m m  Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3327 4126  m   S I L V A A N.  f  S I L V A A N, ZANGSPEL «evolgd naar het fran3che van den heers MAR MO N TE L. T* e AMSTERDAM, fly j, HELDERS en A. M A RS, in dt ¥*% Met Privilegit. 17*3.   VOORBERICHT. In den jaare 1776 bevong my de lust om dit Blyfpel, doormengd met Ariaas, van den Heere marmont el, in diervoege te hervormen dat het, zonder zang, ah een Naftukje op ons Tooneel gefpeeld kon worden (*). Ik heb het genoegen gehad om hetzelve verfcheiden maaien met toejuiching te zien vertoonen. Sedert hebben wy meer dan één Zang/pel, (Opera.) In onze taaie, op ons Tooneel zien verfchy nen, wier Dichters, door hunn' tyd en arbeid daaraan bejleed, roem behaald hebben, waarvan de nette uitvoering der bekwaame en kundige Acteurs en Actrices, waarmede onze Schouwburg thans voorzien is, niet weinig heeft toegebragt. Verfcheiden myner kunstvrienden, verfcheiden beminnaars en oefenaars der Muzyk, hebben my menigmaalen verzocht dit Blyfpel weder in een Zangfpel te hervormen, waarvan de muzyk uitmuntend, en door den grooten componist gretry vervaardigd is. Hoe ongaarne ik hier dan wilde, hoe dikwerf ik dit voorflel heb afgeflagen, heb ik my eindelyk aan zo veele vriendelyke verzoeken en aavfpooringen niet kunnen onttrekken , maar my verpligt gevonden aan dezelven te voldoen. In O Zie het Voorbericht voor silvaan, Blyfpel Gedrukt by izaak duim, 1777- * 3  VOORBERICHT. In de Ariaas, (dit wetten alle kunstkenners,) moet de cadans der vaerzen, om de muzyk , fomtyds geweld worden gedaan: de Franfche Componisten haspelen veeltyds wonderlyk met de vaerzen: op de eens plaats woorden uitlaatende ; op de andere woorden invoegende, ja zelfs regels geheel verplaatfende , te gen den zin en de meening des Dichters. De beroemde en kunstkundige Heer b. rdlopfs, wiens bekwaamheid en onvermoeide vlyt alom bekend is, heeft zich de moeite gegeeven om de Muzyk, op fommige plaatfen, te verfchikken, en in eene gevoegelyke en bevallige orde te brengen: myns oordeels is zyn Ed., in de gemaakte veranderingen , ten vollen geflaagd, en verdient daarvoor met recht onze toejuiching en dankzegging. HARMANU5 ASSCHKNBERG&. De  De Gecommitteerden tot de zaaken van den Schouwburg, hebben, volgens Oftroy door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, den sden November, 1772. aan hen verleend, het recht van deze Privilegie,' alleen voor den tegenwoordigen Druk van SIL VAAn', Zmtfpel, vergund aan j. hudeïs en a. mars. Cfeene Exemplaaren zullen voor echt erkend worden, dan die door één' der heeren Gecommitteerden endertskend zyn. Amfleldam , den 6. May, 1783.  PERS-OONEN. dolmon, valerius, Oudfte zoon van dolmok; onder den naam van silvaan. dorantes, Jongfle zoon van dolmon. hele na, Echtgenoote van valerius. paoliha,! ^Dochters van v a l e r i u s en helena. lücette,J eaziliusj een jong Dorpeling. wachten. Het tooneel is in een dorp, flaande aan de eene zyde een 'Boerenhuis, en over hetzelve een klein Bosch. S I L'  S I L V A A N, ZANGSPEL. EERSTE TOONEEL. valerius, onder den naam van silvaan, in een Jaagers gewaad , houdende een Jagtroer in de hand, helena. h e l e n a. Zeg my, myn waardfteVrind! wat maakt u dus verflagen ? Gy, gy verbergt me uw fmart !gy vreest dat ik zal vraagen Naar de oorzaak van de zucht die u ontflipte ? silvaan. 6 Neen ; ?t Is niets, myne Egaê , niets; ei, ftel uw hart té vreén t Door 't jaagen word myn zorg verdreven. h e l e n a. 'k Zie dat.in't uur waarin ge uw kind ten echt zul t geeven Aan een' die hier het levenslicht ontfing, Den zoon van een' eenvoudig' Dorpeling, Gy uw geboorte en rang , die uw gedacht doen eeren, U-zelv' herinnert. Ach! hoe duur ftaat u myn trouw! silvaan. 'k Heb fleöhts rtïyn' pligt betracht, beminnclyke Vrouwl Gy moet dat haatlyk denkbeeld weeren. A 'k Heb  s SILVAAN, 'k Heb niets verloren, want in u bezit ik 't a!l'. 'k Dorst, buiten weeten van myn' Vader,met uhuwen; Dit is alleen myn fout; dit baart myn ongeval. Ik moet zyn grimmig byzyn fchuwen. Maar'k ben te zwaargeflraft. Hy heeft me onterfd, en wreed Van hem verbannen, my van onderhoud verdoken: Kon hy ooit ftrenger zyn gewroken ? My dompelen in zwaarder leed? Een onverbreekbre band heeft my aan u verbonden; 'k Bemin dien band zo fterk als ik hem acht. En wat den echt betreft, die heden word volbragt, !k Heb nooit in dat ontwerp iets fchandelyks gevonden. Wat geeft Geboorte ons toch? wat is daaraan gehecht?. Heeft zy een' fchooner naam en een volftrekter recht, Dan de eedle naam van trouw en dank voor gunstbewyzen % 'k Zal fteeds de deugd en goedheid pryzen Van deeze braave liên, die 'k alles ben verpligt. Wat heeft hun vlyt voor my verricht! Toen nog myn handen, niet gefchikt om zwaar te werken, My zulks verbooden, kwam hun yver my verfterken : Hunne edelmoedigheid bood my getrouw de hand; Elk was om 't yvrigst' in 't beploegen van myn land ; Elk hunner deed, om ftryd, ons alle hulp verwerven. Mynkindren, ik, gy-zelf, verlaaten, onbekend,, (Vóórdat, tot onderhoud, men.'t werken was ge wend,> Wy liepen groot gevaar van door gebrek te fterven. Hun zorg, hun zucht voor ons heeft, in onze eenzaamheid,, Ons altoos bygeftaaa, ons nooit himn' dienst ontzeid: 'k Vond  ZANGSPEL. 3 'k Vond altoos by hen medcdoogen, Een medcdoogen dat zo tcêr was voor myn hart, : Zo gul, zo treffende in mync oogen, Dat ik het dikwils met de vriendfehap heb verward. helen a. 't Is waar, myn Lieflgy kunt nooit naar waardy beloonen De vriendfehap die ge u elk gulhartig zaagt betoonen. Maar 'k bid u red me uit myn verlegenheid en druk :• 'k Stelde agttien jaar in uw vertrouwen myn geluk. ARIA. Is 't vertrouwen gantscb geweken? Wie is 't die zyn deugd verlaat ? i Is uws Vaders wraak verzaad? Is 't vertrouwen gantsc'i geweken? Wie is 't die zyn deugd verlaat? Nooit is dit aan my gebleken : Hat ik 't zyn zou heeft geen fchyii : Ach, ik beef! zoud gy het zyn !... Als ik afdroogde uwe traancn, Gy de mynen, in myn' druk, *t Wist ons 't fpoor tot vreugd te baancn, Ztifs toe in ons ongeluk. Is 't vertrouwen, enz. si l v a at*. Neen, mvn vertrouwen is zo fterk als ooit; maar 'k vind Dat niets 30 wreed. is. „ dan re kwellen't geen men mint.. 11 e l e n a., Gy moogt my kvvsrlen , maar gy moet my niets verbergen. a 2. su-  4 SILVAAN, SILVAAN. Ik zal uw' wil voldoen, nu gy 't my af durft vergen. Gy hebt den Heer gekend, die hier gebood voorheen; Een man , rechtvaardig , goed en menfchenvriend metéén. Hy was de hulp en fteun van allen die hier woonen. „ Myn kindren, (fbrak hy ,) 'k wil aan elk myn gunst betoo„ Dat ieder hier in vreê de vrucht zyns arbeids plukk'; (llen„Datniets uw welvaart ftoore, en dat het u gelukk' ,, Het alvernielend wild te fchieten of te vangen. „ Ik geef u vryheid, gaat, voldoet aan uw verlangen; „ Dat ieder, op zyn' grond, zich hoede of zich verweer'; „ Dit recht geef ik aan elk als Vader en als Heer: „ 'k Wil niet dat iemand af zal hangen, „Dan van den Hemel, van den Vorst en van de Wet." Dus dacht die braave Man, HELE NA. Wel nu, myn Schat! wat let.. f SILVAAN. ~Wy zyn hem kwyt. HELEN A. Helaas! wat fmarte! Dit waar verlies treft my, zo wel als u, aan 't harte. SILVAAN. Ja, myn Helena! 't baart aan my het bitterst' leed. Maar weet gy wel wie thans zyn plaats bekleed ? HELENA. * Neen. Slh-  ZANGSPEL. 5 SILVAAN. Myn Vader. HELE NA. Hy? ó Hemel! kan het weezen? SILVAAN. Zyn Vriend verkocht hem die, dies moet ik billyk vreezen. Myn Broeder volgt hem op, zal hier als Heer gehiên. Ik heb hem nooit , dan in zyn teedre jeugd, gezien. Maar hy, de goedheên van zyn' Vadergantsch onwaardig, Misbruikt zyn gunnen ; is tot allen moedwil vaardig/ ' Hy is 't die cTouden man zyn' levenslust ontrooft, En de achting voor zich-zelv' in ieders hart verdooft: Men ziet hem aan in'tDorpgelykeen plaag der menfchen. Hy komt vol waan,- hy dreigt; eischt alles op zyn wenfchen. Zelfs zegt men dat hy hier de Jagt verbieden zal. HE LENA. Ach! wat gaat ons dan aan? SILVAAN. Vrees, vrees geen ongeval. Waar ons verblyf ook zy, wy zullen , ééns van zinnen , Schoon ons de nooddruft kwelle, al onze zorg verwinnen, En dagen fmaaken vol genoegen vreugde en lust. Myn dierbaare Echtgenoot! herftel u; zyt gerust. Laat ons het huwlyk van Paulina doen voltrekken, En onze vrienden toch geen droefenis verwekken ' Nu 't Feest genaakt; elk zie eene eerbre vrolykheid, Schoon de armoede ons verdrukt, op uw gelaat verfpreid. Ik gaa ter jagt, in hoop dat ik voor 't maal iets vinde. A 3 H JE-  6 SILVAAN, H E L E N A. Zult gy haast weder zyn? silvaan. Zeer fchielyk, myn Beminde. Zy gaat in huis. TWEEDE TOONEEL. valerius, onder den naam van silvaan, alleen ; Helena naziende. Wat geeft de liefde al kracht en moed ! Zwaar werken , nooddruft, tegenfpoed, Dit alles heeft zy , met het grootst geduld, verdraagen ; Nooit morde zy hierom; 'k heb nooithaar hooren klaagen. Maar zal ik 't yslykst wee haar nog doen ondergaan? Neen, neen, verwydren we ons; wy moeten hier vandaan. Men zou my zekerlyk herkennen en ontdekken , En dit zou fchaamte en fmart in myne ziel verwekken., ARIA. Ik kan 't geweld van 'l lot weêrftaan, Maar 't oog eens Vaders doet my beeven: Myn hart, door tederheid gedreven, Voel ik van angst en fiddring flaan. 'k Word vruchtloos door natuur befixeden; Een kille fclirik ryd door myn leden: Een ftrenge vader geeft zyn' zoon, Die hem bemint, doch dorst wëêrftreyen, Als rechter, 't welverdiende loon. Ik kan 't geweld van 't lot weêrftaan, Maar 't oog eens Vaders doet my beeven. Ik  ZANGSPEL. 7 Ik heb u, 6 Bosch I geplant; Land! ü; deed u vruchten draagiri ; Hutje! hoe gering Van ftand, 'k Vond, in u, rnyn welhehaagen, Liefde en vrede, t' allen Rond; Moet ik wyken van üw' grond ? ja, 'k flyt verr' van u myn dagen. Ik kan 't geweld van 't lot weêrftaan, Maar 't oog eens vaders doet my beeven. DERDE TOONEEL. helena, paijlina, lucette. Lucette brengt twe'e Jloelsn, één voor haare Moeder en één voor haare Zuster; plaatfende dezelven in den lommer van het Boschje. HÉ l e n A , tegen Paulina: Gy zyt zeer wel gekleed. LUCETTE. En ik ? helena. Gy ook, Lucette. Laat ons gaan zitten; dat ons niemand hier belette. tegen Paulina. 'k Wacht hier Bazilius, myn Dochter! haast zal hy Uw' man zyn: fpreeken wy van hem. Ei, hoor naar my. Helena en Paulina gaan zitten, terwyl Lucetteftaan blyft, en Helena vervolgt: Als gezellinne van een' Egaê, moet gy weeten, A 4 Eh  8 SILVAAN, En nooit, als moeder van een Huisgezin, vergeeten... tegen Lucette. Dit onderhoud verveelde u ligt: laat ons alleen. LUC ET T E. Ei, Moeder lief! waarom zend gy my heen ? Dit onderhond zal my niet deeren : 't Geengy myn Zuster leert, moogtgy my ook wel leerén: 't Befpaart u dubble moeite en zorgen; dat 's gewis, Dewyl een zelfde les ons even nuttig is. " HELENA, tegen Lucette. Wel nu, blyf hier;gy moogt ons onderhoud wel hooren. tegen Paulina. Pauline, uw Vaders keur kan my op 't hoogst' bekooren. Een deugdelyk Geflacht, een jong beminlyk man, Op u verliefd, zo veel men wenfchen kan, 't Wil alles hier voor u het heilrykst lot bereiden. Maar, ach! laat dat geluk uw zinnen nooit verleiden: 't Is wuft, vol onbeftendigbeid, Gelyk een bloem, wier fchoonte onzeoogen lieflyk vleit, Wier kleuren, gloed en glans, aan iederkon behaagen, Blaast flechts de wind daarop, terneder wordgefJagen. ARIA. Denk niet dat liet huwlyksleven U volmaakt geluk 'zal geeven; Vruchtloos is 't daar naar te ftreeven, Elk heeft fmart en moeilvkheid; Maai dit word aüengs verdreven Door verftand en wys beleid. Ii  f ZANGSPEL. 9 Is een egaê trotscli van zinnen, Als hy ernftig wil beminnen, Ka» een Vrouw hem ligt venvinnen, Daar zy naar haat' wil hem leid: Zy kan zyn gczach bedwingen, Hem op haaien toon doen zingen, 't Kost haar, om 't hem gantsch te ontwringen'. Schoon hy wéér daar naar mogt dingen, Slechts een lonk vol tederheid. Want ecii Vrouw, begaafd met reden, Schoonheid en bevalligheden, Word fteeds bemind en aangebeden ; Alles werkt met haar ten nutt': Door haar' zachten aart en zeden Brengt zy vrede in huis en hut. lucette. Uw Jesfen, Moeder lief! zyn by my groot van kracht' Zy zullen, als ik trouw, door my fteeds zyn volbragt. En als myn man eens boos of gemelyk mogt weezen, ! Zal 'k myniet kwellen, maar doorllreelen hem geneezen. Maar of myn Zusje zo toegeevend wel zal zyn, )Dat denk ik niet. helena. En om wat reden? welk een.fchyn...? lucette. Helaas! Bazilius, die gy zo zyt genegen , Heeft gistren nog met haar gantsch overhoop gelegen. helena, opjlaandt. 'Wat zegt gy, kleine meid? A 5 PAÜ-  10 S I L V A A Ni PAULINA. Zy kaakelt zo wat; weg. LUC ETTE. Ik kaakel altoos, als ik u de waarheid zeg. PAULINA, tegen Helena. Ik bid geloof haar niet; wy fcheidden goede vrinden. LUCETTE. Ei lieve! waar is ook zo teêr een hart te vinden ? Hy zwicht wanneer gy hem weêrftreeft, En hy is 't altoos die vergeeft. HELENA. Maar wat betrof de zaak? wat is 'er toch bedreven? PAULINA. Gy weet Bazilius heeft me een bezoek gegeeven Op gistren avond, toen hy weerkeerde uit het veld : Wy wandelden , flechts van Lucette alleen verzeld , De tuin wat op en neer: waarna wy nederzaten, En toen... LUCE TTE. En toen! en toen ! wat zal die omweg baaten ? ïly fprak haar van zyn liefde, en zag haar minlyk aan, Èn bad haar dat hy mogt uit haaren mond verdaan Of zyne min haar kon behaagen. Hy wilde flechts van haar drie kleine woordjes vraagen; Dat was: ik min u; en, fchoon hy te kennen gaf Dat hem de liefde tot die vryheid had gedreven, Dat hiervan afhing ai zyn heil, ja zelfs zyn leven, Zy weigerde 't nochtans en hield zich fireng en ftraf. p a u-  ZANGSPEL. 11 PAULINA. Dit was myn pligt; niet waar, Mama ? ja zelfs een teeken... LUCETTE. Ha! door een lagchje van Mamaatje, is my gebleken Datzy 't had goedgekeurd, hoegy't moogt tegenfpreeken. Zie hier een fchoon geheim ! 't is wel der moeite waard' Voor hem te zwygen, iets, dat uwe wezenstrekken En hart hem duidelyk ontdekken, 't Word hem daardoor genoeg verklaard. PAULINA. Hoe, Zuster! LUCETTE. Ja, hy kan 't wel raaden; wel te weeten. En ik, die juist de flimfte niet wil heeten, Ik zag 't wel honderdmaal, zo duidlyk.als men kan. PAULINA. Gy zaagt het, Zuster? LUCETTE. Ja, ik zag het. HELENA. Zeg, hoe dan? ARIA. LUCETTE. Zou niet Pauline in liefde blaaken ! Zie ik me ooit in dien (laat geraaken, Dan zeg ik, het moet liefde zyn, Dat is zo klaar als zonnefcliyn. Meti  12 SILVAAN, Men hoort haar in zyn afzyn klaagen; Men leest de finart uit hsar gezicht, Maar als hy op kcmt daagen , Weg zyn die donkre vlaagcn, Straks word haar druk verligt. Haar tedre (tem, 't oog neêrgeflagcn, 't Ontroerde hart, Bevryd van finart, Zegt dat zy moet in h'efde blanken. Zie ik me ooit in dien ftaat geraaken Dan zog ik : het moet liefde zyn, Dat is zo klaar als zonnefchyn, 'k Zag daat ik met pleizier Haar de éelfte bloemen plukte, Dat zy ze fier De blaén ontrukte, Al was 't een roos of anjelier. Maar fchenkt hy haar ten deel' Die flecht zyn in elksoogen, Dan roept zy, opgetooten: Ach, zuster ! dees zyn eél! 't Ontdekt ons all' haar teder blaaken. Zie ik me ooit in dien ftaat geraaken Dan zeg ik; het moet liefde zyn, Dat is zo klaar als zonnefchyn. Dus denkt, dus doet zy alle dagen; Geene andre zorg kan haar behaagen. Niets raakt haar aan het hart zo teêr, Als wel het Hechte of't fchoone weêr. By voorbeeld: is 't mooi weer, dan is ze als opgetoogen; Denkt aan Baziüus, met vriendJyklagchende oogen, En  ZANGSPEL. 12 En zegt: „ dees fchoone dag is maar voorhem-alléén". Maar jaagt een regenvlaag dat fchoone weder heen, Dan word ze ontroerd en roept: wat zal ik me onderwinden ? Bazilius op 't land: waar zal hy fchuilplaats vinden? Dit fpreekt zy met een droeve fiem, Net of de regen valt op niemand, dan op hem. HELENA. Wat zegt Paulina ? Gy moet openhartig fpreeken i ' Gy weet myn teedre liefde is altoos u gebleken: Ontdek me of uw aanfiaande man I De zege op uwe liefde en hart verkrygen kan. ARIA. PAULINA. Zou hy van my niet zyn bemind ? Hy kan in alies u behaagen; 'k Zie hem myn Vader achring draageru Dit doet hem in zyn wenfehen flaagen, Dit maakt dat hy myn hart verwint. Zou hy van my niet zyn bemind ? 'k Zie hem door u op 't hoogst waardeereii : Hy krygt myn hart daarvoor ten loon; Ik zal hein als myn' Egaö eeren, Nu gy hein reeds bemint als zoon. Zou hy, enz. HELENA. ; k Weet op die taal, myn Kind! myn vreugd niet uit te drukalazilius verdient de fchoonfte vrucht te plukken (ken. ('oor zyn' getrouwen dienst: uw min, waarin hy blaak;, *W hart is 't, dat met hem de reekning effen maakt. VIER-  i4 S I L V A A N., VIERDE TOONEEL. HELENA, PAULINA, LUCETTE, BAZILIUSARIA. BAZILIUS. 't Gantfche Dorp durft my benyden , 'k Moet elks dwaaze miu beftryden, Elk wil dat zy de zyne zy, Maar ik roep uit: zy is voor myl Voor my alleen, voor al myn. leven , Ik heb haar hart, zy is voor my ! * Niets kan thans myn heil weêrftreeven, Haar hart fchenkt my haar trouw daarby. Lus» van myn harte! Troost in myn fmarte! 6 Myn Pauline! 6 myn vriendin l Moeder! die 'keer'; Zuster! die'kmint Kent ey rayn' hcilftaat wel te recht? Waar is toch die dierbre vader ? 'k Min hem, als myn' fteun en raader , 'k Heb myn hart aan hem gehecht, 'k Ben tot zyn hulp altyd genegen, 'k Ben nooit verlegen : Akkerbouw, planten, oogden, ftormen, regen, Donder, blikfem , hitte, kou', Niets maakt my ooit verlegen:. 't Vernocgde hart, fc nooit benard, *t Vreest niets daar 't alle rampen tart., " 'i CantfcUe Dorp, er.z.  ZANGSPEL. || HELENA. Zyt gy niet meer vergramd ? BAZILIUS. Wie, ik ? om welke reden ? HELENA. Omdat gy hebt haar weigering geleden ; En dat ze u fier ontzei te melden dat ze u mint. BAZILIUS. Vergeef het my; ik ben 't die zelf my fchuldig vind. Ik had haar nimmer... 'k moest nooit fpreeken van die zaaken... Ach! deeze weigring doet myn min nog llerker blaaken. HELENA. Hoe edel is Natuur in haare eenvoudigheid! Uw deugdfaam denken word door my het loon bereid : Zy mint u. BAZILIUS. Mint zy my? HELENA. Ik doe 't, voor haar, u hooren. Ach! uw verbindtenis kan my op 't hoogst' bekooren. . Maar zal uw Vader niet haast hier zyn ? BAZILIUS. Neen ; ó neen> Ik kan 't niet zwygen, want hy is geheel te onvreéu Hy zag 't Contract by den Notaris, en in *t leezen Kwam een ontroering op zyn weezen. Hy deed het dadclyk verandren, en het blykt... as,-  i6 S I r V A A N, HELENA. Wat zegt gy ? BAZILIUS. Ja, Silvaan heeft ons veröngelykt. Hoe! zonder ons één woord te zeggen, Zyn kind een' bruidfchat toe te leggen! Zich-zelv' te ontblooten, in zyn fchraale omfiandigheên Wat! denkt hy dat ons hart van ftaal is, of van fteen? HELENA. Behoort zulks niet? BA ZILIUS. ó Neen, zo handelen geen vrinden. Het doet ons bloozen : ik kon reden daarvoor vinden, Indien hy ryker dan myn Vader was; gewis. Mnnr r.inh te ontblooten . daar bv ons niets noodi? is!.. Moet ik betaald zyn, om te trouwen (wen ? .. Haar die myn ziel aanbid als 't pronkjuweel der vrou Haar bruidfchat zy haar hart; zy-zelf naar nuwiyfcsgoea We ontdaan van 't overige u, wyl dit alleen voldoet. HELENA, bewogen- Myn Dochter! BAZILIUS. Ik ben jong, 'k ben frisch en fierk van leden Ons land is fchoon voor die hun vlyt daarop befleedcn 't Verfchaft ons overvloed van alles: wil men meer? Spaar voor Lucette dan uw goederen veeleer. L U C E ï ï E. Die lieve Broeder! B A  ZANGSPEL. 17 BAZILIUS. Gy, gy hebt geen zorg te kweeken Dat aan myne Echtgenoot' het minfie ooit zal ontbreeken. PAULINA. Bazilius, wat recht verkrygt gy op myn hart! BAZILIUS. Dat recht is al myn wensch en 't einde van myn (mart. DUO. BAZILIUS. Wat toch zou ik nog racer begeeren? Gy fchenkt me uw hart, uw trouw metéén. PAULINA. Dan hebt ge uw' wensch,niets kan u decrcn , Want gy bezit myn hart alleen. BAZILIUS. Behoort het my? PAULINA. Ja 'k heel uw finarte. TE SAMEN. f my 1 f uw "1 Aan <; ^> behoort teder harte, u J ^mymj Dc liefde is al myn hoop, myn wit, Myn hart, dat u aanbid, Juicht om uw waard bezit. BAZILIUS. Wat toch zou ik nog meer begeeren? Gy fchenkt ine uw hart, uw trouw metéén.  iS SILVAAN, paulina. Maar zal en moeite en zorg en waaken, Geen oorzaak zyn tot mindring onzer vreugd? bazilius. Geenszins, 't zal zelfs de vreugd volinaaken , Ons fchenken waare zielsgcneugt'. te samen. Hoe zoet is 't ongemak te fmaaken Als liefde deezcn Jast verligt! f zyn "I Wat heil is 't niet hly «aar ^ J» huis te keerenl Ll,w J Dan denkt men niet aan 't werk met vlyt") J> verricht. Wie denkt dan meer aan 't werk mctv'yr f Door 's avonds bly naar huis te keeren, Vergeet men 't werk dien dag met vlyt verricht. VYFDE TOONEEL. valerius, onder den naam van silvaan, met zyn Jagtroer in de hand. Helena, paulina, l.ucette, bazilius, WA c hte n. silvaan. Treed in ; zyt niet bevreesd. helena. Wat deert u ? paulina M lucètte. Ach, myn Vader! Slh-  ZANGSPEL. i9 SILVAAN, tegen Bazilius. Gelei hen. HELENA. 'k Beef. PAULINA, tegen Lucette Hy fchynt vergramd. BAZILIUS. Welk een verrader Heeft u toch aangerand ? SILVAAN. Dees Wacht volgt my hier na. Geef u niet bloot voor hem; laat my alleen ; ei, gaa. Bazilius gaat in huis, doch komt terjiond weder op hei Tooneel, met een byl in de hand: de Wachten, met fnaphaanen gewapend, bezetten de zyde van 't Bosch ; Silvaan en Bazilius bezetten de zyde van 't Huis; de Vrouwen zyn op 'i midden van het Tooneel. S E P T U O R. WACHTEN. Houd (tand! gy moet 11 overgeeven. SILVAAN en GAZILIÜS. Hoe! wy ons' overgeeven? WACHTEN. Gy word geveld, Pleegt gy het minst geweld. B 2 f3 B.  so SILVAAN, helena. Och ! ziet ons weenen ; ziet ons heeven. silvaan en bazilius. Hoe! wy ons overgeeven? Neen , 'k wacht u , tot uw fpyt: Die ons genaakt moog' becvcn, Hy is zyn leven kwyt. de vrouwen. Helaas! ipaart toch zyn leven 1 wachten. Durft gy ons wederilreeven ? bazilius. 'k Verweer hem; ja. silvaan. 'k Verweer my; ftaa 1 wachten. Gy ons wcèrfireeven! Gy zwicht dan niet ? helena. 6 Hemelt red ons uit verdiiett de vrouwen. Kan niemand ons bevryden! Wat verdriet! Och, fchiet toch niet! silvaan en bazilius. Hy die my durft beltryden Zal fneuvlen door myn hand. HELENA. H 6 Hemel 1 red zyn leeven. paulina en lucette. Helaas! och, fchiet toch niet! W A C H-  ZANGSPEL. si WACHTEN. Gy durft ons nog weiifrrceven! Zwicht; ofgy zyt tciftond van kant SILVAAN Cn BAZILIUS. Iloa wy ons, enz. ZESDE TOONEEL. helena, valerius, onder den naam van silvaan, paulina, lucette, bazilius, hora nt es, Wachten. dorantes, ter zyde. Zou hy reeds zyn in myn geweld ! Daar is hy. tegen de Wachten. Bloodaarts! hoe! wat maakt u dus ontfteld? Word dus uw pUgt volbragt ? fpreekt op, wat doet u fchrpo- silvaan. (men ? Stil, Jongling! wil uw drift betoomen. ' Uw hoofd zy borg voor 't geen ze, op uw bevel, beftaan. dorantes, tegen de Wachten. Houd ftand; ik wil hem zelf eerst fpreeken. SILVAA n. Gy? Welaan! ' Tree nader; maar alleen, cn met bedaarde zinnen : (Gy moet vooraf uw drift cn trotschheid overwinnen. B 3 do-  22 SILVAAN, DORANTES. Gy jaagt.hier! door wat recht? SILVAAN. Door 't recht ons door Natuur Gefchonken; onze vlyt, onze arbeid ftaat ons duur. Dat recht gedoogt niet dat onze oogst ons worde ontnomen , Die wy, door moeite en zorg, in ieder jaar bekomep; Ja dat die, ongeltraft, het voedfel weezen zou Dier beesten, daar wy hier op jaagen: doch vertrouw, Zo onze nieuwe Heer 't verbod deed van te jaagen, Dat ik het eerfte my gehoorzaam zou gedraagen. DORANTES. i Genoeg is 't, als u door zyn' zoon En erfgenaam dit word verboón, Die zich gehoond acht. SILVAAN. Gy zyn erfgenaam ? kan 't weezen! DORANTES. Gewis; gy kent my'niet? gy zult my echter vreezen, SILVAAN. Mynheer, gy doet genoeg u kennen; myn geduld DORANTES, op een' trotfehen toon. k Zal maaken dat gy my nog beter kennen zult. SILVAAN. (daalen. Misfchien. Spreek niet zo trotsch,-gy moet dien toon doen Gy weet niet wie wy zyn, dies moet ge uw diift bepaalen. Wees meer voorzichtig, meer zachtmoedig, toon beleid, En  ZANGSPEL. 23 En handel met befcheidenheid, Of niemand zal u achting toonen. Draag zorg ook nimmer hen te hooncn Die mooglyk beter zyn dan gy. dorantes. Ik zal uw ftoutheid wel beteuglen; denk dat vry. Myn Vader is niet verr' ; gy zult hem ras aanfchcwen. silvaan, ter zyde. Zyn Vader! dorantes. Hy zal u uw ftoutheid doen berouwen, En dwingen tot uw' pügt. Hy vertrekt met de Wachten. Z E 'V E N D E TOONEEL. valerius, onder den naam van silvaan, helena,paulina,lucette, bazilius. silvaan, ter zyde , tegen Helena. My nc Echtgenoot'! waarheen?.... Gy hoort zyn dreigen. Tegen Paulina en Lucette. Ach, myn Kroost! laat ons alleen. Paulina en Lucette gaan in huis. Bazilius gaat naar de andre zyds, Dorantes en de Wachten naziende. B 4' A G ï-  H SILVAAN, AGTSTE TOONEEL. SILVAAN, HELENA. SILVAAN. Myn Vader!... Waar verberg ik my ?... Myne ongdukHELE NA. Hy komt voorzeker om u uit myn' arm te rukken. DUO. HELENA. Gy, zult vaardig weezen, Geen' vader wederftaan. SI LVA A N. Zyn naam doet my vreezen t Ach, wat gaat my aan 1 TE SAMEN. SILVAAN. HELENA. Is zyn toorn gerezen, 'k Zie zyn' toorn gerezen Doemt hy onzen gloed, Doemende onzen gloed, Een gloed hy ons geprezen: Een gloed by ons geprezen: 'k Zal dan 't offer weezen Ik zal 't offer weezen Dat hy Aagten moet. Dat hy Aagten moet. HELENA. 'k Zi: den band hem breken Die ons t' faam' vei bind. SILVAAN. Mooglyk dat ons fmeeken Nog zyn' toorn verwint. HE-  ZANGSPEL. 2$ HELENA, Ik hoor hem reeds uiten: „ Ik wil dat gy zwicht." SILVAAN. Nooit zal ik befluiten Te gaan van myn' pligt. TE SAMEN. 6 Leven van myn leven 1 Ik zal u nooit begecvcn. HELENA. Ik vrees dat... SI LVAAN. 'k Hoop nader... HELENA. Een Rechter... SILVAAN. Een vader... HELENA. . Een firenge Rechter... SILVAAN. Een vader echter... TE SAMEN. HELENA. SILVAAN. My zal uw teder hart Nooit, tot myn bittre ftnartt Ontrukken tot myn fmart. Me ontrukke uw teder hart HELE NA. Zo gy ooit nadezen Ontrouw my mogt weezen , Denk toch aan ons kroost. B S Slfc*.  2.6 SILVAAN, SILVAAN. Neen, neen," myne uitgelezen'! Nooit moet gy dit vreezen: Gy zyt al myn troost. HELENA. Acht mc uw liefde waardig, Ik minde u alleen; 'k Was voor u fteeds vaardig. SILVAAN. Ja gy zyt my waardig, Meer nog dan voorheen. TE SAMEN. 6 Leven van myn leven ! Ik zal u nooit begeeven, HELENA. Ik vrees dat... SILVAAN. 'k Hoop nader.., HELENA. Een Rechter... SILVAAN. Een vader... HELENA. Een ftrcnge Rechter... SILVAAN. Een vader echter... TE SAMEN. HELENA. SILVAAN. Mvzal uw teder hart Nooit, tot myn biïtre f.nart, Ontrukken tot «fyn finart. Me ontnikke uw teder hart. De  ZANGSPEL. 27 De liefde en waare trouw Maakte ons man en vrouw; Ja voor 's hemels oogen Is die knoop gelegd ; En daar hy dien echt Gunstig wou gedoogëh, Breekt ooit aardsch vermogen Hem, zo vast gelegd ? silvaan. Maar waarom my hier bloot te geeven Aan zulk een' wreeden ftryd, die my de ziel doet beeven? Gy zyt hier onbekend , myn Waarde! en ik verwacht Dat uwe teedre ftem myn' Vaders toorn verzacht: Gy moet hem, zonder my, hier fpreeken. AI was zyn hart van fteen, uw traanenzullen'tbreekeri. NEGENDE TOONEEL. valerius, onder den naam van silvaan, helena, bazilius. bazilius. Ik vrees dat Dolmon ons zal brengen in verdriet. helena. Gy hebt hem dan gezien ? wat is 'er toch gefchied ? Is hy vertoornd ? bazilius. Gewis; hy doet my billyk vreezen. Ik kon de woede en fpyt klaar uit zyne oogen Ieezen. Hy wandelde heel langzaam voort: 'k Heb  a3 SILVAAN, 'k Heb hem gezien , maar 'k heb zyn reden niet gehoord. Ook (cheen de Zoon geheel te onvreden. Dus luisterde de Vader naar zyn reden: Hy bootst de houding van Dolmon na. Hy zond, naar zyn kasteel, Dorantes daadlyk heen, En hy komt hier naartoe, alléén. silvaan. 'k Zal hem dan zien? bazilius. Terftond. silvaan. Gy moet van hier vertrekken. bazilius. Ik? neen, 'k verlaat u niet. silvaan. Wil my geen (mart verwekken. Laat ons alleen. Gaa by myn kindren. 'k Volg u. Bazilius ga*t in huis. TIENDE TOONEEL. valerius, onder den naam van silvaan, helena. silvaan. Ach! Myn hart word ais verfcheurd, op deez' gêvreesdcn dag! uz-  ZANGSPEL. £9 helena. Hou moed, myn Vriend! silvaan. Ik ben my zclv' niet: ik moet zwichten! Uw liefde ftelle in 't werk "al t geen zy kan verrichten. ELFDE TOONEEL. RECITATIVO. helena, alleen. komt dan Iiicr! 't is all' verloren: Ik moet hein zien, 6 bittre nood! Alléén; van alle hulp ontbloot... Helaas! ik beef! my dunkt te hooren Dees taal, die hem natuur doet fpreeken in zyn hart: „ Daar is zy die u ftout dorst hoonen; „ Zy heeft aan u ontrukt den waardflxn uwer zoonen, „ Zy is de oorzaak van uw fmart." Genaê, myn rechter en myn vader! :k Was jong, 'k was teder, en uw waarde zoon bad me aan; De liefde deed ons 't all' beftaan : Straf flechts de moeder; fpaar myn gade en kroost te gader. Misfchien word, op die taal, zyn hart Bewoogen met ons aller fmart. ARIA. Ydle gedachten ! Spoorlooze waan! Neen, 'k heb geen gunst voor my te wachten, Geenszins, 'k heb hem te veel misdaan : Zou  3° SILVAAN, Zou hy verfchoonen 't Geen is gefchiedl Teér zich hetoonen In zyn verdriet! Ouz' echt bckroonen ? 'k Verwacht zulks niet. i ™ Ydle gedachten 1 enz. TWAALFDE TOONEEL. HELENA, PAULINA, LUCETTE. P A U L I N A. My„ Vader zend ons hier: de droefheid en de fmarte • Befiryden beurtelings zyn harte : Hy weent; verbergt zich; vreest dat iemand hem aanfehouw'. LUCETTE, Word hy ook weêr gedreigd ? HEL E NA. ó Ja; en tot myn' rouw Zult gy hier aanftonds zien zyn' Meester en zyn'Rechter, En tevens, waardig Kroost! ons aller lotbeflechter. Vergeet niet dat hy 't heeft alleen in zyne magt. Werpt, werpt u voor hem neer; misfehien word hy verzacht. DERTIENDE TOONEEL. HELENA, PAULINA, LUCETTE, DOIMOS. HELENA, PAULINA en LUCETTE, zich VOOT Dolmon op de kniën -werpende. Mynheer,! DOL-  ZANGSPEL. 3t DOLMON. Wat zie ik? ken in my uw'ondervraager. Spreekt, zyt gy van 't gedacht van dien vermeetlen Jaagei ? HELENA. Ik ben zyn vrouw. PAULINA en LUCETTE. Wy zyn zyn kindren. HELENA. Ach! Mynheer! Hy is misdaadig in uw oog; dit treft my zeer. Maar zyt verzekerd dat hy zal, met al zyn krachten, Beproeven of hy kan uw grimmigheid verzachten. Laat u beweegen door zyn kroost en hun geween : Hun Vader is 't; myn Man, en onze hoop* alléén. DOLMON. Weet. gy hoe verr' dat zyn vermetelheid kon ftrekken ? 't Is 't minde dat hy dorst myn' wil in twyfel trekken. Hy heeft myn' Zoon gehoond, ja zelfs gedreigd : wat fmaad! HELENA. Het is zyn grootfle fmart te deelen in uw' haat; Zyn grootfte misdaad, u in uwe rust te ftooren. Maar 'k bid u wil me, eergy ons vonnis velt, eerst hooren. Men dulde 't jaagen eer 't verbod nog was gedaan, En hy.... DOLMON. Dat is het minst' van 't kwaad door hem begaan. HELENA. 't Is my bekend: had hy zyn driften doen bedaaren, Zich  32 SILVAAN, Zich niet zo ftout verweerd, zo fterk niet uitgevaaren, Dat waar' het best geweest, in zyn verneêrden ftaat. Maar zyn berouw is ftraks gevolgd op deeze daad. Hy zal u zeggen: „ kom, ontruk, ontruk my 't leven; ■,,'t Behoort alleen aan u; 'k zal 't u gewillig geeven". DOLMON, haar opheffende. Myn Waarde', gy verwart myn zinnen t'eenemaal. Uw houding, uw gelaat, uw minnclyke taal, 't Doet me alles zien dat gy in 't Dorp niet zyt geboren. En... uw ftilzwygendheid doet my uw antwoordhooren. Het toont my alles klaar dat gy van afkomst zyt. HELENA. Dat ben ik. DOLMON. Welk een lot heeft u uw heil benyd, En deed u in den ftaat, waarin gy zyt, geraaken? HELENA. Een onverdiende ramp; een t'faamenloop van zaaken... Maar*in dit needrig dak, dat myne wooning is, 'Smaakte ik fteeds vreugde en rust, en nimmer droefenis: En zo myn reden flechts uw gramfcliap kan verzachten , 'Zal ik, dit oogenblik, my nóg gelukkig achten. DOLMON. Spreek van myn gramrebap niet, maar van dentegenfpocd Die u vervolgde, op u zo vinnig heeft gewoed. HELENA. Het is vevgecten, zo het treft uw teêr gemoed. Gy zult niet hooren dat ik klaag van ramp of fmarte. 't Ge-  ZANGSPEL. 33 't Geluk is overal; zyn bron is in ons harte. Hier, in een waare vrede, altoos vernoegd en bly, Is echtgenoot en kroost het gantsch heelal voor my. Ik zag myn' braaven man nooit voor zyn rampen zwichten j Elk was zyn vriend; elk heeft zyn best voor ons gedaan. Door tyd, gewoonte, nood en zorg voor ons beftaan, Kan hy thans 't moeilykst' werk verrichten. De opvoeding van myn kroost bepust op my-alléén. Myn teedre zorg, vermengd met weinig zwaarigheên , De rust, een zachte flaap, een frisch en bly ontwaaken, Zyn, in onze eenzaamheid, onze edelfte vermaaken. Daar zyn 'er woeliger, maar eedier zyn 'er niet. DOLMON. 'k Beny u haast den ftaat, daar u myn oog in ziet. Gy fmaakt, geloof myn woord, het waare zoet van 't leven. Gy heerscht op harten, die gy hebt den vorm gegeeven ! Gy mint uw kindren, en gy zyt van hen bemind! ?er zyde. Ik heb ook kindren..ernaar helaas! ik ondervind De bitterheid daarvan: de een is voor my verloren; Door d'andren word geftaag my fmart op fmart geboren. Overluid. Ach, 'k heb te veel verdriet! HELENA, 'k Neem deel daarin. DOLMON. Ik acht Dat, door u wel te doen , myn leed zal zyn verzacht. C Uw  34 SILVAAN, Uw Dochters krygcn reeds de jaaren Om iii den echt te treên: zult gy ze in't Dorp doen paaren? HELENA. Ja, de ouditeis reeds verloofd, Zy krygthetéénig kind, Den zoon eens Buurmans, die ons mint; En was myn man ftraks door die Wachten niet befireden, Zy waren deezen dag in 't huwelyk getreeden. Hy ging alleen ter jagt , In hoop dat iets voor 't feest door hem wierd t'huis gebragt. DOLMON. En ik, ik dorst dat feest verftooren! Hoe kwalyk deed ik, naar de oploopendheid te hooren Eens wuften jonglings, die my niaakt zo droef te moê! Tegen Paulina. Vergeef het my. Myn Kind! 'k leg u een'bruidfchat toe. HELENA en PAULINA. Mynheer! LUCETTE. En wat kryg ik? DOLMON. Indien ik blyf in 't leven, Myn Dochter, zal ik mede aan u een'bruidfchat geeven, Zo ras gy oud zyt vyftien jaar. LUCETTE. Dat ben ik haast, Mynheer. DOLMON. Wel nu, dan is 't ook klaar. 1.0-  ZANGSPEL. 3j LUCETTE. Ik dank u hartlyk. DOLMON. 'k Ben als vader voor hen vaardig. HELENA, verrukt. Myn Kindren! Zy werpen zich aan de voeten van Dolmon. DOLMON, haar opheffende. Rysc'. Ik ben zo groot een'dank niet waardig. Ter zyde. 'k Gevoel de traanen, door hun teerheid, my ontvliên. Tegen Helena. Ik wil terftond uw' ega zien. HELENA. Myn ega ? nooit, Mynheer! hy zal niet durven komen. DOLMON. Gy hebt geen ongeval te fchroomcn. Hy koome; ik wil hem zien. Helena gaat in huis. VEERTIENDE TOONEEL. DOLMON, PAULINA, LUCETTE. LUCETTE, tegen Dolmon. Is ons geluk zo groot Dat gy ter bruiloft komt? DOLMON. Ja, als ik word genood. C 2 Zoud  3* SILVAAN, Zoud gy daar blyde om zyn ? LUCETTE. 't Zou my verrukken, ftreelen. Wat zyt gy minzaam, dus in onze vreugd te deelenl Paulina ! hoort gy 't wel ? DOLMON. Bemint gy my zo teêr ? LUCETTE. Of ik u min! gewis, met al myn hart, Mynheer! TRIO. PAULINA dl LUCETTE. Kom, woon by ons: wy zyn verheugd: Hier is 't dat wy beminnen. DOLMON. Dat zal ik doen, cn fmaaken vrede en vreugd. PAUIINA en LUCETTE. 't Baart ons dc grootfte vreugd Te minnen die ons minne». DOLMON. Dat waar geluk, dat heil, die zielsgeneugt' Zal hier voor my by u beginnen. PAULINA en LUCETTE. Kom, woon by ons, wy zyn verheugd. DOLMON. ( Dit zal ik doen, met waare vreugd. PAULINA. Myn vader mjnt de vrede. LU.  ZANGSPEL. 37 LUCETTE. Myn moeder ook. PAULINA. Myn minnaar inedo. PAULINA en LUCETTE. In onze woning Vind ge een vertoning Van blydfchap, zonder fmart. ALLEN TE SAMEN. Hier mag men fmaaken, Door teder blaaken, De rust van 't hart. Kom, woon by ons, cnz% DOLMON. Die lieve kindren!... welk een vreugd!... achlkan 't gefehieDat hen de Hemel fchenkt alleen aan arme lieden, (den Als deeze zyn, die niets bezitten, buiten dat? Ik gaf daarvoor myn' gantfchen fchat. PAULINA. Gy, gy beklaagt u ? LUCETTE. Och! laat ons dit vraagen ftaaken: Wy zullen hem daardoor nog meer aan 't klaagen maaken. PAULINA. Hebt gy verdriet? Zy kusfchen hem de hand, ' DOLMON. Wat treft uw tederheid myn hart! Myn Kindren! gy verrukt me en ftreelt me in myne fmart. C 3 lu-  38. S I L V A A . N, locette. Ik zie uw traanen; och! gun dat ik ze af moog' droogen. Zy wil met haar voorfchoot de traanen van Dolman afveegen. dolmon. Ik ben op 't allerfterkst bewogen: *t Is onbegryplyk welk een vreugd my voert van 't fpoor. 't Is me een vermaak om haar te aanfchouwen; 't Verrukt mé als ik haar fpreeken hoor'. Ach ! 't is te veel;' ik kan niet langer my weerhouên; Nooit ("maakte ik blyder vreugd,nooit vond ik eedier troost. Hy omhelst Paulina en Lucette. VYFTIEN-DE TOONEEL. dolmon, helena, valerius, onderden naam van silvaan, paulina, lucette, bazilius. silvaan. w at zie ik ? Hemel! hoe ! myn Vader kuscht myn kroost! dolmon, tegen Silvaan. Myn Zoon! valerius. Befchouw, Mynheer! befchouw hier aan uw voeten Een' wederfpannling , die zyn misdryf tracht te boeten. Helena ! Kindren I komt, komt werpt u voor hem neer, dolmon, bewogen. Rampzalige! helena. Geef my alleen de fchuld, Mynheer! 'V J DOL-  ZANGSPEL. 39 DOLMON. Is dit uw Vrouw? VALERIUS. ó Ja; gy moet u recht verghaffen: Als man en vader my, naar myn verdienfïe, ftraffen. Maar dat myne Echtgenoote en Kroost niets kwaads geZy zyn onfchuldig ; ftraf haar niet. (fchied'; DOLMON. -Rys op. Zyn' Zoon omhelzende. Dit is myn wraak, na agttien jaar verdriet, VALERIUS. Myn Vader! DOLMON, in de armen van zyn' Zoon. 'k Zwicht, myn Zoon; 'k zal u myn liefde fchenken. 'k Gevoel dat ik als gy moet denken. VALERIUS. Het is van u dat ik nog ééne gunst verwacht: Deez'jongling, dien ik, met zyn' vader, min en acht, Beloofde ik... • A „ . BAZILIUS, neerjlagttg. Neen, gy hebt my niets beloofd... die dagen, Waarin ik op haar hoopte en haar u af dorst vraagen, Zyn uit voor my: 'kvernoegme alszy mymag beklaagen. DOLMON. Al 't geen hy heeft voor u beftaan Zal ryklyk zyn door my voldaan, 'k Staa daarvoor in. VALERIUS. ó Neen, myn Vader! Be-  4° SI L V/A A N, ZANGSPEL Betoon .„ neil, „„, ' Geen *• » 1«SM «ast, aan " , w ~:„7' ****** DOLMON. Door uwe erkentenis 'P d ™ngt my" Z,*nnen ' Deto«-'^ .nmgtt'b0ïengaat C ff O O R. *» • .N,ets kan een'ZOo„meer vreugd verren tlwt eens tedren vaders; ja, A,s "y ons irf zyn. t00rn wj, ftraffenj' Dan roept de liefde fttaks: genaö l' Al komt hy ons geftreng genaaken , 't ts nooit uit ernst, dat is gewis'Men ziet in 't oog de gramfchap blaaken, Wen leest in 't hart ve/glftems, Laat ons voor hem in liefde blaaken Die de eêllte gift des hemels k. dolmon, met het choor Niets fan een' vader meer vermaaken Dan t fchenken van vergiffenis. * 7 w l b e.