2113^ A ►—■** 10  DE DEUGD. C.M. Ie, rïio. Te HAERLEM, Gedrukt by JOANNES MET, Boekdrukker, in de Lange Begynciiraat, over de Wyde Appelaarfceeg. 1780.   ( 3 ) DE DEUG JT JL 33L - Z Jt JST Gy Voorgefteld by de BROEDEREN der 286 Jaarige WYNGAARD-RANKEN, ONDER DE ZINSPREUK.' LIEFDE BOVEN AL, Op den Eerflen January 1789- f^erdwaasde Schaar! Natuurgenootcn! Wier yzer hart van goud-dorft gloeit, Die, by uw fchatkifl opgeflootcn, U zelf met gulden ketens boeit; Gy, die, door blinkende euveldaaden, Een' krans verwerft van laüwerblaaden, Befprengd met rookend menfchenbloed, Die u vergood: waant door uw' fnoodheid, En, door een valfch begrip van grootheid, In 't hart een addemeft van zielsgebrceken voedt. A 3 Gy,  C 4 ) Gy, die, ook dooiend van begrippen r U flaaffch voor Venus outer buigt, En, lachende, van hoeren-lippen Den beul uw's heils na binnen zuigt, Die ziel en lichaam af zal martlen. Verblinden!. — Vrekken! Trotfchen!. Dart'len! Schoon uwen loop geen toeval fluit', .Schoon alles, naar uwr wenfeh, zich plooije, Ras valt uw' jeugd den tyd ten prooije, Uw eernaald en uw lehat ftrekt draa 't verderf ten buit. De rimpels op *t gelaat, als vooren, Door 't kouter van den tyd geploegd» Op 't gladfte voorhoofd zelfs gebooren, Door wellust, tegen dank * vervroegd „ Doen, in verdrietige o ogenblik ken, Het zwoegend hart der dart'le fchrikken.. Als 't aangebeden fpiegelglas, 't Geen , in de zinneloosfte. weelde, Eert-yds haar' dryvende oogen flreclde, Haar voorftelt, wie zy is, en wie zy voormaals was. De?  ( 5 ) De zegeboog is neêrgefmeeten, Die d' aardworm naamen fchonk, als God; De rand der eermunt afgefleeten; De trotfche grafzuil zelfs geknot. De kroon,, op 't Vorftiyk hoofd zo heilig? Is voor 't verderf des tyds niet veilig. Daar Haat, door terging lang gefcherpt, Den Koning af bonst van zyn' zetel, En 's overwinnaars hand, vermetel Eu ftout, de kroon verbreekt, en in. den fmeltkroes werpt. Een' vlam, ten Hemel afgezonden, Stort in het huis des Vrekaarts neer. Het goud, door 't woedend vuur ontbonden Druipt weg. — keert tot zyn' oorfprong weer,, Vermengd met 's aardryks ingewanden. Gindfch flaan de ruwe Krygsmans handen De kiften op , — verftrooijen 't geld, Met angft en zorg, in diepe holen, Eene eeuw voor zon en maan verfchooleny Terwyl der jRyken hoop als lentemeeuw verfmelt A 3 Hoe  (6> Hoe beeft uw ydel hart, ontzinden! Staart ge op het doel der ydelheid. Weêr zaagt ge een vlugtig jaar verzwinden, Vergeeffch beklaagd, vergeeffch befchreid; Miftrooftig zucht gy: „ Wat op aarde „ Verheugt zich in zyne eige waarde? „Wat ftaat de ftrengfte vuur-proef door? „ Wat kan de zeis des tyds verflompen ? „ By tempelpuin, by vorftcnrompen Zygt alles moedloos neer — Geen dar van hoop breekt door. ÜfSS» Neen, blooden! die, vermand door zorgen, Met neêrgeboogen hoofden kvvynt, U is alleen die ftar verborgen, Die in den nacht der waereld fehynt: Die ftar der deugd, wier helle ftraaléia Met Hemeltroost in 't harte daaleri, Van 't knellend juk der dierfchheid vry: In 't hart, dat, boven 'é flofgewemel, Met arendsvleugels fhelt ten Hemel, Wanneer 't de voorproef fmaakt van zaafger maatfehappy. Dat  ( 7 ) Dat ziekte blos en kragt verdelge, Het graf de zoetfte leevenshoop, In dierb're gade en kroost, verzwelge. Het wisflend lot den zetel floop', De fchatten roov' des deugdgezinden. De zynen zal hy wedervinden, Dit troost hem, daar het graf zich fluit, Waar 't zalig oog zich dof noch rood fchreit, Op 't puin van zyn vervallen grootheid, Lacht hy» in 't beedlaars kleed, 't bejag der eerzucht trit. Volfchoone deugd! uw leidftar flonkert Met hellen heilglans van omhoog, Als de aard', door nevelen verdonkerd, In niets verzwindt voor 't breekend oog» Uw glans breekt door het kerkerduifter, 't Schavot beflraalt gy foms met luifter, Als 't onrecht daar uw' vrienden flacht; Gy zaligt, in die oogenblikken, Der martelaaren jongfte fnikken, Daar 't juichend Eng'lenchoor hunn' reine zielen wacht. NIEU-  C 8 ) N ÏE UW EJ AARS-GROET Aan de BROEDEREN der Haerlemfehe Réden-Kamer: TM O UW MO JET JB X T>JE JEWt Uitgefprooken door den Knecht der Kamer: JEJJEJFJDJE BOVJEW «kX* Den Eerfien January 1789. X)at, in het aangevangen Jaar, Uw hooggeëerde Broeder-Schaar Des Hemels zegeningen fmaake; En de Eendragt, de eelfte zegening. Het heil van uwen Broeder-kring, Steeds me.r en meer volmaake. AFSCHEID. J^Jiets doe de vriendfehaps-band verHappcn, Die 't hart der Broed'ren zaamenbindt, In vreugde en droefheid eensgezind, Daar Liefde en Trouw regeert in beide Broederfchappen.  p 4 > « te § 5 re - re 5 9 k s5 ^ 3 ^^E/^a W a* 3 -5 rnd^re^'-ïre ^ \] re re ^J re g 2*. re <*» ^f^ret^ ö : s*f bi H n § m