AANSPRAAK aan de HEDENDAAGSCHE, DOLLE ej* RAAZENDE PATRIOTTEN, en hunne STOOKEBRANDEN; WAARIN de BEFAAMDE MONNIKENDEUN 0? eenEN vrijen trant, gedeelte' l y E VfÖ ad nagevolgd. Ook krygt hier den beruchten JAN, Etn beider veegje uit de Pan. v door ZEELAND US. °0° Gedrukt op 't Eiland VRYEKEUR, ia * : de onbepaalde VryheicU  Zoo gj nog langer fnorkt en fnoeft, Met al uw Loevejleins geboeft; Dan zal men uw, zyt op uw hoeden ! Weer gispen met nog fcherper Roeden. Culde Legende van de LoEVESTEINSCHE FaCTI?,  AANSPRAAK X a n d ï HEEDENDAAOSCIIE DOLLE en RAAZENDE PATRIOTTEN. ÏN aampatriotte», vuil gebroed , Met uwen aanhang, hulp en ftoet! Machiavellus echte broeders! Voorvechters, baazen en behoeders Van Hebbes vuile leer! — By loj Zyt t' faam gegroet in folio ! — Maar wat tog, Loevefteinfcbe Mannen! Wiêr Voorvaars eertyds zyn gebannen; Die door Vorst Belfebub gefterkt, 'sLands val en ondergang bewerkt; Die op dat werk nog zyt hovaardig, Als guiten, gantsch geen aanzien waardigi Die , door 't gcfternte aan 's Hemels trans, Ontbloot zyt van alle eer en glans. Wat tog , heeft u doen onderwinden, Te hoonen Neerlands beste Vrindeh? "Wie heeft u 't lastig werk verfchaft, Dat gy thans als de Honden blaft, Eu in de weer, met klaauw en tanden, üe braafftc Lieden aan durft randen? — Ei zeg, waartoe dog zulk misbaar, Als of gv dol en raazend waar? Waaróm langs Markt, en Gracht en Straaten, U zoo krankzinnig uitgelaten , En , vol van woede, uw baard bemorst? Wanhoopigkloppende op uw borst, ' Uitfchreeuwendc met fchorre Hemmen; Wie, wie zal onzen vyand temmen! „ 6 Heemel, Aarde en woeste Zee!' Mca „ Deel ons uw macht en byftand mee ! ' A 2  f. 4 ; ■j, Men durft zig tegen' ons verzetten; „ Met 'sLands Placaten, de Unie-wetten ' ., Handvesten, die men totnt) cn nokmd; * „ Danr men thans weër op pochi en rocmd. —. ö Kn'fpt"RTjCLli";g/ Jan van Leiden.' Ach! leefde gy nog ofetttw beiden! », ö Gilles! Ach!"uw droeve dood! — ,ï 6-K< GËr.e;;x:Ts! x5 Huig dk Groot .' ö Rarneveld' waard gy in 't leven ! „ Gewis, gy zond ons byüand gcevcn. . Ach.' zag Socyn, Akmyn, Serveet , En Menno Simons , thans ons leed \ ' 6 Korenhert | die in uw dagen ,, De 60SOB zaak dorst ■onderfchraagen ' ó $LATtüs! o Groene veld ! „6 Stoutênburg! Ö dapp'rc Held! — „ En gy , o braven ! Bröérs de Witten ' „ Mogt gy nog op uw zeeiels zitten * — hi Maar ach! gy zyt te wreed vermoord 1 „ Uw graf'blyve eeuwig ongeftoord ! „ Gy kuur het kwaad niet van ons wc eren , „ Zoo dat we ons tot een ander keeren : —* h Stygr op waards, groote Bilizml „ En-vloekt (kan 't zyn) de Oranje-stam' „ Ja vloekt geheel de Oranje-schaar,:n ! „ Doe ben ten donk'ren afgrond 'vaaren! j, Dan v( eren wy het Hoogst Gezag, „ Dan zwaaijen wy de Vryheids-vlag , „ Vercierd met elaauwe en witte Franse- ,, Dan vreezen wy voor geen ORANJE. ' * Dus roept , tlus keft gy onbefchaamd, En markt u wyd cn zyd befaamd Door liegen, vloeken, fcheiden , baarenl —i Gy hebt de Prinsen by de Haaren, "WeiS uit hun fomber Graf gehaald , En and'ven, daar ge op fsheld en JmcrrJd. Gy hebt, 8 fchurfee en dolle Honden! Hun Naam onteerd, hun Graf gefchonden. ! Waarom aan hun gebeent' geknaagd? Waarom hunne asch ontrust, geplaagd? —- Wcctgy niet dat-by ons de Graven Van groote Mannen, wyzen, braven, Cc-  C 5 ) Geëerbiedigd cn geheiligd zyn? En dat een fchurft en morfig Zv/yn , OïKeezen daar niet mogen wroeten, En ongeftraft hun moödwil boeten, Oflcuurcn maaken als een Aap, x Offchreeuwen als een fchurftig Schaap? —• Meend gy niet dat men u kan ftraffen, o Reekels! die geftadig blaffen, Schoon Calchas aan uw zyde ftaat En pryst uw muitzuchten verraad; Ja! 't heilloos offer doet ontbranden Voor u, met opgeiieev'ne handen? — o Calchas! Veldpaap'. Stookebrand! 0 Plaag voor Kerk en Vaderland ! Gy blaast in uw oproerig Preeken , Steeds moord en brand voor uwe Lceken; Gy hitst het Volk tot muitzucht aan, Ondankbaar mensch, vol yd'len waan.' — Het fprcekwoord zegd: Hoe hooggeleerder, Hoe dwaazer, trotfebe;- en verkeerder. Dit is in uvolkomen waar, ó Bcfman ! vuige Lasteraar! • Zy, die na Maitcryen haaken > In Kerk- en Waereldlyke zaaken, Behoorden , als verrotte Leen Der Kerk,te worden afgefneên. — 't Zyn Hydra's voor de Maatfchappyè'n; 't Zyn pesten voor de Burgeryën ; Van trouw, van eer, van deugd ontaard ; Geen eer, geen roem, geen achting waard. — En gy, ö Guiten ! die 'sLands Vader, Scheld voor een Bloedhond, Landverraader ; -Zyn Erfrecht rooft, zyn roem en eer Vertrapt.' — vreest gy Gods wraak niet meer?—3 't Geweld, de Heerschzucht, uw gezellen, Die hoord men thans het Vonnis vellen; De Onnozelheid komt in de ]y, — En Moordenaers? — die raaken vry. ó Wreedaards.'.... Maar wat kan 't dochbaaten? 'sLands waare Vrienden blyfe gy haaien. De ORANJE VORST houd gy verdacht. De Vryhcid word door u verkracht. As  ( 6 ) Zy, die voor Neèrlands welzyn waakeiï, Uw Helsch geweld en Muitzucht wraak en ; Handhavers van 'sLands Vrybeid zyn, O;- zulken ftort gy uw fenyn. 'sLands braave en trouwe Palinuuren, Die 't Schip van Staat, «lef wyshcid jlüuren , Zy ■ 't voorworp van uw wrok en haat, — ó Pesten , voor de Kerk en Staat! 6 Vaisch genaamde Vryheids-zoonen J Die voortgaan om den Prins te hoonen; Gy zyt van üeersch- cn Baatzucht vol; Gy zyt als woedend, raazend , dol. —Gy wild de vcaare Volksflem fmooren •, Gy wild naar recht nog reeden hooren. —- Hoe dikwyls zyt gy uitgedaagd? Hoe dikwyls heeft men uw gevraagd, Om maai- BEWYZEN op te geeven "Waar in dki-i Prins IETS heeft misdreeven ?■— "Waar in heeft Hy het Land verraan ? En na het hoogst Gezag geftaan ? — Wanneer heeft Hy het Graauw doen muiten ? — Bewyst het! — Ecrvcrgceten Guiten! ■— Gy vergclykt den Braven Mas, Den"Prins, by Alba,, den Tiran ! — Wie ystnict om het aan te hooren? —■ Wie kan thans zyne driften fmooren? Heeft Hy, als Alba, 't gantfche Land, Vervuld met roof, met moord cn brand? Wat Mensch benam Hy ooit het leevcn? -*AVic heeft Hy op 't Schavot doen fheeven? — Heeft Hy een Bloedraad aangc'ftejd.? •— Den Tienden Penning, met geweld, Het arme Volk ooit afgedwongen ? — V/icn heeft Hy ooit zyn recht ontwrongen ? —- Heeft Hy de Vryheid onderdrukt, En van haar vasten Troon gerukt? — Heeft f]y ooit Achtienduizend Zielen , Die voor den Baal niet wilden knielen, Den wrecdflen dood doen ondergaan, Gelyk als "Alba heeft gedaan? • Als 'sPrinleh fchüld ooit was gebleeken ; Geen eeriyk Mensch zou voor Hem fpreeken.—i Wi«  C 7 ) Wie beeft niet voor het fnood Verraadt —-* Geen Schelm voegd aan het Roer van Staat ! •— Maar 'tmoet aan ons eerst duid'lyx blykkn, Eer wy de Oranje Viagge ftryken. — Want hoe gy 't keerd, of draaid, óf wend, Oranjes onschuld blyft bé.kend. Uw Leugentaal zal nooit bejtlyven: ORANJES EER ZAL BOVEN DRYVEN !! ! ORANJE WORD DOOR GOD BEHOED.' Hoe zeer gv grimd en raast en woed. GOD ZAL ORANJE NOOIT VERLAATENJ'Ï Uw Helsch gewoel kan tog niet baaien. Uw boosheid roept om wraak tot God'. 6 Snoodaards'. 6 Meincedig Rot! Die alles met geweld wild dwingen , Den Prins zyiï Erfrecht zoekt te ontwringen; Die eed en pligt, en wet verguist, MetWaapens , in uw helfche vuist. Gy hebt, ó Schelmen.' 't Volk bedroogen, Verpest, verblind door list en hogen. — Gy hebt, o Guiten.' 't Recht verkracht, En 't Volk in rep en roer gebracht. — Hy, die u flechts durft teegembreeken, Vind teegen zig den toorn ontitceken, Van uwen ouden wrok en haat; Van alle boosheid 't grootile kwaad ; En daarom Duivels, helsch geheeten. — Wat tog hebt ge u niet al vermeeten? —* Hoe hebt gy Utrechts rust geftoord, En 't Rotterdamfche Volk vermoord? Hoe hebt gy Leioens Volk doenbeeven? — Wat hebtgy te AyiSTSHOAM bedfeeven? — Daar hebt-ge ook gruw'len uitgericht, En Ryken in het Ryk geiticht. —Wat Vloekmaal hebt gy daar gehouwen ? WTst onheil hebt gy daar gebrouwen, 6 Guiten voor 't ORANJE-HUIS ! Daar van der Kemp, met al 't Gefpuis , Des Vloekgefpans, tot Raadsliên ftrekten. Ja 't gantfehe Land tot Oproer wekten. —' O Vervolg zeer fpoedig.y