ZEDELYK SCHOUWTOONEEL, AGTSTE DEEL.  INHOUD van het AGTSTE DEEL. L guido en bianka, Treurfpel. II. karel de twaalfde, Krygsjpel. III. rykdom en billykheid, ToOWelfpel. IV. DE dood van turenne, Historisch Heldenfpel.  f/< E 30 E Ji X K vS OÏÖXTlf-TööNEEL DEK 31E X SCHE JjY KE HAK T 8 T OCIITEN EX DA ADEN. of • T O ONKE L S T11KKB X VAN VERNUFT JiüST SMAAK. Met Kieuw creïnvent eer de . A 2 * AL-  4 GUIDO en BIANKA, \ salvini. Het is waar, als zy het voor hun volk hebben? maar niet... guido. Ik verfta u. Gy hebt myn woord, ik wil Bianka niet zien. En nu van iets anders. Hoe zyn uwe oraftandigheden ? salvini. Behoeftig, prins! zeer behoeftig. Men waardeert nog wel hier en daar de kunst; maar men laat haar, even als de verdienfte, bédelen. guido. Zeer Hecht; maar ook zeer natuurlyk; want hoe' weinig hebben gevoel voor de kunst! Tegen negen en negentig g-pers nrauwelyks één kenner; en dan geefe ook een klein licht zoveel fchaduw niet als een groot. salvini. Boven kleine onrechtvaardigheden, als deze, moet ieder verheven zyn, die naar groote volmaaktheden flreeft; ook is dit het ergfte niet: dat de kunst om brood gaan moet fchaadt haar veel meer. g u 1 d o. Genoeg. Eéns zal het hier zo niet meer zyn. Qly geeft hrm erve heurs.~) Neem intusfehen dit. Het is zéker niet genoeg om u te belonen; het is flechts iets om n te onderfleunen. salvini. Zó, prins! beloont geen koning.  T R E* U R S P E L. 5 GUIDO. Niet verder op dezen toon, Salvini! Ik wilde niet gaarne dat een eerlyk man, als gy, een vleijer wierd. SALVINI. Wie dit ook by u worden kon! .. GUIDO. En toch is 'er geen gevaarlyker' foort van vleijery dan de droomen van vrindfchap; want geen gelooft men ligter. SALVINI. Men droomt toch niet wakende. GUIDO. ó Ja! lieve Salvini! ó ja! Maar heb ik de oorzaak uwer behoeftigheid niet geraden ? Gy zyt weldadig... Bianka... SALVINI. Neemt geen gefchenken; verkiest liever van den arbeid haarer handen te leven. Slechts zelden gelukt het my een' oud' man, die haar opgevoed heeft, iets toe te voegen; zy zelf mag 'er niets van weten, het niet eens raden. Als een engel wil zy zonder behoefte zyn. GUIDO. En maakt juist daardoor dat men de behoefte vnn de zen engel dubbel gevoelt. Daar, Salvini! darr. (Hy geeft hem nog eene beurs.') Het is alles wat ik thans heb: geef het den ouden man; maar dat Bianka het niet verneme, het niet eens rade. Om alles in de waeA 3 reld  6 GUIDO en B IRNK A. reld wilde ik niet dat zy den last der weldaaden meer gevoelde dan dien der behoefte salvini, Ik onvoorzichtig man, dat ik u dit beeld moest Iaten zien! Gy kent Bianka nog niet,. en bemint haar reeds. guido. Dromer! is weldoen niet de zoetfte pligt der vorften? > salvini. Weldoen ja 5 maar niet zulk weldoen. guido. ó Salvini! fchryf myn gedrag geen oorzaak tóe, die jny zou doen blozen Ik gevoel wel dat ik Bianka beminnen kon; maar ook... dat ik niet wil. salvini, Dat geve de Hemel! guido. Gy geeft my nogthans dit beeld ? salvini. Als ik het niet reeds gegeven had, misfchien niet. guido. Dierhalven toch ? Vaar wel! Qly gaat fchielyk heen.) salvini. Haten kon ik hem, die een' troon te begeven had , en hem dezen edelen, vorstelyken jongeling niet gaf! TWEE-  TREURSPEL. 7 TWEEDE T O O N E E L. salvini, bondi. ■•" ■ " . ■ • BB» b o n-nir. [ ! '■'•"/'] 5 Goed dat ik 'u aantref, Salvini! ik heb eene boodfchap aan u. salvini. Tk verwacht dezelve niet eerbied, mynheer de mafquis! want waarfc'hynlyk is zy niet van 11. bondi. Gy hebt gclyk; zy is van den hertog: hy wenscht dit beeld te bezitten; welken prys gy zelf wilt laat hy u daarvoor bieden. Gy moet, zegt men, u zeiven byna daarin overtroffen hebben. . salvini. , Hoeveel zegt men niet dat men niet verftaat! Slechts zeer zelden gelukt het den kunftenaar zyn ideaal te bereiken; maar nooit kan hy het overtreffen. .bondi. En toch moet deze Venus een wonder zyn. salvini. Gy wilt immers niet dat ik haar vcrniele ? bondi. • ... . Waarom dat? salvini. Om dat gy haar prysr. bondi.' Dan zal u hec verlangen des hertogs ongetwyfeid A 4 in eer  t GUIDO en BIANKA, meer ftrelen. Uw beeld behaagde hem wegens zekere gelykenis ten hoogften. salvini, bitter. Zekere gelykenis! Hechts wegens zekere gelykenis!. De hertog moet het my vergeven: myn b.eeld is reeds verfpro kén. bond i. Gy hebt het toch niet verkocht? salvini, geraakt. Verkocht? Neen; ik b'en niet gewoon myne beelden te verkopen; want ik weet niet wie ze my betalen kan. bondi. Gy gelooft immers niet dat de hertog daartoe te arm zy ? salvini. Den kunftenaar brood geven heet hem flechts de helft van zyn loon betalen; en meer kan de hertog niet. bondi. En wie gaf u dan meer voor het beeld? salvini, De prins. bondi, verwonderd. De prins? heb ik het wél verftaan ? de prins ? (St/'/._) Gewenschter kon het niet komen. salvik i. Wat vindt gy dan zo bevreemdend daarin? bondi, fp-jtig. Bevreemdend juist niet; maar toch zonderling, den prins te geven wat gy den hertog ontzegt! SAL-  TREURSPEL. *> salvini. De prins is een kenner. bondi, beledigend. Ja wel; en hier meer dan ergens anders. Maar ik zou u tocli raden den hertog het beeld goedwillig te geven; want ik vrees gy zult ten laatften toch móeten. salvini, opfluivende. • Móeten, móeten?Wat móet dan de vryë kunftenaar? bondi. Gehoorzamen, als hy vry blyven wil. salvini. Het is dus niet waar dat gy kwaamt om my geld voor myn beeld te bieden: gy kwaamt om het my te ontroven. DERDE T O O N E E L. salvini, bondi, de hertog. de hertog. w at hebt gy daar voor een twist, Bondi? bondi. ó Niets! uwe hoogheid ! of zoveel ais niets, meer niet dan eene kleine vrindfchappelyke woorden wisfeling, en nog wel om uwentwil. Signor Salvini weigerde u dit beeld te geven. de hertog. 'Hoe ! Salvini! is dit waar ? A 5 sal-  10 GUIDO en BIANKA ? s-alvini. Ik moet: federt een uur is dit beeld niet meer myn eigendom. DE HE RT O G. Wel nu, mnak my dan een ander; maar, verfla my wel, volgens hetieifde model. salvini. Goed. DE HERTCfG. - 1 . ' Iets moet ik u nogthans herinneren. Ik bewonderde wel, gelyk anderen, de fchoonheid van uw werk; maar dit verhinderde niet ook gebreken daaraan te vinden. salvini. Spreek, uwe hoogheid! ik waardeer leerzaame berisping ongelyk meer dan huigchelachtigcn en onverftandigen lof. Myn grondregel 'is: Wie pryzen wil moet berispen kunnen. DE HERTOG. Oordcel zelf. Gy wilde eene Venus bytelen, en maakte eene Vesta;in alle geval had het eene Diana kunnen zyn , maar eene Venus nooit. salvini. Zekerlyk had ik de goden der genoegens meer kunnen offeren; maar ik vreesde het met de Gratiën te verderven. DE HERTOG, Gy maakt deze toch niet tot nonnen? salvini, Vast liever dan tot boeleerfters. dk  TREUR S' PEL. it ï) E HERTOG. Genoeg, (Je Venus,die ik verlang,moet vryè'r glim* lagchen, moet niet zo kloosterachtig ter aarde zien, móet minder bekleedfel hebben. SALVINI. Ook wel een' Kupido aan haare zyde? DE HERTOG. Neen, dat gaf haar een tc moederlyk aanzien , toonde dat zy reeds in het kraambed geweest was', en zo verre moet het met myne Venus nog niet gekomen zyn; kortom, de ingetogenheid mogt haar wel-voor de deugd houden; maar de fchoonheid is het niet. SALVINI. Dan moet ik u bidden u by een' anderen kunftenaar te vervoegen 5 aan het beeld dat gy verlangt vrees ik een broddelaar te worden. DE HERTOG, ' En toch kunt gy het beeld myner ziel treffen, kunt deze onnavolgbaare trekken fchetfen, die my met zulk een onwederftaanbaar geweld wegflepen. SALVINI. Ik zal har.st moeten geloven, uwe hoogheid! dat het geen u aan dit beeld zo zeer verrukt geheel wat anders is dan het werk der kunst. DE HERTOG. En wat anders toch , lieve Salvini! wat anders ? Of vordert misfehien de kunftenaar van den kunstrechter niet dat hy zyn werk met hetzelfde vuur van het gevoel  12 GUIDO en BIANKA, voel beöordele waarmede hy het vervaardigde? En doe ik dit niet? salvini. Het is waar; doch minder was misfehien hier meer. de hertog. Genoeg; gy zegt my thans ook wel wie u voor dit beeld meer gaf dan gy van my verwachten kost ? bondi, fpytig. Wie anders dan de prins ? de hertog, getroffen. pe prins? is het waar, Salvini? salvini. Ja. de hertog, ftih Indien hy Bianka beminde! (Overluid.') En wat gaf hy u dan voor het beeld? s a l vi ni. Hy was zo goed het boven allen prys verheven te vinden. d e hertog, flik Dan is het zeker, hy bemint het meisje! Myn zoon is myn medeminnaar! (Tegen Salvini, eenigflnts bitter.) En welk eene waarde had het beeld dan voor hem , als hy het boven alle waarde verheven vond? salvini. Zo niet die der kunst, bezwaarlyk eene andere. bondi. Dat mag de verblinde kunftenaar geloven ; maar geenszins de man van ondervinding. Het beeld heeft voor  treurspel. i$ Voor den prins de waarde van het origineel, of... in het geheel geene. de he rt OGè Wat zegt gy, Bondi ? bondi; Wat ik zéker weet. (Stil.) Sterven wil ik, zo ik het niet bloot vermoed. de Hertog. En dwaas genoeg zyt my te zeggen. bondi. Laat my de ontfchuldiging van dezen misdag in myne grcnslooze waarheidsliefde vinden. Ik weet, wel is waar, wie de waarheid zegt, zegt gémeenlyk eene dwaasheid; Wie Ze een' vorst zegt, nog ietsergers; maar toch moet gy het ééns vernemen. de hertog, zich herjlellende. Gy hebt gelyk. Nu, laat fignor Salvini, voor het beeld dat ik hem bedelde, duizend zechinen betalen; bondi. Veel voor een beeld, uwe hoogheid! zeer veel! dë hertog. ó ! Niet veel, niet te veel voor zülk een beeld; zelfs myn hertogdom zou ik 'er voor kunnen geven. salvini. En toch verzoek ik u my geen prys te bepalen. de hertog. Ook bied ik u 'er geen. Het geld is om u voor uwe  »4 GUIDO en BIANKA, uwe kunftenanrstrotschheid te irralfen; het beeld vervaardigd voor den roem eerier eeuwigheid. Wanneer kan ik het hebben ? SALVINI. Zulke beelden vereifchen tyd. DE HERTOG» Het is wel; vervaardig het flechts zo gezwind als de hand voor het hart arbeiden kan QHy vertrekt.) V I E R D E T O O N E E L. SALVINI, BONDI. SALVINI. Nu, mynheer de marquis ! wie heeft zich in den hertog verbist, gy of ik ? BOND i. Wacht flechts tot morgen , en gy befpr.art my misfehien het antwoord. (Hy vertrekt.) SALVINI. De hertog betflrlt d;zen man toch niet daarvoor dat hy hem pryst: zo ais hy hein pryst wilde ik niet gaarne hem lasteren. (//;? vertrekt.) FT F-  TREVRSPE L. | FT F D E T O O N E E L. Een kamer in het hertoglyk paleis. de hertog, montaldi, bondi. de hertog, tegen Montaldi. Kwel my toch nu niet met bezigheden, graaf! ik heb geen tyd. montaldi, bedenkelyk. Geen tyd vorst te zyn ? ■ de' hertog,, eenigfints befchaamd. Gy wilt toch niet dat ik my alle, volftrekt alle genoegens des levens ontzeggen zal ? montaldi. Neen, ik begryp flechts niet hoe gy eenig genoegen finaken kunt, zo lang'er in uwe ftaaten ongelukkigen zyn die gy helpen kunt. de hertog, verward. Geef hier dan. (Montaldi geeft hem papieren, die hy vlugtig doorloopt en hem te rug geeft.) Niets van belang; gy kunt dit alles zelf bezorgen. montaldi. Hoe! moet ik...? de hertog. Had ik wel een' kanfelier nodig, als ,-ik het beter wist dan gy ? Maar altoos denk ik: Kunt gy helpen, goed, doe het; zo niet, wys de lieden af. i mois»  iS GUIDO en BIANKA, montaldi. Zonder dat gy 'er van weet? de hertog. Waartoe dat? Stel ik geen blind vertrouwen inu? Montaldi. Ik ben mensch, vorst! en verzoek u daarom my van uw blind vertrouwen te verfchonen. de hertog. Ik ben ook mensch, en daarmede afgedaan. Ik moet uit, ik moet naar de kerk. montaldi. Eer ik ga nóg een paar woorden. Ik heb brieven van Milaan: men fmeedt daar een gevaarlyk ontwerp tegen u. De keizer... de hertog, verftrooid. Nu , ja , de keizer... is... onze beste vrind... Ook moet hy wel... wy drinken immers dagelyks op zyne gezondheid.... Doch hiervan op een' ander' tyd, dan ineer omftandig; montaldi, flil. Hy, hoort my niet: ik moet dierhalven wel gaan; De vorsten horen toch altoos alleen gaarne wat zy willen. (Hy vertrekt.') ZESDE T O 0 N E E Li de hertog, bondi. bondi. JL/at gy u zo fchrikkelyk van dien man kunt laten terveleni  TREURSPEL. \f DE HERTOG. Moet ik niet, wanneer het amptshalven gefchied? ik moet zelfs zyn' dienstyver pryzen, al ware het zelf? een dienst die my razend maakte. Doch thans van iets dat my meer interesfeert. Weet gy wel dat ik Bianka in drie dagen niet gezien heb. BONDI. Alles uwe eigen fchuld. Zyt gy geen hertog? Kunt gy niet nemen wat men u niet geeft? DE HERTOG. ö Ja! maar wie alles kan mag niet alles. BONDI. Gy zult toch met de kleine onbekende niet meer omftandigheden maken, dan gy met andere haars gelyken deedt? DE HERTOG. Als of 'er haars gelyken waren! Wat ik tot hiertoe voor anderen gevoelde was bedwelming der zinnen; wat ik voor Bianka gevoel is liefde. BONDI. En beminde gy de gravin Rivanera ook niet? DE HERTOG. Ik bad haar aan ; maar beminde haar niet. BONDI. Dan nam zy haaren tyd flecht waar, om u hierdoor aan gewaarwordingen te herinneren, die zy zeer verkeerdelyk voor liefde hield. (Hy geeft hem een briefje.') B DE  (8 GUIDO en BIANKA, DE HERTOG. Zekerlyk kon zy niet ongelegener. Behoud het: het is voor u. BONDI. Nogthans niet aan my. DE HERTOG. Waarom ook niet, als gy een meisje hebt? Alle minnebrieven zyn van eenerlcijen inhoud: wie flechts minnaar is kan ze zich tocé'igenen; is het niet wat men hem fchreef, dan is het toch wat men hem fchryven wilde. BONDI. Gy moet het toch aannemen: de gravin laat om antwoord verzoeken DE HERTOG. Geen antwoord ook een antwoord. BONDI. Waarmede zy nogthans bezwaarlyk te vreden zyn zal. DE HERT O G. Antwoord haar dan uit myn', of liever uit uw' naam , zo beleefd als gy wilt; maar ook zo koel als gy kunt. BONDI. Dat zal haar volkomen van haar verftand beroven. DE HERTOG. Het is my om het even; geen woord meer daarvan; ik wil niet verder herinnerd wezen dat ik van deze zottin bemind wierd; raad my veeleer in myn' nieuwen minnehandel. BON-  TREURSPEL. tj> bondi* Wat zal ik u anders raden dan dat gy deze liefde kat varen? De prins bemint Bianka, het meisje hem, den fchoonften jongeling: wat laat zich hier voor uwe liefde hopen ? de hertog, mismoedig. Zekerlyk niets. (Vurig.~) Maar ook alles; verfta my wél, alles! bondi. Ik weet wel dat de hertog niet moet wat de minnaar wil! de hertog. Maar moet dan de hertog ook alle de geheimen des minnaars weten? bondi. Wie de uitlegging van deze fchoone wetgeving had! de hertog. Nu, wat flaat gy nog daar? Waarom gaat gy,waarom vliegt gy niet heen? bondi. Gy brengt my in verlegenheid, vorst! Om u te bevredigen weet ik flechts één middel, en dit zult gy, dit kunt gy niet willen. de h e r t o c. Waarom niet? ik ftem in alles. bondi. Thans wel; maar later mogeiyk niet, wanneer misfehien de gevolgen... B 2 BE  20 GUIDO en BIANKA, i de hertog. Wanneer heb ik u voor dezen verantwoordelyk gemaakt? Of wik gy misfehien wegens alles de behoorlyke hof order hebben ? bondi. ^ ; | i Het zou my ten opzichte van myn hoofd zeer lief zyn; want hiermede is het naauwelyks zeker. de hertog. Gy deedt echter reeds zo veel wat ik niet geboden had, en waarover ik u naderhand wel myn hoogst misnoegen tonen moest. Waarom wilt gy dit niet langer doen? BONDI. Juist daarom; een kind dat zich gebrand heeft fchuwt het vuur. de hertog. Hoe onnozel! Weet gy dan niet dat ik dikwyls met geen uwer dienften in het geheim meer te vreden was dan met die welken ik openlyk afkeurde? Weet gy niet dat in de hoftaal afkeuring zo veel heten kan als een lofdekreet? bondi. De duivel vertrouw' de hoftaal langer dan één'dag! de hertog. Goed, vertrouw my dan; en nu... daar,neem. (Hy geeft hem een" brief) Gaat het daarmede, goed: zo niet, dan.. voor een goed gehoor is een half woord genoeg. (Hy vertrekt.) Z E-  TREURSPEL, 21 ZEVENDE T O O N E E L. BONDI. Ik verfta u , mynheer de hertog! Met myne handen wilt gy de kastanjes uit het vuur halen: verbrand ik my de vingers dan doet het u geen zeer; en gebeurt liet ergfte, dan hebt gy my het geen ik deed niet bevolen ; ja, ftraft zelfs wel myne onvoorzichtige dienstvaardigheid. Ware ik geen zot, als ik my in dezen ftrik begaf, waar alle voordeden vooru, alle gevaaren voor my zyn? En toch moet ik; de prins is myn vyand: ik val, als ik hem niet vroeger doe vallen. Hetzyzo! 13eter.gelegenheid om hem te bederven zon zich misfehien bezwaarlyk opdoen. De zoon zyn' vaders medeminnaar.... Dit moet den laatften tot moordenaar van den eerften maken. Het ontwerp is gereed: ik heb het flechts ter uitvoer te brengen. He! Haslan! liasfan! A G T S T E T O O N E E L. BONDI, HASSAN. II A S SAN. Mynhe er de marquis! BONDI. Hebt gy moed, Hasfan? HASSAN. Wie vraagt zulks den leeuw ? B 3 BON-  22 GUIDO en BIANKA, 13 o a' d i. Kom, dan zyt gy myn n:an. kassa n> Maar gy nog niet de myne, Ik volg den wenk der eer; geen geld, geen moor. bondi. Gy kunt nogthans niet begeren dat ik ureeds beloon voor dienlten die ik nog eerst van u verwacht? h a s s a n. ' Waarom niet ? dewyl die, welken men reeds gedaan heeft, zo dikwyls vergeten worden. bondi.. : Dit verwacht gy toch niet van my? h a s s a n. Geloof niet dat ik voor iets dat Hecht is te goed acht, Gy fpeelc gaarne met koppen, en ik heb'er flechts één' te verliezen, bondi. Als gy hem verliest ware het immers overtollig u dien te betalen : gy hadt uw verdiende loon. hassan. Neen , laat ons zo niet rekenen. Ik heb altoos gaarne zoveel in myn' zak als nodig is om my eerlyk te laten begraven; want myne begravenis zal, zo ik hoop , eens nog het eerlykfïe van myn gantfche leven zyn. bondi. Een eerlyke fpitsboef! En nu, hoe hoog waardeert gy uwen kop wel ? H AS-  TREURSPEL. "3 hassan. Zo hoog, dat ik hem niet gaarne voor den uwen verruilen wilde. Myn kop is een gekroond hoofd. bondi. Ha! ha! ha! hassan. Lagch niet; aan de kust van Guenna was ik vorst, was ik aanvoerer eener dappere negerhorde ; en waren de blanke barbaaren niet veel erger onmenfchcn dan de zwarten, dan gaf ik nog mannen wetten, en ontfing ze niet van zotten of booswigten. bondi. Zeer ftout , kaerel! en toch kan ik uwen kop niet hooger betalen dan volgens de waarde van het overige dat de beul daaraan gelaten heeft. Ware 'er'gerechtigheid in het land, dan hing uwe zwarte majefteit. hassan. En denkt gy dat men u zou laten toezien ? bondi, hem eene beurs toewerpende. Daar, knaap ! meer dan uw kop onder broeders waardig is. hassan, de beurs op zjne hand wegende. Zo ligt als een veêr! Wat wilt gy nu daarmede kopen ? myn' arm, of myne eerlykheid ? bondi. Uw' arm: uwe eerlykheid is eene waar die federt lang geen prys meer heeft. 15 4 DAS-  84 GUIDO en BIANKA, hassan. Dan handelt gy als een zot; want wie een' fpitsboef flecht betaalt koopt zich daarmede Hechts een'verrader. bond i. Dit zult gy toch niet aan my worden? i! a s s a n. Ik beloof niets; ik ben als eenfehietgeweer: wie het koopt heeft het, wie het losdrukt dien geldt defchoot. bondi. En heb ik u niet altoos eerlyk betaald? hass a n. Het is waar; doch gy hebt ook nog niets eerlyks van my beg:eerd ; en zie, een eerlyk ka ere 1 kan menïigt om niet zyn: dit beloont zich zelf; een fchurk kan men dikwyls niet om de gantfche waereld zyn. bond i. Wees gerust, ik heb dit van groote heeren: als zy eens beginnen te geven , kunnen zy niet meer ophouden. ii a s s a n. Zeg liever dat gy dit van kleine bosswigten hebt : wanneer zy eens eene misdaad betaald hebben , dan moeten zy voortgaan met het flilzwygen te belonen. bondi, ó! Dit weet ik wel goedkooper te kopen. ii a s s a n. Ik raad u nogthans uw middel bymy niet te beproeven ; myn tegengif mogt fterker zyn. x BON.  TREURSPEL. 25 bokdi. Genoeg, kom. hassan. Zeg eerst wat ik doen moet. bond 1. Eene kleinigheid: een meisje fchaken. hassan. Ten randen toch uit een nonnenklooster? bondi. Neen. hassan. Dan dien ik u niet. Ik laat my niet gaarne met kleine misdaaden in; als het de moeite niet waardig is een fchurk te zyn, ben ik liever een braaf kaerel. bondi. Kom maar, de hiftorie zal nog bloedig genoeg worden. (7/y vertrekt.') hassan. Dat mag men vry op uw woord geloven, daarom volg ik. Ik bemin wel uw geld , Europeaanen! maar dorst meer naar uw bloed, barbaaren! Gy, die onze ongelukkige natie zo gruwzaam behandelde!.. Genoeg, ■het ftreclt myne wraakzucht niet weinig, dat gy my zelfs nog voor alle gorgels betalen moet, die ik u affnyd. Einde des eerflen bedryfs. B 5 TWEE-  »6 GUIDO en BIANKA, TWEEDE BEDRYF. Een kamer in Bianka's woning, met verfcheiden deuren. EERSTE T O O N E E L. bianka komt driftig binnen; guido volgt haar. BIANKA. Wie gy zyn inoogt, jonge edele man, die als een engel van den Hemel tot myne redding toefchoot! ik dank u; maar thans, wat ik u bidden mag, geen Ifap verder: ik kan, ik mag u hier niet zien. GUIDO. • En toch moet gy my zien. De onmenfehen, die u op de flraat vervolgden, hebben hunnen aanflag op u nog niet opgegeven ; veeleer maakt hunne eerfte mislukte poging hen nog ITouter: ik las dit duidelyk op ^het voorhoofd van een'ondeugenden moor, die, zo ik -my niet vergis, den marquis Bondi toebehoort. , BIANKA. Dan ben ik verloren! De hertog zelf fpoort my naar: de fchelmcn, die my op de ftraat vervolgden , waren geen gemeene rovers; het waren medehelpers, aangevoerd door zyne koppelaars. guido. Waaruit befluit gy dit ? bian-  TR.EURSPEL.] &f bianka. ó ! Het is maar al te klaar. Sedert een' geruimen tyd bcfpiedt de hertog ieder myner fchredeu; nog voor weinig oogcnblikken voegde hy zich in de kerk digt byrny, en ftoordcmy.ih tegenwoordigheid des Allerhoogften, door een oneerbiedig fluisteren in het gebed. guido. En wat zeide hy u ? bianka. Wat ik wenschte niet gehoord te hebben , wat ik myn best doe te vergeten, wat ik u bid my niet te laten herhalen. guido. Nu, dan ziet gy zelf welke reden ik heb om te blyven. bianka. ó Ja! blyf... Doch neen, blyf niet: hetmiddelkon erger zyn dan het kwaad. Ik vlugt dadelyk in een klooster, guido. Hoe ! Bianka ! om het gevaar van een oogenblik te ontwyken, wilt gy u voor altoos achter de yzeren grendels opfluiten? Wilt gy zulk een fchoon leven in droevige eenzaamheid wegwenen? , b i a n k a. In een' norm is ieder haven goed , in fchipbreuk ieder wrak welkom. g u u  2? GUIDO en BIANKA. guido. Is 'er dan in het geheel geen zekerheid meer hier voor u? bianka. Wie verfchaft my deze, terwyl de hertog zelf die fchendt ? guido. Ik! bianka. En wie zyt gy, om zo te kunnen , zo te durven fpreken. guido. Myn' naam zuilen u daaden zeggen, of gy verneemt dien nooit. TWEEDE T O O N E E L. bianka, guido, salvini. salvini. Hoe ! prins! zó houdt gy uw my gegeven woord ? guido. ó Salvini ! 'er zyn gevailen dat men zyn woord met meer eer breekt dan men het houden zou: het tegenwoordige is van dezen aart. Bianka liep gevaar van de fehandelykfte eerrovers in handen te vallen; ik zag het, 1'choottoe, verjoeg de fchelmeu, en flechts om haare zekerheid volgde ik haar hier. salvini. Ik wist wel dat prins Guido flechts op zulk eene edele wyze zyn woord verbreken kon. b i a n-  TREURSPEL. 29 bianka, ah uit eene bedwelming bekomende. Hoe! is dit de prins? prins Guido? — Vergeef het my , prins! ik kende u piet; deviees verblindde my de oogen, verwarde myne zinnen; ik zag flechts het gevaar, waaruit uw grootmoedige byftandmy redde , en niet het nog veel grootere, waarin dezelve my ftortte. guido. • En welk gevaar kan dit toch zyn ? Wat ik voor u deed , zou ik voor ieder van uw gedacht gedaan hebben. bianka. Zyt gy niet vorst? zyt gy niet Rugiero's zoon? guido. Het is waar; maar is myne daad daarom dan Hechter , omdat een vorst haar bedreef? bianka. Integendeel maakt zy uw' verheven rang nog fchitterender ; maar welk een vermoeden werpt zy niet op my! De achterklap heeft duizend tongen, en op ieder een duizendvouwdig vergif. guido. Wat kan deze flang anders dan fisfchen ? bianka. ó ! Zy kan ook moorden, fchrikkelyk moorden. guido. Keen , nooit ; onze rechters zyn in ons zeiven. E I A n-  3o GUIDO en B 'I A N K A , BIANKA. ó! Niet allen: onze vreeslykfte rechter is de wnereld: en richt deze niet altoos bloot volgens den fchyn ? GUIDO. Eene reden te meer om zyn oordeel te verachten. B I A N K A. Als vorst kunt gy zekerlyk wel menig verkeerd of onrechtvaardig oordeel verachten; ieder meiifchelyke zwakheid dekc geen vorftelyke mantel. De pylen die u niet bereiken doden my. GUIDO. Geloof dat niet. Hoe hooger wy verheven zyn, hoe ftrenger wy beoordeeld worden; en onpartydig beöordeeit ons alleen de nakomelingfchap. De beoordeling der waereld hebt gy dierhalven veel minder te vrezen dan ik : uwe engelreine deugd fluit den laster zelv' den mond. BIANKA. Houd op, prins! gy weet niet hoezeer deze vieijery myne onrust vermeerdert, hoezeer zy myne vrees verdubbelt. GUIDO. ó! Het is geen vleijery wat ik u zeg; het is de waarheid. B I A N K A. Dan is het vergif nog veel erger, als het geen vergif der vleijery is. s A L  TREURSPEL. 31 salvini. Gy miskent dezen edelen , vorftelyken jongeling , Bianka I bianka. Wat man is edel jegens het vrouwelyk gedacht ? guido. Ieder die u kent , dien uw oog in liefde tot de deugd ontgloeit. DERDE T 0 0 N E E L. bianka, guido, salvini, rober.t. robert. J)e kamerheer Bondi ! salvini. Wys hem af, goede Robert! Voor zulke heeren is Bianka niet te huis. robert. Ik heb het hem reeds gezegd; maar hy laatzichniet afwyzen: hy geeft voor dat hy een'last van den hertog heeft, bianka. Dan moet ik hem helaas! wel laten komen. — Ga in dit kabinet, prins! de gunfteling moet u hier niet aantreffen. guido. Het vernedert denman wel tot eene vrouw, wanneer hy zich verbergt; maar... voor u... ook dat. b 1a n-  32 GUIDO en BI AN K A, e i a n k a. Waarom verwyderde gy u niet vroeger ? guido. Kon ik wel? Om u te gehoorzamen moest ik u minder bewonderen. (Stil.') Voorzeker üneedt men weder nieuwe aanflagen, die ik verydelcn moet. VIERDE T O O N E E L. bianka, salvini , bondi. ~-_ bond i. J/van ik niet zo gelukkig zyn u alleen te fpreken , fignora ? b i a n k a. De tegenwoordigheid van dezen éénigen vrind verhindert ons toch niet alleen te zyn , mynheer de marquis ? bondi. Dat wel niet; maar ik heb u toch iets te zeggen , dat zelfs deze vrind niet horen mag, bianka. Verfchoon my; dan mag ik het zeker nog minder horen. bondi. Wat ik u te zeggen heb zal u zonder twyfel met vreugde en dankbaarheid vervullen ; doch ik moet u volftrekt alleen, in den naam van den hertog fpreken. bianka. Dan moet gy u zeker wel verwyderen, Salvini ! Gy hebt  .TREURSPEL. 33 hebt geen recht om des hertogs vertrouweling te worden: dnartoe verkiest hy niet akyd zyne Vrinden. FT F D E T 0 O N E E L. e i A n-k a , bondi. bianka. Nu, mynheer de msrquis! Wat heeft zyne hoogheid my te bevelen ? bondi. Hy beveelt niets, dewyl hy gelooft dat wcnfchcn voor hem reeds genoeg is, om van uwe bereidwilligheid alles te verwachten. bi AM k a. Gy fprcekt eene taal, die ik niet vcrfta. bondi, haar een'' brief gevende. Ziedaar de overzetting: zy is van den hertog zeiven. bianka, na eenig nadenken hem den brief ongeopend te rug gevende. Ën daar ook myn antwoord. bondi. Hoe! geen ander? Én dezen zal ik den hertog te rug brengen? bianka. Hy zal het myne cenvo.iwdigbeid ten goede houden d"t ik de brieven eens hertogs niet anders weet té beantwoorden. bondi. Maar gy hadt toch ten minnen kunnen lezen. C b ia N-  34 GUIDO en BIANKA, BIANKA. Waartoe dat? Ik weet maar al te wel dat de hertog my niets te fchryven hebben kan, dat my betaamde te lezen. bondi. Gy beledigt de hem verfchuldigde achting , als gy zo over hem denkt. BIANKA. Integendeel, ik las niet, om van deze achting niets te verliezen , die ik zo gaarne voor hem behouden wilde. BONDI. Dat hy u bemint zal hem dan wel daarvan beroven? BIANKA. Ik weet niet waarmede hymy meer befpotten kon. BONDI. Dan zyt gy, op myne eer! éénig in uwe foort. BIANKA. Om zo iets te geloven, moet men indedaad weinig kennis aan deugdzaame vrouwen hebben. BONDI. Een lot dat ik, helaas! met het geheele mannelyk gedacht deel. bianka. Het geen ik, met uw verlof, niet geloof: integen» deel verraadt het zeer weinig mannelyke deugd, wanneer men aan geen vrouwelyke gelooft. bon-  TREURSPEL. 35 b o n d i. Kan ik liet helpen, dat myn ongeloof het heerfchend gevoelen is? bianka, ernftig. Gy kwaamt toch niet hier, mynheer demarquis! om my in den naam des hertogs zulk eene heerlyke zeden» leer te prediken ? bondi. Neen, om u flechts over zekere vooroordeelen de bogen te openen, kwam ik. Gy weet toch wat de hertog voor de gravin Rivanera deed... Dit, en nog méér, wil hy voor u doen. bianka. Spaar my, bid ik u, het fchaamrood over deze vergelyking. b 0 nd 1. Hoe! deze vergelyking zou u doen blozen? En toch is de gravin niet eene vrouw van hooge geboorte, van den eerden rang? bianka; Des te erger voor haar. bondi. De nicht van den kanfelier. bianka. Waarover ik den eerlyken kanfelier hartelykbeklaagi bondi. Waaiiyk, fignora! gy ftemt den toon vry hoog. bianka. Dat denk ik niet; dewyl ik liever de vrouw eens C 2 ge-  GUIDO en BIANKA, gemeenen burgers dan de byzït eens hertogs zyn wil- bondi. Hoe! zo verre kunt gy uw voordeel verwaarlozen? zo verre ? bianka. Is 'er wel een het welk by myne eer en deugd haalt? bondi, lagchende. Eer en deugd ! waar treft men dezen ooit by elkander aan ? of waar niet deugd zonder eer, of eer zonder deugd? ö 1 Niet om het geen de menfchen zyn, neen, veeleer om het geen zy vermogen, niet om hunne verdienden , neen, flechts om hun aanzien of rykdom eert men hen; en de beminde van een' vorst ontfangt in één' dag meer eer dan honderd kuisfche Penelopen, die in de eenzaamheid vergaan, in honderd jaaren. bianka. En hoe denkt gy wel dat iemant deze eer drelen moet, die de geen die ze ontfangt niet geldt, ja, zelfs onteert? bondi. Laat deze overdreven denkbeelden varen; maak liever gebruik van de oogenblikken: zelden zal het fpel weder zo fchoon daan als thans; kortom, wie oogden wil moet den tyd niet verwaarlozen. De roozen van zulke wangen als de uwen verwelken fchielyk. bianka. ó Dat zy reeds verwelkt waren! dan behoefde ik uwe vernederende taal niet aan te horen. b on-  TREURSPEL. 37 bondi. En toch wat is ftrclender dan de behecrfcheres eens Iieerichers, de tyrannes eens tyrans te zyn ? fchatten verzamelen en verkwisten, gelukkig maken en bederven te kunnen ? bianka. Gy zyt eenflechte fehilder, mynheer demarquis! gy toont flechts de lichte zyde van uw tafereel , en verbergt den duisteren achtergrond. Wat is toch deze zo hoog geprezen vorftelyke beminde anders dan de fchandvlek van de ftad, de geesfel van het land, de gruwel aller rechtfehapenen, in het geheim zelfs van die geenen veracht, die haar openlyk vergoden ? en hoe dan, wanneer de bedwelming der liefde verdwynt, en haar niets anders overblyft dan de affchuw vcor zich zelve? bondi. Dit hebt gy niet te vrezen: de hertog is even zo teder als dankbaar; hy zal niet ophouden u te beminnen; en al deed hy dit, dan is 'er immers gltyd nog iets uit de fchipbreuk te redden. Kortom, de vrouwen zyn als de kooplieden: geen wordt eer ryk voorzy een paar maaien bankroet in de liefde gemaakt heeft, bianka. Eene rechte koopmans aanmerking; en ook deze: Wie ééns zyne eer verloren heeft, heeft niets meer te verliezen. bondi, flil. Vleitaal en overredingen winnen haarniet: misfehien C 3 dat  3S GUIDO en BIANKA, dat bedreigingen beter uitwerkingen doeu. De vrou. welyke zielen zyn toch allen vreesachtig. (Overluid.') Gy wilt dierhalven den hertog niet beminnen? i bianka. Neen. bondi. Dan doet het my leed dat ik het u zeggen moet: 'gy móet. bianka. Wie te fterven weet móet niets. bondi. 6! 'Er zyn nog wel middelen om dezen trotsch te buigen. Kom, volg my, het verfiaat zich, in ftilte; want zo gy gerucht maakt zyt gy onherftelbnar verloren. Van dit oogenblik voer ik u in den diepflen ker. kcr, klsag u wegens alle misdaaden aan die gy niet begaan wilde , brandmerk u met alle tekens der openlyke fchande; misbruik zelfs uwe deugd daartoe, om uwen fmsad te verdubbelen. Kies nu tusl'chen de liefde des hertogs en uw verderf. ,b i a n k a. Welk een afgrond van boosheid!... Bondi!.. neen !.. gy kimt de booswigt niet zyn, dien gy flechts fchynen wilt!.. Nóg hebt gy liet uiteiiyke van een' mensch : en de mens-h i; barmhartig, gelyk God jegens hem. bondi, bitter. Ik ben niet vemuel genoeg om met God gelyk te wUlen zyn. £ i a n-  TREURSPEL. 39. bianka. Dan zyt gy wreeder dan de bloeddorftige tygcr; want deze doodt flechts in ééns. bondi. . Romanpraatjes, die my niet treffen!.. Ikben een man. bianka. De man is mensch, of het roofdier is beter. bondi. Waartoe zo veele woorden?.. Kom. (Hy wil haar wegvoeren.) bianka. ■ Help! help! ZESDE T O 0 N E E L. bianka, bondi h guido, s a l v i n i , r o- bert, door verfcheiden deuren binnef:[nellende. guido, met den bloot en degen 'op Bondi aanvallende. G"een geweld aan dit meisje, of... s alv1ni. Laat af, prins! het bloed van dit monfler moet van uwe hand niet vlieten; en op deze plaats het vninftc. bondi. Laat hem begaan , Salvini! ware vrees myne krankheid , de prins zou de eerfte arts zyn die my daarvan genas. C 4 gu,l-  *o GUIDO en BIANKA, guido. Dnn moest gy flechts deeerftebooswigtzyn,diegeen bloodaart geweest ware. bond ïi Het is zeer onedel van u, prins! my dingen te zeggen, die ik, als onderdaan, u niet beantwoorden mag. Waart gy een gemeen edelman.,. guido. Dan waart gy nog grooter bloodaart; want gy zoudt my toch niet ftaan. Opdat gy nogthans ziet dat ik van geen voordeel boven u gebruik maken wil, kom, ik ftel den vorst ter zyde : ik ben flechts Guido, een gemeen edelman; kom... wat draalt gy nog? bondi, ftil. Ik ben niet zot genoeg om met dezen jongen dolleman te vechten. Leven tegen leven is altoos een gevaarlyk fpel; ik wil een zékcrer fpelen : ik wil my wreken en niets wagen. (Overluid.') Ik vecht met u niet, prins! dit betaamde my in geen geval: onze twist moge de hertog beflisfehen. c u i d o, Kan hy dat, zo lang 'er eene wet der eer beflaat? Doch wat weet zulk een mensch van eer, die zo weinig gevoelt wat fchande is! Het is immers ligter zich achter het aanzien van een' hertog te verfchuilen, en plagende heen te gaan als een kind! bondi. Gy zet myn geduld op eene fterke proef; doch gy zult  TREURSPEL. 41 zult het ditmaal niet overweldigen. Ik ruim u het veld, en wensen, flechts dat uwe tockomftige lauweren roemryker mogen zyn dan die waren , welke gy hier plukte. (Tegen Bianka.') En gy , bevallige toveres ! gy hebt uwe ■ rol tot de ontknoping meesterlyk gefp'ëéld; ik bewonder uwe kunst, en het fpyt my flechts dat de verheven deugd, om welke gy de liefde des hertogs verfmaadde, hier in hec zyvertrek verborgen was. b i a n k a. ó God! waarmede heb ik dit verdiend ! guido, tegen Bondi. Hoe! elendige ! gy waagt het nog te fpotten? bondi, fpytig. Noemt gy het fpotten, een meisje aan de deugd te herinneren, dat haar het meeste bemint? guido. Armzalige fpotter ! gy hebt wel een' koker vol vergiftige pylen, maar geen zwaard. (Hy fteekt het zyne op.) Dat ik het myne ook tegen zulk een' haas trekken kon.' bondi. Gy dwaalt, prins! Niet flechts dat ik een zwaard heb; ik weet het ook te gebruiken, en misfehien begier op de rechte plaats dan gy (Stil.) De wraak uititellen , is die zoeter te willen genieten. (Hy vertrekt.) robert, die zyne laatfte woorden gehoord heeft. Wacht, fchurk! ik wil u de fuikcr daartoe geven. Niet flechts de wesp, ook de bye heeft een'angel. C 5 ZE.  42 G]U I D O en BIANKA, ZEVENDE T O O N E E L. bianka, guido, salvini. bianka. Breng my in myn kabinet, Salvini! ik heb rust nodig: de ftryd dien ik ftreed was te hard, 'er ontbrak ■weinig, en ik was bezweken. guido. 6 Bianka! dat gy in dezen ftryd zegepraalde verheft u bóven ieder andere van uw genacht. Ik bewonder U; maar, vergeef het my, ik bemin u nog meer. b i a n k a. Om's Hemels wil niet! Gy wilt my toch de eer dezer zegepraal, die gy zelf zo fchoon vondt, niet ontroven? Gy wilt my immers niet in een' nieuwen, veel gevaarlyker' ftryd wikkelen, in dien tusfehen liefde èn plig't? guido. En welke onzer pligten kan deze liefde toch beletten? Zy is zo rein als de Hemel, zo zuiver als uwe deugd, zo onfterfelyk als onze zielen. Met myn hart bied ik u te gelyk myne hand aan. b i a n k a. Dat kunt gy niet: tusfehen u en my is ecu afgrond, waarover geen weg is. guido. Voor kleine zielen zeker neen; maar in de myne is kracht genoeg om dezen afgrond te pverfchryden. Bi a n-  TREURSPEL. 43 BIANKA. Dit verhoede de Hemel! Dit zon u in myn' val medeflepen; en myn ongeluk weet ik [wel te dragen; maar het uwe kan ik niet. GUIDO. ó! Dan bemint gy my immers ? B.IA N KA. Wie zeide u zulks ? GUIDO. Gy., gy zelf. BIANKA. Dit wist ik niet. GUIDO. En echter is niets zo zéker. BIANKA. Des te fchielyker moet ik vlugten; nog deze nacht pver de grenzen in een klooster vlugten. GUIDO. Dat gy , na het geen voorgevallen is, vlugten moet begryp ik zeer wel; maar fta my toe u te geleiden, u in zekerheid over de grenzen te brengen. BIANKA. Neen , prins 1 Voeg by alles wat gy reeds voor my gedaan hebt, nog dit éénige, dat gymy niet wederziet. GUIDO. Cy wilt toch niet alleen, zonder geleide?... BIANKA. Neen, niet alleen, niet zonder geleide; engelen var» den Hemel zullen myne geleiders" worden, zullende befchermers myner onfcbuld zyn.  4+ GUIDO en BIANKA, guido. Maar de nacht... de onveilige wegen... de gevaaren... b i a n k a. Zyn 'er wel grooter dan die my hier bedreigen? guido. Voor dezen befcherm ik u. bianka.. Dit kunt gy niet, zonder u zeiven te bederven. guido. Voor my vrees ik niets; trotsch, als een krygsman ep zyne wonden , fterf ik verheugd , als ik u red. bianka. ó! Ik kan óók fterven, ik óók : de ongelukkige heeft altoos lang genoeg geleefd. g u i d o. Neen, Bianka! betere en aangenaamer dagen voor u.. of de dood voor my !. .Om middennacht ben ik weder hier, breng u over de grenzen, en verwacht dan myn noodlot uit uw' mond. bianka. Neen, prins! verlaat my voor altoos: hoe langer ik u hoor, hoe meer ik fidderen moet om u te horen. guido. En wat zou ik doen, dat u beledigen kou? bianka. Ik wilde veelliever dat gy my beledigde... Nu,vaarwel , vaar eeuwig wel! gui-  TREURSPEL. 45 guido. Neen, Bianka! blyf... blyf flechts nog weinig oogenblikken. ' I I - bianka. Ik kan niet... ik ben afgemat... en gy wilt immers niet dat ik nog erger wierd. (Zy vertrekt met Salvini.) A GT S T E T O O N E E L. guido, daarna iiassan, salvini. guido. Wat wil ik niet alles wat gy wilt?,.. Doch weg is zy, weg!. . misfehien voor eeuwig weg!.. Neen, dit niet .. Ik moet haar wederzien,.. ik moet haar redden... myn befluit flaat vast... Maar wie is toch. deze Bianka, voor wie ik zo fchielyk, zo geheel tegen myn voornemen ontgloeide? Zo hetfchynt, een gemeen meisje. Doorgaans werpt de hand der Voorzienigheid paerlen in het Hof , en vat integendeel glasfeherven in goud !.. Het lot was haar eene kroon fchuldig, en gaf haar den bedelftaf... Goed, dan wil ik de fchuld van het lot betalen. (Gedurende deze alleenfpraak is Hasfan zagt binncngeflopen, en gaat met den dolk op kern af om hem te door pot en , intusfchen komt Salvini uit het kabinet terug, en weert den ftoot af, terwyl Guido zich fchielyk omkeert en den  4 GUIDO en BIANKA. malincontro. Draag zorg dat Hasfan u niet bedriege» bondi. Dat vrees ik niet: Wat hy deed, deed hy op myn bevel. malincontro. Hoe! gy hebt hem bevolen u te verraden t bondi, Om den prins des te zékerder in ons net te lokken, malincontro. Den prins? Wat hebben wy met hem te doen ? bondi. Zeer veel; hy bemint het meisje dat wy voor den hertog fchaken. Daar Hasfan hem nu onzen amflag verraden heeft, zal hy ons weldra op de hielen zyn, malincontro. En dit vindt gy goed? bondi. Het kan niet beter; want op dat hy van de'zen aan. (lag niet verder fpreke, legt gy hem een eeuwig (U1zwygen op. malincontro, venonderd. Ik? bond i. Ja, gy. Ik ken niemant beter dan u tot zulk een meesterfhik in (Iaat. malincontro. Neen, mynheer de marquis! dit punt ftaat niet in onze voorwaarde. BON-  TREURSPEL. éi bondi. Maar het volgt 'er uit. Genoeg, kaerel. de prins valt, of gy hangt. malincontro. - En hang ik ook tiet als hy valt ? bondi. Neen, in de Verwarring kan niemant weten hóe en door wélke hand hy viel; laat men hem daartegen ontkomen, dan roept hy de gerechtigheid tegen ons in:en wie betaalt dan het gelag anders dan de kleinen? malincontro. Dit hadt gy my eerder moeten zeggen. bondi. Dat ware niet flim geweest: gy móet wat gy anders niet meer kunt. MALINCONTRO. De prins heeft u dan wel zeer beledigd ? bondi. My in het geringfte niet; integendeel heb ik'hem beledigd. MALINcioNTRO. En daarom vermoordt gy hem ? bondi. Ik móet wel, dewyl ik hem om geen vergeving vragen wil, en hy my niet vergeven kin. MALINCONTRO. Het is dierhalven niet waar dat het fchoon zy een' vyand te vergeven. BOM»  gi GUIDO en B I A N K A, Bondi. Schoon kan het misfehien zyn; maar dom blyft hét daarom toch; want geen vyand vergeeft u oprecht. malincontro. Wie zou dit denken! Booswigten vindt men overal; maar in de groote waereld worden zy befchaafd. BONDI. ó! Niet de groote waereld, het groote gevaar befchaaft hen. Het is als of gy een' hoogen fteiger opklomt, en iemant u den ladder onder de voeten wegnam : hooger kunt gy wel klimmen, maar te rug flechts vallen. Om den hals niet te breken moet gy hem wel honderdmaal wagen en veel uit voorzichtigheid doenwatgy uit boosheid nooit zoudt gedaan hebben. malincontro. . Zonderling! Ik kwam hier om te fchaken, misfehien om te moorden; maar dat een kaerel als ik hiernogiets voor zyn handwerk leren zou dat hy niet wist, dit verwachtte ik niet... Maarwaarlyk, de mensch is nooit volleerd. bondi. En de booswigt het minde; want alles kan men eer half zyn dan een fchurk. malincontro. Gy hebt gelyk; en toch ik weetniet, is het hoflucht of vergif van u dat my aanblaast? Het komt my voor •ls of my iemant in het oor blies: „ Vertrouw den Moordenaar niet, die flechts om zyne zekerheid moordt; wam  TREURSPEL. 63 want hy,kan, hy zal u ook vermoorden, zodra deze zulks vordert." En daarmede vaar wel! (Hy wil verm trekken.') bondi houdt hem tegen. Niet van de plaats, kaerel! Reeds is de deur achter tl gefloten^ dod en hel! dat ik ook zo dralen kon! Ik had den bl.kfem in {helheid moeten overtreffen, en ik kruip den langzaam rollenden donder naar. ó! Ik zal razende worden! hassan. En d"t om een meisje ? Laat deze zotheid blyven J 'er is van deze waar nog genoeg, en fchandekoop te krygen. guido. Meis'es genoeg; maar geen Bianka ;^ en ik dwaas fta ïiier nog werkeloos!.. (Bitter lagchende.) Is dit niet om dood te lagchen? » Ik geloof, kaerel ! gy hgcht ook. hassan. Ziet gy dan niet dat ik ween? G01-  TREURSPEL. 67 guido. Öolc dat moet gy niet; moorden moet gy, moorden! hassan. Bedaard, prins! bedaard; of gy zult nooit een groot man worden. Grootheid, zeide een myner zwarte Voorouders, is als Grieksch vuur: het brandt in koud water. guido. Spaar uwe fprookjes; ik heb uw' arm nodig. hassan. Reken op dezen, en gy hebt uw meisje weder. g u 1d 0.0 ó Hasfan! als gy dit kunt, als gy dit kunt!.. hassan. Vraag niet veel; de koele kaerels, als ik, kunnéa gemeenlyk wat de vurige , als gy , flechts willen. guido. En gy talmt nóg, als of gy door dralen de zaafe herflellen wilde. hassan Wy zullen nóg vroeg genoeg komen; kom tóaari g u 1 p Q. Waarheen ? ha ssan". Het fpoor des rovers lang». Ei PiElC  Si Guido en éiankA. • VIERDE T O 0 N E E L. Een kamer in het hertogiyk paleis. de hertog, onrustig op én neder gaande. R.eed-s middennacht, en Bondi is 'er nog niet, niet eens eenig bericht van hem ! Misfehien wil hy my verrasfehen , of... vreest my te verfchrikken... Die dwaas! hy rekent.dan de kwellingen der onzekerheid voor niets!. Maar hoe! . Hy heeft toch niet. . Wat dan? .. Waarom niet?.. Men geve den hoveling flechts magt.en weldra misbruikt hy die... Doch neen, neen... daartoe is hy te blode... listig genoeg, het is waar; doch niet ftout genoeg... Des te beter! . Des te erger, wilde ik zeggen . ó Bianka! wat hebt gy van 'ihy gemaakt!.. Sedert ik u zag zweeft flechtj één beeld voor myne ziel: het is uw beeld; flechts één wensch brandt in myn hart: het is de wensch u te be'iittetf, tot welken"prys het zy, ü te bezitten. (Men hoort eenig gedruisch) Ha! wat is dat?.. Bondi heeft dierhalven toch.. ■ fpreek het zagt uit, bloedgierige tyran! dat het uw geweten niet horë . ■ Bondi heeft u tot rover, misfehien zelfs tot moordenaar gemaakt. Weg, dodelyke gedachte! weg! gy flöort myne gemoedsrust, en toch zyt gy de éénige die in dit fchrikkelyk oogenblik in my opkomt, ó Liefde! liefde ! zö1 maakt gy ons tot goden en tot duivelen; fchetst om Jfcmelfche vreugde, of fteekt de hel in ons aan. FTF-  TREURSPEL. if fTFDE T O O NE É L, de hertog, bondi. de hertog, Nu, Bondi! is het gefchied?.. Wat is gefchied? bondi. . Het geen gy wenschte: Bianka is in uwe inagt. de hertog. Dan moet ik u omhelzen. (Hy omhelst hem.') Maar zeg, hoe bemagti-gde gy het meisje •? bondi. Het kostte my zeker veel , eenjgen myner lieden 'zelfs het leven ; maar wat doet Bondi niet voor zyn' hertog! de hertog, *3y fchaakte haar nogthans niet I bondi. Denkt gy zo Hecht van my, om zo iets van my ta vermoeden? Alles kan ik voor u doen; flechts zulk eene laage daad niet Bovendien zou ik u ook niet alle de vruchten myner loosheid ontroofd hebben, als ik u in uwe eigen ftaaten tot een' rover gemaakt had? Neen, vorst! zó diende ik u niet: ik diende u beter, de hertog, En wat deedt gy dan, als gy Bianka niet fchaakte? bondi. Kt ontrukte haar aah hem die haar reeds gefchaakt had, E 3 ,  fa GUIDO en BIANKA, DE hertog, opftuivende. Hoe! wie durfde ditbefhan? Noem my den booswigt, opdit myn donder hem zo fchielyk treffe als de gedachte myner wraak , en het gerucht zyner daad niet eer bekend zy dan dat zyner ftraf. bondi. Neen, vorst! veroorloof my zyn* naam in een eeuwig ftilzwygen te begraven; om u-zelyen, veroorloof my dit. de hertog. Nog eens, fpreek; of gy maakt dat ik meer fchrik uitfta dan gy my misfehien te zeggen hebt. bondi. Nog eens, ik kan niet: pligt en verfchoningvoorhes hart eens vaders hinden my de tong. de hertog. By myne ongenade ! fpreek. Gy hebt my reeds te yeel gezegd, om my niet alles te zeggen. bondi. Gy wilt het?.. Nu, dan móet ik wel, hoe ongaarne ik het ook zegge. Prins Guido fchaakte Bianka. de hertog. Nooit!.. Ik weet wel dat gy den prins niet genegen zyt; maar tot deze lastering had uw haat u niet moeten verleiden ; want deze logen gelooft zelfs de minne* nyd niet. b-ondi. Waarom liet gy my dan nietzwygen, vorst? (J///.) 6  TREURSPEL. 71 ó Malincontro! indien uw aanflag het doel miste , dan zal de myne het niet: de huigchelaar is een veel zékerer moordenaar dan de ftraatrover., DE HERTO ü. Spreek; maar zeg wat men geloven kan. BONDI.' Is het dan myne fchuld dat 'er dingen zyn die in den mond der waarheid zelve logens fchynen? Ik vernam des prinfen aanflag , wachtte de vlugtelingen op, hield, hen aan, de prins weerde zich dapper; maar eindelyk vlugtte hy toch. * DE HERTOG. Vlugtte?.. Dan is het myn zoon niet, want deze zou eer geftorven zyn. BONDI. Hy vlugtte ook niet eer dan toen hy Bianka als don [ ter aarde Horten zag : toen verliet hem zyn ina.nnel. ke moed. DE HERTOG Hoe! Bianka Hortte dood ter aarde, en gy gelooft iets voor my gedaan te hebben! Is dan een meisje vermoorden , den vader een' zoon geroofd te h bben, alles waarop uwe hooggeprezen heldendaad uitkomt ? BONDI. Gy zyt onrechtvaardig, vorst! Het meisje leeft,en, vergeef het my, een' zoon hebt gy nooit gehad, DE HERTOG. Bianka leeft? Goed, laat my dan by haar gaan^ E 4 $QÏT  7* GUIDO in BIANKA, BONDI. Neen, gy moogt hsar nog niet zien. Zodra ik haar aan haare rovers ontrukt en hier in zekerheid gebragc had, deed ik haar geloven, gy begrypt wel waarom , dat "de prins in het gevecht gevallen was: daarover fcheen zy zinneloos te worden, wilde niemant meer zién, niemant meer fpreken , en verborg haar gelaat achter een' digten fluijèr. DE HERTOG. Altoos nieuw verdriet! Bianka leeft wel; doch wat baat het my , als zy niet voor my leeft? BONDI. Dat zal zy weldra. DE HERTOG. Hoe weet gy dat? BONDI. Uit twee zeer gewigtige redenen; vooreerst, dat Bianka een meisje, en ten tweede, dat Rugiero hertog is. DE HERTOG. ó! Bianka is niet als andere. BONDI. ó ! Eene als anderen, en niet beter. DE HERTOG. De gewoonlyke taal van een' dwaas! BONDI. Zo als gy wilt; Bianka is eene tooneeWpeelftero DE HERTOG. Gy wordt onbefchaamd. ' BON-  TREURSPEL. 75 bondi. Nog meer; ook eene boeleerfter is zy„ de hertog. Eewyzen, Bondi! be.wyzen, of... bondi. Behoeven 'er wel meer dan dat zy met een' ander' vlugtte ? ZESDE T O 0 N E E L. de hertog, bondi, guido. ■ guido. N , J-^een, myn vader! zy vlugtte niet: deze fchurk..: (Op Boüdi wyzende.~) Ontvoerde haar. bondi. Het is fchandelyk, prins! zeer fchandelyk, my wegens eene misdaad aan te klagen, die gy zelf begingt ; my te befchuldigen voor een'rechter, die tevens uw vader is. de hertog, tegen Bondi. Vrees de partydigheid des vaders niet; verwacht veeleer al de geftrengheid des. rechters, wanneer gy eene rechtvaardige zaak hebt. bondi. Die heb ik. — Zeg zelf, prins ! by uwe eigen Waarheidsliefde bezweer ik u! Wilde gy Bianka niet deze nacht over de grenzen brengen, en haar de liefde «ws vaders ontrukken? E 5 CÜI.  74. GUIDO en BIANKA, guido. Was ik dit niet haare deugd, niet zelfs de eer myns vaders verpligt? bondi. Nu, vorst! heb ik gelyk? de hertog. Helaas ! dat ik het bekennen moet! (Tegen Guido.') Nietswaardige! gy wilde my Bianka ontrukken? .. Was haare deugd zékerer in uwe armen dan... in myne ftaaten?.. Qntvlugtte zy my flechts om. ..met u te vlugten? — Wachten ! (De wachten verfchynen.) Men neme dezen misdadigen in hechtenis , en ftraffe hem volgens de flrengheid der wetten. guido, den hertog te voet vallende. Straf my, myn vader! maar hoor my eerst. de hertog. Wat kan ik horen dat ik niet reeds gehoord heb , of liever wenschte niet te horen? bondi, den hertog te voet vallende. Indien ooit de bede eens getrouwen dienaars iets op u vermogt, genadig vorst! vergeef dan den prins. Hy heeft u wel zwaar beledigd; maar... liefde... jeugdig vuur... de hertog. Dat ik met bloed lesfchen wil. guido, opfpringende , en Bondi met zyn zwaard aanvallende. Hoe ! fcheimfche huigchelaar! befpot gy my? Gy , myn,  TREURSPEL. 7$ myn befchuldiger, hebt de vermetelheid u tot myn voorfpraak op te werpen, om my des te zékerer door de hand myns vaders te vermoorden?.. Sterf eerst zelf! (Hy wil hem daorftoten ; de wachten houden hem tegen.) DE HERTOG. Vermetele! dit is uwe gantfche rechtvaardiging ? GUIDO. Ik behoef die niet: ik ben onfchuldig. DE HERTOG. Spraken uwe daaden niet, ik geloofde het misfehien. GUIDO. Overweeg dezen, myn vader! en..; DE HERTOG. Houd op , ontheilig den naam van vader niet: ik heb ■geen zoon meer! GUIDO. ó ! Gy nog wel een' zoon, maar ik geen vader meer. (Tegen de wachten.) Brengt my weg In den diepflen kerker kan de lucht niet vergiftiger zyn dan hier, waar de adem van dit bloeddorftig monfter tot zelfs het hart. des vaders vergiftigt. (Hy wil gaan ; maar ontmoet Hasfan; men ziet eene vlam uit bar ft en, en hoort gerucht.) Z E>  yó GUIDO EN BIANKA, ZEVENDE T O O N E E L. pE vorigen; hassan, met een ontbloot zwaard binnenkomende, gevolgd van eev.ige soldaaten. de HERTOG. is dat ? een soldaat. Wy vonden dezen zwarten, terwyl hy het paleis aan(tak: wy grepen hem, vlogen heen om den brand te blusfchen , intusfchen rukte hy zich los, en vlood hier heen. de hertog, tegen Hasfan. Hoe! brandluchten wilde gy, duivel? hassan. De'held (treeft naar zyn doel, door vuur of zwaard, om het qven. de hertog. En wat was dan uw doel? (De vlam verfiaauwt.) hassan. De onfchuld te bevryden. (Het gerucht houdt */>.} de hertog. De onfchuld? waar is dan hier eene onfchuld? hassan. Die ziet gy niet?... kent haar niet? ó' Geef hem dan uw hertogdom die u daarvoor een paar goede oogen verfchaft: gy koopt ze toch niet te duur, en niemant heeft ze ook meer nodig P.E  TREURSPEL. 77 de hertog. Vermetele ! Hem , wiens onfchuld gy bewyzen wilt,moest gy liever aanklagen. hassan. Of hertog Rugiero veroordelen. de hertog, tegen de foldaaten. Rukt hem de torig uit, en werpt ze hem voor dè voeten. h a s s ah. Ik zal daarom toch niet zWygeri; neen, ik zal van bloed druipende- nog luider uwe tyranny aanklagen. de hertog. Nu, hangt hem dan aan de hoogfïe toorenfpits op. hassan. Wie aan uwe rechtsoefening ook anders niet weet te pryzen, moet toch zeggen dat zy fpoedig is. Doch éér ik ga , nog een paar woorden ; de kamerheer Bondi is een rover en ook een moordenaar. QHy werft hem eene beurs voor de voeten.) Daar hebt gy het geld te rug, dat gy my gaaft om den prins heimelyk te vermoorden: ik verdiende het niet, ik miste den ftoot.- bondi. Welk eene fyn gefponnen logen! hassan. Neen, geen logen. Het was een kleine duivel, dïé eerst loog; maar weldra wierd hy grooter, en een1 moordenaar... als gy 1 Bót*!*'  ?8 GUIDO en BIANKA, BONDI. Eene zeer zinryke allegorie! en toch wie geiooft niet dat de braridftichter ook een logenaar is? HASSAN. Neen; liever wil ik tien moorden en brandflichtingen begaan, dan een éénige loogchenen. Ik ben niet als gy, een lafhartige booswigt, die op zynen buit iri eene hinderlaag loert, en ongewapenden vermoordt. Tot ieder myner daaden behoort moed ; ik zoek daardoor flechts roem of wraak: dus ontbreekt my misfehien alleen eene betere zaak om onfterfelyk te zyn. Reken my dïerhalven niet onder die gemeene kaerels , die flechts met lögens als met kleine munt betalen ; wanneer en waar ik betaal, betaal ik, als de grooteheeren,met grof geld.- B O NDl Welaan dari, zwarte waarheidsvrind ! fpreek; waarom wilde gy dit paleis in brand (teken ? HASSAN. ■ Waarom anders dan om u in de verwarring het geroofde meisje te ontrukken? Het is zulk een vermaak het Ontwerp van een' booswigt te verydelen! BONDI. Hoe vindt gy dien inval, vorst? DE HERTOG. Verfchrikkelyk! (Tegen Guido ) Dus wilde gy my óm een meisje levendig laten verbranden ?.. Uw vonnis is geveld! gui-  TREURSPEL. 7$ GUIDO. Ik wist van Hasfans oogmerk niets.- DE HERTOG. En voor wien anders dan voor u deed hy zulks?...Genoeg, rampzalige! gy verdient duizeSdvouwdig té flerven. GUIDO. ó Myn vader! ik weet te lierven , ofn dat ik het niet verdien; maar gy zult het misfehien ééns rietkannen. DE HERT O G. Voort, uit myne oogen, gelyk gy uit myn hart zyt.' GUIDO. Ik ga; doch fpaar flechts Bianka, fpaar haare deugd; niet voor my , voor haar fmeek ik u. DE HERTOG, trotScJt. .De hertog van Ferrare weet wat hy te doen heeft. GUIDO. 6! Dan befcherme haar de Hemel: ik kan het niet meer f (Hy vertrekt met de foldaaten.) A G T S T E T O O N E E L. DE HERTOG, BONDI, HASSAN, WACHTEN,' DE HERTOG. En gy, zwarte! gy zyt wel een flechte knaap; maai gy hebt my een fchandelyk komplot ontdekt: gy zyï vry. (Stil.) Een kaerel zo als ik nodig heb. «, BAS"  «O GÜIDÖ en BtANKA, hassan. Ik dank u , hertog! maar ik kan uwe genade niet èannemen. de hertog; Waarom niet? hassan. Dewyl zy de bitterde fiuyre op uwe gerechtigheid Zyn zou. Gy vergeeft den booswigt om deivonfchuldigen dubbel te (treffen: heet dit niet de goedertierenheid zelve tot eene gruwzaamheid maken? En tot een werktuig van zulke uitgezochte tyranny zou ik my laten gebruiken? Neen, daartoe denk ik niet flecht genoeg. de hertog. En dit alles zegt gy my zo vry ? Hassan. Waarom z.ou ik niet ? Een kaerel, dien men naar de galg leidt, is vryër dan een koning: hy kan alles zeggen ; want hy heeft niets te vrezen. de hertog. Dan den korten duur van zulk eene gelukkige vryheid. j. (T,egen de wachten.') Brengt hem weg, en laat hém dadelyk ophangen. Hassan* hieraan herken ik u weder, en danku; want waar de prins fterft fchaam ik my te leven. (Hy wil gaan; doek keert weder te rug.) Eén' dag uitftel hadt gy my toch Kunnen geven; • - • - DE  TREURSPEL. 8ï DÉ HERTOG. Geen minuut! HASSANi , Ja, ja.- Morgen is het jaarmarkt, en uw volk heeft geen brood, geef het daarvoor eene prachtige galgeprocesfie, dan krygt het minften iets te zien, en troost zich dat het niets te eeten heeft. DE HERTOG. Voort met hem! HASSANi Nu, hertog! één' dag!... DE HERTOG. Goed , één' dag zy hein toegeftaan; maar daarvobi hange men hem by de beenen op. H a s SAN. Gewis; men keert thans alles in de waereld het oriderfte boven : waarom zou dan de hoogloffelyke juftitie ook niet eens een' armen misdadigen eene buiteling doen maken? (Hy wordt weggeleid.) NEGENDE T O O N E E L, DE HERTOG, BONDI. DÉ HERTOG, !D e fchelm lagcht, en ik kan niet lagchen!.. Ik wilde Ihem doden, en hy doodt my!.. ó Bondi! waartoe hebt ügy my gebragt! F SOK--'  «2, GUIDO en BIANKA, BON Dl. Vraag liever waartoe gy my gebragt hebt. Allés wat ik ben, of flechts fchyn, was ik alleen voor u of deed ik wel ooit iets anders dan wat gy geboodt? of was ik niet veeleer zo ongelukkig van uwe wetffchente raden , en dan uwe bevelen vóór te komen ? DE HERTOG. Waarom moest gy dit oók!.. Gy hadt my misfehien beter gediend, waart gy... BONDI. Nu, dat heeft men in 't einde 'er van, ais men een' vorst te goed dient; en toch hing het flechts van u af, het metaal dat in uwe handen was tot goud te adelen f waarom fleept gy zelf het tot een tweefnydend zwaard? . DE HERTOG. Dit ontbrak nog , dat gy my ook nog verwytïngen deedt!.. Heb ik niet reeds aan de mynen genoeg ? BONDI.' Noodzaakt gy my daartoe niet? Of zyn misfehien myne misdaaden niet tevens myne verdieniten ? Of vermeerderen zy, wanneer gy die my niet als zodanig toerekent, niet dubbel uwe misflagen? de HERTOG. Houd op, Bondi! Het is reeds genoeg dat ik ftrafbaar ben; laat my ook niet ondankbaar fchynen. Kom, ik heb een' vrind nodig, al ware deze vrind ook een duivel! SOM-  TR, EURSPEL. S'% . KÖNDI. .' Neen, duivels kunnen onze vrinden niet zyn; want 'zy zyn net{niet eens yan duivels. QHy wil gaan.) de hertog. Waar wilt gy heen? bondi. Naar myn landgoed, kool planten, en voor my zeiven leven: ik zoek daar ten minnen geen ondankbaareri te dienen. de hertog. Neen , blyf; wy moeten niet fcheiden: de boosheid is een veel vaster band dan de vrindfchap. bondi! Wy moeten toch fcheiden: myn geweten..* de hertog. Dwaas! hebt gy 'er wel ooit een gehad ? TIENDE T O O N E E L. de HERTOG, bondi, mo NTALDlö montaldi. Gy moet'er van weten, uwe hoogheid! Myne nicht wordt reeds federt eenige uuren vrrmist. de hertog. Gy denkt toch niet dat ik haar uit den weg ruimen liet? montaldi» Dat niet; maar men wil toch federt eenigen tyd eett Fa b>  8+ GUIDO en BIANKA, bedenkelyk misver/tand tusfehen u en de gravin befpeurd hebben. bondi. Kibbelaryën der liefde, anders niets. de hertog/ Zonder twyfelweet gy het verblyf der gravin, Bondi ? bondi. Ben ik niet uw vertrouweling ? de hertog. Geef dan den kanfelier de opheldering die hy veulangt; ik moet heen. QHy vertrekt.~) bondi , ftil* Een fchoonelast, dien hy my daar'gceft! ELFDE T O O NE E L. b ondi, montaldi. montaldi.- Nu, mynheer de marquis! wat hebt gy my te zeggen f bondi. Veel of weinig, naar gy wilt, montaldi. Ik bemin zeer de kortheid: dierhalvón liever weinig dan veel; nog liever veel met weinig woorden. bondi y ftil.' Nog weet ik niet wat ik;hem zeggen zal. 6 Logencaal 1 fla my thans by. Van de logens zyn die nog de besten die do waarheid het naasteby komen; en misfehien geluk*  TREURSPEL. 85 lukt my thans het grootfte meefterftuk der kunst, de waarheid zelve te liegen. montaldi. Gy fchynt verlegen te zyn, bondi, Dat ben ik ook of ik u alles zeggen zal. montaldi. Ik weet niet wat u wederhouden zou. Myne nicht beeft zich immers niet. .. bondi. Laten ichakent.. 6 Neen! Zy is geen van die vrouwen by wie een minnaar reden heeft tot zulk eene wanhopige gedachte te vervallen. montaldi. Uwe opheldering , als ik u verzoeken mag , zonder uwe aanmerkingen. bondi. Nu, weet dan dat de gravin met den hertog gebrp. ken heeft. montaldi. Het geen ik reeds lang wenschte. bondi. Ik vreesde juist het tegendeel. montaldi. Om dat gy my niet kende. Nu , verder.,. ? bondi, Pm dezen flap zonder opzien te doen, waseenefeorF 3 te  86 GUIDO in BIANKA, te afwezigheid nodig. Ik deed de gravin den voorflag, en zy was zo goed dien aan te nemen. montaldi. Zonderling dat zy my niets daarvan zeide! bondi. Misfehien dat zy verhinderingen van uw' kant vreesde. montaldi. Hoe kon zy dat? Zy weet hoe ik over dit punt denk. bondi. Mogelyk dat zy ook de gevolgen daarvan voor u berekende. montaldi. Wat hebben vrouwelyke zaaken met flaatsbezigheden ■gemeen? ' ■ „ . bondi. ó Zeer veel! Hoe dikwyls zyn niet mannen vrouwen... of ten minflen door vrouwen geregeerd? montaldi. Het is waar; maar hier het geval niet. b-0 ndi. De hand op het geweten, graaf! hce dikwyls hield de makres niet den minister? montaldi. ■ Dit behoefde zy niet: ik wenschte allang het niet meer te zyn. bondi. Bovendien kon zy zich ook by niemant beter ver- voe-  T R E'U R S P E L. 87 Wegen dan by my. De geheele waereld weet op welk .een' voet ik by den 'hertog fh. mo nt Al Dl. Helaas < Gy zucht daarover? Dit verwondert my ; ik dachr gy hadt bewyzen myner Vrlndfchap. montaldi.. - •' Die ik waardeer gelyk ik moet : ik ken-immers uwe gantfche waarde. • : Bondi. De gravin is. het aan my verpligt dat de hertog haaf eene jaarlykfche lyfrente van zesduizend fcudi geeft. montaldi. Die zy toch, zo als ik hoop niet aannemen zal ( of zy moest in uwe fchool alle gevoel van eer, al den adel van haar huis hebben leren verachten. Schandelyk genoeg, dat zy zichzelve prys gaf, nog fchandelyker zo zy zich verkocht had, bondi. Nog weet ik niet hoe zy over dit punt denkt; maar toch denk ik zal zy wel zelf gevoelen, watzy harre eer, den adel van haar huis en ook den hertog verpligt is. Hoogmoed was immers altoos uwe familie eigen ; ik kreeg nog zo even een blyk daarvan. montaldi, v env onder d. Zo even ? bondi. Ta , dewyl gy my uit aangeboren trotsehhejd niet F 4 voor  88 GUIDO en BIANKA. voor dienften bedankt, die gy. git eene zeldzaame ge. noegzaamheid gelooft te kunnen ontberen, montaldi. Ik bedank u nogthans voor uwe pogingen. Gy hadt ook dezen ligt kunnen fparen; want de zaak zelf verdient geen dank. bondi. Wie zegt dat hy niemant nodig heeft, kan flechts van heden fpreken, montaldi. Onthoud dit wel, het geluk is eene vrouw, en de. kamerheer geen zeer jonge knaap meer. bondi. 6! Myne huishouding is in goede handen. De hofmeester daar... (Op zyn hoofd wyzende.) Heeft my reeds zo dikwyls uit den nood geholpen. (Stil.) Eiï thans juist wel het meeste. montaldi. Het kan wezen; maar gy hebt my nog niet gezegd waar myne nicht is, bondi. Dat zal ik uonderwegzeggen. (Zy vertrekken.) Einde des derden bcdryfs. VIER-  TREURSPEL. fc» VIERDE BEDRYF, Het tooneel is als voor en.. EERSTE TOONEEL. DE HERTOG, BONDI. DE HERTOG. Zy wil my nog niet zien: wat laat zich hieruit voor myne liefde hopen? BONDI. Alles, vorst! alles. Zy vertraagt flechts uw geluk om het u des te duurer te doen kopen, of des te zoeter te doen fmaken. ó ! De fpytige zyn niet deugdzaamer dan andere meisjes; zy zyn flechts listiger. DE HERTOG. ■ ó! Dat gy gelyk hadt!.. maar dit kunt gy niet hebben. BONDI. En toch vindt gy zelf dat ik het heb : anders hadtgy uw ontwerp allang moeten opgeven. DE HERTOG. Misfehien moet ik ook wel! BONDI. Dit zou ik u zelfs raden; indien ik niet op eene omflandigheid rekende. DE HERTOG. En deze is?... F 5 BOr5'  $ó GUIDO en BIANKA, BONDI. Dat by Bianka de eerfte flap reeds gedaan is; en deze, gelyk gy weet, valt de vrouwen flechts hard. DE HERTOG. Wat wilt gy daarmede zeggen ? BOTS Dl. Slechts zo veel. Zy beminde den prins: daar zy dezen nu dood waant,' zal... DE HERTOG. Zal zy my beminnen!.. Eene fchoone gevolgtrekking] BONDI. Ik weet niet dat 'er op de hoogefchool te Bologna ooit eene betere gemaakt is. Het meisje dat met den vorst begon, komt ten laatften aan... den muilezeldry ver. . DE HERTOG. Mogelyk; maar genoeg; ga nog eens by Bianka ; zeg haar alles wat gy van myne liefde weet; put alle welfprekenheid, alle listen des vleijenden hovelings uit; wees niet fpaarzaam met beloften; maar... als gy alles gezegd, alles gedaan hebt, en alles niets baat... zeg haar dan ook dat ik hertog ben. B O.NDI. 6 ! Slechts dit laatfte , en gy zult haar welhaast handelbaarer vinden. (Hy vertrekt.) TIVEK'  TREURSPEL. 9* TWEEDE T O O N E E L. de hertog, daarna malincontro. de hertog. Ik weet zelf niet waarom ik hem niet geloven kan , waarom ik liever aan Bianka's deugd geloof., ó! Het, is als of ik haar juist daarom des te meer beminde; het is als of myn geluk aan een' draad hing, dien ik poog af te fnyden. Menfchelyk hart! onbegrype.yke tegenilrydigheid !.. Ik verlies my nog in dezen doolhof van verwarde gedachten en gewaarwordingen. (JIy ver~ zinkt in diepe gedachten.) malincontro , vermomd, zonder den hertog te zien. Myn loon kan ik toch niet laten varen: ik heb het bloedig genoeg verdiend.. Maar hoe!.. als men my herkende ? .. Dan kon ik zeker ook myn loon wel kry0 gen. Kom, kom, wie zou my herkennen? .* En ik ben hier immers ook onder myne goede vrinden. de hertog, opziende. Wie zyt gy, maske? mali n o o ntr o. Geen Hechter als hy dien ik zoek. de hertog. Uw naam, knaap? malincontro. Dien kunt gy niet verre„van hier op een zeer verheven plaats lezen. DE  p? GUIDO en BIANKA, DE HERTOG. Toch niet aan de galg? MALINCONTRO. Waarom zou ik het loogchenen ? Het kostte my moeU te en bloed genoeg om deze eer te verwerven, DE HERTOG. Veel vertrouwen op onze eerfte bekendfchap ! MALINCONTRO. Dank zulks uwe duivelfche gelaatstrekken,'die het my inboezemden. DE HERTOG. Nog eens, uw naam? MALINCONTRO. Chriftoforo Sanci noemde my myn vader, die een kluizenaar was. DE HERTOG. Een zeer heilige naam voor zulk een' ondeugenden knaap ! MALINCONTRO. Ook behield ik hem niet lang: ik verruilde hem welhaast met den bynaam van Malincontro, dien ik van een paar landlopers kreeg, die ik te Livorno van tandpyn genas. DE HERTOG. Gy zyt dierhalven een tandmeester ? MALINCONTRO. Ja; en zo bekwaam, dat als ik iemant onder handen neem hem gewis geen tand meer zeer doet. de  TREURSPEL. 93 . HE IIERTOOi Zo ; en wien' zoekt gy hier ? malincontro.' Een' goed' vrind. de hertog.' En die is.. ? malincontro. Èen nog betere van den hertog; het verftaat zich zo' als hertogen meer. góede vrinden hebben , die zy alle' uuren kunnen laten hangen, zonder de gerechtigheid of de vrindfchap te benadelen. Kort,.de kamerheer Bondi. de hertog. Hoe ! die is uw vrind? malincontro. Verwondert u dat ? My' verwondert het meer dat ik de zyne wezen kan. De bandiet is een heilige tegen den hoveling; maar moet helaas! alles voor hem doen; want door hem kwam ik in hertóglyken dienst. de hertog, verwonderd. Hoe! gy waart in hertóglyken dienst?'.. Gy ? malincontro. Ja , ik ben zo goed een hertoglykeamptenaaralseerr' ander die hem bedeelt;' en , ik heb dit nog boven veèien vooruit, dat," daar anderen voor zich-zelven fielen, ik voor myn' heer Heel. de hertog. Kaerel! wat zegt gy daar?... Als men u hoorde !w MA«'  54 GUIDO en BIANKA, malincontro. Ei wat! ik heb immers vrinden aan het hof. de hertog. Maar de hertog! de hertog! malincontro. Deze is juist myn beste vrind; ook móet hy wel : ik heb deze nacht ccn meisje voor hem gefchaakt, en zulke dienften doet hem zeker zyn kanfelier niet. de hertog, flil. Ik ben verraden. Guido is onfchuldig: Bondi fchaakte Bianka. (Overluid.) En wat wilt gy van Bondi? malincontro. Myn loon; ik vertrouw de munt niet diehymygaf: zy is zo valsch als zyn gezicht. de hertog! Hoe! met valfche munt heeft hy u betaald? malincontro. Met nog minder: met valfche woorden. de hertog. Bondi betaalt toch anders zyne fchuldeifcherj punktelyk. malincontro. Een' bandiet zeker punktelyker als een meisje, omdat hy hem meer nodig heeft; maar toch is hy my het meisje van de laatfte nacht nog fchuldig. de hertog. Schurk! • WA"  TREURSPEL. 95 malinc ontro. Zonder kömplimenten , kameraad! onze tyteli weien wy.' : ; de hertog.' Voor wien ziet gy my wel aan ? malincontro. Als gy niet van myne lieden zyt, dan liegt uw gezicht infaam. de hertog. Weet gy wel dat ik hier in dit paleis woon ? malincontro. Recht! Hoe groöter het paleis, hoe menigvuldiger de infekteu. de hertog. Goed, leer my dan beter kennen. Wachten! (De wachten verfchynen.~) Neemt dezen kaerel gevangen. een wacht. Goed, uwe hoogheid! malincontro. Hoe! was dat de hertog?.. Daar ben ik fraai geknipt !.. De duivel mag (laat maken op vrinden aar? het hof! ti E R D È T O O N E E L. de hertog, malincontro, bondi. . de hertog, tegen Bondi, op Malinconti'o wy zenden Kenx gy dezen kaerel ? v. É O lï-  jö GUIDO en BIANKA, bondi v erf?hrikt, doch her fielt zich fpoedig: Ja... Het is dezelfde die Bianka fchaakte. (Stil, tegen den hertog.) De voornsamfte medepligtige van den prins... Doch Bianka wenscht u te fpreken. de hertog. Dan moet ik voort. bondi. Én laat dezen kaerel ophangen. de hertog, verftrooid. Van harten gaarne. malincontro. Zelfs van harten gaarne!.. Vervloekt zy dit: „ vari harten gaarne !" Hy vonnist my, en weet niet wat hy zegt. bondi. Troost n: het gaat meer rechters zo. (Stil.) Vertrouwlingen als deze zyn het beste daar, Waar zy niet klappen kunnen. malincontro. Nu, dan wordt 'er weder een domoor opgehangen. Het zy zo!.. Gy hebtgeleefdalseenbooswigt, knaap! fterf thans als een heilige. (Hy wordt door de wachten Weggeleid.) VIERDE T O O N E E L; de hertog, bondi. de hertog. Bianka wenscht my te fpreken, zeide gy? ó! Zeg my  TREURSPEL. $f my dit nog éénmaal , zeg het my honderdmaal. In het kleine woordje „ wenscht" ligt eene zaligheid. Zy zeide het u toch zelf, dit woord, zeide het u zo als gy het my zeide ? BONDI. Noen; zy zeide my eigentiyk niets; wilde my zelfs niet zien , niet fpreken. DE HERTOG. Waaruit Weet gy dan dat zy my wénscht tefprekent BONDI. Juist daaruit dat zy my niet fpreken wilde. DE HERTOG. Ik zie wel dat gy het Woord, datmy zo zeer verruktea niet eens te fpellen weet. BONDI. En toch weet ikzotamelyk het een uit het ander af te leiden; het geen gy niet kunt, hoe ligt het ook is. DE HERTOG. En dat is ?... BONDI. Dat Bianka zich niet zo lang zou laten bidden, in* dien zy zich niet wilde laten verbidden. DE HERTOG. Gy fpreekt als een dwaas, Bondi! BONDI. Daarvoor wierden alle wyzen gehouden, eer men hen verftond. DE HERT O G. Voor dit ongeluk zyt gy zéker. Doch ik wil gaan', G B9J  $3 GUIDO en. BIANKA, het laatfre beproeven , het laatfte verwchten; het zy dan het leven of de dood. (Hy vertrekt.') I . bondi. Nu ja, de dood!., de dood der liefde, zo als hy die dagelyks een paarmaalen flerft, en toch zich niet heter bevindt, dan1 nadat hy zyn' verliefden geest gegeven heeft. (Hy vertrekt.) - V T F D £ T O O N E E L, (Een. andere kamer.) de gravin, daarna hertog. • de gravin. "X^aarfchynlyk zal hy thans welhaast komen; want reeds .was zyn voorloper Bondi eenige maaien aan mvne deur. Ook, denk ik, is zyne drift door myne weigeringen reeds hoog genoeg opgewonden: ik moet dierhalven thans openen. (Zy opent de deur.) Ha ! daar ishy-reeds!..- Helfche furiën ! kleedt u thans in engelengewaad; laat my dolken onder bloemen verbergen, laat my hem herwinnen, of verderven ! (Zy haalt den fluijer over haar gelaat.) de hertog. Hoe gelukkig ben ik niet, Bianka! u, na het onaangenaame voorval van deze nacht, eene zékere vryglaats te kunnen aanbieden! x.-A O °»  T RE U R S P -E L. ■ 99. be gravin. 61 Zeer zéker, daar gy zelf de oorzaak van dit vooryal zyt! ..-...! de hertog. Uwe verdenking.beledigt my. Bemin ik u dan zo Weinig , om my zodanig tegenu'te vergeten ?... Dóch waartoe deze nydige fluijer, Bjanka? Als een wolk benevelt hy den fehoonflen dag: fta dus toe... (Hy wU den fluijer opligten.) de gravin, kern afwerende. Toch niet, vorst! Gy weet niet hoeveel gy by déze ■verborgenheid wint! de hertog. Hoe onrechtvaardig zyt gy tegen uwe eigen goddelyke bekoorlykheden!.. Gy wilt .het?, nu, dan wil ik u geen geweld aandoen. de gravin. Zeer befcheiden, na het grootfte dat gy my reeds aangedaan hebt! de hertog. Zekerlyk maakt het my eenigziris medepligtig aan dé misdaad, die aan u gepleegd is, dat ik die nog niet geftraft heb; maar weet ik dan reeds den dader? de gravin. " Èn al wist gy hem, wat zoudt gy doen? Is hyniet bw vrind? ■de HERTj-og. n ■ ,,V Al 'ware hy ook myn zoon, niets zou hem voerray»,he wraak befchermen. G 2 - DE  los GUIDO en BIANKA, DE gravin. 'Er zyn nogthans misdagen die ons hart te zeer ia befcherming neemt, om ze ooit ernftig te kunnen ftraffen. de hertog. Meent gy dat ? Indien ik ook zulk eene misdaad begaan had, zoudt gy my wel vergeven? Zoudt gy wel den misdadigen om de misdaad kunnen beminnen? ó ! De misdagen der liefde vergeeft immers de liefde. de gravin. Verfla my niet verkeerd Ik waag het niet u om de ftraf eener misdaad te fmeken, dewyl ik geen reden hel) van u te verwachten... de HE rt o g. Waarom niet? Gy behoeft flechts te wenfchen, eri gy hebt bevolen; flechts te bevelen , en gy wordt gehoorzaamd. De gravin. In ééne zaak toch misfehien niet. de hertog. In alles, zonder uitzondering, in alles. Spreek; was begeêrt gy ï de gravin. Dat gy my niet kwelt met eene liefde, die ik niet aanhoren mag. de hertog. Vorder alles; flechts dit niet. (Na eenig zwygen.') Maar óók ditl  TREURSPEL. 101 DE GRAVIN. Gy geeft my dierhalven aan my zelve weder? DE HERTOG. Ja!... Maar om u uit de handen der liefde wed«r te ontfangen. DE GRAVIN. Welke uwer minnaresfen zeide dit niet reeds! En , vergeef iny, wat men allen zegt, zegt men eigentlyk geene. DE HERTOG. Neen, Bianka! wat ik u zeide, zeide ik nog geene; want nog gevoelde ik geen liefde voor geene: federt ik u ken weet ik eerst wat liefde is. DE GRAVIN, En toch... toch bemint gy... eene andere, DE HERTOG Gy verbaast my! Alles wat ik ooit voor anderen gevoelde was flechts drift, vlugtigeneiging, fchielykvoorbygaande fmaak; dingen van zo weinig belang en zulk een' korten duur, dat ik my de flaauwfte gedachtenis daarvan evenmin weet te herinneren als het uur myner geboorte. DE GRAVIN, De gravin Rivanera waagde het nogthans zich met eene duurzaame liefde te vleijen, DE HERTOG. Indedaad, van haar5 kant eene onverantwoordelyke vleijery. Het kan zyn dat de gravin duizend fchitteG 3 rei?-  ïci GUIDO en BI A-N K Aj rende hoedanigheden bezit; maar nogthans bezit zy de gaaf niet om een hart te kluisteren. Haare vrolykheid verveelt, in plaats van te vermaken, haaregunstbewyzen verzaden , in plaats van aan te prikkelen. Kort, zy is eene zottin met zeer veel verftand, en uitzinnig met zeer veel vernuft. de gravin, ftil. Eene fraaije fchildery ! (Overluid.') En toch waag ik het niet my met de gravin te vergelyken. de hertog. Gy doet my lagchen! Wie de gravin alleen ziet vindt haar nogdraaglyk; gy verfchynt, en men befpeurthaar ïiaauwelyks meer. Het is de aster tegen de roos, de avondfter tegen de opgaande zon. de gravin. En welke zon heeft niet by u weldra uitgefchenen ? Gy kunt geen voorwerp lang fchoon vinden: het moet eeuwig nieuw blyven, en hoe is dit mogelyk? de hertog. By u, by u alleen. Hoe langer men u ziet, hoe nader men u kennen leert, hoe meer volkomenheden men in u ontdekt. de gravi n. Zeide gy dit de gravin ook niet? de hertog. Het is mogelyki maar het was beleefdheid, zonder zin. DE  T R E U R 'S P È L. I03 d e g r v v i-n. Die zy daarvoor toch niet r.am. de hertog. r ' 411! • r ■ '•«"■ * ' * ' ' Kan ik het helpen dat zy dwaas genoeg was zulke ongeloo'flyke dingen te geloven? . de gravin, Jlil. ó.Myn hart! dat gy niet breekt! (Overluid.') Wee dierhalven wie u gelooft! Als' een vlinder vliegt gy van bloem tot bloem , . vergiftigt ieder, en bemint alleen u zeiven. Zulk een hart is niet voor my. Ik acht de offers niet die men van vreemde altaaren fteelt. Ga dierhalven, keer tot de gravin te rug, en fmeek haar »m vergeving. de hertog. Foei! Bianka! laat ons de vlugtende, nooit wederkerende oogenblikken niet met deze zottin verbeuzelen: wy kunnen ze beter bededen... Kom, ik brand van liefde en ongeduld. ( Ny wil haar wegleiden.) de gravin, hem te rug /lotende. Weg met déze roofzuchtige handen! dehertog Hoe! is dit bet onderworpen meisje, dat Bondi my fchetfte ? de gravin, B^n ik verpligt de beloften uwer hofnarren te vef* gullen ? (j 4 % & &  164 C U 1 D O si-arre, $ f a lstró' m , liet; tenant. e h r e n p r e i s, fekretaris. pa lm berg, korporaal van de lyfwacht. ismac'l, bas fa van Ben der. a s k o w, hoofdman der Tartaaren. sitaii, zyne zuster. LA serre, een Fransch officier, buiten dienst. d e f a n a, eene jonge Kofakke. F ati me, { aline ( fiav innen van den bas fa. de aga der j a n 1t s a a r e-n. z wee d e DÏt janitsaaren, tartaaren en kosakken. liet tooneel is beurtelings in het dorp IFaruitzoen te Bender. De gefchiedenis valt voor op den ïiden February , 1713. K A-  KAREL de TWAALFDE, KONING van ZWEDEN; KRTGSSPEL. Uit het Hoogduitsch. Zedelyk Schoiwtooneel, vfteDeel, idc Stuk, Te AMSTERDAM, by de wed. J. D O L L, 1800.   V oor den tooneelfpecler, die den koning voorflelt, is mogelyk de volgende fchets en charakterisdek van dezen held, die de heer M otraye (*) ons van hem geeft, van eenig nut. „Als de koning in een kamer kwam, zette hy zich zelden ,, neder. Hy leunde met zyne eene hand op een tafel, of „ aan een vengfterbank, en met de andere hield hy zyn' „ langen degen rechtop,met de punt tegen den grond, de ,, hand in het gevest. Dit was zyne gewoonlyke houding „ als liy rustte. Als hy met iemant fprak plag hyzyne „ weinige korte hairen in de hoogte te ftryken, als of „ hy ze met de vingers uitkammen wilde, of hy leunde ,, op den fchouder van.den geen met wienhy fprak, als ,, het een zyner vertrouwden was. Zyn' hoed droeg „ hy altoos onder den arm, behalven wanneer hy te „ piard zat. Het eenige fieraad aan zyn' hoed was een ,, groote koperen knoop. Zyn met koperen knoopen bezette rok was zonder eenig fieraad, alleen van „ fyner laken dan die van een' gemeenen ruiter, don- ,, kcr- (*) Voyages en Europe, Afie &AFrique» Haye 1727. T. II. ri> ?o. 11, 4  kerblaauw, geheel toegeknoopt. Daarover was zyn „ geele lederen draagband (porie e\pée~) gegespt. On,, der den rok droeg hy een geel vest, en een hartsle„ deren broek; en even zulke handfchoenen , met „ groote llolpen, tot aan de elboogen reikende, be„ dekten zyne handen. Men zag hem nooit anders „ dan in groote nevels, gefpoord, en met opgchaakte „ rokfchooten. Hy was groot, welgemaakt, flank aan 5> het onderlyf; maar breed van fchouders." KA-  Nu, Aan , basi'a vrij vrillen horen. . .   KAREL de TWAALFDEi koning van zweden; KRTGSSPÈL. eerste bedryf. Eene open plaats) in verfchiet het leger derTariaa.ren; hier en daar fchildwachten; ketels en potten over de vuur en -,waar rondom ver fcheiden mannen, vrouwen en kinderen ftaan en liggen. EERSTE T O O N E E L. ASKOWJ tArtAAREN, ZWEEDSCHÉ SCHILDWACHTEN. KOOR. Een dronk verkwikt, en doet ons vrolyk zyn' By felle koude en heetcn zomiel'chyn: Drinkt brandewyn; Een dronk verkwikt en doet ons vrolyk zyri; ALLEN. De hoofdman!... De gezondheid van den hoofdman'f ASKOW. Ik dank u! ALLEN.' En de gezondheid van den Zweedfchen koning! (Zy A hef*  s KAREL de TWAALFDE, heffen een verward gefchr eeuw aan. Askow gaat naar zyne tent.) TWEEDE T O O N E E L. sitah, in een Tartaarsch rydkleed; een koker met pylen op den rug, en een lange boog in de hand. I"ly is 'er nog niet!... Ik ben voorzeker weder te vroeg gekomen... Het is verdrietig!.. Altoos moet ik op hem wnchten. Maar heden zal ik het nogthans niet doen: heden zal hy op my wachten... ó Neen! hy •mogt weder heen gaan... Neen, neen, hy gaat zeker niet weder heen. Wacht, ik weet beter: ik wil my verbergen. (Zy vertrekt.) DERDE T O 0 N E E L. askow komt uit zyne tent; falström* falström. Ha ! vrind Askow! goeden morgen ! askow, hem de hand fchuddende. Goeden morgen! F a l s T Fv Ö m. Waarheen ? askow. Naar den chan. falström. Zo. AS-  KRTGSSPEL. § A8-K0 W. Nu, zullen wy haast opbreken ? (Falftröm haalt de fchouders op.) Niet ? Dat is flim! Myne lieden zyrt naauwelyks meer te houden: de tyd valt hen lang. FALSTRÖM. Laat hen aftrekkeu. ASKOW. Ik mag niet. De chan meent het kon met ulieden nog wel tot vyandlykheden komen. Het zou my toch niet lief zyn dat wy onze goede vrinden en gasten hetland uitjagen moesten. óNeen! zo verre laat het de koning niet komen, nietwaar?... De chan, onder ons gezegd , noemt den koning een' ftyfkop; maar het blyft onder ons, niet waar. Ik ben den koning genegen; maar voort gaat hy toch, meent gy dat ook niet? FALSTRÖM. Ik meen wat, de koning meent. ASKOW. En ik meen wat de chan meent. De basfa van Bender meent het ook, de grootvizier meent het ook, de verheven Porte en de groote heer menen het ook. Nu j goeden morgen! wilt gy ontbyten, ga dan in myné tent: ik kom aanftonds weder. (#y vertrekt.) FALSTRÖM. Ik dank u. A 2 FIER-  6 KAREL de TWAALFDE, drukt dan gy. (Zy legt haar gezicht op zyn' arm.-) Myn nat oog heeft nog op den arm van geen man gerust. . Ach! Gustaaf! gy zyt toch geen toveraar, die jny door tovery zo bang maakt? > falström, gliiulagchende. Kind!.. s i t ah ,-zeer ernftig. Ja, 'er zyn toveraars By ons toveren zeer veeie menfehen, Zyn 'er in uw land geen toveraars? falström. Neen. S1TAH. Ach ! dat is een goed land ! Ons land is ook wel een fchoon land; maar... als gy weg zyt zal het voor my eene woestyn wezen... Gaat gy ook haast heen? falström. Nog niet. sitah, ■ Och ! bid uw' koning dat hy nog lang hier blyve... dat by in het geheel niet weder heen ga... of als hy vertrekken wil, moet hy u ten minften by ons laten., Lieve Gustaaf! blyf by uwe Sitah! falström. Ach ! lieve Sitah! dat kan niet zyn. sitah, droevig. Dat kan niet zyn? falström. Ik bemin myn' koning: ik volg hem waar hy gaat. si-  KRYGSSPEL. 7 sitah, wenende. Ach! gy hebt my bedrogen: gy bemint my niet! falström. Ik bemin u meer dan myn leven. sitah. En gy wilt my verlaten ? Als gy heen gaat weet ik hulp noch raad voor my. Ik fterf zekerlyk. . Ach! Gustaaf! laat my niet derven: ik leef zo gaarne; en federt ik u ken leef ik nog ééns zo gaarne. . Ga niet heen... laat my niet fterven... Ik heb u zo hartelyk lief; en als gy toch gaan móet, neem my dan mede. falström, fchielyk. Wilt gy my volgen? s i t a ii. Waar gy gaat. falström. Lief meisje ! QHy kuscht haarf) Dezen kusch geef ik u als myne bruid. s it ah, vrplyk. 6 Ja! ik wil uwe bruid zyn; ik wil uwe vrouw worden ; ik wil u getrouw en gehoorzaam zyn; ik wil my yan u laten flaan, zonder een woord daarvan te zeggen. falström. Dit zult gy niet beleven. sitah, Och ja! fomtyds moet gy my toch flaan. De manMen die hunne vrouwen recht lief hebben flaan altyd A 4 hun-  Ê KAREL de TWAALFDE, hunne vrouwen by ons. Wie niet geflagen wordt , wordt niet bemind. falström. Zo is het niet by ons. sitah. Niet? falström. "Vrouwen die bemind worden , worden niet geflagen. sitah. Zo als gy wilt. ó! Thans heb ik geen hoofdpyn meer. Ik wil ook niet weder wenen , ik wil huppelen en fpringen, als een veulen in de weide; ik wil vrolyk zyn, als een vogel in de fchoone dagen... Daar, druk my nu de hand: nu wil ik het wel hebben.. .Gustaaf!.. (Zy [laat de oogen neder.) Waarom fchaam ik my pok' voor u?.. Wacht, ik wil my uitfehamen , en kom dan weder. (Zy fnélt heen.) • FALSTRÖM. Sitah!.... s it a ii , van verre. ' Blyf maar tot ik wederkom. FT F DE T O O N E E. L. falström, f. hrenpreis. falstrom, kaar naziende. Ovfrhuld! als ik u vergeten, als ik u verlaten kon .'.„. V- •!--•. i .... . . . .... e h-  K R T G S' S P E L. & EHRENPREIS. Ha! mynheer de lieutenant! FALSTRÖM. Ha ! mynheer de fekretaris! EHRENPREIS. Zet gy uwe liefde in Tartaryë op interest? FALSTRÖM. En de uwe? EHRENPREIS. Ik noch de koning hebben kapitaalen van deze foort. Ondertusfchen, wien het hebben kan is het niet kwalyk te nemen dat hy het medeneemt. FALSTRÖM. Dat verftaat zich. EHRENPREIS Natuurlyk. Gy weet toch reeds dat des konings kourier naar Konflantinopolen aangehouden en te rug gezonden is ? FALSTRÖM. Hoe! EHRENPREIS, De grootvizier laat niets Zweedsch meer pasferen. De basfa en de chan hebben bevel gekregen om ons tot vertrekken te nopdzaken, wanneer wy niet goedwillig gaan willen. FALSTRÖM. En de koning ? A 5 , EH-  lo KAREL de TWAALFDE, ehrenpreis. Gy kent hem immers. „ Daarop wil ik het laten aankomen," is zyn antwoord. falström. Ik vrees bloedige tooneelen. ehredprei s. Deze zyn onvermydelyk. Hy wil de afreize .van den kourier naar Konftiiiopolen doorzetten. falström. Wat kan ons dat alles helpen ? ZESDE T 0 0 N E E L. falström, ehrenpreis, askow. askow. Ta, ja, vrinden! onze chan heeft gelyk: uw koning is waarlyk een ftyfkop. Hy wil niet gaan. ehrenpreis. En hy zal ook niet gaan. asko w. Ei, ei! dat zal 'er lelyk uitzien. Gy zult Hecht wegkomen. ehrenpreis. Wy kunnen het niet veranderen. askow. De janitfaaren trekken af, en als zy wederkomen ziet gy hen en ons als vyandeu. eh-  KRTGSSPEL. u EHRENPREIS, Slim genoeg! ASKOW. De eerfte vorst die invalt is het teken tot uw' aftogt. EHRENPREIS. Zo wil men... maar de koning wil niet. ASKO W. De chan is zyn vrind, de basfa is zyn vrind: hyzal hen toch niet in verlegenheid brengen. Maar ik denk als hy ziet dat het ernst wordt, zal hy gaan. EHRENPREIS. Dan kent gy den koning nog niet. Hinderpaalen verfterken hem in zyne hardnekkigheid , en wat gy hebben wilt doet hy niet, juist omdat men hethebbenwil. ASKOW. Wat zal daaruit ontftaan? Moord en doodflag! EHRENPREI S. Moord en doodflag 1 ASKOW. Hm! de koning zal toch geen onnut bloed vergieten. EHRENPREIS. Wat daaruit ook ontftaan mag, de grootvizier heeft van alles met zyne elendige vredebedingen fchuld. De, czaar heeft zich van hem losgekocht. ASKOW. Stil! het heeft hem de kop gekost. EHRENPREIS. Zyn opvolger denkt als zyn voorganger. De koning ■beeft 'er niets by gewonnen. as.  u KA RE L de TWAALFDE, askow. Wy beflisfchen niets. Wat gefchied is, is gefchied. Wilt gy met my ontbyten? Thans zyn wy nog vrinden: wie weet hoe lang» ehrenpreis. Nu, welaan. askow, tegen Falftröm, Nu, vrind? falström. Ik volg u. askow. Goed. ehre'npreis, tegen Falftröm. Daar fleekt zy in het boschje. (Hy gaat met Askow in zyne tent.) ZE FE ND. E T 0 0 NE E L. falström, sitah. sitah. Zy zyn weg, en ik ben weder hier. (Zy neemt zyne hand.) Het is immers alles nog ricluig? F a L s t p fj m. Alles, lieve Sitah! sit a ii. Zal ik myn' broeder 'er iets van zeggen ? falström. Thans nog niet: ik wil zelf by gelegenheid met hem daarover fpreken. si-  KRTÓSSPEL. 13 s 1 t a h; Zo als gy wilt. Gy weet toch dat ik van nu af aan *s nachts in Bender in het huis van den basfa blyve ? falström. Zo? sitah. Ja, myn broeder wil het hebben. Komt gy by my in de ftad? falström. Als ik mag. sitah. Gy moet het wagen. Ik kwam wel by u in het léger; maar... niet waar? het fchikt zich niet? falström. Thans nog niet. sitah. Dat dacht ik wel. Maar den koning wilde ik weï eens fpreken: ik zie hem gaarne om dat hy uw koning is ; myn koning zyt gy. falström. Goede Sitah! en gy zyt myne koningin. sitah. Ha! ha ! koningin! A G f'  i4 k;a rel de twaalfde. A GT S T E T O O N E E L. falstrüm, sitah, la serre. l a s e r r e. T^entre bleu •' Mon cher anti! gy verftaat het fluiken , zo het fchynt. falström. Gy vergist u: ik ben een Zweed, en geen vrind van fluiken. Gy weet immers hoe wy Zweeden zyn. las er re. En véritéi dat weet ik. — Myne fchoone amazoone!... sitah, naar een'' anderen kant gaande. Doe geen moeite : voor u ftond ik niet daar. las e rre. Zeer naïf! falström. Een kind der natuur. l a serre. Zo het fchynt. (Hy gaat weder by haar.) Maar inyne fchoone wilde!. . sitah ontloopt hem weder.' Blyf toch waar gy zyt. l as e rre. Ik- zal u toch- wel vangen. sitah. Voor .de derdemaal loop ik niet voor u. l#  KRTGSSPEL. 15 laserre, lagcheiide. Dat dacht ik wel. ö Gy kind der natuur! sitah. Lagch my niet uit. Als gy 'my beledigen wilt... (Of den boog wyzende.') Ik tref goed.' laserre. Een vrouwelyke Kupido! sitah. ö! Ik heb reeds veelerlei dieren getroffen. falström, lagchende. Vat gy dit ? laserre. Diable! zy heeft vernuft, zonder dat zy het zelf weet.' falström. Gaaven der natuur! laserre. Maar ik zal u by den kop nemen, en u... falströ m houdt hem tegen. Neen, doe dat met. laserre, verwonderd. Hoe zo ? falström. Wie dit meisje by den kop neemt, dien neem ik by den degen. laserre. Ik verfla u; maar ik wil doen alsof ik het nie? verftaan had. k f al-  ï laserre. Hoe ! gy waagt het? .. . ehrenpreis. Wat? laserre, Gy zyt geen officier. ehrenpreis. Ik ben lekretaris des konings, een Zweed» en kan leder uur ollicier worden. las e r r e , ftil. Diable ! je tïéchappe pas! J IV'4 4 L F D E T O O. N E E L, laserre, ehrenpreis , falström, ' sitah, askow. falstrüm trekt den degen. H a! verrader! wat zegt gy-... laserre. Patience} askow» Herhaal wat gy gezegd hebt. LA'  KRTGSSPEL. 23 laserre. Kinderen! gy bemint elkander, en... sitah. Ja, ik bemin hem. laserre. Heb ik gelogen? Thans eisch ik Jatisfatlie. askow, tegen Sitah. Gy bemint hem ? sitah. Ik bemin hem zo teder als hy my bemint. askow, tegen Falftröm, Gy bemint myne zuster ? falström. Dit hadt gy heden nog van my zeiven vernomen. Ik bemin haar. askow fckudt het hoofd. Vrind! dat mag, dat kan niet zyn. (Hy neemt Si' tak by de hand, om haar weg te leiden,.) sitah. Broeder ! waarom zal ik hem niet beminnen ? asko w. Het kan, het mag niet zyn. falström. Vrind! wilt gy ons ons ongelukkig maken ? askow. Ik verfta u niet. Myne zuster mag u niet bemin» nen; dit is alles wat ik n zeggen kan. Gy ziet elkander niet weder, (Hy geleidt haar weg.) B 4 si-  «4 KAREL de TWAALFDE, sitah. Gustaaf! vergeet uwe Sitah niet ! falström. Askow!.. Broeder!.. wilt gy my wanhopig maken ? askow. Ga naar Warnitza te rug, en betreed ons leger niet weder. sitah. Gustaaf! ik blyf u getrouw.' a s k o w. Voort! (Hy gaat met haar heen.) TIENDE T O O N E E L. falström, ehrenpreis, laserre. falström. c. pitah! gy zult zien wat ik voor udoen zal. (Hywil, haar volgen ; Laferre verwydert zich.) ehrenpreis. Falftröm!... Waarheen? falström. Naar den koning. ehrenpreis. Met dit voorval? Wees bedaard. Askow zeide my reeds van te voren dat hy zyne zuster naar Benderby den basfa brengen wilde. f a l s t r ö m. Dat heeft zy my zelf gezegd. Ik ontvoer haar uit deri  K R T G S S P E L. 35 den hnrem van den basfi, al zou het my het leven kosten! E1IRE.NPP.EIS Wees maar gerust: het zal zich wel fchikken. (De trom wordt in de verte geroerd.) De parade!.. Volg my: wy zullen de zaak overleggen. FALSTRÖM. Ik verlaat myne Sitah niet! ik heb haar eeuwige trouw gezworen. Waagt men het haarmy te ontroven, dan waag ik alles om haar te redden. Wat pok gebeure , ik ben op alles voorbereid. (Naar de tent ziende, waarin Askow Sitah gebragt heeft.) ó Sitah! ween niet, klaag. niet... nóg leeft uw Gustaaf' Hyzal u bevryden, hy zal u in zyne armen drukken : en wie zal het dan wagen u hem te ontrukken! (Hy vertrekt.") VEERTIENDE T 0 0 N E E L. LASERRE. Ik!.. Ik zal het wagen haar u te ontrukken, en ik zal haar u ontrukken. Thans ga ik niet naar Warnitza te rug. De Franfche gezant heeft den koning van my bericht °-e?even?.. Ik dank u, mynheer de fekretaris! gy fpaart my de moeite om een weigerend en met fottifes verzeld antwoord af te wachten. Waarheen nu? In myn vaderland behoor ik onder de kontrabande waaren. Waarheen dan?.. Naar den basfa van Bender... Daarheen bragt ook bovendien Askow zyne zuster... B 5 Dus  %6 KA RE L de TWAALFDE, Pus naar den basfa... De koning zal het op het ulterfte laten aankomen, en ik kan my wreken. VTFTIENDE T 0 O N E E L. laserre, palm berg. p a l m b e r g. Ha ! eindelyk ! laserre. Zoekt gy my, goede vrind? palm berg. U, mynheer! Ik heb u overal gezocht; men wees my eindelyk hier. laserre. Wat gelieft u ? p a l m b e r g. My niets. Ik moet u flechts dezen brief geven. ZESTIENDE T 0 0 N E E L. [laserre leest: . De koning kan van uwe dienden geen gebruik ma„ ken... De Franfche gezant... Uw flecht gedrag , „ De koning Jaat u verzoeken u uit zyn leger te verwy„ deren. Ponutowsiy." (Hy frommelt den brief in elkander.) Ik ga naar den basfa... Gy zult van my horen ! -In den tulband fpreken wy elkander nader. Einde des eerften bedryfs. TWEE-  KRTGSSPEL. 37 TWEEDE BEDRYF. Eene zaal in het huis van den koning. EERSTE T O O N E E L. yoNiAT-owsKY en daldorf zitten aan een tafel en fpelen op het fchaakbord; spar re «i t s chammÉr drihken wj»;ehrenpreis gaat Op en neder. Janitfaarenmuziek vóór hef huis. daldorf. Dat u de donder! .. Dat vervloekte geblaét!.. Men kan geen verftandige zet doen. s p a rre. De generaal wordt driftig. TSCHAKtMER. Zo als gewoonlyk. poniatowsky. Ha! ha! generaal! wilt gy dien weg op ?.. Ik vat u. QDe muziek houdt op.) s p a r r e , tegen Ehrenpreis. De kanfelier ?... ehrenpreis, Schryft. tschammer. De koning blyft lang weg. daldorf. Ei J zó wilde ik... PO,  38 KA HEL de TWAALFDE, p o n i a t o w s k y. Schaak den koning ! daldorf. Ja, ja!.. Ik kan het niet veranderen; maar... (Hy zet.) Zietgy? ik heb hulpmiddelen. p o n i a t o w s k y. Het zal u niet veel baten. daldorf. Ja , toch. Ik geef my zo ligt niet over. s p a r r e , tegen Ekrenpreis, Laferre is weggezonden, naar ik hoor? ehrenpreis. Weggezonden. tsch a mme r. 'Waar mag hy heen gegaan zyn? i ehrenpreis. Men zegt naar Bender. t s c h a m m e r , lagchencle. Eene verlterking voor den basfa ! s f ar re. Hy fcheen my een doortrapte knaap te zyn. ehrenpreis. Dat is.hy. p o n i a t o w s k y. Schaak den koning! daldorf. Ik waag het! (Hy zet.) En als het gelukt.;, p o=  KRTGSSPEL. 39 P O N I A T O W S K Yi Het kan niet gelukken; DALDORF. Ik ben op alles gevat. s P A R RE. Zo heet het ook by ons. TSCHAMMER, Ja, vrind! zo heet het altoos by ons. S P AR RE. En het zal daarby ook wel biyveu. TWEEDE T Ó O N E E L. de vorigen, falström. tschammer. Heer lieutenant! hebt gy nog niets van den koning vernomen ? falström. Niets. tschammer. Ik weet niet waar hy blyft. ehrenpreis, ftil', tegen Falftröm. Waar hebt gy den gantfchen morgen geweest? falström. 'Als gy dat wist!.. ehrenpreis. Toch niet in het Tartaarfche leger ? F al-  43 KAREL de TWAALFDE, falström. Neen; maar ik heb haar gezien , ik heb haar gefproken. ehrenpreis. Wie ? falström. Myne Sitah. ehrenpreis. Zyt gy... falström. Stil! sparre. De heeren daar maken plannen, of vertellen elkander' eene liefdegefchiedenis. falström, verlegen glimlagchcnde. Och, neen! sparre. Deel het ons ook mede. t s c ii a m m e r. Ja, deel het ons mede; wel verdaan, als het medé te delen is. DERDE T O 0 N E E L. de vorigen; defana, met een mandje met bloemen» defana. Kopen de heeren bloemen? TSCHAM»  KRTGSSPÈL. 31 TSCHAMME R. Wat hebt gy ? DEFANA. Bloemen. Zy zyn recht mooi; uit de broeikasfen Van den basfa. EHRENPREIS. Hoe komt gy daaraan? TSCHAMMER. Zyt gy uit den harem van den basfa? DEFANA. Neen; ik ben geen flavin, ik ben eene vrygeboren 'Kofakke. De bloemen heeft my de hovenier van den basfa gefchonken, toen ik dezen morgen in Bender was. EHRENPREIS. En gy wilt ze verkopen ? • DEFANA. Om dat ik geld nodig heb. Myn arme vader is ziek. Koop my de bloemen af; ik wil voor myn' vaderbrandewyn en brood kopen. EHRENPREIS. Zyt gy duur met uwe waar ? DE FAN A. Och, neen! Maak maar dat ik geldkryge: myn goedevader heeft hulp nodig. QSparre ftaat op , en legt geld in het mandje.) 6 Goede heer! ik dank u. Daar is een ruiker. f P AR-  32 KA1UL de TWAALFDE; sparre. Behoud hem: gy kunt hem nog eens verkopen. defana. Och, neen! neem hem maar, goede heer! Ik ben geen bedelares. Wie my iets geeft moet van my iets daartegen nemen. Daar, goede heer!. Als gy eens ziek Wordt zullen uwe kinderen ook voor u zorgen. sparre neemt den ruiker. Goed, lief kind!.. (Stil.} Ach! myne vrouw! myne kinderen! t s c ii a m m e r. Een allerliefst Kofakje !. . (Hy reikt haar een glas wyn.) Daar, drink eens, liefkind! defana. Is... (Begerig.) Is dat brandewyn? tschammer. Wyri. ' d f. f a n a. Wyn?.. Ei, hoe of die wel fmaakt? Ik heb nog nooit wyn gedronken (Zy drinkt het glas fchielyk uit.) ó! Dat fmaakt!.. (Zy geeft het glas-te rug.) Ik dank u !.. 6 ! Als myn vader dien wyn had gehad!.. (Droevig.) Och ! myn arme vader is zeer ziek Koop my de andere bloemen ook af. (Tegen Falftröm.) Was uw vader nooit ziek? (Falftröm geeft haar gé/V.) Niet waar? hy was ook eens ziek? .Daar,neem.(Zygeeft hem eert ruiker, en telt het geld in het mandje ) Dat is veel geld! Ochj! als zy my maar niet dood flaan , eer  K R T C S S P E L. 33 'eer ik met het geld hy myn' vader kom!.. Ik zal .hard iopen. (Tegen Tfchammer.) De wyn.fmaakte lekker. , tschammer. Ha ! ha ! ik verfta u. defana, begerig. Nü, geef my dan nog een glas. tschammer. Gy zult dronken worden. defana. Geen nood: Defana kan veel drinken. Ik drink altoos met myn' vader, als hy iets heeft. Maar thans heeft hy niets, voor dat ik hem wat breng. (Hem vlei jende.) Wees gy nu eens myn vader , en geef my wat. tschammer. ö Gy heks!.. (Hy geeft haar nog een glas Wyn.) Hoor, meisje! gy verftaat het. defana, trouwhartig. Ja , ik verfta het. (Zy drinkt het glas in éèri teug ttit.) Dit verftaat gy ook wel ? , tschammer, lagchende. 6 Ja! • sparre. Blaar gy hebt mv' zieken vader geheel vergeten. defana. Neen, ik vergeet hem niet. (Zy zet het glas op de tafel.) Ik dank u.' (Zy fleekt het geld by zich.) Als ik maar niéts verlies! (Zy lagcht.) De bloemen heb ik goed verkocht, en heb toch nog voorraad. Met deze bloeC men  34 KA REL de TWAALFDE, men kom ik morgen weder, en dan kryg ik weder geld en wyn , niet waar? tschammer. Naar het valt. defana. ó Ja ! (Fertrouwelyk.) Wy kennen u reeds: gy kunt de mooije meisjes niets weigeren. tschammer. 6 Gy feeks! ehrenpreis. Wie zegt u dan dat gy mooi zyt ? defana. Dit zeggen my de mannen. ehrenpreis, En gy gelopft het? defana. Waarom zou ik het niet geloven? (Tegen Tfchammer.') Het is immers waar ? tschammer. Zêkerlyk. defana, tegen Ehrenpreis. Hoort gy ? (Tegen Tfchammer.) Gy zyt een goed heer ; maar gy hebt niets van my gekocht. tschammer. Morgen, als gy wederkomt. defana. Ik mag dus wederkomen ? Maar als ik nu alles verkocht heb ? TSCHAM'  A* R T' G S S P E L. 35 tsgha mm e r. Dan blyft gy waar gy zyt. defana. Neen, dan blyf ik niet waar ik ben. Ik ga naar Bender, en haal frisfche bloemen. (Zy reikt Ehrenpreis het mandje toe.) Nu, fchaamt gy u dan niet? Gyhebt immers nog niets van my gekocht. (Ehrenpreis neemt eert ruiker , en legt geld in het mandje.) defana, het geld weg/lekende. De anderen hebben my meer gegeven : gy zyt gierig. (Tegen Tfchammer.) Nietwaar, hy is gierig ? (Tfchammer knikt ) Dat dacht ik wel. (Op Poniatowsky en DaldorfM>yzende.)Dsze oude heeren zullen geen bloemen kopen? , tschammer. Gy moet het proberen. defana, tegen Daldnrf» ■Myn arme vader is ziek. Oude heer! wilt gyniet.„ daldorf. Duivelskind! laat my met rust! defana fpringt te rug. Boe!.. Hy wordt kwaad. Hy heeft vast van zyn ieven geen zieken vader gehad. By hem kom ik niet weder daldorf. Ik iriag doen wat ik wil, ik verlies het fpel. defana. Dat is zeer goed; waarom graauwt gy my pok zo C a att  36 KAREL de TWAALFDE, af? Ik ben 'er nog van ontfteld. (Tegen Tfthammer.) Zit maar eens hoe ik beef. sparre; En uw zieke vader... ? defana. Ja , myn arme zieke vader!.. Ik had hem haast vergeten. Dat komt door den wyn; maar als ik morgen wederkom , dan... och ja ! dan drink ik toch weder wyn, als gy wat geeft. Goeden dag, vrindelyke heeren! (Zy gaat heen. Men hoort trompetten achter het tooneel.) tschammer [iaat op. De koning! (De anderen ftaan insge/yh op.) daldorf. Alles verloren. Op een andermaal, mynheer! Revenge! VIERDE TO O NE E L. de vorigen; karel, met eet? brief in dé hand, komt lezende binnen. -E-r was heden morgen een myner officieren in Bender i wie was dat ? falström. Sire ! ik, karel wenkt de anderen te vertrekken. Wy fpreken elkander aan tafel. (Zy gaan heen.) FT F-  KRTCSSPEL. 3? V r F D E TOONEEL, k a r.el , falström. karel ziét Falftröm fcherp aan , fchudt het hoofd en ziet in den brief. 3J Een uwer majefteits officieren gaf voor een'last van uwe majefteit aan den basfa te hebben." — Hadt gy een' last van my aan den basfa ? falström, Neen; maar... karel. Waarom hebtgy gelogen? falström. Uwe majefteit zal... karel leest voort, zonder naar hem te horen. „ En is met eene onvergeeflyke ftoutheid in den ha-r „ rem gedrongen.".. (Hy fchudt het hoofd.)Wat dreef u daarheen ? falström. Uwe majefteit!.. de liefde. karel. Moe! de liefde? Deze moet myne officieren niet overmeesteren. .. Dat kan ik niet dulden... dat is my zeer onaangenaam. Ik wil het niet hebben... het moet niet zyn. (Luimig.) Schaamt gy u niet te beminnen ? .., (Driftig.) Antwoord wil ik. Schaamt gy u niet te beminnen 2 C 3 ■ ¥41»,  38 KAREL de TWAALFDE, falström, edel. Neen. karel gaat op en neder, en fpeelt met zyne handfehoenen. Inden flag.'.. (Qw-ernbegJi) By Pultawa... fa l 8 t r ö m , fchielyk. Tóen beminde ik nog niet. Maar ons verblyf hier in Warnitza heeft... karel. Wie bemint gy ? falström. Uwe majefteit mag ik het wel vertrouwen. Het is de zuster van een' hoofdman der Tartaaren , die rondom Warnitza liggen en ons eskorteren. Zy bevindt zich thans te Bender, in het huis van den basfa, en ik bemin haar. karel. Zy gy zot? fchielyk.) Gy moogt haar niet beminnen. De roman is uit. Punktum! falström. Myn hart... karel. Dat behoort my en uw' pHgt» f a l s irö Ui Ik ken myn' pügt: hy is my onfehendbaar heilig; maar dit hart. karel. Ik wil niets meer horen. Gy hebt zeer onver- ftan-  KRTGSSPEL. 39 ftandig gehandeld. In den harem van den basfa te fluipen!... falström. Ik ben rechttoe gegaan. karel, verhtügd. Gy zyt rechttoe gegaan? falström. Rechttoe I karfel. Rechttoe! (Hy klopt l(ein op den fchouder.) Braave Zweed! Ja, rechttoe! dafiTook myne manier. Liet men u pasferen? falström. De wachten fliepen, en... karel.* Zy fliepen ? (Gemtlyk.) Foei! gy hadt hen moeten wekken. Waarom deedt gy dit niet? falström.. Dan hadden zy my niet laten pasferen. karel, Dat was hun pligt. falström. Maar zy fliepen, en ik deed myn voordeel met hun* nen flaap, om myn oogmerk te bereiken, myne.,. karel. De basfa wil de kaerels laten vyorgen. FALSTRÖM. Dat verdienen zy. C 4 54.  43 KAREL de TWAALFDE, karel. Ja, den ftrop hebben zy verdiend: waarom fliepen zy? Schoone wachten!... Hebben wy ooit op onze posten geflapen ? falström, Kooit. karel, glimlachende. Wy flapen niet, (Met nadruk.) Vrind czaar ! wy flapen niet ! falström, Gantsch Europa weet dat koning Karei niet flaapt. karel. Maar ik fchyn toch te Animeren. Hoe kan ik de waereld overtuigen dat ik'nog waak? (Nadenkende.) Dat ik niet flaap? . Ik wil... (ƒ„ dcn brief ziende.) De basfa wil antwoord en opheldering hebben. (Drif tig.) Waarom moest ook de duivel u in zyn ferail voeren! (Onwillig.) Zou ik u voor een' logenaar laten doorgaan? (In den brief ziende.) De basfa verlangt Voldoening. . (Schiep.) Ily moge mct u vechte°_ (Falftröm buigt zich, en wil gaan.) Falftröm! ik wil u uit de verlegenheid helpen. Binnen een half uur zult gy een' last van my aan den basfa krygen... Maarfluip my dan niet weder in den harem: de wachten flapen niet altyd. f a l s t rö M. Al waren zy wakker, dan.. „ ka?  KRTGS SPEL. 41 karel. De vrouwenwachten zyn niet te vrezen. falström. De janitfaaren ook niet; ten rainften voor geen Zweed. karel, bitter. Maar de Rusfen ? falström. Ook niet. karel. Zy hebben ons naar Bender gejaagd. falström. Zy dachten aan Nerva, en... karel, vernoegd. Ja , aan Nerva zullen zy denken. falström. En aan koning Karel. karel. Wat hebben zy thans van hem te vrezen ? falström. Hem zeiven. karel. Dan vrezen zy iets dat ik zelf niet vrees. Ik ben hier zonder leger, en de grootvizier, die fraaije heer, handelde aan de Pruth omtrent zyn' opperheer en my als een fchurk. (Hy geeft hem een teken; Falftröm gaat heen.) Falftröm! falström, te rug komende. Sire! C 5 KA.  42 KAREL de TWAALFDE, karel. \ Het was niet kwaad gemeend. Gjft^eet immers dat ik ook gaarne van uwe minnaryën Mor fpreken Gy bemint dierhalven het Tartaarfche meisje ? falström. Vurig! , karel. Vermoedelyk is zy fchoon? falström. Ik vind haar beminnelyk en fchoon. karel. En zy bemint u weder ? falström. Even zo teder als ik haar bemin. karel. Weet haar broeder van uwe liefde? falström. Ja; maar hy is 'er tégen. karel. Dat is flim !.. Falftröm! zie toe dat gy u met eer uit deze zaak redt. falström. Ik kan haar niet meer verlaten: ik heb haar eeuwige trouw gezworen. Zy wacht op- onzen terugtogt naar Zweden, om my... k a_rel. Dan kan zy nog lang wachten. falström, Onthutst. Uwe majefteit wil ... ka-  K R r G S S P E L. 43 karel. Nog niet naar Zweden te rug trekken. falström. Sire! ik vrees... karel. Gy vreest* .. Wat?.. Gy zyt geen Zweed. Zietgy dat uw koning iets vreest ? Zaagt gy hem ooit iets vrezen ? Maakt u .de liefde vreesachtig, geef haar dan haar affcheid. Ik heb nooit iets gevreesd; en wie iets vreest, verdient niet by my te zyn: die is geen Zweed. (Zich imkerende.') Geen woord meer van vrees! falström. Maar van myne liefde, fire!.. karel. Ook niets meer. Ik zend u naar Bender, by den basfa; voor de tweedemaal help ik u niet uit de val ; en als gy 'er misfehien op rekent om uw liefje haast mede op marsch te kunnen nemen, dan bedriegt gy u: wy gaan nog niet naar huis, daarop kunt gy u verlaten. ZESDE T O O N E E L. falström, daarna muller., falström, overleggende. Als ik haar hier bragt... wanneer wy ons voor den koning nederwierpen.. .Maar haar broeder... de chan.. onze toeftand... (Scliielyk.) Verlaten kan en zal ik haar niet: daaruit ontfta wat'er wille! MUL-  44 KA.RE L d e T W AiA LFDE, m r l l e r , met den vinger dreigende. Heer lieutenant! heer liejtenant! f a l s t r ü m. Mynheer de kanfelier! muller. De basfa is zeer toornig. Gy waart het toch die... falström. Die in zyn' harem was; dit meent gy, niet waar? m u l l e r. Dat meen ik. Hebt gy den koning gefproken ? falström. Zo even. muller. Nu, dan... falström. Mynheer de kanfelier! fta my by. muller. Ik? falström. Ik bemin en word bemind. muller. Daarin kan een kanfelier niets doen. falström. Doe een goed woord voor my. m ulle r. Vraag dit den heer van Groothuizen: deze bezit de genegenheid des koning». Maar ik kan niet begrypen wat de koning zelf voor u doen kon. f a l-  K R T G S S P JE L . FALSTRÖM. Hy kan -my en myne Sitah befchermen. muller. Hoelang zal hy zich zeiven nog kunnen befchermen? E^U-ST RöM. Zo lang hy Zweeden om zich heeft. MULLER. Eene handvol tegen een leger! falström. By Nerva waren-de Rusfch zesmaal flerker dan wy. MULLER. En hier is men het; als men wil, zestienmaal. ZEVENDE T O O N E E L. falström, muller, ehrenpreis. ehrenpreis geeft Muller een pakje. Depêches van den grootvizier , uit Konftantinopolen. muller gaat zitten, opent en leest de brieven. Hm ! weder Franfche woorden, Turkfche mening , en Franfche zin! ehrenpreis, tegen Falftröm. De koning?... falström. Hy was zeer genadig. ehrenpreis. Wil hy u helpen ? falström. Ach! EB"  4<5 KAREL de TWAALFDE, ehrenpreis. Help u zeiven, en laat dan aan den koning het beflisfchen van uw lot over. A GT S T E T 0 0 N E E L. falström, muller, ehrenpreis,askow. askow. Ik moet den koning fpreken. falström en ehrenpreis. Askow ! muller. Wat is het ? askow. Waar is de koning? De koning fpreekt met iedereen, en ik wil hem óók fpreken. falström. Vrind! gy zyt... (Hy wil hem de hand geven.') askow, zyne hand wegftotende. Wy zyn geen vrinden meer. falström. Wat maakt u zo toornig tegen my ? askow. Uw gedrag. , falström. Wat heb ik u misdaan? askow. Gy hebt myne zuster verleid. fa lr  K R T C S S P E L. 47 falström. Ik bemin haar. askow. Dat moet niet zyn. falström. Waarom niet? kunt gy de hand uwer zuster een* maa weigeren die haar bemint ? a s k o w. Gy zyt niet van onzen (lam. falström. Wat zegt dat ? asko w. Zeer veel. Het loopt nooit goed af. Gy moogt myne zuster niet verder naarfporen; want gy zyt het geweest die té Bender in den harem van den basfa geilopen zyt, en dien ontheiligd hebt. Zie van deze liefde af; anders noodzaakt gy my om myne zuster diep in het land te zenden. v falström. Sitah zal ongelukkig zyn. askow. Hoe kunt gy dit geloven? falström. Vraag haar zelve. muller. Maar wat wilt gy van den koning ? askow. Ik wil hem bidden my recht tegen dezen officier tö verfchaffen, die myne zuster betoverd heeft. MUL-  48 KAREL de TWAAL F D E, Muller. De koning bemoeit zich hier niet met de minnaryën zyner officieren. askow, tegen Falflröm. Niet?.. Dan kloof ik u den kop waar gy my onder fle oogen komt. f a l % t r m. Niet zo driftig, Askow! wy voeren ook klingen. En ééns vooral, ik verlaat myne Sitah niet, en lagch men uwe bedreigingen. Haar hart is hetmyne: zy heeft het my gefchonken , en niemant zal het my ontrukken. Moet ik om haar bezit ilryden; welaan, het zy zo 2 ik val , of Sitah is de myne. askow. Gy kunt om haar niet ftryden: gy zult haar niet bezitten. Nog heden lever ik haar aan den chan over ; ontruk haar dezen, als gy kunt. falström.' Ieder', die flechts een mensch is, én het waagt my haar te ontroven. De liefde geeft my een' moed, dien gy allen niet kent. Verban uwe zuster in eene woestyn, de liefde zal my den weg tot haar wyzen; lever ha-r uwen chan over, myne liefde zal haar hem ontrukken. Slechts met myn leven kan ik ophouden haar te beminnen. a s k o w. Welaan, dm zullen wy zien. Bewys ons de almagt uwer liefde, en doe een wonderwerk; ontvoer uwe Si.  ■k r r ë s. s p ë i. 0 Sitah uit Bender, ontruk haar de armen van den chan, als gy kunt. Ik geloof aan uwé grootfpraak niet eer voor gy my daarvan overtuigd hebt. Gy, hier midden onder ons; eene handvol lieden, kunt niets dan ons dreigen. Laat het ernst worden, en wy zullen zien of gy meer dan menfchen zyt. Ook wy hebben klingen; en dat gy niet onverwinlyk zyt hebben u'immers de Rusfen getoond. Wy zullen uwe grootfpraak welhaast logênftraffen. Muller. U betamen geen ongepaste bedreigingen'. askow. Deze betamen hem ook niet. Wie gaf hem het recht aahfpraak op' de hand van een vreemd meisje te maken , dat een' broeder heeft die op alles neen zegt ? falström. Sitahs hand te begeren is aen recht dat my haard liefde gaf ; dit recht heb ik door myne liefde verworven , en zal het weten te verdedigen. a s k o w. Gy zyt niet van onzen ftam, noch van ons geloof: noë kunt gy myne zuster ter vrouw begeren ? Het ware eene misdaad tegen onze wetten u dit te veroorloven. Falström. De liefde vraagt naar geen ftam noch geloof; harteri die eikander gevonden hebben worden door geloof nöch ftam gefcheiden. Ons geloof is de wet der liefde; da verééniging onzer harten maakt ons van één2 ftam. D  50 KAREL de.TWAALFDE, askow. Zo fpreekt men niet by ons. ehrenpreis. Vrind! wilt gy een woord van vrede horen? askow. Ik bemin geenszins den ftryd; maar Ik vrees dien ook niet. ehrenpreis. Laat het aan uwe zuster over uitfpraak te doen, en leg haare neiging niet aan banden. Laat aan haar over wat zy doen wil. askow. Gy weet reeds wat zy doen zou. By ons hebben de vrouwen niets te zeggen ; zy zwygen en gehoorzamen als de mannen fpreken. ehrenpreis. Zo is het niet by ons askow. Wee u als het zo niet is ! ehrenpreis. Gy wilt van geen vergelyk horen? askow. Neen. muller. Dan kunt gy gaan, en doen wat gy wilt. a s k ow. Oude heer! gy fpreekt ook zo als deze fpreken ? muller. Ieder mensch heeft in diergelyke gevallen zyn' vryè'n wil*  KRTGSSPEL. st wil. Bemint de lieutenant uwe zuster, bemint zy hem, dan kunt gy het niet beletten. ASKOW. Maar toch verhinderen. MULLER. Dit moet gy beproeven; en hiermede is de zaak afgedaan. Voor den koning treedt men niet met zulke klei-" nigheden, die geen invloed op het wel- of kwalykvareri van het geheel hebben. ASKOW. Goed, dan treed ik voor de opperhoofden van alle de ftammen onzer natie, vraag wat in dit geval recht en gebruik is, en volgens hunne uitfpraak zal ik handelen. FALSTRÖM. Hebt gy nooit bemint ? ASKOW. Ik bemin myne vrouwen en kinderen; FALSTRÖM. En gy zyt wreed jegens uwe zuster. ASKOW. Dat ben ik niet. Wat zy wil mag en kan niet zyn ; dat weet zy zelf, en zy Verdient ftraf, dewyl zy tegen, geweten en wet gehandeld heeft. Myn' lyf hengst wilde ik 'er om geven dat ik haar niet mede in het leger genomen, dat zy u niet gezien had! FALSTRÖM. Uw vrind zou u geen broeder mogen noemen? D 3 ét**  52 KAREL de TWAALFDE, ASKOW. Myn vrind zyt gy niet; myn broeder kunt gy nooit worden. Gy hebt de gastvryheidgefchonden , en door toverkuaften het hart van een onervaren meisje geftólen. Gy zyt myn vyand; gy zyt een vyand van myn' geheelen ftam. Handel zo als u goeddunkt; ik zal ook zo handelen. Vyandfchap tusfehen my enu! Myn tent is voor u gefloten. Ik wil u nooit gekend hebben , en als gy uw voornemen niet opgeeft, dan treffen wy , waar wy elkander ook ontmoeten, elkander als vyanden aan. (Hy fcheurt een fluk van zyn kleed.) Zie, zó ;s onze voormalige vrindfchapsband verbroken, en by lfer boven ons beflisfehe ten voordeele der rechtvaardige zaak! (I/y vertrekt.) NEGENDE T O O N E E ~L. MULLER, FALSTRÖM, EHRENPREIS. "* lï MULLER. iViynheer de liestenant! wat wilt gy nu doen? F a L S T R Ö M. Wat een Zweed doen kan. MULLER. Dat is, gy geeft uw voornemen niet op? FALSTRÖM, Neen. muller. God zy met u! TIEN.  K R r G S S P E L. 53 TIENDE T O O N E E L. muller, falström, ehrenpreis, p o n i a' toïïsky. po ni atowsky. Vrinden! het wordt waarachtig ernst! muller. Onvermydlyk. falström, Nu, dan zal het 'er op aan komen. muller. De basfa heeft nieuwe bevelen uit Konllantinopolert gekregen. po ni atowsky. Hy en de chan worden den divan verdacht. Hun toeven verwekt argwaan. BI u l l e r. De koning wil zich niet van de echtheid der bevelen aan den chan en den basfa laten overtuigen; mïjar hy bedriegt zich. Hier zyn depêches uit Konftantinopolen 4 .en als de koning befloten heeft te blyven... poniatowsky Dan vechten wy, mynheer de kanfelier! muller. God befcherme den koning! Ik nogthans moet hem het tegendeel raden; het is myn pligt. D 3 po'  KAREL de TWAALFDE, poniatowsky. En de onze te doen wat de koning doet. ELFDE T 0 0 N E E L. de vorigen, karel. muller. •Jire!... karel geeft Falftröm een" brief. Is het zo goéd ? (Falftröm buigt zich en vertrekt.) mulle r. Deze depêches uit Konftantinopoien... (Men hoort eene trompet.) karel. Men blaast aan tafel, goede kanfelier! muller. Maar deze depêches... X karel. Zullen ons de maaltyd niet bederven. (By neemt hem by de hand. Allen vertrekken.) Einde des tweeden bedryfs. DER-  KRTGSSPEL. 55 DERDE BEDRYF. Eene zaal in het paleis van den basfa, te Bender. EERSTE T O O N E E L. fatime, aline. fatime komt door eene zydeur, en gaat naar eene andere. Aline! aline komt binnen. Wat wilt gy ? fatime. Het Tartaarfche meisje heeft zich weder opgeflotea. aline. Die zottin! fatime. Toen ik ftraks in den tuin was, ftond zy aan het vengfter, zag en luisterde... aline, Zy zal naar den Christen gezien hebben. F ATiME. Dat geloof ik ook. Het was een fchoon man. aline. Voorzeker, fatime. Ik weet niet wat zy nog hier doet. Zy wilde im. mers aanftonds weder weg. P 4 hhl*  $6 KAREL 0E TWAALFDE, ALINE. Ik geloof dat haar broeder haar aan den basfa ver* kocht heeft. FAT1J1 E. Ween, daartoe heeft zy te veel vryheid. ALINE. Stil, ik hoor iets in haar kamer. ' FATIME. Ik geloof zy komt. ALINE. Ja, zy is het, TTVE EDETOONEEL* FATIME, ALINE, SITAH. FATIME. Waarom zo treurig, lief meisje? ALINE. Gevalt het u niet by ons? SITAH. Is myn broeder nog niet hier geweest? ALINE. Neen. SITAH, (lil. Waar of hy blyft!... Ach! indien hy my eens hier net!.. Ik blyf niet! FATIME. Zal ik u fbrbet brengen ? A LI-  KRTGSSPEL. S? aline. Of verlangt gy iets anders? sitah. Ik dank u. Wat ik verlang kunt gy my niet geven. aline, tegen Fatime. Zy verlangt naar den vreemdeling. sitah. Waar of myn broeder blyft! (Stil.') Ach IJFalftröm! nooit verlangde myn hart zo naar u. fatime. Wilt gy muziek? • aline. Dans ? sitah. Noch dans, noch muziek; myn hart is zeer treurig. aline. Gy zyt de vryheid gewoon. Eerst was het my ook zo. Maar ach! men gewent zich aan alles. fatime. Wilt gy de vrouwen van den basfa niet eens bc zoeken ? sitah. Op een' ander' tyd... morgen... als ik wederkom. aline, tegen Fatime. ?Er is niets met haar te beginnen. fatime. Laat haar lopen. aline. Zy zal ons wel roepen , als zy ons nodig heeft. D5 «*  5S KAREL de TWAALFDE, SITAH. Hoe klopt myn hart!.. Ik blyf geen oogenblik langer hier... Ik moet voort... Laat myn paard zadelen , ■ ik kan niet langer naar myn' broeder wachten. Ik moet in de lucht. (Zy werpt zich ,p eene fofa en bedekt haar gezicht met den zakdoek.) fatime. Maak dat gy weg komt. a 1.1 n e. Met u kunnen wy-hier niets uitvoeren. (Zy vertrekken beiden.) DERDE T 0 O NE E L. sitah; laserre, inTurkfthe kleederen, treedt binnen, een stomme hopt hem na, en vraagt toornig door gebaarden wat hy hier doen wil. laserre. Ruig u, (laaf! Hier is de zegelring van basfa!... Vertrek! de stomme ziet den ring aan, buigt zich diep en vertrekt. VIERDE T O O N E E L. sitah, laserre. Laserre. Daar is zy!., Sitah! fchoone Sitah!  KRTGSSPEL. $$ sitah fpringt op, ziet hem, en treedt te rug. Wie zyt gy ?. . ken ik u niet ? las erre. Gy kent my ; maar in andere klederen. sitah. Ha!.. ja, nu ken ik u... Ik weet wie gy zyt. Maar hoe komt gy in deze klederen ? laserre. De groote profeet heeft myn hart verlicht. Ik zal van de dwalingen van myn geloof afzien, om het paradys deelachtig te worden , het welk de groote profeet de gelovigen toegezegd heeft. s 1 t a ii. Ik wensch 'er u geluk mede! (Zy wil gaan.) laserre houdt haar tegen. Gy wilt gaan? sitah. Wat zal ik hier by u doen ? laserre. Ach! als de £tar verdwynt, die myn hart verlicht!.. sitah. Laat de ftar verdwynen:'er zal wel weder eene andere opkomen. laserre. Deze betoverende luim... dit bekoorlyk oog... ó Sitah! (Hy knielt.) Myn hart ligt hier voor uwe voeten. si-  6o KAREL de TWAALFDE, sitah. Ik raap het gewis niet op. laserre, ó Hoe wreed zyt gy ! sitah. Wreed ? laserre. Wilt gy my aan uwe voeten zien fterven ? s i t a h. Dat zult gy wel laten. En waarom wilt gy juistaan myne voeten fteryen ? Als gy niet langer leven kunt, is daartoe ergens anders wel een gemakkelyker plaats. laserre, opftaandzt Sitah! ik bemin u. > sitah. Maar ik u niet. laserre. Wilt gy myn en uw verderf ? sitah. Neen; maar beminnen kan ik u toch niet. laserre. Gy haat my ? sitah. Neen, thans nog niet; maar als gy my nog langer met zulke reden kwelt, zal ik u moeten haten. laserre. Uw', haat verdien ik niet.  KRT'GSSPELi 6i SITAH. Myne liefde ook niet. Deze heeft flechts een ééni. «■e In de waereld verdiend, en zal die ook behouden j niets zal hem die ontroven, LASERREi Ik ken hem, dezen gelukkigen! SITAH. Gelukkig ? Ach ! dat ben ik immers zelf niet t LASERRE. Gy bemint hem ? S1TAHJ Meer dan alles wat ik bemin. LASERRE. Ja, hy is gelukkig; gy hebt de proef doorgeftaan. SITAH. Welke proef? LASERRE. Dat ik de vrind van Falftröm ben , weet gy' ? SITAH. Dat weet ik niet, en hy heeft 'er my ook niets van • gezegd. LASERRE. „ Vrind!" zeide hy: ,, gy weet hoezeer ik u waardeer, welk een vertrouwen ik in uwe rechtschapenheid ftel. Kunt gy befluiten om door een klein bedrog de' vrindfehap een' dienst te doen?" — Ik zweeg en overlegde. Hy herhaalde zyne vraag. Ik, fchielyk bereid , gaf hem myne hand, en zwoer te doen wat hy be-  02 KAREL de TWAALFDE, begeerde. „ Myne Sitah/' zeide hy" moet gered worden , anders zyn wy voor elkander verloren Op 's konings ongenade durf ik Bender niet weder genaken:, Vlieg heen, en red haar voor my; maar," riep hymy na, „beproef haar eerst." — Ik heb u beproefd, en zyne liefde waardig gevonden. Ik ben gekomen om u voor hem, en u beiden voor elkander te redden. sitah. Hoe! laserre. Ik fprak met den basfa van myne bekering. Zie, zelfs deze veinzery gebruikte ik om myn' vrind te dienen, en u zonder achterdocht te kunnen naderen. Ik gaf voor uit liefde tot u, vergeef my, uit liefde tot u dezen flap gedaan te hebben. De basfa geloofde my , en... sitah, iagchende. Maar ik geloof u niet. laserre. Waarom niet ? sitah. Myn hart wil niet hebben dat ik u geloven zal. l a s e rre. tk vergeef u dezen argwaan; maar hy beledigt my. sitah. En wat zoudt gy dan nu doen? lAserre. ik zal u aan het opzicht uwer wachters onttrekken.  KRTGSSPEL. 6$ sitah. Ik ben vry, en kan gaan waarheen ik wil. las etrre. Thans niet meer. sitah. Niet meer? laserre. Uw broeder heeft u ten ftrengften aan het opzicht des basfa's aanbevolen, en gy moogt zonder uw' broeders toeftemming deze muuren niet verlaten. ' s i t a h. Niet? Gy zult aanftonds zien dat ik het mag. (Zy klapt in de handen.) V T F D E T O O N E E L. sitah, laserre, fatime, aline. fatime, verlegen op Laf er re ziende* Hoe ! aline. Wat doet hy hier ? laserre. Ik ben hier op bevel van den basfa. sitah. Hy wil my wat wy smaken. Laat ee'n flaaf myii paard zadelen. fatime. Ach! lieve Sitah! Dat zal niet kunnen gefchieden. th  *4 KAREL be TWAALFDÈj SITAH. Niet ? laserre. Wat heb ik gezegd ? aline. De basfa heeft bevel gegeven om u wel te bewaren, en niet uit den harem te laten. sitah; Is het mogelyk? laserre. Nu, fchoone Sitah! heb ik u wat wys gemaakt? sitah. Dat kan de basfa niet bevelen: ik ben zyne flavin niet. laserre; ' • Maar als uw broeder u nu eens aan den basfa verkocht had? , . sitah. Neen , dat heeft myn broeder niet gedaan! Kyven kan hy wel met my; maar verkopen zal hy my niet. laserre. Kan hy niet? Heeft hy geen reek daartoe? sitah. ó! Hy kan wei; maar hy doet het niet, want hy heeft my lief. las er re. Hy is boos| op u; want uwe liefde voor Falltrcm mishaagt hem* si-  K R T G S S P E L. 6$ * sitah. Dan raag hy doen wat hy wil; ik zie van myne liefde niet af; en ik heb ook moed iets te wagen, dat... laserre, Zdgt. Nu, ja, dat is juist wat ik... (Tegen de vrouwen.) Verwydert u» fatime. Wy? aline. Waarom ? Laserre. Ik fpreek met u in naam van den basfa. (Fatime en Aline buigen zich en gaan heen.) ZESDE T O O N E E Li laserre; Jk ben hier om ü te redden. sitah. En Gustaaf kwam niet zelf? laserre. Ik breng u in zyne armen. Hy durft zich hier niét laten zien. Zyn vrind biedt u de hand, en zal u naar uwen Gustaaf brengen. sitah. Wanneer ? la serre. Zo dra het doenlyk is, E si*  66 KAREL de TWAALFDE, sitah. Ik weet niet waarom ik alles wat gy zegt niet geloven kan. laserre, geraakt. Het zou my leed doen wanneer ik alles voor-niet gewaagd, en.myn vrind vergeefsch gehoopt had. s i t a h. Gy wilt my bedriegen. Gy zyt geen vrind van myn'1 Gustaaf. laserre. • Het doet my leed dat myne goedwilligheid zich misleiden iiet. Op dat de basfa my niet by het woord vatte , wil ik zo fpoedig mogelyk deze' klederen afleggen, eii uwen Gustaaf met het treurig bericht te gemoet friellen: ,, Uwe Sitah is eene gevangene van den basfa,en voor u verloren !" sitah, nadenkende. Waarom zond my Gustaaf geen anderen dan u? Ik vertrouw u niet, gy weet nog wel waarom. Toen wy elkander voor het eerst fpraken, was Gustaafooknietalte vrindfchappelyk jegens u; hy noemde u zeifs een' verrader. En waart gy het niet die het eerst myn' broeder onze liefde verried? Gy zyt de oor-zaak van ons ongeluk : gy kunt niet Gustaafs, niet myn vrind zyn. Ik vertrouw u niet. laserre. Sitah!... si-  K R T G S S P E L. 67 . sitah. Gy wilt den basfa , myn' broeder, myn' Gustaaf j my, ons allen bedriegen. laserre. Nu, goed; blyf dan aan uw lot oVergelatefl. s i t ah. Het zal my niet ongelukkig maken. laserre. Verwacht dit. sitah. Ik moet immers wel. Maar geloof het vry, voor hoe eenvouwdig gy my ook aanziet, ik ben het niet. Pas maar op dat ik u zelf niet bedriege ; want de liefde maakt flïffl. ffi S*f* heen^ la ser're. Sitah! nog een woord (Aan de deur.') Zy fchuift den grendel voor de deur. Op dezen weg is dierhalven ' niets te winnen. Stil, ik zal een'andereninlhan, die my zékerer tot het doel myner wraak voert Kom , kom , ik heb immers maar met lompe Zweeden en onnozele halzen van Mufelmannen te doen... en ben een Franschman! ZEVENDE T 0 O N E E L, laserre, falström, wachten, falström, van buiten, tiet baat u alles niets.  68 KAREL de TWAALFDE, LASERRE. Wat is dat? falström. Ik wil den basfa fpreken. een wach 'f. Te rug! falström floot eeii1 Turk voor zich heen in de zaal. Het kost bloed als gy my wederhoudt. (De wachten volgen hem.) laserre. Ma foi! bet is Falftröm !...Ha ! nu is hy aan myne wraak overgeleverd ! (Tegen de wachten.') Grypt dezen vermetelen Zweed, die den harem ontheiligt, of het kost u allen den kop. falström trekt eene piflool. V/ie my nadert is verloren. (De wachten treden te rug.) Wat zie ik?.. Laferre!.. Ja, waarachtig! het is Laferre in den tulband! laserre. Bekeerd door de genade van den grooten profeet. (Tegen de wachten.) Grypt dezen ongelovigen, of... (Hy trekt den fabel.) gy zyt des doods! falström. Ik moet in naam des konings met den basfa fpreken. laserre. Hier is geen gehoorzaal. f a l»  KRTGSSPEL. 69 falström. Hier wil ik myne Sitah fpreken. — Sitah ! lieve Sitah ! waar zyt gy ? laserre. Weet gy wat gy waagt, waar gy het waagt? A G T S T E T O O N E E L. laserre, falström, sitah, wachten. sitah, nog binnen. Ha! dat is de item van myn' Gustaaf. f a l s t r Ö m. Ik ben het en wacht u. sitah komt ten voorfchyn. Gustaaf! myn Gustaaf! (Zy vliegt naar hem toe en fluit hem in haare armen.) Nu zyt gy zeker, en ik ben het ook. (Tegen Laferre.) Hoe! gy hebt den fabel tegen uw' vrind getrokken? falström. Vrind? sitah. Niet waar, Gustaaf! gy zyt zyn vrind niet? Gyhebt hem geen boodfchapaan my gegeven? Hy heeft my niet by u moeten brengen ? falström. Heeft deze mensch u dit alles voorgelogen? sitah. Ja; maar hy heeft my willen bedriegen, nietwaar? E 3 f AL-  ?o KAREL de TWAALFDE, falström. Laferre! als gy geen nietswaardige zyt, antwoord dan, laserre. De basfa zelf zal u antwoorden. (Tegen de wach? ten) Houdt hen in het oog, (Hy vertrekt.) NEGENDE T O O N E E L. T a l s t r ö m , sitah, wachten in het verfchiet, 3 1 t a ii. ik u weder! Ach! myn Gustaaf! wy zyn verloren ! Myn broeder heeft my aan de magt des Basfa's overgeleverd: hier is myn kerker; ik mag niet weder van hier gaan, en u zal ik voor altoos ontrukt worden. pal stro m. Schep moed; 'er kan nog veel gebeuren. sitah. En deze booswigt zocht my te bedriegen, noemde zich uw afgezonden vrind, en.wilde my, de Hemel weet waarheen brengen ; gelukkig dat ik hem niet geloofd heb! falste ö m. De verrader zal my rekenfehrp geven. sit a ii. Hoe hebtgy het durven wagen weder hier te komen? v falström. Wat wragt de liefde niet! en wat gelukt haar niet! Hebt gy moed om voor my ook iets te wagen? si.  KR YGSSPEL. n sitah. Voor u en myne liefde alles. falström. Gy moet met my vlugten. sitah. Aanflonds \ maar hoe is dit mogelyk? falström. Kent gy köordladders ? sitah. Ik heb 'er nog geen gezien. falström. Verberg fchielyk dit papier:'er is een koordladderin. sitah, het pafier hy' zichftckendc. En deze ?;. falström. De haaken aan dezen ladder Haat gy vast in hetvengfter, de ladder hangt naar beneden. Gy hebt niets te vrezen, en klimt maar gerust af, terwyl ik met den basfa fpreek. Beneden in den tuin onder de roode fchutting is myn rydknecht; hy heeft Zweedfche klederen voor u: trek die aan, en ryd fchielyk met hem raar Warnitza. Buiten de flad wacht u de fekretans Ehrenpreis: by hem zyt gy- zéker. Wxes omtrent my onbezorgd : ik volg u dadelyk. • * sitah, angftig. Ta... maar... falström. Het kan niet anders: zó moet het gaan, of wy zien elkander nooit weder. E 4 SI*  f2 KAREL de TWAALFDE, sitah , Sidderende. Ja... ik wil afklimmen... ik wil. falström, Wees maar gerust. s i t a Hi Ach! Gustaaf! hoe klopt my het hart! falström. Haast zal het aan het myne kloppen, en niets zal ons dan weder fcheiden. sitah. ó! Dan zullen wy gelukkig zyn ! fai.strö m. Stil, men komt. (Zv gaan van elkander.) TIENDE T 0 0 NE E L. falström, sitah,de bassa,laserre, w a c h t e n. de bassa, VV ees welkom in myn huis! falström, Geluk en heil zy u, eerwaardige basfa der verheven Porte!.. Myn meester, de koning... de bassa. Allah geleide zyne fchreden, en beltiere zyn' zin! falström. -...Zendt u door my dit gcfchrift. li  KRTGSSPEL. 7$ de bassa neemt den brief eerbiedig aan. Allah zy met 'den koning !.. Vrind! gy hebt de gehoorzaal gemist; met opzet of niet, het is my onaangenaam. falström, Verfchoon het verlangen van een' minnaar. Ik wilde myne Sitah fpreken. de bassa. Haar broeder wil het niet hebben, sitah. Myn hart behoort myn' Gustaaf. de bassa. Als de broeder fpreekt zwygt en gehoorzaamt de zuster. sitah. Ik ben geen ilavin. de bassa. Maar eene vrouw. laserre, En de ontheiliging van dezen harem ?., de bassa. Kan my niet onvcrfchillig zyn. falström. Ik zal my daarnaar richten. laserre. De ftoutheid des konings fteekt zyne dienaars aan, falström. Dan moogt gy blyde zyn dat gy niet in zyn' dienst gekomen zyt.  T4 KAUEL de TWAALFDE, LASERRE, trotsch. Ik ben een dienaar der verheven Pone. FALSTRÖM, Ten koste van uw geloof. Voor zulk een handgeld dient geen Zweed. laserre. Allah bekere u! FALSTRÖM. Huigchelaar! L A SERRE. Geen beledigingen, of... FALSTRÖM. Geen bedreigingen: wy vrezen die niet. LASERRE. Uwe ontydige trotschheid is bekend: men zal die weten te vernederen. FALSTRÖ M. Verachtelyke renegaat! waarlyk niet. LASERRE. Deze fioutheid in tegenwoordigheid van den basfa!.. FALSTRÖM. Om het even waar wy flaan. Wat ik u thans gezegd heb zou ik u overal zeggen; in de moskee en in den tempel, voor ieders aangezicht. Ik herroep geen woord. DE BASSA. Befcheidenheid vorder ik van u in myne tegenwoordigheid, ("nze groote profeet heeft het hart van dezen jnan veriicht , en wees hem de rechten' weg. F AL-  " K R r G S S P E L. 75 FALSTRÖM. En honger en wraakzucht voerden hem tot u. LASERRE. Vermetele! DE BASSA. Hy is een van de onzen, en gy houdt op hem te beledigen Wat voor het overige den flap betreft dien gy-gedaan hebt, gy zult zelf wel weten welke ftraf daartoe ftaat. FALSTRÖM. Ik ben een afgezant des konings. DE BASSA. Dit fchryven behoedt u. Verwacht my in de gehoorzaal. Maar in vertrouwen gezegd, zonder verlies van uw leven betreedt gy deze zaal niet weder. Ik zal den brief des konings lezen , en u antwoord geven. SITAH. Heer! myn lot!.. DE BASSA. Uw broeder zal u aan den chan.overleveren. SITAH. Aan den chan ? DE BASSA. I Dit is zyn wil. SITAH. Dit gedoog ik niet. DE BASSA. Hoe!... F AL*  ?6 KARELde TWAALFDE, falström wenkt haar zich niet te verraden. * Sitah! de koning en de chan zyn vrinden: nóg kun. nen wy hopen. de bassa, ernfiig. In de gehoorzaal zal ik u vinden. falström. Zo als gy beveelt. — Vaar wel, Sitah ! s i t a b. Allah zy met u! de bassa. Geen vertoeven; de nacht breekt aan. In de gehoorzaal. .. sitah. Vaar wel! Vergeet my niet, en reken op myne onveranderlyke trouw. (Zy wil gaan.) ELFDE T 0 0 N E E L. de vorigen, askow. askow. G rootmagüge basfa '■ ik... Wat zie ik ? de bassa. Wees gerust; 'er is niets voorgevallen dat u meer dan my beledigen kon. Gy kent immers de ftoutheid onzer Zweedfche gasten. a s k o w. e Hier, in deze zaal een ongelovige ? Allah.' welk eene vermetelheid!.. En de basfa... de  KRTGSSPEL. 77 de bassa. Bevindt zich met de Zweeden in dezelfde verlegenheid waarin zyn meester de groote heer zich bevindt. Zy gaan niet van de plaats. askow. Dan jage men hen 'er van daan. falström. Niet zo fchielyk als gy denkt. Hier, in tegenwoordigheid van den edelen basfa, bid ik u nogmaals om de. hand uwer zuster , die my bemint. askow. En hier zeg ik u nogmaals dat gy haar niet krygen zult en niet krygen kunt. Ik ben een Myrfa, en wat ik zeg'daarby blyft het. sitah. Broeder! hoe dikwyls hebt gy tegen my gezegd : „Zuster! ik bemin u : ik wil beter omtrent u handelen dan men anders by ons omtrent de meisjes handelt; ik > wil u niet verkopen." a s k o w. Gy hebt u myne belofte onwaardig gemaakt. sit ah. Door liefde ! askow. Tot een' ongelovigen. falström. Wat heeft myn geloof met myne liefde gemeen ? AS.  78 KAREL de TWAALFDE, A s k o w. U Christenen ontbreekt h-t nooit ar.n woorden die wy niet beantwoorden kunnen. laserre. Of veeleer die gy niet beantwoorden wilt, omdatgy ze niet behoeft te beantwoorden. Ik, die zo gelukkig zyn zal my voortaan geheel eén der uwen te noemen , ik, een geboren Christen, en nu,door de genade vaii den grooten profeet, een verlichte gelovige, ben nu... falström. Een volkomen huigcheiaar! de bassa. Geen woorden meer. sitah. Broeder! gy wilt my verkopen? falström. Bepaal een' prys voor haar: ik geef u wat gy eischt. askow. Welk eene ongehoorde ftoutheid! Gy wilt u vermeten eene rechtgelovige te kopen ? falström. Waarom niet? A s k o w. Dit is ongehoord ! de bassa. Christen! laat my niet vergeten wie u gezonden heeft. falström. Als gy dit vergeten kost... de  KRTGSSPEL. 79 de bassa, toornig. Nu ? falström. Dan zou het u berouwen. de bassa. Berouwen ? laserre. Welk eene ltoutheid! s i t a k. Broeder! Ik bid u, wees menfchelyk ! a s k o w. Voort, in uw kamer! sitah. Verkoop my niet! askow. Ja, ik zweer het by myn' baard, by de gebeenten myns vaders! ik wil en zil u verkopen. sitah. Allah! red my. (Zy gaat in haar kamer.") TWAALFDE T O O N E E L. de bassa, falström, askow, laserre. falström. •Askow! de traanen van dit onfchuldig meisje zn'len op uw doodbed met eene ondraaglyke zwaarte op uw hart wegen, Ga, ongevoelige! en noem u geen mensch; want dit zyt gy niet. Dl  8o KAREL de TWAALFDE, de bassa. Ga, en terg myne gramfchap niet! falstr 8 m. Mag men by u de waarheid niet ongeftraft zeggen ? de bassa Ik duld geen ftoutheden. falstr m, Op Laferre uyzende. Verwyder . dan dezen fchandvlek van u , of laat ik hem een paar woorden in het oor zeggen, die .. de bassa. Ongehoord!.. Weet gy met wien gy hier fpreekt? falström. Met den basfa van Bender, die een mensch is, en dien ik ongaarne in het gezelfchap van. .. (Op Askow wy. zende.) een' onmensch en... (Op Lafetrewyzende.) een' verworpenen zie. Laserre. Heer!.. ASKOW. Hoe!.. de bassa. Geen woord meer! of by myn hoofd ! gy zult voélen wat gy gezegd'hebt. falström. Altoos maar de waarheid; dat voel ik, daarvan ben ik overtuigd .. In zulk een gezelfchap, als dit, kon men u waarachtig zelv' wel miskennen. DE BASSA. Wat zegt gy ? F AL-  K R r G S S P E L. 8t f a l s t r "> m. Wat ik niet fchroom te herhalen. ;d e bassa, Wachten! falström. Hoe! de bassa. Gy geeft aanfloncls uwe wapenen af. Uw koning zal beflisfchen. falström. Ja, hy zal beflisfchen of ik de waarheid zeggen mag 'of niet. Wilt gy , kunt gy verantwoorden wat gy thans waagt te doen? de b as ° a. Wat ik waag? Vergeet gy wat gy gewa?gd,hebt?* falström. De waarheid is geen waagfhik. " * de bassa. Geef uwe wapens af!.. Uw koning zal vernemén hoe gy u gedragen hebt. falström;' Dan zal hy vernemen dat ik my als een man van eer en geweten gedragen heb. Weet gy niet dat het my ligt valt den dood tetrotferen? Ik heb nooit gevreesd ; doch wat my thans noopt te doen het geen ik anders niet doen zou, zult gy tydig genoeg gewaar worden. (Hy geeft zyn" liegen en piftoolen aan de wachten.") Zie , hier fta'ik, ongewapend, en toch herhaal ik nogmaals: F Mn  82 KAREL de TWAALFDE, Askow is een onmensen, deze afvallige is een las ge ffchnrk, en dat zich de basfa in hun gezelfchap bevindt doet my leed. (Hy vertrekt, de wachten volgen hem.) DERTIENDE T O O N E E L. de bassa, askow, laserre. . a s k ow. En gy blyft bedaard? de bass.«. Hy is een afgezant des konings; en... kent gy de'zen koning ? laserre. Maar de vermetelheid en Schaamteloosheid van dezen mensch, die zich verkoutte... de bassa, met nadruk. Hy beweert waarheden gezegd te hebben. (Hy ver/rekt.) l a s e p. r e. Wat zeide de basfa ? a s k o w. Hy fprak van waarheden: my treffen zy niet. (Hy vertrekt.') VEERTIENDE T O O N E E L. laserre. M aar mv?.. Nu, ja; zy mogen geloven wat zy willen. Hy en de basfa zyn immers maar domkoppen te-  KRTGSSPEL. 83 tegen my, waarmede ik ipeel zo als ik wil. (Hy gaat aan de kamerdeur van Sitah.) Zy heeft zich opgefloten.. Sitah!.. Sitah!.. 'Er beweegt zich niets in haar kamer. Zy zal wenende op haare fofa liggen... ó ! Verkocht zal zy worden... Goed, in Konftantinopolen geldt zy meer dan hier .. En wat zou des konings kop wel by den czaar gelden ?.. Zekerlyk laat hy het op het uiterfte aankomen. Het komt tot dadelykheden, daarvoor is zyne halftarrigheid myborg... Gèedj 'er wordt in het honderd gefchoten, en... de koning... Sitah... Falftröm .. Een klaverblad... zeer ongelylc; maar... Laferre! overleg. (Hy werpt zich op eene fofa.) Einde des derden bedryfs.- F 2 VIER-  64 KAREL de TWAALFDE, VIERDE BEDRYF. De zaal in de woning van den koning. EERSTE T O O N E E L. poniatowsky komt fchielyk dooi- de midden' deur binnen , en gaat naar eene andere , waaruit falström hem tegenkomt. poniatowsky. Ei, ei! zelfs in Bender overnacht? De koning heeft reeds driemaalen naar u gevraagd. QHy vervolgt zynen weg.) falström. Wie zegt my waar zy is ? .. ó Met welk een onge. duld!. Nu , fpoedig naar den koning. (Hy gaat naar de kamer van den koning.) TWEEDE T 0 0 N E E L. falström; ehrenpreis komt uit des kc nings kamer. ehrenpreis. Falftröm! falström. Sitah?.. ehrenpreis. Is in zekerheid. ; i t al.  KRTGSSPEL. «0 falström. ïs zy?., ehrenpreis. Stil, de koning volgt my op den voet. (Hy vertrekt.) DERDE T 0 0 N E E L. falström, karel. karel. Nu , zyt gy daar ? falström. Deze brief zal uwe majefteit zeggen waarom ik deze nacht in Bender blyven moest. karel. Móest? (Hy leest den brief.) Dolle ftreeken! (Het hoofd fchuddende.) Ja , ja, gy zyt ook een Zweed. (Voortlezende.) Ei, ei! de basfa op weg naar my! falström. Hy volgde my: op het oogenblik moet hy hier zyn. karel. • Zo. (In den brief ziende.) Waarlyk de laatfte onderhandeling? Nu, ik heb geen haast; ik ga niet. falström. Sire! nog heb ik... karel, zonder hem te horen. Ik wil eens zien. (Moedig en glimlagchende.) Ik ga niet, zo waar ik koning ben! F 3 f a L"  85 KAREL de TWAALFDE, 'fals t r ö Ü. Sire! indien ik het wagen dorst... karel, met den vinger dreigende. Gy hebt veel gewaagd! falström. Sire! ik bid flechts... karel.' U heeft de basfa reeds het hoofd warm gemaakt; thans komt de beurt aan my.. Hebt gy den basfa gevreesd? falström. Ey God! niet. karel lagcht. Nu, dan moet ik hem ook niet vrezen. VIERDE T O O N E E L. karel, falström, e h rje N V r e ï ?. ehrenpreis. e basfa van Beuder... - k a r e l. Heeft zich reeds doen aanmelden. Komt hy?.. Hier zal hy my verwachten... Falftröm! nog een paar woorden in vertrouwen. (Hy vertrekt met Falftröm.') V T F-  KR T G S S P E L. 87 V T F D E T O O N E E L, ehrenpreis, poniatowsky, daldorf. ■ .daldorf. Dat zal een treffend gehoor wezen ! De basfa zal ons mctzagte woorden zeggen dat hy bevel gekregen heeft om ons beleefd het huis uit'te werpen. poniatowsky. En de koning zal antwoorden? . ; daldorf. Daarop laat ik het aankomen. poniatowsky. Dat is vooruit te zien. De basfa had den weg wel ^ kunnen fparen. (Men hoort voor het huis eene marsch ' van janitfaarenthuziekT) ZESDE TOO NEE L. ehrenpreis , poniatowsky, daldorf, sparre, tschammer; muller geleidt den bassa binnen, gevolgd door laserre, den aga der] anit sa arenjanitsaarf.n officieren. (Verwelkomingskomplimenten tot de muziek ophoudt.) een KAMZKKZvk opent de deur, karel treedt 'er uit , gevolgd door falströ m. de bassa. ; Grootmagtige koning! vrind der eer en des roems,en F 4 van  88 KAREL de TWAALFDE, van onze verheven Porte! Heer, Wiens ondernemingen Allah met geluk bekronen wille ! karel. Welkom, basfa! Gy komt ons voor de laatrtemaal de deur wyzen ? DE BASSA. i Ik kom om u de bevelen van myn' opperheer roede te delen. Ik en de chan hebben divan gehouden, en., KAR E l. Wat zegt men in Konflantinopolen? DE BASSA. Veroorloof my u alles te zeggen wat ik weet. KAREL. Nu, dan, basfa ! wy willen horen... (Hy leunt met de (ene hand op de tafel en met de andere op het gevest van zyii1 degen.) wat men ons voor het laatst te zeggen heeft. DE BASSA. " Laat het u behagen de aanfpraak van myn' allerdoorluchtigfren heer, wiens fchreden Allah zegenen wille f in den divan te Konflantinopolen te horen.' K A R E L. Wat zeide hy? DE BASSA „ Ik ken den koning van Zweden volflrekt niet dan door het ongeval by Pultawa , dat hem in myn gebied dreef Ik heb nooit geloofd, en geloof het ook nog niet, hem nodig te hebben. Ik heb ook in het geheel geen  KRTGSSPEL. «9 geen reden om hem te beminnen of te vrezen. Zonder eenige andere oorzaak dan de gastvryheid, die de Mufelmannen eigen is, en alt myne keizerlyke grootmoedigheid, heb ik hem en zyn uit omtrent zevenduizend man beftaand gevolg van Zweeden, Poolen en Kofakken opgenomen, en byna vierdehalf jaaren onderhouden Dadelyk na zyne aankomst zond ik hem uitmyne féhatkist viermaalhonderdduizend daalders, en myne feraskier van Bender heeft hem dagelyks vyfhonderd daalders tafelgeld, en zyne officieren de nodigefommen volgens hunnen rang betaald, andere uitgaven niet eens gerekend. Voor weinig weeken vordert hy van my, voor zyne terugreis naar Zweden, vyfmaalhonderdduizend daalders, ik gaf hem zesmaalhonderdduizend daalders, en eene talryke eskorte, benevens alle noodwendigheden tot de reis. Thans , daar alles gereed is , verklaart hy dat hy niet afreizen zal, voor hy opnieuw vyfmaalhonderdduizend daalders ontfangt. Nu vraag ik. handel ik onbillyk, wanneer ik hem tot den aftogt dwing ?" De gantfche divan antwoordde: „ Neen." De mufti heeft een fefta uitgevaardigd, en... KAREL. En ik vraag, wat wilt gy doen? DE BASSA. Wat wil de koning doen? KAREL, Ik wil niet eer afreizen, voor ik het geld bekomen heb dat ik nog vorder. F 5 de  90- KAREL de TWAALFDE, de bassa. Ik ben verloren ! Het kost my het hoofd dat ik, tégen het bevel myns meesters ,de eerfte gantfchefom van zesmaalhonderdduizend daalders reeds in ééns betaald heb. kare l. Wat zal men doen , als ik niet afreis.? de basis a. ■ r De groote heer gebiedt my en den chan geweld te gebruiken, en ik vrees voor ons beiden. k a r e l. Vrees niets voor my, en ik vrees niets voor n. Ik zal uw gedrag by den fultan weten te rechtvaardigen. de bassa. De fultan is niet gewoon misdagen te laten rechtvaardigen , maar te ftraf!én ; al had men ook flechts aanleiding tot klagten of vermoeden gegeven. De beste rechtvaardiging , groote koning! die gy my geven kunt, is uwe afreize te verhaasten ; en dit is het éénige watmy het leven redden kan, karel. Als ik de nog verlangde duizend buidels niet kryg , kan ik niet afreizen. Kryg ik het geld niet van de Porte, dan moet ik het by vreemde kooplieden opnemen , of ik moet het my uit myn land laten zenden. Wat • wilt gy doen ? de bassa. Wy moeten het bevel van onzen opperheer volgen,, en onze troepen laten aanrukken. k a-  KRTGSSPEL. ■ 9» KAREL. : ' Wat? Gelooft gy my te verfchrikken? Wil men my dwingen te doen wat ik niet wil?., Ik heb vastbefloteu geweld met geweld te keren. DE BASSA. Is het mogelyk? KAREL. Sparre! myn volk moet dadelyk onder de wapenen komen. (Sparre Vertrekt.) DE BASSA. Allah beware ons dat wy met onze vrinden zouden handgemeen worden ! K k R E L. Is het de wil niet der verheven Porte, van uw'meester en den vizier? DE BASSA. Ik en de chan hebben fcherpe bevelen ontfangen, om.. KAREL. Als gy rechtfehapen dienaars uwer meesters zyt,dan doet gy wat u bevolen is. DE BASSA. Groote koning! wilt gy uw leven, en dat der uwen?.. KAREL. Ik vrees geen bedreigingen, noch de gevolgen. DE BASSA. Gy wilt niet afreizen ? K A RE L. Ik ben nog niet vaardig, en reis niet voor ik het ben. Als menmy aanvalt zal ik my verweren. (Hy vertrekt.) DE  $2 KAREI de TWAALFDE, de bassa. Groote God ! wat zeide de koning ?,. Wat zal ik doen ? poniatowsky. Uw' pligt. de bas sa. God is myn getuige, ik kan niet anders handelen : hy wil het zo.,. Het zy ! (Hy vertrekt met Laferre, den aga en zyn gevolg.~) ZEVENDE T O O N E E L. poniatowsky, daldorf, tschammer, falström, muller, ehrenpreis, officieren. (Voor het huis eene aftogtmarsch van janilfaarenmuziek. Eenige flaan in gedachten, anderen gaan heen en weder. Falftröm fpreekt met Ehrenpreis, De muziek houdt op.) muller, tegen Poniatowsky, 3Nu, mynheer de generaal ? poniatowsky. Wat ik reeds lang gezegd heb. muller. Kunt gy onmogelykheden mogelyk maken ? daldorf. Waarlyk niet. TS CH AM-  KRTGSSPEL. n TSCHAMMER. Wy zyn verloren! MULLER. Onherstelbaar verloren! A G T S T E T 0 0 N E E L. DE VORIGEN, KAREL. KAREL. , "Vv^ie is verloren? Wytoch niet?.. De kanfelier kan' dat wel zeggen: myne officieren zullen niet eens daaraan denken. PONIATOWSKY. Neen, fire! gy hebt gefproken als een koning. KAREL. Zo zal ik altyd fpreken, al dreigden my alle basfa's Van de waereld. Wat kan ons hier gebeuren dat ons niet ook overal gebeuren kon? MULLER. Sire! de waarfchynlykheid... KAREL. Wy kennen flechts zekerheid, en deze is datwynieê toegeven, dat wy niet vrezen zullen. NEGENDE T O O N E E L. DE VORIGEN, SPARRE. KAREL. Nu, Sparre ï JPAE-  24 KAREL de TWAALFDE, sparre. Ons volk ffafit onder de wapenen* karel. Goed. sparre. . Te gelyk met den basfa trokken op zyn bevel de janitfaaren af, en de wachten wierden weggenomen. karel. Wy zullen ons zeiven bewaken. sparre. Ik heb hunne posten door ons volk laten bezetten. karel. Recht zo ! mulle r. Uwe majefteit heeft dus vast bedoten geweld met geweld te keren? k a r e l. Vast. (Glimlagcheudi'.) Zy wilden hebben dat wy zouden maken dat wy met de eerfte vorst voortkwamen , en hebben ons ten dien einde paarden gezonden. Alle negentien paarden die my van den fultan, den vizier en den chan tot hiertoe gefchonken zyn, brenge men voor het leger, en fchiete ze daar aanftonde dood ; dit beveel ik. muller. Sire !... karel. De Tartaaren ziilen hunne lieflingsfpyzc niet laten oiri-  KRTGSSPEL. 95 omkomen. (Tegen een' officier.) De paarden moeten doodgefchoten worden. (De officier buigt zich en vertrekt.) Ik begeer noch hunne vorst, noch hunne paarden. MULLER. • Maar fire ! . KARE L. Zyn de bevelen aan den basfa en den chan niet valsch, dan mogen zy hunn' pligt doen. MULLER. ■ De depêches van den grootvizier overtuigen .uwe majefteit dat het deri grooten heer ernst is zyne gasten kwyt te worden. KAREL. Dan mag hy zien hoe hy dit gedaan kryge. MULLER. Mag ik het wagen uwe ma jefteit om gehoor te bidden ? KAREL. Sedert wanneer fpreekt men zó met my? Ik wil alles aanhoren wat men my te zeggen heeft., Spreek. .MULLER. Ik vrees... KARE L. Ik vrees niets; ik heb nooit iets gevreesd. Alleszalgoed gaan. Spreek. MULLER. Ik bezweer uwe majefteit het overblyfzel van Pultawa, nevens uwe eigen geheiligde perfoon , niet uit eene Ir- kwa-*-  96" KAREL de TWAALFDE, kwalykgeplaatfte Standvastigheid op te offeren. Dit té doen is myn pligt* KAREL; Nu goed; verder. MULLER. Ieder is meester in zyn huis, en heeft.het recht en de magt in hetzelve te bevelen. Wy zyn gasten der Porte: zy heeft ons gehuisvest en gehoed; zy handelt ïfiet onbillyk jegens ons, wanneer zy , ons bezoek moede, ons gebiedt te gaan; ja, zy kan zelfs met het grootfterecht, als wy dit weigeren, ons dwingen te gaan. Wy zyn onbillyk en ondankbaar, als wy niet doen wat men van ons verlangt. Grypen wy de wapens tegen onze weldoeners, om tégen hunnen wil te blyveu, dan begaan wy zelfs eene misdaad. , KAREL. Meende gy dat ?.. Dit zegt myn kanfelier uit piigt. Wat zeggen myne officieren ? (Stilte.) De zaak is hier te vechten. (Stilte; Karei vervolgt, eenigzius misnoegd.) Daldorf! fpreek. n a L D o R.p. Wy zyn verpligt en bereid uwe majefteits bevelen te gehoorzamen; doch tevens wagen wy het uwe majesteit te bidden den roem der Zvvecdfche wapenen niet op het fpel te zetten. 'Er is in dit gevecht geen eer te behalen, noch een' gelukkigen uitflag te verwachten. karel* Niet? DAL-  K R TG S S ï' Ê t. $? d al d 0rf. Wy zullen ons tot den laatften droppel bloed verweren; wy zullen vechten zo als wy by Nerva gevochten hebben; maar wy zullen toch de nederlaag krygen. De tyd , het gebrek, dé overmagt onzer vyandeu zal ons Vernielen. Alles zal op ons aanvallen, en het zal voor den Zweedfchen naam een onüitwischbaare fchandvlek zyn, niet tegen onze vyanden, die wy altoos gewoon waren te beftryden te overwinnen, te vechten; maar bnze vrinden en weldoeners te vermoorden. karel. Zó fpreekt Daldorf ? .. Tfchammer!.. Sparre!. £ tschammer. Uwe majefteit!.. s p a r rê. Sire!.. karel'. Poniatowsky ! poniatowsky. Zo als uwe majefteit beveelt. karel., Daldorf! gy weet' te vechten ? daldorf rukt zyri" boezem opeii. Hier kan ik ieder', die daaraan twyfelen wil, de bewyzen tonen. Wat ik gezegd heb, heb ik uit overtuiging gezegd. .KARE l. Gy hebt tot hiertoe altoos als braave kaerel* gehanG tlcWj  08 KAREL de TWAALFDE, deld; thans fpreekt gy als bloodaarts. Gehoorzaamt: gy weet dat het uw pligt is, en zyt weder wat gy anders waart. (Stilte; Karei ziet ieder fckerp in de oogen.) Ieder ga naar zyn' post; zo waar ik koning ben! ik lagen met hunne fterkte. De basfa moge verantwoorden wat 'er gebeurt. Ik ga niet. Ieder op zyne plaats : de myne zult gy niet ledig vinden. (Hy wenkt hen te gaan.) Falftröm! TIENDE T 0 0 N E E L. karel, falström. falström, te rug komende. öire!.. karel. Gy zult dapper vechten ? falström. Wy allen zullen vechten gelyk het braave Zweeden betaamt. karel. Gy zyt kapitein. (Hy gaat keen.) falström. Deze gunst... uwe majesteit!.. karel komt te rug. Uw meisje?.. falström. Myne Sitah is in zekerheid. KAREL. Uj zekerheid? ; tAhi  KRTGSSPEL. 99 falström. Zy is onder Zweeden. karel. Onder Zweeden? falström. Zy is hier. • - karel. Hier?., hier, by ons? falström. Midden onder ons. Haare-vlugt... karel. Zal gevolgen hebben. falström. S Sire! .. karel. Men zal haar wedereifchen. FALSTRÖljf Wat de lieutenant buit maakt geeft de kapitein niet weder. karel klopt hem op den fchouder* Gy zyt een Zweed! falström. Uwe majefteitsbefcherming... karel. Ik moet thans my zeiven befchermen. falström. En zyne Zweeden ftaan om hem. Een ondoordringbaare muurj G 8 kjl*  loo KAREL de TWAALFDE, karel. Ik kruip niet achter mimren; aan uwe fpitfe zult gy my ook ditmaal, als altyd, zien. Zy zuilen ons gewis niet voortjagen. falström. Gewis niet! karel. Nu zoek ik u op uw' post. falström. Daar zal myn koning my vinden. karel. Daar zullen zy ons allen vinden. (Hy gaat heen.) falström. Sire!.. * karel. Wat wilt gy ? falström. Ik... karel. Nog meef?.. Schielyk; de tyd is kostbaar. Hy behoort ons voornemen, en wy moeten hem ieder minuut afkopen. falström. Slechts nog ééne minuut voor my en myne Sitah! karel. Hoe • fJalström. Slecht» nog] deze minuut. ia*  K R T G S S P E L. lol karel. Ik verfta u niet. falström. Ik heb het gewaagd, en... Sire !.. (Hy opent fchielyk de linker zydeur.") ELFDE T O O N E E L. karel, falström, sitah. falström. jVIyne Sitah ! sitah, voor Karei knielende, Groote koning! karel. Wat moet dit? falström knielt imgelyks. Uwe majefteit zal... karel. Sta op, kapitein! sitah wil den rand van zyn' rok kusfche». , Nu ook myn koning! karel weert haar met de hand aft. 6 Ja! sitah grypt en kuscht zyne hand. Myn koning en heer! karel. Het is my zeer lief dat gy hier zyt. Het zal alles goed gaan. (Hy gaat fchielyk heen, Falftröm en SiG 3 tah  102 KAREL de TWAALFDE, tah flaan op. Karei keert te n/»-.) Falftröm! .(Glimlagchende envertrouwelyk.) Zy kan byna my zei ven behagen.. Laat ze u maar niet weder ontnemen. (Hy v er trekt.) TWAALFDE T O O NE E L. falström, sitah. sitah. "Laat ze u maar niet weder ontnemen!" .. zegt de koning. falström. En dit zegt ook myn hart. Men zal myu zeker niet ontroven. Ondertusfchen verbergt gy u weder, tot onze zaak zéker is. sitah. Ach! dat wy reeds van hier waren!.. Ik vrees myn' broeder. falström. En gy rekent niet op de befcherming myner liefde? Op de befcherming myns konings ?.. Wie zou het wagen ons te fcheiden? .. Gy zyt de myne, voor eeuwig! „ sitah. Ach! myn Gustaaf!.. falström. Ik hoor gerucht: men komt. Verberg u. sitah. Ik ga; maar ik ben toch by u. DER-  KRYGSSPEL. 103 DERTIENDE T O O N E E L. falström,askow,laserre,palmberg. palmberg. Gaat maar binnen. (Hy vertrekt. Falftröm gaat vaar de kamer des konings.') askow houdt hem tegen. Wy moeten den koning fpreken. falström. Verwacht hem hier. (Hy wil gaan.) askow houdt hemwedertegen. In uwe tegenwoordigheid wil ik met den koning fpreken. Maar vooraf vraag ik u, waar is Sitah, myne zuster ? falström. Weet gy waar zy is ? askow. Neen; maar gy zult het weten. falström. Is zy hier? askow. Gy vraagt my dit?.. Gy weet het waar zy is: door uw' byftand ontvlugtte zy uit Bender. falström. Ik heb haar niet zien vlugten. askow, Maar gy wist dat zy vlugtte; en hier heeft zy by u C 4r  104 KAREL de TWAALFDE, een fchuilplaats gevonden: dit is zeker. Ik wil den koning fpreken : hy zal en kan niet onrechtvaardig handèlen. falström. Hoe komt het dat gy nog niet op uwe posten zyt? Ik vlieg naar den mynen. (In de kamer van den koning wordt gefcheld.) VEERTIENDE T O O N E E L. de vorigen, ehrenpreis. fa l s t r omgeeft Ehrenpreis een" beduidenden wenk. JJc koning heeft gefcheld. (Ehrenpreis gaat in de kamer van den koning.") laserre. Ik heb een' last van den basfa aan den koning. askow. Ik verlang den koning te fpreken. laserre, Myn last Iydt geen uitïrel. asko w. . Wat ik met den koning te fpreken heb vereischt fpoed. (Ehrenpreis komt te rug ) falström, half zagt. Mag men weten wat de koning bevolen heeft? ehrenpreis. Alle vreemden moeten dadelyk, als zy „iet goedwillig  KRYGSSPEL. to$ lig gaan willen, met geweld uit ons leger'verwyderd worden. LASERRE. Ik ben in naam van den basfa hier, en verlang fpoedig aangemeld te worden. EHRENPREIS. De koning zal aanftonds zelf hier zyn; thans is hy niet te fpreken. QHy vertrekt.) ASKOW. Ik blyf hier, en verwacht den koning. Geen mensch', geen bedreiging zal my wederhouden hem te zeggen wat ik hem te zeggen heb. LASERRE. Ik zal hem zeggen hoe men een' afgezant van deti basfa behandelt, en zal fatisfaclie vorderen. VTFTIENDE T O O N E E L. FALSTRÖM, LASERRE, ASKOW; SPARRE gaat in. de kamer des konings. FALSTRÖM. Na het geen voorgevallen is, geeft de koning weinig om den basfa en de fatisfaclie die zyne afgezanten vorderen mogen. De basfa heeft den koning vertoornd, en zyn afgezant zal hem niet bevredigen. ASKOW. Ik begeer recht en gerechtigheid , en behoef den G 5 toorn  io6 KAREL de TWAALFDE, toorn eens konings, niet eens den toorn myns chans te vrezen. Wilt gy uw ongeluk vóórkomen , geef my dan myne zuster weder; want by God en onzen grooten profeet! ik ga niet eer van hier voor ik myne zuster * medenemen kan. sparre komt te rug. Kapitein! gy moet by den koning komen. (Falftröm gaa-t in de kamer des konings. laserre. Ik ben een afgezant van den basfa aan den koning, en heb haast. sparre. Hy zal aanftonds te fpreken zyn. askow. Ik vorder gerechtigheid van den koning • sparre. Waarover? askow. Gerechtigheid tegen Falftröm, die myne zuster ontvoerd heeft. sparre. Weet gy dat zeker? Wy weten 'er hier niets van. falström komt te rug. De koning verlangt den' last van den basfa te weten. las e rre. Ik moet hem zeiven fpreken. falström opent de deur. Hier is hy. Z E S-  KRTGSSPEL. io? ZESTIENDE T O Q N E E L. de vorigen, karel. laserre. Geluk en beil den grootenkoning van Zweeden, wiens fchreden Allah geleiden wille ! karel. En onze vuisten daarby! Wat wil de basfa? laserre. Hy bidt uwe majefteit nogmaals, als een oprecht vrind, te bedenken... ekkel. Ik heb niets onbedacht gezegd. laserre. Hy bidt dat uwe majefteit hem en den chan niet in verlegenheid brengen zal. karel. Ik breng geen mensch in verlegenheid. lase rre. De bevelen der verheven Porte .. karel. Zyn bevelen voor hem; maar niet voor my. laserre. Zynpligt... karel. Moet hy vervullen; geen woorden meer: zy zys verloren. 1 - L A.  ïoS KAREL de TWAALFDE, las er re, Wanneer uwe majesteit afreizen wil, dan... karel. Dat wil ik niet. laserre. Zullen alle bedenkelyke onkosten der reize... karel. Hy moet geen onkosten maken. laserre. Uwe majefteit zal de vrindfchap van den basfa... karel, Weten te waarderen. laserre, De vrees, uwe majefteit... karel. Ik vrees niet. laserre. De basfa vreest... karel. Ons ? , • laserre. Voor uwe majefteits geheiligde perfoon. karel. Dat moet hy niet. laserre. Voor uwe majesteits d;crtr.r.r leven, karel. Dat moet myne vrees zyn, maar niet de zyne. Hy weet  KRTGSSPEL. »o? weet myn befluit; en als hy het vergeten heeft, herhaal hem dan hetzelve uit myn' naam. Ik ga niet!.. Gy "hebt afgedaan. (Hy wenkt hem te vertrekken.) askow; Groote koning! karel. Nog een afgezant ? askow. Myn ha^t zendt my tot u. karel. Uw hart? Nu, dat is toch geen basfa! askow. Myn vertrouwen opmwe rechtvaardigheid voert my hier. karel. Wat wilt gy? askow, op Falftröm wyzende. Deze officier heeft myne zuster ontvoerd. karel. Kapitein! is dit waar ? falström. Ik heb haar niet ontvoerd: zy is weggelopen. karel geeft hem een1 wenk. Is zy weg gelopen , dan is zy niet ontvoerd geworden. My wil men ontvoeren, en ik loop toch niet weg. (Falftröm haalt Sitah uit haare kamer.) ASKOW. ïk begeer jnync zuster weder, en dit kan ik vorderen. Z £-  ïio KA'REL de TWAALFDE, ZEVENTIENDE T O O N E E L. 4 de v origen, sitah. karel. jVteisje! wien wilt gy volgen ? uw' broeder, of uw' minnaar ? sitah, knielende. Myn koning en heer!.. \ kare l. Wien wilt gy volgen? sitah fpringt op en vliegt in de armen van Falftröm. Myn' Gustaaf! karel, tegen Askow. Gy hebt myne rechtvaardigheid ingeroepen. Sitah blyft waar zy is, in de armen van haaren minnaar. Wil zy met u gaan, men zal haar niet wederhouden; wil zy hier blyven , dan zal men haar niet dwingen met u te gaan. Is dit onrechtvaardig? a s k o w. Groote koning!.. karel. Op uwe posten! wat Haat gy hier? Gebiedt gy my te gaan, dan kan ik u ook wel gebieden te gaan. Is dit onrechtvaardig ? Dreigt gy my, ik dreig u weder. U dit onrechtvaardig ? Gy zult dingen beleven , waar-  KRTGSSPEL. m waaraan gy uw leven niet gedacht hebt. (Falftröm geleidt Sitah weder in haar kamer.) Uw chan en uw basfa zullen my niet wegjagen , als ik niet gaan wil. Ons overvalt gy niet , ons verjaagt gy niet; maar , gy zult ons leren kennen, als gy ons nog niet kent. Gaat, ik ga niet. (Hy ziet hen aan en blyft ft aan. Zy vertrekken.) Einde des vierden iedryfs-. V Y F-  na K A|R E L d e TWAALFDE, VYFDE BEDRYF. Het leger der Turken en Tart aar en ; in den achtergrond een veldpost van janitfaaren. Achter het tooneeleene niarsch van jauitfaarenmuziek. EERSTE TOONEEL. laserre, askow. laserre komt in gedachten op het tooneel, en gaat op den voorgrond heen en weder. De muziek houdt op. Een labyrïnth , aan wiens ingang ik'wel eene Sitah , maar geen Ariadne vind! (Askow komt.) Is de basfa aangekomen. askow. Zo even. laserre. Hoe zyt gy te moede? askow. Niet zo als ik zyn zal, wanneer ik zeker iemant den kop gekloofd heb. Maar ik wed, zo verre zal het niet komen. De koning trekt eindelyk toch af, als hy ziet dat het ernst wordt; en om een meisje zullen- de Chan noch de basfa een zuur gezicht zetten; als de koning flechts gaat. laserre. Hy gaat niet; wy worden handgemeen. ASKOW. Dat geve Allah! la-  K R r G S S P E, Li, 113 laserre. Falftröm valt... en Sitah is de myne? askow. Als gy haar bnit maken kunt, ja! Ik heb ze u beloofd, en gy betaalt my een' halven buidel vóórhaar. laserre. Zy is de myne! Maar Askow! 'er is nog wel meet dan een' halven buidel te verdienen. asko w* Waar? la serre. In Warnitza. askow. Gy meent des konings fchatten ? laserre. Den fchat die hem het duurfte te ftaan komt. asko w. Ik verfta u niet. laserre trekt hem op zyde. Willen wy delen ? askow. By myn' baard!.. Maar wat willen wy dan delen ? laserre. Wat wy daarvoor krygen. askow. Waarvoor? l AS èrre. Gy weet wat de basfa heeft laten bekendmaken. Ié« der janitfaar, die zich by de gevangen neming des konings H zo  H4 KAREL de TWAALFDE, zo handig gedraagt , dat hy hem flechts na genoeg komt om hem aan den rok te kunnen raken, krygt ter beloning agt dukaaten ; zy , die hem werkelyk gevangennemen , krygen ieder twintig dukaaten. askow. Willen wy dit geld verdienen ? laserre. Deze kleinigheid! askow. Weet gy meer te krygen? t LASERRE. Dat verftaat zich. De groote heer heeft bevolen den koning levendig of dood te leveren. askow. ' Nu? laserre. De groote heer is een vrek. Wat meent gy wel dat de czaar voor het hoofd van zyn' doodvyand betalen zou ? asko w. Misfehien honderd buidels. laserre. Duizend ! asko w. Heilige profeet! laserre. Deze duizend buidels... Willen wy Ze verdienen? askow. Een fchoon geld! LA-  K li T G S S P E L. 115 LAS E R R E. Willen wy het verdienen ? ASKO w. Als wy kunnen. LASERRE. Met ons beiden.? ASKOW. 'Er (taan Zweeden om hem héén. LASERRE. Gy zoudt geen iets doen , naar ik merk. ASKOW. Hoe! twyfelt gy aan myn' moed? LASERRE. Tegen de Zweeden, ja. ASKO w. Gy bedriegt ai , LASERRE; Dat moet ik eerst zien. ASKOW. Ik zal u bewyzen geven. Gy zult zeggen: De myrfa Askow weet den label te voeren. Gy meent dus des konings hoofd? LASERRE. Des konings hoofd is een kapitaal voor ons, een fchat, dien wy zo ligt niet zullen wedervinden, alswy thans de 'gelegenheid niet waarnemen. ASKOW. Dierhalven ik en gy? .. LASERRE. Wy dringen naar den koning , wy flaan man voor man, en... H 2 At'  hó KAREL de TWAALFDE, askow. Laten ons in brokken hakken?.. Neen, ik vergrypt my niet aan den koning: zyn perfoon is heilig laserre. Maar hy zal u den kop kloven, als hy u aantreft. asko w. Ik zoek hem niet op. Met Falftröm heb ik te doen, maar niet met den koning. laserre, [pottende. Toch niet omdat hy zo rechtvaardig jegens u was? askow. By Allah !hy was onrechtvaardig; hy heeft my verachtelyk behandeld. laserre. Zeer verachtelyk! askow. Ily fpotte met myn recht. laserre. En gebood u te gaan. asko w. U ook. laserre. Dit betrof den basfa, wiens afgezant ik was; en wat van deze verachtclyke behandeling voor myn aandeel gekomen is, wil ik door dezen fabel met koninglyk bloed van my afwasfchen. askow. By Allah! ik ook. ■. maar hy is koning: Allah heeft hem een' fcepter gegeven , en zyn perfoon is heilig. Ik vermoord hem niet, ik vermoord hem niet om duizend buidels. LA"  KRTGSSPEL. 117 LAS ER RE. Gy vreest hem? ASKO W. Gy niet?.. Zegt gy neen, dan liegt gy. Zyn oog... (Op zyne borst vyzende.) Hier draagt hy geen gouden ftar; maar zyn oog fqhiet ftralen Hy is tot koninggeboren. Ik vermoord hem niet (Hy vertrekt.) TWEEDE T 0 0 N E E L. LASERRE. De elendige domkop verfcheurt zonder bedenking de banden desbloeds, die de natuur geheiligd heeft, en verkoopt zyne zuster, zondermedelyden te gevoelen; doch maakt*'er een gewetenswerk van een'vreemden mensch , dien men koning noemt, den kop te kloven. Het is de vrees die hem zo huiverig maakt. Des konings blik alleen zou hem ter aarde werpen; en my? .. Waarachtig • ik weet niet of het my niet even eens gaan zal. Zyn blik is vreeslyk, en dringt door merg en beenderen. .. en als hy nu met den blooten degen als met eene blikfemftraal in de hand tegen over zyne vyanden ftaat... Laferre! Laferre ! ik vrees gy zult het niet wagen hein te naderen; beken het maar, gy hebt den moed niet hem te naderen. Askow zou ten kosten van zyn' kop een held zyn, en gy wilde zyne verdienfte met heul delen. ' 1^ H 3 o E n  ï 18 K A Tl E L de T W AALFDE, DERDE T O O N E E L. laserre, asko w. laserre. I , Nu, Askow! hebt gy u nader bedacht? a s k o w. Verdien gy de duizend buidels alleen; ik maak daar* op geen aanfpraak. laserre. Gy hebt onmogelyk nagedacht. Duizend buidels! asko w. Hebt gy ze al ? Gefteld het valt den czaar in te zeggen : „ De koning was wel myn doodvyand ; maar hy was een koning,en zyn perfoon is heilig. Hy^die het waagde de hand aan hem te flaan, is een booswigt: worgt hem!" Hoe dan? laserre. Wy zyn geen moordenaars; wy zyn foldaateu, en de koning valt in het gevecht. asko w. Ik twist daarover niet met den czaar. Ik fla geen hand aan oen koning; verdien dit gektalleen :ik wil's nachts "gerust flapen, en myn geweten niet tot myn' beul maken. laserre. Gy hebt een zeer naauwgezet geweten! asko w. Het is het geweten van ebn' eerlyk' man; ik wil bet behouden,. en verruil het niet tegen het uwe. l A-  KRTGSSPEL. n? laserre. Gy wordt beledigend. asko w» Ik zeg u maar wat ik deuk. Doch myn geweten laat zich niet beledigen; wilt gy hét uwe zelf beledigen, ik heb 'er niets tegen. Vechten zult gyray zeker zien; (taan zal ik, gelyk een man flaan moet; maar ik genaak den koning niet. Dit is alles wat ik u zeggen kan, en de mening van myn hart. laserre. Zo is het dan alleen voor my bewaard dit groote werk te volvoeren, en ik hoop het te volvoeren. Myn naam zal beroemd worden; het gerucht myner daad zal de waereld doorfuellen , en met dezelve voortduren. asko w. Myn naam worde uitgewischt in myne hut, en myn geweten verwyt my niets, als [myn laatfte uur daar is. Myn naarri blyve myne kinderen heilig; en myn geweten, goed en rein, zy myn firman als ik den doodsengel nader, om aan zyne hand in het Taradys te gaa». God beware den koning! (Hy wil gaan.) VIERDE T O O N E E L. laserre, askow, de bassa, deaga, de bassa, met den aga in gefprek. Eene koenheid, waar aan ik den koning herken. Vrinden! hoort wat my zo even bericht wordt Toen de H 4 i . ko-  120 KAREL de TWAALFDE, koning nog als vrind by ons was bood ik hem het fchoonfte huis in Bender tot zyne woning aan;!iy weigerde dit aanbod, en kwam niet in de ftad; thans,nu wy vyanden zyn, en ik juist voornemens ben hem als zodanig te behandelen, thans rydt hy, flechts door één' oiHcieren een paar lyfwachten verzeld, midden door Bender. asko w. Hoe koninglyk koen! laserre. Hoe vermetel 1 de bassa. Ik vrees dat onze aanval ons meufchen genoeg kosten zal... ó Dat de koning toch zonder gewelddadigheid gaan wilde! Myn halve vermogen wilde ik 'er om geven ; maar hy gaat niet: hy heeft vast beflotcn te vechten. asko w. Allah befcherme hem! de bassa, tegen den Aga. Wie komt daar ? asko w. Een Zweed. de bassa. Het antwoord op myn' laatflcn brief aatt den koning; dit antwoord bèflischt: is het onvoldoende, dan laat, ik aanftonds den aanval blazen. Ik kan en mag niet anders , ik handel volgens pligt en geweten. laserre, tegen Askow, Kent gy hem? a 5-  KRTGSSPEL. I2ï askow. Het is Falftröm. l a se rre. Wees bedaard, als gy kunt. asko w. Ik kan niet bedaard zyn. V T F D E T O O N E E l. de vorigen, falström. falström. H eer Basfa !.. de bassa. Allah zy met u! Zyt gy een bode der vrede, zo. fpreek ; zyt gy het niet, verlaat my dan aanftonds weder. falström wil gaan. God zy met u ! de bassa. Is het mogelyk !.. Wil de koning het op het uiterfte laten aankomen? Spreek. falström. Dat wil hy. de bassa. Dappere Zweed! wat denkt gy daarvan? falström. Wat myn koning daarvan denkt. de bassa. Uw koning heeft dierhalven vast befloten?.. falström. Te vechten. H 5 DE  122 KAREL d s TWAALFDE, de bassa. En te overwinnen ? falstr ö m. Wie fpeelt zonder hoop op winst ? Wie trekt het zwaard zonder hoop van te overwinnen '? de bassa. Maar de onmogelykheid... f a l s t r ö m. Onmogelykheden kent de koning niet. de bassa. Zo is dan alles vergeefsch ? f a l s t r ö m. Alles. de bassa. Ik weet wat den koning door de zynen toegefproken is ; de eer zyner wapenen niet op het fpel te zetten. En dit alles heeft niets gebaat ? falström. Het heeft hem integendeel in zyn befluit verfterkt. Dl; bassa. Allah is, myn getuige! ik heb alles, ik heb meer gedaan dan ik moest. Nu is het lot geworpen. Ik laat den aanval blazen. falström. De koning laat u verzoeken de vrouwen in ons leger te verfchonen. de bassa. Het zal gefchieden. asko w.  KR TG S. SPEL. isj asko w. Dus ook uwe Sitah ? f als tr ö.m. Dok deze. a s k ow. Vermeteler... En gy waagt, het my... (Tly grypS naar den fabel.) f a l s t r óm trekt den degen. .Willen wy het gevecht openen? Hier ben ik. de bas sa. In myne tegenwoordigheid ? falström [leekt den degen in defchede. Vergeef my ... de bassa. Styf kop ! als uw koning. asko w. G.y weet hoezeer ik beledigd ben: gy kunt my den kampftryd niet verbieden, en hy mag hem my niet weigeren. de b a s s a. Zodra het gevecht begint zult gy beiden elkander weten te vinden ; thans is het daartoe geeii tyd. — Meld uwen koning myn befluit: ik bezweer u deszelfs waarheid by myn' baard, by myn hoofd en by myne waardigheid, die my de verheven Porte verleend heeft!..Allah geleide u! falström. God met u! asko w. Basfa! ik kan hem niet laten gaan. de  ,24 KAREL de TWAALFDE, de bassa. Ik beveel het u. falström. Gy zult my zéker vinden. (Tegen Laferre) Zult gy u ook laten vinden ? laserre. Dat zult gy gewaar worden. f a l s t röm. Bezwaarlyk. Man tegen man, oog in oog, gelden listen noch ftreeken; waar het zwaard beflischt baten geen fchoone woorden noch doortraptheid. Askow zal zich laten vinden; maar gy zult op het hoogst in een boschje kruipen, en met een' fnaphaan uw* man zoeken te treffen. Ben ik het op wien gy doelt, dan ben ik misfehien hier de éénige, die door de hand van een' laaghartigen fterft; doch dan draag ik zelfs myn'vyand Askow op om my te wreken, en ik ben overtuigd hy zal my wreken. (lly vertrekt. De basfa ziet Laferre vragende aan en vertrekt insge/yis met den Aga.~) ZESDE T O 0 N E E L. laserre, askow. laserre. En gy ?... askow. Het is waar , hy is myn vyand, en ik zal hem zo zeker opzoeken als ik hem vinden zal; maar ik zal doen  KRTGSSPEL. 125 doen wat hy gezegd heeft, als gy hem verraderlyk wik vermoorden. laserre. Zyt gy dal? asko w. Neen; maar eerlyk. laserre. Weet gy wat gy zegt ? askow. Ik 'weet het Valt gy hem verraderlyk aan , dan weet gy wat ik doen zal. Wilt gy verraderlyk op den koning loeren, dan zal ik hetzelfde doen. Toon hen oog en zwaard, Wilt gy dit niet, kom dan niet voor myn gezicht. Eerlykheid en rechtfchapenheid moeten jegens vrind en vyand gelden. Zo denk ik. ZEVENDE T O O N E E L. laserre, askow, de bassa. de bassa. Askow! laat uw volk aanrukken. askow. Aanftonds. Gy zult getuige zyn hoe dapper wy, zelfs tegen Zweeden, vechten zullen. In het vuur , door het vuur, onder het oog, en op het lyf! (Hy vertrekt.) de bassa, tegen Laferre. Zonder trouwloosheid! la-  126 KAREL be TWAALFDE; laserre. Heer!.. de bassa. Geen verradery! , laserre. Gy miskent my. de bassa. Dat zou my lief zyn. laserre. Onder uwe oogen wil ik vechten, en u bewyzen.. de bassa. . t Bewys my dat de Zweed gelogen heeft (Hy gaat hccn.~) l a s e r r e. Ik zal u, zotten ! bewyzen wat u bewezen moet worden... Laferre! hebt gy moed? Hadt gy ooit moed?.. Bah ! fat de ï'esprit , en iagch met hunnen moed... Marchons! ■ A G T S T E T O O N E E L. (Eene zaal in het kuis van den koning.) ehrenpreis, t s c ha rjmer. ehrenpreis komt uit de kamer van den koning; Nu, heer overfte ? t s c ii a ji m e r. Zy rukken aan. (Hy gaat in de kamer van den koning.) e ii r e n p re is. Zy rukken werkelyk aan? (Eenige fchooten van verve.) Zy beginnen het te menen. (Hy gaat heen. Tchammer komt te rug.) NE.  KRTGSSPEL. 127 NEGENDE T O O N E E L. tschammer, sparre, daldorf. sparre. -Zy vuren op onze posten. (JJy gaat in de kamer van den koning.') t s c ii a m m e r. Komt maar! komt maar! daldorf komt binnen. Het breekt los... 'Er zyn van de onzen gevallen, t 3 c h a m m e r. Satansch !.. daldorf. Wy moeten naar buiten , en 'er onder fchieten: anders komen zy hier binnen, en verliezen het ontzag, (By gaat in de kamer van den koning.) ' tschammer. Ja, ja; de generaal heeft gelyk: zy mogen'er niet in; maar wy moeten 'er uit, om hen te verwelkomen. (Hy vertrekt. Sparre komt uit de, kamer van den koning, en vertrekt door de middendeur.) TIENDE T O O N E E L. karel, daldorf. daldorf. *Zo als ik gezegd heb, uwe majefteit! het is zo. karel. Zeer goed. De ruiters mogen uitvallen. (Daldorf vertrekt. Karei gaat voor het veng/Ier, en ziet naar buiten.) ELF-  iaS KAREL de TWAALFDE, ELFDE T O O N E E L. karel, ehrenpreis komt, en blyft in den f achtergrond flaan. karel, omziende. Ehrenpreis! ehrenpreis. Sire! karel. Is die daar niet Klinkowftröm? ehren prei s. Hy is het. karel. Braaf! (De trommels worden geroerd.) Wy willed den basfa een' warmen dag maken. ehrenpreis. Voorzeker. karel. Waar wilt gy blyven ? ehrenpreis. Altoos aan uwe majelteits zyde. karel. Gy meent toch niet, fekretaris! dat ik myn testament zal maken ? ehrenpreis. Ik zal ook weten te vechten. karel. Braaf, Ehrenpreis! gy zult kapitein wezen. ..Wat is dat aan de linkerzyde?.. Nu zal het tyd zyn my te vertonen. (Hy gaat van het vengfler.) ■ TJVAALF-  KRTGSSPEL. 119 TIVAALFDE T O O N E E L. karel , ehrenpreis , sparre. Ssparre. ire! karel. Wat is het ? sparee, Daldorf is op den rechtervleugel aangevallen. karel. Goed; daarheen wil ik ook. sparre. Maar de linkervleugel der janitfaaren heeft den flag. boom overweldigd en de fchans beuegen. karel. Zy zyn 'er in?.. Zy moeten 'er weder uit. Volgtrrty, wie nog een vonk moed in het lyf heeft! (Hy trekt den degen.) Zy moeten 'er uit!.. Zy zullen weten met wien zy vechten! Karei en de overwinning! De overwinning en Karei! (Hy fneltheen, gevolgd van Sparre cn Ehrenpreis. Het gerucht van trommels ,fchietèn, enz. duurt aanhoudend voort.) DERTIENDE T O O N E E L. tt sitah. ó tloe fchrikkelyk!.. Dit gedruis!.. Myn angst!.. Ach , Falftröm ! waar zyt gy.. Vechtende ftaat hy thans aan het hoofd zyner foldaaten , en ik ben niet by hem!.. ik zie hem niet ftryden.. ik kan zyn' moed niet bewonderen !.. Maar wat belet my dit ? .. Ja, ik wil naar buiten... in het vuur... Ik wil hem opzoeken dien ik I be-  130 KAREL de TWAALFDE, bemin.. aan zyne zyde met hem overwinnen of nerven! (Zy fnclt heen.) VEERTIENDE T O O N E E L. muller, tsciiammer. Zy komen van verft-.killende zyden op hei tooneel. -~ j tsciiammer, mei eene v erbonden hand. iV lynheer de kanfelier! muller. Gy zyt gekwetst? t scha mm e r. Een fchampfchoot. muller. Hoe Maat het? tscham m e r. Zo als gy ligt denken kunt, Hécht. Verlaat het huis van den koning. Hy heeft vast befloten zich hier te laten belegeren, als wy te rug gedreven mogten worden. W.1 hy verbranden, dan verbranden wy met hem. muller. Heer overfte! waak over's konings leven. tschamme r. Zoveel mogelyk; maar gy kent hem... De Hemel wake over ons allen ! (Zy vertrekken langs verfchillende zyden.) V T F T I E N D E TOONEEL. (Eene open plaats ; in het verfchiet het huis yan den koning, met eene kleine verfchansftng omringd.) de bassa, laserre. Ede bassa. n de koning? la-  KRTGSSPEL. 131 laserre. Aan liet hoofd van omtrent honderd man trekt hy' vechtende naar zyn huis te rug de bassa. Hyzal met vuur'er uit gedreven worden. (Het gerucht rein trommels, Jckieten, enz. neemt toe. De basfa vertrekt.) laserre. En ik blyf hier?,. Wat moet ik doen?.. ZESTIENDE T O 0 N E E L. laserre, askow," ecnige janitsaaren, door een troep zweeden vervolgd, vlugten dwars over het tooneel. Ï? askow. ->en woord! laserre trekt den fabel. Na het gevecht, als wy elkander wederzien. askow. Waarheen ? laserre. Deze vlugtende janitfaaren achteraan : zy moeten (laan. (Hy vertrekt.') askow. Ileefthy waarlyk moed genoeg om zich onder de ftrydenden te mengen?Ik moet hem na,ik moet zyne heldendaaden zien. (Gevecht op den achtergrond des toom:!; ) ZEVENTIENDE TOONEEL. de bassa, de ag/.. TT d e ag a. rleert I 2 SE  132 KAREL de TWAALFDE, de bassa. De koning? de a g a. Is in zyn huis gedreven. de bassa. Steek het in den brand, en jaag hem'er uit. (Dcaga vertrekt.) Het zal ras gedaan zyn, en Karei heelt ondervonden dat men om zyne ftoutheid lagchte. ACT TIENDE T O O N E E L. de bassa, laser re. tt laserre. -I leer ! de koning en zyn volk vochten woedende, de bassa. Zy zyn in het huis gedreven. laserre. liet kost honderden van de onzen het leven. de bassa. Ontzaglyk ! (Hy vertrekt met Laferre.) NEGENTIENDE T 0 0 N E E L. askow, falström, zweeden. (Foor en in het huis van den koning vermeerdert de woede van het gevecht; men ftormt, fchiet in en uit het huis, werpt vuur op het dak. De koning vertoont zich nu en dan. Op het einde van dit tooncel begint het huis te branden. ask ow, door zes Zweedfche foldaaten vervolgd,, deinst vechtende achteruit. JtSen ik dan hier alleen? .. Heidaar, janitfaaren! — Levendig krygt gy my nietin uwe uiagt. f al-  KRTGSSPEL. 133 falström, met den bloot en degen in de hand, werpfc zich tusfehen Askow en de foldaaten. Kameraaden! houdt op! Deze behoort my. asko w. Falftröm!.. falström. Hier ben ik. Ik heb u voor my gered, Wy beloofden onderling elkander te zullen treffen: gy ziet, ik houd myn woord. (Hy fielt zich in postuur.') askow. Falftröm! het kost u immers Hechts één' wenk , eu deze Zweeden fchicten my neder. falström. Wat denkt gy van my?.. Wy vechten man tegen man, als mannen... Welaan, Askow! askow. Gy hebt my het leven gered, en ik zou pogen u het uwe te benemen ? falström. Gy hebt my uitgedaagd, en ik verfchyn. asko w. Ik kan niet met u vechten. falström. Ik begeer het. askow. Nu dan, gy wilt het. U gefchied geen onrecht. (Zy vechten.) I 3 TfFIN-  134 KAREL de TWAALFDE, 4 T IV I N T I G S T E T O O N E E L. de vorigen, sitah. sitah, mét pyi cv. boog gewapend, fielt zich tus_ _ fchen beiden. iVly, my gelden deze houwen... ik wil ze opvangen. asko w. Tc rugl sitah. Niet van de plaats. Hier fta ik tusfehen minnaar en broeder: wie van beiden zal het eerst zyn zwaard tegen my trekken?... Wat toeft gy? Ik ben de oorzaak van uwen ftryd. Slechts één houw, en gy zyt weder vrinden. Ik val tusfehen u beiden, en fterfin de armen van myn' Gustaaf.. Broeder! doorftootmy, daar gy toehniet hebben wilt dat ik met dezen man gelukkig zyn zal. a s k o w werpt zyn zwaard weg. Ik ben geen vrouwenmoordenaar. sitah valt hem om den hals. Word de broeder van myn' geliefden; bemin hem zo als ik u bemin , en geef hem myne hand. 'asko w. Falftröm,! gy hebt my het leven gered.. daar, neem een ander daarvoor, ('y werpt Sitah in de armen van Falftröm) s i t a h. Hier is myn leven... ik red myn' broeder! (Gedruis en refchrci. liet huis van den koning ftort in.) stem-  KRTGSSPEL. 135 stemmen. Allah zy geloofd! sitah. Allah zy geloofd.' stemme n. De koning is gevangen ! falström, verfchrikt. De koning is gevangen! sitah. En ik heb u gevangen genomen, ik laat u niet los: gy zyt de myne. LAATSTE T O O N E E L. de vorigen, karel , de bassa, de aga, laserre,daldorf,sparre,ehrenpreis, zweeden, janit saaren, tartaaren. de bassa, tegen den aga , op Laferre wyzende.. Sluit dezen laaghartigen fchurk in ketenen:] hyfchooe op den koning, toen deze reeds ornfingeld kwas, en niet meer ontvlugten kon. falström. Ha! rampzalige! askow. Thans krygt gy uw loon. (Laferre wordt weggeleid. Karei v er fchynt, zonder hoed en degen.) de bassa, • Groote koning.» KA-  i36 KAREL de TWAALFDE. KAR. EL. Ik ben dierhalven toch nog koning? (Hy ziet allen fcherp aan.) DALDORF, EHRENPREIS,SPARRE. God zegene den koning.' DE BASSA. Uw aandenken zal ons onvergeedyk biyven; de wonderen uwer dapperheid zuilen onze kinderen en kindskinderen met verbazing vervullen. Allah geleide uwe fchreden , en zy met u! KAREL. Zeg het den grèoten heer hoe gy my gevonden hebt. DE BASSA. Als koning. KA REL. Nu dan , heb ik iteeds geleefd als koning, gevochten als koning, dan hoop ik ook eens nog als koning te fterven. ALLEN. Lang leve de koning! È I N D E.  RYKDOM en BILLYKHEID, T O 0 NEE L S P EL. door SCIPION HENRI VERNEDE. (Niet vertaald.) i Zedelyk Schouwtooneel, SfteDeel, 3de Stuk. Te AMSTERDAM, by 1 DE WED. J. d o l x», l8oo.   RYKDOM en BILLYKHEID, TOONEELSPEL. DOOR SCIPION HENRI VERNEDE, {Niet vertaald.)  PERSOONEN, E R i C van adelstam, een ryk koopman. Mevrouw van adelstam, weduwe van zyn broeder. minna, 7 > haare kinderen. AUGUST, J| ■VAN TELiiORST, ef« afgedankt capitcin. CAiioL 1 n a , zyne dochter. stalman, een koopman. ROLPH SCUULTZHEIMER. van H a L B u S C H . c o r 1 s 1 o f f e l bombam, boekhouder van Fan Adel* ftam. stut, een metfelaar. DRIE MATROOZEN. EEN GERECHTSBODE. een bediende van Van Adel ftam. Het tooneel is in eene Duitfche koopftad. RYK-  Biest g-y liet ien nu aan.   RYKDOM en BILLYKHËID 3 TOONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. Een kamer in het huis van Eric van Adelflam, EERSTE T 0 0 N E E L. MINK A. jHfe: is reeds twaalf uureri: myn oom zal op het oogenblik van zyn comptoir komen, om zyne chocolade te drinken. — Ga met ons mede, zeide myne moeder tegen my; de heer van Halbusch vroeg hét myook zo vrindelyk... Het is toch wel een aartige jonge , myn moeder is gek met hem, en ik... ik mag hem ook wel lyden. Nu kan hy zyn hof maken by de mooije Loui'fe Doorman, by de freule van Gronitein... Och! ik had maarmede moeten gaan.—Maar dan had myn oom weer alleen moeten zitten. De jigt belet hem uit te gaan, en niemant hier in huis heeft medelyden met hem. August was voor dezen nog al veel t'huis; maar thans ziet men hem niet. Stalman komt ook minder hier ; en als hy komt is hy nog veel ftiller dan voorheen. Geen tien fyllaben komen 'er in een uur uit zyn' mond. Waarom kan hy niet praten als Halbusch!... ik zou nog veel meer van hem houden. A 3 WEE'  6 RYKDOM en BILLYKHËID j TWEEDE T 0 O N E E L. MINNA, STALMAN, EEN BEDIENDE. DE BEDIENDE. IVIynheer Stalman! (Hy gaat heen.) MINNA. Ik fprak juist van u in my zelve, en daar zyt gy. STALMAN. Voorbygaande kwam ik horen hoe Minna vaart. MINNA. Zo als gy ziet: frisch en gezond. STALMAN. En blozende als een roozenknopje, dat zig pas heeft ontfloten. MINNA. Dat complimentje hebt gy van Halbusch geltolen. STALMAN. Heeft de heer Halbusch my ook geleerd Minna te beminnen? MINNA. 6 Neen! gy hebt my reeds langer dan een jaar bemind; en ik ken Halbusch maar federt twee maanden. STALMAN. En in die twee maanden heeft hy zich reeds verre in «we kennis ingedrongen. MINNA. Hy bezit ook byzonder de gaaf om zich bemind te Biaken. Vindt gy dat ook niet, Lodewy k ? «TAL-  TÓONEELSPEL. f stalman. Ik? minna. Ja, gy. stalman. Ik ken hem zo weinig. m i n n a. Gymoet hem dan fchielyk leren kennen , Lodewyk} als wy eens getrouwd zullen zyn , moet hy dikwyls aaft ons huis komen. stalman. Ik geloof niet dat onze charakters zeer overéénHemmen, en dat maakt den omgang moeijelyk. minna Nu, hy en ik fympatbizeren des te beter. Hy is altyd vrolyk , lustig, fpraakzaam. stalman. Is dat een verwyt dat gy my doet, Minna ? minna. Hoe ? stalman. Ik ben niet altyd vrolyk, altyd fpraakzaam? minna. En wie fpreekt van u? Heb iku niet gezegd, datgy my bevalt zo als gy zyt? en veinzen kan ik niet. Als ik het u zeg is het zo. stalman. Maar de heer van Halbusch bevalt u ook, zo ais hy is. A 4 mim»  8 RYKDOM en BILLYKIIEID, m i n n a. Dat is waar: is dat eene misdaad? stalman. Misfehien beter dan ik? minna , droevig. Foei! Stalman! dat is flecht gezegd. Ik ben wel goed, dood goed, zegt myn oom ; maar haast zoudt gy my boos maken. stalman. Gy bemint my dan nog? minna. Ik heb het u honderdmaalen gezegd; en, zogyhef verkiest, zal ik het nog honderdmaalen herhalen. s t a l m a n. Gy zyt dan niet veranderd? m i n n a. Veranderd? en waarin? s t a l m a n. Gy denkt nog dat Lodewyk u gelukkig kan maken ? m i n n a. Daar heb ik nog geen oogenblik aan getwyfeld. s t a l m a n. Lieve, beste Minna! gy, gy alleen kunt my ook het geluk op aarde fchenken. Ik leef voor u alleen ; voor een lagchje van uwe lippen vlieg ik in de dood , myn voorkomen moge ftil zyn, myn hart is niettemin gloeijend,gIoeijend van liefde voor u (De handvanMinva vattende.) Deze hand zal eens de myne zyn; ik mag 'er  ÏOONEELSPEL. 9 ""er myne brandende kusfchen op drukken. Zo lang Minna my die hand toereikt, welke magt op aarde zoa my dezelve ontnemen? Maar zo ooit die hand zich aan, de liefkozingen eens anders wil aan bieden.... ó! verberg het niet.... Geen verwyt zal mynen mond ontglippen; maar zo zeker als ik u bemin, zo zeker ziec gy my nimmer weder. -, m 1nna. liet iaa.tlte moest gy gezwegen hebben. Ik mag u anders wel zo horen praten: in veertien dagen hfebE gy zoveel niet gefproken. stalman. In veertien dagen heb ik geen oogenblik gevonden als dit. Gy waart altyd of uit, of in gezelfchap. m i n n a. Ik hoor mynen oom. DERDE T 0 O N E E Li minna, stalman, adelstam, bombam, a d e l s t a m. Zo als ik zeg, Chrifioffel! en niet anders. Ha! goeden morgen , mynheer Stalman! stalman. Uw dienaar, mynheer. b o m b a m. Den heer Stalman, en mejufvrouw, zo ik hoop en A 5 ver-  ro ÏIYKDOM en BILLYKHEID, vertrouw, zyne aanftaande echtgenoote , wensch ik mede goeden morgen. m i nna. Ik bedank u voor den wensch en voor de groet- stalman, tegen Van Adelftam, Hoe gaat het met den voet, mynheer? a d e l s t a m. ó! Dat fchikt. bombam. Myn goede patroon kan thans weder, tot ons innig genoegen en contentement,de trappen aftreden naar het comptoir. Weldra hopen wy dat hy zyne fchreden weder naar de beurs zal kunnen wenden, en dus een zwaar pak van de fchouderen van zynen ouden getrouwen boekhouder afligten. a d e l s t a m. De jigt zal wel overgaan; maar van de zeventig jaaren, die ik mededraag, zal ik niet meer genezen, bombam. Zo als myn patroon wel zegt; het is eene ongeneeslyke kwaal. Ik ben ook zo niet meer als over dertig jaaren: toen liep ik tien uuren daags, en fprong langs den weg als een kakkerlak. Ja! wat kon ik niet al meer doen? Thans is het, blyf te huis; en Bombam blyft t'huis. VIER-  TOONEELSPEL. n VIERDE T O O N E E L. MINNA, ADELSTAM, BOMBAM; EEN BÉDIENDE, die aan Adelftam een' kop chocolade brengt. DE BEDIENDE. Een metfelaarsbaas wenscht mynheer te fpreken.- A D E L S T A M. Laat hem binnenkomen. STALMAN. Ik zal u groeten. Het wordt tyd om naar de beurs te gaan. BOMBAM. Zo als mynheer wel zegt, 'er is een tyd om te komen en een tyd om te gaan. Mag ik de eer hebben mynheer te vergezellen ? A D E L S T A M. Wagt nog een oogenblik. STALMAN. Vaarwel, Minna! Beterfchap, mynheer Adelftam \ ADELSTAM. Ik dank u. MINNA. Zie ik u van den middag nog, Lodewyk? STALMAN. Ik zal myn best doen. (Hy gaat heen.) BOMBAM. Totftraks, mynheer Stalman! (Tegen Minna.) Me- . yrouw uwe moeder is welvarende ? MIM«  12 RYKDOM eis/ BILL YKIIEID , m i n n a» Zeer wel. bombam. Mynheer uw broeder ook ? m i n n a» Zo ik niet beter weet. b o m b a m. Het ftrekt my tot een byzonder genoegen. FT F D E 'f 0 0 N E E L. minna, adelstam, bombam, stut. «xxrr adelstam. VV at was 'er van uwen dienst? bombam. Zo, baas Stut! zyt gy het? Is alles wel t'huis? stut. Volmaakt wel , mynheer ! Ik heb hier de rekening van den opbouw van het pakhuis op de haven. bombam. Een fraai ftuk werk, baas Stut! gy hebt'ereervan. adelstam. Van den middag kunt gy op het comptoir uw geld halen. b o m b a m. Ja , van den middag, tusfehen vier en vyf uuren , zal ik, zo het God belieft, my 'er laten vinden. stut. Mynheer, ik had een verzoek... adel-  TOONEELSPEL. i3 ADELSTAM. Welnu? STUT. Mynheer weet, dat ik het werk zo goed gemaakt heb ils het gemaakt kan worden. BOMBAM. Ja, dat is waar. ADELSTAM. Immers volgens het bellek. STUT. Ik heb myn uiterfte best gedaan, om mynheer genoegen te geven. Ik zou mynheer kunnen laten zien, dat door het flecht weer.., BOMBAM. Ja, ja, het weer is flecht geweest, STUT. Door de duurte der materiaalen... BOMBAM, Ja, alles is even duur. STUT» Verre dat ik aan het werk iets verdiend hebbe, heb k 'er by moeten leggen. Ik heb een zwaar huis-, • ïouden... BOMBAM, Een vrouw en vyf kinderen ? STUT. Zes, mynheer! BOMBAM. Zo, dan heeft de vrouw nog van 't najaar in 't kraam>ed gelegen, STUT,  Ijl RYKDOM en BILLYKHEID, stut. Als mynheer my een weinig te gemoet kon komen?... adelstam. Ik heb u verftaan, myn vrind! — Gy hebt het werk volgens een bellek aangenomen? bombam. . . ója! dat bellek, door wederzydfche handtekeningen bekragtigd, ligt op het comptoir. adelstam. Gy hebt den tyd gehad om te berekenen wat het u zou kosten. Gy hebt het afgewerkt, en dus aan uwe verpligting voldaan. Poor u de daaraan verdiende penningen dadelyk te betalen hebt gy niets meer vaii my te vorderen. Wat u nader verzoek betreft, daar in kan ik niet treden. stut. Maar, mynheer!.. adelstam. Baas Stut! de redenen , die gy voor dat verzoek bybrengt, zyn niets beduidend. Gy wist by de aanneming, dat het niet altyd goed weêr kon zyn, en hebt uwe rekening daarnaar moeten maken. Wat de materiaalen betreft, deze zyn niet duurder dan over een jaar. Maar wil ik u de waare reden zeggen ?Gy wist, dat gy het werk te goedkoop aannaamt; maar gy hebt dit gedaan, om braave en eerlyke baazen te onderkruipen: gy hebt gedacht ik werk voor een' ryk' man; als het werk af is zal ik op de eene of andere wyze myne fcha-  T O ONEELSPEL. 15 fchade wel inhalen. Gy hebt u vergist: geen penning geef ik meer dan het bedongen geld. En indien het waar is dat gy'er geld by infchiet, zal dit u leren, om wel op alle wyzen uw voordeel te behartigen, maar dit nimmer te doen ten nadeele van anderen. Van dezen middag kunt gy uw geld ontfangen. b o m b a m. Ja, tusfcben vier en vyf uuren. (Stut vertrekt.) ZESDE T O O N E E L.- minna, adelstam, bombam. TT bombam. Wet blyft dan zo, mynheer! gy wilt de party fuiker niet geven? ' ' adelstam. Vollfrekt niet. /bombam. Volftrekt niet. Ei! ei! mag ik u evenwel doen opmerken dat ik gecalculeerd heb dat 'er voor den uitreloofden prys een zeer goede winst overfchiet, en üe het onderfte uit de kan wil hebben, zegt men... adelstam. Ik verkoop niet onder de markt. * bombam. Niet onder de markt? Het is wel. Maar mynheer < eder kan markt maken, zo hy wil. adelstam. In zeker opzicht, ja. Maar als ik zulk eene aanzie-"  Ii5 RYKDOM en BILLYKHEID, zienelyke party, diemy by toeval minder kost, dan andere kooplieden dezelve kunnen bekomen, voor minder prys aanbied , noodzaak ik hen, of om hunne fuiker met verlies te moeten verkopen , of dezelve te houden, dat de ftaat van hun vermogen hen niet toelaat. Iedereen moet leven; en de ryke koopman moet den minvermogenden niet drukken. — Ik wilde u nog belasten aan Wilfon te zeggen, dat indien hy my iet betaalt , ik zyn huis binnen veertien dagen zal laten verkopen. bombam. Het is een arme kaerel. adelstam. Armoede is zyne fchuld niet; maar bedrog en logens moet hy zich niet veroorloven. b o m b a m. Neen, zeker niet. Liegen en bedriegen gedyt nooit. adels t a m, Verder weet ik niets. bombam. Ik ben dus uw gehoorzaame, en ook de ootmoedige van de jufvrouw. mi n na. Goeden dag, Bombam! ZE-  T Ó ONEELSPEL. t7 ZEVENDE T O O N E E L. MINNA, ADELSTAM. ADELSTAM. , Minna ! waar is moeder ? - MINNA. Zy is met den heer Halbusch gaan wandelen. ADELSTAM. Alweder wandelen ! Het is goed te zien, dat zy te huis niet veel te verzuimen heeft. Gy hier4, en zy op den tril: het is juist de verkeerde waereld. MINNA. Wel, oomlief! waarom dat? Het vermaak is immers op alle jaaren geöorlofd. ADELSTAM. Het vermaak, ja. Maar de vermaaken der jeugd zyn de vermaaken niet van denouden dag. Dat eenjongmeisje een paar uuren aan haar toilet doorbrenge j en zich op bals, concerten en in comedien gaarne late zien , dit zy zo; maar eene bejaarde vrouw, die gekruld als een poedelhond , en gekleed als eene Griekfche nimph of Romeinfche keizerin, op alle openbaare plaatfen flentert en kwispelt, verdient de befpotting der jeugd en de verachting des ouderdonjs. MINNA. Mama wordt echter niet befpot. Daar is de heer van Halbusch, die zo veel verftand heeft, die maakt by haar  13 RYKDOM en BILLYKHEID, alle dagen zyn hof, hy is zo verpligtend , zo gedienftig jegens haar. adelstam. Ja, dien kaaien jonker heeft zy hier in huis gebragt. ' minna. Armoede is zyne fchuld niet! zeide gyftraks, oomlief! adelstam. Dat is waar; maar als men arm is moet men geen verteringen maken, als ware men ryk. minna. Wie weet of hy niet veel geld heeft! adel stam. Hy geld! dat zal de tyd wel leren. Maar hoe flaan de zaaken tusfehen u en Stalman ? mi n n a. Heel wel, oomlief! adelstam. Hy is een braaf man, met wien gy gelukkig zult zyrf. Het zal my echter moeite doen, Minna! wanueer gy myn liuis zuk verlaten. minna. Al trouw ik met hem, ik blyf immers hier in de ftad wonen, en dan kan Minna veel, heel veel byu zyn. adelstam. Gy zyt een goed meisje. Minna. Minna zal nooit vergeten het geen gy voor haar gedaan hebt. ft 91 Si  TÖONEELSPEL. 19 A J> E L S T A M. Ik heb niets gedaan dan het geen billyk was. Toen üw vader , die my altyd een waardig broeder is geweest, in den bloei zyner jaaren voor zyn vaderland en iyneri koning het leven verloor, liet hy wel roem na , maar geen geld. En wie zou voor zyrie vrouw Cn kinderen gezorgd hebben, indien ik, zyn naaste bloedverwant, dien de Hemel rykelyk met middelen had gezegend, my niet over hen had bekommerd? en tot heden heb ik geen berouw van deze daad gehad. Schoort ik alle dagen met uwe moeder overhoop lig, houden Wy toch innig veel van elkander. Uw broeder, dien ik gaarne tot den koophandel had opgeleid, heeft den dienst verkozen : hy is officier, en, zo ik hoor, maakt hy het wel. En gy , Minna ! fints de dood my myne vrouw en mynen éénigften zoon ontrukte, Zyt gy myn éénigfte troost, myn éénigfte vermaak geweest. Dit uurtje, dat gy in jeugdig vermaak hadt kunnen doorbrengen , en aan uwen ouden zieken oom hebt opgeofferd, heeft my alles wat ik voor u moge gedaan hebben i ten vollen betaald. MINNA. Gy waart ook altyd zo goed voor Minna. ADELSTAM. Om dat gy het verdiende. Want knorren kan ik ooit Wel, als het niet gaat zo als het behoort. MIN NA. Niet dikwyls, en daarom kan het my fomtyds zo veel moeite doen... B 3  öö RYKDOM en BILLYKHEILV, adelstam. Wat ? minna. Och ! ik durf het haast niet zeggen. adelstam. Spreek vry. Uw oom is immers uw vrind. m i n n a. Gy zult niet boos worden? adelstam. Neen, neen: wat is het dan? m i n n a. Lieve oom! gy zult my misfehien niet geloven } maar ik kan u verzekeren , dat de traauen my over de wangen rollen, als ik de meufchen fomtyds van u hoor fpreken. adelstam. Wel, wat zeggen zy dan van my ? m i n n a. Och! zy zeggen dat gy een ongevoelig, inhalig en gierig mensch zyt. Ik weet het wel beter ; maar als ik hen tegenfpreek , lagchen zy om my en halen de fchouders op. adelstam. Minna! wat gy my zegt wist ik al voor lang ; de naam, dien ik in de ftad draag, is my bekend. Ikben gierig, en waarom? Omdat ik liever van de beenen, die de Hemtl my heeft gefchonken wil gebruik maken , dan my in een ryk vergulde koets langs de ftraatea laten ronddragen. Om dat ik by oudervinding weet,  TOONEELSPEL. 51 weet dat men van weinige dienstboden beter wordt be* diend, dan wanneer men een dozyn Ieêgloopers rondom zich zwieren ziet. Om dat ik meer genoegen fchepte, wanneer ik 's avonds moede van het werken was, om met myn huisgezin en eenen goeden vrind het' maal te houden, dan op prachtige festynenaan myne tafel omringd te zyn van fatfoenlyke zwierbollen , en kwaadfprekende élegantes , die nog zouden denken my veel eer aantedoen,' als zy myne pastyen en fyne' wynen kwamen proeven. Om dat ik altyd een lief • hebber van werken geweest ben, en liever op myn comptoir zit te fchryven, dan in coffyhuizen mynen tyd te verbeuzelen, of aan de fpeeltafel honderden te verliezen. Ik ben gierig, om dat ik door mynen handel en fabrieken aan honderd behoeftige en yverige huisgezinnen brood geef, maarniet 'sweeklyks een paar ryksdalers aan een troep luije en flechte bedelaars uitdeel , niet een honderd ducaaten tot opbouw van een dans- of muziekzaal geef: niet alle oogenblikken gereed fta , om geld uit te lenen, dat ik nimmer weder zou zien, en dat verdwynen zou in de zakken van een' Engelfchen Kleermaaker, Franfchen kapper, of Italiaanfchen zanger. Ik ben gierig, omdat ik altyd betaal het geen ik fchuldig ben; maar ook daarom ftiptelyk invorder het geen men my verfchuldigd is. Minna ! laten zy my vry belagchen en befpotten : doe zo als ik , lagch met hen mede , als zy niet anders weten te zeggen, dan'dat ik B 3 • een  S2 RYKDOM en BILLVKHEID, een gierigaart en geldwolf ben; maar dat uw hart bloede, als gy ooit horen zult , dat een onrechtvaardige penning de rykdommen van uwen oom heeft Vermeerderd. minna. Dat ik dit alles eens goed onthouden kon , om het op zyn' tyd te pas te brengen! adelstam. En zy zouden op nieuw lagchen. Meisje! onthoud dit van uwen zeventigjarigen oom.. .(Of zyn hart •vyztnde,) Als het hier zwygt, zwyg dan ook, en tel de praatjes der menfchen voor niets. Maar Wat betekent dit gedruis ? minna» Het is de Item van den heer van Halbusch: hy fchynt met iemant woorden te hebben. A G T S T E T O O N E E L. minna, adelstam, Mevr. adelstam , van halbusch, r o l p ii schultzh e i m é r. van halbusch. II et is vervloekt lastig, dat men geen voetfiap kan verzetten, zonder dien ouden gek op zyne hielen te hebben! rol th. Ernftige taal is gekheid by u, om dat uw verfland alleen op laffe vleijeryen , zoutelooze complimenten en vernuftig kwaadfpreken is gefcherpt. van  TOONEELSPEL. 23 van halbusch. Het is onverdragelyk! kaerel... adel s tam. Bedaar, mynheer! gy weet immers, dat die man het voorrecht heeft, van alles te mogen zeggen. minna. En die vader Rolph zon durven mishandelen, zou niet veilig meer over de flraat gaan, e. 0 l p h. Ja, als Rolph uit de vergulde paleizen der ryken gefloten word , vind hy eene veilige fchuilplaats |a de fchamele hutten der armen. van halbusch, tegen van Adelftam. Met'blydfchap heb ik vernomen, dat uw been byna genezen is. adelstam. 6 Ja! van halbusch, tegen Minna. Wat hebt gy verloren, dat gy niet by ons zyt geweest ! 'er was veel gezelfchap. Mevr. adelstam. Sophie van Gronflein heeft lang met ons gewandeld. minna. Wel, hoe kwam dat? Zy is zo trotsch, van halbusch. Zy was aanbiddelyk; maar hadt gy 'er geweest, alle oogen zouden zich alleen naar u hebben gewend. rolph, Morgen zal die zelfde tong hetzelfde aanSophie betuigen. B 4 van  S+ RYKDOM en BILLYKHEILC VAN HALBUSCH. Mensch of duivel! moet men u met goedheid of kwaadheid toefpreken ? ROLPH. Goedheid noch kwaadheid kunnen de waarheid op myne lippen tegenhouden. ADELSTAM. Gy kunt hem niet tot zwygen brengen , mynheer!ik moet mede zoveel van hem horen. ROLPH, Ja, myne woorden doe ik genoeg horen; maar zy glyden op de ziel der ryken als een ronde bal op glad ys. MINNA. Gy zyt weder in een knorrige luim, vader Rolph! ROLPH. Ik zag een' jong' heer ftraks wandelen, naar den eerften zwier mtgedoscht , wiens kapfel en kleding morgen misfehien door honderd even breinlooze koppen , en uitgeteerde gedaanten zullen nageaapt worden. Hy had eene vrouw aan den arm, dife de achtbaarheid des ouderdoms verzakende, de dartele gebaarden enwulpfche kleding der jeugd had aangenomen, en niet bemerkte, dat hoe meer zy trachtte haare gryze hairen te verbergen ,hoe meer zy iedereen in het oog fchitterden. Mevr. ADELSTAM. Maar, mynheer t.. ADELSTAM. Wel, zuster! laat hem uitpraten. Het geldt u immers niet! ROLPH,  TOONEELSPEL, 25 r o lp ii. Zy wandelden en lagchten, zo als een adder glim. lagcht, als hy zyn venyn op de voorbygangeren heefr, uitgefpuwd. Eene arme vrouw, half naakt, misfehien uitgehongerd, heeft de ftoutheid hen aantefpreken , en befchroomd om een aalmoes te'vragen. De aanzier nelyke dame werpt haar eenige fcheldwoorden, zo gemeen in den mond der rykeu, naar het hoofd , en daar dezen niet in Haat waren, om het aanzoek der bedelares te doen ophouden, tilt de edele heer zynen arm op, niet om in zyn' zak te tasten, en haar een'penningtoetefmyten, maar om naar zynen rotting te grypen, en haar, als eenen kwaaden. hond, dooreen paar gevoelir ge flagen weg te jagen. minna. Foei! dat was heel flecht. van halbusch. Maar, mejufvrouw! kan men niet ligt driftig worden , als men onop"houde'lyk gekweld wordt door een' zwerm onbefchaamde en onreine leêgloopers, die, hoe meer men hen geeft, des te meer u ysh alle kanten beftormen ? adelstam. liet is waar, het doet oneer aan de regering, dat men niet beter voor hunne lastige aanzoeken beveiligd is; maar dan nog Haat het weigeren vry, het mishandelen niet. r o l p h. » Hoe fchoon klinkt dit!.... Weigeren ftaat vry.' En B 5 hec  i\6 RYKDOM en BILLYKHEID, het is een man, die duizenden en tienduizenden jaarlyks oplegt, die, van zyne behoeftige evenmenfehen fprekende, uitroept': „Weigeren ftaat vry!'? adelstam. Rolph'. ik kom 'er rond voor uit, geen bedelaar krygt immer iets van my. Niet, dat ik geen daler aan koperen munt zou kunnen wisfelen, en daarmede op éénen dag de zegeningen van honderd fchooijers kopen 5 maar die daler heden van my of anderen ontfangen, maakt hen morgen nog afkeriger van arbeid, en ineer verkleefd aan hun fchandelyk bedryf. 'Er zyn armen, ja, die geen gelegenheid kunnen vinden om te werken; maar die bedelen niet Voor hem, die zich verlaagt, om langs de itraaten een aalmoes te vragen, is 'er altyd werk, dewyl geen kostwinning hoe gering, hoe onaanzienlyk, niet edeler is, dan het menschonteerend beroep, dat zy hebben aanvaard. van hal b u sc h. Zeer juist aangemerkt, mynheer! Mevr. adelstam. Dat is andere taal, als uwe plompe fatyre, mynheer de menfehenhaater! rolph. Jammer, jammer, dat zich niet in deze zaal alle de jyken der ITad hebben bevonden, om deze les aan te boren, en de onmêedogenheid en vrekheid van hunne gefloten harten en verflokte zielen achter dezen glimp te kunnen verbergen! adel-  TQO NEELSPEL. s> adelstam glimlagchende. Rolph ! ik heb het u reeds meer gezegd. Declamai tien zyn geen redenen. Ik wil gaarne bekennen , dat gy wetfprekender zyt dan ik; èn wanneer gy het over dien boeg wendt, Wil ik u groeten. (Hy gaat heen.) NEGENDE T 0 0 N E E L. Mevr. adelstam, min na,van halbusch % rolph, die in een'' hoek op ceii1 ftoel gaat zitten. Mevr. adelstam, tegen van Halbusch. Myn broeder is furieus lomp: hygratheen, zonder U zyn compliment te maken! van halbusch. , ó! dat is niets, mevrouw! Mevr. adelstam. Hy is zo vol diftracïien, van halbusch. Geen wonder. Dit is ligt te verfchonen in een en man, die zo veele bezigheden heeft. (Tegen Minna.) Het heeft my leed gedaan, datikvan dezenmorgenu niet heb kunnen overhalen, om met ons mede te gaan. Ik hoop niet, dat ik altyd zo ongelukkig zyn zal. Ik heb met mevrouw uwe moeder een plan gemaakt. Mevr. adelstam. Ja een allercharmantst plan , Minna ! van halbus ch. Ik zou vragen, of gy van den middag mede wU ■ de  *8 RYKDOM en BILLYKHEID, de ryden naar het boschje : het zal 'er vol zyn. Ik ben van verfcheiden kanten aangezocht, om party te maken ; maar daar uwe moeder my deed hopen, dat ik zo gelukkig zou zyn, om in uw gezelfchap den middag te kunnen doorbrengen, heeft die flrelende hoop my alle aanzoeken doen afflaan. M I N N A. Gy zyt wel vrindelyk, mynheer! Mevr. ADELSTAM. Nu, Minna! gy maakt geene objeclien? M I N N A. Als mama reeds haar woord heeft gegeven? .. VAN HALBUSCH. Ja, mama is altyd lief. Ik ben op veele plaatfen geweest ; maar kan wel betuigen nimmer zulk eene beminnelyke moeder van eene niet min beminnelyke dochter aangetroffen te hebben. Mevr. ADELSTAM. Gy kunt nooit nalaten complimenten te maken , Halbusch! VAN HALBUSCH. Ik, mevrouw? het tegendeel is waar; en myne op« rechtheid heeft my dikwyls vyanden gemaakt. Ik' kan de gevoelens van myn hart niet verbergen: afkeer of genegenheid zyn dadelyk op myn gelaat te lezen. Geen wonder dus, dat veelen het my kwalyk nemen, dat ik my niet wederhouden kan, om over hunne gekheid of domheid te lagchen:' geen wonder, dat alle vrouwen ge*  TOONEELSPEL. 29 gtpiqueerd zyn, dat, fchoon myn mond zich' niet durft verklaren, alle'myne gedragingen te zichtbaar de hulde verraden , die myn hart de volmaaktfte haarep kunne toedraagt. m i n n a. : Zyt gy verliefd? van halbusch. Verliefd, neen; maar ik bemin, ik aanbid, en ik moet zwygen. Mevr. adelstam. En waarom moet gy zwygen? Halbusch! uwe liefde kan geen meisje oneer aandoen. van halbusch. Waarom zou ik fpreken? ik weet, dat ik niet bemind kan worden. m 1n n a. Is het voorwerp uwer liefde dan getrouwd ? van halbusch. Getrouwd , neen; maar voor my zo goed als getrouwd, dewyl een ander haar hart bezit. Mevr. adelstam. Gy zyt te timide, Halbusch! men ziet wel meer, dat domheid overwint. rolph opflaande. ó ! Gy behoeft hem niet aantemoedigen. Hy zal wel fpreken, als het tyd is, en zo het meisje niet de eenvouwdigheid der onfchuld met de edelfte oprechtheid , en de beminnelykite zedigheid paarde, had hy reeds genoeg ge-  So RYKDOM en BILLYKHEtfl, gefproken. Maar zyne vleijeryen maken flechts eeueii flaauwen indruk op haare ziel, en het tydftip zyner overwinning nadert flechts met langzaame fchreden. Maar Rolph heeft uwe oogmerken ontdekt, en hy zal ze veradelen , gevaarlyke verleider ! vrugteloos omwindt gy u met den digtflen fluijer, en zyt gy tot dus verre een raadfel voor een ieder, Rolph heeft uwe gangen nagegaan , Ro lp kent uwe ziel, en zal welhaast u geheel kennen. (7/v gaat heen.) TIENDE T 0 O N E E L. Mevr. adelstam, minna,van halbusch. minna. w »' at beduidt deze taal ? van halbusch, met eeii1 gedwongen lach. Ik begin te geloven , dat die man zinneloos is. Hoe die gezegdens, die daar uit zynen mond zyn gekomen, te pas kwamen, betuig ik niet te weten. Mevr. adelstam. Ja , by wylen is hy geheel geëgaresrd; het is of men een' profeet hoorde fpreken; van halbusch. Tenminften, even als de profeeten, durft hy alle3 zeggen; maar zyne gryze hairen beveiligen hem voor de gevoeligheid, die men hem over zyne beledigingen moest tonen. M1N«  TOONEELSPEL. p MINNA. Hy heeft wel eens buijen, maar hy is toch zo goed. Geene arme of gebrekkige gaat immer van hem af, zonder onderftand of hulp gevonden te hebben. Mevr. ADELSTAM. De gek verfpilt duizenden, om anderen te kleden eri te voeden, en heeft zelfs geen goeden rok aan hetlyf, en eet niets dan brood en melk. VAN HALBUSCH. Als hy dan opgefloten wierd, was hy goedkoop te onderhouden. ELFDE T 0 0 N E E L. Mevr. ADELSTAM, MINNA, VAN HALBUSCH, AU G V ST. AUGUST. M en heeft naar my niet gewacht? VAN HALBUSCH. Is het reeds zo laat? AUGUST. Twee uuren geflagen. VAN HALBUSCH. Dan vertrek ik. • ' AUGUST. Eet gy niet met ons? MeV. ADELSTAM. Uw oom heeft uit diftractie vergeten den heer va» Halbusch te inviteertn. voit  32 IÏYKDÖM en BILLYKHEID, VAN HALBUSCH. ó! Ik ben ftraks na de maaltyd wederom'. Gaat gy van den middag met ons mede , August ? AUGUST. Ik ben myn woord kwyt. VAN HALBUSCH. Nu , om vier uuren, mevrouw ! hoop ik de eer te zullen hebben u en de freule Minna in myn rydtuig td komen afhalen. Mevr. ADELSTAM. Wy zullen u verwachten. VAN HALBUSCH. Uw dienaar! (.Stil tegen August.) Hoe vaart Carolina ? AUGUST. Heel wel. VAN HALBUSCH. Myne complimenten, als gy haar ziet. • Adieu I TWAALFDE T O O N E E L. Mevr. ADELSTAM, MINNA, AUGUST. MINNA. W aar zit gy den ganfehen dag, August! men ziet ü in 't geheel niet? Mevr. ADELSTAM. Wel heden, meisje ! denkt gc , dat een broer aan zyne zuster rekenfehap zal doen, waar hy gaat? Een welgemanierd cavalier heeft zo veele uitfpanningen,die hy  ' TOONE'ELSPEL. $£ hy niet aan de klok kan' hangen. Daarby heeft August veele kennisfen. August. Ik heb ftraks eene onaangenaame tyding ontfangen. m i n n a. En dat is..?, august. Binnen kort zal ik u moeten verlatenj: alle verlof is ingetrokken, en ik moet binnen drie weeken by myn regiment zyn. Mevr. adelstam. Wel, goede Hemel! wat zegt ge? Ishetmogelyk ! en gy gaat naar den oorlog? AUGUST. Misfehien, ja. minna. Och! waarom zyt gy in dienst gegaan! Ik zal geen oogenblik gerust zyn. Als ik mynen broeder 'eens verloor , zo als ik mynen vader verloren heb! Mevr. adelstam. Ja, toen ik daar zo met twee onnozele wigten bleef zitten. Ik zag mynen Karei niet eens weder! en wy waren zo kort getrouwd! De koning maakte my een compliment, dat myn man zich zo had gedistingueerd! en zyn naam ftond in de couranten!Och!.. ik moet' daar niet over denken. Ware hy in het leven gebleven, hy had nu misfehien generaal geweest, en ik had aan het hof Ir.unnen Yerfchynen, myn zoon zou page heb» C ben  34 RYKDOM en BILLYKHEID, ben kunnen worden; en gy, Minna! gy .zoudt geen ' koopman tot minnaar gehad hebben. adelstam, van binnen. Komt, kinderen! Moet ik nog langer wachten? Mevr. adelstam. Laat ons gaan; want anders hebben wy weder het gebrom aan tafel; en wy moeten ook vroeg klaar zyn, om den heer van Halbusch niet te laten wachten. Einde des eerjlen bedryfs. TWEE-  TOONEELSPEL. 35 TWEEDE BEDRYF. Het tooneel verbeeldt een zeer eenvouwdig gemeubileerde kamer in het huis van den capitein Van Telhorst. ' EERSTE TOONEEL. VAN TELHORST, VAN HALBUSCH, zittende aan een tafel,waarop eenf.es wyn en glazen flaan. VAN HALBUSCH. Nu nog eens gedronken, vóór ik vertrek. VAN TELHORST. Hoe! zulk eene haast? VAN HALBUSCH. Ik moet dezen middag met Minna en de oüVe toverheks uit ryden. Het was met moeite dat ik by den ftalmeester paarden op crediet kon bekomen. VAN TELHORS T. Zo wil men my geen wyn meer leveren , en met kaarten en debbellteenén is geen duit te winnen. Dat den ouden vrek maar de moord Hak, en August zyn geld erfde! VAN HALBUSCH. Dan zou het my ook minder moeilyk vallen om'dien ftyven medeminnaar uit den weg te ruimen, en Misna in triomf aan myn' arm rond te dragen. C 2 VAN  2 een bedelaar. In den wynzal ikuaffpoelen... August zal niet weigeren-; maar Caroline... Het moet zo zyn11 zy moet het doen, om haaren vader te redden... Ca. roline!.. Caroline!.. (Hy drinkt.) Dat dit glas wyn myne tong welfprekendheid byzette! DERDE- T O O N E E L. VAN TELHORST, CAROLINE, CAROLINE. at wil vader? VAN TELHORST. Caroline het zou kunnen zyn, dat wy fpoédig van hier vertrekken. CAROLINE. Van hier vertrekken? VAN TELHORST. Dit gevalt u niet. Het is zeker niet aangenaam eenen minnaar te moeten verlaten. CAROLINE. .Mynen vader zal ik overal volgen, en geen zucht zal mynen mond ontglippen. VAN TELHORST. Dat weet ik, myn kind! maar uw vader heeft geen brood meer voor u. CAROLINE. Dan zal ik werken voor mynen vader. VAN TELHORST. Maar als gy hem zonder werken redden kost? C 4 «*-  4° RYKDOM en BILL YKIIEID, CAROLINE. ' Jk zal alles doen , dat deugd en eer niet verbieden. VAN TELHORST. Ik moet het u niet verbergen. Ik heb geen dnit'meer in de waereld; fchulden overal, blyf ik langer hier, dan zit ik morgen misfehien in een gevangenhok CAROLINE. ó Neen! vader! ó neen! VAN TELHORST. Welnu , dan moeten wy vertrekken, CAROLINE. Zonder te betalen het geen wy fchuldig zyn? VAN TELHORST. Dat kan ik niet doen. CAROLINE. Indien die fchulden niet veel bedragen, kunnen wy alles verkopen. VAN TELHORST. Verdoemd ! dat zou wat helpen! CAROLINE. Indien die menfehen, die geld van u moeten hebben, eens gefproken wierden, zouden zy misfehien wel wat geduld hebben, en dan door alles te bezuinigen, door dag en nacht te arbeiden... van TELHORST. Gekheid, gekheid! Alles wat gy zegt kan niets baten. Wy vertrekken morgen. CA-  TÓ ONÈELSPEL. 4» caroline. • Vaderlief! ware het niet beter'..'. van telhorst. Weêr en wind! wy vertrekken morgen: dit is onherroepelyk. caroLine, zuchtende. ■ Dit is ons nog nooit-overgekomcn. ■ van telhorst. Neen,-dat is waar, in mynen ouden dag.Zwygeri wy hier van. (Hy drinkt.') Vertrekken moeten wy; maar het geen my het meest leed doet, is dat ik gehoopt had dat myne Caroline hier een' gemaal voor haar zou gevonden hebben'. caroline. Het is met myn' vaders goedkeuring, dat ik August heb leren kennen; van telhorst, Het is ook een goede , braave jonge. caroline. ó Ja! van telhorst. En gy bemint hem? caroline. Hy is myne liefde waardig ; myn vader zelf was ooggetuige van onze byéénkomften. Hy zag die liefde groeijen, en heeft my nooit gezegd: Caroline! ikberi ontevreden over uw gedrag. C 5 VAM  42 RYKDOM en BIL LY K HE ID van telhorst. Ik dacht ook dat August een man voor u was : men had my gezegd hy ryk ware. caroline. Dit zou zyn minde verdiende zyn geweest. . van telhorst. Maar nu hoor ik dat hy niets heeft dan zyn officiers plaats, en voldrekt afhangt van een' oom, die de gierigde en hcbzuchtigde kaerel is, en die nooit zal gedogen dat de dochter van een' arm' afgedankt' officier de vrouw worde van den erfgenaam zyner fchatten. caroline. Echter heeft het bloed van Tclhorst nimmer een genacht, waarin het gekomen is, bevlekt. van telhorst. Neen, by myne arme ziel! neen. Maar wat weet een koopman van eer of geboorte! op geld alleen, ziet hy: en wy zyn arm. caroline. Behoeftig zyn wy lang geweest. Maar tot heden toe hebben wy voor niemant moeten blozen , om dat wy behoeftig waren. Zo lang myne moeder heeft geleefd... van t E l ii q r s t. Zwyg, meisje! zwyg! die fnaar moet gy niet aanroeren. (Hy drinkt.') Wat zal ik toch zeggen ?.. Gy zoudt August dan met wederzin verlaten? caroline. Heb ik dat gezegd? van  TO ONEELSPEL. 43 VAN TELHORST. Wel ja, dat of iets diergelyks. CAROLINE. x Indien het noodlot het had gewild, hoe gaarne had Caroline , van alle menfchen afgezonderd, van allevermaaken verftoken, tusfehen haaren vader en haarenAugust haare dagen willen flyten! VAN TELHORST. Wel nu, dat kunnen wy. CAROLINE. En wy verlaten deze Had ? VAN TELHORST. August moet met ons medegaan. CAROLINE. Hoe? VAN TELHORST. Ik verlang geen anderen fchoonzoon dan August; hy alleen kan Caroline gelukkig maken : zy moet met hem trouwen. CAROLINE. Heeft hy dit voornemen aan u geopenbaard? uwe toeftemming tot ons huwelyk verzocht ? Hoe heeft hy dit dezen morgen voor zyne Caroline kunnen verbergen, en haar eenige oogenblikken vreugde ontftelen? VAN TELHORST. Niet geheel en al zo, meisje ! Hy heeft wel zo fond uit niet gefproken, maar het meer dan eens genoeg laten blyken. En hy zou zeker al lang zich duide-  44 RYKDÓIVJ en BILLYKHEID, Jyker verklaard hebben, indien de vrees, om dien oom te vertoornen... caroline. Is Caroline hem dan niet meer waardig, danwatverachtelyk geld? van telhorst. Dat is zeer fraai gezegd; maar zulk eene erfenis, als hy te wachten heeft, moet men niet met den voet weg iroten: als hy die behouden kan, en te gelyk met Caroline huwen, is het immers veel beter. caroline. Zou die oom zich door August laten verbidden ? van telhorst. Wie ? die gierigaart ? fïy zou zyn' neef met zyne vrouw van honger zien fterven, en hem nog geen Huiver van zyne onnoemlyke fchatten toewerpen, om hen te redden. caroline. Lieve vader! hoe begryp ik dan het geen gymy zegt? van telhorst. Wel, gy zult veel op August vermogen, nietwaar? caroline. 6 Ja! indien zyne betuigingen even oprecht zyn ali zejmy voorkomen. van telhorst. Gy moet hem zeggen dat wy morgen van hier vertrekken- caroline. Ja- VAN TELHORST. Begrypt gy ? , ■ CA-  TOOÏÏEELfPEL. 45 CAROLINE. En verder ? VAN TELHORST. Verder zal hy u zekerlyk tonen dat dit hem treft j dan moet gy... dan moet gy... CAROLINE. Welnu, vader?' VAN TELHORST. Gy moet... Maar gy hebt meer verftand dan ik: gy Zult dat wel goed te pas kunnen brengen; gy moet hem op de gedachte zien te brengen om my de toeftemming tot een geheim huwelyk aftevragen. CAROLINE. Tot een geheim huwelyk? VAN TELHORST. Ja, tot een geheim huwelyk,buiten weten van zyn'oom. CAROLINE. En myn vader wil dat ik hem dat zeggen zal ? VAN TELHORST. Verdoemd! ik kan het hem nog minder zeggen. CAROLINE. Dat kan ik niet doen. VAN TELHORST. Dach t ik het niet! Weer en wind! om uwen vader tc helpen, zal uwe trotschheid geen handbreed bukken. CAROLINE. Heb ik dat verwyt verdiend? heeft myn vader ooit een' zucht van my gehoord, om dat ik die vermaaken, die  4<5 RYKDOM* en BILLYKHEID, die ik eens kon genieten, dat aanzien, dat my in myne kiudschheid wierd toegedragen,hebmoeten misfen? Kom, myn vader! vlugten wy van hier Haar de eenzaamfte fchuilplaats: daar zal Caroline u oppasten, voor u ..zorg dragen, uwe dagen, zo veel zy kan , veraangenamen. Zy zal niet te trotsch zyn om dag en nacht voor u te arbeiden: geen werk, hoe zwaar, hoe vernederend, zal haar lastig vallen; en indien de raenfchen u ook in haare armen mogten vervolgen, zy zal niet te trotsch zyn om hen te bidden en te fmekcn. Zy zullen de traanen eener dochter, die voor haaren vader knielt, niet wederttaan, (Zich voor zym voeten werpende.') 6 Myn vader! Jaat Caroline by u de plaats van uwe Emilia bekleden, van die gade, wier verlies de oorzaak is van alle onze rampen. Gy zult nog, als voordezen,in uwe eigen woning de bron, de zalige bron uwer genoegens wedervinden. Gy zult niet meer die korttlondige en zo dikwyls met naberouw gekochte vermaaken najagen, die uwe Caroline zo veeie traanen doen norten, alszy dagen in eenzaamheid moetende doorbrengen, vru, onaangenaamheden flechts kortftondig zyn, en weldra plaats zouden maken voor een aanhoudend, een eeuwig geluk; of zoudt gy dat geluk niet vinden in de armen van uwen August? van telhorst. En uw gryze vader zou gerust ten grave dalen, onbekommerd over het lot zyner dochter, die hy weldra niet meer zal kunnen onderfteunen. august. Ik fmeek u, myne Caroline!.... (Hy valt haar te voet.) van telhorst. Moet uw vader ook yooru... (Hy wil ook knielen.') Caroline, kent tegenhoudende. Neen, vader! neen. Maar gy, en gy, August! de éenigiten die hier op aarde Caroline bemint, wilt gy beiden dan haar onherftelbaar ongelukkig maken ? august. Gy zult niet ongelukkig zyn. va n telhorst. . Neen , neen. ' CEr wordt aan de deur geklopt.) ZESDE T O O N E E L. van telhorst,caroline,august,bombam. van telhorst. ie daar? bombam, van bu iten. Is het geöorlofd den weledelen heer capitein van Tel-  TOONEELSPEL. Telhorst een woordje te fpreken, indien zyn edele geen belet heeft? august. Het is de boekhouder van myn' oom. Waar berg ik my ? va n t'elhórst. Gintschin de achterkamer. Schielyk ! (August gaat' binnen) Die verdoemde kaerel!—Tree binnen. bombam, binnenkomende. De ootmoedige dienaar van den heer van Telhorst. Dit ismejufvrouw uwe dochter? van telhorst. Ja, mynheer! bombam, Dat kan men wel zien. Het levendig portret van mynheer haaren vader. Ik heb het geluk de jonge dame welvarende te zien ? (Caroline buigt zich en gaat zit' ten werken ) van telhorst. Wat is 'er van uwen dienst, mynheer? bombam. Van mynen dienst cigentlyk niets, mynheer ! va n telhorst. En wat komt ge dan doen ? bombam. Ik kóm ten dienfle van een' ander'. Doordien myn geëerde patroon aan het podegra is laborerende, betrouwt hy de zaaken, die hy binnenshuis niet kan verrichten, aan my toe. D 4 VAM  5« RVKDOM en BILLYK HEID , va m telhorst. Ter zaake, mynheer! bombam. - Myn patroon dan, de heer Eric van Adelftam, alomine, zo wel op de beurs als in vreemde landen ge« noeg bekend, had fints lange gewenscht, het genoegen te mogen hebben, om mynheer den capitein van Telhorst te zien. Dit heeft hem niet mogen gebeuren, Daarop zeide hy ftraks tot my: „ Chriftoffel Bombam!.." Dit is myn naam, mynheer! van telhorst. Een wonderlyke naam , by myne ziel! bombam. Ja, men draagt zo al den naam van zynen vader,en den naam, dien men by den doop ontfangt. Had myn vader, zaliger gedachtenis, met my kunnen raadplegen , dan had ik hem verzocht om my Cefar of Alexandeu te laten dopen. Die naamen klinken beter in het oor dan Chriftoffel, Deze is, zo als mynheer wel geliefde te zeggen, wat wonderlyk. va n telhorst. Vaar toch voort in het geen gy my te zeggen hebt. bombam. Het is waar, een predikant moet zich by zynen tekst houden. Myn patroon zeide dan tot my: „ Bombam! ga eens naar den beer van Telhorst. Hy heeft een huis van my gehuurd, onder voorwaarde van ieder vierendeeljaars de huur te betalen. (By haalt een groote brie-  TOONEELSPEL. 57 Ir teventas uit zyn' zak , waarin hy een papier zoekt.~) Dit is het niet... dat ook niet... Als men veele zaaken om handen heeft, heeft men ook veele documenten nodig. Dit is het, geloof ik... neen... Het moet 'er toch inleggen. VAN TELHORST. Wat zoekt gy, mynheer? BOMBAM. De qrigineele huurcedulle, mynheer! VAN TELHORST. Loop met de huurcedulle naar den duiyel! ik weet immers wel wat 'er in Haat. BOMBAM. Ja, maar pikkie by paaltje is altyd goed; en zwart op wit kan niet liegen. VAN TELHORST, Zult gy haast gedaan hebben, mynheer? want ik heb myn' tyd nodig. B OMBAM. Heeft uwedele haast? Ei! ei! waarom my dit niet ten eerden gezegd? Ik zal dus kort zyn. Myn patroon zeide dan: ,, Ieder vierendeelsjaars de huur te betalen ; en tot heden heb ik nog geen penning ontfangen , fchoon een jaar verlopen is. Vraag zyn edele, (enhierop zal ik onder welnemen uwedelens antwoord afwachten en noteren,) vraag zyn edele wanneer ik de huurpenningen kan ontfangen!" D 5 VAN  58 R YKDOM en BILLYKHEID, v-a n telhorst. Het is waar, het jaar huishuur is om. Ik heb 'er niet om gedacht. Welnu , zeg aan den heer van Adelftam dat ik morgen of overmorgen het geld zal bezorgen. bombam. Wel zo ! wel dat znl hem vreeslyk fpyten. van telhorst. Hoe zo? b o m b a m. Hy had my den last opgedragen om die penningen v beden reeds ten zynen huize te bezorgen. van te lh o r s t. Heden? dat kan niet. bombam. Dat kan niet? Wel, dat is ongelukkig • Evenwel zo" ik de vryheid mogt gebruiken , om eene aanmerking te maken... van telhorst. Wel nu ? b o m b a m. Men zou haast zeggen dat hy die morgen over zo veel geld kan disponeren, heden niet behoeft verlegen te zyn ; en het fpreekwoord zegt dikwyls nietten onrechte, van uitftel komt afftel. van telhorst. Vertrouwt gy myn woord niet? zeg! b o m b a m. Uw woord vertrouwen ? q Ja ! mynheer ! ik heb \ al-  TOO NEELSPEL. 59 alle hoogachting voor heeren officieren. Hun woord is my een voldoende borg; maar het is met die heeren ook dikwyls zo gefield, dat bykomende omftandigheden hen verpligten pm hun woord, in geldzaaken namclyk, tegen hunn' zin niet altyd gefland te kunnen doen. Dit met eerbied gezegd, mynheer ! Ik taxeer niemant ; ó neen! als ik maar aan het einde van den dag kan opmaken, of myn eigendommetje, (want gering, is het, dat is waar; maar ik ben'er mede te vreden,) of myn eigendommetje verbeterd zy, en of ik een penningje in het fpaardoosjq voor den ouden dag kan op»: leggen, dan laat ik mynen buurman zyne eigen rekening maken. Dit tusfehen twee haakjes. Ik heb in myn' zak eene volledige quitantie ten diende van uwedele hoe gaarne zou ik uwedele dezelve aanbieden !.. tegen betaling, wel te verdaan. VAN TELHORST. Ik zeg het u nog eens, ik ontfang morgeneetstgeld. BOMBAM. En ik herhaal iet, het is magtigongelukkig.' Indienik met dat antwoord by myn patroon kom , vrees ik dat hy misfehien tot andere maatregelen toevlugt zal nemen. CAROLINE. Hoe! mynheer! B O M B A M. ó Mejufvrouw! myn patroon weet wat men een' fatzoenlyk' man verfchuldigd is. Daarover behoeft uwedele zich geen oogenblik ongerust temaken. van  6o RYKDOM en BILL YKHEID , van telhorst. 'Verdoemd! uw patroon is daaromtrent genoeg bekend. Wy weten hoeveel hy een' fatzoenlyk' man acht, die zyne zakken vol ducaaten heeft. bombam. ó! Die vindt men thans.' weinig. De ducaaten zyn fchaars, en hetgeldby veele fatzoenlyke lieden nog minder abondant. van telhorst. Kort af , zeg uwen patroon dat ik hem morgen zelf zal komen fpreken. bombam. Zo, zo, morgen. Maar zou het des voor- of namiddags zyn? van telhorst. Voor middag, als gy het verkiest. bombam. Met verlof, ik zal dat antwoord kortelyk opfchry ven ; want ik bevind my het best om alles te noteren, ten einde niets te vergeten. van telhorst. Wel zeker, gy zoudt uw geheugen misfehien krenken , door die drie woorden 'er in te onthouden. bombam, een memorieboekje uit zyn" zak balende. Voorzichtigheid is de moeder van de wysheid. Gy kunt u niet begrypen, hoe veele zaaken ik om handen heb, en hoe my het hoofd by wylen omloopt! Vooreerst  TOONEELSPEL. 6t eerst houd ik op het cömptoir van mynen patroon hec journaal, de rekeningcóurant- en faétuurboeken. Daarenboven ben ik belast met het toezicht over dé grofbaan en kousfenwevery. Daar by komtnog, dat men voor zyn eigen ook nog al bezigheden heeft; men knutfelt zo wat,- om een duitje te verdienen, en her geld regent niet in den mond, al Maat men gantfche dagen te gapen. VAN TELHORST. Hebt gy haast gedaan met noteren' i BÓM B'AM. Op het oogenblik. (Al fchryvenile.) Ik heb de eet nog niet gehad... Voor den middag ,hebt gy gezegd?.. óm mynheer den capitein te ontmoeten. Zyn edele heeft deukelyk verfcheiden campagnes bygewoónd? VAN TELHORST. Weêr en wind ! zie dezen flyven arm , voel dit lidteken op myn hoofd^ en vraag of ikin het vuur beri geweest! BOMBAM. ó ja! den flyven arm... Dat is waar. Het lidteken. .. ook waar. Doch ik heb een' vollen neef, die van zyn-ambacht een kleêrrriakeris. Wel, die heeft een ftyf been en een lidteken op hethoofd, en heeftnooic Verder gereisd dan naar zyne werktafel, daar viel hy eens af. Het was magtig ongelukkig! men zegt wel dat hy een weinig te veel... VAN  6* RYKDOM ek BILLYKHEID, van telhorst. Wat. bruit my uw neef de fnyder! hebt gy nog iets te zeggen? want ik moet vertrekken. bomba m. Ja, het zal laat worden. (Hy ziet opzyn horologie.) Byna vier uuren, myn patroon zal naar my wachten, en baas Stut... Nu , mynheer de capitein, als gy eens een avondje met uwen tyd geen raad weet, en gy wilt myne nederige woning met uw byzyn vereeren, zal het my tot groot genoegen (trekken uit uwen mond het verhaal der campagnes, die uwedele heeft bygewoónd, te mogen verftaan. Zulke dingen hoor ik gaarne vertellen. van telhorst, driftig. Kaerel! ziet gy my aan voor een' nieuwsverteller ? ik heb nü, en ik heb nooit geen tyd. bombam. Dat fpyt my; anderszints een vrindelyke pyp, en een Vrindelyk glaasje wyn... van telhorst. Verdoemd! mynheer! hoe dikwerf moetik u herhalen, dat ik moet uitgaan?' j b o m b a m. Dan zal ik de eer hebben uwedele te groeten. van telhorst. Uw dienaar! bomba m. Uw onderdanige, mejufvrouw [(Caroline buigt zich.) Het  TO ONEELSPEL. 63 Het fpyt my vreeslyk dat ik mynen patroon geen ander befcheiJ kan brengen.- van telhorst. Zeg wat ik u gezegd heb, en ga heen. bombam, heengaande. Het is magtig ongelukkig. Het zal mynen patroon niet bevallen, in het geheel niet. ZEVENDE T O O N E E L. van telhorst, Caroline, daarna august. van telhorst. "Vaar naar de hel met uwen patroon, verdoemde babbelaar! Wat nu gedaan? (Tegen August, die binnen treed.j Gy hebt ons gefprek gehoord, mynheer! Uw oom is myn fehuldeisfcher. Ik wagt geen medelyden van hem.' Dus moet ik vertrekken, wil ik niet reeds morgen vast zitten. AUGUST. Kan ik u van eenigen dienst zyn ? fpreek vry. van telhorst. Ik dank u. Antwoord my flechts of gy by het voornemen blyft volharden, daar wy ftraks van gefproken hebben ? AUGUST. Het uit te voeren is myn geluk voor altyd vestigen. caroline. Gy denkt dan, August! dat Caroline... VAIf  64 RYKDOM en BlLLYKHEIOi van telhorst. Caroline zal met haaren vader vertrekken. Morgen met het aanbreken van den dag moet alles gereed zyn. Kom met my, August! wy zullen de nodige fchikkingen betamen. caroline. Neen, ik ga niet mede. august. Lieve Caroline! zoudt gy weigeren my gelukkig te maken ? van telhorst. Zy zal haare toeftemming geven, dat zweer ik, of zy zal haaren vader levenloos voor haare voeten zieri nedeidorten. Kom, al genoeg gepraat, wy moeten uitvoeren. Bedenk u Wel Caroline! Het leven van uwen vader, het geluk van uwen August aan de eene zyde; ydele ftyfhoofdigheid, verkeerde trotschheid aan de andere... august. Myne Caroline zal niet aarfelen om te kiezen. Vaar wel! A G T S T E T O O N E E L. caro line. Zy zal niet aarfelen , neen. Ook gy zoudt niet geaarfeld hebben, dierbaare moeder, wier verlies ik dagelyks hoe langer hoe meer met heete traanen moet betreuren! „ Dat de zedigheid der onfchuld fteeds^ de be-  TÓÖNEELSPEL. 65 bewustheid van fchuld nimmer uwe wangen doe blozen !" Deze waren haare laatfte woorden; eh thans... ö! •Hoe diep zyn wy gezonken! wy moeten vlugten, niet, zo als weleer, voor onderdrukking en vervolging , maar als... Dit woord kan ik niet uitfpreken. — En dan dat huwelyk!... nimmer, nimmer. Maar welke redding blyft my over» daar myn vader zelf zyne dochter daartoe dwingen wil ? Help , help my, moeder! hoor de ftem uwer vaderlooze dochter ! (Knielende.) Zie uit den gelukftaat, waarin gy thans zyt geplaatst, op haar neder! geef haar in, wat zy dóen, wat zy zeggen moet! en mogten haare woorden zo veel invloed hebben op het hart eens vaders, als de uWefl eens hadden op dat van een' gemaal! NEGENDE T 0 O N E E L. caroline, rolph. rolph; l^raanen en gebeden! . Alweder een ongelukkige! Caroline, opflaandei Mynheer!... ROLPHl Ê-lyf. Indien uwe gebeden door den Rechtvaardigen verhoord kunnen worden, wil ik naast u knielen êh met ü bidden. caroline. Wie zyt gy? E ROLPH,  65 RYKDOM en "BILLYKHEID, rolph. • Kent gy Rolph Schultzheimer niet? Ga naar de ryken en gelukkigen, en zy zullen u den hondfchen en razenden Rolph doen kennen; ga naar de armen en elendigen, in zy zullen U zeggen wie vader Rolph is. caroline. l Zyt gy de vader der ongelukkigen ? dan moet gy ook myn vader zyn. r o l p ii. Spreek vryuit, en ik zal uwe klagten wegnemen 5 ween in myne armen, en ik zal uwe traanen afdrogen. caroline. Neen, gy kunt my niet helpen. rolph. Den worm, die eenfchuldiggeweten doorknaagt,died kan de Almagtige alleen doden. Voor het overige vertrouw op God en vader Rolph. caroline. Geen fchuldig hart jaagt in myn' angftigen boezem. rolph. Waarom doen dan traanen de blos dier jeugdige kaaken verwelken ? Spreek ! caroline. Ik kan niet. rolph. Antwoord my dan, zo gy my niet mistrouwt. De capitein van Telhorst... CAROLINE. is myn vader. ROLPH/  F Ó O N E E L S P E L. 6? ROLPH. Meisje! gy verdient eenen beteren vader! CAROLINE. Myn vader is goed, myn vader was altoos braaf, altoos geëerd. ROLPH. Gy hebt gelyk, meisje! een vader moet altyd heilig wezen voor zyn kind; maar die jongman, die zo dikwyls hier aan huis wordt gezien? CAROLINE. Wien meent gy, mynheer? ROLPH. Van Halbusch laathy zich noemen. CAROLINE. Hy is een vrind van myn' vader. ROLPH. Verder ? C AROLI NE. Verder weet ik niets. ROLPH. Gy veinst. CAROLINE. Waarom zou ik veinzen, daar ik niet gehoudeti ben uwe nieuwsgierightid te voldoen? ROLPH. Voldoe dezelve, zo gy kunt, en gy zult eene goede daad verrichten. CAROLINE. Goed kan ik van hem niet zeggen; het kwaad moet gy van anderen horen. E 2 ROLPJL  63 RYKDOM en BILLYKHEID, rolph. Zwyg dan; want uw zwygen is edèl. Spreek my van' u ?' dit kunt gy vry» car oline. Kent gy den heer Van Adelftam ? rolph. Den koopman, of den officier ? caroline. Den koopman. rolph. Hy is ryk/ magtig ryk. Schatten vloeijen hem toe' van het oosten en van het westen. caroline. Én is hy die fc'hatten waardig? rolph. Geen behoeftige gaat getroost zyne woning uit. Geen fchuldenaar heeft hy immer de geringfle fchuld kwytgefcholden. caroline. Dus onbarmhartig, gevoelloos? r o l p h. Als alle de ryken dezer eeuW; caroline. Dus niets van hem te wachten ? rolph. Hy is echter üiet onrechtvaardig. Hetgeld, datinzyhe' fchatkisten bedolven ligt, kleeft niet van het zweet en de traanen der ongelukkigen, wien hy het heeft afgeperst. caroline. Dan wil ik hem gaan fpreken. rolph.  TOONEELSPEL. 69 rolph. Wat zoudt gy by hem doen? Open uw hart aanmy, ;en ik zal u redden. caroline. Neen ; hem, hem moet ik eerst fpreken. r o l p h, Ga dan, flaag in uw voornemen, dit geve God! maar komt gy onverhoord in deze kamer te rug, geen nood, geen, vertwyfeling: Rolph heeft u niet verlaten ; dezen avond ziet gy hem weder. TIENDE T O O N E E L. caroline. Ja, ik wil hem fpreken: ik zal hem alles zeggen. Hy js niet onrechtvaardig, zeide Rolph: dan zal hy my horen, en alles kan nog herfteld worden. Deze gedachte kwam niet uit mynen boezem : gy hebt my verhoord, moeder ! gy hebt dezelve in my doen opkomen; gy ook hebt dien edelen gryzaart herwaart gezonden; gy verlaat my niet: uwe dochter zal trachten uwer waarr ;f.jh*B^oiLaa»Eï". '"> Ik heb niet geweten'; dat hy een' oom had; dit heb' ik u reeds gezegd: en, af .had ik het geweten, misfehien üad ik my gevleid, dat die oom , wanneer hy my zou kennen, ook gedacht zou hebben, dat ik zynen neef gelukkig zou kunnen maken Is dit zo niet, mynheer? Ben -ik in uwe oogen niet ryk, niet aanzientyk genoeg? ó! dan is het wel.; August zal om my, uwe genegenheid niet verbeuren. Zyn verlies moge my .traanen kosten! ó ! die traanen zullen zoet zyn ,- by het gevoel < van door iemant eenen blik van minachting op my te zien werpen , of als een nietswaardig -fchepfel vetitooteu te worden. •• o-ibod nfitrUEJ? r;:a«iR:L/5 t:a.M.:.:.: raiwl Deze gevoelens doen u eer aan, mejufvrouw ! 'Er kunnen omftandigheden zyn, die my zouden verhinderen, myne goedkeuring... [ F 4 ca-  88 RYKDOM en BILLYKMEID, Caroline, opftaande. Welnu , mynheer! zorg dan voor uwe en myne belangens. August heeft door zyn fmeken myn' vader overgehaald, om zyne toeflemming te geven tot een geheim huwelyk. adelstam. Hoe? caroline. Deze nacht zou dit voornemen volbragt worden. De traanen eens minnaars en de bevelen eens vaders zou ik niet weêrflaan. Vind gy een middel uit,om hun oogmerk te doen mislukken. Ik heb voldaan aan het geen pligt en eer van my vorderden. Gy, mynheer ! voldoe gy 'er ook aan. Vaar wel! DERTIENDE TOONEEL. adelstam. Eene zonderlinge ontmoeting! (Hypeinsteenigcogenblikken.) Gelukkig heb ik een middel aan de hand, dat den gantfchen toeleg verydelt. (Hy belt.) Hetis flecht van August; maar het meisje !.. Misfehien gewaande edelmoedigheid: een list om my te verflrikken. (Pen bediende komt:) Roep mynen boekhouder, en wan neer myn neef t'huis komt, zeg dat ik hem dadelyk wil fpreken. (De bediende vertrekt.) Deze dag is niet gelukkig. Twist tusfehen Minna en Stalman, bedrog van August... Beleid zal'er nodig zyn, om dit alles weder te vereffenen, FE ER-  TÖ ONEELSPEL. 8jf VEERTIENDE TOONEEL. ADELSTAM, BOMBAM, BOMBAM. Is'er iets van mynheers bevelen? Karei zeide my zohaastig, dat ik by u moest komen, dat ik my den tyd niet gunde, om myn kopje thee uittedrinken. AD F. is TAM. Bombam ! gy moet terftond naar een'gerechtsbode gaan. BOMBAM. Naar een' gerechtsbode? ADELSTAM. Ja, en die moet den capitein van Telhorst, indien hy my niet dadelyk voldoet, arresteren. BOMBA M. Den capitein van Telhorst arresteren? AD ELS T AM. Gy moet 'er byvoegen, dat hy hem volftrekt niet uit het oog moet verliezen, en voor zyn perfoon aanfprakelyk is. BOMBAM. Ei! eil is zyn perfoon van zo veel aanbelang? De gëheele boedel, dien ik in huis heb gezien, kan de kosten van het arrest niet goed maken. AD E L ST AM. Ga ,eu maakfpoed. BOMBAM. Jk ga, en vlieg : binnen een uur zal de heer van F 5 Tel-  90 R.-YED0M e'n U IL L YK H E'ID, Telhorst den. tyd hcbbeij, ,om achter zyne. glazen de voorbygangeren te kunnen fpionneren. VTFTIENDE TOONEEL. ADELSTAM. XVeze doom is weder uit den weg geruimd, en geld zal de anderen ook Homp maken. Wysgeeren! fpreekt vry over de nietigheid der rykdommen : zolang onafhanglykherd aan dezelven verknocht zal zyn, zullen uwe zedelesfen weinig baten , en ieder mensch zal (leeds wenfchen om geld op geld in zyne kisten te £bpelen_ Het is maar al te waar, dathy, die ryk is, alles vermag, en de behoeftige ieder naar de oogen moer zien, en zyn geluk of ongeluk meestal van de willekeur zyn's rykeren broeders afhangt. Had de mensch" zich geen tallooze behoeften . aangefchaft ,• .(lelde hy , in onze befchaafde. waereld, zyn geluk niet in het bezit van duizende kleinigheden ,, die hy zou kunnen misfen, maar die voor hem van meer aanbelang zyn geworden , dan het voldoen des clagelykfchen nooddrufts, dan zouden de rykdomnlen^rumne waarde verliezen en geen mensch zou den fchittc-rénden (laat' van zynen medenibnseb benyden. \\irrr. ook die. drift is van de natuur. Zy is den arm'oedigeri Ilottentot,' den wilden Nieuw-Zeelander even- aangeboren als den wel opgevoeden Europeer. Voor brandewyn-, tabak , een' gekleurden doek, of glazen 'coraalen zullen de eerliehunnen voorraad , hunne wapenen, ja, hunne/vrouwen, en kin-  TOONEELSPEL. 91, kinderen verkopen: meer befchaafd , minder vry vergenoegt zich de Europeer om zyn huishouden en kroost weeken lang-armoede te laten lyden, als hy de lusten van een uur kan voldoen, of door nietswaardige dingen 'een oogenblik boven zynen nabuur mag uitblinken.; ' . . . ., . . : ZESTIENDE TOONEEL. ADELSTAM, AUGUST. AUGUST. Gfy hebt naar my gevraagd, oom! ADELSTAM. Ta , gy hebt dezen middag gefproken vanavw fpoedig vertrek, daar uw verlof is ingetrokken, Wanneer denkt gy ons te verlaten? AUGUS T. Wanneer, oom ? Binnen agt of veertien dagen. ADELSTAM. Blyft gy nog zolang ? des tebeter; want gy hebt een* ftand omhelsd, waarin gy u moet voorftellen,-dat ieder vaarwel, dat gy uwe vrinden zegt, mogelyk het laatfte zal zyn. AUGUST, \ Alle kogels treffen niet. . ADELSTAM. Zy kunnen treffen. Wie .heeft u voorfpeld, dat gy gelukkiger zult zyn, dan uw vader is geweest? AUGUST. Als ik fneuvel als hy, heb ik genoeg geleefd/ ADEL-  92 RYKDOM en BILLYKHEID, ADELSTAM. Het is waar. Hy viel met eer in het eerfte gelid , onder het oog van zynen vorst. Zyne fpitsbroeders en de vyanden zelf eerden zynen heldenmoed. Maarhy viel, en liet eene weduwe en twee jonge kinderen in kommer en droefheid na. Denkt gy niet, dat hun toekomend lot hem in het uur des doods wel een' traan heeft afgeperst? AUGUST. Ily deed zynen pligt, en dat zal hem genoeg zyn geweest. ADELSTAM. Dit is ook uw geval niet. Gy hebt geene vrouw pf kinderen. AUGUST. 6 Neen! ADELSTAM. Des te geruster kunt gy vertrekken. AUGUST. J». ADELSTAM. Hadt gy een ander beroep gekozen, dan had ikal lang myne gedachten laten gaan, om u uittehuwen. Het zou my aangenaam geweest zyn, eenen erfgenaam van den naam van Adelftam, in mynen ouden dag te kunnen omhelzen; maar een officier... AUGUST. En waarom zou een officier niet naar eene medegezellin zyn's levens mogen omzien? ADELSTAM. Onzeker zou het ook zyn , of de vrouw, die ik voor  TOONEELSPËL'. 93 voor u zoeken zou, u zou gevallen. Jonge lieden volgen in dit ftuk niet gaarne den raad van hunneouders. august. En "heb ik niet altyd my naar den raad van mynen oom gedragen ? ad e ls t am. Altyd? a u g u s t. O Ja! adelstam ernjlig. August! august. Oom! adelstam. Gy draagt eene montering. august. Ja. adelstam. Maar gy zyt geen officier! august. Hoe! adelstam. De degen eens krygsmans duldt geen vlek, het hart eens krygsmans geen logen. august. Een logen? a d e l s t a m. Ja een logen. Gy hebt verbindtenisfen aangegaan, gy hebt die voor my verborgen, en gy ontkent dit op het oogenblik. august verlegen. Oom ! ik... ik... abel-  94 RYKDOM en BILLYKHEID, ADELSTAM.; i Veins niet langer; wantik ben van alles onderricht. Ontken, dat gy u aan Caroline van Telhorst hebt verloofd; ontken, dat gy deze nacht zelfs een huwelyk met haar zult aangaan. AUGUST. Vergiffenis, oom!...ó Ja! dit is alles waar: zo ik dit eenige oogenblikken voor u heb kunnen verbergen, was het alleen... ADELSTAM. Genoeg. Ik begeer geene reden meer te weten. Gy kunt uw voornemen volvoeren , ik zal het niet verhinderen. Maak u zelv^n, maak haar, die gy voorgeeft te beminnen, ongelukkig: verlaat deze nacht, zo gy wilt, myn huis; maar bedenk wel, dat gy het als dan voor eeuwig verlaar. AUGUST. En was myn ftilzwygen dan ongegrond ? Ik wist te wel dat gy dit huwelyk zoudt afkeuren; en zonder het zelve kan ik geen geluk meer op aarde fmaken. Ik zweeg, niet om my, neen; indien ik myne pligten getrouw ben , behoef ik uwe ongenade, hoe onverdiend ook , niet te vrezen ; maar ik zweeg , oiri eens aan haar, die my meer waardig is dan het leven, pen lot, haare deugd waardig, te kunnen verzekeren; een lot, dat ik alleen van uwe goedheid te wachten heb, en dat myne openhartigheid haar voor altyd had doen verliezen. Gy kent Caroline niet, oom! ADEL-  < T O O N È E L S P E U 95 a dels tx'st. " " '•' * Zy is een arm meisje , wier vader zich aan het fpel en den drank overgeeft, en veele fchulden heeft. august. ■ ■ Haaren-vader wil ik niet verdedigen , en'Caroline is arm, dat is waar; maar die armoede zelve doet haar eer aan: zy moge in de oogen van fommige menfehen èene misdaad zyn; my zouCaroline niet meerder waardig zyn, indien zy fchatten mede ten huwelyk bragt. a d t l S t A m, Zyt gy niét door haare fchoonheid verblind ? Weet gy of de deugd, die zy vertoont, geen masker zy, om u, den vermoedelyken erfgenaam van den ryken Eric van Adelftam, in den ftrik te lokken ? august, Neen,dat is onmógetyk. Caroline veinzen! Neen, gy kent haar niet. a del s t 'a iiï. Dit is altyd onmogelyk iri de oogen eens minnaars , en nogthans heeft men menig voorbeeld vandiergelyke listen gezien. Maar het zy dan, dat Caroline waarlyft zy, die zy u vertoont, zy blyft échter arm ; daar gy na mynen dood de aanzienelykfte rykdommcn hebt te wachten. Jongman ! geloof my , in mynen zeventigjaarigen leeftydhebik veeleongelykehuwelykengezien, en in allen was geluk en vergenoegen van korten duur, Als de eerfte liefdedrift plaats maakt voor bezadigder vrindfehap , (en dit is vroeg of laat het lot van echtge-  pö RYKDOM en BILLYKHEID, genooten,) dan overdenkt men, wat men heeft gedaan * wat men had kunnen doen, en wat men heeft opgeofferd. Dan matigt zich de geene, die den anderen alles heeft gefchonken, eene meerderheid aan, die tusfehen jnan en vrouw geen plaats moet hebben: hy vordert beloning voor het geen hy aanbragt, en acht zich beledigd, wanneer men niet blindeling zynen wil opvolgt en hem zonder tegenfpreken gehoorzaamd ; misnoegdheid verwekt verwytingen, en deze gedurige twist eene hel op aarde. Dit zou ik u gezegd hebben, zo gy myne toeuemming hadt verzocht. Ik had u gevraagd, of gy u eene medegezellin uws levens verkiezen , of eene llavin voor uw geld kopen wilde ? of gy zeker waart, dat het denkbeeld van Caroline arm en behoeftig tot u te hebben genomen, nimmer in u zou opkomen? of gy haar altyd dien eerbied, die behulpzaamheid zoudt bewyzen, die gy denkt verfchuldigd te zyn aan eene vrouw, die u ook alles had gefchonken ? of dat gy de willekeur, die de tedere kunne zich uit hoofde haarer zwakheid veroorloft , fteeds zoudt hebben opgevolgd? En dan had ik u misfehien myne toeITemming geweigerd. Maar nu, onbezonnen jongeling! wat hebt gy voorgenomen? Een geheim huwelyk ! en dat op het oogenblik, dat gy naar het veld zult vertrekken, om misfehien nimmer weder te keren. Wat zoudt gy uwe vrouw nalaten? Traanen en een eindeloos berouw. Na aan u haare eer, haaren goeden naam te hebben opgeofferd; want met recht waken de wetten te-  TOONEELSPEL. 97 tegen diergelyke verbindtenisfen, en veiklaren dezelven J krachteloos en onwettig, zou zy door uwe vrinden, •j door alle weidenkenden veracht en verftoten worden, gelukkig nog, zo zy het leven niet had gegeven aai» een onfchuldig fchepfel, dat nimmer den naam van zynen Vader zóu mogen dragen !.. ó! De vloek van uwe vrouw , van uw kind zou in het ftille graf uwe koude beenderen nog verontrusten! august» Oom! geloof my.. t adelstam. Gefteld dat gy gelukkig in de armen uwer vrouw waart wedergekeerd , hoe ligt kon uw geheim ontdekt worden! en dan, zo zeker als ik u toefpreek, zei zeker zou die ontdekking , indien ik dezelve vóór mynen dood had vernomen, u alle aanfpraak op het geen gy van my kunt Wachten hebben doen verliezen; of wat zou dan uw vurigfte wensch , uw éénigfte verlangen zyn geweest? Om my , uwen weldoener, Uwen twééden vader, die u van uwe vroege jeugd heb opgevoed , hoe eer hoe liever in het graf te zien nederdalen , en daardoor de hinderpaal aan uwe oogmerken uit den weg geruimd. Dit had ik niet van u verwacht, August! In uwe liefde vleide ik my den troost myns ouderdoms te zullen vinden, en deze liefde heb ik terloren. a re u s¥. Dit is te veel! Zo gy kunt denken dat deze' gevbei G len"  5)8 RYKDOM en BILLYKHEIE», lens immer in myn hart zyn opgekomen, dan verdien ik niet de minfte gunst van u. Yerftoot my dan, verban my voor altyd uit uwe oogen, en vergeet my. Ik u haten! ik naar uwe dood wenfchen! adelstam. Hoe meer gy uwe vrouw zoudt beminnen, hoe meer myn leven u in den weg zou zyn ! august. ó Myn oom! de vurigfte liefde moge my een oogenblik hebben doen dwalen; ik erken die dwaling aan uwe voeten; eene jeugdige losheid wordt ligt door een* vader aan eenen berouwhebbenden zoon vergeven. Wees, wees die vader voor my. Gy kent myne liefde voor Caroline : hoe fterk ik haar bemin kan ik.u niet uitdrukken. Geef gy uwe goedkeuring aan die liefde, en ik en Caroline zullen alle morgens en alle avonden uwe goedheid zegenen. Uwe kinderen zullen uwen ouderdom gelukkig maken... a d e l s t a m. August! een meisje, dat tot zulk een' toeleg haare toeftemming heeft kunnen geven, zal nooit met myn* wil den naam van myne nicht , dragen. august. • Zy gaf haare toeftemming niet; haar vader, haar minnaar alleen.. adelstam. Deze bede komt nu te laat. Handel gy zo gy wilt: ik zal myn gedrag naar het uwe weten te richten. Z E-  T O ONEE LSPEL. 99 ZEVENTIENDE TOONEEL. .AUGUST. "Welk eeii donderdag!... Wat nu gedaan ? Van Caroline afzien ? 'Neen, liever de dood. Indien gy dit vart my blyft vergen, onrechtvaardige oom! heb ik te vergeefsch op uwe genegenheid gebouwd... Morgen, morgen zou Caroline de myne zyn!... Caroline in myne armen! Hemelfche zaligheid! u zou ik uitftellen , misfehien verliezen voor altyd ?. Neen, liever alles gewaagd... Maar hoe toch heeft myn oom ons oogmerk ontdekt? Dit zeide hy niet... hoe kan hy dit ontdekt hebben?... Bombam kwam ftraks by Telhorst: zou hy ons gefprek afgeluisterd hebben?.. Ik wil Caroline alles openbaren, haar het gefprek met mynen oom mededelen, en dan zal ik in haare oogen lezen wat ik doen moet, om haar te behouden, en tevens getrouw te blyren aan myne pligtên. Einde des derden bedryfs. Ga VIER-  too RYKDOM en BILLYRHEIS, VIERDE BEDRYF. Het tooneel is in het huis van Fan Telhorst'. EERSTE TOONEEL. CAROLINE. f is deze raiddag lang j ieder uur is eene eeuw. Zo langzaam, zo droevig zullen voortaan de uu- ren voor my allen voortkruipen Toen Augus: hier nevens my zat, toen vlogen zy om .. Hy zaï niet meer komen. Morgen ben ik van hem afgefcheïden; want de ryke Adelftam zal wel zorg dragen, dat zyn erfgenaam niet meer den fchamelen drempel van onze woning betrede... Eu nogthans morgen had ik zyne Vrouw kunnen zyn... Wat heb ik gedaan ?.. mynen pligt. Geen berouw, Caroline ! zelfs geen zucht meer. Ik zou veracht en verftoten zyn geweest , om dat ik arm ben, en August niet dan flechts myn hart ten huwlyksgift kan fchenken. Veracht, verftoten!. Nooit, nooit. Ik, ik veracht uwe rykdommen, hebzuchtige gryzaart! Dat August zich by my met eene beete broods en een' teug water vergenoeg, de, hoe veel gelukkiger zou ik zyn, dan wanneer ik aan uwe tafel my in wellust en overvloed baadde! T WE EDE TOONEEL. van telhorst, caroline. van telhorst. Is August nog niet hier ? CA-  T O O N E E L S P E L. ie* CAROLINE, ïk heb hem niet gezien. VAN TELHORST. » / Gy zk. daar zo uil en zo lui: denkt gy niet, om eenige toebereidfelen tot ons vertrek te maken CAROLINE. Dus blyft dk vertrek nog vastgelteld? VAN TELHORST. Zekerlyk. Kom, lustig de handen aan het werk. Duizend fnaphaanen! morgen zyt gy getrouwd: van dezen avond wil ik niets zien dan dansfen, en niets ■horen dan zingen, CAROLINE. Caroline deelt niet in de vrolykheid van den dag. VAN TELHORST. ó ! Dat zal August u wel anders leren. Kom, fchielyk deze kas geleegd, en het goed in dat koffer gepakt. (Hy opev.f eene kas , én krygt eene uniform.) Daar, neem dezen rok, dien ik droeg, toen ik zeven wonden ■kreeg, om myn' overftens -leven te redden. Hy is thans veldmaarfehal-k, kamerheer, en heeft een inkomen van veertigduizend ryksdalers. Ik M'as gelukkig, een penfioen van vyf honderd guldens te verkrygén, om dat ik niet meer in ftaat was om te dienen. En wat bekommerde hy zich verder over het lot van eenen afgedankten capitein!.. Bewaardezenrok , Caroline! .en zo ooit een uwer kinderen foldaat wil worden, toon hem op denzelven de fcheuren der zeven G 3 WQn-  loc RYKDOM en B I.LLYKHEID, wonden , en zeg hem hoe. zyn grootvader voor ieder wond wierd beloond. (Hy geeft Caroline eenig linnen.') Neem aan. (Hy krygt een doosje.') Dit is alles wat my van myneEmilia overblyft... Kommeren arraoede heeft zy met my gedeeld, en nooit hoorde ik eene klagt van haare lippen. Wees gy voor uwen man, zo als zy voor uwen vader is geweest, en met dankbaare zegeningen zal hy uwe gedachtenis bewaren. Caroline neemt het doosje en kuscht hetzelve. ó Myne moeder!... (Zich voor zyne voeten werpende.) Nu dan, in den naam van haar die u zo dierbaar was, die u zo gelukkig heeft gemaakt! yerfmaad de bede van haare dochter niet. Staak uw voornemen, daar het nog tyd is .. van telhorst. Weg, weg! Caroline, op ft aan de. Uwe Emilia hebt gy ook gelukkig gemaakt; maar nooit, nooit zal Caroline in dat geheim huwelyk het geluk kunnen vinden Gy kent den ryken Eric van Adelftam niet; alles bukt voor zyne fchatten: zo hy eens ons huwelyk ontdekte, en door zyn' invloed deze brooze banden kon verbreken, hoe kwam Caroline dan tejrug in de armen van haaren vader ? Onteerd... va n telhorst, met veel'drift. Hemel en hel! zo August u ooit kon verlaten, zou deze lamme arm herleven , om hem aan myne gehoon1de dochter opteofferen. ca-  TOONEELSPEL. 103 caroline. Dat uwe zie! herleve voor de fniekingen van uwe dochter! Gy hebt haar nooit iets geweigerd... van telhorst. Gy ook, Caroline ! gy wederftreefde voordezen nooit de bevelen uws vaders. caroline. Altyd waren de bevelen myns vaders de Itern van eer en van deugd. van telhorst, verlegen. Wat? denkt gy... (In de kas tastende, vat hy een ledige fes, die hy met drift tegen den grond werpt.) Verdoemelyk vogt!Haal my een fles wyn, Caroline! c ar oline. 'Er is geen wyn meer in huis. van telhorst. Geen wyn op uwen trouwdag! Dat kan niet, al moest ik mynen degen verkopen, DERDE TOONEEL. van tel horst,caroline,bombam, een gerechtsbode. bombam treedt binnen. va n telhorst. W ie duivel is zo vrypostig ? .. bombam. Duid my myne vrypostigheid niet ten kwaade, mynheer ! ik vond de deur van het huis open, en daar ik uwedele zeer noodzakelyk fpreken moet... G 4 van  lo+ RYKDOM en BILL YKHEID, van telhorst. Kort en zakelyk; wat hebt gy te zeggen? bombam. Uwedele vergeet niet dat ik hier Hechts fpreek in naam van mynen geëerden patroon, den heer Eriv van Adelftam. van telhorst. Wat is dan uw boodfchap ? bombam. Myne boodfchap is ten deele dezelve die ik de eer had uwedele ftraks mede te delen; namelyk, of het uwedele gelegen zou komen , om aan mynen patroon de verftreken huurpenningen te voldoen. van telhorst. Daar op heb u reeds geantwoord. Morgen zal ik by uwen patroon komen. bombam. Zou het niet mogelyk zyn nog heden ? van telhorst. Neen. b o m b a m. Ja, ik moet het nog eens herhalen , het is fnagtig ongelukkig. van telhorst. Dat is het; maar nu kunt gy vertrekken. bombam. Straks zal ik de eer hebben uwedele te groeten. Doc-h , alvorens overgaande tot het tweede gedeelte van myne com-  TOONEELSPEL. io$ Gommisfie, zo heeft de heer, die met my gekomen is, uwedele ook nog een paar woorden toetefpreken. van telh orst. Wie is die man? bombam, Een gerechtsbode, mynheer! van telhorst. Een gerechtsbode? wat moet die hier doen ? de gerechtsbode. Ik heb last van den heer Eric van Adelftam, om uwe perfoon te arresteren en te custodieren. van telhorst. My arresteren ? caroline, verf:hrikt. Hoe! bombam. Niet anders, mynheer! ó! Myn patroon is een fiimme vos. Het is of hy geweten heeft dat ik uwedele bezig met inpakken zou vinden. van telhorst ,Bombam by denhals grypende. U moet ik denhals omdraaij en, verdoemde babbelaar! bombam. Gerechtsbode! fta by! help ! help! Caroline, van Telhorst wederhoudende. Vaderlief! laat af. de gerechtsbode, hem mede terugtrekkende. Geen geweld, mynheer! van telhorst. Laat los, of ik verniel alles wat my tegenhoudt! G 5 BOM*  to6 JlYKDOM en BILLYKHEID, BOMBAM. Maar, mynheer ! ik fpreek niet voor my zeiven. Myn patroon zendt my herwaarts, en moet ik zyne orders niet uitvoeren , daar ik doorhem wotdgefalariè'erd ? VAN TELHORST. Die gevleeschte duivel! Eenen ouden afgedankten officier gevangen te zetten! Opmynzeven-eu-zestigfte jaar moet ik die fchande beleven! BOMBAM. ó Mynheer! het is maar een civiel arrest. 'Er zyn zo veele fatfoenlyke lieden in dat geval geweest. •VAN TELHORST. Ik gevangen ? Verdoemd! wie wil my gevangen houden? wie durft de'hand aan my flaan? Ik wil gaan. DE GERECHTSBODE. Mynheer ! indien gy dit huis verlaat , Helt gy u bloot aan onaangenaamheden. CAROLINE. . Vader! blyf in s'Hemels naam! VAN TELHORST. Gy ook kunt nu juigchen. Verblyd u: wy zullen niet vertrekken. BOMBAM. Vertrekken ! Ei! ei! dan was het tyd. VAN TELHORST. Wat prevelt gy daar, oude- fatan ? BOMBAM. Ik? Ik zeg niets, mynheer! indedaad,.niets. FIER-  TOONEELSPEL. 107 VIERDE TOONEEL. Van telhorst, carohne, august, bombam, de gerechtsbode. august. W at is hier te doen ? ^ van telhorst. Wat anders dan eene behandeling van uwen waardi« gen oom! august. Wat heeft hy gedaan? van telhorst. Hy zendt die twee kaerels hier, om my gevangen te houden. 'Er ontbrak Hechts aan, dat hy my als eeu fchelm langs de ftraat naar de gevangenis liet liepen. bombam. Daar voor beware u de Hemel! zulk een man is myn patroon niet. august, Dit baart my geen verwondering, daar ons voornemen hem bekend is. van telhorst. Ons voornemen hem bekend! Hoe is dat mogelyk ? august. Dat is my onbegrypelyk. Zo niet ftraks Bombam ons gefprek heeft afgeluisterd. van telhorst. Die oude gaauwdief ons afgeluisterd! {Bombamvat*. ten.'  I.o8 R Y K DOM en BILLYKIIEID, feilde.) Verdoemde fchelm! beken het terftond, of gy komt niet levendig uit dit huis. bomba m. Mynheer! ik kan u bezweren, zo waar als ik Christoffel Bombim, Peter Casparszoon heet , dat ik van «w voornemen niets heb geweten , dat ik zo onfchuldig ben als een pasgeboren kind. august. Hoe is myn oom dan van alles onderricht geworden? bombam. Mynheer! hoe kan ik u dit zeggen ? Een oogenblik ca dat uw oom mejufvrouw van Telhorst had gefproien, gaf hy my last om mynheer den capitein te arresteren, august. Hebt gy mynen oom gefproken, Caroline? van telhorst. Caroline! gy ? ca roli ne. Vergeef my, vader! men had my gezegd dat Eric van Adelftam rechtvaardig was. Ik dacht dat hy ook edelmoedig zou'zyn* van telhorst, driftig. En gy hebt hem... caroline. Alles ontdekt. van telhorst, haar van zich {lotende. Weg van my , ontaane dochter!.. Groote God! moest ik  TOONEELSPELi 106 ik beleven dat myne gryze hairen door myn éénigsc kind met fchande vvierden overladen f AUGUST. ó Caroline ! is dit uwe liefde voor my ? van telhorst. Wat liefde! Zy heeft nooit bemind ,noeh u, noch my', caroline. ó Myn vader! had ik kunnen vermoeden.,. van telhorst. Gy wist wie Eric van Adelftam was; maar gy hebt niet willen vertrekken En om uwe grillen optevolgen, hadt gy uwen vader als eenen misdadigen kunnen zien voortfleuren. Weg , uit myne oogen , ftyf hoofdig fchepfel! Vertrek uit dit huis, ik wil u nimmer wederzien. Caroline, knielende t Vader! vader! van telhorst, Weg, weg, en myn vloek vergezelle u, waarheen gy uwe fchreden moogt wenden! Caroline, nederzygende. 6 God! august. Beste , lieve Caroline ! alles is niet onherftelbaar. Neen, mynheer! verftoot uwe dochter niet, ik beloof... Van Telhorst. En wat zoudt gy uitvoeren? hangt gy niet geheel Van uw oom af? Vervloekt zy het uur dat ik u voor bet eerst heb aanfchouwd! CA-  tio KYKDOM en BILLYKHEID, caroline; Geen vloek, vader! vergeving, vergeving! van telhorst. Die vloek brande op uwe ziel, al£ de vlamme der helle!....Dan zal ik nog eenig vergenoegen frnaken. bombam. Zo het my geöorlofd is een woord te mogen fpreken , mynheer! zou ik u in bedenking geven, of die onbezonnen drift... van telhorst. Durft gy nog fpreken , gryze hondsvot! Vertrek, of deze degen is nog niet verroest in de fchede... bombam. Doe geen moeite, mynheer! Ik heb hier niets meer te verrichten. (Tégen Rolph, dien hy , uitgaande, tegenkomt.) Zo, vader Rolph! kom niet verder, of gy zult ook uw deel in de vervloekingen bekomen. V T F D E TOONEEL. van telhorst, caroline, august, rolph, de gerechtsbode. rolph. hier de van God en menfchen verlatene, wiens roekelooze tong hetoordeel des Opperften rechters durft vooruitlopen ? van telhorst. Gy zegt wel: van God en menfchen ben ik verlaten. ROLPH.  TOONEELSPEL. m ROLPH. Gy dwaalt, capitein Telhorst! gy, gy hebt u zelve verlaten. QHy ziet Caroline.) Wat beduidt dit fchouwfpel, meisje? CAROLINE. ó! Gy hebt my bedrogen, gryzaart! ik geloofde u, en nu heb ik geen vader meer. ROLPH. Dan zal de befchermengel des Algoeden u bcfchutten en beveiligen. CAROLINE. Myn vader heeft my gevloekt.' ROLPH. De zegen des Almagtigen is beter dan de vloek van eenen onrechtvaarctigen vader. V AN TEL'H O RST. Hemel en hel! wat zegt gy daar? Wie zyt gy ? ROLPH. Gy kent my niet,- capitein Telhorst! Ikkenu; hebt gy niet dertig jaaren lang het zwaard met eere aangegord ? VAN TELHORST. 6 Ja! ROLPH. Hebt gy niet in den flag van Neukirchen aan het hoofd eener bende vrywilligers twee batteryen met geveld geweer op den vyand veroverd, en daardoor den uitflag van den flag beflist? VAN TELHORST. Dat deed ik. ROLPH,  112 RYKDÖM en BILLYKHEÏD, rolph. Waart gy het niet, die het eerst hét vaandel plantte op de beftormde muurén van Ziegenhain? va n telhorst. Ja, dat was ik. rolph. Hebt gy den bynaam niet ontfangen, dien gy met recht verdiende, van den rechtfchapenen Telhorst? van telhorst. Zo noemde men wy weleer. rolph; Toen gy met wonden overladen uw laatfte 'flagveld met uw bloed bevochtigde, en onder de levenden niet meer wierd geteld, betreurden officieren en foldaaten uw verlies. Hadt gy toen uwen levensloop geëindigd, men zou den capitein van Telhorst aan alle krygslieden als een voorbeeld ter na volgirg hebben voorgefteld. van telhorst. Waarom wierd ik den dood ontrukt? Toen had het ongeluk my nog niet van alle zyden befprongen. rolph. Waar is nu de dappere, de braave Telhorst? Zyn geraamte wandelt nog op de aarde om ; maar de rechtfchapen Telhorst leeft niet meer. Van telhorst. Hoe! rolph. Men vond hem weleer in het midden der gevaaren, on-  TOONEELSPEL. 113 onder het fnorren der kogels en het gebulder der kartouwen ; nu vindt men hem in wynhuizen onder het gerammel van flesfen en het klinken van glazen. van telhorst. Wat zegt gy ? rolph. Weleer wisfelden zich de degen en de pen af in de handen van telhorst; nu zyn kaarten zyne ftudie en de dobbelfteenen zyne oefening. van telhorst, ontroerd. Oude man! rolph. Weleer vond Telhorst vermaak in het gezelfchap van eene beminnelyke gade , van eene geliefde dochter en Van achtingwaardige mannen; nu zyn dronkaarts zyne vrinden en fpeelers zyne bloedverwanten. van telhorst. Genoeg, genoeg!... r olph. Weleer zou het hart van Telhorst van dén fchyrt eener onrechtvaardige daad hebben gegruwd. De eer was zyn afgod, die was hem meer waardig dan het leven; nu zou hy niet fchromen , om door eene heimelyke vlugt de rechtmatige vorderingen zyner fchuldeisfchers te ontgaan ; hy zou niet fchromen, om, tot bereiking zyner laage oogmerken, naam, eer, ja zelfs zyne dochter, zyne éénigfte dochter opteofferen! van telhorst, verward. Waar ben ik?... Caroline! H CA'  ii4 RYKDOM en BILLYKHEID, caroeine, met blydfchap. ó! Ik heb mynen vader Wedergevonden! roep h. Hy zy trotsch op dien naam! glorieryker kan hy niet dragen. van telhorst. Kom in myne armen, myne Caroline! vergeef uwen vader... caroline. Uwe liefde, uw zegen! en Caroline verlangt niets meer. (Zy valt in de armen van haaren vader.') rolph, tegen August. En gy, jongeling ! liefde deed u van den rechten weg afwyken ; liefde verfchoont u. Doch die dwaling moet kort zyn , of zy wordt eene misdaad. Gy dingt naar de hand yan Caroline; en meent gy dat dezelve alle de fchatten van uwen oom niet opweegt? Van een van beiden moet gy afzien. Bedenk u wel; maar verlaat dit huis, tot gy uwe keus zult gedaan hebben. august. Ik behoef my niet te bedenken. Caroline zy de myne! rolph. Ga dan dit befluit aan uwen oom mededelen, en treed weder in dit huis, niet zo als ftraks , ter (luik, en alsof gy bevreesd waart dat men uwe oogmerken zou ontdekken; maar voor ieders oogen , pronkende met den naam van Carolines minnaar, hakende naar het bezit van haare hand. au-  T 0 0 NE ELS PEL. 115 AUGUST. ik ga... CAROLINE. Wacht, August!... Vergunt myn vader my, dat ik myn lot beflisfche? VA N TELHORST. Spreek. Al het geen gy zeggen zult, ondcrfchryfik blindelings. CAROLINE. August ! ik heb uwen oom leren kennen: hy verdient van my niets dan verachting; maar voor u blyft hy een vader. Gy zyt hem veel, oneindig veel verfchnldigd: gy moet hem eerbiedigen, en zyne bevelen gehoorzamen. AUGUST. Ik hem gehoorzamen? en zo hy wreed genoeg ware om zyne toeftemming te blyven weigeren? CAROLINE. Dan zal hy ook wel middel vinden om ons voornemen te dwarsbomen, en ons overal te vervolgen. Wie zou voor eene handvol gouds niet bukken en hem in zyne oogmerken niet behulpzaam zyn? Alles, alles ftaat ons van hem te vrezen. Daarenboven, August! boe waard gymy.zyt, hoeveel geluks ik zou fmakeu, als ik myne dagen met 11 mogt doorbrengen, zou echter de minachting uwer vrinden my ondragelyk zyn, en alle myne genoegens vergiftigen. Ga, zeg aan uwen oom dat Caroline van Telhorst haar ge. luk in zyne handen fielt, dat zy in haare behoeftigheid •' * H 2 zo  ïiö RYKDOM en BILLYKHEID, zo flfer is, als hy ongevoelig in het midden zyner fchatten; hy doe uitfpraak over ons lot, en aandieuitfpraak moet gy u onderwerpen. august. Ik zou van u afzien! Nooit, nooit... Zyn dit de beloften, die gy my zo dikwyls hebt gedaan? caroline. Die beloften zal ik houden. Met of zonder August leef ik altyd en alleen voor hem; dit beloof ik u nogmaals plegtig, in het byzyn myns vaders. Voor u zal dit hart kloppen, zolang het adem fchept. Myne liefde tot de dood; maar geen huwelyk dan op de voorwaarde die ik heb voorgefteld. august. Ik zal beproeven, wat liefde en trouw op hebzucht en ongevoeligheid vermogen. Maar wat 'er ook moge gebeuren, deze hand zal eens de myne zyn; dit hebt gy my beloofd, en deze belofte is met onuitwisbaare letters hier geprent. „ Liefde tot de dood!" Dit zweer ik u ook , en indien ik ooit dezen eed verbreek , zy myn hart voor eeuwig gefloten voor vreugde en zaligheid! rolph. Ga , jongeling! het geen gy wilt doen beveelt de deugd, en gy zult u nimmer hierover beklagen. ZES-  TOONEELSPEL. +117 ZESDE TOONEEL. vam telhorst, caroline, rolph, de gerechtsbode. Caroline, tegen Rolph. Edele gryzaartl hoe zal ik u de gevoelens van myn hart uitdrukken? Dankbaarheid... rolph. Stil, ftil Aan my geen dank; aan Hem van wiens wenk ons aller lot afhangt, aan den Algoeden alLeen. caroline. Eéne bede nog. rolph. Spreek! Caroline, op den Gerechtsbode wyzende. Deze man... rolph. Ik verfta u. (Tegen den Gerechtsbode.) Hoeveel bedraagt de fcbuld, waarvoor de capitein va» Telhorst is gearrefteerd ? de gerechtsbode. Vyftig dalers. rolph , hem een beurs gevende. Daar zyn ze, gy kunt vertrekken. de gerechtsbode, het geld natellende. Het is accoord , mynheer! Ik wil u allen een' goeden avond wenfchen. H 3 ZE.  il3 . RYKDO M en B'ILL YKIIEID , ZEVENDE TOONEEL. van telhorst, caroline, rolph. van telk o r s t. Groot, zonderling mensch ! wat ben ik u verfchuldigd! r o l p ii, op Caroline wyzcude. Voor haar, voor haar alleen heeft Rolph het alles gedaan. Voor haar, die, de vermaaken der jeugd verzakende, haare beste jaaren geheel aan de verzorging en oppasfing eener zieke moeder heeft toegewyd; voor haar , die, om eenen vader, die haare waarde miskende , te onderdennen, dagen en nachten met werken heeft doorgebragt; vóórhaar, aan wie, fchoon zelve met het ongunftfgst lot wordelende, de behoeftige nimmer te vergeefsch onderdand, ofdeelendige troostheeft gevraagd. Edel meisje! Rolph kende u voorlang , en fluts lang heeft Rolph u bewonderd. Gy zult niet ongelukkig zyn ; dit belooft u vader Rolph: endebeloften van vader Rolph zyn niet ydel. (//y gaat heen.) A GT S T E TOONEEL. v a n telhorst, caroline. caroline. Lieve vader ! het geluk zal ons nog toelagchen. van telhors t. Myne Caroline! dat de Memel my vergunne u vóór myn dood gelukkig te zien, dit is het esén:gst genoegen , dat uw vader hier op aarde nog kan fmaken. Die gryz-  TOONEELSPEL. 119 gryzaart! zyne Item was de Item Gods. ó! Hoe diep. was Telhorst gezonken ! Ik veracht, ik verfoei my zeiven; en gy , myn kind! gy moet ook uwen vader verachten. caroline. Hem beminnen, hem eerbiedigen, hem zegenen , dit is alles wat Caroline van haare moeder heeft geleerd. van telhorst. Best meisje! ó! hadt gy uwe moeder mogen behouden! caroline. En zal myn vader my haar verlies niet vergoeden ? van telhorst. Dat zal hy, dat zal hy, zolang zyne ziel zyn zwak Hgchaam zal onderfteunen. Deze ontroering was t» fterk voor myne jaaren. Ik ben niet wel. caroline. Rust eenige oogenblikken in de armen uwer dochter. van telhorst. Gaarne; want ik heb rust nodig. Caroline, Telhorst omvattende. Kom ; fints lang zult gy zo zagt niet hebben gerust. (Zy gaan heen , van Telhorst leunende op Caroline.) NEGENDE TOONEEL. Het huis van Van Adelftam. ' bombam, fchielyk inkomende. IVÏynheer! mynheer! Waar mag hy toch zyn ? Mynheer ! kom toch haastig. Wie heeft ooit iets diergelyks H 4. ge-  120 RYKDOM en BILLYKHEID, gezien? Mynheer! het was om te beven. Mynheer f mynheer! TIENDE TOONEEL. ADELSTAM, BOMBAM. ■\\T7- ADELSTAM. Wel wat is 'er gaande? Waarom fchreeuwt gy zo vervaarlyk? BOMBAM. ó Mynheer! ik beu dodelyk gefchrikt. ADELSTAM. Wat is 'er dan gebeurd? BOMBAM. Ik ging daar de paradeplaats over, komende van het huis van den heer Van Telhorst, waar ik reeds zo veele fchrikken had uitgedaan ; want hy is maar in het geheel niet handelbaar, die oude kryger! toen ik hem in uwen naam kwam arresteren... ADELSTAM. Zeg my toch eerst waarom gy zo gefchrikt zyt. B O M B A M. Ik kwam dan, zo als ik u zeide, de paradeplaats over. Eensklaps hoor ik achter my een gegil en gefehreeuw , niet anders dan of men bezig ware iemant levendig te villen. ADELSTAM. Wat beduidde datfchreeuwen ? B OMB AM- Dit ook begerende te weten, te meer daar de item my  TOONEELSPEL. 121 my niet geheel onbekend voorkwam, wendde ik my om , en zag twee brullende paarden al hollende een' wagen zonder voerman van den eenen kant der ftraat naar den anderen voortflingeren. Ter naauwernood had ik den tyd, om in een' kalkton te fpringeu, om niet overre ■ den te worden. En wie zat in dien wagen? Wie anders dan mevrouw [uwe zuster , die zo erbarmelyk fchreeuwde, en de freule Minna, die byna in onmagt lag! ADELSTAM. En hebben zy een ongeluk gekregen? Spreek, waar zyn ze ? BOMBAM. Ja , duizend tegen één , dat zy niet den hals, of ten minften een paar armen en beenen gebroken hebben. Toen de wagen eenige huizen ver van my was, fpring ik uit den ton, en ik zie een' man zich vlak voor de paarden ftellen. ö! Voor geen millioenen , hoe hoog nodig ik het geld heb , had ik zulk eene roekelooze daad gedaan. ADELSTAM, Verder? BOMBAM. Hy grypt de paarden by het gebit, of by de neusgaten , dat heb ik niet recht gezien Zy liepen hem voort en fchudden hem vol woede als een' waterhond. Hy Iaat niet los,- denk eens, mynheer! ik had geen penning voor zyn leven gegeven. ADELSTAM. En volgde niemant zyn voorbeeld? H 5 BOM-  122 RYKDOM en BILLYKHEID, b o m b a m. Goede Hemel! zulke gekken zyn dun gezaaid. Hy moest het kluwen alleen ontwarren, en echter kreeg hy de paarden tot Haan. adelstam. Wie is die brave kaerel ? b o m b a m. Dat kan ik niet zeggen: myn gezicht kon hem niet bekennen. Indien uwedele het verkiest, zal ikdadelyk nasr hem gaan vernemen. Maar ik hoor de item van mevrouw uwe zuster. ELFDE TOONEEL. adelstam, Mevr. adelstam, minna, stalman, b o m b a m. Mevr. adelstam. è Man Dien! ik ben geradbraakt. Ik ben vol contapes van het hoofd tot de voeten. Een fauteuili fehie» Iyk,een fauteuH of ik val inonmagt. b o m b a m, haar een' ft oei gevende. Mevrouw! zal ik ook den chirurgyn ontbieden? minna, op Stalman wy zendt, Hier is onze redder, oomlief! adelstam. Stalman! m i n n a. Ja,mynen Stalman ben ik het leven verfchuldigd sta Lr  TOONEELSPEL. 123 STALMAN. Het geen ik gedaan heb , zou ieder menfchenvrind in myne plaats gedaan hebben. Mevr. ADELSTAM. Ik moet bekennen, mynheer Stalman! dat geen cavalier met meer courage en meer grace twee dames in gevaar zou hebben kunnen asffteeren. BOMBAM. De henkef! de heer Stalman heeft meer gevaar uitge. ftaan dan de dames zelve. ADELSTAM. Minna ! dien man hebt gy ftraks onredelyk kunnen behandelen ? M I N N A. Ik, oomlief? Wel ik had reden om boos tezyn.Gy waart onredelyk , Lodewyk ! gy weet immers dat Minna altyd even gaarne by u is, en gy weigerde my te vergezellen. STALMAN. Spreken wy niet meer van het geen ftraks is voorgevallen , Minna! lieve Minna! MINK A. Beste Lodewyk! , ' ADE.LSTAM. Zo gaat het goed. Maar waar is de heer van Halbusch gebleven? Mevr. ADELSTAM. Broeder I fpreek my niet meer van dien poltron. Zodra hy zag dat de paarden fcfafiktea , nam ty zyn' kans  124 RYKDOM en B ILLYKHEID, kans waar, om uit de birouche te fpringen, zonder zich verder over ons fort te inquieteeren. adelstam. Dat was niet zeer beleefd, zuster! bombam. Het was toch voorzichtig: de heer van Halbusch is niet gek, en weet wel wat hy doet. TWAALFDE TOONEEL. adelstam', Mevr. adelstam, minna stalman, bombam, een bediende. de bediende, D ezcn brief moet ik den heer Stalman in éigen handen overgeven. stalman, den brief nemende. Geef op. Met verlof. (Hy leest den brief.) js het mogelyk ? (Tegen Adelftam.') Binnen een oogenblik ben ik weder hier. (Hy vertrekt.) DERTIENDE TOONEEL. adelstam, Mevr. adelstam, minna bombam. Hb o m b a m. et moet een brief vnn aangelegenheid zyn geweest: zynedele veranderde van kleur, terwyl by denzei ven las. adelstam. De post zal aangekomen zyn. Bombam ! verneem of 'er ook brieven voor ons zyn. b o m-  TOONEEL SPEL. 135 % BOMBAM. Zeer wel, mynheer! De onderdauge van het gezelfchap. VEERTIENDE TOONEEL. ADELSTAM, Mevr. ADELSTAM, MINNA. ADELSTAM. Zuster! zult gy niets gebruiken voor den fchrik? Mevr. ADELSTAM. ó ! Het zal geen f uit is hebben. ADELSTAM. Een teug koud water kan geen kwaad. Mevr. ADELSTAM. Koud water ! Ik moet zeggen dat dit zeer cnmwun is. Op myne kamer heb ik een flesje eau deOarmes. ADELSTAM. Dat flesje moet gy voortaan altyd by u dragen, wanneer gy met jonge heeren uit ryden gaat. Mevr. ADELSTAM. Om geen plaifanteries meer te horen over ons ongeluk,zullen wy wel doen , Minna! met ons te retireerm. VTFTIENDE TOONEEL. ADELSTAM, Mevr. ADELSTAM, MINNA,AUGUST. ■yxj-j- A U G U S T. W at heb ik gehoord, moederlief ? gy zyt 'er waarlyk gelukkig afgekomen. Hebt gy of Minna u niet bezeerd? Mevr. ADELSTAM. In het minst niet, won citer August e\ gr ace au cieli AU-  126 RYKDOM en BILLYKHEID, august. f Gy weet alles nog niet; de heer van Halbusch , die uit het rydtuig was gefprongen, heeft het ongeluk gehad om met dien fprong in 't water te vallen. Hy was waarfchynlyk verdronken, indien een paruikenmaker uit deze ftad hem niet nagefprongen was, en aan den wal had gebragt. Mevr. adelstam. Deze oeuvre de charité was flecht belteed. august. liet zonderlingfte van het geval is, dat die paruikenmaker den heer van Halbusch erkent voor eenen zyner medgezellen, met wien hy het ambacht te Manheimhad geleerd.. a d e l s t a m. Den heer van Halbusch? Mevr. adelstam. Est — il poipble ! august. Zodra dit aan de menigte, die hen omringde , be. kend raakt wordtde heer van Halbusch van alle kanten met flyk en vuiligheid begroet, terwyl de ftalmeester, van wien hy het rydtuig had gehuurd, hem laat arresteren en naar de gevangenis brengen. MlDjN A. Wie had dit ooit gedacht? Hy was zo welopgevoed, had zo veel verftand. a d e l s t a m. Dit gebeurt, als men zich op het uiterlyke der menfchen  TOONEELSPEL. 12? fchen alleen verlaat. En zulke lieden brengt gy aan myn huis, zuster! met zulke lieden durft gy u in het openbaar vertonen ! aan zulke lieden zoudt gy den goeden naam en het geluk van uwe dochter opofferen! Mevr. adelstam. Wel heden , broeder! ik ben de éénigfte fatfoenlyke vrouw niet, die den heer van Halbusch heeft geaccueilleerd. % adelstam. Ja , modepoppen en gekkinnen zyn 'cr te veel in deze ftad. Mevr. adelstam. Gy zyt vol politcsfe, broeder! adelstam. Eéns voor altyd, zuster! ik verzoek u niemant hier in huis te brengen , zonder myne voorkennis. Ik ben oud genoeg , om te weten welke gezelfchappen ik verkies te zien. ZESTIENDE TOONEEL. adelstam , Mevr.' adelstam, minna, august, een bediende. de bediende. Een brief voor mynheer. adelstam neemt den briefaan; de bediende vertrekt. Van Stalman! (Hy ziet den briefin.') Eene onaangenaame tyding. MI Ti*  123 RYKDOM e.n EILLYKIIEID, minna. Wat dan , oomlief? adei.sta m. Ik zal u den brief voorlezen. „ Met uwe voorkennis vroeg ik de hand uwef „nicht ; haar bezit zou my gelukkig gemaakthebben, „en ook kon ik haar een lot aanbieden, het geen ik „ my vleide dat alle haare weijfcben zou vervullen. „ Een noodlottige flag verydelt dit voor my zo ftre„ lend vooruitzicht. De brief, my ten uwen huize „ overhandigd , brengt my de tyding dat myn corres„ pondent te Hamburg een allerzwaarllc bankbreuk heeft gemaakt. Het vertrouwen , dat ik in hem Helde , „ doet my niet alleen alles wat ik in de waereld bezit, „ maar zelfs meer verliezen Dit ongeluk zou ik my n kunnen getroosten , ware het niet dat hetzelve my noodzaakte afftand te doen van het recht, dat gy my op „ uwe nichthebt gegeven. Stalman is niet meer voor haar, dit bezef ik, ik kan niet meer fchryven. In de on„ zekerheid, wat 'er van my worden zal, hoop ik ech„ ter altyd op uwe achting en haar aandenken eenige „ aanfpraak temogen maken. Dit is de éénigfte troost, „ die overblyft aan den ongelukkigen STALMAN." minna. Ik wil Stalman niet verlaten, al is hy arm geworden. Mevr. adelstam. Mon Dieul mafilleX gy moet Stalman maar fchielyk adieu  TOONEELSPEL. 125 adieu zeggen. Wat zoudt gy doen rnet een' koopman zonder geld ? Een edelman, a la bonne heurel ADELSTAM. Stalman is een eerlyk man ; hy handelt braaf en voorzichtig. MI N N A. Oomlief! gy hebt my dikwyls beloofd voor myte zullen zorgen: dit zult gy immers ook wel doen, als ik met Stalman getrouwd zal zyn? ADELSTAM. Dat is geheel iets anders, Minna ! Na myne dood... MINNA. Foei! oomlief ! wilt gy dan gedurende uw levert geen aanfchouwer van het geluk van Minna zyn? ADELSTAM. ó Ja! meisje! dat weet gy. MINNA. En als ik Stalman verftoot, kan ik dan gelukkig zyn ? ADELSTAM. Verftoten moet gy hem niet, neen. Acht hem: hy is een braaf man, en deze laatfte daad maakt hem uwe achting dubbel waardig. Ik was zyn vrind, die blyf ik, en zal my dit nimuler fchamen ; maar , en dit zal Stalman u zeggen even als ik, wie op trouwen denkt, als hy geen geld heeft, begaat eene groote dwaasheid; De brieven zullen my denkelyk op het comptoir wachten. (Hy vertrekt.) 1 ZE-  %i€ RYKDOM en EILLYKIIEID, ZEVENTIENDE TOONEEL* Mevr. ADELSTAM, MINNA, AUGUST. Mevr. ADELSTAM. Ik vind dat myn broeder in dit geval vry wel raifonneert, het geen iets fingulicrs is. MIN NA. Waarom heeft Stalman niet aan my gefchreven ? Ik zou hem wel beduid hebben dat Minna hem niet heeft bemind, om dat hy ryk was, en dat zyn ongeluk geen reden is om hein de belofte, die hy my zo dikwyls heeft bezworen, te doen verbreken. AUGUST. Lieve Minna! deze taal is uw hart waardig; maar denkt gy dat onze oom hier aan zyne goedkeuring zal geven? M I N N A. En waarom niet? AUGUST. Gy zult u deerlyk bedrogen vinden. „ Verlaat Stalman;" zal hy,u zeggen; „want hy is arm!" Mevr. ADELSTAM. Dat zeg ik ook. AUGUST. „ Kies een' anderen minnaar ; maar kies vooral een' ryken ; want rykdom is de grootfle verdiende." Mevr. ADELSTAM. Ten minden rykdom bedekt veele gebreken ; kan zelfs een' koopman gelykltellen met een' edelman. A U-  f O O N E E L S P E L. 127 AUGUST. ,, En zo gy dwaas genoeg zyt om Stalman te blyven beminnen , vrees dan myne ongenade: ik trek de hand van u af." MINNA; ■ Keen, dat zal oom niet zeggen. AUGUST. Dat heeft hy my gezegd; M I N N A. Hoe ? AUGUST. Ik zal u ftraks allesbreeder verhalen. Weet flechts; dat ik my in hetzelfde geval bevind als gy. Ik ga hem fpreken, en zal alles onderwinden , om zyn hart te bewegen. Lieve Minna ! de uitflag van dit gefprek zal het geluk myns levens, en mogelyk ook van het uwe beflisfchen. JGTTIENDE TOONEEL. Mevr. ADELSTAM, MINNA. ^ Mevr. ADELSTAM. i let discours van uwen broeder is raadfelachtig. MINNA. Ik begryp hem volflrekt niet. Mevr. ADELSTAM. Maar, Minna! is het niet een furprenant geval vari den heer van Halbusch ? MINNA. Spreken wy daarvan niet , moederlief! maar hoe zal het gaan met Stalman ? I 2 Mevn  123 RYKDOM en BILLYKHEID, Mevr. adelstam. Het fpyt my vreeslyk. minna. Och ! ik hoop dat alles zich nog fchikken zal. Mevr. adelstam. Onmogelyk! Wie zou nog met hem willen con- v er [er en? minna. Hoe! het is immers buiten zyne fchuld, dathyongelukkig is geworden. Mevr. adels tam. Buiten zyne fchuld! een coè'ffettr zich in het gezelfchap van fatfoenlyke lieden te durven meieren , is dat niet horribel? m i n n a. Och ! fpreekt gy weder van dien Halbusch! Watgaat die ons aan ? Mevr. adelstam, Ik heb dikwyls gereflecteerd, fchoon ik'er niets van gezegd heb, dat die Halbusch iets in zyne p/iyflognomie had, dat niet adelyk was. Iets burgerlyks, iets... dat men beter kan zien dan uitleggen. m i n n a. Maar, moederlief! zou ik niet heel flecht handelen, indien ik Stalman nu'kon verlaten? Mevr. adelstam. Mon Dieu! non ; laat dien koopman lopen. Ik ben blyde, dat gy van hem af zyt. Uwe fchoonheid, uwe graces beloven u een brillanter lot. min-  TOONEELSPEL. ïip MINK A. Straks heeft hy nog ons leven gered. Mevr. ADELSTAM. Dat had een kruijer ook kunnen doen. MINNA. Minna kan niet ondankbaar zyn. Stalman heeft zo veel voor haar gedaan. Mevr. ADELSTAM. Doe zo gy wilt; maar vraag my niet meer om raad. MINNA. Ik zal alleen den raad van myn hart volgen. Mevr. ADELSTAM. Het is toch convenabel, dat gy den wil van uwen oom obediëert. MINNA. Ik moet hem fpreken. Hy houd zo veel, zo veel van Minna , dat ik wel verzekerd ben, dat hy my niets zal weigeren. Mevr. ADELSTAM. Intusfchen ga ik een weinig uitrusten van defatigues van den dag; want ik ben geépuifeerd van fchrik en vermoeidheid. MINNA. Zodra ik myn' oom gefproken heb , zal ik « volgen. Einde des vierden bedryfs. I 3 V Y F-  i3o RYKDOM en BILLYKHEID, V Y F D E B £ D R Y F. Het hus van Fan Adelftam. EERSTE TOONEEL. m i n k a , a u g f s t. m l n n a , fehrcijcni'e. . 13it had ik van_oom nooit gedacht. august. Ily kan zich nu verblyden dat hy geen penning van zyne rykdomineu voor ons behoeve aftelen» ! Van nu af aan, wil ik niets meer aan hem te danken hebben. Dat ik zyn neef ben is myn ongeluk. Dezen middag verlaat ik zyn huis, en zal het niet weder betreden. m i n n a. Gy zoudt uwe zuster verlaten ? • „- y ; ,'. ■,: ' a u cus t,, , Blyf gy hier, Minna! volg zo gy kunt de bevelen op van eenen onrechtvaardigen oom: na zyne dood zult gy misfehien de vruchten plukken van uwe gehoorzaamheid. Ik heb hem niet meer nodig. Zyne ftyfhoofdigheid, zyne ongevoeligheid doen, my de hand van Caroline verliezen. Dit .verlies kan hy my met alle zyne.fchatten niet vergoeden. m l n n a. Ik wenschte wel uwe Caroline te kennen. Waarom ontdekte gy my uwe liefd.e-.nieteerder, en dcedt ons elkander ontmoeten? a u-  TOONEELSPEL. i%x AUGUST. Zou ik de arme dochter van een' afgedankt' officier hier hebben durven brengen? Dan ware het geheim onzer :liefde ras aan mynen oom bekend geweest, daii waren die weinige gelukkige dagen, die ik nog genoten heb , ook voor my verloren geweest. MINN A. Dat Stalman niet eens affcheid van my heeft genomen, dit -is onvergecflyk. AUGUST. En dat Caroline weigert, my zonderde toeftemming van mynen oom gelukkig te maken, kunt gy dat begrypen ? / MIN N A. Lieve August'! zoudt gy Stalman niet eens willen fpreken ? •AUGUST. Gaarne. MINNA. Zeg hem dan , dat Minna in het geheel niet te vrede is... Maar daar is moeder. Straks meer van 't geen gy hem voor my moet zeggen. TWEEDE TOONEEL. Mevr. ADELSTAM, MINNA, AUGUST. Mevr. ADELSTAM. Wen kinderen, zo treurig! Sints gisterenavond fchynt .-de vreugde uit dit huis verbannen. I 4 MIK"  Ï32 RYKDOM en BILLYKHEID, minna. Moederlief! wy h ebben weinig reden om vrolyk te zyn. Mevr. adelstam. Bagatelle! Om dat Stalman geruïneerd'is, 6! dat chagrin zal fchielyk gepasfeerd zyn. august. Zeker, het verlies van het geen wy beminnen is gering! Mevr. adelstam. Maar, August! hoe zyt gy zo dwaas geweest, om amour 'eux te worden op een meisje, dat niets in de waereld bezit? august. Schoonheid, verftand en deugd zyn nietswaardige bcuzelingen! Mevr. adelstam. Haar vader is officier? august. Ja. Mevr. adelstam. Is hy van adel ? , august. Ik geloof ja, moeder! Mevr. adels tam. Zo, zo; het zou my ook verwonderd hebben, zo gy inclinatie hadt, om u te méfallieeren. august. Caroline zou iederenftand veredelen. Mevr. adelstam. Romanesque taal ! Nu, deze fentimenten conve- fiiee-  TOONEELSPEL. 133 pieeren wel aan een' galanf cavalier. Zy is immers vertrokken ? AUGUST. Nog niet. Mevr. ADELSTAM. Zy zal evenwel fchielyk vertrekken? AUGUST. Dat vrees ik. Mevr. ADELSTAM. Als zy weg is, en Stalman heeft zyn congé, kunnen wy nieuwe plannen vormen, en ik zal u beiden wel naar fatfoen uithuwen. Laat my daarvoor zorgen. Alles zal wel aflopen , kinderen ! als gy maar meer naarmy wilt luisteren, en uwen oom niet altyd gelyk geven. Gy ziet nu, hoe hy u behandelt. AUGUST. De gunflen, die ik van hem genoot, doet hy my duur betalen; maar ik wil niet meer van hem af hangen. Dezen middag vertrek ik. Mevr. ADELSTAM. Mon Dien! en waar heen ? AUGUST. Naar het regiment. Mevr. ADELSTAM. 6! Dan zie ik u nooit weder; want gy zult wel naar de armée moeten vertrekken. AUGUST. Dat hoop ik; en wel hoe eer hoe liever. I 5 DER'  134 RYKDOM en BILLYKIIEID, DERDE TOONEEL. Mevr. adelstam , minna, august, stalman. m 1 n n a, L/odewyk! s t a l m a n. Freule! minna. Ben ik uwe Minna niet meer? stalman. Ja, myne Minna zyt gy altyd. Uiv Lodewyk mag ik niet meer zyn. m i n n a. En ik wil, dat gy die blyfr. Gy zyt arm: wat gaat my dit aan? Minna was ook niet rvk, en gy hebt haar toch bemind. sta l m a n. Lieve Minna! deze taal doet my de wreedheid van myn lot nog meer gevoelen. august. Geef my de hand, broeder! want onder geen anderen naam wil ik u kennen. Mevr. adelstam. Wy zyn fetifibel gewééstlaan het fackeux evenement, dat ü getroffen heeft, mynheer! en hebben het waarlyk gepartageerd. s t a l m a n. Gy zyt wel goed, mevrouw! Mevr.  tooneelspel. 135 Mevr. adelstam. liet is een ongeluk, dat negocianteii meer overkomt. stalma n. Het is waar, mevrouw! doch wat ftand is voor het noodlot veilig? Onvoorzichtigheid of ongeluk kunnen eenen koopman van zyn geheel vermogen beroven ; maar dit lot treft dikwyls een' hoveling, om dat hy eerlyk en openhartig is ; een' Itaats- of krygsman , om dat hy wel den vorst dienen, de vyanden van den Haat bevechten kan, maar geen gunfteling vlei] en, of zich paar de luimen voegen van eeneheerschzugtige maitres. misn a. Gy doet wel, Lodewyk! dat gy komt; hadt gy dit niet gedaan , ik had het u nooit vergeven. s t.a l m a n. Myn voornemen was wel om affchcid van u te nemen; doch ik had dit misfehien zo fpoedig niet gedaan, ware heden vader Rolph 'niet by my gekomen. .~v minna. \, Vader Rolph ! en wat kwam hy doen? stalman. Uw geval is my bekend , Stalman! zeide hy tegen my* de inhoud van uw brief aan Ene van Adelftam , beantwoordt aan de verwachting, die ik altyd van uw charafter heb gehad. Is het waar dat die bankbreuku alles doet verliezen? Mevr. adelstam. Deze vraag was vry impertinent. mis!'  136 RYKDOM en BILL YK HEID, mink a. Maar hoe is het mogelyk dat vader Rolph alles weet? stalma n. Dat kan ik niet zeggen. Ik antwoordde hem: Waartoe zou ik veinzen? Wanneer ik betaal het geen ik fchuldig ben, zal my niets overblyven. Het is genoeg,hervatte hy : heden morgen om elf uuren wacht ik u ten huize van Eric van Adelftam. Wat zou ik daar doen, vroeg ik hem ? Dat zal ik u daar zeggen , was zyn antwoord : ik zal 'er ook zyn, en zo ik 'er u niet vind hebt gy Minna nooit bemind. En lk ben hier gekomen , om dit raadfel te zien oplosfen. august. Wy hebben Rolph niet gezien. minn a. Is het al elf uuren? Mevr. adelstam. Dat is weer een inval van dien ouden gek! VIERDE TOONEEL. Mevr. adelstam, minna, august, stalman,van tel horst,caroline,rol f ii. august. Gv hier, Caroline? caroline. Op- verzoek van dezen grysaart. minna. Is dit uwe Caroline, broeder? rolph.  TOONEELSPEL. 137 rolph. Stil, ftil. (Jegen Stalman.') Gy hebt uw woord gehouden , Stalman! het is wel. Waar is de ryke Eric van Adelftam? august. Myn oom is vermoedelyk op zyn comptoir. rolph. Jongman ! ga hem zeggen dat Rolph hem wil fpreken. august. Ik ga. (r o l p h. Zeg hem dat Rolph met hem eenen handel wil dryven , waarvan hy de vruchten nog zelfs na zynen dood zal plukken. V T F D E TOONEEL, Mevr. adelstam, minna, stalman, van telhorst, caroline, rolph. minna. Gelieven mynheer en mejufvrouw geen plaats te nemen? caroline. Wy danken u. Verfchoon onze vrypostigheid, mejufvrouw ! dat wy onbekend... rolph. Complimenten! Weg, weg. Onder edele zielen is deze munt niet gangbaar. van telhorst. Maar wat moeten wy hier doen? rolph.  13? RYKDOM en BILLYKHEID, rolph. Waartoe die vraag? Vertrouwt gy Rolph niet? Waar ls de mensch, die zeggen kan: Rolph heeft my bedrogen ? Mevr. adelstam. Gy maakt óns furieiix nieuwsgierig. rolph. Die nieuwsgierigheid zal ras voldaan worden. Rolph bedekt zyne daaden met geen' fluijer; Rolph fchroomt niet al wat hy doet voor het oog der menfchen open te leggen. M J :r n a. Waartoe veinzen, als men geen kwaad doet? r o l p ». Gy , meisje! behoeft niet te veinzen. Ga voort op het pad , dat gy tot nu hebt betreden, en de engelen zullen u eens onder hunne reijen aannemen. ZESDE en LAATSTE TOONEEL.' Mevr. adelstam, adelstam, minna, august, van telhorst, c ar o line, sta Lm a n , r. o l p ii, B o m B a m. Ea d e l s t a m. en talryk gezelfchap! b o m b a m. De heer van Telhorst en mejufvrouw zyne dochter! roi.p h, Ik heb Stalman , Telhorst en zyne dochter hier ge-  TOONEELSPEL. 139 gebragt. Hoor naar my, Adelftam! en mogt het geen ik u zeggen zal indruk maken op uwe ziel! A D E L S T A M. Aan rede en billykhei.1 geef ik altyd gehoor. ROLPH. De overvloed heeft zynen hoorn op uwe zolders uitgefchud, uwe rykdoïnmen zyn aangegroeid, als het onkruid op welige velden , en uwe fchatten zyn ontelbaar als de zandkorrels aan de oevers der zee. BOMBAM. Ontelbaar! De goede Ilolph weetniet dat alle jaa« ren de balans naauwkeurig wordt opgemaakt. ADELSTAM. Ik wil niet ontkennen dat myn koophandel gezegend is geweest; maar doorgaans houdt mïn iemant voor ryker dan hy wezenlyk is: ieder kan het best zyne eigen rekening maken. ROLPH. Waartoe vergaêrt gy die fchatten? Ziet gy niet dat de dood u reeds zyne hand toereikt, en dat uwe waggelende fchreden zich fpoeden naar uw laatfte verblyf? ADELSTAM. Als men zeventig jaaren heeft geleefd, moet men alle dagen den dood verwachten. ROLPH. Hoor naar my, en ik zal u een middel aanwyzen, waardoor uwe laatfte jaaren gelukkiger zullen zyn dan misfehien uwe eerfte zyn geweest. adel-  140 RYKDOM en BILLYKHEID, adelstam. Ik vrees dat dit u moeijelyk zal vallen: als men eens eene leevenswys heeft aangenomen, die ons zeventig jaaren wel is bevallen, komt men niet ligt in verzoeking om die te veranderen. rolph. Hier nevens my ftr.an uwe broeders kinderen, uwe naaste bloedverwanten, uwe erfgenaameu. Zy zyn ongelukkig, en het ftaat alleen aan u, om de zuchten der droefheid in galmen van vreugde te doen veranderen. Adelftam! waarom weigert gy uwe toeflemming te geven aan de liefde, die uw neef voor dit meisje heeft opgevat?Waarom zoudtgy hcthuwelyk,datreedstusfchen uwe nicht en Stalman bepaald was, willen verbreken ? stalman. Mynheer!... r o l p ii. Laat my fpreken. Waarom veracht, waarom verfloot gy dit meisje? Heeft zy aan uzelven niet de grootmoedigfle blyk gegeven, hoe hoog zy eer en deugd waardeerd? Edel meisje! waarom zou Rolph uwe deugden verhetTcn? Neen myn lof zal uwe zedigheid niet kwetfen. Aan e*ne kroon op uwen fchedel gezet, zoudt gy luister byzettcn ; maar gy behoeft geen kroon. Een onverwelkbaare krans fiert reeds uw hoofd : de krans van kinderliefde en onfchuld. Waarom, Adelftam! waarom is Stalman de hand van Minna minder waardig, dan vóór hem het ongeluk had getroffen? Blyft  ,T 0 0 NEE L $ P E L. 141 blyft hy 'niet de nyv'ere^,. de fchrandere, de eerlykë •koopman, de • nuttige en edelmoedige waereldbewöner, de.Tödder van hèt leven uwer nicht? Aï) e l s T A m. /Ware! het Rolph niet, die my toefprak, ik zou mydoor deze vraagen beledigd rekenen. Hetrecht, dat ieder heeft om over zyne daadeu naar willekeur te befchikken , behoud ik aan my, en van die daaden behoef ik aan niemant, inzonderheid aan geen vreemdeling, die noch tot my , noch tot de géenen, voor wie hy pleit , in betrekking ftaat , rekenfchap te geven.'(cty zyn hart wyzende.j Hier is myn rechter op aarde. Hier boven is de rechter , die eens zal oordelen of ik wel offkwalyk hebbe gehandeld. Mynen neef heb ik de reden gezegd , waarom ik zyne liefde voor mejufvrouw van Telhorst, aan wie ik echter het recht doe, dat haar toekomt, en openlyk myne achting betuig, niet goedkeur: ten opzicht van den heer Stalman, hy weet dat hy zelf afftand gedaan heeft van de hand myner nicht, toen my zyn ongeluk nog niet bekend was; fchoon ik niet ontken dat in d'e omftandigheden,' waarin hy zich bevind, hy even voorzichtig als braaf en edelmoedig heeft gehandeld. rolph. Hoe gemakkelyk zyn 'de redenen van Uw gedrag té doorgronden, Adelftam! Stalman heeft zyn vermogen Verloren, Caroline is arm, dit is genoeg in uwe oogen, om hun vonnis te vellen. Ik heb tot hen geen be* K trefe  RYKDOM en \B ILL Y K HEI D, trekking, zegtgy! Hoe! zyn zy niet ongelukkig, en is Rolph de vader niet der ongelukkigen?2y zyn myne kindereu , en voor het geluk myner kinderen plejt.ik by u. adelstam. Ook . August en Minna heb ik voor myne kinderen aangenomen, en voor hun geluk zal ik zorg dragen , indien zy naar mynen raad willen luisteren. ro(lph. Antwoord iny. Indien Stalman zyn vermogen had behouJen,hadtgy hem dan de hand:nwer nicht gefchonken? ad elstam, Ik heb Stalman genoeg blyken gegeven , dat ik het •lot myner Minna hem aanbetrouwde; rolph. En zo Caroline haaren gemaal eenen bruidfchat aanbragt, zo als gy dien voor den erfgenaam van derr ryken Eric van Adelftam zoudt wenfchen, zou dan de liefde van August nog eene misdaad zyn? adelstam. Ik beken dan minder zwarigheid te zullen maken. r o lp ii. Gezegend is dan Rolph, dat hy twee paar edele menfchen gelukkig kan maken! Rolph heeft ook van dat nietswaardig metaal, dat in deze waereld het lot der ftervelingen beflischt. Rolph heeft goud, niet om het in kisten opteftapelen, maar om het met zyne medebroederen te delen. (I/y haalt ten* brieventas uit zyiï zak.) In dezen brieventas zyn papieren voor de waarde van tach-  TOONEELSPEL. 143 tachtigduizend ryksdalers. Adelftam ! dit is het eigendom van myne kinderen 5 met de helft Ikan Stalman zynen handel met eere voortzetten. Het overige is de bruidfchat van Caroline. caroline. ó Myn vader! adelstam. Gy zyt een zonderling mensch. Mevr. adelstam. Mon Dieu ! heb ik wel gehoord? b ombam , ter zyde. Tachtigduizend ryksdalers!...Naar het dolhuis met dien gek. minna. Lodewyk! nu is Minna weder de uwe. stalman. Van verbaasdheid en verwondering verflagen... rolph. Stil, ftil. Neemt gy mynen voorflag aan, Adelftam? adelstam. Het zou onredelyk zyn daarin geen genoegen te nemen. rolph. Dat Rolph dan den eerften zegeu over deze huwelyken liitfpreke! Kinderen! omringt my , en dankt den Algoeden voor zyne weldaaden. Maar eene verpligting wil Rolph u opleggen. Als hy ten grave zal gedaald zyn, en dit uur is niet verre af, ó! dan zullen veele óngelukkigen hunnen vader verliezen! Weest gy hunne K 2 broè»  I{4 RYKDOM en BILL YKHEID, broeders, hunne zusters. Laaf de elendigen nimmer ongetroost van uwe deuren afgaan; zoekt hen in hunne nederige • woningen, brengt hen hulp en redding toe. Dan zult gy eens dat genoegen fmaken, die. Heme.lfche zaligheid, die thans deze traanen van vreugde uitmyne byna gefloten oogen persfen. stal m a ét. Genoeg, achtingwaardige grysaart ! Laat my ook een woord fpreketf. Uit myn ongeluk zie ik my door uwe milddadigheid gered ; maar het geld , dat ik van Rolph zou ontfangen, behoort de óngelukkigen , wier Vader hy is: met hun eigendom Wil ik my' niet verryken. r o l p h. Hoe? stalman. Ik ben arrfl , dat is waar; maar ik ben jong, ik kan werken, en rk hoopdat de Hemel myne pogingen zal zegenen. Rolph! 'er zyn honderden van onze natuurgenooten, die de vruchten uwer edelmoedigheid eerder moeten plukken dan ik. Het vernielend zwaard des oorlogs heeft alom gewoed, en ontelbaare huisgezinnen aan gebrek en kommer bloocgefteld. Hoor de bange kreet der ftokoude vaders, die hunne kinderen hebben zien flagten, der weduwen, der weezen, die hunnebefcher. iners ,hunne ouders verloren, en hunne eigendommen hebben zien roven en plunderen. Breng daar uwe fchat» teil; geef aart de ver woeste velden vruchtbaarheid, le ven aan de verbrande dorpen, rust en geluk aan duizend óngelukkigen Weder. B O Mw  f O O N E E L S P E L. i« b.mibaji, ter syde: Veertigduizend ryksdalers weigeren!.. O.óknl naar het dolhuis! ..rolph, . ■• • _ % ; En denkt gy dan dat het weinige , dat Rolph vooru doen, wil, hem zal verarmen? Denkt gy, dat Rolph de b.ron waaruit hy veertig jaaren heeft geput, inéénsheeft ledig gefehept? Gy vergist u. • Rolph is nog.ryk, fchatiyk. Geen elendige zal immer van.RoLph afgewe-.. zen worden; breng, by my allen, die myne hulp nodig hebben, en ik zal u tonen dat Rolph nóg doen kan htt gêenhy veertig jaaren heeft gedaan. ^...... - .. ' stalman.,- , , ■ ■ Neen., vader Rolph! het gefchenk, datgy my aanbied, is te aanzienlyk. Hebt gy geen. vrinden., geen bloed-, verwanten? , ■ , saj-jo tros - • .,- v ' * i rolph. , , Rolph is alléén op'de waereld: geen moederlyke' hand 'hééft'in zyne tedere jaaren hem gekoesterd, geen vrdeityke zorg zyne'icugd opgeleid._ Myne ouders hebben my verzaakt, toen ik ter waereld'kwam. Een armé bcdelaresfe had medelyden met eenen onnozelen verlaten zuigeling. Maar myne weldoenfter is reeds lange overleden, en Rolph heeft geen vrinden dan de óngelukkigen, adelsta.W, tegen Stalman. Na de verzekering van vader Rolph, dunkt my , mynheer! dat gy zyne-aanbieding gerust kunt aannemen. st alma n. ■ Neenmynheer 1 dat kan ik niet. , . K 3 Mevr.. i  146" RYKDOM en BILLYKHEID, Mevr. ADELSTAM. Maar die koppigheid is inconcevabel. MINNA. Lodewyk ! denkt gy niet om Minna? STALMAN. Myn leven voor haar, dat heb ik getoond; maar ieder weet hoe vader Rolph leeft, hoe hy voor zich zeiven alles uitzuinigt, geen vleesch, geen wyn,zelfs geen warm voedfel gebruikt, in de ftrengfte koude zich het genot van een luttel vuurs ontzegt, en op zynen zolder armoediger leeft dan de geringde bedelaar Dit doet de man, die voor zyne behoeftige broederen dagelyks honderden uitgeeft: dit doet hy, om zoveel meer te kunnen geven. En ik, ik zou in overvloed en wellust leven van het geld, dat ik zo veele huisgezinnen zou ontnemen!.. Rolph! gy weet het, hoe groot in deze Had zelve de armoede is, hoe veele elendigen naar uwen byftand fraachten. De troostelooze zieke, de hulpelooze grysaart, de verdrukte weduwe, de verlaten wees roepen om u: help h en met het geld, dat gy my hadt toegedacht; ikben jongen gezond: ik moet my zelveh helpen, CAROLINE. Gy hebt gelyk, edele man! ROLPH. Wat? gy ook, Caroline! zoudt myne hulp verfmaden? Caroline, tegen Fan Telhorst. 6 Myn vader! wy willen niet minder grootmoedig zyn dan deze man Hy heeft ons onzen pligt voorge-  T O O N E 'EL SPEL. 147 gefchreven, en dien moeten wy volgen. Vader Rolph! het/geld ,- dat-gy bezit, is geheiligd door het gebruik, dat gy 'er van maakt. De penning dien ik 'er van name, zou my. alle rust, alle vreugde bene • men, eh:'de. aanblik des elendigen, aan wien het beter hefteed ware, zou my geheel ter nederflaan Kom, vader Rolph ! gy ook , gy-kunt niet gelukkig zyn , daar gy het pad des levens Met volle handen heb ik uit zyne geldkisten geputr, en van geen penning heeft hy my ooit rekenfehap ger vraagd. Help alleongelükkigen, was delast dienhymy over veertig jaaren opdroeg, envan dienlasthebikmy, zoveel iir myn vermogen'was, gekweten. adelstam. En gy hebt u met roem van dien last gek weten, edele Rolph! Waarom zoudt gy uwe verdienden willen verkleinen? Wat heb ik gedaan dan geld, dat my van alle kanten toevloeide, uittege ven ? Gy,gy hebt met verzaking van alle aangenaamheden des levens, alle de moeite; al de zorg , al den last eener veertigjaarige weldadigheid gedragen. U komt den naam van weldoener alleen toe. •• K'5; ■• ca-  I5ö RYKDOM en EILLYKHEID, iCAROLINE. Wie zou voor u beiden de knié'n niet buigen, eerwaardige grysaarts? nüfc VAN TELHORST. By myne zondige ziel. liever voor hen, dan voor den grooten Fredrik zei ven, indien hy nog in Leven wareJ ' STALMAN. Uwe verdienden zyn genoeg bekend, vader Rolph !. en dat gy flechts de uitdeler .der gaaven van dezen man zyt geweest, verkleint dezelven niet. Wie kauzeggen, zo als gy: Ik heb veertigjaaren geleefd, en van dien tyd heb ik geen uur voor my zeiven behouden, maar elk oogenblik toegewyd aan het nut en heil myner medebroederen? En gy, Adeldam! hoe zonderling .uw gedrag moge fchynen, hoe verheven is echter het zelve! Veertig jaaren hebt gy de vergiftigde pylen der kwaadfprekendheid en des lastersop uwe borst afgewacht, daar de ontoogchenbaarfte roem, de meest verdiende lof uw deel had moeten zyn; daar gy flechts een-woord be. hoefde te fpieken , om van ieder vereerd en aangebeden te worden, vergenoegde gy u met de bewustheid van welgedaan te: hebben , dit was de éénigfte beloning , waarop uw hart prys ftelde. Ik heb u menigmaalen onrecht gedaan, Adeiftsm 1 ' CAROLINE. '-■ Ik heb n-ook kunnen verdenken, grootmoedige wel-, doener! . . Is , s AUGUST. . Wy allen hebben dit gedaan. van  TOONEELSPEL. 151 VAN TELHORST. God vergeve my de verwenfcbingcn, die ik in myne onzinnige drift over u heb uitgeftort! MINNA. Oom weet dat Minna hem altyd hartelyk heeft bemind. BOMBA M. Bereidwillig en dienstvaardig heb ik mynen hooggefchatten patroon altyd gediend, Waarom heeft het zy: nen getrouwen boekhouder niet mogen gebeuren om ook van dat geheim deelgenoot te mogen worden ? STALMAN. Voor onze dwaling moeten wy u vergiffenis vragen. ADELSTAM. Myne kinderen ! tot die dwaling heeft myn gedrag zelve aanleiding gegeven. Zonderling heeft Stalman dat gedrag genoemd ; de redenen echter die my bewogen hebben om het zodanig interichten , zyn eenvouwdig: weldoen is eene neiging, die my aangeboren is, eene behoefte die ik voldoen moet, of het leven zou my een walg zyn. In myne jeugd was ik niet in de mogelykheid om deze drift myner ziel optevolgen ; myn broeder hadden land-,; ik den zeedienst omhelsd. Weldra kreeg ik een' tegenzin in dat beroep, en ik vond gelegenheid, om den handel, dien ik thans nog dry f, te beginnen. Deze was van den beginne af gezegend,, myne middelen groeiden aan , en myn hart verheugde zich dat ik myne geliefkoosde neiging kon voldoen. Ik deelde myne rykdommen met de elendigen. Mis. fchien trotsch op den naam van weldoener, dien men my van  152 -RYK:DOM en BILLYKIIEID, van alle zyden toezwaaide', misfehien verblind door de vieijeryen van een aantal tafelfchuimers, die my omringden, gaf ik zonder onderfcheid aan ieder, die my flechts om byftand verzocht. R-ss ontdekte ik , dat men my meer dan eens had bedrogen , en dat ik over myne edelmoedigheid meer befpot dan geëerd wierd. 3\Iet bezigheden overkropt, bleef my weinig tydsovér, om de waare óngelukkigen, meestal befchroomd bm hilh ongeluk aan anderen te openbaren, in'hunne duistere ' fchuilhbekeh optezoeken, önl zieken en afgeleefden, die niet naar my konden komen, op hunne met traanen bevochtigde bedden hu'p en troost' toetebrengen. Dit een en ander deed my myne levenswyze eensklaps veranderen: myn huis floot ik voor orïbcfchaamdc- bedelaars en laage vleijers, en bepaalde ïhy, om door mynen handel aan zo veele menfchen brood "te geven,-:als my mogelyk wa's. Door een onverwacht toeval gaf Rolph my eene proef van zyne onbegrensde eerlykheid en werkzaamheid, om zynen medebroederen tot nut te kunnen zyn-. Daarop vormde ik het plan, -dat u allen zo vreemd is voorgekomen. Rolph wierd myir rentmeester ,' myn 'médehelper;- hy voerde uit het geen ik niet in ftaat was, om te verrichten. Ik bezorgde het geld en Rolph deelde het uit. Onze comp-gniefchap heeft veertig jaaren geduurd , en ik geloof niet, dat'er twee compagnons gevonden worden , die minder verfchil met' elkander gehad hebben dan wy, in alle de zaaken, die wy te fsmen hebben verricht. s t a l-  T O O N. E E. L S P E L. 153 sta lma.n. . En gy wist echter onder welken naam gy in de ftad verkeerde ?•• adelstam. Met dien naam zou ik gerust ten grave zyn gedaald, indien uwe edelmoedige weigering Rolph zyn woord niet had doen verbreken. Wat gy echter van Rolph niet hebt willen aannemen bied ik u thans aan. Stalman 1 ik word ©ud en zwak. Tot mynen handel word my een medehelpet nodig. Uw ongeluk maakt u van alle andere zaaken los: neem het opzicht over de mynen; uwe'kunde, uwe eerlykheid zyn my bekend. Het geen Adelftam heeft begonnen, kan Stalman met lef voortzetten. Da', ik u een gering deel van myn vermogen durve aanbieden, behoeft geen erkentenis. Hier is de hand myner Minna s dit is een gefchenk, dat alle fchatten overtreft. Die geef ik u, zonder de minfte bekommering over haar toekomend geluk, en voor dat gefchenk zult gy my in uwe laatfte oogenblikken nog dankbaar zegenen. stalman. Het geen ik van de hand van Rolph weigerde, neem ik vanuaan, edelmoedige Adelftam! onder de voorwaarde echter, die gy zelf voorfchryft, dat ik u iri uwen arbeid behulpzaam zyn , en het beftuur uwer zaaken op my nemen zal. Zo zult gy na eenen arbeidzaamen en verdienstelyken zeventigjaarigenj leeftyd ; omringd van kinderen , die u alles hebben te danken, in rust en vergenoegen uwe laatfte jaaren kunnen doorbrengen , (Tegen Minna.) indien gy Stalman nóg waar-* dig acht...... min-  154 RYKDOM en BILLYKHEID, . minna. Straks weigerde gy echter myn man te worden. Ik moest op myne beurt ook fier zy n;maar ikben altyd te goed. Mevr. adelstam. Kom, kom, fpreek daarover in een tête-a -tête. adelstam, tegen Caroline. Mejufvrouw ! ik vraag nu opentlyk aan u en aan mynheer van Telhorst uwe hand voor myn' neef. August heeft een goedhart; maar hy is jong, en onbezonnen. Wees gy zyne leidsvrouw, en Uw voorbeeld zal hem leren om nimmer , in welk geval ook, van het pad van eer en deugd aftewyken. august. Nu zyn alle onweêrsvlaagen voorby, myne Caroline! caroline. Danken wy dezen edelen grysaart, danken wy hem op' onze knièn, August! en word eens een man zo als hy. van telhorst. Dat worde hy! en hy vergete dat zyn vader... adelstam, tegen Van Telhorst. Capitein! uwe dochter zal u nu moeten verlaten. Uwe jaaren, uwe ongemakken hebben verzorging nodig: zo het gezelfchap van eenen ouden knórrepot u niet verVeelt , kom dan by my wonen. Minna zal de plaats haarer zuster wel willen vervullen. minna. ó Ja! van gantfeher harte. adelstam. En wy zullen gedurende'de winteravonden ons de dagen /  T O ONEELSPE L. 155 gen onzer jeugd herinneren, en over de ondeugden dezer eeuw by een goed vuur en onder een glas wyn een geItreng' vorfnis vellen. VAN TELHORST. God belone u! Deze traan van eenen verroesten krygsïnan zegt u meer dan woorden zouden kunnen doen. ADELSTAM. Nu nog dén verzoek aan u allen. Myne levenswyze wil ik voor de weinige dagen, die ik misfehien nog onder de menfchen zal doorbrengen , niet meer veranderen. Het geen düs voorgevallen is, blyve binnen de muuren van dit vertrek; dit bid ik: ik heb het rechtj om van ieder, die zich hier bevind, dit te eisfehen, Mevr. ADELSTAM. Het is toch recht faclieux, dat ik zulk een éclatant geval morgenavond op de asfemblée niet als de nouvelle du jour mag vertellen! ADELSTAM. Zuster! wees voorzichtig! Met den geenen, die van het voorgevallene een woord zal reppen , breek ik voor altyd alle vrindfehap, alle gemeenfehap af. BOMBAM; Uwe oude getrouwe boekhouder durft zich vlei jen uwedele meer dan eens proeven zyner discretie en zyner' ftilzwygendheid te" hebben gegeven. ADELSTAM. Dat weet ik; Gy allen belooft het my ? STALMAN. Üw wil is heilig voor my. MIN-  155 RY K-DOM en B I L L Y KII EID; 19S9b n*)bsn9?>'M*3luwo^^wlrf**>i'ii r'isaiiof ryhooj,l-Ojj:ccercn. de lor ge, J " " francoeur, mynw erker by het regiment van Turenne; 60 jaaren oud; Vrolyk en foutmoedig. Sans-Chagrin, grenadicr-fcrgeant in hetzelfde regiment; 40 jaar oud-; zagtaartig ttiieeiivouwdig. 'euces tv s:, jong grenadier by-het regiment van Turenne ; oud 20 jaaren; vol van liefde en oorlogszucht. moeder m r c n e l, zoetelaarftcr ; 50 jaaren oud; praatzuchtig en ruw , doch goedhartig. c a b r 1 e l l e', kaarc dochter, minnares van Eugenius, officieren van het leger en den jl af van Turenne, twee soldaaten. twee bed-ien'den te voet, en twee pages van Turenne. een officier van het Keizer lyk leger. -ïwee magistraatspersoonen van Frankfort. het fransciie leger. het keizer lyk leger. boeren en boerinnen. Het tooneel is by het dorp Saspach, op'den oever van den Rhyn, op Zaturdag2?July, in den jaare 1675. D E  D E DOOD van TURENNE* HISTORISCH HELDENSPEL. eerste bedryf. Het tooneel verbeeldt ter rechterzyde een gehucht; ter linker zy de het begin van een digt bosch, by het welke men de eerfte Franfche legertenten befpeurt. Hét eerfte huis ter rechterzyde, als het aanzienlykfle , is het hoofdkwartier ; twee fchildwachten van het regiment van Turenne bezetten de deur. . By hen ftaat het vaandel; wat meer naar den achtergrond maakt een piquet infantery de wacht voor den generaal uit. Op den voorgrondter linkerzyde ftaat een zoetelaarstent , waarin tafels, banken, vaten , &c. &c. EERSTE TOONEEL. GABRIELLE is bezig met in de tent het een en ander in orde te brengen. Zy fchynt onrustig,ziet verfcheide maaien op den achtergrond van het tooneel uit ± toont zich ongeduldig, en gaat weder aan haar werk. H, komt nog niet... Nooit kort hy echtereen gunfKger oogenblik vinden; dewyl myne moeder om voorraad A 3 re  6 DE DOOD van TURENNE, te kopen is uitgegaan... Maar die mannen, die mannen! zy kunnen ook nimmer iets gisfen... Het is nu gedaan; ik moet een befluit nemen hem niet meer zo te beminnen. (Zy ziet weder naar hem uit.) Hy had my zo zeker beloofd my den ring te brengen, waarop hy ons beider naamen heeft laten fnyden... (Zy leunt onachtzaam tegen eene tafel.) Ja nu, ik zie wel dat ik dezen ochtend weder alleen zal moeten doorbrengen. TJVE EDE TOONEEL. gabrielie, eugenius nadert zagt en beluistert haar. gabrielle. 7 «t-tou ik het aan vergetelheid moeten toefchryven , of aan onverfchilligheid?.. Onverfchilligheid \.. Ach, neen! ik beu immers overtuigd dat hy my bemint: hy heeft het my zo dikwyls herhaald.. en hy liegtnooit.. Men moet echter niet al te goed op die heertjes wezen. .. Ik zal hem voor zyn lang wegblyven ftraffen. Ja j ik zal hem bekyven, ik zal knorren, ik zal met hem krakelen... en wat zal het einde van dit alles zyn?..Dat ik hem omhels en vergiffenis fchenk. eugenius, haar omhelzende. Wel gezegd! gabrielle ftaat verwonderd, treedt terug, houdt zich misnoegd en wil heen gaan. Na eenige gepaste gebaarden, weder houdt en bevredigt hy haar ; *  HISTORISCH HELDENSPEL. j zy zy» verzoend. Eugenuis werpt ziek aan de voeten van Gabrielle , enfteekt kaar een" zilveren ring aan den vinger. DERDE TOONEEL. de vorigen; moeder michel komt met een vaatje brandewyn op den rug op het tooneel en overvalt hen. Verwarring der gelieven. moeder michel. jHa ! zo betrapt men u,onbefchaamd ding! En gy,groo« te deugniet! vertrek terftond. gabrielle. Maar lieve moeder! moeder michel. Zwyg, zwyg, zeg ik u!.. Te dulden dat een maü voor u kniele! eugenius. Moeder Micbel! ik zweer uhet is in alle eer en deugd. moeder michel. Wat noemt gy in alle eer en deugd? .. Hoe ! zou ik myne dochter geven aan een' foldaat die niets bezit. eugenius. Dan jeugd en moed! . m o e d e r Al i c hel. Die geen post hoegenaamd in het leger bekleedt! eugenius, met een groot'sck gevoel. Ik ben grenadier ! A 4 MOE'.'  8 DE DOOD van TURENNE, moeder michel. Het is wat te zeggen!.. Gabrielle moet ten minnen een' kwartiermeester, of een' fergeant van 'tmagazyn hebben. gabrielle. Myn vader "was maar gering foldaat, toen hy met u trouwde , moeder! m o e d e r m i c h e l. Dat is zo; maar hy kwam gewond uit een' vcldflag die hem tot eer ftrekte. eugenius. Ik dien onder den grooten Turenne ; dat de gelegenheid zich flechts aanbiede , en gy zult zien... Indien ik het bezit van Gabrieile door eene fchoone daad moet verdienen, zo zal zy de myne zyn; dat zweer ik by myn'generaal endezen kusch. (Hy omhelst Gabrieile, moeder Miehei maakt zich driftig, fcheidt hen , zendt Eugenius weg en doet haare dochter in de tent te rug keren. VIERDE TOONEEL. de vorigen, franc oeur, sans-chagrin, ver fcheiden foldaat en, die zich by partyen in de tent plaat/én. s a n s - c ii a g r i n. Wc, , moedertje! hoe zo driftig, en dat al zo vroeg ? moeder michel. Het is niet zonder reden, neen, waarachtig! het is niet zonder reden! f r a n-  HISTORISCH HELDENSPEL. 9 francoeur. Omdat Eugenius uwe dochter liefkoost, en zy elkander beminnen? By duizend bomben! daar over moet gy u zo niet in 't harnas jaagen ; neen dat moet gy niet. Hebt gy ook niet bemint, he ? .. Welnu , ieder zyn beurt is niet te veel... Kom aan, kom aan, geef ons maar eenigegverfrisfing. moeder. michel. Zeer gaarne... (Tegen de overige foldaaten.) Engy, vrolyke gasten!... Ook een mondjevol, nietwaar? eerste soldaat. Gy weet wel , moederlief! dat ik u nooit iets weigerde. moeder michel. Hoeveel ? eerste soldaat. Een halfje. (Zy geeft hem een glas brandewyn, het welk hy terftond betaalt. Cabrielle geeft defoldaaten die in de tent zitten hetzelfde.) francoeur. En my dan? Vergeet gy my? moeder michel. Wel neen , jongelief! voor hoeveel dan? francoeur. Zo als gewoonlyk: hoe kunt gy dat nog vragen;! (Na den brandewyn, dien moeder Michel hem reikt, geproefd te hebben.) Dat brandewyntje is nog al zo flecht niet. A 5 moe-  to DE DOOD van TURENNE, moeder michel, tegen den tweeden foldaat. En gy, myn kind? tweede soldaat. Ik dank u, moeder! ik heb geen geld. moeder michel, met levendigkeid. Ei ! drink maar, en betaal my als gy kunt. francoeur. Gy zyt toch een best wyf!. Kom hier, ik moet u een' kusch geven. (Hy kuscht haar eeuige maaien.) moeder michel. Nu, nu, houd op! ..het is genoeg...dat lykt 'er naar,niet waar? het is of ik een meisje van naauwlyks twintig jaar ware. francoeur. Ei wat ! by duizend bomben! ik weet wel dat gy de vyf kruisjes al achter den rug heb : welnu, ik ben ook al om die ftreek, dat is gelyk ; zie, ik... (Hy wil haar weder omhelzen.) moeder michel, hem met een volgefchonken glas tegenhoudende. Kom,kom, fchei uit; wees eens in uw leeven verftandig. francoeur, het glaasje aannemende. Stil, zonder beven, ziet gy ? eerste soldaat. Zeg eens, moeder'.hebt gy niet wat bjjpod voor ons ? moeder michel. Myn Hemel! neen; ik had dezen morgen goed rond lopen: 'er was nergens brood te vinden. twee-  HISTORISCH HELDENSPEL. li tweede soldaat.» In drie dagen hebben wy maar éénmaal uitdeling van levensmiddelen gehad, en ik begin .. eerste soldaat. Hoe is "het toch mogelyk , dat Turenne, die zoveel krediet heeft, die zo wel aiies vooruit weet te berekenen, zyn legér gebrek aan het nodige .laat lyden? s a n s - c ii a g r i n. Daaraan heeft hy geen fchuld , kameraads! francoeur- Neen , by myne ziel, hy heeft'er geen fchuld aan! tweede soldaat. Dat is alles goed en wel; maar wie dan? eerste soldaat. Ik voor my kan het niet langer uithouden. francoeur, norsch. Foei, zwyg! tweede soldaat. Zeg wat gy wilt; maar geen brood, geen foldaa ten* sans- chagrin. En dit is de taal van een'Franschman! francoeur-, met drift. By weêr en wind, zo ik my niet wederhield!.. moeder michel. Nu, nu; njaak u zo boos niet. sans-chagrin, tegen Francoeur, vooraan op het tooneel. Bedaar, oude fpitsbroeder! bedaar. F RA N*  12 DE DOOD van TURENNE, francoeur. fa, ik kan geen groote mannen horen lasteren. Zy zyn zo zeldzaam. s a n s - c ii a g r i n. Wat zal men zeggen, broeder! Deugd en verdienfien maakten door alle tydcn heen de jaloersheid gaande. Turenne nogthans moest hierin eene uitzondering zyn. Waar toch zag men immer zulke uitftekende verdienden met zo. veel bcfcheidenheid en eenvouvvdigheid gepaard ? francoeur. Hy is veel te befcheiden; ja, by myne ziel! dat is hy. Ik zelf heb het hem gezegd; en ik aarzel geen oogenblik om hem te zeggen het geen ik denk. saks c ii a g r 1 n. Wat maakt u zo vrymoedig ? francoeur. Twintig wonden die ik onder zyne vaanen ontfmg... Spreekt men in zyn byzyn van de overwinningen door hem behaald, het is altoos: (Turenne naarboQtfende.') Wy overwonnen, — wy overwonnen... Verhaalt hy de weinige batailles, waarin het geluk hem niet begunftigde dan is het: — Ik verloor. — Ik verloor... Als men hem dit hoort verhalen, zou men zeggen dat hy alleen fchuld aan het ongeluk heeft, cn dat hy geen voordeel behaalde, dan met huip van anderen. •< sans-ch acrin. En echter is Frankryk zynen roem , zyne nieuwe over-  HISTORISCH HELDENSPEL. 13 overwinningen aan hem verfchuldigd... Welk generaal betrad ooit fchitterender loopbaan? ó! Hoe fchoon is het te ftryden onder zulk een' bevelhebber ! ' francoeur. Wie toch herinnert zich niet zyne altoos zekere aan' vallen, zyne aftogten , die geen enkelen droppelbloeds kostten ? en hy eindigde altoos met voordeel op den vyand te behalen. sans-chagrin. En dat gedenkwaardig beleg van Duinkerken, waarin wy de Spanjaarden zo kostelyk vernoegen? Herinnert gy het u ? francoeur. 0f ik het my herinner! By duizendbomben! ik wierd l op de hoogfte duin tot corporaal gemaakt. sans-chagrin. En die moeilyke veldtogt van het voorleden jaar , waarin wy door ziekte en vermoeijenis, als ter neder gedrukt wierden. Wat deed Turenne in die treurige oogenblikken niet! hoe zorgde hy! francoeur. My dunkt, ik zie hem nog, hoe hy in onze tenten kwam, orn ons hulp en troost te brengen. (Aangedaan^) Ja, broeder! 't is zoet te lyden, wanneer de hand eens weldoeners onze wonden verzagt. (Hy veegt een'' traan uit zyne oogen.) sans-chagrin. Op de gezondheid van den dapperen Turenne! - . EER,-  DE D O OjD van T U R E N N E, eerste soldaat. Van den overwinnaar van Oostenryk! tweede soldaat. Van den vrind der foldaaten! francoeur , zyne vrolykheid hernemende. Van den vredemaker van Europa want, by duizend bomben ! het is de overwinning , die ons de vrede moet hergeven. sans-chagrin. Gy hebt gelyk. - COUPLETTEN. sans-chagrin. Na *t einde eens llryds is 't rusten zoet, En kan aan 't hart verkwikking baren. Men zal den hemel op zien klaren, Als de onweersvlaag heeft uitgewoed. Komt, vrinden! laat ons (leeds door kryg naar glorie fireveu; Het is de weg die tot de vrede ons leidt, ó Franfclien ! u is de eer bereid De vrede aan de aarde weêr te geven. Voor hein, die als verwinnaar keert, Is telkens nieuw genot befchoren; 't Is in zyn al'zyn al 1' herboren, .En zyn geluk geltaflg, vermeèrd. • - . . Komt;,, vrinden! enz. 'De held, verwelkomd-aan zyn' disch Door eenen kring van.gulle vrinden, Zal zyne vrouw verjeugdig.1 vinden, Tenvyl zyn wyn verouderd is. Komt, vrinden! enz. FT F-  HISTORISCH HELDENSP EL. ï$ VT F D E TOONEEL. de vorigen; een officier, uit het huis ter rechterzyde komende. de officier. De generaal! (De foldaat en van de wacht [lellen ziek in't geweer, men roert den trom; de overige foldaaten blyven met ongedekte hoofden flaan. ZESDE TOONEEL. de vorigen, turenne, St. hilaire de vader en zoon, vaubrun, delorg.e, ftafojfcieren. Turenne wyst de eerbewyzingen met befcheidenheid af. turenNe, tegen de-hoofd-ojf.cieren die hem\ver« zeilen. Ja, myneheeren! ja, ieder oogenblik myns levens behoort u. Vreest dus nooit my te hinderen j laat dit eens voor altoos genoeg zyn... (Hy geeft een teken; alle de foldaaten verwyderen zich, behaïven Francoeur en Sans-Chagrin die in een'' hoek van de tent blyven flaan.) Ik zelf heb de ligging der vyanden zorgvuldig befpied. Ziet hier de juiste fchets. (Hy ontrolt een plan, het welk hy aan dehoofd-o'ffcie' ren uitlegt, die hem omringen en met de grootfte op~ lettendheid aanhoren.) Mo'ntecuculi , van alle zyden door ons ingelloten, legt het 'er op toe om op Saspach af-  16 DE DOODvanTURENNE, aftetrekken ; reeds trekt de ruitery aan den voet van den berg te faraen: wy moeten vooral zorgen dat hy 'er zyne gantfche magt niet verzamele. Zyn rechtervleugel, zo als gy ziet, is niet te befpringen; maar anders is het met den linker gelegen: de holle weg in die engte leidt'er heenen; en het is langs dezen weg dat ik van voornemen ben hem in de flank te vallen. Zyne foldaaten zyn door hunne geforceerde marfchen, afgemat; en dit digte bosch. . (Ter hnkerzyde van het tooneel wyzenda.) kan ons dienllig zyn om hem te verrasfen. Ik onderwerp dit myn voornemen aan uwe aanmerkingen. Befchouwt het voor het overige naauwkeufig; vergeet vooral dat ik uw bevelhebber ben, en behandel my als uwen fpitsbroeder, die uw oordeel inroept. St. iiilaire, de vader. Wat my aangaat, prins! ik juigch uw befluit toe. Het plan tot den aanval is zeker Hout; maar ik geloof ook dat het zal gelukken. vaubrü n.' . Ook dit is myn gevoelen. d e l o r g e , en de overige officieren. Wy denken allen zo. turenne. Nu dan, myneheeren ! de aanval zy beflischt. Zy die wy gaan beftryden zyn dappere en in den oorlog vergrysde mannen, die door een' der grootfte generaals van onze eeuw aangevoerd worden; dit is niette ont^ keu»  HISTORISCH HELDENSPEL. ifi \ kennen : de flag zal verfchriklyk zyn ; dat ieder dus zich op;zyn'post vervoege, en zich gereed houde om op het eerfte fein te marcheren. Gy, graaf Delorge! breng myne orders aan het groote artilleryperk; u, marquis van Vaubrun! betrouw ik het bevel over de achterhoede. Wat my betreft, ik zal dezen dag belleden met alles zelf te onderzoeken en, voor deze groote onderneming alles in gereedheid te brengen. Vertrekt... St. Hiiaire zal my met zyn' zoon verzeilen. (Delorge, Vaubrun en de overige officieren gaan uitéén en vertrekken ) ZEVENDE TOONEEL. turenne, St. hilaire de vader en zoon het plan vóór op het tooneel nog befchouwende f rancoeur«!sans-ciiaorin,('//^ tent. francoeur, tegen Sans-Chagrin. Het oogenblik is gunftig: ik ga hem fpreken. sAns-ciiagrin, hém wederhoudende. Gy zult hem misfehien vertoornen. francoeur. óNeen! Dy duizend bomben ! hy zal zien dat het hieruit voortkomt. (Hy wyst op zyn hart.) Generaal ! turesn e- ■ Treedt nader , kinderen! treedt nader... Wat wilt gy van my"? S SANS".  18 DE DOOD van TURENNE, sans-chagrin. Generaal! zouden wy u een oogenblik alleen mogen fpreken ? turenne, op beiden de St. Hilaires wyzenJe. Met is zo goed of ik alleen ware: myne vrinden! fpreekt zonder fchroom. ( francoeur. Wy komen u berichten dat men in het leger tegen u mort. turenne. Tegen my, zegt gy ? t francoeur. Ja, by duizend bomben! tegen u. - sans-chagrin. Men weet niet waaraan men het gebrek aan levensmiddelen moet toefchryven; ondervragen wy de leve- * ranciers, dan is het antwoord dat de magazynen ledig zyn. turenne, met eene bedwongen fmart. Ik weet het, kinderen! ik weet het. francoeur. Reeds ontbreekt in verfcheiden kwartieren het brood; men fchreeuwt tegen u, generaal! en men zweert... Maar dit zyn waarlyk uwe oude foldaaten niet j wy weten wel dat wanneer ,wy lyden gy nog oneindig meer lydt; het zyn onze jonge fpitsbroeders, die u zo goed niet kennen als wy ; die zich inbeelden dat gy oorzaak zyt van den hongersnood die ons dreigt. TV-  historisch heldenspel. ï$ twrennk. Zy bedriegen zich, myne vrinden! francoeur. By duizend bomben! dit zeggen wy hen ook; maar zy horen naar geen reden. sans-chagrin. Het is tyd, myn prins! deze gevaariyke onlusten te ftillen. Wy verwachtten wel dat zy uw vaderlyk har: zouden verfcheuren ; maar wy aarfelden niet om 'er u van te onderrichten. Te wel verzekerd zynde dat gy in ons gedrag flechts den yver en? de genegenheid van uwe oude dienaaren zoudt herkennen. turenne. - Keert terug, kinderen! naar uw kwartier; tracht de geenen die omtrent my dwalen tot betere gedachten te brengen ; zeg hen dat zy gerust kunnen zyn, en dat geen van hen uit gebrek aan het nodige zal vergaan, al moest ik hen met myn bloed voeden. sans-chagrin. ó! Wy weten wel wie dit alles veroorzaakt: het is ons niet onbekend dat alle de hovelingen, nydig op uwen roein en uwe overwinningen, uw leger willen doen lyden. francoeur. Zy zouden u gaarne de liefde van uwe oude foldaaten doen verliezen; maar het zal hen niet gelukken, neen, generaal! by duizend bomben en kartouwen! het zal hen niet gelukken. B 2 sans-  20 DE DOOD van TUREN NE, sans-chagrin. Indien het zyn moet, zullen wy van gebrek en honger vergaan; maar flervende zullen wy u nog zegenen;en de naam van Turenne zal het laatlle woord zyn van onze dervende lippen. turenne, zeer hevig bewogen. Gaat, kinderen ! gaat... (Hy bedekt zyn aangezicht met zyne handen, en vervalt in diep gepeins.) AGT S T E TOONEEL. turenne, st. hilaire,i>e vader ell zoon. St. hilaire, de vader. Louvois! trouwloozeLouvois! dit, dit is uw werk!, ► Gy, Turenne! hebt reeds te lang onder dien flaatsman geleden : men moet zyn gedrag ten eerden ontmaskeren. St. hilaire, de zoon. Ja, ontmasker dien onrechtvaardigen man : dat zyne nalatigheid bekend worde ; toon het gevaar waaraan hy het gantfche leger blooltelt; en gy zult u over hem wreken \.. turenne, cênsflags vit zyne, jnymering bekomende. Ik naar de verlokkingen der wraak luisteren!.. Neen, nimmer! Dikwyls had ik'daartoe de gelegenheid , zonder dat ik my 'er van bediende; en op myne jaaren verandert men zynebeginfelsniet. Hoe oudermen wordt, hoe meer men zich voor misdagen moet wachten, uit vrees vaa  HISTORISCH HELDENSPEL. at van geen tyd te zullen hebben om die te herftellen: Louvois is myn vyand; maar zyn yver en verdienden hebben meer dan ééns Frankryk gered. Hy is yverzuchtig omtrent my,en zoekt my te dwarsbomen; maar ik vergeef het hem , omdaï hy nuttig is aan myn vaderland. NEGENDE TOONEEL. de vorigen,-ee-n officier, twee magistraatspersoon en van de ft ad Frankfort. de officier. Prins! twee magidraatsperfoonen van de ftad Frankfort vragen gehoor. turenne, ' Geleid hen hier. een magistraats-persoon. De inwoners van de ftad Frankfort, wier tolken wy zyn , onderricht zynde , vorst ! dat uw leger over hun gebied moet trekken, hebben ons tot u gezonden , ten einde u Voor te dellen, u dezen dag nog honderd duizend kroonen aan te bieden, zo'gy kunt befluiten van dit uw voornemen af te zien. St. hilaire, de vader, ftil tegen Turenne. Nooit kwam een aanbod beter van pas. ...... a ; «^ st. hilaire, de zoon. Het is de Hemel die ons dit zendt, om het leed, het welk ons dreigt, te ontkomen. Neem aan, generaal! en aarfel niet. B 3 i»-  sa DE DO OD van T.U RENNER turenne, tegen de beide St. Hilaires. Het is niet genoeg te doen het geen ons voordelig is; neen, maar men moet ook doen liet geen rechtvaardig is... (Tegen de Magiftraatsperfoonen.) Het was myn plan niet om over uw grondgebied te trekken : ik kan dus van uw aanbod geen gebruik maken. Keert tot de geenen die u tot my gezonden hebben, en zegt hèn dat ik hunne haardfteden wel zal doen eerbiedigen. (Zy vertrekken met den officier,) TIENDE TOONEEL. turenne, St. hilaire, de vader en zoon. St. hilaire, de vader. T J- urenne! ik bewonder zo veel grootheid van ziel ; maar hoe te voorzien in de dringende behoeften van het leger ? turenne. 'Er blyft my nog eene toevlugt over: het is de laatfte, wel is waar, maar ik hoop dat ze niet vruchteloos zal zyn. (Tegen St. hilaire, den zoon.) Ga, verzamel op 't oogenblik al myn zilverwerk; dat niets, tot het geringde toe, gefpaard worde; pak het.alles in en wacht myne orders af, om het naar de plaats zyner toeftemming te brengen. Ga. (St. Hilaire, de zoon gaat in het hoofdkwartier.) St. hilaire, de vader. Hoe! gy wilt u zeiven beroven..? TU-  HITORISCH HELDENSPEL. 23 TURENNE. Ik heb deze fieraaden, door de weelde uitgevonden, niet nodig; maken zy ons gelukkiger?.. Ach ! dat myn legér aan niets gebrek lyde, en ik zal ook geen gebrek iyden.. . Men nadert ons ; geen enkel woord,St. Hilaire ! van het geen hier voorgevallen is. ELFDE TOONEEL. DE VORIGEN, VAUBRUN, DELORGE. VAUBRUN. vJeneraal ! wy hebben hetbosch doorzocht; de vyand maakt bewegingen om hetzelve te omfmgelen; het is voor ons van grootbelang, datwy, om hem den ingang te verhinderen, een' post uitzetten die onze flank dekt. TURENNE. Die post zal zeer gewigtig worden, en ik zal wel doen met denzei ven aan de dappere grenadiers van myn regiment toe te vertrouwen. Vaubrun! beveel hen terftond derwaarts op te breken. Zeg hen dat ik hen zelf daar zal komen zien en dat ik my op hunne dapperheid verlaat. (Faubrun verzamelt de grenadiers , terwyl Turenne en St. Hilaire naar het hoofdkwartier te rug ■keren., Eugen ius ftaat mede in het gelid. Affcheidvan Eugenin-s en Gabrieile. Turenne komt op zyn bruin pattfd gezeten uit het hoofdkwartier, met zyn' neger te paard, zyne knechten en den gantfchenftaf. Turenne laat de grenadiers naar het bosch trekken, waarop hy zelf naar den kant van het gehucht vertrekt.) Einde des eerften bedryfs. B4 TWEE-  24 DE'DOOD van' TURENNE, TWEEDE BÈDRYF, - Het tooneel verbeeldt een digt bosch. Ter linkerzyde, aan het derde fcherm ,.is eene beek, waarin een waterval neder/lort door. middel van eene rots , die verwulfsgewyze gebogen is.. Of den vóórgrond een dikke tronk 'van een1 boom , 'by 'een klein heuveltje , waar langs een weg naar het digftegedeelte van het bosch leidt. -':r<" ' rSltooSlCOi '<"'• ••Jjil!:V.*Jo,9.'f ftf l I«RT9'wTV EERSTE TOONEEL. eugenius, sans-chagrin, grenadiers. Verfclieiden patrouilles, gaan over het tooneel, onderzoekende naauwkeurig alle de wegen, uaby de beek. Sans - Chagrin , aan het hoofd van eene dezer patrouilles, plaatst Eugenius op.de rots als fchildwacht, hy nadert vervolgens met zyn volk tot op den vóórgrond, en doet het volgend commando: sans-chagrin. II alt!... 't Geweer byden... voet!., 't Geweer in den arm !.. (De foldaat en leunen op hunne geweer en, eenige nemen een' teug en vegen hun aangezicht af.) WEE-  IITSTORIS CHxTfELÜ E NS P E L. 25 TWEEDE TOONEEL. de vorigen, turenne, St. hilaire, de vader, francoeur, het gevolg van Turenne. Zodra Turenne verfehynt nemen alle de foldaaten het geweer,op denfchouder, turenne. "W ehui, kinderen! wat doet gy? sans-chagrin. Wy verkwikken, te gelyk ons hart en onze maag, generaal! Wy drinken uw welzyn. turenn . Myne-vrinden ! hebt gy alle'de'wegen opgenomen die aan.de andere, zyde van.gintfche beek liggen?... (Hy wyst naar den kant van de beck.~) san s -chagrin. Ja, generaal! ■ b turenne. En wat hebt gy vernomen ? sans-chagrin. Veele bewegingen naar de zyde van Saspach ,• ver: fcheiden patrouilles die over. deze beek in het bosch trachten te dringen. (Hy wyst op Eugenius.') Ik heb dezen fchildwacht uitgezet om hen naauwkeurig in het oog te houden. francoeur. Zy zouden ons gaarne willen overrompelen, die honB 5 den!  $6" DE DO O D van TURENNE» den! by duizend millioenen duivels! indien wy op hen konden aanvallen!.. turenne. Wy moeten terftond onze magt aldaar verdubbelen , ©m hen den doortogt te beletten. (Tegen Sans-Chagrin.) Keer naar de hoofdwacht die op de hoogten by het einde van het bosch geplaatst is, en beveel hen de ftriktue waakzaamheid aan; en gy... (Tegen Francoeur.') oude fpitsbroeder! gy naar het leger en zeg den graaf Delorge dat hy een detachement vah driehonderd man doe aanrukken.- (Francoeur, Sans-Chagrin en de overige foldaaten vertrekken langs verfcheiden Wegen.) DERDE TOONEEL. 'turenne, St. hilaire, de vader en zoon, eugenius, op zyn- post. St. hilaire, de vader. Generaal! ik zoern. u, om u te berichten, dat de verkoop van uw zilverwerk, zeer veel hooger dan gy dacht heeft opgebragt. 'Ik heb een' goeden voorraad van levensmiddelen doen inkopen, welken ik onder bewaring van een (terk geleide gelaten heb, en in dit oogenblik komt het in het leger. turenne, met vuur. Ik zal dan nogmaals myne foldaaten van de ysfelykheden des hongersnoods bevryden! ó Myn jonge vrind! het is aan uwe zorg, aan uwen yver dat ik dit geluk ichuldigd ben. St.  HISTORISCH HELDENSPEL. =7 St. hilaire, de zoon. Ach ! wie zou zich niet gantsch aan uwen dienst toewyden ? Wie uwe bevelen mag ter uitvoer brengen, Turenne ! is altoos verzekerd dat hy weldoet. . ■ turenne, met zedigheid. Maar om weder op het cénige voorwerp te komen, het vrat ons in dit oogenblik moet bezielen. (Tegen St. Hilaire, den vader.) Hebt gy, volgens onze affpraak, eene battery op gintfche hoogte doen opwerpen? St. hilaire. Ja, generaal! ik heb uwe bevelen volbragc. turenne. Zeg liever onze wederzydfche gevoelens! Ik'geef u nimmer bevelen, maar wel myn' raad, waartegen gy my den uwen mededeelt. Wy zullen te famen deze werken gaan bezichtigen. Ik heb veel vertrouwen in uwe ondervinding; maar zo veel het my mooglyk is , St. Hilaire! zie ik liefst door myne eigene oogen. St. hilaire. En gy hebt gelyk; verre dat uw onderzoek my zou mishagen, ftrekt het my tot eene behoefte. turen ne. Hoezeer gevalt my deze vrymocdigheid, deze eenvouwdigheid'!... ó Myn vrind! hoe groot zou Frankryk niet zyn, indien allen wien de dierbaarfte belangen van ons vaderland zyn toebetrouwd, zich zo veel achting betoonden, als wy beiden elkander bewyzen !... Maar de tyd gaat om, laten wy onzen weg vervolgen. (Te-  s8 D;E DOOD. vanTURENNE, (Tegen Eugenius, die het geweer voor hemprcfejiteert.) Jongman! gy bewaakt daar een'der gevaarlyklte posten. eugenius, op een' reist en moedigen toon. Die des té eervoller is. turenne, zagt tegen St. Hilaire. Dit antwoord behaagt my. (Tegen Eugenius?) Ik ben verheugd in u zulk eenen heldenmoed te ontdekken. (Hem.ojp de rots die door de heek ligt opmerkzaam makende.) Dit is de éénige uitgang waardoor de vyand zou kunnen trachten zich eenen weg te banen; gy zyt vlak by de hoofdwacht : waakzaamheid , voorzichtigheid. eugenius. Wees gerust. turenne. Reik my uwe hand. eugenius. Hier is zy. UaX ««! JfVl-l-i! turenne. Kan ik ftaat op uw maken ? eugenius. Ja, in leven en in dood. (Turenne en de heide St. Hilaircs vertrekken langs den achtergrond van het tooneel.) riER-  HISTORISCH HELDENSPEL. 29 VIERDE TOONEEL. EUGENIUS, G A B R I E L T. E. Nadat Eugenius eenige maaien langs zynen post gegaan heeft, komt Gabrielle met een mandje aan den arm. Vóór dat Gabrielle ver fchynt, verbeeldt Eugenius zich eenige beweging in het kreupelhout te horen, roept twee maal. Werda ! terwyl hy den haan van zyn geweer overkaalt. Zodra hy Gabrielle befpeur.t, blyft hy verwonderd flaan. Gabrielle, een weinig ontfield,toont hem van verre het mandje. Eugenius weigert, en wenkt kaar te rug te keren. Gabrielle houdt by hem aan, en toont kern brood en vruchten die zy in het mandje heeft. Eugenius , die federt lang niets genuttigd heeft ,laat zich overhalen en verdeelt zyne aandacht tusfehen zyne minnares en den post dien hy bewaren moet; na eenige pantomimen , is Gabrielle tot by Eugenius genaderd, hy heeft overal rondgezien, en zich verzekerd dat hy niet kan overvallen worden. Hy neemt hierop het brood en de vruchten aan, welke hy met gretigheid verflind ; waarna hy Gabrielle zynen dank betuigt, en bemerkende dat zy zeer verhit is, veegt hy haar aangezicht met haar voorfchoot af; na eenige .liefkozingen bezweert hy haar zich te verwyderen en hem geheel aan zynen pfigt over te laten. Gabrielle vreest voor het leven van haaren minnaar ; ten doodelyk vóórgevoel bezielt haar. Zy wenscht deel aan hst hem dr-eisend gevaar te kunnen nemen. Lu-  go DE DOOD van TURENNE, Eugenius noodzaakt haar eindelyk te vertrekken het welk zy fchoorvoetende doet, terwyl zy hem eenige kusckjes toezendt. Eugenius op zyn geweer leunende Jegt zyne aandacht volftrekt op Gabrielle, die alle gevaaren moedig te gemoet gegaan is, om hem het voedfel, het welk hy zo zeer nodig had, te brengen. FTFDE TOONEEL. eugenius, een officier van het Keizerlyk leger, aan het hoofd van een detachement; daarna t urenne met zyne ftafojficieren, aan het hoofd van hunne manfchappen. Terwyl Eugenius Gabrielle met het oog volgt, en haar het laatst vaarwel geeft, komt de vyandelyke officier met voorzichtigheid in ftilte ver-zeld van foldaaten,van den weg die langs den heuvel leidt, over de rots , en op het oogenblik dat Eugenius zich omkeert , ziet hy zich omfingeld en twintig bajonetten op zyne borst. de officier, terwyl hy hem mede den degen op de borst zet. Eén woord, één kreet kost u het leven. eugenius, met vuur. Te wapen! Turenne! de vyand!.. (Ily valt door verfcheiden bajonetfteeken ter aarde ; men hoort den trom roeren; de Franfche hoofdwacht rukt aan, die t erft oud door dt Oost enry kers te rug gedreven word t door-  HISTORISCH HELDENSPEL. 3* doordien zy verfterking bekomen hebben. Algemeen gevecht; Turenne grypt een vaandel aan, werpt zich midden tusfehen hen , verzamelt zyne foldaaten weder, en rukt aan hun hoofd, tegen den vyand, dien hy, ■na wonderen van dapperheid, eindelyk verjaagt. ZESDE TOONEEL. Eugenius , alleen gebleven, richt zich. op en fleept zich met moeite naar den boomtronk , die op den vóórgrond is , terwyl hy fmartelyk tegen het- naby zynde heuveltje rust. ZEVENDE TOONEEL. Twee Keizerlyke fcherpfchutters vertonen zich , Eugenius bemerkende, trekt een van hen zyn pistool op, hem af,'doch mist hem; Eugenius fchiet zynen vyand met een'' geweerfchoot ter neder; de tweede fcherpfchutter, woedende over den dood van zynen makker , wil Eugenius met den fabel aanvallen. A C T S TE TOONEEL. Turenne komt hierop aan , wendt den fabelflag va» Eugenius hoofd af, overwint den,fcherpfchutter en jaagt hem op de vlugt. Turenne keert als overwinnaar , loopt naar Eugenius en richt hein in zyne armen op; Eugenius den generaal herkennende, maakt eene beweging als wilde hy zich aan zyne voeten werpen, Turenne. wederhoudt hem, bewytt hem alle mo-  32 DE DOOD van TUR:E.NNE> gelyke, vrindfchapsblyken, rukt zyne fjerp af, en maakt 'er zo wel als van zyn' zakdoek een verband van om het bloed, het welk uit Eugenius wonden vloeit, fchielyk te ftelpen. Aandoening van Eugenius, die de handen van den generaal kuscht. Turenne ziet ongeduldig aan alle zyden rond; daar zyne foldaaten den vyand nazetten, en geen van hen te rug komt , geeft hy Eugenius zyn voornemen om- hem op zyne fchoudcrs te vervoeren, te kennen ; vergeefsch wil hy zich hier tegen .verzetten, de generaal houdt 'er op aan; nadat Eugenius hier toe overgehaald is , richt hy zich langs den boomtronk met moeite op, tot dat lurenrtè hem op de fchoüders wegdraagt. NEGENDE TOONEEL. DE vorigen, gabrielle, moeder michel, de Inwoners van het dorp, St. hilaire,, de va- d er CU zoo n, fr ancoe ur, sans-chagrin, delorge, het geheele Franfche leger. (Naauwlyks zyn zy tot midden op het tooneel gekomen , als Gabrielle hen te gemoet komt. Zo ras zy Eugenius ziet, bczwymt zy in de armen van haare moeder; op dit oogenblik vervult het zegevierende Franfche leger het tooneel. Verwondering over het grootsch bef aan van Turenne. Algcmeene greep. Francoeur , Sans-Chagrin en verfcheiden andere foldaaten nemen Eugenius op en plaat f en hem op een draag-  HISTORISCH HELDENSPEL.. 33 draagbed. Gabrielle , welke in dien tus[chentyd wedef tot zich zelve gekomen is, wendt alle mogelyke zorg voor haaren minnaar aan.) St hilaire, de zoon. Ik ben to: in de ziel bewogen. St. hilaire, de vader. ó! Welk eene overmaat var. deugd! welk eene gedenkwaardige goedheid ! l • ..t urenne. Ik heb flechts myn' pligt betracht. Leven wy dafl niet op deze waereld om ons onderling behulpzaam te zyn, om onze lasten famen te dragen? Befpaart uwe verwondering voor dien wakkeren jongeling, wiens moed en yver het leger behouden heeft, en weest verzekerd dat ik in myn leven geen last van meerder waarde getorscht heb, francoeur. Generaal! federt dertig jaaren dat gy onze bevelhebber zyt, hebt gy u fteeds werkzaam getoond om ons lot te verzagten, om voor ons behoud te waken; ook hebt gy altoos, gy weet het, de eerfte plaats.ïn onze harten bekleed; maar het geengy heden verricht hebt, voert onze liefde en bewondering in top. En by duizend bomben! wy moeten onzen boezem lucht verfchaffen : het is daarom dat. ik u uit naam van alle myne! fpitsbroeders\ uit naam van het geheeleleger„rvoor den vader der Franfche foldaaten uitroep, ("[urenne maakt eene weigerende beweging.) C . s a j»»'  34 DE DOOD van TURENNE, sans-chagrin. Weiger den geheiligden naam nier, groote man! dien de eerbied, de openhartigheid en de erkentenis u toewyden. (Alle de hem omringende foldaaten werpen zich voor hem neder; Turenne richt hen op en omarmt Francoeur; moeder Michel biedt hem, aan het hoofd der dorpelingen, eene kroon van groen loof aan.) turenne. Deze kroon behoort niet aan my: zy is het eigendom van dien braaven jongeling , dien ik heden tot officier verhoog ; en ik begeer dat hy dezelve uit de hand ontfange, die hem de waardlie is. (Hy overhandigt Gabrielle de kroon , welke zy op het hoofd van haaren minnaar drukt.) NEGENDE TOONEEL. de vorigen, vaubrun. vaubrun, in hef opkomen. Generaal! van alle zyden zyn de vyandelyke troepen in beweging, en reeds zyn zy in den vollen aftogt. turenne. Myne vrinden! u te zeggen dat gy hen moet vervolgen, is u bevelen nieuwe overwinningen te gemoet te (hellen! Dat terftond het leger opbreke! Montecucufi kan ons niet ontkomen; morgen met het aanbreken van den dag zullen wy hem verrasfen, en wy zullen  ÉISTORISCH BELDENSP EL. 3S ten den oogst van dezen moeilyken veidtogt inzamelen. (Het leger maakt zich marschvaardig en terwyl het met de vleugels de engte doortrekt, vertrekt het over de rots door Turenne gecommandeerd; Eugenius op het draaghed, door Gabrielle onderfteund ; vertrekt met vrouw Michel en de dorpelingen langs de rechterzyde. Turenne te paard, van zyne livereibedienden en den geheelen ft af gevolgd, doet de militaire bewegingen ter uitvoer brengen, terwyl hy elke colonne haaren weg aanwyst, welke men van den top Van den keuvel langs den weg die 'er van afleidt, allengs in het bosch ziet verdwynen.) Einde des tweeden bedryfs. C * DEHi  3