcrwaard kwam, van Uier naar Livorno ging, en geen andere lading kreeg, dan eenig houtwerk, dat hij bij Gastel a Mare, nabij het ontdekte  3&o REIZE DOOR EUROPA StaMce innam. De heer österdam is een vriendhifc en kundig man. Hij ging eens met ons naar de hondsgrotte, eens bragten wij hem op den berg Vefuvius, werwaard bijna al de manfchap van zijnfchip méde ging. Nauvvlijks zullen er ooit zo veel Zweeden te gelijk op den Vefuvius bij elkander geweest zijn, nog minder zo veel Finnen, want het grootfte gedeelte der fcheepslieden was uit Finland, en zij fpraken den Vefuvius in het Finsch aan, die toen, verbaasd over zo veele ongehoorde taaien en ftemmen , niet durfde antwoorden, noch ecnig geluid van zig géven, en zijne boosheid alleen in eenen dikken en heeten rook liet blijken. Dan, ik heb mijn onderzoek wégens de Zweeden in Napels verder uitgeirrekt, dan gij waarfchijnlijk zult gcdagt hebben. Ik wist, dat carl ulfsson, zoon der . h. brigitta , in 1372, te Napels overléden was; ik heb mij daarom alhier van zijn léven en zijne minnegefchiednisfen met dc koningin johanna willen onderrigtcu, en zijn graf opzoeken; doch met alle moeite heb ik niet meer ervaren, dan dat hij met veel ftaatlie in dc domkerk te Napels van den h. Januarius, den isden maart 1372, begraven is; dat de h. erigitta zelve, die toen hier was, de lijkftaatlic mee bijgewoond, en, uit eene bijzondere ingéving en verlochening, haaren zoon niet beklaagd, en niet'ééne traan geftort heeft. Dcnklijk zal de koningin des te meer getreurd hebben. Dit heb ik in verfcheiden boeken gevonden; maar geen der gefchiedfehrijvers, die het léven der koningin befchréven hebben, gewaagt van dezen heer, noch van de genégenheid der koningin tot hem , daar zij anders haare onbeftendigheden niet verzwijgen. Misfchicn heeft hij te ATapels zo veel opzieus  EN HET OOSTEN. 38i niet gemaakt, als onze Zweedfehe gefchiedfchrijvcrs willen bewéren. Even zo min heb ik ergens eenen graffteen of een graffchrift op hem kunnen vinden, hoe vlijtig ik nazoek gedaan heb. Ik weet niet, of ik hier een' anderen Zweed wil noemen, die op het land woont, en, naar men verhaalt, .kapucijner monnik is. Hij fchrijft zeer dikwijls wonderlijke brieven aan den konful andrl% zomtijds in het Zweedseh, dat de konful niet verftaat, en dan eens in het Italiaansch en Fransch: hij tékent zig fredrik adolf , zonder verderen toenaam; nu zet hij na den naam : prins van Mittau en Zweeden, zomtijds noemt hij zig ook aardshisfehop en doktor te Stokhohn. Ik heb vier of vijf van deze zijne brieven. Hij valt den konful dikwijls met zotternijen lastig; ook fluit hij brieven in aan den aardsbisibhop van Upfala, aan de rijksdenden, ja zelfs aan den grootfulran, dien hij op het opfchrift den titel geeft: Au trés-kant cF trés-grand chien & maitre. De Zweedfehe konful, dc heer wilhelm andrc, is een regt vriendlijk en braaf man; hij houd een aanzienlijk huis, cn bewijst veel beleefdheid aan Zweedfehe reizigers. Hij en zijne vrouw zijn van Geneve. Ik heb een' grooten Zweedfchcn gouden gedenkpenning bij hem gezien, die 50 Venctiaanfche zechineu, of dukaaten, weegt; hij is door iiedlinckr geflagen, cn vertoont, op de ééne zijde, den koning krederik, ende koningin ulrikaeleonora, en, op de andere, alle ia de koningen, van gustavus I. tot op fréTjrik, met dit opfchrift: Splendet in erbe Deens. [Hun huiler licht in de wacreid]. liet is een zeldzaame penning te Napels. De heer and Ré vond hem bij eenen koopman, die hem wilde laten verfmelten, be-  3Sa REIZE DOOR EUROPA taalde denzclven 50 dukaaten daarvoor , en redde hem dus van den ondergang. Verders heb ik eene groote verzameling van Zweedfehe zilveren gedenkpenningen gezien bij den biegtwader der koningin , monfignore bernhard gühtler , welken door hedlinger gemaakt zijn, en de Zweedfehe koningen verbeelden, van björno I. af, onder wien de christlijke godsdienst ingevoerd werd, tot op koning christiaan II. Hij heeft ze allen van een' zijner nabeftaanden in Stokholm. De heer gürtler is eenDuitfcher,cn is de koningin, Van Weenen herwaard naar Napels , gevolgd; hij bezit zo wel haar vertrouwen als dat der keizerin, hetwelk hij ook wégens zijne édele hoedanigheden waardig is; door zijn verltand en gedrag heeft hij zig hier te Napels veel agting verworven: elk zegt van hem, dat hij een ïwomo fprejudicato is, dat bij een' hoveling veel wil zeggen ,• want het betékent een' man, die geen vooröordeelen heeft. Hij bezit veel geleerdheid, is te Weenen boekenkeurder, ook zelfs biegtvader geweest; hij heeft gelijken rang en aanzien met dc bisfehoppen. Hij heeft ons zo veel goeds bewezen, duf ik er een' langen brief van zou kunnen fchrijven. Zonder zijne aanbevelingen zouden wij het muféum herculanum nooit zo wél en zo dikmaals gezien, noch ook van alles zulke goede berigten gekrégen hebben. Er gaan weinig dagen voorbij , dat wij niet aan het hof in zijn gezelfchap zijn, hij leert ons alle zijne vrienden kennen; dikwijls werden wij aan zijne tafel, ja zelfs aan de tafel van den oppermaarfchalk genodigd, die in het Italiaansch maggiordome maggiore heet, en zo veel is als de grand mahre de la maifon du Rol in Frankrijk, het is de vriendlijke prins ventiïuiglia van Siciliën, in wiens gunst en kennis dc gedien-  EN HET OOSTEN. 383, ftige biegtvadcr ons gebragt heeft, zonder van andere voornaame pcrfoonen te fpréken. Onder de uitlanders, die zig door hunne geleerdheid en prijslijke hoedanigheden hier te Napels een groot aanzien gemaakt hebben, moet men den Engelfchen gezant, den heer hamiltom , in de eerfte plaats ftellen. Ilij heeft een groot kabinet, en daarin eene aanzienb'jke menigte Hetruscifche vaten verzameld, waarvan hij op zijne kosten eene fraaije verzameling in het koper beeft laten brengen, en met derzelver kleuren aigezet, in groot folio uitgegeven ; een zeer pragtig en kostbaar werk. De heer hamilton heeft een' grooten en uitmuntenden roem nagelaten. De kardinaal sersale heeft ons verzogt, hem te groeten, als wij naar Engeland komen , en hem te zeggen , hoe zeer hem elk in Napels hoogfehat en zijn vertrek beklaagt: jammer is het, zeide hij, dat zulk een vriendlijk , braaf en groot man niet lloomschkarhoh'jk is. Zulk een compliment zegt veel in den mond van eenen kardinaal. De heer hamilton is meer dan 40 maal op den Vefuvius geweest, heeft ook den keizer, den koning, de koningin, de prinfert en bijna alle reizigers derwaard begeleid. Hij heeft over dezen volkan en andere merkwaardige verfehijnzels hierömftreeks veele aanmerkingen gemaakt, die hij misleiden met den tijd zal uitgeven, hetwelk zeer te weiïfchen is (40) (40) Dc ridder wjllfjw ilmii.ton heeft zijne nauwkeurige en breedvoerige onderzoekingen over de vuurbrakende bergen in het Napelfche, in een ongemeen pragtig en kostbaar werk bekend gemaakt, waarvan de titel is: Cawpi phlegrai. Objervatious 0/1 the Volcanes of the two Steiltes, with 54 platei ,c»hurd «}-  3S4 RE1ZE DOOR EUROPA Maar terwijl ik van vrecmdlingen tc Napels fpreek, mag ik voorzéker de verstafgelégen, namelijk de Chineefen, niet vergelen. Hier is een kweekfchool voor hun, waarin zij in alle foorten van we'tenfchappcn, voornaamlijk in de godgeleerdheid, onderwezen worden, nademaal men hen naderhand tot zendelingen in China gebruikt. Ik heb hier andermaal de Chineefen gezien , met welken ik te Parys veel verkeerde; maar één van de vijf, die door Frankrijk hebben gereisd, is gedorven. Zij bevinden zig te Napels zee" wél, de lugt aldaar is voor bun zeer goed, maar te Rome kunnen zij niet léven, want de lugt is daar dodelijk voor hun , en om die réden kunnen zij niet, gelijk andere uitlandfche zendelingen, in het bekende kollegie de propagande fide gehouden worden; men heeft liet beproefd, doch zijdiervcn, endaarom ismen genoodzaakt, hen hier te houden. Hun getal is tégenwoordig twaalf, zomtijds meer of minder. Deze Chineefen zeiden mij, dat zij het daar warmer vonden, dan 'in ■China , hetwelk men egter denkliik niet van alle jaargetijden en lugtdreeken in dit wijduitgedrekt rijk moet verdaan. Te Parys klaagden zij over vreeslijke koude. Men moet opmerken, dat Napcis eene zeer gezonde lugt heeft; dit is iet groots, wanneer men in Italië daarop ter Nature, in het Engelsen en Fransch: een werk, dat in waarde en kostbaarheid nauwlijks ergens zijns gelijk heeft, ca verre alles overtreft, wat tot héden ooit in deze taak gefchréven is. Het beiraat uit twee deelen, waarvan het tweede de verklaring behelst van de koperen plaaten, die in dit werk voorkomen:  EN HET OOSTEN. 585 Op kan ftaat iriaken, alwaar dc lugt op zékere plaatzcn en oorden, -in een zéker jaargetij, zo gevaarlijk is, dat nauwlijks iemand om de2en tijd bet zal wagen, om er door tc reizen. Het is niet, gelijk bij ons in '/.meclen^ waar men op'zulk eene édele en groote gave geen waaiv de weet te Hellen, wijl de lugt overal en te allerï tijde gezond is; maar hier te lande is het voor alle meufchen een ftuk van. gewigt. Van het einde van junij tot in oer tober, kan niemand, zonder lévensgevaar, hét wageir, ■om op zékere plaatzcn te flapen; daarom reist ook nier mand in dien tijd; en alle de voerlieden hebben dan zulk een .geldgebrek, dat men meer dan de- helft béter koop ■een voorfpan kan hebben. Men kan wel door de ongezonde lugt reizen; maar doet men flegts een fluimeringje^ dan is het met de gezondheid, ja veelligt met het léven, gedaan. Wij waren te Peestufi?,-nis cattiva aria, of de kwaade lugt, aldaar op het iterkst was, wij bragten een' ganfehen dag door met het bczigtigen van den oord, aten en dronken er, en réden toen weg, om den nagt tc Vietri, dat hoog ligt en altijd eene gezonde lugt heeft, doortebrengen; maar Salento, dat er digt bij ligt, is in dat jaargetij zeer ongezond. Wij ondervonden geen kwaade gevolgen van deze reis, maar bevonden ons freec\; wél; fchoon alle onze vrienden te Napels, zelfs de gencesheeren, ons afrieden; in dit jaargetij te reizen. Maar wij waagden alles, óm de ftaatlijkc overblijfzels der aaloude ftad Peestum of Pofidonia te zien; en dit zijn voor ons de zuilen van herkules in het zuiden, of het uiterffce doel onzer reize aan deze zijde; want onze voorgenomen reis naar Siciliën kan voor dit maal geen plaats hebben. Zodanig is de lugt in deze zuidlijke deelen van Italië geI. Deel. J3 b  S8Ö REIZE DOOR EUROPA field; hl Toskane, Lombard/Je, Piemont, Savoifen en Venetië weet men van de cattiva aria niets. Daar zijn veelerlei oorzaaken van deze ongezonde lugt: fompige mocrasten en meircn, ftaande waters , mofetifche dampen en dergelijken brengen waarfchijnlijk het meest daaraan toea doch het gebrek aan inwoners is oorzaak, dat het land onbebouwd ligt;er worden geen vuuren aangeftoken, om de ingt, die hier dik en vettig is te zuiveren. De ouden fptfSféfi zelden van ongezonde lugt. Peestum is nogthans eene grote ftad geweest, thans vind men er nauwlijks eenige flegte hutten. Ik herinner mij niet, dat in defchoh Salernitana van eenige dodelijke lugt in Salerno gefproken word'. Het land rondom Rome was alom bewoond, nu is het naar den zeekant gebed woest: niemand kan tégenwoordig bij OJlia wonen, behalven gevangenen, die op den dood zitten. Olim non er at pc [eertijds was het zo niet.] Wij zijn verfcheiden plaatzen doorgekomen, alwaar zelfs het dromend water ftinkt als een dood aas; het beeft eenen verftikkenden zwavclagtigen reuk, en men is genoodzaakt, iets voor den neus te houden, indien men niet wil (tikken; men noemt het in het Italiaansch acqua puzza , dat is, ltinkend water, komt van zdkere heuvels en hoogten, die waarfchijnlijk veel zwavel bevatten. Doch mijn lange en flegtgefchréven brief mogt 'u misfehien nhViro emuuctce naris niet aangenaamer zijn, dan dit water voor reizigers is; ik voel mijnen misflag, m moet derhalven eindigen. Doch ik zou mijnen misflag nog zeer veel verergeren, indien ik in eenen brief aan een boekbewaarder geen woord van de boekerijen hier in Napels meldde. Gij moet u niet te zeer op de berigten van den abt richard veilaten,  EN HET OOSTEN. 3«7 als hij in zijne Description de F Italië, T. IF. p. ma, 130 zegt, dat hij met eigen oogen in de boekerij der monniken Augustijnen, in hun klooster fan Giovanni di Carbonara, de kostbaare handfehriften van dioscorides , eüsebius, 'diodorus van Siciliën en polybius, die op zijde gefchréven waren, névens de vier cuangelisten, gezien heeft; Want hij heeft, zowel bij deze, als bij ménige andere gelëgenheid-, in den droom gezien. Dit is een bewijs, dat hij dc boekerij niet gezien, maar het zijne uit mabillons Iter Italicum, die, in de voorléden eeuw, in deze landen heeft gereisd, en uit montfaucons Diariitm en Bibliotheca Bibliothecarum , die in het begin der tegenwoordige eeuw is hier geweest, nagefchréven heeft: in dien tijd-werden deze, en veele andere, handfehriften van groote waarde in Napels gevonden, die naderhand, op bevel van keizer karel VI. naar Weenen gebragt werden : niemand heeft mij kunnen zeggen, in welk jaar het gefchied is, maar dat weet men .met zékerheid, dat het voor het jaar 1730 geweest is, want toen ffierf de hertog cajetano argento , die klit bevel des keizers uitvoer* de. De abt riChard was hier in het jaar 1762, en zegt, dat hij deze handfehriften gezien heeft: wat meer is, hij haalt het begin van dioscorides aan. Zulk eene vermétele onbefchaamdheid heeft onlangs twee Engelfchen bedrogen , die regt door van Londen de rejs herwaard gedaan hebben, om den dioscorides te zien, dien de abt richard gezien heeft; maar toen de boekbewaarder hun zeide , dat hij niet hier, maar te Weenen was,: flapten zij aanftonds in het rijtuig, cn réden hals over kop regt door naar die hoofdflad; Was dat niet regt op zijn Engelsch? De boekbewaarder, vader sambucextj , een vriendhjk Bb %  3SS REIZE DOOR EUROPA en gcfchikt man, heeft mij dit zelf verhaald. Ik kan hier niet met ftilzwijgen voorbijgaan, dat richard op eene andere plaats, bl. 489. zijn eigen vonnis velt: Unepasfion extréme pour rantiquitè, ce gout, qui faifoit embrafer les Pédans pour famour du Grec. [dat is: Eene 011gemeenc drift voor de aaloudheid, die fmaak, welke de Pedanten uit liefde vóór het Grieksch deed ontblaken.] Deze drift heeft hem zo ver verward, dat hij alom Griekch ziet, daar het niet is; ik weet niet, of ik u niet reeds in een' vorigen brief gezegd heb, dat hij zegt, dat eene foldaatenpaspoort in het mufeum herculanum in het Grieksch gefchréven is, daar zij nogthans in goed Latijn is, en meer dergelijken. Hier is é^enwel nog eene fchoone verzameling van handfehriften voorhanden, die de vaders verborgen hadden, tot dat de itonn over was. Ik befteedde twee dagen, om zc te doorzoeken: men heeft ëï bijna alle oude fchrijvers, Griekfchen en Latijnfchen, in handfehriften, alleen die uitgezonderd, welken richard wil gezien hebben. In handfehriften is deze boekerij de rijkfte in Napels. De konïnlijke boekerij op Capo di Monte is zeer fraai. Onder de handfehriften vind men daar, 10 groote folianten , die pyrrhus ligorius over de Griekfche en Roomlche oudheden eigenhandig gefchréven heeft. Het is u bekend, welk een groot-geleerde hij was: hij was bouwmeester en fchildcr' bij paus pius V. Hier ziet men te deeg, welk eene bekwaame hand hij gehad beeft. Munten, ftandbeelden, kléderdragten, graftomben , e. .z. v. zijn hier zo Wél afgetékend, als men zig maar kan verbeelden. De verklaringen zijn geleerd, eb behelzen de diepfte onderzoekingen. Alle* is tot den druk geheel afgefchré-  EN HET.OOSTEN. ven ; jammer is het, dat zulk een werk in vergetelheid zal begraven worden. • Het gchecle werk, dat hij gefchréven heeft, zal 40 groote deelen m folio uitmaken. De overigen zijn tc Turin. In de boekerij van het Vatikaan te Rome vind men wel 12 folianten van pyrrhus ligorius ; maar het zijn affchriften, die de koningin christina heeft laten maken, om het werk tot den druk te bevorderen, zo wél wist zij er de waarde van te fchatten. Voor het overige zijn hier ook veel andere handfehriften. Doch Hebreeuwfche handfehriften zijn noch hier, noch m andere boekerijen tc Napels, zo dat de heer kennicot van hier geen hulp voor zijne verfchillende lézingen kan bekomen. Gij weet, dat deze boekerij van Parma herwaard overgebragt werd, toen de koning van Spanje den troon alhier beklom; zij behoorde te voren aan het huis van Farnefe; zo ook het pragtige mufeum, dat hier is, hetwelk mufeum a Capo di Monte heet, om het van het Herculaanfche te onderfcheiden. Hier is de groote verzameling van oude munten en gedenkpenningen in goud, zilver en koper, van dewelke men kan zeggen, dat zij geen Wêergaê heeft. De jei'uit paul pandrusi heeft er eene hefchrijving van gegéven, onderden titel: ICefari inoro, raccolti nelFarnèfe Mufeo in Parma, 1694, in 10 dikke deelen in folio, waarvan het laatfte in 1727 gedrukt is, en eindigt met keizer trajaan, fchoon de gedenkpenningen met juliuscesar beginnen, cn tot constantyn den grooten gaan; doch de befchrijving is zédert niet voordgezet. Hier is ook de grootfte caméo, die in Europa bekend is, zijnde die te Rome, te Weenen en te St. Denys in Frankrijk niet zo groot: het is eene groote fchaal van Ocstersch agaat, B b 3  3 Minerva, in den hémel uit Jupijns brein geboren3  EN HET OOSTEN. 391 Vico heeft dit koppeldicht gemaakt. Het is niet te verwonderen , dat minerva bij dezen prins zo wél gehuis* vest is: zijne paerden wonen niet flcgtcr. De (tal is overal gefchilderd, en bij elke krib (tond eertijds een fpiegel vóór het paerd, dat egter de jonge prins na zijns vaders dood heeft laten wegnémen, en tot nuttiger gebruik aanwenden. De vertrekken in het paleis zijn nog pragtigeï dan de boekerij; men weet niet, waar men wégens het goud den voet zal zetten. Deze prins beminde bij uitftek de pragt: hij rigtte maaltijden aan, waar men fpringbronncn van allerhande gebrande wateren en wijnen zag lopen, boomen droegen allerlei fuikerwerk, in dc gedaante van vrugten ; de visfehen met derzclver vinnen en dergelijken waren van ijs, fuiker, e. z. v. De boekerij van S. Angelo ad Nilum is groot, zij bevat omtrent 40 duizend boekdeeien. Daar zijn ook hand* (chriften, meestendeels tot de gefchiednisfen van Napcis en de regtsgelecrdheid behorende; dezelven zijn zo weggefloteu, dat men ze niet zonder vccle omflaivdighedcn te zien kan krijgen; want zékere ministers cn overheidsperfoonen,hebben de neutels daarvan. Ik zou anders gaern een paar handfehriften doorgezien hebben, die de Zweedfehe gefchiednis betreden: het eene is een brief van de koningin ciiristina, aan een' haarer bekenden voor haareft afdand: het tweede is eene onderhandeling met den koning van Zweeden , om den Roomfchen godsdienst in het rijk intevocren; beiden zijn in het Italiaansch gefchréven, gelijk ik uit de lijst zag. Vind ik tijd, dan zal ik évenwel zien, dat ik ze te lézen krijg. bewoont hier, op aarde, gouden dakea , die Jupija pas' „ feu." B b 4  39a II EI ZE DOOR EUROPA , De boekerij op Monte Oliveto is zeer fraai, heeft verfcheiden handfehriften, die ik aangetékend heb. Maar één zeer merkwaardig, dat, gelijk de boekbewaarder mij zeide, de vier euangelisten in de Gothifche taal zou geweest zijn, is voor meer dan 20 jaaren geftolen; naderhand , zegt men, is hetzelve aan eenen Engelschman verkogt. Gij kunt ligt denkeu, hoe ik watertandde, en welk eene fterke navraag ik gedaan heb; doch ik heb eg;ter niets meer te wéten bekomen, dan het geen ik éven gezegd heb. Dc boekerij di fti Apofloli heeft eene nog fraaijere verzameling van. oude handfehriften , niettégenftaandc zij mcrklijk beroofd , en het kostbaarfte naar Weenen gebragt is. Eehalvcn de gemekleu , vind men hier nog 3 of 4 boekerijen. Ik heb ze allen, zo wel als eenige bijzondere boekerijen, onderzogt; en mogelijk vind ik gelégenheid, om eene verzameling tc maken van alle de aanmerkingen, die ik daarover gemaakt heb, cn welken ik over de boekerij in Rome en over de overigen in Italië, die ik, als het gode behaagt, hoop te zien, nog denk te maken. Ik moet évenwei de boekerij der Karthuizers noemen, wegens derzclver fchoone ligging en heerlijk uitzigt in de hoogte,welk,waarlijk,onvergelijklijk is. De lijst daar van is hier, in 1764, in folio, gedrukt, onder den titel: Bibllothecx Regalis Carthufance Sancli Martini Catalogus, dc eenigfte naamlijst, die ik te Napels gedrukt gezien heb. Hier is ook eene fraaije verzameling van Griekfche handfehriften, zelfs in de fchcikunde. De rijkdom en fchoonheid van dit klooster zijn onbefchnjflijk, de jnkomftèn ongelooflijk, en de beftéding daarvan is niet minder  EN HET OOSTEN. 393 prijswaardig. Zo veele armen, als hier vermogen op te klimmen, krijgen brood en wijn; er gaat fchier geen dag voorbij, dat er niet 3 tot 4 duizend bédelaars naar boven komen; men kan wégens het gedrang nauwlijks door de poort komen. Behalven dezen word aan andere armen, die zig fchamen te bédelen, geld gezonden (*). Toen de laatfte reis ziekten en hongersnood in Napels woedden, kwamen dagelijks 18 tot 20 duizend menfehen naar boven aan dit klooster, om hun brood te bekomen. Alle reizigers, die het klooster komen bezien, éten er des middags, en dcrzelver getal beloopt dagelijks wel 30, ja 50 perfoo'nen. Men heeft bij hen eene goede tafel, hoewel zonder vlecsch, doch men vind visch , eijcren , koeken, melk, fchoonen wijn en vrugten, fuikergebak en dergelijken in overvloed, en men word met veel zinlijkheid bediend. Gij ziet, dat het aan geen ftof ontbreekt, wanneer (*) In het algemeen is men in Italië meêdogender omtrent de armen, dan ik in eenig ander land gezien heb. Dit vermeerdert •ook merklijk het getal der bédelaars, voornaamlijk in Rome, en voed de lédigheid, want men vind zijnen kost zo gemaklijk te geef. Hier te Napels délen des konings hovelingen dagelijks geld uit aan de bédelaars. Den eenen dag zend de koning zijnen loper met een' grooten buidel gelds, waarvan hij alle arme mansperfoonen, die zig op eene zékere plaats verzameld hebben, aalmisfen geeft; den anderen dag doet de koningin éven eens omtrent de arme vrouwspersonen, en dit gaat zo het gcheele jaar door. Ik heb de uitdéling gezien , zij gefchied met veel orde. Daarenboven zijn hier veele zieken-, ondertand- en armhuizen. In alle kloosters worden aalmisfen gegéven, maar de Karthuizers overtreffen all' de anderen. Bb 5  394 REIZE DOOR EUROPA men van Napels. wil fpréken. Ik heb verfcheiden zeldzaame handfehriften aangetroffen, die masaniello, gelijk hij van het volk genoemd word, betreflen ; zijn regte. naam was toma^o aniello, van Amalfi, eene kleine Had niet ver van hier: hij begon het oproer den 7den julij 1647. De onderkoning gaf hem naderhand den titel van hertog van S. Georgio. Marco vitala was zijn geheimfchrijver, die den i4den julij dood geflagen werd, enden ióden, daaraan volgenden, werd tomaso aniello zelf door een' bakker gedood, en den i7den in de kerk Carmlne alhier begraven. Den i3den augustus ontftond er een nieuw oproer, dat lang duurde, gennaro annese was generalisfimus van het volk, en gaf bevélen uit: het volk had zijne eigene drukkerij; ik heb eene verzameling van alie deze akten en keuren gezien. De boekerij der Jefuiten is gefloten, zédert dat dezelven verdréven zijn, zij werd mij egter eens geopend; zij is zeer fraai en groot, zeer aartig met fnijwerk en hout verfierd, zonder dat men cr in het minde fpijkers of eenig ijzerwerk aan gebruikt heeft; men vind er fraaije wiskunstige werktuigen. Handfehriften vond ik niet; men zeide, dat de jefuiten dezelven verbrand hadden. Ik zag er een Italiaansch treurfpel, onder den titel la Suezia; de fchrijver is ludovicus altaviti, het is lil het Roomsen, kweekfchool gefpeeld, en te Rome gedrukt in 1625. De pragtige groote fchouwburg, die in alie zes de verdiepingen overal met fpiégels bezet is, zo dat, wanneer hij verlicht word, het fchijnt, als of hij geiieel van glas was, kan ik hier gaern voorbijgaan, wijl alle Franfche reizigers, die de féhouwburgen vlijtiger bezoeken dan de boekzaalen, mij de moeite fparen, om daarvan te fpré-  EN HET OOSTEN. 395 ken. Hetzelfde kan ik van printen en fchilderijen zeggen. Van kunsten , fabrieken, van de gobelinstapijtwéverij, van de fpinwcrktuigen, met welken op meer dan 150 rollen op eenmaal, door hulp van een' eenig' perfoon, gelponnen worden, van de waschboetzeerders, fteengraveerders, die fchilderijen van allerhande foorten van ftecnen maken, welken men Florentijnsch mozaï'k noemt, om ze van het Roomsch mozaïk werk te onderfcheiden, dat van bereide brandverwen, of geverwde glazen gemaakt word, cn andere dergelijke kunften, dia in laater tijden in Napels ingevoerd zijn, zou ik veel kunnen zeggen, bijaldien ik kon geloven, dat het u kon gevallen, wanneer mijn brief nog langer wierd. VIJF EN TWINTIGSTE BRIEF. Van Nola — Fan het paleis en graf van Augustus — Etruscifche taal en opfchriften — Kerk lijke oudheden in Nola — Capua, Oudheden aldaar — Fan Mazochi. Napels, den 22flen feptemher, 1771, a is zulk eene merkwaardige plaats, inzonderheid wijl de keizer augustus hier geftorven is, als ook in de kerklijke gefchiednis, dat dezelve verdient, dat ik er van gewage. Er deed zig eene bekwaamc gclégenheid voor ons op, om deze ftad, die 10 Italiaanfchc mijlen van Napels ligt, zeer wél te zien. Wij werden door den bisfehop, den heer lopez , met wien wij reeds tc Napels  39ö R E I Z E DOOR EUROPA bij eene plegtigheid, die aldaar gehouden werd, bekend geworden waren, derwaard verzogt.. Moniignor gürtler, biegtvader der koningin, was ook in ons gezelfchap. Men toont nog de plaats, waar het huis van den keizer augustus geftaan heeft, en meer ziet men niet van een paleis, dat deze waereldbeheerfcher bewoond heeft. Een kragtig bewijs van de verganglijkheid der waereld, en der nietigheid van het geluk. Even dus dient zijne groote begraafplaats te Rome, welke eertijdsmarcellus, livia, augustus en deszelfs gefiagt befloot, en door virgilius bezongen werd, thans tot niets anders, dan om er onreinigheden, ftroo en vuilnis in te vergaderen, die zig nu met de asfche, welke over; Rome en de waereld geheerscht heeft, verenigen, om te bewijzen, dat alles, wat wij groot noemen, een niet, dat alles Hof, en dat flijk niet onwaardig is, zig met flijk te vermengen. Bij Nola is een oud fchouwtoneel van Opus reticulatum [Netof traliewerk]. Men vind hier overal in de aarde Etruscifche vaten, die verzameld en in een mufeum bij het bisfchoplijk kweekfchool bewaard worden. Ik zag daar ook het grootfte opfchrift in de Etruscifche taal, dat mij nog ooit is voor gekomen : men heeft daar veele verklaringen over gegéven, doch, zonder dat men zig op eene eenige met zékerheid kon verlaten.- De Itaiiaanfche geleerden hebben zig nu omtrent 50 jaaren naerstig bézig gehouden met de Etruseifche letterkunde, en elk naar zijne foort veele groote en kleine werken daarover gefchréven. De zwarigheid, om eene taal te .vergaan, die, éven als het Punisch of Phcenicisch, het oude Periisch, het Gallisch en dergelijken , geheel dood is, heelt hen genoodzaakt, allerhande  EN HET OOSTEN. 397 hulpmiddelen daartoe te gebruiken. Veelen hebben beu Hebreeuwsch te hulp genomen, om de Etruscifche woorden te verklaren, anderen het Grieksch, zommigen beiden te gelijk met het oud Latijn. Nog meer, men is het nog niet volkomen eens over het alphabet, de waarde en den klank van zommige letters; dus is men in het onzékere , hoe men deze als uit de aarde opgedolven fpraak lézen en verdaan zal. Anton frans gori, die voor korten tijd te Florence dierf, heeft veele boeken daarover gefchréven; hij heeft veele navolgers, onder anderen jokan baptista passeri (41), een' zeer geleerd' man te Pesfaro, guarnacci te Volterra, en meer anderen. Zelfs heeft men te Cortona eene akademie opgerigt, die zig bijzonderlijk met deze zaak bézig houd. Onder de ouden zijn dempster, buonaroti, mafei, en mazoghï zelfs; zonder van veele andere hierin bekende mannen te fpréken. Een ongenoemde (de heer hieronymus zanetti, te Venetië) heeft, in het jaar 1751, eene bijzondere verhandeling, genoemd Nuova trasfigurazione delle lettere Etrufche, uitgegéven, waarin hij wil bewijzen, dat beide taaien cn letters Runisch, en alle deze zogenoemde (41) Van de bekende verzameling van Etruscifche vaten des heeren passeri, Piftura Etruscerum in Vaseulis etc. is, in 1775, te Rome het 3de deel uitgekomen, met io'o koperen plaaten, voorafgegaan van eenige geleerde verhandelingen over de Etruscifche letterkunde. In ééne van dezelven geeft amaduzzi het Etruscisch alphabet, dat door gori reeds opgegéven en naar de nieuwfte ontdekkingen verbéterd is, en bewijst tévens, dat de Oscifche taal maar een zeer na verwandes tongval des EtruxK fchen geweest is.  393 REIZE DOOR EUROPA EWSdfche gedenktekens ten tijde van koning diederik. en der Gotlien in Italië gefchréven zijn, daar anderen in tégendeel dezelven voor veel ouder dan Rome zelf uitgéven. In den cerften opllag vind men deze letters niet zeer verfchillendc van onze Runen, maar de taal zelve fchijnt er te verre van af te wijken. Daarenboven worden de meeste Etruscifche fchriften , éven als de Oostcrfche taaien, vafi de regte naar de linke hand gelézen. Onder de Iangfte gefchriften, die men kent, behoort deze (teen in Nola, welke 34 lange régels heeft.' Maar in Eügubio worden 7 koperen of metaalen tafelen 'bewaard, die op' beide zijden Etruscisch befchréven zijn , men heeft er verfcheiden uitgaven van. Er zijn veele munten , caffteerï en ftccnen, gelijk ook (tandbeclden, met zulke letters voorhanden.' Vaten delft men dagelijks alom in Italië uit de aarde op. Schoon hierover veel, zelfs in het Latijn, gefchréven is, en reeds lang'de grootfte geleerden in Italië, behalven nog in Frankrijk en Engeland, zig het hoofd met dit gedeelte der geleerdheid gebroken hebben, geloof ik nogthans, dat het, zékcrlijk, tot weinig c'ere voor de geleerde onderlinge gcmccnfchap, die tusfchen de Europifche landen plaats heeft, bij ons nog geheel nieuw, zo niet trjn eenemaale onbekend, is. Nog meer, hoe veelen kennen of bezitten muratoris werk, inzonderheid de Rerum Italicarum fcrlptores, in meer dan 20 groote folianten, die de gefchiednis der middeneeuw zo merklijk ophelderen ? De fchrijver is voor lang tot (tof verkeerd, en bij ons wéten veelen niet, dat er zulk een man in de waereld is geweest. Het zelfde kan ■ik zeggen van ugolini Thefaurus Antiqnitatum Sacrarum in 34 deelen in folio, dat voor alle geestlijken en an-  EN HET OOSTEN. 599 deren,. die het oude .testament in den grond willen vérlïaan, zulk een onontbeerlijk boek is. Meursii Opera, met vermeerderingen van lami te Florence uitgegéven, de werken van mazochi en de Antlqultates Hercuhnenfes, névens ontelbaar veele anderen, die in de Griekfche en Roomfchc oudheden hoofdboeken zijn, kunnen daar ook onder gerékend worden. De lust, om kundigheden te bekomen, ontbreekt bij ons zéker niet; maar de kennis van nieuwe ontdekkingen, de gelégenheid en middelen, om.nieuwe boeken te lézen; ontbreekt, door de geringe gemeenfchap onder de geleerden in Europa; inzonderheid'zijn de Italiaanfche werken zeer weinig bekend, waartoe de afgelégeriheid van het land en de taal veel toebrengen. Onze zaaken zijn hier éven zo onbekend. Het zal ook niet béter worden, voor dat koningen cn grooten, die de magt in handen hebben, zig daar aan laten gelegen zijn. Gezanten en ministers zouden veel kunnen uitvoeren , indien zij bevel krégen , niet flegts ftaats -, maar ook geleerde fpions te zijn. Zij zijn lang op ééne plaats, en hebben gelégenheid, om naar alles te vernémen, en zéker berigt daarvan naar huis te zenden, als zij maar wisten , dat zij zig daar door aan hunne hoven aangenaam maakten. Een minister, als de heer hamilton van Engeland , doet dit alles uit lust en- eigen begeerte, zonder er in het minste bevel toe te hebben. Engeland is nu door hem in het bezit van een der rijkfte en lchoonfte mufcên. Ik geloof fchier niet, dat bij ons een eenig ftuk van de Etruscifche vaten, of eenig opfchrift, te vinden is, hetwelk nogthans den heer van ihre reeds in ftaat zou gelteld hebben, om te beflisfen, of de taal overeenkomst heeft met de Runen. Ik zal hier évenwei een paar  4©o REIZE DOOR EUROPA Etruscifche woorden' aanhalen, over welker betékenis men het hier in Italië eens geworden is; het zou aartig zijn, indien iemand dezelven van het Gothisch kon afleiden,, doek hij moest dezelfde betékenis behouden: cuer betékent een jongen, clan, zoon of geboren. Nog een paar andere woorden, omtrent welker beduiding men niet zo zéker is : tr utnut , Ilaruspe.x g offerwigchelaar ]; fuontac , Fulgurator [weerlichter, bükfemcr]. Maar dc uitweiding, welke ik over eenen tak der oudheden gedaan hebis reeds lang genoeg geworden, doch dezelve zal, hoop ik, u niet onaangenaam zijn. Ik kom weêr - tot Nola. Hier zijn ook veele kerklijke oudheden, inzonderheid in het oud Nola, dat een weinig van de nieuwe ftad afligt. De heilige felix en paulinus waren hier in de 4de ecuwe bisfehoppen. Men toont hier ook den eerden klokkentoren in de Christenheid. Pauunus was de eerde, die klokken bij den openbaaren godsdienst gebruikte, daarvan krégen zij den naam Nola, gelijk de grooten, naar de landitrcek, Campana genoemd werden, wijl men ze over het ganfche land hoor.de. Men ziet hier eene ménigte opfchriften en graffchriften van de eerde Christenen, martelaars e. z. v., en andere gedenktékens der eerde kerken. Men toont hier ook den oven, waarin de h. januarius geworpen werd, om verbrand te worden; maar hij werd gered door een wonderwerk, en onderging naderhand zijn martelaarfchap in Puozolo of Puteoli, alwaar hij onthoofd werd.. lil 'den grond hier rondom vind men lava ter diepte van 20 Zweedfehe ellen, op zommige piaatzen 5 laagen van dezelve, de eene dieper dan de andere, en tuinaarde daartusfehen. Dit is een bewijs, dat de berg Somma eertijds vuur en lava  ENrlETOOSTËN. 401 va uitgeworpen heeft;want van den thans eigenlijk zogenoemden Vefuvius kan het niet wél wézeii, wijl de Somma daar tusfchen ligt, en een' goeden voormuur tusfchen den Vefuvius en Nola maakt. Wij aten des middags bij denbisfchop, monfignor lopez , eene omftandigheid, die ik niet nodig had te melden, indien het niet was, om dat wij de eer hadden, met eenen prins van medjcis kennis te maken, die wézendlijk van het geflagt der medicis is, en hetzelfde wapen, 6 of 7 kogels, voert. Hij is vorst van de ftad Ottajano, een braaf en vriendlijk man. De bisfchop lopez is een geleerd man, hij heeft eerst als hoogleeraar der wijsbegeerte te Napels , en naderhand der godgeleerdheid te Rome geftaan; hij bezit de wijsgérige fehriften van onzen nikolaas wallerius , welken hij zeer prees. Hij is een allervriendlijkst man, en bewees ons veele beleefdheden. Verders is er van Nola eene groote befcbrijving in 4to. in het licht. Capua, dat iöltaliaanfche mijlen van Napels ligt, hebben wij ook nauwkeurig bezigtigd. Het was thans de tweede maal, dat wij daar Waren; deze reis fmaakten wij hannibalslekkernijen béter, dan de eerfte reis, toen wij zonder lépels moesten éten, welken mert bij het gemeene volk niet vind. Maar nu had de heer gürtlër , de biegtvader der koningin, ons zulke goede aanbevelingen verzorgd , dat wij in het Theatinenldooster zeer heerlijk ontvangen en onthaald werden. Hier zijn veele oudheden, de ftraaten zijn met oude Latijnfche en Griekfche opfchriften vervuld', die men uit oud Capua, dat omtrent een groot kwartier uurs van het nieuwe af lag, genomen heeft. Op één opfchrift zag ik deze orde der afdammen- I. Deel. C c  402 R E I Z E DOOR EUROPA de graaden van verwantfchap: Fillus, Nepos, Pronepos, Abnepos, Adnepos. Het laatfte woord vind.men bij de fchrijvers zelden. Hier zijn veele zuilen van Oostersch rood graniet, ook oude vaten met verheven werk. De, beroemde occam heeft zijn graf niet ver van Capua. Wij gingen , om de overblijfzels van het oud Capua te bezigtigen. Vooreerst vind men twee groote boogen, vervolgens de puinhoopen der oude muuren , eindelijk het oude amfitheater, welks voortreflijke overblijfzels van dit overgroot en kostbaar gebouw een groot begrip doen maken. Van binnen is het van bakfteenen, maar van buiten.rondom met fteenen van eene verbazende en ongelooflijke groote omgéven. In zommige gewelven ziet men nogfchilderwerkop natten kalk, dat nog is blijven zitten.. Alle ficraadjen, onder anderen alle de beelden van goden, die er rondom geftaan hebben, heeft men weggenomen, zo ook het hoofd van hanniral , dat thans op eenen muur in nieuw Capua ftaat. Bij aldien gij eene goede befchrijving van dit amfitheater wilt hebben, lees dan die van mazochi, reeds in het jaar 1727 met tékeningen en koperen plaaten uitgegéven , onder den titel: AlexIj SYMmachi mazochii in mutilum Campani Amphltheatri Titulum allasque nonnullas Campanas lufcriptlones Commentarius, Neapoli 1727. in 41.0. Dit werk is thans vrij zeldzaam geworden, doch het is herdrukt, en in gr/evii en gronovii Antiquitates Graas et Roman a met polenus bijvoegzels ingelascht. Dit was eene der eerfte openlijke proeven, die mazochi van zijne wijduitgefirekte en grondige geleerdheid uitgaf. Ik réken het onder mijne merkwaardige gebeurdnisfen, dat ik dit groot licht aan den  ÉN II ËT OOST Ë 'NÏ 403 hémel der geleerden, dat reeds lang voor dat ik geboren werd, had begonnen te lichten, tegenwoordig heb kunnen bewonderen, cn het ook zelf tegenwoordig heb zien. ondergaan. - Dignus in ceteriiwri vitam qui duceret ctvum , En cecidit mortis victima mazochi lis ! Profuit haud quicquam, noctu evoivisfe diuque , Qiiidquid in antlqua 'conditur- histofia. Jure gemit Siren, questus Academici fundit, Nee chorus Aonidum temperat a lacrymis, Symmache, TeLatium , TeGrcecialuget adethtuo:, Te regna Eois proxima littoribus. Tantum de populis nescitur nempe vetustis, Ah! quantum cetatis, Vir, Tibi, Summe, deest. ' «V-I £1 k-^» t.-» v-s. K- ° * \K ^f^distribuè « la cV. Martin Qdj. Dans 7 a S meisje donnerai a Pimpresfion deux ouvrages reun, dans un méme voh in dm , Fous fere, mille fois plus content que de monApollonls. Le Zr fi une Edition du Phllofophe Stolden Cornutus trescélebre dans Pantlquitè & maitre dufammx p™ • Je Poete fatyrique Levant Gale en avolt donné une Edition „dans fes Opuscula Mythologlca, fous le tltre e Natura Beorum, & fom le mm & ^ VtZ d " 7 ^^>*^,W> theJail la tete de ces deux ouvrages, que fon vral nom est Cornutus , qU il étoit le fameux Stolden de ce nom , & fe Pai demontré par les öa^faovr „„„ / • 7 j^>> pasjages, que les anciens cl tent de eet auteur. Jai trouvé a la Bibllothéque du Rol ttx itfeo autant a celle de Florence, dont on m'a envoyj la colt tion ,&una celle dAugsbourg, qui m'ont fervi a en refiituerplus de fix eens pasfages fi corrompus & fi totalefnent defigurés, qu'ils étoient fouvent iuintelJbles ■ fif cdan est pas furprenant; ily manque foüvm ^ ^ & quelque-fois mém, des lignes entiéres, que f ai retrou- Ze,jai etéforce cPy jolndre une nouvelle verfion Latine Cd) F. Bibliotheca Critica, p. ///. p, IQ4>  *i3 £5* 409 de ma facon, & un trés grand nombre de notes, oh je rends compte des changements cónjiderables, que j'al introduits dans le texte. Comme if ouvrage de Cornutus est le Catéchisme de Foi des Stoiciens Sr" renferme Pabrêgé de leur doctrine, rjf n'est qu'un extrait des ouvrages actuellement perdus de Zenon, Cleanthe cj?5 Chryfippe: findique foigneufement dans mes notes cToü est tirè chaque phrafe de Cornutus, Ji c'est de Zenon, de Cleanthe , & quels font les auteurs qui nous ont confervé ces précieux fragment s , ce qui repand un grand jour fur la Philofophie ancienne. Des Stoiciens , au rapport de Cicéron , ont plütot inventé de nouveaux termes, que de nouvelles chofes ; & ils fe font fervi dexpresftons neuves & qui leur étoient particulleres pour exprimer des dogmes déja connus. J'ai foin d'expliquer tous ces termes de la Philofophie Stoique, qu'il est trés important d'entendre. Je dis ausfi un mot des difficultés myihologiques, qui fe trouvent dans Cornutus. A la téte de cette Edition je joindrai Fautre ouvragepurement de ma compojition, que j'ai intitulé: Theologia Phyfica Stoicorum; fy expllque toute la Théologie , Cosmogonie, Phyftologle , £f Pfychologie des Stoiciens & je tache d'y faire pour ces parties importantes, ce que Gataker a fait pour leur Morale, dans fes notes fur Mare Antonin. Je n'ai épargné aucunepeine pour donnet- a eet ouvrage toute la perfection, dontje fuls fusceptlble, rjj3 j'ai lu & relu exprès pour eet objet la plume a la maln tous les auteurs Grecs cj5 Latins, fans en excepter un feul; mé me les Per es de TEglife, trop peu connus & oit faitrouvè des mines d'èruditlon pour la Philofophie ancienne & pour la Mythologie, fur tout dans Juflin, Clement d'Alexandrie, Théodoret, Orlgene, Eu-  4i° *S8 febe, Wdtlén, Athenagore, Theophile ifAkxandrie, Ifermlas, Neme/tas, etc. Auguftin, La&anee, Arnobe, Tertullkn: non content d'expliquer let dogmes des Stoiciens, j'ai ausfi vouhfindiquer les fources, oh ils ont puifé. Clcéron remarque, qu'lls ont beaucoup copiè Héracllte, fur tont pour la Phyfiologie, J'ai expliqué par occafion le dogme de ce philofophe ténèbreux, & j'ai étudié a fond Hippocrate, qui en étolt grandpartifan, & qui mus a confervé beaucoup de fes dogmes, dans fes écrits. Les ouvrages de Gallen, ^ fur tout fon traité de Plaehis, Hippocratis & Platonls, m'ont étè d'un grand fécoursl Les Stoiciens ont ausfi du rapport avec Uippafe dc Metapont & Parmenide, quelque fok même avec Platon. J'ai montfé que ce qu'ils ont de commun avec ce grand Philofophe, il l'avoitpris lui métne de Timaee, £P Timaec le devoit a Pythagore. Cest ce que j'ai foin de remarquer. Je -regarde Pythagore comme fPIomerc des Phllbfophes. Omnes illius fontibus hortulos fiios irrigaverunt. J'ai ausfi lu avec attentlon tout ce que les modernes ont écrit fur la Philofophie ancienne. Chemln falfant, j'ai étè d' portée de córriger & d'expliquer une foule de pasfages de Cicéron, de Seneque, de Plutarque, de Stobaee, d'Arrien, etc. dont fintelligence dépend de la .parfaite connoisfances de la Philofophie ancienne. Je me fuis fur tout appliqué amontrer fordre &> fenchalnement des principes Stoiques, qui font extrèmement Hés, &> par-ld j'al faitvè plufieurs de leurs contradktlons apparentes. Cicéron & Gallen remarquent avec beaucoup de raifon, qifon les criilque fouvent fans les entendre.  DRUKFEILEN. bl. 43 en 44. reg. 9 pretor m. z. pretot bl. 112 reg. 2 in de aanték. shcah m. z. schah 113 — 1 we m. z. wel 159 — 5. van ond. nerisf. m. z. renisf. 241-2 van onder, in de aanték. sannaraars m. z. saN- nazaars bl. 327. r. 4. Principis m. z. Principio bl. 349. r. 14. porti m. z. po»# b1- 353- r. 7. v. o. matorelli m. z. martorejxi bl. 377. r. 5. disfertationem m. z. dUfertationum.  TER BOEK DRUKKER IJ E VAN G. VAN DER VEER EN ZOON. BINNEN UTRECHT.